Learning Objects – School of Health te Alkmaar Opleiding Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek Praktijkpilot Hematologie Annemieke Hondius 21 augustus 2005 Annemieke Hondius (1966) Fellow Annemieke Hondius is onderwijskundig medewerker bij de dienst Onderwijs, Kwaliteit en Research. Zij houdt zich vooral bezig met onderwijsvernieuwingsprojecten die inzet van ICT vereisen. Hiervoor werkte zij als projectleider digitale examenbanken bij een landelijk orgaan voor beroepsonderwijs en in het volwassenenonderwijs als coördinator en als docent. Zij studeerde onderwijskunde en heeft lerarenopleiding gedaan.
Vooraf
Een drietal fellows van het lectoraat eLearning van Hogeschool INHOLLAND zijn op zoek gegaan naar enkele zeer verschillende voorbeelden van het maken en gebruiken van digitale leerobjecten door docenten en studenten van INHOLLAND. Zij doen dit in het kader van onderzoek naar Hogeschool INHOLLAND en Learning Objects. Voor dit onderzoek zijn de volgende doelen geformuleerd: • Allereerst wil het de interne discussie binnen Hogeschool INHOLLAND op gang brengen over Learning Objects en hoe daarmee om te gaan. • Ten tweede wil het een aanzet geven tot een onderzoek dat ten doel heeft een goed overzicht te verkrijgen van de digitale inhouden die binnen Hogeschool INHOLLAND zijn of worden ontwikkeld. • Ten derde beschrijft het project enkele concrete LO situaties, met gerichte belangstelling voor de Learning Objects, de verschillende problemen en de mogelijkheden van dit materiaal, maar ook voor de verschillende rollen van docenten en studenten hierbij. • Tenslotte kunnen dergelijke praktijk pilots helpen om het gepresenteerde stappenplan voor het maken van LO te verbeteren. De fellows geven een beschrijving van wat ze hebben aangetroffen, vertellen over de gesprekken die ze voerden met de betrokkenen (docenten en studenten) en proberen zo een beeld te geven in hoeverre het aangetroffen materiaal LO genoemd kunnen worden en wat er nog zou moeten gebeuren om er - indien gewenst – “complete” LO van te maken. Het is dus helemaal niet de bedoeling om met de beschrijving van deze praktijk pilots een structureel of uitputtend overzicht te geven van hoe de LO-situatie binnen INHOLLAND erbij staat! Dat is voor later datum! Wel geven deze zeer uiteenlopende voorbeelden van LO binnen drie INHOLLAND Schools een concreet beeld van de mogelijkheden en de problemen die zich op de werkvloer voordoen als er gekeken wordt naar LO. Zo moeten ze ook gelezen worden: wat gebeurt er, hoe wordt er gedacht en wat zijn de mogelijkheden en problemen?
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 1
Voorwoord Bij het doen van onderzoek naar LO binnen het lectoraat eLearning van INHOLLAND wilden we graag enkele praktijkpilots doen. Doel van de pilots is nagaan op welke wijze LO binnen INHOLLAND gebruikt worden. De keuze voor deze pilot is gemaakt, omdat de al ingerichte Blackboard-course er erg interessant uitzag. Er waren veel foto’s, opdrachten en stukken tekst. Bovendien kregen de studenten als eindopdracht zelf atlasjes samen te stellen die daarna weer als naslagwerken zouden kunnen dienen. Daarnaast waren de docenten [Corinne Jordens en Martin van Gijtenbeek] al bij de onderzoeker bekend en bereid om mee te werken. Onderzoek in de onderwijspraktijk De opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek, afdeling medisch laboratoriumonderzoek hematologie van de School of Health te Alkmaar, heeft veel materiaal in de vorm van foto’s en beschrijvingen van bloed(monsters), ziekten etc. Daarbij behoren opdrachten. Dit materiaal is in feite een verzameling LO, al noemen de betrokken het materiaal zelf niet op deze manier. Deze pilot betreft de module ‘experimenteren 2’ van het medisch domein. In deze module heeft men met opdrachten, beschrijvingen en foto’s van bloedmonsters een cursus ingericht in Blackboard die studenten in groepjes kunnen doorlopen. Het pilot-idee is afkomstig vanuit het project SALDO (SAmenwerkend Leren Digitaal Ondersteund), dat binnen INHOLLAND nu geïmplementeerd wordt. Hiervan is Annemieke Hondius projectleider. De module waar het om draait, is een bestaande onderwijseenheid die opnieuw is ingericht onder begeleiding van ICTO, met als doel studenten meer te laten samenwerken met digitale ondersteuning. Kader onderwijspraktijk De opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek van de school of Health te Alkmaar, is zeer praktijkgericht. Direct vanaf het begin van de opleiding worden vragen en opdrachten vanuit de beroepspraktijk op het bord van de student gelegd. Competenties die verworven worden zijn: • Experimenteren (niveau 1, 2, 3) • Onderzoeken (niveau 1, 2, 3) • Leiding geven (niveau 1) • Adviseren (niveau 1) • Beheren (niveau 1) • Instrueren (niveau 1) • Zelfsturing (niveau 1, 2, 3) De studenten gaan samen op zoek naar de antwoorden. De bestudeerde theorie wordt in de laboratoria van de vestiging Alkmaar in praktijk gebracht. De module wordt ondersteund met een Course in Blackboard. Er wordt gewerkt volgens het 4C/ID model, dat uit vier componenten bestaat: • • •
Leertaken: aantal samenhangende praktijkopdrachten Ondersteunende informatie: achtergrondinformatie op Blackboard en website of boeken uit de bibliotheek. Just-In-Time-informatie (JIT informatie): informatie die de student kan opvragen op het moment dat hij of zij deze informatie nodig heeft (gebruik maken van een leermoment)
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 2
•
Deeltaakoefeningen vaardigheidstraining: oefeningen met een oplopende moeilijkheidsgraad. In het begin wordt alles uitgelegd, bij de laatste oefening wordt algehele zelfstandigheid verwacht.
