Collegevoorstel
Openbaar
Onderwerp
Buitengebied Dorp Lent -31 (Griftdijk naast nummer 22)
Programma / Programmanummer
BW-nummer
Openbare besluitenlijst / 1031 18 december 2007 Ruimte & Cultuurhistorie Collegevergadering no 47 Portefeuillehouder
J. van der Meer Samenvatting Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr. Aanwezig: Op 26 mei 2011 heeft de heer J.H.C. Polkamp een verzoek ingediend S010, Martijn-Floris Jansen, 2720 Th. de Graaf Voorzitter tot partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Dorp P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, H.Datum Kunst, Wethouders ambtelijk voorstel Lent. Middels dit verzoek wil initiatiefnemer de mogelijkheid krijgen een P. Lucassen, J. van der Meer 16 december 2011 vrijstaande woning te realiseren op het onbebouwde perceel aan de Registratienummer P. Eringa Gemeentesecretaris Griftdijk Noord naast nummer 22. De kavel ligt in het gebied waar in de 11.0026816 A. Kuil/ Woenderskamp ontwikkeld gaat Communicatie toekomst woongebied Broodkorf M. Sofovic Verslag worden.
Voor het perceel vigeert het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent. Dat bestemmingsplan laat de bouw van een vrijstaande woning met bijbehorende voorzieningen niet toe.
Ter besluitvorming door het college Aldus
vastgesteld in de vergadering van:
Paraaf
1. Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent – 31 (Griftdijk naast nummer 22) vrijgeven voor tervisielegging; 2. Het ontwerpbesluit Hogere Waarde vaststellen en vrijgeven voor tervisielegging.
De voorzitter,
Datum
akkoord
Leidinggevende
De secretaris, M.A. Versleijen
Programmamanager P. Oomens
Programmadirecteur P. Steijn
Alleen ter besluitvorming door het College Paraaf
Besluit B&W d.d. 16 januari 2012 nummer: 4.1 Conform advies
Aanhouden Anders, nl.
Datum
akkoord Bestuursagenda
1
Gemeentesecretaris
Portefeuillehouder
Collegevoorstel.doc
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
Op 26 mei 2011 heeft de heer J.H.C. Polkamp een verzoek ingediend tot partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent. Middels dit verzoek wil initiatiefnemer de mogelijkheid krijgen een vrijstaande woning te realiseren op het onbebouwde perceel aan de Griftdijk Noord naast nummer 22. De kavel ligt in het gebied waar in de toekomst woongebied Broodkorf / Woenderskamp ontwikkeld gaat worden. Voor het perceel vigeert het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent. Dat bestemmingsplan laat de bouw van een vrijstaande woning met bijbehorende voorzieningen niet toe. Geluid Met dit bestemmingsplan wodt een vrijstaande woning mogelijk gemaakt binnen de geluidszone van de Griftdijk Noord. Voor woningen is de voorkeurswaarde 48 dB wegverkeerslawaai. Geluidsbelastingen boven deze voorkeurswaarde kunnen worden toegestaan, mits de maximale waarden die in de Wet geluidhinder staan niet worden overschreden. Geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarde moeten worden vastgelegd in een Hogere Waarde besluit. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Griftdijk Noord maximaal 52 dB bedraagt. 2
Juridische aspecten
De Wet ruimtelijke ordening is hier van toepassing. Met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan wordt het externe draagvlak onderzocht. Het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is reeds gevoerd met het Waterschap. Voor de inhoudelijke reactie van deze instantie wordt verwezen naar paragraaf 6.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan. Het plan is gereed om gedurende een periode van 6 weken ter visie te worden gelegd, met de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen. Geluid Volgens de Wet geluidhinder kunnen de woningen alleen worden toegestaan als een Hogere Waarde besluit wordt genomen. In het ontwerpbesluit Hogere Waarde zijn maatregelen omschreven die gerealiseerd moeten worden, zoals het realiseren van één geluidsluwe zijde.
3
Doelstelling
Het realiseren van een vrijstaande woning op het onbebouwde perceel aan de Griftdijk Noord naast nummer 22. Geluid Het vaststellen van een hogere waarde en het realiseren van maatregelen om daardoor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling ook wat betreft het aspect geluid mogelijk te maken. .
4
Argumenten
De ontwikkeling van deze locatie geeft een kwalitatieve ruimtelijke impuls aan het gebied en draagt tevens bij aan de uitvoering van het woonbeleid van de Gemeente Nijmegen zoals vastgelegd in de Woonvisie en het meerjarenperspectief woningbouw 2010. Voorts past woningbouw op deze plek binnen de toekomstige ontwikkeling van het woongebied Broodkorf/Woenderskamp.
Collegevoorstel
Vervolgvel
2
Op 29 juli 2011 is er een anterieure (exploitatie)overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente gesloten. Door deze overeenkomst is er geen noodzaak een exploitatieplan te maken, omdat het verhalen van de gemeentelijke plankosten hierdoor verzekerd is. 5
Klimaat
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning worden de ambities, geformuleerd in de Duurzaamheidsagenda 2011-2015, meegenomen. 6
Financiën
Ten behoeve van deze ontwikkeling heeft het College van Burgemeester en Wethouders een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhalen van de gemeentelijke plankosten. De gemeentelijke plankosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook is in de overeenkomst vastgelegd dat eventuele planschade voor rekening van initiatiefnemer is. 7
Communicatie
Op 11 januari 2012 wordt de vooraankondiging van dit bestemmingsplan gepubliceerd op de gemeentelijke website. Na het besluit van het college van Burgemeester & Wethouders tot vrijgave van het ontwerpbestemmingsplan voor tervisielegging wordt het plan gedurende 6 weken ter visie gelegd. De termijn van tervisielegging wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de Staatscourant. Geluid Het ontwerpbesluit Hogere Waarde Wet geluidhinder ligt samen met het ontwerpbestemmingsplan ter visie. De termijn van tervisielegging van het ontwerpbesluit Hogere Waarde wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website. 8
Uitvoering en evaluatie
Het besluit tot vrijgave van het ontwerpbestemmingsplan voor tervisielegging wordt bekendgemaakt op de gemeentelijke website en in de Staatscourant . In deze bekendmaking wordt ook gewezen op de mogelijkheid om tegen het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze in te dienen bij de gemeenteraad, t.a.v. de afdeling Stadsontwikkeling. Het ontwerpbestemmingsplan is in te zien bij de Stadswinkel van de Gemeente Nijmegen, op de gemeentelijke site en op de landelijke site www.ruimtelijkeplannen.nl 9
Risico
Eventuele bezwaren van omwonenden tegen de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het onderhavige bestemmingsplan mogelijk maakt. Geluid Eventuele bezwaren van omwonenden tegen de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het onderhavige bestemmingsplan mogelijk maakt omdat de geluidsbelastingen hoog zijn. Er kan eventueel bezwaar worden gemaakt tegen het vaststellen van een hogere waarde.
Bijlage(n): Ter inzage:
Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 31 (Griftdijk naast 22) Ontwerpbesluit Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder Akoestisch onderzoek Quickscan Flora en Fauna onderzoek Verkennend bodem en asbestonderzoek Griftdijk Noord
Buitengebied Dorp Lent - 31 (Griftdijk naast 22)
Versie Concept:
Datum
Voorontwerp:
n.v.t.
Ontwerp: Vaststelling: Beslissing beroep: In werking: Onherroepelijk:
Inhoudsopgave
Toelichting
3
Hoofdstuk1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Inleiding Situatie Stedenbouwkundige opzet
4 4 4 4
Hoofdstuk2 2.1 2.2 2.3 2.4
Beleidskader Rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal beleid Gemeentelijk beleid
6 6 7 9 9
Hoofdstuk3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Sectoraal beleid Wonen Verkeer Groen Milieuaspecten Architectuur en Monumenten Archeologie Waterhuishouding
11 11 11 12 14 17 17 18
Hoofdstuk4 4.1
Plansystematiek en bestemmingen Plansystematiek
21 21
Hoofdstuk5
Uitvoerbaarheid
23
Hoofdstuk6
Vooroverleg
24
Regels
25
Hoofdstuk1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
26 26 32
Hoofdstuk2 Artikel Artikel Artikel Artikel
Bestemmingsregels 3 Groen 4 Tuin 5 Wonen 6 Waterstaat - Waterlopen
35 35 36 37 39
Hoofdstuk3 Artikel Artikel Artikel Artikel
Algemene regels 7 Anti-dubbeltelregel 8 Algemene bouwregels 9 Algemene gebruiksregels 10 Overige regels
41 41 42 43 44
Hoofdstuk4 Overgangs- en slotregels Artikel 11 Overgangsrecht Artikel 12 Slotregel
46 46 47
Bijlagen bij de regels Bijlage 1 Parkeernormen
49 50
2
Toelichting
3
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Inleiding
Op 31 mei 2011 heeft de heer J.H.C. Polkamp een verzoek ingediend tot partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent. Middels dit verzoek wil initiatiefnemer de mogelijkheid krijgen een vrijstaande woning te realiseren op het onbebouwde perceel aan de Griftdijk Noord naast nummer 22. De kavel ligt in het gebied waar in de toekomst woongebied Broodkorf / Woenderskamp ontwikkeld gaat worden. Voor het perceel vigeert het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent. Dat plan laat de bouw van een vrijstaande woning met bijbehorende voorzieningen niet toe.
1.2
Situatie
luchtfoto Atlaz, in blauw het plangebied
1.3
Stedenbouwkundige opzet
De 'uitwerkingsnotitie Griftdijk' geeft aan dat in het deelgebied Broodkorf / Woenderskamp (het gebied waarbinnen de onderhavige kavel valt) wel nieuwe woningen gebouwd mogen worden, zij het onder bepaalde stedenbouwkundige randvoorwaarden. Kavel en positionering van de woning op de kavel: minimale kavelmaat bedraagt 1000 m². In dit geval is de kavelgrootte 1050 m²; de woning is georiënteerd op de Griftdijk Noord; de rooilijn ligt minstens 10 meter van de Griftdijk Noord en achter de voorgevel van de naastgelegen bestaande woningen; de afstand tussen de hoofdmassa en zijdelingse perceelsgrens is minstens 5 meter; de inrit van Griftdijk Noord 22 en de nieuwe kavel worden samengevoegd en de huidige inrit Griftdijk Noord 22 wordt verwijderd.
4
Hoofdmassa: de hoofdbebouwing wordt gesitueerd in het aangegeven bouwvlak; de hoofdmassa bestaat uit een vrijstaande woning; de nokhoogte is maximaal 10 meter; de goothoogte is maximaal 5 meter. Overgang van prive naar openbaar: de voortuin wordt voorzien van veel groen en weinig verharding; de erfgrens van de woning wordt voorzien van een haag met een maximale hoogte van 1,2 meter. Bijgebouwen: bevinden zich achter de voorgevel van de hoofdmassa.
5
Hoofdstuk 2 2.1
Rijksbeleid
2.1.1
Nota Ruimte
Beleidskader
De Nota Ruimte “Ruimte voor ontwikkeling” is een gezamenlijk product van de ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ. De Nota Ruimte legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op de gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur. Het kabinet streeft naar een algemene basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. De kwaliteit van het landschap verdient daarnaast ook een volwaardige plaats bij ruimtelijke afwegingen. Meer specifiek richt het kabinet zich op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid. Het kabinet kiest in de Nota Ruimte voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Beperkingen aan ruimtelijke ontwikkelingen worden door het rijk alleen gesteld als een nationaal belang in het geding is. Het kabinet is voornemens om in het najaar van 2011 te komen met een actualisatie van het ruimtelijk beleid in een Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het kabinet wil komen tot één rijkskader in het ruimtelijk domein. Deze actualisatie vervangt in ieder geval de Nota's mobiliteit en Ruimte.
Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van de Nota Ruimte.
Knooppunt Arnhem-Nijmegen als één van de nationale stedelijke netwerken Het rijk benoemt Arnhem - Nijmegen als één van de nationale stedelijke netwerken en deels als economische kerngebied. De nationale stedelijke netwerken vormen samen met de hoofd-verbindingsassen de ruimtelijk-economische hoofdstructuur van Nederland. Het rijk richt de beschikbare budgetten voor o.a. ruimtelijke ontwikkeling, transformatie, infrastructuur, bedrijventerreinen en groen in en rond de stedelijke gebieden met voorrang op de gebieden en netwerken die behoren tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Daarnaast is Nijmegen één van de dertig steden die betrokken zijn bij het grotestedenbeleid. Kenmerkend voor het knooppunt Arnhem-Nijmegen is de centrale ligging tussen de Randstad en het Duitse Rijn/Roergebied. Kenmerkend voor het knooppunt is de brede economische structuur gebaseerd op kernkwaliteiten als een groot aanbod aan internationale vervoersmodaliteiten, de aanwezigheid van kenniscentra en een gevarieerd aanbod van woon-, werk- en landschappelijke milieus. De kennis- en innovatieclusters binnen de driehoek Nijmegen - Enschede - Wageningen hebben een vooraanstaande positie in de voedingstechnologie, onderzoek en gewasveredeling ('Food Valley' Wageningen) en de gezondheidszorg ('Health Valley' Nijmegen). Voor de versterking van de economische structuur is het van belang het kennis- en gezondheidszorg-luster verder te benutten. Belangrijk voor de internationale positionering van het KAN-gebied is de afstemming met Emmerik en Kleef en de HST-Oost. Het gebied kent verder een aantal majeure opgaven op het gebied van waterberging, stedelijke herstructurering en infrastructuur.
6
2.1.2
AMvB Ruimte
Kern van de Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven hoe zij die belangen gaan realiseren. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) het aangewezen instrument. De AMvB Ruimte heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is nog niet vastgesteld en in werking getreden. Wanneer een groot openbaar belang aan de orde is kan de desbetreffende minister uit eigen beweging of op verzoek van gedeputeerde staten of een college van B&W ontheffing verlenen van een regel uit de AMvB of provinciale verordening. In enkele gevallen en als een groot nationaal belang in het geding is kan het rijk afwijken van in de AMvB gestelde regels. Bestemmingsplannen die vóór 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden, moeten op 1 juli 2013 zijn aangepast. Bestemmingsplannen die daarna (maar voor het in werking treden van dit besluit) onherroepelijk zijn geworden moeten maximaal vijf jaar na in werking treden van dit besluit aangepast zijn. Een uitzondering is gemaakt voor bestemmingsplannen die gebaseerd zijn op recent vastgestelde provinciale structuurvisies waarmee het rijk heeft ingestemd en bestemmingsplannen die niet strijdig zijn met de regels in dit besluit.
Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van het ontwerpbesluit.
Bundelen van verstedelijking Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt de noodzaak om de open ruimte te bebouwen. De variatie tussen stad en land blijft behouden. Bij provinciale verordening wordt het bestaand bebouwd gebied aangewezen. De AMvB Ruimte bepaalt dat om de bundeling van bebouwing en een zorgvuldig gebruik van de ruimte te bevorderen in de provinciale verordening regels moeten worden gesteld voor nieuwe bebouwing binnen en aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing. Ook voor (herbestemming locatiebeleid voor economische activiteiten, van) bestaande bebouwing buiten het bestaand bebouwd gebied worden regels gesteld. De provinciale verordening geeft tevens de regels voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing buiten bestaand bebouwd gebied.
2.2
Provinciaal beleid
2.2.1
Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is in september 2005 van kracht geworden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio 7
Arnhem – Nijmegen moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groen-blauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen in deze gebieden.
Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van de Structuurvisie.
Stedelijke ontwikkeling Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten “bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur” en het “organiseren in stedelijke netwerken”. Locaties voor stedelijke uitbreiding dienen te passen in het bundelingsbeleid en te zijn afgestemd op de uitgangspunten van infrastructuur, water en milieu. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet worden voldaan aan de basiskwaliteitseisen van bodem (waaronder archeologie), water, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Stedelijke uitbreidingen moeten aansluiten bij de ruimtelijke structuur/kenmerken van de regio, met aandacht voor de actuele marktvraag. De provincie heeft afspraken gemaakt met de regio's om indicatief de reservering van uitbreidingsruimte voor stedelijke functies uit te werken in zoekzones voor stedelijke functies.
Wonen Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is, dat de gemeenten - samenwerkend in de onderscheiden (WGR-) regio's - voorzien in een aanbod aan woningen, dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). Het KWP wordt periodiek bijgesteld om de afstemming tussen de (kwalitatieve) vraag en aanbod op de woningmarkt te actualiseren. 2.2.2
Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG)
De wet geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden.
Hieronder volgen de voor dit plan relevante hoofdlijnen van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
Verstedelijking De Ruimtelijke Verordening legt het rijksbundelingsbeleid voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vast door met voorschriften die bepalen dat nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel plaatsvindt: binnen bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones bedrijventerreinen uit de Streekplanuitwerking. Slechts een beperkt deel van verstedelijking kan plaatsvinden buiten deze gebieden. Het gaat dan om nieuwe bebouwing die functioneel gebonden is aan het 8
buitengebied, bij functieverandering naar een niet-agrarische functie, bij oprichting van nieuwe landgoederen en voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven. Gedeputeerde Staten hunnen hiervan ontheffing verlenen, indien er sprake is van een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de genoemde gebieden en als de ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Wonen Het Gelders kwalitatieve woonbeleid gaat uit van regionale woningmarkten. Aan de hand van basisdocumenten levert de provincie aan de regio's informatie over de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de komende jaren. Deze informatie wordt per regio als indicatieve taakstelling door GS vastgesteld in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). De in een bestemmingsplan op te nemen nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het vigerende, door GS vastgestelde KWP voor de betreffende regio en de daarin opgenomen regiototaal aan woningen.
2.3
Regionaal beleid
Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen Het Regionaal Plan (RP) vormt een richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Met het Regionaal Plan wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In dit Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen.
Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van het Regionaal Plan.
Wonen Centraal in de ruimtelijke structuur van de stadsregio staat de ontwikkeling van het stedelijk kerngebied: een min of meer verstedelijkte, samenhangende zone die zich uitstrekt van Zevenaar via Arnhem en Nijmegen tot aan Wijchen. De precieze taakstelling voor wonen tot 2020 is nog niet helemaal duidelijk. Wel is bekend dat in de regio in de periode 2005-2015 tenminste 34.000 woningen worden toegevoegd aan de woningvoorraad. Daarnaast zullen door herstructurering van bestaande wijken circa 8.000 woningen in dezelfde planperiode gesloopt en vervangen worden. Binnen de 'Contour woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. Uiteraard moet bij de uitwerking van de plannen niet alleen rekening worden gehouden met de specifieke regionale beleidsregels, maar ook met die uit het nationaal ruimtelijk beleid en het streekplan, alsmede wet- en regelgeving. De programmering van de woningbouw dient plaats te vinden met in achtneming van de in de per gemeenten vastgestelde kwalitatieve afspraken en inspanningsverplichtingen in de Concessies Wonen.
2.4
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030 De gemeenteraad heeft op 2 juni 2010 de 'Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor 9
ontwikkeling tot 2030' vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities tot 2030 en maakt duidelijk waar de stad op aan koerst. Het is een toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen, maar ook een ontwikkelingskader voor investeringen. Het werkingsgebied van de Structuurvisie is het hele grondgebied van Nijmegen in relatie tot ontwikkelingen in de regio of in (inter)nationaal verband. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de inhoudelijke en politieke ambities van de gemeente. Voor de Structuurvisie is geen nieuw beleid ontwikkeld. Alleen de ruimtelijke gevolgen van vaststaand beleid zijn er in samengebracht. De Structuurvisie wordt in de loop van 2012 geactualiseerd. Daarin wordt onder andere nieuw beleid en het nieuwe Coalitieakkoord, verwerkt. De Structuurvisie gaat gepaard met een wettelijk verplicht uitvoeringsprogramma, dat is gekoppeld aan de Stadsbegroting. In Nijmegen is ervoor gekozen om iedere vier jaar een nieuw uitvoeringsprogramma op te stellen, waarin per coalitie accenten gelegd kunnen worden en om te bepalen of het nodig is om de ruimtelijke ambities bij te stellen.
Relatie met Kansenboek De Structuurvisie is de opvolger van het Kansenboek. In beide documenten staan drie kwaliteitsuitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen centraal: nieuwe ontwikkelingen met respect inpassen, typisch Nijmeegse kenmerken versterken, en huidige woon- en verblijfskwaliteiten ontzien door enerzijds bundeling op locaties waar nu al dynamiek heerst en anderzijds ontwikkeling van extensieve gebieden. Hiernaast zijn er in de Structuurvisie drie nieuwe accenten genoemd die een rol spelen bij alle ruimtelijke ontwikkelingen en ambities: Bruisende Stad, Verleden Verbeeld en Stad in Balans.
Ruimtelijke ambities voor Nijmegen 2030 In de Structuurvisie worden de ambities van Nijmegen uitgewerkt voor de beleidsvelden: wonen, economie, maatschappelijk beleid, bereikbaarheid en parkeren, groen en water, milieu, beeldkwaliteit, cultuurhistorie en archeologie. Dit zijn de ambities waaraan de komende jaren wordt gewerkt: Nijmegen omarmt de Waal. Goede bereikbaarheid met duurzame vervoerswijzen: Multifunctionele Knopen met een eigen identiteit: Meer ruimte voor groen en water. Wonen in sterke en ongedeelde wijken. Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid. Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van de Structuurvisie.
Wonen in sterke en ongedeelde wijken Nijmegen wil een ongedeelde stad zijn die bewoners kan binden, met veel differentiatie in woonmilieus. Dat betekent sterke levensbestendige wijken met voldoende variatie, waar mensen een wooncarrière kunnen maken.
10
Hoofdstuk 3
Sectoraal beleid
3.1
Wonen
3.1.1
Wonen Leeft! Woonvisie Nijmegen 2009-2020
Deze nota, vastgesteld door de Raad op 13 mei 2009, bevat de hoofdlijnen en opgaven van het woonbeleid. Centraal staat dat Nijmegen een ongedeelde stad wil zijn en bewoners wil binden. 3.1.2
Een ongedeelde stad
Nijmegen wil een ongedeelde stad zijn. We willen geen inkomenswijken. Het gaat om het voorkomen van een sociaal-economische tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong. Het gaat ook om het voorkomen van die tweedeling binnen stadsdelen en wijken. Alle stadsdelen moeten toegankelijk zijn voor arm en rijk, jong en oud, autochtoon en allochtoon. Daarom werken we verder aan een gedifferentieerd woningaanbod op stedelijk niveau, wat meer variatie op wijkniveau en homogeniteit op straatniveau. We doen dit met respect voor de identiteit van buurten en wijken. Want elke wijk is anders. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. We richten ons op binnenwijkse wooncarrières en meer treden op de woonladder. Daarvoor is het ook nodig dat het aanbod, de spreiding en de kwaliteit van voorzieningen in orde is. Een ongedeelde stad vraagt om meer dan alleen een gedifferentieerde woningvoorraad. 3.1.3
Bewoners binden
Bewoners binden is het tweede centrale uitgangspunt. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als we rekening houden met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Dat kan met een adequaat nieuwbouwbeleid en is ook richtinggevend voor de kwaliteitsimpuls in wijken. Waar het ons in het woonbeleid om gaat is het realiseren van een woningaanbod op wijkniveau waarbij mensen die dat willen een stap in hun wooncarrière kunnen maken, en niet noodgedwongen de wijk hoeven te verlaten. De stap naar een goedkope koopwoning, een betere maar ook duurdere huurwoning of een woning waarin ouderen tot in lengte van jaren kunnen wonen. Dat helpt mensen vooruit en vergroot hun binding aan de wijk.
