Collegevoorstel
Openbaar
Onderwerp
Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Valburg-15 (Bedrijvenstrook Griftdijk) Programma / Programmanummer
BW-nummer
Openbare besluitenlijst/ 1031 18 december 2007 Ruimte & Cultuurhistorie Collegevergadering
Portefeuillehouder
no 47
J. van der Meer
Aanwezig:
Samenvatting
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
In het kader van de dijkteruglegging bij Lent is het noodzakelijk om voor G230, Martijn-Floris Jansen, 2720 Th. de Graaf Voorzitter een aantal bedrijven, dat moet wijken voor deze ingreep, een Datum ambtelijk voorstel P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, H. Kunst, Wethouders vervangende locatie te realiseren. Op basis van ruimtelijke afwegingen 4 juli 2011 P. Lucassen, J.hiertoe van der Meer bevonden. is de strook naast het sportpark Oosterhout geschikt Registratienummer P. Eringa Gemeentesecretaris In het plangebied zijn 3 bedrijfskavels voorzien. Om de herhuisvesting 11.0014921 A. Kuil Communicatie mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.
Verslag
M. Sofovic
Paraaf
Aldus vastgesteld in de vergadering van:
Datum
akkoord
Ter besluitvorming door het college
Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Valburg-15 (Bedrijvenstrook Griftdijk) vaststellen en vrijgeven voor tervisielegging.
De voorzitter,
Leidinggevende
De secretaris, M.A. Versleijen, G230 Programmamanager P. Oomens
Programmadirecteur B. Drummen
Alleen ter besluitvorming door het College
Paraaf
Datum
akkoord Besluit B&W d.d. 11 juli 2011 Conform advies
Aanhouden Anders, nl.
nummer: 3.36
1
Bestuursagenda
Gemeentesecretaris
Portefeuillehouder
Collegevoorstel.doc
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
In het kader van de dijkteruglegging bij Lent is het noodzakelijk om voor een aantal bedrijven, dat moet wijken voor deze ingreep, een vervangende locatie te realiseren. Op basis van ruimtelijke afwegingen is de strook naast het sportpark Oosterhout hiertoe geschikt bevonden. In het plangebied zijn 3 bedrijfskavels voorzien. Om de herhuisvesting mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. 2
Juridische aspecten
De vaststellingsprocedure is geregeld in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarbij wordt verwezen naar de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage wordt gelegd, met de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen naar voren te brengen. 3
Doelstelling
Het realiseren van een bedrijvenstrook voor drie bedrijven in de Waalsprong. 4
Argumenten
In het kader van de dijkteruglegging bij Lent is het noodzakelijk om voor een aantal bedrijven een vervangende locatie te realiseren. Op basis van ruimtelijke afwegingen is de strook naast het sportpark Oosterhout hiertoe geschikt bevonden. 5
Klimaat
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 van de gemeente Nijmegen vastgelegd. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Het uitbreiden van het voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek tot een energiescan, waarbij zowel warmtevraag als koelingbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden, kan de bijdrage van dit project aan deze doelstelling in beeld brengen. 6
Financiën
De realisering van het bedrijventerrein alsmede de plankosten worden gefinancierd uit de gemeentelijke planexploitatie Waalsprong binnen het programma Grondbeleid. 7
Communicatie
Op 6 juli 2011 is de vooraankondiging van dit bestemmingsplan gepubliceerd in het weekblad “De Brug”. Na het besluit van het college van B&W tot vrijgave van het ontwerpbestemmingsplan voor tervisielegging wordt het plan gedurende 6 weken ter visie gelegd. De termijn van tervisielegging wordt gepubliceerd in het weekblad “De Brug” en in de Staatscourant en wordt tevens op de gemeentelijke website geplaatst.
8
Uitvoering en evaluatie
Het besluit tot vrijgave wordt bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina van “De Brug” en in de “Staatscourant” . In deze bekendmaking wordt ook gewezen op de mogelijkheid om tegen het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze in te dienen bij de gemeenteraad. Het ontwerpbestemmingsplan is in te zien bij het Open Huis van de Gemeente Nijmegen. Digitaal zijn
Collegevoorstel
Vervolgvel
2
de stukken in te zien op de Gemeentelijke website en op de landelijke site www.ruimelijkeplannen.nl 9
Risico
Eventuele bezwaren van omwonenden tegen de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het onderhavige bestemmingsplan mogelijk maakt. Uit de herziening van de bestemmingsplannen kan planschade voortvloeien als bedoeld in artikel 6.1. van de Wet ruimtelijke ordening. Voor zover hieruit planschadeclaims volgen zullen deze voor rekening komen van de gemeente Nijmegen. Planschadeclaims zullen betaald worden uit de planexploitatie Waalsprong.
Bijlage(n): Ter inzage:
Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Valburg – 15 (Bedrijvenstrook Griftdijk) Onderzoeksrapporten
Buitengebied Valburg - 15
Versie Concept:
Datum
Voorontwerp:
n.v.t.
Ontwerp: Vaststelling: Beslissing beroep: In werking: Onherroepelijk:
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Algemeen Plangebied Vigerend bestemmingsplan
6 6 6 7
Hoofdstuk2 2.1 2.2 2.3 2.4
Beleidskader Rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal beleid Gemeentelijk beleid
8 8 10 11 12
Hoofdstuk3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Ruimtelijke opzet Stedenbouwkundig ontwerp Economische zaken Verkeer Milieu Fysieke veiligheid Waterhuishouding Groen Cultuurhistorie Archeologie
14 14 17 18 19 22 23 25 29 29
Hoofdstuk4 4.1
Plansystematiek en bestemmingen Plansystematiek
31 31
Hoofdstuk5 5.1
Financiële uitvoerbaarheid Financiële haalbaarheid
33 33
Hoofdstuk6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Vooroverleg Provincie Gelderland VROM-inspectie Waterschap Rivierland Kamer van Koophandel Platform Waalsprong
34 34 34 34 35 35
Regels
37
Hoofdstuk1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
38 38 48
Hoofdstuk2 Artikel Artikel Artikel
Bestemmingsregels 3 Bedrijf 4 Groen 5 Water
52 52 54 55
Hoofdstuk3 Artikel Artikel Artikel
Algemene regels 6 Algemene bouwregels 7 Algemene gebruiksregels 8 Overige regels
56 56 57 58
Hoofdstuk4 Overgangs- en slotregels Artikel 9 Overgangsrecht
60 60
2
Artikel 10
Slotregel
61
Bijlagen bij de regels Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (model Nijmegen) 1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
63 64 64
1.2
Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten
73
Bijlage 2
77
Parkeernormen
3
4
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Algemeen
In het kader van de dijkverlegging bij Lent is het noodzakelijk om voor een aantal bedrijven, die moet wijken voor deze ingreep, een vervangende locatie te realiseren. Op basis van ruimtelijke afwegingen is de strook naast het sportpark Oosterhout hiertoe geschikt beoordeeld gevonden. In het plangebied zijn 3 bedrijfskavels voorzien. Om de herhuisvesting mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.
1.2
Plangebied
Het plangebied is een smalle strook die ingeklemd wordt door de Griftdijk en Sportpark Groot Oosterhout. Het bevindt zich ten noorden van de KION locatie die op de Griftdijk georiënteerd is. In de huidige situatie is er sprake van een overwegend open agrarisch en/of recreatief gebied. Ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich Woonpark Oosterhout. Aan de oostzijde van het plangebied kunnen 1500 woningen gerealiseerd worden op basis van het onherroepelijke bestemmingsplan Groot Oosterhout. Ook bevinden zich aan de andere zijde van de Griftdijk, een tweetal bijzondere kavels en een boomgaard. In het bestemmingsplan Groot Oosterhout zijn de bijzondere kavels (inclusief het bijbehorende groen) en een deel van de boomgaard “beschermd”. Op deze manier wordt de bijzondere kwaliteit van de Griftdijk gegarandeerd.
6
FIGUUR 1: lUCHTFOTO MET IN ROOD HET PLANGEBIED
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Voor het plangebied zoals aangegeven en beschreven in dit hoofdstuk, vigeren de bestemmingsplannen Buitengebied Valburg en Nijmegen Sportpark Oosterhout. Het bestemmingsplan Buitengebied Valburg is vastgesteld door de gemeente Valburg op 30 augustus 1974 en het bestemmingsplan Nijmegen Sportpark Oosterhout is vastgesteld door de gemeente Nijmegen op 19 november 2008.
7
Hoofdstuk 2 2.1
Rijksbeleid
2.1.1
Nota Ruimte
Beleidskader
De Nota Ruimte “Ruimte voor ontwikkeling” is een gezamenlijk product van de ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ. De Nota Ruimte legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op de gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur. Het kabinet streeft naar een algemene basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. De kwaliteit van het landschap verdient daarnaast ook een volwaardige plaats bij ruimtelijke afwegingen. Meer specifiek richt het kabinet zich op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid. Het kabinet kiest in de Nota Ruimte voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Beperkingen aan ruimtelijke ontwikkelingen worden door het rijk alleen gesteld als een nationaal belang in het geding is. Het kabinet is voornemens om voor de zomer van 2011 te komen met een actualisatie van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid in een Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het kabinet wil komen tot één rijkskader in het ruimtelijk domein. Deze actualisatie vervangt in ieder geval de Nota's mobiliteit en Ruimte. Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van de Nota Ruimte.
Knooppunt Arnhem-Nijmegen als één van de nationale stedelijke netwerken Het rijk benoemt Arnhem - Nijmegen als één van de nationale stedelijke netwerken en deels als economische kerngebied. De nationale stedelijke netwerken vormen samen met de hoofd-verbindingsassen de ruimtelijk-economische hoofdstructuur van Nederland. Het rijk richt de beschikbare budgetten voor onder andere ruimtelijke ontwikkeling, transformatie, infrastructuur, bedrijventerreinen en groen in en rond de stedelijke gebieden met voorrang op de gebieden en netwerken die behoren tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Daarnaast is Nijmegen één van de dertig steden die betrokken zijn bij het grotestedenbeleid. Kenmerkend voor het knooppunt Arnhem-Nijmegen is de centrale ligging tussen de Randstad en het Duitse Rijn/Roergebied. Kenmerkend voor het knooppunt is de brede economische structuur gebaseerd op kernkwaliteiten als een groot aanbod aan internationale vervoersmodaliteiten, de aanwezigheid van kenniscentra en een gevarieerd aanbod van woon-, werk- en landschappelijke milieus. De kennis- en innovatieclusters binnen de driehoek Nijmegen - Enschede - Wageningen hebben een vooraanstaande positie in de voedingstechnologie, onderzoek en gewasveredeling ('Food Valley' Wageningen) en de gezondheidszorg ('Health Valley' Nijmegen). Voor de versterking van de economische structuur is het van belang het kennis- en gezondheidszorg-cluster verder te benutten. Belangrijk voor de internationale positionering van het KAN-gebied is de afstemming met Emmerik en Kleef en de HST-Oost. Het gebied kent verder een aantal majeure opgaven op het gebied van waterberging, stedelijke herstructurering en infrastructuur.
8
2.1.2
AMvB Ruimte
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven hoe zij die belangen gaan realiseren. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) het aangewezen instrument. De AMvB Ruimte heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is nog niet vastgesteld en in werking getreden. Wanneer een groot openbaar belang aan de orde is kan de desbetreffende minister uit eigen beweging of op verzoek van gedeputeerde staten of een college van B&W ontheffing verlenen van een regel uit de AMvB of provinciale verordening. In enkele gevallen en als een groot nationaal belang in het geding is kan het rijk afwijken van in de AMvB gestelde regels. Bestemmingsplannen die vóór 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden, moeten op 1 juli 2013 zijn aangepast. Bestemmingsplannen die daarna (maar voor het in werking treden van dit besluit) onherroepelijk zijn geworden moeten maximaal vijf jaar na in werking treden van dit besluit aangepast zijn. Een uitzondering is gemaakt voor bestemmingsplannen die gebaseerd zijn op recent vastgestelde provinciale structuurvisies waarmee het rijk heeft ingestemd en bestemmingsplannen die niet strijdig zijn met de regels in dit besluit. Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van het ontwerpbesluit.
Bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten
Bundelen van verstedelijking Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt de noodzaak om de open ruimte te bebouwen. De variatie tussen stad en land blijft behouden. Bij provinciale verordening wordt het bestaand bebouwd gebied aangewezen. De AMvB Ruimte bepaalt dat om de bundeling van bebouwing en een zorgvuldig gebruik van de ruimte te bevorderen worden in de provinciale verordening regels moeten worden gesteld voor nieuwe bebouwing binnen en aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing. Ook voor (herbestemming van) bestaande bebouwing buiten het bestaand bebouwd gebied worden regels gesteld. De provinciale verordening geeft tevens de regels voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing buiten bestaand bebouwd gebied.
Locatiebeleid economische activiteiten Om voldoende geschikte vestigingsplaatsen voor bedrijvigheid en voorzieningen te kunnen bieden moeten provincies een locatiebeleid hebben voor economische activiteiten. Vraag en aanbod van terreinen en locaties moeten zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd. De provincie stelt bij verordening regels (onder andere conform de SER-ladder) aan bestemmingsplannen voor nieuwe bedrijventerreinen en locaties voor kantoren binnen en aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing.
9
2.2
Provinciaal beleid
2.2.1
Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is in september 2005 van kracht geworden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem – Nijmegen moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groen-blauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen in deze gebieden. Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van de Structuurvisie.
Stedelijke ontwikkeling Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten “bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur” en het “organiseren in stedelijke netwerken”. Locaties voor stedelijke uitbreiding dienen te passen in het bundelingsbeleid en te zijn afgestemd op de uitgangspunten van infrastructuur, water en milieu. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet worden voldaan aan de basiskwaliteitseisen van bodem (waaronder archeologie), water, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Stedelijke uitbreidingen moeten aansluiten bij de ruimtelijke structuur/kenmerken van de regio, met aandacht voor de actuele marktvraag. De provincie heeft afspraken gemaakt met de regio's om indicatief de reservering van uitbreidingsruimte voor stedelijke functies uit te werken in zoekzones voor stedelijke functies. 2.2.2
Streekplan herziening EHS
Provinciale Staten hebben op 1 juli 2009 de nieuwe grenzen van de ecologische hoofdstructuur (EHS) definitief vastgesteld via een streekplanherziening. Doel van de herbegrenzing is de EHS 'robuuster' te maken. Met “robuust” wordt gerefereerd aan een netwerk van natuurgebieden waar waardevolle en kwetsbare natuur optimaal de kans krijgt om voort te bestaan. Binnen het plangebied is geen EHS gelegen. 2.2.3
Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG)
De wet geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie. De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Hieronder volgen de voor dit plan relevante hoofdlijnen van de Ruimtelijke Verordening
10
Gelderland.
Verstedelijking De Ruimtelijke Verordening legt het rijksbundelingsbeleid voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vast door met voorschriften die bepalen dat nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel plaatsvindt: binnen bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones bedrijventerreinen uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking. Slechts een beperkt deel van verstedelijking kan plaatsvinden buiten deze gebieden. Het gaat dan om nieuwe bebouwing die functioneel gebonden is aan het buitengebied, bij functieverandering naar een niet-agrarische functie, bij oprichting van nieuwe landgoederen en voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven. Gedeputeerde Staten hunnen hiervan ontheffing verlenen, indien er sprake is van een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de genoemde gebieden en als de ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
2.3
Regionaal beleid
2.3.1
Regionaal Plan voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen
Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen Het Regionaal Plan (RP) vormt een richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Met het Regionaal Plan wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In dit Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen. Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van het Regionaal Plan.
