BEGINSELEN VAN BELGISCH PRIVAATRECHT VI
ERFRECHT
DEELI OPENVALLEN EN TOEWIJZING VAN DE NALATENSCHAP, ERFOVEREENKOMSTEN, RESERVE EN INBRENG
M . PUELINCKX-COENE
Prof. Emeritus Univ. Antwerpen
2011
LKluwer a Wolters Ktuwer business
Inhoud Voorwoord
IX
Nawoord
XI
Inhoud Lijst van standaardwerken
XIII .XXVII
Lijst van gebruikte afkortingen INLEIDING I. II. III. IV. V. VI. VII.
Voorwerp van het erfrecht Noodzaak van een wettelijke erfrechtelijke regeling Verschillende wijzen van overgang bij overlijden Grondslag van het erfrecht De politieke en sociaaleconomische dimensie van het erfrecht... Erfrecht vandaag Erfrecht morgen
XXIX 1 5 14 16 19 25 35 43
DEEL I. OPENVALLEN VAN DE NALATENSCHAP EN VOORWAARDEN VEREIST OM TE ERVEN
49
Hoofdstuk 1. Openvallen van de nalatenschap I. Tijdstip II. Plaats
49 49 54
Hoofdstuk 2. Voorwaarden vereist om te erven I. Alleen levende personen kunnen erven A. De erfgenaam moet ten minste verwekt zijn B. Artikel 725 B.W. na beroep op medisch begeleide voortplantingstechnieken C. Levensvatbaar geboren worden D. De erfgenaam mag nog niet overleden zijn 1. Het geval van de afwezigen 2. De commoriëntenregel II. Niet onwaardig zijn A. Inleiding B. De gevallen 1. Algemene gevallen van onwaardigheid a. Veroordeling wegens doding of poging tot doden van de erflater (art. 727, lid 1 B.W.)
56 57 57
Kluwer - Erfrecht
60 63 66 67 71 76 77 78 78 78
XIII
Inhoud b. Lasterlijk geoordeelde beschuldiging van de erflater van een feit waarop levenslange opsluiting of levenslange hechtenis gesteld is (art. 727, lid 2 B.W.) c. Verzuim door een meerderjarige erfgenaam de doodslag op de erflater gepleegd aan te geven bij het gerecht, al was hij daarvan op de hoogte (art. 727, lid 3 B.W.) . . . 2. De bijzondere grond van onwaardigheid voorzien in artikel 33, 5° van de Wet op de Jeugdbescherming C. De sanctie D. Gevolgen 1. T.a.v. de onwaardige 2. T.a.v. de kinderen van de onwaardige 3. T.a.v. derden DEEL II. TOEWIJZING VAN DE NALATENSCHAP
82 83 84 86 90 90 92 93 95
Hoofdstuk 1. Algemene principes van toewijzing I. Van een quasi uniforme naar een meer gedifferentieerde regeling . A. Uitzonderingen gegrond op de oorsprong van de goederen . . . B. Uitzonderingen gegrond op de aard van de goederen II. Evolutie in de criteria van toewijzing
95 95 96 97 100
Hoofdstuk 2. Devolutie tussen de erfgenamen I. De langstlevende echtgenote A. Evolutie van de erfaanspraak van de langstlevende echtgenote B. Voorwaarde om erfgenaam te kunnen zijn C. De intestaat erfaanspraak van de langstlevende echtgenote . . . 1. Algemeen 2. De langstlevende echtgenote komt op met afstammelingen. a. Welk erfdeel? b. Afstammelingen 1) Bijzondere maatregelen in het voordeel van de langstlevende echtgenote 2) Bijzondere maatregelen in het nadeel van de langstlevende echtgenote: de Assepoesterclausule 3. De langstlevende echtgenote komt op in samenloop met andere erf gerechtigden dan afstammelingen a. Erfgerechtigden andere dan afstammelingen b. Een erfdeel beïnvloed door het gekozen huwelijks vermogensstelsel 4. De langstlevende echtgenote komt op zonder bloedverwanten in de erfrechtelijke graad 5. Erfrecht dat steeds aan de langstlevende echtgenote toekomt met wie ze ook in samenloop is D. Bijzonder kenmerk: een erfaanspraak die soms bij overeenkomst volledig uit te schakelen is 1. Bij Valkeniersovereenkomst a. Wanneer kan een Valkeniersovereenkomst afgesloten worden?
