Faculteit der Sociale Wetenschappen
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
Onderwijs- en examenregeling masteropleiding onderwijskunde 2009-2010 Overzicht inhoud Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Artikel 1.2 Artikel 1.3. Artikel 1.4 Artikel 1.5 Artikel 1.6 Artikel 1.7 Artikel 1.8 Artikel 1.9
Toepasbaarheid regeling Begripsbepalingen Doel van de opleiding Vorm van de opleiding Examens van de opleiding Studielast Taal Berichtgeving aan studenten Omgangsregels
Paragraaf 2 De masteropleiding Artikel 2.1 Artikel 2.2
Samenstelling masteropleiding Onderwijsvormen in de masteropleiding
Paragraaf 3 Tentamens en examens Artikel 3.1 Artikel 3.2 Artikel 3.3 Artikel 3.4 Artikel 3.5 Artikel 3.6 Artikel 3.7 Artikel 3.8 Artikel 3.9 Artikel 3.10 Artikel 3.11 Artikel 3.12 Artikel 3.13
Examencommissie Volgorde tentamens Tijdvakken en frequentie tentamens Eisen tentamens Vorm tentamens Mondelinge tentamens Inschrijving voor tentamens Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag Geldigheidsduur Inzagerecht Recht op nabespreking Bezwaarprocudure Vrijstelling
Artikel 3.14 Examen Artikel 3.15 Uitslag examen Artikel 3.16 Graad
Paragraaf 4 Vooropleiding Artikel 4.1 Artikel 4.2 Artikel 4.3 Artikel 4.4
Toelatingseisen masteropleiding Bewijs van toelating Flexibele instroom in de masteropleiding Nederlandse taal
Paragraaf 5 Studiebegeleiding Artikel 5.1 Artikel 5.2
Studievoortgangsregistratie Studiebegeleiding
Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 6.1 Artikel 6.2 Artikel 6.3
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Vaststelling en wijziging Bekendmaking Inwerkingtreding
Nadere uitwerking doelstelling en eindtermen masteropleiding Gedragscode vreemde taal, als bedoeld in art. 7.2 sub c WHW Fraude bij examens en tentamens Verplichtstelling aanwezigheid bij werkgroepen Omgangsregels faculteit sociale wetenschappen Bezwaarprocedure beoordeling examenonderdelen
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
1 / 13
Faculteit der Sociale Wetenschappen
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1
Toepasbaarheid regeling
1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masteropleiding onderwijskunde (hierna te noemen: de opleiding). De opleiding wordt verzorgd door het onderwijsinstituut pedagogische wetenschappen en onderwijskunde (hierna te noemen: het onderwijsinstituut) binnen de faculteit sociale wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen (hierna te noemen: de faculteit). 2. In afwijking van het in het eerste lid gestelde gelden voor studieonderdelen die door andere opleidingen worden verzorgd de regelingen voor afzonderlijke onderdelen en tentamens van de verzorgdende opleidingen. 3. Deze regeling is met betrekking tot paragraaf 3, artikel 3.3 lid 2 van toepassing op studenten die in het studiejaar 2009-2010 voor het eerst ingeschreven staan voor de masteropleiding onderwijskunde. De bepalingen in alle overige paragrafen zijn van toepassing op alle studenten van de masteropleiding onderwijskunde. Artikel 1.2
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek afgekort tot WHW en zoals sindsdien gewijzigd; b. opleiding: de masteropleiding bedoeld in art. 7.3a, lid 1 sub b van de wet, i.c. de masteropleiding ad art. 1.1. sub 1; c. student: hij of zij die is ingeschreven aan de Radboud Universiteit Nijmegen voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; d. bacheloropleiding: de opleiding bedoeld in art. 7.3a, lid 1 sub a van de wet; e. practicum: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13, lid 2 sub d van de wet, in één van de volgende vormen: – het schrijven van een scriptie; – het maken van een werkstuk of een proefontwerp; – het uitvoeren van een ontwerp- of onderzoekopdracht; – het verrichten van een literatuurstudie; – combinaties van bovengenoemde activiteiten; – het verrichten van een stage; – het deelnemen aan veldwerk of een excursie; – het uitvoeren van proeven en experimenten; – of het deelnemen aan een andere onderwijsactiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; f. tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid, alsmede de beoordeling van dat onderzoek door minstens één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator; g. examen: toetsing, waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de propedeuse behorende onderwijseenheden resp. van alle tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, conform art. 7.10 van de wet; h. examencommissie: de examencommissie van een opleiding ingesteld conform art. 7.12 van de wet, hier bedoeld de examencommissie van de opleiding; i. examinator: degene die door de examencommissie wordt aangewezen ten behoeve van het afnemen van tentamens, conform art. 7.12 van de wet; j. opleidingscommissie: de opleidingscommissie bedoeld in art. 9.18 van de wet, hier bedoeld de opleidingscommissie van de opleiding; k. uitvoeringsregeling: de uitvoeringsregeling behorende bij de OER en geldend voor de opleiding; l. werkdag: maandag t/m vrijdag m.u.v. de erkende feestdagen; m. studiegids: de gids van het onderwijsinstituut, bevattende de specifieke informatie over de opleiding; n. instelling: de Radboud Universiteit Nijmegen;
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
2 / 13
Faculteit der Sociale Wetenschappen
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
o. directeur: de directeur van het onderwijsinstituut; p decaan: de decaan van de faculteit; q. gezamenlijke vergadering: de gezamenlijke vergadering van de onderdeelcommissie (van de universitaire ondernemingsraad) en de facultaire studentenraad van de faculteit. Artikel 1.3.
