Participatie en re-integratie 2014 - 2017
15 mei 2013
Inleiding Purmerend kan bouwen op een lange traditie als het gaat om visie op en vormgeving van het beleid rond participatie en re-integratie van inwoners. Hoewel er de afgelopen jaren een reeks van wettelijke kaders zijn verschenen – Wet Werken naar Vermogen, Contouren Participatiewet, Sociaal Akkoord – met iedere keer andere inhoudelijke elementen, afbakening van regelingen of vormgeving van structuur en krachtenveld blijven we uitgaan van onze eigen visie en hoofdlijnen van beleid. Centraal daarin staat dat we onze dienstverlening dichter bij de burger willen brengen, meer in overeenstemming met zijn situatie, zijn eigen kracht en oplossend vermogen en zijn eigen netwerk. Participatie en re-integratie willen we nadrukkelijk verbinden met andere terreinen in het sociale domein en zeker ook met de transities van jeugdzorg en AWBZ (beide komen in 2015 naar de gemeente). In alle drie de transities gaan we uit van één gezin, één plan, één begeleider. We zoeken naar nieuwe vormen van samenwerking met andere instellingen en met werkgevers. We ontwikkelen een brede dienstverlening rond de burger die sterke lokale wortels heeft, vanuit de menselijke maat, maar zoeken tegelijkertijd de synergie met andere gemeenten in een regionale aanpak. Leeswijzer Vanaf hoofdstuk 5 (en verder t/m hoofdstuk 7) gaan we dieper in op onze visie en nieuw beleid voor participatie en re-integratie. Daaraan voorafgaand gaan we verder in op wetgeving en andere ontwikkelingen (hoofdstuk 1), de ontwikkeling van het WWB-bestand en nieuwe doelgroepen (hoofdstuk 2), het financiële kader (hoofdstuk 3) en we betrekken de onlangs verschenen evaluatie participatiebeleid 2011-2012 bij de vorming van nieuw beleid (hoofdstuk 4). Tenslotte vindt u aan het eind (hoofdstuk 8) de fasering van het bestuurlijk traject.
1. Wetgeving en ontwikkelingen Eind december 2012 verscheen de “Contouren participatiewet” 1 , een participatiewet op hoofdlijnen. Intussen ligt er ook een Sociaal Akkoord 2 dat inhoudelijk afwijkt van een aantal elementen uit de “Contouren participatiewet”. Invoering en planning van de participatiewet komt hiermee op losse schroeven te staan. Het was de bedoeling dat de participatiewet per 1 januari 2014 zou worden ingevoerd. Dit wordt nu waarschijnlijk uitgesteld naar 2015. Hoofdlijnen Sociaal Akkoord Iedereen die kan werken, gaat werken Kabinet en sociale partners zijn het eens geworden over een nieuwe aanpak om mensen met een arbeidsbeperking aan de slag te helpen bij gewone werkgevers en de overheid. Het bedrijfsleven gaat volgend jaar 2500 mensen met een arbeidsbeperking extra aan het werk helpen. Het jaar daarop 5000 mensen extra. Dat aantal neemt daarna jaarlijks met 1000 toe, tot er vanaf 2020 jaarlijks 10.000 mensen extra worden aangenomen. De werkgevers hebben zich bereid verklaard hieraan mee te werken en 100.000 mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. De overheid helpt 25.000 mensen extra aan het werk. Om te beginnen met 2500 in 2014. Als die jaarlijks aantallen niet worden gehaald, zal er gebruik worden gemaakt van een quotumregeling die staatssecretaris Jetta Klijnsma als stok achter de deur handhaaft.
1 2
Contouren Participatiewet staatssecretaris Jetta Kleinsma – 21 december 2012 Sociaal Akkoord – 11 april 2013
2
35 regionale Werkbedrijven Er komen 35 regionale Werkbedrijven die zorgen dat mensen met een arbeidsbeperking bij reguliere werkgevers aan het werk gaan. Deze Werkbedrijven - waarin gemeenten en sociale partners samenwerken - worden de nieuwe schakel tussen werkgevers en mensen met een arbeidsbeperking. Hoewel de term "Werkbedrijf" suggereert dat het om een nieuwe (fysieke) organisatie gaat is het eerder zo dat het zal gaan om een netwerkorganisatie van genoemde partners, waarbij het vooral om samenwerking en afstemming gaat. De gemeente heeft daarbij de leiding. De Werkbedrijven zorgen voor begeleiding op de werkplek en bepalen, in samenspraak met de betrokken werkgevers, de loonwaarde van werknemers. Werkgevers betalen de werknemers dan volgens de cao voor hun bedrijf en krijgen het verschil tussen de vastgestelde loonwaarde en het wettelijke minimumloon van de overheid terug, in de vorm van loonkostensubsidie. Gemeenten organiseren via de Werkbedrijven beschut werk voor mensen met een arbeidsbeperking die meer ondersteuning nodig hebben dan van een reguliere werkgever mag worden verwacht. De instroom in de WSW stopt per 2015. De Wajong blijft wel bestaan, maar alleen voor jonggehandicapten die nooit zullen kunnen werken. Het sociaal akkoord moet nog verder worden omgezet in wetgeving. Het precieze tijdpad daarvoor is nog niet bekend. Duidelijk is wel dat de invoering van de nieuwe participatiewet wordt uitgesteld naar 2015. Het sociaal akkoord laat nog veel onduidelijk Het lijkt er op dat in een nieuwe participatiewet minimaal twee regelingen komen: een voor mensen met, en een voor mensen zonder fysieke beperkingen. 3 Ook de financiële gevolgen voor gemeenten zijn niet duidelijk. De VNG gaat er vanuit dat het niet-doorgaan van het aanvullende bezuinigingspakket betekent dat gemeenten in 2014 niet verder 'de trap af' zullen gaan. De reorganisatie van SW-bedrijven naar 35 Werkbedrijven en de wens om werknemers in een gemeente CAO onder te brengen hebben grote financiële gevolgen voor gemeenten. Verder is de financiering van de Werkbedrijven en waar de verantwoordelijkheden komen te liggen niet uit het sociaal akkoord op te maken. Financiële kaders blijven zorgelijk Hoeveel ruimte de beleidskaders van de nieuwe Participatiewet gaan bieden is nog niet helemaal duidelijk. Er wordt immers nog druk gewerkt aan verdere uitwerking op basis van het sociaal akkoord. Maar beleidsruimte is wel nodig, gezien de omvang van het vraagstuk waar gemeenten voor staan. De financiële kaders daarentegen blijven zorgelijk. Gemeenten moeten de komende jaren met veel minder geld een groeiende groep mensen ondersteunen naar werk. Als de financiële middelen niet toereikend zijn, zullen ambities moeten worden bijgesteld. Drie transities Met de drie transities in het sociale domein worden gemeenten de eerst verantwoordelijke overheidslaag voor de onderwerpen werk, zorg en jeugd. De Participatiewet is een van de drie grote transities (de andere twee zijn jeugdzorg en AWBZ). Gemeenten, ook Purmerend, willen deze drie transities, integraal en in samenhang uitvoeren. Er is echter wel een groot verschil tussen de transitie participatie en de andere twee. Participatie en re-integratie waren al sinds jaar en dag gemeentelijke taken. Dat betekent dat er al een hele infrastructuur van begeleiding en trajecten, maar ook van samenwerking, aansturing en 3
In de contourennota participatiewet wordt nog gesproken over het samenvoegen van de Wsw, Wwb en een deel van de Wajong tot één regeling.