104 105 108 112 114 114 116 116 119
XIV
122 124 133 133 133 140 141 144 146 148
Erfrecht - Kluwer
Inhoud 1) Welke (aanstaande) echtgenoten kunnen dit doen? 2) Welke afstammelingen moeten er reeds zijn? b. Formele vereisten c. Welke rechten kunnen beperkt of afgestaan worden? . . d. Kan een geldig bedongen Valkeniersovereenkomst ongedaan gemaakt worden? 1) Via wijzigingsakte? 2) Via schenking of testament? 2. Overeenkomst in het kader van een procedure tot echtscheiding bij onderlinge toestemming a. Toepassingsgebied 1) Door welke echtgenoten? 2) Over welke rechten? b. Vormvereisten c. Moment waarop de overeenkomst gelding krijgt d. Gevolgen van afstand van procedure 3. Welke echtgenoten kunnen bij overeenkomst de ruime erfaanspraken beperken en in welke mate? Bijzondere kenmerken van dit vruchtgebruik 1. Andere regels ter beveiliging van de blote eigenaars a. Boedelbeschrijving en staat van beschrijving b. Borgstelling c. De specifieke beveiligingsmaatregelen van artikel lA5ter B.W 1) Belegging van geldsommen 2) Omzetting of depot van effecten aan toonder . . . . 3) Wat voor beide geldt d. Toepassingsgebied van artikel lA5ter B.W 2. Specifiek geval van beëindiging van dit vruchtgebruik . . . . a. Regel en ratio legis van artikel 745septies B.W b. Toepassingsgebied 1) Ontzetting uit het ouderlijk gezag t.a.v. welke kinderen 2) Uitsluiting of verval van welke rechten? c. Draagwijdte van de uitsluiting of het verval 1) Geheel of ten dele en facultatief 2) Relatieve werking 3) Geen definitieve maatregel 4) Beperkt terugwerkend effect d. De vordering 1) Initiatiefrecht 2) Termijn 3) Afstand e. Verschilpunten met de erfrechtelijke onwaardigheid . . . 3. Dit vruchtgebruik is gerechtelijk omzetbaar a. Modaliteiten van omzetting sensu lato 1) Omzetting in volle eigendom 2) Omzetting in een som geld 3) Omzetting in een rente Kluner - Erfrecht
148 150 153 154 158 158 160 163 164 164 165 167 167 171 174 175 176 178 181 186 186 187 188 190 191 191 193 193 195 196 196 197 199 199 203 203 205 205 206 207 212 212 214 216 XV
Inhoud
II.
XVI
4) Omzetting voor het geheel of ten dele 5) Toewijzing in volle eigendom b. Het initiatiefrecht 1) De blote eigendom behoort aan de afstammelingen van de erflater of aan zijn geadopteerde kinderen of de afstammelingen hiervan 2) De blote eigenaars zijn geen afstammelingen van de erflater en ook niet zijn geadopteerde kinderen of afstammelingen daarvan 3) Uitzonderingen op dit initiatiefrecht 4) Kan de erflater het initiatiefrecht wijzigen? 5) Binnen welke termijn moet omzetting van het vruchtgebruik gevraagd worden? 6) Kan aan dit initiatiefrecht verzaakt worden? c. Welk vruchtgebruik is gerechtelijk omzetbaar? 1) Vruchtgebruik verkregen krachtens de wet of bij testament 2) Vruchtgebruik verkregen ingevolge huwelijkscontract of contractuele erfstelling 3) Vruchtgebruik verkregen bij schenking 4) Vruchtgebruik ten bezwarende titel bekomen 5) Vruchtgebruik bekomen als accessorium van een overeenkomst met derden 6) Vruchtgebruik op een goed dat slechts gedeeltelijk tot de nalatenschap behoort 7) Vruchtgebruik ontstaan vóór 6 juni 1981 8) Invloed van de oorsprong van het vruchtgebruik bij mogelijke wijziging van het omzettingsrecht d. Kenmerken van het omzettingsrecht 1) Het recht omzetting te vorderen is persoonlijk . . . 