MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
Bananen, modelminderheid en integratie Mediagebruik en identificaties onder jonge chinezen in Nederland
Yiu Fai Chow, Sandra Zwier en Liesbet van Zoonen*
Inleiding In het onderzoek naar mediagebruik door migranten in Nederland (zie o.a. Prins, 2000; Van Summeren & D’Haenens, 2002; D’Haenens, 2003; D’Haenens e.a., 2004; Baardwijk, e.a., 2004; Brouwer, 2006) is er tot dusverre veel aandacht voor de meest omvangrijke migrantengroepen Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen (de zogenoemde ‘TMSA’), en minder voor diverse andere migranten zoals Oost-Europeanen, Afrikanen of Chinezen.1 Wij bieden met de onderhavige studie in de eerste plaats een invulling van deze lacune in het onderzoek naar migranten en media. Chinezen vormen een van de oudste migrantengroepen in de recente Nederlandse geschiedenis (Pieke & Benton, 1995; Li et al., 1999). Toen aan het begin van de twintigste eeuw grote groepen Chinese gastarbeiders naar de Amsterdamse en Rotterdamse havens kwamen, werd wel gesproken over het ‘gele gevaar’ dat deze ‘klasseonbewuste, taaie-sobere, aanpasvermogende, klimaatproof, werkwillige spaarzame Chinese koelie’ zou vormen (geciteerd in Wubben, 1986, p. 21). Op dit moment wordt het aantal in Nederland wonende Chinezen geschat op tussen de 70.000 en 100.000 personen (ACB Kenniscentrum, 2007; CBS, 2007). De publieke discussie over de Nederlandse multiculturele samenleving laat de Chinese Nederlanders echter zo goed als buiten beschouwing (Chow, 2007). Daarom is het tweede doel van onze bijdrage om de Chinese Nederlanders zichtbaar te maken als actoren die op hun eigen wijze een bijdrage aan de multiculturele samenleving leveren. De ‘onzichtbaarheid’ van Chinese Nederlanders in de discussie over de multiculturele samenleving lijkt te suggereren dat tweede- en derdegeneratie Chinese Nederlanders inmiddels een bijna integraal Nederlandse identiteit hebben aangenomen. Chinezen worden vaak neergezet als ‘modelminderheid’: op de voorpagina van een zaterdagbijlage van De Telegraaf (Roosendaal, 24 januari 2004) werden de Chinezen bijvoorbeeld ooit ‘ideale allochtonen’ ge-
72
YIU FAI CHOW, SANDRA ZWIER EN LIESBET VAN ZOONEN: Bananen, modelminderheid en integratie
noemd, ‘ze klagen niet, ze halen geen rottigheid uit en ze werken hard’. Tegelijkertijd levert deze schijnbaar moeiteloze integratie van Chinees-Nederlandse jongeren in de Nederlandse samenleving spanningen op binnen de Chinese gemeenschap en Chinese gezinnen: ouders verwijten hun kinderen bijvoorbeeld dat ze geel van buiten zijn en wit van binnen, en hun Chinese achtergrond vergeten. Het stempel ‘banaan’ is daarvoor typerend, net zoals het label ‘bounty’ binnen de Surinaamse gemeenschap een verwitte Surinamer aangeeft. Het derde doel van dit onderzoek is daarom na te gaan of het mediagebruik van jonge Chinese Nederlanders uitsluitsel geeft over de vraag of ze nu ‘Nederlands’ of ‘Chinees’ zijn, of misschien niet in die dichotomie passen? Uit eerder onderzoek blijkt dat er een relatie bestaat tussen mediagebruik en etniciteit in Nederland. Onderzoek naar het gebruik van het internet door migranten (D’Haenens, e.a., 2004; Norris, 2004; Peeters & D’Haenens, 2005; Benschop 2006; WRR, 2007) laat bijvoorbeeld zien dat dit medium vaak gebruikt wordt om banden binnen de eigen etnische groep te versterken. Allerd Peeters en Leen D’Haenens (2005) maken in hun onderzoek naar het mediagebruik van TMSA-jongeren onderscheid tussen drie typen gebruikers: de ‘homelanders’, de ‘omnivores’ en de ‘adapters.’ Zij stellen in hun artikel dat ‘the degree of integration proves to be the most powerful predictor of the percentage of time that respondents spend on media from their country of origin or in their own language’ (p. 226). Met andere woorden: hoe minder geı¨ ntegreerd de respondent is, des te meer hij/zij gebruikmaakt van media van het ‘thuisland’ en vice versa. In een kritische analyse van het Nederlandse mediabeleid ten aanzien van minderheden, laat D’Haenens (2003) eveneens zien dat er sprake is van een negatieve correlatie tussen integratie en gebruik van media van het thuisland. Zij stelt: ‘Minority groups who are more clearly cut off from the majority may contain a higher number of either homelanders or omnivores’ (p. 416). Deze studies zijn van belang, omdat onderzoek naar mediagebruik van minderheden in Nederland relatief schaars is. Meerdere auteurs, onder wie Peeters en D’Haenens (2005), geven bovendien aan dat ‘bonding’ met het thuisland niet per se ‘bridging’ met het gastland hoeft uit te sluiten: beide kunnen tegelijkertijd plaatsvinden. In hun woorden: ‘integration does not entail the loss of one’s own cultural identity but rather a deeper involvement in the other culture. In this way, bridging and bonding go hand in hand’ (p. 227). In haar studie naar Nederlands-Marokkaanse websites liet Brouwer (2006) eveneens zien hoe deze sites een platform vormen voor NederlandsMarokkaanse jongeren om niet alleen hun banden met Marokko aan te halen, maar ook om hun banden met Nederland te onderhandelen. Zo lieten ook zowel Asu Aksoy en Kevin Robins (2000) als Mariska Milikowski (2000) eerder zien hoe het gebruik van Turkse satelliettelevisie in respectievelijk Duitsland en Nederland leidt tot het kritisch ondervragen van zowel thuisland als gastland. Ons onderzoek sluit aan bij dit type onderzoek. Net als deze onderzoekers volgen wij cultuurtheoretici die claimen dat het voor hedendaagse tweede- en