3.2
Verkeer
3.2.1
Gemotoriseerd verkeer
Ontsluiting van het perceel voor gemotoriseerd verkeer zal plaatsvinden via de Griftdijk Noord.
11
3.2.2
Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer zijn de toekomstige bewoners aangewezen op de haltevoorzieningen aan de Griftdijk Noord. Deze bevinden zich ter hoogte van de Dijkstraat. 3.2.3
Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie en de hierin aangegeven parkeerkencijfers van het CROW publicatie 182. Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Rest bebouwde kom". Voor de bouw van een vrijstaande woning geldt de volgende normering: 1,85 parkeerplaats per woning. Op het perceel kunnen minimaal twee auto's geparkeerd worden, zodat aan de parkeervorm wordt voldaan. 3.2.4
Verkeersveiligheid
Aan de hand van de wegencategorisering kaart is bepaald welke snelheidsregime er geldt. Op de Gebiedsontsluitingsweg en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen de bebouwde kom geldt 30 km/h. Op de Griftdijk Noord geldt een maximum snelheid van 50 km/h.
3.3
Groen
3.3.1
Ecologische Hoofdstructuur(EHS)
Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bevoegd gezag voor de beoordeling van het beoogde project en eventuele compensatieverplichtingen is de provincie Gelderland. 3.3.2
Gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998
De gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit zijn de Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het plangebied ligt op enige honderden meters van het Vogelrichtlijngebied “Waal”. Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan brengen, moeten worden onderzocht. Toestemming wordt alleen verleend als op basis van de beste wetenschappelijke kennis zekerheid kan worden verschaft dat het project de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Bij twijfel wordt geen toestemming verleend. Als een project niet in een Natura 2000-gebied plaatsvindt, kan het mogelijk toch schade aanbrengen aan een Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de zogenaamde “externe werking” genoemd. Ook kan het project mogelijk schadelijke gevolgen hebben in combinatie met andere projecten. Dit wordt
12
“cumulatieve effecten” genoemd.
Uitsnede EHS met in rood het plangebied
3.3.3
Flora en Fauna
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).
3.3.3.1 Zorgplicht en Verbodsbepalingen In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt. Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de internationale en nationale Flora en Fauna wetgeving. Dit kan aan de hand van een flora en fauna onderzoek. Dit is gebeurd aan de hand van een quickscan flora en fauna (Quickscan flora en fauna, Perceel 198 aan de Griftdijk Noord te Lent). Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er geen beschermde en/of bijzondere flora en fauna in het onderzoeksgebied aanwezig zijn. Een ontheffing van de Flora en Faunawet is dan ook niet nodig.
13
Wel moet gelet worden dat werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor begin maart en na eind juli of het onderzoeksgebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Het is dan ook raadzaam om alle aanbevelingen en mitigerende maatregelen uit de quickscan na te streven om overtreden op de flora en fauna wetgeving te voorkomen.
3.3.4
Groene Hoofdstructuur
Op het perceel is geen groen uit de Groene hoofdstructuur aanwezig.
3.3.5
Waardevolle bomen
Op het perceel zijn geen waardevolle bomen aanwezig.
3.4
Milieuaspecten
3.4.1
Bodem
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende rapport: Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv, Verkennend bodem en asbestonderzoek Griftdijk Noord te Lent, MT.21289, 7 oktober 2011. Uit het bodemonderzoek blijkt: De grond is niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Visueel is op het maaiveld en in de gegraven gaten geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Op basis van het onderzoek blijkt geen sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als wonen met tuin. Bij het realiseren van de bestemming "Wonen" verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
14
3.4.2
Lucht
Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2, Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Daarnaast is de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van belang, die aanwijzingen geeft welke concrete grens geldt voor woningbouw, kantoren, inrichtingen etc. voor wat betreft de grens tussen “niet in betekenende mate” en “in betekenende mate” bijdragen. Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit van kracht geworden wordt gerekend met de 3% grens. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet afzonderlijk getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5. Dit ligt vast in artikel 4, lid 1 van het Besluit. In de Regeling is nader uitgewerkt dat de bijdrage van een plan met bijvoorbeeld minder dan 1500 woningen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit minder dan 3% bijdraagt.
3.4.2.1 Bouwplan Het plan betreft de nieuwbouw van één vrijstaande woning op het perceel gelegen naast Griftdijk Noord 22 te Lent. Daarmee past het plan binnen bovengenoemde grenzen van "niet in betekenende mate".
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) Op 15 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in het Staatsblad gepubliceerd en op 16 januari 2009 in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. De AMvB is de uitwerking van een amendement van Groen Links. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Een woning als thans aan de orde wordt dus niet als gevoelige bestemming gezien.
3.4.2.2 Conclusie Volgens artikel 4, lid 2 van de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) hoeft dit plan niet getoetst te worden aan de eisen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Het plan voldoet aan het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
3.4.3
Externe veiligheid
Inrichtingen Er zijn in de nabijheid van het plangebied geen inrichtingen aanwezig waarvan de invloedssfeer tot in het plangebied reikt.
15
Vervoer gevaarlijk stoffen In de nabijheid van het plangebied liggen geen routes gevaarlijke stoffen, eveneens zijn er geen hogedrukaardgasleidingen in de naaste omgeving aanwezig.
Conclusie Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het gewijzigde gebruik van de locatie. 3.4.4
Klimaat
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 van de gemeente Nijmegen vastgelegd. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. 3.4.5
Algemeen/Bedrijvigheid
Bedrijvigheid In de naaste omgeving van de beoogde locatie zijn de volgende inrichtingen gevestigd: Caravan import “De Griftdijk”, Griftdijk Noord 27; Citadel College, Dijkstraat 7. De twee inrichtingen, Caravan import “De Griftdijk” en het Citadel College, hebben een hindercirkel van 30 meter en raken hiermee niet aan de nieuwe woningbouwlocatie. De woningbouwlocatie ligt namelijk op circa 42 meter afstand van het meest nabijgelegen Citadel College.
Indirecte hinder De vestiging van een woning op de beoogde locatie heeft weinig tot geen verkeersaantrekkende werking op de Griftdijk Noord. Wel zal parkeren op eigen terrein plaats moeten vinden.
Conclusie Vanuit Milieu Algemeen/Bedrijvigheid is de beoogde ontwikkeling als acceptabel aan te merken.
3.4.6
Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig. De woning ligt binnen de zone van de Griftdijk Noord. Voor deze weg is akoestisch onderzoek verricht. De voorkeurswaarde uit de Wgh voor wegverkeer bedraagt 48 dB. Deze waarde mag bij voorkeur niet worden overschreden. Als de voorkeurswaarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hoge waarde worden vastgesteld. In de Wgh en de “Beleidsregels Hogere
16
Waarden Wet geluidhinder” staan deze voorwaarden omschreven. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat bij de woning de voorkeurswaarde vanwege wegverkeer op de Griftdijk Noord wordt overschreden. De hoogst berekende geluidsbelasting bedraagt 52 dB. De geplande ontwikkeling kan alleen worden gerealiseerd als voor de woning een hogere waarde is vastgesteld. Een hogere waarde procedure is dus noodzakelijk. De hoogste waarde bedraagt 52 dB. Het plan voldoet aan het ontheffingscriterium “opvullen open plaats tussen aanwezige bebouwing”. De woning heeft een geluidsluwe zijde. Verder zijn er geen indelingseisen van toepassing. Bij de woning moet worden voldaan aan de geluidweringseisen, zodanig dat voor de toegestane binnenwaarden minimaal wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit.
3.5
Architectuur en Monumenten
Het perceel is niet gelegen binnen een van Rijkswege beschermd stadsgezicht en ook niet binnen een gemeentelijk beschermd stadsbeeld. Op het perceel en in de directe omgeving komen geen beschermde monumenten voor. In het MER-rapport van de Waalsprong is de Griftdijk aangemerkt als een waardevolle historische structuur. Het realiseren van een woning op dit perceel betekent een aanvulling op de bestaande lintbebouwing en laat zich goed verenigen met deze waardevolle structuur.
3.6
Archeologie
3.6.1
Inleiding
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007). Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monmumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones zijn aangegeven.
17
3.6.2
Plangebied
Het plangebied ligt in een gebied met nader te onderzoeken archeologisch belang (waarde 1). Voor deze archeologische waarde wordt in het bestemmingsplan niets geregeld, maar mogelijk zullen aan deze waarde in de nabije toekomst via een erfgoedverordening archeologische maatregelen kunnen worden gekoppeld. 3.6.3
Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze melding dient te gebeuren bij de minister van OCW, in casu de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
3.7
Waterhuishouding
3.7.1
De Watertoets
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet. Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd: Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000) Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003) Landelijke Handreiking Watertoets 2 (RIZA, december 2006) Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 5 maart 2010) De keur voor waterkeringen en wateren (Waterschap Rivierenland)
18
3.7.2
Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Lent. Voor dit gebied is het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming. 3.7.3
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig en wel een B-watergang aan de voorzijde van het perceel. Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor het oppervlaktewater in het plangebied. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen waterkwantiteit en waterkwaliteit.
Waterkwantiteit Binnen het plangebied ligt een B-watergang of een beschermingszone van een B-watergang. Alle werkzaamheden in de watergang zijn vergunningsplichtig omdat deze invloed hebben op de water aan- en afvoer, de waterberging of het onderhoud.
Waterkwaliteit In het plan is het uitgangspunt dat hemelwater van het verhard oppervlak voor 100% gescheiden wordt afgevoerd. Het waterschap gaat bij nieuwbouw van woningen uit van een (duurzaam) gescheiden rioleringsstelsel. Hemelwater van terreinverhardingen stroomt bij voorkeur niet direct af op het oppervlaktewater, maar wordt eerst voorgezuiverd door een berm wadi of bodempassage. Er zijn geen overstorten uit het gemengde rioolstelsel in of nabij het plangebied die een risico kunnen opleveren voor het plangebied. 3.7.4
Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door: een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden; maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur); een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos) Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
19
3.7.5
Riolering / hemelwater
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Griftdijk Noord. De riolering is uitgevoerd met een drukleiding voor vuilwater. Gezien de omvang en het type stelsel is lozing van hemelwater op het gemengde stelsel niet toegestaan. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden en/ of gefilterd aangeleverd worden op de watergang aan de voorzijde in overleg met het waterschap.
20
Hoofdstuk 4
Plansystematiek en bestemmingen
4.1
Plansystematiek
4.1.1
Regels
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de bestemmingsplanregels komen de enkelvoudige bestemmingen voor Groen, Tuin en Wonen voor. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar slechts één hoofdfunctie is toegestaan. Daarnaast komt er een dubbelbestemming Waterstaat-Waterlopen voor. 4.1.2
Uitgangspunten per functie
Groen De in het plangebied voorkomende grotere openbare groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, in- en uitritten en fiets en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water en geluidwerende voorzieningen mogelijk. Binnen deze specifieke bestemming zijn parkeervoorzieningen niet mogelijk.
Wonen en Tuin Het woonperceel heeft de bestemmingen Wonen en Tuin gekregen. Binnen de bestemming Wonen is een aanduiding 'bouwvlak' opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw (woning) mag worden opgericht. Binnen de aanduiding 'bouwvlak' mogen ook aan- en uitbouwen worden gerealiseerd. Op het erf zijn bouwmogelijkheden voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogte 50% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m². Aan- en uitbouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' tellen daarbij niet mee. De bestemming Tuin ligt aan de voorzijde van de woning. Binnen de bestemming Tuin zijn slechts beperkte bebouwingsmogelijkheden opgenomen. Indien de aangrenzende gronden binnen het bouwperceel bestemd zijn voor Wonen, mag maximaal 50% van de tot Tuin bestemde gronden voor parkeren gebruikt worden. Op grond van de algemene regel "Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten" zijn in woningen alsmede in aan- en uitbouwen onder voorwaarden andere functies toegestaan in de vorm van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan in (vrijstaande) bijgebouwen. Het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit in een (vrijstaand) bijgebouw in de tuin gaat de reikwijdte van de woonfunctie te buiten. De beroeps- of bedrijfsactiviteit is dan immers niet meer direct gerelateerd aan de woning. Een dergelijke functieverandering kan ingevolge vaste jurisprudentie uitsluitend worden bewerkstelligd middels een wijziging of herziening van het bestemmingsplan (uitspraak ABRS 06/04/2005, 200404674/1). In de regels is onder de begrippen gedefinieerd wat onder aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten moet worden verstaan.
Waterstaat- Waterlopen De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het waterhuishoudkundige voorzieningen, de waterafvoer en waterberging met 21
bijbehorende kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken. Voordat voor een samenvallende bestemming (in dit geval 'Groen') een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de waterhuishoudkundige voorzieningen en waterstaatkundige werken wordt toegebracht. Om deze afweging mogeljik te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning. Ter bescherming van de waterhuishoudkundige voorzieningen en waterstaatkundige werken is tevens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
22
Hoofdstuk 5
Uitvoerbaarheid
De voorgestelde herziening maakt het mogelijk een vrijstaande woning mogelijk te maken op de het onbebouwde stuk grond naast Griftdijk Noord nummer 22. Ten behoeve van deze ontwikkeling heeft het College van Burgemeester en Wethouders op 29 juli 2011 een anterieure overeenkomst gesloten met de exploitant. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de gemeentelijke plankosten. De gemeentelijke plankosten zijn voor rekening van de exploitant. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar is. Door de aanwezigheid van deze overeenkomst is er geen noodzaak een exploitatieplan te maken. Er is geen tijdvak of fasering vastgesteld conform artikel 6.12, lid 2 Wro. Tevens zijn er geen eisen, regels of uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13 Wro noodzakelijk. Hiermee is deze bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar.
23
Hoofdstuk 6
Vooroverleg
Provincie Gelderland Bij brief van 5 juni 2008 geeft Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland aan dat ze enkel die bestemmingsplannen die van provinciaal belang zijn voor vooroverleg wil ontvangen. In de Wro agenda van de provincie Gelderland staat onder paragraaf 4.1.3 beschreven dat de provincie zich wil inzetten voor een goede sociaal culturele infrastructuur. Hieraan wordt echter geen instrumentarium verbonden waaruit afgeleid kan worden dat de provincie dit aspect van lokaal en niet van provinciaal belang acht. De provincie Gelderland is derhalve niet voor vooroverleg benaderd.
VROM-inspectie In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk. Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparaaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf: Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten Grote rivieren Kustfundament IJsselmeergebieden IJsselmeergebied Regionale watersystemen Ecologische hoofdstructuur Nationale Landschappen Rijksbufferzones Recreatie Derde Nota Waddenzee Tweede Structuurschema Militaire Terreinen Project Mainport Rotterdam Onderhavig project doorkruist geen van bovengenoemde nationale belangen en is geen vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro met de VROM inspectie noodzakelijk.
Waterschap Rivierland Bij brief van 28 november 2011 heeft het Waterschap Rivierenland aangegeven dat zij geen opmerkingen heeft over het onderhavige bestemmingsplan.
24
Regels
25
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 31 (Griftdijk naast 22) van de gemeente Nijmegen. 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP140W31-ON01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen). 1.3
aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is. 1.4
aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.5
aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. 1.6
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.7
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.8
achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
26
1.9
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.10
bed and breakfast
een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning en ondergeschikt is aan de woonfunctie. 1.11
bestaand
a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning; b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.12
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.13
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.14
bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. 1.15
bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte. 1.16
bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.17
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.18
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
27
1.19
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.20
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel. 1.21
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.22
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.23
erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak. 1.24
escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige). 1.25
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.26
geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten: geluidsgevoelige gebouwen a. b. 1. 2. 3. 4.
woningen; andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen; ziekenhuizen; verpleeghuizen; de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen': verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; medische centra; poliklinieken; medische kleuterdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen
28
I.
II.
terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg; woonwagenstandplaatsen.
1.27
gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd. 1.28
hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw. 1.29
hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak. 1.30
hoofdgebouw(en)
gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken. 1.31
omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.32
ondergronds bouwwerk
a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk. 1.33
ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.34
ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand BP140W31_GBKN20110719.dxf 1.35
ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
29
1.36
overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw. 1.37
perceelsgrens
de grens van een bouwperceel. 1.38
permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon. 1.39
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. 1.40
straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke. 1.41
uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte. 1.42
voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan. 1.43
wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren. 1.44
werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
30
1.45
wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip. 1.46
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
31
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens. 2.2
de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn. 2.3
de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd. 2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes. 2.5
de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.6
de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap. 2.7
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes. Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
32
2.8
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
33
2.9
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.10
het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. 2.11
het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald: a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw; d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn; e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 2.12
het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken. 2.13
het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
34
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; c. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden; d. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 8.2. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 8.2; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 3.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers en geluidwerende voorzieningen niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. 3.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren.
35
Artikel 4 4.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen en groenvoorzieningen; b. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en); c. verhardingen en parkeervoorzieningen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en); d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. aan- en uitbouwen; b. bijgebouwen; c. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 4.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 4.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. aangrenzend aan het hoofdgebouw mogen worden gebouwd: 1. aan- en uitbouwen met een maximale diepte van 1,5 meter gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw. De goothoogte mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen. Voor zover de aan- of uitbouw vóór de voorgevellijn wordt gerealiseerd, geldt een maximale breedte van 60% van de betreffende gevelbreedte (voorgevel) van het hoofdgebouw. De aan- of uitbouw moet geheel binnen de betreffende gevelbreedte (voor- of zijgevel) van het hoofdgebouw worden opgericht. Als uitzondering hierop geldt dat een hoekovergang is toegestaan; 2. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, met een maximale diepte van 1,5 meter gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen. Zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn niet toegestaan. 4.3
Specifieke gebruiksregels
Het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen.
36
Artikel 5 5.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 5.2
Bouwregels
5.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 5.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 5.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel mag binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen aan- en uitbouwen worden gebouwd tot maximaal 3 meter achter de achtergevellijn. 2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van begane grondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 3. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 4. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; 5. de totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 50 m². Openlucht zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn toegestaan. De totaal bebouwde oppervlakte mag in dat geval ten hoogste 75% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 75 m2; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de woning mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag 37
niet meer dan 4 meter bedragen; e. voor zover van toepassing dient voldaan te worden aan de vastgestelde hogere waarde Wet geluidhinder en de daarin opgenomen voorwaarden. 5.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 om uitvoering te kunnen geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning, met dien verstande dat: a. het totaal bebouwd oppervlakte ten hoogste 60% van de oppervlakte van het erf mag bedragen, met een maximum van 75 m²; b. deze afwijkingsmogelijkheid enkel geldt ten aanzien van bouw en/of uitbreiding van aanen uitbouwen. 5.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. bewoning van bijgebouwen; b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.
38
Artikel 6 6.1
Waterstaat - Waterlopen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken. 6.2
Bouwregels
6.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd.
6.2.2
Specifieke bouwregels
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht-)masten hoger mogen zijn. b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. 6.3
Afwijken van de bouwregels
6.3.1
Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.
6.3.2
Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van de watergang hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
6.3.3
Adviesprocedure voor afwijkingen
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of door voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de watergang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. 6.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden; b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines. Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn 39
met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 6.5.1 is verleend. 6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.5.1
Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op of in de in lid 6.5.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. b. c. d.
het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen; het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen; boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen; het wijzigen van het waterpeil.
6.5.2
Uitzonderingen
Het in lid 6.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 6.5.3
Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.5.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover het belang van de watergang hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
6.5.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder(s) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de watergang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
40
Hoofdstuk 3 Artikel 7
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
41
Artikel 8 8.1
Algemene bouwregels
Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven. 8.2
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat: a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³; b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²; c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen; d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen; e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn; f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven. 8.3
Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat: a. bouwen onder peil is toegestaan ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen; b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies; c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximale diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; e. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 8.2 is toegestaan.
42
Artikel 9
Algemene gebruiksregels
9.1
Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten
9.1.1
Bouwregels
Ten behoeve van het onder lid 2 toegestane gebruik, mag in afwijking van de betreffende bestemming voor dit gebruik worden gebouwd, met dien verstande dat de daarvoor geldende bouwregels onverminderd van kracht blijven.
9.1.2
Specifieke gebruiksregels
In gebouwen die ingevolgde deze regels gebruikt mogen worden als woning (inclusief bijbehorende aan- en uitbouwen) is de uitoefening van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan, onder de volgende voorwaarden: a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, mag tot ten hoogste 50 m² worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. de activiteiten dienen qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving; d. er mag geen horeca of detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in relatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken. In bijgebouwen is de uitoefening van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten niet toegestaan. 9.2
Seksinrichting of esortbedrijf
9.2.1
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van: a. een seksinrichting of een escortbedrijf voorzover binnen de geldende bestemming geen aanduiding 'seksinrichting' is opgenomen; b. raam- en straatprostitutie.
43
Artikel 10 10.1
Overige regels
Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c. de ruimte tussen bouwwerken. 10.2
Parkeerregels
10.2.1 Algemene parkeerregels Het is verboden te bouwen dan wel het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren, stallen, laden en lossen. 10.2.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen a. indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in bijlage 1 van deze regels. b. de onder sub a bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 1. indien de afmetingen van bedoelde langsparkeerruimten ten minste 1,80 meter bij 6,00 meter en bij haaksparkeren ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedragen; 2. parkeerruimten waarbij de begrenzing aan één of aan beide zijde(n) vaste obstakels (zoals muren) zijn, dient de afmeting minimaal 3,00 meter bij 5,00 meter te bedragen; 3. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedragen; c. indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het laden of lossen van goederen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. 10.2.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen a. indien het wijzigen van het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in bijlage 1 van deze regels. b. de onder sub a bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 1. indien de afmetingen van bedoelde langsparkeerruimten ten minste 1,80 meter bij 6,00 meter en bij haaksparkeren ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedragen; 2. parkeerruimten waarbij de begrenzing aan één of aan beide zijde(n) vaste obstakels (zoals muren) zijn, dient de afmeting minimaal 3,00 meter bij 5,00 meter te bedragen; 3. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte 44
voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedragen; c. indien het wijzigen van het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de behoefte aan laad- en losruimte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. 10.2.4 Afwijken van de parkeerregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1, 10.2.2 en 10.2.3. Het bevoegd gezag neemt hierbij onder andere in overweging of: a. het bouwplan feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs zodanig kan worden aangepast dat alsnog wordt voldaan aan de parkeerregels; b. het belang dat met het voldoen aan de parkeerregels is gediend niet onevenredig wordt aangetast; c. er op andere wijze in de benodigde parkeer-, stallings-, laad- of losruimte wordt voorzien. 10.2.5 Specifieke gebruiksregels Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik. 10.3
Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
45
Hoofdstuk 4 Artikel 11 11.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 11.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11.1.1 met maximaal 10%.
