Archieven en participatie
Masterscriptie Naam: Annemiek van Riet Studentnummer: 0355836 Masteropleiding: Nieuwe Media en Digitale Cultuur Datum: 26 augustus 2011 Scriptiebegeleider: Mw. A.S. Lehmann Tweede begeleider: Dhr. M.T. Schäfer
Inhoudsopgave
Inleiding
3
Introductie
3
Theoretische concepten
4
Onderzoeksvragen
6
Methode en inhoud onderzoek
6
Hoofdstuk 1
Vrijheid, democratie, participatie
7
1.1
Ontstaansgeschiedenis van het internet
7
1.2
Belofte van internet
10
1.3
Internet als democratisch medium
12
1.4
Participatietheorie
13
1.5
Belofte digitalisering voor cultureel erfgoed
16
Hoofdstuk 2
Casestudy: analyse online discussies over digitalisering NSB-kranten voor de Koninklijke Bibliotheek
18
2.1
Selectie van websites en reacties
19
2.2
Categoriseren van argumenten
21
2.3
Censuur
23
2.4
Beschikbaarheid vóór publicatie door de Koninklijke Bibliotheek
24
2.5
De grens van ‘haatzaaiend’ of historisch discutabel materiaal
25
2.6
Wegstoppen van geschiedenis
27
2.7
Rol overheid en justitie
29
2.8
Haatzaaiend materiaal versus de rol van de Koninklijke Bibliotheek
31
2.9
Vrijheid van informatie
32
2.10
Argumenten tegen publicatie
32
Conclusie
35
Online discussies als vorm van participatie
35
Inhoud van de discussies: belofte van internet blijft gecompliceerd
36
Archieven en participatie: huidige ideeën en opvattingen
37
Artikelen voor casestudy
39
Literatuurlijst
40
Geraadpleegde websites
42 2
Inleiding Introductie
“De Koninklijke Bibliotheek zet het plan door om NSB-kranten uit de Tweede Wereldoorlog op internet te zetten. De bibliotheek vindt het belangrijk om de ‘historische werkelijkheid ongecensureerd aan iedereen ter beschikking te stellen’. Tegen het plan zijn van verschillende kanten bezwaren gekomen. In bijvoorbeeld Volk en Vaderland zijn talloze artikelen geschreven die kwetsend zijn voor Joden. Voor de KB weegt het wetenschappelijk en historisch belang zwaarder.”1
Sinds 2006 is de Koninklijke Bibliotheek (KB) in Den Haag bezig met het digitaliseren van diverse Nederlandse kranten. Dit houdt in dat er een selectie van Nederlandse en koloniale dagbladen wordt gedigitaliseerd en online beschikbaar wordt gesteld in het digitale krantenarchief. De KB heeft zichzelf als doel gesteld zo’n acht miljoen pagina’s van kranten die sinds 1618 tot aan de twintigste eeuw zijn verschenen, online beschikbaar te maken.2 Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft daarnaast extra geld beschikbaar gesteld voor de digitalisering van kranten die zijn verschenen tijdens de Tweede Wereldoorlog, als onderdeel van het programma Erfgoed van de Oorlog. Naast diverse verzetskranten en ‘legale’ kranten, heeft de KB zich voorgenomen om ook nazistische kranten online de publiceren. Het betreft hier onder andere NSB-krant Volk en Vaderland en het antisemitische blad De Misthoorn.3 Toen toenmalig demissionair minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin hoorde van de publicatie van de nazistische propagandakranten, raadde hij het de KB af om met de publicatie door te gaan. Hierbij baseerde de minister zich vooral op het feit dat de inhoud van nazistische kranten zoals ‘Volk en Vaderland’ in strijd zou zijn met de wet. De bibliotheek zou zich door het digitaal publiceren van nazistische kranten immers schuldig kunnen maken aan het verspreiden van discriminerende content. Daarnaast zou de inhoud van de nazistische kranten voer zijn voor diverse extreem-rechtse groeperingen. Het advies van de minister riep felle reacties op bij verschillende journalisten. Allereerst leek zijn advies om de NSB-kranten niet online beschikbaar te stellen volgens sommigen erg veel op censuur.4 Daarnaast beweerden anderen dat de publicatie de deuren zou openen voor veel nieuw historisch onderzoek en dat door de publicatie de “historische werkelijkheid ongecensureerd aan iedereen ter beschikking gesteld zou worden”.5
1
(Onbekend), “KB zet ‘foute’ kranten op internet,” NOS Nieuws. Gepubliceerd op 25 augustus 2010. (Onbekend), “Over deze site,” Koninklijke Bibliotheek. Publicatiedatum onbekend. 3 (Onbekend), “1940-1945,” Koninklijke Bibliotheek. Publicatiedatum onbekend. 4 J. van Dijk, “Justitie mengt zich in bibliotheekproject,” Free Flow of Information. Gepubliceerd op 9 augustus 2010. 5 J. van de Vooren, “Justitie frustreert historisch krantenarchief van de KB,” Archiefforum. Gepubliceerd op 7 augustus 2010. 2
3
Afbeelding 1. Melding die bezoekers te zien krijgen voordat zij de nationaalsocialistische kranten kunnen bekijken
Uiteindelijk is de KB toch overgegaan tot het digitaal beschikbaar stellen van de ‘foute’ kranten. Bezoekers kunnen nu de kranten raadplegen via de speciale website van het digitale krantenarchief. Wel krijgen mensen die de NSB-kranten willen lezen eerst een disclaimer te lezen die zij moeten accepteren, voordat ze de betreffende inhoud onder ogen krijgen (zie afbeelding 1). De discussie over het al of niet publiceren van de nazistische propaganda roept echter enkele interessante vragen op. De vraag die mij specifiek bezighoudt, is die van hoe tegen vrijheid van informatieverstrekking en –voorziening wordt aangekeken: het lijkt logisch dat op internet alle informatie maar open, vrij en gratis beschikbaar is, en dat gebruikers geen enkele verantwoording hoeven af te leggen voor de manier waarop zij hiermee omgaan, maar zo vanzelfsprekend blijkt dit in praktijk niet te zijn.
Theoretische concepten Een van de centrale concepten in mijn onderzoek is de participatietheorie. Deze theorie duidt de verschuiving van een passieve consument naar een actieve producent van content in de informatiemaatschappij aan. Met name in het werk van Henry Jenkins, Yochai Benkler en Mirko Tobias Schäfer speelt de participatietheorie een belangrijke rol, hoewel de auteurs de theorie op verschillende manieren benaderen. Jenkins schrijft in zijn boek Convergence Culture dat “the Web had become a site of consumer participation that includes many unauthorized and unanticipated ways of relating to media content.”6 Jenkins, maar ook Benkler, schetsen in hun teksten een zeer positief, rooskleurig beeld van participatie. Het is echter de vraag of de belofte van sociale vooruitgang die door de auteurs aan participatie wordt toegeschreven, overeenkomt met de werkelijkheid. Schäfer schrijft hierover het volgende in zijn boek Bastard Culture!:
6
H. Jenkins, Convergence Culture. Where Old and New Media Collide (New York en Londen: New York University Press 2006), 137.
4
“The popular discourses and the representation of technology in media have been recognized as crucial for shaping public understanding of participatory culture and labelling new media as enabling technologies. […] Those discourses often have been overly optimistic regarding social progress through technological advancement, and a revolutionary change in power structures between consumers and producers was hastily announced.”7
In mijn onderzoek laat ik zien dat de kwestie van het online ontsluiten van nationaalsocialistische kranten, en het voorgenomen verbod op publicatie, veel discussie heeft opgeroepen, en veel mensen heeft aangespoord om actief deel te nemen aan deze discussies door een reactie te plaatsen. Ik vat deelname aan de online discussies op als een vorm van actieve participatie. De reacties die zijn geschreven en die bijdragen aan de discussie als geheel zie ik als creëerde content die het gevolg is van deze actieve participatie. Behalve dit voorbeeld van actieve participatie, zal ik in mijn onderzoek ook de discrepantie laten zien tussen de utopische ideeën over participatie – de steeds actiever wordende gebruiker die online meer mogelijkheden krijgt om zelf vorm te geven aan de informatie die hij online zoekt, verzamelt en raadpleegt – en de statische manier waarop de Koninklijke Bibliotheek de informatie in haar online krantendatabase online aanbiedt en de beperkte mogelijkheden die gebruikers krijgen om met dit materiaal aan de slag te gaan. Een ander belangrijk concept in mijn onderzoek is van meer historische aard: ik beschrijf de ontstaansgeschiedenis van het internet, om uitspraken te kunnen doen over de gedachten over vrijheid van informatie en over de wijze waarop deze vrijheid zich online manifesteert. Hiervoor heb ik gebruikgemaakt van teksten van onder andere Manuel Castells en Roy Rosenzweig. Ook belicht kort ik de hackercultuur, waarbij ik veel inzichten uit het werk van Johnny Ryan en Steven Lévy heb gehaald. De hackercultuur is van belang geweest bij de vorming van de internetcultuur, en idealen over het vrij en openlijk delen en uitwisselen van informatie uit de hackercultuur zijn duidelijk terug te vinden in de internetcultuur. Sterker nog, deze idealen van de hackercultuur hebben ten grondslag gelegen aan de vorming van de huidige internetcultuur. In mijn onderzoek zal blijken dat in de discussies rond het digitaliseren van de NSB-kranten het argument dat informatie vrij moet zijn regelmatig naar voren komt en dat deze idealen in deze kwestie nog altijd bestaan.
7 M.T. Schäfer, Bastard Culture! How User Participation Transforms Cultural Production (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2011), 167.
5
Onderzoeksvragen De vraag die ik in het eerste hoofdstuk beantwoord is: welke opvattingen/concepten hebben ten grondslag gelegen aan de participatietheorie? In hoofdstuk 2 geef ik vervolgens aan welke concepten van de participatietheorie terug te zien zijn in de online discussies rond het online zetten van de kranten. De hoofdvraag, die in mijn conclusie beantwoord wordt is: welke vormen van participatie heeft de krantendatabase van de KB gefaciliteerd? Door deze vragen te beantwoorden hoop ik niet alleen te bereiken dat er een beter
beeld
ontstaat
over
de
mogelijkheden
die
participatie
biedt
voor
erfgoedinstellingen, maar hoop ik ook meer duidelijkheid te verschaffen in de manier waarop nagedacht wordt over vrijheid van informatie en content die online wordt ontsloten. In een wereld waarin digitale media en digitale content een steeds prominentere rol innemen, en waarbij een vrijwel oneindige mogelijkheid is om informatie op te slaan en online te plaatsen doordat problemen met opslagcapaciteit steeds meer op de achtergrond raken, is het van groot belang om stil te staan bij de consequenties van deze online ontsluiting. Betekent het feit dat alle informatie online geplaatst kán worden, ook automatisch dat alle informatie ook zomaar online geplaatst móet worden? Deze vraag is nu meer dan ooit relevant, en het is van groot belang dat hier zowel vanuit maatschappelijk als vanuit wetenschappelijk perspectief over nagedacht wordt.
Methode en inhoud onderzoek In het eerste hoofdstuk ga ik in op de theoretische concepten die ten grondslag liggen aan de participatietheorie door literatuur over dit onderwerp te behandelen. Ik beschrijf kort de ontstaansgeschiedenis van het internet, waarbij ik ook inga op de beloften die aan het nieuwe medium werden toegeschreven. Ook behandel ik in dit hoofdstuk hoe door de cultureel-erfgoedsector tegen digitalisering van erfgoed wordt aangekeken en welke mogelijkheden aan deze digitalisering worden toegeschreven. In het tweede hoofdstuk beschrijf ik aan de hand van een discoursanalyse welke discussies over het onderwerp van het digitaliseren van de ‘foute’ kranten hebben plaatsgevonden en hoe deze inhoudelijk zijn verlopen. In de conclusie laat ik vervolgens zien dat en hoe online discussies opgevat kunnen worden als een vorm van online participatiegedrag. Ook laat ik zien dat uit de online discussies is gebleken dat de opvatting dat ‘information wants to be free’ nog altijd bestaat, maar dat de praktijk weerbarstiger is. Tot slot geef ik nog een kort overzicht van huidige ideeën en opvattingen over participatie en archieven met betrekking tot erfgoedinstellingen.
6
HOOFDSTUK 1. Vrijheid, democratie, participatie
In de jaren negentig van de vorige eeuw werd het internet vooral gepromoot als een technologie van vrijheid en gelijkheid: een technologie waarmee alle mensen gelijke toegang zouden krijgen tot informatie en waardoor beperkende grenzen van tijd en ruimte zouden vervagen.8 Zo schreef Nicholas Negroponte in Being Digital dat de digitale wereld “[…] can flatten organizations, globalize society, decentralize control”.9 Naast een technologie van vrijheid, wordt het internet ook vaak omschreven als democratiserend medium.10 ‘Oude’ massamedia waren gecentreerde, hiërarchische zendmedia, terwijl het internet juist een netwerk is zonder centrale autoriteit, dat mensen in staat stelt om niet alleen informatie te ontvangen, maar ook te zenden. Aan ideeën over internet als democratiserend medium liggen opvattingen over participatie ten grondslag. Het internet biedt gebruikers in steeds grotere mate mogelijkheden om zelf invloed uit te oefenen op de content die online te vinden is en om actief participatiegedrag te vertonen. Niet alleen hebben gebruikers een enorme keuzevrijheid in de activiteiten die zij online ontplooien, maar ook kunnen zij eenvoudig zelf informatie creëren of aanpassen.11 Het internet heeft zich ontwikkeld tot een wereldwijd netwerk dat gebruikers in staat stelt om relatief makkelijk, goedkoop en snel content te creëren en verspreiden. Hierdoor is de internetgebruiker van een passieve toeschouwer veranderd in een actieve producent van content.12 Om deze verschuiving van passief naar actief gebruik van internet te beschrijven, is participatie het sleutelwoord.13 In dit hoofdstuk leg ik uit welke concepten en opvattingen ten grondslag hebben gelegen aan het idee dat gebruikers online een steeds actievere rol gaan spelen en welke kanttekeningen bij deze participatietheorie te plaatsen zijn.
1.1
Ontstaansgeschiedenis van het internet
Het internet kent een complexe geschiedenis waarin zowel technologische als sociaalmaatschappelijke ontwikkelingen een belangrijke rol spelen, en een geschiedenis die niet eenduidig uit te leggen is. Voor mijn onderzoek was het niet noodzakelijk en relevant om
8 J. van Dijk, The Network Society. Social Aspects of New Media. Second Edition (Londen: Sage, 2006), 2.; G. Bell en J. Gemmel, “On-ramp Prospects for the Information Superhighway Dream,” Communications of the ACM 39.7 (1996), 55-61, 55. 9 N. Negroponte, “Being Digital – A Book (P)review,” Wired 3.2 (1995). 10 Door onder andere Yochai Benkler en Henry Jenkins, waar ik verderop in dit hoofdstuk meerdere malen naar verwijs. 11 Schäfer, Bastard Culture!, 10. 12 De verschuiving van de rol van passieve consument naar actieve producent wordt ook wel omschreven met de term ‘prosumer’. Alvin Toffler introduceerde deze term in zijn boek The Third Wave (New York: William Morrow, 1980). Hoewel de term bij Toffler niet sloeg op een technologische ontwikkeling, wordt zijn term wel vaak aangehaald om de verschuiving op verschillende terreinen te duiden. De essentie van een prosumer is, volgens Toffler, dat mensen een voorkeur krijgen voor goederen of – in dit geval – content van eigen makelaardij. Zie P. Kotler, “The Prosumer Movement. A New Challenge for Marketers,” in Advances in Consumer Research Volume 13, red. R. Lutz (Provo, UT: Association for Consumer Research, 1986), 510-513. 13 Schäfer, Bastard Culture!, 10.
