Vergadering Datum Tijd Locatie
: : : :
Algemeen Bestuur 18 december 2013 15:00 – 17:00 uur Burg. van Lidth de Jeudelaan 3, 4001 VK, Tiel
AGENDA Punt 01
Omschrijving Opening en vaststellen agenda.
Advies Vaststellen agenda.
02
Besluitenlijst vergadering 2 september 2013. Ingekomen post en mededelingen.
Vaststellen.
03
04
05
Stukken ter kennisname: a) Kwartaalrapportages ODR 2e en 3e kwt b) Concernplan ODR c) Budgethoudersregeling ODR 2014 d) Memo aan voorzittersoverleg Gelderse OD’s m.b.t. jaarresultaat stelseltaken Gunning accountantsdiensten.
06
Reserves en voorzieningen.
07
Inkoop- en aanbestedingsbeleid.
08
Delegatie- en mandaatbesluit.
09
Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking Milieu (BSBm).
Besluit (cf of anders:)
1. Instemmen met voorgestelde wijze van afhandeling van de ingekomen post. 2. Kennis nemen van de ter vergadering ingebrachte mededelingen. Kennis nemen.
1. Gehoord het advies van de afvaardiging van het AB, in te stemmen met het gunnen van de accountantsdiensten voor een periode van vier jaar aan Baker Tilly Berk; 2. Deloitte af te wijzen onder dankzegging van het uitbrengen van de offerte; 3. De afvaardiging van het AB te danken voor het advies. De nota Reserves en voorzieningen Omgevingsdienst Rivierenland vaststellen. 1. De nota Inkoop- en aanbestedingsbeleid Omgevingsdienst Rivierenland vaststellen; 2. De nota Inkoop- en aanbestedingsbeleid Omgevingsdienst Rivierenland per 1 januari 2014 in te laten gaan. Het Delegatie- en Mandaatbesluit Algemeen Bestuur Omgevingsdienst Rivierenland 2013 vaststellen. 1. Aangaan van de samenwerkingsovereenkomst BSBm; 2. Uw voorzitter met terugwerkende kracht volmacht te laten verlenen aan de directeur om de samenwerkingsovereenkomst BSBm te tekenen; 3. Het mandaatbesluit, de bijlage bij de samenwerPagina 1 van 2
10
Inbreng extra taken Neerijnen.
11
Opleidingsbeleid.
12
Werktijdenregelingen.
13
Overdracht bevoegdheden van Provincie naar gemeenten. Afschaffing verklaring van geen bedenkingen (vvgb) Overheveling middelen van provincienaar gemeentefonds Vergaderschema 2014 / planning P&Ccyclus.
14
15
Rondvraag en sluiting.
kingsovereenkomst BSBm met aanwijzingsbesluit en de achtergrondinformatie voor kennisgeving aan te nemen. Voorstel wordt nagezonden na besluitvorming colleges. 1. Vaststellen; a. De nota Opleidingsbeleid Omgevingsdienst Rivierenland 2013; b. Het Opleidingsplan 2013/ 2014 Omgevingsdienst Rivierenland c. De Regeling studiefaciliteiten Omgevingsdienst Rivierenland 2013; 2. Instellen bestemmingsreserve. Vaststellen; 1. Standaard werktijdenregeling Omgevingsdienst Rivierenland 2013; 2. Bijzondere werktijdenregeling Omgevingsdienst Rivierenland 2013. In samenhang bespreken ingekomen brieven van Ministerie van IenM, Provincie Gelderland en het voorzittersoverleg van Gelderse OD’s (zie ingekomen poststukken onder agendapunt 3, bijlagen b, c en d) 1. Instemmen met vergaderschema van het Algemeen- en Dagelijks Bestuur in 2014. 2. Kennis nemen van de (bestuurlijke) planning van de budgetcyclus. -
Pagina 2 van 2
Vergadering Datum Agendapunt Onderwerp
Aanwezig : Afwezig
:
: : : :
Algemeen Bestuur 18 december 2013 02 Besluitenlijst vergadering d.d. 2 september 2013
Dhr. Zondag (Zaltbommel, voorzitter), dhr. van Dijk (Provincie), dhr. van Alfen (Buren), dhr. Bel (Lingewaal), dhr. Smits (Maasdriel), dhr. Veerhoek (Neder Betuwe), dhr. Kool (Neerijnen), dhr. Verspuij (Tiel), dhr. Steenkamp (West Maas en Waal), dhr. Schipper (ODR, secretaris), dhr. Weijers (ODR, notulen) dhr. Stegeman (Culemborg), dhr. van Meygaarden (Geldermalsen), dhr. van Gruijthuijsen (West Maas en Waal, vervangen door dhr. Steenkamp)
Punt 01
Omschrijving Opening en vaststellen agenda.
