Auteur pagina’s 139 tem 141 uit het boek ‘POJT/Echtscheiding-alimentatie’ www.larcier.be
Onderwerp De onderhoudsuitkering tussen ex-echtgenoten. De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting. De uitsluitingsgronden. De exceptie van zware fout
Uitgave Larcier 2012
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2012
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
: : : :
Les aliments entre époux divorcés - La pension alimentaire après divorce pour cause de désunion irrémédiable - Les motifs d’exclusion
De onderhoudsuitkering tussen ex-echtgenoten - De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting - De uitsluitingsgronden
Les aliments entre époux divorcés - La pension alimentaire après divorce pour cause de désunion irrémédiable - Les motifs d’exclusion - L’exception de faute grave
De onderhoudsuitkering tussen ex-echtgenoten - De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting - De uitsluitingsgronden - De exceptie van zware fout
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – Législation Wetgeving ..................................................................................................
F 471. Article 301, § 2, alinéa 2, du Code civil. ...............................................
F 471.
Artikel 301, § 2, lid 2, van het Burgerlijk
Wetboek.
............................................... Article 301, § 2, al. 2 [(…) § 2. (…) Le tribunal peut refuser de faire droit à la demande de pension si le défendeur prouve que le demandeur a commis une faute grave ayant rendu impossible la poursuite de la vie commune. (…)](1)
Artikel 301, § 2, lid 2 [(…) § 2. (…) De rechtbank kan het verzoek om een uitkering weigeren indien de verweerder bewijst dat verzoeker een zware fout heeft begaan die de voortzetting van de samenleving onmogelijk heeft gemaakt. (…)](1)
(1) Ainsi remplacé par la loi du 27 avril 2007, art. 7, qui entre en vigueur le 1er septembre 2007 en vertu de son art. 44.
(1) Na wijziging, laatst vervangen bij art. 7 wet 27 april 2007, B.S., 7 juni 2007, inwerkingtreding : 1 september 2007 (art. 44).
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – Jurisprudence Rechtspraak ..................................................................................................
J 472. Le constat d'adultère dressé à charge de l'épouse,
J 472. De vaststelling van overspel ten laste van de
après le prononcé du divorce et trois semaines avant qu'il ne soit coulé en force de chose jugée, ne démontre pas que la relation extraconjugale de l'épouse existait déjà au moment de la séparation des époux deux ans auparavant, même s'il n'est pas contesté que c'est l'épouse qui avait alors quitté le domicile conjugal. La faute grave ayant rendu impossible la poursuite de la vie commune n'est donc pas établie de manière certaine. - Liège (10e ch.), 8 février 2011, Rev. trim. dr. fam., 2011, n° 2, p. 328.
echtgenote, na de uitspraak van de echtscheiding en drie weken voordat deze in kracht van gewijsde is gegaan, bewijst niet dat de buitenechtelijke relatie van de echtgenote reeds bestond op het ogenblik van de scheiding van de echtgenoten twee jaar eerder, ook al wordt het niet betwist dat het de echtgenote is die toen de echtelijke woning had verlaten. De ernstige fout die de voortzetting van het samenleven onmogelijk heeft gemaakt is dus niet op afdoende wijze bewezen. - Luik (10e k.), 8 februari 2011, Rev.trim.dr.fam., 2011, nr. 2, p. 328.
: : : :
... ......... ...