7
de complete ontstaansgeschiedenis van het internet te beschrijven, maar een beknopte omschrijving van enkele ontwikkelingen die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het netwerk is van belang om te begrijpen hoe er momenteel over internet wordt gedacht en waar bepaalde ideeën en opvattingen over internet vandaan komen. De voorloper van het internet, ARPANET genaamd, was een netwerk, ontwikkeld in opdracht van het Amerikaanse ministerie van Defensie, om de uitwisseling van informatie tussen enkele onderzoeksinstellingen en universiteiten in de Verenigde Staten te faciliteren.14 De militaire achtergrond waartegen ARPANET werd ontworpen, heeft sterke invloed gehad op de technologische ontwikkeling van het netwerk:
“[…] the Defense Department would never have committed funds to projects like ARPANET without the belief that they would ultimately serve specific military objectives and larger Cold War goals.”15
Om het militaire doel van het netwerk te dienen, werd het netwerk ontworpen met drie belangrijke eigenschappen: een decentrale netwerkstructuur, een verdeling van de capaciteit
over verschillende punten
van het
netwerk,
en
de
verspreiding
van
netwerkfuncties om voor een continue verbinding te zorgen.16 Door een netwerk met die eigenschappen aan te leggen, zou er geen centraal, kwetsbaar punt zijn en zou het netwerk ook blijven werken als een van de aangesloten punten weg zou vallen.17 Kenmerkend
aan
ARPANET
was
de
gesloten
structuur:
zonder
toestemming
of
medewerking van onderzoeksinstelling of universiteit kon een computer niet op het netwerk
worden
aangesloten.18
Eenmaal
aangesloten
op
het
netwerk,
was
de
bewegingsvrijheid beperkt. Er bestonden strikte regels voor het gebruik van het netwerk, namelijk uitsluitend voor onderzoek en de uitwisseling van informatie: “DCA [Defense Communications Agency, AvR] attempted to prevent unauthorized access, limit leisurely use of the network and control the sharing of files.”19,20 In 1983 kwam er verandering in het gesloten karakter van het netwerk, met de splitsing van het netwerk in MILNET en ARPANET. MILNET bleef een gesloten netwerk voor militaire doeleinden, en ARPANET werd een netwerk waarop open informatie uitgewisseld kon worden en dat niet meer onder constante controle stond van defensie.21 14
A. Briggs en P. Burke, A Social History of the Media. From Gutenberg to the Internet, third edition (Cambridge: Polity Press, 2009), 264. 15 R. Rosenzweig, “Wizards, Bureaucrats, Warriors, and Hackers: Writing the History of the Internet” The American Historical Review 103.5 (1998): 1530-1552, 1541. 16 M. Castells, The Internet Galaxy. Reflections on the Internet, Business, and Society (Oxford: Oxford University Press, 2001): 17. 17 J. Ryan, A History of the Internet and the Digital Future (Londen: Reaktion Books, 2010), 14-15. 18 P. Elmer-Dewitt en D. Jackson, “Battle for the Soul of the Internet” TIME 144.4 (1994); Rosenzweig, 1541. 19 Ryan, 89. 20 Hoewel er strenge regels bestonden over het gebruik, werd het netwerk weldegelijk ook gebruikt voor andere redenen dan onderzoek of militaire doelen. Voorbeelden hiervan zijn het Bulletin Board System vanaf 1978 (Ryan, 68-69) en e-mail discussiegroepen (Rosenzweig, 1547; Ryan, 78-79). 21 Ryan, 90.
8
Met deze splitsing van het netwerk, veranderde het gebruik van internet van militair naar niet-militair en openden zich langzaam deuren voor gebruik door consumenten.22,23
Naast de technologische ontwikkeling van het netwerk, hebben ook verschillende sociale en maatschappelijke ontwikkelingen een belangrijke rol gespeeld bij de vorming van wat tegenwoordig internetcultuur wordt genoemd. Het is lastig om van alle sociale en maatschappelijke ontwikkelingen te zeggen op welke manier en in hoeverre deze van invloed zijn geweest op de vorming van een internetcultuur. Ik beschrijf kort een ontwikkeling die in mijn ogen – en onderbouwd in de literatuur waar ik in dit hoofdstuk naar verwijs – van belang is geweest: de hackercultuur.24 Een van de redenen waarom de hackercultuur volgens Manuel Castells, socioloog op het gebied van communicatie en de informatiemaatschappij, een centrale rol gespeeld heeft bij de ontwikkeling van het internet is “the nurturing milieu of breakthrough technological innovations through coorperation and free communication.”25 Ook Johnny Ryan, wetenschapper en auteur op het gebied van de digitale toekomst, schrijft in zijn boek A History of the Internet and the Digital Future dat de zogenaamde ‘hacker culture’ van de programmeurs van MIT een belangrijke rol heeft gespeeld bij het gebruik van open en vrije communicatie op het netwerk.26 Een van de belangrijkste doelen van de hackers was het vrij uitwisselen van informatie.27 Door de gesloten structuur van ARPANET, en de strenge regels voor het gebruik ervan, was deze vrijheid beperkt. De personen echter die een grote bijdrage hebben geleverd aan het bouwen van het ARPANET “lived and breathed the hacker ethic”.28 Computer- en internetauteur Steven Lévy zegt zelfs dat “ARPANET was very much influenced by the Hacker Ethic, in that among its values was the belief that systems should be decentralized, encourage exploration, and urge a free flow of information.”29 Castells, Rosenzweig en Ryan beschrijven dat, hoewel ARPANET een gesloten netwerk was, tijdens de ontwikkeling van standaarden, protocollen en software voor het netwerk door de vroege internetpioniers – voornamelijk studenten en onderzoekers van de grote technische universiteiten zoals MIT, Berkeley en Stanford30 – samenwerking, vrijgeven
22
Ryan, 92. Ook het eerder genoemde gebruik voor niet-wetenschappelijke en niet-militaire doelen heeft bijgedragen aan de verspreiding van het gebruik van het netwerk. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van Usenet. Zie hiervoor M. Hauben en R. Hauben, Netizens. On the History and Impact of Usenet and the Internet (Los Alamitos, IEEE Computer Society Press, 1997): 35-47. 24 Zie het artikel van Roy Rosenzweig voor een beschrijving andere sociale en maatschappelijke ontwikkelingen die in meer of mindere mate hebben bijgedragen aan het ontstaan van een internetcultuur. 25 Castells, 41. 26 Ryan, 33. 27 Castells, 24; Rosenzweig, 1542. 28 Elmer-DeWitt en Jackson. 29 S. Lévy, Hackers. Heroes of the Computer Revolution (Londen: Penguin Books, 1984): 143. 30 Rosenzweig, 1547; Castells, 24. 23
9
en delen van informatie juist een belangrijke rol speelden, wat mede heeft bepaald hoe het latere internet eruit is komen te zien en gebruikt wordt.31
Hoewel het gebruik van ARPANET lange tijd aan militaire banden lag, zijn er diverse voorbeelden aan te wijzen waaruit blijkt dat al in een vroeg stadium van het netwerk samenwerking en uitwisseling van informatie een rol hebben gespeeld in ontwikkeling van het netwerk.32 Bovendien stellen zowel Manuel Castells als cultuurwetenschapper Mirko Tobias Schäfer dat de ideologie van de mensen die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het netwerk ervoor heeft gezorgd dat de technologie en het netwerk de vorm en structuur heeft gekregen die wij nu kennen:
“The last diffusion of computer communication protocols would not have happened without the open, free distribution of software and the cooperative use of resources that became the code of conduct of the early hackers.”33
“The promise of participation was crucial to the discourse inherent in the implementation of the Internet and the World Wide Web, and it is also inherent in the developers’ culture and the many design decisions they make while constructing these technologies.”34
Ook mediahistoricus Rosenzweig schrijft dat het geen toeval is dat twee belangrijke aspecten van de hackercultuur – decentralisatie en het vrij delen van informatie – klinken als het huidige internet.35 In hoofdstuk 2 zal blijken dat ook in de hedendaagse discussie over de beschikbaarheid van informatie het idee dat ‘information wants to be free’ nog steeds een rol speelt en dat er nog altijd mensen zijn die deze opvatting delen.
1.2
Belofte van internet
Niet alleen heeft de ontwikkeling van internet invloed gehad op de cultuur ervan, ook bestaat de opvatting dat technologische ontwikkelingen de samenleving kunnen veranderen. Schäfer en Lister et al., beschrijven hoe aan nieuwe media eigenschappen worden toegeschreven waaruit de verwachting blijkt dat nieuwe media de samenleving beter zullen maken en zullen leiden tot een sociaal-maatschappelijke ontwikkeling.36 Ook historicus
en
communicatiewetenschapper
Wim
Vanobberghen
en
media-
en
cultuurwetenschapper Eggo Müller geven voorbeelden van utopische opvattingen over de
31
Castells, 41; Rosenzweig, 1547; Ryan, 69 Het bekendste voorbeeld is RFC (Request For Comments), waarbij mensen uitgenodigd worden om commentaar op een bestaand document te leveren om tot een beter eindresultaat te komen. Zie Ryan, 31-32. 33 Castells, 24. 34 Schäfer, Bastard Culture!, 30. 35 Rosenzweig, 1545. 36 Schäfer, Bastard Culture!, 30; M. Lister, et al., New Media: A Critital Introduction (Oxon: Routledge, 2003), 70. 32
10
revolutionaire invloed die nieuwe media op de samenleving zouden hebben.37 De gedachte over de belofte die nieuwe media en internet met zich meebrengen wordt gerelateerd aan kritiek op oude massamedia. Sterker nog, Martin Lister et al. menen zelfs dat “the critique of mass media has become, in the hand of new media enthusiasts, a set of terms against which new media are celebrated.”38 Zij beschrijven hoe massamedia veel kritiek hebben gekregen van onder andere intellectuelen, feministen en kunstenaars,
en
zelfs
verantwoordelijk
worden
gehouden
voor
schade
aan
de
maatschappij. De massacultuur die het gevolg zou zijn van de massamedia zou “disempowering, homogenising, and impositional in nature” zijn.39 Deze vermeende schade die de traditionele massamedia aan de samenleving hadden toegebracht, zou door nieuwe media hersteld kunnen worden. Bijvoorbeeld doordat nieuwe media als ware democratische media opgevat worden,40 of doordat onder invloed van nieuwe media hiërarchische organisaties hun macht verliezen aan de ‘gewone burger’.41 Belangrijke kenmerken die aan het internet worden toegeschreven hangen samen met ideeën over vrijheid en gelijkheid: het web is gedecentraliseerd, niet-hiërarchisch en er ontbreekt een centrale regulering.42 Socioloog Ithiel de Sola Pool heeft onderzoek gedaan naar de effecten van technologie op de samenleving. Hij legt in zijn boek Technologies of Freedom uit hoe de kenmerkende eigenschappen van het internet zorgen voor
een
technologie
van
vrijheid:
“Freedom
is
fostered
when
the
means
of
communications are dispersed, decentralized, and easily available, as are printing presses and microcomputers. Central control is more likely when the means of communications are concentrated, monopolized, and scarce, as are great networks.”43 Aan de andere kant stellen Mirko Tobias Schäfer en Eggo Müller dat het beeld van internet als medium van vrijheid en autonomie te rooskleurig is.44 Müller schrijft dat de mogelijkheden tot participatie en de manier waarop gebruikers zich online kunnen uiten niet democratisch bepaald worden, maar dat deze mogelijkheden grotendeels van bovenaf worden opgelegd.45 Ook Schäfer schenkt aandacht aan het feit dat de invloed van politieke en commerciële belangen onderschat wordt, wanneer er wordt gesproken
37
W. Vanobberghen, “Back to the Future: Historicizing Social Dream Worlds about New Media” in Researching Media, Democracy and Participation, red. N. Carpentier et al., (Tartut: Tartut University Press, 2006): 189-202, 189; E. Müller, “Formatted Spaces of Participation. Interactive Television and the Changing Relationship between Production and Consumption” in Digital Material. Tracing New Media in Everyday Life and Technology, red. M. van den Boomen et al., (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009): 49-64, 49. 38 Lister et al, 70. 39 Lister et al, 69. 40 Müller, 49. 41 Vanobberghen, 189; B. Waaldijk, “The design of world citizenship: A historical comparison between world exhibitions and the web” in Digital Material. Tracing New Media in Everyday Life and Technology, red. M. van den Boomen et al., (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009): 107-120, 108. 42 J. Reagle, Why the Internet is Good. Community Governance that Works Well (Berkman Center Working Draft, 1999). 43 I. de Sola Pool, Technologies of Freedom. On Free Speech in an Electronic Age (Cambridge: Hardvard University Press, 1983), 5. 44 M.T. Schäfer, Bastard Culture!, 13; Müller, 52. 45 Müller, 52.
11
over de mogelijkheden van gebruikers om online actief participatiegedrag te vertonen.46 In het geval van de casestudy die ik in het volgende hoofdstuk behandel, is het verschil tussen de veronderstelde (en door Schäfer en Müller utopisch genoemde) belofte die nieuwe media bieden op het gebied van vrijheid voor gebruikers, en de daadwerkelijk autonomie die de database van de Koninklijke Bibliotheek biedt, duidelijk waar te nemen: uit de reacties die geplaatst zijn bij de online discussies blijkt dat vrijwel alle gebruikers vinden dat de informatie – de foute NSB-kranten – online ontsloten dienen te worden, en dus vrij en open beschikbaar dient te zijn. In de praktijk zijn de mogelijkheden die gebruikers krijgen om vervolgens met deze content om te gaan door de Koninklijke Bibliotheek tot een minimum beperkt: de ruimte die de KB in de krantendatabase biedt om materiaal te helpen verzamelen en te becommentariëren is zeer beperkt tot niet aanwezig.
1.3
Internet als democratiserend medium
Behalve dat het internet als een technologie van vrijheid en gelijkheid wordt opgevat, worden aan internet ook democratiserende eigenschappen toegeschreven. Benkler, auteur van het boek The Wealth of Networks: How social production transforms markets and freedom, schrijft dat het internet onder andere nieuwe dimensies biedt voor individuele vrijheid, maar dat het ook een platform is voor betere democratische participatie.47 Het feit dat gebruikers zelf kunnen bepalen welke informatie zij tot zich nemen, en voortaan zelf kunnen deelnemen aan de discussies waardoor zij hun mening kunnen vormen in plaats van de rol van passieve toeschouwer toebedeeld krijgen, maakt het internet een democratisch en een democratiserend medium, aldus Benkler.48 Met name het idee van de belofte van internet als technologie die de publieke sfeer kan herstellen, draagt eraan bij dat mensen het web zien als democratiserend medium: “[…] the promise of a new public sphere depends on whether technical, economic, and cultural bariers to full participation […] can be overcome.”49 Doordat gebruikers op internet eenvoudig toegang hebben tot informatie, en doordat gebruikers deel kunnen nemen aan online discussies, stellen verschillende auteurs dat er sprake is van een moderne publieke sfeer, al of niet op een andere manier dan hoe Habermas deze heeft beschreven, maar vooral omdat het internet ruimte biedt voor een publiek debat, vrij van beperkingen en gericht op meningsvorming.50
46
Schäfer, Bastard Culture!, 168. Y. Benkler. The Wealth of Networks. How Social Production Transforms Markets and Freedom (New Haven: Yale University Press, 2006), 2. 48 Benkler, 272. 49 H. Jenkins en D. Thorburn, “Introduction: The Digital Revolution, the Informed Citizen, and the Culture of Democracy” in Democracy and New Media, red. H. Jenkins en D. Thorburn (Cambridge: The MIT Press 2003): 1-20, 8. 50 Zie hiervoor onder andere Benkler, 11; Lister et al., 177; N. Fraser, “Rethinking the Public Sphere: A Contribution to the Critique of Actually Existing Democracy” in Habermas and the Public Sphere, red. C. Calhoun (Cambridge, The MIT Press 1992): 109-142, 120-121. 47
12
Aan de gedachte van internet als publieke sfeer wordt nog altijd veel aandacht besteed, hoewel zoals in de vorige alinea aangestipt inmiddels ook het idee bestaat dat het internet als technologie voor democratie, vrijheid en gelijkheid misschien wat moralistisch of romantiserend is.51 Maar een belangrijk element van de opvattingen van internet als publieke sfeer, is het idee dat gebruikers meer en makkelijker actief deel kunnen nemen aan online activiteiten en discussies, en dit participeren wordt nog altijd gezien als belangrijk onderdeel in het proces van democratisering.52 In hoofdstuk 2 analyseer ik verschillende online discussies. Zo worden in de discussie over het openbaar maken van informatie ook diverse malen argumenten aangedragen waaruit blijkt dat mensen vinden dat informatie zonder beperkingen beschikbaar moet zijn en er waarde wordt gehecht aan de vrijheid van informatie op internet.
