SA 2005-0098
ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL ZITTING VAN 11 OKTOBER 2005
Inzake De heer A, wonende te xxx en Mevrouw B, wonende te xxx; Eisers, Ter zitting aanwezig; En RB, met maatschappelijke zetel te xxx, ingeschreven in het handelsregister onder nummer xxx; Ter zitting vertegenwoordigd door Meester xxx, loco Meester xxx, met kantoor te xxx, en door Mevrouw xxx; En RO, met maatschappelijke zetel te xxx, ingeschreven in het handelsregister onder nummer xxx; Ter zitting niet vertegenwoordigd; Verweersters,
Hebben ondergetekenden: 1. Mevrouw xxx, xxx, met kantoor te xxx, in haar hoedanigheid van voorzitter van het arbitraal college; 2. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de verbruikers; 3. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers; 4. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de reissector; 5. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector; Allen in hun hoedanigheid van scheidsrechters van de Geschillencommissie Reizen, met zetel te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 16 (Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie), Volgende arbitrale sententie geveld:
SA 2005-0098
Uit een eerste onderzoek is gebleken dat het Arbitraal College rechtsmacht heeft om van onderhavig geschil kennis te nemen. Partijen hebben schriftelijk hun akkoord bevestigd m.b.t. de arbitrale procedure. Overeenkomstig het door partijen aanvaard geschillenreglement werd de vordering rechtsgeldig aanhangig gemaakt door middel van het daartoe bestemde klachtenformulier op 16 februari 2005. De partijen werden behoorlijk opgeroepen per aangetekend schrijven dd. 7 juni 2005 om te verschijnen op de zitting van het Arbitraal College van 11 oktober 2005, waarbij beide partijen zijn verschenen, vertegenwoordigd zoals hoger aangegeven.
*
*
*
De Feiten 1. Uit de stukken blijkt dat eisers op 13 januari 2005 via de tussenkomst van eerste verweerster bij tweede verweerster een vliegvakantie boekten naar Egypte met heenreis op 15 januari 2005 en terugreis op 22 januari 2005 voor twee volwassenen. Deze reis omvatte 7 overnachtingen met verblijf in ‘all inclusive’ formule in het viersterren hotel ‘Y’ te Hurghada, El Gouna voor een totaal bedrag van 685 EUR. Volgens eisers werden zij aangetrokken door een promotie geafficheerd aan het kantoor van eerste verweerster. Zij gingen vervolgens het kantoor van eerste verweerster binnen, boekten hun reis en betaalden contant. Naar mening van eerste verweerster mocht zij enkel mevrouw B in haar reisbureau ontvangen en dit na een eerste telefonisch onderhoud. Mevrouw B was geïnteresseerd in een last minute vakantie naar El Gouna te Egypte georganiseerd door tweede verweerster voor een prijs van 685 EUR voor twee personen. Mevrouw B was reeds volledig geïnformeerd over deze reis, aangezien zij zich reeds naar een ander reisbureau had begeven, maar om reden dat door deze reisbemiddelaar extra dossierkosten werden aangerekend, was zij niet tot boeking over gegaan. Mevrouw B besloot dan ook een beroep te doen op de diensten van eerste verweerster, aangezien eerste verweerster geen bijkomende dossierkosten aanrekende. Eerste verweerster was echter niet op de hoogte van de promotie en diende aldus de brochure van tweede verweerster ter hand te nemen om de beschikbaarheid te controleren. Nadat zij mevrouw B duidelijk geïnformeerd had over de noodzakelijke formaliteiten en haar de brochure overhandigd had, gaf eerste verweerster de boeking door.
2. Op datum van vertrek, zijnde twee dagen na de boeking, begaven eisers zich naar de balie van tweede verweerster in de luchthaven om hun tickets op te halen. Aan de incheckbalie deed zich echter het volgende probleem voor: klaarblijkelijk was de reispas van de heer A, die de Italiaanse nationaliteit heeft, niet in orde, zodat eisers niet de toelating kregen om te vertrekken. Uit de besluiten van verweerster kan vervolgens het vervolg van het feitenrelaas worden afgeleid.
