Copyright: Omslag: Binnenwerk: ISBN: NUR: 1e druk:
© Uitgeverij Nelissen, Amsterdam, 2007 Matt Art, Concept & Design, Haarlem Harry van Veen, Ede 9789024417957 770 2007
ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient met de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Uitgeverij Nelissen Postbus 15970, 1001 NL Amsterdam Telefoon: 020 52 18 933, telefax: 020 6253 327 www.nelissen.nl Harry van Veen, Veen Coaching & Training www.vectrain.nl, e-mail:
[email protected]
Inhoud Modellen en theorieën 1 Wie ben ik? 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12
Ingesleten DVD-patronen Vorming Rolpersoonlijkheden Enneagram Kern gestuurd Hersenspecialisaties Myers en Briggs dimensies Emotionele stabiliteit Big Five Intelligenties Rollen Wie ben ik: de stempel
7 9 11 15 25 31 51 61 77 95 105 107 113 115
4 Wat maakt dat ik contact maak? 339 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Contact De boodschap Aansluiten of mismatchen Relationele grondhoudingen Resultaatgerichte houdingen Gedragsgerichte houdingen De rol van taal Luisteren, samenvatten en doorvragen 4.9 Slechtnieuwsgesprek 4.10 Rollen 4.11 Levensfasen 4.12 Een groter geheel 5 Hoe ben ik te bespelen?
2 Wat neem ik waar? 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10
Signaalverwerkingsfabriek Waarnemen en sekse Gevoel, emotie en stemming Jezelf en de ander Herkomst van spanning Gevoel, geheugen en gedrag Stress Langdurige stress Beoordelingsfouten Geluk
3 Wat drijft mij? 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Motivatie Taakvolwassenheid Leiden Macht en politiek Groepskrachten
117 119 151 153 171 187 193 197 215 217 223
229 231 261 271 293 307
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Manipuleerbasis Sequentiële tactieken Onderdrukkende communicatie Onderhandelen: een spel Weerstand Presenteren
6 Hoe ontwikkel ik mij? 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9
Leerstijlen Zelfreflectie Onthechten Optimaliseren Zeven gewoonten Zes fasen ‘Single’ of ‘double loop’ Gradaties van veranderen Leren en pijn lijden
Literatuur
341 347 359 383 389 403 433 441 447 449 459 461 465 467 485 517 523 531 551 565 567 577 583 585 587 589 593 597 599 601
Begrijp jezelf Begrijp de ander
De parabel van de blinden en de olifant Lang geleden waren zes leergierige blinde Hindoes nieuwsgierig naar hoe een olifant er uit zou zien. Om de beurt voelden en oordeelden ze. De eerste kwam bij de olifant en botste met zijn hoofd en schouders tegen de flank van het dier. “Whow, dit is dus een olifant. Zo’n beest is groot en stevig als een muur!” De tweede blinde kwam in aanraking met de slagtand en betastte deze met ontzag. “Ben je mal? Dit wonderlijke dier is als een speer, glad en scherp!” De derde kwam de slurf van de olifant tegen en betastte deze met zijn handen. “Welnee joh, een olifant kronkelt en is beweeglijk als een dikke slang!” En de vierde ontdekte een poot en probeerde deze te omarmen. “Beweeglijk, zei je?, Nee hoor, integendeel, een olifant is solide, als een enorme boom!” En de vijfde persoon kreeg de olifant bij zijn oor te pakken en wist: “Jullie hebben het allemaal hartstikke fout, een olifant is juist een soort grote waaier en heel plat!” Eindelijk had de zesde een deel van de olifant te pakken, de staart. “Jullie kunnen mij nog meer vertellen, een olifant lijkt nog het meest op een dik stuk touw!” Heftig gingen de blinden met elkaar in discussie. Ze wisten allemaal zelf het beste hoe een olifant eruit ‘ziet’. Ze hadden het immers zelf waargenomen. Het was hun werkelijkheid. Elk had gelijk en gaf de ander ongelijk. En ze wisten niet dat het geheel meer is dan de som der delen. (naar John Godfrey Saxe)
6
Modellen en theorieën Soms beland je in een situatie die je als lastig ervaart. Je zoekt dan naarstig naar houvast. Je wilt invloed uitoefenen. Je blik is naar buiten gericht, op je omgeving en je zoekt antwoord op de vraag: “Hoe moet ik in zo’n situatie handelen?” Vervolgens ga je experimenteren of zoek je een grip gevende aanpak, theorie of model. Want niets is zo praktisch als een goede theorie. Vervolgens koester je die theorie. Dat is dan “de waarheid”, net als bij de blinde Hindoes. Het is je handvat. Later blijkt dit handvat bij een andere lastige situatie niet te helpen. Je gaat dan op zoek naar een nieuw handvat. Of naar een intussen vergeten handvat. En je krijgt de behoefte om jezelf te begrijpen. “Waarom handel ik altijd zo? Waarom denk ik op die manier? Waarom zie ik dat niet? Waarom voel ik me zo?” Je blik is dan naar binnen gericht. Je wilt jezelf kunnen zijn. “Maar wanneer ben ik mezelf? Hoe word ik mezelf? Doe ik mezelf tekort als ik bepaald gedrag ga aanleren?” En gaandeweg deze ontwikkeling komt er een nieuwe behoefte bij. “Hoe pas ik in het grotere geheel? Is er een groter geheel?” En als je voldoende inzicht hebt gekregen en voldoende ontwikkeling hebt doorgemaakt, zakt de behoefte aan theorieën en modellen naar de achtergrond. Je zit op je plek. Je hebt een soort innerlijke vrede. En alles wordt weer eenvoudig.
De ware ontwikkelingsreis is geen speurtocht naar nieuwe landschappen, maar waarnemen met nieuwe ogen. Marcel Proust
De gebruikte theorieën en modellen komen uit verschillende psychologische hoeken en stromingen, met name uit de: ▪ ontwikkelingspsychologie, omdat je je hebt ontwikkeld tot wat je nu bent en omdat je je nog blijft ontwikkelen; ▪ persoonlijkheidspsychologie, omdat je geworden bent tot wat je nu bent door zowel je aanleg als je opvoeding; ▪ neuropsychologie, omdat je brein – en alles wat daar bij hoort – nu eenmaal een bepaalde structuur kent; ▪ humanistische psychologie om je – de van dieren onderscheidende – drijfveren te kunnen verklaren; ▪ cognitieve psychologie, omdat je brein continu houvast en herkenning zoekt; ▪ analytische psychologie, omdat je onbewuste een grote rol kan spelen in je ziens- en zijnswijze; ▪ sociale psychologie, omdat je in het hier en nu met anderen leeft en elkaar daarbij wederzijds beïnvloedt; en enigszins uit de: ▪ culturele psychologie, omdat je historie en je omgeving je normen, waarden en vooronderstellingen opleggen; ▪ organisatiepsychologie, omdat je veel en regelmatig te maken hebt met systemen als organisaties; ▪ esoterische psychologie, omdat er meer tussen hemel en aarde zou kunnen zijn dan alleen op dit moment bewezen zaken. Het is meer dan confettipsychologie. Vanuit de verschillende invalshoeken is de focus gelegd op verbanden en overeenkomsten. Deze rijgen de modellen aaneen. Daardoor is het geheel meer dan de som der delen. De kleuren, symbolen en figuranten in het boek maken de overeenkomsten en verbanden inzichtelijk en zorgen ervoor dat veel hersencellen worden geprikkeld. Dat maakt dat de materie beter beklijft in je hersenen. Het cd-schijfje bevat een test. Deze helpt je bij (zelf)reflectie en leidt je naar de voor jou thans interessant zijnde materie. 7
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Denken & Voelen
Doen
De DVD-patronen, gestart door ‘ankers’
10
Wie ben ik?
1.1 Ingesleten DVD-patronen Bij je geboorte was je niet veel meer dan een reflexmatige massa met een forse dosis genetisch bepaalde aanleg. Via je hersenstam reageerde je op prikkelingen met primitieve reflexen die als taak hadden: ▪ de primaire overlevingsfuncties in je eerste levensmaanden te controleren; ▪ het trainingsgebied voor het latere functioneren te vormen. Na een maand of zes begon je centrale zenuwstelsel zich te ontwikkelen. Meer geavanceerde delen van je hersenen begonnen de overlevingsfuncties over te nemen. Het stelde je in staat om een meer ontwikkeld patroon van reageren op te bouwen. Daarbij werden je zintuigen onderworpen aan een bombardement van prikkels. Afhankelijk van waarmee en hoe je omgeving je bewustzijn daarbij heeft geleid, zijn je hersenen bepaalde kwaliteiten gaan ontwikkelen. Gaandeweg begon je meer controle te krijgen over je lichaam en vond er steeds meer interactie met de omgeving plaats. Je hersencellen veranderden en organiseerden zich in antwoord op je ervaringen. Zo is in je eerste zes levensjaren je basis gevormd door zowel je genen als je omgeving, oftewel door de componenten: ▪ nature: je genetische aanleg, je natuur; ▪ nurture: je opvoeding. Meer ingewikkelde taken, zoals abstract denken, ontwikkelden zich pas rond het twaalfde jaar. Gaandeweg heeft je ontwikkeling gezorgd voor het ontstaan van – onder andere – een zeer grote verzameling patronen (ook wel scripts of schema’s genoemd) van: Denken – Voelen – Doen Het zijn deze patronen – van uitsluitend denken, voelen en doen – die tot je beschikking staan in iedere situatie waarin je belandt. Het zijn je DVD-patronen, je persoonlijke melodieën.
Je brein is als een dvd-speler die steeds dezelfde honderd persoonlijke deuntjes afspeelt. Daarbij heeft elk patroon een eigen intentie, een specifieke bedoeling gericht op je welzijn. Deze is gericht op: ▪ potentiële negatieve ervaringen. Het wil je beschermen. De mate van onzekerheid leidt tot een negatief ervaren spanningscomponent (distress); ▪ positieve kansen. Het wil je behoefte bevredigen. De mate van onzekerheid leidt tot een positief ervaren spanningscomponent (eustress). Je onbewuste moet jou wel beschermen want je bewustzijn is daar veel te traag en te beperkt voor. Voor elke bewust genomen actie heeft je bewustzijn maar liefst 0,8 tot 1,5 seconden nodig voordat die actie waarneembaar is. Het DVD-mechanisme is dus geen degradatie maar een noodzakelijk overlevingsmechanisme. Je onbewuste zal een patroon starten na een interne of externe herkenningsprikkel. Om snel te kunnen herkennen moet je brein niet hoeven te vergelijken met oneindig veel gegevens. Dus onderhoudt je brein een beperkt netwerk van aanknopingspunten (herkenningskenmerken) ook wel ankers genoemd. Door een netwerk van aanknopingspunten (ankers) ben je in staat om snel een DVDpatroon te activeren dat jou ooit heeft geholpen in een vergelijkbare situatie. De mate waarin je onbewuste speurt naar bepaalde ankers hangt af van de grootte van een anker. Deze hangt af van een eerste indruk en latere bijstellingen. Zo kan de eerste indruk zo enorm zijn dat een onuitwisbare ervaring wordt achtergelaten. Latere bijstellingen kunnen een anker verzwakken als er ook andere ervaringen worden opgedaan. Doch net zo goed kunnen latere bijstellingen juist versterking van zo’n anker tot gevolg hebben. Dit omdat andere ervaringen erop lijken.
11
Nurture
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Nature
a
b 4
c 2
d
3
e 1
f 8
g
9
h 7
i 5
6
De negen rolpersoonlijkheden in een logische nature-nurture-matrix De negen rolpersoonlijkheden in een mysterieuze negenhoek (enneagram)
9 1
8 7
2
6
3 5
30
4
Wie ben ik?
Naar welke rolpersoonlijkheid je verschuiving plaatsvindt, hangt dus af van de dominantie van je interne krachten. Over het algemeen blijkt één van de nurture-componenten het meest dominant te zijn. Dus je Kritische Ouder in combinatie met het Aangepaste Kind, je Zorgzame Ouder in combinatie met het Vrije Kind of je Afwezige Ouder in combinatie met de Kleine Professor. Deze kracht was al vroeg in je leven aanwezig en heeft aldus zorg gedragen voor de ontwikkeling van veel DVD-patronen. Deze sterk sturende kracht zit dan ook diep in je geest. Het is een aangeleerde kracht en deze houdt veel van je psychische energie ingekapseld. Je rolpersoonlijkheden zitten minder diep geworteld want ze zijn ontstaan uit deze Ouder-Kind component. Niettemin blijven je rolpersoonlijkheden gevoed worden door de interne Ouder. En zolang je die Ouder blijft handhaven, zolang blijft die Ouder jou de baas.
1.4 Enneagram Het enneagram is een andere vormgeving van de nature-nurture-matrix. Het enneagram spreekt jou met name aan als je gevoelig bent voor symboliek en een mysterieus Groter Geheel. Je brein – en zeker je onbewuste – is namelijk verzot op symboliek. Daarmee kan “een idee” vorm worden gegeven en vormen kun je visualiseren. Geloof, hoop en liefde: kruis, anker en hart. Door de symbolische vergelijking wordt ook vaak compleetheid gesuggereerd (vier jaargetijden, vier elementen: vuur, aarde, lucht en water). Daarnaast kan een idee gevisualiseerd worden, bijvoorbeeld met negen punten en een leuk lijnenspel: het enneagram. Bij het enneagram is de verschuiving tussen rolpersoonlijkheden specifieker dan die van de nature-nurture-matrix. Middels lijnen én pijlen wordt de verschuiving exact voorspeld. Daarin beweeg je bij: ▪ spanningsvermindering met de pijl mee;
Belangrijk daarbij is je te realiseren dat je meerdere Ouder-Kind combinaties kunt herbergen. Dit zal het geval zijn als de jou opvoedende omgeving je – op momenten van dreiging of verlies – veel diversiteit heeft aangeboden. Dus je omgeving bewoog zowel tegen, mee als weg.
