NOTA VAN ZIENSWIJZEN Concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar; integrale visie op de invoering van de drie decentralisaties in het sociale domein.
Inleiding Het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar bevat een uitwerking van onze visie op de invoering van de drie decentralisaties in het sociale domein. Het concept beleidsplan heeft van 26 juni tot en met 31 juli 2014 voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast is het concept beleidsplan op 3, 7 en 10 juli 2014 toegelicht tijdens bijeenkomsten met vertegenwoordigers van zorgorganisaties uit het werkveld en andere belangstellenden. Ook de adviesraden zijn benaderd en in de gelegenheid gesteld om hun mening over het concept beleidsplan kenbaar te maken. Wij hebben in totaal 22 reacties ontvangen op het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar. Het betreft reacties van zowel zorgverleners, belangengroeperingen als inwoners. In de aanhef van de zienswijze wordt aangegeven of de zienswijze is ingediend door een inwoner van de gemeente Tubbergen of de gemeente Dinkelland, of dat het een lokale dan wel bovenlokale organisatie betreft. Uit de reacties blijkt veel bereidheid om op een positieve en constructieve wijze met de gemeente mee te denken. Wij zijn hier erg blij mee, want wij staan immers voor een omvangrijke taak, die wij niet alleen kunnen maar ook niet alleen willen uitvoeren. Wij zullen het plan in samenspraak met alle betrokkenen moeten uitvoeren. Uit het merendeel van de reacties blijkt dat het plan gedragen wordt. Daarnaast worden verschillende aanbevelingen gedaan. Op een aantal daarvan ondernemen wij actie. Onderstaand is per zienswijze een samenvatting weergeven. Vervolgens wordt per zienswijze de reactie vanuit de colleges van burgemeester en wethouders van Dinkelland en Tubbergen weergegeven en deze wordt afgesloten met een conclusie. Zienswijze 1 Ingediend door: De heer H. Bramer (inwoner gemeente Tubbergen). Samenvatting zienswijze: Er wordt door de heer Bramer aangegeven dat het idee, dat een huishoudelijke hulp geen vergoeding gaat krijgen voor het strijken en de was, nogal discutabel is. Zou die keuze niet beter kunnen worden overgelaten aan de zorgverleners? Die zijn immers met de situatie ter plekke bekend. Als er dan toch bezuinigd moet worden, laat daar de zorgverleners dan over meebeslissen. Zijn de onlangs doorgevoerde bezuinigingen in de zorg wel effectief gebleken? Wat zijn de uiteindelijke consequenties van alle genomen en nog te nemen maatregelen op het gebied van de WMO? Gemeentelijke reactie: Vanuit de WMO heeft de gemeente de taak om er voor te zorgen dat inwoners die niet meer in staat zijn om het huishouden zelfstandig uit te voeren hulp bij het huishouden te regelen. Het kabinet heeft aangekondigd dat de rijksvergoeding met ingang van structureel met 40% verlaagd wordt. Wij willen dat zorg en ondersteuning betaalbaar, bereikbaar en benaderbaar blijft voor de mensen die dat echt nodig hebben en geen aanspraak kunnen doen op hulp van familie, mantelzorgers, vrienden en/of buren. De hulp zal wel vereenvoudigd en versoberd moeten worden, om de 40% korting van het Rijk op te kunnen vangen. In het 1
concept beleidsplan staat op pagina 41 opgenomen dat “de hulp zich beperkt tot het op orde houden van de woon-, slaap-, en badkamer, keuken en toilet. De overige huishoudelijke werkzaamheden zoals wassen en strijken, het verzorgen van planten en dieren, het doen van boodschappen en het schoonhouden van extra ruimten vallen niet onder de door de gemeente te verstrekken hulp in het huishouden. Deze werkzaamheden kunnen eventueel wel worden uitgevoerd door de zorgaanbieder, maar dan komen de kosten voor eigen rekening.” Tijdens de inspraakavonden is door een groot aantal betrokkenen duidelijk naar voren gebracht dat men zich niet kan vinden in het specifiek benoemen van de ruimtes en werkzaamheden die al dan niet vallen onder de door de gemeente te verstrekken hulp in het huishouden. Ook in deze zienswijze wordt dit standpunt naar voren gebracht. Aangegeven wordt dat het niet mogelijk is om huishoudens met elkaar te vergelijken en uit te gaan van standaard ruimtes. Elk mens heeft zijn eigen leefwijze met daarbij behorende behoeften. Uitgangspunt voor de gemeente moet zijn dat de huishouding op orde is zodat de inwoners eigen regie over hun huishouden kunnen blijven voeren, een sociaal netwerk kunnen onderhouden en kunnen deelnemen aan de samenleving. Gelet op vorenstaande hebben wij besloten om de cliënt meer vrijheid te geven ten aanzien van de inzet van de hulp bij het huishouden. Wij stappen af van het specifiek benoemen van ruimtes en werkzaamheden, maar kiezen voor een model waarbij de cliënt met de door hem/haar gekozen zorgaanbieder een zorgplan opstelt waarin de te verrichten activiteiten worden vastgelegd. De gemeente betaalt de zorgaanbieder een vast bedrag per vier weken per cliënt. Binnen dit budget maken cliënt en zorgaanbieders nadere afspraken. Op basis van het principe van resultaatfinanciering wordt daarbij niet meer gewerkt met toekenning van uren maar met een vast budget. Daar waar huishoudelijke ondersteuning aan de orde is waarbij ook verzorging van minderjarige kinderen aan de orde is en/of regieproblematiek ten aanzien van het huishouden, kan extra ondersteuning worden geboden. Voor deze ondersteuning geldt een vaste toeslag; bovenop het vaste bedrag. Voor uitzonderlijke situaties blijft de mogelijkheid bestaan om aanvullend maatwerk te verrichten. Wij passen het beleidsplan hierop aan.
Conclusie zienswijze 1: Het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar, hoofdstuk 6.3, blz. 42, hulp bij het huishouden, lokale keuze als volgt aan te passen: Wij kiezen voor een model waarbij de cliënt met de door hem/haar gekozen zorgaanbieder een zorgplan opstelt waarin de te verrichten activiteiten worden vastgelegd. De gemeente betaalt de zorgaanbieder een vast bedrag per vier weken per cliënt. Binnen dit budget maken cliënt en zorgaanbieders nadere afspraken. Op basis van het principe van resultaatfinanciering wordt daarbij niet meer gewerkt met toekenning van uren maar met een vast budget. Daar waar huishoudelijke ondersteuning aan de orde is waarbij ook verzorging van minderjarige kinderen aan de orde is en/of regieproblematiek ten aanzien van het huishouden, kan extra ondersteuning worden geboden. Voor deze ondersteuning geldt een vaste toeslag; bovenop het vaste bedrag. Voor uitzonderlijke situaties blijft de mogelijkheid bestaan om aanvullend maatwerk te verrichten. Dit najaar werken wij één en ander verder uit. Daarbij komt ook de optie aan bod om bepaalde huishoudelijke werkzaamheden niet meer onder het gemeentelijke pakket te brengen. Deze werkzaamheden zullen dan opgepakt moeten worden door marktpartijen, waardoor de betreffende werkzaamheden dus komen te vallen onder de zogenaamde algemene voorzieningen. 2
Zienswijze 2 Ingediend door: Mevrouw R. Hansté (inwoonster gemeente Tubbergen). Samenvatting zienswijze: a. De inwoners van de gemeente Tubbergen zijn naar de mening van mevrouw Hansté nog niet doorgedrongen van het feit dat er bezuinigd moet worden. Het zou goed zijn burgers hierop aan te spreken; niet uitgaan van wat kunt u niet meer… maar wat kunt u nog wel… wat zijn uw kwaliteiten. Als voorbeeld, tijdens de inloopavond iemand in de rolstoel die van 10 uur huishoudelijke hulp naar 5 en nu naar 3,5 uur gaat. Deze persoon kan misschien wel iets terug doen; wellicht kan hij heel goed belastingpapieren invullen of lekker koken voor iemand in de buurt. Dus het principe van de vroegere ruilhandel. Wellicht zit het probleem in dit geval niet in de huishouding, maar in de eenzaamheid. Het signaleren van deze problematiek is erg belangrijk. Burgers die het leuk vinden iets voor anderen te doen moeten betrokken worden bij activiteiten. Noaberkracht = Noaberschap. b. Mevrouw geeft aan de Beweegtuin in Geesteren een mooi project te vinden. Ze verbaast zich er echter over, dat een tuincentrum het onderhoud doet. Het lijkt haar dat het geld beter op een andere manier besteed kan worden en dat een groep ouderen verantwoordelijk gemaakt kan worden voor het onderhoud van de (beweeg)tuin. c. Wat betreft toegang. Het is voor burgers lastig om voor zorg naar de gemeente te gaan: waar is mijn privacy? De gemeente moet vertrouwen uitstralen. Gemeentelijke reactie: Ad a. Op pagina 33 van het conceptbeleidsplan staat dat eigen kracht en omzien naar elkaar centraal staan voor de gemeente. Vanuit die visie wil de gemeente de zelfredzaamheid van individuen en gemeenschappen nog verder versterken. De zelfredzaamheid van gemeenschappen vertaalt zich in noaberschap en zelf organiserend vermogen van inwoners. De informele netwerken in de kernen en om individuen zijn namelijk goud waard. Dit kan er voor zorgen dat het voorzieningenniveau en daarmee de leefbaarheid in de kernen geborgd blijft. De gemeente ziet een grote rol weggelegd voor (de inzet van) vrijwilligers, mantelzorgers en maatschappelijke organisaties bij het in stand houden van een vitale samenleving met aandacht voor burgers die een steuntje in de rug nodig hebben. Bij het beleidsplan omzien naar elkaar hoort een communicatietraject. We gaan de komende tijd burgers meenemen in de veranderingen. Hier is met name aandacht voor eigen kracht en noaberschap. Ad b. Bij de uitvoering van onze beleidsvoornemens zullen wij gebruik maken van uw suggestie om vrijwilligers in te zetten voor diverse projecten, zoals de Beweegtuin in Geesteren. Ad c. De gemeente vindt het belangrijk om op een zorgvuldige manier uitvoering te geven aan de nieuwe taken. De gemeente gaat de komende jaren energie steken in laagdrempeligheid en vertrouwen richting de inwoners. Met de privacy van inwoners zal de gemeente zeer zorgvuldig omgaan. De Wet Bescherming Persoonsgegevens is van toepassing. Hoe de gemeente dat precies gaat doen is een uitwerking van het beleidsplan. In het op te stellen bedrijfsvoeringsplan en/of in het communicatieplan wordt hierop nader ingegaan. Conclusie zienswijze 2: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
