Collegevoorstel
Openbaar
Onderwerp
Beleidskader gemeentegaranties/verstrekkingen
Programma / besluitenlijst Programmanummer Openbare 18 december 2007 Collegevergadering Bestuur en Middelen/1042 no 47
BW-nummer
Portefeuillehouder
B. Jeene
Aanwezig: Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr. Samenvatting Th. de Graaf Voorzitter Binnen de gemeente Nijmegen is geen formeel beleidskader voor het FA20/Gertjan ter Heurne/2628 P. Depla,en/of H. van Hooft sr.,van L. kracht. Scholten, Wethouders verstrekken van gemeentegaranties geldleningen Wel H. Kunst, P. Lucassen, J. vanGezien der Meer Datum ambtelijk voorstel wordt in de praktijk een gedragslijn gehanteerd. de 17 april 2012 P. Eringa Gemeentesecretaris economische omstandigheden is het noodzakelijk dat een formeel Registratienummer kader wordt ingesteld, vanwege de toenemende mate waarin de A. Kuil Communicatie 12.0009123 gemeente wordt aangesproken op een rol als (mede) financier of M. Sofovic Verslag garantsteller en daarnaast voor de borging van de eigen financiële positie van de gemeente.
Aldus vastgesteld in de vergadering van:
Paraaf
Ter besluitvorming door het college
-
het beleidskader gemeentegaranties/verstrekkingen vast te stellen
De voorzitter,
Datum
akkoord
Leidinggevende De secretaris,
Programmamanager H. Danner
Programmadirecteur A. Smit
Alleen ter besluitvorming door het College Besluit B&W d.d. 24 april 2012 Conform advies
Aanhouden Anders, nl.
Paraaf
nummer: 3.23
Datum
akkoord Bestuursagenda
1
Gemeentesecretaris
Portefeuillehouder
CVS notitie treasury.docx
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
Binnen de gemeente Nijmegen is geen formeel beleidskader voor het verstrekken van gemeentegaranties en/of geldleningen van kracht. Wel wordt in de praktijk een gedragslijn gehanteerd. Gezien de economische omstandigheden is het noodzakelijk dat een formeel kader wordt ingesteld, vanwege de toenemende mate waarin de gemeente wordt aangesproken op een rol als (mede) financier of garantsteller en daarnaast voor de borging van de eigen financiële positie van de gemeente. Het uitgangspunt hierbij is dat Nijmegen zich terughoudend opstelt bij het verstrekken van garantstellingen en leningen. Bij onze afwegingen is het gemeentelijk risicoprofiel op het gebied van garantstellingen en geldleningen (zie hiervoor financiële toets, bijlage A) daarom een belangrijk uitgangspunt. Echter, onder voorwaarden (zie procedurele en financiële toets) kan in de verstrekking worden voorzien aangezien we verenigingen en instellingen met haalbare maatschappelijke doelstellingen, die bijdragen aan onze doelstellingen zoals beschreven in het Coalitieakkoord en/of de diverse beleidsprogramma’s, willen ondersteunen. Dit temeer omdat wij in toenemende mate verantwoordelijkheden neerleggen bij deze organisaties. De marktcondities voor deze partijen zijn echter aanzienlijk verslechterd. Het past daarbij dat wij partijen dan ook hierbij ondersteunen. Door middel van dit beleidskader wordt ingegaan op de voorwaarden waaraan moet worden voldaan indien een verstrekking wordt overwogen. Ten aanzien van deze voorwaarden is een splitsing aangebracht in de vorm van een procedurele en een financiële toets. De procedurele toets heeft betrekking op de inhoudelijke vereisten en voorwaarden waaraan moet worden voldaan, alvorens wordt overgegaan tot verstrekking van een garantie of geldlening. De financiële toets richt zich op het vaststellen van een plafond voor het totaal aan verstrekkingen dat door de gemeente Nijmegen ingenomen kan worden. In het navolgende worden de beide toetsingspunten kort behandeld. Hierbij wordt opgemerkt dat, gezien de overlap in procedurele toetspunten, geen nader onderscheid is gemaakt tussen garantstellingen en geldleningen. In bijlage A wordt een uitgebreide toelichting voor de toepassing in de praktijk gegeven. 2
Juridische aspecten