1.4
Participatietheorie
Mirko Tobias Schäfer schrijft in zijn boek Bastard Culture! User Participation and the Extension
of Cultural
Industries dat
in
de vroege jaren
negentig
tot
aan
de
eeuwwisseling, participatie vooral werd opgevat als toegang tot het internet en de mogelijkheid om op het netwerk aangesloten te worden. De nadruk van deze opvatting van participatie lag volgens Schäfer vooral op de toegankelijkheid van informatie en het gemak waarmee gebruikers informatie kunnen raadplegen.53 Onder invloed van de ‘Web 2.0-revolutie’ veranderde de opvattingen over online participatie door gebruikers. Yochai Benkler schrijft dat gebruikers meer vrijheid krijgen om een meer actieve rol binnen de informatiemaatschappij in te nemen.54 Websites als Blogger, Wikipedia, YouTube en Flickr stellen gebruikers in steeds grotere mate in staat om zelf content te creëren, aan te passen, online te plaatsen en te verspreiden. Volgens Schäfer is interactie tussen gebruikers, en co-creatie van content daarnaast een steeds grotere rol gaan spelen.55 Henry Jenkins – die de term participatiecultuur geïntroduceerd heeft56 – omschrijft de participatiecultuur als een cultuur met “relatively low barriers to artistic expression and civic engagement, […] strong support for creating and sharing one’s creations with others, […] some type of informal mentorship whereby what is known by the most experienced is passed along to novices”.57 Kenmerkend aan deze cultuur is volgens de auteur het idee dat gebruikers hebben dat hun inbreng van belang is en dat zij zich tot in zekere mate met elkaar verbonden voelen en belang hechten aan wat andere mensen
51
M.T. Schäfer, Bastard Culture!, 13. M.T. Schäfer, Bastard Culture! 41; M. Poster, “Cyberdemocracy: Internet and the Public Sphere” in Internet Culture, red. D. Porter (New York: Routledge 1997): 201-218, 209-211. 53 M.T. Schäfer, Bastard Culture! 31. 54 Benkler, 2. 55 M.T. Schäfer, “Participation Inside?” in Digital Material. Tracing New Media in Everyday Life and Technology, red. M. van den Boomen et al. (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009), 148. 56 Schäfer, Bastard Culture! 175; 57 H. Jenkins, et al., Confronting the challenges of participatory culture: media education for the 21st century (Chicago: MacArthur Foundation, 2006), 7. 52
13
vinden van hun inbreng. Ook stelt Jenkins dat participatiecultuur gebruikers in staat stelt om op invloedrijke en nieuwe manieren met media en online content om te gaan.58 Dit wordt onderkend door mediawetenschapper William Uricchio, die schrijft dat digitale mediatechnologieën consumenten vele nieuwe mogelijkheden bieden om zelf, buiten traditionele media om, content te creëren en distribueren.59 Uricchio schrijft verder het volgende over participatiecultuur:
“Although the notion of ‘participatory culture’ is not without its complexities, even at its simplest level of meaning, the concept signals an blurring of the boundaries between the categories of production and consumption, and a subversion of established hierarchies of cultural value and authority.”60
Zoals ik eerder in dit hoofdstuk schreef, heeft de ideologie van de ontwikkelaars van het internet een stempel gedrukt op de structuur van het netwerk. Schäfer ging hierin zelfs zo ver om te beweren dat de belofte aan participatie doorslaggevend is geweest bij beslissingen over design en gebruik.61 Deze ideologie heeft de voedingsbodem gelegd voor het internet zoals wij dat nu kennen, het internet van de ‘Web 2.0-revolutie’ waarbij de creatie en verspreiding van content door individuele gebruikers centraal staan. De populariteit van websites als Twitter en Facebook illustreert hoe mensen op grote schaal online uitdrukking geven aan hun identiteit door informatie te creëren, delen en verspreiden. In zijn boek Convergence Culture geeft Henry Jenkins diverse voorbeelden van manieren waarop consumenten op een creatieve en actieve manier omgaan met bestaande mediateksten die het product zijn van grote mediaconglomeraten.62 Met deze analyse laat Jenkins zien dat gebruikers niet langer passieve consumenten zijn, maar actieve producenten van content zijn geworden. Ook andere auteurs – Schäfer, Benkler, Uricchio – geven in hun werk over participatie voorbeelden waaruit blijkt dat consumenten steeds minder passief worden en actief content creëren. Uit deze voorbeelden blijkt dat de grenzen tussen producent en consument vervagen, en iedereen kan zowel de rol van gebruiker én producent van informatie of content worden. De verschuivende rol van passieve consument naar actieve producent is beschreven door onder andere Alvin Toffler en Charles Leadbeater.63,64 Axel Bruns is van mening dat de
58
H. Jenkins, et al., 7-8. W. Uricchio, “Cultural Citizenship in the Age of P2P Networks” in European Culture and the Media, red. I.B. Bondebjerg en P. Golding (Bristol: Intellect Books, 2004), 139-164, 143. 60 Uricchio, 139. 61 Schäfer, Bastard Culture!, 30. 62 H. Jenkins, Convergence Culture. Where Old and New Media Collide (New York en Londen: New York University Press 2006). 63 A. Toffler, The Third Wave (New York: William Morrow, 1980). Alvin Toffler gebruikt het begrip ‘prosumer’ om deze ontwikkeling te beschrijven. De term verwijst naar het vervagen van de scheiding tussen de rol van producent en consument, en de samensmelting van deze rollen. Hierbij doelt de auteur vooral op de 59
14
begrippen die onder andere Toffler en Leadbeater hanteren te beperkt zijn, en introduceert het begrip ‘produser’: een ontwikkeling waarin “produsers engage not in a traditional form of content production, but are instead involved in produsage – the collaborative and continuous building and extending of existing content in pursuit of further improvement.”65 De term ‘produser’ zoals Bruns deze omschrijft, is in zekere mate van toepassing op de casestudy die ik in het volgende hoofdstuk behandel. Bruns beschrijft vijf eigenschappen van produsage. Zo is er in de online geplaatste reacties sprake van ‘user-led content production’, en kunnen de reacties opgevat worden als contentcreatie. Sterker nog, de onderzochte sites bieden een platform waarop gebruikers hun reactie kunnen plaatsen. Ook is er sprake van ‘collaborative engagement’. Bruns noemt zelfs de discussiemogelijkheden op blogs als voorbeeld hiervan.66 De vraagt die echter rijst, is wanneer en in hoeverre de ontwikkeling van passieve consument naar actieve producent van content zich online laat zien. Het feit dat gebruikers online steeds meer mogelijkheden hebben om zich actief met de creatie van content bezig te houden, hoeft niet automatisch te betekenen dat iedereen dat ook daadwerkelijk doet. Bovendien is het nog maar de vraag in hoeverre gebruikers op verschillende kanalen op internet in staat worden gesteld om te participeren. In het volgende hoofdstuk laat ik aan de hand van een casestudy een vorm van online participatiegedrag zien door online discussies over het digitaliseringsproject van de Koninklijke Bibliotheek te analyseren. Ik vat de deelname aan de online discussies op als actieve participatie, en de reacties die de deelnemers hebben geplaatst als een bijdrage aan de creatie van content. Vervolgens beschrijf ik in de conclusie hoe de kranten door de
Koninklijke
Bibliotheek
online
worden
aangeboden,
zonder
gebruikers
enige
mogelijkheid te bieden om hier op een andere manier dan passief gebruik mee om te gaan. Hiermee laat ik zien dat de Koninklijke Bibliotheek de gebruikers nauwelijks ruimte geeft om een eigen invulling te geven aan de manier waarop de informatie wordt verzameld of te becommentariëren, en daarmee gebruikers de mogelijkheid tot actieve participatie ontneemt.
toenemende ontwikkeling waarbij mensen in steeds grotere mate zelf hun producten en diensten vormgeven, in plaats van een kant en klaar product te gebruiken. 64 Charles Leadbeater spreekt over de Pro-Am: “people pursuing amateur activities to professional standards.” (Onbekend), “The Pro-Am Revolution,” Demos. Publicatiedatum onbekend. Hierbij ligt de nadruk op het professionele niveau waarop amateurs zich in hun vrije tijd bezig houden met een bepaald onderwerp. Hierbij doelt Leadbeater dus, in tegenstelling tot Toffler, op het feit dat ook amateurs zich op hetzelfde niveau als een professional kunnen begeven. C. Leadbeater, The Pro-Am Revolution (Londen: Demos, 2004). 65 A. Bruns, “Towards Produsage: Futures for User-Led Content Production,” in Proceedings Cultural Attitudes towards Communication and Technology 2006, red. F. Sudweeks, et al. (Estonia: Tartu, 2006), 275-284, 2. Omdat ik een online versie van dit artikel gebruik, verwijs ik naar de paginanummering in de digitale versie. 66 Bruns, 3. N.B. Ik vat de online discussie op als de gecreëerde content. Hierbij is elke reactie dus een bijdrage aan het geheel. Door op elkaar te reageren in de discussie, is er in mijn optiek sprake van ‘collaborative engagement’.
15
1.5
Belofte digitalisering voor cultureel erfgoed
In de cultureel erfgoedsector domineert de opvatting dat digitalisering en digitale ontsluiting van de collecties een positieve uitwerking kan hebben op erfgoedinstellingen en bestaande problemen binnen de sector op het gebied van conservering en opslag kan wegnemen. In Alles uit de Kast, een rapport van de Wetenschappelijk Technische Raad dat een belangrijke stimulans voor digitalisering van cultureel erfgoed in Nederland is geweest, schrijven de auteurs dat digitalisering van erfgoed de drempels en problemen van kwetsbaarheid van materiaal, ruimtegebrek voor een volledige(re) ontsluiting, onvindbaarheid van materiaal en beperkingen van tijd en ruimte kan wegnemen.67 Ook biedt digitalisering en digitale ontsluiting mogelijkheden voor een betere conservering van het materiaal.68 De mogelijkheden houden echter niet op bij het beschermen en het toegankelijk maken van het originele materiaal. Huysmans en De Haan menen dat “de presentatie
van
publieksbereik
erfgoed
[kan]
op
gaan
internet
[…]
betekenen.”69
een Naast
behoorlijke een
breder
uitbreiding
van
het
publieksbereik
kan
digitalisering het gemak om informatie overal en altijd te raadplegen verhogen, waardoor onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en cultuurproductie wordt gestimuleerd.70 Slechts enkele auteurs zijn minder positief over het digitaliseren en ontsluiten van erfgoed. Kritiek op de huidige manier waarop erfgoedinstellingen bezig zijn met digitalisering en ontsluiting richt zich echter meer op de manier waarop dit gebeurt dan op het fenomeen van digitaliseren en ontsluiten zelf:
“De
huidige
mate
gekarakteriseerd
als
van
digitalisering
‘digitalisering
in
van kader
cultureel van
het
erfgoedcollecties collectiebeheer’.
kan
worden
Hierbij
ligt
digitalisering in het verlengde van automatisering van het collectiebeheer in plaats van digitalisering in het kader van kennisoverdracht, waarbij, naast goede beeldbestanden voorzien van basale metadata, veel contextuele informatie en verwijzingen naar bronnen aanwezig en vindbaar zijn.”71
Naast de kritiek dat het digitaliseringsbeleid van veel erfgoedinstellingen vooral gericht is op kwantiteit in plaats van kwaliteit, wordt ook opgemerkt dat er vaak geen duidelijke visie achter de digitaliseringsprojecten zit die verder gaat dan het vergroten van het publieksbereik. Zo blijkt uit het rapport Klik naar het verleden. Een onderzoek naar gebruikers van digitaal erfgoed uit 2006 dat de vraaggerichtheid van het digitaliserings-
67
W. Adriaan, et al., Alles uit de kast (Utrecht: SURF, 1998), 3. Y. de Lusenet, “Conserveren is vooruitzien. Creatief samenwerken binnen Europa,” Informatie Professional 2.10 (1998): 24-27. 69 F. Huysmans en J. de Haan, Het bereik van het verleden. Ontwikkelingen in de belangstelling voor cultureel erfgoed (Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2007), 145. 70 Consortium van Regionale Historische Centra en het Nationaal Archief, E-Archief in ontwikkeling. Duurzame digitale toegang tot informatie (z.p., z.u., 2009), 8. 71 D. Velthausz en E. Bruinsma, Inventarisatie infrastructuur digitaal erfgoed (Enschede: Telematica Instituut, 2002), V. 68
16
en ontsluitingsbeleid gering is.72 Bovendien is het nog maar de vraag in hoeverre er daadwerkelijk een nieuw publiek wordt aangesproken: websites van erfgoedinstellingen worden vooral geraadpleegd door reeds betrokken erfgoedliefhebbers. Hierdoor is het dus maar de vraag of het internet het aangewezen medium is om nieuwe doelgroepen aan te spreken.73 In de literatuur over digitalisering en ontsluiting van erfgoed is een soortgelijke tendens te ontdekken als in de opvattingen over internet in de jaren negentig: digitalisering is de oplossing voor diverse problemen binnen de sector, en door de inzet van nieuwe media kunnen deze problemen worden opgelost. Dominant is de visie dat bestaande problemen vrijwel moeiteloos zullen verdwijnen: er zal een groter en breder publiek worden aangesproken, het probleem van conservering van de collecties verdwijnt, en alle informatie zal altijd en overal raadpleegbaar zijn door iedereen met een internetaansluiting. Hier moet toch geconcludeerd worden dat de optimistische ideeën niet altijd realistisch of wenselijk zijn. Van Dijken en Stroeker schrijven bijvoorbeeld dat de volledige collectie van Nederlandse archieven geïnventariseerd en ontsloten moet zijn.74 Hierbij lijken de auteurs voorbij te gaan aan de hoge kosten en de vele arbeidsuren die hierin gaan zitten, terwijl nog niet eens bekend is of een volledige ontsluiting van de Nederlandse archieven wenselijk is.75
72
H. Wubs en F. Huysmans, Klik naar het verleden. Een onderzoek naar gebruikers van digitaal erfgoed: hun profielen en zoekstrategieën (Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2006a), 13-14. 73 Wubs en Hyusmans, 81. 74 K. van Dijken en N. Stroeker, Naar een publieksgericht archiefbestel. Kenmerken, doelbereik, consequenties (Zoetermeer: Economisch onderzoek voor de publieke sector, 2003), 47. 75 J. de Haan et al., Bezoek onze site. Over de digitalisering van het culturele aanbod (Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2006), 125.
17
HOOFDSTUK 2. Casestudy Analyse online discussies over digitalisering NSB-kranten voor de Koninklijke Bibliotheek
Verschillende nieuwssites hebben op internet berichten geplaatst over het voornemen van de Koninklijke Bibliotheek om NSB-kranten uit de Tweede Wereldoorlog te publiceren en de reactie van oud-minister Hirsch Ballin hierop. Ook hebben de nieuwsberichten over de kwestie een stroom van reacties opgeroepen bij de lezers. In dit hoofdstuk ga ik na wat er zoal gezegd is over de kwestie, en welke argumenten zijn aangedragen voor of tegen publicatie van de ‘foute’ kranten. Het doel van het uiteenzetten van de verschillende argumenten, is een beeld te schetsen van de discussie die heeft plaatsgevonden. De analyse legt bloot waar mensen problemen mee hebben, en hoe hun mening gemotiveerd wordt. Daarnaast kunnen de verschillende argumenten die mensen aandragen voor of tegen het digitaal publiceren van de kranten ingedeeld worden in een aantal categorieën. De Franse filosoof Michel Foucault, die een grote invloed heeft gehad op de discourstheorie, schreef dat discours soms opgevat kan worden als “the general domain of all statements”, soms als “an individualizable group of statements” en soms als “a regulated practice that accounts for a number of statements”.76 Na Foucault zijn er vele andere definities van het concept discours gegeven (zie bijvoorbeeld het boek Discourse van Sara Mills voor verschillende opvattingen en definities van het begrip77). Een definitie die is gegeven door mediastudies onderzoeker Myra Macdonald, en die ik hanteer in mijn analyse: “a system of communicative practices that are integrally related to wider social and cultural practices, and that help to construct specific frameworks of thinking.”78 Deze definitie, waarin gesproken wordt over een sociale, culturele praktijk, kan goed in verband gebracht worden met het gebruik om op internet te reageren op een blogpost of nieuwsbericht, zoals uit dit hoofdstuk zal blijken. Mensen voelen zich geroepen om te reageren op de berichten om verschillende redenen: sommigen willen hun mening over het onderwerp etaleren, anderen willen een bijdrage aan de ontstane discussie leveren of zich conformeren aan de mening van anderen. Dit gedrag, het plaatsen van reacties op internet, typerend voor het hedendaagse internet, kan opgevat worden als een sociale, culturele praktijk zoals omschreven door Macdonald. Door de analyse kan bovendien blootgelegd worden welke verschillende motieven internetgebruikers hebben om te reageren: diverse deelnemers aan de discussies hebben een specifieke opvatting over de publicatie van de ‘foute’ kranten. Door een analyse uit te voeren op de geplaatste reacties, kunnen deze verschillende opvattingen in kaart 76 77 78
M. Foucault, The Order of Discourse, vert. A.M. Sheridan Smith (New York: Harper & Row, 1972), 80. S. Mills, Discourse (Londen: Routlegde, 2004). M. Macdonald, Exploring Media Discourse (Londen: Arnold, 2003), 1.
