Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar

Collegevoorstel

Openbaar

Onderwerp

Ontwerpbestemmingsplan Hees-Heseveld - 24 (hoek EnergiewegWolfkuilseweg) Programma / Programmanummer

BW-nummer

Ruimte & Cultuurhistorie / 1031 Portefeuillehouder

B. Velthuis Samenvatting

Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.

Het terrein Wolfkuilseweg 270, de voormalige kwekerij van Breed, is SO10, Bas Crebolder, 9324 gemeentelijke eigendom. In de huidige marktsituatie is het voortzetten van een kwekerij niet mogelijk. Voor de locatie dient een nieuwe functie Datum ambtelijk voorstel 12 juni 2014 gevonden te worden. Registratienummer

In juni 2011 is een onderzoek verricht naar de distributieve 14.0007048 mogelijkheden voor de vestiging van een tuincentrum op deze locatie aan de Energieweg/ Wolfkuilseweg. Conclusie is dat de locatie en het aanwezige bestedingspotentieel voldoende kansen bieden voor een goed functionerend tuincentrum. Tevens heeft een partij interesse getoond om op het resterende terrein een garagebedrijf te realiseren. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Ter besluitvorming door het college

Het ontwerpbestemmingsplan Hees-Heseveld - 24 (hoek EnergiewegWolfkuilseweg) vrij te geven voor ter visie legging conform de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP48W24-ON01.gml met bijbehorende bestanden, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBK 2013-1127

Paraaf akkoord

Datum

Paraaf akkoord

Datum

Steller B.A. Crebolder, SO10

 Alleen ter besluitvorming door het College Besluit B&W d.d. 1 juli 2014

X Conform advies  Aanhouden  Anders, nl.

nummer: 3.14

Bestuursagenda

Portefeuillehouder

Collegevoorstel Hees-Heseveld - 24

Collegevoorstel

1

Probleemstelling

Het terrein Wolfkuilseweg 270, de voormalige kwekerij van Breed, is gemeentelijke eigendom. In de huidige marktsituatie is het voortzetten van een kwekerij niet mogelijk. Voor de locatie dient een nieuwe functie gevonden te worden. In juni 2011 is een onderzoek verricht naar de distributieve mogelijkheden voor de vestiging van een tuincentrum op deze locatie aan de Energieweg/ Wolfkuilseweg. Conclusie is dat de locatie en het aanwezige bestedingspotentieel voldoende kansen bieden voor een goed functionerend tuincentrum. Tevens heeft een partij interesse getoond om op het resterende terrein een garagebedrijf te realiseren. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. 2

Juridische aspecten

Op 31 oktober 2012 is de vooraankondiging van dit bestemmingsplan gepubliceerd in het het Gemeenteblad (digitaal). Na vrijgave door het college wordt de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd in het Gemeenteblad (digitaal) en in de Staatscourant. 3

Doelstelling

Het opstellen van een bestemmingsplan voor het betreffende plangebied teneinde realisatie van een tuincentrum en een garagebedrijf aan de Energieweg/Wolfkuilseweg mogelijk te maken.

4

Argumenten

Door het vertrek van de voormalige kwekerij Breed komen de gronden in het plangebied vrij voor een nieuwe functie. Het vestigen van een garagebedrijf en een tuincentrum kan als passend worden gezien in de omgeving. De nieuwbouw van deze bedrijven biedt kansen voor het realiseren van een betere ruimtelijke kwaliteit. Doordat de gemeente Nijmegen eigenaar is van de betrokken gronden is er geen noodzaak een exploitatieplan te maken. 5

Klimaat

In de verdere planuitwerking worden de ambities, geformuleerd in de Duurzaamheidsagenda 2011-2015, meegenomen. 6

Financiën

Het plan wordt geheel uitgevoerd in opdracht en op kosten van de initiatiefnemer. De verkoopopbrengst en de eventueel te maken gemeentelijke kosten worden verantwoord in het programma Grondbeleid, Strategische gronden onder nummer G910203. 7

Participatie en Communicatie

Over het initiatief is overleg gevoerd met Dorpsbelang Hees. Na vrijgave door ons college zal een informatieavond worden belegd waarvoor belanghebbenden zullen worden uitgenodigd.

8

Uitvoering en evaluatie

Collegevoorstel

Vervolgvel

2

Na het besluit van ons college tot vrijgave van het ontwerpplan voor ter visie legging, wordt het plan gedurende 6 weken ter visie gelegd. De termijn van ter visie legging wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad, in de “Staatscourant” en op de gemeentelijke website. Daarnaast wordt het bestemmingsplan aan de landelijke site ruimtelijkeplannen.nl aangeboden. 9

Risico

Op het gebied van rechtsbescherming bestaan met betrekking tot de herziening van het bestemmingsplan de mogelijkheden tot het indienen van een zienswijze en het instellen van beroep bij de bestuursrechter (Raad van State). Ook kan om schorsing worden verzocht via een voorlopige voorziening. De inwerkingtreding van het besluit kan daarom niet worden gegarandeerd; het besluit kan geheel of gedeeltelijk worden geschorst of vernietigd. De provincie en het Rijk beschikken voorts over een wettelijk instrument (reactieve aanwijzing) om de inwerkingtreding van het bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk te beletten. Het bestemmingsplan kan voorts schade veroorzaken als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade), doordat nieuwe bouwen gebruiksmogelijkheden ontstaan. Indien via de planschadeprocedure wordt vastgesteld dat deze niet voor rekening van een derde kan blijven, dient de Gemeente de schade te vergoeden. Deze kosten zullen worden gedekt uit de verkoopopbrengsten (nummer G910203).

Ter inzage: Ontwerpbestemmingsplan Hees-Heseveld – 24 met bijhorende bijlagen

Hees-Heseveld - 24 (hoek Energieweg-Wolfskuilseweg)

Toelichting Regels

Gemeente Nijmegen Afdeling Stadsontwikkeling Juni 2014

Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. bestemmingsplan Hees-Heseveld - 24

2 (hoek Energieweg-Wolfskuilseweg)

Inhoudsopgave

Toelichting

5

Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4

Inleiding Aanleiding Bestaande situatie Toekomstige situatie Stedenbouw

7 7 8 9 10

Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6

Sectoraal beleid Economie Verkeer Milieu Water Natuur & Landschap Archeologie en Cultuurhistorie

11 11 12 13 22 28 33

Hoofdstuk 3 3.1 3.2

Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid

36 36 36

Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3

Vooroverleg Waterschap Provincie Gelderland Ministerie Verkeer en Infrastructuur

38 38 38 38

Bijlagen bij toelichting Bijlage 1 Externe veiligheid

40 42

Regels

54

Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2

Inleidende regels Begrippen Wijze van meten

56 56 66

Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9

Bestemmingsregels Bedrijf - 1 Detailhandel Groen Verkeer Leiding - Hoogspanningsverbinding Leiding - Riool Waarde - Archeologie 3

70 70 72 74 75 76 78 80

Hoofdstuk 3 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14

Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels Overige regels

84 84 84 85 85 85

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 15 Overgangsrecht Artikel 16 Slotregel

86 86 86

Bijlagen bij de regels Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (model Nijmegen) 1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten

87 88 88

1.2

97

Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten

bestemmingsplan Hees-Heseveld - 24 (hoek Energieweg-Wolfskuilseweg)

3



Toelichting


5



Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1

Aanleiding

Lange tijd had het terrein Wolfskuilseweg 270 de functie van kwekerij en werden hier Hedera schermen gekweekt. Sinds enige tijd is dit gebruik gestopt en heeft de kweker de huur opgezegd. In de huidige marktsituatie is het voortzetten van een kwekerij niet mogelijk. Voor de locatie dient een nieuwe functie gevonden te worden.

Figuur 1: ligging plangebied in Nijmegen In juni 2011 is een onderzoek verricht naar de distributieve mogelijkheden voor de vestiging van een tuincentrum op deze locatie aan de Energieweg/ Wolfskuilseweg. Conclusie is dat de locatie en het aanwezige bestedingspotentieel voldoende kansen bieden voor een goed functionerend tuincentrum. Volgens het onderzoek zal de vestiging van een tuincentrum aan de westrand van Nijmegen leiden tot een verbetering van de aanbodstructuur voor inwoners uit het westelijk deel van Nijmegen. De toegevoegde waarde van het nieuwe tuincentrum neemt toe naarmate de omvang toeneemt en het assortiment gevarieerder en meer onderscheidend wordt. Hierdoor neemt de aantrekkelijkheid voor consument toe. Ondertussen heeft een geïnteresseerde partij zich gemeld voor de realisatie van een tuincentrum op de achterzijde van het terrein aan de Energieweg/ Wolfskuilseweg. Tevens heeft een tweede partij zijn oog heeft laten vallen op het resterende terrein om hier een autogarage/ showroom te realiseren. Beiden initiatieven voor deze nieuwe functies op het terrein van de voormalige kwekerij zijn aanleiding voor het maken van een nieuw bestemmingsplan.


7

1.2

Bestaande situatie

De voormalige kwekerij van Breed is gelegen op de hoek Wolfskuilseweg/ Energieweg, in Nijmegen West. Het terrein is 34.500 m2 groot en gemeentelijk eigendom. De huidige ontsluiting van het terrein vindt plaats via een korte insteek vanaf de Wolfskuilseweg. Aan deze insteek is tevens een woning met bijgebouwen gelegen (Wolfskuilseweg 254). Het terrein van kwekerij Breed wordt aan de westzijde begrensd door de Energieweg. Dit is de voorzijde en representatieve zijde van het terrein. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door het terrein van Helicon, een opleidingscentrum voor Groen Onderwijs. Dit terrein heeft een groene uitstraling naar de Energieweg omdat de erfgrens bestaat uit een ruime groenzone waarachter het parkeren is opgelost. Aan de oosten zuidzijde wordt het terrein omgeven door park West. Met aan de zuidzijde tevens een entree naar het park. Omdat het terrein met drie zijden grenst aan een openbare zijde (weg of park) heeft het terrein een opvallende positie en is aandacht voor deze overgang belangrijk. De locatie Breed ligt ingeklemd tussen twee contrasterende gebieden. Aan de westzijde van de Energieweg ligt industrieterrein Oostkanaaldijk aan de Oostzijde het dorp Hees. Industrieterrein Oostkanaalhavens heeft een functionele en stenige uitstraling. Het bedrijventerrein oogt rommelig en heeft een weinig aantrekkelijk beeld. In het beleidsdocument Ontwikkelingsbeeld Energieweg opteert het college voor een kentering naar een meer hoogwaardige ontwikkeling, die ook door de belangenvereniging ONOK wordt ondersteund. Het karakteristieke dorp Hees daarentegen heeft een kleinschalige en vriendelijke uitstraling met belangrijke groenelementen. Het dorp is in de loop der jaren onderdeel geworden van stadsdeel Nijmegen West. Het verschil tussen de oost en westzijde van de Energieweg is historisch gegroeid. Hees ontwikkelde een groene achterkant in de richting van de oprukkende bedrijven. De bedrijven profileerden zich aan de steeds belangrijker wordende Energieweg waardoor het contrast werd vergroot.

Figuur 2: begrenzing plangebied van het bestemmingsplan



Door de realisatie van de nieuwe stadsbrug krijgt de Energieweg een nieuwe betekenis. De weg vormt een verbindende schakel in een lokaal netwerk, die aansluit op de entree van de stad. De weg wordt een onderdeel in de omarming van de Waal. Met de komst van de stadsbrug zal naar verwachting de dynamiek langs deze weg toenemen. Langs dit wegdeel ontwikkelen zich functies, die zich willen tonen om publiek te trekken. Een aantrekkelijk beeld is dan belangrijk. In het beeldkwaliteitsplan voor de openbare ruimte van de Energieweg (okt 2010) is aangegeven hoe de aantrekkelijkheid van de route vergroot kan worden. Het toevoegen van groen op het voorterrein van aanliggende kavels en het inpassen van groen in het beperkte profiel van de weg levert een bijdrage. Daarnaast is behoud van de bestaande karakteristieken groenelementen (aan de oostzijde van de Energieweg) belangrijk.

1.3

Toekomstige situatie

Figuur 3: inrichtingsschets De toegang van dit terrein vindt plaats vanaf de Energieweg. Om de doorstroming op de Energieweg te garanderen wordt een uitvoegstrook gerealiseerd parallel aan de Energieweg. De bocht naar de entree is zodanig vormgegeven dat gemotoriseerd verkeer duidelijk zicht heeft op passerend langzaam verkeer op het fietspad en trottoir. De uitgang wordt gerealiseerd aan de Wolfskuilseweg. Zo dicht mogelijk bij de kruising met de Energieweg. Een in-en uitgang aan de Energieweg is onaanvaardbaar. Extra aansluitingen op de Energieweg moeten worden voorkomen om de doorstroom op de Energieweg en de verkeersveiligheid te garanderen. De ontsluiting aan de Wolfskuilseweg is in overleg met Dorpsbelang Hees zo dicht mogelijk bij het kruispunt met de Energieweg gesitueerd om sluipverkeer de wijk in zo veel mogelijk te voorkomen. De bestaande ontsluiting van het perceel Wolfskuilseweg 270 wordt teruggebracht tot een doodlopend weggetje naar het perceel Wolfskuilseweg 254. Via een centrale gelegen route over het terrein worden autogarage en tuincentrum verbonden van Energieweg tot Wolfskuilseweg


9

De Autogarage oriënteert zich met het gebouw op de Energieweg. Het terrein voor de autogarage is bijna 15.000 m2 groot en het gebouw is maximaal 4.900 m2 groot. Het gebouw is maximaal 2 lagen met een bouwhoogte van maximaal 9 meter. Hierbij is de showroom aan de voorzijde en de werkplaats aan de achterzijde gesitueerd. Een autogarage heeft een ruime behoefte aan het stallen van auto's. Zowel voor de verkoop, bezoekers en personeel. Deze parkeerplaatsen worden rondom het gebouw gesitueerd. Om een bijdrage te leveren aan een aantrekkelijk beeld langs de Energieweg worden de parkeerplaatsen aan de voorzijde ruim in de bomen gezet. Een lage groene haag op de erfgrens aan de Energieweg zorgt voor een prettige overgang van privé naar openbaar gebied. Dit geldt ook voor de zuidzijde van het pand. Omdat het gebouw hier grenst aan het driehoekige parkdeel bij de kruising met de Wolfskuilseweg is hier een representatieve gevel en aandacht voor een groene aankleding (met bomen en hagen) eveneens van belang. Het tuincentrum staat op een kavel van ca. 17000 m2. Op dit perceel kan een tuincentrum van maximaal 10.000 m2 worden gerealiseerd. Het gebouw heeft overwegend een maximale nokhoogte van 8 meter en een maximale goothoogte van 6 meter. Om de herkenbaarheid en zichtbaarheid van het tuincentrum vanaf de Energieweg te vergroten is een hoogte accent van maximaal 750 m2 toegestaan. Dit hoogteaccent is zichtbaar vanaf de weg omdat er een doorzicht vrij wordt gehouden tussen de autogarage en het gebouw van Helicon. Het tuincentrum heeft een verkoopruimte binnen en buiten het gebouw.

1.4

Stedenbouw

De ontwikkeling van een autogarage en een tuincentrum past binnen het toekomstige beeld van de Energieweg. Het zijn functies die zich willen tonen en een bijdrage kunnen leveren aan de aantrekkelijkheid van de route. Omdat het aantal bezoekers van deze functies hoog kan zijn wordt voorzien in een nieuwe ontsluiting vanaf de energieweg met een uitgang aan de Wolfskuilseweg. De reeds bestaande ontsluiting wordt aangepast tot de entree van het perceel van de bestaande woning. De rest van de oorspronkelijke ontsluiting krijgt een groenbestemming. Het terrein is aan de west, zuid en oostzijde omzoomd met een groene erfafscheiding. De bestaande groene erfafscheiding aan de zuid en oostzijde blijft gehandhaafd waardoor een vriendelijk overgang van bedrijven naar Park West wordt gemaakt. De lage haag aan het driehoekige parkdeel en aan de zijde van Energieweg zorgen voor aankleding en een aantrekkelijk beeld vanaf openbaar gebied. Met een hoogte van maximaal 8 meter past de bebouwing bij de overige bedrijfsbebouwing langs de Energieweg. Het hoogte accent van het tuincentrum, iets verder naar achter op het terrein is beperkt van omvang en heeft de functie van bebouwingsaccent om te zorgen voor herkenbaarheid in de omgeving.

Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. bestemmingsplan Hees-Heseveld -

10 24 (hoek Energieweg-Wolfskuilseweg)

Hoofdstuk 2 Sectoraal beleid 2.1

Economie

In Nijmegen wordt terughoudend omgegaan met het toestaan van detailhandel op bedrijventerreinen. Toch wil de gemeente ruimte bieden aan soorten winkels en/of detailhandelsbranches die niet passen in of aan de rand van reguliere winkelcentra vanwege het volumineuze karakter van gevoerde artikelen of geen plek kunnen vinden gezien aard, schaal en voorkomen van detailhandel. Zowel het garagebedrijf met showroom en werplaats als ook het tuincentrum worden als passend gezien in de omgeving van de Energieweg die vanuit economisch oogpunt getypeerd kan worden als bedrijventerrein. In de nota “Detailhandel in Nijmegen” (2005) zijn beleidslijnen voor grootschalige en perifere detailhandel opgenomen. De omgeving Energieweg/Industrieplein/Neerbosscheweg wordt aangegeven als locatie voor grootschalige en perifere detailhandel. Het gaat daarbij met name om het mogelijk maken van verplaatsing van bestaande bedrijven in het kader van Koers West. Het betreft hier weliswaar niet een dergelijke verplaatsing maar wel een ontwikkeling die passend is binnen het gebied. Bovendien is er inmiddels nieuw regionaal beleid. Het betreft het Regionaal Programma Detailhandel van de Stadsregio (24 oktober 2013). In dit beleid worden nieuwe beleidslijnen voor detailhandel op perifere locaties gepresenteerd. Grootschalige en perifere detailhandel kan op bedrijventerreinen zoals aan de Energieweg landen, als het gaat om detailhandel in auto's en tuincentra, die qua omvang passen bij de verzorgingsfunctie van de stad Nijmegen. Wel dient er bij tuincentra afstemming met regio-gemeenten plaats te vinden. Het onderhavige plan is besproken in het Intergemeentelijke Overleg Detailhandel (IOD). Het IOD heeft een positief advies afgegeven aan het bestuur van de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Het bestuur heeft op 8 mei 2014 dit advies overgenomen. DTNP heeft in opdracht van de gemeente Nijmegen een distributieve analyse uitgevoerd voor de gewenste omvang van een tuincentrum aan de Energieweg. Uitkomst van dit onderzoek is dat een tuincentrum dat niet groter is dan 10.000 m2 een bijdrage levert aan het voorzieningenniveau voor de consumenten van met name Nijmegen en de effecten op de regionale structuur beperkt blijven. Op basis van het berekende marktpotentieel in Nijmegen is zelfs een tuincentrum tot circa 14.000 m2 wvo haalbaar. Voor tuincentra groter dan 10.000 m2 is het effect op de regio echter aanzienlijk. In het onderhavige bestemmingsplan wordt een tuincentrum van maximaal 10.000 m2 mogelijk gemaakt. Conclusie Een garagebedrijf met showroom en een tuincentrum dat niet groter is dan 10.000m2 wvo past binnen het Regionaal Programma Detailhandel van de Stadsregio en zijn passende functies voor deze locatie.


11

2.2

Verkeer

2.2.1 Bereikbaarheid Gemotoriseerd verkeer Het plangebied ligt op de hoek van de Energieweg en Wolfskuilseweg en wordt voor het gemotoriseerd verkeer via beide wegen ontsloten. Betreffende wegen functioneren als gebiedsontsluitingsweg waarbij de Energieweg een belangrijke functie vervult als doorstroomroute S100 van en naar de nieuwe stadsbrug De Oversteek. Om stagnatie in de doorstroming te voorkomen moet het aantal drukke ontsluitingen van bedrijfsterreinen op de Energieweg worden beperkt. Er heeft een verkeersstudie plaatsgevonden op welke wijze het plangebied het beste ontsloten kan worden. Hierbij is ook onderzocht wat de effecten voor de Wolfskuilseweg zijn. De ontsluiting voor het inrijdende gemotoriseerde verkeer komt aan de Energieweg aan de noordwestzijde van het plangebied. Om stagnatie van afremmende voertuigen op de hoofdrijbaan te voorkomen wordt de aansluiting van een uitvoegstrook voorzien. De ontsluiting voor het uitrijdende verkeer komt aan de Wolfskuilseweg. Om het gebruik van de Wolfskuilseweg te beperken mag uitrijdend verkeer vanaf de ontwikkellocatie alleen rechtsaf richting Energieweg. Dit wordt bereikt door de aansluiting voor het uitrijdende verkeer op een korte afstand tot de aansluiting met de Energieweg te leggen en de middengeleider bij de aansluiting te verlengen. Hierdoor is het fysiek onmogelijk om linksaf te slaan. Expeditieverkeer Het expeditieverkeer ontsluit op dezelfde wijze als het overige gemotoriseerde verkeer. Inrijdend via de Energieweg en uitrijdend via de Wolfskuilseweg. Het laden en lossen voor de te vestigen bedrijven vindt binnen het plangebied op eigen terrein plaats. Langzaam verkeer Het plangebied is goed bereikbaar met de fiets en te voet. Er liggen belangrijke fietsroutes langs het plangebied. De Energieweg is voorzien van een in tweerichtingen te berijden vrijliggend fietspad aan de zijde van het plangebied en de Wolfskuilseweg is voorzien van fietsstroken. Het fietsparkeren voor medewerkers en bezoekers moet op eigen terrein worden opgelost. Openbaar vervoer Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aangewezen op de haltevoorzieningen aan de Energieweg. Deze bevinden zich op korte loopafstand ter hoogte van de kruising met de Wolfskuilseweg.

2.2.2 Parkeren Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Rest bebouwde kom". De volgende normeringen zijn van toepassing bij de planontwikkeling. a. tuincentrum 2,45 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak b. garagebedrijf 2,25 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak Uitgaande van een brutovloeroppervlak van 4.900m2 voor garagebedrijven zijn circa 110 parkeerplaatsen benodigd en voor 10.000m2 tuincentrum zijn circa 245 parkeerplaatsen



benodigd. Het plan dient op eigen terrein in de aanleg van deze parkeerplaatsen te voorzien. In het plangebied is voldoende ruimte beschikbaar om aan deze parkeereis te kunnen voldoen. De daadwerkelijke toets aan de parkeernormering zal plaatsvinden tijdens de procedure voor deomgevingsvergunning. 2.2.3 Verkeersveiligheid Aan de hand van de wegencategoriseringskaart (Nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar) is bepaald welk snelheidregime er geldt. De Energieweg en Wolfskuilseweg zijn gebiedsontsluitingswegen. De Energieweg is een GOW-plus en de Wolfskuilseweg een GOW-min. Voor beide wegen geldt 50 km/h. De ontsluiting van en naar het plangebied wordt zodanig vormgegeven zodat de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft. De inrit aan de zijde van de Energieweg wordt van een uitvoegstrook voorzien. Ter plaatse van de uitrit aan de Wolfskuilseweg wordt het voeten fietspad uitgebogen. Hierdoor kan uitrijdend verkeer eerst het langzaam verkeer kruisen en zich vervolgens opstellen tussen het fietspad en de Wolfskuilseweg.

2.3

Milieu

Met betrekking tot de nieuwe functies die dit bestemminsplan mogelijk maakt kan opgemerkt worden dat de beoogde toekomstige functies voldoen aan de criteria voor functiemenging. Zij worden in de staat 4, “Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging” van de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009, aangeduid als inrichtingen categorie B, “Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden”. Hoewel bij deze locatie niet gesproken kan worden van een woonwijk, zijn er toch een aantal (geluid) gevoelige bestemming op kortere afstand aanwezig. Daarom is het ook van belang dat de nieuwe invulling aan de criteria voor functiemenging kan voldoen. 2.3.1

Bedrijvigheid

Bedrijvigheid, in de zin van de Wet milieubeheer, is die bedrijvigheid die vermeld staat in Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en als zodanig als inrichting aangemerkt kan worden. De toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten wordt beoordeeld aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen wordt gebruikt voor de milieuzonering in bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geluid, geur, stof, gevaar (vooral branden explosiegevaar), verkeer en visuele aspecten van belang. Uitgangspunt is dat vooral de bedrijvigheid, die is ingedeeld in de categorieën SBI 1 en 2, passend is binnen woongebieden. Uitgangspunt is echter ook dat bestaande bedrijvigheid, die qua milieubelasting in principe niet thuishoort in een woongebied en waarvoor verplaatsing op korte termijn niet haalbaar is, op basis van verworven rechten moet worden geaccepteerd. Deze bedrijvigheid zal als een verbijzondering op de toegelaten categorieën worden toegestaan. Bij deze acceptatie dient er uiteraard wel van te worden uitgegaan dat deze bedrijvigheid dan ook aan de criteria moet voldoen die de Wet milieubeheer (Wm) hierbij oplegt, zodat niet van een onaanvaardbare hinder naar de omgeving sprake is. In de naaste omgeving van het plangebied bevinden zich buiten een aantal grotere inrichtingen, vallende in de Geluidszone Nijmegen-West – Weurt, waarvan ook het naastgelegen bestemmingsplan Nijmegen-Kanaalhavens deel uitmaakt, een aantal activiteiten die vallen onder de categorieën sportvoorzieningen, kantoren en opleidingsinstituten


13

In de naaste omgeving van het plangebied bevindt zich geen bedrijvigheid die de planinvulling zou kunnen beïnvloeden. Ook van de planinvulling uit zal naar de omgeving geen beïnvloeding plaatsvinden. De woning aan de Wolfskuilseweg 254 ligt op een dermate grote afstand van de bedrijvigheid van het plangebied dat er geen sprake zal zijn van onevenredige hinder. Het bestemmingsplan maakt de verkoop van consumentenvuurwerk in de maand december mogelijk. Er zijn strenge veiligheidseisen ten aanzien van het opslaan en verkopen van vuurwerk. Deze functie zal daarom moeten voldoen aan het "vuurwerkbesluit 2002". Voor het opslaan en verkopen van vuurwerk zal een omgevingsvergunning aangevraagd moeten worden. Conclusie Milieu Algemeen/Bedrijvigheid Het bestemmingsplan Hees-Heseveld - 24 kan vanuit Milieu Algemeen/Bedrijvigheid als acceptabel worden aangemerkt.

2.3.2

Bodem

De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende bodemonderzoek: Verkennend en nader bodemonderzoek “locatie Breed” Wolfskuilseweg 270 in Nijmegen, Envita Nijmegen BV, rapportnummer 200284-11/R01, d.d. 12 december 2012. Deellocatie met bestemming 'Bedrijf' De grond op deze deellocatie is licht verontreinigd. Ter plaatse van één boring (nummer 220) is een matig verhoogd gehalte aan lood gemeten. Dit verhoogde gehalte is zeer waarschijnlijk te relateren aan een plaatselijke bijmenging van koolassen in de grond. Wij verwachten daarom dat het gaat om een matige verontreiniging met een geringe omvang. In de grond is geen asbest aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd. Op één plaats is echter een matige verontreiniging met barium en koper gemeten. Voor deze matige verontreiniging is geen directe oorzaak aan te wijzen. Verhoogde gehalten aan metalen en barium komen in het laaggelegen deel van Nijmegen vaker voor en zijn vaak van nature is het grondwater aanwezig. Deellocatie met bestemming 'Detailhandel' Uit het bodemonderzoek blijkt dat de bovengrond (0 – 0,5 meter diep) licht verontreinigd is. In de ondergrond (0,5 - 2 meter diep) zijn geen verontreinigingen aangetoond. Op het maaiveld en in de opgeboorde grond is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Het grondwater is licht verontreinigd. Ter plaatse van twee peilbuizen zijn daarnaast ook matige verontreinigingen met respectievelijk barium en nikkel gemeten. Voor deze matige verontreinigingen is geen directe oorzaak aan te wijzen. Verhoogde gehalten aan metalen en barium komen in het laaggelegen deel van Nijmegen vaker voor en zijn vaak van nature is het grondwater aanwezig. Deellocatie met bestemming 'Groen' en 'Verkeer' Op deze deellocatie is de grond tot 0,5 meter diep licht verontreinigd met metalen en PAK en plaatselijk licht verontreinigd met PCB's. De grond dieper dan 0,5 meter is niet onderzocht vanwege het voorkomen van een ondoordringbare laag. Op het maaiveld en in de opgeboorde grond is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Ter plaatse van één boring (nummer 285) is een verontreiniging met lood aangetoond. Deze verontreiniging is in het nader onderzoek goed in beeld gebracht. Het bodemvolume, 3 waarin de interventiewaarde voor lood wordt overschreden is kleiner dan 25 m . Er is daarom geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.



Ter plaatse van het geplande wegtracé is aanvullend onderzoek uitgevoerd. De grond is van 0,5 tot 1,5 meter diep licht verontreinigd. Ook is er asbesthoudend (plaat)materiaal in de grond aanwezig. Conclusie Op basis van het onderzoek blijkt er geen sprake te zijn van ernstige bodemverontreiniging. De aangetroffen lichte en matige verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als bedrijfsterrein. Sanering van deze verontreiniging is daarom niet noodzakelijk. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming moet rekening worden gehouden met verhoogde kosten (voor bijvoorbeeld grondafvoer en grondwateronttrekking), maar worden geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging verwacht.

2.3.3

Geluid

Een garagebedrijf en tuincentrum zijn geen geluidsgevoelige functies in het kader van de Wet geluidhinder. Daarom hoeft er geen akoestisch onderzoek te worden verricht. Er zijn geen verdere procedures nodig en er worden geen bijzondere eisen gesteld aan de geluidwering van de ruimtes van beide bedrijven. Uiteraard moeten de ruimtes van beide bedrijven wel voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. 2.3.4

Luchtkwaliteit

Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende 2 zaken: a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit. b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007). Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden o.a. voor de stoffen stikstofdioxide (NO 2) en fijn stof (PM10). In Nijmegen worden alleen voor NO2 en PM10 mogelijke overschrijdingen verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen. De normering voor NO2 en PM10 is als volgt: Jaargemiddelde grenswaarde NO2

Norm 3 40 ug/m

Jaargemiddelde grenswaarde PM10

40 ug/m

Daggemiddelde grenswaarde PM10

Ingangsdatum 1-1-2015

3

max. 35 dagen/jaar >50 ug/m

1-6-2011 3

1-6-2011

Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied Hees-Heseveld 24 moet met deze normering rekening worden gehouden. De plannen betreffen een nieuwbouw van een garagebedrijf met verkoop van auto's en een tuincentrum. Plannen worden getoetst aan de regelgeving voor luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgaan, indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:


15



 

 

de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit is sinds de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) maximaal 3 %, of: de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of: bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert. De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of: de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL, of; er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

Net buiten het plangebied zijn op de Energieweg momenteel (2010) beperkte overschrijdingen van wettelijke grenswaarde voor jaargemiddelde NO2 aanwezig. Deze zullen ter plaatse vòòr 1 januari 2015 (formele ingangsdatum van deze grenswaarde) verdwenen zijn door dalende achtergrond-concentraties en emissiefactoren (uitstoot per auto), ondanks verwachte toename van verkeer door opening van de Stadsbrug. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal. Verwacht wordt dat het plan van garagebedrijf en tuincentrum een verkeersaantrekkende werking zal hebben, die ruim onder bovenstaande grens blijft. Het plan is derhalve NIBM en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden. ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleegen bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden. De landelijke GGD heeft in de “GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid” het volgende geadviseerd ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs snelwegen en drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm): 

liever niet binnen 300 meter van een snelweg;



op minder dan 100 meter van een snelweg wordt sterk afgeraden;



niet bouwen direct langs een drukke weg, dus niet in 1 lijnsbebouwing;



aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

e

Gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze landelijke GGD-richtlijn. De geplande ontwikkeling betreft echter geen gevoelige bestemmingen en voldoet daarmee ook aan dit aspect.



2.3.5

Externe veiligheid

Algemeen De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen, in dit geval de ontwikkellocatie Breed op de hoek Wolfskuilseweg/ Energieweg, het bestemmingsplan Hees-Heseveld - 24. In deze afweging is het van belang de risico's te beoordelen die ontstaan door de aanwezigheid van externe risicobronnen in de nabijheid van het plangebied. De kans dat er een zwaar ongeval bij de aanwezige risicobronnen plaatsvindt, is zeer klein. De effecten van een dergelijk ongeval kunnen echter zeer groot zijn. Met betrekking tot de ontwikkellocatie moet van deze kans op een zwaar ongeval rekenschap worden gegeven: de verantwoording van het risico.

Criteria bij de invulling van de verantwoordingsplicht In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRVGS) en het Besluit Externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn criteria gegeven die betrokken moeten worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht. De gemeente Nijmegen heeft daarnaast een “Beleidsvisie externe veiligheid” (januari 2014) waarin is vastgelegd op welke wijze het (groeps)risico wordt verantwoord. Bij de onderstaande verantwoordingen groepsrisico is van deze Beleidsvisie uitgegaan. Externe risico's bestemmingsplan Hees-Heseveld - 24 Met betrekking tot externe risico's kunnen worden onderscheiden: a. Risico's ten gevolge van inrichtingen en activiteiten die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen; b. Risico's ten gevolge van vervoer van gevaarlijke stoffen; c. Risico's ten gevolge van hogedrukaardgastransportleidingen Ad a. Met betrekking tot inrichtingen die gevaar opleveren, vallend onder het Bevi, is in de omgeving van het plangebied één inrichting aanwezig waarvan het invloedsgebied reikt tot over het plangebied Hees-Heseveld – 24. Het betreft TWO Chemical Logistics B.V. gelegen aan De Vlotkampweg 67, een inrichting voor open overslag van gevaarlijke stoffen. Deze inrichting heeft een invloedsgebied van 4.250 meter. De planlocatie ligt op ongeveer 1.250 meter van de inrichting. Ad b. Met betrekking tot de route gevaarlijke stoffen zijn in de omgeving de volgende transportroutes aanwezig:   

De spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's-Hertogenbosch, op 1440 meter uit het plangebied De gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, Neerbosscheweg - Energieweg Verlengde Energieweg - Waalfrontweg – Waalbandijk. Het hart van de dichtstbijzijnde rijbaan van de Energieweg ligt op 17 meter uit het plangebied. Het Maas-Waalkanaal, de waterlijn ligt op 130 meter uit het plangebied.

De bovenstaande vervoersaders worden aangemerkt als routes gevaarlijke stoffen en hebben alle een invloedsgebied van 1500 meter, uitgezonderd het Maas-Waalkanaal met een invloedsgebied van 1000 meter, Ad c. Ten westen van het bestemmingsplangebied ligt in de westelijke berm van de Energieweg een hogedrukaardgastransportleiding op een afstand van 40 meter van het plangebied De risico's worden voor wat betreft externe veiligheid verdeeld naar plaatsgebonden risico's (PR) en groepsrisico's (GR). Bovendien dient er gekeken te worden naar de cumulatie van risico's omdat de planlocatie (gedeeltelijk) ligt binnen de risicocontouren van meerdere risicobronnen. Plaatsgebonden risico (PR) Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die


17

zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het -6 plaatsgebonden risico zijn grens- en richtwaarden (10 ) toetsingswaarden (ijkpunten) voor respectievelijk (zeer)kwetsbare- en beperkt kwetsbare bestemmingen aangegeven. Groepsrisico (GR) Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het groepsrisico wordt verantwoord waarbij dit risico onder andere wordt beschouwd ten opzichte van de oriënterende waarde. Cumulatie Aan het eind van de verantwoording wordt ingegaan op de cumulatie van de risico's omdat binnen het projectplangebied sprake is van overlapping van de invloedsgebieden van de onderscheiden risicobronnen. In de bijgevoegde bijlage Externe Veiligheid worden de onderscheiden risico's voor de genoemde risicobronnen nader behandeld. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de QRA Externe veiligheid Bestemmingsplan Hees-Heseveld – 24 Nijmegen, projectnr. 257612, revisie 01, d.d. 4 februari 2013 van Ingenieursbureau Oranjewoud te Oosterhout. In de Bijlage Externe Veiligheid wordt nader ingegaan op: 

Het plaatsgebonden risico (PR)



Het groepsrisico (GR)



Cumulatie

Voor de nadere uitwerking evenals voor de afwegingen van de externe risico's alsmede het advies van de Veiligheidsregio Geldeland-Zuid (VRGZ) verwijzen wij naar Bijlage Externe Veiligheid behorende tot deze verantwoording externe veiligheid. Conclusie Externe Veiligheid In de Bijlage Externe Veiligheid zijn de relevante wegingspunten met betrekking tot alle vijf risicobronnen opgevoerd. Uit deze afwegingen in de Bijlage blijkt dat het plan met alle vijf beschouwde risicobronnen op geen enkele wijze een significante verhoging van het thans ter plaatse aanwezige groepsrisico oplevert, dat nagenoeg nihil is. Dat blijft in de toekomstige situatie ook het geval. De planinvulling Hees-Heseveld – 24, Breed, is acceptabel vanwege de onderstaande redenen: 1. Het plan heeft slechts een marginaal verhogende invloed op het groepsrisico, en blijft als zodanig (zeer) ruim onder de oriënterende waarde GR 2. Het plangebied ligt weliswaar (gedeeltelijk) binnen het invloedsgebied van vijf risicobronnen, echter kan geen van de risicobronnen als significant met betrekking tot het groepsrisico worden aangemerkt. Dit groepsrisico blijft ruim onder de oriënterende waarde. 3. Het bestemmingsplan heeft geen betrekking op beperkt zelfredzame personen. Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vastlegging van het bestemmingsplan Hees-Heseveld – 24(Breed). Acceptatie restrisico



Gelet op het gegeven dat er een risico bestaat voor wat betreft externe veiligheid en ondanks dat de adviezen van de Veiligheidsregio Gelderland–Zuid (VRGZ) zoveel als mogelijk binnen de ontwikkellocatie zullen worden uitgevoerd, kan dit echter niet kwantitatief in berekeningen worden vervat en leidt dit bovendien niet tot een risico zijnde nul (0) zodat er een zogenaamd restrisico overblijft. Het College van burgemeester en wethouders en de Gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid en achten het groepsrisico, dat tengevolge van de onderhavige planinvulling Hees-Heseveld - 24 weliswaar kwantitatief gezien in absolute zin stijgt maar in wezen nauwelijks toeneemt en daarmee (zeer) ruim beneden de oriënterende waarde groepsrisico blijft, nu en in de in de toekomst, aanvaardbaar. Het restrisico wordt door het College van burgemeester en wethouders en de Gemeenteraad van Nijmegen expliciet geaccepteerd.

2.3.6

Fysieke veiligheid

Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd. Ontvluchting en zelfredzaamheid Ruimtelijke ordening is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving. Op basis van het voorgelegde plan kunnen geen beperkende factoren geconstateerd worden. Situering van gebouwen. In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen ten aanzien van de situering van gebouwen onderling. In het kader van de omgevingsvergunning kunnen eventueel nadere eisen gesteld worden. Bluswatervoorziening De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Voor de functies in dit 3 plan is 60 m per uur vereist. Afstand van de primaire bluswatervoorziening tot de brandweertoegang(en) van de gebouwen mag maximaal 40 meter bedragen. Indien hier niet aan voldaan kan worden via brandkranen dan dienen andere voorzieningen overwogen te worden, bijvoorbeeld geboorde putten. Vermoedelijk zal het plaatsen van brandkranen binnen deze afstand problematisch zijn; voor alternatieve voorzieningen dient in het kader van de omgevingsvergunning contact opgenomen te worden met de brandweer. Bereikbaarheid Wat bereikbaarheid betreft zijn met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang en/of brandweertoegang(en) van panden op het terrein van belang. Gebouwen bedoeld voor het verblijf van personen dienen tot op 10 meter benaderbaar te zijn voor brandweervoertuighen. Indien toegangswegen op eigen terrein worden ingericht dan dient dit te gebeuren overeenkomstig de bijgevoegde richtlijnen.


19

Conclusie De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan, mits men bij de verdere uitwerking voldoet aan de bovenstaande randvoorwaarden voor bluswater en bereikbaarheid. Het advies van de brandweer is, onder die voorwaarden, dus positief. De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in de 'Nijmeegse Bouwverordening' (artikel 2.5.3 en artikel 5.1.2) en de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.

2.3.7

Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. Zeker in de relatief stenige omgeving rond dit project kan het microklimaat extremer zijn en tot hinder leiden. In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. De verwachting is dat in de toekomst de luchtverontreiniging op deze locatie onder de geldende wettelijke normen zal liggen. Desondanks blijft dit een locatie met veel bronnen voor luchtverontreiniging, zoals door verkeer opwervelend stof. Hierin kan in het ontwerp rekening gehouden worden door te zorgen voor het afvangen van luchtverontreiniging (gevelbegroeiing, daktuinen etc.). Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen.

verstandige

Voor utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerslasten en een gezondere, comfortabeler bedrijfspand. Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek omgezet worden tot een energiescan. Daarmee kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht. Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor Koude-Warmte opslag. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.

2.3.8

Niet gesprongen explosieven



Het plangebied valt niet in een risicogebied voor niet gesprongen explosieven.


21

2.4

Water

2.4.1

Beleid

2.4.1.1 Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 De Woningwet geeft samen met de Wabo regels voor het proces en de uitvoering van bouwen. In de Woningwet wordt voor de detailuitwerking verwezen naar Algemene Maatregelen van Bestuur. (AmvB) Het Bouwbesluit 2012 is een AmvB die hangt onder de Woningwet. Het Bouwbesluit 2012 bevat voorschriften die gaan over: 1. 2. 3. 4. 5.

het (ver)bouwen van bouwwerken; de staat van bestaande bouwwerken, open erven of terreinen; het gebruik van (bestaande en nieuwe) bouwwerken, open erven en terreinen het slopen van een bouwwerk; de veiligheid tijdens het bouwen en slopen.

Belangrijk is dat op basis van het Bouwbesluit de gemeente gerechtigd is bindende bouwpeilen vast te stellen. Verder is bij de uitwerking van het Bouwbesluit rekening gehouden met de Waterwet van december 2009. Conform de Waterwet wordt in het Bouwbesluit aangegeven dat regenwater naar redelijkheid op eigen terrein verwerkt moet worden. De Vakorganisatie Rioned heeft nader invulling gegeven aan het begrip “naar redelijkheid”. De gemeente dient verder in haar beleid duidelijk te maken wanneer de redelijkheid overschreden wordt en in welke situaties zij ervoro kiest om regenwater in ontvangst te nemen in de openbare ruimte.

2.4.1.2 Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014 De Waterwet wijst het Rijk en de waterschappen aan als waterbeheerders voor gronden oppervlaktewater. In het grondwaterbeleidsplan is de rol, taak en positie van het waterschap op het gebied van grondwaterbeheer omschreven en worden de doelstellingen en beleidsuitgangspunten van Waterschap Rivierenland op dit gebied vastgelegd. Ook de rollen en taken van de andere betrokkenen bij het grondwaterbeheer (provincies, gemeenten en particulieren) worden kort beschreven. Daarnaast gaat het plan in op de maatregelen en instrumenten die het waterschap in gaat zetten om deze doelstellingen te bereiken. De doelstelling van het waterschap voor grondwaterbeheer is opgenomen in het Waterbeheerplan 2010-2015. “Het onttrekken van grondwater zodanig reguleren dat er sprake is van een duurzaam gebruik van grondwater en negatieve effecten van onttrekkingen zoveel mogelijk worden beperkt”. In het grondwaterbeleidsplan wordt de bovenstaande doelstelling verder uitgewerkt aan de hand van drie subdoelstellingen: 

Waterschap Rivierenland streeft naar een duurzaam beheerd grondwatersysteem met behoud van de aanwezige strategische voorraad zoet grondwater;



Waterschap Rivierenland streeft naar een optimale afstemming van nieuwe grondgebruikfuncties op het grondwatersysteem, waarmee grondwateroverlast en –onderlast zoveel mogelijk wordt voorkomen;



Waterschap Rivierenland streeft naar een inrichting van het watersysteem die mede gebaseerd is op de kenmerken van het grondwater.

Om deze doelstellingen ten aanzien van grondwaterbeheer te bereiken hanteert het waterschap de volgende uitgangspunten: 

Grondwater is een integraal onderdeel van het waterbeheer binnen het waterschap;





Grondwaterbeheer is een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende partijen;



Het waterschap heeft een adviserende en faciliterende rol naar gemeenten.

Het waterschap geeft invulling aan het operationeel grondwaterbeheer door de volgende taken op het gebied van grondwater zelf uit te voeren: A)Vergunningverlening en peilbeheer; 1. Het reguleren van grondwateronttrekkingen en infiltraties. 2. Het toepassen van de GGOR-methodiek, waardoor grondwater onderdeel is bij de afweging van peilbesluiten. 3. Het formuleren van grondwaterbeleid met betrekking tot calamiteiten (droogte). 4. Het beoordelen van gebouwschade. B) Adviseren en samenwerking; 1. Het meenemen van grondwateraspecten in het wateradvies. 2. Het adviseren van gemeenten bij het opstellen van hun gemeentelijke rioleringsplan (GRP). 3. Het gebruiken van gemeentelijke waterplannen om afspraken op het gebied van grondwater vast te leggen. 4. Het participeren in gemeentelijke waterloketten en gemeentelijke grondwatermeetnetten.

2.4.1.3 Waterplan Nijmegen (2001) Het in juni 2001 vastgestelde Waterplan Nijmegen vormt voor de Nijmeegse waterpartners de inhoudelijke en procesmatige basis voor het samen werken aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving in Nijmegen tegen de laagste maatschappelijke kosten. Het plan geeft vanuit een visie op de lange termijn (50 jaar) een beschrijving van het totale waterbeleid voor de middellange termijn (15 jaar) met een programma voor de eerste 5 jaar. Belangrijke doelstellingen zijn:    

Optimalisatie van de waterbeheerketen samen met de waterpartners; Gezond maken van de stadswateren; Afkoppelen van regenwater op een liefst zichtbare wijze; Bevordering van het waterbewustzijn bij de Nijmegenaren.

De doelstellingen uit het Waterplan zijn grotendeels overgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) In 2011-2012 is het Waterplan geactualiseerd met een uitvoeringsprogramma tot 2015. In 2015 wordt naar verwachting een nieuw Waterplan opgesteld.


23

2.4.1.4 Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 Het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2010-2016 geeft invulling aan de wettelijke gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater(overlast). Het GRP beschrijft welke activiteiten en hoeveel geld en personeel nodig zijn om deze zorgplichten uit te voeren. In het GRP 2010-2016 ligt het accent op meer en beter beheren. Dit betekent onder andere: gegevens goed op orde krijgen en houden, gericht meten aan de riolering en grondwater, en meer maatwerk bij het vaststellen van de juiste maatregelen op het juiste tijdstip. Een aantal andere belangrijke uitgangspunten en activiteiten in het GRP 2010-2016 is: 1. Om de kwaliteit van riolering op een goed niveau te houden zetten we vaker in op reparatie en renovatie in plaats van op het volledig vervangen van riolen; 2. We onderzoeken de gevolgen van de klimaatontwikkeling voor water in de stad; 3. We blijven hemelwater afkoppelen van het riool, maar wel minder; 4. Bij het afkoppelen zoeken we vooral naar combinaties met verbetering van groen. Ook voor toepassing van vegetatiedaken bij bestaande bebouwing wordt subsidie mogelijk. 5. Voor de financiële structuur kiezen we voor een gesloten systeem en daarbij passend voor een geïntegreerde voorziening voor zowel het spaardeel investeringen, als het onderhoud, als de financiële resultaten op de exploitatie.

2.4.1.5 Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) Het gemeentelijk beleid voor het afkoppelen van hemelwaterafvoer is opgenomen in vastgesteld beleid: Nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2013). (Afkoppelnota 2013) Na de inwerking treding van het Bouwbesluit 2012 is de beleidsnota aangepast naar de nieuwe wetgeving. De beleidsnota geeft invulling aan hoe bij omgevingsvergunningen een bouwende partij aantoont dat deze naar redelijkheid regenwater op eigen terrein kan verwerken. Daarnaast geeft de beleidsnota regels voor het concrete ontwerp van infiltratievoorzieningen in de openbare ruimte. Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van 2010 is dat functionele eisen gesteld worden aan het ontwerp van verwerking regenwater op particulier terrein en dat de nota van toepassing is op geheel Nijmegen. Tot dusver waren de regels voor de Waalsprong afwijkend van het overige Nijmegen. Conform het Bouwbesluit is er geen verschil meer in wel of niet verwerken van regenwater bij verschillende rioolstelseltypen.Voor alle riolering geldt dat in principe naar redelijkheid het regenwater op eigen terrein verwerkt dient te worden. In 2013-2014 worden de handboeken Openbare Ruimte Waalsprong en de rest van Nijmegen geintegreerd tot 1 document. De hoofdlijnen van de beleidsnota zullen hierin verwerkt worden.



2.4.2

Watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd: 1. Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000) 2. Bestuursakkoord Water (mei 2011) 3. Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009) 4. Waterplan 2010 – 2015 (WP4) 5. Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 30 oktober 2009) 6. Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014 Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Haven en Industrieterrein. Voor dit gebied zijn het de volgende gemeentelijke documenten relevant: 1. Waterplan Nijmegen (2001) 2. Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 3. Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) ” De aanwezige bebouwing in het plangebied en deels daar rondom heen wordt gesloopt en er komt nieuwe bedrijvigheid. In de bestaande situatie is ca 2,5 ha verhard oppervlak aanwezig. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat 3,2 ha verhard oppervlak wordt aangelegd. 2.4.2.1 Oppervlaktewater Binnen het plangebied en directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig. Langs de energieweg ligt een watergang waar het gescheiden rioolsysteem van de Energieweg op uitkomt. Het plangebied gaat in principe geen regenwater lozen op deze watergang. Dit zal ook niet gebeuren in de vorm van bypasses vanuit de wadi's.

2.4.2.2 Grondwater Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Voor infiltratie van hemelwater gelden hierdoor geen aanvullende specifieke eisen. Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door: 1. een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden; 2. maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur); 3. een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos) Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.


25

Ten aanzien van het grondwater zijn geen langdurige metingen beschikbaar. De verwachting is dat het gemiddelde grondwater op ca 7,5 m+NAP ± 0,5 m zit. Uitgevoerde onderzoeken naar bodemkwaliteit en bodemdoorlatendheid, uitgevoerd in de winterperiode laten her en der een grondwaterstand van 1,5 tot 2 meter onder maaiveldniveau zien. Het huidige maaiveld varieert in hoogte tussen ca 9 en 10 m+NAP.

2.4.2.3 Afwater & Regenwater Afvalwater & planverplichting De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Wolfskuilseweg. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. In de Energieweg ligt een gescheiden stelsel, de locatie van het vuilwaterriool is niet geschikt om daar een afvoer van afvalwater mogelijk te maken. De aansluiting op het gemengde stelsel wordt gerealiseerd aan de Wolfskuilseweg. Voor het gehele plangebied dient een rioleringsplan te worden opgesteld waarin de afvoer van het vuilwatersysteem wordt ontworpen. Het rioleringsplan dient voorafgaande aan de omgevingsvergunning te worden goedgekeurd door de gemeente Nijmegen. Regenwater & planverplichting Vanuit het Bouwbesluit geeft sinds 2012 aan dat afvalwater en regenwater gescheiden tot aan de perceelgrens worden aangeleverd. Bij verwerking van regenwater op eigen terrein zal de afvoer van regenwater tot aan de voorziening lopen. Het Bouwbesluit geeft sinds 2012 ook aan dat regenwater in eerste instantie op eigen terrein verwerkt wordt. De gemeente Nijmegen heeft in de Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) het beleid verder uitgewerkt. Volgens dit beleid is het ook toegestaan om bij ontwikkeling op planniveau een gezamenlijk verwerkingssysteem te realiseren. Randvoorwaarden en mogelijkheden worden verderop besproken. Afhankelijk van de keuze zal per perceel of voor het gehele bestemmingsplangebied een waterhuishoudkundig plan worden opgesteld. Dit plan moet voorafgaand aan de omgevingsvergunning worden goedgekeurd door de gemeente Nijmegen.

Kwaliteit van regenwater Hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater'. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Mogelijkheden en randvoorwaarden voor de verwerking van regenwater In het huidige plan is ca 2,5 ha verhard oppervlak aanwezig. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om 3,2 ha te realiseren. Het gemengde riool kan deze toename niet verwerken en het sluit niet aan bij het voornemen van het Waterplan van Nijmegen om het verhard oppervlak te verminderen en daarmee de emissie van de overstorten van het rioolsysteem te doen afnemen. De functionele eis is dat de afvoer niet verder mag toenemen. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door niet meer verhard oppervlak aan te leggen dan 2,5 ha. Een andere optie is voor het surplus aan verhard oppervlak een berging op (eigen) terrein te realiseren. Technisch is dit mogelijk door onder de terreinverharding (infiltrerende) waterberging aan te leggen. Voorafgaand aan de aanvraag om omgevingsvergunning wordt een waterhuishoudkundig plan uitgewerkt.



De drie mogelijkheden voor het verwerken van regenwater worden hieronder beschreven. De uiteindelijke keuze voor één van deze opties zal verder uitgewerkt worden in het waterhuishoudkundig plan: 1. Decentrale verwerking op eigen perceel De voorkeursoplossing is decentrale verwerking van regenwater op eigen terrein met een bypass naar het gemengde riool. De nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater' geeft aan hoeveel berging gemaakt word en welke randvoorwaarden hiervoor gelden. Gezien de waargenomen bodemopbouw in de infiltratie en bodemonderzoeken gaat het om 10 mm berging. De berging in kubieke meters wordt bepaald door de berging in mm te vermenigvuldigd met de som van het dakoppervlak en de terreinverharding. Meestal worden voorzieningen onder de terreinverharding gerealiseerd. 2. Centrale verwerking in het groen De terugval optie is centrale verwerking van het regenwater in het groengebied in het bestemmingsplan langs de Wolfskuilseweg. Het groen kan een dubbelfunctie krijgen als 3 groen en infiltratiebassin. In het gebied kan naar schatting 1100 m berging worden 3 gemaakt terwijl ca 325 m maximaal benodigd is. Voor de berging in het groen gelden de volgende randvoorwaarden: 1. Bodemdoorlatendheid wordt verbeterd Bodemonderzoek laat zien dat de eerste 1 tot 1,5 m slechtdoorlatend is. Verder is in de ondiepe bodem puin aanwezig. Ter plaats van het het infiltratiegebied wordt de slechtdoorlatende grond en het puin verwijderd tot aan het goed doorlatende zand. Voor zover nodig qua ontwerp aangevuld met doorlatende grond die voldoet aan de eisen uit de beleidsnota. 2. In het groengebied zijn milieukundige verontreinigingen in de vorm asbest en lood geconstateerd. Door de deklaag ter plaatse van het infiltratiegebied te verwijderen, vormt dit verder geen belemmering voor infiltratie van regenwater. 3. Aanlevering van het regenwater in het plangebied dient bovengronds plaats te vinden. Mogelijkheden zijn goten, ondiep groene greppels etc. Vooral de bovengrondse aanlevering van regenwater van dakoppervlak is een belangrijk aandachtspunt. 3. Centrale verwerking door aanlevering aan regenwaterriool Energieweg De centrale verwerking is waarschijnlijk alleen technisch mogelijk voor het perceel dat grenst aan de Energieweg. Het regenwaterriool komt uit in een A-watergang van het Waterschap Rivierenland. Als wordt aangesloten op het regenwaterriool, dan stelt het waterschap Rivierenland aanvullende eisen aan waterberging conform de Keur. De eisen treden in werking bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 500 m2. Vanwege de samenhang met het watersysteem van de Energieweg en het bedrijventerrein Haven en Industrieterrein zal een waterbergingsberekening gemaakt moeten worden. Als er geen ruimte in het watersysteem is, dan wordt volgens de vuistregels van het waterschap 40 tot 70 mm waterberging op eigen terrein geëist. De andere opties voor waterberging zijn wat dat betreft aantrekkelijker qua ruimtegebruik.


27

2.5

Natuur & Landschap

2.5.1

Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'. Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand (ruim 1,5 kilometer) van Natura2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan. 2.5.2

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet: 

Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort'  Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter') In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd. Om te bepalen of de Natuurbeschermingsweg aan de orde is, moet er een quick scan gedaan worden. Conclusie Uit de quick scan (Tauw, 30 november 2012) is gebleken dat dit bestemmingsplan niet van invloed is op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.

2.5.3

Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt niet in de EHS. 2.5.4

Flora en Fauna

Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dieren plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.



Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ. Conclusie Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd (Tauw, 30 november 2012). Daaruit komen de volgende conclusies: Alleen de soortgroepen vogels en vleermuizen vergen extra aandacht. Wat betreft vogels zijn er geen jaarrond beschermde verblijfplaatsen aangetroffen. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dient conform de zorgplicht buiten het broedseizoen te gebeuren. Wat betreft vleermuizen worden negatieve effecten op vliegroutes en foerageergebied niet verwacht. Negatieve effecten op verblijfplaatsen zijn echter op voorhand niet uit te sluiten. Hiervoor zou nader onderzoek noodzakelijk zijn. Omdat recentelijk de bestaande bebouwing is gesloopt is de bovenstaande noodzaak voor aanvullend onderzoek vervallen.

2.5.5

Groen

Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:    

inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang; een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad; vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen; de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau. Het plangebied van dit bestemmingsplan grenst aan Park West. In 1995 is gestart met de ruimtelijke studie Park West. Doelstelling hierbij was om het woon- en leefmilieu in Nijmegen West te verbeteren en de economische aantrekkingskracht van het gebied te vergroten. Besloten is destijds tot een fasegewijze realisatie van verschillende deelgebieden in Nijmegen West met als uiteindelijk doel om het versnipperde groen in dit deel van de stad te ontwikkelen tot een kralensnoer van groen: grotere en kleinere


29

groengebieden die met elkaar verbonden zijn door een snoer van groene fietsen wandelroutes. Hierdoor functioneert het gebied als hoogwaardige buffer tussen het havenen industriegebied en de woongebieden in Nijmegen West. Het is een typisch gebied aan de stadsrand waarin sportcomplexen, volkstuinen, tuinen, tuinderijen en kassen en parken aanwezig zijn. Uit het Groenplan (2007): “Bij alle ontwikkelingen in Nijmegen West worden de mogelijkheden benut om het raamwerk van Park West verder uit te bouwen. Particuliere tuinen en terreinen kunnen een onderdeel zijn van het park.”

Figuur 4. De hoofdgroenstructuur valt samen met de groenbestemming in dit bestemmingsplan Over de groenbestemming in dit bestemmingsplan staat het volgende in het Projectenboek Park West fase III (2008): “Dit gebied is dé verbinding tussen het bedrijventerrein/Energieweg en park West waar beide gebieden elkaar raken. Het gebied moet worden ingericht als een entree van park West. Door in het gebied een baken/ herkenningsteken te plaatsen (bijvoorbeeld in de vorm van kunst) wordt het achterliggende groengebied van park West beleefbaar vanaf de Energieweg.” In onderstaande kaart de locatie van het bestemmingsplan in het grotere kader van het middengebied van Park West.



Figuur 5. De locatie van het bestemmingsplan in het grotere kader van middengebied Park West. Conclusie In dit bestemmingsplan wordt de hoofdgroenstructuur in stand gehouden en blijft de groenbestemming behouden.

2.5.6

Bomen

Het Handboek Stadsbomen (2009) is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen. De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal: • • • •

Optimale inzet van middelen. Waarborgen van een vitaal bomenbestand. Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten communiceren. Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.

en

tijdig

Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en weten regelgeving.


31

In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen. De Wolfskuilseweg en de Energieweg zijn in dit bestemmingsplan onderdeel van de hoofdbomenstructuur. Conclusie Indien door de ontsluiting in de groenbestemming één of meer bomen uit de hoofdboomstructuur (Wolfskuilseweg) moeten worden verwijderd dienen deze gecompenseerd te worden elders in de hoofdboomstructuur.



2.6

Archeologie en Cultuurhistorie

2.6.1

Cultuurhistorische waarden

Het terrein oostelijk van de Energieweg vormt een overgang tussen het industriegebied en het voormalige landelijke gebied rondom het dorp Hees. In de omgeving ervan bevinden zich géén beschermde monumenten en het terrein ligt ook niet binnen van Rijkswege beschermd Stadsgezicht of een van Gemeentewege beschermd Stadsbeeld. Monumentale belangen zijn hier niet in het geding. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zijn er daarom geen opmerkingen over deze herziening van het bestemmingsplan.

2.6.2

Archeologie

Inleiding Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007). Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Plangebied Op deze kaart kent het plangebied Hees-Heseveld -24 (hoek Energieweg-Wolfskuilseweg) de waardering : terrein met een nader te onderzoeken archeologisch belang (waarde 1).Het ligt in de nabijheid van de kern van het voormalige dorp Hees, waar sporen van het verleden van het dorp zelf en Romeinse resten verwacht kunnen worden. Voorwaarden Het plangebied ligt in een gebied met een nader te onderzoeken belang. Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang krijgen geen aanduiding in het bestemmingsplan. De archeologische maatregelen moeten via een erfgoedverordening worden geregeld. Een dergelijke verordening is nog niet operationeel.


33

Informatieplicht Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.




35

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid 3.1

Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling betreft een project zoals genoemd in art. 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zodat de Grondexploitatiewet (art.6.12 ev Wro) van toepassing is. Voor de realisatie van een dergelijk project moet door de Raad een exploitatieplan worden vastgesteld tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins is verzekerd. Via de verkoopprijs is het kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Ook de eventueel uit te keren planschadeclaims worden gefinancierd door de grondverkoop.

3.2

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor dit bestemmingsplan is op 31 oktober 2012 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter visie gelegd. Binnen deze termijn wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging wordt gepubliceerd in het weekblad "De Brug" en in de "Staatscourant".




37

Hoofdstuk 4 Vooroverleg Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) daarbij vooroverleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

4.1

Waterschap

Omdat er in principe niet geloosd wordt op het watersysteem van het waterschap worden door dit bestemmingsplan de belangen van het Waterschap niet geraakt. Officieel vooroverleg is daarom niet noodzakelijk. Het Waterschap is wel per e-mail geinformeerd over deze ontwikkeling en heeft daarbij alsnog de gelegenheid gekregen te reageren.