▪ spanningsvermeerdering tegen de pijl in.
In veel situaties zal één van je rolpersoonlijkheden dominant zijn. Daarbij zul je bij het veranderen van je interne spanning van rolpersoonlijkheid wisselen. Deze wisseling is vaak zodanig dat de Ouder-Kind combinatie onveranderd blijft. In de nature-nurture-matrix verschuift je rolpersoonlijkheid dan verticaal, naar boven of naar beneden.
Onderzoek jezelf (resultaat van “De Test”)
In de nature-nurture-matrix beweeg je dan in zeven van de negen gevallen verticaal en slechts in twee van de gevallen beweeg je horizontaal.
Welk type past het beste bij jou? Lees de gedetailleerde enneagramtypebeschrijvingen op de volgende pagina’s en onderzoek in welke rolpersoonlijkheden je jezelf herkent.
31
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Situationeel goed Functioneel Te veel van het goede Disfunctioneel
Valkuil n nne spa t n O
Zakelijk
Dromerig
1
Overs p a nn gefrustr en, eerd
Optimistisch Onrealistisch Extravert Oppervlakkig Flexibel Optimistische avonturier Doelloos Spontaan Aanvulling Allergie
Moraliserende perfectionist
en nn s pa Ge
Star Cynisch Pietluttig Kernkwaliteit Kritisch Kwaliteit Boos Objectief
Artistieke individualist Uitdaging
Gevoelig Intuitie Uniek zijn Allergie Depressief Emotioneel Nonchalant
Enneagramtype 1: de moraliserende perfectionist
32
Wie ben ik?
Enneagramtype 1 Je bent een moraliserende perfectionist, misschien een waakzame idealist of een dienende advocaat. Je hebt geleerd jezelf in toom te houden door je woede-energie om te zetten in perfectionismedrift. Je bent niet assertief maar trekt jezelf ook niet terug. Al je opgespaarde woede komt tot uiting als iemand beginselen of regels met voeten treedt. Je bent iemand geworden die perfectionisme nastreeft en plichtmatig moraliseert. Je voelt de behoefte om je naastenplicht te doen, om te dienen, om mee te bewegen. Je strenge krachtige geweten wil continu perfect handelen en hanteert op strenge wijze sociale normen en waarden, naar jezelf en naar anderen. Je eigen specialisme beheers je perfect en daarin ben je dus onafhankelijk. En die onafhankelijkheid heb je nodig. Je doet weinig anders met je gevoelens dan ze op te sparen. Je behoefte om perfect “de zaak” (wat voor zaak dan ook) perfect te dienen, zorgt ervoor dat je gedrag kunt formeren en tonen waarmee je gevoelens suggereert welke af kunnen wijken van je echte gevoelens. Dit aanpassen kun je goed opbrengen door de gedachte dat je aldus zowel objectief als onafhankelijk bent. Je kernkwaliteiten zijn: hoge kwaliteit, objectiviteit en zakelijkheid. ▪ Als je je gespannen voelt, zijn je kernkwaliteiten je vermeende zekerheden. Je bestrijdt de spanning door dingen extra objectief te benaderen. Daarbij zoek je overdreven houvast in je kernkwaliteiten die dan dus je valkuil vormen. Je komt dan over als star, cynisch, pietluttig, kritisch en boos. ▪ Als je je lange tijd te gespannen voelt, geef je het op. De omgeving verlangt van jou dat je meer intuïtief te werk zou moeten gaan, dat je meer gevoel moet tonen en dat je meer uniek moet zijn. Je vindt het allemaal wel prima. Ze kunnen het krijgen zoals ze het willen. Je brein
besluit je spanning los te laten door je kernkwaliteiten los te laten. Je sterke objectieve beschouwingswijze ruil je in voor een waarbij emoties centraal staan. Daarnaast put je wat minder energie uit je normbesef. In plaats daarvan geef je je instinctieve prikkels meer de vrije hand. Het maakt toch allemaal niet uit. En dienend met je omgeving mee bewegen wil je al helemaal niet meer, liever laat je je omgeving links liggen. In het enneagram ga je tegen de pijl in waarbij je je Ouder-Kind combinatie handhaaft. Aldus kom je uit bij de zwakke punten van de artistieke individualist. Je gedraagt je waar je normaal van zou gruwen: depressief, emotioneel en nonchalant. Je bent deels je eigen allergie geworden. ▪ Als je je ontspannen voelt, sta je open voor je valkuil en kun je losser met je kernkwaliteiten omgaan. Je sterke objectieve beschouwingswijze maakt plaats voor een positievere beschouwingswijze. Daarnaast put je wat minder energie uit je normbesef. In plaats daarvan weet je energie te genereren door je ego de ruimte te geven. Je hebt dan ook wat minder de aandrang om met je omgeving mee te bewegen en geeft onbevangen je eigen mening. In het enneagram ga je met de pijl mee waarbij je je Ouder-Kind combinatie handhaaft. Aldus vul je je kwaliteiten aan met de sterke punten van de optimistische avonturier: je bent meer optimistisch, extravert, flexibel en spontaan. Maar niet te veel, anders vind je jezelf doelloos, oppervlakkig, onrealistisch en dromerig. En daar gruw je van, daar ben je als het ware allergisch voor. Je uitdaging is de juiste balans te vinden.
33
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Gedrag Vaardigheden Overtuigingen Persoonlijkheid Zelf
Sturen
Kernkwaliteit
Sturen
Sturen
Is normaal, eigen norm
Invloed uitoefenen (sturen)
Omgeving
Denken & Voelen Doen Persoonlijkheidslagen (naar Gregory Bateson)
50
Wie ben ik?
1.5 Kern gestuurd Je rolpersoonlijkheden maken onderdeel uit van een structuur die bestaat uit diverse lagen. ▪ De laag waarmee je contact maakt met je buitenwereld is de gedragslaag. Deze omvat zowel de activiteiten waarmee je invloed uitoefent op je omgeving, als het waarnemen en het richten van aandacht. Je gedrag wordt daarbij aangestuurd door de hiermee nauw verweven laag met vaardigheden. Deze bevat aangeboren en aangeleerde manieren waarop je kunt handelen. Deze vaardigheden kunnen behalve extern ook intern gericht zijn, zoals het analyseren, oordelen en besluiten.
▪ Vaardigheden ontwikkel je vanuit de laag met overtuigingen. Daar bewaar je je eigen waarheden, ervaringen en belangen. Het bevat de dingen die je denkt te weten, je waarheidsbeelden, je (voor)kennis. Het bevat ook de betekenis die je geeft aan dingen op basis van overgebrachte of ervaren kennis. Het is jouw waarheid. Voorbeelden: Spinnen zijn eng. Een luxe auto geeft status. Status is belangrijk. Het bevat je persoonlijke en culturele normen. Deze laag bevat dus waarheden die je in je dagelijkse leven helpen met waarnemen en handelen. De voor jou irrelevante informatie hoeft niet te worden waargenomen, de relevante wel. Bijvoorbeeld: Je weet de cijfers van je horloge te staan, dus heb je aan de stand van de wijzers voldoende om de tijd af te lezen. De keerzijde is dat vooronderstellingen je waarnemen en je bewustzijn vernauwen. Ze leggen je beperkende kaders op. Creatieve mensen kunnen gemakkelijk buiten deze denkbeeldige kaders denken.
▪ De op één na binnenste laag is die van je persoonlijkheid. De buitenzijde bevat je duurzame rolpersoonlijkheden en de binnenzijde wordt gevormd door je innerlijke Ouder en Kind. ▪ Het centrum van al die lagen is je Zelf, je onveranderlijke kern. Elke binnenste laag stuurt de verder naar buiten gelegen laag. Zo beïnvloedt de kern de wijze waarop je persoonlijkheid zich ontwikkelt. Deze persoonlijkheid zoekt passende en beschermende overtuigingen opdat je jezelf kunt handhaven. Deze overtuigingen doen je besluiten bepaalde vaardigheden aan te leren en die vaardigheden bepalen je gedrag.
Kwaliteit vanuit de kern Veel gedrag komt dus indirect voort uit je kern en daarmee uit je kernkwaliteiten. Dit zijn de positieve kenmerkende eigenschappen uit je onveranderlijke kern die je in meerdere gedragsuitingen terug zult vinden. Als het gedrag dat je vertoont past bij zo’n kernkwaliteit, dan werkt de kern inspirerend en versterkt het je gedrag. Je vindt een dergelijke kernkwaliteit overigens gewoon en vindt dat eigenlijk iedereen zo zou moeten zijn en handelen. Dat is echter niet het geval en sommige anderen bewonderen jou om deze kernkwaliteit. Bijvoorbeeld: “Jij bent altijd zo behulpzaam!”, “En flexibel.” Een kernkwaliteit is als een stuk persoonlijk gereedschap. Je hanteert bij een kernkwaliteit altijd een hoge norm. Dat is voor jou normaal. Personen zonder die kernkwaliteit hanteren daar echter een lagere norm bij. Dat verschil in het beleven van normen rond een kwaliteit kan spanning opleveren tussen jezelf en de ander.
51
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Perceiving
Levensstijl, handelen
Handelen gericht op onderzoeken en kansen (Perceptie)
Gestimuleerd door Introvert ideeën, Stimulans, handelen emoties en indrukken Oordelen Oordelen (Introvert) door te door aan ordenen te voelen Besluit(Denken) (Voelen) & oordeelBeeld vormen vorming Thinking Feeling via het 6e zintuig Stuurt gericht op mogelijkheden Beeldvorming (Intuïtie)
Intuition
Introvert De creatieve Intuition introverte intellectueel Thinking Perceiving die rationeel oordeelt
Introvert De creatieve Intuition introverte idealist Feeling Perceiving die meelevend oordeelt
(naar Carl Gustav Jung, Katharina Cook-Briggs & Isabel Briggs-Myers)
92
Wie ben ik?
Je bent met name Introvert, Intuition en Perceiving
creatieve introverte intellectueel die rationeel oordeelt.
Perceiving: Als ontvangende trekker ben je gericht op het heden met honger naar het onbekende. Je hebt geen bestemming maar wel een reisrichting. Het reizen zelf is je doel, je reist dus wel maar niet naar een bestemming. Bewegen, leren en ervaren zijn belangrijk. Als iets te lang duurt, stap je uit en verken je de omgeving. Door je brede interesse biedt elke halte wel een aanknopingspunt voor het begin van iets anders, iets nieuws.
Met je intellectuele insteek kun je te abstract denken waardoor je de realiteit uit het oog verliest. Je redeneert dan te veel intellectueel en dus te theoretisch. Ook heb je de neiging om je te veel te concentreren op tegenstrijdigheden. Daarnaast kom je afstandelijk en onpersoonlijk over zodra je je kritische en analytische houding aanwendt tegenover mensen. Je laat geen gevoelens en inlevingsvermogen blijken waardoor je afstand kweekt.
Introvert Perceiving: Als introverte ontvangende trekker ben je gericht op het toelaten van de mogelijkheden die je binnenwereld je biedt. Informatie ontvangen is daarbij dan ook veel dominanter aanwezig dan het vormen van een oordeel. Je hebt dan ook een leergierige houding. De jou energie gevende elementen die je bij voorkeur bij je handelen betrekt, zijn ideeën, emoties en indrukken. En die ideeën ontwikkel je als introverte trekker op basis van indrukken. Introvert Intuition Perceiving: Daarbij vind je het zeer belangrijk om gebruik te maken van hetgeen je aantreft en je intuïtieve zicht daarop (Intuition, rechts). Het waarnemen van mogelijkheden is leidend. Je geeft je gedachten de vrije ruimte en staat open voor ‘wat zou kunnen’. Creativiteit staat centraal. Je laat unieke gedachten en beelden ontstaan. Er zijn twee manieren waarop je dit door oordelen vanuit de buitenwereld kunt ondersteunen. ▪ Je buitenwereld ondersteunt dit doordat je oordeelt op basis van de meningen die je verwacht te krijgen over je creatieve ingevingen. Dat maakt dat je deze ingevingen extra kritisch gaat analyseren (Thinking, links).
▪ Je buitenwereld ondersteunt dit doordat je oordeelt op basis van vermeende gevoelens van de buitenwereld (Feeling, rechts) zodra deze kennismaakt met jouw unieke gedachten en beelden. Door je open binnenwereld neem je deze waargenomen gevoelens over, je leeft je vol overgave in. Dit maakt dat je enthousiast de wereld wilt helpen. Je bent idealistisch, flexibel, hebt een goed inzicht en wilt bijdragen tot iets belangrijks. De rolpersoonlijkheid die je dan hanteert is van het type Introvert, Intuition, Feeling, Perceiving. Je bent dan een creatieve introverte idealist die meelevend oordeelt. Met je idealistische insteek ben je niet altijd realistisch bezig en kun je dus illusies najagen. Ook neig je te veel tot dromen en te weinig tot actie komen. Daar bovenop komt dat je alles perfect wilt doen, zodat je traag werkt. Omdat je graag veel mensen tegelijkertijd wilt helpen, denk je groot, wellicht te groot om te kunnen initiëren.
Al met al ben je een sterk rationeel, theoretisch en abstract denker. De rolpersoonlijkheid die je dan hanteert is van het type Introvert, Intuition, Thinking, Perceiving. Je bent dan een 93
Begrijp jezelf Begrijp de ander
☺ ☺ Verveel Verveelzone
PaniekPaniekzone
ComfortComfortzone RekRek- & strek-strek zone
De vier spanningszones Omvang per zone afhankelijk van de persoonlijkheid
Weinig zelfvertrouwen
Stresszoeker
Vaak slagen
Vaak falen
Ontwikkeling per zone bij vaak slagen of vaak falen
154
Wat neem ik waar?