Het beleidskader gemeentegaranties/verstrekking vormt een aanvulling op het treasurystatuut van de gemeente. Op basis van de financiële verordening 212 zijn in het Besluit Financieringsstatuut gemeente Nijmegen nader kaders gesteld voor het treasurybeleid van de gemeente. Dit beleidskader sluit aan op deze kaderstelling. Het verlenen van garanties alsmede het verstrekken van leningen vormen privaatrechtelijke rechtshandelingen. Volgens artikel 160, lid 1, aanhef en onder e van de Gemeentewet is dit een bevoegdheid van het college. Artikel 169, lid 4 Gemeentewet geeft aan dat indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheid ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente het college geen besluit neemt dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen. 3
Doelstelling
Dit beleidskader heeft betrekking op het beschikbaar stellen van garanties of geldleningen door de gemeente Nijmegen. Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat dit kader geen invulling geeft aan overige vormen van overheidsoptreden, bijvoorbeeld op het gebied van het doen van investeringen. De afweging van het verstrekken van een lening of garantstelling danwel het doen van een investering, valt daarmee buiten dit kader. Dit beleidskader behandelt het
Collegevoorstel
Vervolgvel
2
traject waarin de gemeente verkeert indien wordt overwogen om een garantstelling of lening te verstrekken. 4
Argumenten
Gezien de economische omstandigheden is het noodzakelijk dat een formeel kader voor gemeentegaranties/verstrekkingen wordt ingesteld. 5
Klimaat
De klimaatparagraaf is niet op dit voorstel van toepassing. 6
Financiën
Naast beleidsmatige belangen is een toetsing op het financiële belang van de gemeente noodzakelijk. Het financiële risico, verbonden aan het verlenen van een gemeentegarantie en/of het verstrekken van een geldlening dient voor de gemeente zo laag mogelijk zijn. Het vaststellen van een plafond betreffende de omvang van de te garanderen cq te verstrekken leningen kan daarbij opportuun zijn, naast de borging in de procedurele sfeer zoals in het voorgaande besproken. 7
Communicatie
Er wordt op de gebruikelijke manier over dit voorstel gecommuniceerd.. 8
Uitvoering en evaluatie
Procedurele toets De procedurele toets ten behoeve van het bepalen of de verstrekking van garantie of geldlening toelaatbaar is, richt zich op inhoudelijke vereisten en voorwaarden. Aan de hand van een stappenplan zijn hierbij diverse toetsingspunten gedefinieerd, die in voorkomende trajecten beoordeeld dienen te worden. Toetsingspunten: 1. Criteria ten aanzien van de instelling en de investering Ten aanzien van de instelling en de investering worden eisen gesteld op het gebied van rechtsvorm, organisatiedoelstellingen, naleving wet- en regelgeving en de aanwending van de financiering. 2. Bepalen noodzaak voor verstrekking garantie of lening Punten die ter overweging genomen dienen te worden: De instelling is niet in staat om zelfstandig een geldlening af te sluiten, danwel de financiële voorwaarden van de mogelijke lening zijn substantieel nadeliger dan een geldlening via de gemeente; Het is voor de instelling niet mogelijk de garantstelling bij een waarborgfonds onder te brengen. De reden hieromtrent dient duidelijk gesteld te zijn teneinde te bepalen waarom de gemeente wel garantie dient te verlenen. De voorkeur gaat uit naar een gezamenlijke garantstelling of geldverstrekking door gemeente en waarborgfonds/derde instelling. 3. Bepalen publiek belang Is er sprake van een publiek belang waarvoor door de instelling kapitaal wordt aangetrokken. De maatschappelijke relevantie kan aanleiding geven om een gemeentegarantie danwel lening te verstrekken. Er wordt beoordeeld:
Collegevoorstel
Vervolgvel
3
In hoeverre het beoogde aanwendingsdoel van de financiering in het gemeentelijk beleid past; Hoe groot de invloed van de gemeente op het betreffende beleidsterrein is; Waarom de “investering” nodig is en waarom gemeentelijke medewerking noodzakelijk is.