4.2

Provincie Gelderland

Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en in welke mate de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden. Het onderhavige bestemmingsplan kan niet worden gezien als puur lokaal. Er is daarom contact geweest met provincie Gelderland. Provincie Gelderland heeft aangeven dat zij akkoord is met de ontwikkeling mits er voor het onderdeel dat het tuincentrum mogelijk maakt goed overleg wordt gepleegd met de regiogemeenten. Dit overleg heeft plaatsgevonden in het Intergemeentelijk Overleg Detailhandel. Het college van bestuur van Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft op 8 mei 2014 psositief besloten op het voornemen om een tuincentrum van deze omvang mogelijk te maken. Hiermee is voldaan aan de wens van provincie Gelderland.

4.3

Ministerie Verkeer en Infrastructuur

Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de mede-overheden afstemming moeten zoeken met het Rijk. Onderhavig project doorkruist geen van de door het Rijk aangemerkte nationale belangen. Zodoende is overleg ex. artikel 3.1.1. Bro met de VROM-inspectie niet noodzakelijk.




39

Bijlagen bij toelichting




41

Bijlage 1

Externe veiligheid

Algemeen De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen, in dit geval de ontwikkellocatie Breed op de hoek Wolfskuilseweg/ Energieweg, het bestemmingsplan Hees-Heseveld - 24. In deze afweging is het van belang de risico's te beoordelen die ontstaan door de aanwezigheid van externe risicobronnen in de nabijheid van het plangebied. De kans dat er een zwaar ongeval bij de aanwezige risicobronnen plaatsvindt, is zeer klein. De effecten van een dergelijk ongeval kunnen echter zeer groot zijn. Met betrekking tot de ontwikkellocatie moet van deze kans op een zwaar ongeval rekenschap worden gegeven: de verantwoording van het risico. Criteria bij de invulling van de verantwoordingsplicht In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRVGS) en het Besluit Externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn criteria gegeven die betrokken moeten worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht. De gemeente Nijmegen heeft daarnaast een “Beleidsvisie externe veiligheid” (januari 2014) waarin is vastgelegd op welke wijze het (groeps)risico wordt verantwoord. Bij de onderstaande verantwoordingen groepsrisico is van deze Beleidsvisie uitgegaan. Externe risico's bestemmingsplan Hees-Heseveld - 24 Met betrekking tot externe risico's kunnen worden onderscheiden: a. Risico's ten gevolge van inrichtingen en activiteiten die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen; b. Risico's ten gevolge van vervoer van gevaarlijke stoffen; c. Risico's ten gevolge van hogedrukaardgastransportleidingen Ad a. Met betrekking tot inrichtingen die gevaar opleveren, vallend onder het Bevi, is in de omgeving van het plangebied één inrichting aanwezig waarvan het invloedsgebied reikt tot over het plangebied Hees-Heseveld – 24. Het betreft TWO Chemical Logistics B.V. gelegen aan De Vlotkampweg 67, een inrichting voor open overslag van gevaarlijke stoffen. Deze inrichting heeft een invloedsgebied van 4.250 meter. De planlocatie ligt op ongeveer 1.250 meter van de inrichting. Ad b. Met betrekking tot de route gevaarlijke stoffen zijn in de omgeving de volgende transportroutes aanwezig. 

De spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's-Hertogenbosch, op 1440 meter uit het plangebied;



De gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, Neerbosscheweg - Energieweg Verlengde Energieweg - Waalfrontweg – Waalbandijk. Het hart van de dichtstbijzijnde rijbaan van de Energieweg ligt op 17 meter uit het plangebied.



Het Maas-Waalkanaal, de waterlijn ligt op 130 meter uit het plangebied.

De bovenstaande vervoersaders worden aangemerkt als routes gevaarlijke stoffen en hebben alle een invloedsgebied van 1500 meter. Ad c. Ten westen van het bestemmingsplangebied ligt in de westelijke berm van de Energieweg een hogedrukaardgastransportleiding op een afstand van 40 meter van het plangebied Plaatsgebonden risico (PR), Groepsrisico (GR) en cumulatie van de onderscheiden risico's De risico's worden voor wat betreft externe veiligheid verdeeld naar plaatsgebonden risico's (PR) en groepsrisico's (GR). Bovendien dient er gekeken te worden naar de cumulatie van risico's omdat de planlocatie (gedeeltelijk) ligt binnen de risicocontouren van meerdere risicobronnen.



Plaatsgebonden risico (PR) Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het -6 plaatsgebonden risico zijn grens- en richtwaarden (10 ) toetsingswaarden (ijkpunten) voor respectievelijk (zeer)kwetsbare- en beperkt kwetsbare bestemmingen aangegeven. Groepsrisico (GR) Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het groepsrisico wordt verantwoord waarbij dit risico onder andere wordt beschouwd ten opzichte van de oriënterende waarde. Cumulatie Aan het eind van de verantwoording wordt ingegaan op de cumulatie van de risico's omdat binnen het projectplangebied sprake is van overlapping van de invloedsgebieden van de onderscheiden risicobronnen. Hieronder worden de onderscheiden risico's voor de genoemde risicobronnen nader behandeld. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de QRA Externe veiligheid Bestemmingsplan Hees-Heseveld – 24 Nijmegen, projectnr. 257612, revisie 01, d.d. 4 februari 2013 van Ingenieursbureau Oranjewoud te Oosterhout. Onderstaand wordt nader ingegaan op: -

Het plaatsgebonden risico (PR)

-

Het groepsrisico (GR)

-

Cumulatie

Toetsing plaatsgebonden risico (PR) Met betrekking tot het plaatsgebonden risico van de onderscheiden bronnen en de toetsing -6 daarvan aan de grens- en richtwaarde 10 kan het volgende worden opgemerkt: Inrichtingen: 

TWO Chemical Logistics B.V., gelegen aan De Vlotkampweg 67. Het plangebied -6 ligt op 2230 meter van de inrichting. De plaatsgebonden 10 risicocontour bevindt zich in de onmiddellijke nabijheid van het terrein van de inrichting zelf en is voor dit plangebied niet van belang.

De routes gevaarlijke stoffen: 

Voor het Maas – Waalkanaal geldt dat de plaatsgebonden 10 risicocontour valt binnen de begrenzing van de transportas zelf, en deze contour is voor het plangebied niet van belang.



De spoorlijn Arnhem – Nijmegen. De 10 plaatsgebonden risicocontour ligt binnen het baanlichaam zelf, en deze contour is voor het plangebied niet van belang.



De gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, Neerbosscheweg - Energieweg Verlengde Energieweg - Waalfrontweg – Waalbandijk. Deze gemeentelijke route -6 beschikt niet over een 10 plaatsgebonden risicocontour, het vervoer van gevaarlijke stoffen is hiervoor te laag.

-6

-6

Hogedrukaardgastransportleiding: 

De hogedrukaardgastransportleiding betreft een 12” 40 bar leiding met een -6 invloedsgebied van 140 meter ter weerszijden van de leiding. De PR 10 -contour bevindt zich binnen het tracé van de leiding zelf en beïnvloedt het plangebied niet.


43

Conclusie Plaatsgebonden Risico (PR) De conclusie uit het bovenstaande is dat het plaatsgebonden risico van geen van de bovenstaande risicobronnen de planvorming kan beïnvloeden.

Verantwoording groepsrisico GR Zone-indeling risicocontouren groepsrisico (GR) Hieronder worden de onderscheiden risico's voor TWO Chemical Logistics B.V. en de onderscheiden routes gevaarlijke stoffen verantwoord. Voor de risicobronnen zijn in de “Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen” van januari 2014 drie zones vastgesteld waarbinnen bepaalde verantwoordingsniveaus gelden. De zones zijn globaal gebaseerd op de reikwijdte van incidenten met gevaarlijke stoffen. Omdat verschillende risicobronnen verschillende rampscenario's (kunnen) hebben, verschilt ook de zone-indeling per risicobron. De zone indeling is schematisch weergegeven in onderstaande figuur: Zone 1 Rijks- en spoorwegen, 30 meter provincialeen (invloedsgebied gemeentelijke wegen plasbrand) Vaarwegen 25 meter (invloedsgebied plasbrand) -6 Aardgastransportleidi PR 10 contour ngen -6 LPG tankstations PR 10 contour -6

LNG tankstations

PR 10 contour

Overige Bevi-inrichtingen

PR 10 contour

-6

Zone 2 200 meter (aandachtsgebied blève) 90 meter (invloedsgebied blève) 100% letaalgrens

Zone 3 1500 meter (invloedsgebied toxisch) 1000 meter (invloedsgebied toxisch) 1% letaalgrens

150 meter (invloedsgebied) 330 meter (invloedsgebied) -8 PR 10 contour

Invloedsgebied

Inrichtingen en bedrijven Het plangebied ligt voor wat bedrijvigheid betreft alleen binnen het invloedsgebied van TWO Chemical Logistics B.V. aan de Vlotkampweg 67. Binnen deze inrichting worden gevaarlijke stoffen open overgeslagen. Zij valt daarmee onder het Bevi. Het plangebied ligt in het invloedsgebied (zone 3), dus buiten de PR 10 een toxisch scenario is van toepassing.

-8

contour. Alleen

Vervoer van gevaarlijke stoffen Met betrekking tot de boven aangevoerde routes gevaarlijke stoffen, kan opgemerkt worden dat het plangebied voor wat betreft het Maas-Waalkanaal en de spoorlijn Arnhem – Nijmegen - 'sHertogenbosch in het invloedsgebied (zone 3) ligt waar alleen een toxisch scenario van toepassing is. Voor de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Neerbosscheweg - Energieweg Verlengde Energieweg - Waalfrontweg – Waalbandijk dient opgemerkt te worden dat het plangebied gedeeltelijk binnen het invloedsgebied plasbrand (zone 1 ) van 30 meter ligt. Het binnen het plangebied te realiseren garagebedrijf, een beperkt kwetsbare bestemming ligt op rond 45 meter uit deze weg, en daarmee in het aandachtsgebied blève (zone 2) ligt. Dit zelfde gaat ook op voor een deel van het toekomstig tuincentrum.



Bij een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen is, uitzonderingen daargelaten, het plasbrandscenario maatgevend, hier liggen de (beperkt)kwetsbare bestemmingen echter buiten deze zone. Daarom is alleen een toxisch scenario (zone 3) van toepassing De verantwoording groepsrisico wordt voor de bovengenoemde bronnen gecombineerd uitgevoerd. Hogedrukaardgastransportleiding Uit de verbeelding van het bestemmingsplan blijkt dat het toekomstig garagebedrijf (beperkt kwetsbaar) zich gedeeltelijk binnen de 100% letaalgrens (zone 2) en voor het overige in de1% letaalgrens (zone 3) bevindt. Daarom wordt in het onderstaande het groepsrisico van de hogedrukaardgastransportleiding apart en uitgebreider verantwoord dan van de overige risicobronnen. Het toekomstig tuincentrum bevindt zich op meer dan 140 meter afstand van de hogedrukaardgastransportleiding en dus buiten de1% letaalgrens (zone 3) en wordt dus niet verantwoord t.o.v. de hogedrukaardgastransportleiding. Verantwoording groepsrisico van: 

TWO Chemical Logistics B.V., gelegen aan De Vlotkampweg 67.



Het Maas – Waalkanaal.



De spoorlijn Arnhem – Nijmegen - 's-Hertogenbosch.



De gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, Neerbosscheweg - Energieweg Verlengde Energieweg - Waalfrontweg – Waalbandijk.

Algemene inleiding a. Het plangebied ligt op 130 meter uit de het Maas-Waalkanaal en daarmee binnen het invloedsgebied toxisch (zone 3) van deze vervoersader. Voor dit vaarwater geldt het volgende: Uit de “circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”, blijkt dat het Maas-Waalkanaal is gecategoriseerd als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute). Het risicoplafond is voor het Maas-Waalkanaal vastgesteld op 2.710 schepen brandbaar gas/jaar. Groepsrisicoberekening (kwantitatief) is alleen nodig wanneer de bevolkingsdichtheid binnen het invloedsgebied hoger is dan 1.500 pers./ha. dubbelzijdig of 2.250 pers./ha. enkelzijdig. Hieraan voldoet de vaarweg niet, zodat met een kwalitatieve verantwoording van het groepsrisico volstaan kan worden. Alleen het toxisch scenario (zone 3) is van toepassing b. De overige risicobronnen De binnen het plangebied gelegen (beperkt) kwetsbare bestemmingen bevinden zich op grote(re) afstand van de risicobronnen (TWO Chemical Logistics B.V. 1250 meter, spoorlijn 1440 meter, de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen 45 meter). Daarmee bevinden de (beperkt) kwetsbare bestemmingen van het plangebied zich binnen de onderscheiden invloedsgebieden toxisch (zone3) van deze risicobronnen, en is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand reiken niet tot de (beperkt) kwetsbare voorzieningen binnen het plangebied,. De effecten van een blève alleen van de gemeentelijke route gevaarlijk stoffen. Echter kan de kans hierop als nihil worden aangemerkt. Ontwikkeling groepsrisico Vanwege de grote afstanden tot de risicobronnen zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van de onderscheiden groepsrisico's. De beschouwing van deze groepsrisico's en de


45

verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico De mogelijkheid tot beperking van de onderscheiden groepsrisico's door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstanden tot de risicobronnen geen als reëel aan te merken optie. Zoals gesteld hebben op deze afstanden een toe- of afname van de personendichtheid geen invloed op de groepsrisico's. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden vele malen kleiner dan -6 1/1.000.000 (10 ). Veiligheidsmaatregelen in het plangebied zijn daarom niet realistisch. De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van een risicobron wordt daarom niet verder beschouwd. Mogelijkheden tot zelfredzaamheid Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters. Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn. Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

Verantwoording groepsrisico hogedrukaardgastransportleiding Algemeen De hogedrukaardgastransportleiding loopt op een afstand van 40 meter over een afstand van 230 meter langs het plangebied. Hiermee ligt tevens een deel van het bestemmingsplan Hees-Heseveld – 24 binnen het invloedsgebied van de leiding, dat loopt tot 140 meter ter weerszijden van de leiding. Verantwoording groepsrisico hogedrukaardgastransportleiding In de QRA Externe veiligheid bestemmingsplan Hees-Heseveld – 24 Nijmegen, projectnr. 257612, revisie 01, d.d. 4 februari 2013 van Ingenieursbureau Oranjewoud is aangegeven wat het groepsrisico is en wordt binnen het huidige plangebied. Er zullen zich met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleiding in de (voorzienbare) toekomst geen wijzigingen van belang voordoen. Een substantiële stijging van de aantallen aanwezigen tengevolge van het realiseren van de gewijzigde plannen binnen het afwegingsgebied is niet aannemelijk. Er kan daarom nu en in de toekomst rekenkundig nauwelijks iets significants aan het groepsrisico worden toegevoegd. Niettemin zal in het onderstaande expliciet ingegaan worden op de verantwoording van het groepsrisico. Bij onderstaande verantwoording komen in volgorde de afwegingspunten aan de orde als opgenomen in Tabel 3.2 “Uitgangspunten bij groepsrisicoverantwoording” op bladzijde 30



van de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van januari 2014. Bovendien worden voor de onderscheiden gebieden het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid behandeld. Hieronder volgt de puntsgewijze groepsrisicoverantwoording.

afhandeling

van

de

uitgangspunten

A. Algemene beschouwing 







Met betrekking tot de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding gelegen deel van het plangebied kan opgemerkt worden dat deze gezien de invulling van dit bestemmingsplan slechts marginaal zal wijzigen en nu en in de toekomst stabiel zal blijven op rond de 18 pers./ha. Het groepsrisico bedraagt beduidend minder dan 0.1 x de oriënterende waarde. Deze waarde is zowel in- als exclusief de realisatie van de planvorming. Hieruit kan opgemaakt worden dat uit de planinvulling geen significante wijzigingen van het groepsrisico kan voortkomen. Ook in de toekomst behoren op basis van dit bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding significante wijzigingen niet tot de mogelijkheden. Met betrekking tot de te nemen maatregelen zijn vooral die voortvloeiende uit het beheer van de leiding en het op een juiste manier handhaven van de zakelijk rechtstrook van 4 meter ter weerszijden van de leiding van belang. Hier zijn vooral regelingen als de Grondroerdersregeling van belang. Het falen van hogedrukaardgasleidingen wordt in overwegende mate door beschadigingen door derden veroorzaakt. Opgemerkt dient wel te worden dat een juist beheer van de leiding niet behoord tot de competentie van de gemeente Nijmegen maar tot die van de Gasunie, de eigenaar van de leiding. De invulling van het plangebied en de naaste omgeving daarvan omvatten binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding in overwegende mate beperkt kwetsbare bestemmingen, voornamelijk bestaande uit bedrijfspanden, en enige kantoorvoorzieningen en opleidingsinstituten voor voortgezet (vak)onderwijs. Woningen/verblijfsruimten voor beperkt zelfredzame personen zijn binnen en in de omgeving van het plangebied binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding niet aanwezig.

B. Noodzaak 

Het plan beoogt het vervangen van een sociale werkvoorziening door een garagebedrijf en een tuincentrum (de laatste niet gelegen binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastranportleiding). Voor wat het garagebedrijf betreft, kan opgemerkt worden dat deze binnen een woonwijk noch binnen een industriegebied als passend kan worden aangemerkt. De gekozen invulling is planologisch als geslaagd aan te duiden omdat er ten gevolge van het plangebied en de bezoekers daarvan met een ontsluiting op de Wolfskuilseweg nauwelijks overlast naar de buurt zal kunnen gaan voordoen. Gezien de slechts zeer marginale risico's met betrekking tot het plangebied is de gekozen invulling als zeer verdedigbaar aan te merken.



Vanuit ruimtelijk oogpunt zijn in verband met het bovenstaande dan ook nauwelijks alternatieven aan te dragen. In het verlengde daarvan kan een andere invulling dan ook niet aan de orde zijn. C. Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen 

De hogedrukaardgastransportleiding loopt over een lengte van ongeveer 230 meter op een afstand van 40 meter langs het bestemmingsplan. Gezien de invulling ter plaatse, de Energieweg is een hoofdaanvoerroute van “De Oversteek”, zijn ruimtelijke maatregelen in het kader van dit bestemmingsplan niet te treffen en gezien de zeer beperkte risico's ook niet nodig. Een significante daling van de risico's kan, gezien de al zeer lage risico's, niet meer bereikt worden.


47







Mogelijkheden om de afstanden van de bebouwing tot de hogedrukaardgastransportleiding te vergroten zijn niet aanwezig omdat dat een wezenlijke aantasting van het plan betekent en hier geen significante veiligheidswinst meer is te behalen. Met betrekking tot de oriëntatie van de bebouwing tot de hogedrukaardgastransportleiding kan opgemerkt wordt dat de afstand tot (beperkt)kwetsbare opstallen ten minste 70 meter bedraagt. Overdrachtsbeperkende maatregelen die een significante veiligheidswinst opleveren zijn binnen het overdrachtsgebied ten behoeve van het plangebied niet te treffen. Er zijn met betrekking tot de (beperkt)kwetsbare bestemmingen meerdere van elkaar onafhankelijke ontvluchtingsmogelijkheden van de hogedrukaardgastransportleiding af aanwezig.

D. Bronmaatregelen 

Met betrekking tot de mogelijke bronmaatregelen wordt opgemerkt dat het beheer en alles wat daartoe behoort niet tot de competentie van de gemeente Nijmegen behoort. Zij kan hierop nauwelijks invloed uitoefenen. Wel kan de kans op een calamiteit beperkt worden door het inachtnemen van ondermeer het volgende: In de strook van vier meter ter weerszijden van de hogedrukaardgastransportleiding dienen alle handelingen achterwege te blijven die een veilig en bedrijfszeker gastransport in gevaar kunnen brengen. Hierbij valt te denken aan: - het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen- het indrijven van voorwerpen in de grond -

het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging

-

het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk

-

het permanent opslaan van goederen

-

het oprichten van enig bouwwerk

-

zware transporten over deze gastransportleiding heen zonder toepassing van ontlastende constructies.

E. Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen 

Het bestemmingsplan Hees-Heseveld – 24 maakt binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding alleen een garagebedrijf mogelijk. Binnen een bestemmingsplan kan, behalve de ligging van een dergelijk opstal (bebouwingsgrenzen), nauwelijks iets geëist worden met betrekking tot externe veiligheid. Wel zal aan de architect en de ontwikkelaar de overweging worden meegegeven de naar de leiding toe gelegen geveldelen (dat zijn overigens ook de ten opzichte van de overige risicobronnen in overwegende mate betrokken gevels) zo dicht mogelijk uit te voeren en in het bijzonder de toegangen te situeren aan de naar het tuincentrum toe gelegen gevelzijde. Nadere bouwtechnische voorzieningen zijn niet/nauwelijks af te dwingen.



Een en ander geldt ook voor de ontvluchtingroute/procedures bedrijfsintern. Ook hier dienen ontvluchtingsmogelijkheden naar de oostzijde van het gebouw toe te worden gerealiseerd. Aan het tuincentrum zijn met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleiding geen eisen te stellen omdat het gebouw geheel buiten het invloedsgebied van de leiding is gelegen. Gezien de aard van de bebouwing binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding, alleen een garagebedrijf, zijn interne ontruimingsplannen gezien de beperkte schaal van dit bedrijf en de daaruit resulterende korte ontvluchtingsroutes niet als een nuttige toevoeging ter verhoging van de veiligheid aan te merken. Actieve risicocommunicatie levert naar verwachting wel een positieve bijdrage aan het

 





maken van een juiste gevaarinschatting door werknemers en bedrijfscoördinatoren die werken en verblijven in de directe omgeving van de hogedrukaardgastransportleiding. Een juiste gevaarinschatting draagt bij aan de zelfredzaamheid van personen. Met betrekking tot het bestemmingsplan dat (gedeeltelijk) binnen het invloedsgebied van 140 meter vanaf de hogedrukaardgastransportleiding is gelegen zal specifieke voorlichting worden verstrekt over de risico's van een calamiteit met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleiding en de aanwezigen/verblijvenden te (laten) informeren over hoe te handelen in geval van een incident met de hogedrukaardgastransportleiding. De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) is daartoe in samenwerking met alle regiogemeenten een risicocommunicatiecampagne gestart. Onder de naam “Gelderland-Zuid denkt vooruit” zijn er diverse tools ontwikkeld om de inwoners te informeren over de mogelijke risico's en zijn er voor de twee belangrijkste handelingsperspectieven, te weten vluchten en schuilen, instructiekaarten aangemaakt. Verder zal in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd worden door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. 

Het bestemmingsplangebied Hees-Heseveld – 24 ligt voor wat betreft de hogedrukaardgastransportleiding niet binnen het invloedsgebied van een toxisch scenario, een centraal afsluitbaar ventilatiesysteem levert daarom vanuit de veiligheidsproblematiek van hogedrukaardgastransportleidingen geen nuttige bijdrage aan de veiligheid van de betrokken verblijvenden/aanwezigen (maar kan dit uiteraard wel doen vanuit de optiek van de andere in deze verantwoording beschouwde risicobronnen).

Op de onderwerpen F. Zelfredzaamheid en G. Bestrijdbaar wordt ingegaan na het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid van 17 maart 2013 (wettelijk adviseur). “Op 14 maart 2013 hebben wij, door tussenkomst van het Bureau Bedrijven, uw verzoek om advies ontvangen over de herziening van het bestemmingsplan Hees-Heseveld - 24 voor het onderdeel 'hoek Wolfskuilseweg-Energieweg' te Nijmegen. Deze herziening beoogt de realisatie van een garagebedrijf en een tuincentrum. Het plangebied ligt in het invloedsgebied van wegtransport van gevaarlijke stoffen over de Nijmeegse route gevaarlijke stoffen, het bedrijf TWO Logistics en een hoge druk aardgastransportleiding. Gezien de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen kan de ontwikkeling in het invloedsgebied van de route gevaarlijke stoffen en het bedrijf TWO Logistics met een beperkte verantwoording onderbouwd worden. Verder is (de toename van) het groepsrisico ten gevolge van ontwikkeling van het plangebied in de nabijheid van de aardgasleiding lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. In overeenstemming met het Besluit externe veiligheid buisleidingen kan daarom volstaan worden met een beperkte verantwoording, al ligt een deel van het plangebied binnen de 100% letaliteitszone van de aardgasleiding. Via deze brief informeren wij u dat wij in dit specifieke geval geen gebruik zullen maken van ons adviesrecht in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico. De reden daarvoor is dat de wijziging van het bestemmingsplan zeer minimale gevolgen voor het risico zal hebben. Wij achten het dan ook niet opportuun om hiervoor een uitgebreide analyse van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid op te stellen. Wij willen u toch, vanwege de ontwikkeling binnen de 100% letaliteitszone van de gasleiding, wijzen op de specifieke problemen voor de rampenbestrijding bij een calamiteit bij buisleidingen. Incidentbestrijding door de hulpdiensten is slechts beperkt mogelijk: het (gas)fakkelbrand zelf kan enkel bestreden worden door afsluiting van de gasstroom. De bestrijding zal zich daarom vooral richten op het bestrijden van secundaire branden en het afvoeren van gewonden (hiervoor zijn voldoende randvoorwaarden beschikbaar). Afhankelijk van de exacte incidentlocatie is redding van personen uit panden in de directe nabijheid van de gasleiding wellicht onmogelijk.


49

Voor zelfredzaamheid is het bij een fakkelbrand belangrijk dat de aanwezige personen, afhankelijk van de exacte incidentlocatie, kunnen schuilen voor de warmtestraling of de incidentlocatie in de veilige richting kunnen ontvluchten (van het gevaar áf). Het is dan ook belangrijk dat dergelijke schuilvoorzieningen aanwezig zijn en de vluchtroutes in de panden en op het buitenterrein van de risicobron afgekeerd zijn. Wij adviseren u bovenstaande opmerkingen te beschouwen in het kader van de verantwoording van het groepsrisico”. Reactie op het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid Uit het bovenstaande blijkt dat de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) geen inhoudelijke adviezen met betrekking tot zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid geeft, gezien de marginale groepsrisico's en de niet significante gevolgen die met betrekking tot dit bestemmingsplan van toepassing zijn. Toch gaan wij hieronder kort in op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. De in het advies van de VRGZ opgenomen opmerkingen met betrekking tot de uitvoering van gebouwen en vluchtroutes zijn hiervoor al uitgewerkt onder “E. Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen”, en behoeven hierna dus niet nogmaals een nadere beschouwing. F. Zelfredzaamheid 

In de naaste omgeving van de hogedrukaardgastransportleiding zijn geen verblijfsvoorzieningen gepland voor beperkt zelfredzamen. De invulling van het bestemmingsplan is binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding, tot 140 meter uit deze gasleiding, gekenmerkt door (beperkt)kwetsbare objecten in vorm van voornamelijk bedrijfsgebouwen en opleidingsgebouwen voor voortgezet (vak)onderwijs (deze laatste maken van dit plan echter geen onderdeel uit). In het verlengde daarvan kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid van de aanwezigen/verblijvenden als voldoende kan worden aangemerkt.



Zoals boven al eerder is opgemerkt, zijn de ontvluchtingsmogelijkheden van een calamiteit van de hogedrukaardgastransportleiding af in voldoende mate aanwezig binnen het plangebied, zowel binnen de garage als wel in het open terrein. Toch dienen de mogelijkheden tot zelfredding verder geoptimaliseerd te worden. De verwachting is namelijk dat werknemers/burgers/overige aanwezigen niet voor alle maatscenario's in staat zijn een juiste inschatting te maken van het gevaar. Daartoe zal specifieke voorlichting worden verstrekt over de risico's van een calamiteit met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleiding en hen te (laten) informeren over hoe te handelen in geval van een incident met de hogedrukaardgastransportleiding



G. Bestrijdbaarheid en preventie 

   

De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) heeft er in zijn advies met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleidingenen binnen Nijmegen in het verleden vaak op gewezen dat de rampenbestrijding- en hulpverlenings-capaciteit vaak tekort schieten bij worstcase rampscenario's. Dit scenario gaat uit van een externe beschadiging van de gasleiding met als gevolg een breuk en het ontstaan van een fakkelbrand. De voorwaarden met betrekking tot het bestrijden van secundaire branden en het afvoeren van gewonden zijn echter op deze locatie in voldoende mate aanwezig. Ter reductie van de kans op een rampscenario kunnen een aantal maatregelen worden genomen. Hieronder worden deze maatregelen weergegeven voor zover van belang en realiseerbaar in en in de nabijheid van het bestemmingsplan Hees-Heseveld – 24. Het aanbrengen van een waarschuwingslint boven de hogedrukaardgastransportleiding. Het vergroten van de dekking op de leiding om graafschade te voorkomen. Het aanbrengen van bovengrondse waarschuwingsborden evenals het aangeven van het tracé van de hogedrukaardgastransportleidingen in het veld. De bluswatervoorziening en bereikbaarheid binnen het plangebied laten voldoen aan de



notitie “Randvoorwaarden en richtlijnen bluswater en bereikbaarheid van Brandweer Nijmegen”. De bovenomschreven veiligheidsverhogende voorzieningen maken overigens ook al onderdeel uit van het naastgelegen bestemmingsplan Nijmegen – Kanaalhavens, waar de gasleiding onderdeel van uitmaakt. Conclusie groepsrisicobeoordeling hogedrukaardgastransportleiding Op basis van het berekende groepsrisico ter plaatse, dat als zeer laag kan worden ingeschat en dat niet significant stijgt ten gevolge van de planinvulling en bovendien de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid verbeterd zullen worden naar aanleiding van de realisering van dit plan, kan de conclusie worden getrokken dat met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleiding het groepsrisico in de toekomst aanvaardbaar is. Verantwoording cumulatie Groepsrisico's Het plangebied ligt (gedeeltelijk) binnen de elkaar overlappende risicocontouren van een inrichting, een spoorlijn, het Maas-Waalkanaal, een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen en een hogedrukaardgastransportleiding. De cumulatie van groepsrisico's van deze vijf risicobronnen wordt hieronder verantwoord. Cumulatie van risico's is het optellen van het risico van afzonderlijke bronnen. Voor cumulatie van risico's geldt dat kwantificering lastig, dan wel onmogelijk is. Tevens bestaat er geen landelijk toetsingskader waaraan getoetst kan worden. Afwegen van cumulatie is onderdeel van de groepsrisicoverantwoording. Indien relevant, wordt dit aspect in de groepsrisicoverantwoording kwalitatief beschouwd. Gelet op de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied kan hier echter nauwelijks gesproken worden van relevantie. De groepsrisico's zijn, gezien de bovenstaande verantwoordingen, zeer laag en benaderen in alle gevallen de oriënterende waarden niet. Geen van de bovenaangehaalde risicobronnen springt er uit met betrekking tot het groepsrisico. Zij zijn dan ook (behoudens de hogedrukaardgastransportleiding) kwantitatief niet bepaald, en kunnen daarom ook mede dankzij hun kwalitatieve bepaling in feite niets aan de cumulatie toevoegen. Daarom is binnen het bestemmingsplan Hees-Heseveld - 24 (Breed) het toegevoegde risico van cumulatie zeer beperkt. Dit aspect werkt daarom niet door in de verantwoording groepsrisico. Conclusie Externe Veiligheid In het bovenstaande zijn de relevante wegingspunten met betrekking tot alle vijf risicobronnen opgevoerd. Het plan levert met alle vijf beschouwde risicobronnen op geen enkele wijze een significante verhoging op van het thans ter plaatse aanwezige groepsrisico, dat nagenoeg nihil is. Dat blijft in de toekomstige situatie ook het geval. De planinvulling Hees-Heseveld – 24, Breed, is acceptabel vanwege de onderstaande redenen: 1. Het plan heeft slechts een marginaal verhogende invloed op het groepsrisico, en blijft als zodanig (zeer) ruim onder de oriënterende waarde GR 2. Het plangebied ligt weliswaar (gedeeltelijk) binnen het invloedsgebied van vijf risicobronnen, echter kan geen van de risicobronnen als significant met betrekking tot het groepsrisico worden aangemerkt. Dit groepsrisico blijft ruim onder de oriënterende waarde. 3. Het bestemmingsplan heeft geen betrekking op beperkt zelfredzame personen. Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vastlegging van het bestemmingsplan Hees-Heseveld – 24(Breed). Acceptatie restrisico Gelet op het gegeven dat er een risico bestaat voor wat betreft externe veiligheid en ondanks dat de adviezen/opmerkingen van de Veiligheidsregio Gelderland–Zuid (VRGZ)


51

zoveel als mogelijk binnen de ontwikkellocatie zullen worden uitgevoerd, kan dit echter niet kwantitatief in berekeningen worden vervat en leidt dit bovendien niet tot een risico zijnde nul (0) zodat er een zogenaamd restrisico overblijft. Het College van burgemeester en wethouders en de Gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid en achten het groepsrisico, dat tengevolge van de onderhavige planinvulling Hees-Heseveld - 24 weliswaar kwantitatief gezien in absolute zin stijgt maar in wezen nauwelijks toeneemt en daarmee (zeer) ruim beneden de oriënterende waarde groepsrisico blijft, nu en in de in de toekomst, aanvaardbaar. Het restrisico wordt door het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen expliciet geaccepteerd. Verantwoording De bovenstaande verantwoording groepsrisico dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van januari 2014 en de daarin gemaakte keuzes.




53

Regels




55

Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1

Begrippen

plan:

het bestemmingsplan Hees-Heseveld - 24 (hoek Energieweg-Wolfskuilseweg) van de gemeente Nijmegen. 1.2

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP48W24-ON01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen). 1.3

aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is. 1.4

aan huis verbonden beroepsactiviteiten

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.5

aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. 1.6

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.7

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.8

achtergevellijn

de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan; 1.9

archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.



1.10

archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. 1.11

agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren. 1.12

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.13

bed and breakfast

een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen. 1.14

bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 1.15

bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht. 1.16

bedrijvigheid

het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren. 1.17

bestaand

a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning; b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.18

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak. 1.19

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.


57

1.20

bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. 1.21

bijgebouw

een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte. 1.22

bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.23

bouwhistorisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”. 1.24

bouwgrens

de grens van een bouwvlak. 1.25

bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. 1.26

bouwmarkt

een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt 2 verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m , waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouwen doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden. 1.27

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.28

bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel. 1.29

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.30

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.



1.31

casino

een speelcasino zoals bedoeld in artikel 27 lid g van de Wet op de kansspelen, te weten de voor het publiek opengestelde of bedrijfsmatig gedreven inrichting, waar door middel van gemeenschappelijk beoefende kansspelen aan de deelnemers de gelegenheid wordt gegeven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen. 1.32

cultuur en ontspanning

voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, theater en wellness. Prostitutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten. Een casino is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'. 1.33

cultuurhistorische waarden

waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed. 1.34

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen. 1.35

detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair. 1.36

dienstverlenend bedrijf

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkelen copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke. 1.37

erf

de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak. 1.38

escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige). 1.39

evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).


59

1.40

garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd. 1.41

garagebox

overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen. 1.42

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.43

geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten: geluidsgevoelige gebouwen a. b. 1. 2. 3. 4.     

woningen; andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen; ziekenhuizen; verpleeghuizen; de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen': verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; medische centra; poliklinieken; medische kleuterdagverblijven.

geluidsgevoelige terreinen I.

terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg; II. woonwagenstandplaatsen. 1.44

gevelbreedte

de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd. 1.45

groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit. 1.46

historisch stedenbouwkundig erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving. 1.47

historisch landschappelijk erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie. 1.48

hoekovergang

een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.



1.49

hoofdbebouwing

hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak. 1.50

hoofdgebouw(en)

gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken. 1.51

hoogwaardig openbaar vervoer

een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur. 1.52

horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast. 1.53

hotel/pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse. 1.54

kantoor

een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie. 1.55

landschappelijke waarden

waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang. 1.56

kiosk

een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d. 1.57

maatschappelijke voorzieningen

het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek. 1.58

natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied. 1.59

omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.60

ondergronds bouwwerk


61

a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse hoofdtoegang; b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk. 1.61

begane nergens van de nergens

ondergeschikte detailhandel

detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.62

ondergeschikte kantoren

kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.63

ondergrond

voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand [GBK 2013-11-27]. 1.64

ondersteunende horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.65

overkapping

een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw. 1.66

parkeerdak

plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden. 1.67

parkeergarage

onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren. 1.68

perceelsgrens

de grens van een bouwperceel. 1.69

permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon. 1.70

productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. 1.71

prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. 1.72

raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.



1.73

recreatieve voorzieningen

op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin. 1.74

seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. 1.75

sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad. 1.76

straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papieren plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, abri's en dergelijke. 1.77

straatprostitutie

het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken. 1.78

stacaravan

een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken. 1.79

standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten. 1.80

supermarkt

een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen. 1.81

terreinen met een archeologisch belang

terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn. 1.82

terreinen van zeer hoge archeologische waarde

terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. 1.83

uitbouw


63

een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte. 1.84

voorgevellijn

de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan. 1.85

wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren. 1.86

werk

een werk, geen bouwwerk zijnde. 1.87

winkelcentrum

een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden. 1.88

wonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip. 1.89

woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen. 1.90

woonschip

onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren. 1.91

woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. 1.92

winkel vloer oppervlak

winkel oppervlak dat uitsluitend wordt gebruikt voor de directe verkoop van goederen. andere functies zoals kantine, verwerkingsruimte, kantoren, magazijnruimte, toiletten en dergelijke maken geen deel uit van het wvo. 1.93

zaalverhuur

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.




65

Artikel 2

Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1

de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens. 2.2

de afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn. 2.3

de bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie. 2.4

de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd. 2.5

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes. 2.6

de bouwhoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.7

de bouwhoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap. 2.8

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.9

gevellijn

de plaats vanaf waar de bouwen goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten. 2.10

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes. Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voor zover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.



2.11

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. 2.12

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.13

de oppervlakte van een bouwwerk


67

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.14

het bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. 2.15

het bebouwingspercentage

het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. 2.16

het peil

de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouwen goothoogte” en als volgt bepaald: a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw; d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn; e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 2.17

het (bruto) verkoopvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken. 2.18

het vloeroppervlak

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.




69

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 3.1

Bedrijf - 1

Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten; b. ter plaatse van de aanduiding 'garage' tevens voor een garagebedrijf; c. opslag en uitstalling; d. ontsluitingswegen; e. bijbehorende voorzieningen zoals: wegen, verhardingen, parkeeren groenvoorzieningen, alsmede 1 bouwwerk ten behoeve van informatievoorziening en/of reclame; f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 3.2

Bouwregels

3.2.1

Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 3.2.2

Specifieke bouwregels

De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. op het bouwperceel buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen, doch uitsluitend aan de voorzijde van en aangrenzend aan het hoofdgebouw, worden gebouwd: 1. aan- en uitbouwen, zoals erkers en ingangspartijen, tot een maximale breedte van 60% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw en een maximale diepte van 2 meter; de goothoogte mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 2. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, met een maximale diepte van 2 meter; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2,5 meter mag bedragen;



2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter, de bouwhoogte van een bouwwerk ten behoeve van reclame of informatievoorziening niet meer dan 3 meter en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter mag bedragen. 3.3

Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren; b. bewoning (inclusief kamerverhuur) van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen; c. opslag van goederen op onbebouwde gronden met een totale stapelhoogte van meer dan 5 meter. De opslag van goederen dient vanaf de openbare weg aan het zicht onttrokken te zijn. 3.4

Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten; b. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.


71

Artikel 4 4.1

Detailhandel


De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel in volumineuze goederen. Ter plaatse van de aanduiding tuincentrum (tc) uitsluitend bestemd voor 1 tuincentrum; b. bijbehorende voorzieningen, zoals: wegen, verhardingen, parkeeren groenvoorzieningen, ondergeschikte horeca, verkoop van consumentenvuurwerk in de maand december, diergerichte dienstverlening zoals bijvoorbeeld een dierenkliniek; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 4.2

Bouwregels

4.2.1

Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 4.2.2


De in artikel 4.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd met een maximaal winkelvloeroppervlak (Wvo) van 10.000 m2; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; 3. in afwijking van het gestelde in lid 2 mag maximaal 750m2 van het oppervlakte van het hoofdgebouw uitgevoerd worden als accent met een goothoogte van 10 meter en een nokhoogte van 12 meter; 4. hoofdgebouwen die geen onderdeel uitmaken van het in lid 3 genoemde accent mogen maximaal 1 bouwlaag hebben. c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en 2 overkappingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag ten hoogste 75m bedragen; 2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 3. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 4. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen;



3. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter mag bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter.


73

Artikel 5 5.1

Groen


De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; c. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fietsen voetpaden; d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; e. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2. 5.2

Bouwregels

5.2.1

Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

5.2.2


De in artikel 5.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. aangrenzend aan het hoofdgebouw van de naastliggende bestemming mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen, (licht)masten, ballenvangers en geluidwerende voorzieningen niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. 5.3

Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met uitzondering van parkeergarages.



Artikel 6 6.1

Verkeer


De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fietsen voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen; b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen en taluds; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2. 6.2

Bouwregels

6.2.1

Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2 ; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 6.2.2


De in artikel 6.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers en geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.


75

Artikel 7 7.1

Leiding - Hoogspanningsverbinding


De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding. 7.2

Bouwregels

7.2.1

Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2 ; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 7.2.2


a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht- en hoogspannings)masten en hoger mogen zijn. b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. 7.3

Afwijken van de bouwregels

7.3.1

Afwijkingbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: lid 7.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 7.3.2

Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig worden geschaad. 7.3.3

Adviesprocedure voor afwijkingen

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.



7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.4.1

Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in lid 7.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden of het indrijven van voorwerpen in de grond; c. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen; d. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de bestemming; e. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).

7.4.2

Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

7.4.3

Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de belangen van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

7.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.


77

Artikel 8 8.1

Leiding - Riool


De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding. 8.2

Bouwregels

8.2.1

Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2 ; d. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 8.2.2


a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn. b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. 8.3


8.3.1

Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: lid 8.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 8.3.2

Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig worden geschaad. 8.3.3


Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. 8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 8.4.1

Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;



b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden of het indrijven van voorwerpen in de grond; c. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen; d. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de bestemming; e. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).

8.4.2

Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 8.4.3

Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de belangen van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig worden geschaad. 8.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.


79

Artikel 9 9.1

Waarde - Archeologie 3


De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebieden van zeer hoge archeologische waarde).

9.2

Bouwregels

9.2.1

Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bestaande, legale gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd. 9.2.2


a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn; b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: 1. op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 2. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering; 3. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw; 4. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 meter onder maaiveld; 5. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en 2 overkappingen van het bouwperceel maximaal 50 m bedraagt. Voor zover openlucht zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken, zijn toegestaan geldt dat de totaal bebouwde oppervlakte 2 maximaal 75 m mag bedragen. 9.3


9.3.1

Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 9.3.2

Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.



9.3.3


Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 onder h van de Monumentenwet 1988; c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige; d. het doen van nader archeologisch onderzoek.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 9.4.1

Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen; b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter; c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; f. het verlagen van het waterpeil; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het omzetten van grasland in bouwland; i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energieof telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

9.4.2

Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld; c. de werken en werkzaamheden als bedoeld onder 9.4.1 onder d niet groter zijn dan 50 2 m; d. de werken en werkzaamheden: 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; 4. het archeologisch onderzoek betreffen.


81

9.4.3

Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 9.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 9.5

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 9.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is. b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.




83

Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 10

Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 11.1

Algemene bouwregels

Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven. 11.2

(Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat: a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³; b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²; c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen; d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen; e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn; f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven. 11.3

Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat: a. bouwen onder peil is toegestaan ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen; b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies; c. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2 is toegestaan. 11.4

Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; b. de ruimte tussen bouwwerken.



Artikel 12 12.1

Algemene aanduidingsregels

Geluidszone - Industrie

Op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone-industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de geldende bestemmingen, geen bebouwing voor geluidsgevoelige functies worden opgericht, tenzij een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder is vastgesteld.

Artikel 13

Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.

Artikel 14 14.1

Overige regels

Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c. de ruimte tussen bouwwerken.

14.2

Voorrangsregeling bestemmingen

Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming. Indien twee of meer dubbelbestemmingen prioriteitsvolgorde te worden aangehouden:

samenvallen,

dient

de

volgende

a. de eerste plaats de planregels van artikel 7; b. in de tweede plaats de planregels van artikel 8;


85

Hoofdstuk 4 Artikel 15 15.1

Overgangs- en slotregels Overgangsrecht

Overgangsrecht bouwwerken

15.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

15.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 15.1.1 met maximaal 10%. 15.1.3 Uitzonderingen Artikel 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 15.2

Overgangsrecht gebruik

15.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 15.2.2 Strijdig gebruik a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 15.2.3 Uitzonderingen Artikel 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16

Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hees-Heseveld - 24 (hoek Energieweg-Wolfskuilseweg).



Bijlagen bij de regels


87

Bijlage 1 Nijmegen) 1.1 01

Staat van bedrijfsactiviteiten (model

Staat van bedrijfsactiviteiten Landbouw, jacht en bosbouw

Cat.

0141.1 Hoveniersbedrijven 2 0142 Dienstverlening voor het fokken/houden van dieren (geen 2 veterinaire diensten) 05

Visserij, kweken van vis en schaaldieren

Cat

0502

Kweken van vis en schaaldieren

3.1

15

Milieuaspect G30 G-GE30

Milieuaspect G-GE30

Industrie Cat Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken 1511 Slachterijen (geen pluimveeslachterijen) 3.2 1513.1 Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden 3.1 1513.2 Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige 3.1 vleesverwerking 1551 Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j 3.2 Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j 4.2 2 1552 Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m 2 2 Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m 3.2 1561 Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u 4.1 Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u 4.2 1562 Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u 4.1 Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u 4.2 1571 Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u 4.1 Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u 4.2 1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 4.1 1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg 2 meel/week Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg 3.2 meel/week 1582 Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit 3.2 2 1584.2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m 2 2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m 3.2 2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m 5.1 1585 Vervaardiging van deegwaren 3.1 1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. 4.1 1591 Distilleerderijen en likeurstokerijen 4.2 1596 Bierbrouwerijen 4.2

Milieuaspect G-GE100 G-GE50 G-GE50

17

Vervaardiging van textiel en textielproducten

1771 1772

Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken 3.1 Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en 3.1 pullovers

Milieuaspect G50 G50

18

Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont

1822

Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding 2

Cat

Cat

G100 G100 G30 G100 G200 G300 G-GE200 G-GE300 G-GE200 G-GE300 G-GE200 G-GE30 G-GE100 G-GE100 G-GE30 GE100 GE500 GE50 GE200 GE300 GE300

Milieuaspect G30



1823 1824

van leer) Vervaardiging van onder- en nachtkleding Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g.

2 2

G30 G30

20

Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, Cat riet e.d. 2020 Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen 3.2 2030.2 Vervaardiging van overig timmerwerk 3.2

Milieuaspect G-GE100 G100

21

Milieuaspect G-GE-S5 0 G200 G300 G100 G100 G100

Vervaardiging van papier, karton en papieren kartonwaren; Cat uitgeverijen en drukkerijen e.d. 2112.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u 3.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u 2121.1 Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton 2123 Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier 2125 Vervaardiging van overige papieren kartonwaren 22

4.1 4.2 3.2 3.2 3.2

2222.1 2222.2 2222.3 2222.5 2222.6 2223 2224 2225 2231

Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen Cat media Drukkerijen van boeken e.d. 3.2 Drukkerijen van tijdschriften 3.2 Drukkerijen van reclame 3.2 Drukkerijen van formulieren 3.2 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2 Grafische afwerking en binderijen 1 Grafische reproductie en zetten 2 Overige activiteiten verwant aan de drukkerij 2 Reproductie van geluidsopnamen 1

Milieuaspect G100 G100 G100 G100 G30 G10 GE30 G-GE30 G10

24

Vervaardiging van chemische producten

Cat

2416

Vervaardiging van kunststof in primaire vorm

5.2

Milieuaspect GE700

2430

Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek

4.2

GE300

2442

Formulering en afvullen geneesmiddelen

3.1

G-GE50

2466

Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken

3.1

G-GE50

Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g.

4.1

G-GE200

25

Vervaardiging van producten van rubber en kunststof

Cat

2522

Productie van verpakkingsmateriaal en assemblage 3.1 kunststofbouwmaterialen Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen 4.1 Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen 4.2 Vervaardiging van overige producten van kunststof 4.1

Milieuaspect G-GE50

2524

26

GE200 GE300 GE200

2612

Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en Cat gipsproducten Vormen en bewerken van vlakglas 3.1

Milieuaspect G50

2613

Vervaardiging van holglas

G100

3.2


89

2621

Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens < 40 kW Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens = 40 kW 2661.1 Vervaardiging van producten van beton voor de bouw 2663 Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d

2

G30

3.2

G100

5.2 3.2

G700 G100

Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d 4.2 Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 3.1 2 2.000 m Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 3.2 2 2.000 m

G300 G50

Milieuaspect G-GE700

2751

Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van Cat producten van metaal Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 5.2 1.000t/j Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j 4.2

2754

Gieten van overige non-ferrometalen

4.2

G300

28

Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en transportmiddelen) Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw 2 p.o.= 200 m Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw 2 p.o.> 200 m Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 2 m Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 2 m Oppervlaktebehandeling, Algemeen Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren 2 Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m 2 Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m Vervaardiging van hang- en sluitwerk Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 2 m Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 2 m

Cat 3.1

Milieuaspect G50

3.2

G100

3.1

G50

3.2

G100

3.2 3.2 3.1 3.2 3.2 3.1

G100 G-GE100 G50 G100 G100 G50

3.2

G100

29

Vervaardiging van machines en apparaten

Cat

2911

Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren 4.1 2 voor vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m 2 Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m 4.1 Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen, 4.1 2 p.o. > 2.000 m Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen 4.1 tractoren), 2 p.o. > 2.000 m Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van 4.1 2 papier, karton en papieren kartonwaren, p.o. 2.000 m Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor 4.1 2 specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m

Milieuaspect G200

2670

27 2710

2811

2812

2851 2852 2863 2875

2921 2922 2932

2955 2956

30

Vervaardiging van elektrische en optische apparaten en Cat

G100

G300

G200 G200 G200

G200 G200

Milieu-



3002

31

instrumenten Vervaardiging van computers

2

aspect G-GE30

Milieuaspect G-GE200

3130

Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten Cat en benodigdheden Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en 4.1 transformatoren Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad 4.1

3162

Vervaardiging van koolelektroden

GE1500

32

Vervaardiging van audio-, videoen Cat telecommunicatieapparaten en benodigdheden Vervaardiging van elektronische componenten 3.1 Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van 3.1 apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie


Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, Cat orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken 3310.1 Tandtechnische bedrijven 2 3310.2 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en 2 overige orthopedische en protheseartikelen 3320 Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor 2 de bewaking van industriële processen) 3350 Vervaardiging van uurwerken 2

Milieuaspect

34


3110

3210 3220

6

33

Vervaardiging van transportmiddelen

3420.1 Carrosseriebouw 3420.2 Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers 35

Cat 4 4

G200

G-GE30 G-GE30 G30 G30

Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, Cat aanhangwagens en opleggers) 1 Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m , 5.1 baggermaterieel, booreilanden e.d. Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, 4.1 1 metaal < 25 m Vervaardiging van fietsen 3.2 Vervaardiging van invalidenwagens 3.2 Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g. 3.2

Milieuaspect G500

3611 3612.1 3612.2 3615 3622 3630 3663.1 3663.2

Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige Cat goederen n.e.g. Vervaardiging van zitmeubels 3.2 Interieurbouw 3.2 Vervaardiging van bedrijfsmeubels 3.2 Vervaardiging van matrassen 3.2 Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden) 2 Vervaardiging van muziekinstrumenten 2 Sociale werkvoorziening 2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1

Milieuaspect G100 G100 G100 G100 GE30 G-GE30 G-GE30 G50

37

Voorbereiding tot recycling

3720

Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval)

3511 3512 3542 3543 3550 36


G200 G100 G100 G100

Cat Milieuaspect 4.2 G300

91

40

Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water

4000.1 Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW 4000.2 Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water 4000.3 Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water 41

Winning en distributie van water

4100

Winning en distributie van water

45

Bouwnijverheid

Cat Milieuaspect 5.1 G500 5.1 G500 4.2 G300 Cat Milieuaspect 3.1 G50

2

Cat Milieuaspect 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 en 3.1 G50

4511.1 Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m 2 Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m 2 4511.2 Grondverzet b.o. < 2000 m 2 Grondverzet b.o. > 2000 m 2 4521.1 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m 2 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m 2 4521.3 Leggen van kabels en buizen < 2000 m 2 Leggen van kabels en buizen > 2000 m 2 4522 Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m 2 Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m 4523.1 Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen 2 sportterreinen < 2000 m Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en 3.1 2 sportterreinen > 2000 m 2 4523.2 Stratenmaken < 2000 m 3.1 2 Stratenmaken > 2000 m 3.2 2 4525.1 Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m 3.1 2 Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m 3.2 2 4525.2 Vlechten van betonstaal < 2000 m 3.1 2 Vlechten van betonstaal > 2000 m 3.2 4525.4 Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 3.1 2 2000 m Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 3.2 2 2000 m 2 4531 Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m 3.1 2 Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m 3.2 2 4532 Isolatiewerkzaamheden < 2000 m 3.1 2 Isolatiewerkzaamheden > 2000 m 3.2 2 4533.1 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m 3.1 2 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m 3.2 4533.2 Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 3.1 2 2000 m Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 3.2 2 2000 m 2 4534 Overige bouwinstallatie < 2000 m 3.1 2 Overige bouwinstallatie > 2000 m 3.2 2 4541 Stukadoren < 2000 m 3.1 2 Stukadoren > 2000 m 3.2 2 4542 Timmeren < 2000 m 3.1 2 Timmeren > 2000 m 3.2 2 4544 Schilderen en glaszetten < 2000 m 3.1 2 Schilderen en glaszetten > 2000 m 3.2 2 4545 Overige afwerking van gebouwen < 2000 m 3.1

G50 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50



Overige afwerking van gebouwen > 2000 m 50 5020.1 5020.2 5020.3 5020.4 5020.5 5030.1 5030.2 5040.1

51 5121.5

5121.8 5122 5123.1 5123.2 5124.1 5131.1 5132 5133.1 5134 5136 5137 5138.1 5138.3 5139 5142.1 5142.3 5142.6 5143.2 5143.3 5143.4 5143.5 5146.2

5147.1 5147.4 5147.5 5147.8 5147.9 5148.1 5148.3

2

3.2 G100

Reparatie van consumentenartikelen en handel

Cat Milieuaspect Auto-onderdelenservicebedrijven 2 G30 Bandenservicebedrijven 2 G30 Reparatie van specifieke auto-onderdelen 2 G30 Carrosserieherstel 3.2 G100 Overig onderhoud en slepen van auto's 2 G30 Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en 2 G30 -accessoires Groothandel en handelsbemiddeling in banden 2 G30 Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en 2 G30 onderdelen en accessoires daarvan Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en Cat motorfietsen) Groothandel in veevoeder (geen ruw-, mengen krachtvoeder) < 3.1 500 t/u Groothandel in veevoeder (geen ruw-, mengen krachtvoeder) > 4.2 500 t/u Groothandel in overige akkerbouwproducten < 500 t/u 3.1 Groothandel in overige akkerbouwproducten > 500 t/u 4.2 Groothandel in bloemen en planten 2 Groothandel in levend vee 3.2 Groothandel in huisdieren, siervissen, siervogels en wilde dieren 3.2 Groothandel in huiden en vellen 3.1 Groothandel in groenten en fruit 3.1 Groothandel in vlees/vleeswaren, pluimvee, wild/gevogelte (niet 3.1 levend) Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten 3.1 Groothandel in dranken 2 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 2 Groothandel in koffie/thee/cacao/specerijen (geen ruwe tropische 2 producten) Groothandel in snacks 2 Gespecialiseerde groothandel in overige 2 voedings-/genotmiddelen n.e.g. Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen 2 assortiment Groothandel in bovenkleding 2 Groothandel in onderkleding 2 Groothandel in textielwaren algemeen assortiment 2 Groothandel in audio- en videoapparaten 2 Groothandel in beeld- en geluidsdragers 2 Groothandel in verlichtingsartikelen 2 Groothandel in overige elektrische huishoudelijke apparaten 2 Groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, 2 verpleegen orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden Groothandel in sportartikelen (geen watersportartikelen) 2 Groothandel in speelgoed 2 Groothandel in optische artikelen 2 Groothandel in muziekinstrumenten 2 Groothandel in huismeubilair 2 Groothandel in woningtextiel en vloerbedekking 2 Groothandel in papieren kartonwaren (geen 2


Milieu-asp ect G50 G300 G50 G300 G30 G100 G100 GE50 GV50 GV50 GV50 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30

G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30

93

verpakkingsmateriaal) 5148.4 Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk 2 5148.5 Groothandel in kantoor- en schoolbenodigdheden (geen 2 schoolboeken, kantoormeubels en -machines) 5148.6 Groothandel in fietsen en bromfietsen 2 5148.7 Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. 2 5151.2 Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. < 4.1 3 100.000 m Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. > 5.1 3 100.000 m 5151.3 Groothandel in minerale olieproducten (geen brandstoffen) 3.2 5152.2 Groothandel in ferrometalen en -halffabrikaten 3.2 5152.3 Groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten 3.2 2 5153.1 Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. < 2000 m 2 2 Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. > 2000 m 3.1 2 5153.2 Groothandel in verf en verfwaren b.o. < 2000 m 2 2 Groothandel in verf en verfwaren b.o. > 2000 m 3.1 2 5153.3 Groothandel in vlakglas b.o. < 2000 m 2 2 Groothandel in vlakglas b.o. > 2000 m 3.1 2 5153.4 Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m 2 2 Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m 3.2 2 5153.5 Groothandel in tegels en plavuizen b.o. < 2000 m 2 2 Groothandel in tegels en plavuizen b.o. > 2000 m 3.1 5153.6 Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. < 2000 2 2 m Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. > 2000 3.1 2 m 5153.7 Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. < 2 2 2000 m Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. > 3.1 2 2000 m 5153.8 Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. < 2 2 2000 m Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. > 3.1 2 2000 m 2 5154.1 Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m 2 2 Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m 3.1 2 5154.2 Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m 2 2 Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m 3.1 5155.1 Groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor 3.2 industriële toepassing 5155.2 Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen 2 5156.2 Groothandel in papier en karton 2 2 5157.1 Groothandel in autosloopmateriaal b.o. < 1000 m 3.1 2 Groothandel in autosloopmateriaal b.o. > 1000 m 3.2 5157.2 Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen 3.1 2 b.o. < 1000 m Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen 3.2 2 b.o. > 1000 m 5157.3 Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 3.1 2 1000 m Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 3.2 2 1000 m 5161 Groothandel in gereedschapswerktuigen 3 5164.1 Groothandel in computers en -randapparaten e.d. 3.1

G30 G30 G30 G30 GV200 GV500 GE100 G100 G100 G30 G50 G30 G50 G30 G50 G30 G100 G30 G50 G30 G50 G30 G50 G30 G50 G30 G50 G30 G50 GV100 GR-S-G-G V100 G30 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G50



5164.3 Groothandel in kantoormeubels 3.1 5165.2 Groothandel in machines voor de productie van voedings- en 3.1 genotmiddelen (geen verpakkingsmachines) 5165.3 Groothandel in intern transportmaterieel 3.1 5165.4 Groothandel in machines en apparaten warmte-,koel- en 3.1 vriestechniek 5165.5 Groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren 3.1 5165.6 Groothandel in appendages, technische toebehoren e.d. 3.1 5165.7 Groothandel in elektromotoren, elektrotechnische en 3.1 elektronische instrumenten, schakelkasten en ander installatiemateriaal 5165.8 Groothandel in meet- en regelapparaten 3.1 5165.9 Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie/ 3.1 handel 5166 Groothandel in landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren 3.1 5171.2 Groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen 2 5171.3 Groothandel in emballage 2 5171.4 Groothandel in vakbenodigdheden n.e.g. 2 5171.5 Overige gespecialiseerde groothandel n.e.g. 2 5172.2 Niet-gespecialiseerde groothandel in overige goederen 2

G50 G50

52

Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen Cat auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen) 5261 Postorderbedrijven 3.1 5263.1 Colportage 3.1 5263.2 Straathandel 3.1 5271 Reparatie van schoeisel en lederwaren 1 5272 Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten 1 5273 Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen 1 5274 Reparatie van consumentenartikelen n.e.g. 1

Milieu-as pect G50 G50 G50 G10 G10 G10 G10

60

Vervoer, opslag en communicatie

6010 6021.1 6021.2 6022 6023 6024.1

Vervoer per spoor 4.2 Openbaar personenvervoer over de weg 3.2 Geregeld besloten personenvervoer over de weg 3.2 Ongeregeld personenvervoer per taxi 2 Ongeregeld personenvervoer per autobus 3.2 2 Verhuisvervoer b.o, < 1000 m 3.1 2 Verhuisvervoer b.o, > 1000 m 3.2 Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 3.1 2 1000 m Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 3.2 2 1000 m

Milieuaspect G-GV300 G100 G100 G30 G100 G50 G100 G50

6024.2

Cat

63

Dienstverlening voor het vervoer

6311.2

Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 4.2 2 2000 m Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 5.2 2 2000 m Opslag in tanks 3.1 Opslag in koelhuizen e.d. 3.1 Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) 3.1 Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. 2 Autoparkeerterreinen parkeergarages Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. 3.2

6312.1 6312.2 6312.3 6321

Cat


G50 G50 G50 G50 G50

G50 G50 G50 G30 G30 G30 G30 G30

G100

Milieuaspect G300 G700 G50 G50 G50 G30 G100

95

Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 64

Post en telecommunicatie

Cat

6411 6412.1 6412.2

Nationale postdiensten Lokale postdiensten Koeriersdiensten

2 2 2

71

Milieuaspect G30 G30 G30

7122 7123 7132 7133 7134.2 7140.3 7140.4 7140.5

Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van Cat roerende goederen en zakelijke dienstverlening Verhuur van personenauto's (geen operational lease) 2 Operational lease van personenauto's 2 Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen 2 personenauto's) Verhuur van schepen 3.1 Verhuur van vliegtuigen 3.1 Verhuur van bouwmachines en -werktuigen 3.1 Verhuur van computers en kantoormachines 3.1 Verhuur van machines en werktuigen n.e.g. 3.1 Verhuur van leesportefeuilles 2 Verhuur van kleding, huisraad e.d. 2 Verhuur van overige roerende goederen n.e.g. 2

72

Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.

