Auteur Uittreksel ‘De Belgische Stichting’ Rutger Van Boven Larcier www.larcier.be
Onderwerp De Belgische stichting. Aansprakelijkheid van de bestuurders, vertegenwoordigers en dagelijks bestuurders
Uitgave 2011
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2012
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
belgische.stichting.book Page 105 Tuesday, March 29, 2011 11:48 AM
105
Hoofdstuk VI • Werking
A FDELING 6
Aansprakelijkheid van de bestuurders, vertegenwoordigers en dagelijks bestuurders § 1. A ANSPRAKELIJKHEID
TEN AANZIEN VAN DE STICHTING
316. De aansprakelijkheid van de bestuurders693 ten aanzien van de stichting is in beginsel van contractuele aard en moet worden beoordeeld volgens de regels van de lastgeving694. De bestuurders zijn aansprakelijk voor de vervulling van de hun opgedragen taak en voor de fouten in hun bestuur695. Zo zal de stichting in beginsel haar bestuurders kunnen aanspreken die hebben gehandeld in strijd met eventuele statutaire bevoegdheidsbeperkingen. De contractuele aansprakelijkheid dekt enkel de schade die men had kunnen voorzien bij het sluiten van de overeenkomst en die het noodzakelijk gevolg is van de wanprestatie, uitgezonderd in geval van bedrog696. 317. De dagelijks bestuurder die zijn opdracht uitoefent in het kader van een arbeidsovereenkomst, kan zich beroepen op de bescherming uit de Arbeidsovereenkomstenwet697. Derhalve zal hij overeenkomstig artikel 18 WAO enkel persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld in geval van opzettelijke fout, zware fout of gewoonlijk voorkomende lichte fout. 318. In de rechtspraak wordt bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders zelden rekening gehouden met de vraag of het mandaat van de dagelijks bestuurder bezoldigd of onbezoldigd wordt uitgeoefend698. Deze evolutie kan evenwel niet volledig doorgetrokken worden wat betreft de bestuurders van een stichting. De aard van de stichting zal uiteraard een belangrijke rol spelen bij de beoordeling door de rechtbank699. 693
694
695 696
697
698
699
Hetgeen hiernavolgend wordt uiteengezet voor de bestuurders, geldt mutatis mutandis voor de leden van het orgaan van vertegenwoordiging en van het dagelijks bestuur. J. LIEVENS en Ph. MULLIEZ, “De aansprakelijkheid van leden en beheerders van een VZW” in J. BOES, D. COEKELBERGH, E. DE LEMBRE e.a., 1921-1996. 75 jaar Belgisch VZW recht, Brussel, Procura, 1996, 115; J. VANANROYE, “De private stichting naar komend recht” in JAN RONSE INSTITUUT, Nieuw vennootschaps- en financieel recht 1999, Kalmthout, Biblo, 2000, 194; P. HAMER, “Les modifications des statuts, les compétences et le fonctionnement des organes de gestion” in Sem. VANHAM & VANHAM, ASBL: Le nouveau régime juridique, comptable et fiscal en vigueuren 2004, 5 februari 2004, 24; D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 163, nr. 133. Art. 36, lid 2 V&S-wet. P. BEVERNAGE, “Bestuurdersaansprakelijkheid anno 2003: zijn bestuurders met uitsterven bedreigd?” in M. GORIS (ed.), Bestuurder en besturen is twee. De uitdaging en invulling van het bestuurdersmandaat, Brussel, Larcier, 2003, 6. O. RALET, Responsabilités des dirigeants de sociétés, Brussel, Larcier, 1996, 75-76, nr. 50; O. CAPRASSE, “La délégué à la gestion journalière et les délégations particulières de pouvoirs ”, l.c., 98, nr. 23; Y. DE CORDT en D. PHILIPPE, La responsabilité des dirigéants de personnes morales, Brugge, die Keure, 2007, 17-18, nr. 11. L. WYNANT en P. SOENS, “Bestuurdersaansprakelijkheid – Recente evolutie” in M. DEBAENE en P. SOENS (eds.), Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 73; P. HAINAUT-HAMENDE en G. RAUCQ, Les sociétés anonymes. Constitution et fonctionnement, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 543, nr. 429; B. COOPMAN, T. VANRAES en I. VERSCHUEREN, Aansprakelijkheden en risico’s voor bestuurders van VZW’s, Antwerpen, Intersentia, 2004, 32. B. COOPMAN, T. VANRAES en I. VERSCHUEREN, Aansprakelijkheden en risico’s voor bestuurders van VZW’s, Antwerpen, Intersentia, 2004, 32.