11.1.3 Uitzonderingen Artikel 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 11.2
Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2.2 Strijdig gebruik a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 11.2.3 Uitzonderingen Artikel 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
46
Artikel 12
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 31 (Griftdijk naast 22).
47
48
Bijlagen bij de regels
49
Bijlage 1 Parkeernormen Bepalen van de gemeentelijke parkeernorm Voor het bepalen van de parkeernorm wordt gebruik gemaakt van de parkeernormen van het CROW (publicatie 182 "Parkeerkencijfers-Basis voor parkeernormering, 3e gewijzigde druk, september 2008). De parkeernormen zijn opgenomen in onderstaande tabel. Daarbij wordt in de gemeente Nijmegen uitgegaan van de volgende uitgangspunten: conform de werkwijze van het CROW wordt ten eerste gekeken naar de stedelijkheidsgraad van de gemeente. Op basis van de CBS-cijfers van de omgevingsadressendichtheid valt Nijmegen in de klasse "stedelijk gebied"; ten tweede wordt de stad onderverdeeld in verschillende stedelijke zones. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar: centrumgebieden (1), schil/overloopgebieden (2) en rest bebouwde kom (3). Onder de centrumgebieden vallen de binnenstad, Brabantse Poort, Heyendaal, Winkelsteeg en centrum Waalspronggebied. In de regel heeft iedere centrumzone een schil/overloopgebied. Onder rest bebouwde kom vallen alle overige gebieden, niet zijnde centrum- en schil/overloopgebieden. Wat betreft Winkelsteeg en Citadel Waalsprong dienen de grenzen nog vastgelegd te worden (zie kaart stedelijke zones); in de parkeerkencijfers wordt een onderscheid gemaakt in vaste parkeerbehoefte (privé) en publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar). De vormgeving en toegang van parkeerplaatsen moet hierop aansluiten; voor studio's (zelfstandige wooneenheden <50 m2) en seniorenwoningen gelden dezelfde normen als voor goedkope woningen; in afwijking van de CROW normen geldt voor studentenhuisvesting de norm van 0,2 parkeerplaats per eenheid. Deze norm is alleen geldig voor ontwikkelaars die voldoen aan de Campuswet en statutair hebben vastgelegd alleen voor studenten te bouwen. Voor bouwplannen voor studentenhuisvesting die gerealiseerd worden door ontwikkelaars die niet aan de vorengenoemde voorwaarden voldoen, geldt een norm van 0,4 parkeerplaats per eenheid; voor centrumgebieden (1) geldt ten aanzien van wonen boven winkels dat als er geen verandering in het feitelijk aantal m2 bruto woonvloeroppervlak (m2) optreedt, de parkeernorm gesteld is op nul. Er hoeft dan niet te worden voldaan aan de parkeernormen. Als er wel een uitbreiding van het aantal m2 bvo's plaatsvindt, dan gelden de parkeernormen wel; in het centrumgebied van de binnenstad wordt voor nieuwe functies alleen de vaste parkeerbehoefte (privé) berekend. De publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar) wordt in dit deel van de stad opgelost in de openbaar toegankelijke parkeergarages; per functie wordt een minimum en een maximum parkeerbehoefte aangegeven. Dit is de bandbreedte. Voor het bepalen van de gemeentelijke parkeernorm bij een bouwplan wordt standaard uitgegaan van de gemiddelde parkeerbehoefte. De bandbreedte wordt gebruikt bij de beoordeling van aanvragen die afwijken van de gemiddelde parkeerbehoefte. In specifieke gevallen kan er met een omgevingsvergunning beargumenteerd worden afgeweken van het gemiddelde; bij bouwplannen met meerdere verschillende functies wordt voor het bepalen van de gemeentelijke parkeereis een parkeerbalans opgesteld conform de voorgeschreven methode van het CROW. kaart: stedelijke zones
50
51
52
tabel: parkeernormen
Stedelijke zone Woning duur Woning midden Woning goedkoop/ studio's/seniorenwoningen Serviceflat/aanleunwoning Kamer verhuur Binnensteden/hoofdwinkelgebieden Stadsdeelcentra Wijk-, buurt- en dorpscentra, supermarkt Bouwmarkt/tuincentrum/kringloopwinkel (Week)markt (Commerciële) dienstverlening (kantoren met baliefunctie) Kantoren (kantoren zonder baliefunctie) Arbeidsextensieve/ bezoekersextensieve bedrijven Arbeidsintensieve/ bezoekersextensieve bedrijven Showroom Grootschalige detailhandel Bedrijfsverzamelgebouw Café/bar/discotheek/cafetaria Restaurant Museum/bibliotheek Bioscoop/theater/schouwburg Jachthaven Sporthal (binnen)
Centrum Min Max 1,3 1,5 1,2 1,4 1,1 1,2
Schil Min Max 1,5 1,7 1,4 1,6 1,2 1,4
Rest Min 1,7 1,6 1,3
Max 2,0 1,8 1,6
eenheid1 woning woning woning
bezoek2 0,3 pw 0,3 pw 0,3 pw
0,3 0,2 2,5
0,6 0,6 3,5
0,3 0,2 -
0,6 0,6 -
0,3 0,2 -
0,6 0,6 -
woning kamer 100 m2 bvo
0,3 pw 0,2 pw 85%
2,5
4,0
2,8 2,5
3,8 4,0
3,0 2,5
4,0 4,0
100 m2 bvo 100 m2 bvo
85% 85%
-
-
2,2
2,7
2,2
2,7
100 m2 bvo
0,15 0,24 0,15 0,24 0,15 0,24 m kraam 1,5 2,0 2,0 2,5 2,5 3,0 100 m2 bvo
85% 20%
0,8
1,5
1,0
1,7
1,2
1,9
100 m2 bvo
5%
0,4
0,5
0,5
0,6
0,7
0,8
100 m2 bvo
5%
1,0
1,5
1,5
2,0
2,0
2,5
100 m2 bvo
5%
0,6 0,8 4,0 8,0 0,3 0,1 0,5 1,5
0,8 1,7 6,0 10,0 0,5 0,2 0,7 2,0
0,8 4,5 0,8 4,0 8,0 0,5 0,1 0,5 1,7
1,0 6,5 1,7 6,0 10,0 0,7 0,2 0,7 2,2
1,2 5,5 0,8 5,0 12,0 0,9 0,2 0,5 2,0
1,4 7,5 1,7 7,0 14,0 1,0 0,3 0,7 2,5
100 m2 bvo 100 m2 bvo 100 m2 bvo 100 m2 bvo 100 m2 bvo 100 m2 bvo zitplaats ligplaats 100 m2 bvo
35% 85% 10% 90% 80% 95%
53
95%
Sportveld (buiten) Dansstudio/sportschool Squashbanen Tennisbanen Golfbaan Bowlingbaan/biljartzaal Stadion Evenementenhal/beurs-/ congresgebouw Zwembad
13,0 27,0 13,0 27,0 13,0 27,0 ha. netto terrein 2,0 3,0 2,0 3,0 3,0 4,0 100 m2 bvo 1,0 2,0 1,0 2,0 1,0 2,0 baan 2,0 3,0 2,0 3,0 2,0 3,0 baan 6,0 8,0 hole 1,5 2,5 1,5 2,5 1,5 2,5 baan/tafel 0,04 0,2 0,04 0,2 0,04 0,2 zitplaats 3,0 5,0 4,0 7,0 5,0 10,0 100 m2 bvo 7,0
9,0
8,0
10,0 9,0
Themapark/pretpark
4,0
12,0 4,0
12,0 4,0
Overdekte speeltuin/hal Manege Cultureel centrum/wijkgebouw Ziekenhuis Verpleeg/verzorgingstehuis Arts/maatschap/kruisgebouw/ therapeut Apotheek Beroepsonderwijsdag (MBO, ROC, WO, HBO) Beroepsonderwijsdag (MBO ROC, WO, HBO) voorbereidend beroepsonderwijsdag (VWO, HAVO, Vbo) Avondonderwijs Basisonderwijs Creche/peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf Hotel Volkstuin Religiegebouw Begraafplaats/crematorium
3,0 1,0 1,5 0,5 1,5
12,0 3,0 1,7 0,7 2,0
12,0 3,0 1,7 0,7 2,0
3,0 1,0 1,5 0,5 1,5
3,0 0,3 1,0 1,5 0,5 1,5
11,0 100 m2 opp. basin 12,0 ha. netto terrein 12,0 100 m2 bvo 0,5 box 3,0 100 m2 bvo 1,7 bed 0,7 wooneenheid 2,0 behandelkamer
95% 95% 90% 90% 95% 95% 99% 99% 90% 99% 90% 90% 90% 60% 65%
1,7 2,7 1,7 2,7 1,7 2,7 100 m2 bvo 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 collegezaal 5,0
7,0
5,0
7,0
5,0
7,0
leslokaal
0,5
1,0
0,5
1,0
0,5
1,0
leslokaal
0,5 0,5 0,6
1,0 1,0 0,8
0,5 0,5 0,6
1,0 1,0 0,8
0,5 0,5 0,6
1,0 1,0 0,8
student leslokaal arbeidsplaats
0,5 0,1 15,0
1,5 0,2 30,0
0,5 0,1 15,0
1,5 0,2 30,0
0,5 0,3 0,1 15,0
1,5 0,3 0,2 30,0
kamer perceel zitplaats gelijktijdige begrafenis/ crematie
1
In de tabel is het aantal parkeerplaatsen per eenheid aangegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in het aantal parkeerplaatsen per woning, kamer, 100 m2 bruto vloeroppervlak, meter kraam, zitplaats, ligplaats, ha. netto terrein, baan, hole, baan/tafel, 100 m2 opp. bassin, box, bed, wooneenheid, behandelkamer, collegezaal, leslokaal, student, arbeidsplaats, perceel of gelijktijdige begrafenis/crematie. 2
Het “aandeel bezoekers” staat voor het percentage of het aantal bezoekers waarmee in het kencijfer rekening is gehouden. Het weergegeven kencijfer is dus inclusief bezoekersparkeren.
54
Legenda
Plangebied
Bestemmingen
G
Groen
T
Tuin
W
Wonen
Dubbelbestemmingen
Waterstaat - Waterlopen
WS-WL 24 25
Aanduidingen
bouwvlak W k ij td if Gr
5
5
10
10
maximale goot- en bouwhoogte (m)
d or No
T
23
Algemeen
G Ondergrond bestaande bebouwing BP140W31_GBKN20110719.dxf
53
22
WS-WL
21 21a
20
0
19
10
20
30
40
50
Gemeente
at ra st jk i D
Nijmegen ter visielegging m.i.v.
dd:
vaststelling door Raad
dd:
Raad van State
dd:
nr:
ontwerp bestemmingsplan datum:
20-10-2011
Buitengebied Dorp Lent - 31
gewijzigd:
nr:
schaal:
1:1000_A3
get. / gez.:
MS
nummer:
422441
cadnr.:
(Griftdijk naast 22)
NL.IMRO.0268.BP140W31-ON01
GEMEENTE
Ijmegen
Directie Grondgebied Milieu Geluid & Lucht
Korte Nieuwstraat 6 6 5 1 1 PP Nijmegen
Ontwerpbesluit Hogere Waarde(n) Wet Geluidhinder Buitengebied Dorp Lent-31 (Griftdijk naast 22)
Datum
Telefoon
14024
Telefax
0 2 4 3 2 2 98 88
E mail
gemeente@nijmegen ni
Postadres Postbus 9 1 0 5 6 5 0 0 HG
Nijmegen
Ons kenmerk
Contactpersoon
G650/HW2011243
Edwin van der Staaij (bureau Geluid en Lucht)
1. INLEIDING In de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) worden grenzen gesteld aan de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen Het gaat daarbij om de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door wegverkeer, railverkeer en industrieterreinen Voor deze geluidsbronnen gelden verschillende voorkeurswaarden die alleen onder voorwaarden mogen worden overschreden Geluidsbelastlngen boven de voorkeurswaarden moeten met een besluit Hogere Waarden worden vastgelegd Gemeente Nijmegen heeft in de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder vastgelegd onder weike voorwaarden zij geluidsbelastlngen boven de voorkeurswaarden toestaat Deze hogere waarden kunnen nooit hoger zijn dan het in de Wgh en het Bgh vastgelegde maximum •
Korte omschrijving van het plan Tussen de Griftdijk Noord 22 en Griftdijk Noord 24 ligt een onbebouwd perceel Op dit perceel IS ruimte voor een woning
•
Dlt ontwerpbesluit hogere waarde(n) behoort bij Bouw geluidsgevoelige bestemming op basis van het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent-31 (Griftdijk naast 22)
•
Dlt ontwerpbesluit hogere waarde(n) heeft betrekking op Realisatie van geluidsgevoelige bestemming
•
Voor dlt plan wordt een ontwerpbesluit hogere waarde(n) genomen voor (daarbij ook aantallen noemen) In totaal 1 woning ten gevolge van wegverkeer op de Griftdijk Noord
• -
Gegevens akoestisch onderzoek (zie bijlage 2) rapporttitel Buitengebied Dorp Lent-31 (Griftdijk naast 22) datum 12 oktober 2011 referentie PRS 2011243 adviesbureau gemeente Nijmegen, afdeling milieu, bureau Geluid & Lucht
Bezoek ook onze website w w w nijmegen nl
Ontwerpbeslu t hogere waarde Bu tengeb ed Dorp Lent 31 (Gr ftd jk naast 22)
Gemeente Nijmegen Directie Grondgebied Milieu Geluid & Lucht
Vervolgvel
1
2. OVERWEGINGEN De Wet geluidhinder: Dit ontwerpbesluit hogere waarde(n) wordt genomen op basis van artikel 110a, lid 1 van de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder en de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder. In artikel 82 lid 1 van de Wgh is aangegeven dat de voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai 48 dB bedraagt. In artikel 83 lid 2 van de Wgh is aangegeven dat in deze situatie de maximum toegestane geluidsbelasting 63 dB bedraagt. Beleidsregels Hogere Waarden: De Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder zijn van toepassing want de woning vult een open plaats op tussen aanwezige bebouwing.
Geluidsbelastingen: Uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting bedraagt 52 dB ten gevolge van wegverkeer op de Griftdijk Noord (inclusief de aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder).
Aanwezigheid geluidsluwe zijde: Uit akoestisch onderzoek blijkt dat de woning minimaal één geluidsluwe zijde heeft. Ligging buitenruimten (tuinen en balkons): Uit akoestisch onderzoek blijkt dat de woning een buitenruimte aan de geluidsluwe zijde heeft. Indelingseisen: De indelingseisen zijn niet van toepassing. De indelingseisen zijn van toepassing als de geluidsbelasting meer dan 53 dB bedraagt en dat is hier niet aan de orde. Maatregelen die niet kunnen worden getroffen (inclusief toelichting): - stedenbouwkundig Een geluidscherm langs de Griftdijk Noord is een ongewenst element omdat deze een scheiding tussen de weg en de woningen teweeg brengt en dus de samenhang van de omgeving verbreekt. Daarnaast is de Griftdijk Noord een dijk en dat element moet behouden blijven. Met een geluidscherm wordt het beeld van een dijk verbroken. De woning verder van de weg situeren is geen optie omdat vanwege de structuur zoveel mogelijk de rooilijn van de bestaande woningen moet worden gevolgd. -
verkeerskundig Een geluidscherm langs de Griftdijk Noord zal leiden tot gevaarlijke verkeerssituaties. Ter plaatse van de in-/uitrit van de woning met de Griftdijk Noord zal sprake zijn een beperkt zicht op de verkeersstroom en dat komt de verkeersveiligheid niet ten goede. De Griftdijk Noord is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg (GOW). Op de meeste gebiedsontsluitingswegen in de gemeente Nijmegen bedraagt de maximum toegestane snelheid 50 km/uur. Dit is overeenkomstig de voorkeurskenmerken van het landelijke programma Duurzaam Veilig. De maximum toegestane snelheid op deze gebiedsontsluitingsweg verlagen is geen optie.
Bezoek ook onze website www.nijmegen.nl
Ontwerpbesluit hogere waarde Buitengebied Dorp Lent-31 (Griftdijk naast 22)
Gemeente Nijmegen Directie Grondgebied Milieu Geluid & Lucht
Vervolgvel
2
Dit deel van de Griftdijk Noord is in 2008 geïnspecteerd. Er zijn toen geen schades of iets dergelijks waargenomen. De technische staat van dit wegvak is goed. Dit wegvak is dan ook niet opgenomen in het onderhoudsprogramma. De huidige wegdekverharding van de Griftdijk Noord zal niet worden vervangen in een wegdekverharding van geluidsreducerend asfalt. -
financieel Niet van toepassing.
Cumulatie: Niet van toepassing.
Bezoek ook onze website www.nijmegen.nl
Ontwerpbesluit hogere waarde Buitengebied Dorp Lent-31 (Griftdijk naast 22)
Gemeente Nijmegen Directie Grondgebied Milieu Geluid & Lucht
Vervolgvel
3
3. ONTWERPBESLUIT Gelet op de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder en de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder, de Algemene wet bestuursrecht en het bovenstaande besluiten wij tot het vaststellen van een Hogere Waarde voor: bron: Griftdijk Noord (wegverkeer) soort
aantal
adres
kadastrale gegevens
wnp nr.
hoogte (m)
woning
1
onbekend
NMG00 Sectie F Nr. 00198
1
8,5
hogere waarde in dB (inclusief 5 dB aftrek) 52
Aan dit ontwerpbesluit zijn de volgende voorwaarden verbonden: Indien bij nieuw te bouwen woningen niet wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van de Wgh moet worden voldaan aan de bij dit besluit vastgestelde hogere waarde(n) en moet worden getoetst aan de navolgende onderdelen van de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder zoals door het college zijn vastgesteld op 27 maart 2007 en zijn gepubliceerd in het Gemeenteblad op 4 april 2007. a) Bij een geluidsbelasting groter dan 48 dB vanwege wegverkeer moet een woning ten minste één geluidsluwe zijde hebben. De buitenruimte(n) die als verblijfsruimte worden gebruikt moeten aan de geluidsluwe zijde zijn gesitueerd. b) Bij een geluidsbelasting groter dan 53 dB vanwege wegverkeer gelden de volgende woningindelingseisen: - Verblijfsruimten moeten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe zijde liggen; - Ten minste één slaapkamer moet aan de geluidsluwe zijde liggen. c) Bij de woning moet worden voldaan aan de geluidweringseisen zodanig dat wordt voldaan aan de binnenwaarden volgens het Bouwbesluit. Voor het verkrijgen van de geluidsniveaus worden de berekende geluidsbelastingen niet verminderd met de aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder. Maatregelen bij de ontvanger (welke maatregelen en tijdstip van aanleg): Een geluidrapport waarin bovenstaande wordt aangetoond zal deel moeten uitmaken van de bouwaanvraag. De geluidwerende voorzieningen aan de gevel moeten zijn uitgevoerd voordat de geluidsgevoelige bestemming wordt opgeleverd.
Bezoek ook onze website www.nijmegen.nl
Ontwerpbesluit hogere waarde Buitengebied Dorp Lent-31 (Griftdijk naast 22)
Gemeente Nijmegen Directie Grondgebied Milieu Geluid & Lucht
Vervolgvel
4
De volgende onderdelen maken onderdeel uit van dit ontwerpbesluit: akoestisch rapport (zie bijlage 2): Buitengebied Dorp Lent-31 (Griftdijk naast 22) van de gemeente Nijmegen, afdeling milieu bureau Geluid & Lucht, met datum van 12 oktober 2011 en referentie PRS 2011243
college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
mr. Th.C. de Graaf
drs. B. van der Ploeg
Bezoek ook onze website www.nijmegen.nl
Ontwerpbesluit hogere waarde Buitengebied Dorp Lent-31 (Griftdijk naast 22)
Gemeente Nijmegen Directie Grondgebied Milieu Geluid & Lucht
Vervolgvel
5
Bijlage 1: Indienen van zienswijzen De voorbereiding van het ontwerpbesluit heeft plaatsgevonden conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht(Awb). Hieronder staat aangegeven hoe u een zienswijze kunt indienen. Inzagelegging Voordat het ontwerpbesluit omgezet kan worden naar een definitief besluit wordt belanghebbende(n) de wettelijke mogelijkheid geboden om zienswijzen in te dienen. In de publicatie van het ontwerpbesluit hogere waarde, geplaatst op de website van de gemeente Nijmegen, is de termijn van terinzagelegging weergegeven. U kunt tijdens deze termijn de stukken in de Stadswinkel bij het Gemeentelijk Informatiecentrum Open Huis, Mariënburg 75 in Nijmegen, komen inzien. De openingstijden van het Open Huis zijn: Maandag, woensdag, vrijdag tussen 09.00 – 17.00 uur, dinsdag tussen 9.00 – 12.30 uur, donderdag tussen 9.00 – 20.00 uur. Mondelinge en schriftelijke zienswijzen Belanghebbenden hebben de gelegenheid om gedurende 6 weken, vanaf de dag waarop het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, zienswijzen in te dienen bij het college van Nijmegen. U kunt dit schriftelijk of mondeling doen. Uw brief kunt u richten aan Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, bureau Geluid en Lucht (G650), Postbus 9105, 6500 HG Nijmegen. In uw brief vermeldt u uw zienswijze waarbij u motiveert waarom u deze zienswijze heeft. U kunt uw zienswijze niet per e-mail indienen. Voor het indienen van een mondelinge zienswijze kunt u een afspraak maken. Hiervoor kunt u telefonisch contact opnemen met Edwin van der Staaij, telefoonnummer 024 - 329 94 46. Van uw mondelinge zienswijze wordt een verslag gemaakt. Definitief HW-besluit De ingekomen zienswijzen worden betrokken bij het nemen van een definitief besluit. De ingekomen schriftelijke zienswijzen en/of het verslag van de mondeling ingediende zienswijzen worden bij het definitieve besluit ter inzage gelegd. PS. Wanneer u het niet op prijs stelt dat uw persoonlijke gegevens bekend worden, kunt u dat bij het indienen van uw zienswijze aangeven.