Advies Vaststellen agenda.
02
Besluitenlijst vergadering 27 juni 2013.
Vaststellen.
03
Ingekomen post en mededelingen.
Instemmen met voorgestelde wijze van afhandeling van de ingekomen post. Kennis nemen van de ter vergadering ingebrachte mededelingen
04
Nagekomen zienswijzen op begroting 2014.
05
Bestuursrapportage
Kennis nemen van de nagekomen zienswijzen op de ontwerpbegroting 2014 en de reactie van het Dagelijks Bestuur daarop. De Bestuursrapportage 2013 vast te stellen. In te stemmen met de geactualiseerde begroting 2013 en 2014.
Besluit (cf of anders:) De vz. opent de vergadering en meldt de heren Stegeman en van Meygaarden als afwezig. De agenda wordt vastgesteld. Tekstueel: Toevoegen na de 1e zin bij agendapunt 5 (begroting 2014); “Dhr. Smits geeft aan dat in Maasdriel besloten is geen zienswijze in te dienen”. Het AB stelt de besluitenlijst van haar vergadering op 27 juni, met bovenstaande toevoeging, verder ongewijzigd vast. Naar aanleiding van: Dhr. Bel pleit er voor de rol van de ODR i.h.k.v. de rampenbestrijding en calamiteitenregeling helder te maken. Afspraak: De ODR verduidelijkt haar rol bij rampen en incidenten in een memo aan de colleges van de gemeenten en gedeputeerde staten. Ingekomen post: Het AB neemt kennis van: De brief van West Maas en Waal m.b.t. de vervanging van dhr. van Gruijthuijsen door dhr. Steenkamp; De brief van Provincie Gelderland m.b.t. de toekenning van een bedrag van € 100.000, - aan de ODR uit de investeringsbijdrage informatievoorziening en de toelichting van de secretaris daarop. Mededelingen: De secretaris meldt de voortgang t.a.v. de aanpassing van de huisvesting. Dhr. Bel meldt dat hij als portefeuillehouder Externe Veiligheid (EV) bij Regio Rivierenland van de Provincie een brief ontving m.b.t. de subsidieaanvraag Gelders Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2014. Gelet op de betrokkenheid van de ODR bij dit programma overhandigt hij de secretaris een kopie van deze brief. Het AB neemt kennis van de nagekomen zienswijzen op de ontwerpbegroting 2014 van de gemeenten Buren, Neder Betuwe en Tiel en de reactie van het DB daarop. De vz. licht toe dat n.a.v. de bespreking in het DB de bestuursrapportage (Berap) op een drietal punten is aangepast te weten; toevoeging beslispunt om bestuursrapportage toe te sturen aan Raden en Provinciale Staten, aanpassing verklaring gehanteerde kleuren in Pagina 1 van 4
De bestuursrapportage ter informatie te versturen naar de gemeenteraden en Provinciale Staten.
