Alle rechten voorbehouden . Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, gekopieerd of gepubliceerd in enige vorm of wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TEO.
Theorie van ervaringsordening
| P a g i n a |1
Dr. D. Timmers-Huigens®
ERVARINGSORDENING EN VERSTANDELIJKE BEPER KING VREUGDE BELEVEN AAN JE MENS-ZIJN Ieder mens heeft mogelijkheden. En het is het recht van elk mens (universele verklaring van de rechten van de mens, en van de rechten van het kind) dat men in die mogelijkheden erkend en gekend wordt. Dat is een opgave voor oud ers, leerkrachten en begeleiders die al te gemakkelijk over het hoofd wordt gezien. De invulling van gekend en erkend worden in de menselijke mogelijkheden van de ander wordt overgelaten aan de intuïtieve basis van de onderwijzende, opvoedende, begeleidend e, sturende interact ie. Wie geen professioneel inzicht heeft in de interactieve „werking „ van menselijke mogelijkheden, zal al te gemakkelijk in de oude benadering vervallen, en uitgaan van de onmogelijkheden terwijl men vervolgens denkt dat alles wat me n zo niet heeft gescreend „normaal‟ werkt. Het is nu juist kenmerkend voor kinderen en volwassenen met een verst andelijke beperking dat veel menselijke mogelijkheden niet vanzelfsprekend „normaal‟ werken. Door de belemmerde greep op de werkelijkheid zullen de mogelijkheden moeizamer of slechts gedeelt elijk, of op zeer specifieke wijze tot hun recht kunnen komen. Wanneer die specificiteit en moeiten niet erkend en gekend worden brengt dat kinderen en volwassenen met een verstandelijke handicap in exist entië le nood. Wie ten diepst e door de medemens (ook die significante medemens die van je houdt) niet wordt begrepen, ervaart een intense eenzaamheid, zelfs als dat gevoel niet onder woorden gebracht kan worden. Door dat onbegrip ontstaan (dat kan niet anders) co-regulatie van een mindere kwaliteit dan noodzakelijk is. Het herkennen en erkennen van ervaringsordening is een cruciale stap in het voorkomen van dit onbegrip, zeker in een professionele relatie. En, zoals opgemerkt werd tijdens een training door Teo, h et is leuk, omdat je leert te „spelen‟ met ervaringsordening, niet alleen die van de cliënt, maar ook van jezelf! OPMERKINGEN VOORAF De theorie van Ervaringsordening stelt een aantal uit gangspunten vooraf cent raal : - Alles wat uit mensen geboren wordt i s mens, en heeft derhalve menselijke mogelijkheden, dat geldt onverkort voor verstandelijk gehandicapt e mensen. Het zijn geen mensen met „andere‟ mogelijkheden dan „normale‟ mensen, maar gewoon mensen. Het zijn ook geen „mensen met mogelijkheden‟ zoals wel eens gesuggereerd wordt, want elke mens heeft mogelijkheden. Het zijn mensen. - Het meest indringende kenmerk van de mens is dat mens -zijn bet ekent: pluraal -zijn. Elke mens is uniek, ook elke gehandicapte mens. Recht doen aan mens - zijn betekent dus: recht doen aan pluraliteit. - Wat ten aanzien van ervaringsordening geldt voor mensen met een verstandelijke handicap, geldt allereerst en onverkort voor elke mens. Daarom geeft ervaringsordening een handvat dat herkenbaar is, het bet reft ook jezelf en je eigen functioneren. - Ervaringsordening is een theorie die niet uitgaat van niveau denken, of van ontwikkeling in onomkeerbare fasen; maar van: ontwikkeling en hulpverlening als een co-regulatief proces. Theorie van ervaringsordening
| P a g i n a |2
Dr. D. Timmers-Huigens®
ERVARINGSORDENING WE TENSCHAPPELIJK BENAD ERD FENOMENOLGIE, EEN ANDER PARADIGMA Wetenschap kent verschillende stromingen, zienswijzen en paradigma‟s. Dit bepaalt in veel gevallen de bril of het zoeklicht waarmee naar de werkelijkheid wordt gekeken. Dat heeft zijn uitwerking in de manier waarop methoden, cliënten en benaderingswijzenvorm krijgen en worden beoordeeld, maar ook hoe hierover met elkaar wordt gesproken. Momenteel st aat ook in de zorg aan mensen met een beperking het empirisch denken centraal. Dat betekent dat meningen, theorieën en handelingswijzen o nderbouwd moeten worden met meetbare en waarneembare doelen en omschrijvingen. Daardoor is gedeeld begrip over de werkelijkheid tussen verschillende personen goed te bereiken, zodat je het eens kunt worden over wat je doet en waarom je het doet. Maar de werkelijkheid van zorg en het werken met mensen in het algemeen laat zich moeilijk volledig in meetbare termen beschrijven. De wetenschapsopvatt ing van de fenomenologie (de leer van de verschijnselen) wil daar nadrukkelijk rekening mee houden en aandacht a an besteden. De t heorie van Ervaringsordening is een fenomenologisch gefundeerde theorie. De fenomenologie stelt dat de werkelijkheid meer is dan de som van de delen. Op het gebied van de delen is grondige empirische kennis noodzakelijk. Daardoor wordt fei tenkennis verkregen die gedeeld begrip over de feitelijke werkelijkheid aandraagt. Die feit enkennis is overdraagbaar, men is het er over eens, en daardoor wordt de werkelijkheid verstaanbaar en voorspelbaar mits de feiten gelijk blijven. De fenomenologie kijkt naar de samenhang tussen de verschillende empirische gegevens en de context waarin deze verschijnen. Vervolgens geeft de hermeneut iek een verklaring van datgene wat contextueel aan ons verschijnt. Dat is een verhalende verklaring, waarin het meer dan de som van de delen tot uitdrukking wordt gebracht op een manier die ook gedeeld begrip oplevert. En voorspelbaarheid mogelijk maakt waarbij rekening wordt gehouden met een marge van wisselvalligheid. Om de werkelijkheid vanuit deze cont extuele benadering hanteerbaar te maken kan de fenomenologische kennis en de hermeneut ische verklaring worden vertaald naar een heurist isch model (een werkkapstok) waarbinnen het gedeelde begrip tot professioneel handelen kan leiden. De theorie van E rvaringsordening besta at deels uit het fenomenologisch (cont extueel) waarnemen, de waarneming hermeneutisch (contextueel verhalend ) verklaren om vervolgens een heurist isch kader (werkkapst ok) te gebruiken om over te kunnen gaan tot professioneel handelen. Zo biedt de theorie van Ervaringsordening als benaderingswijze een aanvulling op de empirische kennis zodat ook aan dit meer van de werkelijkheid recht gedaan kan worden. Ervaringsordening is gericht op het kunnen beschrijven en verklaren van de manier waarop iemand de werkeli jkheid tegemoet treedt. Hiermee vormt ervaringsordening een aanvulling op empirische gegevens vanuit methoden en test s die informatie verschaffen over de fysieke of cognitieve mogelijkheden en beperkingen. Empirische data en kennis van Ervaringsordening zi jn dus complementair in het benaderen en onderst eunen van de mens en helpen de professional de werkelijkheid beter te begrijpen en tegemoet te treden. Niet alleen ten opzichte van de cliënt , maar ook ten opzicht e van collega‟s. Theorie van ervaringsordening