Bezoek ook onze website www.nijmegen.nl
Ontwerpbesluit hogere waarde Buitengebied Dorp Lent-31 (Griftdijk naast 22)
Gemeente Nijmegen Directie Grondgebied Milieu Geluid & Lucht
Vervolgvel
6
Bijlage 2: Akoestisch onderzoek Het akoestisch onderzoek is apart bijgevoegd. Als het akoestisch onderzoek niet is bijgevoegd kan deze, gedurende de periode van terinzagelegging van het (ontwerp)besluit hogere waarde, worden ingezien in de Stadswinkel bij het Gemeentelijk Informatiecentrum Open Huis, Mariënburg 75 in Nijmegen.
Bezoek ook onze website www.nijmegen.nl
Ontwerpbesluit hogere waarde Buitengebied Dorp Lent-31 (Griftdijk naast 22)
Akoestisch onderzoek Buitengebied Dorp Lent-31 (Griftdijk naast 22)
Directie Grondgebied Afd. Milieu, bureau Geluid en Lucht Oktober 2011
INHOUDSOPGAVE
BLAD
1
INLEIDING............................................................................................................... 3
2
WETGEVING EN GEMEENTELIJK GELUIDSBELEID........................................................ 4
3
4
2.1
wet geluidhinder ............................................................................................4
2.2
gemeentelijk geluidsbeleid ...............................................................................6
BESCHRIJVING VAN DE SITUATIE ............................................................................ 8 3.1
doel onderzoek...............................................................................................8
3.2
bronbeschrijving .............................................................................................8
3.3
normstelling...................................................................................................8
UITGANGSPUNTEN VOOR HET AKOESTISCH ONDERZOEK.......................................... 9 4.1
verkeersgegevens (intensiteiten en voertuigverdelingen) ......................................9
4.2
snelheden....................................................................................................10
4.3
wegdekverhardingen.....................................................................................10
4.4
hoogteligging wegen.....................................................................................10
4.5
bodemgebieden............................................................................................10
4.6
gebouwen ...................................................................................................10
4.7
waarneempunten .........................................................................................10
5
ONDERZOEKSMETHODEN ...................................................................................... 11
6
ONDERZOEKSRESULTATEN.................................................................................... 12 6.1
7
8
Griftdijk Noord .............................................................................................12
BEOORDELING VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN ................................................. 13 7.1
toetsing aan de wet geluidhinder ....................................................................13
7.2
toetsing aan het gemeentelijk beleid ...............................................................13
7.3
toetsing aan het bouwbesluit .........................................................................13
CONCLUSIE .......................................................................................................... 14
1
Figuren: 1. Verbeelding 2. Weg(segmentidentificatie) 3. 3D-model 4. Ligging waarneempunten met geluidsbelasting
Bijlagen: 1. Akoestische begrippen 2. Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 3. Gehanteerde verkeersgegevens 4. Rekenresultaten
Opgesteld door :
E.J.L. van der Staaij
Datum
:
12 oktober 2011
Kenmerk
:
PRS 2011243
2
1
INLEIDING
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanprocedure “Buitengebied Dorp Lent-31 (Griftdijk naast 22)”, dat één woning mogelijkt maakt tussen de woningen Griftdijk Noord 22 en Griftdijk Noord 24. In figuur 1 is het gebied en de nieuwe woning op de verbeelding weergegeven. In dit rapport wordt het wettelijk kader en het gemeentelijk geluidsbeleid toegelicht. Vervolgens worden de onderzochte situaties, uitgangspunten en de gevolgde onderzoeksmethode(n) beschreven. Daarna worden de onderzoeksresultaten aan de hand van de Wet geluidhinder en de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder besproken. Het rapport eindigt met een conclusie. Dit rapport is opgesteld door het bureau Geluid en Lucht van de Directie Grondgebied (Afdeling Milieu) van de Gemeente Nijmegen.
3
2
WETGEVING EN GEMEENTELIJK GELUIDSBELEID
2.1
WET GELUIDHINDER
2.1.1 ALGEMEEN Op 16 februari 1979 is de Wet geluidhinder van kracht geworden. Deze wet heeft tot doel om geluidhinder veroorzaakt door wegverkeer, railverkeer en industrieterreinen te beperken door: te voorkomen dat geluidhinder ontstaat; bestaande geluidsoverlast te bestrijden. Burgemeester en Wethouders zijn verplicht om bij het vaststellen of herzien van bestemmingsplannen onderzoek in te stellen naar: de geluidsbelasting van woningen en andere geluidgevoelige objecten; de mogelijkheden om de geluidsbelasting te beperken. Geluidgevoelige bestemmingen Geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wgh zijn onder andere: woningen; schoolgebouwen. Binnen de zone van de te onderzoeken weg moeten de geluidsbelastingen op geluidgevoelige bestemmingen worden berekend en moet worden beoordeeld of deze aan de wettelijke normen voldoen. Zones Volgens de Wet geluidhinder heeft iedere geluidsbron een eigen zone. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied en ligt altijd aan weerszijden van een weg. Voor wegen is de zonebreedte vastgelegd in de Wet geluidhinder. In artikel 74 van de Wet geluidhinder zijn de zones voor wegen gedefinieerd. Ze hebben niets te maken met de ligging van contouren, voorkeurswaarde of iets dergelijks. In tabel 1 zijn de zonebreedten weergegeven. Tabel 1 breedte van de zone aantal rijstroken
buitenstedelijk gebied
stedelijk gebied
5 of meer
600 m
350 m
3 of 4
400 m
350 m
1 of 2
250 m
200 m
In artikel 1 van de Wet geluidhinder zijn de definities opgenomen van binnenstedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden als volgt: buitenstedelijk: het gebied buiten de bebouwde kom (bepaald door borden komgrens) en het gebied (binnen en buiten de bebouwde kom) binnen de zone van een autoweg of autosnelweg;
stedelijk: het gebied binnen de bebouwde kom met uitzondering van de gebieden binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.
4
Wegen die geen zone hebben, en waarop de Wet geluidhinder dus niet van toepassing is, zijn: wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid van 30 km/uur geldt.
Lden De geluidsniveaus van de dag-, avond- en nachtperiode worden in één getal weergegeven. Deze waarde noemt men de Lden (day-evening-night). De Lden (in dB) is het gemiddelde van de volgende drie geluidsniveaus: het equivalente geluidsniveau tussen 07.00-19.00 uur (dagperiode); het equivalente geluidsniveau tussen 19.00-23.00 uur + 5 dB (avondperiode); het equivalente geluidsniveau tussen 23.00-07.00 uur + 10 dB (nachtperiode). Aftrek op de berekende resultaten De berekende geluidsbelasting wordt verminderd met de aftrek ex artikel 110g van de Wgh, alvorens toetsing aan de voorkeurswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting plaats vindt. De hoogte van de aftrek is geregeld in artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006, en bedraagt: 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt;
5 dB voor de overige wegen;
0 dB bij de bepaling van de geluidwering van de gevel.
In bijlage 1 is een lijst met de belangrijkste akoestische begrippen opgenomen. 2.1.2 WEGVERKEER In de Wet geluidhinder zijn regels opgenomen om geluidhinder veroorzaakt door wegverkeer te beperken. De wet onderscheidt bestaande en nieuwe situaties. Bij bestaande en geprojecteerde woningen (in een vóór 1 januari 1982 vastgesteld bestemmingsplan) is er sprake van een bestaande situatie. Bij bestaande situaties zijn er over het algemeen minder mogelijkheden om geluidhinder te beperken. Nieuwe woningen en scholen Volgens de Wet geluidhinder geldt voor alle nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen een voorkeurswaarde van 48 dB vanwege wegverkeer. Als deze waarde wordt overschreden kan de gemeente onder voorwaarden een hogere waarde vaststellen. Deze hogere waarde is aan de in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder opgenomen plafonds gebonden (ook omschreven als maximaal toegestane geluidsbelasting). Voor woningen en scholen geldt een maximaal toegestane geluidsbelasting van 53 dB vanwege buitenstedelijke wegen en 63 dB vanwege binnenstedelijke wegen. De voorkeurswaarde mag worden overschreden als geluidsbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat deze voorzieningen om stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of om financiële redenen niet wenselijk zijn. Daarnaast moet worden voldaan aan het gemeentelijk geluidsbeleid.
5
2.2
GEMEENTELIJK GELUIDSBELEID
2.2.1 ALGEMEEN Het gemeentelijk geluidsbeleid is erop gericht om bij geluidgevoelige bebouwing de voorkeurswaarde niet te overschrijden. Voor de eerstelijnsbebouwing langs belangrijke vervoersassen kan een overschrijding van deze grenswaarde acceptabel zijn. Bijvoorbeeld als deze bebouwing een afschermende werking heeft voor woningen of andere geluidgevoelige bebouwing die daarachter liggen. Het beleid is er echter op gericht om hogere waarden spaarzaam toe te staan. Op deze wijze wordt het aantal woningen met een hoge geluidsbelasting zo klein mogelijk gehouden. Waar dat redelijkerwijs mogelijk is worden lagere waarden dan de wettelijke maxima aangehouden. In de “Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder” van maart 2007 is omschreven onder welke voorwaarden een hogere waarde vastgesteld kan worden. De hoofdlijnen van dit beleid worden hierna beschreven. Een hogere waarde procedure voor woningen kan alleen worden gestart indien tenminste aan één van de volgende criteria wordt voldaan: de woning wordt gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing; de gekozen bouwvorm of situering vervult een doelmatige functie als akoestische afscherming voor bestaande of nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen; de woning een open plaats opvult tussen bestaande bebouwing; het betreft een grond- of bedrijfsgebonden woning. In tabel 2 staan de voorkeurswaarden en de maximaal toegestane geluidsbelastingen voor nieuwe woningen langs bestaande wegen. Voor andere geluidgevoelige bestemmingen en bij aanleg van nieuwe wegen kunnen andere voorkeurswaarden en maxima gelden. Tabel 2 Bij nieuwe woningen langs bestaande wegen Locatie nieuwbouw
Voorkeurswaarde
Maximaal
Aanvullende eisen uit de beleidsregels
Buiten bebouwde kom of binnen de zone van een autoweg/snelweg
48 dB
53 dB
>48 dB: ten minste 1 geluidsluwe zijde; buitenruimte(n) die als verblijfsruimte worden gebruikt moeten aan de geluidsluwe zijde worden gesitueerd;
Binnen de bebouwde kom
48 dB
63 dB
>48 dB: ten minste 1 geluidsluwe zijde; buitenruimte(n) die als verblijfsruimte worden gebruikt moeten aan de geluidsluwe zijde worden gesitueerd; >53 dB: verblijfsruimten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe zijde; ten minste 1 slaapkamer aan de geluidsluwe zijde;
6
2.2.2 WEGVERKEER Als algemeen uitgangspunt wordt aangehouden dat moet worden voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB. Onder voorwaarden kan een hogere geluidsbelasting worden toegestaan. In dat geval streeft de gemeente Nijmegen naar een maximale geluidsbelasting van 58 dB vanwege binnenstedelijke wegen. Incidenteel wordt een maximale geluidsbelasting van 63 dB vanwege binnenstedelijke wegen toegestaan. Op deze wijze wordt het aantal woningen met een hoge geluidsbelasting zo klein mogelijk gehouden. Het aantal geluidsbelaste woningen wordt zo laag mogelijk gehouden door het treffen van de volgende maatregelen: concentratie van het verkeer op de hoofdwegen; stimuleren van openbaar vervoer door aanleg goede infrastructuur; instellen van 30 km/uur gebieden in de woongebieden; toepassen van geluidsreducerend asfalt op de hoofdwegen; afscherming door niet geluidgevoelige gebouwen, schermen of wallen. Als deze maatregelen niet haalbaar of onvoldoende effectief blijken, kunnen hogere geluidsbelastingen worden toegestaan. Hiervoor moeten ‘hogere waarden’ worden vastgesteld. Gemeente Nijmegen zal het plan beoordelen aan de hand van de “Beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder”. Op basis van deze beleidsregels worden de volgende eisen gesteld aan nieuwe woningen: 1. Bij geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarde moet iedere woning ten minste één geluidsluwe zijde hebben en moeten de buitenruimten die als verblijfsruimte worden gebruikt aan de geluidsluwe zijde liggen. Een geluidsluwe zijde is een zijde waarop de geluidsbelasting per weg niet hoger is dan de voorkeurswaarde. 2. Als de geluidsbelasting meer dan 5 dB boven de voorkeurswaarde voor wegverkeer ligt dan moeten verblijfsruimten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe zijde liggen en ook moet ten minste één slaapkamer aan de geluidsluwe zijde liggen. 3. Bij cumulatie wordt de vereiste gevelisolatie (= karakteristieke geluidwering volgens Bouwbesluit) berekend met gecumuleerde geluidsniveaus. 2.2.3 CUMULATIE Als vanwege meerdere gezoneerde bronnen de voorkeurswaarde wordt overschreden wordt er rekening gehouden met cumulatie. Bij cumulatie wordt de vereiste gevelisolatie berekend met gecumuleerde geluidsniveaus.
7
3
BESCHRIJVING VAN DE SITUATIE
3.1
DOEL ONDERZOEK
Om de bouw van de nieuw te bouwen woning mogelijk te maken wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Voor dit bestemmingsplan is onderzocht of de nieuwbouw past binnen de regels van de Wet geluidhinder, Besluit geluidhinder en het gemeentelijk geluidsbeleid. In deze rapportage is een onderzoek weergegeven van de geluidsbelastingen afkomstig van wegverkeer.
3.2
BRONBESCHRIJVING
De nieuw te bouwen woning ligt binnen de zone van de Griftdijk Noord. Volgens de Wet geluidhinder bedraagt de zone van de Griftdijk Noord 200 meter (stedelijk en maximaal 2 rijstroken).
3.3
NORMSTELLING
Het bestemmingsplan maakt één woning mogelijk. De woning is een geluidgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting veroorzaakt door wegverkeer mag bij een nieuw te bouwen woning niet meer bedragen dan 48 dB. In bepaalde gevallen kan een hogere geluidsbelasting worden vastgesteld door het college van B&W. In de Wet geluidhinder zijn echter ook grenzen aangegeven die niet mogen worden overschreden. Voor woningen geldt een maximaal toegestane geluidsbelasting van 63 dB vanwege de Griftdijk Noord. De voorkeurswaarde mag worden overschreden als geluidsbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat deze voorzieningen om stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of om financiële redenen niet wenselijk zijn. Daarnaast moet worden voldaan aan het gemeentelijk geluidsbeleid “Beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder”, in maart 2007 vastgesteld door de gemeente Nijmegen en is ook beschreven in hoofdstuk 2.
8
4
UITGANGSPUNTEN VOOR HET AKOESTISCH ONDERZOEK
4.1
VERKEERSGEGEVENS (INTENSITEITEN EN VOERTUIGVERDELINGEN)
Voor de toekomstige situatie (jaar 2022) is een prognose gemaakt van de verkeersintensiteiten en de verdeling in vier voertuigcategorieën (motoren, lichte-, middelzware- en zware motorvoertuigen). De afdeling Openbare Ruimte van de gemeente Nijmegen heeft deze prognose verstrekt. De gegevens met betrekking tot de bussen zijn afkomstig van Novio. Omdat voor het jaar 2022 nog geen gegevens bekend zijn van de busintensiteiten is van dezelfde busintensiteiten uitgegaan als bij de huidige situatie (jaar 2011). Tabel 3 geeft een overzicht van de gehanteerde verkeersgegevens (etmaalintensiteit in aantallen en de overige gegevens in procenten), afgerond op één decimaal, voor het jaar 2022. In tabel 4 zijn globaal de gehanteerde verkeersgegevens met betrekking tot het aantal bussen per periode van het etmaal weergegeven voor het jaar 2022. In bijlage 3 zijn alle gehanteerde verkeersgegevens per wegsegment terug te vinden. In figuur 2 is de weg(segmentidentificatie) voor het jaar 2022 weergegeven. Tabel 3 (verkeer exclusief bussen)
Verklaring tabel: voertuigverdeling
=
*dag
=
*avond
=
*nacht
=
nacht
dag
avond
nacht
dag
avond
nacht
dag
avond
nacht
zware mv
avond
6,5
middelzware mv
dag
6027
lichte mv
*nacht (23-7 uur)
Griftdijk Noord
motoren
*avond (19-23 uur)
wegsegment
*dag (7-19 uur)
etmaalintensiteit
uurpercentage
3,9
0,8
1,0
0,7
0,5
97,7
98,3
98,7
0,9
0,6
0,5
0,4
0,3
0,3
percentage van de voertuigen (onderverdeeld in motoren, lichte- , middelzware- en zware motorvoertuigen) gemiddelde uurintensiteit gedurende de dagperiode uitgedrukt in een percentage van de etmaalintensiteit gemiddelde uurintensiteit gedurende de avondperiode uitgedrukt in een percentage van de etmaalintensiteit gemiddelde uurintensiteit gedurende de nachtperiode uitgedrukt in een percentage van de etmaalintensiteit
Tabel 4 (bussen) wegsegment Griftdijk Noord
etmaalintensiteit
dag (7-19 uur) aantallen per uur
avond (19-23 uur) aantallen per uur
nacht (23-7 uur) aantallen per uur
113
7,3
4,0
1,3
9
4.2
SNELHEDEN
Op de Griftdijk Noord bedraagt de maximum toegestane snelheid 50 km/uur. In figuur 2 is de weg(segmentidentificatie) voor het jaar 2022 weergegeven. In bijlage 3 is de informatie die bij de weg(segmentidentificatie) hoort te vinden.
4.3
WEGDEKVERHARDINGEN
De wegdekverharding van de Griftdijk Noord bestaat uit fijn asfalt (DAB). In figuur 2 is de weg(segmentidentificatie) voor het jaar 2022 weergegeven. In bijlage 3 is de informatie die bij de weg(segmenidentificatie) hoort te vinden.
4.4
HOOGTELIGGING WEGEN
Het gebied is vlak. Het maaiveld ligt ietsje lager dan de Griftdijk Noord. De begane grondvloer van de nieuw te bouwen woning komt nagenoeg op gelijke hoogte te liggen met de Griftdijk Noord. In figuur 3 is een 3D-model weergegeven met de ingevoerde hoogteligging in het rekenmodel.
4.5
BODEMGEBIEDEN
De bodemgebieden hebben betrekking op de harde- en zachte oppervlakken. De weg bestaat bijvoorbeeld uit een hard oppervlak. Een hard oppervlak reflecteert het geluid. De voor- en achtertuinen, van de woningen ten oosten van de Griftdijk Noord, bestaan grotendeels uit zachte oppervlakken. Een zacht oppervlak absorbeert het geluid. In het rekenmodel zijn deze harde- en zachte oppervlakken als zodanig ingevoerd.
4.6
GEBOUWEN
De nieuw te bouwen woning en bestaande bebouwing hebben in het rekenmodel een hoogte meegekregen. Ook is rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen. De hoogte van de nieuw te bouwen woning is conform het bestemmingsplan ingevoerd. Die van de bestaande bebouwing is conform zoals deze gebouwd is ingevoerd.
4.7
WAARNEEMPUNTEN
Op de nieuw te bouwen woning zijn waarneempunten neergelegd. Voor de nieuw te bouwen woning zijn waarneempunten neergelegd op een hoogte van 1,5m, 5,0m en 8,5m ten opzichte van plaatselijk maaiveld. In figuur 4 zijn de waarneempunten op de nieuw te bouwen woning weergegeven.
10
5
ONDERZOEKSMETHODEN
De standaard rekenmethode II is toegepast bij alle waarneempunten. Aan de hand van de uitleg in bijlage 2 wordt duidelijk waarom voor deze methode gekozen is. De rekenmodellen zijn opgesteld op het Rijksdriehoekscoördinatenstelsel. De berekeningen zijn uitgevoerd met het DGMRcomputerprogramma Geomilieu (versie 1.90). In de berekening wordt met alle factoren die van belang zijn rekening gehouden, zoals afstandsreducties, reflecties, afschermingen, bodem- en luchtdemping, helling- en kruispuntcorrecties. Er is gerekend met één reflectie en een sectorhoek van twee graden. De berekende geluidsbelasting wordt verminderd met de aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder alvorens toetsing aan de voorkeurswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting plaats vindt. De hoogte van de aftrek is geregeld in artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De geluidsbelasting is van belang in het kader van de Wet geluidhinder, Besluit geluidhinder en de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder. De geluidsniveaus zijn van belang voor de bepaling van de gevelisolatie in het kader van het Bouwbesluit. Bij de bepaling van de geluidsniveaus mag de aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder niet worden toegepast.
11
6
ONDERZOEKSRESULTATEN
6.1
GRIFTDIJK NOORD
In tabel 5 is voor de nieuw te bouwen woning de afgeronde geluidsbelasting, per waarneempunt, weergegeven vanwege de Griftdijk Noord. Tabel 5 Waarneempuntnummer
Geluidsbelasting (2022) in dB per waarneemhoogte 1,5 meter 5,0 meter
8,5 meter
1
49*
51*
52*
2
46*
48*
49*
3
33*
34*
--
4
45*
47*
47*
*
geluidsbelasting is inclusief de aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder
De waarneempunten (wnp) met geluidsbelastingen zijn weergegeven in figuur 4. In bijlage 4 zijn de rekenresultaten, berekend op 2 decimalen, weergegeven.
12
7
BEOORDELING VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN
7.1
TOETSING AAN DE WET GELUIDHINDER
De resultaten worden getoetst aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Vervolgens worden de resultaten getoetst aan de maximaal toegestane geluidsbelasting uit de Wet geluidhinder. De voorkeurswaarde mag worden overschreden als geluidsbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat deze voorzieningen om stedenbouwkundige, verkeerskundige of om financiële redenen niet wenselijk zijn. Na deze maatregelenafweging kan onder voorwaarden een hogere waarde worden vastgesteld. Deze voorwaarden staan beschreven in de “Beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder”. Uit tabel 5 blijkt dat bij de nieuw te bouwen woning de voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden. Uit dezelfde tabel blijkt ook dat de maximaal toegestane geluidsbelasting van 63 dB niet wordt overschreden. De hoogst berekende geluidsbelasting bedraagt 52 dB.
7.2
TOETSING AAN HET GEMEENTELIJK BELEID
Aangezien de geluidsbelasting meer bedraagt dan de voorkeurswaarde moet worden voldaan aan het ontheffingscriterium uit het gemeentelijk geluidsbeleid. Het criterium dat hier van toepassing is, is dat de nieuw te bouwen woning een open plaats opvult tussen bestaande bebouwing. Uit de rekenresultaten blijkt dat de nieuw te bouwen woning een geluidsluwe zijde heeft. Verder zal bij de bouwaanvraag moeten worden aangetoond dat de buitenruimte (tuin) die als verblijfsruimte wordt gebruikt aan de geluidsluwe zijde ligt. Met bovenstaande voorwaarden wordt voldaan aan de Beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder. Voor dit plan moet het geen probleem zijn om aan deze voorwaarden te voldoen.