larcier • bibliotheek handelsrecht
belgische.stichting.book Page 106 Tuesday, March 29, 2011 11:48 AM
106
Hoofdstuk VI • Werking
319. Uitzonderlijk heeft de stichting de mogelijkheid om haar bestuurder(s) aan te spreken op extracontractuele basis (art. 1382 en 1383 BW). Men spreekt in dit verband over samenloop700. Dit zal het geval zijn wanneer de fout die door de bestuurder bij de uitvoering van zijn overeenkomst met de stichting werd gepleegd, een tekortkoming uitmaakt, niet aan zijn contractuele verplichting, maar aan de algemene zorgvuldigheidsplicht van eenieder, en bovendien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering van de overeenkomst te wijten schade heeft veroorzaakt701. Sinds het arrest van 2006702 vereist het Hof niet langer dat het om een louter buitencontractuele fout gaat, maar slechts dat de fout tevens een inbreuk vormt op de algemene zorgvuldigheidsplicht. De impact van dit arrest mag evenwel niet worden overschat, aangezien de vereiste van louter buitencontractuele schade overeind is gebleven703. Wanneer de burgerrechtelijke fout ook een strafrechtelijk misdrijf uitmaakt, kan de stichting haar bestuurder zonder meer aanspreken op grond van de artikelen 1382 en 1383 BW. Het samenloopverbod houdt derhalve in dat tussen contractanten geen extracontractuele vordering kan ingesteld worden, tenzij de verweten fout eveneens een tekortkoming uitmaakt aan de zorgvuldigheidsplicht en de schade vreemd is aan de uitvoering van het contract. De extra-contractuele aansprakelijkheid geeft aanleiding tot de vergoeding van alle schade, ook deze die bij de contractsluiting niet voorzien of onvoorzienbaar was704. 320. In tegenstelling tot hetgeen geldt voor de nv705 en de bvba706, voorziet de V&S-wet niet in een hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurders. Derhalve zal iedere bestuurder aansprakelijk zijn voor de door hem persoonlijk begane fout707. Liggen meerdere bestuurders aan de basis van de fout, dan zullen zij in
700
701
702
703
704
705 706 707
Omtrent het leerstuk van de samenloop, zie W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2001, 201-203; H. DE WULF, “Het Hof van Cassatie en de extra-contractuele aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders”, website Financial Law Institute, 5-9. Cass. 4 juni 1971, RW 1971-72, 371; Cass. 7 december 1973, RW 1973-74, 1597, met noot J. HERBOTS; Cass. 23 mei 1997, RW 1998-99, 681; F. CLEEREN, “Het orgaan van dagelijks bestuur”, RW 1996-97, 217, nr. 40; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2001, 202. Cass. 29 september 2006, Pas. 2006, 1911, RABG 2007, 1256, NJW 2006, 946, noot I. BOONE, TBBR 2008, 557, RW 2006-07, 1717, noot A. VAN OEVELEN en TBO 2007, 66, noot K. VANHOVE. M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, Antwerpen, Intersentia, 2009, 123, nr. 138. Cass. 10 oktober 1949, Pas. 1950, I, 64; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2001, 201. Art. 528, lid 1 W.Venn. Art. 263, lid 1 W.Venn. F. MOÏSES, “Le nouvel environnement légal des dirigéants d’ASBL et de fondations”, TBH 2003, 732; P. HAMER, “Les modifications des statuts, les compétences et le fonctionnement des organes de gestion” in Sem. VANHAM & VANHAM, ASBL: Le nouveau régime juridique, comptable et fiscal en vigueur en 2004, 5 februari 2004, 25; J.-F. GOFFIN, Responsabilités des dirigeants de sociétés, Brussel, Larcier, 2005, 305, nr. 166; D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 164, nr. 134.