SA 2005-0098 Eisers namen van op de luchthaven telefonisch contact op met eerste verweerster om haar op de hoogte te brengen van het probleem. Terstond nam eerste verweerster contact op met tweede verweerster, waar zij echter geen gehoor kreeg. Vervolgens telefoneerde eerste verweerster met de balie xxx waarvan de verantwoordelijke haar bevestigde dat zij diezelfde dag nog met tweede verweerster contact zou opnemen. Op maandag 17 januari nam eerste verweerster nogmaals contact op met tweede verweerster, die haar meedeelde dat noch de reiskosten, noch het hotel konden gerecupereerd worden. Diezelfde dag kwamen eisers naar het kantoor van verweerster, die aan hen het voorstel deed om via een lijnvlucht alsnog naar El Gouna te vliegen. Eisers weigerden, gelet op de hoge kostprijs van deze oplossing. De dag erna kwam mevrouw B nogmaals langs bij verweerster. Na enkele telefonische contacten met tweede verweerster werd een nieuwe oplossing aangeboden: op 22 januari 2005 konden eisers aan promotieprijs op vakantie naar Egypte vertrekken, bovendien zou tweede verweerster een korting bieden van 87,00 EUR en zou eerste verweerster haar commissie van 38,00 EUR integraal afstaan bij wijze van economische tegemoetkoming. Na overleg met de heer A boekte mevrouw B bij eerste verweerster de nieuwe reis en werd de voucher opgehaald. 3. Eisers zijn de mening toegedaan dat eerste verweerster in gebreke is gebleven hen bij de eerste boeking de noodzakelijke informatie betreffende de contractsvoorwaarden, de nodige reisdocumenten (identiteitskaarten ed.), en een reisbijstand– of annulatieverzekering schriftelijk mede te delen. Eisers zouden geen reisbrochure ontvangen hebben, enkel een document dat diende te worden omgeruild aan de balie van tweede verweerster op de luchthaven, waar de vliegtuigtickets ter beschikking lagen. Bij schrijven dd. 1 februari 2005 deelden eisers aan eerste verweerster deze klachten schriftelijk mede: ‘… Met dit schrijven wil ik uw aandacht vestigen op de niet uitgevoerde reis naar Egypte van 15.01.2005 met boeking op 13.01.2005 met ticket nr. xxx – vlucht xxx en dit op volgende punten: 1. U bent als reisbemiddelaar verplicht ….volgende zaken schriftelijk mee te delen: algemene informatie betreffende paspoorten en visa en de formaliteiten op het gebied van gezondheidszorg …, de op het contract toepasselijke contractsvoorwaarden, informatie over het aangaan en de inhoud van een annulatie – en/of bijstandsverzekering. 2. Na aanvraag voor een lijnvlucht, om toch nog af te reizen maandag 17.01.2005 na regularisatie van de paspoort bleek dat het hotel en terugvlucht geannuleerd werd zonder ons medeweten. Aangezien U hieraan hebt verzaakt, eisen wij de volledige terugbetaling van onze reissom…’. In haar brief dd. 10 februari 2005 repliceerde eerste verweerster dat zij bij boeking de volledige informatie betreffende de noodzakelijke formaliteiten heeft medegedeeld, samen met de brochure van tweede verweerster. Zij beklemtoonde nogmaals dat zowel door haar als door tweede verweerster een aanzienlijke inspanning werd geleverd om er voor te zorgen dat eisers een week later konden vertrekken aan een zeer redelijke prijs.
SA 2005-0098 4. Vermits eisers en verweersters er niet in slaagden een minnelijke regeling uit te werken, werd door eisers een procedure aanhangig gemaakt bij de Geschillencommissie Reizen op 16 februari 2005 door middel van het daartoe bestemde vragenformulier. In dit vragenformulier uiten eisers een klacht tegen de reisbemiddelaar om reden dat zij gebrekkige en onvolledige informatie zou hebben verstrekt aangaande de noodzakelijke reisdocumenten en formaliteiten en eveneens tegen de reisorganisator wegens het annuleren van het verblijf in hotel ‘Y’ te Hurghada, El Gouna, terwijl eisers nog een poging trachtten te ondernemen om met een lijnvlucht naar Egypte over te vliegen. In dit vragenformulier vorderen eisers een bedrag van 1000,00 EUR tot vergoeding van de reiskosten, de taxirit en het werkverlet. Bij conclusie dd. 9 augustus 2005 heeft eerste verweerster haar standpunt toegelicht. Eisers en tweede verweerster hebben geen besluiten neergelegd.