7.3
TOETSING AAN HET BOUWBESLUIT
Woningen met een hogere geluidsbelasting dan de voorkeurswaarde moeten voldoende worden geïsoleerd tegen verkeerslawaai. Bij de bouwaanvraag moet met een bouwakoestisch onderzoek worden aangetoond dat de karakteristieke geluidswering (Gak) voldoende is. Volgens het Bouwbesluit is het maximale binnenniveau in verblijfsgebieden 33 dB en in verblijfsruimten 35 dB. Als uitgangspunt hiervoor dienen de totaal invallende geluidsniveaus te worden gehanteerd (geluidsbelasting exclusief de aftrek van 5 dB volgens artikel 110g Wgh). Bij dit plan is er geen sprake van gecumuleerde geluidsniveaus. In bijlage 4 zijn de geluidsniveaus weergegeven.
13
8
CONCLUSIE
Ten gevolge van wegverkeer op de Griftdijk Noord wordt voor de nieuw te bouwen woning de voorkeurswaarde van 48 dB overschreden en moet een hogere waarde worden vastgesteld. Het ontwerpbesluit hogere waarden Wet geluidhinder moet tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. In tabel 6 is de vast te stellen hogere waarde voor de nieuw te bouwen woning weergegeven. Tabel 6
soort woning
aantal 1
adres onbekend
kadastrale gegevens NMG00 sectie F nummer 198
waarneempuntnummer 1
14
waarneemhoogte in meters 8,5
hogere waarde in dB (inclusief 5 dB aftrek conform artikel 110g Wgh) 52
Figuren
Figuur 1 Verbeelding
Figuur 2 Weg(segmentidentificatie)
42 42
187100 Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Wegverkeer - Griftdijk Noord naast 22] , Geomilieu V1.90
431200
431300
431400
187200
187300
0m schaal = 1 : 1250
Bodemgebied Gebouw Toetspunt Weg
50 m
Weg(segmentidentificatie)
13 okt 2011, 12:20 Gemeente Nijmegen Directie grondgebied
37 42
33 42
3D-model
Figuur 3
Griftdijk naast 22
Ligging waarneempunten met geluidsbelasting (inclusief de aftrek van 5 dB volgens artikel 110g Wgh)
Figuur 4
Bijlagen
Bijlage 1 Akoestische begrippen Correctie artikel 110g Wgh (met de invulling volgens artikel 3.6 RMG 2006)
Tijdelijke aftrek voor het stiller worden van het wegverkeer. De aftrek bedraagt 2 dB voor wegen met een representatieve snelheid van 70 km/uur of meer. Voor snelheden onder de 70 km/uur is deze aftrek 5 dB
Decibel (dB)
Het geluidsniveau is de sterkte van een geluid
Dove gevel
Een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van de constructie en 33 dB, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. Een dergelijke constructie valt niet onder het begrip ‘gevel’ van de Wet geluidhinder.
Equivalent geluidsniveau
Gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid
Frequentie
Aantal trillingen per seconde. Geluiden met verschillende frequenties hebben andere toonhoogten
Geluid
Datgene dat met het oor kan worden waargenomen
Geluidsbelasting in dB
Geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar. Bij wegverkeer inclusief de correctie artikel 110g Wgh
Geluidsgevoelige ruimte
Ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2
Geluidsluwe zijde
Een zijde waarop de geluidsbelasting niet meer bedraagt dan de voorkeurswaarde
Geluidsniveau in dB
Geluidsbelasting van alle bronnen samen exclusief de correctie artikel 110g Wgh voor wegverkeer
Gevel
Bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw of woning scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak
Voorkeurswaarde
De in de Wet geluidhinder ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting
Waarneemhoogte
Hoogte boven het maaiveld waarop de geluidsbelasting wordt gemeten of berekend
Waarneempunt
Het punt waarop de geluidsbelasting wordt gemeten of berekend
Zone
Aandachtsgebied behorende bij een geluidsbron
Bijlage 2 Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 Wegverkeer De geluidsbelasting door het wegverkeer wordt bepaald aan de hand van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006, Hoofdstuk 3 “Weg” en Bijlage III. Hierin staan regels over de wijze waarop geluidsbelastingen moeten worden berekend en gemeten. In het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006, Bijlage III, worden een standaard meetmethode en twee standaard rekenmethoden beschreven. Rekenmethode I is bedoeld voor eenvoudige berekeningen en kan worden toegepast bij (bijna) rechte wegen en als zich tussen de bron en het waarneempunt niet al te veel obstakels bevinden. Rekenmethode II wordt toegepast bij situaties waarbij reflecties, afscherming, hellingen, bochten en dergelijke, een belangrijke invloed hebben op de geluidsbelasting. Motorvoertuigen (het verkeer wordt verdeeld in vier categorieën voertuigen) CATEGORIE
OMSCHRIJVING VOLGENS BESLUIT
ALLEDAAGSE OMSCHRIJVING
LICHTE MOTORVOERTUIGEN
motorvoertuigen op 3 of meer wielen, met uitzondering van de voertuigen uit de categorien 'middelzware' en 'zware' voertuigen
- alle personenauto's - de meeste bestelauto's - vrachtwagens met 4 wielen
MIDDELZWARE MOTORVOERTUIGEN
gelede en ongelede autobussen, alsmede andere motorvoertuigen die ongeleed zijn en voorzien van 1 achteras met 4 banden
- alle autobussen - vrachtwagens met 2 assen en 4 achterwielen
ZWARE MOTORVOERTUIGEN
gelede motorvoertuigen, alsmede motorvoertuigen met een dubbele achteras, met uitzondering van autobussen
- vrachtwagens met 3 of meer assen - vrachtwagens met aanhanger - trekkers met oplegger
MOTORRIJWIELEN
motorvoertuigen op 2 wielen al dan niet voorzien van een zijspanwagen
alle motorfietsen (inclusief zijspan)
PROFIEL
Gehanteerde verkeersgegevens
Bijlage 3
Geomilieu V1.90
Item ID 4233 4237 4242
Grp.ID 7 7 7
KidID 1 -39882 -39900 -39894
NrKids 2 2 2
Naam Griftdijk Griftdijk Griftdijk
Griftdijk Noord naast 22 Wegverkeer - Gebied (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Groep Griftdijk Noord Griftdijk Noord Griftdijk Noord
Groep:
Model:
Gehanteerde verkeersgegevens
Omschr. Griftdijk Noord Griftdijk Noord OV Griftdijk Noord OV
Vorm Polylijn Polylijn Polylijn
X-1 187212,56 187212,43 187135,43
Y-1 431226,98 431226,90 431344,19
X-n 187093,72 187135,41 187093,58
H-1 0,00 0,00 0,00
13-10-2011 12:28:20
Y-n 431408,09 431344,21 431407,94
Geomilieu V1.90
H-n 0,00 0,00 0,00
M-1 0,00 0,00 0,00
M-n 0,00 0,00 0,00
ISO H 0,00 0,00 0,00
Min.RH 0,00 0,00 0,00
Griftdijk Noord naast 22 Wegverkeer - Gebied (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Groep Griftdijk Noord Griftdijk Noord Griftdijk Noord
Groep:
Model:
Gehanteerde verkeersgegevens
Max.RH 0,00 0,00 0,00
ISO M 0,00 0,00 0,00
HDef. Relatief Relatief Relatief
Vormpunten 2 5 2
Lengte 216,62 140,33 76,26
Lengte3D N/A N/A N/A
Max.lengte 216,62 69,55 76,26
13-10-2011 12:28:20
Min.lengte 216,62 17,85 76,26
Geomilieu V1.90
Invoertype Verdeling Intensiteit Intensiteit
Hbron 0,75 0,75 0,75
Helling 0 0 0
Wegdek W0 W0 W0
Wegdek referentiewegdek referentiewegdek referentiewegdek
Griftdijk Noord naast 22 Wegverkeer - Gebied (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Groep Griftdijk Noord Griftdijk Noord Griftdijk Noord
Groep:
Model:
Gehanteerde verkeersgegevens
V(MR) 50 50 50
V(LV) 50 50 50
V(MV) 50 50 50
V(ZV) 50 50 50
Totaal aantal 6027,00 113,14 113,14
%Int.(D) 6,51 ---
%Int.(A) 3,87 ---
%Int.(N) 0,80 ---
%Int.(P4) ----
%MR(A) 0,69 ---
13-10-2011 12:28:20
%MR(D) 0,99 ---
Geomilieu V1.90
%MR(N) 0,50 ---
%MR(P4) ----
%LV(D) 97,67 ---
%LV(A) 98,34 ---
%LV(N) 98,71 ---
%LV(P4) ----
%MV(D) 0,94 ---
Griftdijk Noord naast 22 Wegverkeer - Gebied (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Groep Griftdijk Noord Griftdijk Noord Griftdijk Noord
Groep:
Model:
Gehanteerde verkeersgegevens
%MV(A) 0,63 ---
%MV(N) 0,47 ---
%MV(P4) ----
%ZV(D) 0,40 ---
%ZV(A) 0,34 ---
%ZV(N) 0,31 ---
%ZV(P4) ----
MR(D) 3,88 ---
MR(A) 1,61 ---
MR(P4) ----
13-10-2011 12:28:20
MR(N) 0,24 ---
Geomilieu V1.90
LV(D) 383,22 ---
LV(A) 229,37 ---
LV(N) 47,59 ---
LV(P4) ----
MV(D) 3,69 7,27 7,27
Griftdijk Noord naast 22 Wegverkeer - Gebied (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Groep Griftdijk Noord Griftdijk Noord Griftdijk Noord
Groep:
Model:
Gehanteerde verkeersgegevens
MV(A) 1,47 3,97 3,97
MV(N) 0,23 1,26 1,26
MV(P4) ----
ZV(D) 1,57 ---
ZV(A) 0,79 ---
ZV(N) 0,15 ---
ZV(P4) ----
13-10-2011 12:28:20
Rekenresultaten
Bijlage 4
Rekenresultaten (jaar 2022) Rapport: Model: Groep: Groepsreductie: Naam Toetspunt 1_A 1_B 1_C 2_A 2_B
Resultatentabel Griftdijk Noord naast 22 LAeq totaalresultaten voor toetspunten (hoofdgroep) Ja
Hoogte 1,50 5,00 8,50 1,50 5,00
Dag 48,58 50,46 50,67 45,51 47,44
Avond 46,26 48,13 48,36 43,20 45,13
Nacht 39,51 41,39 41,61 36,45 38,38
Lden 49,45 51,33 51,55 46,39 48,32
2_C 3_A 3_B 3_C 4_A
8,50 1,50 5,00 8,50 1,50
47,70 32,49 32,89 -44,06
45,38 30,16 30,57 -41,74
38,64 23,42 23,82 -35,00
48,57 33,36 33,76 -44,93
4_B 4_C
5,00 8,50
45,87 46,30
43,55 43,99
36,81 37,24
46,74 47,18
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.90
13-10-2011 12:34:40
Quickscan flora en fauna Perceel 198 aan de Griftdijk Noord te Lent
Opdrachtgever Milieutechniek Rouwmaat Groenlo BV Postbus 74 7140 AB Groenlo Hamabest BV Postbus 676 7400 AR Deventer Rostockstraat 12 A T. 0570 – 63 81 81 F. 0570 – 60 82 72 info@hamabest .nl www.hamabest.nl
Rapport R11.379‐JMW‐F01 29 september 2011 23 pagina’s Auteur: J.M. de Wever Projectleider: J.M. de Wever Autorisatie:
Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
Projectgegevens Locatiegegevens Gebruik : Tuin Toekomstig gebruik : Wonen Plaats : Lent, Griftdijk Noord, perceel 198 Voorgenomen activiteit : Bouw woning Veldbezoek Datum veldinspectie : 27 september 2011 Adviseur Hamabest : De heer J.M. de Wever
EN‐323 ISO 9001: 2008
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de opdrachtgever of Hamabest BV
P a g i n a | 4
Samenvatting In opdracht van Milieutechniek Rouwmaat Groenlo BV heeft Hamabest BV aan de Griftdijk Noord te Lent (perceel 198, gelegen tussen huisnummer 22 en 24) (gemeente Nijmegen) een quickscan uitgevoerd in het kader van de Flora‐ en faunawet en overige vigerende natuurwetgeving. De aanleiding voor het uitvoeren van onderhavige quickscan is de gewenste realisatie van een woning. In het kader van de realisatie zal de aanwezige houten opstal worden geamoveerd en enkele groenstructuren worden gerooid. Het onderzochte gebied is gelegen ten westen van Lent en betreft een tuin gelegen tussen huisnummer 22 en 24. Het plangebied is gelegen nabij de EHS en een Natura2000‐gebied. Onderhavige quickscan is gebaseerd op bronnenonderzoek en een veldbezoek. Dit veldbezoek heeft op 27 september 2011 plaatsgevonden. Op basis van onderhavige quickscan is beoordeeld of er voor de voorgenomen ingreep in het plangebied procedurele gevolgen zijn betreft de Flora‐ en faunawet en overige vigerende relevante wetgeving. EHS en Natura2000 De voorgenomen activiteiten zullen geen significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden (kernkwaliteiten) van de nabij gelegen EHS en het Natura2000‐gebied. Vogels Het plangebied is in potentie geschikt als broedlocatie voor diverse vogelsoorten. De rooiwerkzaamheden zullen buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden (hoofdstuk 6; vogels). Flora‐ en faunawet Er zijn geen (strikt) beschermde plant‐ en diersoorten aangetroffen binnen het plangebied en deze worden ook niet verwacht. Op basis van de bevindingen kan geconcludeerd worden dat er in de huidige situatie geen procedurele gevolgen zijn. Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Flora‐ en faunawet van toepassing: Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora‐ en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 5
Inhoudsopgave 1
Inleiding .................................................................................................................. 6 1.1 Aanleiding ........................................................................................................ 6 1.2 Doelstelling ...................................................................................................... 6 1.3 Volledigheid onderzoek ................................................................................... 6 2 Wettelijk kader ....................................................................................................... 7 2.1 Gebiedsbescherming ....................................................................................... 7 2.1.1 Natuurbeschermingswet 1998 .................................................................. 7 2.1.2 Uitvoering Natuurbeschermingswet 1998 ................................................. 8 2.1.3 EHS ............................................................................................................. 8 2.2 Soortbescherming ........................................................................................... 8 2.2.1 Flora‐ en faunawet ..................................................................................... 9 2.2.2 Uitvoering Flora‐ en faunawet ................................................................... 9 3 Onderzoeksopzet .................................................................................................. 11 3.1 Deskresearch ................................................................................................. 11 3.2 Veldbezoek .................................................................................................... 11 4 Situatiebeschrijving .............................................................................................. 12 4.1 Huidige situatie .............................................................................................. 12 4.2 Gewenste toekomstige situatie ..................................................................... 13 5 Bevindingen onderzoek ........................................................................................ 14 5.1 Bevindingen deskresearch ............................................................................. 14 5.2 Bevindingen veldonderzoek .......................................................................... 15 6 Effectenbeoordeling ............................................................................................. 16 7 Conclusie en kort advies ....................................................................................... 18 7.1 Conclusie ........................................................................................................ 18 7.2 Advies ............................................................................................................ 18 Bijlagen: 1 Vogelvide; 2 Literatuurlijst.
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 6
1
Inleiding
1.1
In opdracht van Milieutechniek Rouwmaat Groenlo BV heeft Hamabest BV aan de Griftdijk Noord te Lent (perceel 198 tussen huisnummer 22 en 24) (gemeente Nijmegen) een quickscan uitgevoerd in het kader van de Flora‐ en faunawet en overige vigerende natuurwetgeving. Aanleiding
1.2
De aanleiding voor het uitvoeren van onderhavige quickscan is de gewenste bestemmingsplanwijziging. In dit kader zal een woning worden gerealiseerd, de aanwezige houten opstal worden geamoveerd en enkele groenstructuren worden gerooid. De hierboven beschreven activiteiten kunnen negatieve gevolgen hebben voor aanwezige flora‐ en faunasoorten op de locatie. In verband met het inwerktreding van de Flora‐ en Faunawet op 1 april 2002 en de vigerende regelgeving in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is het noodzakelijk om voorafgaande aan bouw‐ en of/sloopactiviteiten te toetsen of de geplande activiteiten geen negatief effect hebben op beschermde plant‐ en/of diersoorten en leefgebieden. Doelstelling
1.3
Het doel van onderhavige quickscan is inzicht geven of de voorgenomen activiteiten een overtreding van de vigerende natuurwetgeving tot gevolg hebben. Om dit inzicht te verkrijgen worden de volgende vragen beantwoord; zijn er binnen het plangebied beschermde dier‐ en plantsoorten aangetroffen en/of worden deze verwacht? liggen er beschermde natuurgebieden, zoals de EHS of Natura2000‐gebieden in de directe omgeving? hebben de voorgenomen activiteiten een (significant) negatief effect op deze soorten of gebieden? wat zijn de gevolgen en dienen er (mitigerende of compenserende) maatregelen genomen te worden? dient er nader onderzoek uitgevoerd te worden? Volledigheid onderzoek Een quickscan is een momentopname en kan slechts in beperkte mate uitsluitsel geven over de aan‐ of afwezigheid van soorten. Het kan voorkomen dat soorten niet worden waargenomen tijdens het veldbezoek. Aan de hand expert‐judgment en bekende ecologische principes zal een inschatting worden gemaakt over het wel of niet voor kunnen komen van beschermde plant‐ en diersoorten. Verder is de quickscan geen veldinventarisatie. Veldinventarisaties omvatten meerdere opnamerondes die seizoensgebonden zijn en volgens standaardmethoden worden uitgevoerd. R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 7
2
Wettelijk kader
2.1
Hieronder wordt in het kort het wettelijke kader en de toepassing op ruimtelijke ingrepen beschreven. De bescherming van natuur in Nederland vindt plaats door Europese en nationale wetgeving. De Europese wet‐ en regelgeving uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn is opgenomen in de nationale Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora‐ en faunawet. De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn kennen beide een gebiedbeschermings‐ en een soortenbeschermingcomponent. De gebiedbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn is opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Het aspect soortenbescherming is in de Flora‐ en faunawet opgenomen. De soort‐ en gebiedbescherming staan geheel los van elkaar en hebben ieder hun eigen werking. Gebiedsbescherming
2.1.1
Het beschermen en in stand houden van bijzondere gebieden in Nederland is opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 die per 1 oktober 2005 van kracht is. Hieronder zijn beknopt de doelstellingen van deze wetgeving en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschreven. Natuurbeschermingswet 1998 Natuurgebieden en andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ), de zogenaamde Natura2000 gebieden. Natura2000 is een wijd Europees ecologisch netwerk van beschermde gebieden dat bestaat uit: Speciale Beschermingszones (SBZ‐V) van de Vogelrichtlijn Speciale Beschermingszones (SBZ‐H) van de Habitatrichtlijn In het kader hieronder worden voor de Natura2000 gebieden de algemene Nederlandse instandhoudingdoelstellingen weergegeven, zoals opgesteld door het ministerie van LNV.
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 8
Instandhoudingdoelen Natuurbeschermingswet 1998 Behoud van de bijdrage van het Natura2000 gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie. Behoud van de bijdrage van het Natura2000 gebied aan de ecologische samenhang van het Natura2000 netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitats en soorten. Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingdoelen zijn geformuleerd. Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingdoelen zijn geformuleerd.
2.1.2
Uitvoering Natuurbeschermingswet 1998
2.1.3
Handelingen binnen beschermde gebieden die de wezenlijke kenmerken van het gebied aantasten, zijn in principe verboden en worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Bij ruimtelijke ingrepen in de nabije omgeving van de beschermde gebieden, moet worden bepaald in hoeverre de externe werking van de ingreep een effect heeft op het beschermde gebied. Betreft het een Natura2000 gebied zal een vergunningsaanvraag op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 moeten worden aangevraagd. EHS
2.2
Vaak vallen de Natura2000 gebieden samen met de zogenaamde Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. Soortbescherming De bescherming van dier‐ en plantensoorten is sinds 1 april 2002 in de Flora‐ en faunawet geregeld. Hierna zijn beknopt de doelstellingen van deze wetgeving beschreven.
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 9
2.2.1
Flora‐ en faunawet Het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten‐ en diersoorten is in de Flora‐ en faunawet geregeld. Deze wet hanteert daarbij het 'nee, tenzij principe'. Dit betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten‐ en diersoorten in principe verboden zijn. Verbodsbepalingen volgens de Flora‐ en faunawet
Verboden handelingen met betrekking tot beschermde planten: Artikel 8: Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen ontwortelen of op een andere manier van de groeiplaats verwijderen van planten. Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van Planten. Verboden handelingen met betrekking tot beschermde dieren: Artikel 9: Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen van dieren. Het met bovenstaande doelen opsporen van dieren. Artikel 10: Het opzettelijk verontrusten van dieren. Artikel 11: Het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen, verstoren van nesten, holen of andere voortplantings‐ of vaste rust‐ of verblijfsplaatsen van dieren. Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van dieren.
2.2.2
Uitvoering Flora‐ en faunawet
Bij ruimtelijke ingrepen is soortbescherming van toepassing op de huidige aanwezige soorten in het plangebied of in de directe omgeving. Indien zogenaamde 'strikt' beschermde soorten voorkomen is bescherming in het kader van de Habitatrichtlijn en/of Flora‐ en faunawet van toepassing. Aan de hand van de quickscan of een nader onderzoek kan een ontheffing (positieve afwijzing) worden aangevraagd. Het kan echter ook zo zijn dat een aanvullend project‐ en compensatieplan noodzakelijk is, om de effecten van de ingreep in detail te beschrijven en mitigerende en compenserende maatregelen uit te werken. Indien het zogenaamde 'niet strikt' beschermde soorten betreft, is bescherming in het kader van de Flora‐ en faunawet van toepassing. Voor enkele “niet strikt” beschermde soorten is een algemene vrijstelling van toepassing. In het geval van ruimtelijke ingrepen zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen (zoals vermeld op de voorgaande pagina) alleen mogelijk onder strikte voorwaarden. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 vierde lid, onderdeel C, Flora‐ en faunawet (ontheffing voor ruimtelijke ingreep) moeten worden aangevraagd. Bij het beoordelen van aanvragen voor een ontheffing ex art. 75 van de Flora‐ en faunawet wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën van beschermde soorten. Deze drie categorieën worden hierna verklaard. Aanvullend is de status van de Rode Lijst soorten vermeld.