Werken Het economisch profiel van de regio Arnhem - Nijmegen is breed. Er is een grote variatie in economische activiteiten. De regio kan zich profileren aan de hand van nieuwe kansrijke economieën die in de regio een sterke groei doormaken. Kennis is daarbij een belangrijke innovatieve factor. De Stadregio zet in op het ontwikkelen en versterken van een aantal hoogwaardige kennisconcentraties, zoals in Nijmegen rond de knopen Heyendaal en Winkelsteeg. Daarnaast wil de Stadsregio het klimaat voor de creatieve industrie stimuleren, bijvoorbeeld aan de rand van de binnensteden (Koers west). Daarnaast wordt in het regionaal plan ingezet op de A12-, A15- en A73-zone als concentratiegebieden voor regionale bedrijventerreinen, herstructurering en intensivering van bestaande bedrijventerreinen en clustering van perifere en grootschalige detailhandelsvestigingen in de A325-zone. Doelstelling van het beleid in het Regionaal plan ten aanzien van werken is “het op zorgvuldige voldoende wijze ruimte en inpassen voor het scheppen van voldoende werkgelegenheid voor de inwoners van de stadsregio, die aansluit bij het opleidingsniveau van de beroepsbevolking”. Hiervoor zijn enkele beleidsregels opgenomen: In het 'Zoekgebied regionale bedrijventerreinen' wordt in de bestemmingsplannen voor deze zoekgebieden de definitieve begrenzing voor de bedrijventerreinen vastgelegd. 11
Voor 'Bestaande bedrijventerreinen' en nieuwe terreinen in de zoekgebieden dienen de instrumenten uit de Nota bedrijventerreinen KAN van oktober 2003 voor zorgvuldig ruimtegebruik te worden toegepast Bij uitbreiding van bedrijventerreinen en nieuwe bedrijventerreinen vindt door de gemeenten een zorgvuldige ruimtelijke inpassing plaats, inspelend op landschappelijke waarden, cultuurhistorie en aardkundige kwaliteiten. Kantoren voor bedrijven met een (boven)regionale functie worden alleen ontwikkeld rond centrale stations, netwerkstations en langs hoogfrequente buslijnen. Binnen de hierboven genoemde bestaande bedrijventerreinen en zoekgebieden worden bedrijfsgebouwen uitgesloten, waarin meer dan 40% van het bruto vloeroppervlak wordt benut voor kantooractiviteiten en algemene ruimten. Voor kantoren op deze locaties gelden per locatie geen kwantitatieve randvoorwaarden.
2.4
Gemeentelijk beleid
2.4.1
Structuurvisie
De gemeenteraad heeft op 2 juni 2010 de 'Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030' vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities tot 2030 en maakt duidelijk waar de stad op aan koerst. Het is een toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen, maar ook een ontwikkelingskader voor investeringen. Het werkingsgebied van de Structuurvisie is het hele grondgebied van Nijmegen in relatie tot ontwikkelingen in de regio of in (inter)nationaal verband. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de inhoudelijke en politieke ambities van de gemeente. Voor de Structuurvisie is geen nieuw beleid ontwikkeld. Alleen de ruimtelijke gevolgen van vaststaand beleid zijn er in samengebracht. De Structuurvisie wordt in de loop van 2012 geactualiseerd. Daarin wordt onder andere nieuw beleid en het nieuwe Coalitieakkoord, verwerkt. De Structuurvisie gaat gepaard met een wettelijk verplicht uitvoeringsprogramma, dat is gekoppeld aan de Stadsbegroting. In Nijmegen is ervoor gekozen om iedere vier jaar een nieuw uitvoeringsprogramma op te stellen, waarin per coalitie accenten gelegd kunnen worden en om te bepalen of het nodig is om de ruimtelijke ambities bij te stellen.
Relatie met Kansenboek De Structuurvisie is de opvolger van het Kansenboek. In beide documenten staan drie kwaliteitsuitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen centraal: nieuwe ontwikkelingen met respect inpassen, typisch Nijmeegse kenmerken versterken, en huidige woon- en verblijfskwaliteiten ontzien door enerzijds bundeling op locaties waar nu al dynamiek heerst en anderzijds ontwikkeling van extensieve gebieden. Hiernaast zijn er in de Structuurvisie drie nieuwe accenten genoemd die een rol spelen bij alle ruimtelijke ontwikkelingen en ambities: Bruisende Stad, Verleden Verbeeld en Stad in Balans.
Ruimtelijke ambities voor Nijmegen 2030 In de Structuurvisie worden de ambities van Nijmegen uitgewerkt voor de beleidsvelden: wonen, economie, maatschappelijk beleid, bereikbaarheid en parkeren, groen en water, milieu, beeldkwaliteit, cultuurhistorie en archeologie. Dit zijn de ambities waaraan de komende jaren wordt gewerkt: Nijmegen omarmt de Waal; Goede bereikbaarheid met duurzame vervoerswijzen; Multifunctionele Knopen met een eigen identiteit; Meer ruimte voor groen en water; Wonen in sterke en ongedeelde wijken;
12
Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid. Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van de Structuurvisie.
Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid Nijmegen wil bedrijven en de daarmee samenhangende werkgelegenheid kansen en ruimte bieden om zich te vestigen en verder te groeien. De gemeente zorgt voor voldoende en kwalitatief goede werklocaties afgestemd op de verschillende vormen van bedrijvigheid. We richten ons met het aantrekken van bedrijven en bezoekers op bedrijvigheid die de economische structuur van Nijmegen versterkt en op bezoekers die passen binnen het gewenste bezoekersprofiel. We kiezen ervoor om bestaand terrein zoveel mogelijk eerst te benutten (o.a. Novio Tech Campus en Mercuriuspark) voordat we overgaan tot de aanleg van nieuwe terreinen. Nieuwe werklocaties worden gerealiseerd in de A-73 zone en in Nijmegen Noord aan de A15. Ook wordt bedrijventerrein Bijsterhuizen afgerond. Nieuwe kantoren worden bij voorkeur geconcentreerd op de Knopen. Nijmegen wil het bezoekersaantal van recreanten en toeristen aan de stad vergroten door ontwikkeling van het cultuur-, verblijfs- en horeca-aanbod in de stad. Nieuwe horeca in het stadscentrum wordt zoveel mogelijk geconcentreerd binnen de horeca-accentgebieden. Om het fijnmazige net aan detailhandelvoorzieningen te vervolmaken wordt nog een aantal ontwikkelingen gerealiseerd, zoals Plein 1944 en de kwaliteitsimpuls ringstraten.
13
Hoofdstuk 3
Ruimtelijke opzet
3.1
Stedenbouwkundig ontwerp
3.1.1
Toekomstige situatie
Er is een ambtelijke notitie 'Griftdijk' opgesteld en deze heeft als uitgangspunt gediend voor de inrichting van het plangebied. De inrichting van het plangebied wordt bepaald door de specifieke ligging aan de Griftdijk in een recreatieve/ agrarische zone en direct grenzend aan of in de nabijheid van een bestaande woonomgeving Woonpark Oosterhout en het toekomstige woongebied Groot Oosterhout. De Griftdijk heeft naast de functie van een gebiedsontsluitingsweg ook een cultuurhistorische waarde. Het is dan ook duidelijk dat er voor deze kleine bedrijvenstrook specifiekere eisen gelden dan voor een regulier terrein zoals op bedrijventerrein de Grift. Kenmerkend voor het plangebied is dat de kavels als het ware twee oriëntaties hebben. Zowel op de Griftdijk als op het erachter gelegen Sportpark Groot Oosterhout. De volgende aspecten spelen een belangrijke rol in wat er daadwerkelijk mogelijk wordt geacht op de strook aan de Griftdijk:
1. Plangebied Het plangebied wordt in tweeën verdeeld door een bestaande waterloop die haaks op de Griftdijk ligt parallel aan de Griftdijk. In het noordelijke deel kunnen 2 kavels gesitueerd worden en in zuidelijke deel 1 kavel. De aantallen worden enerzijds bepaald door het beperken van langgerekte volumes aan de Griftdijk en anderzijds door het beperkt aantal toeritten op de Griftdijk. De waterloop binnen het plangebied biedt de kans om een zichtrelatie te leggen tussen de Griftdijk en het Sportpark Oosterhout. Dit is in mindere mate ook aan de orde ter plaatse van de percelen waar via de toeritten een doorkijk naar het achtergelegen gebied aanwezig is. 2. Groen Groen is een belangrijk aspect in de karakteristiek van de Griftdijk. Omdat de gewenste bebouwingen een grotere massa aan de Griftdijk toevoegen dan de volumes die reeds aanwezig zijn, is gekozen om rondom de bebouwing veel groen aan te planten. Elk perceel krijgt een royaal groen voorterrein wat georiënteerd is op de Griftdijk. De zijdelingse perceelsgrenzen worden voorzien van houtwallen. Dat houdt in dat er sprake is van een rij met bomen die voorzien wordt van onderbegroeiing zodat de zijkanten van de bebouwing aan het zicht onttrokken zullen worden. Aan de achterzijde wordt voorzien in één meter brede haag. Op deze manier is er ook een natuurlijk aansluiting op het Sportpark en de recreatieve route aan de achterzijde van de percelen. Het voorterrein wordt grotendeels uitgegeven met uitzondering van waterhuishoudkundige elementen. 3. Water De percelen zullen moeten voorzien in hun eigen waterberging. Dat houdt in dat er niet direct op de waterlopen aan de voorzijde of achterzijde afgewaterd mag worden. Daarom wordt voorzien in een tweetal zaksloten en een wadi aan de voorzijde van de betreffende percelen. Voor de twee noordelijke percelen betekent dat er afgewaterd wordt op de zaksloten. De zaksloten zijn geïntroduceerd om een eenduidig straatbeeld beeld van een waterloop naast het fietspad te creëren. Ten behoeve van het zuidelijke perceel wordt direct ten westen van de bestaande waterloop afgewaterd op een 3 meter brede wadi. De wadi ligt op een natuurlijke wijze in het groene voorterrein. 4. Ontsluiting De twee percelen aan de noordzijde worden via één centrale toerit ontsloten. Het perceel aan de zuidzijde doormiddel van een toerit aan de noordkant van dit perceel. Omdat de
14
Griftdijk hoger is gelegen dan de percelen dienen de toeritten te worden voorzien van geschikte hellingbaan en maatvoering. De Griftdijk wordt voorzien van een middengeleider. Vanuit verkeerskundige overweging zal er een plateau gecreëerd worden zodat men op een veilige manier de Griftdijk op kan rijden. Het gevolg is dat tussen de twee toeritten het fietspad op een hoger niveau ligt. Om een groen aanzicht te kunnen garanderen zal het verkeer naar de achterzijde van het perceel geleid worden waar zich ook een keermogelijkheid bevindt. 5. Bebouwing De bebouwing ligt op ruime afstand, 16 meter van het fietspad. Om enigszins aansluiting te hebben op de bestaande beukmaten in de omgeving is er gekozen om het hoofdgebouw te voorzien van uitbouwen met een maximale breedte van 15 meter. Indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw dit toelaat zijn meerdere uitbouwen toegestaan, mits de minimale afstand tussen de uitbouwen 15 meter bedraagt. De maat van 15 meter correspondeert met beukmaten van bestaande bebouwing in de omgeving. De uitbouwen hebben een diepte van 7 meter. Achter deze 7 meter mag over de gehele breedte en diepte van het bouwblok gebouwd worden. De lijn die ligt op de 7 meter afstand van de bouwgrens aan de voorzijde wordt differentiatielijn genoemd. Deze lijn geeft de scheiding aan tussen groene inrichting met bebouwing en bebouwing met mogelijk verharding weer. Aan de achterzijde van het perceel wordt eveneens ruimte gereserveerd ten behoeve van parkeren en laad/los activiteiten. De goothoogte van de bedrijfsbebouwing bedraagt maximaal 7 meter. Er zijn nokken van 9 meter hoog toegestaan. 3.1.2
Beeldkwaliteit
Bebouwing De bebouwing bestaat uit een serie van drie (bedrijfs)gebouwen op drie verschillende percelen die georiënteerd zijn op de Griftdijk.
Uitbouw Ieder bedrijfsgebouw is voorzien van minimaal één uitbouw. Deze uitbouwen worden binnen de aanduiding 'sba-ba' van de plankaart gerealiseerd. De uitbouwen bepalen het aangezicht van het bedrijfsgebouw en hebben een representatief en open karakter. Ze beschikken over een maximale breedte van 15 meter en indien er meerdere uitbouwen voor het hoofdgebouw geplaatst worden, staan ze minimaal 15 meter uit elkaar. Materialisering: Overwegend hout, baksteen en/of glas. Het kleurgebruik is ingetogen en afgestemd op bestaande bebouwing aan de Griftdijk. Hoofdgebouw Het hoofdgebouw heeft een ingetogen karakter ten opzichte van de uitbouw. Het laden en lossen vind plaats aan de achterzijde en eventueel aan de zijkant maar in ieder geval niet aan de voorzijde omdat de bijkomende laad en los deuren niet wenselijk zijn in het vooraanzicht van het bedrijfsgebouw. Laad en los deuren zijn om die reden alleen toegestaan aan de achter- en/ of zijkanten.
Materialisering: Overwegend hout, baksteen en/of glas Het kleurgebruik is ingetogen en afgestemd op bestaande bebouwing aan de Griftdijk. Inrichting terrein Bedrijvenstrook De bedrijfspercelen zijn gesitueerd aan een cultuurhistorisch lint, temidden van een recreatieve zone en woonbuurten. Om deze reden en mede door de grootschaligheid van deze bebouwing ten opzichte van de meer kleinschalige bebouwing aan het desbetreffende lint, zijn de eisen ten aanzien van de perceelsinrichting noodzakelijk.
15
Voor het overige wordt het terrein doorsneden door een A-watergang en is er sprake van een tweetal vastgelegd inritten die de verkaveling bepalen.
Groen / Water De voorzijde van het percelen zijn die delen van de percelen die voor de rooilijn van de “achterbouwen” liggen. Ze worden gekenmerkt door een groen en transparant karakter. Het beeld van het bedrijf zal op deze manier bestaan uit uitbouwen van een bedrijfspand die met de voeten in het groen staat waardoor de bedrijvenstrook een groene inbedding heeft. De inrichting van deze zone aan de voorzijde is als volgt. Direct naast het fietspad wordt voorzien in diverse waterbergingen. Ten noorden van de A-watergang is dat een zaksloot en ten zuiden van de A-watergang, een reeds bestaande watergang met aangrenzend aan de westzijde een wadi. De zaksloot en de wadi worden aangelegd ten behoeve van de hemelwaterafvoer van de bedrijfspercelen. De overige watergangen zijn ten behoeve van de waterhuishouding in de omgeving. De waterberging blijven in eigendom en beheer van de gemeente. De groene zone tussen de waterberging en het bedrijfspand wordt uitgegeven en zijn onderdeel van de bedrijfspercelen. Ze worden ingezaaid met gras en kunnen ingeplant worden met gebiedseigen bomen en/ of heesters zodat het de groene setting van de bedrijvenstrook en de karakteristiek van de Griftdijk ondersteund worden. Hekwerken zijn in deze zone niet toegestaan. De percelen kunnen ter hoogte van de rooilijn van de “achterbouw” worden voorzien van hekwerken. De zijdelingse perceelsgrenzen worden nagenoeg allen voorzien van houtwallen. Deze worden in de plankaart aangeduid met de bestemming groen. De houtwallen bestaan uit een aaneengesloten bomenrij die wordt voorzien van onderbegroeiing. Deze erfbeplanting maakt onderdeel uit van het perceel en wordt onderhouden door de bedrijven. Om aan te sluiten op karakteristieken in de omgeving wordt gekozen voor fruitbomen die in het voorjaar voorzien in lentebloesem. Het is een verwijzing naar de fruitbomen en boomgaarden die oorspronkelijk veelal in de omgeving aanwezig waren. De bomen hebben een minimale hoogte van 8 meter zodat de bedrijfsgebouwen in het groen komen te staan en niet direct als een reeks waarneembaar zijn vanuit de Griftdijk. Aan de achterzijde worden de percelen voorzien van een 1 meter brede Meidoornhaag (of vergelijkbare haagsoort) met een hoogte van circa 1 meter. Deze haag vormt de erfafscheiding van de terreinen ten aanzien van het achterliggende recreatieve gebied.
