Gemeente Bergen NH
Drie decentralisaties: het maatschappelijke domein in ontwikkeling Wet Werken Naar Vermogen, AWBZ, Jeugdzorg
Inleiding Aanleiding De gemeente Bergen staat aan de vooravond van een grote verandering in het maatschappelijk domein. Drie grote decentralisaties of transities staan in het sociaal domein op het programma: de invoering van de Wet werken naar vermogen (Wwnv), de overgang van Begeleiding uit de AWBZ naar de Wmo en de overname van de gehele Zorg voor de jeugd. Hiermee en met de huidige taken uit de Wwb en Wmo wordt de gemeente verantwoordelijk voor vrijwel de gehele (niet-medische) ondersteuning aan de burger. Het doel van de drie transities is het sociaal domein betaalbaar en doelmatig te maken. Er is een duidelijke en algemeen onderkende noodzaak om de groei in de uitgaven van de sociale zekerheid, AWBZ en de Jeugdzorg te doorbreken. Dat is ook noodzakelijk om deze terreinen op langere termijn betaalbaar te houden. Daarnaast is de verwachting dat de Jeugdzorg, AWBZ/Wmo en een deel van de sociale zekerheid efficiënter en effectiever kunnen worden door inhoudelijke en bestuurlijke taken te bundelen bij de lokale overheid. De drie decentralisaties kunnen niet los van elkaar worden gezien. Er is niet alleen een sterke samenhang maar ook overeenkomst in doelstellingen – ondersteuning voor de minder redzame burger en bevordering participatie - en er is veel overlap in doelgroepen. Als gemeente krijgen we hiermee de kans een ontkokerd lokaal stelsel van maatschappelijke ondersteuning in te richten voor alle leefgebieden van de burger. Vanwege de sterke verbinding tussen de drie operaties hebben we ervoor gekozen een integraal plan van aanpak voor de drie decentralisaties aan u voor te leggen. Projectdoelstelling Doel van dit document is de ambtelijke organisatie, het college en de gemeenteraad overzicht en inzicht te geven in de inhoudelijke achtergronden van de transities. Omdat het een uitgebreide en ingewikkelde operatie betreft willen we de verschillende informatiestromen bundelen en bereiken dat een ieder beschikt over dezelfde informatie die duidelijk en overzichtelijk is. Daarnaast vinden we het belangrijk inzicht te geven in het proces waarbinnen de transities zich afspelen, de bestuurlijke keuzes waar u voor staat en de grote financiële gevolgen die de drie transities met zich meebrengen. Het document wat nu voor u ligt is niet af, maar blijft in ontwikkeling. We vullen het voortdurend aan met actuele informatie. Samenwerking Omdat de transities complex en veelomvattend zijn werken we samen met de gemeenten in de regio Alkmaar. Samenwerking met de regio betekent kennisdeling, kwaliteits- en efficiencyvoordelen, uniformiteit naar regionale partners en gelijkheid voor de inwoners van de regio. Regionale samenwerking geven we vorm vanuit het uitgangspunt dat voorzieningen zo dicht mogelijk bij de burger worden geleverd. Dus ‘lokaal wat lokaal kan en regionaal wat regionaal moet’. Daarbij gaat het er om dienstverlening zoveel mogelijk dichtbij en op maat uit te voeren, maar wel op een efficiënte wijze. In de praktijk betekent dit dat we veel zaken regionaal zullen organiseren en lokaal inzetten en uitvoeren. Leeswijzer Het document kent vier delen. Doordat de drie decentralisaties op het sociale domein zo met elkaar verweven zijn, is het belangrijk om deze integraal te benaderen. Een heldere, eenduidige visie op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden om de decentralisaties te realiseren is dan ook onmisbaar. In het eerste deel van deze notitie gaan we in op een
2
algemene visie ten aanzien van de inwoners van onze gemeente. We bouwen hiermee voort op het in 2007 door de raad vastgestelde WMO-beleid waarin ‘meedoen’ als kernwoord is gebruikt. In de andere drie delen gaan we achtereenvolgens in op de decentralisaties in de: 1. Wet werken naar vermogen 2. AWBZ 3. Jeugdzorg (Inclusief ontwikkelingen Passend Onderwijs)
3
Inhoudsopgave
Inhoud Inleiding ............................................................................................................................... 2 Aanleiding ............................................................................................................................................ 2 Projectdoelstelling ............................................................................................................................... 2 Samenwerking ..................................................................................................................................... 2 Leeswijzer ............................................................................................................................................ 2 1. Visie.................................................................................................................................. 6 1.1 Visie van de gemeente Bergen op maatschappelijke zaken .......................................................... 6 1.2 De Piramide ................................................................................................................................... 6 2. Achtergrond ..................................................................................................................... 9 2.1 Landelijk beleid .............................................................................................................................. 