| P a g i n a |3
Dr. D. Timmers-Huigens®
THEORETISCHE UITGANG SPUNTEN Ervaringsordening is ontwikkeld en beschreven door de Nederlandse psycholoog en theoloog Dr. D. Ti mmers- Huigens. Zij realiseerde zich eind jaren ‟60, toen zij werkzaam was in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking, dat er een groot verschil was in de beleving van de patiënten (cliënten) en de manier waarop medewerkers hen behandelden. Ze raakt e ervan overtuigd dat er een betere aanpak moest zijn, waarmee zowel cliënt en als zorgverleners vreugde kunnen beleven aan hun mens- zijn. Omdat ze de antwoorden niet vond in de bestaande theorieën en methoden, is ze gaan beschrijven wat zij dacht dat de cognitieve schema‟s waren die bepaalden hoe cliënten en medewerkers zich gedroegen. Op basis hiervan begon ze collega‟s en staf te adviseren hoe zij het welbevinden van zowel de cliënten als zichzelf konden verbeteren. Het resultaat was verbluffend. In 1997 promoveerde Dorothea Timmers -Huigens als theoloog op de wetenschappelijke onderbouwing van de theorie van Ervaringsordening als een verklarin gsmodel voor intergenerationele geloofsoverdacht . De wetenschappelijke onderbouwing is van toepassing op elke vorm van intermenselijk contact dat gebaseerd is op macht songelijkheid , zoals de relatie tussen ouders en kinderen, de zorg voor mensen met een ve rst andelijke beperking of niet aangeboren hersenlet sel, en is een veelgebruikte methode voor het verklaren en oplossen van probleemgedrag. De wetenschappelijke achtergronden van Ervaringsordening zijn: 1. Chaos theor ie De chaostheorie leerde dat kinderen zi ch niet sprongsgewijs ontwikkelen, maar dat elk aspect van mens- zijn zich ontwikkelt in een eigen tempo. En snelle ontwikkeling op één gebied kan tijdelijke catastrofevlaggen op andere reeds goed beheerste gebieden veroorzaken. Dit geldt voor kleine kinder en, maar ook voor volwassenen. 2. Theory of Mind De Theory of Mind leert ons dat de mens is toegerust met psychische basale noties die common sense mogelijk maakt. In elk geval maakt elke mens vanaf de geboorte gebruik van de twee antagonistische noties: -
die van de BELIEFS of verwachtingen/ overtuigin gen aangaande de werkelijkheid. Deze notie geeft st abiliteit aan de werkelijkheid. (Deze blijft in de regel zoals eerder is waargenomen).
-
die van de DESIRES die de notie aanreikt dat de werkelijkheid veranderbaar is, aangepast kan worden aan de behoeften door zichzelf of met behulp van de ander.
3. Systeem theorie De systeemtheorie georiënt eerde epigenet ische psychologie of babywetenschap (Nossent/ Fogel) leert dat de mens geen zichzelf regulerend ( aan de omgevi ng en eisen van de werkelijkheid aanpassend) syst eem is, maar dat elke mens een co -regulerend systeem is (innoverend, init iërend, reagerend) in relatie tot de ander. Ontwikkeling is afhankelijk van de kwaliteit van de relatie . Theorie van ervaringsordening
| P a g i n a |4
Dr. D. Timmers-Huigens®
DE VIER DEL EN VAN ER VARINGSORDENING Ervaringsordening leert dat de mens door middel van de ingeboren eigenschappen van de beweeglijke psyche in staat is de ervaringen (tot informat ie verwerkte prikkels) op vier wijzen te ordenen. deze wijzen werken simult aan en zolang iemand bewust is . Dat betekent dat ze act ief zijn voor de geboort e en act ief blijven tot aan de dood. De delen kunnen nooit worden uitgeschakeld of worden (onder)ontwikkeld. Ze zijn er altijd.
HET LICHAAMSGEBONDEN DEEL VAN ERVARINGSORDENING geeft informatie over de VEILIGHEID van het fysieke bestaan. Hierbij hoort de basisvraag: Is mijn lichaam veilig?
HET ASSOCIATIEVE DEEL VA N ERVARINGSORDENING geeft informat ie over de BETROUWBAARHEID van de concrete en moment ane werkelijkheid. Hierbij hoort de basisvraag: Is mijn omgev ing bet rouwbaar?
HET STRUCTURERENDE DEEL VAN DE ERVARINGSORD ENING geeft informatie over de SA MENHANG van gebeurtenissen en episodes. Hierbij hoort de basisvraag: Ken ik de samenhang?
HET VORMGEVENDE DEEL VAN ERVARINGSORDENING geeft informatie over de EIGENHEID van het ik en de mate waarin men zichzelf mag zijn. Hierbij hoort de basisvraag: Mag ik mezelf zijn?
Zolang de delen van de ervaringsordening voldoende bevredigende informat ie geven werken de delen van ervaringsordening harmonieus samen en heeft iem and e mogelijkheid maximaal gebruik te maken van zijn of haar mogelijkheden. De delen van ervaringsordening werken dan als innerlijke kracht. Maar de zich ontwikkelende mens leert ook om ervaringsordening actief te gebruiken om de werkelijkheid beheersba ar te houden. Maar indien de informat ie uit één van de delen van ervaringsordening t e wensen over laat, ontbreekt of de basisveiligheid aantast wordt de bet rokken ervaringsordening wijze dominant. Dat bet ekent dat de mogelijkheden beperkt worden tot het oplossen van dat probleem. Dit beperkt ook de kwaliteit van leven. Het is niet mogelijk kwaliteit van leven te ervaren en optimaal gebruik te maken van de menselijke mogelijkheden als alles ingezet moet worden om de balans in de momentane werkelijkheid te he rst ellen. Dominant ie kan optreden, veranderen of opgelost worden in een fractie van een seconde. Meestal zonder dat iemand zich er bewust van is. Deze bewust wording tot stand brengen is de kern van de theorie van Ervaringsordening. DE THEORIE VAN ERVAR INGSORDENING Tijdens het toepassen van de inzichten van ervaringsordening ontdekte Dr. TimmersHuigens dat de adviezen erg waardevol waren voor cliënten, verzorgers, ouders en dergelijke. De principes en schema‟s die beschreven zijn in de Theorie van Ervaring sordening ® zijn van toepassing op alle situaties waar sprake is van intermenselijk contact . Daarom heeft ze ze opgeschreven in een methodiek voor het omgaan met mensen met een verst andelijke beperking. “ V reugde beleven aan je mens zijn” is uit gegeven in 1980. Sindsdien heeft Dr. Timmers -Huigens de volgende 30 jaar besteedt aan het verder ontwikkelen en beschrijven van de theorie en aan het scholen van professionals en organisat ies voor mensen met een verstandelijke beperking, ouderenzorg, kinder - en jeugdzorg in Nederland en België. Theorie van ervaringsordening
| P a g i n a |5
Dr. D. Timmers-Huigens®