Verkeer - Bereikbaarheid, expeditie en parkeren De inritten van de twee noordelijke kavels zijn gebundeld tot één centrale inrit. Het zuidelijke kavel beschikt over een inrit ten zuiden van de A-watergang aan de noordoostkant van het kavel. Omdat er sprake is van een groot hoogteverschil tussen de percelen en de Griftdijk, moet er ten behoeve van vrachtverkeer (mogelijk voorzien van opleggers) een zone met een rechtstand direct aan de Griftdijk gecreëerd worden en een zone met aangepaste helling naar de percelen toe. Deze aanpassing is van belang om het perceel goed en veilig te kunnen bereiken en verlaten. Om een rechtstand aan de Griftdijk te kunnen creëren dient het fietspad gedeeltelijk te worden opgehoogd tussen de twee toeritten. De expeditie en parkeren geschied voor ieder bedrijf geheel op eigen terrein aan de zij- en/of achterkant van het perceel. De parkeerbalans en wijze waarop expeditie geregeld is maatgevend voor de bouwmogelijkheden. In de plannen is ruimte gereserveerd voor haaksparkeren aan de zijkant daar waar de toerit naar het perceel zich bevindt. Voorts wordt dit aangevuld met haaksparkeren aan de achterzijde van het perceel.
16
3.2
Economische zaken
Bedrijventerreinenbeleid Het Nijmeegs beleid over bedrijventerreinen is vastgelegd in de nota “een andere kijk op Nijmeegse bedrijventerreinen” (2003). Kernpunten uit deze nota zijn zuiniger omgaan met de beschikbare ruimte en een relatie leggen met de behoefte van de aanwezige beroepsbevolking. Belangrijke uitgangspunten zijn: inzet op het vergroten van de werkgelegenheid voor laagopgeleide werknemers; tegelijkertijd inzet op het bevorderen van kennisintensieve en moderne industriële werkgelegenheid om de sterk groeiende groep hoger opgeleiden werkgelegenheid te bieden. Mogelijke plekken zijn Winkelsteeg en de Waalsprong. Het thema van deze nota “meer werk op minder meter” is nog steeds van kracht. Dat wil zeggen dat er nog steeds ingezet wordt op intensivering van bestaande terreinen en inbreiding voordat wordt overgegaan tot aanleg/ontwikkeling van nieuwe (regionale) bedrijventerreinen. De bedrijvenstrook is vanuit deze optiek te beschouwen als een inbreidingslocatie in een (nog te ontwikkelen) woongebied Groot Oosterhout. De - nu nog - agrarische bestemming wordt omgezet in een bestemming voor lichte kleinschalige bedrijvigheid die prima te combineren is met de toekomstige woonfunctie en al aanwezige recreatieve functie. Ontwikkelingskader bedrijventerrein de Grift De ontwikkeling van bedrijventerrein De Grift aan de A15 vindt de komende jaren gefaseerd plaats. Het zuidelijke deel van De Grift zal worden uitgebreid tot een zone voor lichte bedrijvigheid, gecombineerd met bedrijfswoningen. De ontwikkeling en uitgifte van het zuidelijk deel is vertraagd in verband met de aanwezigheid van een stankcirkel. Dit heeft tot gevolg gehad dat een groot deel van dit plangebied buiten het bestemmingsplan Groot Oosterhout is gehouden om geen vertraging in de woningbouw van Groot Oosterhout op te lopen. Met het noordelijke deel van de Grift wordt gewacht tot na 2015. Reden hiervoor is dat in het gebied rond de A15 vooralsnog voldoende aanbod aan bedrijfsgrond is met het op de markt komen van Park 15 (voorheen Betuws Bedrijfspark). Voordat De Grift Noord na 2015 wordt ontwikkeld, wordt ook eerst een integrale gebiedsvisie opgesteld. Daarmee willen we voorkomen dat versnippering plaatsvindt in De Grift Noord. Na de doortrekking van de A15 nemen de economische ontwikkelingskansen van de zone rond de A15 fors toe, met name in relatie tot de vestiging van bovenregionaal opererende bedrijven. We verwachten dat de Grift Noord hiervan in de nabije toekomst kan profiteren mits het gebied nu niet in kleine delen uiteenvalt. Conform de structuurvisie Bedrijventerreinen van de Provincie Gelderland zullen we door monitoring van vraag- en aanbod van bedrijventerreinen en toepassing van de SER ladder voor zorgvuldig ruimtegebruik, moeten aantonen dat er behoefte is aan de ontwikkeling van de Grift Noord. De bedrijvenstrook is kleinschalig van opzet en bedoeld voor het huisvesten van enkele bedrijven die uit Nijmegen Noord moeten verplaatsen en maakt als geen onderdeel uit van bedrijventerrein de Grift.
Buurteconomie Een van de speerpunten van het Nijmeegse economische beleid is het terugbrengen van economische activiteiten naar de stad én de wijken. Hierbij gaat het met name om de vestiging van kleinschalige (ambachtelijke) ondernemingen en het stimuleren van starters. Ruimtelijk kan dit zich uiten in: ondernemen in / aan huis (met een maximum van 50 m2 oppervlakte); behoefte aan woon-werkpanden;
17
economische herontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid. De aard en omvang van de activiteiten moet uiteraard aansluiten bij de functie van de directe omgeving (wonen) en de behoefte. Gedacht dient te worden aan ambacht, nijverheid, financiële en zakelijke dienstverlening. De realisatie van de kleinschalige bedrijvigheid in dit bestemmingsplan geeft uitwerking aan het stimuleren van bedrijvigheid in woonwijken en de wens tot functiemenging.
Kleine kantoren Met betrekking tot kleinschalige kantoren geldt het beleid zoals vastgesteld in 2001. Dit houdt voor dit plangebied in dat accommodatie van de vraag naar kleinschalige kantoren tot 500 m² BVO is toegestaan. Hierbij dient een afweging te worden gemaakt of de nieuwe kantoorfunctie bijdraagt aan een evenwichtige ontwikkeling van de wijk gelet op verkeersdruk, parkeerdruk, milieuwetgeving, etc. Vertrekpunt is het beperken van de overlast voor de buurt.
Ondersteunende detailhandel op bedrijventerreinen Detailhandel op het bedrijventerrein is uit ruimtelijke overwegingen niet bezwaarlijk. In bestemmingsplannen wordt ruimte gegeven aan detailhandel, maar dan wel ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Er wordt ruimte gegeven aan detailhandel bij productie-, reparatie- en handelsbedrijven, maar dan moet het wel ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie. Detailhandel bij deze bedrijven moet in het bestemmingsplan worden behandeld als "ondergeschikte detailhandel".
Randvoorwaarden invulling met kleinschalige bedrijvigheid, milieu categorie 1-2; bedrijvigheid dient kleinschalig en lokaal verzorgend te zijn; bedrijvigheid in het verlengde van de functie sport, gezondheid, recreatie; een bedrijfsverzamelgebouw voor starters/kleine bedrijfjes; ruimte voor bedrijfsconcepten met daarbinnen kantoorflexplekken/freelancewerkplekken. Onmogelijkheden voor dit gebied detailhandel of horeca, tenzij ondersteunend aan de hoofdfunctie solitaire kantoren groter dan 500 m2 BVO transport en logistiek.
3.3
Verkeer
3.3.1
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer zal plaatsvinden via de bestaande aansluitingen op de Griftdijk Noord. Net ten zuiden van de rotonde griftdijk Noord – Stationstraat, zal op termijn een bewonersvriendelijke verkeersknip worden gerealiseerd, om de leefbaarheid en de veiligheid op de Griftdijk Noord te garanderen. Dit betekend dat het bedrijventerrein alleen bereikbaar is vanaf het zuiden (rotonde met de Oude Groenestraat).
18
3.3.2
Langzaam verkeer
Langs de Griftdijk bevinden zich vrijliggende fietspaden die in de huidige en de toekomstige situatie een belangrijke functie vervullen. Op deze wijze is een comfortabele, sociaal- en verkeersveilige bereikbaarheid gewaarborgd. Ten behoeve van het parkeren/stallen van de fiets moeten er bij de bebouwing voldoende gebruiksvriendelijke voorzieningen aangebracht worden. De norm voor de functies wordt vastgesteld aan de hand van de hiervoor geldende richtlijnen en kencijfers van het CROW. 3.3.3
Parkeren
De noodzakelijk vereiste parkeerplaatsen worden vastgesteld aan de hand van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie en de hierin aangegeven parkeerkencijfers. De parkeerkencijfers worden bepaald aan de hand van de richtlijnen en parkeerkencijfers van het CROW publicatie 182. Het plangebied valt in de stedelijke zone “rest bebouwde kom” en de gemeente hanteert de gemiddelde norm. Alle noodzakelijke parkeervoorzieningen, inclusief voor bezoekers, moeten binnen het plangebied worden gerealiseerd. 3.3.4
Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Griftdijk Noord en de Oude Groenestraat. Deze bevinden zich ongeveer op 250 meter ter hoogte van de rotonde Griftdijk – Oude Groenestraat. 3.3.5
Verkeersveiligheid
Aan de hand van de wegencategorisering kaart is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW (Gebiedsonstsluitigsweg) en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen de bebouwde kom geldt 30 km/h. De Griftdijk Noord is een ETW (Erftoegangsweg) waar een maximum snelheid geldt van 50 km/h. Dit deel van de Griftdijk ligt buiten de bebouwde kom en hier geldt een maximum snelheid van 60 km/h.
3.4
Milieu
3.4.1
Algemeen
Met betrekking tot de algemene milieuoptiek kan gesteld worden dat de beoogde locatie voor een drietal bedrijven als passend kan worden aangemerkt. Uitgezonderd van het nabijgelegen opleidingsinstituut zijn in de naaste omgeving, die zich kenmerkt door groenzones, sportvelden en landbouwbedrijven, geen geluidgevoelige invullingen aanwezig. Wel dient in het kader van het bovenstaande opgemerkt te worden dat de bedrijvigheid op de meest nabij de school gelegen uit te geven bedrijfskavel met deze geluidgevoelige invulling dient rekening te houden, zodat de bedrijvigheid hier beperkt dient te blijven tot een inrichting in categorie 2. Een verdere beïnvloeding van en naar de omgeving met betrekking tot de gewenste planinvulling zal niet plaats vinden. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de nieuwe bedrijvigheid op de andere kavels beperkt dient te blijven tot hindercategorie 3.1. Het rundveebedrijf aan de Stationsstraat/Griftdijk in Oosterhout en de planontwikkeling 19
beïnvloeden elkaar niet, omdat het van weerszijden geen gevoelige bestemmingen betreft. Met betrekking tot de mogelijke hinder van de te vestigen bedrijvigheid in het plan naar de omgeving toe kan opgemerkt worden dat de maximaal toegestane milieucategorie 2 is. Bij deze categorie hoort een hindercirkel van 30 meter. Beïnvloeding van de woningbouwplannen ten oosten van de Griftdijk is daarom niet aannemelijk te achten.
3.4.2
Geluid
Het plan voorziet in de vestiging van bedrijfspanden. Geluidgevoelige bestemmingen als bedrijfswoningen zijn niet voorzien. Een eventuele beoordeling aan de hand van de Wet Geluidhinder (Wgh) is daarom niet aan de orde. Vanuit de Wgh behoeven er verder geen procedures te worden gevolgd. 3.4.3
Bodem
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende rapport: Envita, Verkennend bodemonderzoek Griftdijk ongenummerd, Oosterhout, toekomstig bedrijventerrein, RHA/VN-30657, 4 november 2010. [De bodemrapportage is via internet te raadplegen via http://145.11.60.41/IMAP/multimedia/bodemonderz/4846.pdf] Uit dit bodemonderzoek blijkt: In de grond is plaatselijk een lichte verontreiniging met DDE/DDD (bestrijdingsmiddel) aanwezig. Ter plaatse van de gedempte sloot/voormalige weg is een lichte verontreiniging met cadmium en kwik aanwezig. De grond van de crossbaan is licht verontreinigd met kobalt. In het grondwater is plaatselijk een lichte verontreiniging met barium aanwezig. Visueel en analytisch is geen asbest houdend materiaal aangetroffen. Op basis van het onderzoek blijkt geen sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat geen sterke verontreiniging is aangetroffen. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als bedrijventerrein. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging. 3.4.4
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriele regelingen. Bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteitseisen van Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer maakt onderscheid tussen plannen die "in betekenende mate" invloed op de luchtkwaliteit hebben en plannen die dit niet hebben. Voor woningbouw en kantoorlocaties ligt de "in betekenende mate-grens" momenteel op 1500 woningen respectievelijk 100.000m2 bruto vloeroppervlak voor kantoren. Voor andere of gemengde bestemmingen moet met berekeningen worden aangetoond dat ze geen relevante bijdrage leveren aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Overigens moeten plannen in elkaars nabijheid (straal 1 km én gezamenlijke ontsluitingsinfrastructuur) die binnen de periode 2009 tot 2015 gerealiseerd worden, gezamenlijk beoordeeld moeten worden (zgn. cumulatie-regel). 20
3.4.4.1 Het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. De kern van het besluit is dat in zones luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets. Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mogen geen 'gevoelige bestemmingen' geplaatst worden. Uitbreiding van bestaande gevoelige bestemmingen is éénmalig toegestaan met maximaal 10% van de blootgestelden. Is er geen normoverschrijding, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen.
3.4.4.2 Conclusie Er kunnen maximaal drie bedrijven gevestigd worden. Er is slechts één bedrijf die een verkeersaantrekkende werking heeft, namelijk het garagebedrijf, de overige twee inrichtingen zullen zeker geen sterk verkeersaantrekkende werking hebben. Gezien het bovenstaande zal een toets aan de eisen in hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer niet aan de orde zijn. 3.4.5
Klimaat
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 van de gemeente Nijmegen vastgelegd. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Het uitbreiden van het voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek tot een energiescan, waarbij zowel warmtevraag als koelingbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden, kan de bijdrage van dit project aan deze doelstelling in beeld brengen.
3.4.6
Externe Veiligheid
Algemeen Met betrekking tot externe risico's kunnen worden onderscheiden: a. Risico's ten gevolge van inrichtingen, bijvoorbeeld die welke onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen (Bevi). b. Risico's ten gevolge van vervoer van gevaarlijke stoffen. Ad a Inrichtingen en activiteiten die gevaar opleveren, bijvoorbeeld inrichtingen vallend onder het Bevi, zijn in de naaste omgeving van het plangebied niet aanwezig.