18
gebracht worden. Zoals John Hartley schrijft: “Once the general theoretical notion of discourse had been achieved, attention turn to specific discourses in which socially established sense is encountered and contested.”79 Zoals zal blijken is de algemene tendens van de reacties dat de publicatie door zou moeten gaan en wordt het verbod op publicatie afgewezen en veroordeeld. Nadere analyse wijst uit dat er verschillende ‘subdiscoursen’ bestaan binnen deze algemene, overkoepelende discours. Dit vertaalt zich
in
deze
analyse
argumentencategorie
in
vallen.
verschillende Er
is
een
soorten grote
argumenten
diversiteit
aan
die
binnen
argumenten
een die
ondergebracht kunnen worden in meer globalere standpunten.
2.1
Selectie van websites en reacties
In totaal heb ik zeventien nieuwsberichten en opiniestukken geanalyseerd, en heb ik ruim 1400 reacties gefilterd op relevantie en argumenten. Deze berichten zijn geplaatst op twaalf verschillende websites (van vijf websites heb ik twee artikelen en bijbehorende reacties geanalyseerd). De websites GeenStijl, Nu.nl, JOOP.nl en Fok.nl zijn zeer populaire websites waarop discussies worden gevoerd.80 De andere nieuwsberichten heb ik gevonden via de Facebook-groep Geschiedenis niet wegmoffelen, ook NSB-kranten horen op de KB-website.81 Hieruit heb ik de opinieartikelen en de artikelen waarbij reacties zijn geplaatst geselecteerd. Via het artikel op VPRO Geschiedenis van 10 augustus heb ik tot slot nog de opinieartikelen van Frank van Vree en Jos van Dijk, en het topic over dit onderwerp op Archiefforum gevonden. Na een uitvoerige selectie van de reacties zijn er 271 reacties overgebleven die in meer of mindere mate een bijdrage leveren aan de discussie rond de publicatie van de kranten en het optreden van de minister. Het feit dat een groot aantal reacties niet is meegenomen heeft verschillende oorzaken: een belangrijk criterium om reacties wel of niet mee te nemen in de analyse, is de inhoudelijke relevantie van het bericht en mate waarin de reactie al of niet bijdraagt aan
de discussie. Vele reacties waren
niet
inhoudelijk of gingen
over andere
onderwerpen. Ik heb ervoor gekozen om alleen de reacties die betrekking hebben op de discussie over het al dan niet digitaliseren van het oorlogsmateriaal mee te nemen in mijn analyse. Regelmatig kwam het voor dat een reactie op geen enkele manier van toepassing was op de discussie over de acties van de Koninklijke Bibliotheek of de overheid. Meer dan eens verzandde de online discussie in bijvoorbeeld een discussie over of Hitler
79
J. Hartley, Communication, Cultural and Media Studies. The Key Concepts (Londen: Routledge, 2002), 74. Op www.politiekedialoog.nl wordt wekelijks een overzicht geplaatst van websites waarop de meeste reacties worden geplaatst bij politieke discussies. In het totaaloverzicht van 2010 stonden Nu.nl, Fok,nl, GeenStijl en JOOP.nl op respectievelijk de tweede, derde, vijfde en zesde plaats in de top tien van populairste websites voor het uiten van politieke meningen. (Onbekend), “Politiek jaaroverzicht 2010,” Politieke Dialoog. Gepubliceerd op 31 december 2010. 81 Facebook, “Geschiedenis niet wegmoffelen, ook NSB-kranten horen op de KB-website.” 80
19
politiek gezien links of rechts, of wel of niet socialistisch was (JOOP.nl82) of het privacybeleid van de regering wat betreft het elektronisch kinderdossier (Volkskrant83), en inhoudelijk dus niet ging over de kwestie van publicatie van NSB-kranten door de Koninklijke Bibliotheek. Omdat in deze nieuw ontstane discussie amper of geen argumenten naar voren kwamen die betrekking hadden op de oorspronkelijke discussie, heb ik de meeste reacties hiervan niet meegenomen in de analyse. Het gebeurde ook regelmatig dat twee gebruikers met elkaar een onderlinge discussie begonnen die niks meer met het onderwerp te maken hadden. Op GeenStijl84 bijvoorbeeld, ontstaat er uiteindelijk een discussie tussen gebruikers ‘ristretto’ en ‘ITEACHYOU’ over koffiedrinken en de terminologie links en rechts (“bakboord en stuurboord”). Zij wijken hier zo af van het onderwerp, dat zelfs een andere gebruiker (‘Biff Eagleburger’) ze hierop aanspreekt met de tekst “@koffieleuten Gaat eens lekker MSN-en […]”85, en hiermee aangeeft dat ze hun onderlinge discussie beter ergens anders kunnen voortzetten. Behalve het afdwalen van discussies, zijn er ook vele voorbeelden te noemen van op zichzelf staande reacties die niet bijdragen aan de discussie. Dit kunnen bijvoorbeeld persoonlijke opvattingen of meningen zijn over mensen in het algemeen, zoals het geval is bij de reactie van ‘justgoodnews.nl’ op de discussiepagina van Nu.nl86:
“Overigens wel mee eens dat mensen makkelijk te overtuigen zijn, met vrijwel alles. En dat is diep triest omdat het altijd achter de feiten aanlopen is dan en te veel afhankelijkheid op 'n niet positieve manier.”
In deze reactie doet de auteur verder geen uitspraken over de publicatie van de kranten zelf. Een ander voorbeeld van reacties die niets bijdragen aan de discussie zijn de reacties van ‘Mostafa Mouktafi’ op JOOP.nl, die lange stukken tekst uit het wetboek van strafrecht citeert en die hoofdzakelijk schrijft over wat Geert Wilders allemaal verkeerd doet, zonder in te gaan op de publicatie van NSB-kranten. Andere reacties die ik niet heb meegenomen zijn dubbele reacties, zoals de reactie van ‘Willem Huberts’ die zowel op Archiefforum87 als op de site van VPRO Geschiedenis88 is geplaatst, reacties die reeds verwijderd zijn, wat vooral op GeenStijl89 meerdere malen het geval is, en reacties
82
(onbekend), “Justitie wil ‘haatzaaiende NSB-kranten niet online” JOOP.nl Gepubliceerd op 13 augustus 2010. G. Bogaerts, “Justitie, handen af van het vrije woord” Volkskrant Gepubliceerd op 12 augustus 2010. 84 B. Brussen, “Koninklijke Bibliotheek gaat toch haatzaaien” GeenStijl Gepubliceerd op 25 augustus 2010. 85 GeenStijl, 25 augustus 2010. Reactie van ‘Biff Eagleburger’, geplaatst op 25 augustus 2010 om 13.54 uur. 86 (onbekend), “KB zet nazistische kranten toch op internet,” Nu.nl Gepubliceerd op 25 augustus 2010. 87 J. van de Vooren, “Justitie frustreert historisch krantenarchief van de KB,” Archiefforum Gepubliceerd op 7 augustus 2010. Reactie van ‘willemhuberts’, geplaatst op 12 augustus 2010. 88 (onbekend), “Wel of geen nazistische dagbladen op internet? Ministerie van Justitie geeft negatief advies,” VPRO Geschiedenis Gepubliceerd op 10 augustus 2010. Reactie van ‘Willem Huberts’, geplaatst op 10 augustus 2010. 89 Brusselmans. “Justitie gaat online nazigeschiedenis vervolgen” GeenStijl Gepubliceerd op 10 augustus 2010; GeenStijl, 25 augustus 2010. 83
20
waarin enkel nieuwsberichten worden geciteerd of links naar nieuwsberichten of andere webpagina’s worden geplaatst.
Wat bij deze analyse ook van belang is, is rekening te houden met de verschillende kanalen waarop mensen reacties hebben geplaatst. Het is niet verwonderlijk dat de mensen die reageren op Archiefforum allemaal voor publicatie van de kranten zijn. De meeste deelnemers aan de discussie op het forum zijn immers onderzoeker, archivaris, of hebben op andere manieren belang bij het publiceren van historisch materiaal. Op GeenStijl, een website die zichzelf “tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend” noemt, is te verwachten dat de reacties fel van toon zijn. Ook zijn hier vele reacties geplaatst die niet bijdragen aan de discussie. Echter, omdat GeenStijl een nieuwssite is van aanzienlijke omvang qua bezoekers en het aantal geplaatste reacties, kon ik deze niet buiten beschouwing laten. Ik heb er ook hier voor gekozen om enkel die reacties de analyseren die ingaan op de discussie. Dit houdt in dit geval in dat het gros van de reacties niet meegenomen is in de analyse. Een voorbeeld van een reactie geplaatst op GeenStijl die niet is meegenomen in de analyse (tevens de eerste reactie die bij het bericht is geplaatst): “Ah, Adolf. De arme man is nooit begrepen.”90 In de discoursanalyse maak ik geen onderscheid tussen de reacties van mensen ‘uit het veld’, opiniemakers en individuen, wat inhoudt dat ik alle argumenten even zwaar laat wegen. In mijn optiek is er sprake van een brede, maatschappelijke discussie, en gaat het om het schetsen van een beeld van de volledige discussie.
2.2
Categoriseren van argumenten
Uit de reacties die op internet geplaatst zijn, zijn er een aantal argumenten te filteren die veelvuldig naar voren komen. Ik heb deze veelvoorkomende argumenten ingedeeld in de volgende categorieën: 1. Censuur: argumenten waarin deelnemers aan de discussies het besluit van Ernst Hirsch Ballin om publicatie tegen te houden censuur noemen. 2. Beschikbaarheid
vóór
publicatie
door
de
Koninklijke
Bibliotheek:
argumenten waarin wordt aangedragen dat met het online zetten van de kranten niet opeens materiaal en opvattingen openbaar worden gemaakt dat voorheen niet reeds in te zien of op internet te vinden was. 3. Andere voorbeelden van ‘haatzaaiend’ of historisch discutabel materiaal: reacties waarin internetgebruikers aangeven dat er vele andere voorbeelden zijn van openbaar materiaal waarin haatzaaiende uitspraken worden gedaan, zoals andere historische teksten of de heilige boeken.
90
GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Teun van het Tuinpad’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 20.32 uur.
21
4. Wegstoppen van geschiedenis: reacties waarin wordt aangegeven dat de kranten onderdeel van de Nederlandse geschiedenis zijn, en dat deze daarom openbaar gemaakt moeten worden, in plaats van de publicatie tegenhouden en daarmee (een deel van) de geschiedenis verbergen. 5. Rol overheid en justitie: reacties waarin gebruikers zich afvragen of de overheid en de minister zich wel of niet met het project moeten bemoeien. 6. Haatzaaiend materiaal versus de rol van de Koninklijke Bibliotheek: argumenten waarin vraagtekens worden gesteld bij de vraag of de Koninklijke Bibliotheek wel beticht kan worden van haatzaaien, gezien de taak van het instituut. 7. Vrijheid van informatie: argumenten waarin deelnemers zich uitlaten over de vrijheid van informatie, en over de wijze waarop het optreden van de minister deze vrijheid al dan niet beïnvloedt. 8. Argumenten tegen publicatie: reacties waaruit blijkt dat mensen vinden dat de Koninklijke Bibliotheek de kranten niet openbaar op internet moet zetten.
De meeste argumenten kunnen ingedeeld worden in een of meerdere van deze categorieën. Daarnaast zijn er nog enkele argumenten aangedragen die buiten de categorieën vallen. Dit zijn vooral reacties waaruit argumenten te halen zijn die zeer weinig voorkomen of reacties die van een te algemene aard zijn om in een van de categorieën te plaatsen. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de reactie: “Quote (Franklin D. Roosevelt): We have got nothing to fear but fear itself. Laat maar komen dus.” (Nu.nl91). Het indelen van de argumenten in verschillende categorieën, wil niet zeggen dat deze categorieën strikt gescheiden zijn. Niet alleen overlappen sommige categorieën elkaar, ook kunnen uit een reactie vaak meerdere argumenten gehaald worden, die in verschillende categorieën zijn geplaatst. Een voorbeeld hiervan is de volgende reactie, geplaatst op JOOP.nl:
“Stom verbaasd ben ik over deze gang van zaken, het fenomeen Hirsch Ballin dat het verleden censureert, wat een gotsliederlijke larie! Veel te weinig mensen weten nu nog ‘hoe het zo heeft kunnen lopen’ in de geschiedenis en los van pvvclubjes is het noodzaak dat mensen zich kunnen informeren. Een bijzonder educatieve actie om kranten vanaf 1618 via Internet toegankelijk te maken. Hoe zo ‘haatzaaiend’? Gaat Hirsch ook de opiniesites van geenstijl en, jawel, de Libelle dan censureren, gaat hij het ambtenaren apparaat uitbreiden om overal een overheidsmoderator te plaatsen? Het meest zotte dat ik tot nu toe heb
91
Nu.nl, 25 augustus 2010. Reactie van ‘TijdvoorVrijheid’, geplaatst op 26 augustus 2010.
22
gehoord, een demissionaire minister die bibliotheken verbiedt om historisch materiaal online te zetten.... dit is echt bananenrepubliek gedoe!”92
De eerste zin: “Stomverbaasd ben ik over deze gang van zaken, het fenomeen Hirsch Ballin dat het verleden censureert, wat een gotsierlijke larie” past in de eerste categorie. De tweede zin “Veel te weinig mensen weten nu nog ‘hoe het zo heeft kunnen lopen’ in de geschiedenis en los van pvvclubjes is het noodzaak dat mensen zich kunnen informeren. Een bijzonder educatieve actie om kranten vanaf 1618 via Internet toegankelijk te maken.” past in categorie vier. De zin “Hoe zo ‘haatzaaiend’? Gaat Hirsch ook de opiniesites van geenstijl en, jawel, de Libelle dan censureren, gaat hij het ambtenaren apparaat uitbreiden om overal een overheidsmoderator te plaatsen?” past in categorie drie, en de laatste zin betreft de rol van de minister, en past daarmee in categorie vijf. Ik heb bijgehouden hoe vaak bepaalde argumenten aangedragen worden. Doordat
sommige
reacties,
zoals
het
voorbeeld
hierboven
genoemd,
meerdere
argumenten bevatten die in verschillende categorieën geplaatst kunnen worden, kan het dus zijn dat een reactie bij twee of meerdere categorieën geteld wordt.