Gevoelens en spanningszones Spanning voel je. Dit voelen is onder te verdelen in vier zones: de verveel-zone, de comfort-zone, de rek- en strek-zone en de paniek-zone. ▪ In de verveel-zone voel je je weliswaar veilig maar je vindt het tegelijk onplezierig saai. Je voelt een groeiende behoefte om de spanning te verhogen. ▪ In de comfort-zone voel je je veilig en plezierig. Je bent er ontspannen bezig, waarbij je oude vertrouwde vaardigheden benut. Je weet dat je daar goed in bent en het geeft een tevreden gevoel. ▪ In de spannende rek- en strek-zone ervaar je spanning variërend van licht uitdagend tot nog net hanteerbaar. Deze spanning kan positief of negatief zijn en je krijgt de kick van jezelf overwinnen. ▪ In de paniek-zone is de spanning te groot om hanteerbaar te zijn. Je voelt je onplezierig en zoekt een manier om de spanning te verminderen. Bewust denken is lastig, DVD-patronen regeren. Hoe snel je een zone doorloopt en terechtkomt in de volgende zone, hangt af van de omvang van zo’n zone. De omvang per zone verschilt per persoonlijkheid. ▪ Als je een smalle rek- en strek-zone hebt, zul je nauwelijks durven rekken en strekken. Gebrek aan zelfvertrouwen leidt tot angst. Je waant je al snel in je paniek-zone. Liever vlucht je naar de veiligheid van vertrouwde vaardigheden. ▪ Als je verslaafd bent aan de kick van spanning, zul je steeds op zoek gaan naar stressvolle situaties, je bent een stresszoeker. Dit kan een lichamelijke verslaving zijn of de behoefte om (zelf)respect af te dwingen. Het is optimaal als je zowel een goede comfort-zone weet te ontwikkelen als een goede rek- en strek-zone. Dit hangt samen met de mate van slagen en falen wanneer je opereert vanuit je rek- en strek-zone.
Als je slaagt, verschuift de comfort-zone richting de rek- en strek-zone. Je zelfvertrouwen groeit en je gaat je in die situatie meer comfortabel voelen. Zeker als je dit vaker doet. De bijgaande kick vergroot de kans dat je zeer veilige en comfortabele dingen saai gaat vinden. De verveel-zone neemt dan een deel van de comfort-zone over. Je succes leidt ook tot het uitkijken naar nieuwe uitdagingen. Je rek- en strek-zone verruimt zich ten koste van de paniek-zone. Als je te vaak slaagt, ga je jezelf al snel overschatten. Je ontwikkelt dan een groot en dominerend ego. Je voelt je zeker en je comfort-zone wordt irreëel groot. Je wilt ook alleen je succes zien en daarmee wordt zelfreflectie moeilijk.
Als je faalt, neigt de paniek-zone op te schuiven richting de rek- en strek-zone. Je hebt ervaren dat je iets niet kunt. Deze verschuiving zal zeker optreden wanneer je het weer probeert en opnieuw faalt. Als je te vaak faalt, ga je jezelf al snel onderschatten. Je zelfvertrouwen is klein en je comfort-zone dus ook. Je rek- en strekzone is zo dun dat je al snel in je paniekzone zit. Je durft dan ook geen nieuwe dingen te proberen. Je mijdt risico’s en koestert je comfort-zone. Falen is minder erg als je van jezelf mag experimenteren met nieuwe dingen, waarbij je fouten mag maken. Blijf jezelf waarderen om je kwaliteiten
Onderzoek jezelf (resultaat van “De Test”)
Herken je de vier spanningszones? In welke zone vertoef je het meest? Hoe is bij jou de omvang van de verschillende spanningszones?
155
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Gevoelswaarde Euforie, volledige controle, macht
☺
Ellende, verlies van controle, onmacht, depressiviteit
Emotioneel stabiel
Emotioneel veranderlijk
Spanning, opwinding Ontspanning, kalm
Inspanning, opgewonden
Spanningszones in twee gevoelsdimensies: gevoelswaarde en spanning
156
Wat neem ik waar?
Twee gevoelsdimensies De belangrijkste lichamelijke systemen die van nature zorg dragen voor gevoelens zijn het limbische systeem en het autonome zenuwstelsel in zijn geheel (je limbische systeem maakt daar onderdeel van uit).
▪ Het limbische systeem is verantwoordelijk voor je gevoelens. Globaal zullen dit gevoelens zijn als lust of onlust, aangenaam of onaangenaam, bevredigd of onbevredigd, euforie of depressie en controle of onmacht. Daarnaast kun je dit bereik van gevoelswaarden verder ontwikkelen, wat zal resulteren in een rijker gevoelsleven. Los daarvan kan je limbische systeem een passief of een actief karakter hebben. Zo leidt een passief limbisch systeem tot een vlak gevoelsleven en een actief limbisch systeem tot een rijk gevoelsleven.
Als je zowel een passief limbisch systeem hebt als een passief autonoom zenuwstelsel, zul je je met name in de comfort-zone en in de verveel-zone bevinden. Dit wordt ook wel emotioneel stabiel genoemd. Een passief gevoelssysteem houdt in dat je weinig last hebt van emotionele reacties en dat je weinig emotionele drijfveren kent.
Als je zowel een actief limbisch systeem hebt als een actief autonoom zenuwstelsel, zul je je meer bewegen over alle vier de zones. Dit wordt ook wel emotioneel veranderlijk of emotioneel instabiel genoemd. Een actief gevoelssysteem houdt in dat je veel last hebt van emotionele reacties en dat je krachtige emotionele drijfveren geniet.
Alle andere mogelijkheden van passieve en actieve systemen leiden tot een meer gemiddelde emotionele (in)stabiliteit.
▪ Ook het totale autonome zenuwstelsel is van invloed op je gevoelservaringen. Je autonome zenuwstelsel regelt, onafhankelijk van je wil, de lichaamstoestand qua actie- en herstelgerichtheid. Het voelt aan als de mate waarin je spanning ervaart, zowel positief als negatief. Je bent opgewonden of juist kalm. Daarbij zal een relatief passief autonoom zenuwstelsel zorgen voor een lage actiegerichtheid en zal een vrij actief autonoom zenuwstelsel zorgen voor een hoge actiegerichtheid. Tegenover een hoge actiegerichtheid moet ook een hoge herstelgerichtheid aanwezig zijn om je lichaam de kans te geven zich te herstellen.
Onderzoek jezelf
Heb je zelf een actief limbisch systeem en herken je dus veel gevoelens? Ervaar je met name meer positieve gevoelens of juist meer negatieve? Heb je zelf een actief autonoom zenuwstelsel en heb je dus veel (positieve en/of negatieve) spanning? Heb je krachtige emotionele drijfveren of juist niet?
157
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Extreme stresszoeker
Gezonde groei
Weinig zelfvertrouwen
Gevoelswaarde Euforie, volledige controle, macht
☺
Ellende, verlies van controle, onmacht, depressiviteit
ontspannen verveeld
gespannen angstig
Spanning, opwinding Ontspanning, kalm
Evenredig
Inspanning, opgewonden
Gezond stabiel
De emotionele achtbaan (naar Michael John Apter)
162
Wat neem ik waar?
Je lichaam is ingericht op het over en weer wisselen tussen actie en herstel. Deze behoefte aan actie en herstel is vastgelegd in de emotionele achtbaan. Je neigt namelijk de spanningszones in een vaste volgorde te doorlopen. ▪ Stel, je bent ontspannen, dat voelt lekker en comfortabel. Je zit in je comfort-zone. Je bent bijvoorbeeld aan het lezen of doet vertrouwd werk. Het is plezierig en zonder spanning. Het geeft je een goed gevoel en brengt je energieniveau op peil. Je bent lekker aan het bijtanken. Dat is niet alleen lichamelijk gezien zo nu en dan noodzakelijk, maar het is ook van invloed op je denken. In deze toestand komen namelijk de je beschermende DVD-patronen tot rust en ben je beter in staat om buiten je kaders te denken. Het nemen van pauzes tijdens inspannende werkzaamheden heeft dan ook een positieve invloed op je effectiviteit. Als de ontspanning te lang duurt, krijg je een onbehaaglijk gevoel. Wat je doet wordt langzaam maar zeker toch wel eentonig en saai. Als je dit niet afwisselt, zak je af naar je verveel-zone. ▪ In je verveel-zone blijft de spanning weliswaar laag, maar het voelt niet langer plezierig. Het wordt zelfs in toenemende mate onplezierig. Als je te lang in deze zone blijft zitten, word je negatief. Je krijgt een steeds grotere behoefte om iets te ondernemen, om iets te doen, iets met spanning wat jou tegelijkertijd plezier doet. Dat kan een nuttige activiteit zijn, maar als dat niet voorhanden is, is kattenkwaad ook goed. Je wilt naar je rek- en strek-zone. Dat spannende geeft een kick, het is een overwinning en geeft een trots gevoel. Je rek- en strek-zone lokt en je paniekzone is ver weg. Dit is tevens het moment om iets te gaan doen wat vanuit de andere toestanden dicht tegen (of in) je paniek-zone zit, maar dat zich nu in je rek- en strek-zone bevindt.
▪ Je komt in je rek- en strek-zone en bent bezig met een (in)spannende bezigheid. Als dit te lang duurt, kost dat veel energie en raak je vermoeid. Het put uit. Een aantal krachten nodigen je uit lang in deze zone te blijven. Het kan je grote verantwoordelijkheidsgevoel zijn, je angst om dingen los te laten, je zoektocht naar erkenning, je angst voor leegte of je verslaving aan de hormonen dopamine en endorfine. Het te lang rekken en strekken kan leiden tot een burn-out. Zonder dat de externe omstandigheden wijzigen zul je de voortdurende spanning als steeds meer belastend ervaren. Tenzij je die belasting ontkent of negeert, drijf je vanzelf naar je paniek-zone. ▪ In je paniek-zone ervaar je de spanning als onplezierig. Je hebt onvoldoende controle over de situatie en dat maakt je angstig. De spanning is te groot en als je te lang is deze situatie blijft, loop je het risico overspannen te worden. Reeds vanaf het moment dat je richting de paniek-zone drijft, neemt je behoefte aan ontspanning – aan je comfort-zone – snel toe. Het is weer tijd voor lichamelijk en geestelijk herstel. Of en wanneer je daadwerkelijk naar je comfort-zone gaat, hangt mede af van nog andere persoonlijke behoeften en krachten. Deze cyclus kan zich op gespreksniveau binnen een minuut afspelen en tegelijk op arbeidsniveau een week in beslag nemen. Voor geest en lichaam is deze dynamiek te verkiezen boven een vlak bestaan. Afhankelijk van je persoonlijkheidstype, genieten bepaalde posities je voorkeur.
Onderzoek jezelf (resultaat van “De Test”)
Herken je bij jezelf de beweging tussen de verschillende zones? In welke zones verkeer je het meest? 163
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Externe locus of control: control: aandacht voor gevraagde bekwaamheid Die taak is te moeilijk
Heb beetje geluk nodig
Faal verwachting
Slaag verwachting
Ben niet bekwaam genoeg
Mezelf meer inspannen helpt
Interne locus of control: control: aandacht voor aanwezige bekwaamheid
Vier zienswijzen: slagen en falen als gevolg van welke oorzaak (naar de attributietheorie van Bernard Weiner)
164
Wat neem ik waar?
Van de comfort-zone naar de rek- en strek-zone Van nature ga je pas naar je rek- en strekzone als je je gaat vervelen. Daarnaast zijn er twee krachten die stimulerend of juist remmend werken om al vanuit je comfortzone naar de rek- en strek-zone te gaan. De eerste kracht is de mogelijkheid om een beloning te ontvangen. Wat je ervaart als een beloning bepaalt je brein. Een beloning voorziet in een behoefte en is vrij persoonlijk. Het ontlopen van een toegewezen straf is ook een beloning. De tweede kracht hangt af van een basisovertuiging. Er zijn vier mogelijkheden. ▪ Je gelooft dat je leven met name van buitenaf wordt bepaald, je hebt een sterke externe locus of control. Als je denkt dat je zult falen, leg je de oorzaak bij de gevraagde taak. Die is te moeilijk. Omdat je daar geen invloed op uit kunt oefenen, ben je niet te verleiden tot actie. Je blijft in je comfort-zone. Als je denkt dat je kunt slagen, weet je dat je daar wel wat geluk bij nodig hebt. Je gaat actief aan de slag in de rek- en strek-zone. Of je uiteindelijk slaagt of niet, je zoekt er dan respectievelijk een passende geluks- of pechfactor bij. Zo bevestig je je verwachting. ▪ Je gelooft met name in slagen. Dit werkt sterk activerend en je gaat al snel aan de slag in je rek- en strek-zone. Stel, je hebt een positief zelfbeeld. Als je slaagt, leg je de oorzaak bij jezelf. Je hebt tenslotte extra inspanning geleverd. Als je faalt, leg je de oorzaak buiten jezelf. Je hebt gewoon pech gehad. Stel, je hebt een minder goed zelfbeeld. Als je slaagt, leg je de oorzaak buiten jezelf. Je hebt geluk gehad. Als je faalt, leg je de oorzaak bij jezelf. Je hebt je niet genoeg ingespannen.