larcier • bibliotheek handelsrecht
belgische.stichting.book Page 107 Tuesday, March 29, 2011 11:48 AM
Hoofdstuk VI • Werking
107
solidum kunnen worden aangesproken708. Niets belet dat de statuten de hoofdelijkheid zouden opleggen709. 321. In beginsel is enkel de raad van bestuur bevoegd tot het instellen van de actio mandati710. Hij is immers het enige wettelijk verplichte orgaan van de stichting en is bevoegd om alle handelingen te stellen die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van de doeleinden van de stichting711. Een dergelijke situatie kan problematisch zijn indien de aansprakelijkheid van het gehele bestuur of van een meerderheid der bestuurders in het gedrang komt. In voorkomend geval zal de kans klein zijn dat het bestuur zijn eigen aansprakelijkheid zal weerhouden. Om aan dit euvel te verhelpen, is het aanbevelingswaardig om in de statuten te voorzien in de oprichting van een ad hoc-orgaan dat belast wordt met het instellen van de aansprakelijksheidsvordering namens de stichting712. Vaak zal dit ook het orgaan zijn dat de bestuurders benoemt en ontslaat. Eventueel kunnen de statuten tezelfdertijd voorzien dat het toezichtsorgaan een bijzondere vertegenwoordiger kan aanstellen voor de concrete uitoefening van de aansprakelijkheidsvordering713.
708
709
710
711 712
713
D. MATRAY, “Responsabilité des membres et des administrateurs” in COMMISSION DROIT ET VIE DES AFFAIRES DE L’UNIVERSITÉ DE LIÈGE, Les ASBL. Evaluation critique d’un succès, Gent, Story-Scientia, 1985, 408, nr. 40; J. LIEVENS en Ph. MULLIEZ, “De aansprakelijkheid van leden en beheerders van een VZW” in J. BOES, D. COEKELBERGH, E. DE LEMBRE e.a., 1921-1996. 75 jaar Belgisch VZW recht, Brussel, Procura, 1996, 117; Ph. ‘T KINT, Les associations sans but lucratif, Brussel, De Boeck & Larcier, 1999, 128, nr. 168; F. MOÏSES, “Le nouvel environnement légal des dirigéants d’ASBL et de fondations”, TBH 2003, 732; P. HAMER, “Les modifications des statuts, les compétences et le fonctionnement des organes de gestion” in Sem. VANHAM & VANHAM, ASBL: Le nouveau régime juridique, comptable et fiscal en vigueuren 2004, 5 februari 2004, 25; J.-F. GOFFIN, Responsabilités des dirigeants de sociétés, Brussel, Bruylant, 2005, 306, nr. 166; D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 165, nr. 134. P. LAVRYSEN, “De private stichting: een volwaardig alternatief voor de Nederlandse stichting-administratiekantoor?”, TBH 2002, 687. De raad van bestuur neemt de beslissing om de vordering in te stellen en vertegenwoordigt de stichting bij de uitoefening ervan in rechte, zie J. VANANROYE, “De private stichting naar komend recht” in JAN RONSE INSTITUUT, Nieuw vennootschaps- en financieel recht 1999, Kalmthout, Biblo, 2000, 195; P. LAVRYSEN, “De private stichting: een volwaardig alternatief voor de Nederlandse stichting-administratiekantoor?”, TBH 2002, 688; Th. DELVAUX, “Fondations et certification” in A. BENOIT-MOURY en O. CAPRASSE (eds.), Sociétés et ASBL: Questions d’actualité, Ed. Formation Permanente CUP, maart 2003, 194; D. MATRAY en C. DUVIEUSART, “La responsabilité civile des administrateurs de fondations” in A. BENOIT-MOURY, O. CAPRASSE, N. CHAUVIN e.a., ASBL, fondations et associations internationales, Brugge, la Charte, 2004, 372, nr.2; D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 165, nr. 135. Art. 34, § 1 V&S-wet. J. VANANROYE, “De private stichting naar komend recht” in JAN RONSE INSTITUUT, Nieuw vennootschaps- en financieel recht 1999, Kalmthout, Biblo, 2000, 195; E. JANSSENS en J. LEMMENS, “De wet van 2 mei 2002 op de vereniging zonder winstoogmerk, de internationale vereniging zonder winstoogmerk en de stichtingen: de wet van 27 juni 1921 opnieuw bekeken”, Acc.Bedr. 2002, 18; Th. DELVAUX, “Fondations et certification” in A. BENOIT-MOURY en O. CAPRASSE (eds.), Sociétés et ASBL: Questions d’actualité, Ed. Formation Permanente CUP, maart 2003, 195; D. MATRAY en C. DUVIEUSART, “La responsabilité civile des administrateurs de fondations” in A. BENOIT-MOURY, O. CAPRASSE, N. CHAUVIN e.a., ASBL, fondations et associations internationales, Brugge, la Charte, 