Tijdens de onderwijseenheid hebben de studenten twee dagen per week praktijkles op school. De overige dagen kunnen zij met behulp van Blackboard deze praktijk voorbereiden. De onderwijseenheid is een onderdeel van de Major-structuur van het laboratoriumonderwijs en kan in periode 1, 2, 3 en 4 uitgevoerd worden. Dit is afhankelijk van de snelheid waarmee studenten de voorgaande blokken doorlopen. Meestal zijn studenten er twee periodes mee bezig, dit is een tijdsduur van 20 weken, maar het kan ook gecomprimeerd worden in tien weken. (Dan is de werklast dus ook twee keer zo zwaar per week). De opzet van de onderwijseenheid De onderwijseenheid is in deze vorm éénmaal eerder uitgevoerd en wordt nu voor de tweede maal uitgevoerd. De vorige keer vond dit blok in het tweede jaar plaats. Experimenteren 2 medisch bestaat uit drie onderdelen, te weten: 1. Klinische chemie (afwijkingen in bloed, urine e.d.) 2. Hematologie (bloedcellen) 3. Medische microbiologie (ziekteverwekkers, micro-organismen etc.) De drie onderdelen leveren samen tien EC’s op. Deze pilot is vooral gericht op de medische microbiologie. Er zijn in totaal 80 contacturen. Studenten komen twee dagen per week naar school en doen dan opdrachten in het laboratorium. Studenten kunnen voor hulp de docent benaderen. Voor thuisstudie staat 60 uur. Er zijn geen geplande individuele contacturen met studenten. De lesonderdelen zijn oplopend in moeilijkheidsgraad: 1. urineweginfectie 2. ademweginfectie 3. wond- en huidinfectie 4. infectie van spijsverteringskanaal 5. parasieten Het gebeurt vaak dat onderwerpen door elkaar heen lopen. Studenten zijn namelijk enigszins vrij om de onderwerpen aan te pakken, ook al lopen de onderwerpen vanwege complexiteit in moeilijkheidsgraad op. Bijvoorbeeld: bij een ademweginfectie moet je de ' boosdoeners'uit de ' gewone'keelflora halen. Maar de normale bacteriën die zich in de keel bevinden, kunnen bij een verminderde afweer ook een infectie veroorzaken. Voorkennis van de ‘normale’ bacteriën moet de student dus wel hebben. Bij wondinfecties moet de student ruime kennis hebben om boosdoeners te herkennen. Spijsverteringsstoornissen kunnen erg besmettelijk zijn, dus moet de onderzoeker oppassen dat deze zelf niet besmet raakt. De medewerker mag dus niet knoeien, niet voor hem zelf en niet voor anderen! Doordat studenten de vrijheid hebben om zelf interessante onderwerpen op te pakken is het van belang een heldere structuur in de elektronische leeromgeving te bieden. De competentie die behaald wordt met deze onderwijseenheid is de competentie experimenteren. Deze houdt in dat de afgestudeerde in staat is om zelfstandig en systematisch, de praktische uitvoering van experimenten ten behoeve van (fundamenteel en toegepast) onderzoek op een dusdanige wijze uit te voeren dat aantoonbaar betrouwbare resultaten worden verkregen. (Zie verder bijlage 1).
