BEELDTAAL IN TAALBEELD Schrijf een verhaal bij een kunstwerk
Kunstuitleen Alkmaar organiseert dit jaar het project beeldtaal in taalbeeld. Iedere maand kun je je laten inspireren door een schilderij of beeld en dan je eigen kunstwerk ‘schrijven’. Een verhaal over wat het schilderij of beeld jou zegt, welke ervaring of emotie het bij je oproept. Kunstwerk van de maand januari was ‘Straat USA I, pratende mannen’ van Pauline Bakker. Hierbij kunt je de verschillende inzendingen lezen. Ook een verhaal schrijven? Kom langs bij de kunstuitleen om het werk van februari te aanschouwen. Kijk goed, kruip als het ware in het werk en maak dan je eigen schilderij… in taal. Zo wordt beeld taal en jouw taal weer beeld. Alle ingeleverde verhalen (maximaal een A4tje) zijn gedurende een maand te lezen in de bibliotheek. Een deskundige jury kiest elke keer één verhaal uit als het mooiste, best geslaagde, opvallendste, etc. Alle verkozen verhalen worden aan het eind van het jaar in een boekje verzameld en gedrukt. Het verhaal kan worden ingeleverd bij de balie van de kunstuitleen of via de mail
[email protected]
Heer 1: ”Zeg, hoelang moeten we hier nog blijven wachten?” Heer 2: “Het begint mij ook de keel uit te hangen…” Heer 1: “Pauline zei het al: Druk, druk, druk… die vriend uit Warmenhuizen.” Heer 2: “Zullen we eerst een borrel pakken?” Heer 1: “Goed plan.”
Kees van der Putten
Man 1: - Ik word moe van dat geposeer. Man 2: - We moeten juist niet poseren! Dat heeft ze je net uitgelegd, het moet naturel overkomen We moeten gewoon praten. - Goed dan doen we gewoon alsof we praten... - Nee, niet alsof, we moeten echt praten. - Praten we nu niet echt dan? - Even serieus man, het gaat om kunst... en niet in de camera kijken! - Goed, ik ga even tegen het paaltje leunen, dit gaat lang duren. - We wachten tot de belichting voor de foto goed is, het zonlicht werkt niet mee. - Als wij hier niet zouden staan praten dan zou dit een abstract schilderij worden. - Zeker als je het op z’n kop zou hangen. - Ik hou wel van abstracte kunst. - Dan zouden we nu moeten weglopen uit dit decor, maar ik hou zelf meer van figuratief. - Waarom wil ze er eigenlijk een schilderij van maken, een foto is toch genoeg? - Het gaat om de huid van het doek, de vervreemdende atmosfeer van kleuren die je op de foto niet ziet, dat heb ik mij laten vertellen. - De objectieve foto wordt dus subjectief gemaakt, bedoel je dat. - Ja, ik zou het nooit zo zeggen maar daar komt het misschien wel op neer. Een foto heeft nog iets echts in zich, een optische getuigenis. Kunst mag echter nooit echt zijn. - Ik raak steeds meer nieuwsgierig naar het uiteindelijke schilderij. Hoe zou het eruit zien als het klaar is? - Volgend mij is een kunstwerk nooit klaar, er moet iets onvoltooids aan blijven, iets onafs. - Inderdaad, veel kunstenaars weten niet wanneer ze moeten stoppen. Ze zoeken het moment waarop er niets meer aan te doen is. - Kom, de foto is gemaakt, er is niets meer aan te doen. - Dat heeft iets onheilspellends, er is niets meer aan te doen. - Als dat nu maar niet in het schilderij komt! - Of juist wel! Frank van Rijswijk
Pratende mannen Het is zondag in de namiddag. De laatste zonnestralen van dit weekend in september schijnen schuin over Tucson. Twee mannen van middelbare leeftijd staan langs de Speedway Boulevard die opmerkelijk rustig is. Ze kijken de lege straat in maar als je goed kijkt zie je dat hun ogen ook leeg zijn en eigenlijk niet kijken. Als je hun blik volgt zie je niets waarop hun blik gefocust zou kunnen worden. ‘Tja’ zegt de één, ‘zo gaat dat’. ‘Ja’ zegt de ander, ‘dat is zo’. ‘Als je ouder wordt weet je dat je geen kant meer op kunt’, zegt de eerste. Zijn gesprekspartner zegt niets. Hij kijkt met zijn handen diep in zijn enigszins versleten zondagse colbert naar de verschillende soorten stenen waaruit de brug die de Speedway Boulevard met de S. Wilmot Road verbindt is opgebouwd. Hij ziet