3
organisatie op gemeentelijk en bovengemeentelijk niveau aanwezig is. Daarop kan worden voortgebouwd. Voor de andere twee transities moet dat op gemeentelijk niveau nog ontwikkeld worden. Maar omdat we de drie transities integraal en in samenhang willen benaderen vraagt ook de participatiewet om een nieuwe visie en veranderde invulling. Nu de invoeringsdatum voor de Participatiewet is verschoven naar 1 januari 2015 wordt 2014, net als bij de AWBZ en jeugdzorg, een overgangsjaar, waarin geanticipeerd wordt op de komende veranderingen. Economie en arbeidsmarkt Nederland verkeert in een recessie, met grote gevolgen voor de arbeidsmarkt, grotere werkloosheid en een dramatische daling van het aantal vacatures, m.n. in de bouw.
2. Bestand meerjarig en de nieuwe doelgroepen Purmerend Schatting meerjarig bestand Participatiewet (excl. SW) Purmerend 2014 Totaal landelijk Nieuwe doelgroepen
2015
2016
2017
2018
4000
13000
23000
32000
1410
1410
1410
1410
45
146
258
358
1455
1556
1668
1768
Purmerend WWB
1410
Nieuwe doelgroepen TOTAAL
1410
Aantallen Het aantal WWB-uitkeringen is eind maart 2013: 1259. Het aantal klanten is dan 1410. 4 In de contourennota participatiewet wordt geschat dat de gemeentelijke WWB doelgroep, als gevolg van de maatregel "geen instroom SW" en "beperking Wajong" gaat toenemen. Landelijk wordt dat begroot op ruim 4.000 mensen per 2014, oplopend tot 32.000 in 2017. Dat komt neer op een toename van de bijstandspopulatie van zo'n 3% per jaar. Omgerekend naar Purmerend komt dat neer op een toename van zo'n 45 klanten in het eerste jaar, oplopend tot 358 klanten in 2017. 5 Omdat er intussen een sociaal akkoord ligt waarbij is afgesproken dat de huidige Wajongers herkeurd gaan worden, kan het effect daarvan zijn dat de aantallen voor de nieuwe doelgroepen hoger worden. Immers herkeurde Wajongers kunnen dan vanaf 2015 mogelijk ook een beroep gaan doen op de WWB. 6 Eén groot bestand met nieuwe doelgroepen De nieuwe doelgroepen die in de WWB gaan instromen komen voort uit het feit dat andere wetgeving voor hen gesloten wordt (Wajong en SW). Het zal voornamelijk gaan om mensen met 4
Er wordt hier gekozen voor het aantal bijstandsgerechtigden (1410), omdat het hier om een re-integratietaak gaat. Meestal vinden we in de verantwoordingscijfers het aantal uitkeringen (1259) terug. Daarnaast heeft de gemeente ook nog een re-integratietaak voor NUGgers (niet-uitkeringsgerechtigden) die zich tot de gemeente wenden (hier niet opgenomen in de cijfers). 5 3% van de bijstandspopulatie in Purmerend komt neer op 42 klanten. Daarnaast leert een vergelijking met de aantallen onder de oude wetgeving van Wajong en SW (de toekomstige nieuwe doelgroepen) dat er jaarlijks zo'n 4 nieuwe gedeeltelijk arbeidsongeschikten (SV-atlas statistiek Purmerend) bijkomen en zo'n 40 nieuwe SWers (instroom en wachtlijst Baanstede). Totaal komt dat inderdaad neer op ongeveer 45 voor de nieuwe doelgroepen 6 In de contourennota participatiewet was het uitgangspunt nog dat huidige Wajongers hun rechten behouden en niet herkeurd zullen worden.
4
een fysieke of mentale arbeidsbeperking. Het grootste deel van hen zal een mentale beperking hebben, zoals autismestoornis, ADHD, psychische stoornis, laag IQ, etc. Een belangrijk deel van deze groep zal ook te maken hebben met voorzieningen als AWBZbegeleiding of -dagbesteding, WMO-voorzieningen of jeugdzorg. Onder de huidige WWB-groep vinden we ook mensen met bovengenoemde beperkingen, maar die zullen over het geheel genomen wat “lichter” zijn. De scheidslijnen tussen deze groepen zullen echter vervagen. Feit is wel dat de gemeente meer mensen naar werk gaat begeleiden die “zwaardere” handicaps hebben. Beemster Schatting meerjarig bestand Participatiewet (excl. SW) Beemster 2014 Totaal landelijk Nieuwe doelgroepen
2015
2016
2017
2018
4000
13000
23000
32000
54
54
54
54
2
6
10
14
56
60
64
68
Beemster WWB
54
Nieuwe doelgroepen TOTAAL
54
Het aantal WWB-uitkeringen is eind maart 2013: 54. In de contourennota participatiewet wordt geschat dat de gemeentelijke WWB doelgroep, als gevolg van de maatregel "geen instroom SW" en "beperking Wajong" gaat toenemen. Landelijk wordt dat begroot op ruim 4.000 mensen per 2014, oplopend tot 32.000 in 2017. Dat komt neer op een toename van de bijstandspopulatie van zo'n 3% per jaar. Omgerekend naar Beemster komt dat neer op een toename van zo'n 2 klanten in het eerste jaar, oplopend tot 14 klanten in 2017.