3
Zienswijze 3 Ingediend door: De heer en mevrouw Lohuis (inwoners gemeente Dinkelland). Samenvatting zienswijze: Meneer en mevrouw maken sinds lange tijd gebruik van medicijnen voor chronische aandoeningen. Hiervoor krijgen ze een vergoeding van het CAK (Centraal Administratie Kantoor). Op grond van artikel 118a van de zorgverzekeringswet hebben ze recht op compensatie eigen risico. Nu kregen ze te horen dat de compensatie van het CAK stopt. Ze vragen of de gemeente Dinkelland een rol kan spelen in die vergoeding, want het is voor hen niet meer te betalen. Ze willen ook graag weten waarom de bijdrage van het CAK gestopt wordt. Gemeentelijke reactie: Op 28-7-2014 is een brief verstuurd aan de heer en mevrouw Lohuis als reactie op deze zienswijze. De gemeente Dinkelland is bezig met het ontwikkelen van beleid inzake de vergoeding compensatie eigen risico. Op pagina 47 van het concept beleidsplan staat omschreven hoe de gemeente daarmee omgaat. De reden dat de betaling van de CER (Compensatie Eigen Risico) door het CAK wordt beëindigd en naar de gemeenten overgeheveld wordt is dat de landelijke regelingen te ongericht waren en niet terecht kwamen bij de mensen die het nodig hebben en werkelijke meerkosten hebben ten gevolge van chronisch ziekte en/of handicap. Conclusie zienswijze 3: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 4 Ingediend door: Mevrouw S. Moleman (inwoonster gemeente Tubbergen). Samenvatting zienswijze: Mevrouw Moleman heeft geen directe aanpassingen voor het beleidsplan, maar schetst haar leven als moeder van een meervoudig complex gehandicapt kindje en belangrijke zaken waar de gemeente rekening mee zou moeten houden. Ze geeft aan dat ze schrikt van het feit, dat leerlingenvervoer een verantwoordelijk voor de cliënt zelf gaat worden. “Als ouders hebben wij al heel veel extra zorg/zorgtaken/zorgkosten en proberen we daarbij ook onze baan te (be)houden.” Qua vrijetijdsbesteding heeft ze zelf iets proberen op te zetten los van indicaties, maar vooral zorginstellingen hechten waarde aan de indicaties. Zonder indicatie geen zorg/geen geld. We kennen in de gemeente een zorgboerderij, maar ook hier geldt, geen indicatie geen zorg. Deelname aan reguliere activiteiten is daarnaast ook niet mogelijk. Daarnaast verbaast mevrouw Moleman zich erover dat er geen speciaal basis onderwijs in de gemeente zit. Alle kinderen die niet naar het regulier basis onderwijs gaan, moeten naar Hengelo, Enschede of Almelo en worden uit de vertrouwde sociale omgeving weggehaald. Daarnaast wil ze waken voor de plaatselijke tamtam. Het is niet fijn je straks zelf op dorpsniveau te moeten blootgeven. Gemeentelijke reactie: De gemeente erkent de noodzaak zorgvuldig uitvoering te geven aan de nieuwe taken. Mevrouw Moleman schrikt van het feit, dat leerlingenvervoer een verantwoordelijk voor de cliënt zelf gaat worden. Dit is niet nodig. Leerlingenvervoer komt vooralsnog niet voor rekening van de inwoner.
4
De gemeente faciliteert vrij toegankelijke voorzieningen en activiteiten op kernniveau, gebaseerd op de behoefte van de inwoners. Deze voorzieningen hebben vaak een collectief karakter dat gebaseerd is op groepen. Wanneer een vraag naar een voorziening erg specialistisch (individueel) is, dan is het niet altijd mogelijk om dit in de eigen gemeente te organiseren. Er is volume nodig van gebruikers om aanbod te (laten) organiseren. Dit kan alleen als er wordt samengewerkt met meerdere gemeenten. Deze volume voorwaarde is tevens van toepassing op het speciaal onderwijs. Met het passend onderwijs wordt gestreefd om zoveel mogelijk kinderen dicht bij huis aan het regulier onderwijs deel te laten nemen, zonodig met aanvullende ondersteuning. Voor sommige kinderen sluit deze vorm van onderwijs onvoldoende aan bij de behoefte. Zij zijn aangewezen op het speciaal onderwijs. De organisatie en inrichting van het (speciaal) onderwijs valt buiten de invloed van de gemeenten. Tubbergen en Dinkelland werken wel intensief samen met het onderwijs om zoveel mogelijk volgens het principe één gezin, één plan te kunnen werken, tijdig te signaleren en te anticiperen op zorgvragen die het ondersteuningsaanbod binnen het onderwijs overstijgen. Conclusie zienswijze 4: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 5 Ingediend door: De heer R. Scholten, directeur Mobility4all (inwoner gemeente Tubbergen). Samenvatting zienswijze: De heer Scholten geeft aan dat de gemeente kosten kan besparen in het rolstoelvervoer en individuele voertuigaanpassingen. Hij geeft aan dat Mobility4all een totaalproduct levert, dus een voertuig inclusief de gewenste aanpassingen. Een rolstoelgebruiker die gebruik wil maken van rolstoelvervoer in een bus of auto krijgt dan geen vergoeding meer voor de rit, maar een aantal uur per week/maand waarmee de cliënt vrije beschikking heeft over rolstoelvervoer. Een mantelzorger zorgt ervoor dat de cliënt op de gewenste plek komt en weer wordt opgehaald. De gemeente krijgt nauwelijks te maken met administratieve belasting. Het betreft alleen facturen voor de afgegeven uren die de cliënt zijn toegezegd. Wil de cliënt naast de toegezegde uren meer gebruik maken van het rolstoelvervoer, dan kan dit tegen eigen betaling rechtstreeks via Mobility4all geregeld worden. Gemeentelijke reactie: Het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar geeft de kaders/uitgangspunten aan waarbinnen de “wat”-vraag beantwoord wordt of moet worden. Wat willen we bereiken en wat gaan we daarvoor doen? Het aanbod van de heer Scholten gaat in op de beantwoording van de “hoe-vraag”. Op welke wijze kan het goedkoper en toch efficiënt. Vanuit de positie van belanghebbende een begrijpelijk aanbod, doch in deze fase van beleidsvorming zijn we nog niet toe aan het uitvoeringsvraagstuk. De zienswijze van de heer Scholten betreft een aanbod van zijn kant m.b.t. rolstoelvervoer incl. gewenste aanpassingen. Zijn zienswijze gaat niet in op beleidsinhoudelijke argumenten, maar op een uitvoeringsvoorstel. Conclusie zienswijze 5: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
5
Zienswijze 6 Ingediend door: Mevrouw D. Voorhuis (inwoonster gemeente Tubbergen). Samenvatting zienswijze: Er wordt aangegeven dat bij de doelgroep psychiatrie/ mensen met psychosociale problematiek veelal sprake is van instabiliteit. M.a.w. de situatie / ondersteuning kan wisselen van licht naar zwaar en visa versa. Wordt hier rekening mee gehouden in het zorgplan en het bijbehorende budget? Gemeentelijke reactie: De gemeente neemt haar verantwoordelijkheid om passende zorg te organiseren voor de inwoners die dit nodig hebben. Per hulpvraag wordt met de cliënt gekeken hoe de zorg er uit moet zien, welke mate van flexibiliteit nodig is om schommelingen in zorgbehoefte op te vangen, welke aanbieder en welke financieringswijze geschikt zijn. Dit wordt opgenomen in het zorg- en ondersteuningsplan. Conclusie zienswijze 6: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 7 Ingediend door: De heer F. Haarhuis, voorzitter Coöperatie Zorgondernemers Twente (bovenlokale organisatie). Samenvatting zienswijze: a. De Coöperatie Zorgondernemers Twente is van mening dat gemeenten goed op weg zijn wat betreft ‘omzien naar elkaar’. Het moet echter wel duidelijk zijn wat vrijwilligers kunnen en mogen doen. Er moet voorkomen worden dat een mantelzorger zich gedwongen voelt om het werk van een professional te moeten uitvoeren. Vraag niet te veel van mantelzorgers. b. De coöperatie omschrijft het invoeren van een consulententeam als prima, zolang dit team maar scherp blijft toezien, dat er veel verschillende zorg/hulpvragen zijn waarvoor een verschillende aanpak nodig is. Niet elke professional heeft deze expertise in huis. c. Tenslotte geeft de coöperatie aan dat zij deze expertise wel in huis heeft. De hulpverleners zijn niet alleen HBO opgeleid, maar de meesten zijn ook ervaringsdeskundigen. De coöperatie vindt dat een cliënt niet afhankelijk moet worden van zorg, maar zoveel mogelijk zelf de regie in handen moet houden. De kracht van de organisatie is: motivatie, toegankelijk, transparantie, continuïteit, korte lijnen en vraaggericht. Het zorgaanbod van de coöperatie is heel breed. Van het opstellen van een begeleidingstraject voor een Wajonger tot aan iemand met een alcohol- of drugsprobleem het leven weer op de rit te helpen krijgen. Gemeentelijke reactie: Ad a. De gemeente ziet een grote rol weggelegd voor (de inzet van) vrijwilligers, mantelzorgers en maatschappelijke organisaties bij het in stand houden van een vitale samenleving met aandacht voor burgers die een steuntje in de rug nodig hebben. De gemeente ziet in dat er het nodige moet veranderen om dat mogelijk te maken, vooral om overbelasting te voorkomen. In Hoofdstuk 6.1 van het beleidsplan staat omschreven dat de gemeente zorg moet dragen dat mantelzorgers en vrijwilligers mee kunnen blijven doen in de samenleving en een beroep kunnen doen op (professionele) ondersteuning bij het verlenen van hun mantelzorg- en vrijwilligerstaken. 6
Ad b. De gemeente erkent het belang van een zorgvuldige vraagverheldering door het consulententeam met voldoende kennis en kunde om deze taak goed uit te voeren. Het consulententeam moet voldoen aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen. De gemeente is zich ervan bewust dat er op dit moment onvoldoende kennis en expertise is bij de gemeentelijke consulenten met betrekking tot de nieuwe doelgroepen. Inzet is, dat het consulententeam, dat vanaf 2015 onder verantwoordelijkheid van de gemeente de toeleiding naar zorg gaat uitvoeren, voldoende kennis en kunde in huis heeft om problematiek op diverse leefgebieden te signaleren en daarbij een inschatting te maken van de mogelijke oorzaak van de problemen. Ad c. Om tot een ondersteunings- en zorgplan te komen maakt het consulenteam tevens gebruik van expertise van diverse professionals uit de diverse sectoren van zorg.