Hogedrukgasleidingen De risico's met betrekking tot een hogdrukgasleiding kunnen onderscheiden worden in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR)
Plaatsgebonden risico (PR)
21
Door de Gasunie zijn berekeningen gedaan naar het plaatsgebonden risico van deze leidingen. Gebleken is dat de contour van het plaatsgebonden risico op 0 meter van de buizen ligt. Er dient echter een bebouwingsvrije zone van 5 meter aan weerszijden van de leidingen in acht genomen te worden in verband met mogelijk (herstel-)werkzaamheden aan de buizen en dienen alle handelingen achterwege te blijven die een veilig en bedrijfszeker gastransport in gevaar kunnen brengen. Het plangebied ligt op minimaal 100 meter uit de gasleidingen, zodat met de PR contour geen rekening hoeft te worden gehouden.
Groepsrisico (GR) De planlocatie ligt binnen het invloedsgebied van de gasleidingen, deze loopt tot 540 meter ter weerszijden van de leidingen, dat betekent dat de planlocatie geheel binnen dit invloedsgebied is gelegen en dus dient aandacht gegeven te worden aan het groepsrisico (Gr). Gezien het beperkte aantal mensen dat in de te vestigen bedrijven permanent aanwezig zal zijn kan niet verwacht worden dat het GR significant zal toenemen. Het GR bevindt zich in de te beoordelen omgeving op ongeveer 0,6 maal de oriënterende waarde, en het plan voegt hier nauwelijks iets aan toe. De oriënterende waarde zal tengevolge van de plannen niet worden benaderd, laat staan overschreden.
Conclusie Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planvorming.
3.5
Fysieke veiligheid
Het aspect (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De brandweer heeft op 30-09-2010 geadviseerd op het aspect fysieke veiligheid. De verder van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd: a. Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Op voorhand zijn geen beperkingen te constateren.
b. Situering van gebouwen In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen.
c. Bluswatervoorziening De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor dit pand minimaal 60 m3 water per uur te bedragen. De afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang(en) van het gebouw dient maximaal 40 meter te bedragen. Op basis van het voorliggende plan zijn geen beperkingen te 22
constateren.
d. Bereikbaarheid Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang(en)/brandweertoegang(en) van de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Het plangebied voldoet aan deze bereikbaarheidsvereisten.
Conclusie Vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid constateert de brandweer geen beperkingen ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan. Aandachtspunten bij de omgevingsvergunning is wel de toekomstige bluswatervoorziening en de borging om geen functies voor verminderd zelfredzamen in het gebied mogelijk te maken, vanwege de ligging in de nabijheid van de aardgastransportleidingen. Het bestemmingsplan maakt alleen bedrijven mogelijk, waardoor de vestiging van verminderd zelfredzamen is uitgesloten.
3.6
Waterhuishouding
3.6.1
Watertoets
In het kader van de watertoets heeft het overleg met het waterschap plaatsgevonden en is de volgende inhoud voor de waterparagraaf vastgesteld. 3.6.2
Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied De Waalsprong. Voor dit gebied zijn het Waterplan Nijmegen (2001) en Waterhuishoudkundig inrichtingsplan Waalsprong 2009 relevant. 3.6.3
Oppervlaktewater
3.6.3.1 Algemeen beleidskader Het plangebied maakt qua watersysteem onderdeel uit van het systeem voor de gehele Waalsprong. Voor het sportpark Oosterhout (Nieuwe Balveren) is in 2008 een Waterhuishoudkundig plan opgesteld waarvan het plangebied deel uitmaakt. De ontworpen waterberging hield al rekening met de nu geplande inbreiding met bedrijven. Voor de ontwikkeling van het sportpark met drie bedrijven is het waterhuishoudkundig plan geüpdatet naar de situatie van 2011. Het grote onderliggend waterhuishoudkundige kader is de Waterhuishoudkundige Inrichtingsplan Waalsprong (WIW 2009) In deze paragraaf wordt het hoofdprincipe van het systeem Waalsprong kort toegelicht met de gevolgen voor de inrichting van het systeem voor Sportpark Nieuwe Balveren.
23
3.6.3.2 Systeem Waalsprong Het watersysteem in de Waalsprong is een zelfvoorzienend systeem dat alleen in extreme gevallen water afvoert naar de Linge. De A-watergang naast het Sportpark Nieuwe Balveren is de hoofdafvoer van het watersysteem van de Waalsprong. Het systeem Waalsprong bestaat na realisatie uit 3 grote plassen en een systeem van singels. Het minimum waterniveau in de singels is 7,60 m+NAP waardoor er altijd 1 m water aanwezig is. Het teveel of te weinig aan water wordt opgevangen in de drie grote plassen. Bij te weinig water in de singels wordt water uit de plassen het systeem ingepompt. Bij teveel aan water in de singels wordt het water in de plassen geborgen. Het pompsysteem zorgt er tevens voor dat de singels voldoende doorspoelen en er geen stagnant water ontstaat.
3.6.3.3 Watersysteem sportpark Nieuwe Balveren Het minimale waterniveau van de watervoerende watergangen is 7,60 m+NAP. Het gemiddelde waterniveau is 7,90 m+NAP. Bij regenperioden stijgt het water gemiddeld eens per jaar tot 8,15 m+NAP. Bij een zomerbui met een herhalingstijd van 1 keer per 10 jaar (T=10), stijgt de waterstand in de singels in het deelsysteem Oosterhout tot NAP +8,25 m. Het watersysteem van sportpark Oosterhout bestaat uit wadi's, zaksloot-wadi's, droogvallende watergangen met als bodemhoogte 7,5 - 8,0 m+NAP en watervoerende watergangen met als bodemhoogte 6,6 m+NAP.
3.6.3.4 Deelsysteem Bedrijventerrein Griftdijk Het bedrijventerrein bestaat uit drie bedrijven die het regenwater bovengronds aanleveren naar de wadi en zaksloot-wadi's langs de Griftdijk. Voor de achterkant van het plangebied ten opzicht van de Griftdijk is het toegestaan dat regenwater voor maximaal 20 % van het verharde oppervlak afwatert naar de berm. De zaksloot-wadi functioneert op dezelfde wijze als een wadi maar is in zijn verschijningsvorm een landschappelijke voortzetting van de watergang in het plangebied. De wadi's en zaksloot-wadi's storten bij hevige regenval over naar aanwezige bestaande watergangen van het watersysteem van het sportpark. De uitgangspunten en het ontwerp van het watersysteem en het filtersysteem met wadi's is vastgelegd in het Waterhuishoudingsplan sportpark Nieuwe Balveren (registratienummer 11.0005112).
3.6.3.5 Benodigde berging Het watersysteem van het sportpark gaat deel uitmaken van het watersysteem voor de gehele Waalsprong. In het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong (WIW) 2006 is door GEM, gemeente en Waterschap Rivierenland onder andere vastgelegd hoe met de waterberging wordt omgegaan. De specifieke waterbergingnormen voor de Waalsprong op hoofdlijnen zijn: Westlandbui: 100 mm in 24 h: minimale drooglegging is 10 cm Zomerbui Buishand en Velds T=10 + 10 % : minimale drooglegging is 70 cm Maximale landelijke afvoernorm Waalsprong is 0,5 l/sec.ha Voor overige ontwerpcriteria wordt verwezen naar WIW 2009, bijlagenrapport, hoofdstuk 14. (kenmerk 9T9874.A0/R004/ONK/EJA/Nijm) De minimale (filter) berging van een wadi bedraagt 10 mm, uitgedrukt als 10 mm berging over het verharde oppervlak dat afwatert naar de wadi. (WIW 2009) Het WIW 2009 functioneert als toetsingskader voor de water- en filterberging. In het Waterhuishoudingsplan (WHP) Sportpark Nieuwe Balveren (d.d.4 maart 2011) is de filter- en waterberging in het plangebied berekend en ontworpen. In paragraaf 3.3 onder “4. verdeling verhard oppervlak” is de toename van het verharde oppervlak aangegeven. 24
In dezelfde paragraaf onder “6 resultaat berekeningen” is aangegeven dat zowel aan de waterbergingseis en filterbergingseis wordt voldaan. Voor meer details wordt verwezen naar het Waterhuishoudkundig plan van het sportpark (registratienummer 11.0005112) Het waterschap Rivierenland heeft akkoord gegeven op deze berekening.
3.6.3.6 Waterkwaliteit Bij het afkoppelen van regenwater dient waar mogelijk conform het convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Eventueel toe te passen groene daken dienen via een wadi of zaksloot wadi te lozen op oppervlaktewater zodat voedingsstoffen worden afgevangen. 3.6.4
Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. De afstand ten opzicht van de Waal is ca 2 km en de invloed van de kwel is zeer beperkt. De oude meetreeksen van 1952-1985 geven een grondwaterstand van gemiddeld 1,3 m-mv aan. Deze informatie is niet betrouwbaar meer omdat door de ontwikkeling van de Waalsprong veel veranderd is en nog veel veranderd gaat worden. Voor voldoende drooglegging en voor het voldoen aan de ontwateringseisen zal het minimale aanlegniveau ca. 9,00 m+NAP worden.
3.6.5
Maaiveldniveau's en bouwpeilen
Het gemiddelde maaiveld na aanleg van het sportpark bedraagt 9,30 m+NAP. Voor landschappelijke aansluiting en ter voorkoming van wateroverlast is het minimale maaiveldniveau 9,30 m+NAP. Het maaiveldniveau kan boven dit niveau stijgen als voor creatie van verhang voor bovengrondse afvoer van regenwater nodig is. Het benodigde verhang bij bovengrondse afvoer danwel inwendig is lijnvormige oppervlakkige afvoer bedraagt minimaal 5 promille. Het bouwpeil bedraagt minimaal 20 cm boven het hoogstgelegen maaiveldniveau bij het gebouw. 3.6.6
Riolering
Rond het gebied is geen vrijverval stelsel aanwezig voor afvoer van het huishoudelijke afvalwater. In de Oude Groenestraat ligt een persleiding van het Waterschap Rivierenland. Op de persleiding mag van het waterschap geen aansluiting gemaakt worden. De riooltechnische ontsluiting van het sportpark bevindt zich aan de Oude Groenestraat/ Bellefleurstraat te Nijmegen. Vanuit het sportpark loopt een persleiding vanaf de sportaccommodatie en een persleiding vanaf de tijdelijke school naar de aansluiting op het vrij verval stelsel op kruising Oude Groenestraat/Bellefleurstraat in de wijk de Boomgaard. Meer detailinformatie is toegevoegd in bijlage 6 van het Waterhuishoudingsplan Nieuwe Balveren, registratienummer 11.0005112. Voor de drie bedrijven zal het afvalwater worden ingezameld en worden aangesloten op het persriool van de school danwel op het vrijverval stelsel van de Boomgaard. In een op te stellen rioleringsplan wordt het ontwerp nader vastgelegd.
3.7
Groen
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
25
Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bevoegd gezag voor de beoordeling van het beoogde project en eventuele compensatieverplichtingen is de provincie Gelderland.
Gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 De gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit zijn de Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het plangebied ligt op enige honderden meters van het Natura 2000-gebied “ Uiterwaarden Waal of Gelderse Poort”. Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan brengen, moeten worden onderzocht. Toestemming wordt alleen verleend als op basis van de beste wetenschappelijke kennis zekerheid kan worden verschaft dat het project de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Bij twijfel wordt geen toestemming verleend. Als een project niet in een Natura 2000-gebied plaatsvindt, kan het mogelijk toch schade aanbrengen aan een Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de zogenaamde “externe werking” genoemd. Ook kan het project mogelijk schadelijke gevolgen hebben in combinatie met andere projecten. Dit wordt “cumulatieve effecten” genoemd.
26
Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied, beschermd natuurmonument of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op een afstand van ruim drie kilometer ten zuidoosten van het plangebied ligt het Natura 2000 gebied Gelderse Poort. Gezien de ruime afstand tot de Gelderse Poort en de aard van de ingreep zullen directe of indirecte effecten op dit beschermd gebied niet aan de orde zijn. Een nadere studie naar effecten op beschermde gebieden is dan ook niet uitgevoerd. Bovenstaande alinea is afkomstig uit: 'Effecten op beschermde soorten sportpark Oosterhout', Oriënterend onderzoek (quick scan) in het kader van de Flora- en faunawet. 3.7.1
Flora en Faunaonderzoek
De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).
Zorgplicht en Verbodsbepalingen In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk
27
handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt. Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de Flora en Fauna wetgeving. Dit kan aan de hand van een flora en fauna onderzoek. De uitgangspunten uit een reeds uitgevoerd of een nog uit te voeren flora en fauna onderzoek dienen als randvoorwaarden te worden meegenomen. De huidige quickscan 'Effecten op beschermde soorten sportpark Oosterhout', Oriënterend onderzoek (quick scan) in het kader van de Flora- en faunawet, jan. 2008 is niet afdoende onderbouwd richting het plangebied. Het plangebied zoals vermeld in de onderliggende quickscan is niet voldoende gespecificeerd. Er moet een nader onderzoek plaatsvinden gericht op het plangebied. Uit onderliggende quickscan blijkt dat er beschermde soorten aanwezig zijn, echter blijkt niet dat deze in het plangebied Bedrijventerrein Groot Oosterhout aangetroffen zullen worden. Om dit uit te sluiten is een nader onderzoek noodzakelijk. Er is een nader onderzoek naar beschermde soorten uitgevoerd op 24 mei 2011. In het rapport 'Notitie effecten beschermde soorten ontwikkeling bedrijventerrein Groot Oosterhout' wordt onderstaande conclusie gegeven.
Conclusie Het plangebied heeft geen betekenis voor beschermde soorten van Tabel 2 en 3 van de Floraen faunawet. Door het treffen van mitigerende maatregelen kan verstoring van broedende vogels en daarmee overtreding van verbodsbepalingen worden voorkomen. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is voor de ingreep dan niet nodig. In het kader van de zorgplicht zijn aanbevelingen opgesteld ten aanzien van het uit te voeren werk en inrichting van het terrein. Tijdens de werkzaamheden wordt afstand gehouden van watergangen en oevers (niet langs watergangen rijden, geen opslag van materialen langs het water). Amfibieën en kleine zoogdieren houden zich juist op deze locaties op; Om verstorende effecten van licht en geluid bij watergangen zoveel mogelijk te voorkomen wordt tussen het bedrijventerrein en het water opgaande begroeiing aangeplant. Deze begroeiing kan ook door amfibieën en grondgebonden zoogdieren worden benut als leefgebied. 3.7.2
Hoofdgroenstructuur
Het is volgens het groenbeleid van belang om het nieuwe karakter van de Waalsprong te baseren op oude groene waarden en kenmerken van het gebied. Zo blijft de Griftdijk als groene lijn door de Waalsprong slingeren. Verbinding met andere landschappen in de directe omgeving is van belang vanuit ecologisch en recreatief oogpunt.