3. Financieel kader Financieel kader Purmerend Budgetten meerjarig De Contourennota Participatiewet voegt de WWB, delen van de Wajong en de WSW samen tot één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Alle middelen worden ondergebracht in één ongedeeld participatiebudget. De hervorming gaat gepaard met een bezuiniging van € 1,8 miljard. Onderdeel van het pakket is een bezuiniging op het budget van de sociale werkvoorziening (SW). Omdat de werknemers in de SW hun rechten behouden, zullen de inkomsten onvoldoende zijn om de kosten te dekken, met als gevolg exploitatietekorten voor de SW-organisatie Baanstede. Ook voor het re-integratiedeel uit het participatiebudget geldt al vanaf 2011 een ingezette bezuiniging die jaar in jaar uit doorloopt tot aan 2017. Het goede nieuws is dat er wel extra budget meekomt voor de nieuwe doelgroepen. Het sociaal akkoord kent echter weer andere afspraken en voorziet in uitstel van bezuinigingen op het participatiebudget en de Sociale Werkvoorziening. Omdat de verdere gevolgen daarvan nog niet zijn uitgewerkt gaan we in onderstaande tabellen over het meerjarige participatiebudget uit van de wel bekende gegevens uit de Contourennota Participatiewet.
5
FINANCIELE KADER Ongedeeld Budget Participatiewet - LANDELIJK
7
Beschikking 2013 Participatiebudget "oude stijl Budget WSW "oude stijl" Extra middelen nwe doelgr.
€
-
Totaal
€
861.143.000
€
2014
861.143.000
2015
2016
2017
634.000.000
€ 594.000.000
€ 556.000.000
€ 2.248.000.000
€ 2.075.000.000
€1.911.000.000
€1.752.000.000
€
€
€
95.000.000
€ 130.000.000
€2.600.000.000
€2.438.000.000
€
685.000.000
€
24.000.000
€ 2.957.000.000
60.000.000
€ 2.769.000.000
FINANCIELE KADER Ongedeeld Budget Participatiewet - PURMEREND Beschikking
Schatting op basis van omrekenfactor 0,3% van landelijk
€
2013 8 ( ) 2.684.232
2014
2015
2016
2017
€
2.058.437
€
1.905.181
€
1.784.980
€
1.670.790
€
7.407.371
€
6.744.000
€
6.225.000
€
5.733.000
€
5.256.000
Participatiebudget "oude stijl Budget WSW "oude stijl" Extra middelen nwe doelgr.
€
-
€
72.120
€
180.301
€
285.477
€
390.652
Totaal
€
10.091.603
€
8.874.557
€
8.310.482
€
7.803.457
€
7.317.442
DEEL RE-INTEGRATIE uit Ongedeeld Budget Participatiewet - PURMEREND Beschikking
Schatting op basis van omrekenfactor 0,3% van landelijk 2013
2014
2015
2016
2017
Participatiebudget "oude stijl Extra middelen nwe doelgr.
€
2.684.232
€
2.058.437
€
1.905.181
€
1.784.980
€
1.670.790
€
-
€
72.120
€
180.301
€
285.477
€
390.652
Totaal
€
2.684.232
€
2.130.557
€
2.085.482
€
2.070.457
€
2.061.442
Tekorten Tekorten re-integratie 2013
2014
Tekort re-integratie excl. Ex.M. Tekort re-integratie incl. Ex.M.
€
-
€
-
2015
2016
2017
€ 79.160
€ 1.254.745
€ 1.368.935
€ 26.739
€
€
969.268
978.652
Re-integratie Als we uitgaan van onveranderd beleid met een min of meer gelijk uitgavenpatroon dan zien we dat de uitgaven de inkomsten overstijgen. Dat is al zo vanaf 2011. Purmerend heeft toen al beleid ingezet om tot reducering van de uitgaven te komen. De kosten voor m.n. reintegratietrajecten zijn inderdaad teruggedrongen. Echter, niet voldoende om de volledige bezuinigingen op te vangen. Er is daarom in 2011 een reserve opgenomen om de daling van de middelen op te kunnen vangen zonder rigoureus met allerlei activiteiten te stoppen. Die reserve en de "meeneemregeling" zorgen er voor dat er pas daadwerkelijk tekorten zijn in 2015. Dit tekort loopt op in 2016 en 2017 tot structureel bijna een miljoen euro. Om toch in gelijke pas te blijven lopen met de begrote inkomsten zullen de begrote uitgaven worden teruggedrongen. Dit zal in het najaar 2013 uitgewerkt worden in een begrotingswijziging. 7
Bron voor het financiële kader: Contouren Participatiewet staatssecretaris Jetta Kleinsma – 21 december 2012 Het participatiebudget “oude stijl” is in 2013 aan zienlijk hoger dan in 2014 en verder. Dat komt omdat hierin nog voor het laatste jaar inburgeringsgelden zijn opgenomen. De gemeentelijke inburgeringstaak is per 2014 volledig afgebouwd. 8
6
SW Tekorten SW 2013
2014
2015
2016
2017
Tekort tov. begroting Purmerend
€
-
€
-
€
-
€
13.000
€
200.000
Ook op het SW-deel is er een exploitatietekort. Dit is een gevolg van het feit dat het Rijk de subsidie voor een SW-werknemer (SE) terugbrengt naar een niveau dat onder de kosten ligt die voor een SW-werknemer worden gemaakt. Voor de Purmerendse begroting betekent het, dat er naast de reeds in de begroting voor de SW opgenomen middelen, in de vorm van een bestemmingsreserve van 1,6 miljoen voor de herstructureringsbijdrage, nog een extra bedrag van € 13.000 in 2016 en € 200.000 in 2017 moet worden opgenomen, dat ten laste komt van de algemene middelen. Dit wordt in de kadernota van 12 juni 2013 aan de raad voorgelegd. Als de raad akkoord gaat met het voorstel om SW-tekorten ten laste te brengen van de algemene middelen betekent het dat deze tekorten niet ook nog eens drukken op het participatiebudget. Gemiddeld re-integratiebudget per bijstandsgerechtigde Purmerend Gemiddeld budget per klant Aantal bijstandsgerechtigden
2013
2014
2015
2016
2017
1410
1455
1556
1668
1768
Participatiebudget
€
2.684.232
Meeneemregeling
€
626.953
€
2.130.557
€
2.085.482
€
2.070.457
Reserve
€
TOTAAL Gemiddeld budget per klant
€
2.061.442
69.154
€
629.307
€
460.831
€
460.831
€
3.380.339
€
2.759.864
€
2.546.313
€
€
2.397
€
1.897
€
1.636
€
2.531.288
€
2.061.442
1.518
€
1.166
In 2013 geven we per klant nog ongeveer € 2400 uit. In 2017 hebben we minder dan de helft van dat bedrag per klant te besteden: € 1.166. 9 Conclusie Het zal duidelijk zijn dat we de tering naar de nering moeten zetten, dat ambities naar beneden moeten worden bijgesteld en dat nieuw beleid moet steunen op de vitaliteit in de samenleving, de bijstandsgerechtigde zelf en zijn netwerk, het maatschappelijk middenveld en de werkgevers. We moeten afscheid nemen van het steeds maar weer opnieuw oplossingen zoeken in benodigd en vaak duur aanbod/producten voor dit of dat probleem, voor die of die specifieke groep. We moeten breder, generieker en integraler gaan werken in verbinding met de andere sociale domeinen, AWBZ, jeugdzorg, WMO. Eén gezin, één plan, één begeleider. Voor de professional is een nieuwe rol weggelegd, die sterk wordt ingekleurd door de uitgangssituatie en omgeving waarin de klant zich bevindt. Dat geldt voor de klant als bijstandsgerechtigde, maar dat geldt ook voor werkgevers. Ontschotting van middelen voor de drie transities In de Decentralisatiebrief van minister Plasterk 10 wordt aangekondigd dat er wordt toegewerkt naar een zo breed mogelijke ontschotting van middelen. Het participatiebudget zal dan samen 9
Ter vergelijking: in 2011 hadden we gemiddeld nog € 5.000 per klant te besteden.