De Theorie van ervaringsord ening gaat niet object ieve werkelijkheid als zodanig, maar over de subject ieve werkelijkheid die het individu dagelijks ervaart. De vier delen zijn alleemaal aanwezig bij ieder menselijk wezen, ongea cht de beperking. Alles dat de mogelijkheid heeft om te ervaren, heeft ook een manier nodig om deze ervaringen te ordenen en te waarderen voor dagelijks gebruik. De vier delen zijn gebaseerd op diverse psychologische theorieën en vormen een zoeklicht op de werkelijkheid dat zeer bruikbaar is in het omgaan met minder communicatieve vaardigheden, zoals bij mensen met een (ernstige) verstandelijke beperking, kleine kinderen, ouderen of mensen met Niet Aangeboren Hersenletsel. DE PRAKTIJK VAN ERVA RINGSORDENIN G Mensen , of ze nu pas geboren baby„s zijn of volwassen mensen , leven midden in een werkelijkheid waarin van alles voortdurend verandert . Allerlei indrukken komen op mensen af, en via onze zintuigen en ons neurologisch systeem worden al die prikkels omgezet in informat ie waarmee we de werkelijkheid zo kunnen beleven dat we niet omkomen in de chaos. Op de een of andere manier zijn we erop ingesteld om orde te scheppen. Veel wat op ons mensen afkomt gebruiken we niet . We laten allerlei geluiden of dat wat we ruiken, voelen of zien gewoon links liggen. We gaan met het allerbelangrijkst e verder. Want alleen dan komt er een beet je orde in de chaos die de buitenwereld eigenlijk is. Ook van binnen, in onszelf, gebeurt er van alles, we voelen, beleven, maken mee en daardoor wensen we iets of we voelen ons goed in de werkelijkheid zoals die is. Andere mensen in onze omgeving zijn belangrijk om ons te laten zien wat dat allemaal betekent , maar zij zijn niet de enige die ons leren hoe we orde brengen in al die informat ie over de werkelijkheid. Vroeger dachten mensen dat baby„s die orde alleen leerden doordat de volwassenen in hun omgeving leerden hoe je de orde schept . Nu weten we dat mensen zijn uitgerust met ordenende krachten die al van voor de geboorte prikkels verw erken tot informatie die orde schept. Je kent bijvoorbeeld bij de geboorte de stem van je moeder al. De ordenende krachten werken spontaan, ze horen bij mensen. Zij organiseren de werkelijkheid die anders als een grote chaos op ons over zou komen. Zulke kracht en maken dat we als mens greep hebben op de werkelijkheid om ons heen. Michiel loopt met zijn ouders in een bos in Frankrijk, waarom is Michiel niet bang voor dat bos? Omdat hij erop vert rouwt dat de bomen zich net zo zullen gedragen als de bomen in het bos vlak bij zijn huis. Omdat hij aan zijn ouders ziet dat die ook niet bang zijn en dat zijn vertrouwen dus wel goed zal zijn.
De belangrijkst e twee organiserende krachten zijn deze: De overtuiging hebben dat de werkelijkheid stabiel blijft . Een boom blijft een boom, je moeder blijft je moeder, en een beker blijft zich altijd als beker gedragen. Een pasgeboren baby die een keer is aangekleed werkt bij de tweede keer aankleden al een beetje mee door de spieren te spannen, zo snel werkt die overtuigi ng. Dank zij die overtuiging leer je als kind heel veel in de eerste twee jaar. Nooit meer leer je meer over de werkelijkheid dan in die twee jaren. Theorie van ervaringsordening
| P a g i n a |6
Dr. D. Timmers-Huigens®
Myrthe is pas twee jaar maar ze vindt het heel gewoon dat ze uit een rode, of een gele beker kan drinken. Ze weet ook dat ze uit een kopje kan drinken dat een oor heeft, maar er heel anders uit ziet als de bekers. Vroeger wilde Myrthe alleen uit haar eigen beker drinken, nu vindt ze het leuk om allerlei bekers uit te proberen. Myrthe klimt op elke stoel die ze ziet , het maakt niet welke vorm die stoel heeft. Alles is: om op te zitten of om uit te drinken. Niemand heeft Myrthe dat geleerd, ze ontdekte het doordat ze ervan uitgaat dat de werkelijkheid zich blijft gedragen zoals ze die eerder heeft meegemaakt. D aardoor vertrouwt ze erop dat iets wat veel op die eerste ervaring lijkt zich net zo zal gedragen. Een mens voelt aan dat hij of zij de werkelijkheid ook kan veranderen . Soms kan je dat helemaal alleen (ik wil die stoel niet hier maar daar zett en), soms h eb je er een ander voor nodig (wil jij mijn rits even dichtmaken?). Je kunt als mens de werkelijkheid veranderen zodat deze aan je wensen tegemoet komt, zodat je behoeften bevredigd worden. Soms kan je het alleen, soms heb je een medemens nodig. Maar je kunt de werkelijkheid binnen bepaalde grenzen veranderen. Ik heb honger, ik pak een boterham! Ik he b pijn, ik heb een dokter nodig. CO-REGULATIE Een mens is altijd medemens. Voor iedereen zijn er ook medemensen die heel belangrijk zijn. Voor kinderen zijn dat de ouders, de oppas, de begeleider en anderen, je broers en zussen en al die mensen die bij je dagelijkse bestaan horen. Met medemensen hebben we als mens een relatie. Je stelt je op elkaar in, je reageert, je lokt de ander uit , een sterke wisselwerkin g. Die wisselwerking is niet , zoals wel gedacht is, een voortdurende keten van act ie (volwassenen) en reactie (kind), maar het is een voortdurend uitwisselen van informatie. Lichaamstaal is daarbij de belangrijkste informatiebron. Dat uitwisselingsproces g ebeurt spontaan en het geeft alt ijd informatie aan elkaar door. De informat ie kan zo zijn dat je elkaar bevestigt in je overtuigingen over de werkelijkheid (pas maar op dat is prikkeldraad; en kijk ik lach naar je: het is goed dat je je hand terugt rekt ) , Je kunt ook door dat proces iets meer te weten komen over de manier waarop je wensen vervuld kunnen worden. Dat proces noemen we co regulat ie. Soms is die van hoge kwaliteit (dan kom je samen verder in het beheersen van de werkelijkheid) en soms van lage k walit eit (de informatie past niet bij je situatie). Er is altijd co -regulatie, elk contact tussen mensen brengt co -regulatie met zich mee. Kevin heeft buiten ruzie met Kars. Kars heeft Kevin geschopt , maar de begeleider heeft het niet gezien. Ze ziet nu we l dat Kevin heel boos is op Kars en hem stompt. Ze loopt naar Kevin en zegt: “ Stoute jongen, je mag niet stompen. Dat doet pijn, kom jij maar even bij mij dan mag jij even niet meer spelen”. Kevin is heel verdrietig, begeleider heeft er niets van begrepe n. Hij loopt mokkend naast de begeleider. De co - regulat ie is van een lage kwaliteit , niet alleen van Kevin, maar ook van de begeleider, want die heeft inderdaad geen oog gehad voor de belangen van Kevin. Theorie van ervaringsordening
| P a g i n a |7
Dr. D. Timmers-Huigens®
