BEELDTAAL IN TAALBEELD Schrijf een verhaal bij een kunstwerk
Kunstuitleen Alkmaar organiseert dit jaar het project beeldtaal in taalbeeld. Iedere maand kun je je laten inspireren door een schilderij of beeld en dan je eigen kunstwerk ‘schrijven’. Een verhaal over wat het schilderij of beeld jou zegt, welke ervaring of emotie het bij je oproept. Kunstwerk van de maand februari was ‘Schaduwzijde’ van kunstenaar Monique de Leeuw. Hierbij kun je de verschillende inzendingen lezen. Ook een verhaal schrijven? Kom langs bij de kunstuitleen om het werk van maart te aanschouwen. Kijk goed, kruip als het ware in het werk en maak dan je eigen schilderij… in taal. Zo wordt beeld taal en jouw taal weer beeld. Alle ingeleverde verhalen (maximaal een A4tje) zijn gedurende een maand te lezen in de bibliotheek. Een deskundige jury kiest elke keer één verhaal uit als het mooiste, best geslaagde, opvallendste, etc. Alle verkozen verhalen worden aan het eind van het jaar in een boekje verzameld en gedrukt. Het verhaal kan worden ingeleverd bij de balie van de kunstuitleen of via de mail
[email protected]
Gekoesterde wens wordt levenslang verlangen Onvoltooide vrouw Atie Visman
“Morgen ga ik naar buiten. Echt.” De gedachte galmt door mijn hoofd. En toch weet ik dat morgen precies hetzelfde zal zijn als vandaag. Net zoals deze dag hetzelfde verliep als de dagen ervoor. Uren waarin ik al mijn moed bij elkaar probeer te schrapen om daarmee niet verder te komen dan de drempel bij de voordeur. Ik hoef de woorden niet hardop uit te spreken om de leugen te herkennen. Ik weet niet wanneer het is begonnen, de angst voor de wereld. Ik weet alleen dat het er over de jaren in is geslopen. Jaren waarin ik steeds vaker leugens begon te vertellen om dezelfde wereld te ontwijken. “Morgen.” Ik herhaal de gedachte en probeer er zo waarheid aan mee te geven. Kracht. Nog steeds geloof ik het niet. Het gevoel van falen overheerst. Ik weet dat er een moment komt dat ik een keuze moet maken. Dat ik toegeef aan de angst en het donker, of dat ik een manier vindt om terug te gaan naar de plek waar kleuren helder en intens zijn. Maar niet nu. Vandaag blijf ik hier. In de luwte van mijn schaduwzijde. Ramona Bethlehem
Ach meisje met je droeve ogen Ach meisje met je droeve ogen, als ik je zeggen zou dat het overgaat dat niets voor altijd is, zou je mij niet geloven, je kan nog niet geloven, dat het warme meer waarin je zwom in ijs veranderen kon, ach meisje met je droeve ogen, ik zal niet zeggen dat geluk kan gaan en komen als weer, als zon en maan, je zou het niet willen geloven, je gaat het zelf ontdekken.
Anneke Goddijn
Droefenis, In mijn hart diep weggestopt jaren lang herinneringen melancholisch maar ook blij Dankbaar voor Al het moois wat óók langs komt Het geeft opening naar schoonheid Het leren zien ontstaat destijds komt om dit te ervaren Verdiepte droefenis
Jan van Rheenen
Niets blijft zoals het was. Dat weet ik wel maar toch is het staren, het staren naar gisteren nog altijd beter en makkelijker dan het steeds maar moeten kijken naar hoe het morgen zal zijn. Hoe we elkaar dan zullen groeten. Elkaar ontlopen zelfs misschien. Omdat gisteren alles zoveel makkelijker zoveel beter was dan het missen van vandaag.