9 2.2 Demografische ontwikkelingen ................................................................................................... 11 2.3 Conclusie ...................................................................................................................................... 11 3. Bestuurlijke opdracht: Probleemstelling ......................................................................12 3.1 Bestuurlijke invloed ..................................................................................................................... 12 4. Projectfase (en) ..............................................................................................................12 4.1 Initiatiefase .................................................................................................................................. 12 4.2 Definitiefase................................................................................................................................. 12 5. Kaders en/of Randvoorwaarden ....................................................................................13 6. Projectorganisatie ..........................................................................................................14 7. Tijdsplanning ..................................................................................................................15 8. Middelen (financiën) .......................................................................................................15 9. Beheersing van Risico’s ................................................................................................15 9.1 Financiële risico’s ......................................................................................................................... 15 9.2 Bestuurlijke risico’s ...................................................................................................................... 16 9.3 Organisatorische risico’s.............................................................................................................. 16 9.4 Tijdsplanning ............................................................................................................................... 16 10. Voortgangsbewaking en monitoring door Raad ........................................................16 Bijlagen bij deze startnotitie
4
Startnotitie drie decentralisaties
5
1. Visie Om de transities integraal te benaderen is het belangrijk met elkaar een visie op maatschappelijke zaken te ontwikkelen. Het reeds eerder door de raad vastgestelde Wmobeleidsplan geeft daartoe richting en wordt onderbouwd via het zogenaamde piramidemodel (zie hieronder). 1.1 Visie van de gemeente Bergen op maatschappelijke zaken Onze gemeenschappelijke visie op het gebied van maatschappelijke zaken luidt als volgt: We streven naar een maatschappij waarin onze burgers zelfredzaam zijn en zich bij elkaar betrokken voelen. Een maatschappij die de mogelijkheden biedt aan haar burgers om collectief en individueel tot ontplooiing te komen. Daar waar burgers kwetsbaar zijn faciliteert de gemeente dat burgers ondersteuning vinden zodat zij weer zelfredzaam worden en op eigen kracht mee kunnen doen in de samenleving. Dit betekent dat de lijn die is ingezet toen de gemeente Bergen verantwoordelijk werd voor de Wmo (op 1 januari 2007) verder wordt doorontwikkeld. Bij deze visie hanteren wij de volgende kernwaarden: 1. Zelfredzaamheid: Vermogen het leven in te richten zonder dat hulp van anderen nodig is, zowel fysiek (lichamelijke verzorging) als sociaal (deelnemen en welbevinden). Als gemeente faciliteren we de zelfredzaamheid van onze inwoners. Dat betekent dat wij ervoor zorgen dat burgers zelf (of door anderen) eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen door te stimuleren, informeren en coördineren. 2. Betrokken: Burgers hebben aandacht voor elkaar en helpen elkaar waar nodig. Zo ontstaat wederkerigheid en zelfredzaamheid. Als gemeente faciliteren we de onderlinge betrokkenheid en zorgen we voor toegankelijke ondersteuning indien nodig. 3. Ontplooiing: Het bevorderen dat inwoners (weer) meedoen aan de samenleving. Dit wil zeggen dat we mensen bewegen en stimuleren (weer) zelfredzaam te zijn. Hiermee wordt niet bedoeld het bevorderen van intellectuele intelligentie maar het gaat om beweging (terug) naar zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving. Burgers nemen hierin hun eigen verantwoordelijkheid, hebben een actieve houding en zorgen voor zichzelf, voor anderen en hun omgeving. 1.2 De Piramide Bovenstaande visie leidt tot een andere verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen burgers, gemeente en professionele instellingen. Steeds meer is de koers van de overheid dat inwoners een eigen huishouden kunnen voeren, een sociaal netwerk kunnen onderhouden en kunnen deelnemen aan de samenleving en arbeidsmarkt. Verder hebben burgers verantwoordelijkheid naar anderen in hun omgeving. Om dit voor burgers mogelijk te maken biedt de gemeente (zo nodig) aanvullende ondersteuning. Deze ondersteuning wordt in drie niveaus onderverdeeld. Afhankelijk van de mate waarin een persoon kwetsbaar is, heeft de gemeente verschillende taken en verantwoordelijkheden. De onderstaande piramide maakt dat inzichtelijk.
