Meer voor elkaar. Samen werken aan een krachtige sociale samenleving.
Beleidsplan WMO 2012-2015 Regio Maastricht en Heuvelland Versie gemeente Vaals
Gemeente Vaals, sector Maatschappij en Ruimte Vaststelling concept in college: 27-09-2011 Inspraak: 04-10-2011 tot en met 15-11-2011 Advies WMO-raad: 15-11-2011 Vaststelling in Raad: 23-01-2012
Voorwoord wethouder Vroemen, portefeuillehouder WMO
Beste lezer,
Voor u ligt het beleidsplan WMO 2012-2015 van de gemeente Vaals. Met dit beleidsplan voldoen we aan de verplichting uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning om eens per vier jaar in een beleidsplan vast te leggen wat onze voornemens zijn op de negen prestatievelden van de wet. Een verplichting, maar als gemeente zijn we tegelijkertijd toe aan een nieuw beleidskader. De WMO bestaat sinds 2007 en de eerste jaren hebben we nodig gehad om ons deze nieuwe wet eigen te maken en de nieuwe taken goed in te richten. Tegelijkertijd hebben we al de nodige stappen gezet op weg naar de kanteling van de WMO. Wij willen zorg en ondersteuning voor onze inwoners, ook als deze door de vergrijzing en de landelijke bezuinigingen financieel onder druk staat, graag op peil houden en hierbij meer maatwerk leveren. Ik ben er van overtuigd dat dit alleen kan als we deze zorg en ondersteuning anders organiseren. Van individuele zorg naar collectieve hulp en ondersteuning en naar zorg en ondersteuning vanuit sociale netwerken. Mensen verbinden met elkaar op basis van interesses, affiniteiten en behoeften, zodat er een samenleving ontstaat waarin mensen zorg dragen voor elkaar. We werken hiervoor samen met een veelheid aan partijen zoals: vrijwilligerscentrale, verenigingen, woningstichting, buurtplatforms en wijkraden, WMO- raad, professionele hulpverlening en individuele inwoners van Vaals. Deze zogenaamde kanteling van de WMO raakt alle prestatievelden in de WMO en het hele domein van zorg en welzijn. Niet alleen binnen de muren van het gemeentehuis, maar vooral ook daarbuiten. Onze inwoners, professionals en maatschappelijke organisaties zullen in het proces van de kanteling, in de loop van de komende vier jaar een steeds belangrijkere positie innemen. En dat is een proces dat niet van vandaag op morgen voor mekaar is. Gelukkig staan we hierin niet alleen. Met de gemeente Maastricht en de Heuvellandgemeenten samen onderschrijven we dezelfde uitgangspunten in de gemeentelijke beleidsplannen. Waar mogelijk zullen we de uitvoering van dit beleid gezamenlijk oppakken. Daarbij kijken we ook nadrukkelijk naar samenwerking met Gulpen-Wittem. Met dit plan zet de gemeente Vaals de juiste stappen op weg naar een toekomstbestendig WMO-beleid voor de gemeente, haar burgers en haar samenwerkingspartners. Meer voor elkaar vraagt het nodige van alle partijen, maar levert sociaal menselijk gezien zeker ook het nodige op! (Wethouder Vroemen in het CJG)
Jean Vroemen Wethouder Mensen en voorzieningen
3
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Samenvatting en leeswijzer
Samenvatting
Met het voorliggende beleidsplan voldoet de gemeente Vaals aan de verplichting om eens in de vier jaar haar beleid op de negen prestatievelden van de Wmo vast te leggen. Het beleidsplan is tot stand gekomen in samenwerking met de regiogemeenten Maastricht en Heuvelland en is horizontaal afgestemd met het maatschappelijk middenveld, professionals op het gebied van zorg en welzijn en de Wmo-raad.
De volgende uitgangspunten staan centraal in dit beleidsplan: 1 Schuiven op de verantwoordelijkheidsladder Met ons beleid voor de komende 4 jaar beogen wij een verandering te realiseren van een claimgerichte en voorzieningen gestuurde Wmo naar een Wmo waarin resultaat (compensatie van beperkingen en een optimale zelfredzaamheid) en participatie centraal staan. De verantwoordelijkheidsladder fungeert hierbij als benaderingswijze.
2 Kanteling van de Wmo Om hieraan inhoud te geven, passen we bij de invulling van onze gemeentelijke compensatieplicht het principe van de Kanteling toe. Kort samengevat gaat het om de volgende benadering. • Begin met preventie zodat de zorgvragen beheersbaar blijven. • Startpunt is de eigen kracht van burgers. Wat kan wel? Wat niet of niet meer? Kun je dat zelf compenseren? Wat is noodzakelijk om toch mee te kunnen doen? • Ga na of het netwerk van mensen om hen heen ingeschakeld is? Wat is nodig om dit netwerk te versterken? • Ga na welke algemene voorzieningen kunnen worden ingezet om iedereen te laten meedoen. Zorg dat die ook voor iedereen toegankelijk zijn. • Zijn er collectieve voorzieningen waarin je kunt participeren? • Pas nadat de voorgaande vragen zijn doorlopen en er toch nog een zorgvraag overblijft, is de verstrekking van zwaardere of langdurige individuele voorzieningen aan de orde.
3 Nieuwe rollen en verhoudingen Deze benadering vraagt veel: van onze burgers, van het maatschappelijk middenveld, van professionals en van de gemeente. Het vergt van iedereen een andere rol. • De burger staat centraal: hij heeft de regie, zowel individueel als in de verschillende rollen en sociale contexten. Hij is de producent van zijn eigen leven. De professional moet een stapje terug zetten: laat de burger doen wat hij kan, laat zijn sociaal netwerk doen wat het kan en ondersteun de informele inzet van mensen voor elkaar. • De professional stimuleert dus het eigen initiatief van burger(s). Hij informeert, verbindt, adviseert en bouwt de eigen kracht van de burger uit. Een nieuwe rol met nieuwe taken.
4
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
•
•
De organisaties vragen we om nieuwe taken en producten. Hiermee sluiten we aan op de aanpak van Welzijn Nieuwe Stijl, de benadering die als doel heeft het welzijnswerk beter te laten aansluiten op de vraag van burgers en meer resultaatgericht aan het werk te gaan. Dat moet leiden tot de noodzakelijke kwaliteitsverbetering in deze sector. Voor ons als gemeente leidt de kanteling tot een andere invulling van haar regietaak: minder sturen op inhoudelijk en individueel niveau, maar juist meer op systeemniveau (niet zorgen voor maar zorgen dat!). Wij gaan zorgen dat mensen kunnen participeren door een adequaat voorzieningenniveau. Voor wie dat nodig heeft, zijn er verschillende vormen van ondersteuning beschikbaar. De gemeente draagt verder, als ‘systeembeheerder’, de cultuurverandering die de kanteling vraagt uit en ze stuurt deze aan.
4 Toekomstbestendig De huidige financiële omstandigheden en de nog te verwachten bezuinigingen van het Rijk, ook in de nieuwe taken die de komende jaren nog naar ons toekomen, vragen om een keuze die meer inzet op noodzaak en de zorg voor de kwetsbaarste burgers kan garanderen. De komende jaren moet het beleid krachtig worden doorgevoerd. Het vraagt om een cultuurverandering bij alle betrokkenen. Daarmee realiseren we ook financieel een toekomstbestendig bestel van zorg en welzijn. De verwachting is immers dat in de komende jaren de zorgvraag nog groeit en de zorgzwaarte zal toenemen (autonome groei). Dat vergt tevens het leggen van een sterkere verbinding met de aanpalende beleidsterreinen.
5 Samenwerking in de regio We blijven de samenwerking zoeken in het afstemmen van beleid en het vormgeven van de uitvoering. Tegelijkertijd blijven lokale afwegingen een belangrijke richtinggevende factor in de beleidsontwikkeling.
Leeswijzer
In hoofdstuk 1 wordt de achtergrond van het beleidsplan geschetst. U vindt hier terug wat de doelstellingen zijn van de Wmo, informatie rondom de vierjarige verplichting het beleid integraal vast te leggen, de koppeling naar andere beleidsvelden en hoe de gemeente Vaals het inspraakproces heeft vorm gegeven.
In hoofdstuk 2 worden de kaders voor dit beleidsplan geschetst. Het gaat hier om: • Wettelijke bepalingen • In de gemeente vastgestelde kaders zoals het coalitieakkoord en de strategische visie • De theoretische kaders van Welzijn Nieuwe Stijl en de Kanteling.
Hoofdstuk 3 gaat in op de vijf regionaal vastgestelde uitgangspunten.
5
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
In hoofdstuk 4 vindt u de kern van het beleidsplan: wat wordt het beleid voor de komende vier jaar en in welke projecten wordt hieraan handen en voeten gegeven?
In hoofdstuk 5 is op hoofdlijnen de communicatie-aanpak beschreven.
De bijlagen geven de stand van zaken en de uitdagingen per prestatieveld weer. Een terugblik op de vorige beleidsperiode en een overzicht van de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen zijn ook in de bijlagen terug te vinden.
6
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Inhoudsopgave
1.
Inleiding……………………………………………………………………………………8
2.
Kaders voor de komende vier jaar……………………………………………………..13
3.
Regionale uitgangspunten voor het WMO-beleidsplan……………………………...20
4.
De WMO van de toekomst………………………………………………………………22
5.
Communicatie…………………………………………………………………………….31
Bijlagen •
Opgave per prestatieveld Prestatieveld 1…………………………………………………………………..33 Prestatieveld 2…………………………………………………………………..36 Prestatieveld 3…………………………………………………………………..38 Prestatieveld 4…………………………………………………………………..41 Prestatieveld 5…………………………………………………………………..45 Prestatieveld 6…………………………………………………………………..47 Prestatieveld 7/8/9………………………………………………………………50
•
Terugblik op WMO-beleidsperiode 2007-2011………………………………………..54
•
Ontwikkelingen op het gebied van welzijn en zorg……….………………………..…57
7
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding
De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) werd in 2007 ingevoerd. De WMO was een nieuwe wet, waarin de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG), Welzijnswet, delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) --waaronder de huishoudelijke zorg en een aantal subsidieregelingen-- en de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg uit de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) zijn samengevoegd.
Bij de aanleiding om tot een nieuwe wet te komen, stonden toen vier argumenten centraal: • Kosten beheersen Meer grip te krijgen op de almaar oplopende kosten van de AWBZ, door delen hiervan over te hevelen naar de WMO én door de AWBZ alleen nog te reserveren voor de zware en langdurige onverzekerbare medische zorg. • Eigen verantwoordelijkheid van de burger Dat burgers zelf verantwoordelijkheid nemen voor het regelen van zaken die nodig zijn om te participeren. Dit in overleg met en met steun van het eigen sociale netwerk. Als de burger er zelfstandig of met hulp van zijn omgeving niet in slaagt zich te redden, is er een taak voor de overheid weggelegd. • Verhogen zelfredzaamheid en participatie van de burger De kern van de WMO is dat de gemeente een grotere taak en verantwoording krijgt bij het beantwoorden van zorgbehoefte en zorgvraag van burgers. Hiervoor is de compensatieplicht geïntroduceerd. Hierdoor is de gemeente verplicht voorzieningen te treffen ter compensatie van beperkingen die burgers ondervinden in zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. • Herverdeling overheidsverantwoordelijkheid De WMO gaat uit van een moderne sturingsrelatie tussen rijk en gemeenten, met meer beleidsruimte voor gemeenten en de nadruk op lokale verantwoording.
1.2
Doel en uitgangspunten van de WMO
“Meedoen” is het devies van de WMO. Meedoen over de volle breedte van de Nederlandse bevolking: jong en oud, ongeacht iemands maatschappelijke of economische positie, ongeacht beperkingen. Voor veel mensen is deelnemen aan de samenleving en zich inzetten voor anderen een vanzelfsprekendheid. Soms lukt dat meedoen niet op eigen kracht. Dat kan zijn omdat burgers de weg niet weten, de regie kwijt zijn, problemen hebben met het opgroeien of opvoeden van hun kinderen. Soms gaat het om mensen die zelf de hulpverlening niet weten te vinden: ouderen in een isolement, mensen die zich schamen om zorg te vragen of mensen die geen zorg willen vragen, terwijl ze dat eigenlijk wel nodig hebben. Anderen hebben enige mate van ondersteuning nodig, omdat ze sommige dingen vanwege een beperking niet zelf kunnen.
8
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Uitgangspunten van de WMO zijn: • Herstellen van de zelfredzaamheid. • Mensen indien nodig ondersteunen in hun bijdrage aan de samenleving. • Mensen toerusten om maatschappelijk te participeren.
1.3
Wettelijke verplichtingen voor gemeenten
De WMO is een kaderwet. Dat wil zeggen dat in algemene voorschriften staat beschreven hoe gemeenten de wet dienen uit te voeren. In de wet zijn 9 prestatievelden benoemd en een aantal procesverplichtingen. Eén daarvan is de 4-jarige beleidsnota.
1.4
Een nieuw beleidsplan WMO
Het is simpel: iedere gemeente moet vierjaarlijks een nieuwe beleidsnota opstellen. De argumenten die golden bij de invoering van de WMO zijn daarbij nog onverminderd van kracht. Eigenlijk zijn we daarbij nog maar net begonnen aan de opgave waar de WMO ons voor stelt. De periode tot en met 2010 stond vooral in het teken van nieuwe taken, een introductie op een integrale benadering van het sociale domein en het wennen aan decentralisatie van verantwoordelijkheden van het Rijk naar de gemeenten. De kansen en mogelijkheden die de WMO biedt hadden we daarbij evenwel goed in kaart gebracht. De eerste beleidsnota over de periode 2008-2011 leest als een goede inventarisatie van deze kansen en mogelijkheden. In deze nieuwe beleidsperiode moeten we slagen maken om het participatiekarakter van de WMO beter te laten landen en vorm te geven in ons (gemeentelijk) beleid en daarnaast het beleid toekomstbestendig te maken voor de volgende grote decentralisaties die gemeenten te wachten staan, zoals de functie begeleiding, de jeugdzorg en de wet werken naar vermogen. Daarbij kijken we ook naar de actuele ontwikkelingen op het sociaal-maatschappelijk gebied, zoals de demografische ontwikkelingen. Feitelijk is die nieuwe beleidsperiode in 2011 al aangebroken met de voorbereidingen voor het nieuwe beleidsplan. Schaarsheid van gemeentelijke middelen en bezuinigingen vanuit de rijksoverheid maken dat dit geen geringe opgave is!
Landelijk is de invulling van het beleid rond WMO nauwlettend gevolgd, en in 2010 is door het SCP (Sociaal Cultureel Planbureau) geconstateerd dat de wet nog niet overal en nog niet volledig uit de verf is gekomen. Vandaar dat het Rijk de gemeenten aanmoedigt om de gemeentelijke compensatieplicht verder vorm te geven volgens het zogenaamde Kantelingsprincipe: • Zorg door preventie dat de zorgvragen beheersbaar blijven. • Onderzoek wat de eigen kracht is van burgers. Kan men ondanks individuele beperkingen toch zelfstandig en volwaardig participeren? • In welke mate kan het sociale netwerk rondom een zorgvrager hulp bieden? • Geef antwoord op zorgvragen door het bieden van algemene, voor iedereen toegankelijke voorzieningen; zorg dat algemene voorzieningen voor iedereen toegankelijk zijn.
9
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
•
Pas nadat voorgaande vragen zijn doorlopen en desondanks nog een zorgvraag overblijft, zijn individuele voorzieningen wellicht geboden. Daarbij wordt een volgorde doorlopen van licht naar zwaar: lichte zorg verdient de voorkeur voor zware zorgvormen, die we feitelijk alleen nog maar toepassen als er geen alternatieven (meer) zijn lager op de verantwoordelijkheidsladder.
1.5
Koppeling naar andere beleidsvelden
De WMO komt het best tot haar recht als integraliteit wordt bereikt met andere beleidsterreinen. Onderstaand worden enkele van die beleidsterreinen genoemd.
WWB / WSW en haar opvolgers Het rijk stimuleert gemeenten om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in te zetten op het gebied van de WMO om zo een tegenprestatie te leveren voor de ontvangen uitkering en tevens door te kunnen groeien naar een zo hoog mogelijke participatiegraad op de participatieladder. Zij leveren daarbij een belangrijke bijdrage aan collectieve voorzieningen en zo aan kostenbesparing binnen de WMO. Door in WMO-gerelateerde aanbestedingen een paragraaf social return op te nemen, kunnen de WMO-investeringen een plek op de arbeidsmarkt voor deze doelgroep opleveren.
Armoedebeleid Via het armoedebeleid kunnen kwetsbare burgers toch gestimuleerd worden tot maatschappelijke participatie via bijvoorbeeld de participatiebijdrage. Daarnaast heeft dit beleid een belangrijke preventieve component door de schuldenpreventie en schuldhulpverlening. Een lage sociaaleconomische status is daarnaast significant van invloed op het gezondheidsniveau.