Conclusie zienswijze 7: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 8 Ingediend door: Mevrouw E. Engelbertink, teamleider Thuiszorg Maartje Dinkelland en mevrouw T. Schlepers, teamleider Thuiszorg Maartje Tubbergen (bovenlokale organisatie). Samenvatting zienswijze: Gevraagd wordt hoe consulenten onafhankelijk kunnen blijven en onafhankelijk advies kunnen geven, terwijl ze gedetacheerd zijn en dus verbonden blijven met de “oorspronkelijke werkgever”. Zullen de consulenten er dan niet onbewust dan wel bewust voor zorgen dat de “oorspronkelijke werkgever” voldoende cliënten krijgt? Daarnaast kunnen consulenten snel geneigd zijn af te gaan op de eigen ervaring, “de anderen zijn ook goed, maar hier kan ik het garanderen”. Het gevolg kan zijn dat de cliënten beïnvloed worden in de keuze, waardoor de keuzevrijheid vervalt. Het voorstel is om consulenten volledig onder de verantwoordelijkheid van de gemeente te laten vallen. Gemeentelijke reactie: In het beleidsplan staat op pagina 28 beschreven dat het consulententeam onafhankelijk moet zijn van zorgaanbieders. Het consulententeam werkt dus geheel onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Om te voorkomen dat een consulent alleen naar het voor hem of haar bekende zorgaanbod verwijst, vindt intercollegiale consultatie plaats binnen het consulententeam en wordt actief gewerkt aan het opstellen van een actuele sociale kaart. Conclusie zienswijze 8: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 9: Ingediend door: Mevrouw J.M. Kool, clustermanager algemene zaken Accare kinder- en jeugdpsychiatrie Overijssel Oost (bovenlokale organisatie). Samenvatting zienswijze: a. De zienswijze, ingediend door Accare kinder- en jeugdpsychiatrie, is voornamelijk gericht op de jeugdzorg. In de reactie wordt aangegeven dat de gemeente in haar beleidsstuk spreekt over integrale toegang (hfst 5) en dat daarin wordt verwezen 7
b.
c.
d.
e.
naar een consulententeam. Er wordt nog nergens gesproken over hoe dat team precies samengesteld wordt en aan welke kwaliteitseisen medewerkers dienen te voldoen. Accare geeft aan hier ideeën over te hebben, de organisatie is namelijk van mening dat een goede vraagverheldering aan het begin kostenbesparend kan werken in het vervolg van het traject. Daarom is Accare zeker bereid een aandeel te leveren; dan wel in het team dan wel op consultatiebasis. Daarnaast gaat Accare in op Regionale crisisdienst jeugd (hfst. 5.3.1). Er wordt aangegeven dat er ook een psychiatrische crisisdienst bestaat. Het lijkt mevrouw Kool van belang dat de gemeenten en Accare kijken hoe deze goed op elkaar aan kunnen sluiten en hoe van elkaars expertise gebruik gemaakt kan worden. Wat betreft kwaliteit (hfst. 7). De gemeenten Dinkelland en Tubbergen geven wel aan de er kwaliteitscriteria als voorwaarde gesteld worden, onduidelijk is of door de aanbieders hun huidige meetinstrumenten gehanteerd kunnen worden, dan wel dat er uniforme meetinstrumenten gehanteerd gaan worden. Accare verricht al jaren meting naar de effectiviteit van hun behandelingen. Accare zou graag met de gemeenten Dinkelland en Tubbergen van gedachten wisselen over het verder vormgeven van de cliënt (behandel) metingen. Thema’s als goed Noaberschap en eigen kracht zijn ook thema’s die Accare aanspreken. Het werken vanuit de daadwerkelijke cliëntvraag, is een van de uitgangspunten van Accare. Deze visie sluit goed op elkaar aan. Wat betreft preventie. Binnen Twente 14 en binnen de gemeenten Dinkelland en Tubbergen staat preventie hoog in het vaandel; voorkomen is inderdaad beter dan genezen. In dat kader wil mevrouw Kool aandacht vragen voor de site www.99gram.nl, deze site is gericht op jongeren met eetproblematiek. Voor Accare van groot belang i.v.m. de anonieme behandeling van jongeren, waar tot op heden nog geen antwoorden zijn i.v.m. de financiering hiervan.
Gemeentelijke reactie: Ad a. De gemeente erkent het belang van een zorgvuldige vraagverheldering door het consulententeam met voldoende kennis en kunde om deze taak goed uit te voeren en die daarbij voldoet aan kwaliteitseisen die de gemeente hieraan gaat stellen. Het team van consulenten dat onder verantwoordelijkheid van de gemeente de toeleiding naar zorg gaat uitvoeren heeft voldoende kennis en kunde in huis om problematiek op diverse leefgebieden te signaleren en daarbij een inschatting te maken van de mogelijke oorzaak van de problemen. Om tot een ondersteunings- en zorgplan te komen maakt het consulententeam tevens gebruik van expertise van professionals uit de diverse sectoren van zorg. Dit kan voor jeugd een huisarts of een jeugdarts zijn, maar ook experts op gebied van GGZ (Geestelijke Gezondheids Zorg) problematiek, pedagogische vraagstukken, LVB(Licht Verstandelijke Beperking) problematiek. Deze experts zijn doorgaans medewerkers van zorginstellingen. De experts kunnen geconsulteerd worden door een consulent of gevraagd worden om diagnostiek uit te voeren ter ondersteuning van de vraagverheldering. Ad b. De 14 Twentse gemeenten organiseren samen een regionale crisisdienst voor Jeugd. Dit wordt samen met de aanbieders van spoedzorg vorm gegeven. Op dit moment is deze regionale crisisdienst Jeugd volop in ontwikkeling. De komende jaren is het belangrijk dat er een doorontwikkeling plaatsvindt zodat er een betere aansluiting is tussen de crisisdienst voor Jeugd, de crisisdienst voor volwassenen met psychiatrische problematiek en de lokale zorgstructuur. Een aantal aanbieders bedienen zowel de doelgroep jeugd als volwassenen. Dit biedt aanknopingspunten voor het organiseren van een verbeterde aansluiting, met inachtneming van de verschillende financieringsstromen die voor deze zorgvormen gelden. Ad c. Aanbieders moeten voldoen aan vastgestelde kwaliteitscriteria om er zeker van te zijn dat ze goede zorg bieden aan inwoners die dit nodig hebben. De kwaliteitscriteria worden opgenomen in de raamcontracten waar aanbieders op in kunnen schrijven. Daarnaast worden voor een ondersteunings- en zorgplan met de aanbieder af8
spraken gemaakt welke doelen behaald moeten worden en binnen welke termijn dit haalbaar lijkt te zijn. De consulenten monitoren het verloop van de behandeling en zien toe dat de gewenste resultaten haalbaar blijven en bereikt worden; zo nodig faciliteren ze bijstelling van de behandeling. Er kunnen daarbij diverse meetinstrumenten gebruikt worden in overleg en afstemming. Een andere factor is de cliënttevredenheid. Dit is een ‘zachte’ factor en moeilijk meetbaar. Toch vindt de gemeente het belangrijk dat deze factor mee weegt bij het bepalen of een behandeling het gewenste resultaat oplevert binnen de geleverde inspanning. De gemeente werkt samen met andere gemeenten om een betrouwbaar systeem te ontwikkelen dat kwaliteit en effectiviteit van zorg monitort. Dit systeem ondersteunt zowel de gemeente, consulenten en aanbieders in dit proces. Ad d. De gemeente hecht veel waarde aan een goede samenwerking met aanbieders. Een gedeelde visie komt deze samenwerking ten goede. Ad e. Aandacht voor eetproblematiek hebben de gemeenten Dinkelland en Tubbergen ook. Met name de mogelijkheid om digitaal en anoniem preventieve zorg te bieden sluit aan bij het gedachtengoed van het beleidsplan in ontwikkeling. Conclusie zienswijze 9: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 10 Ingediend door: M. Wagenaar en M. Guichelaar, Stichting Welzijn Ouderen Dinkelland (lokaal werkende organisatie). Samenvatting zienswijze: De Stichting Welzijn Ouderen Dinkelland heeft de volgende opmerkingen: a. Betreft integrale toegang voor de 3 decentralisaties: Het team van consulenten met verschillende expertises die de regie moeten gaan uitvoeren, blijft een valkuil. De onafhankelijk dient uiterst zorgvuldig gewaarborgd te worden en hierover bestaan twijfels. Het idee van SWO Dinkelland is ten eerste dat deze twijfel uiterst serieus moet worden genomen en dat gemeenten Dinkelland en Tubbergen hier als verantwoordelijke partij zelf kritischer naar moet