4. Beoordelen financiële positie Voor het verstrekken van garanties of leningen is het van belang dat de risico’s voor de gemeente van een acceptabel niveau zijn. Daarbij moet de instelling gelet op haar financiële positie in staat zijn de rente en aflossing op te brengen. Uitgangspunt is dat deze beoordeling, zoveel mogelijk, wordt uitgevoerd door het betreffende Waarborgfonds. Aan de hand van de financiële jaarstukken van de instelling wordt beoordeeld of de instelling de uit de investering voortkomende lasten binnen een sluitende exploitatie weet op te vangen. De risico’s voor de gemeente kunnen worden beperkt door vooraf onderzoek te doen naar de (financiële toestand van de) instantie. Bij dit onderzoek worden navolgende uitgangspunten gehanteerd. Indien nodig kan voor een second opinion een externe specialist ingehuurd worden om de financiële positie van de aanvrager te toetsen. Er wordt onder meer gekeken naar: Het eigen vermogen. De hoogte van het eigen vermogen kan van invloed zijn op de noodzaak voor het verstrekken van een lening/garantstelling en geeft daarnaast een indicatie voor de mogelijke terugbetalingsmogelijkheden (geldlening); Kan rente en aflossing van de lening c.q. de kapitaallasten van de investering waarvoor de lening is aangetrokken opgevangen worden binnen de exploitatie; Mogelijke toekomstige inkomsten en uitgaven. 5. Voorwaarden omtrent garantstelling of geldlening Aan een te verlenen garantie/lening worden voorwaarden gesteld. De voorwaarden dienen onderdeel te zijn van de overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot verlening. Het zijn voorwaarden waaraan de instantie, respectievelijk de geldgever moeten voldoen. De gestelde voorwaarden hebben tot doel om het risico voor de gemeente zo veel mogelijk te beperken. Met het oog op risicobeheersing is het van belang dat de gemeente controleert of de aan de garantie gestelde voorwaarden is of wordt voldaan.
9
Risico
Niet van toepassing.
Bijlage(n): Specifieke toetspunten beleidskader Wettelijke kader en bevoegdheden
Collegevoorstel
Vervolgvel
4
Bijlage A Specifieke toetsingspunten beleidskader Procedureel: 1. Criteria ten aanzien van de instelling en de investering Voldoet de instelling aan de volgende criteria: De instelling moet een rechtspersoon zijn; Primair is de doelstelling van de instelling ideëel en niet gericht op winst. Dit moet blijken uit zowel de statuten als uit het feitelijk handelen van bestuurders/medewerkers. Uitzondering hierop vormen situaties waarbij, vanuit bijvoorbeeld overwegingen op het terrein van het publieke belang, de verstrekking noodzakelijk en onvermijdelijk is. De instelling moet, indien van toepassing, een vergunning hebben voor de investering; Voor zover van toepassing, moet de instelling voldoen aan de (europese) aanbestedingsregels. In geval van investeringen in onroerende goederen (aankoop van grond, nieuwbouw, verbouw en (her)inrichting van een gebouw) kan een gemeentegarantie/lening alleen worden verleend indien een hypothecaire zekerheid wordt gevestigd. 2. Bepalen noodzaak voor verstrekking garantie of lening De garantstelling voor leningen danwel het verstrekken van geldleningen wordt gevraagd wanneer geldgevers niet bereid zijn om (zonder garantie van de gemeente) leningen te verstrekken. In veel gevallen is dit het geval bij organisaties (maatschappelijke) instellingen (rechtspersonen) die niet beschikken over onroerende goederen waarop hypothecaire zekerheden kunnen worden gevestigd. Het aangaan van een lening onder gemeentegarantie danwel het verstrekken van een lening is veelal bestemd voor het doen van investeringen bij bouwen van nieuwe accommodatie of het aan- cq verbouwen van bestaande accommodaties. Daarnaast komt het voor dat kredietverstrekkers bereid zijn om aan private- en/of rechtpersonen goedkoper een geldlening te verstrekken, indien de gemeente garant staat. Bij deze benadering ingegeven uit rentabiliteitsafwegingen worden de risico’s afgewenteld op de gemeente. Uitsluitend als blijkt dat zonder garantie geen lening verstrekt zal worden wordt binnen de kaders gebleven. Van private- en rechtspersonen mag verwacht worden dat ze zich actief opstellen tegenover de kredietverstrekkers. Uitgangspunt – Gemeentegarantie/lening onder voorwaarden Als blijkt dat een rechtspersoon ondanks aantoonbare inspanningen niet in slaagt de vereiste geldlening af te sluiten, kan de gemeente besluiten de gevraagde gemeentegarantie of de geldlening te overwegen. Of daadwerkelijk verleend zal worden hangt verder af van de vraag of er een voldoende gemeentelijk belang gediend wordt, of het doel waarvoor de geldlening wordt afgesloten past binnen het gemeentelijke beleid. De beantwoording van deze vragen is specifiek beleidsinhoudelijk en heeft geen betrekking op financiële aspecten. Onder aantoonbaar moet worden verstaan dat door tenminste twee potentiële geldverstrekkers schriftelijk moet worden bevestigd dat er zonder gemeentegarantie geen geldlening tegen de op dat moment geldende marktrente wordt verstrekt. Als basisuitgangspunt geldt dat rechtspersonen en private marktpartijen (kredietverstrekkers) de zaken onderling regelen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, dus zonder tussenkomst van de gemeente. Bij deze benadering is een gemeentegarantie niet noodzakelijk en het afwentelen van risico’s door kredietverstrekkers op de gemeente wordt hiermee voorkomen.
