Clubhuismodel en participatie
Cynthia Foekema Master Social Work-MC1 30 januari 2013
0
Inhoud INLEIDING ........................................................................................................................................................ 2
HOOFDSTUK 1 PARTICIPATIE ............................................................................................................................ 3
1.1 INLEIDING ................................................................................................................................. 3 1.2 PARTICIPATIE ONTWARD ............................................................................................................... 3 1.3 PARTICIPATIE IN BELEID................................................................................................................. 3 1.3.1 WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING............................................................................................. 3 1.3.2 PARTICIPATIEWET EN PARTICIPATIELADDER .............................................................................................. 4 1.3.3 BELEID DAGBESTEDING GEMEENTE ALMERE ............................................................................................. 5 HOOFDSTUK 2 CLUBHUISMODEL ...................................................................................................................... 6
2.1 INLEIDING ................................................................................................................................. 6 2.2 ONTSTAAN CLUHUISMODEL EN VISIE ................................................................................................ 6 2.3 EFFECTIVITEIT CLUBHUISMODEL ...................................................................................................... 7 HOOFDSTUK 3 CLUBHUISMODEL EN PARTICIPATIE .......................................................................................... 8
3.1 INLEIDING ................................................................................................................................. 8 3.2 MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE ................................................................................................... 8 3.3 SOCIAAL-CULTURELE PARTICIPATIE................................................................................................... 8 3.4 ECONOMISCHE PARTICIPATIE .......................................................................................................... 9 3.5 CLUBHUISMODEL IN PARTICIPATIELADDER ......................................................................................... 9 HOOFDSTUK 4 CONCLUSIE EN KANTTEKENINGEN........................................................................................... 11
LITERATUUR ................................................................................................................................................... 12
Clubhuismodel en Participatie 2013 1
Inleiding We leven in een spannende tijd met veel veranderingen en bezuinigingen. Voor de (arbeidsmatige) dagbesteding voor mensen met een psychiatrische achtergrond heeft dit grote consequenties. Om te komen tot bezuinigingen is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) ingevoerd. Naast bezuinigingen is dit ook een wet om tot meer participatie te komen. Participatie is een veelgehoorde term dezer dagen, er worden verschillende invullingen aan de term gegeven. Kennisinstituut en adviesbureau Movisie heeft geprobeerd de term participatie te ontleden en neemt daarbij begrippen van het Sociaal Cultureel Planbureau over: economische, sociaal-culturele en maatschappelijke participatie (Van Houten & Winsemius, 2010). De WMO biedt kaders voor de Participatiewet, die ervoor moet gaan zorgen dat iedereen gaat participeren. Om te kunnen controleren of het participatiebudget voortkomend uit deze wet effectief wordt ingezet, wordt gebruik gemaakt van de Participatieladder van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), waarop stijging in participatie zichtbaar wordt. Het Clubhuismodel is een vorm van (arbeidsmatige) dagbesteding. Participatie staat centraal in het Clubhuismodel. Het Clubhuismodel is ontworpen voor en door mensen met een psychiatrische achtergrond en heeft navolging gekregen in 400 Clubhuizen wereldwijd. Het model bestaat o.a. uit een werkgeoriënteerde dag waarbij club- en stafleden samenwerken in units (werkplekken zoals keuken, administratie en bar) en een doorstroomprogramma om clubleden weer economisch te laten participeren. De centrale vraag in dit essay luidt: Gaan clubleden meer participeren (economisch, sociaal-cultureel en maatschappelijk) door middel van het Clubhuismodel en is het mogelijk met behulp van het Clubhuismodel te stijgen op de Participatieladder van de gemeente Almere? In hoofdstuk 1 komen het begrip participatie en de nieuwe wet- en regelgeving aan de orde. Het Clubhuismodel wordt in hoofdstuk 2 beschreven. In het derde hoofdstuk worden het Clubhuismodel en participatie verbonden. De conclusie en kanttekeningen die uit dit essay voortkomen worden in het laatste hoofdstuk beschreven. Cynthia Foekema (werkzaam bij Kwintes Activeringscentrum Clubhuis te Almere), 30 januari 2013
Clubhuismodel en Participatie 2013 2
Hoofdstuk 1 Participatie 1.1 Inleiding Participatie is een woord dat de laatste tijd veel wordt gebruikt, niet iedereen geeft er dezelfde betekenis aan. In dit hoofdstuk krijgt het woord participatie betekenis door middel van een omschrijving van het Sociaal Cultureel Planbureau (1.2). Ook op overheids- en gemeentelijk niveau speelt participatie een grote rol. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (1.3.1), de Participatiewet en Participatieladder (1.3.2) zijn daar producten van. De gemeente Almere heeft zijn eigen ambities geformuleerd op het gebied van participatie (1.3.3).