7
met de middelen voor jeugdzorg en WMO in één deelfonds worden ondergebracht. Inzet is te komen tot samenhangende ondersteuning in situaties waarbij burgers een beroep moeten doen op meerdere voorzieningen. Financieel kader Beemster Budgetten meerjarig FINANCIELE KADER Ongedeeld Budget Participatiewet - Beemster Beschikking
Schatting op basis van omrekenfactor 0,0065% van landelijk 2013
2014
2015
2016
2017
Participatiebudget "oude stijl
€
55.838
€
44.525
€
41.210
€
38.610
€
36.140
Extra middelen nwe doelgr.
€
-
€
1.560
€
3.900
€
6.175
€
8.450
Sub. totaal
€
55.838
€
46.085
45.110
€
44.785
€
44.590
Budget WSW "oude stijl"
€
441.213
€
401.547
€
370.645
€
341.351
€
312.950
Totaal
€
497.051
€
447.632
€
415.755
€
386.136
€
357.540
€
*omrekenfactor participatie en middelen nieuwe doelgroep 0,0065% ** omrekenfactor WSW 0,0179%
Gemiddeld re-integratiebudget per bijstandsgerechtigde Beemster Gemiddeld budget per klant
Aantal bijstandsgerechtigden Participatiebudget
2013
2014
2015
2016
2017
54
56
60
64
68
€ 55.838
€ 44.525
€ 41.210
€ 38.610
€ 36.140
€ 55.838
€ 44.525
€ 41.210
€ 38.610
€ 36.140
€ 1.034
€ 795
€ 687
€ 603
€ 531
Meeneemregeling TOTAAL Gemiddeld budget per klant
In 2013 is er per klant nog ongeveer € 1.034 beschikbaar. In 2017 heeft Beemster minder dan de helft van dat bedrag per klant te besteden: € 531.
4. Evaluatie participatiebeleid 2011-2012 Conclusies Intussen ligt er een evaluatie van het Purmerendse participatiebeleid 2011-2012. De belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn de volgende: Het aantal WWB-uitkeringen stijgt. Een ontwikkeling die door een gemeente moeilijk te keren is. Purmerend anticipeert, door gerichte ondersteuning aan werkzoekenden en werkgevers. Het dalende budget wordt gerichter uitgegeven, rol casemanager versterkt. In de uitvoering van het participatiebeleid wordt het dalende budget zo veel mogelijk uitgegeven aan klanten met een hoge kans op arbeidsmarktdeelname. Het feit dat bijna de helft van de participatie-uitgaven (aan Bureau Werk) wordt besteed aan ongeveer een vijfde deel van de bijstandsklanten past bij het bijgestelde beleid. 10
Bron: Decentralisatiebrief minister Ronald Plasterk – 19 februari 2013
8
De casemanager bepaalt - binnen de gestelde kaders - welke klanten voor reintegratietrajecten gericht op betaald werk in aanmerking komen. Bureau Werk is de cruciale speler in de uitvoering van het bijgestelde beleid. Daar waar de overige participatie-uitgaven dalen, blijven de uitgaven aan dit bureau op ongeveer hetzelfde niveau. Een groot deel van de uitstroom uit de uitkering, wordt gevormd door klanten van dit bureau. Alleen klanten die arbeidspotentie hebben en gemotiveerd zijn worden bemiddeld. Het (bijgestelde) beleid heeft succes: de uitstroom is toegenomen. De uitstroom naar werk nam toe: van 78 (2009) naar 112 in 2011, 115 in 2012. 11 Dit resultaat vond plaats in een verslechterende arbeidsmarkt-situtatie. Overigens hebben de ingezette middelen en verhoogde inspanningen vanuit het programma Aanval op de bijstand mede bijgedragen aan dit effect. Een positieve ontwikkeling: doeltreffend, want grotere uitstroom in betaald werk, en doelmatig, want minder kosten per uitgestroomde klant. Participatieactiviteiten voor klanten in trede 2 en 3 leiden vaak niet tot (meetbare) groei. Meer dan de helft van de uitgaven voor participatietrajecten leiden niet tot (meetbare) groei. In 2012 is meer dan de helft (bijna 60%) van de klanten op trede 2 en 3 die een betaalde participatieactiviteit hebben gedaan niet gestegen op de participatieladder. Ervaringen klanten: wie ondersteund wordt is zeer tevreden. Het grootste deel van de geïnterviewden met een indeling in de treden 4 en 5 is zeer tevreden over de rol van de casemanagers. Dit zijn vooral mensen waarbij de arbeidsmarktpotentie positief is beoordeeld. Zij waarderen de aandacht van de casemanagers en hun regelkracht. Ervaringen klanten: wie niet (meer) ondersteund wordt is ontevreden. Uit signalen blijkt dat klanten aanvoelen dat de relatie met hun casemanager belangrijk is voor hun kansen om in aanmerking te komen voor ondersteuningstrajecten of -instrumenten. De relatie tussen casemanager en klant kan na verloop van tijd onder druk kan komen te staan wanneer de ondersteuning niet leidt tot het gewenste resultaat: het reintegratieaanbod is 'uitgeput' en de klant heeft nog geen betaalde baan. Hogeropgeleiden en klanten in de treden 1, 2 en 3, die vaak 'in de persoon gelegen' belemmeringen hebben om participatiestappen te zetten, verzeilen nogal eens in een situatie waarin de relatie tussen klant en casemanager is 'uitgewerkt'. Men voelt zich dan niet meer serieus genomen, en ervaart weinig contact. Het instrument loondispensatie heeft geen extra werkplekken gerealiseerd. Het instrument blijkt in de praktijk te ingewikkeld, de toegangstoets is onnodig bureaucratisch, het instrument heeft weinig overtuigingskracht voor werkgevers. Deze conclusie is ook landelijk getrokken.