73
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
derdegeneratie migranten niet zozeer relevant meer is waar ze vandaan komen, als wel waar ze zich bij aansluiten. Of, om in de woorden van Paul Gilroy (1990, p. 1) te spreken: het gaat niet langer om ‘where you’re from, but where you’re at’. In vergelijkbare bewoordingen geeft Stuart Hall (1994) aan dat culturele identiteiten geen wezenskenmerk vormen, maar ontstaan uit de manier waarop het ‘diasporische subject’ zichzelf vormgeeft in historisch en cultuurspecifieke vertogen; ‘not an essence but a positioning’ (p. 395, cursivering in origineel). Het wordt van hieruit zinvoller geacht om te denken in termen van identificatie in plaats van identiteit, om recht te doen aan het dynamische, veranderlijke karakter van culturele identiteiten (Baumann, 1999; Benhabib, 2002; WRR, 2007), terwijl in dergelijke redeneringen mediagebruik eerder een handeling vormt waarmee migranten hun identiteit vormgeven en contextualiseren, dan de weerspiegeling van een wel of niet geslaagd afscheid van het thuisland ten gunste van het gastland. Ons onderzoek pleegt een empirische interventie in dit debat over de betekenis van mediagebruik voor culturele identificaties door twee eenvoudige vragen te beantwoorden: 1 Teneinde de lacune in onderzoek naar mediagebruik en migranten verder op te vullen, stellen wij de vraag: ‘Welke media gebruiken Chinees-Nederlandse jongeren?’ 2 Teneinde de veronderstelde relatie tussen mediagebruik en identificatie te onderzoeken, stellen wij de vraag: ‘Hoe hangt dat mediagebruik samen met de manier waarop deze jongeren zichzelf identificeren als Chinees, Nederlands, beide of geen van beide?’
Methode In Nederland wonende jongeren tussen de 15 en 30 jaar oud, die van zichzelf stellen dat zij een Chinese achtergrond hebben, werden tussen augustus en november 2004 uitgenodigd om aan een online enqueˆte mee te doen die op de server van de Universiteit van Amsterdam was geplaatst.2 Dit gebeurde onder andere via Chinees-Nederlandse websites, kranten, radioprogramma’s en scholen. Tevens werd gebruikgemaakt van de persoonlijke netwerken van een van de auteurs en een sneeuwbalmethode op basis hiervan.3 Via een link kwamen de jongeren op de inleidende tekst, waarin zij werden uitgenodigd om anoniem deel te nemen aan het onderzoek. De enqueˆte is in het Nederlands opgesteld en kostte de jongeren ongeveer dertig minuten om in te vullen. Aan het einde van de vragenlijst werden de jongeren bedankt en tevens uitgenodigd om deel te nemen aan vervolgonderzoek (zie noot 2). De groep jongeren die de enqueˆte heeft ingevuld bestond uit in totaal 200 personen (127 vrouwen, 73 mannen) tussen 14 en 30 jaar oud met een gemiddelde leeftijd van 21,1 jaar (sd = 4,3). De ouders van deze jongeren komen voornamelijk uit China en Hong Kong (78%), en verder uit andere Aziatische landen zoals Indonesie¨, Maleisie¨ en Singapore.4 Het overgrote deel (82%) van de jongeren is zelf echter in Nederland geboren, en 15% van het resterende gedeelte is voor of in het tiende levensjaar naar Nederland gee¨migreerd. Ze zijn
74
YIU FAI CHOW, SANDRA ZWIER EN LIESBET VAN ZOONEN: Bananen, modelminderheid en integratie
vervolgens opgegroeid in een van de grote steden: Amsterdam, Rotterdam en Utrecht (34%), of in diverse provincieplaatsen verspreid over het hele land. Men heeft een relatief hoog gemiddeld opleidingsniveau (wo, 22%; hbo, 37%; mbo, 14%). Op dit moment woont 40% in een van de drie grote Nederlandse steden en de rest verspreid over het hele land. Meer dan twee derde woont (68%) nog bij zijn/haar ouders, 13% woont alleen en 11% samen met een partner. De vragenlijst bevatte drie typen variabelen: achtergrondvariabelen (zie onder andere hiervoor) die een aantal biografische items in kaart brengen over onder andere leeftijd, sekse, hoogst genoten opleiding, de leeftijd waarop men naar Nederland is gee¨migreerd, en hoe goed men de Nederlandse en Chinese taal beheerst; mediagebruikvariabelen met betrekking tot televisie, kranten, film, muziek en diverse populaire en meer klassieke genres daarbinnen; identificatievariabelen die indicaties voor culturele identificatie vormen.