6
De 0e lijnondersteuning De gemeente is verantwoordelijk voor het scheppen van de basis van het lokale zorgstelsel. Dit wordt ook wel 0e lijn genoemd. Taak van de gemeente is het faciliteren van informele netwerken en algemene (collectieve) voorzieningen. De schaal is die van de eigen wijk of buurt. Gedacht kan worden aan buurtcentra en brede scholen. De gemeente vertrouwt op de eigen kracht van haar burgers en de kracht van haar sociale netwerken. Het basisniveau van voorzieningen wordt onder andere gewaarborgd in het Wmo beleid en het accommodatiebeleid. De gemeente is in de basis van de piramide bescheiden en op afstand aanwezig. Zij laat het initiatief zoveel mogelijk over aan actieve burgers, ondernemers, bewonersgroepen en verenigingen. Waar nodig stimuleert de gemeente de inzet voor anderen in de eigen wijk of buurt. Inzicht in georganiseerde en ongeorganiseerde verbanden en het aanbod van partnerorganisaties is noodzakelijk om een goede basis aan algemene voorzieningen te kunnen bieden. Het resultaat is een sociale kaart 1 van de gemeente Bergen. Als we het aanbod afzetten tegen de vraag (behoefte) van onze inwoners krijgen we zicht op de ‘witte vlekken’ op het gebied van het sociaal maatschappelijk terrein en wordt duidelijk waar we als gemeente moeten aanvullen. Ons uitgangspunt is zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande (informele en formele) netwerken de kracht van de verschillende dorpskernen in onze gemeente. Daarmee versterkt de gemeente de eigen kracht van de burger en haar sociale netwerken. In de 0e lijn mogen we ervan uit gaan dat burgers voor zichzelf zorgen en zich zo mogelijk inzetten voor anderen en hun omgeving. De gemeente faciliteert of vult aan waar nodig. 1
In een sociale kaart kunnen inwoners en hulpverleners de gegevens en een korte omschrijving vinden van het aanbod van dienstverleners en organisaties op het maatschappelijke terrein
7
De 1e lijnondersteuning De 1e lijnondersteuning (het lokale beleid) is de verbinding tussen de brede basis en de top. Voor kwetsbare doelgroepen is er kortdurende ondersteuning in de wijk en verwijzing naar specialistische of langdurige zorg (bijvoorbeeld in sociale teams) door de inzet van professionals. In deze 1e lijn treffen we de expertise die nodig is om te bepalen of mensen hun probleem zelf kunnen oplossen, mensen in hun omgeving het probleem kunnen oplossen of dat ze daarbij professionele ondersteuning nodig hebben. De werkwijze van deze professionals is die van ‘het gesprek’ (vraagverheldering). De professionals hebben verstand van alle leefgebieden, kennen de netwerken en voorzieningen in de wijk en kunnen kortdurende hulp bieden, zodat de meeste problemen direct opgelost kunnen worden. Zij verwijzen door naar de 0e of 2e lijn. In de 1e lijn wordt kortdurende ondersteuning aangeboden die voor iedereen makkelijk toegankelijk is. Iedere burger kan zonder doorverwijzing langs komen voor hulp. Ook kunnen deze professionals ondersteuning bieden bij het versterken van het eigen netwerk, bijvoorbeeld door het coördineren en stimuleren van ‘Eigen Kracht Conferenties 2’. De rol van de gemeente is in de 1e lijnondersteuning groot. Zij faciliteert de accommodaties en is tevens regisseur. De gemeente zet multidisciplinaire sociale teams in de wijk in voor kwetsbare burgers. In zulke teams werken professionals samen die ieder een eigen specialisatie hebben. De een weet veel van inkomensondersteuning, de ander van opvoeding en een derde van een sociaal isolement bij ouderen. De teams zijn laagdrempelig en toegankelijk waardoor zij ook een signaalfunctie hebben. In 2012 zal de gemeente een plan ontwikkelen en voorbereidingen treffen met partnerorganisaties. In 2013 volgt de implementatie. De 2e lijnondersteuning: In de top van de piramide vinden we de specialistische hulp en zorgverlening. Het gaat hier om intensieve langdurige ondersteuning voor kwetsbare burgers die er niet zelf uit kunnen komen, ook niet met hulp van de omgeving of door kortdurende hulp. Met langdurige ondersteuning bedoelen we ondersteuning die langer dan 6 maanden nodig is en zonder zicht op verbetering van de positie. Het gaat hier bijvoorbeeld om beschut werken, Jeugdzorg, intensieve thuiszorg of hulp bij verslaving. De problematiek van burgers kan zowel enkelvoudig als meervoudig zijn. We noemen dit de 2e lijn. De specialistische en (vaak) langdurige ondersteuning zal onze gemeente zo veel als mogelijk dichtbij de burger en in de wijk organiseren. Dat is belangrijk omdat het in deze gevallen niet gaat om ‘zorg voor’ haar meest kwetsbare burgers, maar om ‘zorgen dat’ deze burgers blijven meedoen aan de samenleving. In de top van de piramide is de rol van de gemeente vaak financierder van de zorgverleners en re-integratiebureaus. Hieronder vallen ook de regionale afspraken met grote zorginstellingen en het Sw-bedrijf. De gemeente maakt met deze zorg- en welzijnsinstellingen prestatieafspraken. De gemeente zal steeds meer via benchmarking, aanbesteding of raamcontracten sturen op samenwerking tussen de instellingen en het voorkomen van overlap in het ondersteuningsaanbod. Om bij de visie aan te sluiten kan ook hier worden onderzocht wat onze lokale ‘Goede Voorbeelden’ zijn. De gemeenteraad kan beslissen om specialistische zorg juist niet in te kopen bij grote instellingen om zoveel mogelijk recht te doen aan het uitgangspunt dat we lokaal doen wat lokaal kan en regionaal wat regionaal moet. Differentiatie is dus mogelijk.