1.2 Participatie ontward Movisie heeft geprobeerd de term participatie te ontleden en neemt daarbij begrippen van het Sociaal Cultureel Planbureau over: economische, sociaal-culturele en maatschappelijke participatie. “Van economische participatie is sprake bij deelname aan de formele arbeidsmarkt. Sociaal-culturele participatie heeft betrekking op deelname aan voorzieningen voor onderwijs, scholing en vorming. Maatschappelijke participatie ten slotte gaat over deelname aan maatschappelijke verbanden, zoals verenigingen, vrijetijdsclubs, belangenorganisaties en andere sociale netwerken” (Van Houten & Winsemius, 2010, p. 13).
1.3 Participatie in beleid 1.3.1 Wet Maatschappelijke Ondersteuning Sinds 1 januari 2007 is de WMO ingevoerd. Het maatschappelijke doel van de WMO is ‘meedoen’. De wet moet er voor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente (Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, n.d.). Eerder was daar de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor, een onderdeel van de Nederlandse verzorgingsstaat. Per 1 januari 1968, is deze van kracht. “AWBZ is in Nederland een verplichte, collectieve ziektekostenverzekering voor niet individueel verzekerbare ziektenkostenrisico's. De AWBZ is één van de zogenoemde verplichte volksverzekeringen” (Wikipedia, 2012). De verzorgingsstaat in zijn huidige vorm kan niet waarmaken wat het voor ogen had. Sinds de jaren ’80 is er steeds minder geld voor collectieve voorzieningen (Brink, 1999). Daarnaast kan de AWBZ in zijn huidige vorm in de hand werken dat mensen passief worden (Jager-Vreugendil, 2012). Vanuit economisch perspectief is de WMO een bezuinigingsmaatregel voor de stijgende zorgkosten, vooral door vergrijzing en afname van het aandeel werkende mensen ten opzichte van het aandeel (van hen) afhankelijke mensen (Jager-Vreugendil, 2012). De WMO zet in op minder afhankelijkheid van zorg en zet meer in op de eigen kracht van burgers en hun netwerk. Vanuit politiek-bestuurlijk perspectief is dit een wet om te komen tot decentralisatie, zodat bestuurlijke taken meer op lokaal niveau kunnen worden uitgevoerd. Vanuit sociaal-cultureel perspectief is de WMO een wet als reactie op de toenemende individualisering en de afnemende solidariteit onder de burgers. De wet is in het leven geroepen om iedereen mee te laten doen, om burgers zelfredzamer te maken, de sociale cohesie te bevorderen, iedereen te laten participeren, integratie mogelijk te maken en te kunnen werken naar vermogen. De AWBZ zorg wordt vanaf 2015 door de gemeenten uitgevoerd. Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging. De AWBZ in nieuwe opzet blijft behouden voor echt onverzekerbare risico’s, de zwaardere zorg voor ouderen en gehandicapten, vanaf zorgzwaartepakket 5 (Gemeente Almere, n.d.). In 2014 wordt de aanspraak voor de functiebegeleiding in de AWBZ beperkt door de aanspraak op dagbesteding te laten vervallen. Vanaf 2015 wordt de extramurale zorg overgeheveld naar het gemeentelijk domein (Gemeente Almere, n.d.).
Clubhuismodel en Participatie 2013 3
1.3.2 Participatiewet en Participatieladder In 2014 (streefdatum) wordt als gevolg van de WMO, de Participatiewet ingevoerd. In een brief aan de Tweede Kamer wordt deze geïnformeerd over de contouren van de wet. “Met de invoering van één regeling via de Participatiewet willen wij mensen die nu aan de kant staan meer kansen bieden. Meer kansen op (regulier) werk of, als dat (nog) niet kan, meer kansen op andere vormen van participatie” (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 21 december 2012). In de Participatiewet voegt het kabinet de Wet werk en Bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen (Rijksoverheid, n.d.). Om de wet uit te voeren is een participatiebudget ingevoerd. De Participatieladder is in 2008 ontwikkeld door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), als reactie op het participatiebudget. De gemeente wil ten eerste kunnen meten wat het totale klantenbestand is wat gebruik maakt van het participatiebudget. Ten tweede wil de gemeente de groei kunnen meten en daarmee de vraag beantwoorden of het participatiebudget effectief wordt ingezet. Elk jaar wordt er, door middel van een vragenlijst, gemeten en worden bewegingen van klanten van het participatiebudget zichtbaar (Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2011).