kijken dan welke partij dan ook. Aan de andere kant zijn de gemeenten Dinkelland en Tubbergen zelf ook leverancier en uitvoerder in de WMO en dus niet onafhankelijk. Een top-down benadering lijkt de SWO Dinkelland niet de meest succesvolle in deze, maar overleg over hoe deze factor geëlimineerd kan worden is zinvoller. Als de structuur blijft staan, is de mening van de SWO Dinkelland dat de successen van dit team consulenten valt of staat met de aansturing: een procesmanager die onafhankelijkheid met zijn/ haar hele kunnen bewaakt en eventuele afwijkingen hierin kan ‘wegtrainen’ bij de groep professionals. b. Betreft informeel netwerk: De SWO Dinkelland ziet de noodzaak van veel van de genoemde maatregelen en beseft dat de gemeenten Dinkelland en Tubbergen partners nodig hebben die niet alleen meewerken, maar meer kunnen betekenen in het bewerkstellingen van deze transformatie. De SWO Dinkelland zal als welzijnsorganisatie de verantwoordelijkheid nemen en hun kracht in zetten waar kan. Er wordt gedacht aan het netwerk in de kerkdorpen, de kennis en ervaring met de grootste doelgroep, ouderen; zij spelen de grootste rol in deze veranderingen, niet alleen als zorgvrager, maar ook als vrijwilliger. De ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorg is een item dat de SWO Dinkelland aanspreekt. Op dit moment ervaren zij een radiostilte, nadat het advies van de werkgroep is voorgelegd aan de Dinkellandse burgers. De SWO Dinkelland vindt dat hier een vervolg aan gegeven moet worden. In de praktijk merken zij dat de vraag van professionals (casemanagers, gemeente9
ambtenaren o.a.) naar vrijwilligers toeneemt en steeds vaker bij hen terecht komt. De SWO Dinkelland merkt nu al, terwijl Bureau Vrijwilligerswerk volgens de berichtgeving op internet nog op volle toeren draait, een soort van natuurlijke verschuiving van deze vragen naar hun organisatie. Enerzijds willen zij verwijzen naar Bureau Vrijwilligerswerk, maar anderzijds willen zij vanuit hun werkwijze (bijna nooit ‘nee’ zeggen) en vanuit de rol in de nieuwe situatie die geleidelijk gaat ontstaan, hierin ondersteunen. Volgens de SWO Dinkelland is duidelijkheid hierover van groot belang. c. Betreft niet vrij toegankelijke voorzieningen: Ten aanzien van het onderzoek naar de mogelijkheden in de verschillende kernen en dorpen, heeft de SWO Dinkelland al te kennen gegeven hierin graag te ondersteunen. Ten aanzien van de dagbesteding op dorpsniveau zijn zij al in gesprek met, bijvoorbeeld Carint, Kulturhus NoordDeurningen en de sportvereniging. d. Betreft samenwerking: Ten aanzien van de samenwerking wil de SWO Dinkelland opmerken dat het wel of niet verstrekken van persoonsgegevens een item is dat nog aandacht behoeft. Hier wordt niet consequent mee omgegaan. Zij hebben begrip voor de regelgeving hieromtrent, dit is in het belang van cliënten. Als organisatie werkt de SWO Dinkelland veel met vrijwilligers en bij het inzetten van deze vrijwilligers is het vinden van een goede match een grote uitdaging. Dit is onmogelijk als zij niet de benodigde informatie over de cliënt krijgen. De SWO Dinkelland vraagt zich af hoe de gemeenten Dinkelland en Tubbergen hier in de toekomst mee willen omgaan. Zij zijn van mening dat hierover onvoldoende informatie in het beleidsplan te vinden is. e. Betreft de rol van de huisarts, wijkverpleegkundige en sociale wijkteams: Bij nader inzien heeft de SWO Dinkelland in de notitie en in de bijeenkomst gemist welke rol de wijkverpleegkundigen, de huisartsen en de sociale wijkteams hierin gaan spelen en hoe dit zich verhoudt tot het team van consulenten en generalisten. Gemeentelijke reactie: Ad a. In het beleidsplan staat in paragraaf 5.2.7 beschreven dat het consulententeam onafhankelijk moet zijn van zorgaanbieders. Het consulententeam werkt dus geheel onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Om te voorkomen dat een consulent alleen naar het voor hem of haar bekende zorgaanbod verwijst, vindt intercollegiale consultatie plaats binnen het consulententeam en wordt actief gewerkt aan het opstellen van een actuele sociale kaart. Bij complexe problematiek komt de procesmanager in beeld. Deze is uiteraard nauw verbonden met het team van consulenten. Het consulententeam zal worden aangestuurd door een coördinerend leidinggevende. Ad b. Informele netwerken van samenwerkende vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers verbinden partijen met elkaar door ondersteuning en zorg beter op elkaar af te stemmen. Informele netwerken kunnen tevens de schakel zijn om informele en formele ondersteuning en zorg beter met elkaar te verbinden. De SWOD biedt in het kader van de transformatie aan een actieve rol te nemen om te komen tot netwerkvorming in de kernen. De SWOD zien wij als een van de betrokken partijen in het maatschappelijk middenveld. De gemeente ziet deze actieve rol ook weggelegd voor de andere partijen in het maatschappelijk middenveld. Alle betrokken partijen zullen dan ook door de gemeente worden betrokken bij de verdere uitwerking van de actiepunten uit het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar. De gemeente Dinkelland heeft met het betrekken van vertegenwoordigers van vrijwilligersorganisaties en inwoners van Dinkelland in 2013 en 2014 onderzoek gedaan naar de ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet en waar op ingezet zou moeten worden in het licht van de ontwikkelingen decentralisaties Awbz, Jeugdzorg, Participatiewet. Een werkgroep Vrijwillige Inzet Dinkelland heeft op basis van de onderzoeksresultaten advies uitgebracht aan het college van B&W Dinkelland. Dit advies is inmiddels ter kennis gebracht van de organisaties en inwoners van Dinkel10
land. Dit advies vormt de basis van het actieplan om door vrijwilligersorganisaties (waaronder SWOD) en inwoners van Dinkelland met ondersteuning van de gemeente verder uit te werken in het 2e halfjaar 2014 en 1e halfjaar 2015. Ad c. De gemeente hecht groot belang aan de inbreng vanuit de samenleving om op een zodanige wijze uitvoering te kunnen geven aan het beleidsplan dat sprake is van draagkracht in de samenleving. Bij de verdere uitwerking van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar zullen alle relevante partijen worden betrokken. Ad d. De Wet Bescherming Persoonsgegevens is van toepassing. Bij de uitwerking van de beleidsvoornemens die staan opgenomen in het concept beleidsplan zal aandacht worden geschonken aan de uitwisseling van gegevens over cliënten tussen zorgaanbieders en instellingen die betrokken zijn bij de zorg aan een cliënt. Voorop staat dat toestemming van de betreffende cliënt nodig is om persoonlijke informatie uit te kunnen wisselen. Ad e. Wij hebben ervoor gekozen niet te gaan werken met wijkteams, maar met een consulententeam waarin elke consulent zijn/haar eigen specialisme heeft. Dit team zal nauw gaan samenwerken met professionals zoals huisartsen en wijkverpleegkundigen, maar ook met partijen vanuit de voorliggende voorzieningen zoals verenigingen en stichtingen. Wij gaan in overleg met deze professionals en maatschappelijke partijen om verdere invulling aan dit beleidsuitgangspunt te geven. Conclusie zienswijze 10: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar. De SWOD verwijst onder b. naar een gemeentelijk onderzoek inzake ondersteuning vrijwillige inzet en wil graag dat hier een vervolg aan gegeven wordt. Deze duidelijkheid vinden zij nodig om reden dat de SWOD de druk op hun organisatie (lees: vrijwilligers) ziet toenemen als gevolg van een toenemende vraag naar vrijwillige inzet. De gemeente voert het advies met actieplan in het 2e halfjaar 2014 en 1e halfjaar 2015 uit in samenwerking met vrijwilligersorganisaties en inwoners van Dinkelland. Voorgesteld wordt een tekstuele aanpassing in het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar op te nemen door het omkaderde uitgangspunt op blz. 35 aan te vullen met: “…..met de inwoners (vrijwilligers) en vrijwilligersorganisaties herzien”.