2
Eigen Kracht Conferentie is een instrument ontwikkeld in de Jeugdzorg, waarbij een probleemgezin mbv het eigen netwerk zijn problemen aanpakt. Dit succesvolle instrument wordt nu in enkele gemeenten ook voor volwassenen en binnen de WMO en Sociale zaken uitgeprobeerd. Zie voor meer informatie de bijlage Wat is Eigen Kracht? en de website www.eigen-kracht.nl
8
Andere uitgangspunten: − de gemeente maakt gebruik van en faciliteert de bestaande organisaties/instellingen/ initiatieven die de zelfredzaamheid van inwoners in de dorpskernen bevorderen; − inwoners maken zoveel mogelijk gebruik van de bestaande mogelijkheden in de dorpskernen. 2. Achtergrond In dit hoofdstuk leggen we kort het landelijk beleid uit rondom de drie decentralisaties en de Kanteling. Vervolgens schetsen we de demografische ontwikkelingen die van belang zijn voor deze ontwikkelingen. 2.1 Landelijk beleid Wet werken naar vermogen In het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB) wordt een groter en dringender beroep op de cliënt gedaan om door leren en werken te participeren naar vermogen. De achterliggende visie hierbij is dat burgers die meedoen ook op de arbeidsmarkt gaan participeren en mede daardoor minder vaak een beroep zullen doen op (financiële) ondersteuning. Het Participatiebudget waarmee cliënten begeleid kunnen worden om (bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk) weer sociaal actief te worden, wordt echter verminderd van € 1.082.860 in 2011 naar € 656.705 in 2012 en de prognose is dat het de komende jaren nog verder zal dalen. Dit heeft gevolgen voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt; er zullen minder middelen beschikbaar zijn om hen te begeleiden naar (vrijwilligers-)werk. Indien geen begeleiding gegeven wordt, valt te verwachten dat deze burgers (later) weer een extra beroep op maatschappelijke ondersteuning doen. In de Wwnv is het uitgangspunt dat iedereen naar vermogen werkt: − bij voorkeur bij een reguliere werkgever; − hierbij is ondersteuning of begeleiding beschikbaar voor personen die dat nodig hebben; − het instrument loondispensatie kan ingezet worden voor mensen die (nog) niet volledig zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. AWBZ Verder wordt per 2014 de functie begeleiding 3 geschrapt uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Los van de demografische ontwikkelingen, zal het aantal burgers dat een beroep doet op maatschappelijke ondersteuning toenemen. Dat betekent dat begeleiding niet langer zal worden vormgegeven als een individueel recht op langdurige en onverzekerbare zorg. De functie begeleiding heeft als doel het bevorderen, het behouden of het vergroten van zelfredzaamheid. Begeleiding is het geheel van activiteiten voor cliënten met matige of ernstige beperkingen, die zonder deze begeleiding de kans lopen dat ze in een instelling terecht komen of verwaarloosd raken. Gedacht kan worden aan activiteiten als dagopvang of hulp bij de financiële administratie voor verstandelijk gehandicapten. De functie begeleiding is bedoeld voor: - dementerende ouderen die gebruik maken van de dagopvang - individuele begeleiding van mensen met een psychiatrische stoornis - mensen / kinderen met een lichamelijk en/of, verstandelijke handicap Vanaf 2013 wordt de gemeente al gedeeltelijk verantwoordelijk voor het invullen van de de begeleiding van de AWBZ naar de Wmo. Het gaat dan met name om de nieuwe gevallen en 3
Begeleiding is het geheel van activiteiten voor cliënten met matige of ernstige beperkingen, die zonder deze begeleiding de kans lopen dat ze in een instelling terecht komen of verwaarloosd raken. U kunt hierbij denken aan dagopvang of hulp bij de financiële administratie voor verstandelijk gehandicapten.
9
voor mensen waarvan de AWBZ indicatie in 2013 afloopt. Daarnaast blijkt uit het regeerakkoord dat mensen met een IQ van boven de 70 geen recht meer hebben op AWBZgeïndiceerde gehandicaptenzorg en een beroep zullen doen op de Wmo. Ook wordt de gemeente verantwoordelijk voor het kortdurend verblijf (respijtzorg), de clienondersteuning, inloop GGZ en het verstrekken van hulpmiddelen. Deze maatregelen worden volgens de huidige plannen van het kabinet per 1 januari 2013 ingevoerd. Jeugdzorg Het fundament in het huidige stelsel van hulp bij opvoeden en opgroeien is het recht op Jeugdzorg. De afgelopen jaren gaan er echter steeds meer geluiden op voor een nieuwe focus binnen de keten van opvoed- en opgroeihulp. De verschuiving van de focus houdt in dat ernaar wordt gestreefd om hulp en ondersteuning