stoplichtmodel en opname vergoeding aan ODRN in bijdrage Provincie. De secretaris vult aan dat de Berap besproken is met de financieel adviseurs. Deze gaven aan positief te adviseren en gaven enkele verbeterpunten aan voor volgend jaar. De ODR zal deze punten gaan verwerken in de rapportage van 2014. In antwoord op een vraag van dhr. Verspuij geeft de vz. aan dat de Berap via de colleges aangeboden zal worden. De vz. haalde de ODRN aan. In relatie hiermee vraagt dhr. Veerhoek met wie de gemeente nu formeel van doen heeft bij bedrijven waarvoor de advisering bij de ODRN ligt, ODR of ODRN? Deze discussie is nog niet afgerond geeft de vz. aan. Het AB roept de vz. op het onderwerp in te brengen in het voorzitters/directeurenoverleg en een pragmatische oplossing na te streven die geen discussie meer opleverd. West Maas en Waal geeft er de voorkeur aan, zo geeft dhr. Steenkamp aan, de Berap voor kennisgeving aan te nemen. De budgetten hebben hun instemming maar de Berap biedt qua detailniveau nog onvoldoende inzicht in de uitvoering. Dhr. Bel loopt er tegen aan dat de bijdrage 2014 hoger ligt dan hij in hun eigen begroting opgenomen. De vz. geeft aan dat de wijzigingen in de gemeentelijke budgetten vooral te maken hebben met het feit dat nu de daadwerkelijke inbreng van personeel duidelijk is. Dhr. van Alfen geeft aan te kunnen instemmen met de Berap. Een aantal gedetailleerde vragen wil hij bilateraal met de directeur bespreken. Dhr. Smits spreekt zijn complimenten uit t.a.v. de Berap. Wel vraagt hij nog aandacht voor meer informatie over de uitvoering. In dit verband spreekt hij zijn zorg uit t.a.v. zijn constatering dat er de afgelopen periode 3 vergunningen van rechtswege zijn verleend. De Berap biedt, naar de opvatting van dhr. Kool, als tussenstap in een ontwikkelingsproces al meer duidelijkheid dan de begroting. Onvoldoende duidelijkheid bestaat er echter nog m.b.t. de voortgang van werkzaamheden. Mede in het licht van een mogelijke uitbreiding van taken heeft hij er moeite mee om op dit moment een begrotingswijziging vast te stellen. Dhr. Verspuij kan instemmen met de Berap. Voor dit moment is het het best mogelijke product. T.a.v de voorgestelde actualisatie van de begrotingen vraagt dhr. Verspuij zich af of hiervoor de raden niet geconsulteerd moeten worden. Strikt genomen zou je een actualisatie een begrotingswijziging kunnen noemen geeft de vz. aan. Daarbij hoort dan een lange procedure via de Raden en provinciale staten. Dit lijkt het DB niet werkbaar, vandaar haar voorstel nu de begrotingen binnen de budgetten te actualiseren. Dhr. Verspuij, ondersteunt door dhr. van Dijk, is voorstander van een meer strikte benadering om niet nu maar bij de de jaarrekening de budgetten vast te stellen. Dit heeft vlgs. de vz. het risico in zich dat de wijzigingen niet in de begrotingen verwerkt worden en dat deelnemers daar bij de jaarrekening mee geconfronteerd worden. Pagina 2 van 4
06
Uitgangspunten bij inbreng van taken door de deelnemers.
In te stemmen met de in het voorstel beschreven uitgangspunten voor de inbreng van extra taken.
07
Terugkoppeling gespreksronde directeur met AB-leden
Kennis nemen presentatie directeur m.b.t. de resultaten van de gespreksronde met de ABleden.
08
Rondvraag en sluiting.