2.3
Censuur
Een geluid dat in diverse (34 keer) reacties naar voren komt, is dat mensen vinden dat de overheid censuur pleegt. Uit al deze reacties, op een na, spreken ze hun afkeuring hierover uit: “Maar hier treden twee ministeries namens de Nederlandse Staat op om een publicatie te verhinderen. Dat komt toch wel erg dichtbij censuur.” (Jos van Dijk93), “Als EHB zijn zin krijgt, zou hij dan een minister van censuur bedingen bij de formatie?” (GeenStijl94) en “[…] Alleen al het feit dat een minister begint te praten over iets wat naar censuur stinkt geeft mij wel iets te denken over de motieven van die minister. […]” (Volkskrant95). Een opmerking die drie keer gemaakt wordt in deze context, is dat het verbod op publicatie, wat veelvuldig als censuur wordt bestempeld, in verband gebracht wordt met praktijken die de nazi’s hanteerden tijdens de Tweede Wereldoorlog: “Het verbieden van publicaties en het vervolgen van overtreders van dat verbod, was dat niet een typisch nazi-dingetje? Ernst in deze gelijkstellen met Seyss Inquart. Is dat een godwin, een overtreding, of zeer dicht bij de waarheid? U mag het zeggen....” (GeenStijl96), “En waarschijnlijk zonder er erg in te hebben praten dus de Hirsch Ballin's van nu in het straatje van toen: [The publishing of papers which are not conducive to the national
92
JOOP.nl. Reactie van ‘Gavi Mensch’, geplaatst op 14 augustus 2010 om 10.53 uur. J. van Dijk, “Justitie mengt zich in bibliotheekproject,” Free Flow of Information Gepubliceerd op 9 augustus 2010. 94 GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘necrosis’, geplaatst op 11 augustus 2010 om 1.38 uur. 95 Volkskrant. Reactie van ‘Jacb’, geplaatst op 12 augustus 2010 om 16.24 uur. 96 GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘koolteer’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 20.39 uur. 93
23
welfare must be forbidden. We demand the legal prosecution of all those tendencies in art and literature which corrupt our national life, and the suppression of cultural events which violate this demand. ] Waar doet me dat nu toch aan denken?” (JOOP.nl97) Slechts één persoon vraagt zich af of er wel sprake is van censuur: “[…] Ze kunnen bij de KB natuurlijk ook kiezen voor niet publiceren digitaal maar een inkijkexemplaar en dat kan volgens mij nu al, dus of er sprake is van censuur?” (MAD Media Magazine98). Uit alle andere reacties waarin gerept wordt over censuur blijkt een negatieve houding ten opzichte hiervan. In sommige gevallen wordt het standpunt tegen censuur onderbouwd, maar in verreweg de meeste reacties wordt alleen gezegd dat er geen sprake mag zijn van censuur: “[…] Het zijn historische documenten die publiek moeten zijn, anders is het gewoon pure censuur. […]” (Fok.nl99), “[…] Het niet beschikbaar stellen van deze kranten is per definitie niet juist en vormt volgens mij censuur. […]” (Nu.nl100).
2.4
Beschikbaarheid vóór publicatie door de Koninklijke Bibliotheek
Een categorie waarin de argumenten meer diversiteit vertonen, is de categorie van argumenten waarin aangehaald wordt dat veel van het materiaal dat de Koninklijke Bibliotheek wil publiceren, al lange tijd beschikbaar is, zowel digitaal als in fysieke vorm. In totaal zijn er 25 argumenten uit de verschillende reacties in deze categorie geplaatst. Allereerst wordt er zes keer opgemerkt dat het materiaal in ieder geval in de Koninklijke Bibliotheek en het NIOD al ter inzage ligt: “Los van het feit dat censuur vooraf niet mag van de Grondwet die toch vooral in CDA kringen als heilig gezien wordt, is verbieden van deze digitale publicatie volkomen zinloos, aangezien hetzelfde materiaal nu al zonder meer in archieven ter inzage ligt. […]” (GeenStijl101), “Als je naar het NIOD gaat, kun je deze kranten gewoon inzien, zonder speciale toestemming. Waarom zouden ze dan niet online mogen staan? […]” (JOOP.nl102). Voor enkelen (drie keer) is het feit dat het materiaal al inzichtelijk is bij onder andere de Koninklijke Bibliotheek juist een reden om niet over te gaan tot digitale publicatie (drie keer): “Het is niet nodig dat deze rotzooi online komt. Er zijn belangrijker kranten die veel eerder in aanmerking komen om gescand te worden. Voor onderzoekers zijn de kranten sowiezo bij de KB in te zien. Misschien kunnen zij zelfs intern online gezet worden.” (Archiefforum103), “[…] Als je zo'n krant wilt lezen ga je maar nar het museum. […]” (JOOP.nl104).
97
JOOP.nl. Reactie van ‘Gavi Mensch’, geplaatst op 14 augustus 2010 om 13.22 uur. ‘Madbello’, “Justitie doet aan censuur en geschiedenisvervalsing,” MAB Media Magazine Gepubliceerd op 11 augustus 2010. Reactie van ‘SirCumSized’, geplaatst op 11 augustus 2010 om 9.37 uur. 99 (onbekend), “Publicatie NSB-kranten niet strafbaar,” Fok.nl Gepubliceerd op 31 augustus 2010. Reactie van ‘Henno’, geplaatst op 31 augustus 2010 om 15.57 uur. 100 Nu.nl, 25 augustus 2010. Reactie van ‘Henri69’, geplaatst op 26 augustus 2010. 101 GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Synecdoche’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 22.06 uur. 102 JOOP.nl. Reactie van ‘Henk Jansen’, geplaatst op 13 augustus 2010 om 18.21 uur. 103 Archiefforum. Reactie van ‘Poldermick’, geplaatst op 12 augustus 2010. 104 JOOP.nl. Reactie van ‘Piet Paaltjes’, geplaatst op 13 augustus 2010 om 20.08 uur. 98
24
Behalve op het feit dat het materiaal al in te zien is, wijzen veertien mensen er in hun reacties op dat er ook op internet al heel veel van het oorlogsmateriaal beschikbaar is. Op het Archiefforum wordt genoemd dat bijvoorbeeld via Google Images Volk en Vaderland geraadpleegd kan worden105 en op GeenStijl wijst iemand op verschillende websites waar oorlogskranten op te vinden zijn106. Ook geven een aantal van deze mensen
aan
dat
er
naast
oorlogsdocumentatie online genoeg
nazimateriaal
en
propaganda te vinden is: “[…] Begrijp het probleem niet, geef die barrel toch vrij. Diegene het achterlijk spul vindt leest het niet, en diegene die er zijn heil in zoekt kan het toch al overal vinden.” (GeenStijl107), “Als de KB deze kranten publiceert dan is het als historische bron, niet als een door de KB ondersteunde mening. […]. [Justitie kan] zich beter richten op sites als youtube die echte broeinesten zijn van neo-nazistisch gedachtengoed. […]” (JOOP.nl108). Er wordt opgemerkt dat de publicatie door de Koninklijke Bibliotheek juist een verbetering is, doordat het materiaal door het instituut juist in een duidelijke context wordt geplaatst: “[…] Wie wil kan verder alle mogelijke andere nazipropaganda vinden, van oubollige filmpjes van NSB bijeenkomsten bij de VPRO tot de meest giftige rommel. Wat een netjes door de KB in context geplaatste (maar ongetwijfeld dodelijk slaapverwekkende) jaargang van Volk en Vaderland in die situatie nog voor kwaad kan aanrichten ontgaat me. […]” (Volkskrant109), “In het door Eric genoemde RTL-item over de KB zit zonder enige bronvermelding een fragment uit de NSB-propagandafilm 'Een nieuwe tijd breekt baan'. Kijk op http://bit.ly/cyIY1l vanaf 1.10 minuten. Het origineel staat hier http://bit.ly/cBMKXy Dan doet de KB het een stuk beter door er context aan te verbinden.” (Archiefforum110).
2.5
De grens van ‘haatzaaiend’ of historisch discutabel materiaal
Wat diverse mensen in hun reacties aangeven, is dat zij zich afvragen waar de grens ligt tussen wat wel en niet gepubliceerd mag worden. In totaal zijn 52 argumenten in deze categorie ondergebracht. Een aantal gebruikers dragen voorbeelden aan van andere historische teksten waarvan de inhoud als ‘haatzaaiend’ opgevat zou kunnen worden, of ze komen met moderne voorbeelden van mensen die zich fel uitlaten over andere groeperingen. Teksten van filosoof Gerard Bolland, theoloog Abraham Kuyper (Frank de Vree111) en Erasmus (GeenStijl112), maar ook Kuifje in Afrika (Volkskrant113); het zijn enkele voorbeelden die worden aangedragen als historische teksten die ook een haatzaaiende of 105 106 107 108 109 110 111 112 113
Archiefforum. Reactie van ‘eric hennekam’, geplaatst op 11 augustus 2010. GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Ceteris Non Paribus’, geplaatst op 12 augustus 2010 om 8.46 uur. GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Sjeng de helle’, geplaatst op 11 augustus 2010 om 7.27 uur. JOOP.nl. Reactie van ‘Jan B’, geplaatst op 15 augustus 2010 om 16.39 uur. Volkskrant. Reactie van ‘Parmenides’, geplaatst op 13 augustus 2010 om 1.12 uur. Archiefforum. Reactie van ‘jRRT’, geplaatst op 11 augustus 2010. F. van Vree, “Verboden Bronnen,” De Groene Amsterdammer Gepubliceerd op 23 juni 2010. GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘taxhond’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 23.28 uur. Volkskrant. Reactie van ‘Peter Ruiter’, geplaatst op 14 augustus 2010 om 13.50 uur.
25
historisch gezien ‘foute’ ideologie uitdragen. Veel gebruikers vragen zich dan ook af waarom de publicatie van NSB-kranten als verspreiding van haatzaaiend gedachtegoed wordt gezien, en de gegeven voorbeelden zonder problemen openbaar zijn (11 keer): “[…] Het is ook nog eens inconsequent om het ene haatzaaiende boek niet, het andere wel te willen verbieden. Denk bijvoorbeeld eens aan de ‘Malleus malificorum’ de Heksenhamer, het bij uitstek haatzaaiende boek van de inquisitie, dat eeuwenlang een enorme hoeveelheid onschuldige mensenlevens heeft geëist. […]” (Volkskrant114), “[…] Trouwens met die kranten uit 1618 zou ik ook oppassen. Voor je het weet heb je een proefproces
aan
je
broek
van
de
Stichting
Nazaten
van
Slachtoffers
van
de
Heksenvervolging omdat in die kranten de heksenprocessen goedgepraat werden. En zo kunnen we nog meer angels en voeten vinden. […]” (Fok.nl115). Niet alleen historische teksten worden aangehaald als ‘haatzaaiend’, ook de heilige boeken worden veelvuldig (tien keer) genoemd als voorbeelden van haatzaaiende teksten: “Haatzaaiende teksten verbieden? Verbied dan ook de bijbel.” (Fok.nl116), “Gaat Hirsh nou ook online korans vervolgen?” (GeenStijl117). Ook wordt het partijprogramma van de PVV en uitspraken van Geert Wilders door gebruikers gezien als haatzaaiend materiaal waar ook niet tegen wordt opgetreden (negen keer): “de schrijfsels van marx, mao, fidel en andere misdadigers zijn ruimschoots na te lezen, maar zodra het om rechts gaat trekt men aan de handrem. geloof me mein kampf is doodsaai (heb ik ooit gelezen) en die brallerige blaadjes van toen zijn geen blonde haar beter. net zo slecht en retorisch als
het
partijprogram
van
de
pvv.”
(GeenStijl118),
“[…]
Historisch
nazistische
documentatie mag niet openbaar gemaakt worden, omdat het gevoelig ligt, en de rechtsextremist Wilders mag gewoon zijn gang gaan met zijn hetze en haatpreken, omdat er een taboe op rust hem ook te benoemen voor wat hij werkelijk is. […]” (Volkskrant119), “[…] Geacht OM, het verkiezingsprogramma van een beweging genaamd PVV aka PvvD aka Wilders verspreidt haatzaaiende en beledigende teksten. Online, offline, on air, off air en multimediaal. Anno 2010. Wellicht is het u ontgaan. […]” (JOOP.nl120), “Zie het probleem niet, de PVV heeft ook gewoon een site.” (Fok.nl121). Diverse mensen noemen de Telegraaf als krant die zich heden ten dage schuldig maakt aan tendentieuze berichtgeving (acht keer): “De Telegraaf is toch gewoon te koop?” (Fok.nl122), “Wat maakt het uit? de Telegraaf wordt toch ook gepubliceerd.” (JOOP.nl123),
114
Volkskrant. Reactie van ‘JohanNIjhof’, geplaatst op 14 augustus 2010 om 14.41 uur. ‘Bernard (Bennootje)’, “VVD en D66 willen overleg over NSB-kranten” Fok.nl Gepubliceerd op 18 augustus 2010. Reactie van ‘AyrtonSenna’, geplaatst op 18 augustus 2010 om 23.28 uur. 116 Fok.nl, 18 augustus 2010. Reactie van ‘beerten’, geplaatst op 18 augustus 2010 om 22.20 uur. 117 GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘BasKoning’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 20.55 uur. 118 GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘ben nuchter’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 22.22 uur. 119 Volkskrant. Reactie van ‘wltr’, geplaatst op 12 augustus 2010 om 20.51 uur. 120 JOOP.nl. Reactie van ‘G.B. Piranesi’, geplaatst op 14 augustus 2010 om 1.49 uur. 121 Fok.nl, 18 augustus 2010. Reactie van ‘Linksebomenknuffelaar’, geplaatst op 18 augustus 2010 om 18.36 uur. 122 Fok.nl, 31 augustus 2010. Reactie van ‘LeeHarveyOswald’, geplaatst op 31 augustus 2010 om 15.45 uur. 123 JOOP.nl. Reactie van ‘Sagino van Leek’, geplaatst op 13 augustus 2010 om 21.25 uur. 115
26
“Vermocht ik geïnteresseerd zijn in het gedachtengoed van de redacteuren van Volk en Vaderland en de Misthoorn dan was ik nu abonnee van de Telegraaf. […]” (GeenStijl124). De voorbeelden die het publiek van verschillende websites aandraagt lijken het argument te ondersteunen dat de grens tussen wat wel en niet gepubliceerd mag worden omdat de inhoud al dan niet haatzaaiend zou zijn, erg onduidelijk is. Meer dan eens wordt gezegd dat het lijkt alsof de overheid en de minister selectief en willekeurig bezig zijn met het opleggen van censuur (twaalf keer): “De actiebereidheid van Justitie is, zoals zo vaak, nogal selectief en lijkt uitsluitend bedoeld om via publiciteit een daadkrachtige indruk te maken op de goegemeente. […]” (Nu.nl125), “Het is eerder opvallend dat onze overheid van alles graag censureert... behalve de betreffende 'heilige' boeken. Of je censureert alles op basis van zaken als haatzaaien, of niets. […]” (Fok.nl126), “Er zijn meer principiële bezwaren aan te voeren tegen de opstelling van Justitie en OC&W. Deze impliceert namelijk niet alleen een doelbewust achterhouden van historische informatie, waardoor het onmogelijk wordt kennis te nemen van de motieven en de denkwereld van de aanstichters van de barbarij, maar opent ook de weg voor volstrekte willekeur. Wie trekt immers waar de grens?” (Frank de Vree127), “Deze discussie lijkt me door de regering niet te winnen. Waar ligt dan de grens, wat is historisch 'verantwoord' en wat niet? […]” (Archiefforum128).