Zienswijze 11 Ingediend door: De heer E. Kramer, directeur Schoonhuis-ZorgAccent (bovenlokale organisatie). Samenvatting zienswijze: De zienswijze, ingediend door Schoonhuis-ZorgAccent, richt zich op het onderdeel Hulp bij het Huishouden en sluit aan op scenario 5 (blz. 40 van het beleidsplan). De heer Kramer attendeert op de mogelijkheid van het gebruik van de zogenaamde alphahulp-constructie, dat naar zijn overtuiging in lijn is met scenario 5 en gezien kan worden als een degelijk en eenvoudig stelsel. De heer Kramer geeft aan, dat hij vanuit zijn functie als directeur van Schoonhuis-ZorgAccent kan putten uit ruime ervaringskennis, die hij de afgelopen vier jaar heeft opgedaan. De organisatie Schoonhuis-ZorgAccent levert sinds 2010, tot grote tevredenheid van stakeholders, via de alphahulp-constructie bemiddelingsdiensten aan de burgers, die al dan niet in het bezit zijn van een PGB. In zijn zienswijze licht de heer Kramer de alphahulp-constructie gedetailleerd toe (voor de detailinformatie wordt verwezen naar de tekst van de zienswijze). Enkele hoofpunten: > Schoonhuis-ZorgAccent maakt gebruik van de alphahulp-constructie via de 11
Regeling Dienstverlening aan Huis (RDH). In 2007 is deze RDH door de overheid ingevoerd om wit werken te bevorderen en daarmee zwart werken tegen te gaan. > Schoonhuis-ZorgAccent is in 2010 opgericht en bemiddelt tussen cliënten met èn zonder PGBAlpha en alphahulpen. De transparante bedrijfsvoering van Schoonhuis-ZorgAccent is exact in lijn met de RDH, waarvoor ook bij de Belastingdienst toestemming is verleend. > De hierboven genoemde Regeling Dienstverlening aan Huis wordt na het zomerreces op basis van het rapport Kalsbeek in de Tweede Kamer behandeld. Ondanks het feit dat deze RDH politiek ter discussie staat, benadrukt de heer Kramer nogmaals, dat de alphahulp-constructie van toegevoegde waarde is om scenario 5 van het beleidsplan ten uitvoer te brengen. De heer Kramer doet het verzoek om het gebruik van de alphahulp-constructie op te nemen in het beleidsplan Omzien Naar Elkaar. Gemeentelijke reactie: In het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar staat het beleid voor de komende jaren opgenomen. Wij zijn van mening dat de alphahulp-constructie één van de manieren is waarop uitvoering gegeven kan worden aan het beleid zoals opgenomen staat in het concept beleidsplan. Daarom zullen wij de alpha-hulpconstructie niet opnemen in het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar, maar gaan betrekken bij de verdere uitwerking van ons beleid. Op dit moment maken verschillende klanten van de gemeente gebruik van Schoonhuis Zorgaccent. Klanten kunnen daar in 2015 weer voor kiezen, aangezien een PGB(Persoons Gebonden Budget) tot de mogelijkheden blijft behoren. De voorwaarden die zijn verbonden aan een PGB op basis van de WMO wijzigen wel. Conclusie zienswijze 11: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 12 Ingediend door: De heer R. Leget, voorzitter We Doen Wat We Zeggen (inwoner gemeente Dinkelland). Samenvatting zienswijze: We Doen Wat We Zeggen (WDWWZ) grijpt de zienswijze aan om een concreet voorstel in te dienen, enkele kritische kanttekeningen te plaatsen en vragen te stellen. E.e.a. wordt als volgt in beeld gebracht: a. WDWWZ stelt, in het kader van Omzien Naar Elkaar voor, dat iedere Dinkellander vrijwillig een plaatsgenoot gaat adopteren. Iedere Dinkellander die daartoe in staat is, onderhoudt contacten met de persoon die hij geadopteerd heeft en in onderling overleg wordt bepaald welke praktische / sociale activiteiten ondernomen worden. WDWWZ merkt op, dat het initiatief bij de burgers dient te liggen, maar dat het van belang is dat het adoptieprogramma goed gecoördineerd wordt. WDWWZ stelt voor dat, een door de gemeente gesubsidieerde instelling (bv. Stichting Welzijn Ouderen) zich met deze coördinatie bezig gaat houden. WDWWZ is ervan overtuigd dat voldoende vrijwilligers bereid zijn mee te werken aan het adoptieplan; 85% van de inwoners is nl. in staat om zelfstandig te leven. Om geen overdreven verwachtingen te wekken, is het van belang te weten wat vrijwilligers wel en niet voor hun rekening mogen nemen. WDWWZ geeft aan de nodige hand- en spandiensten te willen verrichten.
12
b. WDWWZ merkt op, dat de inspraak plaatsvindt in juli; een maand waarin veel mensen op vakantie zijn. Omdat de gemeente Dinkelland graag hoort welke ideeën onder burgers leven, noemt WDWWZ het niet verstandig de inspraak in de vakantieperiode te verlenen. Zij doet daarom het voorstel de inspraakperiode te verlengen t/m eind september, zodat burgers alsnog de kans krijgen een zienswijze in te dienen. c. WDWWZ geeft aan dat de gemeente Dinkelland geld beschikbaar stelt uit het innovatiefonds voor initiatieven van burgers en instellingen (beleidsplan blz. 36). Er wordt echter niet aangegeven óf, en hoeveel geld daarvoor beschikbaar is. Wethouder Duursma heeft op een informatiebijeenkomst gezegd dat de belastingen niet omhoog gaan om de zorg betaalbaar te maken en dat de uitgaven moeten passen binnen het budget dat voor het sociale domein beschikbaar is. WDWWZ vraagt zich af of het college deze opvatting deelt en bereid is deze keuze voor te leggen aan de gemeenteraad. De raad heeft nl. het budgetrecht en bepaalt op grond daarvan hoeveel geld voor zorg beschikbaar komt. Volgens WDWWZ is in het beleidsplan de uitspraak van de portefeuillehouder niet terug te vinden. d. WDWWZ verwijst naar hoofdstuk 6.5, waarin wordt gesproken over een tegenprestatie die bijstandsgerechtigden in ruil voor een uitkering moeten verrichten. Volgens WDWWZ is daar in principe niks mis mee, maar wordt wel het beeld opgeroepen dat een uitkering een gunst is in plaats van een recht. Werkloosheid komt naar zeggen van WDWWZ voort uit gebrek aan banen en de daaruit voortvloeiende uitkering voor levensonderhoud is logisch en getuigt van solidariteit. Zij geeft aan, dat werklozen op hun beurt een tegenprestatie van de gemeente mogen verwachten. Naar de mening van WDWWZ zijn tot heden de prestaties van de gemeentelijke sociale dienst onder de maat geweest. Om werkachterstanden weg te werken is veel geld uitgegeven. e. Volgens WDWWZ komt het vreemd over dat een gemeente, die op dit gebied zo slecht presteert, van de uitkeringsgerechtigden een tegenprestatie eist. WDWWZ verzoekt de gemeente Dinkelland om de gedupeerde bijstandsgerechtigden excuus te maken en de geleden schade te vergoeden. Verder verzoekt WDWWZ om in de nota Omzien Naar Elkaar ook de prestatie van de gemeente op te nemen. Daarnaast wil WDWWZ graag zien hoe werklozen concreet aan het werk worden geholpen. De gemeente krijgt geld van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor dit doel; hoeveel geld is dat en hoe wordt dat besteed? WDWWZ verzoekt de gemeente een paragraaf op te nemen waarin de gemeente uitkeringsgerechtigden actief gaat wijzen op de rechten die zij hebben; in navolging van Almelo wordt een boekje gemaakt, waarin alle regelingen staan waar deze mensen recht op hebben. f. WDWWZ wijst raad en college erop, dat de gemeente wettelijk verplicht is een cliëntenraad in het leven te roepen. De gemeente heeft daar tot op heden geen gehoor aan gegeven. WDWWZ eist dat er een aparte cliëntenraad komt voor Dinkelland en dat er geen aansluiting wordt gezocht met Almelo. WDWWZ geeft aan dat deze verplichting niet mag worden afgeschoven en eist per 1 oktober a.s. instelling van de Dinkellandse cliëntenraad. Mocht dat niet het geval zijn, dan zal WDWWZ minister L. Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vragen de gemeente een aanwijzing te geven. Gemeentelijke reactie: Ad a. Het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar geeft de kaders/uitgangspunten aan waarbinnen de “wat”-vraag beantwoord wordt of moet worden. Wat willen we bereiken en wat gaan we daarvoor doen? Het voorstel van WDWWZ gaat in op de beantwoording van de “hoe-vraag”. Een begrijpelijk voorstel, doch in deze fase van beleidsvorming zijn we nog niet toe aan het uitvoeringsvraagstuk. Ad b. Om de voortgang in het proces rond het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar te houden, is gekozen voor ter inzagelegging in juni / juli. 13