DE ONDERHOUDSUITKERING TUSSEN EX-ECHTGENOTEN 139
: : : :
140
J 473. Tout époux dans le besoin peut réclamer une
J 473. Elke echtgenoot die er behoefte aan heeft kan
pension après divorce. Il ne l'obtiendra toutefois pas si le défendeur à l'action prouve que la partie demanderesse a commis une faute grave ayant rendu impossible la poursuite de la vie conjugale. (Art. 301, par. 2 C.civ.). Il ne peut être fait grief à l'ex-épouse de souffrir d'anorexieboulimie, maladie qui s'imposa sournoisement à elle. Même s'il ressort des enquêtes qu'elle semble avoir interrompu prématurément certains traitements ou certaines hospitalisations, il ne peut lui être fait grief de ne pas s'être prise en charge sur le plan médical, ou d'avoir posé des choix révélant un comportement fautif. L'anorexie-boulimie relevant du domaine de la psychiatrie, qui n'est assurément pas une science exacte, il ne peut être présumé qu'un autre type de prise en charge aurait nécessairement conduit à sa guérison. Aucune faute ne peut à cet égard lui être reprochée. Tout autre est en revanche la problématique de son rapport à l'alcool, qui, en cours de mariage, vint progressivement se greffer sur celle de l'anorexie-boulimie. Si l'on peut aisément comprendre que l'ex-épouse cherchait à oublier les tracas de son existence, les enquêtes ont toutefois démontré qu'elle se montra incapable d'adapter sa consommation à sa fragilité physique, ce qui la conduisit fréquemment à des comportements critiquables et culpeux, tant en public qu'en privé. C'est en cela que l'ex-épouse, qui était nécessairement consciente du peu de résistance de son organisme à l'alcool, commit une faute dont la gravité, liée à la démesure et à la répétition des comportements qui lui sont reprochés, présente un lien de causalité indéniable avec l'impossibilité pour son époux de poursuivre la vie commune. Elle viola de la sorte son obligation d'assistance visée à l'article 213 du Code civil, laquelle inclut notamment celle de ne pas nuire moralement à son époux. Sa demande de pension après divorce doit dès lors être déclarée non fondée, dès lors que c'est sa façon consciente et répétée de se comporter qui est la cause de la désunion irrémédiable des époux. - J.P. Tournai (2), 14 décembre 2010, Rev. trim. dr. fam., 2011, n° 2, p. 332.
na een echtscheiding aanspraak maken op een uitkering. Hij zal die echter niet verkrijgen indien de verweerder bewijst dat de eisende partij een zware fout heeft begaan waardoor de voortzetting van het echtelijk leven onmogelijk werd gemaakt. (Art. 301, par. 2 BW). De ex-echtgenote kan niet worden verweten te lijden aan anorexia-bulimia, een ziekte die zich stiekem van haar had meester gemaakt. Zelfs al blijkt uit de onderzoeken dat ze sommige behandelingen of sommige ziekenhuisopnamen schijnbaar voortijdig heeft onderbroken, kan haar niet worden verweten zich niet te hebben verzorgd op medisch vlak, of keuzen te hebben gemaakt die wijzen op een verkeerd gedrag. Daar anorexiabulimia tot het domein van de psychiatrie behoort, wat beslist geen exacte wetenschap is, kan niet worden vermoed dat een andere soort verzorging noodzakelijk tot haar genezing zou hebben geleid. In dit opzicht kan haar geen fout worden verweten. Een heel andere zaak is daarentegen de problematiek van haar alcoholverslaving die zich in de loop van het huwelijk geleidelijk op die van de anorexia-bulimia heeft geënt. Hoewel gemakkelijk te begrijpen is dat de ex-echtgenote haar levensproblemen trachtte te vergeten, hebben de onderzoeken echter uitgewezen dat ze blijkbaar haar alcoholgebruik niet kon aanpassen aan haar fysieke zwakte, wat vaak tot betwistbare en onrechtmatige gedragingen leidde, zowel in de publieke als in de privésfeer. Op dat punt heeft de ex-echtgenote, die zich noodzakelijkerwijze bewust was van de geringe weerstand van haar organisme tegen alcohol, een fout begaan waarvan de ernst, samen met de buitensporigheid en de herhaling van de gedragingen die haar worden verweten, een onweerlegbaar oorzakelijk verband vertoont met de onmogelijkheid voor haar echtgenoot om het samenleven voort te zetten. Derhalve heeft ze haar bijstandsplicht geschonden zoals bedoeld in artikel 213 Bw, die met name inhoudt haar echtgenoot geen morele schade te berokkenen. Haar vordering van een uitkering na echtscheiding moet derhalve ongegrond worden verklaard, daar haar bewuste en herhaaldelijke gedrag de oorzaak is van de onherstelbare ontwrichting van de echtgenoten. - Vred. Doornik (2), 14 december 2010, Rev.trim.dr.fam., 2011, nr. 2, p. 332.