Conclusies vormen input voor nieuw beleid In het nieuwe beleid voor 2014-2017 trekken we een aantal lijnen vanuit de evaluatie reintegratiebeleid 2011-2012 door: Het gericht investeren in klanten met arbeidspotentie en -motivatie loont, waarbij vooral de klantgerichte bemiddeling door Bureau Werk succesvol is. Wel moet er nog kritischer gekeken worden naar de investeringen die gedaan worden bij deze groep (trede 4 en 5). Dat geldt zeker ook voor de investeringen bij de groep op trede 2 en 3. De een-op-een-relatie tussen casemanager en klant is aan revisie toe. Evenals de instelling van klant en casemanager dat het doen van een aanbod synoniem is voor een goede relatie, voor vooruitgang, versterking, succes. Een individueel gesprek per klant per jaar, kan vervangen worden door 10 groepsbijeenkomsten voor 10 klanten per jaar. Ervaringen met 11
Uitstroomcijfers van Bureau Werk
9
dit soort activiteiten wijzen op positieve effecten, waarbij klanten actiever en zelfbewuster worden en zich ook gesteund weten door hun mede-cursisten. In de toekomst zullen we meer gaan investeren in groepsgerichte activiteiten. Het is mogelijk om meer met minder te doen. Loondispensatie als instrument heeft gefaald en zal niet worden ingezet (landelijke tendens).
5. Nieuw beleid voor re-integratie en participatie We gaan het anders doen. En we moeten per 2017 een miljoen bezuinigen. We beschrijven enkele hoofdlijnen van beleid. Samenhang in het sociale domein, de drie transities Met de komst van de 3 decentralisaties in het sociale domein wordt de gemeente de eerst verantwoordelijke voor de onderwerpen werk, zorg en jeugd. Zodra je kijkt vanuit het niveau van ondersteuning van een burger, een gezin, zie je dat de transities en alle velden in het sociale domein met elkaar te maken hebben. In een gezin spelen vaak meerdere problemen die op verschillend terrein liggen. In die zin zijn er allerlei relaties tussen de verschillende sociale domeinen. Voorbeeld: een gezin wordt dakloos, als gevolg van ontslag uit baan, schulden, geen inkomen, kinderen gaan niet meer naar school. In dat geval zijn Activa (schuldhulpverlening), Sociale Dienst (uitkering en werk), AOP (daklozenopvang), Jeugdzorg (kinderen gaan niet naar school) betrokken. Het gezin helpen betekent dat we snel in staat moeten zijn om samen te werken vanuit verschillende expertises. Het is de kunst om dan een goede vorm van organiseren te vinden die effectief is en snel resultaat geeft. De huidige vormen van organiseren zijn vaak nog erg statisch en specifiek gericht op het verbeteren van een (klein) deel van de problematiek. De dienstverlening van de toekomst De Afdeling Werk en Welzijn van de toekomst werkt vanuit het principe van één gezin, één plan, één begeleider. Daarmee is de Afdeling Werk en Welzijn samenwerkingspartner van andere organisaties in het sociale domein die dezelfde klant op andere terreinen ondersteunen en die ook werken vanuit hetzelfde principe van één gezin, één plan, één begeleider. Cruciaal is dat de hele situatie van de klant betrokken en gezien wordt en dat er verbinding gemaakt wordt met de klant. Verbinding wil zeggen dat er contact is en vertrouwen ontstaat en dat de professional in staat is om actief, maar dienstbaar, samen met de klant te werken aan herstel, verbetering en groei vanuit de kracht van de klant. Maar in dit toekomstbeeld gaat het niet alleen om de klant en de instellingen daarom heen. Het gaat met nadruk om de klant zelf, zijn verantwoordelijkheid en draagkracht, zijn omgeving, en het actief maken van die omgeving, een vriend, een vader, om te helpen. Cruciaal is ook dat er één professional is die het overzicht heeft en handelt naar bevind van zaken en volgens plan. Dat overzicht kan de Afdeling Werk en Welzijn hebben, maar dat kan ook vanuit een andere organisatie zijn. Hoe meer instellingen zo werken hoe beter de Afdeling Werk en Welzijn gericht ook enkelvoudige diensten levert. Het gaat in de nieuwe Participatiewet om een breed scala aan klanten. Overeenkomst is dat het allemaal mensen zijn die (tijdelijk) geen eigen inkomen kunnen verwerven. Er zal dus in de Afdeling Werk en Welzijn van de toekomst altijd dienstverlening rond het verstrekken van een uitkering en controle op rechtmatigheid nodig blijven. Daarnaast is iedere klant anders wat betreft zijn kwaliteiten en mogelijkheden, maar ook wat betreft zijn beperkingen. Specifiek voor de expertise van de Afdeling Werk en Welzijn is het vermogen om mensen weer te laten geloven in wat ze kunnen, samen met hen een reëel beeld op te bouwen van de werkelijkheid, steun in de directe omgeving van de klanten te zoeken en
10
hen op weg te helpen naar werk of opleiding. En natuurlijk zijn er klanten die geen ondersteuning nodig hebben, die het prima zelf kunnen, klanten die enkelvoudige ondersteuning nodig hebben richting werk, opleiding of participatie en klanten die meervoudige of zeer specifieke ondersteuning hebben. De Afdeling Werk en Welzijn wordt een platte en dynamische organisatie, waarin medewerkers bovenal gericht zijn op directe dienstverlening aan klanten, met een minimum aan verantwoording en verslaglegging en een maximum aan professionele handelingsruimte. Beeld van de toekomst is ook dat medewerkers naar buiten gaan, dienstverlening leveren op lokale plekken, waar mensen en andere lokale dienstverleners elkaar ontmoeten, bijvoorbeeld naar ‘t Noot (waar ook Clup en Streetcorner zitten) of in een sociaal wijkteam, of waar een groep jongeren zit en waar ter plekke een interventie zinvol is. Maar ook thuis bij de klant aan tafel, samen met familie of vrienden die het verschil kunnen maken. Sommige locaties zijn zodanig gefaciliteerd dat werkzoekenden elkaar kunnen ontmoeten. Dus een stimulerende omgeving met een aantal computers waar je vacatures kunt zoeken in een open