Monique Manshanden
‘Wakker gedroomde ogen’ reizend in herinnering opzoek naar de schoonheid van verloren momenten en visioenen van een geheim leven verdwalend in vroeger verklaar ik mijn liefde aan weemoed en tast naar het raadsel van de ontroering op de huid van de tijd in de spiegel van verlangen leef ik bij tijdverlies de droom van mijn schaduw gewiegd in de armen van verpletterende schoonheid wachtend op verdriet wat niet komt moet elk zwijgen zijn einde kennen Aad Holkamp
Schaduwzijde Genoegzaam geschuil in het donker van de dag. Teruggetrokken in de achteloze jaren van niets. Bleek versluierd ogen de blikken naar niemand. De tijd wenst geen tekortkoming en angst. Kijk, huiver en leef. Midden in het licht is geen schaduw. Annek Groot
Schaduw Mijn schaduw Soms draag ik jouw jas Niet omdat hij mij past Jouw jas is voor mij veel te groot jij droeg hem tot jouw dood zakken gevuld met angst en hoop te veel gewicht zonder is het leven licht Soms draag ik jouw jas Niet omdat hij mij past hoop dat ik jouw geur vind als een angstig kind wil ik veilig en geborgen zijn jouw jas maakt me klein Soms draag ik jouw jas hang hem dan weer in de kast Nicolette de Wandeler
(verhaal dmv gebarentaal, zie facebook Kunstuitleen Alkmaar)
Maurits twijfelde wat hij met het zestig jaar oude schilderij zou doen. Weggooien of bewaren. Hij vond de trieste blik van zijn moeder in haar jonge jaren niet passend. Het was een beeld van haar dat hij zelden had gezien. Ja, de laatste jaren tijdens haar dementie was die geheimzinnige uitdrukking er vaker geweest. Doorgaans was ze vrolijk, een echte gangmaakster, zelfs in het verzorgingshuis de afgelopen maanden. Vroeger was ze een knappe meid geweest.”Iedereen noemde me altijd Miss Holland”; had ze altijd trots verteld. Hij legde het schilderstuk opzij en ging door met opruimen. Jammer dat zijn zus was geëmigreerd. Hij had wel wat hulp kunnen gebruiken. Hulp van vrienden had hij afgeslagen. Hij vond het te intiem om anderen in haar spullen te laten graaien. Hij was altijd haar lieveling geweest. Ze had het niet onder stoelen of banken geschoven, iedereen wist het. Hij was háár zoon. Ze trok hem voor. Wat hij ook deed, ze was altijd trots op hem. Vader had hen altijd gelijk behandeld. Wat Maurits kreeg, gaf hij Anna ook. Vader had hun meegenomen naar zijn bedrijf, de bioscoop, de kermis en op bezoeken bij zijn ouders. Bij de andere opa en oma kwamen ze zelden. Vader ging nooit ermee naar toe. Er was een conflict, zoals bij zo veel families. Moeder kwam uit een erg groot gezin. Haar eigen moeder had ze niet hoog, maar haar stiefmoeder was een erg lieve moeder voor haar geweest. Maurits schoot niet op met uitzoeken. Zijn gedachten dwaalden. De begrafenis, het papierwerk, het was hem goed gelukt om zonder veel sentiment te regelen. Nooit had hij de reden van de familieruzie gevraagd. Als kind speelde hij, ging naar school en daarna het huis uit. Familieleden waren overleden. Moeder wilde altijd dat hij mee ging naar een begrafenis. “Wat lijk jij op je moeder”, zeiden mensen. Dat zal wel, het boeide hem niet. Hij was zichzelf. Anna was een echte de Leeuw, sprekend vaderskant. Vader was overleden in de periode dat Maurits afstudeerde. Het was een verdrietige tijd. Anna voelde zich gesteund in de therapie familieopstellingen die ze bijwoonde. Hij vond die benaderingen onzin. Moeder zocht steun bij hem. Ze vertelde dingen over vroeger, die hij nauwelijks geloofde, en altijd zei ze dat doden zich niet meer konden verdedigen. Ze moest het er eigenlijk niet over hebben. Ah, het trouwboekje. Maurits