ERVARINGSORDENING De grote vraag is nu, wanneer mag iet s blijven zoals het is, en wanneer moet het veranderen? Mensen voelen zich lekker in situaties waar een positief antwoord komt op vier vragen die zij als het ware alt ijd aan zichzelf stellen. De vragen zijn: - Is mijn lichaam veilig van gevaar of onge mak? - Is de werkelijkheid zoals ik die beleef bet rouwbaar, kan ik erop vertrouwen dat mijn omgeving zich blijft gedragen zoals ik het verwacht? - Begrijp ik de samenhang in een complexe sit uatie, beschrijving of gebeurt enis? - Mag ik mijzelf zijn? Maak ik versc hil? Door middel van deze vragen orden je de werkelijkheid, zodat het informatie wordt over wat je meemaakt . Daarna wordt die informatie opgeslagen in het geheugen en kan gebruikt worden om t oekomstige situat ies sneller te ordenen. Daarom zijn dit de vrage n van ervaringsordening. Elke vraag hoort bij een bepaalde ordening: - De vraag: Is mijn lichaam veilig? Heeft betrekking op het lichaamsgebonden deel van ervaringsordening - De vraag: Is mijn omgeving hier en nu betrouwbaar? Heeft betrekking op het associatieve deel van ervarings ordening - De vraag: Ken ik de samenhang van de gebeurtenis? Heeft te maken met het structurend deel van ervarings ordening - De vraag: Mag ik er zijn zoals ik ben? Heeft betrekking op het vormgevend deel van ervaringsordening Die vragen st el je aan jezelf zonder dat je het weet. Maar zolang je leeft worden die vragen in jezelf gesteld. Je stelt die vragen zelf, maar je merkt het niet. Elke mens stelt die vragen, zolang je leeft gebeurt dat. Alle vragen worden tegelijk gesteld. Dat d oe je niet hardop, dat doe je in jezelf zonder dat je het merkt. En zo geef je ook zelf antwoord op die vraag zonder dat je het merkt. Zolang al de vragen met ja beantwoord worden voel je je prima, er hoeft eigenlijk niets te veranderen. Als je wat wilt veranderen dan doe je het heel bewust . Margriet zit buiten in de zon. Heerlijk. Drankje erbij, muziekje op haar koptelefoon. Er is geen reden om te veranderen. Maar toch denkt ze opeens: ik ga een eindje wandelen. Ze staat op en loopt het pad af, nog steeds zeer op haar gemak. Of er is iemand anders die iets met je doet waardoor de situatie verandert . Margriet zit heerlijk in de zon, ze voelt zich op haar gemak, er hoeft niets te veranderen. Maar haar moed er komt naar buiten en zegt; „‟ Wil je ook een ijsje Margriet?” Ja dat wil ze wel. ”Dan moet je meekomen, we zitten aan de voor kant in de tuin en daar hebben we ijs” . Margriet gaat mee. Ze voelt zich prima.
Theorie van ervaringsordening
| P a g i n a |8
Dr. D. Timmers-Huigens®
Er kunnen ook andere redenen zijn waarom Margriet veranderen wil, sterker nog, er zijn redenen waaro m Margriet veranderen moet!.
-Haar lichaam is niet langer veilig. Margriet zit heerlijk in de zon, alles is prima, tot ze voelt dat ze naar de w.c. moet. Ze st aat op en gaat naar de w.c. De drang om naar de w.c. te gaan kan ze misschien een poosje negeren , maar niet al te lang, ze zal moeten veranderen
- De omgeving is onbetrouwbaar. Margriet zit heerlijk in de zon, alles is prima. Maar opeens gaat het regenen. De omgeving is niet langer betrouwbaar voor deze activiteit. Margriet moet naar binnen.
- De samenhang van de gebeurtenis is niet duidelijk. Margriet zit buiten. Ze is daar even gaan zitten om te wachten tot haar ouders haar komen halen om naar de st ad te gaan. Maar ze komen niet opdagen. Waar blijven ze toch? Margriet wordt onrust ig. Ik bel ze e ven op denkt ze....
- Margriet voelt dat ze niet mag zijn wie ze is. Margriet zit buiten, in de zon, met haar koptelefoon op. Heerlijk. Maar ze weet dat haar moeder een enorme hekel heeft aan niets doen in de zon. Straks zal ze komen en zeggen dat Margri et weer eens niets doet.... het wordt vast een scene. Waarom begrijpt moeder niet dat je ook tussen je huiswerk maken in even buiten wilt zitten. Altijd moet alles van haar eerst af zijn. -Heb je niks anders te doen zal ze zeggen. - Ze begrijpt het niet, de nkt Margriet. Ze wil graag blijven zitten, maar ze voelt zich onrust ig. -Laat ik maar weer naar binnen gaan en mijn huiswerk afmaken - denkt ze, en toch voelt ze zich boos op zichzelf.
HET ZOEKLICHT VAN ER VARINGSORDENING
IK
Lichaamsgebonden deel Associatieve deel Structurerend deel
omgeving
Vormgevend deel Theorie van ervaringsordening
| P a g i n a |9
Dr. D. Timmers-Huigens®
ONBEWUST EN BEWUST G EBRUIK VAN DE DELEN VAN ERVARINGSORDENING Ervaringsordening is een psychische kracht die spont aan werkt. Daarvan is men zich niet cognit ief bewust. Het is het beweeglijke lerende brein dat ingezet wordt. De werking van de vier delen is niet als aparte functie van het brein te analyseren. Het een is een theoretisch model (werkkapstok) om ingewikkelde processen te begrijpen zodat daarbij aangesloten kan worden. De in de theorie bedoelde en beschreven krachten van het brein worden vanaf de geboorte (en daarvoor al) gebruikt . Gaandeweg is er meer bewust wording van de informatie die verwerkt is met behulp van de psychische krachten die via de theorie van ervaringsordening zijn beschreven. Door ontwikkeling wordt steeds meer bewust gebruik gemaakt van de werkwijze van ervaringsordening , al hebben we daar geen spontane woorden voor. Het zijn geen aangeleerde handelingen die maken dat we ervaringsordening gebruiken. Een pasgeboren baby maakt gebruik van alle delen van ervaringsordening zonder het te beseffen, maar de werkelijkheid wordt er wel hanteerbaar door. Op allerlei subtiele manieren laat het kind merken dat het van ervaringsordening gebruik maakt , zonder de in de theorie gebruikte terminologie te kennen. Want die terminologie is uit sluitend bedoeld voor professionele inzichten in het proces. Ervarin gsordening wordt niet bewust gehanteerd, maar speelt in de manier waarop een mens de wereld beleeft en interpreteert een grote rol. Zo voedt ervaringsordening het cognit ieve en emotionele functioneren. Baby Luna ruikt , voelt , proeft haar moeder. De lichame lijke nabijheid is zeer vert rouwd, daardoor is haar eigen lichaam ook veilig, maar als het lichaam onveilig wordt omdat Luna honger heeft , wordt het lichaamsgebonden deel van ervaringsordening dominant . Ze zet nu de andere delen in om de veiligheid van haa r lichaam terug te krijgen. Luna zoekt die speciale plek bij moeder die de betrouwbaarheid van de omgeving bij de nood van de honger vertegenwoordigt, namelijk de moederborst . Luna kent na een enkele keer drinken die borst zo goed dat ze haar lippen ant ici perend precies kan vormen in de vorm van de tepel. Zo werkt het associatieve deel in dienst van het lichaamsgebonden deel . Maar Luna kent ook het hele ritueel van uit de wieg pakken, knuffelen even op schoot liggen voordat het drinken begint . Ze stelt zich daarop in. Wanneer een vreemde haar uit de wieg pakt en dat kleine ritueel dat aan het drinken vooraf gaat , totaal anders verloopt wordt Luna onrustig. Misschien wordt haar lichaam nu nog onveiliger en geeft ze lichaamsgebonden signalen af: Luna gaat huil en. Als alles goed gaat heeft Luna ook behoefte aan oogcontact, aan gekend worden en erkenning van haar eigen manier om te drinken, even te stoppen, te glimlachen en dan verder te gaan. Dat subtiele samenspel tussen mens en medemens blijft ook na de babytijd essent ieel.