Mediagebruikvariabelen Televisiezenders. De respondenten kregen een lijst van televisiezenders gepresenteerd, waaronder Nederlandse publieke zenders, Nederlandse commercie¨le zenders, buitenlandse zenders en Chinese zenders met de vraag hoe vaak men hiernaar kijkt. De vraag werd beantwoord op een 5-puntsschaal, lopend van dagelijks (1), via 3 tot 6 dagen per week, 1 of 2 dagen per week, minder vaak en nooit (5). Een zesde antwoordcategorie was ‘kan ik niet ontvangen’. Televisiegenres. Er is ten aanzien van elf verschillende televisiegenres waaronder nieuws en actualiteiten, series, soaps, realityshows, sport, en documentaires gevraagd hoe vaak de jongeren hiernaar kijken op een 6-puntsschaal, lopend van dagelijks (1), via bijna iedere dag, wekelijks, maandelijks, minder vaak, tot nooit of bijna nooit (6). Kranten. Er werden vijf verschillende categoriee¨n kranten aangegeven, te weten landelijke dagbladen, regionale dagbladen, gratis dagbladen, Chinese kranten en huis-aan-huisbladen, met de vraag hoe vaak deze werden gelezen. Er is een 6-puntsschaal gebruikt, lopend van dagelijks (1), via bijna iedere dag, wekelijks, maandelijks, minder vaak, tot nooit of bijna nooit (6). Krantenonderwerpen. De jongeren hebben van negen krantenonderwerpen, waaronder Nederlands nieuws, internationaal nieuws, Chinees nieuws, zakelijk nieuws, showbizznieuws, opinie, sportnieuws en advertenties aangegeven in hoeverre dit hun interesse wekt. Er is een 5-puntsschaal gebruikt, lopend van sterk ja (1), via gewoon ja, niet echt ja maar ook niet echt nee, gewoon nee, tot sterk nee (5). Een zesde antwoordcategorie was ‘weet niet/niet zo over nagedacht’. Film. Ten aanzien van Nederlandse film, Hollywood film, internationale film, Hong Kong martial arts film, andere Hong Kong film, Taiwanese film en vaste land China film werd gevraagd hoe vaak de jongeren hiernaar kijken, op een schaal van dagelijks (1), via bijna iedere dag, wekelijks, maandelijks, minder vaak, tot nooit of bijna nooit (6). Muziek. Er was de keus uit veertien verschillende muziekgenres, waaronder rock, ‘alternatief’, R&B, klassiek, hitparade, cantopop en mandopop,5 en de
75
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
jongeren hebben op een schaal lopend van dagelijks (1), via bijna iedere dag, wekelijks, maandelijks, minder vaak, tot nooit of bijna nooit (6), aangegeven hoe vaak zij naar ieder genre luisteren.
Identificatievariabelen Om recht te doen aan de complexiteit van culturele identificaties presenteerden we twee aparte stellingen. De jongeren gaven aan in hoeverre zij het eens konden zijn met de stelling ‘Ik ben toch overwegend Chinees’ en in hoeverre ze het eens konden zijn met een andere stelling ‘Ik ben toch overwegend Nederlands’. Beide stellingen konden worden beantwoord op een 5-puntsschaal lopend van ‘sterk nee’ tot ‘sterk ja’. Op basis van deze twee stellingen ontstond de mogelijkheid voor jongeren om aan te geven dat ze zich zowel overwegend Chinees voelen, alsook overwegend Nederlands. Andere uitkomsten die op deze manier mogelijk worden, zijn dat ze zich wel overwegend Chinees maar niet overwegend Nederlands voelen, zich wel overwegend Nederlands maar niet overwegend Chinees voelen, of zich noch overwegend Chinees en noch overwegend Nederlands te voelen.
Analyses Er zijn multivariate variantieanalyses (Manova’s) uitgevoerd, waarin de enqueˆtevragen over gebruik en voorkeuren voor televisie-, kranten-, film- en muziekgenres als herhaalde metingen fungeerden. Hiermee werden verschillen tussen het gebruik van diverse media(genres) getoetst, zoals de frequentie waarmee men naar de Nederlandse commercie¨le, Nederlandse publieke, Chinese en andere buitenlandse televisiezenders kijkt. In dezelfde multivariate toetsen fungeerden het zich al dan niet overwegend Chinees voelen als onafhankelijke variabele. Hiermee werd het mediagebruik als een functie van mate van identificatie met het Chinees-zijn getoetst. Een tweede onafhankelijke variabele was het zich al dan niet overwegend Nederlands voelen, waarmee het mediagebruik als een functie van mate van identificatie met het Nederlands-zijn werd getoetst. Ten behoeve van de leesbaarheid verwijzen we voor een overzicht van de toetsingsresultaten van de herhaalde metingen naar tabel 1. In de tekst zelf worden de resultaten beschrijvend gepresenteerd, waarbij geldt dat alle beschreven verschillen statistisch significant zijn.