Cat

7250

Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines

1

Milieuaspect G10

73

Speur- en ontwikkelingswerk

Cat

7310.1 7310.3 7310.4

Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en 2 visserij Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk 2 Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2

74

Overige zakelijke dienstverlening

Cat

7470.1 7470.2 7481.1 7481.3

Reiniging van gebouwen Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g. Fotografie Ontwikkelcentrales

3.1 3.1 2 2

90

Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige Cat dienstverlening Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e. 4.1 Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. 4.2 Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e. 5.1 Afvalinzameling 3.1 Afvalverwerking - kabelbranderijen 3.2 - Vuilstorten 4.2 - Vuiloverslagstations 4.2 - Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr. 4.2 v.c. 5.000 tot 20.000 5.2 ton/jr. v.c. > 20.000 ton/jr. 4.1

7110.1 7110.2 7121

9000.1

9000.2 9000.3

Milieuaspect G30 G30 G30

G50 G50 G50 G50 G50 G30 G30 G30

Milieuaspect G-GE30 G-GE30 G-GE30 Milieuaspect GE50 GE50 G30 G30 Milieuaspect GE200 GE300 GE500 G-GE50 GE100 G-GE300 G-GE300 GE300 GE700 GE-S200



92

Cultuur, sport en recreatie

Cat

9211.1 9220.1

Productie van (video)films (geen televisiefilms) Omroeporganisaties

2 2

93

Overige dienstverlening

Cat

9301.1 9301.2 9301.3 9301.3

Wasserijen en linnenverhuur Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Wassalons, wasserettes

3.1 2 2 1

1.2

Milieuaspect G30 G30 Milieuaspect G50 G-GE30 G30 G10

Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten

Inleiding In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:      

geluid; geur; stof; gevaar (vooral brand en explosiegevaar); verkeer; visuele aspecten.

Gebruikte bronnen Als belangrijkste bron bij het opstellen van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009 (het "Groene Boekje"). In deze uitgave worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven, uitgaande van functiescheiding. Uitgangspunt hierbij is de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die tenminste thans als het meest gebruikelijk worden beschouwd. In de praktijk blijkt dat vaak de wat zwaardere bedrijfscategorieën al gebruik maken van de Best Beschikbare Technieken (BBT) voor de meest milieubelastende activiteiten. In de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, evenals in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993, waarvan in de VNG-publicatie overigens op enkele punten is afgeweken. Model Nijmegen De lijst Model Nijmegen gaat net zoals voorgenoemde uitgave van de VNG uit van een rustige woonwijk. In de lijst Model Nijmegen is principieel niet afgeweken van de hindercirkels per bedrijfsactiviteit (gevaar, geur, geluid, stof, verkeer en visueel) zoals vermeld in de VNG-publicatie. De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6


97

bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet opgenomen. Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten als in de VNG-publicatie zijn: 

bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal dit van geval tot geval worden afgewogen; dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming en vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven; activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming; garagebedrijven en benzineservicestations (met en zonder lpg) zijn niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen en daarmee niet algemeen toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Alleen door een aanduiding of een specifieke bestemming op te nemen kunnen deze bedrijven alsnog worden toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben namelijk veelal een dermate ruimtelijke uitstraling dat deze bedrijven alleen op specifieke locaties worden toegestaan.



 

Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes hoofdcategorieën welke hieronder vermeld staan: categorie 1 categorie 2

categorie 3

categorie 4 categorie 5

categorie 6

bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald. komen in Nijmegen niet voor.

In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4 een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en gemengd gebied als hieronder aangegeven: milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2

rustige wijk 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m

richtafstanden gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m



5.1 5.2 5.3

500 m 700 m 1000 m

300 m 500 m 700 m

De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend. Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de in de voorgaande staten vermelde afstanden. Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld. In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie. Flexibiliteit De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende categorie.


99

26

Legenda

Plangebied

Bestemmingen

B-1

Bedrijf - 1

DH

Detailhandel

G

Groen

V

Verkeer

19-21

Dubbelbestemmingen

28

L-HV

Leiding - Hoogspanningsverbinding

L-R

Leiding - Riool

WR-A3

Waarde - Archeologie 3

Aanduidingen

En er gi ew eg

geluidzone - industrie

wetgevingzone - waarde archeologie 1

WA-1

(sb-gb)

specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf

270

L-HV (tc) B-1

9 9

tuincentrum

(sb-gb) 6

DH

L-R

8

60

(tc)

bouwvlak

9

maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)

9

7

7

maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)

60

hartlijn leiding - riool G

72

Algemeen

G

Ondergrond bestaande bebouwing GBK 2013-11-27

53

V

Wo lf sk ui ls ew eg

G

72a 74

WA-1 279

V 0

10

20

30

40

50

254

Gemeente

92 t aa tr es ed Br

98 275-277

Nijmegen

90

Wo lf sk ui ls ew eg

273

ter visielegging m.i.v.

dd:

vaststelling door Raad

dd:

Raad van State

dd:

nr:

ontwerp bestemmingsplan datum:

16-06-2014

Hees-Heseveld - 24

gewijzigd:

nr:

schaal: 100

269-271

79-81

1:1000_A2

get. / gez.:

EF

nummer:

441305

(hoek Energieweg-Wolfkuilseweg)

114

cadnr.:

NL.IMRO.0268.BP48W24-ON01

Externe veiligheid bestemmingsplan HeesHeseveld-24 Nijmegen projectnr. 257612 revisie 01 4 februari 2013

auteur(s) Tom van der Linde Ellen Zwakenberg

Opdrachtgever Gemeente Nijmegen t.a.v. John Groeneweg Postbus 9105 6500 HG Nijmegen

datum vrijgave 4 februari 2013

beschrijving revisie 01 definitief

goedkeuring T. van der Linde

vrijgave J. Eskens

Colofon

Projectgroep bestaande uit: Tom van der Linde Jeroen Eskens Ellen Zwakenberg

Tekstbijdragen:

Fotografie:

Vormgeving: Datum van uitgave: februari 2013 Contactadres: Beneluxweg 7 4904 SJ Oosterhout Postbus 40 4900 AA Oosterhout

Copyright © 2013 Ingenieursbureau Oranjewoud Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.

Externe veiligheid Nijmegen, Hees-Heseveld Projectnr. 257612 4 februari 2013 , revisie 01

Inhoud blz.

1

Inleiding ..............................................................................................................2

2

Beleidskader ........................................................................................................3

2.1 2.2 2.3

Plaatsgebonden risico ..........................................................................................................3 Groepsrisico .........................................................................................................................4 Verantwoordingsplicht ........................................................................................................4

3

Inventarisatie risicobronnen.................................................................................5

3.1 3.2 3.2.1 3.3 3.4

Hogedruk aardgastransportleiding.......................................................................................5 Transportmodaliteiten .........................................................................................................6 Energieweg ..........................................................................................................................7 Inrichtingen..........................................................................................................................8 Conclusie..............................................................................................................................9

4

Verantwoording groepsrisico..............................................................................10

4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9

Inleiding .............................................................................................................................10 Relatie Beleidsvisie externe veiligheid ...............................................................................10 Algemene beschouwing .....................................................................................................11 Noodzaak...........................................................................................................................12 Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen ...................................................................................13 Bronmaatregelen ...............................................................................................................14 Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen.......................................................................14 Bestrijdbaarheid ................................................................................................................14 Zelfredzaamheid ................................................................................................................14

5

Conclusie ...........................................................................................................15

Bijlage 1: QRA hogedruk-aardgastransportleiding .............................................................16 Bijlage 2: Verantwoordingsniveaus ...................................................................................22

blad 1


1

Inleiding De gemeente Nijmegen is voornemens een nieuw bestemmingsplan op te stellen, Hees-Heseveld-24 (hoek Energieweg-Wolfskuilseweg). Het bestemmingsplan omvat de ontwikkeling van een garage en een tuincentrum. De gemeente Nijmegen heeft Oranjewoud verzocht om de ontwikkelingslocatie Hees-Heseveld-24 te beschouwen vanuit het oogpunt van externe veiligheid. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

Figuur 1.1: ontwikkellocatie Hees-Heseveld-24

De locatie is in de huidige situatie bestemd als kwekerij (bron: ruimtelijkeplannen.nl). In en rond de ontwikkelingslocatie bevinden zich meerdere risicobronnen: een hogedrukaardgastransportleiding van de Gasunie, het Maas-Waalkanaal, de Energieweg en meerdere risicovolle 1 inrichtingen. Conform desbetreffende weten regelgeving dient het aspect externe veiligheid beschouwd te worden. Dit houdt enerzijds in dat het ruimtelijk besluit dient te voldoen aan minimumeisen van het plaatsgebonden risico. Anderzijds betekent dit dat het groepsrisico van de verschillende risicobronnen inzichtelijk gemaakt en (indien nodig) verantwoord moet worden. Hoofdstuk 2 bevat het beleidskader externe veiligheid. In hoofdstuk 3 worden de verschillende risicobronnen in en rond de ontwikkelingslocatie beschouwd op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoofdstuk 4 bevat een verantwoording van het groepsrisico voor de risicobronnen waarvoor dit verplicht is.

1 Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). blad 2


2

Beleidskader Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Daarnaast valt ook (on)veiligheid als gevolg van luchthavens en windturbines onder externe veiligheid. Voor de verschillende risicobronnen is verschillende weten regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), dat op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid' (Btev). Het beleid voor buisleidingen staat beschreven in het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Sinds 1 januari 2011 is het Bevb in werking getreden. Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

2.1

Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon, die permanent en onbeschermd zou verblijven in de directe omgeving van een risicovolle activiteit, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon ongeval met die risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven in de vorm van contouren rond een risicobron. De omvang van het PR is geheel afhankelijk van de aard en hoeveelheid stoffen die vervoerd worden over de transportroute of door de buisleiding. Voor een individu geeft het PR een kwantitatieve indicatie van het risico dat hij loopt wanneer hij zich in de omgeving van een transportroute bevindt. Het PR wordt visueel weergegeven door een contour. Daarbij worden op basis van de kans van optreden van de diverse ongevalsscenario's resulterende gelijke overlijdensri-6 sico's op een topografische kaart met elkaar verbonden. Binnen de 10 jr-1-contour geldt dat de kans van overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen minimaal één op één miljoen per jaar bedraagt. Een voorbeeld van plaatsgebonden risicocontouren en de fN-curve van het groepsrisico zijn weergegeven in figuur 2.1.

Figuur 2.1

Plaatsgebonden risicocontouren en fN-curve van het groepsrisico.

Voor nieuwe ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, geldt dat het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten en voor bestemmingen die kwetsbaar objecten mogelijk maken mag niet hoger zijn -6 -6 -1 dan 10 per jaar: dit is een grenswaarde. Voor nieuwe ruimtelijke besluiten geldt dat de 10 jr - contour een richtwaarde is voor beperkt kwetsbare objecten en voor bestemmingen die beperkt kwetsbare objecten mogelijk maken. Voor afwijking van deze richtwaarde geldt een motivatieplicht.

blad 3


2.2

Groepsrisico Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen op die route. Het groepsrisico is een indicatie van de mogelijke maatschappelijke impact van een ongeval; het is dus niet bedoeld als indicatie voor individueel gevaar op een bepaalde plek. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een transportroute. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1%-letaliteitsgrens: de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Personen binnen de 1%-letaliteitsgrens worden meegeteld in de berekening van het groepsrisico. Het groepsrisico wordt dan ook niet alleen bepaald door de parameters van de weg of leiding, maar ook door het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied daarvan. In figuur 2.1 is een voorbeeld van een fN-curve van het groepsrisico opgenomen. De rode lijn is het groepsrisico. De zwarte stippellijn is de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico kent geen normering zoals het plaatsgebonden risico. Het is het bevoegd gezag dat een standpunt in moet nemen over de mate waarin het groepsrisico acceptabel is of niet. Daarbij is de in de groepsrisicoberekening ingetekende oriëntatiewaarde mogelijk behulpzaam. Om een groepsrisico voor het bevoegd gezag acceptabel te maken kunnen in veel gevallen aanvullende maatregelen genomen worden: deze komen aan de orde bij de verantwoordingsplicht. Dit betekent dat uiteindelijk in de verantwoordingsplicht het finale oordeel van het bevoegd gezag over dit project wordt geveld (zie ook paragraaf hierna).

2.3

Verantwoordingsplicht In de cRvgs, het Bevb en het Bevi is geregeld wanneer het groepsrisico verantwoord moet worden. Vanuit de 'circulaire' dient aandacht aan de verantwoording gegeven worden wanneer het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt of wanneer het groepsrisico (significant) toeneemt. Bij buisleidingen en inrichtingen is verantwoording van het groepsrisico altijd verplicht wanneer binnen het invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Bij de verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van deze kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten zoals mogelijke bronmaatregelen, bestrijdbaarheid, zelfredzaamheid. Bij buisleidingen is de uitgebreidheid van de invulling van de verantwoordingsplicht afhankelijk van de hoogte en toename van het groepsrisico. Wanneer de ontwikkeling buiten de 100% letaal effectafstand ligt, hoeft bij de verantwoording niet te worden ingegaan op risicobeperkende maatregelen. Hetzelfde geldt wanneer het groepsrisico onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt en het groepsrisico minder dan 10% toeneemt.

blad 4


3

Inventarisatie risicobronnen Oranjewoud/Save heeft geïnventariseerd welke risicobronnen in de omgeving van het ontwikkelingsgebied aanwezig zijn. Daarbij is gekeken naar de aanwezigheid van de volgende risicovolle activiteiten:  hogedruk-aardgastransportleidingen en K1,K2,K3-vloeistofleidingen;  transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water;  risicovolle inrichtingen, welke onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen of Activiteitenbesluit vallen. Voor de inventarisatie van de risicobronnen is gebruik gemaakt van de risicokaart en leidinginformatie van de Gasunie. Figuur 3.1: risicobronnen

2

Legenda: — = plangebied — = Energieweg — = Maas-Waal lanaal --- = hogedruk aardgastransportleiding 1 = Gelria 2 = Tankstorage Nijmegen BV

1

Op afstand ligt eveneens de risicovolle inrichting TWO. Ook dit bedrijf wordt in de beschouwing meegenomen.

3.1

Hogedruk aardgastransportleiding Langs de ontwikkelingslocatie loopt een hogedruk-aardgastransportleiding van de Gasunie. De ontwikkelingslocatie ligt binnen het invloedsgebied hiervan. De leidinggegevens (aangeleverd door de Gasunie) zijn opgenomen in tabel 3.1. Tabel 3.1: leidinggegevens Leidingbeheerder N.V. Nederlandse Gasunie

Kenmerk N 576-67

Druk 40.00 bar

Diameter 232.90 mm

Invloedsgebied 140 meter

Voor de leiding is een risicoberekening uitgevoerd. Uitgangspunten, aannames en uitgebreide resultaten betreffende de berekening zijn opgenomen in bijlage 1. Plaatsgebonden risico -6 Uit de berekening blijkt dat de hogedruk-aardgastransportleiding geen PR 10 contour heeft. De wettelijk vereiste basisbescherming kan dus geboden worden. blad 5


Groepsrisico Het groepsrisico van de hogedruk-aardgastransportleiding is weergegeven in figuur 3.2.

Figuur 3.2: Groepsrisico hoge druk aardgastransportleiding

In figuur 3.2 is te zien dat het groepsrisico van de hogedruk-aardgastransportleiding lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde en dat de geprojecteerde ontwikkeling geen toename van het groepsrisico tot gevolg heeft. De reden dat er bijna geen verschil tussen de huidige en toekomstige situatie is, is dat van de geprojecteerde ontwikkelingen alleen het garagebedrijf binnen het invloedsgebied van de leiding ligt. Het tuincentrum ligt erbuiten en heeft dus geen invloed op het groepsrisico. Omdat (een deel van) de planlocatie binnen het invloedsgebied van de leiding ligt, is verantwoording van het groepsrisico verplicht.

3.2

Transportmodaliteiten Maas-Waal kanaal Op ongeveer 600 meter van de ontwikkelingslocatie ligt het Maas-Waalkanaal. Over dit kanaal worden 2 gevaarlijke stoffen vervoerd. De nabijgelegen haven is geen onderdeel van het Basisnet water . En wordt zodoende conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen als geen relevante risicobron gezien. Plaatsgebonden risico In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is opgenomen dat het Maas-Waalkanaal geen -6 PR 10 contour buiten de oeverlijn heeft. De wettelijk vereiste basisbescherming kan dus geboden worden. Groepsrisico Voor het Maas-Waalkanaal (in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gecategoriseerd als "zwarte route") geldt dat groepsrisicoberekeningen verantwoording alleen relevant is wanneer de bevolkingsdichtheid in de directe omgeving hoger is dan 1500 pers/ha. dubbelzijdig of 2250 pers./ha. enkelzijdig (Eindconcept Basisnet Water). Gezien de directe omgeving van het Maas-Waalkanaal ter hoogte van de ontwikkelingslocatie (voornamelijk bedrijventerrein, groen en gemiddelde woonwijk) worden deze personendichtheden niet gehaald. Een woonwijk heeft namelijk een maximale personendichtheid van ongeveer 120 personen per hectare en een gemiddeld bedrijventerrein maximaal 80 personen per hectare. De hoogte van het groepsrisico van het Maas-Waalkanaal is daarom niet relevant. 2

Definitief ontwerp basisnet water. Werkgroep basisnet water, 15 januari 2008.

blad 6


Daarnaast is de afstand tussen het Maas - Waal kanaal en het plangebied is dusdanig groot (600 meter), dat het plangebied buiten het invloedsgebied van brandbare vloeistoffen en brandbaar gas valt. Van toename van het groepsrisico op deze afstand daardoor geen sprake. Het Maas - Waal kanaal is daarom geen relevante risicobron.

3.2.1

Energieweg De ontwikkelingslocatie ligt aan de Energieweg. Deze weg is door gemeente Nijmegen aangewezen als routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zie figuur 3.3.

Figuur 3.3 Routering gevaarlijke stoffen (bron: website gemeente Nijmegen)

In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn risicoplafonds vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over Rijkswegen. Voor de Energieweg gelden deze risicoplafonds dus niet. Groepsrisicoberekeningen voor wegen die niet in de circulaire zijn genoemd zijn gewoonlijk gebaseerd op vervoerstellingen. Voor de Energieweg zijn deze niet beschikbaar. In het kader van de bestemmingsplanprocedure Nijmegen Lindenholt zijn (worstcase) risicoberekeningen 3 voor de Neerbosscheweg uitgevoerd op basis van risicoplafonds die gelden voor de A73 . Deze berekening is worstcase omdat is uitgegaan van een risicoplafond en niet van werkelijk vervoerde gevaarlijke stoffen (zoals gebruikelijk is voor niet Rijkswegen). De Energieweg ligt in het verlengde van de Neerbosscheweg, genoemde worstcase berekeningen kunnen daarom ook als basis dienen voor de risicobeschouwing van de Energieweg. Plaatsgebonden risico -6 Uit genoemde berekeningen blijkt dat de Neerbosscheweg (en dus ook de Energieweg) geen PR 10 contour heeft. De wettelijk vereiste basisbescherming kan dus geboden worden. Groepsrisico Gezien het aantal en de aard van de inrichtingen die logischerwijs via deze weg bevoorraad word en de relatief lage personendichtheden in de omgeving van de Energieweg kan verwacht worden dat het groepsrisico van de weg laag is. Voor het externe veiligheidsonderzoek voor bestemmingsplan Nijmegen Lindenholt, is rekenkundig inzichtelijk gemaakt dat het groepsrisico van de Neerbosscheweg lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico van de Energieweg ter hoogte van het plangebied zal nog lager zijn, omdat het aantal vervoerde gevaarlijke stoffen dat logischerwijs over de Energieweg wordt vervoerd ook lager is.

3

Externe veiligheid Nijmegen Lindenholt. Oranjewoud, 2 augustus 2012

blad 7


De geprojecteerde ontwikkelingen kunnen in theorie een (kleine) toename van het groepsrisico tot gevolg hebben. Of al dan niet sprake is van een toename van het groepsrisico, is afhankelijk van de toename van personendichtheden. In geval van de geprojecteerde ontwikkelingen is de toename van personendichtheden relatief klein, waarbij het tuincentrum zich op ruim 100 meter afstand van de weg bevindt. Een eventuele toename is daardoor een toename in de marge. Risicoberekening leveren daardoor dus geen relevante nieuwe informatie op. In plaats van nieuwe berekeningen uit te voeren berekening wordt het groepsrisico conform de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen verantwoord in hoofdstuk 4. Ongeacht of wel of geen sprake is van toename van het groepsrisico.

3.3

Inrichtingen TWO Chemical logistics Op ongeveer 1000 meter afstand ligt de risicovolle inrichting TWO logistics. Het bedrijf valt in verband 4 met de opslag van gevaarlijke stoffen onder het BRZO. In 2012 is voor het bedrijf een QRA opgesteld . Hieruit blijkt dat het bedrijf een invloedsgebied heeft van 4250 meter. Het plangebied valt hierbinnen. -6

De PR 10 contour van het bedrijf valt op enkele plaatsen buiten de inrichtingsgrens, maar reikt niet to het plangebied. Er is dus geen sprake van knelpunten met het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico van TWO is weergegeven in figuur 3.4.

Figuur 3.4: groepsrisico TWO Chemical logistics

In figuur 3.4 is te zien dat het groepsrisico van TWO (ruim) onder de oriëntatiewaarde ligt. Omdat de -8 geprojecteerde ontwikkelingen zich buiten de PR 10 contour bevinden is er geen sprake van toename van groepsrisico. Wel is verantwoording van het groepsrisico verplicht.

Gelria 4

TWO kwantitatieve risicoanalyse. Royal Haskoning: 16 februari 2012.

blad 8


Op ongeveer 200 meter van het plangebied ligt de Bevi-inrichting Gelria. Het bedrijf heeft een vergunning voor de opslag van 5000 liter propaan in een bovengrondse tank en 10.000 liter oxiderend gas. Het bedrijf valt daarmee niet onder het Bevi en is geen relevante risicobron. Koole Tank storage Op ongeveer 500 meter afstand van het plangebied ligt Koole Tankstorage. Dit bedrijf heeft geen relevante risicocontouren die tot het plangebeid reiken. Het bedrijf is daarmee voor de geprojecteerde ontwikkelingen geen relevante risicobron.

3.4

Conclusie Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van verschillende relevante risicobronnen. Hogedruk aardgastransportleiding -6  leiding heeft geen PR 10 contour, plaatsgebonden risico vormt geen belemmering;  groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde en er is geen toename;  groepsrisicoverantwoording is verplicht omdat binnen het invloedsgebied een ruimtelijk besluit ge nomen wordt. Energieweg -6  de weg heeft geen PR 10 contour, plaatsgebonden risico vormt geen belemmering;  groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde;  ongeacht of er sprake is van toename, wordt groepsrisicoverantwoording uitgevoerd conform Beleidsvisie eisterne veiligheid gemeente Nijmegen. Maas-Waal kanaal -6  het kanaal heeft geen PR 10 contour, plaatsgebonden risico vormt geen belemmering;  er is geen sprake van een relevant groepsrisico en er is geen toename; groepsrisicoverantwoording is niet verplicht. Risicovolle inrichtingen -6  PR 10 contouren reiken niet tot het plangebied, plaatsgebonden risico vormt geen belemmering;  het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van TWO Chemical logistics, verantwoording van het groepsrisico is verplicht.

blad 9


4 4.1

Verantwoording groepsrisico Inleiding In hoofdstuk 3 zijn de verschillende risicobronnen in en rond de ontwikkelingslocatie beschouwd. Hierbij is geconstateerd dat ten aanzien van verschillende risicobronnen het groepsrisico verantwoord moet worden: de hogedruk-aardgastransportleiding, de Energieweg en TWO. Ter verantwoording van het groepsrisico dienen, naast de hoogte van het groepsrisico, enkele verplichtte kwalitatieve elementen beschouwd te worden: noodzaak van de ontwikkeling, mogelijke veiligheidsmaatregelen, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. In dit hoofdstuk zijn alle verplichtte elementen van de groepsrisicoverantwoording beschouwd. Hierbij is gewerkt volgens de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen.

4.2

Relatie Beleidsvisie externe veiligheid In de Beleidsvisie externe veiligheid heeft de gemeente Nijmegen concrete keuzes gemaakt welke aspecten beschouwd worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht. Tevens zijn keuzes gemaakt bij welke afstand/object combinaties licht of zwaar wordt verantwoord. Deze verantwoordingsniveaus zijn opgenomen in bijlage 2. Voor het bestemmingsplan Hees-Heseveld geldt dat de verantwoordingsniveaus zoals weergegeven in tabel 4.1 in acht genomen moeten worden. Tabel 4.1: Verantwoordingsniveaus

Bron Geprojecteerde garage hogedruk-aardgastransportleiding Energieweg TWO Geprojecteerd tuincentrum hogedruk-aardgastransportleiding Energieweg TWO

afstand tot ontwikkelgebied

verantwoordingsniveau

ca. 30 meter ca. 5 meter -8 buiten PR 10 contour

niveau 2* niveau 2 b niveau 3

ca. 125 meter ca. 100 meter -8 buiten PR 10 contour

buiten invloedsgebied b niveau 3 b niveau 3

* de geprojecteerde garage is conform het Bevi een beperkt kwetsbaar object

Ten aanzien van de garage is verantwoordingsniveau 2 van toepassing. Onderdelen van groepsrisicoverantwoording die beschouwd worden zijn weergegeven in tabel 4.2. Dat aspecten beschouwd worden op niveau 2 betekent dat genoemde aspecten minder zwaar worden beoordeeld dan wanneer dat het geval zou zijn bij verantwoordingsniveau 1. Een generiek onderscheid tussen "licht" en "zwaar" is er niet, hiervoor wordt verwezen naar de Beleidsvisie externe veiligheid. Ten aanzien van het geprojecteerde tuincentrum is groepsrisicoverantwoording alleen van toepassing voor de Energieweg en TWO. Hiervoor geldt conform de beleidsvisie externe veiligheid een standaard b verantwoording, niveau 3 . Voor deze standaardverantwoording wordt verwezen naar de beleidsvisie externe veiligheid.

blad 10


Tabel 4.2: onderdelen verantwoordingsplicht

1

2

Algemene beschouwing Beschouwen van personendichtheid binnen invloedsgebied De hoogte van het huidige en toekomstige groepsrisico en de ligging daarvan ten opzichte van de oriëntatie waarde. De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst. De aanwezigheid van beperkt zelfredzame groepen. Noodzaak Noodzaak van de ontwikkeling op deze risicovolle locatie moet worden aangetoond. Voor- en nadelen van veiliger alternatieven worden inzichtelijk gemaakt. Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen Mogelijkheid beperking ontwikkeling beschouwen Mogelijkheden om afstand tot risicobron vergroten beschouwen Beschouwen oriëntatie van de bebouwing ten opzichte van risicobron. Beschouwen van effect beperkende maatregelen in het overdrachtsgebied. Minimaal twee van de risicobron afgerichte externe vluchtwegen. Bronmaatregelen Beschouwen mogelijke veiligheidsmaatregelen aan de bron. Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen Beschouwen mogelijkheden bouwtechnische veiligheidsmaatregelen. Beschouwen mogelijkheden intern ontruimingsplan afstemmen op externe veiligheid. Beschouwen interne vluchtwegen en ten opzichte van de risicobron. Beschouwen mogelijkheden ter verbetering van alarmering. Beschouwen mogelijkheden tot het houden van rampoefeningen. Beschouwen mogelijkheden tot centraal afsluitbaar ventilatiesysteem Zelfredzaamheid Advies van veiligheidsregio mbt zelfredzaamheid inwinnen en beoordelen Bestrijdbaarheid Advies van veiligheidsregio mbt bestrijdbaarheid inwinnen en beoordelen

4.3

Altijd beschouwen

zwaar zwaar

Licht Licht

zwaar zwaar zwaar zwaar zwaar

Licht zwaar zwaar Licht Licht

zwaar

Licht

zwaar zwaar zwaar zwaar zwaar zwaar

Licht Licht Licht Licht Licht zwaar

zwaar

zwaar

zwaar

zwaar

Algemene beschouwing De externe veiligheidssituatie De ontwikkelingslocatie bevindt zich binnen het invloedsgebied van meerdere risicobronnen, waaronder een hogedruk-aardgastransportleiding en de Energieweg. Voor de verschillende risicobronnen gelden andere rampscenario's. Hogedruk-aardgastransportleiding Bij een hogedruk-aardgastransportleiding kan een fakkelbrand ontstaan. Een fakkelbrand ontstaat wanneer door een externe beschadiging (bijvoorbeeld door graafwerkzaamheden) gas vrijkomt dat vervolgens ontsteekt. Wat volgt is een fakkelbrand die extreme hittestraling kan veroorzaken. Het invloedsgebied van de leiding wordt bepaald door druk en diameter daarvan. In het geval van de ontwikkellocatie Hees-Heseveld is dit 140 meter. De Energieweg De Energieweg is een weg die door de gemeente is opgenomen in de routering gevaarlijke stoffen. Hoewel tellingen niet beschikbaar zijn, kunnen over de weg verschillende soorten gevaarlijke stoffen worden vervoerd ter bevoorrading van inrichtingen. Deze stoffen kunnen hebben verschillende rampscenario's: brandbare vloeistoffen plasbrand brandbaar gas BLEVE (explosie van een tank brandbaar gas) toxische calamiteit vrijkomen van toxische stoffen blad 11


Personendichtheid binnen invloedsgebieden In het plangebied worden een garage en een tuincentrum mogelijk gemaakt. Het tuincentrum ligt alleen binnen het invloedsgebied van de Energieweg, conform PGS 1, deel 6 wordt uitgegaan van 100 personen per hectare. De garage ligt ook binnen het invloedsgebied van de hogedruk-aardgastransportleiding. Voor de garage wordt conform de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico uitgegaan van 40 personen per hectare. De hoogte van het huidige en toekomstige groepsrisico Hoogte van het groepsrisico Voor de hogedruk-aardgastransportleiding zijn groepsrisicoberekeningen uitgevoerd (zie paragraaf 3.1). Uit deze risicoberekeningen is gebleken dat het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde en dat de toename van het groepsrisico nihil is. Voor de Energieweg is aansluiting gezocht bij de berekening voor de Neerbosscheweg voor het bestemmingsplan Nijmegen Lindenholt. Het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Cumulatie en domino effecten Bij het uitvoeren van een groepsrisicoverantwoording dienen ook de cumulatie van de groepsrisico's van afzonderlijke risicobronnen en eventuele domino-effecten meegenomen te worden. Cumulatie is het optellen van afzonderlijk berekende groepsrisico's, van een domino-effect is sprake wanneer het falen van de ene risicobron leidt tot het falen van de ander. Beide aspecten zijn niet te kwantificeren is niet voorzien van een landelijk toetsingskader. Eventuele aanwezigheid van cumulatie of domino-effecten wordt daarom alleen kwalitatief meegenomen in de "totaalafweging" of desbetreffende ontwikkeling al dan niet verantwoord wordt geacht. Cumulatie De cumulatie van groepsrisico van verschillende risicobronnen is niet te berekenen. Reden hiervoor is dat de groepsrisicoberekening methodieken afhankelijk zijn van de aard van de risicobron en dus per bron verschillen. Dit maakt optellen van verschillende groepsrisico's onmogelijk. Het beschouwen van cumulatie is dus per definitie kwalitatief. De basis voor het beschouwen van cumulatie is gelegd in de 5 Handreiking verantwoordingplicht groepsrisico . Hierin is gesteld dat beschouwen van cumulatie een vast onderdeel is van groepsrisicoverantwoording. In het kader van de ontwikkelingslocatie Hees-Heseveld is het groepsrisico van de risicobronnen afzonderlijk beschouwd. Hierbij is gebleken dat het groepsrisico van de verschillende risicobronnen in alle gevallen lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Gezien de relatief lage afzonderlijke groepsrisico's van de risicobronnen zal ook de cumulatie relatief laag zijn. Domino-effecten Omdat de hogedruk-aardgastransportleiding en de Energieweg dicht bij elkaar liggen, zijn dominoeffecten in theorie mogelijk. De kans dat een de buisleiding faalt precies op het moment dat een tankauto voorbij rijdt is echter dusdanig klein dat dit geen noemenswaardig toegevoegd risico heeft. Daarnaast geldt dat externe factoren zijn meegenomen in de faalfrequenties waarmee het risico van de afzonderlijke risicobronnen wordt berekend.

4.4

Noodzaak Noodzaak van de ontwikkeling De ontwikkeling ligt binnen het invloedsgebied van meerdere risicobronnen. Dit betekent dat de ontwikkeling gepaard gaat met een externe veiligheidsrisico zoals omschreven in de vorige paragraaf. Ontwikkeling van de locatie wordt echter wenselijk geacht omdat het een binnenstedelijke locatie betreft. Hierbij staat voorop dat de gemeente een hoog ambitieniveau ten aanzien van groepsrisicoverantwoording hanteert, zoals omschreven in deze rapportage. 5

Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico. Ministerie van VROM: september 2007.

blad 12


Voor- en nadelen van veiliger alternatieven. Zoals uit de vorige paragraaf blijkt, zijn de gewenste ontwikkelingen specifiek aan deze locatie gebonden. Alternatieven zijn dus niet voorhanden.

4.5

Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen Mogelijkheid beperking ontwikkeling beschouwen Door de grootte van de ontwikkeling in de zin van personendichtheden te beperken kan ook het groepsrisico van de risicobronnen worden beperkt. De geprojecteerde ontwikkeling betreft een garage. De personendichtheid van een dergelijk object is relatief laag (zie paragraaf 4.3), getuige ook het lage groepsrisico van de risicobronnen. Verdere beperking van de ontwikkeling in de zin van personendichtheden is daarom weinig effectief. Mogelijkheden om afstand tot risicobron te vergroten beschouwen Mogelijke veiligheidsmaatregel is afstand in acht nemen tussen de risicobronnen en de geprojecteerde ontwikkelingen. De afstand tussen de garage en de risicobronnen is ongeveer 30 en 10 meter in geval van respectievelijk de hogedruk-aardgastransportleiding en Energieweg. De aantal personen bij de geprojecteerde garage is echter relatief klein omdat het bouwvlak van de garage gelimiteerd is. Mede gezien het lage risico van de bronnen wordt vergroting van de afstand niet nodig geacht. Beschouwen oriëntatie van de bebouwing ten opzichte van risicobron. Een optimale oriëntatie van de geprojecteerde bebouwing kan de effecten van een mogelijk ongeval tot op zekere hoogte beperken. Door bebouwing zo gunstig mogelijk ten opzichte van de risicobron te projecteren kunnen de gevolgen van een calamiteit beperkt worden. Ten aanzien van het tuincentrum kan gesteld worden dat de afstand dusdanig groot is dat de maatregel niet nodig wordt geacht. Het centrum ligt buiten het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding en ten aanzien van de Energieweg is de afstand relatief groot. De afstand tussen de garage en de risicobronnen is kleiner, ongeveer 10 en 30 meter in geval van respectievelijk de hogedruk-aardgastransportleiding en Energieweg. Het aantal personen bij een garage is echter relatief klein en het risico van de bronnen laag. Mede gezien het onduidelijke effect en het lage risico wordt deze maatregel daarom niet aanbevolen Beschouwen van effect beperkende maatregelen in het overdrachtsgebied. Maatregelen in het overdrachtsgebied (tussen bron en kwetsbaar object) kunnen de gevolgen van een calamiteit beperken. Hogedruk-aardgastransportleidingen De effecten van een fakkelbrand bij de hogedruk-aardgastransportleidingen kunnen beperkt worden door hittewerende objecten in het overdrachtsgebied te plaatsen (zoals bijvoorbeeld een aarden wal). Dergelijke maatregelen vragen echter een dusdanige ruimtebeslag (en daarmee gepaard gaande financiele consequenties) dat deze maatregelen gezien het beperkte risico niet realistisch zijn. Bovendien ligt op de plek waar dergelijke overdrachtsmaatregel geplaatst zou moeten worden de Energieweg en ondergrondse infrastructuur. Energieweg Een mogelijke maatregel in het overdrachtsgebied tussen de geprojecteerde ontwikkelingen en de Energieweg is, naast de aarden wal, een plasbrandgoot. Tussen het plangebied en de Energieweg ligt echter ondergrondse infrastructuur die deze maatregel complex maakt. Gezien het lage risico van de Energieweg wordt niet aanbevolen deze maatregel door te voeren.

blad 13


Minimaal twee van de risicobron afgerichte externe vluchtwegen. Voor personen in het ontwikkelingsgebied is het wenselijk dat men in geval van een calamiteit in staat is weg te vluchten van de bron. Ten aanzien van het garagebedrijf wordt aanbevolen deze te voorzien van vluchtwegen aan de risicoluwe zijde van het gebouw.

4.6

Bronmaatregelen De faalkans van een hogedruk-aardgastransportleiding wordt bepaald door het risico dat derden met graafwerkzaamheden de leiding beschadigen. Het materiaalsoort van de leiding en de diepteligging zijn daarom bepalende factoren voor het risico van de hogedruk-aardgastransportleiding. Verschillende maatregelen kunnen genomen worden om externe beschadiging te voorkomen, zoals het ophogen van gronddekking en het aanbrengen van waarschuwingselementen (zoals betonplaten, staalkaders of waarschuwingsbordjes. Gezien de reeds aanwezige gronddekking en het beperkt risico van de hogedruk-aardgastransportleiding wordt deze maatregel niet aanbevolen.

4.7

Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen Veiligheidsmaatregelen aan de risico-ontvangende objecten kunnen de veiligheid verbeteren. Mogelijke objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen zijn:  bouwtechnische veiligheidsmaatregelen;  interne vluchtwegen afstemmen op externe veiligheid;  alarmering verbeteren;  rampoefeningen houden;  centraal afsluitbaar ventilatiesystemen aanbrengen. Ten aanzien van genoemde veiligheidsmaatregelen geldt dat deze meeste dusdanig complex en/of kostbaar zijn dat deze gezien het lage risico niet realistisch zijn.

4.8

Bestrijdbaarheid De mate waarin een incident met gevaarlijke stoffen bestreden kan worden hangt onder andere af van de aard van het incident, de bestrijdbaarheidsmogelijkheden die hulpdiensten ter beschikking staan (bijv. de aanwezigheid van voldoende bluswater) en de opkomsttijden van hulpdiensten. In dit kader wint de gemeente Nijmegen advies is bij de veiligheidsregio.

4.9

Zelfredzaamheid De geprojecteerde garage is geen bestemming die bedoeld is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Hoewel incidentele aanwezigheid niet is uitgesloten, maar wordt de zelfredzaamheid voldoende geacht.

blad 14


5

Conclusie De gemeente Nijmegen is voornemens een nieuw bestemmingsplan op te stellen, Hees-Heseveld-24 (hoek Energieweg-Wolfskuilseweg). Het bestemmingsplan omvat de ontwikkeling van een garage en een tuincentrum. Omdat nabij de ontwikkelingslocatie meerdere risicobronnen liggen moet het bestemmingsplan getoetst worden aan de externe veiligheidsregelgeving. Plaatsgebonden risico -6 Geen van de aanwezige risicobronnen heeft een PR 10 contour die over het plangebeid ligt. Aan de eisen van de plaatsgebonden risico wordt dus voldaan. Groepsrisico Het groepsrisico van de aanwezige risicobronnen is relatief laag (< 0,1 x oriëntatiewaarde), evenals toename daarvan. Ten aanzien van de hogedruk-aardgastransportleiding en de Energieweg is verantwoording van het groepsrisico verplicht. Verantwoording van het groepsrisico In deze rapportage zijn alle verplichtte onderdelen van groepsrisicoverantwoording conform de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen beschouwd. Om de veiligheid op de ontwikkelingslocatie te verbeteren wordt aanbevolen:  indien mogelijk: de hoofdingang van de garage te projecteren aan risicoluwe zijde;  indien dit niet mogelijk is, de garage te voorzien van vluchtwegen aan risicoluwe zijde. Gezien het beperkte risico van de aanwezige bronnen, de beperkte omvang van de ontwikkeling en de afwezigheid van zeer kwetsbare objecten worden verdere veiligheidsmaatregelen niet aanbevolen. Ten aanzien van bestrijdbaarheid wint de gemeente Nijmegen advies in bij de veiligheidsregio.

blad 15


Bijlage 1: QRA hogedruk-aardgastransportleiding De risicoberekening is uitgevoerd met het rekenprogramma CAROLA versie 1.0.0.51. De gehanteerde parameterfile heeft versienummer 1.2. CAROLA is een softwarepakket dat in opdracht van de Nederlandse overheid is ontwikkeld, specifiek ter bepaling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Conform het Bevb dienen de berekeningen uitgevoerd te worden conform de bijbehorende regeling, hiermee wordt onder andere het rekenprogramma CAROLA bedoeld. De berekeningen zijn verder uitgevoerd conform de Handleiding Risicoberekeningen Bevb, versie 1.0. Hierin is in module B omschreven hoe de risico's van aardgasleidingen te berekenen met CAROLA.

Leidinggegevens De N.V. Nederlandse Gasunie heeft de leidinggegevens aangeleverd van de relevante aardgasbuisleiding. In tabel B.1 zijn de belangrijkste gegevens weergegeven. Deze leidinggegevens zijn aangemaakt op 26-11-2012. Tabel B.1: leidinggegevens Leidingbeheerder N.V. Nederlandse Gasunie

Kenmerk N 576-67

Druk 40.00 bar

Diameter 323.90 mm

Invloedsgebied 140 meter

Voor ondergrondse hogedruk-aardgastransportleidingen wordt alleen leidingbreuk als representatief scenario voorgeschreven. Ervan uitgaande dat het uitstromende gas ontsteekt, wordt gerekend met 0,75 kans op directe ontsteking en 0,25 kans op vertraagde ontsteking. Er wordt gerekend met een tijdsgemiddeld uitstroomdebiet, uitgaande van 20 seconden blootstelling. Bij directe ontsteking wordt gerekend met het gemiddelde debiet over de eerste 20 seconden na het ontstaan van de leidingbreuk; bij vertraagde ontsteking wordt gerekend met een tijdsgemiddeld debiet over de periode van 120 tot 140 seconden [bron: Handleiding Risicoberekening Bevb].

Bevolkingsinvoer De bevolkingsinventarisatie dient plaats te vinden binnen gebied zoals gedefinieerd in de Handreiking risicoberekeningen Bevb. Dit gebied is gevisualiseerd is figuur B.1. Hierin is IA de 1% letaliteitsafstand (invloedsgebied) van de gasbuisleiding. In tabel B.1 is aangegeven wat het invloedsgebied van deze gasbuisleiding is.

blad 16


Figuur B.1: Gebied relevant voor groepsrisico berekeningen

Bevolkingsinventarisatie Voor de berekening van het groepsrisico zijn twee bevolkingssituaties relevant:  bevolking op basis van het vigerende bevolkingssituatie (huidige situatie);  bevolking op basis van het voorgenomen ruimtelijke besluit en de vigerende omgevingssituatie (toekomstige situatie). Voor de berekening van het groepsrisico is inzicht nodig in de personendichtheid (aan beide zijden van de leiding) ter hoogte van de ontwikkelingslocatie, verlengd met een traject van 1000 meter aan beide zijden. Voor de risicoberekening is de bevolkingscapaciteit binnen het invloedsgebied (zie tabel B.1) van de buisleiding geïnventariseerd op basis van bestemmingsplancapaciteit (zoals weergegeven op ruimtelijkeplannen.nl). De bevolkingsaantallen zijn (zoveel mogelijk) gebaseerd op aannames uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (2007) en de PGS 1, deel 6. De dag/nacht- en binnen/buitenfracties zijn gebaseerd op kengetallen zoals standaard vastgelegd in CAROLA. In tabel B.2 is de concrete inventarisatie van de bevolking rondom de leiding weergegeven. De bevolkingsvlakken zijn in figuur B.2 weergegeven.

Tabel B.2: Bevolkingsinventarisatie blad 17


Vlak

Bestemming

Aanwezigheid

Fractie buiten

Dag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18

Gemengd ROC middelgroot Kantoren, 2 verdiepingen, 1/30m2 Maatschappelijk, lage dichtheid, Gemengd ROC middelgroot Sport, 25/ha 3 woningen Bedrijventerrein gemiddelde dichtheid 40/ha, 75% bebouwing Bedrijventerrein gemiddelde dichtheid 40/ha, 75% bebouwing Bedrijventerrein, hoge dichtheid, 80/ha Bedrijventerrein gemiddelde dichtheid 40/ha, 75% bebouwing Helicom, opleiding MBO, middelgroot Bedrijventerrein/detailhandel Bedrijventerrein gemiddelde dichtheid 40/ha, 60% bebouwing Bedrijventerrein gemiddelde dichtheid 40/ha, 75% bebouwing Bedrijventerrein gemiddelde dichtheid 40/ha, 75% bebouwing Bedrijventerrein gemiddelde dichtheid 40/ha, 75% bebouwing (transportbedr) Bedrijventerrein gemiddelde dichtheid 40/ha, 75% bebouwing Bedrijventerrein gemiddelde dichtheid 40/ha, 75% bebouwing

Planlocatie huidig 19 Kwekerij (bestemmingsplancapaciteit) Planlocatie toekomstig 19 Garage 20 Tuincentrum

Nacht

Eenheid

Dag

Bron gegevens

Nacht

500

95

--

0.29

0.58

PGS

666 5 500 24 3.6

0 5 95 5 7.2

1/ha 1/ha -1/ha --

0.07 0.07 0.29 1.00 0.07

0.01 0.01 0.58 1.00 0.01

HVG HVG PGS PGS HVG

30

6

1/ha

0.07

0.01

HVG

30

6

1/ha

0.07

0.01

HVG

80

16

1/ha

0.07

0.01

HVG

30

6

1/ha

0.07

0.01

HVG

500 40

95 8

-1/ha

0.29 0.07

0.58 0.01

PGS HVG

24

5

1/ha

0.07

0.01

HVG

30

6

1/ha

0.07

0.01

HVG

30

6

1/ha

0.07

0.01

HVG

30

6

1/ha

0.07

0.01

HVG

30

6

1/ha

0.07

0.01

HVG

30

6

1/ha

0.07

0.01

HVG

11

2

1/ha

0.07

0.01

W UR/EA

40 100

8 20

1/ha 1/ha

0.07 0.07

0.01 0.01

HVG PGS

-- = absoluut aantal personen 1/ha = aantal personen per hectare PGS = PGS 1 deel 6 EA = Eigen aanname HVG = Handreiking verantwoording groepsrisico W UR= rapport Wageningen UR ’Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Businessunit Glastuinbouw’

blad 18


18

15

16

17 14

13

12

10

11 19

9 1

19

2

3

4 8

5

7 6

Figuur B.2 Bevolkingsvlakken (behorende bij tabel B.2) plangebied, huidige situatie

19

20

Figuur B.2b Bevolkingsvlakken (behorende bij tabel B.2) plangebied, toekomstig

blad 19


Resultaten Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico voor de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding is weergegeven in figuur B.3.

Figuur B.3 plaatsgebonden risico hogedruk-aardgastransportleiding N 576-67 -7 gele contour : 10 per jaar -8 groene contour : 10 per jaar Uit berekening blijkt dat de hogedruk aardgastransportleiding geen plaatsgebonden risicocontour van -6 -6 10 per jaar kent. Buiten de risicocontour van 10 per jaar mogen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten gebouwd worden. De wettelijk vereiste basisbescherming kan geboden worden. Groepsrisico Door het voorgenomen ruimtelijke besluit wijzigt de bevolking binnen het invloedsgebied van de leiding. Om het effect van dit ruimtelijke besluit op het groepsrisico zichtbaar het maken zijn twee groepsrisico berekeningen uitgevoerd, één voor de huidige situatie en één voor de toekomstige situatie. In figuur B.4 is de hoogte van het groepsrisico van de hogedruk-aardgastransportleiding gepresenteerd van de kilometer met het hoogste groepsrisico ter hoogte van de ontwikkelingslocatie. De ligging van deze maatgevende kilometer is weergegeven in figuur B.5.

blad 20


Figuur B.4 fN-curves van aardgastransportleiding ter hoogte van de ontwikkelingslocatie Voor de huidige en toekomstige situatie is de hoogte van het groepsrisico weergeven met respectievelijk de blauwe en paarse lijn in figuur B.4. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico lager is dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. Vergelijking van de situaties laat zien dat door het voorgenomen ruimtelijke besluit het groepsrisico niet toeneemt. Reden hiervoor is dat de ontwikkeling geen toename van personendichtheden binnen het invloedsgebied heeft.

Figuur B.5 Ligging van de kilometer met het hoogste groepsrisico (groen). Belemmeringen strook De hogedruk aardgastransportleiding heeft een druk van 40,0 bar. Voor deze leiding geldt daarom een belemmeringen strook van 4 meter welke vrijgehouden dient te worden van bebouwing. Deze strook dient opgenomen te worden op de verbeelding.

blad 21


Bijlage 2: Verantwoordingsniveaus Zone indeling In de (concept) Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen zijn per risicobron drie zones vastgesteld, zoals weergegeven in tabel B1. Tabel B1:

(spoor)wegen Vaarwegen Aardgastransportleidingen

Zone 1 30 meter (invloedsgebied plasbrand) 25 meter (invloedsgebied plasbrand) PR 10-6 contour

Zone 2 200 meter (invloedsgebied BLEVE) 90 meter (invloedsgebied BLEVE) 100% Letaalgrens

Zone 3 1500 meter (invloedsgebied toxisch) 1000 meter (invloedsgebied toxisch) 1% letaalgrens

Vervolgens is in de beleidsvisie per zone bepaald bij welke objecten welk verantwoordingniveau geldt (verantwoordingsniveau 1 t/m 3). Verantwoordingsniveau 1 is een zware invulling van de verantwoordingsplicht, niveau 2 een lichte invulling en niveau 3 een standaardinvulling. Hoe dichter bij de risicobron en hoe kwetsbaarder het object, hoe zwaarder het verantwoordingsniveau. Deze keuzes zijn per risicobron vastgelegd in planologische kaders. Planologische kaders Zonering provinciale/gemeentelijke wegen

Zone 1

0-30 meter zeer kwetsbaar object

verantwoordingsniveau 2

kwetsbaar object


beperkt kwetsbaar object


Zone 2

30-200 meter b

zeer kwetsbaar object


kwetsbaar object




b b

Zone 3

200-1500 meter a

zeer kwetsbaar object


kwetsbaar object




a a

blad 22


Zonering vaarwegen

Zone 1


niet toegestaan

kwetsbaar object




Zone 2



kwetsbaar object




Zone 3



kwetsbaar object




Zonering hogedruk-aardgastransportleidingen -6

Zone 1

PR 10 contour zeer kwetsbaar object

nvt (conform Bevb niet toegestaan)

kwetsbaar object

nvt (conform Bevb niet toegestaan)


niet toegestaan -6

Zone 2

PR 10 - 100% letaliteitcontour zeer kwetsbaar object


kwetsbaar object




Zone 3

100% - 1% letaliteitcontour zeer kwetsbaar object


kwetsbaar object




blad 23

Notitie Contactpersoon Bas Bakker Datum 30 november 2012 Kenmerk N010-1205912XMT-cmn-V01-NL

Toetsing beschermde natuurwaarden project ‘Hees-Heseveld 24’ 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel Bij alle ruimtelijke ingrepen en plannen dient onderbouwd te worden of het voornemen ‘redelijkerwijs uitvoerbaar’ is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier onderdeel van. Reeds tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk te worden gemaakt of er mogelijk sprake is van effecten waarvoor een mitigatie- en/of ontheffingsplicht geldt en of voldoende ecologisch mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen kunnen worden. In opdracht van gemeente Nijmegen heeft Tauw onderzoek gedaan naar de consequenties van natuurwetgeving voor de sloop van bestaande bebouwing en herbouw van twee nieuwe panden met een groot geheel aan verhard oppervlak. In deze notitie wordt antwoord gegeven op de volgende vragen:  Welke natuurwetgeving is van belang  In hoeverre is de beoogde ontwikkeling (mogelijk) strijdig met deze wetgeving  Welke consequenties zijn daar aan verbonden  Wat betekent dit voor de verdere planvorming en uitvoering? De beoogde planlocatie is gelegen in Nijmegen aan de Energieweg. De ontwikkeling bestaat uit het in de toekomst slopen van het bestaande complex en de herbouw van twee nieuwe panden met een groot deel aan verhard oppervlak. Daarnaast wordt het terrein 1 m opgehoogd. Op 1,5 km afstand ligt het Natura 2000-gebied ´Uiterwaarden Waal´, dit gebied is tevens aangemerkt als Ecologische hoofdstructuur. Gezien het karakter en omvang van de ingreep worden effecten op Natura 2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur niet verwacht. Deze toetsing richt zich daardoor alleen op het beschermingsregime voortkomend uit de Flora- en faunawet.

Toetsing beschermde natuurwaarden project ‘Hees-Heseveld 24’

1\10

Kenmerk N010-1205912XMT-cmn-V01-NL

1.2 Flora- en faunawet De bescherming van inheemse dieren plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. De wet maakt onderscheid in drie categorieën beschermde soorten namelijk:  Tabel 1-soorten: De meest algemene, niet bedreigde soorten. Voor deze soorten geldt een 



vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig gebruik of beheer en onderhoud Tabel 2-soorten: Beschermde soorten. Hiervoor geldt een vrijstelling bij bestendig gebruik of beheer en onderhoud wanneer wordt gehandeld volgens een geaccordeerde en door de initiatiefnemer onderschreven gedragscode Tabel 3-soorten: Strikt beschermde soorten bestaande uit de Habitatrichtlijnsoorten en een selectie van bedreigde soorten

Naast de bescherming van soorten uit tabel 1, 2 en 3 kent de wet een zorgplicht. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. Rode lijst De Rode lijsten hebben geen wettelijke status. Soorten die op de Rode lijst zijn geplaatst, zijn alleen beschermd als ze ook in de Flora- en faunawet als beschermde soort zijn opgenomen.

1.3 Methode De mogelijke aanwezigheid van beschermde planten- en/of diersoorten is in eerste instantie bepaald aan de hand van de volgende gegevens.  Een oriënterend veldbezoek op 12 november 2012  Regionale en landelijke verspreidingsatlassen en -data Het oriënterende veldbezoek betreft geen volledige inventarisatie, maar is erop gericht te controleren in hoeverre soorten daadwerkelijk in het plangebied kunnen voorkomen of in hoeverre de locatie voldoet aan de eisen die deze soorten aan hun leefomgeving stellen. Op basis van het oriënterend veldbezoek, habitateisen van soorten en deskundigenoordeel is een selectie gemaakt van de soorten die daadwerkelijk in of nabij de planlocatie verwacht worden en/of aantoonbaar aanwezig zijn op basis van inventarisaties. De beoogde ingreep is vervolgens getoetst op deze selectie van soorten.

1.4 Huidige situatie In bijlage 1 is een overzichtskaart opgenomen van het plangebied. Het plangebied betreft het terrein van Stichting ‘Wijkwerk’ en een naastgelegen perceel (figuur 1). Het hoofdgebouw op dit terrein heeft een plat dak en er is een spouwmuur in aanwezig. Op het terrein zelf is relatief weinig verlichting aanwezig. Naast het hoofdgebouw staan twee plantenkassen, welke deels verlaten zijn. De noordelijk gelegen plantenkas is geheel overdekt en is geheel afgesloten.

2\10



De andere plantenkas is open en is deels overdekt, op de vloer is worteldoek aangebracht om onkruid te weren. In deze kassen staan nog rijen fruit- en tuinplanten in potten. Aan de achterzijde van deze kassen ligt nog een waterreservoir voor de bevloeiing van de kasplanten. Het terrein is door hekken omheind met begroeiing van Hulst of Liguster. Tussen de kassen en de omheining is de begroeiing verruigd en er staan enkele relatief jonge bomen.

Figuur 1 Indicatie plangebied (Stichting ‘Wijkwerk’ en naastgelegen perceel)

De beplanting van gras en perkjes aan de voorzijde van het hoofdgebouw wordt deels nog onderhouden en heeft een net aanzien. Het overige deel (zuidelijk) van het beplantingsvak aan de voorzijde heeft een verruigd karakter. Hier staan de kruiden / grassen hoog en begint een jonge pionier boomsoorten zoals Berk op te komen. Verder staat er op het terrein nog een overdekte loods waar werktuigen en materialen staan opgeborgen. Een deel van deze loods is afgesloten met enkele kleine openingen naar binnen. Het naastgelegen perceel (zuidelijk) buiten het terrein van de stichting bestaat uit een klein grasveld met een bomenrij van jonge populieren. Verder staat hier nog een solitaire Wilg en een Paardenkastanje.


3\10


Directe omgeving Het plangebied ligt in een industriegebied met aan de westkant een haven. Het plangebied ligt aan een drukke weg (Energieweg), waar tijdens het veldbezoek werkzaamheden aan werden uitgevoerd. Langs de wegen is veel verlichting aanwezig. Vlak langs het plangebied ligt aan de zuidzijde een onverlicht zandpad met een bomenrij van jonge populieren. Dit pad loopt richting een verlaten plantenkas die aan de zuidzijde buiten het plangebied ligt. Verder staat er nog een bomenrij van knotwilgen aan de toegangsweg naar het plangebied. Zuidelijk van het plangebied ligt woonwijk ‘Hees’. Overzicht effecten De beoogde (ruimtelijke) ingreep heeft een mogelijk effect op beschermde dieren plantensoorten. Hierbij is onderscheid te maken tussen tijdelijke en permanente invloeden die effecten kunnen veroorzaken. Dit zijn: Tijdelijke invloeden  Geluid bij grondwerken  Licht tijdens de bouwfase  Verhoogde aanwezigheid en beweging van mensen Permanente invloeden   

Afbraak van gebouwen Kap van bomen Verwijderen van struweel

2 Toetsing 2.1 Effectbeoordeling beschermde soorten Voor de Flora- en faunawet tabel 1-soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen en bestendig beheer, onderhoud of gebruik en worden in dit rapport niet specifiek benoemd. Op basis van verschillende literatuurbronnen is nader bekeken welke door de Flora- en faunawet beschermde soorten (tabel 2 of 3) in of in de omgeving van het plangebied voorkomen. Op basis van habitateisen, het oriënterend veldbezoek en deskundigenoordeel is een selectie gemaakt van de soorten die daadwerkelijk in of nabij de planlocatie verwacht worden.

4\10



Flora Op basis van verspreidingsgegevens en het biotoop zijn geen geschikte groeiplaatsen voor beschermde soorten in de omgeving van de geplande werkzaamheden aangetroffen. Tijdens het veldbezoek zijn veel algemene eutrofiërende soorten als Grote brandnetel en Gewone braam aangetroffen. Rond het hoofdgebouw van Stichting ‘Wijkwerk’ zijn nog veel beplantingsvakken aanwezig die regelmatig worden beheerd, deze beplanting bestaat hoofdzakelijk uit cultivars. Gezien de biotoop en de aanwezige soorten worden geen beschermde soorten verwacht en is er daardoor geen sprake van een overtreding van een verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet. Zoogdieren De aanwezigheid van tabel 2 of 3-zoogdieren in stedelijk gebied is over het algemeen beperkt tot de Steenmarter en de Eekhoorn (tabel 2). De Eekhoorn maakt zijn nestlocaties hoog in bomen. Binnen de planlocatie zijn geen nesten gevonden van Eekhoorn. Deze soort wordt evenmin verwacht. De Steenmarter heeft zijn verblijflocaties in gebouwen in spouwmuren en op zolderverdiepingen. De spouwen in het hoofdgebouw zijn echter te klein om toegang te verlenen voor Steenmarters. Aangezien er verder geen potentieel geschikte verblijfplaatsen zijn aangetroffen (geen zolderruimtes of holtes in bomen die gekapt worden) worden negatieve effecten op deze soort niet verwacht. Overige beschermde zoogdierensoorten worden in het plangebied niet verwacht, waardoor negatieve effecten voor deze soortengroep uitgesloten zijn. Vleermuizen Hoewel vleermuizen zoogdieren zijn, worden deze vanwege hun afwijkende eigenschappen als afzonderlijke groep behandeld. Op basis van verspreidingsgegeven [Limpens et al., 1997] kunnen verschillende soorten vleermuizen verwacht worden in of nabij de planlocatie. Soorten als de Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Ruige dwergvleermuis maken regelmatig gebruik van (stedelijke) bebouwing als verblijfplaats. Spouwmuren, holtes of spleten in bebouwing kunnen hierbij een functie vervullen. In het hoofdgebouw van Stichting ‘Wijkwerk’ zijn spouwmuren aanwezig, welke als mogelijke verblijfplaats voor vleermuizen kunnen dienen. Ook bij de aansluiting van de kassen aan het hoofdgebouw zit een gat die als mogelijke verblijfplaats zou kunnen dienen. Negatieve effecten betreffende verblijfplaatsen voor vleermuizen zijn gezien de geplande werkzaamheden op voorhand niet uit te sluiten. Naast verblijfplaatsen zijn ook de functies van vliegroute en foerageergebied beschermd. Het plangebied heeft een open karakter en is beperkt verlicht, wat goede foerageermogelijkheden biedt voor eventueel aanwezige vleermuizen. Voor een vliegroute worden lijnvormige elementen in het landschap gebruik. Deze kunnen bestaan uit laanbeplanting maar ook uit lijnstructuren die door gebouwen worden gevormd. De lijnstructuren welke aanwezig zijn in de directe omgeving van de locatie worden mogelijk gedeeltelijk aangetast. Echter in de directe omgeving van het gebied zijn voldoende foerageer en vliegroutes mogelijkheden in de vorm van bomenrijen en struikbeplanting aanwezig. Effecten op foerageergebied en vliegroutes worden dan ook niet verwacht


5\10


Vogels De soortgroep vogels heeft in de Flora- en faunawet een bijzondere status: Alle broedende vogels, de in functie zijnde nesten én de functionele omgeving hiervan zijn beschermd tijdens het broedseizoen (voor de meeste soorten globaal van maart tot en met juli). Daarnaast is de vaste verblijfplaats (én functionele omgeving) van een klein aantal (roof)vogelsoorten jaarrond beschermd. Bij de beschermde vaste verblijfplaatsen van vogels wordt onderscheid gemaakt in vijf categorieën, waarbij de nesten van categorie 1 tot en met 4 jaarrond beschermd zijn, en categorie 5 alleen tijdens de broedperiode. Tijdens het veldbezoek is in een boom het nest van een merel aangetroffen, deze verblijfplaatsen zijn echter niet jaarrond beschermd. Verder zijn er in de plantenkassen nestkasten aangetroffen, die door koolmezen kunnen worden gebruikt. Deze verblijfplaatsen zijn echter alleen tijdens de broedperiode beschermd. Jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen zijn niet aangetroffen. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het plangebied kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden. Amfibieën Amfibieën zijn diersoorten die zich ophouden in of nabij oppervlakte wateren, maar ook in braakliggende terreinen aanwezig kunnen zijn. Op basis van verspreidingsgegevens (Herder et al., 2009 & Creemers et al., 2009) kan in het plangebied de Rugstreeppad voorkomen. Deze soort kan zich snel vestingen op braakliggende terreinen. Echter de omliggende industrie en het wegennetwerk in de omgeving zorgen voor een onoverbrugbare barrière voor het voorkomen van deze soort in het plangebied. Het voorkomen van de Rugstreeppad en overige tabel 2 of 3amfibiesoorten kan hierdoor worden uitgesloten. Reptielen Op basis van verspreidingsgegevens [Herder et al., 2009 & Creemers et al., 2009] komen er in het plangebied geen beschermde reptielsoorten voor. Daarnaast zijn reptielen gebonden aan specifieke biotopen als (stuif)zanden, heideterreinen, (broek)bossen en andere. Stedelijk gebied biedt op voorhand geen geschikte biotoop voor reptielen. De aanwezigheid van reptielen en effecten hierop wordt daarom uitgesloten. Vissen In het plangebied is geen voor beschermde vissoorten geschikt oppervlaktewater aanwezig. De aanwezigheid van en effecten op beschermde vissen is daarom uitgesloten.