Volksgezondheidsbeleid Vanuit de Wet Publieke Gezondheid (WPG) hebben gemeenten en de rijksoverheid een gezamenlijke verantwoordelijkheid op het gebied van de publieke gezondheid. De Zuidlimburgse gemeenten werken daartoe samen binnen de GGD. Zij hebben gezamenlijk een nota voor regionaal gezondheidsbeleid vastgesteld. Op gemeentelijk niveau wordt een uitvoeringsnota vastgesteld waarin de regionale uitgangspunten lokaal doorvertaald worden. Er bestaat een duidelijke relatie, een inhoudelijke aansluiting en soms overlap tussen de zorgtaken uit de WPG en de prestatievelden van de WMO. De WPG heeft daarbij vooral de rol van preventiebeleid, en dat kan voorkomen of uitstellen dat mensen ziek worden of met beperkingen te maken krijgen. Dat kan op het vlak van de WMO kostenbesparend en participatiebevorderend werken. In de uitvoeringsprogramma’s WMO en WPG zal nadrukkelijk de koppeling worden gelegd tussen de beide beleidsterreinen.
10
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Stedelijk kompas Maastricht is centrumgemeente in het kader van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) /Maatschappelijke Opvang met daaraan verbonden wettelijke plichten opgenomen in het Stedelijk Kompas (onderdeel van convenant met Rijk) dat een verdieping is op de prestatievelden 7-8-9 van de Wmo. Een aantal mensen in de maatschappelijke opvang cq een aantal mensen dat gebruik maakt van de OGGZ-voorzieningen is afkomstig uit onze gemeente.
Ruimtelijke ontwikkeling: woningbouw en inrichting openbare ruimte Het gaat hier om voldoende senioren- en levensloopbestendige woningen, en om een openbare ruimte die makkelijk toegankelijk is voor mensen met een beperking.
Sporten en bewegen Sporten en bewegen heeft een positief effect op een aantal terreinen: het zorgt voor een gezonde levensstijl en daarmee heeft het op langere termijn een preventief effect. Voor de gemeente heeft het daarmee in potentie een gunstig financieel effect: als hierdoor minder mensen met een beperking te maken krijgen of pas op een later moment, kunnen we daarmee kosten van voorzieningen uitsparen. Een ander aspect van sport en bewegen is het sociale contact; door het versterken van het sociale netwerk levert het sport- en beweegbeleid zo een bijdrage aan de kanteling van de WMO. Het sport- en beweegbeleid zet in op laagdrempelig bewegen, zowel qua bereikbaarheid en kosten. Het zet in op het beter benutten van bestaand aanbod en gaat sterk uit van de wensen die inwoners zelf hebben aangegeven. Vaals heeft hiervoor het programma Vaals Beweegt! .
Beleid op het gebied van verenigingen en gemeenschapsleven Hiermee kan een belangrijke bijdrage geleverd worden aan sociale samenhang, leefbaarheid en bestrijding van eenzaamheid. Vaals kent daarnaast de nodige verenigingen die op zorg en ondersteuning van kwetsbare burgers zijn gericht.
Verkeer en vervoer Naast de toegankelijkheid van de openbare ruimte voor mensen met een beperking kan het beleid op dit gebied ook de mobiliteit vergroten waardoor het aanbod van voorzieningen groter wordt dan alleen de voorzieningen in de directe leefomgeving.
Onderwijsbeleid Het onderwijs levert een bijdrage aan de vroegsignalering van problemen en participeert in de ketenaanpak opvoed- en opgroeipreventie. Een ander belangrijk thema is hier de toegankelijke school; onderwijs toegankelijk voor leerlingen met een beperking.
1.6
Participatie van burgers bij de totstandkoming van beleid: de WMO-raad
Burgers en adviesorganen zijn de afgelopen maanden betrokken bij de totstandkoming van beleid. Regionaal hebben een aantal ateliersessies plaats gevonden:
11
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
• • • •
Ateliersessie met burgers/cliënten, instellingen en politiek (Maastricht en Heuvelland) Regionale themabijeenkomst regionaal gezondheidsbeleid Zuid-Limburg: burgers/cliënten, professionals en politiek Ateliersessie met burgers/cliënten, instellingen en politiek (Maastricht & Heuvelland) Ateliersessie met maatschappelijk middenveld / informele zorg over verdieping in De Kanteling en WNS
Lokaal heeft overleg met de WMO-raad plaats gevonden over beleidsvoornemens in het kader van de WMO. Eerst heeft er overleg op hoofdlijnen plaatsgevonden. De WMO-raad heeft vervolgens een tussenversie van het plan ontvangen om te becommentariëren en aan te vullen. De uitgangspunten van het plan, de voorgenomen projecten en de beslispunten zijn aan de WMO-raad voorgelegd om te becommentariëren en aan te vullen. Tenslotte heeft het plan ter inzage gelegen en is de WMO-raad in die fase gevraagd om een formeel advies uit te brengen over het plan. De Wmo-raad spreekt haar waardering uit over de opzet van het Wmo-beleidsplan. In haar advies schrijft de Wmo-raad: “Het is goed om te zien hoe vanuit de theorie het beleidsplan is opgesteld en hoe daarbij deze theoretische inzichten zijn vertaald naar een praktische aanpak met concrete projecten.”
De Wmo-raad heeft een reactie gegeven op de verschillende projecten binnen het beleidsplan. Deze reactie is aanleiding geweest om het beleidsplan op enkele onderdelen aan te passen. De reactie van de Wmo-raad wordt daarnaast in het uitvoeringsplan meegenomen. Ideeën en kritische noten van de Wmo-raad worden met de betrokken medewerkers doorgenomen.
(twee leden van de Wmo-raad van Vaals)
12
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Hoofdstuk 2
2.1
Kaders voor de komende vier jaar
Kaderstellende wettelijke bepalingen op grond van de WMO
Het kernbegrip in de WMO is het compensatiebeginsel. Het compensatiebeginsel stelt dat, ter compensatie van de beperking die een persoon ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, de gemeente verplicht is voorzieningen te treffen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, die hem in staat stellen: • een huishouden te voeren; • zich te verplaatsen in en om de woning; • zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel; • medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. De wet schrijft niet voor hoe de gemeente dat moet doen. De WMO is geen verzekering, er kan geen recht op een individuele voorziening worden geclaimd. Met andere woorden: we kunnen ook vormgeven aan de compensatieplicht door het inzetten van mantelzorgers en vrijwilligers en door collectieve of algemene voorzieningen.
In principe gaan we ervan uit dat ieder mens zelfstandig en onafhankelijk wil functioneren en leven. Uiteraard samen met anderen. Mensen nemen met andere woorden hun eigen verantwoordelijkheid. Die eigen verantwoordelijkheid wordt door de overheid gestimuleerd, gefaciliteerd en ondersteund. Stimuleren vindt plaats door de burger voldoende uit te dagen en in ieder geval niet voor de voeten te lopen. Faciliteren biedt de mogelijkheid aan burgers de basiscompetenties te kunnen verwerven om de eigen verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Onderwijs, welzijnsorganisaties, gezondheidszorg, culturele en sportvoorzieningen zijn daar voorbeelden van. Ondersteuning vindt plaats door het instandhouden van de al genoemde sociale en culturele infrastructuur. Deze overheidsopvatting heeft met andere woorden een preventieve werking.
Deze redenering geeft geen garantie voor het feit dat er geen hulpvragen door de burgers gesteld worden. Daar waar mensen niet meer kunnen meedoen, zal de overheid voor (professionele) maatschappelijke ondersteuning zorgen. Uit de hierboven geschetste denkwijze volgt logischerwijze dat de overheid dit niet alleen doet, maar maximaal gebruik maakt van de sociale omgeving (sociale en culturele infrastructuur) van de individuele hulpvrager. Doel blijft steeds het opbouwen van, het kunnen blijven in of het terugkeren naar (de oorspronkelijke) maatschappelijke verbanden. Bijzonder aandachtpunt wordt gevormd door de mensen die niet met hun eigen hulpvraag komen.
2.2
Strategische visie
De strategische visie van de gemeente Vaals is vastgesteld in het jaar 2008 en kijkt vooruit tot het jaar 2020. De strategische visie positioneert Vaals anno 2020 als
13
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
“een aantrekkelijke woon- en leefgemeente, met een internationaal karakter dat met name op Aken georiënteerd is. De inwoners van onze gemeente merken duidelijk de voordelen van het leven in de “Euregio”. De dynamische leefgemeenschap bestaat uit een evenwichtig opgebouwde, zelfredzame en pluriforme bevolking, waarin de onderlinge verbondenheid groot is. De leefbaarheid van de gemeenschap en de aantrekkelijkheid van de woonomgeving wordt aangedreven door een sterke economische motor. Deze motor draait op de samenhang en kwaliteit van het unieke Drielandenpunt, het hoogwaardig buitengebied met aantrekkelijke kleine kernen en de monumentale historische kern met een attractief winkelcentrum”.
De toekomstvisie van Vaals is gericht op het waarborgen van de kwaliteit van de leefbaarheid van onze samenleving. Het streven is de gemeenschapszin te behouden. Wij zullen streven naar het versterken van de sociale cohesie. Daarbij hebben we een samenleving voor ogen, waarin zowel de zelfredzaamheid als ook de onderlinge samenhang groot is. We kiezen hierbij bewust voor een gedifferentieerde aanpak van de kernen Vaals, Vijlen en Lemiers, gezien de grote verschillen tussen deze drie kernen. Belangrijke aspecten in de uitvoering van deze visie zijn het behouden en benutten van de reeds aanwezige kernkwaliteiten, het ҟҏinvesteren in meer onderscheidende kwaliteit en onderlinge samenhang en het ҟҏaangaan van strategische allianties met partners.
2.3
Politiek akkoord
Het politiek akkoord (2010) stelt de samenwerking met de burger centraal. Burgers praten mee, beslissen mee, maar bekleden ook een belangrijke rol in de uitvoering van beleid. Buurtplatforms en WMO-raad worden expliciet genoemd. De ondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten en mensen in een slechte inkomenspositie heeft de aandacht in dit akkoord, evenals de inzet van bijstandsgerechtigden in maatschappelijk nuttige taken en vrijwilligerswerk. Vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) is het streven om mensen met een hulpbehoefte zo lang mogelijk in de eigen gemeenschap te laten wonen. In het verleden zijn veel zaken in gang gezet, nu is het zaak om praktisch te kijken naar waar behoefte aan is. In Vijlen loopt het initiatief ‘schouw op zorg’. Wij gaan samen met de initiatiefnemers bekijken of we dit kunnen uitbreiden voor heel Vaals. Zelfstandig wonen voor hulpbehoevenden staat of valt met de bereidheid van de directe omgeving om een handje toe te steken als dat nodig is. Wij zullen dat stimuleren en faciliteren met een burenhulpcentrale. (programmapunt 15)
In het flankerende beleid is aandacht in het politiek akkoord voor een gezonde levensstijl :”de deelname van kinderen en jongeren aan het verenigingsleven zullen wij blijvend stimuleren. Extra aandacht zal worden besteed aan het ontwikkelen van breedtesport en bewegen voor jong en oud”.
14
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
2.4
Welzijn Nieuwe Stijl
Voor de komende jaren is het uitgangspunt dat wij, nog sterker, aan de slag gaan volgens de uitgangspunten van Welzijn Nieuwe Stijl, namelijk:
Vraaggericht werken • De vraag van de burger staat centraal, niet het aanbod van professional of organisatie. • Burger en professional werken samen aan vraagverheldering en zoeken samen uit wat de kern is van de vraag. • Niet alleen individuele vragen maar ook collectieve oplossingen. • Het ‘keukentafelgesprek’. Direct er op af • Niet alle burgers stellen hun vraag, wellicht wel een behoefte. Professionals benaderen actief die burgers die geen ondersteuning willen of niet weten hoe ze die moeten organiseren.
Eigen kracht burger • Uitgangspunt zijn de eigen mogelijkheden van de burger. • Ondersteuning loopt op van licht naar zwaar: faciliteren, ondersteunen, interveniëren, beschermen. • Eerst mogelijkheden van informele zorg gebruiken, dan pas formele zorg door professionals inzetten.
Collectief vs individueel • Eerst mogelijkheden van collectieve welzijnsarrangementen inzetten, dan pas individuele voorzieningen.
Informele zorg vs formele zorg • Verbeteren samenwerking tussen informele en formele zorg.
Integraal werken • Uitvoering richt zich op integrale, samenhangende aanpak van probleem van de burger. • Uitvoerende organisaties werken samen aan gezamenlijke probleemoplossing. • Gemeenten maken in hun beleid en uitbesteding samenhangende aanpak mogelijk.
Resultaatgericht • Welk probleem los je op? Gemeenten formuleren opdrachten in termen van prestatie en zo mogelijk van resultaat, ook rekenen zij af op basis van prestaties/resultaten.
15
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Ruimte professional • Professionals beschikken over de juiste kennis en vaardigheden (w.o. outreachend werken). • Professionals zijn ondernemend. • Professionals krijgen ruimte, hun competenties zijn richtinggevend voor de uitvoering.
Wat betekent dit nu concreet voor onze werkwijze? • Gericht op de vraag achter de vraag Vraaggericht werken is niet de vraag van de burger zonder meer als uitgangspunt nemen bij de organisatie van het aanbod, zoals te vaak wordt gedacht. Het is geen kwestie van “u vraagt en wij draaien”, en ook niet van “marktwerking”. Dat kan tot een claimcultuur leiden, waarin de burger tegen iedere indicatie in bezwaar gaat zodra die hem niet bevalt. Het lijkt erop dat veel burgers wel geleerd hebben om een individuele voorziening te eisen, maar dat men niet heeft geleerd om zijn probleem goed te formuleren. De essentie van vraaggericht werken is er veel meer in gelegen om samen met de burger op zoek te gaan naar de vraag achter de vraag; wat is nu eigenlijk de kern van mijn probleem? Daarom dient ook de houding bij de aanbodzijde te veranderen. • Gebaseerd op de eigen kracht van de burger Wat kan de burger zelf of met hulp uit de directe sociale omgeving doen? Hiervoor is zaak in kaart te brengen wat iemand nog zelf kan, hoe het sociale netwerk eruit ziet en hoe dit sociale netwerk gemobiliseerd danwel versterkt kan worden. • Direct er op af Het gaat daarbij om mensen die niet durven, willen of hun vragen niet kwijt willen, terwijl ze al heel lang vereenzamen, zich verwaarlozen, met onoplosbare schulden kampen of verslavingsgedrag vertonen die de weg naar ondersteuning niet weten te vinden. Ketensamenwerking is hierbij een sleutelbegrip. • Formeel en informeel in optimale verhouding Meer collectief dan individueel Individuele voorzieningen voor individuele hulpvragen spelen in de WMO en bij Welzijn Nieuwe Stijl een ondergeschikte rol. Een teveel aan individuele voorzieningen leidt tot medicalisering van problemen die beter kunnen worden opgelost met een sociale aanpak. Juist in het aanbieden van het collectieve arrangement komt het preventieve karakter van welzijn tot zijn recht. Integraal werken De burgers die bij het WMO-loket aankloppen, hebben zelden een probleem dat door één instelling of één voorziening kan worden opgelost. Het gaat vaak om meerdere problemen tegelijk die allemaal met elkaar samenhangen en dus ook in samenhang moeten worden aangepakt. Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht Daar waar organisaties ondersteuning bieden aan burgers, worden dan ook concrete afspraken gemaakt over de vraag op welke ondersteuning van professionals en vrijwilligers men kan rekenen, wat daarbij de eigen inzet is en naar welke resultaten wordt toegewerkt. Hetzelfde geldt voor de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers. Gebaseerd op ruimte voor de professional In Welzijn Nieuwe Stijl draait het niet zozeer om instellingen of managers, maar om de burger in relatie tot de professional. Daarvoor heeft de professional de
16
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
ruimte nodig om zelfstandig te handelen op basis van een ruime discretionaire bevoegdheid. Maar hij kan die ruimte alleen goed benutten als hij of zij goed is opgeleid.
2.5
De kanteling
De kanteling beoogt een verandering te realiseren van een claimgerichte en voorzieningen gestuurde WMO naar een WMO waarin resultaat en participatie centraal staan. Zoals aangegeven heeft de gemeente Vaals van meet af aan voor een in beginsel gekantelde werkwijze gekozen. Een aanpak echter die verder doorontwikkeld moet worden om echt los van de voorzieningen te komen en optimaal gekanteld te werken. De verantwoordelijkheidsladder - waarin de inzet van eigen kracht, sociaal netwerk en algemene voorzieningen voorgaat aan de inzet van individuele voorzieningen - fungeert hierbij als benaderingswijze. De verantwoordelijkheidsladder ziet er als volgt uit:
Deze verantwoordelijkheidsladder wordt - naast het bepalen van de ambities van de gemeente en ontwikkelen van beleid - vooral gebruikt bij het opstellen van ondersteuningsarrangementen voor burgers. Dit gebeurt WMO-breed en op individueel niveau. Het gaat dan ook om maatwerk waarmee mensen voor hun beperkingen gecompenseerd worden en waarmee als uiteindelijk doel de zelfredzaamheid en participatie van mensen vergroot wordt. We hebben het dan niet meer over een standaard intake, maar een inschatting per situatie en een integrale benadering waarin niet het beschikbare aanbod centraal staat, maar de behoefte van de cliënt.
