Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
10G200393
PORT.HOUD:
ONDERWERP:
Beleid voortijdig schoolverlaten.
Oude Alink
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad Behandelen
Informeren
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
I
28-09 AH
Datum 20-10-2010
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
Fysiek
Datum:
X
Sociaal
20-10-2010
Agendapunt:
3
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 346731
BESLISSINGSFORMULIER COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
10G200393 346813 / 346813
L. de Jong
BP
Lievers
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Een nieuwe impuls om het voortijdig schoolverlaten tegen te gaan.
AFGESTEMD MET PORTEFEUILLEHOUDER?
GERAADPLEEGDE ADVIESORGANEN
Ja
INTERACTIE
/ PARTICIPATIE
Het actieplan Voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014 is interactief, in een beleidsatelier met alle betrokken instellingen, zoals het Roc van Twente opgesteld.
BELEIDSPROGRAMMA
/ BELEIDSLIJN
01 – Mens in ontwikkeling
COMMUNICATIE
Openbaar Publiceren op openbare besluitenlijst. Wekelijkse perstoelichting OPMERKINGEN VAN DE SECRETARIS
ONTWERPBESLUIT
Het college besluit: 1. Het actieplan Voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014 vast te stellen. 2. Een bedrag ad € 40.135,-- in te zetten om het beleidsplan Sterk profiel II te realiseren. 3. Dit bedrag te dekken uit de middelen voor GSB 2010 (cf B&W-besluit ‘besteding decentralisatieuitkeringen (voorheen GSB), 10G200978) 4. De raad te informeren BESLUIT
DATUM
BEGROTINGSASPECTEN
Niet van toepassing (eventueel binnen een product)
FORMATIEASPECTEN
Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de formatie.
ONTWERPTOELICHTING T.B.V. OPENBARE BESLUITENLIJST
Alhoewel het percentage voortijdig schooolverlaters in de gemeente Hengelo erg laag is in vergelijking tot andere steden (6,5 % in het middelbaar beroepsonderwijs), verlaten nog te veel jongeren het onderwijs zonder in het bezit te zijn van een startkwalificatie. Instellingen, scholen en de gemeente Hengelo investeren samen in het vergroten van de ouderbetrokkenheid, verbetering van het taal- en leesonderwijs en een passende stageplek voor alle jongeren. Doel : zoveel mogelijk jongeren met startkwalificatie naar de arbeidsmarkt.
TOELICHTING/AANDACHTSPUNTEN T.B.V. COLLEGE
In 2007 is het actieplan Sterk profiel, een goede start 2007-2010 opgesteld. Dit actieplan is geëvalueerd en voor de periode 2014-2014 ligt er een nieuw actieplan. Op 1 dag, tijdens een Beleidsatelier hebben alle betrokken instellingen en organisaties de prioriteiten vastgesteld voor de komende 4 jaar. De ambitie is uitgesproken om te gaan investeren in taal en lezen en dit samen op te gaan pakken in een doorgaande lijn, primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. De samenwerking hierbij te zoeken met de heer Kees Vernooy, lector aan de hogeschool Edith Stein. Zijn aanpak heeft bewezen effectief te zijn. Het doel is om meer leerlingen op te leiden tot een startkwalificatie. Een van de redenen waarom leerlingen instromen op niveau 1 (en dus geen startkwalificatie behalen) is een te laag taal- en leesniveau. Daarnaast is gekozen voor het vergroten van de ouderbetrokkenheid bij het onderwijs en een betere aansluiting onderwijs arbeidsmarkt te realiseren. Iedere instelling/organisatie heeft een eigen verantwoordelijkheid en ontvangt ook middelen (bv het ROC van Twente krijgt rijksmiddelen voor begeleiding van jongeren die extra zorg nodig hebben) ) De rol voor de gemeente is om te regisseren, de partijen te stimuleren om met elkaar samen te werken. Hiervoor heeft de gemeente in 2010 een bedrag van 41.135 Euro beschikbaar. Zie besluit B&W 10G200978. Daarnaast zet de gemeente het Bureau Leerlingzaken in BIJLAGE(N)
1. Sterk Profiel, een goede start II, vanuit een stevige basis naar focus en verdieping. Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014
Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014
Sterk profiel, een goede start II
Vanuit een stevige basis naar focus en verdieping Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014
1
Sterk Profiel, een goede start II, maart 2010
Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014
Woord vooraf In het kader van de Hengelose aanpak voortijdig schoolverlaten (vsv) is in de afgelopen jaren twee keer een beleidsatelier georganiseerd. In het laatste atelier is de balans opgemaakt van twee jaar vsv volgens de ambities van Sterk profiel, een goede start, het aanvalsplan voor de periode 2007-2010. Het beleidsatelier heeft bevestigd dat Hengelo op de goede weg is en inhoudelijk de juiste keuzes maakt.Voor de komende periode gaat het om focus en verdieping: geen nieuwe prioriteiten, maar voortbouwen op de stevige basis die in Hengelo is gelegd en daarbinnen duidelijke keuzes maken. Een succesvolle schoolloopbaan is niet voor iedereen zo vanzelfsprekend. Nog steeds verlaten jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie. Dat is zorgelijk, omdat het de kansen op een betaalde baan en zelfstandige participatie onder druk zet.Voorkomen van voortijdig schoolverlaten is en blijft daarom een gezamenlijke missie. Het gaat immers om een maatschappelijk vraagstuk dat het onderwijs niet alleen kan oplossen. Er zijn nog steeds heel veel investeringen nodig om jongeren een goede start te geven. Die investeringen moeten vooral gericht zijn op goed onderwijs, zorg in en om de school en samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Hengelo voert al jarenlang beleid op het bestrijden van voortijdig schoolverlaten en trekt daarin zoveel mogelijk op met onderwijsinstellingen, zorg, welzijn, ondernemers, politie, justitie, provincie en rijk. De aanpak van het voortijdig schoolverlaten is gebaseerd op samenwerking. Samenwerking heeft in de afgelopen jaren succes laten zien. In het middelbaar beroepsonderwijs zien we in het schooljaar 2008-2009 een uitvalpercentage van 6.5 %. Dat is bijzonder laag in verhouding tot het landelijk gemiddelde. In dit actieplan Sterk profiel II dat in samenspraak met alle direct betrokkenen is opgesteld, is afgesproken de komende jaren weer samen de schouders eronder te zetten en te streven naar een verdergaande reductie van het aantal schoolverlaters. Betrokkenen bij de Hengelose aanpak van vsv hebben bovendien belangrijke voorwaarden voor een doeltreffende aanpak genoemd: vroeg investeren, onderling vertrouwen, elkaar weten te vinden, persoonlijk contact en begeleiding, aandacht voor de thuissituatie van jongeren, voldoende stageplaatsen, begeleiding bij beroepskeuze en betrokkenheid van ouders. De gemeente Hengelo zal alles in het werk stellen om het actieplan Sterk Profiel II te helpen realiseren. Bureau Leerlingzaken heeft een sleutelrol in de aanpak. Als wethouder wil ik me er sterk voor maken om de goede traditie van samenwerking tussen de verschillende partijen nog verder te verstevigen en betrokken instellingen met aanjaagsubsidies in hun plannen ondersteunen. Alleen door gezamenlijke inspanning kunnen we het rendement van onze aanpak nog verder vergroten. Erik Lievers Wethouder Onderwijs Gemeente Hengelo