meer en meer flexibel, tijdelijk en in de eigen context, naar vraag aan te bieden. Termen zoals ‘Wrap around care’, ‘herstel van het gewone leven’ en de Civil Society zijn steeds meer het uitgangspunt. Er wordt gepleit voor een stelsel waarbij de eigen opvoedcontext wordt versterkt, de kwaliteit van het ‘gewone’ opvoeden centraal staat en eventuele hulp en ondersteuning binnen het gezin/systeem plaatsvindt. In september 2011 heeft de staatssecretaris van VWS aangegeven dat er een nieuwe wet komt ter vervanging van de Wet op de Jeugdzorg, namelijk de Wet zorg voor jeugd. In die nieuwe wet komen ook wetsonderdelen over de jeugd-GGZ en de jeugd-LVG uit de Zorgverzekeringswet en de AWBZ. In dit nieuwe stelsel is de zorg voor jeugd en de financiering daarvan de verantwoordelijkheid van de gemeenten waar dat nu via de provincie is geregeld. In het regeerakkoord is hierover opgenomen: • Gemeenten worden verantwoordelijk voor alle jeugdzorg die nu onder Rijk, provincies, gemeenten, AWBZ en zorgverzekering valt. • Vanaf 2017 geldt een efficiencykorting van 300 miljoen. • Er wordt een eigen bijdrage ingevoerd (in 2012 wordt daarvoor een voorstel gedaan) • Door middel van sterkere drang via o.a. Jeugdzorg wordt deelname aan programma's voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) gestimuleerd. Passend onderwijs De knelpunten in de Jeugdzorg en de onderwijszorg zijn vergelijkbaar, voor beide sectoren is een beweging ‘naar de voorkant’ gewenst. Naar verwachting zal per augustus 2012 de nieuwe wet Passend Onderwijs van kracht zijn waarna schoolbesturen één jaar de tijd hebben om te gaan voldoen aan de zorgplicht. Deze zorgplicht verplicht schoolbesturen leerlingen te allen tijde een passende vorm van onderwijs aan te bieden dan wel daar naar toe te begeleiden. De samenwerkingsverbanden dienen met elkaar zorg te dragen voor een dekkend aanbod van onderwijszorg in de regio. Met de decentralisatie van de Jeugdzorg krijgen gemeenten de taak een samenhangende zorgstructuur te realiseren die goed aansluit op basisvoorzieningen waar jeugdigen en ouders gebruik van maken waartoe in elk geval ook het onderwijs toe behoort.
De Kanteling Eén van de belangrijkste vernieuwingen in de Wmo is de introductie van de compensatieplicht. Gemeenten zijn niet meer gebonden aan het verstrekken van een aantal omschreven voorzieningen, maar hebben de vrijheid om zelf keuzes te maken over de manier waarop zij (individuele) burgers ondersteunen bij hun deelname in de samenleving. Gemeente zijn vrij om te bepalen hoe zij de beperkingen van burgers compenseren. Burgers kunnen geen recht op een voorziening meer claimen. De focus verschuift van het verstrekken van (individuele) voorzieningen naar: - Een brede vraagverheldering
10
-
Zicht op wat kan iemand wel (met behulp van zijn eigen netwerk), en welke ondersteuning is daarbij nodig en welk resultaat moet worden bereikt - Een indicatie (in geval van algemene of individuele voorzieningen) - Overeenstemming over maatschappelijke ondersteuning (in het eigen netwerk, door vrijwilligers en door professionals, algemeen of individueel) Door een andere aanpak van de compensatieplicht is er sprake van een ‘kanteling’. Kantelen gaat verder dan het anders inrichten van de Wmo dienstverlening binnen de gemeentelijke organisatie. Het gaat nadrukkelijk ook over een nieuw samenspel met burgers en partnerorganisaties. 2.2 Demografische ontwikkelingen De belangrijkste demografische vraagstukken voor Bergen zijn de ontgroening (minder jongeren) en vergrijzing (meer ouderen). De volgende demografische informatie is bekend: • Eind 2010 telde Bergen 30.940 inwoners, waarvan 23% jongeren en 23% ouderen. Het aantal jongeren (personen in de leeftijdscategorie 0 -22 jaar) neemt de komende periode gestaag af met 15% of ruim 1.100 jongeren in 2030 ten opzichte van 2010. • De volwassenen (personen in de leeftijdscategorie 23 – 65 jaar) nemen eveneens met 17% of 2.828 personen in 2030 af. • In Bergen woonden in 2010, 7.116 ouderen. De groep ouderen (personen in de leeftijdscategorie 66 – 85 jaar) is de enige groep die groeit en wel met 30% of 2.157 personen in 2030 (bron: Primos 2009:, index 2010). • Het aantal 75-plussers in onze gemeente neemt ook toe. In 2010 woonden in Bergen 3.189 mensen van 75 jaar of ouder. In 2030 zullen dat naar verwachting 5.244 mensen zijn. Er zullen daardoor ook meer ouderen komen die zorg nodig hebben, waaronder mensen met dementie. • Het aantal dementerende ouderen verdubbelt in de periode 2010 t/m 2030 van 692 naar 1.113 mensen4.