Trede 6: Betaald werk Trede 5: Betaald werk met ondersteuning Trede 4: Onbetaald werk Trede 3: Deelname georganiseerde activiteiten Trede 2: Sociale contacten buitenhuis Trede 1: Geïsoleerd
Figuur 1: Participatieladder VNG (VNG, n.d.)
Uit een inventarisatie van de VNG bij 24 gemeenten die gebruik maken van de Participatieladder blijkt dat bij de deelnemende gemeenten behoefte is aan eigen inkleuring in gebruik van de ladder (VNG, 2011). De gemeente Almere heeft een Participatieladder ontwikkeld gericht op klanten van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW), Wet werk en bijstand (Wwb) en Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Doel van de gemeente Almere is om beeldend te maken waar inwoners van Almere zich bevinden (M. Meijer, persoonlijke mededeling, bijeenkomst: arbeidsmatige dagbesteding, beschut werk en toeleiding naar werk in samenhang, 12 december 2012)
Clubhuismodel en Participatie 2013 4
WSW
Wwb
AWBZ Trede 6: regulier werk Trede 5: Gesubsidieerd werk
Toeleiding arbeid
Trede 4: Arbeidsbemiddeling Trede 3: Arbeidsactivering
Beschut werk
Dagbesteding C+D Activering Wwb
Trede 2: Sociale activering Dagbesteding B Trede 1: Zorg Trede 0: Rust
De gemeente Almere verdeelt dagbesteding in verschillende categorieën: Categorie A: Niet arbeidsmatig Categorie B: Vrijblijvend, geen productie eisen Categorie C: Niet vrijblijvend, productie eisen beperkt Categorie D: Toeleiding naar (reguliere) arbeid Figuur 2: Participatieladder Almere (M. Meijer, persoonlijke mededeling, bijeenkomst: arbeidsmatige dagbesteding, beschut werk en toeleiding naar werk in samenhang, 12 december 2012)
1.3.3 Beleid dagbesteding gemeente Almere De gemeente Almere heeft wat betreft dagbesteding, beschut werk en toeleiding naar werk een drietal ambities. Ten eerste wil de gemeente de toegang tot dagbesteding op basis van persoonlijke talenten en mogelijkheden regelen. Nu wordt dit gedaan door middel van een indicatie met een bepaalde grondslag (psychiatrie, verstandelijke handicap etc.). De indicatiestellingen die tot 1 januari 2014 door het Centrum Indicatiestellingen Zorg (CIZ) worden gedaan, worden per 2015 overgenomen door de gemeente. Ten tweede wil de gemeente dagbesteding horizontaal organiseren. Er zijn veel verschillende organisaties in Almere, die dagbesteding aanbieden voor dezelfde doelgroep of andere doelgroepen. De ambitie is om organisaties samen te laten werken op het gebied van dagbesteding en doelgroepen te laten samen gaan. De derde ambitie van de gemeente is doorgaande ontwikkeling gericht op maximale ontplooiing in participatie. Om maximale ontplooiing in participatie te meten hanteert de gemeente Almere de Participatieladder, gebaseerd op de Participatieladder van de VNG. De gemeente wil bovenstaande ambities bereiken door: - De relatie te leggen met andere activiteiten die participatie stimuleren zoals, vrije tijd, sport, educatie en welzijnswerk; - De dwarsverbanden tussen arbeidsmatige dagbesteding, beschut werk (sociale werkvoorzieningen) en toeleiding naar regulier werk te benutten en deze in samenhang vorm te geven. (I. Smidt, persoonlijke mededeling, bijeenkomst arbeidsmatige dagbesteding, beschut werk en toeleiding naar werk in samenhang, 12 december 2012).
Clubhuismodel en Participatie 2013 5
Hoofdstuk 2 Clubhuismodel 2.1 Inleiding Het Clubhuismodel is een Amerikaans model dat wereldwijd navolging heeft gekregen. Een Clubhuis is een centrum voor mensen met een psychiatrische achtergrond en biedt hoop en kansen voor rehabilitatie, door middel van: het opdoen van sociale contacten, werk en educatie. In dit hoofdstuk wordt het ontstaan en de visie van het officiële Clubhuismodel en de onderzoeken op het gebied van effectiviteit beschreven.