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 3
Het is overigens niet de bedoeling om het gebruikte materiaal in deze onderwijseenheid terug te herleiden tot de competentie. Uitgangspunt is dat het gebruikte materiaal bij de competentie behoort. De Blackboard-course Voor de onderwijseenheid experimenten 2 wordt een Blackboard-course gebruikt. In deze course is materiaal opgenomen, zowel vakspecifiek als ook in de vorm van opdrachten. De course is samengesteld door de Blackboard-coördinator en daarna overgedragen aan docenten. Het materiaal is afkomstig uit het eigen persoonlijke archief van de coördinator en de docent, aangevuld met materiaal dat op het Internet te vinden is. Veel materiaal is door de jaren heen persoonlijk door hen verzameld en bijeengesprokkeld. Soms is het ook materiaal van collega’s dat met enige aanpassingen geschikt gemaakt is. Het materiaal is niet opgeslagen in een metadataset, omdat de docenten hier eigenlijk nooit over nagedacht hebben. Doordat het lectoraat eLearning deze onderwijseenheid als pilot bestudeert, maken zij voor het eerst kennis met learning objects. Hieronder volgt de beschrijving van de Blackboard-course. Daarna wordt ingegaan ook het gebruikte materiaal. De knoppen die in de Blackboard-course in gebruik zijn, zijn de volgende: • Berichten: Hier is informatie over de onderwijseenheid opgenomen. • Cursusinformatie Opbouw van de cursus: in dit geval is de cursus in opdrachten geclusterd. • Microbiology documents Documenten voor de onderwijseenheid • Haematology documents Documenten voor de onderwijseenheid • Opdrachten • Inleveren van opdrachten Via deze knop leveren de studenten hun uitgevoerde opdrachten in • Boeken Titelverwijzingen • Groepen Wordt niet gebruikt • Communicatie Discussieforum • Coaches Docenten en hoe ze bereikbaar zijn • Algemeen medisch Documenten voor onderwijseenheid • Veel gestelde vragen • External links Verwijzing naar websites voor aanvullende informatie over de drie onderdelen (microbiologie, hematologie en algemeen medisch) • Evaluatie Wordt (nog) niet gebruikt • Resultaten Studenten kunnen hier hun eigen resultaten inzien. • Self-assessment Oefenvragen
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 4
Documenten over de onderwijseenheid zijn onder andere te vinden bij de vakspecifieke documenten onder de knoppen: microbiologische documenten, hematologische documenten en algemeen medisch. Onder elk van de genoemde knoppen zijn mappen opgenomen, zoals in het plaatje hieronder:
! ! "
!
In elke map zijn naar onderwerp in mappen documenten ondergebracht, die steeds de in kleine stukken verdeelde onderwerpen beschrijven. Ook zijn er overzichtstabellen opgenomen en plaatjes. Als voorbeeld staat hieronder een plaatje van de map infecties uitgevouwen:
COURSES > EXPERIMENTEREN 2, CLUSTER 2&3, MEDISCH DOMEIN... > MICROB. DOCUMENTS > INFECTIES
EDIT VIEW
infecties
1_Infecties_van_de_urinewegen.doc ( 81920 Bytes ) infecties
2_Infecties_van_de_luchtwegen.doc ( 62976 Bytes ) infecties
3Infecties_van_de_huid_en_van_huidwonden.doc ( 40448 Bytes )
Deze folder bevat de informaties over infecties van de urinewegen, de ademwegen en huid en huidwonden Course Documents
longontsteking.doc ( 109056 Bytes ) overzicht van de verwachten micro-organismen bij gewone en bijzondere ademweginfecties.
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 5
SOP pussen
S.O.P.Pus.doc ( 512512 Bytes )
Standard operating procedure voor pussen
In dit geval staan er dus vijf documenten. De eerste drie zijn te benoemen als zijnde een naslagwerk op onderwerp. Dit zou ook in boekvorm verschenen kunnen zijn. Het document ‘longontsteking’ is van Internet gehaalde informatie. Het vijfde document is een scriptie van twee studenten en bevat een complete beschrijving van bacteriologisch onderzoek van pus. In de mappen voedingsbodems, praktijkklapper, Maken en beoordelen van preparaten en kweken en Antibiotica staan ook naslagwerken, en pdf files die van het Internet afkomstig zijn. Onderzoekskader Gebaseerd op de omschrijving van LO uit het document Hogeschool INHOLLAND en Learning objects, wordt in deze pilot geprobeerd antwoorden te vinden op de volgende vragen: Welke LO bevinden zich in de onderwijseenheid ‘Experimenteren 2’? Hoe kunnen we deze LO beschrijven en wat is er voor nodig om van de gevonden LO ook herbruikbare objecten te maken? Nadat ik de docent en de Blackboard-coördinator een aantal keren gesproken heb, kwam het onderwerp LO specifiek aan de orde. Als omschrijving voor een LO is voor het gemak het volgende gebruikt: leermateriaal dat hergebruikt zou kunnen worden in een andere context. Dat impliceert theorie, plaatjes, opdrachten, toetsvragen etc. Beide docenten zijn van mening dat er geen herbruikbare materialen in deze course zijn opgenomen. Beiden vinden het materiaal zo vakspecifiek, dat het niet ingezet zou kunnen worden bij anderen opleidingen binnen INHOLLAND. Het materiaal zou hoogstens gebruikt kunnen worden in andere laboratoriumopleidingen. Ook op de werkvloer zou het volgens hen niet hergebruikt kunnen worden. De reden daarvoor is dat elk ziekenhuis en elk laboratorium zijn eigen werkwijze kent. Materiaal wordt nu bewaard