licht- en donkergrijze stenen van beton en bakstenen met een oranjebruine gloed. Stenen… Hij voelt aan zijn maag die gevuld lijkt met wel drie van die grote stenen. Hij loopt nu tegen de 60 en weet dat hij morgen weer naar de fabriek zal gaan waar hij nu al ruim 40 jaar dezelfde functie heeft. Het colbert hangt hij vanavond in de kast op zijn slaapkamer die hij al 35 jaar met dezelfde vrouw deelt, totdat hij het er volgende week zondag weer uit zal halen. Hij zal het aantrekken en samen met zijn vrouw naar de kerk gaan, daarna koffie drinken bij zijn schoonmoeder waarna hij zijn wekelijkse rondje zal lopen en hij weer langs deze plek zal komen. Hij kijkt naar de man tegenover hem. Het is alsof hij in de spiegel kijkt, de kalende kruin, de lege blik, de grauwe kleur in zijn gezicht. Zijn blik dwaalt af en via de futuristisch ogende onderkant van de brug blijft zijn blik weer hangen op de stenen. Opeens ziet hij wat hij zojuist niet zag. Eén van de stenen ontbreekt en door het gat schijnt een zonnestraal recht op het wegdek. Het is alsof er in die zonnestraal vele regenbogen verstopt zitten. Alle kleuren spatten hem tegemoet. Hij voelt een lichte kriebel in zijn maagstreek en het gewicht van de stenen die daar lagen voelt hij niet meer. Een diepe zucht ontsnapt hem. Hij kijkt nog éénmaal naar het gezicht tegenover hem en bromt: ‘Ik vertrek’. Met grote passen loopt hij onder de brug door richting het Amtrak-station. Hij neemt de eerste trein die vertrekt naar het zuiden en als de trein de grens met Mexico passeert besluit hij dat de rest van zijn leven nu begonnen is.
Ilanda de Dood
Pratende mannen van een zekere leeftijd bespreken de boven en onderlaag van hun bestaan in de onderdoorgang van een viaduct. Kijkend samen één richting uit. Hopend dat er nog vele jaren op hen wacht.
U Uiterlijk lijken ze niets op elkaar. S Samen kijken ze de toekomst in. A Alleen in de verstilling onder het viaduct.
Handen weggestopt in de zakken Kijkend in dezelfde richting Wachtend op wat komen gaat? Hoe lang nog? Het zonlicht geeft de tijd aan En in de onderdoorgang van het viaduct blijft het stil. Jeanne Lienos
Mannen in pak, ego’s in pak, pakken tussen de muren van steen, de muren van het ego. Denkend en pratend over oplossingen problemen maken. Dicht getikt, geen zonlicht, geen groen, geen leven! Daar staan ze dan de mannen in pak.... Kim Peereboom
“Klaar” mompelde Al. Onder bezweten rimpels leken zijn ogen oneindig triester dan anders. Arme Al. Op 13 januari 1955 werd Al Bullock, tien zomers en een herfst, mishandeld. Nooit sprak hij over de dag en slechts de zeeën van leegte in zijn blik en de striemen die als een rivierdelta over zijn rug liepen boden taxatie van de schade die als een schat in zijn ziel begraven lag onder zand van ontkenning. Een zielloos licht bescheen zijn gedaante; zijn natte voorhoofd bleef een glinster in het donker terwijl zijn van teer doordrenkte handen een sigaret tevoorschijn toverden. Ik bood hem een vuurtje, arme Al. Samen stonden we daar, eerst zwijgend paffend, daarna met de handen in de zakken, wachtend op het verlossende schot. Ik zag geen reden waarom deze godverlaten brug niet het ultieme toneel was van ons langverwachte afscheid. Ik wilde hem iets toefluisteren, woorden van vergiffenis, woorden van troost. Een auto reed voorbij, iets te hard, iets te luidruchtig, moment voorbij. Veel verhalen schoten mij te binnen in die paar seconden, verhalen die ik hem had willen vertellen, die hij mee had kunnen nemen, verhalen die hij voor eeuwig in het donker kon memoreren. In plaats daarvan stond ik daar, met de handen in de zakken leunend tegen een hek onder een godverlaten brug in een godverlaten stad in een wereld die voorbij was. Ik hoorde nooit het schot. Slechts mijn moeder in mijn ontploffende gedachten onderwater, en mijn hart dat zinloos pompte. Al Bullock keek mij aan met verlaten ogen en voor het eerst zag ik vreugde in zijn ogen.