2.2 Ontstaan Cluhuismodel en visie Het eerste Clubhuis is vanuit een succesvolle zelfhulpgroep ontstaan. In 1948 werd er een pand voor deze club aangekocht en werd het Fountain House genoemd. In 1955 werd de eerste directeur aangesteld: John Beard (Fountain House, n.d). Momenteel zijn er ongeveer 400 Clubhuizen, waarvan ongeveer 300 in Amerika en ongeveer 95 in Europa (International Centre for Clubhouse Development, 2011). De meeste Clubhuizen in Europa zijn gevestigd in Scandinavië. Er is één officieel Clubhuis in Nederland: De Waterheuvel, te Amsterdam. De visie van het Clubhuis, wordt door het ICCD (International Centre for Clubhouse Development) als volgt omschreven: “Ieder clublid heeft de mogelijkheid om voldoende te herstellen van de gevolgen van een geestelijke ziekte, om een bevredigend leven te leiden als een geïntegreerd lid van de samenleving” (ICCD, 2011). Daarnaast gaat de visie uit van een aantal basisbehoeften van de mens, namelijk om: ergens bij te horen, zich nuttig te voelen, relaties op te kunnen bouwen, zichzelf te kunnen ontwikkelen en zich welkom te voelen (ICCD, 2011). Centraal in een Clubhuis staan de gelijkwaardigheid en de samenwerking tussen club- en stafleden. Het Clubhuismodel werkt volgens 40 vastgestelde standards (regels) (ICCD, 2011). Deze standards zijn opgesteld door het ICCD en de wereldwijde Clubhuis gemeenschap. ICCD is een centrum dat nieuwe en bestaande Clubhuizen ondersteunt en traint, zij doen onderzoek en zij certificeren Clubhuizen om de kwaliteit te kunnen waarborgen. De onderstaande afbeelding van Grönberg en Hänninen beschrijft een individueel empowerment proces, met behulp van een Clubhuis. Waarbij bewogen wordt van een psychiatrisch ziekenhuis, naar een Clubhuis en vervolgens richting educatie, werk en huisvesting.
Figuur 3: Rehabilitatieproces van afhankelijkheid naar zelfstandigheid (Grönberg & Hänninen, 2007)
Clubhuismodel en Participatie 2013 6
2.3 Effectiviteit Clubhuismodel SAMSHA (USA Substance Abuse and Mental Health Services Agency) heeft het Clubhuismodel goedgekeurd als een “evidence based good practice”. In Finland is het Clubhuismodel goedgekeurd door THL (National Institute for Health en Welfare) als een “good practice”, gebaseerd op verschillende studies (Hänninen, 2012). Er zijn verschillende onderzoeken met betrekking tot het Clubhuismodel uitgevoerd. In het boek Choices for Recovery (2012) zet Colleen McKay, manager van het ICCD Clubhuis onderzoeksprogramma en Esko Hänninen, de meest recente cijfers over effectiviteit van Clubhuizen op een rij. McKay, Yates en Johnsen concluderen in een onderzoek uit 2007 dat Clubhuizen kosten-effectief zijn. Uit een onderzoek uit 2009 van Mowbray, Woodward en Holter, blijkt dat clubleden het gevoel hebben herstellende te zijn en een hogere kwaliteit van leven te ervaren. Di Masso, Avi-Itzhak en Obler concluderen in 2001 dat Clubhuizen het aantal ziekenhuisbezoeken reduceren. De volgende effecten komen in meerdere onderzoeken terug: - De kracht van een Clubhuis ligt in het gevoel van erbij horen en een gemeenschapsgevoel; - Meedraaien in een Clubhuis verbetert het algemeen welbevinden; - Het Clubhuismodel zorgt voor een gevoel van empowerment; leden breken uit de cirkel van afhankelijkheid en machteloosheid; - Clubleden hebben het gevoel productief te zijn en gewaardeerd te worden; - Clubleden hebben een verhoogd gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen; - Clubleden hebben een groter sociaal netwerk (Hänninen, 2012).
Clubhuismodel en Participatie 2013 7
Hoofdstuk 3 Clubhuismodel en participatie 3.1 Inleiding Gaan clubleden meer participeren door middel van het Clubhuismodel en is het mogelijk met behulp van het Clubhuismodel te stijgen op de Participatieladder van de gemeente Almere? In dit hoofdstuk staan de participatie bevorderende factoren, op maatschappelijk, sociaal-cultureel en economisch gebied, van het Clubhuismodel op een rij (3.2). In 3.3 is het Clubhuismodel in de Participatieladder gezet en worden de treden gekoppeld aan de fasen binnen een Clubhuis.