sloeg het open en las de namen. Hij was precies elf maanden na de trouwdag bijgeschreven. Moeder had verteld dat ze niet met vader had willen trouwen. Haar stiefmoeder had er echter op aangedrongen. Het zou veel beter voor haar zijn. Ze waren getrouwd een jaar na het tweede huwelijk van haar vader. Met opa had ze vroeger een erg goede band gehad. Het was een lieve vader geweest. Gelukkig bewaarde moeder weinig, de laatste jaren had ze veel overbodige spullen weggedaan, foto’s waren er bijna niet. Een album en wat losse foto’s. Hij bladerde het boek door, kleinkinderen en een enkel uitje. In het doosje met losse foto’s zaten oude zwartwit portretten. Vader in matrozenpak, de wandelvierdaagse van Nijmegen, een schoolfoto en haar werk bij de Verkade koekfabriek. De schoolfoto hield hij langer vast. Ze was een jaar of veertien, haar moeder was in dat jaar overleden, hier zag hij ook dezelfde geheimzinnige bedroefde blik. Doorwerken nu, gebood hij zichzelf. Hij liep met een stapel linnengoed naar zijn auto. Moeder streek altijd alles, de servetten, de handdoeken zelfs het ondergoed. Er viel iets op de grond, een grijsgroen mapje. Hij gooide het voorin de auto en liep het huis weer in. Ze had hem iets willen vertellen, een paar weken geleden. Iets dat hij moest weten. Ze kon het niet en deed het af met: “Wat moet jij er nog mee, iedereen is al overleden”. Maurits liep nog een paar keer heen en weer en besloot dat het genoeg was voor vandaag. Thuis liet hij zijn vrouw het linnengoed uit de wagen halen. Met het grijsgroene mapje in haar hand kwam ze op de bruine bank zitten. Aan de ene kant zat een foto van opa, moeder en Maurits. In het andere vak zaten foto’s van vader en Anna. “Wil je koffie?” Ze stond op. Op de achterkant had moeder iets geschreven. Vader, moeder, zoon. Maurits draaide de foto om en keek naar zijn spiegelbeeld. Opa was daar ongeveer even oud als hij nu was. Hannah Ero
Schaduwzijde Sigried durft geen onzin aan en geen verrassingen. Niets dat haar ergens anders brengt, dan gepland wordt heen te gaan. Dromen brengen maar verdriet. Daar weet zij alles van! Liever uitsmeren die pijn, over vele ogenblikken. Een stil moment als dit. Vlakbij, onder die tere huid van dun vernis, smeult hartstocht, bonkt een dampend hart, in warm hout met grillige nerven. Achter subtiel geschetste grijzen, van melancholie, van een trieste scherpe blik, een verbeten mond, en toch zacht die lippen... , naast zwart-witte zekerheden, gloeit verlangend rood. Een rand van zon in tegenlicht. Ach Sigried... Hoe zou het zijn? Je somberheid en je hoed af te werpen, je manen los te wapperen, te briesen, stampen, schaterlachen?! Met je zondagse jurk achterstevoren, gelijk een harlekijn, onbevreesd in spattende lijnen van de plaat af te splinteren de ruimte in! Je rokken op te tillen en met trillende billen twerkend rond te schudden. Van God en de tijd los! Bam! Bam! Al het porselein uit de kast! Echter, al dit past een dame niet. Past het jou Sigried? Liever veilig daar, breekbaar, achter onzichtbaar glas. Zodat ik me af kan vragen, steeds weer als ik naar je kijk, of je nu pruilend hooghartig zeurt of diep en meelijwekkend treurt. Hilleen Neles