J 474. Selon la jurisprudence de la Cour de cassa-
J 474. Volgens de rechtspraak van het Hof van Cassa-
tion développée sous l'empire de l'ancienne législation relative au divorce, le juge des référés saisi d'une demande de provision alimentaire ne pouvait tenir compte d'une éventuelle faute de l'époux demandeur pour refuser de lui octroyer pareille provision dès lors qu'il ne pouvait préjuger pareille faute dont l'appréciation relevait de la compétence du juge du divorce. Ce risque de préjuger n'existait plus lorsque la faute était établie au terme d'une décision de divorce définitive. En l'espèce, l'époux débiteur impute l'entière responsabilité de la séparation des époux à son épouse, au motif qu'elle aurait quitté la résidence conjugale sans explication. Or, même sous l'empire de l'ancienne législation sur le divorce, la simple rupture par l'un des conjoints de la cohabitation n'était pas nécessairement constitutive de faute, notamment en cas d'entente sérieusement perturbée. Sous l'empire de la nouvelle loi du 27 avril 2007 réformant le divorce, la simple rupture de la cohabitation apparaît d'autant moins nécessairement constitutive de faute, que le législateur a entendu consacrer
tie die tot stand kwam onder de gelding van de vroegere echtscheidingswetgeving, mocht de rechter in kort geding die zich moest uitspreken over een verzoek om een voorlopige onderhoudsuitkering, geen rekening houden met een eventuele fout van de eisende echtgenoot om hem de toekenning van een dergelijke uitkering te weigeren, daar hij niet vooraf kon oordelen over dergelijke fout, die immers viel onder de beoordelingsbevoegdheid van de echtscheidingsrechter. Dit risico om vooruit te lopen bestond niet meer als de schuld was vastgesteld bij een definitief echtscheidingsvonnis. In het onderhavige geval schrijft de uitkeringsplichtige echtgenoot de volle verantwoordelijkheid voor de echtscheiding toe aan zijn echtgenote, omdat ze zonder enige verklaring de echtelijke woning zou hebben verlaten. Maar zelfs volgens de vroegere echtscheidingswetgeving maakte de loutere verbreking van de samenwoning door een van de echtgenoten, niet noodzakelijk een fout uit, met name bij een ernstig verstoorde verstandhouding. Onder de nieuwe wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van
... ......... ...
LES ALIMENTS ENTRE ÉPOUX DIVORCÉS
: : : :
: : : : un véritable « droit au divorce ». La notion de faute a au demeurant été bannie des causes de divorce, ne réapparaissant plus qu'au niveau de la pension alimentaire après divorce. En l'espèce, le jugement de divorce, prononcé sur la base de l'article 229, paragraphe 1er, du Code civil, ne permet pas de cerner les éléments concrets qui ont permis au juge de constater la désunion irrémédiable des époux, et l'époux n'apporte pas davantage la preuve que son épouse aurait commis une faute en quittant la résidence conjugale. - Bruxelles (3e ch.), 15 avril 2010, Rev. trim. dr. fam., 2010, n° 4, p. 1068.
de echtscheiding lijkt de loutere verbreking van de samenwoning nog minder een fout uit te maken, daar de wetgever een waar "recht op echtscheiding" heeft willen vestigen. Overigens werd het begrip schuld gewist uit de echtscheidingsgronden en komt het enkel nog voor in verband met de alimentatie na de echtscheiding. In casu maakt het echtscheidingsvonnis, uitgesproken op grond van artikel 229, paragraaf 1 Bw, niet duidelijk op basis van welke concrete elementen de rechter de onherstelbare ontwrichting van de echtgenoten heeft kunnen vaststellen, noch levert de echtgenoot het bewijs dat zijn echtgenote een fout zou hebben begaan door de echtelijke woning te verlaten. - Brussel (3e k.), 15 april 2010, Rev.trim.dr.fam., 2010, nr. 4, p. 1068.