Collegevoorstel
Vervolgvel
5
Borging Er zijn een aantal waarborgfondsen waarop een beroep kan worden gedaan om geldleningen te borgen ( Stichting Waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) voor woningcorporaties, Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) dat de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) voor eigen woningbezit en woningverbetering verstrekt). Voor zover van toepassing worden aanvragen getoetst of zij in aanmerking komen voor garantstellingen via de waarborgfondsen. Private- en rechtspersonen moeten zich in eerste instantie wenden tot de waarborgfondsen op de terreinen waar zij zich begeven. De gemeente wordt op haar beurt door de waarborgfondsen verzocht de door de waarborgfondsen verstrekte garanties mede te borgen door middel van bijvoorbeeld de achtervangovereenkomst. 3. Bepalen publiek belang Bij het vaststellen van criteria ten aanzien van het begrip en het doel van de publieke taak kunnen de volgende punten in ogenschouw genomen te worden: Op die gebieden waar de gemeente geen beleidsvormende c.q. stimulerende taak voor haar ziet weggelegd, worden in beginsel geen garanties/leningen verstrekt; Pas als de gemeente van mening is dat het doel van de lening of garantie voldoende past in het (al) geformuleerde gemeentelijke beleid kan deze worden verstrekt. De mate waarin het doel van de lening of garantie past in het gemeentelijk beleid is mede af te lezen uit de wijze waarop de gemeente tot dan is omgegaan met de desbetreffende activiteiten, voorzieningen of organisaties; Men doet er goed aan zich af te vragen wat het belang van de eigen inwoners van de gemeente is bij de bepaling van de desbetreffende taak. Met betrekking tot de publieke taak kunnen de volgende vragen worden gesteld: Is er een relevant maatschappelijk doel mee gediend? Wat voor type organisatie betreft het? Welke relatie is er tussen de organisatie en onze gemeente? Is er sprake van een duurzame financiële relatie tussen de aanvrager en de gemeente? Past het in het door de Raad vastgestelde beleid en voldoet het aan de daarvoor ontwikkelde criteria Dragen de activiteiten van de aanvrager bij aan het gemeentelijk beleid en openbaar belang? Zijn eigen middelen, subsidies, sponsoringmiddelen etc. door de aanvrager voldoende benut? Is het verstrekken van de lening of garantie essentieel voor het voortbestaan van de aanvragende organisatie? Komt het verstrekken van de lening of garantie ten goede aan de inwoners van onze gemeente? Zijn mogelijke staatssteunaspecten onderzocht (zie verder)? Wat zijn de gevolgen voor de partij (en de gemeente en omgeving (in)direct) als de gemeente geen lening/ garantie verstrekt? Loopt de gemeente imagoschade in dat geval? Toetsing staatssteun Subsidie aan ondernemingen kan Europeesrechtelijk gezien staatssteun zijn. Ook op dit aspect moet de aanvraag daarom getoetst worden. Er is sprake van een onderneming als er goederen of diensten op de markt worden aangeboden. Voor het begrip onderneming is de rechtspersoon irrelevant. Staatssteun aan ondernemingen is volgens de Europese regelgeving op een aantal uitzonderingen na niet toegestaan zonder toestemming vooraf van de Europese Commissie (EC).