6\10



Dagvlinders Diverse dagvlinders hebben in de Flora- en faunawet een beschermde status. Op basis van verspreidingsgegevens [Bos et al.,2006 en EIS-Nederland et al., 2007] kan in het plangebied de beschermde dagvlindersoort Iepepage voorkomen. Deze soort is echter strikt gebonden aan iepen om zijn eieren af te zetten. Deze boomsoort is tijdens het veldbezoek niet aangetroffen, waardoor het voorkomen van deze vlindersoort in het plangebied kan worden uitgesloten. Overige beschermde dagvlinders worden door het ontbreken van geschikt biotoop in het plangebied niet verwacht. Negatieve effecten op populaties van beschermde dagvlinders zullen daardoor niet optreden. Libellen Diverse libellen zijn in de Flora- en faunawet beschermd. Op basis van verspreidingsgegevens [Dijkstra et al.,2002 en EIS-Nederland et al., 2007] kan in het plangebied de Rivierrombout voorkomen. Deze soort is echter strikt gebonden aan de grote rivieren voor zijn voorkomen. De Waal ligt wel in de buurt, maar het industrieterrein biedt voor deze soort een onoverbrugbare hindernis, waardoor het voorkomen van deze soort in het plangebied kan worden uitgesloten. Verder worden er binnen of nabij het plangebied geen beschermde libellen verwacht. Hoewel ook voor libellen nooit volledig uit te sluiten is dat een beschermd exemplaar zich in of nabij het plangebied ophoudt, zal er gezien de afwezigheid van geschikt biotoop, geen negatief effect op populaties van beschermde libellen optreden. Overige ongewervelden Als ongewervelden zijn in de Flora- en faunawet naast dagvlinders en libellen ook enkele kevers (Vliegend hert, Brede geelrandwaterroofkever, Gestreepte waterroofkever, Heldenbok, Juchtleerkever), weekdieren (Bataafse stroommossel, Platte schijfhoren) en een kreeftachtige (Rivierkreeft) beschermd door de Flora- en faunawet. Het plangebied en directe omgeving voorzien voor geen van deze soorten in een geschikt habitat en/of bevat geen geschikte (landschaps)elementen. De aanwezigheid van en effecten op deze soorten worden dan ook uitgesloten.

3 Conclusies Flora- en faunawet Bij ruimtelijke ingrepen dient onderbouwd te worden of het voornemen ‘redelijkerwijs uitvoerbaar’ is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier onderdeel van. Al tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk te worden gemaakt of er mogelijk sprake is van effecten waarvoor een ontheffingsplicht geldt en of het aannemelijk is dat deze verkregen zal worden.


7\10


In de onderstaande tabel zijn de beschermde tabel 2 en 3-soorten uit de Flora- en faunawet opgenomen waarvan niet uitgesloten kan worden dat zij geschaad worden door de ingreep. Eventueel overtreden verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zijn eveneens weergegeven.

Tabel 3.1 Aangetroffen of verwachte beschermde soorten (Ffw tabel 2 of 3) die mogelijk geschaad worden

Soortgroep

Soorten planlocatie

Verbodsbepalingen*

Flora

Geen (aantasting van) tabel 2/3-soorten

Niet van toepassing

Zoogdieren


Niet van toepassing

Broedvogels

Geen (aantasting van) vogels tijdens broedseizoen mits

Niet van toepassing

tijdens broedseizoen

uitvoering buiten broedseizoen

Broedvogels,

Geen (aantasting van) vaste verblijfplaatsen

Niet van toepassing

Vleermuizen

Mogelijke (aantasting van) tabel 2/3-soorten

Artikel 11

Reptielen


Niet van toepassing

Amfibieën


Niet van toepassing

Vissen

Niet aanwezig

Niet van toepassing

Dagvlinders


Niet van toepassing

Libellen


Niet van toepassing

Overige ongewervelden


Niet van toepassing

vaste verblijfplaatsen

*Toelichting verbodsbepalingen tabel: Artikel 2: Zorgplicht en Zorgvuldig handelen ten aanzien van alle planten diersoorten, al dan niet beschermd Artikel 8: Verbod: plukken, uitsteken, vernielen, beschadigen of verwijderen van beschermde planten Artikel 9: Verbod: opsporen, vangen, bemachtigen, doden, verwonden van beschermde dieren Artikel 10: Verbod: opzettelijk verontrusten van beschermde dieren Artikel 11: Verbod: wegnemen, verstoren, aantasten van verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen Artikel 12: Verbod: zoeken, rapen, beschadigen, vernielen of uit nesten nemen van eieren Artikel 13: Verbod: onder zich hebben van beschermde planten, dieren, eieren of producten hiervan

Broedende vogels Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het plangebied voor en tijdens de bouwfase, kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden.

8\10



Vleermuizen Binnen de planlocatie bevinden zich mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen. De Flora- en faunawet gaat uit van het voorzorgsbeginsel en stelt dat een overtreding van verbodsbepalingen met zekerheid moet kunnen worden uitgesloten. Uitsluitsel is alleen mogelijk op basis van voldoende en actuele gegevens. Wanneer negatieve effecten op soorten mogelijk zijn, en wanneer op basis van het oriënterend veldbezoek of actuele verspreidingsgegevens niet met zekerheid vast te stellen is of een soort aanwezig is, is daarom nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten noodzakelijk. Ook bij het aanvragen van een eventuele ontheffing of indienen van een mitigatieplan dient de aanwezigheid van de betreffende soort aangetoond te worden. Hierbij geldt een ‘omgekeerde bewijslast waarbij de initiatiefnemer verantwoordelijkheid draagt. Nader onderzoek naar vleermuizen is dan ook noodzakelijk. Vervolg Wanneer blijkt dat vleermuizen daadwerkelijk gebruik maken van de gebouwen, dienen mitigerende maatregelen opgesteld te worden. Bij het nemen van afdoende maatregelen is het verkrijgen van een ontheffing of positieve afwijzing naar waarschijnlijkheid wel mogelijk. Belemmeringen vanuit de natuurwetgeving worden dan niet verwacht. Bij de planprocessen van de toekomstige bebouwing is het raadzaam om tijdig een ecoloog te betrekken in verband met de mogelijke effecten die de nieuwbouw met zich mee brengt. Op die manier kan tevens tijdig nagedacht worden over ecologisch wenselijke verlichtingsplannen en aanverwante inrichtingsvraagstukken.

4 Literatuur [Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay., I. Wynhoff en De Vlinderstichting, 2006] De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea, Papilionoidea). Nederlandse Fauna deel 7, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij en European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. [Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, 1992] Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. [Creemers, R.C.M. en J.J.C.W. van Delft (RAVON), 2009] De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. KNNV Uitgeverij, Utrecht, 2009, ISBN 978-9050-113007.


9\10


[Dijkstra, K.D. B., V.J. Kalkman, R. Ketelaar & M.J.T. van der Weide, 2002] De Nederlandse Libellen (Odonata), Nederlandse fauna 4. Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. [EIS-Nederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse vereniging voor Libellenstudie, 2007] Waarnemingenverslag 2007. Dagvlinders, libellen en sprinkhanen. Uitgegeven door EISNederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie.

[Herder J.E., A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers R, 2009] Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport 2009-03 [Limpens H., K. Mostert & W. Bongers, 1997] Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. [LNV, Dienst Regelingen, 2009] Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen. Inclusief Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen, en Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten. Kenmerk ffw2009.corr.046. 25 augustus 2009. [Ministerie van LNV, VROM en de provincies, 2007] Spelregels EHS, Spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in de EHS. Een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies. Ministeries van LNV en VROM en de provincies.

10\10


Bijlage 1 Kaart onderzoekslocatie

Figuur B1.1

Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740/ NEN 5707) en nader bodemonderzoek ‘Locatie Breed’ Wolfskuilseweg 270 in Nijmegen

ONDERDEEL VAN ORTAGEO GROEP Envita Almelo B.V. Einsteinstraat 12a ● 7601 PR ALMELO Tel. +31(0)546 – 53 20 74 ● Fax +31(0)546 – 53 16 59 [email protected] ● www.envita-almelo.nl IBAN NL89 ● Rabobank 36.88.80.141 K.v.K. nr. 08153381● BTW-nr. NL 8173.16.851.B.01

WWW.ORTAGEO.NL Envita Nijmegen B.V. Metaalweg 18 ● Postbus 1 ● 6550 ZG WEURT Tel. +31(0)24 – 397 57 62 ● Fax +31(0)24 – 397 72 95 [email protected] ● www.envita-nijmegen.nl IBAN NL83 ● Rabobank 13.24.71.655 K.v.K. nr. 09176767 ● BTW-nr. NL 8187.94.239.B.01

200284-11 - Wolfskuilseweg 270 Nijmegen 185450 428614 0 lopend 11-7-2012 22-8-2012 Conform RCN. VMBO-5740 OH-GEM ENN ML20/12.0016520/verpl. nr. 180363 JSP RHA mevrouw A. van Eekeren BSc Mevrouw mevrouw ing. A. van Eekeren BSc 070957 Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water 024-3299637 Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN [email protected] http://www.nijmegen.nl NL Postbus 571 NIJMEGEN 6500 AN NL TOAN A. Astrid van ing. adviseur Bodem [email protected] mevrouw van Eekeren BSc Envita Nijmegen B.V. mevrouw ir. J. Spekreijse de heer drs. R.J.A. Haenen verkennend bodemonderzoek NEN 5740, Wolfskuilseweg 270 in Nijmegen 024-3292432 verkennend bodemonderzoek NEN 5740 J. Janneke Spekreijse mevrouw [email protected] 06-14431125 ir. R.J.A. Rob Haenen heer [email protected] 06-33580491 drs. mevrouw ir. J. (Janneke) Spekreijse de heer drs. R.J.A. (Rob) Haenen

Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740 en NEN 5707) en nader bodemonderzoek, ‘Locatie Breed’ Wolfskuilseweg 270 in Nijmegen

Opdrachtgever:

Rapportnummer: Status rapport: Datum:

Envita Nijmegen B.V. Postbus 1 6550 ZG WEURT Tel: 024-3975762 Fax: 024-3977295 E-mail: [email protected]

Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN 200284-11/R01 Definitief 12 december 2012

Ingenieursbureau voor ruimtelijke ontwikkeling, bodem, water & milieu

Verkennend en nader bodemonderzoek Wolfskuilseweg 270 in Nijmegen

Inhoudsopgave 1 Inleiding ........................................................................................................................................... 1 2 Kader van het onderzoek ............................................................................................................... 2 2.1 Kader onderzoeksstrategie ....................................................................................................... 2 2.2 Uitvoeringskader ....................................................................................................................... 2 2.3 Reikwijdte van het onderzoek ................................................................................................... 2 2.4 Toetsingskader ......................................................................................................................... 3 2.5 Beoordelingskader saneringsnoodzaak.................................................................................... 5 Deel A: verkennend onderzoek en actualiserend onderzoek grondwaterverontreinigingen ........ 7 3 Vooronderzoek ................................................................................................................................ 8 3.1 Algemeen .................................................................................................................................. 8 3.2 Algemene gegevens ................................................................................................................. 8 3.3 Bodemgebruik ........................................................................................................................... 9 3.4 Reeds uitgevoerd bodemonderzoek ....................................................................................... 10 3.5 Bodemopbouw en geohydrologie ........................................................................................... 11 4 Hypothese en onderzoeksstrategie ............................................................................................ 12 4.1 Onderzoekshypothese en strategie NEN 5740 ...................................................................... 12 4.2 Onderzoekshypothese en strategie NEN 5707 (asbest) ........................................................ 13 5 Veldwerkzaamheden..................................................................................................................... 14 5.1 Opzet....................................................................................................................................... 14 5.2 Resultaten ............................................................................................................................... 16 6 Laboratoriumonderzoek ............................................................................................................... 18 6.1 Analyseprogramma ................................................................................................................. 18 6.2 Analyseresultaten ................................................................................................................... 20 6.2.1 Grond ............................................................................................................................... 20 6.2.2 Grondwater ...................................................................................................................... 23 6.2.3 Asbest .............................................................................................................................. 26 6.2.4 Indicatief onderzoek puinlaag .......................................................................................... 26 6.2.5 Toetsing aan de gestelde hypothese............................................................................... 26 6.2.6 Toetsing aan de noodzaak tot nader onderzoek ............................................................. 26 Deel B: Aanvullend verkennend onderzoek en nader onderzoek lood in grond .......................... 27 7 Onderzoeksstrategie .................................................................................................................... 28 7.1 Algemene gegevens ............................................................................................................... 28 7.2 Verkennend onderzoek ondergrond en asbestonderzoek t.p.v. het geplande wegtracé ....... 28 7.3 Nader bodemonderzoek lood in grond omgeving boring 285................................................. 28 8 Veldwerkzaamheden..................................................................................................................... 31 8.1 Opzet....................................................................................................................................... 31 8.2 Resultaten ............................................................................................................................... 31 9 Laboratoriumonderzoek ............................................................................................................... 33 9.1 Analyseprogramma ................................................................................................................. 33 9.2 Analyseresultaten ................................................................................................................... 34 9.2.1 Grond ............................................................................................................................... 34 9.2.2 Asbest .............................................................................................................................. 35 10 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen ........................................................................ 37

rapportnummer 200284-11/ R01 d.d. 12 december 2012


Bijlagen: 1) Regionale ligging onderzoekslocatie 2) Situatietekeningen met situering boringen, peilbuizen, proefgaten en proefsleuven 3) Bodemprofielbeschrijvingen 4) Analysecertificaten 5) Overschrijdingstabellen 6) Gegevens vooronderzoek Verantwoording



1

INLEIDING

In opdracht van Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water is door Envita Nijmegen B.V. in augustus 2012 een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740 en NEN 5707) en een actualiserend grondwateronderzoek uitgevoerd voor de locatie “Breed” gelegen aan Wolfskuilseweg 270 in Nijmegen. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen herontwikkeling van het terrein. Het doel van het verkennend onderzoek is om middels het bepalen van de actuele bodemkwaliteit vast te stellen of de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik. Het doel van het actualiserend grondwateronderzoek is het vaststellen van de actuele grondwaterkwaliteit voor twee op de locatie aanwezige sterke verontreinigingen met koper en nikkel. Aan de hand van de resultaten zal het vervolgtraject worden bepaald. Op één boorlocatie ter plaatse van deelgebied 3 (braakliggend terrein/groenstrook direct langs de Wolfskuilseweg) is een sterke verontreiniging met lood in de bovengrond aangetoond. Naar aanleiding van deze resultaten is in november 2012 een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Ter plaatse van deelgebied 3 is een harde (bodem)laag op een diepte van circa 0,5 m-mv aangetroffen die handmatig niet kon worden doorboord. Daardoor is het grondwater en de ondergrond van deelgebied 3 niet onderzocht. Op verzoek van de gemeente Nijmegen is gelijktijdig met het nader onderzoek naar de verontreiniging met lood in de grond, de ondergrond ter plaatse van het toekomstige wegtracé (ter plaatse van deelgebied 3) aanvullend verkennend onderzocht. Het doel van het aanvullend verkennend bodemonderzoek is het vaststellen van de actuele bodemkwaliteit van de ondergrond ter plaatse van het toekomstige wegtracé. Verder zal de aangetroffen harde (bodem)laag worden onderzocht op de aanwezigheid van asbest. Het doel van het nader bodemonderzoek is het bepalen van de omvang en daarmee de ernst en, indien van toepassing, de spoedeisendheid (risico’s) van de verontreiniging met lood in de bovengrond. Voorliggend rapport beschrijft de resultaten van het verkennend onderzoek en het actualiserend onderzoek van de twee grondwaterverontreinigingen (deel A) en aanvullend verkennend (ondergrond en asbest) en nader onderzoek lood in grond (deel B). Hoofdstuk 2 presenteert het algemene wettelijke kader waarna het rapport is opgedeeld in deel A en B.  deel A bevat de resultaten van het vooronderzoek (hoofdstuk 3), de hypothese en onderzoeksstrategie (hoofdstuk 4), de veldwerkzaamheden (hoofdstuk 5) en het laboratoriumonderzoek (hoofdstuk 6) van het verkennend onderzoek en actualiserend grondwateronderzoek;  deel B presenteert de onderzoeksaanpak (hoofdstuk 7), de veldwerkzaamheden (hoofdstuk 8) en het laboratoriumonderzoek (hoofdstuk 9) van het aanvullend verkennend bodemonderzoek (ondergrond en asbest) ter plaatse van het geplande wegtracé en nader onderzoek lood in grond. Het rapport wordt besloten met de aan het onderzoek te verbinden conclusies en aanbevelingen die in samenvatting zijn weergegeven (hoofdstuk 10).


1/40


2

KADER VAN HET ONDERZOEK

In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de verschillende kaders die van toepassing zijn op bodemonderzoek. 2.1

Kader onderzoeksstrategie

Bij het bepalen van de onderzoeksstrategie en het vaststellen van het onderzoeksprogramma is uitgegaan van de volgende NEN-normen:  “bodem- landbodem – strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek” (Nederlandse Norm 5725: januari 2009);  “bodem – landbodem – strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond” (Nederlandse norm 5740: januari 2009);  "bodem- Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond" (Nederlandse Norm 5707: mei 2003);  "bodem- Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouwen sloopafval en recyclingsgranulaat" (Nederlandse Norm 5897: december 2005);  “Bodem- Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van nader onderzoek – Onderzoek naar de aard en omvang van bodemverontreiniging” (Nederlandse technische afspraak NTA 5755: juli 2010). 2.2

Uitvoeringskader

Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de wettelijke KWALIBO-regeling (Kwaliteitsborging bij bodemintermediairs). Dit betekent dat het veldwerk is uitgevoerd onder erkenning op basis van BRL SIKB 2000 en de daarbij behorende protocollen 2001 (plaatsen handboringen en peilbuizen), 2018 (locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem) en 2002 (nemen van grondwatermonsters). Waar tijdens het onderzoek is afgeweken van de normen en de protocollen, is dat vermeld in dit rapport. Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd door een laboratorium dat is geaccrediteerd op basis van de criteria in NEN-EN-ISO/IEC 17025:2000 en op basis van AS3000. Op de analysecertificaten is aangegeven welke laboratoriumverrichtingen onder de genoemde accreditaties zijn uitgevoerd. Voor zover de veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op basis NEN 5897 is BRL SIKB 2000 en protocol 2018 niet van toepassing. Na de laatste bijlage is de verantwoording van het uitgevoerde onderzoek opgenomen, waaronder verwijzingen naar informatiebronnen, literatuur, weten regelgeving en kwaliteitsborging. 2.3

Reikwijdte van het onderzoek

Het onderzoek omvat een verkennend en een nader deel. Het verkennend bodemonderzoek is alleen bedoeld om inzicht te krijgen in de actuele chemische kwaliteit van grond en grondwater op de onderzoekslocatie ten behoeve van het beoogde doel. Het verkennend bodemonderzoek beoogt een waarheidsgetrouw beeld te geven van de bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie op het moment van de monstername. Vanwege het steekproefsgewijze karakter van het onderzoek waarbij de monstername op (deels) willekeurig bepaalde locaties plaatsvindt, kan niet worden uitgesloten dat binnen de onderzoekslocatie lokaal een verontreiniging (puntbron) aanwezig is die niet wordt aangetoond in dit onderzoek. Het nader bodemonderzoek is bedoeld om inzicht te krijgen in de aard en omvang van de bodemverontreiniging op de onderzoekslocatie. Vanwege het steekproefsgewijze karakter van het onderzoek dient voor het bepalen van de omvang gebruik te worden gemaakt van


2/40


interpolatie en extrapolatie zodat de werkelijke omvang van de verontreiniging altijd kan afwijken van de werkelijke omvang. Tevens wordt erop gewezen dat het uitgevoerde onderzoek een momentopname betreft. De onderzoeksresultaten worden minder representatief voor de actuele bodemkwaliteit naarmate meer activiteiten op de locatie plaatsvinden en de verstreken periode sinds de uitvoering van het onderzoek langer wordt. De uitvoering van de werkzaamheden door Envita vindt op zorgvuldige wijze plaats volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden bij onderzoek naar bodemverontreiniging. Indien grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het “meldpunt bodemkwaliteit” van Agentschap NL. In bepaalde gemeenten kan daarnaast op grond van overgangsbeleid nog grond worden toegepast op basis van de Ministeriële vrijstellingsregeling grondverzet. Deze toepassingen moeten rechtstreeks aan de betreffende gemeente worden gemeld. Het onderzoek is, mits anders aangegeven, niet van toepassing op puin- of andere lagen waarin de fractie aan bodemvreemd materiaal groter is dan 50%. Deze lagen betreffen formeel geen bodem en hierop is de Wet bodembescherming niet van toepassing. 2.4

Toetsingskader

Om de mate waarin sprake is van bodemverontreiniging te kunnen beoordelen, worden de analyseresultaten van de gronden grondwatermonsters getoetst aan het toetsingskader dat landelijk (generiek) is vastgesteld. Gemeenten kunnen daarnaast voor hun grondgebied gebiedsspecifiek beleid vaststellen. Generiek toetsingskader Voor de beoordeling van de analyseresultaten van de gronden grondwatermonsters wordt gebruik gemaakt van de achtergrondwaarden grond zoals opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit, de streefwaarden grondwater en interventiewaarden grond en grondwater zoals opgenomen in de Circulaire bodemsanering 2009. Bij concentraties aan verontreinigende stoffen tussen het niveau van de streef- of achtergrondwaarde en de interventiewaarde, geldt in het algemeen dat een nader onderzoek noodzakelijk is als de gemeten concentraties de halve som van streef- of achtergrondwaarde en interventiewaarde overschrijden ((S+I)/2). Deze waarde wordt ook wel aangeduid als tussenwaarde. In onderstaande tabel worden deze referentiewaarden en de daarbij gehanteerde terminologie toegelicht. Tabel 1: Toelichting op referentiewaarden Referentiewaarde

Afkorting

Betekenis

Terminologie bij overschrijding

achtergrondwaarde

Aw

generieke waarde voor schone grond (AW2000waarde)

> Aw: licht verhoogd / verontreinigd

tussenwaarde

T

toetsingswaarde voor nader onderzoek ((Aw + I) / 2)

> T: matig verhoogd / verontreinigd

interventiewaarde

I

waarde voor sanering(sonderzoek)

> I: sterk verhoogd / verontreinigd

grond

grondwater streefwaarde

S

generieke waarde voor een schoon grondwater

> S: licht verhoogd / verontreinigd

tussenwaarde

T

toetsingswaarde voor nader onderzoek

> T: matig verhoogd / verontreinigd


3/40


Tabel 1: Toelichting op referentiewaarden Referentiewaarde

Afkorting

Betekenis

interventiewaarde

I

waarde voor sanering(sonderzoek)

Terminologie bij overschrijding

((S + I) / 2) > I: sterk verhoogd / verontreinigd

De referentiewaarden voor verontreinigende stoffen in grond zijn mede afhankelijk gesteld van de percentages aan lutum (fractie <2 m) en organische stof. Dit betekent dat bij elk bodemonderzoek locatiespecifieke referentiewaarden worden berekend. Sinds de inwerkingtreding van de Regeling bodemkwaliteit en Circulaire bodemsanering 2009 zijn op basis van voortschrijdend inzicht voor specifieke stoffen aanvullende toetsnormen opgesteld of toetsregels vastgesteld. Voor zover bij de uitvoering van voorliggend bodemonderzoek hiervan sprake is zal bij de interpretatie hier nader op worden ingegaan. Voor asbest is een interventiewaarde vastgesteld van 100 mg/kg d.s. De restconcentratienorm (hergebruikswaarde) is gelijk gesteld aan de interventiewaarde. Het gehalte aan asbest wordt bepaald aan de hand van onderstaande formule. Hierbij vindt voor gehalten in de grond van gaten of sleuven een correctie plaats naar de inhoud van de sleuf. gewogen gehalte asbest = gehalte serpentijnasbest + (10 * gehalte amfiboolasbest) Voor asbest geldt dat, ongeacht de hoeveelheid, er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien de interventiewaarde van 100 mg/kg d.s. wordt overschreden. Gebiedsspecifiek toetsingskader Gemeenten hebben op basis van het Besluit bodemkwaliteit de keuze tussen het gebruiken van het generieke kader of het vaststellen van gebiedsspecifiek beleid voor hun grondgebied. Daarnaast kunnen gemeenten op grond van het overgangsrecht nog gebruik maken van de Ministeriële vrijstellingsregeling grondverzet. In dat kader hebben veel gemeenten een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan vastgesteld. Op basis van deze door gemeenten vastgestelde beleidsdocumenten kunnen lokale maximale waarden (LMW) zijn vastgesteld die hoger liggen dan de generieke achtergrondwaarden. Deze waarden gelden voor homogene deelgebieden die zijn ingedeeld naar ontstaansgeschiedenis en gebruik. De lokale maximale waarden kunnen, mits dit is vastgelegd in het gemeentelijk beleid, worden gebruikt in plaats van de generieke achtergrondwaarden bij de toetsing of sprake is van bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. De gemeente Nijmegen heeft lokale maximale waarden vastgesteld op basis van het Besluit bodemkwaliteit. Onderhavige onderzoekslocatie valt in deelgebied “1900-1945”. In tabel 2 zijn voor een standaardbodem (10% humus en 25% lutum) de lokale maximale waarden voor dit deelgebied per traject weergegeven. Traject 1 betreft de geroerde bovengrond, traject 2 de laag hieronder. Indien er op de onderzoekslocatie geen duidelijk onderscheid te maken is tussen de geroerde en ongeroerde grond, worden de dieptes zoals genoemd in tabel 2 aangehouden. Net zoals de generieke toetsingswaarden, zijn de lokale maximale waarden afhankelijk van de percentages lutum en humus in de grond. In het geval dat in de grond verontreinigende stoffen worden aangetoond in gehalten boven de generieke achtergrondwaarde, vindt er tevens toetsing plaats aan de lokale maximale waarden.


4/40


Tabel 2: Lokale maximale waarden standaardbodem (10% humus en 25% lutum) voor deelgebied tot 1900 - 1945 Lokale maximale waarde (gehalte in mg/kg d.s.) Parameter Traject 1 (0 – 1,0 m –mv) Traject 2 ( > 1,0 m –mv) barium cadmium koper kwik lood nikkel zink kobalt molybdeen PAK PCB DDT DDE DDD drins overige stoffen

2.5

423 1,20 144 0,86 462 70 376 46 3,0 16,0 0,040 0,20 0,13 0,040 0,030 ≤ 2 * LA en ≤ klasse wonen

380 1,20 54 0,30 100 70 200 30 3,0 3,0 0,040 0,20 0,13 0,040 0,030 ≤ 2 * LA en ≤ klasse wonen

Beoordelingskader saneringsnoodzaak

Gevalsdefinitie Een geval van bodemverontreiniging wordt gedefinieerd als een verontreinigd grondgebied, waarbij de geconstateerde verontreinigingen een technische, organisatorische en ruimtelijke samenhang vertonen. Aan elk van deze drie criteria dient te worden voldaan om te spreken over één geval van bodemverontreiniging. Bodemverontreiniging ontstaan vanaf 1987 Indien de bodemverontreiniging is ontstaan na 1 januari 1987 dan is conform de Wet bodembescherming sprake van een verontreiniging die valt onder de zorgplicht (art. 13 Wbb). De veroorzaker is verplicht de verontreiniging en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk omgedaan te maken. Er dient dus zo spoedig mogelijk een sanering te worden uitgevoerd, ongeacht de omvang en risico’s van de verontreiniging. Bodemverontreiniging ontstaan vóór 1987 De saneringsregeling Wet bodembescherming (Wbb), van toepassing op bodemverontreiniging van vóór 1 januari 1987, hanteert de volgende uitgangspunten:  Er is sprake van een "geval van ernstige bodemverontreiniging" indien in een bodemvolume van 25 m³ de grond en/of 100 m³ het grondwater het gemiddelde gehalte van een verontreinigde stof groter is dan de interventiewaarde voor grond respectievelijk grondwater. Voor een geval van ernstige bodemverontreiniging geldt een saneringsnoodzaak;  Of een geval van ernstige bodemverontreiniging met spoed dient te worden gesaneerd is afhankelijk van de risico’s. Hiertoe dient een risicobeoordeling te worden uitgevoerd waarbij de humane, ecologische en verspreidingsrisico’s worden vastgesteld. Indien sprake van onaanvaardbare risico’s moet de sanering met spoed worden uitgevoerd. Eventueel kunnen ook tijdelijke beveiligingsmaatregelen worden getroffen om de risico’s te beheersen. Bodemverontreiniging met asbest ontstaan vanaf 1993 Indien de bodemverontreiniging met asbest is ontstaan na 1 januari 1993 dan is conform de Wet bodembescherming sprake van een verontreiniging die valt onder de zorgplicht (art. 13 Wbb). De veroorzaker is verplicht de verontreiniging en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk omgedaan te maken. Er dient dus zo spoedig mogelijk een sanering te worden uitgevoerd, ongeacht de omvang en risico’s van de verontreiniging.


5/40


Bodemverontreiniging ontstaan vóór 1993 Voor een verontreiniging met asbest die is ontstaan vóór 1 januari 1993 geldt dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging wanneer de interventiewaarde op enig punt in de bodem wordt overschreden. Het volumecriterium is voor het vaststellen van de ernst niet van toepassing. Voor een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest dienen de humane risico’s te worden bepaald. Als blijkt dat er geen onaanvaardbare risico’s zijn voor de huidige of toekomstige terreininrichting dan kan worden volstaan met een beperkingenregistratie van de bodemverontreiniging. Indien sprake is van onaanvaardbare risico’s dienen spoedig saneringsmaatregelen te worden getroffen. Degene die op of in de bodem handelingen verricht en daarbij kennis neemt of heeft van een verontreiniging van de bodem, dient dit te melden aan het bevoegd gezag Wbb. Het bevoegd gezag Wbb stelt in een beschikking vast of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en indien dit van toepassing is, of de verontreiniging met spoed dient te worden gesaneerd. Indien er sprake is van spoedeisendheid, dan stelt het bevoegd gezag in de beschikking tevens de termijn vast waarbinnen met de sanering dient te worden begonnen (bij asbest uiterlijk 4 jaar).


6/40


Deel A: verkennend onderzoek en actualiserend onderzoek grondwaterverontreinigingen


7/40


3

VOORONDERZOEK

Ten behoeve van de uitvoering van het verkennend bodemonderzoek is een "standaard" vooronderzoek uitgevoerd. Doel van het vooronderzoek is het achterhalen van (potentieel) bodemverontreinigende activiteiten die nu plaatsvinden of in het verleden hebben plaatsgevonden op of in de directe omgeving van de onderzoekslocatie. 3.1

Algemeen

In onderstaande tabel zijn de in het kader van het vooronderzoek geraadpleegde bronnen opgesomd. Tabel 3: Geraadpleegde bronnen nr.

Bron

Verwijzing

1

topografische kaart, schaal 1 : 12.500 (Kadaster)

bijlage 1

2

kadastrale gegevens

bijlage 6

3

locatiebezoek

8-8-2012

4

mondelinge/schriftelijke informatie van opdrachtgever en eigenaar

-

5

internetbronnen: a

luchtfoto’s en straatoverzichten

maps.google.nl

b

historische topografische kaarten

http://145.11.60.41/imap/default.asp?app=oude

c

TNO-NITG (gegevens bodemopbouw en grondwater)

www.dinoloket.nl

d

website milieuarchief gemeente Nijmegen

http://www.nijmegen.nl/imap/milieu-atlas.html, zie bijlage 6

e

wateratlas provincie Gelderland

www.gelderland.nl

6

bodemkwaliteitskaart gemeente Nijmegen

Gemeente Nijmegen, Nota Bodembeheer, augustus 2010

7

archief Envita Nijmegen

-

8

Voorgaand bodemonderzoek:

3.2

a

Rapport: “Verkennend en nader milieukundig bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek Wolfskuilseweg 270 te Nijmegen"

ARCADIS, milieuatlasnummer november 2003

b

Rapport: “Verkennend bodemonderzoek Energieweg/Wolfskuilseweg te Nijmegen"

Heidemij, milieuatlasnummer 477, d.d. juni 1994

c

Rapport: "Verkennend bodemonderzoek Bredestraat 90 te Nijmegen"

locatie

8

2893,

d.d.

11

Willems Milieutechniek, milieuatlasnummer 404, d.d. december 1993

Algemene gegevens

De onderzoekslocatie ligt aan de Wolfskuilseweg 270 in Nijmegen. De gemeente Nijmegen is voornemens het terrein in drie delen te verdelen en mogelijk per deel uit te geven. Bij het onderzoek is rekening gehouden met de toekomstige terreinindeling in drieën. Gegevens over de drie delen zijn weergegeven in de volgende tabel. Tabel 4: Locatiegegevens adres

Wolfskuilseweg 270, Nijmegen

Deel

1: "buitenterrein"

2: "kassen"

3: "openbaar groen"

kadastrale aanduiding: gemeente Neerbosch, sectie G,

nummers 853 (ged.), 854, 856 (ged.)

nummers 853 (ged.), 912

nummers 856 (ged.), 857 (ged.)

eigenaar / gebruiker

Gemeente Nijmegen/stichting Breed


Gemeente Nijmegen

8/40


Tabel 4: Locatiegegevens 2

ca. 4.000 m

2

ca. 13.000 m

bebouwing

kantoor, opslagplaatsen

kas, veldschuur

geen

terreinverharding

deels klinkers, beton, asfalt (parkeervakken)

onbekend

deels asfalt (voetpad)

boven-/ondergrondse tanks

zo ver bekend geen

bovengrondse olietank, voormalige ondergrondse olietank

zo ver bekend geen

begroeiing

voornamelijk gras

kweekplanten in kassen

voornamelijk gras en bomen

3.3

ca. 21.000 m

2

oppervlakte

Bodemgebruik

In onderstaande tabel zijn de beschikbare gegevens over het historisch, huidig en toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en de directe omgeving weergegeven. Tabel 5: Gegevens bodemgebruik Onderzoekslocatie Huidige situatie

bron

activiteiten / gebruik locatie

Deel 1: kantoor, parkeerplaatsen, opslag afval (metaal, puin, hout, groenafval); Deel 2: hoofdgebouw, veldschuur, waterbassins met pomp, bovengrondse tank (buiten gebruik) en ketelhuis. Het hoofdgebouw bestaat uit een kasgedeelte, twee werkplaatsen en een ketelhuis. In het kasgedeelte is nog een ruimte aanwezig voor opslag van mest en bestrijdingsmiddelen. Tevens is een ruimte aanwezig voor het aanmaken van bestrijdingsmiddelen. Een werkplaats is momenteel in gebruik als overpakruimte, de andere werkplaats als opslag voor kantoorspullen. In het 'ketelhuis' zijn twee noodaggregaten aanwezig met elk een olietank (mogelijk dieselolie) boven een lekbak. Verder zijn twee drukketels en twee verwarmingsketels aanwezig. In de veldschuur staat opslag van magazijnstellingen en groentenkratten. De veldschuur dient tevens als fietsenhok. Deel 3: openbaar groen, wandelpad

potentieel bodembedreigende activiteiten

Deel 1: voor zover bekend geen Deel 2: dieselolie-opslag in ketelhuis, bovengrondse olietank; Deel 3: voor zover bekend geen

Historische situatie

3 en 8a

bron


Deel 1: In de zuidoosthoek is een wasplaats met olie-afscheider aanwezig. Deze wordt niet meer gebruikt ( ten tijde van het onderzoek in 2003 was deze al buiten gebruik). In dezelfde hoek is van 1936 - 1974 een boerenerf aanwezig geweest. Deel 2: De twee werkplaatsen betreffen een timmerwerkplaats en een werkplaats voor de reparatie van tuinen landbouwmachines. In de reparatiewerkplaats is een brug aanwezig geweest. In de veldschuur heeft opslag van olie plaatsgevonden (20 liter). Voordat de kassen werden gebouwd (1995) waren er kassen (zuid) en een boomgaard (noord) op het terrein aanwezig. Het oostelijk deel van het terrein behoorde tot de Bredestraat 90, en bestond uit kassen en een schuurtje (vanaf circa 1964) Deel 3: van 1936 - 1995 landbouw, daarna groenstrook

potentieel bodembedreigende activiteiten/situaties

Deel 1: wasplaats met olie-afscheider, asbest bij voormalig erf (gebouwen, halfverhardingen); Deel 2: opslag olie in oliedrums, reparatie wagens (lekkage olie); bestrijdingsmiddelen boomgaard en voormalige tank bij kas Bredestraat 90, asbest bij voormalige bebouwing; Deel 3: voor zover bekend geen

Toekomstige situatie

3, 5 en 8a

-

bron


Deel 1 en 2: bedrijfsterrein (onbekend) 3: groenstrook

potentieel bodembedreigende

onbekend


9/40


Tabel 5: Gegevens bodemgebruik activiteiten Omgeving onderzoekslocatie Huidige situatie activiteiten / gebruik locatie

bron ten noorden: Helicon, (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs in groene opleidingen ten oosten:groenstrook;

1 en 5

ten zuiden:openbare weg (Wolfskuilseweg); ten westen:openbare weg (Energieweg). potentieel bodembedreigende activiteiten

zover bekend geen

Historische situatie activiteiten / gebruik locatie

-

bron ten noorden: landbouw ten oosten: kassen;

5b

ten zuiden: landbouw; ten westen: landbouw. potentieel bodembedreigende activiteiten

3.4

gebruik van bestrijdingsmiddelen in de kassen

-

Reeds uitgevoerd bodemonderzoek

Op de locatie Op de locatie zijn eerder bodemonderzoeken uitgevoerd (zie 8a, b en c). Een samenvatting van deze onderzoeken is weergegeven in bijlage 6. Het meest recente onderzoek dat bekend is (8a), dateert van 2003. In dat onderzoek zijn de meeste verdachte deellocaties afdoende onderzocht en zijn de verdachte parameters in ten hoogste licht verhoogde gehalten aangetoond. Over het algemeen werden verspreid over het terrein tot een diepte van maximaal 1,0 m -mv zwakke tot sterke bijmengingen met (baksteen)puin en zwakke tot matige bijmengingen met kolengruis waargenomen. De bovengrond is licht verontreinigd met koper, kwik, lood, zink en/of PAK. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. In het grondwater zijn nikkel, chroom, koper en/of cadmium boven de streefwaarde aangetoond. Op het maaiveld, ter plaatse van de voormalige boerderij op deel 1 is asbest aangetoond (8a). In de grond is een gehalte van 11 mg/kg d.s. aangetoond. Dit betrof echter een mengmonster waarin onverdachte en verdachte monsters zijn opgemengd. Op twee plaatsen wordt in het rapport (8a) een nader onderzoek aanbevolen. Ter plaatse van peilbuis A2 is een concentratie aan nikkel boven de tussenwaarde aangetoond. In noordelijke, oostelijke en westelijke richting en in verticale richting is deze verontreiniging reeds afgeperkt (2,0 - 3,0 m -mv). In het in 1993 (8c) uitgevoerde onderzoek is ook in een meer zuidelijk gesitueerde peilbuis een concentratie aan nikkel boven de toenmalige B-waarde aangetoond. Ter plaatse van peilbuis A4 (8a) is koper in het grondwater boven de interventiewaarde aangetoond (2,0 - 3,0 m -mv en 5,0 - 6,0 m -mv). Deze verontreiniging is zowel verticaal als horizontaal niet afgeperkt. Directe omgeving In de directe omgeving van de onderzoekslocatie zijn de volgende (bodem-)onderzoeken uitgevoerd: Verkennend bodemonderzoek Bredestraat 94, april 2005, bron 5d (oostelijk van onderzoekslocatie) Uit de resultaten van het onderzoek blijkt de bovengrond over het algemeen licht verontreinigd met diverse zware metalen, PAK en DDT/DDD/DDE. Plaatselijk zijn tevens lichte verontreinigingen met


10/40


dieldrin en totaal aldrin/dieldrin/endrin aangetroffen. De ondergrond blijkt licht verontreinigd met dieldrin en totaal aldrin/dieldrin/endrin. Het grondwater bleek licht verontreinigd met arseen. Verkennend bodemonderzoek Energieweg, november 1993, bron 5d (westelijk van onderzoekslocatie) Op het noordelijke kwart van de locatie overschrijden de gehalten aan koper en PAK de toenmalige Awaarde en het loodgehalte de toenmalige B-waarde. Voor de rest worden er op een enkel, ten opzichte van de A-waarde licht verhoogd lood- of PAK-gehalte na geen verhoogde gehalten gemeten. Het grondwater is niet onderzocht. 3.5

Bodemopbouw en geohydrologie

Uit de Grondwaterkaart van Nederland (TNO, Inventarisatierapport kaartbladen B40C0180 en B40C0229) kan de regionale geohydrologische bodemopbouw worden afgeleid. Deze opbouw is weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 6: Samenvatting geohydrologische situatie Diepte (m-mv) Geohydrologische eenheid Geologische Formatie e 0 - 16 1 watervoerend pakket Formatie van Kreftenheye 16 - 21 waterscheidende laag Formatie van Waalre 21 - 56 e 2 watervoerend pakket 56 - 66 Formatie van Oosterhout/ Kiezelooliet Formatie

Lithologie grof zand en grind klei zand en grind zand

Het grondwater in de omgeving van de onderzoekslocatie bevindt zich op een diepte van circa 1,5 à 2,0 m –mv en stroomt overwegend in noordwestelijke richting (provincie Gelderland, wateratlas). Het stromingsbeeld van het grondwater wordt beïnvloed door de rivier de Waal. Uit het bodembeheerplan van de gemeente Nijmegen blijkt dat de onderzoekslocatie niet ligt in het intrekgebied van een grondwaterwinning c.q. een grondwaterbeschermingsgebied. Voor zover bekend wordt er in de directe omgeving van de locatie geen grondwater door bedrijven en/of particulieren onttrokken.


11/40


4

HYPOTHESE EN ONDERZOEKSSTRATEGIE

4.1

Onderzoekshypothese en strategie NEN 5740

Verkennend onderzoek De verdachte deellocaties die sinds het onderzoek in 2003 niet (meer) in gebruik zijn, worden niet opnieuw als verdachte deellocatie onderzocht (hypothese verdacht is in 2003 immers verworpen). Ter plaatse van de verdachte deellocaties die nog wel als zodanig in gebruik zijn, wordt de bodemkwaliteit geactualiseerd. Ter plaatse van één boring op het zuidelijk deel (boring 28) is tussen 0,4 en 0,5 m mv een halfverhardingslaag aangetroffen. De grond ter plaatse is destijds niet onderzocht, maar kan wel als verdacht worden beschouwd. Derhalve wordt hier tevens een boring (boring 242) geplaatst om de bodemkwaliteit te onderzoeken. Het overig terrein kan als onverdacht worden beschouwd. Aangezien er op dit deel geen verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden, wordt niet verwacht dat de bodemkwaliteit hier veranderd is ten opzichte van 2003 en wordt deze als ´onverdacht´ onderzocht. Op basis van het vooronderzoek zijn de in tabel 4 aangegeven (potentieel verdachte) deellocaties gedefinieerd. In tabel 4 zijn per (verdachte) deellocatie de strategie en de voor die deellocatie verdachte parameters weergegeven. Tabel 7: Onderzoeksstrategie (potentieel) verdachte deellocaties Deellocatie

Oppervlakte

Strategie 5740

Verdachte parameters

Deel 1 A B

voormalige boerderij overig deel

circa 4.000 m

2

ONV

(asbest)

circa 9.000 m

2

ONV

geen

VEP

minerale olie

VEP

minerale olie

VEP

minerale olie

ONV

geen

ONV

geen

Deel 2 2

C

opslag oliedrums

<10 m

D

ketelhuis

circa 115 m

E

bovengrondse olietank

onbekend

F

overig deel

circa 20.885 m

2

2

Deel 3 G

gehele terrein

circa 4.000 m

2

ONV

=

strategie voor een onverdachte locatie

VEP

=

strategie voor een verdachte locatie met een plaatselijke bodembelasting met een duidelijke verontreinigingskern

Actualiserend grondwateronderzoek Naast de genoemde deellocaties zijn deellocatie H (verontreiniging met nikkel in grondwater ter plaatse van deel 2) en deellocatie I (verontreiniging met koper in grondwater ter plaatse van deel 1) opgenomen als deellocaties in onderhavig bodemonderzoek. In onderhavig onderzoek zullen in eerste instantie de genoemde verontreinigingen worden geactualiseerd. In de eerste fase wordt het grondwater uit de bestaande peilbuizen waarin matig tot sterk verhoogde concentraties zijn aangetoond bemonsterd en geanalyseerd op metalen. De peilbuizen ter plaatse van A4 deellocatie I zijn bij locatie-inspectie niet meer aangetroffen. Derhalve worden in de eerste fase drie peilbuizen van 3,0 - 4,0 m -mv geplaatst om de kern van de verontreiniging te traceren. Voor deellocatie H zal gebruik worden gemaakt van bestaande peilbuizen (A2 en 106). Op basis van deze resultaten zal worden bekeken of een aanvullend nader onderzoek uitgevoerd dient te worden.


12/40


4.2

Onderzoekshypothese en strategie NEN 5707 (asbest)

Op basis van het vooronderzoek wordt deellocatie A (voormalige boerderij) van deel 1 als verdacht gekwalificeerd ten aanzien van asbest, in verband met de in eerder onderzoek aangetroffen asbest op maaiveld en asbest in de grond. Deel 3 is niet eerder op asbest onderzocht en wordt als onverdacht beschouwd ten aanzien van asbest. Deel 2 en het overige deel van deel 1 zijn in 2003 afdoende onderzocht en worden niet opnieuw op asbest onderzocht. Op basis van de hypothese wordt deellocatie A onderzocht conform de strategie “verdachte locatie met een diffuse bodembelasting, heterogeen verdeeld” en wordt deel 3 onderzocht conform de strategie “kleinschalig onverdachte locatie”. In aanvulling op de NEN 5707 wordt van de geroerde bovengrond een mengmonster samengesteld en geanalyseerd op asbest. Conform de NEN 5707 volstaat een visuele inspectie, maar de praktijk wijst uit dat dit vaak niet afdoende is omdat asbest niet altijd visueel waarneembaar is (zeker niet in vezelvorm). De asbestgaten worden gecombineerd met de boringen uitgevoerd. Aangezien er geen gehalten aan asbest boven de interventiewaarde worden verwacht, zijn de werkzaamheden niet onder asbestcondities uitgevoerd


13/40


5

5.1

VELDWERKZAAMHEDEN

Opzet

Algemeen In onderstaande tabel zijn de uitvoeringsdata en de verantwoordelijke monsternemers aangegeven voor de verschillende uitvoeringsfasen van het veldonderzoek. De boorlocaties zijn weergegeven op de tekening in bijlage 2. Tabel 8:Uitvoeringsgegevens Datum

Werkzaamheden

Beoordelingsrichtlijn/ protocol

Erkende organisatie

Verantwoordelijk medewerker

27-08-2012 t/m 29 -08-2012

Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en inmeten

2000/2001

Envita Nijmegen B.V.

L.M. van der Meul

Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem

2000/2018


L.M. van der Meul

Nemen van grondwatermonsters

2000/2002


L.M. van der Meul

29-08-2012 en 05-09-2012

Ten behoeve van het onderzoek naar het voorkomen van asbest is voor de deellocaties A (deel 1) en G (deel 3) een maaiveldinspectie uitgevoerd waarbij het maaiveld van deze terreindelen systematisch is afgezocht op asbestverdacht (plaat)materiaal. Ter plaatse van de met klinkers, tegels en beton verharde gedeelten (alleen deellocatie A) is geen maaiveldinspectie uitgevoerd. In het veld is de vrijgekomen grond beoordeeld op de texturele samenstelling. Hierbij zijn eveneens de percentages lutum en organische stof geschat. Daarnaast is gelet op het voorkomen van puin, slakken, kolengruis en dergelijke en op kleurafwijkingen, die kunnen duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. De opgeboorde grond ter plaatse van de boringen 212 (deellocatie A: wasplaats/olie-afscheider) en 236, 237 en 238 (bovengrondse olietank, deellocatie E) is met behulp van de olie-water-reactie beoordeeld op de aanwezigheid van olie-achtige stoffen. Daar waar mogelijk zijn de bestaande peilbuizen gebruikt voor het onderzoek naar de kwaliteit van het grondwater. In de volgende tabel is een overzicht van het uitgevoerde veldwerkprogramma weergegeven. Tabel 9: Overzicht boorprogramma Onderdeel

Aantal

Diepte (m -mv)

Nummers

Deel 1, deellocatie A: voormalige boerderij Boringen/proefgat

Peilbuis

10

0,5

2

1,9

201, 202, 203, 204, 205, 206, 207, 208, 210, 213

1

209, 212

1

2,0 - 3,0

211

1

2,3 - 3,3

C1(bestaande peilbuis)

12

0,4 à 0,8

214, 215, 217, 218, 219, 220, 223, 225, 227, 228, 229, 231, 232

7

1,5 à 1,7

1

2,1 - 3,1

Deel 1, deellocatie B: overig deel Boringen peilbuis


1

216, 221, 222, 224, 226, 230 234 (gecombineerd met deellocatie I)

14/40


Tabel 9: Overzicht boorprogramma Deel 2, deellocatie C: opslag oliedrums Peilbuis

1

1,5-2,5

B1 (bestaande peilbuis)

Deel 2, deellocatie D: ketelhuis Boringen

2

1,0

239, 240

Peilbuis

1

2,2 - 3,2

A3 (bestaande peilbuis)

2

0,5

236, 238

1

Deel 2, deellocatie E: bovengrondse olietank Boringen Peilbuis

1

2,0

1

1,5 - 2,5

D1 (bestaande peilbuis)

237

21

0,5

241, 243, 245, 246, 248, 249, 251, 253, 254, 255, 256, 257, 259, 260, 261, 263, 264, 267, 269, 270, 272, 273

12

1,5 à 2,0

Deel 2, deellocatie F: overig deel

Boringen

Peilbuis

1

242, 244, 247, 252, 258, 262, 265, 266, 268, 271, 274

2

2,0 - 3,0

250 en A1

1

2,1 - 3,1

A6 (bestaande peilbuis)

11

0,5

275, 277, 278, 279, 280, 282, 283, 284, 285, 286

Deel 3, deellocatie G: braakliggend terrein Boringen/proefgaten

Actualiserend onderzoek deellocatie H: verontreiniging met nikkel grondwater Peilbuis

2

A2 en 106 (bestaande peilbuizen)

Actualiserend onderzoek deellocatie I: verontreiniging met koper grondwater Peilbuis 1

1

2,2 - 3,2

235

1

2,1 - 3,1

234(gecombineerd met deellocatie B)

1

2,1 - 3,1

233

boringen uitgevoerd tot aan grondwaterniveau of maximaal 2,0 m -mv

Op diverse boorlocaties is een betonverharding aanwezig (12 stuks, zie bodemprofielen in bijlage 3). Deze betonverharding is middels een betonboor doorboord. Ter plaatse van de deellocaties A, B en F zijn diverse boringen gestaakt op een diepte van 0,4 à 0,8 mmv. Dit in verband met de aanwezigheid van een puinlaag (voornamelijk baksteenpuin) op de betreffende diepte. Ter plaatse van deel 3; deellocatie G: braakliggend terrein zijn de boringen 276, 281 en 287 niet uitgevoerd in verband met de aanwezigheid van puin vanaf maaiveld. De overige boringen op dit terreindeel zijn allen gestaakt op een diepte van 0,5 m-mv. Dit in verband met de aanwezigheid van harde ondoordringbare laag op deze diepte. Afwijkingen ten opzichte van BRL SIKB 2000 Deellocatie A is deels verhard met klinkers, tegels en beton. Naar aanleiding hiervan is voor deze terreindelen, in afwijking op protocol 2018, geen maaiveldinspectie uitgevoerd. De plaatselijk aanwezige betonverharding op dit terreindeel is doorboord met een boor met een diameter van 250 mm. Derhalve wijkt de omvang van deze proefgaten enigszins af van de vereiste 30 x 30 cm. Verder is er bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden niet afgeweken van de BRL SIKB 2000.


15/40


5.2

Resultaten

In bijlage 3 zijn de uitgetekende bodemprofielen weergegeven. Bodemopbouw In onderstaande tabel is weergegeven hoe de bodem op de onderzoekslocatie tot de maximaal onderzochte diepte van 3,4 m –mv globaal is opgebouwd. Tabel 10: Gemiddelde bodemopbouw Diepte (m- mv)

Hoofdbestanddeel

0,0 tot 0,5 à 1,3

zand

Nadere omschrijving matig fijn, zwak tot matig siltig, zwak tot matig humeus, zwak tot matig grindig

0,5 à 1,3 tot 3,4

zand

matig grof tot zeer grof, zwak siltig, zwak tot matig grindig

Visueel waargenomen bijzonderheden Op het maaiveld van de locatie en aan de uitkomende grond zijn de volgende waarnemingen gedaan: Deel 1: deellocatie A; voormalige boerderij  In de bodemlaag tot 0,5 à 1,0 m-mv zijn op nagenoeg alle boorlocaties sporen van puindeeltjes aangetroffen;  ter plaatse van boring 202 is een volledige puinlaag aanwezig tot tenminste 0,5 m-mv (boring gestaakt);  op het maaiveld van de onverharde terreindelen, in de opgeboorde grond en in de ontgraven grond uit de proefgaten is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Deel 1: deellocatie B; overig deel én deellocatie I; NO koper in grondwater  Ter plaatse van de boringen 222, 223, 224, 226 (parkeerterrein) is tot een diepte van circa 0,5 à 0,9 m-mv een volledige puinlaag (baksteenpuin) aangetroffen. Boring 223 is gestaakt op een diepte van 0,4 m-mv;  in de bovengrond ter plaatse van de boringen 218 en 221 is een matige bijmenging van puin aanwezig;  de bovengrond ter plaatse van boring 220 blijkt matig koolashoudend;  ter plaatse van de boringen 225, 226 en 228 is een grote hoeveelheid puin aangetroffen tot een diepte van 0,5 à 0,9 m-mv;  verder is plaatselijk in de bovengrond sprake van sporen puin (boringen 217, 227, 234 en 235). Deel 2: deellocatie D; Ketelhuis  In de bovengrond ter plaatse van de boringen 239 en 240 zijn sporen van puindeeltjes aangetroffen;  in de opgeboorde grond zijn geen waarnemingen gedaan die een aanwijzing vormen voor de aanwezigheid van een bodemverontreiniging met aardolieproducten. Deel 2: deellocatie E; bovengrondse olietank  In de opgeboorde grond zijn geen waarnemingen gedaan die een aanwijzing vormen voor de aanwezigheid van een bodemverontreiniging met aardolieproducten. Deel 2: deellocatie F; overig deel  Ter plaatse van de boringen 241, 242 en 243 is tot een diepte van circa 0,5 m-mv een volledige puinlaag (baksteenpuin) aangetroffen. De boringen 241 en 243 zijn gestaakt op 0,5 m-mv;


16/40




Ter plaatse van de overige boringen op dit terreindeel (binnen en buiten de kassen) zijn geen bijzonderheden waargenomen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigende stoffen op en in de bodem.

Deel 3: deellocatie G; braakliggend terrein  De boringen 276, 281 en 287 zijn niet uitgevoerd in verband met de aanwezigheid van puin;  in de bovengrond ter plaatse van de overige boringen op dit terreindeel is een zwakke bijmenging van puin aanwezig. Deze boringen zijn allen gestaakt op een diepte van 0,5 m-mv. Dit in verband met de aanwezigheid van harde laag op deze diepte, die handmatig niet kon worden doorboord;  op het maaiveld, in de opgeboorde grond en in de ontgraven grond uit de proefgaten is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Grondwater Tijdens de bemonstering van het grondwater zijn visueel waarnemingen gedaan en metingen verricht. De resultaten daarvan zijn weergegeven in onderstaande tabel. De zuurgraad en het geleidingsvermogen zijn als normaal te beschouwen voor de onderzochte locatie. Tabel 11: Grondwaterstanden, zuurgraad en geleidingsvermogen Peilbuis

Filterstelling (m -mv)

Visuele waarnemingen

Grondwaterstand (m -mv)

Zuurgraad (pH)

Geleidingsvermogen (µS/cm)

Deel 1, deellocatie A: voormalige boerderij 211

2,0 - 3,0

Geen bijzonderheden

1,9

6,2

309

C1

2,3 - 3,3

Geen bijzonderheden

1,9

6,7

580

Geen bijzonderheden

1,8

6,6

940

Geen bijzonderheden

1,9

5,6

400

Geen bijzonderheden

1,8

5,7

220

Deel 2, deellocatie C: opslag oliedrums B1

1,5 - 2,5

Deel 2, deellocatie D: ketelhuis A3

2,2 - 3,2

Deel 2, deellocatie E: bovengrondse olietank D1

1,5 - 2,5

Deel 2, deellocatie F: overig deel 250

2,0 - 3,0

Geen bijzonderheden

1,9

6,1

806

A1

2,0 - 3,0

Geen bijzonderheden

2,8

6,2

639

A6

2,1 - 3,1

Geen bijzonderheden

1,9

5,9

532

Deellocatie H: Actualiserend onderzoek verontreinging nikkel grondwater 106

1,7 - 2,7

Geen bijzonderheden

1,9

5,5

1072

A2

4,3 - 5,3

Geen bijzonderheden

1,9

5,8

942

Deellocatie I: Actualiserend onderzoek verontreiniging koper grondwater 233

2,1 - 3,1

Geen bijzonderheden

1,6

6,3

243

234

2,1 - 3,1

Geen bijzonderheden

1,6

6,4

216

235

2,2 - 3,2

Geen bijzonderheden

1,6

6,4

372


17/40


6

LABORATORIUMONDERZOEK

6.1

Analyseprogramma

Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) Op basis van de visuele waarnemingen (textuur, kleur, bodemvreemd materiaal e.d.) en de ruimtelijke verdeling van de boringen, zijn mengmonsters samengesteld. In aanvulling op de geplande analyses zijn voor de deellocaties A en B (deel 1) extra analyses uitgevoerd (analyse op standaard NEN-pakket voor grondmonsters). Dit in verband met de aangetroffen bodemvreemde bijmengingen in de bovengrond ter plaatse van deze terreindelen. In verband met de aangetoonde overschrijding van de tussenwaarde voor lood in een mengmonster van de bovengrond afkomstig van deellocatie G (deel 3), is een aanvullend laboratoriumonderzoek ingesteld waarbij de deelmonsters uit het betreffende mengmonster separaat geanalyseerd zijn op lood. Tabel 12: Samenstelling (meng)monsters en analyseprogramma Monstercode

Samenstelling monsters

Traject (m -mv)

Visuele waarnemingen / omschrijving

Analysepakket

Deel 1, deellocatie A: voormalige boerderij Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 1

1A 202

202-1

0,1 - 0,5

Volledig puin

Standaardpakket grond

1A MM1

201-1; 203-2; 207-2; 212-1; 213-1

0,0 - 0,5

Sporen puin, geen olie-water reactie


1A MM2

204-2; 205-1; 208-1; 210-1; 211-1

0,0 - 0,5

Sporen puin


209-2; 211-2; 212-2

0,4 - 1,0

Sporen puin, geen olie-water reactie


peilbuis 211

-

2,0 - 3,0

Geen bijzonderheden

Standaardpakket grondwater

peilbuis C1

-

2,3 - 3,3

Geen bijzonderheden


Ondergrond > 0,5 m-mv 1A MM3 Grondwater 2

Deel 1, deellocatie B: overig deel Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 1B 220

220

0,0 - 0,5

Matig koolashoudend, resten puin


1B MM1

214-1; 215-1; 216-1; 217-1; 232-1

0,0 - 0,5

Sporen puin


1B MM2

219-1; 227-1; 229-1; 230-1; 231-1

0,0 - 0,5

Sporen puin


1B MM3

218-1; 221-1; 226-2

0,0 - 0,9

Matig puinhoudend, sterk puinhoudend


1B MM4

225-1; 228-1

0,0 - 0,5

Sterk puinhoudend


Ondergrond > 0,5 m-mv 1B MM5

222-1303; 224-3; 226-3

0,6 - 1,3

Geen bijzonderheden


1B MM6

216-3; 221-3; 222-4; 224-4; 230-3

1,0 - 1,7

Geen bijzonderheden


1,5 - 2,5

Geen bijzonderheden


Deel 2, deellocatie C: opslag oliedrums Grondwater peilbuis B1

-

Deel 2, deellocatie D: ketelhuis


18/40


Tabel 12: Samenstelling (meng)monsters en analyseprogramma Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 2D MM1

239-1; 240-1

0,1 - 0,5

Sporen puin

Minerale olie en organische stof

-

2,2 - 3,2

Geen bijzonderheden


Grondwater peilbuis A3

Deel 2, deellocatie E: bovengrondse olietank Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 2E MM1

236-1; 237-1; 238-1

0,0 - 0,5

Geen olie-water reactie


-

1,5 - 2,5

Geen bijzonderheden


Grondwater peilbuis D1

Deel 2, deellocatie F: overig deel Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 2F MM1

244-1; 245-1; 248-1; 249-1; 250-1; 251-1

0,0 - 0,5

Geen bijzonderheden


2F MM2

252-1; 253-1; 254-1; 255-1; 257-1; 259-1

0,0 - 0,5

Geen bijzonderheden


2F MM3

260-1; 261-1; 263-1; 264-1; 265-1; 267-1

0,0 - 0,6

Geen bijzonderheden


2F MM4

269-1; 270-1; 271-1; 272-1; 273-1; 274-1

0,0 - 0,5

Geen bijzonderheden


Ondergrond > 0,5 m-mv 2F MM5

244-2; 247-2; 250-2; 252-2; 258-2

0,5 - 1,0

Geen bijzonderheden


2F MM6

242-3; 244-4; 247-3; 250-4; 252-3; 258-3

1,0 - 2,0

Geen bijzonderheden


2F MM7

262-2; 266-2; 268-2; 271-2; 274-2

0,5 - 1,0

Geen bijzonderheden


2F MM8

262-4; 266-4; 268-4; 271-4; 274-3

1,0 - 2,0

Geen bijzonderheden


Grondwater peilbuis 250

-

2,0 - 3,0

Geen bijzonderheden


peilbuis A1

-

2,0 - 3,0

Geen bijzonderheden


peilbuis A6

-

2,1 - 3,1

Geen bijzonderheden


Deel 3, deellocatie G: braakliggend terrein Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 3G MM1

275-1; 283-1; 284-1; 285-1; 286-1

0,0 - 0,5

Zwak puinhoudend


3G MM2

277-1; 278-1; 279-1; 280-1; 282-1

0,0 - 0,6

Zwak puinhoudend


Deellocatie H: actualiserend onderzoek verontreiniging nikkel grondwater Grondwater peilbuis 106

-

1,7 - 2,7

Geen bijzonderheden

Nikkel

peilbuis A2

-

4,3 - 5,3

Geen bijzonderheden

Nikkel

Deellocatie I: actualiserend onderzoek verontreiniging koper grondwater Grondwater peilbuis 233

-

2,1 - 3,1

Geen bijzonderheden

Koper

peilbuis 234

-

2,1 - 3,1

Geen bijzonderheden

Standaardpakket grondwater,

-

2,2 - 3,2

Geen bijzonderheden

Koper

peilbuis 235 1

grond

metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Mo, Ni, Zn), PCB, PAK, minerale olie, lutum, organische stof en droge stofgehalte

2

grondwater

metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Mo, Ni, Zn), vluchtige aromatische koolwaterstoffen (BTEXN en styreen), vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen en minerale olie (GC)


19/40


Verkennend onderzoek asbest (NEN 5707) In de volgende tabel is het analyseprogramma voor asbest weergegeven. Tabel 13: Samenstelling (meng)monsters en analyseprogramma NEN 5707 Monstercode

Proefgaten

Traject (m –mv)


Analysepakket

Deel 1, deellocatie A: voormalige boerderij MM1-1

203 204 206 207

0,0 - 0,5

Geen bijzonderheden

Asbest grond

MM2-1

201 203 204 205 207 208 210 213

0,0-0,5

Geen bijzonderheden

Asbest grond

MM3-1

202

0,0 - 0,5

Geen bijzonderheden

Asbest puin

Deel 3, deellocatie G: braakliggend terrein MM4-1

275 277 278 279 280 282 283 284 285 286

0,0 - 0,5

Geen bijzonderheden

Asbest grond

Indicatief onderzoek puinlaag In aanvulling op de onderzoeksopzet is van de puinlaag, die plaatselijk op deel 1 en 2 is aangetroffen, een mengmonster samengesteld (MM puin). Dit mengmonster is geanalyseerd op kritieke organische parameters (minerale olie, PAK en PCB) en uitloging (middels een schudproef en analyse van het eluaat). Op basis van de resultaten kan worden aangegeven of de puinlaag voor hergebruik als bouwstof in aanmerking komt. Opgemerkt wordt dat de resultaten een indicatief karakter heeft, aangezien geen AP04-partijkeuring heeft plaatsgevonden. 6.2

Analyseresultaten

De analysecertificaten van de laboratoriumanalyses zijn opgenomen in bijlage 4. De toetsingstabellen zijn opgenomen in bijlage 5. De referentiewaarden (toetsingswaarden) zijn vastgesteld op basis van de analytisch vastgestelde percentages aan lutum en organische stof. 6.2.1 Grond De toetsingsresultaten van de grondanalyses zijn in onderstaande tabel samengevat weergegeven waarbij overschrijdingen van de (plaatselijke) achtergrondwaarden, tussenwaarden of interventiewaarden zijn weergegeven evenals de eventuele bodemvreemde bijmengingen in het monster.