-
Gehoord de discussie stelt de vz. concluderend voor om; De Bestuursrapportage 2013 vast te stellen. De begrotingen 2013 en 2014 op dit moment niet te actualiseren. De Bestuursrapportage aan de deelnemers aan te bieden. De aanbieding aan de deelnemers vergezeld te doen gaan van een aanbiedingsbrief met daarin de budgetafwijkingen t.o.v. de primaire begroting (incl. verklaringen) en waarin deelnemers er op gewezen wordt dat pas bij de jaarrekening alles in één keer afgerekend wordt. Zij worden daarbij geadviseerd om het budget te reserveren dat in de rapportage is geraamd. Het AB stemt in met deze voorstellen van de vz. De manier waarop het onderwerp geagendeerd is vindt dhr. Kool te stellig. Dit kan in eigen huis de vraag oproepen of één en ander al besloten is terwijl dit niet het geval is. De vz. beaamd dat Neerijnen nog alle keuzevrijheid heeft. Nu gaat het alleen nog maar om de vaststelling van de randvoorwaarden. Voor zijn begrip vraagt dhr. van Alfen of de systematiek ook zou gelden voor geheel nieuwe taken voor de ODR. Dat is niet het geval geeft de vz. aan. De voorgestelde methodiek heeft alleen betrekking op taakuitbreiding van individuele leden met Wabo-taken. De secretaris licht kort de systematiek toe. Bij taakinbreng hoort ook inbreng van overheadbudget. Gelet op het schaalvoordeel is niet dit gehele budget nodig voor dekking van de additionele bedrijfsvoeringskosten. Kern van het voorstel is dat het surplus deels in een afnemende staffel terugvloeit naar degene die extra taken inbrengt als (gedeeltelijke) dekking van frictiekosten, deels in een oplopende staffel terugvloeit naar alle overige deelnemers in de vorm van een lagere bijdrage. Naar aanleiding van een opmerking van dhr. Steenkamp dat deze systematiek wellicht een aanleiding voor anderen kan vormen ook extra taken in te brengen benadrukt de vz. dat elk nieuw geval maatwerk blijft. Conclusie: Het AB stemt in met de beschreven uitgangspunten voor de inbreng van taken. Een uitgewerkt voorstel zal – nadat een concreet verzoek door een deelnemer wordt gedaan - aan het AB voor besluitvorming voorgelegd worden. De directeur presenteert de resultaten van zijn gespreksronde met de AB-leden. De sheets van zijn presentatie zijn bij dit verslag gevoegd. De vz. concludeert dat voor de korte termijn de focus ligt op het op orde brengen van de uitvoering en de ontwikkeling van de organisatie. N.a.v. de presentatie bij het vorige agendapunt vraagt dhr. van Alfen op welke wijze de gepresenteerde accenten voor 2013-2014 opgepakt gaan worden. De secretaris geeft aan dat deze uitgewerkt worden in een concernplan. De vz. sluit de vergadering
Pagina 3 van 4
Mededelingen voor het Algemeen Bestuur ODR d.d. 2 september 2013 Bij agendapunt 3 mededelingen Huisvesting Voor de zomer is het voorstel voor de aanpassing van de huisvesting vastgesteld. Inmiddels is de offerte uitvraag gedaan en is er een keuze gemaakt uit de verschillende aanbiedingen. Het is de bedoeling om vanaf volgende week te starten met de aanpassingen. Bij agendapunt 5 Bestuursrapportage Overleg financieel adviseurs Op 28 augustus is de bestuursrapportage besproken met de financieel adviseurs. Zij hebben aangegeven positief te adviseren op de rapportage. Voor volgend jaar geven zij enkele verbeterpunten mee: Meer kengetallen gebruiken Beschrijving van de risico’s opnemen Planning van het overleg in P&C cyclus opnemen. Afgesproken is om deze punten te gaan verwerken in de rapportage van 2014.
Pagina 4 van 4
Vergadering Datum Agendapunt Onderwerp
Nr.
Datum ontvangst 13-005 12-11-2013 13-006 28-11-2013 13-007 29-11-2013
13-008 03-12-2013
Afzender Ministerie BZK
Onderwerp
Afschrift schrijven aan DB betreffende begroting 2014 (curatief toezicht) Provincie Gelderland Afschrift schrijven aan colleges m.b.t. behoud inputfinanciering bij decentralisatie Gemeente Buren Afschrift schrijven Ministerie IenM betreffende effectuering bestuurlijke afspraak over overdracht van provincies naar gemeenten m.b.t. taakuitvoering door RUD’s Voorzittersoverleg Gelderse Omgevings- Overdracht bevoegdheden Provincie naar diensten (briefversie: concept voor Gemeenten verzending)
: : : :
Algemeen Bestuur 18 december 2013 3 Ingekomen post
Afhandeling Voor kennisgeving aannemen
Bijlage a
Agenderen ter bespreking
b
Agenderen ter bespreking
c
Agenderen ter bespreking
d
Pagina 1 van 1
I
11
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
113.013604
> Retouradres P o s t b u s 2 0 0 1 1 2500 EA D e n Haag
Dagelijks bestuur van de omgevingsdienst Rivierenland Postbus 6267 4000 HG TIEL
ONTVANGEN OP
1 2 NOV. 2013 ODR Datum
11 november 2013
Betreft
Begroting 2014
Directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties Bestuur, D e m o c r a t i e e n Financiën Turfmarkt 1 4 7 Den Haag Postbus 2 0 0 1 1 2500 EA Den Haag Nederland www.rijksoverheid.nl Contactpersoon Drs. M J . Meijberg T
06-38825167
[email protected]
Kenmerk 2013-0000692680
Conform art. 58 Wet gemeenschappelijke regelingen heeft u mij de begroting voor het jaar 2014 doen toekomen.