2
3
Sterk Profiel, een goede start II, maart 2010
Inleiding Het succesvol afronden van een opleiding is van groot belang. Investeren in goed onderwijs, persoonlijke ontwikkeling en een soepele doorstroom naar vervolgonderwijs vergroten de kans op maatschappelijke participatie en een goede start op de arbeidsmarkt. In tijden van recessie geldt deze boodschap des te meer. Zonder kwalificatie is het bij krimpende werkgelegenheid bijna onmogelijk om een vaste baan te vinden. Schoolverlaters worden hier direct mee geconfronteerd, maar ook het vinden van een goede stage- of werkervaringsplaats voor schoolgaande jongeren wordt lastiger. Een lichtpuntje van de recessie is wellicht dat de zogenaamde ‘groenpluk’ minder lijkt voor te komen. De aantrekkingskracht van betaald werk zonder kwalificatie neemt af ten opzichte van het belang eerst een diploma te halen. Dat betekent naar verwachting dat de groep voortijdig schoolverlaters die ook wel ‘opstappers’1 worden genoemd, zal afnemen. Het aantal vsv-ers in de subregio Hengelo (Hengelo, Hof van Twente, Borne) laat de laatste jaren een constante daling zien. De cijfers geven aan dat Hengelo op de goede weg is in de aanpak van het voortijdig schoolverlaten, maar een substantiële groep jongeren verlaat nog steeds zonder kwalificatie het onderwijs2. Deze groep vraagt bijzondere aandacht, omdat ze moeilijker te bereiken is en vaak te kampen heeft met een combinatie van verschillende, elkaar versterkende problemen. De WRR3 heeft recent gepleit voor een focus op de doelgroep van de ‘overbelaste’ jongeren, leerlingen die gebukt gaan onder een opeenstapeling van problemen, uiteenlopend van beperkte vaardigheden en gedragsproblemen tot gebroken gezinnen, chronische armoede, schulden, verslaving, criminaliteit in de directe omgeving, etc. Deze jongeren zouden wellicht graag een schooldiploma willen halen, maar de cumulatie van problemen vraagt zo veel van hun incasseringsvermogen dat het hen op zeker moment te veel wordt. Hun problematiek overstijgt de sector van het onderwijs. De balans tussen het goede en kwade dat ‘overbelaste ‘ jongeren overkomt valt vaak negatief uit en voortijdig schoolverlaten is het gevolg. Hengelo is en blijft ambitieus, want een sterk profiel leidt tot een goede start.Voor iedereen die wil leren of werken moet een plaats zijn. Dat vraagt om voortdurende inspanningen, juist ook voor de ‘overbelaste’ jongeren die moeilijker te bereiken zijn en alleen geholpen kunnen worden in een bondgenootschap van jongeren, ouders en professionals in en om het onderwijs. De ambitie van Sterk profiel I was 0% uitval, alle jongeren op school of (lerend) aan het werk. Hoewel bij deze ambitie de kanttekening moet worden gemaakt dat ze uiteindelijk niet realistisch is – er zullen immers ook altijd jongeren ‘uitvallen’ door verhuizing of ziekte en een deel van de jongeren zal zonder dwang niet worden bereikt –, is het goed om vast te houden aan ons ideaalbeeld. Alle jongeren verdienen immers een goede toekomst en mogelijkheden om zich breed te ontwikkelen.Voor Sterk profiel II betekent dat behoud en verdere versterking van de basisinfrastructuur, nog meer gebruikmaken van elkaars kennis en ervaring, de juiste verbindingen weten te leggen en bovenal: uitgaan van jongeren en hun ouders en wat zij aan mogelijkheden hebben.
Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014
1. Structuur en betrokkenheid: kenmerken van een succesvolle aanpak Succesvolle preventie van schooluitval begint met een duidelijke structuur, maar heeft ook alles te maken met betrokkenheid of verbondenheid. De WRR benadrukt dat leerlingen moeten ervaren dat ze worden gewaardeerd en erbij horen. Dat leidt tot betere schoolprestaties en minder schooluitval. Vooral risicoleerlingen maken meer kans op schoolsucces als ze een goede band hebben met iemand op school die ze vertrouwen. In het bieden van structuur spelen leraren een hoofdrol. Maar dat alleen is niet genoeg. Voor ‘overbelaste’ leerlingen is een bredere en vroegtijdige aanpak nodig, waarin ook aandacht wordt besteed aan de vaak complexe situatie van veel jongeren. Dat is de reden voor de invoering van de Zorgadviesteams (ZATs) in het onderwijs. In het mbo zijn dergelijke teams ook in opkomst, maar toch is het landelijke beeld dat de zorgstructuur daar minder ver ontwikkeld is. Voor nogal wat ‘overbelasten’ blijkt de overgang van het ‘veilige’ vmbo naar het mbo met een grotere zelfstandigheid en minder zorg te groot. Ook de praktijkgerichtheid van het onderwijs speelt mee in het bevorderen van schoolsucces. Vaak sluit die vorm van onderwijs beter aan op kwaliteiten en behoeften van leerlingen in het beroepsonderwijs. In de praktijk lopen scholen in de uitvoering van effectieve hulp aan leerlingen regelmatig tegen drempels op. Dat heeft onder meer te maken met kosten: ‘overbelaste’ leerlingen zijn duur. Een ander probleem is dat de aanpak van vsv vaak wordt gekenmerkt door een korte termijn benadering en oplossingen. Lastig is ook de versnipperde organisatie en het grote aantal betrokken organisaties op
lokaal, regionaal, provinciaal en rijksniveau. Een sleutel tot succes is een sterke en ondernemende (school)leider die inspireert, zich niet teveel aantrekt van kokers of bureaucratie en zich gesteund weet.Verder blijken continuïteit en een brede aanpak essentieel. Voor een effectieve aanpak van voortijdig schoolverlaten is het ook belangrijk de vrijheid en handelingsruimte in de ‘eerste lijn’ te vergroten. Of, zoals Jo Hermanns stelt, hulp moet praktisch en dichtbij geboden kunnen worden. Door de ruimte voor begeleiding en ondersteuning in de directe omgeving van de jongere te vergroten kan een sterkere binding en samenwerking ontstaan tussen professionals met een gedeelde missie en onderling vertrouwen. Iedereen is aanspreekbaar op het gezamenlijk resultaat en mag de ander zo nodig corrigeren. Hoe complexer de problematiek van een jongere, hoe groter de behoefte van professionals om verbindingen aan te gaan met partijen buiten de school, zoals het maatschappelijk werk. De samenwerking krijgt dan de vorm van een netwerk dat de grenzen van de school overstijgt. Structuur en betrokkenheid zijn de belangrijkste aanbevelingen voor hulp aan dreigende uitvallers. De boodschap van de WRR vormde ook in het beleidsatelier een rode draad. Ouders, jongeren en professionals als partners en bondgenoten om uitval onder jongeren terug te dringen. Zoeken naar creatieve, soms onorthodoxe en praktische oplossingen dichtbij. Elkaar vertrouwen en bereid zijn te leren van elkaar. Dat vormt de basis voor een aanpak die tot resultaten leidt.
