BEELDTAAL IN TAALBEELD november Schrijf een verhaal bij een kunstwerk
Kunstuitleen Alkmaar organiseert dit jaar het project beeldtaal in taalbeeld. Iedere maand kun je je laten inspireren door een schilderij of beeld en dan je eigen kunstwerk ‘schrijven’. Een verhaal over wat het schilderij of beeld jou zegt, welke ervaring of emotie het bij je oproept. Kunstwerk van de maand november was ‘A-stok orange magenta’ van Gertjan Scholte-Albers. Hierbij kun je de verschillende inzendingen lezen. Ook een verhaal schrijven? Kom langs bij de kunstuitleen om het werk van december te aanschouwen. Kijk goed, kruip als het ware in het werk en maak dan je eigen schilderij… in taal. Zo wordt beeld taal en jouw taal weer beeld. Alle ingeleverde verhalen (maximaal een A4tje) zijn gedurende een maand te lezen in de bibliotheek. Een deskundige jury kiest elke keer één verhaal uit als het mooiste, best geslaagde, opvallendste, etc. Alle verkozen verhalen worden aan het eind van het jaar in een boekje verzameld en gedrukt. Het verhaal kan worden ingeleverd bij de balie van de kunstuitleen of via de mail
[email protected]
Magenta Er was een verhaal. In elk blad en ook in elke stam, wel duizenden ook al was het een jong bos. Het was daar geplant, dat kon je zo zien. Wat is het tegenovergestelde van een forêt vierge, een oerwoud? Ze was nooit zo goed geweest met Frans, maar deze had ze altijd onthouden. Maagdelijk woud, betekende het eigenlijk. Maagdelijk als in rein, zoals Maria. Toch was het geen onrein bos, zo op het eerste gezicht. Het was vooral heel erg roze, die kleur van de printer: magenta. Ze vroeg zich af hoe lang een bos roze moest zijn, voordat de dieren die er leefden roze zouden evolueren. Kun je nog zo’n mooie schutkleur hebben; in een roze bos vinden ze je zo, die jagers. Wie zou ze zo hebben geplant, die bomen? Misschien was het de jager zelf. En natuurlijk, juist als je over de duivel spreekt. (Gek hè, daar had ze laatst nog over gedroomd, over die uitdrukking. Over de duivel spreken. Misschien was ze wel te veel bezig met woorden.) Een knokige man met rode wangen van de herfstige kou kwam naar haar toe. Hij droeg een roze overall. Tuurlijk. En hij had geen haar, maar wel een roze geweer, dat had hij zelf gedaan, want het bladderde er zo af. – Sorry dame, maar ik ben bang dat je weg moet hier – zei die. – Je jaagt alle dieren weg zo, zie je. – Er was inderdaad geen dier te bekennen. Alleen de roze jager en zij in het woud. – Ze zijn al weg, meneer, denk ik. Ja, van al het schilderen. Dat maakt een lawaai hoor. En nu zijn ze gevlucht. Jammer. Ik houd wel van de dieren in het bos. – De roze man keek haar even aan en brak toen met zijn knokige handen het geweer. Zijn handen werden roze van het gebladerte. Op dat moment vloog er een vogel op uit een boom. Een lijster. Een magenta lijster. – Mooi – zei ze. En toen liep ze het bos uit, de werkelijkheid tegemoet.
Sarah Loretta Hewitt
I Echt licht, ingekleurd echt leven het verstaan verdergaande jaren uitgetekend natuur beschreven schildering vol verborgenheden van toekomst verborgen in kalende takken uitreikend, verborgen uitgroeiend, in vredige prilheid afwachtend de warmte, uit huivering, wat in schildering wordt uitgebeeld warmte naar elkaar nieuw leven uit kilte een koude, hoe kleurrijk ook gekleed wordt alles stille bevroren kaalheid wachtend, verwachtend in schildering van kleur, Levensjaren aangeeft uit telkens weer vreugde van ontmoeting Groei en bloei, honger naar levenslicht opnieuw bestaan, opstaan na dagelijks blad afval dag na dag daagsgewijs aanschouwend met erwachting Een moment uit het leven zelf penselend vastgelegd toekomst beschouwend levens verlangend Hr. Breen
II Jouw stap oktober in november niet met warmte geen kleur verwarming van lentemaand verwachting ontbladering kaalheid. Beving, de wind kale takken slaat Het enige teken van leven, Kaalheid. Het levenspad volte afgevallen blad, “vergaan omringt” valt blad voor blad Dag na dag, “kaalt”, Beving enig teken ademing van stilte, uitgebeeld, stormwind kale takken slaat
Hr. Breen