J 475. Après divorce pour cause de désunion irrémé-
J 475. Wanneer de betwisting van de vordering tot on-
diable, lorsque la contestation de la demande de pension alimentaire, basée sur une faute grave de la créancière, n'est pas suffisamment prouvée par des attestations et que l'offre de preuve par témoins n'est pas admise - le fait n'étant situé ni dans le temps ni dans l'espace et n'étant pas circonstancié - la faute grave n'est pas établie. - Mons (2e ch.), 16 mars 2010, J.L.M.B., 2011, n° 14, p. 652.
derhoudsuitkering op grond van een zware fout van de uitkeringsgerechtigde na echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting niet voldoende wordt bewezen door verklaringen en het aanbod van bewijs door getuigen niet wordt toegelaten aangezien het feit niet gesitueerd is in de tijd, noch in de ruimte en niet omstandig is - is de zware fout niet bewezen. - Bergen (2e k.), 16 maart 2010, J.L.M.B., 2011, nr. 14, p. 652.
J 476. Le fait d'emporter une grosse partie des éco-
J 476. Het feit dat een groot deel van de gemeen-
nomies communes n'est pas constitutif de faute grave au sens de l'article 301, paragraphe 2, du Code civil, puisque ce fait est postérieur à la désunion irrémédiable des époux et qu'il ne s'agissait, pour l'épouse, que de prélever des sommes qui lui revenaient et dont elle avait besoin pour permettre sa réinstallation suite à son départ de la résidence conjugale pour échapper à la violence de son mari. - J.P. Liège (3), 3 mars 2010, Rev. trim. dr. fam., 2010, n° 2, p. 619.
schappelijke spaargelden wordt meegenomen, maakt geen zware fout uit in de zin van art. 301, paragraaf 2 BW vermits dit feit plaatsvindt na de onherstelbare ontwrichting en het voor de echtgenote slechts ging om de opname van sommen die haar toekwamen en die zij nodig had om zich opnieuw te kunnen vestigen naar aanleiding van haar vertrek uit de echtelijke verblijfplaats om te ontsnappen aan het geweld van haar echtgenoot. - Vred. Luik (3), 3 maart 2010, Rev.trim.dr.fam., 2010, nr. 2, p. 619.
J 477. Le comportement d'un des époux peut être
J 477. Het gedrag van één van de echtgenoten kan de
la cause de la désunion irrémédiable, sans pour autant être constitutif de faute grave au sens de l'article 301, paragraphe 2, du Code civil. En l'occurrence, si les crises récurrentes d'alcoolisme de l'épouse ont été considérées comme un fait avéré pour admettre la désunion irrémédiable des époux, l'on ne peut, sans plus, considérer que ces crises d'alcoolisme seraient nécessairement constitutives de faute grave dans le chef de l'épouse. Ces crises ne pourraient être considérées comme une faute grave, ayant rendu impossible la poursuite de la vie commune, que pour autant qu'il soit établi qu'elle aurait manifestement dû être consciente de son état et qu'elle aurait refusé de suivre un traitement adéquat qui lui aurait été proposé. En l'espèce, cette preuve ne peut être considérée comme rapportée « de plano » de sorte que la demande de l'époux de dire pour droit que son épouse a commis une faute grave au sens de l'article 301, paragraphe 2, du Code civil ne peut être accueillie. - Bruxelles (3e ch.), 25 janvier 2010, Rev. trim. dr. fam., 2010, n° 2, p. 576.