Schaduwzijde Wie is ze nu? Wat is ze nu? Ja, ze is dochter, vrouw, echtgenote, moeder. Moeder…maar ook moeder van een dood kind. In het boek ‘Schaduwkind’ beschrijft P.F. Thomése zo treffend dat voor dit laatste, dat wat ze nu vooral is, geen woord bestaat. ’Een vrouw die haar man begraaft, wordt weduwe genoemd, een man die zonder zijn vrouw achterblijft, weduwnaar. Een kind zonder ouders is wees. Maar hoe heten de vader en moeder van een gestorven kind?’ Misschien is het ook wel logisch dat er geen woord voor is, omdat ook haar gevoel na het overlijden van haar prachtige dochter niet te beschrijven valt. Pijn, verdriet, boosheid, alle gevoelens komen voorbij. En toch is het iedere keer weer anders. Het besef dat ze er niet meer is, is er altijd. Niet meer, nooit meer, altijd. Voordat Milou ziek werd, had ze een ruimdenkende geest en stond ze ook open voor spirituele ervaringen. Ze voelde de energie van andere mensen, soms ook van degenen die hier niet meer waren. Maar nu…ze wil niet meer geloven dat er ‘iets’ is en dat Milou ‘ergens’ is. Ergens, zonder haar, zonder hen. Als ze zich dat voor gaat stellen overvalt haar een diep misselijkmakend gevoel dat diep vanuit haar buik omhoog stijgt. Het blijft rond haar hartstreek steken en doet zo’n pijn dat het haar de adem beneemt. Nee, het voelt rustiger om te geloven dat Milou weg is, ‘nergens’ is. Ja, haar as, die is bij hen, in een zwarte pot, in de huiskamer. Hoe had ze ooit kunnen bedenken dat de urn een mooi plekje in de tuin zou krijgen? Een mooie boom zou er staan, wat bloemen en planten en een lieflijk bankje, zodat je bij Milou kon zitten om tegen haar te praten. Op de dag dat de urn opgehaald mocht worden, stond ze zo vroeg mogelijk voor de deur van het crematorium. Samen met haar man reed ze weer naar huis, zij op de bijrijdersstoel met de urn, Milou zo dicht mogelijk tegen haar aangeklemd. Ze schreeuwde het uit. Ze wilde naar huis, Milou moest weer naar huis, in huis, bij hen zijn. En nu is het ruim een jaar later. Een jaar zonder hun oudste dochter. De zwarte pot staat in een hoekje van de boekenkast en het kaarsje dat erbij staat brandt altijd. ‘Hoe gaat het?’ is de vraag die hen bijna dagelijks gesteld wordt. ‘Hoe gaat het?’, een vraag waar ze geen antwoord op heeft. Ze leeft door, ze gaat door, voor haar man, voor hun kinderen, voor…ja, voor wat? Voor wat, voor wie? Wie is ze nu? Een vrouw, een moeder met een schaduw die er altijd is. De schaduw draagt ze aan de zijkant van haar lichaam als een aura. In haar binnenste worden een deel van haar lichaam en van haar hart verduisterd waardoor haar hart als een halve maan in haar lijf hangt. Zoals de liefde er altijd is, zo is deze schaduw er ook. Haar schaduwzijde… Ilanda de Dood
Schaduwzijde De donkere en de lichte zijde van het leven tekenen zich af in haar gezicht, Verfijnt zijn de Schaduw zijde, Maar de lichtval wint het van de donkerte. Schaduwzijde Ieder mens maakt Schaduw en lichte dagen mee in zijn leven, Sta in het licht van de zon En geniet in de Schaduw van de zonsverduistering Morgen komt het licht weer op en loop in de Schaduw van je mens zijn. Schaduwzijde Wie kent er niet de Schaduwzijde van het leven Vele zien niet meer de Zonzijde in het NU Gefronste gezichten in de ontevredenheid op deze aarde Help elkaar uit de Schaduwzijde omhoog En laat het licht schijnen op je tevreden gezicht. Jeanne Lienos
Ik droomde van je: Je stond voor mijn atelier wat mijn atelier niet was. En ik vluchtte. Je vond me terug op de vloer van mijn auto niet gekleed en niet naakt zoals dat soms kan zijn in een droom. Gewikkeld in een groene slaapzak lag ik daar. Je tilde me op in mijn deken en bracht me ergens. Even werd ik wakker in mijn bed. Een flits van de straatlantaarn en de geluiden op straat. 12.00 uur appte je en je profielfoto popte voorbij. Je stuurde me filmfragmenten over een vrouw die zong van liefde en van samen in bad. Het beeld was wazig en het klonk triest. Ik hoorde je zeggen dat je er waarschijnlijk voor altijd spijt van zou hebben. De verwarring wekte me of was het het geluid van mijn kinderen beneden? In de spiegel van de badkamer zag ik wat dromen van jou met me doet. Marloes Steen