Ad c. Zoals reeds vermeld onder a. geeft het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar de kaders en uitgangspunten aan. Bij de invulling van de verdere uitvoering van deze kaders en uitgangspunten zal ook het financiële aspect betrokken worden. Het college heeft ingestemd met het in procedure brengen van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar. Na eventuele bijstellingen op basis van ingediende zienswijzen zal het beleidsplan door het college worden vastgesteld en daarna ter definitieve vaststelling aan de raad worden aangeboden. Uitgangspunt is dat de uitgaven moeten passen binnen het budget dat voor het sociaal domein beschikbaar is. Op dit moment is nog niet op alle gebieden duidelijk wat de effecten zijn van de rijkskortingen op de budgetten voor Dinkelland en Tubbergen. Zodra dit duidelijk is, zal de raad bepalen hoeveel geld er voor de uitvoering van de drie D’s beschikbaar wordt gesteld. Ad d. In de wet maatregelen WWB die per 1 januari 2015 opgaat in de Participatiewet is de tegenprestatie dwingend opgelegd aan de gemeenten. Dit betekent dat ook de gemeenten Dinkelland en Tubbergen daar aan zullen moeten voldoen. Ze hebben daar geen keuze in. De heer Leget geeft aan dat de sociale dienst van de gemeente Dinkelland slecht heeft gepresteerd in het verleden. De gemeente heeft dit aangepakt en dit is gebeurd met externe inhuur. Dit is binnen de begroting gebleven en de problemen zijn opgelost. De gemeente Dinkelland heeft de intentie uitgesproken de werkzaamheden van de sociale dienst per 1 januari onder te brengen bij de gemeente Almelo zoals dat reeds voor de gemeente Tubbergen naar volle tevredenheid wordt uitgevoerd. Daarmee kunnen de kosten verder omlaag en de kwaliteit omhoog. Deze ontwikkelingen zijn echter niet relevant om op te nemen in de onderhavige nota omdat dit een bedrijfsvoering vraagstuk is en geen beleidsvraagstuk. Ad e. De opmerkingen van de heer Leget onder deze paragraaf zijn ook van een uitvoeringsorde en derhalve niet van toepassing op het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar. De heer Leget is ervan op de hoogte dat de gemeente Dinkelland een aparte organisatie in het leven geroepen heeft die mensen in de bijstand aan het werk helpt (coöperatie DinkellandWerkt!). Ad f. In de volgende fase van uitwerking zal de gemeente de cliëntenraad meenemen in de uitwerking. De gemeente is zich er van bewust dat dit geen vrijblijvende opgave is en zal met een oplossing hieromtrent komen. Conclusie zienswijze 12: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 13 Ingediend door: Mevrouw V. Elshuis-Potijk (inwoonster gemeente Tubbergen). Samenvatting zienswijze: Mevrouw is niet tevreden over de besteding van middelen in de zorg; er gaat naar haar mening nog steeds extra geld gaat naar mensen die hun werk niet goed doen / hebben gedaan. Ze stelt dat het overhoop gooien van de hele organisatie geen oplossing is; er worden nieuwe zakkenvullers geboren, terwijl cliënten straks met ongewassen en ongestreken kleren thuis zitten en de ramen niet gewassen worden. Mevrouw spreekt haar zorg uit over de vriendjes politiek in een dorp, oude rancunes, geld, aanzien, smeergeld en machtswellust. Tot slot geeft ze aan, dat er gelukkig nog meer mensen zijn die wel goed werk leveren en lief zijn voor de medemens. Mevrouw zegt een tevreden cliënt van thuiszorg te zijn en geeft aan dat dit niet moet worden afgenomen. De rotte appels moeten eruit worden gegooid en niet de hardwerkende zusters. 14
Gemeentelijke reactie: Het idee achter het overbrengen van de taken op het gebied van de Jeugdzorg, Participatiewet en overheveling van onderdelen uit de AWBZ naar de WMO naar de gemeenten is, dat gemeenten dit beter kunnen regelen omdat ze dichter bij de inwoners staan. De gemeente zal haar uiterste best doen om hieraan op een adequate wijze invulling te geven. Gemeente en inwoners zullen samen een antwoord moeten vinden op de vraag hoe de samenleving zo georganiseerd kan worden dat mensen zoveel mogelijk zelf, of met hulp van anderen, kunnen meedoen aan de samenleving. De gemeente gaat hierbij uit van eigen kracht, maar dit betekent niet dat iedereen op zichzelf is aangewezen. We zijn samen verantwoordelijk en “zien om naar elkaar”.
Conclusie zienswijze 13: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 14 Ingediend door: Mevrouw M. Harmelink-Hutten (inwoonster gemeente Tubbergen). Samenvatting zienswijze: a. Mevrouw Harmelink geeft m.b.t. jeugd aan, dat zorg vaak aan de late kant wordt aangevraagd. Mensen proberen problemen vaak eerst zelf op te lossen, voordat ze ermee te koop lopen. De situatie kan hierdoor zo uit de hand lopen dat alle betrokkenen er aan onderdoor gaan. Vroeg signalering is naar haar mening dan ook dè optie. Maar als bij de vroeg signalering niets met de problemen gedaan wordt kom je geen stap verder en gaat dat ten koste van je kind en je eigen situatie. Mevrouw Harmelink heeft daar ervaring mee en ze geeft aan bereid te zijn om als ervaringsdeskundig informatie te delen met mensen die dergelijke situaties niet kennen. b. Ten aanzien van de WMO geeft mevrouw Harmelink aan, dat ouderen zich vaak wegcijferen en niet aangeven wanneer iemand het werk niet goed doet; ze zijn al blij met hulp. Ze geeft als voorbeeld om naar een soosmiddag te gaan en gesprekken aan te knopen met ouderen. c. In het kader van participatie vraagt mevrouw hoe het straks met haar 18-jarige zoon gaat die onder de Wajong komt te vallen. Gemeentelijke reactie: Ad a en b. Vroeg signalering is erg belangrijk om te voorkomen dat inwoners in de knel komen met de ontwikkeling en opvoeding van hun kinderen. In de gemeente zijn de inwoners niet geneigd snel hulp te vragen, de zelfredzaamheid is groot en het liefst zoekt de inwoner zelf naar een oplossing als het even iets minder goed gaat. De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners die vraagverlegen zijn, omdat ze niet goed weten waar ze hun vraag kunnen stellen of dit liever niet openbaar doen, wel goed gehoord worden. De gemeente wil de mogelijkheid voor inwoners om op tijd aan de bel te trekken zo groot mogelijk maken. Daarom investeert ze in de bereikbaarheid, toegankelijkheid en signaleringskwaliteiten van de vindplekken waar ouders met hun kinderen al komen. Denk daarbij aan scholen, verenigingen, huisartsen en de JGZ. Daarnaast maakt de gemeente goede samenwerkingsafspraken met deze partners zodat signalen ook op tijd gedeeld worden met de juiste personen en er op geanticipeerd kan worden door de betreffende vindplekken, of door de consulenten wanneer de vraag de vindplek overstijgt.
15
De mening van inwoners is van groot belang om de drempel naar advies, ondersteuning of zorg zo laag mogelijk te maken. De gemeente blijft met de inwoners in gesprek om ideeën op te halen hoe we de inwoners het beste kunnen bereiken en waar ze hun onzekerheden en problemen op gebied van ontwikkeling en opvoeding bespreekbaar willen maken. Ervaringsdeskundigen zoals mevr. Harmelink kunnen hier een waardevolle bijdrage aan leveren. Ad c.
Om een antwoord te kunnen geven op de vraag moet eerst antwoord worden gegeven op de vraag of de zoon van mevrouw Harmelink nu al een Wajonguitkering heeft of niet? Mensen die jonggehandicapt zijn maar vóór 1-1-2015 nog geen WAJONGuitkering hebben Mensen die jonggehandicapt zijn maar wel resterend arbeidsvermogen hebben (dus wel voor een gedeelte kunnen werken) komen per 1-1-2015 niet meer in de WAJONG maar vallen onder de Participatiewet. Dit houdt in dat op basis van inkomen en vermogen wordt beoordeeld of men voor een uitkering in aanmerking komt. Mensen die op 1-1-2015 reeds een WAJONG-uitkering hebben Iedereen die nu een WAJONG uitkering heeft houdt deze en blijft onder het UWV vallen.
Conclusie zienswijze 14: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 15 Ingediend door: De heer G. Luttikhuis (inwoner gemeente Tubbergen). Samenvatting zienswijze: De heer Luttikhuis constateert dat de WMO niet langer door de landelijke overheid, maar door de gemeente vormgegeven zal worden. Hij vraagt in dat kader aandacht voor zijn dochter (49 jaar) met het syndroom van Down. Zij is momenteel gehuisvest in de Wieken in Tubbergen en gaat al 30 jaar op werkdagen naar het DAC de Leemhorst in Almelo. De heer Luttikhuis spreekt de vrees uit, dat de gemeente de inwoners een DAC binnen de gemeente wil aanbieden. Hij vraagt hier zorgvuldig mee om te gaan en de inwoners in een vroeg stadium te informeren over hoe de gemeente denkt hier invulling aan te geven. Verandering van omgeving heeft nl. grote invloed op het welzijn van deze groep gehandicapten. In dat licht stelt de heer Luttikhuis de volgende vragen aan de gemeente Tubbergen: a. Heeft de gemeente Tubbergen in kaart gebracht welke inwoners welke zorg nodig hebben? b. Worden er door de gemeente op korte termijn al contracten opgezegd of niet verlengd waardoor inwoners die nu elders een DAC bezoeken daar niet meer naar toe kunnen? Dit kunnen ook contracten zijn die indirect tot gevolg hebben dat een ander te bezoeken DAC noodzakelijk zal zijn. Bijvoorbeeld het niet meer financieren van vervoer, waardoor bewoners niet meer naar het gebruikelijke DAC kunnen komen. c. Meent de gemeente Tubbergen dat alle bewoners uit de gemeente die nu een DAC bezoeken straks uitsluitend een DAC binnen de gemeente Tubbergen kunnen bezoeken?