De babyboom na de oorlog leidt nu tot een vergrijzinggolf, die rond 2030/2040 zijn top zal bereiken. Er komen in de toekomst dus veel ouderen bij en deze ouderen blijven ook nog langer leven. Dat wordt ook wel de dubbele vergrijzing genoemd. Door bovenstaande demografische ontwikkelingen zal de vraag naar individuele ondersteuning toenemen. 2.3 Conclusie Het mag duidelijk zijn dat de decentralisaties en demografische ontwikkelingen het beroep op individuele ondersteuning vergroten. Op dit moment hebben wij echter beperkt zicht op het aantal mensen dat vanaf 2013 en 2014 een beroep zal doen op de (nieuwe) Wet Werken naar Vermogen, AWBZ en Jeugdzorg. Voor zover we dit nu wel weten, hebben wij dit opgenomen in de drie delen die over de afzonderlijke transities gaan. We zijn ons er van bewust dat het bij deze doelgroep niet gaat om ‘lichte problematiek’. Juist voor deze groep geldt dat de beperking vaak problemen of risico’s met zich meebrengt op meerdere levensgebieden waaronder wonen, financiën, sociale contacten, overlast of criminaliteit. Het kabinet heeft voor de komende jaren ingrijpende bezuinigingen aangekondigd. De overheveling van de Wwnv, AWBZ en Jeugdzorg gaat in ieder geval gepaard met een landelijke decentralisatiekorting van 5%. Deze bezuinigingen raken ook de gemeenten. Hoe groot het bedrag precies is dat de gemeente Bergen ontvangt voor de uitvoering van de decentralisaties en straks overhoudt voor de uitvoering van de nieuwe wettelijke taken is nog niet bekend. Het doel is wel om het beter te gaan doen voor minder geld. Dit alles betekent dat we als gemeente de maatschappelijke ondersteuning “anders” moeten organiseren.
4
Bron: horizononline
11
De decentralisaties hebben allemaal één centrale missie: ervoor zorgen dat burgers (veilig en gezond) kunnen participeren in de samenleving. De overheveling van taken naar gemeenten is niet bedoeld om ‘slechts’ financieringsstromen en bestuurlijke verantwoordelijkheden te verleggen. Ze zijn volgend op een inhoudelijke verbeterslag. Voor deze omslag is beleid nodig dat berust op een goed werkend lokaal zorgstelsel, rekening houdend met: 1. de ‘kwaliteit van de omgeving’: de civil society en algemene voorzieningen en 2. het versterken van een samenhangende zorgstructuur. 3. Bestuurlijke opdracht: Probleemstelling Het doel van dit overkoepelende project is te komen tot een vraaggestuurd, efficiënt, betaalbaar en effectief werkend lokaal zorgstelsel in Bergen dat uit gaat van de cliënt. Het ‘recht op zorg’ wordt vervangen door het ‘recht op een goede ondersteuning’. Het uitgangspunt van de samenwerking is: ‘lokaal wat lokaal kan en regionaal wat regionaal moet’. Daarnaast is ons doel iedereen helderheid te verschaffen over de uitgangssituatie, het doel van de drie decentralisaties en de processen die daarbij horen. 3.1 Bestuurlijke invloed Zoals in de eerder aangegeven piramide duidelijk wordt bevinden de onderwerpen van de drie decentralisaties zich vooral in de tweede lijn. Door deze verschuiving van verantwoordelijkheden wordt de gemeente verantwoordelijk voor het geheel aan maatschappelijke ondersteuning. Onze verwachting is dat we als gemeente beperkte invloed hebben op het aanbod in de tweede lijn. Als kleinere gemeente hebben we een relatief kleine doelgroep die gebruik zal maken van het 2elijns aanbod. In de tweede lijn zullen we dan ook regionale afspraken moeten aangaan in verband met efficiencyvoordelen. De 0e en 1elijn is het lokaal te vormen aanbod. Dit betekent dat de gemeenteraad van Bergen het meeste invloed heeft op het vormgeven van deze lijnen. De gemeenteraad kan met name keuzes maken in het aanbod van basis- en preventieve voorzieningen. Als we er in slagen de 0e en 1e lijn effectief te laten werken zal de druk op de 2e lijn worden beperkt. Daarbij moeten we niet uit het oog verliezen dat er altijd burgers zijn die aanspraak moeten maken op de 2e lijnsvoorzieningen en ondersteuning nodig hebben.
4. Projectfase (en) 4.1 Initiatiefase Het project bevindt zich in de initiatiefase. In deze fase geven we vorm en inhoud aan de gezamenlijke uitgangspunten. We hebben de visie op maatschappelijke zaken verder uitgewerkt en een stappenplan gemaakt waarin we op hoofdlijnen een beeld schetsen van de resultaten die deze samenwerking moet opleveren. We sluiten deze fase af door voor Bergen een praktische invulling te geven aan de uitvoering van de doelstellingen die we hebben benoemd in de visie. In dit plan treft u doorvoor de eerste aanzet. 4.2 Definitiefase In de definitiefase beschrijven we de aan te pakken doelstellingen, werkwijze, resultaat, risico’s, en randvoorwaarden en dient als onderbouwing van het overkoepelende project.