3.2 Maatschappelijke participatie Maatschappelijke participatie gaat over deelname aan maatschappelijke verbanden, zoals verenigingen, vrijetijdsclubs, belangenorganisaties en andere sociale netwerken (Van Houten & Winsemius, 2010, p. 13). Lidmaatschap - Het lidmaatschap van een Clubhuis is een belangrijk onderdeel van het Clubhuismodel. Lid zijn van een club betekent dat je mede verantwoordelijk bent, dat je er mag zijn en betrokken bent. Leden komen hiermee in een andere rol, dan die zij vaak gewend zijn, zij bewegen van afhankelijkheid naar onafhankelijkheid (Beard, Propst & Malamud, 1982). Een Clubhuis wordt gezien als een sub-maatschappij, een veilige haven, waarin alle leden welkom zijn en worden gerespecteerd. In de maatschappij is dit echter niet altijd het geval. Er is (nog) weinig begrip voor en kennis over mensen met een psychiatrische achtergrond. Ruimte - Het feit dat alle ruimtes, vergaderingen en besluitvormen toegankelijk zijn voor clubleden, maakt dat club- en stafleden gelijkwaardig zijn. Dit werkt participatie bevorderend omdat er mogelijkheden worden gecreëerd om te kunnen participeren. De clubleden bepalen zelf of zij eraan toe zijn om te participeren in een Clubhuis. Relaties- Een belangrijk onderdeel is het vormen van relaties. Elke dag wordt in een Clubhuis samengewerkt. Club - en stafleden zijn samen verantwoordelijk voor het succesvol functioneren van een Clubhuis. De relaties die door het samenwerken ontstaan zijn een basisingrediënt in het rehabilitatieproces van een Clubhuis. Relaties tussen staf- en clubleden ontwikkelen zich op een natuurlijke wijze, wanneer ze zij aan zij werken aan de uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden van een Clubhuis. Door de nauwe samenwerking leren staf- en clubleden elkaars sterke punten, vaardigheden en talenten kennen (Beard, Propst & Malamud, 1982). Dit kan een aanknopingspunt zijn voor verdere ontwikkeling op het gebied van werk en educatie.
3.3 Sociaal-culturele participatie Sociaal-culturele participatie heeft betrekking op deelname aan voorzieningen voor onderwijs, scholing en vorming (Van Houten & Winsemius, 2010, p. 13). Werk georiënteerde dag- De werk georiënteerde dag is een gestructureerde dag waarin samenwerken in units (bv: keuken, administratie, receptie etc.) centraal staat. Er is te veel werk voor stafleden om een Clubhuis draaiende te houden, clubleden zijn werkelijk nodig om het werk te kunnen voltooien. Dit maakt dat het werk wat clubleden doen ook werkelijk nuttig is en geeft clubleden zelfvertrouwen en het gevoel zinvol bezig te zijn (Beard, Propst & Malamud, 1982). Meedoen in een Clubhuis is vrijwillig en vrijblijvend en er moet sprake zijn van intrinsieke motivatie. De werk georiënteerde dag kan gezien worden als een voorbereiding op een Transitional Employment werkplek (zie 3.4), maar het kan ook een laagdrempelige manier zijn om mensen (weer) kennis te laten maken met het arbeidsproces. Educatie- Clubhuizen zoeken naar vormen van educatie die nodig blijken voor de clubleden. Vaak zijn er basiscursussen op het gebied van administratief werk en horeca. Ook wordt gekeken naar wat leden individueel willen ontwikkelen. Stafleden fungeren hierin als trajectbegeleiders, die samen met het clublid zoeken naar passende educatie. Stafleden blijven ondersteunend aanwezig.