op de eigen harde schijf. Men beschouwt het als persoonlijk eigendom. Of het is door hen gemaakt of anders is het wel door henzelf gevonden. Een deel van het materiaal is door studenten gemaakt, gefotografeerd of gevonden. Dat materiaal beschouwen docenten ook als van henzelf. Studenten hebben het immers in hun lessen gefabriceerd. Vooral als materiaal door de docent zelf gemaakt is, is men huiverig het af te staan aan anderen. Men is niet blij als anderen hun materiaal zomaar gaan gebruiken. Vooral niet omdat bronvermelding ontbreekt en anderen de eer krijgen die henzelf eigenlijk toekomt. Met materiaal dat zij zelf van Internet gehaald hebben, is men ook niet scheutig in het delen. Hierop merkte de docent op: “vreemd eigenlijk, want ik heb het ook maar van het Internet geplukt.” Hoe men echter om behoort te gaan met het gebruik van materiaal is niet bekend, nergens staat een bron van herkomst vermeld. Er wordt geen gebruik gemaakt van een metadataset, omdat de docenten geen weet hebben van LO. Beschrijving van de praktijksituatie Bij aanvang van het onderzoek was er een onderwijseenheid experimenteren 1 en een onderwijseenheid experimenteren 2. Deze onderwijseenheden waren beide al éénmaal uitgevoerd. In deze pilot zijn de beide onderwijseenheden net samengevoegd tot één. De Blackboard-coördinator heeft de eerste inrichting van de course gedaan en bij aanvang van deze pilot overgedragen aan de docenten, die er verder aan bouwen.
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 6
Organisatie Betrokken personen Docent en Blackboard-coördinator Martin van Gijtenbeek is gestart met het ontwerp van deze cursus in Blackboard. Hij heeft als vooropleiding HBO-Analistenopleiding en zich gespecialiseerd in klinische chemie. Klinische chemie omvat bloed, feces, urine, lichaamssappen etc. Later heeft hij ook een pedagogische aantekening behaald en is nu Blackboard-coördinator en voert vele onderwijsactiviteiten uit. Na deze opleiding heeft hij twaalf-en-een-half jaar gewerkt in een ziekenhuis als analist. Hier heeft hij allround onderzoek gedaan. Een voorbeeld hiervan: stel een patiënt komt binnen bij de EHBO en wordt gezien door een arts. Deze arts maakt een foto, voelt en knijpt om te onderzeken wat er aan de hand is. Dan volgt ook vaak bloedafname. In dat geval komt dan de analist in beeld die vaak binnen een uur de resultaten van het onderzoek aan de specialist levert, zodat de diagnose gesteld kan worden. Martin zijn visie op het vak is dat het vaktechnisch heel interessant is, maar dat de patiënt voor hem toch het belangrijkste is. Een diagnose leukemie is vaktechnisch erg mooi, maar vreselijk voor de patiënt. Dat besef moet de student wel bijgebracht worden en daarmee moeten de studenten ook leren omgaan. Ook al wordt de diagnose door de arts verteld, de analist ziet de patiënt ook. Daarnaast moeten studenten er goed van doordrongen zijn dat het werk ook buiten kantoortijden doorgaat. Patiënten komen immers niet alleen op kantoortijden in het ziekenhuis terecht. Martin is overgestapt naar het onderwijs als amanuensis met als hoofdreden dat hij geen nachtdiensten meer wilde draaien. De docent Corinne Jordens heeft op universitair niveau biologie en scheikunde gestudeerd, met als hoofdvak microbiologie. Hierna is zij gaan werken in het onderwijs op een hogeschool. Hier bleek zij vooral behoefte aan praktijkervaring te hebben. Die heeft zij toen opgedaan in verschillende korte stages in ziekenhuizen, op afdelingen als medische microbiologie en klinische microbiologie. Verder heeft zij praktijkervaringen verworven wat betreft celkweken, schimmels en parasitologie. Tijdens haar universitaire studie heeft Corinne al lesgegeven. Corinne is van mening dat studenten aan de HBO-opleiding hematologie vooral moeten leren om vlot een probleem te analyseren. Zij moeten voldoende kennis bijgebracht krijgen om gewone van bijzondere zaken te onderscheiden. Als werkvorm vindt zij oefenen met echte materialen het meest geschikt. De rol van de docent is in dat geval die van de expert en de (scheeps)loods. De student zelf is de kapitein. Na afronding van de studie moeten de studenten het immers geheel zelfstandig kunnen. Op dit moment is er ook een derde docente betrokken. Bij deze praktijkpilot is zij slechts zijdelings betrokken, omdat zij niet met de inrichting van de course te maken heeft gehad. Een volgorde van gebeurtenissen De competentie die behaald wordt heet ‘ experimenteren’ , zie bijlage 1. Deze competentie wordt gemeten door middel van assessment (standaardopdracht, voor elke student verschillend) in de laatste week waarin de studenten laten zien dat zij vier van de vijf infecties (bij parasieten alleen diagnose) goed kunnen diagnosticeren en advies kunnen geven over behandeling. Het assessment vindt plaats met echt materiaal uit ziekenhuizen, dat wordt besteld en verdeeld over de studenten. De docent zelf kijkt na. Materiaal wordt geleverd met de diagnose van het ziekenhuis. De docent gaat ervan uit dat de diagnose klopt, maar omdat het levend materiaal betreft kan de diagnose veranderen, omdat het materiaal kan veranderen. In de toekomst wordt hier een self-assessment aan toegevoegd.