Uw kenmerk
Uit de begroting 2014 is gebleken dat deze financieel in evenwicht is. Tevens is voldaan aan de termijn voor vaststelling en inzending van de jaarstukken en begroting. Ik ben van mening dat voor het begrotingsjaar 2014 volstaan kan worden met de repressieve toezichtvorm. Ik verzoek u om bij de totstandkoming van de begroting over het jaar 2015 aandacht te schenken aan een nadere financiële onderbouwing van de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing. Deelnemers aan uw gemeenschappelijke regeling kunnen daardoor beter beoordelen of zij deze risico's ook moeten vermelden in hun eigen begroting. Dit is vooral van belang wanneer uw weerstandsvermogen niet toereikend is om dergelijke consequenties zelf op te vangen. Een afschrift van deze brief heb ik gezonden aan het Algemeen Bestuur. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namens deze,
T. Leeuwestein Hoofd Financieel en Informatiestelsel
a.i.
Pagina 1 v a n l
provincie
GELDERLAND
ONTVANGEN OP 28
m. 2013 Bezoekadres Huis der Provincie Markt 11 6811 CG Arnhem
ODR De colleges van Burgemeester en Wethouders van alle Gelderse gemeenten
Postadres Postbus 9090 6800 GX Arnhem
telefoonnummer (026) 359 91 11 telefaxnummer (026) 359 94 80 e-mailadres
[email protected] internetsite www.gelderland.nl
113.014919
datum
zaaknummer
27 november 2013
2013-016558
onderwerp
Behoud inputfinanciering bij decentralisatie
Geacht college, Vanaf 1 april van dit jaar hebt u als gemeente de uitvoering van uw taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) milieu ondergebracht bij de Omgevingsdienst. Tevens bent u deelnemer aan de Gemeenschappelijke Regeling, die de basis vormt voor de Omgevingsdienst, waarin ook wij participeren. Wij hebben als partners, die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de VTHtaken, onze taken samengebracht, om zo een betere kwaliteit te bereiken op een efficiënte(re) wijze. Met deze brief vragen wij uw aandacht voor de financiering van onze gezamenlijke omgevingsdienst. De reden hiervoor is de aanstaande decentralisatie van Wabo-taken en de daarmee samenhangende financiële vereffening van zowel het provinciefonds als het gemeentefonds. Als partners zijn wij gezamenlijk verantwoordelijk dat de VTH-taken volgens de landelijke kwaliteitseisen worden uitgevoerd en dat daarvoor voldoende middelen beschikbaar zijn. Wij verzoeken u om de inputfinanciering als totaal gelijk te houden, conform de afspraken in de Gemeenschappelijke Regeling over een beginperiode van stabiele financiering van de Omgevingsdienst. Op die manier behouden wij met elkaar een Omgevingsdienst die in staat is de VTH-taken kwalitatief goed en efficiënt uit te voeren. Hieronder lichten wij dit toe. Aanstaande decentralisatie van Wabo-taken Naar verwachting wordt per 1 januari 2014 een wetswijziging van kracht, als gevolg waarvan de bevoegdheid voor een deel van het provinciale bedrijvenbestand Wabo overgaat naar de gemeenten. De milieutaken bij deze inrichtingen zijn onderdeel van het zogenaamde basistakenpakket en worden, nu en na de decentralisatie, uitgevoerd door onze Omgevingsdienst. Deze decentralisatie was reeds voorzien bij de invoering van de Wabo. Bij de zogenaamde package-deal, die ten grondslag lag aan de vorming van Omgevingsdiensten (toen nog Regionale Uitvoeringsdiensten genaamd), is afgesproken dat deze decentralisatie zou worden doorgevoerd per 1 januari 2014. Voorzien werd dat er op dat moment sprake zou zijn van een land dekkend systeem van uitvoeringsdiensten. Ondanks dat een land dekkend systeem van Omgevingsdiensten waarschijnlijk nog niet volledig operationeel zal zijn per 1 januari aanstaande, wordt de wetswijziging al wel voorbereid en zal de bevoegheidsverandering zeer waarschijnlijk doorgaan. Er is nog een kleine kans op uitstel tot 1 juli 2014. Die kans wordt door ons echter als gering ingeschat. De datum waarop de decentralisatie een feit is, is echter niet van belang voor het onderwerp, waarvoor wij met dit schrijven uw aandacht vragen. inlichtingen by