Doel van de opleiding
1. Met de opleiding wordt beoogd: a. studenten gevorderde kennis, vaardigheden en inzicht op het gebied van de onderwijskunde bij te brengen; b. studenten een gevorderde academische vorming bij te brengen; c. studenten het genoemde onder 1.3. sub 1a. en b op zodanig beginniveau bij te brengen dat dit aansluit op de bacheloropleiding pedagogische wetenschappen; d. studenten zodanig op te leiden, dat deze na voltooiing van de opleiding in staat zijn tot het zelfstandig verrichten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de onderwijskunde, en een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter; e. studenten zodanig op te leiden dat zij in staat zijn om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied der onderwijskunde; f. studenten op te leiden die in staat zijn om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan; g. studenten op te leiden die in staat zijn om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en die daarbij rekening houden met sociaal maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen; h. studenten op te leiden die in staat zijn om conclusies, alsmede kennis, motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, duidelijk over te brengen op een publiek van specialisten en nietspecialisten. 2. Studenten die de opleiding met goed gevolg hebben afgerond beschikken over: a. gevorderde kennis, inzicht en vaardigheden op het terrein van de onderwijskunde; b. vaardigheden om zelfstandig onderzoek te verrichten op het terrein van de onderwijskunde; c. voldoende kennis om een vervolgstudie op het terrein van de onderwijskunde aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. 3. De nadere uitwerking van lid 1 en 2 is als bijlage 1 bij deze regeling opgenomen. Artikel 1.4
Vorm van de opleiding
De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 1.5
Examens van de opleiding
In de opleiding kan het masterexamen worden afgelegd. Artikel 1.6
Studielast
1. De studielast wordt uitgedrukt in eenheden van het European Credit Transfer System (EC). 2. Eén EC staat gelijk aan 28 uren studie. 3. Het masterexamen heeft een studielast van 60 EC. Artikel 1.7
Taal
1. Het onderwijs wordt in de Nederlandse taal gegeven (art. 7.2 WHW). Hiervan mag in de volgende gevallen worden afgeweken: a. bij een opleiding voor een vreemde taal; b. bij een gastcollege door een anderstalige docent; c. wanneer de specifieke aard, inrichting of kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt. 2. Wanneer het onderwijs in een andere taal wordt gegeven, dan is hiervoor de gedragscode vreemde taal van toepassing, als bedoeld in art. 7.2 sub c WHW. Deze gedragscode is opgenomen als bijlage 2 bij deze regeling. 3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel wordt het volgende onderdeel in de Engelse taal gegeven: E-learning.
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
3 / 13
Faculteit der Sociale Wetenschappen
Artikel 1.8
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
Berichtgeving aan studenten
Berichten die voor alle studenten of grote groepen studenten gelden worden geplaatst op de Blackboardcommunity van het onderwijsinstituut. Berichten die bestemd zijn voor studenten van een bepaald semester of van een bepaalde cursus worden geplaatst op Blackboardcommunity van het onderwijsinstituut. Berichten bestemd voor individuele studenten worden gestuurd naar de E-mailadressen die door de universiteit zijn verstrekt (…@student.ru.nl). In bijzondere gevallen wordt per brief gecommuniceerd. Brieven worden verzonden naar het adres dat door de student is aangegeven als postadres. Artikel 1.9
Omgangsregels
Binnen de faculteit gelden omgangsregels, waarnaar studenten en medewerkers dienen te handelen. Deze regels zijn opgenomen als bijlage 5 bij deze regeling. Paragraaf 2 De masteropleiding Artikel 2.1
Samenstelling masteropleiding
1. De masteropleiding omvat de volgende onderdelen met de daarbij behorende studielast (in EC; totaal 60): a. stage ............................................................................................................................................ 20 b. scriptie ......................................................................................................................................... 20 c. vier verdiepingsmodules van elk 5 EC:....................................................................................... 20 – leren en plasticiteit; – E-learning; – professioneel leren; – leren in contexten. 2. Een beschrijving van de in lid 1 genoemde onderdelen is opgenomen in de studiegids. Artikel 2.2
Onderwijsvormen in de masteropleiding