2004, 372, nr. 2. J. VANANROYE, “De private stichting naar komend recht” in JAN RONSE INSTITUUT, Nieuw vennootschaps- en financieel recht 1999, Kalmthout, Biblo, 2000, 196: wordt de bevoegdheid tot het instellen van de aansprakelijkheidsvordering krachtens de statuten toegekend aan één of meerdere bestuurders, dan moet men erover waken de bevoegdheid tot het uitvoeren ervan niet tevens toe te kennen aan dit toezichtsorgaan. In voorkomend geval verkrijgen zij immers een algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid – beperkingen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid zijn immers niet tegenwerpelijk aan derden – en zullen zij de stichting kunnen vertegenwoordigen in aangelegenheden die geen verband houden met de aansprakelijkheid van de bestuurders.
larcier • bibliotheek handelsrecht
belgische.stichting.book Page 108 Tuesday, March 29, 2011 11:48 AM
108
Hoofdstuk VI • Werking
De wetgever heeft niet voorzien in enige bijzondere verjaringstermijn voor het instellen van de actio mandati. Bijgevolg zijn de gemeenrechtelijke termijnen van artikel 2262bis BW van toepassing714. § 2. A ANSPRAKELIJKHEID
TEN AANZIEN VAN DE MEDECONTRACTANT VAN
DE STICHTING EN TEN AANZIEN VAN DERDEN
322. De bestuurders van de stichting gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan inzake de verbintenissen van de stichting715. Hun handelingen worden rechtstreeks toegerekend aan deze laatste. Enkel de stichting is aansprakelijk voor fouten die kunnen worden toegerekend aan haar aangestelden of de organen waardoor zij handelt716. In beginsel kan een derde of de medecontractant van de stichting derhalve enkel deze laatste aanspreken voor fouten die een bestuurder heeft begaan tijdens de uitoefening van zijn opdracht of bij de uitvoering van zijn overeenkomst717. 323. Op het voorgaande moet evenwel een uitzondering worden gemaakt voor de bestuurder die handelt buiten de grenzen van het statutaire doel van de stichting, of, wat betreft het dagelijks bestuur, die de grenzen van het dagelijks bestuur te buiten gaat. In voorkomend geval is de stichting immers in beginsel niet verbonden en wordt de bestuurder in de regel geacht zelf de verbintenis te hebben aangegaan718. Bijgevolg zal hij dan ook persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor fouten die hij heeft gemaakt in de uitvoering van de overeenkomst. 324. Uitzonderlijk kan het voorkomen dat de medecontractant van de stichting of een derde naast de stichting ook de individuele bestuurder(s) rechtstreeks kan aanspreken op grond van artikel 1382 e.v. BW. Men spreekt in dit verband over de co-existentie van contractuele en extra-contractuele aansprakelijkheid719. Dit zal het geval zijn wanneer de fout van de bestuurder tevens een schending uitmaakt van een specifieke wettelijke norm of van de algemene zorgvuldigheidsplicht720. Bovendien moet de schade van de medecontractant van de stich-
714
715 716 717
718
719 720
J.-F. GOFFIN, Responsabilités des dirigeants de sociétés, Brussel, Larcier, 2005, 314, nr. 170; D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 173, nr. 146. Art. 36, lid 2 V&S-wet. Art. 36, lid 1 V&S-wet. J. LIEVENS en Ph. MULLIEZ, “De aansprakelijkheid van leden en beheerders van een VZW” in J. BOES, D. COEKELBERGH, E. DE LEMBRE e.a., 1921-1996. 75 jaar Belgisch VZW recht, Brussel, Procura, 1996, 119; D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 205-206; F. MOÏSES, “Le nouvel environnement légal des dirigéants d’ASBL et de fondations”, TBH 2003, 733; B. WAÛTERS, “Aansprakelijkheid” in M. DENEF, J. DE LEENHEER, D. DESCHRIJVER e.a., VZW en stichting, Brugge, die Keure, 2005, 241, nr. 34. B. WAÛTERS, “Aansprakelijkheid” in M. DENEF, J. DE LEENHEER, D. DESCHRIJVER e.a., VZW en stichting, Brugge, die Keure, 2005, 241, nr. 36. W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2001, 203-204. D. MATRAY en L. DUVIEUSART, ASBL in A. BENOIT-MOURY, O. CAPRASSE, N. CHAUVIN e.a., ASBL, fondations et associations internationales, Brugge, la Charte, 2004, 149, nr. 16; M. DENEF, Economische activiteiten van VZW en stichting, Kalmthout, Biblo, 2004, 385, nr. 538.