mw. A.J.P.M. Toonders
telefoonnummer
e-mailadres
n^rtnnnWn^Un^ r>i p0SI(O>geiaenana.ni
B N G Bank Den Haag, rekeningnummer 28.50.10.824 IBAN-nummer: N L 7 4 B N G H 0 2 8 5 0 1 0 8 2 4 BIC-code van de B N G : B N G H N L 2 G
(026) 359 83 46
btw-nummer: NL001825100.B03 KvK-nummer: 51468751
•
provincie
GELDERLAND
Volgens de huidige informatie blijft de provincie na de voorgenomen bevoegdheidsverandering alleen bevoegd gezag voor de zogenaamde Brzo-bedrijven en IPPC-bedrijven, die nu reeds onder onze provinciale bevoegdheid vallen. In het Gelderse provinciebrede opdrachtgeversoverleg van 19 september 2013 en de regionale opdrachtgeversoverleggen hebben wij al aandacht aan de aanstaande decentralisatie van deze Wabo-taken besteed. Informatie over de consequenties van de decentralisatie en om welke bedrijven het gaat, wordt in de regionale opdrachtgeversoverleggen gedeeld. Financiële consequenties Eén van de consequenties van de decentralisatie is, dat er een financiële vereffening zal worden doorgevoerd van zowel het provinciefonds als het gemeentefonds. Over de omvang van de vereffening worden momenteel op landelijk niveau gesprekken gevoerd. Voor bijna alle gemeenten geldt dat er per 1 januari, of bij uitstel per 1 juli 2014, taken bij een toegenomen aantal bedrijven moeten worden uitgevoerd door de omgevingsdienst. Het gemeentefonds wordt daarvoor opgehoogd. Voor zover nu bekend is deze ophoging van het gemeentefonds onderdeel van de decembercirculaire van het ministerie. Hierdoor is mogelijk niet direct duidelijk dat een deel van de middelen voor extra taakuitvoering VTH beschikbaar komen. In de bijlage van de decembercirculaire van het ministerie zal naar verwachting worden aangegeven welk deel van de decentralisatie-uitkering op deze toegenomen taak betrekking heeft. Wij zijn er gezamenlijk verantwoordelijk voor dat de VTHtaken volgens de landelijke kwaliteitscriteria worden uitgevoerd en dat daarvoor voldoende middelen beschikbaar zijn en blijven. Daarvoor is het nodig dat de middelen, die voor de gemeenten extra ter beschikking komen voor het uitvoeren van deze toegenomen taak, ook daadwerkelijk bij onze omgevingsdienst terecht komen. Het feit dat de bevoegdheid wijzigt, heeft immers geen invloed op de hoeveelheid en complexiteit van de bedrijven en de daarbij benodigde capaciteit om de VTH-taken conform de landelijke kwaliteitscriteria uit te voeren. Wij verwijzen naar de afspraken die wij gezamenlijk bij het opstellen van de Gemeenschappelijke Regeling met elkaar hebben gemaakt, over een stabiele financiering in de beginjaren van de Omgevingsdienst, om op die wijze een stabiele startsituatie voor de Omgevingsdienst te realiseren. De begroting van de Omgevingsdienst is op basis van deze financiering opgesteld en de middelen zijn noodzakelijk om te voorzien in onder andere de personeelslasten. Indien gemeenten ervoor kiezen minder extra middelen beschikbaar te stellen dan op basis van de huidige inschatting van de' workload' noodzakelijk is voor de toegenomen taak, kan onze Omgevingsdienst geconfronteerd worden met meer personeel dan werk en daaraan gerelateerd meer kosten dan inkomsten. Eventuele tekorten moeten door de deelnemers aan de omgevingsdienst (gemeenten en provincie) conform de bepalingen in de Gemeenschappelijke Regeling worden aangevuld.