ruimte, met gratis Wifi waar allerlei mensen zitten en waar groepsbijeenkomsten zijn in vormen zoals de Masterclass voor jongeren of zoals Meedoen Werkt. Er lopen medewerkers rond die vacatures “uitventen”. Er komen ook werkgevers die werkzoekenden willen ontmoeten of die mee willen werken aan projecten. Mensen vinden het leuk en zinvol om er te komen, hebben er iets te halen en kunnen iets komen brengen. Niet de “winkel”, de hoeveelheid trajecten, is bepalend, maar het onderlinge contact, de uitwisseling, klanten helpen zichzelf en elkaar. De omstandigheden doen er toe! Je kan je voorstellen dat de uitkerings- en handhavingstaken worden uitgevoerd in een loketfunctie en een backoffice op het stadhuis. Maar ook daar geldt: De situatie van de klant is leidend, niet de regels (wat niet wil zeggen dat er geen regels worden toegepast). De meer begeleidende taken worden uitgevoerd door medewerkers (ook Bureau Werk) die flexibel zijn, generalisten, die individueel werken maar vooral ook intensief werken met groepen klanten in een flex omgeving. Ze werken samen rond de klant met andere organisaties, zoals Stichting MEE, Odion, Odibaan, Heliomare, Baanstede, SMD, Spirit, Clup, Streetcornerwork, UWV, etc. Een groot deel van de medewerkers in deze platte organisatie richt zich ook sterk op werkgevers en doen de uitplaatsing. Er lopen ook enkele jobhunters rond. Het motto: ondersteunen naar werk dat doen wij hier samen! De opbrengst van deze Afdeling Werk en Welzijn van de toekomst: Effectiever en in verbinding met de klant! Er wordt bij een groeiende WWB-groep met hetzelfde of zelfs met een minder aantal medewerkers meer direct werk gedaan; er zijn minder dure re-integratietrajecten nodig die moeten worden ingekocht. Het zal duidelijk zijn dat bovenstaande beschrijving een visionair beeld weergeeft, een ontwikkelingsrichting. Maar er zal nog wel wat tijd en inspanning (!) overheen gaan voordat dat beeld ook werkelijkheid is geworden. Werkgeversbenadering In feite geldt hier hetzelfde als bij Afdeling Werk en Welzijn van de toekomst: wat is de vraag van de werkgever, hoe gaan wij hiermee om, wat doen anderen (bijvoorbeeld economische zaken, inkoop, uitvoering), wie heeft het overzicht. Ook hier geldt dat de menselijke factor doorslaggevend is. We kunnen nog zo’n mooi voorwaardenscheppend beleid hebben, maar alleen door het leggen van relaties met werkgevers zal dit kunnen leiden tot plaatsing van mensen met of zonder een arbeidsbeperking.
11
Ook deze vloer is te organiseren voor werkgevers en nog beter voor werkgevers en werknemers. In heel veel gemeenten worden ruimten ingericht om te werken en te netwerken. Veel bedrijven hechten hier ook waarde aan en het geloof in het “eigen” pand waarbinnen alles gebeurd is tanende. Purmerend bouwt voort op het verder intensiveren en uitbreiden van de contacten en wil werkgevers betrekken bij en medeverantwoordelijk maken voor de manier waarop we werkzoekenden en werkgevers bij elkaar kunnen brengen. De werkgeversdienstverlening is al vergaand uitgewerkt in een lokale dienstverlening en een bovenlokale, waarbij de basis ligt in het benutten van lokale kracht en het lokale netwerk van werkgevers. We kunnen niet genoeg benadrukken hoe essentieel het is dat we als Purmerend contacten opbouwen met werkgevers en tot gerichte afspraken komen over vacaturevervulling, stageplekken, werkervaringsplaatsen. Wel trekken we hierbij op in de regio ZaanstreekWaterland. Er zijn een aantal speerpunten benoemd: In een gezamenlijk regionaal marktbewerkingsplan spreken we gezamenlijk acties af en de inzet op regionale werkgevers en contacten. We borgen het accounthouders overleg waarin vacatures/leerwerk-arrangementen met elkaar delen en passende kandidaten hierop voorstellen. Met een gezamenlijk deskundigheidsbevorderings-traject leren de professionals elkaar en elkaars werkwijze/aanbod kennen en is er aandacht voor kennisdeling en professionalisering. We voeren een laagdrempelig CRM-systeem in waarin we volledig inzicht geven in elkaars bedrijfscontacten. We maken voor elkaar transparant welke werkzoekenden klaar staan voor werk met als doel te komen tot effectieve matches in de hele regio. Maandelijks worden de ontwikkelingen en resultaten gevolgd en indien nodig bijgestuurd door de stuurgroep. Deze groep bestaat uit de hoofden/managers van de gemeenten, de regiomanager UWV en de directeur Baanstede. In 2016 willen we een aantal ambities in de regio hebben verwezenlijkt: 1. Per werkgever is er 1 aanspreekpunt, waarbij het doel is goede kwaliteit te leveren en de behoefte van de werkgever centraal te stellen. 2. Aan instrumentarium maakt het voor werkgever in 2016 niet uit welke regeling, welke woonplaats of welke publieke organisatie een kandidaat afkomstig is. 3. Er zijn op uitvoeringsniveau regionaal brede targets waarop medewerkers in de uitvoering aanspreekbaar zijn. 4. Het Sociale Rendement in Zaanstreek-Waterland is gestegen en inkooprelaties van de partners worden effectief benut om het Sociale Rendement verder te vergroten. Verbinding met onderwijs Het is een absolute noodzaak om, net als bij de werkgeversdienstverlening, een dergelijke uitwerking op te pakken als het gaat om het onderwijsveld. Praktijkschool, VSO-scholen, VO en MBO-scholen, hebben allen eigen ervaring met leerlingen en weten wat ze wel en niet kunnen. Vroegtijdige schakeling naar werk is nodig om te voorkomen dat jongeren, waarbij onderwijs geen passende oplossing is, in de bijstand belanden. Veel jongeren worden vanuit de uitkering ook weer terug geleid naar school als ze geen startkwalificatie hebben. De focus wordt gelegd op drie onderdelen: Focus op Vakmanschap, Passend Onderwijs en de Aanval op Uitval. M.n. binnen Focus op Vakmanschap wordt de verbinding gelegd tussen onderwijsveld, werkgeversbenadering en gemeente.