Theorie van ervaringsordening
|
P a g i n a | 10
Dr. D. Timmers-Huigens®
LEIDENDE ROL OF DOMINANTIE De vier delen van Ervaringsordening zijn vergelijkbaar met een vierling. De vierling is altijd samen en t reedt met elkaar de werkelijkheid tegemoet . Ze kijken elk op hun eigen manier naar de werkelijkheid en stellen voortdurend hun eigen vraag in hun achterhoofd . De delen van ervaringsordening worden niet alleen passief aangesproken of gest imuleerd maar ku nnen ook onbewust, pre -cognitief en bewust worden ingezet . Dat gebeurt omdat de mogelijkheid om via ervaringsordening informatie te verzamelen en daarop met gedrag te reageren steeds meer wordt gekend, gewaardeerd en gebruikt in een proces van leren. De me demens kan helpen, st imuleren, ondersteunen, en trainen bij het inzetten van het elk deel van de ervaringsordening. Er zijn twee verschillende manieren waarop één van de delen een meer uitgesproken rol krijgt. Een deel kan een leidende rol krijgen of er ka n dominant ie optreden van een van de delen. Het is zaak deze leidende of dominante rol te herkennen, erkennen en er in de reactie of intervent ie op aan te sluiten. LEIDENDE DEEL VAN ERVARINGSORDENIG In de meeste gevallen kunnen de vier delen van ervaringsordening het prima samen vinden. Ze gaan samen op pad en bekijken alles op hun eigen manier. Daarbij gebeurt het vaak dat een van de vier de leiding neemt en de andere delen ondersteunen. Dat gaat meest al heel subt iel en ongemerkt, soms heel zichtbaar en duidelijk. Wanneer je t rek hebt in een boterham is het lichaamsgebonden deel vaak leidend, en lopen de andere delen er braaf achteraan (ik weet waar ik het brood vind, ik eet er maar één want straks gaan we eten, ik houd van jam dus dat doe ik erop). Dan i s er geen probleem. In de begeleiding en jouw ondersteuning moet dan wel aan gesloten worden bij dit leidende deel, anders is de kans op miscommunicat ie en frust rat ie groot. Als de begeleider niet wil dat er brood gegeten wordt zo kort voor het avond, moet deze ook wat doen met het hongergevoel. Soms helpt het om alleen het „straks‟ (structurend, deze t ijdseenheid is niet tastbaar) om te zetten in over een half uur (associatief, kan je zien aa n de klok). Zo doet de begeleiding een beroep op de ondersteunende delen van Ervaringsordening, zodat de aansluiting gemaakt kan worden door mijzelf . De leidende rol behoeft niet alt ijd gewenst gedrag op te leveren of effect ief te zijn in de ogen van de begeleider of in de ogen van ouders of hulp- zorg en steunverleners. Als het maar effectief lijkt te zijn voor die persoon op dat moment, in die situatie.
Theorie van ervaringsordening
|
P a g i n a | 11
Dr. D. Timmers-Huigens®
Katelijne komt elke avond een keer of zes uit bed. Haar moeder zegt dan dat ze moet slapen, maar vraagt ook altijd wat er is. Katelijne zegt dan dat ze naar de w.c. moet, dorst heeft of bang is. Alle drie deze antwoorden geven een bepaalde structuur aan met uit bed komen. Die samenhangende rol is haar leidende rol. Moeder is er niet blij mee. Maar Katelijne heeft allang geleerd dat moeder er altijd intrapt, dat wil zeggen dat ze altijd ingaat op deze samenhang en dus kan Katelijne dan nog even opblijven. Voor moeder niet functioneel, voor Katelijne wel. 1 Elk deel van Ervaringsordening kan in het hanteren van de werkelijkheid een leidende rol spelen. Dit deel neemt als het ware de touwtjes in handen , t erwijl de andere delen volgen, maar elk sterk hun eigen specifieke functie vrij kunnen uit oefenen. Deze fun ct ies ondersteunen het leidende deel, maar dit beperkt die delen niet zoals dat wel het geval is bij een dominantie. Het leidend inzetten van een deel van Ervaringsordening gebeurt vaak pre- cognitief op basis van eerdere ervaring. Wisseling van leidende rol kan zeer snel plaatshebben als de delen harmonieus worden ingezet . DOMINANTIE VAN EEN DEEL VAN ERV ARINGSORDENING Bij dominantie raakt één deel van Ervaringsordening verward. Dat deel kan de situationele ervaring niet ordenen tot informatie die helpt om de werkelijkheid te hanteren. Alle andere delen zetten hun krachten in om dat ene dominante deel te steunen. Daardoor worden alle krachten gebundeld voor dat ene doel. Dominant ie van een deel van Ervaringsordening is een overlevingsstrategie, die wordt ingezet om een „nee‟ als ant woord op de bijbehorende vraag op te heffen. Dat gaat niet altijd op de handigste manier, maar op de manier die dan binnen handbereik is. Als het niet anders kan met ongewenst gedrag. Vooral in geval van dominant ie kan het zijn dat de oplossingsmogelijkheden van de persoon zelf t e kort schieten en dat medemensen moeten zorgen, helpen, ondersteunen. Die hu lp kan uitsluitend gegeven worden door steun, zorg of hulp te bieden binnen het gebied waar de dominant ie optreedt en zo de andere krachten te versterken. Wie een hart aanval krijgt heeft er niets aan wanneer de hulpverlener een college over hartklachten ga at geven. Het lichaam moet geholpen worden, en de samenhang hoeft niet direct te worden uitgelegd. Wanneer een kind valt en pijn heeft is het niet effect ief om uit te leggen dat het voorzichtiger had moeten zijn, maar dan heeft het een pleist er nodig of ee n kusje op de zere plek. Eerst het lichaam weer veilig, dan kan de samenhang met voorzichtigheid worden uit gelegd. De professionele werker kan observeren waar de dominant ie
1
Uit Observeren en rapporteren, tweede druk 2011 Theorie van ervaringsordening
|
P a g i n a | 12
Dr. D. Timmers-Huigens®
optreedt om t e weten vanuit welk deel van de ervaringsordening hulp of zorg of st eu n moet worden geboden. Bij dominantie moet je eigenlijk altijd aansluiten bij het dominante deel of daar heel gericht e ondersteuning op geven. Als ik zo‟n honger heb dat ik mij er beroerd door voel, heeft het geen zin om te zeggen dat we over een half uur gaan eten. Die t ijd is te lang om hongerig te overzien. Gerichte, concret e informatie die aansluit bij mijn hongergevoel is nodig. Nee, je mag nu geen boterham, hier heb je een soepstengel. Hierbij wordt recht gedaan aan alle delen van Ervaringsordening, want mijn honger wordt erkend, er wordt een concrete oplossing voor geboden en er wordt een beroep gedaan op een samenhang die ik begrijp (nu niet, later eten we). KENMERKEN VAN DE LEI DENDE ROL EN DOMINAN TIE Het leidend inzetten van een deel van ervaring sordening is een actie van de persoon. Deze actie wordt zelden bewust uit gevoerd, ervaringsordening is een pre - cognitief proces. Wanneer een van de delen leidend wordt, blijven alle andere delen volledig functioneren, maar ingezet om het leidende deel te ondersteunen. Dit bepaalt onder meer de mate van probleem -oplossend- vermogen. Leidende inzet van een van de delen van ervaringsordening hangt nauw samen met de harmonieuze samenwerking tussen de delen van ervaringsordening. De vier vragen worden met ja beantwoord. Bij het inspelen op de leidende rol van een van de delen kan ook aangesloten worden bij een ander deel , mits de harmonie hier niet door wordt aangetast doordat