12
Te leveren producten vanuit dit project Per decentralisatie een beschrijving van de huidige situatie incl. (regionale) ontwikkelingen, wetgeving en financiële risico’s die invloed hebben op de aansturing en uitvoering van de decentralisaties. Besluitvorming over 0e lijn – het basis voorzieningen niveau (in relatie met accommodatiebeleid) Een grootschalige inventarisatie van relevante samenwerkingspartners en een inventarisatie van hun aanbod (ontwikkelen van sociale kaart). Onderdeel van deze inventarisatie is een sterkte en zwakte analyse om te beoordelen waar de gemeente goed in is, en welke ‘zorgtaken’ zij uitbesteedt aan (regionale of lokale) partnerorganisaties Besluitvorming over de drie deelprojecten, Wwnv, AWBZ en Jeugdzorg Scenario’s ontwikkelen voor dienstverleningsconcepten ‘sociale teams in de wijk’: mogelijke samenhang in vraag en aanbod aangeven incl. financiële onderbouwing en uitvoeringprogramma (logistieke invulling) Besluitvorming sturen op regionale samenwerking met grote instellingen
Te leveren producten die een directe relatie hebben met dit overkoepelende traject: − Herstructureringsplan Wsw bedrijf − Besluitvorming rond regionale samenwerking Sociale Zaken − Aanscherping WWB per 1 januari 2012 − Opheffing WIJ per 1 januari 2012 − Vaststelling nieuw Wmo-kader − Aanscherping Wmo verordeningen − Invoering IQ-maatregel per 1 januari 2013 − Invoering Kortdurend Verblijf per 1 januari 2013 − Invoering inloop GGZ per 1 januari 2013 − Invoering Cliëntondersteuning per 1 januari 2013 − Invoering Hulpmiddelen per 1 januari 2013 − Vaststelling werkwijze Kanteling − Overheveling preventieve zorgtaken passend onderwijs − Accommodatiebeleid 5. Kaders en/of Randvoorwaarden Wwnv Het wetsvoorstel is op 1 februari aangeboden aan de Tweede Kamer. Invoeringsdatum van de Wwnv is 1 januari 2013. De deadline voor het indienen van het herstructureringsplan Wsw bij het ministerie van SZW is 30 april 2012. De start van de herstructurering is gesteld op 1 juli 2012. AWBZ Voor het wettelijk traject voor de overheveling van taken van de AWBZ naar de Wmo geldt een gefaseerde invoering vanaf 2013 – 2014.
13
Jeugdzorg Er is –behoudens de afspraken in het Bestuursakkoord- nog niets bekend over de planning van het wettelijk traject voor de herstructurering Jeugdzorg. Er zal naar verwachting een gefaseerde invoering gaan gelden vanaf 2013 - 2016. 6. Projectorganisatie Opdrachtgever van een integrale aanpak van de drie transities is het afdelingshoofd Ontwikkeling, Tjeerd Bosma. De opdrachtnemer is teamleider ontwikkeling, Marleen Wijnker. De projectorganisatie is opgesplitst in drie deelprojecten, de regiegroep bewaakt de integraliteit. Regiegroep: − Janina Luttik-Swart, pfh maatschappelijke zaken − Laureen Hulskamp, projectleider drie transities − Marleen Wijnker, teamleider ontwikkeling − Jan Belleman, bedrijfsvoering en control Frequentie van overleg: Overleg met de regiegroep vindt eens per drie weken plaats. WwnV Projectleider: Eline van Braak, afdeling ontwikkeling, beleidsmedewerker welzijn met taakgebied sociale zaken Projectgroepleden intern: − Andre de Winter, teamleider WIZ − Kim de Ruiter, team WIZ − Laureen Hulskamp, beleidsmedewerker welzijn − Martine Zweers, beleidsmedewerker welzijn − Anja van Sluis, bedrijfsvoering en control − Jan Belleman, bedrijfsvoering en control Externe partners: − de overige deelnemende gemeente − WNK − Ray Geerling, projectleider regionale samenwerking sociale zaken AWBZ Projectleider: Laureen Hulskamp, afdeling ontwikkeling, beleidsmedewerker welzijn met taakgebied WMO Projectgroepleden intern: − Andre de Winter, teamleider WIZ − Ineke Hoek, team WIZ − Eline van Braak, beleidsmedewerker welzijn − Martine Zweers, beleidsmedewerker welzijn − Anja van Sluis, bedrijfsvoering en control − Jan Belleman, bedrijfsvoering en control Externe partners: − de overige deelnemende gemeenten − lokale organisaties zoals bijvoorbeeld de Marke, Oudtburg, thuiszorgorganisaties enz.
14
−
regionale organisaties zoals zorgaanbieders en zorgkantoren
Transitie Jeugdzorg Projectleider: Martine Zweers, afdeling ontwikkeling, beleidsmedewerker welzijn met taakgebied jeugd en onderwijs Projectgroepleden: − Laureen Hulskamp, beleidsmedewerker welzijn − Eline van Braak, beleidsmedewerker welzijn − Klasina Nieuwmeijer- Rienks, CJG- coördinator − Anja van Sluis, bedrijfsvoering en control − Jan Belleman, bedrijfsvoering en control Op afroep: − Wilma Gilles, leerplichtambtenaar − Andre de Winter, teamleider WIZ − Theo Vale, senior vormgever Externe partners: - regiogemeenten Regio Alkmaar - Bureau Jeugdzorg Noord-Holland - Regionale jeugdzorginstellingen (Parlan, Triversum, De Praktijk, De Opvoedpoli, MEE, De Bascule) - Samenwerkingsverbanden onderwijs en schoolbesturen 7. Tijdsplanning Zie de drie deelprojecten voor een tijdsplanning. 8. Middelen (financiën) Over de middelen kan op dit moment nog niets relevants gezegd worden. Op dit moment is onduidelijk welke middelen de gemeenten gaan ontvangen voor de drie transities, maar het is ook nog onduidelijk wat het de gemeente gaat kosten en welke varianten (beleidskeuzes) hieraan ten grondslag liggen. In de begroting 2012, programma 2, is bij besluit van de najaarsnota 2011 financiële ruimte ingeruimd om de decentralisaties vorm te geven. Dit betekent dat er vooralsnog geen beroep wordt gedaan op de middelen die met de december circulaire naar de gemeente zijn toegekomen. 9. Beheersing van Risico’s Aan de decentralisaties zijn een behoorlijk aantal risico’s verbonden. Hieronder volgt een beschrijving van de risico’s. 9.1 Financiële risico’s Op dit moment is niet duidelijk met welke middelen de gemeenten de drie transities moeten vormgeven. Vanuit het Rijk is wel duidelijk gemaakt dat er een bezuinigingstaakstelling moet worden gerealiseerd. Op dit moment is echter niets te zeggen over de financiële omvang van de hele operatie en welke mogelijkheden er zijn om hem financieel beheersbaar te houden.