12
Ook intern, vanuit de Afdeling Werk en Welzijn, moet onderwijs meer als effectieve en duurzame uitstroom mogelijkheid gezien worden. Zeker in deze tijd waarbij de werkgelegenheid laag is. Uit onderzoek blijkt immers eens te meer dat een startkwalificatie (diploma) voor jongeren de kans op duurzame uitstroom naar arbeid aanzienlijk vergroot. Het kabinet heeft € 50 miljoen extra beschikbaar gesteld voor jeugdwerkloosheid. De helft daarvan gaat naar het onderwijsveld voor voortzetting van het ‘School Ex’ programma. School Ex is bedoeld om jongeren langer door te laten leren in het MBO en zogenaamde ombuiggesprekken te voeren om jongeren te laten kiezen voor arbeidsmarkt relevante opleidingen en zo jeugdwerkloosheid te verkleinen en hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. De andere helft is bedoeld om de jeugdwerkloosheid in een regionale aanpak een nieuwe impuls te geven, voortbouwend op de goede ervaringen die zijn opgedaan met het Actieplan Jeugdwerkloosheid. De regio Zaanstreek-Waterland is bezig met een plan. Het regionale plan van aanpak moet uiterlijk 1 juli 2013 door de centrumgemeente (Zaanstad) worden ingediend.
6. Decentralisatiekeuzes en komst nieuwe doelgroepen Afwegingen Onze visie op de Afdeling Werk en Welzijn van de toekomst geeft aan dat we voor bijstandsgerechtigden een basis leggen voor ondersteuning en begeleiding gebaseerd op eigen kracht en netwerk van de werkzoekende, ondersteund door de professional. Het is nog een andere vraag hoe we deze basisbegeleiding aan werkzoekenden verder kunnen faciliteren met gerichte instrumenten, of hoe we werkgevers met instrumenten kunnen faciliteren die mensen aan een baan of stage helpen. Het participatiebudget is hier primair voor bedoeld. We hebben in het verleden ook steeds middelen ingezet, maar de vraag of ze effectief besteed zijn is niet altijd makkelijk te beantwoorden. Toch is voorsorteren op de toekomst nodig. Afwegingen hierin die gemaakt moeten worden hebben te maken met een aantal zaken. Ten eerste willen we voortbouwen op de conclusies uit de evaluatie van het participatiebeleid 20112012. Ten tweede komen er nieuwe doelgroepen in de WWB, waarschijnlijk per 2015. Ten derde komt het beperktere budget om de hoek kijken. Ten vierde speelt de verbinding met werkgevers, het onderwijsveld, de zorg- en welzijnsinstellingen breder dan alleen vanuit de andere 2 transities en de verbinding met andere budgetten, zoals AWBZ, jeugdzorg, WMO. En ten vijfde worden er in deze tijd nieuwe afwegingen gemaakt over wat we lokaal doen en wat we regionaal doen samen met andere gemeenten. Op hoofdlijnen worden hieronder enkele afwegingen gemaakt. Meer concrete afwegingen kunnen we pas echt maken als het sociaal akkoord verder is uitgewerkt. Inzet van instrumenten en middelen Primair willen we het participatiebudget gericht inzetten voor re-integratie naar werk. Daarnaast willen we het budget inzetten voor activiteiten die steunen op een aanpak gericht op zelfwerkzaamheid en eigen initiatief van klanten op weg naar werk. Voorbeelden zijn de Masterclass, Meedoen Werkt, vrijwilligerswerk. Een klein deel van het budget zetten we in op werkgevers. Extra tijdelijke financiële middelen, zoals de gelden voor jeugdwerkloosheid, worden uiteraard voor deze groep ingezet. We begroten ieder jaar en het doel is om binnen de gegeven jaarlijkse financiële kaders voor reintegratie te blijven. Hoewel we lokaal willen blijven bepalen (vanuit de medewerkers en de klanten van de Afdeling Werk en Welzijn van de toekomst) of trajecten en welke trajecten zinvol en effectief zijn, willen we tegelijkertijd voorsorteren op en toewerken naar een voldoende gedifferentieerd aanbod dat
13
regionaal is afgestemd en waar zinvol ook regionaal is gelijkgeschakeld (identieke voorwaarden). Wie op individueel niveau waarmee het best geholpen is blijft mensenwerk en maatwerk. Het is dan ook de professional die het best kan beoordelen bij welke klanten extra faciliteiten nodig en zinvol zijn en realistisch ingezet kunnen worden vanuit de mogelijkheden en de (financiële) beperkingen van dat moment. 1. Bestaande trajecten Voorsorteren (via het inkoopbeleid) op wat nodig is voor bijstandsgerechtigden met verschillende achtergronden, mogelijkheden en beperkingen blijft nodig. De huidige contracten met re-integratiebedrijven lopen af per 1 januari 2015. Gaandeweg 2014 moet dus een nieuw inkoopkader worden gemaakt en een nieuwe aanbesteding worden voorbereid. Tot die tijd lopen de huidige contracten door. Afhankelijk van de invoeringsdatum van de nieuwe participatiewet zal moeten worden ingespeeld op de komst van nieuwe doelgroepen en moet budget worden gereserveerd. Daarnaast moet er op bestaande trajecten worden bezuinigd. 2. Nieuwe doelgroepen In het sociaal akkoord wordt een centrale indicering voorgesteld, vanuit de redenering dat de mate van arbeidsongeschiktheid objectiveerbaar moet zijn voor werkgevers. 12 Hierdoor valt een essentieel uitgangspunt uit het regeerakkoord weg, namelijk: dat lokaal wordt gekeken naar wat mensen nog wel kunnen, en ook meteen waar de mogelijkheden hiertoe liggen. Het toewijzen van werk, zorg, ondersteuning en begeleiding zou volgens het regeerakkoord een bevoegdheid moeten zijn van gemeenten, zodat zij deze integraal met andere delen van het sociaal domein kunnen invullen (geen risico zonder zeggenschap). De VNG is hierover een intensief debat gestart met het kabinet. Ook Purmerend wil zich hier, samen met de VNG, sterk voor maken. Intussen anticiperen we op de komst van mensen met een arbeidshandicap (ex-gedeeltelijk arbeidsongeschikten en ex-SWers) door te onderzoeken welke expertise nodig is om de arbeidshandicap en wat mensen wel kunnen vast te stellen; bijvoorbeeld via een keuring van het UWV, of via een commerciële partij die nu ook al voor ons de medische keuringen doet. Daarnaast richten we ons op de mensen om wie het gaat. Beleidsmensen en uitvoerders lopen mee met de arbeidsdeskundige van het UWV en met Wajongers, met Baanstede en met SWers. We voeren gesprekken en kijken mee met organisaties als Baanstede, Heliomare en Odibaan. Dit kan in regionaal verband georganiseerd worden. Ook de expertise van scholen (Praktijkschool, VSO-scholen, etc.) en andere partijen zoals St. MEE moet hierin worden meegenomen. Samenhang WWB, Wajong, SW, de andere transities en het maatschappelijk middenveld SW en de nieuwe doelgroep van mensen met een arbeidshandicap In de regio Zaanstreek-Waterland wordt hard gewerkt aan een herstructurering van de SW. Hoewel dat gebeurt onder verschillend wettelijk kader (eerst Wet Werken Naar Vermogen, toen regeerakkoord/contouren participatiewet en nu sociaal akkoord) blijft de richting hetzelfde. Uitgangspunt is om iedereen vanuit de SW naar buiten te brengen naar regulier werk. Daarvoor wordt Baanstede omgevormd naar een detacheringsorganisatie. Deze detacheringsorganisatie kan op termijn opgaan in een nog te vormen Werkbedrijf.