de ja een nee wordt . Bij twijfel dient te worden aangesloten bij het leidend deel . Wanneer een van de delen dominant wordt, is dit iet s dat de persoon overkomt. Dominant ie van een deel van ervaringsordening is een overlevingsstrategie in een bedreigende situat ie. Tenminste één van de vier vragen van ervaringsordening wordt met nee beantwoord. De mogelijkheden van alle delen van ervaringsordening worden uitsluitend ingezet om de dominantie op te heffen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de ervaringen uit het verleden, de mogelijkheden tot het vinden van nieuwe oplossingen is beperkt. De kans op inadequaat of ongewenst gedrag is groter dan bij de leidende rol. Wanneer een van de delen dominant wordt moet in de reactie of interventie aangesloten worden bij het dominante deel. Bij leidende inzet worden de andere delen dienstbaar, bij dominantie worden de andere delen beperkt. In beide situaties kan de persoon voor de ander ongewenst of inadequaat gedrag vertonen. Dit gedrag heeft een doel dat te herleiden is tot een van de vier delen van ervaringsordening. LUISTEREN NAAR HET D OMINANTE DEEL VAN ER VARINGSORDENING Wanneer een deel van ervaringsordening dominant wordt, worden de psychische krachten van alle andere delen van ervaringsordening ingezet om dat ene dominante deel van ervaringsordening te ondersteunen. Vaak heb je dat als mens niet in de gaten, soms maak je bewust gebruik van de kracht en binnen ervaringsordening om alles weer zo op orde te krijgen, dat ermee te leven valt. Ervaringsordening bepaalt voor een belangrijk deel hoe iemand de werkelijkheid ervaart. Theorie van ervaringsordening
|
P a g i n a | 13
Dr. D. Timmers-Huigens®
Voor kinderen (en mensen) met een verst andelijke handicap kan het betekenen dat bepaalde delen van ervaringsordening heel snel, soms langdurig en vaak dominant zijn. Het lijkt dan alsof dit kind , of deze cliënt uitsluitend van dat bepaalde deel van ervaringsordening gebruik maakt . Soms wordt er wel eens gezegd: Alex “zit ” in het associatieve deel van ervaringsordening . Dat kan echter niet het geval zijn. Alle delen van ervaringsordening zijn altijd werkzaam. Wanneer één deel do minant worden, worden de andere delen van ervaringsordening in dienst gest eld van dat ene dominante deel van ervaringsordening om zo de werkelijkheid weer te kunnen beheersen. Floris is naar de keuken gestuurd om een lepeltje te halen. De begeleider is ve rget en te zeggen dat de laden van de keuken anders zijn ingedeeld dan voorheen. Floris doet de besteklade open en daar liggen nu theedoeken. Op zich is dit een probleem binnen het structurerende deel van ervaringsordening . De samenhang van de keukenladen i s immers veranderd. Wanneer Floris dat ontdekt wil dat nog niet vanzelfsprekend zeggen dat Floris vanuit zijn st ructurerende deel van ervaringsordening te werk gaat om het probleem op te lossen. En het wil ook niet vanzelfsprekend zeggen dat dit structurerende deel van ervaringsordening bij Floris nu dominant wordt. De begeleider, die Floris helpen moet , omdat het niet direct lukt om het lepeltje te halen, kan er daarom niet van uit gaan dat hulp vanuit de samenhang effectief zal zijn .
Omdat ervaringsord ening ook bij de begeleider werkt, en de begeleider geen moeit e met dit probleem heeft, zal bij de begeleider onmiddellijk dit kleine probleempje vanuit zijn eigen samenhang en dus met een beroep op het structurerende deel van ervaringsordening willen oplossen. Dat is een eerste impuls. Maar die impuls volgen kan co-regulatie van een lage kwaliteit opleveren. En dat leidt tot conflicten of problemen. Je bent als begeleider geneigd je eigen innerlijke redenering te volgen omdat de eigen ervaringsordening v an de begeleider ook werkt en die analyse een deel van je eigen bestaan is. Floris ziet dat het niet klopt. Er zijn verschillende mogelijkheden: 1: Het associat ieve deel van ervaringsordening bij Floris wordt dominant . Hij ervaart de keuken als onbetrouwba ar omdat het niet klopt wat hij verwacht. Hij kan de samenhang van de verandering niet spontaan ontdekken. De begeleider zal nu de betrouwbaarheid moeten herstellen. 2. Zijn st ructurerende deel wordt dominant . Floris zet onbewust zijn andere delen van ervaringsordening aan het werk om de oplossing te vinden. Hij doorzoekt alle laden met behulp van zijn associatieve kennis. Hij doet alle laden open en dicht vanuit zijn sensomotorisch weten (het lichaamsgebonden deel van ervaringsordening ) en hij vraagt om h ulp (vormgevende deel) .
Theorie van ervaringsordening
|
P a g i n a | 14
Dr. D. Timmers-Huigens®
Je overweegt dus, zonder daarvoor woorden te geven bij jezelf: o hier is in de structurerende ordening iet s mis, o hier kloppen de associaties niet, o hier gaat iet s fout met het lichaam, o hier moet ik het zelfvert rouwen stimule ren. Maar in de dagelijkse bezigheid blijkt een cliënt (kind, \ bewoner) vanuit verschillende dominante delen van ervaringsordening te kunnen reageren op eenzelfde probleem. Hoewel de begeleider denkt dat het om de samenhang gaat die niet meer klopt , en naa r Floris roept dat hij in een andere la moet zoeken, merkt Floris op een andere manier dat het niet klopt. Floris wordt verward, hij voelt zich onzeker, zijn associat ieve ervaringsordening wordt dominant . De betrouwbaarheid van de concrete werkelijkheid la at te wensen over. Floris gaat terug naar de begeleider en zegt dat het lepeltje er niet is. De begeleider moet bij een ander deel van ervaringsordening aansluiten dan hij spontaan gedacht had. - De begeleider gaat mee en wijst hem hoe de laden veranderd zijn en helpt hem de associatieve orde t e herstellen. - Of de begeleider legt hem uit in welke lade hij moet zoeken. - Of de begeleider gaat mee en laat Floris zelf experimenteren met het uitzoeken in welke lade het lepeltje is.
Een duidelijk te analyser en situatie kan daardoor door verschillende cliënten, bewoners of kinderen vanuit een heel verschillen d deel van ervaringsordening dominant tegemoet getreden worden. Bovendien is nooit voorspelbaar dat een bepaalde cliënt of een bepaald kind alt ijd met ee nzelfde soort dominant ie zal reageren. Floris wordt boos omdat het niet klopt, hij gilt dat het lepeltje er niet is en tegen de tijd dat de begeleider in zijn buurt is lopen de tranen van drift over zijn wangen. Hoewel het probleem binnen het st ructurerend e deel van ervaringsordening valt is zijn reactie lichaamsgebonden. Hij voelt zich kennelijk lichamelijk niet meer veilig in deze situatie en uit dat op deze manier. - De begeleider die begrijpt dat de boosheid door verwarring komt, wordt niet boos omdat Floris boos is, maar zet eerst zijn boosheid stop door hem vast te pakken en aan te kijken en te zeggen: “ Stop maar Floris, ik zal helpen”. En daarna neemt ze Floris mee en helpt hem de goede lade te vinden, of door die aan te wijzen of door die lade samen met hem te openen. - Pas daarna kan de begeleider de st ructureren de deel van ervaringsordening aanspreken en uitleggen hoe de keuken veranderd is.
