Dit document is onderdeel van de “MBO-koffer autisme” van het Steunpunt Autisme Noordelijk Zuid-Holland en kan worden gedownload op www.steunpunt-autisme.nl Alle rechten voorbehouden
6.1 Maarten. Ervaringen met een kind met een aan autisme verwante contactstoornis in het regulier basis- en voortgezet onderwijs. Bron: NVA Engagement februari 1997 Auteurs: Diny Ouburg en Pieter van der Zwaart
Op 13 april 1996 was een studiedag over onderwijs aan personen met een handicap autisme. Dit artikel is een uitwerking van een van de inleidingen. Maarten Maarten is 13 jaar. Hij zit in de tweede brugklas van een reguliere montessori-mavo/havo. Hij draait heel goed op school qua prestaties en heel behoorlijk sociaal gezien. Favoriete vakken zijn wiskunde en computerkunde. Hobby's: computer (programmeren en spelletjes), keyboard, technisch lego, korfbal en sterrenkunde. Gezin Vader Pieter, 48 jaar; Moeder Diny, 40 jaar; zussen Carolien, 11 jaar; Evelien, 6 jaar. Vader is al heel lang werkzaam in de onderwijssector; eerst voor de klas als wiskundeleraar en brugklasmentor. Laatste tien jaar als leerplanontwikkelaar aan de SLO in Enschede. Moeder is beeldend kunstenaar met textiel. Heeft onderwijspsychologie gestudeerd. Met betrekking tot het thema hebben wij sterk kunnen profiteren van deze achtergrond. Maarten is 13 jaar. Hij zit nu in de tweede klas van een reguliere montessori-mavo/havo. Hij heeft het reguliere basisonderwijs doorlopen en draait nu, in feite probleemloos, mee in het voortgezet onderwijs. Dit probleemloos meedraaien is het resultaat van grote inspanningen van ouders, leerkrachten, schoolleiding en RIAGG-begeleiding. De ontwikkeling die Maarten mede hierdoor door kon maken, moet overigens intensief onderhouden blijven; het risico van een terugval is zeer groot als de omgeving van Maarten niet alert blijft op zijn handicap. Dit artikel gaat over de genoemde inspanningen en onze invloed als ouders op de ontwikkeling van Maarten binnen school. Het informeren van leerkrachten Autisme is voor buitenstaanders, dus ook voor leerkrachten, een bijzonder moeilijk te begrijpen en te hanteren handicap. Wij hebben ervaren dat het vertellen van anekdotes over onze communicatie met Maarten er op zijn minst voor konden zorgen dat leerkrachten begrepen dat zij een bijzonder kind in de klas kregen. Wat werken met een autist werkelijk betekent, kun je alleen maar in de praktijk ervaren. Een voorbeeld van zo'n anekdote is: Het gezin gaat voor het eerst kamperen. Wij weten inmiddels hoe gevoelig Maarten (2,5 jaar oud) is voor nieuwe dingen, dus wij bereiden hem gedetailleerd voor: De tent wordt in de tuin opgezet, van binnen en van buiten bekeken en uitgeprobeerd. Wij vertellen hem dat wij in de tent gaan slapen, bij de tent koken, bij de tent spelen, in de tent eten, enzovoort. Wij gaan naar de camping en alles gaat goed totdat, als wij lekker in het zonnetje voor de tent zitten te eten, Maarten heel onrustig wordt en vervelend gaat doen. Wij snappen er niets van, tot ik mij realiseer dat ik tegen Maarten heb gezegd dat we in de tent zouden eten. Ik vraag aan Maarten of dit het probleem is en hij knikt en bromt bevestigend. Geen punt, alles in de tent gezet en daar verder gegeten. Maarten kalmeert inderdaad helemaal en eet rustig verder. Even later vraag ik: Maarten lijkt het je leuk om morgen, als het niet regent, vóór de tent te eten?' Ja hoor, dat leek hem een uitstekend idee. En aldus geschiedde. Deze en nog veel meer anekdotes vertellen wij op zeker moment aan de leerkrachten van Maarten, omdat het weergeeft: 1. Hoe Maarten omgaat met informatie en hoe belangrijk de details daarin zijn; 2. Dat hij angstgevoelens krijgt als de verwachting niet klopt met de realiteit. Het gaat om onmacht, niet om onwil;
6.1 Maarten.doc Autismekoffer middelbaar beroepsonderwijs steunpunten autisme
1 Tweede uitgave januari 2009