1 De opstapper stapt uit het onderwijs zonder dat er sprake is van een geschiedenis van problemen. In potentie zou hij een startkwalificatie kunnen halen, maar door een combinatie van factoren keert hij het onderwijs de rug toe. KBA, april 2006. 2 Bron: RMC effectrapportage 3 Vertrouwen in de school,WRR, januari 2009
4
5
Sterk Profiel, een goede start II, maart 2010
Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014
2. Waar staan we nu? Sterk profiel I markeert het gezamenlijk optrekken van Hengelo in het bestrijden en voorkomen van voortijdige schooluitval. Het beleid is gericht op jongeren die de school zonder startkwalificatie (dreigen te) verlaten. Bekend is dat verschillende factoren hierbij een rol spelen, zoals achtergrond en persoonskenmerken van jongeren, organisatie en werkwijze van instellingen, wet- en regelgeving, bureaucratie4. Het aanvalsplan 2007-2010 bevat gezamenlijke acties van gemeente, scholen, zorg, welzijn, bedrijfsleven, ondersteunende instellingen, politie, justitie, provincie en rijk. De grote betrokkenheid en de intensieve samenwerking hebben zichtbaar succes, want het absolute aantal voortijdig schoolverlaters is ten opzichte van voorgaande jaren nog steeds aan het dalen. Onderstaande cijfers in Figuur 1 maken dat duidelijk. Met Sterk profiel I is geïnvesteerd in een stevige basis om verzuim en uitval tegen te gaan. Het beleidsatelier vormde hiervoor de toetssteen: doen we de goede dingen en boeken we voldoende vooruitgang? Duidelijk werd dat alle maatregelen uit het aanvalsplan ertoe doen, sommige nu meer dan ooit. We beschrijven in dit hoofdstuk de belangrijkste constateringen uit het beleidsatelier na twee jaar aanvalsplan. In bijlage 1 geven we een overzicht per aanbeveling. Investeren en informeren we vroeg genoeg?
Voorkomen van voortijdig schoolverlaten begint al bij investeren in voor- en vroegschoolse educatie (vve).Voortijdig schoolverlaten is vaak een langlopend proces van terugtrekking. In alle overgangsmomenten in het onderwijs treedt uitval op.Vanaf de voorschoolse periode (2 jaar) moet worden geïnvesteerd in talentontwikkeling en vroegsignalering en de resultaten hiervan moeten worden gevolgd èn bij elke overstap worden overgedragen. Bekend is - en dat werd in het beleidsatelier nog eens benadrukt dat problemen later vaak kunnen worden voorkomen als zo vroeg mogelijk wordt geïnvesteerd5. Dat geldt zowel voor de kwaliteit van het primaire onderwijsproces als voor zorg in en om de school. Het ROC van Twente investeert fors in de begeleiding van leerlingen, zorg in en om de school wordt in samenwerking met
ketenpartners vormgegeven. Als de ZATs vroegtijdig worden gevoed bij mogelijke risico’s kunnen veel problemen waarschijnlijk worden voorkomen. De informatie over risico’s bij jongeren moet goed worden gedeeld. Gebeurt dat nu voldoende? Bieden we overbelaste jongeren voldoende ondersteuning?
Onder (dreigende) uitvallers zijn veel jongeren met een complexe persoonlijke en thuissituatie. Dat kan een reden zijn voor voortijdig schoolverlaten. Overbelaste jongeren met een opeenstapeling van problemen vormen veruit de grootste groep onder de uitvallers die moeilijker te bereiken zijn. Complexe problematiek is lastig aan te pakken of op te lossen. Persoonlijk contact en het versterken van sociale vaardigheden van jongeren zijn in elk geval cruciaal. Hier ligt wel een belangrijk dilemma voor scholen: het vinden van een werkbare balans tussen maatschappelijke betrokkenheid en hoge kwaliteit van het primaire onderwijsproces. Scholen moeten hun grenzen bewaken, zorgen op tijd delen met ketenpartners en tijdig ondersteuning inroepen om jongeren te helpen op school te blijven. Dat vraagt om onderling vertrouwen, gebruikmaken van elkaars expertise en de juiste verbanden leggen. Bij 18-jarigen blijft een spanning bestaan tussen hun eigen verantwoordelijkheid en formele volwassenheid en de noodzaak soms toch persoonlijke informatie te delen met anderen als hun veiligheid op het spel staat. Wat kunnen we verbeteren in onze hulp aan jongeren met complexe problemen? Hoe kunnen we professionals beter en dichterbij jongeren inzetten? Zorgen we voor voldoende stageplaatsen?
Er zijn nog steeds teveel jongeren (met name in het speciaal onderwijs en van allochtone afkomst) die geen relevante stageplaats kunnen krijgen. In een periode van laagconjunctuur vallen deze leerlingen als eerste buiten de boot. Het is van groot belang dat onderwijs, bedrijfsleven en lokale partners elkaar blijven helpen en jongeren blijven motiveren. Er ligt een grote verantwoordelijkheid om jongeren te ondersteunen bij hun vorming tot zelfstandige burgers. Goed voorbeeld zijn de Kapstok Leerwerkprojecten waarin jongeren door stagebegeleiders met een
schooljaar
vsv-ers gemeld bij RMC Hengelo
aantal studenten tot 23 jaar ROC (subregio Hengelo)
2004/2005
364
3052
318
10.4
2005/2006
300
3042
252
8.3
2006/2007
288
2998
213
7.1
2007/2008
299
2937
206
7.0
2008/2009
238
2816
183
6.5
Figuur 1: ontwikkeling vsv in de subregio Hengelo, RMC effectrapportage; ROC van Twente
6
groot netwerk worden toegeleid naar een stageplaats. Daar zijn tot nu toe niet of nauwelijks problemen bij het vinden van een stageplaats. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat bedrijven verder dan de recessie denken en zich realiseren dat te zijner tijd iedereen weer nodig is en een plaats verdient in de maatschappij van de toekomst?
aantal vsv-ers ROC % vsv-ers ROC (RMC tot 23 jaar (RMC subregio Hengelo) subregio Hengelo)
Besteden we voldoende aandacht aan mentoring?
Mentoren zijn cruciaal in het contact met en de begeleiding van leerlingen. Onderwijs is niet alleen leren, maar ook zorg en persoonlijke aandacht voor achtergrond en thuissituatie van leerlingen die in hun leven al veel hebben meegemaakt. Dat vraagt om professionele leerkrachten. Veel jongeren hebben vooral gehoord wat ze niet kunnen. De kracht is uitgaan van wat jongeren wèl kunnen. Succesvol blijkt de combinatie van een praktisch aanbod in een kleinschalige setting met theorie om te kunnen kwalificeren en veel aandacht voor de thuis- en de leefsituatie. Er zou ook meer bekendheid gegeven moeten worden aan het mentoringproject voor het vmbo, vanuit de scholen worden weinig leerlingen aangemeld. In het mbo gaat het de laatste tijd beter, maar de bekendheid onder docenten met de mogelijkheden van mentoring moet worden vergroot. De effectiviteit van mentoring is evidence based, vooral in de overgang po-vo en vo-mbo. Investeren we voldoende in een goed begeleid beroepskeuzeproces?
Er zijn nog steeds veel jongeren die niet de juiste beroepskeuze maken. Binnen het mbo is de AKA-opleiding hiervoor opgezet en verder ontwikkeld.Vanaf 1 augustus 2010 kunnen jongeren zich gedurende een jaar breder voorbereiden op hun beroepskeuze door middel van de invoering van domeinen in het mbo. Landelijk wordt zo tegemoet gekomen aan de wens om jongeren niet te vroeg te laten kiezen. Een te vroege keuze of een onrealistisch beroepsbeeld kan immers een verhoogd risico geven op uitval.
voorkeur als er nog geen problemen zijn. Het ‘labelen’ naar etnische afkomst zou losgelaten moeten worden. Ouders moeten altijd betrokken worden. Hoe ver mag je gaan als school in het aanspreken van ouders en wat moet er gebeuren om ouders meer bij het onderwijs te betrekken? Hebben we het primaire onderwijsproces goed op orde? Belangrijk aspect in de analyse is ook de kwaliteit van het primaire onderwijsproces. Welke bagage krijgen kinderen mee? Hoe verloopt de aansluiting tussen de verschillende onderwijsvormen en wat is de sleutel om leerlingen competent te maken? Het voortgezet onderwijs heeft een belangrijke rol in het geven van een goed en doordacht advies voor een vervolgopleiding. Wellicht moet worden gepleit voor het afschaffen van een drempelloze instroom in niveau 1 om leerlingen te stimuleren eerst hun vmbodiploma te halen. Kunnen we snel gespecialiseerde hulp bieden als dat nodig is?