28
3.7.3
Waardevolle bomen
In het plangebied zijn onderdelen van de hoofdbomenstructuur aanwezig. Deze dienen in stand gehouden te worden en versterkt te worden. De Griftdijk behoort tot de hoofdbomenstructuur. 3.7.4
Inrichting plan
De percelen krijgen een landschappelijke uitstraling zodat deze in de omgeving geen apart element vormen. Om deze beeldkwaliteit te bewerkstelligen vormen de percelen groene kamers die onderling gescheiden worden door houtwallen. Deze houtwallen staan haaks op de Griftdijk. Er blijft een zekere mate van transparantie naar het achterliggende sportpark. Uitgangspunt bij het ontwerp van het openbaar groen vormt het IBOR-niveau. Voor alle te handhaven en nieuw te planten bomen op het terrein geldt dat er voldoende boven- en ondergrondse ruimte moet zijn: voor boom 1e grootte of omloop 80 jaar: per boom 30 m3 doorwortelbare ruimte en 10m afstand t.o.v. bebouwing en 2m t.o.v. rijweg; voor boom 2e grootte of omloop 40 jaar: per boom 15 m3 doorwortelbare ruimte en 7m afstand t.o.v. bebouwing en 2m t.o.v. rijweg; voor boom 3e grootte of omloop 20 jaar: per boom 7 m3 doorwortelbare ruimte en 5m afstand t.o.v. bebouwing en 1m t.o.v. rijweg.
3.8
Cultuurhistorie
In het kader van de nieuwe ontwikkelingen moet bezien worden of de oude structuurlijnen, zoals de Griftdijk Noord een toonaangevende betekenis kunnen behouden. Hierbij kan gedacht worden aan herkenbaarheid van en inspiratie door de specifieke cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten van deze belangrijke structuur, die het projectgebied aan de oostzijde begrenst. Groen is een belangrijk aspect in de karakteristiek van de Griftdijk. Omdat de gewenste bedrijfsbebouwingen massa aan de Griftdijk toevoegen is gekozen om de bedrijfskavels te integreren in het groen.
3.9
Archeologie
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007). Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als 29
inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en gebieden met hun waardering zijn aangegeven. 3.9.1
plangebied
Het plangebied grenst aan een zone met een hoge archeologische waarde. In deze zone zijn vindplaatsen uit de prehistorie, de Romeinse tijd en de vroege en late middeleeuwen bekend. Tevens zijn recentelijk, bij de aanleg van Sportpark Oosterhout archeologische sporen gevonden, mogelijk de resten van een militair kamp uit de Franse tijd. De sporen hoeven zich niet tot het sportpark alleen te beperken, maar kunnen doorlopen in het hier besproken plangebied. In verband daarmee zijn de grondwerkzaamheden in het kader van de inrichting van het plangebied archeologisch begeleid. Dit onderzoek heeft geen archeologische sporen aan het licht gebracht. Er hoeft geen verder onderzoek plaats te vinden. 3.9.2
Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze aangifte dient te gebeuren bij de minister van OCW, in casu de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
30
Hoofdstuk 4
Plansystematiek en bestemmingen
4.1
Plansystematiek
4.1.1
Regels
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar in wordt gegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de bestemmingsplanregels komen twee soorten bestemmingen voor: enkelvoudige bestemmingen en dubbelbestemmingen.
Enkelvoudige bestemmingen De bestemming Bedrijf, Groen en Water zijn allemaal enkelvoudige bestemmingen. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar ook slechts één hoofdfunctie is toegestaan.
4.1.2
Uitgangspunten per functie
Groen De in het plangebied voorkomende grotere openbare groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de meeste overige bestemmingen zijn ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat niet al het groen ook als groen bestemt hoeft te worden. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemd hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, in- en uitritten en fiets en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In deze specifieke bestemming zijn parkeervoorzieningen niet mogelijk. Ten behoeve van de ontsluiting van de bedrijven is er op twee locaties in de bestemming 'Groen' een aanduiding 'ontsluiting (os)' opgenomen voor een verharde in- en uitrit.
Water Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, wordt de bestemming Water toegekend. Gronden met de bestemming Water zijn bestemd voor de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en - berging, watergangen, waterlopen en waterpartijen, behoud en/of herstel van cultuurhistorische- en natuurwaarden, alsmede voor aanleg- en vissteigers, taluds, oevers en onderhoudsstroken, kunstwerken zoals bruggen, duikers en andere waterstaatkundige werken.
Bedrijf In het bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven gekoppeld aan de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst met bedrijven in Nijmegen, die al naar gelang van de te verwachten milieubelasting zijn ingedeeld in milieucategorieën. Het betreft een algemene lijst, gebaseerd op de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzondering". Binnen het 31
plangebied zijn alleen bedrijven die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan (zie bijlage 1).
32
Hoofdstuk 5 5.1
Financiële uitvoerbaarheid
Financiële haalbaarheid
De voorgestelde wijziging maakt het mogelijk om in het kader van de dijkverlegging bij Lent voor een aantal bedrijven een vervangende locatie te realiseren. De betreffende locatie is eigendom van de gemeente Nijmegen. De kosten voortvloeiende uit deze aanpassingen, zoals o.a. de kosten van de inrichting van het openbaar gebied en de gemeentelijke plankosten zijn verantwoord in de vastgestelde gemeentelijke planexploitatie Waalsprong. Dekking van de te maken kosten vindt plaats door de verkoop van bouwrijpe grond ten behoeve van de te realiseren bedrijven. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Aangezien het gehele terrein reeds eigendom van de gemeente Nijmegen is en door de grondopbrengst het kostenverhaal verzekerd is, hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
33
Hoofdstuk 6 6.1
Vooroverleg
Provincie Gelderland
Bij brief van 22 oktober 2009 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en in welke mate de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden. Het onderhavige plan is van puur lokaal belang en hoeft niet aangeboden te worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg.
6.2
VROM-inspectie
In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk. Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparaaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf: Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten Grote rivieren Kustfundament IJsselmeergebieden IJsselmeergebied Regionale watersystemen Ecologische hoofdstructuur Nationale Landschappen Rijksbufferzones Recreatie Derde Nota Waddenzee Tweede Structuurschema Militaire Terreinen Project Mainport Rotterdam Onderhavig project doorkruist geen van bovengenoemde nationale belangen en is geen vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro met de VROM inspectie noodzakelijk. Over het ontwerp van het bestemmingsplan heeft vooroverleg ex artikel 10 Bro plaatsgevonden met:
6.3
Waterschap Rivierland
Het Waterschap heeft verzocht om de toekomstige verharding en compensatie te kwantificeren in het bestemmingsplan, zodat het Waterschap overzicht kan houden van de opgaven in de verschillende deelplannen. De gemeente heeft de voorkeur om deze oppervlakken niet in het bestemmingsplan te noemen, maar te verwijzen naar het onderliggende getallen in het waterhuishoudkundige plan. Het waterschap gaat hiermee akkoord, mits in de regels voor 'bebouwd' het volgende wordt opgenomen: “Ter voorkoming van wateroverlast mag uitsluitend worden gebouwd en verharding worden aangelegd als de berekende retentiecapaciteit in oppervlaktewater, voor de berging van hemelwater, in dan wel buiten het plangebied gerealiseerd wordt.” 34
Reactie Gemeente Het bestemmingsplan is aangepast zodat aan het verzoek van het Waterschap wordt voldaan.
6.4
Kamer van Koophandel
Per brief van 29 juni 2011 geeft de Kamer van Koophandel aan dat zij kunnen instemmen met het onderhavige bestemmingplan mits voldaan wordt aan de volgende randvoorwaarden: De bedrijven op deze locatie niet worden belemmerd in hun huidige en toekomstige bedrijfsuitoefening en rekening wordt gehouden bij de ontwikkeling van het nabij gelegen (toekomstige) woongebied Groot Oosterhout. de 12,5 hectare die nu ontwikkeld wordt in mindering wordt gebracht op de toekomstige planvoorraad van "Bedrijventerrein de Grift". Dit gelet op de afspraken in het Regionaal Planbureau om een overaanbod in de toekomst te voorkomen. Reactie Gemeente De gemeente zal rekening houden met deze randvoorwaarden in de planopzet en bij de realisering van bedrijventerrein de Grift.
6.5
Platform Waalsprong
Per brief van 27 juni 2011 heeft het Platform Waalsprong de volgende opmerkingen gemaakt. Al geruimte tijd geleden is een visie met betrekking tot de Griftdijk Noord aangekondigd. Die visie is er nog steeds niet, hetgeen betekent dat nu niet goed beoordeeld kan worden of de beoogde ontsluiting van de bedrijven op de Griftdijk Noord en de wijze waarop dat gebeurt wel inpasbaar is. Niet duidelijk is in welke fase het rapport over de Griftdijk zich bevindt. Het is raadzaam om te kijken naar de relatie tussen de visie en het voorliggende ontwerpbestemmingsplan. In het plan is vermeld dat de Griftdijk een gebiedsontsluitingsweg is waar een maximum snelheid geldt van 50 km/h. Op dit moment is de maximum snelheid ter plekke geen 50 km/h, maar 60 km/h. Dit deel ligt buiten de bebouwde kom. Onze vraag is of het betreffende tracé inderdaad buiten de bebouwde kom blijft en toch een maximum snelheid krijgt van 50 km/h.
Reactie gemeente Er ligt wel een stedenbouwkundige visie op de Griftdijk, opgesteld in 2010. Ook is een eerste aanzet gemaakt tot een verkeerskundige visie op de Griftdijk. Onderhavig bestemmingsplan voldoet aan beide documenten. In het recent genomen besluit 'komgrenzen Nijmegen-noord' is aangegeven dat dit wegvak vooralsnog buiten de kom en dus 60km/u blijft. Ook is aangegeven dat dit een eerste fase betreft. Er is sprake van een groeimodel: de komgrenzen worden telkens aangepast als daar aanleiding voor is. Die aanleiding is meestal de oplevering van naastgelegen woningbouw. Voor dit wegvak betekent dat dat er ná oplevering van woningbouwgebied Groot-Oosterhout-noord (tussen rotondes Oude Groenestraat en Stationsstraat) sprake is van een situatie binnen de kom, waarbij een snelheidsregime van 50km/u is beoogd. De exacte ligging van de toekomstige komgrens is echter nog niet duidelijk.
35
36
Regels
37
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Buitengebied Valburg - 15 (Bedrijvenstrook de Grift) van de gemeente Nijmegen. 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP144W15-ON01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen). 1.3
aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is. 1.4
aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.5
aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. 1.6
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.7
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.8
achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
38
1.9
archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie. 1.10
archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. 1.11
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren. 1.12
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.13
bed and breakfast
een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning en ondergeschikt is aan de woonfunctie. 1.14
bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 1.15
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht. 1.16
bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren. 1.17
bestaand
a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning; b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip
39
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.18
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.19
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.20
bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte. 1.21
bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.22
bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”. 1.23
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.24
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. 1.25
bouwmarkt
een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden. 1.26
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
40
1.27
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel. 1.28
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.29
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.30
cultuurhistorischewaarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed. 1.31
cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, theater en wellness. Prositutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten. 1.32
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen. 1.33
detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair. 1.34
dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke. 1.35
erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.
41
1.36
escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige). 1.37
evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV). 1.38
garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd. 1.39
garagebox
overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen. 1.40
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.41
geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten: geluidsgevoelige gebouwen a. b. 1. 2. 3. 4.
woningen; andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen; ziekenhuizen; verpleeghuizen; de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen': verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; medische centra; poliklinieken; medische kleuterdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen I.
II.
terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg; woonwagenstandplaatsen.
1.42
gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
42
1.43
groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit. 1.44
historischstedenbouwkundig erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving. 1.45
historischlandschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie. 1.46
hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw. 1.47
hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak. 1.48
hoofdgebouw(en)
gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken. 1.49
horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast. 1.50
hotel
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse. 1.51
kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie. 1.52
landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
43
1.53
kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d. 1.54
maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek. 1.55
natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied. 1.56
ondergronds bouwwerk
a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk. 1.57
ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.58
ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.59
ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand BP144W15_GBKN20110428.dxf 1.60
ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.61
overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.
44
1.62
pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse. 1.63
perceelsgrens
de grens van een bouwperceel. 1.64
permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon. 1.65
productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. 1.66
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. 1.67
raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. 1.68
recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin. 1.69
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. 1.70
sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.
45
1.71
straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke. 1.72
straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken. 1.73
stacaravan
een caravan, die, ook als deze niet bouwvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken. 1.74
standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten. 1.75
supermarkt
een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen. 1.76
terreinen met een archeologisch belang
terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn. 1.77
terreinen van zeer hoge archeologische waarde
terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. 1.78
uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte. 1.79
voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
46
1.80
wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren. 1.81
werk
een werk, geen bouwwerk zijnde. 1.82
winkelcentrum
een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden. 1.83
wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip. 1.84
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen. 1.85
woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. 1.86
woonschip
elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dagen/of nachtverblijf van één of meer personen. 1.87
zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
47
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens. 2.2
de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn. 2.3
de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie. 2.4
de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd. 2.5
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes. 2.6
de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.7
de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap. 2.8
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
48
2.9
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes. Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
49
2.10
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
50
2.11
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.12
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.13
het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. 2.14
het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. 2.15
het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald: a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw; d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn; e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 2.16
het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken. 2.17
het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
51
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorinë 1 en 2 als bedoeld in de bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten); b. ter plaatse van de aanduiding (sba-ba) geldt een specifieke bouwaanduiding-bouwaccent; c. ter plaatse van de aanduiding (co) tevens voor cultuur en ontspanning; d. ondergeschikte detailhandel; e. ondergeschikte kantoren; f. opslag en uitstalling; g. ontsluitingswegen; h. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat parkeren alleen is toegestaan achter de achtergevellijn; i. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 3.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel mag binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd, indien voldaan wordt aan de bijbehorende parkeerbalans en met inachtname van het onderstaande: ter plaatse van de aanduiding 'sba-ba' dient, op de bebouwingsgrens en aansluitend op het hoofdgebouw, een uitbouw te worden gerealiseerd. De maximale breedte van de uitbouw bedraagt 15 meter. Indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw dit toelaat zijn meerdere uitbouwen toegestaan, mits de minimale afstand tussen de uitbouwen 15 meter bedraagt. 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. op het bouwperceel buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen, aangrenzend aan het hoofdgebouw, worden gebouwd: ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, met een maximale diepte van 2 meter; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat:
52
1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2,5 meter mag bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter mag bedragen. 3. de erfafscheiding aan de achterzijde zijn hoogwaardig en voor alle bedrijven identiek. Ze dienen te worden gecombineerd met groen zodat er een vloeiende overgang ontstaat naar het sportpark. e. Ter voorkoming van wateroverlast mag uitsluitend worden gebouwd en verharding worden aangelegd als de berekende retentiecapaciteit in oppervlaktewater, voor de berging van hemelwater, in dan wel buiten het plangebied gerealiseerd wordt. 3.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren; b. bewoning (inclusief kamerverhuur) van gebouwen; c. opslag van goederen op onbebouwde gronden met een totale stapelhoogte van meer dan 5 meter. De opslag van goederen dient vanaf de openbare weg aan het zicht onttrokken te zijn. 3.4
Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in: a. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten; b. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
53
Artikel 4 4.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; c. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden; d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; e. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 6.2; f. de aanduiding (ws-wb) is tevens bestemd voor Waterstaat-Waterbergingsgebied. g. de aanduiding (os) is bestemd voor verharde in- en uitritten. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 6.2; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. c. de zijdelingse perceelsgrenzen dienen ingericht te worden met inheemse bomen en onderbegroeing. 4.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 4.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers en geluidwerende voorzieningen niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen; b. ter plaatse van de aanduiding 'ws-wb' dient een waterbergingsgebied gerealiseerd te worden. 4.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren.