oorzaak zijn van de onherstelbare ontwrichting, zonder dat dit echter een zware fout uitmaakt in de zin van art. 301, paragraaf 2 BW. Hoewel de terugkerende crisissen van alcoholisme van de echtgenote in casu als een bewezen feit werden beschouwd om de onherstelbare ontwrichting van de echtgenoten te aanvaarden, kan men niet zonder meer beschouwen dat deze crisissen van alcoholisme noodzakelijkerwijze een zware fout zouden uitmaken in hoofde van de echtgenote. Deze crisissen zouden slechts kunnen worden beschouwd als een zware fout die de voortzetting van het samenleven onmogelijk heeft gemaakt in de mate dat zou aangetoond worden dat zij zich kennelijk bewust moet zijn geweest van haar toestand en zij zou hebben geweigerd om een gepaste behandeling te volgen die haar zou zijn voorgesteld. In casu kan niet worden beschouwd dat dit bewijs “de plano” werd geleverd, zodat de vordering van de echtgenoot om voor recht te horen zeggen dat zijn echtgenote een zware fout heeft begaan in de zin van art. 301, paragraaf 2 BW niet kan worden aangenomen. - Brussel (3e k.), 25 januari 2010, Rev.trim.dr.fam., 2010, nr. 2, p. 576.
J 478. La demande de pension alimentaire peut être
J 478. De vordering tot onderhoudsuitkering kan ge-
refusée si la partie demanderesse a commis une « faute grave ayant rendu impossible la poursuite de la vie commune ». Il
weigerd worden indien de verzoekende partij een « zware fout heeft gemaakt die de voortzetting van de samenleving onmoge-
: : : :
... ......... ...
DE ONDERHOUDSUITKERING TUSSEN EX-ECHTGENOTEN 141
: : : :
142
faut entendre par là un fait, un acte ou une négligence qui a rendu impossible toute poursuite de la vie commune entre les parties. La faute grave d'une partie n'est pas compensée par la faute grave de l'autre. Le fait que le créancier alimentaire ait luimême commis une faute grave n'est dès lors pas pertinent. Civ. Bruges (2e ch.), 4 janvier 2010, Rev. trim. dr. fam., 2011 (sommaire), n° 1, p. 235; T.G.R. - T.W.V.R., 2010, n° 4, p. 248.
lijk heeft gemaakt ». Hieronder dient een feit, handeling of nalatigheid te worden verstaan die iedere voortzetting van het samenleven tussen partijen onmogelijk heeft gemaakt. De zware fout van de ene partij wordt niet gecompenseerd door zware fout van de andere. Of de onderhoudschuldeiser zelf een zware fout heeft begaan, is derhalve niet relevant. - Rb. Brugge (2e k.), 4 januari 2010, Rev.trim.dr.fam., 2011 (samenvatting), nr. 1, p. 235; T.G.R. - T.W.V.R., 2010, nr. 4, p. 248.
J 479. L'octroi d'une pension alimentaire ne peut être
J 479. De toekenning van een onderhoudsuitkering
refusé sur la base de la simple constatation d'une « faute grave » dans le chef de la partie demanderesse. Même alors, un examen de l’« état de besoin » de la partie demanderesse reste nécessaire. La partie défenderesse n'a pas l'intérêt légal requis pour une demande qui vise seulement à constater l'existence d'une « faute grave » dans le chef de la partie demanderesse. - Civ. Bruges (2e ch.), 23 novembre 2009, Rev. trim. dr. fam., 2011 (sommaire), n° 1, p. 235; T.G.R. - T.W.V.R., 2010, n° 4, p. 249.
kan niet geweigerd worden op basis van de loutere vaststelling van een « zware fout » in hoofde van de eisende partij. Zelfs dan blijft een onderzoek nodig naar de « behoeftigheid » van de verzoekende partij. De verwerende partij heeft niet het vereiste wettelijke belang bij een vordering die er louter toe strekt het bestaan van een « zware fout » in hoofde van de eisende partij vast te stellen. - Rb. Brugge (2e k.), 23 november 2009, Rev.trim.dr.fam., 2011 (samenvatting), nr. 1, p. 235; T.G.R. - T.W.V.R., 2010, nr. 4, p. 249.