1. De volgende onderdelen in de masteropleiding, als genoemd in art. 2.1, omvatten, naast het onderwijs in de vorm van hoorcolleges, een practicum als bedoeld in art. 1.2 sub e: a. stage; b. scriptie. 2. Bij bepaalde onderdelen kan aanwezigheid verplicht worden gesteld. Nadere bepalingen hieromtrent zijn opgenomen in bijlage 4. Paragraaf 3 Tentamens en examens Artikel 3.1
Examencommissie
De examencommissie stelt regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen. De examencommissie kan aan de examinatoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene die het tentamen aflegt en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van het tentamen. Artikel 3.2
Volgorde tentamens
Er geldt geen specifieke volgorde waarin tentamens moeten worden afgelegd. Artikel 3.3
Tijdvakken en frequentie tentamens
1. Tot het afleggen van de tentamens van de in art. 2.1 genoemde onderdelen wordt in elk academisch jaar tweemaal de gelegenheid gegeven op de door de directeur vóór het begin van studiejaar vastgestelde data. Alle studenten mogen aan de tweede gelegenheid deelnemen, zij het dat het bij de eerste gelegenheid behaalde cijfer vervalt. Dezelfde regel is van toepassing als studenten een tweede kans voor dat onderdeel willen waarnemen in daarop volgende studiejaren. 2. Het bepaalde in lid 1 kent twee afwijkingen: a. tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, wordt in dat jaar slechts éénmaal de gelegenheid gegeven; b. tot het afleggen van de stage, wordt maximaal tweemaal tijdens de opleiding de gelegenheid geboden, met dien verstande dat:
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
4 / 13
Faculteit der Sociale Wetenschappen
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
– na het behalen van een onvoldoende voor de stage, dan wel na het voortijdig afbreken van de stage, nog éénmaal de gelegenheid wordt gegeven om op een andere stageplaats voor de stage alsnog een voldoende te behalen; – de noodzaak van een tweede stageplaats bij de examencommissie overtuigend is aangetoond. 3. Met inachtneming van het gestelde in het voorgaande lid 2 kan ieder die studeert voor het masterexamen van de opleiding en in één academisch jaar niet slaagt voor een studieonderdeel, in het volgend academisch jaar weer aan de toetsing deelnemen, maar zal dan getoetst worden over de inhoud die het onderdeel heeft in het nieuwe academische jaar. 4. Ten aanzien van het in lid 1, 2 en 3 gestelde kan door de examencommissie een afwijkende beslissing genomen worden, wanneer de student door bijzondere omstandigheden niet in de gelegenheid is geweest aan de geboden gelegenheden deel te nemen en de voortgang van de studie hierdoor ernstig belemmerd zou worden. Alvorens een dergelijk besluit te nemen, wint de examencommissie advies in bij de studieadviseur over de omstandigheden en de studievoortgang. Artikel 3.4
Eisen tentamens
De tentameneisen dienen bij aanvang van de cursus bekendgemaakt te zijn. Artikel 3.5
Vorm tentamens
1. De tentamens en/of practica van de onderdelen, genoemd in artikel 2.1 worden schriftelijk afgelegd, met uitzondering van de volgende onderdelen, die op de daarbij aangegeven wijze worden afgelegd: a. stage: stagerapport en oordeel interne en externe begeleider; b. scriptie: eindproduct. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.6
Mondelinge tentamens
1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 3.7
Inschrijving voor tentamens
1. Studenten zijn verplicht zich voor tentamens uiterlijk vijf werkdagen voor de tentamendatum via KISS/TIS in te schrijven. 2. Als de inschrijftermijn voor het tentamen is verlopen, is deelname aan het tentamen niet meer mogelijk. een student die een beroep wil doen op de hardheidsclausule dient contact op te nemen met het hoofd van het onderwijs service punt van de faculteit (OSP). 3. Wanneer inschrijving voor KISS/TIS om technische redenen niet mogelijk is, dient men zich handmatig bij het OSP in te schrijven. 4. Indien aangepaste tentaminering noodzakelijk is dient deze uiterlijk tien dagen voor het examen aangevraagd te worden door middel van een gemaild of handmatig formulier dat door het OSP aan de student ter beschikking is gesteld. Artikel 3.8
Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
1. De uitslag van een tentamen wordt door de examinator vastgesteld in de vorm van een cijfer op de schaal van 0 (= laagst te behalen kwalificatie) tot en met 10 (= hoogst te behalen kwalificatie), waarbij alleen hele en halve cijfers, uitgezonderd het cijfer 5,5 mogen worden gegeven. Hierbij geldt dat het cijfer gelijk of hoger dan 6 beschouwd wordt als een voldoende. 2. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag beargumenteerd vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit.