54
Artikel 5 5.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken en; b. de aanduiding (ws-wb) is bestemd voor Waterstaat-Waterbergingsgebied. c. bijbehorende voorzieningen zoals: groen, sport- en speelvoorzieningen. 5.2
Bouwregels
5.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd.
5.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 5.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen. b. ter plaatse van de aanduiding 'ws-wb' dient een waterbergingsgebied gerealiseerd te worden.
55
Hoofdstuk 3 Artikel 6 6.1
Algemene regels
Algemene bouwregels
Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven. 6.2
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat: a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³; b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²; c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen; d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen; e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn; f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven. 6.3
Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat: a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies; b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen; c. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 6.2 is toegestaan.
56
Artikel 7 7.1
Algemene gebruiksregels
Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening. 7.2
Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan: a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit; b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit; c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang; d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte; e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt; f. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed; De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.
57
Artikel 8
Overige regels
8.1
Parkeerregels
8.1.1
Algemene parkeerregels
Het is verboden te bouwen dan wel het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren, stallen, laden en lossen. 8.1.2
Specifieke parkeerregels bij bouwplannen
a. indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in bijlage Parkeerregels van deze regels. b. de onder sub a bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 1. indien de afmetingen van bedoelde langsparkeerruimten ten minste 1,80 meter bij 6,00 meter en bij haaksparkeren ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedragen; 2. parkeerruimten waarbij de begrenzing aan één of aan beide zijde(n) vaste obstakels (zoals muren) zijn, dient de afmeting minimaal 3,00 meter bij 5,00 meter te bedragen; 3. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedragen; c. indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het laden of lossen van goederen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. 8.1.3
Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen
a. indien het wijzigen van het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in bijlage 8.1 van deze regels. b. de onder sub a bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 1. indien de afmetingen van bedoelde langsparkeerruimten ten minste 1,80 meter bij 6,00 meter en bij haaksparkeren ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedragen; 2. parkeerruimten waarbij de begrenzing aan één of aan beide zijde(n) vaste obstakels (zoals muren) zijn, dient de afmeting minimaal 3,00 meter bij 5,00 meter te bedragen; 3. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedragen; c. indien het wijzigen van het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de behoefte aan laad- en losruimte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden.
58
8.1.4
Afwijken van de parkeerregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1.1, 8.1.2 en 8.1.3. Het bevoegd gezag neemt hierbij onder andere in overweging of: a. het bouwplan feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs zodanig kan worden aangepast dat alsnog wordt voldaan aan de parkeerregels; b. het belang dat met het voldoen aan de parkeerregels is gediend niet onevenredig wordt aangetast; c. er op andere wijze in de benodigde parkeer-, stallings-, laad- of losruimte wordt voorzien. 8.1.5
Specifieke gebruiksregels
Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
59
Hoofdstuk 4 Artikel 9
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
9.1
Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1
Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 9.1.2
Afwijken bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 9.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 9.1.1 met maximaal 10%.
9.1.3
Uitzonderingen
Artikel 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 9.2
Overgangsrecht gebruik
9.2.1
Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
9.2.2
Strijdig gebruik
a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 9.2.3
Uitzonderingen
Artikel 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
60
Artikel 10
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Valburg - 15.
61
62
Bijlagen bij de regels
63
Bijlage 1 Staat Nijmegen) 1.1
01
van
bedrijfsactiviteiten
(model
Staat van bedrijfsactiviteiten
Landbouw, jacht en bosbouw
0141.1 Hoveniersbedrijven 0142 Dienstverlening voor het veterinaire diensten)
Cat.
fokken/houden
van dieren
2 (geen 2
05
Visserij, kweken van vis en schaaldieren
Cat
0502
Kweken van vis en schaaldieren
3.1
15
Industrie Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken 1511 Slachterijen (geen pluimveeslachterijen) 1513.1 Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden 1513.2 Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige vleesverwerking 1551 Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j 1552 Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m2 Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m2 1561 Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u 1562 Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u 1571 Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u 1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg meel/week Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg meel/week 1582 Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit 1584.2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m2 1585 Vervaardiging van deegwaren 1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. 1591 Distilleerderijen en likeurstokerijen 1596 Bierbrouwerijen
Cat
Milieuaspect G-GE30
3.2 3.1 3.1
Milieu-as pect G-GE100 G-GE50 G-GE50
3.2 4.2 2 3.2 4.1 4.2 4.1 4.2 4.1 4.2 4.1 2
G100 G100 G30 G100 G200 G300 G-GE200 G-GE300 G-GE200 G-GE300 G-GE200 G-GE30
3.2
G-GE100
3.2 2 3.2 5.1 3.1 4.1 4.2 4.2
G-GE100 G-GE30 GE100 GE500 GE50 GE200 GE300 GE300
Cat
Milieuaspect G50 G50
17
Vervaardiging van textiel en textielproducten
1771 1772
Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken 3.1 Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en pullovers 3.1
18
Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
64
Milieuaspect G30 G-GE30
Cat
Milieuaspect
1822 1823 1824
Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding van 2 leer) Vervaardiging van onder- en nachtkleding 2 Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g. 2
G30 G30 G30
20
Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet Cat e.d. 2020 Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen 3.2 2030.2 Vervaardiging van overig timmerwerk 3.2
Milieuaspect G-GE100 G100
21
Milieuaspect G-GE-S5 0 G200 G300 G100 G100 G100
Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren; Cat uitgeverijen en drukkerijen e.d. 2112.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u 3.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u 2121.1 Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton 2123 Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier 2125 Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren
4.1 4.2 3.2 3.2 3.2
22
Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media
2222.1 2222.2 2222.3 2222.5 2222.6 2223 2224 2225 2231
Drukkerijen van boeken e.d. Drukkerijen van tijdschriften Drukkerijen van reclame Drukkerijen van formulieren Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking en binderijen Grafische reproductie en zetten Overige activiteiten verwant aan de drukkerij Reproductie van geluidsopnamen
Cat Milieuaspect 3.2 G100 3.2 G100 3.2 G100 3.2 G100 2 G30 1 G10 2 GE30 2 G-GE30 1 G10
24
Vervaardiging van chemische producten
2416 2430 2442 2466
Vervaardiging van kunststof in primaire vorm Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek Formulering en afvullen geneesmiddelen Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g.
25
Vervaardiging van producten van rubber en kunststof
2522
Productie van verpakkingsmateriaal en kunststofbouwmaterialen Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen Vervaardiging van overige producten van kunststof
2524
glas,
aardewerk,
Cat Milieuaspect assemblage 3.1 G-GE50 4.1 GE200 4.2 GE300 4.1 GE200
26
Vervaardiging van gipsproducten
2612 2613 2621
Vormen en bewerken van vlakglas 3.1 G50 Vervaardiging van holglas 3.2 G100 Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens < 2 G30 40 kW
65
cement-,
Cat Milieuaspect 5.2 GE700 4.2 GE300 3.1 G-GE50 3.1 G-GE50 4.1 G-GE200
kalk-
en Cat Milieuaspect
Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens = 40 kW 2661.1 Vervaardiging van producten van beton voor de bouw 2663 Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d 2670 Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 2.000 m2 Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 2.000 m2
3.2 G100 5.2 3.2 4.2 3.1
G700 G100 G300 G50
3.2 G100
27
Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van producten van Cat Milieumetaal aspect
2710
Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 5.2 G-GE700 1.000t/j Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j 4.2 G300 Gieten van overige non-ferrometalen 4.2 G300
2751 2754 28 2811
2812
2851 2852 2863 2875
29 2911 2921 2922 2932
2955 2956
30
Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en transportmiddelen) Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.= 200 m2 Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.> 200 m2 Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 m2 Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 m2 Oppervlaktebehandeling, Algemeen Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m2 Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m2 Vervaardiging van hang- en sluitwerk Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 m2 Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 m2
Cat Milieuaspect 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 3.2 3.2 3.1 3.2 3.2 3.1 3.2
G100 G-GE100 G50 G100 G100 G50 G100
Vervaardiging van machines en apparaten
Cat Milieuaspect Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren 4.1 G200 voor vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m2 Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m2 4.1 G200 Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen, 4.1 G200 p.o. > 2.000 m2 Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen 4.1 G200 tractoren), p.o. > 2.000 m2 Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van 4.1 G200 papier, karton en papier- en kartonwaren, p.o. 2.000 m2 Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor 4.1 G200 specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m2 Vervaardiging instrumenten
van
elektrische
en
66
optische
apparaten
en Cat Milieuaspect
3002
Vervaardiging van computers
31
Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en Cat Milieubenodigdheden aspect Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en 4.1 G-GE200 transformatoren Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad 4.1 G200 Vervaardiging van koolelektroden 6 GE1500
3110 3130 3162 32 3210 3220
2
Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparaten en Cat Milieubenodigdheden aspect Vervaardiging van elektronische componenten 3.1 G50 Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van 3.1 G50 apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie
33
Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken 3310.1 Tandtechnische bedrijven 3310.2 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en overige orthopedische en protheseartikelen 3320 Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor de bewaking van industriële processen) 3350 Vervaardiging van uurwerken 34
Vervaardiging van transportmiddelen
3420.1 Carrosseriebouw 3420.2 Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers 35 3511 3512 3542 3543 3550 36
G-GE30
Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, aanhangwagens en opleggers) Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m1, baggermaterieel, booreilanden e.d. Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, metaal < 25 m1 Vervaardiging van fietsen Vervaardiging van invalidenwagens Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
Cat Milieuaspect 2 2
G-GE30 G-GE30
2
G30
2
G30
Cat Milieuaspect 4 G200 4 G200 Cat Milieuaspect 5.1 G500 4.1 G200 3.2 G100 3.2 G100 3.2 G100
3611 3612.1 3612.2 3615 3622 3630 3663.1 3663.2
Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige goederen Cat Milieun.e.g. aspect Vervaardiging van zitmeubels 3.2 G100 Interieurbouw 3.2 G100 Vervaardiging van bedrijfsmeubels 3.2 G100 Vervaardiging van matrassen 3.2 G100 Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden) 2 GE30 Vervaardiging van muziekinstrumenten 2 G-GE30 Sociale werkvoorziening 2 G-GE30 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1 G50
37
Voorbereiding tot recycling
3720
Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval)
67
Cat Milieuaspect 4.2 G300
40
Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water
4000.1 4000.2 4000.3 41
Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water Winning en distributie van water
4100
Winning en distributie van water
45
Bouwnijverheid
4511.1 4511.2 4521.1 4521.3 4522 4523.1
4523.2 4525.1 4525.2 4525.4
4531 4532 4533.1 4533.2
4534 4541 4542 4544 4545
Cat Milieuaspect 5.1 G500 5.1 G500 4.2 G300 Cat Milieuaspect 3.1 G50
Cat Milieuaspect Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m2 3.1 G50 Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m2 3.2 G100 Grondverzet b.o. < 2000 m2 3.1 G50 Grondverzet b.o. > 2000 m2 3.2 G100 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m2 3.1 G50 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m2 3.2 G100 Leggen van kabels en buizen < 2000 m2 3.1 G50 Leggen van kabels en buizen > 2000 m2 3.2 G100 2 Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m 3.1 G50 Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m2 3.2 G100 Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen 3.1 G50 < 2000 m2 Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen 3.1 G50 > 2000 m2 Stratenmaken < 2000 m2 3.1 G50 Stratenmaken > 2000 m2 3.2 G100 Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m2 3.1 G50 Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m2 3.2 G100 Vlechten van betonstaal < 2000 m2 3.1 G50 Vlechten van betonstaal > 2000 m2 3.2 G100 Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 3.1 G50 2000 m2 Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 3.2 G100 2000 m2 Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m2 3.1 G50 Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m2 3.2 G100 Isolatiewerkzaamheden < 2000 m2 3.1 G50 Isolatiewerkzaamheden > 2000 m2 3.2 G100 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m2 3.1 G50 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m2 3.2 G100 Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 3.1 G50 2000 m2 Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 3.2 G100 2000 m2 Overige bouwinstallatie < 2000 m2 3.1 G50 2 Overige bouwinstallatie > 2000 m 3.2 G100 Stukadoren < 2000 m2 3.1 G50 Stukadoren > 2000 m2 3.2 G100 Timmeren < 2000 m2 3.1 G50 Timmeren > 2000 m2 3.2 G100 Schilderen en glaszetten < 2000 m2 3.1 G50 Schilderen en glaszetten > 2000 m2 3.2 G100 Overige afwerking van gebouwen < 2000 m2 3.1 G50 Overige afwerking van gebouwen > 2000 m2 3.2 G100
68
50 5010.1 5010.2 5010.3 5010.4 5010.5 5020.1 5020.2 5020.3 5020.4 5020.5 5030.1 5030.2 5040.1 5050
51
Reparatie van consumentenartikelen en handel
Cat Milieuaspect Import van nieuwe bedrijfsauto's 2 G30 Import van nieuwe personenauto's 2 G30 Handel in en reparatie van bedrijfsauto's (geen import van nieuwe) 3.2 G100 Handel in en reparatie van personenauto's (geen import van nieuwe) 2 G30 Handel in aanhangwagens, opleggers e.d. 2 G30 Auto-onderdelenservicebedrijven 2 G30 Bandenservicebedrijven 2 G30 Reparatie van specifieke auto-onderdelen 2 G30 Carrosserieherstel 3.2 G100 Overig onderhoud en slepen van auto's 2 G30 Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en 2 G30 -accessoires Groothandel en handelsbemiddeling in banden 2 G30 Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en onderdelen 2 G30 en accessoires daarvan Benzineservicestations zonder LPG 2 G30 Benzineservicestations met LPG < 1000 m3/jr 3.1 GV50 Benzineservicestations met LPG > 1000 m3/jr 4.1 GV200 Groothandel en motorfietsen)
handelsbemiddeling
(niet
in
auto's
en Cat Milieu-asp ect
5121.5 Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) < 500 t/u Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) > 500 t/u 5121.8 Groothandel in overige akkerbouwproducten < 500 t/u Groothandel in overige akkerbouwproducten > 500 t/u 5122 Groothandel in bloemen en planten 5123.1 Groothandel in levend vee 5123.2 Groothandel in huisdieren, siervissen, siervogels en wilde dieren 5124.1 Groothandel in huiden en vellen 5131.1 Groothandel in groenten en fruit 5132 Groothandel in vlees/vleeswaren, pluimvee, wild/gevogelte (niet levend) 5133.1 Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten 5134 Groothandel in dranken 5136 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 5137 Groothandel in koffie/thee/cacao/specerijen (geen ruwe tropische producten) 5138.1 Groothandel in snacks 5138.3 Gespecialiseerde groothandel in overige voedings-/genotmiddelen n.e.g. 5139 Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment 5142.1 Groothandel in bovenkleding 5142.3 Groothandel in onderkleding 5142.6 Groothandel in textielwaren algemeen assortiment 5143.2 Groothandel in audio- en videoapparaten 5143.3 Groothandel in beeld- en geluidsdragers 5143.4 Groothandel in verlichtingsartikelen