De spiegel in jouw ogen Jou laat ik zien alleen wat is hier en nu Jou laat ik zien wat zuiver is en warm in mij want zo wil ik zijn Ik schouw in mij en weet en ervaar mijn verleden zwaar te zwaar en laat een traan wanneer ik ben alleen Alleen gespiegeld in jouw ogen is er troost voor mij een toekomst en misschien een nieuw begin Mirjam Goeman
tot het weer warm mag zijn liefste kijk niet voortdurend om sluit niet buiten wat nog voor je ligt verstar niet in verdriet kom terug kom terug in ons leven samen laat niet alles los om wat zo reddeloos verloren ging kom schuil bij mij ik zal je steunen strelen troosten dag na dag tot het weer warm mag zijn en een beetje blij van binnen nina barhorst
Schaduwzijde Zij geloofde in hem. Zij geloofde in zijn droom. Zij leefde voor zijn droom. Zijn droom was haar droom. Het was maar een droom. Dag droom. Dag dagdroom. Hallo schaduwzijde. Nini van Schalkwijk
In de stilte bedachtzaam in vertrouwen het weten de schaduw wat als die schaduw geen schaduw is maar een voortgang de zon in de rug een alter-ego of aura ondersteunend in de richting van jou! niet goed of fout niet zout of zout ruimtegevend aan de blijheid ruimtegevend aan de vrijheid. S. Danenberg
Er was eens een man die Pinokkio had gemaakt. Hij maakte een pinokkio, maar dan was het een meisje. Ze heette Pinelientje. Op een dag werd ze gevangen genomen door een moerasmonster. Dit monster leefde in het duistere bos in een bamboekasteel. Pinelientje werd gevangen in een gevangenis gemaakt van bamboe. Pinelientje was erg verdrietig. Op een dag kwam er een toverpanda bij het bamboekasteel. Hij was erg hongerig en hij at de deur op. Het moerasmonster was erg boos en hij kwam zijn bamboekasteel uit. Hij zei: “ Ik ga je opsluiten in mijn bamboegevangenis.” Dat bracht de toverpanda op een idee. Het moerasmonster sloot de panda op in de bamboegevangenis bij Pinelientje. De toverpanda at de gevangenisdeur op. Het moerasmonster had dit door. Daardoor werd hij erg boos. Maar de toverpanda nam een hap van het kasteel en hij rende met Pinelientje op zijn rug weg van het bamboeskasteel. Het bamboekasteel stortte in en het moerasmonster werd verpletterd door de bamboe. De toverpanda en Pinelientje vluchtten weg uit het duistere bos. De toverpanda werd het huisdier van Pinelientje. En ze leefden nog lang en gelukkig!!! Tijmen Coumans 9 jaar
Als ik in het volle daglicht treed, valt er weinig te verhullen. Dan schuil ik achter pracht en praal en weet de ander te bekoren. Die stamelt dan van ‘ach’ en ‘ja’ en heeft warempel geen idee wie schuil gaat achter dat masker. Want het besef dat ik een masker draag en dit pas kan laten vallen, wanneer de duister zich van de dag meester maakt, daar heeft de ander geen enkel idee van. Ik steel de show en niet meer dan dat en in het duister verdwijn ik... in mijn eigen donker gat. Dan maken angsten de dienst uit, dan laaf ik mij aan ziek en zeer, dan gaat mijn zelfvertrouwen neer. Dan huil ik met volle tranen en laat mij gaan. Ik geef me over aan mijn eigen tranendal en zal daar niemand mee belasten. Ik ga dan schuil en kruip weg in mijn eigen schaduw, die mij dit keer geen angst bezorgd. Mijn schaduw waarachter ik besta, waarachter ik ben en niet veel meer dan dat. Zeg niet dat ik mijn angsten koester, zeg niet dat ik in het volle licht herkenbaar ben. Ik ben en ik ben niet, ga gebukt onder ongekende krachten en weet ze uit te buiten. Wanneer ik in het volle daglicht sta, dan ben ik niet. Ik wacht het duister af en dan... W.I.K. Pijper