20/40


Tabel 14: Toetsing analyseresultaten grond(meng)monsters Monstercode

Samenstelling (meng)monster

Traject (m -mv)

Omschrijving/ Visuele Waarnemingen

Analysepakket

Overschrijding van de Achtergrondwaarde/ Streefwaarde

Tussenwaarde

Interventiewaarde

Lokale maximale waarde (LMW)

Deel 1, deellocatie A: voormalige boerderij Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 1A 202

202-1

0,1 - 0,5

bovengrond oosthoek deellocatie A, volledig puin

Standaardpakket bodem

PCB

-

-

-

1A MM1

201-1 203-2 207-2 212-1 213-1

0,0 - 0,5 0,3 - 0,5 0,4 - 0,5 0,0 - 0,4 0,0 - 0,5

bovengrond oostelijk deel, sporen puin, geen olie-water reactie


kwik, lood, PAK

-

-

kwik

1A MM2

204-2 205-1 208-1 210-1 211-1

0,3 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5

bovengrond westelijk deel, sporen puin


kwik, lood

-

-

-

1A MM3

209-2 211-2 212-2

0,4 - 0,9 0,5 - 1,0 0,4 - 0,9

boven- en ondiepe ondergrond, sporen puin, geen olie-water reactie


lood, PCB

-

-

-

Deel 1, deellocatie B: overig deel Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 1B 220

220-1

0,0 - 0,5

direct westelijk bebouwing, matig koolashoudend, resten puin


kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink

PAK

-

PAK

1B MM1

214-1 215-1 216-1 217-1 232-1

0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5

bovengrond westelijk deel, sporen puin


kwik, lood

-

-

-

1B MM2

219-1 227-1 229-1 230-1 231-1

0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5

bovengrond oostelijk deel, sporen puin


kwik, lood, PCB

-

-

-

1B MM3

218-1 221-1 226-2

0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,5 - 0,9

matig tot sterk puinhoudende bovengrond


koper, kwik, lood, zink

-

-

-

1B MM4

225-1 228-1

0,1 - 0,5 0,0 - 0,5

sterk puinhoudend bovengrond


lood, PAK, PCB, zink

-

-

PCB

Ondergrond > 0,5 m-mv 1B MM5

222-3 224-3 226-3

0,9 - 1,3 0,6 - 1,1 0,9 - 1,2

ondergrond direct onder de puinlaag, geen bijzonderheden


koper, kwik, lood

-

-

-

1B MM6

216-3 221-3 222-4 224-4 230-3

1,0 - 1,4 1,0 - 1,4 1,3 - 1,7 1,1 - 1,5 1,0 - 1,5

diepere ondergrond, geen bijzonderheden


kwik

-

-

-

bovengrond ketelhuis, sporen puin, geen olie-


-

-

-

-

Deel 2, deellocatie D: ketelhuis 2D MM1

239-1 240-1

0,1 - 0,5 0,1 - 0,5


21/40




Traject (m -mv)


Analysepakket


Tussenwaarde

Interventiewaarde


bovengrond bovengrondse tank, geen oliewater reactie


-

-

-

-

waterreactie Deel 2, deellocatie E: bovengrondse olietank 2E MM1

236-1 237-1 238-1

0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5

Deel 2, deellocatie F: overig deel Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 2F MM1

244-1 245-1 248-1 249-1 250-1 251-1

0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,1 - 0,5 0,0 - 0,5

bovengrond buitenterrein westelijk deel, geen bijzonderheden


koper, kwik, lood, zink

-

-

-

2F MM2

252-1 253-1 254-1 255-1 257-1 259-1

0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5

bovengrond buitenterrein oostelijk deel, geen bijzonderheden


kwik, lood

-

-

-

2F MM3

260-1 261-1 263-1 264-1 265-1 267-1

0,1 - 0,5 0,1 - 0,5 0,1 - 0,5 0,0 - 0,5 0,1 - 0,6 0,0 - 0,5

bovengrond in kassen westelijk deel, geen bijzonderheden


koper, kwik, lood

-

-

-

2F MM4

269-1 270-1 271-1 272-1 273-1 274-1

0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,1 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,2 0,0 - 0,5

bovengrond in kassen oostelijk deel, geen bijzonderheden


kwik, lood, PAK, zink

-

-

-

Ondergrond > 0,5 m-mv 2F MM5

244-2 247-2 250-2 252-2 258-2

0,5 - 1,0 0,5 - 1,0 0,5 - 1,0 0,5 - 1,0 0,5 - 1,0

ondergrond buitenterrein ondiep, geen bijzonderheden


-

-

-

-

2F MM6

242-3 244-4 247-3 250-4 252-3 258-3

1,0 - 1,5 1,5 - 2,0 1,0 - 1,5 1,5 - 2,0 1,0 - 1,5 1,0 - 1,5

ondergrond buitenterrein diepere bodemlaag, geen bijzonderheden


-

-

-

-

2F MM7

262-2 266-2 268-2 271-2 274-2

0,5 - 1,0 0,5 - 1,0 0,5 - 0,9 0,5 - 1,0 0,5 - 1,0

ondergrond in kassen ondiep, geen bijzonderheden


-

-

-

-

2F MM8

262-4 266-4 268-4 271-4 274-3

1,5 - 2,0 1,5 - 2,0 1,3 - 1,6 1,5 - 2,0 1,0 - 1,5

ondergrond in kassen, diepere bodemlaag, geen bijzonderheden


-

-

-

-


cadmium, koper, kwik,

lood

-

PCB

Deel 3, deellocatie G: braakliggend terrein Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 3G MM1

275-1 283-1

0,0 - 0,5 0,0 - 0,5

bovengrond oostelijk deel,


22/40



3G MM2


Traject (m -mv)


284-1 285-1 286-1

0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5

zwak puinhoudend

277-1 278-1 279-1 280-1 282-1

0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,6 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5

bovengrond westelijk deel, zwak puinhoudend

Analysepakket


Tussenwaarde

Interventiewaarde


-

-

-

PAK, PCB, zink Standaardpakket bodem

koper, kwik, lood, PAK, zink

Aanvullend laboratoriumonderzoek ivm overschrijding tussenwaarde voor lood in 3GMM1, analyse deelmonsters op lood 275-1

275-1

0,0-0,5

283-1

283-1

0,0-0,5

284-1

284-1

0,0-0,5

285-1

285-1

0,0-0,5

286-1

286-1

0,0-0,5

bovengrond oostelijk deel, zwak puinhoudend

lood

lood

-

-

-

lood

-

-

-

lood

-

-

-

-

-

lood

lood

lood

-

-

-

In de matig koolassenhoudende bovengrond ter plaatse van boring 220 (deel 1, deellocatie B) is een overschrijding van de tussenwaarde voor PAK aangetoond. Het gemeten gehalte ligt tevens boven de LMW. In mengmonster 3G MM1 (bovengrond oostelijk deel deellocatie G) is een overschrijding van de tussenwaarde van lood aangetoond. Naar aanleiding hiervan heeft aanvullend laboratoriumonderzoek plaatsgevonden waarbij de individuele deelmonsters uit het mengmonster separaat geanalyseerd zijn op lood. Uit de resultaten hiervan blijkt een overschrijding van de interventiewaarde voor lood in de bovengrond van boring 285-1. In de overige grondmonsters is een overschrijding van de achtergrondwaarden aangetoond. Deze gehalten liggen allen beneden de LMW. Voor het matig verhoogd gehalte aan lood is geen oorzaak bekend. De (lichte) verontreinigingen aan PAK en/of zware metalen in de bovengrond zijn te relateren aan de aanwezigheid van bodemvreemde stoffen. De matige verontreiniging met PAK in de bovengrond ter plaatse van boring 220 (deellocatie B) is te relateren aan de matige bijmenging van koolassen. Voor het licht verhoogde gehalte aan PCB plaatselijk in de bovengrond is geen oorzaak bekend. 6.2.2

Grondwater

Verkennend onderzoek De toetsing van de grondwateranalyses is in onderstaande tabel samengevat weergegeven. Tabel 15: Toetsing analyseresultaten grondwatermonsters Peilbuis


Analysepakket

Overschrijding van de Streefwaarde

Tussenwaarde

Interventiewaarde

Deel 1, deellocatie A: voormalige boerderij 211

centraal op terrein, geen bijzonderheden


barium

-

-

C1

nabij oliewaterafscheider, geen bijzonderheden


-

-

-

Deel 2, deellocatie B: overig deel


23/40


Tabel 15: Toetsing analyseresultaten grondwatermonsters Peilbuis

234


Analysepakket

Overschrijding van de Streefwaarde

Tussenwaarde

Interventiewaarde

in tuin op noordelijk terreindeel, westelijk van bebouwing, geen bijzonderheden


molybdeen

barium koper

-


koper molybdeen

-

-


barium koper

-

-


barium minerale olie nikkel zink

-

-

Deel 2, deellocatie C: opslag oliedrums B1

nabij opslag oliedrums, geen bijzonderheden

Deel 2, deellocatie D: ketelhuis A3

in ketelhuis, geen bijzonderheden

Deel 2, deellocatie E: bovengrondse olietank D1

nabij bovengrondse tank, geen bijzonderheden

Deel 2, deellocatie F: overig deel 250

buitenterrein zuidelijk van de kassen, geen bijzonderheden


barium koper molybdeen nikkel zink

-

-

A1

buitenterrein, zuidelijk van de kassen, geen bijzonderheden


barium kobalt koper nikkel

-

-

A6

in westelijk deel kassen, geen bijzonderheden


koper

barium

-

De licht verhoogde concentraties aan zware metalen in het grondwater heeft waarschijnlijk een natuurlijke oorsprong. Aan de matig verhoogde concentraties barium in 234 en A6 wordt eveneens een natuurlijke oorzaak toegekend. Met name in gebieden met een zandige ondergrond, kunnen een aantal zware metalen van nature in verhoogde concentraties in het grondwater voorkomen. De verhoogde concentratie aan minerale olie in peilbuis D1 is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan de aanwezigheid van een bovengrondse olietank op dit terreindeel. Opgemerkt wordt dat in het onderzoek van 2003 eveneens een overschrijding van de streefwaarde voor minerale olie is aangetoond. Actualiserend grondwateronderzoek De toetsing van de grondwateranalyses van het actualiserend onderzoek is in onderstaande tabel samengevat weergegeven. De resultaten van het voorgaande onderzoek uit 2003 is hier tevens in weergegeven. Tabel 16: overzicht verontreinigingssituatie koper en nikkel in grondwater (2003 en 2012) Peilbuis


Bemonsteringsdatum

Concentraties (µg/l) koper

nikkel

Deellocatie H: actualiserend onderzoek verontreiniging nikkel in grondwater A2

2,3 - 3,3 4,3 - 5,3

15-10-2003

18

+

52

++

24-10-2003

19

+

72

++

n.g.

45

+

05-09-2012


24/40


Tabel 16: overzicht verontreinigingssituatie koper en nikkel in grondwater (2003 en 2012) Peilbuis


Bemonsteringsdatum

105

5,0 - 6,0

05-11-2003

<5,0

-

23

+

05-11-2003

10

-

61

++

n.g.

110

+++

106

2,0 - 3,0

Concentraties (µg/l) koper

05-09-2012

nikkel

107

2,0 - 3,0

05-11-2003

<5,0

-

22

+

108

2,0 - 3,0

05-11-2003

18

+

42

+

109

2,0 - 3,0

05-11-2003

12

-

42

+

Deellocatie I: actualiserend onderzoek verontreiniging koper in grondwater 100

5,0 - 6,0

15-10-2003

83

+++

39

+

101

2,0 - 3,0

15-10-2003

56

++

25

+

102

2,0 - 3,0

05-11-2003

67

++

30

+

103

2,0 - 3,0

05-11-2003

56

++

23

+

104

2,0 - 3,0

05-11-2003

82

+++

36

+

A4

2,0 - 3,0

233

15-10-2003

46

++

22

+

24-10-2003

46

++

24

+

2,1 - 3,1

05-09-2012

41

+

n.g.

234

2,1 - 3,1

05-09-2012

47

++

235

2,2 - 3,2

05-09-2012

35

+

-

= concentratie lager dan streefwaarde of bepalingsgrens

+

= overschrijding streefwaarde

++

= overschrijding tussenwaarde

+++

= overschrijding interventiewaarde

< 15

-

n.g.

Tabel 17: Grondwaternormen van de Wet Bodembescherming (µg/l) S

T

I

Koper

15

45

75

Nikkel

15

45

75

Actualiserend onderzoek verontreiniging met nikkel (deel 1, deellocatie H) Het grondwater ter plaatse van peilbuis 106 is sterk verontreinigd met nikkel (overschrijding interventiewaarde). In 2003 was hier een overschrijding van de tussenwaarde aangetoond. Dit kan zijn veroorzaakt door een verspreiding van de verontreiniging of een natuurlijke fluctuatie van de concentratie aan nikkel in het grondwater. In de diepere peilbuis (A2) is nog een overschrijding van de streefwaarde voor nikkel. Actualiserend onderzoek verontreiniging met koper (deel 1, deellocatie I) De sterke verontreiniging met koper zoals aangetoond in voorgaande onderzoeken (peilbuis 104 uit het onderzoek van 2003) is voor wat betreft het ondiepe grondwater (filterstelling 2,0-3,0 m-mv) in onderhavig onderzoek niet meer aangetoond. Aangezien de peilbuis niet op de exacte locatie van peilbuis 104 is geplaatst, is het mogelijk dat de sterke verontreiniging nog wel aanwezig is ter plaatse van peilbuis 104. Opgemerkt wordt dat het diepere grondwater in onderhavig onderzoek niet is onderzocht. Naar aanleiding hiervan kan niet worden uitgesloten dat het diepere grondwater nog sterk verontreinigd is met koper. Voor de aangetoonde matig verhoogde concentraties aan nikkel en koper in het grondwater is geen directe oorzaak aan te duiden. In het gebied (Nijmegen-west) zijn matig tot sterk verhoogde concentraties aan nikkel en koper in het grondwater echter geen uitzondering.


25/40


6.2.3 Asbest In de mengmonsters MM1, MM2, MM3 (deel 1, deellocatie A: voormalige boerderij) en MM4 (deel 3, deellocatie G: braakliggende terrein) is geen asbest aangetoond. 6.2.4 Indicatief onderzoek puinlaag De analyseresultaten van het puinmonster van de halfverharding zijn getoetst aan de samenstellingsen emissiewaarden bouwstoffen zoals opgenomen in de Regeling Bodemkwaliteit. De kritieke organische parameters zijn aangetoond in een gehalte onder de maximale samenstellingswaarden. De anorganische parameters zijn aangetoond in een gehalte onder de emissiewaarden. Op basis van het indicatief onderzoek komt de puinlaag in aanmerking voor hergebruik als bouwstof. 6.2.5 Toetsing aan de gestelde hypothese Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) De locaties C (opslag oliedrums), D (ketelhuis) en E (bovengrondse olietank) ter plaatse van deel 2 zijn als verdacht met betrekking tot aardolieproducten aangemerkt. Voor de locaties C en D kan deze hypothese worden verworpen. Voor deellocatie E dient de hypothese te blijven gehandhaafd aangezien in het grondwater een lichte verontreiniging met minerale olie is aangetoond. De hypothese “onverdachte locatie” voor het overige terrein blijkt niet correct te zijn en wordt verworpen doordat in de grond diverse zware metalen, PAK en PCB zijn aangetoond in verhoogde gehalten en in het grondwater diverse metalen en/of minerale olie zijn aangetoond in verhoogde concentraties. Verkennend onderzoek asbest (NEN 5707) De hypothese “verdachte locatie” voor deel 1, deellocatie A (voormalige boerderij) blijkt niet correct te zijn en wordt verworpen omdat geen asbest is aangetoond in de bodem. De hypothese “onverdachte locatie” voor deel 3, deellocatie G (braakliggend terrein) wordt verworpen, aangezien de harde laag in de ondergrond niet is onderzocht. 6.2.6

Toetsing aan de noodzaak tot nader onderzoek

Deel 1, deellocatie B: overig terrein Ter plaatse van boring 220 wordt in de bovengrond voor PAK de tussenwaarde overschreden. Het gemeten gehalte vormt aanleiding tot uitvoering van een nader onderzoek. Deel 3, deellocatie G: braakliggend terrein In de bovengrond ter plaatse van boring 285 is voor lood een overschrijding van de interventiewaarde aangetoond. Het gemeten gehalte vormt aanleiding tot uitvoering van een nader onderzoek. Actualiserend onderzoek verontreiniging met koper en nikkel in grondwater De omvang en ernst van de verontreiniging met koper en nikkel in het grondwater is niet vastgesteld. Hiervoor is formeel gezien nader onderzoek noodzakelijk. De matig verhoogde concentraties aan barium in grondwater zijn formeel gezien eveneens aanleiding tot nader onderzoek. Aangezien er op de locatie echter geen bron bekend is en er in dit deel van Nijmegen in het grondwater van nature verhoogde concentraties aan nikkel, koper en barium voorkomen, wordt verwacht dat de aangetoonde concentraties van nature aanwezig zijn. Derhalve wordt nader onderzoek niet zinvol geacht.


26/40


Deel B: Aanvullend verkennend onderzoek en nader onderzoek lood in grond


27/40


7

7.1

ONDERZOEKSSTRATEGIE

Algemene gegevens

Het aanvullend verkennend bodemonderzoek (onderzoek ondergrond en asbestonderzoek) en nader bodemonderzoek lood in grond heeft betrekking op deelgebied 3. Dit gebied maakt deel uit van het perceel dat kadastraal bekend is onder gemeente Neerbosch, sectie G, perceelnummer 857. De locatie bevindt zich direct noordelijk van de Wolfskuilseweg en oostelijk van de Energieweg. Het terrein is thans braakliggend en begroeid met gras. Op het oostelijk deel van het terrein bevindt zich de huidige toegangsweg naar Wolfkuilseweg 270. Bij de herinrichting zal het noordelijke deel van deze toegangweg worden verwijderd. Dit deel zal als bestemming “groen” in gebruik genomen worden. Het zuidelijke deel van de toegangsweg (ter hoogte van Wolfskuilseweg 254) zal blijven bestaan. Westelijk van de huidige toegangsweg is het nieuwe wegtracé gepland. Het aanvullend verkennend onderzoek heeft betrekking op dit terreindeel. De oppervlakte van de onderzoekslocatie c.q. gepland wegtracé binnen deelgebied 3) bedraagt circa 300 m2. De met lood verontreinigde grondboring (boring 285) valt ook in dit gebied. 7.2

Verkennend onderzoek ondergrond en asbestonderzoek t.p.v. het geplande wegtracé

Verkennend onderzoek asbest NEN 5707/NEN 5897 Bij het opstellen van het onderzoeksprogramma met betrekking tot asbest in de puinlaag is uitgegaan van de richtlijn "bodem- Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouwen sloopafval en recyclingsgranulaat" (Nederlandse Norm 5897: december 2005). Indien tijdens de uitvoering van het onderzoek blijkt dat de bodem minder dan 20% bodemvreemd materiaal bevat zal de richtlijn “bodem- Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond (Nederlandse Norm 5707: mei 2003)” worden aangehouden. In plaats van proefgaten zullen om uitvoeringstechnische redenen proefsleuven worden gegraven. De sleuven worden met een hydraulische graafmachine gegraven met een afmeting van minimaal 2,0 bij 0,3 meter. De sleuven zullen worden gegraven tot onder de harde (puin)laag (tot op de ongeroerde ondergrond). Van de harde (puin)laag wordt een mengmonster samengesteld en geanalyseerd op asbest. Aangezien er mogelijk sprake is van ongebroken puin van onbekende herkomst en samenstelling, kunnen gehalten aan asbest boven de interventiewaarde worden verwacht en worden de werkzaamheden onder asbestcondities uitgevoerd. Verkennend onderzoek ondergrond NEN 5740 Ten behoeve van het onderzoek van de ondergrond zal, na het ontgraven van de harde (puin)laag uit de proefsleuven, per proefsleuf een boring worden uitgevoerd tot circa 0,5 meter in de ongeroerde ondergrond. De ondergrond zal worden geanalyseerd op een standaard pakket voor grondmonsters. Op verzoek van de gemeente Nijmegen is het grondwater niet onderzocht. 7.3

Nader bodemonderzoek lood in grond omgeving boring 285

Onderzoeksstrategie Het conceptueel model is een schematische beschrijving en/of visualisatie van de (veronderstelde) verontreinigingssituatie (bron, aard, mate en verdeling van de verontreiniging), het systeem waarin de verontreiniging zich bevindt (bodemopbouw), welke processen van invloed zijn op de verspreiding


28/40


(geochemie, geohydrologie) en de receptoren van die verontreiniging (bodemgebruik, bedreigde objecten). Het conceptueel model wordt in eerste instantie gebruikt als basis voor het bepalen van de onderzoeksstrategie. Op basis van de beschikbare gegevens wordt een verwachting geformuleerd met betrekking tot de verontreinigingssituatie (hypothese). De leemtes in informatie over de verontreinigingssituatie vormen de basis voor onderzoeksvragen. Deze leemtes bepalen de onderzoeksstrategie. Na uitvoering van het nader bodemonderzoek op basis van de gekozen strategie wordt het conceptueel model bijgesteld. Zo ontwikkelt het conceptueel model zich van een hypothetisch model naar een meer op de feitelijke situatie aansluitend model. Tabel 18: Conceptueel model Aspect

Gegevens

vermoedelijke bron van verontreiniging

bodemvreemde stoffen, menselijk handelen in verleden

aard van de verontreiniging

lood in de grond

mate van verontreiniging

sterk (overschrijding interventiewaarden)

vermoedelijke compartimentering

bovengrond / geroerde bodemlaag / ophooglaag ondergrond onverzadigde zone ondergrond verzadigde zone / smeerzone grondwater ondiep grondwater diep 2

verwachte schaalgrootte van de verontreiniging in de grond

< 500 m

verwachte schaalgrootte van de verontreiniging in het grondwater

niet van toepassing

verdeling van de verontreiniging

heterogeen op schaalniveau van de monsterpunten (immobiel)

mogelijke verspreidingsroutes

geen verspreiding verwacht, immobiele verontreinigingssituatie verspreiding met grondwaterstroming (convectie en dispersie) verspreiding door grondwaterfluctuatie (smeerzone) verspreiding puur product, ontstaan restverzadigingszone verspreiding puur product, ontstaan zak-/drijflaag

mogelijke natuurlijke afbraak/omzetting

niet van toepassing

mogelijke risico’s

blootstelling mens door direct contact / ingestie blootstelling mens door uitdamping verontreiniging blootstelling mens door consumptie gewassen ecologische risico’s door blootstelling plant/dier aan verontreiniging in onverharde bovengrond verspreidingsrisico’s doorforse toename omvang grondwaterverontreiniging verspreidingsrisico’s door bereiken bedreigde objecten

Onderzoeksvragen en onderzoeksstrategie Als onderzoeksstrategieën worden onderscheiden: 1. bepalen van de ernst van de bodemverontreiniging (NTA 5755, § 6.2); 2. bepalen van de spoed van de sanering van het geval van ernstige bodemverontreiniging (NTA 5755, § 6.3); 3. bepalen van de omvang van de bodemverontreiniging (NTA 5755, § 6.4); a) omvang van de lokale verontreiniging met duidelijke verontreinigingskern in een immobiele verontreinigingssituatie (NTA 5755, § 6.4.2); b) omvang van de lokale verontreiniging met een duidelijke verontreinigingskern in een mobiele verontreinigingssituatie (NTA 5755, § 6.4.3);


29/40


c) omvang diffuse verontreiniging (NTA 5755, § 6.4.4). 4. aanwijzingen voor nader onderzoek in het kader van de zorgplicht Wet bodembescherming/Wet milieubeheer (NTA 5755, § 6.5). Gekozen kan worden voor één van deze strategieën of een combinatie van meerdere. Voor onderhavig onderzoek worden de strategieën 1, 2 en 3a gecombineerd. Op basis van het conceptueel model en de doelstelling van het nader bodemonderzoek is meer informatie nodig met betrekking tot de omvang van de verontreiniging in grond. Deze informatiebehoefte bestaat concreet uit de volgende onderzoeksvragen:  is sprake van een sterke verontreiniging met lood in grond waarvoor binnen de onderzoekslocatie het volumecriterium grond wordt overschreden?  is er een relatie tussen de mate van bijmenging van bodemvreemde stoffen en de mate van verontreiniging met zware metalen in de betreffende bodemlagen?  is de ongeroerde bodemlaag niet verontreinigd met lood? De onderzoeksvragen zijn vertaald in de hieronder weergegeven onderzoeksstrategie. Tabel 19: Onderzoeksstrategie nader bodemonderzoek voor: analyseparameter(s) grond

grond

grondwater

lood

rasterafstand (grond)

circa 5 m

afperking in het veld op basis van

mate van bijmenging bodemvreemde stoffen

aantal boringen

circa 8

nadere toelichting

Afhankelijk van de in het veld aangetroffen bijmengingen worden extra boringen gezet op een afstand van circa 5 meter

diepte boringen [m-mv]

boringen tot op puinlaag (circa 0,5 m-mv). Plaatselijk (met name in kern) zullen boringen tot 0,5 meter in ongeroerde bodem (onder de puinlaag) worden doorgezet (ten behoeve van verticale begrenzing).

aantal te analyseren bodemlagen

4 x bovengrond t.b.v. horizontale afperking 2 x visueel schone ondergrond t.b.v. verticale afperking

totaal aantal analyses grond

circa 6

nadere toelichting

Afhankelijk van de in het veld aangetroffen bijmengingen wordt in overleg met de gemeente het exacte aantal analyses bepaald.

In verband met de aanwezigheid van de harde (puin)laag op een diepte van circa 0,5 m-mv zal voor de uitvoering van de grondboringen (ten behoeve van verticale begrenzing) plaatselijk gebruik worden gemaakt van een hydraulische graafmachine. De boringen worden zoveel mogelijk gecombineerd met het aanvullend verkennend bodemonderzoek ter plaatse van het wegtracé.


30/40


8

8.1

VELDWERKZAAMHEDEN

Opzet

Algemeen In onderstaande tabel zijn de uitvoeringsdata en de verantwoordelijke monsternemers aangegeven voor de verschillende uitvoeringsfasen van het veldonderzoek. De boorlocaties zijn weergegeven op de tekening in bijlage 2. Tabel 20: Uitvoeringsgegevens Datum

Werkzaamheden

Beoordelingsrichtlijn/ protocol

Erkende organisatie

Verantwoordelijk medewerker

15-11-2012

Plaatsen van handboringen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en inmeten

2000/2001


F. Regeling

15-11-2012

Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem

2000/2018


F. Regeling

Verkennend onderzoek ondergrond en asbestonderzoek De werkzaamheden zijn onder asbestcondities uitgevoerd (3T). Derhalve is een decontaminatie-unit geplaatst op de grens tussen de schone en de verontreinigde zone. De proefsleuven zijn gegraven met behulp van een hydraulische graafmachine voorzien van overdrukfilterinstallatie en P3-filter. Verdeel over het geplande wegtracé zijn vijf proefsleuven gegraven (sleuf 301 t/m 305). De sleuven zijn circa 0,6 meter breed en 2,2 meter lang. De sleuven zijn doorgezet tot circa 0,5 meter in de ongeroerde bodemlaag (1,5 à 2,0 m-mv). In bijlage 3 zijn de uitgetekende bodemprofielen weergegeven. Het ontgraven materiaal is visueel geïnspecteerd op het voorkomen van asbestverdacht materiaal door middel van het uitspreiden en uitharken van het materiaal. Ten behoeve van het onderzoek van de ondergrond zijn in de proefsleuven boringen uitgevoerd tot een diepte van 1,5 à 2,0 m-mv (boringen 301a t/m 305a). De vrijkomende grond is in het veld beoordeeld op de texturele samenstelling. Hierbij zijn eveneens de percentages lutum en organische stof geschat. Daarnaast is gelet op het voorkomen van puin, slakken, kolengruis en dergelijke en op kleurafwijkingen, die kunnen duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Nader onderzoek lood in grond omgeving boring 285 Ten behoeve van het nader onderzoek zijn op afstanden van 5 à 10 meter rondom boring 285 uit het verkennend bodemonderzoek in totaal 8 boringen uitgevoerd (boringnummers 401 t/m 408). Hiervan zijn de boringen 406 en 408 uitgevoerd tot een diepte van 1,0 m-mv. De overige boringen zijn tot ruim in de ongeroerde ondergrond doorgezet (1,7 à 2,2 m-mv). Vanwege de harde laag op een diepte van 0,5 m-mv is hierbij gebruik gemaakt van een hydraulische graafmachine. Afwijkingen ten opzichte van BRL SIKB 2000 Er is bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden niet afgeweken van de BRL SIKB 2000. 8.2

Resultaten

In bijlage 3 zijn de uitgetekende bodemprofielen weergegeven. Bodemopbouw In onderstaande tabel is weergegeven hoe de bodem op de onderzoekslocatie tot de maximaal onderzochte diepte van 2,2 m –mv globaal is opgebouwd.


31/40


Tabel 21: Globale bodemopbouw Diepte (m- mv)

Hoofdbestanddeel

Nadere omschrijving

0 – 0,9 à 1,8

zand

matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak tot sterk grindig

0,9 à 1,8 – 2,2

zand

matig grof, zwak siltig, zwak tot matig grindig

Visueel waargenomen bijzonderheden In het verkennend bodemonderzoek is op een diepte van 0,5 m-mv ter plaatse van deelgebied 3 een harde bodemlaag aangetroffen die handmatig niet kon worden doorboord. Het vermoeden bestond dat vanaf 0,5 m-mv een volledige puinlaag aanwezig zou zijn. Echter bij het graven van de proefsleuven is geen volledige puinlaag aangetroffen. De bodemlaag vanaf 0,5 m-mv blijkt een harde (plaatselijk sterk grindhoudende) bodemlaag te zijn. In deze laag is over het algemeen een lichte tot matige bijmenging van puin-, glas, asfalt en/of kooldeeltjes aangetroffen. De ongeroerde ondergrond bevindt zich op een diepte van 0,9 à 1,8 m-mv. Op het maaiveld is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de ontgraven grond van de sleuven 302, 303, 304 en 305 is asbestverdacht plaatmateriaal aangetroffen. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de visuele inspectie met betrekking tot asbest weergegeven alsmede de monsters die zijn genomen. Tabel 22: Resultaten visuele inspectie asbest RE

1

-

Proefsleuf / maaiveld

Traject (m-mv)

Omschrijving type materiaal

Aantal stukjes

Gewicht (gram)

Codering verzamelmonster materiaal

Codering grondmonster

maaiveld

0,0-0,1

-

-

-

-

-

301

0,5-0,9

-

-

-

-

301-1

302

0,5-1,3

golfplaat

7

162

302-1

303

0,5-1,4

vlak- en golfplaat

4

38

303-1

304

0,5-1,5

golfplaat

2

8

304-1

305

0,5-0,9

golfplaat

4

132

305-1

MM1

= niet van toepassing


32/40


9

LABORATORIUMONDERZOEK

9.1

Analyseprogramma

Op basis van de gekozen onderzoeksstrategie en de veldwaarnemingen, zijn (meng)monsters geselecteerd voor analyse. In onderstaande tabellen is het analyseprogramma per onderdeel weergegeven. Verkennend onderzoek ondergrond Tabel 23: Samenstelling (meng)monsters ondergrond en analyseprogramma Verkennend onderzoek ondergrond Monstercode


Traject (m -mv)


Analysepakket

Deel 3, deellocatie G: braakliggend terrein ter plaatse van gepland wegtracé Ondergrond > 0,5 m-mv 304a-2

304a-2

0,5 - 1,0

Matig asfalthoudend, sporen glas, zwak koolhoudend, zwak puinhoudend

standaardpakket grond

G MM3

301a-2; 302a-2; 303a-2; 305a-2

0,5 - 1,0

Zwak asbesthoudend, sporen asfalt, sporen glas, zwak glashoudend, sporen kolen, zwak koolhoudend, zwak puinhoudend

standaardpakket grond

1

1

metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Mo, Ni, Zn), PCB, PAK, minerale olie, lutum, organische stof en droge stofgehalte

Verkennend onderzoek asbest NEN 5707 Tabel 24: Samenstelling (meng)monsters en analyseprogramma Verkennend onderzoek asbest NEN 5707 Monstercode


Traject (m -mv)


Analysepakket

Deel 3, deellocatie G: braakliggend terrein ter plaatse van gepland wegtracé Asbestverdacht plaatmateriaal 302-1

302-1

0,5 - 1,3

asbestverdacht plaatmateriaal

asbest in verzamelmateriaal

303-1

303-1

0,5 - 1,4



304-1

304-1

0,5 - 1,5



305-1

305-1

0,5 - 0,9



301-1

301-1

0,5 - 0,9

Sporen asfalt, zwak glashoudend, sporen kolen, zwak puinhoudend geen asbest aangetroffen

asbest grond

mm1-1

sleuf 302 t/m 305

0,5 - 1,5

Zwak asbesthoudend, zwak asbest grond koolhoudend, zwak puinhoudend, plaatselijk zwak glashoudend asfalthoudend

Grond


33/40


Nader bodemonderzoek lood in grond omgeving boring 285 Tabel 25: Geselecteerde monsters en analyseprogramma Monstercode


Traject (m -mv)


Analysepakket

Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 303a-1

303a-1

0,0 - 0,5

Sporen glas, zwak puinhoudend

Lood, organische stof en lutum

402-1

402-1

0,0 - 0,5

Zwak koolhoudend, matig puinhoudend


403-1

403-1

0,0 - 0,5

Sporen glas, zwak koolhoudend, zwak puinhoudend


404-1

404-1

0,0 - 0,5



406-1

406-1

0,0 - 0,5



401-2

401-2

0,5 - 1,0



407-2

407-2

0,5 - 1,0

Zwak koolhoudend, zwak puinhoudend


Ondergrond > 0,5 m-mv

9.2

Analyseresultaten

De analysecertificaten van de chemische analyses zijn opgenomen in bijlage 4. De toetsingstabellen zijn opgenomen in bijlage 5. De referentiewaarden (toetsingswaarden) zijn vastgesteld op basis van de analytisch vastgestelde percentages aan lutum en organische stof. 9.2.1 Grond De toetsingsresultaten van de grondanalyses zijn in onderstaande tabellen samengevat weergegeven waarbij overschrijdingen van de (plaatselijke) achtergrondwaarden, tussenwaarden of interventiewaarden zijn weergegeven evenals de eventuele bodemvreemde bijmengingen in het monster. Verkennend onderzoek ondergrond Tabel 26: Toetsing analyseresultaten grond(meng)monsters Monstercode

Visuele Waarnemingen

Analysepakket

Overschrijding van de Achtergrondwaarde

Tussenwaarde

Interventiewaarde


304a-2


standaardpak ket grond

cadmium, koper, kwik, lood, PAK, zink

-

-

-

G MM3

Zwak asbesthoudend, sporen asfalt, sporen glas, zwak glashoudend, sporen kolen, zwak koolhoudend, zwak puinhoudend

standaardpak ket grond

koper, kwik, lood, PAK, PCB, zink

-

-

-


34/40


De verhoogde gehalten aan metalen en PAK zijn vermoedelijk te relateren aan de aanwezigheid van bodemvreemde stoffen in deze bodemlaag. Voor het verhoogde gehalte PCB is geen directe oorzaak bekend. Nader bodemonderzoek lood in grond omgeving boring 285 In onderhavige tabel zijn tevens de resultaten van het verkennend bodemonderzoek, met betrekking tot lood opgenomen. Tabel 27: Toetsing analyseresultaten NO lood grond(meng)monsters, LMW Monstercode

Visuele Waarnemingen

Diepte (m-mv)

Overschrijding van de Achtergrondwaarde

Tussenwaarde

Interventiewaarde


Verkennend bodemonderzoek 275-1 283-1 284-1 285-1 286-1

zwak puinhoudend

0,0-0,5

-

-

-

-

zwak puinhoudend

0,0-0,5

-

-

-

-

zwak puinhoudend

0,0-0,5

-

-

-

-

zwak puinhoudend

0,0-0,5

-

-

lood

lood

zwak puinhoudend

0,0-0,5

-

-

-

-

lood

-

-

-

lood

-

-

-

lood

-

-

-

lood

-

-

-

-

lood

-

lood

lood

-

-

-

lood

-

-

-

lood

-

-

-

Nader bodemonderzoek omgeving boring 285 303a-1

Sporen glas, zwak puinhoudend

0,0-0,5

402-1


0,0-0,5

403-1

Sporen glas, zwak koolhoudend, zwak puinhoudend

0,0-0,5

404-1


0,0-0,5

406-1


0,0-0,5

401-2


0,5-1,0

407-2

Zwak koolhoudend, zwak puinhoudend

0,5-1,0

304a-2


0,5-1,0

De sterke verontreiniging met lood is in horizontale richting middels de boringen 303, 406, 405, 404 en 402 afgeperkt. In verticale richting is de sterke verontreiniging afgeperkt op 0,5 m -mv (monster 4012). De omvang van de sterk met lood verontreinigde grond bedraagt circa 30 m2. Met een verontreinigde bodemlaag van 0,5 meter bedraagt het totaal sterk met lood verontreinigd bodemvolume circa 15 m3. 9.2.2

Asbest

Het gehalte asbest wordt berekend uit:  gehalte asbest visuele inspectie maaiveld (laagdikte 2 cm);  gehalte asbest visuele inspectie ontgraven grond (fractie > 16 mm);


35/40




gehalte asbest in grond (fractie < 16 mm).

De gehalten zijn uitgerekend in de als bijlage 5.2 toegevoegde tabellen. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de berekeningen samengevat weergegeven. Tabel 28: Analyse- en toetsingsresultaten Gehalte asbest gewogen [mg/kg d.s.]

1

Sleuf

inspectie maaiveld

sleuf 301 sleuf 302

TOTAAL

Overschrijding van de interventiewaarde

0

0

nee

0

14,5

nee

1

0

3,5

nee

1

0

1,1

nee

0

23,4

nee

inspectie sleuf

analyse grond

0

0

0

14,5

sleuf 303

0

3,5

sleuf 304

0

1,1

sleuf 305

0

23,4

1

1

Betreft chrysotiel

Omdat de interventiewaarde voor asbest in géén van de sleuven wordt overschreden, wordt geconcludeerd dat ingevolge de Wet bodembescherming geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.


36/40


10 SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In opdracht van Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water is door Envita Nijmegen B.V. in augustus 2012 een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740 en NEN 5707) en een actualiserend grondwateronderzoek uitgevoerd voor de locatie “Breed” gelegen aan de Wolfskuilseweg 270 in Nijmegen. Aanleiding en doel De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen herontwikkeling van het terrein. Het doel van het verkennend onderzoek is om middels het bepalen van de actuele bodemkwaliteit vast te stellen of de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik. Het doel van het actualiserend grondwateronderzoek is het vaststellen van de actuele grondwaterkwaliteit voor twee op de locatie aanwezige verontreinigingen met koper en nikkel. Op één boorlocatie ter plaatse van deelgebied 3 (braakliggend terrein/groenstrook direct langs de Wolfskuilseweg) is een sterke verontreiniging met lood in de bovengrond aangetoond. Naar aanleiding van deze resultaten is in november 2012 een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Ter plaatse van deelgebied 3 is een harde (bodem)laag op een diepte van circa 0,5 m-mv aangetroffen die handmatig niet kon worden doorboord. Daardoor is het grondwater en de ondergrond van deelgebied 3 niet onderzocht. Op verzoek van de gemeente Nijmegen is gelijktijdig met het nader onderzoek naar de verontreiniging met lood in de grond, de ondergrond ter plaatse van het toekomstige wegtracé (ter plaatse van deelgebied 3) aanvullend verkennend onderzocht. Het doel van het aanvullend verkennend bodemonderzoek is het vaststellen van de actuele bodemkwaliteit van de ondergrond ter plaatse van het toekomstige wegtracé. Verder zal de aangetroffen harde (bodem)laag worden onderzocht op de aanwezigheid van asbest. Het doel van het nader bodemonderzoek is het bepalen van de omvang en daarmee de ernst en, indien van toepassing, de spoedeisendheid (risico’s) van de verontreiniging met lood in de bovengrond Wettelijk kader Het onderzoek is uitgevoerd conform de vigerende wettelijke normen en protocollen en voldoet aan de Kwalibo-wetgeving. Vanwege de gedeeltelijke verharding ter plaatse van deel 1, deellocatie A (voormalige boerderij) is voor deze locatie, in afwijking op protocol 2018, geen volledige maaiveldinspectie uitgevoerd. De plaatselijk aanwezige betonverharding op dit terreindeel is doorboord met een boor met een diameter van 250 mm. Derhalve wijkt de omvang van deze proefgaten enigszins af van de vereiste 30 x 30 cm. Verder is er bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden niet afgeweken van de BRL SIKB 2000. Strategie Verkennend bodemonderzoek NEN 5740 De onderzoekslocatie is verdeeld in 3 deelterreinen (1 t/m 3) en in totaal 9 deellocaties (A t/m I). Voor onderzoeksstrategie en verdachte parameters per deellocatie wordt verwezen naar onderstaande tabel. Daar waar mogelijk zijn deellocaties gecombineerd onderzocht. Tabel 29: Onderzoeksstrategie (potentieel) verdachte deellocaties Deellocatie

Oppervlakte

Strategie NEN 5740


Deel 1 A

voormalige boerderij

circa 4.000 m

2

ONV

asbest

B

overig deel

circa 9.000 m

2

ONV

geen

I

actualiserend onderzoek verontreiniging met koper in

onbekend

actualiseren verontreinigingsituatie

koper


37/40


Tabel 29: Onderzoeksstrategie (potentieel) verdachte deellocaties Deellocatie

Oppervlakte

Strategie NEN 5740


VEP

minerale olie

VEP

minerale olie

VEP

minerale olie

ONV

geen

actualiseren verontreinigingsituatie

nikkel

ONV

geen

grondwater Deel 2 2

C

opslag oliedrums

<10 m

D

´ketelhuis´

circa 115 m

E

bovengrondse olietank

onbekend

F

overig deel

circa 20.885 m

H

actualiserend onderzoek verontreiniging met nikkel in grondwater

onbekend

2

2

Deel 3 G

gehele (braakliggend) terrein

circa 4.000 m

2

ONV

=

strategie voor een onverdachte locatie

VEP

=

strategie voor een verdachte locatie met een plaatselijke bodembelasting met een duidelijke verontreinigingskern

Verkennend onderzoek asbest NEN 5707 Het asbestonderzoek heeft alleen ter plaatse van de deellocaties A (deel 1) G (deel 3) plaatsgevonden. De overige terreindelen zijn reeds eerder onderzocht en zijn niet in onderhavig onderzoek betrokken. Deellocatie A is onderzocht conform de strategie “verdachte locatie met een diffuse bodembelasting, heterogeen verdeeld”. Deellocatie G is onderzocht volgens de strategie “kleinschalig onverdachte locatie”. Nader onderzoek lood in grond Voor het nader bodemonderzoek is de NTA 5755 aangehouden. Resultaten/Conclusies Deel 1 Deellocatie A: voormalige boerderij  In de boven- en (geroerde) ondergrond zijn overschrijdingen van de achtergrondwaarden voor diverse zware metalen, PAK en/of PCB aangetoond. De gehalten liggen in de meeste gevallen beneden de lokale maximale waarden (LMW)  In het grondwater is een overschrijding van de streefwaarde voor barium aangetoond.  Bij het uitvoeren van het veldonderzoek is visueel (op maaiveld en in opgeboorde en ontgraven grond uit proefgaten) geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de bodem is asbest niet aangetoond. Deellocatie B: overig deel  In de matig koolassenhoudende bovengrond ter plaatse van boring 220 is een overschrijding van de tussenwaarde voor PAK aangetoond. Het gemeten gehalte vormt aanleiding tot uitvoering van een nader onderzoek.  In de boven- en (geroerde) ondergrond van het overige deel zijn overschrijdingen van de achtergrondwaarden voor diverse zware metalen, PAK en/of PCB aangetoond. De gehalten liggen in de meeste gevallen beneden de lokale maximale waarden; Deellocatie I: actualiserend onderzoek verontreiniging met koper in grondwater  Het grondwater is licht tot matig verontreinigd met koper. De sterke verontreiniging met koper zoals aangetoond in het onderzoek van 2003 is in onderhavig onderzoek niet meer aangetoond, maar kan nog wel aanwezig zijn. Verder zijn in het grondwater lichte verontreinigingen met molybdeen en matige verontreiniging met barium aangetoond. Deze zijn mogelijk van nature verhoogd in het grondwater aanwezig.


38/40


Deel 2 Deellocatie C: opslag oliedrums  Het grondwater ter plaatse van dit terreindeel is licht verontreinigd met koper en molybdeen. Deellocatie D: ketelhuis  In de bovengrond is geen verontreiniging met minerale olie aangetoond;  Het grondwater is licht verontreinigd met barium en koper. In het grondwater is geen verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten aangetoond. Deellocatie E: bovengrondse tank  In de bovengrond is geen verontreiniging met minerale olie aangetoond;  Het grondwater is licht verontreinigd met barium, nikkel, zink en minerale olie. Deellocatie F: overig deel  In de bovengrond zijn overschrijdingen van de achtergrondwaarden voor diverse zware metalen en plaatselijk voor PAK aangetoond. De gehalten liggen in alle gevallen beneden de lokale maximale waarden (LMW);  In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond.  Het grondwater is over het algemeen licht verontreinigd met diverse zware metalen. Plaatselijk is een matige verontreiniging met barium aangetoond. Aan deze concentratie wordt een natuurlijke oorzaak toegekend. Deellocatie H: actualiserend onderzoek verontreiniging met nikkel in grondwater  Het grondwater uit peilbuis 106 is sterk verontreinigd met nikkel. Uit vergelijking met de resultaten van het onderzoek in 2003 blijkt nu een toename in concentratie (in 2003 > tussenwaarde; thans > interventiewaarde). Deze concentratie is mogelijk van nature verhoogd in het grondwater aanwezig. Indicatief onderzoek puinlaag  De halfverharding bestaande uit rood (baksteen)puin is indicatief onderzocht. Op basis van dit onderzoek blijkt dat deze puinlaag in aanmerking komt voor hergebruik als bouwstof. Om hier een definitieve uitspraak over te kunnen doen dient een volledig AP04-partijkeuring te worden uitgevoerd. Deel 3 Deellocatie G: braakliggend terrein  De bovengrond ter plaatse van boring 285 is sterk verontreinigd is met lood. Middels uitvoering van het nader bodemonderzoek is deze verontreiniging in horizontale en verticale richting afgeperkt. Het totaal sterk met lood verontreinigd bodemvolume bedraagt op basis van de resultaten circa 15 m3. Hierbij is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.  Verder zijn in de bovengrond van het overige deel overschrijdingen van de achtergrondwaarden voor diverse zware metalen, PCB en/of PAK aangetoond. Deze gehalten liggen beneden de LMW;  In de ondergrond ter plaatse van het geplande wegtracé zijn overschrijdingen van de achtergrondwaarden voor diverse metalen, PCB en/of PAK aangetoond. De gehalten bevinden zich beneden de LMW. De ondergrond van het overige deel is niet onderzocht.  In vier van de vijf proefsleuven ter plaatse van het geplande wegtracé is asbesthoudend materiaal aanwezig. Dit materiaal is aangetroffen op een diepte van 0,5 tot 0,9 à 1,5 m-mv. In de grond (<16 mm) is geen asbest aangetoond. De interventiewaarde voor asbest wordt in geen van de sleuven overschreden. Voor de onderzoekslocatie c.q. locatie geplande wegtracé is dus geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Tot dusver kan niet worden aangegeven of de op de locatie aanwezige geroerde grond (ophoging) vóór of ná 1993 is aangebracht, waardoor nu geen uitspraak kan worden gedaan of de verontreiniging valt onder de zorgplicht.


39/40




Opgemerkt wordt dat alleen onderzoek ter plaatse van het geplande wegtracé heeft plaatsgevonden. Het overige deel van deelgebied 3 is niet nader onderzocht, waardoor dit terrein verdacht blijft met betrekking tot de aanwezigheid van asbest.

Aanbevelingen Aanbevolen wordt om nader onderzoek uit te voeren naar de verontreiniging met PAK in de bovengrond ter plaatse van boring 220; Bij eventuele graafwerkzaamheden in de omgeving van boring 220 dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de PAK-verontreiniging. Bij eventueel onttrekken van grondwater in de toekomst (bemalingswerkzaamheden) dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de verontreinigingen in het grondwater. Bij graafwerkzaamheden ter plaatse van het toekomstig wegtracé dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van een sterke verontreiniging met lood in de bovengrond ter plaatse van boring 285 en de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal. Omdat géén sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, is Indien de verontreiniging met asbest is ontstaan voor 1993 en de verontreiniging met lood voor 1987, sanering op grond van de Wet bodembescherming niet noodzakelijk. Indien desondanks sanering toch gewenst is, wordt aanbevolen een plan van aanpak op te stellen waarin de sanering wordt beschreven en dit plan ter goedkeuring aan de gemeente Nijmegen te overleggen alvorens met de uitvoering te starten. In het kader van kostenefficiëntie adviseren wij om vrijkomende grond zoveel mogelijk binnen de onderzoekslocatie te hergebruiken. Indien grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het “meldpunt bodemkwaliteit” van Agentschap NL. In bepaalde gemeenten kan daarnaast op grond van overgangsbeleid nog grond worden toegepast op basis van de Ministeriële vrijstellingsregeling grondverzet. Deze toepassingen moeten rechtstreeks aan de betreffende gemeente worden gemeld.


40/40


BIJLAGE 1 Regionale ligging onderzoekslocatie

rapportnummer 200284-11

Omgevingskaart

Klantreferentie: 200284-11

0m

125 m

Deze kaart is noordgericht.

625 m

Schaal 1: 12500

Hier bevindt zich Kadastraal object NEERBOSCH G 853 Wolfskuilseweg 270, 6542 AB NIJMEGEN © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.