2) Geen recht van openbare orde e. Bevoegdheid van de rechter 1) Gevallen waarin de rechter geen beoordelingsvrijheid heeft de omzetting al dan niet toe te staan 2) De appreciatiebevoegdheid van de rechter in de andere gevallen 3) Bevoegdheid van de rechter bij het verdere verloop van de omzetting f. Waardebepaling van het vruchtgebruik 1) Een omstreden materie 2) Finaliteit van de omzetting 3) Wettelijke waarderingscriteria 4) Bijzondere berekening in aanwezigheid van stiefkinderen g. Gevolgen van de omzetting De erf gerechtigde bloedverwanten A. Evolutie van de erfaanspraken van buitenhuwelijkse verwanten 1. Het oude recht 2. De regeling onder de Code Napoléon
218 219 220 221 222 224 228 233 234 235 235 236 238 239 240 242 243 245 247 247 249 249 250 250 252 255 255 256 258 265 269 273 274 274 275
Erfrecht - Kluwer
Inhoud 3. De geleidelijke promotie van de buitenhuwelijkse verwanten 4. Werking in de tijd van de nieuwe erfrechtelijke regelingen t.a.v. buitenhuwelijkse verwanten B. Voorwaarden om erfgenaam te kunnen zijn 1. Juridisch vastgestelde bloedverwantschap 2. De erfrechtelijke situatie van de in bloedschande verwekte kinderen a. Verbod van bilaterale vaststelling van a f s t a m m i n g . . . . b. Recht op levensonderhoud, opvoeding en passende opleiding 3. Invloed van medisch begeleide voortplantingstechnieken op de juridische bloedverwantschap en de erfaanspraak C. Criteria van toewijzing tussen de bloedverwanten 1. Samenstelling van de erforden a. De orde van de afstammelingen b. De orde van de bevoorrechte bloedverwanten in de zijlijn en in de opgaande lijn 1) De ouders 2) De geprivilegieerde zijverwanten c. De orde van de ascendenten d. De orde van de gewone zijverwanten 2. De kloving a. Historiek b. Techniek c. Kritiek 3. De plaatsvervulling a. Historiek b. Techniek c. Voorwaarden 1) Een welbepaalde bloedverwantschap zowel voor wie de plaats vervult, als voor diegene wiens plaats vervuld wordt 2) Andere vereisten voor diegene wiens plaats vervuld wordt 3) Andere vereisten voor wie de plaats vervult d. Draagwijdte van de plaatsvervulling 4. De toewijzing binnen de erforden a. De kwantitatieve toebedeling 1) De eerste orde: de orde van de afstammelingen . . . 2) De tweede orde: de orde van de bevoorrechte verwanten in de opgaande lijn en in de zijlijn 3) De derde orde: de orde van de ascendenten 4) De vierde orde: de orde van de verre zijverwanten . 5) Samenloop van derde en vierde orde b. De kwalitatieve toebedeling III. De langstlevende wettelijk samenwonende A. Een nieuwe volwaardige erfgenaam B. Voorwaarde om op dit erfrecht aanspraak te kunnen maken. .
Kluwer - Erfrecht
276 280 282 284 287 287 289 291 302 304 305 306 306 307 307 307 308 308 309 316 317 318 318 321 321 324 327 328 329 329 329 331 336 336 337 337 344 345 350
XVII
Inhoud
C.
D.
E.
F.