16
d. Heeft de gemeente onderzocht of gaat zij onderzoeken of de inwoners van de gemeente Tubbergen niet beter af zijn, wanneer de gemeente Tubbergen deze vorm van zorg gaat inkopen in de buurtgemeenten? Kan aan inwoners met deze handicap zowel expertise als behoud van kwaliteit van leven geboden worden? Samengevat wordt door de indiener van de zienswijze gevraagd zorgvuldig met deze groep inwoners om te gaan en in het bijzonder, of zijn dochter naar de DAC de Leemhorst kan blijven gaan. Gemeentelijke reactie: Ad a. De gemeente heeft wel in beeld welke inwoners momenteel zorg ontvangen, maar het is op dit moment nog niet helemaal duidelijk wat voor zorg en bij welke instelling of instantie deze inwoners die zorg ontvangen. Deze informatie ontvangt de gemeente in de komende tijd van de Rijksoverheid. Ad b. De gemeente is momenteel samen met de 14 Twentse gemeenten bezig met de aanbestedingsprocedure van de contracten die moeten worden afgesloten met zorgaanbieders. De huidige cliënten hebben een overgangsrecht van maximaal 1 jaar tot uiterlijk 31 december 2015. De huidige cliënten kunnen dus bij de huidige zorgaanbieder blijven, tenzij zij eerder instemmen met een nieuw aanbod van de gemeente. De inwoner heeft daarna een keuze uit de zorgaanbieders die door de Samen14 gemeenten gecontracteerd zijn. Als zorg in natura geen passende oplossing biedt, kan een persoonsgebonden budget worden verstrekt (zie hoofdstuk 6 van het concept beleidsplan voor verdere toelichting PGB). Ad c+d. Het streven is om voorzieningen zo dicht mogelijk bij de woonplaats van de cliënt te organiseren. Wanneer een vraag naar een voorziening, zoals een Dag Activiteiten Centrum, erg specialistisch is, dan is het niet altijd mogelijk om dit in de eigen gemeente te organiseren. Er is volume nodig van gebruikers om aanbod te (laten) organiseren. Hiervoor gaat de gemeente samenwerken met andere gemeenten. Conclusie zienswijze 15: Het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar, paragraaf 6.3 “Niet vrij toegankelijke voorzieningen”, op bladzijde 43, aanvullen met de toelichting die is opgenomen onder “Ad c + d”.
Zienswijze 16 Ingediend door: De heer M. Kleissen (inwoner gemeente Tubbergen). Samenvatting zienswijze: De heer Kleissen geeft aan, het niet eens te zijn met het onderdeel inkomensondersteuning in het beleidsplan Omzien Naar Elkaar. In het beleidsplan wordt aangegeven, dat men een inkomensondersteuning krijgt indien men niet meer verdient dan maximaal 120% van het bestaansminimum; daarboven dus niet. De laatste jaren is steeds meer bezuinigd op chronisch zieken en gehandicapten, waardoor deze groep naar de mening van de heer Kleissen onevenredig extra benadeeld wordt. Zo waren er in het verleden compensaties als WTG, korting eigen bijdragen, vrij besteedbaar PGB, etc. De heer Kleissen geeft aan dat hij in het verleden in aanmerking kwam voor huurtoeslag. Dit voordeel is geheel verdwenen. Hij vraagt of dit punt gewijzigd en verruimd kan worden. Gemeentelijke reactie: Met betrekking tot de Compensatie Eigen Risico (CER) en de uitvoering van de Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten (Wtcg) wordt in het beleidsplan vooralsnog uitgegaan van 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Besluitvorming moet hierover nog plaatsvinden. 17
De aandachtspunten die de heer Kleissen aangeeft in zijn zienswijze zullen hierbij betrokken worden. Conclusie zienswijze 16: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 17 Ingediend door: Mevrouw R. Lokotte (inwoonster gemeente Tubbergen). Samenvatting zienswijze: - Mevrouw Lokotte heeft de inloopbijeenkomst op 10 juli bijgewoond en spreekt haar twijfels uit over de objectiviteit en onafhankelijkheid van de wijkteams. - Ten aanzien van het beleidsplan merkt ze verder op, dat daarin wordt aangegeven dat de gemeenten Dinkelland en Tubbergen budgettair neutraal willen blijven. Mevrouw Lokotte is van mening dat de uitvoering goedkoper en beter kan. Als voorbeeld noemt ze een gezin, waarin elk gezinslid een indicatie heeft. Hier werden zo veel uren zorg ingezet, dat dit elk doel voorbij schoot. Verder geeft ze aan dat zorgaanbieders onder bepaalde voorwaarden zelf herindicaties mochten aanvragen. Vervolgens was het aan een indicatiesteller van bijvoorbeeld het CIZ om het teveel aan uren terug te draaien. Volgens haar is het beter te denken in resultaten, voordat indicaties worden aangevraagd; wat is het probleem en wat wil je bereiken? - Mevrouw Lokotte geeft aan, dat de gemeente naar haar mening niet ontkomt aan een uitbreiding van het aantal WMO-consulenten. De ondersteuningsvraag in zelfredzaamheid en participatie zal door uitbreiding van de doelgroepen toenemen. Er is specifieke deskundigheid nodig om een aanvraag te beoordelen. Een consulent moet kennis hebben van stoornissen en beperkingen die bij een bepaald ziektebeeld horen, maar daarnaast ook een goede gesprekstechniek hebben, om duidelijk te krijgen wat het nu specifiek voor deze cliënt betekent. - Verder geeft ze aan, één gezin, één plan, één regisseur en één budget een goede gedachte te vinden. Door de komst van nieuwe doelgroepen worden meerdere levensgebieden bestreken en gemeenten krijgen de kans een integraal aanbod te realiseren. Ze verwacht hier veel winst te behalen. - Tenslotte wijst ze op het gevaar dat, wanneer consulenten gedetacheerd worden, zij wellicht niet meer onafhankelijk zullen zijn. Gemeentelijke reactie: De gemeente erkent het belang van een zorgvuldige vraagverheldering door het consulententeam. Het consulententeam moet voldoende kennis en kunde bezitten om deze taak goed uit te kunnenvoeren. Het consulententeam zal daarom moeten voldoen aan de kwaliteitseisen die de gemeente hieraan gaat stellen. De gemeente is zich bewust dat er op dit moment onvoldoende kennis en expertise is bij de huidige WMO-consulenten voor de nieuwe doelgroepen die vanuit Jeugdzorg en de AWBZ naar de gemeente toekomen. Deze expertise zal door de gemeente in huis worden gehaald. Om tot een zorg- en ondersteuningsplan te komen, kan het consulententeam de expertise van externe professionals uit de diverse sectoren van zorg inzetten. Het consulententeam is onafhankelijk van zorgaanbieders en werkt geheel onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Om te voorkomen dat een consulent alleen naar het voor hem of haar bekende zorgaanbod verwijst, vindt intercollegiale consultatie plaats binnen het consulententeam en wordt actief gewerkt aan de opstelling van een actuele sociale kaart. De gemeente vindt het belangrijk om integraal te werken vanuit de gedachte “één gezin, één plan, één regisseur, één budget”. Het zorg- en ondersteuningsplan moet resultaatgericht zijn. Daarom worden er concrete afspraken gemaakt zodat cliënt en zorgaanbieders 18
weten wat de zorg en ondersteuning exact inhouden, wat daarbij de eigen inzet is en naar welke resultaten wordt toegewerkt. De juiste hulp, op de juiste plek, op het juiste moment; zorg en/of ondersteuning moeten effectief zijn. De doelen in een plan moeten voor elke betrokkene duidelijk, concreet en haalbaar zijn, zowel op korte als de lange termijn. Via effectmeting wordt inzichtelijk gemaakt of doelen gehaald zijn. Conclusie zienswijze 17: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 18 Ingediend door: De heer K. Hanse (inwoner gemeente Tubbergen). Samenvatting zienswijze: De heer Hanse plaatst een aantal opmerkingen m.b.t. de inkomensondersteuning: - de subsidie veilig stellen en budgetten voor de doelgroep, - inkomensondersteuning is geen armoede beleid, - het voorstel/de gedachte om eigen risico te compenseren op voorwaarde van verzekering bij Menzis is niet rechtvaardig; eigen keuze waar/hoe je je ziektekosten verzekert, - een strakke regel en voorwaarde van 120% van de bijstandsnorm staat niet in relatie tot de kosten van een gehandicapte (norm nu is jaarinkomen van €35.000,--), - hij vraagt om een eigen regeling: Tubbergse Tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten (TTCG of voor Dinkelland: DTCG), - Tevens vraagt hij om stimulerend beleid voor gezond leven van de doelgroep. Gemeentelijke reactie: De beleidsnota Omzien naar elkaar geeft de kaders/uitgangspunten aan waarbinnen de “wat”-vraag beantwoord wordt of moet worden. Wat willen we bereiken en wat gaan we daarvoor doen? De door de heer Hanse gemaakte opmerkingen gaan al in op de beantwoording van de “hoe-vraag”; oftewel op welke wijze gaan we uitvoering geven aan het beleidsitem inkomensondersteuning. In deze fase van beleidsvorming zijn we nog niet toe aan het uitvoeringsvraagstuk. De aandachtspunten die de heer Hanse aangeeft in zijn zienswijze zullen hierbij betrokken worden. Conclusie zienswijze 18: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 19 Ingediend door: Mevrouw A. Bronzewijker, maatschappelijk werker Bartiméus (bovenlokale organisatie) Samenvatting zienswijze: Mevrouw Bronzewijker heeft de zienswijze ingediend namens de individuele cliënten van Bartiméus in de regio. In het algemene deel geeft ze aan dat er nog veel onduidelijkheid heerst over hoe er aandacht komt voor de zintuigelijke sector. Wie signaleert bijvoorbeeld problemen bij deze relatief kleine doelgroep, hoe komt kennis op de plek waar dat nodig is en hoe zit het met de toegankelijkheid van de informatie? Het zijn de zintuigelijk gehandicapten/lotgenoten die op het snijvlak WMO/zorgverzekering komen te liggen. Ook de ambulante woonbegeleiding vormt hierbij een zorgpunt. 19