Bij problemen met jongeren weten ketenpartners elkaar doorgaans snel te vinden. In het vervolgtraject duurt het soms heel lang voordat hulp geboden wordt aan leerlingen en ouders. Ten aanzien van de wachtlijstenproblematiek valt nog een wereld te winnen. Een goed initiatief is het bieden van overbruggingshulp door Carint. De tussenbalans en de feitelijke stand van zaken per aanbeveling (zie bijlage 1) maken duidelijk dat de basis staat, maar op onderdelen om verbetering vraagt en een duidelijke prioriteitstelling. Dat kunnen we bereiken door in onze aanpak scherpere keuzes te maken en de effectiviteit van onze samenwerking te vergroten. In het beleidsatelier hebben we hiervoor de aanzet gegeven door zeven concrete aanbevelingen te doen. Jo Hermanns heeft de verwachting uitgesproken dat het percentage vsv-ers in Hengelo kan dalen tot 3% als systematisch en op het goede moment een steuntje in de rug wordt geboden èn als de aanpak resultaatgerichter wordt. Met die uitdaging werken we het aanvalsplan 2010-2014 verder uit.
Betrekken we ouders voldoende bij het onderwijs?
De ouderbetrokkenheid bij het onderwijs moet worden vergroot. De uitval is hoger onder allochtone jongeren, ouders komen vaak niet mee naar een intakegesprek. Er zou een dringender beroep gedaan moeten worden op ouders om mee te denken over de keuze van hun kind voor opleiding en beroep. Sommige ouders weten niet dat hun kind verzuimt, hier ligt een inspanningsverplichting voor scholen. Scholen zijn te laat als ze pas gaan communiceren met ouders als jongeren 18 zijn. Ook hiervoor geldt: eerder beginnen met het opbouwen van een band met ouders, bijvoorbeeld door middel van huisbezoeken, en bij
Zie Sterk profiel, een goede start I Dit wordt bevestigd door de analyse van In ’t Veld en de Rebelgroup Kosten en baten van voortijdig schoolverlaten (mei 2006) in Nederland. Op basis van een systematische kosten-batenanalyse voorspelt In ’t Veld rendementen van 36% voor de intensivering van zorg op school en 17% voor de introductie van leerlingcoaches.
4 5
7
Sterk Profiel, een goede start II, maart 2010
Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014
3. Focus en verdieping: actieplan voor 2010-2014 3.1 Onderwijs: taal, lezen en ouders Ambitie
In 2014 heeft Hengelo een doorgaande taallijn gerealiseerd en een effectieve overdracht van gegevens voor de overgang van voor- naar vroegschool, van primair naar voortgezet en van voortgezet naar middelbaar beroepsonderwijs. Alle scholen hebben deelgenomen aan een stedelijk professionaliseringstraject op het gebied van taal, lezen en ouderbetrokkenheid en maken gebruik van effectieve methoden. Leren van elkaar is voor alle professionals in en om het onderwijs een vanzelfsprekendheid geworden.
Achtergrond: taal en lezen
Kinderen die niet kunnen lezen en schrijven lopen een verhoogd risico op vroegtijdig schoolverlaten. Goed kunnen lezen is in het belang van leerlingen, ouders en de maatschappij. Het biedt betere kansen op een succesvolle schoolloopbaan en later maatschappelijk functioneren en geeft zelfvertrouwen. Goed kunnen lezen betekent doorgaans beter kunnen leren, minder probleemgedrag en minder schooluitval6. Door te investeren in taal en lezen kunnen meer leerlingen naar een hoger niveau of het niveau van een startkwalificatie gebracht worden. Een kennissamenleving kan het zich eigenlijk niet permitteren dat een deel van de bevolking als gevolg van onvoldoende leesvaardigheid achterblijft. Een goede taal- en leesvaardigheid zou een eerste prioriteit moeten zijn in het onderwijs aan kinderen en jongeren. kengetallen
• 15% van de kinderen in groep 3 leert niet goed lezen; • in groep 4 leest 25% van de kinderen niet goed; • 25% van de leerlingen verlaat met een groep 6 leesniveau de basisschool; • 25% van de leerlingen heeft in het 1e jaar VMBO moeite met het lezen van teksten. • 18% heeft problemen met technisch lezen (Schijf, 2009); 17% van de leerlingen in de theo retische leerweg heeft problemen met technisch lezen en 18% van de leerlingen in havo en vwo. • 15% van de 15-jarigen kan vrijwel niet lezen.
Hoe willen we dat bereiken?
• In 2010 wordt een stedelijke werkgroep taal en lezen gevormd met vertegenwoordigers uit het voortgezet onderwijs en het ROC van Twente. De werkgroep krijgt de taak een plan te ontwikkelen voor een stedelijke taal- en leesaanpak van voortgezet onderwijs tot en met middelbaar beroepsonderwijs.Voor de aanpak wordt gebruikt gemaakt van goede voorbeelden in het land, kennis en ervaring van wetenschappers en praktijkdeskundigen en effectieve methoden. De aanpak wordt door gemeente en scholen gezamenlijk gefinancierd en waar mogelijk ondersteund door middelen vanuit het rijk. • Eind 2010 start de stedelijke taal- en leesaanpak op alle scholen voor voortgezet onderwijs in Hengelo. De werkgroep voert de regie. • Eind 2011 wordt de stedelijke taal- en leesaanpak uitgebreid naar het ROC van Twente. • In 2014 nemen alle scholen deel aan de stedelijke taal- en leesaanpak. • In 2010 wordt een nulmeting gedaan van de taalprestaties in voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Deze meting wordt jaarlijks herhaald, successen worden breed verspreid. In 2014 wordt gerapporteerd over de resultaten van de stedelijke aanpak op schoolniveau. De werkgroep neemt hiervoor het initiatief. Over de samenwerking met het primair onderwijs en de doorgaande leerlijn richting het voortgezet onderwijs volgt nog nader overleg. • In 2010 wordt een stedelijke werkgroep ouderbetrokkenheid gevormd met vertegenwoordigers uit alle onderwijsvormen. De werkgroep krijgt de taak een plan te ontwikkelen voor het vergroten van ouderbetrokkenheid in alle onderwijsvormen.Voor de aanpak wordt gebruikt gemaakt van goede voorbeelden in het land en kennis en ervaring van wetenschappers en praktijkdeskundigen. Onderdeel van het plan is een ‘menu’ van activiteiten die scholen kunnen ondernemen. De aanpak wordt door gemeente en scholen gezamenlijk gefinancierd en waar mogelijk ondersteund door middelen vanuit het rijk. • Eind 2010 start (de helft van] alle scholen voor voortgezet onderwijs in Hengelo en het ROC van Twente met twee activiteiten naar keuze uit het menu. De werkgroep voert hierop de regie. • In 2014 nemen alle scholen deel aan de stedelijke aanpak ouderbetrokkenheid. • In 2010 worden de bestaande activiteiten van scholen op het gebied van ouderbetrokkenheid en de resultaten daarvan in beeld gebracht. Deze meting wordt jaarlijks herhaald, successen worden breed verspreid. In 2014 wordt gerapporteerd over de resultaten van de stedelijke aanpak op schoolniveau. De werkgroep neemt hiervoor het initiatief.