Ze had daar al een tijd gestaan, vanuit de hoek naar me staan staren. Haar ogen leken me te volgen, haar gezicht strak en onbewogen. Een gevoel van leegte had mij bekropen, de geluiden verstomden en ik kon niet anders dan kijken. Onherkenbaar maar toch zo vertrouwd voelde het wanneer haar ogen diep in die van mij ronddwaalden. In haar rechterhand hield ze een object dat een schittering op mijn netvlies neer had gelegd, wat het was had ik niet kunnen plaatsen. De deur, mijn vingers vouwde ik langzaam om de klink. Nog een blik wierp ik naar de plek waar zij zojuist had gestaan maar ook zij was verdwenen, zonder enig teken van leven achter te laten. Geen schijn van kans had hij gehad. Yvette van Zanten
SCHADUWZIJDE ik wil je meer dan omhelzen wil je voelen zonder grenzen ik voel de lat zo hoog als-ie staat ik kijk maar zie jij zie jij mij boven de lat ik wil dat je gaat ik zie het niet in je ogen verblind door jouw licht pijn want jij bent mijn licht mijn muze mijn hoop in het verhaal en gedicht mijn licht zie jij voel jij weet jij als ik jou de andere wang toekeer zie jij voel jij weet jij dat pas dan mijn schaduwzijde wordt verlicht Trebmal
Kortsluiting. Ze weet niet meer wie ze is. Is ze nu zichzelf of is ze de ander? Ze is al zolang met anderen bezig. Zolang als ze zichkan herinneren. Haar liefde, energie, talenten...ze vloeien als het ware door haar hoofd en armen haar lichaam uit om vervolgens geabsorbeerd te worden door de ander. Wat ze zelf overhoudt, is zwart als een oneindige leegte. Ze ervaart geen zelf meer. Pas als ze kijkt naar de ander, dan ziet zij een weerspiegeling van zichzelf. Een schim van de persoon die ze ooit was. Symbiotisch. Wat de ander wil, dat wil ze ook. Wat de ander voelt, dat voelt zij ook. Wat de ander denkt, dat denkt zij ook. Willen, voelen en denken als de ander en hierdoor geen eigen verlangens, gevoelens of gedachten ervaren. Het zou beangstigend kunnen zijn, maar zo voelt ze het niet. Haar eigen ‘ik’ in de schaduw, is gewend aan het donker. Tevreden met een plek in de schaduw, in het donker, in het zwart. Maar vanuit de kortsluiting weet ze kan er licht ontstaan, kleur. Waar is het mis gegaan? Wanneer heeft ze besloten zichzelf op te geven? Heeft ze dat überhaupt besloten? Ze voelt haar gezicht vertrekken en allerlei gedachten schieten door haar hoofd. Het antwoord op de vragen heeft ze niet. De grenzen tussen haar en de ander zijn geleidelijk aan vager geworden. Zo geleidelijk dat ze zich er niet bewust van is geweest. Tot dit moment van kortsluiting. Kleur. Ze verlangt naar kleur! Ze weet dat ze meer kan zijn dan die schim en ze wil dat ook zijn. Bij de gedachte aan de strijd om zichzelf te herwinnen, trekt er een stroom van warme energie door haar lichaam heen. Een innerlijke stem moedigt haar aan. “Grijp dit moment aan als startpunt om jezelf te herwinnen.” Ze kijkt in de spiegel en het lijkt alsof na een aantal keer knipperen de contouren van haar weerspiegeling al duidelijker worden. Het is de tijd om ‘de ander’ naar de schaduwzijde verhuizen. De innerlijke stem klinkt weer, “je bent er nog steeds”. Ze ervaart dat gedachten haar versterken; ook haar lichaam laat weten haar te steunen. Het geeft dat eerste beetje vertrouwen om voor zichzelf te vechten. Met de tijd zal zij zichzelf zien zonder dat ze een spiegel nodig heeft. En hoelang dit duurt is niet relevant, het enige wat telt is dat dit moment komt. Verlichting. Ilse Schram