Dit document is onderdeel van de “MBO-koffer autisme” van het Steunpunt Autisme Noordelijk Zuid-Holland en kan worden gedownload op www.steunpunt-autisme.nl Alle rechten voorbehouden
3. Dat hij zelf niet in staat is om het probleem te formuleren; 4. Dat de discrepantie tussen de verwachting en de realiteit het probleem is en niet dat wij buiten aten; 5. Dat het wegnemen van de discrepantie het probleem voor Maarten volledig oplost. Eigenlijk werkt het nog steeds zo bij Maarten, alleen veel minder acuut en minder frequent. Hij heeft geleerd en geaccepteerd dat het voor anderen onmogelijk is om alle details van, voor hem, nieuwe situaties te voorzien. In feite hebben wij een deal met hem gesloten: Wij vertellen hem alles wat wij kunnen voorzien, maar ook wat wij nog niet zeker weten. In de wetenschap dat wij ons uiterste best hebben gedaan accepteert hij dat je in het leven soms op onverwachte zaken stuit. Dit werkt natuurlijk niet altijd, maar zeker in situaties waar verwachting en werkelijkheid niet te ver uit elkaar liggen hebben Maarten en wij er veel profijt van. Als wij met Maarten zo'n deal weten te sluiten, communiceren wij ook steeds met de leerkrachten. Wat autisme feitelijk is en hoe je als leerkracht daar in het algemeen het beste mee om kan gaan is vooral overgebracht door de RIAGG-medewerker, die de zorg heeft voor Maarten. Het aangeven van de meer specifieke eigenaardigheden en mogelijkheden van Maarten vinden wij meer op onze weg liggen. Daarmee hebben ouders en RIAGG een eigen rol in de communicatie met school. Dit overigens zonder deze rollen echt strikt gescheiden te houden. Diagnose In groep 4 conflicteerde het zeer sterk tussen Maarten en zijn leerkracht. Vooral op het type misverstanden als in de anekdote. Zeker de werkinstructies in de klas waren voor Maarten te vaag en dus onhanteerbaar. Ondanks al onze inspanningen lukte het niet om de leerkracht duidelijk te maken dat Maarten hem niet in de maling nam, maar echt heel nauwkeurige instructie nodig had. Gelukkig verscheen net op tijd een reddende engel. De schoolarts pikte Maarten er in een routineonderzoek uit. Hij kwam een avond bij ons langs om ons heel voorzichtig te vertellen dat er iets mis was met Maarten. Wij waren echter allang blij dat er eindelijk eens iemand was die de problemen van en met Maarten herkende en erkende. Hij loodste ons rechtstreeks binnen bij het autisme-team van het RIAGG Hengelo. Maarten zelf was ook dolblij en opgelucht dat concrete ondersteuning in aantocht was. Binnen enkele weken zaten leerkracht, ouders, RIAGG-begeleider en schoolhoofd om de tafel om verder te bespreken wat er moest gebeuren. Het schoolhoofd benoemde de leerkracht tot voorzitter van dit overleg en maakte hem daarmee verantwoordelijk voor de voortgang! De leerkracht kreeg een aantal concrete adviezen van de RIAGG-begeleider. De belangrijkste: Controleer na iedere klassikale instructie altijd even of die wel goed bij Maarten is overgekomen. Deze adviezen brachten de leerkracht in zijn aanpak redelijk op één lijn met ons. Ook gaven zij hem voldoende repertoire om de communicatiebreuk met Maarten te herstellen waardoor wij aan het eind van het leerjaar door het diepste dal leken te zijn. Een aantal concrete punten die de leerkracht hanteerde: Maarten was al aardig bedreven in het bedienen van een computer. In die periode was er een onderzoekje in zijn klas waarbij de leerlingen iets op de computer moesten doen. Maarten mocht en kon zijn mede-leerlingen uitleggen hoe de computer werkte. Daarmee verwierf Maarten in de groep status en een toegevoegde waarde. In verband met zijn concentratieproblemen kon Maarten ter stimulering, als het minimale werk af was, iets opzoeken in het documentatiecentrum van zijn eigen belangstelling en daar een opdracht mee doen. Dit was een ontheffing van de schoolregels; leerlingen uit groep 4 mochten officieel nog geen gebruik maken van het documentatiecentrum.
6.1 Maarten.doc Autismekoffer middelbaar beroepsonderwijs steunpunten autisme
2 Tweede uitgave januari 2009
Dit document is onderdeel van de “MBO-koffer autisme” van het Steunpunt Autisme Noordelijk Zuid-Holland en kan worden gedownload op www.steunpunt-autisme.nl Alle rechten voorbehouden
Verder in het basisonderwijs Maarten kreeg in groep 5 (en later in groep 8) een ervaren leerkracht, Chris, waar hij heel veel aan heeft gehad. Wij hebben een aantal vragen met hem doorgenomen. Waardoor kan Maarten in de problemen komen? Of positiever: Hoe kun je als leerkracht/school problemen bij Maarten beperken? Je moet bekend raken met het fenomeen. Wat autisme is, kun je je als buitenstaander nauwelijks of eigenlijk helemaal niet voorstellen. Voorlichting aan de leerkracht is van groot belang, maar bij lange na niet voldoende. Wat Maarten voor een kind is, wordt je als leerkracht pas wat duidelijker na langdurig contact met hem. Je moet als leerkracht zelf nog steeds willen leren; ook leren omgaan met deze kinderen. Maarten was een uitdaging (overigens net als ieder kind) en niet een probleem. Natuurlijk waren er problemen, maar die mag je nooit terugleggen op het kind. Niet zeggen dat het kind geen instructies op kan volgen, maar steeds blijven zoeken naar manieren waarop je wel over komt. Een goede typering van deze benadering is 'gissen en missen' en blij zijn met de enkele keer dat je doel treft. Een docent die zegt geen problemen te hebben zal funest zijn voor een kind als Maarten. Die zal namelijk de problemen van Maarten niet tot zijn of haar probleem maken. De manier waarop je doelstellingen hanteert is heel belangrijk. Heel veel doelstellingen in het onderwijs hebben een sociaal- en/of communicatief aspect. Wat betreft deze doelstellingen moeten de docenten bereid zijn in een bepaalde richting te werken en blij te zijn met ieder resultaat. Maarten mag niet worden afgerekend op het niet halen van een vooraf vastgestelde deadline. Je moet bereid zijn naar Maarten alles te verantwoorden wat je hem wilt leren. De concentratieproblemen van Maarten waren gemakkelijker te beteugelen als hem duidelijk was wat het doel van zijn taken was. Dit trad vooral op bij oefening en automatisering van zaken die hij al kon (tafels!). De begeleiding van het sociale gebeuren in de klas krijgt een ander soort aandacht. Veel gedrag van Maarten wijkt af van dat van andere kinderen. Dat mag vooral niet worden geproblematiseerd, maar aan de andere kant moet Maarten zo min mogelijk worden verbijzonderd. De docent moet in staat zijn om deze schijnbare tegenstrijdigheid te hanteren. Dit uit zich al vanaf de eerste minuut in de eerste les van het schooljaar, waarin de leerlingen vaak zelf een plaatsje zoeken in de klas. Maarten staat aan de kant en weet niet hoe hij met de situatie om moet gaan. Als docent moet je èn naar Maarten èn naar de klas toe deze situatie soepel en ontspannen naar een goede oplossing leiden. Ouders, individuele leerkrachten, team en schoolleiding moeten vertrouwen en een band opbouwen. Zij moeten de uitdaging om Maarten te helpen bij zijn ontwikkeling samen dragen, de verantwoordelijkheid daarin willen delen, elkaar daar continu in ondersteunen en elkaar van ideeën voorzien. Ter illustratie: Technisch lezen Maarten heeft tot in groep 5 niet of nauwelijks hardop gelezen in de klas. In groep 3 kon dit nog worden opgelost door met Maarten af te spreken dat hij thuis voor een cassettebandje zou lezen. De juf luisterde dat dan later af. In groep 4 heeft Maarten een keer aan de wens van de leerkracht voldaan, maar toen hij applaus van de klas kreeg was het voor de rest van het jaar bekeken. Chris had inmiddels ervaren dat je in Maarten zijn ogen heel veel kon aflezen. (Overigens ook met hun gemeenschappelijk gevoel voor humor kon Chris heel veel.) Hij had met Maarten de afspraak dat hij zo nu en dan zou vragen of Maarten hardop wilde lezen en dan mocht Maarten zelf uitmaken of hij dat zou doen. Ja of nee als antwoord zat er nog niet in, maar in de ogen meende Chris een positief antwoord te zien. Toen Chris een keer de vraag wijzigde in, Maarten, laat jij je stembanden eens horen, ging tot zijn stomme verbazing Maarten hardop lezen. Daarmee had Chris meteen zijn volgende probleem te pakken: Hoe laat ik hem stoppen zonder brokken te maken; hij kende het applausverhaal. Gelukkig kon hij aan het eind van de alinea de beurt zo doorgeven aan een 6.1 Maarten.doc Autismekoffer middelbaar beroepsonderwijs steunpunten autisme
3 Tweede uitgave januari 2009
Dit document is onderdeel van de “MBO-koffer autisme” van het Steunpunt Autisme Noordelijk Zuid-Holland en kan worden gedownload op www.steunpunt-autisme.nl Alle rechten voorbehouden
ander voordat de klas door had wat er eigenlijk gebeurd was. Ook daarna heeft Maarten niet altijd meteen op verzoek gelezen, geen probleem, maar een eerste stap voorwaarts was gemaakt.
Wat waren sterke punten van Maarten en hoe heb je daarvan gebruik gemaakt? Maarten liet/laat zich coachen. Blijkbaar was er voldoende vertrouwen tussen Chris en Maarten en bij Maarten zelf, dat hij aan zichzelf wilde werken. Hij ervoer zijn functioneren zelf als een probleem en wilde daar dolgraag wat aan doen. Maarten heeft een sterke persoonlijkheid. Hij laat zich niet in een hoek drukken en komt op zijn eigen manier voor zichzelf op. Hij werd ook op een gegeven moment niet meer gepest, mede omdat hij van zich af wist te bijten tegen notoire pesters, ook voor bekend was dat hij aanverwant was. Maarten heeft een sterk combinatievermogen. Hij kan goed allerlei zaken met elkaar in verband brengen. Misschien zag hij daarom ook wel dat een deel van de problematiek in hemzelf zat. Hoe kun je als ouder aan de buitenkant van een school zien dat zij op een goede manier klaar zullen staan voor je kind? Wat de leerkrachten betreft: Zoals de taakleerkracht van de basisschool zegt: De grondhouding van elke leerkracht moet zijn dat je elk kind in zijn waarde laat, ook een kind als Maarten. Het is belangrijk dat je verschillen in leerlingen accepteert en respecteert. Een leerkracht moet problemen willen onderkennen en daarmee aan de slag willen. Als een leerkracht zegt ergens geen problemen mee te hebben, wees dan zeer op je hoede. Er is grote kans dat de problematiek dan niet herkend en erkend, of ondergeschoven worden. Wat het team/school betreft: De school/leerkrachten moeten met de ouders als een gelijkwaardige partner om willen gaan bij de benadering en begeleiding van een kind als Maarten. Collega's mogen van het team problemen hebben en praten daar ook over met elkaar. (Als een team uit eilandjes bestaat proef je dat.) Maar ook naar buiten moeten zij daar open over durven zijn, als team en als individu. Intern is dit van het grootste belang om inspiratie, ideeën en creativiteit bij elkaar te vinden in de omgang met kinderen als Maarten. Extern omdat het op één lijn zitten van ouders, begeleiders en docenten van het allergrootste belang is voor de ontwikkeling van Maarten. Zo zijn alle RIAGG-adviezen in het team besproken. Op een gegeven moment had Maarten een leerkracht die net nieuw was binnen de school. Deze had zelf nog niet de gewenste openheid ontwikkeld naar de collega's en de ouders. Met heel veel gesprekken tussen hem, ons en de RIAGG-begeleider hebben wij de schade zo veel mogelijk proberen te beperken. Achter deze ervaring zit een boodschap: Je moet de school toch accepteren zoals die is. Door de aanwezigheid van Maarten alleen zal de school niet veranderen. Wel exploiteer je zoveel mogelijk de voordelen van een school en probeer je zo weinig mogelijk last te hebben van de nadelen. Iedereen in het team moet (willen) weten hoe je het gedrag van Maarten moet plaatsten. Als hij op zijn buik op het schoolplein gaat liggen, dan weet je dat een normale' benadering niet werkt. Schipperen met de schoolregels moet mogelijk zijn. Denk aan het documentatiecentrum dat niet toegankelijk was voor groep vier, maar wel voor 6.1 Maarten.doc Autismekoffer middelbaar beroepsonderwijs steunpunten autisme
4 Tweede uitgave januari 2009
Dit document is onderdeel van de “MBO-koffer autisme” van het Steunpunt Autisme Noordelijk Zuid-Holland en kan worden gedownload op www.steunpunt-autisme.nl Alle rechten voorbehouden
Maarten. Of nog simpeler denk aan pauzeregelingen. Als Maarten nu nog steeds problemen met de pauze zou hebben, hadden wij de school gevraagd hem in de pauze iets nuttigs op de een of andere computer te laten doen. Ook de schoolleiding moet bereid zijn om rechtstreekse contacten met ouders te onderhouden. Dit kanaal is van cruciaal belang voor momenten dat er schoolorganisatorisch moet worden ingegrepen. Wij kennen de situatie waarin de mentor van een autistisch meisje in 3 havo er niet in slaagde het docententeam tussentijds bij elkaar te krijgen door roostertechnische problemen. De schoolleiding kan roosteraanpassingen verzorgen, of anders de docenten verplichten bij elkaar te komen buiten het rooster om.
De zoektocht naar een school voor voortgezet onderwijs Wij hebben ons zeer breed geïnformeerd over de mogelijkheden binnen het voortgezet onderwijs in onze regio. Daarbij hebben wij vooral gekeken naar schoolgrootte, pedagogisch klimaat, begeleidingsstructuur en samenwerking binnen het docententeam. Zelf verzamelen van informatie en opbouwen van een eigen mening en niet alleen af te gaan op het advies van de basisschool blijkt een prima voorbereiding te zijn op het verdere contact met de school voor voortgezet onderwijs. Er zijn helaas nog andere redenen om niet alleen op het advies van de basisschool te vertrouwen. Wij hoorden van kennissen dat door de school van hun aanverwante kind alleen scholen binnen dezelfde zuil werden voorgedragen. Daarmee bleven enkele zeer aantrekkelijke alternatieven buiten beeld. Vragenlijst Wij hebben een vragenlijst opgesteld die voor ons de achtergrond vormde tijdens de gesprekken met de scholen. Daarbij stelden wij niet alle vragen expliciet vanwege het risico op sociaal wenselijke antwoorden, maar wij wilden wel op iedere vraag een antwoord. De vragenlijst viel uiteen in twee categorieën: 1. Communicatie tussen ouders, school, RIAGG en tussen de diverse geledingen binnen school Is er op de diverse organisatieniveaus binnen de school een duidelijk aanspreekpunt? Hoe liggen de mogelijkheden voor contact met de mentor? Hoe ondersteunen leerkrachten, mentoren elkaar binnen de school? Hoe wordt omgegaan met adviezen van het RIAGG en anderen binnen de school? Welke procedures zijn er als er iets mis gaat met een individuele leerling. (Wordt er gewacht tot de rapportvergadering om de zes weken, dan is dat vaak vijf weken te laat.) Hoe open is de school over problemen en probleempjes die zich voordoen? 2. Omgang met Maarten, hanteren van specifieke schoolregels. Op welke manier wordt leren leren, sociaal gedrag en daarmee samenhangend de fysieke en sociale plaats in de klas begeleid? In hoeverre houdt het team bij beoordeling rekening met zwakke punten van Maarten die van invloed zijn op het meten van prestaties? Zo heeft Maarten een vreselijk slecht handschrift. In hoeverre krijgt Maarten de kans om zich te profileren op zijn sterke punten? Hij is bijvoorbeeld een kei op de computer. In hoeverre wil het team qua prestaties door zijn handicap heen kijken? Denk aan spreekbeurten en open opdrachten als vertel eens iets over je vakantie.
6.1 Maarten.doc Autismekoffer middelbaar beroepsonderwijs steunpunten autisme
5 Tweede uitgave januari 2009
Dit document is onderdeel van de “MBO-koffer autisme” van het Steunpunt Autisme Noordelijk Zuid-Holland en kan worden gedownload op www.steunpunt-autisme.nl Alle rechten voorbehouden
Hoe benaderen het team en de individuele leraren, leerlingen die speciale aandacht vereisen? Is het een probleem, of is het een uitdaging? Daarbij zochten wij geen school met de houding: Geen probleem, dat doen wij wel!! De scholen waar wij contact mee zochten hebben wij in eerste instantie steeds bezocht op schoolleidingsniveau. Als het er op aan komt is dat het niveau waar de beslissingen worden genomen. Bij kansrijke kandidaten hebben wij ook contacten met mentoren en leerkrachten gelegd en verdere informatie ingewonnen. De school die wij kozen bleek zich al een aantal jaren, juist op de bovengenoemde punten te ontwikkelen. In het eerste gesprek schrok de schoolleider toen wij vertelden dat Maarten sociaal-communicatief een handicap had. Juist op dat punt vroeg de school wel het een en ander. Wij meenden dat Maarten op dat gebied inmiddels wel wat kon en wij zagen mogelijkheden voor verdere ontwikkeling. Deze school bood hiervoor juist de mogelijkheid. De belangrijkste vraag was of Maarten op dit gebied aan de aanvangseisen van de school kon voldoen. Hierover kon de basisschool gelukkig een positief uitsluitsel geven. Als wij bij Maarten op korte termijn geen kansen hadden gezien voor verdere sociale ontwikkeling, hadden wij vrijwel zeker naar een traditionele school gezocht met een overduidelijke structuur, maar wel met aandacht voor de individuele leerling. Binnen een andere school meende een schoolleider dat het wel moest lukken met Maarten. In het verleden had binnen de school al eens een autist voor allerlei klusjes rondgelopen en dat was prima gegaan. De schoolleider sloot mede door deze uitspraak verdere beeldvorming over Maarten af en vermeed daarmee een gesprek over de problemen die zich met een autist in de klas voor kunnen doen. Dat schrok ons juist af: Wij voelden ons geen volwaardige gesprekspartner meer, want zij zouden de klus wel klaren. Ook bij deze zoektocht was weer het motto: Verwacht niet dat een school de uitgangspunten of werkwijzen zal wijzigen omdat juist jouw kind daar wordt aangemeld. Je kunt wel kijken of binnen de uitgangspunten en werkwijzen van de school een werksituatie is te creëren die goede kansen biedt voor verdere ontwikkeling van je kind. Toekomstige aandachtspunten Het gaat nu relatief erg goed, maar zorgenvrij zijn wij natuurlijk niet. Maarten zal altijd zijn autistische trekjes blijven houden. Om onze meest pregnante zorgen te noemen: Wakker houden van de problematiek. Maarten doet het nu zo goed, dat de leerkrachten in het voortgezet onderwijs zeggen: Wat is er eigenlijk met hem aan de hand, we zien zo weinig bijzonders aan hem? Diep in ons hart hopen wij dat er een keer iets echt mis loopt, zonder al te zware gevolgen natuurlijk. Dan kunnen de school en zijn docenten echt ervaren wat er met Maarten aan de hand is. Open opdrachten Open opdrachten zijn taken die je op meerdere manieren kunt oplossen en hebben vaak meerdere mogelijkheden voor een goed antwoord. Daardoor hebben dergelijke opdrachten vaak minder structuur. Veel docenten menen met deze opdrachten een hoger beheersingsniveau bij leerlingen te meten. (En bij de meeste leerlingen is dat terecht.) Iets dat in de hogere jaren van het voortgezet onderwijs een steeds belangrijker rol gaat spelen. Voor Maarten bestaat echter het risico dat hij een cijfer gaat krijgen voor zijn mate van autisme en niet voor het niveau van beheersing. Ook hier zullen wij samen met de leerkrachten steeds oplossingen moeten vinden. Overgang brugperiode bovenbouw In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs is op de meeste scholen veel minder teamvorming dan in de brugperiode, mede door de organisatiestructuur. Blijven de neuzen van de leerkrachten dezelfde kant op staan bij de begeleiding van Maarten? Krijgt hij op cruciale momenten voor cruciale vakken niet net die leerkracht die absoluut niet met autisten om kan gaan?
6.1 Maarten.doc Autismekoffer middelbaar beroepsonderwijs steunpunten autisme
6 Tweede uitgave januari 2009
Dit document is onderdeel van de “MBO-koffer autisme” van het Steunpunt Autisme Noordelijk Zuid-Holland en kan worden gedownload op www.steunpunt-autisme.nl Alle rechten voorbehouden
Het verhaal van Maarten is hiermee nog lang niet af. Hoe zal het gaan als hij naar het middelbaar- of hoger beroepsonderwijs gaat? Daar is in het leerproces de sociale begeleiding zeer minimaal. En natuurlijk, hoe zal hij zijn plekje in de maatschappij weten te vinden? Alle ouders van kinderen met een handicap hebben deze onzekerheden. Wij zullen Maarten meegeven wat binnen onze mogelijkheden ligt en Maarten zelf kan en wil nog veel leren. Dat is het vertrouwen waarmee wij verder gaan.
6.1 Maarten.doc Autismekoffer middelbaar beroepsonderwijs steunpunten autisme
7 Tweede uitgave januari 2009