1. Voldoen aan de algemene voorwaarden vereist om te kunnen erven 2. Wettelijk samenwonende zijn en dit gebleven zijn tot aan het openvallen van de nalatenschap 3. Geen afstammeling zijn van de erflater Wat erft de langstlevende wettelijk samenwonende? 1. Een recht van vruchtgebruik op de gemeenschappelijke verblijfplaats a. Een recht van vruchtgebruik b. Welke gemeenschappelijke verblijfplaats? c. Het recht van vruchtgebruik op de gemeenschappelijke verblijfplaats moet deel uitmaken van de nalatenschap van de vooroverleden partner d. De vooroverleden partner bezat de gemeenschappelijke verblijfplaats in mede-eigendom 2. Recht op huur 3. Vruchtgebruik op het huisraad 4. Nooit een intestaataanspraak op andere erfgoederen Aard van deze erfrechtelijke roeping 1. Geen anomale erfaanspraak 2. Attributen van deze erfaanspraak a. Bezitsrecht b. Gehoudenheid tot de schulden c. Optierecht 3. Geen reservatair erfrecht Invloed van de prioritaire erfaanspraak van de langstlevende wettelijk samenwonende op de intestaat aanspraken van de andere erfgenamen 1. Wat de intestaat erfaanspraken betreft 2. De Assepoesterclausule bis Bijzondere regels m.b.t. deze erfaanspraak in vruchtgebruik . . 1. Andere regels bij de aanvang 2. Andere regels voor beëindiging a. Beëindiging op grond van artikel 745octies, § 3 B.W. . b. Beëindiging door omzetting van het vruchtgebruik . . . 1) Wijze van omzetting en initiatiefrecht 2) Welk vruchtgebruik kan omgezet worden? 3) Bescherming van de stiefkinderen
350 351 354 356 357 357 358 362 363 364 366 368 370 370 371 371 372 372 373 374 374 375 378 378 379 379 380 381 384 385
Hoofdstuk 3. De rechten van de Staat 386 I. Kwalificatie van de aanspraak van de Staat 386 II. Te vervullen formaliteiten 391 III. Bijzondere regeling ten voordele van openbare centra voor maatschappeljk welzijn 393 Hoofdstuk 4. Adoptie en erfrecht I. Historiek en betekenis van de adoptie II. Erfaanspraak bij adoptie A. Voorafgaandelijk algemene opmerking XVIII
394 395 398 398 Erfrecht - Kluwer
Inhoud
B. Erfaanspraken bij volle adoptie C. Erfaanspraken bij gewone adoptie 1. De erfaanspraken van het gewoon geadopteerde kind en van zijn afstammelingen a. De erfaanspraken van het gewoon geadopteerde kind in zijn adoptieve familie b. De erfaanspraken van het gewoon geadopteerde kind en van zijn afstammelingen in de oorspronkelijke familie . c. De erfaanspraken bij stiefouderadoptie d. De oorspronkelijke familie van de geadopteerde en de familie van de adoptant vallen samen 2. De erfaanspraken in de nalatenschap van het gewoon geadopteerde kind
399 402 403 403 405 406 410 412
Hoofdstuk 5. De anomale nalatenschap I. De gevallen II. Voorwaarden III. Kenmerken IV. Wettelijke terugkeer en het erfrecht van de langstlevende echtgenote V. Anomale terugkeer en het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende
427
DEEL III. VERBOD DE ERFOVERGANG BIJ OVEREENKOMST TE REGELEN
429
I. II.
Inleiding en historiek Wanneer hebben we met een beding over een nog niet opengevallen nalatenschap te maken? A. Door het beding moeten rechten toegekend, afgestaan of gewijzigd worden B. Het moet gaan om rechten in een toekomstige nalatenschap of in een bestanddeel ervan C. Het beding moet een nalatenschap betreffen die nog niet opengevallen is D. De rechten die in de toekomstige nalatenschap ontstaan, gewijzigd worden of afgestaan, zijn enkel louter eventueel 1. Hét sleutelcriterium? 2. Wanneer ontstaan er alleen maar louter eventuele rechten? Het criterium duidelijker geformuleerd 3. Aanwezigheid van een potestatief element: een niet in alle hypothesen hanteerbaar criterium 4. Enkele voorbeelden van toegelaten overeenkomsten post mortem 5. Enkele kritische beschouwingen bij het criterium van het Hof van Cassatie III. Sanctie IV. Wettelijke uitzonderingen A. De uitzonderingen van de Code Napoléon Kluwer
Erfrecht
416 417 418 419 423
431 434 436 438 445 446 446 447 452 458 459 460 466 466 XIX
Inhoud
B. Later ingevoerde uitzonderingen
467