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 7
Studenten leveren de volgende output: een ingevuld assessment . Bij een volgend gebruik van deze module een parasietenatlas die zij gezamenlijk maken. Oorspronkelijk wilde men dat dit schooljaar al doen, maar dat is er vanwege tijdsgebrek niet van gekomen. Studenten maken ook zelf vragen voor het assessment (met als doel dat zij hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden). Een deel van deze vragen die studenten maken, wordt gebruikt in het assessment. Tussentijdse output zijn werkbriefjes (lijkt op ziekenhuis) zodat je de stand van zaken van het onderzoek steeds vastlegt. Voor deze pilot is het uitgangspunt een bestaande module, Experimenteren in de microbiologie 2 die als Blackboard-course is ingericht. Hierin zijn volgens de onderzoeker veel LO’s opgenomen, zonder dat deze specifiek als zodanig gekenmerkt zijn. De nulmeting Bij het eerste interview, de nulmeting, dat bij beide docenten apart is afgenomen, waren de betrokkenen niet op de hoogte van wat LO zijn. Hierop is heel kort aangegeven dat het stukjes leermateriaal betreft, plaatjes, opdrachten of tekst die in een andere context hergebruikt zouden kunnen worden. Dit werd door beiden voor kennisgeving aangenomen. De nulmeting is uitgevoerd met behulp van een door de onderzoeksgroep gemaakte vragenlijst . Deze vragenlijst bestond grotendeels uit gesloten vragen, waar het steeds mogelijk was een toelichting te geven. De vragenlijsten zijn bij beide betrokkenen mondeling afgenomen op eenzelfde dag. De vragen zijn gegroepeerd onder de kopjes: leermaterialen, tijdwinst, kwaliteit, verkrijgbaarheid/toegankelijkheid, ontwikkeling leermaterialen, de rol van studenten, didactiek/deskundigheid, opslag/bereikbaarheid en het delen van materialen. Bij elk thema is er de mogelijkheid om een toelichting te geven. Dit is meestal ook gedaan. Helaas liet de techniek het bij het eerste interview afweten, waardoor de toelichtingen niet opgeslagen zijn. Het terughalen van deze toelichtingen was nauwelijks mogelijk. Leermateriaal De eerste betrokkene merkte op dat er weliswaar veel leermateriaal op het internet te vinden is en dat de kwaliteit ervan ook best goed kan zijn, maar dat goed materiaal toch niet gemakkelijk te vinden is. Wat betreft het zelf ontwikkelen van materiaal gaf zij aan dat zij het wel leuk vindt om materiaal te ontwikkelen, maar dat dit niets zegt over haar deskundigheid. De tweede betrokkene gaf eveneens aan dat er voldoende leermateriaal op het internet te vinden is. Voor hem was het ook geen probleem om kwalitatief goed materiaal te vinden. Zelf ontwikkelen van materialen laat volgens hem wel zien dat iemand daarmee deskundig is. Tijdwinst Beide betrokkenen geven aan dat leermaterialen ontwikkelen veel tijd kost. Het zou hen wel tijd schelen als er veel leermateriaal beschikbaar is. Dit leermateriaal zouden zij graag gebruiken in de lessen. Overigens staat de ene docent hier iets positiever tegenover dan de ander. Toch hoeft INHOLLAND er niet voor te zorgen dat leermaterialen voor hun vak ontwikkeld worden. Dat beschouwen zij toch als een eigen verantwoordelijkheid. Aanpassing van leermaterialen voor de eigen situatie zal altijd enige tijd kosten. Kwaliteit Goed leermateriaal is niet gemakkelijk verkrijgbaar. De kwaliteit van leermaterialen gemaakt door uitgevers, andere docenten en/of studenten is lang niet altijd goed. Dat ligt erg aan de betreffende docent of de student. Van de één is het vrijwel altijd goed, van de ander eigenlijk nooit. Wat betreft uitgevers: Engelstalig leermateriaal is vaak van een veel betere kwaliteit dan Nederlandstalig materiaal.