Clubhuismodel en Participatie 2013 8
3.4 Economische participatie Van economische participatie is sprake bij deelname aan de formele arbeidsmarkt (Van Houten & Winsemius, 2010, p. 13). Werk (Transitional, Supported en Independent Employment)- Het Clubhuismodel werkt met drie vormen van doorstroom vanuit het Clubhuis. In een Clubhuis wordt getraind met arbeidsvaardigheden d.m.v. de werk georiënteerde dag. Vervolgens is er de mogelijkheid om door te stromen naar Transitional Employment (TE). TE is een werkplek op de reguliere arbeidsmarkt, waar de arbeidsvaardigheden die in het Clubhuis zijn opgedaan, kunnen worden ingezet. TE werkplekken kunnen bijvoorbeeld administratief zijn of in de horeca. Het clublid krijgt 6-9 maanden de tijd om werkzaam te zijn op deze plek. Het clublid moet gemotiveerd zijn om op de plek te werken. In de praktijk blijkt dat TE werkplekken zeer gewild zijn onder clubleden (A. Korhonen, persoonlijke mededeling, 1 oktober 2012). Het bijzondere van een TE werkplek is dat het clublid betaald wordt, naar de maatstaf van het bedrijf. Dit betekent dat het clublid niet minder betaald krijgt als andere werknemers. Wanneer een clublid om wat voor reden dan ook uitvalt, zal een ander club- of staflid invallen. Dit betekent dat werkgevers altijd een werknemer op de werkplek hebben. De training voor de werkplek vindt plaats op het Clubhuis, dus een werkgever zal nooit een clublid hoeven in te werken. TE werkplekken zijn bovenal bedoeld om weer ervaring en zelfvertrouwen op te doen in het arbeidsproces. Bij Supported Employment (SE) zoekt het clublid (samen met staflid) een vaste werkplek. Het staflid blijft present en heeft wanneer nodig overleg met de werkgever. Er is geen vervangingsmogelijkheid meer. Bij Independent Employment (IE), kan het Clubhuis nog wel helpen met het zoeken naar een baan, maar is er geen ondersteuning meer op de werkplek zelf. Clubleden blijven nog wel altijd welkom op het Clubhuis. Er zijn groepen om ervaringen tussen clubleden die een Employment werkplek hebben, uit te wisselen.
3.5 Clubhuismodel in Participatieladder In het volgende figuur is het Clubhuismodel in de Participatieladder van de gemeente Almere gezet en is aangegeven om welke vorm van participatie het gaat. WSW
Wwb
AWBZ
Clubhuismodel IE
Participatievorm EP (SCP MP)
Trede Participatieladder Trede 6: Regulier werk
TE en SE
EP (SCP MP)
Trede 5: Gesubsidieerd werk
Dagbesteding C+D
Toeleiding arbeid
TE en SE
Dagbesteding C+D
Dagbesteding C+D Beschut werk
Activering Wwb
EP (SCP MP)
Dagbesteding B
Trede 4: Arbeidsbemiddeling
Werk georiënteerde dag
SCP en MP Dagbesteding B
Trede 3: Arbeidsactivering
Aanwezigheid Clubhuis
MP
Trede 2: Sociale activering
Dagbesteding A
Trede 1: Zorg Trede 0: Rust Legenda:
Categorie A: Niet arbeidsmatig Categorie B: Vrijblijvend, geen productie eisen Categorie C: Niet vrijblijvend, productie eisen beperkt Categorie D:Toeleiding naar (reguliere) arbeid
EP= Economische participatie SCP= Sociaal-culturele participatie MP= Maatschappelijke participatie TE=Transitional Employment SE= Supported Employment IE= Independent Employment
Figuur 4: Clubhuismodel in Participatieladder Gemeente Almere
Clubhuismodel en Participatie 2013 9
Het Clubhuismodel bevat 5 verschillende fasen, die corresponderen met de treden van de Participatieladder. Fase 1: Aanwezigheid op een Clubhuis Aanwezigheid op het Clubhuis staat op trede 1 en 2 van de Participatieladder: Zorg en Sociale Activering. Door het eigen huis te verlaten, is er de mogelijkheid tot activering en het ontmoeten van nieuwe mensen. Er is sprake van maatschappelijke participatie door het lidmaatschap en de relaties die het clublid aangaat. Qua categorie dagbesteding valt deze in categorie A: niet arbeidsmatig. De gemeente plaatst deze trede in categorie B: vrijblijvend, geen productie eisen. Fase 2: Werk georiënteerde dag De werk georiënteerde dag staat op trede 2 en 3 van de Participatieladder: Sociale Activering en Arbeidsactivering. Het clublid is aanwezig op het Clubhuis en gaat nu ook participeren in de werk georiënteerde dag. Sociaal-culturele participatie vindt plaats op het gebied van educatie en arbeid. Maatschappelijke participatie neemt toe door middel van het lidmaatschap van een gemeenschap. Het clublid gaat zich betrokken voelen bij het Clubhuis. De intrinsieke motivatie om verantwoordelijkheden aan te gaan groeit. De werk georiënteerde dag is te scharen onder categorie B van dagbesteding: vrijblijvend, geen productie eisen. Ondanks dat het vrijblijvend is wordt wel gewerkt aan arbeidsactivering. Door de vrijblijvendheid, kan elk clublid ongeacht zijn of haar niveau participeren in dit proces. De gemeente plaatst deze trede in categorie C en D: niet vrijblijvend en toeleiding naar (reguliere) arbeid. Fase 3 en 4: Transitional en Supported Employment Bij Transitional en Supported Employment is er sprake van Arbeidsbemiddeling (trede 4) en Gesubsidieerd werk (trede 5). Het Clubhuis is hierbij ondersteunend. In deze fase is er sprake van deelnemen aan de formele arbeidsmarkt en daarmee voor een deel economische participatie. Er wordt nog voor een gedeelte gebruik gemaakt van de uitkering. Door de betrokkenheid bij het Clubhuis kan de sociaal-culturele en maatschappelijke participatie ook in stand worden gehouden, maar dit is aan het clublid. Deze vorm van dagbesteding valt in categorie C en D: niet vrijblijvend en toeleiding naar (reguliere) arbeid. Fase 5: Independent Employment Independent Employment staat op trede 6: regulier werk, het clublid verdient nu zijn of haar eigen inkomen en is niet meer afhankelijk van een uitkering. Er is sprake van economische participatie. Door de betrokkenheid bij het Clubhuis kan de sociaal-culturele en maatschappelijke participatie ook in stand worden gehouden, maar dit is wederom aan het clublid.