Beperking van verst andelijke vermogens maakt bepaalde dominantie in bepaalde situaties waarschijnlijker. Wanneer men mensen (kinderen) met een verstandelijke handicap goed kent kan die voorspelbaarheid in kaart worden gebracht. De vaardigheid in het herkennen van een dominant deel van de ervaringsordening kan de kwaliteit van de co regulat ie zeer verhogen. Theorie van ervaringsordening
|
P a g i n a | 15
Dr. D. Timmers-Huigens®
Floris wijt het niet vinden van het lepeltje aan zichzelf, hij wordt verdriet ig en zegt tegen de begeleider dat Floris het niet vinden kan. Zo wijt hij het mislukken van zijn opdracht uit sluitend aan zichzelf. Zijn vormgevende deel is dominant, zijn zelfvert rouwen is verstoord. Floris zet nu het lichaamsgebonden deel in om dat duidelijk te maken, hij gaat huilen: “Floris kan het niet” huilt hij. - De begeleider troost Floris en stelt hem gerust . ”Jij kan het wel, maar het lepeltje ligt ergens anders”. Zij h erstelt eerst zijn eigenwaarde en vraagt nu samen met hem zijn vormgevende deel van ervaringsordening te gebruiken om het lepeltje te vinden.” Waar zullen we samen zoeken?”. Ervaringsordening geeft vooral aangrijpingspunten in de communicatieve sfeer. Maa r ook in het handelingsplan en het werken met materialen kan rekening gehouden worden met ervaringsordening. Wanneer een mens met een verst andelijke beperking die slechter prest eert dan anders, of duidelijk niet gedijt ; kunnen de volgende vragen gesteld w orden: -
I S HE T L I C HA A M V E I L I G ? I S D E B E T R O U W B A A R HE I D V A N D E O M G E V I N G V O L D O E N D E ? I S D E S A M E N HA N G D U I D E L I J K ? K R I J G T D E E I G E N HE I D R E S P O N S ?
In alle situaties waar het antwoord op deze vragen (één of meerder) met nee moet worden beantwoord worden de vol gende vragen gesteld: - Is er sprake van tekorten of stoorzenderwerking waardoor de vraag met nee beantwoord moet worden. - Is er sprake van een innerlijke oorzaak voor de dominantie van een deel . - Bij wie ligt het probleem bij de cliënt, de leerling, het kind, de bewoner, of bij de benadering van de groepsleider. Of is er sprake van medebewoners, groepsgenoten, die de dominant ie van een deel van ervaringsordening van deze persoon oproepen. ERVARINGSORDENING TO EGEPAST IN DE ZORG V OOR MENSEN MET EEN VERSTANDELIJKE BEPERKING De Theorie van Ervaringsordening is een verklaringsmodel voor hoe mensen de wereld om zich heen hanteren. Het is al langere tijd bekend dat tenminst e 85% van de communicatie best aat uit non -verbale communicatie, waarbij ook cultureel en maatschappelijk bepaalde assumpt ies een grote rol spelen. In professionele communicatie wordt de meeste aandacht besteedt aan de 15% verbale communicatie, omdat dit deel aanzienlijk eenvoudiger te duiden en te verklaren is. Dat is voor veel mensen een zodanige vanzelfsprekendheid, dat ze zich er nauwelijks van bewust zijn. Voor mensen met een verst andelijke beperking gaat dit echter niet op. Zij zijn meer afhankelijk van en ingesteld op non -verbale communicatie en gedrag. De Theorie van Ervaringsordening m aakt het mogelijk deze communicatie en gedrag te duiden, te verklaren én erop te anticiperen. Dat maakt het tot een zeer waardevolle basis voor ál het intermenselijk handelen binnen een team of instelling. Moment eel maken verschillende instellingen gebruik van ervaringsordening als grondlegger voor al het interpersoonlijk handelen op een menswaardige en professionele wijze. Theorie van ervaringsordening
|
P a g i n a | 16
Dr. D. Timmers-Huigens®
DE SOCIAAL -EMOTIONELE HULPVRAA G IN BEELD GEBRACHT Werken alle delen van ervaringsordening harmonieus samen en kan de cliënt deze ervaringsordening ook act ief gebruiken dan spreekt men van begeleiden, beant woorden van vragen en het geven van informatie en instructie. Is er sprake van spanning in het gedrag dan moet vooral gedacht worden aan de versterking van het zelfbeeld, de eigenheid of het vormgevende deel. Is er sprake van probleemgedrag op een gebied van de begeleiding dan zal hulp vooral gegeven moeten worden in het duidelijk maken van de samenhang. Het st ructurerende deel van ervaringsordening krijgt extra nadruk (wordt dominant). Is er sprake van disfunctionerend, problematisch gedrag over de hele linie, dan moet vooral gelet worden op de betrouwbaarheid (duidelijkheid) en wordt het associatieve deel van ervaringsordening dominant, en moet in dat veld hulp gegeven worden. Is er sp rake van ernst ig ont regeling dan zie je meestal ook lichaamsgebonden act ing out en is de veiligheid van het best aan in het geding (of reëel of voor de beleving van de mens met de verstandelijke handicap) . Het lichaamsgebonden deel is dan het gebied waar de hulp bij aan moet sluit en . Wanneer een bepaald deel van ervaringsordening dominante signalen geeft bij een persoon dan zal in de begeleiding aangesloten moeten worden bij dat dominant e deel. Het dominante deel zet alle krachten van de andere delen van erv aringsordening in om de negatieve gevoelens die het dominante deel oproepen weg te werken. De hulpverlener, begeleider, leerkracht of ouder kan in dat geval zien waar de pijn vandaan komt door het dominante de el te herkennen en te erkennen. Zo kan probleem gedrag en de behoefte aan meer ondersteuning (of onderst euners) voorkomen worden. Communicatie (ook communicatief handelen, dat is elke vorm van handelend begeleiden enzovoorts) die een hoge co -regulatieve kwaliteit heeft sluit aan bij het dominante deel van ervaringsordening . Als de co -regulatie van hoge kwaliteit is en alle delen van ervaringsordening zijn in harmonie, dan zijn zowel cliënt als begeleider in staat hun capacit eiten te benutt en en vreugde te beleven aan hun menselijke mogelijkheden. Acti e van begeleider:
Deel van ervaringsordening lichaamsgebonden deel
associatieve deel
Plaat sver vangend uitvoeren
Meehelpen
stimulering taakuitleg
Begeleiding
duidelijke stappen
vooral dit
Observat ie ondersteuning en correct ie
bij vooral dit
Struct urerende deel
harmonie vooral dit
Vormgevende deel
van alle vooral dit
Harmonie van alle delen van ervaringsordening
delen vooral dit.
