In Brabant Luc Duerloo
De beeldtaal
van de Staten van Brabant
De opgefriste statenzaal in Het Noordbrabants Museum. Met nieuw parket, blauwe wandbespanning en de terugkeer van drie wapenschilderijen. (Foto: Joep Jacobs, 2013)
Zonder het enthousiaste werk van de vele onderzoekers die zich met het Brabantse erfgoed bezighouden, zou de bron waaruit ook In Brabant put weldra leeg raken. In Brabant biedt daarom iedere editie een gastauteur uitgebreid de ruimte om zijn of haar verhaal te doen, om te tonen hoe diep hij of zij in het Brabantse verleden is gedoken.
Auteur In oktober 1943 debat teerde het Britse Lagerhuis over de herinrichting van zijn vergader-
Luc Duerloo is hoogleraar vroegmoderne politieke en institutionele geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen. Hij sprak deze rede uit op 16 mei 2013 bij de informele vergadering van de Provinciale Staten van Noord-Brabant naar aanleiding van de heropening van Het Noordbrabants Museum.
z aal . Twee jaar eerder had een voltref fer bij een van de laatste Duitse luchtaanvallen op Londen het interieur compleet vernield. De meningen waren verdeeld. Heel wat stemmen gingen op om de ruimte grondig aan te passen aan de noden van de tijd. Het leek wel een minimum om er voor te zorgen dat elke verkozene voor taan over een eigen zitplaats met tafeltje kon beschikken . Tegendraads naar gewoonte , pleit te Winston Churchill echter voor een zo getrouw mogelijke reconstruc tie. Hij zet te zijn ar g umenten k racht bij met de stelling : We shape our buildings , thereafter they shape us en haalde zijn slag thuis. G een ta feltjes d us , maa r wel pa rlem en t sleden die n oodged wongen haa st op elkaa r s schoot zit ten bij belangrijke debat ten .
De ruimten waar we politiek bedrijven zijn nooit vrijblijvend. De macht is sterk vervlochten met de plek waar ze wordt uitgeoefend. Zonder er veel bij stil te staan noemen we gebouwen als het Binnenhof of het Torentje om het politieke gebeuren aan te duiden dat erin plaatsgrijpt. Het is geen exclusief Nederlandse gewoonte om dat te doen. Denk maar aan de 10 Downing Street, het Elysée of het Witte Huis. Stuk voor stuk hebben die plekken de waarde van een icoon. Ze representeren als het ware de politiek.
Democratisch kon men die samenstelling zeker niet noemen. Enkel geprivilegieerden hadden toegang tot de Staten. De abten vertegenwoordigden vooral het grootgrondbezit. Naar schatting bezaten ze samen een tiende van alle landbouwgrond in het hertogdom. De adel genoot van zijn zitje dankzij een erfelijke titel. Het zwaartepunt inbrabant
N U M M E R 3 - 4 J U L I 2 0 1 3
Geen voorloper? Volgend jaar zal het exact twee eeuwen geleden zijn dat de statenzaal in Het Noordbrabants Museum voor het eerst werd gebruikt. Ingrijpend gerenoveerd in het begin van de twintigste eeuw, bleef ze die functie tot 1971 vervullen. In het kersverse Soevereine Vorstendom der Nederlanden – de koningstitel werd pas op 16 maart 1815 officieel aangenomen – vormden die Staten van NoordBrabant wel enigszins een buitenbeentje. Het was op dat moment immers de enige provinciale statenvergadering zonder aanwijsbare voorloper in de Republiek. Net zoals Staats-Vlaanderen –
het huidige Zeeuws-Vlaanderen – en het Staatse bezit rond Maastricht, werd aan Staats-Brabant immers tussen 1629 en 1795 het recht op zelfstandig bestuur ontzegd. Indirect was er natuurlijk wel een voorloper. Het aloude hertogdom Brabant had sinds de dertiende eeuw zijn eigen statenvergadering. Vanaf het begin van de vijftiende eeuw was er sprake van de drie traditionele standen die elk een kamer vormden. In de eerste stand zetelden twaalf abten namens de clerus. Twintig tot dertig edelen die een Brabantse titel voerden, vertegenwoordigden de adelstand. De derde stand ten slotte bestond uit de zogenaamde vier hoofdsteden. In volgorde waren dat Leuven, Brussel, Antwerpen en ’s-Hertogenbosch. Die laatste stad ging evenwel in 1629 over naar de Republiek.
21
De Franse beschieting in 1695 legde nagenoeg het hele centrum van Brussel in as. Ook het archief van de Staten van Brabant ging grotendeels in vlammen op. (Collectie: Museum van de Stad Brussel)
van hun vermogen bevond zich eveneens op het platteland. Bij de derde stand voerden de grote economische centra het hoge woord. De kleinere steden waren in de loop van de tijd uit de vergadering verdwenen. Bovendien behoorden de stedelijke afgevaardigden steevast tot de lokale elite. De wijze waarop men ze aanduidde verschilde van stad tot stad. De inspraak van de middengroepen werd in de loop van de tijd meer en meer beperkt, die van de lagere klassen bestond gewoonweg niet. Een onoverkomelijk tekor t De Staten van Brabant hielden hun zittingen traditioneel op het stadhuis van Brussel. De mate waarin ze aan hun zittingszaal gehecht waren bleek onmiskenbaar in 1690 toen Philippe-Vincent Franckheim, de ouderdomsdeken van de 22 i n b r a b a n t
Soevereine Raad van Brabant, zich als plaatsvervanger van de Kanselier bij de Staten wou laten aanmelden. De deurwaarder weigerde botweg om de eerbiedwaardige magistraat binnen te laten, laat staan hem aan te kondigen. Daarover door de hogere overheid op het matje geroepen, verantwoordde de man zijn starre weigering door er op te wijzen dat eenieder wist dat Franckheim − die in Duinkerken geboren was − un homme souillé du péché originel de défaut de naissance brabançonne was. Een onoverkomelijk tekort dus. Zaak gesloten. Een nieuwe statenzaal Er is nauwelijks wat bekend over hoe de vergaderzalen er aanvankelijk uitzagen. Dat danken we in eerste instantie aan de Fransen. In augustus 1695 bombardeerde het leger van Lodewijk
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
In de statenzaal hingen drie wandtapijten, een daarvan herinnerde de troonsafstand van Keizer Karel V in 1555. Het moment waarop de Spaanse Habsburgers de macht overnamen. (Bron: Wikimedia Commons)
de latere dynastieke ontwikkelingen. Het eerste van de drie gaf weer hoe hertog Filips de Goede de Blijde Intrede bevestigde bij de inlijving van Brabant in de Bourgondische staat. Het tweede verbeeldde de troonsafstand van Keizer Karel als het moment waarop de Spaanse Habsburgers de macht overnamen. Op het derde, ten slotte, werd de Oostenrijkse keizer Karel VI als nieuwe landsheer gehuldigd. Heraldisch ver toon Het iconografische betoog besteedde naar verhouding weinig aandacht aan de derde stand. Dat werd echter ruim gecompenseerd door heraldisch vertoon. Op de wanden en plafonds van de statenvleugel komen de wapenschilden van de hoofdsteden meermaals voor. Het gaat hier dan telkens om de vier hoofdsteden, want bijna negentig jaar na datum hadden de Staten van Brabant zich duidelijk nog niet bij het verlies van ’s-Hertogenbosch neergelegd. De vorm mag dan anders zijn geweest, maar ook hier overheerste evenzeer een toonzetting die in termen van historische rechten en contractuele monarchie was gegoten. Wapenschilderijen In naam van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap schoof de Franse Revolutie dergelijke redeneringen brutaal aan de kant. Voor Noord-Brabant brak er toen een periode van grote bestuurlijke veranderingen aan. Om de haverklap werden de grenzen hertekend en werd de organisatie van het bestuur overhoop gehaald. Naar aanleiinbrabant
N U M M E R 3 - 4 J U L I 2 0 1 3