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 10
Categorie 1; strikt beschermde soorten Inheemse vogels alsmede planten‐ en diersoorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn of bij Algemene Maatregel van Bestuur zijn aangewezen als bedreigde soorten (ct. art. 75). Voor planten‐ en diersoorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn of bij Algemene Maatregel van Bestuur zijn aangewezen als bedreigde soorten kan alleen ontheffing worden verleend indien geen andere bevredigende oplossing voorhanden is, en wanneer sprake is van een dwingende reden van openbaar belang (dit zijn: volksgezondheid, veiligheid, milieu en dwingende redenen van sociaal economische aard). Tevens mag geen afbreuk worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Een compensatieplan kan daarom vereist zijn. Alleen voor inheemse vogels geldt dat dwingende redenen van groot openbaar belang geen reden zijn voor het verlenen van een ontheffing. De Vogelrichtlijn staat dat niet toe. Categorie 2; minder algemeen voorkomende soorten Onder categorie 2 vallen minder algemene soorten die niet onder punt 1 zijn genoemd. Vooral beschermde soorten die vermeld zijn op de verschillende Rode Lijsten (en dus op een of andere manier 'gevoelig', 'kwetsbaar' of 'bedreigd' zijn) vallen onder deze groep. Ontheffing kan worden verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Er dienen mitigerende en/of compenserende maatregelen genomen te worden. Categorie 3; algemeen voorkomende soorten Soorten uit de categorieën 1 en 2 gelden samen als zogenaamde 'strikt' beschermde soorten, soorten uit categorie 3 gelden als 'niet strikt' beschermde soorten. Voor soorten uit categorie 3 kan zonder verdere toetsing aan de hand van de bovenstaande criteria ontheffing worden verleend voor verjagen, verontrusten, verstoren en onopzettelijk doden, indien er sprake is van bestendig beheer en onderhoud, bestendig behoud of ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Er zal moeten worden gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Rode Lijst soorten Rode Lijst soorten zijn soorten die zijn opgenomen op officiële, door het parlement bekrachtigde en in de Staatscourant gepubliceerde, lijsten van soorten die gevoelig of kwetsbaar zijn of zelfs direct in hun voortbestaan bedreigd worden. De bedreigde dier‐ en plantensoorten op de Rode Lijsten hebben geen juridische status, tenzij ze ook in de Flora‐ en faunawet zijn opgenomen.
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 11
3
Onderzoeksopzet
3.1
In onderhavige quickscan is de locatie gescreend op de aanwezigheid van (strikt) beschermde plant‐ en diersoorten. Er is gestart met een deskresearch en vervolgens is de locatie bezocht. Deskresearch
3.2
Alvorens het terrein is bezocht, zijn diverse (digitale) verspreidingsatlassen (onder andere telmee.nl, waarneming.nl en zoogdierenatlas.nl) geraadpleegd. De waarnemingen zijn gedaan tussen 2001 en 2011. Hierdoor is er een indicatief beeld verkregen of er (strikt) beschermde soorten voorkomen in of nabij het plangebied. Deze atlasgegevens zijn afkomstig van de Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO). Eveneens is de website van de provincie Gelderland ‘Atlas Groen Gelderland’ geraadpleegd. Veldbezoek Het plangebied is overdag op 27 september 2011 bezocht, een licht bewolkte dag met een temperatuur van rond de 20°C. Tijdens het veldonderzoek is zoveel mogelijk concrete informatie verzameld met betrekking tot de aan‐ of afwezigheid van beschermde soorten (zicht‐ en geluidswaarnemingen, sporenonderzoek naar de aanwezigheid van pootafdrukken, graafsporen, nesten, holen, uitwerpselen, haren, etc.).
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 12
4
Situatiebeschrijving
4.1
In dit hoofdstuk zijn de onderzoekslocatie en de voorgenomen activiteiten beschreven. Op onderstaande afbeeldingen is het plangebied weergegeven waarbinnen de activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden. Tijdens het veldbezoek is ook de directe omgeving van dit onderzoeksgebied meegenomen. Huidige situatie Afbeelding 1 en 2: Situering onderzocht gebied (bron: Atlas Groen Gelderland).
Het onderzochte gebied is gelegen ten westen van Lent en betreft een tuin behorende bij huisnummer 22. Binnen het plangebied staat een houten opstal en het terrein bestaat voornamelijk uit groenstructuren. De directe omgeving bestaat uit woningen, bedrijven en agrarische percelen. In de directe omgeving vond ten tijde van het onderzoek veel nieuwbouw plaats. Foto’s: Indrukken van het plangebied.
Foto’s: Overige indrukken plangebied en directe omgeving.
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 13
4.2
Gewenste toekomstige situatie De initiatiefnemer is voornemens een woning te realiseren op perceelnummer 198 . De exacte locatie van de woning was ten tijde van onderhavig schrijven nog niet bekend. In het kader van de realisatie zullen enkele groenstructuren worden gerooid. De grotere, inheemse bomen zullen worden gehandhaafd. De wens is om ter plaatse van de meest westelijk gelegen rij groenstructuren en naastgelegen weide een boomgaard te realiseren met circa 12 fruitbomen. De kleine houten opstal zal worden geamoveerd.
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 14
5
Bevindingen onderzoek
5.1
Hieronder worden de bevindingen van de quickscan besproken, allereerst de bevindingen van de deskresearch en vervolgens de bevindingen van het veldonderzoek. Bevindingen deskresearch EHS en Natura2000 Het plangebied is gelegen nabij de EHS en een Natura2000‐gebied. De meest nabij gelegen EHS is gelegen op circa 600 meter en heeft de functie ‘Natuur’. Het Natura2000‐gebied staat bij het ministerie van EL&I bekend als ‘Uiterwaarden Waal’ (gebiedsnummer 68) en ligt op circa 600 meter van het plangebied. Afbeelding 4: Ligging plangebied t.o.v. de EHS (bron: geodata2.prvgld.nl, geraadpleegd op 28 augustus 2011).
De Atlas Groen Gelderland geeft aan dat er binnen het plangebied geen beleid aangaande specifieke doelsoorten wordt gevoerd. Volgens deze databank van de provincie heeft het plangebied geen bijzondere ecologische waarde. Verspreidingsatlassen De (digitale) verspreidingsatlassen zijn geraadpleegd om te kijken of er tussen 2001 en 2011, binnen de kilometerhokken waarbinnen het plangebied is gelegen, (strikt) beschermde soorten zijn waargenomen. Er is alleen gekeken naar relevante, beschermde soorten, waarvan verwacht kan worden, op basis van ecologische begrippen en geografische aspecten, dat ze voor kunnen komen binnen het plangebied. Er zijn binnen het kilometerhok waarnemingen vermeld van de rugstreeppad, kamsalamander, kerkuil en de steenuil. Verder zijn er geen soorten vermeld die op voorhand te verwachten kunnen zijn.
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 15
5.2
Bevindingen veldonderzoek Hieronder zijn de bevindingen van het veldonderzoek voor de relevante soortgroepen opgenomen. Flora Tijdens het veldbezoek zijn er in het plangebied geen vaatplanten aangetroffen welke beschermd zijn. Het plangebied heeft een erg gecultiveerd karakter. Voorkomende (boom)soorten zijn berk, coniferen, haagbeuk, beuk, taxushagen, spar, esdoorn, laurierkers, conifeer en een appelboom. Tussen het gras komt onder andere brandnetel, paarse en witte dovenetel, kruipende boterbloem, veldzuring, distel, klaver en paardenbloem voor. Vogels Tijdens het veldbezoek zijn alleen huismussen en een merel en houtduif waargenomen. De huismus heeft een verblijfplaats onder de dakpannen van de woning met huisnummer 22. Het broedseizoen was ten tijde van het veldbezoek voor de meeste soorten reeds voorbij. Er zijn zowel in de houten opstal als in de groenstructuren geen nest(resten) aangetroffen. In potentie kan het plangebied gebruikt worden als broedlocatie. Sporen van uilen, zoals braakballen of veren zijn niet aanwezig. Vaste, jaarrond beschermde nesten, zoals van de huismus, zijn niet te verwachten binnen het daadwerkelijke plangebied. Zoogdieren De te slopen houten opstal is niet geschikt voor soorten die gebruik maken van holtes in opstallen, zoals gebouwbewonende vleermuizen. De aanwezige (te handhaven) dikkere bomen hebben geen holtes of loszittend schors die door boombewonend vleermuizen als verblijfplaats gebruikt kunnen worden. Het plangebied kan wel worden gebruikt om te foerageren, maar speelt geen significante rol. Er zijn eetsporen aan walnoten aangetroffen van de bosmuis. Ook andere algemeen voorkomende soorten als de veldmuis en de huisspitsmuis kunnen worden verwacht. Binnen het gehele plangebied zijn diverse holen, uitwerpselen en loopsporen van konijnen waargenomen. Eveneens is visueel een exemplaar waargenomen aan de westelijk gelegen slootkant. Er zijn geen sporen van een eekhoorn waargenomen.
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 16
6
Effectenbeoordeling Hieronder zijn de effecten van de voorgenomen ingrepen op de aanwezige flora en fauna in het plangebied getoetst aan de vigerende wet‐ en regelgeving. In dit hoofdstuk zal worden besproken of de voorgenomen activiteiten negatieve invloed kunnen hebben op de EHS en het Natura2000‐gebied. Tevens wordt in het kader van de Flora‐ en faunawet nagegaan of vaste rust‐ en verblijfplaatsen door de ingreep worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt) of dat dieren opzettelijk worden verontrust, verjaagd of gedood. Verder is er gekeken of er invloeden zijn die leiden tot een verminderde geschiktheid als foerageergebied waarbij het een zodanig belang treft dat bij het wegvallen van deze functie ook vaste rust en verblijfplaatsen niet langer kunnen functioneren. Natura2000 en EHS Het plangebied is gelegen nabij de EHS en een Natura2000‐gebied. De externe werking van de nieuwe situatie zal geen effect hebben op de EHS, onder andere door de afstand naar dit gebied en de aard van de nieuwe situatie. Eveneens zullen de tussenliggende wegen (waaronder de Griftdijk Noord) en bebouwde percelen als een barrière werken voor eventueel migrerende soorten. De wezenlijke kenmerken en waarden (kernkwaliteiten) van de EHS zullen derhalve geenszins worden aangetast door de voorgenomen activiteiten. Bovenstaande geldt eveneens voor het Natura2000‐gebied. Verspreidingsatlassen Er zijn geen sporen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een steen‐ of kerkuil. Indien het plangebied gebruikt zou worden door deze soort, zouden er urinesporen en braakballen aanwezig zijn geweest. De rugstreeppad en de kamsalamander zullen naar alle waarschijnlijkheid nabij de Waal voorkomen en zijn niet te verwachten binnen het plangebied. Om hier zeker van te zijn, zijn zoveel mogelijk elementen als stenen, houtblokken, opgeslagen dakpannen en planken opgetild om vast te stellen of er exemplaren onder verscholen zaten. Er zijn geen exemplaren waargenomen. Flora Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde vaatplanten aangetroffen. Deze doelsoort zal derhalve geen negatief effect ondervinden in het kader van de voorgenomen activiteiten. Vogels Er zijn tijdens het veldbezoek een beperkt aantal soorten vogels waargenomen en geen (jaarrond beschermde) nesten. In potentie kunnen de houten opstal en de aanwezige groenstructuren gebruikt worden als broedlocatie voor algemeen voorkomende soorten als de merel en houtduiven. Alle broedende vogels zijn beschermd. Om overtreding van de Flora‐ en faunawet te voorkomen dienen de rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden. R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 17
Het is van belang om te weten dat de Flora‐ en faunawet geen standaardperiode voor het broedseizoen hanteert. Het gaat erom of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. Als richtdatum kan echter 15 maart tot 15 augustus worden aangehouden. Indien de uitvoering van de werkzaamheden buiten het broedseizoen plantechnisch niet mogelijk is, dient er voorafgaande aan het rooien een inventarisatie naar broedende vogels plaats te vinden. In de toekomstige situatie zal voldoende broedgelegenheden aanwezig zijn. Bij inachtneming van genoemde voorwaarden zijn er geen negatieve effecten te verwachten aangaande deze doelsoort. Zoogdieren Wat betreft vleermuizen is het plangebied alleen geschikt als foerageergebied. Verder zijn er sporen waargenomen van algemeen voorkomende soorten als de bosmuis en het konijn. Voor algemeen voorkomende soorten (FFlijst 1) geldt een algemene vrijstelling als het ruimtelijke ingrepen betreft. Er zijn veel konijnen aanwezig in het plangebied. Tijdens de werkzaamheden dient de zorgplicht zeker in acht genomen te worden.
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 18
7
Conclusie en kort advies
7.1
Hieronder is de conclusie opgenomen over het feit of er al dan niet procedurele gevolgen zijn voor de voorgenomen ingrepen in het plangebied. Tevens wordt er een kort advies gegeven. Conclusie
7.2
Op basis van onderhavige quickscan is beoordeeld of er voor de voorgenomen ingreep in het plangebied procedurele gevolgen zijn betreft de Flora‐ en faunawet en overige vigerende relevante wetgeving. EHS en Natura2000 De voorgenomen activiteiten zullen geen significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden (kernkwaliteiten) van de nabij gelegen EHS en het Natura2000‐gebied. Vogels Het plangebied is in potentie geschikt als broedlocatie voor diverse vogelsoorten. De rooiwerkzaamheden zullen buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden (hoofdstuk 6; vogels). Flora‐ en faunawet Er zijn geen (strikt) beschermde plant‐ en diersoorten aangetroffen binnen het plangebied en deze worden ook niet verwacht. Op basis van de bevindingen kan geconcludeerd worden dat er in de huidige situatie geen procedurele gevolgen zijn. Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Flora‐ en faunawet van toepassing: Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora‐ en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood. Advies Bij de toekomstige inrichting van het plangebied kan rekening worden gehouden met het stimuleren van natuurwaarden. Bij nieuwe beplanting (heggen, heesters en bomen) is het gebruik van inlandse, bloem‐ en vruchtdragende soorten aan te Bevelen. Gebruik van inlandse soorten is vooral voor insecten en daarmee voor vleermuizen, maar ook voor vogels geschikt. Om in de toekomstige situatie (extra) nestgelegenheid te creëren voor soorten als de huismus, kan bij de bouw van de nieuwe woning zogenaamde ‘vogelvides’ worden toegepast. Bijlage 1 geeft hierover een korte uitleg.
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 19
BIJLAGE 1 VOGELVIDE
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 20
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 21
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 22
BIJLAGE 2 LITERATUURLIJST
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
P a g i n a | 23
Boeve, M.N, Omgevingsrecht, uitgeverij Europa Law Publishing, Amsterdam, 2006 Broekhuizen, S e.a., Atlas van de Nederlandse zoogdieren, uitgeverij KNNV, Utrecht,1992 Den Held, J.J, Beknopt overzicht Nederlandse Plantengemeenschappen, uitgeverij KNNV, Utrecht,1991 IKC Natuurbeheer, Handboek natuurdoeltypen in Nederland, uitgeverij Judels&Brinkman, Delft, 1995 Meesters, G, Natuuratlas van Nederland, uitgeverij Icob b.v. Alphen aan den Rijn, 2001 Meijden R. Van der, Heukels’ Interactieve Flora van Nederland, ETI, 2007 Parmentier, F, Paassen A van, Steenuil onder de pannen – maatregelencatalogus, 2009 Ravon, Atlas reptielen en amfibieën in Gelderland 1985‐2005 Ravon, De amfibieën en reptielen van Nederland, 2009 Sovon Vogelonderzoek Nederland, Atlas van de Nederlandse Broedvogels, uitgeverij KNVV, Utrecht, 2002 Spohn, R, Bloemen, uitgeverij Tirion BV, Baarn, 2008 Spohn, R, Bomen, uitgeverij Tirion BV, Baarn, 2008 Sterry, P, Vogelwijzer, uitgeverij Tirion BV, Baarn, 2006 Vogelbescherming Nederland, Topografische Inventarisatieatlas voor flora en fauna van Nederland, Zeist, 2003. Internet: www.geodata2.prvgld.nl www.ravon.nl www.sovon.nl www.synbiosys.alterra.nl www.telmee.nl www.vogelbescherming.nl www.vogelvisie.nl www.vzz.nl www.waarneming.nl www.zoogdieratlas.nl
R11.379‐JMW‐F01 – Quickscan flora en fauna Griftdijk Noord te Lent
Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv Postbus 74 7140 AB Groenlo TEL. 0544-474040
Den Sliem 93 7141 JG Groenlo FAX. 0544-474049
Verkennend bodem en asbestonderzoek Griftdijk Noord te Lent
Opdrachtgever Adres Postcode & plaats
: Dhr. M.P. Polkamp : Graaf Florisstraat 60b : 3021 CJ Rotterdam
Rapportnummer
: MT.21289
Groenlo, 7 oktober 2011
Opgesteld:
Paraaf:
N. Looman Geautoriseerd:
Paraaf:
F.H. Broekhuijsen
Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem gebruikt worden voor het doel waarvoor het is vervaardigd. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Milieutechniek Rouwmaat Groenlo b.v.
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING----------------------------------------------------------------------------------------------------- 3
2
VOORINFORMATIE ---------------------------------------------------------------------------------------- 4 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3
LOCATIESPECIFIEKE INFORMATIE -------------------------------------------------------------------------------------------4 OMGEVINGSGEGEVENS ------------------------------------------------------------------------------------------------------4 GEOHYDROLOGISCHE GEGEVENS ------------------------------------------------------------------------------------------4 VOORGAANDE BODEMONDERZOEKEN--------------------------------------------------------------------------------------4 AFBAKENING LOCATIE VOOR BODEMONDERZOEK ------------------------------------------------------------------------4
VERWACHTINGSPATROON ---------------------------------------------------------------------------- 5 3.1 3.2
4
BODEMONDERZOEK ----------------------------------------------------------------------------------------------------------5 ASBEST ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------5
ONDERZOEKSOPZET------------------------------------------------------------------------------------- 6 4.1 4.2 4.3
5
ALGEMEEN---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------6 VISUELE INSPECTIE MAAIVELD EN ASBEST ONDERZOEK -----------------------------------------------------------------6 BOOR- EN ANALYSEFREQUENTIE MILIEUHYGIËNISCH ONDERZOEK -----------------------------------------------------6
RESULTATEN ------------------------------------------------------------------------------------------------ 7 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11
6
TOETSINGSKADER ------------------------------------------------------------------------------------------------------------7 VERRICHTE WERKZAAMHEDEN ----------------------------------------------------------------------------------------------7 VISUELE INSPECTIE MAAIVELD ----------------------------------------------------------------------------------------------7 VISUELE INSPECTIE PROEFGATEN EN MOSTERNEMING ------------------------------------------------------------------7 LOCALE BODEMOPBOUW ----------------------------------------------------------------------------------------------------8 ZINTUIGLIJKE WAARGENOMEN BIJZONDERHEDEN ------------------------------------------------------------------------8 METINGEN WATERMONSTERNAME------------------------------------------------------------------------------------------8 SAMENSTELLING (MENG)MONSTERS EN CHEMISCHE ANALYSES--------------------------------------------------------8 ANALYSERESULTATEN -------------------------------------------------------------------------------------------------------8 INTERPRETATIE ANALYSERESULTATEN----------------------------------------------------------------------------------- 11 INTERPRETATIE ANALYSERESULTATEN ASBESTONDERZOEK ---------------------------------------------------------- 11
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN --------------------------------------------------------------- 12 6.1 6.2 6.3 6.4
BIJLAGEN BIJLAGE 1a BIJLAGE 1b BIJLAGE 1c BIJLAGE 2 BIJLAGE 3 BIJLAGE 4 BIJLAGE 5 BIJLAGE 6 BIJLAGE 7
ALGEMEEN------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 12 VERWACHTINGSPATROON ------------------------------------------------------------------------------------------------- 12 RESULTATEN ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 12 SLOTCONCLUSIE EN AANBEVELINGEN------------------------------------------------------------------------------------ 12
Topografische kaart Kadastrale kaart met gegevens Situatietekening met monsternamepunten Boorbeschrijvingen Analysecertificaten grond Analysecertificaten grondwater Toetsingstabellen Foto's gaten Toegepaste normen
Rapportnummer: MT.21289
pagina 2 van 12
1
INLEIDING
In opdracht van Dhr. M.P. Polkamp heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv op 26 september 2011 verkennend bodem- en asbestonderzoek verricht ter plaatse van het perceel nr. 198 aan de Griftdijk Noord te Lent (gemeente Nijmegen). De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 1.050 m2. In bijlage 1 zijn de topgrafische en de kadastrale kaart met de ligging en het overzicht van de locatie opgenomen. Aanleiding voor het bodemonderzoek is een bestemmingsplanwijziging. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen. Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Normen 5740 en 5707 (NEN 5740 en NEN5707). Het vooronderzoek, dat parallel loopt aan deze norm, is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5725 (NEN 5725). De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd conform de beoordelingsrichtlijn BRL 2000, veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek. Milieutechniek Rouwmaat B.V. is gecertificeerd en erkend onder het procescertificaat met het kenmerk VB-031/2 voor het uitvoeren van milieuhygiënisch bodemonderzoek conform deze beoordelingsrichtlijn. Het toepassingsgebied van dit certificaat betreft de VKB-protocollen 2001, 2002 en 2018. De grond- en/of grondwateranalyses zijn uitgevoerd door een RVA-gecertificeerd en door de overheid erkend laboratorium. Tussen Milieutechniek Rouwmaat Groenlo b.v. en de opdrachtgever is geen sprake van een relatie, die de onafhankelijkheid en de integriteit van Milieutechniek Rouwmaat Groenlo b.v. zou beïnvloeden en/of haar werkzaamheden zou kunnen belemmeren. In het voorliggende rapport wordt verslag gedaan van het uitgevoerde verkennend bodem- en asbestonderzoek. In hoofdstuk 2 is de locatie beschreven. Aan de hand van deze gegevens is in hoofdstuk 3 het verwachtingspatroon gedefinieerd omtrent de verontreinigingssituatie. Hoofdstuk 4 behandelt de onderzoeksopzet, terwijl in hoofdstuk 5 de veldwaarnemingen en de analyseresultaten kort samengevat zijn weergegeven. Ten slotte zijn in hoofdstuk 6 de conclusies en aanbevelingen gedefinieerd.