Resultaten
Het mediagebruik van Chinees-Nederlandse jongeren Televisie. Televisiezenders en televisiegenres werden niet allemaal in dezelfde mate bekeken. De respondenten keken verschillende dagen per week naar de Nederlandse commercie¨le zenders en beduidend minder vaak naar de Neder-
76
YIU FAI CHOW, SANDRA ZWIER EN LIESBET VAN ZOONEN: Bananen, modelminderheid en integratie
landse publieke zenders en de Chinese zenders; gemiddeld e´e´n keer per week of minder. Andere buitenlandse televisiezenders werden nog minder vaak gekozen. Wat televisiegenres en programmering betreft, waren nieuws en actualiteiten met verschillende dagen per week het door de respondenten meest bekeken programmagenre, gevolgd door series en films. De andere televisiegenres zoals sport, talkshows, documentaires en de quizzen stonden met eenmaal per week kijken of minder duidelijk minder in de belangstelling van de jongeren. Kranten. De gratis kranten werden gemiddeld e´e´n tot drie keer per week gelezen door de Chinees-Nederlandse jongeren. Dit was duidelijk vaker dan landelijke dagbladen, terwijl de regionale dagbladen en Chinese kranten hooguit maandelijks werden doorgebladerd. In de krant zelf wekte het internationale nieuws de meeste interesse, op de voet gevolgd door Chinees nieuws en daarna Nederlands nieuws. Andere onderwerpen zoals sportnieuws, kunstonderwerpen en advertenties konden op beduidend minder belangstelling rekenen. Film. De ‘Hollywood’ film was veruit het populairst onder de ChineesNederlandse jongeren en deze werd gemiddeld bijna dagelijks een keer bekeken. De Nederlandse film was met tussen wekelijks en maandelijks kijken het minst populair. De Chinese film, waaronder martial arts films en Hong Kong films, was hierbij vergeleken aanzienlijk populairder. Belangstelling voor film was hiermee afhankelijk van filmgenre. Muziek. R&B was de meest populaire muziekstijl, terwijl hiphop en hitparademuziek eveneens veel werden beluisterd. Metal en klassieke muziek spraken onze respondenten daarentegen bepaald niet aan. Ook Nederlandstalige popmuziek was niet populair. De typisch Chinese genres mandopop en vooral cantopop vielen hierbij vergeleken een stuk meer in de smaak, maar nog altijd beduidend minder dan R&B, hiphop en hitparade muziek. Het leeuwendeel van het mediagebruik van deze Chinees-Nederlandse jongeren bestaat dus uit de populaire mediagenres: men kijkt veelal naar de Nederlandse commercie¨le televisiezenders zoals Net5, MTV en Yorin, en in het bijzonder naar de actualiteiten, series en films van die zenders. De respondenten lezen een gratis krant zoals Spits of Metro, bezoeken een Hollywoodfilm en luisteren naar R&B, hiphop en hitparademuziek. Over het gebruik van populaire media door Chinees-Nederlandse jongeren was tot nog toe weinig bekend, maar dit is goed vergelijkbaar met het mediagebruik van autochtone en TMSA-jongeren in Nederland en Vlaanderen (Devroe & Driesen, 2005; Foquz Etnomarketing 2007; Zeijl, 2003). Wat overheerst zijn de – op de Amerikaanse cultuur geı¨ nspireerde – populaire massamedia. Het gebruik van specifiek Nederlandse of Chinese media steekt hier tamelijk schril bij af. Wel verkiest men in de meeste gevallen Chinese muziek en film boven Nederlandse muziek en film, terwijl men eerder kiest voor de Nederlandse publieke omroep en de Nederlandse krant dan de Chinese televisie of een Chinese krant. Liu (2004) vond in haar interviews met Chinees-Nederlandse jongeren dezelfde resultaten, en geeft aan dat het
77
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
Chinese taalgebruik in Chinese kranten en nieuwsprogramma’s voor de Chinees-Nederlandse jongeren vaak te moeilijk is om goed te kunnen volgen. Tabel 1 Toetsingsresultaten: mediagebruik van Chinees-Nederlandse jongeren.a herhaalde meting
toetsingsgrootte
televisiezenders televisiegenres kranten krantonderwerpen films muziek
F F F F F F
(3, 115) = 99,9 (10, 97) = 68,8 (4, 170) = 54,4 (8, 141) = 43,9 (6, 169) = 42,6 (12, 152) = 31,31
significantieniveau p p p p p p
5 5 5 5 5 5
0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001
a Het aantal respondenten dat is meegenomen in de analyses verschilt per analyse vanwege missende antwoorden bij sommige respondenten op sommige vragen.
Mediagebruik en zich al dan niet overwegend Chinees en Nederlands voelen In dit gedeelte bespreken wij, of het mediagebruik samenhangt met de culturele identificaties van de jongeren, met andere woorden of onze respondenten zichzelf al dan niet als overwegend Chinees beschouwen, zichzelf al dan niet overwegend Nederlands beschouwen, beide of geen van beide. Een cruciaal resultaat daarbij is dat de antwoorden op deze vragen suggereren dat identificatie met het Chinees- en Nederlands-zijn niet op e´e´n dimensie liggen. Achtenzeventig respondenten (39%) beschouwden zichzelf als duidelijk Chinees, terwijl 106 jongeren (54%) in de steekproef zichzelf niet als overwegend Chinees bestempelden. Het is echter niet zo dat deze laatste groep zichzelf ‘dus’ als overwegend Nederlands voorstelt. Integendeel, we vinden een lage en niet-significante correlatie tussen het zichzelf als overwegend Chinees en als overwegend Nederlands zien (r = –0,16). De jongeren die zichzelf als overwegend Nederlands zagen (n = 62; 31%) zijn dus niet dezelfden als degenen die zich als niet-overwegend Chinees beschouwen. Bovendien kwamen alle variaties van het zich al dan niet als Chinees en als Nederlands zien binnen de steekproef voor; zo zagen 18 respondenten (9%) zichzelf als overwegend Chinees en eveneens als overwegend Nederlands.6,7 Daarmee is op het niveau van zelfrapportage duidelijk dat de dichotomie ‘homeland-hostland’ identificatie voor deze groep jongeren niet opgaat; men kan zich beide, geen van beide of een van beide voelen.8 Dit resultaat ondersteunt de literatuur over biculturaliteit die aangeeft dat verschillende culturele identificaties in een en dezelfde persoon naast elkaar kunnen bestaan (Lafromboise et al., 1993; Triandis, 1989). Hierna worden verschillen in mediagebruik als een functie van identificatie met het Chinees- en het Nederlands-zijn beschrijvend gepresenteerd, waarbij opnieuw geldt dat alle beschreven verschillen statistisch significant zijn. Een overzicht van de toetsingsresultaten is opgenomen in tabel 2.