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 8
Verkrijgbaarheid/toegankelijkheid van materiaal De docenten zouden het prettig vinden als er leermaterialen via een database beschikbaar zou zijn. Zij geven ook aan dat zij ervan dan graag gebruik zouden maken. Dit materiaal zou dan wel van metadata voorzien moeten zijn, zodat het gemakkelijk te vinden is. Wanneer dit niet het geval is, geeft de ene betrokkene aan dat het dan niet bruikbaar is, terwijl de ander dat nog wel vindt. Ontwikkeling leermaterialen Beide docenten vinden dat je zelf of met een collega leermateriaal ontwikkelt. Het zou ook in een multidisciplinair team kunnen. Over het hergebruik van leermaterialen dat is ontwikkeld door anderen verschillen zij van mening. Hoe dan ook, er is altijd enige aanpassing nodig van dit materiaal. Het is niet zo dat als materiaal door anderen of in een team ontwikkeld is, het onderwijs minder afhankelijk van de individuele docent wordt. De rol van studenten Beide docenten vinden dat studenten goed bij kunnen dragen aan het ontwikkelen van leermateriaal en dit ook essentieel voor het onderwijs is. Ook moeten zowel studenten als docenten de mogelijkheid hebben om feedback te geven op het onderwijsmateriaal. Na afloop van een lesperiode moet het materiaal dan ook met studenten geëvalueerd worden. De feedback die dit oplevert, is dan weer van invloed op de materiaalkeuze. Studenten kunnen zelf ook materiaal aanleveren, dat ingezet kan worden in de lessen. In deze course is dan ook materiaal dat door studenten gemaakt is terug te vinden. Didactiek/deskundigheid De docenten zijn van mening dat als je als docent geen materiaal meer zelf ontwikkelt, de rol van de docent verandert en dit het beroep uitholt. Ook de didactiek zal in dat geval veranderen. Het onderwijs zal er echter niet echt transparanter van worden. Eén van de geïnterviewde docenten merkt op dat op dit moment elke docent voor elk vakgebied materiaal moet ontwikkelen. Dat gaat erg ver, omdat het in dit geval vaak specialismen betreft. Wanneer je zaken moet ontwikkelen die niet op jouw vakgebied liggen, dan neemt dit het enthousiasme weg. Opslag/bereikbaarheid Over of de bibliotheek een belangrijke plaats in moet nemen bij de opslag van leerobjecten zijn de meningen verdeeld. Wel vindt men dat leerobjecten via het Intranet van INHOLLAND beschikbaar moeten komen. Daarbij kan het nuttig zijn dat er specialisten zijn die bij het opsporen van die leerobjecten kunnen helpen, maar dit is niet per se noodzakelijk. Delen van materialen De docenten zijn beiden van mening dat het door hen gemaakte leermateriaal wel goed genoeg is om door anderen hergebruikt te worden. Men is echter zo vakspecifiek bezig, dat hergebruik van materiaal dat door de ene docent is ontwikkeld, niet altijd door anderen gebruikt kan worden. De leerobjecten hoeven niet voor alle docenten van de school en zeker niet voor alle medewerkers van heel INHOLLAND en daarbuiten beschikbaar te zijn. Toch geven beide docenten aan dat deze zienswijze van delen van materiaal nog erg nieuw is en dat zij daardoor afwijzend antwoorden. Daarnaast is men ook bang dat materiaal gestolen wordt en daarna gepresenteerd wordt als zijnde van de dief zelf. Als je mensen kent, is het gemakkelijker om je materiaal te delen.
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 9
Analyse van de beschrijver Uitgangspunt Vanuit de veronderstelling dat er in de gekozen onderwijseenheid en de daarbij behorende Blackboard-course zich veel LO zouden bevinden, ben ik aan dit onderzoek begonnen. In de course zijn immers foto’s, tekeningen, opdrachten, (delen van) syllabi etc. opgenomen. Bovendien zouden studenten in het oorspronkelijke plan atlasjes van parasieten maken. Dit is uiteindelijk niet gebeurd, maar het zou voor deze pilot heel interessant geweest zijn , omdat op deze wijze er een ontwikkelcyclus van LO zou ontstaan. Elke keer dat deze onderwijseenheid uitgevoerd zou worden, maken studenten nieuw materiaal voor deze onderwijseenheid. Uitwisselbaarheid Wat betreft de uitwisselbaarheid van materialen verschillen de meningen van docenten en onderzoeker. De docenten stellen dat het materiaal uit deze course te vakspecifiek is en niet herbruikbaar is. Als onderzoeker acht ik het zeer onwaarschijnlijk dat materialen niet herbruikbaar zijn. Vooral syllabi, handleidingen, plaatjes, structuren van opdrachten kunnen mijns inziens wel hergebruikt worden. Maar het is voor mij heel moeilijk