Rapportnummer: MT.21289
pagina 3 van 12
2
VOORINFORMATIE
Voor aanvang van het bodemonderzoek zijn de (historische) gegevens, die relevant zijn voor het onderzoek, verzameld op basisniveau. Het vooronderzoek heeft plaatsgevonden op het onderhavige perceel en de aangrenzende terreinen (maximaal tot 50 meter afstand). Hierbij zijn de volgende bronnen geraadpleegd: informatie uit gemeentelijk informatiesysteem informatie van de opdrachtgever locatie inspectie 2.1 Locatiespecifieke informatie De onderzoekslocatie is gelegen aan de Griftdijk Noord te Lent (gemeente Nijmegen). De locatie is kadastraal bekend als gemeente Nijmegen, sectie F, nummer 198. Omschrijving van de onderzoekslocatie De locatie is gelegen aan de Griftdijk Noord te Lent, tussen nr. 22 en 24. Op de locatie is een kleine berging aanwezig. Verder bestaat de locatie hoofdzakelijk uit gras en op sommige stukken is de locatie begroeid met bomen en struiken. Historisch gebruik Er zijn geen relevante gegevens van de historie van het terrein bekend welke van invloed zouden kunnen zijn op de onderzoeksstrategie. Toekomstig gebruik Er zijn voornemens om op de locatie een nieuwe woning te realiseren. Verhardingen, ophogingen, calamiteiten Het terrein is niet verhard. Het terrein is niet opgehoogd. Op de locatie hebben zich in het verleden, voor zover bekend, geen calamiteiten voorgedaan. 2.2 Omgevingsgegevens Ten noordwesten van de locatie is een bedrijvencomplex gevestigd. Verder ten noorden en aan de overige zijden is het gebruik hoofdzakelijk agrarisch. 2.3 Geohydrologische gegevens De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie is, op basis van gegevens van de grondwaterkaarten van de Dienst Grondwaterverkenning TNO, als volgt te beschrijven: • De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie is als volgt te beschrijven: • Het maaiveld bevindt zich op een hoogte van circa 7,5 m + NAP; • Ter hoogte van het onderzoeksgebied bestaat de bodem overwegend uit ooivaag- en poldervaaggronden welke zijn opgebouwd uit zware zavel en lichte klei; • Het watervoerend pakket wordt gevormd door middel van klei en grove zandgrond; • De grondwaterstromingsrichting in het eerste watervoerende pakket is globaal oostwestelijk; Het grondwater onder de onderzoekslocatie is, voor zover bekend, niet onderhevig aan invloeden van buitenaf. 2.4 Voorgaande bodemonderzoeken Op en in de nabije omgeving van de onderzoekslocatie hebben voorzover bekend geen voorgaande bodemonderzoeken plaatsgevonden. 2.5 Afbakening locatie voor bodemonderzoek Het vooronderzoek heeft plaatsgevonden op het onderhavige perceel en de aangrenzende terreinen (maximaal tot 50 meter afstand). De geografische afbakening van het besluitvormingsgebied betreft het te bebouwen gedeelte (inclusief toekomstige tuin). Het bodemonderzoek heeft plaatsgevonden op het gedeelte waar nieuwbouw (inclusief toekomstige tuin) gerealiseerd gaat worden. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 1.050 m2.
Rapportnummer: MT.21289
pagina 4 van 12
3
VERWACHTINGSPATROON
3.1 Bodemonderzoek Op basis van de in hoofdstuk 2 verstrekte (historische) informatie is vooraf bekeken in hoeverre de bodem op de onderzoekslocatie verontreinigd kan zijn. Volgens de NEN 5740 dient dan een aanname te worden gemaakt omtrent de kans op bodemverontreiniging. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in verdachte en niet verdachte locaties. Op basis van het vooronderzoek zijn geen deellocaties te onderscheiden. De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. De hypothese luidt dan ook: De gehele locatie is onverdacht. Ten behoeve van de gehele locatie wordt de 'Onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie (ONV)' gehanteerd. Indien in geen van de monsters één der onderzochte stoffen aanwezig is in een concentratie boven de streefwaarde van de toetsingstabel uit de circulaire "Circulaire bodemsanering 2009, Staatscourant nr. 67 7 april 2009", wordt de hypothese aangenomen. 3.2 Asbest Gelijktijdig met het milieuhygiënisch onderzoek zal een asbestonderzoek conform de NEN5707 worden uitgevoerd. Voor asbest zijn er vanuit de historie geen gegevens bekend op basis waarvan kan worden verwacht dat de locatie is verontreinigd met asbest. Derhalve wordt ervan uitgegaan dat de gehele locatie onverdacht is ten aanzien van het voorkomen van asbest. Tijdens de terreininspectie is gebleken dat er geen asbestverdachte materialen te verwachten zijn.
Rapportnummer: MT.21289
pagina 5 van 12
4
ONDERZOEKSOPZET
4.1 Algemeen De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 1.050 m2. Het aantal boringen per laag, het aantal peilbuizen en het aantal te analyseren grond- en grondwatermonsters is omschreven in de NEN 5740 en NEN 5707 en is afhankelijk van de oppervlakte en eventuele verdachte (deel)locaties. 4.2 Visuele inspectie maaiveld en asbest onderzoek Voorafgaand aan de werkzaamheden zal een visuele inspectie van het maaiveld worden uitgevoerd. Het maaiveld wordt hierbij steekproefsgewijs geïnspecteerd. Het maaiveld dient hiervoor minimaal voor 25 procent inspecteerbaar te zijn. Indien dit niet het geval is, zullen er voorafgaand aanvullende maatregelen genomen dienen te worden (maaien, sneeuwvrij maken o.i.d.). De locatie wordt opgedeeld in ínspectie stroken'van 1,5 m en deze zullen vervolgens worden geïnspecteerd. Hiervoor worden de stroken haaks op elkaar geïnspecteerd, in twee richtingen. In eerste instantie zullen er geen monsters worden geanalyseerd. Indien er asbestverdacht materiaal op de locatie wordt aangetroffen, zal in overleg met de opdrachtgever worden besloten om monsters samen te stellen voor analyse. Aantal gaten (30*30*50 cm) 6
Diepe boringen (max. 2,0 m-mv) 1
Analyses In overleg met de opdrachtgever
4.3 Boor- en analysefrequentie milieuhygiënisch onderzoek De veldwerkzaamheden worden uitgevoerd conform de beoordelingsrichtlijn BRL 2000 veldwerk voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, Milieutechniek Rouwmaat Groenlo B.V. is hiervoor gecertificeerd. Het veldwerk is uitgevoerd volgens de van toepassing zijnde normen die in bijlage 7 staan vermeld. In de onderstaande tabel is de onderzoeksopzet weergegeven. Aantal boringen (excl. peilbuizen) 6 tot ± 50 cm-mv 1 tot ± 200 cm-mv
Aantal peilbuizen 1
Analyses grond
Analyses water
2 AS3000-pakketten grond
1 AS3000-pakket grondwater
Standaardpakket grondmonsters: • Lutum en organische stof (volgens AS3010) Zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Mo, Ni, Zn) (volgens AS3010) • PCB's (volgens AS3010 en AS3020) • Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (10 PAK uit Leidraad Bodembescherming, volgens AS3010) • Minerale olie (C10-40) )(volgens AS3010) • Standaardpakket grondwatermonsters: • Zuurgraad (pH) en Geleidbaarheid (EC) Zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Mo, Ni, Zn)(volgens AS3110) • Vluchtige aromaten (benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen, styreen, naftaleen) (volgens AS3110 en AS3130) • Vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen (vinylchloride, chloorethenen, chloormethaan, chloroform, chloorethanen, • chloorpropanen en bromoform) (volgens AS3110) Minerale olie (C10-40), (volgens AS3110) •
De boringen worden in trajecten van maximaal 50 cm bemonsterd, of anders afhankelijk van de veldwaarnemingen. De analyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek zullen worden uitgevoerd volgens het accreditatieschema AS3000. De AS3000 is een richtlijn waarin de kwaliteitseisen voor laboratoria zijn vastgelegd voor al het milieuhygiënisch bodemonderzoek. AS3000 vormt één van de centrale instrumenten voor bodemonderzoek in het kader van de nieuwe Regeling Bodemkwaliteit van het ministerie voor Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Alleen analysecertificaten van AS3000 erkende laboratoria worden dan nog geaccepteerd. Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv besteedt haar analyses uit aan een RVA-gecertificeerd laboratorium, welke de AS3000 erkenning in haar bezit heeft. Een week na plaatsing wordt uit de geplaatste peilbuis met behulp van een slangenpomp een grondwatermonster genomen. Ten behoeve van de bepaling van de zware metalen wordt het grondwater in het veld gefiltreerd door een filter met een poriëngrootte van 0,45 micron.
Rapportnummer: MT.21289
pagina 6 van 12
5
RESULTATEN
5.1 Toetsingskader De analyseresultaten van de onderzochte monsters worden vergeleken met de waarden van de toetsingstabel uit de "Circulaire bodemsanering 2009, Staatscourant nr. 67 7 april 2009". De in deze tabel genoemde toetsingswaarden hebben de volgende betekenis: achtergrond-/streefwaarde = referentiewaarde toetsingswaarde = toetsingswaarde voor nader onderzoek (½(S- + I- waarde)) interventiewaarde = toetsingswaarde voor sanering of saneringsonderzoek De streef-, toetsings- en interventiewaarden voor een aantal stoffen in de grond zijn afhankelijk van het gehalte aan organische stof en lutum. De referentiewaarden voor grond zijn daar waar mogelijk berekend met een door het laboratorium bepaald percentage lutum en organische stof. De bepaling van het gehalte aan lutum en organische stof kan achterwege blijven als voor toepassing van de bodemtypecorrectie wordt gerekend met de laagste percentages aan lutum en organische stof (voor beide 2%). Voor de beoordeling van de verontreinigingssituatie wordt behalve met de toetsingstabel, ook rekening gehouden met de zintuiglijke waarnemingen en eventueel met het gebruik van de bodem. Bij de beoordeling worden de volgende termen toegepast: kleiner dan de achtergrond-/streefwaarde tussen achtergrond-/streefwaarde en toetsingswaarde tussen toetsingswaarde en interventiewaarde groter dan de interventiewaarde
= = = =
niet verontreinigd licht verontreinigd matig verontreinigd sterk verontreinigd
De locatie wordt als verontreinigd beschouwd, indien in een (meng)monster stoffen aanwezig zijn in een concentratie hoger dan de streefwaarde. Overschrijding van de toetsingswaarde houdt in dat er een vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bestaat en dat een nader onderzoek moet worden uitgevoerd. Als voor tenminste één stof de gemiddelde concentratie van minimaal 25 m3 grond of 100 m3 grondwater hoger is dan de interventiewaarde is het vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bevestigd. 5.2 Verrichte werkzaamheden De veldwerkzaamheden zijn door Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv (Dhr. T. Huls) uitgevoerd op 26 september 2011. In de volgende tabel zijn de verrichte werkzaamheden weergegeven: Aantal boringen (excl. peilbuizen) 6 boringen (2, 3, 5, 6, 7, 8) tot ± 50 cm-mv 1 boring (1) tot ± 200 cm-mv
Aantal peilbuizen 1 peilbuis (4) filterstelling 280-380 cm-mv
Op de tekening in bijlage 1c staan de diverse boringen weergegeven. De boorbeschrijvingen staan beschreven in bijlage 2. Het opgeboorde materiaal is beoordeeld op korrelgrootte (=textuur), kleur, geur en andere bijzonderheden. De eventuele aanwezigheid van olie is aan de hand van een afwijkende bodemkleur (veelal blauwgrijs) en oliegeur beoordeeld. Bovendien is de grond ondergedompeld in water. Indien er een oliefilm op het water ontstaat, kan aan de hand van de dikte en de kleurschakering van de oliefilm het olieproduct indicatief beoordeeld worden. Deze test wordt een oliewaterreaktie genoemd. De geur, kleur en de oliewaterreaktie geven samen een indruk van de mate en soort olieverontreiniging. 5.3 Visuele inspectie maaiveld Voorafgaand aan het graven van de inspectiegaten is het maaiveld visueel geïnspecteerd. De inspectieefficientieklasse wordt door de aanwezige vegetatie geschat op 70-90%. Bij deze inspectie zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. 5.4 Visuele inspectie proefgaten en mosterneming Ter plaatse van de onderzoekslocatie, zijn conform de onderzoeksopzet 6 proefgaten (30*30 cm) tot een diepte van 0,5 m-mv gegraven. Een van de gaten zijn met een edelmanboor doorgezet tot de ongeroerde ondergrond. Per proefgat is het uitkomende materiaal uitgespreid in lagen van circa 2 cm dik en visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen. Vervolgens is al het uitkomende materiaal gezeefd over een zeef van 16 mm. Omdat er geen asbestverdacht materiaal in de grond is aangetroffen, zijn er geen mengmonster samengesteld uit de fijne gezeefde fractie. De foto's van de gaten zijn opgenomen in bijlage 6.
Rapportnummer: MT.21289
pagina 7 van 12
5.5 Locale bodemopbouw De bovengrond bestaat tot een diepte van ca. 1,0 m-mv uit klei. Daaronder bestaat de ondergrond overwegend uit lichtbruin, matig fijn zand. Tijdens de monstername bedroeg de grondwaterstand 240 cm-mv voor peilbuis 4. De complete omschrijvingen van de boorprofielen staan vermeld in bijlage 2. 5.6 Zintuiglijke waargenomen bijzonderheden Zintuiglijk zijn er geen afwijkingen waargenomen. 5.7 Metingen watermonstername Tijdens bemonstering van het grondwater, zijn de volgende metingen uitgevoerd: Code
Plaatsingsdatum
Bemonsteringsdatum
Filterstelling (cm-mv)
4
26-9-2011
4-10-2011
280-380
Grondwaterstand (cm-mv) 240
Zuurgraad pH
Geleidbaarheid EGV (µS/cm)
6,8
980
Geen van de gemeten waarden wijkt duidelijk af van de waarde, welke gezien de natuurlijke omstandigheden verwacht kan worden. 5.8 Samenstelling (meng)monsters en chemische analyses Op basis van de zintuiglijke waarnemingen zijn (meng)monsters samengesteld van de grond. Bij het samenstellen van mengmonsters bedraagt de laagdikte waarover wordt gemengd in principe 0,5 meter; alleen bij een gelijke bodemkarakteristiek kunnen monsters worden gemengd over een grotere laagdikte. Verschillende grondsoorten (bijvoorbeeld klei, zand en veen) mogen niet worden vermengd. In onderstaande tabel zijn de verschillende (meng)monsters en de uitgevoerde analyses weergegeven. Monster
Samenstelling
M1
1-1, 2-1, 3-1, 4-1, 5-1, 6-1, 7-1, 8-1 1-3, 1-4, 4-2, 4-3, 4-4
M2 4
Traject (cm-mv) 0-50
Analyse
70-200
AS3000-pakket grond
280-380
AS3000-pakket grondwater
AS3000-pakket grond
Motivatie: M1 is samengesteld uit de individuele grondmonsters van de bovengrond. M2 is samengesteld uit de individuele grondmonsters van de ondergrond. 5.9 Analyseresultaten In bijlage 3 zijn de analyserapporten van de grond opgenomen en in bijlage 4 van het grondwater. De toetsingstabellen van de analyseresultaten zijn weergegeven in bijlage 5. Indien een "kleiner dan (< en
Rapportnummer: MT.21289
pagina 8 van 12
In de onderstaande tabel(len) worden de geanalyseerde concentraties aangegeven. De achtergrond-, toetsings- en interventiewaarden van de grond hebben betrekking op een bodem met bepaalde organische stof- en lutumpercentages zoals deze in de tabellen zijn gepresenteerd.
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Verbinding
Grondmonsters M2 (mg/kg.ds)
M1 (mg/kg.ds)
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Organische stof (% d.s.) Lutum (% d.s.)
2,9 17,9
0,5 4,7
Droge stof Droge stof (% d.s.)
85,4
93,6
Metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn] PAK Naftaleen Anthraceen Fenanthreen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Benzo(k)fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) Polychloorbifenylen (PCB) PCB 52 PCB 28 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor) Minerale olie Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C16 Minerale olie C16-C21 Minerale olie C21-C30 Minerale olie C30-C35 Minerale olie C35-C40 Minerale olie C10 - C40
76 0,32 6,6 14 0,054 26 <1,5 21 67
-
20 <0,17 <4,3 <5 <0,05 <13 <1,5 9,5 <17
-
<0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,35
-
<0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,35
-
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049
-
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049
-*
5,1 <5 <6 <12 <6 <6 <38
-
<3 <5 <6 <12 <6 <6 <38
-
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ M1: 1-1,2-1,3-1,4-1,5-1,6-1,7-1,8-1 (0-50 cm-mv) M2: 1-3,1-4,4-2,4-3,4-4 (70-200 cm-mv)
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Betekenis van de tekens en afkortingen: Blanco: geen toetsingswaarde vastgesteld, i: indicatieve norm, !: overschrijding echter niet alle normen bekend, -*: separate gehalten zijn onder achtergrondwaarde of detectiegrens, -: onder achtergrondwaarde of detectiegrens, +: tussen achtergrondwaarde en ½(AW+I), ++: tussen ½(AW+I) en interventiewaarde, +++: boven interventiewaarde, n.b.: niet bepaald.
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯
Rapportnummer: MT.21289
pagina 9 van 12
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Grondwatermonster Verbinding
4 (µg/liter)
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
150 <0,8 <5 <15 <0,05 <15 <3,6 <15 <60
+ -
Vluchtige aromaten Benzeen Tolueen Ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen Naftaleen (BTEXN) Xylenen (som, 0.7 factor) BTEX (som) Styreen (Vinylbenzeen)
<0,2 <0,3 <0,3 <0,1 <0,2 <0,05 0,21 <1,1 <0,3
-* -
<0,6 <0,6 <0,1 <0,1 <0,1 <0,2 0,14
-*
<0,25 <0,25 <0,25 0,52
-
<0,1 <3,2 <0,1 <0,1 <0,1 <0,6 <0,6 <0,1 <2
-
<8 <15 <16 <31 <15 <15 <100
-
Gehalogeneerde koolwaterstoffen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen cis-1,2-Dichlooretheen trans-1,2-Dichlooretheen Dichloormethaan 1.2-Dichloorethenen (som, 0.7 factor) 1,1-Dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloorpropanen (0,7 som, 1,1+1,2+1,3) Tetrachlooretheen (Per) CKW (som) Tetrachloormethaan (Tetra) 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Trichlooretheen (Tri) Trichloormethaan (Chloroform) Vinylchloride Tribroommethaan (bromoform) Minerale olie Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C16 Minerale olie C16-C21 Minerale olie C21-C30 Minerale olie C30-C35 Minerale olie C35-C40 Minerale olie C10 - C40
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ 4: (280-380 cm-mv)
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Betekenis van de tekens en afkortingen: Blanco: geen toetsingswaarde vastgesteld, i: indicatieve norm, !: overschrijding echter niet alle normen bekend, -*: separate gehalten zijn onder streefwaarde of detectiegrens, -: onder streefwaarde of detectiegrens, +: tussen streefwaarde en ½(S+I), ++: tussen ½(S+I) en interventiewaarde, +++: boven interventiewaarde, n.b.: niet bepaald.
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯
Rapportnummer: MT.21289
pagina 10 van 12
5.10 Interpretatie analyseresultaten In geen van de grondmonsters is één van de onderzochte stoffen aangetroffen in een concentratie boven de achtergrondwaarde of de detectiegrens van de desbetreffende stof. Uit de analyseresultaten met betrekking tot het grondwater blijkt dat: • het grondwatermonster 4 licht verontreinigd is met Barium.
5.11 Interpretatie analyseresultaten asbestonderzoek Bij het asbestonderzoek zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Derhalve zijn derhalve geen analyses uitgevoerd op asbest.
Rapportnummer: MT.21289
pagina 11 van 12
6
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
6.1 Algemeen In opdracht van Dhr. M.P. Polkamp heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv op 26 september 2011 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van het perceel nr. 198 aan de Griftdijk Noord te Lent (gemeente Nijmegen). Aanleiding voor het bodemonderzoek is een bestemmingsplanwijziging. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen. 6.2 Verwachtingspatroon De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. Gelijktijdig met het milieuhygiënisch onderzoek zal een asbestonderzoek conform de NEN5707 worden uitgevoerd. Voor asbest zijn er vanuit de historie geen gegevens bekend op basis waarvan kan worden verwacht dat de locatie is verontreinigd met asbest. Derhalve wordt ervan uitgegaan dat de gehele locatie onverdacht is ten aanzien van het voorkomen van asbest. 6.3 Resultaten De bovengrond bestaat tot een diepte van ca. 1,0 m-mv uit klei. Daaronder bestaat de ondergrond overwegend uit lichtbruin, matig fijn zand. Tijdens de monstername bedroeg de grondwaterstand 240 cm-mv voor peilbuis 4. Tijdens de veldwerkzaamheden is gelet op het voorkomen van asbest. Visueel is op de bodem en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Zintuiglijk zijn er geen afwijkingen waargenomen. Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat: (a) in de grond geen van de onderzochte componenten is aangetoond in een concentratie boven de achtergrondwaarde en/of detectiegrens; (b) het grondwater licht verontreinigd is met Barium; (c) er geen asbestverdacht materiaal is aangetroffen. Het is bekend dat in het grondwater zware metalen in sterk fluctuerende gehalten kunnen voorkomen, zowel door natuurlijke bronnen als door menselijke activiteiten veroorzaakt (vermesting). De gehalten betreffen dan (natuurlijke) achtergrondwaarden. 6.4 Slotconclusie en aanbevelingen De hypothese "De gehele locatie is onverdacht" dient, gezien het licht verhoogde gehalte barium in het grondwater, grotendeels aangenomen te worden. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er ons inziens op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein. Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd, is het altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.
Rapportnummer: MT.21289
pagina 12 van 12
BIJLAGE 1A
TOPOGRAFISCHE KAART
Omgevingskaart
0m
125 m
Deze kaart is noordgericht.
625 m
Schaal 1: 12500
Hier bevindt zich Kadastraal object NIJMEGEN F 198 Griftdijk Noord , LENT © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.
BIJLAGE 1B
KADASTRALE KAART MET GEGEVENS
Uittreksel Kadastrale Kaart
24
18
198
22
199
15
21a
0m
12345 25
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Kadastrale grens Voorlopige grens Bebouwing Overige topografie
Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 7 oktober 2011 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
5m
25 m
Schaal 1:500 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
NIJMEGEN F 198
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
BIJLAGE 1C
SITUATIETEKENING MET MONSTERNAMEPUNTEN
BIJLAGE 2
BOORBESCHRIJVINGEN Betekenis van afkortingen G/g
: grind/grindig
O/o
: Olie
Blinde buis
:
Z/z
: zand/zandig
P/p
: Puin
Klei-afdichting
:
L/s
: leem/siltig
T/t
: Stoeptegels
Filter
:
K/k
: klei/kleiig
V/h
: veen/humeus
Grondwaterst.