2.5.1
De verantwoordelijkheidsladder als beleidsinstrument __________________________ 17 Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
In feite kan iedere trede op de verantwoordelijkheidsladder gezien worden als een draaiknop. Door aan een van deze knoppen te draaien, kan gestuurd worden op de leidende principes van de WMO: • het versterken van de eigen verantwoordelijkheid; • het compenseren van beperkingen; • het bevorderen van de participatie. Echter, dit zonder dat er bij voorbaat een beroep op de (duurdere) individuele voorzieningen gedaan wordt. Eerst worden de andere treden op de verantwoordelijkheidsladder nagelopen: welke oplossingen kunnen daar gevonden worden? Pas als deze treden niet in een oplossing kunnen voorzien, kijken we naar de individuele voorzieningen voor een oplossing.
2.5.2. De verantwoordelijkheidsladder in de individuele situatie In de individuele situatie is “het gesprek” de manier waarop individuele situaties in kaart worden gebracht. Zoals onderstaand schema laat zien gaat het hier met name om het sociale oplossingenarrangement en niet primair om het toekennen van (individuele) voorzieningen.
2.5.3 Indicatie Wmo-klassiek
Een voorbeeld Meneer Jacobs • 71 jaar, alleenstaand • Reuma aan de handen • Slecht ter been • Jaarinkomen: 25.000
Mevrouw Jansen • 71 jaar, alleenstaand • Reuma aan de handen • Slecht ter been • Jaarinkomen: 25.000
Indicatie • 1,5 uur Huishoudelijke Verzorging • Scootmobiel • Verhoogd toilet • CVV
Indicatie • 1,5 uur Huishoudelijke Verzorging • Scootmobiel • Verhoogd toilet • CVV
18
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Het gesprek
Het gekantelde arrangement
Meneer Jacobs • 20 jaar weduwnaar • lezer, via internet contact met vrienden door hele land • Goed contact met twee kinderen, die regelmatig langskomen • Eet twee keer per week bij vrienden, regelmatig visite • Eigenaar auto, rijden gaat nog • Scoot voor dagelijkse boodschappen (voor hem noodzakelijk kwaad) en wandelen met mooi weer • Hypotheek afgelost, komt gemakkelijk rond
Mevrouw Jansen • Recent verweduwd, verdrietig • Altijd zeer actief geweest, maar onthand zonder man • Gebrouilleerd met de dochter bij haar in de straat. Vreselijk • Schulden, komt moeilijk rond • Kookt dagelijks voor zichzelf. Beetje saai vindt ze • Zoon heeft hulp geregeld, geeft zelf aan dat het huishouden nog lukt als ze de tijd neemt • Bezoekt dagelijks met scoot haar oude buurvrouw in het verpleeghuis. • Geen rijbewijs • Maakt zich zorgen over de tuin, nu haar man is overleden
Meneer Jacobs • Boodschappenservice • 1,5 uur hulp bij het huishouden • Scootmobielpool • Zelfgefinancierde verbouwing • Informatie over lokale leesclub en sociëteit, ivm angst voor krimpende netwerk door niet meer kunnen rijden
Mevrouw Jansen • Cursus rouwverwerking AMW, daarna lotgenotengroep • Mediation met dochter (die aanbiedt te helpen in huis) • Scootmobiel • Vrijwilligerscompliment, lid Zonnebloem • Vrijwilliger voor tuin • Informatie over MBVO en buurthuis om de hoek (voor als ze weer toe is aan contact) • Info over seniorencomplex op de hoek • CVV
(Wmo-medewerkers).
19
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Hoofdstuk 3
Regionale uitgangspunten voor het WMO-beleidsplan
Sinds 2006 werken wij op het gebied van de WMO samen met onze centrumgemeente Maastricht en de regiogemeenten Eijsden-Margraten, Meerssen en Valkenburg a/d Geul. Maastricht neemt haar rol als centrumgemeente door bij de inkoop van WMO-diensten en producten altijd de mogelijkheden en voor- en nadelen van een eenduidige systematiek en samenwerking in de regio te onderzoeken, zowel op de schaalgrootte van Maastricht en Heuvelland als op het niveau van de drie steden in Zuid-Limburg. Daarnaast is Maastricht ook verantwoordelijk als centrumgemeente voor de invulling van het Stedelijk Kompas en de subsidieregelingen ex-AWBZ. Het beleid dat wordt gevoerd ten aanzien van de prestatievelden 7, 8 en 9 wordt grotendeels door Maastricht ontwikkeld in samenwerking met de regiogemeenten. Ook in de voor ons liggende planperiode zal de samenwerking met Maastricht en de regio worden gecontinueerd. Door samen te werken kunnen wij expertise bundelen, een efficiency slag bewerkstelligen en beleid daar waar mogelijk op elkaar afstemmen. De regiogemeenten hebben hiertoe de volgende gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd:
1 Schuiven op de verantwoordelijkheidsladder Met ons beleid voor de komende 4 jaar beogen wij een verandering te realiseren van een claimgerichte en voorzieningen gestuurde WMO naar een WMO waarin resultaat (compensatie van beperkingen en een optimale zelfredzaamheid) en participatie centraal staan. De verantwoordelijkheidsladder fungeert hierbij als benaderingswijze. In feite kan iedere trede op de verantwoordelijkheidsladder gezien worden als een draaiknop. Door aan elk van deze knoppen te draaien, kan gestuurd worden op de leidende principes van de WMO.
2 Kanteling van de WMO Om hieraan inhoud te geven, passen we bij de invulling van onze gemeentelijke compensatieplicht het principe van de Kanteling toe. De Kanteling is de omslag die we moeten maken om het resultaat centraal te zetten. Kort samengevat gaat het om de volgende benadering: • Begin met preventie zodat de zorgvragen beheersbaar blijven. • Startpunt is de eigen kracht van burgers. Wat kan wel? Wat niet of niet meer? Kun je dat zelf compenseren? Wat is noodzakelijk om toch mee te kunnen doen? • Ga na of het netwerk van mensen om hen heen ingeschakeld is? Wat is nodig om dit netwerk te versterken? • Ga na welke algemene voorzieningen kunnen worden ingezet om iedereen te laten meedoen. Zorg dat die ook voor iedereen toegankelijk zijn. • Zijn er collectieve voorzieningen waarin je kunt participeren? • Pas nadat de voorgaande vragen zijn doorlopen en er toch nog een zorgvraag overblijft, is de verstrekking van zwaardere of langdurige individuele voorzieningen aan de orde.
3 Nieuwe rollen en verhoudingen Deze benadering vraagt veel: van onze burgers, van het maatschappelijk middenveld, van professionals en van de gemeente. Het vergt van iedereen een andere rol. • De burger staat centraal: hij heeft de regie, zowel individueel als in de verschillende __________________________ 20 Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
• •
•
rollen en sociale contexten. Hij is de producent van zijn eigen leven. De professional moet een stapje terug zetten: laat de burger doen wat hij kan, laat zijn sociaal netwerk doen wat het kan en ondersteun de informele inzet van mensen voor elkaar. De professional stimuleert dus het eigen initiatief van burger(s). Hij informeert, verbindt, adviseert en bouwt de eigen kracht van de burger uit. Een nieuwe rol met nieuwe taken. De organisaties vragen we om nieuwe taken en producten. Hiermee sluiten we aan op de aanpak van Welzijn Nieuwe Stijl, de benadering die als doel heeft het welzijnswerk beter te laten aansluiten op de vraag van burgers en meer resultaatgericht aan het werk te gaan. Dat moet leiden tot de noodzakelijke kwaliteitsverbetering in deze sector. Voor ons als gemeenten leidt de kanteling tot een andere invulling van haar regietaak: minder sturen op inhoudelijk en individueel niveau, maar juist meer op systeemniveau (niet zorgen voor maar zorgen dat!). Wij gaan zorgen dat mensen kunnen participeren door een adequaat voorzieningenniveau. Voor wie dat nodig heeft, zijn er verschillende vormen van ondersteuning beschikbaar. De gemeente draagt verder, als ‘systeembeheerder’, de cultuurverandering die de kanteling vraagt uit en ze stuurt deze aan.
4 Toekomstbestendig De huidige financiële omstandigheden en de nog te verwachten bezuinigingen van het Rijk, ook in de nieuwe taken die de komende jaren nog naar ons toekomen, vragen om een keuze die meer inzet op noodzaak en de zorg voor de kwetsbaarste burgers kan garanderen. De komende jaren moet het beleid krachtig worden doorgevoerd. Het vraagt om een cultuurverandering bij alle betrokkenen. Daarmee realiseren we ook financieel een toekomstbestendig bestel van zorg en welzijn. De verwachting is immers dat in de komende jaren de zorgvraag nog groeit en de zorgzwaarte zal toenemen (autonome groei).
5 Samenwerking in de regio De gemeenten presenteren gezamenlijk deze uitgangspunten omdat die de gezamenlijke basis vormen voor het lokale WMO-beleid. We blijven de samenwerking zoeken in het afstemmen van beleid en het vormgeven van de uitvoering.
(Bestuurders uit de regio Maastricht – Heuvelland trekken samen op)
21
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Hoofdstuk 4
4.1
De WMO van de toekomst
De toekomst van de verzorgingsstaat
In haar brief „Vertrouwen in de zorg” van 27 januari 2011 schrijft de staatssecretaris: “In 2010 maakten ruim 600.000 mensen gebruik van langdurige zorg. Meer dan de helft van dit aantal AWBZ-cliënten (ca. 340.000) ontvangt deze zorg thuis, hetzij in natura, hetzij via een persoonsgebonden budget waarmee de cliënt zelf zorg inkoopt. Voor het overige deel (ca. 260.000) wordt de zorg intramuraal geleverd. In de langdurige zorg zijn circa 150.000 vrijwilligers actief. De totale zorgkosten bedroegen in 2010 ruim €23 mld. Sinds haar ontstaan in 1968 is de AWBZ uitgebreid en verbeterd. Maar de langdurige zorg is ook in zijn aard en omvang veranderd door een geheel van aanvullende regelgeving. Dit heeft geleid tot toegenomen zorggebruik, stijgende kosten en een omvangrijke bureaucratie. Ook heeft het geleid tot een stelsel dat teveel aanbod- oftewel instellinggericht is en weinig cliëntvolgend.”
Om het vertrouwen in de zorg te helpen realiseren zet staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten zich in op drie thema’s: • Betere en betaalbare zorg nu en later. Binnen dit thema ligt de focus op het waarderen en blijven verbeteren van goede zorg, het verbeteren van kwaliteit met het kwaliteitsinstituut in oprichting en de goede organisatie van de zorg. • Zorg, dat zijn mensen. Centraal binnen dit thema staat het benutten van de eigen kracht van de samenleving, het voorkomen en signaleren van misbruik, waardering voor medewerkers in de zorg en de leidende invloed op het beleid in de zorg door professionals en cliënten. • Zorgzaamheid dicht bij huis. Binnen dit thema zijn de inspanningen gericht op de menselijke maat in de zorg en de eenvoudige toegang tot zorg en ondersteuning waarbij gemeenten een belangrijke rol spelen.
4.2
De toekomst van de WMO in Vaals
De gemeente Vaals wordt, op een andere schaal, met dezelfde uitdagingen geconfronteerd. De afgelopen jaren zien we het beroep op zorg stijgen. De kosten van zorg nemen toe terwijl de beschikbare middelen niet meestijgen. De toekomst laat zien dat onze bevolking zal afnemen. Daarnaast zien we steeds minder jongeren en steeds meer ouderen.
Centraal staat de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat: • We uitkomen met de beschikbare budgetten? • De samenleving optimaal zelfredzaam is? • Kwetsbare burgers aanspraak op ondersteuning kunnen blijven maken? • We een optimum vinden als het gaat om samenwerking: Hoe maken we ons beleid integraler? __________________________ 22 Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Hoe kunnen we optimaal gebruik maken van elkaars kennis en kunde met ketenpartners en maatschappelijk middenveld? Wat kunnen we samen met andere gemeenten ontwikkelen, wat is couleur locale?
(de toekomst van de Wmo in Vaals: jonge mantelzorger van het jaar 2011).
4.2.1. Meer voor elkaar De titel van dit beleidsplan heeft een meervoudige betekenis: • Meer voor elkaar betekenen. Burgers worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor zichzelf en voor hun omgeving (gezin, vrienden, familie, buurt/wijk). Zij krijgen hiervoor de ruimte, worden hiertoe gestimuleerd, en worden hierin ondersteund. • Meer met elkaar samenwerken. Professionals werken meer samen in ketens en netwerken. Hier is in de voorbije beleidsperiode al een succesvol begin mee gemaakt. Ook samenwerken tussen en met informele netwerken staat nadrukkelijk op de agenda. Juist omdat we willen inzetten op het versterken van die eigen kracht van de burger en zijn sociaal netwerk. • Meer voor elkaar krijgen. Het resultaat is beter. We gaan maatwerk leveren, waardoor de compensatie/ de oplossing van het probleem, meer aansluit bij de behoefte en nood van de burger of buurt.
4.3
Schuiven op de verantwoordelijkheidsladder
De kanteling beoogt een verandering te realiseren van een claimgerichte en voorzieningen gestuurde WMO naar een WMO waarin resultaat (compensatie van beperkingen en een
23
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
optimale zelfredzaamheid) en participatie centraal staan. De verantwoordelijkheidsladder fungeert hierbij zoals gezegd als benaderingswijze. In feite kan iedere trede op de verantwoordelijkheidsladder gezien worden als een draaiknop. Door aan een van deze knoppen te draaien, kan gestuurd worden op de leidende principes van de WMO. De bedoeling is dat de nieuwe koers ertoe leidt dat er slimmer wordt (samen-)gewerkt. Centraal staat de gedachte dat het mogelijk is dat als aan drie voorwaarden is voldaan, veel meer mensen dan nu zonder directe bemoeienis van de lokale overheid hun participatie kunnen vormgeven. De genoemde voorwaarden zijn: • Mensen kunnen meer dan nu beschikken over hulpbronnen, zoals inkomen, netwerken, kennis en mobiliteit. • De maatschappij biedt meer mogelijkheden om te participeren aan mensen, die over wat minder participatiecompetenties beschikken. • Burgers en professionals vinden het normaal en wenselijk dat de rol van het publieke domein in het oplossen van individuele participatieproblemen zo klein mogelijk is.
4.4
Beleidsproducten
Om een optimale beleidsintegraliteit tot stand te brengen, kiezen we voor een projectmatige aanpak. De projecten zijn prestatieveldoverstijgend. De projecten draaien aan enkele van de knoppen op de verantwoordelijkheidsladder. In onderstaande tabel is beschreven hoe de projecten zich verhouden tot de verantwoordelijkheidsladder. Met piramides is aangegeven op welke trede van de verantwoordelijkheidsladder het project zich met name richt. Preventie
Algemene voorzieningen
Individuele voorzieningen
Ÿ
Sociaal netwerk ŸŸŸ
Ÿ
ŸŸŸ
ŸŸŸ
Ÿ
Ÿ
ŸŸ
ŸŸŸ
Vaals Helpt
Ÿ
ŸŸŸ
Decentralisatie Begeleiding
Ÿ
ŸŸŸ
ŸŸŸ
Actief Burgerschap WMO loket
Ÿ
Vrijwilligerscentrale
Eigen kracht
Zorg voor Jeugd
ŸŸ
ŸŸ
ŸŸŸ
Volksgezondheid
ŸŸŸ
ŸŸ
Ÿ
Vaals Beweegt
ŸŸŸ
ŸŸ
ŸŸ
Ÿ
ŸŸ
ŸŸ
ŸŸŸ
Welzijn nieuwe stijl
ŸŸ
Hierbij worden de volgende opmerkingen gemaakt: • Preventie kent twee aspecten, namelijk het daadwerkelijk voorkomen van problemen of een zorgvraag en het vroege signaleren van deze problemen of zorgvraag. • De treden eigen kracht en sociaal netwerk hangen sterk samen. In veel gevallen zal de eigen kracht ontleend worden door het sociale netwerk. __________________________ 24 Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
•
Algemene voorzieningen zijn die voorzieningen die voor alle burgers beschikbaar zijn, ongeacht hun beperkingen, maar die niettemin een bijdrage leveren aan de compensatie van beperkingen. Hiermee worden ook de collectieve voorzieningen bedoeld.
In de onderstaande tabel is verder concreet gemaakt wat de projecten inhouden. Deelprojecten zijn gespecificeerd en ook is de koppeling naar de prestatievelden gelegd.
Actief Burgerschap Samenvatting
De werkwijze rondom actief burgerschap, waarbij het volgende principe centraal staat: Initiatieven ontstaan niet primair vanuit organieke systemen of organisaties, maar wel door het samenbrengen van mensen met bepaalde interesses of affiniteiten rond een thema. Het gaat dus niet perse om grote projecten, maar over kleine projecten en om particuliere initiatieven,die ook van tijdelijke aard kunnen zijn.
Hangt samen met prestatieveld …..
1 Leefbaarheid en sociale samenhang 2 Preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning 3 Informatie, advies en cliëntondersteuning 4 Vrijwilligerswerk en mantelzorgers 5 Het bevorderen van participatie WMO-loket
Samenvatting
Om de verantwoordelijkheidsladder optimaal te implementeren gaan we anders werken in het WMO-loket. Dit vergt een aantal veranderingen op het gebied van de samenwerking met ketenpartners, op het gebied van klantbenadering en gespreksvoering, op het gebied van de aangeboden voorzieningen en ook in ons kader van regelgeving (gekantelde verordening).
Hangt samen met prestatieveld …..
1 Leefbaarheid en sociale samenhang 3 Informatie, advies en cliëntondersteuning 4 Vrijwilligerswerk en mantelzorgers 5 Het bevorderen van participatie 6 Het verlenen van voorzieningen Vrijwilligerscentrale
Samenvatting
In 2011 is de lokale (frontoffice) en regionale (backoffice, met Gulpen-Wittem en Valkenburg) vrijwilligerscentrale geopend. De frontoffice is samen met de VVV-Limburgwinkel gevestigd aan de Maastrichterlaan. Hier kunnen vrijwilligers en inwoners terecht met al hun vragen op het gebied van vrijwilligerswerk en wordt vraag en aanbod samen gebracht.
Hangt samen met prestatieveld …..
1 Leefbaarheid en sociale samenhang 3 Informatie, advies en cliëntondersteuning 4 Vrijwilligerswerk en mantelzorgers 5 Het bevorderen van participatie
25
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Vaals Helpt Samenvatting
Hangt samen met prestatieveld …..
Vaals Helpt is een kapstok waar diverse activiteiten, diensten en producten onder hangen. Binnen Vaals Helpt krijgt de kanteling concreet vorm door, onder meer, actief burgerschap te stimuleren. Marktbezoek en klussendienst zijn deelprojecten van Vaals Helpt. In de periode 2012-2015 wordt Vaals Helpt uitgebreid met nieuwe activiteiten, diensten en producten. 1 Leefbaarheid en sociale samenhang 2 Preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning 3 Informatie, advies en cliëntondersteuning 4 Vrijwilligerswerk en mantelzorgers 5 Het bevorderen van participatie Decentralisatie begeleiding
Samenvatting
Het rijk hevelt de extramurale begeleiding over uit de AWBZ naar de gemeenten. Op 01-012013 komen alle mensen over die vanaf dat moment een eerste aanvraag doen voor deze functie. Per 01-01-2014 vallen ook bestaande klanten onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Deze decentralisatie vraagt de nodige voorbereidingen van de gemeente, waarbij het voor de hand ligt om dit in regionaal verband op te pakken. Voor de invoering van deze decentralisatie ontvangt de gemeente een invoeringsbudget in 2012 en 2013.
Hangt samen met prestatieveld …..
3 Informatie, advies en cliëntondersteuning 4 Vrijwilligerswerk en mantelzorgers 5 Het bevorderen van participatie 6 Het verlenen van voorzieningen Zorg voor Jeugd
Samenvatting
Decentralisatie jeugdzorg Het kabinet Rutte heeft besloten dat er een stelselherziening in de jeugdzorg moet komen. Gemeenten worden financieel en uitvoeringstechnisch verantwoordelijk voor alle jeugdzorg die onder rijk, provincie en gemeenten valt. De hele operatie wordt aangeduid als Transitie Jeugdzorg. Uiterlijk 2016 moet decentralisatie naar gemeenten zijn gerealiseerd. Als overgangsjaar wordt 2013 genoemd. Het Centrum voor Jeugd en Gezin krijgt een sleutelpositie in de nieuwe situatie. In 2012 willen wij samen met onze partners van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG Heuvelland) de noodzakelijke voorbereidingen treffen. Het CJG moet klaargestoomd worden voor de komst van de jeugdzorg aangezien hier de frontoffice is voorzien. Daarin zal ook met gemeente Maastricht worden samengewerkt: zij is de kwartiermaker transitie jeugdzorg voor Zuid-Limburg.
26
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Doorontwikkeling CJG Heuvelland / CJG Vaals In het Centrum voor Jeugd en Gezin worden de vijf gemeentelijke taken uit de WMO uitgevoerd (zie ook de bijlage). In de planperiode richten we ons op een kanteling van de zorg voor jeugd. De opgave wordt het inperken van de groeiende vraag naar dure en gespecialiseerde zorg door een andere manier van werken. Wij richten ons op het versterken van de eigen kracht en van het sociale netwerk van het gezin. Deze aanpak vindt plaats binnen de setting van het CJG Heuvelland, dus samen met de overige deelnemende gemeenten maar tevens lokaal in Vaals waar in het najaar 2011 twee debatavonden plaatsvinden voor en met jongeren over pedagogische civil society (benutten van de eigen kracht). Het versterken van een samenhangende zorgstructuur wordt de tweede pijler. Tenslotte willen we meer aandacht en inzet in het preventieve voorveld (bijvoorbeeld onderwijs, verenigingen, vrijwilligers etc.). Dit moet leiden tot minder escalatie en complexe problemen. Gemeenten, i.c. Vaals heeft veel belang bij een betere organisatie van de zorg voor jeugd, vooral vanwege het financieel risico dat wij lopen als wij zelf verantwoordelijk worden voor de zware (en dus dure) zorg. Jeugdgezondheidszorg Ook de jeugdgezondheidszorg ontwikkelt een nieuwe visie en werkwijze. Maatschappelijke, beleidsmatige en demografische ontwikkelingen nopen daartoe. Kenmerken van de nieuwe werkwijze zijn: • Vroegsignalering; • benutten signaalfunctie omgeving; • gerichte aanpak risicokinderen; • maatwerk per gezin en kind; • ketengericht werken. De nieuwe werkwijze van de JGZ sluit goed aan bij de ontwikkelingen CJG. Een belangrijk aandachtspunt voor de gemeente is de aansluiting van de JGZ met de jeugdzorg. De JGZ 9mnd – 19 jaar vormt een substantieel onderdeel van het CJG Hangt samen met prestatieveld …..
1 Leefbaarheid en sociale samenhang 2 Preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning 5 Het bevorderen van participatie
Samenvatting
In het lokale uitvoeringsprogramma volksgezondheid wordt nadrukkelijk gekeken naar die factoren die in onze gemeente het sterkst van invloed zijn op de gezondheidssituatie. Daarbij zien we een sterke samenhang met WMO, minimabeleid en participatiebeleid. Centraal staat de vraag: hoe kunnen we dat wat er al is op deze gebieden sterker inzetten ten behoeve van gezondheidsbevordering. (Preventie)
Volksgezondheidsbeleid
Hangt samen met prestatieveld …..
27
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Vaals beweegt Projectsamenva tting
Hangt samen met prestatieveld …..
In Vaals beweegt staat centraal dat sporten en bewegen een sterk gezondheidsbevorderend effect heeft op aandoeningen die in de gemeente veel voorkomen (overgewicht en daarmee samenhangende klachten als hart- en vaatziekten, diabetes) en die vaak leiden tot een beroep op zorg. Door sporten en bewegen op een laagdrempelige manier aan te bieden zet de gemeente Vaals in op preventie, versterking van de eigen kracht en het sociale netwerk. 1 Leefbaarheid en sociale samenhang 5 Het bevorderen van participatie
Welzijn nieuwe stijl Samenvatting Het doel van dit project is om het welzijnswerk binnen de gemeente Vaals te kantelen naar de verantwoordelijkheidsladder toe. Dat betekent dat we ook binnen de producten van het welzijnswerk een verschuiving willen realiseren van aanbod- naar vraaggericht en van individueel naar collectief. Het zwaartepunt ligt bij de professionele organisaties, maar ook vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties kunnen hieraan een bijdrage leveren. Hangt samen met prestatieveld …..
4.5
1 Leefbaarheid en sociale samenhang 3 Informatie, advies en cliëntondersteuning 4 Vrijwilligerswerk en mantelzorgers 5 Het bevorderen van participatie 6 Het verlenen van voorzieningen
Impact
De keuze voor de benadering vanuit Welzijn Nieuwe Stijl en De kanteling gaat erg veel vergen van onze burgers, van ons gemeentelijk middenveld, van onze professionals en van onze ambtenaren. Wat betekent de kanteling in de praktijk?
De burger komt centraal te staan, krijgt de regie. Dit geldt op individueel niveau, maar ook bijvoorbeeld op buurt of wijkniveau. Voor de professional betekent dit dat deze een stapje terug moet zetten. Laat de burger doen wat hij kan, laat zijn sociaal netwerk doen wat het kan, en ondersteun dit als professional (stimuleer eigen initiatief, informeer, adviseer). Een nieuwe rol, met nieuwe taken. Voor organisaties betekent dit een andere houding, een andere cultuur, nieuwe taken en producten. Voor de gemeentelijke overheid betekent dit eveneens een andere invulling van haar regietaak. Minder sturing op inhoudelijk en individueel niveau, meer sturing op systeemniveau. De gemeente heeft als taak om te zorgen voor een adequate, flexibele infrastructuur waarin mensen kunnen participeren en voor wie dat nodig heeft verschillende vormen van ondersteuning beschikbaar zjjn voor de vorming van het compensatiearrangement. De gemeente draagt de grotere cultuurverandering die dit alles vergt uit en stuurt die aan.
Met deze beleidsomslag moeten we ook een stevige efficiencyslag gaan maken. De huidige uitvoering van de WMO is duur gebleken. Een ombuiging is noodzakelijk. Zeker ook om een
28
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
gezonde basis te gaan vormen voor de komende nieuwe taken die door de decentralisatie van AWBZ op ons afkomen en door nieuwe regelgeving in de sociale zekerheid: • de overheveling van begeleiding, als onderdeel van de WMO ( in 2013); • de Jeugdzorg (begeleiding jeugd per 2013, rest vanaf 2014), waarschijnlijk als aparte wet; • de Wet Werken naar Vermogen.
Investeringen Om te komen tot de nieuwe werkwijze wordt niet begonnen bij de vraag welke voorzieningen de overheid niet meer biedt. Integendeel, de centrale vraag is welke investeringen nodig. Niet voor al deze investeringen zijn nieuwe middelen nodig. De gemeente en haar partners kunnen door het herrichten van bestaande inzet delen van de gevraagde investeringen budgetneutraal realiseren. Andere zaken vergen vooral capaciteit. Bij hulpbronnen gaat het dan bijvoorbeeld om investeringen in inkomensmaatregelen, in informele zorg, maatschappelijke steunsystemen, in laagdrempelige ‘wegwijzers/begeleiders’, in goede vervoersvoorzieningen en in laagdrempelige en goedkope ‘zelfredzaamheidsdiensten’. Bij het bieden van participatiemogelijkheden gaat het om investeringen in een inclusief verenigingsleven en in laagdrempelige vrijetijdsbesteding. De gewenste cultuuromslag vraagt om investeren in een werkwijze waarin het door de overheid claimgericht beoordelen van aanvragen naar voorzieningen wordt verruild voor een werkwijze waarin burgers onderling en met professionals in gesprek gaan over hun ambities, de belemmeringen die zij ervaren en de mogelijkheden die zij zelf, hun systeem en de maatschappij bieden om deze te overkomen.
Samenwerking De voorgestelde aanpak verschilt op tal van punten van de bestaande aanpak, al vormt hij daarmee geen radicale breuk. De aanpak stelt een groter vertrouwen in burgers, hun verbanden en organisaties in het publieke domein dan de huidige werkwijze. Dit vertrouwen kan alleen worden gegeven als deze partijen alle elementen van de nieuwe aanpak onderschrijven en bereid zijn zich medeverantwoordelijk te maken voor de resultaten. Een gezamenlijk verandertraject zal worden ingegaan en met vallen opstaan zullen hierin vorderingen gemaakt worden.
Ombuigingen De verwachting is de voorgestelde aanpak leiden tot een aantal ombuigingen. In de eerste plaats zal de beschikbaarheid van hulpbronnen ertoe leiden dat op de lange termijn veel minder vaak een beroep wordt gedaan op individuele WMO-verstrekkingen of dat zo’n beroep minder groot zal zijn. Vooral bij eerste aanvragen kunnen daar meteen effecten geboekt worden, op uitstaande voorzieningen zal dat meer tijd vergen. Waar wel WMO-verstrekkingen nodig zijn zal, ten tweede, in een flink aantal gevallen genomen met een wat kleiner professioneel aanbod volstaan worden. Dit komt enerzijds door de aanwezigheid van alternatieven. Anderzijds omdat aanbieders de opdracht hebben om slechts de noodzakelijke ondersteuning te leveren en deze waar mogelijk weer af te bouwen. In de uitvoering wordt een ombuiging gerealiseerd door de huidige gemeentelijke indicatiestelling te integreren in bestaande (vrijwillige en professionele) functies rondom
29
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
e
informatie, preventie, vraagverheldering, advies, cliëntondersteuning, 1 lijnszorg, intake, praktische hulp en lichte begeleiding en hulpverlening. Tenslotte verwachten we dat de nieuwe kijk- en werkwijze er toe zal leiden dat professionele inzet in het collectieve/welzijnsdomein leidt tot efficiëntiewinst omdat vaker vrijwilligersinzet beschikbaar is en omdat hulpverlening meer met de handen op de rug vorm krijgt.
4.6
Risico's
De rijksbudgetten voor de periode 2012-2015 zijn nog niet bekend. Wel is duidelijk dat de gemeente voor een bezuinigingsopgave staat en dat ook het rijk de budgetten voor de WMO kritisch beziet. De kanteling van de WMO kan een financieel voordeel opleveren. Maar de kosten lopen wel voor de baten uit. Ruimte om te innoveren in de WMO is noodzakelijk. Het begrip ruimte kent ook in dit geval drie dimensies. Het heeft betrekking op de beleidsmatige ruimte om een andere koers te varen, de capacitaire ruimte om hier invulling aan te geven en enige financiële ruimte om daar waar nodig die investeringen te doen die aan de achterkant geld opleveren. Ook in de toekomst wordt gestuurd op uitvoering van de Wmo tegen maatschappelijk verantwoorde kosten zonder kwaliteitsverlies. Zekerheid kan hier echter niet worden gegeven. Het voorzieningendeel van de WMO is immers een openeinderegeling en een en ander is ook afhankelijk van de rijksbudgetten. Mocht de omstandigheid zich voordoen dat er toch extra middelen noodzakelijk zijn, dan wordt dit in aparte voorstellen aan de raad voorgelegd. Een tweede risico vormt de bereidheid in de samenleving op om deze manier naar ondersteuning te kijken. Dit heeft betrekking op de zorgvrager, maar ook op de beschikbaarheid en van vrijwilligers en mantelzorgers. Zoals gezegd vraagt de verschuiving op de verantwoordelijkheidsladder het nodige van burgers, professionals en organisaties, maar ook van ons als gemeente. Indien een van de partijen niet meegaat in de beweging, zet dat het hele proces onder druk.
30
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Hoofdstuk 5
Communicatie
Rondom dit nieuwe WMO-beleid is communicatie gericht op interne en externe doelgroepen van groot belang. In onze communicatie geven we de manier aan waarop de gemeente, na besluitvorming in de gemeenteraad, het kantelingprincipe gaat uitdragen richting de diverse doelgroepen. Kernboodschap: De wet maatschappelijke ondersteuning wil dat iedereen zoveel mogelijk meedoet in de samenleving. Eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid en zolang mogelijk meedoen in de samenleving zijn leidende principes. Ook het in de hand houden van de kosten speelt een belangrijke rol. Bij het aanvragen van voorzieningen bij de gemeente wordt het probleem in kaart gebracht met de aanvrager en samen met hem naar een oplossing gezocht. Niet de voorziening is het uitgangspunt, maar de oplossing van het probleem. Alle zorgvragen worden ook vanuit die insteek getoetst. Daarnaast moeten mensen leren anticiperen op ouder en/of hulpbehoevenden worden. Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor kleine aanpassingen in huis. Zelfstandig blijven leven, is vooruitzien. Communiceren over deze kanteling is een ingewikkelde boodschap, waarbij we zoveel mogelijk het woord Kanteling of de WMO moeten vermijden, want dat zegt mensen niets. Vanuit deze gedachte kan de kernboodschap zijn: De gemeente stimuleert zelfredzaamheid van burgers en dat burgers zo lang mogelijk baas blijven over hun eigen leven, samen met naasten, familie, buren en straatbewoners. Het gedachtegoed moet zijn: Wat kan ikzelf? Wat kan mijn omgeving voor mij doen? En dan pas: ‘Wat kan de gemeente of een professionele organisatie voor mij doen?’ Als u hulp vraagt aan de gemeente volgt er een gesprek, waarin naar de juiste oplossing van het probleem wordt gezocht.
Indien mogelijk geven we de communicatiecampagne rondom het Wmo-beleid gezamenlijk vorm met Maastricht en de Heuvellandgemeenten. Een aantal opgaven ligt vooral lokaal. Het gaat dan om: • Informatie ontsluiten via sociale kaart. • Laagdrempelige voorlichtingsbijeenkomsten gericht op de kanteling. Een voorbeeld hiervan zijn de bijeenkomsten over valpreventie die door onze Wmo-consulenten gehouden worden. • Geregeld met burgers in gesprek gaan over onze beleidsvoornemens.
31
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Bijlagen
32
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Opgave per prestatieveld
Prestatieveld 1 Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten
Hoe past dit prestatieveld in Vaals? In dit prestatieveld gaat het om het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid in onze kernen. De wet schrijft niet voor hoe de gemeente de sociale samenhang en leefbaarheid moet bevorderen. De gemeente ontwikkelt hier zelf beleid op. Sociale samenhang en leefbaarheid gaat over: • je prettig voelen in je eigen buurt; • je betrokken voelen bij je eigen buurt; • een schone en veilige buurt; • een buurt met een adequaat voorzieningenniveau (hetzij fysiek, hetzij via haal- en brengdiensten). Aandachtspunten binnen dit prestatieveld voor de gemeente Vaals zijn de lage sociaaleconomische status in de kern Vaals, maar ook het voorzieningenniveau in Vijlen en Lemiers.
Waar staan we nu? In Vaals wordt dit uitgewerkt in de werkwijze rondom actief burgerschap, waarbij het volgende principe centraal staat: Initiatieven ontstaan niet primair vanuit organieke systemen of organisaties, maar wel door het samenbrengen van mensen bepaalde interesses of affiniteiten rond een thema. De gemeente werkt hiervoor met buurtplatforms. Deze worden daarbij gezien als open organisaties, waarbij het verbindingen leggen een uitgangspunt is. Per onderwerp kunnen deskundigen en/of medeburgers die affiniteit hebben met een onderwerp benaderd en verzameld worden rond dat thema. Deze aanpak past ook bij de 'nieuwe vrijwilliger' en vrijwillige inzet. Mensen verbinden zich vandaag de dag niet snel meer structureel of op vaste tijden aan bepaald vrijwilligerswerk, maar kiezen vaker voor een tijdelijk project of verschillende activiteiten waarvoor ze hun competenties inzetten en er zelf iets voor terug krijgen. In samenspraak met de buurtplatforms zijn vier thema's gekozen die in 2011 opgepakt worden: (Jeugd)overlast, Gemeenschapszorg, AED-netwerk Vaals breed en Verpaupering panden (kern Vaals). Naast deze vier projecten, is er natuurlijk ook het Activiteitenplein, een initiatief van buurtplatform “Onze Wijk” Noord-West, waar de andere buurtplatforms in Vaals bij betrokken zijn.
Bij grote gemeentelijke projecten, spelen (georganiseerde) burgers zoals de buurtplatforms een nadrukkelijke rol. Hier betreft het vooral meedenken van (georganiseerde) burgers met de
33
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
planvorming en gaat het minder om (samen) 'doen'.
Daarnaast hebben we in Vaals drie officiële adviesorganen: de WMO-raad, de WSW-raad (samen met Gulpen-Wittem en Valkenburg) en de Cliëntenraad Mergelland (Pentaszgemeenten en Valkenburg). Deze adviesorganen geven gevraagd en ongevraagd advies aan het college op het gebied van respectievelijk WMO, WSW en WWB. Als we burgerparticipatie breder trekken, dan hebben we het over gemeenschapsvorming, 'community of practice'. Hierin staat het 'samen doen' centraal, waarbij van buiten naar binnen gewerkt wordt. Een voorbeeld is 'Vaals Beweegt'. Naast programma's die door de gemeente worden aangeboden, is Vaals Beweegt! vooral gebaseerd op wensen en behoeften van inwoners. Activiteiten liggen dus niet bij voorbaat vast, maar worden bepaald aan de hand van deze input, die bijvoorbeeld uit ronde tafel gesprekken naar voren komt. Een ander voorbeeld is 'Vaals Helpt'. In Vaals Helpt worden alle projecten/activiteiten/diensten ondergebracht die gericht zijn op 'hulp bieden aan elkaar', zoals bijv. het marktbezoek en de boodschappenhulp. In oktober en december zijn discussiebijeenkomsten gepland die in het teken staan van zorg bieden aan de jeugd. In feite geven we met Vaals Helpt vorm aan de kanteling binnen de WMO, zoals die landelijk gepropageerd wordt.
Waar willen we naartoe? • Burgers nemen hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het vergroten van de leefbaarheid in hun kern. • Versterken van de sociale cohesie in de kernen, door actief burgerschap de samenleving sociaal en duurzaam krijgen. • Gemeenschappen ontwikkelen zich als entiteiten met een duidelijke koers en versterken hun positie ten opzichte van overheid en maatschappelijke organisaties, waardoor de identiteit en de eigen weerbaarheid van de gemeenschap wordt vergroot. • Kernen zijn beter in staat om een eigen rol te nemen bij maatschappelijke vraagstukken. • Kernen leveren eed back op zaken die onder verantwoordelijkheid van overheid en maatschappelijke organisaties vallen.
Hoe gaan we dat doen? • Voortzetten ingezette koers actief burgerschap. Hierdoor benoemen burgers zelf leefbaarheidsaspecten in de eigen buurt. Mensen op weg helpen en hen zodanig faciliteren dat ze het overnemen en zelf op zich gaan pakken. Echter: wel in dialoog blijven! • Vaals Helpt Onder de paraplu van Vaals Helpt krijgen projecten op het gebied van collectieve diensten, buddy- en lotgenotencontact een plaats Vaals beweegt Het stimuleren van een gezonde levensstijl staat voorop. Door in te steken vanuit wensen en behoeften van burgers op beweeggebied streven we naar bestendigheid. Preventie en sociale cohesie zijn belangrijke effecten
34
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
•
•
Ruimte voor ontmoeting Letterlijk op zoek gaan naar een ruimte of plek. Bestaande initiatieven inzetten om de ontmoeting te creëren, denk bijvoorbeeld aan de speeltuindagen of straatspeeldagen. Via buurtactiviteiten kun je de vraag van een buurt op tafel krijgen. Nieuwe verbindingen leggen binnen bestaande structuren. Kanteling welzijnswerk Projecten voor activering in de buurt; lotgenotencontact in plaats van individuele hulp, verbinden op basis van een affiniteit of interesse bij mensen of op basis van een gedeeld probleem.
Koppeling naar projecten • Actief burgerschap • Welzijn Nieuwe Stijl • WMO-loket • Vaals Helpt • Vaals Beweegt • Zorg voor Jeugd • Vrijwilligerscentrale • Volksgezondheid
Met wie werken we samen? • Buurtplatforms • Wijkraden • Adviesorganen • Georganiseerde burgers • Welzijnswerk • Verenigingsleven
35
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Prestatieveld 2 Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden.
Hoe past dit prestatieveld in Vaals? In dit prestatieveld staan de vijf gemeentelijke taken uit de Wet op de Jeugdzorg Centraal. Deze wet bepaalt dat er op lokaal niveau ten minste de volgende functies moeten zijn: • informatie en advies; • signaleren van problemen; • toeleiding naar het hulpaanbod; • licht pedagogische hulp; • coördinatie van zorg. Deze taken wordt verder vormgegeven binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG).
Waar staan we nu? De gemeente Vaals werkt voor de backofficefunctie samen met het regionale Centrum voor Jeugd, Educatie, Zorg en Welzijn, dat vorm krijgt in Gulpen. Het lokale Centrum voor Jeugd en Gezin krijgt vorm in de 3 hoofdkernen van Vaals. De introductie van het CJG op 18 mei 2011 in de kernen Vijlen en Lemiers is prima verlopen; goede opkomst van (groot)ouders en buurtbewoners en een prima samenwerking / presentatie van de kernpartners. Ook de officiële opening op 1 juni 2011 in Vaals c.q. open dag was goed bezocht en succesvol. Positief was dat het door instellingen persoonlijk aanspreken van mensen goed heeft gewerkt en zinvolle gesprekken heeft opgeleverd. De openingstijden van het CJG Vaals zijn gekoppeld aan de openingstijden van de bibliotheek (Brede School) omdat dit tevens het fysieke inlooppunt is. Daarnaast is er een (extra) CJG-spreekuur op elke woensdag (pilot van 1 juni t/m 31 december 2011)in de Brede School.
Waar willen we naartoe? • Een dekkende zorgstructuur voor de jeugd van – 9 maanden tot 23 jaar. • Een adequate coördinatie en aansturing van de lokale zorgbehoefte. • Zoveel mogelijk inzetten op preventie en activering van het sociale netwerk.
Hoe gaan we dat doen? • Het versterken van de eerstelijn • Een gekanteld aanbod ontwikkelen vanuit het CJG Een behoeftenpeiling vormt de basis voor de ontwikkeling van een gekanteld aanbod, dat uitgaat van genoemde eigen kracht, netwerkversterking, informele zorg, collectieve voorzieningen en lotgenotencontact. Op deze wijze hopen wij ook de pedagogische civil society te versterken. collectieve aanpak door bijvoorbeeld opvoedcursussen (gekanteld aanbod) afstemmen aanbod binnen het CJG / afstemmen met CJG heuvelland participatie van jongeren: meepraten, meebeslissen, mee-organiseren buddyhulp en betrokkenheid van de buurt bij jeugd en jeugdproblematiek;
36
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
• •
De ketenaanpak CJG verbreden naar gemeentebrede doelgroep, met als focusgroepen kwetsbare ouderen en minima. Implementatie decentralisatie jeugdzorg
Koppeling naar projecten • Vaals Helpt • Zorg voor Jeugd
Met wie werken we samen? • Gemeenten in het Heuvelland • Bureau Jeugdzorg • GGD (jeugdgezondheidszorg 4-19) • GroeneKruisDomicura (jeugdgezondheidszorg 0-4) • Trajekt voor welzijnswerk en jeugd- en jongerenwerk) • De vrijwilligerscentrale • Buurtplatforms • Vrijwilligersorganisaties met veel jeugdleden (waaronder jongerencentrum Fraiche) • Alle andere partijen en individuen die geïnteresseerd/betrokken zijn
37
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Prestatieveld 3 Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning.
Hoe past dit prestatieveld in Vaals? De wet gaat ervan uit dat burgers terecht kunnen met al hun vragen op het gebied van wonen, welzijn en zorg bij een “allround” loket. In de vorige beleidsperiode is een WMO-loket ingericht. Burgers kunnen hier terecht voor informatie, advies en aanvragen voor voorzieningen op het gebied van welzijn en zorg. Het loket heeft daarnaast een actieve verwijsfunctie naar de loketten voor wonen (woningstichting), werk, inkomen en inkomensondersteuning (Pentasz en Vaals Werkt), welzijn (Trajekt) en cliëntondersteuning (stichting MEE, steunpunt mantelzorg, vrijwilligerscentrale, et cetera).
Waar staan we nu? Het WMO-loket is een loket dat grote bekendheid geniet bij onze inwoners. Inwoners weten het loket gemakkelijk te vinden. De meeste aanvragen worden door de medewerkers zelf afgehandeld. Er wordt doorverwezen naar overige zorginstanties wanneer tijdens het huisbezoek blijkt dat hieraan behoefte is. Complexe aanvragen worden aan de GGD voorgelegd. De werkwijze van het WMO-loket in Vaals draagt ook nu al gekantelde elementen in zich. Er wordt gewerkt met een huisbezoek, zodat situaties volledig in kaart gebracht worden. Het gaat daarbij niet alleen om ervaren problemen en beperkingen, maar ook om de mogelijkheid te participeren en het inzetten van het eigen netwerk als zorg noodzakelijk is. De gemeente Vaals zet in de frontoffice deskundige medewerkers in met een achtergrond in ergotherapie. Toch kunnen we nog niet spreken van een toekomstbestendig WMO-loket. De kanteling van het loket is nog in volle gang. Daarbij werken we intensief samen met de gemeente GulpenWittem. Het besef dat de sleutel tot de kanteling van de WMO in het loket zit, wordt steeds sterker. De consulenten werken daarom zelf een werkmethodiek vanuit de verantwoordelijkheidsladder uit, waarbij preventie het startpunt is en individuele zorg de laatste remedie. De primaire taak van het WMO-loket ligt op het vlak van informatie, advies en cliëntondersteuning. Ook daarbij zoeken we naar innovatie: kunnen we de verstrekking van informatie op met name het preventieve vlak ook collectief organiseren?
Waar willen we naartoe? In de nieuwe beleidsperiode willen we verder vorm geven aan het compensatiebeginsel. Het compensatiebeginsel houdt in dat de gemeente voorzieningen treft zodat burgers met beperkingen zodanig gecompenseerd worden dat zij een huishouden kunnen voeren, zich in en om de woning kunnen verplaatsen, zich lokaal kunnen verplaatsen en kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. De wet schrijft niet voor hoe de gemeente vorm moet geven aan compensatie voor burgers met beperkingen. We zien een sterke focus van burgers op individuele voorzieningen; hier wordt een claim op gelegd (“ik heb recht op….”). Het grote verschil tussen de WMO en haar voorgangers is echter dat dit afdwingbare recht op een individuele voorziening niet meer bestaat. De gemeente bepaalt in samenspraak met de burger aan de hand van de verantwoordelijkheidsladder met welk arrangementen deze voor zijn beperking gecompenseerd wordt. De individuele
38
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
voorziening is daarbij geen startpunt maar sluitstuk, en niet de beperkingen maar de competenties en vaardigheden van de burger staan centraal. Daarbij telt het resultaat op de deelgebieden: • een schoon en leefbaar huis; • wonen in een geschikt huis; • beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften; • beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding; • het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren; • zich verplaatsen in en om de woning; • zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel; • de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Hoe krijgt dit nu in de praktijk vorm? Het eerste contact met de klant wordt niet langer gezien als moment van aanvragen maar als moment van vraagmelding. Op basis van deze melding vindt een huisbezoek plaats. Het draait in dit huisbezoek niet om de aanvraag van een voorziening, maar om het ontdekken van de vraag en vooral ook de vraag achter de vraag. Bij het verhelderen van de vraag komen alle leefgebieden aan de orde. Denk hierbij aan adequate huisvesting, dagbesteding, sociaal welzijn, psychisch welzijn, fysiek welzijn en de financiën. De WMO-consulent stelt samen met de cliënt vast waar er ondersteuning c.q. participatiebehoefte nodig is waarbij de eigen kracht van de cliënt en het netwerk van de cliënt nadrukkelijk wordt meegenomen. Op basis van een gespreksverslag wordt een arrangement samengesteld. Pas op het moment dat hier blijkt dat een individuele voorziening aan de orde is, wordt een aanvraagformulier ingevuld. In deze nieuwe beleidsperiode wordt dus veel meer nadruk gelegd op de zelfredzaamheid van de cliënt: Wat kan de cliënt nog zelf om te blijven participeren? Daarnaast wordt meer nog dan voorheen verwacht dat het sociale netwerk van de cliënt ondersteuning biedt. Pas als de eigen kracht en het eigen sociale netwerk onvoldoende is ontwikkeld komen de algemene en collectieve voorzieningen in zicht. Pas wanneer ook algemene en collectieve voorzieningen geen soelaas bieden voor deze betreffende cliënt, wordt een individuele voorziening ingezet. Deze moet dan ook worden gezien als een allerlaatste vangnet. Het totaal aan oplossingen voor de cliënt noemen we een arrangement. Wanneer blijkt dat een dienst of product niet verkrijgbaar is en er is toch een duidelijke vraag naar, moet innovatie en productvernieuwing tot een oplossing leiden. Uitgangspunt bij alle oplossingen is het versterken van de zelfredzaamheid van de cliënt. Dit betekent dat wanneer de cliënt vaardigheden mist om te kunnen participeren, het verwerven van vaardigheden onderdeel van het arrangement moet worden. Daar waar het een cliënt ontbreekt aan een sociaal netwerk, dient om blijvende afhankelijk van de voorzieningen te voorkomen, ingezet te worden op het verwerven van sociale contacten.
Wat gaan we daarvoor doen? • Informatie ontsluiten We gaan zorgen voor een digitale sociale kaart, die bekend is bij loketmedewerkers maar ook bij ketenpartners en bij burgers, zodat de zelfredzame burger zo ook zelf zijn weg kan zoeken en vinden op participatiegebied. De sociale kaart ontsluit het algemeen en collectief aanbod en geeft inzicht in het aanbod per kern. • Ketenaanpak We gaan de samenwerking met de informele zorgers en ketenpartners versterken. We
39
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
•
•
•
doen dit om efficiënter te kunnen werken maar ook vanuit preventieoverwegingen in het kader van vroegsignalering Preventie We ontwikkelen een aanpak voor laagdrempelige groepsgewijze informatievoorziening over preventie van zorg, denk aan valpreventie en gezondheidsvoorlichting Toekomstbestendig loket We gaan de competenties van onze medewerkers versterken op vraag achter de vraag en arrangementen denken. We dragen zorg voor de een goede plaats van het nieuwe product begeleiding in het WMO-loket. Gekantelde verordening Een gekantelde verordening is randvoorwaardelijk
Koppeling naar projecten • Actief Burgerschap • Welzijn Nieuwe Stijl • WMO-loket • Vaals Helpt • Decentralisatie begeleiding • Zorg voor Jeugd • Vrijwilligerscentrale
Met wie werken we samen? In dit prestatieveld werken we met heel veel partners samen. Denk hierbij maar aan: • Welzijnsinstellingen • Zorgaanbieders • Woningcorporaties, • Huisartsenpraktijken • Informele zorginstellingen • Steunpunt Mantelzorg • Stichting MEE etc Bovendien is de Wmo-raad onze belangrijkste gesprekpartner als het gaat om beleidsmatige zaken met betrekking tot prestatieveld 3.
40
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Prestatieveld 4 Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers.
Hoe past dit prestatieveld in Vaals? Het ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers krijgt een steeds belangrijkere plaats in de WMO. Vrijwilligers en mantelzorgers vormen de pijlers van het nieuwe beleid ten aanzien van Welzijn Nieuwe Stijl. Zij dragen in belangrijke mate bij aan de zelfredzaamheid en participatie van anderen en participeren hierdoor ook zelf! Er is een essentieel verschil tussen mantelzorgers en vrijwilligers: mantelzorg overkomt je als het ware, terwijl vrijwilligerswerk een bewuste keuze is. Wat is mantelzorg? Mantelzorg is onbetaalde ondersteuning en zorg voor een (chronisch) zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is vaak langdurig en intensief. Mantelzorg wordt niet vanuit een beroep verleend. De mantelzorger geeft onbetaald ondersteuning omdat hij/zij een persoonlijke band heeft met de hulpvrager. Mantelzorg kan allerlei vormen van zorg/hulp omvatten zoals huishoudelijke hulp, praktische steun, verzorging, verpleging, begeleiding, emotionele steun en toezicht. Wat is vrijwilligerswerk? Vrijwilligerswerk is werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald, maar niet vrijblijvend wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving. Degene die vrijwilligerswerk verricht is daar voor zijn of haar levensonderhoud niet van afhankelijk.
Waar staan we nu? Mantelzorg In Vaals ontvangt 7,3% van de 55-plussers mantelzorg ten opzichte van 9,9% in de regio. Veel Vaalse 55-plussers zijn zelf ook mantelzorger (12%) en de grootste groep bevindt zich onder 65- tot 75-jarigen (14%). Ook op hoge leeftijd (>85 jaar) wordt nog mantelzorg gegeven (6,5%). Van de mantelzorgers van 55 jaar en ouder is 15% belast; dit is lager dan in de regio (19%), zo blijkt uit de regionale volksgezondheids toekomstverkenning 2010 van de GGD ZL. In de vorige beleidsperiode heeft de ontwikkeling van een volwaardig regionaal Steunpunt Mantelzorg alle aandacht gekregen. Met name ook omdat de ondersteuning van mantelzorgers voor gemeenten een nieuwe taak was. Anno nu staat er een Steunpunt Mantelzorg dat mantelzorgers en zorgvrijwilligers ondersteunt op diverse gebieden en daarbij vraaggericht en op maat te werk gaat. Het doel is dat mantelzorgers hun zorgtaken kunnen vervullen en volhouden, in combinatie met goede zorg voor henzelf en de uitvoering van andere levenstaken. De inzet van zorgvrijwilligers is daarbij essentieel. Mantelzorgers en zorgvrijwilligers houden binnen de zorg- en dienstverlening voortdurend eigen regie en keuzevrijheid. Steunpunt Mantelzorg biedt daarnaast ook vervangende mantelzorg aan alleenstaande hulpvragers die geen of (te) weinig gebruik kunnen maken van mantelzorg in hun directe omgeving.
41
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Vrijwilligerswerk De gemeente Vaals, Gulpen-Wittem en Valkenburg aan de Geul werken sinds het najaar van 2010 gezamenlijk aan een regionale vrijwilligerscentrale, die bestaat uit een centraal backoffice voor de drie gemeenten en drie lokale frontoffices. In 2011 heeft de provincie een subsidieaanvraag van de drie gemeenten gehonoreerd. Door het toekennen van deze deelsubsidie voor twee jaar, hebben de gemeenten een coördinator voor de regionale vrijwilligerscentrale kunnen aanstellen, die zich intensief bezig houdt met de maatschappelijke stages en het regionale vrijwilligerswerk. In Vaals is het frontoffice van de vrijwilligerscentrale gevestigd in het voormalig VVVgebouw aan de Maastrichterlaan, dat hiervoor verbouwd is tot een functioneel gebouw waarin zich, naast de vrijwilligerscentrale Vaals, ook een Limburgwinkel bevindt. Organisaties, instellingen en (potentiële) vrijwilligers kunnen hier terecht met vragen en voor informatie over zaken die te maken hebben met vrijwilligerswerk. Op 4 februari 2011 heeft de vrijwilligerscentrale Vaals officieel haar deuren geopend. Op 8 februari is er een open dag geweest voor alle burgers. Beide dagen zijn druk bezocht door belangstellenden. De vrijwilligerscentrale Vaals is momenteel twee ochtenden in de week open. De vacatures worden wekelijks in het Vaalser weekblad gepubliceerd. Geïnteresseerden aan vraag –en aanbodkant weten de vrijwilligerscentrale Vaals goed te vinden.
De regionale vrijwilligerscentrale vormt de basis voor de uitvoering van het vrijwilligersbeleid. De vrijwilligerscentrale speelt daarnaast een rol in de ontwikkeling van collectieve voorzieningen. Deze projecten maken deel uit van het project “Vaals helpt”. Lopende en op te starten projecten zoals burenhulp, marktbezoek, boodschappenhulp en klussendienst gaan een belangrijke rol spelen binnen de kanteling van de WMO. Voor het opstarten van projecten wordt de samenwerking met Vaals Werkt gezocht, ons lokale project voor de activering van bijstandsgerechtigden. Op 1 mei 2011 heeft de coördinator van de regionale vrijwilligerscentrale de makelaarsfunctie voor maatschappelijke stages overgenomen van de scholen. Om de verenigingen en vrijwilligers al bekend te maken met maatschappelijke stages hebben ze in 2010 een informatiepakket van de gemeente Vaals ontvangen. Tevens heeft de gemeente Vaals in 2010 op de vrijwilligersdagen acht maatschappelijke stageplaatsen aangeboden. Deze zijn ingevuld door leerlingen van het Sophianum. In samenwerking met de gemeente Valkenburg aan de Geul en gemeente Gulpen-Wittem wordt sinds 2010 twee maal per jaar (voorjaar en najaar) een scholingskalender samengesteld waarin acht cursussen/workshops gratis ter deskundigheidsbevordering worden aangeboden aan vrijwilligersorganisaties en verenigingen. In 2010 hebben in totaal meer dan 300 vrijwilligers en mantelzorgers deelgenomen aan de vrijwilligersdagen in Vaals en Vijlen. In 2011 zullen de vrijwilligersdagen wederom georganiseerd worden in Vaals en Vijlen. Beide vrijwilligersdagen hebben als doel het uiten van waardering voor alle vrijwilligers en mantelzorgers en het promoten van vrijwilligerswerk en mantelzorg.
42
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Waar willen we naartoe? Mantelzorg Met betrekking tot de ondersteuning van mantelzorgers willen we in regionaal verband ten aanzien van het Steunpunt Mantelzorg meer dan voorheen sturen op de basisfuncties. Het totaalpakket van functies waar mantelzorgers lokaal hun passende ondersteuning in kunnen vinden omvat: informatie, advies en begeleiding, emotionele steun, educatie, praktische hulp, respijtzorg, financiële tegemoetkoming en materiële hulp. Daarnaast moet er ruimte komen voor de invulling van lokale activiteiten/projecten Vrijwilligerswerk De komende vier jaar willen we het opgestarte vrijwilligersbeleid voortzetten. Daarnaast willen we een nieuw vrijwilligerspotentieel aanboren, onder meer door middel van maatschappelijke stages en het inzetten van bijstandsgerechtigden in vrijwilligerswerk. We hebben ontdekt dat groepsgericht vrijwilligerswerk daarbij een goede aanpak vormt. De basisfuncties voor vrijwilligerswerk willen we verder uitbouwen en we streven naar certificering van de vrijwilligerscentrale. Daarnaast zal de vrijwilligerscentrale de komende periode een rol spelen in de uitvoering van het project Vaals helpt.
Wat gaan we daarvoor doen? • Afsprakenkader Steunpunt Mantelzorg Het betreft hier de sturing op de basisfuncties en op de invulling van lokale activiteiten/projecten • Ruimte voor mantelzorger in WMO-loket Nog sterker van voorheen gaan we in het proces van vraagverheldering alle informele signalen meenemen: is er een mantelzorger? Hoe is de mantelzorger eraan toe? Is er vrijwillige hulp? Hoe functioneert dit? Staat men open voor informele hulp? Wil en kan men nog een bijdrage leveren als vrijwilliger? et cetera. • Vrijwilligerscentrale Wij willen een nieuw vrijwilligerspotentieel aanboren. Iedereen is een vrijwilliger, in potentie. Waardering, deregulering, een opleidingsaanbod en een professionele ondersteuning horen daarbij. • Vrijwilligersgroepen We hebben positieve ervaringen opgedaan met vrijwilligerspools / groepsgewijs vrijwilligerswerk. Deze aanpak brengt mensen op basis van hun competenties en affiniteiten bij elkaar en zorgt voor kwaliteit maar ook voor betrokkenheid bij elkaar en sociale binding. Dit is ook een geschikte aanpak voor WWB-ers; onder professionele begeleiding zijn ze zo zeer goed in te zetten.
Koppeling naar projecten • Actief burgerschap • Welzijn Nieuwe Stijl • WMO-loket • Decentralisatie begeleiding • Zorg voor Jeugd • Vrijwilligerscentrale
43
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Met wie werken we samen? • Vrijwilligerscentrale • Wmo-raad • Provincie Limburg • Regiogemeenten Maastricht en Mergelland • Verenigingsleven • Informele zorggroep • Steunpunt Mantelzorg • Trajekt • Scholen.
44
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Prestatieveld 5 Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.
Hoe past dit prestatieveld in Vaals? In dit prestatieveld gaat het om de algemene, collectieve voorzieningen die ten goede komen aan een ieder die daar behoefte aan heeft, zonder dat men zich tot de gemeente hoeft te wenden. In die zin hoeven de voorzieningen dus niet bij uitsluiting gericht te zijn op mensen met beperking, zolang zij er in ieder geval maar baat bij hebben. Het is wel belangrijk dat er bij het nadenken over deze maatregelen nagedacht is over het gebruik door deze groepen, zodat niet achteraf blijkt dat zij bij het gebruik daarvan buiten de boot vallen (inclusief beleid). Bij inclusief beleid wordt er bij het treffen van collectieve voorzieningen rekening gehouden met de bereikbaarheid en bruikbaarheid daarvan voor alle burgers, dus ook voor burgers met beperkingen. Het gaat hier om een breed scala aan voorzieningen zoals de toegankelijkheid van de woonomgeving, toegang hebben tot alle openbare faciliteiten en het openbaar vervoer maar ook het organiseren van activiteiten met een sociaal recreatief of sportief karakter. Dit bevordert de deelname van iedereen in de samenleving.
Hoe staan we ervoor? Het welzijnswerk is een belangrijke collectieve en preventieve voorziening in het kader van de maatschappelijke ondersteuning van kwetsbare burgers. Einde 2010 werd duidelijk dat de wachtlijstproblematiek hardnekkig blijkt en dat we op zoek moeten naar een innovatieve aanpak om zonder extra middelen een oplossing te vinden. Dit is aanleiding geweest om de opdracht aan het welzijnswerk onder de loep te nemen. Na een aanvankelijke focus op verantwoording van uren en resultaten krijgt Trajekt voor 2012 en verder de opdracht om het uitvoerende accent te verleggen van professionals naar burgers. De professional faciliteert, stimuleert en verwijst door. De professional zet in op vrijwillige inzet, op lotgenotencontact en op ketensamenwerking. Individuele hulpverlening is het sluitstuk. Qua inkoop is eveneens sprake van een omschakeling: vanuit een samenlevingsanalyse en probleemstelling wordt in gezamenlijkheid een resultaat en een programma van eisen geformuleerd. Uitrol van deze werkwijze van Trajekt naar andere organisaties zoals het Steunpunt Mantelzorg ligt voor de hand.
Waar willen we naartoe? • Inclusief beleid; dit betekent dat we de knelpunten die het voor mensen met een beperking moeilijk maken om van regulier collectief-algemeen aanbod gebruik te maken willen opheffen. • Verruimen collectief en algemeen aanbod.
45
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Wat gaan we daarvoor doen? • Inclusief beleid We willen de beperkingen opheffen die mensen tegenhouden om van regulier collectiefalgemeen aanbod gebruik te maken. • Verruimen collectief en algemeen aanbod We willen meer diensten op het gebied van zorg en welzijn op collectieve wijze organiseren, zodat meer mensen tegen lagere maatschappelijke kosten gebruik kunnen maken van het voorzieningenaanbod. Vaals Helpt is hier de paraplu waaronder collectieve diensten worden aangeboden maar waarbinnen ook een aanbod van lotgenotencontact en buddy;s wordt georganiseerd. • Armoedebeleid We willen de deelname van mensen met een laag inkomen bevorderen. • Kanteling van het welzijnswerk In het werkgebied zorg en welzijn willen we minder individuele hulpverlening en meer inzetten op collectief werken, met inzet van vrijwilligers en buddy's. • Deskundigheidsbevordering We willen algemene voorzieningen toegankelijk maken voor mensen met een beperking door te werken aan basale kennis, basisvaardigheden om met beperkingen om te gaan bij de aanbieders. • Informatie ontsluiten We gaan zorgen voor een digitale sociale kaart, die bekend is bij loketmedewerkers maar ook bij ketenpartners en bij burgers, zodat de zelfredzame burger ook zelf zijn weg kan zoeken en vinden op participatiegebied. De sociale kaart ontsluit het algemeen en collectief aanbod. • Begeleiding We gaan de functie begeleiding implementeren en daarbij de principes van Welzijn nieuwe Stijl en de kanteling hanteren.
Koppeling naar projecten • Actief burgerschap • Welzijn Nieuwe Stijl • WMO-loket • Vaals Helpt • Decentralisatie Begeleiding • Zorg voor Jeugd • Vaals Beweegt • Vrijwilligerscentrale
Met wie werken we samen? • Trajekt • Woningstichtingen • Sevagram • Stichting Mee • Verenigingen en organisaties • Regiogemeenten
46
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Prestatieveld 6 Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer.
Hoe past dit prestatieveld in Vaals? Dit prestatieveld richt zich op het verlenen van individuele voorzieningen. In de praktijk zijn dat de hulp bij het huishouden, vervoersvoorzieningen en de woningaanpassingen. Naast individuele voorzieningen kan de gemeente ook collectieve voorzieningen aanbieden. De toegang tot deze voorzieningen wordt verkregen op basis van individuele omstandigheden. De inzet van voorzieningen moet er op gericht zijn dat degene met beperkingen zelfstandig kan blijven functioneren. Betrokkene moet zo lang mogelijk zelfstandig (kunnen) blijven wonen zodat er minder of geen beroep wordt gedaan op (duurdere) intramurale voorzieningen. De basis voor het verlenen van de voorzieningen is gelegen in het compensatiebeginsel. Het compensatiebeginsel houdt in dat de gemeente voorzieningen treft zodat burgers met beperkingen zodanig gecompenseerd worden dat zij een huishouden kunnen voeren, zich in en om de woning kunnen verplaatsen, zich lokaal kunnen verplaatsen en kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. De wet schrijft niet voor hoe de gemeente vorm moet geven aan compensatie voor burgers met beperkingen. De burger heeft onder de WMO geen recht op een voorziening maar het recht om gecompenseerd te worden voor problemen die op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie als gevolg van een beperking ervaren worden. Dit kunnen zowel individuele als collectieve voorzieningen zijn. Bij de WMO wordt gekeken naar de integrale en persoonlijke beoordeling van de cliënt. Daarbij wordt breed gekeken naar de mogelijkheden om de beperkingen te compenseren. Eigen verantwoordelijkheid staat voorop.
Waar staan we nu? De afgelopen beleidsperiode stond voor een groot deel in het teken van het optuigen van de hulp bij het huishouden. Denk hierbij aan het contracteren van zorgaanbieders maar ook aan het inregelen van backofficetaken, zoals zorgbemiddeling, het controleren en betalen van rechtmatig geleverde zorg, het doorgeven van zorgkosten aan het CAK ten behoeve van de inning van de eigen bijdrage, et cetera. De gemeente Vaals heeft ervoor gekozen om hiervoor een contract met het WMO-kantoor aan te gaan. Daarnaast was ook het inrichten van frontoffice en de indicatiestelling van groot belang; dit was immers een nieuwe taak voor de gemeente. Inmiddels is de hulp bij het huishouden volledig geïntegreerd in het WMO-loket. De voorzieningen hebben een open-eindconstructie. Dit houdt in dat wie voor zorg geïndiceerd is, deze zorg ook ontvangt, ongeacht het budget van dat moment. De vraag naar voorzieningen stijgt en de kosten lopen op. Gezien de vergrijzing en de daarmee gepaard gaande krimp zal in de toekomst de vraag naar hulp vanuit de WMO alleen maar stijgen. Het is dus zaak dat wij de financiën blijven monitoren en het WMO-beleid vanuit de compensatiegedachte meer vorm gaan geven, zodat de druk op individuele voorzieningen en daarmee op financiële middelen afneemt.
47
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
De nadruk ligt nu nog teveel op het verstrekken van voorzieningen. Cliënten vragen c.q. claimen hulp bij het huishouden of een vervoersvoorziening, terwijl er bij het verhelderen van de vraag misschien blijkt dat de beperking op een andere manier gecompenseerd kan worden. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar prestatieveld 3.
Waar willen we naartoe? • Een toekomstbestendig, vraaggericht aanbod waarin ook de taken op het gebied van de functie begeleiding een plaats krijgen. • een gekantelde uitvoering van de WMO: van denken in voorzieningen naar samen met de burger oplossingen bedenken waarbij de eigen kracht van de burger centraal staat. • De prioriteitsvolgorde (eigen kracht, eigen netwerk, algemene en collectieve voorzieningen, individuele voorzieningen) die hierbij wordt gehanteerd, wordt vastgelegd in een nieuwe WMO-verordening. • Met deze werkwijze wordt de druk op de individuele voorzieningen verminderd. Daarnaast worden cliënten geactiveerd om zelf, op eigen kracht, mee te doen aan de samenleving. De gemeente wordt uitgedaagd om de collectieve voorzieningen beter toegankelijker te maken en verder uit te bouwen.
Wat gaan we daarvoor doen? • Werken met de verantwoordelijkheidsladder We gaan de individuele voorzieningen inzetten als sluitstuk. Als de eigen kracht, het eigen netwerk, algemene en collectieve diensten geen soelaas bieden, pas dan komt de individuele voorziening in beeld. De individuele voorziening kan deel uitmaken van een arrangement. Hiervoor is inrichting en ontsluiten van algemene en collectieve diensten randvoorwaardelijk. • Informatie ontsluiten We gaan zorgen voor een digitale sociale kaart, die bekend is bij loketmedewerkers maar ook bij ketenpartners en bij burgers, zodat de zelfredzame burger ook zelf zijn weg kan zoeken en vinden op participatiegebied. De sociale kaart ontsluit het algemeen en collectief aanbod en geeft inzicht in het aanbod per kern. • Ketenaanpak We gaan de samenwerking met de informele zorgers en ketenpartners versterken. We doen dit om efficiënter te kunnen werken maar ook vanuit preventieoverwegingen in het kader van vroegsignalering. • Toekomstbestendig loket We dragen zorg voor een goede plaats van het nieuwe product begeleiding in het WMO-loket. • Gekantelde verordening Een gekantelde verordening is randvoorwaardelijk.
Koppeling naar projecten • Welzijn Nieuwe Stijl • WMO-loket • Decentralisatie begeleiding
48
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Met wie werken we samen? In dit prestatieveld werken we met heel veel partners samen. Denk hierbij maar aan: • Welzijnsinstellingen • Zorgaanbieders • Woningcorporaties • Huisartsenpraktijken, • Informele zorginstellingen • Steunpunt Mantelzorg • Stichting MEE • GGD Bovendien is de Wmo-raad onze belangrijkste gesprekpartner als het gaat om beleidsmatige zaken met betrekking tot prestatieveld 6. Met de regiogemeenten werken we samen als het gaat om de inkoop van individuele voorzieningen. In het verleden hebben we hierdoor enkele malen een fors aanbestedingsvoordeel behaald.
49
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Prestatieveld 7/8/9 Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en beleid ter bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd; Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen; Het bevorderen van verslavingsbeleid.
Een nadere omschrijving van deze prestatievelden: maatschappelijke opvang (7) omvat activiteiten die bestaan uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan mensen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven; vrouwenopvang (7) is het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld en het beleid ter bestrijding van huiselijk geweld; openbare geestelijke gezondheidszorg (8) is gericht op het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van personen in een kwetsbare positie en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Het bieden van psychosociale hulp bij rampen wordt niet in de Wmo ondergebracht. Dit is in de Wet publieke gezondheid opgenomen; ambulante verslavingszorg (9) omvat activiteiten die bestaan uit ambulante hulpverlening, gericht op verslavingsproblemen en preventie van verslavingsproblemen, inclusief activiteiten in het kader van overlastbestrijding ten gevolge van verslaving.
Hoe past dit prestatieveld in Vaals? De prestatievelden 7, 8 en 9 gaan over de zorg voor de meeste kwetsbare groepen in de samenleving (de ‘bijzondere doelgroepen’). Het betreft vooral mensen met een indirecte zorgen hulpvraag. De prestatievelden hebben nauwe raakvlakken met de openbare orde en veiligheid. De zorg voor deze groepen heeft dan ook in veel gevallen effect op de mate van overlast. Denk hierbij onder andere aan opvangvoorzieningen voor dak- en thuislozen en outreachende zorg voor mensen die zelf niet in staat zijn om een zorgvraag te formuleren. Een nauwe samenwerking met het Veiligheidshuis maakt deel uit van de integrale aanpak. Een omschrijving van wie tot de ‘kwetsbare doelgroepen’ gerekend kan worden, is niet eenvoudig en zeker niet eenduidig. Er kan sprake zijn van dakloosheid, verslaving, psychiatrie, het mijden van zorg, onvermogen zich maatschappelijk te handhaven, sociaal isolement, opvoedingsproblemen, relatieproblemen, huiselijk geweld, beperkte maatschappelijke participatie, etc. In sommige gevallen is er sprake van het veroorzaken van overlast. Het kan gaan om volwassenen, jongeren of ouderen Deze taken binnen deze prestatievelden zijn vooral voor de centrumgemeente, die dit regionaal oppakt waardoor kennis en expertise gebundeld zijn. Ook de opvangvoorzieningen zijn in de
50
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
centrumgemeente (dit is de gemeente Maastricht) geconcentreerd. De gemeentelijke opgave voor Vaals spitst zich toe op preventie en nazorg.
Waar staan we? • Stedelijk kompas: Maastricht is centrumgemeente in het kader van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg/Maatschappelijke Opvang met daaraan verbonden wettelijke plichten opgenomen in het Stedelijk Kompas (onderdeel van convenant met Rijk) dat een verdieping is op de prestatievelden 7-8-9 van de Wmo. Een aantal mensen in de maatschappelijke opvang cq een aantal mensen dat gebruik maakt van de OGGZ-voorzieningen is afkomstig uit onze gemeente. Een aantal mensen zal ook terugkeren naar onze gemeente. • We doen via algemeen maatschappelijk werk en het Riagg (Villa Vaals) aan preventie • Terugkeerders uit detentie worden gemonitord • Via een aanpak instroombeperking WWB proberen we nieuwe probleemgevallen buiten te houden • Bij de GGD kopen we het Vangnet in, waardoor potentiële probleemsituaties opgelost worden door toeleiding naar reguliere voorzieningen. • Het noodfonds van de gemeente kan in acute noodsituaties een oplossing bieden Waar willen we naartoe? De gemeentelijke doelstellingen liggen met name op het vlak van een effectieve preventie en nazorg. De gemeente Maastricht heeft voor prestatieveld 7/8/9 de volgende beleidsdoelen geformuleerd:
51
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Mensen in een kwetsbare positie functioneren zo zelfstandig mogelijk en nemen naar vermogen weer deel aan de samenleving zonder dat zij als gevolg van hun situatie overlast veroorzaken voor hun omgeving.
Doelstelling 1: In 2015 is er een sluitende aanpak van (verslaafde) dak- en thuislozen. Elke nieuwe dak- en thuisloze persoon krijgt een Persoonlijk Ontwikkeltraject, conform de Persoonsgerichte aanpak. Doelstelling 2: In 2015 bevindt 80% van de personen die een Persoonlijk Ontwikkeltraject zijn aangegaan zich in een stabiele woon-, inkomens- en maatschappelijke positie. Doelstelling 2a: In 2015 is ook voor de resterende 20% een adequate vorm van opvang en begeleiding ontwikkeld (samen met de uitvoeringspartners). Doelstelling 3: In 2015 stroomt 20% van de bewoners van de maatschappelijk opvang door naar reguliere huisvesting. Doelstelling 4: Opgevangen zwerfjongeren stromen in 2015 in drie maanden door naar een normale woonsituatie. 70% wordt begeleid terug naar de thuissituatie, 30% wordt begeleid naar een meer zelfstandige vorm van wonen.
Rond de cliënt is een sluitend aanbod aan hulp, opvang en zorg georganiseerd
Doelstelling 5: Deze ambitie is de kern van de hulpverlening aan bijzondere groepen. De wijze waarop het integraal hulpverleningsplan wordt opgesteld en uitgevoerd, is onderwerp van gezamenlijk onderzoek en overleg met de partners. Het is vaak niet mogelijk om de hulpverlening aan deze groepen volgens een van tevoren vastomlijnd plan te laten verlopen. Er moet dus voldoende ruimte zijn om (met het doel voor ogen) te variëren in volgorde en tempo. Gedurende het traject wordt de cliënt begeleid door een ‘casemanager’ die de benodigde hulpverlening regelt.
De Maastrichtse samenleving en de Heuvellandgemeenten staan open voor bijzondere doelgroepen (aansluitend op het beleid inzake Wonen Welzijn Zorg) en ondersteunen hen bij het (opnieuw) participeren aan de samenleving
Doelstelling 6: In 2015 zijn meer cliënten, bewoners van opvangvoorzieningen en burgers van de gemeenten in Maastricht en het Heuvelland betrokken bij activiteiten die de participatie van kwetsbare groepen en personen ondersteunen.
52
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
•
•
Anticiperen op maatschappelijke ontwikkelingen We zien dat zorg steeds kleinschaliger wordt georganiseerd. Dit kan ertoe leiden dat kleinschalige woonvormen zich meer in kleine kernen vestigen. Nieuwe accenten in ex-ABWZ-regeling Ook vanaf 2012 continueren we de regionale en voor sommige organisaties bovenregionale samenwerking voor de organisaties uit de ex-AWBZregeling, maar wel met nieuwe accenten. Daarbij hanteren we de volgende volgende uitgangspunten. Vooraf worden met behulp van de basisfuncties mantelzorg de gemeenschappelijke inhoudelijke doelen vastgesteld, hieruit volgt de vraag of de organisaties hieraan, ook op lokaal niveau, een bijdrage in de ondersteuning kunnen leveren. Maastricht blijft voor de regionale afspraken de hoofduitvoerder, voor de bovenregionale afspraken is dat de plaats van vestiging. De regiogemeenten worden nadrukkelijk in het hele inhoudelijke proces betrokken. We leggen in prestatieafspraken vast wat we van de organisaties willen, ook lokaal (aan de hand van cliëntcijfers) willen we weten wat georganiseerd gaat worden. Vervolgens wordt gecontroleerd o f de afspraken zijn behaald.
Wat gaan we daarvoor doen? • Vroegsignalering Door het inzetten van AMW en RIAGG en hier ketensamenwerking te stimuleren • Preventie Door het inzetten van AMW en instroombeperking/armoedebeleid) • Terugkeerders uit de maatschappelijke opvang en verslavingszorg/detentie monitoren (veiligheid) • Inzetten Ex-AWBZ-regelingen op kwetsbare doelgroepen hiervoor blijven we samenwerken met de regiogemeenten en Maastricht als subsidiegevende gemeente. Wel gaan we kijken welke organisaties nog passen in dit aanbod en naar de verdeelsystematiek.
Met wie werken we samen? • Veiligheidshuis • GGD Vangnet • Algemeen Maatschappelijk Werk • Pentasz Mergelland • Gemeente Maastricht vanuit haar rol als centrumgemeente .
53
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Terugblik op WMO-beleidsperiode 2007-2011
De periode tot en met 2010 stond vooral in het teken van nieuwe taken, een introductie op een integrale benadering van het sociale domein en het wennen aan decentralisatie van verantwoordelijkheden van het Rijk naar de gemeenten. De kansen en mogelijkheden die de WMO biedt hadden we daarbij evenwel goed in kaart gebracht. De eerste beleidsnota over de periode 2008-2011 leest als een goede inventarisatie van deze kansen en mogelijkheden.
Succesvolle introductie Hulp bij het Huishouden Deze werd vóór 2007 uitgevoerd door de Zorgkantoren in het kader van de AWBZ. Vanaf 2007 waren de gemeenten aan zet. Het heeft veel tijd en energie gekost om de uitvoering van de hulp bij het huishouden in goede banen te leiden. De hulp werd ingeroepen van het nieuw opgezette WMO-kantoor. Dit kantoor heeft de volledige administratie overgenomen van het Zorgkantoor ten behoeve van de uitvoering van de hulp bij het huishouden. Onze gemeente heeft net zoals de gemeenten Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Meerssen en Valkenburg aan de Geul enkele administratieve diensten uitbesteed aan het WMO-kantoor. Inwoners gaven de hulp bij het huishouden in 2010 gemiddeld een 7,6.
Tevredenheid over overige voorzieningen De hulpmiddelen worden door onze cliënten met een 7,2 beoordeeld. Door een gezamenlijke aanbesteding met de gemeenten Maastricht, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Meerssen en Valkenburg aan de Geul hebben wij een kostenvoordeel kunnen behalen. De tarieven voor scootmobiels en rolstoelen maar ook voor de trapliften hebben we door dit gezamenlijk optrekken fors naar beneden kunnen brengen. Het collectief vervoer wordt door onze cliënten beoordeeld met een 6,8.
Integraal WMO-beleid Een van de doelstellingen van het WMO-beleid was om te komen tot een integrale ontwikkeling en uitvoering van de WMO. We kunnen stellen dat dit doel voor een groot deel is verwezenlijkt. Beleid en uitvoering worden op elkaar afgestemd. Denk hierbij aan bijvoorbeeld vrijwilligersbeleid en WWB, uitvoering voorzieningen WMO en beleid WMO, de rol van gezondheids- en beweegbeleid, en het Centrum voor Jeugd en Gezin.
Van Welzijnswet naar WMO Het oude doelgroepenbeleid vanuit de Welzijnswet is met de komst van de WMO losgelaten. Bij de integrale beleidsontwikkeling hebben een aantal kwetsbare groepen nog onvoldoende aandacht gekregen. Denk hierbij aan mensen met een verstandelijke handicap en mensen met GGZ-problematiek en dementie. In de komende beleidsperiode zal hier meer aandacht voor komen door de voornemens op het gebied van ketensamenwerking en de overheveling van de functie begeleiding naar de WMO.
54
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
WMO-loket Bij de start van de WMO in 2007 is een WMO-loket opgericht. Hier kunnen alle burgers van Vaals terecht met al hun vragen op het gebied van de WMO. Er werken 1,5 fte bij dit WMOloket, verdeeld over 1 Fte frontoffice-consulenten en 0,5 fte backofficemedewerker. Voor een optimale afstemming tussen het integrale beleid en de uitvoering zijn deze medewerkers begin 2011 aan de afdeling maatschappij gekoppeld. De consulenten gaan bij elke nieuwe aanvraag op huisbezoek. Dit heeft als voordeel dat zij integraal het probleem van de cliënt kunnen benaderen. Deze integrale benadering zal door het nadrukkelijker hanteren van het compensatiebeginsel in de nieuwe beleidsperiode zijn vruchten gaan afwerpen. Het afleggen van een huisbezoek wordt in het cliënttevredenheidsonderzoek WMO en de benchmark WMO als zeer positief ervaren. Op dit punt scoort de gemeente Vaals een 7,5.
Buurtplatforms In Vaals zijn 5 buurtplatforms actief. Daarnaast investeert de gemeente in de samenwerking met wijkraden (deze vormen een onderdeel van de huurdersvereniging van de woningstichting). Vrijwilligerscentrale Als kleine gemeente is het vrij uniek om een heuse vrijwilligerscentrale te hebben. Het frontoffice is gevestigd met de VVV-Limburgwinkel aan de Maastrichterlaan. Het backoffice wordt in samenwerking met Gulpen-Wittem en Valkenburg vorm gegeven met een tweejarige subsidie van de provincie. Centrum voor Jeugd en Gezin Om te komen tot een CJG heeft de gemeente Vaals tussen 2009 en (juni) 2011 de volgende stappen genomen: • Evaluatieonderzoek samenwerking binnen de brede school de Tamboerijn (2009). Resultaten en aanbevelingen van dit evaluatieonderzoek dienen als input voor het ontwerp van het CJG. • Onderzoek naar de behoeften van ouders, opvoeders, jeugdigen en professionals ten aanzien van het CJG (2009). Resultaten worden meegenomen in het CJG-aanbod. • Vaststellen ontwerpkaders CJG(2010). Inzet op het versterken van de samenwerking binnen de brede school en vaststellen activiteitenplan (2010-2011). • Inzet op de doorontwikkeling van brede school naar CJG(2011). • Opening van het CJG-inlooppunt in Vaals op 1 juni 2011. WMO-raad De WMO-raad van Vaals bestaat uit een grote groep van betrokken burgers die gevraagd en ongevraagd advies geven over alle WMO-gerelateerde zaken. Er wordt proactief gewerkt met werkgroepen die rondom bepaalde thema’s en een ander voorbereiden.
Cliënttevredenheidsonderzoek Vanaf 2008 is heeft er jaarlijks een cliënttevredenheidsonderzoek plaatsgevonden.
55
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Resultaten: • Het merendeel van de gebruikers geeft aan dat de ondersteuning vanuit de WMO aan hun verwachtingen voldoet. • Gebruikers van de WMO zijn tevreden over het verloop van de aanvraagprocedure. Als cijfer geven de respondenten een 7,5. • Hulp bij het huishouden krijgt als gemiddeld rapportcijfer een 7,6. Struikelblokken liggen in praktische zaken, zoals een andere hulp ontvangen bij vervanging bij vakantie • Individuele voorzieningen scoren gemiddeld een 7,2. Duidelijk is dat cliënten over het algemeen tevreden zijn over de invulling van de WMO in Vaals.
56
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Ontwikkelingen op het gebied van welzijn en zorg
Decentralisatie functie Begeleiding Het kabinet kiest ervoor de extramurale begeleiding dichter bij de cliënt te organiseren. Daarom wordt de extramurale begeleiding onder de werking van de WMO gebracht.
Cijfers over Begeleiding Op grond van gegevens van het CIZ hebben op peildatum 1 januari 2010 circa 180.000 mensen een uitstaand recht op extramurale AWBZ-begeleiding. Het gaat daarbij om mensen met een verstandelijke, lichamelijke- of zintuiglijke beperking, ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek, volwassenen met psychiatrische problematiek en om jeugdigen met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen. Volgens recente cijfers van het CZ Zorgkantoor (22 juni 2011) zou het daarbij voor Vaals op dit moment gaan om 138 cliënten, daarvan ontvangen 68 groepsbegeleiding en 70 mensen hebben een indicatie voor individuele begeleiding. De gemiddelde kosten per jaar voor individuele begeleiding loopt op tot een gemiddelde van € 9.680,00. Voor groepsbegeleiding ligt dit op € 8.483,00. In totaal gaat het dan om een bedrag van ruim € 1254.444. Het rijk past van meet af aan een efficiencykorting van 5 % toe.
Ingangsdatum Per 1 januari 2013 geldt dat mensen die vanaf dat moment voor het eerst begeleiding nodig hebben een beroep kunnen doen op de WMO als zij niet zelfredzaam zijn. Vanaf 2014 zal iedereen die begeleiding nodig heeft een beroep moeten doen op de WMO. De begeleiding voor mensen die niet zelf de regie kunnen voeren met een indicatie voor verblijf, de zogenaamde intramurale begeleiding, blijft overeenkomstig het Regeer- en Gedoogakkoord en vanwege de verwevenheid met de intramurale setting, onder de AWBZ vallen. Dit geldt ook voor mensen die gebruik maken van het Volledig Pakket Thuis (VPT). Het concept wetsontwerp dat de WMO op deze punten wijzigt ligt thans voor bij de Raad van State. Het streven van het ministerie is erop gericht voor wijziging van de WMO begin 2012 af te ronden, zodat gemeenten voldoende voorbereidingstijd hebben en de gevolgen voor de cliënt en de zorgaanbieders tijdig duidelijk zijn.
Een passende taak voor gemeenten? De decentralisatie van extramurale begeleiding past bij de taak die gemeenten hebben in de WMO: het bevorderen, faciliteren en doen behouden van de zelfredzaamheid van de burger en zijn deelname aan het maatschappelijke verkeer en het compenseren van beperkingen die de burger daarin ondervindt. De gemeente is in staat ondersteuning op maat te bieden, dichtbij, bijvoorbeeld in de eigen wijk of buurt, daar waar de burger niet zelfstandig of met hulp van de eigen omgeving kan participeren. De gemeente zal daarbij verbindingen leggen met andere gemeentelijke domeinen, zoals het beleid op het gebied van de schuldhulpverlening, de woningaanpassingen, re-integratie en bijstand of het woonbeleid. De onderbrenging van extramurale begeleiding in de WMO brengt met zich mee dat de ondersteuning die gemeenten
57
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
gaan bieden, qua aard, omvang en aanbieder, kan afwijken van de begeleiding die de cliënt gewend was te ontvangen vanuit de AWBZ.
Waar hebben we het over? In het kader van de functie Begeleiding kan bijvoorbeeld ondersteuning en hulp worden geboden bij (praktische) taken en activiteiten zoals zinvolle dagbesteding. Te denken valt aan het optillen en verplaatsen van dagelijks noodzakelijke voorwerpen, of het beheer van huishoudgeld en de thuisadministratie. Ten tweede is dit onderdeel gericht op het compenseren en actief herstellen van het beperkte of afwezige regelvermogen van de burger. Het gaat dan bijvoorbeeld om het regelen van zaken op het gebied van wonen, onderwijs, werk en inkomen, hulp bij het initiëren van het op- of bijstellen van dag- of weekplanning, het inzicht geven in (mogelijke) gevolgen van besluiten en hulp bij het zich aan regels en afspraken houden. Ten derde is het in voorkomende gevallen nodig om toezicht te bewerkstelligen, bijvoorbeeld op gedrag ten gevolge van een stoornis bij bijvoorbeeld valgevaar of complicaties bij een ziekte. In verband met de decentralisatie wordt vanaf 2013 ook de verantwoordelijkheid voor het vervoer van en naar begeleiding buitenshuis verlegd van de AWBZ naar gemeenten.
Waar staan we in de voorbereidingen? Vaals zit nu, met veel andere gemeenten, in de oriëntatiefase. De cijfers zijn verkend en ambtelijk zijn enkele werkbezoeken gebracht. Het ligt voor de hand om de oriëntatie op deze nieuwe taak verder regionaal op te pakken. Het doel van de werkbezoeken aan en de gesprekken met de partners is om inzicht te krijgen in de cliënten (zij zijn de mensen waar het om draait). Hoe is hun situatie, welke behoefte aan ondersteuning hebben zij? Wat kunnen zij zelf of met hulp van hun omgeving, en hoe kunnen we die eigen kracht versterken? En op welke nieuwe manieren kunnen we de taken in de toekomst vorm geven? Daarnaast gaan we met de partners in gesprek om te kijken welke nieuwe en andere mogelijkheden van samenwerking we kunnen starten om deze ingrijpende wijzigingen voor de gemeentelijke uitvoeringstaken aan te kunnen.
Decentralisatie Jeugdzorg Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering van de gehele zorg voor kinderen, jongeren en hun opvoeders. Het Rijk gaat in de periode tot 2016 alle jeugdzorg die onder het rijk, provincies, AWBZ en ZVW valt overhevelen naar de gemeenten. Deze opdracht wordt neergelegd in een nieuw wettelijk kader. Het transitieproces is inmiddels gestart. Het Rijk wil met deze overheveling de zorg voor de jeugdigen bij elkaar brengen op en rond plaatsen waar jeugdigen en gezinnen vaak komen. Het uitgangspunt is: zorg dicht bij huis. Het CJG krijgt een sleutelrol: namelijk de frontoffice van alle zorg die naar gemeenten gaat. Het Rijk beoogt hiermee dat het systeem simpeler moet en prikkels moet bevatten om de nadruk te leggen op preventie en ondersteuning in een vroeg stadium en daarmee zware zorgvormen voorkomen. De stuurgroep CJG Heuvelland (Vaals, Gulpen-Wittem, Valkenburg, Meerssen en EijsdenMargraten) heeft in verband met het belang van het CJG Heuvelland in het decentralisatieproces te kennen gegeven graag een serieuze gesprekspartner te willen zijn ten opzichte van de initiërende gemeente Maastricht. In het najaar van 2011 buigt de stuurgroep zich over een startnotitie waarin de rol en positie van het CJG Heuvelland wordt belicht in relatie tot de decentralisatie jeugdzorg.
58
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Decentralisatie werk: Wet werken naar Vermogen Met ingang van 1 januari 2013 treedt de Wet Werken naar Vermogen (WWNV) in werking. Deze wet voegt de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet investeren in jongeren (WIJ), de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) samen in één regeling. Naast deze ene regeling blijft de WSW in stand voor de mensen die zijn aangewezen op beschut werken en daar ook voor worden geïndiceerd. Daarnaast blijven volledig en duurzaam arbeidsongeschikte jonggehandicapten onder de Wajong vallen. Met de WWNV wil het Rijk komen tot een brede voorziening met zoveel mogelijk gelijke rechten, plichten en arbeidsmarktkansen voor mensen met arbeidsvermogen. De uitkeringsvoorwaarden, financiering, ondersteuning en uitvoering van de huidige regelingen worden met de nieuwe regeling zoveel mogelijk gelijk getrokken. Hierbij is het WWB-regime leidend. De invoering van de WWNV vergt de nodige voorbereiding. In een verordening dient het beleid WWNV te worden vastgelegd. Daarnaast dient daarin te worden aangegeven hoe de gemeente tot een evenwichtige verdeling van doelgroepen komt, met bijzondere aandacht voor mensen met een arbeidshandicap daarbij. Voorts wordt hierin bepaald hoe de gemeente met WSW beschut werken omgaat. Het nieuwe instrument van loondispensatie moet worden geïmplementeerd, inclusief de onafhankelijke toegangstoets. Tot slot dient de werkgeversbenadering op de juiste schaal te worden georganiseerd. Hierbij dient de bovenlokale werkgeversbenadering op bovenlokaal niveau ingericht te worden. Hiervoor krijgen gemeenten een jaar de tijd. In die periode dient een landsdekkende uitvoering gewaarborgd te zijn. Indien gemeenten daar niet in slagen zal het rijk met voorstellen komen. In de regio maken we nadere afspraken over wat op welke schaal (bovenregionaal-regionaallokaal) gebeurt. Mogelijke risico’s hierbij zijn de forse budgetkortingen die het Rijk doorvoert op de budgetten voor de WSW en de WWB (participatiefonds, waaronder de reintegratiemiddelen). Het budget voor 2012 wordt naar verwachting pas in oktober 2011 bekend. Het voorstel voor de Wet Werken naar Vermogen is bovendien nog niet vastgesteld.
Maatschappelijke ontwikkelingen: actief burgerschap Meer dan ooit zal er in de komende planperiode een beroep worden gedaan op actief burgerschap. Dit komt voort uit het feit dat het Rijk de zelfredzame burger centraal stelt in de WMO, de WPG en het Stedelijk Kompas. Het minimale niveau gaat uit van zelfredzame burgers en organisaties die daartoe ondersteunend zijn voor zover noodzakelijk en niet meer. Deze zelfredzame burger zal als hij het zelf niet meer kan redden eerst een beroep moeten doen op zijn eigen netwerk (mantelzorgers) en daarna op vrijwilligers uit zijn eigen kern of buurt. Nu is de sociale betrokkenheid van oudsher groot in Nederland. Toch zijn er bedreigingen voor de civil society. Het aantal Nederlanders dat niet bij een organisatie is aangesloten, neemt sinds halverwege de jaren negentig gestaag toe. Hoe kan dat? Laagopgeleiden en de lage inkomensgroepen vertrouwen minder in medeburgers, hebben minder politieke belangstellingen vertonen minder maatschappelijk activisme dan mensen met meer economisch en intellectueel kapitaal. Werklozen en arbeidsongeschikten vertonen vaak tekenen van sociaal isolement en zijn naar verhouding weinig bij maatschappelijke organisaties aangesloten. Daarmee zijn ze in potentie ook moeilijker te bereiken voor beleid dat is gericht op het doorbreken van achterstanden en maatschappelijke vervreemding.
59
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
De grote welvaart die over de gehele linie zichtbaar is, laat onverlet dat er toch honderdduizenden mensen zijn die weinig of niet sociaal participeren. Bij 7% van de bevolking is sprake van cumulatieve non-participatie, wat wil zeggen dat deze mensen in een jaar tijd noch aan culturele activiteiten hadden deelgenomen, noch aan sport deden, noch een bezoek hadden gebracht aan attracties of natuur- en recreatiegebieden. Onder de niet-deelnemers is een oververtegenwoordiging van mensen met een laag inkomen, laagopgeleiden, allochtonen, ouderen en mensen met een beperking. In sommige gevallen zal er sprake zijn van ‘niet willen’, geen belangstelling hebben of het niet passend achten bij de eigen cultuur. Maar er zijn ongetwijfeld ook mensen bij die het zich financieel niet kunnen veroorloven om te participeren of die sociaal in een isolement verkeren en daarom niet kunnen of durven participeren. In een eerdere editie van de Sociale Staat van Nederland (ssn) (Bijl et al. 2007) is al gewaarschuwd voor de verspilling van menselijk kapitaal door het sociaal uitgesloten zijn van groepen burgers. Daarnaast is het aantal mensen zonder kinderen in de loop der jaren fors toegenomen. Ouderen zonder partner en zonder kinderen hebben in de regel een kleiner netwerk waar zij een beroep op kunnen doen. Uit onderzoek naar de gevolgen van kinderloosheid in verschillende landen blijkt dat kinderloze mannen een slechtere gezondheid en een kleiner sociaal netwerk hebben dan vrouwen zonder kinderen. Mensen zonder kinderen ervaren vooral aan het eind van hun leven een tekort aan informele steun. Ze zijn dan meer aangewezen op formele zorg (Dykstra en Hagestad 2007). In de verschuiving van formele naar informele zorg vraagt deze groep dus om bijzondere aandacht. Hetzelfde geldt voor mensen met een allochtone achtergrond, van wie ook bekend is dat hun informele netwerk kleiner is. Ook daarin moeten we op zoek gaan naar mogelijkheden om die netwerken te versterken en drempels te verlagen door kloof informeel en formeel te overbruggen door middel van lerende netwerken, train de trainer en inzetten van ervaringsdeskundigheid. Het bovenstaande maakt duidelijk dat ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers in de komende planperiode verder moet worden ontwikkeld. Zij zijn ons sociaal kapitaal. Zonder hen wordt de uitvoering van de WMO en de WPG onbetaalbaar!
Beperking doelgroep AWBZ In Nederland hebben, anders dan in veel van de ons omringende landen, niet alleen licht verstandelijk gehandicapten met een IQ tussen 50 en 70, maar ook zwakbegaafden, met een IQ tussen de 70 en 85, recht op AWBZ-zorg (grondslag verstandelijke handicap) als er daarnaast sprake is van meervoudige problematiek. Tot meervoudige problematiek worden gerekend: ernstige beperkingen in de sociale redzaamheid en leer- en of gedragsproblemen als gevolg van verminderd cognitief functioneren. Deze groep zwakbegaafden is een sterk groeiende groep binnen de gehandicaptenzorg. In het Regeer- en Gedoogakkoord is opgenomen dat het IQ-criterium voor recht op AWBZ-zorg per 2012 gelijkgesteld wordt aan het criterium dat in veel van de ons omringende landen wordt gehanteerd, namelijk een IQ lager dan 70.
60
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015
Scheiding van wonen en zorg, verdergaande extramuralisering Bij vermaatschappelijking van de zorg of het scheiden van wonen en zorg gaat het om het financieel scheiden van wonen en zorg en wordt het wonen niet langer vergoed op grond van de AWBZ en brengen intramurale zorginstellingen de huur afzonderlijk in rekening. De verwachting is dat hierdoor ook beter kan worden aangesloten bij de uiteenlopende woonwensen van de zorgvragers. Steeds meer zorgbehoevenden wonen langer zelfstandig en moeten zich met ondersteuning redden. De extramuralisering is nog niet ten einde en leidt tot een grotere vraag naar verschillende bijzondere woonvormen in de buurten. Daarbij denken we niet alleen aan levensloopbestendig wonen maar ook aan woonvormen voor (ex-) patiënten uit de Geestelijke gezondheidszorg , maatschappelijke opvang en mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking.
61
__________________________ Meer voor elkaar. Beleidsplan WMO 2012 – 2015