69
3.1 G50 4.2 G300 3.1 4.2 2 3.2 3.2 3.1 3.1 3.1
G50 G300 G30 G100 G100 GE50 GV50 GV50
3.1 2 2 2
GV50 G30 G30 G30
2 2
G30 G30
2 2 2 2 2 2 2
G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30
5143.5 Groothandel in overige elektrische huishoudelijke apparaten 5146.2 Groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, verpleeg- en orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden 5147.1 Groothandel in sportartikelen (geen watersportartikelen) 5147.4 Groothandel in speelgoed 5147.5 Groothandel in optische artikelen 5147.8 Groothandel in muziekinstrumenten 5147.9 Groothandel in huismeubilair 5148.1 Groothandel in woningtextiel en vloerbedekking 5148.3 Groothandel in papier- en kartonwaren (geen verpakkingsmateriaal) 5148.4 Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk 5148.5 Groothandel in kantoor- en schoolbenodigdheden (geen schoolboeken, kantoormeubels en -machines) 5148.6 Groothandel in fietsen en bromfietsen 5148.7 Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. 5151.2
5151.3 5152.2 5152.3 5153.1 5153.2 5153.3 5153.4 5153.5 5153.6
5153.7
5153.8
5154.1 5154.2 5155.1 5155.2 5156.2 5157.1
2 2
G30 G30
2 2 2 2 2 2 2 2 2
G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30
2 2
G30 G30
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. < 100.000 m3 Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. > 100.000 m3 Groothandel in minerale olieproducten (geen brandstoffen) Groothandel in ferrometalen en -halffabrikaten Groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. < 2000 m2 Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. > 2000 m2 Groothandel in verf en verfwaren b.o. < 2000 m2 Groothandel in verf en verfwaren b.o. > 2000 m2 Groothandel in vlakglas b.o. < 2000 m2 Groothandel in vlakglas b.o. > 2000 m2 Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 Groothandel in tegels en plavuizen b.o. < 2000 m2 Groothandel in tegels en plavuizen b.o. > 2000 m2 Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. < 2000 m2 Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. > 2000 m2 Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. < 2000 m2 Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. > 2000 m2 Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. < 2000 m2 Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. > 2000 m2 Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 Groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen
4.1
GV200
5.1
GV500
3.2 3.2 3.2 2 3.1 2 3.1 2 3.1 2 3.2 2 3.1 2
GE100 G100 G100 G30 G50 G30 G50 G30 G50 G30 G100 G30 G50 G30
3.1
G50
2
G30
3.1
G50
2
G30
3.1
G50
2 3.1 2 3.1 3.2
G30 G50 G30 G50 GV100
2
Groothandel in papier en karton Groothandel in autosloopmateriaal b.o. < 1000 m2 Groothandel in autosloopmateriaal b.o. > 1000 m2
2 3.1 3.2
GR-S-G-G V100 G30 G50 G100
70
5157.2
5157.3
5161 5164.1 5164.3 5165.2 5165.3 5165.4 5165.5 5165.6 5165.7
5165.8 5165.9 5166 5171.2 5171.3 5171.4 5171.5 5172.2 52
Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. < 1000 m2 Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. > 1000 m2 Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 Groothandel in gereedschapswerktuigen Groothandel in computers en -randapparaten e.d. Groothandel in kantoormeubels Groothandel in machines voor de productie van voedings- en genotmiddelen (geen verpakkingsmachines) Groothandel in intern transportmaterieel Groothandel in machines en apparaten warmte-,koel- en vriestechniek Groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren Groothandel in appendages, technische toebehoren e.d. Groothandel in elektromotoren, elektrotechnische en elektronische instrumenten, schakelkasten en ander installatiemateriaal Groothandel in meet- en regelapparaten Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie/ handel Groothandel in landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren Groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen Groothandel in emballage Groothandel in vakbenodigdheden n.e.g. Overige gespecialiseerde groothandel n.e.g. Niet-gespecialiseerde groothandel in overige goederen
3.1
G50
3.2
G100
3.1
G50
3.2
G100
3 3.1 3.1 3.1
G50 G50 G50 G50
3.1 3.1
G50 G50
3.1 3.1 3.1
G50 G50 G50
3.1 3.1
G50 G50
3.1 2 2 2 2 2
G50 G30 G30 G30 G30 G30
5261 5263.1 5263.2 5271 5272 5273 5274
Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen auto's, Cat motorfietsen en motorbrandstoffen) Postorderbedrijven 3.1 Colportage 3.1 Straathandel 3.1 Reparatie van schoeisel en lederwaren 1 Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten 1 Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen 1 Reparatie van consumentenartikelen n.e.g. 1
Milieu-asp ect G50 G50 G50 G10 G10 G10 G10
60
Vervoer, opslag en communicatie
6010 6021.1 6021.2 6022 6023 6024.1
Vervoer per spoor 4.2 Openbaar personenvervoer over de weg 3.2 Geregeld besloten personenvervoer over de weg 3.2 Ongeregeld personenvervoer per taxi 2 Ongeregeld personenvervoer per autobus 3.2 Verhuisvervoer b.o, < 1000 m2 3.1 Verhuisvervoer b.o, > 1000 m2 3.2 Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 1000 3.1 m2 Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 1000 3.2 m2
Milieuaspect G-GV300 G100 G100 G30 G100 G50 G100 G50
6024.2
Cat
71
G100
63
Dienstverlening voor het vervoer
Cat
6311.2
Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 2000 m2 Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 2000 m2 Opslag in tanks Opslag in koelhuizen e.d. Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Autoparkeerterreinen parkeergarages Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
4.2
Milieuaspect G300
5.2
G700
3.1 3.1 3.1 2
G50 G50 G50 G30
3.2
G100
64
Post en telecommunicatie
Cat
6411 6412.1 6412.2
Nationale postdiensten Lokale postdiensten Koeriersdiensten
2 2 2
Milieuaspect G30 G30 G30
71
Cat
7122 7123 7132 7133 7134.2 7140.3 7140.4 7140.5
Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening Verhuur van personenauto's (geen operational lease) Operational lease van personenauto's Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen personenauto's) Verhuur van schepen Verhuur van vliegtuigen Verhuur van bouwmachines en -werktuigen Verhuur van computers en kantoormachines Verhuur van machines en werktuigen n.e.g. Verhuur van leesportefeuilles Verhuur van kleding, huisraad e.d. Verhuur van overige roerende goederen n.e.g.
72
6312.1 6312.2 6312.3 6321
2 2 2
Milieuaspect G30 G30 G30
3.1 3.1 3.1 3.1 3.1 2 2 2
G50 G50 G50 G50 G50 G30 G30 G30
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.
Cat
7250
Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines
1
Milieuaspect G10
73
Speur- en ontwikkelingswerk
Cat
7310.1 7310.3 7310.4
Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en 2 visserij Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk 2 Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
74
Overige zakelijke dienstverlening
Cat
7470.1 7470.2 7481.1 7481.3
Reiniging van gebouwen Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g. Fotografie Ontwikkelcentrales
3.1 3.1 2 2
90
Milieudienstverlening, dienstverlening
7110.1 7110.2 7121
cultuur,
recreatie
72
en
overige Cat
Milieuaspect G-GE30 G-GE30 G-GE30 Milieuaspect GE50 GE50 G30 G30 Milieuaspect
9000.1
4.1 4.2 5.1 3.1
GE200 GE300 GE500 G-GE50
92
Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e. Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e. Afvalinzameling Afvalverwerking - kabelbranderijen - Vuilstorten - Vuiloverslagstations - Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr. v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr. v.c. > 20.000 ton/jr. Cultuur, sport en recreatie
3.2 4.2 4.2 4.2 5.2 4.1 Cat
9211.1 9220.1
Productie van (video)films (geen televisiefilms) Omroeporganisaties
2 2
GE100 G-GE300 G-GE300 GE300 GE700 GE-S200 Milieuaspect G30 G30
93
Overige dienstverlening
Cat
9301.1 9301.2 9301.3 9301.3
Wasserijen en linnenverhuur Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Wassalons, wasserettes
3.1 2 2 1
9000.2 9000.3
1.2
Milieuaspect G50 G-GE30 G30 G10
Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten
Inleiding In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (vooral brand en explosiegevaar); verkeer; visuele aspecten. Gebruikte bronnen Als belangrijkste bron bij het opstellen van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009 (het "Groene Boekje"). In deze uitgave worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven, uitgaande van functiescheiding. Uitgangspunt hierbij is de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die tenminste thans als het meest gebruikelijk worden beschouwd. In de praktijk blijkt dat vaak de wat zwaardere
73
bedrijfscategorieën al gebruik maken van de Best Beschikbare Technieken (BBT) voor de meest milieubelastende activiteiten. In de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, evenals in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993, waarvan in de VNG-publicatie overigens op enkele punten is afgeweken. Model Nijmegen De lijst Model Nijmegen gaat net zoals voorgenoemde uitgave van de VNG uit van een rustige woonwijk. In de lijst Model Nijmegen is principieel niet afgeweken van de hindercirkels per bedrijfsactiviteit (gevaar, geur, geluid, stof, verkeer en visueel) zoals vermeld in de VNG-publicatie.
De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6 bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet opgenomen.
Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten als in de VNG-publicatie zijn: bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal dit van geval tot geval worden afgewogen; dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming krijgen en vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven; activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming. Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes hoofdcategorieën welke hieronder vermeld staan:
categorie 1 categorie 2
categorie 3
categorie 4
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn.
74
categorie 5
categorie 6
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald. komen in Nijmegen niet voor.
In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4 een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en gemengd gebied als hieronder aangegeven:
milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3
rustige wijk 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m 500 m 700 m 1000 m
richtafstanden gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m 500 m 700 m
De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de in de voorgaande staten vermelde afstanden.
Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen
In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.
In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens
75
uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie.
Flexibiliteit
De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende categorie.
76
Bijlage 2 Parkeernormen Bepalen van de gemeentelijke parkeernorm Voor het bepalen van de parkeernorm wordt gebruik gemaakt van de parkeernormen van het CROW (publicatie 182 "Parkeerkencijfers-Basis voor parkeernormering, 3e gewijzigde druk, september 2008). De parkeernormen zijn opgenomen in onderstaande tabel. Daarbij wordt in de gemeente Nijmegen uitgegaan van de volgende uitgangspunten: conform de werkwijze van het CROW wordt ten eerste gekeken naar de stedelijkheidsgraad van de gemeente. Op basis van de CBS-cijfers van de omgevingsadressendichtheid valt Nijmegen in de klasse "stedelijk gebied"; ten tweede wordt de stad onderverdeeld in verschillende stedelijke zones. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar: centrumgebieden (1), schil/overloopgebieden (2) en rest bebouwde kom (3). Onder de centrumgebieden vallen de binnenstad, Brabantse Poort, Heyendaal, Winkelsteeg en centrum Waalspronggebied. In de regel heeft iedere centrumzone een schil/overloopgebied. Onder rest bebouwde kom vallen alle overige gebieden, niet zijnde centrum- en schil/overloopgebieden. Wat betreft Winkelsteeg en Citadel Waalsprong dienen de grenzen nog vastgelegd te worden (zie kaart stedelijke zones); in de parkeerkencijfers wordt een onderscheid gemaakt in vaste parkeerbehoefte (privé) en publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar). De vormgeving en toegang van parkeerplaatsen moet hierop aansluiten; voor studio's (zelfstandige wooneenheden <50 m2) en seniorenwoningen gelden dezelfde normen als voor goedkope woningen; in afwijking van de CROW normen geldt voor studentenhuisvesting de norm van 0,2 parkeerplaats per eenheid. Deze norm is alleen geldig voor ontwikkelaars die voldoen aan de Campuswet en statutair hebben vastgelegd alleen voor studenten te bouwen. Voor bouwplannen voor studentenhuisvesting die gerealiseerd worden door ontwikkelaars die niet aan de vorengenoemde voorwaarden voldoen, geldt een norm van 0,4 parkeerplaats per eenheid; voor centrumgebieden (1) geldt ten aanzien van wonen boven winkels dat als er geen verandering in het feitelijk aantal m2 bruto woonvloeroppervlak (m2) optreedt, de parkeernorm gesteld is op nul. Er hoeft dan niet te worden voldaan aan de parkeernormen. Als er wel een uitbreiding van het aantal m2 bvo's plaatsvindt, dan gelden de parkeernormen wel; in het centrumgebied van de binnenstad wordt voor nieuwe functies alleen de vaste parkeerbehoefte (privé) berekend. De publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar) wordt in dit deel van de stad opgelost in de openbaar toegankelijke parkeergarages; per functie wordt een minimum en een maximum parkeerbehoefte aangegeven. Dit is de bandbreedte. Voor het bepalen van de gemeentelijke parkeernorm bij een bouwplan wordt standaard uitgegaan van de gemiddelde parkeerbehoefte. De bandbreedte wordt gebruikt bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen. In specifieke gevallen kan er beargumenteerd worden afgeweken van het gemiddelde; bij bouwplannen met meerdere verschillende functies wordt voor het bepalen van de gemeentelijke parkeereis een parkeerbalans opgesteld conform de voorgeschreven methode van het CROW. kaart: stedelijke zones
77
78
79
tabel: parkeernormen
Stedelijke zone Woning duur Woning midden Woning goedkoop/ studio's/seniorenwoningen Serviceflat/aanleunwoning Kamer verhuur Binnensteden/hoofdwinkelgebieden Stadsdeelcentra Wijk-, buurt- en dorpscentra, supermarkt Bouwmarkt/tuincentrum/kringloopwinkel (Week)markt (Commerciële) dienstverlening (kantoren met baliefunctie) Kantoren (kantoren zonder baliefunctie) Arbeidsextensieve/ bezoekersextensieve bedrijven Arbeidsintensieve/ bezoekersextensieve bedrijven Showroom Grootschalige detailhandel Bedrijfsverzamelgebouw Café/bar/discotheek/cafetaria Restaurant Museum/bibliotheek Bioscoop/theater/schouwburg Jachthaven Sporthal (binnen)
Centrum Min Max 1,3 1,5 1,2 1,4 1,1 1,2
Schil Min Max 1,5 1,7 1,4 1,6 1,2 1,4
Rest Min 1,7 1,6 1,3
Max 2,0 1,8 1,6
eenheid1 woning woning woning
bezoek2 0,3 pw 0,3 pw 0,3 pw
0,3 0,2 2,5
0,6 0,6 3,5
0,3 0,2 -
0,6 0,6 -
0,3 0,2 -
0,6 0,6 -
woning kamer 100 m2 bvo
0,3 pw 0,2 pw 85%
2,5
4,0
2,8 2,5
3,8 4,0
3,0 2,5
4,0 4,0
100 m2 bvo 100 m2 bvo
85% 85%
-
-
2,2
2,7
2,2
2,7
100 m2 bvo
0,15 0,24 0,15 0,24 0,15 0,24 m kraam 1,5 2,0 2,0 2,5 2,5 3,0 100 m2 bvo
85% 20%
0,8
1,5
1,0
1,7
1,2
1,9
100 m2 bvo
5%
0,4
0,5
0,5
0,6
0,7
0,8
100 m2 bvo
5%
1,0
1,5
1,5
2,0
2,0
2,5
100 m2 bvo
5%
0,6 0,8 4,0 8,0 0,3 0,1 0,5 1,5
0,8 1,7 6,0 10,0 0,5 0,2 0,7 2,0
0,8 4,5 0,8 4,0 8,0 0,5 0,1 0,5 1,7
1,0 6,5 1,7 6,0 10,0 0,7 0,2 0,7 2,2
1,2 5,5 0,8 5,0 12,0 0,9 0,2 0,5 2,0
1,4 7,5 1,7 7,0 14,0 1,0 0,3 0,7 2,5
100 m2 bvo 100 m2 bvo 100 m2 bvo 100 m2 bvo 100 m2 bvo 100 m2 bvo zitplaats ligplaats 100 m2 bvo
35% 85% 10% 90% 80% 95%
80
95%
Sportveld (buiten) Dansstudio/sportschool Squashbanen Tennisbanen Golfbaan Bowlingbaan/biljartzaal Stadion Evenementenhal/beurs-/ congresgebouw Zwembad
13,0 27,0 13,0 27,0 13,0 27,0 ha. netto terrein 2,0 3,0 2,0 3,0 3,0 4,0 100 m2 bvo 1,0 2,0 1,0 2,0 1,0 2,0 baan 2,0 3,0 2,0 3,0 2,0 3,0 baan 6,0 8,0 hole 1,5 2,5 1,5 2,5 1,5 2,5 baan/tafel 0,04 0,2 0,04 0,2 0,04 0,2 zitplaats 3,0 5,0 4,0 7,0 5,0 10,0 100 m2 bvo 7,0
9,0
8,0
10,0 9,0
Themapark/pretpark
4,0
12,0 4,0
12,0 4,0
Overdekte speeltuin/hal Manege Cultureel centrum/wijkgebouw Ziekenhuis Verpleeg/verzorgingstehuis Arts/maatschap/kruisgebouw/ therapeut Apotheek Beroepsonderwijsdag (MBO, ROC, WO, HBO) Beroepsonderwijsdag (MBO ROC, WO, HBO) voorbereidend beroepsonderwijsdag (VWO, HAVO, Vbo) Avondonderwijs Basisonderwijs Creche/peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf Hotel Volkstuin Religiegebouw Begraafplaats/crematorium
3,0 1,0 1,5 0,5 1,5
12,0 3,0 1,7 0,7 2,0
12,0 3,0 1,7 0,7 2,0
3,0 1,0 1,5 0,5 1,5
3,0 0,3 1,0 1,5 0,5 1,5
11,0 100 m2 opp. basin 12,0 ha. netto terrein 12,0 100 m2 bvo 0,5 box 3,0 100 m2 bvo 1,7 bed 0,7 wooneenheid 2,0 behandelkamer
95% 95% 90% 90% 95% 95% 99% 99% 90% 99% 90% 90% 90% 60% 65%
1,7 2,7 1,7 2,7 1,7 2,7 100 m2 bvo 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 collegezaal 5,0
7,0
5,0
7,0
5,0
7,0
leslokaal
0,5
1,0
0,5
1,0
0,5
1,0
leslokaal
0,5 0,5 0,6
1,0 1,0 0,8
0,5 0,5 0,6
1,0 1,0 0,8
0,5 0,5 0,6
1,0 1,0 0,8
student leslokaal arbeidsplaats
0,5 0,1 15,0
1,5 0,2 30,0
0,5 0,1 15,0
1,5 0,2 30,0
0,5 0,3 0,1 15,0
1,5 0,3 0,2 30,0
kamer perceel zitplaats gelijktijdige begrafenis/ crematie
1
In de tabel is het aantal parkeerplaatsen per eenheid aangegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in het aantal parkeerplaatsen per woning, kamer, 100 m2 bruto vloeroppervlak, meter kraam, zitplaats, ligplaats, ha. netto terrein, baan, hole, baan/tafel, 100 m2 opp. bassin, box, bed, wooneenheid, behandelkamer, collegezaal, leslokaal, student, arbeidsplaats, perceel of gelijktijdige begrafenis/crematie. 2
Het “aandeel bezoekers” staat voor het percentage of het aantal bezoekers waarmee in het kencijfer rekening is gehouden. Het weergegeven kencijfer is dus inclusief bezoekersparkeren.