Namens de cliënten van Oogvereniging Bartiméus brengt mevrouw Bronzewijker een aantal standpunten in. Het doel van deze standpunten is om houvast en samenhang te creëren en om het beleid te toetsen. - Het gaat om de mens, de zorgvrager staat voorop; - Het is belangrijk dat er een sluitende zorgketen is en dat maatwerk geboden kan worden; met het accent op algemeen daar waar het kan, specifiek daar waar het moet. Aandachtspunten hierbij zijn: de grens van zelfregie en belasting van het netwerk, mogelijke progressie van de oogaandoening en gehoorproblemen, eventuele bijkomende lichamelijke beperkingen en/of chronische aandoeningen. - Persoonsgebonden budget (PGB) moet behouden blijven, naast zorg in natura; - Werk als gemeente aan een inclusieve samenleving en zorg voor toegankelijkheid van openbare gebouwen voor iedereen, geen obstakels, goede geleide lijnen, veilige oversteekplaatsen met stoplichten en rateltikkers; - Het is van essentieel belang dat gemeente, zorgverzekeraar en landelijke overheid nadenken over de informatievoorziening. Maak informatie toegankelijk en zorg dat deze in begrijpelijke taal geschreven is en in verschillende leesvormen verspreid wordt; - Eenzaamheid en sociaal isolement dienen voorkomen te worden; - Zorg, ondersteuning en participatie dienen integraal bekeken te worden. Tot slot wijst mevrouw Bronzewijker op het document met aandachtspunten “WMOondersteuning voor (doof)blinden en slechtzienden”. Ook vraagt ze (met aangeven van een aantal sites) aandacht voor het programma Aandacht Voor Iedereen. Hierin krijgen WMOraden, cliëntenraden en lokale en regionale belangenorganisaties informatie en advies van landelijke patiënten- en cliëntenraden en de koepel van WMO-raden. Gemeentelijke reactie: Mevrouw Bronzewijker vraagt aandacht voor de behandeling van problematiek van mensen met een zintuigelijke handicap. Hiervoor is specialistische kennis noodzakelijk. Het team van consulenten adviseert over de toekenning van voorzieningen die door de gemeente worden gefinancierd. Een consulent stelt hiervoor, samen met de cliënt en de betrokken zorgaanbieders, een zorg- en ondersteuningsplan op. De consulent kan hiervoor externe specialisten uit de verschillende sectoren van de zorg inschakelen. Mevrouw Bronzewijker pleit voor het behoud van het PGB. Het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar geeft aan dat een cliënt het recht blijft behouden om te kiezen voor een PGB. De voorwaarden worden wel enigszins aangescherpt. De suggesties en aanbevelingen van mevrouw Bronzewijker zullen we betrekken bij de verdere uitvoering van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar. Conclusie zienswijze 19: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 20 Ingediend door: Mevrouw P. Maaswinkel, voorzitter Stichting Gehandicapten Platform Ootmarsum (lokaal werkende organisatie). Samenvatting zienswijze: Mevrouw Maaswinkel stelt, dat wanneer mensen meer hulp nodig hebben dan organisaties als Zonnebloem, kerken, verenigingen, ouderenbonden ed. kunnen bieden, zij een beroep moeten kunnen doen op vrij toegankelijke voorzieningen. Zeker nu ouderen niet (snel) meer naar een verzorgingshuis gaan en langer thuis blijven wonen, is er behoefte aan een 20
centrale ontmoetingsplaats. Een plek waar altijd een vrijwilliger aanwezig is voor een luisterend oor, een advies, een praatje over het weer of een spelletje. Door het per kern organiseren van een dergelijk door vrijwilligers gerund inloopcafé kan veel eenzaamheid worden voorkomen. Ook kan hier een vorm van dagopvang worden geboden. Doorgaans wordt zo’n ontmoetingsplek geregeld en georganiseerd vanuit het sociaal cultureel werk. Mevrouw Maaswinkel constateert, dat er per 1 januari 2015 een einde komt aan het sociaal cultureel werk van Stichting Trimaran Dinkelland. Dat betekent dat de kernen voor het organiseren van zo’n inloopcafé zijn aangewezen op betrokken vrijwilligers. Voor het slagen hiervan is het naar haar mening belangrijk dat de gemeente ondersteuning biedt in de vorm van advies, maar vooral door financiële ondersteuning/subsidie. Gemeentelijke reactie: De zienswijze van mevrouw Maaswinkel ligt in lijn met het uitgangspunt, dat we ondersteuning en daarop gerichte activiteiten vraaggericht en zo dicht mogelijk bij de inwoners in de eigen woonomgeving willen organiseren. Door en voor de inwoners met zo nodig professionele ondersteuning. De gemeente participeert in het overleg met de inwoners en denkt met hen mee in de planvorming en stelt daarvoor faciliteiten ter beschikking. Het idee van een inloopcafé kan als voorbeeld worden ingebracht bij deze planvorming.
Conclusie zienswijze 20: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
Zienswijze 21 Ingediend door: Mevrouw M. Schiphorst (inwoonster gemeente Dinkelland). Samenvatting zienswijze: De indiener van de zienswijze maakt ten eerste een opmerking met betrekking tot participatie. Er moet betere controle komen; er wonen bijvoorbeeld mensen thuis, maar die hebben een ander postadres. Vervolgens wordt ingegaan op de WMO. Mevrouw Schiphorst is van mening dat bezwaarschriften afgeschaft kunnen worden; deze kosten veel geld maar leveren niets op. Verder wordt aangegeven, dat kleine bezuinigingen in de WWB en WMO al veel geld opleveren. Tenslotte plaatst zij een opmerking met betrekking tot de hulpvraag. Er zou ook met de andere kant, de psychische, rekening gehouden moeten worden; oordelen over zieke mensen ligt gevoelig. Theorie en praktijk liggen ver uit elkaar; daarvan zou men zich meer bewust moeten zijn. Gemeentelijke reactie: Het uitgangspunt is dat bij elke nieuwe aanvraag een huisbezoek wordt afgelegd door de consulent. Bij twijfel wordt de sociale recherche ingeschakeld. Er vindt dus wel degelijk controle plaats of men daadwerkelijk op het adres woonachtig is. De mogelijkheid om bezwaar te maken, is het eerste rechtsmiddel dat een belanghebbende heeft indien deze het niet eens is met het besluit dat door een overheidsorgaan wordt genomen. Dit is wettelijk geregeld in artikel 6:4 van de Algemene Wet Bestuursrecht. De gemeente heeft zich aan deze wet te houden. Conclusie zienswijze 21: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar.
21
Zienswijze 22 Ingediend door: Mevrouw J. Mengerink-Hogevonder, bestuurder Carintreggeland (bovenlokale organisatie). Samenvatting zienswijze: Mevrouw Mengerink constateert dat de gemeenten Tubbergen en Dinkelland in het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar uitgebreid ingaan op alle terreinen van het sociaal domein, waarvoor ze verantwoordelijk worden. Ze spreekt haar waardering uit met betrekking tot de geformuleerde ambities en de voorgenomen activiteiten. Verder plaatst ze enkele opmerkingen, die mogelijk als aanvulling in het vervolgtraject meegenomen kunnen worden: - In een omgeving waar Noaberkracht tot het erfgoed behoort, is de keuze voor de titel van het beleidsplan passend en logisch. Tegelijkertijd vraagt dit wel om een continue kritische reflectie op de realiteit. Er zijn hooggespannen verwachtingen ten aanzien van de transities hervorming langdurige zorg, die vanuit burgerkracht waargemaakt moeten worden. Sociaal demografische ontwikkelingen, veranderende sociale verhoudingen en vormen van communicatie, beïnvloeden de culturele opvattingen. Dit heeft weer effect op de mate en mogelijkheden van informele zorg. - De hervorming langdurige zorg leidt tot een nieuwe ordening van zorg en (maatschappelijke) ondersteuning. M.b.t. eigen kracht, zelfredzaamheid, inzet van het sociale netwerk en integrale aanpak wordt voorgesteld de samenhang tussen het sociale- en medische domein nader uit te werken. - Bij het onderdeel preventie is een integrale benadering wenselijk; gericht op gezondheid, welzijn en woonomgeving. - De integrale benadering heeft het meeste effect, wanneer sprake is van een wijk/kerngerichte benadering; samenhang tussen informele en professionele zorg moet zo direct mogelijk tot stand komen. Gemeentelijke reactie: Mevrouw Mengerink spreekt haar waardering uit over de voorgenomen ambities en voornemens die in het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar staan opgenomen; waarvoor onze dank. Mevrouw Mengerink heeft een aantal opmerkingen, waarvan ze aangeeft het wenselijk te vinden dat de gemeente deze als aanvulling meeneemt bij de verdere uitvoering van het concept beleidsplan. De door haar gemaakte opmerkingen sluiten aan bij hetgeen in het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar over de betreffende onderwerpen is gesteld en zullen dan ook betrokken worden bij de verdere vormgeving van de uitvoeringsvraagstukken. Conclusie zienswijze 22: Deze zienswijze en het gemeentelijk standpunt hierop leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassing van het concept beleidsplan Omzien Naar Elkaar. Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders 2 september 2014.
22