:
m
: mineraal arm
Geroerd monster
:
Overig Ongeroerd monster
:
Projectcode 21289 Beschrijver Theo Huls
Projectnaam Boornummer Griftdijk Noord kadas. Nr 1 198 Lent Boorfirma Boormethode Rouwmaat Edelmanboor
Locatie Gehele terrein Maaiveldhoogte
Datum x; y 26-9-201 187.200; 431.351 m 1 Globale grondwaterstand 0 cm-mv
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Bodemmonster
Projectcode 21289 Beschrijver Theo Huls
Bodemmonster
0-50; Klei, matig humeus, sterk zandig; Gat30x30x50; kleur: donkerbruin
1-1
Locatie Gehele terrein Maaiveldhoogte
Datum x; y 26-9-201 187.207; 431.341 m 1 Globale grondwaterstand 0 cm-mv
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104
Bodemonderzoek
0 m
Projectnaam Boornummer Griftdijk Noord kadas. Nr 2 198 Lent Boorfirma Boormethode Rouwmaat Edelmanboor
Bodemonderzoek
0 m
0-50; Klei, matig humeus, sterk zandig; Gat30x30x50; kleur: donkerbruin
2-1
50-80; Klei, matig humeus, sterk zandig; Gat30x30x50; kleur: donkerbruin 1-2 80-100; Klei, sterk zandig; kleur: bruin 1 m
100-120; Klei, sterk zandig; kleur: bruin
1 m
120-150; Fijn zand, matig siltig; kleur: lichtbruin 1-3 150-180; Fijn zand, matig siltig; kleur: lichtbruin 1-4 180-200; Fijn zand, uiterst siltig; Ijzeroersporen; kleur: lichtbruin
2 m
2 m
3 m
3 m
4 m
4 m
5 m
5 m
Projectcode 21289 Beschrijver Theo Huls
Projectnaam Boornummer Griftdijk Noord kadas. Nr 3 198 Lent Boorfirma Boormethode Rouwmaat Edelmanboor
Locatie Gehele terrein Maaiveldhoogte
Datum x; y 26-9-201 187.193; 431.346 m 1 Globale grondwaterstand 0 cm-mv
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Bodemmonster
0 m 3-1
Projectcode 21289 Beschrijver Theo Huls
Projectnaam Boornummer Griftdijk Noord kadas. Nr 4 198 Lent Boorfirma Boormethode Rouwmaat Edelmanboor, zuigerboor
Maaiveldhoogte
Datum x; y 26-9-201 187.187; 431.343 m 1 Globale grondwaterstand 200 cm-mv
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104
Bodemonderzoek
Fltr. Bodembuis monster
0-50; Klei, matig humeus, sterk zandig; Gat30x30x50; kleur: donkerbruin
0 m 4-1
4-2 1 m
Locatie Gehele terrein
1 m
Bodemonderzoek
0-50; Klei, matig humeus, uiterst zandig; Gat30x30x50; kleur: donkerbruin
50-70; Klei, matig humeus, uiterst zandig; Gat30x30x50; kleur: donkerbruin 70-100; Matig fijn zand, licht siltig; kleur: lichtbruin 100-150; Matig fijn zand, licht siltig; kleur: lichtbruin
4-3 150-200; Matig fijn zand, licht siltig; kleur: lichtbruin 4-4 2 m
2 m
200-250; Matig fijn zand, licht siltig; kleur: lichtbruin
G.W.
3 m
3 m
4 m
4 m
5 m
250-290; Fijn grind, matig siltig, sterk zandig; kleur: lichtbruin
290-360; Matig grof zand, licht siltig; kleur: lichtbruin
5 m pH 6,8
EGV 980 µS/cm
Grondwaterbemonstering: 4-10-2011 Temperatuur Grondwaterstand 15,3 °C 240 cm-mv
Diepte 380 cm-mv
Monsternemingsfilter Perforatie 280-380 cm-mv
Projectcode 21289 Beschrijver Theo Huls
Projectnaam Boornummer Griftdijk Noord kadas. Nr 5 198 Lent Boorfirma Boormethode Rouwmaat Edelmanboor
Locatie Gehele terrein Maaiveldhoogte
Datum x; y 26-9-201 187.189; 431.322 m 1 Globale grondwaterstand 0 cm-mv
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Bodemmonster
Projectcode 21289 Beschrijver Theo Huls
Bodemmonster
0-50; Klei, matig humeus, uiterst zandig; kleur: donkerbruin
1 m
2 m
2 m
3 m
3 m
4 m
4 m
5 m
5 m
Projectnaam Boornummer Griftdijk Noord kadas. Nr 7 198 Lent Boorfirma Boormethode Rouwmaat Edelmanboor
Locatie Gehele terrein Maaiveldhoogte
Datum x; y 26-9-201 187.174; 431.323 m 1 Globale grondwaterstand 0 cm-mv
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Bodemmonster
0 m 7-1
Datum x; y 26-9-201 187.172; 431.308 m 1 Globale grondwaterstand 0 cm-mv
0-50; Klei, matig humeus, uiterst zandig; Gat30x30x50; kleur: donkerbruin
6-1
1 m
Beschrijver Theo Huls
Maaiveldhoogte
Bodemonderzoek
0 m
5-1
Projectcode 21289
Locatie Gehele terrein
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104
Bodemonderzoek
0 m
Projectnaam Boornummer Griftdijk Noord kadas. Nr 6 198 Lent Boorfirma Boormethode Rouwmaat Edelmanboor
Projectcode 21289 Beschrijver Theo Huls
Projectnaam Boornummer Griftdijk Noord kadas. Nr 8 198 Lent Boorfirma Boormethode Rouwmaat Edelmanboor
Locatie Gehele terrein Maaiveldhoogte
Datum x; y 26-9-201 187.174; 431.334 m 1 Globale grondwaterstand 0 cm-mv
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104
Bodemonderzoek
Bodemmonster
0-50; Klei, matig humeus, uiterst zandig; Gat30x30x50; kleur: donkerbruin
0 m 8-1
1 m
1 m
2 m
2 m
3 m
3 m
4 m
4 m
5 m
5 m
Bodemonderzoek
0-50; Klei, matig humeus, uiterst zandig; Gat30x30x50; kleur: donkerbruin
BIJLAGE 3
ANALYSERAPPORTEN GROND
Milieutechniek Rouwmaat b.v. T.a.v. Henk Broekhuijsen Postbus 74 7140 AB GROENLO
Analysecertificaat Datum: 03-10-2011
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2011163221 21289 Griftdijk Noord kadas. Nr 198 Lent 27-09-2011
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 ABN AMRO 54 85 74 456 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. E-mail
[email protected] NL 8043.14.883.B01 Site www.eurofins.nl KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
21289 Griftdijk Noord kadas. Nr 198 Lent 26-09-2011
Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
2011163221 27-09-2011 03-10-2011/16:43 A,B,C 1/2
Grond; Grond, AS3000 Eenheid
Analyse
1
2
Uitgevoerd
Uitgevoerd
S
Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000
S
Bodemkundige analyses Droge stof
% (m/m)
85.4
93.6
S
Organische stof
% (m/m) ds
2.9
<0.5
S
Gloeirest
% (m/m) ds
95.9
99.3
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
17.9
4.7
S
Metalen Barium (Ba)
mg/kg ds
76
20
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
0.32
<0.17
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
6.6
<4.3
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
14
<5.0
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
0.054
<0.050
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
<1.5
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
21
9.5
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
26
<13
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
67
<17
Minerale olie Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
5.1
<3.0
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
<12
<12
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
S
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<38
<38
S
Polychloorbifenylen, PCB PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 118
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 138
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 153
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049 1)
0.0049
1)
Nr. Monsteromschrijving 1 1-1, 2-1, 3-1, 4-1, 5-1, 6-1, 7-1, 8-1>M1 2 1-3, 1-4, 4-2, 4-3, 4-4>M2
Analytico-nr. 6391522 6391523
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
21289 Griftdijk Noord kadas. Nr 198 Lent 26-09-2011
Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
2011163221 27-09-2011 03-10-2011/16:43 A,B,C 2/2
Grond; Grond, AS3000 Eenheid
1
2
S
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK Naftaleen mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Fenanthreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Chryseen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
Analyse
0.35 1)
0.35
1)
Nr. Monsteromschrijving 1 1-1, 2-1, 3-1, 4-1, 5-1, 6-1, 7-1, 8-1>M1 2 1-3, 1-4, 4-2, 4-3, 4-4>M2
Analytico-nr. 6391522 6391523
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting
CE
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Akkoord Pr.coörd.
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2011163221 Pagina 1/1 Analytico-n Boornr
Barcode
Monsteromschrijving
6391522 6391522 6391522 6391522 6391522 6391522 6391522 6391522
1 2 3 4 5 6 7 8
1-1 2-1 3-1 4-1 5-1 6-1 7-1 8-1
0 0 0 0 0 0 0 0
50 50 50 50 50 50 50 50
0506082594 0506082595 0506082593 0506082590 0506082552 0506082584 0506082587 0506082602
1-1, 2-1, 3-1, 4-1, 5-1, 6-1, 7
6391523 6391523 6391523 6391523 6391523
1 1 4 4 4
1-3 1-4 4-2 4-3 4-4
120 150 70 100 150
150 200 100 150 200
0506082585 0506082564 0506082580 0506082561 0506082551
1-3, 1-4, 4-2, 4-3, 4-4>M2
Omschrijving
Van
Tot
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2011163221 Pagina 1/1 Opmerking 1) De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2011163221
. Pagina 1/1
Analyse Cryogeen malen AS3000 Droge Stof Organische stof/Gloeirest Korrelgrootte < 2 µm (Lutum) Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel( Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Minerale Olie (GC) Polychloorbifenylen (PCB) PAK som AS3000/AP04 PAK (VROM)
Methode W0106 W0104 W0109 W0173 W0423 W0423 W0423 W0423 W0423 W0423 W0423 W0423 W0423 W0202 W0271 W0271 W0271
Techniek Voorbehandeling Gravimetrie Gravimetrie Sedimentatie ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS GC-FID GC-MS GC-MS GC-MS
Referentiemethode Cf. AS3000 Cf. pb 3010-2 en Gw. NEN-ISO 11465 Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754 Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-7 en cf. NEN 6978 Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980 Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287 Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie juli 2009.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
BIJLAGE 4
ANALYSERAPPORTEN GRONDWATER
Milieutechniek Rouwmaat b.v. T.a.v. Henk Broekhuijsen Postbus 74 7140 AB GROENLO
Analysecertificaat Datum: 07-10-2011
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2011168688 21289 Griftdijk Noord kadas. Nr 198 Lent 05-10-2011
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 ABN AMRO 54 85 74 456 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. E-mail
[email protected] NL 8043.14.883.B01 Site www.eurofins.nl KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
21289 Griftdijk Noord kadas. Nr 198 Lent 04-10-2011
2011168688 05-10-2011 07-10-2011/13:12 A,B,C 1/2
Water; Water, AS3000 Eenheid
Analyse
1
S
Metalen Barium (Ba)
µg/L
150
S
Cadmium (Cd)
µg/L
<0.80
S
Kobalt (Co)
µg/L
<5.0
S
Koper (Cu)
µg/L
<15
S
Kwik (Hg)
µg/L
<0.050
S
Molybdeen (Mo)
µg/L
<3.6
S
Nikkel (Ni)
µg/L
<15
S
Lood (Pb)
µg/L
<15
S
Zink (Zn)
µg/L
<60
S
Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen Benzeen
µg/L
<0.20
S
Tolueen
µg/L
<0.30
S
Ethylbenzeen
µg/L
<0.30
S
o-Xyleen
µg/L
<0.10
S
m,p-Xyleen
µg/L
<0.20
S
Xylenen (som) factor 0,7
µg/L
0.21 1)
BTEX (som)
µg/L
<1.1
S
Naftaleen
µg/L
<0.050
S
Styreen
µg/L
<0.30
S
Vluchtige organische chloorkoolwaterstoffen Dichloormethaan µg/L
<0.20
S
Trichloormethaan
µg/L
<0.60
S
Tetrachloormethaan
µg/L
<0.10
S
Trichlooretheen
µg/L
<0.60
S
Tetrachlooretheen
µg/L
<0.10
S
1,1-Dichloorethaan
µg/L
<0.60
S
1,2-Dichloorethaan
µg/L
<0.60
S
1,1,1-Trichloorethaan
µg/L
<0.10
S
1,1,2-Trichloorethaan
µg/L
<0.10
S
cis 1,2-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
S
trans 1,2-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
CKW (som)
µg/L
<3.2
1,1-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
S
Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
Nr. Monsteromschrijving 1 4
Analytico-nr. 6408368
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
21289 Griftdijk Noord kadas. Nr 198 Lent 04-10-2011
2011168688 05-10-2011 07-10-2011/13:12 A,B,C 2/2
Water; Water, AS3000 Eenheid
Analyse
1
S
1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7
µg/L
S
Vinylchloride
µg/L
<0.10
S
1,1-Dichloorpropaan
µg/L
<0.25
S
1,2-Dichloorpropaan
µg/L
<0.25
S
1,3-Dichloorpropaan
µg/L
<0.25
S
Dichloorpropanen som factor 0.7
µg/L
0.52
S
Tribroommethaan
µg/L
<2.0
Minerale olie Minerale olie (C10-C12)
µg/L
<8.0
Minerale olie (C12-C16)
µg/L
<15
Minerale olie (C16-C21)
µg/L
<16
Minerale olie (C21-C30)
µg/L
<31
Minerale olie (C30-C35)
µg/L
<15
Minerale olie (C35-C40)
µg/L
<15
Minerale olie totaal (C10-C40)
µg/L
<100
S
Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
0.14 1)
Nr. Monsteromschrijving 1 4
Analytico-nr. 6408368
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting
VA
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Akkoord Pr.coörd.
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2011168688 Pagina 1/1 Analytico-n Boornr 6408368 6408368
4 4
Omschrijving 4 4-1
Van 280 280
Tot 380 380
Barcode
Monsteromschrijving
0691098268 0700590576
4
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2011168688 Pagina 1/1 Opmerking 1) De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2011168688
. Pagina 1/1
Analyse ICP-MS Barium ICP-MS Cadmium ICP-MS Kobalt (Co) ICP-MS Koper ICP-MS Kwik ICP-MS Molybdeen (Mo) ICP-MS Nikkel ICP-MS Lood ICP-MS Zink Aromaten (BTEXN) Xylenen som AS3000 Styreen VOCL (11) CKW : 1,1-Dichlooretheen DiClEtheen som AS3000 CKW : Vinylchloride 1,1-dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan DiChlprop. som AS300 tribroommethaan Minerale Olie (GC)
H
Methode W0421 W0421 W0421 W0421 W0421 W0421 W0421 W0421 W0421 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0215
Techniek ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS LVI-GC-FID
Referentiemethode Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-2 en gw. Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3110-5
NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO
17294-2 17294-2 17294-2 17294-2 17294-2 17294-2 17294-2 17294-2 17294-2
NEN EN ISO 15680
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie juli 2009.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
BIJLAGE 5
TOETSINGSTABELLEN
In de onderstaande tabel(len) worden de geanalyseerde concentraties aangegeven. De achtergrond-, toetsings- en interventiewaarden van de grond hebben betrekking op een bodem met bepaalde organische stof- en lutumpercentages zoals deze in de tabellen zijn gepresenteerd.
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Grondmonster Verbinding
M1 (mg/kg.ds)
AW ½(AW+I)
I
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Organische stof (% d.s.) Lutum (% d.s.)
2,9 17,9
Droge stof Droge stof (% d.s.)
85,4
Metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn] PAK Naftaleen Anthraceen Fenanthreen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Benzo(k)fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) Polychloorbifenylen (PCB) PCB 52 PCB 28 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor) Minerale olie Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C16 Minerale olie C16-C21 Minerale olie C21-C30 Minerale olie C30-C35 Minerale olie C35-C40 Minerale olie C10 - C40
76 0,32 6,6 14 0,054 26 <1,5 21 67
-
0,45 11,7 30,5 0,13 41,6
5,08 79,9 87,8 242 95,0 53,8 332
9,71 148 145 441 190 79,7 556
<0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,35
-
1,50
20,8
40,0
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049
-
0,0058
0,15
0,29
5,1 <5 <6 <12 <6 <6 <38
-
55,1
753
1450
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ M1: 1-1,2-1,3-1,4-1,5-1,6-1,7-1,8-1 (0-50 cm-mv)
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Betekenis van de tekens en afkortingen: Blanco: geen toetsingswaarde vastgesteld, i: indicatieve norm, !: overschrijding echter niet alle normen bekend, -*: separate gehalten zijn onder achtergrondwaarde of detectiegrens, -: onder achtergrondwaarde of detectiegrens, +: tussen achtergrondwaarde en ½(AW+I), ++: tussen ½(AW+I) en interventiewaarde, +++: boven interventiewaarde, n.b.: niet bepaald.
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Grondmonster Verbinding
M2 (mg/kg.ds)
AW ½(AW+I)
I
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Organische stof (% d.s.) Lutum (% d.s.) Droge stof Droge stof (% d.s.) Metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn] PAK Naftaleen Anthraceen Fenanthreen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Benzo(k)fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) Polychloorbifenylen (PCB) PCB 52 PCB 28 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor) Minerale olie Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C16 Minerale olie C16-C21 Minerale olie C21-C30 Minerale olie C30-C35 Minerale olie C35-C40 Minerale olie C10 - C40
0 4,7
93,6
20 <0,17 <4,3 <5 <0,05 <13 <1,5 9,5 <17
-
0,36 5,53 21,1 0,11 33,4
4,11 37,8 60,8 193 95,0 28,4 206
7,86 70,0 100 354 190 42,0 345
<0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,35
-
1,50
20,8
40,0
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049
-*
0,0040
0,10
0,20
38,0
519
1000
<3 <5 <6 <12 <6 <6 <38
-
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ M2: 1-3,1-4,4-2,4-3,4-4 (70-200 cm-mv)
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Betekenis van de tekens en afkortingen: Blanco: geen toetsingswaarde vastgesteld, i: indicatieve norm, !: overschrijding echter niet alle normen bekend, -*: separate gehalten zijn onder achtergrondwaarde of detectiegrens, -: onder achtergrondwaarde of detectiegrens, +: tussen achtergrondwaarde en ½(AW+I), ++: tussen ½(AW+I) en interventiewaarde, +++: boven interventiewaarde, n.b.: niet bepaald.
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Grondwatermonster Verbinding
4 (µg/liter)
S
½(S+I)
I
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
150 <0,8 <5 <15 <0,05 <15 <3,6 <15 <60
+ -
50,0 0,40 20,0 15,0 0,050 15,0 5,00 15,0 65,0
338 3,20 60,0 45,0 0,18 45,0 153 45,0 433
625 6,00 100,0 75,0 0,30 75,0 300 75,0 800
Vluchtige aromaten Benzeen Tolueen Ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen Naftaleen (BTEXN) Xylenen (som, 0.7 factor) BTEX (som) Styreen (Vinylbenzeen)
<0,2 <0,3 <0,3 <0,1 <0,2 <0,05 0,21 <1,1 <0,3
-* -
0,20 7,00 4,00
15,1 504 77,0
30,0 1000 150
0,0100 0,20
35,0 35,1
70,0 70,0
6,00
153
300
<0,6 <0,6 <0,1 <0,1 <0,1 <0,2 0,14
-*
7,00 7,00 0,0100
454 204 5,01
900 400 10,00
0,0100 0,0100
500 10,0
1000 20,0
<0,25 <0,25 <0,25 0,52
-
0,80
40,4
80,0
<0,1 <3,2 <0,1 <0,1 <0,1 <0,6 <0,6 <0,1 <2
-
0,0100
20,0
40,0
0,0100 0,0100 0,0100 24,0 6,00 0,0100 -
5,01 150 65,0 262 203 2,51 315
10,00 300 130 500 400 5,00 630
<8 <15 <16 <31 <15 <15 <100
-
50,0
325
600
Gehalogeneerde koolwaterstoffen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen cis-1,2-Dichlooretheen trans-1,2-Dichlooretheen Dichloormethaan 1.2-Dichloorethenen (som, 0.7 factor) 1,1-Dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloorpropanen (0,7 som, 1,1+1,2+1,3) Tetrachlooretheen (Per) CKW (som) Tetrachloormethaan (Tetra) 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Trichlooretheen (Tri) Trichloormethaan (Chloroform) Vinylchloride Tribroommethaan (bromoform) Minerale olie Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C16 Minerale olie C16-C21 Minerale olie C21-C30 Minerale olie C30-C35 Minerale olie C35-C40 Minerale olie C10 - C40
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ 4: (280-380 cm-mv)
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Betekenis van de tekens en afkortingen: Blanco: geen toetsingswaarde vastgesteld, i: indicatieve norm, !: overschrijding echter niet alle normen bekend, -*: separate gehalten zijn onder streefwaarde of detectiegrens, -: onder streefwaarde of detectiegrens, +: tussen streefwaarde en ½(S+I), ++: tussen ½(S+I) en interventiewaarde, +++: boven interventiewaarde, n.b.: niet bepaald.
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯
BIJLAGE 6
FOTO's GEGRAVEN GATEN Gat-1
Gat-2
Gat-3
Gat-4
Gat-5
Gat-6
BIJLAGE 7 Toegepaste normen (behalve voor laboratoriumonderzoek) NEN 5104 NEN 5707 NVN 5709
Geotechniek Asbest Bodem
NEN 5725
Bodem
NEN 5740 NPR 5741
Bodem Bodem
NPR 6616 NEN 5742
Water en slib Bodem
NEN 5743 NEN 5744
Bodem Bodem
NEN 5745 NEN 5120 NEN 5751 NEN 5733 NEN 5766 NEN 5861 NEN-EN-ISO 5667-3 NEN 5897
Bodem Geotechniek Bodem Bodem Bodem Milieu Water
NEN-ISO 7888 SIKB protocol 2001 SIKB protocol 2002 SIKB protocol 2018
Water
Asbest
Milieu
Classificatie van onverharde grondmonsters Bodem- Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem Monstervoorbehandeling voor de bepaling van organische en anorganische parameters in grond Richtlijn voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, orienterend en nader onderzoek Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek Boorsystemen en monsternemingstoestellen voor grond, sediment en grondwater, die worden toegepast bij bodemverontreinigingsonderzoek Routinebepaling van de pH Monsterneming van grond en sediment t.b.v. de bepaling van metalen, anorganische verbindingen, matig vluchtige organische verbindingen en fysisch/chemische bodemkenmerken. Monsterneming van grond en sediment t.b.v. de bepaling van vluchtige verbindingen. Monsterneming van grondwater t.b.v. de bepaling van metalen, anorganische verbindingen, matig vluchtige organische verbindingen en fysisch/chemische eigenschappen. Monsterneming van grondwater t.b.v. de bepaling van vluchtige verbindingen. Bepaling van stijghoogten van grondwater door middel van peilbuizen . Voorbereiding van het monster voor fysisch-chemische analyses Bepaling van de korrelgrootte m.b.v. zeef en pipet Plaatsing van peilbuizen ten behoeve van milieukundig bodemonderzoek Procedures voor monsteroverdracht Bemonstering - Deel 3: Richtlijnen voor de conservering en behandeling van watermonsters Monsterneming en analyse van asbest in recyclinggranulaat Bepaling van het elektrisch geleidingsvermogen
onbewerkt
bouw-
en
sloopafval
en
Water
Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen Het nemen van grondwatermonsters
Asbest
Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem