EXPEDITIE DE ATTRACTIEVE STAD
D. Eindverslag
Tilburg: De Podiumstad van Brabant dr Ton Wagemakers expeditieleider
INLEIDING Tilburg vraagt om een open choreografie. Een ‘open source’ choreografie waar iedereen aan mee kan doen. Een choreografie die recht doet aan de sociale tradities van de stad en open staat voor ‘social innovation’. Culturele waarden, die in een attractieve choreografie Tilburg het aanzien geven van ‘sociale stad’. Een stad die de burgers uitnodigt en faciliteert om hun stad op alle terreinen vorm te geven, mensen van buiten gastvrij uitnodigt om een bijdrage te leveren. De Cultuur(sector) behoort de stad daarbij te inspireren en door de cultuur van de stad geïnspireerd te worden. Dat is de kernopgave van de culturele sector: attractief voor de Tilburgers en haar gasten te zijn om zo van Tilburg een attractieve stad te maken. De Podiumkunsten zouden daarbij een leidende rol moeten spelen. De cultuursector opereert binnen de creatieve industrie en heeft naast de artistieke betekenis voor Tilburg ook een belangrijke economische en maatschappelijke betekenis. UNESCO beschouwt de creatieve industrie als de meest perspectiefvolle sector voor de komende decennia. De Nederlandse overheid ziet het als een van de negen ‘topsectoren’ van de innovatieve economie. De sector wordt erkend als de belangrijkste groeisector in termen van regionale werkgelegenheid en bevordering van welzijn. En cultuur wordt naast voortbrenger van artistiek producten ook gezien als de stimulator van sociale cohesie, economische dynamiek en aantrekkelijkheid van de stad. Om de creatieve industrie in het algemeen, de economie met meer creativiteit en de podiumkunsten in het bijzonder een goede positie te geven in de stad, is het dan ook van groot belang dat in de komende Werkagenda van de stad de condities worden gefaciliteerd om de gehele waardeketen op sociaal‐innovatieve wijze te creëren. EXPEDITIE De expeditie ging van start met vele vragen. Hoe zou de Attractieve Stad eruit moeten zien? En voor wie attractief? Et cetera, et cetera. Spoedig werd besloten om geen blauwdruk te ontwerpen, maar verkenningen uit te voeren en routes zien te vinden, die zouden kunnen leiden naar De Attractieve Stad. In totaal hebben 28 mensen aan de expeditie deelgenomen en zijn er drie verkenningen uitgevoerd. Naast een algemene verkenning naar de sociale en politieke context, culturele trends en cultuurwetenschappelijke overwegingen zijn er twee verkenningen naar mogelijke routes onderzocht voor het bereiken van De Attractieve Stad: naar ‘een cultuur van vernieuwing’, van social innovation en naar ‘een vernieuwing van Cultuur’, van de Podiumkunsten.
1
EXPEDITIE DE ATTRACTIEVE STAD BRABANTSE STAD Tilburg maakt onderdeel uit van de provincie Noord‐Brabant, van de Brabantse regio. Een regio, die zich wil verbinden met andere sterke regio’s in Europa. In de Agenda van Brabant richt het provinciebestuur zich in de eerste plaats op de ruimtelijke en economische ontwikkeling. Een goede culturele infrastructuur hoort daarbij, volgens haar. Een sterke regionale identiteit ziet ze als een wezenlijke voorwaarde voor succes in de nieuwe economie. Innovatie vereist volgens haar openheid en vertouwen, en vraagt om een cultuur van vernieuwing. De ondertitel van De Agenda van Brabant geeft precies de twee culturele pijlers aan, waar het op steunt: traditie en technologie. Tilburg, onderdeel van Midpoint Brabant, geeft een verbijzondering maar ook een verenging aan deze agenda: het richt zich sterk op een specifieke vorm van innovatie namelijk social innovation, maar laat traditie of een deels op traditie gevormde identiteit achterwege. Voor Tilburg als attractieve Brabantse stad pleiten wij voor een wisselwerking met en ook erkenning van de andere culturele pijler van de stad: culturele tradities gevormd door de (religieuze) volkscultuur. Die culturele traditie en identiteit heeft zijn sterkste (en doorontwikkelde) vorm gekregen in de podiumkunsten. Net als de andere Brabantse steden, is Tilburg qua inwonertal te klein om van haar specifieke karakter een echte grootstedelijke culturele voorziening voor heel Brabant te maken. Er moeten afspraken in Brabant gemaakt worden, zodat elke stad iets onderscheidends gegund wordt. Zo zou Tilburg de kans moeten krijgen en zich voor 100 % moeten inzetten om als Podiumstad tot dé grootstedelijke voorziening voor Brabant c.q. BrabantStad uit te groeien. ’s‐Hertogenbosch kan zich profileren als de Erfgoedstad, Breda als de Beeldstad en Eindhoven als de Designstad. Deze sterke lokale identiteiten kunnen samen voor een sterke regionale identiteit zorgen en kan Tilburg als een attractieve Brabantse Podiumstad zich ook in Europa manifesteren. In dit kader is het ook niet verrassend, dat de provincie grote waarde hecht om Brabant Culturele Hoofdstad van Europa voor 2018 binnen te halen. Ze snapt de waarde van cultuur voor een sterke eigen identiteit en welke positieve rol het kan vervullen om een innovatieve economie tot stand te brengen. Ze ziet een bijzonder rol in de programmering weggelegd voor de spoorzones van BrabantStad. Voor Tilburg ligt dat allemaal niet anders. Een eerste stap om van Tilburg echt een attractieve stad te maken is voor 100 % in deze gezamenlijke ambitie mee te gaan. SOCIAL INNOVATION Tilburg lijkt het accent te willen leggen op kennis, een innovatieve kenniseconomie. De uitspraak om de Spoorzone een ‘Kennis plus profiel’ te willen geven ligt in het verlengde van dat denken. Edoch alleen kennis leidt vaak niet verder dan tot het verbeteren van het bestaande. Zo heeft in Tilburg, ondanks alle textielkennis, vrijwel nooit innovatie plaatsgevonden! Indien bij ‘plus’ gedacht wordt aan verbeelding kunnen we in een nieuwe situatie terecht komen. Alleen sociale kennis met verbeelding kan leiden tot ‘social innovation’. Het profiel waarmee de stad en regio zich in de toekomst wil onderscheiden.
2
EXPEDITIE DE ATTRACTIEVE STAD PODIUMKUNSTEN Na onderzoek van de tradities en herkomst van het culturele veld in Tilburg zijn we tot de conclusie gekomen, dat de podiumkunsten de oudste en nog steeds de beste papieren hebben. Overigens heeft ook de lokale politiek zich onlangs voor dit specifieke en typisch Tilburgse cultuurprofiel uitgesproken. Ongetwijfeld heeft de katholieke kerk aan de wieg van dit profiel gestaan: vanuit de kerkkoren kwamen vele koren voort, vanuit de kerkmuziek de talloze muziekverenigingen en bandjes, en … zorgde pracht, praal en kerkelijk ‘theater’ niet voor verbeelding en de opkomst van de toneelverenigingen en revues! In alle gevallen gaat het om amateurverenigingen. De arme textielstad kende nauwelijks professionele podiumkunstenaars. De podiumkunsten was van het volk. Het is deze traditie, die nog steeds doorwerkt in de stad. Enerzijds moeten we dit koesteren en anderzijds een nieuw elan geven, vernieuwen, door het te binden aan de opleidingen en professionele podiumkunsten, die de stad inmiddels rijk is. De podiumkunsten bieden de beste kansen om vanuit de cultuursector een onderscheidende bijdrage te leveren voor die open choreografie. Tilburg beschikt over de volledige keten van voorzieningen en mogelijkheden op het terrein van de podiumkunsten. Met Fontys Hogeschool voor de Kunsten, Factorium, Kunstbalie en De NWE Vorst ligt er een sterk fundament. Vele amateurverenigingen zijn actief op dit gebied. (Genomineerd als Beste Amateurkunstgemeente 2012!) De Tilburgse Revue staat als een huis. Professionele bovenstedelijke instellingen zoals Het Zuidelijk Toneel en Danshuis Station Zuid zijn hier gevestigd. Er zijn grote en kleine productiehuizen. Vele presentatieplekken: Theaters Tilburg, 013, De NWE Vorst, bij Factorium en de Kunstbalie. Bekende festivals zoals Mundial en Incubate. Met BKKC hebben we ook een (Brabants) kenniscentrum kunst en cultuur in huis. Ieder is actief bezig en vaak succesvol. De samenwerking is echter te incidenteel en soms toevallig. De intentie is er, maar moet meer vorm krijgen. KETENBENADERING Om de podiumkunsten een sterkere positie te geven in de stad, hebben we onze aandacht gericht op het ketendenken. Dat richt zich op het belang en systematische aanpak om de condities voor de gehele waardeketen van een sector te creëren. Het durven denken van een ketenpatroon in een netwerk, we willen daarvoor het begrip ‘keten‐netwerk’ introduceren, kan helpen een flexibele, vloeibare structuur op te bouwen, waar ruimte is om gezamenlijk en in wisselende samenstelling onderscheidende cultuurproducten te ontwikkelen. Experimenteren met keten‐netwerken binnen de Tilburgse podiumkunsten, als een echte R&D activiteit, met steeds één gezamenlijk doel is het beste wat we zouden kunnen ondernemen. We zouden twee keten‐netwerken tot ontwikkeling kunnen brengen. Het eerste keten‐netwerk is er om jonge talenten, via het doorlopen van de ketenstructuur, de kans geven zich te ontwikkelen tot podiumhelden. De waardeketen van de podiumkunsten start bij herkenning van talent, dit talent ook 3
EXPEDITIE DE ATTRACTIEVE STAD daadwerkelijk door te ontwikkelen en uiteindelijk te begeleiden naar een artistiek product c.q. productie dat gedistribueerd dient te worden. De initiële creatie ‐ het creëren van vorm, betekenis of symbolische waarde ‐ is de kern van de activiteiten van de sector. Maar ook productie en distributie zijn belangrijke schakels in deze gehele waardeketen. In deze waardeketen wordt nadrukkelijk verkend hoe een product vermarkt kan worden, c.q. een plaats kan krijgen in een businessmodel. Cultuur wordt hier gezien als een onderdeel van de creatieve economie. Het tweede keten‐netwerk zou geformeerd moeten worden om nieuwe kunstvormen en culturele praktijken te laten ontstaan. In het kort geformuleerd denken we aan het ontwikkelen van een nieuwe mix van performing arts. Nieuwe kunstvormen waar bijvoorbeeld theatrale verbeeldingen verweven zijn met kermis, circus, theater, dans en muziek. En waar de haast ongekende mogelijkheden van de nieuwe technologie ook goed worden benut. Waar de bezoeker, soms ook als deelnemer, tijdens de voorstellingen of bij ‘interventies’ en flash mobs op locatie geraakt worden. In dat nieuwe keten‐netwerk verbinden professionals zich met amateurbeoefenaars. Deze nieuwe culturele praktijken zouden zich moeten laten inspireren door de typische volkscultuur van de stad met grote interesse voor de kermis, carnaval en circus. Een concrete toepassing is de uitwerking en realisatie van het concept ‘Tilburgse Kermisfeesten’, waar de Tilburgse kermis uit het verleden als volksspelen en het heden als attractie een inspiratiebron is voor nieuwe vormen van podiumkunsten. Concreet zou het traject van productontwikkeling voor de ‘Tilburgse Kermisfeesten’ als volgt kunnen lopen: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Kennis. Het vergaren van kennis over het fenomeen kermis en een professioneel R&D program opzetten voor de productontwikkeling; Leren. Kunstvak/ beroepsonderwijs erbij betrekken, masterclasses organiseren et cetera; Maken. Artiesten, kunstenaars, acrobaten, acteurs, musici, dansers bij elkaar brengen via gezelschappen, kunstenaarscollectieven, amateurverenigingen en studenten; Tonen. Grote voorstellingen, deelpresentaties op kleine podia, ‘interventies’ en flash mobs op locatie, educatieve projecten; Reflecteren. Onderzoek, cursussen, symposium, publicaties. Doel: verbeteren van product.