2
provincie
GELDERLAND
Om vorengenoemde reden dringen wij aan op het gelijk houden van de inputfinanciering als totaal, conform de afspraken over een beginperiode van stabiele financiering van de Omgevingsdienst. Daarvoor is het van belang dat de ophoging van het gemeentefonds per 1 januari (resp. 1 juli) 2014 volledig beschikbaar komt ten behoeve van onze Omgevingsdienst. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Gelderland,
5
Commissaris van de Koning
secretaris
3
provincie
GELDERLAND
Gedeputeerden van GS Gelderland: de heer Markink, de heer van Dijk, mevrouw Traag, mevrouw Meijers, mevrouw Bieze Omgevingsdiensten: Omgevingsdienst Achterhoek (ODA), Elderinkweg 2, 7255 KA Hengelo (Gld) Omgevingsdienst Arnhem (ODRA), Postbus 9200, 6800 HA Arnhem Omgevingsdienst Nijmegen (ODRN), Postbus 1603, 6501 BP Nijmegen «e-Omgevingsdienst Rivierenland (ODR), Postbus 6267, 4000 HG Tiel Omgevingsdienst de Vallei (OddV), Postbus 9024, 6710 HM Ede Omgevingsdienst Noord Veluwe (ODNV), Postbus 271, 3840 AG Harderwijk Omgevingsdienst Veluwe Ijssel (OVIJ), Postbus 971, 7301 BE Apeldoorn Fin: S. Emsbroek, G. Verhoogt N&L: T. boerboom, T. Heinink, A. Toonders
113.015029
Ministerie, van Infrastmcuiur en Milieu GEMEENTE BUREN
2 8 NOV. 2013 > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag
Aan het college van Gedeputeerde Staten van alle provincies Aan het college van Burgemeester en Wethouders van alle gemeenten
ONTVANGEN OP
2 9 NOV. 2013 OOR Datum Betreft
2 6 NOV. 2013
-Ministerie van Inf astructuur en Milieu Plesmanweg 1-6 Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag Contactpersoon T 070-456 0000 F 070-456 1111 Kenmerk IENM/BSK-2013/265651 Bijlage 1
Effectuering bestuurlijke afspraak over overdracht van provincies naar gemeenten m.b.t. taakuitvoering door RUD's
Geacht College, Met deze brief informeer ik u - o n d e r verwijzing naar de Code Interbestuurlijke Verhoudingen- over de afschaffing van onder andere de verklaring van geen bedenkingen (vvgb) per 1 januari 2014 en de gevolgen hiervan. Dit gebeurt bij een Koninklijk Besluit dat in december in het Staatsblad wordt gepubliceerd. Aanleiding In de package deal uit 2009 is tussen Rijk, IPO en VNG'onder andere afgesproken dat de Wabo-bevoegdheid voor bedrijven naar de gemeenten wordt gedecentraliseerd met uitzondering van de IPPC- en de BRZO-bedrijven. Tevens is in de package deal voorzien in een overgangsregeling: zolang er geen robuuste landsdekkende uitvoeringsstructuur van RUD's/Omgevingsdiensten is, behoudt het college van Gedeputeerde Staten onder andere een deelbevoegdheid voor het milieudeel van de omgevingsvergunning voor deze bedrijven. Deze deelbevoegdheid wordt uitgevoerd door het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen (vvgb). Het proces van de vorming van de RUD's/Omgevingsdiensten zal per 1 januari 2014 zijn afgerond als vrijwel alle 29 Omgevingsdiensten operationeel zijn. Met het operationeel zijn van deze robuuste landsdekkende uitvoeringstructuur is de voorwaarde vervuld voor het afschaffen van onder andere de vvgb. Gevolgen per 1 januari 2014 Het gevolg van het afschaffen van de vvgb is dat de gemeenten per 1 januari 2014 volledig bevoegd gezag worden vooralle voormalige provinciale bedrijven met uitzondering van de (provinciale) IPPC- en de BRZO-bedrijven. De gemeenten zullen dan ook het milieudeel van de omgevingsvergunning zelf gaan toetsen en vergunnen. Deze taak beleggen zij bij de RUD's/Omgevingsdiensten conform de afspraken over het Basistakenpakket.