larcier • bibliotheek handelsrecht
belgische.stichting.book Page 109 Tuesday, March 29, 2011 11:48 AM
Hoofdstuk VI • Werking
109
ting of van de derde specifiek of bijzonder zijn. Een loutere reflexschade721 is hiertoe niet voldoende722,723. Begaat de bestuurder een strafrechtelijk gesanctioneerde fout, dan kan hij zonder meer worden aangesproken op grond van artikel 1382 e.v. BW724. 325. De dagelijks bestuurder die zijn opdracht uitoefent in het kader van een arbeidsovereenkomst zal enkel persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor zijn bedrog, zware schuld en niet-toevallige lichte schuld725. De arbeidsrechtelijke bescherming van de bestuurder op aansprakelijkheidsvlak, sluit niet de volledige aansprakelijkheid uit van de stichting ten aanzien van derden726. 326. In dit verband moet eveneens worden gewezen op het leerstuk van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent. Overeenkomstig deze leer kan de uitvoeringsagent slechts worden aangesproken door de contractpartij van de stichting indien de hem ten laste gelegde fout tevens een tekortkoming uitmaakt aan de algemene zorgvuldigheidsplicht, en indien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering van het contract te wijten schade heeft veroorzaakt727. In de praktijk zal dit enkel het geval zijn wanneer het gedrag van de uitvoeringsagent ook strafrechtelijk wordt beteugeld728. De quasi-immuniteit geldt niet tegenover derden, alleen tegenover de medecontractant van de opdrachtgever, die voor deze doeleinden niet als derde wordt beschouwd729. In haar arrest van 7 november 1997 oordeelde het Hof van Cassatie730 dat organen van een rechtspersoon ook worden beschouwd als uitvoeringsagenten731. 721 722 723
724
725
726
727
728
729
730 731
Bv. de schade die schuldeisers ondervinden door schade aan het vermogen van de schuldenaar. M. DENEF, Economische activiteiten van VZW en stichting, Kalmthout, Biblo, 2004, 386-387, nr. 539. Bv. het geval waarin de bestuurder contracteert met een derde hoewel hij wist of behoorde te weten dat het moeilijk zou worden voor de rechtspersoon om haar contractuele verplichtingen na te komen, zie M. DENEF, Economische activiteiten van VZW en stichting, Kalmthout, Biblo, 2004, 390, nr. 543; D. MATRAY en C. DUVIEUSART, “La responsabilité civile des membres et administrateurs d’ASBL” in A. BENOIT-MOURY, O. CAPRASSE, N. CHAUVIN e.a., ASBL, fondations et associations internationales, Brugge, la Charte, 2004, 149, nr. 16; I. CLAEYS, Samenhangende overeenkomsten en aansprakelijkheid. De quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent herbekeken, Antwerpen, Intersentia, 2003, 492, nr. 485. I. CLAEYS, Samenhangende overeenkomsten en aansprakelijkheid. De quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent herbekeken, Antwerpen, Intersentia, 2003, 207, nr. 179. Art. 18 WAO; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2001, 205; D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 166, nr. 136. B. COOPMAN, T. VANRAES en I. VERSCHUEREN, Aansprakelijkheden en risico’s voor bestuurders van VZW’s, Antwerpen, Intersentia, 2004, 52. M. DENEF, R. TAS, F. HELLEMANS en J. VANANROYE, “Overzicht van rechtspraak vennootschappen 19921998”, TPR 2000, 307, nr. 270; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2001, 205; M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, Antwerpen, Intersentia, 2009, 124, nr. 139. B. COOPMAN, T. VANRAES en I. VERSCHUEREN, Aansprakelijkheden en risico’s voor bestuurders van VZW’s, Antwerpen, Intersentia, 2004, 56; M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, Antwerpen, Intersentia, 2009, 201, nr. 246. H. DE WULF, “Het Hof van Cassatie en de extra-contractuele aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders”, website Financial Law Institute, 9. Cass. 7 november 1997, TRV 1998, 284, noot I. CLAEYS. I. CLAEYS, Samenhangende overeenkomsten en aansprakelijkheid. De quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent herbekeken, Antwerpen, Intersentia, 2003,; M. DENEF, R. TAS, F. HELLEMANS en J. VANANROYE, “Overzicht van rechtspraak vennootschappen 1992-1998”, TPR 2000, 307, nr. 270; M. DENEF, Economische activiteiten van VZW en stichting, Kalmthout, Biblo, 2004, 387-388, nr. 540.