In het onderzoek naar ketendenken zijn enige belangrijke conclusies aan de orde gekomen voor podiumkunsten. De conclusies hadden betrekking op strategische en praktische aspecten, waarbij het belang van kunstenonderwijs, broedplaatsen en fysieke culturele infrastructuur van belang zijn, zoals:
hechting en behoud van talent is belangrijk voor de stad daarvoor zijn broedplaatsen en productiehuizen nodig en meer stageplaatsen en leer/werkplekken een overkoepelende strategische visie voor de creatieve industrie c.q. podiumsector een volledige ketenaanpak om van idee, kennis, productie, producten te komen de diensten/vrijetijdssector neemt aan (economisch) belang toe veel partners bedienen alleen hun eigen klanten gebouwgebondenheid is nog te groot.
4
EXPEDITIE DE ATTRACTIEVE STAD Met een keten‐netwerk, een vloeibare vorm van samenwerking, gedreven door een gemeenschappelijk belang, van waaruit samen wordt gestuurd op het slimmer bedienen van meer klanten, kan een groter effect worden bereikt. Daarmee wordt de Podiumsector intern en in de markt sterker en minder kwetsbaar voor politieke – en/of financiële opportuniteit van de korte termijn. Een logische en handige volgorde voor eventuele verdere stappen om een keten‐netwerk gestalte te geven: 1. bepalen gemeenschappelijk doel: wat willen samen bereiken en wat valt buiten die doelstelling?; het zogenaamde ‘richten’; 2. en afhankelijk van de strategie: hoe gaan we samen de sturing inrichten? Wie /welke rol gaat wat sturen? Welke overlegvorm hebben we daarbij nodig? Wat zijn kengetallen, wie verzamelt en rapporteert aan wie?; het zogenaamde ‘inrichten’; 3. hoe gaan we de samenwerking in de keten vormgeven: wat doen we wel en niet samen? hoe loopt een klant door de keten? wat hebben we van elkaar nodig?; het zogenaamde ‘verrichten’.
SPOORZONE In de komende jaren is de Spoorzone het belangrijkste gebied wat Tilburg wil gaan herontwikkelen. Een aantal culturele instellingen verenigd in het netwerk De Locomotief heeft aangegeven zich in dit gebied te willen vestigen en ziet de Spoorzone als een Attractief Podium. De Locomotief zou zich in dit kader verder door kunnen ontwikkelen als een keten‐netwerk. Ook Fontys Hogescholen en Bibliotheek Midden‐Brabant hebben de ambitie om zich er te vestigen. De drie partijen hebben zich achter het idee geschaard om een innovatieve Stadscampus te ontwikkelen. Kortom een prachtige proeftuin om te experimenteren hoe een attractieve stad eruit zou kunnen zien, hoe je dat zou moeten aanpakken. Een uitgelezen kans om systematisch kennis op dit gebied te ontwikkelen en verbeeldingskracht bij partners te stimuleren. Nieuw type verbindingen te leggen tussen de podiumkunsten, het onderwijs (Fontys, Universiteit, Brede School) en het bedrijfsleven. Uitvinden hoe we met elkaar in een open choreografie aan de slag kunnen gaan. De Podiumkunsten zouden in deze zin ook voluit deel uitmaken van het Kennisprofiel van de Spoorzone. Ook de cultuursector en dat geldt zeker voor de podiumkunsten heeft dringend Research & Development nodig, waarin social innovation een prominente plaats kan krijgen. Het ontwikkelen van nieuwe culturele producten hoe creatief ook, is op zichzelf nog geen R&D! Het onderzoek naar die nieuwe producten moet gepaard gaan met heldere onderzoeksvragen en de experimenten / pilot projecten moeten overdraagbaar en repliceerbaar zijn. Bij R&D gaat het om ‘bewuste’ kennis en is bedoeld om innovatie te realiseren. De Spoorzone is de plek om een experimentele hotspot van podiumkunsten te maken met een sterk R&D kennisprofiel. Het Stadscampus‐concept voor de Spoorzone is voor de podiumkunsten ook een prachtige uitdaging. Podiumkunsten (De Locomotief als keten‐netwerk) en literatuur (Bibliotheek) kunnen helpen om verwondering, empathie, verbeeldingskracht en inlevingsvermogen bij studenten te ontwikkelen. Het concept zou verdiept en verbreed moeten worden naar andere instellingen en sectoren en kan zo
5
EXPEDITIE DE ATTRACTIEVE STAD ook leiden tot bij voorbeeld innovatieve vormen van maatschappelijke dienstverlening waar de podiumkunsten een rol kan gaan spelen. De Spoorzone zou zich kunnen ontwikkelen als een ‘spontane stad’, waar begrippen als zelforganisatie, participatie, flexibiliteit en collectieve waarden een belangrijk uitgangspunt zijn. Het zijn deze culturele waarden, die de stad weer attractief kunnen maken voor de burgers. Dat de burgers weer een gevoel krijgen dat ze aan de stad kunnen werken, naar eigen waarden vorm kunnen geven, zo eigen kunnen maken en zich thuis kunnen voelen. Dit gaat over de ‘cultuur van de vernieuwing’. Het is een van de pijlers van de definitie van een Attractieve Stad voor de burgers! De kansen die de podiumsector, als vernieuwer van Cultuur (de andere pijler!), zelf ziet om hier om hier een bijdrage te leveren in de Spoorzone zijn begrijpelijk en net zo legitiem als haar eigen doelstellingen. Het in elkaars nabijheid opereren zal leiden tot minder psychologische en fysieke drempels voor alle gebruikers en meer synergie tussen de culturele instellingen. Daarbij wordt gedacht aan nieuwe (kleine) podia, producties en initiatieven, nieuwe culturele dwarsverbanden en praktijken, het anders vormgeven van kennisoverdracht met ook aandacht voor creativiteit en verbeelding, maar ook het leggen van nieuwe relaties met burgers, bedrijven, onderwijs en instellingen in de directe omgeving. Het gedachtegoed van de spontane stad kan hierbij als methodiek worden ingezet, waarbij de spoorzone als cultureel laboratorium kan fungeren voor zowel de podiumsector als voor de cultuur in de stad Tilburg. In die methodiek en aanpak hebben we twee aansprekende voorbeelden gevonden. In Hamburg startte men met een denktank (IBA‐Willemsburg). Ze organiseerde een Conventie die als strategische groep de opdracht kreeg een bepaald gebied te ontwikkelen. Er werden heldere doelstellingen in termen van ambities geformuleerd (waar de gemeente zich aan conformeerde) en ervoor gezorgd dat iedereen met initiatieven kon komen. Er werd uiteindelijk een stadscontract afgesloten met circa vijftig ondernemingen en instituten die de burgerinitiatieven mochten ontwikkelen, waarbij nadrukkelijk ingezet werd op co‐operatie, co‐creatie en onderlinge hulp. Een andere aanpak vonden we in een deelgebied van New York. Om bovengenoemde processen in gang te zetten, werd daar een zogenaamd ‘Festival voor nieuwe ideeën’ georganiseerd. Om burgers op ideeën te brengen werden de initiatiefnemers van allerlei succesvolle initiatieven in de gehele wereld uitgenodigd. Zo’n cultureel festival in en over de Spoorzone kan ook een relatie leggen met enige andere thema’s, zoals de duurzame stad, de geborgen en ontvankelijke stad, de kennisstad, de ondernemende stad, de veilige stad en de zorgzame stad. Een dergelijk festival geeft de mogelijkheid om eigen ideeën met nationale en internationale initiatieven te vergelijken en van te leren. De programmering van het Festival bestaat uit een regenboog van initiatieven: van wetenschappelijk tot zeer laagdrempelig, serieus en ludiek, binnen en buiten, jong en oud, sport en onderwijs, cultuur en economie, wonen en recreëren.