C. Enkele betwiste gevallen
469
DEEL IV. DE ERFRECHTELIJKE RESERVE
477
Hoofdstuk 1. Inleiding en historiek I. Inleiding II. Historiek III. De reserve vandaag Hoofdstuk 2. Omvang van het beschikbaar deel en van de reserve I. Reserve en beschikbaar deel in aanwezigheid van bloedverwanten in de rechte lijn A. Er komen afstammelingen tot de nalatenschap B. Er komen ascendenten tot de nalatenschap II. Reserve en beschikbaar deel in aanwezigheid van een langstlevende echtgenote A. De reserveaanspraak van de langstlevende echtgenote B. Omschrijving van de preferentiële goederen C. Voorwaarden waaronder de concrete reserve kan ingeroepen worden 1. De preferentiële goederen moeten die functie nog vervullen bij het openvallen van de nalatenschap 2. Behoren tot de nalatenschap van de vooroverleden echtgenoot 3. In hun totaliteit tot de nalatenschap van vooroverleden echtgenoot behoren? 4. Andere beperkingen III. De bloedverwanten in de rechte lijn komen samen met de weduwe tot de nalatenschap A. Het principe B. Afstammelingen komen samen met een langstlevende echtgenote tot de nalatenschap 1. De begiftigde van de in te korten gift is niet de langstlevende echtgenote 2. De begiftigde is de langstlevende echtgenote C. Ascendenten komen samen met een langstlevende echtgenote tot de nalatenschap 1. Waaruit bestaat de reserve van de ascendenten zo ook een weduwe tot de nalatenschap komt 2. De begiftigde is niet de langstlevende echtgenote 3. De begiftigde is de langstlevende echtgenote a. De weduwe is de enige begiftigde b. Er gebeurden giften aan de weduwe en aan anderen. . . c. De vordering tot levensonderhoud van de ascendenten ten laste van de nalatenschap D. Hoe gebeurt de proportionele aanrekening op het beschikbaar deel bij meer dan één gift? E. De proportionele aanrekening en de concrete reserve
478 478 480 482 490
XX
491 492 494 498 498 502 504 504 505 506 509 509 509 510 510 516 517 517 518 519 519 520 521 522 523
Erfrecht - Kluwer
Inhoud
F. Kan van de proportionele aanrekening van de reserve afgeweken worden? G. Aanrekening van de reserve zo de vooroverleden echtgenoot geen andere reservataire erfgenamen nalaat IV. De bloedverwanten in de rechte lijn komen samen met de langstlevende wettelijk samenwonende tot de nalatenschap A. Invloed van de prioritaire intestaat erfaanspraak van de langstlevende wettelijk samenwonende op de omvang van de reserve en van het beschikbaar deel B. Invloed van giften aan de langstlevende wettelijk samenwonende 1. Invloed op de omvang van reserve en beschikbaar deel . . . 2. De vordering tot levensonderhoud van de ascendenten . . . Hoofdstuk 3. Samenstelling van de fictieve massa, aanrekening van de giften en inkorting I. Samenstelling van de fictieve massa A. De bestaande goederen B. De schenkingen 1. Tot de fictieve massa behoren de schenkingen die de erflater tijdens zijn leven deed a. Van de rechtshandelingen die de erflater tijdens zijn leven stelde, moeten enkel de schenkingen ter sprake komen bij de samenstelling van de fictieve massa . . . . b. In principe moeten alle schenkingen bij de fictieve massa betrokken worden c. Schenkingen die buiten beschouwing blijven d. Enkele bijzondere gevallen 1) Begunstiging {iure propio) via een levensverzekeringsovereenkomst 2) Huwelijksvoordelen 2. Hoe worden de schenkingen verrekend? a. Algemene regel b. Artikel 922, lid 2 B.W 3. Wat moet bij de fictieve massa gevoegd worden? a. Bij koop/schenking b. Bij verkoop tegen te lage prijs c. Bij aanstelling als begunstigde van een levensverzekering d. Bij schenking van gemeenschapsgoederen C. De schulden D. Bewijs II. Aanrekening van giften op het beschikbaar deel A. Volgorde van aanrekening 1. Aanrekening van schenkingen a. Volgorde b. Datum van de aan te rekenen schenkingen 2. Aanrekening van legaten 3. Aanrekening van contractuele erfstellingen
Kluwer - Erfrecht
527 528 530 530 533 533 535 537 539 541 544 544 544 547 550 554 554 565 581 581 583 591 591 592 592 603 605 607 609 610 610 610 612 618 619
XXI
B. Aanrekening zo het beschikbaar deel uitgedrukt is in volle eigendom en in blote eigendom C. Aanrekening zo er preferentiële goederen in de nalatenschap aanwezig zijn III. Inkorting A. Inkorting van schenkingen B. Sanctie zo legaten het beschikbaar deel overschrijden C. De langstlevende echtgenote en de vordering tot inkorting . . . D. Kenmerken van de vordering tot inkorting 1. De vordering tot inkorting komt alleen aan de reservatairen toe 2. De vordering tot inkorting komt aan de reservatairen in eigen hoofde toe 3. De reservatairen kunnen er na het openvallen van de nalatenschap afstand van doen 4. De vordering tot inkorting is individueel en deelbaar 5. De vordering tot inkorting is (ook) een zakelijke vordering a. Inkorting in natura 1) Principe 2) Uitzonderingen b. Verrekening van waardeschommelingen 1) Bij inkorting in natura 2) Bij inkorting in waarde E. Verrekening van de vruchten van wat aan inkorting toe was . . 1. De regel 2. Bij inkorting in natura 3. Bij inkorting in waarde 4. Bij inkorting ten laste van een derdeverkrijger 5. Aan wie komen de vruchten toe? 6. Giften in vruchtgebruik Hoofdstuk 4. Kenmerken van de reserve I. Algemene kenmerken van de reserve A. De reserve is van dwingend recht B. De reserve beoogt de individuele bescherming van de naaste familieleden 1. Gevolgen wat de keuze van de reservatairen betreft 2. Gevolgen wat de vorderingen tot inkorting betreft 3. Gevolgen bij verwerping C. De reserve wordt opgenomen als pars hereditatis 1. Gevolgen wat de reservatairen betreft 2. Gevolgen wat de goederen betreft D. De reserve wordt noodzakelijkerwijze ab intestato v e r e r f d . . . . 1. De reserve werd zodoende het middel om de gelijkheidsidee van de Franse Revolutie in het erfrecht door te drijven . . . 2. De reserve komt aan de reservatairen toe vrij en onbelast . II. Bijzondere kenmerken van de reserve van de langstlevende echtgenote
620 622 622 625 630 631 634 634 636 637 638 641 642 642 647 667 667 669 677 677 678 678 679 679 680 682 682 683 683 684 684 684 685 685 685 688 688 689 696
Inhoud
A. Een zelfde reserve in alle hypothesen en rechtstreeks door de wet bepaald B. Een reserve in vruchtgebruik C. Een dubbel omschreven reserve D. Een minder beschermde reserve 1. De gevallen voorzien bij Wet van 14 mei 1981 a. Lot van de concrete reserve bij feitelijke scheiding (art. 9156/5, § 2, tweede lid B.W.) b. Het ontervende testament (art. 9156/.V, § 3 B.W.) 1) Algemeen 2) Onafgebroken periode van zes maanden feitelijke scheiding op de dag van het overlijden 3) Vordering door de vooroverleden echtgenoot van een afzonderlijk verblijf 4) Een ontervend testament c. Overeenkomst bij echtscheiding door onderlinge toestemming op grond van artikel 1287 Ger. W 2. Aanwezigheid van een in overspel verwekt kind (art. 334/er B.W.) a. Algemeen b. Toepassingsgebied c. Toepassing in de tijd 3. De Valkeniersovereenkomst (art. 9\5bis, § 5 B.W.) a. Is bij Valkeniersovereenkomst afstand van de concrete reserve mogelijk? b. Afstand van de abstracte reserve c. Afstand van het recht inkorting te kunnen vragen van wel bepaalde schenkingen d. Andere mogelijke wijzigingen aan de reserveregeling . . e. Kan op een geldig bedongen afstand van de reserve teruggekomen worden? Appendix: De vordering tot levensonderhoud van de langstlevende echtgenote ten laste van de nalatenschap Hoofdstuk 5. Giften aan erfgerechtigden, inbreng en aanrekening I. Inbreng A. Algemeen B. De traditionele inbrengregels tussen de erfgenamen/bloedverwanten 1. Inbreng van giften a. Welke voordelen zijn aan inbreng onderworpen? b. Inbrengrecht en inbrengplicht c. Wijze van inbreng 1) Algemeen 2) Inbreng van onroerende goederen: algemene regel . 3) Inbreng van onroerende goederen: uitzonderingen . 4) Inbreng van roerende goederen 5) Gift van meer dan het erfdeel
Kluwer - Erfrecht
696 696 696 697 698 699 701 701 702 703 705 710 711 711 712 714 714 714 718 720 721 722 723 729 732 732 736 736 736 740 747 747 749 754 760 763
XXIII
Inhoud
II.
6) De waarde van het geschonken goed is sinds de schenking gewijzigd: algemene regel 7) De waarde van het geschonken goed is sinds de schenking gewijzigd: regeling voorzien door de Programmawet van 22 december 1998 d. Verrekening van de vruchten en interesten e. Wanneer is een gift met of zonder vrijstelling van inbreng? 2. Inbreng van schulden a. Historiek b. Inbreng van schuld is geen betaling c. Inbreng van schulden versus inbreng van giften d. Welke schulden kunnen aan inbreng onderworpen worden? e. Inbreng van schuld bij onvermogen van de erfgenaam/ schuldenaar C. Invloed van de Wet van 14 mei 1981 op de inbrengregeling. . . 1. Inleiding 2. Inbreng van giften a. Inbreng door erfgenamen/bloedverwanten 1) Hoe gebeurt inbreng t.a.v. de langstlevende echtgenote 2) Combinatie met de traditionele inbrengregeling tussen erfgenamen/bloedverwanten 3) Vrijstelling van inbreng als gevolg van het akkoord van de mede-echtgenoot met de schenking 4) Afstand door de langstlevende echtgenote van haar recht nog enige verrekening van de schenking te kunnen vorderen in de nalatenschap van de schenker b. Inbreng door de langstlevende echtgenote 3. Inbreng van schulden D. Inbreng in samenloop met een langstlevende wettelijk samenwonende 1. Nooit inbreng t.a.v. de langstlevende wettelijk samenwonende 2. Nooit inbreng door de langstlevende wettelijk samenwonende 3. Invloed op de inbreng door de andere erfgenamen E. Verschilpunten tussen inbreng en inkorting Aanrekening
Hoofdstuk 6. De reserve en enkele bijzondere beschikkingen I. Artikel 917 B.W A. De regel van artikel 917 B.W B. Toepassingsvoorwaarden 1. De gift in vruchtgebruik of in lijfrente belast meer dan het beschikbaar deel 2. Uitsluiting van andere belastingen van de reserve? a. Recht van bewoning b. Een te gulle gift in blote eigendom XXIV
766 777 780 783 795 795 797 801 805 806 810 810 811 811 811 816 819 827 830 834 835 836 838 840 841 843 847 847 847 849 849 852 852 853
Erfrecht - Kluwer
Inhoud
II.
3. Kan artikel 917 B.W. ingeroepen worden zo de erflater meer dan één gift deed? C. Kenmerken en gevolgen van dit optierecht D. Draagwijdte van artikel 917 B.W E. Toepassing van artikel 917 B.W. in aanwezigheid van een langstlevende echtgenote Artikel 918 B.W A. De regel van artikel 918 B.W 1. Een woord vooraf 2. Het eerste vermoeden 3. Het tweede vermoeden 4. Het (on)weerlegbaar karakter van deze vermoedens a. Wat het eerste vermoeden betreft b. Betekenis te hechten aan de instemming van de medereservatairen c. Wat het (tweede) vermoeden van schenking buiten erfdeel betreft d. Draagwijdte van de precisering dat het om een voorschot op erfdeel gaat 5. Wie kan de vermoedens van artikel 918 B.W. inroepen?. . . a. Het eerste vermoeden b. Invloed en draagwijdte van de instemming door een medereservatair c. Het tweede vermoeden B. Toepassingsgebied van artikel 918 B.W 1. Wat de aard van de vervreemdingen betreft 2. Wat de betrokken partijen betreft a. Personen aan wie het goed vervreemd wordt b. Wat de persoon van de vervreemder betreft c. Wat de personen betreft t.v.v. wie de aleatoire prestaties geleverd worden 3. Wat de opgelegde modaliteiten betreft a. Vervreemdingen met afstand van kapitaal tegen een levenslang recht b. Voorbehoud van vruchtgebruik c. Zijn de opgesomde tegenprestaties limitatief op te vatten? 4. Er werd een bijkomende tegenprestatie in kapitaal bedongen a. Naast een vervreemding tegen levenslange prestaties . . b. Verkoop met voorbehoud van vruchtgebruik c. Schenking onder voorbehoud van vruchtgebruik met bijkomende tegenprestatie in kapitaal
854 857 858 859 861 863 863 864 865 866 866 867 872 873 876 876 879 885 885 885 886 886 889 889 890 890 892 894 897 897 899 902
Zaakregister
907
Kluwer - Erfrecht
XXV