81
Postbus 365 4100 AJ Culemborg tel: 0345-512710 fax: 0345-519849 www.buwa.nl
Gemeente Nijmegen t.a.v. mevrouw Cobussen Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
datum:
24 mei 2011
ons kenmerk: uw kenmerk: auteur: projectleider: status:
11-225/11.11545/GerHo VPL 156567/Anne-Marie Cobussen G. Hoefsloot G.F.J. Smit versie 1.0
Notitie effecten beschermde soorten ontwikkeling bedrijventerrein Groot Oosterhout Gemeente Nijmegen is voornemens om aan de westzijde van de Griftdijk te Oosterhout een bedrijventerrein te realiseren. Bureau Waardenburg heeft op basis van veldonderzoek (d.d. 24 mei 2011) en bronnenonderzoek de effecten van deze ingreep beoordeeld in het kader van de Flora- en faunawet. Het plangebied heeft geen betekenis voor beschermde soorten van Tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet. Als voorkomen wordt dat broedende vogels worden verstoord kan de ingreep zonder een ontheffing van de Flora- en faunawet worden uitgevoerd. In het kader van de zorgplicht (artikel 2 Flora- en faunawet) zijn in deze notitie aanbevelingen gedaan ten aanzien van uitvoering van werkzaamheden en inrichting van het terrein. Randvoorwaarden FFwet bij uitvoering werkzaamheden ➢ Werkzaamheden nabij watergangen worden niet uitgevoerd in de periode maart – juli om verstoring van broedende vogels te voorkomen.
Toelichting Inleiding Gemeente Nijmegen is voornemens om tussen sportpark Nieuw Balveren en de Griftdijk te Oosterhout een bedrijventerrein van vier percelen aan te leggen. Hierbij zal rekening gehouden moeten worden met het huidige voorkomen van soorten planten en dieren die 1 beschermd zijn krachtens de Flora- en faunawet . Bureau Waardenburg heeft in dit kader een
1
Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet. In de Flora- en faunawet worden drie beschermingsregimes onderscheiden. Voor soorten uit Tabel 1 geldt vrijstelling van verbodsbepalingen bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. In voorkomende gevallen hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Voor soorten van Tabel 2 of 3 geldt geen vrijstelling en kan aanvraag van een ontheffing aan de orde zijn bij overtreding van verbodsbepalingen. In de lopende tekst is per beschermde soort aangegeven in welke categorie deze is opgenomen.
oriënterend onderzoek uitgevoerd naar beschermde soorten. Deze notitie doet verslag van onze bevindingen. Plangebied en werkzaamheden Het plangebied voor de ingreep ligt ten westen van de Griftdijk tussen het kindercentrum Kion, sportpark Nieuw Balveren en de Stationsstraat. Het betreft een voormalig agrarisch terrein wat momenteel in gebruik is als grasland en fietscrossbaan (zie figuur 1). De meest voorkomende soorten op het grasland zijn ruw beemdgras, gestreepte witbol, kruipende boterbloem, smalle weegbree en ridderzuring. De vegetatie wordt jaarlijks enkele malen geklepeld. Langs watergangen zijn een tiental jonge bomen aangeplant, linde, wilg en appel. Rondom de percelen zijn sloten en brede waterpartijen met natuurvriendelijke oevers aangelegd. Langs de Griftdijk staat een rij essen van ongeveer 10 jaar oud. In december 2011 zal het plangebied bouwrijp gemaakt worden. De fietscrossbaan zal worden geëgaliseerd. De aanwezige watergangen en bomen in het plangebied worden niet aangetast. Uiteindelijk zal het plangebied worden ingericht als bedrijventerrein met bijbehorende infrastructurele voorzieningen zoals wegen en straatverlichting.
Figuur 1. Foto van het plangebied. Methodiek Het plangebied voor het bedrijventerrein Groot Oosterhout is op 24 mei 2011 bezocht. Tijdens het terreinbezoek is zoveel mogelijk concrete informatie verzameld met betrekking tot de aanof afwezigheid van beschermde soorten (zicht- en geluidswaarnemingen, sporenonderzoek naar de aanwezigheid van pootafdrukken, nesten, holen, uitwerpselen, haren, etc). Op basis van terreinkenmerken en expert judgement is beoordeeld of het terrein geschikt is voor de in
2
Notitie effecten beschermde soorten ontwikkeling bedrijventerrein Groot Oosterhout
de regio voorkomende beschermde soorten. Alle watergangen in en rond het plangebied zijn intensief bemonsterd met een schepnet om de aanwezigheid van beschermde vissen en amfibieën te onderzoeken. Om vast te stellen of de platte schijfhoren voorkomt zijn twee monsters genomen van waterplanten. Deze monsters zijn in het laboratorium nader geanalyseerd, determinatie heeft plaatsgevonden door een macrofaunadeskundige van Bureau Waardenburg. Aanvullend op het terreinbezoek heeft beperkt bronnenonderzoek plaatsgevonden. Voor een actueel overzicht van beschermde soorten die in de regio voorkomen zijn online beschikbare bronnen geraadpleegd, waaronder de NDFF (telmee.nl, waarneming.nl). Daarnaast is, voor zover nodig, gebruik gemaakt van achtergrond documentatie (zie literatuurlijst). Resultaten Planten In het plangebied zijn geen beschermde soorten planten aangetroffen. Het grasland is voor beschermde soorten die in de regio voorkomen niet geschikt als groeiplaats. Voor de grote kaardenbol en zwanebloem (beide staan op Tabel 1 van de Flora- en faunawet) zijn respectievelijk de randen van de crossbaan en de natuurvriendelijke oevers geschikt als groeiplaats. Ongewervelden In de verzamelde watervegetatiemonsters zijn geen platte schijfhorens gevonden. Voor andere beschermde soorten die in de regio voorkomen, rivierrombout en vliegend hert, is er in het plangebied geen geschikt biotoop aanwezig. Vissen In 2008 zijn in de sloot die haaks op de Griftdijk staat bittervoorn (Tabel 3 Flora- en faunawet) en bermpje gevangen (Hoefsloot & Van der Valk, 2008). Het bermpje staat sinds 2010 niet meer op de lijst met beschermde soorten. In 2011 zijn in de sloten in en rond het plangebied de volgende soorten vissen gevangen: drie- en tiendoornige stekelbaars en snoek. De bittervoorn is niet meer teruggevonden. Amfibieën In de watergangen in en rond het plangebied zijn in 2011 larven van kleine watersalamander en bruine kikker gevangen. Een volwassen exemplaar bastaard kikker is zonnend waargenomen in de oever van een sloot. Deze soorten amfibieën staan in Tabel 1 van de Flora- en faunawet. De gewone pad is niet in het plangebied aangetroffen, voor deze soort is het plangebied wel geschikt als leefgebied. Andere soorten amfibieën komen niet in het plangebied voor (Spitzen- van der Sluijs et al, 2007). Reptielen In het plangebied en de omgeving komen geen inheemse soorten reptielen voor (Spitzenvan der Sluijs et al, 2007). Grondgebonden zoogdieren In het plangebied zijn geen (sporen van) grondgebonden zoogdieren waargenomen. Rondom en in het plangebied komen verschillende algemene soorten van Tabel 1 van de Flora- en faunawet voor: vos, egel, mol, haas, veldmuis, aardmuis, woelrat en kleine marterachtigen. Het plangebied heeft geen betekenis voor soorten van Tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet (Hoefsloot & Van der Valk, 2008).
Notitie effecten beschermde soorten ontwikkeling bedrijventerrein Groot Oosterhout
3
Vleermuizen In het plangebied is op enkele jonge boompjes na geen opgaande begroeiing aanwezig. Als jachtgebied voor vleermuizen hebben het grasland en de crossbaan geen betekenis. De watergangen met de natuurvriendelijke oevers en de rij essen langs de Griftdijk kunnen wel door gewone dwergvleermuis, laatvlieger en watervleermuis gebruikt worden als jachtgebied. Vogels met jaarrond beschermde nestplaats2 Het plangebied heeft voor geen van de soorten waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is betekenis. Voor algemene soorten watervogels is het plangebied geschikt als broedgebied. In een watergang is tussen een dichte begroeiing van grote egelskop een leeg nest van een waterhoentje gevonden. Verder is een koppeltje gewone eenden gezien in het plangebied. Rondom het plangebied zongen putters en grasmussen. Voor deze soorten is in het plangebied geen geschikt broedbiotoop aanwezig. De natuurvriendelijke oevers zullen op termijn geschikt worden als broedbiotoop voor kleine karekiet en rietgors. Effecten In het plangebied komen beschermde soorten amfibieën en grondgebonden zoogdieren van Tabel 1 van de Flora- en faunawet voor. Bij het bouwrijp maken van het plangebied kunnen exemplaren uit deze soortgroepen worden gedood. Voor soorten uit Tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Voor vleermuizen uit de omgeving zijn de randen van het plangebied geschikt als jachtgebied. Watergangen en bomen worden door de ingreep niet aangetast. In de gebruiksfase kunnen verlichting en geluid van het bedrijventerrein zorgen voor een verstorende werking op boven de watergangen jagende vleermuizen. Dit effect is niet aan de orde voor de essen langs de Griftdijk omdat hier veel verkeer langsrijdt en er straatlantaarns langs de weg staan. Het plangebied wordt door algemene soorten watervogels gebruikt als broedgebied. Voor andere soorten broedvogels is in de huidige situatie geen geschikt broedbiotoop aanwezig. Werkzaamheden in het plangebied in de periode maart - juli kunnen een verstorend effect hebben op broedende watervogels. Aanbevelingen ➢ Tijdens de werkzaamheden wordt afstand gehouden van watergangen en oevers (niet langs watergangen rijden, geen opslag van materialen langs het water). Amfibieën en kleine zoogdieren houden zich juist op deze locaties op. ➢ Om verstorende effecten van licht en geluid bij watergangen zoveel mogelijk te voorkomen wordt tussen het bedrijventerrein en het water opgaande begroeiing aangeplant. Deze begroeiing kan ook door amfibieën en grondgebonden zoogdieren worden benut als leefgebied.
2
Op grond van door het ministerie van LNV verstrekte handreikingen worden nesten van de volgende soorten als jaarrond beschermde nestplaatsen beschouwd: boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, oehoe, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief, zwarte wouw.
4
Notitie effecten beschermde soorten ontwikkeling bedrijventerrein Groot Oosterhout
Conclusie Het plangebied heeft betekenis voor algemene soorten amfibieën en grondgebonden zoogdieren. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Floraen faunawet. Voor vleermuizen uit de omgeving zijn de randen van het plangebied geschikt als jachtgebied. Algemene soorten watervogels gebruiken de sloten en oevers als broedbiotoop. Door het treffen van mitigerende maatregelen kan verstoring van broedende vogels en daarmee overtreding van verbodsbepalingen worden voorkomen. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is voor de ingreep dan niet nodig. In het kader van de zorgplicht zijn aanbevelingen opgesteld ten aanzien van het uit te voeren werk en inrichting van het terrein. Literatuur Hoefsloot, G. & M. van der Valk, 2008. Effecten op beschermde soorten sportpark Oosterhout. Oriënterend onderzoek (quick scan) in het kader van de Flora- en faunawet. Rapport 08-014. Bureau Waardenburg, Culemborg. Spitzen - van der Sluijs, A.M., G.W. Willink, R. Creemers, F.G.W.A. Ottburg, R.J. de Boer, P.M.L. Pfaff, de Wild. W.W., D.J. Stronks, R.J.H. Schroder, M.T. de Vos, D.M. Soes, P. Frigge, R.P.J.H. Struijk & R. Zollinger, 2007. Atlas reptielen en amfibieën in Gelderland 19852005. stichting RAVON, Nijmegen. Voor vragen over deze notitie kunt u contact opnemen met G. Hoefsloot. Akkoord voor uitgave:
G.F.J. Smit Teamleider
Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / Gemeente Nijmegen. Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig BRL 9990:2001 / ISO 9001:2001.
Notitie effecten beschermde soorten ontwikkeling bedrijventerrein Groot Oosterhout
5