J 480. Compte tenu de l'ancienneté du fait pénal re-
J 480. Rekening houdend met de anciënniteit van het
proché à la demanderesse, de la poursuite de la vie commune après cet épisode, de la durée de celle-ci et du fait que l'épouse ne travaillait pas durant la vie commune et fait le nécessaire pour retrouver un emploi, il y a lieu d'envisager une pension alimentaire provisionnelle nonobstant la procédure pénale en cours. L'adultère établi par constat du 3 juin 2009 ne peut être considéré comme une faute grave ayant empêché la poursuite de la vie commune dès lors que déjà le 16 mai 2008, date de sa citation en divorce, le mari estimait que la désunion des époux était irrémédiable, pour des raisons étrangères audit adultère. Civ. Liège (2e ch.), 17 novembre 2009, Rev. trim. dr. fam., 2010, n° 2, p. 590, note Demaret, M.
misdrijf dat eiseres wordt verweten, met de voorzetting van het samenleven, met de duur ervan en met het feit dat de echtgenote niet werkte tijdens het samenleven en het nodige doet om opnieuw werk te vinden, moet een provisionele onderhoudsuitkering worden overwogen niettegenstaande de lopende strafprocedure. Het overspel dat werd bewezen bij vaststelling van 3 juni 2009 kan niet worden beschouwd als een grove fout die de voortzetting van het samenleven heeft verhinderd vermits de echtgenoot reeds op 16 mei 2008, dit is de datum van zijn dagvaarding tot echtscheiding, meende dat de ontwrichting van de echtgenoten onherstelbaar was omwille van redenen die vreemd zijn aan dit overspel. - Rb. Luik (2e k.), 17 november 2009, Rev.trim.dr.fam., 2010, nr. 2, p. 590, noot Demaret, M.
J 481. L'infidélité de l'épouse pendant la vie com-
J 481.
mune des époux, dûment établie par les pièces produites, doit être considérée comme une faute grave au sens de l'article 301, paragraphe 2, C. civ. Sa demande de pension alimentaire après divorce doit dès lors être déclarée non fondée. - Bruxelles (3e ch.), 16 novembre 2009, Rev. trim. dr. fam., 2011, n° 1, p. 57.
De ontrouw van de echtgenote tijdens het samenleven van de echtgenoten, zorgvuldig aangetoond aan de hand van de overgelegde stukken, moet worden beschouwd als een ernstige fout in de zin van artikel 301, paragraaf 2, BW. Haar vordering van onderhoudsgeld na echtscheiding moet derhalve ongegrond worden verklaard. - Brussel (3e k.), 16 november 2009, Rev.trim.dr.fam., 2011, nr. 1, p. 57.
J 482. Une faute grave qui a rendu impossible la pour-
J 482. Een zware fout die de voortzetting van de sa-
suite de la cohabitation doit être comprise comme un fait, un acte ou une omission de nature à ce que toute reprise de la vie commune entre les parties est rendue impossible. Il s'agit en cela d'un manquement grave, suffisamment important, unique ou répété dans le chef de l'autre conjoint. La faute grave doit être distinguée de la preuve d'une désunion irrémédiable du mariage entre les parties. La faute grave doit avoir eu lieu avant la fin de la vie commune. Peuvent également être acceptés : des faits qui se sont extériorisés, qui ont été révélés ou qui ont été mis au jour après la cessation de la vie commune. Ces derniers faits présentent
menleving onmogelijk heeft gemaakt, dient verstaan te worden als een feit, een handeling, of een nalatigheid die van aard is dat iedere hervatting van het samenleven tussen partijen onmogelijk wordt gemaakt. Het gaat daarbij om een ernstige, voldoende zwaarwichtige eenmalige of opeenvolgende tekortkoming in hoofde van de andere echtgenoot. De zware fout is te onderscheiden van het bewijs van een onherstelbare ontwrichting van het huwelijk tussen partijen. De zware fout moet plaatsgevonden hebben vóór de beëindiging van het samenleven. Mogen ook aanvaard worden : feiten die zich hebben veruitwendigd, geopenbaard, of die aan het licht
... ......... ...