Beoordeling A. Wat betreft de aansprakelijkheid A.1 De aansprakelijkheid van eerste verweerster 6. Art. 7 van de Wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, hierna kortweg de Reiscontractenwet genoemd, schrijft het volgende voor: ‘…De reisorganisator en/of reisbemiddelaar zijn verplicht : 1° vóór het sluiten van het contract tot reisorganisatie of tot reisbemiddeling aan de reizigers schriftelijk mede te delen : a) de algemene informatie betreffende paspoorten en visa en de formaliteiten op het gebied van gezondheidszorg die voor reis en verblijf noodzakelijk zijn; b) de op het contract toepasselijke contractvoorwaarden; c) informatie over het aangaan en de inhoud van een annulatie- en/of bijstandsverzekering…’. In hoofde van de reisorganisator en/of reisbemiddelaar bestaat aldus een uitgebreide informatieverplichting dewelke zij jegens hun cliënteel dienen te vervullen, voorafgaandelijk aan het sluiten van het contract. Indien een brochure wordt uitgegeven kan de reisorganisator zijn informatieverplichting nakomen door de vereiste informatie in zijn brochure op te nemen (artn. 5 en 6) Reiscontractenwet. Ook een reisbemiddelaar kan verwijzen naar de informatie in de brochure op voorwaarde dat het bewijs voorligt dat de brochure aan de reiziger ter hand werd gesteld. Art. 1315 B.W. legt in hoofde van hij die beweert bevrijd te zijn van een verbintenis, de verplichting hiervan het bewijs te leveren.
7. Toepassing van voormelde principes in voorliggend geval leidt tot het besluit dat eerste verweerster het bewijs dient te leveren dat zij haar informatieverplichting, voorgeschreven door art.
SA 2005-0098 7 van de Reiscontractenwet heeft nageleefd en aan eisers zodoende de nodige informatie heeft verschaft betreffende de paspoorten en visa, alsook betreffende het aangaan en de inhoud van een annulatie – en/of bijstandsverzekering. Deze naleving kan bijvoorbeeld gebeuren door het ter hand stellen van de brochure van de reisorganisator. In de praktijk is het gebruikelijk dat de reisbemiddelaar in zijn bestelbon een clausule opneemt, dewelke luidt als volgt: ‘…Ondergetekende verklaart een exemplaar van de brochure ontvangen te hebben, en kennis te hebben genomen van alle voorwaarden van de reis, alsook van de algemene en bijzondere verkoopsvoorwaarden in de toepasselijke brochures en programma’s…’. Door ondertekening van de bestelbon erkent de reiziger dat hij van de reisbemiddelaar de nodige brochures heeft ontvangen. Van zijn kant verwerft de reisbemiddelaar op die manier een bewijs dat hij zijn informatieverplichting ex art. 7 van de Reiscontractenwet heeft nageleefd.
8. In voorliggend geval heeft eerste verweerster echter nagelaten, in strijd met art. 9 van de Reiscontractenwet, een bestelbon op te stellen en deze ter ondertekening aan eisers voor te leggen. Eisers mochten na hun bestelling én de betaling van de reissom, enkel een document ontvangen dat zij aan de balie van xxx op de luchthaven te Zaventem dienden om te ruilen voor hun vliegtuigtickets. Het Arbitraal College stelt vast dat verweerster in gebreke blijft enig stavingstuk voor te leggen, waaruit blijkt dat zij haar informatieverplichting jegens eisers heeft nageleefd In deze omstandigheden is het Arbitraal College dan ook de mening toegedaan dat verweerster een inbreuk heeft begaan op art. 7, 1° a en c, zodat haar aansprakelijkheid in deze betrokken is.
A.2 De aansprakelijkheid van tweede verweerster 9. Uit de stukken van het dossier blijkt dat eisers aan tweede verweerster verwijten het verblijf in het viersterren hotel ‘Y’ te Hurghada, El Gouna reeds op zaterdag 15 januari 2005 te hebben geannuleerd, terwijl eisers mogelijks nog via de lijnvlucht op maandag 17 januari 2005 hun vakantiebestemming konden bereiken.