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
5 / 13
Faculteit der Sociale Wetenschappen
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
3. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast en verschaft het OSP de nodige gegevens ten behoeve van de registratie en de bekendmaking van de uitslag aan de student. De uitslag moet binnen vijftien werkdagen na de dag waarop het tentamen is afgelegd, aan studenten bekend zijn via het OSP. Deze regel geldt ook voor schriftelijke deeltentamens. 4. De termijn van vijftien werkdagen in het voorgaande lid 3 moet zo worden gelezen, dat tussen de datum van het bekendmaken van de uitslag van een tentamen en de datum van de herkansing tenminste een termijn van twee weken dient te zijn. 5. De examinator maakt vóór het tentamen bekend waneer de uitslag bekend zal zijn. 6. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. Bij werkstukken geldt de regel dat op de vooraf vastgestelde inleverdatum afgesproken wordt binnen welke termijn het werkstuk nagekeken zal zijn. Deze termijn is maximaal vijftien werkdagen. Deze regel geldt zowel voor de eerste met een cijfer te waarderen versie als de definitieve versie van het werkstuk. Studenten leveren de eerste versie van hun werkstuk in, krijgen feedback binnen de in dit lid genoemde termijn, leveren daarna de definitieve versie in, die binnen de in dit lid genoemde termijn moet zijn nagekeken. Als de student het werkstuk daarna wil herkansen, dan moet een geheel nieuw werkstuk worden geschreven. Bij scripties geldt de regel dat op de vooraf vastgestelde inleverdatum afgesproken wordt binnen welke termijn de scriptie nagekeken zal zijn. Deze termijn is maximaal vijftien werkdagen. De wijze waarop en termijn waarbinnen de eventuele feedback door de student verwerkt moet worden, is opgenomen in het scriptiereglement. 7. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art. 3.10 lid 1, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. De termijn daarvoor bedraagt vier weken. 8. Ingeval tijdens een tentamen een vermoeden van fraude ontstaat, is de frauderegeling van kracht, zoals opgenomen als bijlage 3 bij deze OER. Deze regeling geldt ook bij plagiaat in werkstukken. Artikel 3.9
Geldigheidsduur
1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan vier jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. 3. De bewaartermijn van tentamens, werkstukken en cijferlijsten bedraagt twee jaar nadat de uitslag is vastgesteld en verwerkt; de bewaartermijn van masterscripties bedraagt tien jaar. Artikel 3.10 Inzagerecht
1. Binnen ten hoogste drie weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen of werkstuk en - voor zover van toepassing - uiterlijk één week voor het hertentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk en in de normen aan de hand waarvan het is beoordeeld. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van zijn werk, met uitzondering van multiple choice tentamens. 2. Gedurende de in lid 1 genoemde termijn kan de student kennis nemen van de door hem of haar gemaakte vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen of werkstuk, alsmede uitleg over de normen aan de hand waarvan beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage geschiedt op een vaste plaats en op een vast tijdstip. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden binnen de in lid 1 genoemde termijn. 4. Tegelijkertijd met de uitslag van het tentamen of werkstuk wordt op Blackboard en eventueel Ad Valvas bekendgemaakt op welke wijze, met vermelding van plaats en tijd, de inzage geregeld is. De inzage vindt niet eerder plaats dan een week na de bekendmaking.
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
6 / 13
Faculteit der Sociale Wetenschappen
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
Artikel 3.11 Recht op nabespreking
1. Gedurende een termijn van vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een tentamen of werkstuk kan een student of groep studenten aan de examinator verzoeken om een nabespreking. Alsdan wordt de beoordeling van het tentamen toegelicht. 2. De examinator kan, alvorens een individuele nabespreking toe te staan, een collectieve nabespreking over alle onderdelen van het tentamen of werkstuk organiseren. Voor zover van toepassing vindt deze plaats uiterlijk één week voor het hertentamen. Artikel 3.12 Bezwaarprocudure
Een student kan bij de examencommissie bezwaar maken tegen de beoordeling van zijn/haar werk. Ten behoeve hiervan is een bezwaarprocedure opgesteld (bijlage 6). Artikel 3.13 Vrijstelling
1. De examencommissie kan op individueel en schriftelijk verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen (of een deel ervan), indien de student vóór de eerste toetsingsdatum van het onderdeel waarvoor vrijstelling wordt gevraagd voldoet aan de hierna te noemen voorwaarden met betrekking tot het desbetreffende onderdeel: a. het bewijs overlegt van het hebben voldaan aan een qua inhoud, studielast en niveau overeenkomstig onderdeel van een andere universitaire opleiding in Nederland dan wel het buitenland, dan wel van een hogere beroepsopleiding in Nederland; b. en/of het bewijs overlegt van verrichte werkzaamheden met een overeenkomst naar inhoud, tijdsinvestering en niveau, met het betreffende onderdeel. 2. De examencommissie kan op individueel en schriftelijk verzoek, gedocumenteerd als in lid 1 beschreven, onderdelen van de tentamens van de opleiding vervangen door onderdelen van een andere universitaire opleiding in Nederland dan wel het buitenland, mits deze vervanging wordt goedgekeurd voorafgaand aan de eerste tentamendatum van het onderdeel waarvoor de vervanging wordt gevraagd. Artikel 3.14 Examen
1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van door hem behaalde tentamens en de daarmee verworven academische vorming. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven. 3. Tot het afleggen van het masterexamen wordt de gelegenheid geboden nadat de student voor alle onderdelen van het masterexamen ten minste een voldoende heeft behaald. 4. Het afleggen van het examen van de opleiding is geformaliseerd. Dit betekent dat wanneer de examencommissie constateert dat alle onderdelen van het examen door de betreffende student behaald zijn, het mastergetuigschrift door de instelling zal worden uitgereikt. Bij die gelegenheid worden van de student geen aparte studieprestaties gevraagd. Artikel 3.15 Uitslag examen
