Luister niet naar Robert Blake Bart Van Lierde
Roman © 2005 Bart Van Lierde Alle rechten voorbehouden www.bartvanlierde.be www.bartvanlierde.nl
I
Een beladen cargoschip voer onder de Blue Water Bridge door. Robert oogde het na en sloot het raam van zijn praktijkruimte. Het wekte zijn afkeer elke dag getuige te moeten zijn van de gevolgen van een linksgeoriënteerd stadsbestuur. Op de Canadese oever lag een industrieterrein. De zure rook uit de spitse schoorstenen waaide over de rivier in de richting van het park en drong het ziekenhuis binnen. De inwoners van Port Huron, onder wie zijn vader, hadden tegen de komst van de fabrieken geprotesteerd, waarna de investeerders voor de andere oever hadden geopteerd. De luchtvervuiling was een feit, delen in de winst behoorde niet meer tot de mogelijkheden. Een metafoor voor het leven: als je stagneerde, bleef je berooid achter. Robert opende de tussendeur en betrad de ruimte waar zijn secretaresse zat te lezen. ‘Helen, ik ga naar huis.’ Ze humde zonder op te kijken. Hij bleef staan naast het bureau met de computer waarvan de screensaver was aangesprongen, en observeerde haar. Die donkere ogen met afhangende wenkbrauwen, dat zwarte opgestoken haar, die robuuste neus – hoe was dat geblokte hoofd op zo’n weelderig lichaam terechtgekomen? In het half doorschijnende witte bloesje zaten grote borsten, een smalle taille en een platte buik. Het korte rokje was gevuld met een stevige kont. Daaronder prijkte een paar lange, gladgeschoren benen. ‘Kan ik u nog ergens mee van dienst zijn, dokter Blake?’
Haar stem klonk uitdagend. Zou hij haar vragen om naakt en met een zak over haar hoofd op het bed in zijn praktijkruimte te gaan liggen? ‘Nee, dank je.’ ‘Weet u het zeker?’ Hij vermoedde dat ze prostituee was geweest voor hij haar aannam. Vrouw met levenservaring had hij in de advertentie gezet. T ijdens het sollicitatiegesprek had ze verteld hoe ze op haar zestiende thuis was weggelopen en dat ze net achttien was geworden. Die twee jaar had ze ongetwijfeld op haar rug en met gespreide benen overbrugd. ‘Wat lees je?’ Hij boog zich over haar heen en loerde in haar decolleté. ‘Ik gebruik mijn vrije tijd om te studeren voor medisch secretaresse, zoals u me hebt aangeraden.’ Ze sloot het cursusboek en wees naar de titel. Hij liet zijn ogen erlangs glijden en knikte goedkeurend. Ze deed alles wat hij van haar vroeg. Zag in hem een weldoener. Misschien was hij dat wel. Een verloren ziel van de straat plukken, in dienst nemen als secretaresse bij het Port Huron Hospital, haar aanmoedigen om een diploma te halen. Ze beschouwde hem wellicht als de vader die ze nooit had gehad. ‘U moet vanavond naar het theater,’ zei ze, op haar horloge tikkend. Het was alsof hij ijskoud water over zich heen kreeg. Hij had beloofd voor de maaltijd te zorgen. Jennifer zou razend zijn als ze thuiskwam en merkte dat hij er niet was. ‘Amuseer u vanavond,’ zei Helen. ‘Wat gaat u zien?’ ‘ Othello.’ ‘Ken ik. Gaat over jaloezie. Ik heb de verfilming…’
‘Ik moet me haasten, anders dreunt mijn vrouw haar eigen versie op.’ Met zijn hand streek hij over haar zwarte haar en glimlachte vaderlijk. ‘Hoe laat moet ik morgen hier zijn?’ Ze haalde zijn agenda van onder het cursusboek vandaan. ‘Om negen uur komt mevrouw Scott. Aansluitend hebt u een vergadering. In de namiddag moet u lesgeven.’ Hij bedankte haar, liep naar de deur en keek achterom voor hij naar buiten ging. Ze zat weer gebogen over haar cursusboek. In bedekte termen had ze hem verteld dat haar vader haar meerdere malen had verkracht. Als hij zo’n welgeschapen dochter had, zou hij hetzelfde doen. Hij begaf zich naar de lift. Had een hekel aan de muffe geur in de gang. Er waren geen ramen, waardoor het onderscheid tussen dag en nacht wegviel. Het neonlicht moest voortdurend aanblijven. De architect had een jaar in het gebouw moeten worden opgesloten om hem af te leren dit soort constructies te maken. ‘Goedenavond, dokter Blake.’ Tony Clark kwam uit de deur tegenover de lift, die toegang gaf tot het algemeen secretariaat en de gesloten afdeling. ‘Ook een goedenavond,’ zei Robert binnensmonds. De hoekige kin, het grijze kroeshaar, het hoge voorhoofd, de brede schouders, de donkere, bijna zwarte huid – alles aan Tony wekte zijn ergernis. Hij drukte op de knop naast de lift en keek naar zijn voeten in de hoop dat Tony hem niet opnieuw zou aanspreken. ‘Hoe gaat het met Jennifer?’ ‘Heel goed. En hoe gaat het met uw echtgenote?’ ‘Diane woont in Los Angeles. We zijn al negentien jaar gescheiden. Heb ik u dat nooit verteld?’ ‘Helemaal vergeten. Mijn excuses.’
Hij genoot van de gepijnigde uitdrukking op Tony’s gezicht. De moederneuker was zo intens bezig geweest met het vestigen van zijn positie in het Mental Health Department, dat hij niet had gemerkt dat zijn huwelijk doodgebloed was. Daarna had geen enkele vrouw het bij hem uitgehouden. ‘Ik ga zo dadelijk met Jennifer naar het McMorran Complex,’ zei hij, terwijl de liftdeuren openschoven. ‘Een theatergroep uit Londen voert Othello op. De tekst is hedendaags gemaakt en de regie blijkt hoogst origineel. In Londen sloeg het niet aan, hier heeft het stuk al uitstekende recensies gehad. Wat gaat u vanavond doen?’ ‘Ik houd niet van theater, alleen van musical.’ Tony stapte na hem in en drukte op begane grond. ‘En vanavond…’ De loser probeerde duidelijk iets eerbaars te verzinnen. Zat waarschijnlijk iedere avond op internet pornosites af te schuimen en filmpjes te bekijken waarop grote negerlullen blanke kontgaten neukten. ‘… ga ik studeren.’ Robert grinnikte. ‘Nee, serieus. Ik probeer de farmaceutische ontwikkeling op de voet te volgen. Volgens mij ligt de toekomst van de psychiatrie daar. Ik zou graag meewerken aan onderzoek naar nieuwe en aangepaste medicatie en heb contact opgenomen met enkele bedrijven aan de overkant van de rivier. Het is niet omdat ze op Canadees grondgebied staan, dat we afkerig moeten zijn. Meer dan tachtig procent van de werknemers komt uit Port Huron. Te weinig inwoners beseffen dat. Het contact aanhalen lijkt me een noodzaak om een voortdurende modernisering op gang te kunnen houden. Zeker als we willen voorkomen dat onze patiënten naar het Mercy Hospital trekken.’ De concurrentie tussen de beide ziekenhuizen van de stad was inderdaad groot. Ooit was er een aanzet tot samenwerking geweest.
Ieder ziekenhuis had zich willen specialiseren, zodat de kwaliteit van het aanbod zou stijgen, maar volgens de wet moest de cliënt kunnen kiezen en had dit initiatief kunnen leiden tot het kunstmatig opdrijven van de prijs. Het gevolg was dat Port Huron met zijn drieëndertigduizend inwoners twee ziekenhuizen was blijven behouden met een gelijk aanbod. Robert was er zeker van dat Tony zijn nieuwe initiatief niet in hoofdzaak wilde lanceren om de concurrentie voor te blijven, maar om zichzelf onmisbaar te maken op de afdeling. ‘De psychiatrie moet ophouden met praatsessies te houden,’ ging Tony verder. ‘Er is geen wetenschappelijk bewijs dat dit enig effect heeft. Medicatie biedt meer garantie. Het wordt tijd dat iedereen hiervan overtuigd raakt.’ Robert wist dat dit een onderhuidse aanval was op zijn manier van werken, maar wilde er nu niet op ingaan. Zodra de lift arriveerde stapte hij als eerste uit en snoof de frisse lucht van de hal op. Tony was het soort neger dat zijn zweetgeur trachtte te onderdrukken door zich met een overdosis aftershave te besprenkelen in plaats van zich te wassen. ‘Prachtig weer voor september, ik hoop dat het aanhoudt.’ ‘Ik ook. Nog een prettige studieavond, dokter Clark.’ ‘Noem me Tony.’ Om het gesprek niet te hoeven voortzetten, stak Robert vluchtig zijn hand op en begaf zich naar het glazen portiershokje naast de schuifdeuren van de hoofdingang. Aan een tafeltje zat een kalende veertiger naar een computerscherm te staren. ‘Hoe maak je het, Melvin?’ De man keek op met een verdwaasde blik en glimlachte uiteindelijk als teken van herkenning. Hierbij ontblootte hij een verwaarloosd gebit. ‘Dokter Blake, kijk wat ik heb.’ Hij draaide het scherm. Er stond
een gevuld schaakbord op. ‘Ik kan het uiterlijk van de stukken kiezen.’ Hij klikte op zijn rechtermuisknop en het paard veranderde in een krokodil, de koning in een nar. ‘Bijzonder,’ zei Robert. ‘Dat is nog niet alles.’ Melvin klikte nogmaals. De nar zwaaide en liet de belletjes van zijn muts rinkelen. De krokodil beet naar een sleutel met voetjes in het vak ernaast, waarschijnlijk de loper. ‘Erg geestig,’ zei Robert gemeend. Op de monitor naast de computer was te zien hoe Tony in een blauwe Chrysler stapte. ‘Hij zegt nooit goedenavond, kijkt me zelfs niet aan wanneer hij passeert,’ zei Melvin en hij tikte tegen het scherm waarop de Chrysler achteruitreed, keerde en zich naar de slagboom begaf. ‘Tegen mij zegt hij dat wel, maar ik zou liever hebben dat hij het niet deed,’ zei Robert. ‘Nog veel schaakplezier.’ ‘Wacht, ik heb ook een echt bord gekocht. Zal ik het laten zien?’ ‘Nu niet, ik moet naar een toneelvoorstelling. Ik ben al te laat. Dus laat me niet zo lang voor de slagboom staan als dokter Clark.’ Met een grijns drukte Melvin op een knop, waarna de auto van Tony vooruitschoot en de straat op draaide. ‘Goede zet,’ prees Robert. Melvin glunderde als een ondeugende schooljongen. Robert had medelijden met hem. Het toezicht begon om zeven uur ’s avonds en het duurde tot zeven uur ’s ochtends. Het was een lange dienst. En onderbetaald. Vermoedelijk de baan met het laagste uurloon van het hele ziekenhuis, de schoonmaakploeg meegerekend. Het moest vreselijk zijn om niet begroet te worden door een neger en te beseffen dat die het tienvoudige verdiende. ‘Tot morgen, Melvin.’
‘Tot morgen, dokter Blake.’ Robert zwaaide naar een therapeute met blonde krullen die op zijn dienst werkte en wachtte tot ze zich verwijderd had. Daarna verliet hij het glazen portiershokje en stak het betonnen terrein over dat ten zuiden van het gebouw lag. Het personeel moest achteraan parkeren om de bezoekers de beste plaatsen te gunnen. Zodra hij in de bestuursraad was opgenomen, wilde hij deze regeling ongedaan maken. Hij stapte in zijn blauwe Chrysler. Twee jaar geleden had Tony dezelfde auto gekocht. Hoogst irritant. Hij had de indruk dat Tony alles van hem zou willen overnemen. Vooral zijn secretaresse. Hij toeterde dankbaar omdat de slagboom openging voor hij die had bereikt en voegde zich in het verkeer. Omdat hij niet snel genoeg optrok, kwam er een auto vlak achter hem hangen. In zijn spiegel kon hij zien dat er een negerin met gebleekt haar aan het stuur zat. Hij remde kordaat, waarna ze enkele meters tussenruimte liet. Een snelle blik op het klokje leerde hem dat het halfacht was. Er zou geen tijd meer zijn om eten klaar te maken. Het stuk begon om halfnegen. Vreemd dat Jennifer nog niet had gebeld. Was ze het zelf vergeten? Bij de Black River, die het centrum omzoomde, bracht hij zijn auto tot stilstand en zette de pook in vrij. De brug werd langzaam opgehaald en de top van een mast gleed voorbij. Hij wachtte tot het ijzeren gevaarte opnieuw in horizontale ligging was gebracht en de rode knipperlichten waren gedoofd, alvorens de auto weer in zijn vooruit te zetten. Hij volgde de straat die parallel met de St. Clair River naar het zuiden liep en sloeg voor de stadsgrens rechtsaf. Halverwege parkeerde hij op de oprijlaan van een groot stenen huis, dat ten opzichte van de houten optrekjes in de straat rijkelijk oogde. De auto van Jennifer stond er niet. Hij stapte uit en opende de voordeur, die met twee verschillende sloten beveiligd was. In de woonkamer flikkerde het lampje van het antwoordapparaat. Hij
drukte op de startknop. ‘U hebt één nieuw bericht,’ zei het apparaat. ‘Robert?’ schalde een hoge stem door de speaker. ‘Neem even op.’ Een korte pauze. ‘Ik veronderstel dat je nog niet aan het eten bent begonnen, anders zou je wel hebben gebeld om te vragen waar ik blijf. Ik ben nog aan het werk. Je mag met iemand anders naar het theater gaan. Ik moet nog een huisbezoek afleggen en zal pas om tien uur thuis zijn. Tot straks.’ Waarom had ze de cliënt niet geweigerd? Er waren huisartsen genoeg. De afgelopen maand was ze nooit voor negen uur thuis geweest, terwijl ze voortdurend klaagde dat hun huwelijk geen inhoud meer had. Die tegenspraak begreep hij niet. Hij nam de hoorn van de haak en toetste haar nummer in. ‘Met Jennifer.’ ‘Ik ben het.’ ‘Ja, wat wil je?’ Ze zat in de auto. Hij kon het geronk van de motor en het geraas van het voorbijgaand verkeer horen. ‘Het was jouw idee om naar Othello te gaan,’ zei hij. ‘En nu…’ ‘Heb je iemand gevonden?’ ‘Nee.’ ‘Waarom nam je daarnet niet op?’ ‘Ik was nog niet thuis.’ ‘Je ging voor het eten zorgen. Ik kan niets aan je overlaten.’ Hij hing op. Wat dacht ze wel? Niet komen opdagen en hem dan verwijten maken. Hij ademde diep in en blies langzaam uit. Waarom zou hij zich opwinden? Hij had tijd tot tien uur. En daar ging hij van profiteren. Hij drukte op een geheugentoets en telde drie beltonen voor het antwoordapparaat aansloeg. ‘Met het Mental Health Department van het Port Huron
Hospital. Dokter Blake is momenteel niet bereikbaar. U kunt terugbellen tussen negen en zestien uur of een bericht achterlaten. Gelieve uw telefoonnummer en naam zorgvuldig in te spreken.’ Hij had Helen het bericht zeker twintig keer moeten laten opnemen voor haar accent voldoende was uitgevlakt om door te gaan voor dat van een welopgevoede vrouw. Een korte toon weerklonk. ‘Helen, ik ben het. Als je daar nog…’ ‘Ja?’ klonk het aan de andere kant. ‘Heb je nog veel werk?’ vroeg hij. ‘Mijn vrouw maakt overuren. Ze raadt me aan met iemand anders naar het theater te gaan. Met mijn secretaresse verschijnen zou geroddel opwekken, maar als je wilt, kun je hier naartoe komen, dan dineren we samen.’ Even bleef het stil aan de andere kant. ‘Graag,’ klonk het toen. ‘Ik lees het hoofdstuk nog even uit. Over twintig minuten ben ik er.’ Hij legde neer. Hoopte dat hij die korte stilte goed had geïnterpreteerd. In plaats van aangenaam verrast te zijn geweest, kon ze evengoed hebben ingestemd om hem niet te kwetsen. Hij nam het afstapje dat hem naar het lager gelegen deel van het huis bracht, knoopte zijn overhemd los, trok zijn schoenen en broek uit, stapte in de douche en deed het schuifdeurtje dicht voor hij de mengkraan opendraaide. Uit verschillende sproeiknoppen spoot een masserende straal. Helen Braidwood. Hij herhaalde haar naam in gedachten en zeepte ondertussen zijn ballen in. Gerinkel. Hij draaide de kraan dicht en spitste zijn oren. ‘Robert, ben je daar? Neem op. Laten we dit uitpraten. Ik kan de cliënt niet afbellen. Hij heeft een injectie nodig. Robert?’ Hij stapte uit de cabine en veegde met een handdoek de aanslag van de spiegel. Helblauwe ogen namen hem goedkeurend op. Hij mocht er zijn. Een slank lichaam, kort donkerblond haar en een evenwichtig gevormd gelaat: brede kaak, kuiltje in de kin en een
stevige neus. Weer gerinkel. Ditmaal zijn gsm. Hij nam de haardroger en klikte die aan. Het gezoem overstemde de poging van Jennifer om zich met hem te verbinden. Hij ging met zijn vrije hand door zijn borstelige haar en liet de druppels eruit opspatten. Weer gerinkel, ditmaal aan de deur. Hij keek op zijn horloge. Er waren slechts tien minuten verstreken. Helen moest zich gehaast hebben. Hij nam een handdoek, knoopte die om zijn middel en ging opendoen. ‘Heb je vleugels?’ ‘Wist je dat niet?’ Ze wapperde met haar handen en verstijfde bij het zien van zijn halfontblote lichaam. Hij gebaarde haar binnen te komen. De opengewerkte hal gaf onmiddellijk toegang tot de salon. De eikenhouten vloer, de imitatie-Van Gogh, de porseleinen Chinese vaas – ze keek ernaar met verwarring. Hij nam haar kin in zijn hand en trok haar hoofd naar zich toe. ‘Kijk in mijn ogen,’ zei hij. ‘Kies maar een oog uit: het linker of het rechter. Zolang je je maar prettig voelt, en dat doe je, nietwaar? Ik tel af van tien tot één, op de één zul je slapen, diep en intens slapen.’ Hij ging met zijn neus tegen die van haar staan, schermde haar zicht naar opzij met zijn handen af en staarde naar een punt dat voorbij haar ogen lag, zodat zijn blik geen contact legde. ‘T ien, blijven kijken. Hoe beter je kijkt, hoe zwaarder je oogleden worden en hoe minder je dit wilt, hoe dieper je zult slapen. Negen, het is een prettig vooruitzicht te kunnen kijken en je goed te voelen, zodat je nog beter kunt doen wat ik vraag.’ De handdoek ging los en viel op de grond. Ze merkte het niet: ze staarde hem met open mond aan. En dat was voldoende. Voorlopig. ‘Ga naar beneden en neem een douche,’ zei hij. Met zijn vlakke hand sloeg hij op haar achterwerk. ‘En raap die handdoek voor me
op.’ Ze bukte zich mechanisch, kwam voorbij zijn half opgerichte geslacht en aarzelde daar. Zijn eikel was zichtbaar en wees haar richting uit. ‘Komt er nog wat van?’ vroeg hij. Ze raapte de handdoek op en bloosde. ‘Volg me.’ Hij ging haar voor zonder de handdoek aan te nemen. Voelde haar ogen van zijn schouders naar zijn bilspleet glijden. Hij nam het afstapje en betrad de badkamer. ‘Deze vloer bevat twintig grote grijze tegels,’ zei hij. ‘Dat zijn er acht, plus twee, en dan nog eens zes, plus vier. Je kunt natuurlijk ook anders tellen: zeven plus drie is vijf en dat maakt één, begrijp je?’ Hij draaide zich om en keek haar doordringend aan: ‘Begrijp je?’ Op dat ogenblik vielen haar oogleden dicht. Haar onbewuste had begrepen dat hij van tien tot één had geteld, maar op een andere manier dan verwacht. ‘Je kunt met je ogen open dromen en alles doen wat ik je opdraag,’ zei hij. ‘En dat vind je prettig, is het niet?’ Ze knipperde met haar oogleden en keek verdwaasd. Op een gemoedelijke toon legde hij uit hoe de mengkraan werkte en ging naar buiten. Hij wist dat ze niet echt onder hypnose was. Dat deerde hem niet. Zijn doel was haar een alibi te verschaffen om aan zijn wens en haar eigen verlangen gehoor te kunnen geven. Wat ze waarschijnlijk niet wist, was dat een gesimuleerde trance bijna altijd overging in een echte. Een van zijn geliefde manieren om een regressie te bewerkstelligen, was dan ook door de cliënt te vragen om te doen alsof. Door de manier van praten en doen van een zesjarige te imiteren, ging de poort naar alle vergeten jeugdherinneringen als vanzelf open. In de ladekast van Jennifer zocht hij naar schoon ondergoed.
Helen had grotere borsten. Onderaan ontdekte hij een doosje van Victoria’s Secret. Vorig jaar had hij Jennifer een exclusieve set gegeven die te ruim was gebleken. Aangezien hij cash had betaald en het bonnetje had weggegooid, was het ongebruikt in de lade beland. Met het doosje in de hand betrad hij opnieuw de badkamer. Helen stond in de cabine, de deur een beetje geopend. Waterdamp ontsnapte. Hij nam haar ondergoed en kleren weg en legde het doosje ervoor in de plaats. Daarna begaf hij zich met haar spullen naar de salon en hing ze over een stoel. Acht uur. T ijd zat. Hij ging languit op de leren sofa liggen, sloot zijn ogen en spreidde de handdoek over zijn schaamstreek. Vijf minuten later hoorde hij voetstappen, ze kwamen bij de sofa tot stilstand. Hij gluurde door zijn wimpers. Daar stond ze: het doorschijnende kanten ondergoed paste perfect. Haar haren hingen los en dekten haar robuuste gelaat gedeeltelijk af. ‘Je hebt het ondergoed van mijn vrouw aan,’ zei hij. ‘Omdat ik het haar heb gegeven is het eigenlijk van mij en doordat jij het aanhebt, ben je mijn vrouw. Kun je naast mij komen liggen?’ Hij draaide zich op zijn zij en liet haar zo plaatsnemen, dat ze met haar rug tegen zijn borst belandde, de benen lichtjes ingetrokken. Hij sloeg zijn vrije arm om haar heen. ‘Het is niet nodig iets te zeggen of te bewegen,’ zei hij. Ze bleef roerloos liggen. Vroeg niets. Hierdoor wist hij dat ze klaar was om hem te bevredigen op de enige manier waarop hij kon worden bevredigd. Hij liet zijn hand over haar voorhoofd omlaag glijden en sloot met zijn vingers haar oogleden. Daarna betastte hij haar lichaam. Niet alleen haar borsten en tepels, die hij uit de kanten cup haalde, ook haar navel, haar dijen en de fijne haartjes op haar huidoppervlak raakte hij aan. Haar ademhaling versnelde wanneer hij een erogene zone streelde. Voor ze kon kreunen of met haar lichaam kronkelen, zocht hij een andere plek op.
‘Ik wil dat je dieper slaapt,’ zei hij. ‘Je zult opwinding voelen en met me vrijen, maar je zult denken dat het een droom is. Je zult niet weten dat het echt gebeurt. En wanneer ik je over een kwartier wakker maak, zul je uitgerust zijn alsof je een hele nacht geslapen hebt. En je zult je niet herinneren wat je hebt gedroomd, want dat zal achter het gordijn van gisteren zitten, terwijl je vandaag wakker wordt, is het niet?’ Hij bleef enige minuten onbeweeglijk liggen om er zeker van te zijn dat ze hem had begrepen. Daarna trok hij haar slipje omlaag, wat moeizaam lukte doordat ze op haar zij lag, en duwde het topje van zijn penis tegen haar schaamlippen. Die stonden open, alsof ze hem verwachtten. Hij gleed naar binnen en merkte dat Helen in het geheel niet reageerde: ze was diep in slaap.
II
Het deurslot klikte open. Jennifer kwam binnen in een kort rokje en een wit overhemd waarvan het bovenste knoopje openstond. Haar donkere haren waren op schouderhoogte afgeknipt en ze droeg een smal brilletje dat haar een streng voorkomen gaf. Helen reageerde in het geheel niet. Hij moest zijn geslacht uit haar trekken en in haar achterste knijpen voor ze opveerde. Met wijdopen ogen belandde ze naast de sofa, haar slip omlaag. ‘Mijn god,’ bracht Jennifer uit. ‘Het is wat je denkt,’ zei hij, terwijl hij zijn glimmende penis met zijn handen afdekte. ‘Ik heb je bedrogen en het is verschrikkelijk. Kom binnen en scheld me uit, je hebt het recht dat te doen. Wanneer je woede is bekoeld, zullen we praten.’ Met een klap sloeg ze de deur dicht en kwam op hem af. ‘Wil je me op commando kwaad laten zijn?’ Haar ogen dwaalden door de ruimte en bleven haken aan de trouwfoto op de kast. Ze liep ernaartoe en smeet het lijstje stuk op de vloer. Het glas versplinterde. ‘Genoeg!’ riep hij. Ze deed de trouwring van haar vinger en smeet die met kracht naar hem toe. Hij ving hem behendig op en kwam overeind. Een glassplinter boorde zich in zijn voet. Hij trok zijn been op en haalde het stukje eruit. ‘Blijf rustig.’ Jennifer liep op Helen af en sloeg haar met de vlakke hand in het
aangezicht. Vervolgens rukte ze de bh van de grote borsten. Haar nagels lieten rode lijnen achter. Helen verweerde zich niet. Haar armen hingen krachteloos naast haar lichaam en om haar mond speelde merkwaardig genoeg iets wat op een glimlach leek. ‘Slet!’ riep Jennifer. ‘Vuile slet!’ Ze scheurde de slip van de volumineuze dijen en gebruikte het restant als een zweep. Het naakte lijf kwam vol striemen te staan. Robert klom over de sofa om niet opnieuw in het glas te trappen en kon er niet toe komen een einde aan het tafereel te maken. Vooral een twinkeling in de ogen van Helen weerhield hem. Hij kon zich niet aan de indruk onttrekken dat ze er op een of andere manier plezier aan beleefde. ‘Ik vermoord je.’ Jennifer greep Helen bij haar haren en schudde het robuuste hoofd in alle richtingen. ‘Ik vermoord je,’ herhaalde ze. Het klonk wanhopig. Ze deed een stap achteruit en trok Helen naar voren. Met een klap kwam het lichaam op de houten vloer terecht, op geen halve meter van de glassplinters. Jennifer bukte zich en pakte een scherp stuk. ‘Niet doen!’ Robert liet zijn stem zo dreigend mogelijk klinken. Toch wist hij niet hoe hij Jennifer op zijn blote voeten kon tegenhouden. Tot zijn verrassing ging ze niet Helen te lijf, maar keerde zich naar hem. Terwijl ze hem aankeek sneed ze in haar overhemd ter hoogte van haar borsten. De witte stof kleurde donkerrood. Om de zelfverminking een halt toe te roepen, sprong hij op de sofa en gaf Jennifer een trap. Ze viel achterover en belandde met haar rug op de salontafel. De glasscherf viel uit haar hand en boorde zich met de punt in de vloer. Robert wachtte af. Langzaam kwam Jennifer overeind. Haar lichaam schokte. Hij stak zijn hand uit en trok haar naar zich toe. Ze drukte haar hoofd tegen zijn borst en omknelde hem. Hij kon haar tranen tegen zijn huid voelen. Of was het bloed?
Vanuit zijn ooghoeken zag hij hoe Helen overeind kroop en haar kleren aantrok. Op haar wang was een handafdruk te zien. Met haar schoenen in de hand hinkte ze naar de voordeur. Blijkbaar had ze ook in het glas getrapt. Voor ze naar buiten ging keek ze schichtig achterom. Hij moest zich hebben vergist in zijn veronderstelling dat ze had genoten van Jennifers reactie, want haar ogen stonden groot, haar ademhaling was gejaagd en ze beet op haar onderlip. ‘Heb je haar gehypnotiseerd?’ De vraag was er hortend uitgekomen. ‘Of heeft ze het uit zichzelf gedaan?’ Robert probeerde zich los te maken uit de omknelling. Waarom wilde ze weten in welke toestand Helen had verkeerd? ‘Ik heb haar een inductie gegeven, maar eerder voor de schijn. Ze wist wat ze deed.’ ‘Kan niet,’ zei Jennifer. ‘Ze moet in een trance zijn geweest, je moet haar hebben gedwongen.’ ‘Toch niet.’ ‘Wel,’ zei ze. ‘Je hebt haar verkracht, je bent een monster.’ Hij duwde haar van zich af en klom weer over de bank. Nu er een armlengte afstand tussen hen was, voelde hij zich veiliger. Hij wilde niet verrast worden door een onverhoedse aanval. Haar lange nagels konden hem voor het leven verminken. Bovendien bewees het gemak waarmee ze Helen had omvergetrokken, dat er in haar slanke lijf meer kracht school dan hij voor mogelijk had gehouden. ‘Ik heb haar niet verkracht. Er is nauwelijks hypnose aan te pas gekomen.’ ‘Ik wil scheiden.’ Hij boog zich over de sofa, haar trouwring hield hij uitnodigend in zijn geopende handpalm. ‘Jennifer, wees redelijk.’ ‘Redelijk?’ Ze sloeg tegen zijn hand. De ring suisde door de lucht, stuiterde op de eikenhouten vloer, rolde de open hal in en maakte bij
de voordeur kleiner wordende cirkelbewegingen tot hij trillend ging liggen. Jennifer wilde opnieuw slaan, mikte deze keer op zijn wang. Hij greep haar met een vlugge beweging bij de pols en keek haar dwingend aan. ‘Ik wil scheiden,’ herhaalde ze. De redenen weerklonken in zijn hoofd: omdat hun huwelijk kinderloos bleef, omdat hij niet wilde dat ze een eigen praktijk had, omdat hij iedere dag zijn moeder belde en alle huiselijke problemen aan haar voorlegde. En natuurlijk omdat hij haar had bedrogen. Hij liet haar los. Ging in de keuken een stoffer en blik halen, liet een spoor van bloedvlekjes achter. Jennifer stond roerloos, in zichzelf gekeerd. ‘Ik heb je twee keer gebeld. Eerst op de gewone telefoon. Je nam niet op. Daarna heb ik op je gsm ingesproken dat ik de cliënt ging afbellen en zou proberen op tijd te zijn voor het theater.’ Hij veegde de glasscherven op. Nam de foto uit het lijstje. De manier waarop ze naar elkaar keken, hun vingers die verstrengeld waren, de waardigheid van de kleding – het stond zo in contrast met het handdoekje dat hij weer had omgeknoopt en de verslagen houding van Jennifer, dat hij tranen in zijn ogen voelde prikken. Hoe had het zo ver kunnen komen? Met stoffer en blik liep hij naar de keuken, deponeerde de scherven in de afvalemmer en borg de schoonmaakspullen op. Hij nam een vaatdoek, deed er water en zeep op en begon het spoor van rode vlekjes uit te wissen. Een onzinnig werkje, merkte hij, want zijn voet bloedde nog steeds. Hij hinkte naar de badkamer, trok de verbandkast open en haalde er een pleister uit. Nadat hij het wondje had afgedekt, trok hij zijn kleren aan. ‘John? Jennifer hier. Ik wilde vragen of ik zo dadelijk…’ Met een paar razendsnelle passen was hij in de salon en sloeg de telefoon uit haar handen. In een vloeiende beweging bukte hij zich en
rukte het snoer uit de muur. ‘Ben je gek geworden?’ ‘Je vader moet weten wat hier is gebeurd,’ zei ze. ‘Ik wil niet dat hij denkt dat ik de scheiding heb gewild.’ Ze week achteruit, keek naar zijn vuisten waarvan de knokkels wit zagen. ‘Hij heeft het me kwalijk genomen dat ik niet in het ziekenhuis kwam werken. Ik wil dat hij beseft dat ik je niet vertrouwde en allang aanvoelde dat we uit elkaar zouden gaan.’ Hij trachtte het snoer stuk te trekken en liep rood aan omdat het niet lukte. ‘Je liegt. Ik weet niet wat er een jaar geleden in je is gevaren. Opeens wilde je een eigen praktijk, en dan nog in St. Clair. Het is een halfuur rijden. Toch verkoos je het om daar te werken. Eerst kwam je om zeven uur thuis, daarna acht, tegenwoordig negen en vandaag wilde je er tien van maken. Ik weet niet waar je uithangt en met wie, wel weet ik dat je niet wegblijft omwille van een praktijk die altijd maar beter is gaan draaien.’ Hij zwaaide met het snoer en merkte dat hij er tijdens het praten een strop van had gemaakt. ‘Ga je mij beschuldigen van ontrouw, terwijl ik jou daarnet heb betrapt?’ Ze stampte met haar voeten op de grond en sloeg met haar hand in de lucht, alsof ze hem zo een denkbeeldige klap wilde verkopen. ‘Ja,’ zei hij. ‘Je wist dat ik op een dag vreemd zou gaan. De laatste keer dat ik je mocht aanraken was het lente, en dan bedoel ik niet de lente van dit jaar.’ ‘Hoe kan ik je liefhebben? Je wilt altijd dat ik me slapend houd, anders raak je niet opgewonden. Misschien wordt het tijd dat je een psychiater raadpleegt.’ ‘O, je belde mijn vader om een consult aan te vragen.’ ‘Ik wil gewoon dat hij weet waarom we gaan scheiden.’ Ze mocht zijn vader niet op de hoogte brengen. Helen zou op
staande voet worden ontslagen en zich tegen hem keren. Ze wist te veel van hem. Hij kon zich geen schandaal permitteren. Op de afdeling liepen de spanningen nu al hoog op. Tony Clark vond dat hij na twintig jaar dienst het recht had om zijn vader op te volgen. Iedere onregelmatigheid zou een aanleiding voor de bestuursraad kunnen zijn om aan deze wens gehoor te geven. ‘Ik wil niet dat je hem belt, ik wil dat je persoonlijk bij hem langsgaat.’ ‘Prima.’ Ze nam haar tas op, die ze bij de deur had laten vallen en ze ging naar buiten. Hij liep haar achterna. ‘Jennifer, doe me een plezier. T rek eerst een ander overhemd aan en verzorg de verwondingen. Ik wil niet dat hij denkt dat ik je te lijf ben gegaan.’ Ze keek met verbazing naar haar bebloede overhemd. Was ze zich niet bewust geweest van de zelfverminking? Of had ze het voorval onmiddellijk uit haar geheugen gewist? ‘Goed,’ zei ze. ‘Zolang je maar weet dat ik ga.’ Hij sloot de deur en moest zich bedwingen haar niet ter plaatse te wurgen. Uit de bar haalde hij twee glazen en vulde die met port. Daarna liet hij zich onderuitzakken op de sofa. Het duurde tien minuten voor ze opnieuw de salon betrad. Ze had een zwart overhemd aangetrokken en haar gezicht van make-up ontdaan. Terwijl ze tegenover hem plaatsnam, snoot ze haar neus. ‘Op onze scheiding,’ zei hij met een knipoog. Ze glimlachte, haar ogen traanden. ‘Je lijkt er niet mee te zitten.’ ‘Ik kan je beslissing toch niet ongedaan maken.’ ‘Je probeert het niet eens.’ ‘Toen je naar buiten ging, nam je je tas, maar niet je ring van de vloer. Daarmee gaf je aan dat ik niets kan zeggen of doen om je beslissing ongedaan te maken.’
Hij bracht zijn glas omhoog. Jennifer nam het hare. Haar hand trilde zo, dat de port over de rand klotste. Hij sprong op, liep naar de keuken en haalde een vaatdoek. Toen hij terugkwam had ze haar ring aan. Te laat. Hij vertrouwde haar niet meer. Hij had zijn beslissing reeds genomen. Ze zou zijn vader niet levend bereiken. ‘Ga je ook jouw ouders op de hoogte brengen?’ vroeg hij, terwijl hij de gevallen druppeltjes van de tafelrand en de vloer veegde. ‘Spreekt voor zich.’ Haar vader had hem leren hypnotiseren toen hij Medical School aan de Boston University volgde. Hij was er zo door gefascineerd geraakt dat hij zijn studie had verwaarloosd. Door zijn uitzonderlijke talent had haar vader hem een aantal van zijn cliënten laten behandelen. Hij had het vertrouwen beschaamd door met een jonge vrouw naar bed te gaan, waarna die had gedreigd een aanklacht in te dienen. Er was een onderhandse minnelijke schikking nodig geweest om de zaak op te lossen. ‘Mijn vader zal er erg mee inzitten,’ zei Jennifer. ‘Je weet hoe hoog hij je inschat. Mijn moeder zal zwijgen en er het hare van denken.’ Ze wist van de affaire niets af. Haar vader had beloofd te zwijgen, zolang hij haar in de toekomst trouw bleef en een goede echtgenoot voor haar was. ‘Ga je weer in Boston wonen?’ vroeg hij. ‘Nee. Naast mijn praktijk komt een pand vrij. Met de helft van deze woning hoef ik geen lening aan te gaan. Ik heb ook nog spaargeld.’ Hij slikte moeizaam. Wilde ze dat hij haar uitkocht? Hij had nooit in gemeenschap van goederen mogen trouwen. Dit huis was een geschenk van zijn vader. Ze had geen recht er de helft van op te eisen. En was ze huisarts geworden met een eigen praktijk om een deel van
haar loon te kunnen opsparen zonder dat hij het merkte? Ze moest haar vertrek minstens anderhalf jaar hebben voorbereid. ‘Het is maar goed dat we geen kinderen hebben.’ Hoewel hij na het huwelijk had gehoopt dat ze vlug zwanger zou raken en zich aan het huishouden zou wijden. Ze zette haar glas neer en stond op. ‘Ik moet gaan.’ Hij greep haar hand. ‘Laten we op bed gaan liggen en even rusten.’ ‘Ik wil niet dat je me aanraakt. Als je nodig moet, bel dan je secretaresse en maak een afspraak.’ Hij volgde haar naar de deur. ‘Zeg tegen mijn vader dat het me spijt. Hij is sterk, maar kan niet alles verdragen. Ik vergelijk hem graag met een eik. Hij buigt niet, hij barst. Dus breng het met enige tact.’ Terwijl hij sprak strekte hij zijn rechterarm horizontaal en bewoog zijn vingers. ‘Je vader is een eik met een dikke schors,’ zei ze, inhakend op zijn metafoor. ‘Mijn mededeling is voor hem minder dan een zuchtje wind. Het zal zijn bladeren niet beroeren, laat staan zijn bast schaden.’ Met een korte beweging van haar hoofd schudde ze haar bruine haren uit haar ogen. ‘Ik kom je morgen opzoeken om de scheidingspapieren te regelen.’ ‘Je hebt ze waarschijnlijk al klaarliggen.’ ‘Inderdaad. Als je de telefoon daarstraks had opgenomen, zou ik het moment hebben uitgesteld. Je overspel maakt het me makkelijker.’ ‘Vergeet me niet te bedanken.’ Hij tuitte zijn lippen voor een afscheidskus. Ze bood hem haar rechterkaak aan. Daarop had hij gehoopt. Hij fluisterde een woord van dertien lettergrepen in haar oor. Dit woord gebruikte hij al sinds hun studententijd om haar onder hypnose te brengen. Hij zag hoe haar ogen knipperden, hoe ze vocht
tegen zijn instructie. ‘Je kunt met je ogen open dromen,’ zei hij, ‘want ik wil dat je iets voor me doet. Ik wil dat je langs een andere weg naar mijn vader rijdt en de jaren overdenkt die we samen hebben doorgebracht. Ik wil dat je links een kolom maakt met alle positieve en rechts één met alle negatieve punten en dat je die lijst nog eens zorgvuldig doorloopt. Kun je dat voor me doen?’ Ze knikte, vond het blijkbaar minder erg dat hij het vertrouwde woord had gebruikt, aangezien zijn mededeling neutraal leek. ‘Ik wil dat je alle negatieve en positieve zaken afweegt, zodat je nog zekerder kunt zijn van je beslissing wanneer je bij mijn vader arriveert. Je weet dat hij je met open armen zal ontvangen, ook al heeft hij zijn bedenkingen gehad tegen je afwijzing om in het ziekenhuis te komen werken. Hij ziet in jou de dochter die hij nooit heeft gehad.’ Hij bracht zijn rechterarm weer in horizontale positie en bewoog zijn vingers. ‘Volg de straat die parallel met de rivier loopt tot voorbij het ziekenhuis, steek de Black River over door de snelweg te nemen tot aan de eerste afslag. Ga rechtsaf en draai verderop de straat in waar mijn ouders wonen. Langs de kant van de weg zul je een grote boom zien. Je weet welke ik bedoel. En je zult sneller bij mijn vader zijn dan verwacht. Je zult hem zien, hij zal zwaaien. En je zult verrast zijn dat wat je hem wilt mededelen, toch zijn bast zal schaden. Maar je bent bereid. En als je snel rijdt, zal het vlug afgelopen zijn.’ Jennifer had een glazige uitdrukking in haar ogen. Hij had het laatste stuk van zijn betoog langzaam gedaan. Hij had alleen gesproken wanneer ze uitademde. Hierdoor waren zijn zinnen uiteengevallen op de meest vreemde plaatsen. Hij boog zich opnieuw naar haar oor en liet zijn arm zakken.
‘Een seconde kan een minuut lijken en een minuut een seconde. Vooral dat laatste. En nu zou ik willen dat je iets vergeet: alles tussen…’ Hij fluisterde het woord opnieuw en gaf haar vervolgens een kus op haar wang. Zonder iets te zeggen ging ze naar buiten en stapte in haar rode Chevrolet Camero Convertible. Het was zonde de wagen op te offeren. Hij was meer dan vijfentwintigduizend dollar waard en dateerde van 1969. Maar een andere mogelijkheid was er niet. Haar vragen zijn auto te nemen zou argwaan wekken en de airbag zou de kans vergroten dat ze het ongeluk zou overleven. Hij zwaaide en zag hoe ze aan het einde van de oprit rechts afsloeg. Waarschijnlijk vroeg ze zich nu af waarom ze verkeerd reed en nam ze het besluit van de omweg te profiteren om alle positieve en negatieve zaken op een rij te zetten. Ze zou het ziekenhuis passeren, de rivier oversteken en de straat van zijn ouders inrijden langs de kant waar de grote eik stond. Vastbesloten zou ze het gaspedaal indrukken bij het naderen van de reusachtige boom. De laaghangende tak waar vrachtwagens bijna met hun dak tegenaan reden, zou over de weg hangen, als een uitgestrekte arm. De verkleurde bladeren zouden ritselen als een wenkende hand. Zijn gsm piepte. Hij ging naar binnen. Drukte op een toets en luisterde naar het bericht dat Jennifer had ingesproken toen hij aan het douchen was geweest. ‘Robert, ik zal mijn cliënt afbellen. Laten we naar Othello gaan en daarna eens ernstig met elkaar praten. Ik heb je dagboek gelezen. Daarin staat dat je met je studenten naar bed gaat. Is het fantasie, of doe je het echt? Ik vrees het laatste. Ik wil weten of je bereid bent te veranderen. Alleen dan wil ik onze relatie nog een kans geven.’ Haar stem had hortend en stotend geklonken. Hij nam zijn hoofd in zijn handen en dacht na. Had ze zijn dagboek alleen gelezen of had
ze er ook passages uit gekopieerd? Was ze van plan geweest om zijn vader hiervan op de hoogte te brengen? Hij begaf zich naar zijn studeerkamer en zette de computer aan. Hij klikte op het dagboekicoon en tikte zijn persoonlijke code in om toegang tot het document te krijgen. Hoe was ze achter de code gekomen? Hij had die nooit aan haar verteld. Had iemand haar geholpen de beveiliging te kraken? Hij ging naar een blanco blad en klikte de spraakherkenning aan. ‘Jennifer bood me haar rechterwang aan. Ik boog me voorover en bracht haar met één woord onder hypnose.’ Hij omschreef zo exact mogelijk welke indirecte suggestie hij had gegeven en keek hoe de computer zijn woorden onmiddellijk in tekst omzette. ‘Ik wacht nu op de politie die me haar tragische dood komt melden,’ besloot hij. Hij sloeg het document op en veranderde de beveiligingscode. Morgen, wanneer alles achter de rug was, zou hij aanvullen hoe hij met zijn secretaresse was betrapt. Nu stond zijn hoofd er niet naar. In de keuken zette hij de glazen in de vaatwasser en keek op zijn horloge. Hij was verrast geweest door het gemak waarmee Jennifer zijn indirecte suggestie tot zich door had laten dringen. Dat gaf aan dat ze hem ondanks alles diep vanbinnen was blijven vertrouwen tot het laatste moment. Als dat niet het geval was geweest, zou ze zich inwendig hebben verzet en de hypnose hebben verbroken. Hij keek nogmaals op zijn horloge. Hoopte dat ze op slag dood was geweest en niet naar het ziekenhuis zou zijn vervoerd. Als ze het overleefd had, moest hij zijn dagboek wissen. Hij begaf zich naar de salon. Plugde de draad van de telefoon in de muur. Twijfelde of hij haar nummer zou draaien. Geknars van wielen op de oprit deed hem naar de deur gaan. Hij wachtte tot de bel ging en bleef nog even staan voor hij opendeed.
Twee agenten keken hem ernstig aan. De ene was blank, de andere had een onbestemd kleurtje, waarschijnlijk was hij gedeeltelijk Mexicaans. De blanke tikte tegen zijn pet. ‘Meneer Blake?’ ‘Jawel.’ ‘We hebben tragisch nieuws. Uw echtgenote is verongelukt.’ Hij liet zijn kaak openvallen en bracht zijn handen naar zijn wangen. ‘Is ze…’ ‘Ze droeg geen veiligheidsgordel en reed tegen een boom in West Water Street. We veronderstellen dat de ondergaande zon haar heeft verblind. Mogen we binnenkomen?’ Wezenloos knikte hij en met gebogen schouders liep hij langzaam naar de salon. ‘Kunt u iemand bellen en vragen te komen? Wij blijven bij u tot die persoon hier is.’ Hij ging naar de telefoon, toetste het nummer van zijn vader in en wachtte. ‘John Blake.’ ‘Pa, Jennifer is dood.’ Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn. ‘Jennifer?’ ‘Ja, ze is verongelukt. Kun je komen, met ma?’ Hij snoof en voelde tranen opkomen. Stond het verdriet toe. Hoewel hij haar overlijden zelf had veroorzaakt, kwam de melding van haar dood toch als een schok. ‘Daarstraks heb ik een ambulance in de straat gehoord, kwam die voor Jennifer?’ ‘Ik vermoed het. Ze was onderweg naar jullie.’ ‘Blijf waar je bent.’ Zijn vader legde neer. Even schoot de gedachte door hem heen dat
Jennifer al te vaak gehypnotiseerd was om op basis van een eenvoudige suggestie tegen een boom te rijden. Zou ze zelfmoord hebben gepleegd om hem te beladen met schuldgevoel? Om aan haar eigen vertwijfeling een einde te maken? Want ze had wel vastbesloten geklonken, maar hij vermoedde dat ze hiermee haar innerlijke onrust had willen afdekken. Een droge kuch herinnerde hem aan de aanwezigheid van de agenten. Hoe gedroeg iemand zich die tragisch nieuws had ontvangen? Moest hij meer vragen stellen? ‘Wilt u iets drinken?’ ‘Nee, dank u,’ antwoordden ze in koor. Onwennig bekeken ze de voorwerpen in de salon. De gekleurde agent wees naar de trouwfoto op de tafel. ‘Ik stootte de lijst om toen ik thuiskwam. T rapte zelfs in een glassplinter. Een slecht voorteken.’ Hij nam zijn zakdoek en snoot zijn neus. ‘Heeft ze geleden?’ De agenten keken elkaar even aan. ‘Ze was op slag dood,’ zei de blanke agent. ‘Ik zag jullie een blik wisselen.’ ‘Er waren remsporen,’ gaf hij toe. ‘Ze was aan het telefoneren terwijl ze reed. Misschien veroorzaakte dat het ongeluk, was ze afgeleid. De lijn was nog open toen we arriveerden. Toen ik vroeg wie het was, werd er neergelegd. Ik drukte op redial, maar de batterij was leeg. Daarna heb ik het apparaat per ongeluk afgezet. U krijgt het toestel wanneer u haar lichaam komt identificeren.’ Robert kreeg kippenvel. Had ze naar zijn vader gebeld terwijl ze in de auto zat om haar komst aan te kondigen en het onderwerp voor te bereiden? De kans zat erin dat de crash haar bewust had gemaakt van de hypnotische suggestie en dat ze nog had kunnen vertellen wat hij haar had aangedaan. Gerinkel. Langs de korte weg woonden zijn ouders op geen drie
minuten rijden. Hij liep naar de deur, gevolgd door de agenten en deed open. ‘Jongen toch.’ Zijn vader omhelsde hem krampachtig. De klap had zijn bast wel degelijk doorboord. Zijn moeder keek onbewogen over hem heen en knikte de agenten toe. ‘Bedankt dat u bij hem bent gebleven. U mag gaan.’
III
De doodskist stond vooraan, overdekt met bloemen en kransen. De Saint Joseph Church was overvol. Tot in het portaal stonden mensen. Het was beter geweest de Saint Stephen Church in 32nd Street te gebruiken, ook al lag die verder van het centrum. Collega’s en oude studiegenoten van zijn vader met hun partners en kinderen, dames van het Rode Kruis met wie zijn moeder één dag per week als vrijwilligster samenwerkte, de ouders van Jennifer met al hun vrienden, kennissen en familieleden, een vijftigtal studenten en docenten van het St. Clair County Community College, een aantal patiënten en vrienden van Jennifer zelf, van wie hij het merendeel niet kende, en de voltallige bestuursraad – Robert bereidde zich mentaal voor om ieder van hen de hand te schudden en hun deelneming in ontvangst te nemen. Verbaasde uitroepen en gegil weerklonken. De bloemen en kransen vielen op de grond doordat de kist van binnenuit werd opengeduwd. Jennifer kwam eruit te voorschijn, althans wat er van haar over was. Haar gezicht was verbrijzeld, slechts één oog was intact. Haar onderkaak klapperde en haar borstkas was ingedeukt. Ze strekte haar arm en wees hem beschuldigend aan. ‘Hij verkracht al jarenlang zijn studentes onder hypnose, heeft me bedrogen met zijn secretaresse en hij heeft me de dood in gejaagd met een indirecte suggestie. En wat nog veel erger is: hij bedriegt jullie al jaren. Hij heeft een geheim waarvan alleen ik en mijn ouders op de
hoogte zijn…’ Robert staarde naar het verbrijzelde gezicht en besefte dat haar stem van elders moest komen. Hij keek rond en merkte dat de gekruisigde Jezus zijn hoofd had opgetild en de mensen toesprak. ‘En dat geheim wil ik jullie nu onthullen…’ Hij voelde zijn hart van zijn borst naar zijn keel kruipen, dacht te zullen stikken en opende zijn mond. Op acht poten kwam zijn hart te voorschijn. Aan een rode spindraad zakte het van zijn kin omlaag en rende naar de kist. Jennifer ging achterover liggen en sloot het deksel. Dat bracht de rouwende massa in beroering. Iedereen drong zich naar voren en trachtte het hart te verpletteren. Het klom langs de muur omhoog en liet zich van het gebinte op de gekruisigde Jezus zakken. De mond van het beeld bewoog nog steeds, maar de stem ging verloren in de kreten van de mensen. Met behulp van de acht poten kapselde het hart de gekruisigde Jezus in en legde hem zo het zwijgen op. Robert draaide zich op zijn andere zijde. Het bed kraakte. Hij opende zijn ogen. Het was licht in de kamer, te licht. Met een ruk ging hij overeind zitten en keek verwilderd naar de drie stoelen in het midden van de ruimte. Hij herkende zijn praktijk en wilde zich opgelucht laten terugvallen op het ogenblik dat er voetstappen naderden. Uit het klakkende geluid van hoge hakken kon hij opmaken dat het zijn secretaresse was. Vlug stond hij op. ‘Goedemorgen, dokter Blake.’ Ze passeerde haar bureau, kwam naar de tussendeur en zag de slaapzak. ‘Hebt u hier overnacht?’ Hij knikte. Wist dat hij haar een verklaring schuldig was. ‘Ik durf niet meer thuis te slapen. Ik heb voortdurend last van nachtmerries. En kijk!’ Uit zijn achterzak haalde hij zijn portefeuille, diepte er een briefje
uit op en reikte het aan. Ze vouwde het open en las hardop: ‘Je zult boeten voor wat je hebt gedaan, moordenaar.’ Met een frons wachtte ze op uitleg. ‘Iemand vindt dat ik schuldig ben aan wat Jennifer is overkomen,’ zei hij. ‘Ik vond het briefje op mijn voordeur gespijkerd toen ik terugkwam van de begrafenis.’ ‘Waarom zou het over uw vrouw gaan? Misschien hebt u de kat van de buren overreden. Of een boom omgehakt in uw voortuin. Sommige milieuactivisten vinden een bloem meer waard dan een mensenleven.’ Ze had gelijk. Het kon op wat dan ook slaan. Hij herkende het handschrift niet. Niemand die op de begrafenis aanwezig was, kon het hebben gedaan. De ouders van Jennifer, zijn ouders, de psychiaters en medewerkers van de afdeling – ze vielen allemaal af. Hij nam het briefje uit haar handen en stopte het weg. In zijn binnenzak zat de gsm van Jennifer. Het ding werkte nog, maar hij kende de code niet. Zo kon hij het bestand niet doorzoeken om na te gaan naar wie ze had gebeld voor ze stierf. Hij had haar agenda doorzocht, maar niets gevonden wat op een code leek. Wel had hij ontdekt dat ze twee keer per week met dezelfde persoon had afgesproken, wat zijn vermoeden bevestigde dat ze er een buitenechtelijke relatie op na had gehouden. Tot zijn spijt stond de naam van de minnaar er niet in, slechts een kruisje en het uur. ‘Kun je iets voor me doen?’ vroeg hij. ‘Natuurlijk.’ Hij reikte haar een sleutel en een adreskaartje aan. ‘Rijd naar St. Clair. Op Riverside Avenue, waar de Pine River uitmondt, had Jennifer een praktijk. Ik wil dat je op zoek gaat naar telefoonrekeningen en die meebrengt.’ ‘Verdenkt u iemand?’
‘Ik vermoed dat ze een minnaar had en wil weten wie het was. Het briefje zou weleens van hem kunnen komen.’ Helen nam de sleutel zonder verdere vragen aan en liep naar de deur. ‘Toen Jennifer ons betrapte, heb ik een heftige discussie met haar gehad,’ voegde hij eraan toe. ‘Ze is in de auto gestapt en verongelukt.’ Helen stokte in haar beweging. Die paar keer dat ze elkaar de afgelopen week hadden getelefoneerd, had ze wel met hem over de gevolgen van het ongeluk willen praten, maar telkens wanneer hij ook maar iets over de oorzaak had willen vertellen, was ze van onderwerp veranderd. ‘Denkt u dat ze nog in leven zou zijn geweest als ik niet op uw voorstel was ingegaan?’ ‘Ik had je uitgenodigd. Het is niet aan jou om je schuldig te voelen.’ Hij ging naar haar toe, wilde haar omhelzen. Ze week onbewust enkele centimeters achteruit. Genoeg om hem erop te wijzen dat hij haar voorlopig met rust moest laten. ‘Ga nu maar, en zoek uit met wie ze dagelijks telefoneerde.’ Ze liep naar haar bureau en sloeg zijn agenda open. ‘Om negen uur komen meneer en mevrouw White. Om elf uur is er een intervisie in de vergaderruimte. Tegen het middageten ben ik terug.’ ‘White?’ Hij kende hen niet. ‘Omdat ik niet wist wanneer u weer wilde komen werken, heb ik alle vaste cliënten twee weken opgeschoven en uw werk in de interne afdeling overgedragen aan dokter Patrick. Toen u gisteren belde dat u al vandaag wilde beginnen, heb ik onmiddellijk met mevrouw White, die ik even daarvoor aan de lijn had, contact opgenomen.’ Nieuwe cliënten. Misschien geen slecht idee. Dat zou hem de zoveelste innige deelneming besparen en hem de kans geven het enkele dagen rustiger aan te doen. Helen leek zijn gemoedsgesteldheid
perfect aan te voelen, niet alleen nu, maar in het algemeen. Ze was zo beleefd geweest achteraan in de kerk, uit zijn zicht, de plechtigheid bij te wonen en droeg vandaag een zwarte losse broek en een overhemd van dezelfde kleur, die haar sensuele vormen maskeerden. ‘Bedankt dat je mee wilt rouwen.’ ‘Spreekt voor zich.’ Jennifer had haar samen met hem geselecteerd. Hij had haar de avond na de sollicitatiegesprekken de foto’s voorgelegd van alle kandidaten die hij de moeite waard vond. Na enig aarzelen had ze Helen uitgekozen. Op de afbeelding was natuurlijk niet te zien geweest wat een prachtig lijf er onder dat onafgewerkte hoofd prijkte. ‘Tot straks.’ ‘Ja, tot straks.’ Zodra de voetstappen zich verwijderd hadden, rolde hij de slaapzak op en zette het raam open. Onder zijn riekende oksels spoot hij deodorant en deed zijn overhemd tot bovenaan dicht. Hij had zich niet door het briefje mogen laten opjagen en de tijd moeten nemen om kleren en een handdoek mee te nemen. Nu rook hij zoals Tony Clark. Hij hoopte dat Helen vlug terug zou zijn. Hij was gisteren zelf naar St. Clair gereden, maar had niet de moed gevonden de praktijk te betreden. In de hal haalde hij met een drankkaart een koffie in een plastic bekertje uit een apparaat en ging een kleine ruimte binnen waar het personeel geregeld pauzeerde. Uit het raam kon hij de parkeerplaats zien, waar het aantal auto’s zienderogen toenam. Een kleine in het zwart geklede stip liep tot achteraan en stapte in een rode Pontiac. ‘Mijn medeleven, dokter Blake.’ Achter hem stond de therapeute met de blonde krullen. Ze droeg een ouderwets grijs mantelpakje en de flauwe glimlach om haar lippen stond in contrast met haar droeve blik. Hoewel ze al een halfjaar op
de afdeling werkte, vergat hij telkens haar naam. ‘Dank u.’ ‘Uw secretaresse had laten weten dat u twee weken verlof nam. Wat kranig dat u het werk nu al weer oppakt.’ ‘De muren komen thuis op me af,’ zei hij. ‘Het is beter mijn gedachten te verzetten door me te concentreren op de problematiek van mijn cliënten.’ ‘Bent u niet bang het rouwproces zo te rekken? Ik heb ergens gelezen dat mensen blijven treuren tot ze vinden dat er in voldoende mate om de overledene is gerouwd.’ Hij fronste zijn voorhoofd. Hij kon moeilijk bekennen dat de dood van Jennifer hem onbewogen liet. Alleen het verdriet van de anderen greep hem aan, het gaf hem het gevoel een moordenaar te zijn. ‘Innige deelneming,’ zei een assistente met uitstaande oren. Ze gunde de therapeute geen blik waardig en vulde een beker met koffie. ‘Dank u.’ Waarschijnlijk had dokter Patrick haar de opdracht gegeven de therapeute te negeren. ‘Ik dacht dat u twee weken verlof had genomen.’ ‘Zo dadelijk heb ik een persoonlijk consult. Met de gesloten afdeling wil ik me momenteel niet bezighouden.’ Hij had zich moeten realiseren dat de zithoek betreden onvermijdelijk tot een ontmoeting met zijn collega’s zou leiden en hem zou dwingen zijn aanwezigheid te verklaren. Hij liep naar de deur. Aan het begin van de gang verscheen Tony Clark. Hij herinnerde zich dat die hem niet had gecondoleerd na de plechtigheid. Ook zijn vader had zich vreemd gedragen. Die had bij het brengen van de laatste groet de kist vastgegrepen en zich ertegenaan gedrukt. Het was ontroerend, maar tegelijkertijd beschamend geweest. Niet zijn vader, maar hij leek
dit gebaar te hebben moeten maken. Zijn moeder had tot zijn verwondering geen woord tegen hem gezegd, zelfs niet aan de koffietafel. De ouders van Jennifer waren daarentegen geen meter van zijn zijde geweken en hadden hem uitgevraagd over de voorbije jaren. Hij had hun over haar praktijk verteld. Hoe hij voor haar had gekookt voor het ongeluk. Met tranen in hun ogen hadden ze zijn woorden opgezogen en hem die dag zeker vijf keer omhelsd. ‘Ik zie u straks bij de intervisie,’ zei hij tegen de therapeute. Zonder de assistente te groeten of aandacht aan Tony te schenken, die ongetwijfeld een betoog over het nut van de farmaceutische ontwikkeling in de psychiatrie zou afsteken, glipte hij zijn praktijk binnen. Hij keek op zijn horloge. Negen uur. De kleine wachtruimte, die aan het bureel van zijn secretaresse grensde, was leeg. Vaak konden cliënten bij een eerste afspraak het ziekenhuis niet vinden. Hij ging ervan uit dat dit een onbewuste poging van de geest was om verandering uit te stellen. Robert zat op de stoel aan Helens bureau en bladerde doelloos in haar cursussen. Zou ze erin slagen haar studie te volbrengen? Hij kon haar capaciteiten slecht inschatten. Had het gevoel dat ze meer kon dan hij van haar eiste en ze zelf wilde toegeven. Hij sloot zijn ogen en stelde zich voor hoe ze op dit ogenblik de praktijk van Jennifer binnenging en alle dossiers en mappen doorzocht. Misschien ontdekte ze wel andere aanwijzingen die konden verklaren waarom Jennifer altijd zo laat was thuisgekomen en wie de persoon was die twee keer per week met een kruisje in haar agenda stond aangeduid. Hij wilde ook absoluut weten wie dat dreigbriefje tegen de voordeur had gespijkerd. De gedachte dat iemand hem in de gaten hield, had hem sindsdien niet meer losgelaten. Geritsel achter zijn rug deed hem omkijken. Op een halve meter van hem vandaan stond een man, die geruisloos de deur moest hebben
geopend. Hij was klein, mager, had donker stekelig haar en koolzwarte ogen. ‘Meneer White?’ vroeg hij. De man schudde zijn uitgestoken hand. Diens nagels waren lang en scherp, alsof er weerhaakjes aan zaten. De hand was plakkerig. Uit het witte overhemdje zonder mouwen staken langs alle kanten lange zwarte haren. Robert keek omlaag. De man had sandalen aan. Ook de voeten waren behaard. ‘Komt uw vrouw niet?’ ‘Ze parkeert de auto.’ ‘Laten we alvast plaatsnemen.’ Hij liet de man voorgaan, die met kleine haastige pasjes naar de tussendeur liep. Zijn romp schudde hierbij van links naar rechts, alsof die los op zijn benen stond. ‘Neemt u plaats.’ Hij wees naar één van de drie stoelen. Zijn praktijkruimte was leeg op een bureau in de hoek, waar een telefoon op stond, en het bed na. Op die manier had hij een vrije witte wand, waarop hij cliënten vaak hun hallucinaties tijdens een somnambulistische trance liet projecteren. De man ging zitten, hield zijn lichaam onbeweeglijk en keek hem nauwlettend aan. Een zachte klik kondigde de komst van zijn vrouw aan. Eén oog wendde zich in haar richting, het andere bleef op hem gericht. Nooit eerder had Robert een lui oog gezien dat zich kon fixeren. Hij kreeg de indruk dat een reusachtig insect hem beloerde. ‘Mevrouw White, komt u binnen.’ Hij kwam overeind, schudde haar de hand en sloot de tussendeur. Ze was zeker twee meter lang, had blond haar, blauwe ogen en een verlegen, maar aantrekkelijke glimlach. Een fleurig topje beklemtoonde een boezem die in gewicht en grootte perfect bij haar lichaam paste. Onder het kniehoge rokje prijkten gladde stevige kuiten en sierlijke enkels. ‘Gaat u zitten.’
Naast elkaar leken ze op de schone en het beest. Nooit eerder had hij een echtpaar behandeld waarvan de man en de vrouw ogenschijnlijk zo slecht bij elkaar pasten. Hij stelde zich voor hoe bij het vrijen dat harige kleine wezen op dat weelderige lichaam kroop en zich met zijn lange nagels vastklampte aan die grote borsten. ‘Ik ben dokter Blake,’ zei hij. ‘Bent u doorverwezen of komt u op eigen initiatief?’ Hij nam een notitieblok en een pen. ‘We komen op eigen initiatief,’ zei de vrouw. ‘Bent u al eens eerder in therapie geweest?’ ‘Nee.’ Ze gebaarde dat ze ook voor haar man sprak. ‘Wat is uw telefoonnummer en adres?’ Ze verstrekte de gegevens. ‘Hoe wilt u aangesproken worden?’ ‘Anna en T homas.’ ‘Is er iets wat u over mij wilt weten? Over mijn opleiding, over mijn manier van werken?’ De man haalde uit zijn bruine geribbelde broek kauwgum en stak enkele stukken in zijn mond. Ondertussen hield hij één oog op zijn vrouw en één oog op hem. ‘Ik heb vernomen,’ zei Anna, ‘dat u geen medicatie verstrekt en uitsluitend met hypnose werkt. Dat lijkt me uniek.’ ‘Ik heb in Boston geneeskunde gestudeerd, samen met mijn echtgenote, daarna heb ik me gespecialiseerd in psychiatrie. Medicatie neemt vaak symptomen weg, maar biedt geen genezing, daarom ben ik me op hypnose gaan toeleggen.’ De man bewoog nadrukkelijk zijn kaken en produceerde smakkende geluiden. ‘Een voorbeeld. Wanneer iemand angstig is, zal medicatie die angst onderdrukken. Wanneer de cliënt stopt met de medicijnen te nemen, komt de angst terug, vaak in verergerde vorm. Met hypnose
graven we naar de oorsprong en halen de reden om angstig te zijn weg. Iedere vorm van medicatie wordt zo overbodig.’ De man reikte met zijn vingers naar zijn mond en haalde de kauwgum in een lange sliert te voorschijn. Aan de witte kleverige substantie leek geen einde te komen. Anna leek het niet te merken, haar blik was onafgebroken op hem gericht. ‘Wat heeft u ertoe gebracht om te komen?’ Er viel een stilte. ‘Het is onmogelijk alles tegelijk te vertellen. Waar wilt u beginnen?’ ‘T homas wil zelfmoord plegen,’ zei Anna. De man leek zo mogelijk nog kleiner te worden en onder de stoel te willen wegkruipen. De kauwgumsliert kwam gevaarlijk dicht bij het tapijt. Hij wees ernaar en hierdoor kon Anna niet anders dan haar aandacht erop richten. ‘T homas, schaam je!’ Geschrokken liet de man de kauwgum los. De sliert belandde op zijn broek, overhemd en linkeronderarm. Hij begon het goedje onmiddellijk te verwijderen en de stukjes in zijn mond te proppen. Anna wendde zich af. ‘Ik wil geen kind van iemand die zelfmoord wil plegen. Daarom vrijen we nooit.’ ‘Waarom gebruikt u geen voorbehoedmiddel?’ ‘Ik ben gelovig opgevoed. Er mag geen zaad worden verspild.’ Een spermasliert en een kauwgumsliert. Het viel hem op hoe die twee op elkaar leken, maar hield het voor zich. ‘T homas heeft zelfmoordneigingen,’ vatte hij samen. ‘U wilt geen kind op de wereld zetten dat ieder ogenblik zijn vader kan verliezen en daarom ontzegt u hem seksueel contact.’ ‘Ja, en ik wil dat u hem van die neigingen afhelpt.’ Robert stond op. Hij hield ervan om met de cliënten in een cirkel te zitten, op gelijke voet met hen te komen. Hij beschouwde hen als expert van hun eigen leven. Maar het gedrag van de man benauwde
hem en de vrouw was zo groot dat ze hem overweldigde. Hij begon door de kamer te lopen. De fysieke afstand stelde hem in staat beter na te denken. ‘Uit wat leidt u af dat T homas zelfmoordneigingen heeft?’ ‘Om de drie maanden gaat hij in een hoekje van de kamer zitten en weigert te eten. Zijn huid verhardt en schilfert af. Wanneer ik hem benader, kruipt hij verder weg. Soms duurt het twee weken voor hij weer een woord zegt en zijn plek verlaat. Ondertussen moet ik voor de huisdieren zorgen en zijn tweedehands boekwinkel openhouden.’ Het leken hem niet zozeer zelfmoordneigingen, dan wel psychosomatische symptomen. De man moest een probleem hebben dat hij ontkende. De innerlijke spanning die hieruit voortkwam, liet hem dit vreemde gedrag voortbrengen. ‘Wat denkt u er zelf van?’ vroeg hij aan T homas. De man keek hem vijandig aan. ‘Anna heeft gelijk.’ ‘In welk opzicht?’ ‘Alle opzichten.’ ‘Bent u bereid te zoeken naar de oorsprong van uw gedrag en het probleem dat daaraan ten grondslag ligt te laten behandelen? Of hebt u liever dat we uw gedrag veranderen in een handelwijze die Anna minder schrik aanjaagt?’ T homas fronste zijn voorhoofd. Hij leek het verschil niet te vatten. ‘Er zitten in u onderdrukte herinneringen,’ verklaarde hij. ‘Die zenden signalen uit in de vorm van een onaangepast gedrag. Zolang u die herinneringen geen plaats geeft in uw leven, zult u dit gedrag blijven vertonen.’ T homas begon hevig te transpireren. Zijn witte overhemd raakte op de buikzijde doorweekt. Onder zijn armen verschenen vreemd genoeg geen plekken.
‘We kunnen ook onder hypnose aan de onderdrukte herinneringen vragen om zich op een andere manier kenbaar te maken. Door u bijvoorbeeld elke dag buitensporig te laten sporten, of door u continu maagpijn te bezorgen. Wat het ook wordt, het zal een dwangmatig gedrag blijven of een kwaal waarover u geen controle hebt.’ ‘Ik wil…’ T homas rechtte zijn rug. Hij leek ieder ogenblik te kunnen opstaan en weglopen. ‘Ik wil rust.’ ‘Die rust zult u krijgen. En ik wil nu dat u iets begrijpt. Die herinneringen hebt u niet zomaar onderdrukt. Als u hier en nu zou inzien wat ze inhouden, dan zou u zichzelf iets aandoen, iets wat veel erger is dan iedere drie maanden een paar weken in een hoekje zitten. Op dit ogenblik leeft u naar beste vermogen.’ Hij keerde zich naar Anna. ‘Ik neem uw man in behandeling. Bent u bereid de sessies bij te wonen wanneer dat voor hem nuttig kan zijn?’ ‘Natuurlijk. Als het nodig is, kom ik graag.’ Ze schoof haar stoel naar achteren en stond op. Hij kwam eveneens overeind. Haar borsten bevonden zich op zijn ooghoogte. ‘Ik heb door omstandigheden een week vrijaf. U bent de enige cliënten die ik heb toegelaten. Uw man mag zelf een dag en een uur bepalen.’ ‘Vandaag, na de middag,’ zei ze. ‘Kan dat?’ Hij opende de tussendeur en liep naar het bureau van Helen. In de agenda stond dat hij tot drie uur moest lesgeven. ‘Halfvier?’ ‘Uitstekend.’ Hij schudde hun de hand en hield de deur open. Met kleine pasjes liep T homas voor Anna uit naar de lift. Zijn lichaam schudde weer van links naar rechts alsof het los op zijn benen stond. Robert keek op zijn horloge. Hij had nog ruim een uur voor de
intervisie begon. Hij zette de computer aan en opende de alfabetisch gerangschikte mappen, waarin de verschillende sessies van alle cliënten opgeslagen zaten. Hij maakte een nieuwe map aan en schreef op hoe het gesprek verlopen was en wat hem het meest was bijgebleven. Daarna ging hij op het werknet van het ziekenhuis en vulde de gegevens van T homas en Anna in en het bedrag dat ze hem verschuldigd waren. Tot zijn verbazing stelde de computer zelf het juiste adres voor. Dat betekende dat het echtpaar eerder op de afdeling was behandeld en reeds geregistreerd stond. Hij ging naar de computer van zijn vader, tikte diens code in en doorzocht de mappen. White R. en White A. bleken erin te zitten. Ze hadden drie dagen geleden een gesprek met zijn vader gehad. Waarom hadden ze niet verteld dat hij hen had doorverwezen? Telefoongerinkel haalde hem uit zijn gedachten. Hij greep de hoorn. Aangezien er geen lichtje flikkerde, was het een buitenlijn. ‘Met dokter Blake.’ ‘Ik ben het, Helen. Er is hier ingebroken. Alle laden en kasten zijn opengetrokken. Alle documenten liggen door elkaar. De telefoonrekeningen zijn onvindbaar.’ Hij had een paar seconden nodig om te begrijpen waar ze het over had. Door de concentratie die hij bij de sessie had opgebracht, was de opdracht die hij haar had gegeven uit zijn gedachten geweken. ‘Ingebroken?’ ‘Het zijraam is ingeslagen. Iemand heeft alle dossiers doorzocht. Haar computer is verdwenen.’ Hij merkte dat zijn ademhaling versnelde. ‘Haar computer?’ ‘Dat zeg ik toch. Het scherm staat er nog.’ ‘Je hoeft niet verder te zoeken. Ik kom zelf.’ Hij keek op zijn horloge. Hij had nog een uur voor de intervisie begon. De praktijk lag op een halfuur rijden. Hij zou niet op tijd terug zijn. ‘Ik ga er
vanavond heen, sluit de deur goed af.’ ‘Ik zal de rolluiken omlaag doen, zodat er niemand meer langs het raam naar binnen kan.’ ‘Doe dat.’ Hij hing op en merkte dat zijn handen trilden. Iemand moest weten wat hij Jennifer had aangedaan en was op zoek naar bewijsmateriaal, dat kon niet anders. Waarom was anders alleen haar computer en niet haar scherm verdwenen? Het viel hem in dat Jennifer misschien net als hij een dagboek had bijgehouden. Misschien had daarin gestaan met wie ze omgang had gehad en wilde de persoon die het dreigbriefje had gestuurd, anoniem blijven.
IV
Robert begaf zich naar de vergaderruimte op de zesde en tevens hoogste verdieping. Tony Clark zat aan het hoofd van de tafel. Door het tegenlicht van de grote ramen leek zijn gezicht nog donkerder dan het al was. Sarah Donner, met haar vlezige halfbloedkont, zat links van hem en Dylan Patrick, met zijn uilenbril en overspannen gelaatstrekken, rechts. De therapeute met de krullen, Ann Bennett, was er ook. Haar naam schoot hem te binnen nu hij haar in het gezelschap van de anderen zag. En dan was er nog Eve Crawford, de assistente van Dylan, met haar uitstaande oren. Alleen zijn vader ontbrak. Het was niet diens gewoonte te laat te komen. Voetstappen weerklonken vanuit de hal. De deur van de vergaderruimte ging open en een magere man met een hangbuik, een bleke huid en in een scheiding tegen het hoofd gekamde bruine haren trad binnen. Hij droeg een ouderwets maatpak, dat onderaan afgesleten was en een vale kleur had. ‘Goedemorgen, ik ben Jack McNamara, aangesteld door dokter Blake senior om deze intervisie te leiden. Dokter Blake senior laat zich verontschuldigen. Hij belde me een halfuur geleden dat hij niet kon komen en zal jullie later de reden hiervan persoonlijk meedelen.’ Hij had rustig gesproken, maar een zachte trilling in zijn stem verraadde dat hij nerveus was. ‘Ik ben narratief therapeut,’ vervolgde hij. ‘Ik heb een eigen praktijk, maar houd me vooral bezig met intervisie.’
Ondertussen stond hij nog steeds recht, op enkele meters van de deur. Hij leek geen aanstalten te maken om zich aan de tafel te zetten. Robert keek vanuit zijn ooghoeken naar Tony, die op de hoogte moest zijn geweest van vaders afwezigheid, anders zou hij niet aan het hoofd hebben plaatsgenomen. ‘Kunnen jullie de tafel wegdoen en in een kring gaan zitten?’ Gehoorzaam stond iedereen op. De tafel werd aan de kant geschoven. Robert had een hekel aan intervisie. Zeker wanneer die werd geleid door een therapeut die hen als cliënten behandelde. ‘Om zicht te krijgen op de verschillende meningen binnen en over het Mental Health Department, zou ik graag hebben dat iedereen uiteenzet wat volgens hem of haar de problemen zijn. Wie wil er graag beginnen?’ Tony stak zijn hand op en nam het woord. ‘Ik ben dokter Clark. Ik werk hier al twintig jaar. Ik ben eertijds assistent van dokter Blake senior geweest en heb daarna een eigen patiëntenbestand opgebouwd. In al die jaren heb ik er mede op toegezien om de kosten van de afdeling zo laag en het rendement zo hoog mogelijk te houden. Sinds dokter Blake junior vier jaar geleden door zijn vader is binnengehaald, zijn er grote veranderingen opgetreden en niet altijd ten gunste. De gemiddelde tijdsbesteding per interne patiënt bedraagt een uur per week. Externe consulten zijn vrij te bepalen en het gemiddelde is één gesprek per maand. Dokter Blake junior heeft drie uur per sessie nodig en laat de aard van de kwaal de frequentie van de consulten bepalen. Vaak loopt dit op tot twee per week. Bovendien kreeg hij een persoonlijke secretaresse toegewezen, terwijl de afgelopen jaren één volstond voor de hele afdeling. Het argument dat de jongeheer Blake aanbrengt, is dat hij voornamelijk met hypnose werkt en een assistente nodig heeft.’ Robert voelde hoe de haren op zijn armen overeind gingen staan.
Zo’n directe aanval had Tony nooit eerder uitgevoerd. De afwezigheid van zijn vader maakte hem blijkbaar overmoedig. ‘Hier komt nog bij dat dokter Blake junior de lessen van de heer Blake senior heeft overgenomen aan het Community College en hypnose doceert in plaats van het vastgestelde leerplan. Hoewel de lessen populair zijn en studenten van andere afdelingen lokt, heb ik een klacht bij het bestuur ingediend. Ik veronderstel dat dokter Blake junior een berisping zal ontvangen. Eigenlijk zou hij geschorst moeten worden, maar zolang dokter Blake senior hoofd van onze afdeling én de overkoepelende bestuursraad is, zal dit waarschijnlijk niet gebeuren.’ Deze mededeling sloeg in als een bom. Bij het eerste deel van het betoog had er af en toe bijval geklonken. Nu was het doodstil geworden. Iedereen keek van hem naar Tony en weer terug. ‘Als ik het goed begrijp,’ zei de heer McNamara, ‘beklaagt u zich over het feit dat het gebruik van hypnose het rendement omlaaghaalt, zowel wat de tijdsduur van de sessies betreft als de financiële last, veroorzaakt door de extra aangestelde secretaresse. Wat uw oordeel over de lessen aan de hogeschool aangaat, denk ik te mogen veronderstellen dat dit in oorsprong niets met de afdeling te maken had, maar gezien het initiatief dat u hebt genomen en de stilte die hier is gevallen, heeft het toch zijn invloed en wil ik het bij de geschillen betrekken. Lijkt dat iedereen een juiste aanname?’ Robert knikte de heer McNamara goedkeurend toe. Hoewel de man er niet uitzag als iemand die in staat was om een afdeling die op springen stond tot een constructief gesprek te brengen, was in ieder geval zijn observatie scherp. ‘Aangezien de aantijgingen uitsluitend over uw aanpak en u als persoon zijn gegaan, stel ik voor dat u het woord neemt,’ zei de heer McNamara tegen hem. ‘Maar laat me eerst een regel duidelijk stellen.
Ik heb gemerkt dat dokter…’ ‘… Clark,’ vulde Tony zelf aan. ‘Jawel, dokter Clark, in zijn toon een spoor van vijandschap legde. Is het mogelijk jullie mening met respect voor elkaar te verwoorden? Ik wil dat tegenstrijdige visies naast elkaar worden gelegd en uitgediept, zonder dat er over juist of fout wordt gesproken.’ Het bleef stil en alle ogen richtten zich naar Robert. ‘Om aan deze wens tegemoet te komen, zal ik mijn werkwijze toelichten. Een cliënt die angstig is, kan door medicatie geholpen worden. De eerste drie weken neemt de angst toe, dat is een vervelende bijwerking van de huidige medicijnen. Daarna neemt de angst meestal af. Wanneer de cliënt na een jaar stopt met de medicatie, blijkt bij twee derde van de gevallen de angst onmiddellijk terug te komen.’ ‘De helft,’ fluisterde Tony hoorbaar tegen Dylan Patrick. ‘U zegt?’ zei de heer McNamara, terwijl hij met zijn hand voelde of zijn bruine haar nog steeds netjes tegen zijn hoofd was gekamd. ‘De helft van de patiënten is na een jaar vrij van klachten en niet een derde, zoals dokter Blake junior beweert.’ ‘Juist,’ zei Dylan Patrick. ‘De helft. Dat is gebleken uit onderzoek.’ Robert had zin om op te stappen. Beide psychiaters vormden een blok tegen hem, dat was altijd zo geweest. Hun onderzoek was van generlei waarde. Ze hadden zelf alle cliënten in hun bestand opgebeld en gevraagd of ze van hun kwaal verlost waren. De helft had beweerd van wel. Hij wist dat het leugens waren, want van die helft had er zich nadien een aantal bij hem gemeld om met hypnose te worden behandeld en zo definitief van hun angst te worden verlost. ‘U zegt dat twee derde van de cliënten opnieuw medicatie zal moeten nemen,’ zei McNamara tegen hem.
Robert was aangenaam verrast dat McNamara het woord cliënt van hem overnam, en niet patiënt gebruikte. Voor hem was dat een wezenlijk onderscheid. Wie hem raadpleegde beschouwde hij niet als een zieke, maar louter als iemand die beroep deed op zijn kennis. ‘Ja, twee derde,’ reageerde hij. ‘Terwijl de cliënten die vijf sessies van drie uur bij mij hebben gevolgd, voorgoed van hun…’ ‘Op welke basis durft u dit te beweren?’ onderbrak Tony hem. ‘Honderd procent genezing over de gehele lijn is onmogelijk.’ ‘Meneer Clark,’ zei McNamara. ‘Kunt u uw toon matigen en de heer Blake zijn uiteenzetting laten doen?’ Hij vroeg het op zo’n rustige manier dat het geen bevel leek, maar een suggestie. ‘Laten we de kosten voor een doorsneecliënt eens optellen,’ zei Robert. ‘Iedere maand een consult van een uur om een nieuw recept te krijgen. Dan nog de aankoop van de medicatie zelf. Twee derde is na een jaar nog steeds niet vrij van klachten.’ ‘De helft,’ siste Tony. ‘Er is bovendien schade aan het lichaam,’ vervolgde Robert onverstoord. ‘De medicatie heeft bijwerkingen. Te veel om op te noemen. In de bijsluiter staan ze opgesomd. Wat de heer Clark en de heer Patrick voorschrijven is vergif.’ ‘Dit gaat te ver.’ Tony sprong overeind. Dylan deed hetzelfde en schoof zijn uilenbril dichter op zijn neus. De vrouw en de twee zonen van Dylan waren bij hem in behandeling. Als hij niet gebonden was aan het beroepsgeheim zou hij hem hiervoor openlijk uitlachen. Was er geen beter bewijs van onkunde dan een gezin te hebben dat stiekem voor hypnose opteerde? ‘Ik wil er bij u op aandringen geen persoonlijke beledigingen aan uw uiteenzetting toe te voegen. Kunt u dat doen?’ vroeg McNamara. Robert glimlachte. ‘Ik ben uitgepraat.’ ‘Medicijnen, hypnose. Waarom zou het een het andere moeten
uitsluiten?’ vroeg Sarah Donner. ‘Zelf ben ik voorstander van een goed gesprek. Ik ga met patiënten op zoek naar verborgen herinneringen. Ik ga ervan uit dat een ervaring als geheel moet worden herinnerd en een plaats moet krijgen in het dagelijkse functioneren. Zolang dat niet het geval is, zal het trauma signalen blijven uitzenden in de vorm van angsten.’ ‘Mag ik concluderen dat u eenzelfde techniek aanhangt als dokter Blake junior?’ vroeg McNamara. ‘Helemaal niet,’ antwoordde Robert in haar plaats. ‘Ik werk met indirecte suggesties en versnel het zoekproces met hypnose. Dokter Donner werkt soms jaren met dezelfde cliënt. Ze houdt telkens sessies van drie kwartier, waardoor het niet opvalt dat haar rendement nog lager ligt dan dat van onze medicijnmannen. Of zwijgt iedereen over haar ondermaatse prestaties omdat haar vader in de bestuursraad zetelt?’ Sarah verbleekte en schoof haar lijvige halfbloedkont rusteloos heen en weer. Al die nutteloze praatsessies hadden haar een zitkussen opgeleverd dat veel weg had van eelt op een handpalm. Volgens hem zou haar rendement stijgen als ze staand werkte, maar hij stelde het niet voor. Ze zou straks haar vader bellen en die zou zijn vader bellen en die zou hem bellen. ‘U noemde uw collega’s medicijnmannen, meneer Blake. Schept u plezier in de verdeeldheid?’ ‘Integendeel. De machtsstrijd binnen de afdeling is bedroevend. Dokter Clark wil mijn lessen aan de hogeschool overnemen en begrijpt niets van hypnose, dus hij gaat klagen. Dokter Patrick huppelt als een getemde aap achter hem aan en doet alle kunstjes na in de hoop op een deel van de winst. Dokter Donner vult haar leven met praten en maalt er niet om of het helpt, zolang ze zelf maar niet verveeld raakt. Dan hebben we nog onze zwijgzame therapeute, Ann
Bennett, die er door dokter Clark en dokter Patrick herhaaldelijk op is gewezen dat haar werk minderwaardig is, aangezien haar diploma inferieur is. In plaats van te revolteren, stelt ze zich ondergeschikt op. De hele dag loopt ze te glimlachen en vriendelijk naar iedereen te zwaaien. Ze is het meest trieste zonnetje in huis dat ik ooit heb gezien. De enige die me bevalt in deze ruimte, dat is de assistente van dokter Patrick. Haar grootste gave is luisteren, met zulke oren kan dat ook niet anders. Alleen is ze zo karakterloos om met hem naar bed te gaan, wat van weinig goede smaak getuigt.’ Alsof het afgesproken was, stonden dokter Clark, de therapeute, dokter Donner, de assistente en dokter Patrick op en liepen naar de deur. De heer McNamara trachtte hen niet tegen te houden. Hij krabde aan het overhemd dat zijn uitgezakte buik bedekte en streek de plooien uit zijn versleten pak. ‘Over twee jaar ben jij de eerste die gaat,’ zei Tony voor hij naar buiten ging. De anderen keken zelfs niet om. Robert wist waar Tony mee dreigde. Zijn vader ging met pensioen. Als de bestuursraad besloot om Tony en niet hem hoofd van de afdeling te maken en een plaats in de raad te geven, dan zou hij waarschijnlijk worden ontslagen. Misschien had hij dokter Donner te vriend moeten houden. Haar vader was een vooraanstaand oncoloog en hoofd van de afdeling Cancer T reatment. ‘Mijn taak voor vandaag zit erop,’ zei McNamara. ‘Had u dit voorzien?’ vroeg Robert, niet zonder sneer. ‘U?’ ‘Nee, het is de eerste keer dat ik me zo openlijk uitspreek. Het was hout op smeulende as, merk ik.’ ‘Als deze sessie ervoor heeft gezorgd dat de maskers zijn afgeworpen en er duidelijkheid in de standpunten is gekomen, ook al
laaien hierdoor de gemoederen op, dan lijkt me dit een grote stap voorwaarts. Het is onmogelijk iets te veranderen wat onderhuids blijft. Ik hoop dat de aanwezigheid van uw vader het morgen mogelijk zal maken om water en vuur naast elkaar te zetten zonder dat ze elkaar gaan bestrijden.’ De man stond op, reikte hem de hand en verliet de ruimte. Robert oogde hem na. Waar had zijn vader deze kleurloze figuur vandaan gehaald? Door ieders standpunt in vraagvorm te herhalen, was hij erin geslaagd een openlijk dispuut uit te lokken en er toch niet bij betrokken te raken. Een memorabele tactiek. Robert begaf zich naar het Mental Health Department op de derde verdieping en ging zijn praktijk binnen. Helen zat over een lesboek gebogen. Als ze zo intens bleef studeren, dan zou ze haar diploma halen, dat kon niet anders. Voor het zover was, wilde hij dat prachtige lichaam nogmaals aanschouwen. ‘Dokter Blake, ik heb een verrassing voor u.’ Uit haar handtas haalde ze een papiertje met drie telefoonnummers en reikte het aan. ‘Ik heb de laatste nummers opgevraagd waarnaar uw vrouw heeft gebeld. Eerst wilde de telefoniste die niet geven, tot ik vertelde dat ze overleden was.’ Hij bekeek het papiertje en verbleekte. Zijn eigen nummer, dat van zijn vader en nog een ander, dat hij niet kende. ‘Het laatste nummer is privé, dat heb ik al gecontroleerd. Het is onmogelijk te achterhalen wie de abonnee is.’ Hij knikte en merkte dat zijn ademhaling spontaan versnelde. Terwijl hij zijn haar aan het drogen was geweest had Jennifer hem gebeld om te zeggen dat ze toch naar huis zou komen. Nadat hij zijn dodelijke instructie had gegeven, had ze in de auto zijn vader gebeld en tot slot het onbekende nummer. Of was het andersom? ‘Wat was het laatste nummer dat ze heeft gebeld?’
‘Het privénummer. Het was een gesprek van een kwartier.’ Dat moest de persoon zijn die had gehoord hoe ze tegen de eik reed en die waarschijnlijk nu op de hoogte was van de indirecte suggestie die hij had gegeven. Het moest dezelfde zijn die het briefje tegen zijn voordeur had gespijkerd en in haar praktijk had ingebroken om haar computer te ontvreemden. In zijn kantoor rinkelde de telefoon. Het moest iemand zijn die zijn directe nummer had, anders zou eerst die van Helen drie keer zijn overgegaan. Hij betrad de ruimte, sloot de tussendeur en nam op. ‘Met dokter Blake.’ ‘Robert, ik heb vernomen waarvoor je de assistente van dokter Patrick hebt uitgemaakt en dat je dokter Clark een medicijnman hebt genoemd. Ze gaan een klacht indienen. Hoe kan ik het voor je blijven opnemen als je alle vormelijkheid overboord gooit? En hoe haal je het in je hoofd om dokter Donner onproductief te noemen?’ Zijn vader had snel en luid gesproken. Sinds de dood van Jennifer was hij ongewoon emotioneel. ‘Ik heb gezegd waar het op stond.’ ‘Morgen houden we een tweede intervisiegesprek. Ik wil dat je je verontschuldigingen aanbiedt.’ ‘Nooit. Dokter Clark heeft mijn lessen in opspraak gebracht.’ ‘Weet ik. Hij heeft gelijk. Je wijkt te veel af van het leerplan. De tweejarige studie van het Community College is gelijkgesteld aan het kandidaats van de universiteit. Dat wil zeggen dat je studenten dezelfde leerstof moeten kennen. Het is je taak om te doceren óver psychologie. De praktijkervaring komt later, tijdens de stages.’ ‘De hogeschool levert al jarenlang mensen af die zich onderlegd wanen, maar eigenlijk niet in staat zijn om degelijke assistentie te bieden. Ze doen ervaring op ten koste van de cliënten.’
‘Robert,’ zijn vader liet een lange stilte vallen, ‘het is niet jouw taak om een traditie ter discussie te stellen. Of je geeft die lessen op de conventionele manier, of ik ontneem je de uren en draag ze over. Je mag niet vergeten dat ik nog steeds officieel benoemd ben.’ Dat klopte. Zijn vader liet hem lesgeven in zijn plaats. De bestuursraad had zich akkoord verklaard, aangezien hij een diploma van dokter in de psychiatrie had. Het was de bedoeling dat de uren officieel aan hem zouden worden toegekend zodra zijn vader met pensioen ging. ‘Pa, een automonteur moet auto’s kunnen monteren, een kapper moet kunnen knippen en een danser moet kunnen dansen. Waarom moet iemand die afstudeert als medisch of psychologisch assistent zich dan behelpen met kennis óver psychologie, en niet ín psychologie? Wat heb je aan een assistent die alle ziektebeelden kan opsommen, maar niet in staat is een diagnose in de praktijk te stellen?’ Er kwam geen antwoord. ‘Pa?’ ‘Ja, ik luister.’ Uit de afwezige toon kon hij opmaken dat zijn vader zijn betoog niet tot zich door had laten dringen. Had het te maken met dat laatste telefoontje van Jennifer? Zijn vader had zich altijd aan zijn zijde geschaard, had hem een vernieuwer genoemd. Was hij werkelijk van plan de lessen over te dragen? ‘Je krijgt controle,’ hoorde hij zijn vader zeggen. ‘De brief van Tony is ernstig genomen. De bestuursleden zullen je lessen visiteren wanneer ze hier de tijd voor hebben en zullen daarna beslissen of je ze mag blijven geven.’ In de raad zetelden de belangrijkste professoren van het Community College en de meest gerenommeerde artsen van het
ziekenhuis. De professoren hadden weinig tot geen kennis van psychologie. Van hen had hij niets te vrezen. De artsen zouden wat hij vertelde vergelijken met de leerstof die ze zelf tijdens hun kandidaatsopleiding hadden gekregen. Hij wilde geen overzicht van de vijf hoofdstromingen met alle namen en data geven. Wat hij te vertellen had, was veel boeiender. Maar zouden ze dat inzien? ‘Dus bereid je voor,’ vervolgde zijn vader. ‘Zorg dat je lessen duidelijk gestructureerd zijn. Als je een techniek demonstreert, doe dat dan alleen ter illustratie van een theoretisch uitgangspunt. Onderbouw je beweringen met getallen en tabellen. Verwijs eventueel naar recente onderzoeksresultaten van gerenommeerde universiteiten.’ Zo had hij zijn vader nooit horen praten. Hij was altijd vol lof geweest. Was trots geweest dat studenten van andere richtingen de lessen spontaan kwamen volgen. ‘En ik wil dat je nu even naar mijn bureau komt. Ik wil je vertellen waarom ik de intervisie niet kon bijwonen.’ Er werd bruusk neergelegd. Robert staarde naar de hoorn waar een langgerekte toon uitkwam. Langzaam kwam hij overeind en opende de tussendeur. ‘Ik ben zo terug.’ ‘Je ziet bleek. Alles in orde?’ Hij gaf geen antwoord. Controleerde eerst of de gang leeg was voor hij naar het kantoor van zijn vader liep, dat zich helemaal aan het einde bevond. Hij klopte aan. ‘Binnen.’ Hij betrad de praktijk. Een zwaar eikenhouten bureau domineerde de hoofdruimte. Zijn vader zat er als een patriarch achter. Zijn grijze haren, licht pafferige gelaat en brede neus kenden hem nog meer gewicht toe. Robert realiseerde zich dat een cliënt zich klein en onderdanig moest voelen wanneer hij hier binnentrad.
‘Ga zitten.’ Hij nam plaats op een lage stoel en kwam met zijn borstbeen ter hoogte van het tafelblad. Zijn vader torende boven hem uit in zijn leren verstelbare fauteuil. ‘Je moeder heeft kanker.’ Robert kon geen adem meer halen. ‘Ma?’ bracht hij uit. ‘Een halfjaar geleden voelde ze zich voortdurend moe en kortademig. Onderzoek wees uit dat ze darmkanker had met uitzaaiingen. Behandeling had geen zin meer. Daarstraks belde ze om te zeggen dat ze was flauwgevallen. Ik ben haar gaan halen en heb haar ondergebracht in een kamer op de vijfde verdieping. Ze heeft nog een week te leven. Ga haar straks bezoeken, ze vraagt naar je.’ De tranen die hij artificieel had moeten oproepen bij de dood van Jennifer, begonnen nu spontaan uit zijn ogen te druppen. Hij kon het niet geloven. Zijn moeder die nog maar een week te leven had? ‘Ik ga onmiddellijk naar haar toe,’ zei hij. ‘Ze is in gesprek met dokter Donner, de vader van Sarah. Hij wil haar helpen om haar lijdensweg te bekorten. Over drie dagen, vandaag niet meegerekend, wil ze al haar infuus hebben.’ ‘Euthanasie is onwettig.’ ‘Schreeuw niet zo.’ Zijn vader keek om zich heen alsof er zich nog andere mensen in de ruimte bevonden. ‘Het gaat om een verdovend middel dat haar hart zal stopzetten. Doordat ze terminaal is, zal er niet naar een doodsoorzaak worden gezocht.’ Robert twijfelde er niet aan dat zijn vader alles zorgvuldig had gepland en zich verzekerd wist van de onvoorwaardelijke steun van bepaalde doktoren. Doding op aanvraag werd beschouwd als moord. ‘Waarom zo vlug?’ ‘Ze heeft zich een halfjaar op haar overlijden kunnen voorbereiden.’
Hij stond op. Na het geven van zijn college wilde hij onmiddellijk zijn moeder opzoeken. Het consult van T homas White moest worden verzet. ‘Pa?’ ‘Ja?’ ‘Heb je T homas en Anna White naar me doorverwezen?’ ‘Ik heb hen naar Tony gestuurd. De man zat in een depressie. Het leek me het beste dat hij prozac nam en iedere maand op controle ging. Ken je hen?’ ‘Ze zijn naar mij toe gekomen voor een behandeling.’ ‘Dat is dan op eigen initiatief. Ik heb erover gedacht om hen naar jou door te verwijzen. Maar omdat je een wachtlijst hebt en het dringend leek, heb ik die beslissing genomen.’ ‘Dat begrijp ik.’ Het klopte dat hij een wachtlijst had. Als Helen zijn cliënten voor de komende week niet had afgebeld, zouden ze nooit voorrang hebben gekregen. Hij moest onthouden te vragen waarom ze het consult bij zijn vader en de doorverwijzing niet hadden vermeld. ‘Wanneer wil je bij haar langsgaan?’ vroeg zijn vader. ‘Dan geef ik dat wel aan haar door.’ ‘Kwart over drie, ongeveer.’ Robert verliet het kantoor en keek eerst of de gang vrij was voor hij zich naar zijn praktijk begaf. ‘U ziet bleker dan daarnet,’ zei Helen. ‘Ik heb een aanvaring gehad met de psychiaters van de afdeling. Ik wil niet in de kantine gaan eten. Kun je voor mij een hoofdschotel en een dessert gaan halen?’ ‘Natuurlijk.’ ‘En verzet de afspraak van T homas White naar vanavond. Na mijn college moet ik iemand op de ziekenzaal gaan bezoeken en de
rest van de middag neem ik vrijaf.’ ‘Dat zal ik doen.’ Zodra ze weg was, belde hij het privénummer op het papiertje. Er nam niemand op en er klikte geen antwoordapparaat aan. Hij borg het nummer op bij het dreigbriefje en besloot iedere dag op verschillende tijdstippen opnieuw te proberen. Hij moest weten met wie Jennifer had gebeld terwijl ze overleed.
V
Robert betrad de Main Building van het St. Clair County Community College en begaf zich naar de collegezaal op de vierde verdieping. Meer dan vijftig studenten konden er plaatsnemen. Slechts de helft van de stoelen was bezet. Hij realiseerde zich dat de meeste studenten waarschijnlijk nog niet hadden vernomen dat hij terug was. Rechts vooraan zaten enkele bestuursleden. Hij knikte hen stuurs toe en liep met vaste tred over het podium naar de lessenaar. ‘Vandaag wordt het een speciaal college,’ zei hij. ‘Ik word namelijk beoordeeld. Het bestuur heeft een klacht ontvangen van dokter Clark, een collega van het Mental Health Department. Mijn colleges wijken volgens hem te veel af van het leerplan. Hij veronderstelt dat de raad hem hierin zal bevestigen en hem daarna als nieuwe docent zal aanstellen. Aangezien hij psychiatrie als een onderdeel van de geneeskunde beschouwt, zullen zijn lessen voornamelijk medische en statistische gegevens bevatten. Mijn colleges gaan over de manier waarop mensen met elkaar communiceren. Want een toestand van hypnose wordt bereikt via de taal. Hiermee bedoel ik niet alleen de gesproken, maar ook de lichaamstaal.’ Hij pauzeerde en wees de bestuursleden aan. ‘Aangezien geen van hen enig idee heeft hoe hypnose werkt, wil ik hun de grondbeginselen uitleggen.’ Hij liep op het podium naar rechts tot hij voor hen stond.
‘Ik weet dat jullie gekomen zijn om mijn colleges te observeren en te beoordelen in de vorm zoals ik die normaal geef. Maar hoe kunnen jullie begrijpen waar ik het over heb, als jullie geen basisinzicht hebben?’ Hij keerde zich naar de studenten. ‘Een regel van hypnose is: doe afstand van ieder vooropgezet plan en pas je aan de individuele situatie aan. Ga samen met de cliënt op zoek naar een behandeling die bij hem past.’ Op dat ogenblik ging de zijdeur open en trad dokter Donner binnen, de chirurg die met zijn moeder had overlegd over het tijdstip van haar dood. Hij had een mager gezicht, met groeven, maar zijn donkere haar vertoonde nog geen grijs. ‘Kunt u op het podium komen en plaatsnemen op de stoel?’ De raadsleden keken naar dokter Donner, die zonder blijk van verbazing deed wat er gevraagd was. De dokter was dertig jaar geleden met een zwarte getrouwd, waaraan zijn dochter die gezette halfbloedkont dankte. Blijkbaar was hij nog steeds iemand die met gemak conventies overtrad, anders zou hij zeker geprotesteerd hebben. ‘Kunt u weer even gaan staan?’ Dokter Donner ging staan. ‘En nu weer plaatsnemen?’ De dokter ging opnieuw zitten. ‘Ben je braaf geweest vandaag?’ De vraag klonk kleinerend, zeker doordat hij de beleefdheidsvorm had weggelaten. De dokter fronste zijn wenkbrauwen en zweeg. ‘Is het niet onbeleefd om op een vraag niet te antwoorden? Je bent toch niet stout geweest?’ Een toegevende glimlach verscheen op het gelaat van de dokter. ‘O nee, ik ben heel erg braaf geweest.’
Robert ging ook op een stoel zitten en richtte zich tot de studenten. ‘Dokter Donner is een vooraanstaand oncoloog. Hij geeft les aan de toekomstige medische assistenten in het tweede jaar én hij zetelt in de overkoepelende bestuursraad. Ik ben niet in de positie om hem bevelen te geven, daarom stel ik alles wat ik van hem wil in de vraagvorm. Op die manier geef ik hem de kans om te weigeren en zal zijn weerstand vanzelf verminderen.’ Dokter Donner ontspande zichtbaar. Hij ging iets achteroverzitten en sloeg zijn benen over elkaar. Robert nam dezelfde houding aan. ‘Kun je van één tot tien tellen?’ De dokter glimlachte opnieuw en telde langzaam en duidelijk van één tot tien. ‘Dat heb je knap gedaan,’ prees Robert. ‘Ben je bereid om nog andere dingen te leren? Wat dacht je van een spelletje onbeweeglijk zitten? Wie het eerst beweegt die verliest, is dat goed? Je hoofd mag je draaien. Het is van de hals naar beneden toe dat we dit spelletje spelen.’ De dokter verroerde zich niet. Alleen zijn ogen gleden even naar de raadsleden en daarna terug naar Robert. ‘Is het jullie opgevallen dat ik daarstraks mijn houding heb aangepast aan die van dokter Donner?’ vroeg Robert aan de studenten. ‘Eerst zat hij vooraan op zijn stoel, dus zat ik ook vooraan op mijn stoel. Daarna zakte hij achterover en deed ik hetzelfde. Ik heb ook de toonhoogte van mijn stem aangepast aan die van hem. Ik ben iets lager gaan praten en heb iets van zijn accent overgenomen, maar niet te veel. Op deze manier ben ik op hem gaan lijken en heb hem hierdoor op zijn gemak gesteld. Zelfs het tempo van zijn ademhaling heb ik overgenomen. Hij ademt nogal hoog in de borst en redelijk vlug. Eén ding is belangrijk: zodra de cliënt merkt dat je hem
imiteert, schep je afstand. Denk maar aan de lagere school. Als er iemand bij het groepje van stoere jongens wilde horen, dan moest hij spontaan mee stoer doen. Wanneer hij stoer deed om erbij te horen, dan viel hij door de mand en werd uitgestoten.’ Hij richtte zich tot dokter Donner. ‘Je denkt te zullen winnen, maar…’ Hij niesde onverwachts en bewoog hierbij zijn bovenlichaam. ‘Gewonnen,’ zei dokter Donner. ‘Ik geef toe dat je een te krachtige tegenstander voor me was. Je maakt me nieuwsgierig: denk je het tegen die studente te kunnen opnemen?’ Op de derde rij zat een meisje met kort bruin piekhaar. ‘Het zou me verbazen als je van haar kunt winnen. Het enige probleem is dat ze niet kan opstaan. Ze weet zelf nog niet dat het zo is. En ze weet ook niet dat ze een goede reden heeft om het niet te kunnen. Ik zie haar wel zitten…als tegenstander, jij niet?’ Dokter Donner knikte. ‘Ik ga haar zo dadelijk vragen op te staan en ze zal het proberen,’ zei Robert. ‘Probeer maar, het zal je niet lukken.’ Het meisje verroerde zich niet, alleen haar hoofd bewoog. Haar ogen stonden groot. ‘Je mag ophouden met proberen.’ Het meisje niesde en bracht haar hand naar haar mond. Daarna tastte ze in haar tas op de grond en haalde er een zakdoek uit. Robert richtte zich tot de studenten. ‘Ik heb dokter Donner daarstraks laten winnen als dank omdat hij mijn suggesties zo nauwkeurig opvolgde. Ik heb het gedaan door te niezen, zodat hij de eer naar zich toe zou kunnen halen. Ondertussen heb ik jullie geobserveerd en het viel me op dat de studente op de derde rij spontaan onbeweeglijk bleef zitten. Ze speelde het spelletje onbewust mee. Om zich aan mijn invloed en de aandacht te onttrekken,
gebruikte ze mijn eigen methode. Erg slim van haar.’ Hij keek het meisje aan. ‘Kun je naar voren komen en op de stoel van dokter Donner gaan zitten?’ ‘Ja,’ zei het meisje. ‘Kom dan maar naar voren en doe wat ik heb gevraagd.’ Hij richtte zich tot de studenten. ‘Ze is nog steeds onder hypnose, ook al lijkt dat niet zo. Ze antwoordde op mijn vraag in plaats van de handeling onmiddellijk uit te voeren. Dat is kenmerkend. In een trance wordt alles letterlijk genomen.’ Het meisje nam haar tas en bewoog zich tussen de rijen door naar het trapje. ‘Als je iemand zo ver wilt krijgen dat hij niet meer kan staan,’ informeerde hij de studenten, ‘dan is het nodig om de persoon te herinneren aan een leeftijd dat staan niet vanzelfsprekend was. Daarom dat ik dokter Donner en de studente als een vader of een schoolmeester heb toegesproken en alles wat we deden heb ingekleed als een spelletje.’ Het meisje kwam het podium op en liep naar dokter Donner, die spontaan zijn plaats afstond. ‘Laten we een proef doen,’ zei Robert. ‘Dokter Donner en de studente – hoe heet je trouwens?’ ‘Jennifer.’ Even rilde Robert. ‘Goed,’ herstelde hij zich. ‘Dokter Donner en Jennifer, jullie gaan het tegen elkaar opnemen. Ik wil weten wie van jullie het snelste onder hypnose zal zijn. Dokter Donner is een vooraanstaand chirurg. Zijn kennis en vakkundigheid worden in het ziekenhuis geroemd. Ik denk dat hij gaat winnen. Hij staat voor alles wat wij professoren en doktoren bewonderen.’ Jennifer glimlachte, dokter Donner trok een ernstig gezicht. Robert richtte zich tot de studenten.
‘Jennifer ziet het zitten om te winnen. Hoewel ik geen startschot heb gegeven, zijn ze beiden al van start gegaan, is het niet? Jennifer is weer onbeweeglijk gaan zitten en dat is een goede manier om de hypnose te verdiepen. En dokter Donner houdt zijn ogen open, maar hij weet nog niet dat die zo dadelijk zullen dichtvallen, zodat hij Jennifer kan inhalen.’ De studenten grinnikten omdat dokter Donner met zijn ogen knipperde en ze uiteindelijk sloot. ‘Als je in je praktijkruimte twee cliënten samen behandelt, breng hen dan in onderlinge concurrentie met elkaar om jouw doel zo vlug mogelijk te bereiken. Al hun weerstand is op elkaar gericht en niet op jou, als therapeut.’ Een indringende pieptoon verstoorde de stilte. Dokter Donner greep naar zijn broekzak, opende zijn ogen en zette het toestel af. ‘Ik moet gaan,’ zei hij. ‘Noodoproep.’ ‘Bedankt,’ zei Robert en hij richtte zich tot de studenten. ‘Is dit geen mooi bewijs dat iemand onder hypnose nog steeds in staat is om te reageren op uitwendige prikkels en een onderscheid te maken in het belang ervan?’ Dokter Donner verliet de collegezaal en op het ogenblik dat hij naar buiten ging, kwam er een meisje met lang zwart haar binnen. Ze had hoge jukbeenderen, grote donkere ogen en uitgesproken lippen. Haar strakgespannen bloesje beklemtoonde haar volumineuze boezem. Waarom ze alle aandacht opzoog, kon Robert niet duiden. Was het door haar uitzonderlijke schoonheid, of omdat ze probeerde om niet op te vallen? Ze leek te hebben gewacht op een geschikt moment om de zaal te kunnen betreden en bewoog zich met gebogen hoofd en schouders langs een halflege rij. ‘Kun je naar voren komen en je naam zeggen?’ Ze keek hem vertwijfeld aan.
‘Ik bedoel jou wel degelijk.’ Gehoorzaam begaf ze zich naar het podium. ‘Ik ben Jane.’ ‘Ik vroeg je naam, niet je voornaam.’ ‘Austin,’ voegde ze na enige aarzeling toe. ‘Je bent naar voren gekomen en je hebt je naam gezegd. Ik ga je vragen om even te wachten, zodat je zo dadelijk de plaats van Jennifer kunt innemen. Maar eerst ga ik Jennifer iets in het oor fluisteren. Daarna ga ik haar wakker maken en zal ze zich niet herinneren wat ik haar heb opgedragen. Toch zal ze in staat zijn om het uit te voeren wanneer het moment is aangebroken.’ Hij boog zich voorover. ‘Kun je na het college naar het Port Huron Hospital gaan en je naar de derde verdieping begeven? Halverwege de gang is er een deur met een bordje waar mijn naam op staat. Daar ga je binnen. Ik zal je in mijn praktijk toelaten en je zult in een diepe trance gaan om naar verdere instructies te luisteren. Dat zul je doen, is het niet?’ Hij had zacht gesproken en zag de nieuwsgierige blikken in de ogen van de studenten. Ook de bestuursleden rekten hun hals in de hoop zijn instructie te horen. ‘Dan mag je nu wakker worden in je eigen tempo,’ zei hij luid en duidelijk. ‘En je zult het gevoel hebben dat je lang en diep geslapen hebt en dat je aangenaam gedroomd hebt, maar je zult niet weten waarover.’ Jennifer knipperde met haar ogen en rekte haar lichaam. ‘Heb je goed geslapen?’ vroeg hij. ‘Heel goed.’ ‘Aangename dromen gehad?’ ‘Ik weet het niet. Ik heb het gevoel van wel.’ Spontaan stond ze op, nam haar tas en ging van het podium af. ‘Is er iets opgevallen aan de instructies die ik heb gegeven?’ vroeg
hij aan Jane, terwijl hij haar gebaarde te gaan zitten. Ze schudde haar hoofd. ‘Ik heb Jennifer gezegd dat ik haar wakker zou maken. Daarna heb ik haar opgedragen wakker te worden. En toen ze wakker was heb ik bevestigd dat ze wakker was.’ Hij keerde zich naar de studenten. ‘Je moet een cliënt de tijd geven om te kunnen volbrengen wat je verlangt. Daarom moet je eerst aankondigen wat je wilt, daarna moet je de opdracht pas echt geven.’ Hij ging naast Jane staan, zodat ze verplicht was haar hoofd negentig graden te draaien om hem te kunnen zien. Opnieuw vielen hem de licht uitstulpende lippen en hoge jukbeenderen op. Ze moest zwart bloed in haar familie hebben. Haar huid vertoonde geen donker pigment, waarschijnlijk ging de zwarte erfenis terug tot de grootouders of zelfs verder. ‘Daarstraks heb ik Jennifer gezegd dat ik haar zag zitten… als tegenstander. Haar onbewuste heeft de dubbele betekenis van “ zien zitten” ongetwijfeld in zich opgenomen. Het was mijn manier om haar te complimenteren omdat ze spontaan onder hypnose was gegaan en te beklemtonen dat ze zo dadelijk niet mocht gaan staan wanneer ik haar zou vragen dit te proberen. Ik ben benieuwd of jij in staat zult zijn om je hoofd wakker te houden en je lichaam te laten slapen vanaf je hals naar beneden toe.’ ‘Ik was te laat, ik weet niet hoe het moet,’ zei Jane. ‘Dat klopt. Je was te laat. Je hebt nog wat in te halen.’ Hij keerde zich tot de studenten. ‘Ik richt me vaak tot jullie, maar ben me er telkens van bewust dat mijn woorden ook door de mensen op het podium worden gehoord en als instructies worden opgevat. Het is een goede manier om weerstand te vermijden.’ ‘Wat vind je aangenaam om te doen?’ vroeg hij aan Jane. ‘Zeilen.’
‘Kun je dan nu je ogen sluiten en gaan zeilen? Kies maar een boot en een wateroppervlak. Zet het zeil in de juiste stand. Voel hoe de wind in het zeil grijpt en de boot voortbeweegt, kun je dat voelen? En kijk maar naar de weerkaatsing van het licht op het water. Ik zeil met je mee. Je zult mijn stem overal kunnen horen en doen wat ik van je vraag. Mijn stem zal klinken als het water en de wind.’ Hij stopte met praten en keek op zijn horloge. Nog maar vijf minuten. ‘Ik dring al twee jaar aan om mijn college-uren niet te verdelen over drie dagen, maar ze bijeen te brengen. De bestuursleden kunnen nu zelf ondervinden hoe belangrijk dit is. Voor ik afsluit, wil ik verklaren wat ik met Jane aan het doen was. Ik heb haar gevraagd om iets aangenaams te ondernemen, zodat ze zich op haar gemak zou voelen. Bij de beschrijving die ik gaf, heb ik alleen woorden gebruikt die niet gespecificeerd zijn, zoals wind, water, boot en zeil. Als ik zou hebben gezegd dat ze in een rode zeilboot van vijf meter lengte moest stappen en het vaartuig moest afduwen nadat ze het blauwe ankertouw had losgemaakt, dan zou ik haar hebben verplicht om mijn fantasie te volgen. Het doel is om haar zover te krijgen dat ze zo in haar eigen beelden opgaat aan de hand van mijn vage instructies dat ze mijn stem als haar innerlijke stem gaat beschouwen. Op dat ogenblik is ze niet meer in staat mijn instructies in vraag te stellen en zal ze alles doen wat ik haar opdraag. Dat mijn stem met haar mee zou gaan, is erg belangrijk. Sommige cliënten gaan in een diepe hypnose en worden zo meegezogen door hun innerlijke wereld dat ze stuurloos gaan ronddwalen. Om te voorkomen dat er contactverlies optreedt, is het nodig te beklemtonen dat alles wat je vraagt altijd te horen zal zijn en onmiddellijk kan worden uitgevoerd.’ Een luid gerinkel brak de les af. ‘Ik kom hier de volgende keer op terug,’ riep hij eroverheen, en boog zich naar Jane, die haar ogen reeds had geopend, maar nog steeds
op de stoel zat. ‘Bedankt.’ ‘Heb ik veel gemist?’ Ze zinspeelde op zijn instructie dat ze nog wat had in te halen. Hij dacht er over haar te zeggen dat ze vanavond naar hem toe moest komen. Maar haar trance leek te oppervlakkig om zijn suggestie onbewust te verwerken. Spijtig. Haar stevige borsten en goed geproportioneerde achterste bevielen hem beter dan het magere lichaam en het piekhaar van die Jennifer. ‘Heb ik veel gemist?’ herhaalde ze. ‘Als je volgende keer weer te laat komt, dan zal ik je bijles moeten geven.’ Vanuit zijn ooghoeken zag hij Jennifer de collegezaal verlaten. ‘Je bent onafhankelijk van mijn stem, Jane, ik zie je morgen.’ Hij liep naar de rand van het podium. De bestuursleden waren reeds weggegaan. Wat ze van zijn les vonden, maakte hem niets uit. Hij bracht de leerlingen inzicht in de werking van de geest bij en daar was hij trots op. Gehaast begaf hij zich naar de begane grond en zag Jennifer het gebouw verlaten. Hij wachtte tot ze Erie Street was ingeslagen voor hij haar achternaging. Na een wandeling van tien minuten bereikte hij het ziekenhuis. Aan de overkant van de straat lag het Pine Grove Park. Het werd gebruikt door patiënten om de ledematen te strekken. Hij knikte beleefd naar een oud vrouwtje dat bij het verkeerslicht wachtte met een infuuszak die aan een staaf op wieltjes hing. ‘Robert!’ Zijn moeder zat aan de andere kant van het park, bij de oever van de rivier en ze zwaaide. Hij had haar stem bijna niet opgevangen. ‘Ik kom zo.’ Door het geraas van het verkeer leek ze hem niet te hebben verstaan, want ze stond op. Hij gebaarde dat ze moest blijven zitten
en versnelde zijn pas. Bij het bereiken van de hoofdingang zag hij Jennifer de lift nemen. Hij haastte zich met de trap naar de derde verdieping. Ze had de deur van zijn praktijk reeds bereikt en ging naar binnen. Hij repte zich door de hal. ‘Dokter Blake is er niet,’ hoorde hij Helen zeggen. ‘Hier ben ik.’ ‘Uw moeder heeft gebeld, ze wacht bij de rivier.’ ‘Weet ik.’ Hij loodste Jennifer bij haar arm zijn ruimte binnen en sloot de tussendeur. Ze had een glazige blik in haar ogen. ‘Vanavond, rond tien uur, zul je naar het ziekenhuis komen,’ zei hij met een monotone stem. ‘Je zult niet begrijpen waarom, maar het zal juist aanvoelen. Beneden bij de ingang zul je de nachtportier zien. Hij zal van je komst op de hoogte zijn en je binnenlaten. Je zult naar dit vertrek komen en mij hier aantreffen. Je zult niet weten wie ik ben, maar ik zal vertrouwd overkomen. Mijn stem zal klinken als die van je beste vriend. Je zult mijn lichaam aantrekkelijk vinden en met plezier doen wat ik van je vraag. Daarna zul je naar huis gaan en diep slapen, zodat je kunt vergeten wat er is gebeurd, zoals je zo dadelijk ook zult vergeten wat we hier hebben besproken. Je zult naar je volgende college gaan en niet weten waarom je te laat komt. Je zult vermoeden dat je naar het toilet moest en je goed voelen.’ Hij opende de deur en duwde Jennifer naar buiten. Zonder Helen aan te kijken, verliet ze de praktijk. ‘Ik heb het consult van de heer White verzet naar acht uur,’ zei Helen. ‘Dan kunt u daarvoor nog eten.’ Zijn hoofd stond niet naar T homas White. Het gedoe met de kauwgum kwam hem afstotend voor. De voornaamste reden dat hij hem van de psychosomatische verschijnselen wilde afhelpen, was omwille van Anna. Haar weelderige gestalte stond hem voor de geest. Het viel hem in dat ze bijna voortdurend aan het woord was geweest,
alsof ze niet had gewild dat T homas voor zichzelf zou spreken. Zou er een verband zijn tussen diens vreemde gedrag en haar bazige houding? ‘Ik heb het consult verzet,’ herhaalde Helen. ‘Prima.’ Hij keek zijn secretaresse nauwlettend aan. Zou ze weten wat hij met zijn studentes uitvoerde? Waarschijnlijk wel. Ze was zo verstandig er niets van te laten merken. Alleen hij wist dat ze geen diploma van medisch secretaresse bezat. Dat had hij voor zich gehouden omdat de aanstelling anders onmogelijk zou zijn geweest. Als ze hem dwars zat, zou hij alle sporen van zijn buitenissige activiteiten wissen en haar ontslaan met als reden dat ze hem had voorgelogen. ‘U ziet er verstrooid en opgejaagd uit.’ Haar opmerking trof hem. ‘Dokter Clark heeft mijn lessen in diskrediet gebracht. Enkele leden van de bestuursraad hebben mijn college gevisiteerd om de kwaliteit ervan te beoordelen. Ik heb de studenten hiervan op de hoogte gebracht.’ ‘Was dat verstandig?’ ‘Ik voelde me geënerveerd. Om me af te reageren heb ik de leden een ongemakkelijk gevoel bezorgd. Ik heb zelfs dokter Donner op het podium gevraagd, de vader van Sarah, en aan de hand van zijn reacties enkele basisbegrippen gedemonstreerd.’ ‘Gedurfd.’ ‘Maar inderdaad niet verstandig. Sinds de dood van Jennifer lijkt alles tegen te zitten en reageer ik uitermate impulsief. Misschien wil ik wel weg uit het ziekenhuis, het huis verkopen en ergens anders een praktijk starten. Kom je met me mee als de toestand onhoudbaar wordt?’ ‘Ik volg u overal. Ik heb geen thuis, dat weet u.’ ‘Je zult de studie niet kunnen afmaken.’ ‘Maakt niet uit,’ zei ze. Na een korte aarzeling voegde ze eraan
toe: ‘Uw moeder verwachtte u om kwart over drie.’ ‘Weet ik, geef me nog tien minuten. Ik wil mijn college overdenken en enkele aantekeningen maken.’ Hij ging zijn vertrek binnen en liet de tussendeur open. Hij verplaatste zijn gedachten naar de collegezaal en noteerde alle zaken die hij was vergeten te vermelden en beter moest uitleggen. Daarna dacht hij aan het meisje met het piekhaar. Haar borsten waren klein en niet van dezelfde grootte. Ze hingen ook niet op dezelfde hoogte. Dat had hij dankzij het strakke topje kunnen zien. Een onevenwichtige lichaamsbouw duidde op stressgroei tijdens de kinderjaren en was meestal een aanduiding van een lage intelligentie. In dit geval klopte het niet, anders zou ze niet zo vlug onder hypnose zijn gegaan. Hij bedacht dat hij in zijn laatste instructie was vergeten te vermelden dat ze zich moest wassen voor ze kwam. Misschien zou ze het uit zichzelf doen. Zou hij Helen vragen om vanavond ook te komen? Als voormalige hoer moest ze ervaring hebben met andere vrouwen. Het zou haar medeplichtig maken, zodat hij verzekerd was van haar stilzwijgen. Misschien was het ogenblik niet gunstig. Hij voelde aan dat ze terughoudender was geworden sinds het dodelijke ongeval van Jennifer, alsof ze hem niet meer ten volle vertrouwde. ‘Ik ga naar huis,’ kondigde Helen aan. ‘Als u me nodig hebt, mag u me bellen.’ ‘Tot morgen.’ Hij wachtte tot ze vertrokken was voor hij zijn portefeuille uit zijn achterzak haalde en het briefje met de telefoonnummers eruit nam. Hij draaide het privénummer. Nog steeds niemand die opnam. Had Helen het nummer wel goed genoteerd? Of betrof het iemand die overdag aan het werk was? Hij besloot het die avond nogmaals te proberen.
VI
Hij opende de hordeur van de veranda en liep de tuin in. ‘Kom.’ De eekhoorn hupte naar de stam van de dennenboom en viel daarbij herhaaldelijk opzij. De ogen van het beest hielden hem onafgebroken in de gaten. ‘Kom dan toch.’ De eekhoorn klampte zich vast aan de schors, klom tien centimeter en tuimelde achterover in het gras. ‘Bangerik.’ Hij kon het lijfje zien zwellen en slinken. ‘Wat adem je vlug. Ik wed dat je hart bijna uit je lijf klopt.’ Opnieuw klom de eekhoorn omhoog. Deze keer haalde hij twintig centimeter voordat hij viel. Zijn staart leek op de plumeau waarmee de werkster stof afnam, ook al was die synthetisch blauw. Robert stak zijn hand uit. Het beest kirde en keerde zich zo vlug om dat hij de pijn voelde voordat hij doorhad wat er gebeurde. Hij wapperde met zijn hand. De eekhoorn liet niet los. Hij zwaaide met zijn arm. In een boog vloog het dier door de lucht en belandde tegen de veranda. Zijn vinger bloedde. ‘Rotbeest.’ Hij rende op de eekhoorn af. De oogjes keken hem nog altijd aan. ‘Ongedierte.’ Hij stampte op de staart. Het beest wentelde zich om naar zijn been en beet in zijn schoen.
‘Ik zal je leren.’ Hij liet zijn voet opnieuw neerkomen, op het kopje. Het was alsof hij op een walnoot trapte, maar dan een keiharde. ‘Robert, wat doe je?’ Hij week achteruit. Blikte naar zijn moeder en vervolgens naar het kopje waaruit hersenvocht sijpelde. ‘Hij was mank, waarschijnlijk aangereden. Ik verlos hem uit zijn lijden.’ Ze kwam aangelopen. Zou hij een klap krijgen? ‘Die knaagdieren vreten al het houtwerk op. Dat wil niet zeggen dat je ze moet doodmaken. En als je het toch doet, lever dan geen half werk.’ Ze trapte met haar hiel op het lijfje van de eekhoorn. De oogjes puilden uit, het bekje ging open, maar er kwam geen geluid uit. ‘Ik zal straks aan je vader moeten vertellen wat je hebt gedaan. Bereid je maar voor op een fikse straf.’ Uit haar toon kon hij afleiden dat ze woedend was. Waarom sloeg ze hem niet? ‘Ik wil dat je dat beest begraaft. Haal een schop uit de kelder. En denk eraan,’ ze opende de hordeur van de veranda, ‘dood nooit meer een dier als je weet dat ik sta te kijken.’ Hij bloosde. Het klopte. Hij was zich ervan bewust geweest dat ze hem gadesloeg. Toch had het hem er niet van weerhouden de eekhoorn te vermoorden. Hij vond het moeilijk toe te geven, maar hij had gehoopt dat ze hem zou slaan. Haar hand tegen zijn hoofd of tegen zijn wang, hoe hard ook – hij hunkerde ernaar. Hoewel de bladeren van de esdoorns en eiken verkleurd waren, deed de hoog oplopende temperatuur vermoeden dat het nog zomer was. Op de plek waar Robert daarstraks zijn moeder had gezien, zat nu een gezin met kinderen. Hij speurde het wandelpad af dat langs de oever
van de St. Clair River liep. Links brak de Blue Water Bridge de wolkeloze lucht in tweeën, rechts dreef zuidoostenwind de zwarte rook van de Canadese industrie zijn richting uit. Gejoel weerklonk. Binnen het omheinde terrein waren jongeren aan het baseballen. Misschien keek ze toe vanaf de groen geschilderde ijzeren tribune. Ook daar zag hij haar niet. Was ze terug naar het ziekenhuis gegaan? ‘Robert!’ Ze zat in de houten kiosk met het rieten afdak in het midden van het parkje. Hij moest haar daarnet voorbijgelopen zijn. Waarom had ze hem niet geroepen? Had ze hem opzettelijk laten zoeken om hem een schuldgevoel te bezorgen dat hij haar te lang had laten wachten? ‘Waar bleef je?’ Hij liet zich met een plof neerkomen op de bank gemaakt van samengebonden dikke takken. ‘Ik moest mijn secretaresse nog enkele instructies geven, enkele aantekeningen maken.’ ‘Ja, ja.’ Ze leek hem nauwelijks gehoord te hebben en staarde mijmerend naar de rivier, waarop een imposant containerschip voorbijvoer. Hoewel ze vierenvijftig was, had ze geen rimpels. Haar lange grijze haren waren naar achteren opgestoken. Aan niets was te merken dat ze kanker had. Hij leek op haar. Had dezelfde ogen, dezelfde rijzige gestalte. ‘Wat zit je me aan te kijken?’ ‘Vader heeft me alles verteld.’ ‘Over drie dagen, om twee uur, wanneer de zon op haar hoogste punt staat en de schaduwen het kleinst zijn, is het zover.’ Ze toonde geen verdriet, leek te berusten in het vastgelegde stervensuur. Hij had graag zijn armen om haar heen geslagen, maar deed het niet. ‘Heb ik je ooit verteld hoe ik je vader ontmoette?’ Hij schudde zijn hoofd.
‘Met de compagnie dansten we Het Zwanenmeer. Tsjaikovski had de compositie tijdens zijn leven maar één keer door een ondermaats orkest kunnen laten uitvoeren en het werk was in de pers afgebroken. Pas na zijn dood kreeg het de verdiende bekendheid. Als danseres voelde ik me miskend. Mijn talent werd niet naar waarde geschat. Nadat ik met ontslag had gedreigd, beloofde de directeur me de hoofdrol in de volgende productie. Ongelukkig genoeg kwam ik je vader tegen. Hij zocht me op na de laatste voorstelling van Het Zwanenmeer en feliciteerde me met mijn kleine, maar waardevolle bijdrage. Eén avond was voldoende om jou te verwekken.’ Wat wilde ze hem vertellen? Dat ze net als Tsjaikovski nooit gepaste waardering had gekend? Of dat hij door zijn geboorte haar de kans had ontnomen om haar eerste hoofdrol te vertolken? ‘De ouders van John vonden dansen minderwaardig. Ik mocht alleen met hem trouwen als ik stopte. Ik was vierentwintig. Mijn mooiste rollen lagen op mij te wachten. Toch nam ik ontslag.’ ‘Heb je me daarom zo weinig aangehaald?’ vroeg hij. ‘Ik heb je mijn hele leven verweten dat jouw komst het einde van mijn carrière betekende. Tegelijkertijd was jij het enige wat ik nog had. Toen je aan de Boston University ging studeren en tien jaar later als psychiater terugkeerde, was ik trots op je. Toch kreeg ik het niet over mijn lippen om je te feliciteren. Je huwelijk was een kwelling voor me. Je behoorde mij toe en niet die vreemde vrouw, waar je toch niet van hield.’ Waarom ze hem inzicht in hun vreemde verhouding gaf, wist hij niet. Waarschijnlijk was het de naderende dood die haar zo openhartig maakte. Hij dacht er over haar hand te grijpen, maar hield zich in. Het was aan haar om hem als eerste op een normale manier aan te raken. ‘Ben ik een goede moeder geweest?’
Als kind had hij zich eenzaam gevoeld. Ze was altijd kortaf geweest, had hem nooit geslagen, nooit geliefkoosd. Dat het uit onmacht was, had hij ontdekt toen hij acht jaar was. Een nachtmerrie had hem gewekt en hij was naar haar bed gelopen. Doordat zijn vader voor een congres in New York zat, was diens kant onbeslapen geweest. Hij was naast haar gaan liggen en had zijn armen om haar heen geslagen. Aangezien ze hem niet had weggestuurd, was hij de avond erna teruggekomen. Het was een zwijgzame afspraak geworden dat hij haar mocht aanraken, zolang ze sliep. Of deed alsof ze sliep. ‘Jennifer belde me voor ze zich te pletter reed. Volgens haar heb je alleen de eerste twee jaren van de Medical School gedaan.’ ‘Heeft ze…’ ‘Het was geen ongeluk, het was zelfmoord. Ja toch?’ Zijn moeder had weer de verharde trek om haar mond, die haar altijd had gekenmerkt. Nooit had hij zich kunnen indenken dat Jennifer het geheim aan haar zou hebben onthuld. ‘Dat je niet wilt antwoorden op de vraag of ik een goede moeder ben geweest, kan ik begrijpen, maar ik wil weten waarom je diploma’s vervalst zijn.’ ‘Natuurlijk ben je een goede moeder geweest.’ ‘Geen leugens.’ Hij rechtte zijn rug. Keek om zich heen om er zeker van te zijn dat er niemand meeluisterde. Op een bank aan de straatkant zaten enkele assistenten. Het verkeer overstemde hun gesprek. ‘Ik leerde Jennifer kennen tijdens de wiskundeles. Omdat ik niet alles begreep, gaf ze me haar telefoonnummer. Ik mocht bellen als ik vragen had. Van het een kwam het ander. Ik werd uitgenodigd bij haar thuis. Leerde haar ouders kennen. Haar vader was therapeut. Hij gebruikte voornamelijk hypnose. Hij legde me uit hoe het werkte, nodigde me uit om een sessie bij te wonen. Wat hij te vertellen had,
interesseerde me meer dan de lessen op de faculteit. Ik begon mijn studie te verwaarlozen. Haar vader gaf me toestemming om cliënten te behandelen zonder dat hij erbij was. Ik genoot zijn vertrouwen. Zo groeide mijn praktijkervaring. Toen Jennifer afstudeerde, scande ik haar diploma in en bewerkte het met de computer. Zo behaalde ik mijn Medical Degree. Twee jaar later leende ik het diploma psychiatrie van een vriendin van haar en maakte ook hiervan een vervalsing.’ ‘Die officiële stempels, waar komen die vandaan?’ ‘De moeder van Jennifer werkt op het secretariaat van de universiteit. Ze stopte het document tussen de stapel en haalde het er na ondertekening uit. Het was erg riskant, het scheelde niet veel of het werd ontdekt.’ ‘Bespaar me de details,’ zei ze. ‘Als ik het goed begrijp was het hele gezin erbij betrokken.’ ‘Ik was een goede psycholoog. Ik kon ieder ziektebeeld aan. Ze geloofden in mijn vakmanschap. En zonder de diploma’s zou ik hier nooit hebben kunnen werken.’ ‘Je bent een bedrieger.’ ‘Niet echt,’ weerlegde hij. ‘Uit angst door de mand te vallen, heb ik alle cursussen psychiatrie doorgenomen. Ik ben even onderlegd als de psychiaters die hier werken. Of laat ik het anders stellen: ik ben veel beter dan zij. Ik bezit hun kennis en heb een beter inzicht in de werking van de geest.’ ‘Weet je hoeveel valsheid in geschrifte je kan kosten? Bovendien kunnen al je patiënten een eis tot schadevergoeding indienen en beweren dat de onprofessionele behandeling ernstige gevolgen voor hen heeft gehad.’ Hij keek haar lachend aan. ‘De ouders van Jennifer weten het en zij zwijgen, want ze zijn medeplichtig. Jennifer heeft het jou verteld
om tweedracht te zaaien. Je hebt haar nooit gemogen, waarom zou je je druk maken?’ ‘Jij denkt je te kunnen toe-eigenen waar anderen jarenlang voor hebben gewerkt. Ik ben verplicht het aan je vader te vertellen.’ Zijn vader mocht er niets van weten, want hij zou hem dwingen ontslag te nemen en de diploma’s te verbranden. Hij zou nergens meer kunnen solliciteren, ook niet in een ander ziekenhuis. ‘Als je niet gelooft dat ik beter ben dan alle psychiaters hier, waarom woon je mijn lessen dan niet bij? Je mag zelfs mijn sessies observeren. Ik zal het aan mijn cliënten vragen.’ ‘Ik heb de komende dagen iets anders aan mijn hoofd. Vertel me liever waarom ze tegen die boom is gereden.’ ‘Hoe kan ik dat nu weten? Misschien was ze ongelukkig. Ze heeft het me nooit verteld. Maar er wordt zoveel voor me verzwegen. Hoe komt het dat jij een halfjaar hebt achtergehouden dat je kanker hebt?’ ‘Begeleid me naar mijn kamer.’ Ze stond op, zette een stap en wankelde. Hij stak zijn arm uit, klaar om haar te grijpen als ze zou vallen. ‘Waag het niet.’ Hij trok zijn hand terug. Ging naast haar lopen. Was ze echt van plan hem te verraden? Hij mocht geen risico nemen. Vannacht zou hij haar een injectie toedienen. Aangezien ze kanker had, zou er niet worden gezocht naar een andere doodsoorzaak, daar rekende hij op. Hij rilde. Zijn moeder vermoorden was iets totaal anders dan Jennifer een dodelijke instructie geven. Zijn huwelijk had nooit goed gelopen. Hij vermoedde dat hij met Jennifer was getrouwd uit bewondering voor haar vader. ‘Jennifer vertelde dat je een aantal studentes onder hypnose hebt misbruikt.’ ‘Leugens,’ zei hij. ‘Hypnose maakt het contact ongetwijfeld
minder afstandelijk dan bij een normaal college, maar ik heb nooit een geheime afspraak met een van hen gemaakt.’ Hij dacht aan zijn computer. Had Jennifer het dagboek genoemd? Ernaar vragen zou argwaan wekken. ‘Heeft ze nog iets verteld? Ik wil niet dat je slecht van me denkt.’ ‘Nee, daarna hing ze op.’ Hij moest zijn moeder het zwijgen opleggen en zorgen dat hij te weten kwam naar wie Jennifer daarna had gebeld en vooral wat ze toen allemaal had onthuld. Het briefje met het privénummer brandde in zijn achterzak. Hij vermoedde dat Jennifer de telefoontjes had gepleegd in de hoop zijn leven grondig door elkaar te schudden. Dat betekende dat ze niet in trance was geweest en bijgevolg bewust zelfmoord had gepleegd. Het slippertje met Helen kon haar onmogelijk tot wanhoop hebben gedreven. Hun huwelijk was al te veel kapot geweest. Wat had haar dan aangezet tegen de boom te rijden? Het antwoord moest te vinden zijn in het dreigbriefje en bij de persoon met wie ze had gesproken voor en tijdens de crash. ‘Prachtig weer voor september. Heb je die zeilboot nog?’ ‘Jennifer zeilde niet graag, ze vond het verloren tijd. Ik heb de boot het hele seizoen in de loods gelaten.’ Ze begaven zich naar de kamer op de vijfde verdieping. De deuren waren onlangs vernieuwd. Robert schatte in hoeveel geluid er op de hal te horen zou zijn als zijn moeder zich tegen de injectie verzette. Als hij een kussen op haar gezicht duwde en voorkwam dat ze op de knop drukte die de nachtverpleging waarschuwde, zou de daad onopgemerkt blijven. ‘Je hebt drie dagen,’ zei ze. ‘Voor de inspuiting vertel ik het aan je vader en aan dokter Donner.’ Ze deed haar schoenen uit en liet zich achterover op het bed zakken. ‘Die ziekte maakt me doodmoe. Ons gesprek heeft me
uitgeput.’ Ze sloot haar ogen en vroeg niet of hij de kamer wilde verlaten. Hij wachtte tot haar ademhaling gelijkmatig was voor hij naar haar toe ging. Hij streelde haar hand en arm, liet zijn vingers langs haar voorhoofd, neusbrug en lippen glijden. Hij huilde erbij zonder geluid, zorgde ervoor dat de druppels niet op haar vielen. Ze hoefde niet te weten hoeveel hij van haar hield. Naderende voetstappen deden hem een stap achteruitzetten en met zijn mouw de tranen van zijn wangen en kin wissen. ‘Hoe gaat het met haar?’ ‘Ze slaapt. Kijk eens hoe mooi ze is.’ Zijn vader kwam bij het bed staan en samen keken ze naar het ontspannen gelaat van de gewezen danseres. ‘Ja, wat is ze mooi,’ zei zijn vader. ‘Ik zal haar missen.’ Robert legde zijn hand op zijn vaders schouder en kneep erin. Daarna ging hij naar buiten en sloot zacht de deur. In zijn praktijk pakte hij zijn sleutels en begaf zich naar zijn auto. Zonder op de weg te letten of te reageren op agressieve manoeuvres van andere automobilisten, bereikte hij zijn huis. Doordat overal de rolluiken omlaag waren, leek het op een verlaten zomervilla. De spijker waarmee het dreigbriefje aan de deur had vastgezeten, hing er nog. Hij ging naar binnen en klikte het licht aan. Hij vermeed het om naar de trouwfoto te kijken. Met zijn blik voornamelijk op de vloer gericht bereikte hij de slaapkamer. Hij stopte schone overhemden, enkele broeken, reserveschoenen en een aantal sokken en onderbroeken in een kleine koffer. De bedlakens geurden naar Jennifer. Het greep hem naar de keel. Vlug liep hij naar de badkamer. Daar griste hij scheermateriaal, zeep en shampoo bij elkaar. In zijn haast stootte hij een flesje parfum om. Het spatte op de vloer uit elkaar. De geur van wilde papaver walmde omhoog. Hij moest het bovenste knoopje van zijn overhemd opendoen om te kunnen blijven
ademen. Met de koffer trok hij zich terug in zijn studeerkamer. Daar kwam hij tot rust. Er stond niets dat hem aan Jennifer deed denken. Hij zette zijn computer aan, klikte op zijn dagboek en voerde de code in. Gedetailleerd sprak hij in hoe de begrafenis was verlopen en hoe onthutst hij was geweest toen hij daarna het dreigbriefje had aangetroffen. Hij vermeldde het dierlijke uiterlijk van T homas White en het grote en weelderige lichaam van Anna. Het meest intense genoegen beleefde hij aan het weergeven van de reacties die hij bij de intervisie had uitgelokt. Hij eindigde met een kort overzicht van zijn college en de manier waarop hij het meisje met het piekhaar had verleid. Het gesprek met zijn moeder, daar was hij niet klaar voor. Hij wilde niet opnieuw beginnen te huilen. Voor hij de computer afsloot, verbeterde hij handmatig de fouten die de spraakherkenning had gemaakt. Drie kilometer ten noorden van de Blue Water Bridge, aan het einde van Gratiot Street, daar waar de villa’s van achthonderdduizend dollar plaatsmaakten voor een omheind gebied van vijf hectaren, liet Robert zijn auto snelheid minderen. Hij reed door het openstaande hek en volgde het kronkelpad tussen de bomen. Aan de oever van Lake Huron stonden een restaurant en een loods. Hij parkeerde tussen de gebouwen en begaf zich te voet naar het eethuis. ‘Dokter Blake, lang geleden dat ik u heb gezien.’ Een kleine gespierde man van middelbare leeftijd hield de deur voor hem open. T ussen zijn lippen klemde hij een smalle pijp, zijn huid was koperkleurig. ‘Ja, lang geleden,’ beaamde hij. Hij ging aan een tafeltje bij het raam zitten en wierp een blik op de ponton die zich ver in het meer uitstrekte en waaraan verschillende zeilschepen en motorboten lagen gemeerd. ‘De suggesties staan op het bord.’
Met krijt waren er op een zwart paneel gerechten genoteerd. Hij maakte zijn keuze en observeerde het interieur. Boven de deur prijkte een strijdbijl, aan de cederhouten muren hingen ingelijste afbeeldingen van hutten overtrokken met huiden en op iedere tafel stond houtsnijwerk. De man die hem had verwelkomd, liet zich Black Hawk noemen, naar een opperhoofd dat in de negentiende eeuw heftig verzet had gepleegd tegen de blanke kolonisten. Hij werd ervan verdacht zich te hebben verrijkt door goederen van Canada naar Port Huron te smokkelen. Wat met een snelle motorboot relatief makkelijk was, aangezien de grenslijn in het meer lag. ‘Wat mag het zijn?’ Hij bestelde zalm en wijn die erbij paste. Terwijl hij wachtte, dacht hij aan Jane Austin. Hij gokte erop dat ze morgen weer te laat zou zijn en naderhand om bijles zou vragen. Hij wilde haar uitnodigen mee te gaan zeilen. ‘U ziet er bleek uit, dokter Blake.’ Hij keek toe hoe zijn glas werd volgeschonken en glimlachte ondertussen naar het koperen hoofd dat in pijprook was gehuld. ‘Mijn vrouw is omgekomen bij een auto-ongeval.’ Mijn collega heeft mijn lessen in opspraak gebracht en mijn stervende moeder wil rondbazuinen dat mijn diploma’s vervalst zijn, zodat ik mijn werk zal verliezen en ongetwijfeld voor de rechter zal worden gedaagd door zowel het ziekenhuis, de hogeschool als de cliënten, voegde hij er voor zichzelf aan toe. ‘Mijn deelneming. De wijn is van het huis.’ ‘Dank u.’ Hij hief zijn glas en nam een slok. ‘Kun je mijn boot morgen te water laten? Ik hoop een dezer dagen een tochtje te kunnen maken.’ ‘Wordt voor gezorgd.’ Black Hawk trok nog eens aan zijn pijp voor hij zich met twee klanten afzonderde in een ruimte die aan de
keuken grensde. Het verbaasde Robert dat er nooit politie binnenviel. Zou hij smeergeld betalen om ongemoeid zijn handeltje te kunnen drijven? ‘Smakelijk.’ Een lange magere ober, die zich voordien afzijdig had gehouden, plaatste een ovaal bord nogal ruw voor zijn neus. De zalm was te licht gebakken. Hij besloot niet te klagen, brak het brood, stak een stuk in zijn mond en stelde vast dat het verdroogd was. Waarom was hij hier komen eten? Het voedsel werd uitsluitend als dekmantel geserveerd en was van slechte kwaliteit om echte klanten weg te houden. Hij hoorde gevloek en het geluid van een meubelstuk dat omviel. Werd er gevochten? Hij verorberde de zalm voor de helft en hield de tussendeur in de gaten. De twee klanten daagden niet meer op. Misschien waren ze door de achterdeur naar buiten gelaten. Hij vroeg de rekening, betaalde en liet twintig procent fooi achter. Daarna begaf hij zich naar de loods. Hij trok de grote poort open en zocht zijn boot tussen de andere zeilschepen. Het rode, tien meter lange vaartuig hing in een metalen frame dat met rubber was afgedekt om de romp niet te schaden. Hij dacht aan alle studentes die hij de afgelopen vier jaar had geneukt. In het begin was hij met hen uitgevaren, later had hij het schip gewoon aan de ponton laten liggen. Black Hawk liet het meer voor zijn domein jaarlijks uitdiepen en was de enige die een persoonlijke haven bezat. Hij vroeg een extreem hoge huurprijs, maar stelde nooit vragen. Naderende stemmen deden hem opkijken. Hij wilde geen gesprek afluisteren waarvan verondersteld werd dat niemand het kon horen. Daarom ging hij naar buiten en trok de grote poort met een klap dicht.
VII
Robert parkeerde zijn blauwe Chrysler achteraan en stak de betonnen vlakte over. Er stonden weinig auto’s. Het bezoekuur was afgelopen. De nachtploeg was aan zijn dienst begonnen. Bij de ingang zwaaide hij naar Melvin, die in zijn portiershokje van achter de glazen wand toezicht hield en liep tot aan de lift. ‘O ja,’ zei hij tegen zichzelf en keerde terug. Hij klopte aan bij het hok en ging naar binnen. ‘Melvin, mag ik je een dienst vragen?’ ‘Natuurlijk, alleen mag ik het portiershokje niet verlaten, dokter Blake, dat weet u. Tenzij om even naar het toilet te gaan, maar dan moet ik de deuren vergrendelen, dus ik kan niet lang wegblijven.’ ‘Je hoeft niet uit het hokje te komen. Het gaat over een studente met kort piekhaar. Rond tien uur zal ze arriveren. Kun je haar binnenlaten zonder haar het register te laten tekenen? Ze kent de weg.’ Melvin grijnsde en ontblootte hierbij zijn verwaarloosde gebit. ‘Een studente, ja, ik begrijp het al.’ ‘Houd het voor jezelf.’ ‘Dat doe ik.’ Melvin haalde van onder de tafel een doos vandaan en deed die open. Er zat een schaakbord in. Hij had het vorige week al willen laten zien, herinnerde Robert zich, de avond dat Jennifer was verongelukt. De witte stukken waren van geslepen glas, of was het kristal? De andere van donker marmer. ‘Kunstig, echt waar, kunstig.’
Dat was de reactie waarop Melvin blijkbaar had gehoopt. ‘Kunstig,’ herhaalde hij en wreef met zijn hand over zijn kalende kruin. ‘Weet je,’ zei Robert. ‘Ik heb zo dadelijk een sessie. Als die minder dan anderhalf uur duurt, kom ik naar beneden en spelen we een spelletje.’ Melvin glunderde. ‘Ik kijk ernaar uit om u te verslaan.’ ‘Als ik nog aan het werk ben, vergeet dan niet die studente binnen te laten.’ ‘Komt in orde, vertrouwt u mij maar.’ Achter de deur die naar de gesloten afdeling leidde, weerklonken geluiden. Robert miste de cliënten die er verbleven niet. De resultaten waren bedroevend. Hoewel er op korte termijn ogenschijnlijk verbetering optrad, vervielen bijna alle cliënten zodra ze opnieuw in hun normale leefomgeving kwamen. Hiermee was bewezen dat de meeste problemen hoofdzakelijk interpersoonlijk waren. Zodra hij in de bestuursraad zetelde, zou hij van de gesloten afdeling een crisiscentrum maken met maar één doel: de cliënt zo vlug mogelijk ontslaan en onderwerpen aan een interactieve behandeling met vrienden en familieleden. De gang voor de persoonlijke consulten lag er verlaten bij. Alleen in de praktijkruimte van Tony brandde nog licht. Ook het raampje boven zijn eigen deur verried dat er iemand was. Hij keek op zijn horloge. Het was nog maar halfacht. Zou T homas White een halfuur te vroeg zijn gearriveerd? Hij ging naar binnen. Op de stoel bij het bureau zat zijn vader, de benen over elkaar geslagen, de handen gevouwen in zijn schoot. ‘Pa, wat doe jij hier?’ ‘Ik zag in je agenda staan dat je nog een sessie had. Ik wilde je spreken voor ik naar huis ging.’
Robert veronderstelde dat het over zijn moeder zou gaan. Hoewel zijn vader vaak op studiereis was geweest, was het waarschijnlijk de eerste keer dat hij thuis de nacht alleen zou moeten doorbrengen. ‘Vertel me eens waarom je zo’n hekel aan Tony hebt.’ Had hij speciaal gewacht om hierover te kunnen praten? ‘Waarom trek jij hem voor?’ wierp hij tegen. ‘Hij is een psychiater die teert op uithoudingsvermogen en niet op inzicht.’ ‘Wat bedoel je daarmee?’ ‘Tony werkt hard. Harder dan wie dan ook. Hij komt als eerste, gaat als laatste weg. Toch bezit hij niet het talent om zich in te leven in andere mensen, wat juist een onontbeerlijke eigenschap is voor een psychiater.’ Zijn vader trommelde met zijn vingers op het tafelblad. ‘Als jij dan toch zo goed in inleven bent, dan wil ik dat je luistert naar wat ik te vertellen heb.’ Hij schraapte zijn keel. ‘De ouders van Tony hadden een café in Marysville dat vierentwintig uur open was. Zijn vader deed de nacht, zijn moeder werkte overdag. Tony had geen eigen kamer. Hij sliep bij zijn ouders en studeerde achter de toog. Nog geen tien procent van de kinderen uit zo’n milieu bereikt een maatschappelijke status die hoger is dan die van hun ouders. Bij zwarten ligt die kans zelfs maar op twee procent. Tony bleek begiftigd met een degelijk stel hersenen. In plaats van in het criminele milieu zijn weg naar boven te zoeken, ging hij een lening aan en schreef zich in aan de Michigan University. Hij haalde zijn Bachelor Degree en begon aan de Medical School. Ondertussen werkte hij in de verschillende eetgelegenheden die op het terrein van de faculteit lagen om zich fatsoenlijke kleding te kunnen veroorloven. Hij eindigde bij de eerste vijf van zijn jaar en studeerde als eerste af aan het Department of Psychiatry. Omdat hij van de St. Clair River hield en dicht bij Lake Huron wilde wonen, klopte hij bij mij aan om stage te lopen en vroeg me daarna om hem
in vaste dienst te nemen.’ Al pratend was hij hoe langer hoe meer naar voren gaan leunen, alsof hij zijn woorden dichterbij wilde brengen. Robert kon een glimlach niet onderdrukken, waarna zijn vader zich onmiddellijk oprichtte. ‘Nooit eerder had ik een zwarte een contract aangeboden,’ vervolgde hij. ‘Ik kreeg er geen spijt van, want hij werkte harder dan de anderen. Hij betaalde zijn lening af, kocht een villa, betaalde ook die af en trouwde met een knappe blanke vrouw. Niet omdat hij een neger was, maar omdat ik wist dat de kleinste fout een aanleiding voor de bestuursraad zou zijn om hem te ontslaan, eiste ik meer van hem dan van wie dan ook. Dat belette hem niet zijn doctoraat te behalen. Zijn vrouw vond dat hij niet genoeg tijd aan haar besteedde en verhuisde met hun vierjarige dochter naar Los Angeles. Toch is hij blijven presteren.’ ‘Pa,’ onderbrak Robert hem, ‘een cliënt vraagt zich niet af hoeveel moeite iemand heeft moeten doen om psychiater te worden. Het resultaat telt. En wat jij vertelt sluit aan bij wat ik bedoel. Tony denkt alles te kunnen verwerven door ervoor te studeren of te werken. Hierdoor is hij verstard in wat misschien vroeger zijn grootste kracht was.’ ‘Wacht, ik ben nog niet uitgesproken.’ Zijn vader haalde diep en hoorbaar adem. ‘Ik had hem het vooruitzicht geboden mijn colleges over te nemen en na mijn pensionering in de bestuursraad te worden opgenomen. Dat weerhield hem om bij een groter en beter betalend ziekenhuis te gaan solliciteren. Hij zou de eerste zwarte zijn geweest die zowel docent, hoofd van een afdeling en bestuurslid zou zijn geworden.’ Hij pauzeerde en streek bedachtzaam over zijn grijze haar. ‘En dan kom jij hier binnengewandeld. Je hebt gestudeerd aan een betere universiteit en nooit een lening moeten aangaan. Je woont in
een villa die ik je heb geschonken. Je geeft mijn colleges en strijkt het volledige salaris op. Tony weet dat jij en niet hij de opvolger in de bestuursraad zult worden, ook al werk je hier nog maar vier jaar.’ ‘Kun je to the point komen?’ vroeg Robert, een blik op zijn horloge werpend. ‘Ik wil niet aan het discussiëren zijn wanneer mijn cliënt arriveert.’ ‘Begrijp dan dat ik hem respecteer. Ik ben peetvader van zijn dochter. Ik heb twintig jaar met hem deze afdeling doen groeien tot de meest respectabele van de hele staat. Hij verdient het om mij op te volgen, hij verdient het om mijn colleges over te nemen. Hij heeft een doctoraalscriptie gemaakt waarvan ik versteld stond. Zijn vakmanschap en oog voor detail bleken uit ieder woord. Over jouw scriptie zal ik maar zwijgen.’ ‘Je draait de zaken om,’ zei Robert. ‘Ik had in Boston een praktijk kunnen openen. De vader van Jennifer was bereid samen met mij een hulpcentrum van ambulante psychiaters en psychologen op te starten. We zouden naar de mensen toe gaan. Het was een vernieuwende gedachte. Jij protesteerde en liet me terugkeren naar Port Huron. Jij stond erop dat ik in de loop der jaren niet alleen je praktijk, maar ook je colleges zou overnemen. Ik wilde me alleen met mijn cliënten bezighouden, maar jij drong aan dat ik mijn Philosophy Degree zou halen, een graad die overdreven is voor een hogeschool. Uit eigen beweging besloot je om mijn doctoraalscriptie te maken en daar ben ik je dankbaar voor, maar stop met me te verwijten dat ík dit allemaal heb gewild.’ ‘Heb ik je te veel gedwongen? Is het verkeerd te dromen dat jij deze afdeling zult voortzetten en perfectioneren?’ Zijn vader had waar dan ook kunnen gaan lesgeven of werken. Hij was als derde van zijn jaar aan Harvard afgestudeerd. Omdat zijn ouders in Port Huron woonden, had hij ervoor gekozen om aan de
hogeschool te gaan lesgeven en zich in het ziekenhuis aan te bieden, wat ver onder zijn niveau was. In vijf jaar tijd was hij hoofd van de bestuursraad geworden en was sindsdien altijd herkozen. Dat kwam voornamelijk omdat hij had bijgehouden welke jonge mensen Port Huron verlieten om aan de verschillende universiteiten Medical School te gaan studeren. Nadat ze hun specialisatie hadden afgemaakt, had hij contact met hen opgenomen en een beroep gedaan op hun afkomst. Niet allemaal, maar toch veel van hen waren gezwicht en hadden zich in hun geboortestad gevestigd. Zo was het ziekenhuis gevuld geraakt met een kwalitatief hoogstaande groep geneeskundigen. Wie zijn doctoraat had behaald, had voorrang gekregen op docenten met een Master ’s Degree, waardoor het niveau en het aanzien van het Community College drastisch was toegenomen. De medische en psychologische assistenten die er afstudeerden, waren – hoewel erg theoretisch opgeleid – van betere kwaliteit dan die van het Baker College, dat assistenten leverde voor het Mercy Hospital en het River District Hospital. Zijn vader had de banden tussen beide hogescholen en de drie ziekenhuizen aangehaald, waardoor het medische niveau van de regio op het ogenblik gelijkwaardig was aan dat van de privéziekenhuizen in de grote steden. En dat levenswerk werd hem in de schoot geworpen, zonder dat hij er iets voor moest doen. Alleen een gek zou weigeren. ‘Ik zal je beleid voortzetten en je trots maken,’ beloofde Robert. ‘En niet uitsluitend om jou te plezieren, ook omdat ik het zelf wil. Dus maak je geen zorgen. Ik vind niet dat je me dwingt. Alleen is één van ons hier te veel: Tony moet verdwijnen, of ik.’ Zijn vader schoof onrustig op zijn stoel. ‘Waarom slaan jullie de handen niet in elkaar? Jouw resultaten zijn verbluffend. Veel onbehandelbare patiënten zijn na enkele sessies bij jou vrij van klachten. Maar andersom is dit ook het geval. Patiënten met wanen
blijven last hebben van hun stoornis. De medicatie die Tony voorschrijft neemt alle symptomen weg.’ ‘De symptomen maar niet de kwaal,’ zei Robert. ‘Iemand die aan wanen lijdt kan niet genezen worden, dat weet jij even goed als ik. Het is een neurologische aandoening. Tony geeft medicatie waardoor de wanen verdwijnen. Ik geef de cliënt ook medicatie, maar slechts eenmalig. Daarna ga ik de cliënt onder hypnose vragen zijn lichaam aan te zetten om stoffen aan te maken die hetzelfde effect hebben als de medicatie. Acht weken lang blijven de cliënten vrij van klachten. Waarom zou iemand zijn hele leven pillen moeten slikken, als het lichaam na kennismaking met de medicijnen en een korte inductie in staat is het chemische proces na te bootsen?’ ‘Vertel dit verhaal maar niet aan Tony,’ zei zijn vader. ‘Placebopillen hebben reeds uitgewezen dat in dertig procent van de gevallen de patiënten zelf afwerende stoffen tegen de wanen kunnen aanmaken, en dit acht weken lang. Medicatie werkt in negentig procent van de gevallen. Vorig jaar heeft een patiënt van je zelfmoord gepleegd omdat hij zijn schizofrene toestand niet langer aankon. Medicatie had dit kunnen voorkomen.’ ‘Tony verloor ook een cliënt. De pillen zorgen ervoor dat bij één op de honderd ineens minder witte bloedlichaampjes worden aangemaakt. De cliënt stierf zogenaamd aan een longontsteking, maar ik weet beter.’ ‘De oorzaak was dat de patiënt niet iedere week kwam opdagen om zijn bloed te laten onderzoeken.’ ‘Als je niet op de cliënt kunt rekenen, is het onverantwoord om medicatie voor te schrijven die dodelijk kan zijn.’ Het volume van hun stemmen was opgelopen. Ze waren beiden gaan staan en hadden hun woorden begeleid met gebaren. Robert voelde zich gekwetst omdat zijn vader het zo eenzijdig voor Tony
opnam. Een samenwerking was onmogelijk. Tony zou zijn gezag nooit aanvaarden en hij wilde niet onder iemand staan wiens werkwijze hij verachtte en die bovendien een neger was. De discussie werd abrupt afgebroken door drie kordate kloppen op de deur. ‘Mijn cliënt,’ giste hij, want het was tien voor acht. ‘Binnen.’ Tony stak zijn hoofd om de deur. ‘Ik hoorde jullie praten en wilde jullie een goedenavond wensen en ook mijn medeleven. Ik heb vernomen in welke toestand mevrouw Blake is.’ Had hij aan de deur staan luisteren? En hoe wist hij van zijn moeder af? Dokter Donner had het waarschijnlijk aan zijn dochter verteld en die had haar babbelzieke mond ongetwijfeld voorbijgepraat. ‘Dank je, Tony,’ reageerde zijn vader op de blijk van medeleven. ‘Heb je zin in een borrel? Ik kan wel een hartversterkertje gebruiken.’ ‘Dan moet ik even naar huis bellen.’ Tony haalde uit zijn binnenzak een gsm en trok zich terug in de gang. ‘Schat, ik ben het. Ik kom later. Eet zonder mij. Ik vertel het je straks.’ Robert spitste zijn oren. Woonde Tony samen met een vriendin? Waarom wist niemand ervan? Misschien was het een zwarte. Het zou zijn kansen om in de bestuursraad te worden opgenomen drastisch verminderen. Het was al eerder gebleken wat een rampzalige invloed een gekleurde partner bij een stemming had. Chirurg Donner was vijfentwintig jaar geleden hoofd van de bestuursraad geweest. Aangezien hij met een zwarte was getrouwd, hadden de leden bij de eerstvolgende verkiezing de voorkeur aan zijn vader gegeven. ‘Tot morgen. Overdenk nog eens wat ik allemaal heb verteld. Wil je dat doen?’ Hij knikte, ook al was hij niet van plan in te binden. Terwijl de deur werd dichtgetrokken, hoopte hij dat zijn vader zich tegenover Tony minder smekend zou opstellen. Robert steunde met zijn ellebogen op het bureau van Helen en hield
zijn hoofd in zijn handen. Voor T homas White arriveerde wilde hij met gesloten ogen de vorige sessie overdenken. Meer dan vijf minuten restte hem niet. Te weinig om te wachten tot er vanzelf in zijn hoofd beelden zouden verschijnen. Op deze wijze werkte hij gewoonlijk. Hij ging ervan uit dat zijn onbewuste de sessie verder had verwerkt en de hoofdzaken van de bijzaken had weten te scheiden. Het kwam hem voor dat de kwaal van T homas door het contact met Anna werd uitgelokt, of door een persoon die nog niet was genoemd. Aangezien psychosomatische verschijnselen meestal een letterlijke omzetting waren van het probleem, betekende het feit dat de huid van T homas om de drie maanden afschilferde waarschijnlijk dat hij letterlijk slecht in zijn vel zat. Naar de oorzaak kon hij voorlopig alleen maar gissen. ‘Dokter Blake?’ T homas White stond in de deuropening. Hij droeg andere kleren dan die ochtend: een donkere broek, een overhemd met lange mouwen en gesloten schoenen. Hierdoor werd zijn harige lijf afgedekt en zag hij er minder bevreemdend uit. ‘Welkom.’ Robert stond op en stak zijn hand uit. De palm van T homas voelde bezweet aan. ‘Gaat u maar voor.’ Hij veegde zijn hand aan zijn broekspijp af en opende de tussendeur. T homas liep met kleine stapjes de praktijkruimte binnen en liet zijn lijf schudden onder het lopen. ‘Hoe maakt u het?’ Hij wees een stoel aan en nam in die ertegenover plaats. ‘Heel goed,’ zei T homas. ‘Wanneer het buiten donker wordt voel ik me openbloeien. Ik ben een nachtmens. In mijn boekhandel staan de rekken zo, dat het daglicht wordt afgeschermd.’ Hij was beduidend spraakzamer nu zijn vrouw er niet bij was. Hij zat ook keurig rechtop en articuleerde beter. ‘Anna vertelde daarstraks dat u zich om de drie maanden in een
hoekje van de kamer terugtrekt en weigert te eten. Ze wil geen kind van u zolang hierin geen verandering komt. Aangezien ze katholiek is, mogen jullie geen voorbehoedmiddelen gebruiken en is seksueel contact bijgevolg uitgesloten.’ ‘Ze heeft niet alles in de juiste volgorde verteld,’ zei T homas. ‘Dat ik een gedrag vertoon dat zij vreemd vindt, wist ze al voor ze met me trouwde. We eten ook nooit samen. Maar als u het goedvindt, praat ik daar liever niet over.’ ‘U bepaalt het onderwerp.’ ‘Onze eerste huwelijksnacht was een ramp,’ vervolgde T homas. ‘Anna wilde niet vrijen. Ik besloot dat te respecteren. Tenslotte was ze nog maagd – dat is ze trouwens nog steeds. Ik wilde haar tijd geven om aan mijn lichaam te wennen. Ze bleef me afweren en uitvluchten bedenken. Na een halfjaar besloot ik aan te dringen. Het angstzweet brak haar uit en ze beet me. Sindsdien heb ik geen poging meer ondernomen.’ Robert zag Anna voor zich. Was die welgebouwde vrouw nog steeds maagd? Het leek niet te kloppen met haar uitdagende kleding en zelfbewuste manier van praten. ‘Dus u hebt geen poging meer gedaan.’ Het was zijn gewoonte samen te vatten of te herhalen wat een cliënt had gezegd. Meestal volstond het om het gesprek spontaan op gang te houden. Het voorkwam dat de cliënt zich eenzijdig uitgehoord voelde en als reactie daarop vragen aan hem begon te stellen. ‘Als Anna me niet voortdurend verleidde, zou ik een huwelijk zonder seksueel contact misschien nog in overweging hebben genomen,’ zei T homas. ‘Ze draagt korte rokjes en heeft binnenshuis nooit een slipje aan. Onder haar topjes draagt ze geen bh, zodat ik haar tepels kan zien zwellen. Terwijl ik met haar praat bevochtigt ze haar lippen met haar tong of streelt haar dijen. Wanneer ik op haar
uitnodiging inga, wordt ze vijandig. U hebt kunnen zien hoeveel groter en sterker ze is. T ijdens een worsteling beland ik altijd onderaan en kneus mijn ribben.’ Hij bracht zijn handen naar zijn borst en trok hierbij zijn benen in, zodat zijn lichaam een bolletje werd. ‘Ik weet niet welke snaren ik moet bespelen om in haar toegelaten te worden. We passen zo goed bij elkaar. Als een sleutel op een slot. Toch wijst ze me af.’ Opeens ging hij staan, zijn lichaam trilde van de spierspanning. ‘Ik heb gedreigd zelfmoord te plegen.’ Deze bekentenis leek hem te ontlasten, want hij liet zich op de stoel zakken en de agressie verdween uit zijn blik. ‘Anna vertelde vanochtend al dat u hiermee hebt gedreigd. Als ik het goed begrijp, is het niet de oorzaak maar een gevolg van haar weigering.’ ‘Inderdaad. Ik wil dat u Anna behandelt. Ze weet dat het haar plicht als echtgenote is om me een kroost te schenken. Haar moeder zit te wachten op kleinkinderen. Door haar ongeduld zijn we in therapie gekomen. Bij ieder bezoek vraagt ze hoever we staan. En met reden. Ik wil kinderen. Anna wil ze. Het komt eropaan de schrik te overwinnen.’ Hij had graag verder gevraagd naar de invloed van de schoonmoeder, maar kreeg geen gelegenheid. ‘Belt u haar?’ vroeg T homas. ‘Haar moeder?’ ‘Nee, Anna.’ ‘Hoe komt het dat Anna daarstraks niet zelf over haar toestand heeft verteld?’ ‘Uit schaamte, natuurlijk. Ze schoof de oorzaak op mij af, met de bedoeling dat ik u zou vertellen wat er werkelijk aan de hand is.’ Robert streek bedachtzaam over zijn kin. ‘Dus het hoofdprobleem is het seksuele contact. Waarom bent u vanochtend niet alleen
gekomen? Dat had u en mij een consult bespaard.’ ‘Anna wilde haar mening over u kunnen vormen. We zijn ook bij die pillendraaier geweest, die dokter Clark. Hij wilde dat ik medicijnen tegen depressie zou slikken. Anna schreef hem onmiddellijk af als de geschikte persoon om ons te helpen. In u had ze vertrouwen, omdat u geen oordeel leek te vellen. Ze wacht nu op een telefoontje van ons.’ Dat verklaarde waarom ze naar hem waren gekomen. Tony had na enkele minuten waarschijnlijk een diagnose gesteld, een voorschrift geschreven en afgerekend. Hij had niet doorgehad dat het probleem dat ze opgaven, uitsluitend bedoeld was om zijn werkwijze en karakter te doorgronden. ‘Ik kwam dokter Clark daarstraks beneden in de gang tegen, ook die andere dokter, ik veronderstel dat hij uw vader is. Ik kreeg het niet over mijn lippen om hun goedenavond te wensen.’ ‘Terecht,’ zei Robert. ‘In deze afdeling is er een strijd aan de gang over de juiste werkwijze. Mijn vader en dokter Clark nemen zelden de tijd om een gedetailleerde diagnose te stellen. Ik stel er over het algemeen geen. Ik ga ervan uit dat de aard van een probleem zelfs niet gekend hoeft te zijn om het op te lossen.’ ‘Hoe bedoelt u?’ ‘Het klink raar, ik weet het. Als iemand een depressie heeft, vraag ik tot welke zaken hij of zij nog wel in staat is. Door die activiteiten op te voeren, raakt de persoon meestal vanzelf weer op dreef. Ik focus me zelden op wat niet werkt. Er zijn natuurlijk nog andere technieken.’ Al sprekend liep hij naar zijn bureau, nam de telefoon en bracht die naar T homas, zodat hij zelf het nummer kon intoetsen. ‘Met Anna.’ ‘Dokter Blake hier. Uw echtgenoot heeft mij zojuist uitgelegd dat u graag een individuele afspraak met me wilt maken. Klopt dat?’ ‘Jawel.’
‘Wanneer wilt u komen?’ ‘Zo vlug mogelijk.’ ‘Morgenochtend, negen uur. Schikt dat?’ ‘Prima.’ Hij hing op, zette de telefoon op het bureau en deed de tussendeur open. ‘Ik dank u voor het vertrouwen.’ T homas stond op en trippelde naar hem toe. ‘Hoe wordt de betaling geregeld?’ ‘Heb ik dat niet verteld? De uren dat we gewerkt hebben voer ik in op de computer. Mijn secretaresse stuurt een factuur per vijf consulten. Wanneer er een maand geen contact meer is opgenomen, wordt de rekening ook verstuurd. Ik zie mijn cliënten namelijk niet op vaste tijdstippen. Ze mogen zelf kiezen wanneer ze komen.’ Al pratend had hij zijn hand uitgestoken. De palm van T homas was nog steeds klam. ‘Nog een prettige avond.’ ‘U ook, dokter Blake.’ Zodra hij alleen was noteerde hij de afspraak in de agenda en zette de computer aan. Hij gaf aan een uur te hebben gewerkt. Zijn vader en Tony zouden beter deze sessie hebben bijgewoond dan samen in het café te zitten. Iedere psychiater zou hebben doorgevraagd op de psychosomatische symptomen die T homas vertoonde. Hij niet. Als het paar dit gedrag leefbaar vond, waarom zou hij hen dan van het tegendeel proberen te overtuigen? T herapie mocht niet gelijkstaan met aanpassing aan de gangbare norm. Hij sloot de computer af en keek op de klok. Melvin zou ondertussen T homas naar buiten hebben gelaten en waarschijnlijk zitten te wachten. Hij kon niet anders dan zich aan zijn belofte houden. Misschien werd het wel prettig. Het schaakprogramma dat Melvin vorige week had gedemonstreerd, was hem bijgebleven. Nooit eerder had hij een koning in een nar zien veranderen en een paard in een krokodil, die dan nog in de voeten van
de loper in het aangrenzende vak beet. Over de gehele lijn vertoonde Melvin een kinderlijk gedrag dat hem amusant voorkwam. Het meest typerende vond hij diens verlangen naar bevestiging. Terwijl hij zijn praktijk verliet en zich naar de lift begaf, besloot hij om Melvin ongemerkt te laten winnen.
VIII
Melvin had het bord en de stukken al opgesteld. De kalender met de naakte tieners had hij achter het computerscherm verborgen. ‘Ik speel met de witte stukken,’ zei hij, wijzend op de figuren van geslepen kristal. ‘Het is aan mij om te kiezen. Ik ben je gast.’ ‘Natuurlijk, dokter Blake.’ Hij slikte en wilde het bord omdraaien. ‘Ik kies de donkere.’ Melvin fleurde op. ‘Zal ik iets te drinken inschenken?’ Hij wees naar een rode thermosfles en twee plastic bekertjes. ‘Is het sterke koffie?’ ‘Geen koffie, maar wel sterk.’ Melvin draaide de thermosfles open, goot de bekertjes halfvol en reikte er een aan. Robert rook aan het donkerkleurige goedje: Kentucky whiskey. ‘Gezondheid.’ Robert liet zijn bekertje even in de lucht zweven en nam toen een stevige slok. De alcohol brandde in zijn keel en bracht tranen in zijn ogen. Melvin leek er beter tegen te kunnen. ‘De witte stukken mogen beginnen.’ ‘Daarom dat je mij de donkere wilde toeschuiven. Goed, ga je gang.’ Melvin zette onmiddellijk het pionnetje voor zijn koning een vak vooruit. Robert voelde aan dat hij tegenover een ervaren speler zat,
die waarschijnlijk allerlei opeenvolgende zetten uit zijn hoofd kende. Hij schoof het pionnetje voor zijn linkerpaard een vak naar voren en nam een tweede slok. Melvin plaatste zijn witte loper voor zijn koning. Zonder enige tactiek te volgen, zette Robert het pionnetje voor zijn zwarte loper naar voren en keek vervolgens naar het computerscherm waarachter de kalender was verstopt. Zou hij Melvin erop attent maken dat de afbeelding nu in de hal zichtbaar was? ‘Mijn god.’ Melvin had zijn blik gevolgd en kwam geschrokken overeind. Hij haalde de kalender achter het scherm vandaan en opende de lade van de tafel waarop de computer stond. ‘Waarom laat je haar niet hangen? Ze ziet er goed uit.’ ‘Vind ik ook,’ zei Melvin. ‘Het is die van augustus.’ Hij tilde een blad op. De pin-up van september had borsten die op uiers leken. Hij toonde ook die van oktober, dat was een donkerharig mager meisje met kleine borsten en lange smalle tepels. ‘Is het mijn beurt of jouw beurt?’ vroeg Robert. Melvin hing de kalender aan het haakje naast het scherm en ging zitten. Hij schoof zijn witte loper naar links tot aan de rand van het bord. ‘Schaakmat.’ Nu al? Hij had al zijn stukken nog. Het moest een grap zijn. Hij overdacht alle zetten die hij met zijn koning en de omringende pionnen kon uitvoeren en stelde vast dat hij inderdaad niet kon verhinderen door de loper te worden verslagen. Het kleine pionnetje dat hij als eerste had verplaatst, had de aanval als enige kunnen weren, maar het stond niet langer op het derde vak, wel op het vierde. ‘Nieuw spel.’ Melvin veegde met zijn arm alle stukken onderuit. ‘Zal ik bijschenken?’ Robert reikte zijn bekertje aan en begon zijn stukken op de beginpositie te plaatsen. ‘Welke pion zou jij het liefste zijn?’ vroeg hij en nam het bekertje
weer aan. ‘Hoe bedoelt u?’ ‘Stel dat je zelf een schaakstuk zou mogen zijn, voor welk zou je dan kiezen?’ ‘De loper,’ zei Melvin zonder aarzelen. ‘Die past op elke deur.’ Er viel een korte stilte. ‘En u?’ ‘De koningin,’ antwoordde hij. ‘Ze mag naar alle vakken en richtingen bewegen. Terwijl de loper alleen schuin mag.’ Hij nam een slok en wachtte tot het brandende gevoel verdwenen was. ‘Gaat je voorkeur uit naar de witte of naar de zwarte loper?’ Melvin leek dit soort vragen niet verwacht te hebben. Hij plaatste zijn stukken foutief op het bord. ‘Ik verkies de zwarte. En nu gaat u me zeker vragen waarom? Houd een psychiater dan nooit op met in de ziel van anderen te staren?’ Robert glimlachte. ‘De verliezer begint.’ Hij zette het kleine pionnetje voor zijn zwarte toren twee plaatsen vooruit. Melvin deed dezelfde openingszet als in het eerste spel. Zou hij altijd een vast patroon volgen? ‘Ik ben opgevoed in een zwarte familie,’ zei Melvin. Robert zette zijn toren twee vakjes voorwaarts. Melvin liet zijn witte loper doorschuiven tot over de helft van het bord. ‘Toen ik dertien was, werd ik in een pleeggezin geplaatst,’ voegde hij toe. Robert schoof zijn toren twee vakjes naar rechts. ‘Zijn je ouders overleden?’ ‘Nee.’ Melvin bracht zijn achterste omhoog, krabde eraan en ging weer zitten. ‘Mijn vader had een gewapende overval gepleegd en had vijfentwintig jaar gekregen.’ Al pratend sloeg hij met zijn koningin het pionnetje dat Robert als openingszet naar voren had geplaatst. Aan de andere kant van het
veld was het pionnetje voor het witte paard ongemerkt een stapje opgeschoven. De zwarte loper had nu bewegingsruimte. Robert besloot er niets van te zeggen. ‘Waarom liet je moeder je in een pleeggezin plaatsen? Alleen voor drie kinderen zorgen is moeilijk, maar toch niet onmogelijk?’ ‘Mijn broers pleegden ook een overval. De rechter wilde voorkomen dat ik hen zou imiteren en nam het besluit zonder rekening te houden met de smeekbeden van mijn moeder.’ Melvin bracht zijn koningin naar de achterste rij. Hij hoefde slechts het paard en de loper op te ruimen om de koning schaak te zetten. ‘Herinner je je de avond dat je mij het schaakspel op je computer liet zien?’ vroeg Robert en hij wees nadrukkelijk naar het scherm. ‘De koning die in een nar veranderde, het paard dat een krokodil werd en naar de loper hapte.’ Hij liet het volume van zijn stem dalen, helde met zijn lichaam naar voren en trok een ernstig gezicht. ‘Die avond kwam mijn vrouw laat thuis. Ik beschuldigde haar ervan dat ze me ontrouw was. Ze stapte in haar auto en reed zich te pletter tegen een boom.’ Hij nam weer een ontspannen houding aan en richtte zijn ogen naar het bord. ‘Jouw beurt.’ Melvin keek naar de stukken en knipperde met zijn ogen. Robert lachte inwendig. Hij had tijdens de onthulling Melvin in de ogen gekeken en zijn blik vastgehouden. Met zijn handen had hij ondertussen zijn toren uiterst links geplaatst, het pionnetje voor zijn koning verzet en zijn zwarte loper naar het midden van het veld gebracht. ‘Hoe kom ik opeens in deze positie?’ ‘Zullen we alle zetten vanaf het begin doorlopen?’ ‘Nee, laat maar,’ zei Melvin. ‘Ik moet gewoon mijn strategie herzien.’ ‘Dat denk ik ook.’ Robert grijnsde en knipoogde slinks.
‘Ik had moeten weten dat het bij u niet zou werken.’ Melvin grijnsde nu ook, waardoor zijn verwaarloosde gebit werd ontbloot. ‘Eén-één.’ Om de gelijkstand in het vals spelen te bekrachtigen, gooide Robert op zijn beurt met zijn arm alle stukken omver. Melvin grinnikte en richtte zijn blik op de monitor. ‘Is dat niet uw studente?’ Robert keek naar de kleine stip die aarzelend de parkeerplaats op liep. Hij stond op en verliet het hok. Hij ging naar buiten en zag dat het inderdaad het meisje met het stekelhaar was. Ze was een halfuur te vroeg. Hij wilde niet dat ze op de parkeerplaats bleef rondhangen en wenkte. Voor ze hem bereikte, ging hij naar binnen. ‘Ik moet aan het werk.’ Melvin kwam in de deuropening van het hokje staan. ‘Ik wil u straks iets laten zien wat u ongetwijfeld zal interesseren.’ Hij wees naar zijn computer. Robert veronderstelde dat hij een andere mogelijkheid van het schaakprogramma wilde demonstreren. Misschien kon hij de stukken wel in blote dames laten veranderen: de witte stukken in blanke sletten op hoge hakken, de zwarte in wulpse negerinnen. ‘Ik begeleid haar straks naar beneden. Laat het me dan zien.’ ‘Het heeft niets met schaken te maken,’ zei Melvin, ‘maar met wat u mij daarstraks vertelde over uw vrouw.’ De schuifdeuren gingen open en de studente trad binnen. Robert kon hierdoor niet om verduidelijking vragen. Zonder iets te zeggen, ging hij de studente voor naar de lift. Zodra ze in de cabine stonden en de deuren zich hadden gesloten, drukte hij op de knop met het getal zes. ‘Hoe hoger we komen, hoe dieper je kunt slapen en hoe beter je kunt doen wat ik van je vraag, zodat je je nog beter kunt ontspannen en goed voelen. En dat doe je, nietwaar?’
De lift kwam in beweging en bereikte in een vijftiental seconden de bovenste verdieping. Robert duwde op drie. ‘En hoe lager we gaan, hoe minder weerstand je voelt, zodat je altijd maar beter kunt doen wat ik van je vraag. En hoe meer weerstand je biedt, hoe dieper je zult slapen, want we gaan omlaag en dat is prettig.’ De lift vertrok redelijk abrupt en een zacht gekriebel in zijn maag deed hem glimlachen. De studente glimlachte ook en sloot haar oogleden. ‘Je kunt met je ogen open dromen,’ zei hij, zodra de lift op de derde verdieping arriveerde. Alleen de noodverlichting brandde. Hij ging haar voor naar zijn praktijkruimte, liet haar binnen en nam haar mee naar zijn vertrek. Hij sloot de tussendeur en ook de lamellen voordat hij een kleine lamp aanstak. Tot hiertoe had ze zijn suggesties nauwkeurig opgevolgd. Hij drukte zijn onderbuik tegen haar rug. Haar hals geurde naar zeep, haar piekhaar naar een mengeling van gel en shampoo. Een duidelijk teken dat ze wist waarvoor deze samenkomst bedoeld was. Hij moest alleen de juiste context scheppen en haar de indruk geven dat ze zo diep onder hypnose was dat ze zich niet verantwoordelijk hoefde te voelen voor wat er ging gebeuren. ‘Gisteren is morgen eergisteren, en vandaag is overmorgen eergisteren, net zoals gisteren eergisteren morgen was en morgen overmorgen gisteren. Eigenlijk is het niet belangrijk welke dag het precies is, en het is prettig om dat niet meer zo exact te hoeven weten, is het niet?’ Tot hiertoe had hij rustig, maar met een levendige intonatie gesproken. ‘Je hoeft niet te weten of het donderdag of dinsdag is,’ zei hij monotoon, ‘laat staan een dinsdag van deze week of vorige week. En of het nu de derde week van september is of de tweede, of helemaal geen september maar augustus, dat maakt niet uit en je kunt ervan
genieten.’ Hij sprak alleen nog wanneer ze uitademde. ‘En welk jaartal het is, heeft eveneens geen belang meer, zodat je je nog prettiger kunt voelen. Misschien is het ergens begin eenentwintigste eeuw, misschien ergens eind twintigste eeuw. Of is het nog langer geleden dat je een klein meisje was en alles deed wat papa je opdroeg?’ Hij liet zijn hand langs haar voorhoofd glijden en sloot met zijn vingers haar oogleden. Daarna draaide hij haar langzaam enkele keren om haar as en duwde haar naar het bed, terwijl hij nog langzamer tegen haar sprak. ‘Mijn stem gaat met je mee en zal veranderen in die van je vriendjes en je ouders.’ Hij duwde haar op het bed en vervolgde opeens levendig. ‘Omdat je braaf bent geweest zal ik een lolly voor je kopen. Want je bent braaf geweest, is het niet?’ Het meisje knikte en glimlachte tegelijkertijd. ‘Welke smaak wil je?’ ‘Sinaasappel.’ Haar stem klonk hoog en ze liet haar hoofd kinderlijk opzij hangen. ‘Ik ga je zo dadelijk een lolly geven en je zult hem lekker vinden. Je zult erop zuigen, zoals op de heerlijkste lolly die je ooit hebt geproefd. Misschien wordt hij kleverig, maar dat is normaal bij een lolly, of niet?’ ‘Ja.’ Hij haalde zijn penis uit zijn broek en drukte haar hand ertegen. ‘Zuig maar lekker, mijn kleine meid.’ Ze nam zijn penis vast een likte eraan. ‘Vind je hem lekker?’ ‘Heel lekker.’ Ze zoog met kinderlijk plezier en liet haar tong langs zijn eikel glijden. Ze nam hem dieper in haar mond, leek het prettig te vinden.
‘Hoe zal ik je noemen?’ ‘Jenny,’ antwoordde ze haast onverstaanbaar. De penis was tot zijn maximale dikte en lengte opgezwollen en vulde haar mond volledig. ‘Goed, Jenny, zo dadelijk zul je de lolly uit je mond doen en ouder worden. Een heel stuk ouder, zeker tien jaar verschil met nu en je zult niet weten dat ik hier ben. Je zult denken dat je alleen bent en je daar prettig bij voelen. Het zal avond zijn, je zult in je bed liggen en je lichaam verkennen. Je zult het opwindend vinden met jezelf te spelen en te denken aan de jongens die je knap vindt. Zodra je bent klaargekomen, zul je weer ouder worden en dan zal ik je weer aanspreken en je zult dat aangenaam vinden.’ Hij deed een stap achteruit en dwong haar zo om zijn penis los te laten. Hij ging nog iets verder naar achteren en keek toe hoe ze onder haar truitje tastte en naar haar linkerborst greep. Met haar andere hand ging ze onder haar rokje en liet haar vingers in haar slipje glijden. Haar ademhaling versnelde en ze liet zich achterovervallen op de matras. Haar lijf kronkelde en ze stootte een kreunend geluid uit. Hij hoopte dat ze het hierbij niet zou laten en vroeg zich af of hij duidelijk had moeten maken dat ze haar kleren moest verwijderen. Alsof ze zijn ongeduld voelde, trok ze haar truitje uit, liet de bandjes van haar bh zakken en kneedde haar tepels. Daarna sjorde ze het rokje op en trok het slipje omlaag. Haar schaamlippen stonden open en ze liet haar vingers met de gezwollen kittelaar spelen. Haar bekken maakte enkele krampachtige stoten in de lucht en een reeks korte gilletjes ontsnapte aan haar mond. Ze kreeg een blos op haar kaken terwijl haar lichaam ontspande. ‘Jenny, ik wil naast je liggen,’ zei hij, na even te hebben gewacht. Ze schrok, wilde haar truitje omlaag trekken. ‘Ik ben het.’
‘Noem me Jennifer.’ Hij realiseerde zich dat de afkorting alleen in haar kindertijd of door haar ouders was gebruikt en dat haar schrikreactie hiermee te maken had. ‘Jennifer, schuif op en laat me naast je liggen. Kun je al je kleren uitdoen, zodat je diep kunt slapen?’ Hij wachtte tot ze haar bh had verwijderd, haar rokje had losgemaakt en haar slip volledig had uitgetrokken. Daarna legde hij zijn slaapzak over haar heen en ging tegen haar rug aan liggen. ‘Terwijl je slaapt, zul je voelen dat ik in je binnendring, maar je zult niet weten dat ik het doe. En het is fijn om dat niet te weten, zodat je onbeweeglijk en vast kunt slapen. Zelfs als ik je wakker zou maken, zou je niet in staat zijn te bewegen, want je lichaam is zwaar en moe en daar voel je je prettig bij.’ Hij wachtte tot haar ademhaling vertraagd was voor hij zijn penis, die trilde van opwinding, tegen haar anus duwde. Hij sloeg zijn vrije arm om haar middel en drukte zijn eikel half naar binnen. Hij trok hem een stukje terug voor hij dieper ging. Na een tiental keer op en neer te zijn gegaan, zat hij volledig in haar. Hij tastte naar haar tepels. Die waren zacht. Hij voelde tussen haar benen. Haar kutsappen waren opgedroogd. Het was ongetwijfeld de eerste keer dat ze in haar kontgat werd genomen, zelfs haar trance kon het feit dat ze geschokt was niet verhullen. Deze gedachte wond hem zodanig op dat hij zijn zaad kreunend in haar darm spoot. ‘Je zult naar huis gaan en daar verder slapen. Je zult niet weten dat je hier bent geweest en wat er is gebeurd. Morgen zul je je uitgeslapen voelen en met aandacht alle colleges bijwonen.’ Hij trok zijn geslacht uit haar. ‘Het is prettig om je snel aan te kunnen kleden, zodat je vlug naar huis kunt.’
Ze bleef onbeweeglijk liggen. Het was niet de eerste keer dat hem zoiets overkwam. Bijna iedere hypnosesessie koos het subject een moment uit om hem niet te gehoorzamen. ‘Je kunt je kleren vlug aandoen, maar ook in je eigen tempo.’ Blijven liggen gaf hij niet als keuzemogelijkheid. Ze liet zich vangen. T raag tastte ze naar haar kleren, deed zelfs haar ogen open. Hij gaf geen instructies meer, wachtte geduldig tot ze klaar was. ‘Kun je me volgen?’ Ze kwam achter hem aan, nam samen met hem de lift en liep beneden in de hal voor hem uit naar de uitgang. De schuifdeuren gingen open en ze verdween in de nacht. Opgelucht ging hij het hokje van Melvin binnen. ‘Je wilde me iets laten zien?’ ‘U bent een geluksvogel,’ zei Melvin. ‘Erg mooi was ze niet, maar beter dan een kalender. Kunt u er een voor mij versieren?’ Hij richtte zijn blik naar de computer. Melvin nam met een zucht plaats en klikte een file aan. Op het scherm werd de parkeerplaats van het ziekenhuis zichtbaar. Hoewel het donker was en de opname van slechte kwaliteit was, kon Robert zijn blauwe Chrysler onderscheiden. ‘Wat is dit?’ ‘Wacht af.’ Opeens zag hij beweging bij de slagboom. Jennifer, zijn overleden echtgenote, kwam de parkeerplaats op gewandeld, keek om zich heen en begaf zich naar de Chrysler. Ze stapte in aan de passagierskant en de auto zette zich in beweging. ‘Waarom heb je dit opgenomen?’ ‘De computer registreert alle beelden vierentwintig uur lang, daarna worden ze vervangen. Dit stukje heb ik eruit geknipt en apart gesaved.’ ‘Waarom?’
Melvin klikte de file opnieuw aan. Jennifer keek weer om zich heen en stapte in. Op het ogenblik dat de auto achteruitreed en de kofferbak naar de camera was gericht, drukte Melvin op pauze. ‘Bekijk de nummerplaat.’ Robert voelde zijn hart een slag overslaan. Het was de auto van Tony. Die klootzak had een geheime afspraak met Jennifer gehad. ‘Van wanneer dateert de opname?’ ‘Een halfjaar geleden. Ik dacht wel dat dit u zou interesseren. Ik heb nog meer filmpjes en die zijn maar drie weken oud. Wilt u ze bekijken?’ Hij haalde diep adem. Wilde hij het bewijs dat Tony haar minnaar was geweest of was het beter het te ontkennen en nu weg te gaan? ‘Laat zien.’ ‘Eerst moet u beloven een studente voor me te versieren.’ ‘Als je de filmpjes laat zien, bezorg ik je opslag. Mijn vader is hoofd van de bestuursraad, dat weet je. Volgende maand kan je salaris al aanzienlijk verhoogd zijn.’ Melvin aarzelde. ‘Ik heb liever niet dat uw vader ervan weet. Ik wil een studente. Breng me een mulattin. Een met dikke tieten en een aardig snoetje.’ ‘Je kunt er een krijgen als je informatie waardevol is. Maar ik gebruik haar eerst. Daarna kun je met haar doen wat je wilt, zolang je je aan bepaalde afspraken houdt, want ze zal onder hypnose zijn. Liefst van al wil ik dat je in haar mond klaarkomt, zodat er geen zaadsporen achterblijven.’ Melvin knikte en bleef knikken. Robert betwijfelde of hij iets van de instructie in zich had opgenomen. ‘Toon me wat je hebt.’ Melvin klikte een andere file aan. Weer was de parkeerplaats te zien. Deze keer holde Jennifer naar de auto zonder om zich heen te kijken. Ze rukte de bestuurskant open en Tony stapte uit. Ze
omhelsden elkaar. Jennifer leek te huilen. Tony klopte troostend met zijn hand op haar rug. Was ze bij hem gaan klagen over hun slechte huwelijk? ‘Volgende.’ Melvin klikte en deze keer liep Jennifer niet naar de Chrysler, maar naar de Pontiac van Helen. Ze stak een briefje onder de ruitenwisser en verliet het betonnen terrein. Robert was verrast. Kenden Jennifer en Helen elkaar? Ze hadden elkaar natuurlijk ontmoet op de jaarlijkse bijeenkomst van alle medewerkers, waar hij hen aan elkaar had voorgesteld. Maar dat Jennifer naderhand contact met zijn secretaresse had opgenomen en zelfs de moeite had genomen haar heimelijk een briefje te bezorgen, verbaasde hem. ‘Dat was het,’ zei Melvin. ‘Weet je zeker dat je niet liever opslag wilt?’ ‘Heel zeker.’ ‘En wat denk je van mijn secretaresse? Ze staat bij me in het krijt.’ ‘Ik wil een mulattin.’ ‘Jij je zin.’ Hij knikte Melvin vriendschappelijk toe en verliet het portiershokje.
IX
Robert betrad zijn praktijkruimte en haalde uit zijn portefeuille het briefje met de drie telefoonnummers. Hij ging op het bureau van Helen zitten, nam de hoorn van de haak en drukte op de nul om een buitenlijn te krijgen. Daarna toetste hij het privénummer in en wachtte. De beltoon ging twintig keer over voordat er werd opgenomen. ‘Tony, wie daar?’ klonk een slaperige stem. Jennifer had voor haar dood met Tony gebeld. Hij was getuige geweest van het ongeluk en was met haar in verbinding gebleven tot de politie arriveerde. Wat had ze hem verteld? Het overspel met Helen, de vervalste diploma’s, de neukpartijen met zijn studentes – geen van deze onderwerpen kon ze hebben genoemd. Tony zou met deze informatie allang naar buiten zijn getreden. ‘Is daar iemand?’ Ze hadden het blijkbaar bij één borrel gehouden. Waarschijnlijk had zijn vader een soortgelijke preek over samenwerking afgestoken en Tony daarna met een schouderklopje naar huis gestuurd, in de veronderstelling dat dit voldoende was om de uiteenvallende afdeling te stutten. ‘Ik kan je horen ademen.’ Hij hield de hoorn verder van zijn mond, wilde de zwarte klootzak uitschelden. Hij was er de oorzaak van dat Jennifer altijd zo laat thuis was gekomen. Hij had hun huwelijk over de rand geduwd. Hoe had hij
het lef gehad om een dreigbriefje aan zijn deur te spijkeren en haar computer uit haar praktijk te ontvreemden? Hij zou de rollen omdraaien, de strontnikker voor altijd neerhalen. ‘Is dit een spelletje?’ Hij hing op, begaf zich naar de praktijkruimte van Tony en speurde diens bureau af. Er lagen paperassen. Het handschrift kwam niet overeen met dat van het dreigbriefje. Die vaststelling werkte ontnuchterend. Als Tony het briefje er niet had gehangen, wie dan wel? Of had hij het door iemand anders laten schrijven? Hij keerde terug naar zijn praktijkruimte, sloeg het cursusboek van Helen open en bekeek haar aantekeningen. Haar handschrift was het ook niet. Niet dat hij dit had verwacht, want hij wist hoe dat eruitzag, maar het filmpje had hem erop attent gemaakt dat hij van niets nog zeker kon zijn. Hij greep de hoorn en belde naar het portiershokje. ‘Melvin Walsh.’ ‘Ik ben het, dokter Blake. Kun je de opnames van daarstraks eens bekijken? De studente staat erop. Ik ben naar buiten gegaan om haar te wenken, waarschijnlijk heeft de camera ook dit geregistreerd. Kun je het wissen?’ ‘Ik zal het doen voor ik morgenvroeg wegga. Zo kan de dagploeg de beelden niet bekijken.’ ‘Vergeet het niet.’ ‘Zolang ik die mulattin krijg, ben ik tot alles bereid.’ Hij legde neer en bedacht dat Melvin ook zijn vroegere escapades er kon hebben uit geknipt en bewaard. Het was niet de eerste keer dat hij hier een studente ontving. De harde schijf van de computer overdag formatteren had geen zin. Melvin zou de beelden ongetwijfeld op een schijfje hebben opgeslagen. Zolang Melvin hem niet probeerde af te persen was er geen probleem, of deed hij dat al door een mulattin te eisen?
De telefoon rinkelde. Het was elf uur. Wie belde hem zo laat? Hij nam op. ‘Dokter Blake.’ Het bleef stil aan de andere kant. Was het Tony? ‘Met wie spreek ik?’ Nog steeds geen antwoord. Wist Tony dat hij hier overnachtte? Hij keek naar het lichtje onderaan de telefoon. Het was een binnenlijn. ‘Melvin?’ ‘Ik ben het,’ klonk een hoge stem. ‘Ma? Waarom bel je me?’ ‘Je vader vertelde dat je hier logeert. Waarom kom je niet bij me langs? Ik zit hier al de hele avond alleen.’ ‘Het is tijd om te slapen.’ ‘Ik heb de hele dag kunnen rusten. En je bent toch wakker.’ ‘Goed, ik kom.’ Hij begaf zich naar de vijfde verdieping, groette de nachtverpleegster en liep door naar de kamer waar zijn moeder lag. Het was er donker. Hij deed het licht aan en zag hoe ze met haar ogen gesloten rustig lag te ademen. Sliep ze? Hij doofde het licht, liep naar het bed, deed zijn schoenen uit, ging naast haar liggen en sloeg zijn arm om haar heen. Zijn gedachten waren bij Tony en Jennifer. Hij beeldde zich in hoe dat grote zwarte lijf op zijn blanke vrouw inbeukte. Hoe die zwarte lul haar anus forceerde. Want dat was het eerste dat negers deden bij een blanke vrouw. Het ontlaadde hun frustratie, het compenseerde hun gevoel van minderwaardigheid. Tony had ongetwijfeld zijn grote negerlul in haar gezicht gemept, als een groot stuk slaghout om daarna zijn sperma over haar gezicht en in haar haren te spuiten. Of zou hij hebben verkozen haar hoofd vast te grijpen en haar in de mond te neuken tot ze bijna stikte? Tony zou
boeten, op welke manier dan ook. ‘Robert?’ Hij merkte dat hij door de aard van zijn verbeelding zijn moeder te hard tegen zich aan had gedrukt. Vlug liet hij zich uit het bed zakken. ‘Ik ben het,’ zei hij. ‘Waarom is het licht uit?’ vroeg ze. ‘Ik wilde je niet wekken.’ ‘Doe het aan, ik wil je gezicht zien terwijl ik tegen je praat.’ Hij stapte eerst in zijn schoenen voor hij zich naar de knop begaf en erop drukte. Zowel hij als zijn moeder knipperde met de ogen door het felle neonlicht. ‘Ik schaam me dat je mijn zoon bent,’ zei ze. ‘Je hebt niet alleen die diploma’s vervalst, je hebt ook je doctoraalscriptie niet zelf gemaakt.’ ‘Heeft pa je dat eindelijk opgebiecht?’ ‘Weet hij al van de diploma’s?’ ‘Nee, en dat wil ik zo houden.’ Hij ging naar buiten en sloeg de deur met een klap dicht. De verpleegster kwam kijken. ‘Alles in orde, dokter Patrick?’ ‘Ik ben dokter Blake.’ ‘Excuseer, natuurlijk, dokter Blake.’ Hij kon het haar niet kwalijk nemen. Het contact met het verzorgende personeel van de nachtdienst was gering. ‘Mijn moeder heeft nog maar enkele dagen te leven. Het is een emotioneel moment.’ ‘Begrijp ik,’ zei ze. ‘Sterkte.’ Hij bedankte haar en liep de gang uit. Had hij zijn praatje moeten rekken? Hij wist dat iedere nachtverpleegster hunkerde naar een goed gesprek om de uren sneller te laten passeren. Zou hij terugkeren?
Morgen wachtte hem om negen uur een sessie met Anna White en daarna het vervolg van de intervisie. Hij nam de lift. Bij het verlaten van de cabine hoorde hij zijn telefoon rinkelen. Hij haastte zich naar de praktijk en nam op. ‘Dokter Blake.’ ‘Over drie dagen wil ik dat je je vader hebt ingelicht, anders doe ik het.’ ‘Ja, ma.’ Hij hing op en nam zich voor om morgenavond weer bij haar te gaan liggen, deze keer uit eigen beweging, en haar een overdosis morfine te injecteren. Hij tuimelde van de treden, knalde tegen de spijlen, draaide om zijn as en belandde op de stenen vloer. De deur van de salon ging open. Hij draaide zijn hoofd. Het gezicht van zijn moeder was onbewogen, toch snelde ze op hem af. ‘Mama.’ Hij liet zijn tranen de vrije loop. ‘Ben je gevallen?’ Ze keek op hem neer. ‘Sta op, je hebt niets.’ Hij greep kermend naar zijn been. ‘Is het gebroken?’ Hij deed alsof hij probeerde overeind te komen, stootte een kreet uit. ‘Moet ik je vader roepen?’ Ze stond op geen meter afstand. Waarom bukte ze zich niet, greep ze hem niet vast, troostte ze hem niet? ‘Wat is er aan de hand?’ Zijn vader verscheen in de deuropening. ‘Niets.’ Hij hees zich overeind en sloeg de vouwen uit zijn kleren. ‘Hij viel van de trap.’ ‘Mijn god, je had dood kunnen zijn,’ zei zijn vader. ‘Heb je iets gebroken?’
‘Nee.’ Hij hinkte. ‘Wat is er met je voet?’ ‘Gaat wel over.’ ‘Zo hoor ik het graag,’ zei zijn vader. ‘Een echte Blake verbijt de pijn. Maar als je vanavond nog hinkt, dan gaan we naar de dokter.’ ‘Vanavond zal ik niet meer hinken.’ Hij veegde zijn tranen met zijn mouw weg, snoot zijn neus en liep de trap op, zonder zijn moeder nog een blik te gunnen. Boven bleef hij staan. Zou hij doen alsof hij het bewustzijn verloor en zich achterover laten vallen? ‘Alles goed?’ vroeg zijn vader. ‘Natuurlijk.’ Zonder met zijn been te trekken ging hij zijn kamer binnen. Hij wilde zich nooit meer opzettelijk proberen te verwonden. Het had toch niets uitgehaald – ze had hem niet aangeraakt. ‘Dokter Blake?’ Het onafgewerkte hoofd van Helen zweefde boven zijn gezichtsveld. ‘Het is kwart voor negen.’ Hij ging met een schok overeind zitten. Hij moest zich opfrissen, het bed opmaken. ‘Is mevrouw White al gearriveerd?’ ‘Nog niet.’ ‘Helen?’ Hij tikte met zijn hand op de rand van het bed. Helen nam plaats. ‘Gisteravond toonde de nachtportier mij oude opnamebeelden van de parkeerplaats. Er was een fragment bij waarop Jennifer een stukje papier onder je ruitenwisser stak.’ Helen fronste haar wenkbrauwen. ‘Wat stond erop?’ vroeg hij. ‘Ik herinner me geen briefje. Weet u zeker dat het mijn auto was?’
Hij knikte. ‘Hebt u gezien dat ik het wegnam? Misschien zat het er voor iemand anders. Of liet ik het daar omdat ik dacht dat het reclame was en waaide het weg terwijl ik aan het rijden was. In ieder geval: ik weet niets van een briefje.’ Hij bestudeerde haar gelaatstrekken. Niets wees erop dat ze loog. Maar ze was een hoer geweest en een hoer kon je niet geloven, want ze was getraind een orgasme te faken, dus kon ze alles faken. ‘Hoe kan ik u overtuigen?’ ‘Dat hoef je niet te doen. Ik vertrouw je,’ zei hij. ‘Er was ook een fragment waarop Jennifer in de auto van Tony stapte. Nu weet ik waarom die klootzak hetzelfde type heeft gekocht. En het privénummer is van hem. Ik had hem gisteren aan de lijn.’ ‘Wat hebt u gezegd?’ ‘Niets. Hij hoeft niet te weten dat ik zijn geheim heb achterhaald. Nog niet.’ Geluiden van de gang drongen opeens door in de praktijkruimte. Dat betekende dat er iemand was binnengekomen. Helen liep vlug naar de tussendeur en glipte naar buiten. ‘Mevrouw White, neemt u even plaats in de wachtkamer.’ Robert pakte het koffertje vanonder zijn bed, deed het open en haalde er een gestreken overhemd uit. Hij trok ook schone sokken aan en spoot onder zijn oksels deodorant voordat hij het overhemd tot bovenaan dichtknoopte. Hij zette het koffertje weer op de oude plaats, vouwde de slaapzak op en schoof die ervoor. Daarna begaf hij zich naar de wachtkamer. ‘Mevrouw White?’ Ze zag er prachtig uit. Rond haar weelderige lijf had ze een tuniek geknoopt waarvan de stof versierd was met gekleurde vlekken. Aan haar voeten had ze bijpassende lichtblauwe open schoentjes. Het enige
dat haar zomerse uitstraling bedierf, was het robuuste zilveren kruis om haar hals. ‘Komt u mee.’ Hij liet haar plaatsnemen en ging tegenover haar zitten. ‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’ ‘Ik ben maagd,’ zei ze. ‘Dat weet u. En ik durf niet te vrijen.’ Haar blauwe ogen en sensuele mond werkten verfrissend. Hij had gedacht zich niet te zullen kunnen concentreren omdat hij niet had ontbeten, maar hij voelde zich verrassend helder. ‘Bent u bereid op zoek te gaan naar de oorzaak?’ vroeg hij. ‘Ik wil niets liever.’ ‘Sommige mensen zitten graag wanneer ze worden gehypnotiseerd, andere verkiezen te staan. De meeste opteren voor het bed, omdat ze zich zo beter kunnen verdiepen. Waar wilt u worden gehypnotiseerd?’ ‘Het bed.’ Ze stond op, liep erheen en liet haar prachtige lijf erop zakken. ‘Kunt u naar een punt op het plafond kijken dat achter u ligt?’ ‘Ik kan de lamellen voor de ramen zien.’ Ze had niet alleen haar ogen maar ook haar hoofd achterwaarts gekanteld. Haar borstbeen was opgeduwd en haar borsten drukten tegen de tuniek. Haar tepels werden hard. Ze droeg geen bh. ‘Blijf naar de lamellen kijken,’ zei hij. ‘Het is goed en aangenaam om zo ver achter je te kunnen kijken. Straks gaan we nog veel verder kijken, nog verder terug.’ Hij liep naar het voeteinde van het bed, bukte zich en keek onder de tuniek. Ze had een blauw slipje aan. ‘Vertel me drie dingen die je ziet,’ zei hij. ‘De lamellen, de ruimte tussen de lamellen, het daglicht.’ ‘Drie dingen die je hoort.’ ‘Het zoemen van de computer…’
Robert keek naar de tussendeur. Die stond op een kier en het gezoem van de computer drong inderdaad door in het vertrek. Had Helen gezien hoe hij Anna bekeek? Hij sloot de deur. ‘… Het sluiten van de deur en uw voetstappen,’ maakte Anna de reeks af. ‘Kun je drie zaken opsommen die je voelt?’ ‘Het bonzen van mijn hart, tranen in mijn ogen, een verkrampte hals.’ ‘Ik vraag me af,’ zei hij, ‘of je ogen over vijf of over tien ademhalingen moe zullen worden, en of ze over vijftien of over twintig ademhalingen zullen dichtvallen, want dat zullen ze doen, is het niet?’ Hij wachtte even en zag hoe haar ademhaling dieper en langzamer werd. ‘Bij iedere inademing zuig je niet alleen zuurstof, maar ook rust en kalmte in. Bij iedere uitademing verlaat alle spanning je lichaam.’ Anna knipperde met haar oogleden en sloot haar ogen. Hij liep naar het verste punt in de ruimte. ‘Stel dat ik T homas ben, Anna, en ik bevind me hier, op dit punt, zo’n vijf meter van je verwijderd. Je ziet aan mijn blik, aan mijn gebaren en aan de manier waarop ik praat dat ik je zal dwingen om met me te vrijen. Hoe zou je je dan voelen?’ ‘Ik zou beginnen te zweten,’ zei ze. ‘En mijn lichaam zou beven. Eerst mijn handen, dan mijn knieën en daarna zou het zich in alle richtingen verspreiden.’ ‘Laat dit gevoel dan nu in je toe. Want ik ben van plan om seks met je te hebben. Je kunt het horen aan de manier waarop ik praat, je kunt het zien aan de manier waarop ik reageer. En luister.’ Hij zette nadrukkelijk een stap voorwaarts. ‘Ik kom naderbij en je weet dat ik je zal dwingen.’ Anna ademde opeens hoog en kort in, ze trok haar vingers samen en spreidde ze weer.
‘Laat het gevoel vanuit je handen naar de rest van je lichaam stromen, laat het zich verspreiden in elke cel, laat het zich daar vermenigvuldigen. Kun je dat doen?’ Hij zette weer een stap voorwaarts. ‘Je bent erg aantrekkelijk. En je weet hoezeer ik naar je lichaam verlang en ik weet hoe jij naar mij verlangt, maar niet durft.’ Hoewel hij op drie meter afstond, zag hij hoe zware zweetdruppels op haar voorhoofd parelden en naar haar haargrens en ogen liepen. ‘Ik kan zien hoe nat je bent, en daar word ik alleen maar geiler van.’ Hij deed twee snelle stappen. Haar tepels priemden door haar tuniek, haar armen vertoonden kippenvel, terwijl haar voorhoofd onverminderd bleef zweten. Vanuit haar knieën verspreidde zich een trilling. Haar hele lijf begon ervan te schudden. ‘Nog twee stappen en dan ben ik bij je en dan wil ik dat je angstiger bent dan ooit, want je zult merken dat je je ogen niet meer kunt opendoen en niet in staat bent om van het bed af te komen, ook al probeer je dat. En hoe meer je probeert hoe minder het zal lukken, zodat je overgeleverd bent aan wat ik met je van plan ben.’ Hij deed de twee grote stappen en zag hoe het trillen stopte. Haar gezicht werd grauw en doodsangst was in haar trekken te bespeuren. ‘Een puzzel kun je op twee manieren in elkaar zetten,’ zei hij met een tamelijk opgewekte stem. ‘Je kunt hem in elkaar zetten met het beeld naar boven. Maar je kunt hem ook in elkaar zetten met het beeld naar onderen. Zo dadelijk wil ik dat je van de angst die je nu voelt een grijphand maakt en in de diepte van je herinneringen tast. Daar zul je een puzzel aantreffen, een ervaring die verband houdt met deze angst, die er de oorsprong van is. Ik wil dat je één stukje en niet meer dan dat, naar boven haalt.’ Hij wachtte even om haar geest de tijd te geven zich voor te bereiden. ‘Grijp dan nu in de diepte en haal een stukje van die puzzel naar boven. Hoe je dat doet hoef ik niet te weten, ik weet alleen dat je
het zult doen. En let op. Wanneer je het stukje naar boven hebt gehaald zul je alleen de bovenkant ervan bekijken, de kant waarop het beeld staat, de betekenisvolle inhoud. De onderkant, waar de emotionele fundering zit, die kun je niet zien.’ Hij wachtte weer enige seconden. Anna ontspande zichtbaar, het zweten stopte. ‘Vertel me wat je ziet.’ ‘Koplampen.’ ‘Draai het stukje om. Het beeld zal verdwijnen, je zult niet meer weten wat er op staat. Je zult uitsluitend het gevoel ervaren dat bij het beeld hoort.’ Haar ademhaling versnelde zichtbaar. ‘Dan kun je het stukje nu op een veilige plek opbergen en een ander stukje gaan halen.’ Hij pauzeerde tot ze er weer rustig bij lag voor hij vroeg: ‘Wat zie je?’ ‘De bast van een boom.’ ‘Draai het stukje om.’ Ze trok haar handen samen en op haar voorhoofd begon het zweet weer te parelen. ‘Leg ook dit stukje weg en tast in de diepte, zodat je me kunt zeggen wat er op het derde stukje staat.’ Hij wist dat ze het stukje te pakken had op het ogenblik dat alle zichtbare spanning verdween. ‘Bloed,’ zei ze. ‘Overal bloed.’ ‘Draai het stukje om.’ Wat hij had verwacht, gebeurde. Haar knieën begonnen te trillen en de trilling verspreidde zich over haar hele lichaam als uitdijende waterkringen in een vijver. ‘Ik wil dat je de drie stukjes met het beeld bij elkaar brengt en eruit afleidt welke inhoud ze samen hebben.’ ‘Ik durf niet.’ ‘Hoe lang denk je nodig te hebben om deze herinnering weer op te
bergen en te vergeten als zou blijken dat je de inhoud niet aankunt?’ ‘Eén seconde.’ ‘Waarom zou je dan twijfelen? Voeg de stukken bij elkaar.’ Hij zag hoe haar lichaam ontspande, bewoog zich van haar weg en nam plaats op een stoel. Ze had moed en dat bewonderde hij. ‘Mijn eerste man is verongelukt,’ zei ze. ‘Hij reed zichzelf ’s nachts te pletter. De koplampen, de bast van de boom, het bloed: zo stel ik me zijn laatste ogenblik voor.’ ‘Draai de stukken allemaal samen om.’ Ze werd asgrauw en leek geen adem meer te kunnen halen. Hij ging naar haar toe. ‘Vertel me, Anna, waarom je deze gevoelens hebt.’ ‘Het was onze huwelijksnacht.’ Ze hapte tussen elk woord naar adem. ‘We kregen ruzie. Hij vond dat mijn moeder zich te veel met de plechtigheid had bemoeid. Ik snauwde hem af. Hij stapte in zijn auto, wilde bij zijn ouders gaan slapen. Hij reed zich te pletter.’ Robert kreeg het benauwd. Dit verhaal sloot te veel aan bij de manier waarop Jennifer om het leven was gekomen om hem onbewogen te laten. ‘Dan kun je nu in je eigen tempo wakker worden,’ zei hij, ‘en je herinneren wat je aankunt.’ Hij ging weer op de stoel zitten en keerde zijn gezicht af. Het duurde enige minuten voor hij zijn ademhaling onder controle had. ‘Alles goed met u, dokter Blake?’ Hij had haar niet overeind horen komen. Ze stond vlak naast hem. ‘Mijn vrouw overleed vorige week bij een auto-ongeval. We hadden ook ruzie voor ze vertrok. Uw verhaal bracht de schok terug die ik voelde toen de agenten het tragische bericht kwamen melden.’ Hij rechtte zijn rug, gebaarde dat ze moest plaatsnemen. ‘In welke mate voelt u zich verantwoordelijk voor zijn dood?’ vroeg hij. Ze leek zijn vraag niet te hebben gehoord. ‘Waarover hadden
jullie ruzie?’ Hij keek naar het kruis om haar hals. Hij kon niet vertellen dat hij was betrapt met zijn secretaresse en dat ze in zijn dagboek had gelezen dat hij zijn studentes onder hypnose neukte. ‘Ik verdacht haar van ontrouw.’ ‘Niets is zo verschrikkelijk als dat,’ zei ze. ‘Voelt u zich schuldig aan die ruzie?’ ‘Gedeeltelijk. Het had ook anders kunnen worden opgelost.’ ‘Zo denk ik er ook over. We waren uit huis getrouwd. Toen ik hem eruit gooide, was hij waarschijnlijk te beschaamd om bij zijn ouders te gaan aanbellen en hij reed zich te pletter.’ ‘Wat ik niet begrijp,’ zei hij, ‘u bent dus al eerder getrouwd geweest?’ ‘Ja.’ ‘Wat is het verband met uw huidige angst voor seksueel verkeer?’ ‘Het was mijn huwelijksnacht. We waren naakt en klaar voor de daad toen we begonnen te discussiëren. Misschien kregen we wel ruzie omdat we beiden zo zenuwachtig waren…’ ‘… En u bent gaan denken dat uw maagdelijkheid verliezen gelijk stond met het doden van uw man,’ vulde hij zelf aan. ‘Die twee zaken zijn onbewust met elkaar verbonden geraakt, is het niet? Daarom houdt u T homas op afstand, uit angst ook hem te verliezen.’
X
‘U was een goed subject,’ zei hij. ‘U ging haast vanzelf onder hypnose. Voor mij was dat het bewijs van uw motivatie om te veranderen.’ ‘Ik heb nooit vermoed dat mijn angst te maken had met de dood van mijn eerste man. Voor ik hierheen kwam, dacht ik dat mijn moeder de oorzaak was. Ze heeft me van jongs af ingeprent dat seksuele intimiteit zondig is.’ ‘En dat leerproces is bekrachtigd geweest tijdens de huwelijksnacht.’ Robert schoof zijn stoel dichterbij en keek Anna in de ogen. Hij fixeerde zijn blik op een punt dat achter haar lag, zodat hij de indruk wekte door haar heen te kijken. ‘God heeft je een lichaam gegeven met borsten en een vagina. Hij heeft het geschikt gemaakt voor voortplanting. Straks kun je gaan ervaren dat hij je een clitoris heeft geschonken om je aan te zetten veel te vrijen en ervan te genieten. En dat zul je doen, is het niet?’ Hij stond op en stak zijn hand uit. Anna kwam overeind. ‘Mag ik nog iets met u bespreken?’ ‘Natuurlijk.’ Hij liet zijn hand zakken en ging weer zitten. ‘Het gaat over T homas.’ Hij zag haar aarzelen. Zou ze weer over zijn vreemde gedrag gaan klagen? ‘Mijn huwelijksnacht met T homas verliep ongewoon. Ik lag te zweten en te beven bij de gedachte dat hij mij zou aanraken. Maar hij was even zenuwachtig. Hij liep rond het bed, tokkelde met zijn handen
op de bedrand, trappelde met zijn voeten van ongeduld. Leek te wachten tot ik hem bij me zou roepen. Dat gebeurde natuurlijk niet.’ ‘Was het voor hem ook de eerste keer?’ ‘Ja, daar ben ik van overtuigd. Volgens mij heeft hij nooit een vriendin gehad. Ik vermoed dat hij zelfs nooit een meisje heeft gekust.’ ‘Uit wat leidt u dat af?’ ‘Hij heeft mijn hand nooit vastgegrepen tijdens onze verlovingstijd. Hij heeft nooit mijn lichaam gestreeld. Bovendien is hij altijd gepest geweest op school. Hij hoorde nergens bij. Was altijd maar bezig met zijn huisdieren. Moet voor niets anders oog hebben gehad. Dat is trouwens nu nog zo. Vaak heb ik de indruk dat hij zijn dieren boven mij stelt en dat zijn affectie in de eerste plaats op hen is gericht.’ Hij wilde vragen waarom ze met hem getrouwd was, wat voor dieren het waren en waaruit die affectie bestond. Maar ze begon zonder overgang weer over haar huwelijksnacht en hij besloot haar verknipte gedachtegang te volgen. ‘T homas liet zich op het tapijtje zakken dat voor het bed op de grond lag en begon zich ertegenaan te wrijven tot hij klaarkwam. Met zijn handen schepte hij de slijmerige draden van de grond en kwam ermee naar de bedrand. Ik voelde me schuldig dat ik hem zover had gebracht zijn zaad verloren te laten gaan.’ Anna keek glazig terwijl ze sprak, wat aangaf dat ze alles voor zich zag. ‘En sindsdien doet hij dit elke avond,’ vervolgde ze. ‘Wanneer ik in bed lig, komt hij de kamer binnen. Hij laat zich op het tapijtje zakken en schuurt zich ertegenaan tot hij ejaculeert. En dan komt hij naast het bed staan, stampt met zijn voeten ongeduldig op de grond en wacht. En ik lig te zweten en te beven.’ ‘Wacht!’ riep hij luid en krachtig. Anna schrok zichtbaar van de
plotselinge onderbreking. ‘Straks zal alles anders zijn. Hij zal de kamer binnenkomen en jij zult hem roepen. Hij zal bij je komen liggen en jij zult je kalm en prettig voelen. Hij zal zijn penis in je brengen en bewegen zoals hij op dat tapijtje heeft gedaan. Hij zal ejaculeren en je zult ervan genieten dat zijn zaad voor het eerst niet is verspild.’ ‘Zo zal het niet gebeuren,’ riep Anna even krachtig. Nu was het zijn beurt om verbaasd te zijn. ‘Gisteravond, toen T homas thuiskwam, heb ik mijn kleren uitgedaan en ben ik in de kamer op bed gaan liggen. Ik was bang om naar u te komen en wilde mijn angst zelf overwinnen zodat ik de sessie zou kunnen afbellen. Ik riep T homas. Hij kwam binnen en mijn lichaam begon te beven. Ik zei dat hij dit moest negeren en op me moest komen liggen. Hij liep rond het bed en leek te aarzelen. Ik begon te zweten, maar bleef aandringen. Hij liet zich tot mijn verbazing zoals altijd op het tapijtje zakken en loosde daar zijn zaad. Daarna kwam hij bij het bed staan en begon met zijn voeten te trappelen. Ik begreep niet waarom hij dit deed. Er was geen enkele reden toe, ik lag met mijn benen gespreid, klaar om hem te ontvangen. Uiteindelijk kwam hij op het bed liggen en begon het sperma met zijn vingers in te brengen.’ Daar brak ze haar verhaal af. ‘Ik wil dat u hem behandelt.’ Robert dacht na. Als T homas nooit eerder seksueel contact met een meisje had gehad en er niemand hem voorlichting had gegeven, wist hij misschien niet beter. Hij ging er misschien van uit dat het sperma met de handen inbrengen een normale manier was om gemeenschap te hebben. ‘Ik wil hem behandelen, als hij hiermee instemt,’ zei hij. ‘In het vorige gesprek heeft hij aangegeven dat hij over zijn vreemde gedrag niet wilde praten en ik heb hem hierin gerespecteerd.’ ‘Weet ik,’ zei ze. ‘En dat heeft hij gewaardeerd. Hij vertrouwt je nu en is bereid om erover te praten.’
Robert liep naar zijn bureau, pakte de telefoon en bracht die naar Anna. ‘Bel hem en vraag of hij vanavond wil komen.’ Anna toetste een nummer in. ‘T homas, ik ben het… Ja, ik heb een goede sessie gehad. Dokter Blake kan je vanavond ontvangen.’ Ze keek op. ‘Hoe laat?’ ‘Zelfde uur als gisteren.’ ‘Acht uur,’ zei ze. ‘Tot straks, schat.’ Robert zette de telefoon terug. Anna stond op en begaf zich naar de deur. ‘U weet dat hij om de drie maanden in een hoekje gaat zitten en niet wil eten,’ zei ze. ‘Ik heb verteld hoe zijn huid dan begint te schilferen, waarschijnlijk door ondervoeding. Nu weet u ook over zijn vreemde gedrag in de slaapkamer. Ik heb nog niets gezegd over zijn onsmakkelijke eetgewoonte. Hij…’ ‘Laat hem dit zelf aan me vertellen. Anders krijgt hij de indruk dat we zijn behandelingsplan hebben opgesteld zonder zijn inbreng te vragen.’ ‘Goed.’ Deze keer schudde ze wel zijn hand en ging naar buiten. Haar achterste wiegde in de tuniek. Hij veronderstelde dat hij haar niet meer zou terugzien. Dat was het nadeel van een effectieve behandeling. ‘U komt te laat voor de intervisie,’ zei Helen. Hij keek op zijn horloge. Vijf over elf. Had de sessie zo lang geduurd? ‘Je weet toch dat je mij moet onderbreken als ik over mijn vooropgezette tijdslimiet ga.’ ‘Het leek me geen gewone sessie. Ik durfde u niet te storen.’ Ze leek te verwijzen naar zijn blik onder de tuniek.
‘Voer de sessie in op de computer en noteer in de agenda dat T homas White vanavond om acht uur komt.’ Hij liep de praktijk uit. Wilde zich naar de lift begeven, maar bedacht zich. Uit de automaat haalde hij eerst een koffie en begaf zich naar de zithoek. Terwijl hij uit het raam keek, dronk hij de koffie met kleine slokjes op. Ze moesten boven maar wachten. Met trots dacht hij terug aan de afgelopen sessie. De puzzeltechniek was erg effectief gebleken. Door de verdrongen ervaring in stukjes naar boven te halen, had hij Anna beveiligd tegen het gevoel te worden overrompeld. Te vaak legden therapeuten een trauma bloot zonder zeker te zijn of de cliënt wel over de capaciteit beschikte om er op een bewuste manier mee om te gaan, waarna meestal een zelfmoordpoging volgde. Robert betrad de vergaderruimte op de bovenste verdieping. Tony zat naast zijn vader. Aan de andere zijde zat Dylan Patrick met zijn assistente. Ze luisterden met zijn allen naar Sarah Donner, die een uiteenzetting over een congres in New York gaf. Ann Bennett, de therapeute met de blonde krullen, ontbrak. Misschien had ze net als hij de tijd niet in de gaten gehouden. ‘Neemt u plaats, dokter Blake,’ zei Jack McNamara, ‘dan kunnen we beginnen.’ Om een of andere reden had hij de man over het hoofd gezien. Misschien kwam het door het kleurloze pak, of door de haren die met weinig fantasie in een scheiding tegen het hoofd waren gekamd. ‘Ann Bennett heeft haar ontslag ingediend,’ zei McNamara. ‘Graag geef ik het woord aan dokter Blake senior.’ Zijn vader schraapte zijn keel. ‘Inderdaad. Ze kwam vanochtend bij me en zei dat ze de hele nacht had liggen piekeren en uiteindelijk de knoop had doorgehakt.’ ‘Over wat had ze liggen piekeren?’ vroeg McNamara, die zich duidelijk de positie van intervisor toe-eigende door het gesprek zo
nadrukkelijk te leiden. Misschien wilde hij zijn slappe verschijning van gisteren compenseren. ‘Ze had de woorden van Robert, ik bedoel dokter Blake junior, overdacht. Die zou hebben gezegd dat ze zich ondergeschikt maakte aan de psychiaters en haar capaciteiten liet onderwaarderen.’ ‘Nee,’ onderbrak Robert zijn vader. ‘Ik had gezegd dat dokter Patrick en dokter Clark haar er voortdurend op wezen dat haar diploma inferieur was en dat ze zich dus aan hen ondergeschikt moest maken.’ ‘In ieder geval,’ nam zijn vader het woord weer over, ‘heeft ze besloten om een eigen praktijk op te richten of zich aan te sluiten bij een centrum waar geen psychiaters werken.’ ‘Je doet het voorkomen, ik bedoel, u doet het voorkomen alsof ze zich minderwaardig voelde doordat ze opkeek naar de psychiaters. Terwijl het de psychiaters waren die op haar neerkeken. Ze is dus weggegaan omdat ze niet op waarde werd geschat en niet omdat ze leed aan een gebrek aan zelfvertrouwen.’ ‘Dat verschil doet niet terzake,’ zei zijn vader. ‘Het doet wel terzake. Het is aan de afdeling om al het personeel gelijkwaardig te behandelen. Als dokter Clark en dokter Patrick hun houding niet wijzigen, zal de volgende therapeute zich ook ingeperkt voelen en gedwongen zijn om naar hun pijpen te dansen om haar baan te kunnen behouden.’ McNamara wendde zich tot hem. ‘Als ik het goed begrijp, bent u ongerust dat de neerbuigende houding van enkele medewerkers een blijvende negatieve druk zal uitoefenen.’ ‘Inderdaad, en ik verwijt mijn vader, ik bedoel dokter Blake senior, dat hij niet aan Ann Bennett heeft gevraagd om te blijven en dokter Clark en dokter Patrick voor de keuze heeft gesteld hun houding drastisch te wijzigen of ontslag te nemen.’
‘Mag ik het woord?’ vroeg Tony. Robert grinnikte inwendig. In minder dan vijf minuten had hij ervoor gezorgd dat de intervisie op exploderen stond. Om Tony te raken had hij zijn vader moeten tegenspreken, dat was het enige dat hij betreurde. ‘Ga uw gang,’ zei McNamara. ‘Maar geef uw woorden weer zonder dat ze beschuldigend klinken. Dokter Blake junior is een expert in het omgekeerde. Het is niet nodig om u aan hem te spiegelen.’ ‘Goed,’ zei Tony. ‘Ik wil zeggen dat ik inderdaad denk dat Ann Bennett ondergeschikt was aan mij. Haar diploma én haar kennis waren van een lager niveau. Wat niet wil zeggen dat ik haar niet respecteerde of vond dat ze geen nuttig werk verrichtte. Ik weiger echter, zoals dokter Blake junior zo provocerend naar voren brengt, om haar als collega gelijk te stellen aan mezelf en ik ben ook niet van plan om dat bij een volgende therapeute te doen. Ik denk dat bij een nieuwe sollicitatie duidelijk afgebakend moet worden wat het werkveld van de psychiaters is en wat het werkveld van de andere werknemers is.’ ‘Dus u vindt dat uw houding gerechtvaardigd was en pleit voor een betere werkafbakening,’ concludeerde McNamara. ‘Zo is het,’ zei Tony. ‘Ik sluit mij aan bij de mening van dokter Clark,’ zei dokter Patrick. ‘Het probleem is ontstaan doordat de afdeling een snelle groei heeft doorgemaakt. Ann Bennett heeft tijdelijk bevoegdheden gekregen die buiten haar diploma vielen. Het inperken van haar verantwoordelijkheid de afgelopen jaren was dus geen blijk van wantrouwen, maar het terugbrengen van haar werklast naar een normaal niveau.’ ‘Zou het een verschil maken voor Ann Bennett als ze alsnog op de hoogte wordt gesteld van deze intenties?’ vroeg McNamara.
‘Ze wist hiervan,’ zei zijn vader. ‘Ik heb dokter Clark en dokter Patrick vanochtend bij me geroepen. Ann Bennett bleef bij haar besluit.’ Robert kwam overeind, ging bij het raam staan en keek naar de kinderen die in het park aan het baseballen waren. Rechts zag hij de Black River, die de stad in een noordelijk en zuidelijk gedeelte splitste. Daar waar de rivier in de St. Clair River uitmondde, voeren zeilschepen, die links afbogen om zich naar de Blue Water Bridge te begeven, waar Lake Huron begon. De overkant van het meer was niet te zien. Hij bleef naar het water staren en negeerde de stilte die was gevallen. Op zijn rug voelde hij alle ogen prikken. ‘De dag dat ik in de bestuursraad word toegelaten, ontsla ik dokter Patrick en dokter Clark op staande voet,’ zei hij uiteindelijk met zijn rug naar hen toe. ‘Ze verschuilen zich achter hun diploma’s om hun incompetentie niet te laten blijken.’ Hij draaide zich om en keek zijn vader in de ogen. ‘Meer dan dertig procent van de externe cliënten die dokter Clark behandelde, haakte af en ging naar Ann Bennett toe. Een korte blik in haar dossiers zal dit bevestigen. Terwijl er slechts sporadisch een cliënt van haar bij hem ging aankloppen.’ Hij ging zitten en wachtte af. ‘Dus u verwijt dokter Clark incompetentie,’ zei McNamara. ‘Niet alleen hem, ook mijn vader, ik bedoel dokter Blake senior. Hij is hoofd van de afdeling en heeft de verantwoordelijkheid om resultaten te laten prevaleren boven diploma’s. Dat is hij ethisch verplicht aan de cliënten.’ Tony stond op. ‘Ik wens dit gesprek niet voort te zetten.’ Hij liep naar de deur. Dokter Patrick kwam ook overeind. ‘Ik wil dat iedereen blijft tot er geluisterd is naar wat ik te vertellen heb,’ zei Sarah Donner, die haar vlezige halfbloedkont even van de zitting liet komen.
Dokter Clark begaf zich na een korte aarzeling naar zijn stoel. ‘Ook ik heb vannacht liggen nadenken,’ zei ze. ‘Dokter Blake junior had gezegd dat ik al pratend mijn achterwerk had laten opzwellen en er niet om maalde of de patiënten beter werden van mijn gepraat. Hij verweet dokter Clark en dokter Patrick dat ze mijn onproductiviteit niet aanklaagden uit angst of noem het eerbied voor mijn vader, die in de bestuursraad zetelt. Eerst wilde ik dokter Blake junior een proces aandoen. Nu wil ik hem bedanken. Hij heeft me doen inzien dat ik mijn werkwijze moet herzien. Vanaf nu wil ik me bekwamen in hypnose en heb besloten zijn lessen bij te wonen.’ Ze verhief haar dikke kont en haar imposante lijf. ‘En ik kan dokter Blake junior nu al inlichten dat de bestuursleden die gisteren zijn college hebben bijgewoond onder de indruk waren van de manier waarop hij doceert en de leerlingen biologeert met zijn kennis. Ze zijn het er wel over eens dat deze werkwijze te ongewoon is voor een hogeschool. In plaats van hem te ontslaan, zullen ze voorstellen dat hij de leerplannen volgt en zijn hypnosecolleges naar ’s avonds verschuift, zodat ze als keuzevak kunnen worden gevolgd. Zijn bevoegdheid zal hem dus niet worden ontnomen, ze zal ook niet worden ingeperkt, ze zal worden uitgebreid.’ Bij deze laatste woorden had ze zich naar Tony gewend, alsof ze duidelijk wilde maken dat de kans dat de lessen ooit aan hem zouden worden toebedeeld, volstrekt uitgesloten was. ‘Dit is een gekkenhuis.’ Tony verhief zijn massieve gestalte en wendde zich tot John Blake. ‘De afdeling valt uiteen, de hogeschool verloedert. En dat allemaal door die verdomde zoon van u.’ Hij liep van de tafel naar de deur. Niemand riep hem terug, zodat hij wel verplicht was om naar buiten te gaan. ‘Het was niet aan u om Robert nu al in te lichten,’ zei zijn vader tegen Sarah. ‘Nog niet alle bestuursleden hebben zijn colleges kunnen
bijwonen en het betreft een voorlopige conclusie die alleen telefonisch is besproken en nog tijdens een zitting moet worden bekrachtigd.’ ‘Uw zoon heeft moed,’ zei Sarah. ‘Hij vroeg gisteren mijn vader op het podium en demonstreerde enkele technieken aan de hand van hem. Ik wil niet dat Robert in onzekerheid verkeert aangaande zijn positie. Mijn vader heeft zich voorgenomen de bestuursleden aan te sporen voor hém te kiezen wanneer u als hoofd van de bestuursraad en als hoofd van de afdeling met pensioen gaat.’ Robert wist dat deze kentering voorbarig was. In twee jaar kon er nog veel gebeuren. Toch genoot hij van zijn overwinning. Als alles op deze manier bleef evolueren, dan zou hij op een dag in de positie worden gesteld om Tony uit het ziekenhuis te verwijderen. ‘Proficiat met de eventuele uitbreiding van de colleges,’ zei Dylan. Argwanend keek Robert hem aan. Was die onderkruiper begonnen met van partij te wisselen? ‘Dank u,’ zei hij. ‘Uw aanmoediging betekent veel voor me.’ Deze woorden hadden hem moeite gekost. Maar hij wist dat het verstandig was de coalitie Clark-Patrick te breken. Later zou hij met Dylan afrekenen. Of misschien niet. Dylan behaalde betere resultaten dan Tony, waarschijnlijk doordat hij minder zelfingenomen was en zich meer openstelde voor de problemen van de cliënten. ‘Ik heb de indruk dat de onderlinge verhoudingen na twee dagen drastisch aan het schuiven zijn gegaan,’ zei McNamara.’ ‘Je hebt prachtig werk geleverd,’ zei zijn vader. ‘Ik ben zelf te veel betrokken bij de afdeling om onpartijdig te kunnen zijn. Ik heb dokter Clark opgeleid en sta achter zijn werkwijze. Met zijn eigenzinnige methodes maakt Robert van mij een oude man met versleten inzichten. Het wordt tijd dat hij me opvolgt. Misschien
moet ik met vervroegd pensioen en moet dokter Clark zich aanpassen aan de nieuwe ontwikkelingen.’ ‘Het is uw taak om de overgang te begeleiden tot er voldoende steun is,’ zei Sarah. ‘En wat ik nog wilde bespreken: is het goed dat ik een maand vakantie neem? In die periode wil ik mij bekwamen in hypnose en aanverwante technieken. Dringende gevallen zal ik doorverwijzen naar dokter Patrick en dokter Blake junior.’ ‘Wordt dokter Clark hier niet vergeten?’ vroeg McNamara. Zijn vraag ging verloren. ‘Kom mee naar mijn praktijkruimte,’ zei Robert tegen Sarah, ‘dan geef ik u de belangrijkste werken mee waaruit ik mijn vaardigheden heb geleerd, samen met mijn persoonlijke notities.’ ‘En kom daarna even naar mij toe,’ zei zijn vader. ‘Dan leggen we de vakantiedagen officieel vast.’ De deur van de vergaderzaal ging open en Tony wilde binnenkomen. Hij bleef in de opening staan, gefixeerd door hun blikken. Blijkbaar was op hun gezichten af te lezen dat er iets in zijn nadeel onomkeerbaar was veranderd. Hij deed een stap naar achteren en liet de deur dichtvallen. ‘Ik praat wel met hem.’ Zijn vader liep naar de deur, keerde terug en schudde McNamara de hand. ‘Ik bel je, Jack, wanneer ik je weer nodig heb. Voeg maar een extra bonus op je factuur toe.’ Daarna verliet hij de vergaderzaal. ‘Ik ga naar de kantine,’ zei Dylan. ‘Zie ik jullie daar?’ Robert knikte. ‘We komen dadelijk.’ Hij richtte zich tot de assistente. ‘Mijn verontschuldigingen voor mijn opmerking over uw oren.’ ‘Geen probleem,’ zei ze, na een korte blik op Dylan te hebben geworpen. Hij had ook gezegd dat ze met Dylan naar bed ging. Dat wist hij
omdat diens vrouw en dochter bij hem in therapie kwamen en hem hierover hadden ingelicht. Hij had het beroepsgeheim geschonden. Misschien kon hij doen voorkomen dat het niet meer dan een vermoeden was geweest. Dylan leek er niet over te willen beginnen, want hij verliet samen met de assistente de vergaderzaal. ‘U bent een bijzondere man,’ zei Sarah en ze greep hem bij de arm. ‘Laat me die werken zien, dan kunnen we gaan eten. Ik moet die uitdijende kont van me blijven voeden.’ Ze gaf hem speels een zet met haar heupen. ‘Ik zou u natuurlijk ook privélessen kunnen geven,’ zei hij. ‘Op die manier is een maand voldoende. Hypnose is als pianospelen. Je kunt erover lezen, maar daarom kun je het nog niet. Het is nodig om de verschillende technieken te oefenen.’ Hij verliet met haar de ruimte en keek niet om. Hij ging ervan uit dat McNamara, kleurloos als hij was, gewoon zou oplossen in het niets.
XI
Robert betrad goedgeluimd de collegezaal en begaf zich naar het podium. Ook al had Tony een relatie met Jennifer gehad, ook al had hij haar laatste ogenblikken kunnen horen, ook al had hij naar alle waarschijnlijkheid haar computer ontvreemd en had hij iets met dat dreigbriefje te maken – er was niets, maar dan ook helemaal niets dat Tony kon doen om hem te beschuldigen van moord. Als hij vanavond zijn moeder het zwijgen oplegde, dan zou Tony stikken in het drijfzand dat hij zelf had gecreëerd. Zijn lessen laten observeren, hem beschuldigen van onproductief te zijn: het had zijn positie alleen maar verstevigd. ‘Goedemiddag allemaal,’ zei hij. ‘Vandaag geef ik jullie de sleutel tot hypnose in handen. Te vaak denken mensen dat ze een vastgelegd stukje tekst moeten opdreunen. Een hypnotiseur moet zich gedragen als een jazzmuzikant. Er is een vastgelegd thema, maar het komt erop aan hiermee te improviseren. Deze improvisatie moet afgestemd zijn op je eigen gemoedsstemming, maar ook aansluiten bij de persoonlijkheid en interessesfeer van de cliënt.’ Hij keek naar een zestal raadsleden die rechts vooraan hadden post gevat. Het waren andere dan gisteren. Hij besloot hen voorlopig met rust te laten en speurde de driekwart gevulde zaal af. Achteraan zaten twee mulattinnen. ‘Jullie daar.’ Hij wees hen aan. ‘Steek jullie beide handen eens in de lucht.’
De twee meisjes zaten alleen op de achterste rij en konden niet doen alsof hij iemand anders bedoelde. Ze staken nonchalant hun handen kort in de lucht. Een van hen droeg een trouwring, dus vroeg hij de andere of ze zich naar het podium wilde begeven. ‘Ik weet dat het vervelend is om temidden van zoveel studenten aangewezen te worden. Alle ogen zijn op jou gericht en dat geeft je een onaangenaam gevoel. En je kunt je afvragen waarom ik jou heb uitgekozen en niet iemand anders, terwijl je hier plaatsneemt.’ Hij wees een stoel aan en wachtte even. ‘Je bent gaan zitten, zodat je benen zich nu kunnen ontspannen. Ik vraag me af welk van je twee benen het meest ontspannen is: het linker of het rechter. En wat er voor nodig is om die benen nog meer te laten ontspannen, zodat ook je voeten kunnen slapen en dat gevoel van rust kan doortrekken naar je heupen en zich zo verspreiden over je lichaam.’ Hij keerde zich naar de studenten. ‘Let op! Ik heb zojuist een mengeling van technieken gebruikt. Eerst heb ik haar toestand bevestigd: ik heb benadrukt dat het onaangenaam is om aangewezen te worden. Hierdoor heb ik me met haar verbonden: ze is mijn woorden als een waarheid gaan beschouwen. Daarna heb ik haar gevraagd plaats te nemen, waardoor ze haar benen ontspande. Ik heb haar aandacht hierop gevestigd. Het is namelijk zo dat je maar één lichaamsdeel bewust hoeft te ontspannen om de rest van het lichaam onbewust mee te laten ontspannen. Vervolgens heb ik haar aandacht gericht op innerlijke competitiviteit: haar rechterbeen ten opzichte van haar linker. Hierdoor heb ik mogelijke weerstand tegenover mij naar haar benen verplaatst.’ Hij liep naar de plek waar de bestuursleden zaten. ‘Wat is nu het geheim van hypnose? Wat is de sleutel die op iedere situatie past?’ Hij keek hen een voor een aan. ‘De taal!’ riep hij geestdriftig. ‘Verbindingswoorden, daar gaat het om. Zodat, omdat, doordat, zoals,
terwijl, wanneer – het komt erop aan een verband te suggereren tussen twee zinnen, waarvan de eerste zin waar is en door de cliënt kan worden geverifieerd en de andere onwaar, maar die je helpt om de cliënt in een toestand te brengen waarin hij alles doet wat je van hem verlangt.’ Hij begaf zich naar de mulattin. ‘Wat is je naam?’ ‘Joyce Brody.’ ‘Joyce, omdat in je naam het woord vreugde verborgen zit, is het makkelijk voor jou om je hier beter op je gemak te voelen, is het niet?’ Hij richtte zich tot de studenten. ‘Hebben jullie gehoord wat ik deed? Ik heb tegen haar de waarheid gesproken en vervolgens heb ik gelogen. In haar naam zit inderdaad het woord vreugde verborgen, maar dat hoeft helemaal niet te impliceren dat ze zich beter op haar gemak zou voelen, dat verband heb ik haar opgedrongen door het woordje “ omdat” toe te voegen. En natuurlijk heb ik haar nog op een andere manier misleid. Ik heb gezegd dat ze zich beter op haar gemak zou voelen. Door een comparatief te gebruiken gaf ik aan dat ze zich reeds op haar gemak voelde. Om te voorkomen dat ze mijn verband zou afwijzen, heb ik “ is het niet” toegevoegd. Ik gaf haar zo de mogelijkheid om mijn woorden te ontkennen, waardoor de kans afnam dat ze dat zou doen.’ Hij richtte zich weer tot de mulattin. ‘Doordat je huidskleur donkerder is dan dat van de meeste studenten hier, weet je dat er vele vooroordelen over je bestaan. Sommige zijn positief, andere negatief. Ik zou willen dat je denkt aan een positief vooroordeel en je er goed bij voelt, kun je dat voor me doen?’ Hij draaide zijn hoofd naar de studenten. ‘Is het jullie opgevallen dat ik woorden gebruik die niet gevisualiseerd kunnen worden? Ik heb het over vooroordelen, maar benoem niet welke. Ik heb het over
positieve en negatieve, zonder te specificeren. Het komt er dus op aan een woordenschat te hanteren die de cliënt zo veel mogelijk vrijlaat.’ Hij zag enkele raadsleden iets tegen elkaar fluisteren. Onmiddellijk richtte hij zich tot hen. ‘Een gesprekstherapeut werkt andersom. Hij gaat na waar de cliënt causale verbanden legt. Een voorbeeld. “ Ik kan van mijn leven niets maken, omdat mijn moeder nooit goed voor me heeft gezorgd,” beweert een cliënt. Een therapeut of een psychiater gaat dit verband in vraag stellen om de persoon tot een ander zelfverhaal te brengen. Hij zal zeggen: “ Is het zo dat je van je leven niets kunt maken, doordat je moeder niet goed voor je heeft gezorgd?” Of hij zal zeggen: “ Op welke manier heeft je moeder niet goed voor je gezorgd? Waren er momenten, hoe minimaal ook, dat ze in jouw ogen wel goed voor je heeft gezorgd?” Of hij kan vragen wat voor de cliënt een succesvol leven zou zijn en in welk opzicht dit verschilt met het huidige leven. Wat hij ook vraagt, hij wil dit causale verband doorbreken om de cliënt tot een ander zelfverhaal te brengen.’ Hij wendde zich tot de voltallige collegezaal. ‘Het is juist dit probleem creërende mechanisme van causaliteit, dat ik gebruik om iemand onder hypnose te brengen.’ ‘Mag ik weer naar mijn plaats?’ Robert richtte zijn aandacht op Joyce, die was opgestaan. ‘Hoe liever je naar je plaats wilt, hoe langer je zult moeten blijven. Kun je weer gaan zitten?’ Hij wachtte tot ze gehoorzaamde. ‘Ik voel je tegenzin om te blijven en het is goed om weerstand te bieden. Ik zie dat je schouders vol spanning zitten en ik vraag me af of je in staat bent je schouders te dwingen om tot rust te komen.’ Hij zag hoe ze haar schouders omlaag trok en hoe die vanzelf met schokjes weer naar boven gingen. ‘Kun je je ogen sluiten? En luisteren
naar de geluiden om je heen? Die geluiden zullen blijven en naar de achtergrond verdwijnen, terwijl mijn stem op de voorgrond komt, zodat je beter kunt doen wat ik van je vraag.’ Hij keerde zich weer naar de studenten. ‘Zeg nooit dat een cliënt zal doen wat jij zegt, nee, vertel hem dat hij zal doen wat jij vraagt. Een vraag is minder dwingend en laat ruimte om te weigeren.’ Hij liep op Joyce af, die nog steeds probeerde haar schouders omlaag te brengen. ‘Is het je opgevallen dat je al de hele tijd met je vingers aan je truitje zit te frutselen?’ Onmiddellijk hield ze ermee op. ‘Omdat je vingers zo graag willen bewegen, zal ik ze iets geven om mee bezig te zijn.’ Hij verliet het podium en vroeg aan een student een blanco blad papier en een pen, waarna hij terugkeerde. ‘Ik leg een blad op je schoot en stop de pen in je hand. Aangezien je vingers graag willen bewegen, mogen ze de pen vastpakken op een eigenzinnige manier. Terwijl je hand iets gaat schrijven waar alleen je onbewuste iets van af weet, gaan wij wat praten. En je kunt je natuurlijk afvragen wat je hand allemaal zal noteren. Misschien zul je de behoefte voelen je ogen te openen en te gluren. Je zult zien dat je hand iets aan het neerpennen is, maar je zult niet weten wat. Laat je hand om te beginnen maar eens je naam opschrijven, maar dan ondersteboven en in spiegelschrift. Jij weet niet hoe dat moet, je hand weet het.’ Hij richtte zich tot de studenten terwijl Joyce de taak uitvoerde. ‘Het is belangrijk twee werkwoorden uit elkaar te houden. Weten slaat op de linkerhersenhelft, voelen op de rechter. Bij hypnose wordt de linkerhelft, het bewuste, ondergeschikt gemaakt aan de rechter, het onbewuste.’ Hij zette drie nadrukkelijke stappen naar de zijkant van het podium. ‘Ik zal niet lezen wat je hand gaat schrijven,’ beloofde hij.
‘Het behoort jou toe. Ik zou willen dat je het blad straks opvouwt en opbergt, zodat je het later kunt ontdekken en verrast kunt zijn over wat erop staat.’ ‘Ik hoef niet te weten welke weg een cliënt aflegt,’ zei hij tegen de studenten. ‘Ik creëer alleen de juiste omstandigheden waarin die zijn probleem kan oplossen.’ ‘En dan kan je hand nu schrijven,’ zei hij tegen Joyce, ‘terwijl jij me vertelt waar je naar uitkijkt of iets anders wat je prettig vindt.’ ‘Ik houd van winkelen,’ zei ze. ‘Wat vind je daar prettig aan?’ ‘De kleding vastpakken en voor me houden, me inbeelden hoe het me zou staan.’ Hij nam haar in zich op. Ze had een perfect lichaam. Ook haar gezicht was mooi, alleen haar neus was breed en plat, alsof het neusbeentje ooit was verbrijzeld en daarna verwijderd. ‘Ik ga natuurlijk niet alleen winkelen,’ ging ze verder. ‘Ik neem mijn vriendin mee. Zij moet commentaar geven en eveneens kleren passen.’ Terwijl ze praatte maakte haar hand kleine bewegingen. Op het blad verscheen een onooglijk klein gekrabbel. ‘Je houdt dus van kleren,’ zei hij. ‘Ja, het leukste vind ik mijn vriendin aankleden. Ik nodig haar uit op mijn kamer en laat haar spullen aantrekken die ik in mijn kast heb hangen. En dan borstel ik haar haren en maak haar gezicht op.’ ‘Een beetje zoals een pop,’ concludeerde hij. ‘Ja, en daarna gaan we uit. En als zij succes heeft omdat ze er mooi uitziet, dan heb ik ook succes.’ ‘Want ze draagt jouw kleren.’ ‘Inderdaad,’ zei ze. Haar handen vouwden het voor de helft
beschreven papier tot een kleine prop en stopten het in haar broekzak. Hij richtte zich tot de studenten. ‘De laatste keer dat ik een cliënt aanzette tot automatisch schrijven, bleek zijn hand alles in spiegelschrift te hebben genoteerd. Wat hier de betekenis van was, weet ik niet. Een sluitend antwoord zoeken…’ Op dat ogenblik ging de deur van de collegezaal open en Jane Austin trad binnen, samen met enkele andere studenten die te laat waren. Hij profiteerde van de verslappende aandacht om de rijen met zijn ogen af te gaan. Halverwege de zaal zag hij Sarah Donner zitten. Hij apprecieerde het dat ze zich niet bij de raadsleden had gevoegd. Een rij erachter zat het meisje met het piekhaar. Met haar buurjongen was ze iets aan het overleggen, terwijl haar hand aantekeningen maakte. Ze was een prachtig subject. Alleen had hij geen zin haar een tweede maal naar voren te vragen. Hij wilde niet de kans lopen dat haar iets van de afgelopen nacht te binnen zou schieten. ‘Kan de studente met de naam Jane Austin naar voren komen?’ Jane bewoog haar prachtige lijf zijn richting uit. ‘Je hebt gemist hoe Joyce een uitstekende dissociatie uitvoerde,’ zei hij. ‘Ik wil dat je wacht tot ik haar iets in het oor heb gefluisterd wat ze zich niet zal herinneren wanneer ze de stoel zo dadelijk aan je afstaat. Toch zal ze ernaar kunnen handelen.’ Hij bukte zich en zei: ‘Je hoeft niet te weten waarom je na de les alleen naar het Pine Grove Park tegenover het Port Huron Hospital zult gaan en waarom je daar op een bank bij de rivier in een diepe ontvankelijke staat van hypnose op me zult wachten, zodat je te weten kunt komen wat ik verder nog van je wil.’ Hij ging rechtop staan en deed een stap achteruit. Jane liep naar de stoel en Joyce deed vanzelf haar ogen open, kwam overeind en begaf zich naar haar plaats. ‘Ik ben benieuwd, Jane, of je zo diep onder hypnose zult gaan als
Joyce.’ Hij wendde zich tot de studenten. ‘Als een vreemde persoon je toespreekt, dan ben je wantrouwig. Wanneer je na enige minuten ontdekt dat jullie een gemeenschappelijke vakantieplek hebben, lijkt hij je opeens heel erg vertrouwd. Vaak is het nodig om met de cliënt een gemeenschappelijk verleden te creëren om zijn vertrouwen sneller te winnen. Ik geef een voorbeeld.’ Hij keerde zich naar Jane. ‘Je hebt een zeilboot, is het niet?’ Ze knikte. ‘Kun je je ogen sluiten en me vertellen hoe je je voelde wanneer je die boot kreeg?’ ‘Het was zomer,’ zei ze. ‘Vader nam me mee naar de aanlegsteiger, daar waar de Pine River in de St. Clair River uitmondt. T ussen de grote schepen met kajuiten lag er een catamaran van acht meter. Hij wees ernaar. Ik knikte, bewonderde het vaartuig en wilde doorlopen. Hij maakte me erop attent dat ik naar de naam moest kijken die op de rechterkant was aangebracht. Er stond Jane op. Ik vond het een prettig toeval en weer wilde ik doorlopen. Toen wenste hij me een prettige verjaardag en wees naar de catamaran. Ik durfde niet te geloven dat ik hem als geschenk kreeg.’ ‘Dan kun je nu teruggaan in de tijd, naar het moment dat je met je vader op de aanlegsteiger liep. Je kunt weer helemaal daar zijn en alles beleven alsof het allemaal nu gebeurt. Je zult de geur van het water ruiken, de wind op je huid voelen en je zult er zichtbaar van genieten.’ Hij pauzeerde. ‘Ben je al op de aanlegsteiger?’ ‘Ja,’ zei ze. ‘En wat doe je?’ ‘Ik kijk naar de boten. Mijn vader loopt naast me. Hij wijst naar de catamaran.’ ‘Je hebt altijd zo’n vaartuig gewild, is het niet?’ ‘Inderdaad, en daarom blijf ik bewonderend stilstaan. De schoten,
de tuigage: alles is nieuw.’ ‘Je wilt doorlopen en je vader houdt je tegen. Hij wijst je erop dat je naam op de romp staat. Je wilt weer doorlopen en hij wenst je een prettige verjaardag.’ Jane kreeg tranen in haar ogen en klapte verheugd in haar handen. ‘Is de boot voor mij?’ ‘Je krijgt hem,’ zei hij. ‘Het is je cadeau.’ Hij ging naast haar staan. ‘Ik wil dat je nu even om je heen kijkt. Je zult mij zien, ik zal langslopen of iets tegen je zeggen. In ieder geval ben ik nu in de buurt.’ ‘O ja,’ reageerde ze op zijn suggestie. ‘Je staat ook naar de catamaran te kijken. Wanneer je hoort dat mijn vader hem aan mij geeft, zeg je dat je altijd zelf zo’n boot hebt gewild. Wanneer ik mijn vader heb bedankt, ben je er niet meer. Spijtig. Ik had je graag uitgenodigd om de eerste vaart mee te maken.’ ‘Dank je, Jane,’ zei hij en hij richtte zich tot de studenten. ‘Wanneer je wilt dat een cliënt zich iets prettigs herinnert, dan moet je hem zover brengen dat hij het verhaal in de tegenwoordige tijd vertelt en alles zintuiglijk ervaart. Deze associatie zal de kracht van de herinnering doen toenemen. Wanneer je een trauma aan de oppervlakte brengt, dan laat je de cliënt in de voltooid verleden tijd praten om aan te geven dat het allemaal achter de rug is. Je kunt hem ook vragen om zichzelf in beeld te zien en zich dus te dissociëren van de situatie. Ik geef een voorbeeld.’ ‘Jane, kun je een herinnering ophalen die je heeft geschokt?’ ‘Ik hang in de hangbanden met mijn bovenlichaam overboord om de catamaran recht te houden. Opeens valt de wind weg, ik tuimel achterover in het water.’ ‘Stop!’ zei hij. ‘De wind was weggevallen en je was achterover in het water gevallen. Wat was er toen nog meer gebeurd?’
‘Ik kwam boven en de catamaran bevond zich op dertig meter van mij. De schoot zat klem, waardoor het schip zonder mij bleef doorzeilen.’ ‘Stop!’ zei hij opnieuw. ‘De schoot zat klem, waardoor het schip was blijven doorzeilen.’ ‘Ja,’ zei ze. ‘En ik was zeker zeven kilometer van de kust. Zwemmend zou ik de oever nooit hebben gehaald, want ik had geen zwemvest aan.’ ‘Kun je het beeld voor je zien alsof je naar een zwart-wittelevisie kijkt, waar storing op zit?’ ‘Ik zie hoe de schoot wordt losgerukt door een windstoot. Het meisje zwemt naar de catamaran die zich met zijn neus in de wind heeft gekeerd en ligt te dobberen.’ ‘Er zijn dus twee manieren,’ zei hij tegen de studenten. ‘Wanneer je een trauma ophaalt, moet je de cliënt verplichten om er in de verleden tijd over te spreken, of je vraagt de gebeurtenis te visualiseren. Beide technieken hebben hetzelfde doel. Je wil dat de cliënt afstand neemt van de situatie. Maar ik wijk af. Ik was een gemeenschappelijk verleden met Jane aan het creëren, zodat ze me nog vlugger haar vertrouwen zou schenken.’ Hij raakte de schouder van Jane aan. ‘Kun je opstaan en wakker worden? Ik wil dat je vertelt over de man die getuige was van het moment dat je je cadeau kreeg.’ Jane opende haar ogen en kwam overeind. ‘O, dat was een knappe kerel. Hij feliciteerde me en liet zich ontvallen dat hij ook zo’n boot wilde. Aan zijn kleding kon ik zien dat hij er het geld niet voor had. Ik wilde hem graag uitnodigen, maar u was reeds verdwenen toen ik klaar was met mijn vader te bedanken.’ ‘Híj was reeds verdwenen,’ corrigeerde hij haar verhaal met een glimlach. ‘Als je een gemeenschappelijk verleden wilt creëren,’ zei hij
tegen de studenten, ‘moet je ervoor zorgen dat de cliënt iets bij elkaar fantaseert wat aansluit bij de werkelijke gebeurtenis. Anders zal het geheugen het te duidelijk als een leugen beschouwen en het verwerpen. Jane, heeft een prachtige mengeling verzonnen. Ze heeft van mij de man gemaakt die er in het echt ook was.’ Het gerinkel van de bel deed alle studenten opstaan en ze begonnen te praten. ‘Professor Blake?’ Jane boog zich naar hem toe. ‘Heb ik daarstraks veel gemist?’ ‘Over een halfuur verwacht ik je op de parkeerplaats van het ziekenhuis. Ik ga je bijles geven op het water. Ik heb ook een zeilboot.’ Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Of heb je nog lessen vandaag?’ ‘Ik studeer hier niet,’ zei ze. ‘Ik volg alleen uw college.’ Nu was het aan hem om de wenkbrauwen te fronsen. ‘Ik werk al,’ verklaarde ze. ‘Ik heb een vriendin die in het laatste jaar zit en me heeft aangespoord uw lessen te volgen. Ze is al twee dagen ziek, maar dat heeft me niet weerhouden alleen te komen.’ Hij bekeek haar wat beter. ‘Hoe oud ben je dan?’ ‘Drieëntwintig. Ik heb informatica gestudeerd. Ik ben zelfstandige en kan mijn uren vrij bepalen.’ Hij lachte haar toe. Nooit eerder had hij geweten dat ook mensen van buitenaf zijn lessen kwamen bijwonen. Als de raadsleden hem benaderden om de inhoud ervan te bespreken, zou hij Jane aanhalen om zijn populariteit te beklemtonen. ‘Ga je mee zeilen?’ vroeg hij. ‘Wacht gewoon bij mijn auto. Het is een blauwe Chrysler.’ Nu hij wist dat ze niet was ingeschreven, kon hij alle omzichtigheid overboord gooien. Ze leek nog steeds te twijfelen.
‘Ik moet om acht uur terug zijn voor een sessie,’ zei hij. ‘Meer dan vier uur kunnen we dus niet op het water doorbrengen.’ ‘Goed,’ zei ze. ‘Graag zelfs.’ Hij bleef haar twijfel voelen. Dat was het nadeel van geen hypnose te gebruiken. Twee studenten die in een discussie verwikkeld waren, deden hem de zaal in kijken. Hierdoor zag hij hoe Sarah Donner haar dikke kont verhief en zijn richting uit kwam. Vlug wipte hij van het podium en glipte naar buiten. Op straat volgde hij Joyce op een afstand. Ze liep Erie Street af en bereikte na een kleine tien minuten het Pine Grove Park. Ze stak het grasveld over en begaf zich naar de waterrand. Alle banken waren bezet. Joyce ging naast een kuchend en rochelend oud dametje zitten, dat waarschijnlijk een longziekte had. Het mens keek de mulattin vanuit haar ooghoeken aan en stond op. Zonder zich te schamen vroeg ze aan de twee mensen op de bank ernaast om op te schuiven. Hij naderde en nam op een handlengte van Joyce plaats. ‘Je hoeft niet te weten waarom je vanavond om tien uur naar het ziekenhuis zult komen, je hoeft zelfs niet te weten dat je komt, maar je zult komen, nietwaar? En de nachtportier zal je binnenlaten, zonder dat je het register hoeft te tekenen, zodat je de lift kunt nemen naar de derde verdieping. Halverwege de gang is er een deur met mijn naam erop en daar zul je naar binnen gaan.’ ‘Honderdvijftig dollar, de helft vooruitbetaald,’ zei ze. Nooit eerder had een studente hem geld gevraagd. Hoe was ze erin geslaagd zijn posthypnotische suggestie te negeren? Hij bestudeerde haar blik om na te gaan of ze wel in een trance verkeerde. Hij kon er niets uit opmaken. Haar donkere ogen keken hem afwachtend aan. ‘Ik moet mijn studie kunnen bekostigen. Ieder lesuur kost me zeventig dollar. Op jaarbasis is dat een gigantisch bedrag.’ ‘Dat is zo,’ gaf hij toe. Voor iemand met weinig geld en zonder
beurs was studeren aan een hogeschool of universiteit praktisch onmogelijk. ‘Wanneer je arriveert betaal ik je vijfenzeventig, en daarna de andere helft.’ ‘Ik kom alleen als je nu al een voorschot geeft.’ Hij twijfelde. Was het niet beter de afspraak af te zeggen? Wat moest hij met een studente die zich aan zijn invloed kon onttrekken? Hij zou haar in waaktoestand nooit zover kunnen krijgen dat ze ook Melvin bediende. Of interpreteerde hij haar vraag verkeerd? Bij een hoer was de koppeling tussen seks en geld een normale zaak. Het hoefde niet te wijzen op een gebrek aan welwillendheid. Tenslotte had ze tijdens het college bewezen dat ze uitermate suggestibel was. Anders had hij haar nooit tot automatisch schrift kunnen bewegen. Hij besloot het risico te nemen en nam zijn portefeuille uit zijn achterzak. Hij stak haar een briefje van vijftig toe. Ze griste het uit zijn hand, propte het in de broekzak waarin ze daarstraks ook het blad papier had opgeborgen en liep weg. ‘Wat deed je daar?’ Hij veerde op en draaide zich verschrikt om. Tony stond achter de bank en keek hem met toegeknepen ogen aan. ‘Gaat je niets aan.’ Zijn hart klopte in zijn keel. Hij probeerde zijn gezicht onbewogen te houden. ‘Ik zag je geld overhandigen.’ Joyce liep langs de kiosk. Robert oogde haar na over de schouder van Tony. Op een bank aan de straatkant zat haar vriendin. Waarschijnlijk was ze hen gevolgd en had hen in de gaten gehouden. Had hij zich laten afzetten? Het maakte niet uit, zolang ze maar kwam opdagen en hij Melvin de beloofde mulattin kon toeschuiven. ‘Ik zag je geld overhandigen,’ herhaalde Tony. ‘Was het geld?’ vroeg hij. ‘En als het geld was, betaalde ik haar
dan iets terug? En wat hang je hier rond? Moet je niet werken? Of zit je te kniezen omdat al je gekonkel zich tegen je heeft gekeerd?’ ‘Ik wens met respect te worden aangesproken,’ zei Tony. ‘Ik ook.’ Hij ging zitten en klopte op de lege plek naast hem. Tony was zichtbaar verrast door dit gebaar. Aarzelend nam hij plaats. ‘Wat wilt u?’ ‘Gewoon even praten,’ zei Robert. ‘Ik heb u nog nooit in het park gezien. Ik veronderstel dat u hier bent komen uitwaaien.’ ‘Helemaal niet.’ ‘U hoeft zich niet sterk te houden. Ik weet dat de intervisie uw verwachtingen definitief de grond heeft ingeboord.’ ‘Hoe komt u daarbij? Ik reken erop dat het gezond verstand bij iedereen zal terugkeren.’ Robert strekte zijn arm en wees naar de zwarte rookwolken die de fabrieken aan de overkant van de rivier uitstootten. ‘Is het geen waanzin dat de Canadezen onze lucht vervuilen? Hoe vaak is er al geen protest aangetekend? En toch bestaat er geen wet die het kan verbieden.’ ‘Er is geen ontwikkeling zonder vervuiling,’ zei Tony. ‘De farmaceutische industrie is een noodzaak.’ ‘Is het niet ridicuul dat mensen kanker zullen krijgen als gevolg van de vervuiling en dat deze kanker zal moeten worden bestreden met de medicatie uit diezelfde fabrieken?’ ‘U denkt te klein. Deze fabrieken produceren meer genezende middelen dan de vervuiling zieken creëert.’ Robert keek achterom. Joyce en haar vriendin waren verdwenen. Opgelucht stond hij op. Er was geen reden meer om Tony aan de praat te houden. Zonder afscheid te nemen verwijderde hij zich van de bank. Een zacht gegrinnik ontsnapte aan zijn mond. Hij was er zeker
van dat Tony zijn cliënten had afgebeld en in het park had zitten nadenken over een nieuwe strategie om de afdeling te terroriseren. De sukkel moest wanhopig zijn geweest om hem daarstraks zo brutaal toe te spreken. Een verkeerde aanpak. Hij was de sterkste en hij zou hem dwingen dit in te zien.
XII
Jane stond bij zijn auto te wachten. ‘Hoe wist je dat het deze Chrysler was?’ vroeg hij. ‘Die staat het dichtst bij de ingang. Je lijkt me geen man die een voet verzet als het niet nodig is.’ Hij lachte. ‘Goed geraden. Ik denk functioneel.’ Een druk op de achterkant van de sleutel ontgrendelde alle deuren. Hij stapte in, startte de auto en zette de airconditioning aan. ‘Wat een zomerse temperaturen, vind je niet?’ ‘Drieëntwintig graden is niet abnormaal voor september,’ reageerde ze. ‘Het is zeker zesentwintig.’ ‘Denk je?’ Hij wees naar de display op het dashboard waar zowel de binnenals de buitentemperatuur op stond. ‘Zo kan ik het ook,’ zei ze. ‘Ik gok dat het morgen achttien graden wordt, er komt mist en neerslag. Wat denk jij?’ ‘Volgens mij blijft het zonnig.’ ‘Dan spreek je de weersvoorspelling tegen die ik deze ochtend heb gehoord.’ Hij lachte opnieuw. Ze wilde duidelijk domineren, maar toch was ze een goed subject. ‘Daarnet voelde ik je twijfelen bij mijn voorstel,’ zei hij. ‘Wat zat je dwars?’
‘Ik heb twee klanten moeten afbellen.’ ‘Wat doe je precies?’ Hij reed naar de slagboom, die overdag openstond en verliet de parkeerplaats. ‘Ik help mensen met computerproblemen.’ ‘Huiscomputers?’ ‘Ja, je zou versteld staan hoeveel mensen er een aanschaffen en er niet mee kunnen omgaan. Ik installeer hun software, vervang onderdelen, verwijder virussen. Ik beschouw mezelf als een geneesheer van het moderne huisdier: de computer.’ Hij haalde een talmende auto in en gaf gas. ‘Je lijkt niet bang voor een bekeuring,’ zei ze. ‘Waar breng je me trouwens heen? Ligt je boot niet aan de oever van de Black River?’ ‘Ik verkies al jaren een privéhaventje drie kilometer ten noorden van de Blue Water Bridge.’ ‘Zijn de normale ligplaatsen niet goed genoeg?’ ‘Ik houd er niet van om eerst met behulp van de motor de St. Clair River te moeten afvaren en onder de brug door te moeten. De stroming is daar erg sterk. Het water stroomt langs de Canadese oever van de rivier naar het meer en tegelijkertijd stroomt het langs onze kant van het meer de monding in. Overal zijn er draaikolken. Alle particuliere schepen raken uit koers. Het aantal aanvaringen is groter dan op de drukste snelweg.’ Hij kon niet vertellen dat hij de aanlegplaatsen in de Black River nooit had gebruikt, omdat hij de boot oorspronkelijk had aangeschaft om er studentes op te kunnen neuken. ‘Ik stel je zo dadelijk voor aan Black Hawk,’ zei hij, ‘een rasechte indiaan. Hij rookt pijp en scalpeert je met plezier, maar hij zorgt voor mijn boot alsof het er een van hem is. Als je wilt, kunnen we vanavond dineren in zijn restaurant.’
‘Ik heb toch niets anders te doen,’ zei ze. Hij liet de Blue Water Bridge rechts liggen en volgde Gratiot Avenue. T ussen de huizen lag het grote wateroppervlak te schitteren in het zonlicht. Veel wind was er niet, net genoeg voor een rustige tocht. Hij moest wel in de gaten houden niet te ver uit te varen, want als de wind tegen de avond ging liggen, zou hij de motor moeten gebruiken om op tijd terug te zijn. ‘Vertel eens wat meer over je computervaardigheden?’ vroeg hij. ‘Kun je een code kraken?’ ‘Hangt ervan af,’ zei ze. ‘Sommige files vernietigen zichzelf als je drie keer een foutief nummer hebt ingevoerd. Ik moet dan de software opsporen die dit veroorzaakt en de opdracht manueel veranderen.’ ‘Ik kan mijn code zo vaak proberen als ik wil.’ ‘Slecht systeem,’ zei ze. ‘Je zou op zijn minst een programma moeten installeren dat na drie pogingen extra gegevens vraagt.’ ‘Kun je mijn code opsporen?’ vroeg hij. ‘Ben je die vergeten? Gebeurt wel vaker. Ik zal je een schijfje geven. Je moet gewoon de aanwijzingen volgen. Het is een programma dat alle mogelijke combinaties uitprobeert. Een cijfercode van vier eenheden is in minder dan een kwartier gevonden.’ ‘Kan ik het van je kopen?’ ‘Als je straks mijn eten betaalt, krijg je het gratis.’ ‘Afgesproken.’ Zodra hij het schijfje in handen had, wilde hij de computer in de praktijk van Tony kraken. Hij wilde vertrouwelijke cliëntenfiles kopiëren en de mailbox controleren op oude berichten. Alles wat Tony in een slecht daglicht kon stellen, wilde hij vanaf nu verzamelen. ‘Heb je ooit Jennifer Blake als klant gehad?’ vroeg hij. ‘Of Jennifer Hill, dat was haar meisjesnaam.’
‘Was dat niet uw vrouw?’ ‘Ja, ze reed zichzelf te pletter tegen de grote eik in West Water Street. Je weet wel, de oude, knoestige boom die aan de straatrand staat wanneer je van het centrum komt.’ Hij vond van zichzelf dat hij te loslippig was. Was het uit schuldgevoel dat hij iedere kans greep om over de dood van Jennifer te praten? Tot zijn geluk vroeg Jane niet verder. ‘Ik heb haar nooit geholpen, waarom?’ Hij wilde niet zeggen dat ze zijn computer had gekraakt. ‘Ze raakte haar code kwijt. En iemand kraakte de file voor haar.’ ‘Dat soort programma’s kun je overal krijgen,’ zei ze. ‘Als je wilt geef ik je een beter systeem mee. Het betreft een cijferlettercode van acht eenheden. Om die beveiliging op te heffen, heb je een vaktechnicus nodig.’ ‘Prima.’ Zijn dagboek kon extra beveiliging gebruiken. Het gesprek had hem erop attent gemaakt dat iemand alleen maar de computer uit zijn huis hoefde te ontvreemden om al zijn geheimen te kennen. Na de inbraak in Jennifers praktijk was het niet denkbeeldig. Hij verliet de betonbaan, reed door het openstaande hek langs het kronkelige pad en bracht de auto bij de loods tot stilstand. Black Hawk kwam naar buiten. Zijn gespierde koperkleurige bovenlichaam was ontbloot en hij rookte een lange smalle pijp. Robert stapte uit en drukte hem de hand. ‘Heb je mijn boot te water gelaten?’ ‘Ligt achter dat witte zeilschip.’ Robert zag alleen zijn mast uitsteken. ‘Rijke buurman,’ floot hij bewonderend. ‘Wie is het?’ Black Hawk inhaleerde en keek onbewogen. ‘Je weet dat ik de namen van mijn klanten aan niemand vertel.’ ‘Juist,’ zei Robert. ‘Ik wilde je gewoon even testen.’
‘Maar in dit geval kan ik het je wel verklappen,’ zei Black Hawk, terwijl hij rook uit zijn neus liet ontsnappen. ‘Het is mijn nieuwe aanwinst.’ Robert lachte en keerde zich naar Jane. Ze had haar portier dichtgeslagen en was aan die kant van de auto blijven staan. Hij wenkte haar en ging haar voor op de ponton. Bewonderend bekeek hij het witte zeilschip van zeker zestien meter. Op de romp stond een tomahawk afgebeeld. De kiel moest een diepgang hebben waar het privéhaventje maar juist toereikend voor was. ‘Doe zoals ik,’ zei hij. Met een voet op de punt trok hij zich op aan de reling en klom aan boord van zijn tien meter lange rode zeilboot. Hij nam haar kleine handtas aan en hielp haar. Black Hawk stond nog steeds bij de auto. Hij had zich niet aan Jane voorgesteld. Zo hoorde het. Het was onbeleefd, maar het was het soort discretie waar hij behoefte aan had. ‘Zodra ik de motor heb gestart, wil ik dat je van boord klimt en het meertouw losmaakt.’ Hij begaf zich naar het stuurwiel en haalde een hendel over. De motor sputterde en startte. Jane liet zich op de ponton zakken en deed wat hij had gevraagd. Zodra ze weer aan boord was, maakte hij een achterwaartse draai en voer weg. ‘Haal de stootkussens binnen,’ zei hij. Jane trok de vlotters die zijn romp en de romp van het witte schip van elkaar hadden gehouden, binnenboord en knoopte ze met een paalsteek aan de reling. Dat herinnerde hem eraan dat ze zelf zeilde. ‘Waar ligt je catamaran?’ vroeg hij. ‘In St. Clair, aan de monding van de Pine River.’ ‘Dan moet je altijd de St. Clair River afvaren om Lake Huron te bereiken. Waarom meer je hem niet hier aan? Met de auto leg je de
afstand sneller af.’ ‘Klopt niet,’ zei ze. ‘Een catamaran van acht meter vaart even snel als een kleine motorboot. Ik leg de afstand in minder dan drie kwartier af.’ ‘Als de wind meezit misschien,’ zei hij. ‘Niet als je moet opkruisen.’ Hij zette de motor in de laagste versnelling. ‘Kun je de punt in de wind houden?’ Ze nam het stuurwiel van hem over. Hij klikte enkele schakelaars omlaag en keek toe hoe het grote zeil en de fok zich automatisch ontrolden. ‘Ga halve wind varen, evenwijdig met de Canadese oever.’ Ze liet de boot zwenken en hij bracht de zeilen in de juiste stand. Daarna ging hij naast haar staan en zette de motor af. ‘Heb je zwart bloed in de familie?’ vroeg hij. Ze keek even opzij en richtte haar blik dan weer naar voren om de boot op koers te houden. ‘Ik heb van nature weinig volumineuze lippen. Ik heb er botox laten inspuiten.’ ‘En je haar?’ ‘Dat is altijd zo stug geweest. Als ik een neger tegenkom, dan noemt die me altijd zijn zuster. Ik snauw dat soort kerels altijd af. Op basis van uiterlijke kenmerken weiger ik vriendschap te sluiten.’ Hij streek met zijn hand langs het zwarte lange haar, dat door de wind opzij werd geblazen. Ze liet het stuurwiel los, waardoor de boot begon op te loeven. Hij greep het wiel en herstelde de koers. ‘Ik wil zonnen,’ zei ze. ‘Kun je ruimer gaan varen?’ De wind kwam van de Canadese oever. Hij viel af tot de Blue Water Bridge achter hen kwam te liggen. De zon hing boven Port Huron en scheen op zijn rug. Jane trok haar truitje uit en ging aan bakboord tegen de verhoging van de kajuit liggen. Ze had kanten ondergoed aan. Haar donkere tepels staken af tegen de gele stof. ‘Vaar nergens tegen,’ zei ze.
Op de bodem van het meer was er een diepe geul getrokken om vrachtschepen de kans te geven de St. Clair River op te varen en zich naar Detroit te begeven. Hij speurde het doorgangskanaal af. Een groot cargoschip naderde in de verte, maar hij zou de geul al gepasseerd zijn tegen de tijd dat het zijn hoogte had bereikt. ‘Vertel eens iets over jezelf,’ zei ze. ‘Wat wil je weten?’ ‘Hoe een dokter in de psychologie in een hogeschool en een plaatselijk ziekenhuis verzeild raakt.’ ‘Mijn vader,’ zei hij. ‘Hij heeft het pad voor me geëffend. Of ik kon in Boston onderaan beginnen, of hier bovenaan. Bovendien houd ik van water en heb een hekel aan de verkeersdrukte in de grote steden.’ Hij was geoefend in liegen. Nooit zou hij vertellen dat hij dankzij de positie die zijn vader bekleedde, zijn vervalste diploma’s nooit had hoeven laten zien. In een ander ziekenhuis zou hij kopieën hebben moeten inleveren. De vervalsing was geslaagd, maar kon een nauwkeurig onderzoek niet doorstaan. Bovendien was hij bang dat zijn gebrek aan psychiatrische praktijkervaring zou opvallen. Geen enkel privéziekenhuis zou trouwens tolereren dat hij met hypnose werkte. Ook in een universitair ziekenhuis zou het op felle tegenstand stuiten. Doordat iedereen veronderstelde dat hij zijn vader zou opvolgen en het hier een kleine commune betrof die opkeek naar zijn hoge graad, was de kritiek op zijn werkwijze gering. Tony was zowat de enige die zich openlijk durfde te verzetten. ‘Waar denk je aan?’ ‘Een collega. Hij houdt er andere opvattingen op na dan ik.’ ‘Zoals?’ ‘Ik ga gijpen,’ waarschuwde hij. Hij bracht de punt enkele graden naar bakboord, waarna het zeil
met een klap van uiterst links naar rechts overkwam. De giek zwaaide over zijn hoofd en sloeg met een klap uit. Hij hield het stuurwiel stevig vast om te voorkomen dat de boot zou oploeven. Hun koers liep nu richting kust. ‘Zoals?’ herhaalde ze. ‘Hij dient zijn patiënten elektroshocks toe om hen van een depressie af te helpen. Dat wil zeggen dat hij tweehonderd volt door hun hersenen jaagt. Dat noem ik met hagel een mug doodschieten.’ ‘Helpt het?’ ‘Twintig shocks zijn voldoende om een depressie te verminderen. Bij sommige cliënten wordt er een apparaatje op borsthoogte aangebracht dat verbonden is met een zenuw in de hals. Met bepaalde tussentijden wordt er een minieme stroomstoot gegeven. Deze neuromodulatie stelt hen in staat hun humeur continu bij te sturen.’ ‘Klinkt goed. Waarom ben je ertegen?’ ‘Hij gebruikt het om zwangere vrouwen te behandelen, die geen prozac mogen nemen. Ook oudere mensen met hartklachten zijn volgens hem beter af met de shocks, want de elektriciteit wordt alleen door de hersenen gejaagd.’ ‘Je antwoordt niet op mijn vraag.’ ‘Ik ben ertegen omdat hij geen wetenschappelijke verklaring heeft voor het effect dat bereikt wordt.’ ‘Heb jij dan een verklaring voor het effect dat jij met je hypnose bereikt?’ Daar had ze een punt. ‘Misschien heb ik gewoon een hekel aan hem,’ gaf hij toe. Ze kruiste haar armen en schoof de bandjes van haar bh opzij. De kanten houder zakte omlaag tot net boven haar tepels. ‘Anders heb ik straks twee witte strepen op mijn schouders en dat vind ik lelijk,’ gaf ze als verklaring.
Haar borsten waren van dezelfde grootte en stonden zo dicht tegen elkaar dat er een mysterieuze gleuf tussen beide te zien was. Hij dacht erover het stuurwiel vast te zetten en zich naast haar te laten zakken. Misschien was dat te opdringerig. Hoewel. Haar tepels kwamen overeind en priemden door de gele stof zijn richting uit. ‘Pas op!’ De giek kwam over. Hij bukte zich, voelde het metalen gevaarte langs zijn kruin scheren. Levensgevaarlijk om ongewild te gijpen. De giek kon je bewusteloos meppen en eventueel overboord slaan. Ieder jaar werden er boten aangetroffen die zonder stuurman ronddobberden. Hun koers liep nu weer evenwijdig met de kustlijn, recht naar het noorden. ‘Vertel eens iets over je studietijd?’ vroeg ze. ‘Ben je altijd zo nieuwsgierig?’ wierp hij terug. Hij hield zijn blik op het zeil gericht. Hij wilde niet nogmaals ongewild gijpen. ‘Het was saai,’ antwoordde hij uiteindelijk toch. ‘Ik herinner me dat ik mijn vader in het eerste jaar opbelde om hem te vertellen waarover het economiecollege was gegaan. Hij kon alles volgen, want de cursus bleek sinds zijn studietijd niet te zijn aangepast. Nu vraag ik je: wat voor zin heeft het aan een universiteit te studeren als er daar toch niets wordt onderwezen dat aansluit bij het werkelijke leven? In dertig jaar tijd is de wereldeconomie grondig gewijzigd, en in de cursus was daar niets van te merken. Dat doet me vermoeden dat een universiteit maar één doelstelling heeft: de bevolking opdelen in mensen die in staat zijn zinloze abstracte cursussen door te worstelen en mensen die daar niet toe in staat zijn, omdat ze de hersenen ervoor niet hebben of juist omdat ze te verstandig zijn zich met dat soort onzin bezig te houden en liever aan zelfstudie doen.’ ‘Wacht even,’ onderbrak Jane zijn betoog. ‘De basis van de
economie kan in dertig jaar onveranderd zijn gebleven. Daarom dat de cursus nog steeds dezelfde was. En hoe kom je erbij dat er niets wordt onderwezen dat aansluit bij het werkelijke leven?’ ‘Op de Medical School krijg je onder andere anatomie, biochemie, immuniteitsleer en fysiologie. De enige kennis die ik gebruik in mijn praktijk is hypnose en dat heb ik zelf geleerd. De hele universitaire studie was dus zinloos.’ Ze keek van hem weg. Hij kon haar niet vertellen dat hij zijn studie had afgebroken om zich te vervolmaken bij de vader van Jennifer. Hij was beter geworden dan welke psychiater of psycholoog ook, maar zou zonder de vervalste diploma’s geen legitimatie hebben om zijn vak uit te oefenen. ‘Aan een universiteit leren duizenden mensen hetzelfde,’ vervolgde hij. ‘Ze luisteren naar een abstrahering die vooraan door een professor wordt opgedreund en produceren deze uitleg zo exact mogelijk op het examen. Zijn dit de psychiaters die voor iedere cliënt een individuele behandeling gaan opstellen? Ze hebben nooit hun creativiteit moeten gebruiken, hebben zich nooit moeten afvragen tot welke tak van de psychologie ze uit interesse het meest werden aangetrokken. Hebben er zich nooit op een persoonlijke manier in kunnen verdiepen, hun eigen accenten kunnen leggen.’ Ze fatsoeneerde de bandjes van haar bh en trok ook haar truitje aan. Was hij te driftig geweest? Hij merkte dat hij zijn vingers om het stuurwiel knelde. Ze begaf zich naar de punt van het schip, zodat hij haar niet kon geruststellen. Daar bleef ze roerloos staan, haar zwarte haren opgeworpen door de wind. Ze had meer persoonlijkheid dan Jennifer. Wist zwakke punten in zijn argumentatie te ontdekken en durfde hem ermee te confronteren. Als ze een vriend had, zou ze niet uit de kleren zijn gegaan. En doordat ze had liggen zonnebaden, had ze hem gerustgesteld dat ze geen zwart bloed in haar familie had. Zelfs de
meest blanke neger meed de zon als de pest, omdat zijn pigment erop reageerde als vliegen op stront. Misschien was ze de geschikte vrouw om de plaats van Jennifer op te vullen. Hij moest aan haar adres zien te komen. Of beter nog: dat van hem geven. Dat zou het initiatief bij haar leggen. De trilfunctie van zijn gsm ging af, het haalde hem uit zijn overpeinzing. Hij greep naar zijn vibrerende broekzak en nam op voor de eerste beltoon weerklonk. ‘Met Robert.’ ‘Ik ben het,’ zei Helen. ‘Mag ik naar huis?’ Hij keek op zijn horloge. ‘Doe maar. Gaat de sessie met T homas White door?’ ‘Ik veronderstel het. Hij heeft niet afgebeld.’ ‘Tot morgen.’ ‘Ja, tot morgen.’ Hij drukte af, stopte de gsm weg en loefde op tot de boot aan de wind voer. ‘Keren we terug?’ vroeg Jane, die op hem af kwam. ‘Als we rustig willen eten, lijkt me dat het beste. We moeten opkruisen. We zullen er dubbel zo lang over doen om terug te keren.’ Met de schakelaars bij het stuurwiel bracht hij de zeilen in de juiste stand. ‘Vind je het niet saai dat alles geautomatiseerd is?’ vroeg ze. ‘Hoe dacht je anders alleen de boot te kunnen besturen?’ ‘De volgende keer neem ik je mee op mijn catamaran,’ beloofde ze. ‘Daar moet je alles met de hand doen. Je moet de schoten zelf aanhalen en in de klemmen steken. Als de boot schuin hangt, moet je de hangbanden gebruiken. Bij veel wind moet je in trapeze gaan.’ Dat ze hem uitnodigde vond hij veelbetekenend. Alleen hield hij niet van handenarbeid en eigenlijk ook niet van zeilen. Hij gebruikte
Lake Huron uitsluitend om zijn privacy te vergroten. ‘Wil je sturen?’ ‘Dan ga je aan me zitten en dat wil ik niet.’ Het klonk niet defensief, eerder kinderlijk. Ze lachte erbij en woog haar borsten suggestief in haar handen. ‘Je hebt vast gelijk.’ Hij lachte terug en voelde een lichte kriebel in zijn maag. ‘Was het daarnet een vrouw die je belde?’ Hij knikte. ‘Mijn secretaresse.’ Hij greep Jane bij haar truitje en trok haar naar zich toe. ‘Kun je een geheim bewaren?’ Ze kneep haar donkere ogen samen en tuitte haar lippen. Hij beschouwde dat als een bevestiging. ‘Mijn secretaresse heeft geen diploma. Het is mijn kleine revolutie tegen de kliniek.’ Hij bracht zijn hoofd naderbij en wilde die getuite lippen proeven. Ze week achteruit. Net ver genoeg om hem van zijn voornemen af te brengen. ‘T ijd om overstag te gaan,’ zei ze. Hij merkte nu pas dat hij de uitgediepte geul had bereikt en dat er een groot containerschip op hem af kwam. Hij gooide het stuurwiel om en ging overstag. Jane trok haar truitje goed. De slet verdiende het om aan de mast te worden vastgebonden en zijn persoonlijke galeislavin te zijn. ‘Je hebt een koersaanwijzer,’ zei ze. Hij keek omlaag en zag hoe zijn penis zijn broek deed opbollen. Zou hij voorstellen dat ze die botoxlippen aan het werk zette? Misschien kon een indirecte suggestie helpen. Hij verwierp de gedachte. Hij wilde haar niet dwingen. Hij wilde dat ze het uit zichzelf zou doen. Als het niet vandaag was, dan een andere keer. Hij wilde opnieuw weten hoe het was wanneer iemand vrijwillig en bij volle bewustzijn zijn lichaam begeerlijk vond.
XIII
Robert reed om kwart voor acht de parkeerplaats op. ‘Welke auto is van jou?’ ‘Die grijze Buick,’ zei ze. Hij parkeerde op de vrije plek links ervan. ‘Lijkt me gloednieuw. Je verdient blijkbaar goed als computerchirurg.’ ‘Ik kreeg hem voor mijn verjaardag,’ zei ze. ‘Van je vader?’ Ze knikte. ‘Eerst die zeilboot, nu die auto.’ ‘Hij verwent me, dat klopt.’ Ze stapte uit en opende de kofferbak van de Buick. Uit een tas nam ze een schijfje. ‘Hier. Om je cijfercode terug te vinden.’ Gretig griste hij het uit haar handen. Hij wilde nog deze avond de computer van Tony kraken en alle gegevens kopiëren. Misschien vond hij wel informatie die naar Jennifer leidde. ‘Wacht even,’ zei hij. Uit zijn binnenzak haalde hij een naamkaartje en reikte het aan. ‘Kom maar langs wanneer je wilt.’ ‘Moet je laat werken vanavond?’ ‘Redelijk,’ zei hij. Ze kon blijkbaar niet wachten hem terug te zien. Hij kreeg de mulattin op bezoek en wilde de nacht in het ziekenhuis doorbrengen. ‘Ik heb de nachtportier beloofd een spelletje schaak met hem te spelen na mijn sessie. Wat denk je ervan om morgenavond weer
samen te eten? Ik wacht thuis op je, dan rijden we samen.’ Ze knikte en stapte in. Hij had gehoopt dat ze hem met die botoxlippen zou hebben gekust, maar ze hield er blijkbaar van het moment uit te stellen. Hij wachtte tot ze de parkeerplaats had verlaten voordat hij zich naar de ingang begaf. Melvin zat grijnzend aan zijn tafeltje in het glazen hok en wenkte. ‘U bezorgt me werk,’ zei hij. ‘Moet ik deze opname ook wissen?’ ‘Het is geen studente.’ ‘Hebt u voor een mulattin gezorgd?’ ‘Helemaal vergeten!’ Robert sloeg zich tegen het voorhoofd. De grijns verdween op slag van Melvins gelaat. ‘U had het beloofd!’ riep hij uit. ‘Ik heb u de opnames getoond en de beelden van de studente op de parkeerplaats gewist.’ ‘Je had maar niet vals moeten spelen bij het schaken,’ zei hij. Melvin liep rood aan, zijn ogen werden groot en hij trok een pruillip. Robert wist dat hij de grap niet te ver mocht drijven. ‘Ze komt om tien uur en heeft alles wat je verlangt,’ zei hij. ‘Alleen moet je wachten tot ik haar eerst heb gebruikt. Ze vroeg me geld, waardoor ik niet zeker ben of ze wel in een goede trance was.’ ‘Hebt u me beetgenomen?’ ‘Zo zou je het kunnen omschrijven.’ Robert grijnsde en klopte Melvin op de schouder. ‘Als ik straks op tijd klaar ben, kom ik weer schaakspelen. Het is nog steeds onbeslist wie van ons de sterkste is.’ ‘Heb je echt een mulattin voor me versierd?’ Het wantrouwen dat doorklonk, deed Robert lachen. ‘Met borsten, een rastakapsel en een kont die meer gewend is dan je kleine snikkel.’ Melvin wipte enthousiast op zijn stoel op en neer. ‘Laten we na afloop aan haar vragen wie de langste had.’ ‘Het is beter om haar niets te vragen,’ zei Robert ernstig. ‘Ik wil
haar in een trance brengen en ervoor zorgen dat ze niet doorheeft dat er twee mannen haar na elkaar gebruiken. Het is dus erg belangrijk dat je alles in stilte volbrengt. Ik zal ervoor zorgen dat haar oogleden cataleptisch zijn, zodat ze niet kan verifiëren wie er met haar bezig is.’ ‘Cataleptisch?’ ‘Verstijfd,’ legde hij uit. ‘Dan zal ze mij niet kunnen zien,’ stelde Melvin vast. ‘Klopt.’ ‘Maar ik wil…’ ‘Je mag niet vergeten dat ze niet uit vrije wil handelt. Als ze uit de trance komt en begint te gillen, dan kan dit mijn baan kosten. Ook die van jou. Dus doe wat ik van je vraag.’ Melvin trok een verongelijkt gezicht, maar knikte toch. Robert was er allesbehalve gerust over. Hij wilde aan de deur blijven luisteren wanneer Melvin bezig was, hoewel hij veronderstelde de bewaking in het hokje te zullen moeten overnemen. Nadien zou hij zich voor altijd van Melvin distantiëren. ‘En zet voor mij die beelden van dokter Clark en Jennifer op een schijfje. Ik wil ze bijhouden.’ ‘Komt in orde.’ Hij begaf zich naar de lift. Zodra hij die beelden had, zou hij ze anoniem naar de bestuursraad zenden. Het zou de reputatie van Tony schaden. Niemand zou zijn vrouw of dochter nog veilig wanen. In zijn praktijk ontstak hij de lichten en liet de lamellen zakken. Hij dacht aan de zeiltocht. Hij had Black Hawk opgedragen zijn boot nog minstens een maand te laten liggen, alvorens hem te bergen voor de winter. Omdat het eten dat Black Hawk liet serveren van ondermaatse kwaliteit was en Jane hem meer leek dan een eendagsvlieg, had hij haar naar het Fogcutter Restaurant in het
centrum van de stad genomen. Het lag op de bovenste verdieping van een bankgebouw en had zijn naam ontleend aan het feit dat het boven de lage mist uitstak die vaak vanuit de rivier op kwam zetten. De serveersters wogen allemaal boven de honderd kilo en waren voortdurend buiten adem van het heen en weer lopen tussen de keuken en de tafeltjes. Ze leken niet alleen geselecteerd op hun gewicht, maar ook op hun goede humeur. Hij was er vaak met Jennifer geweest, voor ze haar praktijk opstartte. Niemand had naar haar gevraagd en hij had met Jane een tafel aan het raam gekregen. Ze hadden de lichten op de Canadese oever zien aangaan en hoewel ze weinig hadden gesproken, was de romantische sfeer onmiskenbaar geweest. De resterende tien minuten gebruikte Robert om de therapie van T homas en Anna in gedachte te roepen. De eerste sessie had Anna voornamelijk het woord gevoerd. Ze had over het vreemde gedrag van haar man geklaagd. Ze had beschreven hoe hij zich iedere drie maanden enkele weken in een hoekje van de kamer terugtrok en alle eten weigerde terwijl zijn huid afschilferde. Ze had gezegd dat ze geen kind wilde van iemand die zelfmoord wilde plegen en gevraagd om haar man hiervoor te behandelen. De tweede sessie had T homas gezegd dat zijn vreemde gedrag slechts een afleidingsmanoeuvre was geweest en dat het echte probleem bij haar lag. Zijn zelfmoordgedachten waren ontstaan doordat zij hem geen fysiek contact toestond. De derde en laatste sessie had hij Anna met de puzzeltechniek van haar angst afgeholpen. Gebleken was dat haar eerste man bij een auto-ongeluk om het leven was gekomen na een oplopende ruzie tijdens de huwelijksnacht. Aan het einde van de sessie had Anna onthuld hoe T homas zich in de slaapkamer gedroeg. Het ejaculeren op het tapijtje, het trappelen van ongeduld met de voeten, het inbrengen van het zaad met zijn handen – de beschrijvingen
hadden hem op een of andere manier geschokt, want ze stonden hem nog helder voor de geest. ‘Goedenavond, Dokter Blake.’ Hij draaide zich geschrokken om en liet alle overpeinzingen varen. T homas stond op een halve meter afstand. Net als bij de eerste sessie was hij onhoorbaar zacht binnengekomen. ‘Ja, goedenavond.’ Hij stak zijn hand uit. T homas week achteruit. Op zijn voorhoofd stond zweet en zijn ogen speurden de kamer af. Robert maakte van de uitgestoken hand een gebaar om binnen te komen. Met dribbelende passen liep T homas de praktijkruimte binnen en blikte vlug achterom, alsof hij een aanval in de rug verwachtte. ‘Je hebt daarnet mijn hand niet geschud, dat was erg onbeleefd van je,’ zei Robert en hij stak hierbij zijn wijsvinger als een schoolmeester in de lucht. ‘Ik wil dat je braaf bent, anders zal ik je moeten straffen. Heb je dat begrepen?’ T homas keek argwanend en hield zijn lichaam roerloos. ‘En nu geef je geen antwoord. Het wordt tijd je naar behoren op te voeden. Ga zitten.’ T homas nam plaats. ‘Ik wil dat je zo dadelijk naar buiten gaat, aanklopt en wacht tot ik je binnenroep. Ik wil dat je mij begroet en me de hand schudt. Dat zal je leren om als een dief binnen te sluipen en me te laten schrikken.’ Hij ging voor T homas staan en zette zijn handen in zijn zij. ‘Ik moet voelen dat je door mij geholpen wilt worden. Daarom is het nodig dat je alles doet wat ik vraag. Als je niet zeker bent of je de behandeling wilt, ga dan naar buiten en kom pas terug wanneer je overtuigd bent.’ T homas stond op en begaf zich naar de tussendeur. Daar bleef hij staan.
‘Helemaal buiten,’ zei Robert. Hij wachtte tot T homas de praktijk had verlaten en de deur had dichtgetrokken. Het verwachte aankloppen bleef uit. Was hij ervandoor? Robert begaf zich naar de hal en zag T homas in de lift stappen. Hij keek op zijn horloge. Vijf over acht. Dit was de kortste sessie die hij ooit had gehad. Wat nu? Hij voelde het schijfje in zijn binnenzak branden. Er scheen nog licht in de praktijk van Tony. Het was te vroeg om diens computer te kraken. Misschien kon hij het systeem al eens uittesten. Hij zette zijn computer aan en stopte het schijfje erin. Het programma begon te lopen. Hij volgde de aanwijzingen. Even later was het systeem begonnen met de code van zijn beveiligde mappen te zoeken. Drie korte kloppen op de deur deden hem opschrikken. ‘Binnen.’ Het was T homas. Nu pas realiseerde Robert zich dat de man zijn instructie letterlijk had opgevolgd en zich helemaal naar buiten had begeven alvorens terug te keren. ‘Goedenavond,’ zei T homas beleefd. ‘Goedenavond, meneer White. Neemt u nog even plaats in de wachtkamer. Ik ben zo bij u.’ Op het scherm werden alle mogelijke cijfercombinaties van vier eenheden sneller uitgeprobeerd dan het blote oog kon volgen. Hij klikte het scherm uit, zodat de computer de bewerking kon afmaken, zonder dat die zichtbaar was. ‘Meneer White?’ Hij begaf zich naar de tussendeur en hield die open. T homas kwam uit de wachtkamer. Zijn hoofd was nog steeds bezweet, maar uit zijn blik sprak minder waanzin. Robert stak zijn hand uit. Op het ogenblik dat T homas die wilde schudden, greep hij hem bij de pols en trok diens arm in de lucht.
‘Deze arm is gestrekt en je kunt hem niet meer laten zakken, tenzij je je ogen sluit, maar omdat je daar duidelijk nog geen behoefte aan hebt, kun je niets anders doen dan hem in de lucht houden tot hij moe wordt en daalt terwijl je ogen dichtvallen.’ Robert gaf enkele korte rukjes omhoog aan de pols tot hij zeker was dat T homas de arm op eigen kracht gestrekt zou houden. ‘En terwijl die arm gestrekt blijft, kun je een vuist maken. En doordat je de spieren van je hand spant, zullen ook die van je arm stijf worden en verharden, zodat je geen moeite hoeft te doen om hem in de lucht te houden.’ Hij wachtte tot T homas een vuist maakte en zijn arm stevig spande voor hij de pols losliet. ‘En zo kun je als het Vríjheidsbeeld met je arm in de lucht staan en je verheugen dat ik je zal bevríjden van je angst om te vríjen.’ De lichte klemtoon had effect. Een glimlach verscheen op het bezwete gezicht. Robert sloot de deur en duwde T homas naar het bed. ‘Kun je gaan zitten?’ Zonder af te wachten liep Robert naar een stoel en nam plaats. T homas had zich op de bedrand laten zakken met zijn arm in de lucht. ‘Nee, je kunt nu niet naar het toilet, T homas,’ zei hij op een schoolmeesterachtige manier. ‘Dus laat die arm maar zakken en doe wat ik je heb gevraagd.’ Hij hield zijn benen onbeweeglijk en zag dat T homas dit ook deed. ‘Er was een tijd, dat je niet kon staan. Dat je dat nog moest leren. En op een dag trok je jezelf aan een tafelpoot omhoog en je viel. Je wist niet dat je de spieren van je knieën en heupen aangespannen moest houden. En later kwam er een moment dat je het alfabet leerde. De letters werden in je geheugen gegrift tot het mentale beelden werden.’ Hij was langzamer gaan praten, had de toonhoogte van zijn stem omlaag gebracht en was bewust met zijn ogen gaan knipperen. T homas had hierop gereageerd door de arm
langzaam gestrekt omlaag te bewegen en ook met zijn ogen te knipperen. ‘En zo dadelijk kun je slapen en ook je arm laten slapen. Je kunt achterover gaan liggen en ervan genieten een bed onder je te voelen. In een bed kun je vrij en… relaxed zijn.’ De pauze die hij maakte, was bedoeld om de twee woorden ervóór in T homas’ geest te laten samenvallen tot vrijen. De stijve arm en het leren staan, waren toespelingen op een erectie. Tegelijkertijd wilde hij een didactische sfeer creëren en behandelde T homas daarom als een kind. Hij was verplicht indirect te werk te gaan, omdat het zweten aangaf dat T homas onbewust een grote angst tegen een mogelijke verandering van zijn seksuele gedrag had. Of moest hij het zweten eerder opvatten als een metafoor voor vochtverlies en dus als een instemming? Een langgerekte toon weerklonk uit de speakers van de computer in de aangrenzende ruimte en doorbrak zijn concentratie. Blijkbaar was het programma vastgelopen. ‘Ogenblikje,’ verontschuldigde hij zich. Hij liep naar de tussendeur. De toon stopte. Misschien was dit het signaal dat de code gevonden was. Hij klikte het scherm aan en wachtte tot het beeld verscheen. Inderdaad. Het programma wenste hem proficiat en zijn code stond weergegeven. Een zachte klop op de deur deed hem het scherm opnieuw afzetten. Hij ging opendoen. ‘We moeten praten.’ Robert keek Tony ijzig aan. ‘Ik ben een cliënt aan het behandelen en wens niet gestoord te worden.’ ‘Ik zal wachten,’ zei Tony. Hij maakte aanstalten binnen te komen. ‘Geen sprake van,’ weerde Robert af. ‘Hierna ga ik naar huis. Als u me wilt spreken, laten we dan morgenochtend negen uur nemen.
Schikt dat?’ ‘Ik ontvang dan patiënten. Wat denkt u ervan om ’s middags samen te lunchen? Ik trakteer.’ ‘Goed.’ Hij sloot de deur en noteerde op een blad dat hij ’s middags met dokter Clark had afgesproken. Hij legde het op de agenda, zodat Helen het wel moest zien. Hij noteerde erbij dat ze rond elf uur de afspraak moest afzeggen. Onder geen beding wilde hij zich door die zwarte mestkever laten trakteren. Hij at nog liever zijn eigen stront op. ‘Mag ik dan nu naar het toilet?’ T homas stond weer vlak achter hem. ‘Het is pauze, dus waarom niet. Het is vooraan in de hal bij de lift. Niet langer wegblijven dan nodig is.’ Hij ging zijn ruimte binnen en wachtte. Door de onderbreking had de sessie beduidend aan kracht verloren. ‘Hier ben ik weer, meester,’ zei T homas, die met een vrolijke huppelsprong binnenkwam. Aan de geconcentreerde blik was te zien dat hij in een staat van somnambulisme verkeerde. Robert verweet zichzelf dat hij dit nu pas opmerkte en greep de gelegenheid aan om de sessie te laten doorstoten naar het cruciale punt. ‘Kom bij me staan, ik wil dat je iets doet en dat je het goed doet.’ Hij draaide T homas weg van het raam, met zijn gezicht naar de lege witgeschilderde muur. ‘Zo dadelijk zal er voor die muur een drietal jongens verschijnen. Je zult hen herkennen. Want jij zult die jongens zijn. De meest linkse is de jongste, de meest rechtse de oudste. Ze zullen niet van elkaar weten dat ze er zijn. Ze zullen slechts een vaag idee hebben over wie ze waren en een vaag idee over wat ze willen worden. En terwijl jij die jongere exemplaren van jezelf bekijkt, zul je niets voelen. Je zult een afstandelijke intelligentie zijn. Een voor een zullen ze naar je toe komen en je iets in het oor fluisteren wat nu van
belang voor je is. Daarna zul je wakker worden en me over hen vertellen alsof ze alleen in een droom hebben bestaan.’ Hij hoopte dat T homas zijn uitleg begrepen had, want hij was heftiger beginnen te zweten en wiste met zijn mouw de druppels uit zijn ogen. ‘Je zult niet weten dat de jongens mentale beelden zijn,’ voegde hij eraan toe. ‘Je zult denken dat ze van vlees en bloed zijn. Laat de eerste jongen verschijnen en naar je toe komen.’ T homas bukte zich. Even dacht Robert dat hij ging braken, maar realiseerde zich toen dat T homas zich vooroverboog om de woorden van het eerste gevisualiseerde jongetje op te vangen. Het kind kon niet ouder zijn dan zes, want T homas bukte zich tot een meter van de vloer. Vijf minuten later kwam hij overeind en boog ditmaal naar de andere kant. Nu minder diep. Hij visualiseerde ongetwijfeld iemand van een jaar of veertien. Drie minuten verstreken slechts, voordat hij zijn aandacht richtte op iemand voor hem. Hij keek slechts een beetje omlaag. Hoogstwaarschijnlijk had hij contact met zijn bijna volgroeide zelf. ‘Kom zitten,’ zei hij, zodra hij zag dat T homas uit de trance ontwaakte. Het zweten was gestopt. T homas zag er uitgeput uit, alsof hij ouder was geworden. Dit betekende dat er een doorbraak had plaatsgevonden. Wanneer een cliënt verborgen herinneringen had, waren er meestal spontaan een heleboel gelijksoortige herinneringen mee verdrongen. Hierdoor kon de cliënt geen beroep doen op zijn totale verleden en deed zich jonger voor dan hij was. ‘En?’ T homas haalde zijn schouders op en richtte zijn blik naar de grond. ‘Je lijkt je te schamen,’ concludeerde hij. T homas knikte.
‘Je kunt het voor je houden, als je dat wenst.’ ‘Het is allemaal zo eigenaardig,’ zei T homas. Er viel een stilte. Robert besloot niets meer te vragen of te ondernemen, hij wilde afwachten. ‘Mijn vader besloot op een dag om huisspinnen te observeren,’ zei T homas, nadat hij zeker tien minuten had gezwegen. ‘Hij kocht een terrarium van twintig liter en zette er twee spinnen in. Blijkbaar twee vrouwtjes, want de volgende dag bleef er nog één over. Ik hielp met het kweken van fruitvliegjes en volgde hoe de spin haar web maakte. Mijn vader raakte enthousiast en verdiepte zich in specifieke lectuur. Hij vertelde me dat een spinnendraad die de hele aardbol omspant maar anderhalve gram weegt en dat spinsel per gewichtseenheid vijf keer sterker is dan hoogwaardig metaal. Een kogelvrij vest gemaakt van spindraad is dus lichter en effectiever dan een van kevlar. Een brug van dit weefsel kan tegen aardbevingen omdat het elastisch is. En doordat het lichaam biologische stoffen minder snel afstoot, zijn kunstgewrichten van spinsel de toekomst. Op een dag besloten we samen een kruisspin te melken. We draaiden de draad die uit de spintepels kwam op een spoeltje en bereikten een totale lengte van driehonderd meter. Fenomenaal voor zo’n klein beestje, toch? Op school hield ik een spreekbeurt over Arachne. Volgens de Griekse godenverhalen had ze Pallas Athena uitgedaagd voor een wedstrijd en was erin geslaagd een mooier kleed te weven, waarna de godin haar in een spin veranderde omdat ze in de weefpatronen de goden van de Olympus had bespot. Ik zette ook uiteen dat een derde van de wereldgraanoogst door insecten wordt aangetast en dat spinnen de schade beperken door per jaar meer gewicht aan insecten op te peuzelen dan de hele bevolking van Amerika weegt. Het leek niemand te interesseren. Dat kon me niet tegenhouden om samen met mijn vader een zwarte weduwe te kopen en ons te verdiepen in het
paringsgedrag. Eerst creëerden we ideale omstandigheden: een goed geventileerd terrarium, een bakje water met een spons erin, zodat de spin niet kon verdrinken, een continue vochtigheidsgraad van tachtig procent. Daarna hebben we het mannetje erbij geplaatst.’ T homas haalde diep adem en zuchtte. ‘En toen de paring voltrokken was, begon het vrouwtje het mannetje op te peuzelen,’ vulde Robert aan. Hij wist niet veel van spinnen, maar over dit kenmerkende gedrag had hij al gehoord. ‘Niet helemaal,’ zei T homas. ‘Ze zat het mannetje achterna en beet hem een poot af. Dat weerhield hem niet om haar nogmaals te benaderen en opnieuw zijn zaad in te brengen. Deze keer verloor hij vier poten. Mijn vader wist te vertellen dat hij het nogmaals zou proberen, want zolang een spin drie poten heeft, is hij mobiel.’ ‘En toen werd het mannetje opgegeten,’ zei Robert weer. ‘Nee, ik huilde en wilde hem redden. Om mij een plezier te doen, schepte mijn vader het mannetje uit de bak nadat die voor de derde keer zaad had ingebracht en plaatste hem in een apart onderkomen. Ik wist ondertussen al dat bij spinnen de kwijtgeraakte poten opnieuw aangroeien, en veronderstelde dat het mannetje over enkele maanden hersteld zou zijn.’ ‘En de volgende dag was hij dood,’ zei Robert, die zich vaag iets herinnerde van zijn lessen biologie. ‘Inderdaad, en ik begreep het niet. Mijn vader moest me uitleggen dat het mannetje zijn taak had volbracht en uit zichzelf was doodgegaan. Hij voegde eraan toe dat we het beter hadden kunnen laten opvreten, want dan zou het wijfje sterker zijn geweest en zouden de kleintjes een betere overlevingskans hebben gehad.’ ‘Heeft het kleinste jongetje je daarnet dit verhaal over de paring verteld?’ T homas knikte en keek weer naar de grond.
‘Je hoeft je niet te schamen over je angst om met Anna te vrijen. Als je nooit andere seksuele voorlichting hebt gehad, dan lijkt het me niet vreemd dat je onbewust hebt gedacht dat je na een vrijpartij door haar toedoen of uit jezelf zou sterven.’ T homas fronste zijn voorhoofd. ‘Wat u zegt klopt niet. Als volwassene ben ik te weten gekomen dat mijn angst ongegrond was.’ ‘Laat me illustreren wat ik bedoel aan de hand van een voorbeeld,’ zei Robert. ‘Enkele maanden geleden kwam er een dame op consult die verlatingsangst had. Ze slaagde er niet in om haar partner te vertrouwen. Door de voortdurende controle en aanhoudende vragen voelde iedere man zich zo verstikt, dat geen enkele relatie langer dan een halfjaar standhield. Ze begreep dat ze door haar angst zelf de verlating uitlokte, toch slaagde ze er niet in haar gedrag te wijzigen. We kwamen erachter dat ze ooit op zolder stiekem een zakje snoep had zitten verorberen en door haar moeder was betrapt. Die had gezegd: “ Als ik je nog een keer betrap, ben ik je moeder niet meer.” Als kind had de cliënte dit als uitermate schokkend ervaren, want als haar moeder haar kon verlaten, van wie kon ze dan nog zeker zijn?’ ‘Dus die schok bezorgde haar later verlatingsangst?’ vroeg T homas sceptisch. ‘Inderdaad. Als volwassene zag ze onmiddellijk in dat haar moeder haar dreigement niet had gemeend, maar als kind had ze dit als werkelijk ervaren. En het was dit leerproces dat bewust moest worden gemaakt om het te kunnen wijzigen en de verlatingsangst zo weg te nemen.’ T homas knikte. ‘Ik wil dat ook jij ten volle beseft dat je volwassen bent,’ vervolgde Robert. ‘Wat je als kind hebt gedacht, daar moet je afstand van nemen. Een dikkop wordt een kikker, een rups wordt een vlinder. Een waterkever verandert in een libel. Iedere leeftijd heeft
zijn specifieke vorm en gedrag.’ ‘Ik heb nooit beseft dat de angst voor meisjes, die in mijn puberteit ontstond, gevoed werd door…’ ‘Nee, dat wist je niet, anders zou je de angst zelf hebben overwonnen,’ onderbrak hij hem. ‘Kun je me nu vertellen wat de twee andere jongens je in het oor hebben gefluisterd?’
XIV
‘Anna wil niet meer met mij aan tafel zitten,’ zei T homas. ‘Ik slaag er niet in om vast voedsel door te slikken. Zeker geen vlees. Als ik het probeer lijkt mijn slokarm zich te vernauwen en kots ik het stukje uit.’ ‘Je ziet er niet ondervoed uit,’ vond Robert. T homas ging staan en legde zijn handen op zijn buik. ‘Anna maakt al mijn voedsel met een mixer fijn. In vloeibare toestand kan ik het wel tot mij nemen.’ ‘Waarom wil ze dan niet met je aan tafel zitten? Een vleessoep is toch niet ongewoon?’ Met kleine stapjes bewoog T homas zich naar de lamellen en voelde eraan. Zonder zich om te draaien zei hij: ‘Ik braak al het eten na een kwartier uit en vermeng het met voedsel dat niet door de mixer is fijngemalen. Doordat er verteringssappen in het braaksel zitten, wordt het voedsel aangetast en kan ik het opzuigen.’ Robert greep naar zijn maag. De paling die hij daarstraks had genuttigd, leek zijn vaste vorm weer op te zoeken en naar buiten te willen glibberen. Hij slikte krachtig en onderdrukte zijn afkeer. ‘Heeft de tweede jongen je dit verteld?’ vroeg hij. ‘Nee,’ gaf T homas toe, die zich omdraaide en naar zijn stoel liep. ‘Het lichaam van een spin bestaat uit twee delen: het kopborststuk en het achterlijf. De verbinding tussen die twee is erg smal. Een spin kan dus geen vast voedsel inslikken. Ze injecteert na het gif
spijsverteringssappen en wacht tot haar prooi verteerd is.’ ‘Een uitwendige vertering dus,’ concludeerde Robert. ‘Ja, en de tweede jongen maakte me attent op de gelijkenis tussen mijn eetgedrag en dat van een spin.’ ‘Hoe oud was je toen je eetgewoonte veranderde?’ ‘Een jaar of veertien. Mijn ouders maakten zich zorgen, vooral mijn moeder. Ze merkte dat ik bang was voor meisjes en veronderstelde dat ik homoseksueel was. Doordat ik mijn eten niet kon binnenhouden, vreesde ze dat ik boulimie had. Ik drong aan op mijn kamer te mogen eten en ontwikkelde zo mijn eigen gewoonte. Omdat ik niet meer vermagerde, stond mijn vader toe dat ik apart bleef eten.’ De sterke identificatie met spinnen baarde Robert zorgen. ‘Had je werkelijk die jongen van veertien nodig om je te vertellen dat je eetgewoonte een gelijkenis met de voedselopname van een spin vertoont?’ T homas schudde zijn hoofd. ‘Ik heb het altijd geweten. Spinnen zijn mijn liefde en mijn leven. Ze zijn volstrekt uniek.’ ‘Vertel me over de oudste jongen. Hij verklaarde ongetwijfeld het gedrag waar Anna het in de eerste sessie over had, is het niet?’ T homas knikte. ‘Ongewervelden bezitten geen inwendig, maar een uitwendig skelet. Het is flexibel en wanneer een spin groeit, zet het uit. Op een bepaald ogenblik is de maximale rekbaarheid bereikt. De spieren komen los en binnen in het skelet wordt een nieuwe huid gevormd waaraan ze zich kunnen vasthechten. De spin blaast vervolgens haar kopborststuk op door haar achterlijf samen te knijpen. Het skelet scheurt en de spin kruipt eruit. Op dat ogenblik is ze erg kwetsbaar. Voor ze op jacht gaat moet de nieuwe huid volledig verhard zijn.’ Robert beeldde zich in hoe T homas in een hoekje van de kamer
zat te vervellen en alle voedsel weigerde. ‘Anna moet van je identificatie met spinnen op de hoogte zijn, dat kan niet anders,’ stelde hij hardop vast. ‘Dat is ze zeker.’ T homas lachte geheimzinnig. ‘Zij is dé spin.’ Hij boog zich voorover en gaf zijn stem een mysterieuze klank. ‘De grote moederspin waaruit al het heilige leven geboren wordt.’ Robert had zijn cliënt tot hiertoe eigenaardig gevonden, maar niet krankzinnig. Deze grens werd nu overschreden. Hij vond het zijn taak om in te schatten of T homas een gevaar voor andere mensen betekende, inclusief hemzelf. ‘Waarom ben je in therapie gekomen?’ ‘Omdat ik nog niet genoeg spin ben om mezelf door Anna te laten opeten. Ik wil mijn zaad bij haar kunnen inbrengen zonder bang te zijn voor de gewisse dood die daarop zal volgen.’ ‘Zijn we dan tot hiertoe niet verkeerd bezig geweest?’ T homas had de vraag blijkbaar niet gehoord. ‘Ze zal honderd eitjes leggen en mijn nakomelingen zullen haar opvreten om zichzelf te voeden. Ook zij zal dus sterven en dat was haar grote angst. Je hebt haar eroverheen geholpen. Nu wil ik dat je ook mij helpt.’ Robert hield zich strikt aan het beroepsgeheim. Hij kon niet vertellen dat Anna’s angst om te vrijen was voortgekomen uit het auto-ongeluk van haar eerste echtgenoot, want misschien wist T homas niet eens dat ze eerder getrouwd was geweest. ‘Ik wil dat je mij helpt,’ herhaalde T homas. Met zijn handen ging hij naar zijn mond en haalde de bovenste rij tanden eruit. Daarna maakte hij ook de onderste los. Zijn wangen vielen in en hij leek op een oud ventje. Robert begreep dat het oorspronkelijke gebit door het dagelijkse braken moest zijn aangetast en verwijderd. ‘Steek je tanden weer in je mond,’ beval hij. T homas stak zijn gebit in zijn broekzak en trippelde met kleine
pasjes naderbij. Zijn lichaam schudde heen en weer. Voor het eerst had Robert het gevoel dat er een reusachtige spin voor hem stond. Eén oog van T homas keek hem nauwlettend aan en het andere draaide naar de deur, alsof het wilde controleren of die gesloten was. Robert begreep dat vluchten tot een gevecht zou leiden. Daarom zette hij zelf kleine pasjes naar voren en liet zijn lichaam op gelijksoortige wijze schudden. T homas schrok zichtbaar en bleef onbeweeglijk staan. Even veronderstelde Robert dat het een teken van overgave was, maar toen zag hij de ogen zijn kant uit loeren en merkte dat alle spieren gespannen stonden. Om een aanval te voorkomen verzamelde hij al het speeksel dat hij in zijn mond had en spuwde een witte sliert uit. Tegelijkertijd haalde hij uit met zijn vuist. Het speeksel had T homas blijkbaar verblind, want de slag trof hem tegen het hoofd en haalde hem onderuit. Hij rolde over de vloer en bleef met zijn armen en benen ingetrokken op de rug liggen. Robert liep naar zijn bureau en greep de telefoon. Voor hij om versterking had kunnen bellen, kwam T homas vliegensvlug overeind. Hij stootte de tussendeur open, rende met zijn wiebelende pas voorbij het bureau van Helen en verdween in de gang. Robert legde de hoorn neer en voelde zich niet in staat helder te denken. Was het zijn plicht om Anna te waarschuwen? T homas leek een transformatie te hebben doorgemaakt die gevaarlijk kon zijn. Hoewel. Als hij haar als de grote moederspin beschouwde, zou hij haar geen kwaad doen. Of schatte hij de situatie fout in? Hij ging zitten en legde zijn hand op zijn borst. De nachtmerrie die hem herhaaldelijk had geteisterd na de dood van Jennifer, schoot hem te binnen. Zijn hart kroop op acht poten uit zijn mond en joeg zijn verrezen echtgenote de kist in. De gekruisigde Jezus werd de mond gesnoerd door een spindraad van zuiver bloed. Was het een metaforisch visioen geweest? Onzin! Hij mocht zich niet laten vangen door bijgeloof en
moest rationeel overdenken hoe hij in deze situatie verzeild was geraakt. Hij nam de sessie door vanaf het begin. Al vlug zag hij in dat zijn aanname fout was geweest. T homas had de visualisatie niet gebruikt om zijn vreemde paringsgedrag te onderzoeken, maar als een bewustwording van zijn tekortkomingen als spin. Waarom had Anna hem niet gewaarschuwd? Ze moest toch weten hoe T homas over haar dacht. Had ze dit verzwegen uit schaamte? Tot hiertoe had de therapie hem nuttig geleken en een opbouw gekend die hem was bevallen. Nu wist hij niet meer of ook maar iets van wat hij had gezegd of gedaan, enig positief effect had gehad. Hij verdacht Anna en T homas ervan een eigen wereld te hebben waar ze hem geen inzicht in wilden geven, terwijl ze toch behoefte hadden aan therapie. Zijn vertrouwen in hen was geknakt. De behandeling moest worden afgebroken. Het risico werd te groot. Robert nam het bekertje gevuld met koffie naar zijn praktijkruimte. Hij ging op de rand van het bed zitten en staarde naar de witte muur. Zijn handen trilden. De koffie klotste over de rand op de vloer. Hij pakte zijn zakdoek en veegde de druppels van de onderkant van het bekertje voor hij weer een slok nam. Hoe langer hij over de sessie nadacht, hoe meer het tot hem doordrong dat hij ontsnapt was aan een groot gevaar. Hij kon wat er gebeurd was maar niet van zich afzetten. De angst die hij met zijn rationele analyse had weten te onderdrukken, drong zich in schrikbeelden aan hem op. Hij zag zichzelf vastgesnoerd liggen op de vloer van zijn praktijk. T homas braakte hem in het aangezicht en wachtte tot zijn oogballen verteerd waren voor hij de brij naar binnen zoog. In een flits sprong een ander beeld ervoor: hij verbrijzelde het aangezicht van T homas met zijn vuisten. Hierdoor ontdekte hij dat het een masker betrof dat een reptielenkop afdekte. Een andere fantasie toonde hem T homas die toegaf als kind een spin te hebben ingeslikt waarna het beest in hem
was beginnen te groeien. T ijdens de bekentenis greep T homas hem vast en kuste hem op de mond. De spin wisselde zo als een demon van behuizing en nam bezit van zijn lichaam. Robert liet de beelden deze keer komen en gaan, zonder ze tegen te houden, maar ook zonder erop door te denken. Na een tiental minuten weken de gedachten vanzelf en voelde hij zich in staat de sessie gedeeltelijk van zich af te zetten. Hij begaf zich naar de ruimte van Helen en ging zitten. Hij gooide het ondertussen leeggedronken bekertje in de prullenmand en haalde het schijfje met het decoderingsprogramma uit de computer. Daarna liep hij de gang in. Hij keek alle kanten op om er zeker van te zijn dat T homas er niet meer was en verweet zich dat hij bij het halen van de koffie niet voorzichtiger was geweest. Hij had T homas niet in de lift zien stappen, dus was er een kans dat die zich had verstopt met de bedoeling hem onverhoeds aan te vallen. Op zijn tenen sloop hij naar de praktijkruimte van Tony. Hij gooide de deur open en stormde naar binnen. Er was niemand. Hij stelde zich voor hoe zijn gedrag eruit zou zien wanneer het gefilmd was en welke ziektebeelden een psychiater eraan zou koppelen. Grinnikend zette hij de computer aan en stopte het schijfje erin. Hij volgde de aanwijzingen en startte zo het kraken van de persoonlijke code waarmee Tony de cliëntenfiles beveiligde. In de verte hoorde hij een telefoon rinkelen. Hij veerde overeind en liep naar zijn kantoor. Als hij niet alle deuren had opengelaten, zou hij het gerinkel nooit hebben gehoord. Misschien was T homas in een ziekenzaal binnengedrongen of had hij Melvin aangevallen. ‘Met dokter Blake.’ Stilte. ‘Is daar iemand?’ Het lichtje gaf aan dat het een binnenlijn betrof. ‘Ma, ben jij het?’
‘Natuurlijk, wie anders?’ ‘Waarom gaf je daarnet geen antwoord?’ ‘Ik ben kwaad op je. Je hebt je vader nog steeds niet ingelicht.’ ‘Ik doe het morgen. Beloofd. Vandaag had ik geen tijd.’ ‘Leugens,’ zei ze. ‘De hele middag was je afwezig. Je secretaresse beweerde dat je in vergadering was. Ik belde je vader. Er was nergens een vergadering. Ik belde opnieuw je secretaresse. Nu beweerde ze dat je thuis iets was gaan ophalen. Ik belde naar je huisnummer. Daar was je ook niet.’ ‘Ik was gaan zeilen,’ gaf hij toe. ‘Terwijl je moeder overmorgen voor altijd uit je leven verdwijnt? Je behoort naast mijn bed te zitten, mijn hand vast te houden en te huilen. Ik waarschuw je. Morgen is het je laatste kans om het zelf te vertellen.’ ‘Ik kom even naar je toe, blijf rustig.’ Hij hing op. Deze nacht moest hij haar de injectie geven. Anders liep hij het risico dat ze hem in haar opwinding zou verraden. In de verte klonk een langgerekte toon. De code van Tony was blijkbaar gekraakt. Hij repte zich naar de praktijkruimte, die een stuk kleiner was dan die van hem. Op het scherm pinkte een omkaderd tekstje. Hij boog zich voorover en las dat de computer geen verdere bewerkingen meer toeliet omdat er herhaaldelijk was geprobeerd beveiligde bestanden te openen. Jane had hem verteld dat er meer gesofisticeerde programma’s op de markt waren. Had Tony voorzien dat zijn computer gekraakt zou worden en voorzorgsmaatregelen genomen? Hij haalde het schijfje eruit, pakte de muis en klikte. Er veranderde niets. Hij zette de computer uit en weer aan. Hij wachtte. Op het scherm verscheen exact dezelfde tekst. Hij kon maar één ding doen om te voorkomen dat Tony morgen zou merken dat iemand geprobeerd had de files te openen. Met zijn voet duwde hij de
computer omver. Het beeld flikkerde, maar was nog leesbaar. Hij tilde de kast op en liet het geheel neerkomen. Het scherm werd zwart en er klonk een luid gezoem. Hij drukte alle stroomknoppen uit en de computer kwam tot rust. Als Tony geen back-up bezat, dan waren al diens gegevens van de voorbije twintig jaar verloren gegaan. In zijn kantoor rinkelde opnieuw de telefoon. Waarschijnlijk zijn moeder om te vragen waar hij bleef. Hij haastte zich door de hal en begaf zich naar haar kamer op de vijfde verdieping. Ze zat rechtop in bed, gestut door enkele kussens, een fotoboek opengeslagen op haar schoot. Op een tafeltje lag een kleurige doek, in een vaas stonden gele bloemen. Er was duidelijk een poging gedaan de klinische aankleding te doorbreken. ‘Heb jij me daarnet nogmaals gebeld?’ vroeg hij. Ze klopte met haar hand op de bedrand en negeerde zijn vraag. Van haar geagiteerde stemming was niets meer te merken. ‘Kijk!’ Ze keerde het fotoboek naar hem toe. Hij nam plaats en zag een slanke vrouw met donker haar, die op haar tenen stond, de armen geheven. ‘Dat ben ik,’ zei ze. Op de foto ernaast hing ze achterover in de armen van een gespierde danser, haar wervelkolom helemaal gebogen. Nooit eerder had ze hem de foto’s getoond. Praten over haar jaren als danseres was altijd een taboe geweest. Ze draaide de bladzijde om. De volgende was gevuld met allemaal kleine afbeeldingen. Hij zag hoe zijn moeder haar been optilde en naast haar hoofd de lucht in stak. Wat was ze mager en lenig geweest. Op de volgende bladzijde danste ze naakt. Het afgetrainde lichaam, de blauwe ogen die in de lens keken alsof ze de wereld kon doen buigen, dat expressieve gezicht: zijn moeder had zich verminkt door na het dansen haar lichaam te verwaarlozen. Hij had haar altijd gekend met geboortestriemen op haar buik, met afhangende schouders, alsof ze een onzichtbare last meetorste en vooral met een verwijtende blik, die hem er voortdurend
op wees dat hij niet voldeed. ‘Dit heb je me allemaal ontnomen,’ zei ze, het album dichtklappend. ‘Ik heb nooit gevraagd om geboren te worden,’ zei hij. ‘En ik heb nooit gevraagd dat jij je diploma’s zou vervalsen. Ik zal je leugens aan het licht brengen.’ Het was duidelijk dat ze weerwraak wilde. Maar had ze die al niet gehad? Ze had hem nooit moederliefde gegeven, althans niet op een normale manier. ‘Ik zal vader morgen inlichten,’ beloofde hij opnieuw. ‘Als jij het niet doet, doe ik het.’ Naderende voetstappen deden hen opkijken. Er werd geklopt. ‘Binnen.’ Melvin stak zijn hoofd om de deur. ‘Dokter Blake, ik zocht u. Die cliënt van u heeft…’ ‘Wat heeft hij?’ Robert kwam overeind. ‘Uw auto. Hij hangt helemaal vol kauwgum.’ ‘O, is het dat maar.’ ‘U had de deuren opengelaten. Het hele interieur is bevuild. Ik ben gaan kijken. De slierten lopen van de spiegel naar de stoel achterin en dan naar het handschoenenkastje. En van het stuurwiel naar de gordel en zo naar het lampje. Moet ik de politie inlichten?’ ‘Nee, geen politie,’ besliste hij. ‘Ik wil eerst de schade opnemen.’ ‘Waarom noemt u hem dokter Blake?’ vroeg zijn moeder. ‘Zeg toch gewoon Robert. Die dokterstitel…’ ‘Zwijg!’ riep Robert. Hij liep op Melvin af. ‘Ik kom dadelijk.’ Hij sloot de deur. ‘Hoe durf je!’ siste hij. ‘Ik heb beloofd dat ik vader zou inlichten en nu doe je dit.’ ‘Ik vertrouw je niet,’ zei ze. ‘Je hoopt stiekem dat ik mijn mening zal herzien. Als je maar weet dat ik het geheim niet mee in mijn graf
neem.’ Hij ging naar het bed. ‘Ma, ik wil niet dat de nachtportier gaat rondbazuinen dat mijn diploma’s vervalst zijn. Ik loop het risico op gevangenisstraf, dat weet je toch? Ik ben van plan ontslag te nemen en de diploma’s te vernietigen waar vader bij is. Dat is voldoende, hoop ik.’ ‘Je hebt de maatschappij bedrogen, je collega’s en cliënten iets voorgespiegeld. Als ik je moeder niet was, zou ik er een publiek schandaal van maken.’ ‘Maar je bent mijn moeder.’ Hij begaf zich naar de deur. ‘Wat is dat met die kauwgum?’ vroeg ze. ‘Vertel ik je morgen.’ Hij trok de deur open. Het hoofd van Melvin bewoog naar achteren en zijn mimiek verraadde dat hij schrok. Had hij staan luisteren? Hij trachtte zich voor te stellen hoe luid hij had gesproken. ‘Alles in orde, dokter Blake?’ Het was de nachtverpleegster. ‘Jazeker,’ antwoordde hij. Zonder haar verder aan te kijken, begaf hij zich naar het einde van de gang. Terwijl hij op de lift wachtte, kwam Melvin naast hem staan. ‘Ik heb een tactiek bedacht om u schaakmat te zetten.’ ‘Je kunt iemand pas verslaan als je zijn zetten kent,’ reageerde Robert, bedacht op de mogelijke dubbele bodem in het gesprek. ‘Heb je die filmpjes voor me gekopieerd?’ ‘Ik zal u het schijfje dadelijk geven.’ ‘Kun je het fragment erbij zetten waarop mijn auto wordt volgeplakt? Ik wil hier bewijzen van, voor het geval de zaak escaleert en ik een officiële aanklacht moet indienen.’ In de lift bleef het stil. ‘Ik kom zo,’ zei hij zodra de schuifdeuren opengingen. Melvin liep naar zijn hok en bleef daar wachten, terwijl híj de
parkeerplaats overstak. Hij overdacht opnieuw de sessie met T homas. Vanaf het begin had hij al gevoeld dat T homas nerveus was. Het was een wonder dat hij erin was geslaagd een dissociatieve regressie te bewerkstelligen en een visuele hallucinatie op te wekken. Meestal duurde het meerdere sessies voor een cliënt hiertoe in staat was. ‘Verdorie.’ Hij kon het niet laten nog een aantal keren hardop te vloeken. Hoe had T homas het voor elkaar gekregen om in zo’n kort tijdsbestek zoveel draden te spannen? Het hele interieur was veranderd in een web. Hij besloot morgen Anna te bellen en een minnelijke schikking voor te stellen. Anders zou hij de politie erbij halen. Hij keerde terug naar het glazen hok. Vroeg zich opnieuw af of Melvin iets had opgevangen van de discussie met zijn moeder. Als dat was gebeurd, dan was hij verplicht maatregelen te nemen. ‘Hier hebt u het schijfje.’ Melvin stak het hem toe en trok het terug op het ogenblik dat hij het wilde aannemen. ‘Ik geef het u, als u me opslag bezorgt.’ ‘Ik heb je al een mulattin beloofd.’ ‘Dat was om de filmpjes te bekijken, niet om ze te hebben. Als ik geen opslag krijg, ga ik bij dokter Clark langs. Volgens mij zal die zeer geïnteresseerd zijn in wat ik hem te vertellen heb en hier een fikse beloning tegenover stellen.’ Robert kneep zijn ogen samen. Dit was onmiskenbaar een poging tot afpersing. ‘Ik waarschuw je…’ Verder kwam hij niet, want Melvin proestte het uit en hield daarbij zijn hand voor zijn beschadigde gebit. ‘Ik heb u beet,’ gierde hij. Van pret danste hij in het rond. ‘Daarstraks hield u mij voor de gek,’ bracht hij tussen het lachen uit. ‘En nu houd ik u voor de gek.’ Robert herinnerde zich nu pas hoe hij daarstraks had gedaan alsof hij niet voor een mulattin had kunnen zorgen. Hij glimlachte toegeeflijk. ‘Ik zal nagaan of opslag mogelijk is, ook al was het een
grap.’ ‘Niet doen,’ weerde Melvin af. ‘Ik wil geen opslag. Betaal me gewoon voor het schijfje. Veertig dollar is voldoende.’ Hij bestudeerde de mimiek. Deze keer leek het ernst. Het schijfje was hem veertig dollar waard, toch wilde hij het niet kopen. ‘Laten we erom schaken.’ ‘Top!’ Ze namen tegenover elkaar plaats. Het bord was reeds opgesteld. ‘Ik speel deze keer met de lichte pionnen.’ Omdat Melvin niet protesteerde draaide hij het schaakbord met de kristallen stukken naar zich toe. Hij zette het kleine pionnetje voor zijn koningin twee vakjes naar voren en dacht aan de mogelijk opnames die Melvin bezat van alle studentes die hij in het verleden al in zijn praktijkruimte had ontvangen. Hij had nooit zo roekeloos mogen worden. Hij had zich bij zijn zeilboot moeten houden, ook al bleven er dan weinig maanden per jaar over om zijn spelletjes te spelen. Want tijdens de zomermaanden was het Community College gesloten en tijdens de lente en de herfst was het weer veranderlijk. ‘U bent aan zet.’ Hij bestudeerde het bord en realiseerde zich dat hij moest opletten dat Melvin niet vals speelde, anders zou hij verplicht zijn veertig dollar neer te tellen. Toch dwaalden zijn gedachten af. De dood van Jennifer had zijn redelijk evenwichtige leven uit balans gebracht. Het was niet zeker of hij er voordeel uit zou halen, of eraan ten onder zou gaan. Misschien moest hij op veilig spelen en na de moord op zijn moeder solliciteren bij een ander ziekenhuis. Dan kon hij Helen en Melvin achter zich laten. Ze wisten te veel dat zijn positie kon schaden en hij wilde niet gedwongen worden ook hen uit de weg te ruimen wanneer ze zich tegen hem zouden keren. De emotionele prijs die hij reeds had betaald om zijn geheimen veilig te stellen, mocht niet
hoger oplopen. Bovendien zou bij iedere bijkomende moord de kans toenemen dat hij betrapt werd. ‘Zal ik in uw plaats spelen?’ Hij bekeek het bord amper en plaatste willekeurig een pionnetje vooruit. ‘Vijf jaar geleden, toen ik hier nog niet werkte, werd er een studente vermoord. Weet jij daar iets van?’ De hand van Melvin bevroor boven de zwarte loper. ‘Hoe komt u erbij hiernaar te vragen?’ ‘Ik zat na te denken over de dood en ik herinnerde me opeens dat mijn vader me over deze zaak telefonisch heeft ingelicht toen ik nog in Boston studeerde.’ ‘Ik was twee maanden in dienst. Er werd een meisje vermist. Haar armband werd gebroken teruggevonden op de parkeerplaats. Er werd van uitgegaan dat ze ontvoerd was. Er was zesendertig uur verstreken, zodat de opnames zichzelf reeds hadden gewist. Ik werd ondervraagd. Ik herinnerde me dat er een verpleger naar buiten was gegaan om iets uit zijn auto te nemen en dat ik ondertussen even vlug naar het toilet was geweest. De verpleger gaf toe zijn portefeuille te hebben gehaald omdat zijn drankkaart erin zat. Verder onderzoek bracht aan het licht dat het lijk in zijn tuin begraven lag.’ Robert knikte. De verpleger was blijven ontkennen, maar de feiten hadden hem toch levenslang bezorgd. ‘Sindsdien houd ik altijd de monitor in de gaten, zelfs wanneer ik aan het schaken ben. Als ik naar het toilet moet, dan sluit ik de schuifdeuren en bekijk nadien de opnames. Ik wil geen enkel risico meer lopen. Uw vader dreigde me te ontslaan, alleen omdat de verdenking op mij was gevallen.’ ‘Daarom is het dat je niet wilt dat ik hem aanspreek over opslag.’ ‘Inderdaad.’ Melvin verzette de zwarte loper. ‘U staat schaak.’ Robert probeerde zich te herinneren welke zetten er reeds waren
gedaan. Op het eerste gezicht had Melvin geen pionnen heimelijk op een ander vak gezet. Hij bestudeerde de situatie. Er waren mogelijkheden genoeg om de aanval te weren. Hij koos ervoor om een klein pionnetje op te offeren. Het geluid van de schuifdeuren deed hen opkijken. Joyce kwam in een witleren pakje binnen en bleef staan. ‘Wat een stoot,’ zei Melvin. Robert kwam overeind en pakte het schijfje. ‘Ik heb een pionnetje geslagen, ik ben aan de winnende hand.’ Melvin rukte het schijfje uit zijn handen. Om niet te moeten discussiëren, haalde Robert zijn portefeuille te voorschijn. ‘Dertig?’ ‘Veertig,’ corrigeerde Melvin. Hij telde zijn geld na. Hij had honderdtwintig dollar in cash bij zich. De rest had hij daarstraks aan het etentje gespendeerd. Als Joyce de resterende honderd van het afgesproken bedrag opeiste, dan zou hij geld tekortkomen. ‘Ik betaal je morgen.’ ‘Dan krijgt u het schijfje ook morgen.’ ‘Je weet toch dat je me kunt vertrouwen.’ Melvin bewoog het schijfje plagerig tussen zijn vingers en keek geamuseerd. Robert borg zijn portefeuille op en verliet het glazen hok. Joyce keek hem lonkend aan. Ze was niet onder hypnose, want ze gluurde over zijn schouder naar het portiershokje. ‘Wat een engerd, die nachtportier,’ liet ze zich ontvallen, terwijl ze hem naar de lift volgde.
XV
‘Je moet me nog vijfentwintig vooruitbetalen,’ zei Joyce. Hij haalde het geld uit zijn portefeuille en zag hoe ze ondertussen haar witleren pakje openritste. Uit haar tasje nam ze verschillende soorten condooms: met smaakjes, zonder smaakjes, voor gewone seks, voor anale seks. Er waren er ook in bizarre vormen en gemengde kleuren. ‘Maak je keuze.’ Hij staarde naar het bureaublad. ‘Of heb je liever…’ Ze diepte een set handboeien en een lange zwarte kous op. Hij reageerde niet. ‘Als je een duo wilt, kan ik altijd mijn vriendin bellen. Over een kwartier kan ze hier zijn. Kost je slechts honderd dollar extra.’ ‘Ik dacht dat je onder hypnose zou zijn,’ zei hij. ‘Gisteren heb je me geleerd dat de hypnotiseur de innerlijke stem van de cliënt moet trachten over te nemen. Ik heb gemerkt dat ik makkelijk weerstand kan bieden door in mijn hoofd commentaar te geven op alles wat je zegt.’ ‘Dat is inderdaad een goede methode. Zodra je aanneemt wat ik zeg of niet langer moeite doet om mijn woorden in twijfel te trekken, ben je in trance.’ Hij dacht er over haar naar huis te sturen. Dat haar vriendin op de hoogte was, beviel hem niet. Bovendien zou ze nooit toestaan om Melvin te bedienen zonder dat hij een gelijke som ophoestte.
‘Al een keuze gemaakt?’ vroeg ze. ‘Ik kan alleen met je vrijen als je onder hypnose bent.’ ‘Dat had je gedroomd. Dan laat je me mijn eigen stront opvreten door me voor te spiegelen dat het een citrusvrucht is.’ ‘Ik wil dat je op het bed gaat liggen, je lichaam onbeweeglijk, je oogleden cataleptisch. Meer niet.’ ‘Als dat je een plezier doet.’ Ze liep naar het bed, ging op haar zij liggen en sloot haar ogen. ‘Niet zo,’ zei hij. ‘Je moet echt onder hypnose zijn. Zoals tijdens het college bij het automatisch schrijven.’ ‘Ik heb het papier bij me. Wil je het lezen?’ Ze ging rechtop zitten. ‘Nee, ik wil dat je onder hypnose gaat.’ Ze keek naar de drie stoelen in het midden van de ruimte, speurde alle wanden af en ging toen achteroverliggen. ‘Vertrouw je me niet?’ vroeg hij. ‘Ik checkte gewoon of je geen opnames maakt. Vorige week had een cliënt stiekem gefilmd hoe ik hem pijpte. Hij dreigde de beelden naar de bestuursraad van de school te sturen als ik hem niet iedere dag bediende.’ ‘En?’ ‘Ik stuurde twee gespierde vriendjes naar hem toe. Die lieten hem de filmcassette opeten en hebben zijn ballen bijgewerkt.’ Hij glimlachte. ‘Ik zal je exact vertellen hoe de hypnose gaat verlopen. Zo hoef je je niet ongerust te maken. Als ik iets doe of iets van je vraag wat niet op voorhand is afgesproken, dan wil ik dat je onmiddellijk ontwaakt.’ ‘Deal.’ ‘Eerst ga ik je vragen je ondergoed te verwijderen, daarna om me te pijpen en vervolgens kom ik achter je liggen en penetreer je.’
‘Voor het pijpen hoef je geen condoom aan te doen,’ zei ze. ‘Zolang je maar niet in mijn mond klaarkomt.’ Hij vond dat ze hoge eisen stelde voor honderdvijftig dollar. Daar kon hij drie straathoeren voor krijgen, zelfs een luxehoer die hij tot bloedens toe zou mogen neuken. Het toonde wel hoezeer ze haar lichaam respecteerde en hoe het hoereren afgestemd was om haar studie te kunnen bekostigen. Het deed hem denken aan het verwijt van zijn moeder. Hij had de kans gekregen een diploma te halen, maar was te eigenzinnig geweest. Zij wilde een diploma, maar had er het geld niet voor. ‘Hoe gaan we te werk?’ vroeg ze. Zijn blaas stond gespannen. Hij moest naar het toilet, anders zou hij niet kunnen genieten van het klaarkomen. Het ene gevoel verstoorde het andere, dat wist hij uit ervaring. ‘Kun je me vertellen hoe ik je tijdens het college onder hypnose heb gebracht en dat op zo’n manier dat je alles opnieuw ervaart?’ ‘Je vroeg aan mij en mijn vriendin om onze handen te tonen. Waarschijnlijk wilde je het automatisch schrijven al voorbereiden en de dissociatie tussen mezelf en mijn handen bevorderen.’ ‘Ik wil dat je gewoon vertelt wat ik deed en niet dat je conclusies trekt.’ Hij apprecieerde het dat ze hem wilde laten weten dat ze later over de sessie had nagedacht. Ze had ongetwijfeld een prima stel hersenen. Als het geen kleurlinge was, zou hij zijn invloed aanwenden om een studiebeurs voor haar te regelen. ‘Je liet me naar voren komen en ik vond dat vervelend. Je bevestigde dat het vervelend was om te midden van zoveel studenten aangewezen te worden. Daarna vroeg je me om plaats te nemen. Mijn linkerbeen of mijn rechter: je wilde weten welk van beide het meest relaxed was.’ Ze ging achteroverliggen, ontspande haar knieën en liet haar
onderkaak iets meer zakken tijdens het praten. Ook haar ademhaling kwam tot rust. ‘En toen legde je aan de studenten uit welke technieken je had gebruikt. Ik luisterde en voelde hoe mijn benen nog zwaarder werden. Het was alsof ik een tweede kans kreeg en je instructies nog beter kon opvolgen.’ Hij liep naar de tussendeur en bleef daar staan. ‘Je vroeg mijn naam en merkte op dat het woord vreugde erin vervat zat. Dat maakte me innerlijk blij. En je liet je ontvallen dat mijn huidskleur vooroordelen opriep en vroeg me aan een positief vooroordeel te denken. Ik zag opeens hoe blanke mannen in een dancing hun hoofd omdraaiden en mijn lenige ritmische lijf bewonderden.’ ‘Ga door,’ zei hij. ‘Ik wil dat je blijft praten terwijl ik me naar het toilet begeef. Wanneer ik terug ben, wil ik dat je in een diepe trance bent en alles zult uitvoeren wat we op voorhand hebben afgesproken en je daar goed bij voelt. Als er iets gebeurt wat je niet bevalt, zul je ontwaken en onafhankelijk van mijn stem zijn.’ ‘Je vertelde de studenten dat je woorden gebruikte die zich niet laten visualiseren om een cliënt zoveel mogelijk ruimte voor eigen invulling te geven. En daarna begaf je je naar de bestuursleden vooraan en je legde uit dat een therapeut bij een praatsessie andersom werkt. Hij gaat telkens wanneer een cliënt een generalisatie gebruikt naar details vragen om zo het problematische zelfverhaal te doorbreken.’ Robert verliet de ruimte en begaf zich naar de hal. Hij was onder de indruk van de diepe hypnose die ze nu reeds had bereikt. De gedetailleerdheid waarmee ze zijn college opsomde was hier het bewijs van. Het was belachelijk dat studenten voor examens studeerden. Geen enkel college was vergeten. Het zat ergens in het geheugen opgeslagen, woord voor woord. Om een examen voor te bereiden, was
het alleen nodig om in een trance te gaan en deze kennis naar boven te halen. Bij het toilet hielt hij halt. Het voordeel van een volle blaas was dat hij een erectie zou bereiken die langer zou aanhouden en ook steviger zou zijn. Hij besloot daarvoor te opteren en keerde terug. ‘Je vroeg of ik mijn naam ondersteboven en in spiegelschrift wilde schrijven. Ik gluurde stiekem tussen mijn wimpers en schrok. Mijn hand leek niet langer tot mijn lichaam te behoren. Het was iets aan het schrijven, maar ik wist niet wat.’ Joyce lag volledig ontspannen, alleen de vingers van haar rechterhand waren verkrampt, alsof ze een onzichtbaar potlood omknelden. Hij liep naar het bed. ‘Zo dadelijk kun je stoppen met het doornemen van de sessie,’ zei hij. ‘En naarmate je meer gaat zitten, zullen je oogleden zwaarder worden. Kun je langzaam dat prachtige lijf van je overeind brengen en je oogleden zo zwaar laten worden dat je ze niet meer wilt opendoen?’ Hij opende de ritssluiting van zijn broek, trok zijn onderbroek een stukje omlaag en haalde zijn penis te voorschijn. Er hing een geurtje aan. Misschien had hij hem even onder de kraan in het toilet moeten houden. Hij dacht aan de honderdvijftig dollar en vond dat ze de geur verdiend had. ‘En dan kun je nu doen waar je zo goed in bent en wat we hadden afgesproken. Terwijl mijn penis verhardt, zullen je oogleden verharden, zodat het onmogelijk wordt om ze nog te openen zolang mijn erectie aanhoudt.’ Ze nam de penis in haar mond en liet haar tong ritmisch tegen de eikel tikken, terwijl er een zacht gekreun aan haar keel ontsnapte. Met haar linkerhand hield ze zijn ballen vast en met haar rechter greep ze naar zijn kont en vingerde zijn anus. Voor het eerst in zijn leven had hij het gevoel dat hij zou kunnen klaarkomen op een andere manier dan hij gewend was. Hij dacht erover om eraan toe te geven en
in haar keel te spuiten. Omdat dit tegen de afspraak was en hij niet wilde dat ze zou bijten, hield hij zich in. Bovendien moest hij haar voorbereiden op de komst van Melvin. Ze mocht niet merken dat er een wisseling plaatsvond. ‘Dat heb je heel goed gedaan,’ prees hij haar. ‘Kun je dan nu op je zijkant gaan liggen en diep slapen? Zo diep dat je niet de behoefte voelt om te bewegen?’ Hij liep naar het bureau. Het gele condoom met citroensmaak genoot zijn voorkeur. Hij trok de verpakking open en haalde het glibberige opgerolde rubber eruit. Met zijn tanden beet hij de punt eraf, keerde terug naar het bed en bracht het beschadigde condoom bij haar neus. ‘Ruik je de citroen? Ik ga hem in je leegpersen.’ Hij deed het condoom aan en ging achter haar liggen. Om te laten voelen dat hij zich aan de afspraak hield, drukte hij zijn penis tegen haar rug en zakte toen naar beneden. ‘Je zult nat worden,’ zei hij. ‘Zo nat, dat je vagina een meer lijkt waarin mijn geslacht als een bootje ronddobbert. En terwijl ik in je ga, kun je het vocht voelen golven en klotsen.’ Hij gleed met kleine stootjes naar binnen. Ze lag bewegingloos, kreunde niet, slaagde er zelfs in onhoorbaar te ademen. Hij drukte door. ‘En dan kun je nu nog dieper slapen, zo diep als mijn vis in je zee groot is.’ Hij ontspande zijn blaas. Een geutje urine werd door zijn stijve geslacht gestuwd en liep in haar. Opnieuw ontspande hij zijn blaas. Een nieuw fijn straaltje spoot eruit. Hij wist dat alleen het bovenste stuk van de schede gevoelig was en dat ze niets kon merken van het warme vocht. Melvin zou haar waarschijnlijk willen beffen en niet doorhebben dat hij pis zat op te slorpen. Opnieuw loste hij een straaltje. Een bijna onhoorbaar geluid deed hem opkijken. Er was
iemand de praktijk binnengekomen. Of had hij het zich verbeeld? Een zacht geschuifel nam de twijfel weg. ‘Je kunt blijven liggen en genieten, terwijl ik me even terugtrek.’ Hij kwam overeind, deed het gescheurde condoom af en propte zijn erectie in zijn broek. De stof bolde zichtbaar op. Hij begaf zich naar de tussendeur en trok die met een ruk open. Melvin stond naast het bureau van Helen. Robert bracht zijn vinger naar zijn lippen. Waarom had die idioot niet gewacht tot hij hem kwam halen? Joyce was nog niet voorbereid. Hij gebaarde dat hij moest weggaan. Melvin liep naar de deur en wenkte nu zelf. Robert volgde hem naar de gang. ‘Je moet wachten,’ zei hij. ‘Ik kom niet voor de mulattin. Er is iemand die naar u vraagt.’ ‘Toch niet mijn moeder?’ reageerde hij. ‘Een vrouw die een uur geleden bij de nooddienst is binnengebracht. Ze is zwaar toegetakeld. Een zekere Anna White.’ Robert voelde zijn huid over zijn hele lichaam samentrekken. ‘Anna?’ ‘Ze is naar de vierde verdieping gebracht. Ze beweert aangevallen te zijn door een hond. Er ontbreekt een grote lap vlees op haar onderrug. De dokter beweert dat het om een verwonding gaat die met een scherp voorwerp is aangebracht. Zij ontkent het en wil niet dat hij de politie erbij haalt.’ Robert haastte zich naar de lift. Hij had Anna moeten bellen. Nu was het te laat. Er mocht geen aangifte gedaan worden, want hij zou aansprakelijk kunnen worden gesteld. Boven in de gang liep hij dokter Donner, de vader van Sarah, tegen het lijf. ‘Hebt u haar behandeld?’ ‘Ik werd opgeroepen wegens de aard van het letsel. Laag op haar onderrug is er vlees weggerukt. Daarna is er zuur overheen gegooid.’ ‘Kan ik haar zien?’
‘Kamer vierhonderdnegentien. Kent u haar?’ ‘Ze is bij mij in behandeling. Is het mogelijk om geen aangifte te doen voor ik met haar heb gesproken?’ ‘Bepaalt u maar wat er moet gebeuren,’ zei dokter Donner. ‘U geniet mijn vertrouwen. Morgen kom ik weer naar uw college, als ik tijd heb natuurlijk.’ Hij boog zich naar voren. ‘En wat denkt u ervan om ’s avonds met mij en mijn dochter te gaan dineren? Uw aanpak bevalt haar.’ Hij boog zich nog meer naar hem toe. ‘En ik hoop dat zij ook u bevalt.’ Dacht die oude negerinnenneuker dat hij in een mulattin met een eeuwig uitdijende kont geïnteresseerd was? ‘Morgenavond lijkt me prima,’ zei hij. ‘Ik kijk ernaar uit.’ Hij reikte hem de hand. ‘En bedankt voor uw discretie.’ Hij wenkte met zijn hoofd in de richting van de kamer waar Anna lag. ‘We zijn er om elkaar te helpen, niet?’ Robert wachtte tot de dokter zich verwijderd had voor hij zich naar nummer vierhonderdnegentien begaf. Hij mocht niet vergeten de afspraak te noteren. Als hij de indruk wekte dat Sarah hem niet onverschillig liet en dit lang genoeg kon rekken, dan had hij een stevige bondgenoot in zijn strijd tegen Tony. Zonder langer te dralen betrad hij de kamer. Anna kwam met een schok overeind en keek hem met hysterisch grote ogen aan. ‘Ik ben het,’ zei hij. Ze liet zich langzaam terugvallen op haar zij. Hij benaderde haar van achteren en tilde haar nachtjapon op. Haar blik bleef op de deur gericht. De wond had de vorm van een zandloper. Hij maakte het verband los. Het zuur had het vlees aangetast, het zag vuurrood. ‘Wat is er gebeurd?’ ‘Hij wilde,’ zei ze. ‘Ik wilde ook, maar niet zo heftig. Daarom beet ik hem. Oppervlakkig, natuurlijk, gewoon om hem te
waarschuwen. Hij verdedigde zich veel te heftig. Zijn scherpe nagels rukten mijn huid weg en hij braakte in de wond. Zodra ik van mijn verrassing was bekomen, beet ik hem hard en ben gevlucht.’ Robert probeerde zich voor te stellen hoe ze als beesten met elkaar hadden gevochten. ‘Waar is T homas?’ ‘Hij heeft zich niet laten opnemen, dus veronderstel ik dat hij zijn verwondingen zelf aan het verzorgen is.’ ‘Een mensenbeet kan dodelijk zijn,’ waarschuwde hij. ‘Speeksel bevat ontzettend veel bacteriën. We moeten hem gaan zoeken.’ ‘Niet nodig,’ zei ze. ‘Hij is resistent tegen mijn beten, dat is eerder gebleken. Bovendien zal hij ons wel vinden. Ik verwacht hem ieder ogenblik.’ Robert keek nu ook naar de deur en begreep haar angstige reactie van daarnet. ‘Laten we toch maar de politie bellen,’ stelde hij voor. ‘Op die manier kunnen we aan een arrestatiebevel komen, ondertekend door een rechter, en hem verplicht laten opnemen.’ ‘Nee, ik zal morgen met hem gaan praten. Overdag is hij kalmer. Bovendien moet hij de dieren verzorgen, dat zal hem dwingen bij zinnen te komen.’ Robert wilde de uit de hand gelopen behandeling niet voortzetten. Een voorgevoel vertelde hem dat de toestand zou verergeren en misschien zelfs een dodelijke afloop zou krijgen. ‘Ik weet niet wat u in hem hebt losgemaakt,’ vervolgde ze. ‘Hij had geen controle over zichzelf. Ik wil dat u hem helpt zich te beheersen. Waarom leert u hem onder hypnose niet hoe hij een vrouwtje moet benaderen?’ Hij overwoog het voorstel. Een gedragstraining kon inderdaad helpen. Als T homas tenminste wilde meewerken en zijn spinnengedrag in de hand hield.
‘Hij joeg ook mij schrik aan,’ gaf hij toe. ‘Ik weet niet of…’ ‘Ik zal met hem praten. Morgen na de middag lijkt me een geschikt moment om hem te behandelen. Als u tijd hebt natuurlijk. Ik raad u aan alle lichten aan te steken, zelfs als de zon schijnt, dat vermindert zijn agressie.’ Hoe kon hij weigeren? Hij had haar moeten inlichten over het potentiële gevaar. ‘Wat doen we nu?’ vroeg hij. ‘De nachtdienst is onderbemand. Als hij hier binnendringt, dan kan hij u vermoorden voor er hulp opdaagt.’ ‘Haal me hier weg,’ zei ze. ‘Waar naartoe?’ ‘Hebt u geen woning?’ Hij dacht aan de villa met de gesloten luiken en alle herinneringen aan Jennifer die er rondwaarden. ‘Onmogelijk,’ antwoordde hij. ‘Ik kan mijn licentie verliezen als uitkomt dat ik u in mijn huis heb laten slapen.’ ‘Ik beloof geheimhouding,’ zei ze. ‘Breng me morgenochtend terug.’ Hij wist dat hij deze nacht geen oog zou dichtdoen op het bedje in zijn praktijkruimte. T homas kon onhoorbaar zacht binnenkomen, dat had hij reeds twee keer bewezen. Misschien stond hij nu achter de deur en hadden ze hem niet horen naderen. ‘Goed,’ gaf hij toe. ‘Je kunt bij mij overnachten.’ Voorzichtig kwam ze overeind. ‘Ik laat een rolstoel brengen, ook al is het niet echt nodig. Ik wil niet dat de wond opnieuw begint te bloeden.’ Hij liep naar de gang en droeg de nachtverpleger op een rolstoel voor Anna te halen. Daarna nam hij de lift en realiseerde zich dat hij Joyce onbewaakt had achtergelaten. Hij zou haar het resterende bedrag geven en naar huis sturen. Melvin moest maar een volgende
gelegenheid afwachten. In de praktijk wachtte hem een verrassing. Joyce was verdwenen. De condooms lagen op de grond verspreid, zijn bureau was omvergegooid. Hij haastte zich het meubel overeind te zetten en gooide de condooms in zijn papiermand. Waar was ze naartoe? Had ze de hypnose zelf verbroken? Hij nam zijn autosleutels, stopte bij het toilet om te plassen en begaf zich opnieuw naar de vierde verdieping. ‘Ze lijkt me niet in een staat om reeds naar huis te gaan,’ zei de nachtverpleger, die Anna tot aan de lift had gerold. ‘Ik neem de verantwoording.’ ‘Kunt u dat op papier bevestigen?’ ‘Ik ben dokter Blake, de zoon van de directeur.’ ‘Neemt u me niet kwalijk, ik had u niet herkend.’ Het werd tijd dat het personeel van de nachtdienst beter werd ingelicht over wie de leiding had in het ziekenhuis. Hij zou zijn vader erover aanspreken. Hij bracht Anna naar beneden en hield halt bij het hokje van Melvin. ‘Joyce is ervandoor,’ zei hij. ‘Weet ik,’ reageerde Melvin. ‘Ze eiste dat ik haar het geld zou geven dat u haar had beloofd.’ ‘Je hebt haar toch niet aangeraakt?’ Hij zag voor zich hoe Melvin zich aan de beloofde mulattin vergreep. Hadden ze gevochten? Was het bureau daarom omvergegooid? Het was onlogisch dat ze haar condooms had achtergelaten. Of was ze die in haar woede vergeten? ‘Dus je hebt haar gewekt,’ zei hij. ‘Je had van haar moeten afblijven. Het is je eigen schuld dat het is fout gelopen. Ik zorg niet voor een andere.’ ‘Hoeft niet,’ zei Melvin. ‘Ik heb alle vertrouwen in u verloren.’ ‘Ik wil de opname zien.’ Hij wilde weten in welke toestand ze het ziekenhuis had verlaten.
‘Die heb ik al gewist.’ ‘Je hebt daar het recht niet toe. Opnames moeten vierentwintig uur…’ ‘Gisteren hebt u me opgedragen het te doen, nu verbiedt u het. U denkt me te kunnen blijven commanderen. Ik weet dat die vrouw in die rolstoel een patiënte van u is. Als u zich niet matigt, dan klaag ik u aan.’ Melvin was overeind gekomen, zijn gelaat zag rood. Robert besefte dat hij niet anders kon dan inbinden. ‘Ik neem mijn verwijten terug. Ik zorg voor een andere mulattin.’ ‘Ik wil geen andere. Ik wil niets meer met u te maken hebben.’ Melvin gesticuleerde heftig en druppeltjes speeksel vlogen uit zijn mond. ‘Ik begrijp dat je kwaad bent. Waarschijnlijk zul je nog de hele avond razend op me zijn. Ook morgenvroeg zul je nog woede voelen. Laten we morgenavond de zaak rustig bespreken.’ Melvin ging zitten en wendde zijn blik af. Robert tastte naar zijn achterzak en haalde er veertig dollar uit. ‘Hier,’ zei hij. ‘Voor de opnames.’ ‘Die krijg je niet, houd je geld.’ Robert borg de biljetten op en verliet het hokje. Melvin reageerde onredelijk. Als Joyce vond dat de overeenkomst geschonden was, liep hij gevaar. En misschien kwamen haar vriendjes ook achter Melvin aan. Die leek niet te beseffen hoe onvoorzichtig het was om een zwarte voor het hoofd te stoten. Er stonden altijd negers klaar om hun frustratie te projecteren op affaires waar ze eigenlijk niets mee van doen hadden.
XVI
‘Waar hadden jullie het over?’ vroeg Anna, terwijl hij haar over de betonnen vlakte naar de auto duwde. ‘Ik vroeg hem om me te bellen als hij T homas zou zien. Omdat hij wist dat hij en ook jij cliënten van me zijn, weigerde hij. Daarom bood ik hem geld. Ook dat kon hem niet overhalen. Hij was bang betrokken te raken bij iets wat hem zijn baan kon kosten.’ ‘Is het zo gevaarlijk om me naar je huis te brengen?’ vroeg ze. ‘Als je me aanklaagt, kun je zoveel geld van me eisen dat ik op straat moet gaan leven. Het is een schending van de vertrouwensband. Het is mijn taak je te helpen bij je problemen, niet om met je naar bed te gaan.’ ‘Is het dat wat we gaan doen?’ ‘Natuurlijk niet, maar hoe kan ik ooit het tegendeel bewijzen als ik zelf aanleiding geef tot een sterk vermoeden?’ Hij bereikte zijn auto. Het interieur hing nog steeds vol kauwgum. Hij had Helen morgen de opdracht willen geven de rotzooi te verwijderen. Nu zou hij het zelf moeten doen. ‘Houd de parkeerplaats in de gaten. Ik wil niet verrast worden.’ Anna keek naar zijn auto en vervolgens naar het verlaten plein. ‘Het is beter dat jij de wacht houdt en dat ik me over de kauwgum ontferm. Ik ben het gewend. In huis maakt hij steeds een web in de deuropeningen, soms spant hij struikeldraden in de slaapkamer.’ Ze verhief zich van de rolstoel. Voorzichtig boog ze zich
voorover en haalde de kauwgum van zijn stuur. Hij vouwde de rolstoel op en stopte die in de kofferbak. Ondertussen hield hij een oog op het parkeerterrein gericht. Hij kon T homas aan, maar wilde niet in de rug worden verrast. Misschien had T homas zijn nagels verruild voor een mes of een geweer. Niets was nog zeker. ‘Klaar!’ riep Anna. Hij bekeek het interieur. Alle kauwgum was verdwenen. Hoe had ze dat zo snel voor elkaar gekregen? Het goedje had in de stoffering geplakt gezeten. Hij bestudeerde de zittingen. Hier en daar was er een restant te zien, maar minimaal. ‘Prachtig werk.’ Hij stapte in, bracht de auto naar de slagboom en moest twee keer claxonneren voor Melvin opendeed. Een groot kind, dat was hij. ‘Het is niet ver,’ zei hij. Anna zat lichtjes voorover, om haar gewonde rug niet tegen de zitting te laten komen. Hij liet de auto langzaam en zonder schokken versnellen. Hij nam ook bij ieder verkeerslicht de tijd om af te remmen, zodat ze niet met haar hoofd tegen het raam zou belanden. T ien minuten later draaide hij de oprit op. Een waaklamp sprong aan. Alle rolluiken waren nog steeds omlaag. De villa lag er verlaten bij. Hij haalde eerst de rolstoel uit de kofferbak en hielp daarna Anna uit de auto. Op het stenen pad naast het grind rolde hij haar naar de voordeur en sloot met een druk op de achterkant van de sleutel zijn auto af. ‘Alles is gelijkvloers, alleen de badkamer en mijn studeerkamer liggen iets lager. Maar er is een apart toilet in de hal. Je kunt dus overal bij.’ Hij rolde haar naar binnen. Het huis geurde naar Jennifer. Het portret op de kast, haar trouwring en gsm die ernaast lagen – het deed hem rillen. Het werd tijd dat hij alles opruimde. Misschien moest hij
iemand inhuren om het te doen. In ieder geval moest het dringend gebeuren. Hij kon niet langer in het ziekenhuis blijven overnachten. Hij wilde de komende weken zijn uren zo regelen dat hij telkens voor zeven uur klaar was, zodat hij Melvin kon ontlopen. ‘Wat woont u mooi,’ zei Anna, die uit bewondering opnieuw de beleefdheidsvorm bezigde. ‘Weet uw vrouw dat ik hier logeer?’ Ze gebaarde naar de trouwfoto en sloeg onmiddellijk haar hand voor haar mond. ‘Neemt u me niet kwalijk,’ bracht ze uit. ‘Niet erg. De doorstane emoties hebben u verward.’ Hij reed haar naar de slaapkamer. De nachtjapon van Jennifer hing over de stoel. Het was alsof hij een heiligdom ontwijdde. ‘Ik slaap op de bank in de salon,’ kondigde hij aan. ‘Voor mij hoeft u dat niet te doen,’ zei ze. ‘Ik ben een man naast me gewend. En ik denk dat u op een zachte matras beter zult slapen.’ Het gerinkel van de voordeurbel legde hun het zwijgen op. Beiden dachten ze aan T homas. Misschien was die hen ongemerkt achternagereden. Hij liep naar de deur en gluurde door het spionnetje. Hij verwachtte een woedende blik of de loop van een pistool te zien, maar het was een stralende glimlach. ‘Ik kon het niet laten om je een nachtzoen te komen geven,’ zei Jane, terwijl hij de deur opende. ‘Erg vriendelijk van je, maar ik heb bezoek.’ Haar gezicht betrok. ‘Ik wist niet… ik veronderstelde…’ ‘Het is niet wat je denkt. Ik leg het later weleens uit.’ Hij merkte dat ze over zijn schouder loerde. ‘Een andere keer.’ Hij sloot de deur. Door het spionnetje zag hij haar naar de grijze Buick gaan. Hij had zijn kans verkeken. Ze zou niets meer met hem te maken willen hebben. Hij had haar binnen moeten vragen en voorstellen aan Anna. Ze was iemand die een geheim kon bewaren. Hij opende opnieuw de deur, maar de grijze Buick schoot reeds achteruit, draaide en verdween
in de nacht. ‘Wie was dat?’ Hij schrok. Anna stond vlak achter hem. Ze had blijkbaar dezelfde gewoonte als T homas. ‘Een studente, ik bedoel een vriendin. Een gewone vriendin.’ Hij wist dat de verwarring op zijn gezicht en in zijn stem te merken was. ‘Als ik je privacy verstoor, mag je me altijd terugbrengen naar het ziekenhuis.’ ‘Nee, nee, blijf, je bent mijn gast.’ Hij deed opnieuw de deur dicht en volgde Anna naar de slaapkamer. Ze voelde zich blijkbaar sterk genoeg om zich zonder rolstoel te verplaatsen. De wond verplichtte haar op haar zijkant in bed te gaan liggen. Deze positie wond hem op. ‘Ik moet nog een aantal zaken noteren, ik kom straks terug. Misschien dat je tegen die tijd al slaapt.’ ‘De pijn zal me wakker houden, maar ga je gang.’ Hij begaf zich naar zijn studeerkamer en zette zijn computer aan. Dat grote lichaam had hem een erectie bezorgd. Hij had vandaag nog geen zaadlozing gehad en dat maakte hem onrustig. Waarom neukte hij haar niet? Ze was maagd en ze lag te wachten. Hij herinnerde zich dat ze van huis uit erg gelovig was. Als ze zich liet overhalen, zou ze daarna schuldgevoelens krijgen. Hij kon zich niet permitteren dat ze uit de biecht klapte. Hij vulde zijn dagboek aan: hij begon bij het gesprek met zijn moeder in het park en beschreef vervolgens zijn bezoek aan Black Hawk en zijn wens om zijn boot te water te laten. Daarna gaf hij de schaakpartij met Melvin weer, het bezoek van het meisje met het piekhaar en ten slotte hoe hij bij zijn moeder was gaan liggen. Dat deed hem eraan denken dat hij zich had voorgenomen haar deze nacht
om het leven te brengen. Zijn eerstvolgende moment was morgenavond. Overdag zouden er te veel mensen rondlopen. Was zijn moeder in staat tot dan te zwijgen? De stress van haar naderende dood maakte haar onvoorspelbaar. Zoals ze tegen Melvin was begonnen over zijn dokterstitel, dat risico kon hij zich niet opnieuw veroorloven. Hij kon aan Anna zeggen dat hij Jane ging opzoeken en naar het ziekenhuis rijden. Melvin zou zich afvragen wat hij kwam doen en het plotse overlijden van zijn moeder misschien in verband brengen met zijn korte bezoek. Het kon ook zijn dat hij T homas tegen het lijf liep. Die hing waarschijnlijk rond op de parkeerplaats, op zoek naar een mogelijkheid om ongemerkt binnen te dringen. Het was beter om het moment uit te stellen. ‘Wat doe je?’ Anna stond in de deuropening. ‘Ik vul mijn dagboek aan met de spraakherkenning.’ ‘Ik hoorde je praten en vermoedde dat er nog iemand in huis was. Ik was nieuwsgierig.’ Zonder verder iets te zeggen, trippelde ze weg. Had ze gedacht dat hij Jane door het raam had binnengelaten? Hij vulde zijn dagboek verder aan, maar deed het snel. De ochtendsessie met Anna, de kentering in de intervisie, zijn college, het zeiltochtje met Jane, hun etentje, de avondsessie met T homas – zijn dag was zo gevuld geweest, dat sommige zaken al meer dan een week geleden leken. Hij sloeg het document op en sloot de computer af. In de badkamer merkte hij dat zijn tandenborstel en scheermateriaal in het ziekenhuis lagen. Hij trok zijn kleren uit. Zijn penis rook naar een mengeling van urine en het glijmiddel dat op het condoom had gezeten. Hij nam plaats in de douchecabine, draaide de mengkraan open en zette de massageknoppen op een stevige straal. T ien minuten later begaf hij zich verfrist naar de slaapkamer. Anna had het licht uitgedaan. Haar grote lichaam was een zwarte opbollende
vlek. Hij ging naast haar liggen, met slechts een onderbroek aan. Zodra zijn ogen aan de duisternis gewend waren, stelde hij vast dat ze met haar rug naar hem toe lag. Zijn penis zwol op. Hij draaide zich op zijn buik en wreef zijn geslacht met een paar bekkenbewegingen tegen de matras. ‘Doe het,’ zei ze. ‘Ik wil weten hoe het voelt.’ Hij verstijfde. Had ze aan de trilling in de matras kunnen raden wat hij uitvoerde? Hij tuurde in het donker en stelde tot zijn ontzetting vast dat hij zich had vergist. Ze lag met haar gezicht naar hem toe. Doordat haar haren voor haar ogen hadden gehangen, had hij gedacht dat het haar achterhoofd was. ‘Doe het,’ herhaalde ze. Hij bleef stokstijf liggen. Ze kwam overeind en kroop naar hem toe. Hij draaide zich op zijn rug om zijn armen vrij te hebben. Tot zijn verrassing bracht ze haar hoofd naar zijn bekken, trok zijn onderbroek met haar tanden omlaag en nam de opstaande penis in haar mond. Haar knieën plaatste ze aan weerszijden van zijn hoofd, zodat haar grote kaalgeschoren vulva hem aanstaarde. Ze slurpte gretig aan zijn stijve lid, zodat hij niet anders kon dan zijn hoofd optillen, haar schaamlippen met zijn vingers uit elkaar brengen en zijn tong langs haar kittelaar laten glijden. Ze stootte een dierlijk gegrom uit en beet even kort in zijn penis. Had hij haar verwonding aangeraakt? Hij streek voorzichtig langs haar achterste. Er was nergens verband. Wel voelde hij stoppels. Hij streelde haar benen en merkte ook hier dat de huid niet glad was. ‘Ik moet me scheren, is het niet?’ vroeg ze. ‘Je hebt stoppels.’ ‘Weet ik. Op mijn huid groeien grote zwarte haren. Ik moet me iedere ochtend onder de douche helemaal scheren om vrouwelijk te lijken. In mijn puberteit kreeg ik zelfs een snor. Ik heb de haarwortels
met laserstralen laten verwijderen en denk erover mijn hele lichaam te laten doen.’ ‘Zwarte haren?’ vroeg hij. ‘Ik dacht dat je blond was.’ ‘Gekkerd, het is geverfd.’ Hij had het niet gemerkt. Haar opmerking over het zwarte haar en het feit dat ze weduwe was versmolten zich in zijn brein tot het beeld van een spin. T homas had verteld dat ze de moederspin was. Hij huiverde. Lag hij in bed met een zwarte weduwe? Een heftige prikkeling in zijn onderlijf maakte het onmogelijk om hier verder over na te denken. Ze zoog en trok en haalde het sperma vakkundig naar boven. Hij spoot. Was het in haar mond? Ze ging van hem af, nam zijn hand en spuwde erin. ‘Breng het zaad in,’ zei ze. Hij moest zijn andere hand ondersteunend toevoegen om te voorkomen dat de mengeling van sperma en speeksel op het hoeslaken droop. ‘Breng het in,’ herhaalde ze. Opnieuw draaide ze haar geslachtsspleet naar hem toe. Moest hij met zijn handen in haar gaan? ‘Doe het!’ Ze grabbelde naar zijn ballen en kneep erin. Hij perste enkele vingers naar binnen en merkte dat ze wijder was dan hij had vermoed. Zijn hele hand paste er perfect in, alsof haar vagina op die breedte was afgestemd. Hij veegde het sperma af en bracht vervolgens zijn andere hand in. ‘Dieper,’ zei ze. Hij liet zijn hand tot aan de pols in haar zakken voor hij die terugtrok. Er kleefde iets aan. Hij duwde haar weg en stond op. In de badkamer zag hij dat hij onder het bloed zat. Had hij haar ingewanden beschadigd? Of kwam het door de ontmaagding? Hij waste zorgvuldig alle sporen af en keerde terug naar de kamer. Daar stak hij het schemerlampje naast zijn bed aan om te controleren of er geen
vlekken op het hoeslaken zaten. Anna lag van hem weggedraaid. Haar witte nachtjapon had ze uitgetrokken. Op de rug was de verzorgde wond te zien. Opnieuw viel het hem op dat die de vorm van een zandloper had. Had T homas het kenteken van een bepaalde spin op haar willen aanbrengen? Toch niet dat van een zwarte weduwe? ‘Laat je het licht aan terwijl we slapen?’ Haar stem had hoog geklonken en de manier waarop ze de vraag had gesteld, ontroerde hem. Dat er in dat grote lichaam een bang kind school, had hij niet verwacht. Het maakte hem erop attent dat ze in een vreemd huis overnachtte, bij een man die ze slechts kende van twee sessies. Hij hield het meisje bij de hand en leidde haar via de openstaande garage naar de woonkamer. ‘Mama, mag Alice komen spelen?’ Zijn moeder keek op van haar boek, veranderde van bril en nam het negerinnetje van onder tot boven op. ‘Waar kom je vandaan, Alice?’ ‘Ze woont om de hoek,’ zei hij in haar plaats. ‘In de caravan bij de bosrand, bedoel je?’ Zijn moeder kwam overeind. ‘Het is beter dat je naar huis gaat, mijn kind. Robert mag helemaal niet in de buurt van het bos komen.’ Het meisje week achteruit, maar hij hield haar hand stevig vast. Zijn moeder deed alsof ze het niet zag. Ze liep hun voorbij en opende de voordeur. ‘Kom, mijn kind. Het is hoogst ongepast, dat begrijp je zelf ook wel.’ Het meisje rukte zich los, liep naar de deur en snelde zonder ook maar één keer om te kijken de straat uit. ‘Ga je handen wassen.’ Hij bracht zijn hand naar zijn neus. Die rook naar zweet. Haar
palm was dan ook klam geweest, alsof ze de afwijzing had voorvoeld. ‘Komt er nog wat van?’ Hij liep naar de keuken en stak zijn hand onder de kraan. ‘Wat moeten die schooiers in Port Huron? In het zuiden zijn er veel van hun soort, daar horen ze thuis.’ Hij droogde zijn hand af en stak die naar haar uit. Haar neusvleugels weken uiteen, alsof ze hiermee wilde aangeven dat de geur van het negerinnetje nog aan hem kleefde. ‘Blijf uit hun buurt. Je kunt nooit weten wat voor ziektes ze hebben.’ Omdat ze hem zelden aanraakte en die paar keer dat het per ongeluk was gebeurd onmiddellijk haar handen had gewassen, overviel hem de angst dat hij een negerjongetje was, gehuld in een blanke huid – en hij walgde van zichzelf. De deur van zijn slaapkamer ging open. ‘Slaap je al?’ ‘Ik doezelde. Wat is er?’ ‘Kan ik je even spreken?’ ‘Natuurlijk, kom binnen.’ Robert stak zijn nachtlampje aan. Zijn vader deed de deur dicht en trippelde op zijn tenen naderbij. Hij nam plaats op de bedrand. ‘Ik wil dat je naar Boston gaat.’ ‘Boston?’ ‘Om te studeren. En dat je pas terugkeert als je je diploma hebt behaald.’ ‘Vindt mama het goed?’ ‘Als ik een chirurg was, zou ik je naar Afrika sturen. Daar kun je de beginselen leren en je fouten permitteren. Een mensenleven is daar toch niet veel waard. Maar goed, om psychiater te worden is Boston ver genoeg.’
Robert ging overeind zitten en stutte zijn rug met zijn hoofdkussen. ‘Wat vindt mama?’ ‘Het moet jouw idee lijken. Ik wil dat je het haar zelf vertelt.’ ‘Wat heeft het voor nut dat ik naar Boston ga?’ ‘Als je ooit mijn positie wilt overnemen, dan moet je op een dag bij het ziekenhuis en de hogeschool komen aankloppen als een volwassen en volleerd man. Als je onderaan begint zul je nooit hetzelfde respect kunnen afdwingen.’ ‘Mama zal me haten als ik wegga.’ ‘Waarom zit je zo met haar in? Je bent achttien jaar. Word toch volwassen. Jullie verhouding is ongezond. Ze kijkt amper naar je om en je hangt rond haar alsof ze de enige persoon op aarde is. Het moet gedaan zijn met haar mening te vragen, je moet voor jezelf leren denken, je moet ruggengraat kweken.’ Was zijn vader jaloers? Wilde hij hem het huis en de stad uit om zijn moeder voor zich alleen te hebben? ‘Doe je het?’ ‘Wat?’ ‘Gaan studeren in Boston, waar hebben we het anders over?’ Hij knikte. ‘Ik doe het.’ Al was het maar omdat hij voor de eerste keer zijn moeder kon laten voelen hoe hij zich al zijn hele leven had gevoeld: verlaten. Hij ontwaakte door geluiden in de keuken. Verdwaasd kwam hij overeind. Anna lag niet meer naast hem. Hij trok een kamerjas aan en ging kijken. Ze had de tafel gedekt en eieren gebakken. Hij inhaleerde de geur en merkte zo het koffieapparaat op dat aan het doorlopen was. ‘Heb je geen zin om te blijven?’ vroeg hij. Het was als compliment bedoeld. Ze reageerde ernstig. ‘Graag. Ik wil niet naar huis voor je T homas hebt behandeld. Ik
heb hem daarnet gebeld en hij heeft ingestemd. Ik heb het uur van onze eerste sessie opgegeven.’ ‘En dat was?’ ‘Halfvier.’ Na zijn college. Dat kon geen probleem zijn. ‘Je hebt hem toch niet verteld dat je bij mij logeert?’ ‘Natuurlijk niet. Ik heb een vriendin gebeld die in Chicago woont en gevraagd of ze wilde doen alsof ik bij haar logeer. Ze was hiertoe bereid. T homas denkt dus dat ik daar ben en heeft niet de tijd om voor de sessie heen en weer te rijden en het te controleren.’ Gerustgesteld nam hij plaats aan de ontbijttafel. Ze had aan alles gedacht, wat bewees dat hij haar kon vertrouwen. Ze schonk koffie voor hem in, legde de eieren op zijn bord. Jennifer had nooit tijd gehad om hem te bedienen. Sinds ze die praktijk had gehad, was ze altijd de deur uit geweest voor hij wakker was. ‘Waar denk je aan?’ vroeg ze. ‘Mijn overleden echtgenote.’ ‘We zijn allebei weduwen,’ zei ze. Had ze met hem gevreeën omwille van deze gelijkenis? Hij kon nog altijd niet geloven dat ze hem zover had gekregen dat hij zijn handen in haar had gestoken. Ze was ook de eerste vrouw die hem had laten klaarkomen op een andere manier dan hij gewend was. ‘Vertel eens iets over je vorige man?’ vroeg hij. ‘Hij kwam wekelijks kinderkleding kopen in de zaak waar ik tijdens het weekend werkte. Zo raakten we aan de praat. Hij nodigde me uit te gaan eten en naarmate ons contact groeide kwam ik erachter dat hij geen kinderen had. Het was zijn manier geweest om me te verleiden. Mijn moeder vond hem een bedrieger en was ertegen dat ik met hem zou trouwen. Toch deed ik het.’ ‘Wat vond je vader?’
‘Die is kort na mijn geboorte gestorven.’ ‘Neem me niet kwalijk.’ ‘Geeft niet.’ ‘Ook een auto-ongeluk?’ ‘Nee, er was geen aanwijsbare reden. Hij was gewoon levensmoe.’ Onwillekeurig dacht Robert aan de uitleg van T homas over de zwarte weduwe. Als het mannetje na de daad niet werd opgegeten, stierf het uit zichzelf. Niet moeilijk dat T homas in Anna de verpersoonlijking van de moederspin was gaan zien. Haar levensfeiten sloten daarbij verbazingwekkend nauwkeurig aan. ‘Je eet niet, je drinkt niet en je droomt altijd maar weg,’ zei Anna. ‘Is dat een afwijking van een hypnotiseur?’ Hij nam een hapje en slikte het door met koffie. ‘Lekker,’ zei hij. ‘Er was niets anders in huis. Het brood was oudbakken, de kaas beschimmeld. Ook de houdbaarheidsdatum van de eieren was al verstreken, maar blijkbaar waren ze nog goed.’ Hij moest de inhoud van de ijskast controleren. Door zijn verblijf in het ziekenhuis was hij dat vergeten te doen. ‘Hoe heette je vorige man?’ vroeg hij om het gesprek op gang te houden. Hij zag haar gezicht betrekken. ‘Waarom hoor je me uit?’ Haar toon was opeens vijandig. ‘Je hebt hem nog nooit bij naam genoemd,’ zei hij. Deze vaststelling bracht hem terug naar het gesprek met T homas. Die had verteld dat Anna haar sessie had gebruikt om haar angst – dat ze bij het uitkomen van de eitjes door haar kinderen zou worden opgevreten – te overwinnen. Als dat klopte, dan was Anna even gek als T homas en was haar uitleg over haar overleden man een metaforisch verhaal geweest. Op die manier had ze de werkelijke situatie en de bijhorende emoties niet hoeven voelen. Naderhand had
ze ongetwijfeld haar eigen genezing bewerkstelligd door de oplossing voor het metaforische probleem over te zetten naar het werkelijke probleem. ‘Jij hebt je vrouw ook nog nooit bij haar naam genoemd,’ haalde Anna hem uit zijn gedachten. ‘En waarom niet? Omdat het noemen van de naam alles oproept wat met de persoon samenhangt. Ik wil dat niet en jij wilt dat ook niet.’ Ze had gelijk. Hij zocht het te ver. ‘Mijn excuses.’ Hij dronk van de lauwe koffie en slikte de koud geworden eieren in enkele happen door. Als Anna niet naar het ziekenhuis wilde terugkeren, zou de wond gaan etteren en zou ze misschien koorts ontwikkelen. ‘Mag ik je rug even zien?’ Ze liet toe dat hij de witte nachtjapon optilde en het verband losmaakte. Dokter Donner had prima werk geleverd. Het rauwe vlees zag er ontstoken uit, maar etterde niet. Dat bracht in zijn geheugen dat hij had toegezegd om te gaan dineren. Hij moest het ergens noteren. Of Helen bellen en haar vragen dat ze hem eraan liet herinneren. Hij keek op zijn horloge. Over een kwartier zou ze de praktijk betreden en wellicht zelf contact met hem opnemen wanneer ze zag dat hij er niet had geslapen. Hij stond op en ruimde af. ‘Heb je deze ochtend iets te doen?’ vroeg ze. ‘Ik wil je helpen. Met wat dan ook. Anders zit ik me hier toch maar te vervelen.’ Spontaan dacht hij aan het opruimen van alles wat met Jennifer te maken had. ‘Ik zie je aarzelen.’ ‘Haar spullen.’ Meer hoefde hij niet te zeggen. ‘Ik heb alles een halfjaar onaangeroerd gelaten,’ liet ze zich
ontvallen. ‘Iedere dag ging ik aan zijn kleren ruiken. Tot ik er ineens overheen was en alles in een halve dag bij elkaar heb gezocht. Ik heb ook de muren laten overschilderen en alle meubels een andere plaats gegeven. Ondertussen ben ik verhuisd, maar het heeft me toen erg geholpen mijn leven opnieuw in te richten.’ Hij wilde geen halfjaar wachten. Alles wat van Jennifer was, deed hem denken aan zijn ontrouw met Helen, aan haar ontrouw met Tony, en vooral aan de indirecte suggestie die hij haar had gegeven om zich te pletter te rijden. ‘Zullen we eraan beginnen?’ Hij glimlachte. Kranige vrouw. Gewond en toch vol energie. Als hem iets dergelijks zou zijn overkomen, zou hij zich door Helen als een kind hebben laten bemoederen en een week in bed zijn gebleven. Niet alleen bij spinnen waren mannen blijkbaar het zwakke geslacht. Hij kwam overeind en klikte een schakelaar om, zodat het rolluik omhoogging. Het weer was zichtbaar veranderd. Er hing grondnevel en de hemel was bedekt met een ondoordringbaar grijs kleed. Hij keek in de richting van waar de takken van de struiken en bomen werden geduwd. Vanuit Lake Huron waaide een noordoostenwind van minstens vijf beaufort. Op het water zouden schuimkoppen staan. Jane had gelijk gehad met haar weersvoorspelling. Het zeilseizoen was afgelopen.
XVII
Robert zette zijn auto op de parkeerplaats van het St. Clair County Community College. Bij het uitstappen moest hij uitkijken waar hij zijn voeten plaatste. Er lagen grote plassen. Met zijn handen beschutte hij zijn haren tegen de neervallende druppels en begaf zich gehaast naar de Main Building. In zijn mond proefde hij de nasmaak van het middagmaal. Rond halftwaalf had hij telefonisch ingrediënten besteld en aan huis laten leveren. Anna had voortreffelijk gekookt. Bij het openen van de deur die toegang tot de collegezaal gaf, voelde hij een stekende pijn in zijn vinger. Hij had tijdens het opruimen de lijst met de trouwfoto willen verwijderen en niet gemerkt dat er nog een scherp stuk glas instak. Hij nam zich voor zijn meubels te verkopen en nieuwe aan te schaffen, zoals Anna hem had aangeraden. Bij het betreden van het podium bedacht hij dat de praktijk van Jennifer moest worden leeggemaakt en verkocht, zodat zijn leven zich weer een onbezorgd ritme zou kunnen aanmeten. Misschien wilde Anna hem ook daarbij helpen. Ze had zijn vinger ontsmet en de trouwfoto in zijn plaats in een doos gedaan. ‘Vandaag,’ zei hij tot de studenten, ‘wil ik wetenschappelijk verklaren hoe de toestand van hypnose wordt bereikt.’ Hij liet zijn blik over de rijen dwalen en merkte tot zijn genoegen dat bijna alle stoelen bezet waren. ‘Ieder mens,’ ging hij verder, ‘heeft een rechteren een linkerhersenhelft. In de linker zitten ons taalsysteem en ons ritmegevoel. Visualisatie en melodievorming zitten rechts. Onze
hersenen werken het best wanneer er beroep wordt gedaan op één eigenschap van iedere kant. Taal en beeld versterken elkaar, ritme en melodie ook. Terwijl taal en ritme elkaar tegenwerken, want het zijn activiteiten van dezelfde helft. Probeer maar eens om iets te zeggen en tegelijkertijd onafhankelijk daarvan een ritme te klappen of te stampen. Dat is moeilijker dan iets zeggen en in je hoofd een melodie horen.’ Hij richtte zich tot de bestuursleden, die met zovelen waren komen opdagen, dat ze de eerste rij bijna volledig in beslag namen. Aan de goedkeurende knikjes en bemoedigende glimlachjes kon hij afleiden dat ze hem goedgezind waren. ‘De linkerhelft domineert de rechter. Bij hypnose wordt die dominantie verlegd. Dat gebeurt ook in andere kunstvormen. Een schrijver, bijvoorbeeld, ziet in zijn hoofd personages handelingen verrichten en discussies voeren. Zijn handen zetten deze beelden om in een geschreven tekst. Zolang de beeldvorming op gang wordt gehouden, zal hij in een maximale stroom van creativiteit vertoeven. Wanneer hij zich op het linguïstische richt en zich bezighoudt met de vorm van zijn tekst of de manier van verwoorden, maakt hij zijn linkerhelft opnieuw dominant en zal zijn schrijven beginnen te haperen.’ Hij wees dokter Donner aan. ‘Mag ik u vragen op het podium te komen?’ Dokter Donner verhief zich, beklom het trapje en nam uit zichzelf plaats op de stoel die in het midden stond. ‘Wie heeft gezegd dat u mocht gaan zitten?’ vroeg Robert. ‘Ik wil dat u op één been gaat staan en u aan de leuning van de stoel vasthoudt.’ Hij wachtte tot dokter Donner de opdracht had uitgevoerd. ‘Kunt u nu met gesloten ogen van vijfhonderd aftellen door telkens drie af te trekken? Ik wil dat u ieder cijfer visualiseert en telkens een andere kleur geeft.’
Hij richtte zich tot de studenten. ‘Het komt er in eerste instantie op aan de geest van de cliënt te overbelasten, zodat hij niet meer kan letten op wat je zegt. Ook zijn verwachtingspatroon moet je doorbreken, het zal voor verwarring zorgen en het geeft onmiddellijk aan dat de therapie een breuk met het vertrouwde problematische gedrag zal betekenen. Bovendien zal iemand op één been geneigd zijn om vlug onder hypnose te gaan in de hoop te mogen rusten.’ Hij keerde zich naar dokter Donner. ‘Ik weet dat u meer kunt dan ik u nu laat doen, u bent tenslotte een vermaard chirurg. Ik wil dat u bij het aftellen niet alleen de getallen een kleur geeft, maar tegelijkertijd in voortdurende herhaling een kinderliedje neuriet.’ Er verscheen een frons op het voorhoofd van dokter Donner. Hij zette een kinderwijsje in, stopte en begon opnieuw. Deze keer bereikte hij het einde en haperde toen hij weer moest beginnen. Waarschijnlijk kon hij zich niet concentreren op het zingen en tegelijkertijd op het aftellen en het visualiseren van de cijfers. ‘De linkerhelft heeft een goed ontwikkeld taalsysteem. De rechterhelft heeft er echter ook één. Het bevindt zich in een primitief stadium en kan alleen een eenvoudige syntaxis aan. Bij patiënten met een beschadiging van de linkerhelft kunnen we vaststellen dat het rechtertaalsysteem zich vrij vlug als vervanging ontwikkelt. Op dit ogenblik heeft dokter Donner het erg druk met de taak uit te voeren die ik hem heb gegeven en is niet in staat om kritisch te luisteren naar alles wat ik hier zeg. Hierdoor zullen mijn woorden makkelijker toegang vinden tot het rechtertaalsysteem en daar worden verwerkt.’ Hij ging naast dokter Donner staan en richtte zich tot diens rechteroor. ‘Terwijl je deze opdracht… uitvoert, hoef je niet… zo exact te luisteren naar wat… ik zeg. Het is belangrijker… om af te tellen en zo dieper in… te slapen, dan om te weten… waar ik het over heb.’
Hij had de zinnen zo langzaam uitgesproken, dat de inhoud ervan gespreid was geraakt over een volledige minuut. Hij keek de studenten aan. ‘Ik heb zonet de linkerhersenhelft vermoeid. Wanneer je langzaam praat, stopt die helft met de betekenis van je woorden kritisch te onderzoeken. Hierdoor vervalt de dominantie en neemt de rechterhelft het luisteren over. Aangezien die minder ontwikkeld is, wordt de inhoud zonder bedenking opgenomen.’ Dokter Donner wisselde vlug van been terwijl hij voortging met neuriën. Robert beschouwde het als een vorm van verzet en besloot het te tolereren. ‘Wie goed heeft gekeken, zal hebben opgemerkt dat ik daarnet in het rechteroor van dokter Donner heb gesproken. De linkerhelft bestuurt het rechterdeel van het lichaam. De rechterhelft controleert alle activiteiten van de linkerkant. Alleen bij de oren is dat niet het geval. Als je dus de functies in de rechterhersenhelft wilt aanspreken, is het nodig om in het rechteroor te praten. Wie daarnet goed heeft geluisterd, heeft kunnen vaststellen dat ik alleen heb gepraat wanneer dokter Donner uitademde en heb gepauzeerd op het ogenblik dat hij inademde. Voor een gewone luisteraar is dit een vreemde syntactische opsplitsing. Aangezien de cliënt alleen kan praten op een uitademing, voelt het voor hem organisch correct aan en heeft het een rustgevend effect.’ Dokter Donner wisselde nogmaals van been. Robert draaide zijn hoofd en sprak weer in het rechteroor. ‘Terwijl je van been wisselt, kun je je afvragen of je onder de vierhonderd in een diepe trance zult zijn aanbeland, of pas wanneer je onder de driehonderdvijftig bent gekomen. En misschien voel je de behoefte om reeds eerder in te slapen, zodat je kunt stoppen met tellen en zingen en alles wat ik verlang kunt uitvoeren.’ Dokter Donner stopte met neuriën en liet zijn opgetrokken been
zakken. ‘Terwijl je been zakt, kun je een diep gevoel van voldoening ervaren.’ Hij richtte zich tot de studenten. ‘Het komt er dus op aan de linkerhelft te overbelasten en vervolgens te gaan afstemmen en leiden. Wanneer ik dokter Donner erop wijs dat zijn been zakt, zal hij dat als een waarheid ervaren en zijn beleving aan mijn stem koppelen. Als ik daaraan verbind dat hij een diep gevoel van voldoening zal ervaren, dan leid ik hem naar een toestand die ik voor ogen heb. Ik wil namelijk dat hij mijn stem gaat associëren met een positieve ervaring. En kijk maar hoe dat gelukt is.’ Dokter Donner glimlachte als een boeddha. Zijn gelaatstrekken waren ontspannen en zijn vredige innerlijk straalde zo door, dat zijn aangezicht er anders uitzag dan daarvoor. ‘Wanneer een cliënt een dergelijke staat van hypnose heeft bereikt, is het altijd nuttig om een snelle verbinding aan te leggen voor de volgende sessie. Ik ga dokter Donner zo dadelijk een woord van dertien lettergrepen in het oor fluisteren. Telkens wanneer ik dit woord tegen hem zeg, zal hij in een trance gaan: zijn ademhaling zal tot rust komen, zijn lichaam zal zich ontspannen en hij zal alles kunnen doen wat ik van hem vraag. Wel spreek ik met hem af dat ik dit woord alleen mag gebruiken in een situatie waarin hij er voordeel bij heeft en die hij zelf als passend ervaart.’ Hij boog zich naar het oor van dokter Donner en fluisterde het lange woord. In de collegezaal was het muisstil. ‘Het is een woord dat moeilijk te onthouden is, een samenstelling van lettergrepen, die geen echte betekenis heeft, maar die door de cliënt onmiddellijk zal worden herkend als het afgesproken teken. Het is belangrijk om een eigen samenstelling te maken, anders zou de cliënt bij het horen van het woord op de radio terwijl hij aan het
rijden is, onmiddellijk in trance gaan en verongelukken.’ Hij wees naar dokter Donner. ‘Deze vooraanstaande chirurg heeft me gesteund door me te assisteren. Ik wil hem hiervoor bedanken en hem vragen in zijn eigen tempo wakker te worden.’ Terwijl dokter Donner zijn ogen opende, voegde Robert eraan toe: ‘Het is, zoals jullie merken, niet nodig om de cliënt zelf aan te spreken. Ik heb al de hele tijd mijn woorden tot jullie gericht en toch heeft hij alles opgevangen als suggesties die voor hem waren bedoeld. Door me tot jullie te wenden, was het voor hem ook moeilijker om weerstand te bieden, want tenslotte had ik hem niets gevraagd.’ Dokter Donner begaf zich naar het afstapje. Robert snelde toe en tikte hem van achteren aan en sprak, op het moment dat die zijn hoofd wilde draaien, het dertienlettergrepige woord uit. In een oogwenk, alsof iemand een schakelaar had omgedraaid, vielen de ogen van dokter Donner dicht, ontspanden zijn schouders en verscheen de gelukzalige glimlach. ‘En dan kunt u nu opnieuw wakker worden en ervan genieten dat u in staat zult zijn om wanneer het passend is, deze toestand zelf op te roepen.’ Deze keer liet hij dokter Donner zijn plaats tussen de bestuursleden innemen. De deur van de collegezaal, die reeds tot op een kier was geopend, zwaaide helemaal open. Hij verwachtte min of meer dat Jane zou binnenkomen, maar het was de vriendin van Joyce. Achter haar liepen twee gespierde negers. Ze namen op de voorlaatste rij plaats. Hij speurde de stoelen af. Joyce was nergens te bekennen. Jane ook niet. In het midden zag hij wel Sarah Donner, die hem toeknikte op het ogenblik dat hun blikken elkaar kruisten. ‘Ik wil graag dat er iemand naar voren komt die bang is voor hypnose,’ zei hij. Onmiddellijk ontstond er geroezemoes in de zaal. Enkele
studenten wezen een jongen aan, die onderuitzakte. ‘Ja, kom jij maar.’ De jongen werd door de andere studenten uit de rij gestoten. Er werd gegniffeld. ‘Het is logisch dat je bang bent,’ zei hij. ‘Ik zou me ook nooit laten hypnotiseren, tenzij voor mijn eigen doelen. Dus kom maar naar voren, en terwijl je dat doet, wil ik dat je angst blijft hebben. Ik wil dat je benen slap aanvoelen en je knieën knikken. Kun je dat voor me doen?’ De jongen begaf zich aarzelend naar het podium. ‘Ik ga flauwvallen.’ ‘Heel goed,’ reageerde Robert. ‘Alleen lijkt me dat geen goede plek om flauw te vallen. Kom eerst op het podium, dan kan ik je opvangen.’ Het gezicht van de jongen trok bleek weg. Zijn onderlip trilde. Iedereen kon zien dat hij echt doodsbang was. ‘Ik wil dat je op het podium cirkeltjes loopt,’ zei hij. De jongen beklom het opstapje en begon aarzelend langs de randen te lopen. Robert wachtte tot hij enkele rondjes alleen had afgelegd en ging er toen naast lopen. Dat hield hij vijf minuten vol. ‘En dan wil ik nu dat je gewoon van de ene kant van het podium naar de andere kant loopt.’ De jongen deed het en Robert keek op zijn horloge. Hij zou er niet in slagen deze inductie af te ronden. ‘Het is bijna tijd,’ zei hij. ‘Daarom verklaar ik even kort wat ik van plan was. Het is nodig je naar het niveau te begeven waarop de cliënt zich bevindt. Als hij angstig of nerveus is, dan moet je deze toestand bevestigen en je erop afstemmen. Ik had hem al zover gekregen dat hij deed wat ik van hem vroeg, dat wil zeggen dat de samenwerking al een feit was. Het is niet nodig om iemand in een bewegingsloze staat te brengen om hem in trance te krijgen.’ Het belsignaal brak het college af en de jongen snelde opgelucht
naar zijn plaats. De twee negers en de vriendin van Joyce kwamen naar voren. Om te voorkomen dat ze het podium zouden betreden ten overstaan van de bestuursleden en de inpakkende studenten, liep hij zelf op hen af. ‘Wat brengt jullie hier?’ De negers gingen elk aan een kant naast hem staan, op een armlengte afstand. De vriendin ging voor hem staan. ‘Ik wil weten waar Joyce is.’ Hij keek haar niet-begrijpend aan. ‘Wat heb je met haar gedaan?’ Het klonk niet als een vraag. Robert dacht aan het gesprek met Melvin. Die had beweerd de opname te hebben gewist waarop Joyce het ziekenhuis verliet. Misschien was dit een leugen geweest en had ze ergens gekneveld gelegen om te worden verkracht. ‘Ik heb niets met haar gedaan,’ zei hij. ‘Ik heb gisteren op haar gewacht, maar ze kwam niet opdagen.’ Hij kon zien dat de vriendin hem niet geloofde. De negers kwamen een stapje dichterbij. ‘Ik zweer het,’ zei hij. ‘Na een halfuur ben ik doorgegaan. Misschien heeft de nachtportier haar gezien. Ik zal het navragen. Zo weten jullie tenminste of ze er nadien is geweest of niet.’ ‘Joyce laat altijd weten waar ze is en of ze veilig is thuisgekomen. Toen ze bij het ziekenhuis aankwam, heeft ze een berichtje gestuurd dat alles in orde was.’ ‘Als ik zeg dat ik haar niet gezien heb, dan is dat zo. Wie bent u trouwens om me te durven intimideren? Ik heb niet de indruk dat deze twee potige knapen hier studeren. Wie niet ingeschreven is, mag de campus niet betreden. Kunt u vragen of ze zich willen verwijderen?’ De vriendin leek van haar stuk gebracht. Als er zich een incident voordeed, kon hij haar eruit laten zetten. Aangezien ze net als Joyce
hoereerde om de studie te betalen en er dus veel belang aan hechtte een diploma te behalen, vermoedde hij dat ze het risico niet zou durven te nemen. ‘Wacht buiten,’ zei ze tegen de negers. Die bogen zich naar hem toe. ‘We krijgen je nog wel, moederneuker,’ zei de ene. ‘Als je dat maar weet,’ voegde de andere eraan toe. Daarna verlieten ze de collegezaal. De vriendin bleef met gekruiste armen voor hem staan. Ze was knapper dan Joyce. ‘Had ze nog klanten?’ vroeg hij. ‘Je was de enige.’ ‘Zou het kunnen dat ze op de avances van iemand anders is ingegaan toen ze merkte dat ik er niet was?’ ‘Ze was op tijd. Het berichtje dat ze stuurde kan dit bewijzen.’ Hij krabde aan zijn kruin. ‘Ik had de nachtportier de opdracht gegeven haar binnen te laten zonder het register te tekenen. Misschien heeft hij haar iets aangedaan en is ze daarom niet tot in mijn praktijk gekomen. Ik heb een halfuur gewacht, dat zweer ik. De nachtportier verklaarde niemand te hebben gezien en beloofde me te bellen als ze alsnog zou arriveren, want ik woon niet zover van het ziekenhuis. Hij liet niets weten. Ik ben zelf ook verrast dat ze daarnet niet gewoon achteraan naast jou zat.’ ‘Als je de waarheid spreekt, dan krijg je een gratis nummertje,’ zei ze. ‘Ik zal die nachtportier aan de tand laten voelen.’ Ze keerde zich om en liep heupwiegend weg. ‘Wat een succes,’ zei Sarah Donner, die zich afzijdig had gehouden en nu haar kans zag. ‘De hele zaal zat vol. Alle leeftijden door elkaar. Is het waar dat het uurrooster zo is opgesteld, dat leerlingen van alle richtingen de kans hebben om uw college bij te wonen?’ Hij knikte. ‘Alleen zorgt dit ervoor dat de les over drie dagen is
gespreid, wat niet altijd de mogelijkheid geeft om een aangesneden onderwerp af te ronden.’ Hij keek op zijn horloge. Kwart over drie. ‘Ik moet gaan. Ik heb zo dadelijk een sessie. Vanavond gaan we samen dineren, uw vader heeft dit geregeld. U weet ervan?’ ‘Natuurlijk,’ zei Sarah. ‘Tot straks.’ Hij liet haar achter met een glimlach die niet onderdeed voor die van dokter Donner tijdens de trance. De negers en de vriendin stonden op de parkeerplaats te overleggen. Hij wachtte tot ze zich hadden verwijderd voor hij zich naar zijn auto begaf. Er viel een zachte motregen. Het sombere weer sloot aan bij hoe hij zich opeens voelde. Zijn uitleg over de werking van hypnose was ongestructureerd geweest en hij was er niet in geslaagd het onderwerp tot een degelijke pointe te brengen. Hij had nog willen vertellen dat een trauma werd opgeslagen in beelden, geluiden en geuren. Een hypnotiseur maakte geen omwegen, hij ging naar de onmiddellijke ervaring zoeken en niet naar een verbale omzetting ervan, wat alle gesprekstherapeuten wel deden. Hij besloot zijn volgende college te benutten om aan te leren hoe een traumatische herinnering kon worden gemodificeerd en startte de auto. Hoe dichter hij het ziekenhuis naderde, hoe meer het tot hem doordrong dat de verdwijning van Joyce een probleem was waar hij een oplossing voor moest zien te vinden. Afwachten zou zijn leugens aan het licht brengen. Of was het beter niets te ondernemen en te hopen dat ze alsnog zou komen opdagen? Misschien had ze de dollars die hij haar als voorschot had gegeven, gebruikt om een dealer op te zoeken en lag ze nu ergens in een kamertje te bekomen van haar shot. Omdat de motregen in een stortbui was veranderd, parkeerde hij tegen de regels in vooraan en rende onder het gekletter van de druppels de hal binnen. In de lift bereidde hij zich voor op het weerzien van T homas. Mocht hij vertellen dat Anna zich had laten
verzorgen in het ziekenhuis? Want hoe kon ze bij die vriendin in Chicago zijn geraakt met een dergelijke verwonding? Hij had beter met haar moeten overleggen. Aan het einde van de gang stond Tony met dokter Patrick te overleggen. Geen van beiden reageerde op zijn vriendelijke hoofdknik, en toch was hij er zeker van dat ze hem hadden gezien. Dat bracht in herinnering dat hij de computer van Tony had vernield en het etentje had laten afbellen. Hij grinnikte op een volume waarvan hij zeker was dat ze het konden horen en betrad zijn praktijk. ‘Dokter Blake, u ziet er goedgehumeurd uit,’ zei Helen. Het verheugde hem dat de opeenstapeling van problemen en de mentale druk die het op hem uitoefende, geen uitwendige tekens opriepen. ‘Jij ziet er ook stralend uit,’ loog hij. Onder haar ogen waren randen te zien en haar schouders hingen naar voren. Was ze ongesteld? Of studeerde ze te hard? Misschien was er een ander probleem. Hoewel Helen zich zeer nauw betrokken toonde, had hij altijd het gevoel gehad dat hij nooit echt in haar kon doordringen. Alsof er iets was wat ze voor zichzelf hield. Hij boog zich over haar heen en keek in haar bloesje. De aanzet van haar borsten had hem altijd opgepept, nu deed het hem aan Joyce denken. En aan Jane, en aan Anna, en aan zijn moeder. En dat maakte hem neerslachtig. ‘Meneer White zit in de wachtkamer.’ Helen sloeg het cursusboek op haar bureau dicht. ‘Ik heb zijn sessie van gisteravond ingevoerd en heb ook deze sessie al op voorhand genoteerd. Van het geheel heb ik een factuur gemaakt, die morgen wordt opgestuurd.’ ‘Prima,’ zei hij. ‘Je kunt gaan.’ Ze veerde onmiddellijk op. Had zich waarschijnlijk de hele ochtend tijdens zijn afwezigheid verveeld. Vanaf volgende week zou hij
zijn verantwoordelijkheid in de gesloten afdeling weer op zich nemen en zouden al zijn oude cliënten weer op consult komen. Hij hoopte dat er zich dan tussen Helen en hem opnieuw iets van de vroegere dynamiek zou ontwikkelen. Hij wachtte tot ze haar spullen bij elkaar had geraapt en de praktijk had verlaten voor hij T homas White ging halen. ‘Meneer White?’ T homas zat ineengedoken en keek schuldbewust. ‘Ik heb geld bij me om de schade te vergoeden. En ik wil me excuseren voor mijn excentrieke gedrag. Ik had nooit gedacht dat u me nog zou willen ontvangen. Mijn dank.’ Hij veerde op en kwam met uitgestoken hand naar hem toe. Robert moest de impuls onderdrukken achteruit te springen. De vlijmscherpe nagels waarmee de huid van Anna was weggerukt, wezen zijn kant uit. Hij vermande zich en drukte de kleverige handpalm.
XVIII
Robert trok zijn hand terug. ‘Ik ben erin geslaagd de kauwgum te verwijderen. Er zijn dus geen kosten. Wel heb je me gisteren aan het schrikken gemaakt met je gedrag.’ ‘Het kwam door die drie jongens tegen de muur,’ verklaarde T homas. ‘Welke drie jongens?’ Op het moment dat hij de vraag stelde, schoot hem de dissociatieve regressie met visuele hallucinatie door het hoofd. ‘Welke invloed hebben die jongens op je gehad?’ ‘De tweede had me erop attent gemaakt dat mijn eetgedrag dat van een spin was, de derde dat mijn driemaandelijkse weigering om te eten en spontaan te vervellen daar ook mee te maken had. Dat maakte zelfvertrouwen in me los. Ik maakte u aan het schrikken met mijn beste imitatie, bevuilde uw auto en begaf me naar huis. Daar wachtte me niets dan ontgoocheling.’ Robert gebaarde naar de tussendeur. Hij wilde de sessie niet in de wachtkamer houden. T homas trippelde voor hem uit, maar zijn lijf schudde minder dan anders. Alsof er een stukje spin in hem verloren was gegaan. ‘Ga zitten,’ zei Robert. T homas nam plaats en vertelde spontaan verder. ‘Zodra ik thuiskwam, wilde ze vrijen. Ze stond me naakt op te wachten. Uit haar schede drupte vocht. Ze liep voor me uit naar de slaapkamer en
ik hoefde haar geurspoor maar te volgen. De eerste jongen had me verteld dat mijn angst voor fysiek contact te maken had met het voorval uit mijn jeugd waarin ik met mijn vader de paring van een zwarte weduwe had geobserveerd. Deze wetenschap had me niet bevrijd. Ik dacht nog steeds dat ik na de daad door Anna zou worden opgegeten of uit mezelf zou sterven. Ze werd razend toen ze het zweet op mijn voorhoofd opmerkte en trok me de slaapkamer binnen. De kleren werden van mijn lijf gerukt en ik werd op de grond gegooid. Ze kwam op me zitten, haar vulva in de richting van mijn gezicht en ze zoog me af. Ik moest mijn handen openen en ze spoog er een mengeling van speeksel en sperma in. Daarna werd ik verplicht de substantie in te brengen. Hoewel haar schede breed genoeg leek, kwam ik er niet in. Ik bleef proberen, vouwde mijn handen in alle mogelijke posities. Het lukte niet.’ Robert dacht aan zijn gelijksoortige vrijpartij gisteravond. Zijn hand had perfect in de opening van Anna gepast. T homas was kleiner. Hoe was het mogelijk dat hij er niet in was geslaagd? ‘En toen?’ ‘Ze beet me,’ zei T homas. ‘Niet hard, maar ik voelde haar waarschuwing. Ik raakte in verwarring.’ Omdat T homas meer dan een minuut pauzeerde en hij wilde voorkomen dat die in zichzelf verderpraatte, tikte hij hem tegen de schouder. ‘Wat voor verwarring?’ T homas schudde zijn hoofd heen en weer, wreef met zijn handen over zijn gezicht en onderdrukte zo de natuurlijke trance. ‘Onder de spinnen zijn er verschillende soorten,’ verklaarde hij. ‘Het mannetje maakt een web en wrijft zijn geslacht ertegenaan. Hij loost zijn sperma en zuigt het op in de bulbussen aan het uiteinde van zijn tasters. Daarna begeeft hij zich naar het web van het wijfje en tokkelt op de draden een paringslied. Hij betreedt het web en streelt
haar voorste poten om haar in een trance te brengen. Dan kruipt hij onder haar en brengt zijn tasters naar de geslachtsspleet. De bulbussen zijn als een sleutel die op het slot van het wijfje moeten passen. Zo kan er geen vermenging van de soorten ontstaan.’ Robert had met toenemend afgrijzen geluisterd. Als zijn hand in Anna had gepast en die van T homas niet… ‘Je verwarring bestond erin dat je opeens besefte dat je niet tot haar soort behoorde,’ concludeerde hij. ‘Niet helemaal,’ zei T homas. ‘Ik kwam tot de vaststelling dat zij een spin was, maar ik niet. Mijn hele leven heb ik geoefend om op de juiste manier te lopen, mijn eetgewoonte af te stemmen en mijn gehele gedrag zo gelijkend mogelijk te maken. Terwijl zij juist zo veel mogelijk probeert om er menselijk uit te zien.’ Robert liep naar het raam en trok het open. Hij had moeite om afstand van het verhaal te nemen, ondanks de krankzinnige vlucht die het nam. ‘En die verwonding op haar rug?’ ‘Verwonding? Die donkere vlek bedoelt u?’ ‘Nee, de verwonding. Ze heeft zich hier in het ziekenhuis laten verzorgen voor ze naar Chicago afreisde.’ ‘Heeft ze zichzelf verminkt?’ T homas kwam overeind. Ontzetting stond in zijn ogen te lezen. ‘Ze vertelde aangevallen te zijn door een hond.’ ‘Hoe zag die verwonding eruit?’ ‘Als een zandloper.’ ‘Dat heeft ze zelf gedaan,’ riep T homas uit. ‘Haar huid vertoont op haar onderrug een moedervlek. Omdat de vorm ervan overeenkomt met het patroon op het achterlijf van een zwarte weduwe, heeft ze die altijd verafschuwd.’ Robert begreep er niets meer van. ‘Hoe kan ze zichzelf nu op de rug hebben verwond? En waar was jij op dat ogenblik?’
Met kleine stapjes kwam T homas dichterbij. ‘Nadat ik mijn zaad tevergeefs had proberen in te brengen, werd ze razend. Ze sloeg haar nagels uit en beet me waar ze maar kon.’ Hij trok zijn overhemd open. Zijn behaarde borst was bedekt met rode striemen en etterende wonden met blauw geworden tandafdrukken. ‘Ik ben het huis uit gevlucht,’ vervolgde hij. ‘Ze moet zichzelf daarna hebben verminkt. Ze is bijzonder lenig, ze kan met haar handen makkelijk bij haar rug komen. Ze moet het vel hebben verwijderd en daarna braaksel in de wond hebben gewreven om die te ontsmetten, is het niet?’ Waanzin was weer in de ogen van T homas af te lezen en hij zweette zichtbaar. Robert deed een stapje naar achteren. ‘Die beten moeten worden verzorgd, je hebt koorts. Bovendien maak je me bang als je zo dichtbij komt.’ ‘Neem me niet kwalijk.’ T homas knoopte zijn overhemd dicht en begaf zich met hangende schouders naar zijn stoel. Hij zag er uitgeput uit, alsof de bekentenis dat hij geen spin was, hem ieder levensdoel had ontnomen. ‘Als zij het kenteken van de zwarte weduwe van haar rug heeft proberen te verwijderen, interpreteer ik dat als een poging om zich met jou te verbinden.’ T homas keek op. ‘Ja, zij wil mens worden en ik wil spin worden, dat is het drama van ons huwelijk.’ Het verhaal van T homas was in tegenspraak met dat van Anna. Die had beweerd dat T homas haar had proberen te verkrachten. Hoe kon hij T homas behandelen voor agressie en hem leren om het seksuele spel langzaam op te bouwen, als hij in zijn fantasie de werkelijkheid volledig verdraaide? ‘Telefoon.’ T homas wees naar de tussendeur. Nu hoorde hij het ook. Hij repte zich erheen. Het was een
buitenlijn. ‘Met dokter Blake.’ Op een hortende ademhaling na, was het stil aan de andere kant. ‘Met dokter Blake,’ herhaalde hij. ‘Ik ben het.’ De stem trilde en klonk zacht, maar het was zonder twijfel die van Anna. ‘Ogenblikje.’ Hij sloot de tussendeur. ‘Waar ben je? Wat is er aan de hand?’ ‘Ik ben bij je thuis, ik kan niet meer.’ ‘Stuur ik een ambulance?’ ‘Nee.’ Ze maakte een hikkend geluid. Hij veronderstelde dat ze huilde. ‘Wat is er dan?’ ‘Ik schaam me,’ bracht ze uit. ‘Ik heb T homas bedrogen. Gisteren, het had niet mogen gebeuren. We hadden niet… ik moet het hem vertellen… is hij daar?’ Uit de verhakkelde zinnen kon Robert toch opmaken dat ze van plan was het overspel op te biechten. Dat kon hij zich niet veroorloven. Hij had al genoeg problemen. ‘Blijf waar je bent. Ik rond de sessie af en kom met hem naar je toe. We zullen er dan rustig met zijn drieën over praten. Lijkt je dat een goed idee?’ ‘Ja, ik wacht hier.’ Hij hing op en dacht koortsachtig na. T homas naar zijn huis nemen en alles opbiechten, zou het einde van zijn carrière betekenen. Er restte hem geen andere keuze dan drastisch in te grijpen. Hij ging zijn ruimte binnen. T homas stond uit het raam te kijken en leek het gesprek niet te hebben opgevangen. ‘Sorry voor de onderbreking, maar mijn secretaresse is reeds naar huis en het antwoordapparaat stond niet aan.
Kun je op het bed gaan liggen en je ogen sluiten?’ T homas gehoorzaamde. ‘Anna is een grote vrouw, dat weet je. Toch is ze lenig, dat heb je me verteld. Als ze een boom was, dan zeker geen eik, want die zijn wel groot en stevig, maar niet lenig. Een balsemspar geurt heerlijk, een Canadese hemlockspar ook. Ik ben er zeker van dat zij een van deze bomen zou zijn, is het niet?’ ‘Zij is eerder als de Blue Water Bridge,’ zei T homas. ‘Groot en stevig, maar toch bestand tegen een aardbeving. Ze is de verbinding tussen twee werelden: de menselijke en die van de spinnen.’ ‘Zeer goed,’ zei Robert, die deze metafoor beter vond dan die van de bomen. ‘Anna is inderdaad als de Blue Water Bridge. Zij is groot en stevig en ze wil dat je haar oversteekt. Daarom is het nodig om straks naar je auto te gaan en je richting brug te begeven. Maar eerst moet je in een diepe trance gaan. Hoe vlugger dat gebeurd is, hoe vlugger je bij haar zult zijn, want ze belde daarnet om te zeggen dat ze naar je verlangt.’ ‘Was zij aan de lijn?’ ‘Ze wilde weten of de sessie goed verliep. Als jij ook met haar in verbinding wilt staan, moet je haar oversteken en in een trance gaan, zo diep als de brug hoog is.’ T homas ontspande zichtbaar. ‘Wanneer je trance zich verdiept, wil ik dat je arm langzaam naar boven beweegt als teken voor mij. En dan zal ik je vertellen wat zij aan de telefoon exact heeft gezegd. Ik weet dat je dat vlug wilt horen.’ Hij stopte met praten en zag hoe de hand van T homas met een schokje naar boven kwam. Er volgde een nieuw schokje. ‘Laat je hand niet vlugger naar boven bewegen dan je trance zich verdiept.’ De hand vertraagde, maar bleef met schokjes omhoogkomen.
Robert wachtte tot ook de arm mee in de lucht werd getrokken. ‘Terwijl je hand verder stijgt, kun je altijd maar beter luisteren naar wat ik zeg. Anna is niet alleen de overspanning, maar ook de pijlers van de brug. Zij is het water dat eronder stroomt en de bedding die het water diepgang geeft. En wanneer je op haar bent of onder haar, dan wil je haar vocht voelen en haar diepgang bereiken. Ons lichaam bestaat voor negentig procent uit water, dat weet je toch? Ga, en vermeng je water met haar vocht, zodat jullie een meer kunnen vormen dat de beide werelden verenigt.’ Hij wachtte tot de arm volledig verticaal in de lucht stak. ‘Zo dadelijk zal je hand dalen en naarmate die daalt, zul je leren dat een auto besturen hetzelfde is als vrijen. Je kunt een sleutel in het slot steken en de deur openen. Je kunt vervolgens de sleutel in het contact duwen en eraan draaien. De motor zal starten, maar hij zal nog koud zijn. Om beschadiging te voorkomen, zul je nog niet voluit gas geven. Je zult de parkeerplaats verlaten en de auto rustig op gang brengen. Automatisch zal er van de eerste naar de tweede versnelling worden gekoppeld, van de derde naar de vierde. Naarmate de motor warmloopt en je snelheid toeneemt, zul je verlangen om diepgang te ervaren en je vocht in haar vocht te storten.’ De arm had bijna de oorspronkelijke horizontale positie bereikt. ‘Zodra je de arm neerlegt en ontspant, zal je onbewuste weten dat je in staat bent om het te doen, ook al begrijp je niet bewust wat dat inhoudt.’ Op het ogenblik dat de hand met een schokje de laatste afstand naar het hoeslaken aflegde, wist Robert dat zijn indirecte suggestie ingang had gevonden. ‘En dan kun je nu wakker worden en je afvragen waarom de Blue Water Bridge zo aantrekkelijk is geworden, dat je er niet aan kunt weerstaan erheen te rijden, zonder dat je het antwoord hierop hoeft te
kennen.’ T homas opende zijn ogen en kwam overeind. Hij zag er versuft uit en had een geconcentreerde blik in zijn ogen. Het was alsof hij Robert niet kon zien. Zonder afscheid te nemen verliet hij dan ook de praktijk. Robert wachtte even en begaf zich vervolgens naar de zithoek tegenover de koffieautomaat en keek uit het raam. Een minuut later zag hij een behaard mannetje in een witte auto stappen en naar de slagboom rijden. Het voertuig draaide naar links, Pine Grove Avenue op, en begaf zich dus richting Blue Water Bridge. Robert hoorde het klakken van schoenzolen. Het geluid klonk eerst traag en versnelde opeens. Hierdoor realiseerde hij zich dat er iemand achter hem voorbijsloop. Hij draaide zijn hoofd en ving de glimp op van een kalende kruin. Melvin? Wat deed die hier overdag? Misschien was het iemand anders. Hij verliet de zithoek. Zonder dat de persoon zich omdraaide schoven de liftdeuren open. ‘Melvin?’ De persoon drukte op een knop en reageerde niet. De spiegel die tegen de wand van de cabine was bevestigd, weerspiegelde het betrapte gezicht van de nachtportier. De schuifdeuren gingen dicht. Robert haastte zich naar de trap. Hij moest weten wat Melvin hier deed. Met grote sprongen sloeg hij twee treden tegelijk over en belandde in de hal voor de lift er was. Aan de lichtgevende getallen kon hij zien dat de cabine op de tweede verdieping een tussenstop had gemaakt. Hij was beetgenomen. Waarom was Melvin voorbij de zithoek geslopen en waar was hij vandaan gekomen? Uit de praktijk van zijn vader of uit die van Tony? Zou Melvin het risico hebben durven nemen om zijn naam te besmeuren? Hij nam de lift naar de tweede en speurde rond. Melvin was nergens te bekennen. Misschien werd hij van hem verlost door de twee negers. Of zouden ze diens versie van de feiten juist geloven? Hij keerde terug naar zijn praktijk en pakte zijn
autosleutels. Hij moest zich bij Anna voegen en haar inlichten dat T homas weer uit zijn praktijk was weggevlucht en vreemd gedrag had vertoond. Op die manier kon hij haar voorbereiden op het tragische nieuws dat zou volgen. Telefoongerinkel hield hem tegen toen hij de deur van de praktijk dicht wilde trekken. Hij nam op. ‘Met dokter Blake.’ ‘Ik ben het,’ zei zijn moeder. ‘Ik heb je vader gevraagd om over een uur naar me toe te komen. Als je niet wilt dat ík hem over de diploma’s vertel, dan moet jij het nu doen.’ Hij legde neer en begaf zich naar de vierde verdieping. Hoe kon hij haar zover krijgen dat ze op zijn minst tot morgen haar mond hield? Zonder te kloppen betrad hij de kamer. ‘Waarom wil je absoluut dat ik vandaag…’ ‘Wens me eerst sterkte tegen de pijn,’ zei zijn moeder. ‘Ik heb de hele nacht geen oog dichtgedaan. Ik neem nu medicatie, maar er zijn veel bijeffecten.’ Hij nam het potje dat naast haar bed stond. Het bevatte pijnstillers. Wie had die aan haar gegeven? ‘Ik heb ze van je vader,’ zei zijn moeder, die zijn gedachten raadde. ‘Hij wil niet dat ik afhankelijk ben van het inzicht van een stel verpleegsters. Ik neem niet meer dan nodig is. Om het halfuur…’ ‘Om het halfuur? Weet je hoe sterk dit middel is?’ Hij merkte dat hij schreeuwde en matigde zijn stem. ‘Dit is puur vergif. Je zenuwstelsel wordt erdoor aangetast.’ ‘Wat geeft het,’ zei zijn moeder. ‘Morgen om twee uur ben ik uit mijn lijden verlost. Ik wil tot dan zo weinig mogelijk pijn voelen. Maar ik geef toe dat ik de dosis te hoog opdrijf. Ik voel me misselijk en heb last van buikloop. Volgens de verpleegsters kraam ik af en toe onzin uit. Daarom dat ik vandaag de kwestie wil regelen. Morgen ben
ik misschien te ver heen.’ ‘Ik zweer je dat ik het aan vader zal vertellen, maar niet nu. Er is iemand die thuis op me wacht. Voor morgenochtend zal ik hem hebben ingelicht.’ Ze zweeg. Hij beschouwde dit als een instemming. ‘Ik zal je vanavond komen bezoeken en de hele nacht bij je blijven. Zo hoef je niet alleen te zijn.’ ‘Ik heb geen gezelschap nodig.’ Hij wist dat ze loog aan de afgemeten toon. Straks zou hij haar een injectie geven en alle pillen uit het potje verwijderen. Het zou lijken alsof ze zelfmoord had gepleegd door een overdosis te nemen. Zijn vader zou de schuld krijgen. ‘Ik ben moe.’ Zijn moeder sloot haar ogen. Hij wist dat ze wilde dat hij bij haar kwam liggen. Hij had geen tijd. Anna zat op hem te wachten. Hij verliet de kamer. In de gang stuitte hij op een verpleegster. ‘Hoe gaat het met haar, dokter Blake?’ ‘Ze slaapt.’ ‘Ik hoorde daarnet iemand roepen. Was u dat? En hoe kan ze nu slapen? Ik dacht dat de pijn haar wakker hield.’ ‘Blijkbaar niet.’ Hij brak het gesprek af door zich naar de lift te begeven. Hij had geen tijd voor een sociale babbel. Iedere ongetrouwde verpleegster zag in hem de opvolger van zijn vader als hoofd van de bestuursraad en dus een begeerlijke weduwnaar. Hij wist dat hij maar met zijn vingers hoefde te knippen om er een aan de haak te slaan. Ook deze had tijdens het praten koket haar lippen getuit. In de auto bereidde hij het gesprek met Anna voor. Zijn leugen moest feilloos zijn. Op het moment dat hij de oprit bereikte en het grind onder de banden hoorde knarsen, wist hij dat zijn verhaal geen
verdenking zou opwerpen. Hij stapte uit en voor hij de deur had bereikt, werd ze reeds geopend. Anna viel hem huilend in de armen. ‘Hij heeft… hij heeft…’ Verder kwam ze niet. Hij maakte zich los uit de omknelling. ‘Wat is er? Hij heeft zich toch niets aangedaan?’ ‘Toch wel.’ Haar ademhaling ging gejaagd en haar ogen stonden groot. ‘Mijn god!’ Hij trok haar naar zich toe en omknelde haar op zijn beurt. ‘Hij kwam me geld geven om de schade aan mijn auto te vergoeden,’ zei hij in haar oor, zonder haar los te laten. ‘Ik weigerde het aan te nemen en wilde de therapie voortzetten. We waren nog maar net begonnen toen jij belde. Nadat ik had neergelegd, was hij verdwenen. Hij moet hebben gehoord dat jij het was en tijdens ons gesprek naar buiten zijn gerend.’ Ze rilde. ‘Mijn telefoontje, heeft het…’ ‘Wat is hem overkomen?’ onderbrak hij haar. Voor ze uiteenzette wat hij reeds vermoedde, ademde ze diep in, alsof het haar in staat stelde haar gedachten beter te ordenen. ‘Hij reed tegen de leuning van de Blue Water Bridge. Die was zo stevig dat zijn auto er niet doorheen kwam. Hij klom eroverheen en sprong in de rivier. De draaikolken hebben hem naar beneden getrokken.’ Robert kneep in haar schouder. ‘Jou treft geen schuld.’ Hij voerde haar bij de arm naar binnen. Zwarte stekeltjes deden haar huid ruw aanvoelen. Dat herinnerde hem aan wat T homas had verteld. Had Anna werkelijk de wond zelf toegebracht om de moedervlek te verwijderen? ‘Geld.’ Hij dacht dat ze over de begrafenis mijmerde. ‘Ik zal de kosten voor de kist dekken.’
‘Rijk.’ Ze zag blijkbaar aan zijn gezicht dat hij haar niet kon volgen. ‘Doordat T homas dacht na de seksuele daad te zullen sterven, had hij een levensverzekering afgesloten die alle verbeelding tart. Als niet kan worden aangetoond dat het zelfmoord was, dan strijk ik de premie op.’ Ze klonk nuchter en berekenend. Het verdriet was uit haar stem geweken en de opgewonden geschokte toestand van daarnet leek niet te hebben bestaan. Had ze hem gebruikt door te dreigen T homas in te lichten? Had ze geweten dat hij maatregelen zou nemen? Zo berekenend kon ze niet zijn. Hij moest zijn fantasie matigen. ‘Was het zelfmoord?’ vroeg hij. ‘Dat is niet zeker. Er zijn meer dan tien auto’s bij het ongeval betrokken geraakt. Een razende bestuurder wilde T homas slaan, waarna hij over de leuning klom. Althans, zo heeft de agent het verteld.’ Robert vond het vreemd dat het overlijden haar telefonisch was meegedeeld. Hoe was de politie aan haar mobiele telefoonnummer gekomen? Zijn gedachten werden onderbroken doordat Anna zijn broekriem losmaakte. ‘Niet doen,’ zei hij. ‘Het is ongepast.’ ‘Het moet.’ Ze duwde hem achterover op de bank en kwam op hem zitten. Ze trok haar nachtjapon op en begon zijn slappe geslacht naar binnen te werken. Ze had zo’n grote opening dat zijn penis de wanden niet raakte en gewoon terugviel. ‘Ik wil dat je me neemt,’ zei ze. En ze trok aan de penis alsof ze hoopte dat die, als ze maar lang genoeg probeerde, wel overeind zou blijven staan. Hij duwde haar van zich af. Ze greep hem bij de polsen vast en ontblootte haar tanden. Hij wrong zich los, duwde haar op
haar buik en draaide haar armen in een houdgreep op haar rug. Doordat hij de wond aanraakte, hapte ze naar adem. ‘Omdat je aandringt, zal ik je nemen op een manier zoals dieren het nooit doen.’ Hij wreef zijn penis tegen haar aars en bracht de zwellende eikel naar binnen. Haar darmkanaal was smal en hij kon de wrijving goed voelen. Zijn mededeling over dieren leek haar te hebben lamgeslagen. Ze vroeg zich waarschijnlijk af hoe hij erbij kwam dat ze ernaar verlangde een seksuele daad te stellen die uniek menselijk kon worden genoemd. Om te voorkomen dat ze zou inzien dat T homas hem moest hebben ingelicht, liet hij zich voorover op haar rug vallen en stootte met zijn onderlijf toe. Hij verkrachtte haar zo ruw dat de wond begon te bloeden. Hoewel de tranen over haar wangen stroomden, bood ze geen weerstand. Op het moment dat zijn zaad opstuwde, stelde hij met vreugde vast dat hij waarschijnlijk voor altijd verlost was van de manier waarop hij vroeger bij zijn moeder bevrediging had gevonden.
XIX
In de badkamer merkte Robert dat er een witte drab aan zijn penis hing. Het was een kleverige stof, die hij met zeep niet kon verwijderen. Hij moest de substantie er met zijn handen aftrekken. Eerst dacht hij een schimmelinfectie te hebben opgelopen bij de studente met het piekhaar, of bij Joyce, misschien zelfs bij Helen vorige week. Daarna veronderstelde hij dat het spinsel was, losgeweekt in de aars van Anna. Deze gedachte benauwde hem. Het was biologisch gezien onzin en hij veronderstelde dat dit soort verwarring van T homas bezit moest hebben genomen, maar dan honderd keer sterker. Misschien had de idioot, toen hij van de brug sprong, gedacht dat hij aan een nooddraad bengelde. Want spinnen hingen altijd vast, zelfs in hun web. Wanneer ze vielen, dan produceerden ze een fijne nietkleverige draad waaraan ze zich bliksemsnel lieten zakken. Dat had Anna hem verteld, na het vrijen. Alsof ze had willen zeggen dat T homas nog zou hebben geleefd als hij wat meer spineigenschappen had bezeten en wat minder zou hebben gedaan alsof. ‘Hoe staat het me?’ Hij schrok, had Anna de badkamer niet horen betreden. Ze droeg een jurk die Jennifer had toebehoord. Hij had erop aangedrongen haar wond te verzorgen en dat ze de nachtjapon zou verruilen voor een andere outfit. ‘Beeldig,’ loog hij. De jurk was te klein voor het grote lijf en stond strak gespannen.
Haar ogen waren rood. Ze had stiekem gehuild. Dat verwonderde hem niet. Ze moest veel van T homas hebben gehouden. Anders zou ze nooit de moeite hebben genomen met hem op therapie te komen. ‘Laten we gaan,’ zei hij. De benen van Anna vertoonden ontelbare zwarte stipjes. Haar huid moest wel degelijk vol zwarte haren staan wanneer ze die niet telkens zou afscheren. Een laserbehandeling van het hele lichaam was duur. Misschien kon hij een arts van het ziekenhuis overhalen Anna een goedkoper tarief aan te bieden. Hoewel. Ze zou een levensverzekering opstrijken waarmee ze alles zou kunnen betalen wat ze wenste. Eigenlijk zou hij een percentage moeten krijgen. Hij had T homas tenslotte aangezet tot de zelfmoord. Geluiden op het grind, een deur die dichtsloeg, gerinkel aan de voordeur. Robert verwachtte niemand. ‘Blijf in de slaapkamer tot ik je roep,’ droeg hij Anna op, voor hij door het spionnetje loerde. Het was Jane. Hij had haar gisteren in vertrouwen moeten nemen en voorstellen aan Anna. Dat hij de kans kreeg om dit goed te maken, verheugde hem. Hij deed de deur open. ‘Kom binnen. Ik heb nog steeds bezoek, maar je bent welkom. Anna?’ Vanuit de slaapkamer naderden voetstappen. Hij observeerde hun reactie: Jane nam Anna van boven tot onder op, Anna kneep haar ogen samen en spande haar spieren. Onbewust wisten ze van elkaar dat ze concurrenten waren. Zo had hij het graag. De dag dat er geen vrouwen meer om hem streden, wilde hij in zijn graf liggen. ‘Ik neem wel een taxi,’ zei Anna. ‘Geen sprake van, ik heb beloofd je te brengen.’ ‘Kom ik ongelegen?’ Jane keek op haar horloge. ‘Wacht hier op me,’ zei hij. ‘Over twintig minuten ben ik terug.’ Jane ging zitten op de bank waar hij nog geen halfuur geleden
Anna tot bloedens toe had geneukt en ze haalde uit haar tas een leesboekje. Als hij terug was wilde hij nagaan hoe los Jane in de kleren zat. Misschien kon hij zich aan haar te goed doen voor hij zich naar het etentje met dokter Donner en Sarah begaf. ‘Als je ondertussen iets wilt drinken, bedien jezelf.’ Hij trok de deur dicht. Omdat de zitting van de achterbank in een rechtere positie stond dan de stoel vooraan en hij niet wilde dat Anna met haar verwonding tegen de rugleuning zou belanden wanneer hij optrok, liet hij haar daarop plaatsnemen. De wolken vormden nog steeds een aaneengesloten grijze massa, maar het regenen was opgehouden. Wel bleef het winderig. De bomen werden kaalgeplukt. De verkleurde bladeren vlogen in het rond als donkere sneeuwvlokken. De rit verliep zwijgzaam, op de aanwijzingen hoe hij moest rijden na. Zou ze aanvoelen dat hij het contact voorgoed wilde verbreken? Ze had hem seksueel vrijgemaakt van de verbintenis met zijn moeder. Om te voorkomen dat hij haar als surrogaat zou gaan gebruiken, was het nodig haar niet meer te zien. Bovendien wilde hij niet dat ooit bekend zou worden dat hij met haar het bed had gedeeld terwijl ze zijn cliënte was. ‘Zet me hier maar af,’ zei ze. ‘We zijn nog maar net de Black River overgestoken.’ ‘Ik woon in de derde straat rechts. Op de kruising met 10th Avenue. Nu al naar huis gaan, schrikt me af. Ik wil wat rondhangen op de aanlegkade, de boten bekijken, mijn gedachten verzetten. T huis wachten me telefoontjes van en aan familieleden, en alles wat met T homas te maken heeft.’ ‘Begrijp ik.’ Hij remde af en liet haar uitstappen. ‘Als je hulp nodig hebt om zijn spullen op te ruimen, mag je me opbellen.’ Dat meende hij. Hiervoor wilde hij een uitzondering maken. Want
zonder haar zou hij nooit de aanwezigheid van Jennifer uit zijn huis hebben kunnen verdrijven. ‘Doe ik.’ Het portier werd dichtgeslagen. Hij keerde de auto. Anna bewoog haar weelderige lijf naar de waterkant. Een jogger vertraagde en keek naar haar kont die zich strak aftekende in de nauwe jurk. Had ze het niet koud? De wind deed haar haren opwaaien. Jammer dat hij alleen haar achterkant kon zien. Ze had ongetwijfeld stijve tepels. Misschien was zijn beslissing te voorbarig geweest en moest hij haar helpen bij haar rouwproces. Uiteindelijk was de seks met haar toch bijzonder geweest. Hoeveel vrouwen stonden toe dat je met hen aan vuistneuken deed? Waarschijnlijk deed Anna het voortdurend bij haarzelf. Hoe was die opening anders zo uitgerekt geraakt? Of zou ze er voortdurend grote voorwerpen insteken en daar bevrediging in vinden? Hij wierp nog een laatste blik op haar terwijl hij gas gaf en zag haar achteromkijken en zwaaien. Jane Austin. Nadat hij haar gisteren niet had binnengelaten om een nachtzoen te geven en ze ook niet in de les was komen opdagen, had hij niet verwacht dat ze nog het initiatief zou nemen om contact te zoeken. Haar donkere tepels tijdens de zeiltocht, de giek die hem bij het onverwachte gijpen bijna overboord had geslagen, het romantische etentje met uitzicht op de St. Clair River – de beelden schoten hem door de geest. Hoe kwam het dat hij de laatste dagen vrouwen voor het oprapen had? Konden ze voelen dat hij weduwnaar was? Hij liet de auto slippen op het grind en begaf zich naar de voordeur. Jane zat nog altijd het boekje te lezen. Ze droeg een witte broek en een strak truitje. Het geheel oogde deftig, maar te zomers voor de weersomstandigheden. ‘Ik zie dat je niets te drinken hebt genomen. Wat mag ik je
aanbieden? Ik heb alle dranken die je maar wilt, alcoholische en nietalcoholische.’ ‘Amaretto.’ Hij opende de bar en zocht de gevraagde fles. Er zat slechts een bodempje in. Jennifer had de maanden voor haar dood meer gedronken dan goed voor haar was. Wel was ze zo subtiel geweest de lege flessen te vervangen door nieuwe, zodat het minder opviel. ‘Geef me maar een port,’ zei Jane, die blijkbaar doorhad wat er aan de hand was en hem niet in verlegenheid wilde brengen. Hij schonk haar een glaasje in en nam zelf een Bourbon whiskey. ‘Anna is een cliënte van me,’ zei hij. ‘Haar man takelde haar toe en ze was bang in het ziekenhuis te overnachten. Vandaar dat ik haar onderdak heb verleend. Ik wilde niet dat je het wist omdat ik mijn licentie kan verliezen als het uitlekt.’ Zijn eerlijkheid leek haar te verrassen. Ze verslikte zich in haar drankje en kreeg tranen in haar ogen. ‘Geen probleem,’ bracht ze uit. ‘Ik kwam op eigen initiatief.’ ‘Daarstraks kreeg ze te horen dat haar man zelfmoord heeft gepleegd door zich van de Blue Water Bridge te storten. Ik wilde haar absoluut thuis afzetten. Zelfs nu weet ik niet of het goed is dat ze alleen blijft.’ ‘Heb je liever dat ik ga?’ ‘Het is niet mijn taak om bij haar te zijn. Als psychiater behoor ik geen initiatief te nemen dat tot directe betrokkenheid kan leiden. Anders dreigt het gevaar dat ik een onderdeel van het probleem word. En wanneer je er een onderdeel van bent, draag je ook de verantwoordelijkheid.’ ‘Voel je je schuldig over het onderdak dat je haar hebt geboden?’ ‘Haar man wist er niets van af. Het kan zijn zelfmoord niet hebben uitgelokt. Mijn geweten is zuiver, maar je begrijpt dat ik je hier
niet in wilde mengen.’ ‘Natuurlijk.’ Jane leunde achterover, ze had kippenvel. Waarom was ze zo licht gekleed? Was het om hem te verleiden? Opnieuw bedacht hij dat ze Jennifer waardig zou kunnen vervangen. Ze was jong, had een zelfstandig inkomen, een goed stel hersenen en een prachtig lijf. Hij beeldde zich in hoe hij met haar op het jaarlijkse personeelsfeestje zou verschijnen. Iedereen zou hem benijden. Zeker Tony. Want Jane was blank en had toch een zwart voorkomen: haar botoxlippen, haar stugge haren, haar stevige en toch wulpse structuur. ‘Waarom staar je me zo dromerig aan?’ Ze vroeg het plagerig. Leek zich terdege bewust van de uitwerking die ze op hem had. Hij boog zich naar haar toe, wilde de port op haar lippen en in haar mond proeven. Zijn voornemen faalde, want ze bukte zich en haalde twee kaartjes uit haar tasje, die ze voor zijn neus liet wapperen. Hij nam ze aan en wilde de opdruk lezen. ‘Voor de opvoering van Othello,’ zei ze. ‘Wegens succes verlengd. Vandaar dat ik nog kon bestellen. Als je morgenavond tijd hebt…’ Ze liet de uitnodiging in de lucht hangen. Hij was sprakeloos. Othello. De dood van Jennifer sloeg hem tegemoet. De zwarte figuur van Tony. De lepe Melvin die de opnames toonde. Zijn vader die de gemoederen probeerde te sussen. Liefde, jaloezie, haat en moord. Alle ingrediënten van Shakespeare waren aanwezig, alleen in een andere volgorde en in een andere context. Was het leven dat hij leidde niet meer dan een afgezwakte vorm van een Elizabethaans toneelstuk? ‘Je lijkt niet opgetogen. Neem ik te veel initiatief?’ Ze trok de kaartjes uit zijn handen. ‘Ik houd niet van musicals en voor degelijk theater moet je normaalgesproken naar Londen reizen. Ik zag het als een buitenkans.’ ‘De avond waarop Jennifer verongelukte, was ik van plan met haar naar Othello te gaan.’ Hij zag dat Jane zich wilde
verontschuldigen, maar hij was haar voor door in een snel tempo over Tony te vertellen en over de opnames die hij had gezien. ‘Haar ontrouw maakte het me onmogelijk om te rouwen,’ besloot hij. Jane zweeg. Aan haar ogen kon hij zien dat ze nadacht. ‘Weet je zeker dat je collega en zij een verhouding hadden? Misschien was hun relatie vriendschappelijk?’ ‘Een logische conclusie,’ zei hij. ‘Maar niet als je Tony beter kent.’ Hij schetste de spanningen op de afdeling. Liet vallen dat Tony dezelfde auto had gekocht. Jane luisterde met scepsis en vroeg naar details. Voor het eerst had hij het gevoel met iemand te converseren die hem niet alleen begreep, maar die ook de feiten probeerde los te koppelen van de verbanden die hij had gelegd. ‘Ik denk dat je met die Tony een open gesprek moet hebben. Je zegt zelf dat hij met jou wilde gaan eten. Het was een gelegenheid geweest uit te zoeken wat die omhelzing op de parkeerplaats te beduiden had.’ Spontaan dacht hij aan de opname waarop Jennifer een briefje onder de ruitenwisser van Helen had gestopt. Waarom hij Jane hier niet over inlichtte, wist hij niet. Hij keek op zijn horloge. Halfzeven. Helen had beloofd hem te bellen om hem aan het etentje te herinneren. Was ze het vergeten? ‘Ik moet gaan,’ zei hij. ‘Dokter Donner heeft me uit eten gevraagd. Ik denk dat hij me aan zijn dochter wil koppelen.’ ‘Is mijn gezelschap dan niet ongepast?’ vroeg Jane. ‘Of wil je zo duidelijk maken dat je niet in haar geïnteresseerd bent?’ ‘Ik had niet de intentie je mee te nemen.’ En dat was minzaam uitgedrukt. Er was geen sprake van dat ze met hem mee kon gaan. Hij moest dokter Donner op zijn minst tot na de algemene vergadering de indruk geven dat hij Sarah een opmerkelijke vrouw vond. Om zijn college te kunnen blijven geven,
was diens enthousiasme van belang. Het zou de andere leden aanzetten bij de stemming mild te zijn en hem de uren te laten behouden. Het zou voorkomen dat Tony werd aangewezen om de lessen over te nemen. ‘Gisteren heb ik je gevraagd of je lang moest werken,’ zei Jane. ‘Je liet blijken dat je laat thuis zou zijn en nodigde me uit om de volgende dag samen te gaan eten.’ Hij sloeg zich tegen het voorhoofd. Inderdaad. Woordelijk kon hij het zich niet herinneren, maar er bestond geen twijfel over dat ze de waarheid sprak. ‘Ik kan je onmogelijk meenemen.’ Kort schetste hij waarom hij dokter Donner absoluut te vriend wilde houden. ‘Ik wil dat je hier op me wacht. In de ijskast staat nog een restje van het middagmaal, genoeg om geen honger te hoeven lijden. Ik zorg ervoor dat ik om negen uur op zijn laatst terug ben. En morgen heb ik een vrije dag. Laten we gaan zeilen. Of iets anders samen doen. Of moet je werken?’ Jane keek bedachtzaam. Hij veronderstelde dat ze zijn aanbod zou afslaan. Opeens brak er een glimlach door. ‘Ik zal hier op je wachten. En morgen geen excuses. Ik eis je de hele dag voor me op. Ik zal mijn klanten afbellen.’ Wat een prachtmeid. Ze had karakter en toch was ze op het juiste ogenblik flexibel. ‘Ik laat mijn sleutels hier.’ Hiermee gaf hij aan dat ze zich niet kon bedenken en stiekem weggaan, want anders zou hij voor zijn eigen dichte deur staan. Hij boog zich voorover en trok haar hoofd naar zich toe. Hij voelde hoe ze weerstand bood. Haar halsspieren waren gespannen en ook haar lippen weken pas na enige aarzeling uiteen. Haar tong was warm en de geur van haar adem beviel hem. Onder haar truitje tasten, daar was het te vroeg voor. Ze had blijkbaar tijd nodig om te ontdooien en haar lichaam aan te bieden.
Deze eigenschap beviel hem wel. Zo was hij ervan verzekerd dat ze het niet met wie dan ook deed. Ze zou een goede vrouw voor hem worden. ‘Ik zie je straks.’ Hij trok de deur achter zich dicht en voelde zich euforisch. Gisteren Anna, vandaag Jane. Hij tastte in zijn broek. ‘Nog een paar uurtjes geduld,’ zei hij tegen zijn halfgezwollen penis. Hij startte de auto en gaf stevig gas. Het grind werd opgeworpen door de snelheid van de wielen. Geen drie straten verder ging zijn gsm af. ‘Met Robert.’ ‘Ik ben het, Helen. Wat hebt u gedaan?’ Haar stem klonk hysterisch. ‘Wat gedaan?’ ‘Ik kreeg een telefoontje van uw vader. Hij verwacht me morgen op zijn kantoor. Ik moet mijn diploma meebrengen.’ Had zijn vader ontdekt dat Helen de opleiding medisch secretariaat aan het Baker College volgde? Hij wist dat het onwaarschijnlijk was. Hij had Helen aangenomen onder haar moeders naam en haar ingeschreven voor de studie onder haar vaders naam. Er was paspoortcontrole nodig om dit te weten te komen. ‘U moet het aan iemand hebben verteld.’ ‘Ik zweer van niet.’ Opeens dacht hij aan Jane. Hij had haar tijdens de zeiltocht ingelicht. Zij kon het geheim niet hebben verraden. Ze kende niemand in het ziekenhuis, zeker zijn vader niet. Misschien had Tony er iets mee te maken. Het kon altijd dat die in zijn bureau had rondgesnuffeld en een achtergelaten cursusboek had gevonden. ‘Of hebt u het zelf aan uw vader verteld en is dit een manier om van me verlost te zijn?’ ‘Voor mij is het even lastig als voor jou. Ik heb je aangenomen,’
zei hij. ‘Het levert u hoogstens een berisping op.’ ‘Ik neem je weer aan, zodra je de studie hebt voltooid.’ ‘Dat is over een jaar. Tegen die tijd bent u me allang vergeten. Bovendien heb ik zonder werk geen geld om de studie te blijven bekostigen.’ Zelfs haar loon had amper volstaan, wist hij. Het Baker College was een privéschool. Per lesuur werd er drie keer meer aangerekend dan in het Community College dat tot de provincie St. Clair behoorde. Ze had voor het goedkoopste onderwijs geopteerd en hij had dit uit haar hoofd gepraat. Door de overkoepelende bestuursraad en de talrijke studenten die in het ziekenhuis stage liepen, was hij ervan overtuigd geweest dat na een week al zou uitlekken dat ze geen diploma kon hebben van een studierichting die ze zojuist was begonnen. ‘Ik kom vanavond naar je toe,’ zei hij. Onmiddellijk realiseerde hij zich dat het niet kon. En morgen ook al niet. Hij biechtte haar op waarom. ‘Ik zoek een oplossing, vertrouw me,’ beloofde hij alvorens op te hangen. Het ontslag van Helen kwam ongelegen. Vanaf volgende week zouden de sessies elkaar zonder onderbreking opvolgen, zoals ze altijd hadden gedaan. Hij had haar nodig om koffie te gaan halen en zijn middageten te brengen, zodat hij niet in de rij hoefde te staan. Hij moest nagaan hoe zijn vader het te weten was gekomen. Als er niet te veel mensen op de hoogte waren, zou hij geld uitdelen. Hopelijk stond het los van Tony, want die zou de zaak op de spits drijven en er maximaal voordeel uit halen. Terwijl hij de parkeerplaats van het ziekenhuis opdraaide, wist hij dat Helen erop vertrouwde dat hij een oplossing zou verzinnen en waarschijnlijk van hem hield, anders zou ze hem hebben bedreigd. Ze wist meer van hem dan wie dan ook. Op
het ogenblik dat hij uitstapte, ging zijn gsm opnieuw af. ‘Met Robert.’ ‘Je vader hier, waar zit je?’ ‘Ik ben op de parkeerplaats.’ ‘Ga onmiddellijk naar de kamer van je moeder. Ik kom ook. Dokter Donner is reeds ter plaatse.’ Hij kon niet vragen wat er aan de hand was, want zijn vader hing op. Uit de toon had hij kunnen afleiden dat er iets ernstigs was gebeurd. Hij rende de gang door en nam niet de tijd om op de lift te wachten. Hijgend bereikte hij de kamer. ‘Hij is het!’ De verpleegster wees hem aan. Dokter Donner keek op. ‘Hij kan het niet hebben gedaan, het is zijn moeder.’ ‘Weet ik, maar hij heeft haar als laatste bezocht.’ Robert liep naar het bed. Opnieuw reageerde dokter Donner vermanend op de uitlating van de verpleegster, maar hij hoorde het niet. Zijn blik was op zijn moeder gericht, die met wijd opengesperde ogen in bed lag. Pijn en verbazing waren op haar gelaat bevroren. Hij sloot haar oogleden, schudde haar hoofd zacht heen en weer om de mimiek te veranderen en vouwde haar armen voor haar borst. Hij wijzigde ook de positie van de benen, tot hij vond dat ze er vredig bij lag. ‘Wat is er gebeurd?’ Dokter Donner wees naar een lege spuit op het tafeltje naast het bed. ‘Er zat geen vloeistof in. Iemand heeft haar ingespoten met lucht, waardoor haar bloed is gaan klonteren. Een hartaanval of een hersenbloeding heeft haar van het leven beroofd. Althans, dat is mijn voorlopige diagnose.’ ‘Hij is het!’ herhaalde de verpleegster. Robert voelde een tomeloze woede opkomen. Hoe durfde ze hem
te beschuldigen? Alsof hij zich zou inlaten met het inspuiten van lucht. ‘Het is niet omdat ik daarstraks geen gezellig praatje met je wilde maken…’ ‘Hij heeft er niets mee te maken,’ nam dokter Donner het woord van hem over. ‘Ga weg en kalmeer. Ik wil dat je straks je excuses aanbiedt.’ De verpleegster ging naar buiten. Robert bedankte dokter Donner en keek naar het tafeltje. Het potje met pillen was verdwenen. ‘Ik heb het,’ zei dokter Donner, die zijn blik had gevolgd. Hij tikte tegen een zak van zijn doktersjas. ‘Heb jij haar die medicijnen gegeven?’ ‘Mijn vader.’ ‘Ik vermoedde al zoiets. Het is beter de zaak niet te compliceren.’ Robert knikte. Hij speurde zijn geheugen af. Had hij deze spuit ooit aangeraakt? Hij veronderstelde van niet. Waarom had de moordenaar die dan achtergelaten? Er zou naar vingerafdrukken worden gezocht. De dader moest er zeker van zijn dat die niet zouden worden gevonden. Maar waarom dan zo duidelijk aangeven dat het een moord betrof? Hij kon geen andere reden bedenken dan dat iemand hem of zijn vader openlijk een onherstelbare slag wilde toebrengen. Het verloste hem van zijn taak om zijn moeder eigenhandig het zwijgen op te leggen, toch voelde hij geen opluchting. Hij ging nogmaals dichter bij het bed staan en raakte haar voorhoofd aan. Ze was mooi nu ze voor altijd sliep. Hij streelde haar wangen en haar hals. Als dokter Donner er niet was geweest, zou hij naast haar zijn gaan liggen en haar enkele uren in zijn armen hebben gehouden. Voetstappen en in volume toenemende stemmen in de gang deden hem naar de deur kijken. Hoe zou zijn vader het opnemen?
XX
Zijn vader gooide de deur met zoveel kracht open, dat ze terugkaatste tegen de stop op de vloer en hij ze in zijn gezicht kreeg. Hij vertoonde geen enkele reactie van pijn en kwam binnen met gloeiende ogen en een verbeten trek om zijn mond. ‘Wat heb je gedaan?’ Robert deed een stap achteruit. Waarom werd hij beschuldigd? Dokter Donner vroeg zich blijkbaar hetzelfde af. ‘U ook al,’ liet die zich ontvallen. Achter zijn vader zag Robert een zwarte gestalte verschijnen. ‘Wat heb je gedaan?’ Robert deed nogmaals een stap achteruit, zijn rug raakte de muur. ‘Kalmeer toch. Ik weet niet wie je wat heeft aangepraat, maar ik heb er niets mee te maken. Ik ben even geschokt als jij.’ ‘Je diploma’s zijn vervalst!’ riep zijn vader. ‘Je hebt me bedrogen en belogen.’ ‘Hoe…’ Hij kon niet vragen hoe zijn vader dit was te weten gekomen, want dan zou hij bekennen. ‘Hoe durf je mij te beschuldigen? Ik denk dat ik al weet wie de aanstichter is.’ Hij keerde zich naar Tony, die in de deuropening was blijven staan. ‘Zelfs in de hel willen ze je niet, zwartgeblakerd serpent.’ Doordat Tony een donkere trui en broek droeg, leek hij op een schaduw die naderbij kwam. ‘Melvin Walsh heeft een discussie tussen u en uw moeder opgevangen,’ zei hij op een rustige en beleefde toon.
‘Hij heeft gehoord hoe ze wilde openbaar maken dat uw diploma’s vervalst zijn en hoe u haar vroeg hier nog een dag mee te wachten.’ ‘Wat Melvin heeft gehoord van achter de deur is niets dan de verbeelding van zijn eigen slechte geweten. Mijn handen zijn onbevlekt. Wat niet van jou kan worden gezegd. Je hebt een verhouding met mijn echtgenote gehad, met mijn Jennifer. Melvin heeft me hier opnames van getoond. Je hebt haar op de parkeerplaats staan omhelzen. Of dacht je dat ik dat niet wist?’ ‘Tony?’ Zijn vader raakte de zwarte gestalte op de arm aan. ‘Zeg me dat dit niet waar is.’ Er volgde een stilte. ‘Hoe kan ik geloven wat Melvin beweert, als jij mijn schoondochter tot overspel hebt aangezet?’ Uit de blik van Tony viel niets af te lezen. Hij kwam voor Robert staan. ‘Bewijs dat ik een verhouding met Jennifer heb gehad. Vraag aan Melvin de opnames. Hij zal ze niet kunnen geven, want hij heeft ze nooit gehad.’ Robert zag hierin de gelegenheid om toe te slaan. ‘Melvin toonde me de opnames en wilde dat ik hem opslag zou geven als tegenprestatie. Ik weigerde en hij zwoer zich te wreken. Blijkbaar heeft hij me vals beschuldigd en jou de opnames overhandigd. Ik zal morgen mijn diploma’s aan mijn vader geven. Hij heeft ze trouwens al gezien toen ik afstudeerde. Ik begrijp niet hoe hij tot de veronderstelling is gekomen dat die opeens vervalst zouden zijn.’ ‘Mijn god,’ bracht zijn vader uit. Robert liet toe dat zijn vader hem vastgreep en zijn hoofd tegen zijn borst legde. Het snikken greep hem aan. Nooit had hij zijn vader zien huilen. Over het grijze haar van zijn vader heen, keek hij Tony met samengeknepen ogen aan. ‘Je komt er niet van af met je te excuseren. Mij beschuldigen van de moord op mijn moeder beschouw ik als een onuitwisbare belediging.’
Hij had verwacht dat Tony schoorvoetend achteruit zou gaan en de kamer zou verlaten, maar die bleef staan met dezelfde onbewogen blik. ‘Als het een vergissing was,’ zei Tony, ‘dan ben ik belogen door Melvin. Toch zal ik de verantwoordelijkheid niet op hem afschuiven. Als uw diploma’s echt zijn, dan neem ik ontslag.’ ‘Begrijp je dan niet dat Melvin je haat?’ reageerde Robert. ‘Je hebt hem nooit goedendag gezwaaid, nooit een praatje met hem gemaakt. Uit wraak liet hij je aan de slagboom altijd langer wachten dan de anderen.’ Robert zag hoe zijn woorden tot Tony doordrongen. Voor het eerst daagde in diens ogen een glimp van onzekerheid. ‘Stop met discussiëren,’ beval zijn vader met een merkwaardig hoge stem. Hij liep naar het bed, liet zich voorover vallen op het lijk en omhelsde het. ‘Patricia,’ bracht hij uit. ‘Patricia.’ Robert vond het eigenaardig de naam van zijn moeder te horen. Zelf had hij die nooit gebruikt. Het was alsof het lijk hierdoor dat van een vreemde werd. ‘Verman u, dokter Blake,’ zei dokter Donner, ‘want we krijgen bezoek.’ Robert hoorde het nu ook: stemmen en voetstappen kwamen naderbij. Hij schoot toe om zijn vader overeind te helpen. Die wilde het lijk niet loslaten. Zijn vingers moesten met kracht worden losgewrongen. Hierdoor kon Robert niet zien wie er binnenkwam. De schok was dan ook groot toen hij zich omdraaide. De twee negers en de vriendin van Joyce vulden de deuropening, naast het bed stonden twee agenten en op een meter afstand keek een man in burgerkleding hem doordringend aan. ‘Onderzoeksrechter Collins,’ stelde deze laatste zich voor. ‘U schijnt te hebben beweerd dat Joyce Brody niet op uw kantoor is
geweest. Er is een opname met tijdsaanduiding van de parkeerplaats te mijner beschikking gesteld waarop het meisje te zien is. Uw auto staat op dat ogenblik nog op de parkeerplaats, wat bewijst dat u in het ziekenhuis was. In de papiermand van uw kantoor hebben we condooms aangetroffen. Eén daarvan is gebruikt en er zit een gat in. Hij zal voor onderzoek naar het lab worden gezonden. Bovendien troffen we onder uw bureau een papier aan met een zin die in spiegelschrift was geschreven. Het papier zou hebben toebehoord aan het vermiste slachtoffer. Gezien uw functie geef ik u de kans nu een plausibele verklaring af te leggen. Als u weigert, zal ik uw rechten opsommen en u voor verder verhoor naar het bureau nemen.’ De man had in een snel tempo gesproken. De bewijslast en het gebrek aan discretie overdonderden Robert. Hoe kon hij zich uit deze situatie redden? ‘Ze is inderdaad op mijn kantoor geweest,’ begon hij aarzelend. ‘Toen er een kennis van me werd binnengebracht met een wond op de onderrug, heb ik haar alleen gelaten en gevraagd te wachten op mijn kantoor. Dokter Donner heeft de dame in kwestie verzorgd, hij kan getuigen.’ ‘Anna White?’ vroeg dokter Donner. ‘Die werd op de spoedafdeling binnengebracht om elf uur.’ ‘Toen ik terug in mijn kantoor kwam, was Joyce ervandoor,’ vervolgde Robert. ‘De nachtportier beweerde dat ze het ziekenhuis had verlaten. Toen ik hem vroeg de opname hiervan te laten zien, bleek hij die te hebben gewist.’ Niet veel later had hij Anna naar zijn auto gebracht. Hier zweeg hij wijselijk over. ‘Ik denk dat u de nachtportier moet ondervragen,’ voegde hij eraan toe, omdat de onderzoeksrechter hem bleef aankijken alsof hij nog meer informatie verwachtte.
‘Melvin Walsh.’ Robert hoorde hoe zijn vader de naam met kracht uitsprak. ‘Hij heeft daarstraks mijn zoon beschuldigd van vervalsing in geschrifte en van de moord op zijn eigen moeder, hoewel hier geen bewijzen voor zijn. Waar is hij?’ Zijn vader keek rond alsof Melvin zich in de kamer verborgen hield. Hierdoor merkte hij niet op dat de onderzoeksrechter en de agenten rond het bed kwamen staan. Blijkbaar waren ze niet op de hoogte geweest dat de vrouw met de gesloten ogen een lijk was, want ze staarden ernaar met een mengeling van verbazing en ontzetting. ‘Gestorven na een injectie met lucht,’ verklaarde dokter Donner. Hij toonde het moordwapen. De onderzoeksrechter legde er onmiddellijk beslag op. De negers en de vriendin van Joyce traden nieuwsgierig naderbij en blikten over de schouders van de agenten. ‘Vraag versterking,’ zei de onderzoeksrechter. Robert maakte van de commotie gebruik om naast dokter Donner te gaan staan. Hij boog zich naar diens rechteroor en fluisterde het woord met de dertien lettergrepen. Onmiddellijk glimlachte dokter Donner en zijn schouders ontspanden zich. ‘Om mijn onschuld te kunnen bewijzen, heb ik een afleidingsmanoeuvre nodig. Ik zal u en Sarah eeuwig dankbaar zijn.’ Er verscheen een denkrimpel op het voorhoofd van dokter Donner. Robert wist dat hij had afgesproken dat het woord uitsluitend hypnose zou opwekken in een situatie die voordelig was voor het subject. Hij wachtte af en hoopte dat het noemen van Sarah en zijn eeuwige dankbaarheid voldoende waren om aan te geven dat hij na vrijgepleit te zijn van de beschuldigingen, een welgemeende interesse voor zijn dochter aan de dag zou leggen. ‘Heren,’ zei dokter Donner. ‘Ik was te voorbarig.’ Uit zijn jaszak
haalde hij het doosje met de pijnstillers. ‘Er is waarschijnlijk sprake van zelfmoord. Dit doosje stond naast het bed van de overledene. Ik weet niet wie het daar heeft neergezet. In ieder geval stelde het de patiënt in staat om een overdosis te nemen. Zolang er geen autopsie heeft plaatsgevonden, wil ik verzoeken geen schuldvraag te stellen. Een carrière is vlugger geschaad dan opgebouwd.’ Hij leek nog meer te willen zeggen, maar greep opeens naar zijn keel en trok de bovenste knoopjes van zijn doktersjas open. Hij liet het potje vallen. Het sprong open en de pijnstillers raakten verspreid over de vloer. ‘Een hartaanval,’ riep iemand, ‘hij heeft een hartaanval.’ De negers bukten zich om de pijnstillers op te rapen, de agenten reikten tegelijk naar de knop naast het bed, de onderzoeksrechter en zijn vader grepen dokter Donner vast, die zich opzij liet vallen en een rochelend geluid uitstootte. Robert maakte van het excellente staaltje acteerkunst gebruik: in een paar passen was hij bij de deur en verdween in de gang. Daar botste hij tegen de verpleegster op. Een vuistslag in haar plexus belette haar te roepen. De trap, de ontvangsthal, de schuifdeuren, de parkeerplaats, zijn auto, de slagboom – zijn lichaam deed alle vluchthandelingen automatisch, alsof er een noodprocedure was ingezet die niet meer gestopt kon worden. Hij liet zijn auto over de weg scheren, bedacht geen ogenblik dat dit de aandacht van de politie kon trekken. Zeven minuten later nam hij met zo’n snelheid de oprit, dat hij de grijze Buick niet bijtijds opmerkte. Hij remde, de banden slipten op het grind. Op het laatste ogenblik gooide hij het stuur om en belandde in het bloembed. Zonder de auto te verplaatsen, stapte hij uit en rende naar de voordeur. Hij belde aan en klopte tegelijkertijd met zijn vuist op het hout. ‘Jane, ik ben het, doe open!’ Hij probeerde de paniek uit zijn stem te halen, maar dat lukte
niet. Hij belde opnieuw aan en legde zijn oor tegen de deur. Hij hoorde geen voetstappen. Omdat alle rolluiken waren neergelaten, kon hij niet naar binnen kijken. Hij liep achterom. De keukendeur had vensterglas zonder gordijnen. Hij wilde naar binnen loeren, maar zijn aandacht werd getrokken door een put in de achtertuin waaruit armen en benen staken. Hij naderde, al zijn aandacht gericht op de uitstekende ledematen. Hij verwachtte het lijk van Jane aan te treffen en was dodelijk verrast toen hij het half bedolven gezicht van Joyce ontwaarde. Vliegensvlug draaide hij zich om. Niemand. Hij spiedde de tuin af. Hij moest de moordenaar hebben onderbroken tijdens zijn graafwerk. Geronk van een motor deed hem langs het pad naar de oprit rennen. Hij zag nog net de achterkant van de grijze Buick verdwijnen. Jane? Was zij de schuldige? Hij wilde in zijn auto stappen en de achtervolging inzetten, maar bedacht zich. Hij rende weer naar de achterdeur en trapte het glas en de spijlen in. Hij besefte hoeveel lawaai dat moest maken en veronderstelde dat het de aandacht van de buren zou trekken. Hij wrong zich door het gat en lette erop zich niet te snijden aan de scherpe uitsteeksels. Hij rende naar zijn studeerkamer. Zijn computer was verdwenen. In de lade vond hij zijn diploma’s. Die waren onaangeroerd. Hij stopte ze in een plastic zak. Gewapend met de documenten begaf hij zich naar de achtertuin en tilde het lijk over zijn schouders. Hij begaf zich naar zijn auto, wierp het dode lichaam in de kofferbak en stapte in. De banden slipten op de mulle ondergrond van het bloembed, kregen grip en het voertuig schoot achteruit. Hij keerde de auto, zette de versnelling in de vooruit en gaf plankgas. Sirenes in de verte kondigden de komst van de politie aan. Hij sloeg een zijstraat in en reed weg van het geluid. Hij moest nadenken. Misschien had Jane de moordenaar binnengelaten en was ze zelf om het leven gebracht. Hij had de kamers van het huis moeten doorzoeken. Of zou de moordenaar haar lijk hebben meegenomen?
Hij had niet kunnen zien wie er in de Buick was ontsnapt. Waarschijnlijk Melvin. Die had al eens de schuld van een vermoorde studente op een verpleger weten af te schuiven. Dat verhaal herinnerde hij zich nog levendig van tijdens de schaakpartij. Het zou geen tweede keer lukken. Robert bracht de auto tot stilstand en parkeerde langs de kant van de weg. Zijn signalement zou zijn doorgegeven. Over de Blue Water Bridge naar Canada vluchten, was uitgesloten. Hij kon zijn zeilboot nemen. Als hij die nadien verkocht, had hij geld om te overleven. De gedachte als voortvluchtige rond te zwerven en een andere identiteit te moeten aannemen, stond hem niet aan. Misschien kon hij de rollen omkeren. Zijn vader zou de ligplaats van de boot nooit verraden, zolang zijn schuld niet bewezen was. Als hij op zijn beurt het lijk in de tuin van Melvin begroef en de computer terugstal, dan zou een goedbetaalde advocaat voldoende zijn om vrijuit te gaan. Hij bracht de auto langzaam op gang. Hoe moest hij aan het adres van Melvin komen? Helen kon het voor hem opzoeken. En waar moest hij zich schuilhouden? Anna! Hij had haar geholpen door haar onderdak te verlenen. Nu was het haar beurt om een risico te nemen. Hij stelde vast dat hij spontaan de goede richting was uitgereden. Alsof zijn onbewuste allang had geweten wat hij ging ondernemen. Hij stak de Black River over en draaide de derde straat naar rechts. Bij de kruising met 10th Avenue zag hij aan de linkerkant een klein houten huis zonder oprit, maar met een garage. Op de postbus stond de familienaam van Anna en T homas. Hij zou vragen om zijn auto binnen te mogen zetten. Het viel hem op dat alle luiken waren neergelaten. Hij hoopte dat ze thuis zou zijn. Terwijl hij uitstapte en aanbelde, dacht hij aan Melvin. Die klootzak had ongetwijfeld ook Jane om het leven gebracht. Misschien moest hij wraak nemen. Een lijk kon niet getuigen. Dat zou de gerechtelijke procedure en zijn
vrijspraak vergemakkelijken. Alleen moest hij het subtiel aanpakken. Niemand mocht hem zien en hij mocht geen sporen achterlaten. Het moest op zelfmoord lijken, of op een ongeluk. ‘Dokter Blake?’ Anna glimlachte. Ze droeg nog steeds de nauwe jurk van Jennifer en had haar benen nog niet geschoren. ‘Ik kom een gunst vragen.’ ‘Doe maar.’ Ze gebaarde dat hij binnen moest komen. ‘Eerst wil ik mijn auto in de garage zetten, mag dat?’ ‘Die is overvol. Mijn auto staat ook buiten.’ Ze wees naar een zwarte Plymouth. Hij volgde haar naar de salon. Daar wachtte hem een verrassing. Alle wanden waren bedekt met grote plastic bakken met spinnen erin. Een vage schemerlamp verlichtte het tafereel. ‘De huisdieren,’ zei Anna, die blijkbaar zijn reactie had geobserveerd. ‘Mijn god,’ bracht hij uit. De salon was zo goed als leeg. De vochtigheidsgraad bedroeg zeker tachtig procent. Op de vrije plekken hing het behang van de muren. Hij keek in de bakken: grote harige spinnen, kleine zwarte spinnetjes, kleine rode, kruisspinnen. Hij gruwde. Hadden Anna en T homas in deze omstandigheden geleefd? Waarom deed ze de rolluiken niet omhoog en liet ze de dieren niet afmaken? ‘Het begon met enkele spinnen,’ zei Anna, die achter hem kwam staan. ‘Maar aangezien ze tot honderd eitjes per keer leggen en de vrouwtjes tot zeven jaar in leven blijven, soms zelfs langer, is de kweek uit de hand gelopen.’ ‘Zijn ze allemaal giftig?’ vroeg hij. ‘De grote hebben meer bijtkracht en hebben dus minder gif nodig om hun prooi te verlammen. De kleine zijn het gevaarlijkste. Het gif van een zwarte weduwe is twintig keer sterker dan dat van een
ratelslang. Alleen is de dosis natuurlijk in verhouding zoveel minder, dat slechts vijf procent van de mensen die gebeten worden, daadwerkelijk overlijdt. Wel kan er tijdelijk verlamming optreden. Ook de gebeten ledematen kunnen ernstig worden aangetast, want de spin brengt na het gif ook verteringssappen in.’ ‘Een gevaarlijke hobby,’ concludeerde hij. ‘T homas neemt dagelijks, ik bedoel nam dagelijks een kleine dosis gif om resistent te worden.’ Hij draaide zich naar haar toe, wilde vragen hoe ze met het overlijden van T homas omging en waarom er geen familieleden aanwezig waren. Hij bedacht dat ze met haar excentrieke levensstijl misschien geen vrienden of kennissen had en vervreemd van haar familie was geraakt. Onmiddellijk herinnerde hij zich dat T homas vaak de schoonmoeder had vermeld, dus waar was die dan? Er klopte iets niet, maar hij wist niet wat. ‘Je wilde een gunst vragen?’ zei Anna. Hij keek rond. Op enkele plastic vouwstoeltjes en een plastic tafeltje na stonden er geen meubels. Waarschijnlijk raakte alles wat van hout was, doordrongen van het vocht en begon te schimmelen. Hij nam plaats op een van de vouwstoeltjes. ‘Ik heb je reeds over mijn vrouw verteld,’ zei hij. ‘Ik heb toen verzwegen dat ze me betrapte met een studente. Ze stapte in haar auto en pleegde zelfmoord. Voor ze zich te pletter reed, belde ze naar Tony Clark, een collega-psychiater met wie ze een verhouding had, en vertelde hem dat ik haar de hypnotische suggestie had gegeven te verongelukken. Tony wilde wraak nemen. Hij vermoordde de studente met wie ik had gevreeën en begroef haar lijk in mijn tuin. Op dit ogenblik word ik gezocht door de politie. Ik wil hier blijven tot ik mijn onschuld heb aangetoond, mag dat?’ Hij had zijn leugen anders geformuleerd dan hij zich had
voorgenomen. Hij hoopte dat ze de manier waarop Jennifer was omgekomen, niet in verband zou brengen met de dood van T homas. Bovendien stond om onderdak vragen gelijk met haar medeplichtig maken. Hij stond op, leidde uit de stilte af dat zijn kans verkeken was. ‘Je kunt blijven zolang je wilt,’ zei ze. ‘Als je helpt met de garage op te ruimen, dan kun je de auto binnen zetten.’ Aangenaam verrast volgde hij haar naar een tussendeur. Die kwam uit in een halletje, waarvan de wanden ook allemaal waren gevuld met rekken waarop grote bakken stonden. Als er in de slaapkamer ook spinnen waren gehuisvest, zou hij geen oog dichtdoen. Van onder een luik in de vloer klonk geluid. ‘Wat is dat?’ vroeg hij. ‘In de kelder worden boomkikkers, vleermuizen, krekels en salamanders gehouden om de wolfsspinnen mee te voeden. Ook de bakken met de vliegen, wormen, duizendpoten en kevers voor de kleinere soorten staan daar.’ Robert gruwde en lette erop niet tegen de rekken te stoten. Hij wilde niet gebeten worden. In de garage stonden ook bakken opgestapeld. In het midden pronkte een witte auto. Hij herinnerde zich vanuit het raam van de zithoek naar de parkeerplaats te hebben gekeken en T homas in dit voertuig te hebben zien stappen voor zijn laatste rit. Of hadden ze drie auto’s? Hij draaide zich om en zag dat Anna verdwenen was. Op haar plaats stond T homas. Een grote behaarde spin met een spanwijdte van zeker dertig centimeter zat op zijn schouder. ‘Welkom,’ zei T homas. ‘Je hebt jezelf verstrikt in een web waarvan je de bewoners niet kent en hoe meer je spartelt, hoe heftiger je zult komen vast te zitten.’ Robert hapte naar adem. ‘Dat kan niet, jij bent…’ ‘Dood?’ vroeg T homas. ‘Ik ben springlevend. Als je wilt kun je
me aanraken, maar pas op voor Lucy. Of ze loopt van je weg, of ze valt aan. Een ander gedrag kent ze niet.’ Robert deed een stap achteruit en gluurde om zich heen. ‘Vind je haar niet mooi?’ vroeg T homas, doelend op het monster dat roerloos op zijn schouder zat. ‘Ik houd haar op mijn lichaam, want geen enkele plastic bak is tot nu toe sterk genoeg gebleken. Ze bijt er gewoon doorheen. En ik ben het beu haar telkens te moeten gaan zoeken.’ Robert deed een stapje opzij en voelde aan het portier van de auto, het was gesloten. ‘Toen dokter Clark daarnet belde om te zeggen dat je ontsnapt was, hoopte ik vurig dat je zou komen opdagen.’ ‘Dokter Clark?’ ‘Je bent wel een hypnotiseur, maar je opmerkingsgave is niet erg groot. Ben je niet benieuwd hoe alles in elkaar zit?’ Robert greep een plastic bak van het rek achter hem en gooide die met kracht naar T homas. Die ving de bak op, maar sloeg achterover. De spin viel op de vloer, zijn onderlijf spatte open. Robert sprong over hen heen en snelde de gang in. Daar merkte hij dat de tussendeur op slot zat. De enige keuze was het luik naar de kelder of de trap naar boven. Hij koos voor de trap, in de hoop uit het raam te kunnen klimmen.
XXI
Boven waren er twee deuren. De linker bevatte een raampje van matglas, waarachter daglicht te zien was, de rechter stond op een kier en het was er donker. Spontaan gooide hij zich tegen de linkerdeur, terwijl hij de klink omlaag drukte. Hij stormde voorover naar binnen en zag voor zich een massa witte draden, die de hele ruimte in beslag namen. In dat metersgrote web hingen allemaal kleine spinnetjes, die als mieren door elkaar krioelden. Hij kon zijn vaart niet meer afremmen en belandde midden in het web, daar waar het de vorm van een trechter had. Hij zag niets meer, de draden omsloten hem. Hij wilde roepen, maar voelde iets in zijn mond en spuwde het uit. Hij maaide met zijn armen wild om zich heen en begaf zich op goed geluk in de richting vanwaar hij gekomen was. Op zijn armen, gezicht en in zijn hals voelde hij gekriebel en af en toe een speldenprik. Hij trok de witte drab van zich af, terwijl hij ondertussen voorzichtig vooruit bleef stappen. Op het ogenblik dat hij nog half verblind de trap bereikte en naar beneden wilde gaan, kreeg hij een stevige duw. Hij wankelde naar achteren, hoorde een deur dichtgaan en een slot klikken. Geschrokken bleef hij stilstaan. Was hij in de donkere kamer? Hij veegde zijn handen af aan de binnenkant van zijn broekzakken en maakte zijn gezicht volledig vrij. Het was aardedonker om hem heen. Gekriebel maakte hem erop attent dat hij nog steeds bedekt was met het rag en de spinnen. Hij trok zijn kleren van zijn lijf en mepte met zijn handen op alles wat zijn lichaam
beklom. Met alleen zijn onderbroek en schoenen nog aan, wachtte hij tot zijn ogen aan de duisternis gewend waren. Onder de deur scheen een streepje licht, te weinig om te kunnen zien hoe de ruimte eruitzag. Gekriebel in zijn haren deed hem met zijn handen er flink doorheen gaan. Overal had hij jeuk. Was hij gebeten? Hoe giftig waren de spinnen? Het waren kleintjes geweest. Volgens de uitleg van Anna waren die het meest dodelijk. Hij bonkte met zijn handen op de deur. ‘Laat me eruit! Help!’ Hij luisterde. Beneden klonken stemmen. Er was een discussie aan de gang. Op zijn geroep werd niet gereageerd. Uiteindelijk klonken er toch stappen op de trap. ‘Je had waarschijnlijk niet gedacht dat er spinnen zijn die in een commune leven,’ zei T homas vanachter de deur. ‘In de wouden beslaan hun webben soms honderd vierkante meter. Bomen en struiken raken ermee overdekt.’ ‘Ik ga dood.’ ‘Een beetje koorts, meer zul je voorlopig niet krijgen,’ stelde T homas hem gerust. Zijn stem kreeg opeens een andere klank. Er klonk haat in door. ‘Je hebt Lucy vermoord en daarvoor zul je boeten.’ ‘Jij joeg me schrik aan,’ verdedigde Robert zich. ‘Een val van twintig centimeter kan het achterlijf van een wolfsspin al doen openbarsten,’ ging T homas verder, alsof hij het weerwoord niet had opgevangen. ‘Met vloeibaar verband zijn de wonden soms te helen. Maar meestal sterven de diertjes. Al hun vitale lichaamsdelen zitten in het achterlijf. Wist je dat?’ ‘Je spinnen interesseren me niet!’ riep Robert. ‘Laat me hieruit.’ Het werd stil aan de andere kant. Hij realiseerde zich dat hij Anna te spreken moest zien te krijgen of proberen uit te zoeken wat T homas met hem van plan was. ‘Ik wil weten wat dokter Clark
hiermee te maken heeft.’ ‘Ben je dan toch nieuwsgierig geworden?’ klonk het vanachter de deur. ‘Eerst kwamen we bij je vader terecht. Die verwees ons naar dokter Clark. Omdat het onderhouden van mijn schatjes zoveel geld kost, heb ik onmiddellijk bij het binnenkomen gezegd dat ik niet in staat was de consulten te betalen. Toen deed dokter Clark een voorstel. Hij wilde ons geld geven als we bij jou in therapie gingen. Hij vertelde over je verbluffende resultaten, maar vermeldde er wel bij dat je naar alle waarschijnlijkheid je vrouw had omgebracht met een indirecte suggestie. Hij drong er bij ons op aan dat we alle gesprekken zouden opnemen. Anna wilde niet op het voorstel ingaan. De geldsom was hoog en dokter Clark hamerde erop dat de opnames bewijsmateriaal konden vormen om het vermoeden van moord te staven. Om het gevaar voor onszelf te minimaliseren, raadde hij ons aan voor het naar huis rijden altijd de opnames te beluisteren. Toen ik naar links reed, ging ik aan de oever van de St. Clair River op een parkeerplaats staan en hoorde hoe je me de indirecte suggestie had gegeven tegen de Blue Water Bridge te rijden en in het water te springen. Op die manier kon ik weerstand bieden. Voor ik je aan de politie overlever, ga ik me met je amuseren.’ Voetstappen verwijderden zich. Robert dacht koortsachtig na. Als Melvin en Tony samen een complot hadden gesmeed, dan was de val dichtgeslagen. In zijn dagboek stond de manier waarop hij Jennifer had omgebracht en Joyce had geneukt. De opname van T homas zou bevestigen dat hij er niet voor terugschrok zijn cliënten om het leven te brengen. Hierdoor zou het vermoeden toenemen dat hij Joyce had vermoord. Samen met de vervalste diploma’s was dat voldoende om hem levenslang te bezorgen. ‘Anna?’ Hij legde zijn oor tegen de deur. ‘Anna!’ T homas moest haar vanuit de auto hebben gebeld en hebben
verteld dat hij de indirecte suggestie had gekregen om zelfmoord te plegen. Anders zou ze niet hebben gehuild en over de levensverzekering zijn begonnen. Het was één grote komedie geweest. Hij hoorde voetstappen naar boven komen. ‘Anna?’ ‘Wat zit je te roepen?’ vroeg T homas. ‘Ik heb een verrassing voor je. Zo dadelijk laat ik een aantal zwarte weduwen onder de deur los. Met wat geluk kun je ze pletten met je voeten, als je tegenslag hebt, verdwijnen ze in de duisternis en vind je ze niet meer terug. Maar geen paniek, zij vinden jou. Ze hebben de gewoonte om zo hoog mogelijk een web te maken. Wanneer ze gestoord worden laten ze zich vallen. Op die manier loop je de kans dat ze op je hoofd terechtkomen of in je hals.’ Robert kreeg niet de mogelijkheid T homas tot rede te brengen. Een aantal kleine zwarte spinnetjes van nog geen anderhalve centimeter kropen onder deur. Hij was te verrast om ze te vertrappen en zag ze uit de lichtspleet in het donker verdwijnen, zijn kant uit. Hij deed een aantal stappen naar achteren en stak voorzichtig een arm uit. Hij raakte de muur aan. Blijkbaar was deze kamer leeg. Of niet? Hij tastte met zijn handen de muren verder af. Bedacht opeens dat zijn kleren nog op de grond lagen. Hij greep in het rond, raapte zijn broek op en haalde er zijn autosleutels uit. Onmiddellijk gooide hij het kledingstuk neer, want iets liep over zijn hand. Hij blies krachtig en verwijderde het beest. De zwarte weduwen zouden de kleinere spinnen verschalken, dus moest hij uit de buurt van zijn kleding blijven. Met de sleutels in zijn hand begaf hij zich naar de deur. Hij liet zijn voeten een danspasje op de vloer maken, met de bedoeling zo veel mogelijk zwarte weduwen en ander ongedierte te verpletteren of te verjagen. Bovendien wilde hij zo voorkomen dat de spinnen langs zijn schoenen en kousen omhoog zouden kruipen.
‘Dokter Blake?’ Het was de stem van Anna. ‘Ga naar beneden. Ik wil je hier niet zien.’ ‘Anna!’ riep Robert uit. ‘Als onze nacht iets voor je heeft betekend en de vrijpartij die we hadden voordat ik je afzette enig belang voor je heeft gehad, haal me hier dan uit.’ Er viel een stilte. Robert besefte hierdoor dat T homas geen weet had van de affaire. ‘Ik heb haar geneukt en mijn hand paste in haar!’ riep hij uit. ‘Je bent een loser, T homas. Ík ben het mannetje waarop zij heeft gewacht.’ ‘Onzin,’ zei T homas. ‘Ze logeerde bij een vriendin in Chicago.’ ‘Ze heeft in mijn huis geslapen. Ik heb mijn zaad ingebracht en haar bevrucht.’ ‘Je praat na wat ik je tijdens de sessie heb verteld.’ ‘Ik heb haar in haar kontgat geneukt en er hing een witte drab aan. En als ze werkelijk bij een vriendin was, waarom stond haar zwarte Plymouth dan voor de deur? Of dacht je dat ze met een ziekenwagen naar Chicago was gereisd? Ze heeft je bedrogen. Je weet het, maar je durft het niet in te zien. Je bent een lafaard.’ Robert voelde een zachte kriebel op zijn scheenbeen. Hij trappelde wild met zijn voeten. Sprong in het rond. Het gekriebel bleef. Hij sloeg met zijn hand en plette iets. Een stekende pijn maakte hem erop attent dat hij gebeten was. Hij kon niet nagaan of het een zwarte weduwe betrof of een van de andere spinnetjes. ‘Laat me eruit, ik ben gebeten.’ ‘Je verdiende loon,’ klonk een stem laag bij de deur. T homas moest zich onderuit hebben laten zakken. ‘Het gif blokkeert de transmissie van zenuwimpulsen naar de spieren. Er zal stijfheid en kramp optreden. Het stimuleert de neurotransmitters acetylcholine en noradrenaline in die mate dat er verlamming van het sympathische en
parasympathische zenuwstelsel optreedt. Als dokter moet je weten wat hiervan de gevolgen zijn.’ T ussen het uitspreken van de technische termen had er een ingehouden snikken weerklonken, dat nu veranderde in een soort van klagend geluid. Robert wist dat er door de ontrouw van Anna een wereld voor T homas verloren ging. Hij kon het zich niet aantrekken, hij stampte weer met zijn voeten om te voorkomen dat hij een tweede maal beklommen en gebeten zou worden. Anna had gezegd dat slechts vijf procent van de mensen stierf. Zolang het bij deze beet bleef, had hij kans te overleven. ‘Ga uit de weg.’ Het was de stem van Anna. ‘Ik wil niet dat je hem vrijlaat.’ Het licht onder de deur viel weg. T homas lag er waarschijnlijk ineengedoken tegenaan. ‘Laat hem eruit.’ ‘Nee.’ Geluiden van een gevecht weerklonken: gegrom, gegil, kreten, en vooral slagen en zelfs het knakken van ledematen. De lichtstreep keerde terug en het slot van de deur klikte open. Anna trad binnen. Doordat het licht van achter haar kwam, leek ze op een grote zwarte vlek. ‘Bedankt,’ zei hij. Inwendig was hij razend op haar. Ze had hem bedrogen door samen te spannen met Tony en het had niet veel gescheeld of ze had hem aan de waanzin van T homas overgelaten, wiens wederopstanding en gruwelijk spelletje met de zwarte weduwen zijn dood hadden kunnen betekenen. ‘Ben je echt gebeten?’ vroeg ze. Hij knikte en wees naar zijn rechterscheenbeen. Ze ging op haar knieën zitten en bevoelde met haar vingertoppen de lichte zwelling. Hij keek angstvallig in het rond, klaar om haar overeind te trekken.
De zwarte weduwen waren nergens te bekennen. Misschien hadden ze zich teruggetrokken in de spleten en kieren van de muren. Ook zijn kleren lager er stil bij. Er was wel rag op te zien, maar geen beweging. Had hij zich de beten verbeeld? Hij bekeek zijn armen. Rode puntjes. Hij deed een stap achteruit en voelde nu zelf aan het knobbeltje op zijn scheenbeen. Het leek alsof hij door een wesp was gestoken. ‘Waarom heb je hem niet tegengehouden?’ vroeg hij. ‘Ik heb altijd het beste met je voorgehad.’ Hij voelde de aandrang haar te slaan. Het vermoeden dat ze sterker was dan ze eruitzag, weerhield hem. Had ze T homas van de trap gezwierd? Of bewusteloos gemept en in de kamer ernaast in het grote web gegooid? Een donderend geluid beneden maakte een einde aan zijn gissingen. Gealarmeerd kwam Anna overeind en rende de trap af. Hij volgde haar op de voet. In de salon stond T homas, zijn rechterarm hing in een vreemde houding, was blijkbaar uit de kom gerukt. Ook zijn linkerbeen moest gewond zijn, want er lekte bloed uit de broekspijp. ‘Wraak.’ T homas liet zijn ogen in tegengestelde richtingen rollen, greep een rek en rukte het van de wand. De plastic bakken donderden op de vloer. Spinnen in alle formaten zochten zich een weg. Ze beten elkaar, sprongen over elkaar heen. T homas hinkte naar de andere kant van de salon en trok ook dat rek omver. Spinnen kropen op zijn lichaam naar boven en beten hem. Hij leek het niet te voelen. Deze zelfmoordwaanzin deed Robert naar adem snakken. Hij week achteruit. Anna hield hem tegen. Hij draaide zich om en verstijfde. In de hal kroop een groep wolfsspinnen naar hen toe. Het geluid dat ze boven hadden gehoord, was het vallen van de bakken in de garage geweest. Ze zaten in de val: omsingeld door honderden soorten. ‘Volg me,’ zei Anna. Ze greep een plastic bak, schudde die leeg en sloeg ermee op de vloer. De trilling deed sommige spinnen
terugschrikken, andere aanvallen. Anna plette de dieren met haar voeten en de bak. Maakte zo een baan vrij van een armlengte breed. Robert volgde haar op de smalle strook. Opeens zag hij een spin razendsnel komen aanlopen en een sprong maken van een halve meter. Het dier klauwde zich vast in Anna’s kuit, beet en liet zich daarna vallen. Robert wist dat hij de uitgang nooit zou halen. De spinnen bewogen zich achter en voor hem en de actie van Anna bleek te gering om de krioelende massa weg te houden. In een impuls gaf hij Anna een stoot in de rug. Ze viel voorover. Hij liep over haar rug, zette zich af op haar hoofd en bereikte met een grote sprong de voordeur. Hij rukte die open en draaide zich om. T homas hing verlamd onderuit tegen een rek. Een grote spin kroop in zijn openhangende mond om zich daar te nestelen. Anna lag bewusteloos op de grond. Over haar lijf liep de horde wolfsspinnen. Ze waren bezig draden over haar heen te spannen en haar in te kapselen. Robert zag bij de deur twee ongeschonden bakken staan. Zonder te weten waarom, tilde hij die op en rende ermee naar zijn auto, de deur van het huis openlatend. Hij plaatste de bakken in zijn bagageruimte bij het lijk en kroop achter het stuur. Zweet liep van zijn voorhoofd naar zijn ogen en ontnam hem het zicht. Hij startte toch de auto en reed weg, maar een straat verder moest hij reeds halt houden en zijn voorhoofd afwissen. Hij voelde kramp in zijn buik en zijn klieren waren gezwollen. Kwam het door de kleine spinnetjes? Of was hij toch gebeten door een zwarte weduwe? Hij hoopte dat hij niet door de politie zou worden aangehouden. Iemand die in zijn onderbroek rondreed, kon alleen een gek of een voortvluchtige zijn. Hij bracht de auto opnieuw in beweging en reed gehaast naar het huis van zijn ouders. Hij parkeerde aan het einde van de lange oprijlaan en moest zich vasthouden bij het uitstappen. Hij voelde aan zijn gezicht. Het was gezwollen. Hij liep
rond het langwerpige huis, dat gebouwd was met ambachtelijke stenen, geïmporteerd uit Lyon. De prijs die zijn vader hiervoor had betaald, tartte de verbeelding. Volgens de aannemer was iedere steen uniek door de variatie in de samenstelling en het verschil in baktemperatuur dat was gebruikt. De lichtafwijkende kleuren gaven het huis een levendige aanblik, wat de hoge kosten te verantwoorden maakte. Robert bukte zich moeizaam en pakte de reservesleutel van de achterdeur die al sinds zijn kindertijd onder de bloempot lag. Zijn onderkaak maakte spastische bewegingen en zijn oogleden waren gezwollen, zodat hij amper iets kon onderscheiden. Toch slaagde hij erin de sleutel in het slot te krijgen. Hij ging naar binnen en liep naar het kleine kastje tegen de muur. Half op de tast drukte hij de cijfercode in om het alarm uit te zetten. In de woonkamer greep hij de telefoon en toetste het nummer van zijn vader in. ‘Met dokter Blake.’ ‘Pa, ik ben het.’ ‘Ogenblikje.’ Hij veronderstelde dat zijn vader zich verwijderde. Even later klonk diens stem, fluisterend. ‘Robert? Waar zit je?’ ‘Bij je thuis. Ik ben waarschijnlijk gebeten door een zwarte weduwe. Breng me een serum.’ ‘Ik kom eraan.’ Robert legde neer en zakte onderuit. Zijn buik vormde een plankachtige abdominale muur. Hij hoopte dat hij zich niet had vergist. Hij wist genoeg van spinnen om te weten dat ze ieder een gif hadden met een andere samenstelling. Als de verschijnselen niet door de beet van een zwarte weduwe waren veroorzaakt, dan zou het serum niet werken.
Terwijl hij wachtte, dacht hij na over de moord op zijn moeder. Wie had haar zuurstof ingespoten en waarom? Er was maar één verklaring mogelijk: Melvin moest het hebben gedaan met de bedoeling hem weg te lokken van zijn huis om zo ongestoord het lijk te kunnen begraven. Een tactiek die bijna geslaagd was. Als dokter Donner geen hartaanval had gesimuleerd, zou hij ongetwijfeld door de onderzoeksrechter voor verhoor zijn meegenomen. De vermoorde studente zou het bewijs van alle verdenkingen zijn geweest. Tegen dat zijn vader arriveerde was zijn middenrif verlamd. Hij kreeg geen lucht meer en kon geen woord uitbrengen. Zijn vader spoot onmiddellijk het serum in. De werking liet te lang op zich wachten: hij verloor het bewustzijn met de gedachte dat zijn vader nooit de waarheid over hem zou kennen, en dit kwam hem ondraaglijker voor dan het idee te zullen sterven. Hij zat in zijn studeerkamer achter zijn computer. Zijn vingers tikten geen woorden, maar een ritme. Wat er op het scherm verscheen was dan ook wartaal. Het ritme wond hem op. Door de snelle beweging van zijn vingers leken zijn handen op spinnen die een paringsdans uitvoerden. Het klavier vibreerde en kreunde onder het getokkel, maar het geluid was te zacht om de voetstappen die naderbij kwamen te overstemmen. De geur van wilde papaver drong in zijn neus. Hij hoefde zich niet om te draaien om te weten wie er achter hem stond. ‘Lieveling.’ Hij huiverde. Het klonk als moordenaar. Zijn handen verkrampten. Het ritme raakte uit balans, had iets van een dametje dat struikelde en haar lichaam achterna probeerde te hollen. Hij draaide zich om. Jennifer droeg een wit gewaad doorweekt van het bloed, haar hoofd was uit elkaar gebarsten, hersenvocht sijpelde als speeksel van haar kin. Haar ogen waren intact en namen hem onbewogen op.
‘Wat kom je doen? Je behoort hier niet te zijn.’ ‘Ik ben nooit weg geweest.’ Haar mond vertrok tot iets wat op een glimlach leek. ‘Wat schrijf je?’ ‘Ik vul mijn dagboek aan.’ Ze boog zich naar het scherm. De wartaal was veranderd in een doorlopende tekst. ‘Feiten, gedachten en inzichten. Geen gevoelens. Het viel me al op toen ik je dagboek de eerste keer las. Alle mensen waarover je schrijft blijven op afstand. Alsof je niet in staat bent je in te leven.’ Hoewel ze op geen tien centimeter van hem vandaan stond, durfde hij haar niet aan te raken. Hij was bang dat ze van vlees en bloed zou blijken te zijn. Of erger: een lijk. Hij rilde en omarmde zichzelf. Hoe kwam het dat zijn lichaamswarmte was verdwenen? ‘Dat vreemde koppel,’ zei ze. ‘Hun geëscaleerde identificatie met spinnen, hun dood. Het is een metafoor voor je eigen toegenomen onmenselijkheid en je eigen onafwendbare lot.’ Waar had ze het over? Hoe kon ze afweten van Anna en T homas? ‘Wat je schrijft is de spiegel van je ziel,’ zei ze. ‘Geen gevoel. Geen gevoel. Geen gevoel.’ Ze herhaalde het en zette telkens een stap achteruit. Bij de deur gekomen veranderde ze in zijn moeder. Hij stelde zich geen vragen bij deze transformatie, sprong op en strekte zijn armen uit. ‘Mama, ik wil voelen.’ Zijn moeder lachte, maakte een pirouette die maar net tussen de deurstijlen paste en haar lichaam werd wazig. ‘Ik wil voelen.’ Hij liep op haar af. ‘Je moet wachten tot ik slaap.’ ‘Ik wil dat je me aanraakt, uit jezelf, zonder dat ik het moet vragen.’
Ze lachte opnieuw, maakte weer een pirouette en veranderde in een schim. Hij sloeg zijn armen om haar heen en drukte haar tegen zich aan, maar voelde niets. Het eerste dat hij zag, was zijn computer die op de tafel stond opgesteld. Het tweede was het sombere gezicht van zijn vader. Hij voelde zich misselijk, maar was in staat overeind te komen. ‘Jennifer,’ zei zijn vader. ‘Is het waar?’ Ontkennen had geen zin, dat merkte hij aan de manier waarop de vraag was gesteld. Zijn vader leek uit zijn mond te willen vernemen wat hij al wist. ‘Ik heb haar een indirecte suggestie gegeven,’ gaf hij toe. ‘Voor haar dood belde ze moeder op en vertelde dat mijn diploma’s vervalst waren. Ze belde ook met Tony, liet hem weten dat ik haar had gehypnotiseerd en reed zich toen te pletter. Ze kan dus niet in een trance zijn geweest. Het was zelfmoord.’ ‘Denk je nog steeds dat Tony en zij een verhouding hadden?’ ‘Moet wel. Waarom belde ze hem anders op? Herinner je je de stilte die viel toen je hem de vraag stelde? Dat was een overduidelijke bekentenis.’ Zijn vader reageerde niet. Zijn ogen stonden glazig. Waarschijnlijk overdacht hij het vertrouwen dat Tony jarenlang had genoten en ervoer opnieuw de schok te moeten ontdekken dat hiervan misbruik was gemaakt. ‘Je moeder,’ vroeg zijn vader, die zichzelf wakker leek te schudden, ‘heb je haar ingespoten met lucht?’ ‘Ik vermoed dat Melvin Walsh het heeft gedaan, de nachtportier. Terwijl wij rond het bed stonden, nam hij de gelegenheid te baat om het lijk van de vermiste studente in mijn tuin te begraven.’ Zijn vader wees terloops naar een bundeltje kleren naast de computer en streek met een zucht langs zijn grijze haar.
Zijn imponerende verschijning, waarmee hij jarenlang een vanzelfsprekend gezag had uitgeoefend, was verdwenen. Hij leek op een verwarde oude man, die met zijn vragen probeerde de werkelijkheid te achterhalen van iets waarvan hij het bestaan liever ontkende. ‘Waar is het lijk van de studente?’ ‘In de kofferbak van mijn auto.’ ‘Klopt het dat je met haar seksuele omgang hebt gehad?’ Hij slikte. De moord op Jennifer bekennen had als een opluchting gevoeld. Toegeven dat hij misbruik van zijn positie had gemaakt, zou hem op gelijke voet met Tony stellen en dat wilde hij niet. ‘In haar lichaam zullen genetische sporen van me terug te vinden zijn,’ antwoordde hij ontwijkend. Dat hij in haar had geplast, hield hij voor zich. Hij wilde zijn vader niet meer shockeren dan nodig. ‘De politie is op zoek naar Melvin. Hij heeft twintig jaar in de gevangenis gezeten voor een ongewapende overval met poging tot verkrachting. Ik heb hem aangenomen op verzoek van Tony. Hij wilde Melvin de kans geven een normaal leven te beginnen. Toen er vijf jaar geleden een studente werd vermoord, wilde ik hem onmiddellijk ontslaan. Tony haalde me over om te wachten tot het onderzoek was afgerond. Het lijk werd in de tuin van een verpleger gevonden.’ Het luchtte Robert op dat zijn vader Melvin leek te verdenken van de vroegere moord. Hieruit kon hij afleiden dat hij de versie van de huidige feiten geloofde en zijn onschuld niet betwistte. Dat gaf hem het gevoel vrijer te kunnen ademhalen en het spervuur van schuldvragen als minder bedreigend te ervaren. ‘Tony en Melvin.’ Hij zocht zijn geheugen af naar een verband tussen beiden. Ondertussen trok hij de kleren aan. Het overhemd was te nauw, de broek te kort. Zijn vader was dan ook een achttal
centimeter kleiner. ‘Melvin werd in een pleeggezin geplaatst toen hij dertien jaar oud was,’ verklaarde zijn vader. ‘De familie van Tony?’ ‘Inderdaad. Tony was tien jaar ouder. Hij volgde de Medical School aan de Michigan University en had weinig contact met Melvin. De jongen pleegde de overval toen hij zeventien was, waarschijnlijk uit solidariteit met zijn natuurlijke vader en oudere broers die reeds in de gevangenis zaten. Doordat de overval gepaard was gegaan met poging tot verkrachting, kreeg hij twintig jaar. Op zijn zevenendertigste kwam hij vrij. Tony vroeg me om hem aan te nemen als nachtportier. Er werd afgesproken dat Melvin aan niemand mocht vertellen dat hij een strafblad had en een adoptiezoon van de familie Clark was geweest.’ Robert realiseerde zich dat hij nooit zo open met Melvin zou zijn omgegaan als zijn vader hem eerder op de hoogte had gebracht van deze feiten. De moord op Joyce en zijn moeder had voorkomen kunnen worden. Anderzijds begreep hij dat zijn wankele verhouding met Tony had verhinderd dat zijn vader hem in vertrouwen nam. Tony had Melvin blijkbaar willen helpen, maar was tegelijkertijd bang geweest dat diens verleden een smet op zijn eigen carrière zou kunnen werpen. Dit had bij Melvin wrevel gewekt. ‘Melvin was kwaad op Tony,’ concludeerde hij, ‘omdat die hem geen goedenavond wenste. Hij toonde me daarom de opnames waarop Jennifer bij Tony in de auto stapte.’ ‘Die opnames zijn zoek,’ zei zijn vader. ‘Melvin trouwens ook. Zijn huis wordt geobserveerd. Hij blijft verdachte nummer twee.’ Robert keek zijn vader gespannen aan. ‘Heb je de politie gebeld terwijl ik bewusteloos was?’ ‘Ik wil dat je naar Canada gaat. Neem je zeilboot.’
‘En mijn computer,’ Robert wees ernaar, ‘hoe ben je daaraan gekomen?’ ‘Hij stond op mijn bureau in de praktijk opgesteld. Het dagboek was geopend op de passage waar Jennifer de inductie kreeg. Er is ongetwijfeld een back-up van gemaakt. Je moet vluchten. Ik weet dat je met hypnose niemand kunt doden, tenzij die persoon reeds suïcidaal is. Een rechter zal dit inzicht niet hebben en een publieksjury verklaart je zo goed als zeker schuldig. Je weet hoe onkundig en bang mensen zijn wanneer het over hypnose gaat. Ze denken dat je hun wil kunt overnemen, terwijl je niet meer kunt doen dan die versterken of afzwakken. Je dagboek zal je levenslang bezorgen.’ Zou Melvin de computer hebben opgesteld? Diens kennis van software moest voldoende zijn om een code te kunnen kraken. Het leek alleen onlogisch dat hij het ziekenhuis ongemerkt had kunnen betreden, zeker nu hij gezocht werd. Hij dacht aan Jane. Leefde ze nog? Haar aandeel in het verhaal bleef hem onduidelijk. ‘Ga nu,’ drong zijn vader aan. Robert begaf zich naar de deur, wist niet hoe hij zijn vader moest bedanken. Zoveel inzicht en kalmte had hij niet verwacht. Het bevestigde dat zijn vader uitermate intelligent was. ‘Ik heb nog een rekening te vereffenen.’ ‘Laat dat,’ zei zijn vader. ‘Vlucht voor het te laat is. Op dit ogenblik heb je nog geen bloed aan je handen kleven, ook al ben ik de enige die dat gelooft.’ Robert opende de deur. ‘Hoe ben je aan die beet gekomen?’ wilde zijn vader nog weten. ‘Vertel ik later.’ De affaire met Anna en T homas en de omkoperij van Tony was een te lang en te gecompliceerd verhaal. Het herinnerde hem aan de opnames. Was Tony reeds in het bezit van de zelfmoordsuggestie die hij T homas had gegeven? Of lag de opname
ergens tussen de spinnen? ‘Voor je gaat,’ hield zijn vader hem tegen, ‘wil ik dat je vertelt waarom je die diploma’s hebt vervalst.’ ‘Ik raakte gefascineerd door hypnose. Tegelijkertijd wilde ik je niet ontgoochelen. Er was niemand behalve ik die je levenswerk kon voortzetten.’ Zijn vader knikte en had tranen in zijn ogen. Het zou jaren kunnen duren voor ze elkaar weer zagen, dat was voor beiden duidelijk. Robert omhelsde zijn vader krachtig. ‘Ik vlucht met de boot naar Canada,’ beloofde hij. ‘Ik laat je weten of ik veilig ben.’ ‘Niet doen. Neem geen contact met me op. Later, wanneer niemand meer naar je zoekt, kunnen we afspreken. Ik zal dan voor geld zorgen. Denk je zolang verder te kunnen?’ ‘Ik wil de boot verkopen.’ ‘Goed idee.’ Robert begaf zich naar zijn auto. Zijn vader stond gebroken in de deuropening. Het lijk van Joyce en de spinnen in de kofferbak verbonden zich met Tony en Melvin. Hij startte en keerde het voertuig. Die grote achterbakse overspelige neger en dat geniepige moorddadige adoptiezoontje, hij zou hen weten te vinden. Al was dit het laatste dat hij deed. Hij gaf gas en liet de banden slippen om te beklemtonen hoe vastbesloten hij was.
XXII
In de straten van Port Huron hing nevel. Het was opgehouden met regenen, maar alles rook naar het vocht. Robert realiseerde zich dat hij minstens een uur buiten kennis moest zijn geweest in zijn vaders huis, want het schemerde. Hij greep zijn gsm en toetste een nummer in. ‘Helen Braidwood.’ ‘Robert hier. Kun je het adres van Tony Clark voor me opzoeken?’ ‘Ik ben ontslagen.’ ‘Morgen pas. En misschien loopt het wel allemaal anders dan voorzien. Bel naar het ziekenhuis, er zal een andere nachtportier opnemen. Vraag het adres van Tony en bel het naar me door.’ ‘Heeft dokter Clark verraden dat ik geen diploma heb?’ ‘Ik denk het. Zoek zijn adres, ik wil met hem gaan praten.’ ‘Waarom belt u niet zelf naar het ziekenhuis?’ ‘Doe wat ik je vraag.’ Hij hing op voor ze nogmaals een tegenwerping kon maken. Met een onverminderde snelheid liet hij de auto over de weg scheren. Hij wist dat Tony niet ver van het St. Clair County International Airport woonde, dat ten zuidwesten van Port Huron lag. De kleine vlieghaven werd voornamelijk door privévliegtuigjes gebruikt. Hij had Tony ooit eens over de geluidsoverlast horen klagen. Zijn gsm ging over. ‘Robert Blake.’
‘Ik heb het adres: Riverside Avenue, nummer drieduizendzestien, in St. Clair.’ Hij vloekte. Was die klootzak verhuisd? ‘Bedankt, Helen.’ Hij hing op en liet zijn auto vertragen. Jennifer die haar praktijk in St. Clair wilde. Tony die er woonde. Zo hadden ze bij elkaar op bezoek kunnen gaan, zonder dat iemand ervan wist. Deze gedachtegang klopte niet. Tony werkte altijd tot een uur of acht. Hij kon onmogelijk naar St. Clair zijn gereden en dan nog zijn avond met Jennifer hebben doorgebracht. Hoe het ook in elkaar zat, aan die strontneger hing een walgelijk geurtje van bedrog. Hij dacht aan de waarschuwing van zijn vader: hoe langer hij wachtte met te vluchten, hoe groter de kans dat hij werd gesnapt. Toch moest hij erheen. Hij sloeg linksaf en drukte het gaspedaal in. Windstoten rukten aan de nevelslierten. Zo ontstonden er vlekken met een grote zichtbaarheid en dan was het opeens onmogelijk verder dan drie meter iets te onderscheiden. Hierdoor miste hij bijna de afslag. Hij kende de buurt voldoende om te weten dat in Riverside Avenue de grootste villa’s van St. Clair stonden. Geen enkel huis was er van hout en de tuinen strekten zich soms honderden meters uit. Hij moest langzaam rijden om de nummerbordjes te kunnen lezen. Drieduizendveertien ging over in drieduizendachttien. Er bestond geen drieduizendzestien. Vloekend bracht hij zijn auto tot stilstand. Of was die smalle oprijlaan een doorgang naar een meer naar achteren geschoven huis? Omdat het verboden was te parkeren langs de kant van de weg, sloeg hij rechtsaf. Hij stapte uit, liep naar de hoek en observeerde de omgeving. In bijna alle omliggende huizen brandde licht. Er stond niemand aan het raam. Hij keerde terug naar de auto, opende de bagageruimte, haalde de bakken met de spinnen eruit en begaf zich naar de donkere
oprijlaan. Hij moest uitkijken niet te vallen. De spinnen zouden hem bijten voor hij overeind was gekomen. Verderop doemde tussen de bomen een riante villa op. Voor de deur stonden twee auto’s: een blauwe Chrysler en een grijze Buick. Hij zette de bakken neer en opende de kofferbak van de Buick om te controleren of het lijk van Joyce erin lag. Op een gevarendriehoek en computermateriaal na was de ruimte leeg. Was Jane dan toch de schuldige? Hij herinnerde zich dat Tony aan de telefoon iemand met schat had aangesproken, de avond dat zijn vader hem had uitgenodigd voor een borrel. Dat moest Jane geweest zijn. Voorzichtig naderde hij de villa en gluurde door het raam. Tony ijsbeerde door de salon. Melvin stond druk te praten, hij maakte gebaren. Jane zat in een fauteuil. Het was niet verstandig te blijven kijken. Een van hen hoefde zich maar naar het raam te wenden om zijn gezicht te ontwaren. Toch kon hij zijn ogen niet losmaken. Dat Tony en Melvin hadden samengespannen, verbaasde hem niet, maar dat Jane er eveneens bij betrokken was, sneed hem in de ziel. Zij moest Jennifer hebben geholpen bij het kraken van zijn dagboek, zij moest de computer van Tony extra hebben beveiligd, zij moest hebben verraden dat Helen geen diploma had. Waarschijnlijk had ze ondertussen ook al verklapt dat hij Anna onderdak had verleend, dat kon niet anders. En wat nog het meest schokkende was: ze moest hebben gezien hoe Melvin het lijk begroef. Misschien had ze zelfs geholpen, om daarna met hem te vluchten. Opeens keerde Tony zich naar Melvin en sloeg hem in het gezicht. Melvin weerde zich niet, hij liep alleen rood aan, maakte nog drukkere gebaren en speekseldruppels vlogen uit zijn mond. De in volume toenemende stemmen waren onverstaanbaar door het dubbele glas. Dit tafereel maakte hem duidelijk dat de eensgezindheid die hij had vermoed, er niet was. Doordat Tony gevaarlijk dicht bij het raam
kwam, was hij verplicht zich te bukken en zich tegen de muur aan te drukken. Hij wachtte even en gluurde weer voorzichtig naar binnen. Jane was aan het woord. Even voelde hij de aandrang zijn oor tegen het glas te leggen. Ze had op zijn zeilboot liggen zonnen, ze was bij hem langsgekomen om hem een nachtzoen te geven – hij vond het moeilijk te geloven dat het allemaal schijn was geweest, ook al bevestigden de huidige omstandigheden dit. Hij keerde terug naar zijn auto en speurde nogmaals de omgeving af. Behalve het schaarse verkeer was er geen levende ziel te bekennen. Typisch voor dit soort buurt. Doordat iedereen een oprijlaan had, was het verboden langs de weg te parkeren. De grote tuinen liepen allemaal in elkaar over zonder omheiningen, zodat niemand een waakhond had. De villa’s waren allemaal met alarminstallaties en rolluiken beveiligd als een burcht. Deze naar binnen gekeerde rijkdom speelde in zijn voordeel. Hij tilde het lijk uit de kofferbak en droeg het langs de donkere oprijlaan naar de blauwe Chrysler. Tot zijn schrik stond Tony voor het raam. Hij dook in elkaar. Niets wees erop dat hij was opgemerkt. Of toch? Ineens gingen de verlichtingspaaltjes in de tuin en langs de oprijlaan aan. Hij wilde wegrennen, maar zag hoe de rolluiken van alle ramen omlaag bewogen. Waarschijnlijk was dit een normale procedure. Misschien gebeurde het zelfs automatisch, gestuurd door een timer. Hij wachtte tot het gezoem van de motoren was gestopt voor hij aan de kofferbak van de Chrysler voelde. Die was open, zoals hij had gehoopt. Hij legde het lijk erin en gooide er een hand aarde van het bloembed overheen. Daarna opende hij de passagierskant en leegde de eerste bak. Vier kleine zwarte spinnetjes zochten hun weg. Vlug liep hij naar de andere kant van de auto en opende de deur achteraan. Hier leegde hij de tweede bak. De twee grote vogelspinnen, die door een afscheiding elkaar niet hadden kunnen bereiken, vielen elkaar ogenblikkelijk aan. Hij mocht niet te
lang wachten, anders zouden de spinnen elkaar uitmoorden. Hij nam een kei waarmee een bloemborder was afgezet en smeet die met kracht naar het raam. De steen ketste tegen het rolluik. Hij nam een tweede kei en gooide die naar de deur. De klap op het hout galmde in de nacht. ‘Melvin!’ Hij rekte de naam en riep hem nog tweemaal. Vervolgens nam hij de twee bakken en verschool zich in de struiken, een twintigtal meter van de voordeur. Tony en Melvin verschenen in de deuropening, speurden de omgeving af en begaven zich naar de auto’s. Jane liep tussen hen in. Het viel hem in dat ze niet de vriendin, maar de dochter van Tony moest zijn. Ze had de catamaran waarschijnlijk van hem gekregen toen ze na het beëindigen van haar studies de westkust had verlaten en bij hem was ingetrokken. Ook de grijze Buick was wellicht een cadeau geweest om de jarenlange verbroken band aan te halen. Hoe ironisch dat hij dit nu pas inzag: hij had altijd vermoed dat die getuite lippen niet opgespoten waren met botox en dat het zwarte stugge haar op negerbloed wees. En hoe roekeloos van Tony om zijn eigen dochter in te zetten. Of zou die het initiatief tot het stelen van zijn computer zelf hebben genomen? In ieder geval moest Jane hebben gezien hoe Melvin het lijk in zijn tuin aan het begraven was, dat kon niet anders. Zo was Tony waarschijnlijk achter de waarheid gekomen. Waarom gaf die zijn adoptiebroer niet gewoon aan bij de politie? Het ging tenslotte om een verkrachter en een moordenaar. Of beschouwde Tony de hele situatie als een kans om zich definitief op te werken in het ziekenhuis? De blauwe Chrysler en de grijze Buick kwamen samen op gang en reden bumper aan bumper. Melvin hing met zijn hoofd uit het raam en spiedde rond. Hij had een wapen in de hand, dat leek op een geweer met afgezaagde kolf en een loop met de lengte en de dikte van een
telescoop. Robert veronderstelde dat het een negen millimeter miniuzi was, waarmee zowel losse schoten als salvo’s van dertig kogels in twee seconden konden worden afgevuurd. Hij had er ook een willen kopen toen hij in de aanbieding was geweest in de Mall. Jennifer had hem ervan weerhouden. Ze had een vuurwapen omschreven als de plaag van de vrijheid. Om haar argument kracht bij te zetten, had ze hem erop gewezen dat er per jaar vijftienduizend mensen werden doodgeschoten. Een aantal dat in geen enkel werelddeel geëvenaard werd. Beide auto’s verlieten de oprijlaan en reden richting centrum. Waar brachten ze Melvin heen? Hij had de politie moeten bellen in plaats van stenen te gooien. Het lijk in de kofferbak, de aanwezigheid van Melvin – het zou Tony tot medeplichtige hebben gemaakt en een unieke kans zijn geweest om de ware schuldige aan te wijzen. Nu kon hij niet anders dan zo vlug mogelijk zijn boot nemen en ook onderduiken. Hij rende naar zijn auto, stapte in en zette de achtervolging in. Jane wist de ligplaats. Hij moest haar het zwijgen opleggen, anders werd de kans miniem dat hij ongeschonden de grens zou kunnen oversteken. In de verte zag hij de achterlichten van de auto’s. Hij versnelde en hoorde zijn vader zeggen dat hij moest vluchten nu hij nog geen bloed aan zijn handen had kleven. Als hij Jane van de baan ramde, zou de blikschade aan zijn auto het bewijs vormen. Bovendien zouden Tony en Melvin hem najagen. Hij veronderstelde dat Melvin de mini-uzi niet zou durven te gebruiken, tenzij er een geluiddemper opzat. Hij bleef de snelheid opdrijven, ook al beschouwde hij het als een wanhoopsdaad. Op geen vijftig meter van de grijze Buick zag hij de blauwe Chrysler, die voorop reed, een slingerbeweging maken. De auto slipte, kwam dwars te liggen en belandde tegen een boom. De Buick
probeerde uit te wijken, maar raakte de achterkant van de Chrysler, waarvan de kofferbak indeukte en opensprong. Het voertuig slipte eveneens en stevende op het muurtje van een oprijlaan aan de andere zijde van de weg af. De motorkap werd bij de klap opgevouwen als een harmonica. Er was maar net genoeg ruimte voor Robert om af te remmen en tussen de gecrashte voertuigen te manoeuvreren. Hij passeerde hen langzaam. Tony probeerde zijn deur open te krijgen en gooide verwoed zijn schouder ertegenaan. Het lichaam van Melvin zat tussen het verwrongen metaal en de glasscherven tegen de bast van de boom aangedrukt. Op zijn kalende hoofd zat een vogelspin. In de Buick lag Jane voorover tegen het stuur waardoor er een aanhoudend getoeter weerklonk, ze bewoog niet. Had ze haar nek gebroken, of had de reeds leeggelopen airbag haar leven gered? Robert gaf gas en verdween in de schemering. Die samenzweerders had hij uitgeschakeld. Het lijk in de kofferbak en de aanwezigheid van Melvin zou hem vrijpleiten. De list met de spinnen zou de verdenking dan weer op hem laden. Het was beter te verdwijnen tot het gerecht de zaak had onderzocht en de conclusies af te wachten. Spijtig dat Tony nog in leven was. Met wat geluk was hij herhaaldelijk gebeten en zou hij aan de overdosis sterven. In plaats van zich naar zijn boot te begeven, reed hij verder de andere kant op, naar het centrum van St. Clair. Het ongeluk gaf hem de tijd om Helen op te halen. Nu ze toch ontslagen zou worden, kon hij haar evengoed meenemen. Hij zou aan zijn vader vragen een vervalst diploma van medisch secretaresse te maken en het naar Montreal op te sturen. Daar wilde hij een privépraktijk starten. Haar gezelschap zou de overtocht minder eenzaam maken en hem wat afleiding bezorgen. Zodra de boot de grenslijn had overgestoken, wilde hij haar uitgebreid neuken. Het zou de spanning en de doorstane emoties ontladen.
Terwijl hij de radio aanzette, overdacht hij opnieuw hoe Jane op het dek had liggen zonnen en dit hem ervan had overtuigd dat ze geen zwart bloed had. Het bleef verbazingwekkend hoe zo’n donkerkleurige neger een dochter had kunnen voortbrengen die voor een blanke met opgespoten lippen kon doorgaan. Had haar wulpse lichaam zijn observatie beneveld of had hij onbewust geweten hoe het in elkaar zat? Het leek onwerkelijk dat hij het verband niet eerder had gezien. Er waren aanwijzingen te over geweest. Hij zong mee met een countrydeuntje waarvan het refrein eindeloos werd herhaald en reed een smal straatje in, dat evenwijdig met de hoofdweg liep. Op het aangrenzende terrein stonden minstens dertig caravans. Hier woonden de minderbedeelden van St. Clair. Ze betaalden geen grondbelastingen, omdat ze zogenaamd voortdurend kampeerden. Hij stopte bij nummer tweeëntwintig, stapte uit en klopte aan. Voetstappen weerklonken. Helen deed open. Aan haar gelaatsuitdrukking was te merken dat zijn verschijning haar verraste. ‘Bent u al bij dokter Clark geweest?’ vroeg ze. ‘Ik kom je halen,’ zei hij. ‘Dokter Clark heeft een ongeluk gehad. We verlaten het land. Mijn vader zal een vervalst diploma voor jou laten maken, dan hoef je de studie niet te voltooien.’ Hij duwde Helen naar binnen en sloot de deur voor hij een verdere verklaring gaf. ‘Dokter Clark had een valstrik opgezet. Hij stuurde cliënten om te spioneren, hij zette zijn dochter in om mijn computer te ontvreemden en liet zijn adoptiebroer een studente vermoorden en het lijk in mijn tuin begraven. Laten we gaan.’ Ze fronste haar voorhoofd. Haar ogen drukten zoveel verbazing uit, dat het zijn wrevel wekte. ‘We hebben geen tijd te verliezen. Als zijn dochter alleen bewusteloos was, is er een kans dat hij de ligplaats te weten komt.’
Omdat zijn woorden meer verwarring dan opheldering leken teweeg te brengen en er geen tijd was om alles gedetailleerd uit te leggen, nam hij het initiatief. ‘Kleren!’ Hij liep naar haar slaapruimte en rukte de kast open. ‘Neem een koffer!’ Op goed geluk pakte hij enkele jurken van de klerenhangers en gooide die op het bed. ‘Wat sta je daar te staan? Pak alles wat je denkt nodig te hebben.’ Ze verroerde zich niet, keek schichtig naar de onderkant van de kast. Hij sprong achteruit. Door de toestand met de spinnen was hij paranoïde geworden. T ussen de schoenen zag hij een computer staan. Daarnaast lagen enkele bladen. De reactie van Helen maakte hem wantrouwig. Hij boog zich voorover en pakte de bladen. Het bleken telefoonrekeningen van Jennifer te zijn. Een korte blik was voldoende om te zien dat het nummer van Helen er verschillende keren op vermeld stond. Wat had dit te beduiden? Hadden ze persoonlijk contact gehad, zonder zijn medeweten? De opname waarop Jennifer een briefje onder de ruitenwisser van Helen stak, schoot hem door het hoofd. Ook de zogenaamde inbraak in de praktijk. Tegelijkertijd dacht hij aan de sollicitatie. Jennifer had Helen uitgekozen op basis van de foto’s die hij haar had laten zien. Geluid achter zijn rug. Hij draaide zich om. Helen had een schaar vast. Waar had ze die vandaan gehaald? ‘Leg neer,’ zei hij. ‘Waag het niet om dichterbij te komen.’ Ze zwaaide met de schaar, bewoog haar lichaam van links naar rechts, alsof ze hem duizelig wilde maken. Niets aan haar deed hem denken aan de toegeeflijke en aanhankelijke secretaresse. ‘Doe die schaar weg.’ Hij zette een paar passen in haar richting. Ze boorde de punt in zijn borst. Geschrokken week hij achteruit. ‘Ben je gek geworden. Ik riskeer gevangenisstraf om jou te komen ophalen
en wat merk ik: je hebt me belogen, net als alle anderen.’ Zijn overhemd kleurde rood, hij bracht verschrikt zijn handen naar zijn borst. Als het een diepe wond was, zou hij die moeten laten naaien. Helen kwam op hem af, ze zwaaide nog steeds met de schaar. ‘Wat ga je doen?’ vroeg hij. ‘Me vermoorden?’ Hij liet zijn armen zakken. Zijn gebrek aan weerstand leek haar onzeker te maken, want ze bleef staan. ‘Ik wil dat je weggaat,’ zei ze. ‘Je staat in de weg.’ Ze ging opzij, maar de caravan was zo smal, dat hij het niet aandurfde langs haar te glippen. Als ze ook maar even dacht dat hij haar wilde overmeesteren, liep hij het risico erger verwond te geraken, en dat kon hij zich niet permitteren. Hij ging naar het raam naast de kast en schoof het omhoog. De computer en telefoonrekeningen weerhielden hem om erdoor te klimmen. Waarom had Helen een inbraak gesimuleerd? Wat had ze te verbergen? Hield het verband met Tony? Met Jane? Hoe was het mogelijk geweest dat hij omringd was geweest door bedriegers en er nooit iets van had gemerkt? Zelfs zijn cliënten waren pionnen geweest die hem schaakmat hadden moeten zetten. Alleen de samenloop van omstandigheden had hem in staat gesteld de vooropgezette valstrik te ontlopen. ‘Weg, weg,’ zei Helen en ze liet de schaar een knippend geluid maken. Hij keek haar nauwlettend aan. Een twinkeling in haar ogen verraadde dat ze heimelijk plezier beleefde aan de toestand. Met een schok dacht hij aan het moment dat Jennifer hen op de sofa had betrapt. Toen had Helen net zo gekeken. Hij had het later toegeschreven aan zijn fantasie, wist hij nog. ‘Wie ben jij, en wat heb je te verbergen?’ vroeg hij zonder antwoord te verwachten, want ze bleef met de schaar knippen en herhalen dat hij moest weggaan. Misschien zou hij zonder haar
uitdagende manier van doen gewoon zijn gevlucht. Het gevoel verraden te zijn en bovendien te worden bespot, maakte hem razend. Hij schoof het raam met een klap dicht. De grijns op Helens gelaat verstarde, haar hand omknelde de schaar weer stevig en alle speelsheid in haar blik verdween. ‘Ik zal je leren om geheimen te hebben.’ Hij bukte zich en pakte de computer. Helen bewoog niet, ze leek niet te weten of ze hem moest aanvallen of wegvluchten. Met alle kracht die hij bezat, tilde hij de computer boven zijn hoofd en zwierde die naar haar toe. Als ze haar hoofd opzij had bewogen, zou het voorwerp langs haar heen tegen de dunne scheidingswand van de slaapruimte zijn gevlogen. De poging met haar armen het object af te weren kwam te laat en de kleine achterwaartse beweging van haar lichaam was te minimaal: de computer trof haar in het gezicht. Ze viel achterover tegen de scheidingswand en bleef als een slappe pop liggen. De computer kantelde en onthulde een bloedende gebroken neus. Nog steeds woedend, greep hij de telefoonrekeningen en liep op haar af. ‘Stik maar in je geheimen.’ Hij propte het papier in haar mond en trapte met zijn voet de schaar uit haar levenloze handen. ‘Helen, alles goed?’ De zware stem en de begeleidende slagen op de deur deden hem opschrikken. Het lawaai moest de buren hebben gealarmeerd. Hij had eraan moeten denken dat de caravan dunne wanden had. Gehaast opende hij opnieuw het raampje en kroop er zo geruisloos mogelijk doorheen. Voetstappen op de houten vloer maakten hem erop attent dat de persoon zonder toestemming naar binnen was gegaan. Dit was zijn kans. In een korte spurt was hij bij zijn auto. Met bevende handen opende hij het portier, startte en trok met gierende banden op. In zijn achteruitkijkspiegel zag hij hoe een grote gestalte hem stond na te kijken. Hij hoopte dat de man hem niet achterna zou rijden. Aan het
einde van het straatje draaide hij de hoofdweg op en begaf zich richting Port Huron. Hierdoor kwam hij opnieuw voorbij de caravans. De man was verdwenen. Waarschijnlijk was hij Helen aan het reanimeren. Terwijl hij het gaspedaal verder indrukte, tolde de vragen in zijn hoofd. Hoe had Helen hem durven te misbruiken? Haar baan, haar studie – alles had ze aan hem te danken. Over enkele jaren had ze kunnen verhuizen. Welk spel had ze heimelijk gespeeld? Ten dienste van wie? Had ze hem in de gaten gehouden in opdracht van Jennifer? Was ze helemaal niet van huis weggelopen en twee jaar een hoer geweest? Waren dit allemaal verzinsels geweest om hem aan te zetten haar aan te nemen? Was hij dan werkelijk zo doorzichtig? En hoe kwam het dat hij de samenzwering nooit had doorzien? Zelfs niet bij het bekijken van de opname? Altijd had hij gedacht een meesterbrein te zijn dat iedereen naar believen kon manipuleren. Nu moest hij toegeven in een web verstrikt te hebben gezeten waarvan hij niet eens had gemerkt dat het werd geweven. Hij ademde diep in en blies langzaam uit. Tegelijkertijd tilde hij zijn voet op en matigde zo zijn snelheid. Hij wilde niet aangehouden worden op enkele kilometers van zijn vrijheid.
XXIII
Helen was zijn vrijgevigheid niet waard geweest. Getroost door deze gedachte reed hij door het openstaande hek en volgde de kronkeling van het pad. Achter de loods bracht hij zijn auto tot stilstand. Als de politie hem zocht, zou het enige minuten duren voor het voertuig werd ontdekt. Iedere minuut kon kostbaar zijn. Hij nam het plastic zakje met zijn diploma’s en begaf zich naar de ponton, zonder zich aan te melden bij het restaurant. Hij wilde niet dat Black Hawk hem ervan zou verdenken voortvluchtig te zijn. Hij wist dat de man politie schuwde, juist omdat hij er zelf bedenkelijke praktijken op na hield. Voor hij aan boord klom, maakte hij de meertouwen los. Daarna bracht hij de motor op gang en bewoog het vaartuig achteruit. De vlotters schuurden tegen de wand van het witte zeilschip, dat nog steeds ernaast gemeerd lag. Hij schakelde op maximumsnelheid, ook al was de motor nog niet opgewarmd en wendde de voorsteven naar het oosten. In minder dan tien minuten zou hij op Canadees grondgebied zijn. Er hing nevel over het water. De grenswacht zou hem niet opmerken, tenzij hij tegen hun patrouilleboot voer of het pruttelende geluid hem verraadde. Onmiddellijk drukte hij op een aantal knoppen, zodat de zeilen zich ontrolden, zette de motor af en trok de schoten aan. De noordoostenwind deed de boot hellen en door het water klieven. Hij keek achterom. Op de kade was beroering. Dachten ze dat iemand zijn boot had gestolen? Misschien had hij toch de tijd moeten nemen zich aan te melden. Doordat zijn auto achter de loods stond,
was niet te achterhalen wie er was weggevaren. Hopelijk was Black Hawk niet zo gek om hem achterna te komen en de boot te enteren. Een mistvlaag deed de kade verdwijnen. Hij richtte zijn aandacht op de punt. Zonder misthoorn was hij aangewezen op zijn eigen observatie. Waarschijnlijk waren er geen andere zeilboten op dit uur, de vrachtschepen vormden het gevaar. Hij keek op zijn horloge. Over zeven minuten zou hij de uitgediepte geul bereiken, die de schepen gebruikten om onder de Blue Water Bridge te varen. Genoeg tijd om zijn diploma’s in de kajuit te leggen. Hij blokkeerde het stuurwiel en daalde het trapje af. Hij deed het licht aan en verstarde. Tegen de achterwand van de kajuit zat een grote zwarte gestalte. Het gezwollen en zwetende gezicht maakte de man haast onherkenbaar. ‘Had je gedacht dat je misdaden ongestraft zouden blijven?’ In zijn rechterhand had Tony de negen millimeter mini-uzi met geluidsdemper, in zijn linker een vogelspin. Doordat hij het beest bij het achterlijf vasthield, kon het niet bijten. ‘Je bent iets vergeten in mijn auto en ik kom het terugbrengen.’ Zou hij zich naar het dek begeven, een zwemvest grijpen en zich in het water storten? Of zou hij proberen de harpoen te pakken die zich in de wandkast bevond waar Tony tegenaan zat? Geen van beide ideeën leek hem uitvoerbaar en bovendien was er geen tijd om te beslissen. Tony gooide de spin naar hem toe. Hij bukte zich. Het achterlijf van het beest spatte uit elkaar bij het neerkomen. De forse negergestalte bewoog zijn richting uit, langzaam en dreigend. Als hij Tony aan de praat kon houden, zou er op een bepaald ogenblik verlamming optreden. Of was het gif niet voldoende om dat grote lijf te paralyseren? Hij liet de diploma’s vallen, rende het trapje naar het dek op en verwachtte een kogel in de rug. Dat gebeurde niet. Blijkbaar had Tony geen haast. Hij stelde vast dat hij zich daarnet verkeerd had georiënteerd. De
boot stevende op de Blue Water Bridge af. Hij greep het stuurwiel om de koers aan te passen en werd opgeschrikt door een wit zeilschip dat als een spookverschijning in de nevel opdook en weer verdween. ‘Je hebt de keuze,’ zei Tony, die hem was gevolgd. ‘Of je vaart terug, of ik schiet in je benen en vaar daarna zelf terug.’ Het praten kostte Tony zichtbaar moeite. Zijn onderkaak klapperde ongecontroleerd en af en toe ging er een rilling door hem heen. ‘Ik ben al aan het wenden,’ zei Robert. ‘Blijf uit mijn buurt. Ga staan waar je wilt, maar niet naast me.’ Hij gebaarde naar de linkerreling. ‘En richt dat wapen een andere kant op.’ ‘Als je maar weet dat ik je in de gaten houd. Eén verdachte manoeuvre en…’ Tony begaf zich naar de aangeduide plaats. Robert wist dat dit het moment was om naar de kajuit te snellen en de harpoen te grijpen. De gedachte dat Tony misschien meer spinnen had meegenomen en niet zou aarzelen te schieten, weerhield hem. ‘Ik wil weten wat je verhouding met Jennifer was.’ ‘Ze was bij mij in therapie,’ verklaarde Tony. ‘Ik veronderstel dat je dit al wist, want waarom wilde je anders mijn computer kraken?’ Robert liet niet blijken dat het antwoord hem verraste. ‘Ik wilde te weten komen wat de inhoud van de consulten was.’ ‘Dat is beroepsgeheim.’ ‘Je zweet en staat op je benen te trillen. Zelfs als je me neerschiet heb je kans dat je bewusteloos raakt. En wie moet de boot dan veilig terugbrengen?’ ‘Pas je koers aan, dan krijg je het antwoord op je vragen,’ zei Tony. ‘En denk nu niet dat ik toegeef omwille van je kromme redenering. Ik ben bereid het je te vertellen, omdat je uitgespeeld bent. Voordat ik het trapje opging heb ik in het zakje gekeken dat je hebt laten vallen. Ik zal je vervalste diploma’s aan de politie overhandigen.
Bovendien zul je terechtstaan voor de moord op Jennifer en alle andere misdaden die je hebt begaan. Of dacht je dat ik niet wist dat je al jarenlang je studentes misbruikt en zelfs met je cliëntes de lakens deelt?’ Robert dacht aan Anna die door de horde wolfsspinnen werd ingekapseld en liet de boot voor de wind varen. Hij zag het witte zeilschip weer opduiken, maar zweeg erover, omdat Tony het nog niet gezien bleek te hebben. Het was een goede afleidingsmanoeuvre om de harpoen te kunnen gaan halen. Tony zou denken dat hij gewoon naar de kajuit was gevlucht en zou binnenkomen in de veronderstelling dat hij nog steeds ongewapend was. ‘Jennifer was biseksueel,’ begon Tony uit zichzelf. ‘Ze hield er een geheime relatie op na.’ ‘Met wie?’ ‘Ze heeft me de identiteit van de vrouw nooit onthuld. Ik veronderstel dat het om iemand ging die ook getrouwd was, of iemand die tot onze gemeenschappelijke kennissenkring behoorde. Ik heb haar behoefte aan privacy gerespecteerd.’ Robert ervoer een schok zoals hij die nooit eerder had gevoeld, zelfs niet bij het zien van zijn vermoorde moeder. Hadden Jennifer en Helen er seksuele betrekkingen op na gehouden? Het leek hem volstrekt onwaarschijnlijk, ook al vormde deze informatie alle ontbrekende stukjes van de puzzel. ‘Hoe hebben ze elkaar ontmoet?’ ‘De vrouw zou eerst een patiënte van haar zijn geweest. Zo is de vonk overgeslagen.’ Hij zag Helen de praktijk van Jennifer binnengaan met lichamelijke en geestelijke klachten, veroorzaakt door het misbruik dat haar ouders van haar hadden gemaakt. Was Jennifer opgewonden geraakt door de incestverhalen, was ze gevallen voor het robuuste
mannelijke hoofd, of was het een onverklaarbare liefde geweest, die opeens was opgeflakkerd vanuit het niets? ‘Waarom haar tranen, jullie omhelzing op het parkeerterrein?’ ‘Jennifer kwam bij mij uithuilen. Ze kon niet kiezen en dat maakte haar erg ongelukkig. De minnares dreigde een einde te maken aan hun verhouding en jou in te lichten. Dat zorgde voor een crisis.’ Robert probeerde zich in te beelden hoe Tony zijn echtgenote met raad en daad had bijgestaan en de zwijgplicht tot hiertoe zo ernstig had genomen dat de therapie volstrekt geheim zou zijn gebleven als dit moment zich niet zou hebben voorgedaan. En hoe had Jennifer zich gevoeld toen ze hem met zijn secretaresse op de sofa had aangetroffen? Haar wereld moest zijn ingestort. Zijn indirecte suggestie was slechts een motief geweest dat ze had aangewend om een einde te maken aan de verwarring in haar hoofd, dat kon niet anders. Voor Helen was het wellicht een gelegenheid geweest om haar te straffen voor haar geweifel. Tony rilde en leek aanstalten te maken om naar het stuurwiel te komen. ‘Van wie was dat dreigbriefje?’ vroeg hij vlug. ‘Dreigbriefje?’ Tony leek niet te weten waarover hij het had. ‘O, dat briefje. Een idee van Jane. Ik was ertegen. Ook het stelen van je computer was haar initiatief. Ik vond het te riskant. Ik dacht dat je haar ware identiteit zou doorzien en het spel zou meespelen zolang het je tot voordeel strekte. Maar ik had je overschat. Haar plan verliep uitstekend en je dagboek lijkt me van onschatbare waarde.’ ‘Waar is Jane?’ vroeg hij. ‘Heeft ze het ongeluk overleefd?’ ‘Zij wel, Melvin niet. Ik heb haar opgedragen achter de loods te blijven tot de politie er is.’ Op het moment dat hij was gearriveerd, moest Tony zijn boot hebben geïnspecteerd. Waarschijnlijk had hij zijn auto geparkeerd vlak
bij de plek waar Jane verborgen had gezeten. Als hij haar in zijn koplampen had opgemerkt, zou alles anders zijn verlopen. Hoe kwam het dat hij geen andere wagen had gezien? Met welk voertuig hadden ze gereden? De voorkant van de Buick was vernield geweest door het aanrijden van het muurtje, van de Chrysler was nog minder overgebleven. ‘We hebben gelift,’ zei Tony, die zijn gedachten leek te raden. ‘Omdat op een gewapende overval vijfentwintig jaar staat, heb ik de bestuurder de vogelspin onder de neus geduwd. Dat was voldoende om hem te overtuigen.’ Robert grinnikte. Hij zag een behulpzame chauffeur stoppen en uitstappen bij de verongelukte auto’s en heftig schrikken bij het zien van een grote neger die met een mini-uzi over de schouder en een vogelspin in de hand op hem afkwam. Het was de ultieme nachtmerrie. ‘Wat Melvin heeft gedaan is afschuwelijk,’ zei Tony. ‘Ook al ben ik ervan overtuigd dat je je moeder zelf zou hebben afgemaakt om haar het zwijgen op te leggen.’ Het witte zeilschip doemde links van hen op. ‘We worden al een poos gevolgd. Ik veronderstel dat het Black Hawk is, die denkt dat iemand mijn boot heeft gestolen.’ Tony keek in de aangewezen richting. Een klein rukje aan het stuurwiel was voldoende om de boot te laten gijpen. Robert bukte zich op het ogenblik dat het zeil overkwam. Tony merkte de uitwaaiende giek in het geheel niet op en werd hard tegen de zijkant van zijn hoofd getroffen. Hij sloeg overboord en verdween samen met de miniuzi in het zwarte water. Robert zag hem nergens bovenkomen. Ook het witte schip was verdwenen. Hij loefde negentig graden op, ging overstag en zette opnieuw koers naar Canada. Dit manoeuvre zou Black Hawk ongetwijfeld verwarren. Het was hem sowieso een raadsel
hoe die hem telkens in de mist wist te vinden. Hij realiseerde zich opeens dat hij het licht in de kajuit had laten branden en dat het door de raampjes scheen. Hij zette het stuurwiel klem en liep de trap af. Voorzichtig opende hij de kajuitdeur. De grote spin lag te kronkelen in haar eigen organen. Vlug ging hij naar binnen en deed het licht uit . Een misthoorn deed hem opschrikken. Hij rende het dek op en speurde in het rond. Een grote schaduw deed hem naar rechts uitwijken en opnieuw afvallen. Op die manier zou hij terugkeren naar de plek waar Tony in het water was beland. Hij kon niet anders, want de schaduw werd groter en een luid geronk gaf aan dat het een reusachtig containerschip betrof. Hij wachtte tot het voorbij was en liet de boot opnieuw gijpen om daarna weer op te loeven. Op dat ogenblik merkte hij het witte schip op. Het stevende op de zijkant van zijn boot af, klaar om hem te rammen. Aan het stuurwiel stond niet Black Hawk, maar Jane Austin. Zijn boot werd niet alleen doormidden gespleten, maar ook onder water geduwd. Hij sloeg overboord en ging kopje onder. Het koude water ontnam hem even de mogelijkheid tot ademen. Hij kwam boven en zwom vlug weg van het zinkende wrak om niet mee naar beneden te worden getrokken. Nooit had hij gedacht dat een schip zo snel kon vergaan. Het borrelende en steunende geluid van de vollopende en uit elkaar gereten romp leek op dat van een rochelend en kreunend oud vrouwtje dat haar laatste levensadem uitblies. Ook het witte schip was gehavend. Jane moest hebben gezien hoe haar vader overboord sloeg, anders zou ze nooit tot deze aanvaring zijn overgegaan. De punt van het witte schip was verbrijzeld en maakte water. Het dek hing schuin voorover en hij zag hoe Jane zich aan de reling moest vastklemmen om niet uit te glijden. Het kon niet lang duren voor het schip eveneens zou zinken. Hij keek rond. Als hij afdreef naar de Blue Water Bridge, kon hij alleen aan de onderstroom ontsnappen met
behulp van een reddingsboei of door zich aan een voorwerp vast te houden dat te lang was om in de kleine draaikolken naar beneden te worden getrokken. Op het achterdek van het witte schip had Jane een rood zwemvest aangetrokken. Hij zag haar over de reling stappen. Er volgde een plons. Hij bewoog zo stil mogelijk haar richting uit, dook af en toe onder om te voorkomen dat ze hem zou zien. Toen hij haar op tien meter was genaderd, merkte ze hem pas op. Onmiddellijk vluchtte ze met krachtige slagen weg. Doordat ze het zwemvest aanhad, dreef ze beter en maakte meer vaart. Het kostte hem inspanning haar niet uit het oog te verliezen. Bovendien vertraagde de zuigkracht van het zinkende witte schip zijn achtervolging. Haar conditie bleek matig. Op het moment dat hij wilde opgeven, merkte hij dat ze eveneens vertraagde. Dat gaf hem de kracht haar in te halen. ‘Laat me,’ smeekte ze. Haar ‘botoxlippen’ vertoonden een blauwe schijn. Haar stugge lange zwarte haren dreven als duizenden reusachtige spinnenpoten om haar heen. Haar donkere ogen waren groot en vijandig. ‘Geef me het zwemvest.’ Hij greep haar bij de haren vast en duwde haar hoofd onder. Ze sloeg met haar armen. Hij kreeg niet alleen water in zijn ogen, maar ook een slag in zijn gezicht. In een blinde woede greep hij haar van achteren vast, drukte haar armen tegen haar lichaam en ging met zijn gewicht op haar hangen. Ze verdween onder water. Het drijfvermogen van het zwemvest hield hem gedeeltelijk boven. Genoeg om adem te kunnen blijven happen. Ze trapte naar achteren en probeerde haar armen los te wringen. Hij bleef haar vastknellen tot ze haar lucht had verbruikt en water slikte. De kracht vloeide uit haar weg. Hij wachtte nog enige minuten voor hij haar losliet, zodat hij ervan verzekerd was dat ze hem niet voor de gek hield. Daarna ritste hij het zwemvest los en trok het van haar
schouders. Het kostte geen moeite, het lichaam zakte vanzelf weg. Hij trok het zwemvest aan, wist dat hij het nodig zou hebben. Hij voelde het water onder zijn benen kolken. Hij was aan het afdrijven naar de Blue Water Bridge waar de turbulente stroming hem onder water zou trekken. Twee sterke armen die hem van achteren vastgrepen, drukten alle lucht uit zijn longen. ‘Moordenaar.’ Even dacht hij dat Jane uit de dood was opgestaan, maar de stem verraadde dat het Tony was. Onmiddellijk besefte hij met de zeilboot een cirkel te hebben gevaren. De aanvaring was gebeurd op de plek waar Tony overboord was geslagen. Hij tastte achter zich, naar het kruis van zijn tegenstander en kneep. De greep om zijn borst verminderde. Onmiddellijk keerde hij zich om en beet Tony in het gezicht. Die pakte hem bij de haren vast en duwde zijn hoofd met kracht onder. Hij kon nog net ademhappen. Weer reikte hij naar het geslacht van zijn tegenstander. Hij voelde een bos haar en trok eraan. Hij haalde het lijk van Jane boven. De tegengestelde stroming moest hebben belet dat het naar de bodem zonk. Wat hij veronderstelde, gebeurde. Tony greep zijn dochter en bracht haar gezicht boven water. Robert zwom zo vlug hij kon weg. Na vijftig meter verzuurden zijn spieren, zijn ademhaling gierde in zijn keel. Hij was verplicht te vertragen. Een bloedstollende kreet maakte hem erop attent dat Tony het onomkeerbare van haar dood had vastgesteld en de achtervolging weldra zou inzetten. De Blue Water Bridge doemde op in de nevel. Dat kon zijn redding betekenen. Onder de brug waren de draaikolken zo krachtig, dat Tony ongetwijfeld onder water zou worden getrokken en verdrinken. Hijzelf zou door het drijfvermogen van het zwemvest worden gered. Gespetter deed hem omkijken. In een vlotte crawl naderde Tony verrassend vlug. Hoe kwam het dat het gif van de spinnen hem niet verlamde? Was het door de adrenaline? Als hij werd
vermoord voor de draaikolken er waren – wat waarschijnlijk was – dan kon Tony zich met het zwemvest in veiligheid brengen. Daarom deed hij het zwemvest uit en liet het wegdrijven. In plaats van te vluchten, hapte hij diep adem en zwom onder water de gehate niet-aflatende neger tegemoet.
Epiloog
T ussen de pijlers van de brug hing een reusachtige spin. Robert herkende Anna White onmiddellijk, ook al zag ze er anders uit. Haar hoofdhaar was niet langer geblondeerd en haar lichaam was bedekt met lange zwarte haren. Op haar onderrug prijkte een kale plek in de vorm van een rode zandloper. Ze hing aan een witte draad die als een straal melk uit haar linkerborst kwam. Robert wist dat hij zich ergens onder water moest bevinden, tussen leven en dood, en dat haar verschijning een waanbeeld moest zijn. Toch voelde het aan als werkelijk. Hij keek omhoog. Met een angstwekkende snelheid viel de zwarte weduwe uit haar web. Enkele meters boven zijn hoofd vertraagde ze opeens. Ze hing aan een dunne, haast onzichtbare draad. Ze haalde iets uit het water. Het was het lichaam van Tony. Hij bleek nog te leven, want hij proestte. Ze trok hem omhoog, beet in zijn hals en draaide hem met haar poten in het rond terwijl een witte draad uit haar rechterborst spoot. Zodra hij was ingekapseld, hing ze hem in het midden van haar web en liet zich opnieuw zakken. Robert werd door een draaikolk meegesleurd voor ze hem bereikte. Hij liet het gebeuren, gaf zich over aan de onderstroom, wilde wachten tot zijn adem op was om dan zijn longen vol water te zuigen. Op het moment dat de druk in zijn borst toenam en zijn middenrif schokte in het verlangen naar zuurstof, stootte hij met zijn hoofd ergens tegenaan. Hij kwam aan de oppervlakte. Het was een
pijler van de brug. Hij greep zich vast en klom uit het water met behulp van kromgebogen nagels die zijn vingers het uiterlijk van klauwen gaven. De nevel geurde opwindend. Hij rukte zijn doorweekte kleren uit en kreeg een erectie. Aan zijn penis hing een witte drab. Nu begreep hij pas dat het geen schimmelinfectie was en ook geen spinsel dat hij in de aars van Anna had losgeweekt, maar een product van zijn eigen natuur. Hij kneep in zijn ballen. Uit zijn geslacht spoot een witte draad. Hij bevestigde die aan de brugpijler en begon een klein maar stevig web te weven. Zodra het klaar was ging hij erin hangen. Het was kleverig en alleen doordat hij aan de onderkant bengelde, kwam hij er niet in vast te zitten. T ussen de pijlers hing Anna roerloos te wachten op een volgende prooi. Voorzichtig kroop hij naar een draad waarmee haar web was vastgemaakt en tokkelde er met zijn vingers een bepaald ritme op. Ze kwam niet toegesneld om hem te verorberen. Dat gaf hem moed. Hij beklom de draad en begaf zich naar het midden van het web. Regelmatig stond hij stil om het ritme te herhalen. Ze bewoog nog steeds niet. Het leek alsof ze dood was. Hij naderde en zag hoe ze naar hem loerde, klaar om aan te vallen. Uiterst behoedzaam kroop hij tot aan haar voorste poten en streelde ze. Anna wiegde zachtjes, haar ogen werden glazig: ze was in een trance. Hij kroop onder haar, strekte zijn armen uit naar haar geslacht, bracht zijn handen om de beurt naar binnen en realiseerde zich dat er geen zaad aanhing. Hij kroop onder haar vandaan, wilde vragen hoe hij aan zaad moest komen als er uit zijn penis al spinsel kwam. Om haar mond speelde iets wat op een glimlach leek, maar evengoed een grijns kon zijn. Met een sprong belandde ze op hem, scheurde zijn armen en benen van zijn lijf en kapselde hem in. Hij kwam naast Tony te hangen en voor hij het bewustzijn verloor voelde hij hoe geluk zich als gif in zijn bloed verspreidde.