0110 Bart Van Lierde
Misdaadroman © 2008 Bart Van Lierde Alle rechten voorbehouden www.bartvanlierde.be www.bartvanlierde.nl
1
Een halfuur voordat de werkweek van Nathalie Croes erop zat, rolde de fax binnen waarop de aanslag werd aangekondigd. Er stond op dat een kneedbom van het type C-4 zou worden gebruikt. Ook de locatie stond vermeld: de bom zou afgaan in de Blauwe Zaal van deSingel tijdens het slotconcert van de 0110-actie. ‘Commissaris!’ De paniek in haar stem was een beginnersfout, dat merkte Nathalie onmiddellijk: iedereen keek haar richting uit. ‘Rechercheur!’ imiteerde commissaris Wuyts haar. Er klonk gegrinnik van de zeventien bureaus die over de werkvloer verspreid stonden. Alle aandacht verslapte echter direct. Met een gemiddelde van één moord per drie dagen, ontvoeringen niet meegerekend, was de dienst agressie met zijn vijfendertig politieambtenaren zwaar onderbemand. ‘Wat is er, Nathalie?’ Ze stond op en liep met de fax naar het bureau van commissaris Wuyts, die er met zijn grijze slapen en borstelige snor uitzag als een goedaardige vijftiger. Ze vreesde zijn kritiek echter als geen ander. Vanaf haar eerste werkdag had hij haar laten voelen dat de dienst beleid uit de honderden kandidaten volgens hem de verkeerde had gekozen. ‘Een bommelding.’ Hij knipperde zelfs niet met zijn ogen. Nathalie wou dat ze zijn koelbloedigheid had. En tegelijk hoopte ze nooit zoals hij te worden. In de twee maanden dat ze voor hem werkte, had ze zelden enige emotie op zijn gezicht bespeurd. ‘Wie heeft je deze fax gestuurd?’
Ze had het onmiddellijk moeten checken. ‘Ik weet het niet.’ ‘Je weet het niet.’ Op zijn computerscherm klikte hij een programma aan dat iedere beller traceerde en de gegevens opsloeg. Zijn ogen vernauwden zich. Hij sloot het programma af, opende het opnieuw, streek met zijn vingers over zijn snor en zei: ‘We hebben een probleem.’ Nathalie wilde zich naar het scherm buigen, maar hij stond juist op, liet zijn blik over de bureaus glijden en vroeg zonder zijn stem te verheffen: ‘Wie heeft er daarnet een fax verstuurd?’ Ze wilde zijn woorden herhalen, ervan overtuigd dat hij te zacht had gesproken, maar tot achterin had iedereen hem verstaan. Alle ogen, ook van de andere commissarissen, waren op hem gericht. Niemand sprak nog. ‘Ik wil gewoon weten of het een grap is.’ Nog steeds bleef het stil. ‘Ik kom er wel achter.’ Hij ging weer zitten, opende een ander programma en negeerde alle blikken. Niemand vroeg wat er aan de hand was. Nathalie was ook geïntimideerd door zijn natuurlijke gezag, en wist niet of ze terug naar haar bureau moest gaan of blijven wachten op nadere orders. ‘Wie waagt het?’ De stem van commissaris Wuyts sneed nu door de ruimte. Nathalie week spontaan achteruit. ‘Wat is er aan de hand, Frank?’ Hoofdcommissaris Sterckx kwam zelden op de werkvloer, hij deelde zijn instructies bijna uitsluitend mee via zijn commissarissen. Nathalie had hem de afgelopen twee maanden dan ook maar enkele keren gezien. Hij had een zilvergrijze ringbaard, uitgedund haar en een uitgezakte onderbuik. Op geen enkele manier straalde hij gezag uit. ‘Rechercheur Croes heeft juist een fax ontvangen waarop een bomaanslag wordt aangekondigd. Toen ik controleerde wie de afzender
was, kreeg ik het faxnummer van onze afdeling te zien.’ Er ontstond consternatie, want het vertrouwen in elkaars moraliteit was hun levensverzekering. Commissaris Wuyts liet zijn ogen over de werkvloer flitsen, terwijl hij vervolgde: ‘Maar ik ken een methode waarmee je kunt zien wiens faxapparaat is gebruikt.’ Er viel een stilte. ‘Wie heeft het gewaagd?’ zei de hoofdcommissaris nu zelf, en hij liep naar het bureau van commissaris Wuyts, boog zich naar het computerscherm en schudde zijn hoofd. ‘Dit moet een vergissing zijn.’ ‘Of juist niet.’ Commissaris Wuyts sloeg met zijn vuist op het bureaublad. ‘Ik kom er wel achter.’ Met grote passen liep hij naar de deur en sloeg die achter zich dicht. Nathalie boog zich op haar beurt naar het computerscherm: de fax bleek verstuurd door F. Wuyts. Dat was onmogelijk. Zijn reputatie was onberispelijk. Hij zou de hoofdcommissaris over een halfjaar opvolgen. Dit was nooit betwist. Althans niet openlijk. Zouden de andere commissarissen hem in diskrediet willen brengen? Ze keek nu op dezelfde manier naar iedereen op de werkvloer als de hoofdcommissaris zonet had gedaan. ‘Wie is het?’ klonk het dan ook van alle kanten. De hoofdcommissaris liep naar zijn kantoor en enkele seconden later verdween de informatie van het computerscherm. Toen ze even later in het kantoor werd geroepen, begreep Nathalie al wat er aan de hand was. ‘Vergeet wat je gezien hebt tot ik een nader onderzoek heb uitgevoerd. En ga commissaris Wuyts even kalmeren.’ Nathalie slikte, maar verroerde zich niet. Commissaris Wuyts was haar teamleider. Dit incident had hem geschaad of zou dat doen. Hoe kon de hoofdcommissaris erover praten alsof het een vervelend
akkefietje was? ‘Het is normaal dat je emoties voelt,’ zei de hoofdcommissaris, die zijn blik van een geopend dossier op zijn desk voor het eerst op haar richtte. ‘Alleen moet je leren om ze voor jezelf te houden. We leven hier onder de doden. Als je de situaties gaat dramatiseren, dan wordt het veel moeilijker om je werk niet mee naar huis te nemen, en er moet toch één plek zijn waar je tot rust kunt komen.’ Nathalie wist dat hij indirect verwees naar haar huilbui van vorige week. T ijdens de huiszoeking bij een man die zelfmoord had gepleegd, was ze in de kinderkamer over een pop gestruikeld. Althans dat had ze gedacht. Toen ze het licht had aangedaan, had ze gezien dat de man zijn dochter in de dood had meegenomen. ‘Het is dus niet erg dat ik niet kan wennen…’ ‘De dag dat je niets meer voelt bij het zien van een vermoord kind, kun je beter zelf dood zijn.’ Opeens begreep Nathalie waarom de hoofdcommissaris gezag kon uitoefenen zonder dominant over te komen: hij kon mensen op cruciale ogenblikken laten voelen dat hij ze doorzag en begreep. ‘Dank u,’ zei ze, en ze verliet het kantoor. Hoewel iedereen getraind was om alleen op orders te reageren en andere informatie zo vlug mogelijk te vergeten, was de commotie op de werkvloer niet verdwenen. Er was vastgesteld dat de informatie over de persoon die de fax had verstuurd door de hoofdcommissaris was geblokkeerd – de vraagtekens stonden in ieders ogen. Nathalie liep de gang op. Niemand. Maar in de eetzaal klonk geluid. Bij het espressoapparaat stond commissaris Wuyts. ‘De informatie is beveiligd,’ zei ze. ‘Niemand weet ervan. Er komt een onderzoek.’ ‘Wees er maar zeker van dat er een onderzoek komt.’ Al pratend kneep commissaris Wuyts in zijn plastic bekertje, zodat de koffie over
zijn hand liep. Hoewel de pijn in zijn ogen vlamde, liet hij het bekertje niet vallen.
2
Dirk klopte nogmaals op de deur van de slaapkamer, harder nu. ‘Brit?’ riep hij. Waarom reageerde ze niet? Hij moest zich bedwingen om niet naar binnen te gaan. Als ze naar haar iPod aan het luisteren was, zou ze hem uitmaken voor indringer en naar buiten jagen. En dan had hij evengoed niet kunnen aankloppen. ‘Ga weg,’ klonk het opeens. ‘De tafel is gedekt.’ ‘Ik eet straks wel.’ Hij wist dat hij naar binnen zou moeten gaan en haar tot de orde roepen, maar het zou haar verzet doen toenemen en de kloof tussen hen vergroten. En dat wilde hij niet. Hij vond het al erg genoeg dat ze een vreemde voor hem was geworden. Haar tot zijn vijand maken, wilde hij niet. ‘Is er krabsalade?’ Ze was toch naar buiten gekomen, had haar pyjama nog aan. Hij wilde zeggen dat ze zich eerst moest aankleden, maar slikte zijn woorden in en antwoordde met een hoofdknikje. Ze volgde hem naar de eetkamer. ‘Ga je niet naar de gratis concerten op de Grote Markt luisteren? Er komen groepen optreden waar je fan van bent.’ Zijn poging haar tot een gesprekje te verleiden leek te
doorzichtig, want ze haalde haar schouders op, ging zitten en pakte een boterham, zonder hem ook maar een blik waardig te gunnen. De staande klok sloeg twaalf keer. Dirk controleerde de tijd op zijn horloge. De begeleider had er al moeten zijn. Over anderhalf uur begon het huisconcert en ze moesten nog een generale repetitie houden. Hij haalde zijn gsm uit zijn broekzak. ‘Ik verwachtte al dat je zou bellen,’ klonk het even later aan de andere kant van de lijn. ‘Ik zit vast in het verkeer. De straten rond de Grote Markt zijn autovrij gemaakt voor de 0110-actie.’ ‘Je had via de bovenring moeten komen. Of met de fiets.’ ‘Over een kwartier ben ik er.’ Dirk had een hekel aan artiesten die te laat kwamen. ‘Haast je.’ Hij legde uit dat ze het concerto van Paganini opnieuw moesten doornemen. Het tempo moest worden opgedreven, zeker dat van het allegro. ‘Dat zal niet gaan,’ zei de begeleider, ‘ik kan het niet sneller spelen. En als je niet wat vriendelijker bent, dan keer ik terug naar huis. Het is voor mij ook zondag.’ ‘Ik wacht wel.’ Dirk verbrak de verbinding, legde zijn gsm op de tafel en wreef met zijn handen over zijn gezicht, waarna hij een diepe zucht slaakte. ‘Problemen?’ ‘Dat is het minste wat je kunt zeggen.’ Hij haalde diep adem, schonk zichzelf een kopje koffie in en nam een slokje. ‘Die verdomde begeleider is waarschijnlijk nog niet eens vertrokken.’ ‘Las het huisconcert gewoon af. Je speelt straks toch al in de Blauwe Zaal.’ Dirk besefte nu pas dat zijn dochter niet op de hoogte was van de meest recente gebeurtenissen. Onmiddellijk greep hij haar
nieuwsgierigheid aan. ‘Vorige week heeft de directeur van het conservatorium beslist dat Karl Liebmann in mijn plaats zal spelen. Dit huisconcert is bedoeld als wraak. Ik wil laten horen dat ik het repertoire beter kan spelen dan hij.’ Voor het eerst keek ze hem recht in de ogen. ‘Heb je dan geen contract?’ ‘Oorspronkelijk had het concert helemaal niets met de 0110-actie te maken. Het was gewoon een optreden waar het orkest van het conservatorium mij als solist zou begeleiden. Ik had aangeboden gratis te spelen, als reclame voor de opleiding. Daarom heb ik niets op papier laten zetten.’ ‘Ik begrijp het,’ zei ze. ‘Het concert wordt uitgeroepen tot slot van de 0110-actie, de koningin laat weten dat ze zal komen…’ Ze stopte abrupt met praten, fronste haar voorhoofd. ‘Het houdt geen steek. Waarom zou de directeur je vervangen? Karl Liebmann is toch van een lager niveau?’ ‘Ik begrijp er ook niets van.’ ‘Hij moet een persoonlijke reden hebben,’ zei ze. En ineens werden haar ogen groot. ‘Papa, wat heb je gedaan?’ ‘Niets, ik zweer het.’ ‘Kan niet, je moet weer iets hebben…’ Ze kreeg tranen in haar ogen, gooide haar boterham neer en stond op. ‘Echt niet!’ Hij gebaarde dat ze moest gaan zitten, maar ze bleef hem beschuldigend aankijken. ‘Geloof me toch,’ drong hij aan. ‘Ik weet echt niet wat er aan de hand is. Hij heeft zelfs gedreigd me te ontslaan als ik het huisconcert zou geven.’ Deze nieuwe informatie leek haar te verwarren. ‘Is dat niet onwettig?’ ‘Perfect legaal,’ zei hij. ‘Al tien jaar werk ik in het conservatorium met een tijdelijk contract. Om de drie maanden wordt
het vernieuwd. Door dit systeem te handhaven hoeft het conservatorium minder af te dragen aan de staat en kunnen er meer lessen georganiseerd worden. Ik bouw geen pensioen op, maar klagen helpt niet: er zijn voldoende virtuozen die in de rij staan om les te komen geven.’ ‘Dus als je contract is verlopen, kan hij je gewoon op straat zetten.’ ‘Die macht heeft hij.’ ‘Waarom zou hij dat doen? Je bent een virtuoos met internationale faam.’ Ze kreeg weer tranen in haar ogen. Leek weer te denken dat hij de directeur een reden moest hebben gegeven om hem eruit te zetten. ‘Ik weet het niet, werkelijk niet.’ Het moest eerlijk hebben geklonken, want ze ging opnieuw zitten en at verder van haar boterham. Haar gefronste voorhoofd en starende blik gaven aan dat ze aan het nadenken was. ‘Vertel eens wat meer over Karl Liebmann,’ zei ze na enige tijd. ‘Liebmann bezit zo veel geld dat hij orkesten kan betalen om hem als solist in te zetten. Ook al zijn cd-opnames heeft hij zelf bekostigd.’ ‘Hij moet de directeur hebben omgekocht.’ ‘Daar heb ik ook aan gedacht,’ gaf hij toe. ‘Toch houdt het geen steek, want de raad van bestuur zal hem er bij de volgende vergadering op afrekenen. Hij is zijn eigen baan aan het verliezen.’ Er viel een stilte. Het afgelopen jaar had Dirk met zijn dochter geen gesprekken van deze aard meer gevoerd. Het ontroerde hem dat ze had aangevoeld dat hij haar steun nodig had. ‘Heb je me vergeven?’ vroeg hij. Ze schudde haar hoofd en keek naar haar bord. ‘Maar ik wil dat je weet dat ik je graag ben blijven zien.’
Op de een of andere manier kreeg hij de indruk dat ze afscheid van hem nam. ‘Wil je het huisconcert bijwonen?’ ‘Ik wil je nooit meer horen spelen, dat weet je.’ Ze schoof haar stoel achteruit en stond op. Hij wilde haar tegenhouden, het gesprek terugbrengen op zijn problemen, al was het maar omdat ze hem weer even recht zou aankijken. Maar zijn gsm op de tafel ging over. De begeleider wilde waarschijnlijk laten weten dat hij nog steeds vastzat in het verkeer. Terwijl hij de gsm oppakte, zag Dirk zijn dochter naar buiten glippen. In haar kamer zou ze haar iPod op maximaal volume zetten, zodat ze de generale repetitie en ook het huisconcert niet zou hoeven horen. ‘Ja!’ riep hij tamelijk hard. ‘Schat, ik ben het.’
3
Nathalie kon horen dat haar man geagiteerd was. Maar ze had geen tijd en ook geen zin er aandacht aan te besteden. Sinds hij vorig jaar het geluk van hun dochter had achtergesteld op zijn carrière, had ze geweten dat de enige manier om hun huwelijk te redden erin bestond hem minder te zien. ‘Ik moet een kwartiertje overwerken, en daarna ga ik fitnessen. Ik zal pas laat in de middag thuis zijn.’ ‘Je komt dus niet naar het huisconcert.’ ‘Ik moet me even ontspannen. Mijn hoofd leegmaken.’ Het was een leugen, ze ging helemaal niet fitnessen. Ze was doodop. Een week
lang had ze onafgebroken dienst gehad. Van wacht aan huis was niet veel terecht gekomen. Voordat ze haar straat nog maar had bereikt, was ze alweer opgeroepen. Meer dan wat hazenslaapjes op een van de veldbedjes in de aanpalende ruimte had ze dan ook niet gedaan. ‘Geniet ervan.’ ‘Jij ook,’ zei ze. ‘Succes.’ Ze was zijn studente geweest, later zijn minnares en was uiteindelijk zijn vrouw geworden. Maar ze had het niet aangekund in de schaduw van zijn talent te staan en haar studie opgegeven toen ze zwanger was geworden. Omdat ze zonder diploma geen fatsoenlijk werk had kunnen vinden, had ze aan het externe examen deelgenomen om inspecteur bij de federale politie te worden en was zo politieambtenaar geworden. ‘Hoe is het zover tussen ons kunnen komen?’ vroeg hij. ‘Een andere keer,’ zei ze. ‘Officieel ben ik niet met jou aan het bellen. En zo dadelijk moeten we een belangrijk dossier overdragen aan de nieuwe ploeg.’ ‘Nathalie!’ Commissaris Wuyts stond met rood aangelopen hoofd voor haar. Onmiddellijk verbrak ze de verbinding. ‘Ja, meneer.’ ‘Heb je de minister-president ingelicht?’ ‘Nog niet.’ ‘Doe het. Nu!’ Commissaris Wuyts ging alle bureaus af, stelde vragen en vuurde bevelen af, en dit allemaal in een tempo dat de indruk wekte dat de bom ieder ogenblik kon afgaan. Enkele minuten later maakte hij weer een ronde. ‘Wat is het antwoord van het veiligheidsdetachement? Komt de koningin? Vraag aan de dienst honden steun om het gebouw uit te kammen op explosieven. Zeg wel dat het maar voor de zekerheid is. Ik wil niet dat er iets uitlekt naar de pers. En laat het
parkeerterrein aan de voor- en achterzijde bewaken door geüniformeerde politie. Blijf op de vlakte over de reden van de surveillance. Ik wil een lijst met alle politieke genodigden, waar blijft die?’ Nathalie durfde commissaris Wuyts er niet op te wijzen dat de vervangende ploeg de zaak beter zelf had kunnen opstarten, want nu zou die gebrieft moeten worden, wat meer tijd in beslag zou nemen. ‘Wat is het antwoord van de minister-president?’ Nathalie trok haar hoofd tussen haar schouders en belde Kris Lenaerts. Ze hoefde zelfs niet naar het nummer op haar scherm te kijken, haar vingers drukten uit zichzelf de juiste cijfers in. ‘Met Lenaerts.’ ‘Goedemiddag, met Nathalie Croes.’ ‘Ik ben in een vergadering, ik kan je nu niet te woord staan.’ ‘Het is zakelijk. Ik werk bij de recherche.’ Het bleef stil aan de andere kant van de lijn. Daarom ging ze verder: ‘Er is een melding binnengekomen over een mogelijke bomaanslag tijdens het slotconcert.’ ‘Jullie waren hier toch op voorbereid? Als de koningin komt, dan wil ik niet wegblijven.’ ‘Het veiligheidsdetachement wil pas beslissen nadat het gebouw is uitgekamd.’ ‘Laat me iets weten.’ Ze legde uit dat haar dienst er bijna opzat, maar dat een van haar collega’s hem zeker op de hoogte zou houden, en vroeg hem om niets naar de pers te laten uitlekken. ‘Spreekt voor zich.’ Ze wilde neerleggen, maar de minister-president vervolgde: ‘Je kon er niets aan doen.’ Onmiddellijk wist ze waar hij naar verwees, en vroeg: ‘Hoe gaat
het met hem?’ ‘Zijn toestand is verslechterd. Na de verkiezingen ga ik hem laten opnemen. Hopelijk is het dan nog niet te laat.’ Uit zijn openhartige antwoord leidde ze af dat hij niet in een vergadering zat en vroeg dan ook: ‘Is het zo erg?’ ‘Iedere dag vrees ik voor zijn leven.’ Ze wist waarom hij zijn zoon pas na de verkiezingen wilde laten opnemen. Ook hij stelde zijn carrière boven het welzijn van zijn kind. ‘Weer een persoonlijk gesprek aan het voeren?’ Commissaris Wuyts leek wel een duveltje uit een doosje. ‘Tot later.’ Ze legde neer en richtte zich tot commissaris Wuyts. ‘Ik ken de minister-president van vroeger. Als de koningin komt, zal hij er ook zijn. Hij moet op de hoogte worden gehouden.’ Commissaris Wuyts keek haar geringschattend aan, alsof hij zich afvroeg hoeveel schade zijn promotiekansen hadden geleden door haar de afgelopen twee maanden laatdunkend te behandelen. Uiteindelijk keerde hij zich naar de werkvloer en hief zijn armen in de lucht. Ook de mensen die een dossier aan het doornemen waren, keken op, alsof zijn gebaar hun blik aanzoog. ‘De dovo moet een eenheid paraat houden. De mug moet ook klaarstaan om uit te rijden, zorg dat er meer dan één urgentiearts beschikbaar is. Zoek een plattegrond van het gebouw. En nogmaals: vermijd concrete informatie. Zolang er geen opheldering is over de herkomst van de bommelding, blijft de kans bestaan dat we een schim najagen.’ De deur van de werkvloer ging open. Commissaris Blanquart kwam binnen, gevolgd door twee andere commissarissen en veertien rechercheurs. Het leek wel een peloton. ‘Is hier een bom afgegaan?’ Commissaris Blanquart wees naar de chaos op alle bureaus. Omdat niemand lachte, werd hij onmiddellijk ernstig. Nog geen twee minuten later volgde een briefing waarop iedereen zijn taken overdroeg aan de
nieuwe ploeg. Daarna mochten Nathalie en haar collega’s nog steeds niet weg. Commissaris Blanquart had een gesprek met de hoofdcommissaris. Toen hij naar buiten kwam, stond zijn gezicht bedrukt. ‘Het is perfect mogelijk,’ zei hij, ‘om het computerprogramma te manipuleren dat aangeeft welk faxapparaat intern is gebruikt. Nader onderzoek zal duidelijk moeten maken wie van ons banden heeft met het extremisme.’ Nathalie beschouwde het als een onfortuinlijke speling van het lot dat ze niet in de ploeg van commissaris Blanquart was tewerkgesteld. Zijn witte tanden, kortgeschoren blonde haar en gespierde lichaam maakten hem tot een Hollywoodacteur onder de commissarissen. Dat de vrouwelijke rechercheurs hem op handen droegen, vond ze vanzelfsprekend. Maar waarom de twee andere commissarissen van de ploeg – die meer anciënniteit én ervaring hadden – zich onderdanig opstelden, wist ze niet. ‘Er is meer slecht nieuws.’ Nathalie luisterde opnieuw met aandacht. ‘De afzwaaiende ploeg moet zich paraat houden. Als er inderdaad een bom afgaat, dan moeten we alle vijfendertig in actie schieten. Alle recherchediensten van het land moeten dan gecoördineerd worden. Ga dus naar huis, slaap bij, en zorg dat je gsm onder je hoofdkussen ligt. Ik dank jullie.’ Nathalie hoopte dat er geen bom zou zijn. Over een halfuur had ze een afspraak. Een die ze niet wilde afzeggen. Ze pakte haar handtas en liep naar de lift. Nog voor de deuren zich sloten, kwam commissaris Wuyts aangelopen. Normaal bleef hij nog wat rondhangen op de dienst, hij had niemand om naar terug te keren, dat wist ze van de roddels die de ronde deden. Zijn vrouw was van hem gescheiden en zijn kinderen wilden hem niet meer zien, omdat hij
enkele keren was opgeroepen toen hij juist een afspraak met hen had. ‘Hoe ken je hem?’ vroeg hij, zodra de lift in beweging was gekomen. Ze wist dat hij doelde op de minister-president. Blijkbaar wilde hij de andere collega’s in de lift niet in het gesprek betrekken, dus bleef ze ook op de vlakte. ‘Via mijn dochter.’ Hij knikte, maar kon nog niet begrepen hebben hoe de vork in de steel zat. Ze besloot het uit eigen beweging te vertellen: ‘Mijn dochter en zijn zoon hebben verkering gehad.’ ‘In die zin,’ zei hij. De liftdeuren schoven open. Ze liep in de ondergrondse garage naar haar auto, knikte nog even naar haar collega’s, die vast en zeker zouden zijn komen vragen wie nu eigenlijk die fax had verstuurd als commissaris Wuyts niet naast haar geparkeerd had gestaan. Ze verwachtte dan ook verscheidene telefoontjes zodra ze vertrokken was. Haar gsm piepte twee keer. Het was een sms. Riskeerde nu al iemand ernaar te informeren? Ze had besloten het hoe dan ook niet te vertellen. De hoofdcommissaris zou het haar nooit vergeven, en commissaris Wuyts zou er misschien een geldige reden in vinden om haar te laten ontslaan. Ze las het berichtje. Laten we bij mij thuis afspreken. Er stond een adres onder. Hier kon ze niet op in gaan. Een bepaalde grens wilde ze niet overschrijden. Ze moest hem bellen. Tegelijk wist ze dat hij haar zou overtuigen toch te komen: ze was te moe om weerstand te bieden. ‘Tot straks,’ zei commissaris Wuyts. ‘Laten we hopen tot volgende week.’ Ze opende haar auto en stapte in. ‘Met zo’n instelling kun je beter bij de post gaan werken.’ ‘Zo ken ik je weer.’
Zijn ogen namen haar even nauwlettend op. Ook in haar oren had haar reactie brutaal geklonken, zeker in vergelijking met de manier waarop ze normaal over zich heen liet lopen. Voordat hij haar opnieuw iets kon toewerpen, sloeg ze haar portier dicht, en alsof ze iets wilde duidelijk maken, drukte ze op de automatische vergrendeling.
4
Karl Liebmann zag deSingel al vanaf de ring liggen. Het was een reusachtig gebouw, van bruinwitte steen. ‘Everyone’s corrupt, you should just shut up. Lay down, back off…’ Hij zette de radio zachter en nam de afrit. Hij kende de weg. Het conservatorium was gevestigd in het voorste gedeelte van deSingel. De wirwar van gangen waarop geïsoleerde studiekamertjes uitkwamen, herinnerde hij zich nog goed. Toen hij zich tien jaar geleden als docent had aangeboden, was hij er nauwelijks in geslaagd het kantoor van de directeur te vinden. Hij was niet aangenomen en had er veel voor overgehad om vorige week het telefoontje van diezelfde directeur af te breken met de legendarische woorden van Verdi: ‘Destijds wilde je me niet hebben, nu kun je me niet krijgen.’ Zijn financiële situatie had dit niet toegestaan: zijn familiekapitaal was op. De steevaste kritiek dat hij zijn roem had gekocht, pareerde hij altijd door te beklemtonen dat veel artiesten
geen doorgroeimogelijkheden kregen, hoe groot hun talent ook was. Dat hij zich niet op toeval had moeten verlaten of zich beroepen op de goede wil van vreemden om door te breken, beschouwde hij niet als een schande, maar als een geluk. Toch kon ook hij het gevoel niet van zich afschudden dat hij op de een of andere manier vals had gespeeld. ‘Don’t want to talk about politics. Don’t preach or talk about politics. Don’t…’ Met ronkende motor draaide hij het parkeerterrein op. De Ferrari waarin hij reed, was zo breed dat hij nauwelijks binnen de witte lijnen van het parkeervak paste. Deze knalrode sportwagen was zijn laatste trots. De dag dat hij die moest verkopen, zou hij niet langer kunnen verbergen dat hij blut was. ‘Daar ben je, eindelijk.’ De directeur van het conservatorium kwam aanhollen. Het was een kleine man, met een dikke buik en een kalende schedel. Karl keek op zijn horloge, hij was perfect op tijd. ‘Ik dacht al dat je niet zou komen opdagen.’ De directeur stak hijgend zijn hand uit. ‘Niet iedereen heeft het lef om een week voor datum een concert over te nemen van een andere solist, zeker niet als er Paganini op het repertoire staat.’ ‘Ik heb het concerto ooit al eens gespeeld, anders zou het gekkenwerk zijn.’ Karl schudde de hand, maar vermeldde niet dat hij het stuk niet op volle snelheid wilde opvoeren. Dat zou straks tijdens de generale repetitie met het orkest blijken, maar dan zou hij het contract al op zak hebben. Bovendien zou er geen andere solist beschikbaar zijn om het beter te doen. Dat dacht hij tenminste. ‘Wat is er aan de hand met Dirk Croes? Hij is alleen maar beter geworden met de jaren. Zijn repertoire is wat oubollig, maar dat kan jullie niet uit elkaar hebben gedreven.’ De directeur leek hem niet te hebben gehoord. ‘Volg me naar het
kantoor. En let maar niet op de honden.’ Het viel Karl nu pas op dat de verschillende ogenschijnlijke wandelaars eigenlijk politiemensen in burgerkleding waren, die hun hond aan de auto’s op het parkeerterrein lieten snuffelen. ‘Drugs?’ vroeg hij. ‘Een voorzorgsmaatregel voor straks,’ zei de directeur. ‘De koningin komt.’ Ook in het gebouw merkte Karl meerdere hondenbegeleiders op. ‘Lijkt me een echte zoekactie. Ze speuren toch niet naar lijken? Of explosieven?’ De directeur reageerde niet. Hij probeerde enkele sleutels van zijn sleutelbos uit om de glazen deur te openen die toegang gaf tot het gedeelte waarin het conservatorium was gehuisvest. ‘Waarom wilde Dirk Croes opeens stoppen met lesgeven en het concert afgelasten?’ vroeg hij opnieuw. Aan de telefoon had de directeur de vraag ook al ontweken. ‘Artiesten!’ riep de directeur en hij gooide daarbij zijn korte armen in de lucht, alsof daarmee alles gezegd was. Karl besloot niet verder aan te dringen. Zolang zijn contract sluitend was, kon de carrière van Dirk Croes hem weinig schelen. De directeur opende de deur van zijn kantoor. Op zijn bureau lag een gele map, die hij onmiddellijk opensloeg zodra hij was gaan zitten. Karl had zijn jas niet uitgedaan. Hij wilde de directeur laten aanvoelen dat hij onmiddellijk zou vertrekken als de voorwaarden hem niet aanstonden. ‘Bekijk het maar even.’ De directeur draaide de map om en schoof die naar hem toe. Karl bladerde direct door naar het salaris. Het was meer dan hij had verwacht voor een conservatorium met weinig faam. Hij controleerde vervolgens de contractuele duur: vijf jaar. Om niet te gretig over te komen, deed hij alsof hij de andere
clausules ook las, maar hij had zijn besluit al genomen. ‘Het contract moet nog wel door de raad van bestuur worden goedgekeurd en ondertekend,’ zei de directeur, ‘dus ik kan je nog geen exemplaar meegeven.’ Karl rook onraad. Niet zozeer door de mededeling, maar omdat de stem van de directeur onvast had geklonken. ‘Dus ik speel vanavond gratis een concert, en morgen keurt de raad van bestuur het contract af.’ ‘Natuurlijk niet!’ riep de directeur. ‘Zo mag je niet denken. Je moet vertrouwen hebben. Ze weten van ons onderhoud.’ Hij kwam overeind en boog zich voorover, alsof hij zijn woorden zo kracht wilde bij zetten. ‘Als je wilt, dan spreken we een schadevergoeding af. Of zet ik op papier dat ik het concert zal vergoeden als…’ ‘Hoeft niet.’ Karl pakte een pen uit de houder, en zette zijn handtekening. ‘Ik ga in het hotel wat uitrusten. Om vijf uur kom ik terug voor de generale repetitie. Kom je vanavond luisteren?’ ‘Spreekt voor zich. Het is een eer je als docent te mogen verwelkomen.’ De directeur stak zijn arm over het bureau naar hem toe. Die was zo kort dat Karl overeind moest komen om hem de hand te kunnen schudden. ‘Kom, ik laat je het conservatorium zien.’ Veel zin had Karl niet om de verlaten gangen te bekijken. Hij wilde gaan uitrusten, het repertoire nog eens doornemen. Hij keek op zijn horloge. ‘Ik laat je eerst de Zwarte Zaal zien.’ In de infrastructuur van het gebouw was Karl dan weer wel geïnteresseerd. Hij had gehoord dat het gebouw diverse ruimtes van verschillende afmetingen had, aangepast aan de behoeften van iedere specifieke kunsttak. ‘De Zwarte Zaal is voor ensembles en eenakters. Ook de
eindexamens vinden daar plaats. Meer dan honderd man kan er niet zitten.’ Het zaaltje had zijn naam verdiend, zodra de deur openging, sloeg de somberte Karl tegemoet. De Rode Zaal die achterin het gebouw lag, had dan weer het tegenovergestelde effect op hem. Tevens was hij verbaasd over de talrijke mogelijkheden tot belichting en de diepte van het podium. ‘Voor toneel en dans,’ zei de directeur. ‘Eigenlijk voor alles wat uitgelicht moet worden en een voordoek nodig heeft. Behalve opera natuurlijk, daar is een aparte schouwburg voor in het centrum van de stad.’ Karl voelde zich berusten. Nu hij niet langer geld had om internationale contracten af te kopen, was lesgeven aan dit conservatorium geen slecht alternatief. Als hij een appartementje kocht in het flatgebouw aan de overkant van de straat, kon hij hier een goed bestaan opbouwen. ‘En hier sta jij straks,’ zei de directeur, die hem naar de aanpalende zaal had meegenomen, waarvan alle stoelen blauw waren. ‘En daar…,’ hij wees naar een klein balkon dat boven de eerste rijen aan de rechterzijde uitstak, ‘… zal straks de koningin zitten.’ Karl kon een opwelling van trots niet onderdrukken. Dirk Croes moest gek zijn om deze gelegenheid te laten schieten. Op een cv kon zo’n concert tellen. ‘Wil je echt niet vertellen waarom…’ ‘Je bent nog nieuwsgieriger dan mijn dochter en mijn ex-vrouw samen,’ zei de directeur. ‘Ik kan er niet te veel over vertellen, maar je weet hoe sommige docenten zijn.’ Karl wilde juist om verduidelijking vragen, toen de directeur vervolgde: ‘Hij heeft losse handjes.’ Het was alom bekend dat Dirk Croes met een studente was getrouwd. Dat soort mannen kon het meestal niet laten om na enige
tijd een nieuw slachtoffer uit te pikken. Misschien was deze studente minder gewillig geweest en had hij moeten dreigen haar te laten zakken voor het examen als hij niet onder haar rokje mocht voelen. ‘Komt er een officiële aanklacht?’ ‘Dirk Croes heeft zich uit eigen beweging teruggetrokken en de bestuursraad heeft zijn ontslag aanvaard. T rouwens…’ De directeur keek hem nu recht in de ogen. ‘… dit heb je niet van mij gehoord.’ ‘Ik zwijg als het graf.’ ‘Dat is de bedoeling.’ De directeur stootte een hysterisch lachje uit dat ontaardde in een hoestbui. Als Karl niet beter wist, zou hij denken dat de man zenuwziek was. T ijdens het korte gesprek en de rondleiding had de directeur aan zijn wenkbrauwen zitten pulken, en waren er op zijn kalende kruin zweetdruppels verschenen. ‘Bent u ziek?’ De directeur keek op zijn horloge en bleek de vraag niet te hebben gehoord. ‘Ik moet nog even terug naar mijn kantoor. De uitgang is helemaal aan het einde van deze gang. Je vindt het wel.’ Karl schudde de uitgestoken, klamme hand en keek de directeur na, die zich met zijn korte beentjes wegspoedde in een tempo dat de indruk wekte dat hij ergens te laat voor zou komen. Als hij niet beter wist, dan zou hij nog denken dat de directeur van hem wegvluchtte. Het wantrouwen dat hem daarstraks had aangegrepen kwam weer opzetten. Toch zag hij niet in wat er mis kon gaan. De bestuursleden zouden straks in de zaal zitten. Hij zou het repertoire beter spelen dan je van een solist kon verwachten die maar een week voorbereidingstijd had gekregen. Zijn aanstelling was nog slechts een formaliteit. Of zag hij iets over het hoofd?
5
Nathalie wilde zichzelf niet voorliegen: hij had haar niet alleen op zijn appartement uitgenodigd om samen te lunchen. Misschien was het beter de auto weer te starten en naar huis te rijden. Maar wilde ze dat wel? T ijdens haar studie was haar relatie met Dirk passioneel geweest, maar de vijf jaar dat ze als inspecteur had gewerkt, was ze van hem verwijderd geraakt, en nu ze tot hoofdinspecteur was bevorderd en aangenomen bij de recherche, was ieder raakvlak verloren gegaan. Op zich zou hun verschillende levensstijl geen probleem hoeven te zijn. Maar hij beschouwde haar werk als minderwaardig. Zij was dan weer afkerig geworden van zijn egocentrisme, dat zich vorig jaar ten volle had geuit tijdens het incident met hun dochter. En nu was er nog bij gekomen dat hij het concert niet mocht spelen en ontslagen zou worden. Nathalie wist er het fijne niet van, en betwijfelde of ze het ooit te weten zou komen, maar ze kon zich maar één reden indenken waarom een docent geruisloos werd verwijderd: seksuele intimidatie. Hoewel Dirk had beweerd dat er geen gegronde reden was, en de bestuursleden hem telefonisch hadden verzekerd dat ze de directeur tot de orde zouden roepen als hij zijn beslissing bij de volgende vergadering niet kon motiveren, geloofde ze er niets van. De directeur zou zijn eigen reputatie nooit in de waagschaal stellen. Hij was als een politicus: hij volgde de weg van het grootste voordeel. ‘Blijf je daar nog lang zitten?’ Ze glimlachte voordat ze haar hoofd draaide. Hij moest hebben uitgekeken naar haar komst, het maakte haar blij. Hoelang zou hij haar hebben staan observeren? Ze opende haar raampje en zei: ‘Je zult me over de drempel moeten dragen.’ ‘Dat is toch pas na het huwelijk.’
‘Luiheid is een slechte instelling.’ ‘Wie zegt het?’ Ze was al aan het flirten voordat ze nog maar was uitgestapt. Wat had ze toch? Ze sloot het raampje en stapte uit. ‘Dag Patrick.’ Ze kuste hem op zijn mond. Waarom zou ze twijfelen? Hij was zes jaar jonger dan zij, gespierd, had lang naar achteren gekamd zwart haar en een sexy ringbaardje – hij kon iedereen krijgen, maar verkoos haar. Tegelijk was hij een vreemde, slechts zes keer was ze in het café iets met hem gaan drinken. Wat hij over zichzelf had verteld, hoefde niet waar te zijn. Ze liet zich bij de hand nemen en naar de deur leiden. Het verraste haar dat hij in een appartement woonde. Ze controleerde de namen op de belletjes. ‘Silo nv’ stond er op het bovenste. ‘Aan het werk, rechercheur Croes?’ Hij moest haar blik hebben gevolgd. ‘Het appartement dient om internationale klanten in te laten logeren. Ik woon in Schilde, ik wilde je niet helemaal daar naartoe laten rijden.’ Ze knikte, het appartement was maar een paar straten verwijderd van waar ze woonde, en lag op de weg naar het fitnesscentrum, ideaal voor een geheim rendez-vous. In de lift ging hij achter haar staan, ze kon zijn adem in haar hals voelen. Ze had zin om naar achteren te leunen, maar wilde zich niet te makkelijk aan hem overleveren. Eigenlijk hoopte ze dat hij in het geheel geen avances zou maken, en tegelijk wist ze dat ze zelf de eerste stap niet zou zetten, en ze verlangde wel degelijk naar meer. ‘Een glaasje wijn zal je deugd doen,’ zei hij. Hij opende de deur van het appartement. Het was ingericht als een loft: in het midden stond een gedekte tafel voor twee, in de open keuken kwam stoom uit een pot, in het woonkamergedeelte stond een zwartleren bankstel, dat waarschijnlijk opengeklapt kon worden tot
een bed. Hij had verteld dat hij graan opkocht en over de hele wereld verscheepte naar een afzetmarkt die er iets meer voor wilde betalen dan het land van herkomst. Zijn uiterlijk klopte niet met de zakenman die hij beweerde te zijn, ook zijn taalgebruik sloot er niet bij aan. Hij had iets van een militair, maar dan wel een die gedeserteerd was. ‘Beetje onpersoonlijk, ik weet het.’ Weer moest hij haar blik hebben gevolgd. ‘Wat eten we?’ Ze sloeg haar armen om zijn hals en kuste hem. Op het ogenblik dat hij haar kus wilde beantwoorden, bracht ze haar hoofd naar achteren: ‘Ik heb een dochter.’ Ze had deze informatie voor hem geheim gehouden. Waarom ze er juist nu mee afkwam, wist ze niet. Misschien hoopte ze onbewust dat hij haar zou afstoten, zodat ze toch geen overspel zou plegen. ‘Hoe heet ze?’ ‘Britney, maar we zeggen Brit.’ Hij kuste haar op zijn beurt. Moest hij niet kwaad worden? Als hij een serieuze relatie met haar wilde, zou ook Brit moeten komen inwonen. Dat kon hij toch niet voorzien hebben? Of wilde hij helemaal geen serieuze relatie met haar, was ze maar speelgoed op zijn pad? ‘Ik zou je ouders wel eens willen ontmoeten,’ zei ze. Hij lachte: ‘Wat zou je ervan denken als we eerst eten?’ Hij liet haar los en ging naar de keuken. Ze wilde naar het raam lopen, maar de gedachte dat het appartement maar enkele straten verwijderd was van de plek waar ze woonde, deed haar terugdeinzen. Hierdoor besefte ze dat ze zelf geen serieuze relatie met hem wilde, en eigenlijk maar één ding wenste: dat haar man wat meer aandacht en respect voor haar zou hebben. ‘Nog een paar minuutjes, en dan is het klaar.’
Hij kwam weer achter haar staan, sloeg zijn armen om haar heen en voor ze het wist, hield hij haar borsten vast. Ze behoorde zijn handen weg te slaan, maar ze legde haar hoofd achterover, tegen zijn hals. Ook toen hij haar truitje optilde en eronder tastte, liet ze hem begaan. Alleen vond ze het vervelend dat hij haar naar de eettafel toe draaide: erachter stond een kast met spiegelende deuren. Haar hoofd en benen waren buiten beeld, maar haar ontblote tepels staarden haar aan. ‘Niet doen.’ Ze wilde dat hij ophield met haar naar de tafel te duwen. Haar hoofd kwam nu ook in beeld. Ze was een van de weinige vrouwen die met kort haar sexy stond. Het stak in piekjes alle kanten uit en gaf haar een moderne, losse uitstraling. Toch keek ze niet graag naar zichzelf op dit ogenblik, ook niet naar hem, en zeker niet naar wat hij met haar deed: hij leek haar getuige te willen maken van haar eigen overspel. ‘Stop,’ zei ze nu krachtiger. Hij liet haar borsten los en greep naar de sluiting van haar broek. Voor ze het goed en wel besefte had hij de knoop losgemaakt en de rits omlaag getrokken. ‘Niet zo!’ Ze probeerde hem weg te duwen, maar zijn gespierde armen omsloten haar als een dwangbuis. Pas op het ogenblik dat hij haar broek omlaag wilde trekken, slaagde ze erin zich gedeeltelijk te draaien en met haar elleboog tegen zijn borstbeen te stoten. ‘Ik wil het niet!’ Hij keek geschrokken en bracht zijn hand naar de plek waar ze hem had geraakt. ‘Wat zullen de buren wel niet denken?’ zei hij met een verwrongen glimlachje. ‘De pot op met de buren!’ ‘Daar zeg je wat: ik moet de pot van het vuur halen.’
‘Mijn honger is over.’ Ze liet zich op een stoel aan de tafel zakken. ‘Ik had niet moeten komen, Patrick. Ik kan het niet.’ ‘Ga dan maar weg.’ Ze dacht dat ze hem niet goed verstaan had. Zes weken lang had hij zich voorgedaan als de perfecte man: hij was op de juiste ogenblikken schuchter of juist heel direct geweest, had op geen enkel ogenblik een verkeerde vraag gesteld, had zich nooit opgedrongen, tenzij met humor. De toon die ze meende te hebben opgemerkt, paste niet bij hem. ‘Je pakt het niet goed aan,’ zei ze. ‘Rot op!’ Met zijn donkere haar, zijn gespierde uiterlijk, leek hij voor het eerst op iemand die ze in het donker niet tegen het lijf wilde lopen. De angst dat hij haar zou verkrachten, overviel haar. Ze kon niet ontkennen dat ze uit eigen beweging was gekomen, dus welke rechter zou haar geloven als ze zou beweren… ‘Komt er nog wat van?’ Zijn ogen waren bijna zwart geworden. Zo kwaad kon ze hem toch niet gemaakt hebben? Of was hij iemand die geen afwijzing kon verdragen? ‘Kunnen we er niet over praten?’ Toen hij een stap in haar richting zette en een grijpbeweging maakte, sprong ze op, griste haar tas van de grond en liep naar de deur. Daar draaide ze zich pas om. ‘Wat was je aan het klaarmaken?’ vroeg ze, in de hoop dat hij zijn oude zelf zou terugvinden. Maar zonder glimlach ging hij naar de open keuken, deed het deksel van de pot en kieperde de inhoud in de gootsteen. Ze kon haar ogen niet geloven: meer dan kokend water met kruiden had er niet op het vuur gestaan. De klootzak had haar willen pakken en hoe dan ook de deur wijzen. Hij moest een zieke
geest hebben. Ze had beter naar haar intuïtie moeten luisteren. Vanaf het begin had ze aangevoeld dat er iets niet klopte. Bovendien had ze zichzelf voor de gek gehouden: een knappe kerel kon geen interesse hebben in een getrouwde vrouw die bovendien enkele jaren ouder was, tenzij er een steekje bij hem loszat. De grijns die hij haar opeens toezond, deed haar huiveren. Ze voelde aan dat ervandoor gaan en de deur beneden stevig dichtslaan hem niet voor altijd uit haar leven zou doen verdwijnen. Toch draaide ze zich om, en terwijl tranen over haar wangen liepen, snelde ze de trap af en haastte zich naar haar auto. Hij was haar niet gevolgd: ze zag hem boven bij het raam staan, roerloos, als een duivel.
6
Ze was zo opvallend sexy dat de hondenbegeleiders die aan het einde van het parkeerterrein waren gekomen haar toch onmiddellijk opmerkten toen ze uit het gebouw kwam gelopen. Haar bijna witte haren hingen tot ver over haar schouders, haar boezem leek uit haar topje – die haar buik bloot liet – te barsten. Ze droeg een kort afgesneden spijkerbroekje en witte laarzen met naaldhakken, die haar bruingebrande huid en helblauwe ogen extra deden uitkomen. Haar wespentaille benadrukte haar strakke kont. Het meest opmerkelijke was echter dat ze er extreem afgetraind uitzag: haar buikspieren waren als golven die haar navel tot een eiland maakten, en haar schouders waren zo wijd dat het vleugels leken. Ook de geüniformeerde agenten, die in een combi bij de slagboom
aan de uitgang van het parkeerterrein hadden postgevat en hadden zitten wachten tot de hondenbegeleiders dicht genoeg waren genaderd om hen uit te horen over de reden van de zoekactie, konden hun ogen niet van haar afhouden. Met wiebelende pas liep ze naar de Ferrari, streek even met haar vingers over de rode lak en verbrijzelde opeens met een zijwaartse trap het raampje aan de bestuurskant. Hoewel het alarm afging en de lichten knipperden, boog ze zich gracieus door het kapotte raampje, en enkele ogenblikken later klikte de bagageruimte open. De agenten stapten uit, de hondenbegeleiders verstarden. Als ze niet vriendelijk naar hen had gelachen en haar schouders verontschuldigend had opgehaald, dan zouden ze haar ongetwijfeld met zijn allen hebben ingerekend. Dat geen van hen haar zelfs maar toeriep dat ze moest blijven staan en haar daad legitimeren, kwam omdat ze uit de bagageruimte weliswaar een zwarte vioolkoffer haalde, maar er niet mee wegvluchtte: ze liep met dezelfde wiegende heupcadans als ze gekomen was, het gebouw weer in. Toen enkele seconden later het alarm ophield en de lichten van de Ferrari weer doofden, leek de hele scène niet te hebben plaatsgehad.
7
Om er zeker van te zijn dat zijn woede niet op zijn gezicht gedrukt stond, opende Dirk de deur pas nadat hij in de gangspiegel even zijn gelaatstrekken had gecontroleerd. Hij zag er vermoeid uit en tegelijk gespannen, maar dat hij de begeleider zou kunnen aanvliegen, bleef volledig onderhuids. Hij opende de deur met een geforceerd glimlachje,
en was verbaasd een oude man met een potsierlijk hoedje en een regenjas te zien staan. ‘Goedendag, ik ben privédetective. Kan ik u even spreken?’ ‘Waarover?’ ‘Uw vrouw. Mag ik binnenkomen?’ Dirk spiedde de straat af op zoek naar een verborgen camera, maar op een dame met een hondje en een passerende auto na, was er niemand te zien. ‘Over mijn vrouw?’ Hij verwachtte dat de man een vergrootglas uit zijn zak zou halen en vervolgens uitroepen dat het een grap was, maar hij keek ernstiger dan tevoren. ‘Natuurlijk, komt u binnen,’ zei Dirk dan ook. ‘Maar ik verwacht iemand, ik heb niet veel tijd.’ ‘Ik zal het kort houden.’ Dirk ging de man voor naar de woonkamer, liet hem plaatsnemen in een fauteuil. Nieuwsgierigheid en onrust vermengden zich. ‘Laat me mezelf even voorstellen,’ zei de man, die zijn hoedje afnam en zijn grijze haardos met zijn andere hand platstreek. ‘Ik was vroeger inspecteur. Nu ik met pensioen ben, bied ik mijn diensten aan als privédetective.’ Uit het borstzakje van zijn regenjas haalde hij een businesskaartje en legde het ondersteboven op de salontafel, zodat Dirk zich maar naar voren hoefde te buigen om het te kunnen lezen. Bovenaan stond Jansen en Jansens, gevolgd door een telefoonnummer. Daaronder waren twee bolhoeden afgebeeld. ‘Hopelijk zijn uw prestaties indrukwekkender dan die van de gelijknamige stripfiguren,’ zei Dirk, maar hij glimlachte er niet bij. Hij vroeg zich af of er een verband was met het werk dat Nathalie momenteel deed, en of hij wel informatie over haar mocht geven, laat staan over haar werk, want de onderzoeksmethoden van de recherche, zeker de specifieke uitvoering ervan, waren geheim. ‘Ik ben niet zomaar een privédetective,’ zei de man
onverstoorbaar. ‘Ik kan niet geconsulteerd worden, ik consulteer zelf mensen.’ Hij ging een beetje verzitten en schraapte zijn keel. ‘Wat uw vrouw betreft: ik heb vastgesteld dat ze in het fitnesscentrum, waar ik ook iedere week kom, een vriendschapsband is aangegaan met een jongeman. Op de uren dat ze vroeger kwam sporten daagt ze nooit meer op, en hij ook niet. Via haar lidnummer ben ik haar naam te weten gekomen en in de database van de politie heb ik een ex-collega laten opzoeken met wie ze getrouwd was.’ De privédetective keek hem nu recht in de ogen. ‘Ik ben hier om te vragen of ik u het bewijs mag leveren van haar ontrouw.’ Dirk hapte even naar adem en schudde vervolgens heftig zijn hoofd, alsof hij de woorden die zijn oren waren binnengedrongen er weer uit wilde schudden. ‘Nathalie, nee, dat kan niet,’ bracht hij uit. ‘Ontkenning is de eerste fase.’ Uit de binnenzak van zijn jas haalde de privédetective een envelop. Voordat Dirk de vraag had gekregen of hij de inhoud wilde zien, werden voor zijn neus enkele foto’s uitgespreid waarop Nathalie in een gesprek verwikkeld was met een gespierde kerel. ‘Er moet een verklaring voor zijn.’ ‘Privédetective zijn, is mijn hobby, niet mijn werk. Ik speur alleen nog waar ik iets denk te zullen vinden. Waarom geeft u me niet de tijd om enkele foto’s te maken waarin ik uw vrouw en deze man in een iets intiemere positie vastleg. De afbeeldingen hier op tafel vormen geen sluitend bewijs van haar ontrouw: ze kan eenvoudigweg stellen dat de man haar een paar keer heeft aangesproken, en dat ze hem voor de rest niet kent.’ Dirk had tijd nodig om alle informatie te verwerken. Was het mogelijk dat Nathalie hem bedroog? Hij had weinig aandacht aan haar besteed, zeker de laatste weken. Had zelfs zo goed als niets over haar nieuwe werk gevraagd. Ze kon perfect op de avonden dat ze
zogenaamd opgeroepen werd voor een dringende zaak met deze kerel hebben afgesproken. Zelfs nu ze zogenaamd aan het fitnessen was, kon ze met hem een rendez-vous hebben. ‘Doe geen ondoordachte dingen,’ zei de privédetective. Dirk merkte nu pas dat hij zijn gsm uit zijn broekzak had gehaald en van plan was geweest haar te bellen. Hij stak hem weer weg en ging opnieuw zitten. ‘Als ik het bewijs heb, dan bel ik u, en dan betaalt u mij voor het gepresteerde werk. Als ik op niets verdachts stuit, dan hoort u nooit meer iets van me.’ ‘Hoeveel vraagt u?’ De privédetective noemde een hoog bedrag. Dirk had zin de man bij de kraag te vatten en de deur uit te smijten. Wie vulde zijn pensioen nu met het wroeten in andermans privéleven? Tegelijk wist hij dat hij zijn opwellende haat voor Nathalie moest bewaren: zij bedroog hem, niet deze bejaarde man. ‘Ik ben u zeer erkentelijk,’ zei hij dan ook. ‘Het is vreemd dat ik hier zomaar binnenval, dat besef ik al te goed,’ zei de privédetective. ‘Mijn hele loopbaan heb ik het onzinnig gevonden om in een kantoor te gaan zitten wachten tot er zich iets voordoet wat speurwerk vereist. Elke dag wandelen er potentiële zaken je neus voorbij. Toen uw vrouw inging op de avances van die kerel, en ik zag dat ze een trouwring droeg, wist ik genoeg.’ Dirk had zijn trouwring nooit om, want zijn vingers zwollen op wanneer hij lange tijd viool speelde. Nathalie was haar trouwring opnieuw gaan dragen om haantjes bij de recherche op afstand te houden. Nu bleek juist dit haar verraden te hebben. ‘U hebt een scherp oog,’ zei Dirk, die het kaartje van de man in het borstzakje van zijn overhemd stak en zijn eigen telefoonnummer op een briefje schreef. ‘Zodra u iets weet, hoor ik het graag. Uw prijs
is geen probleem voor mij.’ Dirk ging de man voor naar de deur en stak zijn hand uit. ‘Meneer Jansen en Jansens, het was me een genoegen.’ ‘Ik heet echt Jansens,’ zei de man, die nog geen enkele keer had geglimlacht en dat ook nu niet deed. Dirk vroeg zich af bij welke dienst hij inspecteur was geweest, maar kon de vraag niet stellen, omdat er werd gebeld. Hij trok de deur open: de begeleider stond met een schuldbewust lachje op de stoep. ‘Tot ziens.’ De privédetective stapte naar buiten, zette zijn potsierlijke hoedje op en knoopte zijn jas dicht, waarna hij wegwandelde. De begeleider keek hem met opgetrokken wenkbrauwen na. ‘Wie was dat?’ ‘Een privédetective, hij onderzoekt het overspel van mijn vrouw.’ De begeleider lachte hard en net iets te lang, was waarschijnlijk opgelucht dat het feit dat hij drie kwartier te laat was geen onderwerp van gesprek vormde. Dirk sloot de deur en liep voor hem uit naar de woonkamer. De foto’s waren verdwenen. De privédetective was een professional. Dirk wist dat hij in de verleiding zou zijn gekomen om Nathalie ermee te confronteren. Nu had hij niets dan het ongeloofwaardige verhaal over een privédetective die zogenaamd uit eigen beweging was langsgekomen. ‘Iets drinken?’ De begeleider was naar de vleugelpiano gelopen, had de partituren uit zijn rugzakje gehaald en op de muziekstandaard gezet, en was gaan zitten. Zijn handen rustten op het klavier, klaar voor de ouverture. Verbaasd keek hij op. ‘Paganini kan nog wel wat langer wachten,’ zei Dirk. ‘En de verloren tijd halen we wel weer in, want we gaan het stuk sneller
spelen dan ooit.’ Hij liet het als scherts klinken, want hij was niet langer van plan om het tempo op te drijven. Zijn keel was droog geworden, zijn handen trilden. Als hij niet van zich af kon zetten dat zijn vrouw op dit ogenblik een onstuimig rendez-vous had, dan zou het concert op niets uitdraaien. Maar kon hij dat wel vergeten?