1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, nadat de student de vereiste bewijzen overlegt van door hem behaalde tentamens. 2. De uitslag van het masterexamen kent de volgende judicia, waarbij voor ieder judicium geldt dat voor alle onderdelen tenminste een 6 behaald is. Als meerdere judicia van toepassing zijn geldt het hoogste. a. Geslaagd: het gewogen gemiddelde van alle resultaten is groter dan of gelijk aan 6. b. Bene meritum: het gewogen gemiddelde van alle resultaten is groter dan of gelijk aan 7,5 én voor de masterthese is tenminste een 7,5 behaald. c. Cum laude: het gewogen gemiddelde van alle resultaten is groter dan of gelijk aan 8 én voor de masterthese is tenminste een 8 behaald. d. Summa cum laude: het gewogen gemiddelde van alle resultaten is groter dan of gelijk aan 9 én voor de masterthese is tenminste een 9 behaald. Wegingsfactor van elk examenonderdeel is de omvang uitgedrukt in EC. 3. Vrijstellingen tellen niet mee voor het bepalen van het judicium. 4. Er kan geen judicium anders dan ‘geslaagd’ worden toegekend, indien: OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
7 / 13
Faculteit der Sociale Wetenschappen
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
a. de omvang van de vrijstellingen in EC meer dan de helft van de omvang van het totaal aantal EC bedraagt; b. één of meerdere tentamens meer dan eenmaal herkanst zijn. 5. De examencommissie kan op individuele basis afwijken van het gestelde in het vorige lid, indien het naar haar oordeel gerechtvaardigd is een hoger judicium toe te kennen dan op grond van het gestelde in lid 2. Artikel 3.16 Graad
1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad 'Master of Science' (MSc) verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Paragraaf 4 Vooropleiding Artikel 4.1
Toelatingseisen masteropleiding
1. Tot de opleiding worden rechtstreeks toegelaten: a. degene die beschikt over het getuigschrift van de niet-klinische variant van de bacheloropleiding pedagogische wetenschappen aan de instelling; b. degene die in het bezit is van het bewijs van toelating, dat het College van Bestuur voor het desbetreffende studiejaar afgeeft (zie art. 4.2). 2. Met betrekking tot degene die het afsluitend examen van een verwante bacheloropleiding in een der sociale wetenschappen met goed gevolg heeft afgelegd, geldt het bepaalde in lid 1. In deze gevallen kan de examencommissie aanvullende eisen stellen naast de eisen die in artikel 4.3 lid 2 van dit reglement zijn opgenomen. 3. Degenen die in het bezit zijn van een bachelordiploma onderwijskunde behaald aan een andere universiteit worden toegelaten mits zij voldoen aan de eisen voor de NVO-basisregistratie onderwijskunde of daaraan voldoen na voltooiing van de masteropleiding onderwijskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Het betreft de volgende eisen: – minimaal 45 EC besteed aan theoretische vakken; – minimaal 53 EC besteed aan beroepsvaardigheden; – minimaal 40 EC besteed aan onderzoek. De examencommissie bepaalt of een student op grond van deze criteria zonder meer tot de masteropleiding kan worden toegelaten. Is dat niet het geval dan stelt zij aanvullende eisen zodat de student na voltooiing van de masteropleiding voldoet aan de eisen voor de NVO-basisregistratie onderwijskunde. Artikel 4.2
Bewijs van toelating
1. Voor het bewijs van toelating komt in aanmerking degene die: a. in het bezit is van een getuigschrift dat ten minste gelijkwaardig is aan het getuigschrift als bedoeld in artikel 4.1 lid 1 sub a; b. anderszins naar het oordeel van de examencommissie blijk heeft gegeven van geschiktheid voor het volgen van de opleiding; c. na het behalen van een hbo-bachelorgetuigschrift de vereiste onderdelen (vrijstellingenprogramma) van de bacheloropleiding pedagogische wetenschappen van de instelling heeft behaald. 2. De examencommissie kan bepalen dat de kandidaat aanvullende onderdelen binnen de faculteit behaalt alvorens deze wordt toegelaten tot de opleiding. Artikel 4.3
Flexibele instroom in de masteropleiding
1. De examencommissie kan, voorzover de beschikbare onderwijscapaciteit dit toelaat, besluiten dat de student die is ingeschreven voor de bacheloropleiding pedagogische wetenschappen, kan worden toegelaten tot het onderwijs van de masteropleiding voordat deze met goed gevolg het afsluitend examen van de genoemde bacheloropleiding heeft afgelegd. 2. Toelating is alleen mogelijk, als de student voldoet aan de volgende voorwaarden: a. er is voldoende resultaat behaald voor en/of vrijstelling verleend van de onderdelen van het bachelorexamen met een studielast van tenminste 170 EC; OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
8 / 13
Faculteit der Sociale Wetenschappen
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
b. voor aanvang van de stage is voldoende resultaat behaald voor ten minste de volgende onderdelen van de bacheloropleiding: – werkveldoriëntatie; – leren en instructie; – psychometrie. c. voor aanvang van de scriptie is voldoende resultaat behaald voor ten minste de volgende onderdelen van de bacheloropleiding: – onderzoekseminar; – toetsende statistiek. 3. De behaalde tentamenresultaten van de student die krachtens dit artikel tot het onderwijs van de opleiding is toegelaten krijgen hun formele geldigheid nadat het afsluitende examen van de in het eerste lid bedoelde bacheloropleiding met goed gevolg is afgelegd en de student formeel voor de masteropleiding is ingeschreven. Artikel 4.4
Nederlandse taal
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Paragraaf 5 Studiebegeleiding Artikel 5.1
Studievoortgangsregistratie
De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten. Artikel 5.2
Studiebegeleiding
De decaan draagt zorg voor de introductie en studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven. Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 6.1
Vaststelling en wijziging
1. Vaststelling en wijziging van deze regeling geschiedt door de decaan bij afzonderlijk besluit, de directeur gehoord en na voorafgaande instemming van de gezamenlijke vergadering. 2. De directeur wordt inzake vaststelling en wijziging van deze regeling geadviseerd door de opleidingscommissie. 3. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 4. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.2
Bekendmaking
1. De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het OSP een exemplaar van de in lid 1 bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.3
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2009. Aldus vastgesteld door de decaan op 27 mei 2009.