2.6
Wegstoppen van geschiedenis
Behalve het verwijt selectief bezig te zijn, wordt ook regelmatig opgemerkt dat de overheid en de minister aan geschiedvervalsing doen. Met 77 argumenten is dit de grootste categorie. Het verbieden van publicatie wordt door diverse mensen gezien als een manier zijn om het verleden te verdoezelen (dertien keer): “Dit is echt weer typisch Nederland. Een bibliotheek verbieden historische documenten te publiceren. Stop je geschiedenis maar weg, dan bestaat het niet.” (VPRO Geschiedenis129), “Justitie moet niet zo angstig doen. Als je alles maar blijft wegstoppen wek je juist de indruk dat er nooit iets is gebeurd.” (VPRO Geschiedenis130), “Wat wil justitie hier nou mee bereiken, een vrij belangrijke periode uit de geschiedenis negeren ofzo? […]” (Fok.nl131). Uit veel reacties is op te maken dat mensen het belangrijk vinden dat de kranten online komen, omdat het NSB-verleden nu eenmaal onderdeel is van de Nederlandse geschiedenis (elf keer): “[…] Ook de NSB behoort nu eenmaal tot onze geschiedenis en ik kan het alleen
124
GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Ookmooi’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 23.39 uur. Nu.nl, 25 augustus 2010. Reactie van ‘Belial’, geplaatst op 26 augustus 2010. 126 Fok.nl, 31 augustus 2010. Reactie van ‘watchers’, geplaatst op 31 augustus 2010 om 15.35 uur. 127 F. van Vree, “Verboden Bronnen,” De Groene Amsterdammer Gepubliceerd op 23 juni 2010. 128 Archiefforum. Reactie van ‘Kenny’, geplaatst op 18 augustus 2010. 129 (onbekend), “Kamervragen over historisch krantenarchief. D66 en VVD willen meer weten,” VPRO Geschiedenis Gepubliceerd op 19 augustus 2010. Reactie van ‘Bart den Dekker’, geplaatst op 18 augustus 2010. 130 VPRO Geschiedenis, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Frank Welgemoed’, geplaatst op 13 augustus 2010. 131 Fok.nl, 18 augustus 2010. Reactie van ‘Tocadisco’, geplaatst op 18 augustus 2010 om 18.06 uur. 125
27
maar aanmoedigen als mensen weten wat de NSB behelsde. Deze kranten laten dat immers zien.” (JOOP.nl132), “[…] Tenslotte is het een stukje geschiedenis. Leuk of niet... […]” (Nu.nl133), “Niks mis mee toch ? Stukje geschiedenis, niet zo zeiken” (GeenStijl134). Het is van belang dat de volledige geschiedenis openbaar is, en niet alleen de positieve kanten (veertien keer): “Het zou wat zijn als de geschiedenis niet inzichtelijk mag worden gemaakt, omdat niet alles uit de geschiedenis rozengeur en maneschijn is.” (Fok.nl135), “[…] Je kunt het foute verleden niet verbloemen door er een taboe aan te verbinden.” (Nu.nl136). Als verzetskranten online te vinden zijn moeten ook de ‘foute’ kranten gedigitaliseerd worden: “I.p.v. het angstvallig te verbergen moeten we laten zien hoe verrot het in die tijd was. Het zijn historische documenten die publiek moeten zijn, anders is het gewoon pure censuur. Oude verzetskrantjes mogen wel, maar foute krantjes niet? Het is allebei onderdeel van de geschiedenis! […]” (Fok.nl137), “Waarom mogen de verzetsbladen dan wel digitaal beschikbaar gesteld worden? Die bevatten in feite toch de propaganda van tegenstanders (nu noemen we die terroristen) tegen de destijds zittende regering?” (VPRO Geschiedenis138). In verschillende reacties wordt aangegeven dat mensen vinden dat er geen selectie moet zijn van wat wel en niet openbaar gemaakt moet, omdat iedereen moet kunnen inzien wat zich tijdens de Tweede Wereldoorlog allemaal heeft afgespeeld (elf keer): “Democratie kan alleen maar functioneel zijn als kennis om keuzes op te baseren vrijelijk en onaangepast tot de kiezer komt. Wanneer informatie maar gedeeltelijk beschikbaar is, wordt de keus van de kiezer dus gestuurd en kun je zonder problemen spreken van een schijndemocratie. […]” (GeenStijl139), “[…] Hoe kan je nou in godsnaam een voorbeeld stellen van hoe het wèl moet als mensen niet meer zichtbaar mogen maken hoe het niet moet ?! Ontken de holocaust en je krijgt iedereen over je heen, maar als de nazi-ideologie die eraan ten grondslag lag niet meer inzichtelijk mag zijn is dat ineens wel een goede zaak? Geschiedenis is pas waardevol als je er van probeert te leren om dezelfde fouten als soort niet nog een keer te maken. […]” (GeenStijl140). Publicatie kan mensen de mogelijkheid bieden om lering te trekken uit de geschiedenis en herhaling te voorkomen (21 keer): “[…] Ze zouden er toch maar achter komen dat iedereen lyrisch was over deze man totdat hij de wereld wilde veroveren in 1940. En laten we bovenal geen lessen trekken uit dit stukje geschiedenis die niemand mag vergeten!?!.” (GeenStijl141), “Het is nooit een goed idee de geschiedenis te
132 133 134 135 136 137 138 139 140 141
JOOP.nl. Reactie van ‘Henk Jansen’, geplaatst op 13 augustus 2010 om 18.21 uur. Nu.nl, 25 augustus 2010. Reactie van ‘H@ns’, geplaatst op 26 augustus 2010. GeenStijl, 25 augustus 2010. Reactie van ‘Raevin’, geplaatst op 25 augustus 2010 om 15.24 uur. Fok.nl, 31 augustus 2010. Reactie van ‘MrBadGuy’, geplaatst op 31 augustus 2010 om 15.12 uur. Nu.nl, 25 augustus 2010. Reactie van ‘AartvanWijk’, geplaatst op 25 augustus 2010. Fok.nl, 31 augustus 2010. Reactie van ‘Henno’, geplaatst op 31 augustus 2010 om 15.57 uur. VPRO Geschiedenis, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Jos Odekerken’, geplaatst op 12 augustus 2010. GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Repulse’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 22.13 uur. GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Vage_eddie’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 23.44 uur. GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘allesofniets’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 21.25 uur.
28
censureren. Wij, latere generaties, hebben het recht te weten wat er toen gebeurd is, zodat wij kunnen LEREN van de geschiedenis. Want alleen zo kunnen wij voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt.” (VPRO Geschiedenis142), “Het lijkt mij wel zinnig als de inhoud van deze kranten vooral voor de jongeren beschikbaar komen. Het zal hen voorzien van kennis om misschien gewapend daarmee hun werkelijkheid in het hier en nu aan te kunnen.” (Nu.nl143). Ook zijn enkele menen van mening dat het publiceren van het ‘foute’ materiaal zeer nuttig voor historisch onderzoek (zeven keer): “Zonder oorspronkelijk historisch materiaal is het tenslotte onmogelijk om verantwoord onderzoek te doen.” (VPRO Geschiedenis144), “Persoonlijk vind ik dat dit soort materiaal voor onderzoek beschikbaar moet komen. Er is nu veelal vanuit het buitenland ook al het een en ander te vinden, maar de complete bronnen van de KB vormen een pracht aan onderzoeksmateriaal. […]” (Archiefforum145), “[…] Ook ik vind dat NSB-spul te vinden moet zijn. Zeker voor historische studie. […]” (GeenStijl146).
2.7
Rol overheid en justitie
Zoals uit de vorige paragrafen blijkt, is er redelijk wat kritiek op het voornemen van Hirsch Ballin om de publicatie door de Koninklijke Bibliotheek te verbieden. Veel mensen zijn van mening dat het niet de taak van de minister, justitie of het Openbaar Ministerie is om zich hiermee bezig te houden (veertien keer): “Laat de KB haar werk doen. Dat de ‘pollutiek’ zich gaat bemoeien met de geschiedschrijving is belachelijk.” (Nu.nl147), “Waar zijn wij in Nederland toch helemaal mee bezig. Moet justitie zich nou werkelijk hiermee bemoeien? Laat ze lekker boeven gaan vangen. Wat een volslagen absurditeit is dit weer...!” (VPRO Geschiedenis148), “Wanneer rollen er nou eens koppen bij OM en Justitie? Vrijwel dagelijks komt hun gepruts in het nieuws
. Ze kunnen blijkbaar geen échte
boeven vangen, dus gaan ze voor 't gemak maar achter dit soort onzin aan?” (Fok.nl149). Hoewel men overwegend negatief is over de acties van de overheid, zijn er ook enkele gebruikers die vinden dat de minister, de overheid en het Openbaar Ministerie er goed aan doen zich met de kwestie te bemoeien (vijf keer): “[…] Ik denk dat Justitie er goed aandoet dit wel overwogen te doen en niet zomaar ‘het hek van de dam te halen’. Terugplaatsen van het hek zal niet meer mogelijk zijn.” (Archiefforum150), “Is dit raar?
142
VPRO Geschiedenis, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Mariella K.’, geplaatst op 11 augustus 2010. (onbekend), “Duidelijkheid over publicatie NSB-kranten” Nu.nl Gepubliceerd op 18 augustus 2010. Reactie van ‘Barand’, geplaatst op 18 augustus 2010. 144 VPRO Geschiedenis, 10 augustus 2010. 145 Archiefforum. Reactie van ‘EHMuller’, geplaatst op 9 augustus 2010. 146 GeenStijl, 25 augustus 2010. Reactie van ‘caudillo’, geplaatst op 25 augustus 2010 om 13.59 uur. 147 Nu.nl, 18 augustus 2010. Reactie van ‘open eyes 2010’, geplaatst op 18 augustus 2010. 148 VPRO Geschiedenis, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Joep Sengers’, geplaatst op 12 augustus 2010. 149 Fok.nl, 18 augustus 2010. Reactie van ‘DennisMoore’, geplaatst op 18 augustus 2010 om 18.15 uur. 150 Archiefforum. Reactie van ‘c.j.degroot’, geplaatst op 9 augustus 2010. 143
29
Met de huidige wetgeving moet er vervolgd worden dus zegt men dat men misschien zal moeten vervolgen. En inderdaad, die wetgeving moet op de schop. […]” (GeenStijl151). Verreweg de meeste kritiek gaat uit naar Ernst Hirsch Ballin persoonlijk (26 keer). Met name op GeenStijl krijgt de oud-minister het te verduren: “Wat een wereldvreemde brulpad is het toch ook” (GeenStijl152), “En daarom heb ik echt zo'n ongeloofelijke schijhekel aan het CDA... en nu gaan ze weer in de regering zitten... Hebben we echt geen andere optie? Geef ons alsjeblieft niet nog eens 4 jaar EHB.” (GeenStijl153), “ballie probeer voor de verandering eens jezelf te verbeteren i.p.v anderen te beperken.” (GeenStijl154), “Het is toch ook niet te geloven... Keer op keer op keer op keer op keer snapt de overheid niets van hedendaagse media. Ik vraag me af of het vroeger bij de overgang van kleitabletten op papier net zo'n zooitje was als nu met de overgang van papier naar digitaal. EHB zou vast als hij zou kunnen de uitvinding van de boekdrukkunst terugdraaien.” (GeenStijl155). Ook op andere websites wordt kritiek op Hirsch Ballin geuit: “In simpel en begrijpelijk Nederlands: heeft die demissionaire Hirsch Ballin nou echt niks beters te doen? Beter voor deze website & Nederland & de geschiedenis van ons land als dat enge mannetje niet meer wordt herbenoemd!” (VPRO Geschiedenis156), “Ernst zit te veel op internet, vast demissionair weinig te doen meer.” (MAD Media Magazine157). Enkele deelnemers aan de discussies plaatsen vraagtekens bij de motivatie van een eventueel publicatieverbod door zich af te vragen of er soms iets verborgen moet worden (21 keer). Zo wordt gesuggereerd dat het koningshuis iets te verbergen heeft: “Zou er misschien wat onwelkome informatie over de zur Lippens, Meckelenburgs, of de Fenteners in kunnen staan? Dit moet natuurlijk onder de pet blijven, immers deze lieden hebben toch altijd het beste met u en ik voor niet waar ?” (GeenStijl158), “Fungeert het MvJ in dit geval niet als de loopjongen van het KH die willen voorkomen dat er misschien nog wat niet vernietigde von Lippe bagger boven komt drijven?” (VPRO Geschiedenis159). Ook zeggen sommigen dat Hirsch Ballin mogelijk zijn eigen familieverleden wil verbergen: “Heeft meneer H.B. misschien tussen 40 en 45 wat over zijn familie te verbergen?” (VPRO Geschiedenis160), “en hoe weet ernst zo goed wat er in de krantjes staat? heef de familie Hirsch Ballin de krantjes toevallig ook nog in het familie archief zitten?” (Fok.nl161). Daarnaast wordt gesuggereerd dat de publicatie tegengehouden wordt omdat mensen met de kennis van het verleden vergelijkingen trekken met het
151
GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Stir Glenfarclas II’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 21.24 uur. GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Snap je!?’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 20.45 uur. 153 GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘MDA’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 20.53 uur. 154 GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘lidlbier’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 21.18 uur. 155 GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘straat’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 21.35 uur. 156 VPRO Geschiedenis, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Ari Stoteles’, geplaatst op 11 augustus 2010. 157 MAD Media Magazine, 11 augustus 2010. Reactie van ‘Madbello’, geplaatst op 11 augustus 2010 om 20.07 uur. 158 GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘bakoenin’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 20.50 uur. 159 VPRO Geschiedenis, 10 augustus 2010. Reactie van ‘lars’, geplaatst op 11 augustus 2010. 160 VPRO Geschiedenis, 10 augustus 2010. Reactie van ‘c.kramer’, geplaatst op 11 augustus 2010. 161 Fok.nl, 18 augustus 2010. Reactie van ‘Salatrel’, geplaatst op 18 augustus 2010 om 18.05 uur. 152
30
heden, “[…] Wellicht zijn de parallellen te groot met de heden daagse berichtgeving over oorlog (en oorlogen ‘in de maak’)?” (Nu.nl162), of een specifieke vergelijking trekken tussen de NSB en de PVV: “Zou de minister van Justitie bang zijn dat dan wel erg duidelijk wordt dat Wilders op precies dezelfde manier te werk gaat als de NSB? […]” (JOOP.nl163).
2.8
Haatzaaiend materiaal versus de rol van de Koninklijke Bibliotheek
De term ‘haatzaaiend materiaal’ maakt eveneens reacties los op internet. Terwijl twee deelnemers aan de online discussies opmerken dat de term erg subjectief is – “Dat is dus precies het probleem van het verbieden van ‘haatzaaien’. Die term is zo vreselijk subjectief uit te leggen en hoort daarom absoluut niet in de wet thuis. […]” (Fok.nl164) – zijn veel mensen van mening dat er bij publicatie van de Koninklijke Bibliotheek geen sprake is van ‘haatzaaien’ (19 keer): “[…] Ze zijn niet ‘haatzaaiend’, wat dat dan ook moge zijn, want dat wordt duidelijk uit de context, waarin ze geplaatst worden.” (Nu.nl165), “[…] Oorlogsdocumentatie is geen haatzaaierij. Het publiceren van een citaat is geen haatzaaierij.” (Fok.nl166), “[…] Haatzaaien is iets anders dan feiten weergeven, hoe gruwelijk die feiten ook mogen zijn.” (GeenStijl167). Het feit dat het gaat om historisch materiaal in de vorm van oorlogsdocumentatie, de taak van de Koninklijke Bibliotheek en de context waarbinnen tot publicatie wordt overgegaan worden aangedragen als redenen waarom er geen sprake is van haatzaaien: “[…] Maar mijns inziens is de publikatie op de website van de KB, gelet op de taaka van de KB en de context van de publikatie, op te vatten als ‘zakelijke berichtgeving’ en dus geoorloofd.” (Archiefforum168), “Er zal in dit geval toch wel overduidelijk zijn dat die bibliotheek die standpunten niet loopt te propageren, maar slechts ter beeldvorming van de loop van de geschiedenis dat materiaal aanbiedt ? […]” (GeenStijl169), “De mogelijke strafbaarheid van antisemitische uitingen is een discussiepunt. De herhaling of vermenigvuldiging van antisemitisme uit het verleden in een hedendaagse sociaalpolitieke context met duidelijke implicaties van haatzaaierij kan inderdaad in strijd komen met de wet. Maar in de context van een geschiedenisproject?” (Jos van Dijk170), “[…] Het argument haatzaaien lijkt me niet op te gaan omdat de KNB ze niet met dat oogmerk publiceert. Alleen uit historisch oogpunt.” (MAD Media Magazine171).