XIV Brussel en vernielde daarbij zowat het hele stadscentrum. Niet alleen de lokalen van de Staten, maar ook zo goed als hun hele archief ging in de vlammen op. De heropbouw liet een tijd op zich wachten. De ruwbouw van de nieuwe statenvleugel werd pas in 1706 aangevat. De inrichting kreeg haar beslag tussen 1714 en 1717. Ondertussen waren de Habsburgse Nederlanden na de Vrede van Utrecht onder Oostenrijks bewind gekomen. De iconografie van de statenzalen werd daarom opgevat als een feestelijke verwelkoming van de nieuwe heersers; maar een verwelkoming waarbij de Staten uitdrukkelijk aan hun historische voorrechten wensten te herinneren. Het verhaal begon met een eerste reeks wandtapijten die het leven van de Frankische koning Clovis verhaalden en – netjes thematisch verdeeld – opgehangen waren in de ruimten waar de geestelijkheid en de adel apart vergaderden. Clovis werd erin voorgesteld als de grondlegger van de politieke en religieuze orde in onze gewesten: de veroveraar die het monarchale regime vestigde en de bekeerling die zijn onderdanen voorging in het christendom. In die maatschappelijke orde speelden clerus en adel een constitutieve rol. De eerste groep als verkondigers van het geloof en bestuurders van het rijk, de tweede als de gewapende arm die de Frankische vorst op het schild verheven had. De Habsburgse vorsten waren evenzeer rechtstreeks betrokken, want Clovis gold destijds als de stamvader van hun dynastie. Met reuzenschreden ging het dan door de Brabantse geschiedenis. Een schilderij van de Brusselse meester Victor Janssens – die overigens voor het hele iconografische programma instond – herinnerde in de kamer van de adel aan de slag van Ransbeke in 1159. Het toonde hoe edelen de op dat moment eenjarige hertog Godfried III bij de aanvang van de slag met wieg en al in een boom hingen. Zo zouden de loyale Brabantse ridders hun leenheer kunnen zien terwijl ze zijn vijanden uit het Huis Berthout bestreden. In de eigenlijke statenzaal herinnerden drie wandtapijten aan
23
foto links: Samen met Franciscus Johannes de Groot schilderde Quirinus van Amelsfoort in 1804-1805 een serie monumentale wapenschilderijen om het grondgebied van Bataafs-Brabant allegorisch in beeld te brengen. Hier het departement Brabant, twee putti monteren de stadswapens. (Collectie: Het Noordbrabants Museum) foto rechts: Het gekroonde stadswapen van de stad Bergen op Zoom geflankeerd door wildemannen. Op de achtergrond links de haveningang van de stad en rechts een schip met de Brabantse vlag en de Bataafse marinevlag. (Collectie: Het Noordbrabants Museum)
24 i n b r a b a n t
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
inbrabant
N U M M E R 3 - 4 J U L I 2 0 1 3
25
soortgelijke voorstelling zonder schildhouders in een landschap dat soms met lokale elementen werd opgesmukt. Opnieuw wapenschilden dus, zij het dat hun betekenis toch wel anders was. In het geval van de vroegere Staten van Brabant was het er immers vooral om te doen de historische privileges van de vier hoofdsteden te onderstrepen. De nieuwe reeks schiep daarentegen een visuele eenheid in een gebied dat eigenlijk nog maar heel recent als autonome politieke eenheid fungeerde. Tegelijkertijd maakte ze een opvallend onderscheid tussen stad en platteland, een onderscheid dat tot 1848 ook in het kiesrecht een rol zou spelen.
