Collegevoorstel
Openbaar
Onderwerp
Voorontwerp bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Binnenstad
Openbare 18 december 2007 Programma /besluitenlijst Programmanummer Ruimte & Cultuurhistorie / 1031 Collegevergadering no 47
BW-nummer
Portefeuillehouder
H. Kunst
Aanwezig: Samenvatting Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr. Th.aan de de Graaf Voorzitter Vanaf 2002 wordt er gewerkt actualisatie van de G230, Marc Muntjewerff, 2896 Depla, H. van Hooft sr., L.van Scholten, H. Kunst, Wethouders bestemmingsplannen. VoorP.de bestaande stad (ten zuiden de Datum ambtelijk voorstel P. Lucassen, J.worden van der Meer Waal) zal het aantal bestemmingsplannen teruggebracht van 21 april 2011 P. Eringa Gemeentesecretaris ruim 600 tot ongeveer 20. Vóór juli 2013 moet er voor de gehele stad Kuil zijn vastgesteld. Voor het Centrum Registratienummer Communicatie een actuele planologische A. regeling 11.0009185 wordt een tweetal bestemmingsplannen M. Sofovic opgesteld: Nijmegen CentrumVerslag Binnenstad en Nijmegen Centrum-Stationsomgeving. Deze twee bestemmingsplannen vervangen ongeveer 65 vigerende bestemmingsplannen en voorzien het centrum van een actuele planologische regeling. Dit voorstel heeft betrekking op bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Binnenstad. Het bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Stationsomgeving zal binnenkort aan ons college worden voorgelegd.
Aldus vastgesteld in de vergadering van:
Paraaf
Ter besluitvorming door het college
1. Het raamwerk Centrum en het voorontwerp bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Binnenstad vast te stellen; 2. Het voorontwerp bestemmingsplan Nijmegen CentrumBinnenstad gedurende 4 weken voor inspraak ter inzage te leggen.
De voorzitter,
Datum
akkoord
Leidinggevende De secretaris, M.A. Versleijen, G230
Programmamanager P. Oomens
Programmadirecteur B. Drummen
Alleen ter besluitvorming door het College Besluit B&W d.d. 10 mei 2011 Conform advies
Aanhouden Anders, nl.
Paraaf
nummer: 3.4
Datum
akkoord
1 Bestuursagenda
Gemeentesecretaris
Portefeuillehouder
Collegevoorstel.doc
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
Vanaf 2002 wordt er gewerkt aan de actualisatie van de bestemmingsplannen. Voor de bestaande stad (ten zuiden van de Waal) zal het aantal bestemmingsplannen worden teruggebracht van ruim 600 tot ongeveer 20. Vóór juli 2013 moet er voor de gehele stad een actuele planologische regeling zijn vastgesteld. Voor het Centrum wordt een tweetal bestemmingsplannen opgesteld: Nijmegen Centrum-Binnenstad en Nijmegen CentrumStationsomgeving. Deze twee bestemmingsplannen vervangen ongeveer 65 vigerende bestemmingsplannen en voorzien het centrum van een actuele planologische regeling. Dit voorstel betreft bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Binnenstad. Het bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Stationsomgeving zal binnenkort aan ons college worden voorgelegd. 2
Juridische aspecten
Het bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Binnenstad vindt zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Het ruimtelijk beleid van de gemeente is onderdeel van inspraak ingevolge de in artikel 150 van de Gemeentewet voorziene inspraakverordening. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. 3
Doelstelling
Het raamwerk Nijmegen Centrum vast te stellen en het voorontwerp bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Binnenstad vrij te geven voor inspraak en overleg. Het raamwerk Nijmegen Centrum maakt onderdeel uit van de toelichting van het bestemmingsplan. 4
Argumenten
Het raamwerk Nijmegen Centrum omvat een analyse van het plangebied, het relevante geldende beleid en een overzicht van de voorzienbare ruimtelijke ontwikkelingen. Er is ingegaan op het algemene beleidskader, het ruimtelijk kader, het functioneel kader, de milieuaspecten, ontwikkelingen, juridische vormgeving en de retrospectieve toets. In de toelichting van het bestemmingsplan vindt de juridische vertaalslag plaats. In hoofdstuk 2 wordt allereerst de plansystematiek belicht, waarbij het uitgangspunt van een flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan wordt toegelicht aan de hand van de verschillende soorten bestemmingen en de flexibiliteitsbepalingen. Vervolgens is voor de verschillende functies in het plangebied aangegeven hoe deze vertaald zijn naar de verschillende bestemmingen. Ook is ingegaan op de ontwikkelingen en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de bijstelling van het economisch beleid zoals aangegeven in de notitie “Een Bruisende Binnenstad”. In paragraaf 4.3 van het raamwerk is hierop ingegaan. Deze notitie ligt op 27 april ter besluitvorming voor bij de gemeenteraad. Indien de gemeenteraad deze notitie gewijzigd vaststelt, zullen deze aanpassingen in het ontwerp-bestemmingsplan worden verwerkt. 5
Klimaat
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor nog geen (bestemmingsplan)procedure is/wordt doorlopen. In deze afzonderlijke procedures wordt ingegaan op het aspect klimaat.
Collegevoorstel
Vervolgvel
2
6
Financiën
In hoofdstuk 7 van de toelichting van het bestemmingsplan is ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Geconcludeerd wordt dat aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, er geen exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening hoeft te worden vastgesteld. 7
Communicatie
Over de notitie “Een Bruisende Binnenstad”, het raamwerk Centrum en het voorontwerp bestemmingsplan Nijmegen-Centrum heeft overleg plaatsgevonden met het Huis van de Binnenstad en het bewonersplatform. In de komende inspraakperiode (mei-juni) worden alle bewoners en ondernemers uit het plangebied uitgenodigd om het voorontwerpbestemmingsplan (inclusief raamwerk) in te zien. Dit gebeurt via publicaties in De Brug, op de gemeentelijke website en via huis-aan-huisbrieven. Tevens wordt een inspraakavond georganiseerd. De reacties naar aanleiding van inspraak en overleg zullen vervolgens worden betrokken bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan. Ons college zal conform de gemaakte afspraken de raad informeren over het voorontwerpbestemmingsplan. Het voorontwerp bestemmingsplan zal aan betrokken raadsleden worden gepresenteerd. Eventuele opmerkingen van de raad zullen worden meegenomen bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan. 8
Uitvoering en evaluatie
Na vrijgave van het voorontwerp bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Binnenstad voor inspraak en overleg, wordt het voorontwerp (inclusief raamwerk) in het kader van vooroverleg toegezonden aan diverse instanties en wordt het voorontwerp gedurende 4 weken ter inzage gelegd voor inspraak. De inspraakreacties zullen worden beantwoord bij het opstellen van het ontwerp bestemmingsplan. 9
Risico
In het bestemmingsplan is rekening gehouden met bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Bijlage(n): Raamwerk Centrum, voorontwerp bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Binnenstad
Voorontwerp bestemmingsplan
Nijmegen Centrum-Binnenstad
Gemeente Nijmegen Afdeling Stadsontwikkeling April 2011
2
Voorontwerp bestemmingsplan
Nijmegen Centrum-Binnenstad
Toelichting Regels
Gemeente Nijmegen Afdeling Stadsontwikkeling April 2011 3
4
Inhoudsopgave
Toelichting
9
Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Actualisatie Plangebied Raamwerk Leeswijzer
11 11 11 11 12
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3
Plansystematiek Algemeen Regels Flexibiliteitsbepalingen
13 13 13 15
Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3
Woonfunctie Algemeen Stedenbouwkundige uitgangspunten Juridische vormgeving
16 16 16 17
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3
Economische en maatschappelijke functies Algemeen Uitgangspunten per functie Juridische vormgeving
18 18 18 19
Hoofdstuk 5 5.1 5.2
Openbare ruimte Algemeen Juridische vormgeving
24 24 24
Hoofdstuk 6
Ontwikkelingslocaties
29
Hoofdstuk 7 7.1 7.2
Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
30 30 30
Hoofdstuk 8 8.1
Bijlagen bij toelichting Stedenbouwkundige matrix
31 31
5
6
Regels
35
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Wijze van meten Artikel 2
37 37 48
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening Centrum Artikel 4 Cultuur en Ontspanning Artikel 5 Cultuur en Ontspanning - Kinderboerderij Artikel 6 Detailhandel Artikel 7 Gemengd - 1 Artikel 8 Gemengd - 2 Artikel 9 Gemengd - 3 Artikel 10 Gemengd - 4 Artikel 11 Gemengd - 5 Artikel 12 Groen Artikel 13 Horeca Artikel 14 Kantoor Artikel 15 Maatschappelijk Artikel 16 Tuin Artikel 17 Verkeer Artikel 18 Water Artikel 19 Wonen Artikel 20 Waarde - Archeologie 2 Artikel 21 Waarde - Archeologie 3 Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie 1 Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie 2 Artikel 24 Waterstaat-Waterberging Artikel 25 Waterstaat - Waterkering Artikel 26
51 51 52 54 56 57 59 61 64 67 70 73 74 75 76 78 80 82 83 85 88 91 93 95 97
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 27 Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Artikel 28 Algemene gebruiksregels Artikel 29 Algemene aanduidingsregels Artikel 30 Overige regels Artikel 31
98 98 98 100 102 103
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 32 Overgangsrecht Slotregel Artikel 33
104 104 105
Bijlagen bij de regels Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (model Nijmegen) Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten (model Nijmegen)
107 108 121
7
8
Toelichting
9
10
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1
Actualisatie
Vanaf 2002 wordt er gewerkt aan de actualisatie van de bestemmingsplannen. Voor de bestaande stad (ten zuiden van de Waal) zal het aantal bestemmingsplannen worden teruggebracht van ruim 600 tot ongeveer 20. Vóór juli 2013 moet er voor de gehele stad een actuele planologische regeling zijn vastgesteld. Voor het Centrum wordt een tweetal bestemmingsplannen opgesteld: Nijmegen Centrum-Binnenstad en Nijmegen CentrumStationsomgeving. Deze twee bestemmingsplannen vervangen ongeveer 65 vigerende bestemmingsplannen en voorzien het centrum van een actuele planologische regeling. Dit bestemmingsplan betreft Nijmegen Centrum-Binnenstad. Het bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Stationsomgeving zal binnenkort in procedure worden gebracht.
1.2
Plangebied
Het plangebied Centrum-Binnenstad omvat de wijken Benedenstad en Stadscentrum en wordt globaal begrensd door: aan de noordzijde:
de Waal tussen de spoorbrug en de Waalbrug (een gedeelte van de Waal en de bruggen vallen binnen het plangebied);
aan de oostzijde:
de General James Gavinweg en Keizer Traianusplein (wegen vallen binnen het plangebied);
aan de zuidzijde:
Meester Franckenstraat, Straalmanstraat, Berg en Dalseweg, Bijleveldsingel, Sloetstraat, Groesbeekseweg en St. Annastraat (wegen vallen buiten het plangebied);
aan de westzijde:
1.3
Keizer Karelplein, Nassausingel, Kronenburgersingel, Lange Hezelstraat en de spoordijk (alleen Keizer Karelplein en Lange Hezelstraat vallen binnen het plangebied).
Raamwerk
Voorafgaand aan het bestemmingsplan is het Raamwerk Nijmegen Centrum opgesteld. Het Raamwerk omvat een analyse van het plangebied, het relevante geldende beleid en een overzicht van de voorzienbare ruimtelijke ontwikkelingen. Het raamwerk Nijmegen Centrum vormt het uitgangspunt voor een tweetal bestemmingsplannen: Nijmegen CentrumBinnenstad en Nijmegen Centrum-Stationsomgeving. Gezien de samenhang van dit gebied is het wenselijk om voor het centrum één raamwerk op te stellen. Daarentegen is de dynamiek van beide gebieden zeer verschillend, waardoor het wenselijk is om twee aparte bestemmingsplannen op te stellen. In de Stationsomgeving zijn zeer veel ontwikkelingen gaande met een hoge ruimtelijke impact. In de Binnenstad spelen naast ruimtelijke ontwikkelingen vooral ontwikkelingen op economisch en cultuurhistorisch gebied. Het Raamwerk maakt onderdeel uit van de plantoelichting van beide bestemmingsplannen.
11
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is ingegaan op de plansystematiek van dit bestemmingsplan. In hoofdstukken 3, 4 en 5 is ingegaan op de belangrijkste functies in het plangebied en wordt aangegeven op welke wijze deze functies in het bestemmingsplan zijn bestemd (juridische vertaling). In hoofdstukken 6 en 7 wordt kort ingegaan op de ontwikkelingslocaties en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 8 is in de bijlage de stedenbouwkundige matrix opgenomen.
12
Hoofdstuk 2 Plansystematiek 2.1
Algemeen
De planvorm moet er op gericht zijn alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat enerzijds in zekere mate ontwikkelingen mogelijk zijn en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Uitgangspunt is een flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan. Dit betekent dat niet alleen het bestaande gebruik van een perceel of pand wordt vastgelegd, maar ook wordt bekeken of op voorhand een ander gebruik aanvaardbaar is. Ook betekent het dat niet alleen de bestaande bebouwing wordt vastgelegd, maar wordt tevens bekeken in hoeverre extra bebouwingsmogelijkheden geboden kunnen worden. Ook wordt rekening gehouden met bestaande planologische mogelijkheden. Het plangebied Nijmegen Centrum-Binnenstad betreft bestaand stedelijk gebied. In het plangebied zijn veel economische functies gevestigd. Daarnaast wordt in het plangebied veel gewoond, al dan niet in combinatie met de economische functies. Voor alle voorkomende functies geldt dat, indien mogelijk, uitbreidingsmogelijkheden worden geboden, tenzij dit onaanvaardbare hinder voor omliggende functies oplevert. Ondanks dat er sprake is van bestaand stedelijk gebied, worden voor diverse locaties in het plangebied ontwikkelingen voorzien. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen meegenomen indien de ontwikkelingen voldoende concreet zijn en ruimtelijk kunnen worden onderbouwd. Veelal betreft het ontwikkelingen waarvoor al aparte procedures in gang zijn gezet, bijvoorbeeld een postzegelbestemmingsplan, die in dit bestemmingsplan worden ingepast. Voor ontwikkelingen die nog zijn voorzien of nog onvoldoende concreet zijn, zal te zijner tijd een postzegelbestemmingsplan opgesteld moeten worden. Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld.
2.2
Regels
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen en dubbelbestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht) en de bijlagen (met de Staat van bedrijfsactiviteiten en de Staat van horeca-activiteiten). In de SVBP 2008 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven. In hoofdstukken 3 t/m 5 wordt verder ingegaan op de regeling in dit bestemmingsplan. Inleidende regels Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.
13
Bestemmingsregels In de SVBP 2008 zijn de verschillende functies gegroepeerd binnen zogeheten hoofdgroepen van bestemmingen. De naam van een bestemming begint altijd met de naam van de hoofdgroep. De systematiek van hoofdgroepen laat het toe een bestemming te specificeren en slechts één of enkele functies van een hoofdgroep binnen een bestemming mogelijk te maken. Een bestemming hoeft dus niet alle bij een hoofdgroep aangegeven functies te bevatten. Binnen de bestemming Centrum en Gemengd kunnen functies uit de verschillende hoofdgroepen voorkomen. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor: Bedrijf-Nutsvoorziening, Centrum, Cultuur en ontspanning, Cultuur en ontspanning-Kinderboerderij, Detailhandel, Gemengd 1 t/m 5, Groen, Horeca, Kantoor, Maatschappelijk, Tuin, Verkeer, Water en Wonen. Er is sprake van een dubbelbestemming indien op een stuk grond twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemming. In de bij de dubbelbestemming behorende planregels wordt de verhouding tussen de doeleinden (functies) van de bestemmingen aangegeven. De functies/gebruiksdoelen zijn in de SVBP 2008 gegroepeerd binnen zogeheten hoofdgroepen van dubbelbestemmingen. Het is mogelijk een dubbelbestemming te specificeren en slechts een of enkele van de genoemde functies mogelijk te maken. Een dubbelbestemming hoeft dus niet alle aangegeven functies te bevatten. De hoofdgroepen van de dubbelbestemmingen zijn limitatief. De genoemde functies zijn echter niet limitatief. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor: WaardeArcheologie 2, Waarde-Archeologie 3, Waarde-Cultuurhistorie 1, Waarde-Cultuurhistorie 2, Waterstaat-Waterberging en Waterstaat-Waterkering. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen komen zowel voor op de verbeelding als in de planregels. Er worden in de SVBP 2008 zes soorten aanduidingen onderscheiden: gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen, bouwvlakken, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren. In dit bestemmingsplan komen gebiedsaanduidingen (milieuzonegrondwaterbeschermingsgebied), functie-aanduidingen (zoals casino, horeca), bouwvlakken, bouwaanduidingen (zoals onderdoorgang, kiosk), maatvoeringsaanduidingen (maximale goot- en bouwhoogte) en figuren (gevellijn) voor. Algemene regels De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (zoals beeldende kunst, ondergronds bouwen), algemene gebruiksregels (zoals bed en breakfast, ondersteunende horeca), algemene aanduidingsregels (milieuzonegrondwaterbeschermingsgebied) en overige regels (uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening). Overgangs- en slotregels Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels (naam bestemmingsplan).
14
2.3
Flexibiliteitsbepalingen
Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouwmogelijkheden reeds bieden, zijn er extra mogelijkheden onder voorwaarden. Deze extra mogelijkheden kunnen worden geboden via een omgevingsvergunning en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden, de zogenaamde flexibiliteitsbepalingen. Met de gemeenteraad is echter afgesproken dat in nieuwe actualisatie bestemmingsplannen geen gebruik meer wordt gemaakt van de mogelijkheid om wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden op te nemen. De raad wil namelijk zelf de plannen kunnen vaststellen waarin nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit houdt in dat voor ontwikkelingen die niet in dit bestemmingsplan zijn opgenomen een postzegelbestemmingsplan moet worden opgesteld. Er zijn nog wel wijzigingsbevoegdheden opgenomen bij de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie 2 en 3 en bij de aanduiding milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied. Verder zijn in dit bestemmingsplan mogelijkheden opgenomen om een omgevingsvergunning te verlenen (vml binnenplanse ontheffing) opgenomen. Wijzigingsbevoegdheden Bij de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie 2 en 3 zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om deze dubbelbestemming te kunnen laten vervallen of juist op te nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Bij de aanduiding milieuzonegrondwaterbeschermingsgebied is een aanduiding opgenomen om de aanduiding te kunnen laten vervallen wanneer door sluiting van de waterwinning grondwaterbescherming niet langer noodzakelijk is. Omgevingsvergunning Het aantal mogelijkheden om een omgevingsvergunning (vml binnenplanse ontheffing) te verlenen is in dit bestemmingsplan beperkt. Uitgangspunt is zoveel mogelijk rechtstreekse flexibiliteit (bouw- en gebruiksmogelijkheden) te bieden ter voorkoming van extra procedures. Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (vml aanlegvergunning) en/of een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (vml sloopvergunning) alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.
15
Hoofdstuk 3 Woonfunctie 3.1
Algemeen
Het plangebied Nijmegen Centrum-Binnenstad bestaat naast de economische functies voor een groot deel ook uit de functie wonen. Wonen komt zowel als zelfstandige functie als in combinatie met andere (economische) functies voor. In combinatie met andere functies vindt wonen vooral op de verdieping(en) plaats.
3.2
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Voor de bestaande woonbebouwing in Nijmegen zijn in de stedenbouwkundige matrix de stedenbouwkundige uitgangspunten aangegeven (zie bijlage). Deze stedenbouwkundige matrix vormt onderdeel van het Standaard bestemmingsplan gemeente Nijmegen. Er wordt een vijftal gebiedstypen onderscheiden waarvoor stedenbouwkundige uitgangspunten zijn geformuleerd. Een gebiedstype vertegenwoordigt een stadsdeel van Nijmegen met een eigen stedenbouwkundige- en architectonische uitstraling en met een eigen identiteit. Bij de stedenbouwkundige matrix is een kaart opgenomen van de stad, ingedeeld in gebiedstypen. In de stedenbouwkundige matrix zijn 5 gebiedstypen opgenomen:
historisch gesloten bebouwing; historisch open bebouwing; tuinstad; jaren '70 en '80 wijken; overig.
Het plangebied Nijmegen Centrum-Binnenstad valt in zijn geheel onder gebiedstype "Historisch gesloten bebouwing". Dit gebiedstype vormt een bonte verzameling van dichtopeengepakte en spontaan gevormd straten die reeds in de late middeleeuwen hun definitieve vorm gekregen hebben (historisch stadscentrum binnen de eerste en tweede omwalling). Na de ontmanteling in 1876 is in een ring rond het stadscentrum een samenhangend stedenbouwkundig plan gerealiseerd met gesloten stroken van statige herenhuizen en villa's, voortuinen met hekwerken, singels en parken (de 19e-eeuwse schil). Het wederopbouwplan in het stadscentrum van na de Tweede Wereldoorlog is ruimer van opzet en qua structuur meer rechttoe rechtaan. Kenmerkend voor het historisch stadscentrum, de 19e-eeuwse schil en het wederopbouwplan is dat het om gesloten of nagenoeg gesloten bouwblokken gaat, waardoor een duidelijke scheiding van privé en openbaar aanwezig is. In het raamwerk Centrum is verder ingegaan op de ruimtelijke structuur van het Centrum (paragraaf 3.1). Het plangebied Nijmegen Centrum-Binnenstad valt in zijn geheel onder gebiedstype "Historisch gesloten bebouwing". Dit gebiedstype vormt een bonte verzameling van dichtopeengepakte en spontaan gevormd straten die reeds in de laat-middeleeuwen hun definitieve vorm gekregen hebben (historisch stadscentrum binnen de eerste en tweede omwalling). Na de ontmanteling in 1876 is in een ring rond het stadscentrum een samenhangend stedenbouwkundig plan gerealiseerd met gesloten stroken van statige herenhuizen en villa's, voortuinen met hekwerken, singels en parken (de 19e eeuwse schil). Het wederopbouwplan in het stadscentrum van na de Tweede Wereldoorlog is ruimer van opzet en qua structuur meer rechttoe rechtaan. Kenmerkend voor het historisch stadscentrum, de 19e eeuwse schil en het wederopbouwplan is dat het om gesloten of nagenoeg gesloten bouwblokken gaat waardoor een duidelijke scheiding van privé en openbaar aanwezig is. In het raamwerk Centrum is verder ingegaan op het ruimtelijk en functioneel kader (hoofdstukken 3 en 4).
16
De stedenbouwkundige uitgangspunten voor de bestemmingen Wonen en Tuin zijn in de stedenbouwkundige matrix weergegeven. Ook in de bestemmingen Gemengd is rekening gehouden met de stedenbouwkundige uitgangspunten voor zover in deze bestemmingen ook grondgebonden woningen voorkomen.
3.3
Juridische vormgeving
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen Wonen en Tuin. Het erf valt onder de bestemming Wonen. Wonen en Tuin De woongebieden hebben de bestemmingen Wonen en Tuin gekregen. Binnen de bestemming Wonen is een aanduiding ' bouwvlak' opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw (woning) mag worden opgericht. Aan de hand van de diepte van het achtererf is de grootte van het bouwvlak bepaald. In ieder geval is de bestaande legale situatie bestemd. Waar mogelijk zijn uitbreidingsmogelijkheden geboden. Binnen de 'aanduiding' bouwvlak mogen ook aan- en uitbouwen worden gerealiseerd. Op het erf zijn bouwmogelijkheden voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De totaal bebouwde 2 oppervlakte mag ten hoogste 50% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m . Aan- en uitbouwen binnen de 'aanduiding' bouwvlak tellen daarbij niet mee. Ook de begrenzing tussen de bestemmingen Wonen en Tuin is aan de hand van de stedenbouwkundige matrix bepaald. De bestemming Tuin ligt veelal aan de voorzijde van de woning. Binnen de bestemming Tuin zijn slechts beperkte bebouwingsmogelijkheden opgenomen. Overigens kan de bestemming Tuin ook in combinatie met andere bestemmingen voorkomen, zoals de bestemming Gemengd. Indien de aangrenzende gronden binnen het bouwperceel bestemd zijn tot Wonen, mag maximaal 50% van de tuin voor parkeren gebruikt worden. In overige gevallen mag de tuin geheel gebruikt worden ten behoeve van parkeren. Overigens is voor het beschermd e stadsgezicht Benedenstad en de 19 -eeuwse Stadsuitleg een dubbelbestemming WaardeCultuurhistorie opgenomen. Voor het aanleggen van parkeerplaatsen dient binnen deze dubbelbestemming een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Het parkeren in de voortuinen binnen de 19e-eeuwse Stadsuitleg kan daarmee worden tegengegaan. Binnen de bestemming Wonen komen de aanduidingen raamprostitutie/raamexploitatie (Nieuwe Markt 24-40, even nummers), parkeerdek (Gerard Noodtstraat) en onderdoorgang voor. Op grond van de algemene regel "Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten" zijn in woningen alsmede in aan- en uitbouwen onder voorwaarden andere functies toegestaan in de vorm van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan in (vrijstaande) bijgebouwen. Het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit in een (vrijstaand) bijgebouw in de tuin gaat de reikwijdte van de woonfunctie te buiten. De beroeps- of bedrijfsactiviteit is dan immers niet meer direct gerelateerd aan de woning. Een dergelijke functieverandering kan ingevolge vaste jurisprudentie uitsluitend worden bewerkstelligd middels een wijziging of herziening van het bestemmingsplan (uitspraak ABR 06/04/2005, 200404674/1). In de regels is onder de begrippen gedefiniëerd wat onder aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten moet worden verstaan.
17
Hoofdstuk 4 Economische functies 4.1
en
maatschappelijke
Algemeen
De in het plangebied voorkomende economische en maatschappelijke functies zijn: bedrijven, voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren en maatschappelijke voorzieningen. Deze functies komen zowel zelfstandig als in combinatie met andere functies voor. Ingegaan wordt op de uitgangspunten per functie en de juridische vormgeving (wijze van bestemmen).
4.2
Uitgangspunten per functie
Bedrijven In het bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven gekoppeld aan de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst met bedrijven in Nijmegen, die al naar gelang van de te verwachten milieubelasting zijn ingedeeld in milieucategorieën. Het betreft een algemene lijst, gebaseerd op de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering". Bedrijven die goed in een woonomgeving passen (milieucategorie 1 en 2) zijn binnen de bestemmingen Centrum, Gemengd-3, Gemengd-4 en Gemengd-5 toegestaan. Tevens zijn bedrijven bij woningen toegestaan voorzover deze vallen onder de aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Bestaande bedrijven in zwaardere milieucategorieën worden apart bestemd of aangeduid. Dit houdt in dat deze zwaardere milieucategorie niet algemeen toelaatbaar is en alleen het bestaande bedrijf op die locatie is toegestaan. Ook voor garagebedrijven (milieucategorie 2) is een aanduiding opgenomen. Garagebedrijven zijn namelijk niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen en daarmee niet algemeen toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Dergelijke bedrijven hebben veelal een dermate ruimtelijke uitstraling dat deze bedrijven alleen op de bestaande locaties zijn toegestaan. Cultuur en ontspanning De bestemming Cultuur en ontspanning is opgenomen voor de culturele voorzieningen van enige omvang, zoals een schouwburg, musea en bioscopen waarbij geen combinatie met andere functies voorkomt. De overige voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning vallen binnen de bestemmingen Centrum of Gemengd. Deze voorzieningen, zoals bijvoorbeeld ateliers, zijn binnen de bestemmingen Centrum of Gemengd overal toegestaan. Detailhandel In het stadscentrum wordt onderscheid gemaakt in de 'hoofdwinkelstraten', de 'omliggende centrumstraten' en de 'overige straten' (zie paragraaf 4.3 van het raamwerk). Detailhandel is toegestaan in de 'hoofdwinkelstraten' en de 'aanliggende centrumstraten'. Detailhandel is mogelijk binnen de bestemmingen Centrum, Detailhandel, Gemengd-3, Gemengd-4 en Gemengd-5. Alleen voor grote panden die in zijn geheel in gebruik zijn ten behoeve detailhandel, zijn bestemd als Detailhandel. Veelal betreft het grotere winkelketens, zoals de V&D, Hema en C&A. Wanneer er meerdere hoofdfuncties zijn toegestaan, is de bestemming Centrum of Gemengd opgenomen.
18
Dienstverlening In de 'hoofdwinkelstraten' wordt maximaal 20% dienstverlening toegestaan. In de 'omliggende centrumstraten' geldt een maximum percentage van 30% en 50%. In de 'overige straten' is overal dienstverlening toegestaan. In de bestemming Centrum (passage Molenpoort) is 20% dienstverlening toegestaan. Dienstverlening is overal toegestaan binnen de bestemmingen Gemengd-1, Gemengd-2 en Gemengd-4. In de bestemmingen Gemengd-3 en Gemengd-5 is met een specifieke aanduiding aangegeven welk percentage aan dienstverlening is toegestaan. Horeca Nieuwe horeca is toegestaan in de horeca-accentgebieden (Waalkade, Grote Markt, Kelfkensbos, Molenstraat, Koningsplein-Mariënburg en Plein 1944). Het horecaaccentgebied Koningsplein-Mariënburg is daarbij uitgebreid. Horeca is toegestaan in categorie 1a, 1b en 2a van de Staat van Horeca-activiteiten, met uitzondering van een gedeelte van het horecaconcentratiegebied aan de Molenstraat (Molenstraat 45-53, 63) waar alleen horeca in categorie 1a en 1b is toegestaan. In de Van Welderenstraat en de Van Broeckhuysenstraat is 20% daghoreca (categorie 1a) toegestaan. Daarbuiten is horeca alleen op de bestaande locaties toegestaan. De bestemming Horeca is opgenomen voor horecavoorzieningen van enige omvang waarbij geen combinatie met andere functies voorkomt. Verder is horeca mogelijk in de bestemmingen Centrum en Gemengd-5 en als aanduiding binnen de bestemmingen Gemengd-2, Gemengd-3 en Gemengd-4. Kantoren Voor de grote kantoorgebouwen is de bestemming Kantoor opgenomen. Deze panden zijn dermate omvangrijk en specifiek ingericht als kantoorgebouw, dat het niet wenselijk is om op voorhand andere functies toe te staan. Verder zijn kantoren toegestaan binnen de bestemmingen Centrum, Gemengd-1, Gemengd-2, Gemengd-4 en Gemengd-5. Maatschappelijke voorzieningen De bestemming Maatschappelijk is opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen van enige omvang, zoals kerken, scholen, een sportzaal en een multifunctioneel centrum waarin geen combinatie met andere functies voorkomt. De overige maatschappelijke voorzieningen zijn opgenomen binnen de bestemmingen Centrum of Gemengd.
4.3
Juridische vormgeving
Het merendeel van de economische functies is voorzien van de bestemmingen Centrum of Gemengd. Met deze bestemmingen worden meerdere functies per locatie mogelijk gemaakt. Op deze manier wordt leegstand voorkomen en kan eenvoudig worden ingespeeld op marktontwikkelingen. In het bestemmingsplan zijn de economische en maatschappelijke functies ondergebracht binnen één van de volgende bestemmingen: I. Bedrijf-Nutsvoorziening; II. Centrum; III. Cultuur en Ontspanning; IV. Cultuur en Ontspanning-Kinderboerderij; V. Detailhandel; VI. Gemengd-1, Gemengd-2, Gemengd-3, Gemengd-4 en Gemengd-5; VII. Horeca; VIII.Kantoor; IX. Maatschappelijk.
19
Binnen de bestemmingen Gemengd en Maatschappelijk is aangegeven dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. Zonder deze bepaling zou het namelijk mogelijk zijn om een nieuwe geluidsgevoelige functie toe te voegen, bijvoorbeeld een woning of een school, zonder dat er akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Voorzover een locatie in een geluidszone van een weg valt, dient, wanneer zich een nieuwe geluidsgevoelige functie wil vestigen, eerst akoestisch onderzoek plaats te vinden. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, moet worden nagegaan of een hogere waarde kan worden verleend. De procedure hogere waarde moet gelijk oplopen met een herziening van het bestemmingsplan, zodat in een dergelijk geval een postzegelbestemmingsplan (dan wel een buitenplanse omgevingsvergunning voor niet kruimelgevallen) moet worden opgesteld. Dit geldt ook indien er functieverandering plaatsvindt van de ene geluidsgevoelige functie in een andere geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld op een voormalige schoollocatie worden woningen gebouwd). Ook dan zal er vooraf akoestisch onderzoek dienen plaats te vinden. Bedrijf-Nutsvoorziening Deze bestemming is opgenomen voor een nutsgebouw ten behoeve van winning/distributie van water aan de Nieuwe Marktstraat. In dit gebouw is alleen een nutsvoorziening mogelijk. Centrum De bestemming Centrum is vergelijkbaar met de bestemming Gemengd in zoverre dat het gaat om locaties waar meerdere functies zijn toegestaan. Echter een belangrijk onderscheid is dat het bij Centrum gaat om een winkelcentrum en bij Gemengd om veelal verspreid voorkomende functies. Een voordeel van de bestemming Centrum is dat de toegestane economische functies niet locatie gebonden zijn. De bestemming Centrum is voor passage Molenpoort opgenomen. Binnen de bestemming Centrum komen verschillende functies voor: bedrijven (categorie 1 en 2), cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, wonen en bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen. Boven het winkelcentrum is een parkeerdek aanwezig. Hiervoor zijn de aanduidingen 'parkeerdek' en 'ontsluiting' opgenomen. Er is maximaal 20% dienstverlening toegestaan. Het aantal horecabedrijven is beperkt tot de 4 bestaande horecabedrijven. De locatie van deze horecabedrijven is niet vastgelegd. Wonen is uitsluitend in de appartementen op de verdieping(en) langs de Molenstraat toegestaan. Cultuur en ontspanning Deze bestemming is opgenomen voor het concertgebouw, musea en bioscopen. Voor het bestaande casino binnen deze bestemming is een aanduiding opgenomen (Houtstraat 10). Dit houdt in dat een casino alleen op de bestaande locatie is toegestaan. Cultuur en ontspanning-Kinderboerderij Deze bestemming is opgenomen voor de kinderboerderij in het Kronenburgerpark. Omdat op deze locatie geen andere functies die onder cultuur en ontspanning vallen wenselijk zijn, is hiervoor een specifieke bestemming opgenomen. Detailhandel De panden die in zijn geheel in gebruik zijn ten behoeve detailhandel, zijn bestemd als Detailhandel. Veelal betreft het grotere winkelketens, zoals de V&D, Hema en C&A. Er vindt geen menging plaats met andere hoofdfuncties. Ter plaatse van de aanduiding 'discotheek' is een discotheek in de kelder van het hoofdgebouw toegestaan (Bloemerstraat 133/Doddendaal 1a).
20
Gemengd De bestemming Gemengd is opgenomen voor al die locaties waar meerdere hoofdfuncties zijn toegestaan, met uitzondering van het winkelcentrum waarvoor de bestemming Centrum is opgenomen. Binnen de bestemming Gemengd komen combinaties van verschillende economische functies voor al dan niet in combinatie met wonen. Er zijn 5 bestemmingen Gemengd. Binnen de bestemming Gemengd-1 mag het gehele pand, inclusief de kelderruimte, gebruikt worden ten behoeve van de toegestane functies. Binnen de bestemmingen Gemengd-2, Gemengd-3, Gemengd-4 en Gemengd-5 zijn de economische functies, met uitzondering van bestaande situaties waarbij ook op de verdieping(en) economische functies zijn gevestigd, alleen toegestaan op de begane grond en in de kelder. Een hotel, pension of bed en breakfast mag echter in het gehele pand gevestigd worden. De kelderruimte mag bij horecabedrijven alleen gebruikt worden ten behoeve van toilet-, opslag- en/of kantoorruimte. Bij (middel)zware horeca (categorie 2a of 3) mag ook de eerste verdieping gebruikt worden ten behoeve van toilet-, opslag- en/of kantoorruimte. Wonen mag in het gehele pand plaatsvinden. Gemengd - 1: cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen Deze bestemming is toegekend aan locaties met cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen. Een uitwisseling tussen deze functies is mogelijk. Het gehele pand mag worden gebruikt ten behoeve van deze functie(s). Het pand heeft geen woonfunctie. Gemengd - 2: cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen Deze bestemming is toegekend aan locaties met voorzieningen op gebied cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren en/of kleinschalige maatschappelijke voorzieningen, waarbij tevens een (boven)woning aanwezig is dan wel gerealiseerd zou kunnen worden. Binnen deze bestemming is de aanduiding horeca opgenomen voor de bestaande horecalocaties, een specifieke aanduiding voor de bestaande horeca in Commanderie van St. Jan (Franseplaats 1-3) en een aanduiding voor hotels. Wanneer de aanduiding 'hotel' is opgenomen, zijn op die locatie geen andere horecabedrijven toegestaan. Ook is een specifieke aanduiding opgenomen voor de nieuwe vestiging van modehuis Tijssen aan de Oranjesingel 4-6. Gemengd -3: bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel en wonen Deze bestemming is toegekend aan locaties waar bedrijven, voorzieningen op gebied van cultuur en ontspanning en/of detailhandel zijn gevestigd waarbij tevens een (boven)woning aanwezig is dan wel gerealiseerd zou kunnen worden. Deze bestemming is onder andere opgenomen voor de 'hoofdwinkelstraten' en 'omliggende centrumstraten'. Met een aanduiding is het percentage dienstverlening aangegeven dat is toegestaan. Tevens zijn de bestaande horecalocaties en een gedeelte van het horecaconcentratiegebied aan de Molenstraat (Molenstraat 45 t/m 63) met een aanduiding aangegeven. Met uitzondering van bestaande middelzware horeca is daar alleen lichte horeca (categorie 1a of 1b) toegestaan. In de Van Welderenstraat en de Van Broeckhuysenstraat is met een aanduiding aangegeven dat 20% daghoreca (categorie 1a) is toegestaan. Hotels zijn mogelijk binnen de aanduiding 'horeca' (voorzover categorie 1b is toegestaan) of binnen de aanduiding 'hotel'. Tevens zijn de aanduidingen 'parkeerdek' en
21
'zend- en/of ontvangsinstallatie' opgenomen. Gemengd-4: bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen Deze bestemming is toegekend aan locaties waar bedrijven zijn gevestigd, voorzieningen op gebied van cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen waarbij tevens een (boven)woning aanwezig is dan wel gerealiseerd zou kunnen worden. Deze bestemming is onder andere opgenomen voor de 'overige straten'. Voor de garagebedrijven is een aanduiding 'garagebedrijf' opgenomen omdat deze bedrijven niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Voor de groothandelsbedrijven is een aanduiding 'groothandel' opgenomen omdat deze bedrijven onder milieucategorie 3.1 vallen en daarmee niet in vallen onder de algemeen toegestane bedrijven (categorie 1 en 2). Met een aanduiding zijn de bestaande horecalocaties aangegeven. Horeca is alleen op de huidige locaties toegestaan (categorie 1 en 2a). Ter plaatse van de aanduiding 'discotheek' is een discotheek in de kelder van het hoofdgebouw toegestaan (Bloemerstraat 90). Ook is de aanduiding 'parkeerdek' opgenomen. Gemengd-5: bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen Deze bestemming is toegekend aan locaties waar bedrijven zijn gevestigd, voorzieningen op gebied van cultuur en ontspanning, detailhandel,horeca, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen waarbij tevens een (boven)woning aanwezig is dan wel gerealiseerd zou kunnen worden. Deze bestemming is opgenomen voor de 'horecaaccentgebieden'. Met een aanduiding is het percentage dienstverlening aangegeven dat is toegestaan. Verder zijn er aanduidingen opgenomen voor een groothandelsbedrijf, tweetal discotheken (Molenstraat 79-81 en 99a), een casino (Waalkade 68) en een parkeerdek. Horeca De bestemming Horeca is opgenomen voor horecavoorzieningen van enige omvang waarbij geen combinatie met andere functies voorkomt. Het gehele pand mag ten behoeve van horeca worden gebruikt. Alleen lichte en middelzware horeca is algemeen toegestaan (categorie 1 en 2a van de Staat van horeca-activiteiten). Kantoor De bestemming Kantoor is opgenomen voor kantoren van enige omvang waarbij geen combinatie met andere functies voorkomt. Het gehele pand mag ten behoeve van kantoor worden gebruikt. Maatschappelijk De bestemming Maatschappelijk is opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen van enige omvang waarbij geen combinatie met andere functies voorkomt. Het gehele pand mag ten behoeve van de maatschappelijke voorziening worden gebruikt.
22
Algemene regels Ondersteunende horeca Bij de algemene regels is een regeling opgenomen voor ondersteunende horeca. In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan. Bij warenhuizen zijn hiervoor ruimere mogelijkheden opgenomen. Bed en breakfast In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en/of wonen is een bed en breakfast toegestaan. Onder een bed- and breakfast wordt een overnachtingsmogelijkheid verstaan gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- and breakfast heeft maximaal 4 kamers en maximaal 8 slaapplaatsen.
23
Hoofdstuk 5 Openbare ruimte 5.1
Algemeen
De openbare ruimte is in het bestemmingsplan onderverdeeld in de volgende bestemmingen: I. Groen; II. Verkeer; III. Water. Daarnaast zijn er de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie 2, Waarde-Archeologie 3, Waarde-Cultuurhistorie 1, Waarde-Cultuurhistorie 2, Waterstaat-Waterberging en Waterstaat-Waterkering.
5.2
Juridische vormgeving
Groen De in het plangebied voorkomende grotere openbare groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de meeste overige bestemmingen zijn ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat niet al het groen ook als groen bestemd hoeft te worden. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemd hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers, rioolbuffers en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In de bestemming Groen zijn parkeervoorzieningen niet toegestaan. Waardevolle bomen zijn niet apart aangeduid. Deze bomen worden via de kapverordening beschermd. Binnen de bestemming Groen is een aanduiding 'brug' opgenomen voor de brug in het Hunnerpark. Verkeer De bestemming Verkeer is opgenomen voor de openbare weg in brede zin. Hieronder wordt verstaan wegen, pleinen, busbanen, fiets- en voetpaden, bruggen, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Binnen de bestemming Verkeer zijn ook bijhorende voorzieningen zoals groen-, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, taluds en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Ook zijn terassen, markten en standplaatsen toegestaan.
24
Door middel van de aanduiding 'verblijfsgebied' is aangegeven welke gronden een hoofdfunctie voor het voetgangersverkeer hebben. Voor bovengrondse parkeergarages is een aanduiding opgenomen. Garageboxen mogen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd worden. Ook voor bestaande gebouwde terrassen en kiosken is een aanduiding opgenomen. Ongebouwde parkeervoorzieningen en terrassen kunnen overal binnen de bestemming Verkeer gerealiseerd worden. Hiervoor dient wel toestemming te zijn verkregen in het kader van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV). Tevens is een aanduiding opgenomen voor bestaande kiosken in de openbare ruimte. Voor Plein 1944 is de aanduiding 'gemengd' opgenomen voor ondergrondse voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening en horeca voorzover deze voorkomen in categorie 1a, 1b, 2a van de Staat van horeca-activiteiten. Binnen de bestemming Verkeer zijn de aanduidingen 'brug' en 'railverkeer' opgenomen voor de (spoor)bruggen over de Waal omdat hier specifieke bouwregels op van toepassing zijn. De aanduiding 'brug' is ook opgenomen voor de bruggen in de Marikenstraat. Water Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, is de bestemming Water toegekend. De bestemming Water is opgenomen voor de Waal en de vijver in Kronenburgerpark. In andere gevallen valt water onder de bestemming Groen. Gronden met de bestemming Water zijn bestemd voor de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en -berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken, kunstwerken zoals bruggen, duikers en andere waterstaatkundige werken. Ook zijn bijbehorend voorzieningen zoals groen, sport- en speelvoorzieningen mogelijk. Er zijn aanduidingen opgenomen ten behoeve van de ligplaatsen in de Waal en de Lindenberghaven. Hierop is de Haven- en Kadeverordening van toepassing. Waarde-Archeologie 2 (dubbelbestemming) In gebieden met een archeologisch belang (waarde 2) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt 2 opgericht van meer dan 50 m en een diepte van meer dan 30 cm, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, omgevingsvergunning worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden en slopen vereist. Deze dubbelbestemming is alleen opgenomen voor een gedeelte van de Waal nabij de spoorbrug. Waarde-Archeologie 3 (dubbelbestemming) In gebieden met waarde 3 (terreinen van zeer hoge archeologische waarde ) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht waarvoor grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder het maaiveld, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, omgevingsvergunning worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden en slopen vereist. Deze bestemming beslaat bijna het gehele plangebied.
25
Voor de gebieden met waarde 4 (Valkhof en Hunnerpark) is geen dubbelbestemming opgenomen omdat deze gebieden al als archeologisch rijksmonument zijn aangewezen en daarmee voldoende beschermd zijn. Waarde-Cultuurhistorie 1 (dubbelbestemming) De dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie 1 is opgenomen voor het van rijkswege beschermde stadsgezicht Benedenstad. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de cultuurhistorische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. Bevoegd gezag wint hiervoor schriftelijk advies in bij de Commissie Beeldkwaliteit omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning cultuurhistorische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Of de cultuurhistorische waarden op onaanvaardbare wijze worden aangetast zal worden beoordeeld aan de hand van de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed opgestelde toelichting op de bescherming van de Benedenstad. Deze toelichting is opgenomen in de bijlage 3 van het raamwerk Nijmegen Centrum. Ter bescherming van het stadsgezicht is naast het bouwverbod, tevens een omgevingsvergunning voor slopen en het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden opgenomen. Ruimtelijk-structurele en ruimtelijk-visuele aspecten zorgen voor de bijzondere kwaliteiten van het beschermde stadsgezicht Benedenstad. Eén van de ruimtelijk-visuele aspecten is het karakter van de bebouwing, bepaald door het type bebouwing, de breedte, diepte, opbouw, bekapping, gevelindeling en het materiaalgebruik. Behoud van het karakter van de bebouwing is van essentieel belang voor behoud van de kwaliteiten van het beschermde stadsgezicht. Om deze reden zijn voor veel panden in de Benedenstad de dakvormen in dit bestemmingsplan vastgelegd. Het daklandschap maakt immers een waardevol onderdeel uit van het karakter van de bebouwing en daarmee van de Benedenstad. Bij de algemene regels zijn voor de verschillende dakvormen aanduidingen opgenomen. Deze dakvormen worden in artikel 1.34 verklaard. Uitgangspunt is dat het type dakvorm dat is aangeduid gehandhaafd blijft. Indien er op een perceel meerdere bouwdelen staan, is er per bouwdeel een dakvorm aangegeven. Waarde-Cultuurhistorie 2 (dubbelbestemming) De dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie 2 is opgenomen voor de 19e-eeuwse stadsuitleg. Voor dit gebied is een procedure als bedoeld in artikel 35 Monumentenwet 1988 in voorbereiding, namelijk de aanwijzing van het gebied als een (van rijkswege) beschermd stadsgezicht. Zodra dit besluit is genomen moet de gemeenteraad, ter bescherming van het stadsgezicht, een bestemmingsplan vaststellen waarin de cultuurhistorische waarden van het gebied geborgd zijn (artikel 36 Monumentenwet). Om tijdig aan deze verplichting te voldoen, wordt in dit geactualiseerde bestemmingplan alvast rekening gehouden met deze komende aanwijzing. Dit gebied heeft is tevens aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsbeeld. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de cultuurhistorische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. Bevoegd gezag wint hiervoor schriftelijk advies in bij de Commissie Beeldkwaliteit omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning cultuurhistorische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.
26
Of de cultuurhistorische waarden op onaanvaardbare wijze worden aangetast zal worden beoordeeld aan de hand van de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed opgestelde toelichting op de bescherming van de 19e-eeuwse stadsuitleg. Deze toelichting is opgenomen in bijlage 4 van het raamwerk Nijmegen Centrum. Ter bescherming van het stadsgezicht is naast het bouwverbod, tevens een omgevingsvergunning voor slopen en het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden opgenomen. Voor het aanleggen van parkeerplaatsen dient bijvoorbeeld een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Het parkeren in de voortuinen binnen de 19e-eeuwse Stadsuitleg kan daarmee worden tegengegaan. Omdat voor de bescherming van individuele monumenten en stadsbeeldobjecten al een regeling is opgenomen in de Monumentenwet en in de Monumentenverordening van de gemeente Nijmegen is hiervoor geen aparte (beschermende) regeling opgenomen in het bestemmingsplan. Waterstaat-Waterberging (dubbelbestemming) De dubbelbestemming Waterstaat-Waterberging is opgenomen voor de Waal en het gedeelte van de Waalkade tot aan de hoogwaterkering. Binnen deze bestemming geldt dat ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) uitsluitend mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de waterbergingscapaciteit gelijk blijft. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Waterstaat-Waterkering (dubbelbestemming) De dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering is opgenomen voor de kernzone en de beschermingszone van de waterkering langs de Waal. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Algemene regels beeldende kunst Bij de algemene regels is een regeling opgenomen ten behoeve van beeldende kunst. Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven. (bouw)werken ten algemenen nutte Het oprichten van kleinschalige bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan. dakvormen Voor veel panden in het beschermd stadsgezicht Benedenstad is een aanduiding voor de dakvorm opgenomen. De aangeduide dakvorm dient behouden te blijven dan wel bij uitbreidingen of nieuwbouw waarbij een nieuw dak wordt gebouwd, gerealiseerd te worden. Deze dakvormen worden in artikel 1.34 verklaard.
27
ondergronds bouwen Bij de algemene regels voor ondergronds bouwen is aangegeven dat bouwen onder peil ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen binnen alle bestemmingen is toegestaan. evenementen Verder is bij de algemene regels een regeling opgenomen voor evenementen. Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de APV. milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied Bij de algemene regels is een regeling opgenomen ten behoeve van het grondwaterwingebied en -beschermingszone Nieuwe Markt. De grondwaterwinning zal in 2015 worden beëindigd. De nu aanwezige 25-jaarszone zal worden ingekrompen tot een 10-jaarszone, die op termijn nog verder zal inkrimpen. In dit bestemmingsplan is voor de 10-jaarszone de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen. Binnen deze aanduiding is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren (vml aanlegvergunning). Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen wanneer door beëindiging van de waterwinning de aanduiding "MilieuzoneGrondwaterbeschermingsgebied" geheel of gedeeltelijk kan komen te vervallen.
28
Hoofdstuk 6 Ontwikkelingslocaties In het "Raamwerk Nijmegen Centrum" zijn in hoofdstuk 6 de ontwikkelingen aangegeven. De "recent gerealiseerde locaties" zijn in het bestemmingsplan ingepast. Voor de locaties die staan aangegeven onder het kopje "nieuwe ontwikkelingen" zijn deze ontwikkelingen meegenomen voorzover hiervoor al een aparte (bestemmingsplan)procedure is doorlopen of op dit moment nog wordt doorlopen. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor nog geen (bestemmingsplan)procedure is/wordt doorlopen.
29
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid 7.1
Economische uitvoerbaarheid
Voor de beoordeling van de economische uitvoerbaarheid wordt onderscheid gemaakt in:
recent gerealiseerde projecten; nieuwe ontwikkelingen; overig plangebied.
Recent gerealiseerde projecten Voor de recent gerealiseerde projecten zijn inmiddels aparte procedures doorlopen. Daarbij is de financiële haalbaarheid zeker gesteld door (anterieure) overeenkomsten en/of grondverkoop aan derden. Nieuwe ontwikkelingen In algemene zin kan gesteld worden dat wanneer het gaat om gemeentelijke terreinen of complexen (of delen daarvan) de financiële regie zal lopen via de gemeentelijke grondexploitaties. Daarbij dient sprake te zijn van een sluitende exploitatie. Gaat het daarentegen om ontwikkelingen op particulier terrein dan kan, wanneer de gemeente op een of andere wijze bij het geheel betrokken is, sprake zijn van een tussen gemeente en ontwikkelaar af te sluiten (anterieure) overeenkomst. Eventuele gemeentelijke kosten, bijvoorbeeld met betrekking tot aanpassingen in het openbaar gebied, worden in deze overeenkomst opgenomen. Voor deze ontwikkelingen zijn/worden aparte procedures doorlopen. Als onderdeel van deze procedures wordt/zal worden ingegaan op de economische uitvoerbaarheid. Overig plangebied Het overige deel van het plangebied heeft een consoliderend karakter. Hier worden dus geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan. Voor dit deel is afgezien van een onderzoek naar de financieel-economische uitvoerbaarheid. Conclusie Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, hoeft er geen exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.
7.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.2.1
Inspraak
p.m. 7.2.2
Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro
p.m.
30
Hoofdstuk 8 Bijlagen bij toelichting 8.1
Stedenbouwkundige matrix
31
32
33
34
Regels
35
36
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Centrum - Binnenstad van de gemeente Nijmegen. 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP5000-VO01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen). 1.3
aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is. 1.4
aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.5
aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. 1.6
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.7
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.8
achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
37
1.9
afhaalcentrum
een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse. 1.10
archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie. 1.11
archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. 1.12
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren. 1.13
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.14
bed en breakfast
een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen. 1.15
bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 1.16
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht. 1.17
bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.
38
1.18
bestaand
a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning; b. bestaand gebruik: het legale gebruik van gronden en bouwwerken dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebruikt kan worden krachtens een omgevingsvergunning. 1.19
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.20
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.21
bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. 1.22
bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte. 1.23
bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.24
bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”. 1.25
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.26
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
39
1.27
bouwmarkt
een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden. 1.28
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.29
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel. 1.30
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.31
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.32
cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed. 1.33
cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, theater en wellness. Prositutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten. Een casino is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'. 1.34
dakvorm
Voor het beschermd stadsgezicht Benedenstad is voor een groot aantal panden een aanduiding opgenomen voor de dakvorm. De aangeduide dakvorm dient behouden te blijven dan wel bij uitbreidingen of nieuwbouw waarbij een nieuw dak wordt gebouwd, gerealiseerd te worden. De volgende dakvormen zijn onderscheiden (zie ook bijbehorende schetsen): a. dakvorm afgeplat zadeldak (sba-d1): deze dakvorm betreft een zadeldak die aan de bovenzijde is afgeplat. De nok kan zowel evenwijdig aan als haaks op de voorgevel staan; b. dakvorm evenwijdig aan de voorgevellijn (sba-d2): deze dakvorm heeft de nok evenwijdig aan de voorgevellijn. Dit is de lijn van de belangrijkste gevel gezien vanaf de straat. Het dak kan een zadeldak met twee topgevels betreffen of een zadeldak met twee dakschilden of een zadeldak met aan één zijde een topgevel en aan één zijde een dakschild; c. dakvorm lessenaarsdak (sba-d3): betreft een lessenaarsdak;
40
d. dakvorm lijstgevel (sba-d4): deze dakvorm heeft een dakschild of wolfseind boven de voorgevel. De nok staat haaks op de voorgevel. Aan de achterzijde kan het dak een dakschild of wolfseind hebben of beëindigd worden door een topgevel; e. dakvorm plat (sba-d5): betreft een plat dak; f. dakvorm plat dak met omlopende dakschilden (sba-d6): dit type dakvorm heeft een plat dak met omlopende dakschilden. De dakschilden bevinden zich tenminste aan drie zijden en in elk geval aan de voorzijde; g. dakvorm plat dak met voorschild (sba-d7): deze dakvorm heeft een plat dak met boven de voorgevel een dakschild. Op het dakschild kan een dakkapel met topgevel zijn geplaatst; h. dakvorm samengesteld (sba-d8): dit type dakvorm bestaat uit meerdere kapvormen; i. dakvorm tentdak (sba-d9): betreft een tentdak; j. dakvorm topgevel (sba-d10): deze dakvorm betreft een zadeldak met aan weerszijden een topgevel. De nok kan zowel evenwijdig aan de voorgevel of haaks op de voorgevel staan; k. dakvorm vrije nokrichting (sba-d11): verschillende typen dakvormen zijn mogelijk.
1.35
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen. 1.36
detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.
41
1.37
dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke. 1.38
erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak. 1.39
escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige). 1.40
evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV). 1.41
garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd. 1.42
garagebox
overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen. 1.43
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.44
geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten: geluidsgevoelige gebouwen a. b. 1. 2. 3. 4.
woningen; andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen; ziekenhuizen; verpleeghuizen; de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen': verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; medische centra; poliklinieken; medische kleuterdagverblijven.
42
geluidsgevoelige terreinen I.
terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg; II. woonwagenstandplaatsen. 1.45
gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd. 1.46
groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit. 1.47
historisch stedenbouwkundig erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving. 1.48
historisch landschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie. 1.49
hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw. 1.50
hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak. 1.51
hoofdgebouw(en)
gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken. 1.52
horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast. 1.53
hotel
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
43
1.54
kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie. 1.55
landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang. 1.56
kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d. 1.57
maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek. 1.58
natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied. 1.59
omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.60
ondergronds bouwwerk
a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk. 1.61
ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.62
ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
44
1.63
ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand BP5000_GBKN_20110414.dgn. 1.64
ondersteunende horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de ondersteunende horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie. 1.65
overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw. 1.66
pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse. 1.67
perceelsgrens
de grens van een bouwperceel. 1.68
permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon. 1.69
productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. 1.70
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. 1.71
raamprostitutie/raamexploitatie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. 1.72
recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.
45
1.73
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. 1.74
sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad. 1.75
straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke. 1.76
straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken. 1.77
stacaravan
een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken. 1.78
standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten. 1.79
supermarkt
een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen. 1.80
terreinen met een archeologisch belang
terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn. 1.81
terreinen van zeer hoge archeologische waarde
terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn.
46
1.82
uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte. 1.83
voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan. 1.84
wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren. 1.85
warenhuis
een grote winkel, vaak met meerdere verdiepingen, die een uitgebreid assortiment aan goederen verkoopt. 1.86
werk
een werk, geen bouwwerk zijnde. 1.87
winkelcentrum
een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijkeconomisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden. 1.88
wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip. 1.89
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen. 1.90
woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. 1.91
woonschip
elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dagen/of nachtverblijf van één of meer personen. 1.92
zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
47
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens. 2.2
de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn. 2.3
de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie. 2.4
de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd. 2.5
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes. 2.6
de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.7
de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap. 2.8
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.9
gevellijn
de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte wordt gemeten.
48
2.10
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes. Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
49
2.11
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. 2.12
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.13
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.14
het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. 2.15
het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. 2.16
het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald: indien de aanduiding 'gevellijn' is opgenomen ter plaatse van de aanduiding gevellijn; en overigens: a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw; d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn; e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 2.17
het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken. 2.18
het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
50
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 3.1
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. nutsvoorzieningen; b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 3.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2,5 meter mag bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter mag bedragen.
51
Artikel 4 4.1
Centrum
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen; b. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten; c. horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b of 2a van de Staat van horeca-activiteiten; d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerdek' voor een een parkeerdek; e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor de ontsluiting van het parkeerdek; f. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 4.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 4.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven. 4.3
Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van de in lid 4.1 genoemde functies gelden de volgende bepalingen: a. het aantal horecabedrijven in het winkelcentrum mag maximaal 4 bedragen; b. dienstverlening is toegestaan tot maximaal 20% van de oppervlakte van het winkelcentrum dat voor economische functies in gebruik is; c. wonen is uitsluitend toegestaan op de verdieping(en) langs de Molenstraat.
52
4.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 4.1 onder b teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten; b. lid 4.1 onder b teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
53
Artikel 5 5.1
Cultuur en Ontspanning
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning; ter plaatse van de aanduiding 'casino' tevens voor een casino; bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
5.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: 5.2.1
Algemene bouwregels
a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 5.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 5.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het de aanduiding 'bouwvlak' mag maximaal 50% van het bestemmingsvlak buiten de aanduiding 'bouwvlak' bedragen; 2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 3. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 4. de hoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter mag bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter.
54
5.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca, met uitzondering van het bepaalde in artikel 29.4; b. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf of raam- en straatprostitutie.
55
Artikel 6 6.1
Cultuur en Ontspanning - Kinderboerderij
Bestemmingsomschrijving
De voor Cultuur en ontspannning-Kinderboerderij aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een kinderboerderij; b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 6.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: 6.2.1
Algemene bouwregels
a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 6.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 6.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en 2 overkappingen buiten het de aanduiding 'bouwvlak' mag ten hoogste 50 m bedragen; 2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 3. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter mag bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter.
56
Artikel 7 7.1
Detailhandel
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel; b. ter plaatse van de aanduiding 'discotheek' voor een discotheek in de kelder van het hoofdgebouw; c. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 7.2
Bouwregels
7.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 7.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 7.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het de aanduiding 'bouwvlak' mag maximaal 50% van het bestemmingsvlak buiten de aanduiding 'bouwvlak' bedragen; 2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 3. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 4. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter mag bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter.
57
7.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca, met uitzondering van het bepaalde in artikel 29.4.
58
Artikel 8 8.1
Gemengd - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder; b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 8.2
Bouwregels
8.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 8.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 8.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage mag worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; 3. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang vrij te blijven van bebouwing; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het de aanduiding 'bouwvlak' mag maximaal 50% van het bestemmingsvlak buiten de aanduiding 'bouwvlak' bedragen; 2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 3. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 4. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; 59
2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen; e. bij de realisering van de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies moet worden voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde mogen geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies alleen worden gerealiseerd als voldaan wordt aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere waarde en de daarin opgenomen voorwaarden. 8.3
Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van de in lid 8.1 onder a genoemde functies 'cultuur en ontspanning', ' 'dienstverlening', 'kantoren' en 'maatschappelijke voorzieningen' gelden de volgende bepalingen: voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen zijn in het gehele pand toegestaan, inclusief de kelderruimte.
60
Artikel 9 9.1
Gemengd - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-mh' tevens voor een modehuis op de begane grond; c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b of 2a van de Staat van horeca-activiteiten; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-h1' tevens voor horecabedrijven in categorie 1a, 1b of 2a van de Staat van horeca-activiteiten met een gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 650 m2; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-h2' tevens voor een hotel; f. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 9.2
Bouwregels
9.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 9.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 9.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage mag worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; 3. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang vrij te blijven van bebouwing; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen aan- en uitbouwen worden gebouwd tot maximaal 3 meter achter de achtergevellijn. Bestaande legale aan- en uitbouwen dieper dan 3 meter achter de achtergevellijn mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
61
2. indien de aan- en uitbouw tot gevolg heeft dat tegen een bestaand bijgebouw wordt aangebouwd, is dit toegestaan, mits het bestaande bijgebouw het bestaande bijgebouw na gereedkoming van het bouwplan voldoet en blijft voldoen aan de definitie van bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid en mits het bijgebouw niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen. Ten aanzien van het aangebouwde bijgebouw blijven de bouwregels voor bijgebouwen van toepassing; 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van begane grondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 4. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 5. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; 6. de totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 50 m². Openlucht zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn toegestaan. De totaal bebouwde oppervlakte mag in dat geval ten hoogste 75% van de 2 oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 75 m ; 7. voor appartementengebouwen geldt, in afwijking van het bepaalde in lid 6, dat de totaal bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf mag bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen; e. bij de realisering van de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies moet worden voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde mogen geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies alleen worden gerealiseerd als voldaan wordt aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere waarde en de daarin opgenomen voorwaarden. 9.3
Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Cultuur voorzieningen
en
ontspanning,
dienstverlening,
kantoren
en
maatschappelijke
Ten aanzien van de in lid 9.1 onder a genoemde functies 'cultuur en ontspanning', 'dienstverlening', kantoren' en 'maatschappelijke voorzieningen' geldt de volgende bepaling: voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond en in de kelderruimte, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van deze functies op verdiepingen is toegestaan. 9.3.2
Horeca
Ten aanzien van de in lid 9.1 onder c genoemde functie 'horeca' geldt de volgende bepaling: horeca, met uitzondering van logiesverstrekkende horeca, is uitsluitend toegestaan op de begane grond. Bestaand gebruik ten behoeve van horeca op verdiepingen is toegestaan. Bij (middel) zware horeca (categorie 2a of 3) mag de eerste verdieping gebruikt worden ten behoeve van toilet-, opslag- en/of kantoorruimte. De kelderruimte mag, met uitzondering van bestaand gebruik, bij horecabedrijven alleen gebruikt worden ten behoeve van toilet-, opslag- en/of kantoorruimte.
62
9.3.3
Wonen
Ten aanzien van de in lid 9.1 onder a genoemde functie 'wonen' geldt de volgende bepaling: wonen is uitsluitend toegestaan in hoofdbebouwing aan de straatzijde en in bestaande woningen op achterterreinen.
63
Artikel 10 10.1
Gemengd - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. cultuur en ontspanning, detailhandel en wonen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder; b. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten; c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b of 2a van de Staat van horeca-activiteiten; d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van horecacategorie 1a' tevens voor horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a van de Staat van horecaactiviteiten tot maximaal 20% van de oppervlakte dat op de begane grond voor economische functies mag worden gebruikt; e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1b' tevens voor horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a of 1b van de Staat van horeca-activiteiten; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-2' tevens voor een hotel; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening-20%' is tevens dienstverlening toegestaan tot maximaal 20% van de oppervlakte dat op de begane grond voor economische functies mag worden gebruikt; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening-30%' is tevens dienstverlening toegestaan tot maximaal 30% van de oppervlakte dat op de begane grond voor economische functies mag worden gebruikt; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening-50%' is tevens dienstverlening toegestaan tot maximaal 50% van de oppervlakte dat op de begane grond voor economische functies mag worden gebruikt; j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerdek' tevens voor een parkeerdek; k. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; l. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 10.2
Bouwregels
10.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 10.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 10.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage mag worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd;
64
2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; 3. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang vrij te blijven van bebouwing; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen aan- en uitbouwen worden gebouwd tot maximaal 3 meter achter de achtergevellijn. Bestaande legale aan- en uitbouwen dieper dan 3 meter achter de achtergevellijn mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot; 2. indien de aan- en uitbouw tot gevolg heeft dat tegen een bestaand bijgebouw wordt aangebouwd, is dit toegestaan, mits het bestaande bijgebouw het bestaande bijgebouw na gereedkoming van het bouwplan voldoet en blijft voldoen aan de definitie van bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid en mits het bijgebouw niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen. Ten aanzien van het aangebouwde bijgebouw blijven de bouwregels voor bijgebouwen van toepassing; 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van begane grondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 4. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 5. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; 6. de totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 50 m². Openlucht zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn toegestaan. De totaal bebouwde oppervlakte mag in dat geval ten hoogste 75% van de 2 oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 75 m ; 7. voor appartementengebouwen geldt, in afwijking van het bepaalde in lid 6, dat de totaal bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf mag bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen; 3. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is een zend- en ontvangsinstallatie toegestaan van maximale bouwhoogte van 65 meter; e. bij de realisering van de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies moet worden voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde mogen geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies alleen worden gerealiseerd als voldaan wordt aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere waarde en de daarin opgenomen voorwaarden. 10.3
Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Bedrijven Ten aanzien van de in lid 10.1 onder b genoemde functie 'bedrijven' geldt de volgende bepaling: bedrijven zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond en in de kelderruimte, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van bedrijven op verdiepingen is toegestaan.
65
10.3.2 Cultuur en ontspanning Ten aanzien van de in lid 10.1 onder a genoemde functie 'cultuur en ontspanning' geldt de volgende bepaling: voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond en in de kelderruimte, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van cultuur en ontspanning op verdiepingen is toegestaan. 10.3.3 Detailhandel Ten aanzien van de in lid 10.1 onder a genoemde functie 'detailhandel' geldt de volgende bepaling: detailhandel is uitsluitend toegestaan op de begane grond en in de kelderruimte, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van detailhandel op verdiepingen is toegestaan. 10.3.4 Dienstverlening Ten aanzien van de in lid 10.1 onder g, h en i genoemde functie 'dienstverlening' geldt de volgende bepaling: dienstverlening is uitsluitend toegestaan op de begane grond en in de kelderruimte, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van dienstverlening op verdiepingen is toegestaan. 10.3.5 Horeca Ten aanzien van de in lid 10.1 onder letters c, d en e genoemde functie 'horeca' gelden de volgende bepalingen: horeca, met uitzondering van logiesverstrekkende horeca, is uitsluitend toegestaan op de begane grond. Bestaand gebruik ten behoeve van horeca op verdiepingen is toegestaan. Bij (middel) zware horeca (categorie 2a of 3) mag de eerste verdieping gebruikt worden ten behoeve van toilet-, opslag- en/of kantoorruimte. De kelderruimte mag bij horecabedrijven, met uitzondering van bestaand gebruik, alleen gebruikt worden ten behoeve van toilet-, opslag- en/of kantoorruimte. 10.3.6 Wonen Ten aanzien van de in lid 10.1 onder a genoemde functie 'wonen' geldt de volgende bepaling: wonen is uitsluitend toegestaan in hoofdbebouwing aan de straatzijde en in bestaande woningen op achterterreinen. 10.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 10.1 onder b teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten; b. lid 10.1 onder b teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
66
Artikel 11 11.1
Gemengd - 4
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder; b. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten; c. ter plaatse van de aanduiding 'discotheek' tevens voor een discotheek in de kelder van het hoofdgebouw; d. ter plaatse van de aanduiding 'garage' tevens voor een garagebedrijf; e. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' tevens voor een groothandelsbedrijf in categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten; f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b en 2a van de Staat van horeca-activiteiten; g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerdek' tevens voor een parkeerdek; h. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; i. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 11.2
Bouwregels
11.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 11.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 11.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage mag worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; 3. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang vrij te blijven van bebouwing; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen aan- en uitbouwen worden gebouwd tot maximaal 3 meter achter de achtergevellijn. Bestaande legale aan- en uitbouwen dieper dan 3 meter achter de achtergevellijn mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
67
2. indien de aan- en uitbouw tot gevolg heeft dat tegen een bestaand bijgebouw wordt aangebouwd, is dit toegestaan, mits het bestaande bijgebouw het bestaande bijgebouw na gereedkoming van het bouwplan voldoet en blijft voldoen aan de definitie van bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid en mits het bijgebouw niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen. Ten aanzien van het aangebouwde bijgebouw blijven de bouwregels voor bijgebouwen van toepassing; 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van begane grondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 4. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 5. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; 6. de totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 50 m². Openlucht zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn toegestaan. De totaal bebouwde oppervlakte mag in dat geval ten hoogste 75% van de 2 oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 75 m ; 7. voor appartementengebouwen geldt, in afwijking van het bepaalde in lid 6, dat de totaal bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf mag bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen; e. bij de realisering van de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies moet worden voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde mogen geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies alleen worden gerealiseerd als voldaan wordt aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere waarde en de daarin opgenomen voorwaarden. 11.3
Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Bedrijven Ten aanzien van de in lid 11.1 onder b, d en e genoemde bedrijven geldt de volgende bepaling: bedrijven zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van bedrijven op verdiepingen is toegestaan. 11.3.2 Cultuur en ontspanning, maatschappelijke voorzieningen
detailhandel,
dienstverlening,
kantoren
Ten aanzien van de in lid 11.1 onder a genoemde functies 'cultuur en ontspanning', 'detailhandel', 'dienstverlening' , 'kantoren' en 'maatschappelijke voorzieningen' geldt de volgende bepaling: voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond en in de kelderruimte, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van deze functies op verdiepingen is toegestaan.
68
en
11.3.3 Horeca Ten aanzien van de in lid 11.1 onder f genoemde functie 'horeca' geldt de volgende bepaling: horeca, met uitzondering van logiesverstrekkende horeca, is uitsluitend toegestaan op de begane grond. Bestaand gebruik ten behoeve van horeca op verdiepingen is toegestaan. Bij (middel) zware horeca (categorie 2a of 3) mag de eerste verdieping gebruikt worden ten behoeve van toilet-, opslag- en/of kantoorruimte. De kelderruimte mag bij horecabedrijven, met uitzondering van bestaand gebruik, alleen gebruikt worden ten behoeve van toilet-, opslag- en/of kantoorruimte. 11.3.4 Wonen Ten aanzien van de in lid 11.1 onder a genoemde functie 'wonen' geldt de volgende bepaling: wonen is uitsluitend toegestaan in hoofdbebouwing aan de straatzijde en in bestaande woningen op achterterreinen.
11.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 11.1 onder b teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten; b. lid 11.1 onder b teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
69
Artikel 12 12.1
Gemengd - 5
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. cultuur en ontspanning, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en wonen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder; b. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten; c. horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b en 2a van de Staat van horeca-activiteiten; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening-20%' is dienstverlening toegestaan tot maximaal 20% van de oppervlakte dat op de begane grond voor economische functies mag worden gebruikt ; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening-30%' is dienstverlening toegestaan tot maximaal 30% van de oppervlakte dat op de begane grond voor economische functies mag worden gebruikt; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening-50%' is dienstverlening toegestaan tot maximaal 50% van de oppervlakte dat op de begane grond voor economische functies mag worden gebruikt; g. ter plaatse van de aanduiding 'casino' tevens voor een casino; h. ter plaatse van de aanduiding 'discotheek' tevens voor een discotheek; i. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' tevens voor een groothandelsbedrijf in categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten; j. ter plaatse van de aanduiding ' parkeerdek' tevens voor een parkeerdek; k. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; l. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 12.2
Bouwregels
12.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 12.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 12.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage mag worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; 3. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang vrij te blijven van bebouwing;
70
c.
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen aan- en uitbouwen worden gebouwd tot maximaal 3 meter achter de achtergevellijn. Bestaande legale aan- en uitbouwen dieper dan 3 meter achter de achtergevellijn mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot; 2. indien de aan- en uitbouw tot gevolg heeft dat tegen een bestaand bijgebouw wordt aangebouwd, is dit toegestaan, mits het bestaande bijgebouw het bestaande bijgebouw na gereedkoming van het bouwplan voldoet en blijft voldoen aan de definitie van bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid en mits het bijgebouw niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen. Ten aanzien van het aangebouwde bijgebouw blijven de bouwregels voor bijgebouwen van toepassing; 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van begane grondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 4. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 5. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; 6. de totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 50 m². Openlucht zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn toegestaan. De totaal bebouwde oppervlakte mag in dat geval ten hoogste 75% van de 2 oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 75 m ; 7. voor appartementengebouwen geldt, in afwijking van het bepaalde in lid 6, dat de totaal bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf mag bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen; e. bij de realisering van de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies moet worden voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde mogen geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies alleen worden gerealiseerd als voldaan wordt aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere waarde en de daarin opgenomen voorwaarden. 12.3
Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Bedrijven Ten aanzien van de in lid 12.1 onder b en i genoemde bedrijven geldt de volgende bepaling: bedrijven zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond en in de kelderruimte, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van bedrijven op verdiepingen is toegestaan. 12.3.2 Cultuur en ontspanning, detailhandel, kantoren en maatschappelijke voorzieningen Ten aanzien van de in lid 12.1 onder a genoemde functies 'cultuur en ontspanning', 'detailhandel', 'kantoren' en 'maatschappelijke voorzieningen' geldt de volgende bepaling:
71
voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning, detailhandel, kantoren en maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond en in de kelderruimte, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van deze functies op verdiepingen is toegestaan. 12.3.3 Dienstverlening Ten aanzien van de in lid 12.1 onder d, e en f genoemde functie 'dienstverlening' geldt de volgende bepaling: dienstverlening is uitsluitend toegestaan op de begane grond en in de kelderruimte, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van dienstverlening op verdiepingen is toegestaan. 12.3.4 Horeca Ten aanzien van de in lid 12.1 onder c genoemde functie 'horecabedrijven' geldt de volgende bepaling: horeca, met uitzondering van logiesverstrekkende horeca, is uitsluitend toegestaan op de begane grond. Bestaand gebruik ten behoeve van horeca op verdiepingen is toegestaan. Bij (middel) zware horeca (categorie 2a of 3) mag de eerste verdieping gebruikt worden ten behoeve van toilet-, opslag- en/of kantoorruimte. De kelderruimte mag bij horecabedrijven, met uitzondering van bestaand gebruik, alleen gebruikt worden ten behoeve van toilet-, opslag- en/of kantoorruimte. Ten aanzien van de in lid 12.1 onder e genoemde functie 'discotheek' geldt de volgende bepaling: discotheken zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond en in de kelder van het hoofdgebouw. De eerste verdieping mag gebruikt worden ten behoeve van toilet-, opslagen/of kantoorruimte. 12.3.5 Wonen Ten aanzien van de in lid 12.1 onder a genoemde functie 'wonen' geldt de volgende bepaling: wonen is uitsluitend toegestaan in hoofdbebouwing aan de straatzijde en in bestaande woningen op achterterreinen. 12.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 12.1 onder b teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten; b. lid 12.1 onder b teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
72
Artikel 13 13.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' voor een brug; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; d. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden; e. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; f. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 28.2. 13.2
Bouwregels
13.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen; b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 28.2; c. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 13.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 13.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een 2 jongerenontmoetingsplaats mag per locatie niet meer bedragen dan 20 m . De bouwhoogte mag maximaal 5 meter en de goothoogte maximaal 3 meter bedragen; b. aangrenzend aan het hoofdgebouw van de naastliggende bestemming mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; c. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers en geluidwerende voorzieningen niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' mogen bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, hoger zijn. 13.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren.
73
Artikel 14 14.1
Horeca
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b, 2a van de Staat van horeca-activiteiten; b. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, terrassen, parkeer- en groenvoorzieningen; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 14.2
Bouwregels
14.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 14.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 14.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; 3. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang vrij te blijven van bebouwing; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het de aanduiding 'bouwvlak' mag maximaal 50% van het bestemmingsvlak buiten de aanduiding 'bouwvlak' bedragen; ; 2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 3. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 4. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten mag niet meer dan 10 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter.
74
Artikel 15 15.1
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 15.2
Bouwregels
15.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 15.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 15.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het de aanduiding 'bouwvlak' mag maximaal 50% van het bestemmingsvlak buiten de aanduiding 'bouwvlak' bedragen; 2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 3. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 4. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten mag niet meer dan 10 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter.
75
Artikel 16 16.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder; b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 29.4; c. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen; d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 16.2
Bouwregels
16.2.1 Algemeen bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 16.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 16.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; 3. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang vrij te blijven van bebouwing; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het de aanduiding 'bouwvlak' mag maximaal 50% van het bestemmingsvlak buiten de aanduiding 'bouwvlak' bedragen; 2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 3. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 4. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; 5. de goothoogte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat:
76
1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten mag niet meer dan 10 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter. e. bij de realisering van de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies moet worden voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde mogen geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies alleen worden gerealiseerd als voldaan wordt aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere waarde en de daarin opgenomen voorwaarden.
77
Artikel 17 17.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen en groenvoorzieningen; b. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en); c. verhardingen en parkeervoorzieningen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en); d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 17.2
Bouwregels
17.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. aan- en uitbouwen; b. bijgebouwen; c. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 17.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 17.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. aangrenzend aan het hoofdgebouw mogen worden gebouwd: 1. aan- en uitbouwen met een maximale diepte van 1,5 meter gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw. De goothoogte mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen. Voor zover de aan- of uitbouw vóór de voorgevellijn wordt gerealiseerd, geldt een maximale breedte van 60% van de betreffende gevelbreedte (voorgevel) van het hoofdgebouw. De aan- of uitbouw moet geheel binnen de betreffende gevelbreedte (voor- of zijgevel) van het hoofdgebouw worden opgericht. Als uitzondering hierop geldt dat een hoekovergang is toegestaan; 2. uitsluitend bestaande legale aan- en uitbouwen en overkappingen met een diepte van meer dan 1,5 meter gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw zijn toegestaan en mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot; 3. het is toegestaan, indien en voor zover er in de tuin recht vóór de voorgevel van het hoofdgebouw een legaal bijgebouw aanwezig is, de ruimte tussen het hoofdgebouw en dat bestaande bijgebouw te bebouwen met aan- en uitbouwen mits: - aangesloten wordt bij de bouwhoogte van het bijgebouw tot maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; - het bestaande bijgebouw na gereedkoming van het bouwplan voldoet en blijft voldoen aan de definitie van bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid en mits het bijgebouw niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen; 4. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, met een maximale diepte van 1,5 meter gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw; b. uitsluitend bestaande legale bijgebouwen zijn toegestaan en mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
78
c.
de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen. Zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn niet toegestaan.
17.3
Specifieke gebruiksregels
Het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag: a. indien de aangrenzende gronden binnen het bouwperceel bestemd zijn tot Wonen, niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen; b. in overige gevallen mag de tot "Tuin" bestemde gronden geheel gebruikt worden ten behoeve van parkeren.
79
Artikel 18 18.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen; b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' voor een brug; c. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' voor railverkeer; d. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' voor ondergrondse voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening en horeca voorzover deze voorkomen in categorie 1a, 1b, 2a van de Staat van horeca-activiteiten; e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' voor een parkeergarage met bijbehorende in- en uitritten, fly-overs, e.d.; f. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' voor verblijfsgebied; g. ter plaatse van de aanduiding 'terras' voor een gebouwd terras; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-kiosk' voor een kiosk; i. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen en taluds; j. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; k. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; l. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; m. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 28.2. 18.2
Bouwregels
18.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. b. c. d.
gebouwen en overkappingen ten behoeve van garageboxen en parkeergarages; gebouwen en overkappingen ten behoeve van kiosken; gebouwen en overkappingen ten behoeve van gebouwde terrassen; gebouwen en overkappingen ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen en fietsenstallingen; e. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 28.2 ; f. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 18.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 18.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. bovengrondse parkeergarages en garageboxen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage mag worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
80
b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-kiosk' is een kiosk toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m2, een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 5 meter; c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras' is een gebouwd terras toegestaan waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; d. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen en fietsenstallingen mag per locatie niet meer bedragen dan 20 m2. De goothoogte van jongerenontmoetingsplaatsen mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen. De bouwhoogte van fietsenstallingen mag niet meer dan 3 meter bedragen; e. aangrenzend aan het hoofdgebouw van de naastliggende bestemming mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; f. de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers en geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' mogen bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, hoger zijn. 18.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 18.2.2 onder b voor de bouw van een kiosk met dien verstande dat: 1. de bebouwde oppervlakte van een kiosk maximaal 50 m² mag bedragen; 2. de maximale bouwhoogte 5 meter en de maximale goothoogte 3 meter mag bedragen; 3. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken; b. lid 18.2.2 onder c voor de bouw van een gebouwd terras met dien verstande dat: 1. het gebouwde terras aan een bestaand gebouwd gebouwd dient te zijn, dat ingevolge deze regels gebruikt mag worden voor een horecabedrijf; 2. de hoogte van het gebouwde terras niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het onder 1 genoemde bestaande gebouw; 3. het terras geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
81
Artikel 19 19.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken, aanlegsteigers, aanmeerpalen, loopbruggen, kunstwerken zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken en; b. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' als ligplaats voor schepen; c. ter plaatse van de aanduiding 'haven' voor een haven; d. bijbehorende voorzieningen zoals: groen, sport- en speelvoorzieningen. 19.2
Bouwregels
19.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd. 19.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 19.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, met uitzondering van aanmeerpalen, mag niet meer dan 5 meter bedragen; b. de bouwhoogte van aanmeerpalen mag niet hoger zijn dan 16 meter + NAP.
82
Artikel 20 20.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. ter plaatse van de aanduiding 'raamprostitutie (raamexploitatie)' tevens voor raamprostitutie; c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerdek' tevens voor een parkeerdek; d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' voor een onderdoorgang; e. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 20.2
Bouwregels
20.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 20.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 20.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage mag worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; 3. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang vrij te blijven van bebouwing; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen aan- en uitbouwen worden gebouwd tot maximaal 3 meter achter de achtergevellijn. Bestaande legale aan- en uitbouwen dieper dan 3 meter achter de achtergevellijn mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot; 2. indien de aan- en uitbouw tot gevolg heeft dat tegen een bestaand bijgebouw wordt aangebouwd, is dit toegestaan, mits het bestaande bijgebouw het bestaande bijgebouw na gereedkoming van het bouwplan voldoet en blijft voldoen aan de definitie van bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid en mits het bijgebouw niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen. Ten aanzien van het aangebouwde bijgebouw blijven de bouwregels voor bijgebouwen van toepassing; 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van begane grondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen;
83
4. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 5. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; 6. de totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 50 m². Openlucht zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn toegestaan. De totaal bebouwde oppervlakte mag in dat geval ten hoogste 75% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 75 m2; 7. voor appartementengebouwen geldt, in afwijking van het bepaalde in lid 6, dat de totaal bebouwde oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf mag bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de woning mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.
20.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.2 om uitvoering te kunnen geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning, met dien verstande dat: a. het totaal bebouwd oppervlakte ten hoogste 60% van de oppervlakte van het erf mag bedragen, met een maximum van 75 m²; b. deze afwijkingsmogelijkheid alleen geldt ten aanzien van bouw en/of uitbreiding van aan- en uitbouwen. 20.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. bewoning van bijgebouwen; b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.
84
Artikel 21 21.1
Waarde - Archeologie 2
Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebied van archeologisch belang). 21.2
Bouwregels
21.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd. 21.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn; b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 2. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering; 3. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw; 4. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 meter onder maaiveld; 2 5. de bebouwde oppervlakte van het bouwplan maximaal 50 m bedraagt. 21.3
Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 21.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
85
21.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. het doen van archeologisch onderzoek; c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige. 21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 21.4.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden op of in de in lid 21.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen; b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter; c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor-en pompputten; d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; f. het verlagen van het waterpeil; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het omzetten van grasland in bouwland; i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-,of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 21.4.2 Uitzonderingen Het in lid 21.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast; b. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld en de eventueel aan te leggen verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen niet 2 groter zijn dan 50 m ; c. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, met inbegrip van onderhouds-en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande traces van kabels en leidingen; d. de werken en werkzaamheden: 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; 4. het archeologisch onderzoek betreffen.
86
21.4.3 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 21.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad. 21.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 21.5
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
21.5.1 Sloopverbod Het is verboden op of in de in lid 21.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag bestaande bouwwerken te slopen, tenzij: a. het slopen van een bestaand bouwwerk binnen het gebied van archeologisch belang op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan niet omgevingsvergunningplichtig was en waarvan de sloop reeds in uitvoering was ten tijde van de inwerkingtreding van het plan; b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; c. de sloopwerken niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld; 2 d. de verstoringsoppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m . 21.5.2 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het slopen van een bouwwerk Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 21.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 21.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 2 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
87
Artikel 22 22.1
Waarde - Archeologie 3
bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde). 22.2
bouwregels
22.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd. 22.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn; b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 2. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering; 3. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 cm onder maaiveld. 22.3
Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 22.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
88
22.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. het doen van archeologisch onderzoek; c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige. 22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 22.4.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden op of in de in lid 22.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen; b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter; c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; f. het verlagen van het waterpeil; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het omzetten van grasland in bouwland; i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 22.4.2 Uitzonderingen Het in lid 22.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast; b. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld; c. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, met inbegrip van onderhouds-en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; d. de werken en werkzaamheden: 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; 4. het archeologisch onderzoek betreffen.
89
22.4.3 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 22.5
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
22.5.1 Sloopverbod Het is verboden op of in de in lid 22.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag bestaande bouwwerken te slopen, tenzij: a. het slopen van een bestaand bouwwerk binnen het archeologisch waardevol terrein op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan niet omgevingsvergunningplichtig was en waarvan de sloop reeds in uitvoering was ten tijde van de inwerkingtreding van het plan; b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; c. de sloopwerken niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld. 22.5.2 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het slopen van een bouwwerk Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 22.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 22.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is. b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
90
Artikel 23 23.1
Waarde - Cultuurhistorie 1
bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden, in het bijzonder het beschermd stadsgezicht Benedenstad. 23.2
bouwregels
Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. 23.3
Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 23.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de cultuurhistorische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 23.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.3.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Commissie Beeldkwaliteit omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning cultuurhistorische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 23.4.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden op of in de in lid 23.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het ophogen of verlagen van de bodem met meer dan 1 meter; b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; d. het kappen van bomen.
91
23.4.2 Uitzonderingen Het in lid 23.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 23.4.3 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Commissie Beeldkwaliteit omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning cultuurhistorische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 23.5
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
23.5.1 Sloopverbod Het is verboden op of in de in lid 23.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag bestaande bouwwerken te slopen, tenzij: het slopen van een bestaand bouwwerk binnen het beschermd stadsgezicht op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan niet omgevingsvergunningplichtig was en waarvan de sloop reeds in uitvoering was ten tijde van de inwerkingtreding van het plan. 23.5.2 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het slopen van een bouwwerk Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Commissie Beeldkwaliteit omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning cultuurhistorische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.
92
Artikel 24 24.1
Waarde - Cultuurhistorie 2
bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden, in het bijzonder het beschermd stadsbeeld/stadsgezicht 19e-eeuwse Stadsuitleg. 24.2
bouwregels
Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. 24.3
Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 24.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de cultuurhistorische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 24.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Commissie Beeldkwaliteit omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning cultuurhistorische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 24.4.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden op of in de in lid 24.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het ophogen of verlagen van de bodem met meer dan 1 meter; b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; d. het kappen van bomen.
93
24.4.2 Uitzonderingen Het in lid 24.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 24.4.3 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Commissie Beeldkwaliteit omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning cultuurhistorische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 24.5
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.5.1 Sloopverbod Het is verboden op of in de in lid 24.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag bestaande bouwwerken te slopen, tenzij: het slopen van een bestaand bouwwerk binnen het beschermd stadsgezicht op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan niet omgevingsvergunningplichtig was en waarvan de sloop reeds in uitvoering was ten tijde van de inwerkingtreding van het plan. 24.5.2 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het slopen van een bouwwerk Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Commissie Beeldkwaliteit omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning cultuurhistorische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.
94
Artikel 25 25.1
Waterstaat-Waterberging
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat-Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor : a. b. c. d.
de afvoer van hoog opperwater, sediment en ijs; waterhuishouding; verkeer te water; verbetering van de hoofdwaterkering alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit; e. het gebruik ten behoeve van de uitvoering van bouwwerken, werken en werkzaamheden, welke passen in het kader van het normale beheer en onderhoud van de rivier, zoals oever- en kribvakverdedigingen en strekdammen en het plaatsen van bakens en scheepvaarttekens. 25.2
Bouwregels
25.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd. 25.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de waterbergingscapaciteit gelijk blijft. 25.3
Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 25.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de waterbergingscapaciteit niet onevenredig wordt geschaad. 25.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of door voorgenomen bouwactiviteiten de waterbergingscapaciteit niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
95
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 25.4.1 Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op of in de in lid 25.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het ophogen van gronden; b. het dempen van watergangen. 25.4.2 Uitzonderingen Het in lid 25.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 25.4.3 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 25.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de waterbergingscapaciteit hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. 25.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder(s) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de waterbergingscapaciteit niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
96
Artikel 26 26.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden van, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken. 26.2
Bouwregels
26.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd. 26.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn. b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. 26.3
Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 26.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. 26.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder(s) omtrent de vraag of door voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
97
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 27
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 28 28.1
Algemene bouwregels
Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven. 28.2
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat: a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³; b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²; c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen; d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen; e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn; f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven. 28.3
Dakvormen
Voor vele panden in het beschermd stadsgezicht Benedenstad is een aanduiding voor dakvorm opgenomen. De aangeduide dakvorm dient behouden te blijven dan wel bij uitbreidingen of nieuwbouw waarbij een nieuw dak wordt gebouwd, gerealiseerd te worden. Ten aanzien van de hoofdgebouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden, naast de bepalingen van de geldende bestemming(en) de volgende bepalingen: a. ter plaatse van de aanduiding 'dakvorm afgeplat zadeldak' dient de dakvorm afgeplat zadeldak behouden te blijven dan wel gerealiseerd te worden; b. ter plaatse van de aanduiding 'dakvorm evenwijdig aan bebouwingsgrens' dient de dakvorm evenwijdig aan de bebouwingsgrens behouden te blijven dan gerealiseerd te worden; c. ter plaatse van de aanduiding 'dakvorm lessenaarsdak' dient de dakvorm lessenaarsdak behouden te blijven dan wel gerealiseerd te worden; d. ter plaatse van de aanduiding 'dakvorm lijstgevel' dient de dakvorm lijstgevel behouden te blijven dan wel gerealiseerd te worden; e. ter plaatse van de aanduiding 'dakvorm plat' dient de dakvorm plat behouden te blijven dan wel gerealiseerd te worden;
98
f.
ter plaatse van de aanduiding 'dakvorm plat dak met omlopende dakschilden' dient de dakvorm platdak met omlopende dakschilden behouden te blijven dan wel gerealiseerd te worden; g. ter plaatse van de aanduiding 'dakvorm platdak met voorschild' dient de dakvorm platdak met voorschild behouden te blijven dan wel bij nieuwbouw gerealiseerd te worden; h. ter plaatse van de aanduiding 'dakvorm samengesteld' dient de dakvorm samengesteld behouden te blijven dan wel gerealiseerd te worden; i. ter plaatse van de aanduiding 'dakvorm tentdak' dient de dakvorm tentdak behouden te blijven dan wel gerealiseerd te worden; j. ter plaatse van de aanduiding 'dakvorm topgevel' dient de dakvorm topgevel behouden te blijven dan wel gerealiseerd te worden; k. ter plaatse van de aanduiding 'dakvorm vrije nokrichting' dient de dakvorm vrij nokrichting behouden te blijven dan wel gerealiseerd te worden. 28.4
Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil is toegestaan, met dien verstande dat: a. bouwen onder peil is toegestaan ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen; b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van de op de begane grond toegestane functie(s), met dien verstande dat de kelderruimte bij horecabedrijven alleen gebruikt mag worden ten behoeve van toilet-, opslag- en/of kantoorruimte. Bestaand gebruik van de kelderruimte in strijd met deze bepaling is toegestaan; c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximale diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; e. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming Gemengd-2, Gemengd-3, Gemengd-4 of Gemengd-5 is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 3 meter achter de achtergevelrooilijn dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; f. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming Gemengd-2, Gemengd-3, Gemengd-4 of Gemengd-5 is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn danwel tot zover als de bestaande aan- of uitbouw reikt; g. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 28.2 is toegestaan. 28.5
Radarbescherming
28.5.1 Bouwregels In afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van de afzonderlijke bestemmingen, mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 65 meter +NAP. Indien de bestaande bouwhoogte meer bedraagt dan 65 meter +NAP, dan betreft deze bestaande hoogte de maximale bouwhoogte. 28.5.2 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.5.1 mits een verklaring van geen bezwaar is ontvangen van de beheerder van de radar van vliegbasis Volkel en wordt voldaan aan de door de beheerder opgelegde randvoorwaarden.
99
Artikel 29 29.1
Algemene gebruiksregels
Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten
29.1.1 Bouwregels Ten behoeve van het onder lid 2 toegestane gebruik, mag in afwijking van de betreffende bestemming voor dit gebruik worden gebouwd, met dien verstande dat de daarvoor geldende bouwregels onverminderd van kracht blijven. 29.1.2 Specifieke gebruiksregels In gebouwen die ingevolgde deze regels gebruikt mogen worden als woning (inclusief bijbehorende aan- en uitbouwen) is de uitoefening van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan, onder de volgende voorwaarden: a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, mag tot ten hoogste 50 m² worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. de activiteiten dienen qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving; d. er mag geen horeca of detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in relatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken. In bijgebouwen is de uitoefening van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten niet toegestaan. 29.2
Bed en breakfast
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en/of wonen is een bed en breakfast toegestaan. 29.3
Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening. 29.4
Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan: a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit; b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit; c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang; d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte; e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
100
f.
van het totale vloeroppervlak van een detailhandelsbedrijf, met uitzondering van warenhuizen, of dienstverlener mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed; g. van het totale vloeroppervlak van een een warenhuis mag maximaal 15% aan ondersteunende horeca worden besteed; h. van het totale vloeroppervlak van een een voorziening gericht op cultuur en ontspanning, kantoor, maatschappelijke voorziening of een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed; i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed; j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2. De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten, zoals opslag, keuken- en toiletruimten. 29.5
Seksinrichting of esortbedrijf
29.5.1 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt, voorzover binnen de geldende bestemming hiervoor geen aanduiding is opgenomen, in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van: a. een seksinrichting of een escortbedrijf; b. raam- en straatprostitutie. 29.5.2 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.5.1 voor het vestigen van een seksinrichting of escortbedrijf onder de voorwaarden dat: a. de vestiging past binnen het maximumstelsel, zoals dat geldt op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen; b. primair wordt aangesloten bij het huidige en toekomstige stedelijk hoofdwegennet; de activiteit, gelet op de aard en invloed ervan, niet leidt tot een onevenredige aantasting van het karakter van de omgeving. Bij de beoordeling van de aard en invloed op de omgeving worden de volgende aspecten mede in de beoordeling betrokken: 1. de aanwezigheid van gevoelige functies in de omgeving, zoals religieuze functies (kerken, moskees e.d.), scholen (en andere door kinderen gebruikte gebouwen, zoals kinderopvang) e.d., met dien verstande dat: de in acht te nemen afstand tot dergelijke functies tenminste 50 meter dient te bedragen; rekening wordt gehouden met de aanlooproutes van de gevoelige functies; 2. het voorkomen of beperken van overlast voor de omgeving; 3. het voorkomen van nieuwe concentraties van seksinrichtingen en escortbedrijven door een afstand van tenminste 250 meter aan te houden tot een bestaand bedrijf in dezelfde straat of buurt; 4. de aard van de activiteit, te weten een overwegende avond of nachtactiviteit; 5. de sociale- en brandveiligheid; 6. het voorkomen of beperken van een verkeersaantrekkende werking; 7. de verkeersveiligheid, met name in relatie tot de ontsluiting van het erf; 8. het voorkomen of beperken van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, waarbij wordt uitgegaan van parkeren op eigen erf. c. wat bouwen betreft moet worden aangesloten bij de regels van de onderliggende bestemming, met dien verstande dat het bevoegd gezag voorwaarden kan stellen aan de maximum oppervlakte van de activiteit.
101
Artikel 30 30.1
Algemene aanduidingsregels
Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied
30.1.1 Bouwregels Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' mogen, naast hetgeen overeenkomstig de geldende bestemmingen mag worden gebouwd, tevens bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van het grondwaterbeschermingsgebied worden gebouwd, met dien verstande dat dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven. 30.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' op of in de grond de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. werken, waaronder begrepen leidingen en installaties, met tot doel door middel daarvan het vervoeren door en/of het opslaan en/of storten van schadelijke stoffen op de bodem mogelijk te maken; b. kadavers op of in de bodem te brengen of te hebben, onverminderd het bepaalde in de Destructiewet; c. natuurlijke meststoffen of kunstmeststoffen, anders dan ten behoeve van de normale bodemstructuur, op te slaan; d. slib, afkomstig van rioolwaterzuiveringsinstallaties of rioolstelsels, al dan niet vermengd met andere stoffen, te verspreiden; e. diep infiltreren, niet zijnde oppervlakkige infiltratie. 30.1.3 Uitzonderingen Het in lid 30.1.2 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 30.1.4 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 30.1.2 zijn slechts toelaatbaar voor zover de kwaliteit van het grondwater hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. 30.1.5 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.1.2 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de grondwaterbeheerder(s) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de kwaliteit van het grondwater niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
102
30.1.6 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: de aanduiding "Milieuzone-Grondwaterbeschermingsgebied" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien door beëindiging van de waterwinning grondwaterbescherming niet langer nodig is.
Artikel 31 31.1
Overige regels
Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. b. c. d.
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; de ruimte tussen bouwwerken.
31.2
Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming. Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden: a. b. c. d. e. f.
in de eerste plaats de planregels in artikel 26 Waterstaat - Waterkering; in de tweede plaats de planregels van artikel 25 Waterstaat-Waterberging; in de derde plaats de planregels van artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie 1 ; in de vierde plaats de planregels van artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie 2; in de vijfde plaats de planregels van artikel 21 Waarde - Archeologie 2; in de zesde plaats de planregels van artikel 22 Waarde - Archeologie 3.
103
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 32 32.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
32.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 32.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 32.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 32.1.1 met maximaal 10%. 32.1.3 Uitzonderingen Artikel 32.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 32.2
Overgangsrecht gebruik
32.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 32.2.2 Strijdig gebruik a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 32.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 32.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 32.2.3 Uitzonderingen Artikel 32.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
104
Artikel 33
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Nijmegen Centrum - Binnenstad.
105
106
Bijlagen bij de regels
107
Bijlage 1 Staat Nijmegen) 1.1
01
van
bedrijfsactiviteiten
(model
Staat van bedrijfsactiviteiten
Landbouw, jacht en bosbouw
Cat.
0141.1 Hoveniersbedrijven 0142 Dienstverlening voor het fokken/houden van dieren (geen veterinaire diensten)
2 2
05
Visserij, kweken van vis en schaaldieren
Cat
0502
Kweken van vis en schaaldieren
3.1
15
Industrie Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken 1511 Slachterijen (geen pluimveeslachterijen) 1513.1 Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden 1513.2 Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige vleesverwerking 1551 Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j 1552 Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m2 Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m2 1561 Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u 1562 Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u 1571 Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u 1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg meel/week Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg meel/week 1582 Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit 1584.2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m2 1585 Vervaardiging van deegwaren 1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. 1591 Distilleerderijen en likeurstokerijen 1596 Bierbrouwerijen
Cat
Milieuaspect G-GE30
3.2 3.1 3.1
Milieuaspect G-GE100 G-GE50 G-GE50
3.2 4.2 2 3.2 4.1 4.2 4.1 4.2 4.1 4.2 4.1 2
G100 G100 G30 G100 G200 G300 G-GE200 G-GE300 G-GE200 G-GE300 G-GE200 G-GE30
3.2
G-GE100
3.2 2 3.2 5.1 3.1 4.1 4.2 4.2
G-GE100 G-GE30 GE100 GE500 GE50 GE200 GE300 GE300 Milieuaspect G50 G50
17
Vervaardiging van textiel en textielproducten
Cat
1771 1772
Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en pullovers
3.1 3.1
18
Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
Cat
108
Milieuaspect G30 G-GE30
Milieuaspect
1822 1823 1824
Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding van leer) Vervaardiging van onder- en nachtkleding Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g.
2
G30
2 2
G30 G30
20
Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, Cat riet e.d. 2020 Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen 3.2 2030.2 Vervaardiging van overig timmerwerk 3.2
Milieuaspect G-GE100 G100
21
Milieuaspect G-GES50 G200 G300 G100 G100 G100
Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren; Cat uitgeverijen en drukkerijen e.d. 2112.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u 3.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u 2121.1 Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton 2123 Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier 2125 Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren
4.1 4.2 3.2 3.2 3.2
22
Cat
2222.1 2222.2 2222.3 2222.5 2222.6 2223 2224 2225 2231
Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media Drukkerijen van boeken e.d. Drukkerijen van tijdschriften Drukkerijen van reclame Drukkerijen van formulieren Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking en binderijen Grafische reproductie en zetten Overige activiteiten verwant aan de drukkerij Reproductie van geluidsopnamen
3.2 3.2 3.2 3.2 2 1 2 2 1
24
Vervaardiging van chemische producten
Cat
2416
Vervaardiging van kunststof in primaire vorm
5.2
Milieuaspect GE700
2430
Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek
4.2
GE300
2442
Formulering en afvullen geneesmiddelen
3.1
G-GE50
2466
Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken
3.1
G-GE50
Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g.
4.1
G-GE200
25
Vervaardiging van producten van rubber en kunststof
Cat
2522
Productie van verpakkingsmateriaal en assemblage kunststofbouwmaterialen Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen Vervaardiging van overige producten van kunststof
3.1
Milieuaspect G-GE50
4.1 4.2 4.1
GE200 GE300 GE200
Cat
Milieuaspect G50
2524
26 2612
Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten Vormen en bewerken van vlakglas
109
3.1
Milieuaspect G100 G100 G100 G100 G30 G10 GE30 G-GE30 G10
2613 2621
Vervaardiging van holglas Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens < 40 kW Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens = 40 kW 2661.1 Vervaardiging van producten van beton voor de bouw 2663 Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d
3.2 2
G100 G30
3.2
G100
5.2 3.2
G700 G100
Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 2.000 m2 Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 2.000 m2
4.2 3.1
G300 G50
3.2
G100
Cat 5.2
Milieuaspect G-GE700
2751
Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van producten van metaal Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 1.000t/j Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j
4.2
G300
2754
Gieten van overige non-ferrometalen
4.2
G300
28
Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en transportmiddelen) Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.= 200 m2 Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.> 200 m2 Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 m2 Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 m2 Oppervlaktebehandeling, Algemeen Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m2 Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m2 Vervaardiging van hang- en sluitwerk Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 m2 Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 m2
Cat 3.1
Milieuaspect G50
3.2
G100
3.1
G50
3.2
G100
3.2 3.2 3.1 3.2 3.2 3.1
G100 G-GE100 G50 G100 G100 G50
3.2
G100
2670
27 2710
2811
2812
2851 2852 2863 2875
29
Vervaardiging van machines en apparaten
Cat
2911
Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren voor vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m2 Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m2 Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen, p.o. > 2.000 m2 Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen tractoren), p.o. > 2.000 m2 Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van papier, karton en papier- en kartonwaren, p.o. 2.000 m2 Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m2
4.1
Milieuaspect G200
4.1 4.1
G200 G200
4.1
G200
4.1
G200
4.1
G200
Vervaardiging van elektrische en optische apparaten en
Cat
Milieu-
2921 2922 2932
2955 2956
30
110
3002
31
instrumenten Vervaardiging van computers
2
4.1
Milieuaspect G-GE200
3130
Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en transformatoren Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad
4.1
G200
3162
Vervaardiging van koolelektroden
6
GE1500
32
Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparaten en benodigdheden Vervaardiging van elektronische componenten Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie
Cat
Milieuaspect G50 G50
3110
3210 3220
33
Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken 3310.1 Tandtechnische bedrijven 3310.2 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en overige orthopedische en protheseartikelen 3320 Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor de bewaking van industriële processen) 3350 Vervaardiging van uurwerken 34
Vervaardiging van transportmiddelen
Cat
aspect G-GE30
3.1 3.1
Cat
Milieuaspect
2 2
G-GE30 G-GE30
2
G30
2
G30
Cat
Milieuaspect G200 G200
3420.1 Carrosseriebouw 3420.2 Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers
4 4
35
Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, aanhangwagens en opleggers) Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m1, baggermaterieel, booreilanden e.d. Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, metaal < 25 m1 Vervaardiging van fietsen Vervaardiging van invalidenwagens Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
Cat
3611 3612.1 3612.2 3615 3622 3630 3663.1 3663.2
Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige goederen n.e.g. Vervaardiging van zitmeubels Interieurbouw Vervaardiging van bedrijfsmeubels Vervaardiging van matrassen Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden) Vervaardiging van muziekinstrumenten Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
37
Voorbereiding tot recycling
3720
Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval)
3511 3512 3542 3543 3550 36
111
5.1
Milieuaspect G500
4.1
G200
3.2 3.2 3.2
G100 G100 G100
Cat
Milieuaspect G100 G100 G100 G100 GE30 G-GE30 G-GE30 G50
3.2 3.2 3.2 3.2 2 2 2 3.1
Cat Milieuaspect 4.2 G300
40
Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water
4000.1 Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW 4000.2 Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water 4000.3 Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water 41
Winning en distributie van water
4100
Winning en distributie van water
45
Bouwnijverheid
4511.1 Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m2 Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m2 4511.2 Grondverzet b.o. < 2000 m2 Grondverzet b.o. > 2000 m2 4521.1 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m2 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m2 4521.3 Leggen van kabels en buizen < 2000 m2 Leggen van kabels en buizen > 2000 m2 4522 Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m2 Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m2 4523.1 Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen < 2000 m2 Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen > 2000 m2 4523.2 Stratenmaken < 2000 m2 Stratenmaken > 2000 m2 4525.1 Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m2 Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m2 4525.2 Vlechten van betonstaal < 2000 m2 Vlechten van betonstaal > 2000 m2 4525.4 Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 2000 m2 Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 2000 m2 4531 Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m2 Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m2 4532 Isolatiewerkzaamheden < 2000 m2 Isolatiewerkzaamheden > 2000 m2 4533.1 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m2 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m2 4533.2 Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 2000 m2 Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 2000 m2 4534 Overige bouwinstallatie < 2000 m2 Overige bouwinstallatie > 2000 m2 4541 Stukadoren < 2000 m2 Stukadoren > 2000 m2 4542 Timmeren < 2000 m2 Timmeren > 2000 m2 4544 Schilderen en glaszetten < 2000 m2 Schilderen en glaszetten > 2000 m2 4545 Overige afwerking van gebouwen < 2000 m2 Overige afwerking van gebouwen > 2000 m2
112
Cat Milieuaspect 5.1 G500 5.1 G500 4.2 G300 Cat Milieuaspect 3.1 G50 Cat Milieuaspect 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.1 G50 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1
G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50
3.2 G100 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1
G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50
3.2 G100 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1 3.2
G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100
50
Reparatie van consumentenartikelen en handel
5020.1 5020.2 5020.3 5020.4 5020.5 5030.1
Auto-onderdelenservicebedrijven Bandenservicebedrijven Reparatie van specifieke auto-onderdelen Carrosserieherstel Overig onderhoud en slepen van auto's Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en accessoires 5030.2 Groothandel en handelsbemiddeling in banden 5040.1 Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en onderdelen en accessoires daarvan 51 5121.5
5121.8 5122 5123.1 5123.2 5124.1 5131.1 5132 5133.1 5134 5136 5137 5138.1 5138.3 5139 5142.1 5142.3 5142.6 5143.2 5143.3 5143.4 5143.5 5146.2
5147.1 5147.4 5147.5 5147.8 5147.9 5148.1 5148.3
Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) < 500 t/u Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) > 500 t/u Groothandel in overige akkerbouwproducten < 500 t/u Groothandel in overige akkerbouwproducten > 500 t/u Groothandel in bloemen en planten Groothandel in levend vee Groothandel in huisdieren, siervissen, siervogels en wilde dieren Groothandel in huiden en vellen Groothandel in groenten en fruit Groothandel in vlees/vleeswaren, pluimvee, wild/gevogelte (niet levend) Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten Groothandel in dranken Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk Groothandel in koffie/thee/cacao/specerijen (geen ruwe tropische producten) Groothandel in snacks Gespecialiseerde groothandel in overige voedings/genotmiddelen n.e.g. Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment Groothandel in bovenkleding Groothandel in onderkleding Groothandel in textielwaren algemeen assortiment Groothandel in audio- en videoapparaten Groothandel in beeld- en geluidsdragers Groothandel in verlichtingsartikelen Groothandel in overige elektrische huishoudelijke apparaten Groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, verpleeg- en orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden Groothandel in sportartikelen (geen watersportartikelen) Groothandel in speelgoed Groothandel in optische artikelen Groothandel in muziekinstrumenten Groothandel in huismeubilair Groothandel in woningtextiel en vloerbedekking Groothandel in papier- en kartonwaren (geen verpakkingsmateriaal)
113
Cat Milieuaspect 2 G30 2 G30 2 G30 3.2 G100 2 G30 2 G30 2 2
G30 G30
Cat Milieuaspect 3.1 G50 4.2 G300 3.1 4.2 2 3.2 3.2 3.1 3.1 3.1
G50 G300 G30 G100 G100 GE50 GV50 GV50
3.1 2 2 2
GV50 G30 G30 G30
2 2
G30 G30
2
G30
2 2 2 2 2 2 2 2
G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30
2 2 2 2 2 2 2
G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30
5148.4 Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk 5148.5 Groothandel in kantoor- en schoolbenodigdheden (geen schoolboeken, kantoormeubels en -machines) 5148.6 Groothandel in fietsen en bromfietsen 5148.7 Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. 5151.2 Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. < 100.000 m3 Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. > 100.000 m3 5151.3 Groothandel in minerale olieproducten (geen brandstoffen) 5152.2 Groothandel in ferrometalen en -halffabrikaten 5152.3 Groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten 5153.1 Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. < 2000 m2 Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. > 2000 m2 5153.2 Groothandel in verf en verfwaren b.o. < 2000 m2 Groothandel in verf en verfwaren b.o. > 2000 m2 5153.3 Groothandel in vlakglas b.o. < 2000 m2 Groothandel in vlakglas b.o. > 2000 m2 5153.4 Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 5153.5 Groothandel in tegels en plavuizen b.o. < 2000 m2 Groothandel in tegels en plavuizen b.o. > 2000 m2 5153.6 Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. < 2000 m2 Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. > 2000 m2 5153.7 Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. < 2000 m2 Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. > 2000 m2 5153.8 Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. < 2000 m2 Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. > 2000 m2 5154.1 Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 5154.2 Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 5155.1 Groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing 5155.2 Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen 5156.2 Groothandel in papier en karton 5157.1 Groothandel in autosloopmateriaal b.o. < 1000 m2 Groothandel in autosloopmateriaal b.o. > 1000 m2 5157.2 Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. < 1000 m2 Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. > 1000 m2 5157.3 Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 5161 Groothandel in gereedschapswerktuigen 5164.1 Groothandel in computers en -randapparaten e.d. 5164.3 Groothandel in kantoormeubels 5165.2 Groothandel in machines voor de productie van voedings- en
114
2 2
G30 G30
2 2 4.1
G30 G30 GV200
5.1
GV500
3.2 3.2 3.2 2 3.1 2 3.1 2 3.1 2 3.2 2 3.1 2
GE100 G100 G100 G30 G50 G30 G50 G30 G50 G30 G100 G30 G50 G30
3.1
G50
2
G30
3.1
G50
2
G30
3.1
G50
2 3.1 2 3.1 3.2
G30 G50 G30 G50 GV100
2 2 3.1 3.2 3.1
GR-S-GGV100 G30 G50 G100 G50
3.2
G100
3.1
G50
3.2
G100
3 3.1 3.1 3.1
G50 G50 G50 G50
genotmiddelen (geen verpakkingsmachines) 5165.3 Groothandel in intern transportmaterieel 5165.4 Groothandel in machines en apparaten warmte-,koel- en vriestechniek 5165.5 Groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren 5165.6 Groothandel in appendages, technische toebehoren e.d. 5165.7 Groothandel in elektromotoren, elektrotechnische en elektronische instrumenten, schakelkasten en ander installatiemateriaal 5165.8 Groothandel in meet- en regelapparaten 5165.9 Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie/ handel 5166 Groothandel in landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren 5171.2 Groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen 5171.3 Groothandel in emballage 5171.4 Groothandel in vakbenodigdheden n.e.g. 5171.5 Overige gespecialiseerde groothandel n.e.g. 5172.2 Niet-gespecialiseerde groothandel in overige goederen 52
3.1 3.1
G50 G50
3.1 3.1 3.1
G50 G50 G50
3.1 3.1
G50 G50
3.1 2 2 2 2 2
G50 G30 G30 G30 G30 G30
Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen) 5261 Postorderbedrijven 5263.1 Colportage 5263.2 Straathandel 5271 Reparatie van schoeisel en lederwaren 5272 Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten 5273 Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen 5274 Reparatie van consumentenartikelen n.e.g.
Cat Milieuaspect 3.1 G50 3.1 G50 3.1 G50 1 G10 1 G10 1 G10 1 G10
60
Vervoer, opslag en communicatie
Cat
6010 6021.1 6021.2 6022 6023 6024.1
Vervoer per spoor Openbaar personenvervoer over de weg Geregeld besloten personenvervoer over de weg Ongeregeld personenvervoer per taxi Ongeregeld personenvervoer per autobus Verhuisvervoer b.o, < 1000 m2 Verhuisvervoer b.o, > 1000 m2 Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 1000 m2 Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 1000 m2
4.2 3.2 3.2 2 3.2 3.1 3.2 3.1
Milieuaspect G-GV300 G100 G100 G30 G100 G50 G100 G50
3.2
G100
63
Dienstverlening voor het vervoer
Cat
6311.2
Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 2000 m2 Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 2000 m2 Opslag in tanks Opslag in koelhuizen e.d. Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Autoparkeerterreinen parkeergarages Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
4.2
Milieuaspect G300
5.2
G700
3.1 3.1 3.1 2
G50 G50 G50 G30
3.2
G100
6024.2
6312.1 6312.2 6312.3 6321
115
64
Post en telecommunicatie
Cat
6411 6412.1 6412.2
Nationale postdiensten Lokale postdiensten Koeriersdiensten
2 2 2
71
Cat 2 2 2
Milieuaspect G30 G30 G30
7122 7123 7132 7133 7134.2 7140.3 7140.4 7140.5
Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening Verhuur van personenauto's (geen operational lease) Operational lease van personenauto's Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen personenauto's) Verhuur van schepen Verhuur van vliegtuigen Verhuur van bouwmachines en -werktuigen Verhuur van computers en kantoormachines Verhuur van machines en werktuigen n.e.g. Verhuur van leesportefeuilles Verhuur van kleding, huisraad e.d. Verhuur van overige roerende goederen n.e.g.
3.1 3.1 3.1 3.1 3.1 2 2 2
G50 G50 G50 G50 G50 G30 G30 G30
72
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.
Cat
7250
Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines
1
Milieuaspect G10
73
Speur- en ontwikkelingswerk
Cat
7310.1
2
7310.3 7310.4
Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en visserij Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
Milieuaspect G-GE30
2 2
G-GE30 G-GE30
74
Overige zakelijke dienstverlening
Cat
7470.1 7470.2 7481.1 7481.3
Reiniging van gebouwen Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g. Fotografie Ontwikkelcentrales
3.1 3.1 2 2
Milieuaspect GE50 GE50 G30 G30
90
Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige Cat dienstverlening Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e. 4.1 Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. 4.2 Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e. 5.1 Afvalinzameling 3.1 Afvalverwerking - kabelbranderijen 3.2 - Vuilstorten 4.2 - Vuiloverslagstations 4.2 - Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr. 4.2 v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr. 5.2 v.c. > 20.000 ton/jr. 4.1
Milieuaspect GE200 GE300 GE500 G-GE50
92
Cultuur, sport en recreatie
Cat
9211.1 9220.1
Productie van (video)films (geen televisiefilms) Omroeporganisaties
2 2
Milieuaspect G30 G30
7110.1 7110.2 7121
9000.1
9000.2 9000.3
116
Milieuaspect G30 G30 G30
GE100 G-GE300 G-GE300 GE300 GE700 GE-S200
93
Overige dienstverlening
Cat
9301.1 9301.2 9301.3 9301.3
Wasserijen en linnenverhuur Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Wassalons, wasserettes
3.1 2 2 1
1.2
Milieuaspect G50 G-GE30 G30 G10
Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten
Inleiding In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
geluid; geur; stof; gevaar (vooral brand en explosiegevaar); verkeer; visuele aspecten.
Gebruikte bronnen Als belangrijkste bron bij het opstellen van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009 (het "Groene Boekje"). In deze uitgave worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven, uitgaande van functiescheiding. Uitgangspunt hierbij is de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die tenminste thans als het meest gebruikelijk worden beschouwd. In de praktijk blijkt dat vaak de wat zwaardere bedrijfscategorieën al gebruik maken van de Best Beschikbare Technieken (BBT) voor de meest milieubelastende activiteiten. In de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, evenals in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993, waarvan in de VNG-publicatie overigens op enkele punten is afgeweken. Model Nijmegen De lijst Model Nijmegen gaat net zoals voorgenoemde uitgave van de VNG uit van een rustige woonwijk. In de lijst Model Nijmegen is principieel niet afgeweken van de hindercirkels per bedrijfsactiviteit (gevaar, geur, geluid, stof, verkeer en visueel) zoals vermeld in de VNG-publicatie. De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft
117
betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6 bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet opgenomen. Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten als in de VNG-publicatie zijn:
bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal dit van geval tot geval worden afgewogen; dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming en vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven; activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming; garagebedrijven en benzineservicestations (met en zonder lpg) zijn niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen en daarmee niet algemeen toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Alleen door een aanduiding of een specifieke bestemming op te nemen kunnen deze bedrijven alsnog worden toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben namelijk veelal een dermate ruimtelijke uitstraling dat deze bedrijven alleen op specifieke locaties worden toegestaan.
Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes hoofdcategorieën welke hieronder vermeld staan: categorie 1 categorie 2
categorie 3
categorie 4 categorie 5
categorie 6
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald. komen in Nijmegen niet voor.
In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4 een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en gemengd gebied als hieronder aangegeven:
118
milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3
rustige wijk 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m 500 m 700 m 1000 m
richtafstanden gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m 500 m 700 m
De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend. Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de in de voorgaande staten vermelde afstanden. Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld. In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie. Flexibiliteit De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens
119
kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende categorie.
120
Bijlage 2 Staat Nijmegen) 2.1
van
horeca-activiteiten
(model
Staat van horeca-activiteiten
Categorie 1: lichte horeca Bedrijven die beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Deze bedrijven zijn in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden). Onder lichte horeca wordt geen detailhandel en/of ondersteunende horeca verstaan. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. Lichte horeca
automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur.
1b. Overige lichte horeca
bistro; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); hotel of pension.
Categorie 2: middelzware horeca Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere bestaan uit openingstijden 's nachts en/of verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 2a. Middelzware horeca
bar; bierhuis; biljartcentrum; café; proeflokaal; shoarma/grillroom; zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen).
2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
bedrijven genoemd onder categorie 1a, 1b en 2a met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²; restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, McDrive).
Categorie 3: zware horeca Bedrijven die grote hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder bestaat onder andere uit een combinatie van openingstijden 's nachts èn verkeersaantrekkende werking:
dancing; discotheek;
121
2.2
nachtclub; partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Toelichting op Staat van horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" (niet agrarische) bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Het vestigen van horecabedrijven middels een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant om vormen van hinder te voorkomen. Verdere regulering van individuele bedrijven vindt plaats middels de Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) welke mogelijkheden biedt om vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten met name op de volgende vormen van hinder:
geluid; geur; verkeer.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: a. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; b. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; c. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het Bestemmingsplan vindt de verdere ruimtelijke afweging per locatie plaats. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: a. de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden. Het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen; b. de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt. Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën): Categorie 1: lichte horeca Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat om bedrijven die uit het oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden
122
en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: a. horeca die qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel, zoals: ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; b. overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg en/of afhaalservice), hotels en pensions. Categorie 2: middelzware horeca Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door enerzijds de openingstijden (ook 's nachts) en/of de grote verkeersaantrekkende werking: a. cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen; b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. (bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²). Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs grotere verkeerswegen. Categorie 3: zware horeca Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar op/in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen locaties of gebieden.
123
Raamwerk Nijmegen Centrum B mm miinnggssppllaannnneenn Baassiissddooccuum meenntt vvoooorr ddee aaccttuuaalliisseerriinngg vvaann ddee bbeesstteem C mggeevviinngg mB Biinnnneennssttaadd eenn C Ceennttrruum mS Sttaattiioonnssoom Ceennttrruum
Gemeente Nijmegen
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - april 2011
Inhoud Raamwerk 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding.......................................................................................3 Aanleiding ...................................................................................3 Opgave ........................................................................................3 Plangebied ..................................................................................3 Vigerende bestemmingsplannen..............................................4 Leeswijzer ...................................................................................4
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Algemeen beleidskader .............................................................7 Rijksbeleid ..................................................................................7 Provinciaal beleid.......................................................................9 Regionaal beleid.......................................................................10 Lokaal beleid.............................................................................10
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Ruimtelijk kader........................................................................15 Ruimtelijke structuur ...............................................................15 Cultuurhistorie..........................................................................21 Archeologie...............................................................................26 Hoogbouw .................................................................................29 Beeldkwaliteit ...........................................................................31
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
Functioneel kader.....................................................................33 Wonen .......................................................................................33 Voorzieningen...........................................................................38 Economie ..................................................................................42 Verkeer en vervoer ...................................................................52 Groen, natuur en landschap ...................................................62 Water .........................................................................................68 Kabels en leidingen..................................................................72 Explosieven ..............................................................................72 Openbare ruimte.......................................................................72
5. 5.1 5.2
Milieu .........................................................................................75 Bedrijvigheid.............................................................................75 Bodem .......................................................................................75
5.3 5.4 5.5 5.6
Geluid ........................................................................................ 76 Luchtkwaliteit ........................................................................... 78 Externe veiligheid .................................................................... 81 Brandveiligheid ........................................................................ 82
6. 6.1 6.2
Ontwikkelingen......................................................................... 83 Recent gerealiseerde projecten.............................................. 83 Nieuwe ontwikkelingen ........................................................... 83
7. 7.1 7.2
Juridische vormgeving............................................................ 89 Planvorm................................................................................... 89 Standaardisering bestemmingsplannen ............................... 89
8. 8.1 8.2 8.3
Retrospectieve toets................................................................ 91 Algemeen .................................................................................. 91 Doel ........................................................................................... 91 Resultaat ................................................................................... 91
Bijlage 1. Vigerende bestemmingsplannen ........................................... 93 Bijlage 2. Handhavingszaken .................................................................. 95 Bijlage 3 Toelichting bij besluit aanwijzing beschermd stadsgezicht Benedenstad ........................................................................... 96 Bijlage 4 Toelichting bij besluit aanwijzing beschermd stadsgezicht 19e eeuwse schil..................................................................... 101 Bijlage 5 Bedrijvigheid ......................................................................... 121 Bijlage 6 Luchtkwaliteitskaarten ......................................................... 123 Bijlage 7 Haven- en Kade verordening; ligplaatskaarten ................. 127
3
1. 1.1
Inleiding Aanleiding
Het college heeft op 12 maart 2002 besloten tot het actualiseren van bestemmingsplannen. Het doel van deze actualisering is: te komen tot een bestand van bestemmingsplannen met een leeftijd conform de eisen vanuit de Wet ruimtelijke ordening; eenduidigheid te creëren in de juridisch planologische regelgeving met actuele gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden; de grote hoeveelheid bestemmingsplannen te reduceren door bestemmingsplannen te maken voor grotere gebiedseenheden; een efficiënter beslag op de ambtelijke capaciteit door systematische vernieuwing van bestemmingsplannen in plaats van ad hoc opstellen van postzegel bestemmingsplannen. In het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen worden vanaf 2002 de ruim 600 vigerende bestemmingsplannen voor de bestaande stad (ten zuiden van de Waal) teruggebracht tot ongeveer 20 nieuwe bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen Nijmegen-Midden, Nijmegen Oud West, Nijmegen-Heyendaal, Waalfront, Nijmegen Goffert- Winkelsteeg, Nijmegen-Zuid, Nijmegen-Dukenburg, Nijmegen-Lindenholt en NijmegenBrakkenstein zijn inmiddels door de gemeenteraad vastgesteld. Daarnaast is het bestemmingsplan Nijmegen-Bottendaal/Galgenveld in procedure gebracht.
1.2
Opgave
De afdeling Stadsontwikkeling van de directie Grondgebied van de gemeente Nijmegen is enige tijd terug gestart met drie opgaven: 1. Het actualiseren van de bestemmingsplannen; 2. Het opstellen van beeldkwaliteitscriteria voor bouwplannen en ruimtelijke ontwikkelingen (Kadernota en Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit); 3. Het opstellen van een ruimtelijke visie (Structuurvisie).
Raamwerk Nijmegen Centrum
Het raamwerk Nijmegen Centrum vormt het uitgangspunt voor een tweetal bestemmingsplannen: Nijmegen Centrum-Binnenstad en Nijmegen Centrum-Stationsomgeving. Het raamwerk maakt onderdeel uit van de plantoelichting van deze bestemmingsplannen. Het Raamwerk Nijmegen Centrum omvat een analyse van het plangebied, het relevante geldende beleid en een overzicht van de voorzienbare ruimtelijke ontwikkelingen.
1.3
Plangebied
1.3.1 Onderzoeksgebied Raamwerk Het raamwerk Nijmegen Centrum omvat zowel de bestemmingsplangebieden Centrum-Binnenstad als Centrum-Stationsomgeving. Gezien de samenhang van dit gebied is het wenselijk om voor het centrum één raamwerk op te stellen. Daarentegen is de dynamiek van beide gebieden zeer verschillend, waardoor het wenselijk is om twee aparte bestemmingsplannen op te stellen. In de Stationsomgeving zijn zeer veel ontwikkelingen gaande met een hoge ruimtelijke impact. In de Binnenstad spelen naast ruimtelijke ontwikkelingen vooral ontwikkelingen op economisch en cultuurhistorisch gebied. Zie de kaart op blz. 5. 1.3.1 Bestemmingsplangebieden Het is belangrijk dat alle plangebieden op elkaar aansluiten. Op grond van stedenbouwkundige overwegingen en bestaande infrastructuur zijn de verschillende plangebieden begrensd, uiteraard ook rekening houdend met diverse ontwikkelingen. Het plangebied Centrum-Binnenstad omvat de wijken Benedenstad en Stadscentrum en wordt globaal begrensd door : aan de noordzijde: de Waal tussen de spoorbrug en de Waalbrug (een gedeelte van de Waal en de bruggen vallen binnen het plangebied);
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
4
aan de oostzijde: de General James Gavinweg en Keizer Traianusplein (wegen vallen binnen het plangebied); aan de zuidzijde: Meester Franckenstraat, Straalmanstraat, Berg en Dalseweg, Bijleveldsingel, Sloetstraat, Groesbeekseweg en St. Annastraat (wegen vallen buiten het plangebied); aan de westzijde: Keizer Karelplein, Nassausingel, Kronenburgersingel, Lange Hezelstraat en de spoordijk (alleen Keizer Karelplein en Lange Hezelstraat vallen binnen het plangebied).
Het plangebied Centrum Stationsomgeving omvat de omgeving van het Centraal Station en wordt globaal begrensd door:
1.4
Vigerende bestemmingsplannen
Voor het plangebied Nijmegen Centrum zijn momenteel 65 bestemmingsplannen vigerend, waarvan 11 moederplannen.
1.5
Leeswijzer
Hoofdstuk 1 geeft de aanleiding weer van dit Raamwerk. Hoofdstuk 2 geeft het algemeen beleidskader weer zoals rijksbeleid en provinciaal en regionaal beleid. In hoofdstuk 3 wordt het ruimtelijk kader beschreven, zoals de ruimtelijke structuur, cultuurhistorie, archeologie etc. Hoofdstuk 4 geeft het functioneel kader weer, zoals het wonen, voorzieningen, economie, verkeer en vervoer etc. Hoofdstuk 5 laat de milieuaspecten in het gebied zien. In hoofdstuk 6 worden alle nieuwe ontwikkelingen in het plangebied beschreven. Tot slot geeft hoofdstuk 7 de juridische vormgeving van het bestemmingsplan aan en hoofdstuk 8 de retrospectieve toets.
aan de noordzijde: Voorstadslaan en Lange Hezelstraat (wegen vallen buiten plangebied); aan de oostzijde: Kronenburgersingel, Nassausingel, Van Schaeck Mathonsingel, Stationsplein, Van Diemerbroeckstraat en Campusbaan (wegen vallen binnen het plangebied); aan de zuidzijde: Graafseweg (valt grotendeels buiten het plangebied); aan de westzijde: Nieuwe Nonnendaalseweg, grens spoorkuil, Fresiastraat, Koninginnelaan en Eerste Oude Heselaan (wegen vallen buiten het plangebied).
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
5
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
6
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
7
2.
Algemeen beleidskader
2.1
Rijksbeleid
2.1.1 Nota Ruimte: ruimte voor ontwikkeling De Nota Ruimte (2005) “Ruimte voor ontwikkeling” is een gezamenlijk product van de ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ. De Nota Ruimte legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op de gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur. Het kabinet streeft naar een algemene basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. De kwaliteit van het landschap verdient daarnaast ook een volwaardige plaats bij ruimtelijke afwegingen. Meer specifiek richt het kabinet zich op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Het kabinet kiest in de Nota Ruimte voor een dynamische, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Beperkingen aan ruimtelijke ontwikkelingen worden door het rijk alleen gesteld als een nationaal belang in het geding is. Het rijk benoemt Arnhem - Nijmegen als één van de nationale stedelijke netwerken en deels als economische kerngebied. De nationale stedelijke netwerken vormen samen met de hoofd-verbindingsassen de ruimtelijk-
Raamwerk Nijmegen Centrum
economische hoofdstructuur van Nederland. Het rijk richt de beschikbare budgetten voor o.a. ruimtelijke ontwikkeling, transformatie, infrastructuur, bedrijven terreinen en groen in en rond de stedelijke gebieden met voorrang op de gebieden en netwerken die behoren tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Daarnaast is Nijmegen één van de dertig steden die betrokken zijn bij het grotestedenbeleid. Actualisatie ruimtelijke ordeningsbeleid De nieuwe minister van Infrastructuur en Milieu heeft aangekondigd dat zij komt met een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid. Er komt een Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze zal, samen met een concept planMER en een aangepaste AMvB Ruimte nog voor de zomer van 2011 aan worden geboden aan de Tweede Kamer. In de structuurvisie kiest het rijk onder het motto “je gaat erover of niet” voor een scherpe taakverdeling tussen de verschillende overheidslagen. Ook wil het rijk voorkomen dat alle overheidslagen zich met dezelfde onderwerpen bezig houden (“maximaal 2 bestuurslagen”). Drie hoofdlijnen staan centraal in het nieuwe beleid: 1. Nederland met het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid economisch structureel versterken. 2. Ruimtelijke ordening meer overlaten aan provincies en gemeenten. 3. Versterken van de samenhang tussen ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructurele investeringsbeslissingen.
2.1.1 Amvb Ruimte Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Onderdeel van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven hoe zij die belangen gaan realiseren. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AmvB Ruimte) het aangewezen instrument. De AmvB Ruimte heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
8
bestemmingsplannen. Het besluit geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is nog niet vastgesteld en in werking getreden. Bestemmingsplannen die vóór 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden, moeten op 1 juli 2013 zijn aangepast. Bestemmingsplannen die daarna (maar voor het in werking treden van dit besluit) onherroepelijk zijn geworden moeten maximaal vijf jaar na in werking treden van dit besluit aangepast zijn. Een uitzondering is gemaakt voor bestemmingsplannen die gebaseerd zijn op recent vastgestelde provinciale structuurvisies waarmee het rijk heeft ingestemd en bestemmingsplannen die niet strijdig zijn met de regels in dit besluit. Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van het ontwerpbesluit. Bundelen van verstedelijking Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt de noodzaak om de open ruimte te bebouwen. De variatie tussen stad en land blijft behouden. Bij provinciale verordening wordt het bestaand bebouwd gebied aangewezen. De AMvB Ruimte bepaalt dat om de bundeling van bebouwing en een zorgvuldig gebruik van de ruimte te bevorderen, in de provinciale verordening regels moeten worden gesteld voor nieuwe bebouwing binnen en aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing. Ook voor (herbestemming van) bestaande bebouwing buiten het bestaand bebouwd gebied worden regels gesteld. De provinciale verordening geeft tevens de regels voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing buiten bestaand bebouwd gebied. Locatiebeleid economische activiteiten Om voldoende geschikte vestigingsplaatsen voor bedrijvigheid en voorzieningen te kunnen bieden moeten provincies een locatiebeleid hebben voor economische activiteiten. Vraag en aanbod van terreinen en locaties moeten zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd. De provincie stelt bij
Raamwerk Nijmegen Centrum
verordening regels (onder andere conform de SER-ladder) aan bestemmingsplannen voor nieuwe bedrijventerreinen en locaties voor kantoren binnen en aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing. Locatiebeleid detailhandel In de provinciale verordening worden regels gesteld t.a.v. de bestemmingsplannen die ervoor moeten zorgen dat nieuwe locaties voor detailhandel niet ten koste gaan van de bestaande detailhandelstructuur in wijkwinkelcentra en binnensteden. Ook worden er regels gesteld met betrekking tot perifere detailhandel. Grote rivieren Om overstromingen te voorkomen moeten de grote rivieren voldoende afvoer- en bergingscapaciteit hebben. Het rijk begrenst in de AMvB Ruimte het rivierbed van alle grote rivieren. Ook het rivierbed van de Waal bij Nijmegen is begrensd als stroomvoerend deel. In het gehele rivierbed zijn in beginsel geen nieuwe bestemmingen of functies toegestaan die vermijdbare nadelige gevolgen hebben voor het veilig en doelmatig gebruik en de ecologische toestand van het rivierbed of een belemmering kunnen vormen voor de vergroting van de afvoercapaciteit. Nieuwe bestemmingen en regels voor het rivierbed dienen verhoging van de waterstand en afname van het bergend vermogen zo veel mogelijk te beperken en resterende effecten te compenseren. Naast deze hoofdregel worden voorwaarden gesteld aan het bestemmingsplan bij nieuwe bestemmingen of gebruiksregels in het bergend en stroomvoerend deel van het rivierbed. Basisrecreatietoervaart Om de belangrijke vaargebieden van Nederland voor de recreatievaart met elkaar te verbinden wijst het ontwerpbesluit het basisrecreatie toervaartnet aan. De Waal ten oosten van Nijmegen en het Maas-Waalkanaal zijn aangegeven als motorbootroute met een te handhaven bestaande doorvaarhoogte. Nieuwe bestemmingsplannen mogen er niet toe leiden dat de huidige doorvaartkwaliteit (geen nieuwe belemmeringen van doorvaarhoogte, -diepte of -breedte) van dit net er slechter op wordt.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
9
2.2
Provinciaal beleid
2.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke ordening Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is in september 2005 van kracht geworden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem – Nijmegen moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groen-blauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen.
werk. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen het rode raamwerk en heel Nijmegen valt in het stedelijk netwerk. Ter versterking van het rode raamwerk wordt in beginsel gekozen voor het beter, efficiënter en hoogwaardiger benutten van het bestaand stedelijk gebied, de reeds geplande uitbreidingen en de meest kansrijke knooppunten. Dit is mogelijk door uitbreidingen rondom de knooppunten in de centrumgebieden in de twee steden, Arnhem met Rijnboog, Centrumvisie Oost, Stadshart Zuid en Nijmegen met Koers West als uitbreiding van het centrumgebied en de Spoorzone. Groenblauw raamwerk Buiten de stedelijke- en landbouwgebieden krijgen natuur en water de ruimte. Voor Nijmegen is de categorie Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van belang. Dat geldt in Nijmegen voor de bestaande stadsranden en in de Waalsprong. Er geldt in de EHS een beleid gericht op de bescherming en ontwikkeling van de daar aanwezig kwaliteiten.
Het Streekplan kijkt 10 jaar vooruit en richt zich op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht (generiek beleid): ruimtelijke ontwikkelingen in het ‘rode raamwerk’ van stedelijke functies en infrastructuur; natuur en water in het ‘groenblauw raamwerk’; landbouw in het multifunctioneel gebied.
2.2.2 Ruimtelijke Verordening provincie Gelderland De Wet ruimtelijke ordening geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen daarvan of op gebiedsgerichte thema’s. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). December 2010 is de verordening vastgesteld.
Rood raamwerk Hoofddoel van het Streekplan is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Bundelingsbeleid en het organiseren van stedelijke netwerken staan hierbij centraal. Daarnaast hecht het Streekplan veel belang aan locatiebeleid: het bundelen van bovenlokale stedelijke functies aan knooppunten in het rode raam-
De provincie Gelderland hanteert het uitgangspunt dat nieuwe verstedelijking bij voorkeur plaatsvindt binnen bestaand bebouwd gebied, binnen de zoekrichting voor uitbreiding woningbouw en de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Op deze wijze wordt uitvoering gegeven aan het rijksbundelingsbeleid voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De verordening legt het hierboven beschreven beleid vast door
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
10
voorschriften te geven die bepalen dat de nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel plaatsvindt binnen het bestaand bebouwd gebied en de genoemde zoekrichting en zoekzones van de Stadsregio. Slechts een beperkt deel kan onder voorwaarden daarbuiten plaats vinden.
2.3
Bij het versterken van het grootstedelijk klimaat is de inzet niet alleen gericht op het creëren van centrumstedelijke milieus, maar ook om het onderscheidend karakter (imago en identiteit) te accentueren. Het gaat om het onderscheidende, culturele karakter van het stedelijk centrum dat juist bepaalde gebruikers en activiteiten aan zich weet te binden.
Regionaal beleid
2.3.1 Regionaal Plan 2005-2020; Stadsregio Arnhem-Nijmegen De Stadsregio Arnhem Nijmegen legt in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke beleidsambities vast voor de ontwikkeling van de regio Arnhem-Nijmegen. Het Regionaal Plan laat zien hoe de betrokken gemeenten binnen de stadsregio streven naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van het stedelijk netwerk Arnhem Nijmegen als geheel. Met dit Regionaal Plan ontwikkelt de stadsregio ruimtelijk beleid en ruimtelijk relevant beleid voor de lange termijn tot 2020. Het Regionaal Plan wordt door de Provincie Gelderland beschouwd als uitwerking van het Streekplan Gelderland 2005 en daarmee als toetsingskader voor lokale plannen. In het Regionaal Plan staan beleidsregels die aanvullend zijn op het Streekplan Gelderland 2005. De beleidsregels zijn uitgewerkt aan de hand van de thema’s water, natuur, cultuurhistorie, landschap, land- en tuinbouw, recreatie, mobiliteit, wonen, werken, detailhandel en milieu. Het Regionaal Plan bevat een woningbouwcontour. Binnen deze contouren bepalen gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. Het centrum valt geheel binnen deze contour. Versterking van de concurrentiepositie van Nijmegen is nodig om verdere economische ontplooiing mogelijk te maken. Het versterken van het grootstedelijk klimaat van de centra kan een extra impuls geven aan een nieuwe instroom en het vasthouden van zowel hogere inkomensgroepen als lagere inkomensgroepen die juist dit woonmilieu zoeken en zo bijdragen aan een levendig woon- en werkklimaat.
Raamwerk Nijmegen Centrum
De vitaliteit van Nijmegen hangt grotendeels af van de aanwezigheid van een aantal economische doelgroepen. Om een mix van doelgroepen voor de steden te behouden of aan te trekken, moeten aantrekkelijke woonmilieus aanwezig zijn.
2.4
Lokaal beleid
2.4.1 Coalitieakkoord 2010-2014 De economische crisis dwingt tot nadenken over de rolverdeling van overheid en burgers. Noodzakelijke keuzes worden niet uit de weg gegaan, bezuinigingen zijn onvermijdelijk. Per programma is gekeken of de doelen efficiënter bereikt kunnen worden. Het College hecht waarde aan meer zicht op de afweging van de verschillende belangen in de besluitvorming. De gemeente wil op een transparante, efficiënte en zakelijke manier samen met de stad de nieuwe uitdagingen aangaan. Het College streeft naar een duurzaam, sociaal en economisch sterk Nijmegen. We gaan op weg naar een duurzame stad. Er wordt fors geïnvesteerd in duurzaamheid. Bewoners, instellingen en bedrijven worden gestimuleerd om duurzaam te wonen, te werken en te leven. Nijmegen wil bijdragen aan het tegengaan van klimaatsverandering door o.a. het beheersen van de waterafvoer van de Waal. De dijkteruglegging in Lent is het grootste project voor waterbeheersing van Nederland. Daarnaast wordt ingezet op klimaatneutraliteit en het hybride warmtenet. Nijmegen wil duurzaam vervoer: dat betekent een transitie naar schonere brandstoffen en inzetten op het gebruik van HOV en fiets. Op het gebied van autoverkeer wordt ingezet op de A15, de A50, realisatie van de twee-
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
11
de Stadsbrug en het ontwikkelen van transferia. Tenslotte wordt er geïnvesteerd in het groengebieden in en om de stad. We blijven een sociale stad. In het sociale beleid staat eigen verantwoordelijkheid en participatie van burgers voorop. Nijmegen ondersteunt de zelfredzaamheid van burgers en geeft extra aandacht aan mensen met minder kansen, bijvoorbeeld op het gebied van inkomen, re-integratie, zorg en welzijn. De integrale wijkaanpak wordt voorgezet. De focus is vooral gericht op veiligheid en leefbaarheid. Nijmegen heeft een sportief imago en dat moet zo blijven. Zo wordt het sportcollege Quick in Heseveld mogelijk gemaakt en komt er een onderzoek naar het Topsport en Innovatiepark We werken aan een sterke stad. Een duurzame sterke economie bevordert de werkgelegenheid. Nijmegen werkt aan een duurzame en innovatieve economie met kennisintensieve en creatieve bedrijvigheid. Een goede bereikbaarheid is een belangrijke vestigingsvoorwaarde voor bedrijven, maar dat geldt zeker ook voor een goede woonomgeving, groen en het aanbod van culturele activiteiten. De dynamiek in de stedelijke ontwikkeling wordt gestimuleerd door te werken aan grote strategische projecten, zoals: Waalsprong, ondersteuning Binnenstad, Koers West, Waalfront, Citadel, Novio Tech Campus, Station Goffert, herontwikkeling Spoorzone (o.a. Spoorzone-West, nieuwbouw Doornroosje en studentenhuisvesting). Ook wordt doorgegaan met herstructurering van wijken, zoals Hatert, Willemskwartier, Waterkwartier en Dukenburg en de winkelcentra Meijhorst en Malvert. Deze en de lopende projecten bieden voldoende mogelijkheden om de noodzakelijke groei de komende jaren te realiseren. Er is geen noodzaak meer om open groene plekken in de bestaande stad te bebouwen.
2.4.2 Structuurvisie Nijmegen 2010 De gemeenteraad heeft op 2 juni 2010 de ‘Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030’ vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities tot 2030 en maakt duidelijk waar de stad op aan koerst. Het is een toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen, maar ook
Raamwerk Nijmegen Centrum
een ontwikkelingskader voor investeringen. Het werkingsgebied van de Structuurvisie is het hele grondgebied van Nijmegen in relatie tot ontwikkelingen in de regio of in (inter)nationaal verband. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de inhoudelijke en politieke ambities van de gemeente. Voor de Structuurvisie is geen nieuw beleid ontwikkeld. Alleen de ruimtelijke gevolgen van vaststaand beleid zijn er in samengebracht. De Structuurvisie gaat gepaard met een wettelijk verplicht uitvoeringsprogramma, dat is gekoppeld aan de Stadsbegroting. In Nijmegen is ervoor gekozen om iedere vier jaar een nieuw uitvoeringsprogramma op te stellen, waarin per coalitie accenten gelegd kunnen worden en om te bepalen of het nodig is om de ruimtelijke ambities bij te stellen. Relatie met Kansenboek De Structuurvisie is de opvolger van het Kansenboek. In beide documenten staan drie kwaliteitsuitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen centraal: nieuwe ontwikkelingen met respect inpassen, typisch Nijmeegse kenmerken versterken en huidige woon- en verblijfskwaliteiten ontzien door enerzijds bundeling op locaties waar nu al dynamiek heerst en anderzijds ontwikkeling van extensieve gebieden. Hiernaast zijn er in de Structuurvisie drie nieuwe accenten genoemd die een rol spelen bij alle ruimtelijke ontwikkelingen en ambities: Bruisende Stad, Verleden Verbeeld en Stad in Balans. Ruimtelijke ambities voor Nijmegen 2030 In de Structuurvisie worden de ambities van Nijmegen uitgewerkt voor de beleidsvelden: wonen, economie, maatschappelijk beleid, bereikbaarheid en parkeren, groen en water, milieu, beeldkwaliteit, cultuurhistorie en archeologie. Dit zijn de ambities waaraan de komende jaren wordt gewerkt: - Nijmegen omarmt de Waal; - Goede bereikbaarheid met duurzame vervoerswijzen; - Multifunctionele Knopen met een eigen identiteit; - Meer ruimte voor groen en water; - Wonen in sterke en ongedeelde wijken; - Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
12
Nijmegen omarmt de Waal Nijmegen omarmt de Waal is een ambitieus programma voor het ontwikkelen van nieuwe aantrekkelijke stedelijke woonmilieus (Waalfront, Dijkteruglegging) in aanwezigheid van water of historische kwaliteiten gecombineerd met werken, voorzieningen, een betere bereikbaarheid en kansen voor toerisme en recreatie. Zie de kaart op blz. 13.
Goede bereikbaarheid met duurzame vervoerswijzen Er wordt geïnvesteerd in alle modaliteiten. De komende jaren wordt o.a. de nieuwe stadsbrug gerealiseerd, gewerkt aan een HOV-netwerk en aan het uitbreiden van het fietsnetwerk. Multifunctionele Knopen met een eigen identiteit De gemeente wil alle zes Knopen (Heijendaal, Winkelsteeg, Brabantse Poort, Centraal Station, Lent en Ressen) een eigen gezicht en identiteit geven. De Knopen bieden ruimte aan stedelijke en economische functies. Door de bundeling van dynamiek op de Knopen kunnen de wijken luw blijven.
In de rustigere woonwijken wordt vooral ingezet op herstructurering en inbreiding. Met het “verversen” van de voorraad worden kwaliteitsachterstanden weggewerkt en ontstaat er meer variatie in het aanbod. Het is wenselijk in de wijken minder in te zetten op appartementen, tenzij gestapelde woningbouw ten dienste staat aan sterke wijken.
Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid Nijmegen wil bedrijven die de economische structuur versterken kansen en ruimte bieden om zich te vestigen en verder te groeien. We kiezen ervoor om bestaand terrein zoveel mogelijk eerst te benutten voordat we overgaan tot de aanleg van nieuwe terreinen. Op blz. 13 staat een overzichtskaart van de Structuurvisie.
Meer ruimte voor groen en water Bescherming en beheer van stedelijk groen, natuurwaarden en het oppervlaktewater zijn belangrijke uitgangspunten. De gemeente versterkt de groenstructuur met de aanleg van nieuwe regionale parken en stadsparken. Wonen in sterke en ongedeelde wijken Nijmegen wil een ongedeelde stad zijn die bewoners kan binden met veel differentiatie in woonmilieus. Dat betekent sterke levensbestendige wijken met voldoende variatie, waar mensen een wooncarrière kunnen maken In het centrum worden tot 2014 bijna 400 woningen gebouwd. Aan de westkant van de Hezelpoort wordt het Waalfront ontwikkeld en aan de andere kant van de Waal wordt het Hof van Holland gerealiseerd. Dit betreft woningen en woonwijken met een stedelijk karakter. Ook op de Knopen wordt ingezet op een stedelijk werk- en woonmilieu.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
13
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
14
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
15
kwadranten verbonden door de ringstraten.
3.
Ruimtelijk kader
3.1
Ruimtelijke structuur
3.1.1 Structuur en historische ontwikkeling De ruimtelijke structuur van de binnenstad is gevormd door de geschiedenis. De binnenstad anno 2011 is een optelsom van de verschillende opeenvolgende periodes, historische lagen. De huidige ruimtelijke structuur kent nog duidelijk de kenmerken van de middeleeuwse stad. De twee van oudsher belangrijke lijnen/assen zijn de noord-zuid-as en de oost-west-as. De noord-zuid as wordt ook wel de hartlijn genoemd, die loopt vanaf het Keizer Karelplein via de Bisschop Hamerstraat, Molenstraat, Broerstraat en Grotestraat tot aan de Waal. Later is daar met de komst van het station de Van Schaeck Mathonsingel aan toegevoegd.
De oost-west-as loopt vanaf het Keizer Traianusplein via de St. Jorisstraat, Kelfkensbos, Burchtstraat, Stikke Hezelstraat en Lange Hezelstraat tot aan de Hezelpoort. Deze twee hoofdassen verdelen de binnenstad in vier kwadranten. Ieder kwadrant wordt afzonderlijk ontsloten. Onderling worden de
Raamwerk Nijmegen Centrum
De oost-west-as verdeelt de binnenstad in twee delen: de Benedenstad en de Bovenstad. Op het kruispunt van de twee assen ligt de Grote Markt. In de westelijke Benedenstad is het stratenpatroon vanaf de middeleeuwen loodrecht op de rivier komen te liggen. In de oostelijke Benedenstad treffen we meer gebogen lijnen aan. Ook in de Bovenstad is nog een aantal gebogen straten herkenbaar. De Walstraten liggen net binnen de lijn van de tweede omwalling. Zie de kaarten op blz 18/20. Historische ontwikkeling Gezegend met een rijke geschiedenis kan Nijmegen worden gekenschetst als een historische stad aan de Waal, gelegen in een groen contrastrijk landschap. Het Romeinse verleden, de oude vestingstad en de 19de eeuwse stadsuitleg geven de stad een boeiend cultuurhistorisch profiel. De naoorlogse wederopbouw heeft de binnenstad voorzien van een modern centrum. De stad ontwikkelt zich vanaf het jaar 15 voor Christus van de stad van de Bataven (Oppidum Batavorum) tot de een bruisende stad van tegenwoordig. We kunnen spreken van een continuïteit van bewoning. In de stedelijke ontwikkeling van 2000 jaar zijn drie belangrijke perioden te onderscheiden: 1) De eerste is de Romeinse periode van 15 v. Chr. tot 450 na Chr.; 2) De tweede periode ligt in de middeleeuwen. Karel de Grote bouwde op de Valkhof een palts. In de 12 eeuw herstelt Frederik Barbarossa de in verval geraakte palts en bouwt een nieuwe burcht op de Valkhof. De burcht wordt na de verlening van de stadsrechten in 1230 in de eerste omwalling van de stad opgenomen. Daarna ontwikkelt de vestingstad zich verder en in 1639 is de vestingstad uitbreid tot achter de drie Walstraten; 3) De derde belangrijke periode ligt in de 19e eeuw. De stadsverdediging wordt uit militaire overwegingen overbodig en de vestingwerken worden gesloopt op een klein stukjes na, nl. in het Kronenburgpark en in het Hunnerpark. De singels en de bijbehorende bebouwing worden in e die periode gerealiseerd. Uit die tijd stamt het plan van de 19 eeuwse stadsuitleg. De nu nog bestaande In de Betouwstraat, Van Welderen-
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
16
straat, Van Broekhuizenstraat en Gerard Noodstraat vormden de eerste gebogen schil rondom het stadscentrum. Even later zijn de statige singels aangelegd. De toen bestaande stedenbouwkundige structuur is tot de oorlogsjaren onveranderd in stand gebleven. In 1944 vaagt het vergissingbombardement een groot deel van de Nijmeegse binnenstad weg. Door de wederopbouw van het gebombardeerde deel van het Centrum en de vernieuwing na sloop van de oude Benedenstad, heeft planning, stedenbouw en architectuur een grote rol gespeeld in de totstandkoming van het huidige stadscentrum. Die vernieuwing is in een aantal golfbewegingen tot stand gekomen. De echte wederopbouw vond vooral plaats tussen 1950 en 1960, maar daarna hield de ontwikkeling zeker niet op.
heeft de binnenstad voorzien van een modern hart. De binnenstad is herbouwd volgens de toenmalige stedenbouwkundige inzichten, waarbij licht, lucht en ruimte het uitgangspunt vormden. De van oudsher gebogen lijnen werden vervangen door een rechthoekig patroon van straten, pleinen en ontsluitingshoven. Voorbeelden van de nieuwe structuur zijn o.a. Plein 1944 e.o., Augustijnenstraat en Mariënburg e.o. In de jaren ’70 wordt de Benedenstad gesaneerd en wordt bestemd tot woongebied, met een beschermde status vanwege het oorspronkelijke stratenpatroon en de resterende oorspronkelijke bebouwing. Met de Wederopbouw wordt het actieve stadshart naar de Bovenstad verschoven en daarmee worden de stadactiviteiten losgekoppeld van de Waal. Vanaf 2000 wordt er een aantal grote projecten in de stad gestart die de stad een ander aanzien geven. De openbare ruimte wordt aangepakt en projecten als de Mariënburg, museum Het Valkhof, St. Josephhof, de Hessenberg en Plein 44 geven de stad een modern aanzien, of zullen dat nog gaan doen. 3.1.2 De identiteitsdragers van de binnenstad De binnenstad is in drie deelgebieden te onderscheiden: de benedenstad, e het wederopbouwgebied en de 19 eeuwse schil. De parken en het stationsgebied kunnen door hun eigen uitstraling apart worden genoemd. In functionele zin kunnen de volgende gebieden onderscheiden worden: - winkelgebied; - kantorengebied; - woongebied; - horeca-accentgebieden; - cultuurconcentraties; - maatschappelijk.
Het bombardement van het historische stadscentrum op 22 februari 1944 vormt een belangrijke breuk in de natuurlijke ontwikkeling van de oude stad. De gevolgen van de verwoesting van het centrumhart leidden tot de noodzaak voor een krachtig en veilig herbouwontwerp. De wederopbouw
Raamwerk Nijmegen Centrum
De binnenstad van Nijmegen heeft een aantal identiteitsdragers, gebouwen of plekken in de stad die iedereen herkent. Voorbeelden zijn de groene singels rondom de binnenstad, de twee hoofdassen (noord-zuid en oost-west), de markt, het Kelfkensbos, de pleinen Plein 1944, Koningsplein
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
17
en Marienburgplein, de parken de Valkhof en het Kronenburgerpark en natuurlijk de Waalkade met het zicht op de Waal en de beeldbepalende bruggen. Zie de kaarten op blz. 18-20.
bereikbaarheid/ontsluiting en toegankelijkheid woningen. Daarnaast is voor ieder hof in beeld gebracht wat de kansen en risico’s zijn. Dit laatste is van belang wanneer er ontwikkelingen en/of initiatieven spelen.
Voorbeelden van gebouwen en bouwwerken die de identiteit van Nijmegen bepalen zijn: Stadsschouwburg, De Vereeniging, de Hezelpoort, de torens en de stadsmuur in het Kronenburgerpark, de St. Stevenskerk, het waaggebouw op de Grote Markt, Museum Het Valkhof en de Marikenstraat. 3.1.3 De openbare ruimte De inrichting van de openbare ruimte is afhankelijk van de functie: een voetgangersstraat is anders ingericht dan een straat waar de auto wel is toegestaan. De binnenstad van Nijmegen is voor een groot deel volgens een bepaalde systematiek ingericht. De voetgangersgebieden zijn bestraat met een gladde rode klinker, de straatverlichting hangt consequent boven de straat, pleinen zijn afwijkend bestraat met natuursteen en de straten waar de auto kan rijden zijn ook op een eigen wijze ingericht, vaak met rode fietsstroken. Door deze aanpak is er samenhang ontstaan in de openbare ruimte. Binnenhoven in het centrum De Nijmeegse binnenstad telt 54 hoven/hofjes verspreid over de benedenstad en de bovenstad. In 2010 is er een inventarisatie gemaakt van alle binnenhoven. In het kort is van ieder hof het karakter en de functie aangegeven. In de Benedenstad treffen we over het algemeen groene hoven aan in combinatie met parkeren en spelen. In de Bovenstad zijn de hoven meer stenig van karakter met ruimte voor bevoorrading en parkeren. Aan de hand van een aantal relevante aspecten is van ieder hof een score gemaakt. Het gaat hier om de aspecten beeldkwaliteit, sociale veiligheid, verlichtingsniveau, leefbaarheid/woonkwaliteit, beheer, groen en water,
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
18
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
19
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
20
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
21
3.2
Cultuurhistorie
De lange historie van de stad en de behouden elementen uit vergane tijden hebben er toegeleid dat grote delen van de stad een of andere vorm van beleidsmatige en planmatige bescherming genieten. Zo zijn er rijksbeschermde gebieden en objecten en gemeentelijk beschermde gebieden en objecten.
3.2.1 Rijksbescherming Het beschermd stadsgezicht Benedenstad Het noordelijke deel van de binnenstad is aangewezen als het van rijkswege beschermde stadsgezicht Benedenstad (zie bijlage 3 voor de toelichting). Het bestemmingsplan Benedenstad is destijds geschreven voor rehabilitatie van de monumentale panden en om behoud van de kwaliteiten van dat historische stadsgezicht te waarborgen. Zonder het historische verband zouden de monumentale panden hun wortels verliezen. Er is een waardering van alle panden en van de historisch gegroeide structuur gemaakt. In de Toelichting behorend bij de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht zijn de cultuurhistorische waarden van de Benedenstad nader toegelicht. De cultuurhistorisch waardevolle elementen hebben zowel betrekking op de structuur van het ruimtelijk beeld (ruimtelijk-structureel) als op de verschijningsvorm (ruimtelijk-visueel).
Raamwerk Nijmegen Centrum
Het gaat om onder andere de volgende cultuurhistorisch waardevolle elementen: 1. Ruimtelijk-structureel: het natuurlijk bodemreliëf; de hoofdstructuur, gevormd door het kruis van doorgaande wegen, de kwartieren van de 13e eeuwse stad, het Valkhof en de uitbreidingen uit de late Middeleeuwen; de visuele en functionele relatie met de directe omgeving van de nederzetting, of de afronding naar buiten toe. Deze kan abrupt zijn, bijvoorbeeld door bestaande vestingwerken of door de ligging aan de rivier, dan wel geleidelijk, bijvoorbeeld wanneer na de ontmanteling van de vestingwerken, aansluitend aan het beeld van de oude stad en gekoppeld aan de bestaande uitvalswegen een nieuwe uitleg is ontstaan. 2. Ruimtelijk-visueel: De geringe breedte van de hoofdstraten met een verkaveling van de bouwblokken van gemiddeld 6 tot 8 meter breed, waarop aaneengesloten bebouwing van overwegend 2 of 3 bouwlagen, waarbij in de oost-west lopende straten, door het relatief geringe hoogteverschil in de lengterichting van deze straten, regelmatig onder één kap samengetrokken huizen voorkomen. De nokrichting is hier zowel loodrecht als evenwijdig aan de voorgevel; In de overige straten, waarin vaak aanzienlijke hoogteverschillen optreden, is de bekapping bij de meeste huizen loodrecht op de voorgevel. De trapsgewijze opbouw en de wisselende verdiepingen goothoogten spelen een rol. Het bochtige verloop en de geringe breedte van de straten versterkt dit; Het merendeel van de huizen is in oorsprong (laat-) middeleeuws, waarbij in de 18de en 19de eeuw de topgevels vrijwel zonder uite zondering zijn veranderd in lijstgevels. Dit 19 eeuwse uiterlijk van de stadsbebouwing is een uitermate belangrijke bijdrage aan de historische karakteristiek. De dakbedekking bestaat zowel uit rode
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
22
als donkerblauwe pannen, de laatste vooral op de voorschilden bij de lijstgevels; De inrichting van de openbare ruimten sluit grotendeels aan bij de hiervoor genoemde 19e eeuwse sfeer van de huizen. De straten zijn óf geheel van baksteen, zoals de Nonnenstraat, óf met hierin een rijbaan van donkere basaltkeien, dit vooral in de belangrijkere straten. De straten zijn verder naar de huizen toe afgewerkt met een rabatstrook en trottoirs, waarbij de gietijzeren, overdekte goten karakteristiek zijn; Bijzondere elementen zijn verder nog de kademuur, de keermuren op de grens van kade en stad (tevens de grens van het winterbed van de rivier) en in de stad de trappen en keermuren, die de talloze hoogteverschillen markeren; Als open, groene ruimten zijn in het oosten het Valkhof, het Kelfkensbos en het Hunnerpark en in het westen het Kronenburgerpark historisch waardevolle elementen.
3.2.2 Gemeentelijke bescherming e De delen van het plangebied die behoren tot de 19 -eeuwse stadsuitleg zijn nu aangewezen als het gemeentelijk beschermd stadsbeeld 19e eeuwse Stadsuitleg (sinds 1990). Voor dit gemeentelijk stadsbeeld heeft het rijk een aanwijzing als rijksbeschermd stadsgezicht in procedure. Als die aanwijzing een feit is, blijft de gemeentelijke bescherming gehandhaafd, omdat de gemeentelijk bescherming meer omvat dan de rijksbescherming. De rijksbescherming is voor Nijmegen een erkenning dat het hier om een bijzonder gebied gaat. Zie ook bijlage 5. De gemeentelijke bescherming heeft betrekking op zowel de stedenbouwkundige opzet als op het straatbeeld inclusief de gevelwanden. Van een groot aantal panden is de gevel aan de straatzijde afzonderlijk beschermd als stadsbeeldobject. De omvang van de gemeentelijke bescherming is vastgelegd in een atlas, waarin alle beeldbepalende elementen aan de stadsbeeldobjecten zijn aangegeven. Behalve deze bouwkundige elementen zijn ook de stedenbouwkundige aanleg, de profilering van de straten, de groenaanleg en de voortuinen met tuinhekken als beeldbepalend voor
Raamwerk Nijmegen Centrum
het gebied aangemerkt. Het rijksbeschermd stadsgezicht zal betrekking hebben op de stedenbouwkundige opzet en het bebouwingsbeeld, waarbij de gevels niet afzonderlijk beschermd zullen zijn. Met betrekking tot de stedenbouwkundige aanleg is van belang: de ligging en de profielen van de tot de hoofdstructuur behorende pleinen, singels en uitvalswegen; de ligging en profielen van de overige straten; de hiërarchische opbouw in het wegenpatroon met de zorgvuldig op de breedte van de straat afgestemde profielen, inclusief de groenstroken en beplanting. Met betrekking tot het bebouwingsbeeld is van belang: het type bebouwing (overwegend villa’s en herenhuizen van 2 of 3 bouwlagen); de hiërarchie in de bebouwing; de waardevolle straatwanden, met als aandachtspunten: de rooilijnen, de overwegend aaneengesloten bebouwing, de bouwhoogte, de bouwmassa, de sterke verticale geleding van de panden al dan niet gecombineerd met horizontale accenten, het materiaalgebruik, de toepassing van gedecoreerde dakkapellen, hoektorentjes, balkons en trappen, en de bijzondere situering en vormgeving van de hoekpanden. Beschermd Stadsbeeld Wederopbouw In de afgelopen jaren is landelijk ook aandacht gekomen voor de wederopbouwperiode. De gemeente heeft onder andere een inventarisatie laten maken van de wederopbouwpanden in het gebombardeerde centrumhart en daarvan is een aantal aangemerkt als potentieel monumentwaardig. Het college heeft onlangs besloten een deel van het centrum als beschermd stadsbeeld Wederopbouw te gaan voordragen. De voorbereiding is gestart en de atlas van Stadsbeeldobjecten is in voorbereiding. De bescherming van het stadsbeeld zal betrekking hebben op de stedenbouwkundige aanleg en het straatbeeld, waarbij diverse gevels beschermd zullen worden als stadsbeeldobject. Van stedenbouwkundige waarde zijn de beeldbepalende naoorlogse torens binnen het markante silhouet van de stad, zoals de kerktorens aan de Molenstraat en Doddendaal, de zogenaamde Van der Werfftoren aan Plein 1944 en de stadhuistoren aan de Burchtstraat. Aan deze landmarks zijn bijzondere zichtlijnen verbonden.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
23
Verder is Plein ’44 symbool van de Wederopbouwwens van meer open ruimte en betere bereikbaarheid. In de verlengde, verbrede en rechtgetrokken verkeerswegen komt eveneens het belang van bereikbaarheid tot uitdrukking.
aanpak voor bescherming van deze panden vastgesteld. De panden die voor bescherming als gemeentelijk monument in aanmerking kwamen, zijn in 2010 aangewezen. De eerste bouwhistorie monumenten worden in de loop van 2011 aangewezen. Zie kaart op blz. 24.
Ook van stedenbouwkundig belang is het voortborduren op het verkavelingprincipe van het gesloten bouwblok, wat voor ruimtelijke continuïteit in het stedelijk weefsel van het gehele centrum heeft gezorgd. Tegelijkertijd heeft de grotere schaal van de naoorlogse blokken geleid tot een efficiëntere stadsplattegrond. De expeditiehoven vertegenwoordigen als nieuwe stedenbouwkundige typologie een innovatieve waarde. Van waarde voor het straatbeeld is de staalkaart van verschillende stijluitingen van de wederopbouwarchitectuur. Kenmerkend is de individuele, pandsgewijze herbouw met een winkel op de begane grond en een bovenwoning op de verdieping. Vooral op de hoeklocaties zijn grotere collectieve panden gelegen.
Cultuurhistorische waardenkaart De afgelopen jaren heeft Bureau Archeologie en Monumenten gewerkt aan de Cultuurhistorische Waarden- of Informatiekaart. De kaart is nu bijna gereed en zal ingezet gaan worden om cultuurhistorische objecten en structuren in bestemmingsplannen te verankeren. De kaart brengt de ontwikkeling van Nijmegen in beeld en maakt het mogelijk in een kort tijdsbestek geïnformeerd te raken over de aard van een locatie en de waarde van betreffende plek. De kaart toont objecten en structuren met een status, zoals de gemeentelijke en rijksmonumenten, maar ook waarden die te maken hebben met beleving of betekenis van andere aard.
3.2.3
Beschermde objecten
Monumenten De rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten binnen het plangebied zijn weergegeven op blz. 25. Het Kronenburgerpark en het Valkhofpark hebben de status van Rijksmonument.
De Cultuurhistorische Waardenkaart is nadrukkelijk geen waarderingskaart. Wel maakt hij inzichtelijk welke gebieden in meer of mindere mate kwetsbaar zijn vanwege de hoge monumentale waarden of andere specifieke kenmerken.
Nieuw aan te wijzen objecten Uitgebreide bouwhistorische verkenningen in 2002 en 2003 hebben uitgewezen dat in het centrum van Nijmegen veel panden nog een historisch casco hebben. Achter recentere gevels zijn veelal nog eeuwenoude elementen als kelders, bouwmuren, balklagen en kappen aanwezig. De waardering van de onderzochte panden is verwerkt in een bouwhistorische waardenkaart. Veel van deze panden zijn niet beschermd, maar wel van grote betekenis voor de geschiedenis van Nijmegen. De panden die op de bouwhistorische waardenkaart een bouwhistorische waarde, verwachtingswaarde of structuurwaarde hebben, en die nog niet beschermd zijn, komen daarom in aanmerking voor bescherming als gemeentelijk of bouwhistorie monument. De raad heeft op 27 januari 2010 het plan van
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
24
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
25
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
26
3.3
Archeologie
3.3.1 De archeologische beleidskaart In Nijmegen heeft de gemeenteraad al in 1988 met de beleidsnota “In de grond van de zaak” grote delen van het gebied op de stuwwal vanaf de Hunnerberg in Nijmegen-Oost tot en met het voormalige stadsgebied van Ulpia Noviomagus in Nijmegen-West aangegeven als archeologisch waardevol gebied. Het ging om gebieden waarvan was “aangetoond dat zich daar sporen uit het verre verleden danwel archeologische monumenten bevinden, ofwel ten aanzien waarvan het sterke vermoeden bestaat dat deze zaken daarin voorkomen.” Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: “Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.” Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In lijn met deze wetgeving en het gemeentelijke beleid dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden gefaciliteerd, is de archeologische aandachtsgebiedenkaart omgezet in een archeologische beleidskaart, waarop per gebied of terrein wordt aangegeven welke archeologische waarde het heeft en hoe met die waarde dient te worden omgegaan bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen en grondverstorende projecten. Zie blz. 28. 3.3.2 Archeologie plangebied In Nijmegen-Centrum zijn bijna alle in de gemeente Nijmegen bekende archeologisch perioden vertegenwoordigd, van vroege prehistorie tot de nieuwe tijd. In dit deel van de stad heeft het verleden zich letterlijk opgestapeld. Het begin van Nijmegen zoals we dat nu kennen ligt op en rond het Valkhof. In de vroeg-Romeinse tijd lag in de ruime omgeving van het
Raamwerk Nijmegen Centrum
Valkhof en Kelfkensbos een nederzetting, Oppidum Batavorum. De afwezigheid van aan de Romeinse tijd voorafgaande bewoningssporen doet vermoeden dat deze nederzetting door de Romeinen is gesticht. De opzet en het stratenplan en de rijke stadse huizen en vondsten verraden een sterke romanisering en grote welstand van de bewoners. In de buurt van Oppidum Batavorum lagen enkele militaire versterkingen, die vermoedelijk tussen 10 – 20 na Chr. in gebruik waren. Oppidum Batavorum overleefde de Bataafse opstand niet; het is door Julius Civilis en zijn mede-opstandelingen in brand gestoken en daarna niet meer herbouwd. De overgebleven groepen concentreerden zich in en rond verdedigde centra als die op het Valkhof / Kelfkensbos in Nijmegen. Uit deze ‘dark ages’ is in Nijmegen – en ook in de rest van Nederland – nog maar heel weinig bekend. De Franken nemen na het vertrek van de Romeinen rond het midden van de 5e eeuw vrij geruisloos de macht over. Uit deze periode stamt een nabij de Burchtstraat opgegraven groep graven die rond het jaar 500 gedateerd mag worden. Het archeologisch onderzoek, gecombineerd met historische bronnen, heeft de laatste decennia een duidelijker beeld gecreëerd van de ruimtelijke ontwikkeling van Nijmegen. Zo is duidelijk geworden dat de stad zich
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
27
vanaf de 8e eeuw heeft ontwikkeld vanuit drie belangrijke punten: vanuit het Valkhof met zijn versterking/palts, vanuit de nederzetting op de oever van de Waal aan de voet van het Valkhof en vanuit de een nederzetting in het westelijke deel van de Benedenstad. Sinds de stadsrechtverlening in 1230 zijn rond de stad verschillende malen muren, wallen, grachten en andere vestingwerken aangelegd. De versterkingen moesten steeds worden aangepast, vanwege de introductie van nieuwe gevechtstechnieken en wapens. In toenemende mate werd de verdediging geregeld door middel van buitenwerken, die vóór de omwalling geplaatst werden om de stad te beschermen tegen zware beschietingen. In eerste instantie zijn vlak vóór de stadsomwalling lunetten gebouwd. Later is de verdediging nog verder naar buiten verlegd en zijn op verschillende momenten in de tijd in een ruime ring rond de stad diverse forten gebouwd. Hoewel enige jaren daarvoor serieus sprake is geweest van een ontmanteling van Nijmegen als vestingstad, zijn rond 1820-1824 opnieuw vestingwerken aangelegd. Hiervoor zijn in de stad verschillende kazernes gebouwd en op ruime afstand buiten de stad enkele forten gebouwd, waaronder Fort Kraijenhoff. In 1874 is definitief besloten tot ontmanteling van de vestingwerken en kon de stad eindelijk aan haar lang gehoopte uitbreiding beginnen. Op de archeologische beleidskaart (zie blz. 28) is het plangebied aangeven met de waarde 0 ( verstoord of al opgegraven), waarde 3 (terrein van zeer hoge archeologische waarde) en waarde 4 (archeologisch rijksmonument). Op terreinen met waarde 0 vindt geen archeologisch onderzoek (meer) plaats. Voor de terreinen/gebieden met waarde 3 staat vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden. Daar moet, wanneer behoud of inpassing van de archeologische waarden niet mogelijk is, archeologisch onderzoek plaats te vinden. De terreinen aangegeven met waarde 4 bevatten zulke belangrijke archeologische resten dat ze zijn beschermd op grond van de Monumentenwet 1988. Behoud van deze resten staat voorop. Voor ontwikkelingen op deze terreinen dient een monumentenvergunning ex artikel 11 van de Monumentenwet te worden aangevraagd.
Raamwerk Nijmegen Centrum
3.3.3
Beleid archeologie
Het Verleden Verbeeld In het Masterplan Het Verleden Verbeeld spreekt de gemeente Nijmegen de ambitie uit om samen met andere partijen de rijke geschiedenis van de stad beter zichtbaar en ervaarbaar maken. Met deze ambitie wil de gemeente Nijmegen zowel de maatschappelijke als economisch recreatieve potentie van ons erfgoed ten volle benutten voor de stad. Erfgoed kan een middel zijn om te verbinden, om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren en om een gezamenlijke identiteit te benoemen. Daarnaast kan erfgoed als middel worden ingezet om de aantrekkingskracht van de stad op (nieuwe) bewoners en bedrijven en bezoekers te vergroten. Vanuit deze ambities is de uitvoering van Verleden Verbeeld gebaseerd op vier doelstellingen: 1. Behoud en zorg van ons culturele erfgoed; 2. Versterking van cultuurhistorisch bewustzijn van bewoners en bezoekers; 3. Vergroten aantrekkingskracht op (nieuwe) bewoners, bedrijven en bezoekers; 4. Samenhang aanbrengen in de veelheid van aanbod, activiteiten en plannen in de stad. Nijmegen zal zich in de komende jaren gaan onderscheiden en profileren met haar rijke geschiedenis. Onder het motto ‘Het Verleden Verbeeld’ wordt er gewerkt aan het beleefbaar maken van de geschiedenis op straat.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
28
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
29
3.4
Hoogbouw
hoogte in het Centrum door de beschermingsregel van Defensie beïnvloed.
3.4.1 Bestaande situatie De notitie ’Hoogbouw, Nijmegen boven de boomgrens’ spreekt zich uit over de kansen en mogelijkheden van hoogbouw in Nijmegen. De definitie van hoogbouw wordt gerelateerd aan de stedenbouwkundige context, de situatie waarin men de hoogbouw beschouwt. Voor Nijmegen wordt de volgende indeling gehanteerd: Laagbouw: 2-3 lagen, al dan niet met kap Middelhoogbouw: 4-8 lagen (ca. 12-25 m.) Hoogbouw: > 8 lagen (hoger dan ca. 25 m.) Uit inventarisatie blijkt dat in het centrum alleen in de omgeving van het station hoogbouw voorkomt. De stationstoren, gebouw Metterswane en het Belastingkantoor zijn hier voorbeelden van. Op enige afstand van het station, nabij Nassausingel en Kronenburgerpark, is een tweede concentratie van hoogbouw aanwezig. De gemiddelde bouwhoogte in het centrum ligt op 4 bouwlagen met kleine uitschieters naar beneden en boven. De ringe wegen en singels als onderdeel van de 19 eeuwse schil bestaan uit laagbouw van 2 tot 3 bouwlagen wel of niet met kap. Zie kaart op blz. 30. Ook bij de ontwikkelingsplannen rondom het station wordt ingezet op hoogbouw. Buiten het stationsgebied vallen de St. Stevenskerk en de kantoortoren Mariënburg onder de noemer hoogbouw. Bij ontwikkeling Hessenberg is hoogbouw gerealiseerd. Op en rond Plein 1944 en Achter de Hezelpoort wordt hoogbouw gerealiseerd. 3.4.2 Radar Volkel Vanuit het ministerie van Defensie wordt vanwege de steeds hoger wordende bebouwing in Nederland de voorwaarde gesteld dat, indien er in de omgeving van de radar van Volkel hoger dan 65m +NAP wordt gebouwd, er vooroverleg dient plaats te vinden zodat beoordeeld kan worden of de radar te Volkel niet te veel in het functioneren wordt verstoord. De maaiveldhoogte van het plangebied varieert van 11m (Waalkade) tot 36,5m +NAP (Keizer Traianusplein). Door deze terreingesteldheid wordt de bouw-
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
30
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
31
3.5
Beeldkwaliteit
3.5.1 Kadernota beeldkwaliteit "Nijmegen over de brug" De kadernota beeldkwaliteit (2003) vormt het kader voor en geeft richting aan de ontwikkeling van het stadsbeeld van Nijmegen. Binnen dit kader wordt antwoord gegeven op de vraag hoe beeldkwaliteit vorm krijgt in een mooie en leefbare stad. De kadernota omschrijft wat typisch Nijmeegse beeldkwaliteit inhoudt en welke rol de gemeente daarbij speelt. De kadernota richt zich daarbij in eerste instantie op architectuur, stedenbouw, landschapsarchitectuur, monumenten, openbare ruimte, archeologie en beeldende kunst. Het doel van de nota is beeldkwaliteit op een integrale en gebiedsgerichte wijze te verankeren in de stedelijke opgaven van Nijmegen. Met de kadernota beeldkwaliteit geeft de gemeente aan de kwaliteit en samenhang van het stadsbeeld te willen behouden en versterken. De cultuurhistorie van de stad wordt als inspirator en katalysator gebruikt om nieuwe ontwikkelingen te plaatsen binnen de context van de bestaande stad. In de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit zijn de ambities voor wat betreft de beeldkwaliteit van de stad vertaald in criteria voor bouwplannen en ruimtelijke ontwikkelingen. 3.5.2 Bouwstenen In Nijmegen komen samenhangende ruimtelijke eenheden voor met eigen beeldkenmerken. Dit kunnen bijvoorbeeld buurten, wijken of kleinere ensembles zijn. Om de eenheden te kunnen benoemen en beschrijven, is het begrip bouwstenen geïntroduceerd.
voorzieningen (scholen/vervoersknooppunten); stadsparken.
Zie de kaart op blz. 32.
3.5.3 Dynamiek Bij de toetsing van plannen en stedelijke ontwikkelingen wordt ook rekening gehouden met de dynamiek in een gebied. In de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit wordt onderscheid gemaakt tussen beheergebieden, beschermingsgebieden, herstructurering- en revitaliseringsgebieden en ontwikkelings- en transformatiegebieden. Voor het plangebied gelden de volgende dynamieken: Beheergebied, ontwikkeling- en transformatiegebied, beschermingsgebied. 3.5.4 Toetsingniveaus Er worden in de Uitwerkingsnota beeldkwaliteit 2 toetsingsniveaus onderscheiden: bijzonder toetsingsniveau en regulier toetsingsniveau. De toetsingscriteria bij het bijzondere toetsingsniveau zijn zwaarder dan bij het reguliere niveau. In het gehele centrumgebied én de stationsomgeving is het bijzondere toetsingniveau van kracht, vanwege de belangrijke positie van het gebied binnen de stad, de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de waardering voor de architectuur uit de periode waarin dit deel van de stad tot stand kwam.
Het centrum van Nijmegen kent de volgende bouwstenen: historische stedelijke bebouwing; laat negentiende-eeuwse bebouwing; naoorlogse bebouwing - wederopbouw in de binnenstad; inbreidingen en stadsvernieuwing vanaf 1970;
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
32
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
33
4.
Functioneel kader
In dit hoofdstuk wordt eerst een inventarisatie gegeven van het plangebied en daarna wordt per onderwerp het beleid weergegeven.
4.1
Wonen
Het centrum bestaat uit de wijken Stadscentrum en Benedenstad. Nijmegen-Centrum is een stadsdeel dat veel andere functies kent naast het wonen en daardoor veel bezoekers en bedrijvigheid aantrekt. De wijk Stadscentrum is het eigenlijke stadshart, waarin het wonen gepaard gaat met veel andere functies. Benedenstad is grotendeels een vrij nieuwe woonwijk, welke in de plaats is gekomen voor de historische benedenstad. Naast het aantal zelfstandige woningen zijn er in met name in het stadscentrum ook veel onzelfstandige wooneenheden, zoals studentenhuisvesting. Zoals in veel binnensteden wonen er in het stadsdeel Nijmegen-Centrum veel alleenstaanden in vergelijking met het stedelijk aandeel (48% t.o.v. 36%). Kengetallen Wonen Wijkcijfers Wijken Oppervlakte (ha)(2009) Benedenstad 51 Stadscentrum 91 Woningmarkt Nijmegen 2007 % laagbouw 58 % huur 55 Kengetallen wonen 2010
Raamwerk Nijmegen Centrum
Woningen 1.527 2.941
Centrum 13 66
Wooneenheden 58 483
Benedenstad 25 87
Inwoners 2.736 6.782
Stadscentrum 6 55
4.1.1 Stadscentrum De woningbouw in de wijk Stadscentrum bestaat voornamelijk uit woningen boven winkels en etagewoningen. Ook een groot deel van de wooneenheden bestaat uit studentenwoningen. Het Stadscentrum heeft gedurende een aantal jaren een behoorlijke facelift gehad (nieuwe winkelstraten, horecagelegenheden langs de Waalkade en een grondige opknapbeurt van het Kronenburgerpark). Het Stadscentrum is een geliefde plek om te wonen, winkelen of recreëren. De meeste voorzieningen in de stad, zoals culturele activiteiten, bioscopen, restaurants en hotels, zijn in het stadscentrum gevestigd. Het Nijmeegs stadshart, de wijk Stadscentrum, ligt ingepast tussen de singels (tot en met de Bijleveldsingel) en de doorlopende lijn Burchtstraat Lange Hezelstraat. De stroken aan de westkant (Kronenburgersingel) en zuidkant (Oranjesingel, Bijleveldsingel) hebben architectonische allure. e Zij maken deel uit van het Beschermd Stadsbeeld 19 eeuwse schil. De bebouwing in het Centrum heeft een hoge dichtheid en is hoofdzakelijk gestapeld. Een derde is vooroorlogs. In het Stadscentrum zijn de Piersonstraat e.o., de Pijk en het Bataafs Kwartier aan te wijzen als specifieke woonbuurten. Het Stadscentrum wordt aangeduid als “Centrummilieu”. Kenmerken voor dit woonmilieu zijn: accent op middelhoog en hoogbouw; schakeling in gesloten bouwblokken; bebouwingsdichtheid zeer compact;
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
34
veel functiemenging; eigendom: veel huur en minder koop in de goedkope en middeldure prijsklasse.
4.1.2 Benedenstad De Benedenstad kent een geheel ander woonklimaat dan het Stadscentrum, namelijk dat van de stadsbuurt. Hier overheerst het (sociale) woningbouwklimaat en zijn andere functies in de minderheid of hooguit in evenwicht met het wonen. In tegenstelling tot het Stadscentrum is ook ruimte voor wonen op de begane grond. De Benedenstad kent een vrij eenzijdige samenstelling in het woningaanbod. Van de woningen bestaat ruim 80% uit sociale woningbouw in de huursector.
woonfunctie te handhaven en te versterken. Dit doen we door nieuwbouw en het stimuleren van wonen boven winkels. Een centrummilieu met een stevige woonfunctie komt de leefbaarheid in dit gebied ten goede. Bovendien is het centrum een woonmilieu dat goed aansluit bij de wensen van een deel van de woningvragers. Vooral jongeren, studenten en andere kleine huishoudens met een stedelijke leefstijl. Het centrumstedelijk woonmilieu kent een hele grote vraag naar woningen. Vooral in de huur. Voor diverse doelgroepen van meest kleine huishoudens.
In de wijk Benedenstad zijn zowel historische als nieuwere koop- en/of huurwoningen. Hier heeft in de jaren ’70 en ’80 een grondige renovatie plaatsgevonden. Onder andere het Hunnerpark, het Valkhofpark en het Kronenburgerpark zorgen voor veel groen in dit stadsdeel. In de Benedenstad zijn diverse speeltuinen en -plaatsen ingericht. De Benedenstad wordt aangeduid als “Stadsbuurtmilieu”. Kenmerken voor dit milieu zijn: accent op middelhoog en/of laagbouw (minimaal 2 lagen met kap); schakeling voornamelijk in gesloten bouwblokken; bebouwingsdichtheid compact; functiemenging gemiddeld, vooral op assen; mix van koop en huur in de goedkope, middelduur en dure prijsklasse. 4.1.3
Woonvisie Nijmegen 2009-2010: Wonen Leeft!
Deze nota (2009), bevat de hoofdlijnen en opgaven van het woonbeleid. Centraal staat dat Nijmegen een ongedeelde stad wil zijn en bewoners wil binden. Het centrum wordt gekenmerkt door een centrumstedelijk woonmilieu met veel functiemenging en dynamiek. In het centrum blijft de inzet om de
Raamwerk Nijmegen Centrum
De vraag naar woningen in het centrumstedelijk woonmilieu is veel groter dan het aanbod. Vooral in de etagehuursector blijft een groot gedeelte van de vraag niet ingevuld. Wanneer er nieuwe locaties op de markt komen willen we op die locaties de vraag naar de etagehuursector beantwoorden. Toevoegingen in de etagehuur moeten dan ook vooral in de betaalbare sector plaatsvinden.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
35
Als overloopgebied voor de grote vraag naar woningen in het centrumwoonmilieu gelden de randen van het centrum zoals de Benedenstad, het Waalfront en bijvoorbeeld de Spoorzone. We spreken hier van wijken met een stadsbuurtwoonmilieu. Voor nieuwe locaties in het stadsbuurtmilieu zijn invullingen in de etagehuur en laagbouw mogelijk. In het centrum wonen ook ouderen, zij het wat minder dan gemiddeld. 12% is ouder dan 65 jaar. Het aandeel bewoners in de categorie 50-64 jaar in de Benedenstad is met 26% fors. Het stedelijk gemiddelde is 18%. Met het ouder worden van deze groep is het nodig om in de toekomst het aanbod aan woonvormen voor ouderen in het centrum uit te breiden. Hierbij zullen met name levensloopgeschikte woningen moeten worden toegevoegd.
4.1.4 Woonservicegebieden in Nijmegen Oktober 2006 heeft het College de notitie ‘Woonservicegebieden in Nijmegen’ vastgesteld. In 2008 is deze notitie geactualiseerd. Een 'woonservicegebied' is een wijk of een gedeelte van een wijk waar de woon-, zorg- en welzijnvoorzieningen op een dergelijk hoog niveau zijn dat ouderen en mensen met functiebeperkingen daar geïntegreerd kunnen wonen. Het beleid is er gericht op een “dekkende” situatie, c.q. spreiding van wijkservicepunten en steunpunten over de gehele stad. Uitgangspunt is dat in de hele stad, ook in het centrum, mensen zelfstandig kunnen blijven wonen. Maar omdat niet overal intensieve zorg aan huis georganiseerd kan worden, worden binnen woonservicegebieden clusters van voorzieningen gerealiseerd voor mensen die 24 uur per dag van zorg of toezicht afhankelijk zijn of zorg op afroep nodig hebben. Op die manier kunnen zij in de wijk blijven wonen. Vanwege het zo lang mogelijk zelfstandig wonen is het van belang dat de woonomgeving toegankelijk, verkeersveilig en sociaal veilig is ingericht. Het College heeft in 2006 daarom een checklist ‘toegankelijkheid openbare ruimte’ vastgesteld. Met dit besluit wordt de toegankelijkheid van de openbare ruimte een standaard element bij de planvorming van projecten in de openbare ruimte.
Raamwerk Nijmegen Centrum
In 2008 is een planningskader voor wonen met zorg vastgesteld. Hierin wordt de behoefte aan drie woonvormen in beeld gebracht. Beschermd wonen (waarbij 24 uurs zorg aanwezig is) , verzorgd wonen, waarbij 24 uurs zorg op afroep te verkrijgen is en aangepast wonen. Het betreft hier woningen die aangepast zijn aan het gebruik door ouderen en mensen met een beperking: rollator danwel rolstoeldoorgankelijke woningen. Vanuit planningskader bezien blijkt in het centrum nog een tekort aan beschermd wonen van 27 eenheden, een licht tekort van 6 verzorgd wonen-woningen (5%), maar een groot tekort aan aangepast wonen voor ouderen (ruim 950). Bij nieuwbouw is het uitgangspunt dat alle woningen aanpasbaar gebouwd worden. Bij wooncomplexen (met 0-etage woningen), die nu weliswaar niet meteen bewoond gaan worden door zorgvragers, maar wel op den duur, wordt het bouwen van multifunctionele ruimten gestimuleerd. Deze kunnen vooralsnog verhuurd worden of voor andere doeleinden worden gebruikt. Op termijn zullen deze ruimten als gemeenschappelijke ruimten voor de zorgbehoevende bewoners gebruikt gaan worden. Gestreefd wordt naar integratie waar mogelijk van de verschillende sectoren, zoals ouderen, verstandelijk en lichamelijk gehandicapten. In het centrum staat Doddendaal, een wooncentrum voor 39 ouderen met een apart activiteitencentrum, dat uitdrukkelijk ook voor de ouderen in de omgeving bedoeld is. Zorgaanbieder is Zorggroep Zuid-Gelderland (ZZG) en het pand is in exploitatie bij de corporatie Portaal. Er behoren ook 40 aanleunwoningen bij het complex. Er zijn initiatieven om het aanpalende activiteitencentrum Doddendaal uit te breiden. Over de toekomst van de aanleunwoningen zal nog overleg plaatsvinden met Portaal. In de 180 nieuwbouwappartementen die zijn gerealiseerd op de Hessenberg, willen ZZG en Talis zorgdiensten leveren. Deze woningen voldoen echter niet aan de eisen uit de nota Aanpasbaar Bouwen. Op St. Josephhof zijn appartementen gebouwd die geschikt zijn voor ouderen. Op Plein 44 worden ook appartementen gerealiseerd die geschikt zijn voor ouderen.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
36
4.1.5
Beleidsregels ontrekking, samenvoeging en omzetting
Voor een onttrekking van een woning aan de woningvoorraad voor bijvoorbeeld gebruik als bedrijf- of kantoorruimte was altijd een ontrekkingsverguning nodig. Zonder vergunning van burgemeester en wethouders was het niet toegestaan woonruimte te onttrekken, met andere woonruimte samen te voegen of van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten. Onlangs zijn nieuwe regels vastgesteld die gaan over de vraag of, en onder welke voorwaarden, een vergunning voor onttrekking, samenvoeging of omzetting kan worden verleend. Hieronder valt onder andere het geheel of gedeeltelijk gebruik als bedrijfs-, winkel- of kantoorruimte, sloop, samenvoeging met een andere woning, kamer e.d.. Indien het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet groter is dan het met het onttrekken, samenvoegen of omzetten gediende belang wordt een vergunning verleend. In de nieuwe regels is bepaald dat omzetting van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte (kamerverhuur) ten behoeve van bewoning tot en met vier personen vergunningsvrij is. Vanaf vijf personen is een vergunning voor omzetting van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte vereist en geldt een meldingsplicht op basis van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (het Gebruiksbesluit). Indien een vergunning wordt aangevraagd ten behoeve van omzetting van een eengezinswoning in onzelfstandige woonruimte en de woning is goedkoop (2011: € 172.000) én de vergunning wordt aangevraagd ten behoeve van bewoning van het gebouw door méér dan 3, niet in het verband van een huishouden levende personen, dan verleend het college geen vergunning. Tevens kan het college, ter bescherming van de leefbaarheid, wijken aanwijzen waarin kamerverhuur beperkt wordt. Het college gaat hier pas toe over indien er sprake is van een kwetsbare leefbaarheidsituatie in de wijk en er ontoelaatbare overlast door kamerbewoning is.
Twee uitzonderingen gelden hierop. Ten eerste kan het college uitzondering maken voor onttrekking van woonruimte ten behoeve van een economische functie waarbij overnachtingsaccommodatie voor toeristisch verblijf wordt gecreëerd, zoals een hotel, pension of bed&breakfast. Dit wordt in beginsel wel toegestaan. Net als wonen-boven-winkels, zorgt een dergelijke functie voor verbetering van de leefbaarheid in het gebied. Daarnaast zorgt het voor verbetering van de toeristische aantrekkingskracht van Nijmegen. Ten tweede kan het college uitzondering maken voor onttrekking van woonruimte op de eerste verdieping gelegen boven een middelzware of zware horecagelegenheid (bedrijven die vallen onder categorie 2a of 3 in het centrum. Het betreft de volgende bedrijven: bar, bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur, dancing, discotheek, nachtclub of partycentrum. Indien een onttrekkingvergunning wordt aangevraagd ten behoeve van het creëren van toilet-, opslag- en/of kantoorruimte op de eerste verdieping gelegen boven de betreffende horecagelegenheid dan kan het college vergunning verlenen. Onder het stadscentrum wordt in de beleidsregels verstaan: de beide zijden van de Smetiusstraat, Bloemerstraat, Augustijnenstraat, Burchtstraat, Kelfkensbos, Gerard Noodtstraat, Van Broeckhuysenstraat, Van Welderenstraat, In de Betouwstraat alsmede de daartussen gelegen straten en de beide zijden van de Lange Hezelstraat, de Stikke Hezelstraat en Houtstraat.
In het stadscentrum gelden speciale regels. Nijmegen zet zich al geruime tijd in voor behoud en versterking van de woonfunctie in het stadscentrum, onder meer door het stimuleren van ‘wonen-boven-winkels’. Daarom wordt in het stadscentrum onttrekking ten behoeve van economische functies in beginsel niet toegestaan.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
37
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
38
4.2
Voorzieningen
4.2.1 Cultuur In de binnenstad treffen we diverse cultuurdragers aan. Rond het Mariënburgplein is een concentratie van culturele functies: filmcentrum Lux, bibliotheek, cultureel bedrijfsverzamelgebouw het Vlaams Arsenaal. In het stadscentrum zijn verder nog twee bioscopen gevestigd. Het stadscentrum kent tenslotte een tweetal grotere culturele trekkers: het Museum de Valkhof en cultureel centrum De Lindenberg. De bestaande culturele infrastructuur moet goed op orde gebracht worden, behouden en versterkt worden. Hierbij gaat het om De Lindenberg en het Lindenberg Theater, de Keizer Karelpodia, LUX, Museum Het Valkhof, de Openbare Bibliotheek Gelderland Zuid en het vernieuwen van Doornroosje. In 2008 is door de Raad besloten om het bestaande broedplaatsenbeleid in te trekken en te vervangen door atelierbeleid. Het streven is gericht op het realiseren of in ontwikkeling hebben van 125 nieuwe ateliers in de hele stad. Het project Tussentijds heeft als doel om tijdelijk beschikbare winkelpanden in de ringstraten beschikbaar te stellen aan culturele ondernemers: kunstenaars, ontwerpers e.d. Voorwaarde is wel dat zij de panden behalve als werkruimte ook als etalage en verkooppunt van hun werk gebruiken. Tegelijkertijd is deze tijdelijke invulling van winkelpanden een goed alternatief voor leegstand. Ook draagt het bij aan een aantrekkelijk winkelaanbod in de ringstraten en dus ook aan de verhuurbaarheid van de beschikbare winkelpanden. Het project Tussentijds past in de ambitie van de gemeente om 125 nieuwe ateliers in ontwikkeling te hebben of te realiseren. De diverse culturele voorzieningen zijn in de bovenstaande tabel weergegeven.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Type
adres
Culturele voorzieningen Schouwburg De Vereeniging Museum Het Valkhof Stratemakerstoren Velorama fietsmuseum Natuurmuseum De Lindenberg Lux Mariënbeurs De Bibliotheek Calypso bioscopen Carolus bioscopen Kolpinghuis Poppodium Merlijn
Keizer Karelplein 32h Keizer Karelplein 2d Kelfkensbos 59 Waalkade Waalkade Gerard Noodtstraat Ridderstraat Mariënburg 38-39 Mariënburg id. Tweede Walstraat 16 Plein 1944-28 Bloemerstraat Hertogstraat 13
Overige voorzieningen Molenstraatkerk St. Stevenskerk St. Jacobskapel Politiebureau
Molenstraat St. Stevenskerkhof Glashuis Stieltjesstraat
4.2.2 Beeldende kunst Gemeente Nijmegen bouwde in de loop der jaren aan een uitgebreide verzameling van kunstwerken in de buitenruimte. In deze collectie zijn de verschillende tendensen en stromingen uit de kunstgeschiedenis terug te vinden. De collectie komt tot stand door toepassing van de Percentageregeling Beeldende Kunst, een regeling waarbij 1% van de bouwsom van grote bouw- en infrastructurele projecten wordt gereserveerd voor een kunstopdracht. Jaarlijks wordt gewerkt aan de uitbreiding van de collectie met nieuwe opdrachten aan kunstenaars. Daarbij wordt steeds meer gewerkt vanuit de gedachte dat deze opdrachten bijdragen aan: de zichtbaarheid en positie van kunst in de dagelijkse leefomgeving; de kwaliteit en beleving van de stedelijke inrichting;
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
39
de identiteit van de stad.
In het centrum is het grootste deel van de gemeentelijke buitenruimtekunstcollectie ondergebracht. De kunstdichtheid is hier zogezegd het grootst. Het centrum is als visitekaartje van de stad de plek bij uitstek om het imago van Nijmegen te tonen: de oudste stad waarin ruimte is voor het experimentele en het nieuwe. Dit heeft tot gevolg dat hier zeer uitgesproken kunstwerken (in maat, vorm en betekenis) tot stand komen. Nijmegen heeft inmiddels een lange traditie en een bijzondere collectie op het gebied van kunst in de buitenruimte. Het beleid is erop de gericht deze buitenruimtecollectie uit te breiden en de kwaliteit en beleving van de buitenruimte te bevorderen. Daarnaast is de opgebouwde kunstverzameling het middel bij uitstek om mensen gevraagd en ongevraagd met uitingen van kunst en cultuur te confronteren.
Veelal is dit het stadscentrum. Vanuit deze eerste opvangvoorzieningen kan men doorstromen naar vervolgopvang en vormen van begeleid en beschermd wonen danwel zelfstandig wonen. Deze hoeven zich niet persé in het centrum te bevinden, maar, net als voor andere woon(zorg) voorzieningen, kan dit wel. Binnen het plangebied van het Centrum ligt het Multi Functioneel Centrum (MFC) met de dag- en nachtopvang voor verslaafden, gebruiksruimtes en methadonverstrekking. Binnen het MFC zullen de komende periode daarnaast nog verblijfsplaatsen worden gerealiseerd die dienen als vervolgstap na de eerste opvang. Binnen het plangebied zijn verder gesitueerd de nachtopvang van de Nunn/Ribw en tot en met 2011 de vrouwenopvang van Hera. In 2011 zal de vrouwenopvang elders gehuisvest worden, buiten het plangebied. Een andere belangrijke voorziening is de huiskamer (De Cirkel) voor prostituees die gevestigd is vlakbij het spoor, bij de tippelzone. Tenslotte kennen we enkele particuliere inloopvoorzieningen voor dak- en thuislozen die in het plangebied zijn gevestigd, zoals Koffiehuis de Verwondering en Het Kruispunt (Doddendaal). Het streven is om mensen binnen de opvang zo veel als mogelijk te stabiliseren, dagritme en dagbesteding te bieden en hun problemen te inventariseren. De bedoeling is dat zij vanuit deze eerste opvang zo snel als mogelijk vervolgstappen zetten richting herstel en waar mogelijk richting (begeleid) zelfstandig wonen.
4.2.3 Opvang Er zijn diverse voorzieningen die een eerste opvang bieden voor mensen die dakloos zijn geworden. Het is gewenst deze voorzieningen zo veel mogelijk te realiseren op de plekken waar deze mensen zich bevinden.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
40
Type 4.2.4 Speelvoorzieningen Voor de gehele stad is een analyse gemaakt om tot een verdeling van speelplekken te komen. Daar is een verdeelsleutel uitgekomen. Op grond van deze verdeelsleutel is per wijk onderzocht of in het benodigd aantal speelvoorzieningen wordt voorzien. Het aantal speelplekken is afgestemd op de stedelijke Nijmeegse norm per wijk, namelijk 1,5 speelplek per 100 kinderen van de basisgeneratie en 1 recreatieve sportplek voor 100 jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar per wijk. Er zijn diverse speelplekken in het centrum (zie de tabel) Voor de gehele stad is een analyse gemaakt om tot een verdeling van speelplekken te komen. Aan beide normen wordt voldaan.
adres
Basisonderwijs Petrus Canisius
St. Stevenskerkhof 37-39
Voortgezet onderwijs Stedelijk gymnasium ROC
Kronenburgersingel 269 Campusbaan 6
Sportvoorzieningen Sportzaal “Onder de Steven”
Smidstraat 31
Wijkcentra Het oude Weeshuis
Papengas 8
Zorg en welzijn Wooncentrum Nieuw Doddendaal Multi Functioneel Centrum (MFC)
Parkdwarsstraat 34 Van Schevichavenstraat
Speelvoorzieningen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Raamwerk Nijmegen Centrum
sportplek Oude Haven speelplek Karthuizerhof speelplek Kromme Elleboog/Oude Haven speelplek Kloosterhof zwembadje Papengas Oude weeshuis speelplek Vinkengas speelplek Lutherseplaats speelplek Spinthuisplaats speelplek Muchterplaats speelplek Eiermarkt speelplek Piersonstraat speelplek Kronenburgerpark
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
41
4.2.5 Onderwijs De doordecentralisatie van de onderwijshuisvesting heeft tot gevolg dat in de toekomst de ontwikkelingen van de scholen ten aanzien van de huisvesting door de schoolbesturen moet worden opgepakt. Het ROC Nijmegen heeft een nieuwe Campus betrokken nabij het station. Daarnaast zijn er diverse basis en voortgezet onderwijs voorzieningen.
4.2.6 Evenementen De binnenstad is ook de centrale plek voor evenementen. Evenementen als de Kermis, Vierdaagse, Vierdaagsefeesten, viering Koninginnedag, Zomerfeesten, Dag van het Levenslied, Armada, Goffertparkconcerten en dergelijke leveren een bijdrage aan de sociaal/economische, cultuur/economische en toeristisch/recreatieve functie van de binnenstad.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Vanuit het evenementenbeleid bestaat behoefte aan ruimte in het centrum. De openbare ruimte in het centrum moet geschikt blijven voor evenementen. Conform afspraak met de Raad streven wij ernaar om voor iedere evenementenlocatie die verdwijnt er nieuwe vierkante meters voor terug te vinden. Er zijn enkele locaties verdwenen (zoals St. Josephhof) of tijdelijke niet te gebruiken (Plein 44).
4.2.7 Prostitutie Aan de Nieuwe Markt zijn vijf raamprostitutiepanden gevestigd. Het beleid is om dit aantal niet te laten groeien. Er worden in het nieuwe bestemmingsplan Centrum dan ook geen extra mogelijkheden gecreeërd voor raamprostitutie. Aan de Nieuwe Marktstraat is een tippelzone gevestigd. Tippelen is in Nijmegen verboden, met uitzondering van de Nieuwe Marktstraat. Aan dezelfde straat is ook een ruimte waar seksuele handelingen kunnen worden
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
42
verricht. Het beleid is om het tippelen in Nijmegen actief te laten uitsterven en prostituees te begeleiden naar andere werkzaamheden.
4.3
Economie
In het stadscentrum komt een breed scala aan economische functies voor: detailhandel, horeca, kantoren, (commerciële) dienstverlening, markt en cultuur. In deze paragraaf wordt een toelichting per functie gegeven. Eerst vindt een inventarisatie van de verschillende functies plaats en vervolgens wordt op het beleid ingegaan. 4.3.1 Detailhandel Aan de top van de winkelhiërarchie staan de hoofdwinkelstraten in de binnenstad. Dit centrale winkelgebied is herkenbaar als een gebied met dominante detailhandel. Het Nijmeegse stadscentrum biedt een gevarieerd aanbod aan winkels en winkelmilieus. Het gaat hier om circa 100.000 m2 w.v.o. aan winkelruimte. Dit winkelaanbod is continu sterk in beweging. We zien daarbij de volgende trends: Het oppervlak in dagelijkse artikelen is stabiel tot licht stijgend; Het oppervlak in doelgerichte aankopen neemt af; Het oppervlak in vergelijkend winkelen neemt toe; “Slechte meters” (verdiepingsvloeren, winkeloppervlak in de periferie) verdwijnen ten gunste van “goede meters” . Het winkelgebied is als volgt opgebouwd (zie ook de kaart op blz. 51): 1. Hoofdwinkelstraten Broerstraat, Burchtstraat, Grote Markt, Marikenstraat, Moenenstraat, Plein 1944, Molenstraat en Passage Molenpoort. In deze straten domineert de detailhandelsfunctie. Hier vindt met name het vergelijkend winkelen plaats en zijn winkels in de sectoren mode en luxe-
Raamwerk Nijmegen Centrum
artikelen gevestigd. Ook bevinden zich de warenhuizen, zoals Hema en V&D. Het filiaal- en grootwinkelbedrijf is in dit gebied flink vertegenwoordigd. Nijmeegse bedrijven zijn schaarser en komen in dit gebied vooral in de wat “luwere” delen (qua passanten- en huurniveaus) voor. Hetzelfde geldt voor discountaanbod en aanbod in hogere marktsegmenten. 2. Omliggende centrumstraten Houtstraat, Bloemerstraat en Smetiusstraat, Stikke - en Lange Hezelstraat, Van Welderenstraat, In de Betouwstraat, Van Broeckhuysenstraat, Ziekerstraat, Kelfkensbos, Hertogstraat, Pauwelstraat en Koningsstraat. Deze straten die direct om de hoofdwinkelstraten liggen kennen nog een sterke winkelfunctie. De straten variëren van karakter. Zo zijn de Molenstraat, Ziekerstraat en de Hezelstraten/Houtstraat duidelijke aanloopstraten richting de winkelkern, met een krachtige winkelfuncie. Hier treffen we naast het filiaalbedrijf ook sterk de locale winkeliers aan. In de Houtstraat domineren lokale detailhandelszaken, gericht op luxeproducten. De plein(achtige) ruimten aan/rond de hoofdwinkelstraten (Grote Markt, Kelfkensbos, Mariënburg-Koningsplein, Kop Molenstraat) zijn voor detailhandel vaak minder geschikt, maar vormen met het horeca-aanbod, de terrassen, de culturele voorzieningen en de monumentale bebouwing een belangrijke toevoeging aan de sfeer en beleving. De ringstraten zijn van groot belang voor het centrum omdat hierin winkels zijn gevestigd met een eigen, typisch Nijmeegs karakter. Het zijn de bedrijfjes met een zogenaamde "Nijmeegse smoel". In de ringstraten zit het voor Nijmegen unieke aanbod. De kwalitatieve versterking van het Nijmeegse winkelbestand zal dan ook vooral hier plaatsvinden. En voor startende bedrijfjes fungeren deze straten vaak als broedplaatsfunctie. De ringstraten variëren van opzet. In het algemeen domineert de detailhandelsfunctie, maar ook komt in deze straten veel horeca en commerciële dienstverlening voor. De verschillende ringstraten kennen heel uiteenlopende profielschetsen. Door te kiezen voor een bepaald profiel wordt een grotere klantenkring aangetrokken en versterkt de detailhandel elkaar.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
43
3. De overige straten in het stadscentrum Nieuwstraat, St. Jorisstraat, Wintersoord, Klein Mariënburg, Mariënburgsestraat, de Walstraten en Gerard Noodtstraat. In deze straten komt nu nog beperkt economische functies als detailhandel, horeca en commerciële dienstverlening voor. Ook in de toekomst is veel dynamiek in het stadscentrum op het gebied van detailhandel te verwachten. Allereerst door de oplevering van het vernieuwde Plein 1944 in 2013. Daardoor wordt het “klaverdriemodel” van de hoofdwinkelstraten gecompleteerd en komt er een nieuwe trekker in de westelijke binnenstad. Wat betreft bereikbaarheid zal de cirkel van parkeerlocaties op de belangrijkste entrees van de binnenstad met de Keizer Karel garage en de Hezelpoortgarage zijn uiteindelijke vorm krijgen. De nieuwe stadsbrug zal de verkeersstructuur minder kwetsbaar maken en het groeiende consumentenpotentieel in de Waalsprong beter op de binnenstad laten aantakken.
4.3.2 Kantoren Kantoren in het stadscentrum zijn vooral gevestigd in het singelgebied aan de rand van het stadscentrum. In het winkelgebied zijn alleen het stadhuis, het Mariënburgkantoor en de Mariënbeurs als kantoor aan te merken. Het singelgebied is een stabiel kantoorgebied voor de meer traditioneel financiële en zakelijke dienstverlening. In het stationsgebied bevinden zich het Belastingkantoor, het kantoor van de Stadsregio Arnhem Nijmegen en aan de westzijde van het spoor het kantoor van de UWV. Onder kantoorgebruikers is het singelgebied rond het stadscentrum het meest populaire gebied. Hier treffen we ook de minste leegstand aan. 4.3.3 Horeca In het stadscentrum van Nijmegen bevinden zich circa 230 horecabedrijven. Het gaat daarbij vooral om bedrijven in de dranken- en restaurantsector. De Nijmeegse horeca is met name geconcentreerd in horecaaccentgebieden, verspreid over diverse plekken in het stadscentrum. Het gaat om de horeca-accentgebieden Grote Markt, Molenstraat, Kelfkensbos, Waalkade en Koningsplein/Mariënburg en Plein 1944. De ruimtelijke concentratie van horeca wordt als succesvol ervaren. Elk van deze accentgebieden kent zijn eigen type horeca. Grote Markt/Grote straat De Grote Markt is één van de Nijmeegse pleinen met een belangrijk verblijfsklimaat, waarbij de historische ambiance nadrukkelijk aanwezig is. De Grote Markt trekt vooral het winkelend publiek en heeft vooral een verzorgende functie voor bezoekers die al in de binnenstad zijn. De Grote Straat, direct gelegen nabij de Grote Markt, kent vooral avond- en nachthoreca. Waalkade De Waalkade heeft zich de laatste jaren verder ontwikkeld en heeft inmiddels een grote bekendheid gekregen in Nijmegen, regionaal en zelfs nationaal. In het gebied zijn circa 20 bedrijven gevestigd, waarbij de nadruk ligt op grand-cafés. De horecabedrijven zijn aantrekkelijk gelegen, kijken uit op de Waal en spelen in op de toeristische bezoeker. Vooral ‘s zomers zijn er veel bezoekers, die graag gebruik maken van de vele terrassen. Nadelig voor de Waalkade is de geïsoleerde ligging ten opzichte van de rest van
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
44
de stad, waardoor de kade minder bezoekers trekt dan mogelijk is. Koningsplein/Mariënburg Dit gebied is één van de uitgaansgebieden van Nijmegen. Het gebied heeft een aantrekkelijke uitstraling: een intieme pleinsfeer, een grote hoeveelheid terrassen en een open karakter. Het gebied is goed gelegen ten opzichte van het winkelgebied. Mariënburg heeft zich ontwikkeld tot een ontmoetingsplek voor cultureel geïnteresseerden. Het gebied heeft zich de laatste jaren sterk ontwikkeld. Molenstraat Het begin van de Molenstraat is één van de voornaamste uitgaansgebieden voor jongeren en studenten in Nijmegen. De Molenstraat is tevens een belangrijke aanloopstraat naar het kernwinkelgebied. De nadruk in dit gebied ligt op cafébedrijven. Het accent ligt op de avond/nachtfunctie. Als het gaat om avondhoreca, dan heeft de Molenstraat mede vanuit oogpunt van veiligheid haar maximumcapaciteit behaald. Versterking van het accentgebied kan nog gezocht worden in de daghoreca. Versterking van de winkelfunctie vindt plaats als in het begin van de Molenstraat duidelijker wordt gekozen voor een scheiding van detailhandel (even-nummers aan de linkerzijde) en horeca (oneven-nummers aan de rechterzijde). Kelfkensbos In deze omgeving is een tiental horecabedrijven gevestigd, overwegend restaurants. De bedrijven profiteren van een goede bereikbaarheid (parkeergarage) en een goede zichtbaarheid aan een plein. Ook de aanwezigheid van Museum Het Valkhof biedt mogelijkheden. Het verblijfsklimaat wordt als matig ervaren. Dit wordt veroorzaakt door de nadrukkelijke aanwezigheid van de verkeersfunctie en een relatief lage kwaliteit van de bebouwing en openbare ruimte. Door te kiezen voor concentratiegebieden in de Binnenstad vindt er een duidelijke scheiding tussen detailhandel en horeca plaats en worden conflicten tussen functies (geluid, overlast) zoveel mogelijk voorkomen. De accentgebieden in het stadscentrum zijn zo over de binnenstad verdeeld, dat de winkelende consument steeds in de nabijheid een café of restaurant kan opzoeken om even uit te rusten en wat te eten en te drinken. Toch zijn
Raamwerk Nijmegen Centrum
er, vanuit de historie, nog een flink aantal horecabedrijven gevestigd buiten de accentgebieden. Het gaat hierbij vooral om horeca in de ringstraten, van uiteenlopende kwaliteit en behorend tot uiteenlopende segmenten (meest avondhoreca: cafés en restaurants). Denk daarbij aan de Bloemerstraat, Smetiusstraat, Lange Hezelstraat, In de Betouwstraat, Van Welderenstraat, Tweede Walstraat, Vlaamse Gas en de Hertogstraat. De inzet is om de komende jaren in het stadscentrum de belangrijke rol van de horeca verder te versterken. De horeca ondersteunt de andere functies van het stadscentrum en is een grote trekker van bezoekers naar het stadscentrum. De algemene trend is dat het belang van horeca in winkelgebieden flink is toegenomen. Ook in Nijmegen kan verwacht worden dat een combinatie van winkelen met een bezoek aan de horeca snel wordt gemaakt. 4.3.4 Ondersteunende horeca Naast reguliere horeca kennen we in het stadscentrum ook ondersteunende horeca. Er is sprake van ondersteunende horeca wanneer men in een zaak die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft iets kan consumeren en daarvoor moet betalen. Het gaat dan om een zaak met bijvoorbeeld een detailhandelsbestemming, de bestemming maatschappelijk of de bestemming cultuur en ontspanning, waar een beperkt deel van het oppervlak gebruikt wordt voor het plaatsen van tafels en stoeltjes. Het kan dan gaan om een boekenwinkel met een koffiecorner of om een museum met een restaurant. Ondersteunende horeca bij detailhandel komt nu nog beperkt in het stadscentrum voor. Uit een inventarisatie is gebleken dat in het stadscentrum 15 detailhandelszaken met ondersteunende horeca zijn.
4.3.5 Hotels Ook hotels vallen onder horeca. Tegen en in het stadscentrum aan zijn diverse hotels gevestigd. Daarnaast zijn er ook enkele Bed & Breakfastvoorzieningen. Gezien de ruimte op de Nijmeegse hotelmarkt worden op dit moment zowel kleinschalige als grotere nieuwe hotelinitiatieven die zich
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
45
willen vestigen in/tegen het stadscentrum positief benaderd.
in de top-5 in de lijst van meest gastvrije steden van Nederland, in 2010 opgesteld door VVV Nederland.
4.3.6 Markten De maandagmarkt is met meer dan 100 standplaatsen nog altijd één van de grotere markten in ons land met de agf-markt (aardappelen, groenten en fruit) op het Kelfkensbos, de warenmarkt in de Burchtstraat, Grote Markt en Augustijnenstraat en de Lusemert (vlooienmarkt) op de St. Stevenskerkhof.
Begin 2010 is de toerismenota Welkom in Nijmegen vastgesteld. De Binnenstad is een van de drie pijlers van het toeristisch product van Nijmegen. Andere pijlers zijn de groene en blauwe omgeving en de historie van Nijmegen. De nota biedt een overzicht van acties die toerisme in Nijmegen verder moet stimuleren.
De maandagmarkt is in economisch opzicht voor de binnenstad een factor van belang. Ook vele winkels in deze straten hebben hun openingstijden hieraan aangepast: marktdag ook winkeldag. Op zaterdag is veel meer sprake van recreatief markten. De agf-markt op het Kelfkensbos functioneert in belangrijke mate ook als food-markt voor Nijmegen-Oost. Naast de standplaatsen op de markt zijn er ook vaste standplaatsen (Vietnameese loempia’s, snacks, vis, etc.). Voor deze vaste standplaatsen zijn in de binnenstad zijn 9 locaties aangewezen. Verder zijn er nog 6 vaste kiosken in de binnenstad (bloemen, snacks, vis).
4.3.8 Recreatie en toerisme Toerisme is een belangrijk onderdeel van de Nijmeegse economie. De binnenstad van Nijmegen is hét voornaamste toeristische product van de stad. De toeristische sector is een belangrijke banenmotor voor Nijmegen. De met toerisme samenhangende werkgelegenheid beloopt in Nijmegen ruim 5.500 banen, tegen de 6% van het totaal. De stad Nijmegen heeft, met name door haar aantrekkelijke binnenstad, duidelijk een positief toeristisch imago. We doen het als stad goed als het gaat om ons toeristisch profiel. We hebben in 2010 goede resultaten behaald bij het Toeristisch Imago-onderzoek van Lagroup, waar 18 steden met elkaar worden vergeleken. Nijmegen haalde daarbij voor haar “overall toeristisch imago” een vierde plaats en hoefde alleen steden als Maastricht, Amsterdam en Den Bosch voor te laten gaan. Ook stond Nijmegen
Raamwerk Nijmegen Centrum
4.3.9
Beleid detailhandel De hoofdlijnen van het detailhandelsbeleid zijn de afgelopen jaren niet veranderd en zullen ook niet veranderen. Het stadscentrum staat boven aan in de hiërarchie van winkelcentra. Detailhandel blijft daar de belangrijkste functie en zal de belangrijkste drager voor andere functies in de binnenstad blijven. In het kernwinkelgebied heeft de afgelopen jaren een flinke impuls in de openbare ruimte plaats gevonden. Daarnaast heeft door de realisatie van de Mariken- en Moenestraat een vervolmaking van winkelcircuits plaats gevonden.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
46
Op Plein 1944 wordt momenteel een nieuwe ontwikkeling gerealiseerd, met daarin, naast horeca en leisure, nieuwe winkelruimte. Het gaat hierbij om ca. 9.000 m2 v.v.o. detailhandel, 2.300 m2 leisure en 800 m2 horeca. De nieuwe ontwikkeling biedt ruimte aan een grootschalige trekker op retailgebied. Juist deze grootschalige zaken kunnen door hun compleetheid en naamsbekendheid een grote trekkracht voor het stadscentrum genereren. Door de nieuwe ontwikkeling wordt Plein 1944 een verbindende schakel tussen de oost- en westkant van het stadscentrum. Om een evenwichtige situatie in het stadscentrum te creëren, is de afgelopen jaren de inzet geweest om, na aanpak van het kernwinkelgebied, een kwaliteitsimpuls in de openbare ruimte van de omliggende ringstraten uit te voeren. Voor de ringstraten is een straatmanager aangesteld. Samen met de ondernemers voert de straatmanager een uitvoeringsprogramma uit met daaraan gekoppeld een actieprogramma opstellen om het verblijfklimaat in de straten te verbeteren. Voor de ringstraten zijn streefbeelden per straat opgesteld. Het doel van deze streefbeelden is dat gericht bedrijven geworven kunnen worden die passen in dit streefbeeld. Hieronder volgt een overzicht van de profielen per straat:
straling. Deze uitstraling kan nog verder worden versterkt met winkels met een sterk concept. - Van Welderenstraat en Van Broeckhuysenstraat: specialisten in service en gastvrijheid Er is al ruimte voor bijzondere winkels, daghoreca en functiemenging. Kansen liggen in segmenten die zich richten op lifestyle. - Tweede Walstraat: kleurrijke ringstraat Mix van winkels, horeca (waaronder coffeeshops), dienstverlening en overige bedrijvigheid. Het bouwblok nabij Vlaamse Gas wordt op termijn herontwikkeld. Versterkingsmogelijkheden zijn er in de hoek van starters, leisure en ontspanning. - Kelfkensbos en Hertogstraat: de keuken van Nijmegen Divers palet aan horeca, naar keuken en prijssamenstelling. Gebied is horeca-accentgebied en kan zich met vernieuwende horecaconcepten verder vernieuwen.
- Lange en Stikke Hezelstraat : winkelen in de oudste winkelstraat In deze straat vind je speciaalzaken met een verrassend assortiment in een fraaie historische setting. Het is ook vooral een starterslocatie, waardoor het verloop in de straat redelijk groot is. Versterking is mogelijk in de hoek van lifestylebranches als kleding, woondecoratie, cadeau, kunst en antiek. - In de Betouwstraat: Mix van Nijmeegse formules In deze straat tref je een mix aan van bekende Nijmeegse formules op het gebied van dienstverlening, detailhandel en horeca. De combinatie van verkoop, maken en repareren is hier kansrijk. - Bloemerstraat en Smetiusstraat: stedelijke entree naar het centrum Horeca domineert in de Smetiusstraat. Verderop in de Bloemerstraat naast retail veel dienstverleners. Het gebied heeft een wat rauwe, stedelijke uit-
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
47
gelaten dan wel verruimd in het nieuwe bestemmingsplan, zodat dienstverleners beter terecht kunnen in de binnenstad. In het stadscentrum maken we voor de functie commerciële dienstverlening voortaan onderscheid tussen drie gebieden (zie ook kaart op blz. 52). Hoofdwinkelstraten Voor deze straten geldt dat het maximaal aan toegestane commerciële dienstverleners 20% per straatzijde mag zijn. De aanliggende centrumstraten Voor deze straten geldt: maximaal 30% dienstverlening door de Houtstraat, Stikke - en Lange Hezelstraat, Van Welderenstraat, Ziekerstraat en Van Broeckhuysenstraat. En maximaal 50% dienstverlening voor Kelfkensbos, Hertogstraat, In de Betouwstraat, Smetiusstraat, Bloemerstraat, Pauwelstraat en Koningsstraat. De overige straten Voor deze straten geldt dat het percentage toegestane dienstverlening wordt losgelaten. Er geldt niet langer een maximum aan dienstverleners voor deze straten.
4.3.10 Beleid commerciële dienstverlening Naast winkels treffen we in het centrum veel horeca en commerciële dienstverleners aan. Bij commerciële dienstverlening gaat het om zaken als een kapper, schoonheidssalon, uitzendbureau en reisbureau. Nieuwe aanbieders zijn de “winkels” van banken en zorgverzekeraars. Al deze aanbieders hebben met elkaar gemeen dat ze geen product maar een dienst verkopen. Er komen steeds meer aanvragen van commerciële dienstverleners die zich willen vestigen in het stadscentrum. Er gelden nu nog beperkende maatregelen: max. 10% aan dienstverlening in de hoofdwinkelstraten, max 30% in de omliggende straten. Deze maatregelen worden deels los-
Raamwerk Nijmegen Centrum
4.3.11 Beleid kantoren Hoofddoelstelling van het kantorenmarktbeleid is het streven naar een dusdanig aanbod van kantoorlocaties zodanig dat kantoorgebruikers zo goed mogelijk worden gefaciliteerd en de werkgelegenheid zo goed mogelijk tot ontwikkeling kan komen. De gemeente kan het aanbod van kantorenlocaties planologisch sturen. Algemeen gesteld dient in een bepaalde periode (fasering) een gedifferentieerd aanbod qua grootte voor verschillende doelgroepen (segmentering) beschikbaar ten zijn. Nijmegen wil marktpartijen en eindgebruikers aan de stad binden door over voldoende aanbod te beschikken. De toekomstige vraag kan goed worden gefaciliteerd op de kantorenlocaties in Nijmegen Noord en in de omgeving van het Centraal Station. Met de ontwikkeling van de stationslo-
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
48
catie (inclusief de westzijde waar nu het UWV is gevestigd) en de locaties in de Citadel, stationsomgeving Lent en langs de Graaf Allardsingel wordt gestreefd naar een gedifferentieerd aanbod qua grootte voor verschillende doelgroepen. Deze locaties verdienen prioriteit, maar flexibiliteit op de kantorenmarkt is echter het leidende principe. Als een ontwikkelaar een mooi pand wil neerzetten op een locatie waar dat zou kunnen en de eindgebruiker is bekend, dan wil de gemeente daarvoor de randvoorwaarden aanreiken. Dit geldt ook voor ontwikkelingen in het stadscentrum. 4.3.12 Beleid horeca In het stadscentrum van Nijmegen bevinden zich circa 230 horecabedrijven. Het gaat daarbij met name om bedrijven in de dranken- en restaurantsector. De Nijmeegse horeca is met name geconcentreerd in horecaaccentgebieden verspreid over diverse plekken in het stadscentrum. Het gaat om de horeca-accentgebieden Grote Markt, Molenstraat, Kelfkensbos, Waalkade en Koningsplein/Mariënburg en Plein 1944. Elk van deze accentgebieden kent zijn eigen type horeca. Als voorbeeld: - De Waalkade is er voor de toeristische bezoeker; - Op de Grote Markt bevinden zich restaurants en grandcafé’s gericht op winkelend publiek; - Jongeren en studenten vinden hun aanbod op de Molenstraat. - Het horeca-accentgebied Marienburg/Koningsplein is het culturele horeca-hart van de stad. De inzet is om de komende jaren in het stadscentrum de rol van de horeca verder te versterken. De horeca ondersteunt de andere functies van het stadscentrum en is een grote trekker van bezoekers naar het stadscentrum. De algemene trend is dat het belang van horeca in winkelgebieden flink is toegenomen. Ook in Nijmegen wordt de combinatie van winkelen met een bezoek aan de horeca snel gemaakt. Horeca draagt bij aan een langere verblijfsduur van de consument in het stadscentrum en dat betekent uiteindelijk meer omzet voor het centrum.
Raamwerk Nijmegen Centrum
In 2007 is het beleid voor nieuwe en bestaande horeca vastgelegd in de Horecanota Gastvrij Nijmegen. In grote lijnen wordt vastgehouden aan deze beleidsregels. Nieuwe horeca is alleen toegestaan in de horecaaccentgebieden. In de horecanota in 2007 is Plein 1944 nog als nieuw te ontwikkelen horeca-accentgebied opgenomen. Bij het opstellen van het nieuwe beleidsplan willen we kijken naar de ruimte die er nu nog is voor nieuwe horeca in de horeca-accentgebieden. Mocht deze ruimte te beperkt zijn, dan kan dit aanleiding voor verruiming van deze gebieden. Een eerste stap is het verruimen van het horeca-accentgebied KoningspleinMarienburg (omgeving Lux). Ook andere accentgebieden (denk aan Plein 1944) kunnen in beeld komen, mits verantwoord vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid. In 2008 is vastgesteld dat voor de zakelijke bezoeker, werkzaam op kantoorlocaties in/nabij de singels, er nauwelijks daghoreca in de nabijheid aanwezig. Nieuwe daghoreca is mogelijk gemaakt in het gebied singelsringstraten. Toen is de beleidslijn vastgesteld om beperkt nieuwe daghoreca-bedrijven toe te staan in de Van Welderenstraat en Van Broeckhuysenstraat. Van deze mogelijkheid is door nieuwe initiatieven als Nostra en Sid en Live gebruik gemaakt. Deze daghoreca heeft bijgedragen aan een beter vestigingsklimaat in beide ringstraten. We continueren dan ook deze beleidslijn. De reeds bestaande horeca in het stadscentrum wordt de mogelijkheid gegeven zich verder te versterken. Daar dient tegenover te staan dat de horeca investeringen pleegt in kwaliteit en innovatieve concepten. Horecabedrijven in het stadscentrum hebben in vergelijking met andere steden slechts een beperkte schaal. Schaalvergroting is noodzakelijk om op termijn te kunnen overleven. Zowel horecabedrijven in de horecaaccentgebieden als daarbuiten wordt de mogelijkheid geboden om uit te breiden. Voor horecabedrijven buiten de accentgebieden geldt wel de beperking dat uitbreiding is toegestaan, mits dit past binnen profielschetsen van de straat. Horeca op unieke locaties heeft vaak een bereik, dat verder gaat dan alleen bewoners van de eigen wijk of stad. Denk hierbij met name aan de
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
49
toeristische bezoeker. Kwalitatief goede initiatieven vanuit de markt worden op hun eigen merites beoordeeld. 4.3.13 Beleid ondersteunende horeca De beleidsregels voor ondersteunende horeca bij food- en non-food detailhandel zullen worden aangepast. En ook voor commerciele dienstverleners wordt ondersteunende horeca mogelijk gemaakt. Insteek is dat iedere winkel en dienstverlener de mogelijkheid wordt geboden om in een klein deel van zijn zaak (max 50 m2) een kopje koffie tegen betaling aan zijn klant aan te bieden. Er is van ondersteunende horeca sprake als: 1. De uitstraling van de horeca past bij de hoofdfunctie. De horeca mag alleen geopend zijn tijdens de openingstijden van de winkel of dienstverelener. 2. De functie duidelijk ondersteunend is en dus de kwaliteit van de winkel of dienstverlener vergroot. Ondersteunend houdt ook in dat het ondergeschikt is in omvang. Dus maximaal 25% van het oppervlak mag worden gebruikt voor ondersteunende horeca. 3. De horeca-functie niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. De horeca moet dus toegankelijk zijn via de hoofdfunctie. De eerder geldende beperking dat aan weerszijde van een pand met ondersteunende horeca binnen 50 meter geen andere horeca of ondersteunende horeca aanwezig mag zijn, komt te vervallen. Beperkte horeca bij retail en dienstverleners mag dus voortaan in het gehele stadscentrum., maar het moet wel ondersteunend blijven. Dus slechts een klein gedeelte van een winkel of dienstverlener. Daarom wordt de toegestane omvang gemaximeerd. Het is niet de bedoeling om overal in de stad onder de noemer ondersteunende horeca nieuwe horeca-zaken te krijgen. Een tendens van de afgelopen jaren is dat afhaalcentra (cafetaria, shoarmazaken, eethuizen, etc.) zich vestigen op detailhandelslocaties. Definitie van een afhaalcentrum is dat het gaat om een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren,
Raamwerk Nijmegen Centrum
evenals alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor direct consumptie anders dan ter plaatse. Dit laatste maakt het verschil met reguliere horeca zaak.
4.3.14 Beleid recreatie en toerisme Onder het toeristisch product van Nijmegen wordt het aanbod aan winkels, horeca, cultuur, evenementen, etc. verstaan. Voor deze onderdelen bestaat per sector specifiek beleid. De toerismenota “Welkom in Nijmegen” uit 2010 biedt geen nieuw beleid, maar is meer een overzicht van acties die we de komende tijd gaan uitvoeren om het toeristisch product van Nijmegen verder te verbeteren. In de toerismenota zijn drie pijlers benoemd: - De eerste pijler betreft de bruisende binnenstad. De meeste bezoekers komen naar Nijmegen voor het winkelaanbod. De binnenstad is de grootste trekker van de stad; - De tweede pijler betreft de groen-blauwe omgeving. Daarmee wordt gedoeld op de ligging aan de Waal en de groene omgeving van de stad. Bezoekers die langer in de stad blijven combineren vaak een bezoek aan het stadscentrum met fietsen en wandelen in de groene omgeving van de stad; - De derde pijler betreft het verleden van de stad. Nijmegen is een stad met een bijzonder cultureel kapitaal. We zetten in op het steeds meer zichtbaar maken van de geschiedenis van de stad. Momenteel wordt uitvoering gegeven aan acties die benoemd zijn in de nota voor verschillende pijlers. Eén van de acties in de nota Toerisme is het aanbod aan overnachtingsmogelijkheden als hotels en B&B’s te vergroten, om zo bezoekers aan de stad langer vast te houden. Nu nog lopen we tegen beperkingen aan als het gaat om het toestaan van hotels en B&B’s. Om dit in de toekomst te vereenvoudigen nemen we In het nieuwe bestemmingsplan de volgende twee beleidslijnen voor het stadscentrum op:
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
50
- Bed en Breakfast: Een Bed en Breakfast is een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een B&B heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen. Het vestigen van een B&B wordt in het nieuwe bestemmingsplan mogelijk gemaakt voor het gehele stadscentrum. Een bestemmingsplan kan dus niet langer een hinderpaal zijn voor een B&B. Wel moet een B&B uiteraard voldoen aan eisen vanuit de brandweer. - Hotels: Zodra er in een verblijf sprake is van slaapplaatsen op meer dan 4 kamers en/of met meer dan 8 slaapplaatsen gaat het om een pension of hotel. Voor hotels geldt de algemene beleidslijn dat deze in het gehele stadscentrum kunnen worden toegestaan, mits wordt voldaan aan eisen als ruimtelijke inpasbaarheid, parkeren, milieu etc.
4.3.15 Beleid bedrijvigheid In het stadscentrum komt op dit moment slechts beperkte, kleinschalige bedrijvigheid voor. Het gaat dan met name om bedrijvigheid zoals garagebedrijven en groothandelsbedrijven. Voor deze laatste twee categorieën geldt dat deze alleen toe zijn gestaan op de bestaande locaties. Voor bedrijfjes in de culturele en ambachterlijke is de verwachting dat de komende tijd de vraag naar ruimten in het stadscentrum nog zal toenemen. Indien deze bedrijvigheid geen hinder veroorzaakt mbt omgevingsfactoren als milieu en parkeren, worden dit soort bedrijfjes (milieucategorie 1 en 2) toegestaan in het gehele stadscentrum. De omvang van de activiteiten moet uiteraard aansluiten bij andere functies in de directe omgeving (wonen, detailhandel, horeca, dienstverlening).
4.3.16 Haven- en Kadeverordening - Camperparkeerplaatsen Bij de Lindenberghaven wordt mogelijk een parkeerterrein ingericht met 9 camperparkeerplaatsen. Het wordt dan voor eigenaren van campers mogelijk om te verblijven voor enkele dagen, ook ‘s nachts.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Onlangs is een nieuwe Haven- en Kadeverordening vastgesteld. Deze verordening regelt onder andere waar en op welke wijze kan worden aangemeerd langs de Waalkade en de Lindenberghaven. De Waalkade is daarin gesplitst in 2 gebieden. Het oostelijk deel/Lindenberghaven is bedoeld voor vaste bedrijfsvaartuigen, aanmeren van recreatieschepen en ligplaatsen ten behoeve van pleziervaartschepen. Het westelijk deel van de Waalkade is bedoeld voor het afmeren van vracht- en cruisevaart. Zie hiervoor de bijlage 7.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
51
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
52
4.4
Verkeer en vervoer
Karelplein kan men het station bereiken via verschillende invalswegen. De Tunnelweg vormt in de stationsomgeving een belangrijke gebiedsontsluitingsweg. Zie ook de kaart op blz. 59.
Het centrum neemt in het verkeerssysteem een bijzondere plaats in, omdat hier belangrijke publieksaantrekkende functies geconcentreerd zijn. In de binnenstad zijn belangrijke winkelfuncties, het gebied herbergt diverse culturele instellingen en het is een belangrijk uitgaansgebied. Bovendien is het een belangrijk woon- en werkgebied. Het stationsgebied wordt gekenmerkt door een combinatie van een aantal functies (wonen, kantoren en onderwijs). Belangrijk hier is de overstapfunctie tussen de verschillende vervoersvormen. Het centraal station en omgeving is de belangrijkste vervoersknooppunt van de stad. 4.4.1 Autoverkeer Het centrum ligt direct aan een van de belangrijkste gebiedsontsluitingswegen van Nijmegen: de verbinding vanaf de Waalbrug over de singels en het Keizer Karelplein naar de Graafseweg en St. Annastraat. Momenteel is de Waalbrug de enige verbinding van Nijmegen van/naar het noorden binnen het grondgebied van de gemeente. De verkeersintensiteit op de Waalbrug is daardoor zeer hoog; dagelijks passeren bijna 60.000 motorvoertuigen de Waalbrug. De capaciteit op de singels en het Keizer Karelplein is beperkt; als hier te veel verkeer zou worden toegelaten loopt het hele netwerk rond de binnenstad vol. Om deze reden wordt bij het Keizer Traianusplein niet meer verkeer doorgelaten dan de singels kunnen verwerken. Als gevolg hiervan staat in de spitsen voor de Waalbrug vaak files. Door de komst van de nieuwe stadsbrug de Oversteek is het mogelijk om het verkeer te verdelen en te sturen. Het doorgaande verkeer, dat niet in het centrum van Nijmegen hoeft te zijn, zal zoveel mogelijk worden gestuurd via de Oversteek. Na oplevering van de Oversteek zal aan de Waalbrug groot onderhoud worden gepleegd. Dit houdt in dat er een beperkte capaciteit beschikbaar is en dat dit dus voor vertragingen kan zorgen. Toch moet Nijmegen zo goed mogelijk bereikbaar blijven. De stationsomgeving is goed bereikbaar met de auto. Vanaf het Keizer
Raamwerk Nijmegen Centrum
4.4.2 Parkeren Parkeren in en rond de binnenstad is mogelijk in garages, op parkeerterreinen en op straat. Ook is er een aantal parkeerplaatsen op eigen terrein van bewoners aanwezig. Voor het parkeren op straat kennen we betaald parkeren en een vergunningensysteem. In de stadsbegroting van 2011 zijn nieuwe indicatoren vastgesteld over het aantal parkeerplaatsen. Sinds september 2007 is daarnaast bij Ressen het P&R-terrein Waalsprinter in gebruik (550 plaatsen). Van hieruit wordt een regelmatige pendel-
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
53
dienst gereden naar de binnenstad en Heijendaal, zowel ten behoeve van de werkers als van het winkelend publiek. Zie ook de kaart op blz. 60.
4.4.3 Openbaar vervoer De binnenstad en het Centraal Station vormen de belangrijkste bestemming van het openbaar vervoer in de regio. Vrijwel alle buslijnen bedienen het Centraal Station. De meeste buslijnen rijden ook door of langs de binnenstad, voor een deel door het hart van het winkelcentrum (Plein 44- Burchtstraat) en voor een deel via de Waalkade of over de singels (zie kaart op blz. 60). Op marktdagen (maandag en zaterdag) is er geen busverkeer mogelijk door de Burchtstraat, dit wordt omgeleid over de singels.
station is in 2007 een grote onbewaakte stalling gerealiseerd. In 2010 is op het braakliggende terrein van de voormalige TPG een tijdelijke fietsenstalling gerealiseerd met een capaciteit van 1000 fietsen. Ook aan de westzijde is een tijdelijke stalling gerealiseerd met een capaciteit van 1200 fietsen. Omdat het nog altijd lijkt dat er sprake van een capaciteitstekort rondom het station is ook in de openbare ruimte voor Metterswane een tijdelijke stalling ingericht voor 360 fietsen.
Het Centraal Station heeft hierbij vooral een overstapfunctie (ook naar de vervoerswijzen auto en fiets). Omdat er alleen aan de oostzijde van het station een volwaardige toegang is, liggen aan deze zijde ook (vrijwel) alle voorzieningen ten behoeve van het bereiken van het station: het busstation, de taxistandplaats, de grote fietsenstallingen en de Kiss & Ridevoorziening. Aan de westzijde is een tijdelijke P&R-voorziening gemaakt. Belangrijk voor de bereikbaarheid van de stad is ook P+R De Waalsprinter. Dit P+R-terrein wordt bediend door twee buslijnen: lijn 325 De Waalsprinter en lijn 300 De RijnWaalsprinter.
4.4.4 Langzaam verkeer In de binnenstad is het grootste deel van het centrale winkelgebied ingericht als voetgangersgebied; dit gebied is in beperkte zin toegankelijk voor het autoverkeer (alleen voor vergunninghouders en expeditie). Er leidt een fijnmazig fietsroutenetwerk naar, langs en door de binnenstad en het stationsgebied. De belangrijkste doorgaande routes gaan over de Waalbrug, de Snelbinder, de singels, de Molenstraat, Burchtstraat en Ziekerstraat en de radiale verbindingen vanuit de binnenstad naar de wijken (zie kaart op pag. 61). In de Bisschop Hamerstraat en de Mariënburggarage zijn gratis bewaakte stallingen, de bewaakte stalling bij het Centraal Station is niet gratis. Bij het
Raamwerk Nijmegen Centrum
4.4.5 Expeditieverkeer Bij de wederopbouw van de binnenstad na de Tweede Wereldoorlog is er voor gekozen de afhandeling van de expeditie meestal op binnenhoven aan de achterzijde van de panden te laten plaatsvinden. Daardoor werd de hinder aan de winkelzijde beperkt. De straten die niet getroffen zijn door het oorlogsgeweld (Ziekerstraat en Lange Hezelstraat) hebben hun expeditie aan de voorzijde. In de loop der tijd hebben sommige winkels er voor gekozen om (deels) niet meer gebruik te maken van de bevoorrading aan de achterzijde, enerzijds met het oog op het beperken van inbraak/diefstal via de achterzijde, anderzijds doordat de logistieke organisatie is veranderd: in de winkels zelf is de voorraad zo beperkt mogelijk.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
54
Bij de bouw van de Marikenstraat in 2000 is er voor gekozen de bevoorrading via een beperkt aantal punten te organiseren, opdat er in de Marikenstraat zelf geen expeditieverkeer nodig is. In het voetgangersgebied is de bevoorrading in principe alleen mogelijk tussen 7.00 en 12.00 uur, tenzij er een specifieke reden voor een ontheffing is. Sinds 2008 bestaat de Binnenstadsservice.nl. Hierbij kunnen winkeliers gebruik maken van een centrale goederenontvangst buiten de binnenstad, waarna het vervoer naar de winkel met milieuvriendelijke vervoerswijzen wordt gedaan (vrachtauto op aardgas), voor kleine pakketjes wordt ook transport per fiets steeds vaker ingezet. 4.4.6 Verkeersveiligheid Er is onderzoek gedaan naar de verkeersongevallen in het centrum en het stationsgebied in de periode 2007-2009. In die periode zijn er op een aantal kruispunten en wegvakken relatief veel ongevallen voorgekomen, te weten: kruispunt Graafseweg - Van Oldenbarneveldstraat - Stijn Buijsstraat; kruispunt Graafseweg - A.Noorduijnstraat - v/d Berghstraat; kruispunt Van Diemerbroeckstraat - Van Oldenbarneveldstraat; wegvak Nassausingel (Keizer Karelplein - Tunnelweg); wegvak Parkweg (Doddendaal - Lange Hezelstraat). Naast de bovengenoemde locaties zijn er nog enkele 'oude' ongevallocaties waarop in de periode 2007-2009 daadwerkelijk maatregelen zijn genomen; het effect van die maatregelen kan pas over 1 à 2 jaar worden getoetst.
Raamwerk Nijmegen Centrum
4.4.7 Verkeersbeleid: Mobiliteit in Balans In 2011 wordt er nieuwe beleid vastgesteld door de Raad. De nieuwe nota zal dan de Nota Mobiliteit in Balans vervangen. In het vigerende verkeersbeleid, zoals verwoord in de nota Mobiliteit in Balans uit 2001, staat centraal: het beter benutten van wegen en daardoor verbeteren van de doorstroming van het verkeer; het versterken van duurzame vervoerswijzen; en het ontwikkelen van een duurzaam veilig verkeerssysteem. Waar het wegennet onvoldoende capaciteit heeft, zal eerst onderzocht moeten worden of openbaar vervoer en fiets de problematiek kunnen oplossen. Daarna worden maatregelen als positieve of negatieve prijsprikkels bekeken. Is dat niet zo, dan kan gedacht worden aan nieuwe weginfrastructuur. Na de realisatie van de tweede stadsbrug zal de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderen. De doorstromingsproble-
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
55
matiek zal door de tweede stadsbrug en de maatregelen op het rijkswegennet (verbreding A50) verschuiven van het gebied ten noorden van de Waal naar de zuid- en westflank van de stad. In het gebied ten zuiden van de Waal en ten oosten van het MaasWaalkanaal is sprake van hoge verkeersdruk. De ruimtelijke mogelijkheden om nieuwe infrastructuur te bouwen zijn daar beperkt. In de andere wijken, waaronder Nijmegen-Noord zijn er nog wel mogelijkheden om door middel van nieuwe infrastructuur de bereikbaarheid te garanderen. De aanleg van de stadsbrug zal leiden tot een wijziging van de verkeersstromen in de stad. Het beleid om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren wordt voortgezet. Door het plaatsen van camera’s en wachttijdbebording kan de reistijd van de diverse routes met elkaar vergeleken worden. Hiermee willen we automobilisten keuzemogelijkheden aanbieden. Het verkeer dat van buiten de gemeente komt zal, indien dat nodig is, gedoseerd worden toegelaten op het stedelijk wegennet. Sturen op de interne bereikbaarheid en daarmee het verbeteren van de doorstroming staat voorop. 4.4.8 Beleid openbaar vervoer Nijmegen streeft de realisering van zes hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) lijnen in de regio. Vier daarvan worden gerealiseerd op Nijmeegs grondgebied. Als eerste zal de lijn Nijmegen-Centrum-Waalsprong ontwikkeld worden. Voor deze verbinding wordt gestreefd naar een tramverbinding die wordt doorgetrokken naar Bemmel en die aansluit op de verbinding Arnhem-Huissen-Bemmel-Nijmegen. Aan de spoor- en HOVverbindingen zullen ook transferia gekoppeld worden. De andere twee lijnen lopen van Nijmegen station, via Plein ’44 naar Beuningen en van de Waalsprong naar Nijmegen-Dukenburg. In de HOV netwerk analyse van de Stadsregio wordt een ambitie uitgesproken voor een tramverbinding. De Stadsregio Arnhem-Nijmegen en de gemeenteraad Nijmegen hebben in 2009 besloten om voor het regionale HOV te starten met de uitwerking van de as Heijendaal-Bemmel/Elst. Het HOV komt aan de noordzijde van Nijmegen bij de Ovatonde de stad binnen en verlaat via de knooppunten
Raamwerk Nijmegen Centrum
Station-Lent, Plein ’44, Station-Nijmegen en Campusterrein Heijendaal de stad weer aan de zuidzijde. De planning gaat uit van een gefaseerde uitvoering van het HOV in de periode 2014 -2025. Eerst aanleg van een vrijliggende HOV-bus en gedeeltelijk tram op tracé Nijmegen CS-Kleve. In tweede fase vertramming van het tracé, gefaseerd over de verschillende trajectdelen. Het HOV-lijnennet gaat de knooppunten, de transferia en de omliggende woongebieden met elkaar verbinden. Hiervoor is ook het normale lijnennet van belang. Het ondersteunde lijnennet is juist van belang voor de verbinding van de knopen met de wijken en de wijken onderling. Dit geldt ook in Nijmegen-Noord. Hier wordt een nieuw lijnennet vorm gegeven, zodat deze wijk met het openbaar vervoer wordt gekoppeld aan de “bestaande” stad. De fijnmazigheid van een openbaar vervoer netwerk is van belang voor de bereikbaarheid, maar zorgt er ook voor dat het openbaar vervoer een aantrekkelijk alternatief is voor de auto. Ook wordt gewerkt aan het realiseren van Stadsregiorail. Het nieuwe Station-Goffert maakt daar onderdeel vanuit. Mobiliteitsvisie Spoorzone In 2010 is de gemeente gestart met het project Spoorzone-West. Het project houdt in dat er een haalbaarheidsstudie wordt verricht naar de verschillende mogelijkheden in de Spoorzone-west. Onderdeel van deze haalbaarheidsstudie is een mobiliteitsvisie op de gehele Spoorzone. Deze visie loopt tot 2030 en geeft aan welke keuzes nu worden gemaakt om in de 2030 een functionele en bereikbare spoorzone te hebben.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
56
4.4.9 Beleid langzaam verkeer De fiets is een belangrijk vervoersmiddel binnen de stad. 37% van alle korte ritten (tot 7.5 km) wordt per fiets afgelegd. Dit percentage willen we laten toenemen. In Nijmegen liggen veel bestemmingen op korte afstand van elkaar. Daarom is de fiets hier een goed alternatief voor de auto. De gemeente werkt daarom al jaren aan het opwaarderen van het fietsroutenetwerk. Veiligheid, comfort, directheid en aantrekkelijkheid zijn hierbij belangrijke aspecten. Nijmegen gaat de komende jaren door met het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. De snelfietsroutes zijn de snelle routes in Nijmegen met een regionale functie. Centraal ligt de snelfietsroute vanuit Lent, via de Snelbinder naar Campus Heijendaal. De fietsroutes naar Malden en Wijchen zijn de afgelopen jaren al opgewaardeerd en comfortabeler gemaakt. In 2011 wordt het grootste gedeelte van de snelfietsroute richting Heumen via de Hatertseweg aangepakt. Een bijzonder project is de aanleg van de snelfietsroute naar Arnhem, het RijnWaalpad. Deze laatste route wordt uitgevoerd onder regie van de Stadsregio in overleg met de verschillende gemeenten. Nijmegen start is in 2010 gestart met de realisatie van de fietsroute op Nijmeegs grondgebied. Ook werken wij de komende jaren aan de rest van het fietsnetwerk. Naast de hoofdfietsroutes moet het fietsverkeer aantrekkelijker worden door de inrichting van parallelle (schone lucht) routes en fijnmazige verbindingen door de verblijfsgebieden. Een fijnmazig fietsnetwerk is belangrijk, omdat de fiets een belangrijk onderdeel moet gaan uitmaken van de vervoersketen, het verwisselen van vervoerssysteem, bijvoorbeeld van fiets op trein. Minstens zo belangrijk als goede fietsverbindingen zijn goede en veilige stallingen. Waar de stallingcapaciteit te klein is, wordt deze uitgebreid (m.n. bij de stations). Op een aantal locaties in de stad wordt de stallingcapaciteit voor fietsen uitgebreid: Plein 44: In het kader van de Planontwikkeling hier, zal een ondergrondse bewaakte stalling worden gemaakt (capaciteit ca. 1200 fietsen).
Raamwerk Nijmegen Centrum
Centraal Station: Uitbreiden stalling aan westzijde. Over de westzijde van het station is momenteel nog niets te zeggen. Deze plannen zijn nog in ontwikkeling. Extra stallingcapaciteit is opgenomen in de plannen voor de TPG locatie (ca. 3.000 plaatsen)
Voor het fietsparkeren op het station is een prognose gemaakt in samenwerking met Prorail. In 2020 is er een behoefte aan ruim 12.000 plaatsen. Dit betekent een verdubbeling ten opzichte van het huidige aantal plaatsen. Ook worden in het centrum op logische locaties nog fietsparkeervoorzieningen toegevoegd. En in de openbare ruimte wordt gekeken naar de mogelijkheid tot uitbreiding van de fietsenstallingen.
4.4.10 Beleid autoverkeer Door de ruimtelijke ontwikkelingen (Waalsprong) en de toenemende mobiliteit zal de fileproblematiek de komende jaren groeien. De bereikbaarheid van de stad en de leefbaarheid in grote delen van Nijmegen zullen daardoor -indien wij geen aanvullende maatregelen treffen- op een onaanvaardbaar niveau komen. Daarom is in overleg met de andere overheden in de regio besloten tot aanleg van de nieuwe stadsbrug, waarvan de uitvoering is voorzien vanaf 2012. Daardoor zal de verkeers- en milieudruk op de route via de singels enigszins worden verlicht. Tot in 2013 de stadsbrug gereed is, zal de bereikbaarheid van de (binnen)stad onder toenemende druk staan, te meer daar de aanpak van de wegen in de Waalsprong tijdelijk de doorstroming kan beperken. Daarom zal voor het autoverkeer in sterke mate worden aangestuurd op het zo goed mogelijk managen van de verkeersstromen. Daartoe wordt een pakket van aanvullende bereikbaarheidsmaatregelen ontwikkeld, zoals het (uitbreiden van het) transferium Ressen, het met spoed realiseren van Hoogwaardig Openbaar Vervoer en het samen met de werkgevers stimuleren van het beperken van de auto in de spits. Wat betreft verkeersveiligheid zal in 2011 voor een aantal belangrijke locaties worden onderzocht of er een significante aanleiding is voor de onge-
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
57
vallen, en zo ja, welke maatregelen mogelijk zijn. Naast deze ongevallocaties worden ook locaties onderzocht waarbij sprake is van gevoelsmatige verkeersonveiligheid, zoals de oversteekplaatsen voor het station en de voorrangssituatie bij de Bisschop Hamerstraat.
4.4.11 Beleid parkeren Voor het functioneren van het stadscentrum zijn een goede bereikbaarheid en voldoende parkeermogelijkheden cruciaal. Het aantal autobezoekers, vooral vanuit de regio, zal echter groot blijven. Omdat het huidige beleid in 2004 is opgesteld, zal in 2011 een nieuwe parkeernota worden geschreven.
markt sterk beperkt en in Kelfkensbos meer ruimte beschikbaar voor kortparkeren. 4.4.12 Beleid expeditieverkeer Op het gebied van (beroeps)goederen vervoer streeft Nijmegen naar een marktconform beleid, waarbij de overheid de randvoorwaarden schept om de markt tot kwalitatieve oplossingen te verleiden. Het streven hierbij is tot een reductie van het aantal verkeersbewegingen te komen en daarbij zowel CO2 reductie als een gezonde businesscase te realiseren. Dit wordt bereikt door transportbedrijven die voorop durven te lopen ook extra te belonen in de vorm van specifieke privileges.
In 2004 is in de raad de Parkeervisie vastgesteld, waarin het parkeerbeleid voor de komende jaren is vastgelegd. Op basis van de resultaten van de Parkeerbalans voor de Binnenstad heeft de raad besloten dat er twee nieuwe parkeergarages aan de westzijde van het stadscentrum worden gebouwd, namelijk achter de Hezelpoort en onder de Van Schaeck Mathonsingel. Hiermee wordt er voldoende capaciteit geboden voor het grootste deel van de week; voor de korte bezoekpieken (m.n. de koopavonden) wordt ingezet op het Parkeren op Afstand, zoals transferia.
Daarnaast is ook afstemming op regionaal niveau van belang. Dit gebeurt door continue afstemming met de markt en de omliggende gemeenten (m.n. Arnhem) met als doel een uitvoerbaar beleid te creëren waarbij leefbaarheid en economische levensvatbaarheid van de binnenstad met elkaar in verhouding staan. De gemeente Nijmegen werkt mee aan het stimuleringsprogramma Lean & Green. Daarnaast kent Nijmegen ook nog de Groene Hub. Dit is een project voor het verduurzamen van goederen- en busvervoer. In dit project zorgen deelnemers uit de regio Arnhem Nijmegen ervoor dat lokaal opgewekt groen gas gebruikt wordt voor het openbaar vervoer.
Ondernemers in de ringstraten onderstrepen het belang van de aanwezigheid van kortparkeerplaatsen in de ringstraten. Conform de parkeervisie is het streven om de vaste parkeerbehoefte zoveel mogelijk op private parkeerplaatsen op te vangen en de incidentele parkeerbehoefte (bezoekers) zo goed mogelijk te faciliteren op kortparkeerplaatsen in parkeergarages. In de ringstraten is de afgelopen jaren het ultra kortparkeren doorgevoerd.
Verder vindt er een herijking plaats van het beleid met betrekking tot de toegankelijkheid van de binnenstad voor goederenvervoer. De selectieve toegang en de vervanging van de roadbarriers worden onder de loep genomen.
In 2007 is het Meerjarenplan Parkeertarieven door de raad vastgesteld. Vanaf 1 januari 2008 geldt een nieuw parkeerbeleid in het centrum van Nijmegen. Tarieven op straat zijn gelijk aan die in parkeergarages. Doordeweeks parkeren is goedkoper dan in het weekend. De parkeergarage Eiermarkt is nu alleen nog maar voor langparkeren beschikbaar en Kelfkensbos voor kortparkeren. Hierdoor is de verkeersstroom naar de Eier-
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
58
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
59
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
60
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
61
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
62
4.5
Groen, natuur en landschap
4.5.1 Hoofdgroenstructuur De hoofdgroenstuctuur bestaat uit de drie historische stadsparken met de aansluitende 19e eeuwse singel (zie kaart blz 67). Het Kronenburgerpark, de Valkhof en het Hunnerpark vormen samen met de Kronenburgersingel, de Nassausingel, de Schaeck Mathonsingel, het Keizer Karelplein, de Oranjesingel en de Canisiussingel met aansluitend het Keizer Traianusplein de groene omlijsting van het centrumgebied. Samen met de bomenstructuur van de Bloemerstraat, Burchtstraat, de Waalkade en de Veemarkt zijn ze van belang voor het groene imago van de stad. De bomenstructuur in de ringstraten, de Van Broeckhuyzenstraat en de Hertogstraat hebben betekenis op wijkniveau. Het overige groen heeft vooral een betekenis op buurt en straatniveau en is daarmee niet minder belangrijk. De Spoorzone-West heeft in de huidige situatie een groen karakter met een betekenis op stedelijk niveau. Juist de ligging aan de rand van Nijmegen Oud-West, het stadsdeel met het minst aantal m2 openbaar groen per inwoner, is het groen op deze locatie van groot belang. De bomen in de Eerste Oude Heselaan behoren tot de hoofdboomstructuur op wijkniveau. Een boomstructuur in de Campuslaan en de Van Diemerbroeckstraat maakt de hoofdboomstructuur in de spoorzone compleet. Wijkgroen Het groen op wijkniveau wordt beschreven in de karakteristieken van het gebied. Het centrum is te verdelen in twee deelgebieden die een eigen karakter bezitten: de Benedenstad
Raamwerk Nijmegen Centrum
en het Stadscentrum. De Benedenstad is stedenbouwkundig opgezet volgens middeleeuwse patronen en kent een vrij stenig karakter. De smalle straten bieden weinig mogelijkheden voor bomen of andersoortig groen. Hiermee lijkt dit centrumdeel arm aan groen, maar dit wordt voor een deel gecompenseerd door de aanwezigheid van groene hofjes. Deze hebben ieder hun eigen groene karakter en variëren van groene speelplek of kruidentuin tot parkeerplaatsen onder de bomen. De Kartuizerhof, de Hof van Kampen, de Jahonnieterhof en de Kloosterhof zijn hier goede voorbeelden van. Komende jaren krijgt een aantal pleinen een groener karakter zoals de Mugterplaats, Vinkegas en het Groene Balkon. Voor deze hofjes en pleinen wordt een plan ontwikkeld om het hemelwater af te koppelen en dit te combineren met een groene uitstraling. In 2011 wordt er meer groen aangelegd op de Korenmarkt en de Eiermarkt waardoor deze pleinen een ander karakter krijgen. e
Het Stadscentrum bestaat uit het gebied tussen de Benedenstad en de 19 eeuwse singel. De drie parken aan beide zijden van de binnenstad vormen een prachtige tegenhanger van de bedrijvigheid in de stad. Het Kronenburgerpark is recent gerenoveerd en de modernisering van de Valkhof en Hunnerpark volgen de komende jaren. Solitair groen Het overige groen bestaat voornamelijk uit stadsbomen waarvan de monumentale bomen op het Hertogplein, Mariënburg, het Koningsplein en het Raadhuishof het meest tot de verbeelding spreken. Door de veelal beperkte omvang, de versnippering en de leeftijdsopbouw kent het overige groen slechts een beperkte samenhang en draagt het niet bij aan de structuur, identiteit en herkenbaarheid van de stedelijke omgeving. Uiteraard dragen ze wel bij tot het woon- en leefklimaat. “Losse” bomen kunnen ook kenmerkend zijn voor een omgeving, zoals de boom op het Kitty de Wijzeplein en de bomen in de Houtstraat. Gevelgroen en groene daken Vanuit het ideeënboek “Groene Allure Binnenstad” en op verzoek van de bewoners is op diverse plaatsen gevelgroen aangebracht, zoals in de
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
63
Priemstraat, de Smidstraat, de Tweede Walstraat en heeft de liftschacht van de parkeergarage Mariënburg een groene gevel gekregen. Juist in een stenige omgeving zoals het Stadscentrum is gevelgroen een geschikt middel om groen op straatniveau aan te brengen. Een andere mogelijkheid om meer groen in het centrum te realiseren is de aanleg van groene daken waarbij het dakoppervlak ook benut kan worden voor de opvang van hemelwater. Het dak van het stadhuis is hier een goed voorbeeld van. Bescherming In het Centrum zijn diverse gebieden aangewezen als beschermd stadsgezicht of stadsbeeld en daar valt tevens het groen onder. Aantasting van de groene elementen langs de singels en pleinen moet getoetst worden aan de kaders van het beschermde stadsgezicht of stadsbeeld. Voor de Benedenstad geldt specifiek dat de groene hofjes van groot belang zijn voor de bewoners. Het Kronenburgerpark en het Valkhofpark hebben de status van Rijksmonument. Alle wijzigingen en veranderingen in deze parken moeten getoetst worden aan de status van Rijksmonument. 4.5.2 Waardevolle bomen De waardevolle bomen zijn opgenomen op de kaart op blz. 66. Dit zijn individuele exemplaren die dusdanig waardevol zijn, dat specifieke bescherming gewenst is. Om de monumentale status te bepalen zijn meerdere criteria gehanteerd: - leeftijd (minimaal 50 jaar), conditie (levensverwachting minimaal 10 jaar) en habitus; - ruimtelijke betekenis voor de omgeving (sfeerbepalend, structuurbepalend, herkenningspunt); - cultuurhistorische betekenis; - ecologische betekenis, genetische waarde; - uitzonderlijk formaat, snoeiwijze e.d.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Naast de monumentale bomen kennen we ook een bijzondere status toe aan bijzondere bomen zoals bomen die aangeplant zijn ter ere van de geboorte of troonopvolger van het Koninklijke Huis (de Wilhelminaboom op het Hertogplein) of een andere bijzondere gebeurtenis ( de kastanjes in de Marikenstraat die onderdeel zijn van het herdenkingsmonument van het vergissingbombardement. De beleidskaders voor de monumentale en bijzondere bomen zijn opgenomen in het Handboek Stadsbomen. Naast de bijzondere en monumentale bomen kennen de bomen in de volgende gebieden een extra bescherming: Kronenburgerpark, Valkhof, Hune nerpark, 19 -eeuwse schil met de Oranjesingel, Canisiussingel, Nassausingel, Kronenburgersingel en het Keizer Karelplein.
4.5.3 Natuur en landschap De bijzondere ligging van Nijmegen op een kruispunt van het rivierengebied, de hogere zandgronden en het stuwwallencomplex zorgt ervoor dat niet alleen rondom Nijmegen, maar ook binnen de stadsgrenzen een verscheidenheid aan leefmilieus voor planten en diersoorten aanwezig is. Grootschalige natuurgebieden om de stad, zoals de Gelderse Poort, de uiterwaarden van de Waal, De Ooijpolder, het Hatertse Vennengebied, Heumensoord fungeren hierbij als brongebied voor de natuurwaarden in de stad. Het plangebied grenst aan de kop van de Ooijpolder, de Stadswaarden genaamd, en aan de rand van de stuwwal. Beide gebieden zijn belangrijke natuurgebieden en vormen een aantrekkelijk uitloopgebied voor de stedeling. De kansen voor de ontwikkeling van nieuwe natuur in het centrum zijn beperkt. Door het vergroenen van het centrum middels de ideeën van de Groene allure wordt het gebied wel interessanter voor allerlei stadvogels en insecten. Door het toevoegen van bomen worden de kansen voor vleermuizen vergroot.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
64
4.5.4
Beleid Groen, Natuur en Landschap
Gebiedsbescherming – Natuurbeschermingswet en EHS Sinds 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet in werking getreden. De wet biedt een beschermingskader voor flora en fauna binnen de aangewezen beschermde gebieden (Natura 2000 gebieden genaamd). Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, de Beschermde natuurmonumenten, de Staatsnatuurmonumenten en de Wetlands (verdrag van Ramsar). In de directe omgeving van Nijmegen liggen de volgende beschermde gebieden: - De Waal inclusief haar uiterwaarden (Vogelrichtlijn); - De Gelderse Poort (Vogelrichtlijn/Habitatrichtlijn); - Oude Waal in de Ooijpolder (Beschermd Natuurmonument); - Bronnenbos De Refter tegen de stuwwal bij Beek-Ubbergen (Beschermd Natuurmonument); - Terreinen Boswachterij Groesbeek (Beschermd Natuurmonument) . Grenzend aan het plangebied ligt de Waal met zijn uiterwaarden die een gebiedsbescherming kent. Bij ontwikkelingen in het plangebied moet onderzocht worden of er sprake is van externe werking, of de ontwikkeling nadelig effect heeft op het beschermde natuurgebied. Bij iedere ontwikkeling moet deze afweging gemaakt worden. De 'Ecologische Hoofdstructuur' (EHS) vormt een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden die worden verbonden door verbindingszones. Naast de uiterwaarden vallen ook enkele gebieden binnen de dijken zoals Landgoed Oosterhout en fort Benedenwaal onder de EHS.
De Groene Draad - Kansen voor het Nijmeegse groen - 2007 In het groenplan is beschreven hoe omgegaan kan worden met het bestaande groen in de stad; welke randvoorwaarden belangrijk zijn en welke groenstructuren het meest waardevol zijn voor de stad. Dit wordt de hoofdgroenstructuur genoemd en deze dient als instrument voor een consistente afweging van belangen. Binnen de hoofdgroenstructuur wordt onderscheid gemaakt in de betekenis op stadsniveau en de betekenis op wijkniveau. De eerste indeling heeft vooral een betekenis voor het imago of de identiteit van de stad zoals de historische stadsparken. Groengebieden die belangrijk zijn voor de identiteit en woonkwaliteit in de wijk zijn opgenomen als hoofdgroen op wijkniveau. Naast deze opname als hoofdgroen, zijn voor alle wijken de karakteristieke kenmerken van het wijkgroen beschreven die als toetsingskader dienen voor verschillende plannen en ontwikkelingen in de stad.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
65
Groene Allure Binnenstad Nijmegen De Groene Allure Binnenstad (2007) is een onderzoek naar nieuwe mogelijkheden voor groen in de binnenstad met als doel de leefbaarheid voor bewoners in de binnenstad te verbeteren, Nijmegen als winkelstad te verbijzonderen en de ecologische waarden in de stad te versterken. Vooral de reductie van fijnstof in de straten waar auto’s en bussen rijden en het tegengaan van de opwarming van gevels zijn actuele thema’s in het centrum van de stad.
is er op gericht om de bestaande groenstructuur van de binnenstad te versterken en de verbindingen met de stadsparken te verbeteren. Een aantal ideeën dat past binnen de Groene Allure is: het groen van de singels verder de binnenstad door te trekken en het stimuleren van vegetatiedaken in de Benedenstad. Maar ook het aanbrengen van verticaal groen, groene wanden en klimdraden, het stimuleren van geveltuinen en de aanleg van pocketparken of postzegelparken.
De Groene Allure is een ideeënboek waarin aan de hand van voorbeelduitwerkingen de mogelijkheden van groen in de binnenstad zijn onderzocht en worden getoond. Het geeft aan hoe belangrijk groen in de binnenstad is en geeft ideeën bij nieuwe ontwikkelingen. De groene Allure
Visiekaart Groene allure
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
66
locatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Kronenburgpark Valkhof Hunnerpark/talud Voerweg Keizer Karelplein Oranjesingel/Canisiussin gel Karregas/Ziegelhof Raadhuishof Hertogplein Gerard Noodtstraat 3-51
10 Hunnerpark 11 Voerweg
Raamwerk Nijmegen Centrum
soort
aant eigendom
Divers Divers Divers
gemeente gemeente gemeente
Divers Lindes (laanbeplanting)
gemeente gemeente
Witte Paardenkastanje Paardenkastanje Linde (herdenkingsboom) Rode beuk Hollandse linde Platanus acerifolia Acer saccharinum Herdenkingsbomen 35 jaar bevrijding
1 2 1 1 1 2 28
particulier gemeente gemeente woningbouwvereniging gemeente gemeente
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
67
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
68
4.6
Water
4.6.1
Oppervlaktewater
De Waal langs de Waalkade valt deels binnen het plangebied. De Waal is eigendom van De Staat. Ook de vluchthaven behoort tot het plangebied. De Staat is ook hier eigenaar; gemeente Nijmegen heeft erfpacht. Rijkswaterstaat is bevoegd gezag voor de oppervlaktewaterkwantiteit en -kwaliteit van de Waal en de vluchthaven. De hoogte van het maaiveld op de Waalkade ligt rond de 12,00 meter boven NAP. In verband met het gebruik van de Waalkade is het van belang te beseffen dat deze regelmatig onder water kan lopen. Bij hoog water wordt de Waalkade afgesloten en de toegangspoorten dichtgezet. Het Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor het beleid en het beheer van deze waterkering langs de Waal. De waterkering is in 2008-2009 in het centrumgebied volledig opnieuw gebouwd. Deels in de vorm van een flexibele waterkering.
Binnen het plangebied bevindt zich grondwaterwingebied en beschermingszone Nieuwe Markt. De gemeente is hier bevoegd gezag voor de bodem en de grondwaterkwaliteit. De waterwinning Nieuwe Markt (door Vitens) zal in 2015 worden beëindigd, omdat de aanwezige grondwaterverontreiniging een bedreiging vormt voor het leveren van drinkwater met voldoende kwaliteit. De nu aanwezige 25-jaarszone zal worden ingekrompen tot een 10-jaarszone, die op termijn evenredig met het moment dat de sluiting naderbij komt, nog verder zal inkrimpen. In het kader van dit bestemmingsplan zal daarom een regeling worden opgenomen om de bescherming aan te passen. Stopzetting van de grondwaterwinning kan theoretisch grote gevolgen hebben voor de grondwaterstanden, maar uit onderzoek blijkt dat dat meevalt. Het heeft wel een grote invloed op de grondwaterstroming en daarmee de verspreiding van grondwaterverontreiniging.
De vijver in Kronenburgerpark is een siervijver en is niet aan te merken als oppervlaktewater dat valt onder de werkingssfeer van de Waterwet of de Keur van het waterschap. Datzelfde geldt voor de siervijvers op het Keizer Karelplein en de toekomstige wateren in de Schaeck Mathonsingel. Binnen het plangebied is dus geen oppervlaktewater aanwezig, behalve de Waal. 4.6.2 Grondwater De grondwaterstand (ten opzichte van maaiveld) binnen het plangebied varieert sterk vanwege de verschillen in maaiveldhoogten. Maaiveldhoogten in het plangebied variëren globaal van circa 12,00 meter boven NAP bij de Waalkade tot maximaal zo'n 35 meter boven NAP langs de Oranjesingel. Globaal staat de grondwaterstand in het noordwestelijk deel van het plangebied onder invloed van (de fluctuaties van) de waterstanden van de Waal. Afhankelijk van de afstand tot de Waal kunnen de fluctuaties in grondwaterstand variëren van 1 tot 6 meter.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Grenzen waterwinning: Winning, 10 jaarzone, 25 jaarzone
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
69
Om wateroverlast op straat op een acceptabel niveau te houden zijn in het gemengde rioolstelsel op verschillende locaties noodoverlopen ingebouwd. Bij hevige neerslag wordt via deze “overstorten” hemelwater vermengd met (huishoudelijk) afvalwater op het oppervlaktewater geloosd. Dit gebeurt gemiddeld enkele malen per jaar gedurende enkele uren. Binnen het plangebied bevinden zich riooloverstorten in de Waalkade en wel ter hoogte van de Kromme Elleboog (2x), de Korte Brouwerstraat, de Grotestraat en de Vluchthaven. Grootschalige gebiedsgerichte rioolvervanging of -vernieuwing is de komende jaren niet aan de orde. Lokale rioolvervanging en -vernieuwing komt wel op diverse plekken voor. Hemelwater Het hemelwater dat in het centrum valt op verhard oppervlak wordt voor het grootste deel afgevoerd naar het (gemengde) rioolstelsel. In enkele straten wordt het afstromende regenwater zichtbaar aan de oppervlakte ingezameld met behulp van goten. Dit betreft o.a. de Stikke Hezelstraat, de Houtstraat, de Molenstraat, de Broerstraat, de Augustijnenstraat, de Grote Markt en de Burchtstraat. In veel (winkel)straten bevinden zich geen stoepranden, waardoor water dat zich op straat verzamelt vrijwel zonder belemmeringen winkelpanden in kan stromen.
4.6.3
Waterketen in Centrum
Afvalwater Het centrum beschikt voor het grootste deel over een zogenaamd gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat hemelwater, huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater via dezelfde (gemeentelijke) rioolleiding worden ingezameld en getransporteerd. Het ingezamelde water wordt onder vrijverval afgevoerd naar rioolgemaal De Biezen en vandaar via een persleiding naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Nijmegen in Weurt. In het centrum bevinden zich geen rioolgemalen en/of –persleidingen.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Op de overgang van de Stikke Hezelstraat en de Lange Hezelstraat ligt de Ganzeheuvel. Daar bevindt zich één van de waterkunstwerken, die dienen om het waterbewustzijn van de Nijmeegse burgers te vergroten. Andere waterkunstwerken bevinden zich op de Waalkade (de “watermuur”) en in de Koningstraat (de “bedriegertjes”). De waterkunstwerken worden gevoed met regenwater en/of grondwater en/of leidingwater. In de Houtstraat, de Gerard Noodtstraat, de Burchtstraat, de Mariënburg, de Koningstraat, de Moenenstraat, de Augustijnenstraat en de Wilhelminasingel ligt infiltratieriool, waarmee ingezameld hemelwater ondergronds in de bodem geïnfiltreerd wordt. In de Van Schaek Mathonsingel wordt bij de realisatie van de ondergrondse parkeergarage een inzamelsysteem van afstromend hemelwater gerealiseerd waarmee de bomen van water worden voorzien en een water-
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
70
Beleidslijn Grote Rivieren Het uitgangspunt van de Beleidslijn Grote Rivieren (PKB Ruimte voor de Rivier) is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn Grote Rivieren gelden twee concrete doelstellingen: 1. de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden; 2. ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken. Voor elke activiteit in het rivierbed is een vergunning in kader van de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken nodig. Daarnaast is een goede afweging in het ruimtelijk spoor (streekplannen en bestemmingsplannen) noodzakelijk om te voorkomen dat er bestemmingsplancapaciteit ontstaat voor activiteiten die niet, of slechts onder bepaalde voorwaarden, zijn toegestaan. De rivier de Waal bij Nijmegen is in beheer bij Rijkswaterstaat Directie Oost. Keur voor waterkeringen en wateren Naast het rivierbeleid is er ook beleid ten aanzien van de primaire waterkeringen. Vanuit het rijk is die taak gedelegeerd naar Waterschap Rivierenland. In de Keur van het Waterschap is het beleid vastgelegd ten aanzien van de verschillende beschermingszones. De ruimte langs de waterkering is daarvoor in drie zones opgedeeld: 1. Kernzone;
Raamwerk Nijmegen Centrum
WAAL
20-25 m
Beschermingszone
Beleid water
Iedere zone kent beperkingen ten aanzien van de activiteiten die in deze zones mogen plaatsvinden. De beperkingen zijn groter naarmate de afstand tot de waterkering kleiner wordt. Het Waterschap Rivierenland ziet toe op de naleving van de Keur.
Kernzone
4.6.4
2. Beschermingszone; 3. Buitenbeschermingszone.
Kademuur
kunstwerk op de lichtkoepel voor de garage gevoed wordt. Bij hetzelfde project wordt ook een verticale infiltratie toegepast, waarmee een teveel aan hemelwater in de bodem geïnfiltreerd kan worden.
5-15 m
Buitenbeschermingszone
100 m
1: Kernzone In principe mag in deze zone niets, tenzij wordt aangetoond dat er geen aantasting van de veiligheid en stabiliteit van de waterkering plaatsvindt of een ontwerp van de vervangende waterkering wordt gemaakt. In het centrum is echter geen sprake van een vrij gelegen waterkering in een dijkvorm, maar van een waterkering in de vorm van een kademuur (net als bij het Waalfront). Hierdoor zal anders worden getoetst met de (on)mogelijkheden.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
71
2: Beschermingszone Het Waterschap toetst op: bouwwerken, beplanting en ingravingen of maaiveldverlagingen. Deze ingrepen mogen geen invloed hebben op veiligheid en stabiliteit van de waterkering. Ook hiervoor geldt dat dit beleid in het centrum anders zal worden getoetst dan in de polder.
3: Buitenbeschermingszone Het Waterschap toetst op diepe ontgrondingen, zoals parkeerkelders. Deze ingrepen mogen geen invloed hebben op veiligheid en stabiliteit van de waterkering.
Grondwaterbeschermingsgebied Het plangebied bevindt zich nagenoeg geheel in het grondwaterbeschermingsgebied van de waterwinning Nieuwe Markt. Dit betekent dat de voorgenomen activiteiten worden getoetst aan het stand-still/step forward beginsel. Daarmee wordt bedoeld dat er geen verslechtering mag plaatsvinden van de huidige grondwaterkwaliteit/ -kwantiteit rondom het waterwingebied door bouwplannen.
Waterplan 2001 Het in juni 2001 vastgestelde Waterplan Nijmegen vormt voor de Nijmeegse waterpartners1 de inhoudelijke en procesmatige basis voor het samen werken aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving in Nijmegen tegen de laagst maatschappelijke kosten. Het plan geeft vanuit een visie op de lange termijn (50 jaar) een beschrijving van het totale waterbeleid voor de middellange termijn (15 jaar) met een programma voor de eerste 5 jaar. De belangrijke doelstellingen zijn: Optimalisatie van de waterbeheerketen samen met de waterpartners; Gezond maken van de stadswateren; Afkoppelen van regenwater op een liefst zichtbare wijze; Bevordering van het waterbewustzijn bij de Nijmegenaren. Voor het centrum staan de volgende ruimtelijke doelen genoemd: Oplossen wateroverlast Benedenstad bij hoge waterstanden in de Waal: de Benedenstad ligt nu veilig achter de nieuwe hoogwaterkering; Herstel kwaliteit vijver Kronenburgerpark: dit is uitgevoerd en de vijver wordt gevoed met grondwater; 1
gemeente Nijmegen, waterschap Rivierenland, Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederland, provincie Gelderland en waterbedrijf Vitens. Waterschap Rivierenland en waterbedrijf Vitens zijn ontstaan uit fusies waardoor het aantal waterpartners is verminderd van 8 tot 5.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Het verhard oppervlak bij de herinrichting van het centrum wordt, waar mogelijk, zichtbaar afgekoppeld; Visualiseren hoog en laag; Zichtbaar water: waar mogelijk waterkunstwerken aanleggen, die de duurzame wijze van regenwaterafvoer symboliseren.
In Nijmegen geldt het convenant Duurzaam Bouwen Gelderland. Voor het bouwen geldt dat alleen duurzame materialen mogen worden toegepast welke geen nadelige invloed hebben op de bodem en het grondwater. Voor het plangebied dat is gelegen binnen het grondwaterwingebied, zijn extra maatregelen nodig ten aanzien van infiltratie van hemelwater als sprake is van aanwezige bodemverontreiniging en/of sprake is van licht tot matig verontreinigd hemelwater afkomstig van een daarvoor aangelegde buitenparkeerplaats. Verder is het niet toegestaan om ondergrondse voorraadtanks in het plangebied toe te passen en mogen er geen potentieel bodembedreigende activiteiten plaats vinden. Nijmeegse bouwverordening De gemeente kan op grond van de gemeentelijke bouwverordening afstromend regenwater van dakverharding weigeren als infiltratie ter plekke mogelijk is. Deze nota bevat technische eisen voor het ontwerp en de aanleg van afkoppel- en infiltratievoorzieningen voor zowel openbaar als particulier terrein. Voor het plangebied Centrum is o.a. van belang dat er: - op gevaarlijke-stofroutes (Traianusplein) hemelwater niet afgekoppeld wordt; - in het grondwaterwingebied hemelwater niet afgekoppeld wordt; - in het grondwaterbeschermingsgebied alleen bovengrondse infiltratie plaatsvindt.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
72
4.7
Kabels en leidingen
Buiten de normale kabels en leidingentracés zijn er geen tracés waarmee ruimtelijk rekening gehouden moet worden gehouden en/of die een ruimtelijke of functionele beperking tot gevolg zou hebben. Per ontwikkeling wordt gedetailleerd onderzoek gedaan naar de aanwezige kabel- en leidingentracés.
4.8
Explosieven
Op basis van historische gegevens en interviews met betrokkenen vanuit de gemeente is een globale risicokaart vervaardigd, waarop risicogebieden zijn aangegeven met een mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven in de ondergrond. Risicogebieden zijn gebieden waar bombardementen en oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. De kaart is gecombineerd met een kaart van de bebouwde gebieden ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. In de destijds bebouwde gebieden is het risico op het vinden van explosieven namelijk kleiner dan in de destijds onbebouwde gebieden. De combinatie van deze twee kaarten leidt tot een viertal gebiedskarakteristieken: 1. risicogebied en onbebouwd ten tijde van WO II; 2. risicogebied en bebouwd ten tijde van WO II; 3. buiten risicogebied en onbebouwd ten tijde van WO II; 4. buiten risicogebied en bebouwd ten tijde van WO II.
heden uit te voeren. Het onderzoek bestaat tenminste uit een combinatie van een uitgebreid historisch onderzoek, gevolgd door een veldonderzoek met behulp van magnetometers. Een groot deel van de binnenstad valt binnen deelgebied 2. Door de bebouwing van destijds veronderstellen we dat de dichtheid en verscheidenheid van eventuele niet-gesprongen explosieven in de ondergrond relatief beperkt is. Veldonderzoek hoeft dan ook alleen uitgevoerd te worden op plaatsen die aan de hand van historisch onderzoek als mogelijk risicoplaats zijn aangeduid. Het historische onderzoek dient zich vooral te richten op historische luchtfoto’s, archiefmateriaal en eventuele persoonlijke overleveringen van mensen.
De vier gebieden kennen een aflopende schaal wat betreft de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven en daarmee wat betreft risico. Uitgangspunt is om de risico’s op incidenten met niet-gesprongen explosieven te minimaliseren. Een brede zone rondom de spoorlijn en de binnenstad vallen binnen deelgebied 1. Dit is het hoogste risicoprofiel. In deze destijds onbebouwde gebieden vonden in WO II noemenswaardige oorlogshandelingen plaats. Het risico bestaat van niet-gesprongen explosieven in de ondergrond. Mogelijke vondsten kunnen bestaan uit (mortier-)granaten of blindgangers naar aanleiding van bombardementen. De risico’s worden op dit moment te hoog ingeschat om zonder voorafgaand veldonderzoek bouwwerkzaam-
Raamwerk Nijmegen Centrum
4.9
Openbare ruimte
De openbare ruimte in centrum en stationsomgeving bestaat uit straten, fietspaden, stoepen, parkeerplaatsen en pleinen zoals het Hertogplein. Verder hoort het openbare groen zoals het Kronenburgpark ook bij de openbare ruimte. Ook de openbare verlichting, straatmeubilair, de verkeersvoorzieningen en markeringen, de riolering, de onder de grond lig-
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
73
gende kabels en leidingen, de hondenuitlaatplekken en het losloopgebied en speelvoorzieningen vallen onder de openbare ruimte. Achterpaden, particulier terrein/privéterrein, sportvoorzieningen voortuinen en tuinen van woningbouwcorporaties horen expliciet niet bij de openbare ruimte. De gemeente is eigenaar van de openbare ruimte en beheert deze. In het Handboek Inrichting Openbare Ruimte is per type woongebied beschreven hoe de openbare ruimte op hoofdlijnen is ingericht en wat de aandachtspunten voor nieuwe of her in te richten openbare ruimte zijn. De gemeente stelt eens in de vier een wijkbeheerplan op voor de wijken stadscentrum en Benedenstad in samenspraak met de bewoners. In het wijkbeheerplan staat hoe de openbare ruimte er uitziet over vier jaar en welke maatregelen daarvoor nodig zijn.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
74
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
75
5. Milieu 5.1
Bedrijvigheid
In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu is ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (vooral brand- en explosiegevaar); verkeer; visuele aspecten. De Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen zal ook voor deze bestemmingsplannen voor het Centrum van toepassing zijn. Bedrijvigheid die is ingedeeld in de categorieën 1 en 2 is, gezien de “gemengde functie” van het gebied, passend binnen het plangebied. De hiervoor genoemde Staat kent ook typen bedrijven die binnen het plangebied zeker niet gewenst zijn. Bestaande bedrijvigheid, die qua milieubelasting in principe niet thuishoort in een woongebied en waarvoor verplaatsing op korte termijn niet haalbaar is, zal op basis van verworven rechten moeten worden geaccepteerd. Deze bedrijvigheid zal als een verbijzondering op de toegelaten categorieën worden toegestaan. Bij deze acceptatie dient er uiteraard wel van te worden uitgegaan dat deze bedrijvigheid dan
Raamwerk Nijmegen Centrum
ook aan de criteria moet voldoen die de Wet milieubeheer (Wm) hierbij oplegt, zodat niet van een onaanvaardbare hinder naar de omgeving sprake is. In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van bedrijven in het plangebied. Het gaat om bedrijven binnen het plangebied die niet onder de categorieën horeca, sportvoorzieningen, kantoren, woongebouwen, opleidingsinstituten, detailhandel en medische praktijken vallen. Een uitzonderingspositie binnen het bestemmingsplan is de spoorkuil met daarin het rangeerterrein van Prorail (Nederlandse Spoorwegen), met voornamelijk stalling van treinstellen. Dit wordt aangemerkt als een categorie 4 bedrijf.
5.2
Bodem
5.2.1 Algemeen Bij elk project vindt standaard een wettelijk verplicht onderzoek plaats. Binnen het centrum zijn door de vele projecten ook zeer veel bodemonderzoeken verricht en is een goed beeld van de bodem aanwezig. Een aantal onderzoeken is gedateerd en bij nieuwe functies of gebiedsontwikkelingen zullen nieuwe onderzoeken moeten plaatsvinden. Het beleid ten aanzien van bodem in bestemmingplannen wordt bepaald door de Wet ruimtelijke ordening en de Wet bodembescherming. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. De bodem moet geschikt zijn, of te maken zijn voor de bestemming die ze krijgt en het plan moet financieel uitvoerbaar zijn. Het gaat hierbij om grondproductiekosten die onvermijdbaar, meetbaar en voorzienbaar zijn voor het leveren van bouwrijpe grond. Bij gevallen van ernstige bodemverontreiniging moet voldoende inzicht worden gegeven in de financiële realiseerbaarheid van het plan middels een opgesteld saneringsplan. Vooral in en aan de rand van het centrumgebied komen omvangrijke grondwater verontreinigingen voor. Een deel daarvan is beheerst of gesa-
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
76
neerd, een ander deel vraagt een gebiedsgerichte benadering.
-
5.2.2 Uitgangspunten bodemonderzoek Hieronder zijn de belangrijkste uitgangspunten voor bodemonderzoek aangegeven: - Iedere ontwikkelingslocatie in het bestemmingsplan dient in principe vergezeld te gaan van een bodemonderzoek; - Burgemeester en wethouders kunnen echter ontheffing verlenen van de verplichting bodemonderzoek te verrichten; - Dit laatste is ook het geval in het hoogst uitzonderlijke geval dat een plandeel enkel en alleen betrekking heeft op een licht-vergunningplichtig bouwwerk; - Bij verbouwing van panden kan onderzoek achterwege blijven als het "casco" inclusief de vloeren intact wordt gehouden en geen grond wordt vergraven. Tevens dient er geen sprake te zijn van functieverandering van het erf; - Het bodemonderzoek dient te worden uitgevoerd conform de bij iedere gemeente bekende norm NEN-5740 en NEN 5707. Daar kan in twee gevallen van worden afgeweken: a. indien het te onderzoeken terrein groter is dan 10 hectare en de locatie is op grond van historisch onderzoek als onverdacht aan te merken, dan mag de boorintensiteit en het aantal analyses worden gehalveerd; b. op het betreffende terrein is al onderzoek verricht dat nog geldig is. - De vraag of aanvullend onderzoek noodzakelijk is, is afhankelijk van de conclusies uit het historisch en veldonderzoek. Maakt de beoogde functie verder onderzoek noodzakelijk, dan dient dat verdere onderzoek te zijn afgerond voor de vaststelling van het bestemmingsplan; - De geldigheid van een bodemonderzoek bedraagt maximaal 5 jaar; - Het is niet toegestaan om in (mogelijke) gevallen van bodemverontreiniging grondverzet te plegen.
-
Voor de onderstaande bouwaanvragen is geen bodemonderzoek noodzakelijk: - Bouwwerken waarin mensen minder dan 2 uur/dag structureel verblijven;
Raamwerk Nijmegen Centrum
-
Bouwwerken geen gebouw zijnde, bijvoorbeeld grond-, weg- en waterbouwwerken en bouwwerken voor de waterhuishouding of -zuivering; Bouwwerken die de grond niet raken, en waarbij het bestaande, niet wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd bv. dakkapel, interne verbouwing; De bouw van een kelder; Tevens is in het bodeminformatiesysteem geen aanwijzing gevonden voor een 'redelijk vermoeden' van een ernstige bodemverontreiniging.
Voor de onderstaande bouwwerken kan ontheffing van het uitvoeren van een bodemonderzoek worden verleend: 2 - Het te bouwen pand/aanbouw is kleiner dan 50 m ; - Tijdelijke gebouwen (ongeacht grootte), echter niet langer dan 5 jaar.
5.3
Geluid
5.3.1 Wet geluidhinder De Wet geluidhinder heeft tot doel geluidshinder te beperken. Daartoe zijn in de wet grenswaarden opgenomen die bij voorkeur niet overschreden mogen worden, de zogenaamde voorkeursgrenswaarden. Bij geluidsbelastingen tot deze voorkeursgrenswaarden is over het algemeen sprake van een acceptabel akoestisch klimaat. De voorkeursgrenswaarden gelden alleen binnen de wettelijk vastgestelde zones langs de verkeers- en spoorwegen en de vastgestelde zones rond gezoneerde industrieterreinen. Deze zones zijn aandachtsgebieden waarbinnen aandacht moet worden besteed aan de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de zone is altijd een akoestisch onderzoek vereist als het gaat om geluidgevoelige bestemmingen.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
77
Geluidbron Wegverkeerslawaai Railverkeerslawaai
Voorkeurswaarde (voor woningen) 48dB (Lden) 55dB (Lden)
Geluidsnormen
Wegen waarop een 30km/uur regime van toepassing is, hebben geen wettelijke zone. Er is dan geen wettelijke plicht deze wegen in een akoestisch onderzoek te betrekken. Bij het toetsen aan het Bouwbesluit (bouwvergunning) kan de geluidsbelasting van deze wegen wel van belang zijn. Om uiteenlopende redenen kan het toch wenselijk zijn om een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde toe te staan. De Wet geluidhinder en het daarop gebaseerde Besluit geluidhinder geven deze mogelijkheid, maar kennen ook maximale waarden die niet mogen worden overschreden. Hogere geluidsbelastingen dan de voorkeursgrenswaarde mogen pas worden toegestaan als hiervoor een aparte (hogere grenswaarde) procedure is doorlopen. In de Beleidsregels Hogere Waarde Wet geluidhinder die hiervoor zijn vastgesteld staan de specifieke vereisten die voor het toestaan van een hogere waarde van toepassing zijn. De procedure Hogere grenswaarde moet gelijk oplopen met de ruimtelijke ordeningsprocedures. De realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen is altijd toegestaan buiten de 48 dB en 55 dB-contouren voor respectievelijk weg- en railverkeerslawaai. Binnen deze contouren kan dat alleen als uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of als een hogere grenswaarde is vastgesteld. Ook aanpassingen aan spoorwegen, wegen of kruispunten kunnen een rol spelen binnen het plangebied. 5.3.2 Geluidbronnen Centrum In en rondom het plangebied kunnen alle 50km/u wegen en de spoorlijnen ter hoogte van het station de geluidsgevoelige bestemmingen belasten. De 50 dB(A)-contour van het op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd
Raamwerk Nijmegen Centrum
industrieterrein West-Weurt valt niet binnen de grenzen van het bestemmingsplangebied. De geluidcontouren vanwege het emplacement Nijmegen CS vallen onder het regime van de Wet milieubeheer. Verkeerslawaai Aan de hand van het verkeersmodel 2020, waarin ook de tweede stadsbrug en de ontwikkeling van het Waalfront is meegenomen, is langs de hieronder genoemde wegen de ligging van de 48 dB-contour op een hoogte van 5 meter boven het lokale maaiveld bepaald. De contouren zijn in de onderstaande tabel weergegeven. Weg Waalkade Voerweg Veemarkt Van Schaeck Mathonsingel Van der Brugghenstraat Van Berchenstraat Tunnelweg Stieltjesstraat Stationsplein St Jorisstraat St Canisiussingel St Annastraat Smetiusstraat Regulierstraat Prins Hendrikstraat Parkweg Oranjesingel Nassausingel Mr Franckenstraat Lange Hezelstraat
48 dB-contour (in meters vanuit hart van de weg) 150 200 150 175 100 150 330 40 60 120 350 280 95 100 135 85 350 280 165 110
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
78
Weg Kronenburgersingel Kelfkensbos Keizer Traianusplein Hoogstraat Hertogstraat Hertogplein Groesbeekseweg General James Gavinweg Doddendaal Burg Hustinxstraat Bloemerstraat Bisschop Hamerstraat Bijleveldsingel Berg en Dalseweg
48 dB-contour (in meters vanuit hart van de weg) 300 140 350 65 195 35 140 350 95 40 120 160 180 125
Geluidsbronnen wegverkeer
Railverkeerslawaai Aan de hand van het akoestisch spoorboekje is de ligging van de 55 dBcontour op een hoogte van 5 meter ten opzichte van het lokale maaiveld bepaald. Op advies van Prorail (capaciteitsplanner spoor) is in de berekeningen de huidige situatie (2005) vermeerderd met 1,5 dB als uitgangspunt gekozen. In de volgende tabel is de ligging van de contouren weergegeven. Deze worden opgenomen in de plankaart.
Spoorweg Nijmegen-Den Bosch (traject 745) Nijmegen-Arnhem (traject 245) Nijmegen-Venlo (traject 719) Geluidsbronnen Spoorweglawaai
Raamwerk Nijmegen Centrum
55 dB-contour (in meters uit het hart van het spoor) 150 150 100
Bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen zoals wonen en onderwijs moet worden onderzocht of de geluidsbelasting niet te hoog is. De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen aan de geluidsbelasting veroorzaakt door wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. De Wet geluidhinder geeft gemeenten de ruimte om eigen geluidbeleid op te stellen. De gemeente Nijmegen heeft de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder vastgesteld. Deze beleidsregels zijn van toepassing bij allerhande ruimtelijke besluiten. Hierna worden de geluidsbronnen volgens de Wgh in het gebied in kaart gebracht.
5.4
Luchtkwaliteit
5.4.1 Bestaande situatie De luchtkwaliteit in de randen van het gebied wordt vooral zwaar belast door verkeersuitstoot van de singelwegen met bijbehorende verkeerspleinen. Verder is het busverkeer door het centrum een aanzienlijke bron van luchtverontreiniging, evenals het scheepvaartverkeer op de Waal. Overige bronnen zijn voor zover bekend niet relevant of niet aanwezig. Uit het recente luchtkwaliteitonderzoek blijkt dat langs de bovengenoemde singelwegen en langs de busroutes overschrijdingen van grenswaarden plaatsvinden. Voor de rekenjaren 2010 en 2015 zijn zowel voor NO2 jaargemiddelde en PM10 daggemiddelde de contouren als bijlage toegevoegd. De meeste overschrijdingen vinden plaats op het wegdek. Formeel hoeft boven het wegdek en direct langs de weg niet aan de grenswaarden voldaan te worden. 5.4.2 Regelgeving Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten: a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit; b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
79
Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer titel 5.2 (‘Wet luchtkwaliteit’) zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB’s en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst. luchtkwaliteit Jaargemiddelde grenswaarde NO2 Jaargemiddelde grenswaarde PM10 Daggemiddelde grenswaarde PM10
norm 40 μg/m3
ingangsdatum 1 januari 2015
40 μg/m3
1 juni 2011
max. 35 dagen/jaar > 50 μg/m3
1 juni 2011
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat: - De ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of; - De luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of; - Bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en
Raamwerk Nijmegen Centrum
-
-
verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of; De ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of; Er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden: 1. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5; 2. Daarnaast is in de nieuwe regelgeving vastgelegd dat plannen in elkaars nabijheid (straal 1 km en gezamenlijke ontsluitingsinfrastructuur) die binnen de periode 2009 tot 2015 gerealiseerd worden, gezamenlijk beoordeeld moeten worden. Dit staat bekend als de anticumulatie-regel. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt (of 3000 woningen met twee ontsluitingswegen). Nijmegen heeft een eigen luchtplan, dat onder meer voorziet in schonere bussen, stimulering transitie naar schonere brandstoffen, stadsdistributie voor het centrum en eventueel privilegebeleid voor toegang naar het centrum. In een bestemmingsplanprocedure zal aangetoond moeten worden dat ten tijde van de realisatie van het plan, eventueel met beschreven en geborgde maatregelen, inderdaad aan de normen voor luchtkwaliteit voldaan kan worden. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Met de AMvB “Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
80
van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven en verzorging-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien. In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm): geen afstandscriterium; e niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1 lijnsbebouwing); GGD heeft het advies “niet in 1e lijnsbebouwing” aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg. Gemeente Nijmegen probeert zich zo veel mogelijk te conformeren aan deze GGD-richtlijn. Indien in het plangebied gevoelige bestemmingen worden gebouwd, dienen deze derhalve op minstens 50 meter van de rand van de singelwegen inclusief verkeerspleinen geplaatst te worden.
Raamwerk Nijmegen Centrum
De verwachting is dat in de toekomst de luchtverontreiniging in het centrum onder de dan geldende wettelijke normen zal komen te liggen. Desondanks blijft het een locatie met veel bronnen voor luchtverontreining, zoals door verkeer opwervelend stof. Hierin kan in het ontwerp rekening mee worden gehouden door: - Te zorgen voor het afvangen van luchtverontreining door groeninrichting (gevelbegroeiing, daktuinen etc.); - Daarnaast kunnen woningen afgeschermd worden van de vervuilde lucht, bijvoorbeeld door ventilatielucht voor mechanische ventilatie van achter het gebouw te betrekken; - Zoveel mogelijk in eigen parkeerbehoefte van ruimtelijke plannen voorzien door middel van ondergronds parkeren.; - Nieuwe bedrijvigheid laten aansluiten bij lopende ontwikkelingen zoals stadsdistributie in het stadscentrum; - In de eerstelijns-bebouwing langs de bovengenoemde wegen dienen geen school, kinderdagverblijf of zorginstellingen als nieuwe bestemming geplaatst te worden. Dit dient ter bescherming van extra gevoelige groepen; - Verminderen behoefte verplaatsing: zorgen voor befietsbare en be-
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
81
-
loopbare afstanden, m.n. naar andere zijde van het station en centrum. Het effect is minder en kortere vervoersbewegingen; Verbetering en schoner worden van het openbaar vervoer (HOV; tramlijnen); Beïnvloeden aandeel schoon vrachtverkeer: zorgen voor goede routes buiten dit gebied; Beïnvloeden rijgedrag door weginrichting: het effect is dat door sneller doorschakelen en niet te hard te rijden de emissie per voertuig kan worden teruggebracht.
5.5
Externe veiligheid
5.5.1 Algemeen Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico’s worden onderscheiden: 1. Externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven; 2. Externe veiligheid door het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportwegen. Inrichtingen en bedrijven Er zijn geen risicovolle bedrijven in de nabijheid van het plangebied aanwezig die een invloedsgebied over het plangebied hebben. Er zijn ook geen hogedruk aardgasleidingen aanwezig in het gebied. Vervoer van gevaarlijke stoffen In en nabij het plangebied zijn er de volgende potentiële risicobronnen: - vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor; - vervoer van gevaarlijke stoffen over de Waal; - vervoer over de weg.
Vervoer over spoor In het plangebied loopt de spoorlijn Nijmegen-Venlo. Over dit traject vindt
Raamwerk Nijmegen Centrum
momenteel geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In het plangebied loopt ook de spoorlijn Nijmegen-Den Bosch. Over dit traject vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats en is er sprake van een forse overschrijding van het of het groepsrisico. Er vindt geen overschrijding van het plaatsgebonden risico plaats. Gelet op de overschrijding van het groepsrisico moeten nieuwe ontwikkelingen in het invloedsgebied van het spoor (300 meter vanaf het spoor) nader worden onderzocht. Onderzoek moet worden uitgevoerd naar de toename van het groepsrisico. Voor iedere ontwikkeling zal advies van de regionale brandweer gevraagd moeten worden en vervolgens zal door het college gemotiviteerd moeten worden waarom ontwikkeling in deze spoorzone noodzakelijk is. Geadviseerd wordt om geen nieuwe functies toe te staan waarin beperkt zelfraadzame bewoners worden toegevoegd (bejaardenhuizen, consultatiebureaus, basisscholen, kinderdagverblijven enz). Vervoer over de Waal De Waal wordt in het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangewezen als een belangrijke binnenvaartroute (zwarte route) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Zowel voor het plaatsgebonden risico als het groepsrisico zijn geen overschrijdingen te verwachten, behalve als er op het water nieuwe bestemmingen worden gecreëerd of bij een bevolkingsdichtheid van meer dan 1500 personen/ ha. Dit houdt in dat er geen nieuwe woonboten kunnen worden toegestaan. Voor de 14 woonboten die er nu liggen geldt een consoliderend beleid. Er geldt geen saneringsverplichting. Wel moet rekening gehouden worden met een plasbrand-aandachtsgebied van 25 meter uit de oeverlijn. Een plasbrand is de uitstroming van een brandbare vloeistof, dat bij ontsteking leidt tot warmtestraling op de omgeving. Bij voorkeur worden hier geen nieuwe gevoelige objecten gecreëerd. Alleen na een bestuurlijke afweging met advies van de regionale brandweer kan hier een nieuw gevoelig object worden gecreëerd. Vervoer over de weg Er ligt een route gevaarlijke stoffen over de weg: Waalbrug - Nieuwe Ubbergseweg. Voor het plaatsgebonden risico wordt de norm nergens overschreden. De risicocontour ligt op de weg. Ook voor het groepsrisico wordt
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
82
de oriënterende waarde nergens overschreden. Op deze route hoeft geen rekening gehouden te worden met een plasbrand-aandachtsgebied.
5.6
Brandveiligheid
Bereikbaarheid Snelheid is voor spoedeisende hulpverlening cruciaal. Het is dan ook van belang dat incidentlocaties goed en snel bereikbaar zijn. Speciale aandacht verdient het spoor: momenteel is de spoorbaan niet goed bereikbaar voor hulpdiensten. Gezien de gevaarlijke stoffen die over het spoor vervoerd worden, is het zeer wenselijk dat hier de bereikbaarheid geoptimaliseerd wordt. Ook hier geldt dat in principe de incidentlocatie op de spoorbaan langs twee routes benaderd moet kunnen worden.
Bluswater Ook wat bluswater betreft verdient het spoor speciale aandacht. Momenteel is de bluswatervoorziening bij het spoor ontoereikend, om dit op te lossen moet maatwerk geleverd worden in overleg met brandweer Nijmegen.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
83
6. Ontwikkelingen 6.1
Recent gerealiseerde projecten
Kronenburgerpark In de afgelopen jaren heeft het Kronenburgerpark een grote opknapbeurt ondergaan, waarbij de oorspronkelijke ontwerpen aan het uiteindelijke inrichtingsplan ten grondslag hebben gelegen. Het park heeft een belangrijke functie aan de westzijde van het centrum. Deels als uitloopgebied voor de omwonenden, maar ook als verbindende schakel tussen de stationsomgeving en de binnen- en benedenstad. ROC In de spoorkuil bij het Centraal Station is het nieuwe onderkomen van het Regionaal Opleidingen Centrum Nijmegen (ROC Nijmegen) gebouwd. Het gaat hierbij om ongeveer 6.500 studenten en personeel. Het complex bestaat uit 9 gebouwen die door de glazen overkapping tussen de gebouwen verbonden worden. Dit grote atrium wordt betrokken bij het functioneren van de school door commerciële ruimten op het maaiveldniveau, waarin diverse leerbedrijven zijn gevestigd zoals een café, restaurant, bakkerij, kapsalon en beautysalon. Het atrium zal als semi-openbaar gebied gaan functioneren. Op de verdiepingen komen de leslokalen en kantoorruimte.
woners. De stedenbouwkundige structuur bestaat uit in hoogte variërende bouwblokken, stegen en straatjes, pleinen en binnentuinen. Het oude weeshuis blijft als ankerpunt gehandhaafd Hoogwaterkering De uitvoering van dit project (opdrachtgever is Waterschap Rivierenland, WSRL) is gestart in 2007 en afgerond in 2009.
6.2
Nieuwe ontwikkelingen
Zie de kaart op blz. 87 1- Plein 1944 In 2009 is gestart met het Plein 1944 plan. Na een prijsvraag en referendum is gekozen voor een plan in de wederopbouwstijl. Het is een plan dat winkelen en wonen combineert. De bestaande pleinruimte wordt verkleind door een gebouw tussen plein en busstation te plaatsen. Onder het nieuwe plein komt een parkeergarage voor bewoners en werknemers. Zowel in de noordgevel als in de oostgevel van het plein komt voor een deel nieuwbouw. Ook de Scheidenmakershof wordt betrokken bij de planontwikkeling. De bevoorrading blijft gewaarborgd. Boven op de commerciële ruimte is een complex van hofwoningen geprojecteerd. De uitvoering van de plannen is in 2010 gestart. Hiervoor is een bestemmingsplanprocedure doorlopen. De uitvoering zal ca. 3 jaar duren.
St. Jozefhof (Hof van Heden) Eind 2007 zijn de woningen opgeleverd. De openbare ruimte is medio 2008 opgeleverd. Het gaat om een woningbouwplan met een ondergrondse parkeergarage voor bewoners. De appartementen zijn rondom een hof gesitueerd. Het oudste huis van Nijmegen dat hier is aangetroffen wordt gevisualiseerd. De Hessenberg. Dit plan is in 2007 gestart en inmiddels voltooid. Het plan bestaat uit een compact woningbouwplan met een ondergrondse parkeergarage voor be-
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
84
verkopen aan een marktpartij en daartoe hebben zich diverse gegadigden gemeld. De ideeën voor herontwikkeling gaan bij allen uit van een combinatie van wonen, werken en een hotel. In de plint van het gebouw zijn publieke voorzieningen gepland waardoor de levendigheid aan het stationsplein en de burgemeester Hustinxstraat wordt versterkt. Een eventuele bestemmingsplanprocedure moet nog worden doorlopen. 4- TPG Het voormalige stationspostkantoor is aangewezen voor huisvesting van poppodium Doornroosje in combinatie met onzelfstandige studentenhuisvesting. Het nieuwe poppodium moet een kleine zaal krijgen met 400 en een grote zaal met 1.100 staanplaatsen. Verder moeten er ca. 330-350 studentenwoningen komen en een publieke fietsenstalling met een capaciteit van 3.700 plaatsen. De ontwikkeling van deze locatie, in eigendom van de gemeente Nijmegen, is onderdeel van de opwaardering van de Spoorzone. Er loopt hiervoor al een bestemmingsplanprocedure. 2- Parkeergarage Achter de Hezelpoort Dit plan is in ontwikkeling. De voorbereidingen voor de bouw van de parkeergarage zijn gestart. Het plan voorziet in de aanleg van een stadspark, een parkeergarage, een woontoren, en diverse voorzieningen. Het stadspark loopt van de Tunnelweg naar de Hezelpoort over de parkeergarage en stijgt langzaam richting haven, waarna het weer afdaalt richting de Hezelpoort en de haven. De woontoren wordt ca 60 meter hoog. In de plint rondom de parkeergarage (830 pp) komen kantoren en diverse publieksgerichte voorzieningen en woningen. De parkeergarage is gesitueerd langs het spoortalud. Bovenop de garage komt gedeeltelijk een groengebied. Start van realisatie is gepland in 2012. Er is al een bestemmingsplanprocedure voor dit project doorlopen. 3- Metterswane Het complex Metterswane is door woningcorporatie Talis aangekocht met als doel herontwikkeling van de locatie na sloop van het gebouw (m.u.v. het huidige woongedeelte - vleugel C). Talis overweegt het complex te
Raamwerk Nijmegen Centrum
5- Spoorstraat Voor de locatie van het voormalige Arbeidsbureau aan de Spoorstraat 4-6 zal door woningcorporatie Talis een bouwplan worden ontwikkeld met vooral woningen. Een eventuele bestemmingsplanprocedure moet nog worden doorlopen. 6- Van Schaeck Mathonsingel locatie Fong Chou Door de eigenaar van de locatie van het voormalige pand van Chinees restaurant Fong Chou aan de Van Schaeck Mathonsingel wordt nagedacht over herontwikkeling. Daarbij probeert men zowel aansluiting te vinden bij de plannen voor Metterswane, als ook afstemming te realiseren op de e schaal van de bestaande 19 eeuwse villa’s. Een eventuele bestemmingsplanprocedure moet nog doorlopen worden. 7- Pand Belastingdienst Herontwikkeling van het huidige gebouw van de Belastingdienst biedt kansen om de spoorzone op te waarderen. De kansen om deze locatie, direct aansluitend op Spoorstraat 4-6, te herontwikkelen zullen worden verkend. De Belastingdienst kan als functie voor de stationsomgeving behouden blijven. Een eventuele bestemmingsplanprocedure moet nog doorlopen
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
85
worden. 8- Stratemakerstoren/Natuurcentrum Rivieren Voor het Natuurcentrum Rivieren (Staatsbosbeheer, Natuurmuseum, Milieu-Educatiecentrum en IVN) wordt nu in gemeenschappelijk opdracht van Staatsbosbeheer en gemeente de haalbaarheid onderzocht op de locatie Stratemakerstoren. Een eventuele bestemmingsplanprocedure moet nog doorlopen worden. 9- Herinrichting Valkhofpark en ontwikkeling Donjon Uit het referendum in 2006 is gebleken dat de Nijmeegse bevolking in meerderheid kiest voor herbouw van de Donjon. De ontwikkeling van de Donjon en herinrichting van het Valkhofpark worden zo mogelijk als één project opgepakt. De herinrichting van het Valkhofpark komt pas na duidelijkheid en haalbaarheid van de Donjon. De herinrichting van het park wordt mede bepaald door de ontwikkeling van de Donjon. Een eventuele bestemmingsplanprocedure moet nog doorlopen worden. 10- MFC Van Schevichavestraat/Oranjesingel Het MFC is een opvangvoorziening voor verslaafden. De bedoeling is dat de mensen die van deze voorziening gebruik maken doorstromen richting een vorm van duurzaam verblijf. Dit zijn vaak vormen van begeleid/beschermd wonen, maar het kan ook zelfstandig wonen zijn al dan niet met begeleiding. Samen met IrisZorg is daarom het plan ontwikkeld om in het MFC naast de huidige functies zoals nachtopvang en dagopvang, ook verblijfplaatsen aan te bieden. Het pand wordt onderverdeeld in drie delen. In één gedeelte worden de huidige dag- en nachtopvang voor verslaafden en de dagbesteding op een kleinschaliger niveau gehandhaafd. In een ander gedeelte wordt ruimte gecreëerd voor de verblijfsplaatsen. Het betreft eigen kamers met gemeenschappelijke woonruimte. De bewoners kunnen hier basale woonvaardigheden opdoen. In een derde deel van het pand worden verblijfsplaatsen gerealiseerd voor de groep verslaafde vrouwen. Hiervoor hoeft geen aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen te worden.
11- Parkeergarage Van Schaeck Mathonsingel Onder de Van Schaeck Mathonsingel is een parkeergarage gepland met ca. 650 parkeerplaatsen. De singel zelf moet een inrichting krijgen als wandelesplanade met aan weerskanten een bomenrij. Hiermee krijgt de Van Schaeck Mathonsingel weer zijn vroegere uitstraling terug. Wanneer de garage gerealiseerd is, vervalt het parkeerterrein op de Nassausingel. Ook de Nassausingel krijgt dan zijn vroegere, groene inrichting terug, waarbij waarschijnlijk de lokaal bekende cafetaria zal worden ingepast. Oplevering van de parkeergarage is gepland in 2012. Voor de parkeergarage is al een bestemmingsplanprocedure doorlopen. 12- Osnabrugge Het pand van Osnabrugge aan het Hertogplein uit de jaren ’80 is begin 2011 gesloopt. Het leegstaande pand van Van der Stad, eveneens aan het Hertogplein, doet voorloppig dienst als tijdelijke huisvesting van Osnabrugge. Het nieuwbouwplan bestaat uit een bouwmassa van 6 bouwlagen. In de kelder onder het gebouw komt een parkeergarage. Op de begane grond is ruimte voor een nieuwe winkel van Osnabrugge met een oppervlakte van 1200 m2. Boven de winkel bevinden zich de appartementen. De appartementen worden gesitueerd rondom een patioruimte. De 6e en bovenste bouwlaag ligt terug. Het gaat om ruim 40 appartementen. Door realisatie van het plan ontstaat een forse pleinwand aan het Hertogplein. Het nieuwbouwplan is een alzijdig gebouw met een duidelijke oriëntatie op het plein maar ook op de Derde Walstraat en de Gerard Noodtstraat. Er loopt hiervoor al een bestemmingsplanprocedure. 13- Ontwikkeling Centraal Station (voorheen:Spoorzone West ontwikkeling) De gemeente is in het kader van het landelijke programma Spoorzoneontwikkeling een samenwerking aangegaan in het plangebied SpoorzoneWest om het stationsgebied te ontwikkelen. De partners in dit programma zijn: NS Poort, Prorail, VROM en de gemeente Nijmegen. Medio 2011 zal een haalbaarheidsstudie, een mobiliteitsvisie en een ontwikkelingsvisie gereed zijn. Het gaat om zowel de west- als de oostkant van het station. In de ontwikkelingsvisie wordt voor de gehele Spoorzone, inclusief de Spoorzone-West een horizon wordt geschetst tot het jaar 2040 met een
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
86
bijbehorende fasering. Tegelijkertijd biedt deze visie ruimte om op kortere termijn ontwikkelingen mogelijk te maken, zoals TPG-locatie, Metterswane en Spoorstraat. Belangrijke pijlers van de ontwikkelingsvisie zijn:
Mobiliteitsvisie: mobiliteit en reizigers zijn beeldbepalend in de stationsomgeving. Dit stelt eisen aan de ontwikkelingsvisie. Vandaar dat er gekozen is voorafgaand aan de stedenbouwkundige invulling een mobiliteitsvisie op te stellen: passend binnen de verwachte ontwikkelingen en met een bijbehorende vertaling van de verschillende functionaliteiten en modaliteiten in het plangebied. De plaats van het busstation staat hierbij centraal; Marktonderzoek: het gaat onder andere om het ontwikkelen van een gebiedsvisie en een daarop afgestemd functioneelprogrammatisch concept. De ambitie is een op de toekomst gerichte invulling van de gehele omgeving van het Centraal Station , met een maximale toegevoegde waarde voor de ontwikkeling van Nijmegen, zowel in de relatie met de binnenstad als ook het versterken van de relatie met de woonwijken aan de westzijde en Waterkwartier en Waalfront in het bijzonder; Duurzaamheid: de partners van het project Spoorzone hebben duurzaamheid hoog in het vaandel staan. Vanuit hun specifieke taken is een visie ontwikkeld hoe dit thema ingevuld kan worden.
16 – Azijnmuseum Er zijn plannen om de Commanderie uit te breiden met een azijn- / mosterdmuseum. Dit ter versterking van de toeristische functie van de Commanderie. De uitbreiding is gepland in het talud aan de Nonnenstraat. Uitgangspunt is dat de uitbreiding gecombineerd wordt met een groenontwikkeling. Een eventuele bestemmingsplanprocedure moet nog doorlopen worden.
Een eventuele bestemmingsplanprocedure moet nog doorlopen worden.
14 - Bloemersstraat-hoek eerste Walstraat Het gaat om realisering van een gebouw als afronding van de bestaande bebouwing. Inpassing en functie wordt nog nader onderzocht. Dit plan wordt eventueel bij de actualisatie van het bestemmingsplan Nijmegen centrum meegenomen. 15 - Roode Leeuw (hessenberg) Realisatie van woningbouw (9 stadswoningen) ter plaatse van de daar aanwezige garageboxen. Deze worden gesloopt. Realisatie zal medio 2012 zijn. Dit plan wordt bij de actualisatie van het bestemmingsplan Nijmegen centrum meegenomen.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
87
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
88
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
89
7. Juridische vormgeving
ontwikkelingen die nog zijn voorzien of nog onvoldoende conreet zijn, zal te zijner tijd een postzegelbestemmingsplan opgesteld worden.
7.2 7.1
Planvorm
Het raamwerk Nijmegen Centrum vormt het uitgangspunt voor een tweetal bestemmingsplannen: Nijmegen Centrum-Binnenstad en Nijmegen Centrum-Stationsomgeving. Gezien de samenhang van dit gebied is het wenselijk om voor het centrum één raamwerk op te stellen. Daarentegen is de dynamiek van beide gebieden zeer verschillend, waardoor het wenselijk is om twee aparte bestemmingsplannen op te stellen. In de Stationsomgeving zijn zeer veel ontwikkelingen gaande met een hoge ruimtelijke impact. In de Binnenstad spelen naast ruimtelijke ontwikkelingen vooral ontwikkelingen op economisch en cultuurhistorisch gebied. Het raamwerk maakt onderdeel uit van de plantoelichting van beide bestemmingsplannen.
Standaardisering bestemmingsplannen
Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaardbestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaardbestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld.
De planvorm moet er op gericht zijn alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat enerzijds in zekere mate ontwikkelingen mogelijk zijn en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Uitgangspunt is een flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan. Dit betekent dat niet alleen het bestaande gebruik van een perceel of pand wordt vastgelegd, maar ook wordt bekeken of op voorhand een ander gebruik aanvaardbaar is. Ook betekent het dat niet alleen de bestaande bebouwing wordt vastgelegd, maar wordt tevens bekeken in hoeverre extra bebouwingsmogelijkheden geboden kunnen worden. Overigens is het de vraag in hoeverre nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen meegenomen indien de ontwikkelingen voldoende concreet zijn en ruimtelijk kunnen worden onderbouwd. Veelal betreft het ontwikkelingen waarvoor al aparte procedures in gang zijn gezet, bijvoorbeeld een postzegelbestemmingsplan, die in dit bestemmingsplan worden ingepast. Voor
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
90
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
91
8. Retrospectieve toets 8.1
Algemeen
Het bestemmingsplan is bindend voor een ieder. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. Doel van handhaven is het verkrijgen van een verbeterde leefbaarheid, veiligheid en verhoogde kwaliteit van de woon- en werkomgeving. Bouwen en gebruik conform het bestemmingsplan is uitgangspunt. Afwijkingen zijn alleen toelaatbaar als daarvoor een vergunning of ontheffing is verleend. Handhaving kan plaats vinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Bij deze laatste vorm is het Openbaar Ministerie betrokken. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, kan in plaats daarvan aan een overtreder een last onder dwangsom opleggen. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. Naast repressieve wordt preventieve handhaving onderscheiden, gericht op het voorkómen dat overtredingen ontstaan. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op bouwen en gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen zoals informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de gebruikers en bouwers.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Aan het hebben van voldoende draagvlak voor het gevoerde beleid kan essentiële betekenis worden toegekend. Bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt door regelmatig bestuurlijk en maatschappelijk overleg en het instellen van een projectgroep met vertegenwoordigers van verschillende disciplines gestreefd naar consensus over het te voeren beleid. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (gebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan. Ook voor de rechtszekerheid is het vastleggen van de bestaande toestand belangrijk. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan wordt ruim aandacht besteed aan de (technische) handhaafbaarheid van de regels. Deze dienen eenduidig te zijn.
8.2
Doel
Een retrospectieve toets geeft aan welke situaties in bouw en gebruik er bestaan die niet in overeenstemming zijn met de vigerende bestemmingsplannen en verleende ontheffingen. In deze toets wordt aangegeven: 1. in welke situaties handhavend wordt opgetreden (na de strijdige situatie te hebben gewraakt); 2. in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven, of een ontheffing wordt verleend, waarmee de strijdige situatie gelegaliseerd wordt; 3. in welke situaties wordt gekozen voor het onder het overgangsrecht brengen van de strijdige situatie (hetgeen alleen in uitzonderlijke situaties mogelijk is).
8.3
Resultaat
De zaken die onder de retrospectieve toets vallen, met de bijbehorende actie zijn opgenomen in Bijlage 2.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
92
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
93
Bijlage 1. Vigerende bestemmingsplannen M D Dp
= Moederplan = Deelplan = Deelplan in procedure
PLANTYPE M D D D M D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D
NUMMER 1 1_II 1_IV 1_XV 2 2_44 2_46 2_47 2_48 2_49 2_50 2_51 2_52 2_53 2_55 2_56 2_II 2_V 2_VI 2_VII 2_XVI 2_XVII 2_XVIII 2_XX 2_XXIV 2_XXIX 2_XXV 2_XXVII 2_XXVIII 2_XXXI
Raamwerk Nijmegen Centrum
NAAM OMGEVING BARBAROSSASTRAAT OMGEVING BARBAROSSASTRAAT - II OMGEVING BARBAROSSASTRAAT - IV OMGEVING BARBAROSSASTRAAT - XV BENEDENSTAD BENEDENSTAD - 44 BENEDENSTAD - 46 BENEDENSTAD - 47 BENEDENSTAD - 48 BENEDENSTAD - 49 BENEDENSTAD - 50 BENEDENSTAD - 51 BENEDENSTAD - 52 BENEDENSTAD - 53 BENEDENSTAD - 55 BENEDENSTAD - 56 BENEDENSTAD - II BENEDENSTAD - V BENEDENSTAD - VI BENEDENSTAD - VII BENEDENSTAD - XVI BENEDENSTAD - XVII BENEDENSTAD - XVIII BENEDENSTAD - XX BENEDENSTAD - XXIV BENEDENSTAD - XXIX BENEDENSTAD - XXV BENEDENSTAD - XXVII BENEDENSTAD - XXVIII BENEDENSTAD - XXXI
OMSCHRIJVING Aansluiting van Gr.Roggenstraat en Meester.Franckenstr. Bouw flat hoek Ubbergsewweg / Oude Ubbergseweg Woonwagen Ubbergseweg Grote Markt 41/42 Westelijke Waalkade etc. culinaire route Grote Markt 25 Waaggebouw Steenstraat 2 (brouwerijmuseum) Bottelstraat 3 (balletstudio) Omgeving Glashuis Burchtstraat 69-71 Lange Hezelstraat 139 Hotel Waalkade 110-111 Uitbreiding pannekoekenhuis Burchtstraat Smidstraat / Nonnenstraat / Korenmarkt (blok 350 Begijnenstraat 8 Bouw blok 26 en realisering keermuur Blokken 64 en 65 Muchterstraat / Nieuwe Vleeshouwerstraat / Klokkenberg Parkeerplaatsen Bourbonhof Woningbouw tussen Priemstraat en Grotestraat Ridderstraat / Hoogstraat huurserviceflat Inrichting Waalkade Oost (Casino, horeca etc.) Horeca Grote Markt 35 Woningbouw op terrein papierfabriek Schut Grote Markt 38, 39 en 40 Ridderstraat 11 Vosstraat / Grotestraat / keermuur (v.d. Water)
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
94
M D D D D M D D D D M M M M D D D D D D D M D D D
4 4_4 4_5 4_7 4_V 7 7_1 7_3 7_4 7_6 8 9 10 12 12_B 12_C 12_D 12_E 12_F 12_G 12_H 127 127_1 127_2 127_4
Raamwerk Nijmegen Centrum
STADSCENTRUM KERNGEBIED I 1998 STADSCENTRUM KERNGEBIED I 1998 - 4 STADSCENTRUM KERNGEBIED I 1988 - 5 STADSCENTRUM KERNGEBIED II - 7 STADSCENTRUM KERNGEBIED I 1998 - V STADSCENTRUM KERNGEBIED II (1e wijz. voorschr.) STADSCENTRUM KERNGEBIED II - 1 STADSCENTRUM KERNGEBIED II - 3 STADSCENTRUM KERNGEBIED II - 4 STADSCENTRUM KERNGEBIED II - 6 SPOORZONE 2 SPOORZONE UITBREIDINGSPLAN IN HOOFDZAAK II-A STADSCENTRUM RANDZONE I STADSCENTRUM RANDZONE I - B STADSCENTRUM RANDZONE I - C STADSCENTRUM RANDZONE I - D STADSCENTRUM RANDZONE I - E STADSCENTRUM RANDZONE I - F STADSCENTRUM RANDZONE I - G STADSCENTRUM RANDZONE I - H STADSCENTRUM RANDZONE II STADSCENTRUM RANDZONE II - 1 STADSCENTRUM RANDZONE II - 2 STADSCENTRUM RANDZONE II - 4
Hoek Smetiusstraat / 1e walstraat Hessenberg Plein 1944 e.o. Molenstraat (nabij hoek Eerste Walstraat) Kelfkensbos 44-45 Burchtstraat / hoek Broerstraat Burchtstraat (nabij Stadhuis / Marikenstraat) Van Broeckhuysenstraat 46 Busbaan Oude Groenewoudseweg / verlengde Groemstraat Stationsplein tot St. Annastraat
Vredestraat / Kronenburgersingel (woningbouw) Uitbreiding hal en aanpassen gebouw Metterswane Bouw politieburo Stieltjesstraat Uitbreiding restaurant Stationszicht Stationsplein en ovatonde Centraal Station Nijmegen Uitbreiding stadsschouwburg Sociëteitsgebouw Hertogstraat 141/St. Canisiussing Nieuwbouw kantoor Oranjesingel Prins Bernhardstraat 3-5
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
95
Bijlage 2. Handhavingszaken
Adres:
Nr Betreft:
Aktie:
Bloemerstraat Franseplaats
39 chinees medisch centrum 1 horeca-activiteiten in Commanderie St.Jan
dienstverlening wordt mogelijk in bestemmingsplan horeca wordt mogelijk in bestemmingsplan
Gulden Wagengas
10-12 wonen in bijgebouw Beoordelen of dit binnen nieuwe bestemmingsplan past
In de Betouwstraat
13 overtreding voorwaarden ondersteunende horeca
Lage Markt
5c horecagelegenheid in kantoor/kantine
Lange Hezelstraat
12 overtreding voorwaarden ondersteunende horeca
Handhavend optreden ontheffingsvoorwaarden Handhavend optreden tegen horecagebruik Handhavend optreden ontheffingsvoorwaarden Lange Hezelstraat
42+44 bed en breakfastbedrijf op verdiepingen met woonbestemming
Lange Hezelstraat
43 bed en breakfastbedrijf op verdiepingen met woonbestemming
Lange Hezelstraat
55 bed en breakfastbedrijf op verdiepingen met woonbestemming
Molenstraat
112 Geen mogelijkheid voor ondersteunende horeca
bed- en breakfast wordt mogelijk in bestemmingsplan bed- en breakfast wordt mogelijk in bestemmingsplan bed- en breakfast wordt mogelijk in bestemmingsplan handhavend optreden tegen horecagebruik
Oranjesingel
40 parkeren erf 19e eeuwse schil, parkeren in voortuin
handhavend optreden parkeren
Oranjesingel
42 horeca bij Lux
horeca wordt mogelijk in bestemmingsplan
Oranjesingel
44 parkeren erf 19e eeuwse schil, parkeren in voortuin
handhavend optreden tegen parkeren
Oranjesingel Oranjesingel
49 parkeren erf 19e eeuwse schil, parkeren in voortuin 12 wonen bijgebouw op binnenterrein
handhavend optreden tegen parkeren
Ziekerstraat
81 winkel op verdieping
bewoning is gewraakt en beëindigd
Raamwerk Nijmegen Centrum
valt onder overgangsrecht, verdiepingen zullen weer voor wonen worden ingezet
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
96
Bijlage 3 Toelichting bij besluit aanwijzing beschermd stadsgezicht Benedenstad Behorend bij aanwijzing beschermd stadsgezicht februari 1980 STADS- EN DORPSGEZICHTEN EX ARTIKEL 20 VAN DE MONUMENTENWET. Nijmegen, Gemeente Nijmegen. Het beschermde stadsgezicht omvat het op bijgaande kaart (Rijksdienst voor de Monumentenzorg, tekening nr.351) door een stippellijn omgrensde gebied.
Toelichting De nederzettingsgeschiedenis van Nijmegen gaat terug tot in de Romeinse tijd. De bewoningskern uit het beging van onze jaartelling ontwikkelde zich in de Karolingische tijd tot een belangrijke handelsnederzetting. Als gevolg hiervan kreeg Nijmegen vrij vroeg in de Middeleeuwen haar eerste stedelijke vorm. Aan het einde van de Middeleeuwen was de stadsplattegrond na een aantal uitbreidingen afgerond. In de aldus ontstane stad, amfitheatergewijs gebouwd tegen de zuidelijke oever van de Waal, is de stadsvorming goed te herkennen; onder meer omdat al het natuurlijke bodemreliëf en de bestaande wegen werden benut bij de uitleg van de stad. Tot aan de ontmanteling van de vesting in 1874 hebben zich in de stadsplat-tegrond geen ingrijpende veranderingen meer voorgedaan. Na de slechting van de vestingwerken heeft Nijmegen zich enorm uitgebreid. De parken en singels, die ter plaatse van de vestingwerken zijn aangelegd, vormen nu een duidelijke grens tussen de historische binnenstad en het overige deel van de bebouwde kom. Door het bombardement in de Tweede Wereldoorlog en door ingrijpende sanering, die gepaard ging met afbraak van grote aantallen historische huizen, is de cultuurhistorische waarde van de binnenstad de laatste decennia onherstelbaar aangetast. De nog overgebleven gedeelten in de
Raamwerk Nijmegen Centrum
benedenstad leveren desondanks in hun onderlinge samenhang een beeld op dat van algemeen belang is wegens de schoonheid en het karakter ervan. Het belangrijkste motief voor de bescherming vormt dan ook de cultuurhistori-sche waarde van de nederzettingsstructuur en de unieke ligging op zeven heuvels, ieder bekroond door één of meerdere belangrijke beschermde monumenten. De Romeinse oorsprong van Nijmegen is onmiskenbaar. Door veelvuldig en stelselmatig bodemonderzoek zijn uit deze periode veel gegevens beschik-baar. Westelijk van de historische binnenstad lag de burgerlijke nederzet-ting Ulpia Noviomagus, oostelijk ervan tussen de Ubbergseweg en de Berg en Dalseweg het Castellum (70 - 105 n.Chr.). Ook de benedenstad langs de rivier is in de Romeinse tijd bewoond geweest. Uit die periode zijn echter geen voorzettingen te herkennen in het latere, middeleeuwse stadsplan. Van grote betekenis voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad is vanzelfsprekend de ligging aan de rivier, - op een plateau -, dat zich tot in het stroomgebied van de rivier uitstrekt. Het Romeinse wegennet met het veer en de Karolingische keizerplats zijn andere elementen, die van grote invloed zijn geweest. De twee noord-zuid gerichte prae-stedelijke wegen zijn terug te vinden in de dalen tussen de vooruitgeschoven plateaus van de burcht, van de vroeg-middeleeuwse stad (ter plaatse van het huidige Culturele Centrum en de St. Anthoniusplaats) en van de oudste kloosternederzetting de Commanderij van St. Jan. De westelijke weg volgt het verloop van Grotestraat, Broerstraat en Molenstraat, de oostelijke van Lindenberg en Hertogstraat. Ook de doorgaande route boven langs de rivier van Ubbergen naar Weurt volgens het verloop van de Burchtstraat en Hezelstraat is prae-stedelijk. Zij vormt nu nog de grens tussen de zogenaamde bovenstad en benedenstad. Als gevolg van de toenemende handelsactiviteit op de rivier kwam de stad e e in de 13 eeuw tot grote bloei. Dit zou tot in de 15 eeuw voorduren. Op de Hundisberg, een plateau direct westelijk van het klooster werd de stad ommuurd. Het wegenkruis Lange Burchtstraat – Korte Burchtstraat – Stikke Hezelstraat en Grotestraat – Broerstraat verdeelde de stad in gelijkvormige kwartieren; het Broervierdel, het O.L. Vrouwenvierdel, het St. Jansvierdel en het St. Anthoniusvierdel. Tussen het kruispunt en de parochiekerk vormde zich de driehoekige Markt.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
97
Door aanhoudende groei breidde de stad zich al spoedig buiten haar ommuring uit; vooral in westelijke richting, langs de Hezelstraat en langs de rivier. Na ongeveer een eeuw was de oppervlakte van de stad verdubbeld en werd zij voor de tweede maal ommuurd. De burcht werd hierbij opgenomen in het verdedigingsstelsel van de stad. De stadspoorten waren in de 14e eeuw de Hezelpoort in het westen, de Wiemel-poort in het zuiden de Burchtpoort in het oosten, terwijl aan de rivierzijde een tiental grote en kleine poorten toegang tot de Waalkade gaven. De westelijke stadsgracht tussen de rivier en de Hezelpoort werd ingericht als haven. Buiten de stadsmuren langs de Molenstraat en de Ziekerstraat kwam al vroeg aaneengesloten lintbebouwing voor. Op de terreinen tussen de uitvalswegen vestigden zich de kloosters Mariënburg en St. Agnes. Weer ongeveer een eeuw later, omstreeks 1450, was de stad toe aan haar derde omwalling en kwamen de Ziekerstraat, de Molenstraat, de kloosters en enkele onbebouwde terreinen binnen de stadsmuur te liggen. De burcht en het Kelfkensbos weden bij die gelegenheid volledig opgenomen in de afgeronde stadsplattegrond. De kaart van Jacob van Deventer (ca. 1560) geeft deze toestand nauwkeurig weer. Tot aan het eind van de e 19 eeuw breidde de stad zich niet meer uit. Werkelijk ingrijpende veranderingen in het stadsplan ontstonden dan ook pas na de opheffing van de vesting Nijmegen in 1874. De belangrijkste wijzigingen vóór deze datum waren de aanleg van de Nieuwe Haven in 1600 in het uiterste westen van de benedenstad en de daarmee gepaard gaande uitleg van de kade in de rivier en de sloop van de bebouwing tussen de St. Stevenspoort en de Bottelpoort, vervolgens de spectaculaire uitleg van de verdedigingswerken in de 17e, de 18e en gedeeltelijke ook in de 19e eeuw en tenslotte de sloop van de burcht aan het eind van de 18e eeuw. De Burchtpoort en de Wiemelpoort werden gesloopt in respectievelijk 1826 en 1860. In 1853 werd westelijk van de benedenstad, en westelijk van de latere spoordijk, een nieuwe haven aangelegd en de haven in de stad gedempt. Vrijwel gelijktijdig met de opheffing van de vesting is de spoorlijn Arnhem in gebruik genomen. De opening van de spoorbrug vond plaats in 1879. De sloop van de vestingwerken en de stadspoorten en de daarop volgende uitleg van de stad betekenden een laat, maar definitief afscheid van het middeleeuwse Nijmegen. Ter plaatse van de verdwenen vestingwerken werden fraaie singels en twee stadsparken aangelegd, het Hunnerpark in
Raamwerk Nijmegen Centrum
het oosten en het Kronenburgerpark in het westen. Beide parken behielden fragmenten van de oude ommuring. De stad breidde zich allereerst uit langs de oude uitvalswegen naar Grave, Mook, Groesbeek en Berg en Dal. De Waalbrug oostelijk van de stad werd in 1936 in gebruik genomen door het verkeer. De verkrotting en verpaupering van de benedenstad raakte in een stroomversnel-ling toen de stad zich economisch en mentaal steeds meer afkeerde van de rivier en het verkeer de oude stad niet meer doorkruiste. In 1944 werd door een geallieerd bombardement bij vergissing een groot gedeelte van de bovenstad verwoest. Het wederopbouwplan, dat onmiddellijk na de oorlog werd opgesteld, ging uit van een nieuwe, ruimere opzet voor het verwoeste en beschadigde stadsge-deelte. Het plan is tamelijk rigoureus uitgevoerd, waardoor veel beschadig-de en gespaarde historische bebouwing alsnog is afgebroken. Op dit moment is de vooroorlogse bebouwing in de bovenstad alleen nog te vinden in gedeelten van de Molenstraat, de Ziekerstraat en de Walstraten. Het gebied aan weerszijden van de Lange Hezelstraat en vrijwel de gehele benedenstad zijn bij de oorlogshandelingen gespaard gebleven. Het saneringsbeleid voor de benedenstad, dat al voor en tijdens de oorlog is voorbereid, werd echter niet herzien na de verwoesting van de bovenstad. In de vijftiger en zestiger jaren kwam dan ook de grootscheepse afbraak op gang, waarbij tientallen onvervangbare middeleeuwse huizen tegen de grond werden gehaald. Een van de belangrijkste elementen van de stadsstructuur, de Grotestraat, is op een enkel fragment na volledig verdwenen. Gekoppeld aan het inzicht over de ontwikkeling van het ruimtelijke beeld kunnen de elementen, waaruit de historische binnenstad is samengesteld, op hun cultuurhistorische waarden worden beoordeeld. Deze elementen hebben zowel betrekking op de structuur van het ruimtelijke beeld als op de verschijningsvorm. Derhalve is een onderverdeling aangehouden in twee categorieën, namelijk enerzijds ruimtelijk-structureel en anderzijds ruimtelijk-visueel.
3. Ruimtelijk-structureel: hiertoe kunnen worden gerekend: - het natuurlijk bodemreliëf;
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
98
-
-
het patroon van straten, stegen, pleinen, havens en kaden, de verkaveling en het gebruik van de bouwblokken en de schaal van bebouwing; alsook de visuele en functionele relatie met de directe omgeving van de nederzetting, of de afronding naar buiten toe. Deze kan abrupt zijn, bijvoorbeeld door bestaande vestingwerken of door de ligging aan de rivier, dan wel geleidelijk, bijvoorbeeld wanneer na de ontmanteling van de vestingwerken, aansluitend aan het beeld van de oude stad en gekoppeld aan de bestaande uitvalswegen een nieuwe uitleg is ontstaan.
4. Ruimtelijk-visueel: hiertoe kunnen worden gerekend: - Het karkater van de bebouwing, bepaald door type (woonhuis, pakhuis, boerderij, enz., dus een functionele aanduiding), breedte, diepte, de opbouw in verdiepingen en de bekapping, gevelindeling en materiaalgebruik; - De aard en de indeling van de openbare ruimte; - De aard en de indeling van de privé open ruimte, waaronder ook de binnenterreinen; - De beplanting, alsmede de aard en de inrichting van het aangrenzende landschap. In beginsel is voor het gehele beschermde stadsgezicht een positieve waardering van de ruimtelijk structurele elementen, onder punt 1 genoemd, getoetst aan de historische ontwikkeling en de karakteristiek ter plaatse noodzakelijk. De ruimtelijk-visuele elementen, onder punt 2 genoemd, zullen voldoende cultuurhistorische kenmerken moeten bezitten om van een histo-risch stadsbeeld te kunnen spreken. De verschillen in waardering van met name de ruimtelijk-visuele elementen kunnen aanleiding zijn in de bescherming gradaties aan te brengen. Voor Nijmegen zijn het natuurlijk bodemreliëf en de hoofdstructuur van de nederzetting historisch waardevol te noemen. De hoofdstructuur wordt hier gevormd door het kruis van doorgaande, prae-stedelijke wegen, de kware tieren van de 13 eeuwse stad, het Valkhof en de uitbreidingen uit de late Middeleeuwen. Voor grote gedeelten van de benedenstad zijn bovendien de overige ruimtelijk-structuur elementen, zoals genoemd onder punt 1,
Raamwerk Nijmegen Centrum
historisch van betekenis. Bij het bepalen van de omgrenzing van het stadsgezicht is dit als uitgangspunt gehanteerd. Waar direct aansluitend een 19e stadsuitbreiding met duidelijke historische kwaliteiten voorkomt – of een waardevol groengebied – is de grens hiervoor naar buiten gelegd. De op zichzelf zeer interessante 19e en vroeg 20e eeuwse bebouwing aan de Oranjesingel, de St. Canisiussingel en de Bijleveldsingel is bij dit voorstel niet aan de orde. Als ruimtelijk-visuele kernmerken van de Nijmeegse stadsbebouwing kunnen worden genoemd: de geringe breedte van de hoofdstraten met een verkaveling van de bouwblokken van gemiddeld 6 tot 8 meter breed, waarop aaneengesloten bebouwing van overwegend 2 of 3 bouwlagen, waarbij in de oost-west lopende straten, - door het relatief geringe hoogteverschil in de lengterichting van deze straten - regelmatig onder één kap samengetrokken huizen voor-komen. De nokrichting is hier zowel loodrecht als evenwijdig aan de voorgevel. In de overige straten, waarin vaak aanzienlijke hoogteverschillen optreden, is de bekapping bij de meeste huizen loodrecht op de voorgevel. In deze oplopende straten is ieder huis afzonderlijk met zijn begane grond vanaf de straat toegankelijk en onafhankelijk van het buurpand gebouwd. Hierdoor ontstaat een zeer kenmerkende schaal voor het geheel van de bebouwing, waarin behalve deze trapsgewijze opbouw ook de wisselende verdieping- en goothoogten een rol spelen. Het bochtige verloop en de geringe breedte van de straten versterkt dit. Het merendeel van de huizen is in oorsprong (laat-) Middeleeuws, waarbij in de 18de en 19de eeuw de topgevels vrijwel zonder uitzondering zijn veran-derd in lijstgevels. Veel gevels zijn daarbij gepleisterd. Ook de e raaminde-ling en de kleurstelling is overwegend 19 eeuws (donkergroen e raamhout in lichte of witte kozijnen). Dit 19 eeuwse uiterlijk van de stadsbebouwing is een uitermate belangrijke bijdrage aan de historische karakteristiek. De dakbedekking bestaat zowel uit rode als donkerblauwe pannen, de laatste vooral op de voorschilden bij de lijstgevels. De panden aan de Waalkade, die door hun ligging in het winterbed van de rivier nadelige invloed kunnen ondervinden van hoge waterstanden, bezitten als gevolg hiervan veelal een souterrain. De huizen aan de oostzijde van de Waalkade – “onder” het Valkhof -, zijn groter van maat dan de hiervoor beschreven huizen; zij zijn overwegend wit geschilderd.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
99
De huizen aan de Nieuwe Markt, die zijn gebouwd na de slechting van de vestingwerken, vormen met hun lijstgevels en voortuinen een duidelijke eenheid, passend in het stadsbeeld ter plaatse. Jet zelfde geld voor de bebouwing aan de Van Berchenstraat, ten zuiden van het Kronenburgerpark. De rijk gedetailleerde, 19e eeuwse huizen aan de Lange Hezelstraat bij de spoordijk en aan de Kronenburgersingel zijn historisch gezien van meer betekenis en vormen een kenmerkend onderdeel van het stadsgezicht. De inrichting van de openbare ruimten sluit grotendeels aan bij de hiervoor genoemde 19e eeuwse sfeer van de huizen. De straten zijn óf geheel van baksteen, zoals de Nonnenstraat, óf met hierin een rijbaan van donkere basaltkeien, - dit vooral in de belangrijker straten -. De straten zijn verder naar de huizen toe afgewerkt met een rabatstrook en trottoirs, waarbij de gietijzeren, overdekte goten karakteristiek zijn. De verharding van de Waalkade is afwisselend met baksteen en basaltkeien. De verschillen-de profielen van de kade zijn in samenhang met deze materialen goed afgestemd op het karakter van deze ruimte. Het thans onbebouwde terrein ter plaatse van de gedempte 17de eeuwse Nieuw Haven is een onmisbare ruimte-lijke schakel in de overgang naar de rivier. Bijzondere elementen zijn verder nog de kademuur, de keermuren op de grens van kade en stad (tevens de grens van het winterbed van de rivier), en in de stad de trappen en keermuren, die de talloze hoogteverschillen markeren. De beplanting van de Waalkade – nog fragmentarisch aanwezig – is van belang om de bebouwing haar eigen voorruimte op de zeer brede kade te geven. Een zorgvuldig herstel ervan is echter wel noodzakelijk. Als open, groene ruimten zijn in het oosten het Valkhof, het Kelfkensbos en het Hunnerpark en in het westen het Kronenburgerpark historisch waardevolle elementen.
vermeld. Dit omdat hierdoor – veel meer dan in gewone ‘vlakke’ stad – de samenhang tussen de verschillende bebouwde gedeelten van de benedenstad wordt ervaren. De indeling in zones is dan als volgt: Zone A: de gebieden van belang vanwege het natuurlijke bodemreliëf en het patroon van straten en wateren in samenhang met de profilering en inrichting van de openbare ruimte en de afmeting en vormgeving van de bebouwing, waaronder vele concentraties van monumenten. Zone B: de gebieden van belang vanwege het natuurlijke bodemreliëf en de hoofdstructuur van de nederzetting in samenhang met de profilering en de inrichting van de openbare ruimte en de schaal van de bebouwing. Zone C: de gebieden van belang vanwege het natuurlijke bodemreliëf en de hoofdstructuur van de nederzetting. Het beschermde stadsgezicht Nijmegen is derhalve uit de volgende onderdelen opgebouwd: Zone A: -Waalkade en Lage Markt, beide met aangrenzende bebouwing, en het terrein van de gedempte Nieuwe Haven; Valkhof, Kelfkensbos en een gedeelte van het Hunnerpark; Een gedeelte van de Burchtstraat, Grote Markt en Stevenskerkhof met aangrenzende bebouwing, Commanderie van St. Jan en St. Anthoniusplaats; Lange Hezelstraat, Begijnenstraat en Korte Brouwerstraat, beiden e met aangrenzende bebouwing en de 19 eeuwse bebouwing van de Nieuwe Markt; -Kronenburgerpark, een gedeelte van de Kronenburgerpark en Van Berchenstraat.
Binnen de eerder genoemde begrenzing van het stadsgezicht is het verschil in waarde van de ruimtlijk-structurele en de ruimtelijk-visuele elementen zodanig, dat een cartografische indeling van geografische gebieden (zones) mogelijk is. Hiervoor is voor Nijmegen uitgegaan van een indeling, waarbij het natuurlijke bodemreliëf, - één van de ruimtelijk-structurele elementen -, een belangrijke plaats inneemt, en dan ook afzonderlijk wordt
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
100
Zone B: -Achter de Vismarkt, Grotestraat en een gedeelte van de Burchtstraat; -Ganzenheuvel, Smidstraat en Nonnenstraat; -Kloosterstraat en omgeving. Zone C: -Eiermarkt en Groene Balkon; -Het westelijke gedeelte van de waalkade met het gedeelte van de Nieuwe Markt langs de spoorbaan. Het bodemreliëf ter plaatse van het zogenoemd Groene Balkon, één van de weinige werken van het oude reconstructieplan voor de benedenstad die zijn uitgevoerd, heeft geen cultuurhistorische waarde. De bescherming van het stadsgezicht Nijmegen zal volgens artikel 37. Lid 5, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening haar beslag dienen te krijgen door vaststelling of herziening van een bestemmingsplan. Omdat met de aanwijzing zowel de bescherming van het geheel als van de samenstellende onderdelen van het stadsgezicht wordt beoogd en het uit maatschappelijke overwegingen gewenst is dat veel en nogal uiteenlopende stedelijke activiteiten een plaats kunnen vinden in de benedenstad, moet worden gestreefd naar een stedebouwkundige regeling, waarin beide aspecten, afzonderlijk en in onderlinge samenhang, voldoende liggen opgesloten. Gelijktijdig en gedeeltelijk ook vooruitlopend op de definitieve bescherming zullen voor grote delen van de benedenstad bouwprogramma’s worden uitgevoerd. Hierdoor zal een gedeeltelijk nieuw stadsbeeld ontstaan, waarvan de schaal en de hoofdstructuur zal dienen aan te sluiten bij de historische karakteristiek. De bouwtechnische kwaliteit van de historische bebouwing is over het algemeen bijzonder slecht. Om de historische verschijningsvorm van de individuele huizen en gebouwen voor de toekomst veilig te stellen zal een intensief stadsvernieuwingbeleid nodig zijn. Bij de uitvoering van de openbare werken moet behoud van de eenheid in materiaal en detaillering, die zo karakteristiek is voor Nijmegen, uitgangspunt zijn.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
101
Bijlage 4 Toelichting bij besluit aanwijzing beschermd stadsgezicht 19e eeuwse schil De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zijn bevoegd om gezamenlijk beschermde stadsen dorpsgezichten aan te wijzen. Het rechtsgevolg van de aanwijzing is dat de gemeenteraad ter bescherming van een stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan, als bedoeld in de Wet op de ruimtelijke ordening, vast moet stellen. In die zin kan de aanwijzing tevens een stimulans betekenen voor een te voeren ruimtelijk kwaliteitsbeleid. In totaal zijn er in Nederland meer dan 300 beschermde stads- en dorpsgezichten met een geschiedenis die teruggaat tot vóór het jaar 1850. In het kader van het Monumenten Inventarisatie Project is ook de stedenbouw uit de periode 1850-1940 landelijk geïnventariseerd. Het besluit tot aanwijzing van De 19de-eeuwse Stadsuitleg in de gemeente Nijmegen als beschermd stadsgezicht vloeit voort uit deze inventarisatie.
INLEIDING De 19de- en vroeg 20ste-eeuwse schil betreft de eerste grote stadsuitleg van Nijmegen, mogelijk geworden na de opheffing van de vestingstatus in 1874. Al direct vanaf het begin beoogde men te komen tot een plan dat niet alleen de verkavelingsstructuur van het gebied moest aangeven, maar tevens een sterke samenhang moest bewerkstelligen in het stedenbouwkundige patroon en de architectonische opzet. Hygiëne en schoonheid waren belangrijke doelstellingen. Het streven naar schoonheid en daarmee verbonden het aantrekken van een nieuwe groep van welgestelden - o.a. uit voormalig Nederlands Indië - werd in niet onbelangrijke mate mede gevoed door de concurrentieslag met de stad Arnhem, die Nijmegen hierin was voorgegaan. De definitieve grondslag voor de Nijmeegse stadsuitleg werd een plan uit 1878 van de architect L.A. Brouwer (1844-1891),
Raamwerk Nijmegen Centrum
met daarop aangebrachte wijzigingen van de als adviseur aangetrokken Maastrichtse stadsarchitect W.J. Brender à Brandis. Dit plan voorzag in een aantal rondom de oude stad lopende zeer brede, ruim van groen voorziene, singels, met zowel aan de zuid- als aan de oostzijde een groot, rond plein (respectievelijk het latere Keizer Karelplein en het Keizer Traianusplein) en een park aan de westzijde. Op het Keizer Karelplein kwamen behalve de beide singels nog twee boulevard-achtige wegen uit, alsmede de St. Annastraat en de Graafseweg, twee belangrijke uitvalswegen. Aan de nieuw aangelegde wegen werden in relatief korte tijd diverse villa’s en vooral ook grote aantallen in rijen aaneen geschakelde herenhuizen gebouwd. Ook aan de uitvalswegen (Berg en Dalseweg, St Annastraat, Groesbeekseweg en de Graafseweg) werden reeksen herenhuizen en/of villa's gebouwd, alsmede in de direct aan de singels en uitvalswegen grenzende gebieden. De aard van de nieuwe bebouwing werd in belangrijke mate mede bepaald door de aan de verkoop van de bouwterreinen verbonden voorwaarden. Verspreid over het gehele gebied werden op speciaal daartoe gereserveerde terreinen kerken, scholen, winkels en gebouwen met andere bijzondere functies gerealiseerd. H.M. de Koningin bracht op 1 juli 1890 een bezoek aan Nijmegen, omdat zij had vernomen dat de “uitleg dezer stad zoo belangrijk en fraai was”. Dankzij de in goede onderlinge samenhang ontworpen stedenbouw en architectuur van hoog niveau is - ondanks de verwoestingen tijdens de Tweede Wereldoorlog en verdere latere wijzigingen - ook heden ten dage nog steeds sprake van een groot aaneengesloten gebied van hoge ruimtelijke kwaliteit! De gemeente Nijmegen heeft dit al geruime tijd geleden ingezien en besloot in 1986 tot een grondige inventarisatie van het gebied. Een definitieve erkenning van de vele aanwezige waarden volgde in 1990 met de aanwijzing tot Beschermd Stadsbeeld. Sindsdien zijn tal van panden gerestaureerd, waarbij de aandacht vooral ook uitging naar de beeldbepalende en kwetsbare gevel-elementen. Ook werd de St. Annastraat heringericht, waarbij men zoveel mogelijk
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
102
recht heeft willen doen aan het oorspronkelijke concept. Met het voornemen om nu ook de eerste grote stadsuitleg in zijn geheel aan te wijzen als beschermd gezicht ex artikel 35 van de Monumentenwet 1988 heeft ook het rijk het grote belang van het gebied erkend. Bij de aanwijzing van de Nijmeegse benedenstad als van rijkswege beschermd stadsgezicht in 1980 werden reeds enkele, feitelijk tot de 19de-eeuwse uitleg behorende stadsdelen meegenomen, namelijk de gebieden ten westen en noordwesten van de binnenstad (Nieuwe Markt e.o., Kronenburgersingel, Parkweg, Van Berghenstraat, Kronenburgerpark) en het Hunnerpark aan de noordoostzijde van de oude binnenstad. ONTSTAAN EN ONTWIKKELING 2.1 De situatie voor de ontmanteling (Kaart 1) Nijmegen had tot aan de Vestingwet van 1874 haar vestingstatus behouden. Nog omstreeks het midden van de 19de eeuw waren de bastions, buitenwerken en forten nog eens uitgebreid en verbeterd. In het omringende schootsveld gold een bouwverbod. Van binnen naar buiten bestond de gordel achtereenvolgens uit : de van oorsprong middeleeuwse hoofdwal met stadsmuur en bolwerken, een ring uit de 17de en 18de eeuw van twaalf bastions, ravelijnen, couvre-face, traversen en bedekte weg en daaromheen een open schootsveld, omzoomd door reeksen lunetten met glacis uit de 18de en 19de eeuw. Van de twaalf bastions lagen er drie (in het westen en zuidwesten) in een natte gracht, de overige in een droge gracht. In het zuidoosten, bij de (restanten) van de lunetten bij Kijk in de Pot was een begraafplaats aangelegd die in 1860 reeds gemeentelijk eigendom was. Tussen 1860 en 1862 was bij Kijk in de Pot een nieuw fort gebouwd. Aan de landzijde van de stad waren vijf stadspoorten : de Hezelpoort (west), Molenpoort (zuid), Ziekerpoort (zuidzuidoost), Hert(og)steegpoort (zuidoost) en Hunnerpoort (oost). Vanaf de stad gezien liepen wegen vanuit deze poorten straalsgewijs naar omliggende plaatsen. Ook aan de
Raamwerk Nijmegen Centrum
Waalkade bevonden zich enkele poorten. Aan de westzijde van de stad lag een kleine haven. Ten behoeve van de spoorlijn Nijmegen-Kleef werd in 1865 dus nog voor de opheffing van de vestingstatus - een station gebouwd, even ten zuidoosten van het huidige Keizer Karelplein. Dit station werd voorlopig verplaatst naar een locatie even ten noorden van het huidige N.S. Station toen in 1879 de spoorverbinding Arnhem-Nijmegen werd geopend. Voor de aanleg van deze verbinding, alsmede voor die met ’sHertogenbosch (1881) en Venlo (1883) zijn van het begin af aan terreinen gereserveerd. Pas in 1892 werd begonnen met de bouw van een definitief station, naar ontwerp van rijksbouwmeester C.H. Peters. 2.2 De ontmanteling De in 1874 aangenomen Vestingwet voorzag o.a. in de opheffing van de Nijmeegse vestingstatus, waarna de vestingwerken konden worden ontmanteld en verkocht. De gemeente wenste de vestinggronden en bloc over te nemen, tegen betaling van de koopwaarde, en de slechting in eigen beheer uit te voeren. De slechtingsplannen zouden in overleg met en volgens een basisplan van het Rijk ter hand worden genomen. De gemeente benoemde al direct in 1874 een “Commissie tot de uitleg der stad” die de aanstaande ontmanteling en uitleg moest coördineren. De commissie bestond uit drie vooraanstaande Nijmeegse inwoners, die zich in het verleden krachtige voorstanders van de ontmanteling en uitleg hadden betoond, namelijk de advocaat W. Francken (1822-1890), de steenfabrikant H.L. Terwindt (1820-1892) en de koopman en wethouder J.H. Graadt van Roggen (1831-1902). Na verschillende onderhandelingen werd de onderhandse verkoop van alle vestinggronden aan de gemeente bekrachtigd bij wet van 6 augustus 1878. Architect F.W. van Gendt (1831-1900), ingenieur voor de ontmanteling der vestingen bij de Dienst der Registratie en Domeinen van het
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
103
Ministerie van Financiën, maakte de plannen op grond waarvan de onderhandelingen tussen Rijk en gemeente werden gevoerd.
verkoopbare bouwterreinen op de na slechting vrijgekomen gronden kwamen ten gevolge van de overeenkomst volledig aan de gemeente toe.
Het Ministerie van Oorlog wenste (blijkens het procesverbaal van overgave en overname van 6 januari 1876) bij de verkoop de nodige terreinen te reserveren, namelijk de gronden gelegen tussen bastion Oranje, bastion Hertogsteegpoort en de buitenlimieten van de gronden van de lunetten bij Kijk in de Port, exclusief de begraafplaats en de gronden die reeds in particulier eigendom waren, voorts de grond ten westen van bastion Hertogsteegpoort (inclusief het ravelijn) en een terrein binnen de oude vesting. Op de bijbehorende kaart is tevens te zien dat in het westen een brede noord-zuidgerichte strook was gereserveerd door de Staatsspoorwegen (o.a. ten behoeve van de spoorverbinding Arnhem-Nijmegen), dat aan de westzijde van de stad aan de Waal een grotere haven was aangelegd, de zogenaamde Nieuwe Haven, terwijl ook voor de gasfabriek een terrein was gereserveerd. De slechting zelf leverde weinig problemen op. Met de door de afgraving van de vestingwerken vrijkomende gronden konden de lager gelegen terreinen worden opgehoogd. De stadspoorten werden gesloopt, waarbij de Hezelpoort nog in 1876 als eerste aan de beurt was. Reeds in 1880 waren alle wallen en poorten gesloopt en de grachten gedempt. Met uitzondering van de Belvédère en bouwsels in het Kronenburgerpark werd alles met de grond gelijk gemaakt.
2.3.1 Plannen Van Gendt (1876) en Brender à Brandis (1878) F.W. van Gendt stelde in 1876 een voorlopig plan op om een idee te krijgen van de mogelijkheden. Het plan omvatte een stelsel van twee ring- of singelwegen om de stad, waarvan de buitenste met 28 meter de breedste was. Buiten beide singels waren nog delen van een derde ringweg geprojecteerd - net als de binnenste ring 20 meter breed - die echter werd onderbroken door de gereserveerde militaire terreinen. Haaks op deze ringwegen plaatste Van Gendt diverse radiale dwarsstraten, waarvan de straat buiten de voormalige Molenpoort ca 30 meter breed moest worden. De overige dwarsstraten varieerden in breedte van 12 tot 15 meter. De meeste van de in totaal 41 bouwblokken waren min of meer rechthoekig van vorm.
2.3 Plannen voor de stadsuitleg De gemeente pakte de zaken voortvarend aan, waarbij genoemde Commissie tot de Uitleg der Stad een zeer belangrijke rol speelde. Vanaf het begin beoogde men te komen tot een plan dat niet alleen de verkavelingsstructuur van het gebied moest aangeven, maar tevens een sterke samenhang moest bewerkstelligen in het stedenbouwkundige patroon en de architectonische opzet. Hygiëne en schoonheid waren belangrijke doelstellingen. De opbrengsten van de
Raamwerk Nijmegen Centrum
Inmiddels had de commissie W.J. Brender à Brandis, stadsarchitect van Maastricht, aangetrokken als adviseur. Deze gaf in 1877 zijn visie op het voorstel van Van Gendt. Brender à Brandis was van mening dat de stadsuitbreiding zowel vanuit hygiënisch als vanuit architectonisch standpunt niets te wensen mochten overlaten, omdat alleen dàn de nieuwe wijken spoedig bewoond zouden raken. Daartoe was een ruime aanleg van straten en pleinen nodig, alsmede beplantingen, goede bestrating en waterleiding. Hij vond dat de boulevards en de straten in het algemeen te smal waren ontworpen, waardoor niet overal de gewenste beplanting kon worden aangebracht. Voorts was hij van mening dat voor een goede aansluiting van wegen ten zuiden van de stad een groot plein nodig was met een middellijn van minstens 60 meter en dat aan de westzijde een bouwblok moest worden gereserveerd voor markten, een slachthuis en andere bijzondere bestemmingen.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
104
Na de nodige onderhandelingen werden uiteindelijk in 1878 ongeveer 80 hectare vestinggronden aan de gemeente verkocht. Inmiddels had de gemeente aan Brender à Brandis opdracht gegeven om een plan van uitleg te maken. Voor een geheel nieuw plan was echter geen ruimte omdat de uitvoering van de ontmanteling gekoppeld moest blijven aan de kosten- en exploitatie-berekeningen die gebaseerd waren op het plan van Van Gendt. Brender à Brandis presenteerde zijn plan nog datzelfde jaar. De hoofdstructuur was een afgeleide van die uit het plan van Van Gendt : twee gebogen boulevards (ringwegen), die samen de landzijde van de stad vrijwel geheel omsloten. Nieuwe elementen waren enkele pleinen in ronde en ovale vormen en zowel aan de oost- als westzijde van de stad een groot park. 2.3.2 Plan Brouwer (1878) (Kaart 2) De commissie legde echter in september 1878 het voorstel van Brender à Brandis om advies voor aan de in ’sGravenhage wonende architect-ingenieur L.A. Brouwer (1844-1891), die eerder voor de stad Groningen een plan van uitleg had vervaardigd. Brouwer corrigeerde het plan van Brender à Brandis, met als nieuw sterk accent één groot rond, plein (rondpoint) aan de zuidzijde van de stad (latere Keizer Karelplein), waarop zeven wegen uitkwamen. Ook het station werd vanaf dit centrale plein ontsloten, via de huidige Van Schaeck Mathonsingel. Vanaf de stad leidde overigens een tweede weg naar het station, namelijk de Spoorstraat. De twee vrijwel gelijkwaardige, parallel lopende boulevards (ringwegen) uit het plan van Brender à Brandis werden vervangen door één zeer brede boulevard (latere St. Canisiussingel en Oranjesingel) en één smallere, niet beplante straat (latere Van Welderenstraat en In de Betouwstraat). De twee stadsparken bleven gehandhaafd, zij het in gewijzigde vormen. (Kaart 5). Brender à Brandis bleef echter verantwoordelijk voor het plan van uitleg en bracht op zijn beurt weer enkele
Raamwerk Nijmegen Centrum
wijzigingen aan, met name met betrekking tot de bouwblokken en wegen in de nabijheid van het ten oosten van de stad geprojecteerde park. Het plan van Brouwer werd mèt de aanpassingen van Brender à Brandis uiteindelijk de basis voor de uitleg van de stad. Met de keuze voor stedenbouwkundige patronen in de vorm van sterren en radialen, en voor de brede maatvoering van de aan te leggen singels en boulevards, werd uiteindelijk in zekere zin de reconstructie nagevolgd die baron Georges Hausmann tussen 1853 en 1870 voor de stad Parijs doorvoerde en die sindsdien in meerdere grote Europese steden was toegepast. Niet bekend is of Brouwer en/of Brender à Brandis zelf in Parijs zijn geweest om de ontwerpen van Hausmann te bestuderen. Zeker is wèl dat Brender à Brandis een bezoek bracht aan het door Parijs beïnvloede Antwerpen, en aan Breda en Venlo. 2.4 De feitelijke stadsuitleg 2.4.1 De eerste fase (1879-1886) Met de feitelijke stadsuitleg ging men direct in 1879 voortvarend van start. De gemeente benoemde als hoofdopzichter de heer W.C.A. Hofkamp. Deze ontwierp samen met Brender à Brandis tal van kleinere straten- en verkavelingsplannen, die gezien kunnen worden als verdere uitwerkingen van het hoofdplan van uitleg. Een eerste fase (1879-1886) omvatte ruwweg: – de aanleg van de nieuwe hoofdwegen (Canisiussingel en Oranjesingel, Keizer Karelplein, Nassausingel en Kronenburgersingel, Stationsweg (latere Van Schaeck Mathonsingel), en Bisschop Hamerstraat) en de aanleg van het gebied tussen deze singels en de oude stad, waarbij de terreinen tussen de Hertogstraat en de Ziekerstraat en tussen de Van der Brugghenstraat en St. Jorisstraat grotendeels onbebouwd bleven; – de aansluiting van bestaande (uitvals)wegen (St.Annastraat/Groesbeekseweg en Graafseweg) op het Keizer Karelplein;
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
105
– de verdere inrichting van het gebied tussen de Kronenburgersingel-Graafseweg en het Station, o.a. de aanleg van de Nieuwe Marktstraat, Vredestraat en Stieltjesstraat, alsmede de Van Oldenbarneveltstraat (vroeger : Bottendaal) en Vondelstraat, waarbij het gebied ten noorden van de Spoorstraat grotendeels voor bijzondere functies werd gereserveerd (o.a. de reeds bestaande gasfabriek uit 1872, voorts de waterleiding, diverse scholen en ten noorden van de Lange Hezelstraat de Korenbeurs en veemarkt); – de aanleg van de eerste straten tussen de St. Annastraat en de Groesbeekseweg en in de omgeving van het Mariaplein; – de aanleg van de parken (Kronenburgerpark en Hunnerpark) en plantsoenen waarbij langs de stadszijde van het Kronenburgerpark de Parkweg werd aangelegd als een hoge wandelweg langs het park, waartoe deze weg werd opgehoogd tot aan de rand van de voormalige walmuur (verder zie 2.6); – de bouw van de buitensociëteit “De Vereeniging” aan het Keizer Karelplein en de aanleg van de bijbehorende tuin, de daarachter gelegen Wielerbaan van de “Maatschappij tot exploitatie van een Velocipèdebaan te Nijmegen” en de ernaast, aan de Oranjesingel gelegen Renbaan, die zich uitstrekte tot aan de kruising met de Berg en Dalseweg. Op 16 en 17 augustus 1886 werd de voltooiing van deze eerste fase feestelijk gevierd. Als huldeblijk aan de commissie werden de drie leden - bekend geworden als “het Driemanschap” - uitgenodigd om als eerste de nieuwe, door stadsarchitect J.J. Weve ontworpen, brug over de Voerweg te betreden. Op de stadsplattegrond van 1888 zijn de resultaten van de stadsuitleg goed te zien. De voltooiing van de aanleg van de nieuwe straten betekende overigens niet dat ook de daaraan gelegen percelen inmiddels allemaal bebouwd waren. Dit nam nog diverse jaren in beslag.
Raamwerk Nijmegen Centrum
2.4.2 De tweede fase (1895-ca 1930) (Kaart 3) In de periode na de feestelijke viering werd weliswaar op meerdere lokaties gebouwd, maar de grootste vaart was er uit. Pas vanaf 1894 werden vele nieuwe straten aangelegd en kwam weer een grote bouwstroom op gang. Deze duurde in de betrokken gebieden voort tot omstreeks 1915, hoewel ook in de twintiger jaren nog enkele plekken lege werden ingevuld. De eerste grote uitbreidingen binnen deze tweede fase werden mogelijk door het vrijkomen van het achter De Vereeniging aan de Groesbeekseweg gelegen terrein van de Wielerbaan in 1894. Het vormde één groot aaneengesloten nieuw bouwterrein met de locatie van het in datzelfde jaar gesloopte Fort Kijk in de Pot, dat pas in 1860-1862 was gebouwd. In dit gebied werden vanaf 1894 diverse nieuwe straten aangelegd. Bij deze stedenbouwkundige operatie werd niet getornd aan het raamwerk van de stadsuitleg. De belangrijkste van de nieuw aangelegde wegen waren de evenwijdig aan de Groesbeekseweg lopende Wilhelminasingel met in het verlengde daarvan de Johannes Vijghstraat en de Fagelstraat en daarnaast de langs de zuidzijde van de Renbaan gelegen Waldeck Pyrmontsingel. Op het terrein tussen de Waldeck Pyrmontsingel, de Daalseweg, de Groesbeeksedwarsweg en het voormalige Fort Kijk-in-de-Pot verrezen tussen 1887 en 1897 enkele zogenaamde woonkolonies met arbeiderswoningen. Het betrof hier particuliere projecten, geïnitieerd vanuit economische of filantropische motieven. Bewaard zijn gebleven de woningen aan het begin van de Daalseweg en aan de Waldeck Pyrmontsingel en de woonkolonie Volksbelang. De arbeiderswoningen van Volksbelang zijn gebouwd aan de Groesbeeksedwarsweg en drie haaks hierop staande nieuwe straten. De straten zijn door de gemeente aangelegd met puin van het Fort Kijk-in-de-Pot. De gemeente wilde met de middelste van de drie straten tevens een betere toegangsweg verkrijgen naar de sinds 1810 op de vestinggronden gelegen algemene begraafplaats aan de
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
106
Stenenkruisstraat. Het terrein van de Renbaan bleef veel langer onbebouwd en werd nog enkele jaren gebruikt als sportterrein. Pas vanaf ca 1905 werden wegen aangelegd over het terrein, waarbij het aan de Berg en Dalseweg grenzende gedeelte het eerst aan de beurt was. Vanaf de binnenstad gezien kreeg de Hertogstraat via de Prins Hendrikstraat een logische verbinding met de Daalseweg. Evenwijdig aan de Oranjesingel werd omstreeks 1910, midden over het terrein van de voormalige Renbaan, de Bijleveldsingel aangelegd. De kavels tussen beide singels werden bebouwd met herenhuizen. Het middendeel van de Bijleveldsingel werd verbreed tot het Julianaplein, waaraan in 1922 de imposante HBS voor meisjes werd gebouwd. Enkele jaren later, in 1930, werd op de hoek van de Bijleveldsingel en de Wilhelminasingel een nieuwe aula voor de universiteit gebouwd. Een groot deel van de Renbaan is tot op heden onbebouwd gebied gebleven. Omstreeks 1895 werd ook aan de oostzijde van de stad het stratenplan verder uitgebreid, met o.a. de Graadt van Roggenstraat en de Regentessestraat. Het Mariaplein kreeg een stervormig karakter, als gevolg van de aanleg van een zesde op het plein uitkomende weg, namelijk de Dominicanenstraat. Een relatief grootschalig bebouwingselement was het in 1895 gebouwde Wilhelminaziekenhuis aan de Claes Noorduijnstraat (vroeger: Spaarbankstraat), tegenover de Regentessestraat. Het complex, thans “Verpleeghuis Margriet”, werd herhaaldelijk verbouwd en uitgebreid. De stadsplattegronden van 1897 en 1908 geven een goede indruk van de dan gerealiseerde straten en bebouwing. 2.4.3 De belangrijkste stedenbouwkundige ontwikkelingen vanaf ca 1930 Toen in de loop van de jaren twintig ook de laatste plekken waren ingevuld, leek de stedenbouwkundige ontwikkeling van het gebied afgerond. Vooral de bouw van de Waalbrug en de
Raamwerk Nijmegen Centrum
oorlogsverwoestingen leidden echter ook nadien nog tot nieuwe, wezenlijke aanpassingen. Ten behoeve van de Waalbrug en de bijbehorende opritten moest het Hunnerpark en omgeving ingrijpend worden veranderd. De verwoestingen tijdens de Tweede Wereldoorlog - vooral ten gevolge van het bombardement van 22 februari 1944 - waren zeer omvangrijk. Behalve het centrum werden vooral het gebied tussen het station en het Keizer Karelplein en de omgeving van de Batavierenweg zwaar getroffen. Het herstel zou uiteindelijk tot in de jaren zeventig duren. De omgeving van het station is daarbij onherkenbaar veranderd. Naar ontwerp van Sybold van Ravesteyn werd in 1954 een nieuw station gebouwd. Het Stationsplein werd aanmerkelijk vergroot en herhaaldelijk opnieuw ingericht. De Spoorstraat werd omgelegd en via de Tunnelweg en een tunnel onder de sporen werd een nieuwe verbinding gemaakt met de stadsdelen aan de westzijde van het spoor. 2.5 De bebouwing 2.5.1 Uitgifte van kavels en daaraan verbonden voorwaarden Nadat de belangrijkste openbare werken waren uitgevoerd kon met het bouwen worden begonnen. Voor de bijzondere gebouwen werden op enkele plekken kavels gereserveerd. De overige bouwterreinen werden steeds bloksgewijs in veiling gebracht. Bij de verkoop werden door de gemeente strikte voorwaarden gesteld. Deze voorwaarden verschilden van blok tot blok en betroffen doorgaans : – de termijn waarbinnen de aan te kopen percelen bebouwd moesten zijn; – een minimum of maximum aantal te bouwen panden; – rooilijnen; aanduiding zones die niet bebouwd mochten worden (ook niet met serres en/of andere kleine bijgebouwen en hokken); maximaal te bebouwen oppervlakte; – het type bebouwing (villa’s, aaneengesloten herenhuizen, bijzondere bebouwing);
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
107
– de minimale huurwaarde van de te bouwen panden; – eisen aan de (voor)gevels : richting, minimale breedte en hoogte; verplichte beoordeling en vereiste goedkeuring van de voorgeveltekening door een commissie van deskundigen, aan te wijzen door B&W; geen blinde gevels aan straatzijden; – het materiaalgebruik; – type en hoogte van de erf-afscheiding tussen erf en straat èn tussen het erf en de belendende erven, voor zover gelegen tussen de openbare weg en de rooilijn (veelal door middel van een ijzeren hek van tenminste 1 meter hoog) 2.5.2 De bouwers Een aanzienlijk deel van de te bebouwen blokken werd gekocht door architect L.A. Brouwer. Later ging de grond over aan de Nijmeegsche Maatschappij tot Exploitatie van Bouwterreinen, met als directeuren genoemde Brouwer en F.H. Fockema. Bij de aankoop hoorde de verplichting tot het stichten van een “uitspanningslocaal met een tuin van vermaak” (“De Vereeniging”), alsmede de aanleg van een renbaan (“De Wedren”) en wielerbaan. Brouwer - die zelf tal van villa’s en herenhuizen ontwierp - werd in officiële stukken steeds aangeduid als architect, maar trad in feite vooral ook op als projectontwikkelaar. Het merendeel van de nieuwe woonhuizen werd ontworpen en gebouwd door Nijmeegse architecten, timmerlieden en aannemers, waaronder G. en P. Buskens, H.L. Esmeijer, J. Knoops, W.J. Maurits, Fa. Van der Pluym en Gielen, D. Semmelink en W.J.H. van der Waarden. 2.5.3 Type bebouwing en architectuur De nieuwbouw betrof overwegend (aaneengesloten) herenhuizen en voorts enkele villa’s en bijzondere gebouwen, waaronder diverse scholen en kerken. Sociale woningbouw werd overgelaten aan het particulier initiatief en kwam slechts in beperkte mate van de grond. Voorbeelden waren het bouwblok van de Spaarbank aan de Claes Noorduynstraat
Raamwerk Nijmegen Centrum
(architect J. Moll, Hengelo), de woonkolonie Hulpbetoon van stadsarchitect J.J. Weve aan de Groesbeeksedwarsweg (inmiddels gesloopt), de woningblokken aan de Daalseweg en de Waldeck Pyrmontsingel en het wijkje Volksbelang aan de Groesbeeksedwarsweg, Vonckstraat, Van Lyndenstraat en Singendonckstraat (oorspronkelijk Volksbelang I, II en III) van architect en mede-initiatiefnemer W. J. Maurits. In het algemeen lagen aan de belangrijkste wegen de grootste kavels met daarop de grootste herenhuizen en villa’s, terwijl aan de secundaire wegen vooral aaneengesloten herenhuizen werden gebouwd. In de smalste straten verrezen complexen beneden- en bovenwoningen, die aan de straatzijde oogden als gewone herenhuizen. De weinige complexen met arbeiderswoningen werden gebouwd op terreinen tussen de Daalseweg, het voormalige Fort Kijk-in-de-Pot en de algemene begraafplaats aan de Stenenkruisstraat. Net als bijvoorbeeld in Arnhem (o.a. Burgemeesterswijk, Boulevardkwartier) en Apeldoorn (Villawijk De Parken) bleek de verkoop van de grote kavels en de bouw van villa’s moeizaam te verlopen en werd hier en daar (bijvoorbeeld aan de St. Canisiussingel, Oranjesingel en het Keizer Karelplein) in plaats daarvan ook de bouw van dubbele villa’s en aaneengesloten herenhuizen toegestaan. De architectuur van de gebouwde villa’s en herenhuizen was in het algemeen kenmerkend voor de periode waarin zij tot stand kwamen. Aanvankelijk - tijdens de eerste grote bouwfase - was dat vooral Neo-Renaissance en wat later ook Chaletstijl en Eclecticisme, met veel afwisseling tussen de in baksteen opgetrokken gevels, veelal verrijkt met torenachtige uitbouwsels, erkers, balkons, speklagen en omlijste ramen, deuren en dakkapellen. Ook de veel eenvoudiger boven- en benedenwoningen aan de smallere straten en zelfs de arbeiderswoningen werden versierd met de voor de neorenaissance zo kenmerkende speklagen. Wat bij het twee bouwlagen hoge herenhuis een trapgevel was, werd bij de eenlaags arbeiderswoning een houten dakkapel met fronton.
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
108
De architectuur van veel van de jongere gebouwen wordt meer gekenmerkt door invloeden van de Art Nouveau. In het algemeen werd aan de hoeklokaties extra aandacht besteed. Vele hoekpanden in het singelgebied kregen een afgeschuinde hoek en een extra accent in de vorm van een hoektorentje. 2.5.4 Vervangende nieuwbouw vanaf 1940 Sinds omstreeks 1930 de laatste open plekken in het gebied van de stadsuitleg waren volgebouwd, is op diverse plekken de oorspronkelijke bebouwing door nieuwbouw vervangen, terwijl op zeer beperkte schaal nog aanvullende nieuwbouw tot stand kwam. Op kaart 10b zijn de belangrijkste nieuwbouwlokaties ingetekend. Verwoestingen tijdens de Tweede Wereldoorlog waren op een aanmerkelijk deel van de aangeduide lokaties de aanleiding voor de nieuwbouw. 2.6 Groenvoorzieningen, tuinen en erfafscheidingen Over de rol van het groen in de stadsuitleg werd van het begin af aan uitgebreid gefilosofeerd. Brender à Brandis bepleitte de toepassing van een ruime aanleg van straten en pleinen, en wel dusdanig dat deze alle beplant zouden kunnen worden. De aantrekkelijkheid van de nieuwe wijken mocht noch uit hygiënisch, noch uit architectonisch standpunt iets te wensen overlaten. Een en ander werd ondersteund door een tweetal verenigingen, namelijk het Straalmanfonds (1825) en de Vereeniging tot verfraaiing van Nijmegen en het Schependom (1878). Laatstgenoemde vereniging had tot doel het verfraaien van de wandelplaatsen, straten en pleinen van de stad en het zoveel mogelijk onderhouden en beschermen van de wandelplaatsen, ‘alles na overleg en in overeenstemming met het gemeentebestuur’. Aan de inrichting van boulevards, wegen, parken en plantsoenen werd dan ook bijzondere zorg besteed. In 1880 werden daartoe o.a. de tuinarchitecten Leopold Rosseels en Jan Copijn bij de planvorming betrokken.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Het oudste plan voor de inrichting van het Keizer Karelplein was van de hand van Jan Copijn (1812-1886) uit Groenekan bij Utrecht. Dit plan van 1880 omvatte een naar het midden toe oplopende tuin met talrijke imitatie rotspartijen. Van het begin af aan was er kritiek op de inrichting van het plein met als kernpunt dat men door het verhoogde middendeel het plein niet kon overzien. Reeds in 1883, dus drie jaar nadien, werd het middendeel heringericht naar ontwerp van Liévin Rosseels (1843-1921), een jongere broer van de inmiddels overleden Leopold Rosseels. In het middendeel werd nu een laaggelegen vijver aangelegd met daar overheen een drietal houten bruggen. De toegangen tot het plantsoen lagen precies tegenover op het plein uitkomende wegen. Het beeld van Keizer Karel werd hier in de zestiger jaren geplaatst. Voor het ontwerp van het Kronenburgerpark aan de westzijde van de binnenstad tekende de Leuvense tuinarchitect Leopold Rosseels (18??-188?). Het definitieve ontwerp dateert van 1882. Het park werd omzoomd door een rij bomen en doorsneden door een groot aantal paden. Aan de voet van de Kronenburgertoren lag een grote waterpartij met over het smalste gedeelte een houten brug. De walmuur werd verlaagd op een zodanige wijze dat het leek alsof de muur in de loop der tijd vervallen was. De aanleg werd in zijn totaliteit gekenmerkt door ronde vormen, brede sierlijke lijnen en een schilderachtig, romantisch karakter. Een eerder ontwerp werd aangepast naar voorstellen van architect P.J.H. Cuypers. Deze bemoeide zich namens de Rijksdienst voor Museumgebouwen met de inrichting van het park omdat de te restaureren Kronenburgertoren met een gedeelte van de oude walmuur daarin zou worden opgenomen. De aanpassingen waren zodanig dat het moest lijken alsof de toren een gedeelte van zijn grachten behouden leek te hebben. Ook het aantal paden was teruggebracht. Aanvankelijk was het de bedoeling om van het Hunnerpark aan de oostzijde van de binnenstad een ruim opgezet villapark te maken met 54 villa’s en herenhuizen omgeven door veel groen en waterpartijen. De aanleg van dit villagebied vond
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
109
echter geen doorgang. In plaats daarvan werd in 1885 door Lièvin Rosseels een nieuw plan gemaakt dat met een aantal kleine wijzigingen werd uitgevoerd. Ook de inrichting van dit park werd gekenmerkt door ronde vormen, brede sierlijke lijnen en het schilderachtige, romantische karakter. Ter plekke van het huidige Keizer Traianusplein lag een ovaal plantsoen, met in het midden een fontein. Ten noordwesten van dit plantsoen was een langgerekte groenstrook ontworpen die zich langs de gebogen Batavierenweg uitstrekte. Aan de westzijde werden de deels herbouwde walmuren in de parkaanleg opgenomen. Rosseels ontwierp overigens in 1886 ook de uitbreiding van het Valkhofpark in noordelijke richting. Dit park was aan het einde van de 18de eeuw ontworpen door Johan David Zocher sr en omstreeks 1835 heringericht naar ontwerp van Hendrik van Lunteren.Het plantsoen op het Stationsplein werd tussen 1897 en 1908 aangelegd. Van dit plantsoen dat later weer verdween is verder weinig bekend. Behalve het Keizer Karelplein ontwierp Copijn ook de plantsoenen aan de Van Schaeck Mathonsingel (vroegere Stationsweg), Nassausingel en Kronenburgersingel. De door Copijn ontworpen aanleg voor de Van Schaeck Mathonsingel met een centraal gelegen fontein en enkele langgerekte, flauw gebogen paden werd echter in 1916 vervangen door een nieuwe groenstrook ontworpen door de Haarlemse tuinarchitect Leonard A. Springer (1855-1940). De fontein, centraal in de langgerekte strook, bleef gehandhaafd. Aan weers-zijden werden twee langgerekte perken aangelegd in klassieke vormen. Aan beide zijden werd tussen de lange perken een kleiner, vierkant perk aangelegd. Het geheel werd aan de straatzijden omzoomd door een bomenrij. Voor de Nassausingel en Kronenburgersingel liet Copijn zich inspireren door de Parijse Boulevard Richard Lenoir. Het plan omvatte een viertal gazons, zogenaamde “carré creux”, met een volkomen plat middengazon, dat 35 centimeter lager lag
Raamwerk Nijmegen Centrum
dan de buitenrand. Aan de straatzijden werden de groenstoken omzoomd door een bomenrij. In 1926 werd het zogenaamde (later weer verwijderde) Quack-monument opgericht, ter afsluiting van de Nassausingel aan de noordzijde. De St. Canisiussingel en de Oranjesingel kregen beide een centraal gelegen rijbaan met aan weerszijden een met bomen beplante groenstrook en daarbuiten een ventweg. Smallere straten als de Van Spaenstraat en Van Slichtenhorststraat werden slechts voorzien van een rij bomen aan iedere zijde, terwijl in de smalste straten - bijvoorbeeld tussen de singels en de oude stad - alleen plaats was voor een rijbaan met aan weerszijden trottoirs. Oude aanbestedingen voor het leveren van bomen geven voor enkele straten een indruk van de oorspronkelijk aangeplante soorten: linden (Graafseweg), esdoorns (Marktstraat), iepen (Van Oldenbarneveltstraat). Behalve de parken, plantsoenen en groenstroken werden ook de tuinen van wezenlijk belang geacht voor de beoogde ruime opzet en groene uitstraling. De (voor)tuinen moesten tot omstreeks 1915 veelal door middel van ijzeren hekwerken van minsten een meter hoog van de openbare weg en van elkaar worden afgescheiden. Later werden ook gemetselde muren of combinaties van metselwerk en ijzeren hekwerk toegepast. De voormalige algemene begraafplaats aan de Stenenkruisstraat en het Julianapark liggen binnen de begrenzing, maar zijn niet aangelegd in de periode van de stadsuitleg. De Algemene begraafplaats die al sinds 1810 op de vestinggronden aan de Stenenkruisstraat lag, werd in de jaren zeventig van de negentiende eeuw tot tweemaal toe fors uitgebreid. In 1905 werd de begraafplaats gesloten en vanaf 1925 werden het rooms-katholieke, het joodse en een gedeelte van het protestantse deel geruimd en ingericht als park, het Julianapark. De begraafplaats en het fort, waar nu
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
110
het park is gesitueerd vormen weliswaar een ontwikkeling, die dateert van voor de stadsuitleg, maar maken er door hun transformatie ten tijde van de uitleg toch deel van uit. Hierdoor is dit bij uitstek een gebied waar de meerdere cultuurhistorische lagen van de stadsuitleg nog zichtbaar zijn in de contouren van het park en de ligging van bepaalde straten. HUIDIG RUIMTELIJK KARAKTER 3.1 Algemeen (totaalbeeld) De 19de-eeuwse schil - de naam zegt het al - ligt als een gordel rondom de oude stad. De hoofdstructuur van het gebied wordt vooral bepaald door de brede, rondom de stad gelegen singels (St. Canisiussingel, Oranjesingel, Nassausingel en Kronenburgersingel), het Keizer Karelplein met de naar het N.S. station lopende Van Schaeck Mathonsingel en de op het plein uitkomende uitvalswegen (Graafseweg, St. Annastraat-Groesbeekseweg), alsmede de Berg en Dalseweg met het Mariaplein en het Kronenburgerpark. Van de oorspronkelijke bebouwing hebben vooral de villa’s aan het Keizer Karelplein en directe omgeving plaats gemaakt voor modernere kantoorgebouwen met een grootschaliger karakter voor wat betreft hoogte en massa. Het bebouwingsbeeld van de singels en uitvalswegen wordt daarentegen nog steeds in belangrijke mate bepaald door het grote aantal bewaard gebleven herenhuizen, op bepaalde plaatsen afgewisseld met kerken, scholen of andere gebouwen met bijzondere functies. De statige herenhuizen doorgaans van twee forse bouwlagen met kap - hebben veelal een souterrain en een bèl-etage, bereikbaar door middel van een trap. Een groot deel van de huizen is aaneen gebouwd, waardoor op meerdere plaatsen over langere afstanden gesloten gevelwanden bestaan, waarin o.a. de vele dakopbouwen, gevellijsten en balkons karakteristieke elementen zijn. In het gebied komen vele hoekpanden voor, waarvan meestal beide aan de straatzijde grenzende gevels
Raamwerk Nijmegen Centrum
zorgvuldig zijn vormgegeven en gedetailleerd. Veel hoekpanden hebben een afgeschuinde hoek en een extra accent, bijvoorbeeld in de vorm van een hoektorentje. De statige uitstraling wordt versterkt doordat vele tuinen nog door middel van de oorspronkelijke ijzeren hekwerken van de trottoirs worden gescheiden. De hekwerken zijn van wezenlijk belang : daar waar deze zijn verdwenen en de voortuinen in parkeerplaatsen zijn omgezet, wordt de waardevolle samenhang in het ruimtelijke beeld verstoord. Overigens ontbrak bij de veelal op straathoeken gesitueerde winkelpanden vanouds het hekwerk. De 19de-eeuwse schil vertoont in de opbouw een duidelijke hiërarchie. De tussen de singels en de oude binnenstad gelegen zone en de tussen de uitvalswegen gelegen gebieden hebben zowel voor wat betreft de openbare ruimte als de bebouwing een bescheidener maatvoering. De toegepaste thema’s zijn weliswaar in hoofdlijnen dezelfde als die van de singels en uitvalswegen, maar de straten hebben smallere profielen, de voortuinen zijn minder diep of ontbreken zelfs geheel en de herenhuizen zijn er kleiner. Dit geldt in nog grotere mate voor de straten met boven- en benedenwoningen en met arbeiderswoningen. Vergeleken bij de binnenstad heeft echter de hele 19deeeuwse schil een ruime opzet met een relatief groen karakter, dankzij de singelbeplanting, parken, plantsoenen en tuinen. 3.2 Deelgebieden 3.2.1 Keizer Karelplein Het Keizer Karelplein vormt de spil in de wegenstructuur van de stadsuitleg. Op het plein - dat gerekend van gevel tot gevel een middellijn van ca 170 meter heeft - komen zes belangrijke wegen uit, namelijk de Oranjesingel, Bisschop Hamerstraat, Nassausingel, Van Schaeck Mathonsingel, Graafseweg en St. Annastraat. Van de oorspronkelijke bebouwing rondom het plein is slechts een deel bewaard gebleven. De hotels, villa’s en herenhuizen hebben alle
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
111
plaatsgemaakt voor zowel qua massa, als qua hoogte meer grootschalige nieuwbouw. Alleen aan de zuidoostzijde staat nog het concertgebouw “De Vereeniging” (gebouwd in 1882; ingrijpend verbouwd in 1916). Aan de zuidzijde bleef - min of meer verscholen achter een tweetal na-oorlogse woningblokken van drie verdiepingen - de tussen 1907 en 1909 gebouwde St. Josephkerk behouden. Centraal op het plein ligt een cirkelvormige groenzone met een middellijn van honderd meter. Een stelsel van paden verdeelt het plantsoen in meerdere lobvormige perken, met daarop ondermeer bomen van inmiddels monumentale afmetingen. Over de kronkelende vijverpartij liggen drie bruggen. Het standbeeld van Keizer Karel dateert uit de zestiger jaren. 3.2.2 De singelgordel St. Canisiusingel-Oranjesingel De St. Canisiussingel en de Oranjesingel verbinden samen het Keizer Traianusplein met het Keizer Karelplein. Beide singels hebben een profiel van 65 meter. Al sedert de aanleg wordt het profiel gekenmerkt door een centrale rijbaan, aan weerszijden geflankeerd door een met bomen beplante groenstrook met daarbuiten een ventweg. Afgezien van het concertgebouw “De Vereeniging”, de voormalige Rijkskweekschool voor onderwijzers (thans het stedelijk gymnasium) en het ertegenover gelegen kantongerecht, zijn de singels bebouwd met villa’s en in blokjes of rijen aaneen gebouwde herenhuizen. De jongste woningen staan aan de zuidzijde van de Oranjesingel; deze konden pas vanaf ca 1910 gebouwd worden na de opheffing van de Renbaan. De panden aan de noordzijde van de St. Canisiussingel dateren uit dezelfde periode. In het algemeen liggen voor de huizen tuinen van ca tien meter diep; een groot deel daarvan wordt nog door middel van de oorspronkelijke ijzeren hekwerken van het trottoir gescheiden.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Nassausingel-Kronenburgersingel De Nassausingel heeft nog haar oorspronkelijke brede profiel van zestig meter. De centraal gelegen groenstrook is echter deels heringericht ten behoeve van de aanleg van parkeerplaatsen. Ter plekke van de vier voormalige villa’s aan de westzijde van de singel staat thans de tussen 1955 en 1961 gebouwde schouwburg. Van de villa’s aan de oostzijde heeft alleen het pand op de hoek met het Keizer Karelplein het veld moeten ruimen; sinds 1973 staat daar een bankgebouw. De Kronenburgersingel is vanouds alleen aan de westzijde bebouwd; aan de oostzijde ligt het Kronenburgerpark. Van de oorspronkelijke bebouwing aan de Kronenburgersingel resteert nog één relatief gaaf bewaard gebleven blok herenhuizen, gelegen tussen de Vredestraat en de Stieltjesstraat. Dit blok, alsmede de Kronenburgersingel en het Kronenburgerpark maken deel uit het van het reeds van rijkswege beschermd stadsgezicht Nijmegen. 3.2.3 Centraal Station en omgeving De belangrijkste ader in dit deelgebied is de Van Schaeck Mathonsingel, met het ca 70 meter brede profiel de breedste singel van de 19de-eeuwse stadsuitleg. De singel vormt het verbindende element tussen het Keizer Karelplein en het Centraal Station. De laatstelijk naar ontwerp van Leonard Springer gewijzigde aanleg (beschreven in paragraaf 2.6) is sindsdien niet of nauwelijks meer veranderd. Het stationsgebied heeft ten gevolge van de noodzakelijke wederopbouw na de oorlogsverwoestingen en verdere latere wijzingen haar oorspronkelijke karakter geheel verloren. Ter plekke van de eveneens bij het bombardement van 1944 verwoeste villa’s aan de zuidzijde van de Van Schaeck Mathonsingel staan nu twee langere en drie kortere woningblokken van drie en vier bouwlagen. De Vondelstraat, die vroeger ter hoogte van de fontein op de singel uitkwam, is sinds de bouw van deze woningblokken afgesloten. De bebouwing aan de Vondelstraat en de Van Oldenbarneveltstraat dateert van rond 1900 en bestaat vooral
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
112
uit herenhuizen van twee of drie bouwlagen, merendeels opgesplitst in beneden- en bovenwoningen. Ook hier kregen de hoekpanden extra accenten. Aan laatstgenoemde straat, nabij de Graafseweg, staat het in 1900-1901 gebouwde klooster van de Zusters Franciscanessen van de Heilige Familie. Aan de noordzijde van de Van Schaeck Mathonsingel bleven wèl enkele villa’s gespaard. Ter plekke van de vroegere Spoorstraat ligt nu de Tunnelweg, geflankeerd door de Burgemeester Hustinxstraat en de huidige Spoorstraat met de daaraan gelegen grootschalige kantoor- en woonbebouwing uit de zestiger en zeventiger jaren. Aan de Vredestraat en de Stieltjesstraat staan nog blokken herenhuizen, gebouwd omstreeks 1900. Op de hoek van de Vredestraat en de Stieltjesstraat staat de in 1903 gebouwde woning van de directeur van de voormalige gasfabriek. 3.2.4 De uitvalswegen Vanaf het Keizer Karelplein zijn de Graafseweg en de St. Annastraat-Groesbeekseweg de uitvalswegen in zuidelijke richting. Hiervan heeft de Graafseweg met 43 meter het breedste profiel. De Graafseweg is ongeveer tot aan de Burghardt van den Berghstraat bebouwd met herenhuizen. Ter hoogte van deze straat begint de oprit naar de brug over de spoorkuil. Aan de zuidzijde heeft de bebouwing tussen de Stijn Buijsstraat en de Burghardt van den Berghstraat een minder regelmatig karakter ten gevolge van het feit dat bij stadsuitleg reeds bestaande woningen en structuren ingepast moesten worden. Na de Graafseweg heeft de St. Annastraat met 38 meter het breedste profiel. De Groesbeekseweg, die even zuidelijker aftakt van de St. Annastraat, heeft een wat smaller profiel, namelijk 30 meter. De St. Annastraat is tot aan het spoor aan weerszijden bebouwd met lange rijen herenhuizen en enkele villa’s. De villa op de spits toelopende kavel tussen de St. Annastraat en de Groesbeekseweg is overhoeks geplaatst, met de voorgevel naar het op enige afstand gelegen Keizer
Raamwerk Nijmegen Centrum
Karelplein. Ook de Groesbeekseweg is bebouwd met herenhuizen; mede als gevolg van het wat grotere aantal zijstraten zijn de rijen korter. Op grotere afstand van het Keizer Karelplein neemt in het algemeen de ouderdom en de allure van de bebouwing enigszins af. Tegenover de Fort Kijk in de Potstraat staat de St. Antonius van Paduakerk. De kerk is achter de rooilijn gebouwd zodat voor de kerk een klein plein is ontstaan. Het beeld van de Groesbeekseweg wordt op de hoek met de Heijendaalseweg in belangrijke mate bepaald door de gevelwanden van het daar in de jaren twintig gebouwde klooster- en scholencomplex. De Berg en Dalseweg loopt vanaf de St. Canisiussingel in oostelijke richting naar het Mariaplein en vanaf daar in meer zuidoostelijke richting verder naar Berg en Dal. De weg heeft vanaf de Oranjesingel tot aan het Mariaplein een breed profiel, maar wordt daarna aanzienlijk smaller. Het stervormige Mariaplein is in feite niet veel meer dan een tot een pleinvormige ruimte verbreed deel van de Berg en Dalseweg. Behalve de Berg en Dalseweg komen nog eens vier wegen op het plein samen. Vanaf de St. Canisiussingel loopt de Mr Franckenstraat in de richting van het plein; vanuit het noordoosten de Dr Claes Noorduijnstraat, vanuit het oosten de Ten Hoetstraat en vanuit het zuiden de Dominicanenstraat. Centraal op het plein ligt een langgerekt ovaal plantsoen, waarvan de huidige inrichting vanuit cultuurhistorisch oogpunt geen bijzondere waarde heeft. Enkele panden aan de noordzijde van het plein hebben een duidelijk naar het plein gericht geveldeel. De zuidzijde van het plein wordt vooral gedomineerd door de Maria Geboortekerk (1901/1922). Meer zuidwaarts staat aan de noordoostzijde van de Berg en Dalseweg nog het aan deze weg grenzende deel van het voormalige Canisiuscollege (1898/1901), met haar imposante front. Aan de zuidwestzijde sluit de naoorlogse bebouwing op beide hoeken met de Van Nispenstraat qua schaal, maatvoering en situering slecht aan op het oorspronkelijke straatbeeld. Dit geldt evenzeer voor de
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
113
bebouwing op de hoeken met de Jacob Canisstraat. Genoemde uitvalswegen zijn belangrijke verkeersaders en men heeft in het verleden de profielaankleding ten behoeve van het toenemende verkeer en de groeiende behoefte aan parkeerplaatsen meerdere malen aangepast, waarbij vooral door de verbreding van de rijbanen, het verdwijnen of wijzigen van de laanbeplanting en de aanleg van parkeerplaatsen het straatbeeld wijzigde. Omstreeks 1990 werd de St. Annastraat heringericht, waarbij getracht is de oorspronkelijke sfeer enigszins te herstellen. 3.2.5 Zone tussen de hoofdstructuur en de oude binnenstad De zone tussen de singels en de oude binnenstad omvat een bijna complete gordel van twee smalle, evenwijdig aan elkaar lopende straten. Deze gordel loopt van de St. Jorisstraat aan de noordoostzijde tot de Smetiusstraat aan de zuidwestzijde en was oorspronkelijk voornamelijk bebouwd met eenvoudige herenhuisachtige woon-, winkel- en bedrijfspanden uit de periode 1880-1890. De bebouwing aan de Eerste, Tweede en Derde Walstraat is in het algemeen van weinig allure en voor een groot deel vervangen. De buitenste ‘ring’ (Gerard Noodtstraat - Van Broeckhuijsenstraat - Van Welderenstraat In de Betouwstraat) heeft een wat ruimer profiel; de oorspronkelijke bebouwing was er wat meer aanzienlijk en is gaver bewaard gebleven dan die aan de Walstraten. De Bisschop Hamerstraat - de verbinding tussen het Keizer Karelplein - van de oude stad heeft haar oorspronkelijke inrichting verloren. De karakteristieke versmalling ter hoogte van de kruising met de Van Welderenstraat-In de Betouwstraat bleef wèl bewaard en herinnert nog aan de lokatie van de oude stadspoort. De kruising met de Hertogstraat is verbreed tot een pleinvormige ruimte, namelijk het Hertogplein. Van de oorspronkelijke bebouwing aan het plein bleef alleen de zuidelijke wand met herenhuizen over en het uit 1894 daterende café met bovenwoningen tussen de Hertogstraat
Raamwerk Nijmegen Centrum
en de Derde Walstraat. Op het plein staat ter plekke van de Wilhelminaboom uit 1898 nog altijd een boom, met daaromheen een deel van het oorspronkelijke hekwerk. Van de waardevolle oorspronkelijke bebouwing met bijzondere functies resteren de voormalige synagoge - thans natuurhistorisch museum - aan de Gerard Noodtstraat, het postkantoor op de hoek van de Van Broeckhuijsenstraat en de Van Schevichavenstraat en het Kolpinghuis tussen de Smetiusstraat en de Van Berghenstraat. 3.2.6 Invullingen tussen de uitvalswegen De vanaf ca 1885-1900 in de gebieden tussen de uitvalswegen gebouwde aaneengesloten rijen (heren)huizen zijn vrijwel volledig intact gebleven. De woonblokken in deze straten zijn weliswaar veelal iets bescheidener van opzet dan die aan de singels en uitvalswegen, maar vaak even rijk geornamenteerd en voorzien van beeldhouwwerk, smeedijzeren toevoegingen en glas-in-lood ramen. Doordat in de gebieden tussen de uitvalswegen veel korte straten voorkomen, is het aantal hoekpanden groot. Deze hoekpanden zijn veelal voorzien van extra accenten - bijvoorbeeld in de vorm van hoektorentjes. In het gebied tussen de Graafseweg en de St. Annastraat is met name de fraai gebogen Burghardt van den Berghstraat een opvallend element. Vooral aan de panden op de hoeken met de Stijn Buijsstraat, Jan de Wittstraat en de Van Dulckenstraat werd extra aandacht besteed; delen van de gevels werden naar de straathoek gericht of zelfs erkervormig uitgebouwd en met torenachtige bouwsels bekroond. Ook het gebied tussen de St. Annastraat en de Groesbeekseweg is opvallend gaaf bewaard gebleven. Vanaf de Fransestraat zijn vooral de openingen naar de Pontanusstraat en Van Spaenstraat opmerkelijk. De min of meer driehoekige bouwblokken tussen de Pontanustraat en Van Spaenstraat en tussen de Van Spaenstraat en Fransestraat hebben op de zeer spits toelopende hoekpunten aan de Fransestraat krachtige accenten in de bebouwing. Vooral de torenachtige uitbouw in drie forse bouwlagen met
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
114
kap op de hoek van de Van Spaenstraat en de Fransestraat is sterk beeldbepalend. In de Pontanusstraat zijn nog zogenaamde molgoten te vinden, net als op een beperkt aantal andere plaatsen in het gebied van de stadsuitleg. Ook de Van Slichtenhorststraat levert met de gave gevelwanden en tot aanzienlijke afmetingen uitgegroeide beplanting een belangrijke bijdrage aan de fraaie uitstraling van dit deel van de stadsuitleg. Van het gebied ten oosten van de Groesbeekseweg kan vooral de Wilhelminasingel genoemd worden waarvan de westelijke straatwand enkele zeer fraaie panden bevat. Bijzonder zijn ook de drie straten van de semi-filantropische woonkolonie Volksbelang in eenvoudige neorenaissance-stijl, opgericht voor de arbeiderselite. 3.2.7 De Wedren en omgeving Het tegenwoordig als parkeerterrein ingerichte open gebied tussen de Bijleveldsingel en de Waldeck Pyrmontsingel (“De Wedren”) herinnert nog aan het bestaan van de Renbaan. De open ruimte wordt aan de noordwestzijde begrensd door de gevelwand van de Bijleveldsingel, aan de zuidwestzijde door het terrein van een scholengemeenschap en de voormalige aula van de universiteit, aan de zuidoostzijde door het Julianapark en aan de noordoostzijde door de Prins Bernhardstraat. Aan de overzijde van deze straat ligt het Julianaplein - grotendeels ingericht als parkeerterrein - met daaraan het imposante gebouw van de voormalige MeisjesHBS. NADERE TYPERING VAN TE BESCHERMEN WAARDEN Essentieel is dat het gebied van de 19de en vroeg 20steeeuwse stadsuitleg herkenbaar is als een brede, rijk van groen voorziene, aaneengesloten gordel om de oude stad. Een gordel bestaande uit parken, pleinen, singels, uitvalswegen en daartussen gelegen gebieden bebouwd met villa’s en herenhuizen - bedoeld ter verfraaiing van het aanzicht van de stad en als woongebied voor de beter
Raamwerk Nijmegen Centrum
gesitueerden. Beschermenswaardig is de stedenbouwkundige opzet van het gehele gebied, waarin de concepten die aan het uitbreidingsplan ten grondslag hebben gelegen duidelijk herkenbaar zijn gebleven en die geleid hebben tot de karakteristieke - in zeer goede onderlinge samenhang ontworpen - stedenbouw en architectuur van hoog niveau. Met betrekking tot de stedenbouwkundige opzet zijn van belang: – de ligging en de profielen van de tot de hoofdstructuur behorende pleinen, singels en uitvalswegen (Keizer Karelplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Nassausingel (reeds beschermde Kronenburgersingel); Van Schaeck Mathonsingel; Berg en Dalseweg, St. Annastraat, Groesbeekseweg, Graafseweg); – de ligging en de profielen van de overige straten; – de hiërarchische opbouw in het wegenpatroon met de (oorspronkelijk) zorgvuldig op de breedte van de straat afgestemde profielen, inclusief de groenstroken en de beplanting. Met betrekking tot het bebouwingsbeeld zijn van belang: – het type bebouwing : overwegend villa’s en (in korte of langere rijen aaneengebouwde) herenhuizen van twee en soms drie forse bouwlagen; – de hiërarchie in de bebouwing, zoals die in het merendeel van het gebied is terug te vinden: de grootste villa’s en herenhuizen aan de tot de hoofdstructuur behorende pleinen, singels en uitvalswegen, bebouwing van bescheidener maatvoering aan de overige straten; – de waardevolle straatwanden, met als aandachtspunten : de rooilijnen, de overwegend aaneengesloten bebouwing, de bouwhoogte (nok- en goothoogte), de bouwmassa, de sterk verticale geleding van de panden (voor wat betreft de hoofdmassa’s en de gevelopeningen) al dan niet gecombineerd met horizontale accenten (kroonlijsten, speklagen, plinten en cordonlijsten), het materiaalgebruik, de toepassing van meer of minder rijk
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
115
gedecoreerde dakkapellen, hoektorentjes, balkons en trappen etc., de bijzondere situering en vormgeving van de hoekpanden. Met betrekking tot de groenvoorziening en de erfafscheiding zijn beschermenswaardig: – de ligging en de inrichting van parken, plantsoenen en groenstroken (in het bijzonder het Kronenburgerpark, het Hunnerpark, het Keizer Karelplein, Van Schaeck Mathonsingel) – de beplanting van singels, uitvalswegen en verdere straten; de bomenrijen benadrukken in samenhang met parken de overheersende singelstructuur. – het groene, voornamelijk onverharde karakter van de voortuinen en het grotendeels vrije zicht op de voorgevel. – de eenheid in de wijze van erfafscheiding, veelal door middel van ijzeren hekwerken (of combinaties van gemetselde muren en ijzeren hekwerk). BEGRENZING De 19de- en vroeg 20ste-eeuwse stadsuitleg vormt één groot, aaneengesloten en sterk samenhangend gebied met veel ruimtelijke kwaliteit rondom de oude binnenstad. Na de aanleg en het bebouwen van de hoofdstructuren werden de daartussen gelegen gebieden, alsmede de randzones aangelegd en bebouwd, waarbij veelal op dezelfde concepten werd voort geborduurd. Het totaalkarakter van het gebied, alsmede het waardevolle bebouwingsbeeld bleef grotendeels behouden, hoewel op kleiner schaalniveau bekeken op meerdere plekken veranderingen zijn opgetreden. Enkele deelgebieden - met name het Keizer Traianusplein, het gebied ten noorden van de Graadt van Roggenweg en het Stationsplein en omgeving - hebben echter als gevolg van de oorlogshandelingen en verdere latere wijzigingen hun oorspronkelijke karakter vrijwel geheel verloren. Bij de aanwijzing van het reeds van rijkswege beschermd stadsgezicht Nijmegen zijn al enkele delen die in feite
Raamwerk Nijmegen Centrum
behoren tot de 19de- en vroeg 20ste-eeuwse uitleg meegenomen. Bij het vaststellen van de begrenzing van het te beschermen gezicht werden de volgende uitgangspunten gehanteerd. – De tot het oorspronkelijke plan van uitleg behorende delen dienen zoveel mogelijk binnen de begrenzing te liggen, dat wil zeggen St. Canisiussingel, Oranjesingel, Keizer Karelplein, Nassausingel (inclusief het tussen deze singels en de oude binnenstad gelegen gebied), voorts de Van Schaeck Mathonsingel, de aansluiting van de oude uitvalswegen (Graafseweg, St. AnnastraatGroesbeekseweg en Berg en Dalseweg) op de nieuw ontworpen structuren, alsmede de oudste invullingen tussen en in de directe omgeving van de uitvalswegen (Van Oldenbarneveltstraat-Stijn Buijsstraat en omgeving, Van Slichtenhorststraat en omgeving, Mariaplein en omgeving). – De Bijleveldsingel en de Wilhelminasingel met de directe omgeving (ter plekke van de voormalige Wielerbaan en Renbaan, binnen het oorspronkelijke plan van uitleg) werden aangelegd en bebouwd in de sfeer van het oorspronkelijke plan en zijn daarom binnen de grenzen getrokken. – De voormalige vestinggronden van het Fort Kijk-in-de-Pot met de voormalige algemene begraafplaats aan de Stenenkruisstraat en het gebied direct ten noordoosten van het fort met de woonkolonie Volksbelang en de arbeiderswoningen aan Waldeck Pyrmontsingel en Daalseweg. De arbeiderswoningen zijn gebouwd in een eenvoudige uitvoering van de neorenaissancestijl en sluiten stilistisch gezien aan bij de overige bebouwing van de uitleg. Architect en mede-initiatiefnemer J.W. Maurits van Volksbelang is tevens een van de belangrijkste bouwers in het te beschermen gezicht. Typologisch completeren de arbeiderswoningen het hierarchisch bebouwingsbeeld van de laat-negentiende-eeuwse uitleg. – Het noordwestelijke deel van de oorspronkelijke
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
116
stadsuitleg (Nieuwe Markt e.o., Kronenburgersingel, Parkweg, Van Berghenstraat, Kronenburgerpark), alsmede het Hunnerpark aan de noordoostzijde van de oude binnenstad vallen binnen de grenzen van het reeds van rijkswege beschermde stadsgezicht Nijmegen en zijn daarom - hoewel feitelijk behorend tot de 19de- en vroeg 20ste-eeuwse stadsuitleg - niet binnen de begrenzing getrokken. Waar nodig en mogelijk is getracht de grenzen te laten aansluiten op de begrenzing van het reeds beschermde gezicht. – Het Keizer Traianusplein en het gebied ten noorden van de Graadt van Roggenweg hebben als gevolg van de oorlogshandelingen en verdere latere wijzigingen hun oorspronkelijke karakter vrijwel geheel verloren en zijn daarom buiten de begrenzing gehouden. – Aan de zijde van het oude stadscentrum is getracht de grens zoveel mogelijk aan de noordzijde van de Walstraten te leggen; de Eerste, Tweede en Derde Walstraat vallen zelf dus binnen de begrenzing. Daar waar mogelijk zouden de van oorsprong meer gesloten straatwanden aan de binnenstadszijde hersteld kunnen worden door aanvullende en vervangende nieuwbouw weer in de oorspronkelijke rooilijn - dus direct aan de Walstraten - te plaatsen. De exacte begrenzing is aangegeven op de bijgevoegde begrenzingskaart, MSP/16/08. WAARDERING De 19de- en vroeg 20ste-eeuwse stadsuitleg van Nijmegen is een gebied waarvan de grote waarde eerst en vooral wordt bepaald door het totale concept dat heeft geleid tot een grote samenhang in de opbouw en ruimtelijke verschijningsvorm van het gehele gebied. Stedenbouwkundige waarden De 19de- en vroeg 20ste-eeuwse schil is van zeer grote stedenbouwkundige waarde
Raamwerk Nijmegen Centrum
– op grond van hoogwaardige esthetische kwaliteiten, ontstaan op basis van een herkenbaar en zorgvuldig uitgewerkt stedenbouwkundig concept, waarbij vooral de grote samenhang in de opbouw van het gebied genoemd moet worden als gevolg waarvan het zich als een duidelijke eenheid presenteert; – als zorgvuldig vormgegeven overgangszone tussen de oude binnenstad en de daarbuiten gelegen stadswijken van recenter datum; – als gebied waarin het merendeel van de bebouwing van hoogwaardige (esthetische) kwaliteit is, waaronder grote aantallen (potentiële) monumenten, waarvan de waarde belangrijk versterkt wordt dank zij de situering in elkaars (directe) nabijheid en de situering ten opzichte van de openbare ruimte. Cultuurhistorische waarden De 19de- en vroeg 20ste-eeuwse schil is van grote cultuurhistorische waarde – als voorbeeld van een stadsuitleg, mogelijk geworden na de ontmanteling van de vesting; – als voorbeeld van een stedenbouwkundige ingreep, mede bedoeld als verfraaiing van het aanzicht van de stad; – als voorbeeld van een stadsdeel ontworpen als woongebied voor de meer welgestelden (die in de vorige eeuw woonruimte zochten buiten de benauwde binnensteden). Gaafheid De 19de- en vroeg 20ste-eeuwse schil is van belang – vanwege de grotendeels gaaf bewaard gebleven stedenbouwkundige opzet; – vanwege de architectonische gaafheid van een groot deel van de panden en straatwanden. RECHTSGEVOLG VAN DE AANWIJZING Ter effectuering van de aanwijzing van een beschermd stadsof
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
117
dorpsgezicht moet ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 een bestemmingsplan worden opgesteld. De toelichting op de aanwijzing kan daarbij voor wat het beschermingsbelang betreft als uitgangspunt dienen. Doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te bieden voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelop de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruikmaakt en daarop voortbouwt. In het aanwijzingsbesluit is bepaald in welke mate de vigerende bestemmingsplannen aan het beschermingsvereiste voldoen.
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
118
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
119
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
120
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
121
Bijlage 5
Straat
Bedrijvigheid
Huis nr.
Naam
SBI
SBI Omschrijving
Cat Milieu. aspect
Derde Walstraat
7
Termaat Motoren BV
5040
Handel/reparatie motorfietsen
2
G30
Derde Walstraat
61
Opslagruimte Termaat Motoren BV
5040
Handel/reparatie motorfietsen
2
G30
Gerard Noodtstraat
2
Kwik-Fit
5010.4
Handel/reparatie personenauto’s
2
G30
Gerard Noodtstraat
8
Garage de Lisboa
5010.4
Handel-/reparatie personenauto’s
2
G30
3.1
GV50
2
G30
Gerard Noodtstraat
44
Kopp Vers, Food en Services B.V.
5132
Groothandel in vlees/vleeswaren
Hertogstraat
74
Termaat Motoren BV
50402
Handel/reparatie motorfietsen
9301.2
In de Betouwstraat
29
Quick Service Dienst Nijmegen
Chemische wasserij
2
G30
Klein Mariënburg
20
Van Mameren Repro BV
2225
Overige activiteiten drukkerij
2
G-GE30
Kelfkensbos
34
Berns Nijmegen BV
51715
Overige groothandel n.e.g
Lange Hezelstraat
129
Discusfarm de Regenboog
5123
Groothandel vlees/vleeswaren
Mariënburgsestraat
59
Autobedrijf P. de Vos
Nieuwe Marktstraat
52
Vitens
Stationsplein
1
Prorail
Tweede Walstraat
39
Drukkerij Nijmegen
Raamwerk Nijmegen Centrum
5010.4 4100 6010 2222.6
Handel/reparatie personenauto’s
2
G30
3.1
GV50
2
G30
Winning/distributie water
3.1
G-GV50
Station/emplacement
4.2
G300
2
G30
Drukkerij
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
122
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
123
Bijlage 6
Luchtkwaliteitskaarten
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
124
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
125
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
126
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
127
Bijlage 7
Haven- en Kade verordening; ligplaatskaarten
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011
128
Raamwerk Nijmegen Centrum
Directie Grondgebied - Afdeling Stadsontwikkeling - 2011