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
9 / 13
Faculteit der Sociale Wetenschappen
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
Bijlagen OER M onderwijskunde 2009-2010 Bijlage 1 Nadere uitwerking doelstelling en eindtermen masteropleiding De masteropleiding onderwijskunde is erop gericht dat afgestudeerde onderwijskundigen kennis, vaardigheden en attitudes verwerven waardoor zij in staat zijn problemen in het reguliere onderwijs of in de beroeps- en bedrijfsopleidingen te onderkennen, te analyseren, te onderzoeken en bij te dragen aan oplossingen ervan. Tevens is de opleiding erop gericht dat afgestudeerde onderwijskundigen een eigen visie ontwikkelen op het praktijkveld en dat zij op basis van de opgedane kennis en vaardigheden in aanmerking komen voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker en een eigen bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van de onderwijskunde als wetenschap. Van elke afgestudeerde van deze opleiding wordt het volgende verwacht: 1. specifieke en gevorderde kennis van en inzicht in: 1.1 vigerende onderwijskundige theorieën en modellen betreffende vraagstukken op het terrein van onderwijs en opleidingen, alsmede inzicht in de validiteit, reikwijdte en mogelijkheden van die theorieën en modellen; 1.2 de werkterreinen van onderwijs en opleidingen en meer grondig en specifiek ten aanzien van een of meer praktijksituaties; 1.3 specifieke theorie en praktijk met betrekking tot interventies bij onderwijs- en opleidingsproblemen, alsmede inzicht in de effectiviteit, reikwijdte en mogelijkheden van die interventies op verschillende niveaus van het onderwijssysteem; 1.4 specifieke theorie en praktijk met betrekking tot beleidsontwikkelingen op het gebied van onderwijs en opleidingen; 1.5 de methodologie van onderzoek niet alleen om algemene onderwijskundige vraagstellingen te kunnen beantwoorden en theorieën te kunnen toetsen, maar ook om systematisch onderzoek en evaluaties te kunnen verrichten in de eigen praktijksituatie; 2. specifieke beroepsvaardigheden: 2.1 praktische en theoretische vraagstukken van onderwijs en opleidingen vanuit een wetenschappelijke achtergrond systematisch kunnen analyseren en op effectieve wijze kunnen bijdragen aan de oplossing daarvan; – onderwijs- of opleidingsvraagstukken met behulp van relevante onderwijskundige begrippen en theorieën kunnen analyseren en daarbij tevens gebruik kunnen maken van inzichten uit andere relevante wetenschappelijke disciplines; – op basis van een wetenschappelijk verantwoorde analyse van praktische onderwijs- of opleidingssituaties en recht doende aan de praktische context een probleemstelling kunnen ontwikkelen; – op wetenschappelijk verantwoorde wijze onderwijsleerprocessen vorm kunnen geven; – kunnen bijdragen aan de oplossing van praktische onderwijs- of opleidingsvraagstukken door interventies of curricula te ontwikkelen en door beargumenteerde adviezen uit te brengen; – de uitvoering van onderwijs- en opleidingsprogramma's kunnen sturen en begeleiden; – een systematische evaluatie kunnen verrichten van uitgevoerde interventies of curricula; – een systematische reflectie kunnen verrichten op eigen en andermans gedrag bij de oplossing van onderwijs- of opleidingsvraagstukken en evaluatiegegevens kunnen terugkoppelen naar probleemstellingen en praktijksituaties; 2.2 zelfstandig wetenschappelijk onderzoek op het gebied van onderwijs en opleidingen kunnen uitvoeren en kunnen rapporteren in een vorm die overeenkomt met de in het vakgebied geldende stijl en op een wijze dat de onderzoeksgegevens effectief met niet deskundigen of praktijkdeskundigen kunnen worden gecommuniceerd; 2.3 in staat zijn met anderen samen te werken aan onderwijskundige vraagstukken en op effectieve en wetenschappelijk onderbouwde wijze daarover schriftelijk en mondeling kunnen rapporteren; dit impliceert dat een afgestudeerde onderwijskundige zich een aantal academische vaardigheden en beroepsvaardigheden op specifiek en gevorderd niveau heeft eigen gemaakt, omvattende:
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
10 / 13
Faculteit der Sociale Wetenschappen
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
– – – – – – – – – – –
zelfstandig de ontwikkelingen in het vakgebied kunnen bijhouden; beschikken over goede sociale en communicatieve vaardigheden; in teamverband kunnen werken; zelfstandig en resultaatgericht kunnen werken; schriftelijk kunnen rapporteren; mondeling kunnen presenteren (inclusief gebruik technische hulpmiddelen); vergaderingen en discussies kunnen leiden; organisatorische vaardigheden; argumentatievaardigheden: een betoog met argumenten kunnen onderbouwen; analytische vaardigheden, snel en efficiënt informatie kunnen vergaren en verwerken; probleemoplossingsvaardigheden: complexe problemen kunnen definiëren, analyseren, systematisch kunnen oplossen en daarover advies kunnen uitbrengen; – computervaardigheden: informatie kunnen verzamelen en verwerken met behulp van de computer met gebruikmaking van de actuele systemen; 3. specifieke beroepsattitudes: 3.1 bereid zijn een bijdrage te leveren aan veranderingsprocessen op het gebied van onderwijs en opleidingen: – geeft blijk van een kritische en open houding ten opzichten van innovaties in het onderwijs; – toont begrip voor de complexiteit van de problemen met betrekking tot veranderingsprocessen binnen instituties van onderwijs en opleidingen; – beseft en accepteert het lange termijn karakter van gewenste veranderingen in het onderwijssysteem; – geeft blijk van een onderzoekende houding ten opzichte van verschijnselen, personen en instituties op het gebied van onderwijs en opleidingen; 3.2 bereid zijn tot samenwerking met andere beroepsbeoefenaren, ongeacht hun disciplinaire achtergrond of functie ten aanzien van onderwijs of opleidingen: – toont de bereidheid samen te werken met praktijkmensen, vakgenoten en andere wetenschappers; – geeft blijk van een kritische en open houding ten opzichte van opvattingen en inzichten van anderen; 3.3 geeft blijk van een professionele houding in de omgang met collega's en cliënten en is in staat om de in de onderwijskunde en het werkveld vigerende gedragscodes te volgen; 3.4 bereid zijn zich professioneel verder te ontwikkelen en zich op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in het vakgebied. Bijlage 2
Gedragscode vreemde taal, als bedoeld in art. 7.2 sub c WHW
Artikel 1
Binnen de Radboud Universiteit Nijmegen kan het verzorgen van onderwijs en het afnemen van tentamens en examens in een andere taal dan het Nederlands geschieden indien de specifieke aard, inrichting of kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt. Artikel 2
Een besluit tot het gebruik van een vreemde taal wordt genomen door de decaan van de desbetreffende faculteit, na advies ingewonnen te hebben van de opleidingscommissie. De decaan neemt daarbij de volgende uitgangspunten in acht: – de noodzaak van het gebruik van een andere taal dan het Nederlands dient vast te staan; – tentamens en examens kunnen op verzoek van de student in het Nederlands worden afgelegd; – het gebruik van een vreemde taal mag niet leiden tot verzwaring van de studielast van de opleiding; – het anderstalig onderwijs voldoet aan dezelfde kwaliteitseisen als het onderwijs verzorgd in het Nederlands. Artikel 3
In de OER van de opleiding wordt het besluit van de decaan verwerkt. Artikel 4
De decaan van de faculteit brengt jaarlijks het College van Bestuur verslag uit van de door hem genomen besluiten.