Collegevoorstel
Vervolgvel
6
Een belangrijke uitzondering is dat steun van maximaal € 200.000 over een periode van drie belastingjaren vrijgesteld is. Overeenkomstig artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is sprake van staatssteun als er aan de volgende criteria is voldaan: De steun wordt door de overheid verleend of met de overheidsmiddelen bekostigd; De steun verschaft een economisch voordeel aan onderneming (en) die zij niet langs de normale commerciële weg zouden hebben verkregen Dit voordeel is selectief, wat inhoudt dat het ten goede komt van bepaalde ondernemingen(en); Het voordeel moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en een potentiële) invloed op de tussenstaatse handel hebben. Indien er sprake is van staatssteun moet dit via het rijk (Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) worden aangemeld bij de Europese Commissie. 4. Beoordelen financiële positie De schriftelijke aanvraag voldoet aan de volgende eisen en gaat vergezeld van de volgende stukken: 1. investeringsplan met baten en lasten; 2. de 2 laatste jaarrekeningen/jaarverslagen; 3. de (meerjaren)begroting in tweevoud, inclusief de raming van de hogere lasten en de dekking; 4. meerjarenbeleidsplan; 5. offertes van 2 geldverstrekkers; 6. een recent taxatierapport van de marktwaarde van het onroerend goed; 7. concept geldleningsovereenkomst. 5. Voorwaarden omtrent garantstelling of geldlening Aan de verstrekking worden de volgende voorwaarden verbonden: Verplichting dat de lening wordt bestemd voor het doel waarvoor deze is aangegaan. Een (voorkeurs)recht tot navordering indien de gemeente haar garantieverplichting moet nakomen. De positie van de gemeente als schuldeiser dient zo preferent mogelijk te zijn. Verzekering en onderhoud van het onderpand. Het onroerend goed moet voldoende, d.w.z. tegen herbouw-/vervangingswaarde, verzekerd zijn bij een solide maatschappij, blijkende uit het de betreffende polis(sen) en het betalingsbewijs van de premie(s); Niet starten met de werkzaamheden voordat het besluit omtrent verlening garantie of geldlening is genomen. De goedkeuring van de begroting van de geldnemer, waarin de lasten van de investering voor het eerst zijn verwerkt. De geldnemer verplicht zich tot het uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar inzenden van de jaarlijkse begroting evenals tot het inzenden van de jaarrekening, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. Indien van toepassing voorbehoud goedkeuring door b en w voor wijziging of vervreemding van het onderpand (negatieve hypotheekverklaring). Zonder toestemming van het college is de geldnemer niet toegestaan geldleningen, rekening courantovereenkomsten of borgtochten aan te gaan dan wel gelden uit te lenen; Voorbehoud van goedkeuring van b en w voor een statutenwijziging en besluit tot ontbinding van de geldnemer. De verplichting om een verzekering bestuursaansprakelijkheid en/of fraudeverzekering af te sluiten;
Collegevoorstel
Vervolgvel
7
Een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering; Accountantscontrole van de jaarrekening (indien geen jaarlijkse beoordeling door het waarborgfonds wordt uitgevoerd), bij een verstrekking van > € 100.000. Het college kan nadere eisen stellen ten aanzien van de administratie en de controle daarop; de geldnemer dient hiermee in te stemmen; Mogelijkheid van toegang tot de bestuursvergaderingen van de geldnemer en overlegging van bescheiden. Aan een door het college aan te wijzen financieeleconomisch deskundige dient het recht te worden verleend, indien het college dit gelet op het financiële belang van de gemeente gewenst acht, deel te nemen aan vergaderingen van het bestuur van de geldnemer, waarin onderwerpen betreffende het financiële beleid zullen worden behandeld. Verplichting tot het geven van nader te bepalen tussentijdse informatie; Een te borgen lening heeft een maximale looptijd van 30 jaar; aflossing vindt plaats op basis van de lineaire- dan wel de annuïtaire methode; bij leningen die langer lopen dan 5 jaar is de rentevaste periode minimaal 5 jaar; Er kan, indien er sprake is van accommodatie op eigen grond/recht van opstal, het recht van hypotheek worden gevestigd ten behoeve van de gemeente; Indien de gemeente als borg wordt aangesproken voor de betaling van rente en aflossing van de geborgde lening, blijft deze betaling als schuld op de geldnemer rusten, vermeerderd met de op het moment van aanspraak geldende rente; Het college dient te worden geïnformeerd indien en zodra substantiële financiële tegenvallers in de exploitatie dreigen op te treden; De geldnemer verbindt zich al die maatregelen te nemen welke het college nuttig en nodig acht ter waarborging van de financiële belangen van de gemeente; Naarmate de omvang van de lening daartoe aanleiding geeft kunnen aanvullende voorwaarden door het college van burgemeester en wethouders worden gesteld.