Clubhuismodel en Participatie 2013 10
Hoofdstuk 4 Conclusie en Kanttekeningen Participatie is iets wat steeds meer een rol speelt in de Nederlandse samenleving, dit kan vanuit economisch, politiek-bestuurlijk en sociaal-cultureel perspectief worden verklaard. Participatie krijgt vorm in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, die het kader vormt voor de Participatiewet. Om te kunnen nagaan of het participatiebudget voortkomend uit deze wet effectief wordt ingezet, is de Participatieladder ingevoerd.
Gaan clubleden meer participeren door middel van het Clubhuismodel en is het mogelijk met behulp van het Clubhuismodel te stijgen op de Participatieladder van de gemeente Almere? Het Clubhuismodel is een beproefd model dat meerdere participatie bevorderende factoren in zich heeft. Het is mogelijk om aan maatschappelijke, sociaal-culturele en economische participatie te werken. Het is mogelijk om via het Clubhuismodel op de Participatieladder van de gemeente Almere te stijgen. Het Clubhuismodel heeft alle mogelijke vormen van participatie, beschreven in de Participatieladder, in zich. Het is mogelijk van trede 1: Zorg naar trede 6: Regulier werk te stijgen.
Kanttekeningen Clubhuismodel Maatschappelijke participatie- Maatschappelijke participatie vindt plaats door het participeren van clubleden in de veilige omgeving van een Clubhuis. Echter de maatschappelijke participatie buiten het Clubhuis is minimaal. Integratie in de wijk of buurt wordt niet gestimuleerd. Participatie buiten het Clubhuis is vooral economisch gericht door middel van de Employment programma’s. Doorstroom- TE en SE zijn beide beproefde vormen van ondersteuning bij terugkeer naar de arbeidsmarkt. In Amerika en Scandinavië wordt hiermee gewerkt. In Nederland, waar één officieel Clubhuis gevestigd is, (nog) niet. Het blijkt lastig om betaalde werkplekken te vinden. Waar dit door komt is nog niet duidelijk. Verklaringen zouden kunnen zijn: de bezetting van deze plekken door vrijwilligers, bezuinigingen, maar ook onwetendheid over de doelgroep. De bezetting van stafleden op een Clubhuis is een voorwaarde voor het aantal TE werkplekken. Er moet inval geregeld kunnen worden. Door bezuinigingen worden steeds minder betaalde begeleiders ingezet in de zorg. De manier waarop het uitkeringssysteem in Nederland werkt, geeft geen veilig gevoel bij clubleden om aan een TE of SE werkplek te beginnen. Naast de administratieve rompslomp zijn clubleden bang hun uitkering te verliezen en weer goedgekeurd te worden, wanneer zij dit nog niet aan kunnen. Dit geeft veel druk. Vrijwilligerswerk is dan een veiligere optie. Doelgroep-Het Clubhuismodel ondersteunt één bepaalde doelgroep. Het zou kunnen dat dit model voor meer doelgroepen geschikt is. De gemeente heeft de ambitie om doelgroepen en organisaties samen te laten werken. Werkt het Clubhuismodel voor meerdere doelgroepen? Is het dan nog steeds kosten effectief?