larcier • bibliotheek handelsrecht
belgische.stichting.book Page 110 Tuesday, March 29, 2011 11:48 AM
110
Hoofdstuk VI • Werking
I. Claeys732 meent de toepassing van deze leer te moeten relativeren, aangezien een bestuurder vaak niet tussenkomt in de concrete afwikkeling of uitvoering van de door hem gesloten overeenkomst. 327. Opdat de schadevergoeding kan worden gevorderd, moet er een causaal verband bestaan tussen de fout en de schade. § 3. S PECIFIEKE
AANSPRAKELIJKHEIDSGRONDEN
A. Aansprakelijkheid wegens het verlenen van medewerking aan onvolledige stukken 328. Overeenkomstig de artikelen 32, § 1, lid 2 en 42, lid 2 V&S-wet kan eenieder die namens een stichting (in vereffening) meewerkt aan een stuk waarop de vermelding “private stichting (in vereffening)” of “stichting van openbaar nut (in vereffening)”, evenals de naam en de zetel733 van de stichting (in vereffening) niet is aangebracht, persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor alle of voor een gedeelte van de verbintenissen daarin door de stichting aangegaan. B. Aansprakelijkheid wegens niet-betaling van de bedrijfsvoorheffing en/of de BTW 329. De Programmawet van 20 juli 2006734 heeft een bijzondere aansprakelijkheidsgrond ingevoerd voor (feitelijke) bestuurders die belast zijn met de dagelijkse leiding van een (zeer) grote vzw wanneer zij herhaaldelijk nalaten de verschuldigde bedrijfsvoorheffing of BTW te betalen. Wanneer de wanbetaling te wijten is aan een bestuursfout, kunnen de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de achterstallige BTW of bedrijfsvoorheffing735. Deze aansprakelijkheidsgronden gelden niet voor de stichting736. § 4. M ILDERING
VAN DE AANSPRAKELIJKHEID
A. Verzekering 330. De (dagelijks) bestuurder of de stichting zelf kan de interne aansprakelijkheid van haar bestuurders laten verzekeren, ook wanneer deze een zware fout hebben begaan. Enkel de grove schuld die expliciet in het verzekeringscontract is opgenomen, wordt niet verzekerd737. De stichting kan zelfs de externe aan732
733 734 735 736
737
I. CLAEYS, “Het bestuursorgaan als uitvoeringsagent: een verregaande beperking van aansprakelijkheid”, noot onder Cass. 7 november 1997, TRV 1998, 286, nr. 2. De zetelvermelding is niet vereist voor de stichting in vereffening, zie art. 42 V&S-wet Programmawet 20 juli 2006, BS 28 juli 2006. Art. 442quater WIB 92 (bedrijfsvoorheffing); art. 93undecies C WBTW (BTW) D. DESCHRIJVER, “Door een vennootschap- of een VZW onbetaald gebleven bedrijfsvoorheffing en/of BTW. Aspecten van de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders na de Programmawet van 20 juli 2006”, TRV 2007, 89, nr. 21. Art. 8 wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst.
larcier • bibliotheek handelsrecht