▪ Je gelooft dat je het lot met name in eigen hand hebt, dat je je toekomst grotendeels zelf bepaalt. Je hebt een sterke interne locus of control. Deze gedachte werkt activerend en de rek- en strek-zone lonkt. Als je denkt te falen, zoek je de oorzaak bij jezelf. Je hebt te weinig vaardigheden. Je bent niet zonder meer te verleiden tot actie maar met wat begeleiding of training ben je wel over te halen. Ook als je denkt te gaan slagen leg je de oorzaak bij jezelf. Je zult je extra moeten inspannen en zult aan de slag gaan in je rek- en strek-zone. ▪ Je houdt met name rekening met de mogelijkheid van falen. Dit werkt sterk stagnerend en je blijft dan ook bij voorkeur zitten in je comfort-zone. Als je je concentreert op jezelf, ben je bereid om onder begeleiding of met wat training de taak aan te gaan. Je begeeft je dan voorzichtig in je rek- en strek-zone. Als je je aandacht richt op de gevraagde taak, zie je dat deze toch echt te moeilijk is. Je trekt je vervolgens geheel terug in je comfort-zone. Je rek- en strek-zone lonkt dus als je gelooft dat je je toekomst grotendeels zelf bepaalt of als je een positieve instelling hebt. De oorzaak die je achteraf zoekt bij slagen of falen kan afhangen van het feit of je bent geslaagd of niet (instabiele attributie). Als je daarbij de neiging hebt om structureel de oorzaak van je falen buiten jezelf te zoeken en de oorzaak van je slagen bij jezelf, of net andersom, dan is er sprake van een fundamentele attributiefout. Onderzoek jezelf (resultaat van “De Test”)
Welke van de vier basisovertuigingen hanteer je met name? Herken je de fundamentele attributiefout? 165
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Interne component:
Aanwezige bekwaamheid
W O L F
M
ee
ri
M
0
RekReken strek-strek zone
n
in
is hu de
n da
n ri
aa vr e g
is hu
n da
gd
g
ag ra ev
d
Externe component:
Gevraagde bekwaamheid
Flow: de toestand van volledige orde in het bewustzijn (Mihaly Csikzentmihaly)
166
Wat neem ik waar?
Flow, het supergevoel in de rek- en strek-zone Je echt superoptimaal voelen is een positieve gevoelswaarde, waarbij je vermeende bekwaamheden perfect passen bij de uitdaging waar je voor staat. Als je nog nooit – of lange tijd niet – een bepaalde specifieke activiteit met succes hebt gerealiseerd, maar denkt nog net de juiste bekwaamheden te bezitten, dan zit je in het midden van je rek- en strek-zone. In het midden van je rek- en strek-zone zit de uitdaging waarbij je denkt dat de aanwezige bekwaamheid nog net voldoende is voor hetgeen gevraagd wordt. Je bent dan aan het rekken en strekken waarbij je én een grote spanning voelt én nog juist het gevoel van controle hebt. Je bent volledig geconcentreerd op waarmee je mee bezig bent en weet dat je op je maximale kunnen zit. Dit geeft een superoptimaal gevoel. Je zit in flowtoestand. Naarmate je jezelf vaker bewijst deze specifieke bekwaamheid inderdaad te bezitten, wordt je onzekerheid minder en dus ook je spanning. De vermeende bekwaamheid is een zekerheid geworden en je komt in de comfort-zone terecht. Als je gaandeweg het rekken en strekken er echter aan gaat twijfelen of de eigen aanwezige bekwaamheid wel voldoende is, dan ga je richting je paniek-zone. Je bewustzijn is dan niet meer alleen bezig met de activiteit maar ook met twijfel. Je verliest het gevoel van controle en ervaart een toenemende spanning. Als je je optimaal wilt voelen, zul je dus een uitdaging moeten aangaan waarvan je denkt dat je die aankunt. Bij een te grote uitdaging ga je twijfelen en ervaar je negatieve spanning. Bij een te kleine uitdaging wordt de positieve spanning kleiner. Jezelf optimaal voelen is dus precies in het midden van de rek- en strek- zone. Er is daar geen enkele reden voor bezorgdheid of twijfel aan het eigen vermogen, maar je weet dat je wel alles uit de kast moet halen.
Wat betreft je aandacht, je bewustzijn, zijn er twee eisen. ▪ Je zult je volledige aandacht moeten richten op het proces in het heden met bijbehorende vorderingen. Dit om er volledige controle over te hebben. Je zit op het maximale van je huidige mogelijkheden, je bent je dat bewust, je stijgt even boven jezelf uit. ▪ Je zult je volledige aandacht kunnen richten op het proces in het heden met bijbehorende vorderingen. Dit omdat er niets anders is dat ook aandacht nodig heeft. Je bent vrij van je angsten, vrij van persoonlijke en collectieve conditioneringen uit het verleden. Je bewustzijn, je zintuigen, je denken, je voelen en doen, alles is gericht op dat ene proces. Het gebruikt de volledige capaciteit van je bewustzijn. Dat maakt dat je aanleg (je energiebron, je potentie) volledig kan worden benut. En door een groeiend zelfvertrouwen overstijg je jezelf. Je voelt dat je maximale controle hebt. Dat geeft het gevoel van de optimale ervaring, het gevoel van flow. Let wel, niet het toekomstige doel maar het proces in het heden heeft je aandacht. In geval van een berg beklimmen geeft dus de beklimming zelf het bedoelde optimale gevoel: de flow-ervaring. En als je op de top bent aangekomen en terug kijkt naar de geleverde prestatie, ervaar je een ander positief gevoel: trots. Om tijdens je activiteit flow te kunnen ervaren, is het besef van voortgang een absolute voorwaarde. Dit om te kunnen voelen dat je de activiteit ook daadwerkelijk beheerst.
Onderzoek jezelf
Zijn er activiteiten waarbij je flow ervaart? 167
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Copingsstrategieën
Erboven staan
- Almacht, onkwetsbaar - Toeschouwer
Stressbron Vluchten
Verstarren
Tegemoet treden
- Hulp halen - Parallel ontspannen - Vechten - Alternatief - Machtsstrijd zoeken - Aanklager of redder - Naieveling, nar of dwangneurose Gebukt gaan - Onmacht - Slachtoffer
Copingsstrategieën: omgaan met problemen (naar de Utrechtse Copings Lijst)
202
Wat neem ik waar?
Coping Er zijn vijf basishoudingen (copingsstrategieën) richting de onderkende spanningsbron of dreiging. Deze houdingen zijn vergelijkbaar met de bijpassende lichaamshoudingen. ▪ Je staat erboven. Je stelt jezelf gerust door positief te denken, te rationaliseren, het in een groter geheel te zien. Je beschouwt het geheel dan vanuit een veilige positie van almacht. Dat is een positie waar je zelf onkwetsbaar bent. Qua rol neem je snel de rol van toeschouwer aan. Je beschouwt het geheel afstandelijk waardoor gevoelens ook op afstand blijven. ▪ Je treedt de dreiging tegemoet. Je gaat het probleem actief aanpakken. Misschien door de confrontatie aan te gaan waarbij je gaat vechten. Maar misschien pak je het meer tactisch aan en/of ga je onderhandelen. Het kan zijn dat je een sterke voorkeur hebt om dreiging altijd te bestrijden. Je gaat een machtsstrijd aan met de stressbron. Qua rol pak je dan de rol van aanklager of redder. Je bevecht graag het kwaad of redt graag iemand in nood. ▪ Je gaat gebukt onder de dreiging. Het kan ook zijn dat je actief je emoties de vrije loop laat. Het is een vorm van acceptatie, het lucht heerlijk op en vermindert de spanning. Het kan ook zijn dat je de situatie vrij passief ondergaat waarmee je het risico loopt om depressief te worden. In beide gevallen is het een positie van onmacht die je inneemt. Qua rol neem je daarbij de rol van slachtoffer aan. Dat kan kortstondig zijn maar ook structureel.
▪ Je deinst terug en vlucht weg van de dreiging. Je bent je op zijn minst licht bewust van de dreiging. Je mijdt en omzeilt dan het probleem en/of je zoekt afleiding in andere dingen. Qua rol kun je dan allerlei rollen aannemen. Bijvoorbeeld die van de naïeveling of die van de nar. Of misschien stort je je op activiteiten waar je goed in bent en waar je controle over hebt. Je wordt dan dwangmatig en leunt op netheid, orde en structuur. ▪ Je verandert richting de stressbron niet van houding. Het is een soort verstarren. Je ontkent de dreiging niet, maar je doet er (nog) niets mee. (Wel kun je er dan een ontspannende activiteit naast doen om daarmee de spanning te verminderen, bijvoorbeeld door meditatie.) Je zult ook copingsstrategieën hebben ontwikkeld die een combinatie van genoemde houdingen omvat. ▪ Mogelijk ga je eerst hulp zoeken om daarna met die hulp het probleem aan te pakken. Je vlucht dan tijdelijk om met meer macht de strijd aan te gaan. ▪ Ook kun je eerst je emoties de vrije loop laten om zo aandacht en hulp te krijgen. Vervolgens kun je de aangeboden hulp accepteren. ▪ Een andere veel voorkomende combinatie is die van mediteren en erboven staan. ▪ De rouwcurve van Kübler-Ross (zie de pagina’s 208-209) omvat een reeks houdingen die je aanneemt na een groot verlies.
Onderzoek jezelf (resultaat van “De Test”)
Herken je een copingsstrategie die je zelf vaak toepast? In welke situaties? Wat zijn de voordelen daarvan? En wat zijn de nadelen? 203
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Mensgericht leiden
Sterk mensgericht
Uitdaging & creativiteit Verantwoordelijkheid Carrière
Erkenning en waardering
Probleem oplossend (overtuigend)
Ontwikkelend (ondersteunend) Ontplooiing
Presteren, doelen realiseren Organisatiebeleid Weinig mensgericht
Toezicht Arbeidsomstandigheden
Instruerend
Delegerend
Sterk taakgericht Weinig taakgericht Taakgericht leiden Taakvolwassenheid
Taakspanning
Leerspanning
Creatieve spanning
Taakvolwassenheid en soorten spanning
278
Wat drijft mij?
Taakvolwassenheid en prestaties Als medewerker zet je je het meest in onder een bepaalde spanning. Als leidinggevende is het dus onder meer zaak ertoe bij te dragen dat de persoonlijke uitdaging per individuele medewerker optimaal is. Dat de spanning niet te laag, maar ook niet te hoog is. Om dus de medewerker uit te dagen uit de eigen comfort-zone te komen en in de eigen reken strek-zone te gaan zitten. En afhankelijk van de taakvolwassenheid van de medewerker, heeft het grootste deel van de spanning één bepaalde herkomst.
▪ Bij een lage taakvolwassenheid van de medewerker is diens aandacht met name gericht op de taak, op het overleven bij het uitvoeren van die taak. De spanning die daarbij wordt ervaren is vaardigheden- en taakgericht, het is taakspanning. Als leidinggevende moet je dan instruerend en controlerend bezig zijn. Je richt je daarbij met name op het duidelijk zicht- en meetbare eenmalige harde resultaat, de dienst of het product dat is afgeleverd. Het is het kortetermijnsucces waar je je op richt. In een resultaatgerichte cultuur worden deze kortetermijnsuccessen overgewaardeerd. Deze resultaatgerichtheid leidt dan ook vaak tot een opportunistisch klimaat. Wil je daarin gewaardeerd worden, dan zul je activiteiten moeten uitvoeren die een grote kans op een zichtbaar resultaat hebben en zul je de successen moeten etaleren. ▪ Bij een middelmatige taakvolwassenheid is de aandacht met name gericht op het eigen leerproces, op het af- en aanleren van bepaalde overtuigingen, op de eigen ontwikkeling. De spanning is met name mensgericht, het is leerspanning.
Als leidinggevende moet je dan eerst met name probleemoplossend bezig zijn en later met name ondersteunend. Je richt je daarbij met name op het minder zicht- en meetbare zachte resultaat, de groei en beweging van de medewerker in samenhang met de organisatiecultuur. Het leervermogen van de medewerker is een zeer te waarderen prestatie waarvan – indien erkend en goed ondersteund – de organisatie kan profiteren. Realiseer je daarbij dat een inspanning geleverd vanuit je eigen kernkwaliteit met eigen hoge normen als “normaal” wordt ervaren. Doch voor iemand voor wie het nog niet normaal is, kan een mager resultaat (of zelfs een poging daartoe) al een geweldige prestatie zijn. Heb daar oog voor en waardeer dat. ▪ Bij een hoge taakvolwassenheid van de medewerker is diens aandacht met name gericht op het experimenteren met nieuwe verbanden. Dit zal leiden tot nieuwe inzichten, enthousiasme en nieuwe spanning. Het is creatieve spanning. Als leidinggevende moet je dan met name delegerend bezig zijn en (in je hoofd) ruimte maken om met gemeende interesse de vakontwikkelingen te volgen. Ontwikkelingen op het vakgebied verdienen daarbij zeker waardering. De beste waardering is om de waarde van de vondsten te erkennen en in te zetten voor de organisatie.
Onderzoek jezelf
Heb je voldoende waardering voor het lerend vermogen van de medewerker? Heb je voldoende waardering voor ontwikkelingen op het vakgebied van de medewerker?
279
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Sociale motief
Probleem oplossend Ontwikkelend (overtuigend)(ondersteunend)
Instruerend
Delegerend
Prestatiemotief
Machtsmotief Vermijdingsmotief
Persoonlijke motieven en voorkeursstijl qua leiding geven (naar Paul Hersey, Kenneth H. Blanchard & David Clarence McClelland)
280
Wat drijft mij?
Leiding geven en persoonlijkheid Dit situationeel leiding geven betekent dat je je als leidinggevende moet aanpassen aan de situatie. Dit kan lastig zijn, onder meer vanwege je persoonlijkheid. Die maakt namelijk dat je een voorkeur hebt ontwikkeld voor een bepaalde stijl van leiding geven. Wat je drijft is een machtsmotief, een vermijdingsmotief, een sociaal motief en/of een prestatiemotief. ▪ Als je kernmotieven met name “macht bezitten” en “prestatie leveren” zijn, heb je een voorkeur voor de leiderschapsstijl “instrueren”. Je hebt de behoefte om anderen zodanig te beïnvloeden dat ze ander gedrag gaan vertonen dan dat ze zonder jouw invloed zouden doen. Daarnaast ga je graag doelgericht en prestatiegericht te werk. Je bent als leidinggevende graag taakgericht bezig en weinig mensgericht. Hoewel het lijkt alsof je je richt op taken, zul je je in werkelijkheid richten op de behoefte van je grote ego. Het verkrijgen van macht lonkt daarbij sterk. ▪ Als je kernmotieven met name “macht bezitten” en “sociaal zijn” zijn, heb je een voorkeur voor de leiderschapsstijl “probleem oplossen en overtuigen”.