Schimmige schemer Waar is dit sprookjesbos, in de schimmige schemer van mijn verbeelding? Het toverbos waarin sprookjes gaan leven? Waar de bomen groeien in een onaardse rode kleur. En Wilde Witte Wieven als nevelige flarden rond kale takken van bomen zweven. Waar bomen bewegen als spoken die op je af komen. Waar bomen dansen in een kring En dwergen, dwarfen, trollen, tikkertje spelen met elkaar. Elfjes met hun toverstaf laten bomen kleurend bewegen. Waar trollen trekken aan je jas en lachend langs je rennen. Dat is mijn schimmige toverbos Opeens waait sterke Jan de Wind met dikke bolle wangen, de schimmig kleurende sprookjes weg. Een reus komt in het schemer aan ziet mij daar staan en met een reuzenstap maakt hij een einde aan mijn dromen Ineens is het gewoon weer bos met groene kale bomen. Johanna Jansen
SCHEMERGLOED LICHT WAPPERT IN GOLVEN STAAN ZIJ DAAR EEN VAN TWEE WIND LISPELT ROND EEN TAK EEN VLAM FLAKKERT SMELT OGEN SAMEN BAANT ROOK ZICH KRINGELEND EEN WEG DE GLOED PURGEERT KLINKT VAST, EEN TAK PROBEERT HET LICHT ZICH VAN HEN MEESTER TE MAKEN; DE STRAAL DOORBREEKT DOCH KAN NIET SCHEIDEN 2 IN 1
W.I.K Pijper
Was ik maar een boom Was ik maar een boom, verworteld in de zware grond, stevig, sterk en onverstoorbaar; met opgeheven hoofd, met twijgen zwierend als gedachten, zoekend naar het juiste woord. Was ik maar een boom, je maat en steevast toeverlaat, ook als het regent in je hoofd; met druppels dansend water op het bladerdak, sloeg ik mijn armen kracht-zachtig om je heen. Was ik maar een boom, verwijlend tak in hand met jou, in de dreun-dronken-dwaze wind; met mijn onbevreesd joeg ik de boze geesten op de vlucht, verlost van rijk-aan-onheilslucht. Was ik maar een boom, …ach,… was ik maar een boom; ik zou niet bomen over nu en later en de wimpers in mijn aangezicht zouden geen tranen hoeven dweilen.
Sylvia Schiechel
Vuurvliegjes Wij sliepen in het bos. Jong als we waren, geen geld voor overnachting. Bang als we waren. De polsen aan elkaar gebonden met een leren veter. Er nadert iemand met een sigarettenpeuk in de mond. Het lichtpuntje zweeft trillend tussen de takken. Snel zoeken we onze toevlucht in een in aanbouw zijnde garage. De eigenaar met zijn honden jaagt ons weg. De wachtruimte is al open. De eerste trein arriveert. Wachtende mensen vertellen over de vele vuurvliegjes in het bos vannacht. Wij sliepen in het bos. Jij en ik. Pim van der Werf
IK RUIK DE SEIZOENEN IK RUIK DE KLEUREN IK VOEL DE WARMTE VAN EEN HOOPVOLLE HORIZON NEL MORS
Op weg Oh die kleuren, die emotie. Een oogstrelend festival. Fluisterend, ruisend, brullend. De oerdrift breekt uit de lijst. Het eist zijn plaats op. In de heksenketel van vandaag. Een wild rustpunt voor vandaag en morgen. De liefde kan worden bijgetankt. De droom wordt wakker gemaakt. Dwalen in je eigen wereld kan beginnen. De zoektocht naar jezelf is net begonnen. Jaco van Rijn
Magenta ‘Magenta???’ Simone keek haar klasgenoot Rudi aan. Hij had haar net haar vriendenboekje teruggegeven. Snel bladerde ze naar de door hem ingevulde bladzijden. Ze las: ik ben 11 jaar, ik heb drie broers, mijn lievelingssport is voetbal, mijn lievelingskleur is magenta. Rudi zag de niet-begrijpende, wat minachtende blik in haar ogen toen ze het woord ‘magenta’ op een spugende manier uitsprak. ‘Wat is magenta???’. Nu schreeuwde ze bijna. Rudi voelde het hem bekende lege gevoel vanuit zijn onderbuik omhoog kruipen. Het antwoord dat hij wilde geven werd in zijn keel gesmoord door deze leegte. Hij maakte zich los van de vragende blik van Simone en draaide zich om. Met grote langzame stappen liep hij het schoolplein af. Hij keek nog even door het raam van het klaslokaal waar hij dag in dag uit zat. Zijn plek was achterin de klas bij het raam. Vaak staarde hij vanaf zijn stoel naar de lucht die hij zag boven het fietsenhok en liet hij zijn gedachten en gevoelens de vrije loop gaan. Hij wist dat zijn meester dit dromerige gedrag regelmatig besprak met zijn ouders. Zijn ouders knikten bij het verhaal van de onderwijzer en thuis kreeg Rudi de volle laag in de vorm van een preek. ‘Wat moet er nu van jou worden’ was de strekking van hun betoog. ‘Worden?’ was het enige dat Rudi dacht, ‘Ik ben toch al iemand?’. Maar ook deze woorden bleven hangen in zijn hoofd en keel. Leegte was het enige dat hij voelde, hij werd niet boos en tranen kwamen er niet. Veertig jaar later vroeg de psycholoog bij wie hij in behandeling was contact te maken met dit lege gevoel. Nu was hij, Ruud, degene met de niet-begrijpende blik. ‘Contact maken met leegte?’