te beoordelen, omdat ik als onderzoeker geen domeindeskundige ben. Wellicht zou het goed zijn om eens samen met een generalist uit de gezondheidszorg (een verpleegkundige, of een basisarts?) de course te bekijken op herbruikbaarheid van materialen. Wanneer het materiaal in deze course inderdaad te vakspecifiek is om hergebruikt te kunnen worden, dan is dit op zijn minst opmerkelijk te noemen. Diverse materialen die in de Blackboard-course zijn opgenomen zijn van het Internet gehaald. Ook wordt er materiaal gebruikt, dat door studenten wordt gemaakt. Dat betekent hoe dan ook dat het in eenzelfde soort cursus hergebruikt kan worden. De docenten hebben het immers zelf gedaan. Hier gaf men mij wel gelijk en gaf men aan dat een gebruiksaanwijzing van een microscoop, zoals opgenomen in de course, wel degelijk hergebruikt kan worden. Een interessante vraag die we ons kunnen stellen is: Wie bepaalt wat herbruikbaar is en wat niet? De eigenaar, de ontwikkelaar of de potentiële klant? Delen van materiaal Wat betreft het delen van materialen uit de course geven de docenten aan dat zij niet zonder meer voorstander zijn van het delen van materialen, omdat de credits naar anderen gaan. Een voorwaarde voor gebruik van materialen door anderen, is dus dat de credits ervan naar de ontwikkelaar/eigenaar gaan. Dit brengt echter weer een andere vraag met zich mee. Als een docent met een dienstverband bij een instelling materialen ontwikkelt, doet die dat in werktijd of in privé-tijd? In het eerste geval is de eigenaar van het materiaal de instelling waar de medewerker in dienst is, in het tweede geval is de eigenaar de ontwikkelaar. Herkomst van materialen Het is niet altijd duidelijk waar materialen vandaan komen. Docenten geven aan veel materialen van henzelf te gebruiken. Echter ontbreekt bronvermelding in de Blackboardcourse overal. Soms is het wel te zien dat materiaal van het Internet gehaald is, soms is het slechts een vermoeden van mij. De docenten weten zelf vaak niet meer waar het materiaal oorspronkelijk vandaan komt. Ook ontbreekt bronvermelding bij foto’s en materiaal van studenten. Alleen al het feit dat docenten materialen verzamelen en niet alles zelf ontwikkelen, betekent dat hier sprake is van hergebruik van materiaal door de docenten. Dat bewijst in elk geval dat (een deel van) gekenmerkt kan worden als LO, zelfs als de docenten zelf die mening niet toegedaan zijn. Doordat elke docent materialen zelf maakt, aanpast en bewaard, wordt binnen de opleiding niet zichtbaar of en waar materialen zich bevinden. Dat is geen probleem, zolang dezelfde INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 10
docenten dezelfde werkzaamheden uit blijven voeren. Is dit echter niet het geval, dan zullen verschillende docenten dezelfde materialen ontwikkelen. Interessant voor een opleiding zou in dit geval een Content Management Systeem zijn.
) Dit model laat verschillende vormen van LO zien en de componenten waaruit zij bestaan. Dit maakt het mogelijk om leermaterialen onder te brengen en te kenmerken De eerste twee niveaus zijn materialen die het gemakkelijkste in verschillende situaties te hergebruiken zijn. Vanuit het bovenstaande plaatje kan het materiaal dat zich in de Blackboard-course bevindt ondergebracht worden. De gebruikte plaatjes in de course kunnen gekenmerkt worden als assets en op deze wijze van metadata voorzien worden. Het zijn de kleinste stukjes materiaal en daardoor het gemakkelijkste herbruikbaar. De opdrachten kunnen gekenmerkt worden als information objects. Met kleine aanpassingen zouden deze in andere onderwijssituaties gebruikt kunnen worden. De in Blackboard opgenomen readers zijn te kenmerken als application objects. Het zijn namelijk teksten en plaatjes die gebundeld zijn aan de hand van één thema.
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 11
Welke onderdelen zouden LO kunnen worden en waarom? Naar mijn mening zijn er ook LO te vinden of te maken van: • • • •
de knop opdrachten de knop communicatie de knop vaak gestelde vragen de knop self assessment.
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 12
Bijlage
Competentiebeschrijving
Majorcompetentie nr 1: Experimenteren Beschrijving competentie
De afgestudeerde is in staat om zelfstandig en systematisch, de praktische uitvoering van experimenten ten behoeve van (fundamenteel/toegepast) onderzoek op een dusdanige wijze uit te voeren dat aantoonbaar betrouwbare resultaten worden verkregen.