Wapenschilderij van het district Kempenland, 1804-1805. Quirinus van Amelsfoort omringde het wapenschild met landbouwwerktuigen. Rechts op de achtergrond een landelijk vergezicht. (Collectie: Het Noordbrabants Museum)
ding van de zoveelste ommezwaai beslisten de bewindvoerders van het moment in 1804–1805 om een reeks monumentale schilderijen te laten maken ter verfraaiing van de zittingszaal in Den Bosch. De reeks was opgezet om het territorium van Bataafs-Brabant zichtbaar te maken. Elke stad kreeg een doek waarop het stadswapen met schildhouders prijkte voor een stadsgezicht. Voor de districten van het platteland kwam er een 26 i n b r a b a n t
Ingetogen Bij de vorige eeuwwisseling achtte men de tijd rijp voor een grondige renovatie. Noord-Brabant stond hierin overigens niet alleen. Voor rijksbouwmeester Jacobus van Lokhorst zich aan deze taak wijdde, had hij achtereenvolgens de statenzalen in Groningen (1879–1881), Assen (1885), Leeuwarden (1891–1895) en Zwolle (1895–1898) onder handen genomen. Zijn Groningse statenzaal is niet bewaard gebleven, maar in de drie andere gevallen leverde hij telkens boeiende voorbeelden van een historiserende inrichting. Zonder al te zeer op te gaan in de vergelijking, vormen de keuze voor neostijlen, het decoratieve gebruik van heraldiek en het prominent aanbrengen van deugden interessante punten van overeenkomst. Toch zijn er ook opvallende verschillen. In ’s-Hertogenbosch verkoos men immers de neorenaissancestijl boven de neogotiek die in de andere drie gevallen werd toegepast. Ook de monumentale historiestukken, die elders de grootheid van het provinciale verleden moesten verkondigden, liet men hier achterwege. Een en ander suggereert dat men hier in het gouvernement het zwaartepunt van het provinciale verleden in een later tijdvak plaatste. Blijkbaar hechtte men meer waarde aan de periode dat de NoordBrabantse economie mede opgestuwd werd
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
De ingetogen statenzaal in 1910, enkele jaren na de renovatie door rijksbouwmeester Jacobus van Lokhorst. (Collectie: Het Noordbrabants Museum)
door de bloei van Antwerpen en dat ze – althans naar het einde toe – verankerd werd in het rijke Roomse leven. Het lijkt er ook op dat de vaste onderwerpen van de muurschilderingen in de meer noordelijke provincies – de zendelingentijd, de vrijheidsdrang en de heroïek van de Opstand – aan het begin van de twintigste eeuw niet eenzelfde weerklank genoten ten zuiden van de grote rivieren. De Brabantse staten positioneerden zich met andere woorden andermaal als een geval apart. Meer ingetogen allicht. En op dat moment nog minder verbonden met het grote verhaal van de Nederlandse geschiedenis. Maar dat is wellicht niet het belangrijkste. In het begin van de negentiende eeuw verbeeldde de inrichting van deze statenzaal hoe de nieuwe bestuurseenheid een veelheid aan stedelijke en landelijke tradities samenbracht. Een eeuw later sprak ze met rustige overtuiging over een gemeenschappelijk – zij het niet verder toegelicht – verleden.
Afspiegeling In 1716 lieten de Staten van Brabant twee monumentale spiegels aanbrengen in de nieuwe statenzaal. Voor een deel was het om de spreiding van het licht te verbeteren, maar een vleugje ijdelheid was er ook niet vreemd aan. De ‘dierbare en loyale’ heren die zich op de roodfluwelen en met paardenhaar opgevulde stoelen – met rug- en armleuningen voor de clerus en adel, als eenvoudig taboeret (krukje) voor de leden van de derde stand – neervlijden wilden natuurlijk ook even kunnen kijken of hun weelderige kleding en allongepruik nog goed zaten. Tegelijkertijd konden die spiegels als een pars pro toto gelden voor het geheel van de statenvleugel. Toen en nu weerspiegelden het gebouw en zijn inrichting immers wat voor een identiteit de statenleden hooghielden voor hun vergadering en koesterden voor Brabant in zijn geheel.
inbrabant
N U M M E R 3 - 4 J U L I 2 0 1 3
27