. ‘Ja’ zei de psycholoog en ga na wat er verder in je lijf en je hoofd gebeurt als je terugdenkt aan je lagere schooltijd. Het hoofd van Ruud begon te tollen, hij hoorde de scherpe stem van zijn onderwijzer zeggen ‘Wie denk jij wel dat je bent?’, nadat Ruud een vraag had gesteld over de jeugd van deze man. Wat de reden was van zijn vraag wist Rudi destijds ook niet precies, wel dat hij voelde dat deze man ook eenzaam was geweest als jongetje. De psycholoog haalde hem weer terug naar de praktijkkamer. ‘En?’ vroeg hij met een begripvolle toon in zijn stem. ‘Leeg lijf, heel vol hoofd’ bromde Ruud. Hij zag de magenta kleur waarin bomen groeiden. Hij stelde zich voor dat het er ook letterlijk zo uitzag in zijn hoofd, aderen die kronkelden door een magenta gekleurde ruimte. Tijdens de sessie in de week ervoor had de psycholoog aangegeven dat Ruud kenmerken vertoonde van ADD. ‘ADD staat voor Attention Deficit Disorder, waarschijnlijk veroorzaakt door een aangeboren tekort aan dopamine in de hersenen’, legde de psycholoog uit. Thuis gekomen bekeek Ruud verschillende sites hierover en inderdaad herkende hij heel veel. Dagdromen, snel afgeleid, filosofisch, creatief. De psycholoog had hem verteld dat hij medicijnen kon slikken zodat hij meer in balans zou kunnen komen. De psycholoog kwam nu terug op zijn advies voor medicijnen. Ruud verliet de magenta ruimte in zijn hoofd en focuste zich op het verhaal. ‘Ik raad je toch aan om geen medicijnen te nemen want dan verdwijnt je gouden randje’, waren de woorden die hij nog net opving. Ruud fietste naar huis door de frisse winteravond. Hij rilde. Hij voelde van alles in zijn lijf en dit gaf hem een tintelend gevoel van blijdschap. Daarnaast voelde hij een weemoedig verdriet voor de niet begrepen Rudi die hij eens was en die ook nog ergens in hem woonde. Hij keek omhoog naar de heldere lucht waarin veel sterren stonden. Sterren, mensen…zoveel in hun soort, uniek en toch een eenheid. Hij knipoogde naar een grote ster die extra leek te flonkeren door de prachtige gouden rand. Ilanda de Dood
Bewust verdwalen Als ik van huis ga en de deur achter me dicht trek, weet ik dat men ongerust zal worden. Ik kom namelijk niet terug. Ze zullen denken dat ik een ongeluk heb gehad, vermoord ben. Dat is dan niet anders. Ik ga namelijk bewust verdwalen in kleuren die je ogen pijn doen, maar een hemel zijn voor je ziel. Ik ga verdwalen en kom nooit meer terug. Ik ga verdwalen in A-stok orange magenta van Gertjan Scholte-Albers. En als men mij dan vindt, zal men verbaasd zijn over de gelukzalige glimlach om mijn lippen. Dan ben ik waar ik moet zijn. Cor van Vuren
Bomen……..bladerkronen Bladeren
……….. bladerdek
……………..Bladgoud!!!!!!!! Anna Kettenes
Een machtige gloed doorklieft het woud, in ontroering, mededogen, zie ik overal wervelend ogen, een levend schouwspel vol van kracht, energie houdt hier de wacht. Bomen, smal en krom, zie ik daar een elfenschicht? Of misschien iets in het licht? Levend, gevend, hier en daar steeds weer word ik iets gewaar, zie ik daar niet iets bewegen? Ach, wel nee, een gloed van leven straalt ons allen tegemoet, warmte, schepping, wonderschoon, groots als Schepper uitgelicht, schrijft HIJ zelf zijn gedicht. Schilderij als eeuwigdurend geeft HIJ ons Zijn wond’ren door. De kunst is wat ik zie .. de wind, het ruisen, zachtjes hóór ... De herfst in al zijn kleurenpracht en langzaam daalt de winternacht. Dit te zien en zo beleven, in ontroering, opgeheven, aangeraakt en opgetild, in poëzie en zo gewild. Anna Hulst
De bomen zijn moe van de zomerzon. Zij laten hun vergeelde bladeren vallen. Kletsnatte takken druipen van de regen. Het wordt stil in het bos. Een mooie novemberlucht kleurt de horizon. Zij lijkt wel in brand te staan. Vuurrood tussen de naakte stammen. Zij kleuren zelf mee. Toch gaat het leven verder. Op de grond ontluiken zwammen en voeden zich met het gevallen blad, terwijl insecten zich verstoppen. Nu begint de winterslaap. Alles zal de kou trotseren om in het vroege voorjaar te ontwaken in de eerste zonnestralen. Rob Brinkman