SA 2005-0098
Eisers laten echter na enig bewijsstuk voor te leggen ter ondersteuning van hun klacht. Bijgevolg acht het Arbitraal College de vordering ten aanzien van tweede verweerster ongegrond.
B. Wat betreft de schade 10. Overeenkomstig artikel 27 van de Reiscontractenwet is de reisbemiddelaar aansprakelijk voor elke fout die hij bij de uitvoering van zijn verplichtingen begaat. In casu is verweerster bijgevolg aansprakelijk voor alle schade (moreel en materieel) die eisers hebben geleden ingevolge het feit dat zij wegens problemen met de reispas van de heer A niet op 15 januari 2005 op reis naar Egypte konden vertrekken. 11. De schade kan omschreven worden als het verschil tussen de situatie waarin eisers zich hadden bevonden, was het contract tot reisbemiddeling correct uitgevoerd, en de situatie waarin zij zich ingevolge de wanprestatie van eerste verweerster bevonden. Was het contract correct uitgevoerd dan hadden eisers op 15 januari 2005 op reis kunnen vertrekken tegen betaling van de reissom van 685 EUR. Ingevolge de wanprestatie van eerste verweerster konden eisers pas op 22 januari 2005 vertrekken en dienden zij – bovenop de reeds betaalde reissom van 685 EUR – ook de tweede reis aan de verminderde prijs van 560 EUR weliswaar, te betalen. De schade, geleden door eisers door de wanprestatie van eerste verweerster, bestaat derhalve uit de kostprijs van de tweede reis, dewelke eisers genoodzaakt waren te boeken en die zij niet hadden moeten betalen indien de eerste reis had kunnen doorgaan. Deze schade moet blijkens de gegevens van het dossier gewaardeerd worden op 560 EUR. Eisers maken verder aanspraak op een vergoeding voor de taxirit van Zaventem terug naar huis op 15 januari 2005. Zij laten evenwel na een bewijs van deze uitgave voor te leggen, dan wel de bewering van eerste verweerster dat eisers gebracht werden door de ex-man van mevr. B te weerleggen. In de gegeven omstandigheden kan deze schadepost niet worden toegekend. Tot slot vorderen eisers een vergoeding voor werkverlet, doch opnieuw blijven zij in gebreke een bewijs van werkverlet, dan wel van de schade die zij ingevolge dit werkverlet zouden lijden voor te brengen. Bijgevolg oordeelt het Arbitraal College dat het bedrag van 560 EUR de door eisers geleden en bewezen schade op passende wijze vergoedt.
C. Wat betreft het klachtengeld 12. Conform art. 26 van het geschillenreglement is de eiser ertoe gehouden als waarborg voor de arbitragekosten een bedrag gelijk aan 10% van de geëiste som, met een minimum van 100 EUR, te betalen.
SA 2005-0098 Overeenkomstig art. 27 van het Geschillenreglement worden de kosten ten laste gelegd van de verliezende partij. Vermits eerste verweerster in casu in het ongelijk werd gesteld en rekening houdend met voorgaande principes beslist het Arbitraal College de procedurekosten, begroot op het door eisers voorgeschoten klachtengeld ten belope van 100,00 EUR, integraal en definitief ten laste van eerste verweerster te leggen.
OM DEZE REDENEN Het Arbitraal College,
Verklaart rechtsmacht te hebben om van de vordering kennis te nemen; Verklaart de vordering van eisers ten aanzien van tweede verweerster toelaatbaar doch ongegrond; Verklaart de vordering van eisers ten aanzien van eerste verweerster toelaatbaar en in de hierna bepaalde mate als gegrond; Veroordeelt eerste verweerster om aan eisers te betalen de som van 560,00 EUR ten titel van schadeloosstelling; Verwijst eerste verweerster eveneens in de kosten van het geding, begroot op het klachtengeld ten belope van 100,00 EUR, dat door eisers als waarborgsom werd gestort en aan eisers dient te worden terugbetaald. Wijst het meer- of andersgevorderde af als ongegrond. Aldus uitgesproken met meerderheid te Brussel op 11 oktober 2005. Het arbitraal College