Collegevoorstel
Vervolgvel
8
Financieel: Het vaststellen van een plafond voor financieringen/garantieverstrekkingen, kan vanuit nieuwe wetgeving noodzakelijk worden. Zie hiervoor onderstaande passage inzake de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (HOF). Daarnaast kan een plafond legitiem zijn vanuit de vergelijking van Nijmegen met referentiegemeenten. Wet Houdbare Overheidsfinanciën Nederland gaat Europese afspraken over de reductie van het begrotingstekort en de staatsschuld vastleggen in de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (HOF). Met de wet HOF krijgt het kabinet meer bevoegdheden om provincies, gemeenten en waterschappen aan te pakken als hun tekorten, berekend volgens de Europese Monetaire Unie (EMU), drukken op Europese begrotingsafspraken. Lagere overheden worden allen aangeslagen voor een deel van het nationale begrotingstekort. Daarnaast kan hiermee een normering voor de schuldpositie voor gemeenten worden bepaald. Het kabinet wil het wetsvoorstel voor de zomer naar de Kamer sturen. De wet HOF moet dan op 1 januari 2013 in werking treden. De effecten op de schuldpositie en, daaruit voortvloeiend, de financieringspositie van de gemeente Nijmegen zijn nog niet te bepalen. Vergelijking met referentiegemeenten Momenteel wordt een stress-test uitgevoerd gericht op de financiële positie van de gemeente Nijmegen in vergelijking met referentiegemeenten. Dit onderzoek is onderhanden, waarbij vooralsnog alleen conceptinformatie omtrent de schuldpositie van Nijmegen versus de referentiegemeenten beschikbaar is. De basis voor de informatie betreft de jaarcijfers 2009. Op basis van een onderlinge vergelijking voor wat betreft de schuldposities (debt-ratio, netto schuld per inwoner) neemt Nijmegen geen bijzondere plek in. De ontwikkelingen na 2009 zijn hierin echter niet verwerkt. Op basis van een vergelijking op basis van de jaarcijfers 2010 zijn daarnaast de totale uitzettingen (financiële verstrekkingen) en garant/borgstellingen, in onderlinge samenhang met balans-, schuld en eigenvermogens positie beoordeeld. Ook basis hiervan laat Nijmegen vooralsnog geen uitschieter zien. Opgemerkt dient te worden dat de feitelijke brongegevens, zoals opgenomen in de jaarrekeningen, zonder grondige analyse een beperkte waarde hebben.
Op basis van bovenstaande valt te concluderen dat vooralsnog geen harde norm voor een plafond voor verstrekkingen/garantstellingen is te bepalen. Procedureel dient de terughoudendheid ten aanzien van het verstrekken van garantstellingen en geldleningen jaarlijks, in een integrale afweging, bij de Perspectiefnota, of Voor- en Najaarsnota een plek te krijgen.
Collegevoorstel
Vervolgvel
9
Bijlage B Wettelijk kader en bevoegdheden Algemeen/Gemeentewet Het verlenen van garanties alsmede het verstrekken van leningen vormen privaatrechtelijke rechtshandelingen. Volgens artikel 160, lid 1, aanhef en onder e van de Gemeentewet is dit een bevoegdheid van het college. Artikel 169, lid 4 Gemeentewet geeft aan dat indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheid ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente het college geen besluit neemt dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen. Wet FIDO Een door de gemeente te verlenen garantie moet ook voldoen aan de bepalingen van de Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO) en aan het hieruit voortvloeiende Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden. Artikel 2, lid 1 geeft aan dat het verlenen van garanties uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak moet zijn. De wet schrijft de gemeente voor zo weinig mogelijk risico’s te nemen met onder meer leningen en garanties. Beide zijn zelfs verboden als er niet-publieke taken in het geding zijn. Koppeling aan de algemene subsidieverordening geeft de zekerheid dat het bij garantieverstrekkingen gaat om publieke taken. Tevens wordt in de wet een verbod op vreemde valuta en indexering van de hoofdsom van de te garanderen lening. Voor het overige is de gemeente vrij in het stellen van eigen voorwaarden en condities. Daarnaast moeten de uitgangspunten met betrekking tot het risicobeheer zoals is vastgelegd in het treasurystatuut in acht worden genomen.