LES ALIMENTS ENTRE ÉPOUX DIVORCÉS
: : : :
: : : : alors un caractère indissolublement lié à tous autres faits quelconques antérieurs démontrables datant d'avant la cessation de la vie commune des parties. (Art. 301 § 2 alinéa 2 C.civ.). Civ. Bruges (vac.), 3 juillet 2009, Rev. trim. dr. fam., 2010 (sommaire Dandoy, N., Delahaye, B.), n° 3, p. 957; T.G.R. - T.W.V.R., 2009, n° 5, p. 293.
zijn gekomen na de beëindiging van het samenleven. Deze laatste feiten vertonen alsdan een onlosmakelijk verbonden karakter met enigszins eerdere aantoonbare feiten, daterend van voor het beëindigen van het samenleven van partijen. (Art. 301, § 2, al. 2 BW). - Rb. Brugge (vakantiekamer), 3 juli 2009, Rev.trim.dr.fam., 2010 (samenvatting Dandoy, N., Delahaye, B.), nr. 3, p. 957; T.G.R. - T.W.V.R., 2009, nr. 5, p. 293.
J 483. La demande de pension alimentaire peut être
J 483. De vordering tot onderhoudsgeld kan worden
exclue en cas de faute grave. Un incendie volontaire ne peut être considéré comme une faute grave que s’il a été provoqué intentionnellement. Dans l'attente, une allocation alimentaire provisionnelle peut être accordée. - Civ. Bruges (vac.), 3 juillet 2009, Rev. trim. dr. fam., 2010 (sommaire Dandoy, N., Delahaye, B.), n° 3, 956 et 957; T.G.R. - T.W.V.R., 2009, n° 5, p. 292.
uitgesloten in geval van zware fout. Een brandstichting kan slechts als een zware fout worden beschouwd, indien ze intentioneel gebeurd is. In casu dient het strafrechtelijk onderzoek en een psychiatrisch onderzoek worden afgewacht, alvorens hierover te beslissen. In afwachting kan een provisionele onderhoudsuitkering toegekend worden. - Rb. Brugge (vakantiekamer), 3 juli 2009, Rev.trim.dr.fam., 2010 (samenvatting Dandoy, N., Delahaye, B.), nr. 3, 956 en 957; T.G.R. - T.W.V.R., 2009, nr. 5, p. 292.
J 484. Dans l’interprétation retenue par le juge a quo,
J 484. In de door de verwijzende rechter aangenomen
la disposition transitoire en cause créerait une différence de traitement entre la partie qui a obtenu le divorce sur la base de la loi ancienne et qui, partant, même en cas de faute, a droit à une pension alimentaire, et la partie qui a obtenu le divorce sur demande reconventionnelle à laquelle, selon le juge a quo, il faut appliquer la loi nouvelle et qui ne peut, partant, faire échec à la demande de pension alimentaire obtenue par la partie demanderesse au principal, la loi nouvelle ne le permettant plus que s’il est prouvé que la partie demanderesse est à l’origine de la désunion irrémédiable. L’article 42, § 2 peut s’interpréter en ce sens que, dès lors qu’une procédure de divorce a été introduite avant l’entrée en vigueur de cette loi, les anciennes dispositions du Code civil qui y sont mentionnées restent applicables à l’ensemble de cette procédure, en ce compris la demande reconventionnelle introduite après l’entrée en vigueur de la loi. Dans cette interprétation, la différence de traitement dénoncée par la question préjudicielle n’existerait pas puisque les deux époux seraient jugés, tant en ce qui concerne leur divorce que pour ce qui est de leur droit à une pension alimentaire, en faisant application des anciens articles du Code civil. Dans l’interprétation du juge a quo, aucune justification raisonnable ne peut en revanche être donnée à la différence de traitement créée par l’article précité. En effet, la situation à l’origine des demandes portées devant le juge étant la même à savoir la désunion de deux époux qui souhaitent obtenir le divorce -, elle n’est pas de nature à justifier que lui soient appliqués deux régimes juridiques qui sont différents tant du point de vue des conditions d’obtention du divorce que de celui de l’obtention d’une pension alimentaire. - C.C. n° 100/2009, 18 juin 2009 (question préjudicielle), Act. dr. fam., 2009, n° 9, p. 165; http : //www.const-court.be; A.CC., 2009, n° 5, p. 1517; M.B. 6 août 2009 (extrait), 52461; J.L.M.B., 2010, n° 24, p. 1112; Rev. trim. dr. fam., 2009, n° 4, p. 1111; R.W., 2009-10 (sommaire), n° 1, p. 46; R.W., 2009-10, n° 21, p. 864, note Eggermont, S.; T. Fam., 2009, n° 7, p. 127, note Senaeve, P.