BIJLAGE 2 

Tekening geprojecteerd op luchtfoto met situering boringen, proefgaten peilbuizen  Tekening met situering boringen, proefgaten en peilbuizen  Detailtekening deel 3, gepland wegtracé met situering boringen en proefsleuven


28

Helicon

217

19-21

I E

218 216

H

233

UITSNEDE

iew eg

234

221

274

En erg

219

270

235

220

1

D

kantine

A2

266

265

kantoor

bassins 106

kassen

273

215

264

260

B

232

222

267

226

228

214

2

262

A6

244

263 225

230

205

250

247

210

278

F

255

C W

A1

253

B1

207 O

overkapping opslag planten

opslag klinkers

202

206

258 256

224

211 deels klinkers/tegels/ beton/onverhard

251

246

203

208

254

248

227

A

257

243

223 204

259

272

268

261

229 parkeerterrein

209

271

269

270 231

245

242

212

72

252

249

241

C1 213 277

279

Deel 1: deellocatie A: voormalige boerderij deellocatie B: overig deel deellocatie I: nader onderzoek verontreiniging met koper in grondwater

201 281

3

280

276 275

Deel 2: deellocatie C: opslag oliedrums deellocatie D: ketelhuis deellocatie E: bovengrondse olietank deellocatie F: overig deel deellocatie H: nader onderzoek verontreiniging met nikkel in grondwater

284 285

282

G W

olf ku i ls ew eg

287

283

236

D1

238 237

Deel 3: deellocatie G: braakliggend terrein

286

UITSNEDE (schaal 1:500)

E

239

A3

D

265

240

254

Legenda Titel:

boring gestaakt op 0,5 m -mv (i.v.m. puinlaag)

bestaande peilbuis

boring tot 0,4 á 1,2 m -mv boring tot 1,5 á 2,0 m -mv boring niet uitgevoerd proefgat O:\doc\opdracht\200284-11\Tekeningen\200284-11_V2.dwg

A

Project:

Bijlage:

Formaat:

2

A3

200284-11

deellocatie nummer grens deel

klinkers beton

Projectnaam:

grens deellocatie

peilbuis

1

10

deelnummer

30

50

water

tuin 270

huisnummer

Gecontroleerd : Getekend :

meters

0

20

40

JWE

Opdrachtgever :

X:

185450

Y:

428609

Schaal:

1:1000

Datum:

ingenieursbureau voor bodem water en milieu Envita Nijmegen B.V. Metaalweg 18, 6551 AD WEURT

Gemeente Nijmegen

28

Helicon

217

19-21

I E

218 216

H

233

UITSNEDE

iew eg

234

221

274

En erg

219

270

235

220

1

D

kantine

A2

266

265

kantoor

bassins 106

kassen

273

215

264

260

B

232

222

267

226

228

214

2

262

A6

244

263 225

230

205

250

247

210

278

F

255

C W

A1

253

B1

207 O

overkapping opslag planten

opslag klinkers

202

206

258 256

224

211 deels klinkers/tegels/ beton/onverhard

251

246

203

208

254

248

227

A

257

243

223 204

259

272

268

261

229 parkeerterrein

209

271

269

270 231

245

242

212

72

252

249

241

C1 213 277

279

Deel 1: deellocatie A: voormalige boerderij deellocatie B: overig deel deellocatie I: nader onderzoek verontreiniging met koper in grondwater

201 281

3

280

276 275

Deel 2: deellocatie C: opslag oliedrums deellocatie D: ketelhuis deellocatie E: bovengrondse olietank deellocatie F: overig deel deellocatie H: nader onderzoek verontreiniging met nikkel in grondwater

284 285

282

G W

olf ku i ls ew eg

287

283

236

D1

238 237

Deel 3: deellocatie G: braakliggend terrein

286

UITSNEDE (schaal 1:500)

E

239

A3

D

265

240

254

Legenda Titel:

boring gestaakt op 0,5 m -mv (i.v.m. puinlaag)

bestaande peilbuis

boring tot 0,4 á 1,2 m -mv boring tot 1,5 á 2,0 m -mv boring niet uitgevoerd proefgat O:\doc\opdracht\200284-11\Tekeningen\200284-11_V2.dwg

A

Project:

Bijlage:

Formaat:

2

A3

200284-11

deellocatie nummer grens deel

klinkers beton

Projectnaam:

grens deellocatie

peilbuis

1

10

deelnummer

30

50

water

tuin 270

huisnummer

Gecontroleerd : Getekend :

meters

0

20

40

JWE

Opdrachtgever :

X:

185450

Y:

428609

Schaal:

1:1000

Datum:

ingenieursbureau voor bodem water en milieu Envita Nijmegen B.V. Metaalweg 18, 6551 AD WEURT

Gemeente Nijmegen


BIJLAGE 3 Bodemprofielbeschrijvingen


Deellocatie-Meetpunt: Deel 1, deellocatie A-201


Datum meting: 27-8-2012 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak


0

0

groenstrook Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig grindig, sporen puin, donkerbruin

Volledig puin

1 50

klinker

7 10

Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel

1

-50

0

0

50

-50





0

0

klinker

7

1 25

50

-50

tegel Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel

1 30

Zand, matig grof, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkerbruin

2

0 4

0

Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak puinhoudend, lichtgeel

2 50

-50

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, sporen puin, donkerbruin





0

0


0

0

beton

14


1 1 50

-50

50

-50





0

0

beton

0

0

14


1

1

35

2 50

-50

Projectlocatie:

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, sporen puin, donkerbruin


Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen

50

-50

Projectcode: 200284-11 Pagina: 1 / 21






0

0

gras Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig grindig, donkerbruin

0

0

1


1 40

Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig grindig, sporen puin, donkerbruin

-50

50

-50

2

100

-100

Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, lichtgeel 3

-150

4 190





0

0

moestuin Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig grindig, sporen puin, donkerbruin

0

0

1

1

gras Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig grindig, geen olie-water reactie, donkerbruin

40 50

-50

Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak grindig, bruinoranje

Zand, matig fijn, zwak siltig, matig grindig, sporen puin, geen olie-water reactie, donkergeel

-50 2

2

100

-100

Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, lichtgeel

100

-100

3

Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, geen olie-water reactie, lichtgeel 3

-150

-150

4

4

190

-200 210

Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel

-250

-300 320

Projectlocatie:





Deellocatie-Meetpunt: Deel 1, deellocatie B-214



0

0


1

gazon Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, matig grindig, donkerbruin

1

50

-50

0

0

50

-50





0

0


1

gazon Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, matig grindig, donker zwartbruin

1

50

-50

0

0

50

-50

Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, bruingeel 2

-100

3 140

-150

Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, lichtgrijs

4 170





0

0

gazon Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, matig grindig, sporen puin, donker zwartbruin

1

Projectlocatie:

1

50

-50



0

0

50

-50


tuin Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, matig grindig, matig puinhoudend, donker zwartbruin





0

0

gazon Zand, matig grof, zwak siltig, matig humeus, matig grindig, donkerbruin

1

1

50

-50

0

0

gazon Zand, matig grof, matig siltig, matig humeus, matig grindig, resten puin, matig koolashoudend, donker zwartbruin

50

-50

Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, donkerbruin, gestaakt harde laag

2 80





0

0

tuin Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, matig grindig, matig puinhoudend, donker zwartbruin

0

0

7 11

1

50

Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, lichtbruin

Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel Volledig puin, sterk zandhoudend, donkerrood

1 -50

klinker

-50

2

2

90 100

-100

Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin

Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, lichtbruin

-100 1303

3 130

Zand, matig grof, sterk siltig, matig grindig, lichtgrijs

140

-150

Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, lichtgrijs

4

-150

4 160

170





0

0

7 11

1 40

klinker

0

0


klinker

7

1 25

Volledig puin, sterk zandhoudend, donkerrood, gestaakt beton brokken

Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin Volledig puin, sterk zandhoudend, donkerrood

2 -50 60

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, bruingeel 3 -100

4 150

-150

Projectlocatie:








0

0

7 11

klinker Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel

50

-50

puin Volledig puin, sterk zandhoudend, donkerrood

1

Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk puinhoudend, donker roodbruin

1

0

0

50

-50

Zand, matig fijn, matig siltig, sterk puinhoudend, bruinzwart 2 90

-100

Zand, matig grof, zwak siltig, sterk grindig, grijsbruin

3 120

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, lichtgrijs

4 150

-150





0

0

groenstrook Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, sporen puin, donkerbruin

1

puin Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, sterk puinhoudend, donker roodbruin, parkeerplaats

1

50

-50

0

0

50

-50





0

0

groenstrook Zand, matig grof, sterk siltig, matig humeus, donker geelbruin

1

50

-50

Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, matig roesthoudend, lichtbruin 2

-100

3

150

-150

Projectlocatie:



groenstrook Zand, matig fijn, sterk siltig, sterk humeus, zwak grindig, donkerbruin

1

50

-50

0

0






0

0

groenstrook Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, matig grindig, donkerbruin

1


1

50

-50

0

0

50

-50

Deellocatie-Meetpunt: Deel 1, deellocatie I-233


Datum meting: 28-8-2012 Boormeester: Peilen in cm t.o.v. referentievlak


0

0

gazon Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sterk grindig, donker oranjebruin

0

0

gazon Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, sterk grindig, sporen puin, donker oranjebruin

1

-50

50

-50

Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, laagjes grind, oranjegeel

70

Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, oranjegeel -100

2

-100

3

150

-150

Zand, zeer grof, zwak siltig, sterk grindig, grijsgeel

150

-150

Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, grijsgeel 4

-200

-200

-250

-250

-300

-300

330 340

Projectlocatie:





Deellocatie-Meetpunt: Deel 2, deellocatie D-239



0

0

gazon Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig grindig, sporen puin, donkerbruin

0

0

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig grindig, sporen puin, donkerbruin

1 50

-50

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig grindig, donker oranjebruin

beton

13

50

-50

Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, lichtbruin 2

90

Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, oranjegeel

-100

100

-100

150

-150

Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, grijsgeel

-200

-250

-300

340

Deellocatie-Meetpunt: Deel 2, deellocatie D-240

Deellocatie-Meetpunt: Deel 2, deellocatie E-236



0

0

beton

0

0

13

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig grindig, sporen puin, donkerbruin

1 50

-50


1

50

-50

2

100

-100

Projectlocatie:




braak Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, matig grindig, geen olie-water reactie, donkerbruin





0

0


1


1

50

-50

0

0

Zand, uiterst grof, zwak siltig, matig grindig, sterk roesthoudend, geen olie-water reactie, lichtbruin

50

-50

2

100

-100

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, geen olie-water reactie, licht geelgrijs 3

-150

4

200

-200

Deellocatie-Meetpunt: Deel 2, deellocatie F-241




0

0

klinker

7

1

20

50

-50

klinker

7

Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak grindig, donker bruingeel

15

Volledig puin, matig zandhoudend, donkerrood

2

0

0

Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergeel Volledig puin, matig zandhoudend, donkerrood

1 50

-50

Klei, sterk zandig, zwak grindig, lichtbruin 2

100

-100

Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, donkergeel 3

150

-150

Projectlocatie:








0 4

0

tegel

0

0


1 25

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, bruinzwart

1 Volledig puin

2 50

-50

50

-50

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindig, donkergrijs 2

100

-100

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, licht grijsgeel 3

-150

4

200

-200





0

0

braak Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin

0

0

beton

12

Zand, matig fijn, matig siltig, matig grindig, lichtbruin

1 1 50

-50

50

-50





0

0

braak Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, zwak grindig, donker beigebruin

1

1

50

-50

0

0


50

-50

2

100

-100

Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, licht geelbruin 3

150

-150

Projectlocatie:




braak Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, zwak grindig, bruinzwart





0

0

braak Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, zwak grindig, bruinzwart

beton

10

Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, bruinzwart

1

1 50

-50

0

0

50

-50

Zand, matig grof, sterk siltig, zwak grindig, lichtbruin 2

100

-100

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, licht beigebruin 3

-150

4

200

-200

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, licht bruingrijs

-250

300

-300





0

0

braak Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin

1


1

50

-50

0

0

50

-50

Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, bruinbeige 2

100

-100

Zand, zeer grof, zwak siltig, sterk grindig, licht geelgrijs 3

150

-150

Projectlocatie:








0

0


1

braak Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, zwak grindig, bruinzwart

1

50

-50

0

0

50

-50

Klei, matig zandig, lichtgrijs

2

100

-100

Grind, zeer grof, zwak zandig, lichtbruin, gestaakt

3 120





0

0

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, donker beigebruin

1

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, donker beigebruin

1

50

-50

0

0

50

-50





0

0

groenstrook Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, bruinzwart

1

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, donkerbruin

1

50

-50

0

0

50

-50

Zand, matig fijn, sterk siltig, matig grindig, sterk roesthoudend, licht roodbruin 2

100

-100

Zand, zeer grof, zwak siltig, sterk grindig, lichtbruin 3

150

-150

Projectlocatie:








0

0

groenstrook Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, bruinzwart

0

0

beton

13

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig grindig, bruinzwart

1 1 50

-50

50

-50





0

0

beton

0

0

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, bruinzwart

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig grindig, bruinzwart 1

1 50

-50

beton

12

13

50

-50

Zand, matig grof, sterk siltig, matig grindig, lichtbruin 2

100

-100

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, licht geelbruin 3

-150

4

200

-200





0

0

beton

0

0

13

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig grindig, bruinzwart

1

1 50

-50

Projectlocatie:



50

-50


braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin





0

0

beton

0

0

13


braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, bruinzwart

1

1 -50

50

-50

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindig, donkergrijs

60

2

100

-100

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, licht grijsgeel 3

-150

4

200

-200





0

0

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, lichtbruin

1

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, bruinzwart

1

50

-50

0

0

50

-50

Zand, matig fijn, matig siltig, matig grindig, lichtbruin 2 90


-100 3 130

-150

Zand, uiterst grof, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel

4 160





0

0

braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig grindig, lichtbruin

1

Projectlocatie:

1

50

-50



0

0

50

-50


braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig grindig, lichtbruin





0

0

beton

0

0

10

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, bruinzwart

1

1 50

-50



50

-50

2

100

-100

Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, licht geelbruin 3

-150

4

200

-200





0

0 1


0

0

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig grindig, donkerbruin

20

50

-50

1

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindig, lichtbruin

2

50

-50

Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, lichtbruin 2

100

-100

Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, lichtbruin 3

150

-150

Projectlocatie:




Deellocatie-Meetpunt: Deel 2, deellocatie F-a1

Deellocatie-Meetpunt: Deel 3, deellocatie G-275



0

0


0

0

1

gras Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig grindig, zwak puinhoudend, donkerbruin

1

-50

50

-50

2

-100 3 130

-150

Zand, matig grof, zwak siltig, sterk grindig, licht geelbruin

4

-200

-250

300

-300





0

0


1


1

50

-50

0

0

50

-50





0

0


1

1 50

-50

Projectlocatie:



0

0

50

-50







0

0


1


1

50

-50

0

0

50

-50





0

0


1


1

50

-50

0

0

50

-50


Deellocatie-Meetpunt: Deel 3, gepland wegtracé-301


Datum meting: 15-11-2012 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak

0

0


0

0

1

50

-50

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig grindig, zwak puinhoudend, zwak glashoudend, sporen asfalt, sporen kolen, donkerbruin

-50

1 90

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, licht geelbruin

-100

150

-150

Projectlocatie:




Deellocatie-Meetpunt: Deel 3, gepland wegtracé-301a




0

0

1

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig grindig, zwak puinhoudend, zwak glashoudend, sporen asfalt, sporen kolen, donkerbruin

-50

0

0

50

-50

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, zwak koolhoudend, sporen glas, zwak asbesthoudend, donkerbruin, 7 stukjes golfplaat drgr 162 gr

2 90

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, licht geelbruin

-100

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, sporen kolen, donkerbruin

1 -100

3

130

Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, licht geelbruin 150

-150

-150

190





0

0

1

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, sporen kolen, donkerbruin

50

-50

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, zwak koolhoudend, sporen glas, donkerbruin, 7 stukjes golfplaat drgr 162 gr

2

-100

0

0

50

-50

-100

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, sporen glas, donkerbruin

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, zwak koolhoudend, sporen glas, zwak asbesthoudend, donkerbruin, 3 stukjes vlakke pl. 16 gr 1 stukje golfplaat 22 gr 1

3 130

Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, licht geelbruin -150

140

Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, licht geelbruin

-150

4

190 200

-200

Projectlocatie:








0

0

1

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, sporen glas, donkerbruin

50

-50

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, zwak koolhoudend, sporen glas, zwak asbesthoudend, donkerbruin, 3 stukjes vlakke pl. 16 gr 1 stukje golfplaat 22 gr

2

-100

0

0

50

-50

-100

braak Zand, matig grof, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, zwak koolhoudend, matig asfalthoudend, donkerbruin

Zand, matig grof, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, zwak koolhoudend, zwak asbesthoudend, matig asfalthoudend, donkerbruin, 2 stukjes golfplaat 8 gr 1

3 140


-150

150

-150

Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, geeloranje

4

200

-200

200

-200





0

0

1

braak Zand, matig grof, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, zwak koolhoudend, sporen glas, matig asfalthoudend, donkerbruin

-50

0

0

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, sporen puin, zwak koolhoudend, donkerbruin

50

-50

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, zwak koolhoudend, zwak asbesthoudend, donkerbruin, 4 stukjes golfplaat 132 gr

2 90

-100


-100

3

150

-150


150

-150

4

200

-200

Projectlocatie:





Deellocatie-Meetpunt: Deel 3, NO lood-401



0

0

1

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, zwak koolhoudend, donkerbruin

-50

0

0

1

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, matig puinhoudend, zwak koolhoudend, donkerbruin

-50

2

2 90


-100

-100

3

3

140 150

-150


-150 4

200

-200





0

0

1


-50

0

0

1

braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak puinhoudend, zwak koolhoudend, sporen glas, donkerbruin

-50

2 2 -100

-100 120

3

Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, licht oranjebruin 140


-150

-150

3

4

200

-200

Projectlocatie:

170








0

0

1


-50

0

0

braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen puin, donkerbruin

1

-50

2

2

-100

100

-100

3

Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, geeloranje 3

140


-150

150

-150

4

200

-200





0

0

1


-50

0

0

1


-50

2

2

100

-100

-100

3

-150 4 180

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, geeloranje -200

5 220

Projectlocatie:




Deellocatie-Meetpunt: Deel 3, NO lood-408 Datum meting: 16-11-2012 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak

0

0

1


-50

2

100

-100

Projectlocatie:







BIJLAGE 4 Analysecertificaten


Envita Nijmegen B.V. T.a.v. W.C.J. Hendriks Postbus 1 6550 ZG NIJMEGEN

Analysecertificaat Datum: 18-09-2012

Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen

2012151444 200284-11 breed nijmegen 29-08-2012

Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.

Bewaren tot: Datum:

Naam:

Handtekening:

Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.

Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.

Ing. A. Veldhuizen Technical Manager

Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL

Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail [email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A

Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 1 van 72 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).

Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix

200284-11 breed nijmegen

Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina

27-08-2012 H.H. Wolters Grond; Grond (AS3000)

2012151444/1 06-09-2012 18-09-2012/12:41 A,B,C,D 1/10

1

2

3

4

5

Cryogeen malen AS3000

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Verkleinen brekermolen (cryogeen)

Uitgevoerd

Eenheid

Analyse Voorbehandeling

Q

Bodemkundige analyses

S

Droge stof

% (m/m)

90.0

91.4

88.5

93.3

87.5

S

Organische stof

% (m/m) ds

0.7

1.8

2.4

1.4

3.9

Q

Gloeirest

% (m/m) ds

98.9

97.8

97.2

98.3

95.6

S

Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)

% (m/m) ds

5.5

5.5

6.0

4.1

6.5

Metalen

S

Barium (Ba)

mg/kg ds

82

50

49

44

110

S

Cadmium (Cd)

mg/kg ds

<0.17

<0.17

0.18

<0.17

0.29

S

Kobalt (Co)

mg/kg ds

<4.3

<4.3

<4.3

<4.3

7.4

S

Koper (Cu)

mg/kg ds

8.2

17

17

11

38

S

Kwik (Hg)

mg/kg ds

0.085

0.82

0.17

0.079

0.59

S

Molybdeen (Mo)

mg/kg ds

<1.5

<1.5

<1.5

<1.5

1.6

S

Nikkel (Ni)

mg/kg ds

11

9.4

9.2

9.6

21

S

Lood (Pb)

mg/kg ds

17

55

59

38

130

S

Zink (Zn)

mg/kg ds

44

57

71

46

110

Minerale olie (C10-C12)

mg/kg ds

<3.0

<3.0

<3.0

<3.0

5.3


mg/kg ds

<5.0

<5.0

<5.0

<5.0

<5.0


mg/kg ds

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0


mg/kg ds

<12

<12

<12

<12

<12


mg/kg ds

9.8

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0


mg/kg ds

9.4

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0

Minerale olie totaal (C10-C40)

mg/kg ds

<38

<38

<38

<38

<38

PCB 28

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

0.0015

S

PCB 52

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB 101

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

Minerale olie

S

Polychloorbifenylen, PCB

S

3)

Analytico-nr.

Nr. Monsteromschrijving

1

1A 202

2

1A MM1

3

1A MM2

4

1A MM3

5

1B 220

<0.0010

7092641 7092642 7092643 7092644 7092645 Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting

Eurofins Analytico B.V.

Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL

Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl

BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A

Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 2 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).

van 72

TESTEN RvA L010





2012151444/1 06-09-2012 18-09-2012/12:41 A,B,C,D 2/10

1

2

3

4

5

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

PCB 138

mg/kg ds

0.0019

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

PCB 153

mg/kg ds

0.0017

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB 180

mg/kg ds

0.0015

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB (som 7) (factor 0,7)

mg/kg ds

0.0079

0.0049

0.0057

0.0049

Analyse

Eenheid

S

PCB 118

S S

<0.0010 2)

0.0049

2)

2)

Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK

S

Naftaleen

mg/kg ds

<0.050

<0.050

<0.050

<0.050

0.083

S

Fenanthreen

mg/kg ds

0.090

0.13

0.094

0.075

1.7

S

Anthraceen

mg/kg ds

<0.050

<0.050

<0.050

<0.050

0.47

S

Fluorantheen

mg/kg ds

0.22

0.34

0.23

0.15

4.4

S

Benzo(a)anthraceen

mg/kg ds

0.16

0.20

0.18

0.11

3.3

S

Chryseen

mg/kg ds

0.18

0.23

0.21

0.14

3.7

S

Benzo(k)fluorantheen

mg/kg ds

0.079

0.11

0.100

0.076

1.5

S

Benzo(a)pyreen

mg/kg ds

0.19

0.28

0.22

0.16

3.1

S

Benzo(ghi)peryleen

mg/kg ds

0.13

0.19

0.15

0.13

2.2

S

Indeno(123-cd)pyreen

mg/kg ds

0.15

0.15

0.19

0.14

2.4

S

PAK VROM (10) (factor 0,7)

mg/kg ds

1.3

1.7

1.4

1.1

23

Analytico-nr.


1

1A 202

2

1A MM1

3

1A MM2

4

1A MM3

5

1B 220







van 72

TESTEN RvA L010




27-08-2012 H.H. Wolters Grond; Grond (AS3000) 6

7

8

9

10

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

91.8

89.8

91.6

88.6

93.7

Eenheid

Analyse

2012151444/1 06-09-2012 18-09-2012/12:41 A,B,C,D 3/10

Voorbehandeling

Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses

S

Droge stof

% (m/m)

S

Organische stof

% (m/m) ds

2.1

3.5

3.2

1.7

<0.5

Q

Gloeirest

% (m/m) ds

97.3

96.0

96.6

98.1

99.2

S


% (m/m) ds

7.5

6.4

4.1

3.0

5.2

Metalen

S

Barium (Ba)

mg/kg ds

50

59

63

64

27

S

Cadmium (Cd)

mg/kg ds

0.18

0.21

0.24

0.19

<0.17

S

Kobalt (Co)

mg/kg ds

<4.3

<4.3

<4.3

<4.3

<4.3

S

Koper (Cu)

mg/kg ds

19

20

25

10

25

S

Kwik (Hg)

mg/kg ds

0.13

0.15

0.20

<0.050

0.52

S

Molybdeen (Mo)

mg/kg ds

<1.5

<1.5

<1.5

<1.5

<1.5

S

Nikkel (Ni)

mg/kg ds

9.8

10

9.8

9.2

9.3

S

Lood (Pb)

mg/kg ds

60

77

100

48

120

S

Zink (Zn)

mg/kg ds

57

69

75

120

20


mg/kg ds

<3.0

<3.0

4.9

<3.0

11


mg/kg ds

<5.0

<5.0

<5.0

<5.0

<5.0


mg/kg ds

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0


mg/kg ds

<12

<12

<12

<12

<12


mg/kg ds

<6.0

<6.0

<6.0

9.9

<6.0


mg/kg ds

<6.0

<6.0

<6.0

9.0

<6.0


mg/kg ds

<38

<38

<38

<38

<38

<0.0010

<0.0010

<0.0010

Minerale olie

S


S

PCB 28

mg/kg ds

<0.0010

0.0015

S

3)

PCB 52

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB 101

mg/kg ds

<0.0010

0.0013

<0.0010

0.0010

<0.0010

S

PCB 118

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010 Analytico-nr.


6

1B MM1

7

1B MM2

8

1B MM3

9

1B MM4

7092646 7092647 7092648 7092649 7092650

10 1B MM5

Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting






van 72

TESTEN RvA L010


200284-11 breed nijmegen 27-08-2012 H.H. Wolters Grond; Grond (AS3000)

2012151444/1 06-09-2012 18-09-2012/12:41 A,B,C,D 4/10

6

7

8

9

10

mg/kg ds

<0.0010

0.0017

<0.0010

0.0021

<0.0010

PCB 153

mg/kg ds

<0.0010

0.0022

<0.0010

0.0022

<0.0010

PCB 180

mg/kg ds

<0.0010

0.0015

<0.0010

0.0022

<0.0010

0.0096

0.0049

Analyse

Eenheid

S

PCB 138

S S S



mg/kg ds

0.0049

2)

2)

0.0096

0.0049

<0.050

<0.050

<0.050

<0.050

2)


S

Naftaleen

mg/kg ds

<0.050

S

Fenanthreen

mg/kg ds

<0.050

0.052

0.061

0.17

<0.050

S

Anthraceen

mg/kg ds

<0.050

<0.050

<0.050

0.14

<0.050

S

Fluorantheen

mg/kg ds

0.089

0.14

0.20

0.65

<0.050

S

Benzo(a)anthraceen

mg/kg ds

0.069

0.076

0.16

0.53

<0.050

S

Chryseen

mg/kg ds

0.097

0.10

0.22

0.55

<0.050

S


mg/kg ds

0.051

0.052

0.090

0.25

<0.050

S

Benzo(a)pyreen

mg/kg ds

0.10

0.089

0.16

0.47

<0.050

S

Benzo(ghi)peryleen

mg/kg ds

0.069

0.090

0.11

0.29

<0.050

S


mg/kg ds

0.087

0.083

0.14

0.31

<0.050

S


mg/kg ds

0.67

0.76

1.2

3.4

0.35

Analytico-nr.


6

1B MM1

7

1B MM2

8

1B MM3

9

1B MM4

7092646 7092647 7092648 7092649 7092650

10 1B MM5




2)




van 72

TESTEN RvA L010





12

13

14

15

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

91.8

87.8

84.9

85.6

Eenheid

Analyse

2012151444/1 06-09-2012 18-09-2012/12:41 A,B,C,D 5/10

Voorbehandeling


S

% (m/m)

Droge stof

S

Organische stof

% (m/m) ds

<0.5

2.6

Q

Gloeirest

% (m/m) ds

99.4

97.0

S


% (m/m) ds

87.9 1)

2.0

1)

3.9

3.7

95.5

95.7

3.3

9.0

8.7

97.6

Metalen

S

Barium (Ba)

mg/kg ds

25

82

80

S

Cadmium (Cd)

mg/kg ds

<0.17

0.32

0.29

S

Kobalt (Co)

mg/kg ds

4.4

<4.3

<4.3

S

Koper (Cu)

mg/kg ds

<5.0

26

21

S

Kwik (Hg)

mg/kg ds

0.13

0.24

0.16

S

Molybdeen (Mo)

mg/kg ds

<1.5

<1.5

<1.5

S

Nikkel (Ni)

mg/kg ds

9.1

11

9.8

S

Lood (Pb)

mg/kg ds

<13

91

81

S

Zink (Zn)

mg/kg ds

<17

99

79


mg/kg ds

<3.0

<3.0

4.9

<3.0

<3.0


mg/kg ds

<5.0

<5.0

<5.0

<5.0

<5.0


mg/kg ds

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0


mg/kg ds

<12

<12

<12

<12

<12


mg/kg ds

<6.0

<6.0

6.2

<6.0

<6.0


mg/kg ds

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0

S


mg/kg ds

<38

<38

<38

<38

<38

S

Chromatogram olie (GC)

Zie bijl.

Zie bijl.

Minerale olie


S

PCB 28

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB 52

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB 101

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010



7092651

11 1B MM6

7092652

12 2D MM1

7092653

13 2E MM1

7092654

14 2F MM1

7092655

15 2F MM2







van 72

TESTEN RvA L010





2012151444/1 06-09-2012 18-09-2012/12:41 A,B,C,D 6/10

14

15

<0.0010

<0.0010

<0.0010

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

PCB 180

mg/kg ds

<0.0010


mg/kg ds

0.0049

Analyse

Eenheid

S

PCB 118

mg/kg ds

S

PCB 138

S

PCB 153

S S

11

12

13

<0.0010 2)

0.0049

<0.0010 2)

0.0049

2)


S

Naftaleen

mg/kg ds

<0.050

<0.050

<0.050

S

Fenanthreen

mg/kg ds

<0.050

<0.050

0.076

S

Anthraceen

mg/kg ds

<0.050

<0.050

<0.050

S

Fluorantheen

mg/kg ds

<0.050

<0.050

0.18

S

Benzo(a)anthraceen

mg/kg ds

<0.050

<0.050

0.089

S

Chryseen

mg/kg ds

<0.050

0.090

0.18

S


mg/kg ds

<0.050

<0.050

0.084

S

Benzo(a)pyreen

mg/kg ds

<0.050

<0.050

0.11

S

Benzo(ghi)peryleen

mg/kg ds

<0.050

<0.050

0.10

S


mg/kg ds

<0.050

0.066

0.10

0.44

1.00

S


mg/kg ds

0.35

2)

Analytico-nr.


7092651

11 1B MM6

7092652

12 2D MM1

7092653

13 2E MM1

7092654

14 2F MM1

7092655

15 2F MM2







van 72

TESTEN RvA L010





17

18

19

20

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

87.4

84.8

90.3

93.3

90.6

Eenheid

Analyse

2012151444/1 06-09-2012 18-09-2012/12:41 A,B,C,D 7/10

Voorbehandeling


S

Droge stof

% (m/m)

S

Organische stof

% (m/m) ds

2.0

3.8

0.8

<0.5

0.6

Q

Gloeirest

% (m/m) ds

97.4

95.5

98.4

99.5

98.7

S


% (m/m) ds

8.4

10.3

12.1

2.2

10.1

Metalen

S

Barium (Ba)

mg/kg ds

73

93

45

22

57

S

Cadmium (Cd)

mg/kg ds

0.24

0.42

<0.17

<0.17

<0.17

S

Kobalt (Co)

mg/kg ds

7.0

<4.3

5.0

<4.3

<4.3

S

Koper (Cu)

mg/kg ds

25

26

16

<5.0

6.5

S

Kwik (Hg)

mg/kg ds

0.19

0.21

0.12

<0.050

<0.050

S

Molybdeen (Mo)

mg/kg ds

<1.5

<1.5

<1.5

<1.5

<1.5

S

Nikkel (Ni)

mg/kg ds

10

11

9.7

7.5

12

S

Lood (Pb)

mg/kg ds

87

98

19

<13

18

S

Zink (Zn)

mg/kg ds

74

93

24

<17

28


mg/kg ds

<3.0

<3.0

5.9

<3.0

<3.0


mg/kg ds

<5.0

<5.0

<5.0

<5.0

<5.0


mg/kg ds

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0


mg/kg ds

<12

<12

<12

<12

<12


mg/kg ds

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0


mg/kg ds

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0

<6.0


mg/kg ds

<38

<38

<38

<38

<38

Minerale olie

S


S

PCB 28

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB 52

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB 101

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB 118

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010



7092656

16 2F MM3

7092657

17 2F MM4

7092658

18 2F MM5

7092659

19 2F MM6

7092660

20 2F MM7







van 72

TESTEN RvA L010



2012151444/1 06-09-2012 18-09-2012/12:41 A,B,C,D 8/10

16

17

18

19

20

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

PCB 153

mg/kg ds

<0.0010

0.0019

<0.0010

<0.0010

<0.0010

PCB 180

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

<0.0010

Analyse

Eenheid

S

PCB 138

S S S



mg/kg ds

0.0049

2)

2)

0.0049

<0.0010 2)

0.0061

0.0049

0.0049

<0.050

<0.050

<0.050

<0.050

2)


S

Naftaleen

mg/kg ds

<0.050

S

Fenanthreen

mg/kg ds

0.11

0.49

<0.050

<0.050

<0.050

S

Anthraceen

mg/kg ds

<0.050

0.060

<0.050

<0.050

<0.050

S

Fluorantheen

mg/kg ds

0.18

0.99

<0.050

<0.050

<0.050

S

Benzo(a)anthraceen

mg/kg ds

0.090

0.12

<0.050

<0.050

<0.050

S

Chryseen

mg/kg ds

0.14

0.63

<0.050

<0.050

<0.050

S


mg/kg ds

0.065

0.25

<0.050

<0.050

<0.050

S

Benzo(a)pyreen

mg/kg ds

0.11

0.34

<0.050

<0.050

<0.050

S

Benzo(ghi)peryleen

mg/kg ds

0.084

0.29

<0.050

<0.050

<0.050

S


mg/kg ds

0.091

0.36

<0.050

S


mg/kg ds

0.94

3.6

0.35

<0.050 2)

0.35

<0.050 2)

0.35

Analytico-nr.


7092656

16 2F MM3

7092657

17 2F MM4

7092658

18 2F MM5

7092659

19 2F MM6

7092660

20 2F MM7




2)




van 72

TESTEN RvA L010




27-08-2012 H.H. Wolters Grond; Grond (AS3000) Eenheid

Analyse

21

22

23

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

% (m/m)

88.3

86.9

90.4

2012151444/1 06-09-2012 18-09-2012/12:41 A,B,C,D 9/10

Voorbehandeling


S

Droge stof

S

Organische stof

% (m/m) ds

<0.5

3.3

3.3

Q

Gloeirest

% (m/m) ds

99.5

96.3

96.3

S


% (m/m) ds

3.1

6.0

5.7

Metalen

S

Barium (Ba)

mg/kg ds

<15

130

83

S

Cadmium (Cd)

mg/kg ds

<0.17

0.41

0.33

S

Kobalt (Co)

mg/kg ds

<4.3

<4.3

<4.3

S

Koper (Cu)

mg/kg ds

<5.0

32

33

S

Kwik (Hg)

mg/kg ds

<0.050

0.23

0.30

S

Molybdeen (Mo)

mg/kg ds

<1.5

<1.5

<1.5

S

Nikkel (Ni)

mg/kg ds

7.2

9.5

8.9

S

Lood (Pb)

mg/kg ds

<13

230

160

S

Zink (Zn)

mg/kg ds

<17

190

97


mg/kg ds

<3.0

<3.0

6.3


mg/kg ds

<5.0

<5.0

<5.0


mg/kg ds

<6.0

<6.0

<6.0


mg/kg ds

<12

<12

<12


mg/kg ds

<6.0

6.9

6.1


mg/kg ds

<6.0

<6.0

<6.0


mg/kg ds

<38

<38

<38

Minerale olie

S


S

PCB 28

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

<0.0010

S

PCB 52

mg/kg ds

<0.0010

0.0024

<0.0010

S

PCB 101

mg/kg ds

<0.0010

0.0035

<0.0010

S

PCB 118

mg/kg ds

<0.0010

0.0037



7092661

21 2F MM8

7092662

22 3G MM1

7092663

23 3G MM2

Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.





van 72

TESTEN RvA L010



Analyse

Eenheid

S

PCB 138

S S S


21

22

23

mg/kg ds

<0.0010

0.0042

<0.0010

PCB 153

mg/kg ds

<0.0010

0.0032

<0.0010

PCB 180

mg/kg ds

<0.0010

0.0023

<0.0010

0.020

0.0049 <0.050


mg/kg ds

0.0049

2)

2012151444/1 06-09-2012 18-09-2012/12:41 A,B,C,D 10/10

2)


S

Naftaleen

mg/kg ds

<0.050

<0.050

S

Fenanthreen

mg/kg ds

<0.050

0.79

0.12

S

Anthraceen

mg/kg ds

<0.050

0.21

<0.050

S

Fluorantheen

mg/kg ds

<0.050

1.9

0.57

S

Benzo(a)anthraceen

mg/kg ds

<0.050

1.3

0.34

S

Chryseen

mg/kg ds

<0.050

1.7

0.48

S


mg/kg ds

<0.050

0.65

0.17

S

Benzo(a)pyreen

mg/kg ds

<0.050

0.90

0.22

S

Benzo(ghi)peryleen

mg/kg ds

<0.050

0.93

0.18

S


mg/kg ds

<0.050

1.1

0.20

S


mg/kg ds

0.35

9.5

2.4

2)

Analytico-nr.


7092661

21 2F MM8

7092662

22 3G MM1

7092663

23 3G MM2

Akkoord

Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting

Pr.coörd.

S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.





van 72

JV TESTEN RvA L010

Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2012151444 Pagina 1/3 Analytico-nr. Boornr

Omschrijving

Van

Tot

Barcode

Monsteromschrijving

7092641

202

1

10

50

0530104690

1A 202

7092642

212

1

0

40

0530104591

1A MM1

7092642

213

1

0

50

0530104691

7092642

203

2

25

50

0530104699

7092642

207

2

35

50

0530104594

7092642

201

1

0

50

0530104686

7092643

205

1

0

50

0530104697

7092643

208

1

0

50

0530104687

7092643

210

1

0

50

0530104688

7092643

211

1

0

50

0530104587

7092643

204

2

30

50

0530104695

7092644

209

2

40

90

0530104692

7092644

211

2

50

100

0530104584

7092644

212

2

40

90

0530104593

7092645

220

1

0

50

0530104814

1B 220

7092646

214

1

0

50

0530104399

1B MM1

7092646

215

1

0

50

0530104808

7092646

216

1

0

50

0530104807

7092646

217

1

0

50

0530104819

7092646

232

1

0

50

0530104393

7092647

219

1

0

50

0530104816

7092647

227

1

0

50

0530104392

7092647

229

1

0

50

0530104815

7092647

230

1

0

50

0530104395

7092647

231

1

0

50

0530104394

7092648

218

1

0

50

0530104818

7092648

221

1

0

50

0530104811

7092648

226

2

50

90

0530104275

7092649

225

1

11

50

0530104388

7092649

228

1

0

50

0530104398

7092650

222

1303

90

130

0530104397

7092650

224

3

60

110

0530104270

7092650

226

3

90

120

0530104273

7092651

216

3

100

140

0530104810

7092651

221

3

100

140

0530104400

7092651

230

3

100

150

0530104387

1A MM2

1A MM3

1B MM2

1B MM3

1B MM4

1B MM5

1B MM6



Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl



van 72


Omschrijving

Van

Tot

Barcode

7092651

222

4

130

170

0530104396

7092651

224

4

110

150

0530104266

7092652

239

1

13

50

0530104762

7092652

240

1

13

50

0530104358

7092653

237

1

0

50

0530006858

7092653

236

1

0

50

0530007333

7092653

237

1

0

50

0530006858

7092653

238

1

0

50

0530006861

7092654

244

1

0

50

0530104236

7092654

245

1

0

50

0530104277

7092654

248

1

0

50

0530104483

7092654

249

1

0

50

0530104279

7092654

250

1

10

50

0530104271

7092654

251

1

0

50

0530104274

7092655

252

1

0

50

0530104588

7092655

253

1

0

50

0530104276

7092655

254

1

0

50

0530006798

7092655

255

1

0

50

0530104582

7092655

257

1

0

50

0530006190

7092655

259

1

0

50

0530006178

7092656

260

1

13

50

0530104238

7092656

261

1

13

50

0530104237

7092656

263

1

13

50

0530104241

7092656

264

1

0

50

0530104760

7092656

265

1

13

60

0530104243

7092656

267

1

0

50

0530104356

7092657

269

1

0

50

0530104360

7092657

270

1

0

50

0530104357

7092657

271

1

10

50

0530104248

7092657

272

1

0

50

0530006852

7092657

273

1

0

20

0530006862

7092657

274

1

0

50

0530104370

7092658

244

2

50

100

0530006789

7092658

247

2

50

100

0530104280

7092658

250

2

50

100

0530006180

7092658

252

2

50

100

0530006184

7092658

258

2

50

100

0530006182

Monsteromschrijving

1B MM6

2D MM1

2E MM1

2F MM1

2F MM2

2F MM3

2F MM4

2F MM5






van 72


Omschrijving

Van

Tot

Barcode

7092659

247

3

100

150

0530023471

7092659

252

3

100

150

0530006186

7092659

258

3

100

150

0530006181

7092659

244

4

150

200

0530006786

7092659

250

4

150

200

0530006189

7092659

242

3

100

150

0530104585

7092660

262

2

50

100

0530104250

7092660

266

2

50

100

0530104363

7092660

268

2

50

90

0530007332

7092660

271

2

50

100

0530104249

7092660

274

2

50

100

0530104369

7092661

274

3

100

150

0530104361

7092661

262

4

150

200

0530104244

7092661

266

4

150

200

0530104757

7092661

268

4

130

160

0530104756

7092661

271

4

150

200

0530104246

7092662

275

1

0

50

0530006800

7092662

275

1

0

50

0530006800

7092662

283

1

0

50

0530104516

7092662

284

1

0

50

0530104506

7092662

285

1

0

50

0530104515

7092662

286

1

0

50

0530104518

7092663

277

1

0

50

0530104519

7092663

278

1

0

50

0530104520

7092663

279

1

0

59

0530104511

7092663

280

1

0

50

0530104514

7092663

282

1

0

50

0530104513

Monsteromschrijving

2F MM6

2F MM7

2F MM8

3G MM1

3G MM2






van 72

Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2012151444 Pagina 1/1 Opmerking 1)

Het organische stof gehalte is gecorrigeerd voor het lutumgehalte van 5.4 % m/m (SIKB 3010 pb 3). Opmerking 2)

De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG Opmerking 3)

PCB 28 kan positief beïnvloed worden door PCB 31.





Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV). Pagina 15

van 72

.

Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2012151444

Pagina 1/1

Analyse

Methode

Techniek

Referentiemethode


W0106

Voorbehandeling

Cf. AS3000

Vermaling (cryogeen, <=1

W0106

Crushen

Cf. NVN 7313

Droge Stof

W0104

Gravimetrie

Cf. pb 3010-2 en Gw. NEN-ISO 11465

Organische stof/Gloeirest

W0109

Gravimetrie

Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754


W0173

Sedimentatie

Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753

Barium (Ba)

W0423

ICP-MS

Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2

Cadmium (Cd)

W0423

ICP-MS


Kobalt (Co)

W0423

ICP-MS


Koper (Cu)

W0423

ICP-MS


Kwik (Hg)

W0423

ICP-MS


Molybdeen (Mo)

W0423

ICP-MS


Nikkel( Ni)

W0423

ICP-MS


Lood (Pb)

W0423

ICP-MS


Zink (Zn)

W0423

ICP-MS


Minerale Olie (GC)

W0202

GC-FID

Cf. pb 3010-7 en cf. NEN 6978

Chromatogram (GC)

W0202

GC-FID

Eigen methode

Polychloorbifenylen (PCB)

W0271

GC-MS

Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980

PAK som AS3000/AP04

W0271

GC-MS

Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287

PAK (VROM)

W0271

GC-MS


kg,verkleinen brekermolen)

Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie juli 2009.






van 72

Bijlage (D) opmerkingen aangaande de monstername en conserveringstermijn 2012151444 Pagina 1/1 Er zijn verschillen met de richtlijnen geconstateerd die de betrouwbaarheid van de resultaten van onderstaande monsters of analyses mogelijk hebben beinvloed.

De conserveringstermijn is voor de betreffende analyse overschreden. Analyse

Analytico-nr.

Minerale Olie (GC) (Voorbehandeling)

7092641 7092642 7092643 7092644 7092645 7092646 7092647 7092648 7092649 7092650 7092651 7092652 7092653 7092654 7092655 7092656 7092657 7092658 7092659 7092660 7092661 7092662 7092663

Extractie PCB/PAK

7092644





Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 17 van overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).

72

Chromatogram TPH/Mineral Oil Sample id.: 7092652 Certificate no.: 2012151444 Sample description.: 2D MM1 dr aa dn at s_ en re tn I_ 01 C

1000.00

500.00

0.00 0.00

0.50

1.00

21 C 1.50

61 C 2.00

2.50

03 C

12 C 3.00

3.50

4.00

4.50

5.00

dr aa dn at s_ en re tn I_ 04 C

53 C 5.50

6.00

6.50

7.00

7.50

8.00

6.50

7.00

7.50

8.00


200.00 180.00 160.00 140.00 120.00 100.00


80.00 60.00 40.00 20.00

21 C

0.00 0.00

0.50

1.00

1.50

61 C 2.00

2.50

03 C

12 C 3.00

3.50

4.00

4.50

5.00

53 C 5.50

6.00

Pagina 18 van 72

Chromatogram TPH/Mineral Oil Sample id.: 7092653 Certificate no.: 2012151444 Sample description.: 2E MM1 dr aa dn at s_ en re tn I_ 01 C

1000.00

500.00

0.00 0.00

0.50

1.00

21 C 1.50

61 C 2.00

2.50

12 C 3.00

3.50

03 C 4.00

4.50

5.00

53 C


5.50

6.00

6.50

7.00

7.50

8.00

6.50

7.00

7.50

8.00


200.00 180.00 160.00 140.00 120.00 100.00

53 C


5.50

6.00

80.00 60.00 40.00 20.00 0.00 0.00

61 C

21 C 0.50

1.00

1.50

2.00

2.50

12 C 3.00

3.50

03 C 4.00

4.50

5.00

Pagina 19 van 72

V100712_1

Analyse certificaat

Datum rapportage

06-09-2012

Monsternummer: 12-109738 Rapportnummer:

1208-2355_01

RPS analyse bv

Ordernummer RPS Ordernummer opdrachtgever Opdrachtgever

E [email protected] W www.rps.nl

Datum order Datum analyse Monstergegevens afkomstig van Monsternummer opdrachtgever

1208-2355 200284-11 Envita Nijmegen B.V. Postbus 1 6550 ZG Weurt 28-08-2012 06-09-2012 Opdrachtgever 7081431

Barcode

R009012034

Hoogeveen

breed nijmegen

Zeppelinstraat 9 Postbus 2030 7900 BA Hoogeveen

Datum monstername Adres monstername Monsternamepunt Opmerking Soort monster

Ulvenhout Tolweg 11 Postbus 3440 4800 DK Breda T 0880 - 235720 F 0880 - 235701

T 0528 - 229011 F 0528 - 229018

200284-11 MM1-1 Grond

De analyse is uitgevoerd door RPS analyse, vestiging:

Hoogeveen

Onderzoeksmethode: Conform NEN 5707, AS3000; pakket 3070/3270 en AP04-SG-XVIII Nat ingezet gewicht (kg)

#> 16 mm #8-16 mm #4-8 mm #2-4 mm #1-2 mm #0,5-1 mm #< 0,5 mm #Totaal

Gewicht

Gew mat

kg

gram

0,000 0,201 0,197 0,150 0,295 1,145 9,441 11,428

0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000

12,173

# Totaal asbest (mg/kg d.s.) # Ondergrens (mg/kg d.s.) # Bovengrens (mg/kg d.s.) Droge stof

93,9

N

Percentage grond onderzocht

Chrysotiel

Amosiet

Crocidoliet

%

mg

mg

mg

mg

mg

mg

100,0 100,0 100,0 100,0 20,0 5,0 -

-

-

-

-

-

-

0 0 0 0 0 0 0 0

Totaal Chrysotiel

Totaal Amosiet

Totaal Crocidoliet

-

-

-

% d.s. *

Niet Hechtgebonden hechtgebonden

Totaal

Totaal Totaal niet hechtgebonden hechtgebonden Totaal asbest

-

-

<1,0 -

Gewogen asbest (mg/kg d.s.)

-

Aangetroffen materiaal: Geen

Angele de Leeuw Labcoördinator

RPS analyse bv KvK 20059540 BTW NL0089.00.620.B.01

Pagina 1 / 5 Pagina 20 van 72

Nederland l Engeland l Ierland l Rusland l Verenigde Staten l Canada l Australië l Zuidoost-Azië l Brazilië l Midden-Oosten l Afrika

V100712_1

Analyse certificaat

Datum rapportage

06-09-2012


1208-2355_01

RPS analyse bv





Barcode

R009012035

Hoogeveen

breed nijmegen




T 0528 - 229011 F 0528 - 229018

200284-11 MM2-1 Grond


Hoogeveen



Gewicht

Gew mat

kg

gram

0,000 0,344 0,483 0,359 0,510 1,396 7,432 10,522

0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000

11,487


91,6

N


Chrysotiel

Amosiet

Crocidoliet

%

mg

mg

mg

mg

mg

mg

100,0 100,0 100,0 100,0 20,0 5,0 -

-

-

-

-

-

-

0 0 0 0 0 0 0 0

Totaal Chrysotiel

Totaal Amosiet

Totaal Crocidoliet

-

-

-

% d.s. *


Totaal


-

-

<1,0 -


-






V100712_1

Analyse certificaat

Datum rapportage

06-09-2012


1208-2355_01

RPS analyse bv





Barcode

R009012031

Hoogeveen

breed nijmegen




T 0528 - 229011 F 0528 - 229018

200284-11 MM4-1 Grond


Hoogeveen



Gewicht

Gew mat

kg

gram

0,000 0,214 0,375 0,299 0,477 1,778 7,343 10,484

0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000

11,666


89,9

N


Chrysotiel

Amosiet

Crocidoliet

%

mg

mg

mg

mg

mg

mg

100,0 100,0 100,0 100,0 20,0 5,0 -

-

-

-

-

-

-

0 0 0 0 0 0 0 0

Totaal Chrysotiel

Totaal Amosiet

Totaal Crocidoliet

-

-

-

% d.s. *


Totaal


-

-

<1,0 -


-






V100712_1

Analyse certificaat

Datum rapportage

06-09-2012


1208-2355_01

RPS analyse bv





Barcode

R009012036

Hoogeveen

breed nijmegen




T 0528 - 229011 F 0528 - 229018

200284-11 MM3-1 Puin


Hoogeveen

Onderzoeksmethode: Conform NEN 5897, AP04-V (AP04-SG-XVIII / AP04-SB-VI) Nat ingezet gewicht (kg)


Gewicht

Gew mat

kg

gram

0,000 1,919 1,604 0,919 0,911 1,700 3,722 10,774

0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000

12,182


90,0

N


Chrysotiel

Amosiet

Crocidoliet

%

mg

mg

mg

mg

mg

mg

100,0 100,0 100,0 100,0 20,0 5,0 -

-

-

-

-

-

-

0 0 0 0 0 0 0 0

Totaal Chrysotiel

Totaal Amosiet

Totaal Crocidoliet

-

-

-

% d.s. *


Totaal


-

-

<1,0 -


-






V100712_1

Analyse certificaat

Rapportnummer:

Datum rapportage

06-09-2012

1208-2355_01


1208-2355 200284-11 Envita Nijmegen B.V. Postbus 1 6550 ZG Weurt

Datum order

28-08-2012

Toelichting * Droge stof is volgens eigen methode. - = Niet aantoonbaar < = Het totaal asbest (mg/kg d.s.) bevindt zich onder de bepalingsgrens N = Het aantal stukken asbesthoudend materiaal dat is geteld in het onderzochte deel van de desbetreffende fractie LB > 3 betekent meer dan 3 losse vezels en/of vezelbundels LB <= 3 betekent 1-3 losse vezels en/of vezelbundels Bij aantreffen van NIET-hechtgebonden asbesthoudende materialen dient, indien relevant voor het onderzoek, voor de fractie < 0,5 mm tevens analyse m.b.v. SEM/EDX uitgevoerd te worden. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op het aangeboden monster. Opmerking: indien de monstername uitgevoerd is door derden is RPS analyse bv niet verantwoordelijk voor de representativiteit van de monstername. Boven- en ondergrenzen zijn bepaald m.b.v. het 95% betrouwbaarheidsinterval. Alleen aan het originele complete Analyse Certificaat kunnen rechten worden ontleend.







2012148079 200284-11 breed nijmegen 29-08-2012


Bewaren tot: Datum:

Naam:

Handtekening:










29-08-2012 H.H. Wolters Water; Water (AS3000) Eenheid

Analyse

1

2

2012148079/1 29-08-2012 03-09-2012/15:58 A,B,C 1/2

4

3

Metalen

S

Barium (Ba)

µg/L

200

<45

<45

220

S

Cadmium (Cd)

µg/L

<0.80

<0.80

<0.80

<0.80

S

Kobalt (Co)

µg/L

6.2

<5.0

<5.0

5.4

S

Koper (Cu)

µg/L

20

25

<15

<15

S

Kwik (Hg)

µg/L

<0.050

<0.050

<0.050

<0.050

S

Molybdeen (Mo)

µg/L

<3.6

14

3.7

4.9

S

Nikkel (Ni)

µg/L

15

<15

<15

23

S

Lood (Pb)

µg/L

<15

<15

<15

<15

S

Zink (Zn)

µg/L

65

<60

<60

99

Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen

S

Benzeen

µg/L

<0.20

<0.20

<0.20

<0.20

S

Tolueen

µg/L

<0.30

<0.30

<0.30

<0.30

S

Ethylbenzeen

µg/L

<0.30

<0.30

<0.30

<0.30

S

o-Xyleen

µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

<0.10

S

m,p-Xyleen

µg/L

<0.20

<0.20

<0.20

S

1)

0.21

1)

0.21

<0.20 1)

Xylenen (som) factor 0,7

µg/L

0.21

0.21

BTEX (som)

µg/L

<1.1

<1.1

<1.1

<1.1

S

Naftaleen

µg/L

<0.050

<0.050

<0.050

<0.050

S

Styreen

µg/L

<0.30

<0.30

<0.30

<0.30

1)

Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen

S

Dichloormethaan

µg/L

<0.20

<0.20

<0.20

<0.20

S

Trichloormethaan

µg/L

<0.60

<0.60

<0.60

<0.60

S

Tetrachloormethaan

µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

<0.10

S

Trichlooretheen

µg/L

0.94

<0.60

<0.60

<0.60

S

Tetrachlooretheen

µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

<0.10

S

1,1-Dichloorethaan

µg/L

<0.60

<0.60

<0.60

<0.60

S

1,2-Dichloorethaan

µg/L

<0.60

<0.60

<0.60

<0.60

S

1,1,1-Trichloorethaan

µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

<0.10

S


µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

<0.10

S

cis 1,2-Dichlooretheen

µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

<0.10 Analytico-nr.


1

a3-1-1

2

b1-1-1

3

c1-1-1

4

d1-1-1

7081441 7081442 7081443 7081444 Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting






van 72

TESTEN RvA L010


200284-11 breed nijmegen 29-08-2012 H.H. Wolters Water; Water (AS3000) Eenheid

Analyse

S


2012148079/1 29-08-2012 03-09-2012/15:58 A,B,C 2/2

1

2

3

4

trans 1,2-Dichlooretheen

µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

<0.10

CKW (som)

µg/L

<3.2

<3.2

<3.2

<3.2

S

Tribroommethaan

µg/L

<2.0

<2.0

<2.0

<2.0

S

Vinylchloride

µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

<0.10

S

1,1-Dichlooretheen

µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

1)

0.14

1)

0.14

<0.10 1)

S

1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7

µg/L

0.14

0.14

S

1,1-Dichloorpropaan

µg/L

<0.25

<0.25

<0.25

<0.25

S

1,2-Dichloorpropaan

µg/L

<0.25

<0.25

<0.25

<0.25

S

1,3-Dichloorpropaan

µg/L

<0.25

<0.25

<0.25

<0.25

S

Dichloorpropanen som factor 0.7

µg/L

0.52

0.52

0.52

0.52


µg/L

<8.0

<8.0

<8.0

9.1


µg/L

<15

<15

<15

21


µg/L

<16

<16

<16

76


µg/L

<31

<31

<31

<31


µg/L

<15

<15

<15

<15


µg/L

<15

<15

<15

<15


µg/L

<100

<100

<100

140

1)

Minerale olie

S

Zie bijl.

Chromatogram

Analytico-nr.


1

a3-1-1

2

b1-1-1

3

c1-1-1

4

d1-1-1

7081441 7081442 7081443 7081444 Akkoord


Pr.coörd.






van 72

VA TESTEN RvA L010


Omschrijving

Van

Tot

Barcode

7081441

a3

3

220

320

0700589253

7081441

a3

1

220

320

0691214068

7081441

a3

2

220

320

0691214076

7081442

b1

1

150

250

0691182959

7081442

b1

2

150

250

0691214077

7081442

b1

3

150

250

0700545122

7081443

c1

1

226

326

0691214081

7081443

c1

2

226

326

0691214067

7081443

c1

3

226

326

0700589236

7081444

d1

1

150

250

0691182973

7081444

d1

2

150

250

0691214061

7081444

d1

3

150

250

0700589232

Monsteromschrijving

a3-1-1

b1-1-1

c1-1-1

d1-1-1






van 72


De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG






van 72

.


Pagina 1/1

Analyse

Methode

Techniek

Referentiemethode

ICP-MS Barium

W0421

ICP-MS


ICP-MS Cadmium

W0421

ICP-MS


ICP-MS Kobalt (Co)

W0421

ICP-MS


ICP-MS Koper

W0421

ICP-MS


ICP-MS Kwik

W0421

ICP-MS


ICP-MS Molybdeen (Mo)

W0421

ICP-MS


ICP-MS Nikkel

W0421

ICP-MS


ICP-MS Lood

W0421

ICP-MS


ICP-MS Zink

W0421

ICP-MS


Aromaten (BTEXN)

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

Xylenen som AS3000

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

Styreen

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

VOCL (11)

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

tribroommethaan

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

CKW : Vinylchloride

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

CKW : 1,1-Dichlooretheen

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

DiClEtheen som AS3000

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

1,1-dichloorpropaan

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

1,2-Dichloorpropaan

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

1,3-dichloorpropaan

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

DiChlprop. som AS300

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-2 en gw. NEN EN ISO 15680

Minerale Olie (GC)

W0215

LVI-GC-FID

Cf. pb 3110-5

Chromatogram olie (GC)

W0215

LVI-GC-FID

Eigen methode

HS







van 72

Chromatogram TPH/Mineral Oil

Sample id.: 7081444 Certificate no.: 2012148079 Sample description.: d1-1-1

Processing Method MO_23_FullRange


200.00 150.00 100.00 50.00 0.00 0.00

1.00

2.00

3.00

4.00

5.00

6.00

7.00

21 C 8.00

61 C 9.00

12 C 10.00

03 C 11.00

53 C

12.00

13.00

18.00 16.00 14.00 12.00

14.00



20.00


10.00 8.00 6.00 4.00 2.00

21 C

0.00 0.00

1.00

2.00

3.00

4.00

5.00

6.00

7.00

8.00

61 C 9.00

12 C 10.00

03 C 11.00

12.00

53 C 13.00

14.00

Pagina 31 van 72




2012152299 200284-11 breed nijmegen 05-09-2012


Bewaren tot: Datum:

Naam:

Handtekening:










05-09-2012 L.M. van der Meul Water; Water (AS3000) Eenheid

Analyse

1

2

2012152299/1 05-09-2012 10-09-2012/15:22 A,B,C,D 1/4

4

3

5

Metalen

S

Barium (Ba)

µg/L

240

370

S

Cadmium (Cd)

µg/L

<0.80

<0.80

S

Kobalt (Co)

µg/L

<5.0

S

Koper (Cu)

µg/L

<15

S

Kwik (Hg)

µg/L

<0.050

<0.050

S

Molybdeen (Mo)

µg/L

<3.6

5.1

S

Nikkel (Ni)

µg/L

<15

<15

S

Lood (Pb)

µg/L

<15

<15

S

Zink (Zn)

µg/L

<60

<60

110

<5.0 41

47

35


S

Benzeen

µg/L

<0.20

<0.20

S

Tolueen

µg/L

<0.30

<0.30

S

Ethylbenzeen

µg/L

<0.30

<0.30

S

o-Xyleen

µg/L

<0.10

<0.10

S

m,p-Xyleen

µg/L

<0.20

S

<0.20 1)


µg/L

0.21

0.21

BTEX (som)

µg/L

<1.1

<1.1

S

Naftaleen

µg/L

<0.050

<0.050

S

Styreen

µg/L

<0.30

<0.30

1)


S

Dichloormethaan

µg/L

<0.20

<0.20

S

Trichloormethaan

µg/L

<0.60

<0.60

S

Tetrachloormethaan

µg/L

<0.10

<0.10

S

Trichlooretheen

µg/L

<0.60

<0.60

S

Tetrachlooretheen

µg/L

<0.10

<0.10

S

1,1-Dichloorethaan

µg/L

<0.60

<0.60

S

1,2-Dichloorethaan

µg/L

<0.60

<0.60

S


µg/L

<0.10

<0.10

S


µg/L

<0.10

<0.10

S


µg/L

<0.10

<0.10 Analytico-nr.


1

106-1-1

2

211-1-1

3

233-1-1

4

234-1-1

5

235-1-1







van 72

TESTEN RvA L010


200284-11 breed nijmegen 05-09-2012 L.M. van der Meul Water; Water (AS3000) Eenheid

Analyse

S


1

2

2012152299/1 05-09-2012 10-09-2012/15:22 A,B,C,D 2/4

4

3


µg/L

<0.10

<0.10

CKW (som)

µg/L

<3.2

<3.2

S

Tribroommethaan

µg/L

<2.0

<2.0

S

Vinylchloride

µg/L

<0.10

<0.10

S

1,1-Dichlooretheen

µg/L

<0.10

5

<0.10 1)

S


µg/L

0.14

0.14

S

1,1-Dichloorpropaan

µg/L

<0.25

<0.25

S

1,2-Dichloorpropaan

µg/L

<0.25

<0.25

S

1,3-Dichloorpropaan

µg/L

<0.25

<0.25

S


µg/L

0.52

0.52


µg/L

<8.0

<8.0


µg/L

<15

<15


µg/L

<16

<16


µg/L

<31

<31


µg/L

<15

<15


µg/L

<15

<15


µg/L

<100

<100

1)

Minerale olie

S

Analytico-nr.


1

106-1-1

2

211-1-1

3

233-1-1

4

234-1-1

5

235-1-1







van 72

TESTEN RvA L010




05-09-2012 L.M. van der Meul Water; Water (AS3000) Eenheid

Analyse

6

7

2012152299/1 05-09-2012 10-09-2012/15:22 A,B,C,D 3/4

9

8

Metalen

S

Barium (Ba)

µg/L

230

240

380

S

Cadmium (Cd)

µg/L

<0.80

<0.80

<0.80

S

Kobalt (Co)

µg/L

14

38

9.0

S

Koper (Cu)

µg/L

24

25

25

S

Kwik (Hg)

µg/L

<0.050

<0.050

<0.050

S

Molybdeen (Mo)

µg/L

5.3

<3.6

<3.6

S

Nikkel (Ni)

µg/L

23

28

<15

S

Lood (Pb)

µg/L

<15

<15

<15

S

Zink (Zn)

µg/L

81

<60

<60

45


S

Benzeen

µg/L

<0.20

<0.20

<0.20

S

Tolueen

µg/L

<0.30

<0.30

<0.30

S

Ethylbenzeen

µg/L

<0.30

<0.30

<0.30

S

o-Xyleen

µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

S

m,p-Xyleen

µg/L

<0.20

<0.20

S

1)

0.21

<0.20 1)


µg/L

0.21

0.21

BTEX (som)

µg/L

<1.1

<1.1

<1.1

S

Naftaleen

µg/L

<0.050

<0.050

<0.050

S

Styreen

µg/L

<0.30

<0.30

<0.30

1)


S

Dichloormethaan

µg/L

<0.20

<0.20

<0.20

S

Trichloormethaan

µg/L

<0.60

<0.60

<0.60

S

Tetrachloormethaan

µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

S

Trichlooretheen

µg/L

<0.60

<0.60

<0.60

S

Tetrachlooretheen

µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

S

1,1-Dichloorethaan

µg/L

<0.60

<0.60

<0.60

S

1,2-Dichloorethaan

µg/L

<0.60

<0.60

<0.60

S


µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

S


µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

S


µg/L

<0.10

<0.10

<0.10 Analytico-nr.


6

250-1-1

7

9a2-1-1

8

a1-1-1

9

a6-1-1

7095764 7095765 7095766 7095767 Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting






van 72

TESTEN RvA L010


200284-11 breed nijmegen 05-09-2012 L.M. van der Meul Water; Water (AS3000) Eenheid

Analyse

S


6

7

2012152299/1 05-09-2012 10-09-2012/15:22 A,B,C,D 4/4

8

9


µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

CKW (som)

µg/L

<3.2

<3.2

<3.2

S

Tribroommethaan

µg/L

<2.0

<2.0

<2.0

S

Vinylchloride

µg/L

<0.10

<0.10

<0.10

S

1,1-Dichlooretheen

µg/L

<0.10

<0.10 1)

0.14

<0.10 1)

S


µg/L

0.14

0.14

S

1,1-Dichloorpropaan

µg/L

<0.25

<0.25

<0.25

S

1,2-Dichloorpropaan

µg/L

<0.25

<0.25

<0.25

S

1,3-Dichloorpropaan

µg/L

<0.25

<0.25

<0.25

S


µg/L

0.52

0.52

0.52


µg/L

<8.0

<8.0

<8.0


µg/L

<15

<15

<15


µg/L

<16

<16

<16


µg/L

<31

<31

<31


µg/L

<15

<15

<15


µg/L

<15

<15

<15


µg/L

<100

<100

<100

1)

Minerale olie

S

Analytico-nr.


6

250-1-1

7

9a2-1-1

8

a1-1-1

9

a6-1-1

7095764 7095765 7095766 7095767 Akkoord


Pr.coörd.






van 72

VA TESTEN RvA L010


Omschrijving

Van

Tot

Barcode

Monsteromschrijving

7095759

106

1

164

264

0700574665

106-1-1

7095760

211

2

200

300

0691311846

211-1-1

7095760

211

3

200

300

0700574667

7095760

211

1

200

300

0691311853

7095761

233

1

262

362

0700574681

233-1-1

7095762

234

1

258

358

0691311857

234-1-1

7095762

234

2

258

358

0691311858

7095762

234

3

258

358

0700574676

7095763

235

1

260

360

0700574661

235-1-1

7095764

250

1

200

300

0691311845

250-1-1

7095764

250

2

200

300

0691311851

7095764

250

3

200

300

0700574674

7095765

a2

1

428

528

0700574664

9a2-1-1

7095766

a1

1

200

300

0691311850

a1-1-1

7095766

a1

2

200

300

0691311854

7095766

a1

3

200

300

0700574675

7095767

a6

1

215

315

0691311864

7095767

a6

2

215

315

0691311863

7095767

a6

3

215

315

0700574663

a6-1-1






van 72








van 72

.


Pagina 1/1

Analyse

Methode

Techniek

Referentiemethode

ICP-MS Barium

W0421

ICP-MS


ICP-MS Cadmium

W0421

ICP-MS


ICP-MS Kobalt (Co)

W0421

ICP-MS


ICP-MS Koper

W0421

ICP-MS


ICP-MS Kwik

W0421

ICP-MS


ICP-MS Molybdeen (Mo)

W0421

ICP-MS


ICP-MS Nikkel

W0421

ICP-MS


ICP-MS Lood

W0421

ICP-MS


ICP-MS Zink

W0421

ICP-MS


Xylenen som AS3000

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

Aromaten (BTEXN)

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

Styreen

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

VOCL (11)

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

tribroommethaan

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

CKW : Vinylchloride

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

CKW : 1,1-Dichlooretheen

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

DiClEtheen som AS3000

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

1,1-dichloorpropaan

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

1,2-Dichloorpropaan

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

1,3-dichloorpropaan

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-1

DiChlprop. som AS300

W0254

HS-GC-MS

Cf. pb 3130-2 en gw. NEN EN ISO 15680

Minerale Olie (GC)

W0215

LVI-GC-FID

Cf. pb 3110-5

HS







van 72


Bij ingangscontrole is gebleken dat de pH waarde niet voldoet aan de hiervoor gestelde eis. Analyse

Analytico-nr.

Vluchtige KWS (HS) (voorbehandeling)

7095760






72




2012153449 200284-11 breed nijmegen 29-08-2012


Bewaren tot: Datum:

Naam:

Handtekening:










27-08-2012 H.H. Wolters Grond; Grond / sediment Eenheid

Analyse

2012153449/1 10-09-2012 18-09-2012/13:05 A,B,C,D 1/3

1

Voorbehandeling

Q

Uitgevoerd

Verkleinen brekermolen (cryogeen) Bodemkundige analyses

Q

% (m/m)

Droge stof

88.5

Minerale olie

Q


mg/kg ds

5.4


mg/kg ds

<5.0


mg/kg ds

<6.0


mg/kg ds

<12


mg/kg ds

14


mg/kg ds

20


mg/kg ds

44 Zie bijl.

Chromatogram olie (GC) Polychloorbifenylen, PCB

Q

PCB 28

mg/kg ds

0.0018

Q

PCB 52

mg/kg ds

0.0021

Q

PCB 101

mg/kg ds

0.0032

Q

PCB 118

mg/kg ds

0.0019

Q

PCB 138

mg/kg ds

0.0041

Q

PCB 153

mg/kg ds

0.0046

Q

PCB 180

mg/kg ds

0.0038

Q

PCB (som 7)

mg/kg ds

0.022

1)


Q

Naftaleen

mg/kg ds

<0.050

Q

Fenanthreen

mg/kg ds

0.23

Q

Anthraceen

mg/kg ds

0.076

Q

Fluorantheen

mg/kg ds

1.1

Q

Benzo(a)anthraceen

mg/kg ds

0.84

Q

Chryseen

mg/kg ds

0.90

Q


mg/kg ds

0.34 Analytico-nr.


1

7099655

MM puin






van 72

TESTEN RvA L010




27-08-2012 H.H. Wolters Grond; Grond / sediment Eenheid

Analyse

2012153449/1 10-09-2012 18-09-2012/13:05 A,B,C,D 2/3

1

Q

Benzo(a)pyreen

mg/kg ds

0.67

Q

Benzo(ghi)peryleen

mg/kg ds

0.42

Q


mg/kg ds

0.37

Q

PAK Totaal VROM (10)

mg/kg ds

5.0

L/g ds

0.01000

Uitloogonderzoek

Q

Schudproef (L/S=10)

Q

Antimoon (Sb) uitloogbaar

mg/kg ds

0.016

Q

Arseen (As) uitloogbaar

mg/kg ds

<0.050

Q

Barium (Ba) uitloogbaar

mg/kg ds

<0.60

Q

Cadmium (Cd) uitloogbaar

mg/kg ds

<0.0010

Q

Chroom (Cr) uitloogbaar

mg/kg ds

0.032

Q

Kobalt (Co) uitloogbaar

mg/kg ds

<0.030

Q

Koper (Cu) uitloogbaar

mg/kg ds

<0.050

Q

Kwik (Hg) uitloogbaar

mg/kg ds

0.00049

Q

Nikkel (Ni) uitloogbaar

mg/kg ds

<0.050

Q

Molybdeen (Mo) uitloogbaar

mg/kg ds

<0.0100

Q

Lood (Pb) uitloogbaar

mg/kg ds

<0.100

Q

Seleen (Se) uitloogbaar

mg/kg ds

<0.0070

Q

Tin (Sn) uitloogbaar

mg/kg ds

<0.030

Q

Vanadium (V) uitloogbaar

mg/kg ds

0.35

Q

Zink (Zn) uitloogbaar

mg/kg ds

<0.30

Q

Bromide uitloogbaar

mg/kg ds

<0.50

2)

Q

Chloride uitloogbaar

mg/kg ds

24

2)

Q

Fluoride uitloogbaar ISE (NEN 6483)

mg/kg ds

5.0

Q

Sulfaat uitloogbaar

mg/kg ds

430

µS/cm

320

2)

Fractie 1

Q

Geleidingsvermogen 25°C

Q


mS/m

32

Q


µS/cm

290

Q


mS/m

29

°C

21.2

Meettemperatuur (pH)

Analytico-nr.


1

7099655

MM puin






van 72

TESTEN RvA L010


200284-11 breed nijmegen 27-08-2012 H.H. Wolters Grond; Grond / sediment Eenheid

Analyse

Q


2012153449/1 10-09-2012 18-09-2012/13:05 A,B,C,D 3/3

1

10.8

Zuurgraad (pH)

Analytico-nr.


1

7099655

MM puin

Akkoord


Pr.coörd.






van 72

JV TESTEN RvA L010


Omschrijving

Van

Tot

Barcode

7099655

223

1

11

40

0530104813

7099655

226

1

0

50

0530104272

7099655

242

1

15

50

0530104624

7099655

222

2

50

90

0530104812

7099655

202

1

10

50

0530104690

7099655

222

1

11

50

0530104390

7099655

224

2

25

60

0530104267

7099655

241

2

20

50

0530104592

7099655

243

2

25

50

0530006792

7099655

Monsteromschrijving

MM puin

0901412084






van 72


PCB 28 kan positief beïnvloed worden door PCB 31. Opmerking 2)

Indicatieve waarde(n) vanwege matrixstoring.






van 72

.


Pagina 1/1

Analyse

Methode

Techniek

Referentiemethode

Vermaling (cryogeen, <=1

W0106

Crushen

Cf. NVN 7313

Droge Stof

W0104

Gravimetrie

Gw. NEN-ISO 11465 en cf. CMA 2/II/A.1

Minerale Olie (GC)

W0202

GC-FID

Eigen methode

Chromatogram MO (GC)

W0202

GC-FID

Eigen methode


W0271

GC-MS

Gw. NEN 6980

PAK (VROM)

W0271

GC-MS

gw. NEN-ISO 18287

Schudpr. 24-uur (L/S 10) <4mm

W0155

Uitloging

cf. NEN-EN 12457-1,2,3 & 13370

ICP-MS Sb uitloogbaar

W0421

ICP-MS

Cf. NEN-EN-ISO 17294-2

ICP-MS As uitloogbaar

W0421

ICP-MS

Cf. NEN-EN-ISO 17294-2 en cf. CMA/2/I/B.1

ICP-MS Ba uitloogbaar

W0421

ICP-MS


ICP-MS Cd uitloogbaar

W0421

ICP-MS


ICP-MS Cr uitloogbaar

W0421

ICP-MS


ICP-MS Co uitloogbaar

W0421

ICP-MS


ICP-MS Cu uitloogbaar

W0421

ICP-MS


ICP-MS Hg uitloogbaar

W0421

ICP-MS

Cf. AP04-E-VIII en gw. NEN 7324

ICP-MS Ni uitloogbaar

W0421

ICP-MS


ICP-MS Mo uitloogbaar

W0421

ICP-MS


ICP-MS Pb uitloogbaar

W0421

ICP-MS


ICP-MS Se uitloogbaar

W0421

ICP-MS

Cf. NEN-EN-ISO 17294-2

ICP-MS Sn uitloogbaar

W0421

ICP-MS


ICP-MS V uitloogbaar

W0421

ICP-MS


ICP-MS Zn uitloogbaar

W0421

ICP-MS


Bromide ionchromatografie

W0504

Ionchromatografie

Cf. AP04-E-XVII en cf. NEN-EN-ISO 10304-2

Chloride ionchromatografie

W0504

Ionchromatografie


Fluoride totaal (NEN 6483)

W0546

Potentiometrie

Cf. NEN 6483

Sulfaat ionchromatografie

W0504

Ionchromatografie


Geleidingsvermogen fr 1

W0506

Conductometrie

Cf. AP04-U-V en cf. NEN-ISO 7888

Zuurgraad (pH) fractie 1

W0160

Potentiometrie

Cf. AP04-U-IV, cf. O-NEN 6411& cf. CMA 2/I/A1

kg,verkleinen brekermolen)







van 72


De conserveringstermijn is voor de betreffende analyse overschreden. Analyse

Analytico-nr.

Minerale Olie (GC) (Voorbehandeling)

7099655

Extractie PCB/PAK

7099655






72

Chromatogram TPH/Mineral Oil Sample id.: 7099655 Certificate no.: 2012153449 Sample description.: MM puin dr aa dn at s_ en re tn I_ 01 C

1000.00

500.00

0.00 0.00

0.50

1.00

21 C 1.50

61 C 2.00

2.50

03 C

12 C 3.00

3.50

4.00

4.50

5.00


53 C 5.50

6.00

6.50

7.00

7.50

8.00

6.50

7.00

7.50

8.00


200.00 180.00 160.00 140.00 120.00 100.00


80.00 60.00 40.00 20.00

21 C

0.00 0.00

0.50

1.00

1.50

61 C 2.00

2.50

3.00

3.50

53 C

03 C

12 C 4.00

4.50

5.00

5.50

6.00

Pagina 49 van 72




2012162056 200284-11 breed nijmegen 29-08-2012


Bewaren tot: Datum:

Naam:

Handtekening:











2

3

4

5

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

89.3

92.8

91.4

90.7

89.5

Eenheid

Analyse

2012162056/1 24-09-2012 01-10-2012/13:01 A,C,D 1/1

Voorbehandeling


S

Droge stof

% (m/m)

S

Organische stof

% (m/m) ds

2.8

3.2

4.0

3.4

2.5

Q

Gloeirest

% (m/m) ds

96.7

96.4

95.6

96.0

97.0

S


% (m/m) ds

7.0

5.9

6.0

7.9

7.3

mg/kg ds

190

110

130

480

140

Metalen

S

Lood (Pb)

Analytico-nr.


1

275-1

2

283-1

3

284-1

4

285-1

5

286-1

7128476 7128477 7128478 7128479 7128480 Akkoord


Pr.coörd.






van 72

JV TESTEN RvA L010


Omschrijving

Van

Tot

7128476

Barcode

Monsteromschrijving

0530006800

275-1

7128477

283

1

0

50

0530104516

283-1

7128478

284

1

0

50

0530104506

284-1

7128479

285

1

0

50

0530104515

285-1

7128480

286

1

0

50

0530104518

286-1






van 72

.


Pagina 1/1

Analyse

Methode

Techniek

Referentiemethode


W0106

Voorbehandeling

Cf. AS3000

Droge Stof

W0104

Gravimetrie



W0109

Gravimetrie

Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754


W0173

Sedimentatie

Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753

Lood (Pb)

W0423

ICP-MS








van 72


Analyse

Analytico-nr.

De conserveringstermijn is voor de betreffende analyse overschreden. Organische stof

7128476 7128477 7128478 7128479 7128480






72

V161012_1

Analyse certificaat

Datum rapportage 21-11-2012


RPS analyse bv

1211-1954_01


Datum order Datum analyse Monstergegevens afkomstig van Monsternummer opdrachtgever Barcode Datum monstername Adres monstername Monsternamepunt Opmerking


1211-1954 2012196371 Envita Nijmegen B.V. Postbus 1 6550 ZG Weurt 16-11-2012 21-11-2012 Opdrachtgever 7247462 0901315525

Breda Minervum 7002 Postbus 3440 4800 DK Breda T 0880 - 235720 F 0880 - 235701

Hoogeveen Zeppelinstraat 9 Postbus 2030 7900 BA Hoogeveen T 0528 - 229011 F 0528 - 229018


200284-11A 302-1 Lichtmicroscopie; Identificatie conform NEN5896; Methode Kwantificatie conform NEN5707 / NEN5897 De analyse is uitgevoerd door RPS analyse, vestiging: Hoogeveen 0.00 Type 1 ############################### Chrysotiel 10 - 15 % Amosiet Niet aantoonbaar Crocidoliet Niet aantoonbaar Actinoliet Niet aantoonbaar Tremoliet Niet aantoonbaar Anthophylliet Niet aantoonbaar Hechtgebondenheid Goed Soort Materiaal Plaatmateriaal Aantal stukken 7 Gewicht materiaal (g) 170 0.00 Type 1 #Actinoliet (mg) 0 Amosiet (mg) 0 Anthophylliet (mg) 0 Chrysotiel (mg) 21000 Crocidoliet (mg) 0 Tremoliet (mg) 0

Totaal Ondergrens Bovengrens

Chrysotiel (mg) 21000 17000 26000

Amosiet (mg) 0 0 0

Crocidoliet (mg) 0 0 0

Actinoliet (mg) 0 0 0

Tremoliet (mg) 0 0 0

Anthophylliet (mg) 0 0 0

Conclusie: (de conclusie maakt geen onderdeel uit van de scope van accreditatie L192) Het aangeboden monster is asbesthoudend. De verwerking van het materiaal waaruit het monster afkomstig is dient te geschieden volgens normen, zoals vermeld in het Arbeidsomstandighedenbesluit Hoofdstuk 4, afdeling 5 Asbest.

Niels Kunzel Labcoördinator

Toelichting: Indien asbest niet aantoonbaar is, dient rapportagegrens < 0,1 % aangenomen te worden. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op het aangeboden monster. Alleen aan het originele complete Analyse Certificaat kunnen rechten worden ontleend. Pagina 1 / 4 RPS analyse bv KvK 20059540 BTW NL0089.00.620.B.01

Pagina 55 van 72


V161012_1

Analyse certificaat



RPS analyse bv

1211-1954_01








200284-11A 303-1 Lichtmicroscopie; Identificatie conform NEN5896; Methode Kwantificatie conform NEN5707 / NEN5897 De analyse is uitgevoerd door RPS analyse, vestiging: Hoogeveen 0.00 Type 1 ############################### Chrysotiel 10 - 15 % Amosiet Niet aantoonbaar Crocidoliet Niet aantoonbaar Actinoliet Niet aantoonbaar Tremoliet Niet aantoonbaar Anthophylliet Niet aantoonbaar Hechtgebondenheid Goed Soort Materiaal Plaatmateriaal Aantal stukken 4 Gewicht materiaal (g) 46,4 0.00 Type 1 #Actinoliet (mg) 0 Amosiet (mg) 0 Anthophylliet (mg) 0 Chrysotiel (mg) 5800 Crocidoliet (mg) 0 Tremoliet (mg) 0


Chrysotiel (mg) 5800 4600 7000

Amosiet (mg) 0 0 0








Pagina 56 van 72


V161012_1

Analyse certificaat



RPS analyse bv

1211-1954_01








200284-11A 304-1 Lichtmicroscopie; Identificatie conform NEN5896; Methode Kwantificatie conform NEN5707 / NEN5897 De analyse is uitgevoerd door RPS analyse, vestiging: Hoogeveen 0.00 Type 1 ############################### Chrysotiel 10 - 15 % Amosiet Niet aantoonbaar Crocidoliet Niet aantoonbaar Actinoliet Niet aantoonbaar Tremoliet Niet aantoonbaar Anthophylliet Niet aantoonbaar Hechtgebondenheid Goed Soort Materiaal Plaatmateriaal Aantal stukken 2 Gewicht materiaal (g) 16,2 0.00 Type 1 #Actinoliet (mg) 0 Amosiet (mg) 0 Anthophylliet (mg) 0 Chrysotiel (mg) 2000 Crocidoliet (mg) 0 Tremoliet (mg) 0


Chrysotiel (mg) 2000 1600 2400

Amosiet (mg) 0 0 0








Pagina 57 van 72


V161012_1

Analyse certificaat



RPS analyse bv

1211-1954_01








200284-11A 305-1 Lichtmicroscopie; Identificatie conform NEN5896; Methode Kwantificatie conform NEN5707 / NEN5897 De analyse is uitgevoerd door RPS analyse, vestiging: Hoogeveen 0.00 Type 1 ############################### Chrysotiel 10 - 15 % Amosiet Niet aantoonbaar Crocidoliet Niet aantoonbaar Actinoliet Niet aantoonbaar Tremoliet Niet aantoonbaar Anthophylliet Niet aantoonbaar Hechtgebondenheid Goed Soort Materiaal Plaatmateriaal Aantal stukken 4 Gewicht materiaal (g) 137 0.00 Type 1 #Actinoliet (mg) 0 Amosiet (mg) 0 Anthophylliet (mg) 0 Chrysotiel (mg) 17000 Crocidoliet (mg) 0 Tremoliet (mg) 0


Chrysotiel (mg) 17000 14000 21000

Amosiet (mg) 0 0 0








Pagina 58 van 72


V161012_1

Analyse certificaat



1211-2108_01

RPS analyse bv




1211-2108 2012196370 Envita Nijmegen B.V. Postbus 1 6550 ZG Weurt 16-11-2012 20-11-2012 Opdrachtgever 7247460

Barcode

R009020356

Hoogeveen





T 0528 - 229011 F 0528 - 229018

200284-11A 301-1 Grond


Hoogeveen



Gewicht

Gew mat

kg

gram

0,000 0,308 0,501 0,324 0,443 1,899 6,249 9,722

0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000

10,773


90,3

N


Chrysotiel

Amosiet

Crocidoliet

%

mg

mg

mg

mg

mg

mg

100,0 100,0 100,0 100,0 20,0 5,0 -

-

-

-

-

-

-

0 0 0 0 0 0 0 0

Totaal Chrysotiel

Totaal Amosiet

Totaal Crocidoliet

-

-

-

% d.s. *


Totaal


-

-

<2,0 -


-






V161012_1

Analyse certificaat



1211-2108_01

RPS analyse bv




1211-2108 2012196370 Envita Nijmegen B.V. Postbus 1 6550 ZG Weurt 16-11-2012 20-11-2012 Opdrachtgever 7247461

Barcode

R009020357

Hoogeveen





T 0528 - 229011 F 0528 - 229018

200284-11A MM1-1 Grond


Hoogeveen



Gewicht

Gew mat

kg

gram

0,000 0,255 0,444 0,295 0,378 1,129 6,934 9,433

0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000

10,773


87,6

N


Chrysotiel

Amosiet

Crocidoliet

%

mg

mg

mg

mg

mg

mg

100,0 100,0 100,0 100,0 20,0 5,0 -

-

-

-

-

-

-

0 0 0 0 0 0 0 0

Totaal Chrysotiel

Totaal Amosiet

Totaal Crocidoliet

-

-

-

% d.s. *


Totaal


-

-

<2,0 -


-






V161012_1

Analyse certificaat

Rapportnummer:


1211-2108_01


1211-2108 2012196370 Envita Nijmegen B.V. Postbus 1 6550 ZG Weurt

Datum order

16-11-2012

Toelichting * Droge stof is volgens eigen methode. - = Niet aantoonbaar < = Het totaal asbest (mg/kg d.s.) bevindt zich onder de bepalingsgrens N = Het aantal stukken asbesthoudend materiaal dat is geteld in het onderzochte deel van de desbetreffende fractie LB > 3 betekent meer dan 3 losse vezels en/of vezelbundels LB <= 3 betekent 1-3 losse vezels en/of vezelbundels Bij aantreffen van NIET-hechtgebonden asbesthoudende materialen dient, indien relevant voor het onderzoek, voor de fractie < 0,5 mm tevens analyse m.b.v. SEM/EDX uitgevoerd te worden. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op het aangeboden monster. Opmerking: indien de monstername uitgevoerd is door derden is RPS analyse bv niet verantwoordelijk voor de representativiteit van de monstername. Boven- en ondergrenzen zijn bepaald m.b.v. het 95% betrouwbaarheidsinterval. Alleen aan het originele complete Analyse Certificaat kunnen rechten worden ontleend.







2012196378 200284-11A Wolfskuilseweg 270, Nijmegen 15-11-2012


Bewaren tot: Datum:

Naam:

Handtekening:








200284-11A Wolfskuilseweg 270, Nijmegen

Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina

15-11-2012 F. Regeling Grond; Grond (AS3000) Eenheid

Analyse

1

2

Uitgevoerd

Uitgevoerd

85.3

88.3

2012196378/1 15-11-2012 23-11-2012/12:27 A,B,C 1/2

Voorbehandeling


S

Droge stof

% (m/m)

S

Organische stof

% (m/m) ds

4.1

2.9

Q

Gloeirest

% (m/m) ds

95.2

96.7

S


% (m/m) ds

10.8

5.8

Metalen

S

Barium (Ba)

mg/kg ds

130

87

S

Cadmium (Cd)

mg/kg ds

0.50

0.26

S

Kobalt (Co)

mg/kg ds

6.4

<4.3

S

Koper (Cu)

mg/kg ds

55

28

S

Kwik (Hg)

mg/kg ds

0.56

0.21

S

Molybdeen (Mo)

mg/kg ds

<1.5

<1.5

S

Nikkel (Ni)

mg/kg ds

19

10

S

Lood (Pb)

mg/kg ds

220

90

S

Zink (Zn)

mg/kg ds

120

86

Minerale olie

S


mg/kg ds

4.4

<3.0


mg/kg ds

<5.0

<5.0


mg/kg ds

<6.0

<6.0


mg/kg ds

<12

<12


mg/kg ds

<6.0

<6.0


mg/kg ds

<6.0

<6.0


mg/kg ds

<38

<38


S

PCB 28

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

S

PCB 52

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

S

PCB 101

mg/kg ds

<0.0010

<0.0010

S

PCB 118

mg/kg ds

<0.0010



1

304a-2

2

G MM3

7247526 7247527






van 72

TESTEN RvA L010


200284-11A Wolfskuilseweg 270, Nijmegen 15-11-2012 F. Regeling Grond; Grond (AS3000)

Analyse

Eenheid

S

PCB 138

S S S


1

2

mg/kg ds

<0.0010

0.0011

PCB 153

mg/kg ds

<0.0010

0.0013

PCB 180

mg/kg ds

<0.0010


mg/kg ds

0.0049

2012196378/1 15-11-2012 23-11-2012/12:27 A,B,C 2/2

0.0010 1)

0.0062


S

Naftaleen

mg/kg ds

<0.050

<0.050

S

Fenanthreen

mg/kg ds

0.51

0.090

S

Anthraceen

mg/kg ds

0.19

<0.050

S

Fluorantheen

mg/kg ds

1.4

0.26

S

Benzo(a)anthraceen

mg/kg ds

0.85

0.22

S

Chryseen

mg/kg ds

0.99

0.30

S


mg/kg ds

0.47

0.15

S

Benzo(a)pyreen

mg/kg ds

0.72

0.17

S

Benzo(ghi)peryleen

mg/kg ds

0.51

0.21

S


mg/kg ds

0.65

0.23

S


mg/kg ds

6.3

1.7

Analytico-nr.


1

304a-2

2

G MM3

7247526 7247527

Akkoord


Pr.coörd.






van 72

JK TESTEN RvA L010

Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2012196378/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr

Omschrijving

Van

Tot

Barcode

Monsteromschrijving

7247526

304a

2

50

100

0530618070

304a-2

7247527

301a

2

50

90

0530103527

G MM3

7247527

302a

2

50

100

0530618072

7247527

303a

2

50

100

0530618073

7247527

305a

2

50

90

0530104072






van 72

Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2012196378/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)







van 72

.

Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2012196378/1

Pagina 1/1

Analyse

Methode

Techniek

Referentiemethode


W0106

Voorbehandeling

Cf. AS3000

Droge Stof

W0104

Gravimetrie



W0109

Gravimetrie

Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754


W0173

Sedimentatie

Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753

Barium (Ba)

W0423

ICP-MS


Cadmium (Cd)

W0423

ICP-MS


Kobalt (Co)

W0423

ICP-MS


Koper (Cu)

W0423

ICP-MS


Kwik (Hg)

W0423

ICP-MS


Molybdeen (Mo)

W0423

ICP-MS


Nikkel( Ni)

W0423

ICP-MS


Lood (Pb)

W0423

ICP-MS


Zink (Zn)

W0423

ICP-MS


Minerale Olie (GC)

W0202

GC-FID

Cf. pb 3010-7 en cf. NEN 6978


W0271

GC-MS

Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980

PAK (VROM)

W0271

GC-MS


PAK som AS3000/AP04

W0271

GC-MS








van 72




2012196374 200284-11A Wolfskuilseweg 270, Nijmegen 15-11-2012


Bewaren tot: Datum:

Naam:

Handtekening:










15-11-2012 F. Regeling Grond; Grond (AS3000) 1

2

3

4

5

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

Uitgevoerd

88.8

86.9

88.1

89.1

88.0

Eenheid

Analyse

2012196374/1 15-11-2012 22-11-2012/01:32 A,C 1/2

Voorbehandeling


S

Droge stof

% (m/m)

S

Organische stof

% (m/m) ds

3.0

3.3

3.2

3.5

3.8

Q

Gloeirest

% (m/m) ds

96.6

96.4

96.5

96.1

95.8

S


% (m/m) ds

6.0

4.8

5.4

6.2

5.6

mg/kg ds

100

120

130

150

120

Metalen

S

Lood (Pb)

Analytico-nr.


1

303a-1

2

401-2

3

402-1

4

403-1

5

404-1







van 72

TESTEN RvA L010




15-11-2012 F. Regeling Grond; Grond (AS3000) Eenheid

Analyse

6

7

Uitgevoerd

Uitgevoerd

88.4

87.1

2012196374/1 15-11-2012 22-11-2012/01:32 A,C 2/2

Voorbehandeling


S

Droge stof

% (m/m)

S

Organische stof

% (m/m) ds

2.9

3.7

Q

Gloeirest

% (m/m) ds

96.4

95.8

S


% (m/m) ds

10.0

7.2

mg/kg ds

350

130

Metalen

S

Lood (Pb)

Analytico-nr.


6

406-1

7

407-2

7247474 7247475

Akkoord


Pr.coörd.






van 72

VA TESTEN RvA L010

Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2012196374/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr

Omschrijving

Van

Tot

Barcode

Monsteromschrijving

7247469

303a

1

0

50

0530618067

303a-1

7247470

401

2

50

100

0530617991

401-2

7247471

402

1

0

50

0530103636

402-1

7247472

403

1

0

50

0530618691

403-1

7247473

404

1

0

50

0530104076

404-1

7247474

406

1

0

50

0530104075

406-1

7247475

407

2

50

100

0530618815

407-2






van 72

.

Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2012196374/1

Pagina 1/1

Analyse

Methode

Techniek

Referentiemethode


W0106

Voorbehandeling

Cf. AS3000

Droge Stof

W0104

Gravimetrie



W0109

Gravimetrie

Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754


W0173

Sedimentatie

Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753

Lood (Pb)

W0423

ICP-MS








van 72


BIJLAGE 5 Overschrijdingstabellen


Tabel: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer

1A 202

1A MM1

1A MM2

1A MM3

Boring

202

201,203,207,212,2 13

204,205,208,210,2 11

209,211,212

Traject (m-mv)

0,1 - 0,5

0,0 - 0,5

0,0 - 0,5

0,4 - 1,0

Humus / Lutum (% op ds)

0.7 / 5.5

1.8 / 5.5

2.4 / 6

1.4 / 4.1

kobalt

< 4,3

< 4,3

< 4,3

< 4,3

nikkel

11

9,4

9,2

9,6

zink

44

57

71

46

koper

8,2

17

17

11

molybdeen

< 1,5

< 1,5

< 1,5

< 1,5

cadmium

< 0,17

< 0,17

0,18

< 0,17

barium

82

--

50

--

49

--

44

--

lood

17

55

*

59

*

38

*

kwik

0,085

0,82

*

0,17

*

0,079

PAK

1,3

1,7

*

1,4

1,1

PAK

1,3

1,7

*

1,4

1,1

PCB

0,0079

*

0,0049

0,0049

0,0057

*

PCB

0,0079

*

0,0049

0,0049

0,0057

*

minerale olie

< 38

< 38

< 38

< 38


1B 220

1B MM1

1B MM2

1B MM3

Boring

220

214,215,216,217,2 32

219,227,229,230,2 31

218,221,226

Traject (m-mv)

0,0 - 0,5

0,0 - 0,5

0,0 - 0,5

0,0 - 0,9


3.9 / 6.5

2.1 / 7.5

3.5 / 6.4

3.2 / 4.1

kobalt

7,4

*

< 4,3

< 4,3

< 4,3

nikkel

21

*

9,8

10,0

9,8

zink

110

*

57

69

75

*

koper

38

*

19

20

25

*

molybdeen

1,6

*

< 1,5

< 1,5

< 1,5

cadmium

0,29

0,18

0,21

0,24

barium

110

--

50

--

59

--

63

--

lood

130

*

60

*

77

*

100

*

kwik

0,59

*

0,13

*

0,15

*

0,2

*

PAK

23

**

0,67

0,76

1,2

PAK

23

**

0,67

0,76

1,2

PCB

0,0049

0,0049

0,0096

*

0,0049

PCB

0,0049

0,0049

0,0096

*

0,0049

minerale olie

< 38

< 38

< 38

< 38

projectnummer:


1B MM4

1B MM5

1B MM6

2D MM1

Boring

225,228

222,224,226

216,221,222,224,2 30

239,240

Traject (m-mv)

0,0 - 0,5

0,6 - 1,3

1,0 - 1,7

0,1 - 0,5


1.7 / 3

0.5 / 5.2

0.5 / 3.3

2.6 / 0

kobalt

< 4,3

< 4,3

4,4

nikkel

9,2

9,3

9,1

zink

120

*

20

< 17

koper

10,0

25

*

< 5,0

molybdeen

< 1,5

< 1,5

< 1,5

cadmium

0,19

< 0,17

< 0,17

barium

64

--

27

--

25

--

lood

48

*

120

*

< 13

kwik

< 0,05

0,52

*

0,13

*

PAK

3,4

*

0,35

0,35

PAK

3,4

*

0,35

0,35

PCB

0,0096

*

0,0049

0,0049

PCB

0,0096

*

0,0049

0,0049

minerale olie

< 38

< 38

< 38

< 38


2E MM1

2F MM1

2F MM2

2F MM3

Boring

236,237,238

244,245,248,249,2 50,251

252,253,254,255,2 57,259

260,261,263,264,2 65,267

Traject (m-mv)

0,0 - 0,5

0,0 - 0,5

0,0 - 0,5

0,0 - 0,6


2/0

3.9 / 9

3.7 / 8.7

2 / 8.4

kobalt

< 4,3

< 4,3

7,0

nikkel

11

9,8

10,0

zink

99

*

79

74

koper

26

*

21

25

*

molybdeen

< 1,5

< 1,5

< 1,5

cadmium

0,32

0,29

0,24

barium

82

--

80

--

73

--

lood

91

*

81

*

87

*

kwik

0,24

*

0,16

*

0,19

*

PAK

0,44

1,0

0,94

PAK

0,44

1,0

0,94

PCB

0,0049

0,0049

0,0049

PCB

0,0049

0,0049

0,0049

< 38

< 38

< 38

minerale olie

projectnummer:

< 38


2F MM4

2F MM5

2F MM6

2F MM7

Boring

269,270,271,272,2 73,274

244,247,250,252,2 58

242,244,247,250,2 52,258

262,266,268,271,2 74

Traject (m-mv)

0,0 - 0,5

0,5 - 1,0

1,0 - 2,0

0,5 - 1,0


3.8 / 10.3

0.8 / 12.1

0.5 / 2.2

0.6 / 10.1

kobalt

< 4,3

5,0

< 4,3

< 4,3

nikkel

11

9,7

7,5

12

zink

93

*

24

< 17

28

koper

26

16

< 5,0

6,5

molybdeen

< 1,5

< 1,5

< 1,5

< 1,5

cadmium

0,42

< 0,17

< 0,17

< 0,17

barium

93

--

45

--

22

--

57

--

lood

98

*

19

< 13

18

kwik

0,21

*

0,12

< 0,05

< 0,05

PAK

3,6

*

0,35

0,35

0,35

PAK

3,6

*

0,35

0,35

0,35

PCB

0,0061

0,0049

0,0049

0,0049

PCB

0,0061

0,0049

0,0049

0,0049

minerale olie

< 38

< 38

< 38

< 38


2F MM8

3G MM1

3G MM2

MM puin

Boring

262,266,268,271,2 74

275,283,284,285,2 86

277,278,279,280,2 82

202,222,223,224,2 26,241,242,243

Traject (m-mv)

1,0 - 2,0

0,0 - 0,5

0,0 - 0,6

0,0 - 0,9


0.5 / 3.1

3.3 / 6

3.3 / 5.7

10 / 25

kobalt

< 4,3

< 4,3

< 4,3

nikkel

7,2

9,5

8,9

zink

< 17

190

*

97

*

koper

< 5,0

32

*

33

*

molybdeen

< 1,5

< 1,5

< 1,5

cadmium

< 0,17

0,41

*

0,33

barium

< 15

130

--

83

--

lood

< 13

230

**

160

*

kwik

< 0,05

0,23

*

0,3

*

PAK

0,35

9,5

*

2,4

*

5,0

*

PAK

0,35

9,5

*

2,4

*

5,0

*

PCB

0,0049

0,02

*

0,0049

0,022

*

PCB

0,0049

0,02

*

0,0049

0,022

*

minerale olie

< 38

< 38

< 38

44

* ** -
= groter dan AW en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) = groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) = geen toetsnorm aanwezig = kleiner of gelijk aan achtergrondwaarde = kleiner dan de detectielimiet

projectnummer:

Tabel: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mg/kg d.s.) Humus (% op ds)

0.5

0.5

0.5

0.5

Lutum (% op ds)

2.2

3.1

3.3

5.2

Analysemonsters

2F MM6

2F MM8

1B MM6

1B MM5

AW

T

I

AW

T

I

AW

T

I

AW

T

I

kobalt

4,4

30

55

4,8

33

61

4,9

33

62

5,8

39

73

nikkel

12

24

35

13

25

37

13

26

38

15

29

43

zink

60

183

307

62

191

320

63

193

323

69

211

353

koper

20

56

93

20

58

95

20

58

96

22

62

102

molybdeen

1,5

96

190

1,5

96

190

1,5

96

190

1,5

96

190

cadmium

0,35

4,0

7,6

0,35

4,0

7,7

0,36

4,0

7,7

0,37

4,1

7,9

barium

50

147

243

56

163

270

57

166

276

69

201

332

lood

32

185

338

32

188

344

33

189

345

34

195

357

kwik

0,10

13

25

0,11

13

26

0,11

13

26

0,11

13

26

PAK

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

PAK

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

PCB

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

PCB

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

minerale olie

38

1000

38

1000

38

1000

38

1000

519

519

519

519


0.6

0.7

0.8

1.4

Lutum (% op ds)

10.1

5.5

12.1

4.1

Analysemonsters

2F MM7

1A 202

2F MM5

1A MM3

AW

T

I

AW

T

I

AW

T

I

AW

T

I

kobalt

8,1

55

102

5,9

40

75

9,0

61

114

5,3

36

67

nikkel

20

39

57

16

30

44

22

43

63

14

27

40

zink

83

256

428

70

213

357

89

274

459

65

201

336

koper

25

71

117

22

62

103

26

75

124

21

60

99

molybdeen

1,5

96

190

1,5

96

190

1,5

96

190

1,5

96

190

cadmium

0,39

4,4

8,5

0,37

4,2

8,0

0,40

4,6

8,7

0,36

4,1

7,8

barium

99

288

478

71

206

341

111

324

537

62

181

300

lood

37

212

387

34

196

359

38

219

400

33

191

350

kwik

0,12

14

28

0,11

13

27

0,12

15

29

0,11

13

26

PAK

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

PAK

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

PCB

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

PCB

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

minerale olie

38

1000

38

1000

38

1000

38

1000

projectnummer:

519

519

519

519


1.7

1.8

2

2

Lutum (% op ds)

3

5.5

0

8.4

Analysemonsters

1B MM4

1A MM1

2E MM1

AW

T

I

AW

T

I

kobalt

4,7

32

60

5,9

40

nikkel

13

25

37

16

30

zink

62

190

319

70

koper

20

58

95

molybdeen

1,5

96

cadmium

0,35

barium

2F MM3 AW

T

I

75

7,3

50

92

44

18

36

53

213

357

78

240

402

22

62

103

24

68

112

190

1,5

96

190

1,5

96

190

4,0

7,7

0,37

4,2

8,0

0,38

4,3

8,3

55

161

267

71

206

341

88

258

427

lood

32

188

343

34

196

359

36

206

377

kwik

0,11

13

26

0,11

13

27

0,12

14

28

PAK

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

PAK

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

PCB

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

PCB

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

0,0040 0,10

0,20

minerale olie

38

1000

38

1000

38

1000

519

519

AW

38

T

519

I

1000

519


2.1

2.4

2.6

3.2

Lutum (% op ds)

7.5

6

0

4.1

Analysemonsters

1B MM1

1A MM2

2D MM1

AW

T

I

AW

T

I

kobalt

6,8

47

87

6,1

42

nikkel

18

34

50

16

31

zink

76

232

389

72

koper

23

66

110

molybdeen

1,5

96

cadmium

0,38

barium

T

I

78

5,3

36

67

46

14

27

40

220

368

67

206

345

22

64

106

22

62

102

190

1,5

96

190

1,5

96

190

4,3

8,2

0,38

4,3

8,2

0,38

4,3

8,2

83

242

401

74

215

356

62

181

300

lood

35

203

372

34

199

364

34

195

357

kwik

0,11

14

27

0,11

13

27

0,11

13

26

PAK

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

PAK

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

PCB

0,0042 0,11

0,21

0,0048 0,12

0,24

0,0064 0,16

0,32

PCB

0,0042 0,11

0,21

0,0048 0,12

0,24

0,0064 0,16

0,32

minerale olie

40

1050

46

1200

61

1600

projectnummer:

623

49

T

1B MM3 AW

545

AW

675

I

1300

830


3.3

3.3

3.5

3.7

Lutum (% op ds)

5.7

6

6.4

8.7

Analysemonsters

3G MM2

3G MM1

1B MM2

2F MM2

AW

T

I

AW

T

I

AW

T

I

AW

T

I

kobalt

6,0

41

76

6,1

42

78

6,3

43

80

7,4

51

94

nikkel

16

30

45

16

31

46

16

32

47

19

36

53

zink

72

221

371

73

224

375

75

229

383

82

251

420

koper

23

65

108

23

66

109

23

67

111

25

72

118

molybdeen

1,5

96

190

1,5

96

190

1,5

96

190

1,5

96

190

cadmium

0,39

4,4

8,4

0,39

4,4

8,5

0,40

4,5

8,6

0,41

4,7

8,9

barium

72

209

347

74

215

356

76

222

368

90

263

436

lood

35

201

368

35

202

370

35

204

373

37

213

389

kwik

0,11

14

27

0,11

14

27

0,11

14

27

0,12

14

28

PAK

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

PAK

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

40

PCB

0,0066 0,17

0,33

0,0066 0,17

0,33

0,0070 0,18

0,35

0,0074 0,19

0,37

PCB

0,0066 0,17

0,33

0,0066 0,17

0,33

0,0070 0,18

0,35

0,0074 0,19

0,37

minerale olie

63

1650

63

1650

67

1750

70

1850

856

856

908

960


3.8

3.9

3.9

10

Lutum (% op ds)

10.3

6.5

9

25

Analysemonsters

2F MM4

1B 220

2F MM1

MM puin, MM1-1, MM2-1, MM3-1, MM4-1

AW

T

I

AW

T

I

AW

T

I

kobalt

8,1

56

103

6,4

44

81

7,5

52

95

nikkel

20

39

58

17

32

47

19

37

54

zink

87

266

445

75

231

388

83

254

426

koper

26

75

124

24

68

112

25

73

120

molybdeen

1,5

96

190

1,5

96

190

1,5

96

190

cadmium

0,42

4,8

9,1

0,40

4,6

8,7

0,42

4,7

9,0

barium

100

292

484

77

224

371

92

269

445

lood

38

219

400

36

206

377

37

215

392

kwik

0,12

15

29

0,11

14

27

0,12

14

28

PAK

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

PAK

1,5

21

40

1,5

21

40

1,5

21

PCB

0,0076 0,19

0,38

0,0078 0,20

0,39

PCB

0,0076 0,19

0,38

0,0078 0,20

0,39

minerale olie

72

1900

74

1950

projectnummer:

986

1012

AW

T

I

40

1,5

21

40

40

1,5

21

40

0,0078 0,20

0,39

0,020 0,51

1,0

0,0078 0,20

0,39

0,020 0,51

1,0

74

1950

190

5000

1012

2595

Tabel: Aangetroffen gehaltes (µg/l) in grondwater met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer

106-1-1

211-1-1

233-1-1

234-1-1

Datum

5-9-2012

5-9-2012

5-9-2012

5-9-2012

Filternummer

1

1

1

1

Traject (m-mv)

1,7 - 2,7

2,0 - 3,0

2,1 - 3,1

2,1 - 3,1

kobalt

< 5,0

< 5,0

< 15

< 15

zink

< 60

< 60

koper

< 15

47

**

molybdeen

< 3,6

5,1

*

cadmium

< 0,8

< 0,8

barium

240

*

370

**

lood

< 15

< 15

kwik

< 0,05

< 0,05

xylenen (som)

0,21

0,21

ethylbenzeen

< 0,3

< 0,3

tolueen

< 0,3

< 0,3

benzeen

< 0,2

< 0,2

styreen

< 0,3

< 0,3

naftaleen

< 0,05

< 0,05

DCE (som)

0,14

0,14

dichloormethaan

< 0,2

< 0,2

chloroform

< 0,6

< 0,6

bromoform

< 2,0

< 2,0

TETRA

< 0,1

< 0,1

1,1-dichloorethaan

< 0,6

< 0,6

1,2-dichloorethaan

< 0,6

< 0,6

1,1,1-trichloorethaan

< 0,1

< 0,1


< 0,1

< 0,1

TRI

< 0,6

< 0,6

PER

< 0,1

< 0,1

1,1-dichlooretheen

< 0,1

< 0,1

vinylchloride

< 0,1

< 0,1

dichloorpropaan (som)

0,52

0,52

minerale olie

< 100

< 100

nikkel

110

***

41

*


235-1-1

250-1-1

9a2-1-1

a1-1-1

Datum

5-9-2012

5-9-2012

5-9-2012

5-9-2012

Filternummer

1

1

1

1

Traject (m-mv)

2,2 - 3,2

2,0 - 3,0

4,3 - 5,3

2,0 - 3,0

kobalt

14

<S

nikkel

23

*

38

*

28

zink

81

*

*

< 60

24

*

25

*

molybdeen

5,3

*

< 3,6

cadmium

< 0,8

< 0,8

barium

230

*

240

*

koper

projectnummer:

35

*

45

*

Tabel: Aangetroffen gehaltes (µg/l) in grondwater met beoordeling conform de Wet Bodembescherming lood

< 15

< 15

kwik

< 0,05

< 0,05

xylenen (som)

0,21

0,21

ethylbenzeen

< 0,3

< 0,3

tolueen

< 0,3

< 0,3

benzeen

< 0,2

< 0,2

styreen

< 0,3

< 0,3

naftaleen

< 0,05

< 0,05

DCE (som)

0,14

0,14

dichloormethaan

< 0,2

< 0,2

chloroform

< 0,6

< 0,6

bromoform

< 2,0

< 2,0

TETRA

< 0,1

< 0,1

1,1-dichloorethaan

< 0,6

< 0,6

1,2-dichloorethaan

< 0,6

< 0,6


< 0,1

< 0,1


< 0,1

< 0,1

TRI

< 0,6

< 0,6

PER

< 0,1

< 0,1

1,1-dichlooretheen

< 0,1

< 0,1

vinylchloride

< 0,1

< 0,1


0,52

0,52

minerale olie

< 100

< 100


a3-1-1

a6-1-1

b1-1-1

c1-1-1

Datum

29-8-2012

5-9-2012

29-8-2012

29-8-2012

Filternummer

1

1

1

1

Traject (m-mv)

2,2 - 3,2

2,1 - 3,1

1,5 - 2,5

2,3 - 3,3

kobalt

6,2

<S

9,0

<S

< 5,0

< 5,0

nikkel

15

<S

< 15

< 15

< 15

zink

65

<S

< 60

< 60

< 60

koper

20

*

25

*

25

*

< 15

molybdeen

< 3,6

< 3,6

14

*

3,7

<S

cadmium

< 0,8

< 0,8

< 0,8

< 0,8

barium

200

*

380

**

< 45

< 45

lood

< 15

< 15

< 15

< 15

kwik

< 0,05

< 0,05

< 0,05

< 0,05

xylenen (som)

0,21

0,21

0,21

0,21

ethylbenzeen

< 0,3

< 0,3

< 0,3

< 0,3

tolueen

< 0,3

< 0,3

< 0,3

< 0,3

benzeen

< 0,2

< 0,2

< 0,2

< 0,2

styreen

< 0,3

< 0,3

< 0,3

< 0,3

naftaleen

< 0,05

< 0,05

< 0,05

< 0,05

DCE (som)

0,14

0,14

0,14

0,14

dichloormethaan

< 0,2

< 0,2

< 0,2

< 0,2

projectnummer:

Tabel: Aangetroffen gehaltes (µg/l) in grondwater met beoordeling conform de Wet Bodembescherming chloroform

< 0,6

< 0,6

< 0,6

< 0,6

bromoform

< 2,0

< 2,0

< 2,0

< 2,0

TETRA

< 0,1

< 0,1

< 0,1

< 0,1

1,1-dichloorethaan

< 0,6

< 0,6

< 0,6

< 0,6

1,2-dichloorethaan

< 0,6

< 0,6

< 0,6

< 0,6


< 0,1

< 0,1

< 0,1

< 0,1


< 0,1

< 0,1

< 0,1

< 0,1

TRI

0,94

<S

< 0,6

< 0,6

< 0,6

PER

< 0,1

< 0,1

< 0,1

< 0,1

1,1-dichlooretheen

< 0,1

< 0,1

< 0,1

< 0,1

vinylchloride

< 0,1

< 0,1

< 0,1

< 0,1


0,52

0,52

0,52

0,52

minerale olie

< 100

< 100

< 100

< 100


d1-1-1

Datum

29-8-2012

Filternummer

1

Traject (m-mv)

1,5 - 2,5

kobalt

5,4

<S

nikkel

23

*

zink

99

*

koper

< 15

molybdeen

4,9

<S

cadmium

< 0,8

barium

220

*

lood

< 15

kwik

< 0,05

xylenen (som)

0,21

ethylbenzeen

< 0,3

tolueen

< 0,3

benzeen

< 0,2

styreen

< 0,3

naftaleen

< 0,05

DCE (som)

0,14

dichloormethaan

< 0,2

chloroform

< 0,6

bromoform

< 2,0

TETRA

< 0,1

1,1-dichloorethaan

< 0,6

1,2-dichloorethaan

< 0,6


< 0,1


< 0,1

TRI

< 0,6

PER

< 0,1

1,1-dichlooretheen

< 0,1

vinylchloride

< 0,1


0,52

projectnummer:

Tabel: Aangetroffen gehaltes (µg/l) in grondwater met beoordeling conform de Wet Bodembescherming minerale olie * ** *** <S
140

*

= groter dan S en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) = groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) = groter dan I = kleiner of gelijk aan de streefwaarde (S) = kleiner dan de detectielimiet

Tabel: Grondwaternormen van de Wet Bodembescherming (µg/l) S

T

I

kobalt

20

60

100

nikkel

15

45

75

zink

65

433

800

koper

15

45

75

molybdeen

5,0

153

300

cadmium

0,40

3,2

6,0

barium

50

338

625

lood

15

45

75

kwik

0,050

0,18

0,30

xylenen (som)

0,20

35

70

ethylbenzeen

4,0

77

150

tolueen

7,0

504

1000

benzeen

0,20

15

30

styreen

6,0

153

300

naftaleen

0,010

35

70

DCE (som)

0,010

10,0

20

dichloormethaan

0,010

500

1000

chloroform

6,0

203

400

TETRA

0,010

5,0

10,0

1,1-dichloorethaan

7,0

454

900

1,2-dichloorethaan

7,0

204

400


0,010

150

300


0,010

65

130

TRI

24

262

500

PER

0,010

20

40

1,1-dichlooretheen

0,010

5,0

10,0

vinylchloride

0,010

2,5

5,0


0,80

40

80

minerale olie

50

325

600

bromoform

projectnummer:

630

Tabel: Aangetroffen gehaltes in grond met beoordeling conform extra normen Monsternummer

1A 202

Boring

202

1A MM1

1A MM2

1A MM3

201,203,207,212 204,205,208,210 ,213 ,211

Bodemtype

209,211,212

ZS1H1G2

ZS2H1G1

ZS1H1G2

Zintuiglijk

PU5

PU6

PU6

PU6

Van (cm-mv)

10

0

0

40

Tot (cm-mv)

50

50

50

100

Humus (% op ds)

0.7

1.8

2.4

1.4

Lutum (% op ds)

5.5

5.5

6

4.1

metalen kobalt

mg/kg ds

< 4,3 LMW

D<=

< 4,3 LMW

D<=

< 4,3 LMW

D<=

< 4,3 LMW

D<=

nikkel

mg/kg ds

11 LMW

<=

9,4 LMW

<=

9,2 LMW

<=

9,6 LMW

<=

zink

mg/kg ds

44 LMW

<=

57 LMW

<=

71 LMW

<=

46 LMW

<=

koper

mg/kg ds

8,2 LMW

<=

17 LMW

<=

17 LMW

<=

11 LMW

<=

molybdeen

mg/kg ds

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

cadmium

mg/kg ds

< 0,17 LMW

D<=

< 0,17 LMW

D<=

0,18 LMW

<=

< 0,17 LMW

D<=

barium

mg/kg ds

82 LMW

<=

50 LMW

<=

49 LMW

<=

44 LMW

<=

lood

mg/kg ds

17 LMW

<=

55 LMW

<=

59 LMW

<=

38 LMW

<=

kwik

mg/kg ds

0,085 LMW

<=

0,17 LMW

<=

0,079 LMW

<=

mg/kg ds

1,3 LMW

<=

1,7 LMW

<=

1,4 LMW

<=

1,1 LMW

<=

mg/kg ds

0,0079 LMW

<=

0,0049 LMW

<=

0,0049 LMW

<=

0,0057 LMW

<=

0,82 >LMW

PAK PAK

gechloreerde koolwaterstoffen PCB


1B 220

Boring

220

Bodemtype

ZS2H2G2

Zintuiglijk

PU7AK2

Van (cm-mv)

1B MM1

1B MM2

1B MM3

214,215,216,217 219,227,229,230 ,232 ,231

218,221,226

ZS2H3G2

ZS1H2G2

ZS1H2G2

0

0

0

0

Tot (cm-mv)

50

50

50

90

Humus (% op ds)

3.9

2.1

3.5

3.2

Lutum (% op ds)

6.5

7.5

6.4

4.1

PU2

metalen kobalt

mg/kg ds

7,4 LMW

<=

< 4,3 LMW

D<=

< 4,3 LMW

D<=

< 4,3 LMW

D<=

nikkel

mg/kg ds

21 LMW

<=

9,8 LMW

<=

10,0 LMW

<=

9,8 LMW

<=

zink

mg/kg ds

110 LMW

<=

57 LMW

<=

69 LMW

<=

75 LMW

<=

projectnummer:

Tabel: Aangetroffen gehaltes in grond met beoordeling conform extra normen koper

mg/kg ds

38 LMW

<=

19 LMW

<=

20 LMW

<=

25 LMW

<=

molybdeen

mg/kg ds

1,6 LMW

<=

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

cadmium

mg/kg ds

0,29 LMW

<=

0,18 LMW

<=

0,21 LMW

<=

0,24 LMW

<=

barium

mg/kg ds

110 LMW

<=

50 LMW

<=

59 LMW

<=

63 LMW

<=

lood

mg/kg ds

130 LMW

<=

60 LMW

<=

77 LMW

<=

100 LMW

<=

kwik

mg/kg ds

0,59 LMW

<=

0,13 LMW

<=

0,15 LMW

<=

0,2 LMW

<=

PAK

mg/kg ds

23 >LMW

0,67 LMW

<=

0,76 LMW

<=

1,2 LMW

<=

mg/kg ds

0,0049 LMW

0,0049 LMW

<=

0,0096 LMW

<=

0,0049 LMW

<=


<=


1B MM4

1B MM5

Boring

225,228

222,224,226

1B MM6

2F MM1

Bodemtype

ZS1

ZS2G2

ZS2G2

ZS2H2

Zintuiglijk

PU3

Van (cm-mv)

0

60

100

0

Tot (cm-mv)

50

130

170

50

Humus (% op ds)

1.7

0.5

0.5

3.9

Lutum (% op ds)

3

5.2

3.3

9

216,221,222,224 244,245,248,249 ,230 ,250,251

metalen kobalt

mg/kg ds

< 4,3 LMW

D<=

< 4,3 LMW

D<=

4,4 LMW

<=

< 4,3 LMW

D<=

nikkel

mg/kg ds

9,2 LMW

<=

9,3 LMW

<=

9,1 LMW

<=

11 LMW

<=

zink

mg/kg ds

120 LMW

<=

20 LMW

<=

< 17 LMW

D<=

99 LMW

<=

koper

mg/kg ds

10,0 LMW

<=

25 LMW

<=

< 5,0 LMW

D<=

26 LMW

<=

molybdeen

mg/kg ds

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

cadmium

mg/kg ds

0,19 LMW

<=

< 0,17 LMW

D<=

< 0,17 LMW

D<=

0,32 LMW

<=

barium

mg/kg ds

64 LMW

<=

27 LMW

<=

25 LMW

<=

82 LMW

<=

lood

mg/kg ds

48 LMW

<=

120 LMW

<=

< 13 LMW

D<=

91 LMW

<=

kwik

mg/kg ds

< 0,05 LMW

D<=

0,52 LMW

<=

0,13 LMW

<=

0,24 LMW

<=

mg/kg ds

3,4 LMW

<=

0,35 LMW

<=

0,35 LMW

<=

0,44 LMW

<=

0,0049 LMW

<=

0,0049 LMW

<=

0,0049 LMW

<=

PAK PAK gechloreerde koolwaterstoffen PCB

projectnummer:

mg/kg ds

0,0096 >LMW


2F MM2

Boring

2F MM3

2F MM4

2F MM5

252,253,254,255 260,261,263,264 269,270,271,272 244,247,250,252 ,257,259 ,265,267 ,273,274 ,258

Bodemtype

ZS3H2G1

ZS2H2G2

ZS2H1G2

ZS2G1

Van (cm-mv)

0

0

0

50

Tot (cm-mv)

50

60

50

100

Humus (% op ds)

3.7

2

3.8

0.8

Lutum (% op ds)

8.7

8.4

10.3

12.1

Zintuiglijk

metalen kobalt

mg/kg ds

< 4,3 LMW

D<=

7,0 LMW

<=

< 4,3 LMW

D<=

5,0 LMW

<=

nikkel

mg/kg ds

9,8 LMW

<=

10,0 LMW

<=

11 LMW

<=

9,7 LMW

<=

zink

mg/kg ds

79 LMW

<=

74 LMW

<=

93 LMW

<=

24 LMW

<=

koper

mg/kg ds

21 LMW

<=

25 LMW

<=

26 LMW

<=

16 LMW

<=

molybdeen

mg/kg ds

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

cadmium

mg/kg ds

0,29 LMW

<=

0,24 LMW

<=

0,42 LMW

<=

< 0,17 LMW

D<=

barium

mg/kg ds

80 LMW

<=

73 LMW

<=

93 LMW

<=

45 LMW

<=

lood

mg/kg ds

81 LMW

<=

87 LMW

<=

98 LMW

<=

19 LMW

<=

kwik

mg/kg ds

0,16 LMW

<=

0,19 LMW

<=

0,21 LMW

<=

0,12 LMW

<=

mg/kg ds

1,0 LMW

<=

0,94 LMW

<=

3,6 LMW

<=

0,35 LMW

<=

mg/kg ds

0,0049 LMW

<=

0,0049 LMW

<=

0,0061 LMW

<=

0,0049 LMW

<=

PAK PAK



2F MM6

Boring

2F MM7

2F MM8

3G MM1

242,244,247,250 262,266,268,271 262,266,268,271 275,283,284,285 ,252,258 ,274 ,274 ,286

Bodemtype

ZS1G2

ZS3G2

ZS1G2

ZS1H1G2

Van (cm-mv)

100

50

100

0

Tot (cm-mv)

200

100

200

50

Humus (% op ds)

0.5

0.6

0.5

3.3

Lutum (% op ds)

2.2

10.1

3.1

6

Zintuiglijk

PU1

metalen kobalt

mg/kg ds

< 4,3 LMW

D<=

< 4,3 LMW

D<=

< 4,3 LMW

D<=

< 4,3 LMW

D<=

nikkel

mg/kg ds

7,5 LMW

<=

12 LMW

<=

7,2 LMW

<=

9,5 LMW

<=

zink

mg/kg ds

< 17 LMW

D<=

28 LMW

<=

< 17 LMW

D<=

190 LMW

<=

projectnummer:

Tabel: Aangetroffen gehaltes in grond met beoordeling conform extra normen koper

mg/kg ds

< 5,0 LMW

D<=

6,5 LMW

<=

< 5,0 LMW

D<=

32 LMW

<=

molybdeen

mg/kg ds

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

< 1,5 LMW

D<=

cadmium

mg/kg ds

< 0,17 LMW

D<=

< 0,17 LMW

D<=

< 0,17 LMW

D<=

0,41 LMW

<=

barium

mg/kg ds

22 LMW

<=

57 LMW

<=

< 15 LMW

D<=

130 LMW

<=

lood

mg/kg ds

< 13 LMW

D<=

18 LMW

<=

< 13 LMW

D<=

230 LMW

<=

kwik

mg/kg ds

< 0,05 LMW

D<=

< 0,05 LMW

D<=

< 0,05 LMW

D<=

0,23 LMW

<=

mg/kg ds

0,35 LMW

<=

0,35 LMW

<=

0,35 LMW

<=

9,5 LMW

<=

mg/kg ds

0,0049 LMW

<=

0,0049 LMW

<=

0,0049 LMW

<=

PAK PAK



3G MM2

Boring

277,278,279,280 ,282

Bodemtype

ZS1H1G2

Zintuiglijk

PU1

Van (cm-mv)

0

Tot (cm-mv)

59

Humus (% op ds)

3.3

Lutum (% op ds)

5.7

metalen kobalt

mg/kg ds

< 4,3 LMW

D<=

nikkel

mg/kg ds

8,9 LMW

<=

zink

mg/kg ds

97 LMW

<=

koper

mg/kg ds

33 LMW

<=

molybdeen

mg/kg ds

< 1,5 LMW

D<=

cadmium

mg/kg ds

0,33 LMW

<=

barium

mg/kg ds

83 LMW

<=

lood

mg/kg ds

160 LMW

<=

kwik

mg/kg ds

0,3 LMW

<=

mg/kg ds

2,4 LMW

<=

mg/kg ds

0,0049 LMW

<=


projectnummer:

0,02 >LMW

Toetsing: <= LMW >LMW D<= LMW

= kleiner of gelijk aan (lokale) maximale waarde = groter dan (lokale) maximale waarde = detectielimiet kleiner of gelijk aan (lokale) maximale waarde

Tabel: Eigen normen (eventueel voor humus gecorrigeerd) humus (% op ds)

0.5

0.5

0.5

0.5

lutum (% op ds)

2.2

3.1

3.3

5.2

Limiet1

Limiet1

Limiet1

Limiet1

metalen kobalt

mg/kg ds

8,7

9,6

9,8

18

nikkel

mg/kg ds

24

26

27

30

zink

mg/kg ds

85

89

90

282

koper

mg/kg ds

26

27

27

61

molybdeen

mg/kg ds

3,0

3,0

3,0

3,0

cadmium

mg/kg ds

0,70

0,71

0,71

0,73

barium

mg/kg ds

101

112

114

153

lood

mg/kg ds

64

65

65

311

kwik

mg/kg ds

0,21

0,21

0,21

0,63

mg/kg ds

3,0

3,0

3,0

16

mg/kg ds

0,0080

0,0080

0,0080

0,0080



0.6

0.7

0.8

1.4

lutum (% op ds)

10.1

5.5

12.1

4.1

Limiet1

Limiet1

Limiet1

Limiet1

metalen kobalt

mg/kg ds

25

18

28

16

nikkel

mg/kg ds

40

31

44

28

zink

mg/kg ds

343

286

367

269

koper

mg/kg ds

70

62

74

59

molybdeen

mg/kg ds

3,0

3,0

3,0

3,0

cadmium

mg/kg ds

0,78

0,73

0,81

0,72

barium

mg/kg ds

220

157

247

138

lood

mg/kg ds

338

313

348

305

kwik

mg/kg ds

0,68

0,63

0,70

0,62

mg/kg ds

16

16

16

16

mg/kg ds

0,0080

0,0080

0,0080

0,0080


projectnummer:


1.7

1.8

2

2.1

lutum (% op ds)

3

5.5

8.4

7.5

Limiet1

Limiet1

Limiet1

Limiet1

metalen kobalt

mg/kg ds

15

18

22

21

nikkel

mg/kg ds

26

31

37

35

zink

mg/kg ds

255

286

322

311

koper

mg/kg ds

57

62

67

66

molybdeen

mg/kg ds

3,0

3,0

3,0

3,0

cadmium

mg/kg ds

0,71

0,73

0,77

0,76

barium

mg/kg ds

123

157

196

184

lood

mg/kg ds

299

313

328

324

kwik

mg/kg ds

0,61

0,63

0,66

0,65

mg/kg ds

16

16

16

16

mg/kg ds

0,0080

0,0080

0,0080

0,0084



2.4

3.2

3.3

3.3

lutum (% op ds)

6

4.1

5.7

6

Limiet1

Limiet1

Limiet1

Limiet1

metalen kobalt

mg/kg ds

19

16

18

19

nikkel

mg/kg ds

32

28

31

32

zink

mg/kg ds

295

276

296

300

koper

mg/kg ds

63

61

65

65

molybdeen

mg/kg ds

3,0

3,0

3,0

3,0

cadmium

mg/kg ds

0,75

0,76

0,78

0,78

barium

mg/kg ds

164

138

160

164

lood

mg/kg ds

317

311

321

322

kwik

mg/kg ds

0,64

0,62

0,64

0,64

mg/kg ds

16

16

16

16

mg/kg ds

0,0096

0,013

0,013

0,013



3.5

3.7

3.8

3.9

lutum (% op ds)

6.4

8.7

10.3

6.5

Limiet1

Limiet1

Limiet1

Limiet1

metalen kobalt

mg/kg ds

19

23

25

20

nikkel

mg/kg ds

33

37

41

33

projectnummer:

Tabel: Eigen normen (eventueel voor humus gecorrigeerd) zink

mg/kg ds

306

336

356

310

koper

mg/kg ds

66

71

74

67

molybdeen

mg/kg ds

3,0

3,0

3,0

3,0

cadmium

mg/kg ds

0,79

0,82

0,84

0,81

barium

mg/kg ds

169

201

222

171

lood

mg/kg ds

326

339

348

328

kwik

mg/kg ds

0,65

0,67

0,69

0,65

mg/kg ds

16

16

16

16

mg/kg ds

0,014

0,015

0,015

0,016



3.9

lutum (% op ds)

9 Limiet1

metalen kobalt

mg/kg ds

23

nikkel

mg/kg ds

38

zink

mg/kg ds

341

koper

mg/kg ds

72

molybdeen

mg/kg ds

3,0

cadmium

mg/kg ds

0,83

barium

mg/kg ds

205

lood

mg/kg ds

342

kwik

mg/kg ds

0,68

mg/kg ds

16

mg/kg ds

0,016


projectnummer:

Overschrijdingstabellen aanvullend laboratoriumonderzoek deellocatie G Tabel: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer

275-1

283-1

284-1

285-1

Boring

275

283

284

285

Traject (m-mv)

0,0 - 0,5

0,0 - 0,5

0,0 - 0,5

0,0 - 0,5


2.8 / 7

3.2 / 5.9

4/6

3.4 / 7.9

lood

190

*

110

*

130

*

480

***


286-1

Boring

286

Traject (m-mv)

0,0 - 0,5


2.5 / 7.3

lood

140

* ***

*

= groter dan AW en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) = groter dan I


2.5

2.8

3.2

3.4

Lutum (% op ds)

7.3

7

5.9

7.9

Analysemonsters

286-1

275-1

283-1

lood

285-1

AW

T

I

AW

T

I

AW

T

I

AW

T

I

35

204

373

35

204

373

35

202

369

36

209

382


4

Lutum (% op ds)

6

Analysemonsters

284-1

lood * ** *** <S
AW

T

I

35

205

374

= groter dan S en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) = groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) = groter dan I = kleiner of gelijk aan de streefwaarde (S) = kleiner dan de detectielimiet

projectnummer:


275-1

283-1

284-1

285-1

Boring

275

283

284

285

Bodemtype

ZS1H1G2

ZS1H1G2

ZS1H1G2

ZS1H1G2

Zintuiglijk

PU1

PU1

PU1

PU1

Van (cm-mv)

0

0

0

0

Tot (cm-mv)

50

50

50

50

Humus (% op ds)

2.8

3.2

4

3.4

Lutum (% op ds)

7

5.9

6

7.9

metalen lood

mg/kg ds

190 LMW

<=

110 LMW

<=

130 LMW

<=

480 >LMW


286-1

Boring

286

Bodemtype

ZS1H1G2

Zintuiglijk

PU1

Van (cm-mv)

0

Tot (cm-mv)

50

Humus (% op ds)

2.5

Lutum (% op ds)

7.3

metalen lood

Toetsing: <= LMW >LMW

mg/kg ds

140 LMW

<=

= kleiner of gelijk aan (lokale) maximale waarde = groter dan (lokale) maximale waarde


2.5

2.8

3.2

3.4

lutum (% op ds)

7.3

7

5.9

7.9

Limiet1

Limiet1

Limiet1

Limiet1

325

325

321

333

metalen lood

mg/kg ds


4

lutum (% op ds)

6 Limiet1

metalen lood

mg/kg ds

326

Toelichting bij de tabel: In bovenstaande tabel worden de extra normen (bgw of eigen) weergegeven. Afhankelijk van de instellingen in TerraIndex zijn deze normen wel of niet gecorrigeerd voor humus/lutum en zijn ze vermenigvuldigd met een opgegeven toetsfactor.

projectnummer:

Overschrijdingstabellen aanvullend verkennend- en nader onderzoek, november 2012 Tabel 1: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer

303a-1

401-2

402-1

403-1

Boring

303a

401

402

403

Traject (m-mv)

0,0 - 0,5

0,5 - 1,0

0,0 - 0,5

0,0 - 0,5


3/6

3.3 / 4.8

3.2 / 5.4

3.5 / 6.2

lood

100

*

120

*

130

*

150

*

Tabel 2: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer

404-1

406-1

407-2

304a-2

Boring

404

406

407

304a

Traject (m-mv)

0,0 - 0,5

0,0 - 0,5

0,5 - 1,0

0,5 - 1,0


3.8 / 5.6

2.9 / 10

3.7 / 7.2

4.1 / 10.8

kobalt

6,4

nikkel

19

zink

120

*

koper

55

*

molybdeen

< 1,5

cadmium

0,5

*

130

--

220

*

kwik

0,56

*

PAK

6,3

*

PCB

0,0049

minerale olie

< 38

barium lood

120

*

350

**

130

*

Tabel 3: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer

G MM3

Boring

301a,302a,303a,3 05a

Traject (m-mv)

0,5 - 1,0


2.9 / 5.8

kobalt

< 4,3

nikkel

10,0

zink

86

*

koper

28

*

molybdeen

< 1,5

cadmium

0,26

barium

87

--

lood

90

*

kwik

0,21

*

PAK

1,7

*

projectnummer: 200284-11

Tabel 3: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming PCB minerale olie * ** -
0,0062

*

< 38

= groter dan AW en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) = groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) = geen toetsnorm aanwezig = kleiner of gelijk aan achtergrondwaarde = kleiner dan de detectielimiet

Tabel 4: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mg/kg d.s.) Humus (% op ds)

2.9

2.9

3

3.2

Lutum (% op ds)

5.8

10

6

5.4

Analysemonsters

301-1, G MM3

406-1

AW

T

I

kobalt

6,0

41

77

nikkel

16

31

45

zink

72

220

369

koper

23

65

107

molybdeen

1,5

96

190

cadmium

0,38

4,3

8,3

barium

72

211

350

lood

35

200

366

kwik

0,11

13

27

PAK

1,5

21

40

PCB

0,0058 0,15

0,29

minerale olie

55

1450

753

303a-1

402-1

AW

T

I

AW

T

I

AW

T

I

37

215

392

35

201

368

35

200

365


3.3

3.5

3.7

3.8

Lutum (% op ds)

4.8

6.2

7.2

5.6

Analysemonsters

401-2

lood

403-1

407-2

404-1

AW

T

I

AW

T

I

AW

T

I

AW

T

I

34

198

362

35

204

372

36

208

380

35

203

370


4.1

Lutum (% op ds)

10.8

Analysemonsters

304a-2 AW

T

I

kobalt

8,4

57

106

nikkel

21

40

59

zink

89

272

455

koper

27

77

126

molybdeen

1,5

96

190

cadmium

0,43

4,9

9,3

barium

103

301

499

lood

38

221

405


Tabel 6: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mg/kg d.s.) kwik

0,12

15

29

PAK

1,5

21

40

PCB

0,0082 0,21

0,41

minerale olie

78

2050

1064

Tabel 7: Aangetroffen gehaltes in grond met beoordeling conform extra normen Monsternummer

303a-1

401-2

402-1

403-1

Boring

303a

401

402

403

Bodemtype

ZS2H2G1

ZS2H2G1

ZS2H2G1

ZS2H2G1

Zintuiglijk

PU1GS6

PU2KO1

PU2KO1

PU1KO1GS6

Van (cm-mv)

0

50

0

0

Tot (cm-mv)

50

100

50

50

Humus (% op ds)

3

3.3

3.2

3.5

Lutum (% op ds)

6

4.8

5.4

6.2

metalen lood

mg/kg ds

100 LMW

<=

120 LMW

<=

130 LMW

<=

150 LMW

<=


404-1

406-1

407-2

304a-2

Boring

404

406

407

304a

Bodemtype

ZS2H2G1

ZS2H2G1

ZS2H2G1

ZS2H2G1

Zintuiglijk

PU2KO1

PU2KO1

PU1KO1

PU1KO1GS6A

Van (cm-mv)

0

0

50

50

Tot (cm-mv)

50

50

100

100

Humus (% op ds)

3.8

2.9

3.7

4.1

Lutum (% op ds)

5.6

10

7.2

10.8

metalen kobalt

mg/kg ds

6,4 LMW

<=

nikkel

mg/kg ds

19 LMW

<=

zink

mg/kg ds

120 LMW

<=

koper

mg/kg ds

55 LMW

<=

molybdeen

mg/kg ds

< 1,5 LMW

D<=

cadmium

mg/kg ds

0,5 LMW

<=

barium

mg/kg ds

130 LMW

<=

lood

mg/kg ds

220 LMW

<=

kwik

mg/kg ds

0,56 LMW

<=

mg/kg ds

6,3 LMW

<=

120 LMW

<=

350 >LMW

130 LMW

<=

PAK PAK


Tabel 8: Aangetroffen gehaltes in grond met beoordeling conform extra normen gechloreerde koolwaterstoffen PCB

mg/kg ds

0,0049 LMW

<=

mg/kg ds

< 38 LMW

D<=

overige (organische) verbindingen minerale olie


G MM3

Boring

301a,302a,303a, 305a

Bodemtype

ZS2H2G2

Zintuiglijk

PU1GS1AS6K

Van (cm-mv)

50

Tot (cm-mv)

100

Humus (% op ds)

2.9

Lutum (% op ds)

5.8

metalen kobalt

mg/kg ds

< 4,3 LMW

D<=

nikkel

mg/kg ds

10,0 LMW

<=

zink

mg/kg ds

86 LMW

<=

koper

mg/kg ds

28 LMW

<=

molybdeen

mg/kg ds

< 1,5 LMW

D<=

cadmium

mg/kg ds

0,26 LMW

<=

barium

mg/kg ds

87 LMW

<=

lood

mg/kg ds

90 LMW

<=

kwik

mg/kg ds

0,21 LMW

<=

mg/kg ds

1,7 LMW

<=

mg/kg ds

0,0062 LMW

<=

mg/kg ds

< 38 LMW

D<=

PAK PAK




Tabel 10: Eigen normen (eventueel voor humus gecorrigeerd) humus (% op ds)

2.9

2.9

3

3.2

lutum (% op ds)

5.8

10

6

5.4

Limiet1

Limiet1

Limiet1

Limiet1

342

321

319

metalen kobalt

mg/kg ds

19

nikkel

mg/kg ds

32

zink

mg/kg ds

295

koper

mg/kg ds

64

molybdeen

mg/kg ds

3,0

cadmium

mg/kg ds

0,77

barium

mg/kg ds

161

lood

mg/kg ds

319

kwik

mg/kg ds

0,64

mg/kg ds

16

mg/kg ds

0,012

mg/kg ds

55

PAK PAK gechloreerde koolwaterstoffen PCB overige (organische) verbindingen minerale olie


3.3

3.5

3.7

3.8

lutum (% op ds)

4.8

6.2

7.2

5.6

Limiet1

Limiet1

Limiet1

Limiet1

316

324

331

323

metalen kobalt

mg/kg ds

nikkel

mg/kg ds

zink

mg/kg ds

koper

mg/kg ds

molybdeen

mg/kg ds

cadmium

mg/kg ds

barium

mg/kg ds

lood

mg/kg ds

kwik

mg/kg ds

PAK PAK

mg/kg ds


mg/kg ds


mg/kg ds



4.1

lutum (% op ds)

10.8 Limiet1

metalen kobalt

mg/kg ds

26

nikkel

mg/kg ds

42

zink

mg/kg ds

364

koper

mg/kg ds

76

molybdeen

mg/kg ds

3,0

cadmium

mg/kg ds

0,86

barium

mg/kg ds

229

lood

mg/kg ds

353

kwik

mg/kg ds

0,69

mg/kg ds

16

mg/kg ds

0,016

mg/kg ds

78

PAK PAK gechloreerde koolwaterstoffen PCB overige (organische) verbindingen minerale olie


ALGEMENE INVOER datum onderzoek soortelijk gew icht grond inspectiecoëfficiënt maaiveld

15-11-2012 1700 kg/m3 80 %

OVERIGE INVOER: zie tabbladen RE1…

OVERZICHTSTABEL RESULTATEN (getallen kun je overnemen in tabel rapport)

Re 1

gehalte asbest gew ogen [mg/kg d.s.] materiaal grond materiaal maaiveld sleuf (< 16mm) TOTAAL 0,0 7,7 0,0

7,7

200284-11

datum onderzoek:

15-11-2012

Ruimtelijke eenheid 1 (RE1) soortelijk gewicht onderzochte grond:

1.700

kg/m3

gehalte drogestof:

89,0

%

60

%

inspectiecoefficient (maaiveld):

codering

afmetingen

volume

massa

hoeveelheid asbest in

totale massa

asbestgehalte

sleuf / mv

sleuf / mv (m)

grond

grond

materiaalverzamelmonster (mg)

asbest gewogen (mg)

(mg/kg d.s. gewogen)

(m3)

(kg d.s.)

amfibool

l

b

d

serpentijn

A. visuele inspectie maaiveld MV

44,0

6,0

0,02

5,28

7989

0

0

0

0,0

0,53

799

0

0

0

0,0

21000

B. visuele inspectie sleuven (fractie > 20 mm) 301

2,2

0,6

0,4

302

2,2

0,6

0,8

1,06

1598

0

21000

13,1

303

2,2

0,6

0,9

1,19

1797

0

5800

5800

3,2

304

2,2

0,6

1,0

1,32

1997

0

2000

2000

1,0

305

2,2

0,6

0,4

0,53

799

0

17000

17000

21,3

gemiddelde gehalte visuele inspectie sleuven: C. analyse grond (fractie < 20 mm)

8 0,0

gehalte op basis van analyse grond (fractie < 20 mm):

TOTAALGEHALTE ASBEST RUIMTELIJKE EENHEID (A+ B+ C):

8


BIJLAGE 6 Gegevens vooronderzoek: Uittreksel kadastrale kaart Kadastrale berichten Gegevens Milieuatlas


Uittreksel Kadastrale Kaart

Uw referentie: 200284-11

26

1070 926 927 621

948

19-21

928

270

853 854

580

1046

72

1101 912 856

914915 916

1040 1102

811 70

857 72a 74

235

1053

1041 237

585

254 98

275-277

1052

92 90

W

olf

890

se w

eg

113

269-271

924 at

100 79-81

4938

457 267

25

4300

251

10

18 1016

1015

1017

12345

4937

812

114

418

a str

de Bre

586

uil

889

917

75

236

sk

273

918841

115

Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Kadastrale grens Voorlopige grens Bebouwing Overige topografie

Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 12 juli 2012 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers

91

249

485 0m

20 m

100 m

913

Schaal 1:2000 Kadastrale gemeente Sectie Perceel

NEERBOSCH G 853

Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.

Kadastraal bericht object

pagina 1 van 1

Kadaster

Dienst voor het kadaster en de openbare registers in Nederland Gegevens over de rechtstoestand van kadastrale objecten, met uitzondering van de gegevens inzake hypotheken en beslagen Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum:

NEERBOSCH G 853 Wolfskuilseweg 270 6542 AB NIJMEGEN 200284-11 11-7-2012

12-7-2012 9:37:50

Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object: Locatie:

NEERBOSCH G 853 2 ha 30 a 25 ca 185449-428572 BEDRIJVIGHEID (KANTOOR) ERF - TUIN Wolfskuilseweg 270 6542 AB NIJMEGEN Koopsom: € 2.300.000 Jaar: 2003 (Met meer onroerend goed verkregen) Ontstaan op: 2-12-1996 Ontstaan uit:

NEERBOSCH G 120 gedeeltelijk NEERBOSCH G 118 gedeeltelijk

Aantekening kadastraal object LOCATIEGEGEVENS ONTLEEND AAN BASISREGISTRATIES ADRESSEN EN GEBOUWEN Ontleend aan: ATG 75282 d.d. 13-10-2011 Publiekrechtelijke beperkingen Er zijn geen beperkingen bekend in de gemeentelijke beperkingenregistratie en de kadastrale registratie.

Gerechtigde

EIGENDOM

Gemeente Nijmegen Korte Nieuwstraat 6 6511 PP NIJMEGEN Postadres: Zetel: Recht ontleend aan:

Postbus: 9105 6500 HG NIJMEGEN NIJMEGEN HYP4 30384/71 reeks ARNHEM d.d. 17-11-2003 NEERBOSCH G 853

Eerst genoemde object in brondocument: Nog niet (volledig) verwerkte brondocumenten: HYP4 HYP4 HYP4 HYP4 HYP4

61723/31 d.d. 6-7-2012 61723/137 d.d. 9-7-2012 61723/130 d.d. 9-7-2012 61723/32 d.d. 6-7-2012 61723/9 d.d. 6-7-2012

Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 van de Databankenwet.


pagina 1 van 1

Kadaster


NEERBOSCH G 854 Wolfskuilseweg 270 6542 AB NIJMEGEN 200284-11 11-7-2012

12-7-2012 9:46:36

Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object: Locatie:

NEERBOSCH G 854 1 ha 15 a 10 ca 185337-428604 BEDRIJVIGHEID (KANTOOR) ERF - TUIN Wolfskuilseweg 270 6542 AB NIJMEGEN Koopsom: € 2.300.000 Jaar: 2003 (Met meer onroerend goed verkregen) Ontstaan op: 2-12-1996 Ontstaan uit:

NEERBOSCH G 575 gedeeltelijk NEERBOSCH G 435 NEERBOSCH G 575 gedeeltelijk

Publiekrechtelijke beperkingen Er zijn geen beperkingen bekend in de gemeentelijke beperkingenregistratie en de kadastrale registratie.

Gerechtigde

EIGENDOM

Gemeente Nijmegen Korte Nieuwstraat 6 6511 PP NIJMEGEN Postadres: Zetel: Recht ontleend aan:

Postbus: 9105 6500 HG NIJMEGEN NIJMEGEN HYP4 30384/71 reeks ARNHEM d.d. 17-11-2003 NEERBOSCH G 854

Eerst genoemde object in brondocument: Nog niet (volledig) verwerkte brondocumenten: HYP4 HYP4 HYP4 HYP4 HYP4

61723/31 d.d. 6-7-2012 61723/137 d.d. 9-7-2012 61723/130 d.d. 9-7-2012 61723/32 d.d. 6-7-2012 61723/9 d.d. 6-7-2012

Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 van de Databankenwet.


pagina 1 van 1

Kadaster


NEERBOSCH G 856 Energieweg NIJMEGEN 200284-11 11-7-2012

12-7-2012 9:47:56

Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object: Locatie: Ontstaan op:

NEERBOSCH G 856 5 a 65 ca 185355-428521 TERREIN (NATUUR) Energieweg NIJMEGEN 2-12-1996

Ontstaan uit:

NEERBOSCH G 435


Gerechtigde

EIGENDOM

Gemeente Nijmegen Korte Nieuwstraat 6 6511 PP NIJMEGEN Postadres: Zetel:

Postbus: 9105 6500 HG NIJMEGEN NIJMEGEN

Recht ontleend aan: 84 NBH00/20003 d.d. 5-9-1989 Eerst genoemde object in NEERBOSCH G 435 brondocument: Nog niet (volledig) verwerkte brondocumenten: HYP4 61723/31 d.d. 6-7-2012 HYP4 61723/137 d.d. 9-7-2012 HYP4 61723/130 d.d. 9-7-2012 HYP4 61723/32 d.d. 6-7-2012 HYP4 61723/9 d.d. 6-7-2012 Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 van de Databankenwet.


pagina 1 van 1

Kadaster


NEERBOSCH G 857 Wolfskuilseweg NIJMEGEN 200284-11 11-7-2012

12-7-2012 9:48:16

Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object: Locatie: Ontstaan op:

NEERBOSCH G 857 1 ha 2 a 185312-428495 WEGEN Wolfskuilseweg NIJMEGEN 2-12-1996

Ontstaan uit:

NEERBOSCH G 575 gedeeltelijk


Gerechtigde

EIGENDOM



Recht ontleend aan: 84 NBH00/20006 d.d. 5-9-1989 Eerst genoemde object in NEERBOSCH G 575 brondocument: Nog niet (volledig) verwerkte brondocumenten: HYP4 61723/31 d.d. 6-7-2012 HYP4 61723/137 d.d. 9-7-2012 HYP4 61723/130 d.d. 9-7-2012 HYP4 61723/32 d.d. 6-7-2012 HYP4 61723/9 d.d. 6-7-2012 Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 van de Databankenwet.


pagina 1 van 1

Kadaster


NEERBOSCH G 912 Energieweg NIJMEGEN 200284-11 11-7-2012

12-7-2012 9:48:37

Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object:

Ontstaan op:

NEERBOSCH G 912 12 a 75 ca 185429-428528 BEDRIJVIGHEID (AGRARISCH) TERREIN (INDUSTRIE) Energieweg NIJMEGEN 8-9-1999

Ontstaan uit:

NEERBOSCH G 852 gedeeltelijk

Locatie:


Gerechtigde

EIGENDOM



Recht ontleend aan: HYP4 13103/21 reeks ARNHEM d.d. 29-7-1994 Eerst genoemde object in NEERBOSCH G 118 gedeeltelijk brondocument: Brondocumenten mogelijk van HYP4 17349/5 reeks ARNHEM d.d. 20-1-1999 belang: Nog niet (volledig) verwerkte brondocumenten: HYP4 61723/31 d.d. 6-7-2012 HYP4 61723/137 d.d. 9-7-2012 HYP4 61723/130 d.d. 9-7-2012 HYP4 61723/32 d.d. 6-7-2012 HYP4 61723/9 d.d. 6-7-2012 Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 van de Databankenwet.

200284-10

Locatie: Soort: Bureau: Rapport: Datum: Conclusies:

Bredestraat 090 Verkennend Onderzoek Willems milieutechniek 0404/2314.001/AO1 19931215 Op de gestelde hypothese wordt niet meer teruggekomen. Zintuigelijke waarnemingen: er worden deeltjes puin, teer, asfalt, kooltjes, kolengruis, stenen, leisteen, scherven, glas, steenwol, touw en plastic waargenomen. Resultaten: Bovengrond: in de mengmonsters GM1, GM3 en GM6 overschrijdt de EOX de A-waarde. In de mengmonsters GM1, GM2, GM4 en GM6 overschrijdt het chryseengehalte de A-waarde en in GM6 gebeurt dit ook voor PAK(som). In de mengmonsters GM1 en GM6 overschrijdt het loodgehalte de A-waarde. Ondergrond: er zijn geen verhoogde gehalten gemeten. Grondwater: in peilbuis 34 overschrijdt de koperconcentratie de A- en de nikkelconcentratie de B-waarde. In peilbuizen 28 en 45 overschrijden de concentraties aan koper en nikkel de A-waarde. In de peilbuizen 45 en 46 zijn de concentraties aan fenolachtige verbindigen verhoogd ten opzichte van wat van nature verwacht mag worden. Conclusies en aanbevelingen: de lichte verhogingen van EOX in de mengmonsters GM1, GM3 en GM6 zijn waarschijnlijk veroorzaakt door het gebruik van bestrijdingsmiddelen voor de kweek van komkommers. De verhoogde gehalten aan PAK's en minerale olie in mengmonster GM6 kunnen zijn veroorzaakt door respectievelijk de aanwezigheid van kolengruis, teerrestjes en kooltjes en door weglekkende olie uit verschillende voertuigen welke vaak ter plaatse neergezet werden. Voor monsters GM1, GM2 en GM4 lijkt een verhoging van chryseen door neerslaande roetdeeltjes uit uitlaatgassen van motorvoertuigen meer waarschijnlijk. Ook zou een gedeelte veroorzaakt kunnen zijn door de rookgassen van de asfaltcentrale, welke op circa 300 meter staat. Het licht verhoogde loodgehalte in GM1 is dusdanig klein dat hier zelfs geen sprake hoeft te zijn van verontreiniging. De lichte verhoging van de fenolindex in de grondwatermonsters 45 en 46 wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het gebruik van bestrijdings- en ontsmettingsmiddelen. De licht verhoogde koper- en kwikconcentraties in het grondwater worden waarschijnlijk veroorzaakt door het gebruik van bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de fruitteelt. Vroeger heeft op het betreffende gedeelte namelijk een boomgaard gestaan. De boven- en ondergrondmonsters vertonen echter geen verhogingen van gehalten aan zware metalen. Het lijkt dus niet geheel waarschijnlijk dat deze verhoogde concentraties op de onderzochte lokatie in de bodem zijn gebracht. Wat betreft de bodem behoeft geen nader onderzoek te worden verricht, daar geen van de onderzochte verbindingen in een gehalte boven de B-waarde aanwezig is. Ter plaatse van peilbuis 28 overschrijdt de koperconcentratie in het grondwater de B-waarde en in peilbuis 34 gebeurt dit voor nikkel. Het grondwater behoort daarom nader onderzocht te worden op zware metalen.

Meer: Locatie: Soort: Bureau: Rapport: Datum: Conclusies:

200284-10

Wolfskuilseweg 270 Verkennend Onderzoek ARCADIS 2893/1103-OF3/3M2/001005/ 20031111 De hypothese "verdachte locatie" kan voor de olietank, de olie-afscheider en de olie-opslag in drums worden verworpen. De hypothese "verdachte locatie" kan voor het overige terrein worden aangenomen. T.a.v. asbest is de hypothese "verdachte locatie" gehanteerd. Uit de resultaten is gebleken dat deze hypothese juist was. Wel zijn op het maaiveld enkele stukjes asbest aangetroffen. Zintuiglijke waarnemingen: Verspreid over het terrein zijn tot een diepte van max. 1,0 m-mv sterke tot zwakke bijmengningen met baksteen/puin en zwakke tot matige bijmengingen met kolengruis waargenomen. In de bovengrond van boring A04 is op een diepte van 0,8 m-mv gestaakt vanwege puin. Bovengrond: Koper, kwik, lood, zink en/of PAK > S. De toplaag (0-0,3 m-mv) t.p.v. het kweekgedeelte: OCB's > S Ondergrond: Geen bijzonderheden Grondwater: Over het algemeen: nikkel, chroom, koper en/of cadmium > S. noordoostelijke en noordwestelijke hoek van het terrein: nikkel > T en koper > T en/of > I. Conclusies: Grond: T.p.v. de bovengrondse olietank, de olie- opslag in drums en de olie-afscheider is de vaste bodem zowel zintuiglijk als analytisch niet verontreinigd met minerale olie. Grondwater: De matige grondwaterverontreiniging met nikkel is naar de diepte toe afgeperkt tot onder de tussenwaarde.Ook in noordelijke, noordwestelijke en noordoostelijke richting is de nikkelverontreiniging afgeperkt tot onder de tussenwaarde. Hierbij moet opgemerkt worden dat over het gehele terrein tot boven de streefwaarde verhoogde nikkelconcentraties worden aangetroffen. Aangezien de matige verontreiniging niet geheel afgeperkt is kan niet uitgesloten worden dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De matige tot sterke verontreiniging met koper is zowel naar de diepte toe als in horizontale richting niet afgeperkt. Mogelijk is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Asbest: Op twee plaatsen in het zuidwestelijk deel van het terrein zijn op het maaiveld stukjes asbesthoudend materiaal aangetroffen. De bovengrond op dit deel van het terrein is zintuiglijk niet verontreinigd en bevat een (gewogen) asbestgehalte dat de interventiewaarde niet overschrijdt. In de bovengrond van het overige terrein is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen. Aanbevelingen: De licht verhoogde gehalten koper, kwik, lood, zink, PAK en OCB's in de vaste bodem geven geen aanleiding tot de uitvoering van aanvullend danwel nader onderzoek. De toetsingswaarden voor

nader onderzoek worden voor deze parameters namelijk niet overschreden. In de toekomst moet wel rekening gehouden worden met de beperkte hergebruiksmogelijkheden van deze licht verontreinigde grond. Geadviseerd wordt nader onderzoek uit te voeren naar de matig tot sterk verhoogde concentraties koper en de matig verhoogde concentraties nikkel in het grondwater. Daarnaast wordt aanbevolen om geen grondwater meer op te pompen voor de beregening van de stekken op de locatie. Meer:


Energieweg/Wolfkuilseweg Verkennend Onderzoek Heidemij Advies 0477/634/EA94D436/18061 19940601 Hypothese wordt verworpen. Zintuigelijke waarnemingen: geen. Resultaten: Bovengrond: de gehalten aan koper, lood, zink, minerale olie en de EOX overschrijden de A-waarde. Ondergrond: er zijn geen verhoogde gehalten gemeten. Grondwater: in peilbuis 811 overschrijden de concentraties aan chroom, kwik, lood, benzeen, tolueen, xylenen, tetrachlooretheen en de fenol-index de Awaarde. De nikkelconcentratie overschrijdt de B-waarde 1.2 maal en de nikkelconcentratie overschrijdt de C-waarde 1.1 maal, ook na heranalyse. In peilbuis 816 overschrijden de concentraties aan chroom, koper, kwik, dichloormethaan, tetrachlooretheen en de fenol-index de Awaarde. De loodconcentratie overschrijdt de B-waarde 1.3 maal. Conclusies en aanbevelingen: er kan geen verklaring worden gegeven voor de verhoogde gehalten en concentraties. Geadviseerd wordt een nader onderzoek uit te voeren naar de herkomst van het lood en nikkel in het grondwater. Aanbevolen wordt om ter plaatse van de lokatie vooralsnog geen grondwater op te pompen.

Meer:


Energieweg Verkennend Onderzoek MTI milieutechnologie 0995/U93731/8026.20/brief 19931130 Er is geen hyopthese gesteld. Zintuigelijke waarnemingen: - Resultaten: Grond: op het noordelijke kwart van de lokatie overschrijden de gehalten aan koper en PAK de A-waarde en het loodgehalte de B-waarde. Voor de rest worden er op een enkel, ten opzichte van de A-waarde licht verhoogd lood- of PAK-gehalte na geen verhoogde gehalten gemeten. Grondwater: Conclusies en aanbevelingen: de grond met het matig verhoogde loodgehalte mag niet worden afgevoerd, maar moet binnen het werkterrein worden verwerkt.

Meer: Locatie: Soort: Bureau: Rapport: Datum: Conclusies:

200284-10

Energieweg Verkennend Onderzoek Heijmans Infra Techniek 5018/11.0585 20111024 SANERINGSPLAN Op bedrijfsweg 8 is een gronden grondwaterverontreiniging ontstaan met VOCl's, minerale olie en aromaten. Op de verontreinigde grond en grondwater is een deelsanering uitgevoerd, waarbij nog een sterke restverontreiniging met VOCl is achtergebleven. Op Dr. de Blecourtstraat 49 is een gronden grondwaterverontreiniging me VOCl (voornamelijk PER). De grondwaterverontreiniging strekt zich uit over een oppervlakte van 240.000m2 op 10 15m-mv. De sterke verontreiniging met VOCl bedraagt circa 360.000m3 Per locatie is een onderverdeling gemaakt in verschillende civieltechnische werken zoals bijvoorbeeld aanleg van duiker, kokers, riolering ect. Voor ieder onderdeel wordt een afzonderlijke bemaling aangelegd. Voor locaties met minimale verlaging is gekozen voor een openbemaling (3A, 3B, 3C, 4A, 6B en 6C). De locaties waar een diepere verlaging van de grondwaterstand gewenst is worden verschillende verticale bemalingen onttrokken: Vacuumbemaling (1A, 1C, 1D, 4B, 5A, 5B en 6A) en deepwellbemaling (1B) Overzicht bemalingen: 1A Riooltrace 1B Pompput 1C Riool 1D

Overstort 3A Fietstunnel 3B Sloop riool 3C Sloop fietstunnel 4A Rotonde nieuw 4B Riool oud+put 5A Duiker 5B Koker/Duiker 6A Riool 6B Koker/duiker 6C Koker Aanpassen en gefaseerde onttrekking moet er voorkomen dat er verplaatsing en/of verspreiding van de verontreiniging optreedt. Er is geen saneringsdoelstelling geformuleerd. Meer:

200284-10


VERANTWOORDING


De Ortageo Groep bestaat uit:

www.ortageo.nl

Distributieve analyse tuincentrum Nijmegen

Opdrachtgever: Contactpersoon:

gemeente Nijmegen mevrouw I. Nieskens

Projectteam DTNP: mevrouw L. Dicou Projectnummer: 1038.0411 Datum: 9 juni 2011 Droogh Trommelen en Partners (DTNP) Graafseweg 109 6512 BS Nijmegen T 024 - 379 20 83 F 024 - 378 06 53 E [email protected] W www.dtnp.nl


Inhoudsopgave 1

Inleiding

1

2

Uitgangssituatie

2

2.1

Beoogde locatie tuincentrum

2

2.2

Aanwezig aanbod tuincentra

2

2.3

Omvang verzorgingsgebied

3

3


4

3.1

Inleiding

4

3.2

Distributieve berekening

4

4

Gewenste omvang tuincentrum

6

4.1

Inleiding

6

4.2

Relevante trends

6

4.3

Analyse per scenario

6

5

Conclusie

Bijlage 1 Vergelijking aanbod

12 13

1

Inleiding

In Nijmegen-West komt aan de Energieweg de locatie van de kwekerij van Breed beschikbaar voor herontwikkeling. De gemeente Nijmegen is eigenaar van dit perceel met een totale oppervlakte van circa 34.500 m² en overweegt deze locatie in te vullen met een tuincentrum. De gemeente heeft in dit stadium behoefte aan een beknopt onderzoek naar de distributieve mogelijkheden voor vestiging van een tuincentrum op de locatie Energieweg. Doel is te komen tot inzicht in de marktruimte voor tuincentra in Nijmegen en in de gewenste omvang van een tuincentrum op deze locatie. In hoofdstuk 2 wordt de uitgangssituatie geschetst (vraag -en aanbodzijde). Hoofdstuk 3 gaat in op de marktruimte voor tuincentra in Nijmegen. In hoofdstuk 4 worden vervolgens voor verschillende scenario’s (omvang tuincentrum) de effecten beschreven. Op basis hiervan wordt de gewenste omvang van een tuincentrum op de locatie Energieweg bepaald (hoofdstuk 5). D R O O G H T R O M M E L E N E N PA R T N E R S

1

2

Uitgangssituatie

2.2

Aanwezig aanbod tuincentra

met kernen in dezelfde inwonerklasse (100 tot

Nijmegen

2.1

Beoogde locatie tuincentrum

Nijmegen met 30 m² wvo klein in vergelijking 175 duizend inwoners)** (zie bijlage 1).

Het winkelaanbod in de branche ‘Plant&Dier’ (waaronder tuincentra) in de gemeente

Omliggende gemeenten

De beoogde locatie voor een tuincentrum in

Nijmegen bestaat uit ruim 50 verkooppunten

Inwoners uit Nijmegen zijn voor de aankoop

Nijmegen ligt op de hoek van de Energieweg

met een totaal winkelvloeroppervlak (wvo) van

van tuinartikelen grotendeels aangewezen op

en de Wolfskuilseweg. Het betreft een perceel

± 5.375 m²*. Het aanbod bestaat voornamelijk

het aanbod in de omliggende gemeenten. In

met een totale oppervlakte van circa 34.500

uit relatief kleinschalige aanbieders (o.a.

zowel Malden, Beuningen, Wijchen als Elst

m². Op dit moment bevindt zich op deze

bloemenwinkels, dierenwinkels). De grootste

zijn diverse tuincentra aanwezig (zie kaart 2):

locatie de kwekerij van de organisatie Breed.

aanbieders zijn:

•

Intratuin Malden (± 8.800 m² wvo)

•

‘t Molentje (bloem/plant, ± 480 m² wvo)

•

Overvecht Beuningen (± 7.700 m² wvo)

aan de Berg en Dalseweg

•

Tuinwereld Wijchen (± 4.800 m² wvo)

Bloemsierkunst Krayenhoff (bloem/plant,

•

Intratuin Elst (± 3.500 m² wvo, wordt op

De locatie kenmerkt zich door een goede bereikbaarheid. De Energieweg is een

•

± 440 m² wvo) aan de Krayenhofflaan

belangrijke ontsluitingsweg in Nijmegen. Na realisatie van de tweede stadsbrug is de

•

locatie ook goed bereikbaar vanuit NijmegenNoord. De ontsluiting van het perceel loopt via

•

Jumper (dibevo, ± 400 m² wvo) aan de

•

Frits Wolf Tuinmeubelen (± 3.000 m² wvo)

Wolfskuilseweg

•

Tuinwereld Malden (± 2.900 m² wvo)

Tuincentrum Lindenholt (tuincentrum,

•

Tuincentrum Bull Beuningen (± 2.000 m²

± 400 m² wvo) aan de Sint Agnetenweg

de Wolfskuilseweg, waardoor het doorgaande verkeer op de Energieweg hier geen overlast

termijn uitgebreid naar ± 9.000 m² wvo)

•

van ondervindt.

wvo)

Bert Disveld (tuincentrum, ± 300 m² wvo)

•

Boerenbond Groesbeek (± 1.700 m² wvo)

aan de Dijkstraat in Lent

•

Boerenbond Wijchen (± 800 m² wvo)

•

Welkoop Elst (± 800 m² wvo)

De functie ‘tuincentrum’ sluit goed aan bij de

Een grootschalig tuincentrum is niet aanwezig

reeds aanwezige functies in de omgeving.

in de gemeente Nijmegen. Het aanbod per

De totale omvang van de tuincentra in de om-

Naast de locatie ligt Helicon Opleidingen, met

1.000 inwoners in de branche Plant&Dier is in

geving van Nijmegen komt daarmee op circa

onder meer diverse groenopleidingen. Het perceel sluit daarnaast aan op de groene zone Park West. 2

36.000 m² wvo (excl. uitbreiding Intratuin Elst). *

Locatus (2011), Verkooppuntenbestand gemeente Nijmegen

** Locatus Online (2011), Benchmarkverkenner

D R O O G H T R O M M E L E N E N PA R T N E R S

2.3

Omvang verzorgingsgebied

Een tuincentrum in de gemeente Nijmegen zal hoofdzakelijk een functie gaan vervullen voor inwoners uit de eigen gemeente (lokale verzorgingsfunctie). De gemeente Nijmegen telt circa 163.000 inwoners (per 1-1-2010)*. Met name door nieuwbouw van woningen in de Waalsprong neemt het inwonertal in de gemeente Nijmegen de komende jaren nog verder toe. De gemeente heeft voor 2020 twee bevolkingsprognoses doorgerekend**. Het hoofdscenario gaat uit van het bouwprogramma zoals voorgenomen in de Woonvisie. Dit leidt tot een groei van het aantal inwoners tot 177.500 in 2020. De variant op het hoofdscenario gaat uit van een lagere bouwproductie en leidt tot 169.500 inwoners in 2020.

* CBS (2011), Statline Databank ** Gemeente Nijmegen (2010), Demografische Verkenning 2009


3

3


3.2

Distributieve berekening

Bestedingen: omzet per hoofd In de Nederlandse detailhandel bedraagt de

3.1

Inleiding

gemiddelde omzet per hoofd van de bevolking per jaar € 5.000 (excl. BTW). Hiervan wordt

Het haalbare aanbod in de branche tuincentra

€ 70 omgezet in tuincentra*. Het besteedbaar

in Nijmegen (uitgaande van de locatie aan de

inkomen per hoofd in Nijmegen ligt 5% onder

Energieweg) kan bij benadering worden

het landelijk gemiddelde. Na correctie voor

bepaald door een distributieplanologische

het inkomen (0,5 x -5%) gaan wij voor tuin-

berekening. Bij deze kwantitatieve analyse

centra in Nijmegen uit van een omzet-

gaat het om de verhouding tussen vraag en

potentieel per hoofd van de bevolking van

aanbod.

€ 68.

De vraagzijde wordt bepaald door het

Omzetpotentieel

omzetpotentieel (de omzet per hoofd maal de

Het omzetpotentieel voor tuincentra in de

omvang van het verzorgingsgebied (aantal

gemeente Nijmegen kan worden berekend

inwoners)), de mate waarin het

door de omzet per hoofd in tuincentra te

omzetpotentieel terecht komt in het eigen

vermenigvuldigen met het (toekomstige)

winkelapparaat (koopkrachtbinding) en de

aantal inwoners in de gemeente Nijmegen.

Levend assortiment in tuincentra (planten)

Niet-levend assortiment passend in de branche

mate waarin omzet van elders toevloeit (koopkrachttoevloeiing). Het haalbare aanbod

Tabel 1 Omzetpotentieel tuincentra in

wordt bepaald door de totale omzet te delen

Nijmegen in 2020

door de gemiddelde benodigde omzet per m²

Aantal inwoners

169.500-177.500

wvo (vloerproductiviteit).

Omzet per hoofd

€ 68

Omzetpotentieel

€ 11,6-12,1 mln

*

4

HBD (2010), Omzetkengetallen ten behoeve van ruimtelijk-economisch onderzoek

‘Lifestyle’ steeds belangrijker: branchevervaging D R O O G H T R O M M E L E N E N PA R T N E R S

Op dit moment wordt dit omzetpotentieel in de

gemeente. Inwoners uit de omliggende

functionerend tuincentrum op de beoogde

tuinbranche van inwoners uit Nijmegen vrijwel

gemeenten van Nijmegen beschikken echter

locatie in Nijmegen.

volledig verdeeld over de bestaande

allen over een sterk aanbod binnen de eigen

aanbieders in de omliggende gemeenten.

gemeente. De toevloeiing naar Nijmegen zal

Tabel 2 Indicatie distributieve mogelijkheden

dan ook naar verwachting beperkt zijn

Koopkrachtbinding

(indicatie 5%).

tuincentrum in Nijmegen in 2020 Omzetpotentieel Koopkrachtbinding

Afhankelijk van de concurrentiekracht van een

€ 11,6-12,1 mln 60-65%

Gemiddelde omzet per m²

Gebonden omzet

een bepaald aandeel van het omzetpotentieel

De noodzakelijke omzet per m² varieert per

Koopkrachttoevloeiing

5%

(koopkracht) worden gebonden. De beoogde

regio, type locatie, branche en formule. In

Totale potentiële omzet

€ 7,3-8,3 mln

locatie aan de Energieweg ligt aan de

Nederland bedraagt de gemiddelde omzet per

Normomzet per m² wvo

€ 590

westrand van de gemeente. Inwoners uit het

m² wvo (uit de verkoop aan consumenten en

zuidelijke en oostelijke deel van Nijmegen

bedrijven) in tuincentra circa € 590 (excl.

zullen ook in de toekomst grotendeels

BTW) (HBD, 2010). In deze situatie gaan we

De gewenste omvang van een tuincentrum

georiënteerd blijven op de dichterbij gelegen

uit van dit gemiddelde.

aan de Energieweg wordt echter onder meer

tuincentrum in Nijmegen kan in de toekomst

tuincentra in Malden. Voor inwoners uit

Potentieel aanbod m² wvo

€ 6,9-7,9 mln

12.400-14.000

bepaald door de te verwachten effecten op de

Nijmegen-Noord ligt het tuincentrum in Elst op

Indicatie haalbaar aanbod

voorzieningenstructuur voor de consument en

korte afstand. Rekening houdend met het

Op basis van voorgenoemde inschattingen

de gewenste detailhandelsstructuur in de

aanwezige aanbod in de omgeving gaan wij in

van de haalbare koopkrachtbinding en

regio. In het volgende hoofdstuk gaan we hier

deze indicatieve berekening uit van een

-toevloeiing (rekening houdend met het

nader op in.

relatief lage koopkrachtbinding (60-65%) aan

aanwezige aanbod in de omgeving) kan

een tuincentrum aan de Energieweg in

indicatief een haalbaar aanbod voor een

Nijmegen.

tuincentrum aan de Energieweg in Nijmegen worden berekend van 12.400 à 14.000 m²

Koopkrachttoevloeiing

wvo (tabel 2). We kunnen concluderen dat

Behalve uit het eigen verzorgingsgebied kan

vanuit de locatie en het omzetpotentieel er

een tuincentrum in Nijmegen mogelijk

voldoende kansen liggen voor een goed

aanvullende omzet halen van buiten de D R O O G H T R O M M E L E N E N PA R T N E R S

5

4

Gewenste omvang tuincentrum

4.1

•

Inleiding

Op basis van de berekening van het haalbare aanbod kan geconcludeerd worden dat er

•

In 2010 zijn in Nederland circa 700

tuincentra nog steeds toe: het gemiddelde

tuincentra gevestigd, dit aantal neemt af.

wvo is gestegen van 1.950 m² in 2005

Daarnaast zijn er circa 600 winkels in

naar 2.480 m² in 2010 (overdekte ruimte).

tuinartikelen (o.a. Boerenbond, Welkoop).

Bijna een kwart van de tuincentra heeft

Dit soort winkels neemt in aantal toe.

een omvang tussen de 2.000 en 5.000 m²

Verder zijn er circa 150 winkels in

wvo., circa 10% is tussen de 5.000 en

tuinmeubelen.

10.000 m² wvo en nog eens 4% is groter

Consumentengedrag in tuincentra wordt

dan 10.000 m² wvo.

voldoende marktruimte is voor vestiging van

enerzijds gekenmerkt door gemak en

een tuincentrum in Nijmegen. In dit hoofdstuk

efficiëntie (doelgericht aankopen) en

gaan we in op de gewenste omvang van een

anderzijds door vermaak en beleving.

tuincentrum op de locatie Energieweg,

Grootschalige tuincentra of groene

Uit de cijfers en trends in de tuinbranche blijkt

rekening houdend met relevante trends in de

warenhuizen spelen hierop in door te

dat tuincentra gemiddeld steeds groter

sector. Wij maken een analyse van

voorzien in een ruim aanbod niet-levende

worden. Voor een nieuw te ontwikkelen

verschillende scenario’s (groot, middelgroot,

artikelen (o.a. meubelen, potten, vazen,

tuincentrum moet dan ook ten minste

klein tuincentrum). Hierbij wordt nagegaan of

kaarsen, barbecue en accessoires): ruim

uitgegaan worden van een tuincentrum groter

het initiatief bijdraagt aan de dynamiek in de

40% van de omzet wordt gerealiseerd

dan 2.500 m² wvo. Om inzicht te krijgen in de

sector, of het toegevoegde waarde heeft voor

door verkoop van niet-levende artikelen.

effecten van verschillende typen tuincentra,

Tuincentra groeien naar complete

maken we een analyse van drie scenario’s:

de consument en hoe het initiatief zich

•

4.3

Analyse per scenario

verhoudt tot de gewenste detailhandels-

retailers gericht op huis en tuin, en

structuur in de regio.

lifestyle. De toegenomen concurrentie

•

2.500 - 5.000 m² wvo (klein)

(o.a. bouwmarkten, bloemenwinkels,

•

circa 7.500 m² wvo (middelgroot)

supermarkten) vraagt om een scherpere

•

groter dan 10.000 m² wvo (groot)

4.2

Relevante trends

en meer onderscheidende positionering. Relevante trends en kenmerken van de

Dit leidt tot branchevervaging in de

Klein tuincentrum

tuincentrumbranche zijn*:

tuincentra.

Een tuincentrum met een omvang tussen de

Door uitbreiding en verbreding van het

2.500 en 5.000 m² wvo heeft een omzetclaim

assortiment neemt de schaalgrootte van

van € 1,4 à 3 miljoen (bij gemiddelde omzet

• *

6

HBD (2011), Feiten en cijfers tuincentra; Rabobank (2011), Cijfers en trends tuincentra


per m² van € 590). Deze omvang is kleiner dan of vergelijkbaar met het bestaande tuincentrum in Wijchen (Tuinwereld). Een tuincentrum aan de Energieweg met een dergelijke omvang zal naar verwachting primair een functie gaan vervullen voor inwoners uit Nijmegen-West. Daarnaast is een tuincentrum op deze locatie ook voor een deel van de inwoners uit de wijken Centrum, Lindenholt en Midden de dichtstbijzijnde aanbieder (secundair gebied). Vanwege de beperkte omvang zal er nog altijd sprake zijn van een redelijk grote afvloeiing naar de grotere tuincentra in met name Beuningen en Malden. In tabel 3 is een indicatieve berekening gemaakt van de haalbare omzet van een tuincentrum met een beperkte omvang op de beoogde locatie aan de Energieweg. We kunnen concluderen dat een tuincentrum met een omvang tot 5.000 m² wvo volledig kan functioneren op het draagvlak van Nijmegen-West en direct omliggende wijken, zelfs indien een aanzienlijk deel van de potentiële omzet blijft afvloeien naar


7

tuincentra in de omgeving (vooral stadsdeel-

aanbieder zijn er niet of nauwelijks

zich binden. Daarnaast zal ook een aanzienlijk

verzorgende functie).

ongewenste effecten op de aanbodstructuur

deel van de inwoners uit de wijken Centrum,

te verwachten.

Lindenholt en Midden voor hun aankopen in tuincentra gericht zijn op deze aanbieder. In

Tabel 3 Indicatie haalbare omzet uit

verzorgingsgebied klein tuincentrum in

Positief effect voor de consument in dit

tabel 4 is een indicatieve berekening gemaakt

relatie tot omzetclaim

scenario is dat inwoners uit het westelijke deel

van de haalbare omzet vanuit het

29.130

van Nijmegen op kortere afstand beschikken

verzorgingsgebied van een tuincentrum met

€ 68

over een tuincentrum. Vanwege de beperkte

een middelgrote omvang op de beoogde

omvang zal het assortiment weinig

locatie aan de Energieweg.

Inwoners primair gebied Omzet per hoofd Koopkrachtbinding Omzet primair Inwoners secundair gebied Omzet per hoofd Koopkrachtbinding

60-80% € 1,2-1,6 mln 43.155 € 68 30-50%

Omzet secundair

€ 0,9-1,5 mln

Totale haalbare omzet

€ 2,1-3,1 mln

Omzetclaim tuincentrum

€ 1,4-3,0 mln

onderscheidend zijn ten opzichte van het reeds aanwezige aanbod in de omgeving

Tabel 4 Indicatie haalbare omzet uit

(toegevoegde waarde en dynamiek in de

verzorgingsgebied middelgroot

sector is beperkt). Een deel van de inwoners

tuincentrum in relatie tot omzetclaim

uit het verzorgingsgebied zal dan ook blijven

Inwoners primair gebied

kiezen voor een verder gelegen, maar groter

Omzet per hoofd

tuincentrum.

Koopkrachtbinding Omzet primair

De huidige omzetclaim in bestaande

Middelgroot tuincentrum

Inwoners secundair gebied

tuincentra rondom Nijmegen is indicatief te

Een tuincentrum met een omvang van 7.500

Omzet per hoofd

berekenen op ± € 21,2 miljoen (36.000 m²

m² wvo heeft een omzetclaim van € 4,4

wvo x € 590 per m² wvo). In dit scenario zal

miljoen (bij gemiddelde omzet per m² van

de totale omzet in de bestaande tuincentra

€ 590). Ter vergelijking: tuincentrum

met maximaal € 3 miljoen dalen naar ± € 18,2

Overvecht in Beuningen heeft een omvang

miljoen. Bij een gemiddeld functioneren van

van circa 7.700 m² wvo.

het nieuwe tuincentrum zou de gemiddelde

Koopkrachtbinding

29.130 € 68 85-90% € 1,7-1,8 mln 43.155 € 68 60-70%

Omzet secundair

€ 1,8-2,0 mln


€ 3,5-3,8 mln


€ 4,4 mln

We kunnen concluderen dat een middelgroot

omzet per m² wvo in de bestaande tuincentra

Een tuincentrum aan de Energieweg met een

tuincentrum een aanzienlijk deel van de

dalen met maximaal 14%. Met de beperkte

dergelijke omvang kan een zeer groot deel

koopkracht uit het primaire en secundaire

(stadsdeel)verzorgende functie van de nieuwe

van de koopkracht uit Nijmegen-West aan

verzorgingsgebied aan zich kan binden.

8


Daarnaast zal een tuincentrum van circa

Ook in dit scenario is een positief effect dat

per m² van € 590). Met een dergelijke omvang

7.500 m² wvo nog extra omzet moeten halen

inwoners uit een groot deel van Nijmegen op

wordt deze aanbieder de grootste in de regio.

van buiten deze gebieden om de benodigde

relatief korte afstand over een tuincentrum

Een tuincentrum aan de Energieweg met deze

omzetclaim te realiseren. Naar verwachting

kunnen beschikken dat vanwege de omvang

omvang zal nagenoeg alle koopkracht uit

zal met de komst van de tweede stadsbrug

(en het daarbij horende assortiment) de meest

Nijmegen-West en de omliggende wijken aan

ook een deel van de inwoners uit Nijmegen-

aantrekkelijke aankoopplaats voor

zich kunnen binden. In tabel 5 is een

Noord gericht zijn op een tuincentrum aan de

tuinartikelen wordt. Het voorzieningenniveau

indicatieve berekening gemaakt van de

Energieweg (dichtstbijzijnde in combinatie met

in dit deel van de stad wordt verbeterd.

haalbare omzet vanuit het verzorgingsgebied van een grootschalig tuincentrum op de

eigentijdse omvang). De benodigde omzetclaim van het tuincentrum op de locatie

Vanwege de vergelijkbare omvang met reeds

Energieweg zal naar verwachting kunnen

gevestigde tuincentra in Beuningen en Malden

worden gerealiseerd met vooral een lokale

zal vestiging van een middelgroot tuincentrum

Tabel 5 Indicatie haalbare omzet vanuit

verzorgingsfunctie.

vooral leiden tot verbreding en niet tot

verzorgingsgebied groot

verdieping (uitbreiding) van het assortiment.

tuincentrum in relatie tot omzetclaim

beoogde locatie aan de Energieweg.

Bij een gemiddeld functioneren van het

Dit betekent enerzijds dat het totale aanbod

Inwoners primair gebied

nieuwe tuincentrum zal in dit scenario de

(assortiment) in tuincentra voor de consument

Omzet per hoofd

totale omzet in de bestaande tuincentra met

niet verandert (beperkte dynamiek in de

Koopkrachtbinding

circa € 4,4 miljoen dalen van ± € 21,2 miljoen

sector). Anderzijds is met een dergelijke

Omzet primair

naar ± € 16,8 miljoen. Dit zou neerkomen op

omvang ook het oppervlak voor

een daling van de gemiddelde omzet per m²

branchevreemde artikelen nog beperkt

wvo in de bestaande tuincentra van ± 21%. Dit

(ongewenst in verband eventuele negatieve

kan ertoe leiden dat kleinere en/of nabij

effecten op detailhandelsstructuur).

gelegen aanbieders onder druk komen te

Inwoners secundair gebied Omzet per hoofd Koopkrachtbinding

29.130 € 68 95% € 1,9 mln 43.155 € 68 80-90%

Omzet secundair

€ 2,4-2,6 mln


€ 4,3-4,5 mln


€ 5,9 mln

staan (en mogelijk op termijn verdwijnen). Dit

Groot tuincentrum

betekent echter niet dat sprake is van

Een tuincentrum met een omvang groter dan

ontwrichting van de aanbodstructuur: de

10.000 m² wvo heeft een omzetclaim van ten

Een groot tuincentrum kan een aanzienlijk

consument behoudt op aanvaardbare afstand

minste € 5,9 miljoen (bij gemiddelde omzet

deel van de benodigde omzetclaim halen uit

een vergelijkbaar aanbod. D R O O G H T R O M M E L E N E N PA R T N E R S

het primaire en secundaire verzorgingsgebied. 9

Vanwege de omvang (grootste in de regio) en

beginsel neemt het totale aanbod (omvang en

het daarbij horende assortiment mag

variëteit) toe. In dit scenario gaat een groot deel

verwacht worden dat deze aanbieder ook kan

van de consumenten op kortere afstand

profiteren van relatief veel extra omzet van

beschikken over aanbod in tuinartikelen.

buiten deze gebieden. Er mag toevloeiing

Daarnaast past de vestiging van een

verwacht worden vanuit Nijmegen-Noord,

bovenlokaal functionerende aanbieder in een

Oost, Zuid en Dukenburg, en vanuit

gemeente met een regiopositie (Nijmegen)

Beuningen en Wijchen.

binnen de beleidsuitgangspunten (gewenste structuur). Bij een grootschalige omvang kan

In dit scenario zal de totale omzet in de

mogelijk sprake zijn van ontwrichting van de

bestaande tuincentra met ten minste € 5,9

structuur, indien er meer aanbieders verdwijnen

miljoen dalen van ± € 21,2 miljoen naar

en daarmee de afstand voor een aanzienlijk

± € 15,3 miljoen (bij gemiddeld functioneren

deel van de consumenten onaanvaardbaar

nieuw tuincentrum). Dit zou neerkomen op

groot wordt (en dus het voorzieningenniveau

een daling van de gemiddelde omzet per m²

voor de consument afneemt).

wvo in de bestaande tuincentra van ten minste 28%.

Grote tuincentra bieden naast het basisassortiment van tuincentra ook een

Een groot tuincentrum zal dus een functie

zeer uitgebreid aanvullend (branchevreemd)

kunnen gaan vervullen voor het westelijk deel

aanbod. Enerzijds zorgt dit voor een meer

van de regio Nijmegen (bovenlokale

gevarieerd aanbod voor de consument op

verzorgingsfunctie). Het risico is groot dat een

deze locatie (dynamiek in de sector en

of meer bestaande aanbieders in de

grote toegevoegde waarde voor consument).

tuinbranche onder druk komen te staan (en

Anderzijds bestaat het risico dat ook aan-

mogelijk op termijn zullen verdwijnen). Dit

bieders in andere branches (o.a. huishoudelijke

betekent niet onmiddellijk dat sprake is van

en cadeau-artikelen, dierbenodigdheden) te

een aantasting van de aanbodstructuur (of het

maken krijgen met negatieve omzeteffecten.

voorzieningenniveau voor de consument). In 10


Tabel 6 Samenvatting analyse scenario’s Omvang tuincentrum

2.500-5.000 m² wvo

circa 7.500 m² wvo

> 10.000 m² wvo

Dynamiek sector

-

Weinig onderscheidend aanbod (maximaal vergelijkbaar met bestaande aanbieders)

±

Vooral verbreding van aanbod (vergelijkbaar met de grotere bestaande aanbieders)

+

Verdieping van aanbod (onderscheidend ten opzichte van bestaande aanbieders)

Effect op detailhandelsstructuur

+

Daling van gemiddelde omzet per m² wvo in tuinbranche in de regio (maximaal 14%): effect op aanbodstructuur naar verwachting klein

±

-

+

Nieuwe aanbieder heeft beperkte verzorgingsfunctie (vooral stadsdeel) Weinig risico op ongewenste branchevervaging

+

Daling van gemiddelde omzet per m² wvo in tuinbranche in de regio (circa 21%): kans op effect op aanbodstructuur (mogelijk komt een bestaande aanbieder onder druk te staan), maar geen ontwrichting (consument behoudt vergelijkbaar aanbod op aanvaardbare afstand) Nieuwe aanbieder vooral gericht op lokale consument (passend in structuur) Beperkt risico op ongewenste branchevervaging

Daling van gemiddelde omzet per m² wvo in tuinbranche in de regio (minimaal 28%): grote kans op effect op aanbodstructuur (mogelijk komen een of meer bestaande aanbieder(s) onder druk te staan), kleine kans op ontwrichting (alleen bij zeer grootschalige omvang) Nieuwe aanbieder krijgt bovenlokale functie (sluit aan bij regionale functie gemeente Nijmegen) Risico op ongewenste branchevervaging (en daarmee op druk op overige branches (cadeau, huishoudelijk, dierbenodigdheden)

Aanbieder dichtstbijzijnde voor inwoners uit West en omliggende wijken (verbetering voorzieningenniveau) Door beperkte omvang blijft deel verzorgingsgebied georiënteerd op grotere aanbieders in de omgeving (toegevoegde waarde beperkt)

+

Aanbieder dichtstbijzijnde voor inwoners uit West en omliggende wijken (verbetering voorzieningenniveau) Door vergelijkbaar assortiment meest aantrekkelijke aankoopplaats voor consumenten uit verzorgingsgebied (toegevoegde waarde)

+

+

Effect voor consument

+

-


±

+

+

-

±

Aanbieder dichtstbijzijnde voor inwoners uit West en omliggende wijken (verbetering voorzieningenniveau) Door omvang (grootste in de regio) aantrekkelijke aankoopplaats voor consumenten uit groot gebied (grote toegevoegde waarde), maar ook grotere kans op verdringing (en dus afname voorzieningenniveau) elders

11

5

Conclusie

Tegelijk neemt ook het omzeteffect op de

sluit aan op de omvang van aanwezige

bestaande aanbieders toe naarmate het

aanbieders (geen ‘categorykiller’). Er wordt dan

nieuwe tuincentrum groter wordt. Een sterke

een bijdrage geleverd aan de verbetering van het

De beoogde locatie (Energieweg) en het

daling van de gemiddelde omzet per m² wvo

voorzieningenniveau voor een groot deel van de

aanwezige bestedingspotentieel bieden

kan op termijn leiden tot het verdwijnen van

consumenten in dit gebied (met name voor

voldoende kansen voor een goed

een (of meer) bestaande aanbieders. Het is

inwoners uit Nijmegen) en de effecten op de

functionerend tuincentrum in Nijmegen. De

moeilijk exact aan te geven bij welke omvang

structuur blijven beperkt. Met deze omvang zal

gewenste omvang van de nieuwe aanbieder is

van een nieuwe aanbieder of bij welke daling

ook het oppervlak voor branchevreemde

geanalyseerd aan de hand van drie scenario’s

van de gemiddelde vloerproductiviteit dit het

artikelen beperkt blijven (en daarmee de

(met in omvang variërend tuincentrum) (zie

geval zal zijn. Naar verwachting zal deze

negatieve omzeteffecten in andere branches).

samenvatting in tabel 6).

situatie zich voordoen, zodra het nieuwe tuincentrum aanzienlijk groter wordt dan de

Op basis van het berekende marktpotentieel in

Er kan geconcludeerd worden dat de vestiging

bestaande aanbieders in de omgeving en

Nijmegen is een tuincentrum tot circa 14.000 m²

van een tuincentrum aan de westrand van

daarmee de meest aantrekkelijke

wvo haalbaar. Vanuit de gewenste dynamiek in

Nijmegen in alle situaties zal leiden tot een

aankoopplaats voor consumenten uit een

de sector kan een dergelijke aanbieder

verbetering van de aanbodstructuur voor

groot gebied wordt.

overwogen worden. Vestiging van aanbieders met een grote verzorgingsfunctie in de gemeente

inwoners uit het westelijk deel van Nijmegen (nieuwe aanbieder op korte afstand). De

Overigens betekent vestiging van de ene

Nijmegen (regiofunctie) past binnen de

toegevoegde waarde van het nieuwe

aanbieder ten koste van de andere niet dat er

uitgangspunten van het beleid. Hierbij moet

tuincentrum neemt toe naarmate de omvang

sprake is van aantasting van de structuur.

bedacht worden dat de kans op effecten op de

toeneemt en het assortiment gevarieerder en

Voor de meeste consumenten in het gebied

bestaande structuur groot is (bestaande

meer onderscheidend wordt (aantrekkelijkheid

zal het voorzieningenniveau verbeteren

aanbieders onder druk). Dit leidt mogelijk tot

voor consumenten neemt toe). Zo zullen veel

(vergelijkbaar of groter aanbod op kortere

leegstand en moeilijk her in te vullen locaties

consumenten bij een (te) klein tuincentrum

afstand van de woonomgeving).

elders. Meer dan distributieplanologische argumenten spelen hier overwegingen van

(kleiner dan de nabijgelegen bestaande aanbieders) blijven kiezen voor een van de

Wij adviseren uit te gaan van een middelgroot

ruimtelijke kwaliteit dus een rol (o.a. meest

bestaande aanbieders, ondanks de grotere

tuincentrum (indicatie 7.500 m² wvo). Dit is

passende, duurzame invulling locatie

reisafstand (toegevoegde waarde beperkt).

voldoende voor een eigentijds tuincentrum en

Energieweg en/of locaties elders).

12


Bijlage 1 Vergelijking aanbod

Figuur 1 Winkelaanbod in branche Plant&Dier per 1.000 inwoners in Nijmegen en in kernen van gelijke omvang (in m² wvo per 1.000 inwoners)

In Nijmegen bedraagt het gemiddelde winkelvloeroppervlak per 1.000 inwoners in de branche Plant&Dier (waaronder tuincentra) 30 m². Gemiddeld in kernen in de inwonersklasse van 100.000 tot 175.000 inwoners is er 120 m² wvo per 1.000 inwoners. Figuur 1 geeft tevens de gemiddelde omvang per 1.000 inwoners in deze branche in kernen in de inwonersklasse afzonderlijk weer.

Bron: Locatus Online, Benchmarkverkenner mei 2011, bewerking Droogh Trommelen en Partners


13

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar

Recommend Documents