Niveau 1 Desgevraagd uit te leggen wat de bedoeling van het experiment is Desgevraagd het principe van de gebruikte methode uit te leggen Apparatuur volgens voorschrift (evt. met software) te bedienen Desgevraagd de stappen van het voorschrift te verklaren Op basis van een voorschrift een experiment adequaat voor te bereiden, uit te voeren en binnen de gestelde tijd reproduceerbare resultaten te verkrijgen Een voorschrift uit te voeren conform de veiligheidsvoorschriften Meetresultaten adequaat te bewerken en in te schatten of een gevonden uitkomst realistisch is Een nauwkeurig en overzichtelijk labjournaal bij te houden Zonodig een voorstel te doen om uitvoering van een voorschrift te verbeteren Op basis van handleiding of instructie binnen gegeven tijd een nieuwe methode/techniek uit te voeren
Beheersindicatoren Niveau 2 Een voorschrift te kiezen en uit te leggen waarom het geschikt is voor het experiment Beschikbare methoden en voorschriften op geschiktheid te beoordelen en experimentele problemen op te lossen (troubleshooting) Beschikbare apparatuur op geschiktheid te beoordelen en zonodig instellingen aan te passen Op grond van theoretische overwegingen een voorschrift aan te passen Een werkplanning te maken voor uitvoering van een voorschrift, dit uit te voeren en binnen de gestelde tijd reproduceerbare resultaten te verkrijgen De milieu- en veiligheidsaspecten van een voorschrift te beoordelen De betrouwbaarheid van een resultaat te beoordelen op basis van statistische overwegingen Adequate conclusies uit de experimentele resultaten in het labjournaal op te nemen Voorstellen te doen tot verbetering van het voorschrift Binnen gegeven tijd informatie te zoeken en te verwerken om een nieuwe methode/techniek toe te passen
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 13
Niveau 3 Een globaal beschreven procedure om te zetten naar (een) werkvoorschrift(en) en meerdere methoden te combineren tot een proefopzet Methoden en technieken te kiezen en te anticiperen op mogelijke experimentele problemen Bij opzet en uitvoering van experimenten rekening te houden met mogelijkheden en beperkingen van de te gebruiken apparatuur Een methodiek te beoordelen en zonodig aan de eigen (lab) omstandigheden aan te passen Een planning te maken voor een aantal experimenten, deze uit te voeren en binnen de gestelde tijd reproduceerbare resultaten te verkrijgen Bij de proefopzet rekening te houden met milieu- en veiligheidsaspecten en hierover naar zijn omgeving te communiceren Een (statistische) methode te kiezen om de betrouwbaarheid van het gevonden resultaat te beoordelen In de rapportage de betrouwbaarheid van de gevonden resultaten te verantwoorden Methodenen technieken voor te stellen voor vervolgexperimenten Het introduceren van nieuwe methoden/technieken, mede op basis van eigen expertise
Context:
-VT Een voedingsmiddelentechnoloog moet in staat zijn experimenten uit te voeren in het kader van kwaliteitscontroles, product-ontwikkeling, procesontwikkeling, functionaliteit van ingredienten en applicatie-onderzoek. -BT De biotechnoloog zal op correcte wijze experimenten moeten kunnen uitvoeren, rekening houdend met de veiligheidseisen, en hierbij standaardtechnieken zelfstandig en zeker moeten kunnen uitvoeren. -TA Om als onderzoeker, voorlichter of ondernemer te kunnen functioneren is het noodzakelijk om op de juiste manier basisexperimenten te kunnen uitvoeren met gebruikmaking van de gangbare apparatuur op het terrein van bemesting, plantenziektenkunde, gewasbescherming, fysiologie, anatomie, weefselkweek, etc. -DV Binnen de dier- en veehouderij zijn voeding en gezondheid belangrijke aspecten. Om te weten hoe voedermiddelen en dieren in elkaar zitten zijn laboratorium-experimenten noodzakelijk. -Chem de ing. moet (nieuwe) experimentele opzetten kunnen uitwerken en introduceren, incl. kwaliteits-systeem, of zelfstandig gespecialiseerde hoogwaardige informatie verzamelen, bewerken en interpreteren t.b.v. geformuleerde onderzoeksvragen -Bio.Med.lab zie bij Chem; voor de diagnostiek geldt bovendien dat dit dient te kunnen onder tijdsdruk en met gevolgen voor medisch handelen
Bijzonderheden: Lab.opleidingen tot niveau 3, BT en VT tot niveau 2, DV en TA niveau 1. Het benoemen van de gemeenschappelijke technieken voor de Major is belangrijk! Contextspecifieke kennis DV: Voeding van dieren, anatomie en gezondheid van dieren
Vaardigheden
analyseren probleem metingen uitvoeren probleem oplossen rapporteren reflecteren computervaardigheden het kunnen lezen van voorschriften in voor de context relevante talen rekenvaardigheden
Kennis & Inzichten
Basisstatistiek(gemiddelden/kritisch gebied/significantie, betrouwbaarheidsinterval, regressie, chi-kwadraat-toets) risicoinventarisatie contextspecifieke kennis kennis ten dienste van het experiment/het maken van media/het maken van oplossingen/ het kunnen calibreren/het maken van ijklijnen /microscopie/ celbiologie normvoorschriften
1.
Attitude
Nauwkeurigheid Handigheid Risicobewustheid Doorzettingsvermogen Verantwoordelijkheidsgevoel creativiteit
INHOLLAND Lectoraat eLearning - Praktijkpilot Annemieke Hondius 14