▪ Als je kernmotieven met name “sociaal zijn” en “confrontaties vermijden” zijn, heb je een voorkeur voor de leiderschapsstijl “ontwikkelen en ondersteunen”. Je stelt vriendschap en samenwerking zeer op prijs. Daarnaast heb je een sterke behoefte om spanningsvolle situaties uit de weg te gaan. Je bent als leidinggevende graag mensgericht bezig en weinig taakgericht. Je gaat ervan uit dat de medewerkers zelfstandig genoeg zijn om de eigen taken tot een goed einde te brengen. Je vindt hun deskundigheid, persoonlijkheid en toewijding belangrijk en richt je daar dus op. ▪ Als je kernmotieven met name “prestatie leveren” en “confrontaties vermijden” zijn, heb je een voorkeur voor de leiderschapsstijl “delegeren”. Je gaat graag doelgericht en prestatiegericht te werk. Daarnaast heb je een sterke behoefte om spanningsvolle situaties uit de weg te gaan. Je laat als leidinggevende graag het leiding geven los. Je vindt de medewerkers in eerste instantie verantwoordelijk voor hun eigen motivatie en plaatst hun eigen verantwoordelijkheid voorop.
Je hebt dan de behoefte om anderen zodanig te beïnvloeden dat ze ander gedrag gaan vertonen dan dat ze zonder jouw invloed zouden doen. Daarnaast stel je vriendschap en samenwerking zeer op prijs. Je bent als leidinggevende zowel graag taakgericht bezig als sterk mensgericht. Je vindt dat je goed bent in zowel taakgericht als mensgericht leiden en daar ben je trots op. Je past deze combinatie dan ook graag in elke situatie toe. Aldus let je op de rol die een ieder moet spelen.
Onderzoek jezelf (resultaat van “De Test”)
Wat zijn jouw motieven? Welke stijl van leiding geven ligt je goed?
281
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Situationeel goed (kernkwaliteiten) Functioneel Te veel van het goede (valkuil) Disfunctioneel
Machtsmotief
OverOverbetrokken
Dominant Instrueren
Probleem oplossen
Delegeren
Ontwikkelen
Prestatiemotief
Afstandelijk
Sociale motief
OverOverinschikkelijk
Vermijdingsmotief
Persoonlijke kernmotieven en voorkeursstijl qua leiding geven (naar Paul Hersey, Kenneth H. Blanchard & David Clarence McClelland)
282
Wat drijft mij?
Elke medaille heeft een keerzijde. Zo ook de voorkeur voor je stijl van leiding geven op basis van je kernmotieven. Bij elk kernmotief hoort een valkuil. Een dergelijk nadeel maakt het vaak extra lastig om je als leidinggevende aan te passen aan de situatie.
▪ Als je kernmotieven met name “macht bezitten” en “prestatie leveren” zijn, heb je een voorkeur voor de leiderschapsstijl “instrueren”. Je valkuil is dan dat je je snel dominant gaat gedragen. Je neemt dan graag de controle over terwijl dat niet altijd nodig is. Je onderbreekt de inzet van de ander en veegt diens initiatieven van tafel. Hiermee haal je de energie van de ander weg. Je maakt dat de ander de taak niet meer wil. Je dominantie wordt versterkt door je afkeer van: inschikkelijkheid, te sociaal gedrag en vermijding van confrontaties. ▪ Als je kernmotieven met name “macht bezitten” en “sociaal zijn” zijn, heb je een voorkeur voor de leiderschapsstijl “probleem oplossen en overtuigen”. Je valkuil is dan dat je je overbetrokken gaat voelen. Je bekommert je graag om details terwijl je de grote lijnen uit het oog verliest. Je mag graag inhoudelijk discussiëren waarbij je liever praat dan luistert. Dit maakt de ander moe, afhankelijk en passief. Verder betrek je overal graag veel mensen bij en pleeg je veel overleg. Dat maakt je tempo laag. Je betrokkenheid wordt versterkt door je afkeer van: afstandelijkheid, prestatiezucht en vermijding van confrontaties. Je vervult graag de rol van redder.
▪ Als je kernmotieven met name “sociaal zijn” en “confrontaties vermijden” zijn, heb je een voorkeur voor de leiderschapsstijl “ontwikkelen en ondersteunen”. Je valkuil is dan dat je snel inschikkelijk bent. Je komt graag sympathiek over. Dat maakt dat je veel luistert en weinig bijstuurt. Je zegt dus niet of de ander wel op het juiste spoor zit. Dat maakt dat de ander niets aan je heeft en het respect voor jou verliest. Je inschikkelijkheid wordt versterkt door je afkeer van: dominant gedrag, machtsuitoefening en prestatiezucht.
▪ Als je kernmotieven met name “prestatie leveren” en “confrontaties vermijden” zijn, heb je een voorkeur voor de leiderschapsstijl “delegeren”. Je valkuil is dan dat je snel afstandelijk bent. Je delegeert snel om vervolgens het gedelegeerde helemaal in de steek te laten (fire & forget). Dit ‘vergeten’ kent enkele oorzaken. Je geeft niet graag complimenten als de prestatie niet op zijn minst jouw prestatie op dat gebied evenaart. Je houdt niet van conflicten en je oefent niet graag dwang uit vanuit je leidinggevende rol. Dus vermijd je het verbeterpunten aan te dragen. Je snelle delegeren wordt versterkt door je afkeer van: overbetrokkenheid, machtsuitoefening en te sociaal gedrag.
Onderzoek jezelf (resultaat van “De Test”)
Welke stijl van leiding geven hanteer jij graag? Welke valkuil hoort daarbij? Herken je je eigen afkeer van de tegenoverliggende stijl? Wat doet die afkeer met je?
283
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Situationeel goed (kernkwaliteiten) Functioneel Te veel van het goede (valkuil) Disfunctioneel
Sterk centraal
Machtscultuur
Rolcultuur
OverOverbetrokken
Dominant Instrueren
Probleem oplossen
Weinig regels
Veel regels Delegeren
Ontwikkelen OverOverinschikkelijk
Afstandelijk
Persoonscultuur
Sterk decentraal
Taakcultuur
Cultuur: organisatievoorkeuren qua leiding geven (naar Roger Harrison, Charles Handy, Paul Hersey & Kenneth H. Blanchard)
284
Wat drijft mij?
Leiding geven en cultuur Een krachtige invloed op de stijl van leiding geven komt vanuit de organisatiecultuur. ▪ In een sterk centraal gerichte organisatie met weinig formele regels neemt de leider de besluiten. In zo’n (vaak jonge) organisatie heerst een machtscultuur. De leider beloont en straft. Er is een grote afstand tussen de leider en de medewerkers en de aandacht is met name gericht op de buitenwereld. Er is een grote behoefte om te domineren en elk respect voor regels ontbreekt. Ieder streeft naar persoonlijk succes en het is logisch dat dit ten koste gaat van anderen. Je voelt dan alleen waardering als je op een dominant instruerende wijze leiding geeft. Pas als je hebt aangetoond dát te kunnen, word je als leidinggevende geaccepteerd. ▪ In een sterk centraal gerichte organisatie met veel formele regels zijn de vele regels hiërarchisch gebundeld tot functies. In zo’n (vaak bureaucratische) organisatie heerst een rolcultuur. Zowel de interne formele regelgeving als de daarvan afgeleide functies worden gewaardeerd in een hiërarchische positionering. Aldus krijgt de wereld binnen de organisatie de primaire aandacht. Daarbij wordt het presteren richting de wereld buiten de organisatie (klanten, leveranciers en partnerorganisaties) een bijkomstigheid die middels regels wordt geborgd. Regels en hiërarchie zijn dus een belangrijk houvast, zodat ieder zich beperkt tot de taken die bij de rol horen. Aldus zijn correcte omgangsvormen belangrijker dan effectief gedrag. Je voelt dan alleen waardering als je vanuit je machtspositie betrokkenheid toont en daarbij op een probleem oplossende (overtuigende) wijze leiding geeft. Pas als je hebt aangetoond dát te kunnen, word je als leidinggevende geaccepteerd.
▪ In een sterk decentraal gerichte organisatie met veel formele regels is de aandacht gericht op het behalen van een hoger doel of resultaat. Daartoe liggen de benodigde bevoegdheden dáár waar de kennis ligt en worden regels, die het bereiken van het doel blokkeren, veranderd of opzij gezet. In zo’n taakcultuur staat het doel- of resultaatgerichte nut voorop. Dat maakt de organisatie flexibel tot licht chaotisch. Macht en invloed worden daarbij verkregen door deskundigheid, persoonlijkheid, toewijding en succes. Je voelt dan alleen waardering als je op een ontwikkelende wijze leiding geeft. Pas als je hebt aangetoond dát te kunnen, word je als leidinggevende geaccepteerd. ▪ In een sterk decentraal gerichte organisatie met weinig formele regels staan persoonlijke interesse, zelfmotivatie en eigen verantwoordelijkheid voorop. Besluiten worden genomen op basis van consensus. In zo’n democratische organisatie heerst een persoonscultuur. De buitenwereld is daarbij alleen belangrijk als verschaffer van interessant werk. Er is weinig controle en iedereen is sterk gericht op de eigen behoeften en individuele ontwikkeling. Daarbij is de organisatie een middel om de eigen doelen te bereiken. Je voelt dan alleen waardering als je op een delegerende wijze leiding geeft. Pas als je hebt aangetoond dát te kunnen, word je als leidinggevende geaccepteerd. Bij je organisatie zul je één of twee cultuurtypes kunnen onderscheiden.
Onderzoek jezelf (resultaat van “De Test”)
Welke cultuurtypes herken je bij jouw organisatie? Wat betekent dat voor jou?
285
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Gedrag Vaardigheden Overtuigingen
Bei Beinvloedingstactiek
Persoonlijkheid
Normatief conformisme
Zelf
Normatief
Extrinsiek
Sociale druk: normatieve druk voelt als extrinsiek (naar Solomon E. Asch)
Ego
Onzichtbare macht Sociaal
Erbij willen horen
Normat ief conform isme Veiligheid
Normatieve druk: een groepsnorm
Status en zekerheid zijn belangrijk
Normatief conformisme: onzichtbare macht gericht op zowel je sociale behoefte als je behoefte aan veiligheid (naar Solomon E. Asch)
308
Wat drijft mij?
Normatief conformerend Stel, de door een medegroepslid verkondigde inbreng (mening of antwoord) komt op jou als groepslid over als normstellend. Het is dan een niet te bediscussiëren waarheid.
De normatieve druk zal groter zijn naarmate de sociale bewijskracht groter is. Deze bestaat uit de groepsgrootte en de intussen gevormde groepsmening.
Als je als groepslid ervan overtuigd bent dat jouw mening echt beter is (wellicht is het vraagstuk simpel), kan het tóch zijn dat je je aansluit bij de dan kennelijk voorliggende groepsmening. Tegen beter weten in pas je je gedrag aan wat betreft jouw (deel van de) taak. Dit aanpassen of conformeren wordt ook wel het normatief conformisme genoemd. Je bent je daarbij bewust van de druk van buitenaf. Vanuit je sociale behoefte vind je echter “erbij horen” en “een blok vormen” belangrijker dan jouw mening (en jouw ego). Daarnaast vind je vanuit je behoefte aan veiligheid je status en zekerheid belangrijker dan de waarheid. De beïnvloeding komt van buiten en wordt ervaren als extrinsieke motivatie. Je conformeert jouw beeld aan het dan heersende groepsbeeld op basis van een kennelijke groepsnorm. Bijvoorbeeld: Je werkt op een afdeling met een leuke groep collegae. In een afdelingsvergadering wordt de op komst zijnde herstructurering besproken. Deze herstructurering zal leiden tot halvering van de afdeling. Naar jouw mening is organisatorisch gezien de herstructurering een goed idee, want veel taken binnen deze afdeling horen eigenlijk elders thuis. De voorzitter wil weten waar de afdeling staat om als eenheid op de plannen te kunnen reageren. Er wordt een inventariserend rondje gemaakt en jij bent als laatste aan de beurt. Al je collegae hebben een vernietigend oordeel laten horen over de reorganisatie. Unaniem. Wat zeg jij?
Onderzoek jezelf (resultaat van “De Test”)
In welke mate laat je je eigen mening buiten beschouwing als deze afwijkt van de groepsmening? Wanneer sluit je je aan bij de groepsmening, ondanks je afwijkende mening? Wanneer houd je je eigen mening gewoon voor je en ben je dus maar half-open?
309
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Soort groepsinvloed
Normatieve invloed
Normatieve druk verhoogt de taakspanning, wekt weerstand op en remt de inzet (Social inhibition )
Onge
Normatieve druk voorkomt het lummelen, je wilt je groepspositie handhaven of versterken
t wens
Informatieve invloed
Informatieve druk werkt sociaal ondersteunend (Social facilitation )
enst Ge w
enst Ge w
Informatieve druk werkt het lummelen nog meer in de hand (Social loafing )
Taakcomplexiteit
Complex, onduidelijk, verwarrend
we Onge
ns t
Eenvoudig, overduidelijk
Taakvolwassenheid medewerker
Conformisme in relatie tot de taakvolwassenheid (Elliot Aronson, Timothy D. Wilson & Robin M. Akert)
310
Wat drijft mij?
Druk en taakvolwassenheid Als je voor een taak of vraagstuk staat waar je onzeker over bent, omdat de taak of het vraagstuk complex is of omdat de situatie onduidelijk of verwarrend is, dan wil je je eigen waarnemingen en informatie graag vergelijken met die van anderen. ▪ Je bent dan sterk gevoelig voor informatieve sociale druk. De taak waar je voor staat is complex en je zult de informatieve sociale druk met name ervaren als ondersteunend. Dit zal stimulerend werken en je zult je dan ook meer gaan inzetten. Je durft verder je rek- en strek-zone in te gaan. Bij een complex vraagstuk werkt de informatieve groepsbemoeienis sociaal ondersteunend (social facilitation). ▪ Als er daarentegen normatieve druk op je wordt uitgeoefend en je dus door de groep beoordeeld zult worden, weet je dat de aandacht gericht zal zijn op datgene wat je niet goed zult doen. En omdat je je bewust bent onvoldoende bekwaam te zijn, ervaar je de groepsdruk als bedreigend. Je komt in je paniekzone. Dit heeft negatieve gevolgen. Je wordt zenuwachtig en twijfelt. Je zult door je interne dialoog lijden aan concentratieverlies waardoor je slechter gaat presteren. Je verzet je tegen de normatieve bedreiging en gaat opstandig en ondermijnend gedrag vertonen. Je berust in een komende negatieve beoordeling, wat leidt tot het dalen van zowel je interne spanning als je inzet.
bevredigen. Er is geen uitdaging en er is geen eer te behalen. ▪ Omdat je je bij deze eenvoudige taak slechts een onderdeeltje voelt van een groep, is er een verschuiving van individueel niveau naar groepsniveau. Dit geldt zowel voor de verantwoordelijkheid, erkenning en waardering als voor de beloning en het toezicht. Kortom, er wordt zowel niet voldaan aan motiverende factoren als aan randvoorwaardelijke factoren. Je gaat je dan ook niet echt inzetten, je gaat sociaal lummelen (social loafing) en hangt in je verveel-zone. Je toont geen initiatieven. Bij een eenvoudig vraagstuk werkt informatieve druk smorend en betuttelend, waardoor je nog passiever wordt en alleen nog maar reactief gaat meelopen. ▪ Bij een eenvoudige taak waakt de groep middels sociale controle over je inzet. Je behoefte aan een positie in de groep en/of je behoefte aan contact en geborgenheid maken dat je nog wel door de groep geaccepteerd wil worden. Je bent dus gevoelig voor normatieve druk waardoor het sociaal lummelen wordt tegengegaan. De normatieve druk wordt ervaren als assertief, een beetje regelend en een beetje kritisch. Bij een eenvoudig vraagstuk maakt normatieve druk dat je je iets meer inzet om zo je positie en status in de groep te handhaven of te versteken. Daarbij kun je je eigenzinnig inzetten vanuit je comfort-zone.
Bij een complex vraagstuk werkt de normatieve groepsdruk remmend (social inhibition). Onderzoek jezelf Als je als groepslid voor een taak of vraagstuk staat waar je zeker over bent omdat de taak of het vraagstuk eenvoudig is of omdat de situatie overduidelijk is, dan is het voor jou niet mogelijk om je ego te
Wat voor soort druk oefent de groep op jou uit (per taak)? Hoe is het daarbij gesteld met je taakvolwassenheid? 311
Begrijp jezelf Begrijp de ander
De belevingswereld van de ander
Jouw belevingswereld
Gevoelens Relatie, rollen, elkaar kennen en aanvullen Gedrag, procedure
Resultaat, inhoud buitenwereld
Gevoelens Relatie, rollen, elkaar kennen en aanvullen Gedrag, procedure
Resultaat, inhoud buitenwereld
De contactniveaus
350
± 0,09%
± 0,9%
± 9%
± 90%
Wat maakt dat ik contact maak?
Contact en samenwerken Bij een positief groeiende relatie groeit ook het onderlinge vertrouwen. Door je behoefte aan verbondenheid en het gevoel van veiligheid, laat je automatisch meer zien van jezelf. Zowel de fysieke als de psychologische afstand wordt kleiner. Per laag/afstand voelt dit als volgt. ▪ De meest veilige afstand is die van de publieke afstand. Je laat dan niet meer van jezelf zien dan je duidelijk zichtbare gedrag. Het dominante aspect van de boodschap zal dan het zakelijke aspect zijn. Dit wordt bepaald door de afstandelijke relatie. ▪ De iets intiemere afstand is de sociaal consultatieve afstand. Bij deze afstand ben je bereid je overtuigingen en bedoelingen aan de ander voor te leggen. Het dominante aspect van de boodschap is bij deze afstand dan ook je bedoeling, oftewel het appellerende aspect. ▪ Meer intiem en erg persoonlijk is de persoonlijke afstand. Op deze afstand kun je elkaar aanraken en dat gebeurt ook vaak. Er is vertrouwen in elkaar. Je laat de ander toetreden tot je persoonlijkheid. De ander weet hoe je bent en jij weet hoe de ander is. In het contact tussen jullie is het relationele aspect dominant. ▪ Het meest privé en vertrouwelijk is de intieme afstand. Je ervaart de ander in je hart, je voelt je verbonden met de ander en bent bereid veel met de ander te delen. Je laat de ander binnen in je privédomein, je diepere gevoelens en diepere behoeften. Het dominerende aspect op momenten van deze intieme afstand is het expressieve aspect. Daarmee laat je je diepere gevoelens aan de ander zien.
In het onderlinge contact kun je het hebben over deze vier lagen/afstanden/aspecten. Over welke laag/afstand/aspect je communiceert, beïnvloedt de onderlinge afstand. ▪ Het meest veilig is als er wordt gecommuniceerd over de omgeving buiten jullie. Dit contactniveau wordt het inhoudsniveau genoemd. ▪ De volgende tree in een contact is dat je het hebt over elkaars gedrag. Dit kan feedback zijn over getoond gedrag of een afspraak in/over de toekomst. Het is je agenda, “morgen om 10 uur?” Dit contactniveau wordt het procedureniveau genoemd. ▪ De volgende tree van het contactniveau is het relatieniveau. Het gaat dan zowel over de relatie zoals jullie die ervaren als over hoe jullie over elkaar denken. ▪ De hoogste tree van het contactniveau is die van de meer vertrouwelijke gevoelens, het is het gevoelsniveau. Het betreft de emoties en gevoelens die je meent waar te nemen bij jezelf of bij de ander. Qua verbaal contact kan gesteld worden dat hoe lager het contactniveau, hoe veiliger we het vinden. Indicatief gezien praten we 90% van de tijd over de buitenwereld, 9% over onderling gedrag en onderlinge afspraken, 0,9% over de onderlinge relatie en 0,09% over gevoelens van jezelf of van de ander.
Onderzoek jezelf
Op welk niveau heb je contact met je collega’s? En met je vrienden?
351
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Groeiend vertrouwen Kwaliteit van de
Het bewonderen van de relatie
relatie
Het geloven in zowel de ander als jezelf
Kwaliteit van het
denken
Het waarnemen van de kwaliteitsverbeteringen
Kwaliteit van het
Kwaliteit van het
handelen
resultaat
De spiraal van succes (naar Daniel H. Kim)
Resultaat Synergie Berekende win/win Compromis Win/verlies
352
Wat maakt dat ik contact maak?
Voor een goed contact is het van belang om te communiceren op hetzelfde niveau als de ander of op een aansluitend niveau. Zo kan je gesprekspartner je volgen. Zo houd je contact. Zo blijf jij het gesprek leiden. Naarmate jullie beiden opklimmen naar een hoger niveau, verstevigen jullie de onderlinge relatie. Aldus kun je terechtkomen in de spiraal van succes. Deze verloopt als volgt. ▪ Je start een samenwerkingsrelatie. ▪ Je kunt nog niet op de ander vertrouwen en dus is je denken nog gereserveerd. ▪ Je gedrag volgt je denken en dus zul je gereserveerd en zorgvuldig handelen. ▪ Het samen handelen leidt tot een gezamenlijk resultaat. ▪ Je neemt vervolgens het resultaat, het handelen en de relatie waar. ▪ Als het goed is, is op gevoelsniveau je vertrouwen gegroeid, in jezelf, in de ander en in de samenwerking. ▪ In dat geval zal de kwaliteit van de relatie voorzichtig toenemen. ▪ Daardoor zal de kwaliteit van je denken toenemen. ▪ Daardoor zal de kwaliteit van het handelen toenemen. ▪ Daardoor zal de kwaliteit van het resultaat toenemen. ▪ Dat zal weer leiden tot een betere kwaliteit van de samenwerkingsrelatie. Enzovoort, enzovoort.
komen tot succes, verdient elke laag aandacht. Vertrouwen is daarbij de sleutel. ▪ In de eerste samenwerkingscyclus ben je gereserveerd. Je laat je zwakheden niet zien. Wellicht word je erop afgerekend, wellicht is de ander uit op een persoonlijk gewin, wellicht ben je zelf uit op een persoonlijk gewin (aandacht, complimentjes, een tastbaar iets). Je bent alert of argwanend en gericht op eigen behoud of winst. De ander mag verliezen of gemanipuleerd worden. Dat rechtvaardig je met labels als “overleven”, “verdiend”, “nut” en “politiek spel”. Er is sprake van een win/verlies basis. ▪ In de tweede samenwerkingscyclus is de relatie positief gegroeid. Er is respect ontstaan. Je denkt in “ik” en “jij” en gaat voor een compromis. Je bent bereid water bij de wijn te doen. ▪ Gaandeweg de samenwerking zijn jullie je gaan interesseren in de behoeften van elkaar. Dat zal leiden tot het denken over een situatie waar je allebei voordeel bij hebt. Je denkt in win/win. ▪ Als het vertrouwen blijft groeien kun je het ultieme niveau bereiken: dat van synergie. Jullie vertrouwen in de samenwerking is dan zo groot, dat jullie de controle los durven te laten. In plaats van te denken, laten jullie dingen ontstaan. Jullie zijn zo ontspannen dat de creativiteit een kans krijgt en gestimuleerd wordt. Jullie kunnen zo intensief samen bezig zijn dat jullie allebei in flowtoestand verkeren.
Elk van deze lagen of niveaus is van belang. Het denken en handelen puur vanuit één laag of niveau doet aan dit alles tekort. Dus het pure “resultaatgericht” denken is suboptimaal. Net zoals het puur gericht zijn op handelingen en standaardisatie. Of het pure netwerken om de relaties. Om te
Onderzoek jezelf
Durf je jezelf over te geven aan samenwerking? Bereik je wel eens synergie? 353
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Situationeel goed Functioneel Te veel van het goede Disfunctioneel
BOVEN BT
BS Weldoener
Autoritair
TEGEN (doelgericht)
SB
Regelend Leidend
Agressief Bedreigend
Smoren Betuttelen Assertief
Neutraal
OnderOndersteunend Meewerkend
Kritisch
Meelopend
Opstandig Wantrouwend TO Ondermijnend
Accepterend Volgend
SAMEN (relatiegericht)
TB
SO
Teruggetrokken Afhankelijk
OT
ONDER
OS
De interactieroos (Timothy Leary)
408
Wat maakt dat ik contact maak?
Elke gedragshouding kan daarbij zowel functioneel als disfunctioneel zijn.
vertoont. Dit kan situationeel functioneel zijn. Je treedt assertief op en de ander heeft de neiging kritisch te reageren.
Ook kan de houding binnen een gesprek snel wisselen. Het is de kunst om het juiste gedrag op het juiste moment te vertonen.
Bij overdrijving van assertief gedrag kom je agressief en bedreigend over en nodig je de ander uit tot opstandig, wantrouwend en ondermijnend gedrag.
▪ Boven-Tegen (BT) gedrag wordt bij jou opgeroepen als de ander accepterend gedrag vertoont. Dit kan situationeel functioneel zijn. Je treedt regelend op en de ander heeft de neiging om je besluit te accepteren. Bij overdrijving van regelend gedrag gedraag je je autoritair en ‘verlam’ je de ander, deze trekt zich terug in zichzelf. ▪ Onder-Tegen (OT) gedrag wordt bij jou opgeroepen als de ander regelend/autoritair gedrag vertoont. Dit kan situationeel functioneel zijn. Je accepteert een situatie en maakt dat de ander neigt te gaan regelen. Bij overdrijving van accepterend gedrag trek je je terug in jezelf en roep je op tot autoritair gedrag. ▪ Boven-Samen (BS) gedrag wordt bij jou opgeroepen als de ander volgend gedrag vertoont. Dit kan situationeel functioneel zijn. Je leidt of begeleidt de ander en de ander zal neigen je te volgen. Bij overdrijving van leidend gedrag vertoon je weldoenergedrag en roep je op tot het vertonen van afhankelijk gedrag. ▪ Onder-Samen (OS) gedrag wordt bij jou opgeroepen als de ander (bege)leidend gedrag vertoont. Dit kan situationeel functioneel zijn. Je treedt volgend op en de ander zal geneigd zijn te gaan leiden. Bij overdrijving van volgend gedrag ga je afhankelijk gedrag vertonen en verleid je de ander tot weldoenergedrag. ▪ Tegen-Boven (TB) gedrag wordt bij jou opgeroepen als de ander kritisch gedrag
▪ Tegen-Onder (TO) gedrag wordt bij jou opgeroepen als de ander assertief gedrag vertoont. Dit kan situationeel functioneel zijn. Je verdedigt de eigen koers of geeft constructieve kritiek, wat maakt dat de ander assertief wil reageren. Bij overdrijving van kritisch gedrag vertoon je opstandig, wantrouwend en ondermijnend gedrag en nodig je uit tot agressief en bedreigend gedrag. ▪ Samen-Boven (SB) gedrag wordt bij jou opgeroepen als de ander meewerkend gedrag vertoont. Dit kan situationeel functioneel zijn. Je ondersteunt de ander en de ander zal geneigd zijn om mee te werken. Bij overdrijving van ondersteunend gedrag ga je de ander smoren en betuttelen en de ander zal met jou gaan meelopen. ▪ Samen-Onder (SO) gedrag wordt bij jou opgeroepen als de ander ondersteunend gedrag vertoont. Dit kan situationeel functioneel zijn. Je werkt mee en stimuleert de ander jou te ondersteunen. Bij overdrijving van meewerkend gedrag ben je alleen nog maar aan het meelopen en stimuleer je de ander om jou te gaan betuttelen.
Onderzoek jezelf
Herken je je eigen reactie op gedrag van anderen? Wanneer toont die ander functioneel gedrag en wanneer disfunctioneel? En jij? 409
Begrijp jezelf Begrijp de ander
r ht chie -
BS
ric
BT
l ht -
Weldoener
ric
Autoritair
Smoren Betuttelen Assertief
Neutraal
OnderOndersteunend Meewerkend
Kritisch
Sociaal motief Meelopend
Opstandig Wantrouwend TO Ondermijnend
Accepterend Volgend
SO
d l a i en et w D ou h sc be
Teruggetrokken Afhankelijk
OT
ONDER
e G ee n B sp n e an xt elev en ni ern ng e
Prestatiemotief
SB
Regelend Leidend
Agressief Bedreigend
D ro m
Ex te rn ge Do e e
TB
BOVEN Machtsmotief
f d tie e n Ac ind rb ve
sp an ni H i ng ge era
De kernmotieven zijn beschreven op de pagina’s 242-243.
OS
Kernmotieven en krachten die je voorkeur voor gedrag bepalen Vermijdingsmotief (naar Timothy Leary & David Clarence McClelland)
410
Wat maakt dat ik contact maak?
Gedragsgerichte grondhouding Afhankelijk van de situatie kiest je brein voor een bepaalde rol en rolpersoonlijkheid. Daar liggen vier kernmotieven aan ten grondslag, waarbij het ene motief prominenter aanwezig is dan het andere. Deze kernmotieven bepalen je voorkeursposities in de interactieroos. ▪ Het machtsmotief is je behoefte om een ander te beïnvloeden, opdat de ander het voor jou wenselijke gedrag gaat vertonen. ▪ Het sociale motief is je behoefte om vriendschappelijke en nauwe interpersoonlijke relaties te onderhouden. ▪ Het vermijdingsmotief is gericht op het uit de weg gaan van een situatie. Het is het wegvluchten van of voor een vermeende situatie van onmacht. ▪ Het prestatiemotief is je behoefte om uit te blinken, iets beter te doen dan ooit is gedaan, iets te bereiken door eigen inzet en verantwoordelijkheid. Je geniet van succes en ervaart dat als een overwinning. Hier vallen twee krachten mee samen. ▪ Je behoefte aan juist wel of juist geen spanning met de omgeving. ▫ Met zowel een sterk prestatiemotief als een sterk machtsmotief, heb je behoefte aan spanning met de omgeving. ▫ Met zowel een sterk sociaal motief als een sterk vermijdingsmotief, wil je juist geen spanning met de omgeving. ▪ Je neiging om juist naar de details of juist naar de grote lijnen te kijken. ▫ Met zowel een sterk machtsmotief als een sterk sociaal motief, ervaar je de behoefte om actief te verbinden, om de grote lijnen te pakken. ▫ Met zowel een sterk vermijdingsmotief als een sterk prestatiemotief, voel je de behoefte om in de details te duiken.
Je motieven en je krachten bepalen je voorkeursposities. Deze posities neem je soms te vaak en te snel in. Je komt dan in het disfunctionele gebied van je gedrag. Je kunt deze overdreven voorkeur achterhalen door op zoek te gaan naar je kernkwaliteiten, valkuilen en allergieën. ▪ Kernkwaliteiten zijn kwaliteiten die passen bij je onveranderlijke kern. Je beoordeelt ze als “normaal”. ▪ Je verafschuwt gedrag dat precies het tegenovergestelde van je kernkwaliteiten is. Je bent als het ware allergisch voor dat tegenovergestelde gedrag. ▪ Je hebt de neiging om, zodra de spanning dreigt op te lopen, zekerheid te zoeken bij je kernkwaliteiten. Je overdrijft dan het toepassen daarvan en komt terecht bij je ‘valkuil’: het te pas en te onpas toepassen van je kernkwaliteiten. Zodra de spanning oploopt maar je nog geen noodzaak ziet om een andere rol of rolpersoonlijkheid in te zetten, ga je extra zekerheid zoeken bij de jou zo vertrouwde kernkwaliteiten (valkuil) en krijg je extra oog voor je allergie. Aldus kom je terecht in het disfunctionele gebied van de interactieroos. Dus zodra de spanning te veel oploopt, worden bepaalde kernmotieven dominant en neig je terecht te komen in het disfunctionele gebied van de roos.
Onderzoek jezelf (resultaat van “De Test”)
Wat zijn je krachtigste kernmotieven? Welk type gedrag past sterk bij je? Waar loop je het risico dat anderen je disfunctioneel vinden? Wat doet dat met het gedrag van de ander? Is er een vast patroon ontstaan met een ander? Dus zowel een vastgeroeste positie van de ander als van jou in de interactieroos bij jullie relatie?
411
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Gelijksoortigheid en sympathie Compensatie en wederkerigheid Autoriteit en expertsuggestie
Stap 1: gericht op de boodschapper
Onnavolgbaarheid
Sociale bewijslast
Consistentie en verbondenheid
Schaarste en spijtangst
Stap 2: gericht op het bewustzijn van de ontvanger
Stap 3: gericht op de boodschap (dienst of product)
Aanpak beïnvloeding: volgorde van de DVD-patronen
484
Hoe ben ik te bespelen?
5.2 Sequentiële tactieken Je – vaak functionele – DVD-patronen worden met name geactiveerd als je gespannen, onzeker of emotioneel bent of wanneer je veel keuzemogelijkheden hebt. In zo’n geval kan een slim of sluw iemand je binnen een gesprek eenvoudig beïnvloeden.
Er is daarbij een voor de hand liggende volgorde. ▪ Op het moment dat je kennismaakt met de ander, spelen de drie DVD-patronen die gericht zijn op de boodschapper een centrale rol. Dit betekent dat je beïnvloedbaarheid wordt vergroot als de ander gebruikmaakt van de volgende DVDpatronen: ▫ gelijksoortigheid en sympathie; ▫ autoriteit en expertisesuggestie. Daarop baseer je je relatie met de boodschapper en je basishouding tegenover de later volgende boodschap. De ander kan daarbij één rol aannemen of tussen meerdere rollen wisselen. Zo kan de entree eentje zijn van gelijksoortigheid om vervolgens op een specifiek onderwerp door te schakelen naar de rol van expert. Al tijdens deze kennismaking, of vlak daarop volgend, kan worden gespeeld met het derde DVD-patroon dat zich richt op de boodschapper: ▫ compensatie en wederkerigheid. Daarbij kan het ijs worden gebroken middels zowel het DVD-patroon van gelijksoortigheid en sympathie als het DVD-patroon van compensatie en wederkerigheid.
▪ Nadat het contact met de boodschapper is gelegd, kan de boodschapper gebruikmaken van de twee DVD-patronen die zich richten op jou als individu en met name op je bewustzijn. ▫ Zo wordt je houding ten aanzien van een specifiek onderwerp gestrikt middels het DVD-patroon van consistentie en verbondenheid. ▫ Zo wordt je weerstand tegen een nog te volgen boodschap verlaagd middels het DVD-patroon van onnavolgbaarheid. Beide op jou gerichte DVD-patronen gaan vooraf aan de daadwerkelijke boodschap. ▪ Vlak voor of vlak na de werkelijke boodschap zullen de twee op de boodschap gerichte DVD-patronen gebruikt worden. ▫ De drempel wordt verlaagd door aan te komen met sociale bewijslast. ▫ De urgentiedruk wordt verhoogd middels schaarste en spijtangst.
Tussen de verschillende stappen kan worden gewerkt met zeer lange pauzes. Zo kan er rustig een week of een maand tussen zitten. De beïnvloedingstactiek valt dan minder op. De ander noemt dat dan ‘netwerken’. De lange pauzes vormen met name bij het DVD-patroon van compensatie en wederkerigheid en het DVD-patroon van consistentie en verbondenheid geen probleem. Zo nodig kan na de pauze nog even slim worden gevraagd of verwezen naar de vorige keer. Hierna volgt een serie sequentiële beïnvloedingstactieken die gebaseerd zijn op genoemde DVD-patronen.
485
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Gelijksoortigheid en sympathie Compensatie en wederkerigheid Autoriteit en expertsuggestie Onnavolgbaarheid
Sociale bewijslast
Consistentie en verbondenheid
Schaarste en spijtangst
Goed gevoel bij consistentie
Bei Beinvloedingstactiek Voorstel
“Tja, dus ook …” “Ja …”
Suggestieve inmetselinmetselvragen
Inmetselen (naar Robert B. Cialdini)
486
Hoe ben ik te bespelen?
Inmetselen Bij de “inmetsel” tactiek laat de ander het echte aanbod of verzoek voorafgaan door een reeks verstrikkende vragen. ▪ Als er uiteindelijk een aanbod volgt, zijn de daaraan voorafgaande vragen erop gericht te suggereren dat je iets juist niet of juist wel zou willen. De vragen zijn dan suggestieve gesloten vragen waarbij instemming wordt verwacht. Voorbeelden: “Zou het niet leuk zijn om er jonger uit te zien?” “Zou het niet leuk zijn om minder te betalen voor uw pensioen?” “Die broek kleedt u slank vindt u niet?” Daarbij wordt na elke vraag instemming gevraagd tot het uiteindelijke aanbod volgt. Vanwege het DVD-patroon van consistentie en verbondenheid wordt het lastiger om het aanbod nog af te slaan. Je was tenslotte al positief over diverse details. Je raakt meer en meer verbonden met het besproken onderwerp. ▪ Als er uiteindelijk een verzoek volgt, zijn de daaraan voorafgaande vragen erop gericht alle redenen die je zou kunnen aandragen om het verzoek te weigeren, op voorhand uit te sluiten. Ook hier betreft het met name gesloten vragen.
Daarna volgt het verzoek dat meestal vrij concreet is. Voorbeelden: “Zou je dan kunnen oppassen?” “Kun je even dit document voor mij door de kopieermachine halen?” “Kun je de hond voor mij uitlaten?” Aldus worden jou allerlei excuses ontnomen om het verzoek af te wijzen zonder de ander te kwetsen. Vanwege het DVD-patroon van consistentie en verbondenheid wordt het lastiger om het verzoek nog af te slaan. Je bent tenslotte al beschikbaar of bereidwillig. Je raakt meer en meer verbonden met hetgeen de ander gaat vragen. Je kunt geen kant meer op.
De “inmetsel” tactiek is gericht op de kortetermijn en gaat ten koste van de relatie en de reputatie. Als de ander vaak ‘inmetselt’, definieert de ander de rolverdeling met “Ik wil dat jij iets voor mij doet”. Op termijn stel je je wantrouwend op tegen die ander. Je mijdt die ander of gaat al anticiperen op het verwachte verzoek. Zo kun je al op de verstrikkende vragen reageren met een leugentje om bestwil: “Ja, ik krijg visite”. Of je reageert met een wedervraag: “Hoezo?” of meer assertief “Waarom vraag je dat?” Ook kun je reageren met een assertieve combinatie van antwoord en wedervraag: “Ik heb al wat gepland, hoezo?”
Soms zijn het vragen bedoeld om je beschikbaarheid te ‘reserveren’. Voorbeelden: “Heb je het druk?”
Onderzoek jezelf (resultaat van “De Test”)
“Ben je morgenavond thuis?” Hoe gevoelig ben je voor dit inmetselen? Soms zijn het vragen om je bereidwilligheid te ‘reserveren’. Voorbeelden: “Zou je iets voor mij willen doen?” “Jij houdt veel van dieren is het niet?”
Ken je iemand die jou veel tracht in te metselen? Ervaar je de rolverdeling met die ander als “Die ander wil weer dat ik iets voor hem/haar doe.” Pas je de ‘inmetsel’ tactiek zelf wel eens toe?
487
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Suggestieve inmetsel vragen
“Ja, dat past bij mij” “Deal gesloten”
Lage bal
Onweerstaanbaar “Ja, dat wil ik ook” Lokaas en wissel aantrekkelijk “OK, is goed” voorstel Voet tussen de deur Deur in het gezicht
Iets te onaantrekkelijk voorstel Te vaag voorstel
Dat is nog niet alles
Te ijken voorstel
Prikkelen
Onnavolgbare prikkels
Ontwricht en herkader
Het echte voorstel
“Bedenktijd”
“OK maar …”
“Tja, dat dus ook” “Au, het is niet anders” “Doe die dan maar” “Tja, vooruit dan maar” “Schuld ingelost”
“Interessant”
“Koopje!”
“Huh?”
“Het zal wel goed zijn”
“Huh?”
“Het zal wel goed zijn”
Verzoek en betekenis
Emotionele chantage
Spanning en dan opluchting
“Niet onaardig”
Onnavolgbaar voorstel
Dubbele binding
Ondermijnen
“Schuldgevoel”
Het echte voorstel
Kat in de zak, uit de zak
Het echte voorstel
Inmetselen
“Huh?”
“Het zal wel goed zijn”
“Afwending van dreigend schuldgevoel”
Diskwalificeer “Heb geen reden tegenwerpingen om het niet te doen” Vlotte bezwering van onverwachte dreiging
Sequentiële beïnvloedingstactieken
514
“Oef, gelukkig”
Hoe ben ik te bespelen?
Dertien ‘verkoop’tactieken op een rij Bij negen van de dertien tot dusver behandelde sequentiële tactieken speelt de beïnvloeding voorafgaand aan het eigenlijke voorstel een rol. ▪ Bij het “inmetselen” worden vooraf sterk richting gevende suggestieve vragen gesteld. Je kunt daarna nog lastig terugkrabbelen. ▪ Bij de “lage bal” tactiek wordt vooraf een beter en mooier voorstel gepresenteerd dan waargemaakt kan worden. Als je wordt geconfronteerd met de feiten, kun je niet meer terug. Je bent al voorbij je “point of no return”. ▪ Bij de “lokaas en wissel” tactiek wordt eerst een lokkend, mooier voorstel gegeven en dan weer weggenomen. Een iets minder goed alternatief blijkt wel voorhanden. ▪ Bij de “voet tussen de deur” tactiek is er vooraf een klein leuk voorstel, waarna verder de aap uit de mouw komt. ▪ Bij de “deur in het gezicht” tactiek is er vooraf een onaantrekkelijk voorstel dat je zult weigeren. Je blijft zitten met een schuldgevoel waar je vanaf wilt. ▪ Bij de “kat in de zak uit de zak” tactiek wordt je nieuwsgierigheid extra geprikkeld bij het echte voorstel door vooraf te komen met een veel te vaag – en niet prikkelend – voorstel. ▪ Bij de “dat is nog niet alles” tactiek wordt vooraf een niet onaardig voorstel gedaan dat je ijkpunt wordt. Dat uiteindelijke echte voorstel is veel beter. ▪ Bij het “prikkelen” gebeurt er vooraf iets verrassends, iets onverwachts. Het trekt je aandacht.
Bij twee van de dertien tot dusver behandelde sequentiële tactieken vindt de beïnvloeding vaak tegelijk met het voorstel plaats. Bij de “emotionele chantage” kan de beïnvloeding echter ook vlak voor of vlak na het voorstel plaatsvinden. ▪ De “dubbele binding” tactiek bevat een dubbele boodschap die verwarring wekt. Je neigt in te gaan op het deel dat geen verwarring wekt. ▪ De “emotionele chantage” bevat naast het verzoek ook een betekenis, behorende bij je eventuele afwijzing.
Bij de andere twee van de dertien tactieken vindt de beïnvloeding pas plaats na het eigenlijke voorstel. ▪ Bij het “ondermijnen” wordt er een bedenktijd gecreëerd waarin allerlei mogelijke tegenwerpingen worden gediskwalificeerd. ▪ Bij de “spanning en dan opluchting” tactiek wordt je kritische vermogen om de tuin geleid door, na je instemming met het voorstel, plotseling te komen met een kink in de kabel. Die kink weet de ander gelukkig vrij vlot weer te verwijderen, zodat je opgelucht definitief met het voorstel akkoord kunt gaan.
De tactieken kunnen worden uitgebouwd door ze te combineren met elkaar en met andere DVD-patronen. Bijvoorbeeld door altijd aan het begin sympathie te kweken. Een leuk snoetje helpt, een vriendelijk gezicht ook, of een compliment. Of door bijvoorbeeld ook nog de sociale bewijslast toe te voegen. Want er zijn al zoveel mensen jou voorgegaan.
▪ Bij de “ontwricht en herkader” tactiek word je eerst in verwarring gebracht. Vervolgens geeft de ander iets een bepaalde betekenis.
515
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Gezellig
Impulsief
Sterk ongevoelig Sterk gevoelig voor ‘straf’ voor ‘beloning’
Emotioneel veranderlijk
Emotioneel stabiel
Actief / Extravert (E)
Gedragsactivering en -remming ((Hans J. Eysenck &) Jeffrey A. Gray)
Actief
Reflectief
Abstract
Experimenteren Ervaren: Ongericht leren (conditioneren)
Concreet
De leerstijl van de doener (naar David A. Kolb, Jan D.H.M. Vermunt & Burrhus Frederic Skinner)
568
Hoe ontwikkel ik mij?
De leerstijl van de doener Je houdt van doen en ervaren en bent dus graag actief met concrete zaken bezig. Dus breng je graag de buitenwereld in beweging en richt je je aandacht bij voorkeur op tastbare dingen. Je bent extravert en geniet van improviseren en experimenteren. Je leeft in “het hier en nu” en schikt je in de situatie waarin je terechtkomt. Je zoekt niet speciaal een richting om te leren, je staat open om ongericht de dingen te ervaren zoals die zijn. Je hebt dan ook geen specifieke prikkel nodig om nieuw gedrag aan te leren. Je bent met name gevoelig voor het zogenaamde “operant conditioneren”. Dit gaat uit van het beloond krijgen van toevallig gedrag. In plaats van een prikkel om een richting te kiezen biedt de situatie jou juist veel mogelijkheden waarbij je kiest zonder de consequenties te kennen. Je vindt het leuk om te experimenteren en te zien wat het je brengt. Het onbekende trekt.
▪ Als je naast je extravertheid ook redelijk emotioneel veranderlijk bent, komt dat waarschijnlijk door een overactief gedragsactiverend systeem (Behavior Activating System). Dit systeem maakt jou namelijk alert en impulsief. Je wordt dus snel aangezet tot actie. Met name als je verwacht dat je door iets te doen iets plezierigs zult ervaren. Dit kan een beloning zijn, maar ook een motiverende factor zoals: een prestatie leveren, een kans grijpen om erkenning en waardering te oogsten, verantwoordelijkheid nemen of een uitdaging aangaan.
▪ Als je naast je extravertheid redelijk emotioneel stabiel bent, komt dat waarschijnlijk door een zeer passief gedragsremmend systeem (Behavior Inhibition System). Dit systeem zou je wat slomer, angstiger en bezorgder moeten maken om zo je behoefte tot handelen te remmen zodra je verwacht een straf te krijgen (of een welverdiende beloning mis te lopen) als je doorgaat. Maar bij jou is dit systeem zeer passief. Je gaat vrij onbezorgd en actief door het leven en bent niet snel te emotioneren. Dit maakt het voor jou erg lastig bepaald ongewenst gedrag af te leren. Straf deert jou weinig en dus heb je in de loop der tijd maar een mager geweten kunnen ontwikkelen. Daarnaast ben je slechts matig gevoelig voor beloning. Al met al ben je te typeren als “gezellig”. Je valkuil is dat je te snel kiest voor actie waardoor je niet altijd bezig bent met de juiste dingen. Je bent te weinig beschouwend bezig en je hebt een afschuw voor abstracte theorieën. Juist zo’n abstracte theorie zou jou enorm kunnen helpen. Om je leerervaringen optimaal te laten zijn, is het dan ook raadzaam om hier hulp bij te zoeken. Je hebt iemand nodig die jou het juiste abstracte model weet aan te reiken.
Dit maakt het voor jou relatief eenvoudig bepaald gewenst gedrag aan te leren. Je bent snel te verleiden door je gevoeligheid voor een beloning. Je wordt dan ook getypeerd als “impulsief”.
569
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Gedrag Vaardigheden
Overtuigingen
Persoonlijkheid Sturen
Zelf
Persoonlijkheid
Besluit
Invloed uitoefenen (sturen) Besluit
Oordeel
Oordeel
Beeld
Beeld
Overtuigingen
Vaardigheden Gedrag
D C
B
Single loop learning
het proces waarbij je verkregen informatie over je buitenwereld en je vaardigheden vergelijkt met je norm
A
4 3
het proces van het in gang zetten van toepasselijke actie
2
het proces van aanvoelen, aftasten en evalueren van de omgeving
1
“Single loop learning” (naar Chris Argyris)
592
Hoe ontwikkel ik mij?
6.7 ‘Single’ of ‘double loop’ Je kunt gedrag vertonen waarvoor je al wel de vaardigheden bezit. Dit gaat als volgt. ▪ Allereerst doorloop je het proces van aanvoelen, aftasten en evalueren van de omgeving.
3 Je besluit de nieuwe vaardigheid nu te gaan oefenen. 4 Je vertoont het bijpassende gedrag. Blijkt dat nieuwe gedrag te werken, dan ben je bewust bekwaam.
1 Je vormt je een beeld van de omgeving.
Deze manier van vaardigheden aanleren is de basismanier van nieuw gedrag aanleren.
2 Je vormt je een oordeel over dat beeld en over mogelijke beloningen/straffen.
Deze vorm van leren wordt ook wel “single loop learning” genoemd.
▪ Vervolgens doorloop je het proces van het in gang zetten van een toepasselijke actie. 3 Je besluit welke van je vaardigheden je op dat moment het beste in kunt zetten. 4 Je vertoont het bijpassende gedrag.
In zekere zin is het een defensieve houding, want je laat de schil met aangeleerde normen en waarden onaangetast. Daar deze schil je controle over je leven biedt en bood, koester je deze schil. Het enige wat enigszins in die schil verandert, is je overtuiging over je eigen (on)bekwaamheid.
Je vaardigheden staan daarbij niet ter discussie. Je bent bekwaam genoeg.
‘Single loop’ leren Je kunt ook vaardigheden aanleren. Dit proberen van nieuw gedrag doe je omdat je het afkijkt of omdat je verwacht dat het jou een voordeel oplevert. Dit gaat als volgt. 1 Je vormt je een beeld van de omgeving. 2 Je vormt je een oordeel over dat beeld en over mogelijke beloningen/straffen. Vervolgens kom je bij het proces waarbij je de verkregen informatie over je buitenwereld en je vaardigheden vergelijkt met je norm. A Je bekijkt je vaardigheden en het gebrek daaraan (beeldvorming).
Gedrag aanleren is eenvoudiger dan gedrag afleren. Vaak is het gedrag dat je wilt afleren een gewoonte geworden. Daarom is het handig om – zodra je merkt dat je het af te leren gedrag neigt te vertonen – bewust te kiezen voor een alternatief. Dat kiezen voor een alternatief doorloopt dan het proces aanleren. Als je dit voldoende vaak herhaalt, wordt je uiteindelijk onbewust bekwaam in het kiezen voor het alternatief. Het af te leren gedrag is daarmee vervangen. Bijvoorbeeld: Als je bij de benzinepomp bent, heb je de neiging om een reep chocola te kopen. Bij het zien van die repen krijg je namelijk altijd trek. Je wilt echter afvallen. Dus besluit je om in het vervolg steeds, in plaats van een reep, een appel te kopen.
B Je beoordeelt dit op basis van normen, waarden en overtuigingen. Je vindt jezelf (bewust) onbekwaam. C Op basis daarvan besluit je welke vaardigheid je zou willen en durven aanleren. D Je stuurt de wijze waarop je deze vaardigheid wilt gaan leren. 593
Begrijp jezelf Begrijp de ander
Gedrag Vaardigheden
Overtuigingen
Persoonlijkheid Sturen Besluit Zelf
Sturen
Besluit
Besluit
Invloed uitoefenen (sturen) Besluit
Oordeel
Oordeel
Oordeel
Beeld
Beeld
Beeld
Persoonlijkheid
Overtuigingen
b
Double loop learning het proces waarbij je bekijkt of je norm nog wel toepasselijk is
a
Vaardigheden Gedrag
D
d c
Sturen
4
C
3
B
2 A
1
“Double loop learning” (naar Chris Argyris)
594
Hoe ontwikkel ik mij?
‘Double loop’ leren Soms kom je in een situatie terecht waarbij je een stelling in je schil met normen, waarden en overtuigingen ter discussie stelt. Dit gaat als volgt. 1 Je vormt je een beeld van de omgeving. 2 Je vormt je een oordeel over dat beeld en over mogelijke beloningen/straffen: A Je bekijkt je vaardigheden en het gebrek daaraan (beeldvorming). B Je beoordeelt dit op basis van normen, waarden en overtuigingen. Daarbij ben je bereid je oorspronkelijke oordeel los te laten. Vervolgens kom je bij het proces waarbij je bekijkt of je norm nog wel toepasselijk is. a Je bekijkt de jou helpende of belemmerende normen, waarden en overtuigingen (beeldvorming). b Je beoordeelt deze normen, waarden en overtuigingen op basis van wat je waarneemt en ervaart. c Je besluit welke waarde, norm of overtuiging je op basis daarvan wilt en kunt herzien, zonder dat dit je persoonlijkheid wezenlijk aantast. d Je stuurt met die herziening met welke waarde, norm of overtuiging je durft te gaan oefenen. C Op basis daarvan besluit je welke vaardigheid je zou willen en durven aanleren. D Je stuurt de wijze waarop je deze vaardigheid wilt gaan leren.
Bijvoorbeeld: Je hecht veel waarde aan openheid en eerlijkheid. Je overtuiging is: “Iedereen zou altijd open en eerlijk moeten zijn”. Je merkt echter dat dit in combinatie met je assertiviteit niet altijd even handig is. Je afschuw voor macht en politiek gedrag belemmert jou om ander gedrag aan te willen leren. Je overtuiging is weliswaar “Politiek gedrag is fout”, maar je blijkt met je directheid steeds te stranden. Je besluit om je kennis rond macht en politiek gedrag te vergroten door er veel over te lezen. Dit verruimt je inzicht en maakt je oordeel milder. Bepaalde vormen van politiek gedrag zul je blijven verafschuwen, doch andere vormen van politiek gedrag kunnen uiterst efficiënt zijn. Je besluit vervolgens voorzichtig te gaan experimenteren met een milde vorm van politiek gedrag. Pas nadat is gebleken dat dit soms plezierig is, is je nieuwe overtuiging bekrachtigd. De verandering in de laag “overtuigingen” zal leiden tot nieuwe DVD-patronen. Deze patronen zullen geïntegreerd worden in je rolpersoonlijkheden en zullen voor anderen zichtbaar worden middels verandering in je gedrag.
Om het “double loop learning” proces te kunnen doorlopen, dien je een open (niet defensieve) houding te hanteren.
Je kunt dit bereiken in de betere trainingen, tijdens hypnose (herbeleving van een eerdere ervaring waarbij die beleving in een nieuw kader wordt geplaatst) of zelfstandig, middels kritische zelfreflectie en/of het experimenteren met nieuw gedrag.
3 Je besluit de nieuwe vaardigheid nu te gaan oefenen. 4 Je vertoont het bijpassende gedrag. Deze diepere manier van leren wordt ook wel “double loop learning” genoemd.
595