8
Karl kon zijn ogen niet geloven: het raampje van zijn Ferrari was stuk. Hij keek naar de twee geüniformeerde agenten die aan het einde van het parkeerterrein in gesprek waren met enkele hondenbegeleiders en nonchalant tegen hun combi stonden geleund. Zij moesten hebben gezien wie het had gedaan, kon niet anders. Hij wilde naar hen toelopen, maar opeens herinnerde hij zich zijn viool. Hij drukte op de automatische ontgrendeling en de bagageruimte klikte open. Zijn hart sloeg over. Zijn viool! Dit kon niet waar zijn! Hij keek om zich heen, zag niemand met de instrumentenkoffer lopen. Zonder de bagageruimte zelfs maar dicht te doen, liep hij over het parkeerterrein naar de agenten. ‘Mijn viool is gestolen,’ zei hij. ‘Het raampje is stuk.’ Hij hijgde, hoopte dat ze hem snel zouden helpen, maar ze onderbraken slechts hun gesprek en keken hem fronsend aan. ‘Jullie moeten toch iemand gezien hebben, het alarm moet zijn afgegaan. Mijn viool is weg, dit is een ramp.’ Ze bleven hem aanstaren. ‘Jullie zijn toch van de politie?’
‘Uw viool is dus gestolen,’ zei nu een van de geüniformeerde agenten. ‘Ze zat in een koffer.’ ‘Een zwarte?’ ‘Hebt u…’ ‘U zult de politie moeten bellen.’ Karl begreep het niet. ‘Maar jullie zijn toch…’ ‘Wij moeten het parkeerterrein in de gaten houden. We kunnen niet ondertussen ook nog een diefstal gaan afhandelen.’ Weer was Karl in verwarring. ‘Hebben jullie gezien wie mijn viool heeft gestolen?’ ‘Een blonde vrouw, een stoot van een meid. Ze trapte het raampje in. Het ging allemaal heel snel.’ Terwijl de agent het uitlegde, liepen de hondenbegeleiders naar hun auto’s die enkele parkeervakken verderop stonden, en begonnen de honden in de aanhangwagens te laden. ‘Waar is ze?’ vroeg Karl. ‘Weg, weer het gebouw in gelopen,’ zei de agent. ‘Hebben jullie haar niet tegengehouden?’ Karl voelde dat hij op het punt stond hysterisch te worden. Zijn stem was ongewoon hoog en hij maakte bij ieder woord alsmaar wildere gebaren. ‘We wisten niet dat ze de viool wilde stelen.’ ‘Wij dachten dat ze haar sleutel kwijt was en dringend in de kofferbak moest zijn,’ viel zijn collega hem bij. ‘Ze leek niet op een dievegge.’ ‘Dit kan niet!’ riep Karl uit, en hij gooide zijn armen erbij in de lucht. ‘Jullie hebben haar met mijn viool zien weglopen!’ Hij zette een paar passen naar achteren, keek verwilderd om zich heen. ‘Ze is gewoon naar binnen gegaan, ze kan niet ver zijn.’ De agenten leken bereid hun surveillancepost te verlaten. De
hondenbegeleiders leken met de hele zaak verlegen te zitten en zich zo snel mogelijk uit de voeten te willen maken, want ze keken niet op of om terwijl ze de aanhangwagens afsloten. Karl liep naar de ingang van het gebouw, waar hij in de hal vol ongeduld op de agenten wachtte. ‘Neem jij links, en jij rechts,’ instrueerde hij hen. ‘Ik loop naar de uitgang aan de achterzijde.’ ‘Daar staan onze collega’s,’ zei een van hen. ‘Momentje.’ Hij pakte zijn walkietalkie. ‘George, heb jij een blonde stoot zien voorbijlopen met een zwarte koffer?’ Er klonk wat geruis, en even dacht Karl dat er niemand zou reageren, maar toen klonk er: ‘Ik geniet nog na.’ ‘In die koffer zit een gestolen viool. Is ze daar nog?’ Er klonk wat geroezemoes. De agent aan de andere kant zei duidelijk iets tegen zijn collega. ‘We zoeken het uit,’ klonk het even later. Het bleef een halve minuut stil. ‘Nergens meer te bekennen,’ was het verdict. Karl zonk neer op de trap in de grote hal, zijn lichaam trilde. Hoe hadden die agenten zijn viool voor hun ogen uit zijn auto kunnen laten stelen? Hij zou een klacht indienen. ‘Wat is hier aan de hand?’ Een hondenbegeleider die nog in het gebouw was geweest, kwam voorbij. ‘Mijn viool is gestolen. Ik moet straks voor de koningin spelen. Nu gaat het niet door.’ Bij het woord ‘koningin’ ging er een zichtbare vonk door de geüniformeerde agenten. ‘Dat lijkt me een zaak voor de recherche,’ zei de hondenbegeleider. ‘Loopt u even mee naar de auto aan het einde van de parkeerplaats, dan sein ik het naar hen door.’ De man keerde zich nu naar de agenten. ‘Hebben jullie niets gezien?’ ‘Wij en ook jouw collega’s zagen het gebeuren. Het was pure bluf.
Een moordgriet kwam naar buiten gelopen, trapte het raampje in, trok de bagageklep open en liep op haar naaldhakken heupwiegend weer naar binnen.’ ‘Dan moet ze nog in het gebouw zijn.’ De hondenbegeleider gaf een rukje aan de riem waaraan de zittende herdershond vastzat en het beest veerde meteen op. ‘Ze is langs de achterzijde weggevlucht.’ Op de een of andere manier leek de hondenbegeleider nu ook zijn interesse te verliezen. Hij vroeg aan Karl hoe hij heette en wat zijn telefoonnummer was en beloofde de recherche op de hoogte te stellen. Hij zei er wel bij dat die niet zou gaan speuren naar de viool, maar alleen zou nagaan of er een verband was met het feit dat hij de solist was van het concert waarbij de koningin aanwezig zou zijn. ‘Om eerlijk te zijn,’ besloot de hondenbegeleider. ‘Je moet de politie opbellen, want de recherche zal de diefstal klasseren.’ ‘U begrijpt het niet,’ zei Karl. ‘Ik kan vanavond niet optreden, jullie zoekactie naar om het even wat, de surveillance – alles is voor niets geweest.’ ‘Er zal toch wel een andere viool zijn waar u straks op kunt spelen?’ Karl kon onmogelijk uitleggen dat iedere viool een andere afmeting had. De afstand tussen de noten verschilde bijgevolg enkele millimeters van viool tot viool. In korte tijd kon hij nooit wennen aan dat verschil en toonzuiverheid garanderen. Bovendien was de kam van sommige instrumenten hoger, waardoor het nodig was om harder op de snaren te drukken, want ze zweefden iets hoger boven de toets. Ook daaraan moest hij de tijd krijgen om te wennen. ‘Waar gaan jullie naar toe?’ De agenten en de hondenbegeleider hadden zich omgedraaid en liepen naar de uitgang.
‘Doe gewoon een aangifte,’ zei een van de agenten die zijn pas inhield en zich gedeeltelijk omdraaide. De andere liep gewoon verder, hij was in zijn walkietalkie grapjes over de blonde dievegge aan het maken tegen zijn collega’s op de parkeerplaats aan de achterzijde. ‘Ik kan toch niet naar de politie bellen, jullie zijn de politie!’ Dat leek te helpen, de tweede agent hield ook zijn pas in. Alleen de hondenbegeleider liep naar buiten. ‘Kijk,’ zei de agent die al het vaakst het woord had genomen. ‘Die viool zal wel verzekerd zijn en die Ferrari ook, dus waar maak je je druk over? Straks gaan we nog denken dat je die blondine zelf hebt ingehuurd, zodat je het verzekeringsgeld zou kunnen opstrijken. Want één ding was duidelijk: hoe zij zich gedroeg, dat was doorgestoken kaart. En hoe komt het dat je niet op het autoalarm hebt gereageerd? Het was zo luid dat de honden ervan in elkaar krompen en bewoners van het flatgebouw aan de overkant aan hun raam kwamen kijken. Je bent een muzikant: doof zul je dus wel niet zijn.’ Karl kreeg een vreemde gewaarwording. In zijn hoofd hoorde hij de slogan van de politie weerklinken: ‘De politie, uw vriend.’ Hij was totaal overweldigd door de beschuldiging. ‘Het is goed,’ zei hij dan ook. ‘Ik bel de politie wel.’ De agenten bleven nog even staan, alsof ze hem wilden inpeperen dat hij maar beter geen slecht woord over hen kon zeggen en gingen toen heen. Karl toetste met trillende vingers het alarmnummer in. Een vriendelijke stem vroeg hem: ‘Kan ik u helpen?’ In het kort schetste hij de situatie. ‘Bent u gewond?’ ‘Alleen mijn viool is weg, en het raampje is stuk.’ ‘Voor diefstallen rijden we niet uit. Kunt u op het kantoor aangifte komen doen?’
Hij was verbluft. ‘Waar?’ vroeg hij, maar hij noteerde het adres van het wijkkantoor niet. Nadat hij had neergelegd, begon hij te huilen. De viool had een unieke klank gehad: zijn stijl, zijn voorkomen – alles hing ermee samen. Een nieuwe viool betekende dat hij een nieuwe identiteit moest opbouwen. Dat kon jaren in beslag nemen, hij zou publiek verliezen, nieuwe luisteraars voor zich moeten winnen. Het was niet zomaar een viool geweest, het was zijn leven. Het gerinkel van een sleutelbos deed hem opkijken. Boven aan de trap was de directeur de glazen toegangsdeur van het conservatorium aan het afsluiten. Karl veerde overeind. Hij moest de directeur inlichten dat het concert niet door kon gaan. Met knikkende knieën en een hart dat nog in zijn keel klopte, liep hij de trap op. Voordat hij de man aansprak, die weer meerdere sleutels aan het uitproberen was, realiseerde hij zich dat hij het alarm van zijn Ferrari niet had gehoord omdat hij op rondleiding door het gebouw was geweest.
9
Het huisconcert verliep totaal anders dan Dirk had verwacht: hij speelde beter dan ooit. Bij het concerto van Paganini vlogen zijn vingers zelfs over de snaren. Hij hoefde ze niet eens naar de juiste noten te leiden, ze voerden zelf alle grepen perfect uit. En ook zijn strijkstok hoefde hij niet te sturen: zijn arm maakte de bewegingen automatisch. Dit alles gaf hem het gevoel niet zelf te spelen, slechts toeschouwer te zijn van zijn eigen talent.
‘Bravo!’ riepen de toehoorders op de meest onstuimige passages. Dirk wist dat deze spontane uitingen van bewondering niet alleen zíjn spel betroffen. De begeleider leek iets goed te willen maken en hierdoor zichzelf eveneens te overtreffen: zijn vingers vlogen over het klavier. De akkoorden klonken ritmisch, de loopjes waren perfect uitgebalanceerd. Nu wist Dirk weer waarom hij deze jongeman en geen andere als begeleider had gewild: hij was een genie. ‘Allemaal bedankt voor jullie komst,’ zei hij toen na het slotakkoord een enthousiast applaus had geklonken, waar weliswaar gaten in hadden gezeten, omdat er maar tien studenten in zijn woonkamer aanwezig waren, waar hij dan nog zelf les aan gaf. Geen enkele docent was komen opdagen. Waarschijnlijk wilden ze zich niet compromitteren. Allemaal moesten ze denken dat hij iets had uitgevreten om de directeur zover te krijgen hem het slotconcert niet te laten spelen. Ook van de pers was er niemand aanwezig. Dat was minder verwonderlijk: de journalisten hadden hun handen vol aan het verslaan van de popconcerten in verband met de 0110-actie op de Grote Markt. Toch gaf het hem een wrang gevoel zijn beste concert ooit voor zijn eigen studenten te hebben gespeeld. Hij veronderstelde zelfs dat de meesten alleen maar waren gekomen om hem niet voor het hoofd te stoten of hun slaagkansen te vergroten. ‘Gefeliciteerd.’ ‘Wonderlijk, werkelijk.’ Hij schudde de uitgestoken handen, glimlachte. Hij zag hoe sommigen nog een glaasje dronken, maar echt tot een gesprek kwam het met niemand. Zijn reputatie had hier natuurlijk mee te maken: sinds hij met Nathalie was getrouwd, gedroeg hij zich redelijk hautain om geïnteresseerde studentes op afstand te houden. ‘Alles is vergeven,’ zei hij tegen de begeleider. ‘Ontzettend bedankt.’
Het moest oprecht hebben geklonken, want hij zag de jongeman stralen van genoegdoening. Misschien zouden ze tot een persoonlijk gesprekje zijn gekomen als Nathalie niet was thuisgekomen. Ze liet haar sporttas in de hal neerploffen en betrad de woonkamer met een gezicht dat zo somber stond, dat de schaarse gasten zich onmiddellijk ongewenst voelden. Omdat ze ook haar handtas neergooide, in de fauteuil achterover ging liggen en haar hand naar haar voorhoofd bracht, ging iedereen zachter praten en ontstond er een spontane leegloop. ‘Lekker gesport?’ vroeg hij. Ze moest in gedachten verzonken zijn geweest, want ineens zei ze: ‘Wat? Natuurlijk! Helemaal afgepeigerd.’ Ze had hem daarbij niet aangekeken. Normaal zou Dirk hier niets achter hebben gezocht, maar hij zag het nu als een schuldbekentenis. ‘Hopelijk tot ziens.’ De begeleider had zijn partituren in zijn rugzakje opgeborgen en stak zijn hand op bij de deur. Dirk had hem willen uitlaten, hem nog eens extra bedanken, maar Nathalie zei: ‘Laten we iets gaan doen, maakt niet uit wat, zolang het maar buiten is. Ik heb frisse lucht nodig.’ Ze stond op, pakte haar handtas en leek zich nu pas te realiseren dat een paar studentes nog niet vertrokken waren. Alsof alle kracht uit haar vloeide, liet ze zich weer neervallen. ‘Breng me eens een glas water.’ Toen hij terugkwam uit de keuken, zag hij ook de studentes naar de hal verdwijnen. Ze wisten niet dat hij maandag geen les meer zou komen geven. Hij had hen niet ingelicht, omdat hij had verondersteld dat de directeur zich zou bedenken. ‘Komt er nog wat van?’ Nathalie rukte het glas bijna uit zijn handen. Hij plaatste zijn handen in zijn heupen, klaar om haar uit te kafferen, maar zijn gsm trilde. Hij controleerde het nummer en liep
onmiddellijk de hal in, sloot zelfs de tussendeur. ‘Ja?’ zei hij zacht. ‘Ik heb het bewijs,’ klonk het aan de andere kant. ‘Nu al?’ Dirk kon er niet bij dat de privédetective in één uur tijd het werk had geklaard. ‘Ik had mijn collega al op pad gestuurd, hij heeft uw vrouw door het raam kunnen fotograferen. De foto’s zijn onthullend, geen verhaal tegen mogelijk.’ ‘Dus ze is niet gaan fitnessen,’ zei Dirk. ‘Mijn collega is haar van haar werk gevolgd. Ze is rechtstreeks naar de woning gereden.’ ‘Waar was het? Wie is die verdomde minnaar?’ ‘Dat kan ik u niet zeggen, dat moet u maar aan haar vragen. Maar de foto’s kunt u op mijn bureau komen afhalen. Op mijn kaartje staat het adres.’ Dirk viste het businesskaartje uit het borstzakje van zijn overhemd. Het adres op de achterzijde bleek bijna om de hoek. ‘Wanneer mag ik komen?’ ‘Laten we de zaak nu regelen. Ik wacht op u. Vergeet niet om cash geld mee te brengen.’ ‘Ogenblikje.’ Dirk liep naar de sporttas en deed die open. Hij nam de kleding eruit, voelde en rook eraan. De stof was droog, had geen zweetgeur – Nathalie had hem bedrogen. ‘Over een kwartiertje ben ik bij u.’ Hij stak zijn gsm weg, sloot de sporttas en liep de woonkamer in. Nathalie lag nog steeds onderuit, maar haar humeur was honderdtachtig graden gedraaid. ‘Kom eens even bij me zitten.’ Hij bleef staan. ‘Toe.’ Ze klopte op de lege plek naast haar. Omdat hij niet reageerde, stond ze op, greep hem bij zijn heupen
vast en bracht haar neuspunt tegen die van hem. ‘Laten we een uitstapje maken. Het is lang geleden dat we samen iets hebben ondernomen, een plek hebben opgezocht om eens goed te praten, dingen te beleven.’ ‘Ben je dan niet moe?’ ‘Compleet uitgeput. Maar anders komt het er gewoon niet van. Laten we gaan. Ons gevoel volgen.’ ‘Ik kan niet, ik heb een afspraak.’ Ze liet hem los, keek vragend. Hij liep de hal in, pakte zijn jas en autosleutels, en opende de deur. ‘Mag ik weten waar je naartoe gaat?’ Hij sloeg de deur dicht en tastte naar zijn achterzak om er zeker van te zijn dat hij zijn portefeuille bij zich had. In de auto controleerde hij ook nog even of zijn betaalkaart erin zat, negeerde Nathalie die hem van achter het raam gadesloeg, en reed naar de dichtstbijzijnde bankautomaat om een bedrag af te halen dat exact overeenkwam met de maximale afhaallimiet per dag. Het leek haast alsof het tarief van de privédetective daarop berekend was.
10
Zondag was de enige dag dat Michael Hanssen zijn gsm niet opnam en de deur niet opende wanneer er werd aangebeld. Dat deed hij om zich ten volle te kunnen concentreren op spoedherstellingen van strijkinstrumenten die toebehoorden aan muzikanten die van optreden en lesgeven hun broodwinning hadden gemaakt.
Omdat zijn gsm overging en er tegelijk aanhoudend aan de deur werd gebeld, onderbrak hij zijn werk toch. Eerst controleerde hij het nummer op zijn gsm. Kende hij niet. Hij wachtte tot het gerinkel stopte, voordat hij naar het raam ging en het gordijn een stukje wegschoof. Hij kon zijn ogen nauwelijks geloven: op de stoep stond een blonde stoot van een kaliber zoals hij er zelden een had gezien. Ze had bruingebrande benen, droeg lange witleren laarzen met naaldhakken en een topje dat haar gespierde armen en buikspieren vrijliet, en ze had een boezem die zo omvangrijk was dat zijn blik daar als eerste naartoe was gegleden. Zelf was hij maar een schriel mannetje, met een bleke huid en vaalgrijze ogen. Zijn enige trots, zijn donkerblonde krullen, die hem als kind op een engel hadden doen lijken, waren uitgezakt, hadden een vaalbruine kleur gekregen en waren in die mate uitgedund dat zijn schedel te zien was. ‘Doe open! Ik weet dat je er bent.’ Waarschijnlijk speelde ze in een of ander showorkest. Iemand moest op haar instrument zijn gaan zitten, of misschien had ze het laten vallen. Zelfs een dag werk zou niet volstaan om haar uit de nood te helpen. Dat kon hij zich nu niet permitteren. Ze was geen soliste, dat wist hij zeker, want hij kende alle belangrijke musici. Ze moest haar beurt maar afwachten, sterker nog: als zijn atelier open was voor publiek, moest ze maar terugkomen. De openingstijden stonden op het deurplaatje naast de bel. Ze kon er onmogelijk naast kijken. ‘Het is dringend! Ik betaal goed.’ Ze trommelde met haar vuisten op de deur. Ze leek wel buiten zinnen. De buren zouden komen kijken wat er aan de hand was. Hij moest haar kalmeren. Met snelle pas liep hij naar de gang en rukte de deur open. ‘Mevrouw, wilt u stoppen…’ Ze stapte naar binnen en duwde hem met gestrekte arm naar achteren. Ze was nog sterker dan ze eruit had gezien.
‘U moet een andere keer…’ Met haar vrije arm sloeg ze de deur dicht. Omdat ze de zwarte instrumentenkoffer – die aan haar schouder had gehangen – vervolgens neerzette, kreeg hij de kans een paar passen achteruit te zetten en enige afstand te scheppen. ‘Dit kan echt niet. Het is mijn vrije dag.’ ‘Zeur niet.’ Ze kwam op hem af en even dacht hij dat ze hem weer wilde wegstoten, maar haar hand bleek slechts bedoeld om zijn blik af te leiden: haar voet trof hem recht in zijn kruis. Hij zonk neer, kon opeens geen adem meer halen. ‘Jij gaat alles doen wat ik zeg, anders breek ik je vingers, en dan is het gedaan met instrumenten herstellen, laat staan bouwen.’ Hij keek omhoog, kon haar gezicht niet zien omdat haar boezem in de weg zat. Het maakte haar weer tot vrouw, iets wat hij spontaan associeerde met een vorm van hulpeloosheid. Hij vatte dan ook weer moed: ‘Blijf toch rustig.’ Ze knielde, sloeg hem met haar vlakke hand op zijn wang alsof hij een stoute jongen was en trok hem vervolgens overeind. Terwijl ze hem het atelier in duwde, bleef ze contact met zijn lichaam houden, alsof ze voortdurend wilde weten waar hij zich bevond. Ze moest gevechtstraining hebben gevolgd. Maar niet alleen die vaststelling zorgde ervoor dat Hanssen gedwee aan zijn werktafel ging zitten, zijn benen voelden als was, zijn ademhaling was op holgeslagen en hij had het gevoel ieder ogenblik de controle over zijn blaas te zullen verliezen. ‘Ik zal uw viool herstellen, vandaag nog.’ De vrouw haalde uit haar kort afgesneden spijkerbroekje een paar handboeien tevoorschijn en klonk zijn rechterpols vast aan de stoel. ‘Voorlopig hoef je alleen een telefoontje te beantwoorden,’ zei ze met een stem die tamelijk laag, zelfs schurend klonk, alsof ze in het
verleden vaak veelvuldig en hard had moeten schreeuwen. ‘En daarna heb ik nog een ander klusje voor je.’ Opeens zag hij geen violiste van een showorkest meer in haar. Eerder iemand die voor een of andere veiligheidsdienst werkte en zich in een uitdagende outfit had gestoken om hem te misleiden. Haar hand ging naar zijn broekzak. Ze haalde zijn gsm eruit en legde die op de werktafel. ‘Over een kwartier krijg je een telefoontje. Ik ga je zo dadelijk vertellen wat je moet antwoorden. Probeer niet de held uit te hangen, anders…’ Ze greep de pink van zijn vrije hand en drukte die krachtig tegen de rug van zijn hand, zodat hij brak. Hij gilde, vooral van angst. ‘Ik wil alleen maar duidelijk maken dat dit geen spelletje is.’ Ze sloeg hem met de rug van haar hand in het gezicht, zodat hij ophield met schreeuwen. Zijn vinger stak de verkeerde richting uit. ‘U bent gek!’ Zijn hele hand leek in brand te staan. Zijn borst zwoegde op en neer, hij stond op het punt te hyperventileren. ‘Rustig maar.’ Ze woelde door zijn uitgedunde haar. Hij kalmeerde inderdaad, want hij proefde opeens de tranen die spontaan uit zijn ogen waren beginnen lopen en merkte de warmte in zijn broek op die was veroorzaakt doordat hij de controle over zijn blaas was verloren. ‘Ik ga je vinger weer rechtzetten, even op je tanden bijten.’ Met een ruk trok ze de pink weer in de juiste richting. Opnieuw gilde hij. ‘Zo erg was dat toch niet,’ zei ze, en ze haalde uit zijn andere broekzak een zakdoek. Ze droogde eerst zijn tranen, liet hem zijn neus erin snuiten en bond er toen zijn pink mee vast aan zijn ringvinger. ‘Ik wilde gewoon even laten zien dat ik het meen. Dit is geen spelletje. Je moet exact doen wat ik zeg. Anders…’ Hij kromp in elkaar, bang dat ze hem weer zou verwonden, maar ze nam haar eigen borsten vast en terwijl ze ermee schudde, zei ze:
‘Puur natuur.’ Ze was te gecontroleerd om geschift te zijn. Was ze gekomen om hem te vermoorden? Had hij iemands viool niet goed hersteld? Zijn geest zocht koortsachtig naar een verklaring, terwijl zijn pink pijnscheuten bleef doorsturen naar zijn hersenen. Hij had natuurlijk een aantal violen voor een prikje op buitenlandse rommelmarkten opgekocht die door grootmeesters waren gebouwd, en die hij slechts had hoeven oplappen om een schandaalwinst mee te boeken. Had een van de verkopers de werkelijke waarde van zijn instrument ingezien? Of zocht hij het nu te ver? ‘Ik heb nog wat werk te doen. Blijven zitten, anders zwaait er wat.’ Ze ging naar de metalen kast achterin zijn atelier, waarin honderden mappen zaten: ze vormden het alfabetisch gerangschikte archief van alle strijkinstrumenten die hij ooit had verhandeld of hersteld. ‘Kan ik helpen?’ vroeg hij om te voorkomen dat ze het archief zou doorrommelen. Maar ze keurde hem geen blik waardig. Uit het meest linkse compartiment bovenin haalde ze bijna blindelings een map. Hij realiseerde zich opeens dat ze hier reeds eerder moest zijn geweest. Hierdoor kwam een bepaalde herinnering terug: een maand geleden was het alarm in zijn atelier afgegaan. Toen hij naar beneden was gekomen, was het licht weliswaar aan geweest, maar sporen van inbraak had hij niet gevonden. Daarom had hij de politie niet gebeld en slechts het slot laten vervangen, omdat het een oud model was, dat je makkelijk met een loper kon openen. Zodra ze de map op zijn werktafel had gelegd en hij de naam die erop stond had gelezen, begon zijn geest naar een verband met haar aanwezigheid te zoeken. ‘Zelfs als je denkt te weten waarom ik hier ben,’ zei ze, ‘dan zit je
er toch nog naast.’ Vervolgens keek ze op haar horloge. ‘Het is bijna tijd. Luister goed…’
11
‘Ik kan vanavond niet optreden!’ ‘Dit is niet het moment om je zomaar te bedenken,’ zei de directeur. ‘Mijn viool is gestolen.’ De directeur fronste zijn voorhoofd. ‘Gestolen, wanneer?’ Karl legde uit wat er gebeurd was. De directeur maande hem aan kalm te blijven en stelde voor dat ze in zijn kantoor de zaken even op een rijtje zouden zetten. Karl ging akkoord, maar zodra ze in het kantoor waren en hij op de aangeboden stoel was gaan zitten, sprong hij weer op. ‘Maar luister dan toch…’ ‘Beheers je,’ zei de directeur, die naar de telefoon reikte. ‘Michael Hanssen zal je vast en zeker een viool willen lenen. Als het instrument je bevalt, kun je het naderhand kopen.’ Karl was spontaan zijn hoofd gaan schudden. ‘Ik kan toch niet zomaar…’ ‘Luister goed.’ De directeur kwam overeind en keek dreigend. ‘Als je vanavond niet speelt, dan scheur ik je contract in duizend stukjes. Je gaat me niet in de steek laten. De koningin komt.’ ‘Zonder mijn viool…’ ‘Als de dief niet beter weet, probeert hij het instrument misschien bij Hanssen te slijten. Hij is de enige bekende vioolbouwer. En als dat
niet gebeurt, zul je hem hoe dan ook om hulp moeten vragen. Hij zal in de gaten moeten houden of je viool op de internationale markt ergens verhandeld wordt. Hoe dan ook zal je instrument op een dag ergens opduiken, dus geen paniek. Geen enkele artiest kan op jouw instrument spelen zonder dat het je ter ore zal komen, de klank ervan is uniek. Alleen een verzamelaar zou ervoor kunnen zorgen dat je beroepscarrière achter de rug is voordat je je viool opnieuw in handen hebt.’ De directeur was opnieuw gaan zitten en alsmaar normaler gaan praten. ‘Geloof me nu maar,’ vervolgde hij nu zelfs op zijn vertrouwde toon, ‘het is een goed idee om Hanssen te bellen. Je hebt je viool bij hem gekocht, hij kent de karakteristieken. Als hij een instrument op voorraad heeft dat dat van jou kwalitatief benadert, dan kun je er tijdens de generale repetitie aan wennen. Niemand die er vanavond wat van zal merken. En ik ben je natuurlijk eeuwig dankbaar.’ Karl had nooit gedacht dat geldgebrek hem ooit nog eens in een onderhandelingspositie zou brengen waarin hij zijn artistieke overtuigingen opzij zou moeten zetten. Een concert waarvan hij het repertoire een week geleden pas was gaan oefenen, op een geleende viool spelen, zou zijn carrière bezoedelen. Zeker omdat het concert rechtstreeks op de radio uitgezonden zou worden. ‘Ik doe het alleen als ik mag vertellen dat ik op een geleend instrument speel. Iedereen die mijn loopbaan de afgelopen jaren heeft gevolgd, zal de unieke klank missen.’ ‘Met wat geluk heeft Hanssen een viool die andere capaciteiten in je aanspreekt dan tevoren,’ zei de directeur. ‘Misschien speel je beter dan ooit.’ Karl betwijfelde dat ten zeerste, al was het maar omdat hij er zelf niet in geloofde en zelfvertrouwen bij een bekwame artiest het verschil maakte tussen goed en briljant.
De directeur greep de telefoon en voerde een kort gesprek. ‘Hanssen vindt het verschrikkelijk. Hij zal al zijn collega’s vragen hun ogen en oren wijdopen te houden.’ Hij keek op zijn horloge. ‘We hoeven zelfs niet naar zijn atelier te komen. Over twee uur zal hij een viool komen brengen die aan je verwachtingen zal voldoen.’ De directeur stond op. ‘Laten we iets gaan drinken om de tijd te overbruggen. Ik trakteer.’ Karl stond op. ‘Kan Hanssen niet wat eerder komen? Dan heb ik meer tijd om aan het instrument te wennen.’ ‘Het is voor hem ook zondag. We mogen al blij zijn dat hij ons uit de nood wil helpen.’ De directeur greep zijn sleutelbos en begon voor de zoveelste keer die dag naar de juiste sleutel te zoeken. Karl liep de gang op, zag uit het raam zijn Ferrari staan. Hoe konden die verdomde agenten zo stom zijn geweest om de dievegge haar gang te laten gaan? En wat voor hulp had hij nu eigenlijk van hen gekregen? Geen! Hij had behoefte aan een stevige pint. Moest oppassen dat hij er niet te stevig tegenaan ging. Straks zou hij zijn volle concentratie nodig hebben. Hij zou niet langer op zijn onbewuste kunnen vertrouwen. Het nieuwe instrument zou alleen met techniek bedwongen kunnen worden. ‘Misschien kunnen we ook een hapje eten,’ zei de directeur, die leek te vrezen dat hij opnieuw twijfelde om op te treden. ‘Als we iets in de buurt van het wijkkantoor van de politie gaan eten, dan kan ik daarna nog even aangifte gaan doen.’ Karl liep naar de glazen deur aan het einde van de gang en hield die open voor de directeur. ‘Ik begrijp niet hoe ze wist dat ik in de kofferbak mijn viool had liggen.’ ‘Misschien hoopte ze alleen maar dat er iets van waarde in lag. Zo’n sportwagen schept hoge verwachtingen.’ ‘Zou kunnen,’ zei Karl, maar hij hield er een wrang gevoel aan
over. Misschien kende ze hem, of was ze hem gevolgd. Was het een eendagsvriendin die hij had gepakt op de smalle achterbank van zijn Ferrari en vervolgens gedumpt. Toch leek ook deze verklaring niet echt plausibel. Als zijn viool werd teruggevonden, zou de waarheid misschien mee opduiken, daar hoopte hij op.
12
Dirk wilde zichzelf niet voorliegen: als hij de foto’s had gezien, dan zou hij haar ontrouw nooit meer weg kunnen denken en zou zijn trots hem dwingen een echtscheiding aan te gaan. Misschien was het beter de auto weer te starten en naar huis te rijden. Tegelijk voelde hij de behoefte de waarheid te kennen. Nathalie was de meest talentvolle studente geweest aan wie hij ooit les had gegeven. Haar zelftwijfel had haar vioolspel subtiel en gevarieerd gemaakt. De schoonheid van haar expressie had hem doen besluiten haar ten huwelijk te vragen. Momenteel was ze de moeder van zijn kind, zijn tafel- en bedgenote, maar niet zijn vrouw. Ze was gestopt dat te zijn toen ze haar viool achter zijn rug had verkocht. Een officiële scheiding zou alleen nog het einde inluiden van zijn hoop dat ze haar innerlijke wereld ooit weer voor hem zou willen verklanken. ‘Blijft u daar nog lang zitten?’ Dirk hoefde niet op te kijken, om te weten dat het de privédetective was. Hoelang zou de man hem hebben staan observeren?
Hij stapte uit. ‘Iedereen blijft minstens een minuut in zijn auto zitten, maar u breekt het record.’ De privédetective had zijn hoedje niet op en ook zijn lange regenjas lag waarschijnlijk binnen. Maar met zijn witte overhemd, bretellen en zwarte strikje maakte hij een even onwerkelijke indruk als daarstraks, alsof hij zijn rol alleen maar speelde en te veel naar stereotype detectiveseries had gekeken. ‘Twijfel is normaal,’ ging de man verder. ‘Het bevestigt dat de informatie die ik voor u heb, essentieel is.’ Dirk liep hem achterna, de trap op. Op het eerste gezicht bestond het appartement hoofdzakelijk uit één grote ruimte: er was een eeten woongedeelte. Uit de open keuken kwam de vage geur van kruiden. ‘Laat me uw jas even in de vestiaire hangen.’ Dirk wilde zijn jas liever aanhouden, maar het was erg warm binnen. Misschien wel vijfentwintig graden. Typisch voor oude mensen, bedacht hij. Terwijl hij zich uit zijn jas liet helpen, overviel hem de indruk dat niemand het appartement bewoonde. Er stonden nergens voorwerpen die de omgeving verpersoonlijkten. ‘Dit is slechts mijn kantoor,’ zei de privédetective, die zijn gedachten leek te raden. ‘Ik wilde u niet naar mijn woning laten komen, dat zou een omweg voor u zijn geweest. Bovendien houd ik het graag zakelijk.’ Dirk knikte en stopte met nadenken over de ruimte. Hij was nerveus, wilde de foto’s zien. Moest eigenlijk plassen, maar wilde niet langer binnen zijn dan nodig. Daarom liep hij naar de tafel, waarop een envelop lag. ‘Zo zijn ze allemaal,’ zei de privédetective. ‘Eerst blijven ze in hun auto zitten, en daarna kunnen ze niet snel genoeg weg zijn. Wat is de mens toch een voorspelbaar dier.’ De gedachte of het gevoel een van de velen te zijn, stond Dirk
tegen. Zijn geloof in uniciteit bepaalde zijn leven. Het leren verklanken ervan was zijn beroep. ‘Uw vrouw is niet de eerste die zich laat pakken door een ander. Monogamie bestaat alleen ogenschijnlijk. Daarom ben ik nooit getrouwd. Waarom mezelf iets gaan voorliegen wat niet bestaat, en daarna kwaad zijn? Het huwelijk is de grootste schijnvertoning van de westerse samenleving.’ ‘Mag ik de foto’s zien?’ vroeg Dirk. ‘Ik heb het al aan de telefoon gezegd: er is geen verhaal tegen mogelijk. Mijn collega heeft haar ontrouw haarscherp in beeld gebracht.’ Het liefst van al was Dirk opgestaan en weggegaan. Hoe beter hij de privédetective leerde kennen, hoe meer de man hem tegenstond. Om de transactie te versnellen, nam Dirk een bundeltje bankbiljetten uit zijn achterzak en gooide het op de tafel. ‘Tel maar na.’ Vervolgens greep hij de envelop en haalde de foto’s eruit. Ze waren extra groot afgedrukt, er was diep ingezoomd op de lichamen: de handen op de borsten, de mond bij haar oorlel, haar broek die open werd gedaan. De kerel was jonger dan zij, gespierd. Misschien trof hem dat nog het meest. Veel sport had hij nooit gedaan, bang om iets te breken, ook uit voorzorg zijn reeds overbelaste pezen geen kans te geven om te ontsteken. Nu Nathalie voor een fysiek type had gekozen, leek ze zich meer van hem te hebben verwijderd dan ooit. Hij stopte de foto’s weer in de envelop, moest zijn tranen verbijten, voelde tegelijk woede. De privédetective had het geld niet aangeraakt en keek hem van onder zijn wenkbrauwen aan. ‘Mijn goede raad: wacht tot morgen. Vandaag zegt u vast en zeker dingen waar u daarna spijt van krijgt.’ ‘De bewijslast vergaren was uw zaak, nu begint de mijne.’ Dirk was
van plan Nathalie met haar neus op de feiten te drukken, en als ze zich niet verontschuldigde, ramde hij de foto’s misschien wel in haar strot. Hij mocht dan wel een onsportieve, al wat afgeleefde intellectueel zijn, maar met zich laten spotten zou hij zeker niet. Tegelijk wist hij dat hij Nathalie met geen vinger zou aanraken. Niet alleen omdat hij een afkeer had van fysiek geweld, maar ook omdat ze een lichamelijke kracht had die de afgelopen jaren door intensieve training alleen maar groter was geworden. Als ze wilde kon ze hem aan, of waren ze op zijn minst aan elkaar gewaagd. Alleen als hij helemaal door het lint ging, zou hij van haar kunnen winnen. Maar hij wilde niet dat haar bedrog zou uitlopen in doodslag. ‘Uw jas,’ zei de privédetective, toen hij zonder meer naar buiten wilde lopen. De man haalde de jas uit de kast en hield hem open. Dirk liet zich erin helpen. ‘Dank u.’ ‘Ik wens u veel sterkte.’ ‘Moet u het geld niet natellen?’ vroeg Dirk. ‘Als het bedrag niet klopt, spijker ik een nieuwe afdruk van de foto’s aan de deur van uw buren.’ Uit de mimiek of intonatie kon Dirk niet afleiden of de privédetective een grap maakte. ‘Tot ziens.’ ‘Het is beter voor u van niet,’ zei de man. ‘Maar zoals u wenst: tot ziens.’ Dirk liep de trap af, keek achterom, zag de privédetective in de deuropening staan. Hij kreeg het gevoel dat er iets niet klopte. Toch kon hij zich niet inbeelden wat. Buiten startte hij de auto pas nadat hij de foto’s opnieuw had bekeken. Het ergste vond hij misschien nog dat de privédetective en diens collega haar borsten ook nog eens hadden gezien, haar bedrog leek hierdoor groter dan het al was. Voordat hij doorreed, zag hij dat de privédetective door het raam stond te kijken,
roerloos. Even overviel hem de gedachte te zwaaien, maar toen reed hij gewoon weg.
13
Het was alsof de duivel ermee speelde. Nogmaals controleerde hij alle zakken van zijn jas en klopte op zijn broekzakken. Zijn huissleutels waren verdwenen. Hij opende opnieuw de auto, keek rond, tastte onder de stoelen. Niets. Opeens bedacht hij dat hij zijn huissleutels misschien niet had meegenomen. Hij was tamelijk abrupt vertrokken. Hij sloot de auto weer en belde aan. Er volgde geen reactie. Hij belde opnieuw, erg lang nu. Hij tuurde door het klepje van de brievenbus en zag Nathalie in haar pyjama komen aanlopen. ‘Is Brit er niet?’ vroeg hij, zodra ze had opengedaan. ‘Ze heeft altijd die verdomde iPod op, ze hoort nooit wat. En als ze het wel hoort, dan doet ze alsof haar neus bloedt.’ Nathalie was duidelijk hervallen in het pesthumeur dat ze daarstraks bij haar binnenkomst tentoon had gespreid. ‘Waar was je naartoe?’ Hij wapperde met de envelop. Op het moment dat ze hem wilde pakken, trok hij hem terug. ‘Verrassing.’ Hij deed zijn jas uit, hing die aan de haak, en zag dat zijn huissleutel niet aan het sleutelrekje hingen. ‘Heb jij mijn…’ ‘Mag ik niet weten wat erin zit?’ ‘Geduld.’
‘Anders ga ik weer slapen.’ ‘Er zit iets in wat alle slaap uit je ogen zal verdrijven. Erg opbeurend.’ Hij kon het sarcasme niet laten. Het hielp hem om haar niet aan te vliegen. Ze was zo verdomd mooi. Hij zou haar willen kussen, ter plekke op de vloer nemen, en daarna wurgen. Maar hij duwde haar in de rug naar de woonkamer, deed de envelop open en spreidde alle foto’s op de tafel uit. Ze bracht haar hand naar haar mond, deed een stap naar achteren en draaide zich van hem weg, alsof ze dacht dat de foto’s zo in het niets zouden oplossen. ‘Hoe kom je daaraan?’ vroeg ze. Hij zweeg, wachtte tot ze zich zou verontschuldigen. Maar ze draaide zich opeens naar hem toe, met ogen die wijdopen gesperd waren van razernij. ‘Hoe kom je daaraan?’ Ze riep het zo krachtig, dat hij achteruit deinsde, zijn evenwicht verloor en in de fauteuil viel. ‘Een privédetective,’ bracht hij uit. Het ging helemaal niet zoals hij zich had voorgesteld. Zíj moest bang zijn en onderdanig, niet hij. ‘De klootzak!’ Ze kruiste haar armen voor haar borst alsof ze zichzelf wilde beschermen. ‘Hoeveel heb je betaald?’ ‘Gaat je niets aan.’ ‘Hoeveel!’ Ze krijste het bijna. Hij dacht dat ze zich op hem zou werpen als hij geen antwoord gaf, dus noemde hij het bedrag. ‘We zijn afgezet.’ Probeerde ze zich eruit te draaien? Hij voelde weer iets van de oude woede opvlammen, en dat gaf hem de moed om te zeggen: ‘Ga zitten, vertel mij wie die kerel is. Ik heb het recht om het te weten.’ Ze bleef staan, maar ratelde in een sneltempo af hoe ze hem had leren kennen en hoe het bezoekje aan zijn appartement was uitgedraaid. ‘De camera moet in de spiegelkast hebben gezeten,’ besloot ze. Dirk begreep het allemaal niet goed. De foto’s waren van achter
het raam genomen, had de privédetective gezegd. ‘Op welke verdieping was dat appartement?’ ‘Het hoogste aan de straatkant.’ Nu was Dirk nog meer in verwarring. ‘Vertel me over die privédetective,’ zei ze. Hij deed zijn verhaal, haalde het businesskaartje uit zijn zak, schoof het op de salontafel naar haar toe. ‘We zijn opgelicht,’ herhaalde ze. ‘In de spiegelkast moet een automatische camera hebben gezeten. Die privédetective was zijn handlanger.’ Ze pakte het kaartje van de tafel en bekeek het aandachtig. ‘Wat is er?’ vroeg hij. ‘Je bent op hetzelfde appartement geweest als ik.’ ‘We moeten de politie bellen.’ Ze zei: ‘Ik ben de politie.’
14
Hoewel Nathalie haar eigen interne nummer had gedraaid en eigenlijk de collega te spreken had moeten krijgen die momenteel op haar plaats zat, kreeg ze commissaris Blanquart aan de lijn. Dit betekende dat de bommelding nog steeds serieus werd genomen en alles via hem zou verlopen tot de crisis was bedwongen. ‘Zeg het maar, Nathalie,’ zei hij. ‘Wat voor nieuws heb je?’ Ineens realiseerde ze zich dat ze niets over de zaak kon vertellen zonder de vuile was van haar huwelijk buiten te hangen. De oplichters
hadden haar in een houdgreep. Ze moesten haar speciaal hebben benaderd omdat ze bij de recherche werkte. Misschien probeerden ze wel alle vrouwelijke rechercheurs op gelijke wijze te chanteren. Bij geen van hen liep het huwelijk honderd procent, al was het maar door de onregelmatige werktijden. ‘Nathalie?’ ‘Moet ik nog steeds stand-by zijn?’ ‘Dat blijft van kracht, anders zouden we dat hebben laten weten.’ ‘Hoe loopt het onderzoek?’ ‘Loos alarm, zo lijkt het voorlopig, maar we blijven alert. Zo hebben we ontdekt dat het leger een diefstal van C-4 en enkele vuurwapens vorige maand uit hun depot, niet heeft aangegeven. Er waren geen echte sporen van inbraak en ze wilden een intern onderzoek voorkomen. Waarschijnlijk is er geen verband. Je hoort het volgende week wel, of straks natuurlijk, als er toch een bom zou afgaan.’ Ze wilde hem niet langer aan de lijn houden. Uit de snelheid waarmee hij sprak kon ze afleiden dat hij eigenlijk geen tijd had voor een praatje. Daarom bedankte ze hem en legde neer. ‘Wij komen iets ophalen,’ klonk een stem bij de gangdeur. Nathalie draaide zich met een ruk om. Hoewel ze de privédetective nog nooit had gezien, kon ze door de manier waarop Dirk naar adem hapte en hem aanwees, opmaken dat hij het was. De man had in zijn rechterhand een boksbeugel. Nathalie wilde wegsnellen. Als ze vlug was, kon ze zich in de kamer van haar dochter opsluiten en met haar gsm de politie bellen. Maar de gedachte dat Dirk helemaal lens zou worden geslagen, deed haar aarzelen. ‘Dag schat,’ klonk het achter de privédetective. Een grote, gespierde kerel met een bivakmuts trad naar voren. Ze hoefde zijn gezicht niet te zien om te weten dat het de persoon was
die zich reeds anderhalve maand als Patrick had uitgegeven. Hij had een knipmes in zijn hand. ‘We komen de viool ophalen,’ zei hij. ‘En dan zijn we weer weg, dus geen paniek.’ ‘Míjn viool?’ vroeg Dirk, die nog altijd in de fauteuil zat. ‘Is er een andere in huis?’ vroeg de privédetective, en hij liep recht naar de hoek achter de vleugelpiano, waar de viool in de geopende kist lag. Uit de manier waarop hij zich voortbewoog, leidde Nathalie af dat hij in zijn jeugd een wedstrijdbokser geweest moest zijn. Hoe had Dirk ooit een privédetective in hem kunnen zien? ‘Geen geintjes,’ zei Patrick, die dichter bij haar was komen staan, maar de weg naar de buitendeur wel afgeblokt hield. ‘Anders zal ik je dochter eens een beurt gaan geven. Dat wicht zit waarschijnlijk weg te kwijnen op haar kamer: te chatten met onbekenden, of wat naar muziek te luisteren. Ik kan haar kutje van hier horen roepen om aandacht. Dus geen heldendaden, anders…’ Nathalie voelde zich innerlijk bevriezen. Maandenlang moesten ze haar gezin hebben geobserveerd. Het bedrag dat Dirk voor de foto’s had betaald, was maar een voorproefje geweest. Zou de viool genoeg zijn, of zouden ze gegijzeld worden tot ze hun bankcodes hadden opgegeven en alle waardevolle spullen in huis hadden aangewezen? ‘Overeind, jij,’ zei de zogenaamde privédetective tegen Dirk, nadat hij de vioolkoffer had gesloten en die aan Patrick had overhandigd. ‘Ik?’ Dirk leek nauwelijks de kracht te kunnen vinden om zich uit de fauteuil op te drukken. ‘Wie anders? Ik ga je leren wat respect voor me te hebben.’ Nathalie zag de vuist aankomen, maar Dirk duidelijk niet: het neusbeen knakte, bloed spoot uit de neusgaten. De privédetective keerde zich naar de salontafel, grabbelde alle foto’s bij elkaar en verdween ermee naar de hal. Patrick volgde hem, achterwaarts
lopend, zodat hij haar tot het laatste ogenblik in de gaten kon houden. Ze leken in die mate getraind, dat Nathalie hen ervan verdacht bij de speciale eenheden van de federale politie te werken. Misschien waren het wel outlaws. Ze zou het ontslagregister opvragen. Zodra ze de deur uit waren, was Nathalie in tweestrijd: ze wilde haar dienstwapen gaan halen en de bandieten achterna hollen, maar Dirk lag onderuit tegen de voet van de fauteuil, in shock. Haar reactie afremmen was ongetwijfeld de bedoeling van de vuistslag geweest. Ze gaf eraan toe: ze ging op Dirk zitten en drukte met haar benen zijn armen tegen de grond. Met beide handen greep ze vervolgens zijn neus vast en trok die omlaag. Dirk gilde het uit. ‘Je neus staat weer recht, afblijven nu,’ gebood ze. Met duim en wijsvinger drukte ze nu iets hoger op de neus en knelde zo de gewonde aders af. ‘Het komt allemaal goed,’ zei ze. ‘Kijk, het bloeden is al onder controle. Verbijt de pijn, meer kun je nu niet doen.’ Zodra zijn armspieren verslapten, ging ze van hem af en bracht haar ogen tot voor die van hem. ‘Het had erger kunnen zijn, we leven nog.’ ‘Mijn sleutels,’ jammerde Dirk. ‘Hij moet mijn sleutels daarstraks uit mijn jas hebben…’ ‘We vervangen de sloten, ze komen er niet meer in. Ze hebben gebruik gemaakt van ons zwakste punt: onze relatie. Ook daar gaan we wat aan doen.’ Er liepen al tranen over Dirks wangen, ongetwijfeld door de prikkeling die de gebroken neus had veroorzaakt, maar nu huilde hij pas echt. ‘Niet doen, liefje,’ zei ze, ‘bloed en snot gaan niet goed samen.’ Hij lachte, bleek hierdoor weer pijn te voelen en kromp in elkaar.
‘Wat is er aan de hand?’ Brit keek met grote ogen op hen neer. ‘Ik heb je vaders neus gebroken,’ zei ze. ‘Hier drukken,’ beval ze Dirk, en hij nam onmiddellijk de positie van haar vingers over. ‘Help je vader even overeind,’ zei ze, en Brit greep naar de uitgestrekte hand. Nathalie liep de trap op. In de badkamer doorzocht ze het kastje boven de wastafel. Ze vond zalf die de zwelling zou kunnen verminderen die dadelijk zou opkomen en die Dirks ogen misschien volledig dicht zou drukken. ‘We moeten naar de eerste hulp,’ hoorde ze Brit van onder aan de trap roepen. ‘Niets aan de hand, zijn neus staat weer recht.’ ‘Hoe kun je zo harteloos zijn?’ Nathalie sloeg het kastje dicht en liep naar beneden. ‘Als je niet oppast, geef ik jou ook een lel.’ ‘Ik bel de politie als je dat doet, ik zweer het.’ ‘Kunnen jullie rustig blijven?’ vroeg Dirk, die zijn evenwicht hervonden leek te hebben. ‘We moeten eerst de diefstal van de viool aangeven, daarna kan ik nog altijd naar een dokter…’ Nathalie keek hem verwijtend aan en Dirk bracht zijn vrije hand naar zijn mond. ‘Diefstal?’ Brit keek weer even verbaasd als toen ze hen had aangetroffen. ‘Wat houden jullie voor me achter?’ ‘Niets, ga naar je kamer,’ zei Nathalie. ‘Eerst vertellen.’ ‘Niks, liefje,’ zei Dirk. ‘Mijn viool is daarstraks meegenomen door iemand die het huisconcert heeft bijgewoond. Waarschijnlijk ben ik bestolen door een van mijn eigen studentes. Ik vond dat Nathalie hier schuld aan had, want ze was nogal opzichtig binnengekomen, had iedereen met haar slechte humeur weggejaagd.’
‘Vandaar die gebroken neus dus,’ concludeerde Brit, maar ze keek nog steeds argwanend. ‘Laat ons nu even alleen, we moeten het uitpraten,’ zei Nathalie. Brit liep zonder om te kijken de trap op en pas toen de deur van haar kamer dichtsloeg, zei Nathalie: ‘We kunnen de politie niet opbellen, want er zijn geen sporen van inbraak. Zelfs de foto’s die ons enige bewijsmateriaal vormden, hebben we niet meer.’ ‘Ik moet het aangeven. Mijn viool is verzekerd tegen diefstal. Zonder dat geld kan ik geen nieuwe kopen. En dat zal nodig zijn. Ze zagen er niet uit als twee amateurs die mijn instrument morgen bij Hanssen gaan verpatsen.’ Terwijl Nathalie de ontzwellende zalf met haar vingertoppen voorzichtig onder zijn ogen en langs de rand van zijn neusbrug aanbracht, moest ze met haar andere hand met een zakdoekje de tranen opvangen die uit zijn ogen liepen. ‘Waar denk je aan?’ Ze veronderstelde dat hij treurde om zijn viool. Het instrument had het afgelopen jaar de persaandacht weer doen opvlammen. Zijn talent kwam er veel duidelijker dan ooit door naar voren. ‘Hoe heb ik je zo kunnen verwaarlozen?’ zei hij. ‘Het is ook mijn schuld, schatje.’ Ze moest zich inhouden niet ook te huilen. ‘We gaan het volgende doen: zo dadelijk sla je een ruit van je auto in en je rijdt naar het politiebureau om aangifte te doen. Vertel dat de viool in je auto lag. Ik vervang ondertussen het slot van de voordeur door dat van de woonkamer. Dat helpt ons tijdelijk uit de brand. Morgen ga ik een nieuw slot kopen.’ De opsomming van wat hen te doen stond, leek ook hem minder emotioneel te maken. ‘Toch moeten we eens een diepgaand gesprek hebben over wat er gebeurd is,’ zei hij. ‘Misschien moeten we er zelfs over denken om in
relatietherapie te gaan.’ Ze kuste hem flinterzacht op zijn neustopje. ‘We zien wel.’ Hij greep haar bij de arm. ‘Ongelooflijk dat je zo rustig bleef.’ ‘Kijk,’ zei ze, en ze strekte haar vingers. Die trilden zacht. Echt bang was ze niet geweest, maar de adrenaline liet zich nog steeds gelden. ‘Je bent mijn heldin.’ De afgelopen jaren had ze nooit meer enige woorden van respect uit zijn mond gehoord. Er was iets in hem veranderd, hopelijk definitief. Want de enige reden dat hun relatie tot nu toe stand had gehouden, was juist omdat ze nooit serieus met elkaar hadden gepraat. Als alle geschillen, verschillen en wrokgevoelens op tafel zouden worden gelegd bij een therapeut, zou dat wel eens in kaart kunnen brengen dat hun huwelijk eigenlijk al veel eerder was opgehouden te bestaan, en een onherroepelijk einde inluiden. Ze plakte een pleister op zijn neus. ‘Helpt om de beentjes bij elkaar te houden.’ ‘Ik voelde pijn toen ik daarnet van de fauteuil hiernaartoe liep. Iedere schok, hoe zacht ook, is als een messteek.’ ‘Het heeft tijd nodig.’ ‘Alles heeft tijd nodig om te helen,’ zei hij. Op de een of andere manier stond zijn manier van spreken haar tegen. ‘Breek nu maar je eigen raampje. Doe het in een straat waar niemand je kan zien, gebruik het brandblusapparaat.’ Zijn trekken verhardden even. Ze wist wat hij dacht: als haar minnaar geen bedrieger was geweest, zou ze overspel hebben gepleegd. Ze was er nog niet aan toe om daarover te praten en haar hoofd stond er ook niet naar. Ze moest het slot van de voordeur vervangen en daarna een lijstje opstellen met alles wat ze zich van Patrick herinnerde. Volgende week zou ze op haar werk stiekem uitzoeken wie
het appartement had gehuurd. Silo nv, ze zou het stelletje oplichters met evenveel geduld insluiten. De dag dat zij in hun huis zou binnendringen om de digitale bestanden van haar foto’s terug te eisen, zouden ze even verbaasd zijn.
15
Op het ogenblik dat er werd aangebeld, hoopte Hanssen dat het een klant was met een noodgeval die het licht had zien branden en zo dadelijk door het raam zou gluren om te checken of hij er was. Maar de blonde vrouw ging de deur opendoen en even later kwamen twee kerels zijn atelier in gelopen. De ene was gespierd, rond de dertig, hij droeg een houten vioolkoffer; de andere had dun grijs haar, onder zijn arm droeg hij een metalen koffertje dat hij op de werktafel zette. ‘Ze heeft mijn vinger gebroken.’ Zijn linkerhand was ondertussen volledig opgezwollen. ‘Als je niet oppast, dan breek ik je nek,’ zei de man met het grijze haar. Hanssen zag zo zijn hoop op een betere behandeling vervliegen. Bovendien viel zijn theorie in het water: na het telefoontje van de conservatoriumdirecteur had hij gedacht dat de blonde haar eigen instrument aan Karl Liebmann wilde verpatsen, en dat ze hem daarvoor wilde gebruiken. Hoe ze had geweten dat de directeur zou opbellen en dat Karl een nieuw instrument nodig had? Ook het verband met het dossier van Dirk Croes, dat ze uit zijn archief had gehaald, bleef hem een raadsel. De blonde haalde het sleuteltje van de handboeien tevoorschijn. ‘Ik ga naar de schuilplaats. De viool van Karl Liebmann staat in de hal. Hebben jullie die van Dirk Croes te pakken gekregen?’ Als antwoord legde de gespierde kerel de houten vioolkoffer op de werktafel en klikte die open. Hanssen herkende het instrument onmiddellijk: de minister-president had hem opgebeld om te zeggen dat zijn zoon de werkelijke waarde niet had gekend en was opgelicht door Dirk Croes. Hij had het instrument terug gewild en voorgesteld
een diefstal in het atelier te ensceneren. Hanssen had dit geweigerd, zelfs gedreigd naar de pers te stappen, en had het verwaarloosde instrument omgetoverd tot een concertviool. Veel geluk had Dirk Croes er niet aan beleefd: de unieke klank had hem weliswaar enkele krantenkoppen doen behalen, maar zijn dochter, die haar relatie met de zoon gecompromitteerd had gezien, was onhandelbaar geworden, althans dat had hij vernomen van Nathalie, die was langsgekomen om zich in Dirks plaats te verontschuldigen. ‘Bel ons als je in de schuilplaats bent,’ zei de man met grijs haar, die de sleutel van de handboeien van haar aannam. ‘En dan nu: ingerukt.’ Ze klikte even met haar hakken voordat ze het atelier verliet. Hanssen kreeg niet de tijd om er verder over na te denken, want de man maakte zijn handboeien los. ‘Luister goed: voordat je Karl Liebmann gaat overtuigen om vanavond op deze viool te spelen, willen we dat je het instrument eerst een beetje ombouwt.’ De gespierde kerel opende nu, alsof hij hiertoe geïnstrueerd was, het metalen koffertje. Er stak een plaatje in waar gekleurde draden op vastgeschroefd zaten, en iets wat leek op bijenwas. Hanssen had voldoende televisie gezien om te weten dat het eerste voorwerp een ontsteker was en de substantie een kneedbom. Toch leek het hem onwerkelijk dat deze zaken voor zijn neus lagen. ‘Begin maar,’ zei de man. Hanssen stelde zich voor hoe het hoofd van Karl Liebmann er tijdens het spelen afgeblazen zou worden. ‘Dit kan ik niet doen.’ Nog voor dat de gespierde kerel achter hem was komen staan, veranderde hij al van gedachte en verleende zijn medewerking. Als ze wilden dat hij straks de viool zou gaan afgeven, dan had hij misschien de kans te ontsnappen. Hij kende het gebouw beter dan zij. Bovendien zouden ze
niet mee kunnen gaan naar het kantoor van de directeur, want zijn gebroken vinger en hun verschijning zouden argwaan wekken. Het zou hem de kans geven hen te waarschuwen, misschien zelfs om de politie te bellen. ‘Haal het bovenblad eraf,’ beval de man. Hanssen ging aan het werk: nadat hij de snaren en de kam eraf had gehaald, verwarmde hij met een apparaatje de randen. De lijm, die uit een plantaardig mengsel bestond, kwam los. Zijn gewonde hand hinderde hem ontzettend, het verbijten van de pijn deed hem zweten. Toch slaagde hij erin om in minder dan een kwartier het bovenblad te verwijderen. ‘Breng de C-4 aan.’ Hanssen liet het mengsel bijna vallen, zo nerveus werd hij bij het horen van de naam die de substantie droeg. Tegelijk was hij verbaasd over de kleine hoeveelheid. De persoon die op de viool speelde zou er ongetwijfeld door gedood worden. Als de viool in de koffer zat, zou de schade echter minimaal zijn. Althans dat veronderstelde hij, de impact van de detonatie kende hij eigenlijk niet. ‘Gebruik echte lijm, en kies een plek waar de C-4 de klank zo weinig mogelijk hindert.’ Met tegenzin plakte Hanssen de substantie in de klankkast op de plek waar de hals begon. ‘Duw de ontsteker voorzichtig in het kneedsel, en zorg dat het uiteinde ervan in de klankkast zweeft.’ Hanssen kon zich niet indenken dat ze hem nodig hadden om het instrument tot een bom om te bouwen. Zijn werkelijke waarde moest liggen in het feit dat alleen hij een kans maakte om Karl Liebmann te overtuigen vanavond op deze viool te spelen: de kleine massa in de klankkast zou ervoor zorgen dat het instrument minder volumineus zou klinken en alleen nog voor salonmuziek geschikt was.
‘Gebruik ook echte lijm om het bovenblad vast te plakken.’ Weer gebruikte Hanssen met tegenzin de echte lijm. De trillingen zouden niet alleen geremd worden, het bovenblad zou er ook nooit meer afgehaald kunnen worden zonder de viool open te snijden. Maar een andere optie was er inderdaad niet: de plantaardige lijm had meerdere uren nodig om te drogen. ‘Ze zou er al moeten zijn,’ zei de gespierde kerel. ‘We lopen op schema,’ reageerde de man, die duidelijk de leiding had, zonder zelfs maar op zijn horloge te kijken. Maar hij haalde wel zijn gsm uit zijn zak. ‘We gaan je zo dadelijk iemand aan de lijn geven, heel kort. Als je daarna niet alles doet wat we van je verlangen, dan zal ze sterven.’ Hanssen was niet onder de indruk. Niets zou hem ervan kunnen overtuigen deze viool af te leveren zonder ervandoor te gaan of alarm te slaan. Het leven van Karl Liebmann stond op het spel, en dat van de koningin misschien ook. Bovendien schatte hij zijn overlevingskans laag in: hij had de gezichten van zijn belagers gezien, hun militaire achtergrond gespot. Een naam bij hun tronies vinden, zou met de hulp van de recherche slechts een kwestie van minuten zijn. Dat risico zouden ze nooit willen lopen. De man met grijs haar leek zijn gedachten te raden, want hij zei: ‘Morgenochtend zitten wij al op een vliegtuig richting paradijs. Nadat je je opdracht hebt vervuld, sluiten we je hier in je atelier op. Wanneer ze je vinden kun je ons al geen schade meer berokkenen.’ Hanssen wist niet of het de waarheid was, maar hij putte er een macabere hoop uit: terwijl hij wachtte op het mysterieuze telefoontje, was hij al een denkbeeldige verklaring aan het afleggen tegenover de pers, waarin hij verantwoordde waarom hij zijn eigen leven boven dat van Karl Liebmann had gesteld. Zijn gebroken pink zou als bewijs gelden dat hij onder druk had gehandeld.
16
Haar ontvoerders hadden beloofd om haar vanavond vrij te laten. Alleen die gedachte maakte het voor Isabel draaglijk om in de woonruimte met de rolluiken omlaag aan de centrale verwarming vastgeketend te zitten. Een week had ze reeds met haar ontvoerders samengeleefd. Ze was aan hen gewend geraakt, zeker aan de twee mannen. De vrouw had een gemeen trekje. Toen ze op de oprit de motor van een auto hoorde afslaan en niet die van de bestelwagen waar de mannen altijd in reden, werd ze nerveus. Hierdoor ging haar blaas, die overvol was, nog meer steken. Het kunstlicht ging aan, even was ze verblind. Maar ze hoefde niet op te kijken om zich ervan te vergewissen dat de vrouw alleen was: het geluid van de naaldhakken sprak heldere taal. Zodra haar ogen zich hadden aangepast, zag ze dat de vrouw nog steeds de blonde pruik en de hoerige outfit droeg die ze vanochtend had aangetrokken. Ze hadden toen alledrie hun normale kleren verruild. De oudere man had een geklede broek, bretellen en een wit overhemd met strikdas aangedaan, met daarover een grijze regenjas. Het potsierlijke hoedje had haar voor het eerst die week doen lachen. De gespierde kerel had een strakgespannen T-shirt en heupbroek aangetrokken, ongetwijfeld met de bedoeling er zo aantrekkelijk mogelijk uit te zien. ‘Ik ga je zo dadelijk laten telefoneren met een zekere Michael Hanssen. Ik wil dat je zegt dat je ontvoerd bent en dat we je alleen in leven zullen laten als hij alles doet wat we de komende uren van hem verlangen.’ De vrouw trok de pruik van haar hoofd en ging met haar hand door haar kortgeschoren blonde haren. Ze trok ook de witleren laarzen uit en daarna het topje. Isabel kende haar nog steeds niet bij
naam. Ze hadden er alledrie voor gewaakt elkaar aan te spreken: zelfs niet één keer hadden ze zich vergist, wat een voorafgaande training vermoedde. Ook haar hadden ze nooit bij naam genoemd. Die onpersoonlijke benadering had haar doen vrezen dat ze haar uiteindelijk zouden liquideren. ‘Ik heet Isabel,’ zei ze. ‘Liefje, al was je God. Ik ben niet in je geïnteresseerd.’ De vrouw kwam naar haar toe en drukte haar hiel in haar onderbuik. Haar blaas stond zo gespannen dat Isabel geen weerstand kon bieden. ‘In je broek pissen, zeikkind. Hoe durf je?’ De vrouw hurkte, greep haar bij haar donkere paardenstaart vast en bracht haar neus tot tegen die van haar. ‘Als je een douche wilt nemen en schone kleren aantrekken, dan kun je maar beter heel braaf zijn.’ Isabel verroerde zich niet en zei zacht: ‘Ja, mevrouw.’ De vrouw liet haar los en liep de trap op. Even later kwam ze naar beneden in een spijkerbroek en een losse trui. Niemand die nog de hoer in haar zou zien die ze tien minuten geleden was geweest. Uit haar tas pakte de vrouw haar gsm en doorliep nogmaals de inhoud van het gesprek dat ging volgen. Isabel knikte en zorgde ervoor dat ze de vrouw daarbij niet in de ogen keek. Straks wilde ze niet alleen naar het toilet gaan, douchen en schone kleren aantrekken, maar ook iets eten, en vooral drinken. Het zag er niet naar uit dat ze zelfs maar zou worden losgemaakt als ze het telefoontje verknoeide. Haar enige troost was dat het hoe dan ook over enkele uren allemaal voorbij zou zijn. Althans dat hoopte ze. Hun belofte was haar laatste strohalm.
17
Michael Hanssen begroette Karl Liebmann en de directeur van het conservatorium zakelijk, legde de instrumentenkoffer op de bureautafel, nadat de directeur ijverig enkele dossiers opzij had geschoven, en klikte die open. Karl nam de viool aan, draaide hem rond in zijn handen, tuurde door een van de klankgaten. ‘Wie is de bouwer?’ ‘Een leerling van Stradivarius: Carlo Bergonzi.’ Karl floot tussen zijn tanden. Hij nam de strijkstok en speelde enkele melodieën. ‘De klank is geremd,’ zei hij bijna onmiddellijk. ‘Ik heb het instrument gevonden op een zolderkamer, net onder het dakraampje. Het had er vijftig jaar in de zon gelegen, en tegelijk was het onderhevig geweest aan de winterkou en de zomerse hitte. Alle onderdelen zaten los. De lijm van het bovenblad is zelfs nog maar net droog.’ Karl speelde weer enkele melodieën. ‘Voor salonmuziek zeer geschikt, maar voor het echte werk…’ ‘Ik verwacht dat de klank iedere minuut aan volume en schakering zal winnen, hij moet nog open worden gespeeld. Als ik een betere viool in voorraad had, met grotere toekomstperspectieven, dan zou ik die zeker hebben meegenomen. Ik weet wat er op het spel staat.’ ‘Had ik mijn eigen viool nog maar,’ zei Karl met een verbeten zucht. Hanssen kon onmogelijk vertellen dat die zich in de witte bestelwagen op het parkeerterrein bevond, waar hij over hooguit tien minuten terug werd verwacht. Wat hij helemaal niet kon opbiechten was dat er in de kraag van zijn overhemd een microfoontje was aangebracht. De man met grijs haar was in de bestelwagen achtergebleven om het gesprek te volgen en de gespierde kerel stond bij de glazen deur, klaar om toe te snellen en iedere vorm van
ongehoorzaamheid met zijn knipmes af te straffen. ‘Ik heb uw dochter nog aan de lijn gehad,’ zei Hanssen tegen de directeur. ‘Ik moest u de groeten doen. Ze maakt het goed.’ ‘Is ze ziek?’ vroeg Karl, die zag hoe de directeur wit wegtrok. ‘Nee, nee,’ zei de directeur vlug. ‘Ze logeert bij haar moeder. Sinds de scheiding is ze slechts om de week bij mij. Ik mis haar, maak me soms ongerust. Ik moet er nog aan wennen, dat is alles.’ Hanssen begreep nu beter hoe de ontvoering onopgemerkt had kunnen blijven. Het meisje had deze week waarschijnlijk bij de directeur gelogeerd, alleen hij had dus geweten dat ze weg was. Op de kale kruin van de directeur was koud zweet verschenen. Hanssen hoopte dat Karl het niet zou opmerken en moedigde hem aan nogmaals op de viool te spelen. Na enkele noten riep Karl al uit: ‘Ik zou de klank wel uit die viool willen schudden! Ik hoor het potentieel, maar het komt er niet uit.’ Hanssen voelde het bloed uit zijn wangen wegtrekken. ‘Niet schudden!’ gilde hij. ‘De lijm is nog maar net droog. Als je niet oppast, haal je het einde van het concert niet eens.’ Karl keek beledigd. Waarschijnlijk was hij niet echt van plan geweest met het instrument te gaan schudden. De directeur schraapte zijn keel. ‘Zijn we klaar?’ ‘Ik kan onmogelijk op dit instrument…’ begon Karl. ‘Je zult wel moeten,’ zei de directeur, die uit de lade van zijn bureau een bundeltje bladen pakte en deed alsof hij het wilde verscheuren. Hanssen hield zijn hoofd schuin, maar kon alleen zien dat het een contractuele overeenkomst betrof. ‘Goed, goed,’ bond Karl in. ‘Weet je zeker dat je niets beters in huis hebt?’ Hanssen schraapte nu ook zijn keel. ‘Speel er vanavond op en houd hem de rest van de week. Ik garandeer je dat je hem daarna nooit
meer af zult willen geven.’ ‘Je houdt me voor de gek.’ ‘Zou ik dat durven?’ Nu leek Karl toch te aarzelen. Hij keek misprijzend naar de viool. ‘Ik verkoop hem je voor de helft van je vorige viool.’ Karl keek verrast, speelde er weer even kort op en knikte nu goedkeurend. Hanssen wist dat hij beet had. Een viool gemaakt door Bergonzi was meer waard. Waarschijnlijk zou Karl hem onmiddellijk doorverkopen, om daarna bij een andere vioolbouwer het instrument van zijn gading te zoeken. Opeens realiseerde Hanssen zich weer dat hij Karl onmogelijk als klant kon verliezen: de solist zou het concert niet overleven, en de viool ook niet. Alleen het idee dat hij de dochter van de directeur er misschien het leven mee redde, en ook de vage hoop dat de mannen hem inderdaad in zijn atelier zouden opsluiten, zorgde ervoor dat hij zijn mond hield. Maar lang wilde hij niet meer in hun gezelschap vertoeven. Zijn geweten speelde alsmaar meer op. ‘Wat is er met je vinger gebeurd?’ vroeg Karl. ‘Daarstraks gevallen. Doordat ik jullie uit de brand moest helpen, heb ik nog niet de tijd gehad naar het ziekenhuis te gaan. Ondertussen is mijn hele hand opgezwollen.’ ‘Ik zet je wel even af,’ zei Karl. ‘Ik wil nog even naar mijn hotelkamer gaan om me te verfrissen voordat de generale repetitie begint. Het is geen grote omweg.’ ‘Vrienden hebben me een lift gegeven, met mijn gebroken vinger kon ik niet rijden. Zij brengen me wel naar de eerste hulp.’ De directeur bleek aan te voelen dat hij weg wilde en schudde hem de hand. ‘Bedankt.’ Meer oprecht had dat woord voor Hanssen nog nooit geklonken, zelfs niet toen hij in het verleden internationale solisten aan de viool van hun leven had geholpen.
‘Ik moet nu weg, en snel,’ zei hij, nadat hij ook Karl de hand had geschud. ‘Ze wachten op me.’ Karl deed de viool in de kist en riep hem na: ‘Over een week bel ik je.’ Hanssen gaf geen antwoord, liep met tranen in zijn ogen naar de uitgang, waar de gespierde kerel hem stond op te wachten. Hij hoopte dat hij het zichzelf ooit zou kunnen vergeven.
18
Dirk had verteld dat hij bij het verkeerslicht was overvallen: een gespierde kerel van rond de dertig had met een honkbalknuppel het raampje aan de bestuurskant ingeslagen en zijn neus gebroken, terwijl diens handlanger, een man met grijs haar, de vioolkoffer op de achterbank had gegrepen en ermee was weggelopen. Hij had gedacht dat de inspecteur het verhaal gewoon zou noteren, maar deze stelde zeer precieze vragen over waar de overval had plaatsgevonden, in welke straat en ter hoogte van welk verkeerslicht. Hij wilde ook weten of er getuigen waren, en of hij zeker wist dat de vioolkoffer op de achterbank had gelegen, want door de automatische vergrendeling moest de achterdeur toch op slot hebben gezeten. Hoe meer details Dirk gaf, hoe meer hij verstrikt raakte in zijn leugens. ‘Waarom noteert u het niet gewoon?’ zei hij dan ook opeens met gespeelde woede. ‘Ik heb de aangifte gewoon nodig voor belastingen. Al die details hoeven niet.’
De inspecteur kreeg nu nog meer belangstelling. Hij wilde weten voor hoeveel geld de viool verzekerd was. Het hoge bedrag verplichtte Dirk om uit te leggen dat het instrument gebouwd was door een leerling van Stradivarius. Toen de inspecteur hem vroeg of hij financiële problemen had of verwachtte die te zullen krijgen, moest Dirk op zijn tong bijten om niet te vertellen dat hij ontslagen zou worden, want hij wilde niet verdacht worden van oplichting. ‘Mijn raam is stuk, mijn neus is gebroken. Het lijkt me allemaal voor zich te spreken.’ De inspecteur boog zich naar hem toe. ‘Als ik je bankrekening zou controleren, dan zou ik vast en zeker een uitgave opmerken die je niet kunt verantwoorden. Begrijp me goed: ik verdenk je er niet van dat je de overval hebt verzonnen, maar wel dat je die met enkele kompanen hebt geënsceneerd.’ Dirk keek naar de grond. Het geld dat hij vanochtend afgehaald had, zou inderdaad tot deze conclusie kunnen leiden. Hij had de raad van Nathalie moeten opvolgen en doen alsof er was ingebroken terwijl de auto gewoon voor de deur geparkeerd had gestaan. Zijn poging de echte overvallers in de zaak te betrekken, zodat hij op termijn misschien wraak kon nemen, had hem verstrikt doen raken. ‘Maar ik zal je een kopietje van je verklaring meegeven,’ zei de inspecteur. ‘Als de verzekering het slikt, wie ben ik dan om te gaan dwarsliggen?’
19
Magda Lenaerts sloot de deur van de villa zo zacht mogelijk en spiedde rond. De witte bestelwagen was nergens te zien. Toch liep ze zoveel mogelijk tegen de gevel gedrukt naar de achterkant van de villa. Daarna snelde ze haastig door de langwerpige tuin naar een huisje dat honderd meter verder tussen de bomen lag. Ze sloop eromheen en op haar tenen gluurde ze door het raam. Haar zoon lag op een leren canapé in een ruimte die voor de rest volledig leeg was. Hij zweette zichtbaar, had een deken over zich heen, bibberde. Op de parketvloer, aan het hoofdeinde van de canapé, lag braaksel. Met haar trouwring tikte Magda op het raam. Met een ruk keek haar zoon op, zijn ogen waren bloeddoorlopen. ‘Ga weg!’ ‘Maar jongen toch,’ zei Magda, ‘laat me even binnen.’ ‘Ga weg!’ herhaalde hij. ‘Ik wil niet dat je me zo ziet.’ Hij liet zijn hoofd opzij vallen, leek door zijn reactie al zijn energie reeds verspeeld te hebben. ‘Laat me binnen, eventjes maar.’ Ze dacht dat hij haar zelfs niet had gehoord, maar hij gooide opeens de deken van zich af en verliet de ruimte. Magda liep naar de voorkant van het huis, waar hij in de deuropening stond. ‘Wat kom je doen?’ Hij zag er miserabel uit. Zijn haar was vettig en leek te zijn uitgedund, en zijn baardgroei deed hem er uitzien als een zwerver. ‘Jantje,’ zei ze. ‘Wat is er toch van je geworden?’ ‘Ga weg,’ zei hij weer, maar nu krachtelozer. ‘Ze kunnen ieder moment hier zijn, dan komt alles wel goed.’ ‘Dan komt het juist niet goed, ze zullen je weer een voorraadje geven, je zult je tijdelijk beter voelen, maar…’ ‘Geen gepreek.’ Hij duwde haar weg van de voordeur. ‘Ik wil niet dat ze je hier zien. Anders rijden ze misschien weer weg.’
‘Ze hadden hier gisteren al moeten zijn.’ ‘Je moet hen niet in de gaten houden!’ Ineens leek hij weer furieus. ‘Ze zijn alles wat ik nog heb. Ga weg.’ ‘Jantje toch,’ zei ze weer op klagerige toon. ‘Mijn jongen, laat me je even vasthouden, eventjes maar.’ Het leek alsof hij zou weigeren, maar toen ze met gestrekte armen op hem afliep, bood hij geen weerstand. Ze drukte hem tegen zich aan, voelde hem huiveren. Hij stonk naar zweet, rook zelfs zurig. ‘Magda!’ Ze huiverde op haar beurt. Haar man had dan toch gemerkt dat ze het huis was uitgeslopen. Met gespreide armen vatte ze post voor haar zoon. ‘Hij heeft hulp nodig, Kris.’ ‘Ik wil niet dat je hier komt.’ Magda was gewend hem te gehoorzamen. Maar ze had reeds van tevoren besloten voet bij stuk te houden. ‘Hij heeft geld nodig,’ zei ze. ‘Als ze niet komen opdagen, dan moet hij zelf een voorraadje in de stad kunnen gaan kopen. Ik wil niet dat hij een overval pleegt of een vuile naald gebruikt.’ ‘Kom hier!’ Magda zag hoe de donkere ogen achter de geruite brilglazen van haar man zich vernauwden. Ze liep daarom naar hem toe, maar stopte niet met praten: ‘Je wilt toch ook dat hij deze week overleeft? We moeten hem helpen.’ Omdat ze inzag dat ze haar man niet zou kunnen overtuigen, draaide ze zich om en snelde weer naar de deur. ‘Het komt allemaal goed,’ zei ze, terwijl ze haar zoon voor een tweede keer omarmde. ‘Magda!’ Ze hield haar armen om haar zoon heen geslagen tot ze het bundeltje bankbiljetten dat ze had meegebracht in zijn achterzak had kunnen proppen. ‘Ze zullen aan de canapé niet voldoende hebben, ze
zullen een tegenprestatie van je vragen. Geef hen het geld,’ fluisterde ze. En toen, alsof haar weerstand brak, liep ze naar haar man, die geen voet in het huis had gezet, hun zoon zelfs geen blik waardig had gekeurd. ‘Ben je nu helemaal op je achterhoofd gevallen?’ Ze liet zich door hem meevoeren. ‘Hoe denk je dat hij de afgelopen maanden in leven is gebleven? Iedere dag ben ik hem eten gaan brengen. En hoe denk je dat hij deze week gaat overleven? Als je wilt dat niemand van zijn verslaving afweet voordat de verkiezingsuitslag binnen is, dan…’ ‘Magda!’ Ze keek van hem weg en wachtte op zijn preek. ‘Ik weet dat je hem iedere dag eten brengt, en ik weet ook dat hij het merendeel ervan uit het raam kiepert en aan de zwerfkatten geeft. En dat je geld bent gaan afhalen, weet ik ook. Waar is het?’ Ze rukte zich los, stond perplex. Had hij haar geschaduwd? ‘Hij moet de kans krijgen…’ ‘Waar is het?’ Ze wees naar het huisje. ‘Ga het halen,’ beval hij. ‘Die dealers hebben het hele interieur leeggehaald, maar nu is alleen de canapé nog over. Ik wil niet…’ ‘Ga het halen!’ Ze liep terug naar het huisje. Haar zoon opende de deur op een kier voordat ze had aangebeld. ‘Bedankt, ma.’ Het brak haar hart om hem zo te moeten achterlaten. Zes weken geleden hadden nieuwe dealers de vorige leverancier weggejaagd: ze hadden geen geld geaccepteerd, slechts interesse gehad voor de inboedel. Haar zoon had zijn computer en laptop weggegeven, en uiteindelijk ook al zijn meubels. De ruilhandel was bijna ten einde:
alleen de canapé stond er nog. En juist dat maakte haar zo bezorgd. ‘Hier is het geld.’ Ze overhandigde haar man het opgerolde bundeltje bankbiljetten. ‘Doe dat nooit meer,’ zei hij. ‘Als hij ergens tijdens een straatdeal wordt betrapt met geld dat jij hem hebt gegeven, dan gaat mijn carrière eraan.’ ‘Je carrière…’ ‘Zelfs na de verkiezingen neem ik een risico door Jan te laten opnemen. Wie wil er nu een minister-president met een verslaafde zoon?’ ‘Moet ik je nu nog bedanken ook? Als jij hem niet zo emotioneel had verwaarloosd en zo gefixeerd zou zijn geweest op je carrière…’ ‘Zeg geen dingen waar je spijt van krijgt.’ Magda hield haar mond, liep voor hem uit door de tuin en ging de villa binnen. De luxueuze inrichting contrasteerde met het bijna lege achterhuisje. ‘Het is niet alleen mijn carrière die schade zou kunnen oplopen, de hele partij zou eronder lijden wanneer nu zou uitlekken dat mijn zoon een verslaafde is. We kunnen het risico niet nemen.’ ‘Je had je vorig jaar uit de politiek moeten terugtrekken om Jan te helpen,’ zei ze. ‘En je had je voor de komende verkiezingen niet als frontman naar voren mogen laten schuiven. Als hem iets overkomt, dan vraag ik een scheiding aan.’ ‘Magda!’ ‘Niets te Magda,’ zei ze nu ferm. ‘Ik zweer het je. Als hem deze week iets overkomt, dan wil ik nooit meer iets met je te maken hebben.’ Hij kwam naar haar toe, sloeg zijn armen om haar heen. ‘Ik heb alles onder controle. Als hij morgen nog steeds niet voorzien is, dan bezorg ik hem zelf wat.’
‘Waar ga je dat vandaan halen?’ Ze wrong zich los. ‘Het kan niet blijven duren. Vorig jaar wilde je niet dat hij werd opgenomen omdat je minister-president was, nu wil je niet dat de verkiezingsuitslag schade lijdt. Wat zal volgende week de uitvlucht zijn om hem nog langer aan zijn lot over te laten?’ Hij greep haar weer vast. ‘Als uitlekt dat onze zoon verslaafd is, zal het Vlaams Belang zeggen dat ons lakse beleid ons eigen gezin verscheurd heeft. Ze zullen er cruciale stemmen mee winnen. Als ze ons verslaan met de verkiezingen, dan is het gedaan met België. Ik ben de enige hoop.’ Magda schopte haar schoenen uit, liep naar de woonkamer en liet zich in een fauteuil neervallen. Ze wist dat erop hem werd gerekend om de democratie te redden. Het Vlaams Belang wilde Vlaanderen afscheiden van Wallonië, de allochtonen uit Vlaanderen verdrijven en de raszuivere bevolking bevoordelen, zodat hun kinderen de nieuwe toekomst zouden uitmaken. In zo’n gemanipuleerde staat zag ze haar zoon niet opgroeien. Toch wilde ze niet dat hij slachtoffer zou worden van de verantwoordelijkheid die haar man op zijn schouders torste. ‘Kris?’ Ze had hem de trap op horen lopen en even iets horen zeggen. ‘Ja?’ Hij verscheen in de deuropening. ‘Tegen wie sprak je?’ ‘Telefoon.’ ‘Van wie?’ ‘Niemand.’ Wekenlang belde er reeds iemand naar de huislijn. Als zij opnam werd er neergelegd, als Kris opnam volgde er altijd een gesprekje. Omdat hij de deur van zijn werkruimte gesloten hield, had ze nooit kunnen horen waar het over ging. ‘Wie was het?’ vroeg ze opnieuw.
‘Niemand.’ ‘Ik geloof je niet.’ ‘Wat heb je toch vandaag, Magda?’ Ze bleef hem aankijken. ‘Ik weet het echt niet,’ zei hij. ‘De ene keer is het een man, dan weer een vrouw, telkens blijken ze verkeerd verbonden. Misschien bellen ze voor Jan, weten ze niet dat hij zijn telefoon ook heeft weggeven.’ Dat was een plausibele verklaring. Er liep een binnenlijn naar het achterhuisje. Als Jan na vijf beltonen niet had opgenomen, werd de lijn doorgeschakeld. Toch klopte er iets niet. Waarom zou iemand Jan op de binnenlijn bellen, neerleggen wanneer zij opnam, en zich verontschuldigen als Kris het telefoontje beantwoordde? De dealers hadden Jan een gsm gegeven en zochten zo contact met hem, dat had Jan haar bij een vorig bezoekje verteld. Misschien moest ze op haar beurt haar man eens bespioneren. Sinds de spanning rond de verkiezingen was opgelopen, had hij meerdere telefoontjes gekregen waarvan ze niets af mocht weten: wanneer aan tafel zijn gsm ging, was hij altijd naar zijn werkruimte gehold om het gesprek daar aan te nemen. ‘Waarom kijk je zo?’ Ze sloeg haar ogen neer. ‘Ga je klaarmaken,’ zei hij. ‘Over anderhalf uur begint het concert. Ik wil voor aanvang met iedereen een praatje kunnen maken en de koningin kunnen begroeten wanneer ze arriveert.’ Ze wist hoe het eraan toe zou gaan: alle prominente politieke figuren zouden aanwezig zijn, behalve die van het Vlaams Belang, hoewel de partij reeds de grootste van Vlaanderen was. Ze zou talrijke handjes moeten schudden, volgevreten wangen moeten kussen en zich aan de zijde van haar man scharen op een manier die deed vermoeden
dat hun relatie nog niets aan kwaliteit had ingeboet. ‘Ga je klaarmaken,’ herhaalde hij. Ze stond op en liep de trap op. In haar kamer keek ze door het raam. De bestelwagen was nog niet gearriveerd. De dealers moesten op de hoogte zijn van hun onmacht, want ze hadden nooit de moeite gedaan het doel van hun bezoekjes te verheimelijken. Ze reden altijd recht naar het achterhuis, overhandigden hun waren en namen mee wat ze kostbaar genoeg vonden om te verhandelen. ‘T rek je je blauwe jurk aan? Het concert is in de Blauwe Zaal.’ Ze was blij dat hij van achter de deur tot haar sprak, want ze moest zijn bazige reactie van daarnet nog verwerken. Toen ze nieuwe meubels voor haar zoon was gaan kopen, zodat hij de ruilhandel zou kunnen voortzetten en tegelijk enige luxe behouden, had hij dat verboden. Alleen het eten dat ze dagelijks had gebracht, had hij blijkbaar door de vingers gezien. Ze voelde zich belachelijk nu ze wist dat hij haar al die tijd door de tuin had zien sluipen met een bord en bestek, en haar hierover in het ongewisse had gehouden. ‘Zit je te huilen?’ Hij was toch naar binnen gekomen, moest haar ingehouden snikken hebben gehoord. ‘Na de verkiezingen komt het allemaal goed,’ zei hij. ‘Ik heb een centrum gevonden waar zijn anonimiteit gegarandeerd zal worden. Hij gaat naar een gesloten afdeling, zal met niemand in contact staan.’ Ze huiverde voor de zoveelste keer. Als haar zoon in een gesloten afdeling zou worden geplaatst, dan zou hij zijn verslaving nooit kunnen overwinnen. Misschien zou hij zelfs een poging doen om zelfmoord te plegen. Zag Kris dan echt niet in wat het werkelijke probleem was? Ook al had hun zoon geen rechten gestudeerd, ook al was hij niet in de politiek gegaan, hij was nog steeds zichzelf: een jongen met een gouden hart. Het enige dat Kris moest doen, was hem
niet langer als uitschot behandelen, hem als een volwaardige zoon aan zijn hart drukken. Het was een eenvoudige remedie, en tegelijk iets wat onmogelijk leek, want Kris probeerde al zijn hele leven zijn eigen vader tot een complimentje te bewegen. En dat was ook nooit gelukt. ‘Je maakt vlekken,’ zei hij. Haar tranen tekenden zoute kringen op de jurk die ze net uit de kast had genomen. Ze gooide hem op het bed en nam een andere jurk, van eenzelfde blauw. Kleren had ze genoeg. Schoenen ook. Alleen emotioneel kwam ze aandacht te kort. Toch had zij zich nooit laten gaan. Kon ze haar zoon er maar van overtuigen dat eigenwaarde iets was wat je niet door anderen mocht laten bepalen. ‘De chauffeur is gearriveerd!’ Het vertrouwde gesnor van een dieselmotor vermengde zich met het knerpen van het grind onder de banden. Ze haastte zich. Moest haar mascara nog bijwerken. ‘Ga maar vast, over vijf minuutjes ben ik klaar.’ Hij bleef gewoon op de rand van het bed zitten. ‘Wat ben je mooi.’ Weer begon ze te huilen. ‘Ga naar beneden, anders lukt het me nooit om me op te maken.’ Hij reikte haar zijn zakdoek aan, nam uit de lade een nieuwe voor zichzelf, en ging de trap af. Al bij al had ook hij een goed hart, wist ze. Alleen was hij vergeten dat goede politiek alleen gevoerd kon worden door menselijke leiders. Een partij verslaan die mensonterende standpunten in haar partijprogramma had verwerkt, deed je niet door je eigen geweten te besmeuren. Daar was ze van overtuigd.
20
Brit lag achterover in een dampend schuimbad toen haar gsm, die ze speciaal op de badrand had gelegd, overging. ‘Dag schat,’ zei ze, nadat ze het telefoonnummer op het display had gecheckt. ‘Ik verwacht je om half tien bij de kerk van Berchem, bij de oprit van de ring. Weet je waar dat is?’ ‘Met mijn ogen dicht.’ ‘Tot straks.’ Voordat ze de verbinding verbrak, gaf ze hem een luchtkusje. Ze had hem graag over de ruzie van haar ouders verteld. Maar hij had haar van tevoren gewaarschuwd dat hij geen tijd zou hebben om te praten. Zijn broer zou hem uitkopen in de zaak die ze samen runden: de boekhouding moest doorgenomen worden. Als de transactie helemaal rond was, zouden ze naar het buitenland vertrekken en een luilekker leventje leiden. Ze keek er nu al naar uit. Terwijl ze zich afdroogde zong ze een van de hits die ze daarstraks op haar iPod ontelbare keren had afgespeeld om het geluid van het huisconcert uit haar oren te houden. En nadat ze had gecheckt of haar vader niet in de gang was, huppelde ze naakt naar haar slaapkamer. Van onder haar bed nam ze nog steeds zingend, haar reiskoffer. Ze schaamde zich dat ze niet eerder had geloofd dat hij werkelijk met haar zou vluchten. Uit haar ladekast haalde ze onder een paar truitjes de lingerie vandaan die ze van hem had gekregen. Haar oude ondergoed wilde ze achterlaten. ‘Wat ben je aan het doen?’ ‘Je moet kloppen!’ ‘Waar dient die koffer voor?’ ‘Gaat je niets aan.’ Brit wilde haar moeder naar buiten duwen, maar die was veel sterker en bleef gewoon staan. ‘Waar komt die lingerie vandaan?’
‘Ga weg!’ Brit voelde haar ademhaling versnellen. Ze had er niet op gerekend dat haar moeder onaangekondigd binnen zou komen. Zodra ze de koffer had gepakt, had ze die onder haar bed willen verstoppen tot de tijd was aangebroken om het huis uit te glippen. ‘Lijkt me nieuw.’ Voordat Brit de koffer kon dichtslaan, had haar moeder al een setje weggegrist. ‘Dit kun je toch nooit van je spaargeld hebben gekocht? Van wie heb je dit allemaal gekregen, en waar ga je naartoe?’ ‘Ga weg,’ zei Brit. ‘Eerst wil ik een antwoord.’ ‘Ik zeg niets,’ zei Brit. ‘Ga je mijn neus nu ook breken?’ Ze kon zien dat haar moeder verrast was door de franke toon, maar zich toch niet uit het veld liet slaan. ‘Papa!’ gilde ze dan ook. Met zware passen kwam hij aangesneld. ‘Wat is er aan de hand?’ Hij keek naar haar naakte verschijning, de koffer op het bed en leek in de war. ‘Mama valt hier zonder te kloppen binnen.’ ‘Ik hoorde je zingen, zo vrolijk ben je een jaar lang niet geweest. Ik wilde dus even een praatje met je komen maken.’ Ze had zichzelf verraden, hoe had ze zo dom kunnen zijn? ‘En nu wil ze dus weten hoe ik aan die lingerie kom en waarom die in deze koffer zit,’ zei ze om zich uit de situatie te redden. ‘Wel, ik zal het allemaal vertellen.’ Ze plaatste haar handen in haar heupen en stak van wal: ‘Na wat er vorig jaar is gebeurd, heb ik besloten jullie nooit meer te vertrouwen. Ik heb al enkele maanden een nieuw vriendje en hij koopt af en toe lingerie voor me. De enige plek waar ik die veilig kon verstoppen was in de reiskoffer onder mijn bed.’ ‘Ga je dan uit vanavond?’ Brit had een hekel aan de speurneus van haar moeder: de koffer
kon alleen op het bed liggen als ze er inderdaad iets uit had willen nemen. ‘Ik wil op de Grote Markt naar het slotconcert van de 0110actie gaan luisteren.’ ‘Het slotconcert is in deSingel.’ ‘Nietwaar,’ corrigeerde ze. ‘Dat klassieke concert is om politieke redenen uitgeroepen tot het slotconcert, dat weet iedereen. Het echte slotconcert is gewoon op de Grote Markt. dEUS speelt. Het is de zanger van deze groep die de hele actie in gang heeft gezet. Maar dat hoef ik jullie niet te vertellen.’ ‘Ik ben hier niet echt nodig,’ zei haar vader. ‘Jawel, als Brit een nieuwe vriend heeft, dan kan ze op zijn minst vertellen hoe hij heet.’ ‘Geen denken aan.’ ‘Nathalie, kom, Brit is achttien, ze is oud genoeg…’ ‘Zolang ze onder mijn dak woont, wil ik weten met wie ze optrekt.’ Brit klemde haar lippen op elkaar. Geen enkele aanwijzing mocht verraden waar ze naar toe zou gaan. Echt vluchten was het niet, ze hoefde haar zesde jaar wettelijk helemaal niet af te maken. Maar ze wilde niet dat haar moeder haar zou opsporen en op andere gedachten zou proberen te brengen. ‘Komt er nog wat van?’ Brit richtte zich opeens tot haar vader: ‘Als jij vorig jaar de viool van Jan niet had gekocht voor een zogenaamd eerlijke prijs, dan zou hij nu geen verslaafde zijn en nog steeds mijn vriend.’ ‘Hij was al aan de drugs,’ zei haar vader. ‘Voornamelijk softdrugs.’ ‘Ík heb je nooit verboden om nog contact met hem te hebben, dat was zijn eigen vader. Als er iemand de schuld…’ ‘Je had die viool moeten teruggeven.’
‘Laten we hier niet opnieuw over discussiëren,’ zei haar moeder. Brit was van plan geweest op haar achttiende verjaardag in het achterhuis bij Jan te gaan wonen. Hij had beloofd alle drugs af te zweren. Als haar vader die viool niet op zolder had gevonden en had aangedrongen die te mogen kopen, zou alles anders zijn gelopen. Pas als hij dat wilde toegeven, zou ze overwegen hem te vergeven. ‘Komt er nog wat van?’ herhaalde haar moeder. ‘Laat haar,’ zei haar vader. ‘Ze mag van mij naar het concert. En op een dag krijgen we haar vriendje wel eens te zien. Geef haar wat tijd.’ ‘Ze heeft al een jaar de tijd gehad. Het moet nu maar eens afgelopen zijn. We moeten weer een gezin worden waarin iedereen elkaar vertrouwt.’ ‘Begin dan maar met te verklaren waarom ik daarstraks stemmen van mannen beneden heb gehoord. Toen ik kwam kijken had jij zogenaamd de neus van vader gebroken.’ ‘Het is beter…’ ‘Als je me niet in vertrouwen wilt nemen, ga dan weg.’ Op de een of andere manier had ze haar moeder overtroefd, want die keerde zich met een ruk naar haar vader en zei: ‘Als jij dat allemaal pikt, moet je dat maar weten.’ Daarna liep ze de deur uit. ‘Heb ik het nog gedaan ook,’ mompelde hij. ‘Kom straks even dag zeggen voordat je weggaat.’ ‘Zal ik doen,’ beloofde ze. Zodra haar vader de deur had gesloten, ademde ze een paar keer diep in en uit, maar haar hart bleef in haar keel kloppen. Zo had ze zich het laatste gesprek met haar moeder niet voorgesteld. Maar er was niets meer aan te doen. Bovendien zou haar moeder haar in de gaten houden wanneer ze straks de deur uit zou gaan. Ze zou haar koffer moeten achterlaten. Het was jammer, de lingerie had een
sentimentele waarde. Maar met of zonder koffer: ze zou ervandoor gaan. Zo’n kans kreeg ze nooit meer. Haar vriendje was niet alleen rijk, hij had alles voor haar over. Samen zouden ze gelukkig worden.
21
Marcel Saenen had een spoedberaad bijeengeroepen. Hoewel het zondag was, had bijna niemand verstek laten gaan. Blijkbaar was hij niet de enige die vond dat de crisis waarin ze verkeerden om een oplossing vroeg. ‘We zijn een partij waar beslissingen gezamenlijk worden genomen, waar eerst wordt overlegd wat we tegen de pers gaan zeggen, voordat iemand met bepaalde informatie naar buiten treedt.’ ‘Waarom noem je mijn naam niet?’ vroeg een jongeman met dik zwart haar en een prominente neus. Er klonk gelach van zijn kliekje aanhangers. ‘Erik,’ zei Saenen, ‘laat me inderdaad…’ ‘Doe dat.’ Saenen moest zich inhouden om Erik geen draai om zijn oren te geven. ‘Je hebt fout gereageerd op de 0110-actie.’ ‘Wie vindt dat?’ Erik keek uitdagend rond. Niemand reageerde. ‘Blijkbaar ben je de enige.’ ‘Dat ben ik niet. Iedereen is gewoon verstandig genoeg om nu geen tweespalt te zaaien. Luister gewoon even…’ ‘Luister jij naar mij,’ zei Erik. ‘De frontzanger van dEUS wil een concert houden tegen het Vlaams Belang, een week voor de
verkiezingen. Wanneer ik daar commentaar op geef, springt de voltallige pers in mijn nek.’ ‘Wat had je dan verwacht?’ vroeg Saenen. ‘Nee, nee, nu moet je mij de schuld niet geven. Al die miezerige Vlaamse zangers hebben opeens een podium geroken en willen allemaal meedoen aan de actie. Wanneer ik zeg dat hun kinderen hier nog spijt van zullen krijgen, doen ze alsof ik hen heb bedreigd, word ik uitgescholden voor fascist. Ik bedoelde gewoon dat hun kinderen door dit soort acties tussen de allochtonen zullen moeten opgroeien, hun eigen moedertaal zullen moeten afzweren en de koran lezen.’ Er klonk gejuich van de kliek. Saenen wist dat hij zijn overwicht aan het verliezen was. Een week voor de verkiezingen kon dat rampzalig zijn. De bevolking zou niet stemmen voor een stelletje relschoppers; alleen een beleid waarin traditionele Vlaamse waarden naar voren werden geschoven, had kans op succes. ‘Laat de oneliners maar achterwege,’ zei hij, ‘het is hier geen politiek debat. We hebben het over de schending van onze huisregels.’ ‘Iemand moet een precedent scheppen.’ Saenen wist dat hij als voorzitter maar zo veel macht had als hem werd verleend. Erik leek niet van plan in te binden, en zijn aanhang was groot. Een week voor de verkiezingen zou iedere vorm van interne ruzie, wanneer die naar de pers uitlekte, de kans fnuiken om de regerende partijen met een meerderheid van stemmen omver te blazen. ‘Laat me het anders formuleren,’ zei hij. ‘Wat je tegen de pers hebt gezegd, is waar, maar je bent uit het oog verloren welk spelletje er met ons wordt gespeeld.’ Het afgelopen jaar had een groepje allochtonen een man dood geschopt op een lijnbus. En een jongeman was met een geweer de straat op gegaan om drie vrouwen dood te schieten, van wie twee kleurlingen en een kind. Het Vlaams Belang was door de pers als mededader aangewezen, omdat de partij
onverdraagzaamheid zou promoten. Toen de frontman van dEUS had aangekondigd dat hij een concert zou houden tegen het Vlaams Belang, was de pers erop gesprongen en had het motief anders geformuleerd: op 1 oktober zouden Vlaamse artiesten opkomen voor meer verdraagzaamheid. ‘En dit,’ besloot Saenen, die zich genoodzaakt had gezien de hele geschiedenis nog eens op te rakelen, ‘is de valstrik waar je bent ingetrapt. We staan voor een paradox: we kunnen niet tegen een concertdag zijn die verdraagzaamheid promoot, maar eigenlijk als doel heeft de verkiezingen van volgende week in ons nadeel te laten uitdraaien, zonder te bevestigen dat we inderdaad onverdraagzaam zijn en deze actie gegrond is.’ ‘Een leugen wordt waarheid als je ze niet weerlegt,’ zei Erik. ‘We zijn verplicht de bevolking in te lichten over het spelletje dat de pers met ons speelt.’ ‘Maar hoe kun je dat doen als de pers de enige manier is om die bevolking te bereiken?’ Saenen merkte dat de aanwezigen knikten wanneer hij sprak. Ook de kliek van Erik was gestopt met eenzijdige bijval aan Erik te verlenen. ‘Je moet erop vertrouwen,’ ging hij dan ook verder, ‘dat de bevolking de leugens zelf van de waarheid zal kunnen onderscheiden.’ ‘Niet als alle bekende Vlaamse artiesten in alle grote steden aan het optreden zijn. We moeten kenbaar maken dat deze actie tegen ons is gericht en absoluut niets met verdraagzaamheid te maken heeft. Ik wilde daarstraks op de Grote Markt naar een concert gaan luisteren, en wat gebeurde er: ik werd door de politie weggejaagd. Hoe verdraagzaam is een actie die mijn aanwezigheid niet tolereert? Bovendien was de leugen zichtbaar: in het publiek stond geen enkele allochtoon. Verdraagzaamheid wordt in deze zogenaamde multiculturele samenleving blijkbaar alleen door autochtonen als een
must beschouwd. We moeten de bevolking laten weten dat moslims een veroverende mentaliteit hebben, ze zijn niet bereid te delen of zich aan te passen, ze willen overheersen.’ ‘Aan mij moet je dit allemaal niet vertellen,’ zei Saenen. ‘Ik ben niet voor niets partijvoorzitter. Al dertig jaar ben ik dag en nacht bereikbaar. Dit is mijn leven.’ ‘Dan heb je er dus niets op tegen dat wij straks actie gaan voeren bij de ingang van deSingel?’ Saenen hoopte dat hij het verkeerd verstaan had. ‘Wat voor actie?’ ‘We hebben kaarten gekocht voor het concert. Wedden dat ze ons niet zullen binnenlaten? We hebben de pers zelf al ingelicht dat ze aan de ingang moeten klaarstaan om alles te filmen. Wij willen laten zien dat de zogenaamde actie voor verdraagzaamheid een haatcampagne tegen ons is.’ De kliek juichte weer. ‘En wat zullen de mensen thuis te zien krijgen? Een bende amokmakers die een concert waarop de koningin en eerbare politici zijn uitgenodigd, in de war komen schoppen. De mensen moeten erop vertrouwen dat wij deze maatschappij zullen stabiliseren en rentabiliseren, niet andersom.’ Saenen merkte dat hij de emotie in zijn stem niet had kunnen onderdrukken, zodat het deel van de partij dat openlijk achter hem stond – en dat was nog steeds de meerderheid – hem nu ook bijval begon te verlenen. En dit had hij net willen vermijden. ‘Laat dit niet eindigen in een juist-of-verkeerd spelletje,’ zei hij vlug. ‘Laten we gewoon het einddoel niet vergeten: we maken voor het eerst een kans om een meerderheidspartij te worden. Het vertrouwen van de bevolking is groot. Dit moeten we zo houden: nog zeven dagen lang. Daarna kun je vrijuit spreken.’
‘Stel dat we nipt geen voltallige meerderheid behalen, wat dan?’ Erik keek nu iedereen aan terwijl hij sprak. ‘Stel dat we een coalitiepartner moeten vinden, wat dan?’ Het antwoord hoefde niet gegeven te worden: het Vlaams Belang zou weer in de oppositie belanden en weer worden uitgesloten van de regering. ‘Deze concertdag zou wel eens meer impact kunnen hebben dan we denken. Volgens de peilingen halen we momenteel een nipte meerderheid, maar als de pers de leugen zo blijft uitspelen, dan zal dit rampzalig zijn. En laat ik één ding duidelijk stellen: ik ben niet van plan nogmaals een hele legislatuur de enige echte oppositiepartij te gaan spelen. Ik wil ons partijplan in de regering vormgeven: ik wil dat er een migratiestop komt, dat de opvoeding van een derde kind niets kost voor een Vlaams gezin, ik wil dat Vlaanderen weer van de Vlamingen wordt en dat gepensioneerden veilig naar buiten kunnen, zich weer thuis voelen in hun eigen land.’ ‘Dat wil ik ook, dat willen wij allemaal, anders zouden we hier nu niet zo voltallig zijn samengekomen,’ zei Saenen, maar hij voelde dat een deel van de partij momenteel achter Erik stond, sterker nog: dat Erik hoe dan ook zijn zin zou doordrijven. ‘Als je werkelijk denkt dat vanavond rel gaan schoppen een goed idee is, dan mag je dat gaan doen, maar dan wil ik wel dat je de verantwoordelijkheid neemt wanneer…’ ‘Ik ga geen rel schoppen,’ onderbrak Erik hem. ‘Ik heb een kaartje gekocht. Ik ben een eerzame burger zonder strafblad. Ik wil een concert bijwonen dat verdraagzaamheid wil promoten, dat is alles.’ ‘We weten allemaal dat het niet om de waarheid gaat, maar wat mensen veronderstellen dat de waarheid is,’ zei Saenen, maar hij legde geen overtuigingskracht meer in zijn woorden. Hij hoopte dat iemand van zijn aanhang het nu tegen Erik op zou
nemen, maar hij had zich de afgelopen jaren te veel als leider van het laatste woord ontpopt om op spontane reacties te kunnen rekenen, en Erik werd, ondanks het geschil over de juiste aanpak dat alsmaar groeide, gezien als zijn opvolger. ‘Ik reken er dus op,’ zei Erik, ‘dat jullie ons straks zullen steunen. We zullen ons verzetten als we niet worden binnengelaten, we zullen opgepakt worden en ongetwijfeld een nachtje in de cel worden opgesloten. Zorg dat er een advocaat klaarstaat, dat jullie aan de geïnteresseerden van de pers uitleggen dat we gewoon naar het concert wilden komen luisteren.’ ‘De koningin is daar. We zullen worden beschouwd als een gevaar voor de staatsveiligheid,’ zei Saenen, maar omdat niemand nog knikte terwijl hij sprak, besloot hij het roer om te gooien. ‘Zorg dat we vanaf de parkeerplaats het gebeuren met een handcamera kunnen filmen. Erik moet een microfoontje opspelden, zodat we het geluid goed kunnen vastleggen. Op onze website zullen we alle beelden laten zien die de pers eruit zal knippen, zodat de waarheid kan zegevieren.’ ‘Nu ben je mijn man,’ zei Erik. De voltallige raad applaudisseerde. Saenen werd door verschillende leden op de schouder geslagen. Iets van de energie die hij in zijn jonge jaren had gevoeld, bruiste opeens weer door zijn aderen. Misschien was het goed dat Erik zich tegen hem had verzet. Hij was te veel een politicus geworden: iemand die sprak maar niets zei, iemand die zweeg om later te kunnen doen alsof hij van niets wist. Ze hadden zich inderdaad lang genoeg door de pers in een negatief daglicht laten plaatsen. Het werd tijd dat beeld bij te kleuren, en dat kon alleen door daadkracht. Tegelijk wist Saenen dat dit niet de juiste manier was om dit onrecht aan te kaarten, laat staan bij te stellen. Jarenlange diplomatie had ervoor gezorgd dat het cordon sanitaire niet altijd actief was.
Sinds kort mocht hij zelfs deelnemen aan politieke debatten op televisie, en hoewel alle zendtijd bijna altijd verloren ging aan het rechtzetten van het vooroordeel dat in de vragen vervat zat, was hij er toch in geslaagd de bevolking te laten geloven dat het Vlaams Belang niet van zins was de gevestigde waarden omver te gooien, maar ze juist te verstevigen. Hierdoor was voor het eerst in de opiniepeilingen gebleken dat niet alleen de werkende klasse achter de partij stond, maar ook de burgerij. ‘Je hebt de juiste beslissing genomen,’ zei Erik, die hem de hand kwam schudden, maar wel zo nadrukkelijk dat iedereen het gezien moest hebben. ‘We zullen die minzame cultuurdwepers eens laten weten wat verdraagzaamheid betekent.’ Iedereen had zijn jas gepakt en was met elkaar in gesprek. Saenen wist dat hij hun aandacht nog kon vangen en hun vragen nogmaals na te denken over het uiteindelijke effect dat hun actie zou hebben op het broze vertrouwen dat ze bij de gegoede klasse hadden opgebouwd. Maar de gedachte dat hij na de verkiezingen het voorzitterschap hoe dan ook aan Erik zou afstaan en zich uit de voorste gelederen voorgoed zou terugtrekken, zorgde ervoor dat hij het ogenblik liet passeren. Voordat iemand hem echter kon aanklampen voor een persoonlijk gesprekje, liep hij naar buiten, en daar schudde hij een paar keer krachtig zijn hoofd. Hij had de controle niet uit handen mogen geven, hij had zijn partij zonder kleerscheuren de week moeten doorloodsen. Hoewel hij wist dat hij eigenlijk terug naar binnen moest gaan, stapte hij in zijn auto en reed weg: hij wilde zijn vrouw nog even zien, al was het maar om zich persoonlijk te verontschuldigen voor het feit dat hij weer eens een avond niet samen met haar zou kunnen doorbrengen.
22
Dirk had zich teruggetrokken in de woonkamer. Hij had wat piano gespeeld. De radio aan en uit gezet. En toen hield hij het niet meer uit. Hij pakte zijn gsm en belde Hanssen op. Hij wist dat deze op zondag liefst niet gestoord wilde worden, maar dit was een noodgeval. Hij was een belangrijke virtuoos die zonder instrument zat. Het maakte hem gek geen toonladderloopjes te kunnen spelen of een stuk te kunnen doornemen. Hij oefende normaal zes uur per dag. Het huisconcert was niet meer dan een opwarming geweest voor het echte werk. ‘Wat loop je te ijsberen?’ Dirk hoorde het antwoordapparaat van Hanssen aanslaan en legde neer. ‘Niets, jawel, ik heb een viool nodig.’ ‘Ga morgen even bij Hanssen langs.’ ‘Dan weet hij dat ik ontslagen ben.’ ‘Binnenkort weet toch iedereen dat. Hoe had je gehoopt…’ ‘De bestuursraad moet zich nog akkoord verklaren.’ ‘Directeur word je alleen met politieke steun. Geen enkel bestuurslid zal zijn vingers branden aan jouw ontslag. Zeker niet als er een gegronde reden blijkt te zijn.’ ‘Die is er niet.’ ‘Ga je dan maar klaarmaken,’ zei ze. ‘We gaan dat concert bijwonen.’ In het kort legde ze uit dat uit zijn aanwezigheid zou blijken dat hij niets misdaan had. De andere docenten zouden hem bijval kunnen verlenen wanneer de nieuwe solist er niets van zou bakken. Bovendien zou de directeur hen onmogelijk kunnen ontwijken. Zolang hij geen verklaring wilde geven, zouden ze hem achternajagen. Ze zouden zijn avond tot een diplomatieke hel maken: want hoe kon hij
de diverse genodigden welkom heten, als zij er steeds bij zouden staan, als bepaalde gasten misschien nog niet zouden weten dat er een andere solist zou optreden en hem alvast zouden feliciteren? Het zou een beschamende vertoning worden, en niet voor hen, want zij stonden recht in hun schoenen. ‘Het is een goed plan, heel effectief.’ Dirk hoopte dat hij nooit in een vechtscheiding met haar verwikkeld zou raken. ‘Maar toch druist dit in tegen mijn eergevoel. Ik ga niet smeken om mijn baan.’ ‘Ik wil dat hij je een verklaring geeft.’ Dirk keek haar recht aan. ‘Je wilt alleen maar gaan omdat je het voor jezelf wilt weten.’ ‘Dat klopt,’ zei ze. ‘Ik wil aan onze relatie werken, maar alle kaarten moeten op de tafel liggen.’ ‘Ik weet niet waarom hij me heeft vervangen door Karl Liebmann, en ik weet ook niet waarom hij mijn contract niet wil verlengen. Ik heb niets verkeerds gedaan.’ Hij zag hoe ze zijn gezicht afzocht naar tekenen die erop zouden wijzen dat hij loog. ‘Als je de waarheid spreekt,’ zei ze uiteindelijk, ‘dan moeten we zeker gaan. Je mag dit niet pikken, niet van hem, van niemand.’ Dirk merkte dat hij met zijn hoofd schudde en zijn reactie eigenlijk zo al kenbaar had gemaakt. ‘Ik zoek wel elders een aanstelling,’ zei hij, ‘morgen ga ik langs bij de andere conservatoria. Desnoods begin ik ergens als assistent, of ga naar het buitenland.’ ‘We wonen hier, op tien minuten van deSingel, en ook op tien minuten van mijn werk. Je moet…’ ‘Het is mijn baan, niet die van jou.’ Hij toetste weer het nummer van Hanssen in. Weer kreeg hij het antwoordapparaat aan de lijn. Misschien was Hanssen wel in het buitenland. Was hij ergens op de
zolder van een oud vrouwtje een instrument gaan ophalen. Hanssen had een ongeëvenaarde speurneus, hij zou wel een viool voor hem weten te vinden waarmee hij zijn loopbaan op gelijk niveau zou kunnen voortzetten. Het verzekeringsgeld zou de kosten dekken. Op termijn zou alles goed komen, daar vertrouwde hij op. ‘Sta je daar nog?’ ‘Ga mee.’ ‘Absoluut niet, en ik wil ook niet dat jij gaat.’ ‘Probeer me maar eens tegen te houden.’ Uitdagend draaide ze zich om en sloeg de deur van de woonkamer dicht. Hij wist dat ze er niet in zou slagen de directeur een samenhangende, laat staan logische verklaring te ontlokken. Hij had het zelf geprobeerd, en niets dan onzin te horen gekregen. Het leek hem dat de directeur zenuwziek was, of medicijnen nam, want nooit eerder had hij de man zo in de war gezien. ‘Weet je zeker dat je niet mee wilt gaan?’ Hij keek haar zelfs niet aan. ‘Heel zeker.’ De deur van de woonkamer knalde voor een tweede keer dicht. Ze leek niet in te zien dat hij zich in zijn eer gekrenkt voelde. Voor iemand die liever Karl Liebmann liet optreden, kon hij alleen maar verachting voelen. Als het conservatorium hem ooit weer als docent wilde opnemen, dan zou niet alleen de directeur, maar de voltallige bestuursraad voor hem op de knieën moeten gaan. Bovendien zou hij een contract van minstens drie jaar eisen en een salaris dat in verhouding was tot zijn ondertussen internationale status. ‘Heb je je bedacht?’ hoorde hij Nathalie boven aan de trap vragen, toen hij de woonkamer verliet en zich naar de keuken begaf. ‘In geen honderd jaar,’ antwoordde hij. ‘Ik zal het avondeten bereiden terwijl jij je klaarmaakt. Dan valt de ondermaatse muziek die
je straks te verteren zult krijgen niet op een lege maag.’ Hij vertelde er niet bij dat hij weliswaar het concert niet wilde bijwonen, maar wel van plan was om de rechtstreekse uitzending op de radio mee te volgen. Hij wilde horen hoeveel beter hij was dan Karl Liebmann.
23
Ze hadden zich niet aan hun woord gehouden: in plaats van hem in zijn atelier op te sluiten, hadden ze hem geboeid achterin de bestelwagen gegooid en waren gaan rijden. Momenteel stonden ze ergens verscholen onder de bomen, langs de kant van de weg, een villa te observeren. Met tussenpozen gaven de mannen een verrekijker aan elkaar door. ‘Ze zijn vertrokken,’ hoorde hij de man met grijs haar na een halfuur zeggen. Hanssen rekte zijn hals. Hij zag een zwarte Mercedes de oprijlaan afkomen. De witte bestelwagen kwam in beweging en draaide diezelfde oprijlaan op zodra de Mercedes uit het zicht was verdwenen. In plaats van bij de villa te stoppen, reden ze verder, parallel met het grasveld. Dit stuk van de oprijlaan werd blijkbaar weinig gebruikt, want de bestelwagen hobbelde over de oneffenheden. Hanssen was bang dat de technische toestellen, waaronder een computer, laptop en een flatscreen, en ook de meubels waarmee de laadruimte vol was geladen, zouden beginnen te schuiven en hij eronder bedolven zou worden. ‘Eindelijk!’ klonk het buiten. Hanssen rekte weer zijn hals. Hij zag hoe een verwaarloosde
jongeman uit een huisje kwam gelopen dat achteraan op het domein bleek te staan. ‘We hadden toch beloofd dat we zouden komen,’ zei de gespierde kerel, die uit de bestelwagen wipte. Hanssen dacht erover om hulp te roepen, maar toen hij zag dat de jongeman een zakje met een lichtbruin poeder aannam, aarzelde hij. ‘Houd je gedeisd,’ zei de man met grijs haar, die hem door de achteruitkijkspiegel in de gaten bleek te hebben gehouden. ‘Zorg dat we je niet als ballast gaan beschouwen.’ ‘Ik ben onschuldig,’ zei Hanssen. De man stapte uit, ging in het zicht een sigaretje roken. De peuk trapte hij even later uit, maar hij raapte hem vervolgens op en stopte hem in zijn zak. Hanssen voelde aan dat welke rol hij ook speelde in dit geheel, zijn lot allang bepaald was. Hij kon alleen maar hopen dat ze hadden vastgelegd dat hij in leven zou worden gelaten, en ook dat de dochter van de directeur vrijgelaten zou worden. Anders had hij daarstraks zijn kans, en ook die van Karl Liebmann, verkeken. ‘In orde!’ De gespierde kerel stond in de deuropening met zijn duim omhoog. De man met grijs haar kwam onmiddellijk in actie: hij liep naar de achterkant van de bestelwagen en opende de laadklep. ‘Meekomen.’ Hanssen kwam overeind, stapte voorzichtig langs de toestellen en de meubels, en liet zich naar buiten helpen. Zijn spieren waren stram geworden van het lange wachten. De man trok hem naar het huis, duwde hem naar binnen, de hal door, naar de woonkamer, waar de jongeman uitgeteld op een canapé lag. De resterende inhoud van het zakje en een spuit lagen op de grond. ‘Ga zitten.’ Hanssen liet zich tegen de muur zakken en keek toe hoe de mannen op en neer naar de bestelwagen begonnen te lopen. Ze
plaatsten eerst een groot metalen rek, een tafel en stoelen. Daarna stalden ze de computer, de laptop en een telefoon uit. Er werden ook toestellen geplaatst waar Hanssen de werking niet van kende. Zo werd de telefoon via een apparaatje omgeleid, en werd ook de internetverbinding niet rechtstreeks aangesloten. Op een aparte werktafel werd de tube lijm gelegd die hij daarstraks nog had gebruikt en ook het metalen koffertje waarin de kneedbom had gezeten. Tot slot werd aan de voet van de kapstok de gestolen viool van Karl Liebmann geplaatst. ‘Willen jullie de verdenking op hem laden?’ vroeg hij, en hij wees met zijn geboeide handen naar de jongeman op de canapé. ‘Niemand zal geloven dat hij dit in zijn eentje heeft klaargespeeld.’ Er volgde geen reactie. Dat was ook zijn bedoeling niet geweest. Hij had gewoon willen testen hoever de jongeman heen was. Want hoewel deze er buiten westen bij leek te liggen, stootte hij toch klanken uit wanneer iets te hard werd neergezet of verschoven. Op de een of andere manier wilde hij dat de jongeman hem zou zien, en hem zich zou herinneren wanneer hij uit zijn roes ontwaakte. ‘Klaar?’ vroeg de gespierde kerel. ‘Klaar,’ bevestigde de man met grijs haar. Ze keurden hun werk, en Hanssen bekeek het geheel daarom ook nog eens goed. Het leek alsof alles er al enkele weken stond. De mannen hadden een zakje met fijn stof bij zich gehad dat ze met een borsteltje over de meubels hadden aangebracht, en ze hadden bepaalde toestellen aangezet, zodat het leek alsof de jongeman iets aan het doen was geweest voordat hij onder zeil was geraakt. Wat er in het document op het computerscherm stond, kon Hanssen vanuit zijn positie niet lezen, maar als hij de kans kreeg, zou hij het zeker niet laten. Als hij later ondervraagd zou worden door de recherche, wilde hij zo veel mogelijk nuttige informatie kunnen verstrekken. Op deze
manier hoopte hij de dood van Karl Liebmann, die over een uurtje door zijn toedoen een feit zou zijn, en die zijn geweten nu reeds bezwaarde, te kunnen goedmaken. ‘Ik wacht in de auto,’ zei de man met grijs haar. ‘Prima.’ Hanssen was opeens alert geworden door een bepaalde toon in hun stem. Zodra de man met grijs haar verdwenen was, en de motor van de witte bestelwagen aansloeg, veronderstelde Hanssen dat zijn einde nabij was. De gespierde kerel nam echter het zakje van de grond, mengde er wat water en een ander goedje doorheen, trok het in de spuit en spoot het in de arm van de jongeman, nadat hij die eerst had afgebonden. Was het de bedoeling hem een overdosis te bezorgen? De kerel keek echter aandachtig naar de spuit en trok hem terug toen hij ongeveer half leeg was. Waarschijnlijk was het de bedoeling dat de jongeman gewoon nog enkele uren onder zeil zou blijven. ‘Meekomen,’ zei de gespierde kerel. Hanssen kwam overeind en verwachtte, omdat de kerel achter hem kwam staan, een duw in zijn rug. Maar een voet in zijn knieholte en een hand op zijn kruin zorgden ervoor dat hij in elkaar zakte. Toen hij een zachte klik hoorde, en het lemmet voorbij zag flitsen voordat het op zijn keel werd gezet, wist hij dat alles inderdaad voorbij was.
24
De chauffeur bracht de Mercedes tot stilstand op tien meter van de ingang. Magda zag door het geblindeerde raam een groepje
jongemannen in maatpak passeren. Ze werden door een televisieploeg tegengehouden. Een van hen gaf een interview, wie het was kon ze niet zien, omdat de andere jongemannen hem omsloten. ‘Zo veel pers had ik niet verwacht.’ Magda vond het typisch dat haar man bij deze opmerking in zijn handen wreef, alsof hij nu al niet kon wachten om ook een interview te geven. Zodra de chauffeur de deur had geopend, stapte ze uit de auto en liep haar man achterna, die reeds in de richting van de opnameploeg was gegaan en zich halverwege omdraaide om tegen haar te zeggen: ‘Ik dacht dat alleen de radio het concert zou…’ T umult maakte de rest van zijn woorden onverstaanbaar. De jongemannen mochten blijkbaar niet naar binnen. ‘We hebben kaartjes,’ riep een van hen. ‘Erik Spies,’ zei ze. Haar man deinsde bij deze naam achteruit, maar het was te laat: het groepje had hen in de gaten gekregen. ‘Meneer de minister-president,’ zei Erik, ‘wij hebben kaartjes voor dit concert, wij willen graag opkomen tegen zinloos geweld, dat mag toch?’ Magda spiedde het parkeerterrein af en zag hoe uit het geopende raam van een auto een handcamera stak. Ze wilde haar man inlichten, maar werd opzij geduwd door de cameraman van de televisieploeg, die juist diens antwoord wilde vastleggen. ‘Hier spreek ik me niet over uit.’ ‘U moet toch een mening hebben!’ riep Erik. ‘Het veiligheidsdetachement van de koningin zal hierover een beslissing moeten nemen. Ik kan niet bepalen of u een gevaar bent of niet.’ ‘Fouilleer ons desnoods, we hebben geen wapens bij ons. Alleen maar een toegangskaartje, met ons eigen geld betaald, wat u niet kunt
zeggen.’ Er klonk gegrinnik. Magda wist dat ze haar man niet kon helpen zonder de situatie erger te maken en deed daarom wat binnen haar mogelijkheden lag: ze vatte post tussen de handcamera en het tafereel. Maar aan de andere kant van de parkeerplaats zag ze nu ook dat er gefilmd werd. Het was doorgestoken kaart. ‘De koningin!’ riep ze. ‘Daar komt de koningin!’ Het groepje keek als één man de richting uit die ze aanwees en vervolgens naar haar. Haar man snelde ondertussen om het groepje heen. Erik had als eerste door dat hij voor de gek was gehouden, spurtte haar man snel achterna en greep hem bij zijn kraag, zoals je een kat bij zijn nekvel pakt. ‘Laat me los! Help me!’ Het politieteam aan de ingang, kwam op één man na, aangesneld. ‘Foutje gemaakt, Erik?’ zei Magda, terwijl ze rakelings langs hem heen liep en met haar heupen wiegde. ‘Niets aan de hand,’ zei Erik, die achteruit sprong, en hiermee aangaf dat hij zich maar al te goed realiseerde dat hij zelf als eerste tot fysiek geweld was overgegaan. Magda liep naar binnen, samen met haar man, en keek van achter de glazen deur toe hoe Erik met zijn kaartje zwaaide, alsmaar meer achteruit werd gedwongen, en uiteindelijk in een poging langs de politieagenten te glippen en toch de ingang te bereiken, hardhandig werd vastgegrepen en tegen de grond gegooid. De rest van de relschoppers probeerde nu ook de ingang te bereiken, maar tegen de getrainde agenten maakten ze geen kans. Alleen Erik slaagde erin zijn tegenstanders van zich af te gooien en met enkele sprongen naar links en dan weer naar rechts uit de grijphanden te blijven, zich zelfs langs de agenten heen te bewegen, zodat hij op een bepaald moment zijn kans schoon zag en naar de ingang spurtte. De man die als enige aan
de deur was blijven staan, behoorde tot het veiligheidsdetachement van de koningin. Hij zag eruit als een uitsmijter: groot, breedgeschouderd en alleen al door de manier waarop hij zijn rug kromde, kon Magda zien dat Erik geen enkele kans maakte. ‘Stop!’ Erik bleef op hem afrennen, keek zelfs even opzij om te zien of de camera hem wel goed in beeld had en maakte toen een schijnbeweging die de man niet in het minst uit evenwicht bracht. De vuist trof hem recht in het gezicht. Hoewel Erik achteruit vloog en achterover sloeg, veerde hij toch bijna onmiddellijk weer op, alsof hij een poppetje aan een touwtje was. Voordat hij opnieuw een poging kon wagen, werd hij in de rug door enkele agenten definitief onderuit gehaald en vervolgens ingerekend. Het was niet dit korte tafereel dat Magda de zekerheid verschafte dat haar man een kans maakte de verkiezingen toch nog te winnen. Het was door de veiligheidsagent. Met zijn vuist in de lucht riep hij iets in de camera waarvan ze met zekerheid wist dat het de hele week zou worden uitgezonden en het Vlaams Belang een zware, misschien zelfs beslissende slag zou toebrengen: ‘Dit was een échte rechtse, en daar had hij duidelijk niet van terug!’
25
De witte bestelwagen reed op de binnenbaan van de Amerikalei en kwam tot stilstand op de parkeerstrook, recht voor de ingang van wat
op het eerste gezicht een groot herenhuis leek. Op het balkon wapperde echter een vlag waarop de Vlaamse Leeuw stond, en eronder was in neonletters ‘Vlaams Belang’ aangebracht. Boven de deur hing een veiligheidscamera waarvan het rode ledlampje brandde. De twee mannen stapten uit en gingen met een sleutel het gebouw binnen. Het eerste dat ze deden was in het kantoor op de begane grond uit het opnametoestel de digitale cassette halen waarop hun arriveren was vastgelegd, en die vervangen door een lege van hetzelfde merk. Vervolgens maakten ze het opnametoestel onklaar door het open te schroeven en enkele draden los te trekken. Het volgende werkje was iets ingewikkelder en tijdrovender: in het hele gebouw zetten ze alle computers aan. Met een USB-stick laadden ze telkens een aantal documenten in en plaatsten die in bepaalde mappen. Ze installeerden ook enkele programma’s, die ze een voor een uittestten. Daarna sloten ze alle computers weer af, legden nog enkele papieren op een bepaald bureau en verlieten het gebouw zonder iets mee te nemen.
26
Brit ging tewerk zoals haar geliefde het haar had opgedragen. Ze schreef een afscheidsbrief voor haar ouders waarin ze vertelde dat ze haar middelbare school niet wilde afmaken en dat ze had besloten niet langer bij hen te blijven wonen. Aangezien haar vertrouwen geschaad was door wat er een jaar geleden was gebeurd, wenste ze haar nieuwe
adres niet op te geven, en hoopte dat ze het respect zouden opbrengen haar niet te proberen traceren. Als ze weer contact wilde, zou ze zelf de eerste stap zetten. Nadat ze onder de brief haar naam had geschreven, nam ze een leeg blad papier en begon de brief volledig over te schrijven. Op haar bureau lagen reeds twee enveloppen klaar: de eerste was aan haar ouders gericht en de tweede, waarop een postzegel was geplakt, was geadresseerd aan het lokale politiekantoor. Ze vond het geniaal van haar vriend. De brief naar de politie zou het voor haar moeder onmogelijk maken om haar als vermist op te geven of de resources op haar werk te gebruiken om haar op te sporen.
27
De veiligheidsagent die daarstraks Erik tegen de vlakte had geslagen, zag een witte bestelwagen het parkeerterrein opdraaien, met twee inzittenden. Toen de wagen helemaal achteraan bij de uitgang parkeerde en er niemand uitstapte, besloot hij zijn post bij de deur te verlaten en een kijkje te gaan nemen. Hij bleef uit het zicht van de zijspiegels, liep gebukt langs enkele limousines en Mercedessen, en dook aan het zijraampje op. De mannen in de bestelwagen leken niet te schrikken van zijn verschijning. De jongste van de twee opende het raampje en riep boven het volume van de radio uit. ‘Wat wenst u?’ ‘Komen jullie voor het concert?’ ‘We zijn te laat voor het eerste deel, mogen waarschijnlijk niet meer naar binnen in de zaal, daarom willen we de uitzending op de
radio volgen.’ ‘Mag ik jullie toegangskaartjes zien?’ Uit de binnenzak van hun jas haalden ze allebei een kaartje tevoorschijn. Hij controleerde de opdruk. Het waren geen plaatsen naast die van Erik en zijn aanhangers, die ondertussen waren afgevoerd, dus waren het waarschijnlijk geen partijleden die alsnog probeerden binnen te komen. Wel was het opmerkelijk dat ze niet gekleed waren als concertgangers. Als ze na de pauze nog steeds in de bestelwagen zaten, zou hij versterking oproepen en hen dwingen zich nader te identificeren. ‘In orde.’ Hij liep naar de achterkant van de bestelwagen en drukte zijn neus ertegen. Het getinte glas maakte het onmogelijk te zien of er iets in lag. Opeens ging het binnenlicht aan en nu zag hij het duidelijk: de laadruimte was leeg. ‘Hebt u een vuurtje?’ De man met grijs haar, die aan het stuur zat, had zijn portier geopend, zodat het binnenlicht aan was gegaan. Hij hield een sigaret tussen zijn lippen. De agent klopte op zijn zakken. ‘Het spijt me.’ Terwijl hij terugliep naar zijn post bij de ingang, kwam zijn argwaan terug: had er in de auto geen sigarettenaansteker gezeten? Waarom stonden ze achteraan? ‘U bent te laat, en toch parkeert u achteraan,’ zei hij tegen een vrouw die kwam aanlopen. ‘Deze parkeerplaats verandert in een chaos als iedereen straks tegelijk vertrekt. Ik wil als eerste weg zijn.’ ‘U mag pas na de pauze in de zaal.’ Hij hield de deur voor haar open. ‘Dat weet ik, dat is altijd zo, maar zolang de bar open is, ben ik tevreden.’
Hij glimlachte en liet de deur achter haar dichtvallen. Straks zou hij de nummerplaat van de bestelwagen controleren. De mannen moesten vaker concerten in deSingel hebben bijgewoond, en bijgevolg in de buurt wonen. Als dat niet zo bleek te zijn, nam de kans toe dat ze bijbedoelingen hadden. ‘Alles onder controle?’ klonk het in zijn oortje. Even aarzelde hij, maar toen zei hij: ‘Alles onder controle.’ Hij grinnikte even bij de gedachte wat er zou gebeuren als hij de muziekliefhebbers in de bestelwagen als verdachte figuren zou doorgeven. Misschien waren ze elkaar momenteel wel aan het pijpen, want ze hadden er als een stelletje flikkers uitgezien. Onmiddellijk kwam echter zijn beroepsernst terug doordat hij voor zich zag hoe ze hun kaartjes uit de binnenzak van hun jas tevoorschijn hadden gehaald zonder die uit hun portefeuille te hoeven halen. Hij besloot waakzaam te blijven.
28
Dirk had een glas Cointreau ingeschonken en was onderuit in zijn leren fauteuil gaan liggen. Het orkest had de opening gespeeld, ieder ogenblik kon de solist invallen. Hoewel hij neerkeek op de manier waarop Karl Liebmann zijn carrière had gekocht, wist hij dat het publiek daar niets vanaf zou weten, en het spel louter op zijn kwaliteit zou beoordelen. Gespannen wachtte hij dan ook de inzet af. Het moest een fout van de geluidstechnicus zijn: hoewel Karl Liebmann een vingervlugge start had gemaakt en het gebroken
akkoord van de laagste tot de hoogste noot had gespeeld met een technische perfectie die Dirk alleen maar kon benijden, was het volume zo zacht geweest, dat bepaalde noten bijna waren weggevallen. Omdat het volume niet werd bijgesteld, kwam hij uit zijn fauteuil en zette de radio harder. Maar hiermee werd het evenwicht niet hersteld. Hij luisterde met meer aandacht, en stelde vast dat het orkest op normaal volume speelde, want alle schakeringen van hard naar zacht waren in de begeleiding te horen. Karl Liebmann speelde nog steeds alle noten perfect, maar de melodie vertoonde geen variatie. Aan de technicus lag het dus niet, Karl moest gewoon erg ingehouden spelen. Waarom deed hij dat? Het stuk vroeg hier niet om. En waarom halveerde de dirigent niet onmiddellijk de bezetting van het orkest, het was toch diens taak de solist te volgen? Gespannen bleef hij luisteren. Het orkest bleef spelen alsof er niets aan de hand was. Karl Liebmann daarentegen bleek toch een poging te doen meer uit zijn instrument te halen, want hij speelde nu harder, maar de snelle loopjes klonken minder evenwichtig, wat erop duidde dat hij eigenlijk reeds te veel druk zette. Hierdoor besefte Dirk dat er iets met de viool van Karl aan de hand moest zijn. Het instrument was niet opgewassen tegen het orkest. Na een vijftal minuten werd de verhouding tussen het orkest en de solist opeens beter. Dirk hoorde dat het spel van Karl nog altijd binnen bepaalde volumegrenzen bleef, dus de technicus moest het verschil hebben bijgetrokken. Dit betekende dat in de concertzaal zelf nog altijd niets veranderd was. Hoewel Dirk een zekere voldoening niet kon onderdrukken, leefde hij mee met Karl. Hoe had deze zo stom kunnen zijn om in de Blauwe Zaal op te treden als zijn viool alleen voor kamermuziek geschikt was? Uit het cd-rek haalde Dirk een opname van Karl met de Berliner Filharmoniker en zette die op. De muziek stroomde de woonkamer
binnen, en toen Karl inviel, hoorde Dirk onmiddellijk wat hij zojuist had vermoed: het was niet dezelfde viool. Hij switchte terug naar de rechtstreekse uitzending en spitste zijn oren. En toen ging er een rilling door hem heen. Die klank kende hij. Tegelijk kwam ze hem ontregeld voor. Hij zette de radio nog wat harder, nam meer afstand van de boxen. Weer ging er een rilling door hem heen. Karl speelde op zijn gestolen viool. Of was het inbeelding? Opnieuw luisterde hij met aandacht. Bepaalde karaktertrekken waren te nadrukkelijk aanwezig om van een ander instrument te kunnen spreken. Toch was de klank te ingehouden. Hij wachtte nog meer dan een kwartier, tot Karl op de hoogste snaar een passage met fluitnoten speelde, en toen wist hij het zeker: het ging om zijn viool. Het spectrum van boventonen was namelijk uniek: de fluittonen hadden hierdoor een klankkleur die bijna niet te onderscheiden was van gewone registernoten. Toch wilde hij met zijn eigen ogen zien wat zijn oren hem reeds hadden verteld. Hij snelde de hal in en pakte zijn jas. ‘Brit!’ Omdat ze geen antwoord gaf, stormde hij de trap op en gooide de deur van haar kamer open. ‘Je moet kloppen! Wat hebben jullie toch vandaag?’ Ze schermde met haar armen iets af op haar bureau. Waarschijnlijk een liefdesbrief. Of ging het om iets anders? Want ze liep wel erg rood aan. ‘Ik moet weg, naar deSingel. Karl Liebmann speelt op mijn viool.’ Ze fronste haar voorhoofd. ‘Ik dacht dat die gestolen was?’ ‘Vergeet de nieuwe sleutel niet.’ Weer keek ze hem op dezelfde manier aan. ‘Je gaat toch naar dat optreden op de Grote Markt?’ vroeg hij. ‘Neem dan de nieuwe sleutel mee. Het slot van de voordeur is omgewisseld met dat van de woonkamer.’ Hij realiseerde zich ineens dat ze van de overval niet op de hoogte
was, maar had nu geen tijd het hele verhaal op te dissen. ‘Je moeder is naar het slotconcert in deSingel, ik ga er nu ook heen.’ Terwijl hij de trap afliep, zelf de juiste sleutel pakte en de deur dichtsloeg, verweet hij zichzelf alle geheimdoenerij van daarstraks. Ze hadden haar alles moeten vertellen. Tenslotte was ze geen kind meer. Haar beschermen tegen het echte leven, zou haar alleen maar schade berokkenen wanneer ze in het echte leven stond. Met gierende banden reed hij weg. Hopelijk was haar nieuwe vriendje een degelijke jongen. Ze leek te opteren voor types die in de problemen zaten of een labiel karakter hadden. Alsof ze haar eigenwaarde haalde uit de onmisbare positie die ze kon innemen. Ongetwijfeld was het een reactie op de weinig betrokken manier waarop hij met haar was omgegaan. Misschien zou hij een nauwere band met haar hebben ontwikkeld als Nathalie zou hebben toegestaan dat ze muziekles volgde. Ze sprak zijn taal niet. Maar misschien hadden alle vaders wel het gevoel dat hun dochter een vreemde voor hen was. ‘Wegpiraat!’ ‘Koop een fietslicht!’ riep hij door het gebroken zijraampje. Toch besloot hij langzamer te gaan rijden. Karl Liebmann zou niet weglopen van het podium. Hij zette de radio aan, en terwijl hij zich ervan vergewiste dat hij daarstraks niet bevangen was geweest door een zinsbegoocheling, vroeg hij zich af waarom Karl er niet in slaagde het instrument zo te bespelen dat de kwaliteiten ervan tot zijn recht kwamen. Aan techniek had het Karl nooit ontbroken, zijn tekort lag in het muzikale. Het instrument moest beschadigd zijn, dat kon bijna niet anders. Opeens overviel hem de gedachte dat de dieven misschien in dienst van Karl hadden gehandeld, of door de directeur van het conservatorium waren gerekruteerd. Het kon geen toeval zijn dat zijn
viool juist vandaag in de handen van zijn concurrent was beland. Hij haalde zijn gsm uit zijn broekzak en belde naar Nathalie. Zoals hij verwachtte nam ze niet op. Toch moest ze hebben gecheckt wie er belde, want ze moest bereikbaar zijn voor haar werk. Zodra haar antwoordapparaat aansprong, belde hij nogmaals. Omdat hij bijna weer een fietser aanreed, verbrak hij de verbinding en concentreerde zich op de weg. Op datzelfde ogenblik pakte Brit de koffer onder haar bed vandaan. Als er dan toch niemand thuis was, wilde ze haar nieuwe lingerie niet achterlaten. Beneden in de woonkamer plaatste ze de brief op de vleugelpiano. Ze wilde dat haar vader als eerste zou weten dat ze had besloten om met hen te breken. De nieuwe sleutel van de voordeur liet ze achter, en het voelde als een bevrijding te weten dat ze hier nooit meer terug zou komen. Aan het einde van de straat deed ze de brief voor de politie in de bus, en toen begon ze aan haar wandeling langs de bovenring, richting Berchem.
29
Nathalie voelde haar gsm in haar broekzak twee keer trillen. Hoewel ze veronderstelde dat Dirk haar dringend iets moest vragen, vertikte ze het om de zaal te verlaten. Het protocol zou niet toestaan dat ze naderhand weer naar binnen mocht, en ze wilde niet tot na de pauze in de bar gaan zitten wachten, daar was het concert te interessant voor. Karl Liebmann had zweetplekken onder zijn armen, hij kreeg niet voldoende volume uit zijn instrument om het orkest te overstemmen.
Hoewel hij al gebaren had gemaakt naar de dirigent, bleef die doen alsof zijn neus bloedde. Nathalie veronderstelde dat de dirigent het heimelijk voor Dirk opnam, en zowel het tempo als het volume weigerde aan te passen. Een krachtige zet want Karl schoot overduidelijk tekort. Overal om haar heen klonk dan ook gemompel. Studenten gaven zelfs hardop commentaar. Nathalie had het gevoel terug te worden gezogen naar de tijd dat ze zelf nog speelde. Ook zij had de zwakte van iedere muzikant met leedvermaak bekritiseerd, al was het maar om haar eigen onzekerheid en onkunde te verhullen.
30
Na enige tijd verloor Magda haar interesse voor de zwetende en zwoegende violist, die er maar niet in slaagde zijn muziek in de zaal te projecteren. Ze keek naar de koningin die tussen enkele veiligheidsagenten zat en met een minzaam glimlachje haar blik beantwoordde. Misschien was dit wel het laatste officiële bezoek dat de koningin zou uitvoeren: het Vlaams Belang had de afschaffing van België en bijgevolg het koningshuis, boven aan zijn prioriteitenlijst staan. Het geroezemoes van de studenten maakte het voor de solist nog moeilijker om aandacht te trekken. In het programmaboekje las ze opnieuw over zijn artistieke loopbaan en vroeg zich af hoe iemand die reeds zulke indrukwekkende prestaties had neergezet, er maar niet in slaagde een studentenorkest de baas te kunnen. Of was het orkest juist de oorzaak van het debacle? Ze had de solist al herhaaldelijk met zijn
hand zien gebaren, maar de dirigent bleef met evenveel enthousiasme de muzikanten opzwepen. Het leek wel een strijd in plaats van een concert – de solist was overduidelijk aan de verliezende hand.
31
Nathalie zat helemaal links vooraan. Omdat ze wilde weten waar de directeur zat, was ze dan ook verplicht zich om te draaien. Na enkele minuten had ze hem gelokaliseerd: hij zat halverwege de zaal, aan het begin van een rij, vlak bij een deur. Hij zweette al even zichtbaar als Karl Liebmann. Dat zou hem leren een solist met een bedenkelijke reputatie in te schakelen. Zodra het pauze was, zou ze hem nog meer laten zweten. Geen ogenblik zou ze van zijn zijde wijken, tot hij haar een acceptabele verklaring had gegeven. Opeens zag ze de minister-president naar haar kijken, en ook diens vrouw, ze hielden elkaars hand vast. Ze bleken te denken dat ze naar hen had zitten zoeken, want ze knikten allebei. Nathalie betreurde het liefdesdrama dat tussen hun kinderen had plaatsgevonden. Hoewel ze in het begin alleen Dirk verantwoordelijk had gesteld, was ze naderhand de houding van de minister-president echter even bedenkelijk gaan vinden. ‘Jullie dochter is hier nooit meer welkom en ik zal al jullie carrièreplannen dwarsbomen,’ had hij gezegd. Uiteindelijk had hij nooit enig initiatief genomen dat hen schade had berokkend, maar het dreigement was ze nooit vergeten. Zou het gedrag van de directeur te wijten zijn aan politieke druk? Het leek niet
plausibel, de liefdesfeiten waren gedateerd. Maar toch was het niet ondenkbaar, misschien was de minister-president wel iemand die nooit iets vergaf of vergat, en zijn kans desnoods tot in de eeuwigheid afwachtte. Het klakken van een deur deed haar nogmaals omkijken. De directeur werd door een veiligheidsagent uit de zaal gehaald. Zou er iets aan de hand zijn? Ze controleerde weer haar gsm. Op de twee telefoontjes van Dirk na, had niemand gebeld.
32
‘Ik zeg toch dat hij op mijn viool speelt.’ ‘Zonder kaartje komt u er niet in.’ Dirk dacht erover langs de agent heen te snellen, maar diens forse gestalte deed hem daarvan afzien. ‘Maar…’ ‘Ik heb de organisator laten roepen. Meer kan ik niet voor u doen.’ Dirk begon rondjes te lopen voor de ingang. De organisator was niemand minder dan de directeur natuurlijk. Als hij die al zover kreeg naar hem te luisteren, zou hij het concert zeker niet laten stopzetten. ‘Wat is er aan de hand?’ ‘Deze man beweert dat hij een docent aan het conservatorium is, en dat de huidige solist op zijn viool speelt.’ De directeur sprak kalm en gedecideerd. ‘Deze man is ontslagen en de solist is zijn concurrent. Laat hem onder geen beding toe in de
zaal. Ik wil niet dat hij de kans krijgt het concert te verstoren.’ Dirk kon de directeur wel vermoorden. ‘Hij speelt op mijn viool. Die is vandaag gestolen. Luister dan toch!’ De directeur was terug naar binnen gegaan. De agent spreidde zijn armen en sprak zeer beslist: ‘U komt er niet in.’ ‘Maar ik zeg u…’ ‘Ga weg, of ik laat u oppakken. In de cel zit al iemand die met mijn vuist kennis heeft gemaakt. Als u zo doorgaat, dan kunt u straks ervaringen met hem uitwisselen.’ Dirk liep het parkeerterrein op, maar toch ging hij niet terug naar zijn auto. De politie bellen zou niet helpen, dat wist hij, daarom belde hij naar de gsm van Nathalie, en was van plan dat te blijven doen tot ze zou opnemen.
33
Zodra haar gsm drie keer na elkaar opnieuw had getrild, wist Nathalie dat het om een noodgeval ging. Het eerste waar ze aan dacht, was dat er iets met hun dochter was gebeurd. Ze verliet de zaal en nam op. ‘Het is mijn viool!’ hoorde ze Dirk roepen. ‘Wat?’ ‘Hij speelt op mijn viool. Karl Liebmann, heb je het dan niet gehoord?’ De agitatie in zijn stem verwarde haar. ‘Waar ben je?’ ‘Op de parkeerplaats, ik mag niet naar binnen.’ ‘Ik kom eraan.’
Ze liep naar de ingang en dacht ondertussen na over wat hij had gezegd. Niets had haar doen vermoeden dat Karl op de gestolen viool speelde. Het kon haast niet. Dirk had een concertviool bezeten van wereldformaat, en wat zij daarnet had gehoord had daar niet aan beantwoord. ‘Eindelijk!’ riep Dirk zodra hij haar in de gaten kreeg. ‘Ik had je daarstraks ook al gebeld. Hij speelt op mijn viool. De directeur wil me niet binnenlaten.’ Nathalie nam hem bij de hand. ‘Schat, het is jouw viool niet.’ Hij trok zich los. ‘Ik weet het zeker. Er is iets met de klank. Ze is beschadigd, dat wel, maar het is mijn viool. De fluitnoten klinken hetzelfde.’ ‘Onmogelijk, ik heb…’ ‘Vertrouw me nu godverdomme toch eens voor één keer!’ Nathalie had hem nooit zo razend gezien. ‘Kan ik helpen?’ De agent was erbij komen staan. Dirk week achteruit, tranen stonden in zijn ogen. ‘Momentje,’ was alles wat ze zei. Ze pakte haar gsm en belde haar afdeling. ‘Commissaris Blanquart.’ Ze legde uit wat er aan de hand was. Commissaris Blanquart beloofde navraag te doen. Nog geen minuut later belde hij terug. ‘De viool van Karl Liebmann is inderdaad vandaag gestolen, het werd genoteerd, maar niet als een prioriteit aanzien. Kun je uitzoeken wat er aan de hand is?’ Nathalie legde uit dat de veiligheidsagent Dirk niet wilde binnenlaten en dat ze zelf tot aan de pauze zou moeten wachten voordat ze weer in de zaal kon komen. Commissaris Blanquart beloofde hogerop medewerking te zullen vragen en alvast assistentie te sturen.
‘Kom,’ zei ze tegen Dirk. ‘U kunt niet…’ ‘Meneer, ik werk bij de recherche en ik ken mijn rechten. Dirk gaat nu een kaartje halen bij de kassa. Er zijn nog plaatsen vrij, dat heb ik zelf gezien.’ De agent kneep zijn ogen even samen en ging toen opzij. Wel hield hij in de gaten of Dirk inderdaad het gangetje naast de trap nam. ‘Het is net pauze,’ zei de dame achter de kassa. ‘Dit slaat alles,’ zei Dirk, die even later met het kaartje in zijn hand naar de trap liep. ‘Nooit gedacht dat ik bijna niet zou worden binnen gelaten op mijn eigen concert.’ Nathalie bracht hem bij de vestiaire tot stilstand. ‘Zelfs als het je viool blijkt te zijn, dan moet je kalm blijven. De recherche is onderweg. Als er geen gevaar uit de toestand blijkt, dan mag Karl Liebmann het concert uitspelen. Hoe dan ook zal hij daarna het instrument moeten teruggeven en moeten verklaren hoe hij eraan is gekomen.’ ‘Alles goed en wel, maar je gelooft me niet.’ Ze keek hem nu recht in de ogen. ‘Ik heb het instrument daarnet zelf gehoord. De klank is abominabel. Het kan jouw viool niet zijn.’ Dirk sloeg zijn ogen neer. ‘Die viool is mijn leven. Zodra ik erop speelde, voelde ik me ermee verbonden. Ze leek alles te verklanken voordat ik het me nog maar kon inbeelden, uit zichzelf te kunnen spelen. Zelfs verminkt, wist ik dat zij het was.’ Voor Nathalie was een viool nooit meer dan een instrument geweest. Ze had er nooit een ziel aan toegedicht, en ze had ook nooit een liefde voor muziek gevoeld die groter was dan die voor Dirk. ‘Ik ken ieder vlekje,’ ging hij verder, ‘iedere kras in de lak, elk hoekje dat ook maar enigszins is afgesleten. Zelfs blind haal ik mijn viool nog uit duizend anderen. Ik ken het gewicht ervan, de geur, de
specifieke vorm.’ De grootste ontgoocheling van haar huwelijk bestond voor Nathalie uit het feit dat hij haar nooit liever was gaan zien dan een stuk hout met snaren erop en zelfs hun dochter vorig jaar duidelijk had gemaakt dat ook zij voor hem nooit op de eerste plaats zou komen. Tegelijk benijdde ze hem omdat hij aan een instrument waarmee hij zichzelf kon verklanken, genoeg bleek te hebben. ‘Daar loopt hij.’ Dirk wees de directeur aan, die onmiddellijk van richting veranderde toen hij hen opmerkte. Voordat Nathalie hem kon tegenhouden, had Dirk de achtervolging ingezet. De directeur ging alsmaar sneller lopen. Toen hij bleek in te zien dat hij zijn voorsprong niet zou kunnen handhaven, begon ook hij te rennen. Het publiek dat de zaal net had verlaten, spleet open, en Nathalie kon zo zien hoe de directeur aan het einde van de gang een deur nam die hem achter het podium bracht. Een veiligheidsagent blokkeerde de doorgang, en Dirk keerde nog voordat hij bij de deur was gekomen op zijn passen terug. Op dat ogenblik gebeurde er iets wat Nathalie koude rillingen bezorgde. Alle aanwezige docenten begonnen te applaudisseren. En de studenten die Dirk kenden, juichten en sloegen hem op de schouder. En toen wist Nathalie één ding met zekerheid: wat er ook achter de hele toestand zat, Dirk was onschuldig. En ook zij klapte in haar handen, en voelde zich weer even de studente die ze ooit was geweest: verliefd, en vol aanbidding.
34
In de kleedkamer moest Karl Liebmann zich inhouden om de viool niet stuk te slaan. T ijdens de generale repetitie had ze hem nog van voldoende kwaliteit geleken. Het instrument leek te willen, maar niet te kunnen en dat had hem erop doen vertrouwen dat het mettertijd inderdaad alleen maar beter zou gaan klinken, zoals Hanssen had voorspeld. Maar die gewiekste dirigent had het orkest voor aanvang iets toegefluisterd, en toen de ouverture had geklonken, had hij al geweten dat hij voor een onmogelijke opdracht stond. Hij kon geen heel orkest overstemmen, zelfs niet met de beste viool ter wereld. Het concerto was doorheen de geschiedenis niet voor niets de meest bekritiseerde muziekvorm van de klassieke muziek gebleken. De vraag hoe virtuoos de begeleiding van het orkest mocht zijn voordat een solist eronder zou lijden, was nog steeds niet beantwoord. En dat was niet meer dan normaal. Eén instrument kon nooit zestig andere overstemmen. De musici moesten bereid zijn voortdurend rekening te houden met de onevenwichtigheid die uit het gegeven van een concerto zelf sprak. ‘Watertje?’ De dirigent stond lacherig in de deuropening en hield een glas vast. ‘Bezorg me de viool van de eerste violiste en ik vergeef je alles,’ zei Karl. ‘Ik heb juist iedereen geïnstrueerd niet met je te ruilen.’ ‘Wat heb je tegen me?’ ‘Alles.’ De dirigent zette het glas neer, streek met zijn hand door zijn donkere krullen, en voegde er opeens aan toe: ‘Dirk Croes had hier vanavond moeten staan. Niet alleen omdat hij het concert zelf op touw heeft gezet, lang voordat er sprake was van de 0110-actie, maar ook omdat hij een betere virtuoos is. Hij verdient wat jij met je
geld hebt gekocht, en dus niet hebt verdiend.’ Karl had willen zeggen dat hij bankroet was en zelf door de directeur was opgebeld, maar wist dat hij niet geloofd zou worden. ‘Dit moet afgelopen zijn!’ De directeur stormde naar binnen en drukte de dirigent tegen de deurstijl. ‘Hoe durf je het orkest zo op te jutten.’ ‘Ik dirigeer de stukken zoals ze…’ ‘Karl speelt op een nieuwe viool. Het is een wonder dat hij zelfs maar wil optreden, en dan lap jij hem zoiets, en dat terwijl hij vanaf morgen je nieuwe collega is. Ik pik dit niet! En wat je ook denkt over de hele situatie, als je niet zorgt dat het orkest gehalveerd is voordat de pauze om is, dan kun je samen met Dirk Croes een afscheidsfeestje organiseren.’ De glimlach was volledig van het gezicht van de dirigent geweken. ‘Laat me los,’ was alles was hij uitbracht. De directeur trok zijn handen terug, maar bleef even woest kijken. Karl had het nooit aangedurfd zijn agressie zo te uiten, en was de directeur dankbaar voor diens interventie. Maar voordat hij dit te kennen kon geven, snelde de directeur alweer weg. Vanuit zijn kleedkamer kon Karl even later horen hoe de dirigent de orkestleden toesprak, en terwijl hij een slokje van het water nam, hoopte hij dat het tweede deel beter zou verlopen. Aan het einde van het eerste had hij duidelijk aangevoeld dat het publiek alleen maar uit beleefdheid had geapplaudisseerd. En dat had hij in zijn hele carrière, zelfs bij concerten waar hij zijn plaats als solist had gekocht, nooit meegemaakt.
35
De veiligheidsagent bij de ingang had bepaalde mensen tijdens de pauze zien vertrekken en had ook met bepaalde dames en heren te maken gekregen die slechts naar buiten waren gegaan om op het parkeerterrein even hun benen te strekken of een sigaretje te roken, en die hun kaartje niet onmiddellijk konden vinden toen ze weer naar binnen wilden. Hierdoor wist hij een halfuur later niet zeker of de twee mannen nu wel of niet hun witte bestelwagen hadden verlaten. Zodra het tweede deel had aangevangen, liep hij naar het einde van het parkeerterrein en tuurde door het zijraampje. Ze waren weg. Ook aan de achterkant drukte hij zijn gezicht tegen de wagen, maar in de laadruimte was het te donker om iets te kunnen onderscheiden. Hij vervloekte dat hij geen zaklantaarn bij zich had. Hij memoriseerde de nummerplaat zoals hij zich had voorgenomen en vond het jammer dat hij zich niet meer kon herinneren welke zitplaatsen op hun toegangskaartjes hadden gestaan, anders had hij een zaalwachter even kunnen laten checken of die inderdaad bezet waren. Op de vloer van de laadruimte, tegen de deur gedrukt, onder een zwarte deken, lagen de twee mannen ieder met een radiootje en een hoofdtelefoon naar het tweede deel van het concert te luisteren. Zodra de agent zich had verwijderd, kwam de gespierde kerel gedeeltelijk overeind en pakte zijn gsm. ‘Schat,’ zei hij even later, ‘blijf bij de kerk van Berchem staan, ik kom een halfuurtje later. Misschien kun je bij de bushalte aan de overkant van het kruispunt op me wachten, dan kunnen we meteen de ring oprijden, wil je dat doen?’ Aan de andere kant klonk ‘ja’ en daarna volgde er een kusje. Die meid had het flink te pakken. In een ander leven zou hij misschien echt verliefd op haar zijn geworden. Nu was ze niet meer dan een gebruiksmiddel. Wanneer ze haar nut had bewezen, zou ze hetzelfde lot als de vioolbouwer ondergaan.
36
Dirk besefte waarom Nathalie hem niet had geloofd. Nu hij in de zaal zat en Karl hoorde spelen, kon hij zelf haast niet geloven dat het om zijn viool ging. Ogenschijnlijk zag ze er wel uit als die van hem, maar de meeste violen hadden een uniform uiterlijk, dus daar kon hij niet op afgaan. Hij zou het instrument in zijn handen moeten houden om zekerheid te verkrijgen. Enkele seconden zou volstaan: op de onderkant van de viool zat namelijk een kras van zeker tien centimeter, veroorzaakt door Brit, toen ze vorig jaar in een opwelling de viool had willen vernietigen. ‘Hij speelt aanzienlijk beter,’ fluisterde Nathalie hem toe. Dirk had eerder de indruk dat het orkest zich had aangepast en dat het resultaat hierdoor opmerkelijk verschilde. ‘Kunt u even meekomen?’ Een man in burger, met een oortje in, wenkte. Ze stonden onmiddellijk op en verlieten de zaal. ‘Ik ben van het veiligheidsdetachement. De federale recherche heeft met ons contact opgenomen. Ons lijkt het ook te toevallig dat er op één dag tijd twee violen worden gestolen en dat één daarvan op dit podium weer opduikt.’ ‘Kan ik helpen?’ De directeur van het conservatorium kwam aangelopen. Dirk sprak hem onmiddellijk aan. ‘Wie heeft mijn viool aan Karl Liebmann geleverd?’ ‘Ik wist niet dat het jouw viool was,’ zei de directeur, ‘maar om op je vraag te antwoorden: Michael Hanssen.’ ‘Ik heb Hanssen zelf gebeld vandaag, hij nam niet op.’ ‘Kan zijn, maar hij is de viool persoonlijk komen afgeven. Weet je zeker dat het jouw instrument is? Ik herken de klank absoluut niet.’
De veiligheidsagent wilde eerst weten wie Hanssen was en noteerde dit op een kladblokje. Daarna vroeg hij: ‘Hoe kunnen we te weten komen of het inderdaad uw instrument is?’ Dirk vertelde over de kras op het onderblad. ‘De speelhouding van Karl en zijn positie op het podium verhinderen dat ik de onderkant kan zien. Misschien dat ik vanuit de coulissen de kans krijg er een blik op te werpen. De kras is als een handtekening. Het zal alle twijfel wegnemen.’ ‘Hij zal het concert in de war sturen, geloof me,’ zei de directeur. ‘Hij is jaloers omdat hij zelf geen solist…’ ‘We weten van uw bezorgdheid af,’ onderbrak de veiligheidsagent hem, ‘maar het is onze taak om uit te zoeken of het hier om toeval gaat of niet.’ Dirk werd bij zijn arm meegevoerd. Hij hoorde Nathalie nog tegen de directeur zeggen voordat ze allebei naar de zaal terugkeerden: ‘Wij hebben straks nog iets te bespreken. Weglopen zal deze keer niet helpen.’ Aan het einde van de gang werd Dirk door de deur geleid waar eerder de directeur langs was ontsnapt, en zo kwam hij achter het podium terecht. De veiligheidsagent hield hem de hele tijd bij de arm. Dirk deed geen moeite hem te overtuigen dat hij geen gevaar vormde voor het verloop van het concert. ‘Zo kan ik niets zien,’ zei hij. ‘We moeten dichterbij zien te komen.’ De veiligheidsagent stond erop dat ze achter de doeken zouden blijven die inkijk in de coulissen voorkwamen. Dichter dan vijf meter konden ze Karl hierdoor niet naderen. Dirk wachtte op een ogenblik dat Karl even niet zou moeten spelen en de viool zou laten zakken. Maar juist toen dat moment aanbrak, merkte Karl hen op, en hij ging onmiddellijk aan de andere kant van het podium staan, alsof hij bang
was aangevallen te zullen worden. ‘Verdorie,’ zei Dirk. De veiligheidsagent leidde hem achter het podium naar de andere kant van de coulissen, zodat Karl weer makkelijker te observeren was, maar hij kreeg hen weer in de gaten en liep al spelend naar de zijde waar hij daarvoor had gestaan. ‘Waarom onderbreken we het concert niet?’ vroeg Dirk. ‘Ik heb maar een seconde nodig.’ ‘Geen denken aan,’ zei de veiligheidsagent.
37
Karl Liebmann rondde het tweede deel van het concert reeds af na iets meer dan een halfuur gespeeld te hebben. Voorzien was dat de koningin hem nu persoonlijk de hand zou komen schudden en de presentator een gedicht over verdraagzaamheid zou voordragen, waarna er nog een bisnummer zou volgen. Karl was onaangenaam verrast dat het applaus wegstierf en de koningin niet verscheen. Hij keek naar het balkon, waar ze hem vriendelijk toelachte, maar hij kon zich niet van de indruk ontdoen dat het erbarmelijke niveau van het concert haar had doen besluiten hem niet te komen feliciteren. Aan de andere kant vermoedde hij dat de directeur er iets mee van doen had. Het kon geen toeval zijn dat Dirk Croes na een abominabel eerste deel opeens in het publiek opdook, en op dit moment zelfs in de coulissen naar hem stond te gluren, alsof hij de viool uit zijn handen wilde rukken en het concert
zelf afmaken.
38
Karl Liebmann liet de viool zakken terwijl het gedicht werd voorgelezen, maar hield die wel tegen zich aan gedrukt, alsof hij bang was dat iemand die zou afnemen. Dirk wist dat zijn kans toch bijna gekomen was. Op een bepaald moment zou Karl de viool op zijn schouder moeten leggen voor het bisnummer. En inderdaad, toen Karl de viool optilde, zag Dirk in een flits de onderkant: de kras was zelfs de veiligheidsagent in het oog gesprongen. Terwijl deze via zijn microfoontje iets doorgaf, verwonderde Dirk zich over het feit dat zijn viool al de hele avond homogeen had geklonken, maar toch aan volume had ingeboet. Ze kon bijna niet beschadigd zijn, want een barst in het hout zorgde er altijd voor dat slechts bepaalde snaren minder goed gingen klinken. En opeens openbaarde de waarheid zich aan hem. ‘Er zit iets in de viool dat de klankkast voor een deel vult,’ zei hij. ‘Daarom is de klank minder krachtig.’ Toen de veiligheidsagent hem vastgreep, veronderstelde Dirk dat hij te hard had gesproken, maar de man gooide hem niet alleen op de grond, hij brulde ook: ‘Bom!’
39
Nathalie voelde haar gsm kort trillen. In de sms die ze had gekregen stond dat haar collega’s van de recherche bijna waren gearriveerd. Ze wilde het publiek niet voor de zoveelste keer storen en besloot pas na het bisnummer de zaal te verlaten. Op dat ogenblik hoorde ze Dirk in de coulissen iets zeggen. De krachtige waarschuwing van de veiligheidsagent die erop volgde, maakte een einde aan zeven uur twijfel: in de fax die ze op haar werk had gekregen, had de waarheid gestaan. In de bestelwagen ontstond er consternatie toen het gedicht werd voorgedragen zonder dat de koningin op het podium was verschenen. ‘Denk je dat ze iets vermoeden?’ vroeg de gespierde kerel. ‘Het was een verdomd slecht concert, dat zou er ook mee te maken kunnen hebben.’ ‘Wat nu?’ ‘De koningin is de kers op de taart, niet meer dan dat.’ De man met grijs haar haalde een zendkastje tevoorschijn en zette het aan. Hij drukte pas op de rode knop zodra de eerste tonen van het bisnummer te horen waren. Zo wist hij zeker dat het publiek een maximaal shockeffect zou ondergaan. Instinctief liet Nathalie zich op de grond vallen, zodat de explosie, die op het meterhoge podium plaatshad, haar niet kon treffen. Een blik naar de mensen die naast haar hadden gezeten, deed haar echter naar adem happen. Minuscule stukjes van de viool waren in hun gezicht gevlogen, zodat uit tientallen wondjes bloed begon te druppelen. In het midden van de rij had een rondvliegende snaar iemands keel doorgesneden. Bijna iedereen greep naar zijn oren. Nathalie wist dat hun trommelvliezen gescheurd waren. Zelf hoorde ze ook bijna niets van het gegil dat na een ogenblik van stilte opsteeg.
40
Magda had reeds de hele avond achter een imposante man gezeten. Hierdoor werd ze niet geraakt, maar ze kreeg wel zoals iedereen op de eerste tien rijen een bloedregen over zich heen. Het meest choquante was dat Karl Liebmann na de explosie zonder hoofd, viool en armen op het podium bleef staan. Hij leek op een ontkurkte champagnefles waar van tevoren mee geschud was: bloed spoot uit zijn hals de lucht in. En toen, heel langzaam, zakte het lichaam stuiptrekkend in elkaar en viel opzij.
41
Nathalie klom op het podium. Het onthoofde lichaam van Karl Liebmann lag op de grond. De muzikanten en ook de dirigent waren gewond, maar minder erg dan de mensen op de eerste rij. Dat kwam omdat Karl een natuurlijke buffer had gevormd tussen de exploderende viool en het orkest. De aard van de verwondingen hing samen met de positie die de musici op het podium hadden ingenomen: de dirigent bloedde uit zijn achterhoofd, de eerste violisten uit hun rechteroor, de cellisten uit hun linker. De tweede en derde violisten hadden voornamelijk oogkwetsuren opgelopen. Doden zag Nathalie niet, alleen hier en daar iemand die flauw viel, maar dat kwam waarschijnlijk door de aanblik van de slachtoffers op de eerste rij.
Hoewel ze dit allemaal in zich opnam, betrof haar bezorgdheid maar één persoon. Ze rende de coulissen in. De doeken die tegen inkijk hadden beschermd, zaten vol gaten, menselijke resten en bloedspatten. Toch moesten die de rondvliegende projectielen hebben afgeremd, want Dirk lag op de grond, ongedeerd. Hij werd overeind geholpen door de veiligheidsagent. ‘Weg hier!’ zei ze.
42
Dirk begreep niet hoe Nathalie zo rustig kon blijven. Het deed hem denken aan de overval van daarstraks: ook toen was ze, ondanks zijn gebroken neus, beheerst gebleven. Hij had zelfs niet door dat zijn viool ontploft was, moest het uit haar mond vernemen. Zou er zelfs niet aan gedacht hebben om onmiddellijk het podium te verlaten. Maar zij sleurde hem achter zich aan, de gang in. En dat bleek een goede beslissing, want het publiek dat even bevroren was blijven zitten na de inslag, stroomde enige ogenblikken later achter hen ook de gang in. Bij de vestiaire ontstond een gevecht, niemand wilde wachten tot hem zijn jas werd aangereikt. Kapstokken vielen om, mensen raakten bedolven. Nathalie keek zelfs niet om, ze bleef hem achter zich aantrekken tot op de parkeerplaats. En toen verraste ze hem helemaal. ‘Ik moet weer naar binnen,’ zei ze, ‘de gewonden evacueren, een perimeter instellen, de sporen beveiligen.’ Voordat hij haar kon tegenhouden verdween ze met gevaar voor eigen leven tussen de hysterische massa.
43
De veiligheidsagent aan de ingang had de explosie niet gehoord. Pas toen in zijn oortje het terreuralarm werd afgeroepen, was hij naar binnen gesneld. De mensenmassa die op hem af kwam, had hem doen besluiten rechtsomkeer te maken en op de parkeerplaats te proberen de paniek in de hand te houden. Ook de toestroom van de hulpdiensten die weldra zou volgen, wilde hij coördineren. Eén blik naar het einde van het parkeerterrein leerde hem dat de witte bestelwagen als enige reeds vertrokken was. Hij greep onmiddellijk zijn microfoontje om het kenteken van de bestelwagen en het signalement van de twee mannen door te geven. Daarna zette hij de deuren van de ingang wijdopen en maakte plaats voor de rennende mensen.
44
Nooit eerder had Dirk zo’n chaos gezien. Honderden auto’s probeerden tegelijk te vertrekken, reden tegen elkaar aan en scheurden het parkeerterrein af alsof de bom nog moest ontploffen. Het aantal gewonden nam dan ook zienderogen toe. Alleen bij de ingang heerste enige orde. De agent die hem daarstraks niet had willen binnenlaten, had enkele mensen aangezet om de slachtoffers te verzamelen bij de oprit van de parkeerplaats. Toen nog geen vijf minuten later de eerste ambulances aankwamen,
werden de gewonden dan ook ter plaatse verzorgd, of onmiddellijk afgevoerd, naargelang de ernst van de situatie. Er arriveerden binnen het kwartier ook andere instanties: de brandweer, het leger, de recherche, de politie – het aantal manschappen en dienstwagens was niet te tellen. Sirenes loeiden door elkaar heen. Tot mijlenver in de omtrek moest de omvang van de ramp te horen zijn. In het flatgebouw aan de overkant van het kruispunt ging overal het licht aan. Het zou niet lang duren voordat alle bewoners, ook uit de omringende huizen, zouden toestromen om te kijken wat er aan de hand was. Voor Dirk leek het allemaal een film. Toen de veiligheidsagent hem omver had getrokken en de explosie het podium had doen trillen, had hij paniek gevoeld. Bij het zien van het onthoofde lichaam van Karl Liebmann, had hij zich gerealiseerd dat híj daar voor hetzelfde geld stuiptrekkend aan het leegbloeden zou zijn geweest, en alle gevoel was opeens uit hem geweken. Die zelfbescherming had hij nodig: hij voelde zich niet in staat nog verder over de situatie na te denken, laat staan al het lijden om hem heen nog verder in zich op te nemen.
45
A horse, a horse, my kingdom for a horse. Magda had het altijd de meest potsierlijke zin uit het oeuvre van Shakespeare gevonden, omdat een koning volgens haar nooit in een situatie terechtkwam die hem tot zo’n uitspraak kon brengen. Ook nu zag ze haar mening bevestigd. De koningin was, omringd door het merendeel van haar veiligheidsagenten, naar de uitgang geleid. Omdat haar voertuig niet onmiddellijk beschikbaar was, werd een auto op straat aangehouden en gevorderd. Omgeven door een escorte van motorrijders was ze afgevoerd naar het koninklijk paleis in Laken. Pas wanneer ze daar veilig aangekomen zou zijn, zouden de betrokken veiligheidsagenten terugkeren om ondersteuning te bieden bij de ramp. Toch ondervond Magda dat de zin niet uit de lucht gegrepen was en dat de invloed van status inderdaad verbleekte naarmate het gevaar toenam. Tegen de tijd dat hun chauffeur uit de bar was komen aansnellen, was de Mercedes klem komen te zitten tussen de auto’s van bestuurders die aan alle kanten van het parkeerterrein probeerden af te komen. Na een kwartier stond ze dan ook nog steeds samen met haar man te wachten tot de Mercedes zou worden voorgereden. Op het ogenblik dat er toch enige beweging kwam in de verkeersknoop, arriveerden de dienstwagens van de diverse hulpdiensten. De auto’s die het dichtst bij de ingang geparkeerd stonden, kwamen hierdoor opnieuw klem te zitten. Haar hoop om aan de pers te ontsnappen, vervloog dan ook. ‘Meneer de minister-president, wat is er gebeurd?’ Magda deed een stap achteruit, zodat haar man het woord kon voeren. ‘Er heeft een explosie plaatsgehad op het podium. Mijn eerste indruk is dat het om een aanslag ging. De details moeten nog
duidelijk worden. Ik garandeer dat de daders zullen worden gevonden en gestraft.’ Het interview ging nog enkele minuten verder, en toen zoemde de camera in op de interviewer zelf, die met gespeeld drama zei: ‘Het slotconcert van de 0110-actie heeft een bloedig einde gekend. De koningin zou ongedeerd zijn, maar het aantal slachtoffers is groot.’ De camera zwenkte vervolgens naar de tientallen mensen die met brancards werden afgevoerd. Daarna ging de pers op zoek naar andere politici die op het concert aanwezig waren geweest, en die in hun auto tevergeefs met draaiende motor zaten te wachten tot ze konden vertrekken.
46
De directeur van het conservatorium had zich teruggetrokken onder een boom aan de rand van het parkeerterrein. Toen zijn gsm ging, nam hij onmiddellijk op. ‘Ik heb alles gedaan wat jullie vroegen. Ze weten dat Hanssen de viool heeft afgeleverd. Nu is het aan jullie…’ ‘Als je de komende uren aan niemand iets vertelt, dan laten we je dochter morgenochtend vrij,’ klonk het aan de andere kant van de lijn. ‘Dat was niet onze afspraak!’ Hij hoorde hoe de verbinding werd verbroken en huilde van ontzetting. De hoop dat hij zijn dochter levend zou terugzien, had hem zover gedreven om mee te werken aan een terreuraanslag. Nu hij haar zelfs niet te spreken had gekregen, vreesde hij het ergste. Zijn gsm rinkelde opnieuw. ‘Ja!’ riep hij. ‘Ik
wil…’ ‘John?’ Hij liet zijn gsm bijna vallen toen hij de stem van zijn ex-vrouw herkende. ‘John!’ Hij schraapte zijn keel. ‘Ja.’ ‘Waarom heb je me niet teruggebeld? Waar is Isabel? Ze is niet komen opdagen. Ik heb alleen moeten eten.’ ‘Ze is ziek. Morgen komt ze naar je toe.’ ‘Dat is niet onze afspraak. Ik kan haar trouwens beter verzorgen dan jij. Ik kom haar ophalen.’ ‘Ik ben nu niet thuis. Ze slaapt waarschijnlijk. Het is niet goed dat je haar wakker maakt.’ ‘De hele week heb ik niets van haar gehoord, en nu is ze opeens ziek. Wat houd je voor me achter?’ Even zweeg ze, en toen voegde ze eraan toe: ‘Zijn dat sirenes op de achtergrond?’ De directeur hield zijn hand voor zijn gsm om het geluid af te schermen. ‘Niets bijzonders. Morgen breng ik haar zelf naar je toe als ze van school komt.’ Hij verbrak de verbinding en nam niet op toen ze even later weer opbelde. Hij moest naar huis. Als ze daar naartoe kwam, moest hij de deur voor haar kunnen opendoen. Anders zou meteen duidelijk zijn dat Isabel niet thuis was, en dus ook niet ziek. Tot morgenochtend moest hij zien vol te houden dat er niets aan de hand was. Tegelijk overviel hem twijfel over het nut van zijn verdere zwijgen. De ontvoerders hadden beloofd haar op het parkeerterrein vrij te laten na de aanslag, en nu hadden ze het moment niet alleen verschoven, maar ook het exacte uur en zelfs de locatie niet meer vermeld. Diep van binnen wist hij dat hij zijn dochter waarschijnlijk niet meer levend zou terugzien. Toch had hij geen andere keuze dan afwachten, want nu naar de
autoriteiten gaan en om hulp vragen, zou hem in de gevangenis doen belanden. Gebukt liep hij weg van het parkeerterrein. Verderop in de straat keek hij op zijn horloge. Zijn ex-vrouw woonde in Utrecht. Dat gaf hem een uur de tijd om te voet naar huis te gaan en een list te bedenken die haar zou kunnen overtuigen naar Utrecht terug te keren zonder Isabel te hebben gezien. Ze mocht geen argwaan koesteren, of in ieder geval geen van dien aard dat ze naar de politie zou bellen. Het leek hem een onmogelijke opgave, hij was juist van haar gescheiden omdat ze hem overmatig controleerde. Ook Isabel had onder de verstikkende aandacht geleden. Dat was dan ook de reden dat ze zelf aan de rechter had gevraagd of ze om de week bij hem mocht blijven wonen. Ze had zelfs voor een school in Antwerpen geopteerd, waardoor ze iedere dag verplicht was geweest met de trein uit Utrecht te komen wanneer ze niet bij hem verbleef. Waanzin had hij het gevonden, maar het had zijn band met haar alleen maar sterker gemaakt. Als later zou blijken dat hij haar overlevingskansen juist had verminderd door de ontvoerders te gehoorzamen, zou hij het zichzelf nooit vergeven.
47
Isabel had korte armen en benen en een gedrongen lijf, zoals haar vader. Alleen het donkere dikke haar, dat ze in een paardenstaart droeg, had ze van haar moeder, evenals de symmetrische trekken van haar gezicht: ze had een fijne opwaartse neus, amandelvormige ogen
met lange wimpers en een licht naar achteren wijkend voorhoofd. Als ze had kunnen kiezen dan zou ze geopteerd hebben voor het slanke lichaam van haar moeder en het karaktervolle gezicht van haar vader. Die combinatie zou er ook nu voor gezorgd hebben dat de kleren zouden passen die de blonde vrouw haar had gegeven: de pijpen van de broek waren te lang en te smal, en de trui had te lange mouwen en was eveneens te smal. Toch was ze blij haar eigen kleren, die ze reeds een hele week aan had gehad, te hebben mogen verruilen. Ook voor het feit dat ze had mogen douchen was ze dankbaar, zeker omdat ze daarstraks even in haar broek had geplast. ‘Dek even de tafel, er is bezoek op komst.’ Isabel dacht dat de vrouw haar twee handlangers bedoelde, en kon zich op dat ogenblik nog niet indenken dat het om een meisje van haar leeftijd zou gaan. Terwijl ze uit de kast borden en bestek pakte, zag ze hoe de vrouw de simkaart van haar gsm verving door een andere, en de oude met een schaar in stukjes knipte. Van de onachtzaamheid die erdoor naar haar toe ontstond, maakte Isabel gebruik door het mes teveel dat ze uit de lade had gepakt, in haar achterzak te stoppen. Nadat ze ook glazen op de tafel had gezet, vroeg ze: ‘Mag ik wat tv kijken?’ ‘Doe maar,’ zei de vrouw. ‘Maar zet het volume niet te hard.’ Isabel liep naar de woonkamer, zette de tv aan, en zodra ze het volume had bijgesteld, deed ze haar schoenen uit en liet zich in de fauteuil vallen. Daarna stond ze weer op en liep op haar tenen naar de gang. Daar draaide ze aan de deurknop. Even dacht ze dat de deur klemde, maar toen realiseerde ze zich dat die op slot zat. Ze keerde terug naar de woonkamer, vergewiste zich ervan – door een blik in de keuken te werpen – dat de vrouw nog steeds met haar gsm bezig was, en probeerde het raam te openen. Hoezeer ze ook trok, het gaf niet mee. En toen zag ze het: met schroeven was het raam in het kozijn
vastgezet. ‘Doe geen moeite,’ hoorde ze achter zich. ‘Je kunt niet weg. Je denkt toch niet dat ik je anders ook maar een ogenblik alleen zou laten?’ De vrouw stak haar hand uit. ‘Het mes.’ Isabel fronste haar voorhoofd. ‘Ik heb de messen net nageteld. Het mes!’ Uit haar achterzak diepte Isabel het mes op. Even dacht ze eraan het te gebruiken, maar de vrouw tilde haar trui op en tikte op een holster die aan haar broekriem ging. ‘Je bent waardeloos voor ons geworden. De enige reden dat je nog leeft, is dat ik op dit moment geen zin heb om mijn handen aan je vuil te maken.’ Spontaan begon Isabel te huilen. De vrouw had een effect op haar waar ze geen controle over had. ‘Kom even met me mee.’ Met benen die slap aanvoelden, volgde ze de vrouw die het mes had aangenomen, naar de kelder. Onder aan de trap was een ijzeren deur met grendels. ‘Ga naar binnen.’ ‘Alsjeblieft,’ smeekte ze. ‘Ga naar binnen, ik wil dat je iets ziet.’ Isabel gehoorzaamde, was bang dat de vrouw de deur zou dichtslaan, maar ze kwam zelf mee naar binnen. ‘Volledig geluidsdicht,’ zei ze. ‘Zwevende vloer, deur die niet te forceren valt. Mijn collega’s vinden dat je iemand niet meer mag laten lijden dan nodig is. Als je nog eens probeert te ontsnappen, dan zullen ze begrijpen dat je me geen andere keuze hebt gelaten.’ De houten wanden waren bekrast. Isabel kon zich dan ook niet van de indruk ontdoen dat er al eerder iemand in deze ruimte opgesloten had gezeten. ‘Als je geen meisje was, dan zou ik geen risico met je nemen, ongeacht de ethiek die mijn collega’s proberen te handhaven,’ zei de
vrouw. ‘Dus lees wat, of kijk wat tv, maar houd je gedeisd.’ Isabel snelde de trap op, maar moest oppassen niet over haar eigen voeten te struikelen, zo nerveus was ze van het korte bezoekje aan de kelder geworden. In de woonkamer liet ze zich opnieuw in de fauteuil vallen, maar deze keer trok ze haar knieën op en sloeg haar armen om haar benen. Ineengedoken bleef ze zo zitten. Het duurde even voordat ze door had waarnaar ze aan het kijken was: mensen verlieten in paniek deSingel, op het parkeerterrein reden auto’s op elkaar in. De minister-president werd kort geïnterviewd, toen kwamen de gewonden in beeld. Daarna werden andere politici gevraagd te vertellen wat er volgens hen gebeurd was. Ook de toestroom van diverse hulpdiensten was gefilmd: speciale eenheden trokken gewapend het gebouw binnen, even later gevolgd door mannen in witte hermetische pakken en agenten in burgerkleding. Met open mond keek Isabel naar de volledige nieuwsuitzending. Haar vader had het slotconcert van de 0110-actie georganiseerd. Misschien was hij onder de slachtoffers. ‘Ons werk, wat denk je ervan?’ De vrouw leunde tegen de deurstijl en keek uitdagend. Isabel haatte haar nog meer dan haar eigen moeder. Elke kans die ze kreeg om te vluchten, zou ze nemen, ondanks het dreigement van de kelder. Alleen mocht ze daar niets van laten merken, want de vrouw was waakzamer gebleken dat ze had doen voorkomen. ‘Weet u of mijn vader…’ ‘Hij werkt voor ons.’ ‘Kan niet.’ ‘Hoe denk je dat we wisten wanneer je van school zou komen? Je vader had ons de plek aangewezen waar we je het makkelijkst konden kidnappen.’ ‘Waarom zou hij dat doen?’
‘Hij zal verdacht worden van medeplichtigheid. Alleen doordat hij jou heeft laten ontvoeren, kan hij pretenderen dat hij onder dwang heeft gehandeld.’ ‘Dat zou hij nooit doen.’ De vrouw lachte smalend. ‘Meisje toch, je leeft in je eigen fantasiewereld. Als je vader besluit dat je afgemaakt moet worden om zijn geloofwaardigheid op te krikken, dan belt hij ons gewoon op en geeft de opdracht je lijk ergens te dumpen waar het makkelijk gevonden kan worden. Je hebt er werkelijk geen idee van wie hij is.’ Isabel wist dat haar vader van haar hield en haar nooit zou opofferen voor welk doel dan ook. De vrouw maakte haar wat wijs, dat kon niet anders. Toch beving haar een sprankje twijfel, en ze haatte zichzelf daarom. ‘Je kunt dus maar beter heel vriendelijk tegen me zijn,’ ging de vrouw verder. ‘Dan laat ik je misschien wel in leven, ook als je vader dat liever niet wil.’ Zodra ze weer alleen werd gelaten, kon Isabel niet verhinderen dat ze begon na te denken over de woorden. Hoe kon ze in leven worden gelaten, als wat zij wist haar vader ook op termijn zou schaden? Hij kon dus onmogelijk een van hen zijn. De vrouw schepte er plezier in haar psychologisch te destabiliseren, dat kon haast niet anders. ‘Kom je mee het eten klaarmaken?’ klonk het vanuit de keuken. Isabel kwam overeind, vastbesloten de vrouw geen controle meer te verlenen over het vertrouwen dat ze in haar vader had. ‘Waar zullen we dan gaan wonen als ik niet meer naar huis kan?’ vroeg ze. ‘Zodra we betaald zijn voor ons werk, vertrek ik met mijn collega’s naar het buitenland. We zullen genoeg hebben om een luilekker leventje te leiden. Als je vader van je af wilt, dan zou je met ons mee kunnen gaan. Tenzij je natuurlijk liever met een kogel door
je hoofd in de tuin begraven wordt.’ De tuin? Dat was geen plek waar haar lijk makkelijk gevonden kon worden. Deze tegenspraak was het beste bewijs dat de vrouw daarstraks had gelogen. ‘Nee, ik ga liever met jullie mee. Jullie zijn de hele week al erg goed voor me geweest.’ De vrouw glimlachte, en Isabel voelde dat ze dacht haar invloed te hebben uitgebreid. Nu wist ze dan ook wat de zwakke plek van de vrouw was: ze kon zich niet indenken dat iemand een ander wezenlijk kon vertrouwen, zoals zij haar vader.
48
De witte bestelwagen stopte vijfhonderd meter voor de kerk van Berchem. De twee mannen haalden de simkaart uit hun gsm en met een aansteker lieten ze die smelten. De restanten gooiden ze uit het raam. Daarna staken ze een nieuwe simkaart in hun gsm. De man met grijs haar stapte uit. ‘Lever haar af, en zorg dat de bestelwagen in de garage staat. Niemand mag ons op het spoor komen voordat we het bewijsmateriaal hebben, en liefst ook nog ons geld.’ De gespierde kerel knikte, wachtte tot het zijportier dichtklapte, en reed toen naar de bushalte verderop, waar een meisje met donkerblond haar op hem stond te wachten.
49
Brit had zich ongerust gemaakt toen ze de sirenes in de verte had horen loeien en aan de overkant van de straat zowel brandweer als politie in grote aantallen had zien voorbijrijden. Op het geluid afgaande, schatte ze dat er iets gebeurd was ter hoogte van deSingel. Ze was daarstraks nog langs het gebouw gelopen. Als ze hier niet om half tien had moeten staan, dan zou ze misschien hebben kunnen zien wat er daar aan de hand was. Ze keek op haar horloge: het was kwart over tien geworden. Hij was drie kwartier te laat. Als hij haar daarstraks niet even had opgebeld, zou ze nu al naar huis zijn teruggekeerd in de veronderstelling dat hij zich had bedacht. Getoeter deed haar hart opspringen. Ze snelde naar de witte bestelwagen, rukte het portier open en omhelsde hem. ‘Ik dacht al…’ ‘… dat ik niet meer zou komen,’ maakte hij haar zin af. ‘Mag ik je gsm?’ Zijn vraag verwarde haar, maar ze reikte hem die aan. Hij zette het toestel uit en stak het in zijn jaszak. ‘Ik wil niet dat je moeder ons opspoort.’ ‘Kan ze niet doen, ik heb een kopie van de brief gepost.’ ‘Je moeder zal, zelfs als ze geen toestemming heeft, de onderzoeksmiddelen op haar werk gebruiken. Je gsm kan je locatie verraden als hij aanstaat.’ ‘Ik dacht dat dit alleen in een film zo was,’ giechelde ze, maar omdat hij ernstig bleef, slikte ze de rest van haar plezier in. ‘Leve de vrijheid!’ zei ze toen maar. ‘Leve de vrijheid!’ echode hij, maar hij klonk lang niet zo uitgelaten. Terwijl hij de bestelwagen het verkeer in loodste, bij het verkeerslicht rechts afsloeg en vervolgens de oprit van de ring nam, vroeg ze zich af waarom hij zo bedrukt was. ‘Alles goed met je?’
‘Wat heb je in die brief geschreven?’ ‘Gewoon, wat je had opgedragen, dat ik niet meer bij hen wilde wonen, niet wilde dat ze mijn nieuwe adres hadden, zulke dingen.’ ‘Toch geen details?’ Ze had iets meer geschreven dan hij haar had voorgekauwd, maar een gevaar zag ze er niet in, dus zei ze: ‘Niets dat mijn moeder als een concrete aanwijzing kan gebruiken.’ ‘Ik had gezegd: geen details!’ Hij schreeuwde het bijna. ‘Maar Patrick toch,’ zei ze. ‘Je hoeft niet zo…’ ‘Je moeder werkt bij de recherche, ik wil niet dat ze morgen aan onze deur staat nog voordat ik je ontbijt op bed heb kunnen brengen. Wat heb je geschreven?’ ‘Niets bijzonders, dat je een goede jongen was, zestien jaar ouder dan ik. Dat je geld had, graan verhandelde.’ ‘Wat?’ Hij liet de bestelwagen even slippen, een vrachtwagen achter hen toeterde. ‘Ik heb niet gezegd dat je voor Silo nv werkt.’ ‘Dat zou er nog moeten bijkomen, heb je enig idee hoeveel mensen er in dezelfde business als ik zitten? Je had haar net zo goed een lijstje kunnen geven met vijf namen erop, dan hoeft ze dat werk alvast niet te doen.’ ‘Ik wilde gewoon dat ze zou weten dat ik het goed zal hebben, dat is alles.’ Ze sloeg haar armen om zijn hals en kuste zijn oorlel. ‘Wees niet boos.’ ‘Je hebt iets goed te maken.’ Hij plaatste zijn stoel naar achteren en duwde haar hoofd omlaag. ‘Ik zal bewijzen dat mannen zich op twee zaken tegelijk kunnen concentreren.’ Ze wist niet of ze dat wel wilde, maar hij knoopte zijn broek al open. ‘Over enkele minuten heb ik je alles vergeven,’ zei hij.
Ze besloot hem zijn zin te geven.
50
Eerst was er een terreinsweep uitgevoerd. Zodra was gebleken dat er geen tweede bom of ander gevaar was, was de technische recherche naar binnen gegaan, en daarna had de dienst agressie ook toegang gekregen tot de delictplaats. Commissaris Blanquart leek geen enkele fout te willen maken en handelde uitsluitend volgens het boekje: de Blauwe Zaal werd uitgekamd, in de hoop aanwijzingen te vinden die meer konden vertellen over de daders. De oorzaak van de ontploffing kon volgens Nathalie alleen achterhaald worden als Michael Hanssen werd opgespoord: hij was tenslotte de persoon die de viool had afgeleverd. Ze hield haar mond, omdat haar team nog steeds niet compleet was en ze niet op eigen houtje wilde handelen. De ontbrekende rechercheurs zaten vast in het verkeer dat was omgeleid voor het rockconcert van dEUS op de Grote Markt, wat eigenlijk het echte slotconcert van de 0110-actie was. Ook commissaris Wuyts arriveerde pas drie kwartier na de ontploffing. ‘Eindelijk!’ riep Nathalie. Het had geklonken als een verwijt, maar was bedoeld als opluchting, want ze wist zeker dat commissaris Wuyts de juiste prioriteiten zou stellen, mits hij toestemming van commissaris Blanquart zou krijgen, die als case officer was aangesteld, en bijgevolg het laatste woord had.
‘Ik had er niet op gerekend dat er echt een bom zou zijn,’ zei commissaris Wuyts tegen haar. ‘Met zo’n instelling kun je beter bij de post gaan werken.’ ‘Daar zeg je wat.’ Commissaris Wuyts grijnsde, riep toen de andere leden van zijn team bij elkaar, en zei: ‘We vertrekken.’ ‘Moet je…’ ‘Aan iemand die nog nooit een crisis als deze heeft bezworen, ga ik geen toestemming vragen,’ zei commissaris Wuyts. ‘Je hoeft niet mee te gaan.’ Zonder verder protest stapte Nathalie in de dienstwagen met geblindeerde ramen, die met knipperende lichten midden op de rijbaan geparkeerd had gestaan. Ze waren met zijn zevenen, er was net genoeg plaats voor iedereen. ‘Hoe kom je…’ ‘Jou ontgaat ook niks,’ zei commissaris Wuyts. ‘Ik ben eerst naar het kantoor gereden om me door het hometeam te laten briefen en deze dienstwagen op te halen. Dat is de echte reden dat ik wat later arriveerde.’ Hij reed naar het centrum van de stad, negeerde de omleidingen, en zette waar er veel volk was het blauwe afneembare zwaailicht aan, dat hij voor deze gelegenheid op het dak van de auto had aangebracht. ‘Michael Hanssen heeft de viool met de springstof na de middag persoonlijk afgeleverd. Of hij vrijwillig heeft gehandeld, is niet duidelijk. Omdat hij de enige concrete verdachte is in deze zaak, heb ik onderzoeksrechter Dewael reeds om een huiszoekingsbevel gevraagd. We mogen het atelier binnenvallen. Met wat geluk treffen we hem thuis, hij woont erboven.’ Nathalie droeg commissaris Wuyts geen warm hart toe, maar stelde zijn analytische geest en daadkracht op prijs. Hopelijk zou de kostbare tijd die commissaris Blanquart had verspeeld hen niet op een
dood spoor doen belanden. Omdat ze de straat bereikten waar Hanssen woonde, trok Nathalie net zoals haar collega’s een kogelvrije vest aan en gordde ook een van de pistolen om die commissaris Wuyts veiligheidshalve had meegebracht voor de teamleden die niet de kans zouden hebben gehad hun dienstwapen te gaan ophalen. Met gierende banden en het blauwe zwaailicht nog aan, kwamen ze op het voetpad voor de deur tot stilstand. Er brandde licht in het atelier. Gebonk op de deur lokte geen enkele reactie uit, aanbellen evenmin. ‘Openmaken,’ beval commissaris Wuyts. Een van haar collega’s tikte met de kolf van zijn pistool het raam van het atelier in en klom naar binnen. Nathalie liet de anderen voorgaan, zag hoe in het hele huis de lichten werden aangedaan. ‘Niemand,’ hoorde ze de hele tijd roepen. Ze herinnerde zich Hanssen van haar studententijd. In zijn atelier brandde altijd kunstlicht, ook overdag, omdat het precieze herstelwerk geen schaduw, veroorzaakt door zijwaartse lichtinval, kon verdragen. Dirk had gezegd dat Hanssen laat in de middag zijn gsm niet had opgenomen. Dat het licht in het atelier aan was, kon er dus op duiden dat Hanssen – na de viool onder dwang te hebben afgeleverd – niet meer was teruggekeerd, maar daar wel op had gerekend. Ze concludeerde hieruit dat de mensen die druk op hem hadden uitgeoefend, hem nog steeds in hun macht hadden. ‘Hier!’ Even dacht ze dat Hanssen dood was aangetroffen, maar de commotie bleek te gaan over een dossier dat geopend op de werktafel lag. ‘Dirk Croes,’ zei commissaris Wuyts hardop. Nathalie pakte het dossier, en inderdaad: de naam van haar man
stond erop. Boven aan de eerste bladzijde stond het adres en telefoonnummer van Jan Lenaerts, de zoon van de minister-president. Daaronder was, weliswaar beknopt, het relaas van de viool neergeschreven. Ook de dreigementen die de minister-president had geuit, waren opgesomd. Nathalie zag hoe haar collega’s haar aanstaarden. In het kort vertelde ze hoe haar man de viool op de zolder in de woning van Jan Lenaerts had gevonden, en had gedaan alsof hij die voor een van zijn studentes wilde kopen. De prijs die hij ervoor betaald had, was die van een studieviool. Toen Kris Lenaerts had vernomen dat zijn zoon aan de vader van zijn nieuwe vriendin de waardevolle viool van hun pas overleden opa voor een prikje had verkocht, had hij er alles voor gedaan het instrument terug te krijgen, zelfs Hanssen bedreigen en oneerbare voorstellen doen. ‘Is dat het hele verhaal?’ vroeg commissaris Wuyts. Ze knikte, wilde niet vertellen dat Jan Lenaerts aan de drugs had gezeten en de viool alleen maar voor die spotprijs had verkocht omdat hij dringend geld nodig had gehad. ‘Momentje.’ Commissaris Wuyts zonderde zich af om een telefoontje te plegen. Nog geen minuut later stond hij weer in het atelier. ‘Ons spoor loopt verder.’ Iedereen keek hem aan. ‘Ik had het hometeam de opdracht gegeven alle telefoongegevens van Dirk Croes uit te spitten en ook zijn uitgavenstaat te bekijken.’ ‘Dat kun je niet maken!’ Commissaris Wuyts negeerde haar uitlating. ‘En dat leverde heel wat interessante informatie op. Dirk Croes heeft het afgelopen jaar iedere maand geld gestort op de rekening van Jan Lenaerts, zonder mededeling. Het meest opmerkelijke is echter dat hij vandaag een maximale hoeveelheid cash geld heeft opgenomen en in het
politierapport, waarin hij de diefstal van zijn viool aangeeft, beweert hij dat hij in zijn auto is overvallen.’ Iedereen wachtte op de eindconclusie, maar die hield commissaris Wuyts voor zich. ‘Kan ik je even spreken?’ Nathalie liep achter hem aan naar de gang. Haar hart bonsde in haar keel. ‘Weet je zeker,’ zei commissaris Wuyts, ‘dat je man de overval niet zelf heeft geënsceneerd?’ ‘Hij heeft zijn neus gebroken, zijn viool is weg, de auto is beschadigd. Waarom zou hij zoiets zelf plannen?’ ‘Wat heeft hij met al dat cash geld gedaan?’ Ze haalde haar schouders op en vervloekte Dirk omdat hij niet gewoon bij de politie had aangegeven dat zijn viool voor de deur uit de auto was gestolen. Ze kon alleen maar hopen dat hij een zinnige verklaring voor het geld uit zijn duim zou kunnen zuigen en koelbloedig genoeg zou zijn om bij zijn versie van de overval te blijven. Niet alleen zou hij anders het verzekeringsgeld niet kunnen innen, en dat ging over een bedrag dat haar jaarinkomen – en ook dat van hem – ver te boven ging, maar zou ook hun privéleven gemeengoed worden. En dat wilde ze absoluut niet. ‘Mijn man verdient het voordeel van de twijfel, lijkt me. Waarom zouden we gaan speculeren?’ ‘Kan ik erop rekenen dat je objectief zult blijven?’ vroeg commissaris Wuyts. Ze knikte, wist dat ze anders van het onderzoek afgehaald zou worden, misschien zelfs tijdelijk op non-actief zou worden gesteld. Commissaris Wuyts liep terug naar het atelier. ‘We gaan Jan Lenaerts ondervragen, en daarna Dirk Croes. Neem dat dossier mee.’ Nathalie kon amper geloven wat ze hoorde. Jan Lenaerts gaan oppakken voor ondervraging, stond gelijk aan carrièremoord.
‘Hij is de zoon…’ ‘Ik weet wie hij is,’ zei commissaris Wuyts. ‘Een huiszoekingsbevel hoef ik niet aan te vragen, dat krijgen we toch niet. Hem oppakken is ook om problemen vragen. Daarom gaan we gewoon aanbellen. Met wat geluk krijgen we hem te spreken en levert dat een nieuw spoor op.’
51
Een halfuur had Dirk op het parkeerterrein staan toekijken en zelfs toen het onderzoek al aan de gang was, had niemand hem dringend willen spreken. Toch was het zijn viool geweest die daar ontploft was. Uiteindelijk was hij naar huis gereden en had Nathalie er telefonisch van op de hoogte gesteld dat hij wakker zou blijven om informatie te verstrekken wanneer dat nodig zou zijn. Ze had amper de tijd gehad hem te woord te staan, zodat hij veronderstelde dat zijn getuigenis pas morgen zou worden afgenomen. Misschien zouden de daders tegen die tijd reeds gepakt zijn en zou het feit dat toevallig zijn viool was gebruikt wel compleet irrelevant lijken. Spelend met dit soort gedachten, schonk hij zichzelf voor de tweede keer die dag een glas Cointreau in en ging achter de vleugelpiano zitten. Bij gebrek aan zijn viool om op te improviseren, wilde hij de traumatische ervaring van daarstraks op de piano verklanken en zo zijn gevoelens weer op gang brengen. De envelop trok onmiddellijk zijn aandacht. Hij deed de staande lamp aan voordat hij de brief uit de envelop haalde. Zodra hij het
handschrift van zijn dochter herkende, veronderstelde hij dat ze hem wilde laten weten dat ze hem vergeven had. Toen ze bij het middagmaal met hem gepraat had op een manier waaruit weer wederzijdse interesse was gebleken, had hij op zijn tong moeten bijten om haar niet te vertellen dat hij maandelijks geld op de rekening van Jan Lenaerts had gestort, om zo de werkelijke waarde van de viool op termijn te vergoeden. Ook had hij de jongen regelmatig gebeld om te horen hoe het met hem ging. Het had hem gefrustreerd dat deze aan zijn verslaving ten onder leek te gaan, en tegelijk had het hem van het idee verlost dat zijn dochter hem op het rechte pad zou hebben kunnen houden. De lijdensweg van Jan Lenaerts was bedoeld om slechts één persoon op deze aardbol tot een andere houding te dwingen, en dat was Kris Lenaerts. Deze conclusie had hem doen beseffen hoe belangrijk ouderliefde was, en juist die liefde had zijn dochter een jaar lang niet meer van hem geaccepteerd. Dirk hoefde de brief niet te herlezen om de inhoud te begrijpen. De tranen die bij de bomaanslag volledig achterwege waren gebleven, kwamen nu met dubbele kracht opzetten. Hij moest de brief opzij leggen, want zijn lijf schokte, zijn ademhaling gierde. Hij blies herhaaldelijk uit om zichzelf te kalmeren. Maar dat hielp niet. Zijn leven zou nooit meer hetzelfde zijn. Dat besef doordrong hem in die mate, dat hij zich niet meer onder controle kon houden: hij gooide de pianostoel achterover, smeet het glas tegen de muur en terwijl hij zijn overhemd van zijn borst rukte, schreeuwde hij zijn onmacht uit.
52
Magda was genoodzaakt geweest een taxi naar huis te nemen, aangezien haar man op het parkeerterrein had besloten een crisisberaad bijeen te roepen, en zodra de Mercedes beschikbaar was, naar Brussel was gereden. Met de minister van Binnenlandse Zaken wilde hij overleggen of fase vier van het rampenplan in werking mocht worden gesteld, en ook welke houding er ten opzichte van de pers moest worden aangenomen gedurende het onderzoek. Omdat de aanslag maatschappijontwrichtend was, had hij ook de partijvoorzitters van de coalitiepartners en zelfs die van de schaarse oppositie, het Vlaams Belang uitgezonderd, uitgenodigd aan de bespreking deel te nemen. Magda verwachtte haar man niet terug voor middernacht, en toen ze het grind van de oprijlaan weer hoorde knarsen voordat ze nog maar haar jas had kunnen uitdoen, dacht ze dat de taxi was teruggekeerd en controleerde ze even of ze haar tas niet was vergeten. Zodra ze echter het blauwe zwaailicht opmerkte, kreeg ongerustheid de overhand, en deed ze spontaan de deur open. ‘Mevrouw,’ zei een man met grijze slapen en een borstelige snor, die uit een dienstwagen met getinte ruiten stapte, ‘zou ik uw zoon even mogen spreken?’ ‘Hij woont in het achterhuis,’ zei ze. ‘Wat is er aan de hand?’ ‘Onderzoek heeft uitgewezen dat de viool die uw zoon ooit heeft verkocht aan Dirk Croes daarstraks is gebruikt bij de bomaanslag.’ Ze moest even nadenken voordat ze begreep wat hij had gezegd, en ook waar hij op doelde. ‘U denkt toch niet…’ ‘Dirk Croes heeft iedere maand geld op de rekening van uw zoon gestort, ze hebben ook telefonisch contact gehouden. Ik ben eropuit gestuurd de verklaring van uw zoon op te tekenen, zodat dit spoor afgesloten kan worden.’ De man zag er onbeholpen uit. Dat overtuigde haar om haar
echtgenoot niet op te bellen voor raad. ‘Hij is ziek,’ zei ze. ‘Hij heeft koorts. Ik zal gaan kijken of hij u te woord kan staan, is dat goed?’ ‘Natuurlijk.’ De man liep samen met haar naar het achterhuis. Het was er pikdonker. Ze veronderstelde dat de witte bestelwagen nog niet was geweest. Op de canapé en haar zwetende zoon na zou het huis dus volledig leeg zijn. ‘Hij is zwaar ziek, kan al enkele dagen zijn bed niet uit.’ ‘Griep?’ ‘Zware griep, ik hoop dat hij u niet aansteekt. Ik ga hem wekken en vragen of hij een paar vragen kan beantwoorden. Hij is nogal gesteld op zijn privacy, dus hij zal u niet binnenlaten. Hebt u een ogenblikje, dan ga ik hem halen.’ Ze stak de sleutel in het slot. ‘En maakt u het niet te lang, ik wil niet dat hij kou vat.’ ‘Komt in orde.’ Omdat de man zich voorkomend gedroeg, sloot ze de deur zelfs niet achter zich. Hierdoor kwam hij onmiddellijk naar binnen gerend toen ze gilde. Het lijk met de doorgesneden keel, de bloedplas op de grond, de opgestelde apparatuur – het waren niet deze zaken die haar uitzinnig maakten: het was de aanblik van haar zoon, die wit weggetrokken, roerloos op de canapé lag. Haar gegil zorgde ervoor dat haar zoon even zijn gezicht fronste, zodat ze uit haar illusie werd gehaald dat ook hij dood was, maar toen was het al te laat: de man riep versterking op en stelde zich voor als commissaris Wuyts. Toen nog geen minuut later een volledig rechercheteam binnenviel, dat blijkbaar in de auto met getinte ruiten klaar had gezeten, en een van de rechercheurs Nathalie Croes bleek te zijn, wist ze maar één ding: ze was erin geluisd, en haar zoon ook.
53
Jan Lenaerts en zijn moeder werden overgebracht naar het gebouw van de Gerechtelijke Dienst Antwerpen op de Noorderlaan, waar Nathalie werkte. Op de achtste verdieping, waar de dienst agressie gehuisvest was, werden ze van elkaar gescheiden en ieder in een aparte verhoorruimte gezet. Nathalie volgde met de rest van haar team in de videokamer de ondervragingen. Magda Lenaerts weigerde te praten voordat ze haar man en een advocaat had gesproken, maar haar zoon bood geen enkele weerstand: hij vertelde over zijn verslaving en de drugsleveranciers. Hij gaf grif toe dat hij zijn vader haatte en het niet erg zou vinden als diens partij de verkiezingen zou verliezen, zelfs als dit zou betekenen dat het Vlaams Belang hierdoor aan de macht kwam. Toen het lijk en de apparatuur ter sprake kwamen, bleef hij het antwoord schuldig. Hij hield vol onder zeil te zijn geweest, en veronderstelde dat zijn drugsleveranciers verantwoordelijk waren. Hij beschreef hun uiterlijk en de witte bestelwagen. En vertelde erbij dat zijn ouders op de hoogte moesten zijn geweest van het feit dat de mannen om de twee dagen langskwamen, omdat ze gewoon de oprijlaan hadden gebruikt. ‘Steeds weer die twee mannen,’ zei commissaris Wuyts. ‘Een veiligheidsagent heeft hen op het parkeerterrein gezien, het kenteken van hun bestelwagen is niet bekend. Ook bij de aangifte van Dirk Croes duiken ze op. En er blijkt nog een derde partner te zijn, een blonde vrouw. De vraag is of zij voor zichzelf werken, of in dienst van een meesterbrein.’ Nathalie kon onmogelijk zeggen dat een van de mannen bijna haar minnaar was geweest en dat ze zich het gezicht van de andere herinnerde van de homejacking die ze daarstraks verzwegen had. Het
feit dat de C-4 die voor de aanslag was gebruikt uit een militair depot was gestolen, had haar vermoeden doen toenemen dat ze beide mannen in de database van het leger zou kunnen terugvinden. ‘Op welke manier is er een blonde vrouw in het spel?’ vroeg ze. Commissaris Wuyts vertelde over de manier waarop de viool van Karl Liebmann was gestolen. Het leek Nathalie surrealistisch: een blonde stoot die met haar naaldhak het raampje uitstampte. Toch wezen deze gevechtstechnieken ook weer naar een doorgedreven training, en dus mogelijk naar het leger. Ook zag ze hoe langer hoe beter in hoe minutieus de hele operatie voorbereid was, en vooral met hoeveel lef er was gehandeld. ‘Ik wil mijn zoon spreken, nu!’ De stem van de minister-president was tot in de videoruimte te horen. Commissaris Wuyts veerde overeind en liep de gang in. ‘We hebben u onmiddellijk uit de vergadering laten terugroepen, meer konden we niet doen.’ ‘Wie bent u?’ Nathalie wist dat het machtsspel begonnen was. Ze verbaasde zich erover dat commissaris Wuyts met zijn benoeming tot hoofdcommissaris in het vooruitzicht, in de clinch ging met de meest vooraanstaande politicus van het land. Hieruit sprak zijn moraliteit: iedereen was tenslotte gelijk voor de wet. ‘Je hebt toch niets gezegd, hoop ik?’ Nathalie zag de ministerpresident op het beeldscherm verschijnen. Hij gaf zijn zoon een tik tegen zijn hoofd, voordat deze nog maar antwoord had kunnen geven. De jongeman kromp in elkaar, veranderde in een jongetje. ‘Ik heb niets gedaan!’ riep hij uit. ‘Echt waar.’ ‘Laat hem!’ Blijkbaar was besloten om Magda Lenaerts niet langer in een aparte verhoorkamer te zetten. Een tactische zet, want de discussie was onthullend.
54
Magda kon er niet bij dat haar man geen enkel medeleven betoonde en haar zoon zelfs een tik had gegeven. ‘Als hij iets verkeerds heeft gedaan, dan zal hij daar voor boeten, maar ik wil niet dat hij zijn mond nog opendoet voordat we met een advocaat hebben overlegd.’ ‘Er valt niets te overleggen!’ riep Magda uit. ‘Hij wordt beschuldigd van samenzwering, terrorisme én moord.’ ‘Hij is nog altijd niet in staat van beschuldiging gesteld, dus ik wil dat jij ook je mond verder houdt.’ Magda besefte dat haar emoties haar gezond verstand verdrongen en dat ze haar man de ruimte moest geven om te handelen. ‘Ik heb nog geen woord losgelaten,’ zei ze. ‘Naar de hel met jullie.’ Magda hoopte dat ze haar zoon niet goed verstaan had, maar zijn hysterische gelach bevestigde zijn uitlating. Daarom deed ze geen moeite haar man tegen te houden toen die hem weer een tik gaf, harder deze keer. ‘De toekomst van het land staat op het spel.’ ‘De toekomst?’ Magda zag hoe haar zoon weer hikte van het lachen en tegelijk huilde. ‘Laat hem!’ riep ze uit, en ze sloeg haar armen om hem heen. ‘Het komt allemaal goed. Dat beloof ik je. Rustig maar.’
55
Onderzoeksrechter Dewael verscheen opeens in beeld, zodat Nathalie, die even haar benen wilde gaan strekken in de gang, bleef zitten. ‘Waar bleef je zolang?’ vroeg Magda. ‘En waar blijft die verdomde advocaat?’ liet Kris Lenaerts erop volgen. ‘Meneer de minister-president,’ zei de onderzoeksrechter, die om zich heen keek en vervolgens recht in de camera staarde, ‘wat kan ik voor u betekenen?’ ‘Doe niet zo formeel, Bruno. Je zou toch een advocaat voor me regelen?’ Commissaris Wuyts verscheen in de deuropening. ‘Ik dacht dat een onderzoeksrechter onpartijdig moest zijn.’ ‘Frank,’ zei de onderzoeksrechter, ‘ik hoop…’ ‘Vandaag wil ik aangesproken worden met commissaris Wuyts.’ De onderzoeksrechter leek even verstomd te staan, maar zei toen: ‘Ik hoop dat je een goede verklaring hebt: jullie mochten het huis van Michael Hanssen doorzoeken, niet dat van…’ ‘Mevrouw Lenaerts gilde, ik dacht dat ze in nood was.’ De onderzoeksrechter keek naar Magda. ‘Ik ben erin geluisd,’ gaf ze toe. Weer staarde de onderzoeksrechter recht in de camera, hij was zich er duidelijk van bewust dat het gesprek werd gevolgd en opgenomen. Nathalie vroeg zich af in welke mate hij bevriend was met de familie Lenaerts. ‘Dit kan echt niet!’ Hoofdcommissaris Sterckx stond nu in de deuropening. In allerijl moest hij van deSingel zijn teruggekeerd nadat de onderzoeksrechter hem had gewaarschuwd dat de zoon van de minister-president was opgepakt. ‘Ik eis een verklaring.’ ‘Ik heb gedaan wat ik moest doen,’ zei commissaris Wuyts.
‘Je bent met je team van de delictplaats verdwenen zonder commissaris Blanquart op de hoogte te stellen. We zijn geen cowboys. Niemand gaat weg zonder toestemming.’ ‘Je hoeft me de les niet te spellen, zeker nu niet: het lijk van Michael Hanssen is aangetroffen in het huis van Jan Lenaerts, samen met allerlei apparatuur. Het lijkt erop dat de bom daar in de viool is aangebracht.’ ‘De technische recherche was nog niet klaar in deSingel.’ ‘Deze nieuwe delictplaats heeft meer te bieden, lijkt me. Hopelijk heeft commissaris Blanquart de nodige manschappen gestuurd.’ ‘Hij had weinig keuze. In ieder geval: hij is de case officer, je had hem om toestemming moeten vragen.’ ‘Commissaris Blanquart heeft niet de nodige expertise, je had hem nooit mogen aanstellen als eindverantwoordelijke. En de enige reden dat je mij hier openlijk bekritiseert, is omdat het hier om de zoon van de minister-president gaat.’ ‘Kunnen we ons niet even afzonderen?’ De onderzoeksrechter wees naar de camera. ‘Als er ook maar één fout is gemaakt, al is het een juridische,’ zei de minister-president, ‘dan zal ik…’ ‘Hoop daar maar niet op,’ onderbrak commissaris Wuyts hem. ‘Juist omdat ik de leiding heb genomen, zijn er geen uitschuivers gemaakt en is het onderzoek ook opgeschoten. Je zoon hangt.’ ‘Laten we het volledige bewijsmateriaal afwachten,’ zei de hoofdcommissaris. ‘En ons inderdaad even terugtrekken in mijn kantoor.’ ‘Ik heb werk te doen,’ zei commissaris Wuyts. ‘Voor geheime besprekingen heb ik geen tijd.’ ‘Wat is er met hem aan de hand?’ vroeg de onderzoeksrechter. ‘Dat leg ik je nog wel uit,’ zei de hoofdcommissaris, die de
verhoorkamer verliet. ‘Magda, blijf hier en zeg geen woord meer.’ Zonder zijn zoon ook maar één blik waardig te gunnen, liep de minister-president ook naar buiten. Alleen de onderzoeksrechter bleef staan dralen. ‘Je helpt ons hier toch uit, Bruno?’ vroeg Magda. ‘Ik ben hier in functie, het is mijn taak bewijzen te verzamelen die belastend én ontlastend zijn. In die zin zal ik dus doen wat ik kan.’ Hij boog zich naar Jan Lenaerts, die de hele tijd met zijn hoofd omlaag had gezeten. ‘Niet wanhopen.’ Pas nu verliet ook hij de verhoorkamer.
56
Nathalie wilde opstaan en de videoruimte verlaten, maar commissaris Wuyts kwam net naar binnen. ‘Volgens mij heb je vijanden gemaakt,’ zei ze. ‘Ik ben jullie een verklaring schuldig. Commissaris Blanquart is lid van de loge en heeft een broer die in de politiek zit. Daarom is achter mijn rug besloten dat hij de nieuwe hoofdcommissaris zal worden.’ Er ontstond consternatie bij het team. Iedereen uitte zijn verbazing en ongeloof. ‘Maar hij heeft niet de nodige ervaring,’ zei Nathalie. ‘Ik word gepasseerd omdat ik me weiger aan te sluiten bij een organisatie die zich beroept op een soort van broederschap, wat eigenlijk niet meer is dan vriendjespolitiek. Wanneer het om een maatschappelijke functie met verantwoordelijkheid gaat, vind ik dat
alleen expertise en bewezen diensten mogen gelden als criteria.’ Iedereen viel hem bij. ‘En daarom,’ besloot commissaris Wuyts, ‘heb ik beslist niet langer op het juiste ogenblik te buigen of mijn blik af te wenden. We zullen deze zaak tot op het bot uitzoeken. Zonder vooringenomenheid natuurlijk. Als Jan Lenaerts onschuldig blijkt, dan zullen wij de eersten zijn om deze bewijzen aan de onderzoeksrechter voor te leggen.’ Weer viel iedereen hem bij. Nathalie had er zelfs tranen van in haar ogen gekregen. ‘We staan allemaal achter je,’ zei ze, en die zin werd door iedereen herhaald. De gsm van commissaris Wuyts maakte een einde aan deze uitingen van eensgezindheid. Iedereen hield zich stil tijdens het gesprek, en zodra hij had neergelegd, wekte zijn glimlach ieders nieuwsgierigheid. ‘De technische recherche heeft aanwijzingen gevonden dat er computercontact is geweest tussen Jan Lenaerts en het hoofdkantoor van het Vlaams Belang op de Amerikalei. Er zou informatie over de bom zijn uitgewisseld. Kom, we gaan een bevel tot huiszoeking aanvragen.’ Het hele team volgde commissaris Wuyts op de voet. Zonder te kloppen ging hij naar binnen in het kantoor waar de hoofdcommissaris, de minister-president en de onderzoeksrechter zich hadden teruggetrokken. In het kort legde hij de nieuwe ontwikkelingen voor. ‘Momentje!’ De onderzoeksrechter belde naar de technische recherche, die in het huis van Jan Lenaerts de apparatuur aan diverse testen had onderworpen alvorens die over te brengen naar hun gespecialiseerde lab. Pas toen hij uit eerste bron had vernomen dat de nieuwe aanwijzingen inderdaad een huiszoeking noodzakelijk maakten, schreef hij het bevelschrift uit.
‘Je zou haast denken dat ik hier de crimineel ben,’ zei commissaris Wuyts. ‘Dat volstaat,’ zei de hoofdcommissaris. De onderzoeksrechter reageerde in het geheel niet, en de minister-president, die Nathalie in de gang had zien staan, gaf ook geen repliek. Dat versterkte bij Nathalie het gevoel dat hen nog wat te wachten stond. ‘Breng commissaris Blanquart op de hoogte,’ zei commissaris Wuyts. ‘Maak hem duidelijk dat deSingel geen prioriteit meer is.’ ‘Momentje!’ zei de hoofdcommissaris nu. Ook hij pakte zijn gsm. Na een kort gesprek met commissaris Blanquart, zei hij met een zekere teleurstelling: ‘Er is geen ander team beschikbaar, dus jullie mogen de huiszoeking gaan doen. Zorg dat jullie geen fouten maken, als de pers ter ore komt dat we het hoofdkantoor van het Vlaams Belang hebben uitgekamd, dan kan dit verstrekkende gevolgen hebben.’ ‘Wij zijn de perfectie zelf,’ zei commissaris Wuyts. ‘Zorg maar dat jullie een goede uitleg klaar hebben, want het kan niet lang duren voordat de pers te weten komt dat Jan Lenaerts is opgepakt.’ ‘Hoe zou de pers dat te weten kunnen komen?’ zei de hoofdcommissaris. ‘Ga je werk maar doen.’ ‘Wat is er met hem aan de hand?’ herhaalde de onderzoeksrechter. Nathalie kwam niet te weten of de hoofdcommissaris zou opbiechten dat er een benoemingskwestie speelde, want commissaris Wuyts sloot de deur en zei: ‘We hebben groen licht, dus aan het werk.’ Terwijl ze op de lift stonden te wachten, keek Nathalie bij de verhoorkamer naar binnen waar Magda de hand van haar zoon vasthield en een fluistergesprek met hem voerde. Ze hoopte dat ze zelf nooit een kind zou hebben dat in de problemen kwam, en waar ze zich haar hele leven in die mate verantwoordelijk voor zou voelen.
Over enkele jaren wilde ze dat haar dochter reeds op zichzelf ging wonen. Ze keek op haar horloge. Het concert van dEUS op de Grote Markt moest afgelopen zijn. Ze voelde de neiging haar dochter te bellen en te vragen hoe het geweest was. Tegelijk wilde ze niet storen: haar dochter lag nu waarschijnlijk in de armen van haar nieuwe vriendje, wie dat ook was. ‘Alleen van een hoofdcommissaris wordt gezegd dat hij nadenkt als hij eigenlijk staat te dromen. Kom je nog, rechercheur Croes?’ Ze reageerde niet op het ironische grapje van commissaris Wuyts, en volgde haar team naar de dienstwagen. Zodra ze op weg waren, schudde ze alle privégerelateerde gedachten van zich af en concentreerde zich op het volgende doel: het hoofdkantoor van het Vlaams Belang.
57
‘Alle puzzelstukken beginnen in elkaar te vallen,’ zei commissaris Wuyts. ‘Jan Lenaerts heeft een persoonlijk motief, het Vlaams Belang een politiek. Je begrijpt dat we straks je man ook aan de tand zullen moeten voelen: nu zijn concurrent gedood is, zal zijn contract waarschijnlijk verlengd worden.’ Nathalie wist dat een motief achter de feiten zoeken de enige manier was om een onderzoek te leiden. Toch kon ze zich niet indenken dat het voordeel dat haar man bij de aanslag had gehad, ook betekende dat hij medeplichtig was. Aan de andere kant had hij een jaar geleden een viool boven het geluk van hun dochter gesteld. Was
hij wel de man die ze veronderstelde dat hij was? Ze kon er niet verder over nadenken, want ze arriveerden bij het hoofdkwartier van het Vlaams Belang. In minder dan een minuut was de cilinder uit het slot gehaald en zwermden ze uit over het gebouw. De programma’s en bestanden op de diverse computers logen er niet om: de betrokkenheid van het Vlaams Belang was onmiskenbaar. Onmiddellijk bracht commissaris Wuyts de hoofdcommissaris op de hoogte, die op zijn beurt naar commissaris Blanquart belde en hem opdroeg het resterende deel van de technische recherche dat nog in deSingel aanwezig was, naar het hoofdkantoor te sturen. Commissaris Wuyts deed enkele danspasjes op het voetpad terwijl ze op de versterking wachtten. ‘Ik zal die klootzakken leren,’ zei hij. Nathalie vroeg zich af of hij het over de militanten van het Vlaams Belang had, of over de heren die hem zijn benoeming misgunden.
58
Het onderzoek zat in een stroomversnelling. Nathalie kon zich al voorstellen hoe commissaris Wuyts door de pers opgehemeld zou worden, wanneer diens aandeel in het onderzoek en vooral de manier waarop hij had gehandeld, zouden uitlekken. De benoeming tot hoofdcommissaris zou hem onmogelijk ontzegd kunnen worden zonder opschudding te veroorzaken. Ze gunde het commissaris Wuyts van harte. De recherche moest geleid worden door iemand die niet aan vriendjespolitiek deed.
‘Daar is het!’ Ze stopten voor een herenhuis aan de noordelijke kant van de stad en stapten met zijn allen uit. Commissaris Wuyts belde aan. Marcel Saenen deed open, aangekleed, alsof hij op dit late uur op hen had zitten wachten. ‘Recherche,’ zei commissaris Wuyts. ‘Kunnen we u even spreken?’ ‘Komt u binnen, maar niet allemaal.’ Commissaris Wuyts duidde Nathalie aan, de rest van het team keerde terug naar de auto. Nathalie ging naar binnen en pakte haar aantekeningenboekje. Ze had verwacht dat Saenen zou hebben gevraagd of ze een huiszoekingsbevel hadden en dat ze hem naar het bureau zouden hebben moeten voeren, waar hij zonder de aanwezigheid van zijn advocaat geen woord zou hebben gezegd. ‘Gaat u zitten.’ Saenen liep terug de gang in. ‘Linda, er is bezoek.’ Er klonk gestommel op de trap. Even later kwam hij weer binnen, gevolgd door een magere vrouw met grijs krullend haar in een kamerjas en een leesbril op haar neus. ‘Koffie of thee?’ vroeg de vrouw. ‘Of liever iets fris?’ ‘Watertje, graag,’ zei Nathalie. ‘Kopje koffie, alstublieft,’ zei commissaris Wuyts. Saenen ging tegenover hen zitten. ‘Het was niet mijn idee,’ zei hij. ‘Maar het feit dat ze bij deSingel naar binnen wilden, stelt hen natuurlijk buiten verdenking.’ ‘Of juist niet,’ zei commissaris Wuyts, ‘want in het verslag stond dat Erik de minister-president als eerste heeft vastgepakt. Hij had moeten weten dat dit zijn arrestatie, en ook die van zijn compagnons, tot gevolg zou hebben.’ ‘Koekjes?’ De vrouw zette een doos op tafel en verdween weer naar de keuken. Nathalie wilde een koekje pakken, maar commissaris
Wuyts tikte haar op de vingers. ‘Misschien is het niet gepast in te gaan op zo veel gastvrijheid. Laten we eerst even duidelijk maken waarom we hier zijn.’ ‘Dat weet ik al,’ zei Saenen. ‘Jullie zoeken een verband tussen de actie van Erik bij de ingang en de bomaanslag. Dat is er niet. Wij zijn niet tegen de 0110-actie geweest omdat ze in het teken van verdraagzaamheid stond, maar omdat ze was opgezet door een zanger die onze partij haat en de verkiezingsuitslag wil beïnvloeden.’ ‘Ziedaar.’ De vrouw zette een glas sprankelend water neer waar een ijsblokje en een schijfje citroen in lagen. ‘De koffie loopt door, nog een minuutje.’ Nathalie had zich Marcel Saenen helemaal anders voorgesteld. Was hij de schrik van het land? In de pers werd hij voorgesteld als iemand die Hitlers naam zou doen verbleken wanneer zijn partij de verkiezingen zou winnen. Op haar kwam hij, mede door het oubollige interieur, over als een goedaardige opa. ‘We hebben een huiszoeking in het hoofdkantoor verricht,’ zei commissaris Wuyts. ‘De bewijslast die we aantroffen is groot. De technische recherche heeft het van ons overgenomen. Uw partij is onmiskenbaar betrokken bij de bomaanslag.’ ‘Het hoofdkantoor? Ik ben er daarnet nog langsgereden, toen ik van het politiebureau kwam waar Erik en zijn makkers worden vasthouden. Ik heb jullie daar niet gezien.’ ‘Het huis op de Amerikalei is toch…’ ‘Dat is al twee maanden ons hoofdkantoor niet meer. Erik is er met zijn getrouwen in getrokken en heeft er zijn hoofdkwartier van gemaakt. Wat hebt u daar aangetroffen?’ Commissaris Wuyts legde uit dat er belastend e-mailverkeer was ontdekt over de aanslag, en ook dat de plattegrond van deSingel met bepaalde aantekeningen erbij op een van de bureaus had gelegen.
‘Ik begrijp iets niet,’ zei Saenen, die nog altijd even rustig bleef. ‘Erik kan zich met zijn actie bij deSingel onmogelijk in die mate verdacht hebben gemaakt dat een huiszoeking noodzakelijk leek.’ Nathalie dacht dat commissaris Wuyts nu over Jan Lenaerts zou vertellen. Als Saenen daarna deze informatie aan de pers zou doorspelen, dan was er door hen geen fout gemaakt. Maar commissaris Wuyts zei: ‘U krijgt pas inzage in het dossier zodra u een advocaat voor Erik en de zijnen hebt aangesteld.’ ‘Suiker?’ De vrouw zette het kopje koffie neer. ‘Linda,’ zei Saenen. ‘Erik wordt ervan verdacht de bomaanslag in zijn hoofdkwartier te hebben beraamd. Bel jij onze juridische dienst?’ Ze knikte en verliet de woonkamer zonder enige emotie te laten blijken. ‘Jullie lijken niet erg verrast,’ zei Nathalie. Saenen richtte zich voor het eerst tot haar. ‘Mevrouw,’ zei hij, ‘we hebben de afgelopen dertig jaar om de week een proces moeten voeren. Voortdurend worden we van allerlei zaken beschuldigd. Herinner je je nog…’ ‘Kunnen we bij de feiten blijven?’ vroeg commissaris Wuyts. ‘U krijgt van mij de toestemming om al onze gebouwen te doorzoeken, ook het hoofdkantoor. Maar wel alleen als onze mensen zelf toezicht kunnen houden. Ik wil niet dat het bewijs er geplaatst wordt, zoals nu is gebeurd.’ ‘Dit is een zware beschuldiging.’ ‘Ik ken jullie toch,’ zei Saenen, die zich op geen enkele manier leek op te winden. ‘Een week voor de verkiezingen gaat er een bom af, en zonder dat u mij wilt vertellen hoe u het verband met onze partij hebt gelegd, wordt er een huiszoeking gehouden in wat u denkt dat ons hoofdkantoor is. En wat treft u daar aan: sluitend bewijsmateriaal.’ Hij zuchtte en vervolgde: ‘Als ik in jullie dossier
nergens kan terugvinden waarom een huiszoeking noodzakelijk bleek, dan laat ik het bevelschrift samen met al het zogenaamde bewijsmateriaal onrechtsgeldig verklaren.’ Nathalie zag nu pas in hoe geniaal commissaris Wuyts het spel had gespeeld. Jan Lenaerts zou door de onderzoeksrechter onmogelijk de hand boven het hoofd kunnen worden gehouden, tenzij hij bereid was het Vlaams Belang vrijuit te laten gaan. ‘Word ik ook gearresteerd?’ vroeg Saenen. ‘Als Erik bevestigt dat het om zijn hoofdkwartier gaat en we in de andere gebouwen geen belastend materiaal aantreffen, dan zie ik momenteel geen reden om u aan te houden, laat staan voor verder verhoor mee te nemen naar ons kantoor.’ Saenen stond op en pakte uit de lade van de lage kast tegen de achterste muur een schrijfblok en een pen. ‘Ik zal mijn toestemming om onze gebouwen in alle grote steden te doorzoeken even vastleggen. Over een uurtje zult u overal iemand aantreffen die u met een sleutel binnenlaat.’ ‘U bent wel erg toeschietelijk,’ zei commissaris Wuyts. Saenen glimlachte. ‘Schadebeperking.’ Dat hij inderdaad al vaker met hetzelfde bijltje gehakt moest hebben, werd Nathalie nu duidelijk. Als alleen het hoofdkwartier in Antwerpen betrokken zou blijken, dan werd de zaak een geïsoleerd incident. En als de onderzoeksrechter geen verklaring kon voorleggen voor de huiszoeking, dan zou de aanklacht tegen Erik en zijn getrouwen ongegrond worden verklaard. Zo was de zaak misschien nog binnen de vierentwintig uur van de baan. ‘We gaan u met rust laten, u hebt nog wat telefoontjes te plegen, veronderstel ik,’ zei commissaris Wuyts, die het blad papier aannam en het opvouwde. Saenen gaf hun allebei een hand en begeleidde hen naar de deur.
Zijn vrouw, die de hoorn neerlegde, kwam ook nog even afscheid nemen. Toen ze op straat stonden, kon Nathalie zich niet langer inhouden. ‘We hadden niet hiernaartoe mogen komen. Als er nog bewijs te vinden is in de andere kantoren, dan zal het over een uur nergens meer te bekennen zijn. En we hadden hem moeten oppakken, zodat hij met niemand in het geheim zou kunnen overleggen. Nu weten we niet welke stappen hij allemaal zal ondernemen.’ Commissaris Wuyts liep naar de auto. Voordat hij instapte, zei hij: ‘Zijn partij is allang geïnfiltreerd. In alle lagen, van bestuur tot gewone medewerkers, hebben we mensen die maandelijks aan ons rapporteren. Behalve tot het besloten groepje van Erik is niemand van ons kunnen doordringen. De reden dat we Saenen niet meenemen is juist omdat we via onze informanten een zicht zullen krijgen op zijn eventuele betrokkenheid.’ Weer bewonderde Nathalie de tactische manier waarop commissaris Wuyts te werk was gegaan. Alleen zou ze het waarderen als hij haar van tevoren zou inlichten over zijn verborgen intenties. Terwijl Nathalie in de auto het team op de hoogte bracht, belde commissaris Wuyts het kantoor op en gaf door dat Saenen toestemming had gegeven voor een doorzoeking van alle andere gebouwen. Toen hij neerlegde, zei hij: ‘Het wordt tijd dat we Dirk Croes eens aan de tand gaan voelen.’
59
Saenen ging in de fauteuil zitten, pakte een koekje en dronk van het
kopje koffie dat onaangeroerd op de salontafel stond. ‘Moeten we niet iedereen opbellen?’ ‘Ga zitten, Linda.’ Hij wachtte tot ze tegenover hem had plaatsgenomen, voordat hij van wal stak: ‘Ik geloof niet dat de recherche er iets mee te maken heeft. Als een van de rechercheurs onze waarden deelt, zou dit al voor een lek kunnen zorgen. Veel te riskant dus.’ Hij pauzeerde en stelde toen pas de vraag die hem eigenlijk op de lippen lag: ‘Wat denk jij van Erik?’ Ze leek er geen ogenblik over na te hoeven denken: ‘Hij is als een kind: impulsief, agressief, uitgelaten, soms onhandelbaar – maar hoe dan ook heeft hij het hart op de juiste plaats.’ Zijn beeld stemde hier slechts gedeeltelijk mee overeen. Sinds Erik de meeste voorkeurstemmen had behaald bij de vorige verkiezingen, had hij het hoofdkantoor voor zijn getrouwen opgeëist en was een eigen politiek binnen de partij gaan voeren. Ook had Erik erop gestaan zich na de komende verkiezingen kandidaat te mogen stellen als voorzitter. Het leek erop dat hij alle macht voor zich alleen wilde. ‘Wat je ook van hem denkt, hij heeft het niet gedaan.’ Saenen keek zijn vrouw aan. Haar mening was belangrijk voor hem. Ze had gevoel voor mensen. ‘De partij is mijn levenswerk, waarom wil hij nu ook nog voorzitter worden?’ ‘Je hebt zelf besloten je terug te trekken.’ ‘Omdat ik geen kans maak als hij volgende week weer de meeste voorkeurstemmen krijgt, en de peilingen wijzen in die richting.’ ‘Geloof me, hij heeft het niet gedaan. Voor hetzelfde geld had hij in de Blauwe Zaal gezeten en was hij een van de slachtoffers geweest.’ Saenen overdacht het gesprek dat hij daarnet met de recherche had gevoerd. Ze hadden niet gesproken over sporen van inbraak. En
in het hele hoofdkwartier leek bewijsmateriaal te hebben rondgeslingerd. Het was bijna onmogelijk dat Erik met iedereen die voor hem werkte had samengezworen zonder dat hem hiervan ooit iets ter ore was gekomen. ‘Zelfs als de recherche geen bewijsmateriaal had gevonden, zouden we hoe dan ook stemmen hebben verloren,’ zei hij tegen zichzelf, en veerde als vanzelf op uit de fauteuil. ‘Onze partij is de afgelopen tien jaar uitgegroeid tot de grootste partij van Vlaanderen, we kennen onze eigen leden nog amper.’ Linda zette grote ogen op. Ter verduidelijking van zijn gedachtegang, riep hij daarom: ‘Het slot!’ Die verklaring leek haar nog meer te verwarren. Daarom ging hij op de leuning van haar fauteuil zitten, greep haar hand en zei: ‘Toen we ons hoofdkantoor hebben verhuisd, heeft Erik het slot niet laten vervangen. Iedereen die zijn sleutel niet heeft ingeleverd, kan dus in het hoofdkwartier naar binnen zijn gegaan om daar bewijsmateriaal te verspreiden.’ ‘Verdenk je onze eigen medewerkers?’ ‘Nadat Erik en zijn hele entourage was gearresteerd bij de ingang, is iemand naar het hoofdkwartier gegaan. Er was geen gevaar betrapt te worden.’ Hij veerde weer overeind, zo bevangen was hij door de zekerheid de waarheid op zijn staart te hebben getrapt. ‘Denk je echt…’ ‘Absoluut. Erik heeft geen baat bij een bomaanslag. Maar onze tegenstanders…’ Hij maakte zijn zin niet af. Kon zich niet indenken dat de politici van andere partijen zo wanhopig waren dat ze onschuldig bloed hadden vergoten in de hoop de verkiezingen te winnen. In zijn opwinding had Saenen niet gemerkt dat zijn vrouw was opgestaan en met haar handen in haar heupen voor hem had
plaatsgenomen. ‘Luister goed,’ zei ze. ‘Erik is een kwajongen, maar geen terrorist, ik wil niet dat je hem ooit nog verdenkt. Dat hij het hart van de partij is geworden, wil nog niet zeggen dat je hem kwade gedachten moet toedichten.’ ‘Het was niet…’ ‘Ik ben nog niet uitgesproken.’ Met haar vinger pookte ze tussen zijn ribben. ‘Ik wil dat je stopt met wie dan ook schuldig te verklaren. Conclusies zijn er om naderhand te trekken.’ Ze pakte de doos met koekjes van de salontafel en deed het deksel erop. Daarna pakte ze het glas en het kopje en verdween naar de keuken. Hij liep haar achterna. ‘Wie denk je dat er in staat is om een bom in een viool te verstoppen en bewijsmateriaal in het hoofdkwartier dusdanig achter te laten dat het echt lijkt? We hebben hier niet te maken met een eenling, maar met een professionele organisatie.’ Ze zette de koekjesdoos in de kast en plaatste het kopje en het glas in de vaatwasser. ‘Het gerecht heeft in het verleden politiek gekleurde vonnissen geveld, maar nooit geheel onterechte uitspraken gedaan. Je moet blijven geloven in de maatschappij waar je straks de leiding over zult krijgen.’ Paranoia was het begin van het einde voor iemand die partijvoorzitter was van de meest extreem rechtse partij van Vlaanderen en die voor het ochtend was de hele pers over zich heen zou krijgen, dat begreep hij maar al te goed. Toch leek de theorie van de sleutel hem plausibel. Het was zelfs mogelijk dat iemand die op het hoofdkwartier zelf werkte, zich had laten omkopen. Door wie dan ook. Er waren genoeg mensen die dachten dat er een dictatuur zou aanbreken als het Vlaams Belang aan de macht kwam. ‘Je hebt gelijk,’ zei hij. ‘De waarheid zal vanzelf aan het licht komen.’ Hij zou Erik alle mogelijke juridische bijstand verlenen. En tegelijk zou hij de recherche zoveel mogelijk tegemoetkomen.
‘Zo ken ik je weer,’ zei ze. ‘En dan nu aan het werk. Bel jij de partijtop op over de toestand met Erik, dan zorg ik dat er over drie kwartier overal iemand op onze kantoren aanwezig is om de recherche binnen te laten.’ Ze nam hem het lastigste werk uit handen. Na het crisisberaad en de mislukte actie bij deSingel zou niemand happig zijn om uit zijn luie stoel, laat staan uit zijn bed te komen. ‘Nu weet ik weer waarom ik met je ben getrouwd.’ ‘Probeer het wat langer dan een dag te onthouden,’ zei ze zonder zelfs maar even te glimlachen, maar in haar ogen kon hij een twinkeling zien.
60
De teamleden grinnikten toen commissaris Wuyts zijn gsm op speaker zette en de scheldkanonnade van commissaris Blanquart de dienstwagen vulde. De huiszoeking in de resterende kantoren van het Vlaams Belang in Antwerpen zou namelijk zo veel manschappen opslorpen, dat het onderzoek in deSingel tijdelijk afgebroken moest worden. ‘Dat zal hem leren op de verkeerde plaats te zoeken,’ zei commissaris Wuyts, nadat hij het gesprek had beëindigd. Twee maanden geleden moest hij al geweten hebben dat hij de promotie zou mislopen, en zijn onmacht op iedereen hebben uitgewerkt. Nu hij had besloten te vechten voor wat hem toekwam, was hij een droomcommissaris geworden: rad van tong, gewaagd in
zijn optreden en recht door zee. Toch kon Nathalie minder van de transformatie genieten dan ze zou willen: ze maakte zich zorgen over Dirks betrokkenheid. ‘Laat me even eerst alleen met hem spreken,’ zei ze, toen de dienstwagen voor haar woning tot stilstand kwam. ‘Je krijgt vijf minuten,’ zei commissaris Wuyts. Voor deze gunst stond ze bij hem in het krijt. Vlug ging ze naar binnen. Hoewel Dirk had beloofd wakker te blijven, had ze niet verwacht hem onderuit op de bank aan te treffen, en al helemaal niet met een fotoalbum van Brit in zijn handen. ‘Ik moet je spreken,’ zei ze. ‘Ik jou ook.’ Hij had een dubbele tong. Ze zag nu pas de fles Cointreau staan. ‘Luister,’ zei ze. ‘Het is belangrijk dat je bij de versie blijft die je op het politiekantoor hebt verteld. Je bent overvallen door twee mannen. Ze hebben je viool uit de auto gestolen, maar ook het cash geld dat je op het dashboard had liggen. Waar dat geld voor diende, moet je zelf maar verzinnen.’ Hij had zijn ogen gesloten terwijl ze praatte. ‘Gaat het?’ vroeg ze. De dranklucht sloeg haar tegemoet toen ze haar hoofd dichterbij bracht. Hij bleek zijn gevoelens te hebben afgeschermd, want zodra hij zijn ogen opende, stroomden de tranen over zijn wangen. ‘Het is mijn schuld,’ zei hij met een schorre stem, ‘allemaal mijn schuld.’ ‘Ze gaan je ook vragen stellen over het contact dat je met Jan Lenaerts hebt gehad, het geld dat je maandelijks op zijn rekening hebt gestort. Vertel gewoon de waarheid, want ze weten al hoe je aan de viool bent gekomen.’ ‘Ik probeerde alleen maar goed te doen.’ Zijn lichaam schokte.
Nooit had ze hem zijn controle zien verliezen, en juist nu moest ze op hem kunnen rekenen. ‘Ik wil niet dat je de vuile was van ons huwelijk buiten hangt, gaat dat lukken?’ ‘Liefje toch.’ Hij speelde met de punten van haar korte haren, streek langs haar wang. ‘Je jas, je schoenen, je moet mee naar het bureau. Vertel wat ik je net heb voorgezegd, dan ben je zo weer thuis.’ Ze had gedacht dat ze hem overeind zou moeten trekken, maar hij leek zijn kracht te hervinden: hij ging staan, deed de drukknopen van zijn overhemd vast en liep de gang in. Daar deed hij eerst zijn jas en daarna zijn schoenen aan, alsof hij haar instructies in de juiste volgorde wilde opvolgen, en toen nam hij pas zijn portefeuille en huissleutel. Aan de deur stond commissaris Wuyts te wachten. ‘Vanaf hier neem ik het over,’ zei hij. ‘Het is beter dat je hier blijft.’ ‘Word ik van het onderzoek gehaald?’ ‘Officieel wil ik dat nog niet doen. Blijf gewoon hier, slaap wat, en als we je man hebben teruggebracht, ga je weer mee op pad. Tenzij hij aangehouden wordt. Het zal dus afhangen van wat hij ons te vertellen heeft.’ Weer stond ze bij hem in het krijt. Van het onderzoek worden gehaald zou betekenen dat ze niet te weten zou komen wat Dirk allemaal zou hebben gezegd, en ook dat ze het verdere verloop van de zaak nooit in detail zou kennen. Ook bij een promotiekans zou het in haar nadeel kunnen werken als in haar personeelsdossier stond dat ze van een onderzoek was gehaald omdat haar man van betrokkenheid bij een terreuraanslag was verdacht, zelfs als dat naderhand niet terecht zou zijn gebleken. ‘Ik kruip in mijn bed,’ zei ze. ‘Zorg goed voor hem.’ ‘Alsof het mijn man was,’ zei commissaris Wuyts met het
sarcasme dat hem vroeger altijd had gekenmerkt. ‘Beetje krap voor zo veel mensen,’ zei Dirk, die ondertussen naar de dienstwagen was gelopen en zijn gezicht tegen de getinte ramen drukte. ‘Kunnen jullie geen grotere auto kopen, of brengen de doden niet genoeg op?’ ‘We zullen jou eens opbrengen,’ zei commissaris Wuyts. Met een glimlach sloot Nathalie de deur. Toch moest ze zich inhouden om niet te gaan huilen. Ze was uitgeput, besefte ze, toch zou ze geen oog dicht kunnen doen voordat Dirk weer thuis was. Tegelijk wist ze dat dit haar enige kans was om wat bij te slapen. De bomaanslag zou nog de hele nacht al het personeel vergen. Uitgeteld liet ze zich op de bank in de woonkamer vallen, maar besefte dat het gevaarlijk was hier te gaan liggen. Voor ze het wist, zou ze misschien toch indommelen, en dan zou ze straks een stijve nek hebben of pijn aan haar onderrug. Het fotoalbum trok haar aandacht. Waarom had Dirk daar in zitten kijken? T ussen twee bladzijden stak een wit papier, het leek een brief. Met twee vingers trok ze eraan. Het handschrift herkende ze onmiddellijk, ze liet haar blik snel over de regels dwalen. Opeens was ze klaarwakker, spontaan ging ze rechtop zitten. ‘Mijn god!’ riep ze uit. En toen nogmaals: ‘Mijn god!’ Ze wilde schreeuwen, bracht haar hand voor haar mond. Met versnelde ademhaling las ze de brief opnieuw, met meer aandacht nu. De woorden ‘graanhandel’, ‘zestien jaar ouder ’ en ‘nieuw leven’ sprongen haar in het oog. Het kon niet waar zijn. Met de brief in haar handen snelde ze naar de kamer van haar dochter, gooide de deur open, keek onder het bed: de koffer was weg. Ze pakte haar gsm en belde. Toen ze even later het antwoordapparaat aan de lijn kreeg, wist ze het zeker: Brit was ontvoerd.
61
Kris Lenaerts had de partijtop uit bed gebeld zodra onderzoeksrechter Dewael had beslist dat zijn zoon officieel aangehouden zou worden. Nadat hij had uitgelegd wat er aan de hand was, had iedereen geopteerd voor een spoedvergadering waarop de belangrijkste partijleden aanwezig zouden zijn. Voor de tweede keer die zondagavond begaf Kris Lenaerts zich naar Brussel. Onderweg belde hij de partijvoorzitters van alle andere partijen op en vertelde hen dat alle afspraken die in het verleden waren gemaakt nog steeds van kracht waren en dat de recherche nog geen enkel spoor had ontdekt van wat het grootste politieke complot uit de Belgische geschiedenis was. Zodra het parlement in zicht kwam, gaf hij zijn chauffeur de opdracht om het gebouw aan de achterzijde te benaderen. Zonder dat hij door de pers werd belaagd, kon hij via de dienstingang binnen komen. In het toilet wachtte hij nog een kwartier en ging toen pas naar de vergaderzaal. Iedereen was al aanwezig, er viel een stilte toen hij binnentrad. Daar maakte hij gebruik van om de mededeling te doen die hij had gerepeteerd: ‘Ik ben bereid me terug te trekken van de kieslijst en ontslag te nemen als partijvoorzitter.’ Onmiddellijk namen diverse leden van de partijtop het woord. In de tijd dat hij hen alleen had gelaten, hadden ze reeds besproken én besloten dat hij de enige hoop van de bevolking om de democratie te redden moest blijven vertegenwoordigen. Het feit dat zijn zoon betrokken bleek bij de bomaanslag zou de kiezers alleen maar wakker schudden: als zelfs de zoon van de minister-president niet meer veilig was voor de extremistische invloed van de Vlaams-Nationalisten, wie dan wel?
Gesterkt door het vertrouwen van zijn partij verliet Kris Lenaerts een halfuur later het gebouw aan de voorkant, waar de voltallige pers stond te wachten op zijn verklaring.
62
Nathalie wist dat de list van commissaris Wuyts geslaagd was, toen de minister-president tijdens de rechtstreekse tv-uitzending verklaarde dat zijn zoon aan de drugs had gezeten en voor zijn dagelijkse rantsoen bereid was geweest samen met bepaalde leden van het Vlaams Belang de bomaanslag te plegen. Hij beklemtoonde dat niet de hele partij betrokken bleek. Alleen het meest extremistische groepje waar Erik Spies de leiding over had, was voorlopig aangehouden. De rustige toon waarop de minister-president had gesproken, de tranen die in zijn ogen hadden geblonken, maakten hem tot een man met wie vele kijkers zich zouden identificeren: getekend door het lot. De pers bleek aan te voelen hoe belangrijk haar rol was. Het geloof van de bevolking in de algehele politiek stond op het spel. De vragen werden dan ook voorzichtig, zonder suggesties gesteld. De minister-president biechtte op dat hij te weinig tijd voor zijn zoon had kunnen maken de afgelopen jaren, en dat hij te laat had gemerkt dat deze op het verkeerde pad was geraakt. Hij gaf zelfs grif toe dat hij de verslaving van zijn zoon pas na de verkiezingen had willen laten behandelen, omdat hij niet had gewild dat zijn partij nadeel zou hebben ondervonden van zijn gezinsproblematiek, sterker nog: dat het Vlaams Belang hierdoor aan een meerderheid zou zijn
gekomen. Toen verhief hij voor het eerst zijn stem: ‘Maar dat mijn zoon zich voor de kar van het extremisme zou laten spannen voor een dagelijkse portie heroïne, kan ik zelfs nu nog maar nauwelijks geloven. Ik wil de verantwoordelijkheid geheel op mij nemen, maar de partijtop heeft mijn ontslag geweigerd. Ze hopen dat de voorkeurstemmen die ik zal behalen een genadeslag zullen worden voor het Vlaams Belang. Onze kinderen, ons land, de koninklijke familie – ze moeten voor eens en voor altijd met rust worden gelaten, het moet afgelopen zijn met de indoctrinatie en het racisme. De stem van verdraagzaamheid moet boven alles uit klinken, elke dag opnieuw, zodat iedereen weer vrij kan ademhalen en zich weer veilig kan voelen.’ De journalisten applaudisseerden, volledig in strijd met de zogenaamde objectiviteit die ze zouden moeten handhaven. Maar ook Nathalie was bevangen door de woorden die ze had gehoord: niemand, om welke reden ook, mocht aan onschuldige burgers komen, en zeker niet aan kinderen. Terwijl het interview werd voortgezet, bekeek Nathalie nog eens de lijst die ze had opgesteld. Alle feiten bij elkaar hadden haar slechts één persoon opgeleverd die kon weten waar haar dochter nu was: de directeur van het conservatorium. Ze gordde haar pistool om, voelde of de handboeien op de juiste plaats hingen en het busje pepperspray goed in de houder zat, en verliet toen het huis. Ze zou de directeur, die er al veel te lang in was geslaagd uit de radar van de recherche te blijven, eens een bezoekje gaan brengen dat hem nog lang zou geheugen. Ze zou hem dwingen te spreken, desnoods met geweld.
63
Nathalie parkeerde aan het begin van de straat en legde het laatste stuk te voet af. Ze bleef langs de kant van de oneven nummers, zodat ze het huis eerst vanaf een afstand kon observeren. Er brandde licht op de begane grond. Ze stak de straat over en tuurde door het raam: de directeur zat onderuit in een fauteuil en was naar een herhaling van de nieuwsuitzending aan het kijken. Ze liep naar de voordeur en belde aan. Bijna onmiddellijk klonken er voetstappen en ging het buitenlicht aan. De deur werd op een kier geopend. ‘Ik heb je al gezegd…’ De directeur hield op met praten. ‘Neem me niet kwalijk, wat wil je?’ ‘Kan ik je spreken?’ ‘Het komt slecht uit. Een andere keer…’ Ze beukte met haar schouder tegen de deur, dwong hem zo naar achteren, en glipte naar binnen. Onmiddellijk greep ze hem bij zijn stropdas en hield met haar vrije arm contact met zijn lichaam, zodat ze zijn bewegingen zou kunnen controleren. ‘Wie is er verder nog in huis?’ ‘Niemand.’ ‘Wie!’ ‘Ik ben gescheiden, mijn dochter logeert bij mijn ex-vrouw.’ Ze trok hem bij zijn stropdas naar de woonkamer. ‘Laat me los.’ Veel weerstand bood hij niet, leek niet te weten hoe hij met de situatie om moest gaan. Ze duwde hem neer in een fauteuil, ging voor hem staan. ‘Waar is mijn dochter?’ Hij keek haar met open mond aan. ‘Hoe kan ik dat weten?’ Ze herhaalde haar vraag niet, pakte de handboeien en klonk de
pols van zijn rechterhand vast aan de leuning. ‘Ik weet dat je bij de zaak betrokken bent. Je hebt mijn man niet ontslagen omdat je hem niet goed genoeg vond. Ik wil weten wie je opdrachtgevers zijn.’ Hij keek haar nu onbewogen aan, ze wist dat hij geen antwoord zou geven als ze hem niet zou dwingen. Ze stond op en koos in de keuken een mes. ‘Ik begin met je vingers, daarna volgen je ogen. Als het moet, snijd ik ook je tong eruit.’ ‘Ik weet van niets, echt niet.’ Op haar beurt keek ze hem onbewogen aan. ‘Je zult spreken, vroeg of laat. Hoeveel je wilt lijden, hangt van jou af.’ Ze legde het mes op de salontafel, greep zijn hoofd en propte haar zakdoek in zijn mond. Daarna pakte ze zijn linkerarm waarmee hij haar probeerde af te weren in een houdgreep en greep het mes. Zijn ogen werden groot, vanuit zijn keel klonken doffe geluiden. Ze zette het mes op zijn pink en zei: ‘Knipper twee keer met je ogen, als je bereid bent me te vertellen wat je weet.’ Er veranderde niets aan zijn blik. Met een vloek gooide ze het mes weg. T rillend bleef het in de deur van de woonkamer steken. Ze greep de pink nu gewoon vast en knakte hem achterover. Het gegil werd gesmoord door de zakdoek. ‘Je zult me antwoord geven.’ Ze moest haar tranen verbijten, waarom vertelde die klootzak niet wat hij wist? Ze wilde zijn ringvinger grijpen, maar hij had van zijn hand een vuist gemaakt, de pink stak echter opzij, totaal ontwricht. Ze stond op, trok het mes uit de deur. Hij probeerde de zakdoek uit te spuwen, maar verslikte zich, liep rood aan, snot droop uit zijn neus. ‘Het spijt me.’ Ze nam zijn linkerarm weer in een houdgreep en zette het mes op de gebroken pink. Deze keer was ze vastbesloten hem af te snijden. Op het moment dat ze druk wilde zetten, knipperde hij twee keer nadrukkelijk met zijn ogen.
‘Geen trucjes.’ Ze trok de zakdoek uit zijn mond, gaf hem even de tijd om op adem te komen en greep hem toen bij zijn kin, zodat hij verplicht was om haar aan te kijken. ‘Ik wil dat je me alles vertelt.’ Hij hijgde, stamelde wat onverstaanbare woorden. ‘Ik kan het niet!’ jammerde hij opeens luid en duidelijk. ‘Wat doe je me toch aan?’ Opnieuw zei ze dat hij haar moest vertellen met wie hij had samengewerkt en waarom. Maar hij brabbelde weer wat onsamenhangende zinnen. Ze besefte dat ze hem nog meer pijn zou moeten doen, werkelijk schade zou moeten toebrengen. ‘Ik zal niemand vertellen wat je me hier toevertrouwt, ik wil gewoon mijn dochter terug.’ ‘Je dochter…’ Zijn onderlip trilde, hij leek weer iets te willen zeggen, maar stootte niet meer dan wat klanken uit. Ze nam afstand van hem, zeker twee meter: hij was een klein opdondertje, het angstzweet stond op zijn voorhoofd. Ze hoefde haar pistool maar tegen zijn slaap te drukken en de trekker over te halen, en hij zou voor altijd tot het verleden behoren. Maar dat kon ze niet doen: ze moest absoluut de informatie uit hem krijgen die ze nodig had om haar dochter terug te vinden. ‘Het spijt me,’ zei ze nogmaals, en ze pakte de zakdoek, vastbesloten hem nu pas de kans te geven weer te praten als ze hem behoorlijk had toegetakeld. Op dat ogenblik ging de bel. Ze dook in elkaar. Hij opende zijn mond, leek te willen schreeuwen, maar deed het niet. Blijkbaar wilde ook hij eerst weten wie er voor de deur stond. Ze liep naar de lichtschakelaar en draaide die om. Daarna greep ze het zendkastje en zette de televisie af. Als de persoon die had aangebeld door het raam zou gaan kijken, zou er in het donker niemand te onderscheiden zijn. Er werd opnieuw gebeld.
‘Ik weet dat je er bent, John!’ klonk opeens de stem van een vrouw. ‘Mijn ex,’ zei de directeur. Nathalie knoopte haar zakdoek om de linkerhand van de directeur, trok haar pistool en maakte toen pas zijn rechterhand los. ‘Zorg dat ze weggaat.’ De directeur stond op, wist in het donker beter zijn weg dan zij; haar hand verloor contact met zijn rug. Toch ging hij er niet vandoor, want in de hal kon ze door de lichtinval langs het zijraam zijn silhouet duidelijk naar de voordeur zien lopen. Weer opende hij de deur op een kier. ‘Ik heb je al gezegd dat Isabel ziek is, ze ligt in bed.’ ‘Ik wil haar zien,’ klonk de schelle stem, ‘laat me binnen.’ Deze keer blokkeerde de directeur de deur met zijn voet, zodat de vrouw die niet kon openduwen. Met zijn gewonde hand hield hij de klink vast, waardoor die uit haar zicht bleef. ‘Ze ligt in bed, heeft een slaappil genomen, ik breng haar morgen wel.’ ‘Een slaappil? Wat heeft ze dan? Ben je met haar naar de dokter geweest? Laat me binnen, wat heb je toch?’ Nathalie besefte dat de toestand zo niet kon blijven duren. Ze deed haar schoenen uit, gooide haar truitje over de trapleuning, legde haar pistool op de grond en liep naar de deur. ‘Isabel, ben jij dat?’ vroeg de vrouw, die over de schouder van de directeur in de duistere hal gluurde. Nathalie liep naar de directeur, legde haar armen om hem heen en keek de vrouw recht aan. Ze leek verstomd, maar opeens riep ze met diezelfde schelle stem: ‘Maar jou ken ik, wat doe je hier?’ ‘Gaat jou niets aan,’ zei Nathalie. ‘Ik zou het wel waarderen als je zou stoppen met schreeuwen. Isabel is ziek, zelfs met een slaappil krijgt ze nachtmerries als ze jouw stem hoort.’
Weer leek de vrouw even perplex te staan. ‘John?’ zei ze uiteindelijk. Iets van de felheid was echter uit haar stem verdwenen. ‘Ik heb recht op mijn eigen leven,’ zei de directeur. ‘Ik breng Isabel morgen naar je toe als haar school uit is, dan zullen we erover praten.’ Nathalie dacht dat de vrouw weer zou opvlammen, en bereidde zich al voor om haar binnen te laten en vervolgens te overmeesteren, maar met een snik draaide ze zich om, snelde het bordes af en stapte in een gele auto. Nathalie wachtte tot de motor was gestart voordat ze de deur dicht duwde en het ganglicht aandeed. De directeur draaide zich naar haar om. Ze greep naar haar busje pepperspray, want ondanks zijn gebroken vinger, zag hij eruit als iemand die behoorlijk gevaarlijk kon zijn wanneer hij razend werd. Maar ook hij leek bevangen door droefheid. ‘Het is beter zo. Misschien zal ze me nu met rust laten. Wat normaler doen. Maar reken er maar op dat ze Dirk zal inlichten, dat is nu eenmaal haar karakter.’ Nathalie trok haar trui weer aan, stak haar pistool weg en zei: ‘Ik wil je iets laten zien.’ Argwanend volgde hij haar naar de woonkamer, leek niet van plan zich nogmaals zonder verzet in de fauteuil te laten vastklinken. Toch ging hij zitten. Uit de achterzak van haar broek nam ze de afscheidsbrief van haar dochter en gooide die op de salontafel. Aarzelend pakte hij de brief en vouwde die open. Nathalie hoefde alleen maar zijn ogen te volgen en zijn hoofd langzaam te zien zakken om te weten aan welke passage hij was gekomen. Toen hij bij de laatste woorden was aanbeland, vroeg ze: ‘Waar is jouw dochter?’ Zijn hand begon te beven, hij liet de brief zakken. ‘Ik mag niets zeggen.’ ‘Vertel me alles wat je weet. Het is hun enige kans.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik werk momenteel niet voor de recherche, ik ben van de zaak gehaald. Dirk wordt ondervraagd, ze denken dat hij betrokken is. Help me.’ Voor het eerst zag ze hem werkelijk twijfelen. ‘Ze zullen haar doden als ik…’ ‘Is zij ook verleid?’ ‘Ontvoerd.’ ‘Wanneer?’ ‘Een week geleden.’ Ze ging verder met hem vragen te stellen, en hij gaf telkens een beknopt antwoord. Op die manier kwam ze het hele verhaal te weten. ‘Ik mag niets zeggen,’ zei hij op een bepaald moment weer, maar toch bleef hij antwoord geven. Ze wist dat het hem opluchtte zijn verhaal te doen. Daarom bleef ze vragen stellen. Maar hoe meer tijd er verstreek, hoe beter ze inzag dat hij eveneens slachtoffer was en eigenlijk geen details wist die haar naar de ontvoerders konden leiden. ‘Het spijt me,’ zei ze dan ook op een bepaald moment, en ze pakte de afscheidsbrief die hij op de tafel had gelegd. ‘Ga naar de eerste hulp en laat je vinger verzorgen.’ ‘Waar ga je naartoe?’ Hij sprong op uit de fauteuil, ging in de deuropening staan. ‘Sterkte!’ Ze gebaarde dat hij opzij moest gaan. ‘Kun je hen redden?’ ‘Ik weet het nog niet,’ zei ze eerlijkheidshalve. Hij liet haar passeren. ‘Laat me hier niet alleen.’ Ze herkende zijn wanhoop. Als ze niet bij de recherche werkte, zou ze zich even radeloos voelen. ‘Misschien moet je naar de dienst agressie bellen, je verhaal aan hen doen. Houd mij buiten beeld. Ik wil niet dat mijn armslag wordt ingeperkt.’
‘Ze zullen mij opsluiten. En ik mag niets zeggen voor morgenochtend.’ Ze voelde aan dat hij nauwelijks nog geloofde dat hij zijn dochter levend Dat Brit nog leefde, stond echter vast. De aanslag was gepleegd en de daders waren al gevonden. Haar verdwijning moest dus passen in een ander plan, waar de ontvoerders weer een centrale rol in zouden spelen. Nathalie hoopte hen te hebben opgespoord voordat ze met haar contact zouden opnemen. Haar spel zou namelijk ook zijn uitgespeeld zodra ze alleen nog maar kon kiezen tussen gehoorzamen of haar dochter verliezen. ‘Sterkte!’ zei ze nogmaals. Voordat ze de voordeur achter zich dichttrok, zag ze hoe de directeur met gebogen hoofd en hangende schouders roerloos in de gang stond en een onmacht uitstraalde die haar deed huiveren. Terwijl ze naar haar auto liep, begonnen haar knieën te knikken en versnelde haar ademhaling in die mate dat ze zich hijgend op de stoeprand moest laten zakken. Telkens opnieuw hoorde ze in gedachten de vinger knakken. Om te voorkomen dat ze zou gaan huilen, sloeg ze zichzelf hard in het gezicht. Ze mocht niet breken, nu nog niet.
64
Saenen en zijn vrouw hadden alle telefoontjes afgewerkt. Daarna hadden ze naar de nieuwsuitzending gekeken, en uiteindelijk hadden ze beslist dat ze naar bed zouden gaan, met de telefoon binnen handbereik. Nauwelijks hadden ze zich klaargemaakt voor de nacht, of er werd aan de voordeur gebeld. ‘Wil je dat ik ga kijken?’ ‘Kruip maar in bed, Linda. Misschien mensen van de pers die mijn mening willen weten. Ik zal hen wegsturen. Ze moeten de officiële persconferentie maar afwachten.’ Hij liep de trap af. ‘Als het om iets ernstigs gaat, dan roep ik je wel.’ Hij opende de deur slechts op een kier. Er stond een man met grijs haar, in een lange regenjas. ‘Kan ik u even spreken?’ ‘Waarover? En wie bent u?’ ‘Het bewijs in het hoofdkwartier is vervalst. Mag ik binnenkomen?’ Saenen aarzelde geen seconde, hij opende de deur helemaal, keek even in de straat op en neer, en toen hij geen auto met geblindeerde ramen opmerkte of mensen die op undercoveragenten leken, sloot hij de deur en leidde de man naar de woonkamer. ‘Koffie?’ vroeg hij. De man schudde zijn hoofd. Uit zijn jaszak haalde hij een sleutel en legde die op de tafel. ‘Met deze sleutel ben ik daarstraks met twee collega’s het hoofdkwartier binnengegaan. We hebben de bewakingscamera onklaar gemaakt en de digitale cassette eruit gehaald.’ Uit zijn jaszak nam hij nu ook een digitale cassette. ‘Als u wilt mag u de beelden controleren, maar u mag de cassette niet houden.’
Saenen had geen apparatuur om de cassette mee af te spelen, maar hij geloofde de man op zijn woord. Om dat niet te laten merken, zei hij: ‘Wat voor bewijsmateriaal hebben jullie achtergelaten?’ ‘E-mailcorrespondentie met Jan Lenaerts, de zoon van de minister-president. Een plattegrond van deSingel, met bepaalde aantekeningen erop. Zulke dingen.’ Saenen had er veel voor over gehad om dit gesprek te kunnen opnemen, maar hij was niet uitgerust voor dit soort situaties. ‘Waarom?’ De man ging achterover in de fauteuil zitten. ‘Een halfjaar geleden nam de minister-president contact met me op, hij was bang dat het Vlaams Belang een absolute meerderheid zou halen en dat alle andere partijen in de oppositie zouden belanden. Om te voorkomen dat dit zou gebeuren, vroeg hij of ik een aanslag kon voorbereiden en de bewijslast bij jullie leggen. Hij was bereid om zijn eigen zoon op te offeren, zodat niemand ook maar zou durven te opperen dat hij of de staatsveiligheid erachter zou zitten. En dat is gelukt, lijkt me.’ Saenen liep naar de keuken en vulde een glas met kraanwater. Hij ging ermee in de fauteuil tegenover de man zitten en vroeg, nadat hij een slokje had genomen: ‘Waarom bent u hier?’ ‘Pragmatisme en idealisme.’ Saenen was geschokt dat Erik erin was geluisd, en misschien nog het meest omdat ook hij eigenlijk al van diens schuld uit was gegaan. ‘De sleutel,’ zei hij, ‘van wie hebt u die gekregen?’ De man grijnsde slechts. ‘Uw naam ga ik ook niet te weten komen, veronderstel ik.’ ‘Ik ben gekomen om een deal met u te sluiten. Over twee uur kan ik u een USB-stick bezorgen waarop het bewijs zal staan dat Kris Lenaerts verantwoordelijk is voor de bomaanslag. Ook zal er voldoende informatie op te vinden zijn om uw partij volledig buiten
verdenking te stellen.’ ‘Hoeveel?’ vroeg Saenen. ‘Een miljoen euro, te storten op verschillende buitenlandse bankrekeningen. De transactie moet onmiddellijk door de bank bevestigd worden.’ ‘Dat bedrag komt exact overeen met het geld van onze partijkas. Als ik dat aan je geef, zijn we blut.’ Weer grijnsde de man. Saenen had altijd geweten dat er in zijn partij infiltranten zaten, zeker omdat de explosieve groei van de afgelopen jaren hem niet had toegestaan iedereen te screenen. Hij had het echter niet erg gevonden, omdat hij niets te verbergen had. ‘Hoe weet ik dat u me niet zult bedriegen?’ ‘U mag de informatie op de USB-stick bekijken. Als ze u geen miljoen euro waard is, dan neem ik het bewijsmateriaal gewoon weer mee.’ Nogmaals nam Saenen een slok van het water. ‘Waarom zou ik u vertrouwen? U hebt Kris Lenaerts…’ ‘De minister-president maakte maar één fout toen hij ons rekruteerde: je weet nooit welke politieke overtuiging iemand aanhangt.’ Saenen zette het glas neer en stond op. ‘Ik ben niet geïnteresseerd.’ De man bleef zitten. ‘Ik geloof u niet.’ Het klopte, Saenen had wel degelijk interesse, maar hij wilde beter kunnen inschatten met wie hij te maken had. ‘Mag ik u vragen mijn huis te verlaten?’ Nog steeds verroerde de man zich niet. ‘Meent u dat?’ ‘Het komt me goed uit dat iedereen die in het hoofdkwartier werkt, is opgepakt. Erik volgde een weg die me te extreem was, te
veel gefixeerd op het negatieve. Als mijn partij de verkiezingen verliest, dan zullen veel leden afhaken. Dat schept de gelegenheid om het Vlaams Belang te herleiden tot een groepje medewerkers die ik weer kan vertrouwen.’ Nu pas stond de man op. ‘Zodra ik buiten ben, doe ik één telefoontje: in het hoofdkantoor van Antwerpen zal opeens ook bewijslast worden gevonden. De recherche die het gebouw momenteel uitkamt, zal zelfs niet door hebben dat het er onder hun neus wordt geplaatst.’ Saenen wees de man opnieuw de fauteuil aan en ging ook zelf weer zitten. Hij wachtte, en zijn geduld werd beloond, want de man zei: ‘Ik ben hier niet om uw partij te helpen, ik ben hier omdat ik vind dat Vlaanderen naar de verdoemenis gaat. Als u te zwak bent om te doen wat nodig is, dan zal ik u daar bij helpen.’ ‘Hoe laat?’ De man wist onmiddellijk waar hij op doelde. ‘Straks, om twee uur, in uw kantoor. Zorg dat iemand van de bank de transactie onmiddellijk in orde maakt. Pas als het geld daadwerkelijk op de buitenlandse rekeningen staat, krijgt u het bewijsmateriaal.’ Saenen liet de man uit, die zonder een groet vertrok. Daarna ging hij in de woonkamer zitten en nam weer een slokje water. Als hij de USB-stick in zijn bezit had, zou hij Erik voor de keuze stellen zich uit de partij terug te trekken of de cel in te gaan. Hij zou ook de ministerpresident kunnen dwingen zich terug te trekken uit de verkiezingen en eventueel een miljoen euro op te hoesten, tenzij ook hij liever de cel in ging. Nooit eerder had Saenen zo veel macht op zich af zien komen. Als hij het goed speelde kon het Vlaams Belang de verkiezingen winnen én kon hij partijvoorzitter blijven, misschien zelfs de nieuwe minister-president worden. ‘Marcel?’
‘Ik kom,’ riep hij. ‘Blijf maar in bed.’ Hij greep de telefoon, het was belangrijk dat de partijtop akkoord ging met de transactie. Als iedereen veronderstelde dat de USB-stick zou dienen om Erik vrij te krijgen, dan zou niemand bezwaar hebben, dat wist hij nu al. Daarna moest hij ook een van de partijleden die bij Fortis Bank werkte uit zijn bed bellen en vragen over twee uur alles klaar te hebben om het volledige bedrag dat de partij in kas had, onmiddellijk over te kunnen schrijven. Tot slot zou hij nog met één persoon contact opnemen: hij wilde dat de transactie in zijn kantoor gefilmd werd. Want op de een of andere manier wilde hij niet uitsluiten dat hij – door in te gaan op het voorstel – zich misschien in een onzichtbaar web had begeven, waarvan de gevolgen nu nog niet te overzien waren.
65
Nathalie controleerde eerst of de dienstwagen nog steeds weg was, voordat ze haar auto op haar vaste plek in de ondergrondse parkeergarage zette. Om er zeker van te zijn dat geen enkel lid van haar team voor een bijkomende opdracht naar de dienst was teruggekeerd, belde ze commissaris Wuyts op. ‘Nathalie,’ zei hij, ‘heb je wat kunnen slapen?’ ‘Hoe is het met Dirk?’ Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn. ‘We weten wie het trio is dat aan de aanslag heeft meegewerkt. De oudste, een exkolonel, heeft telefonisch contact gehad met Dirk, even vóór de
zogenaamde overval. Er is dus sprake van doorgestoken kaart, maar je man zwijgt in alle talen. We willen hem een nachtje laten afkoelen in de cel en hem morgen weer verhoren.’ Nathalie wist onmiddellijk waar dat telefoontje op sloeg. De zogenaamde privédetective had Dirk gebeld om te zeggen dat hij het bewijsmateriaal van haar ontrouw had. ‘Is hij beschuldigd van medeplichtigheid?’ ‘De mate waarin hij betrokken is geweest blijft onduidelijk. Het spijt me.’ Ze had allang besloten dat ze haar privéleven niet langer wilde afschermen, daar was de situatie te ernstig voor geworden. Maar als ze Dirk nu uit de nesten haalde, zou ze haar bewegingsvrijheid verliezen. Ze had geen tijd om te worden ondervraagd en eventueel te worden vastgehouden tot nader onderzoek had plaatsgevonden. ‘Er was dus een ex-kolonel bij,’ zei ze. ‘Het zijn alledrie gewezen militairen, ze staan gewoon in de database.’ ‘Waar zijn jullie?’ ‘In deSingel. We moeten van Commissaris Blanquart het onderzoek hier in ons eentje voortzetten. Dat wordt een nachtje doorwerken.’ ‘Ben ik al officieel van het onderzoek gehaald?’ ‘Nog niet, maar blijf in je bed, anders ben ik verplicht dat alsnog te doen.’ Ze wist genoeg. Nadat ze het gesprek had afgerond, stapte ze in de lift en begaf zich naar de achtste verdieping. De meeste teams waren weg, de werkvloer was nog niet half bezet. Ze ging achter haar bureau zitten en doorzocht zo snel ze kon de database van het leger. Omdat ze wist dat het om ontslagen personeel ging, vond ze in minder dan vijf minuten de gezichten van de mannen.
De gespierde kerel die haar verleid had heette inderdaad Patrick, alleen zijn achternaam was anders. In zijn cv kon ze zien dat hij ooit voor Silo nv had gewerkt. Wie de vrouw was, daar had ze het raden naar, maar ook zij zou waarschijnlijk al geïdentificeerd zijn. Het trof haar dat het trio geen poging had gedaan onbekend te blijven. Ze moesten er dus zeker van zijn dat ze het land veilig zouden kunnen verlaten én ze moesten voldoende betaald zijn voor hun werk om nooit meer te hoeven terugkeren. ‘Dat noem ik nu in de val lopen.’ Commissaris Wuyts stond achter haar. Ze had hem niet zien binnenkomen. ‘Ik dacht…’ ‘Dat we in deSingel waren.’ ‘Waarom…’ ‘Dacht je nu echt dat we alleen de telefoongegevens van je man hadden gecheckt? Anderhalve maand heb je contact gehad met een van de daders.’ Ze voelde het bloed uit haar wangen wegtrekken. ‘Ik kan het uitleggen.’ ‘We hebben het huis van de conservatoriumdirecteur in de gaten laten houden omdat hij de afgelopen week diverse keren telefonisch contact heeft gehad met het trio. Moet ik er een tekeningetje bij maken?’ Nathalie begreep de hele redenering. Het kon inderdaad niet als toeval worden gezien dat zij daarstraks bij de directeur was langsgegaan. ‘Breng haar naar de verhoorkamer.’ De hoofdcommissaris was uit zijn kantoor gekomen, samen met de onderzoeksrechter en commissaris Blanquart. ‘Het is een vergissing,’ zei ze. ‘Ik ben misleid.’ Haar teamleden kwamen nu ook uit het kantoor tevoorschijn en
liepen op haar af. Ze zouden haar meevoeren, goedschiks of kwaadschiks, dat wist ze. ‘Praat met die verdomde directeur, ik heb zijn vinger gebroken, mijn dochter is ontvoerd, die van hem ook.’ ‘Momentje.’ Commissaris Wuyts strekte zijn armen zodat iedereen van haar weg zou blijven. ‘Die Patrick heeft me verleid in de fitnesszaal, het was doorgestoken kaart, ze wilden de viool bemachtigen zonder dat ik een klacht zou kunnen indienen. Mijn dochter is ook verleid, ze is…’ Uit haar achterzak haalde ze de brief en schoof die over het bureaublad naar commissaris Wuyts toe. Iedereen keek afwachtend. Haar uitleg was te verward geweest om hen te kunnen overtuigen van haar onschuld. Commissaris Wuyts las de brief en zei toen: ‘Waarom heb je ons niet gewaarschuwd?’ ‘Wat staat erin?’ vroeg commissaris Blanquart. Commissaris Wuyts gaf de brief aan de hoofdcommissaris. Commissaris Blanquart en de onderzoeksrechter moesten over zijn schouder meelezen. Nathalie deed even later de hele uitleg opnieuw, langzamer nu. Een van haar collega’s maakte aantekeningen. De hoofdcommissaris nam de eindbeslissing: ‘Je wordt van het onderzoek gehaald. Je man en jij moeten je beschikbaar houden.’ ‘Mijn dochter…’ ‘Laat dat maar aan ons over.’ Ze wilde vertellen dat de ontvoerders nog steeds geen eisen aan haar hadden gesteld, dat ze op kantoor moest blijven, zodat ze het telefoontje zouden kunnen traceren. Maar commissaris Wuyts boog zich naar haar toe en fluisterde: ‘Wacht op mij in je auto.’ Daarom stond ze op, bedankte de hoofdcommissaris voor zijn vertrouwen en zei dat ze haar man zou gaan oppikken. T huis zouden ze dan wachten tot er nieuws was over de ontvoering van hun dochter.
66
Het duurde zeker tien minuten voordat commissaris Wuyts kwam opdagen. Hij nam achterin plaats en ging onderuit liggen, zodat wie de ondergrondse parkeergarage in of uit reed, hem niet zou kunnen zien. Nathalie startte de motor, zodat het leek alsof ze ieder ogenblik weg kon rijden. ‘Hoe zijn jullie te weten gekomen wat de telefoonnummers van het trio waren?’ ‘Ze hebben gewoon hun eigen gsm gebruikt,’ zei commissaris Wuyts. ‘Maar ze hebben ofwel hun gsm afgezet, ofwel hun simkaart vervangen, want ze zijn momenteel niet te traceren.’ Hij haalde van onder zijn trui een bruine envelop en stak die tussen de voorste stoelen. ‘Bekijk de foto eens.’ Nathalie haalde uit de envelop een doorgefaxte foto waarop ze de twee mannen onmiddellijk herkende, de vrouw die erbij stond had ze nooit eerder gezien, maar ze veronderstelde dat het de blonde stoot was die de viool uit de Ferrari had gestolen. In het midden stond de minister-president. ‘Hoe kom je daaraan?’ ‘Die fax kwam binnen op jouw faxapparaat. Deze keer bleek hij verstuurd door commissaris Blanquart. Iemand die meer weet, probeert ons blijkbaar te waarschuwen: eerst de bomaanslag, nu deze foto.’ Nathalie bleef met de fax in haar handen onbeweeglijk zitten. Honderden gedachten spookten door haar hoofd. Ze wist niet aan welke ze voorrang moest verlenen. ‘Ik vrees,’ zei commissaris Wuyts, ‘dat Kris Lenaerts zijn zoon heeft opgeofferd om elke vorm van verdenking af te houden, en het Vlaams Belang een beslissende slag heeft willen toebrengen.’ ‘Hebben ze hem opgepakt?’
Commissaris Wuyts zweeg en juist toen ze haar hoofd wilde omdraaien, zei hij: ‘Commissaris Blanquart is met de fax bij de hoofdcommissaris naar binnen gelopen voordat ik kon zien wat erop stond. De hoofdcommissaris wilde me er naderhand niets over vertellen. Met een voorwendsel moest ik hem uit zijn kantoor lokken om de fax uit zijn bureaulade te kunnen ontvreemden.’ Nathalie trok zelf de juiste conclusie: er was besloten dat de betrokkenheid van de minister-president het voortbestaan van de democratie te veel op het spel zou zetten en dat het spoor bijgevolg niet verder onderzocht kon worden. ‘Hij heeft mijn dochter laten ontvoeren,’ zei ze, terwijl ze weer naar de fax keek. ‘Ik kan me niet met de zaak bezighouden, ons team ook niet. Jij bent de enige: iedereen denkt dat je naar huis bent.’ ‘Wat kan ik doen?’ ‘Jij kent Magda Lenaerts, ze zit nog steeds bij haar zoon in de verhoorkamer. Ik zal haar vragen om naar beneden te komen en met jou te praten. Laat deze fax zien, zeg dat je haar man verdenkt. Vraag haar om hulp. Ze kan haar zoon ermee redden.’ Nathalie vroeg zich af of Magda wel bereid zou zijn tegen haar man in te gaan. Bij de kwestie met de viool had ze zich ook aan zijn zijde geschaard, ook al was uit talrijke uitspraken gebleken dat ze het eigenlijk niet met hem eens was. ‘Het is jullie taak,’ zei hij, ‘om de villa ondersteboven te keren. Ergens moet er een aanwijzing te vinden zijn die zijn betrokkenheid verraadt. Al zijn het bepaalde e-mails, een aantekening die in de prullenmand is terechtgekomen…’ Nathalie zag het voor zich: als ze Magda Lenaerts kon overtuigen mee te werken, en ze vonden aanwijzingen, dan zouden ze de politie bellen. De betrokkenheid van Kris Lenaerts zou zo niet meer ontkend
kunnen worden. Met wat geluk was de minister-president, wanneer het spel toch verloren was, bereid te zeggen waar het trio ondergedoken zat, zodat haar dochter gered kon worden. ‘Ga haar maar halen,’ zei ze, en voordat commissaris Wuyts zich had kunnen verroeren, had ze zich omgedraaid, zijn hand gegrepen en er even in geknepen. ‘Bedankt.’ ‘Ik doe het niet alleen voor jou. Commissaris Blanquart en de hoofdcommissaris behoren tot die verdomde loge, en de ministerpresident ook. Als ik hen betaald kan zetten dat mijn benoeming op de helling is komen te staan, dan zal ik het niet laten.’ ‘En de onderzoeksrechter?’ ‘Die is lid van Opus Dei.’ Nathalie had altijd geweten dat de hoogste posities bij politie en gerecht meestal gingen naar mensen die lid waren van een geheime groepering, maar nooit had ze beseft dat het zo’n impact had op de neutraliteit. Als de minister-president niet onder verdenking werd gesteld, dan zou haar dochter geen kans maken. ‘Ga haar maar halen,’ zei ze opnieuw. Hoe ze het ging aanpakken, wist ze nog niet. Maar de moederliefde van Magda zou ze samen met haar eigen moederliefde inzetten om hun beide kinderen te redden. ‘Hier!’ Hij reikte haar een herschrijfbare cd aan. ‘Brand alle gegevens die je op de computer van Kris Lenaerts vindt hierop. Ik wil niet dat de onderzoeksrechter de kans krijgt bewijsmateriaal achter te houden.’ Nathalie nam de cd aan en besefte dat ze haar gevoelens onder controle moest krijgen en net als commissaris Wuyts praktisch moest blijven denken. ‘Nogmaals bedankt.’ ‘We zullen die klootzakken leren.’ Hij stapte uit de auto en liep naar de lift.
Als alles voorbij was, zou ze hem uitnodigen voor een etentje. Ook nu hij veranderd was van een bullebak in een strijder, had hij iets eenzaams over zich, alsof hij sociaal ontwricht was en niets anders in zijn leven had dan zijn werk. Iedereen op de dienst had zoiets over zich, behalve de nieuwelingen. Voor het eerst dacht ze erover haar baan op te geven zodra alles achter de rug zou zijn.
67
Brit had het als het begin van een ontembaar liefdesleven gezien toen Patrick de witte bestelwagen op de oprit van het huisje tot stilstand had gebracht, haar in de laadruimte had getrokken en een nummertje met haar had gemaakt. Hoewel hij wild tekeer was gegaan, had hij geen hoogtepunt bereikt. Ongetwijfeld omdat ze hem aan het begin van de rit reeds had verwend. Zwetend lag hij bij te komen op de vloer van de laadruimte. Terwijl ze haar kleren schikte, zag ze opeens hoe een vrouw met kort blond haar achter de bestelwagen opdook. ‘Er is iemand, Patrick.’ Met een ruk kwam hij overeind zitten en knoopte zijn broek dicht. Zodra hij het gezicht van de vrouw zag dat tegen het geblindeerde achterraam was gedrukt, zei hij: ‘Mijn zus, niets aan de hand.’ ‘Je zus?’ Ze had helemaal niet verwacht dat er iemand in het huisje aanwezig zou zijn. Hij had ook alleen maar verteld dat hij een broer had, met wie hij Silo nv runde. Hij zou uitgekocht worden en
met dat geld zouden ze, zodra de transactie rond was, naar het buitenland vertrekken. Patrick opende de deur van de laadruimte. ‘Je moest de bestelwagen onmiddellijk binnen parkeren. En wat doe je? Je laat de vering zo op en neer gaan dat het buitenlicht onophoudelijk is aangegaan. Een betere indicatie voor de buren dat er iets aan de hand is, kun je niet leveren.’ ‘Rustig aan,’ zei Patrick, ‘ik moest nog iets afwerken.’ Brit vond het niet prettig dat hij zo over hun nummertje sprak. Ze stapte na hem uit en wilde de vrouw een hand geven, maar die liep naar de bestuurskant, stapte in en startte de bestelwagen. Patrick opende de garagepoort zodat ze naar binnen kon rijden, en sloot de poort daarna met een grendel én een sleutel af. Via een deur achterin de garage kwamen ze in het huisje. Hoewel Brit had geweten dat het niet meer dan een huurhuisje zou zijn om de week door te komen, greep de verloedering haar toch aan. Het behang hing op vele plaatsen los, en de inrichting was zo basaal dat het armoedig overkwam. ‘Mag ik je even voorstellen aan je lotgenote,’ zei de vrouw, die haar in de rug duwde en richting woonkamer manoeuvreerde. In de fauteuil voor de televisie zat een meisje van ongeveer haar leeftijd, misschien iets jonger. Ze had donkerbruin haar en een mooi gezicht, maar een nogal gedrongen lichaam. ‘Ik ben Brit.’ ‘Isabel.’ Het meisje stond op en zette de televisie uit. ‘Ben jij ook ontvoerd?’ Brit voelde zich bevriezen, draaide alleen haar hoofd. Patrick stond iets achter de vrouw, zijn gelaat vertoonde geen enkele emotie. ‘Ik ben zijn vriendinnetje,’ zei ze, maar ze bleef naar Patrick kijken. ‘Dus je hoort bij hen,’ zei het meisje.
Ze wist niet wat ze hierop moest antwoorden, hoopte dat iedereen in de lach zou schieten. Maar omdat dit niet gebeurde, wachtte ze op een verklaring. Patrick zei: ‘Je bent onderdeel van ons plan. Niet meer en niet minder. Als je braaf bent, mag je mee-eten vanavond, anders stop ik je in de kelder om af te koelen.’ ‘Welk plan?’ ‘Leg jij het maar uit,’ zei de vrouw tegen Isabel, ‘en laat haar ook de kelder zien. Dan weet ze dat ze zich maar beter kalm kan houden.’ Brit liet zich door het meisje naar de fauteuil trekken, maar kon haar ogen niet van Patrick afhouden, die even in de deuropening bleef staan en zich toen met de vrouw in de keuken terugtrok. ‘Ik ben vorige week ontvoerd,’ zei het meisje. ‘Ze hebben mijn vader onder druk gezet om de bomaanslag in het conservatorium te plegen.’ Brit herinnerde zich de sirenes die ze had gehoord toen ze bij de kerk van Berchem had staan wachten. ‘Zijn er gewonden?’ ‘Zelfs doden.’ Brit merkte dat de haartjes op haar armen overeind gingen staan. Haar vader was naar het concert gegaan, haar moeder had in het publiek gezeten. Ze wilde hen opbellen, maar realiseerde zich dat Patrick haar gsm had. ‘De smeerlap.’ Ze merkte dat ze overeind kwam en hoorde Isabel zeggen: ‘Doe dat nu niet. Blijf kalm.’ Maar ze zag alleen maar de deuropening. In de keuken voerde Patrick een gesprekje met de vrouw, die net een hoeveelheid spaghetti in een pot kokend water deed. Ze viel hem in de rug aan. T rok aan zijn haren, krabde hem in het gezicht, maaide met haar vuisten. Het duurde enkele ogenblikken voordat hij weerstand bood, maar op de een of andere manier deden zijn klappen haar geen pijn. Het was pas toen de vrouw zich op haar
wierp, dat ze voelde klem te komen zitten. Ze spartelde, rukte zich los, zette kracht op haar benen, en ineens was ze overeind, met een sprong was ze bij de pot en graaide die van het vuur. ‘Waag het eens,’ zei de vrouw, die nog steeds op de grond lag, maar een pistool op haar richtte. ‘Voordat je die pot over mij heen hebt kunnen gooien, ben je al dood.’ Patrick kroop achteruit. ‘Doe het niet, Brit.’ Doordat ze even had geaarzeld, was ze zich weer bewust van wat ze aan het doen was. Haar handen trilden, ze kon de pot nog maar net terug op het vuur zetten voordat ze door haar benen zakte en hijgend op de grond tegen de kastdeur belandde. En toen begon ze te huilen, zonder geluid. ‘Terecht dat je kwaad bent,’ zei de vrouw, die haar pistool weg stak. ‘Hij heeft je misbruikt. Ik ben voorstander van een onpersoonlijke aanpak, maar in een samenwerking moet je iedereen ruimte geven voor zijn eigen werkwijze.’ Brit voelde zich niet in staat na te denken. In haar hoofd klonk de hele tijd één zinnetje: dit kan niet waar zijn! De vrouw zette het vuur af en plaatste de pot zoveel mogelijk naar achteren, voordat ze haar hand uitstak. ‘Ik wil niet dat je hier blijft zitten.’ Willoos liet Brit zich overeind trekken en meevoeren naar de woonkamer, waar het meisje met een bleek gelaat achter de fauteuil stond. ‘Ik kon er niets aan doen.’ ‘Je krijgt geen straf,’ zei de vrouw, ‘maar als ze nog eens een aanval krijgt, moet je ons waarschuwen.’ Brit ging in de fauteuil zitten. Het meisje nam plaats op de grond en zei: ‘Ik houd haar in de gaten, ik zal jullie roepen.’ ‘Ik heb je moeder ook misleid,’ zei Patrick, ‘je bent niet de enige die is gevallen voor mijn charmes.’
Weer voelde Brit hoe iets in haar zich samenbalde. ‘Mijn moeder?’ Patrick vertelde hoe hij haar moeder in de fitnesszaal had verleid, waartoe het allemaal had geleid. Brit begreep alles nu beter: de gebroken neus van haar vader, het slot van de voordeur dat was vervangen. ‘Wie ben je echt?’ vroeg ze. ‘Hoe kun je zoiets doen?’ Hij keek haar onbewogen aan, en toen wist ze dat ze zijn ware gezicht voor het eerst zag, dat ze zich door een volslagen vreemde had laten verleiden en meevoeren. ‘Je bent gek,’ zei ze. ‘Volslagen ontspoord.’ Even meende ze hem gekwetst te zien kijken, maar toen stond hij op. ‘Nu weet je ongeveer alles wat je aanbelangt, alleen nog niet waarom je hier bent.’ ‘Vertel dat straks maar,’ zei de vrouw, die het gesprek had gevolgd. ‘Ik wil eerst dat ze de kelder ziet, zodat ze weet waaraan ze zich te houden heeft. En daarna gaan we aan tafel.’ Brit liet zich door Isabel de trap af leiden. ‘Als we niet braaf zijn dan stoppen ze ons in deze ruimte. Zwevende vloer, stalen deur met grendels, niemand die ons nog zal horen.’ Brit bekeek de deur aandachtig en ging toen pas naar binnen. ‘En hier kun je zien hoe iemand de wanden met zijn nagels heeft bekrast.’ Het deed Brit denken aan een vergeetput. Zouden ze hier worden opgesloten wanneer ze hun nut hadden bewezen? ‘Als ik het goed begrijp, zijn ze normaal met drie.’ ‘De man met zijn grijs haar ontbreekt. Sinds vanochtend heb ik hem niet meer gezien.’ ‘Waarom ben je niet gevlucht, je zat daar maar tv te kijken.’ ‘Alle ramen en deuren zijn beveiligd. We kunnen er niet uit.’ Brit liep naar boven, in de hal voelde ze aan de voordeur. ‘Ik ga roepen,’ dreigde Isabel.
‘Jij gaat helemaal niets.’ Toch wilde Brit het meisje niet banger maken dan nodig, en keerde terug naar de woonkamer. De vrouw stond hen daar op te wachten. ‘Laten we aan tafel gaan. Geen spelletjes met het bestek, anders laat ik jullie verder eten met jullie handen geboeid achter jullie rug.’ Brit ging naar het eetgedeelte, nam tegenover Patrick plaats, en toen even later de spaghetti op de tafel werd gezet, kon ze een gevoel van treurnis niet onderdrukken. Was dit nu het nieuwe leven waar ze zo naar had verlangd? Hoe had Patrick haar zo kunnen misleiden? Hij moest toch iets voor haar voelen? ‘Denk maar niet dat hij echt van je houdt,’ zei de vrouw, die haar een gevuld bord voorzette. ‘Je was niet de eerste, en je zult ook niet de laatste zijn.’ ‘Is er een nagerecht?’ vroeg Isabel. Hoofdschuddend keek Brit naar het meisje. Ze leek haar hoop te vestigen op het medelijden van haar ontvoerders. ‘Waarom is zij nog niet afgemaakt?’ Isabel leek geschokt door haar vraag: liet de spaghetti met open mond van haar vork glijden. Patrick begon te eten en deed alsof hij niets had gehoord, maar de vrouw glimlachte en verklaarde: ‘Wanneer je een zaak als die van ons opzet, moet je bij alle stappen rekening houden met het karakter van de mensen van wie je iets gedaan wilt krijgen. Op het juiste moment moet je het juiste pressiemiddel kunnen inzetten. Isabel kan misschien nog van nut zijn.’ Brit begreep niet exact waar de uitleg op sloeg, maar had duidelijk gehoord wat niet werd verteld: namelijk dat Isabel uiteindelijk zou worden afgemaakt. Nu wist ze dat ook zij, wanneer haar rol was uitgespeeld, zou worden geëlimineerd.
68
‘Wat is er aan de hand? Waarom wil je me spreken? Ik kan niet lang blijven. Jan zit daar alleen. En ik weet dat ze hem opnieuw vragen zullen stellen, en als ik er niet bij ben, wie weet wat hij dan allemaal zegt.’ Nathalie hoopte dat ze Magda Lenaerts lang genoeg in de auto kon houden om haar hele verhaal te doen. ‘Wat is dit? Is dat Kris? Wie zijn die mensen?’ Nathalie had pas aan het einde over de fax willen beginnen en vervloekte zichzelf omdat ze hem op het dashboard had gelegd. Ze had moeten voorzien dat Magda naast haar zou plaatsnemen en niet achterin, zoals commissaris Wuyts daarstraks. ‘Deze drie personen zijn ex-militairen, ze hebben de bomaanslag uitgevoerd.’ ‘Wat doet Kris…’ Ze opende het portier. ‘Zeg me nu niet dat ook mijn man betrokken is.’ ‘Wacht!’ zei Nathalie. ‘Je zoon is onschuldig, je man wil hem laten opdraaien voor iets wat hij niet heeft gedaan.’ Ze dacht dat Magda het portier zou dichtgooien en wegsnellen, maar ze stapte weer in en zei: ‘Vertel me alles.’ Nathalie had een kwartier nodig om te beschrijven wat haar overkomen was, op welke manier haar man en haar dochter betrokken waren geraakt, en wat commissaris Wuyts haar daarnet had toevertrouwd. ‘Het is dus een complot,’ zei Magda. ‘Het is niet zeker of commissaris Blanquart en de hoofdcommissaris er iets mee te maken hebben, maar ze wilden in ieder geval je man niet voor verhoor laten oppakken. Ik denk dat ze
genoegen willen nemen met je zoon, en ook met Erik en zijn clan.’ ‘Maar die zijn onschuldig,’ zei Magda. ‘Misschien,’ zei Nathalie. ‘Om zekerheid te hebben zouden we bewijsmateriaal moeten vinden bij je thuis, iets waar we mee naar buiten kunnen komen, zodat de onderzoeksrechter verplicht is actie te ondernemen.’ ‘En deze fax dan?’ ‘Misschien hebben ze je man gewoon aangesproken op straat. De foto vertelt niet wat ze daar doen, het is slechts een aanwijzing.’ Nathalie dacht dat Magda haar medewerking niet zou willen verlenen, maar ze zei: ‘Ik weet dat Kris iets achterhoudt. Een halfjaar geleden begon hij zich terug te trekken in zijn werkkamer als zijn gsm overging, zodat ik niet langer kon meeluisteren. Af en toe werd er ook op onze huislijn gebeld en zonder een woord neergelegd. Kris beweerde dat hij soms ook mensen aan de lijn kreeg die verkeerd verbonden waren, bij hem legden ze dus niet onmiddellijk neer. Hierdoor wist ik dat hij loog.’ Nathalie voelde voor het eerst hoop. ‘Mijn dochter…’ ‘Zeg toch gewoon Brit, ik ken haar ook,’ zei Magda. ‘Ik heb er nog steeds spijt van dat Jan en zij uit elkaar zijn gegaan. Het was een lief meisje, ze zou goed voor hem hebben gezorgd.’ Nathalie startte de motor. ‘Ik zal je naar huis brengen.’ ‘Even controleren of we het rijk wel voor ons alleen hebben.’ Magda pakte haar gsm, voerde een kort gesprek. ‘Hij is nog steeds in Brussel, over een uurtje is hij thuis.’ Ze keek op haar horloge. ‘Als je snel rijdt, dan hebben we nog ruim een kwartier om het huis ondersteboven te keren.’ Nathalie merkte dat Magda voor het eerst iets van haar onbeholpenheid afgeworpen leek te hebben. Haar stem klonk beslist. Ze leek bereid de onschuld van haar zoon te bewijzen. Nathalie kon
alleen maar hopen dat ze inderdaad bewijslast zouden vinden, anders zou de kans dat ze haar dochter nog op tijd zou kunnen bevrijden, zienderogen afnemen. Tegelijk wist ze dat ze haar objectiviteit niet mocht verliezen. Misschien was de fax alleen maar bedoeld als misleiding. Maar de bommelding was dat niet geweest. Daarom zou de fax wel eens het enige juiste spoor kunnen zijn. Met gierende banden reed ze de ondergrondse parkeergarage uit en gaf plankgas. ‘Kris toch,’ hoorde ze Magda mompelen. Nathalie realiseerde zich dat Magda alleen maar kon verliezen: of haar zoon, of haar man. Dat ze voor haar zoon koos én voor de waarheid, bevestigde voor Nathalie dat ze het hart op de juiste plaats had. ‘We komen er wel uit.’ Magda schudde haar hoofd. ‘Ik wist dat hij iets achterhield, maar dat hij Jan niet naar een ontwenningskliniek wilde sturen om hem op te kunnen offeren, daar kan ik werkelijk niet bij.’ Ze begon te huilen. Nathalie wist niet wat ze kon zeggen om haar te troosten. Ook haar wereld was ingestort. Al was het maar doordat haar dochter zich zo verwaarloosd had gevoeld dat ze had besloten weg te lopen. Ze zou het zichzelf nooit vergeven als ze er niet in slaagde om haar enige kind te redden. ‘Het is niet onze fout,’ zei ze om zichzelf moed in te spreken. ‘Gelijk heb je,’ zei Magda, maar ook zij leek uit die gedachte geen echte steun te kunnen putten. Om niet bij ieder verkeerslicht te moeten stoppen, opende Nathalie haar raampje en liet Magda van de achterbank het blauwe zwaailicht pakken dat daar in een zakje lag. Ze zette het aan, drukte het boven haar hoofd op het dak vast en controleerde of het bleef plakken. Daarna sloot ze haar raampje weer en reed sneller dan ze
ooit had gedaan.
69
Wegens tijdgebrek begonnen ze met de werkkamer. Nathalie zette de computer aan en stuitte op een wachtwoord. Magda wist dat het ‘alfa’ was. Op de harde schijf stonden verschillende mappen, met daarin diverse documenten. Nathalie probeerde ze te openen en dat lukte. Er was slechts één map, waarvan de documenten weliswaar opengingen, maar die totaal onleesbaar waren. ‘Niets in zijn prullenmand,’ hoorde ze Magda zeggen. Het duurde even voordat Nathalie doorhad dat deze documenten niet alleen met Microsoft Word konden worden geopend, maar ook met een ander programma, dat Demon heette. Ze hoopte nu de tekst in een leesbare vorm te zien te krijgen, maar ze moest opnieuw een wachtwoord ingeven. Magda bleek het niet te kennen, en doorzocht, terwijl ze mogelijkheden gaf, de laden van het bureau. Nathalie probeerde telkens opnieuw, en gelukkig stond er geen limiet op het aantal pogingen dat ze mocht doen. Na een twintigtal keer besloot ze op te geven, en opende Internet Explorer. In de mappen kon ze de bewaarde en verzonden e-mails zien. Ze ging alle onderwerpen af en zag op het eerste gezicht niets speciaals. Daarom doorzocht ze weer de harde schijf. Bij Application Data trof ze een map aan met een numerieke code. Eerst dacht ze dat het de map was waarin de e-mails opgeslagen zaten, maar toen stelde ze vast dat die reeds elders stond. Ze probeerde een van de bestanden te
openen, en was verrast dat Demon enkele ogenblikken later haar scherm vulde en weer om het wachtwoord vroeg. ‘Ik denk dat we hier echt wel iets hebben,’ zei ze. ‘Er zijn documenten én e-mails die alleen met Demon opengaan. Bovendien kan ik ze niet kopiëren naar een andere locatie.’ ‘Werkelijk?’ Magda was opgehouden met alles te doorzoeken en staarde naar het scherm. ‘Ik gebruik de computer soms om kookrecepten op uit te tikken,’ zei ze. ‘Ik heb nooit geweten dat er verborgen bestanden op stonden.’ Ze pakte haar gsm. ‘Wat ga je doen?’ ‘De onderzoeksrechter bellen.’ Nathalie hield haar tegen. ‘Hij zal nooit een huiszoekingsbevel uitschrijven op basis van een vermoeden, hij zal je man ook onmiddellijk op de hoogte brengen. Ik moet de bestanden kunnen lezen en printen, eventueel op een cd branden. Ik heb het wachtwoord nodig.’ Van onder haar trui haalde ze de herschrijfbare cd tevoorschijn die commissaris Wuyts haar had gegeven. ‘Je hebt gelijk,’ zei Magda. ‘We mogen geen risico nemen.’ Op de oprijlaan knarsten wielen op het grind, een motor sloeg af, een portier klapte dicht. Nathalie had haar auto onder overhangende bomen verderop in de straat geparkeerd, zodat haar aanwezigheid niet zou opvallen. Toch kon ze het huis niet meer verlaten zonder gezien te worden. ‘Hierachter,’ zei Magda. Nathalie twijfelde, het gordijn reikte weliswaar tot op de grond, maar het zou te bol staan wanneer ze zich erachter zou verschuilen. ‘Magda?’ klonk het. Nathalie gebaarde dat ze naar beneden moest gaan, wachtte tot Magda daadwerkelijk de trap af liep, voordat ze in de kamer ernaast naar binnen glipte. Er stond een bed voor één persoon en een kast. Ze
trok de kastdeur open, er hingen maatpakken. Ze ging erachter staan, dat lukte net, en sloot de deur. Hier waande ze zich veiliger. Het moest een logeerkamer zijn die tevens als kleedkamer werd gebruikt. Misschien had Jan hier vroeger geslapen.
70
Vanuit haar ooghoeken had Magda gezien hoe Nathalie de werkkamer had verlaten. Omdat haar man haar reeds van beneden in de hal kon zien, had ze niet de mogelijkheid Nathalie erop attent te maken dat ze de enige kamer was in gegaan waar ze niet ongemerkt meer uit zou kunnen komen. Kris en zij sliepen namelijk al een jaar apart. Hij was zo galant geweest haar de grote slaapkamer verder te laten gebruiken, en had zelf genoegen genomen met het logeerbed dat in de kamer van Jan was gezet toen die in het achterhuis was gaan wonen. Om haar ’s ochtends niet te storen, had hij ook zijn kleren uit de grote slaapkamer weggehaald. ‘Hoe komt het dat je al thuis bent?’ ‘Ik heb een taxi genomen.’ ‘Ik dacht dat je op de gerechtelijke dienst zou blijven.’ ‘Dan dacht je verkeerd.’ Magda zag dat hij verrast was door haar toon, en ze vervolgde: ‘Ik heb op je computer geprobeerd bepaalde bestanden te openen.’ Hij kreeg een waakzame blik in zijn ogen. ‘Vooral die map met die numerieke code interesseert me.’ Hij duwde haar opzij en liep de trap op. In zijn werkkamer ging hij onmiddellijk naar zijn computer, zag hoe bepaalde mappen en
programma’s in de werkbalk openstonden en riep: ‘Magda, wat heb je gedaan?’ ‘Vertel jij maar wat jij hebt gedaan.’ Hij wilde de computer afsluiten, maar ze greep de hand waarmee hij de muis vasthield. ‘Zo kom je er niet vanaf.’ ‘Bemoei je niet met mijn zaken, Magda.’ De spanning om zijn ogen gaf aan dat hij kwaad was, maar ze was niet van plan zich te laten intimideren. ‘Ik bel de politie,’ zei ze, ‘en zeg dat je iets met de aanslag te maken hebt. Dat ik op je computer bewijsmateriaal heb gevonden.’ ‘Je hebt helemaal niks gevonden, je kent het wachtwoord…’ ‘Dat hoeven ze niet te weten. Als ik ze maar hierheen krijg. Ik laat ze zelf binnen, geen huiszoekingsbevel nodig.’ ‘Doe wat je niet laten kunt.’ Hij maakte zijn das los en liep naar zijn slaapkamer. ‘Hoe durf je Jan te laten opdraaien voor de bomaanslag? Ik zweer het je: ik bel de politie.’ Ze pakte haar gsm. Hij was bij haar voordat ze het alarmnummer nog maar had kunnen intoetsen. ‘Doe niet zo gek, Magda.’ ‘Laat me los.’ Hij liet haar los, maar bleef wel vlak voor haar staan. ‘Die bestanden hebben niets met de bomaanslag te maken.’ ‘Ik vertrouw je niet meer.’ Hij liep terug naar de computer, klikte een bestand aan en gaf als wachtwoord ‘0810’ in. Magda boog zich naar het scherm. Las iets over een geldtransactie. Voordat ze het helemaal had kunnen lezen, sloot hij het bestand weer en zei: ‘Een halfjaar geleden ben ik me gaan indekken tegen een mogelijk verlies bij de verkiezingen. Ik heb bepaalde firma’s contracten verleend in ruil voor smeergeld, dat ik op een geheime bankrekening heb geplaatst en dat bedoeld is om de
partijkas te spekken. Als we volgende week naar de oppositie worden verwezen, zullen we namelijk geld nodig hebben om onze beste medewerkers te kunnen behouden.’ ‘Is dat alles?’ Magda herinnerde zich dat het twintig jaar geleden een gewoonte was geweest om firma’s verkiezingscampagnes te laten betalen in ruil voor een staatscontract. Op een bepaald ogenblik was dit verboden geworden. Het was momenteel een misdrijf dat haar man zijn kop kon kosten, maar het bleef in haar ogen een klein vergrijp. Ze tikte ‘0810’ in om zijn uitleg te verifiëren. ‘Stop!’ zei hij. ‘Ik heb je alles verteld. Je gaat toch niet…’ ‘Waar ben je bang voor?’ ‘Magda, geloof me, het is beter…’ Hij probeerde haar van de stoel te trekken, maar ze klemde zich vast aan de rand van het bureaublad. Hij trok harder, zodat ze verplicht was om los te laten. De stoel vloog achteruit, kantelde, hij struikelde, viel tegen de kast aan. Op de grond keken ze elkaar aan. Een dwaas gegrinnik ontsnapte uit zijn mond. ‘Ik wil het weten,’ zei ze. Hij kroop overeind, greep met een pijnlijke grimas naar zijn schouder. ‘Het is beter…’ ‘Ik moet gewoon weten of het iets met Jan te maken heeft of niet. Ik beloof dat ik zal zwijgen, je hoeft je geen zorgen te maken.’ Hij hielp haar overeind, zette de stoel recht en liep naar de computer. Daar opende hij enkele bestanden en plaatste die naast elkaar op het scherm. Ze hoefde niet alles te lezen om de namen van diverse partijvoorzitters op te merken. ‘Iedereen is erbij betrokken. Als het Vlaams Belang een absolute meerderheid behaalt, dan zullen alle andere partijen in de oppositie terechtkomen.’ Als ze de informatie niet voor zich zag, zou ze het niet geloven. ‘Iedereen?’
‘Alleen de partijvoorzitters. Ze willen hun partijtop pas inlichten als de verkiezingen voorbij zijn. Ook ik ben de enige van mijn partij die op de hoogte is. Niemand die me later kwalijk zal nemen dat ik zo gehandeld heb. Geheimhouding is essentieel wanneer er zo veel geld bij betrokken is.’ Hij wees naar een getal onderaan een van de bestanden en ze kon haar ogen nauwelijks geloven. Zelfs als het verdeeld werd onder alle partijen, zou iedereen er nog een aanzienlijk bedrag aan overhouden. ‘En zo zal iedere partij zijn medewerkers kunnen behouden. Niemand zal overlopen. En dat is zeer belangrijk. Het Vlaams Belang is de laatste tien jaar exponentieel gegroeid. Ze hebben geen mensen met expertise kunnen aantrekken. Grootmoeders, huisvrouwen – hun partij is een allegaartje van sympathisanten. Als ze aan de macht komen, zullen ze nooit een fatsoenlijk bestuur kunnen handhaven, tenzij ze onze medewerkers kunnen aantrekken, en dat willen we voorkomen. De uitslag van de volgende verkiezingen staat dus al vast.’ Magda kende haar man goed genoeg om te weten dat hij de waarheid sprak. Maar als hij deze informatie een halfjaar voor haar achter had kunnen houden zonder dat ze er ook maar iets van had gemerkt, waartoe was hij dan nog meer in staat? ‘Ik heb je niets verteld, omdat je zo begaan was met Jan,’ zei hij. ‘Ik wilde niet dat je mij onder druk zou zetten hem te laten opnemen in een ontwenningskliniek. Ik blijf erbij dat dit rampzalig zou zijn geweest voor mijn reputatie, de partij én de verkiezingsuitslag van volgende week. Bovendien kon ik niet het risico nemen dat je de andere partijvoorzitters in verlegenheid zou brengen met onze familiekwestie.’ Ze wilde hem zeggen dat hun zoon nooit van de aanslag beschuldigd had kunnen worden als hij opgenomen zou zijn geweest,
maar ze slikte haar woorden weer in. ‘Zul je Jan helpen?’ ‘We moeten ons van hem distantiëren. Een goede advocaat wil ik natuurlijk wel voor hem betalen.’ Zijn antwoord bevestigde voor haar dat hij Jan niet meer als hun zoon beschouwde. ‘Ik ga slapen.’ ‘Ik ook.’ Hij sloot de bestanden en programma’s af en zette ook de computer uit. Magda wachtte tot haar man in de badkamer was voordat ze zijn slaapkamer in liep. ‘0810,’ zei ze tegen de kast waarin ze veronderstelde dat Nathalie zich had verstopt. ‘Ik zal roepen wanneer de kust vrij is.’ ‘Wat zeg je?’ klonk het vanuit de badkamer. ‘Ik praat tegen mezelf.’ Ze liep de badkamer in, sloeg haar armen om hem heen, en zei: ‘Vannacht wil ik niet alleen slapen.’ ‘Ik moet morgen vroeg op.’ ‘Maakt niet uit.’ Ze legde haar hoofd tegen zijn schouder, snoof zijn geur op. ‘Als je me maar laat slapen,’ zei hij. Ze masseerde zijn schouders, zag de verwarring op zijn gezicht. Zij had hem uit het echtelijke bed gedreven toen hij zich hardvochtig tegen Jan was gaan opstellen. Hij was altijd naar haar blijven verlangen, dat wist ze, anders zou hij allang een scheiding hebben aangevraagd, zo iemand was hij nu eenmaal. ‘Ik zal je laten slapen.’ Ze streek met haar vingers door zijn vergrijsde borsthaar en wist dat ze in de slaapkamer niet veel zou hoeven te doen om hem tot een vervolg te verleiden.
71
Nathalie had nooit gedacht dat ze als rechercheur nog eens in een slaapkamerkast terecht zou komen. Ze had zich alleen verroerd om haar gsm uit haar broekzak te halen en het geluid af te zetten. Daar had ze goed aan gedaan, want nog geen tien minuten later trilde hij. Het was een sms van commissaris Wuyts. Hij vroeg of ze al bewijsmateriaal had gevonden. Ze zond hem een bericht waarin ze uitlegde in welke positie ze terecht was gekomen. Hij vroeg haar om hem te bellen zodra ze de beveiligde bestanden had geopend, want hij liet uitschijnen dat hij de namen van de mappen wist waar het belastende materiaal over de aanslag in zou zitten. Hoe hij aan die informatie kwam, vermeldde hij niet. Nathalie vroeg zich af hoe Magda haar zou laten weten dat haar man sliep. Toen ze uit de aangrenzende kamer gekreun en gehijg hoorde komen, begreep ze dat Magda geen tijd verloren wilde laten gaan. Onmiddellijk verliet ze de kast, sloop de kamer uit en zette in de werkkamer de computer aan. Ze logde in met ‘alfa’ en deblokkeerde het programma Demon met ‘0810’, de datum dat de verkiezingen zouden plaatshebben. Vanuit de kast had ze voldoende van het gesprek opgevangen om te weten dat de gecodeerde bestanden over een fraudezaak gingen. Omdat ze na enige tijd zoeken geen link vond met de bomaanslag, belde ze commissaris Wuyts. ‘Ben je binnen in het beveiligde deel?’ Fluisterend bevestigde ze dit. ‘Doe de herschrijfbare cd in de driver.’ Moest ze de documenten van de fraudezaak kopiëren? Omdat ze door de situatie niet te veel vragen kon stellen, volgde ze de instructies op, en was verrast toen ze merkte dat de cd niet leeg was. Er stonden diverse mappen op, zelfs een installatieprogramma. Ze wilde vragen wat dit te betekenen had, toen commissaris Wuyts zei: ‘Momentje, ik verbind je even met iemand door.’
Ze hoorde een korte piep, en toen ze de stem aan de andere kant van de lijn herkende, had ze het gevoel dat haar hart bleef stilstaan.
72
Brit gaf geen kik toen Patrick haar bij haar haren door de woonkamer sleepte, haar vervolgens in haar maag trapte en toen zijn mes openklikte en dreigde dat hij haar zou verminken. Het feit dat ze niet bang was, alleen maar haat voelde, leek hem alleen maar agressiever te maken: hij sneed haar T-shirt stuk en gleed met het mes tussen haar borsten zodat haar bh uit elkaar sprong. Hij hield het lemmet tegen een van haar tepels, maar nog steeds weigerde ze in te gaan op wat hij van haar had gevraagd. ‘Ik wist het wel,’ zei de vrouw, die samen met Isabel had staan toekijken. Brit zag hoe Patrick glimlachte. Het maakte haar ongerust. ‘Ja, we hadden wel vermoed dat je ons niet zou willen gehoorzamen. De aard van het beestje.’ Hij lachte, en nu werd ze voor het eerst bang. Hij liet zijn mes zakken, liep van haar weg, en opeens greep hij Isabel bij haar paardenstaart vast. ‘Nu gaan we eens kijken of je ook bereid bent een ander te laten verminken.’ Hij bracht het mes onder haar oog. Isabel verstijfde en een donkere vlek verscheen ter hoogte van haar kruis. Patrick schonk er geen aandacht aan, hij bleef naar Brit kijken. Brit dacht dat hij blufte, net zoals hij bij haar had gedaan, maar toen ze de punt van het mes onder het oog naar binnen zag dringen en
het bloed als een traan zag opwellen, riep ze: ‘Stop!’ ‘Dan kunnen we ons telefoontje plegen,’ zei de vrouw. Patrick hield Isabel nog steeds vast, had de punt van het mes niet teruggetrokken. De vrouw belde iemand op met haar gsm, en even later gaf ze Brit door. ‘Mama,’ zei Brit. ‘als je alles doet wat ze van je vragen, dan zullen ze me in leven laten. Het spijt me.’ De vrouw pakte de gsm af, drukte op een van de toetsen, en verbrak toen pas de verbinding. ‘Prima gedaan. Jullie mogen nog wat tv kijken.’ Brit keek op haar horloge. Het was na middernacht. Twee extra bedden zouden er wellicht niet zijn. Waarschijnlijk werd er gewacht op de komst van hun partner. Daarna zou er niets meer zeker zijn. Ze moesten iets ondernemen, wat dan ook. Ze ondersteunde Isabel, die ieder moment flauw leek te zullen vallen. Het kind wilde niet in de fauteuil gaan zitten, schaamde zich omdat ze in haar broek had geplast. ‘Je krijgt geen nieuwe broek,’ zei de vrouw. ‘Mijn voorraad is op.’ Daarna verdween ze met Patrick naar de keuken. Brit leidde uit de houding van de vrouw af, dat ze eigenlijk hun nut al hadden bewezen en alleen in leven werden gehouden voor het geval er toch nog iets zou mislopen. ‘Ik ben je enige kans,’ zei Brit nadat ze de televisie had aangezet. Isabel keek haar met grote ogen aan en knikte, ze was duidelijk in shock. ‘We gaan iets proberen. Echt een briljant idee is het niet, maar het zal ons een paar uur respijt geven. Zul je niet beginnen te roepen?’ Het meisje knikte opnieuw. ‘Dus je staat aan mijn kant?’ Brit wachtte tot Isabel nogmaals had bevestigd, zette toen de televisie wat harder en fluisterde iets in haar
oor.
73
Nathalie had de woorden van haar dochter nauwelijks kunnen verwerken, toen commissaris Wuyts weer aan de lijn kwam. Ze deed alles wat hij haar opdroeg: ze installeerde het programma dat op de cd stond, kopieerde de mappen naar de werkdocumenten van de computer, en wiste toen alle gegevens van de cd. Nadat ze de computer opnieuw had opgestart, maakte ze een back-up van alle gegevens op de computer die met de fraudezaak én de aanslag te maken hadden. De bestanden hadden zich door elkaar geplaatst. Niemand zou nog twijfelen aan de medeplichtigheid van de ministerpresident in beide aangelegenheden. Geluid op de gang bracht haar even in paniek, maar de stem van Magda stelde haar gerust. ‘Heb je iets gevonden?’ ‘Kan hij ons horen?’ ‘Hij slaapt.’ Ze tikte tegen haar oor. Nathalie had er niet op gelet, maar inderdaad: een zacht geronk klonk om de zo veel seconden op. ‘Hij heeft je niet alle bestanden laten zien daarstraks,’ zei ze. Magda boog zich naar het scherm. ‘Het spijt me.’ Nathalie vond het vreselijk om te zien hoe de vrouw haar hand voor haar mond sloeg en in elkaar zakte, maar kon slechts aan haar dochter denken. Ze wachtte even en pakte toen de draadloze telefoon die op het bureau stond. Met bevende vingers nam
Magda die aan. Nadat ze de politie had gebeld, en fluisterend had uitgelegd dat haar man medeplichtig was aan de bomaanslag en dat ze onmiddellijk moesten komen, belde ze ook de onderzoeksrechter. Hij leek meer te willen weten, maar Magda legde neer. ‘Ga nu maar,’ zei ze. ‘Niemand mag ooit te weten komen dat je me hebt geholpen.’ Nathalie liep zonder omkijken de trap af en verliet het huis, opgelucht dat ze geen getuige zou hoeven zijn van het familiedrama dat zou volgen wanneer de politie de minister-president van zijn bed zou lichten. Maar ze was ook terneergeslagen, voelde zich plat getrapt, kon haar bewegingen nauwelijks controleren. Met handen waarvan ze het beven moest onderdrukken, opende ze haar auto en legde de cd op de stoel naast haar. Zodra ze de motor op gang had gebracht, keek ze op het klokje. Ze had nog tien minuten om de parkeerplaats bij de oprit van de snelweg te bereiken waar commissaris Wuyts haar zou opwachten. Ze vroeg zich af of hij haar in leven zou laten. Maar ze had geen keuze: als ze niet kwam opdagen, zou Brit afgemaakt worden. Hoewel ze veronderstelde dat dit hoe dan ook zou gebeuren, wilde ze het leven van haar kind rekken zolang ze kon.