6
EXPEDITIE DE ATTRACTIEVE STAD AANBEVELINGEN ‐
‐
‐
‐
‐
Tilburg als Attractieve Stad rust op twee culturele pijlers: culturele tradities in samenhang met ‘social innovation’; zet zowel in op de cultuur van vernieuwing als de vernieuwing van Cultuur. Tilburg kiest binnen de cultuursector voor de Podiumkunsten om samen met de provincie Noord‐Brabant en BrabantStad op dat gebied de grootstedelijke voorziening voor de Brabantse regio te worden. Tilburg als Podiumstad, met de Spoorzone als speerpunt, zet zich volledig in om Brabant Culturele Hoofdstad van Europa in 2018 te realiseren c.q. haar financiële en culturele bijdrage te leveren. Mocht nominatie niet lukken, dan toch alles in het werk te stellen om het program te realiseren. Binnen de Podiumsector worden twee ‘keten‐netwerken’ vanuit een R&D invalshoek opgezet: van jong talent tot professional; en voor een innovatieve mix van podiumkunsten, geïnspireerd door de Tilburgse kermis (verleden en heden) in de vorm van de jaarlijkse ‘Tilburgse Kermisfeesten’. Benoem de Spoorzone als een ‘spontane stad’ en formuleer als politiek de ‘spelregels’ c.q. de precieze randvoorwaarden en criteria rond social innovation en kennis, en geef ruimte voor bedrijven, maatschappelijke en culturele instellingen, onderwijs en burgers om daar binnen mee te ‘spelen’. Laat de podiumkunsten daar een rol spelen in het leggen van verrassende dwarsverbanden en het ontwikkelen van verbeeldingskracht. Faciliteer als start voor deze sociale beweging een ‘denklocomotief’ uit de bevolking en organiseer een ‘Cultural Festival of Social Innovation’ in de Spoorzone.
Tilburg, december 2011 7
EXPEDITIE DE ATTRACTIEVE STAD DEELNEMERS aan de expeditie José van Aerle (directeur servicedienst gemeente Tilburg en lid kernteam), Marie‐Thérèse Blomme (gemeenteraadslid CDA), Saskia Bodelier (directeur Verrassend Tilburg), Pieter Bon (directeur Fontys Academy for Creative Industries), Willem Bongaerts (gemeenteraadslid PvdA), Johan Brosens (directeur KUNSTBALIE), Arnoud‐Jan Bijsterveld (hoogleraar Cultuur in Brabant Universiteit van Tilburg), Jan Drissen (directeur Mundial Productions en lid kernteam), Judith Ensel (coördinator Art‐ fact en lid kernteam), Marijn Gevers (beleidsambtenaar cultuur gemeente Tilburg en lid kernteam), Geurt Grosfeld (directeur Sonax), Joost Heijthuijsen (directeur Incubate Festival), René Jagers (directeur De NWE Vorst), Henriette de Kok (directeur Bibliotheek Midden‐Brabant), Chris van Koppen (directeur bkkc), Simone Kramer (coördinator PR en marketing Tilburg Dansstad), Emile Kuppens (programmamanager economie gemeente Tilburg en lid kernteam), Ulco Mes (programmamanager cultuur gemeente Tilburg), Gert Urhahn (directeur Urhahn Urban Design Amsterdam, begeleider Lab), Mathijs Rümke (artistiek leider Het Zuidelijk Toneel), Rob van Steen (directeur Theaters Tilburg), Erik F. Steketee (directeur De Processpecialisten, trainer workshop), Eugenie Verschuren (hoofd communicatie De NWE Vorst), Hebe Verstappen (creatief leider TextielLab / Audax Textielmuseum Tilburg), Joost Veuger (directeur Midi Theater), Rien van der Vleuten (directeur Fontys Hogeschool voor de Kunsten), Monique van der Vorst (coördinator tijdelijke programmering Spoorzone gemeente Tilburg), Ton Wagemakers (partner Sonax en expeditieleider).
8