15
9.2 Bestuurlijke risico’s Door het tijdspad wat vanuit het Rijk is opgelegd is het nauwelijks mogelijk de reguliere besluitvormingsprocedures te volgen. Als ambtelijke organisatie, college en raad van Bergen zullen we met elkaar een weg moeten vinden om de insteek van de gemeente van Bergen in de planvorming mee te nemen. Complex is dat de drie transities regionaal worden opgepakt waardoor, net als rond discussies rond de GGD, het WNK en de Veiligheidsregio, de lokale invloed beperkt is. Dit wordt nog eens versterkt door de enorme tijdsdruk die op de drie ontwikkelingen zit. Dit maakt het lastig vooraf in te schatten in hoeverre de politiek lokale invulling kan geven aan deze drie ontwikkelingen. Om dit risico te beperken stellen we voor informatiebijeenkomsten tussen raad, college en ambtelijke organisatie te organiseren. Op die manier kunnen we het raadsgevoel van de gemeente Bergen inbrengen in de (regionale) ambtelijke werkgroepen en later in de bestuurlijke overlegvormen. Naast deze lokale informatiebijeenkomsten zijn er eveneens regionale bijeenkomsten voor de acht gemeenteraden waarin de raadsleden de mogelijkheid hebben hun ideeën kenbaar te maken. Ook dit is een moment waarop de raad zijn richting kan aangeven. 9.3 Organisatorische risico’s De gemeente Bergen is qua organisatie beperkt in haar omvang. Bergen is geen centrumgemeente. De capaciteit binnen de gemeente is beperkt om dit soort grote ontwikkelingen in menskracht op te kunnen vangen. Samenwerking met de regio is dan ook noodzakelijk om de decentralisaties vorm te geven. De inschatting is dat de gemeente Bergen in samenwerking met de regio in staat is om de decentralisaties vorm te geven. Daarbij moet worden uitgegaan van de huidige omstandigheden (going concern). Dit betekent dat eventueel nieuwe ontwikkelingen een knelpunt kunnen vormen. 9.4 Tijdsplanning De tijdsplanning van de drie transities hebben drie verschillende snelheden, maar een ruim tijdspad is voor geen van de transities van toepassing. Risico hierin is dat de tijd te beperkt is om zaken goed te organiseren. Dit betekent zowel bestuurlijke risico’s (hoeveel ruimte is er in de besluitvorming), als ook risico’s voor inwoners om zaken op tijd goed op orde te hebben.
10. Voortgangsbewaking en monitoring door Raad Bij de risico’s is gemeld dat door de beperkte tijd en het feit dat de drie transities regionaal worden opgepakt de gemeente Bergen beperkt kan worden in haar invloed. Het is van belang ons hiervan bewust te zijn en met elkaar (raad, college en ambtelijke organisatie) een manier te vinden om binnen onze mogelijkheden hierop te sturen. Bij de beheersing van de risico’s is voorgesteld de raad via informatiebijeenkomsten mee te nemen in de drie decentralisaties, maar ook te weten welke lijn u voor staat, zodat dit in de ambtelijke werkgroepen al meegenomen kan worden. Daarnaast zijn er regionale bijeenkomsten speciaal voor raadsleden uit de 8 regiogemeenten om ook daar het geluid van de verschillende gemeenten te vernemen. Daarnaast is het aan de ambtelijke organisatie en college u voortdurend op hoofdlijnen te informeren over de voortgang. Ons voorstel is dan ook de relevante documenten en een
16
update aan informatie toe te voegen aan deze informatie en project-map (zowel op papier als digitaal). In overleg met de griffie wordt eveneens een digitale map decentralisaties aangemaakt. Op deze manier bereiken we dat een ieder altijd over dezelfde informatie beschikt.
Bijlage bij deze startnotitie: Drie decentralisaties, het maatschappelijk domein in ontwikkeling. Bijlage I: Routekaart Decentralisatie in sociaal domein Bijlage II: Wat is eigen kracht Bijlage III: Lijst met afkortingen
17