Achtergrond: ouderbetrokkenheid
Wanneer ouders en leerkrachten op een gelijkwaardige basis met elkaar in gesprek zijn, kunnen scholen niet alleen beter profiteren van de kennis, het inzicht en de ervaring van ouders, maar kunnen zij ook eerder anticiperen op leerproblemen of problemen thuis. Omgekeerd krijgen ouders van het begin het gevoel dat ze serieus worden genomen worden, dat hun mening over hun kind belangrijk is en dat het de moeite waard is om een bijdrage te leveren aan de school door meepraten, meehelpen of meebeslissen. Betrokken ouders kunnen de schoolloopbaan van hun kind positief beïnvloeden. Uit onderzoek blijkt tot op heden dat ouders die een goed beeld hebben van wat er op school gebeurt hun kind thuis effectiever kunnen begeleiden. Het is aannemelijk dat die stimulans de leerresultaten positief beïnvloedt .
Volgens deskundigen kan 95% van de leerlingen goed technisch leren lezen en 80-85% van de leerlingen goed begrijpend leren lezen. Dat laatste is, naast vlot kunnen lezen, ook afhankelijk van woordenschat en intelligentie. Kenmerkend voor een goede ‘leesschool’ zijn onder meer een zeer sterke focus op leesvaardigheid (techniek en woordenschat) in groep 1 en 2, monitoren van taal- en leesontwikkeling, veel tijd besteden aan leesvaardigheid, veel aandacht voor leerkrachtvaardigheden en werken met duidelijke doelen. Om voortijdig schoolverlaten te voorkomen zijn vanuit het perspectief van de basisvaardigheden7 drie elementen van groot belang: professionele leerkrachten, onderwijskundig leiderschap en goede programma’s en m‑ethoden. De kwaliteit van de leerkracht heeft grote (40%) invloed op de lees- en rekenscores. Investeren in de professionaliteit van leerkrachten lijkt tot het meeste rendement te leiden. Uit onderzoek blijkt dat de zwaarstwegende factor
6 7
8
voor het leren van de leerlingen is wat hun leerkrachten weten7. Belangrijke vraag is of achterstand in taal en lezen in het voortgezet en middelbaar onderwijs nog in te halen is. Een deel van het antwoord zit in het zorgen voor een zo goed mogelijke aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs en in een warme overdracht van gegevens. In het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs zit de sleutel tot succes in veel herhaling, oefenen met nieuwsbegrip en de techniek van het lezen blijven onderhouden. De rol van ouders is hierbij cruciaal, hoe moeilijk die in de praktijk ook te beïnvloeden is.
Presentatie van dr. Kees Vernooy, lector Hogeschool Edith Stein Linda Darling-Hammond, Stanford University
9
Sterk Profiel, een goede start II, maart 2010
In de praktijk blijkt het lastig om ouderbetrokkenheid goed vorm te geven. Dat wordt nog ingewikkelder naarmate kinderen ouder worden en ze in het mbo de leeftijd bereiken waarop ze zelf formeel volwassen zijn. De rol van ouders bij de ontwikkeling van hun kind is echter zo wezenlijk dat we onverminderd moeten investeren in het vergroten van de ouderbetrokkenheid. Hoe eerder hiermee wordt begonnen, bij voorkeur door persoonlijk contact en huisbezoek en bij voorkeur als er (nog) geen problemen zijn, hoe beter het is. Ouders kunnen leren hoe zij hun kinderen in het voortgezet onderwijs kunnen helpen bij het oefenen en onderhouden van de basisvaardigheden. Scholen kunnen hierbij worden geholpen. De kracht van een goede ondersteuning zit in de snelheid waarmee resultaten zichtbaar worden en in ambitieuze doelen. Dat zorgt voor een positief zelfbeeld en goede leerprestaties. De lat mag dus hoog liggen.
3.2 Zorg in en om de school Ambitie
In 2014 wordt hulp aan jongeren met wie het niet goed gaat eerder, sneller en beter geboden. Het aantal verwijzingen naar jeugdzorg is afgenomen, doordat preventief hulp is geboden. Jongeren worden zoveel mogelijk praktisch en dichtbij ondersteund. In alle onderwijsvormen (van voorschool tot en met mbo) is een zorgstructuur ontwikkeld of zijn ZATs actief. Alle scholen voor vo en mbo hebben het mentoringproject een duidelijke plaats gegeven in de leerlingbegeleiding. Jongeren die extra steun nodig hebben, worden bij dit project gemeld. 10
Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014
Hoe willen we dat bereiken?
• In 2010 worden de bestaande mentoringprojecten onder regie van de gemeente geëvalueerd op resultaten en betrokkenheid van scholen. De uitkomsten hiervan worden actief verspreid onder en besproken met alle scholen voor voortgezet onderwijs en het ROC. Op basis hiervan worden de bestaande mentoringprojecten waar nodig verbeterd. • Eind 2011 nemen alle scholen voor voortgezet onderwijs en het ROC deel aan een mentoringproject. Docenten, mentoren, ouders en leerlingen zijn (of worden) bekend (gemaakt) met de kracht van deze projecten en ondersteund in de toepassing van werkzame elementen in de dagelijkse onderwijspraktijk en in de thuissituatie. Hierbij wordt intensief samengewerkt met het Centrum voor Jeugd en Gezin. De aanpak wordt gefinancierd vanuit het rijk. De regie ligt bij de gemeente. • In 2012 is het aantal verwijzingen naar jeugdzorg afgenomen ten opzichte van 2009 door jongeren eerder, sneller en beter in het gemeentelijke domein (via ZATs en Centrum voor Jeugd en Gezin) hulp te bieden. Gemeente en provincie voeren de regie. • In 2012 hebben alle scholen voor voortgezet onderwijs en het ROC een operationeel ZAT. De zorgstructuur in de voorschool en het primair onderwijs is zodanig ontwikkeld dat iedere leerling in beeld is en eventuele risico’s op sociaal-emotionele of cognitieve achterstand vroegtijdig worden gesignaleerd en gedeeld met leerlingen, ouders en professionals. De gemeente voert hierop de regie. • De resultaten van zorg in en om de school worden jaarlijks gevolgd. In 2010 vindt een nulmeting plaats. In 2014 wordt gerapporteerd over de resultaten van aanpak op schoolniveau. De gemeente voert hierop de regie.
Achtergrond: zorg in en om de school
Voortijdig schoolverlaten is een langdurig proces van terugtrekking of niet-betrokkenheid dat al heel vroeg kan beginnen, soms nog voordat een kind naar school gaat. Een combinatie van elkaar versterkende, negatieve factoren kunnen uiteindelijk leiden tot schooluitval. Leerlinggebonden factoren zijn onder meer gedrags- en leerproblemen, achterstand in ontwikkeling en lagere leerprestaties, gebrek aan motivatie, inzet en aanwezigheid op school. Bepalende factoren in de thuissituatie zijn het opleidingsniveau en de sociaal-economische status, verhuizingen en schoolwisselingen en ingrijpende veranderingen als scheiding of overlijden van ouders. Ook de overgang van thuis naar school is van invloed. De verschillende leefwerelden zijn aan het begin van de basisschool nog sterk met elkaar verbonden, maar gaan rond het 12e levensjaar wat uit elkaar. Hoe complexer de samenleving, hoe groter het belang om verbindingen te leggen10. In het algemeen kan worden gesteld dat dreigende uitvallers profiteren van een hoog kwaliteitsniveau in de klas. Uit onderzoek11 blijkt dat dat wordt gekenmerkt door leerkrachten die behoeften van leerlingen signaleren en er op reageren, een goede relatie onderhouden, zelfstandigheid bevorderen, gewenst gedrag belonen en duidelijke regels en instructie bieden. De WRR bevestigt deze conclusie door structuur en verbondenheid als sleutelbegrippen te introduceren. Zowel de school als de docent kunnen de invloed van risicofactoren beperken. Bijvoorbeeld door in te zetten op goed contact en sociale vaardigheden van leerlingen, versterking en ondersteuning van het gezin, schoolse ondersteuning zoals tutoring en huiswerkbegeleiding, gedragstraining en – interventies en bevordering van loopbaanontwikkeling. De docent heeft een signaalfunctie
WRR, Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid, april 2007 Greenwood 2008, Ladd et al. 1999, Hamre en Pianta (2005), Pianta, La Paro, Payne, Cox & Bradley (2002).
10 11
en moet in zijn directe omgeving mogelijkheden hebben om na een signaal zorg of begeleiding in te kunnen zetten. Verder heeft hij een rol in het motiveren en activeren van leerlingen en het volgen van hun ontwikkeling. Het voorkomen van schooluitval zou al in het basisonderwijs moeten beginnen. Sleutelbegrippen zijn het stimuleren van actieve betrokkenheid van leerlingen bij het onderwijs (met name voor leerlingen met lagere vaardigheidsniveaus en leerlingen met gedragsproblemen), vroegtijdig signaleren van risico’s op schooluitval, in gesprek gaan met ouders over signalen en eventuele acties inzetten en effectieve instructie om achterstand van leerlingen weg te werken. Achtergrond: mentoring
Mentoren zijn cruciaal in het contact met en de begeleiding van leerlingen. Het beleidsatelier en de WRR bevestigen elkaar in de conclusie dat onderwijs niet alleen leren is, maar ook zorg en persoonlijke aandacht voor achtergrond en thuissituatie van leerlingen die in hun leven al veel hebben meegemaakt en soms extra zorg en ondersteuning nodig hebben. Omdat ze een negatief zelfbeeld hebben, onzeker zijn over wat school of werkgever van hen vraagt of over onvoldoende sociale vaardigheden beschikken. De effectiviteit van mentoring is evidence based, vooral in de overgang po-vo en vo-mbo. Doel van het mentoringproject in het vmbo is onder meer mentorbegeleiding aanbieden als aanvulling op reguliere begeleiding, een netwerk van mentoren creëren die deelnemers begeleiden, ondersteunen en aanmoedigen en samenwerking opbouwen tussen onderwijs en bedrijfsleven. Kern is persoonlijke aandacht. Dat verbetert niet alleen het leren, maar ook de mogelijkheid om leerlingen op niveau te houden, de kans om de opleiding af te maken en een diploma te halen. In de afgelopen jaren is het mentoringproject ook in het middelbaar beroepsonderwijs vormgegeven. Er zijn voldoende externe mentoren, maar het aantal jongeren dat gemeld wordt door docenten is nog laag. Dit aantal is wel gegroeid, maar blijft achter bij de prognoses. 11
Sterk Profiel, een goede start II, maart 2010
3.3 Onderwijs en arbeidsmarkt Ambitie
In 2014 is het coachingsproject een vanzelfsprekend instrument voor het vinden van stageplaatsen. De samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is geïntensiveerd en de mogelijkheden voor praktijkgericht leren en lerend werken zijn verder uitgebreid ten opzichte van 2009. De kennis en ervaring van Jobquest wordt door alle scholen en het bedrijfsleven erkend en gebruikt en alle jongeren worden bij hun start op de arbeidsmarkt begeleid door praktijkopleiders.
Hoe willen we dat bereiken?
• In 2010 wordt verkend en geconcretiseerd hoe het coachingsproject beter kan worden gebruikt voor het vinden van stageplaatsen. Het ROC neemt hiervoor het initiatief en maakt in samenwerking met gemeente en provincie een voorstel voor verbreding. Dit moet leiden tot een toename van het aantal stageplaatsen (ook bij de gemeente) voor jongeren. • In 2010-2014 wordt het beroepskeuzeproces volgens de aanbevelingen uit Sterk profiel I verder geïntensiveerd. • In 2010-2014 worden alle bedrijven in Hengelo en omgeving die nog geen stageplaatsen bieden actief benaderd en gemotiveerd om dat te gaan doen. De stagecoördinatoren van de scholen voor voortgezet onderwijs en het ROC nemen hiervoor het initiatief. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennis en ervaring van Jobquest en Pact Hengelo. Scholen en bedrijven investeren samen in het onderhouden van de contacten en staan beide garant voor goede stagebegeleiding door praktijkopleiders. Het POWI voert hierop de regie. • In 2010 wordt het aantal beschikbare stage- en werkervaringsplaatsen in beeld gebracht. De regie hierop ligt bij het POWI. Jaarlijks worden de ontwikkelingen op dit gebied gevolgd. In 2014 wordt gerapporteerd over het aanbod op stedelijk en regionaal niveau.
Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014
Achtergrond: samenwerking onderwijs en bedrijfsleven
Door de economische recessie neemt de relevantie van opleidingen voor de arbeidsmarkt alleen maar toe. Het bedrijfsleven is een van de sleutelspelers in de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Samen met scholen kunnen bedrijven zorgen voor meer samenhang in het aanbod, een goed begeleid beroepskeuzeproces, een betere combinatie van leren en werken en begeleiding bij de overstap van school naar werk. Op het gebied van stageplaatsen is nog een inhaalslag nodig, zo bleek uit het beleidsatelier. In een aantal sectoren moet de toegankelijkheid voor allochtone jongeren en jongeren uit het speciaal onderwijs verbeterd worden. Er zijn gelukkig ook veel voorbeelden van succesvolle samenwerking, zoals de Kapstok Leerwerkprojecten.Voorwaarde is wel dat de begeleiding van jongeren goed geregeld is.Voorwaarde is ook dat er meer en beter regie op de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven wordt gevoerd. Dit is een van de verbeterpunten die in het beleidsatelier werden genoemd.
Marian Kroeze-Aveskamp, Directeur College voor Oriëntatie en Ontwikkeling, ROC van Twente “Laten we niet iets nieuws verzinnen, maar uitbouwen en verdiepen wat goed gaat. Het gaat nu om focus en verdieping.”
Jo Hermanns, Hoogleraar Opvoedkunde, Universiteit van Amsterdam “Mentoring is bewezen effectief, vooral in de overgang po-vo en vo-mbo.”
Kees Vernooy: “Een goede leesvaardigheid is van belang voor de schoolloopbaan en toekomst van de leerling, maar ook voor de kwaliteit van de school en samenleving. “ 12
13
Sterk Profiel, een goede start II, maart 2010
Bijlage 1
Stand van zaken per aanbeveling uit Sterk profiel I
Aanbeveling
Maatregelen
Stand van zaken
1. vergroot de ouderbetrokkenheid bij leren en werken
cultuurverschillen overbruggen informatievoorziening sociale binding en controle schoolcontactpersonen, huisbezoeken
PAOO-ROC: plan in uitvoering via het Loopbaancentrum (ouderbijeenkomsten, voorlichtingen externe partijen, workshops docenten/begeleiders).
2. ondersteun gezinnen bij opvoeden en opgroeien
gezinscoaching Centra voor Jeugd en Gezin
Het Centrum voor Jeugd & Gezin is inmiddels een feit. In 2009 zijn twee fysieke inlooppunten gerealiseerd. 180 leerkrachten en leidsters hebben deelgenomen aan een cursus vroegsignalering. Het programma Triple P, opvoedingsondersteuning is onderdeel van het aanbod dat het CJG doet aan ouders, evenals Moeders Informeren Moeders en Home start. Hengelo is pilotgemeente voor Eigen Kracht Conferenties.
3. investeer in taal
investeer in taalcursussen voor volwassenen/ ouders doorgaande taallijn van voorschool tot en met het ROC aanbod taallessen NT2 op ROC
Vanuit educatiemiddelen zijn Taalcursussen voor volwassenen (laaggeletterden) aangeboden en diverse cursussen rond ouderparticipatie op scholen. In het Taal Expertise Punt Hengelo is gewerkt aan een doorgaande lijn voorschool-basisschool.
4. versterk sociale vaardigheden en sociaal gedrag
meer sociale vaardigheden in curriculum actieve training in sociale vaardigheden voorlichting en informatie over ‘gewenst’ gedrag arbeidsmarkt sollicitatietraining en -begeleiding
Op het mbo-college voor Transport, Logistiek en Motorvoertuigentechniek – waar veel leerlingen met gedragsproblemen zijn - wordt in de introductieperiode extra aandacht besteed aan sociale vaardigheden met betrekking tot omgang, bedrijfsleven (presentatie en sollicitatietraining). Bij de economische mbo-colleges functioneert het reboundprogramma ‘Just in Time’. Er is een plan in uitvoering om te komen tot ROC-brede overstijgende trajecten m.b.t. risicojongeren met gedragsproblematiek.
5. zorg voor een warme overstap van vmbo naar ROC
6. versterk de zorgstructuur op het ROC
7. versterk coaching en mentoring van (allochtone) jongeren
14
Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014
overgangsprocedures voor de verschillende onderwijsvormen begeleiding en persoonlijk contact bij de overgang tussen de verschillende onderwijsvormen leerlingbegeleiders uit het vmbo in het 1e jaar van het ROC en vice versa gemeenschappelijke visie en aanpak op een doorgaande lijn
Nieuw overdrachtsformulier OVM is Twentebreed ingevoerd. Beide aansluitingsnetwerken in Twente worden vanuit één directie aangestuurd (directeur Beroepskolom). Warme overdracht voor specifieke doelgroepen, met name op niveau 1-2 verder ontwikkeld: Leerwerktrajecten,VSO, PrO.
zorgadviesteam (met amw) op het ROC vordering en ontwikkeling in beeld met lvs, ekd en verwijsindex goede aansluiting tussen de interne en buiten schoolse zorgstructuur begeleiding uitvallers naar alternatief traject dienstbaarheid en professionaliteit van (onderwijs)instellingen
Opgenomen in regionale vsv-convenant. Implementatie Studieloopbaanbegeleiding gaat 3e jaar in. Scholing studieloopbaanbegeleiders is in het 2e schooljaar gestart. Doel: 900 medewerkers. Loopbaancentrum nu twee schooljaren operationeel. Projectplan Invoering ZATs 2008-2009 in uitvoering genomen. Een ZAT voor het MBO Hengelo, Borne, Hof van Twente functioneert inmiddels.
capaciteit mentoren uitbreiden coachingsprojecten voor docenten op ROC afstemming vmbo-mbo projecten bekendheid mentoren met de buitenschoolse zorgstructuur
Opgenomen in regionale vsv-convenant. Versterking is onderdeel van de inzet van programmagelden VSV – maatregel 6 (vmbo+mbo).
8. versterk het beroepskeuzeproces in het vmbo
voorlichting over beroepsbeeld en arbeidsmarkt perspectief kennismaken met bedrijven en bedrijven met de school professionele begeleiding door instellingen bij beroepenvoorlichting allochtone jongeren (met startkwalificatie) betrekken bij voorlichting ouders betrekken bij school en school naar ouders
Aanvraag in voorbereiding voor extra programmagelden vsv ihkv het regionale Convenant (MBO+VO) SectorDinsdagen ingesteld: actieve oriëntatiedagen voor derdeklassers vmbo (gemengde en theoretische leerweg). Extra loopbaanoriëntatie-programma ‘Last minute’ voor vmbo-ers voor/na de vakantie.
9. optimaliseer het verzuimbeleid
implementatie verzuimprotocol bij het ROC verzuimcoördinator op ROC snelle melding van scholen bij RMC
Opgenomen in regionale vsv-convenant. Digitaal verzuimloket IB-Groep inmiddels ingevoerd. Uitvoeringsimplementatie voor 2010 afgerond.
10. creëer een uitdagende leeromgeving
kolombrede aanpak samenhang en continuïteit in opleidingen (scholingsboulevard) mogelijkheden van praktijkgericht leren en lerend werken voldoende stageplaatsen (ook bij de gemeente), begeleiding ontwikkelingsmogelijkheden voor talentvolle en minder talentvolle jongeren (brede bachelors) aantrekkelijke alternatieven voor (dreigende) uitvallers samenwerking instellingen (Munchhausengroep)
Implementatie CGO gaande. Eerste cohort techniek-studenten MBO in Scholingsboulevard Enschede. Partner in regionale Netwerkstadprogramma ‘Anpakk’n’ voor multi-problem jongeren.
11. zorg voor partnerschap tussen onderwijs en bedrijfsleven
vmotivatie van werkgevers onderwijsinstellingen opzoeken (stage)plaatsen in beeld voldoende aanbod stageplaatsen en goede begeleiding
Plan ‘Jongeren voor Jongeren’ uitgevoerd bij MBO colleges in de sector Economie. MBO Colleges in de sector Techniek maken vergaande regionale afspraken ter bevordering van instroom in de Techniek. De gemeente heeft het initiatief genomen voor de oprichting van het Pact maatschappelijk verantwoord Ondernemen, waaraan bedrijven en instellingen deelnemen.Via het Pact zijn er meer stageplaatsen beschikbaar gekomen.
12. verleng de leerplicht (aanbeveling aan het rijk)
laat alle jongeren tot 23 jaar een opleiding volgen totdat zij een startkwalificatie behaald hebben
Het is aan de Rijksoverheid om de wettelijke verplichting op te leggen. De gemeente heeft wel met alle betrokken instellingen, zoals met het UWV werkbedrijf afspraken om zoveel mogelijk jongeren (die voortijdig de schoolverlaten) te motiveren en te faciliteren om een startkwalificatie te behalen. De kwalificatieplicht wordt gehandhaafd door Bureau Leerlingzaken.
13. verruim de leeftijdsgrenzen voor de jeugdzorg (aanbeveling aan het rijk)
verschuif de leeftijdsgrens voor de jeugdzorg van 18 naar 23 jaar
De minister komt in de eerste helft van 2010 met een standpunt inzake de inrichting van het stelsel.
14. verminder administratieve lasten (aanbeveling aan het rijk)
zorg dat bestedingseisen geen belemmering vormen voor een effectieve inzet van middelen
Idem; deels ondervangen door de invoering van brede doel- en decentralisatieuitkeringen.
15. verminder bureaucratie (aanbeveling aan het rijk)
zorg ervoor dat de teldatum van 1 oktober geen belemmering is voor tussentijdse instroom
Het ROC van Twente werkt aan een tweede instroommoment voor alle opleidingen.
15
Sterk Profiel, een goede start II, maart 2010
Bijlage 2
Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014
Landelijk beleid vsv en actuele ontwikkelingen
Aanval op de uitval
vmbo – mbo 2
Het bestrijden van voortijdige schooluitval richt zich op jongeren tot en met 23 jaar, die zonder startkwalificatie (diploma op tenminste het niveau van mbo (niveau 2), havo of vwo) de school verlaten en onvoldoende zijn toegerust voor deelname aan de arbeidsmarkt. Formeel geldt de startkwalificatie als streefnorm voor elke leerling in het voortgezet onderwijs. In 2006 heeft het ministerie van OCW de aanval op de schooluitval een nieuwe impuls gegeven. Sindsdien is het accent in de aanpak geleidelijk verschoven naar een meer preventieve aanpak, gericht op een betere aansluiting tussen schooltypen en het op school houden van leerlingen door middel van meer individuele aandacht. Het kabinet wil dat in 2012 het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters teruggebracht is tot 35.000. Maatregelen om dat te bereiken zijn onder meer de kwalificatieplicht, één landelijk digitaal loket waar scholen spijbelgedrag van leerlingen kunnen melden, het afsluiten van convenanten met alle RMC-regio’s, de invoering van het onderwijsnummer en de invoering van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ). De WIJ verplicht gemeenten werkloze jongeren tot 27 jaar een werkleeraanbod te doen.
De minister van OCW wil bevorderen dat meer leerlingen het onderwijs verlaten met ten minste een diploma van een opleiding op niveau 2 van het mbo.Vooral voor leerlingen van de niveaus 1 en 2 van het mbo geldt dat de overstap van de vmbo -basisberoepsgerichte leerweg naar het mbo vaak een obstakel is. Met dit doel is er voor de periode 20092013 een experiment vmbo-mbo2 ingericht. Het experiment betreft een geïntegreerde leerweg voor de bovenbouw van de vmbo -basisberoepsgerichte leerweg en de basisberoepsopleiding van het mbo. Ruim 3.200 scholieren zijn in augustus 2009 gestart met de gecombineerde leergang vmbo-mbo2. Het ministerie van OCW wijst combinaties van vmbo- en mbo-instellingen en vmbo-mbo-opleidingen binnen agrarische opleidingscentra (AOC’s) aan voor deelname aan dit experiment. Als leerlingen de leergang niet halen, moeten ze worden begeleid naar een traject dat leidt tot een vmbo- of een mbo-diploma (terugvalgarantie). Gedurende de experimenteerperiode wordt onderzoek gedaan naar de meerwaarde van de leergang vmbo-mbo2 ten opzichte van samenwerking tussen scholen voor vmbo en instellingen die beroepsonderwijs verzorgen.
WRR: vertrouwen in de school
Het WRR advies gaat over de vraag wat scholen voor voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs kunnen doen om voortijdig schoolverlaten onder wat de WRR ‘overbelaste’ jongeren noemt, te voorkomen. Dit zijn leerlingen die te maken hebben met een opeenstapeling van problemen, variërend van beperkte vaardigheden en gedragsproblemen tot moeilijke omstandigheden in de directe omgeving. De WRR raadt schoolbesturen en onderwijzend personeel aan te investeren in frontlijnwerkers binnen het primaire proces, een goed functionerende ondersteuningsstructuur en een duidelijke inbedding van de school in de omgeving door onder meer differentiatie in schoolaanbod. Aanbeveling aan de overheid is de ontwikkeling van plusscholen (scholen met extra zorg en begeleiding) zoveel mogelijk te stimuleren en te ondersteunen. In reactie op het rapport van de WRR heeft het kabinet besloten de komende twee jaar in totaal € 60 mln extra beschikbaar te stellen voor gemeenten en scholen die een plusvoorziening willen starten. Het kabinet heeft ook besloten de maximale verblijfsduur in het vmbo (vijf jaar) af te schaffen. Hierdoor krijgen scholen meer armslag in hun strijd tegen de uitval van leerlingen en krijgen laatbloeiers de kans alsnog het vmbo diploma te halen. Actieplan jeugdwerkloosheid
Deskundigen vrezen een toename van jeugdwerklozen in 2009 met zo´n 70.000 tot 150.000 jongeren. Het kabinet zet in op convenanten met 30 regio’s en stelt daar € 153 mln voor beschikbaar. Met de Stichting van de Arbeid is afgesproken dat iedere schoolverlater die langer dan 3 maanden thuis zit een stageplaats krijgt aangeboden. Een diploma vergroot de 16
17
Sterk Profiel, een goede start II, maart 2010
Bijlage 3
Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten 2010-2014
Begroting en voornemens OCW 2010
Leerprestaties leerlingen
• OCW streeft in 2010 naar gemiddeld betere leerprestaties van leerlingen in taal en rekenen. Tot en met schooljaar 2010/2011 investeert OCW € 115 mln voor beter taal- en rekenonderwijs in het PO en VO. • In 2010 worden de zogenaamde referentieniveaus voor taal en rekenen ingevoerd. Zo wordt inzichtelijk gemaakt wat leerlingen na de basisschool, het speciaal onderwijs, het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs moeten kennen en kunnen. • Examenprogramma’s in het voortgezet onderwijs worden geijkt aan de hand van de referentieniveaus. • In 2010 wordt in het mbo experimenteel gestart met de examinering van taal en rekenen voor niveau 4. In het kader van het deltaplan taal en rekenen mbo komt vanaf 2010 jaarlijks € 50 miljoen extra beschikbaar. VSV
Voor 2010 streeft het kabinet naar een vermindering van voortijdig schoolverlaters met 30% ten opzichte van 2005/2006 en stelt hiervoor in 2010 € 81 mln ter beschikking. Hiervoor is een soepelere overgang van vmbo naar mbo nodig, maar ook meer ruimte voor vmbo’ers die het beste met hun handen leren, een ruimere verblijfsduur op het vmbo en meer maatwerktrajecten voor jongeren tot 23 jaar uit de ‘zwakkere’ groepen van de beroepsbevolking. Doorlopende leerlijnen
De overgang vmbo-mbo wordt versoepeld. Kwaliteit onderwijs
• Intensivering toezicht zwakke en zeer zwakke scholen • Het aantal zeer zwakke scholen moet verder omlaag.VO-scholen kunnen een beroep doen op het steunpunt van de VO-raad. Bestuurders zijn verantwoordelijk voor goed onderwijs. Het wetsvoorstel ‘Goed bestuur, goed onderwijs’ biedt in het uiterste geval de mogelijkheid een school te sluiten. Daardoor wordt voorkomen dat leerlingen onnodig lang slecht onderwijs krijgen. Jongeren naar school of aan het werk
• Het kabinet trekt € 200 mln uit om de pieken in het middelbaar beroepsonderwijs op te vangen als gevolg van de economische crisis. • Scholing wordt gestimuleerd met een omscholingsbonus en de inzet van het ervaringscertificaat, daarmee wordt de inzetbaarheid van mensen vergroot. Daarbij moeten 20.000 werkende jongeren alsnog hun startkwalificatie halen. Middelen onderwijsachterstanden
• Uitvoering regeling impulsgebieden. • Start nieuwe pilots onderwijstijdverlenging (€ 12 mln in 2010, daarna 3x € 15 mln) in het primair onderwijs. Zorgstructuren in en rond scholen
Heroverweging Passend Onderwijs. Voorschoolse voorzieningen
• Stimulering samenwerking en innovatieve concepten in kinderopvang. • Verhoging budget gemeenten voor voorschoolse educatie met € 30,5 mln. Lerarentekort
Het Actieplan Leerkracht wordt onverminderd doorgevoerd, waardoor er jaarlijks structureel geld bijkomt oplopend tot ruim 1 miljard in 2020.
18
19
Sterk Profiel, een goede start II, maart 2010
20
Stadhuis Burg. Jansenplein 1
Postadres : Postbus 18, 7550 AA Hengelo
Internet: www.hengelo.nl
Stadskantoor Hengelo Hazenweg 121
Telefoon: (074) 245 98 76
Email:
[email protected]