162
Nu.nl, 25 augustus 2010. Reactie van ‘CaveCanem!’, geplaatst op 26 augustus 2010. JOOP.nl. Reactie van ‘Sylvia Stuurman’, geplaatst op 13 augustus 2010 om 19.26 uur. 164 Fok.nl, 18 augustus 2010. Reactie van ‘Saviour’, geplaatst op 18 augustus 2010 om 18.49 uur. 165 Nu.nl, 18 augustus 2010. Reactie van ‘Harmenzon’, geplaatst op 18 augustus 2010. 166 Fok.nl, 18 augustus 2010. Reactie van ‘pleomousie’, geplaatst op 19 augustus 2010 om 8.31 uur. 167 GeenStijl, 25 augustus 2010. Reactie van ‘kleingrutter’, geplaatst op 25 augustus 2010 om 13.26 uur. 168 Archiefforum. Reactie van ‘Ketelaar’, geplaatst op 9 augustus 2010. 169 GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Vage_eddie’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 23.44 uur. 170 J. van Dijk, “Justitie mengt zich in bibliotheekproject,” Free Flow of Information Gepubliceerd op 9 augustus 2010. 171 ‘Madbello’, “Koninklijke Bibliotheek houdt besloten bijeenkomst,” MAD Media Magazine Gepubliceerd op 13 augustus 2010. Reactie van ‘Verbal Jam’, geplaatst op 13 augustus 2010 om 18.07 uur. 163
31
2.9
Vrijheid van informatie
Wat uit enkele van de eerder genoemde reacties blijkt, is dat veel mensen van mening zijn dat het verbod de vrijheid op internet aantast. In sommige gevallen wordt dit censuur of geschiedvervalsing genoemd, in andere gevallen zijn deelnemers aan de discussies van mening dat de overheid zijn boekje te buiten gaat door de publicatie te belemmeren. Hieruit kan opgemaakt worden dat de veel mensen de opvatting toegedaan zijn dat informatie zo veel mogelijk vrij, zonder beperkingen, gepubliceerd en geraadpleegd moet kunnen worden: “Censuur plegen en de geschiedenis naar eigen hand zetten zijn streken van overal en altijd. Gelukkig kennen we in Nederland van laatst tot nu toe een relatief vrij internet en een tamelijk ruime interpretatie van 'het vrije woord'. Mag dat zo blijven alstublieft, Herr Ernst?” (GeenStijl172), “We hadden toch een recht op vrije toegang tot informatie?” (Madbello173). Het optreden van Hirsch Ballin wordt opgevat als een aantasting van de ‘free flow of information’: “[…] Hirsch Ballin en Donner zijn ware relifanatici, die menen de Neerlandsche nurmen en wearden te moeten beschermen door de laatste werkelijke vrijheid op aarde, internet, genadeloos en op ondemocratische wijze aan banden te leggen. […]” (JOOP.nl174), “[…] Maar dit is weer typisch Nederlands. Zich laten voorstaan op vrijheid van meningsuiting, totdat de mening ze niet meer aanstaat. Handelingen mag men beknotten, woorden en gedachten moeten altijd vrij zijn!” (FOK.nl175). Daarnaast blijkt uit enkele reacties dat mensen de persoonlijke vrijheid wordt aangetast: “Het is bijzonder kernmerkend voor de strijd die het MvJ de afgelopen jaren onder CDA bewind heeft gevoerd tegen alles wat ook maar enigsinds met persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid te maken heeft. Uit allerlei christelijk-conservatieve angst- en vooral waanbeelden moet alles dat, zonder dat er een duidelijk verband is, iets van die angsten mogelijk zou kunnen maken maar verboden worden.” (VPRO Geschiedenis176), “ik vind het ronduit walgelijk,wat hier gaande is,de vrijheid,om zelf te beslissen,wat goed of fout is, word de mens ontnomen,bah!! […]” (VPRO Geschiedenis177).
2.10
Argumenten tegen publicatie
Uit voorgaande paragrafen blijkt al dat veel mensen die hebben gereageerd in de discussies, tegen een publicatieverbod zijn. Er zijn echter ook mensen die zich uitspreken tegen het digitaliseren en online beschikbaar stellen van de ‘foute’ kranten, of er in ieder geval voor pleiten dat het materiaal niet klakkeloos openbaar gemaakt moet worden (17 keer). Deze opvattingen worden met verschillende argumenten ondersteund. Sommige 172
GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Jan-Joris-Jaap-Joost’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 21.01 uur. 173 Madbello, 13 augustus 2010. Reactie van ‘Verbal Jam’, geplaatst op 13 augustus 2010 om 18.07 uur. 174 JOOP.nl. Reactie van ‘Justin Houtmeer’, geplaatst op 16 augustus 2010 om 14.53 uur. 175 FOK.nl, 18 augustus 2010. Reactie van ‘Ser_Ciappelletto’, geplaatst op 18 augustus 2010 om 18.29 uur. 176 VPRO Geschiedenis, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Frank Kruysbeek’, geplaatst op 18 augustus 2010. 177 VPRO Geschiedenis, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Piet Kachel’, geplaatst op 13 augustus 2010.
32
mensen zijn bang dat het materiaal inspiratie kan zijn voor neo-nazistische groeperingen (Archiefforum178), dat de kranten behalve historici vooral neonazi’s zullen interesseren (GeenStijl179) (twee keer). Sommige mensen zijn bang dat publicatie van de kranten ervoor zal worden dat nazisympathieën weer zullen gaan herleven (zeven keer): “Een geweldige fout om materiaal te publiceren dat zo leugenachtig en geraffineerd was, en veel Nederlanders heeft aangezet hun medewerking aan nazimisdaden te verlenen. Zonder dit materiaal ben ik al angstig voor herhaling waar het joodse mensen betreft. […]” (VPRO Geschiedenis180), “Behalve dan het feit dat het zonder commentaar erbij wel educatief is, maar dan de verkeerde kant op. Veel mensen kunnen helemaal niet kritisch zijn op wat ze lezen op internet en kunnen niet zelf bepalen wat ze letterlijk moeten geloven en wat niet. Dit soort propaganda kan wel eens heel verkeerd over komen op mensen, net zoals het dat 80 jaar geleden deed.” (Nu.nl181) Volgens anderen is het nog te vroeg om het materiaal openbaar te maken (drie keer): “[…] Wat bezielt mensen om dit alles weer op te rakelen terwijl er nog zo veel slachtoffers dan wel nazaten in leven zijn en wiens leven voor eens en altijd verwoest is. Publiceren ja, maar nooit zo kort na die verschrikkelijke tijd, toen leugens, bedrog en misdaden tegen de menselijkheid aan de orde van de dag waren en gepropageerd werden” (VPRO Geschiedenis182), “[…] ik denk dat de krant te vroeg op internet komt omdat nabestaanden van overledenen zich er aan kunnen storen. Dus nee, maar even niet.” (JOOP.nl183). Ook wordt door enkelen gewezen op het feit dat nog niet zeker is of publicatie wel wettelijk toegestaan is (vier keer): “Het delict haat zaaien met zijn wortels in de jaren 30 is niet achterhaald. Wat niet wil zeggen dat de foute kranten van toen vandaag nog even fout zijn.” (NRC Handelsblad184), “Het is natuurlijk een afweging tussen de historische waarde van die dingen, en het feit dat het eventueel beledigend kan zijn voor bepaalde groepen. Dat eerste is (in mijn ogen) veel belangrijker, maar ik vraag me af of je dat tweede zomaar aan de kant moet schuiven? Het moet in ieder geval onderzocht worden of het wettelijk mogelijk is, ik denk dat het verstandig is de wet te wijzigen als blijkt dat het mogelijk is de KB te vervolgen als ze dit publiceren. Maar het is zeker niet verstandig om het te publiceren voordat je weet of het toegestaan is, het kan ook zijn dat een particulier een zaak begint.” (JOOP.nl185), “[…] Het feit dat je volgens de grondwet vrijheid van meningsuiting hebt en dus ook de vrijheid die te publiceren betekent NIET dat andere regels uit grondwetten of gewone wetten hiermee ineens irrelevant wordt. Bv.
178 179 180 181 182 183 184 185
Archiefforum, Reactie van ‘Micha’, geplaatst op 12 augustus 2010. GeenStijl, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Nlz®’, geplaatst op 10 augustus 2010 om 20.35 uur. VPRO Geschiedenis, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Robert Cohen’, geplaatst op 12 augustus 2010. Nu.nl, 25 augustus 2010. Reactie van ‘herky_130’, geplaatst op 25 augustus 2010. VPRO Geschiedenis, 10 augustus 2010. Reactie van ‘Robert Cohen’, geplaatst op 12 augustus 2010. JOOP.nl. Reactie van ‘Piet Paaltjes’, geplaatst op 13 augustus 2010 om 20.08 uur. (onbekend), “NSB op internet,” NRC Handelsblad. Gepubliceerd op 16 augustus 2010. JOOP.nl. Reactie van ‘Eline W’, geplaatst op 13 augustus 2010 om 18.23 uur.
33
met het verspreiden van haatzaaiende teksten of zelfs het ongeoorloofd kopieren van stukken waar jij geen rechten op hebt.....” (Fok.nl186). Bovendien wordt door drie mensen aangegeven dat het materiaal al bij de Koninklijke Bibliotheek ter inzage ligt, en daarom niet ook nog digitaal gepubliceerd hoeft te worden (zie Beschikbaarheid vóór publicatie door de Koninklijke Bibliotheek). Tot slot zijn er twee mensen die zich afvragen waar publicatie goed voor is: “[…] For Gods sake: het is al zo'n 70 jaar geleden. Vergeven, maar niet vergeten hoort het motto te zijn vandaag de dag. Aan nazistische propaganda uit het verleden moet totaal geen waarde meer worden gehecht; weg met die kranten.” (Nu.nl187) en “Wat voor een meerwaarde geeft dit dan??? Zitten we daar op te wachten???” (RTL Nieuws188).
186
Fok.nl, 31 augustus 2010. Reactie van ‘eymey’, geplaatst op 31 augustus 2010 om 16.05 uur. Nu.nl, 25 augustus 2010. Reactie van ‘zomaar!’, geplaatst op 25 augustus 2010. 188 (onbekend), “Ophef over publicatie nazi-stukken,” RTL Nieuws Gepubliceerd op 8 augustus 2010. Reactie van ‘Paul39’, geplaatst op 11 augustus 2010 om 12.46 uur. 187
34
CONCLUSIE
In de voorgaande hoofdstukken ben ik ingegaan op de manier waarop tegen het internet wordt aangekeken en hoe deze opvattingen deels historisch verklaard kunnen worden door het vrijheidsdenken van de ontwikkelaars van het netwerk. Ook heb ik uitgelegd hoe de participatietheorie gebruikt kan worden om te kijken naar online activiteiten die gebruikers ontplooien en die door nieuwe media gefaciliteerd worden. Daarnaast heb ik uitgebreid geanalyseerd hoe er online discussie heeft plaatsgevonden over het al of niet digitaliseren van ‘foute’ kranten en welke argumenten in deze discussie naar voren kwamen. Dit alles heb ik gedaan om uiteindelijk antwoord te kunnen geven op de vraag welke vormen van participatie de krantendatabase van de Koninklijke Bibliotheek heeft opgeroepen. In deze conclusie laat ik zien dat er drie belangrijke punten zijn die onderdeel uitmaken van het antwoord op deze vraag. Allereerst leg ik uit hoe de discussies die online hebben plaatsgevonden en die in het vorige hoofdstuk geanalyseerd zijn een voorbeeld zijn van participatiegedrag. Vervolgens ga ik in op de inhoud van deze online discussies en laat ik zien dat de gedachten over internet niet altijd overeen komen met de praktijk. Tot slot geef ik een beknopt overzicht van de huidige ideeën en opvattingen over archieven en participatie.
Online discussies als vorm van participatie In hoofdstuk 2 schreef ik dat door de ontwikkeling van Web 2.0 gebruikers een grotere mate van vrijheid krijgen om zich actief online uit te drukken. De grote – en nog altijd stijgende – gebruikersaantallen van sociale netwerksites waarop gebruikers volop mogelijkheden krijgen om content te creëren en te delen, illustreren dit.189 Ook de vele reacties die gebruikers online hebben geplaatst bij de discussie over het al of niet online plaatsen van de ‘foute’ kranten zijn een indicatie van online participatiegedrag. De voorwaarden en eigenschappen van participatiecultuur, zoals omschreven voor Jenkins en Benkler, zijn in meer of mindere mate terug te vinden op de geanalyseerde sites: het is voor gebruikers relatief makkelijk om een reactie achter te laten bij de discussies, en om zo een bijdrage te leveren. Vele gebruikers hebben de behoefte gevoeld om uiting te geven aan hun mening, en deze actief online te ventileren. Dit houdt in dat diverse gebruikers de mogelijkheid hebben benut om een actieve bijdrage aan de discussie te leveren, om in discussie te gaan met andere gebruikers en om hun mening te delen. Een interessante gedachte is dat gebruikers misschien wel specifiek nieuws op de geanalyseerde sites zoeken omdat ze daarna direct hun mening kunnen geven over de kwestie. Dit betekent dat gebruikers bewust naar sites gaan waar expliciet de mogelijkheid tot participatie – bijdragen aan en deelnemen aan de discussie over veelal 189
D. Oostveer, “Sociaal netwerk gedrag wereldwijd” Marketingfacts Gepubliceerd op 23 juni 2011.
35
actuele
onderwerpen
–
wordt
geboden.
Jenkins
schrijft
dat
een
kenmerk
van
participatiecultuur is, dat gebruikers het idee hebben dat hun mening van belang is, en belang hechten aan de inbreng van anderen. Dit kan tegelijkertijd een verklaring zijn van de populariteit van de geanalyseerde websites: juist omdat mensen zich actief kunnen manifesteren op de sites, lezen ze de nieuwsberichten op de betreffende sites.
Inhoud van de discussies: ‘information wants to be free’ Uit de inhoudelijke analyse van de discussie blijkt dat de ideeën over vrijheid van informatie op internet van de deelnemers aan de online discussies niet altijd weerslag vinden in de praktijk: het feit dat de minister de publicatie van de kranten wilde tegenhouden druist namelijk in tegen deze gedachte. Omdat aan het idee dat informatie vrij wil zijn bij veel deelnemers aan de online discussies waarde wordt gehecht, stuitte de reactie van Hirsch Ballin op veel weerstand. Deze actie komt namelijk niet overeen met opvattingen over vrijheid van informatie: diverse deelnemers aan de discussies zijn van mening dat het niet online publiceren – of het tegenhouden van publicatie door de minister – een vorm van censuur is, en zijn hier fel op tegen. Hieruit kan opgemaakt worden dat aan het idee dat informatie vrij en open beschikbaar moet zijn nog altijd waarde wordt gehecht. Bovendien is een belangrijk argument voor diverse mensen dat het materiaal al in fysieke vorm beschikbaar is. Dit betekent voor de meeste mensen dat dezelfde informatie dan ook maar online openbaar moet zijn. Vrijheid van informatie is voor verreweg de meeste deelnemers aan de discussies nog altijd een groot goed. Daarnaast wordt elke schijn van willekeur van welke informatie wel en niet online geplaatst mag worden, afgekeurd. De minister en het ministerie van Justitie krijgen het verwijt willekeurig en subjectief bezig te zijn door de het ene historische blad dat online gepubliceerd is wel en het andere niet toe te staan. Bovendien vinden vrijwel alle mensen die hier iets over zeggen, dat de volledige geschiedenis, dus ook de minder rooskleurige kanten van het verhaal, openbaar gemaakt moet worden. Hierbij speelt zowel de gedachte dat ‘information wants to be free’, als de taak en doelstelling van de Koninklijke Bibliotheek een rol: uit de reacties blijkt dat het grootste deel van de deelnemers aan de online discussies vinden dat er sprake moet zijn van vrijheid van informatie, en dat een publicatieverbod deze vrijheid aantast. Daarnaast wordt regelmatig gezegd dat de Koninklijke Bibliotheek een archieffunctie heeft, en de content objectief en binnen een specifieke context aanbiedt, en dat publicatie daarom volledig geoorloofd is.