interpretatie zou de in het geding zijnde overgangsbepaling een verschil in behandeling in het leven roepen tussen de partij die de echtscheiding heeft verkregen op grond van de vroegere wet en die bijgevolg, zelfs in geval van fout, recht heeft op een uitkering tot levensonderhoud en de partij die de echtscheiding heeft verkregen op tegenvordering waarop, volgens de verwijzende rechter, de nieuwe wet moet worden toegepast en die bijgevolg de gevorderde uitkering tot levensonderhoud die door de eisende partij in hoofdvordering werd verkregen, niet mag dwarsbomen, aangezien de nieuwe wet dat enkel nog mogelijk maakt indien wordt bewezen dat de verzoekende partij aan de oorsprong ligt van de onherstelbare ontwrichting. Artikel 42, § 2 kan in die zin worden geïnterpreteerd dat, wanneer een echtscheidingsprocedure werd ingesteld vóór de inwerkingtreding van die wet, de daarin vermelde vroegere bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing blijven op heel die procedure, met inbegrip van de tegenvordering die werd ingesteld na de inwerkingtreding van de wet. In die interpretatie zou het in de prejudiciële vraag aangeklaagde verschil in behandeling niet bestaan, vermits in het vonnis dat ten aanzien van de beide echtgenoten zou worden uitgesproken, zowel wat betreft hun echtscheiding als wat betreft hun recht op een uitkering tot levensonderhoud, toepassing zou worden gemaakt van de vroegere artikelen van het Burgerlijk Wetboek. In de interpretatie van de verwijzende rechter kan daarentegen geen enkele redelijke verantwoording worden gegeven voor het verschil in behandeling dat door het vermelde artikel in het leven wordt geroepen. Aangezien de situatie die ten grondslag ligt aan de vorderingen voor de rechter, dezelfde is namelijk de ontwrichting van het huwelijk van twee echtgenoten die de echtscheiding wensen te verkrijgen -, kan zij immers niet verantwoorden dat daarop twee regelingen worden toegepast die zowel vanuit het oogpunt van de voorwaarden tot verkrijging van de echtscheiding als vanuit dat van het verkrijgen van een uitkering - Grondwettelijk Hof nr. 100/2009, 18 juni 2009 (prejudiciële vraag), Act.dr.fam., 2009, nr. 9, p. 165; http : //www.const-court.be; A.GrwH., 2009, nr. 5, p. 1517; B.S. 6 augustus 2009 (uittreksel), 52461; J.L.M.B., 2010, nr. 24, p. 1112; Rev.trim.dr.fam., 2009, nr. 4, p. 1111; R.W., 2009-10 (samenvat-
: : : :
... ......... ...
DE ONDERHOUDSUITKERING TUSSEN EX-ECHTGENOTEN 143