78
YIU FAI CHOW, SANDRA ZWIER EN LIESBET VAN ZOONEN: Bananen, modelminderheid en integratie
Televisie. Chinees-Nederlandse jongeren die zichzelf als overwegend Chinees zagen, keken vaker naar de Nederlandse commercie¨le, Chinese en buitenlandse televisiezenders, en minder vaak naar de Nederlandse publieke zenders dan de jongeren die zichzelf niet als overwegend Chinees zagen. Als men zichzelf als overwegend Chinees zag, keek men eveneens frequenter naar soaps, films, quizzen, series, talk- en realityshows en lifestyle programma’s, en juist minder vaak naar nieuws en actualiteiten, kunst- en cultuurprogramma’s en documentaires. Of de Chinees-Nederlandse jongeren zichzelf als overwegend Nederlands zagen of niet, had geen relatie met kijken naar verschillende televisiezenders. Kranten. Chinees-Nederlandse jongeren die zichzelf als overwegend Chinees zagen, lazen vaker Chinese kranten dan jongeren die zichzelf niet als overwegend Chinees zagen, hoewel het een marginaal effect betrof. De jongeren die zichzelf als overwegend Nederlands zagen, lazen vaker landelijke kranten en minder vaak gratis dagbladen en regionale dagbladen dan de jongeren die zichzelf niet als overwegend Nederlands zagen. Of Chinees-Nederlandse jongeren zichzelf als overwegend Chinees zagen of niet, bleek verder samen te hangen met belangstelling voor onderwerpen in de krant. Wanneer men zichzelf als overwegend Chinees zag, was er meer interesse voor showbizznieuws en advertenties dan wanneer men zichzelf niet als overwegend Chinees zag. Belangstelling voor Nederlands en internationaal nieuws, zakelijk nieuws, sportnieuws, opinie en kunst en cultuur was in dat geval juist lager. Interesse voor krantenonderwerpen hing dus samen met het zichzelf wel of niet als overwegend Chinees zien. Zichzelf als overwegend Nederlands zien, hing daarentegen niet samen met interesse voor krantenonderwerpen. Film. Ook voorkeur voor filmgenres hing samen met het zichzelf zien als overwegend Chinees. De Hollywood film was populairder onder de jongeren die zichzelf als overwegend Chinees zagen dan onder jongeren die zich niet als overwegend Chinees zagen, en dit gold eveneens voor Hong Kong en Chinese films. Zag men zichzelf als overwegend Chinees, dan was de Nederlandse en internationale film juist minder populair dan wanneer men zichzelf niet als overwegend Chinees zag. Muziek. Er was samenhang tussen voorkeur voor muziekstijlen en de mate waarin men zichzelf als overwegend Chinees ziet. Diegenen die zichzelf als overwegend Chinees zagen, hadden een sterkere voorkeur voor R&B, naast een voorkeur voor mandopop en cantopop, en een juist minder voorkeur voor een aantal andere muziekstijlen zoals rock, jazz en soul dan degenen die zichzelf niet als overwegend Chinees zagen. De samenhang met het zichzelf overwegend als Nederlands zien was echter marginaal en uitte zich vooral in een minder sterke voorkeur voor cantopop en mandopop bij diegenen die zichzelf als overwegend Nederlands zagen dan degenen die zichzelf niet als overwegend Nederlands zagen.
79
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
Tabel 2 Toetsingsresultaten: mediagebruik en zich al dan niet overwegend Chinees en overwegend Nederlands voelen.a media(genre)
hoofdeffect overwegend sign.niveau Chinees voelen
televisiezenders televisiegenres kranten krantenonderwerpen films muziek
F F F F F F
(3, 115) = 5,06 (10, 158) = 1,89 (4, 170) = 2,51 (8, 141) = 3,66 (6, 169) = 7,48 (12, 152) = 5,49
p p p p p p
5 5 5 5 5 5
0,01 0,05 0,08 0,001 0,001 0,001
hoofdeffect overwegend sign.niveau Nederlands voelen F F F F F F
(3, 115) = 0,29 (10, 158) = 0,57 (8, 141) = 4,88 (8, 141) = 0,95 (6, 169) = 2,62 (12, 152) = 1,68
nsb ns p 5 0,001 ns p 5 0,05 p 5 0,08
a Het aantal respondenten dat is meegenomen in de analyses verschilt per analyse vanwege missende antwoorden bij sommige respondenten op sommige vragen. * Ns = niet significant.
Uit deze gegevens blijkt dat mediagebruik en culturele identificaties op een complexe wijze samenhangen. We vonden enkele duidelijke verbanden als het om jongeren ging die zichzelf als overwegend Chinees bestempelen: zij kozen vaker voor de populaire media, zoals commercie¨le televisie, vooral series, soaps, realityshows en talkshows dan jongeren die zichzelf niet als overwegend Chinees bestempelen. Daarnaast lazen deze jongeren vaker een gratis krant en hun interesse werd eerder gewekt door showbizznieuws en commercie¨le krantenberichten. Ook keken ze vaker naar Hollywood films en luisterden meer naar R&B en andere hitparademuziek. Hoewel er bovendien een voorkeur was voor enkele specifieke Chinese genres in film en muziek, kunnen we hun mediamenu nauwelijks als ‘homeland’ georie¨nteerd beschouwen, daarvoor is het veel te divers. Hoewel deze groep jongeren inderdaad vaker Chinese genres gebruikt, en minder vaak Nederlandse, hebben ze nog veel meer de neiging om zich te richten op de internationale populaire cultuur met haar Amerikaanse boventonen. Een dergelijke kosmopolitisch-Chinese orie¨ntatie hoeft integratie kennelijk niet in de weg te staan, zoals het maatschappelijk debat vaak suggereert. De andere identificatie waarnaar we gevraagd hebben, namelijk zich overwegend Nederlands voelen of niet, blijkt niet samen te hangen met een scherp mediaprofiel. De enige opvallende correlaties die we vonden betroffen het lezen van landelijke dagbladen en een lichte voorkeur voor de Nederlandse film. Dat betekent dat als de jongeren in onze steekproef zich met Nederland (‘hostland’) identificeren, we dat noch als een oorzaak, noch als een gevolg van hun mediagebruik kunnen zien. Daarmee wordt ook de wetenschappelijke en beleidsmatige veronderstelling dat een groter gebruik van Nederlandse media integratie zal bevorderen op zijn minst genuanceerd. In het geval van Chinese jongeren lijken deze twee dingen niet veel met elkaar te maken te hebben.
Discussie en conclusies In deze bijdrage stelden we ons drie doelen: een lacune in het media- en migrantenonderzoek opvullen door onderzoek te doen bij een genegeerde
80
YIU FAI CHOW, SANDRA ZWIER EN LIESBET VAN ZOONEN: Bananen, modelminderheid en integratie
groep, namelijk Chinezen in Nederland; laten zien dat Chinees-Nederlandse jongeren actoren zijn die op hun eigen wijze aan de multiculturele samenleving bijdragen; en een empirische interventie plegen in het maatschappelijke en wetenschappelijke debat over de relatie tussen mediagebruik, culturele identificatie en integratie, door te analyseren of het mediagebruik van jonge Chinese Nederlanders inzicht geeft in de vraag of ze nu ‘Nederlands’ of ‘Chinees’ zijn, of misschien niet in die dichotomie passen. Wat betreft de lacune in het media- en migrantenonderzoek, laten onze resultaten zien dat de Chinese jongeren in onze steekproef in hun mediagebruik heel vergelijkbaar zijn met autochtone en TMSA-jongeren in Nederland. De Chinees-Nederlandse jongeren gelden als voorbeeld van ideale allochtonen, maar zijn in hun mediagebruik toch voornamelijk op de Amerikaanse en ‘global’ populaire cultuur gericht die noch bij hun ‘hostland’ Nederland hoort, noch bij het ‘homeland’ China. Voor zover zij in hun populaire mediagebruik op de hostland-homeland dichotomie te plaatsen zijn, kiezen zij voor Chinese genres boven Nederlandse (vooral met betrekking tot film en muziek). Deze overeenkomsten zouden kunnen suggereren dat voor het mediagebruik van jongeren, leeftijd een veel overheersender verklarende factor is dan culturele afkomst of identificatie, maar voor een dergelijke conclusie is meer onderzoek nodig. Ondanks deze overeenkomsten, leveren Chinese jongeren – vooral degenen die zichzelf als overwegend Chinees zien – ook een uitzonderlijke bijdrage aan het toch al ruime pakket aan populaire cultuurconsumptie in Nederland. Juist zij kijken graag naar Chinese en martial arts films, en luisteren naar specifiek Chinese popgenres zoals mando- en cantopop. Of hun voorkeuren hebben geleid tot de nog steeds groeiende algemene populariteit van Chinese films (Lim, 2007), en of deze Chinese jongeren meer in het algemeen als verspreiders van de Chinese cultuur optreden, is een tweede vraag voor verder onderzoek. Ten derde heeft ons onderzoek op overtuigende wijze laten zien dat wetenschappelijk onderzoek en overheidsbeleid dat veronderstelt dat Nederlands mediagebruik tot een betere integratie zal leiden, de plank misslaat in het geval van deze Chinese jongeren. Hoewel we hun mate van integratie niet direct gemeten hebben (al is hun gemiddeld hoge opleidingsniveau wel een indicatie), gelden Chinezen in Nederland als ‘ideale allochtonen’, omdat ze geen zichtbare problemen veroorzaken en goed geı¨ ntegreerd lijken (denk aan het bananenverwijt van de oudere generaties). Toch blijkt uit onze gegevens dat ze niet allemaal op Nederland georie¨nteerd zijn, en valt hun mediagebruik niet als ‘Nederlands’ te kwalificeren. Integendeel, er is vaker sprake van een kosmopolitische en Chinese mediaorie¨ntatie dan van een Nederlandse. De vraag rijst op basis van onze resultaten of mediagebruik een weergave kan zijn van een al of niet succesvolle integratie in de Nederlandse multiculturele samenleving (zie ook Beck, 2002). Ook dat is een vraag die verder onderzoek vereist. Dit zou in het bijzonder een vergelijking kunnen maken tussen verschillende groepen allochtone en vooral autochtone jongeren. Er kan in toenemende mate sprake zijn van een kosmopolitische jongerencultuur, waarin etnische verschillen een steeds kleinere rol gaan spelen. Noch voor allochtone, noch voor autochtone jongeren hoeft een culturele orie¨ntatie op
81
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
Nederland (in tegenstelling tot bijvoorbeeld regionale of internationale identificaties) vanzelfsprekend te zijn, en het is maar de vraag hoe zowel allochtone als autochtone jongeren scoren op indicatoren van integratie zoals die, bijvoorbeeld, bij diverse inburgeringcursussen worden gebruikt.
Noten *
Yiu Fai Chow is promovendus bij de Amsterdam School of Communications Research (ASCoR) aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast werkt Chow voor de Chinese radio van de Nederlandse Programma Stichting (NPS). Hij is tevens tekstschrijver van popmuziek in Hong Kong, Taiwan en China. Correspondentie:
[email protected] Sandra Zwier is beleidsmedewerker bij het onderzoeksinstituut communicatiewetenschap ASCoR van de Universiteit van Amsterdam. Correspondentie:
[email protected] Liesbet van Zoonen is hoogleraar Media en Populaire Cultuur en voorzitter van de afdeling Communicatiewetenschap van de Universiteit van Amsterdam. Correspondentie:
[email protected]
1.
Onderzoek naar Chinese migranten in Nederland en andere landen richt zich veelal op de sociaaleconomische positie van Chinese minderheden in historisch of beleidsperspectief (Benton & Vermeulen, 1987; Chong 2005; Christiansen, 2003; Li, 1999; Pieke & Benton, 1995; Wubben, 1986). Kenmerkend voor deze onderzoekslijn is dat de Chinese identiteit vaak in het licht wordt gesteld van oude Chinese culturele tradities waarin onder meer ‘clanorganisatie’, handelsnetwerken en verankerde familiestructuren een belangrijke rol spelen. De survey maakt deel uit van een grootschaliger onderzoek naar de betekenis van mediagebruik en populaire cultuur voor de identiteitsconstructies van Chinese jongeren in Nederland (zie o.m. Chow, 2005). Omdat de enqueˆte anoniem werd ingevuld en hiernaar niet expliciet is gevraagd, kan niet voor elke respondent exact worden nagegaan hoe hij/zij met de enqueˆte in aanraking is gekomen. Grof geschat is echter 15% van de respondenten afkomstig uit de omgeving van een van de auteurs, en de resterende 85% dus geworven via de websites, kranten, enzovoort. Zoals aangegeven werden die jongeren uitgenodigd om deel te nemen ‘indien jij ... een Chinese achtergrond hebt’. De deelnemende jongeren identificeren zich dus als zodanig, ook wanneer de ouders van sommigen van deze jongeren als onderdeel van de Chinese diaspora vanuit Indonesie¨, Maleisie¨ of Singapore vervolgens naar Nederland zijn gee¨migreerd. Cantopop en mandopop is in het respectievelijk Kantonees en Mandarijn gezongen popmuziek. Zichzelf als duidelijk Chinees en Nederlands zien: n = 18, zichzelf als duidelijk Chinees maar niet als duidelijk Nederlands zien: n = 58, zichzelf niet als duidelijk Chinees maar als duidelijk Nederlands zien: n = 44, en zichzelf niet als duidelijk Chinees noch als duidelijk Nederlands zien (n = 62). De percentages tellen niet op tot 100% vanwege missende waarden bij sommige respondenten op de identificatievragen. Er is tevens gekeken in hoeverre het zichzelf als Nederlands en Chinees zien, samenhing met een aantal andere variabelen zoals opleidingsniveau, leeftijd, geslacht en beheersing van het Nederlands en het Chinees. Opleiding en geslacht bleken niet of nauwelijks samen te hangen met zichzelf als duidelijk Chinees of Nederlands zien. Er was wel een significante samenhang (r = 0,19) tussen leeftijd en het zichzelf als Chinees zien: de jongeren zagen zichzelf met het toenemen van leeftijd vaker als duidelijk Chinees (echter niet vaker of minder vaak als sterk Nederlands). Opvallend genoeg was er echter geen relatie met de migratieleeftijd. Ook de jongeren die het Chinees goed beheersten en vaker Chinees spraken, zagen zichzelf vaker als duidelijk Chinees (r = resp. 0,20 en 0,30).
2.
3.
4.
5. 6.
7. 8.
82
YIU FAI CHOW, SANDRA ZWIER EN LIESBET VAN ZOONEN: Bananen, modelminderheid en integratie
Literatuur ACB Kenniscentrum (2007). De Chinese gemeenschap in Nederland. Geraadpleegd op 2 augustus 2007 via http://www.acbkenniscentrum.nl/chinezen Aksoy, A. & Robins, K. (2000). Thinking across spaces: Transnational television from Turkey. European Journal of Cultural Studies 3(3), 343-346. Baardwijk, C.E., Dragt, E., Peeters, A. & Vierkant, P. (2004). Mediagebruik etnische publieksgroepen 2002. Hilversum: KLO Onderzoek. Baumann, G. (1999). The multicultural riddle: rethinking national, ethnic and religious identities. London: Routledge. Beck, U. (2002). The Cosmopolitan Society and its Enemies. Theory, Culture & Society 19(1-2), 1744. Benhabib, S. (2002). The claims of culture: equality and diversity in the global era. Princeton: Princeton University Press. Benschop, A. (2006). Virtuele Jihad en de cultuur van de grote bekken. In: S. Harchaioui (red.), Hedendaags radicalisme. Verklaringen & aanpak (pp. 140-179). Amsterdam: Het Spinhuis. Benton, G., & Vermeulen, H. (red.) (1987). De Chinezen: Migranten in de Nederlandse samenleving. Muiderberg: Coutinho. Brouwer, L. (2006). Dutch Moroccan websites: A transnational imagery? Journal of Ethnic and Migration Studies 32(7), 1153-1168. CBS (2007). Chinezen in Nederland. Den Haag: CBS. Geraadpleegd op 2 augustus 2007 via http:// www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/1998/1998-0020wm.htm Chong, Y. (2005). De Chinezen van de Binnen Bantammerstraat: Een geschiedenis van drie generaties. Amsterdam: Het Spinhuis. Chow, Y.F. (2005). The banana republic: A study of popular culture consumption among young Chinese living in the Netherlands. First European Communication Conference, Amsterdam, 2426 november. Chow, Y.F. (2007). Multiculturele schizophrenie: ‘Jij bent anders, jij bent Chinees’. In: F. Guadeloupe & V. de Rooiy (red.), Zo zijn onze manieren: visies op multiculturaliteit in Nederland (pp. 101-108). Amsterdam: Rozenberg. Christiansen, F. (2003). Chinatown, Europe: An exploration of overseas Chinese identity in the 1990s. London: Routledge. D’Haenens, L. (2003). ICT in multicultural society. Gazette 65(4-5), 402-421. D’Haenens, L., Summeren, C. van, Saeys, F. & Koeman, J. (2004). Integratie of identiteit? Mediamenu’s van Turkse en Marokkaanse jongeren. Amsterdam: Boom. Devroe, I., & Driesen, P. (2005). Beschikbaarheid en gebruik van traditionele en nieuwe media bij allochtone jongeren in Vlaanderen. Antwerpen: Universiteit Antwerpen. Foquz Etnomarketing (2007). Continu mediaonderzoek allochtonen. Nieuwegein: Foquz. Geraadpleegd op 2 augustus 2007 via http://www.foquz.nl/media/index.html. Gilroy, P. (1990). ‘It ain’t where you’re from, It’s where you’re at...’: The dialectics of diasporic Identification. Third Text 13, 3-16. Hall, S. (1994). Cultural identity and diaspora. In: P. Williams & L. Chrisman (Eds.), Colonial discourse and postcolonial theory: A reader (pp. 392-403). New York: Columbia University Press. Lafromboise, T., Coleman, H.L.K. & Gerton, J. (1993). Psychological impact of biculturalism: Evidence and theory. Psychological Bulletin 114(3), 395-412. Li, M. (1999). ‘We need two worlds’: Chinese immigrant associations in a Western society. Amsterdam: Amsterdam University Press. Li, M., Niyiri, P., & Weldon, J. (1999). Chinese community in Europe report 1999. Amsterdam: European Federation of Chinese Organizations EFOCO. Lim, S.H. (2007). A new beginning: Possible directions in Chinese cinemas studies. Journal of Chinese Cinemas 1(1), 3-8. Liu, S.F. (2004). Chinese jongeren: Leven in twee culturen. Universiteit van Amsterdam: Doctoraalscriptie Communicatiewetenschap. Milikowski, M. (2000). Exploring a model of de-ethnicisation: The case of Turkish television in the Netherlands. European Journal of Cultural Studies 15(4), 443-468.
83
MIGRANTENSTUDIES, 2008, NR. 1
Norris, P. (2004). The bridging and bonding role of online communities. In: P.N. Howard & S. Jones (eds.), Society online: the internet in context (pp. 31-42). Thousand Oakes: Sage. Peeters, A.L. & D’Haenens, L. (2005) Bridging or bonding? Relationships between integration and media use among ethnic minorities in the Netherlands. Communications 30, 201-231. Pieke, F. & Benton, G. (1995). Chinese in the Netherlands. Leeds: University of Leeds Press. Prins, B. (2000). Voorbij de onschuld: Het debat over de multiculturele samenleving. Amsterdam: Van Gennep. Roosendaal, M-T. (2004) ‘Chinees ideale allochtoon.’ De Telegraaf, 24 januari. Summeren, C. van & D’Haenens, L. (2002). Determinanten voor bezit en gebruik van nieuwe media door allochtone jongeren in Nederland. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 30(2), 38-55. Triandis, H. (1989). The self and social behavior in differing cultural contexts. Psychological Review 96, 506-520. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) (2007). Identificatie met Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press. Wubben, H.J.J. (1986). ‘Chineezen en ander Aziatisch ongedierte’: Lotgevallen van Chinese immigranten in Nederland, 1911-1940. Zutphen: De Walburg Pers. Zeijl, E. (red.) (2003). Rapportage jeugd 2002. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
84