36
Archieven en participatie: huidige ideeën en opvattingen In hoofdstuk 1 gaf ik al kort een overzicht van hoe er wordt gedacht over het digitaliseren van erfgoed door archieven en erfgoedinstellingen. Met name de vergroting van het publieksbereik190 en de oplossing voor het conserveringsvraagstuk191 worden genoemd als grote voordelen van het digitaliseren en online ontsluiten van cultureel erfgoed. Maar wat zijn de huidige ideeën en opvattingen over archieven (waar de Koninklijke Bibliotheek onder geschaard kan worden) en participatie? Er bestaan vele projecten van archieven, musea en erfgoedinstellingen waarbij publieksparticipatie een rol speelt. Ekaterina Haskins beschrijft het project “The September 11 Digital Archive”, waarbij mensen zelf content voor de collectie kunnen aanleveren.192 Bart de Nil noemt het Nederlandse project van het Nationaal Archief, waarbij gebruikers foto’s van het archief kunnen taggen op de fotosite Flickr.193 Ook in het boek “De Digitale Kunstkammer” van Harry van Vliet, lector bij de faculteit Communicatie en Journalistiek van
de
Hogeschool
Utrecht
worden
diverse
voorbeelden
van
musea
erfgoedinstellingen waarbij het publiek wordt aangesproken op actiever gedrag.
en
194
In haar artikel “Between Archive and Participation: Public Memory in a Digital Age” schrijft Ekaterina Haskins dat het internetgebruikers de mogelijkheid biedt “to supply content, provide feedback, and choose their own paths through the system of hyperlinks marks”.195 De auteur benadrukt dat nieuwe media, en specifiek het internet, hierdoor een actievere en meer participerende houding van de gebruiker vragen dan activiteiten als televisie kijken, een krant lezen of een audiotour volgen in een museum: “The audience no longer acts as a consumer of a linear story – it takes part in the experience by making choices to connect particular messages and images as well as to register responses to them.”196 Ook Bart de Nil, van het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed, erkent de mogelijkheden die het digitaliseren en online ontsluiten van erfgoed bieden voor participatie: doordat archieven steeds meer aandacht besteden aan het creëren van online toegangen tot hun collecties, en hun objecten in digitale vorm toegankelijk maken, ontstaat de mogelijkheid dat de gebruiker met deze digitale objecten zelf verhalen kan maken en kan participeren in de ontsluiting ervan.197 Hoewel bovengenoemde auteurs laten zien dat er diverse mogelijkheden voor publieksparticipatie voor archieven bestaan, is er noch op de website, noch in het beleidsplan van de Koninklijke Bibliotheek terug te vinden wat de KB doet aan 190
W. Adriaan, et al., 3; K. van Dijken en N. Stroeker, 40-44; J. de Haan et al., 51. M. Herweijer, “Digitale Dilemma’s” Informatie Professional 2.10 (1998): 32-35. 192 The September 11 Digital Archive. 193 Flickr, “Nationaal Archief’s Photostream.” 194 H. van Vliet, De Digitale Kunstkammer (Utrecht: Hogeschool Utrecht, 2009), 47-49. 195 E. Haskins, “Between Archive and Participation: Public Memory in a Digital Age” Rhetoric Society Quarterly 37 (2007): 401-422, 406. 196 Haskins, 406. 197 B. de Nil, “Eigentijds beschrijven. Het contextualiseren van digitaal audiovisueel erfgoed in archieven” in Bewaring en Ontsluiting van Multimediale Data in Vlaanderen. Perspectieven op audiovisueel erfgoed in het Digitale Tijdperk, red. S. Debuysere, et al. (Tielt: Uitgeverij LannooCampus, 2010), 36-45, 37. 191
37
participatie, of wat de visie van de instelling hierop is. Uit het participatiegedrag rond de kwestie van het digitaliseren van de nationaalsocialistische kranten dat online te zien was,
kan
afgeleid
worden
dat
er
in
ieder
geval
draagvlak
is
voor
het
digitaliseringsproject. Het is niet ondenkbaar dat de Koninklijke Bibliotheek in de toekomst op een meer interactieve of meer dynamische manier content digitaal zal ontsluiten. Dit kan zorgen voor meerdere mogelijkheden voor nieuwe vormen van kenniscreatie, en voor nieuwe manieren waarop gebruikers omgaan met de informatie die de instelling biedt.198
198 S. de Rijcke en A. Beaulieu, “Image as Interface: Consequences for Users of Museum Knowledge” Library Trends 59.4 (2011): 663-685, 680.
38
Artikelen voor casestudy (chronologische volgorde) Vree, Frank van. “Verboden Bronnen” De Groene Amsterdammer Gepubliceerd op 23 juni 2010. Online op http://groene.nl/2010/25/verboden-bronnen Vooren, Jurryt van de (op het forum bekend onder de gebruikersnaam ‘jRRT’). “Justitie frustreert historisch krantenarchief van de KB” Archieven.org. Het Archiefforum Gepubliceerd op 7 augustus 2010. Online op http://forum.archieven.org/index.php?topic=27644.msg39829#msg39829 (onbekend). “Ophef over publicatie nazi-stukken” RTL Nieuws Gepubliceerd op 8 augustus 2010. Online op http://www.rtl.nl/(/actueel/rtlnieuws/binnenland/)/components/actueel/rtlnieuws/2010/08_augustus/11/binnen land/ophef-over-publicatie-nazi-stukken.xml Dijk, Jos van. “Justitie mengt zich in bibliotheekproject” Free Flow of Information Gepubliceerd op 9 augustus 2010. Online op http://freeflowofinformation.blogspot.com/2010/08/justitie-mengt-zich-in.html ‘Brusselmans’. “Justitie gaat online nazigeschiedenis vervolgen” GeenStijl Gepubliceerd op 10 augustus 2010. Online op http://www.geenstijl.nl/mt/archieven/2010/08/justitie_gaat_online_nazigesch.html (onbekend). “Wel of geen nazistische dagbladen op internet? Ministerie van Justitie geeft negatief advies. VPRO Geschiedenis Gepubliceerd op 10 augustus 2010. Online op http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/43795735 ‘Madbello’. “Justitie doet aan censuur en geschiedenisvervalsing” MAB Media Magazine Gepubliceerd op 11 augustus 2010. Online op http://madbello.nl/?p=57361 Bogaerts, Geert-Jan. “Justitie, handen af van het vrije woord” Volkskrant Gepubliceerd op 12 augustus 2010. Online op http://opinie.volkskrant.nl/artikel/show/id/6380 ‘Madbello’. “Koninklijke Bibliotheek houdt besloten bijeenkomst” MAD Media Magazine Gepubliceerd op 13 augustus 2010. Online op http://madbello.nl/?p=58016 (onbekend). “Justitie wil ‘haatzaaiende NSB-kranten niet online” JOOP.nl Gepubliceerd op 13 augustus 2010. Online op http://www.joop.nl/media/detail/artikel/justitie_wil_haatzaaiende_nsb_kranten_niet_online (onbekend). “NSB op internet” NRC Handelsblad. Gepubliceerd op 16 augustus 2010. Online op http://weblogs.nrc.nl/commentaar/2010/08/16/nsb-op-internet (onbekend). “Duidelijkheid over publicatie NSB-kranten” Nu.nl Gepubliceerd op 18 augustus 2010. Online op http://www.nu.nl/internet/2315004/duidelijkheid-publicatie-nsb-kranten.html, reacties op http://www.nujij.nl/duidelijkheid-over-publicatie-nsb-kranten.9515635.lynkx ‘Bernard (Bennootje)’. “VVD en D66 willen overleg over NSB-kranten” Fok.nl Gepubliceerd op 18 augustus 2010. Online op http://frontpage.fok.nl/nieuws/401019/1/1/100/vvd-en-d66-willen-overleg-over-nsb-kranten.html (onbekend). “Kamervragen over historisch krantenarchief. D66 en VVD willen meer weten.” VPRO Geschiedenis Gepubliceerd op 19 augustus 2010. Online op http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/43824384 Brussen, Bert. “Koninklijke Bibliotheek gaat toch haatzaaien” GeenStijl Gepubliceerd op 25 augustus 2010. Online op http://www.geenstijl.nl/mt/archieven/2010/08/koninklijke_bibliotheek_gaat_h.html (onbekend). “KB zet nazistische kranten toch op internet” Nu.nl Gepubliceerd op 25 augustus 2010. Online op http://www.nu.nl/tech/2319108/kb-zet-nazistische-kranten-toch-internet.html, reacties op http://www.nujij.nl/kb-zet-nazistische-kranten-toch-op-internet.9570568.lynkx (onbekend). “Publicatie NSB-kranten niet strafbaar” Fok.nl Gepubliceerd op 31 augustus 2010. Online op http://frontpage.fok.nl/nieuws/402843/1/1/100/publicatie-nsb-kranten-niet-strafbaar.html
39
Literatuurlijst Adriaan, W., et al. Alles uit de kast. Utrecht: SURF, 1998. Bell, G., en J. Gemmel. “On-ramp Prospects for the Information Superhighway Dream.” Communications of the ACM 39.7 (1996), 55-61. Benkler, Y. The Wealth of Networks. How Social Production Transforms Markets and Freedom. New Haven: Yale University Press, 2006. http://www.benkler.org/Benkler_Wealth_Of_Networks.pdf Briggs, A., en P. Burke. A Social History of the Media. From Gutenberg to the Internet, third edition. Cambridge: Polity Press, 2009. Bruns, A. “Towards Produsage: Futures for User-Led Content Production.” In Proceedings Cultural Attitudes towards Communication and Technology 2006. Red. F. Sudweeks, et al. Estonia: Tartu, 2006. http://eprints.qut.edu.au/4863/1/4863_1.pdf Castells, M. The Internet Galaxy. Reflections on the Internet, Business, and Society. Oxford: Oxford University Press, 2001. Consortium van Regionale Historische Centra en het Nationaal Archief. E-Archief in ontwikkeling. Duurzame digitale toegang tot informatie. Z.p., z.u., 2009. Dijk, J van. The Network Society. Social Aspects of New Media. Second Edition. Londen: Sage, 2006. Dijken, K. van, en N. Stroeker. Naar een publieksgericht archiefbestel. Kenmerken, doelbereik, consequenties. Zoetermeer: Economisch onderzoek voor de publieke sector, 2003. Elmer-Dewitt, P., en D. Jackson. “Battle for the Soul of the Internet.” TIME 144.4 (1994). Foucault, M. The Order of Discourse. Vert. A.M. Sheridan Smith. New York: Harper & Row, 1972. Fraser, N. “Rethinking the Public Sphere: A Contribution to the Critique of Actually Existing Democracy.” In Habermas and the Public Sphere, red. C. Calhoun, 109-142. Cambridge: The MIT Press, 1992. Haan, J. de, et al. Bezoek onze site. Over de digitalisering van het culturele aanbod. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2006. Hartley, J. Communication, Cultural and Media Studies. The Key Concepts. Londen: Routledge, 2002. Haskins, E. “Between Archive and Participation: Public Memory in a Digital Age.” Rhetoric Society Quarterly 37 (2007): 401-422. Hauben, M., en R. Hauben. Netizens. On the History and Impact of Usenet and the Internet. Los Alamitos, IEEE Computer Society Press, 1997. Herweijer, M. “Digitale Dilemma’s.” Informatie Professional 2.10 (1998): 32-35. http://igitur-archive.library.uu.nl/DARLIN/2005-0523-201023/Herweijer%2010.98.pdf Huysmans, F., en J. de Haan. Het bereik van het verleden. Ontwikkelingen in de belangstelling voor cultureel erfgoed. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2007. Jenkins, H. Convergence Culture. Where Old and New Media Collide. New York en Londen: New York University Press, 2006. Jenkins, H., en D. Thorburn. “Introduction: The Digital Revolution, the Informed Citizen, and the Culture of Democracy.” In Democracy and New Media, red. H. Jenkins en D. Thorburn, 1-20. Cambridge: The MIT Press 2003. Jenkins, H., et al. Confronting the challenges of participatory culture: media education for the 21st century. Chicago: MacArthur Foundation, 2006. http://digitallearning.macfound.org/atf/cf/%7B7E45C7E0-A3E0-4B89AC9C-E807E1B0AE4E%7D/JENKINS_WHITE_PAPER.PDF Kotler, P. “The Prosumer Movement. A New Challenge for Marketers.” In Advances in Consumer Research Volume 13, red. R. Lutz, 510-513. Provo, UT: Association for Consumer Research, 1986. http://www.acrwebsite.org/volumes/display.asp?id=6542 C. Leadbeater, C. The Pro-Am Revolution. Londen: Demos, 2004. http://www.demos.co.uk/files/proamrevolutionfinal.pdf?1240939425
40
Lévy, S. Hackers. Heroes of the Computer Revolution. Londen: Penguin Books, 1984. Lister, M., et al. New Media: A Critital Introduction. Oxon: Routledge, 2003. Lusenet, Y. de. “Conserveren is vooruitzien. Creatief samenwerken binnen Europa.” Informatie Professional 2.10 (1998). Macdonald, M. Exploring Media Discourse. Londen: Arnold, 2003. Mills, S. Discourse. Londen: Routlegde, 2004. Müller, E. “Formatted Spaces of Participation. Interactive Television and the Changing Relationship between Production and Consumption.” In Digital Material. Tracing New Media in Everyday Life and Technology, red. M. van den Boomen et al., 49-64. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009. Negroponte, N. “Being Digital – A Book (P)review.” Wired 3.2 (1995). http://www.wired.com/wired/archive/3.02/negroponte.html Nil, B. de. “Eigentijds beschrijven. Het contextualiseren van digitaal audiovisueel erfgoed in archieven.” In Bewaring en Ontsluiting van Multimediale Data in Vlaanderen. Perspectieven op audiovisueel erfgoed in het Digitale Tijdperk, red. S. Debuysere, et al., 36-45. Tielt: Uitgeverij LannooCampus, 2010. http://biblio.ugent.be/input/download?func=downloadFile&fileOId=1028669 Oostveer, D. “Sociaal netwerk gedrag wereldwijd.” Marketingfacts Gepubliceerd op 23 juni 2011. Online op http://www.marketingfacts.nl/berichten/20110623_sociaal_netwerk_gedrag_over_de_wereld Poster, M. “Cyberdemocracy: Internet and the Public Sphere.” In Internet Culture, red. D. Porter, 201-218. New York: Routledge, 1997. Reagle, J. Why the Internet is Good. Community Governance that Works Well. Berkman Center Working Draft, 1999. http://cyber.law.harvard.edu/archived_content/people/reagle/regulation-19990326.html Rijcke, S. de, en A. Beaulieu. “Image as Interface: Consequences for Users of Museum Knowledge.” Library Trends 59.4 (2011): 663-685. Rosenzweig, R. “Wizards, Bureaucrats, Warriors, and Hackers: Writing the History of the Internet.” The American Historical Review 103.5 (1998): 1530-1552. Ryan, J. A History of the Internet and the Digital Future. Londen: Reaktion Books, 2010. Schäfer, M.T. “Participation Inside?” In Digital Material. Tracing New Media in Everyday Life and Technology, red. M. van den Boomen et al., 147-158. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009. Schäfer,M.T. Bastard Culture! How User Participation Transforms Cultural Production. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2011. Sola Pool, I. de. Technologies of Freedom. On Free Speech in an Electronic Age. Cambridge: Hardvard University Press, 1983. Toffler, A. The Third Wave. New York: William Morrow, 1980. Uricchio, W. “Cultural Citizenship in the Age of P2P Networks.” In European Culture and the Media, red. I.B. Bondebjerg en P. Golding, 139-164. Bristol: Intellect Books, 2004. Vanobberghen, W. “Back to the Future: Historicizing Social Dream Worlds about New Media.” In Researching Media, Democracy and Participation, red. N. Carpentier et al., 189-202. Tartut: Tartut University Press, 2006. http://citeseerx.ist.psu.edu/viewdoc/download?doi=10.1.1.123.691&rep=rep1&type=pdf#page=189 Velthausz, D., en E. Bruinsma. Inventarisatie infrastructuur digitaal erfgoed. Enschede: Telematica Instituut, 2002. Vliet, H. van. De Digitale Kunstkammer. Utrecht: Hogeschool Utrecht, 2009. Waaldijk, B. “The design of world citizenship: A historical comparison between world exhibitions and the web.” In Digital Material. Tracing New Media in Everyday Life and Technology, red. M. van den Boomen et al., 107120. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009. Wubs, H., en F. Huysmans. Klik naar het verleden. Een onderzoek naar gebruikers van digitaal erfgoed: hun profielen en zoekstrategieën. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2006a.
41
Geraadpleegde websites Demos. “The Pro-Am Revolution.” Publicatiedatum onbekend. http://www.demos.co.uk/publications/proameconomy Facebook. “Geschiedenis niet wegmoffelen, ook NSB-kranten horen op de KB-website.” https://www.facebook.com/group.php?gid=119710708077644 Flickr. “Nationaal Archief’s Photostream.” http://www.flickr.com/photos/nationaalarchief Koninklijke Bibliotheek. “Over deze site.” Publicatiedatum onbekend. http://kranten.kb.nl/about Koninklijke Bibliotheek. “1940-1945.” Publicatiedatum onbekend. http://kranten.kb.nl/about/1940-1945 NOS Nieuws. “KB zet ‘foute’ kranten op internet.” Gepubliceerd op 25 augustus 2010. http://nos.nl/artikel/180576-kb-zet-foute-kranten-op-internet.html Politieke Dialoog. “Politiek jaaroverzicht 2010.” Gepubliceerd op 31 december 2010. http://www.politiekedialoog.nl/2010/12/politiek-jaaroverzicht-2010/ The September 11 Digital Archive. http://911digitalarchive.org/
42