12
Daarnaast wordt het argument genoemd dat mensen in bezwaar/beroep moeten kunnen gaan als zij het niet eens zijn met de uitkomst van de indicering. Voor een bezwaar/beroepsprocedure is echter geen centrale indicering nodig. Ook als gemeenten bepalen wie waarvoor in aanmerking komt zullen bezwaar/beroepsprocedures open moeten staan.
14
De mate waarin het lukt om iedereen naar buiten te brengen is nog niet duidelijk, maar het lijkt wel realistisch om te veronderstellen dat niet iedere SWer geschikt is voor detachering. Dat betekent dat er een groep overblijft die is aangewezen op een beschutte voorziening. Ook de nieuwe doelgroep die vanaf 2015 naar de gemeente komt (als de Sociale Werkvoorziening haar deuren sluit) kan via dit Werkbedrijf aan de slag. Dat geldt voor zowel detachering als voor de beschutte voorziening. Beschut werken en dagbesteding Hoe de voorziening “beschut werken” er precies uit gaat zien weten we nog niet. Het veld is nog onoverzichtelijk. Er lopen meerdere “rode draden”. Ten eerste geldt dat de gemeente in 2014 vanuit de AWBZ-transitie nieuwe klanten die aangewezen zijn op dagbesteding een voorziening moet kunnen bieden. Organisaties als Reakt, Actief Talent, Odion, doen dat nu ook onder een landelijke AWBZ-financiering. Dagbesteding is niet hetzelfde als “beschut werken” maar het ligt wel in elkaars verlengde. En een verbinding leggen tussen deze twee, zowel inhoudelijk als financieel, ligt voor de hand. Ten tweede weten we nog niet hoe de vorming van een regionaal werkbedrijf tot stand gaat komen en welke partners daarin een rol gaan spelen. Ten derde willen we een beschutte voorziening op bouwen voor zowel SWers (met een SWsalaris), als voor WWBers (met bijstand) die zijn aangewezen op een beschutte voorziening. In het kader van de herstructurering van Baanstede worden nieuwe vormen ontwikkeld om beschut werken vorm te geven. In overleg met Baanstede kijken we naar de mogelijkheden of ook WWBers hiervan gebruik kunnen maken. Ten vierde geldt dat we als gemeente veel meer initiatief willen laten aan werkgevers en het maatschappelijk middenveld. Op een onlangs gehouden ontbijt met werkgevers werd aangegeven dat werkgevers zich verantwoordelijk willen maken voor een beschutte voorziening. Dat kan prima gelinked worden aan de nog te vormen Werkbedrijven. Daarnaast willen we de partners uit het maatschappelijk beleidskader (opgave drempels weg) uitnodigen om met ons mee te denken en samen te werken aan een beschutte voorziening c.q. vormen van dagbesteding waarin ook zij een rol hebben. Hoewel deze beschutte voorziening volgens het sociaal akkoord zal worden ondergebracht bij het op te richten Werkbedrijf willen we in Purmerend nadrukkelijk de ruimte openhouden om in het Werkbedrijf ook partijen uit het maatschappelijk middenveld een plek te geven. Detacheren, sociaal rendement, loonkostensubsidie en payroll-dienstverlening De instrumenten detacheren, sociaal rendement, loonkostensubsidie en payroll openen de weg voor de volle breedte van de WWB-groep om naar betaald werk te gaan. Dat geldt zowel voor SWers (met SW-salaris) als voor WWBers (met bijstand). De instrumenten worden in regionaal verband verder ontwikkeld. Detacheren wordt opgezet via de lijn van de omvorming van Baanstede. Voor sociaal rendement is onlangs nieuw beleid opgesteld. Payroll-dienstverlening is nog niet ontwikkeld, maar moet nader worden onderzocht. Het is een goede constructie voor werkgevers om klanten te ontmoeten en ervaring met hen op te doen.
7. Vertaling beleidskeuzes Voor een vertaling van de beleidskeuzes is het nu nog te vroeg. In het najaar komen we met een verdere uitwerking en concretisering en zullen we een voorstel doen over een globale verdeling van de “beperkte” middelen. We gaan uit van een planning waarin we eind december concrete voorstellen aan de raad kunnen aanbieden. Een en ander is echter wel afhankelijk van de snelheid waarmee de verdere ontwikkelingen rond wetgeving en wijzigingen rond rijksfinanciering hun beslag gaan krijgen.
15
8. Fasering bestuurlijk traject Informatiemiddag Raadsleden Bespreking Participatienotitie College Bespreking Participatienotitie Commissie SL Bespreking Participatienotitie Raad Vertaling beleidskeuzes Concrete uitwerking participatienotitie Bespreking uitwerking participatienotitie in raad
24 mei 21 mei 6 juni 27 juni Zomer/najaar Najaar December
16