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
11 / 13
Faculteit der Sociale Wetenschappen
Bijlage 3
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
Fraude bij examens en tentamens
Artikel 1
Wanneer tijdens een schriftelijk tentamen een vermoeden van fraude ontstaat, wordt hiervan door de surveillant terstond op een daartoe aanwezig protocol aantekening gemaakt. De surveillant maakt tevens een aantekening op het antwoordblad van de deelnemer die van fraude verdacht wordt, hetzij op het moment dat de (vermeende) fraude wordt geconstateerd, hetzij wanneer de deelnemer zijn antwoordblad inlevert. Na afloop van het tentamen maakt de surveillant een kort schriftelijk verslag op van de (vermeende) fraude. Dit verslag wordt ter hand gesteld van de betrokken examinator. De examinandus wordt in de gelegenheid gesteld hieraan een schriftelijk commentaar toe te voegen. De examinator is verplicht contact op te nemen met de voorzitter van de examencommissie, waarbij het schriftelijk verslag en het eventuele commentaar daarop worden overgelegd en maatregelen kunnen worden voorgesteld. Artikel 2
De voorzitter van de examencommissie hoort zowel de betrokken student(en) als de examinator, en legt vervolgens zijn oordeel voor aan de examencommissie, inclusief eventueel te nemen maatregelen. In geval van fraude, in welke vorm dan ook, kan de examencommissie de examinandus uitsluiten van verdere deelname aan het desbetreffende examenonderdeel, als ook van deelname aan andere examenonderdelen, voor een periode van ten hoogste een jaar nadat de fraude is geconstateerd. De examencommissie stelt de betrokken student(en), de examinator, alsmede de directeur van het onderwijsinstituut van de getroffen maatregelen op de hoogte. (De examencommissie kan haar voorzitter in deze ook mandateren, met verantwoording achteraf.) Artikel 3
Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing in geval van een vermoeden van plagiaat en/of andere vormen van fraude bij het maken van schriftelijke opdrachten, werkstukken, en dergelijke. Artikel 4
Studenten kunnen tegen de beslissing van de examencommissie binnen dertig dagen beroep instellen bij het College van Beroep voor de Examens. Bijlage 4 Verplichtstelling aanwezigheid bij werkgroepen Indien aanwezigheid bij werkgroepen verplicht is, dienen studenten minimaal 80% aanwezig te zijn bij werkgroepen die gekoppeld zijn aan hoorcolleges. Bij minder dan 80% aanwezigheid dient een vervangende opdracht te worden gemaakt. Indien een student minder dan 50% aanwezig is geweest bij een werkgroep kan deze worden uitgesloten van deelname aan het tentamen. In geval van bijzondere omstandigheden kan bij de examencommissie een uitzondering op bovenstaande regeling worden aangevraagd. Bijlage 5 Omgangsregels faculteit sociale wetenschappen De Faculteit der Sociale Wetenschappen wil een inspirerende omgeving bieden waarbinnen medewerkers en studenten kunnen werken en studeren met inzet, plezier en resultaat. In dit verband heeft de Faculteit Sociale Wetenschappen een aantal omgangsregels vastgesteld dat wij binnen de faculteit hanteren. Deze omgangsregels worden gezien als basis voor een motiverende en inspirerende werkomgeving. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van medewerkers en studenten om hiervoor zorg te dragen. Uitgangspunten
De faculteit streeft naar een sfeer die gekenmerkt wordt door: – wederzijds respect en persoonlijke ontwikkeling; – openheid en vertrouwen; – samenwerken en verantwoordelijkheid nemen. Dit houdt in dat
– iedereen respectvol met elkaar omgaat zonder denigrerend of kwetsend te zijn; -behandel een ander zoals je zelf behandeld wilt worden. Dit geldt voor alle contacten op de campus tussen medewerkers en studenten en voor alle manieren van communiceren, mondeling en schriftelijk, o.a. via e-mail, blackboard, chatrooms en onderwijsevaluaties;
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
12 / 13
Faculteit der Sociale Wetenschappen
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010
– iedereen ervoor zorgt dat hij/zij bekend is met de regels zoals die vastgelegd zijn in de verschillende reglementen (o.a. OER, studentenstatuut, regeling wetenschappelijke integriteit, gebruiksreglement RUnetwerk en Surfnet en met de afspraken die gemaakt zijn ten aanzien van bijvoorbeeld aanwezigheid, inlevertermijn, nakijktermijn, maken van opdrachten; – iedereen zich ook aan de regels en afspraken houdt; – studenten en docenten samen verantwoordelijk zijn voor het goed verlopen van het leerproces en elkaar daar ook op kunnen en mogen aanspreken; – iedereen uitgaat van de goede bedoelingen van elkaar en zich niet baseert op algemene (voor)oordelen; – iedereen ervoor zorgt dat hij/zij op de hoogte is van relevante informatie en van de laatste wijzigingen ten aanzien van organisatie en inhoud van het onderwijs; – iedereen respect heeft voor elkaars eigendommen en zorg draagt voor de ruimtes en materialen die gebruikt worden. Dit alles komt in essentie op hetzelfde neer: behandel elkaar met respect. De faculteit vertrouwt erop dat studenten en medewerkers hiernaar zullen handelen. Bijlage 6 Bezwaarprocedure beoordeling examenonderdelen 1. De student kan, indien hij/zij het niet eens is met de beoordeling van een tentamen, tijdens of na de inzage of nabespreking bezwaar aantekenen bij de examinator. 2. Wanneer de student met de examinator geen overeenstemming heeft bereikt, kan hij/zij in beroep gaan bij het College van Beroep voor Examens. Dit beroep moet ingediend worden binnen een termijn van vier weken na de tentamenuitslag. Wanneer binnen deze termijn van vier weken nog geen uitslag van de examinator gekomen is kan de student kan een zogenaamd pro formaberoep instellen bij het College van Beroep voor Examens, waarin hij/zij verzoekt om uitstel van dat beroep.
OER M onderwijskunde (MSc) 2009-2010, inwerkingtredend op 1 september 2009
13 / 13