Marthijn Wouters
Een uitgesproken ontmoetingsplek? Het zien van dit schilderij van Pauline Bakker roept bij mij meer vragen op, dan het antwoorden geeft. De schilderes laat mij een desolaat straatbeeld zien waarin een ontmoeting plaatsvindt tussen twee mannen. Wat doen die daar? Het kan een toevallige ontmoeting zijn of juist niet. De afgebeelde figuren geven weinig informatie prijs, door de manier waarop ze in het schilderij zijn neergezet. Ik vermoed een vluchtige groet in het voorbijgaan, of misschien het bewust geplande doorgeven van dubieuze informatie aan elkaar, bestemd voor anderen. Je kunt er alles van denken. Is dat de sterkte van het schilderij? Waar hang ik dit schilderij? Ik zou het willen plaatsen in een behandelkamer van een psychotherapeut. Zeg maar wat je kwijt wilt, maar weet wel, ik heb niet alle tijd voor je. Zeker geen schilderij dat gaat vervelen. Iedere keer wanneer je ernaar kijkt vraag je je weer af: wat zouden die mannen daar toch te zoeken hebben. Of heb ik nu al te ver gezocht?
Wim van der Graaff
ONDERWEG. ‘Een machtige plek om te sterven!’ Ik kijk hem enigszins verdwaasd aan. Hij moet mijn verwarring wel zien, wanneer ik zeg: ‘man, hoe kun je dat nu zeggen?!’ ‘Dat zal ik je vertellen, wanneer je even tijd voor me neemt! Ik heb toch niets meer te verliezen!’ En hij vervolgt met: ‘ik was een jaar of zevenenveertig toen ik mijn vrouw verloor. Toen zij vertrok naar de eeuwige jachtvelden. Zij was Indiaanse. Maar voor zij gereed was voor haar overgang, zijn wij nog een keer naar deze plek gegaan. Ook toen stond de zon zoals deze vandaag ook staat en wij stonden volledig in het zonlicht. Wij hunkerden naar de warmte, de stralen en het was ook het moment waarop een zonnestraal op haar wang terecht kwam. Juist op dat moment liep er een traan over haar wang en als een diamant schitterde zij nog even. Zij gaf aan er klaar voor te zijn.’ ‘Maar wat heeft dat met deze plek te maken?’, vraag ik heel oprecht. ‘Welnu, op deze plek heb ik eigenhandig meegeholpen dit viaduct te bouwen. De vooruitgang laat zich nu eenmaal niet tegenhouden. Waar nu boven ons het verkeer voorbij raast, op jacht naar mogelijk geldelijk gewin, stonden wij stil bij deze grond. Heilige grond van ooit de stam waar mijn vrouw toe behoorde, voor...’ Ik zie een traan over zijn gerimpelde wang heen rollen. ‘En toen...?’ ‘Toen stierf zij in mijn armen...’ Ik zwijg en ben verbijsterd. ‘Zij vond de weg naar haar voorvaderen, en ik bleef verweesd achter.’ Ook hij zwijgt nu en vervolgt even later zijn weg. Maar niet eerder dan dat hij met een knik van zijn hoofd mij een goede dag heeft gewenst. Het behoeft geen betoog dat ik, wanneer ik dit viaduct passeer, nog regelmatig aan dit moment terugdenk. De man heb ik echter nooit meer mogen ontmoeten.
Wik Pijper