74
Zodra ze hem op de parkeerplaats in de gaten kreeg, leek hij haar eenzamer dan ooit. Ze hoefde hem niet te vragen waarom hij het gedaan had, maar er waren nog enkele zaken waar ze verduidelijking over wenste. ‘Is het waar dat de hoofdcommissaris en commissaris
Blanquart de fax wilden verbergen?’ Commissaris Wuyts nam de cd van haar aan en liep naar zijn auto, waar op de achterbank een laptop was opgesteld. Hij stak de cd er in en controleerde de gegevens. Toen gaf hij pas antwoord. ‘Er is helemaal geen fax gekomen met een foto van de minister-president en het trio erop.’ Nathalie realiseerde zich nu pas dat hij alles verzonnen had, de fax geprepareerd moest hebben. Haar wantrouwen in de hoofdcommissaris en commissaris Blanquart had haar kritisch vermogen beïnvloed. ‘En die foto?’ ‘Gewoon aangesproken op straat, foto van genomen.’ Nathalie realiseerde zich dat ze Magda op deze mogelijkheid attent had gemaakt, maar er zelf geen geloof aan had gehecht. ‘En die eerste fax dan?’ ‘Ik wilde dat onze dienst klaar zou staan om het onderzoek onmiddellijk te beginnen, zodat Jan Lenaerts van de canapé zou worden gelicht voordat hij bijkwam.’ Nathalie had zich niet gerealiseerd dat de resultaten die commissaris Wuyts in het onderzoek had geboekt, inderdaad te briljant waren om toevallig te zijn: hij moest reeds hebben geweten dat de vioolbouwer vermoord was, dat het dossier over de viool op de werktafel zou liggen, en ook dat Dirk maandelijks geld had gestort op de rekening van Jan Lenaerts. Het causale spoor had alleen nog opgepikt hoeven worden. ‘Met die eerste fax nam ik een groot risico,’ zei commissaris Wuyts. ‘Ik wilde dat de hulpdiensten klaar zouden staan om zo veel mogelijk zwaargewonden het leven te redden. Ik zou ook nooit aan de aanslag hebben meegewerkt, als ik er niet zeker van was dat het om een kleine bom ging.’ Uit deze bijkomende verklaring meende Nathalie te kunnen
opmaken dat hij zijn geweten nog niet volledig had verloren. ‘Mijn dochter,’ zei ze. ‘Zodra je vertrokken bent, pleeg ik een telefoontje. Ze zal worden vrijgelaten, de dochter van de directeur ook.’ Ze knikte, draaide zich om en liep naar haar auto. Ieder ogenblik verwachtte ze een kogel in haar rug. Zelfs toen ze haar auto startte en wegreed, verwachtte ze nog steeds getroffen te worden. Waarom liet hij haar gaan? Zij was de enige die van zijn betrokkenheid op de hoogte was. Zodra haar dochter vrijgelaten was, hoefde ze haar gsm maar te pakken en de hoofdcommissaris te bellen. Of wilde hij de informatie op de cd gebruiken als chantagemiddel? Met wat geluk kon hij zijn vrijheid ermee afkopen. Maar waartoe had de hele operatie dan gediend?
75
Commissaris Wuyts wachtte tot Nathalie uit het zicht was verdwenen voordat hij zijn gsm pakte. ‘Alles in orde,’ zei hij. ‘Ik heb de informatie. Over een kwartiertje kan ik op de afgesproken plaats zijn.’ ‘Heb je Nathalie Croes geliquideerd?’ ‘Het maakt niet uit of ze me aangeeft. Ik heb besloten te vluchten. Ik wil een deel van het geld dat jullie zullen ontvangen, in ruil voor de cd.’ ‘Je zou vrijwillig meewerken. Geen enkel bewijs had je medeplichtigheid hard kunnen maken.’
‘Ik wil niemand doden die ik ken. Haar dochter gaat toch echt vrijuit?’ Hij had zijn medewerking alleen maar verleend omdat hij – na jaren zijn ziel te hebben afgedraaid – zijn promotiekansen had zien kelderen. Zijn vrouw en kinderen waren bij hem weggegaan omdat hij zijn werk altijd voorrang had verleend. De maatschappij stond bij hem in de schuld, en als ze die schuld niet wilde inlossen, dan moest ze daarvoor boeten. ‘Je wilt je geweten schoon houden,’ klonk het aan de andere kant van de lijn. ‘Maar zo werkt het niet in onze business.’ Het schot kwam van links achter. Commissaris Wuyts voelde de kogel in zijn schouder dringen en de kracht van de inslag deed hem voorover op de grond slaan. Hij begreep onmiddellijk dat ze zijn verraad hadden voorzien. Het militaire trio was meesterlijk gebleken in het voorspellen van gedrag, hun hele plan was erop gebaseerd geweest. Hij had moeten inzien dat ze ook zijn profiel hadden doorgrond en ingepast. ‘Je had haar moeten doden en de cd afleveren. Ik zou je hebben laten gaan.’ Commissaris Wuyts draaide zich om, hij wilde zijn aanvaller in het gezicht kijken bij het fatale schot. Hij herkende de man met grijs haar onmiddellijk. Deze bleek geen haast te hebben. Hij opende de auto, pakte de cd uit de laptop, controleerde zelfs of er geen gegevens naar de harde schijf waren gekopieerd. Pas toen richtte hij opnieuw zijn pistool. ‘Het spijt me, Frank.’
76
Brit en Isabel konden vanuit hun schuilplaats horen hoe de zoekactie gestart was: de deuren gingen open en dicht, meubels werden verschoven. Het duurde even voordat de kelderdeur bovenaan openging en voetstappen op de keldertrap weerklonken. Een doffe tik tegen de metalen deur gaf aan dat iemand naar binnen probeerde te komen. ‘Brit?’ klonk de stem van Patrick. ‘Je moeder heeft de informatie overhandigd, we mogen jullie vrijlaten. Doe open.’ Brit had Isabel opgedragen geen antwoord te geven. Dat leek de juiste methode, want even later klonken er nogmaals voetstappen. ‘Heb je hen gevonden?’ ‘Ze hebben zich ingesloten.’ ‘Verdomme.’ Die reactie bevestigde voor Brit dat ze helemaal niet van plan waren geweest hen vrij te laten. Niets verhinderde hun ontvoerders namelijk om hen hier in de kelder achter te laten en te vluchten. ‘Luister goed,’ zei de vrouw. ‘We schuiven de grendel er aan deze kant ook voor, zodat jullie niet naar buiten kunnen als we weg zijn. Jullie zullen sterven van honger en dorst. Ik wil dat jullie nu onmiddellijk gehoorzamen. Anders bedenken we ons misschien en laten jullie helemaal niet vrij.’ ‘Misschien moeten we ze toch maar…’ ‘Nee!’ brak Brit de woorden van Isabel onmiddellijk af. ‘Ze kunnen niet naar binnen, en dat is onze enige kans, vertrouw me.’ Er klonk een metalig, schurend geluid aan de andere kant van de deur. ‘Ziezo, nu zitten jullie ingesloten. Overmorgen komen we nog eens langs. De dorst zal jullie tegen die tijd wel wat gewilliger hebben gemaakt. Het kan ook zijn dat we pas over een week kunnen terugkeren. In dat geval…’ ‘We maken geen kans,’ zei Isabel.
Brit greep het meisje in het donker bij haar paardenstaart vast. ‘Als het moet dan zullen we erom vechten. Ik wil niet dat die deur nog opengaat voordat de politie hier is.’ ‘Maar als we nu eens niet gevonden worden?’ Brit liet het meisje los en ging bij de metalen deur staan, vastbesloten ervoor te zorgen dat de grendel niet werd verschoven. ‘We hadden hen in de gaten moeten houden,’ klonk de stem van Patrick ingehouden. ‘Alle deuren en ramen waren dicht, ze konden niet weg. En ik kon toch ook niet weten dat ze zich zouden insluiten. Nooit is iemand op het idee gekomen die grendel ervoor te schuiven, ze willen altijd naar buiten, nooit naar binnen.’ Opeens vielen de stemmen weg, alsof ze zelf doorhadden dat hun gesprek gehoord kon worden. Er klonken weer voetstappen op de trap, en het licht werd uitgedaan voordat de kelderdeur bovenaan dichtsloeg. ‘Nu kunnen we roepen wat we willen,’ zei Isabel. ‘Niemand die ons buiten zal horen.’ ‘De recherche is hen ongetwijfeld op het spoor. Ze kunnen geen twee dagen afwachten, ze moeten wel vluchten.’ ‘Stel dat ze vluchten, maar dat deze schuilplaats nooit wordt ontdekt, wat dan?’ Dan zullen we sterven, dacht Brit. Want nu de grendel aan de andere zijde erop was geschoven, bestond hun enige kans op redding uit hulp van buitenaf.
77
De onderzoeksrechter had geprobeerd Magda te overtuigen dat het nieuwe bewijsmateriaal verduisterd moest worden omdat de betrokkenheid van de minister-president het einde van België zou inluiden. ‘Kan me niet schelen, Bruno, ik wil dat je mijn zoon in vrijheid stelt. Nu!’ Hij zou Magda kunnen laten opsluiten en het bewijsmateriaal alsnog laten verdwijnen. De politie had namelijk de minister-president wel gearresteerd, maar de bestanden op de computer niet kunnen lezen omdat ze het wachtwoord niet hadden geweten. ‘Ik heb een back-up gemaakt,’ zei Magda. ‘Als je ook maar probeert om me erin te luizen, dan zullen de gegevens verspreid worden.’ Hij betwijfelde of ze de waarheid sprak. Maar kon geen risico nemen zonder zijn eigen functie in gevaar te brengen. ‘De vrijlating van je zoon is op zich geen probleem. Maar als hij door ons onschuldig wordt verklaard, dan moeten we de leden van het Vlaams Belang ook laten gaan, want het is op basis van zijn aanhouding dat we een huiszoeking in het hoofdkwartier hebben verricht.’ ‘Je hebt nu het bewijs dat ze erin zijn geluisd, het staat allemaal op die computer. Mijn man en die ex-militairen, alleen zij moeten boeten. Iedereen die onschuldig is, ongeacht tot welke partij hij behoort, moet vrijuit kunnen gaan.’ ‘Ik heb lang met Kris gepraat,’ zei hij. ‘Hij beweert dat hij alleen maar bij de fraudezaak betrokken is. Hij beschuldigt jou ervan de informatie over de bom op de computer te hebben gezet.’ ‘Dat is absurd.’ De onderzoeksrechter zag dat hij de aandacht van Magda nu volledig had. ‘De technische recherche heeft gezegd dat de bestanden met een speciaal programma moeten zijn aangebracht, want het is
onmogelijk om na te gaan welke er daarvoor reeds opstonden en welke niet. Ik wil weten wie je geholpen heeft.’ Magda glimlachte onzeker. ‘Niemand.’ Hij sloeg met zijn vuist op de tafel. ‘Iemand moet je hebben uitgelegd hoe je die gegevens moest inladen.’ ‘Ik zweer het, ik weet van niets.’ ‘Dan is er nog maar één mogelijkheid: er was iemand in huis. En aangezien er geen sporen van inbraak waren, moet je die persoon hebben binnengelaten. Volgens Kris moet die het werk hebben uitgevoerd toen jij hem voor het eerst in een jaar tijd opeens weer in je bed toeliet.’ ‘Stop ermee.’ Magda was bleek geworden, haar ogen bewogen allerlei richtingen uit, alsof ze nadacht, verbanden legde. De onderzoeksrechter wist dat hij de waarheid had aangeraakt. ‘Magda, vertel me wie je geholpen heeft om je man erin te luizen.’ ‘Ik wist het niet. Het was niet mijn bedoeling…’ Ze stopte met praten, keek hem opeens met grote ogen aan. ‘Ik kies voor Jan.’ ‘Alleen de waarheid telt.’ ‘Niet voor mij.’ De onderzoeksrechter betwijfelde of hij haar nog van mening zou kunnen doen veranderen. ‘Wat zou je ervan denken als we je zoon én je man vrijlieten?’ Hij had reeds met de procureur des Konings overlegd, en die was ook van mening dat Kris Lenaerts niets ten laste mocht worden gelegd. Na overleg met de hoofdcommissaris waren ze op het idee gekomen om in het uiterste geval iedereen vrijuit te laten gaan. ‘Houd je me voor de gek?’ De onderzoeksrechter trok de kabel uit de muur, zodat de camera hun gesprek niet langer kon doorsturen naar de videokamer. ‘Onder
het podium van De Blauwe Zaal loopt een gasleiding. Er was een lek onder de voeten van Karl Liebmann. Het gas kroop tussen de spleten van het hout en steeg langs zijn lichaam omhoog. Twee snaren moeten tijdens het spelen even tegen elkaar zijn geketst en een vonkje hebben veroorzaakt, zodat het gas ontploft is. Daarom werd zijn hoofd eraf geblazen.’ Hij zag hoe Magda even meeging in het verhaal, maar zich toen realiseerde dat het een verzinsel was. ‘Het zal niet makkelijk zijn de pers te overtuigen deze versie publiek te maken, maar het verhaaltje zal uiteindelijk geslikt worden.’ ‘En Jan dan?’ vroeg ze. ‘Hij is officieel aangehouden.’ ‘Zijn drugsverleden laten we zo. Maar met de bom had hij niets te maken. Hij is geïnteresseerd in scheikunde. Hij deed gevaarlijke proefnemingen, waardoor jullie hem naar het achterhuis hadden verbannen. Het leek erop dat hij een bom had zitten maken, maar bij nader inzien was dit niet zo.’ ‘En Erik?’ ‘Onterecht beschuldigd, het zal hem heel wat stemmen opleveren. Aan de andere kant zullen bepaalde mensen denken dat hij er toch wat mee te maken heeft en dat we de zaak bedonderen, dus zal het op een status-quo uitkomen.’ Magda leek het niet te kunnen geloven. ‘En die fraudezaak dan?’ ‘Niemand die ervan weet, tenzij de persoon die jou heeft geholpen om de gegevens in de computer van Kris aan te brengen.’ ‘Ik wist echt niet…’ Magda stopte met praten. ‘Ik wil eerst alles op papier wat je hier hebt gezegd, met je handtekening erbij en een kopie naar mijn advocaat. Daarna zal ik zeggen wie erbij betrokken zijn.’ De onderzoeksrechter had één naam verwacht, die van commissaris Wuyts. Hij had het onderzoek veel te gericht gevoerd en
hij was al een uur niet meer bereikbaar. Dat had hem opeens verdacht gemaakt. Zijn telefoongegevens opvragen had opgeleverd dat hij contact had gehad met de ex-militairen. Misschien was hier een logische verklaring voor, want uit de telefoongegevens van Kris Lenaerts was hetzelfde gebleken. Kris had beweerd dat er vaak mensen op de huislijn hadden gebeld die verkeerd verbonden waren en hem aan de praat hadden gehouden. Het kon dus door de ex-militairen beraamd zijn om verwarring te zaaien over wie nu wel of niet medeplichtig was. ‘Ik zet alles voor je op papier,’ zei hij. ‘En dan wil ik dat je mij de namen geeft van de mensen die je hebben overgehaald of geholpen de computergegevens te vervalsen.’ ‘Ik wist echt van niets, ik ben erin geluisd. Ik dacht dat Kris echt schuldig was, ik heb me laten ompraten, wilde Jan redden.’ De onderzoeksrechter verliet de verhoorkamer, wilde zo vlug mogelijk het compromis op papier hebben staan, zodat hij de weg zou kunnen traceren die de back-up van de computerbestanden van Kris Lenaerts aflegde. Dat er een back-up was gemaakt, wist hij wel zeker. De ex-militairen waren niet van gisteren, dat bleek uit de perfecte organisatie van de aanslag. Ze moesten hebben voorzien dat hij zou proberen Kris Lenaerts te beschermen. En de minister-president laten opdraaien voor de aanslag en ook nog eens de fraudezaak aan het licht brengen, was het doel van de hele operatie geweest. Het Vlaams Belang zou de verkiezingen glansrijk winnen, het einde van België was in zicht.
78
De hoofdcommissaris vond het compromis waartoe de onderzoeksrechter en de procureur des Konings hadden besloten in strijd met zijn rechtsgevoel. Karl Liebmann en enkele mensen in het publiek waren gedood. Ook Michael Hanssen was vermoord. Deze slachtoffers konden niet meer opkomen voor hun rechten, het Openbaar Ministerie moest dit in hun plaats doen. De ex-militairen, de opdrachtgever – geen van hen zou nog opgespoord kunnen worden als er zogenaamd geen bomaanslag was geweest. ‘Je zult toch wel je mond houden?’ vroeg de onderzoeksrechter, die het uitgeschreven compromis naar hem toe schoof en ook zijn handtekening verlangde. ‘Vijfentwintig jaar geleden heb ik voor het eerst leren zwijgen toen de Bende van Nijvel warenhuizen overviel en tientallen mensen erbij het leven lieten. Ik heb dossiers met belangrijke namen erin zien verdwijnen, en alles laten gebeuren in naam van het staatsbelang. Ik heb zelfs gezwegen toen Patrick Hamers, van wie iedereen wist dat hij een van de bendeleden was, zich in zijn cel aan de centrale verwarming zou hebben opgehangen die maar tien centimeter boven de vloer hing.’ ‘Je bent ervoor beloond. Niemand is op jouw leeftijd hoofdcommissaris geworden. De vraag is: ben je ook nu bereid een oogje dicht te knijpen?’ ‘Als het alleen maar een oogje was,’ zei de hoofdcommissaris met een zucht. ‘Ik wil zo vlug mogelijk met pensioen.’ Hij pakte een pen en zette zijn handtekening. Toen de onderzoeksrechter enkele minuten later terugkwam met het nieuws dat Magda niet alleen commissaris Wuyts had genoemd, maar ook Nathalie Croes, had de hoofdcommissaris even tijd nodig om zijn gedachten te ordenen. Commissaris Wuyts was zijn trouwste medewerker geweest. Duizenden zaken waren alleen maar door diens
toewijding opgelost. De benoemingskwestie was wraakroepend geweest. Maar meewerken aan een aanslag was onrecht met een veel groter onrecht vergelden. Hoe had commissaris Wuyts die stap kunnen zetten? Nathalie was een ander geval, ze moest aan het proberen zijn haar dochter te redden. Iets waar niemand op de dienst prioriteit aan had gegeven. ‘Gefixeerd op het insluiten van de daders, zijn we vergeten de rug van onze medewerkers te beschermen,’ zei hij tegen de onderzoeksrechter, en hij sloeg met zijn vuist op de tafel. ‘Nathalie moet gevonden worden. En commissaris Wuyts ook.’ Een kwartier later kwam van de meldkamer het bericht dat commissaris Wuyts door een verliefd stelletje dood was aangetroffen op een carpoolparking. Toen die op vijf kilometer van de villa van Kris Lenaerts bleek te liggen, rees het vermoeden dat de transactie tussen hem en Nathalie fout was gelopen. Het werd een prioriteit Nathalie te vinden, omdat de hoop bleef bestaan dat ze de back-up van de computergegevens alleen zou overdragen aan de persoon die haar dochter levend en wel zou terugbezorgen.
79
Saenen had niets aan het toeval overgelaten. Vanuit diverse hoeken zou de transactie met verborgen camera’s worden vastgelegd. Hij zou in telefonische verbinding staan met een partijlid die naar de hoofdzetel van Fortis Bank in Brussel was gegaan, om daar de overschrijving onmiddellijk te bevestigen. Nu was het alleen
afwachten of de informatie op de USB-stick inderdaad zo veel geld waard zou zijn, want als hun partijkas leeg was, zou het Vlaams Belang – als die weer in de oppositie zou belanden – geen kans meer hebben om nog te groeien, partijblaadjes te drukken of om wat dan ook te bekostigen. De partijtop had daarom aangedrongen bij de transactie aanwezig te zijn, maar Saenen had dit geweigerd. Hij wist nog niet wat hij met de informatie op de USB-stick wilde doen: zijn eigen positie in de partij verstevigen, of die van de andere partijen verzwakken. Stipt op tijd kwam de man met grijs haar opdagen. Saenen hoefde de USB-stick die hem werd overhandigd maar in zijn computer te steken om duizelig te worden van verbazing. De hele Belgische politiek zou onderuit gaan als hij deze informatie aan de pers doorspeelde. ‘Onderzoeksrechter Dewael weet er ondertussen van,’ zei de man. ‘De minister-president is opgepakt, maar er is geen officieel aanhoudingsbevel tegen hem uitgevaardigd. Ik hoef er geen tekeningetje bij te maken zeker?’ Saenen stond perplex. ‘Is de informatie al uitgelekt?’ ‘Uitgelekt is niet het goede woord,’ zei de man. ‘Magda Lenaerts heeft ons geholpen om aan de informatie te komen. Ze hoopte zo haar zoon vrij te krijgen door naar de politie te bellen. Ze heeft geen back-up gemaakt van de gegevens en heeft dus geen pressiemiddel nu de onderzoeksrechter de minister-president de hand boven het hoofd houdt. Haar zoon hangt, en uw partijleden van het Vlaams Belang ook, tenzij ú dus met de informatie naar buiten komt.’ Saenen pakte het lijstje met rekeningnummers aan en faxte het naar het hoofdkantoor van Fortis Bank. De man belde iemand op die blijkbaar via internet kon zien of er op de rekeningen inderdaad geld verscheen, en even later stak hij zijn hand uit. ‘Het was prettig met u samen te werken.’ Bij de deur draaide hij zich om. ‘Mag ik u een goede
raad geven?’ Saenen dacht dat hij nu te horen zou krijgen dat de informatie die hij net had gekocht waardeloos was, maar de man zei: ‘Uw partij is geïnfiltreerd. Zodra de partijtop de leden inlicht, weet de recherche onmiddellijk van onze transactie af. Ik vermoed dat u een goed uur zult hebben om de informatie te kopiëren en onder te brengen bij diverse vertrouwenspersonen. Als u dat niet doet, zult u eindigen als Magda Lenaerts. U zult de waarheid kennen, maar ze niet kunnen bewijzen.’ Zodra de man buiten was, kopieerde Saenen de informatie naar de harde schijf van zijn computer en per e-mail begon hij de bestanden naar zijn thuisadres te verzenden, zodat hij ook daar een back-up zou hebben. Het verzenden was nog aan de gang toen er werd aangebeld. Saenen kon op de monitor zien dat de vrouw die in de veiligheidscamera keek de rechercheur was die hem vroeger op de avond thuis had opgezocht, samen met haar teamleider.
80
Toen na enkele keren aanbellen nog steeds niemand opendeed, pakte Nathalie haar gsm en zette hem aan. Ze belde het nummer van het kantoor waar ze voor stond. ‘Hallo?’ ‘Je vrouw heeft me verteld waar ik je kon vinden. Ik houd me schuil voor de recherche, ik wil je spreken. Alsjeblieft, even maar.’ De verbinding werd verbroken, en Nathalie dacht dat ze hem niet
had kunnen overtuigen. Maar opeens klonk er gezoem en kon ze de deur openduwen. Boven aan de trap verscheen Saenen. Hij wachtte tot ze boven was, liet haar in het kantoor binnen, maar bood haar geen stoel aan. ‘Ik heb nagedacht,’ zei ze. ‘De minister-president heeft niets met de aanslag te maken, commissaris Wuyts heeft niet voldoende geld om de ex-militairen zo royaal te vergoeden dat ze voor altijd naar het buitenland kunnen vluchten. U bent de enige. Ik smeek u, laat mijn dochter vrij.’ ‘Ik begrijp niet waar u het over hebt.’ Nathalie legde uit hoe ze door haar teamleider was aangezet om samen met Magda Lenaerts de villa te doorzoeken, en hoe ze in de beveiligde computer was binnengedrongen. Ze vertelde hoe ze vervolgens onder druk was gezet. Dit verplichtte haar om het verhaal beknopt vanaf het begin te vertellen, en toen ze uiteindelijk zweeg, kon ze aan de blik in Saenens ogen zien dat ze tegenover de verkeerde man stond. ‘Erik,’ zei ze, en terwijl ze de naam uitsprak kreeg ze kippenvel. Saenen keek haar langdurig aan en knikte uiteindelijk, alsof ook hij door de vaststelling even uit het lood was geslagen. ‘Maar wat kan ik doen?’ zei hij. ‘Die ex-militairen zullen de informatie zelf aan de pers doorspelen als ik het niet doe. Ze werken tenslotte in dienst van Erik. Het enige doel van de geldtransactie was dat ik hen zou betalen voor het werk dat Erik hen heeft laten uitvoeren, en natuurlijk ook om me te kunnen compromitteren. Ik heb het geld overgemaakt, niet Erik. Op die manier kan ik me niet tegen hem keren, ik zou in mijn eigen vel snijden.’ Het was alsof de waarheid bij Saenen al pratend nog dieper was doorgedrongen, want hij zocht steun bij de tafelrand en ging er zelfs bij zitten. ‘Het ironische is,’ zei hij, ‘dat ik de transactie heb gefilmd.
Ik heb de bewijslast tegen mezelf vastgelegd: ík heb het geld overgemaakt, en niemand anders.’ ‘Weet Erik dat u niet aan zijn kant staat?’ vroeg Nathalie. Saenen schudde zijn hoofd. ‘Als u hier opnameapparatuur hebt, kunt u dan niet…’ ‘Het is beter dat u gaat.’ ‘Mijn dochter!’ Nathalie kwam overeind. Saenen keek naar haar heupen, leek te denken dat ze haar pistool zou gebruiken om hem te dwingen, maar ze zei slechts: ‘Ik smeek u, zorg ervoor dat Erik vrijkomt en verleidt hem tot een bekentenis. Doe het zo vlug mogelijk. Ik weet niet of mijn dochter nog in leven is, maar iedere minuut kan kostbaar zijn.’
81
Saenen belde zijn vrouw om te horen of ze inderdaad had doorgegeven waar hij was, en zo vernam hij dat Erik en alle andere leden van het Vlaams Belang die hadden vastgezeten, waren vrijgelaten. Ook de aanklacht tegen de zoon van de minister-president was ingetrokken. Er zou namelijk helemaal geen bom zijn afgegaan. Nader onderzoek had uitgewezen dat het om een gaslek ging. Deze nieuwe informatie zette Saenen aan het denken. Er was een doofpotoperatie aan de gang. Ongetwijfeld om te voorkomen dat de minister-president de schuld van alles zou krijgen. De informatie op de USB-stick steeg opeens in waarde. Niet alleen zouden alle politieke leiders omver geblazen worden, ook bij het gerecht zouden er zware klappen vallen.
Saenen belde naar Erik, die onmiddellijk opnam. ‘Ik wil je graag spreken, ik ben in het hoofdkantoor, het is dringend.’ Erik stelde geen vragen, zei dat hij reeds onderweg was. Saenen leidde hieruit af dat Erik inderdaad het brein achter alles was. Toch was er nog een bepaald deel in hem dat dit niet wilde geloven. Erik had altijd een goed hart gehad, tot de afgelopen verkiezingen. De voorkeurstemmen op zijn naam, de kans de volgende verkiezingen te winnen – het had in Erik iets wakker geroepen wat zijn gevoel voor menselijke waarden had aangetast.
82
Fluitend liep Erik het kantoor binnen. ‘Wat heb je gedaan, Erik?’ vroeg Saenen. Hoewel de toon hem niet beviel, legde Erik uit dat de exmilitairen zelf contact met hem hadden gezocht. Ze waren oneervol uit het leger ontslagen. Welk incident aan de basis lag, wist hij niet. Door samen enkele mogelijkheden te doorlopen waren ze tot diverse scenario’s gekomen. Onderzoek naar het privéleven van de ministerpresident had het plan verfijnd tot een met verschillende alternatieven en wendingen, maar met slechts één afloop: hij zou in vrijheid worden gesteld en het Vlaams Belang zou de verkiezingen winnen. ‘Hoe kon je het over je hart krijgen zoveel onschuldige mensen hierin te betrekken?’ vroeg Saenen. ‘Over welke onschuldige mensen heb je het?’ kaatste Erik terug.
‘Karl Liebmann, Michael Hanssen – allebei Duitse immigranten. Ze stalen het eten uit de mond van het Vlaamse talent.’ ‘De meisjes,’ zei Saenen. ‘Niet mijn beslissing. Die ex-militairen willen hun schuilplaats later nog kunnen gebruiken. De ligging moet geheim blijven.’ ‘Dus ze zijn dood.’ Erik gaf geen antwoord. Hij had Saenen zien vergrijzen en terzelfder tijd alsmaar meer zien verlangen om toch maar één keer aan de regering te kunnen deelnemen. Het Vlaams Belang moest een partij blijven die zijn standpunten niet liet afhangen van zijn kansen om uit de oppositie te geraken. Toch had ook Erik ingezien dat hij zijn hele loopbaan niets van zijn partijplan zou kunnen realiseren, als hij geen manier bedacht om de kiezers over te halen zo goed als unaniem voor het Vlaams Belang te stemmen. ‘En al die mensen in het publiek, de muzikanten van het orkest – er zijn verschillende mensen verminkt.’ Erik had zich voorgenomen in de toekomst geen nieuwe slachtoffers te maken. Hitler, wiens levensloop hij nauwkeurig had bestudeerd, had maar één historische fout gemaakt. Na het in brand steken van de Rijksdag had hij Duitsland uit de economische malaise gehaald en de geschiedenis in kunnen gaan als de grootste politieke leider die Europa ooit had gekend – als hij zich niet had laten verleiden tot volkerenmoord en de naburige landen had willen veroveren. ‘Ik kan dit niet laten gebeuren,’ zei Saenen. ‘Het land mag niet bestuurd worden door iemand die bloed aan zijn handen heeft.’ ‘Luister,’ zei Erik. ‘Als je het ook maar waagt mij aan te klagen, dan sleur ik je mee in mijn val. Jij hebt de ex-militairen betaald, iedereen zal denken dat jij dus het brein achter de moorden bent. Ik zat tenslotte met mijn kameraden in een cel toen alles gebeurde.’
‘Jongen toch, hoe ben je zo kunnen ontsporen?’ De openlijke afkeer van Saenen deed Erik huiveren. Toen hij met de ex-militairen het plan had uitgedokterd, was hij voortdurend overtuigd geweest iets groots en onomkeerbaars te zullen bewerkstelligen: hij zou Vlaanderen teruggeven aan de Vlamingen. ‘Je hebt niet het recht om het volk te bedriegen.’ ‘We worden iedere dag bedrogen,’ zei Erik. ‘We worden afgeschilderd als een partij die Hitler zal doen verrijzen. Dat is laster. Wij zullen iedereen voor ons weten te winnen door een beleid te voeren dat het Vlaamse volk weer fier zal maken op zijn geschiedenis. De geldstroom naar Wallonië zal stoppen. De migratie zal worden afgeremd, want Vlaamse huisvrouwen zullen weer kinderen willen grootbrengen. We zullen het volk dat zich vreemdeling is gaan voelen in eigen land weer welkom heten en een thuisgevoel bezorgen. De Vlaamse Leeuw zal weer wapperen!’ ‘We hadden de verkiezingen ook zo kunnen winnen,’ zei Saenen. Erik begreep niet hoe Saenen zo naïef kon zijn. ‘Op de 0110-actie hebben honderden Vlaamse artiesten opgetreden. Het volk is verblind. Door de pers misleid. En wanneer de mensen de deuntjes zijn vergeten die nu nog in hun hoofd weerklinken en die hun stemgedrag zullen bepalen, dan zullen ze zien dat ze bedrogen zijn. Maar dan zal het te laat zijn. Want de nieuwe regering zal de migratiestroom nog meer doen toenemen. Over twintig jaar zullen er evenveel allochtonen in Antwerpen wonen als autochtonen. We zullen nooit meer een absolute meerderheid kunnen behalen.’ ‘Je hoeft mij niet uit te leggen hoe onze partij langzaam genekt wordt,’ zei Saenen. ‘En ook niet hoe ons land wordt weggegeven door politici die alleen maar uit zijn op het behalen van een nieuwe legislatuur.’ Erik liep naar Saenen. ‘Ik heb een droom,’ zei hij. ‘We zullen
jonge gezinnen geld geven voor ieder pasgeboren kind, we zullen voor deze kinderen jeugdbewegingen oprichten waar ze de Vlaamse waarden aangeleerd zullen krijgen…’ ‘Ik heb je geleerd om zo te dromen,’ zei Saenen. ‘Je had je niet mogen verlagen tot moord. Een droom die zo mooi is als de onze mag geen verdoezelde nachtmerrie zijn.’ Erik nam de hand van Saenen. ‘Ik beloof je dat ik het land zal leiden zonder verder bloedvergieten. Zolang jij zwijgt, zal de droom van het volk onbevlekt zijn. Alleen wij zullen vuile handen hebben. Maar die zullen weer schoon worden door de voorspoed die we zullen brengen. Stel het je voor: overal huisjes met tuintjes waar blanke kinderen in spelen. Autovrije straten waar weer in gevoetbald wordt, buren die met elkaar over de tuinheg staan te kletsen. Ziekenhuizen waar weer verpleegsters werken die de bijsluiter kunnen lezen en je taal spreken. Scholen waar in de klas weer iets geleerd kan worden, kinderen die op de speelplaats tikkertje spelen. Het kan weer allemaal werkelijkheid worden, dankzij ons.’ Erik wachtte af, hij had Saenen niet echt nodig: de fraudezaak, de bomaanslag – als dit allemaal in de schoenen van de huidige regering geschoven werd, was de overwinning van het Vlaams Belang hoe dan ook een feit. Ook binnen het gerecht zouden er ontslagen vallen. Dit zou ruimte scheppen om partijleden als nieuwe onderzoeksrechters aan te stellen en ook bij de recherche mensen met de juiste ideologie te plaatsen. ‘Deze week zal ik doen alsof mijn neus bloedt. Na de verkiezingen neem ik ontslag en wil ik niets meer met je te maken hebben.’ Erik had dit antwoord verwacht. Het was niet voor niets dat hij Saenen niet bij de operatie betrokken had. Om grote daden te kunnen stellen moest je grote gelegenheden scheppen: hij zou Vlaanderen onafhankelijk maken en de welvaart bezorgen die hij altijd had
beloofd. ‘Schaam je je niet?’ Erik draaide zich bij de deur om. ‘Schaamt de pers zich omdat ze een cordon sanitaire om ons heen heeft gelegd en de 0110-actie valselijk heeft gepromoot? Schaamt de huidige regering zich omdat ze de immigratiestroom doet toenemen om ons zo in de toekomst een absolute meerderheid voor altijd te ontzeggen? Schaamt de onderzoeksrechter zich omdat hij de minister-president net vrijuit heeft laten gaan, terwijl hij in de veronderstelling verkeert dat deze het brein achter de aanslag is?’ Met een klap sloot hij de deur, liep de trap af en verliet het gebouw. Hoe was het mogelijk dat Saenen niet inzag dat hij juist had gehandeld? Het Vlaams Belang zou allang een absolute meerderheid hebben gehad als pers en gerecht niet tegen hen waren ingezet. De bomaanslag had helemaal niet plaats hoeven hebben als de andere partijen de afgelopen jaren op een faire manier aan politiek hadden gedaan. Ze hadden de aanslag dus zelf uitgelokt. Hij had alleen maar genomen wat hem toekwam. Zij hadden doden op hun geweten. Gesterkt door die gedachte, floot hij opnieuw een deuntje terwijl hij naar zijn auto liep. Te laat zag hij hoe iemand hem van achteren aanviel.
83
Nathalie had Erik bij het gebouw zien arriveren en zich moeten bedwingen hem niet onmiddellijk te overmeesteren. De gedachte dat
Saenen hem misschien tot een bekentenis zou kunnen verleiden en die opname zou gebruiken om recht af te dwingen, hield haar tegen. Toch wilde ze niet vertrouwen op een man die reeds jarenlang het boegbeeld van een partij was geweest die haar deed gruwen. Zodra ze Erik weer naar buiten zag komen, aarzelde ze dan ook niet langer: ze stapte uit haar auto en besloop hem van achteren. ‘Wat moet dat?’ riep hij. Met de kolf van haar pistool sloeg ze op zijn achterhoofd. Hij zonk op zijn knieën. Ze maakte van zijn inzinking gebruik om hem handboeien aan te doen. ‘Wat moet dat?’ herhaalde hij. Ze pakte haar busje pepperspray en spoot in zijn ogen. Daarna sloeg ze hem opnieuw met de kolf van haar pistool. Hij viel opzij, maar was niet bewusteloos. Ze pakte zijn sleutels van de grond, opende de kofferbak en sleurde hem overeind. Al haar kracht had ze nodig om hem voorover te drukken en vervolgens zijn benen op te tillen, zodat hij in de kofferbak terechtkwam. ‘Godverdomme!’ riep hij. Ze pakte zijn gsm af. ‘Als je ook maar één geluid maakt, dan ga je eraan.’ Ze klapte de kofferbak dicht en reed weg. Een kilometer verderop bracht ze de auto tot stilstand op een verlaten parkeerplaats van een warenhuis. Ze stapte uit en opende de kofferbak. ‘Ik wil weten waar mijn dochter is.’ ‘Ik weet niet…’ Ze greep naar zijn kruis en kneep. Zijn ogen werden groot, hij hijgde, riep opeens: ‘Wacht!’ ‘Ik luister.’ ‘Ik heb er niets mee te maken, ik zweer het.’ Ze boog zich naar hem toe, kon zijn adem ruiken. ‘Ik ga je ballen pletten, je ogen uitsteken, en als je dan nog niet hebt gezegd waar ik
haar kan vinden, dan schiet ik je dood. Je enige kans om te overleven is door mij nu te helpen.’ Aan de snelle beweging van zijn ogen zag ze dat hij nadacht. En even later gaf hij haar het adres van de schuilplaats. Ze sloeg de kofferbak dicht en stapte weer in. Ze wist waarom hij haar het adres had gegeven. Hij was op de hoogte van het feit dat ze niet terug kon naar de recherche en stelde zijn hoop ongetwijfeld op de exmilitairen. Ze zou hen tenslotte moeten overmeesteren om haar dochter terug te kunnen krijgen.
84
Ze reed voorbij het huis, parkeerde aan het einde van de straat en opende de kofferbak. ‘Je moet een telefoontje voor me plegen.’ Ze maakte zijn handboeien los en gaf hem zijn gsm. ‘Bel hen op, vraag of mijn dochter nog in leven is. Probeer uit te zoeken met hoeveel ze momenteel zijn.’ Ze ging een meter achteruit en richtte haar pistool. Hij gehoorzaamde. ‘Ik ben het. Alles is goed verlopen hier. Zijn jullie al vertrokken?’ Hij zweeg even, uitte wat instemmende geluiden en zei toen: ‘Dan zijn we rond, prima, je hoort niets meer van mij. Geniet van jullie nieuwe leven.’ Nathalie klikte de veiligheidspal weg, vastbesloten hem dood te schieten als bleek dat haar dochter reeds vermoord was. ‘Je hebt geluk. De meisjes hebben zich ingesloten in de kelder.
Met een brander willen ze de deur openmaken. Ze wachten nog op hun kolonel. Zodra die arriveert, vertrekken ze.’ Nathalie pakte de gsm af, deed de handboeien weer aan, en trok hem uit de kofferbak. ‘Je gaat me helpen.’ Met het pistool tegen zijn flank gedrukt, liep ze met hem naar het huis. Ze liet hem voor de deur gaan staan, belde aan, drukte zich tegen de muur en wachtte af. De deur werd geopend. ‘Wat doe jij hier?’ Nathalie dook tevoorschijn, ramde haar schouder tegen de deur en drukte haar pistool onder de neus van Patrick. Automatisch zonk hij op zijn knieën als teken van overgave. Een blik naar de deuropening leerde haar dat Erik ervandoor was. Met de kolf van haar pistool gaf ze Patrick een klap, ze hoorde zijn schedel kraken. Hij zeeg in elkaar. Had ze hem gedood? ‘Patrick?’ De stem achter haar verplichtte haar om Erik te laten lopen. In enkele sprongen was ze aan het einde van de gang en verraste zo de vrouw die net haar hoofd om de deur wilde steken. Ook zij bood geen weerstand. Nathalie kon zo de riem met het pistool van haar afnemen en ook haar gsm. ‘Waar is mijn dochter?’ ‘In de kelder, volg me.’ Nathalie bewaarde enige afstand, ze wist dat een pistool in de hals drukken van iemand die kan vechten een fatale fout was. De vrouw liep traag, draaide af en toe haar hoofd, alsof ze wilde inschatten of Nathalie zich dicht genoeg bevond om haar arm te kunnen wegslaan en haar te overmeesteren. ‘Ik zal niet aarzelen te schieten,’ zei ze. De vrouw opende de kelderdeur, liep de trap af. Nathalie zag beneden een brander staan. Op de stalen deur was met krijt een vierkant aangebracht. Groot genoeg om doorheen te kunnen schieten
en de grendel aan de binnenzijde te kunnen wegschuiven zodra het gat daadwerkelijk was aangebracht. ‘Brit?’ riep ze. ‘Mama?’ klonk het aan de andere zijde. ‘Ik heb de toestand onder controle, kom naar buiten.’ Ze dwong de vrouw om te knielen en met haar gezicht naar de muur te gaan zitten. Nathalie schoof de grendel weg en wachtte tot aan de andere kant ook de grendel verwijderd was voordat ze in huilen uitbarstte. ‘Liefje,’ zei ze. ‘Mama!’ Met een half oog op de vrouw gericht, drukte Nathalie haar dochter tegen zich aan, snoof haar vertrouwde geur op en kon maar niet ophouden met haar te wiegen. Opeens liet ze haar dochter los. ‘Ben je gewond, hebben ze…’ ‘We zijn goed behandeld, hebben spaghetti gegeten.’ Weer drukte ze haar dochter tegen zich aan, wilde haar nooit meer loslaten. Een schuifelend geluid deed haar opkijken. Nu pas kreeg ze het andere meisje in de gaten, dat niet naar buiten leek te durven komen. ‘Kom maar, je papa maakt het goed. Ik heb hem daarstraks nog gesproken.’ Voetje voor voetje kwam het meisje naar buiten, haar ogen stonden groot. Nathalie besefte dat ze reeds een week ontvoerd was en haar geestelijke oriëntatie kwijt moest zijn. ‘Kom maar,’ herhaalde ze. Ze omarmde nu ook het meisje, merkte hoe het kind helemaal trilde. ‘Het komt allemaal goed.’ Ze dwong de vrouw om op te staan en de kelderruimte binnen te gaan. Ze schoof de grendel ervoor. ‘Ik heb jullie hulp nodig.’ De meisjes volgden haar naar boven. In de gang geloofde Nathalie haar ogen niet: Erik was teruggekeerd, hij was erin geslaagd om zijn armen onder zijn benen te brengen en met zijn geboeide handen sloeg hij
Patrick in het gezicht, terwijl hij zei: ‘Word wakker, man.’ Ze richtte haar pistool. ‘Waag het niet om nog eens weg te lopen.’ Erik bracht zijn handen voor zijn borst en kromp in elkaar alsof hij zich de kogel reeds kon voorstellen. Hoe kon zo’n miezerig ventje al die gewelddaden bedacht hebben? Ze hield haar vinger aan de trekker, twijfelde er niet aan dat ze hem daadwerkelijk zou hebben gedood als de twee meisjes er niet bij hadden gestaan. Ze verwijderde de handboeien en verplichtte Erik om Patrick bij zijn voeten naar de kelderdeur te slepen en vandaar de trap af te dragen. Hij kon het gespierde lijf amper optillen. Op het moment dat ze hen bij de vrouw wilde opsluiten, ging er een gsm af. Het was die van Patrick. Ze nam hem uit diens broekzak en keek naar het display. Er stond een K op. Het geluid stopte. Enkele ogenblikken later ging die van de vrouw, er verscheen ook een K. ‘Beantwoorden,’ zei ze. De vrouw ving haar gsm op, maar maakte geen aanstalten het gesprek daadwerkelijk aan te nemen. ‘Doe het!’ Nathalie richtte haar pistool. De vrouw knielde en gooide de gsm over de grond terug naar haar toe: het rinkelen stopte. ‘Je bent niet het type dat mensen doodschiet als het niet echt nodig is.’ Nathalie wist dat de kolonel niet naar de schuilplaats zou terugkeren nu geen van beiden hadden opgenomen. Hij zou vermoeden dat er iets aan de hand was. Ze liet haar wapen zakken en stopte het weg. Daarna sloot ze de stalen deur met de grendel af en knipte boven aan de trap het licht uit. Toen ze haar dochter en het andere meisje in de woonkamer zag zitten, slaagde ze erin van zich af te zetten dat ze de kolonel niet had
kunnen inrekenen. Ze belde naar de politie en daarna naar haar eigen dienst: ze kreeg commissaris Blanquart aan de lijn. In een paar woorden legde ze uit waar ze was en wie ze gevangen had genomen. Hoewel hij haar gevraagd had te blijven waar ze was, begeleidde ze de twee meisjes uit het huis dat hun waarschijnlijk nog jarenlang nachtmerries zou bezorgen, en zei tegen Isabel: ‘Ik zet je af bij je vader.’ En tegen haar eigen dochter: ‘We gaan papa oppikken. En daarna gaan we naar huis.’
85
Saenen had de filmopname van het gesprek met Erik aan de procureur des Konings laten zien. Hoewel het drie uur ’s ochtends was riep deze een vergadering bijeen. Om kwart voor vier zaten Kris Lenaerts, onderzoeksrechter Dewael, hoofdcommissaris Sterckx, Marcel Saenen en alle partijvoorzitters die aan de fraudezaak hadden meegewerkt, rond de tafel. Ook de twee ex-militairen en Erik werden overbracht, zodra ze uit de kelder waren gehaald, zodat ze, weliswaar geboeid, aan het gesprek konden deelnemen. De mogelijkheden waren beperkt. De filmopname was niet rechtsgeldig omdat Saenen geen toestemming aan de lokale politie en de privacycommissie had gevraagd om het gesprek te mogen opnemen. Toch was duidelijk dat de opname, als ze via internet verspreid werd, het einde van het Vlaams Belang en Eriks politieke carrière zou betekenen. De twee ex-militairen konden op geen enkele manier verantwoordelijk worden gesteld zonder dat de fraudezaak aan
het licht kwam, want de kolonel was onvindbaar, en hij bezat de cd met de belastende informatie erop.
86
Dirk had Nathalie ontelbare keren op haar gsm gebeld. Hij wilde weten waarom ze hem niet kwam ophalen. Net toen hij had besloten een taxi te nemen, arriveerde ze. Toch stapte niet zij uit, maar Brit. Een siddering ging door zijn lichaam. Hij snelde naar haar toe en drukte haar krachtig tegen zich aan. ‘O, Brit.’ Hij kon zijn tranen niet inhouden, wist dat hij haar bijna verloren had, door zijn eigen schuld. Hij zou het nooit meer zover laten komen. Hij wilde weer haar vader worden, iemand die ze zou vertrouwen, haar dromen mee zou delen. ‘Wil jij rijden?’ Nathalie had haar portier geopend. Dirk liet zijn dochter los en gebaarde naar Nathalie dat ze moest uitstappen. Zodra ze uit de auto was, omhelsde hij haar eveneens krachtig. ‘Met jou aan het stuur voel ik me veilig,’ zei hij. ‘Ik rijd wel een andere keer.’ ‘Je mag gerust wat meer richting geven aan ons gezin,’ zei ze. ‘Dat zal ik doen, vanaf nu zijn jullie mijn prioriteit.’ Hij voelde nadrukkelijk hoe ze hem niet op haar beurt in zijn armen sloot. Hij zou haar vertrouwen moeten winnen, haar bewijzen dat hij in staat was om zijn muziek naar het tweede plan te verschuiven. Net toen hij dat wilde beloven, fluisterde ze in zijn oor: ‘Ik wil
niet dat je gaat pretenderen minder van je muziek te houden dan van ons. Deze leugen zal niet alleen doorzichtig zijn, hij zal ook niet lang stand houden. Wat ik je wel wil vragen, is dat je ons bij je muziek betrekt. Speel voor ons. Laat ons meegenieten. Elke dag opnieuw.’ Weer begon hij te huilen. ‘Waar heb ik zo’n vrouw aan verdiend?’ Ze sloeg haar armen om hem heen en wiegde hem zachtjes, zonder antwoord te geven. Hij hoorde in zijn hoofd hoe helemaal uit het ijle een viool fluisterzacht fluitnoten speelde en in mineur langzaam afdaalde om dan via een modulatie naar majeur over te gaan. ‘Ik ga componeren,’ zei hij. ‘Vanaf nu ga ik niet alleen viool spelen, maar ook componeren, voor jullie.’ Alsof Nathalie de muziek in zijn hoofd wilde horen, drukte ze haar slaap tegen die van hem en bleef zo enige tijd staan. ‘Tortelduifjes,’ zei Brit, die op de bestuurdersstoel was gaan zitten, ‘als jullie niet instappen, dan rijd ik alleen naar huis.’ Ze zette de radio aan en zware beatmuziek deed de auto trillen. Dirk kon de viool niet meer horen, maar het irriteerde hem niet. Zijn wereld mocht overstemd worden. Nathalie begon te dansen, sleurde hem mee in het ritme, en zijn stijve ledematen weigerden zich even tot bewegen te laten aanzetten, maar toen liet hij zijn bekken een paar stootjes in de lucht maken en zijn voeten wat stapjes in het rond zetten. ‘Mama, hij danst!’ Brit gilde van plezier, sloeg zich op haar dijen en bracht toen hij haar richting uitdanste, haar handen voor haar mond. Terwijl Dirk haar uit de auto trok, had hij het gevoel dat het zwaartepunt van zijn lichaam van zijn borst omlaag zakte. Hij voelde het zeer nadrukkelijk gebeuren, alsof het een massa was, die zich werkelijk verplaatste. En terwijl ze met hun drieën op het voetpad
voor het politiebureau dansten en elkaar nu en dan vastgrepen en kusten, wist hij dat zijn vioolspel nooit meer hetzelfde zou zijn als hij niet alleen voor hen zou spelen, maar ook hun wereld, die zich reeds met de zijne aan het vermengen was, zou verklanken.
87
Zodra de vertrouwde geur van het huis haar tegemoet sloeg, voelde Nathalie tranen opwellen. Omdat haar knieën knikten, ging ze in de woonkamer op de bank zitten. Ze kon niet voorkomen dat haar lichaam begon te schokken, en de controle over haar ademhaling raakte ze ook kwijt. ‘Stil maar, mama,’ zei Brit, die haar op haar voorhoofd kuste. Maar hierdoor begonnen haar tranen juist sneller te stromen. Ook Dirk maakte het erger door aan de piano te gaan zitten en de begeleiding te spelen van het eerste stuk dat ze als studente voor hem had opgevoerd en waar ze op haar examen de grootste onderscheiding mee had behaald. Toch vroeg ze hem niet om daarmee op te houden. ‘Hier.’ Ze pakte het papieren zakdoekje aan dat Brit haar aanreikte en snoot heftig. Terwijl ze zich door Brit liet knuffelen, dacht ze aan commissaris Wuyts, die zonder vrouw en kinderen de zin van het leven was kwijtgeraakt. Zelf was ze ook afgedwaald. Nog geen etmaal geleden was ze bijna de minnares geworden van een man die ze nauwelijks kende, had ze geen oog gehad voor haar dochter en er niet om gemaald dat Dirk zo goed als een vreemde voor haar was
geworden. ‘Ik heb hem gemarteld,’ zei ze. Dirk stopte met spelen, en Brit verstijfde. ‘Wie?’ vroegen ze allebei tegelijk. ‘Ik heb de vinger gebroken van de conservatoriumdirecteur.’ Ze vertelde wat haar was overkomen en hoe ze had gehandeld. En daarna begon ze weer te huilen. Dirk kwam nu ook op de bank zitten en omhelsde haar. ‘Je huilt om het verlies van je menselijkheid, juist dat zal je louteren.’ Hoe kon ze hem uitleggen dat ze bang was geworden van zichzelf ? Als Erik Spies niet had meegewerkt, zou ze hem vermoord hebben. Ook Patrick zou ze een kogel door zijn hoofd hebben gejaagd als hij zich zou hebben verzet. Terwijl ze opnieuw haar neus snoot, besefte ze dat ze zichzelf niet kon louteren, het verlies van haar onschuld zou ze met zich meedragen, voor altijd. ‘Misschien moeten we samen op reis gaan,’ zei Dirk. ‘Mag ik de bestemming kiezen?’ vroeg Brit. Nathalie zag zich al aan een zwembad liggen, of ergens op een strand. Ze grinnikte nu ze in gedachten iedereen in badkleding zag. Maar de grijns bevroor op haar gezicht toen de bel ging. Ze had bezoek verwacht, maar niet zo vlug.
88
‘Kan ik je spreken?’
Nathalie liet commissaris Blanquart binnen en wees naar Dirk en Brit: ‘Alleen als zij erbij mogen zijn. We hebben besloten geen geheimen meer voor elkaar te hebben.’ Commissaris Blanquart nam plaats in een fauteuil en vertelde dat Saenen een miljoen euro zou krijgen van het fraudegeld. Erik zou vrijuit gaan, maar een gematigde politiek voeren in de toekomst, de opname van het gesprek zou dienen om hem koest te houden. De exmilitairen waren ook vrijgelaten. Van ontvoering zou geen sprake meer zijn, van een bomaanslag ook niet. Ook was er afgesproken dat Hanssen aan een hartaanval was overleden en dat commissaris Wuyts bij een auto-ongeval om het leven was gekomen. Voordat hij opstond legde commissaris Blanquart een envelop op de tafel: ‘De directeur van het conservatorium heeft evenveel geld gekregen. Ook zijn dochter zal doen alsof haar niets is overkomen.’ Nathalie zei: ‘Politici zijn gekozen door het volk, krijgen macht toegekend die slechts voor bepaalde doeleinden mag dienen. Dat geldt ook voor mij. Ik moet ontvoeringen afhandelen en moorden onderzoeken, ik mag er geen plegen. Als de waarheid verdoezeld wordt, vervalt bovendien mijn eed tot geheimhouding en heb ik als burger de plicht om ermee naar buiten te komen.’ Ze gaf de envelop terug aan commissaris Blanquart, maar voegde eraan toe: ‘Om te voorkomen dat ik met mijn gezin wordt vermoord en er in de krant komt te staan dat het om een gaslek gaat, beloof ik te zwijgen.’ Zodra commissaris Blanquart weg was, keek Nathalie naar Dirk. Ze verwachtte in zijn ogen verwijten te zien. Met het geld hadden ze op reis kunnen gaan. Maar hij was ontroerd. En toen hij haar kuste, huilde ze opnieuw, maar deze keer van opluchting: alles zou goed komen, daar was ze voor het eerst van overtuigd.
89
De Belgische vlaggen die overal in Antwerpen uit de ramen hadden gehangen, werden de dag na de verkiezingen weggehaald, toen uit de telling was gebleken dat het Vlaams Belang geen absolute meerderheid had behaald. De pers schreef dit toe aan de 0110-actie. De politici roemden op televisie hun partijplan: de kiezer had volgens hen gekozen voor het beste bestuur én het gezond verstand. Het Vlaams Belang beloofde om bij de volgende verkiezingen de andere partijen definitief te verslaan en liet onmiddellijk alle aanplakbiljetten verwijderen waarop stond: Nu of nooit!