Theorie van ervaringsordening
|
P a g i n a | 17
Dr. D. Timmers-Huigens®
VOORDELEN VAN HET AA NSLUITEN BIJ ERVARIN GSORDEN ING
Aansluiten bij ervaringsordening betekent recht doen aan mogelijkheden van en de beleving door de cliënt. Hierdoor zijn medewerkers sneller in staat gedrag van cliënten te verklaren en hierop te anticiperen. Doordat gedrag tijdig kan worden herkend en geduid wordt probleemgedrag voorkomen en de kwalite it van leven verhoogd. De kwalit eit van zorg en welbevinden van zowel medewerkers als cliënten kan aantoonbaar worden verbeterd. Hierbij kunnen ook de significante part ners (ouders, zorginstellingen, specialisten) op een voor hen herkenbare manier part ic iperen. Scholing in Ervaringsordening sluit aan bij de competentiebox van de VGN. Vanuit Ervaringsordening weten medewerkers zich bekwaam en gesteund waardoor het gevoel van veiligheid voor begeleider én cliënt verbetert. De Theorie van Ervaringsordenin g is te gebruiken in combinat ie met elke andere methode of theorie die gedeeld begrip centraal stelt. Het rendement uit deze methoden wordt eveneens verhoogd. De Theorie van Ervaringsordening is een verklaringsmodel, dat betekent dat de complexe werkelij kheid opgedeeld kan worden in hanteerbare delen (vooral de vier vragen: is mijn lichaam veilig; is de omgeving bet rouwbaar; ken ik de samenhang; mag ik mijzelf zijn) . Daardoor is het snel bruikbaar te maken. De Theorie van Ervaringsordening is wetenschapp elijk onderbouwd, maar ligt als praktijkt heorie dicht bij de common sense. Hierdoor kan vertaald worden naar de zorg voor en door iedereen, van de fysiotherapeut tot de directie. Al ruim 30 jaar wordt Ervaringsordening gerekend tot de meest prakt ische e n effect ieve methodes voor de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking. Ervaringsordening implementeren in de dagelijkse zorg kost geen extra middelen. Wel moeten medewerkers bereid zijn en getraind worden om de attitude toe te passen als grondhou ding in professionele zorg en het benutten van de menselijke mogelijkheden van de ander, met of zonder verstandelijke beperking.
UITGANGSPUNTEN VAN D E THEORIE VAN ERVARI NGS ORDENING
Elk mens is uniek; Elke mens heeft derhalve menselijke mogelijkheden. Een mens is deel van het aardse best aan en heeft daarin de funct ie mens te zijn . De mogelijkheden kunnen gezien worden als toerusting van de mens om zich (biologisch gezien) in de aardse werkelijkheid te handhaven. Een mens is biologisch gezien medemens (kudd edier). Kenmerkend voor mens -zijn is pluraliteit . Dat wil zeggen elk verschilt van een ander. De pluraliteit noopt t ot communicatie die erop gericht is dat men elkaar begrijpt. Dat kan uit sluitend t ot stand komen door middel van de mogelijkheid van de mens tot co-regulatie, dat wil zeggen de mogelijkheid dat de intermenselijke klik (die omschreven kan worden als: ik ben niet jij en toch begrijpen wij elkaar) wordt vert aald in gedeeld begrip van de werkelijkheid. Het gedeeld begrip ontstaat daar waar mense n samen aan elkaar (fysiek ruimtelijk) verschijnen als gelijkwaardig deel van het geheel in wat ook wel genoemd wordt een ruimte voor „ontmoet en‟; ofwel een „space of appearance‟. Co-regulatie van een hoge kwaliteit werkt als een dialoog (dat naar twee k anten of meer een gesprek voeren betekent) waarin men al luisterend verder komt. Theorie van ervaringsordening
|
P a g i n a | 18
Dr. D. Timmers-Huigens®
Zo‟n „gesprek dat ook kan bestaan uit handelen als communicatievorm, biedt de mogelijkheid om de meest waardevolle elementen uit het spanningsveld dat het gesprek vormt, t e gebruiken voor het opbouwen van een nieuwe visie (kijk op de werkelijkheid, begrip van de werkelijkheid) die voor het toekomstig handelen een verbetering (beter functioneren in de werkelijkheid) mogelijk maakt. Om te functioneren in de werkelijkheid moet e en mens die werkelijkheid ordenen. Een mens is biologisch gezien toegerust om de werkelijkheid te ordenen. In die ordening speelt de co -regulatie een doorslaggevende rol. De co-regulatie is van een hoge kwaliteit als de dialoog tot verbetering bijdraagt. Verbetering kan gedefinieerd worden als “vreugde beleven aan je mens - zijn”, dat wil zeggen dat de mogelijkheden van mensen om in deze werkelijkheid te functioneren (hoe gering ook) kunnen worden gekend, gewaardeerd en gebruikt . De co-regulatie is van een la ge kwaliteit als de dialoog (dat is dus ook handelen als vorm van communicat ie) tot misverstanden, onbegrip en minder goed functioneren (gebrek aan gebruik van mogelijkheden die er wel zijn) aanleiding geeft. Elk mens heeft gelijke rechten op emancipatie, dat wil zeggen de ontwikkeling van zijn en haar mogelijkheden zo dat je vreugde kunt beleven aan je bestaan. Daarvoor is de theorie ervaringsordening ontwikkeld. Met de vier vragen als leidraad die mogelijkheden leren kennen, leren waarderen en leren gebr uiken op elk gebied. Professioneel handelen is verantwoord handelen. Via ervaringsordening is in ieder geval een deel van die verantwoording te vinden. Ervaringsordening is een overkoepelende theorie die toelaat dat methoden en technieken vanuit andere the oretisch acht ergronden worden toegepast en ingepast.
TEO: SAMEN BOUWEN AAN GEDEEL D BEGRIP Uitgaande van de principes van ervaringsordening wordt door een groeiende groep van professionals en instellingen samen gebouwd aan een nieuwe manier van het begrijpe n van mensen. Hierbij vormt de eigen beleving van de persoon het uitgangspunt. Zoals de naam al aangeeft kan ervaringsordening hebt best geleerd worden door het te ervaren. Alleen erover lezen levert nu eenmaal niet de informatie en het inzicht dat van de herkenbare voorbeelden van Dr. Timmers -Huigens. In het verspreiden van kennis over en inzicht in de Theorie van Ervaringsordening wordt zij ondersteund door TEO (Timmers Ervaringsordening ), het kenniscentrum voor t raining, ondersteuning en expert ise, opger icht door twee van haar zonen. Voor meer informa tie kunt u kijken op de websit e: W W W . E R V A R I N G S O R D E N I N G . N L , of een e-mail sturen naar TEO : T I M M E R S @ E R V A R I N G S O R D E N I N G . N L . Vragen, opmerkingen en suggesties zijn welkom en worden beantwoord door Dr. Timmers- Huigens of een medewerker van TEO. GEBRUIKTE LITERATUUR : Ervaringsordening: Mogelijkheden voor mensen met een verstandelijke handicap; 5 e geheel herziene druk van Mogelijkheden voor verst andelijk gehandicapten; daarvoor werken met geestelijk gehandicapt en e n Vreugde beleven aan je mens - zijn, je kunt er iets aan doen (4delen) . Uitgave Elsevier (2005) ISBN: 9035227557 nur.897. Meer dan luisteren ; over het empathisch moment van communicatie. Elsevier Maarssen ISBN 9035224094 NUGI 757,758. Theorie van ervaringsordening
|
P a g i n a | 19
Dr. D. Timmers-Huigens®