Kanttekeningen Participatieladder gemeente Almere Vrijblijvendheid- In de Participatieladder van de gemeente Almere wordt onderscheid gemaakt tussen vrijblijvende en niet vrijblijvende dagbesteding. Vanaf trede 3: Arbeidsactivering, is er geen sprake meer van vrijblijvendheid. Dit kan een oorzaak zijn, waardoor mensen vroegtijdig afhaken. In het Clubhuismodel is de vrijblijvendheid juist de kracht, omdat gewerkt wordt vanuit een intrinsieke motivatie. Er wordt in het tempo van het clublid naar meer zelfvertrouwen en arbeidsvaardigheden toegewerkt. Vanaf trede 4 en 5 bij het Clubhuismodel, wordt de vrijblijvendheid minder. Stijging op de Participatieladder- Het kan grote voordelen opleveren om in het proces van stijging op de Participatieladder door dezelfde omgeving gesteund te blijven worden. Er zal altijd een groep blijven die de capaciteiten niet heeft om te stijgen op de Participatieladder. Daarnaast is er een groep, die niet (meer) wil stijgen op de Participatieladder, dit kan zijn door angst of eerdere teleurstellingen. Om te komen tot stijging op de Participatieladder is het Employment programma essentieel, maar er zijn nog veel kanttekeningen om dit in Nederland te kunnen realiseren. In het vervolg op dit essay wil ik mij met de volgende vragen bezig houden: Waarom bestaan er nog geen TE en SE plekken in Nederland? Wat is en wie zijn er nodig om TE en SE plekken in Nederland te creëren? Hoe kunnen TE en SE plekken gerealiseerd worden in Nederland?
Clubhuismodel en Participatie 2013 11
Literatuur Beard, J. H., Propst, R., and Malamud, T. (1982). The Fountain House Model of Psychiatric Rehabilitation. Psychiatric Rehabilitation Journal, 5, 47-53 Fountain House. (n.d.). Fountain House. History. Opgehaald op 30 december 2012 van http://www.fountainhouse.org/content/history-timeline Gemeente Almere. (2012). Naar een nieuwe sociale infrastructuur in Almere. Beleidskader transitie sociaal domein. Almere: Gemeente Almere/Repro Hänninen, E. (2012). Choices for Recovery. Community-Based Rehabilitation and the Clubhouse model as Means to Mental Health Reforms. Tampere Finland: Juvenes Print ICCD. (2011). About ICCD. Opgehaald op 28 december 2012, van http://iccd.org/about.html ICCD. (2011). International Standards for Clubhouse Programs. Opgehaald op 28 december 2012, van http://www.iccd.org/images/2012edition_intl_standards_english.pdf ICCD. (2011). How Clubhouses function. Opgehaald op 28 december 2012, van http://iccd.org/function.html Jager-Vreugendil, M. (2012). Nederland participatieland? De ambitie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de praktijk in buurten, mantelzorgrelaties en kerken. Amsterdam: Amsterdam University Press-Vossiuspers UvA. Kwintes. (n.d.). Wat is Kwintes? Opgehaald op 8 januari 2013 van http://www.kwintes.nl/wat_is_kwintes Lodin, S. (1992). The Meaning of Transitional Employment. Psychosocial Rehabilitation Journal 16(2), 85-86 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. (21 december 2012). Contouren Participatiewet. Opgehaald op 27 januari 2013 van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/re-integratie/participatiewetbevordert-re-integratie Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport. (n.d.). WMO in het kort. Opgehaald op 16 december 2012, van http://www.invoeringwmo.nl/content/wmo-het-kort Rijksoverheid. (n.d.) Participatiewet bevordert re-integratie. Opgehaald op 27 januari 2013 van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/re-integratie/participatiewet-bevordert-re-integratie Van den Bersselaar, V. (1999). De positie van de werker en de instelling in een veranderende sociaal-politieke context. In Brink, H, Zorgvuldig hulpverlenen, maatschappelijk werk en sociale participatie (pp. 126143). Assen: Uitgeverij van Gorcum. Van Houten, M., & Winsemius, A. (2010). Participatie ontward. Vormen van participatie uitgelicht. Movisie. Vereniging Nederlandse gemeenten. (2011). Implementatie en gebruik Participatieladder, een inventarisatie naar de stand van zaken bij 24 gemeenten en ISD-en. Den Haag: Drukkerij Excelsior. Wikipedia. (2012). Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Opgehaald op 30 december 2012 van http://nl.wikipedia.org/wiki/Algemene_Wet_Bijzondere_Ziektekosten
Clubhuismodel en Participatie 2013 12