Pagina 1 van 2
De wijzigingen (waaronder de afschaffing van de vvgb) worden met ingang van 11-2014 van kracht. In de bij deze brief gevoegde bijlage wordt gedetailleerd ingegaan op de gevolgen van die wijzigingen. Financiën Met het afschaffen van de vvgb en het overhevelen van de bevoegdheden van provincies naar gemeenten worden ook de bijbehorende middelen vanuit het provinciefonds overgeheveld naar het gemeentefonds. Gemeenten en provincies worden hierover in de komende decembercirculaire van het gemeentefonds respectievelijk provinciefonds geïnformeerd. Ik begrijp heel goed dat de overheveling van gelden in sommige gevallen overgangsproblemen tot gevolg kan hebben. Het is een gezamenlijk belang van provincies, gemeenten en het rijk om deze taakuitvoering zo goed en zorgvuldig mogelijk te regelen. O m echter snel duidelijkheid te geven aan gemeenten en provincies over de definitieve datum en omdat het overhevelen van gelden per heel (boekhoud)jaar voor alle partijen het makkelijkst is, heb ik ervoor gekozen om per 1-1-2014 de vvgb af te schaffen. Ik adviseer om met het oog op de continuïteit van de activiteiten van de RUD's/Omgevingsdiensten - en daarmee ook voor de voortgang van het vergunningenproces - voor 2014 de gelden die gemeenten via het gemeentefonds ontvangen één op één door te zetten naar de RUD's/Omgevingsdiensten.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu Kenmerk IENM/BSK-2013/265651
Ik wens u allen tenslotte veel succes toe met de overdracht.
DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, •
<
:
Pagina 2 van 2
Bijlage bij brief inzake Effectuering bestuurlijke afspraak over overdracht van provincies naar gemeenten m.b.t. taakuitvoering door RUD's, kenmerk IENM/BSK2013/265651
Vervallen van artikel 6.7 Besluit omgevingsrecht: wgb/omgevingsvergunningen niet zijnde een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) 1. Aanvragen voor een omgevingsvergunning die hebben geleid tot een vergunning en die vóór 1 januari 2014 onherroepelijk is geworden De provincies hebben reeds een vvgb afgegeven voor het milieudeel van deze omgevingsvergunningen. De termijnen voor bezwaar en beroep zijn voorbij en de omgevingsvergunning is onherroepelijk. 2. Aanvragen voor een omgevingsvergunning m.i.v. 1 januari 2014 Met ingang van 1 januari 2014 is geen vvgb meer vereist. Deze aanvragen vielen en vallen onder het bevoegd gezag van de gemeenten. De uitvoering van deze taken voor het milieudeel gebeurt door de Omgevingsdienst. Dit wordt gefinancierd door de gemeente. 3. Aanvragen voor een omgevingsvergunning die vóór 1 januari 2014 zijn gedaan waarbij het college van burgemeester en wethouders aan het college van gedeputeerde staten heeft gevraagd een vvgb te verstrekken De vvgb is niet langer vereist. De gemeenten zijn bevoegd gezag voor deze aanvragen. De uitvoering van deze taken voor het milieudeel gebeurt door de Omgevingsdienst. Dit wordt gefinancierd door de gepneente. 4. Aanvragen voor een omgevingsvergunning waarop vóór 1 januari 2014 is besloten, maar die nog niet onherroepelijk zijn geworden (de mogelijkheid van bezwaar en beroep staat nog open) en waarvoor bezwaar en beroep wordt ingesteld dat betrekking heeft een activiteit waarvoor de vvgb is afgegeven Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt de omgevingsvergunning met ingang van 1 januari 2014 ook voor het gedeelte waarvoor de vvgb is afgegeven, beschouwd als een vergunning afgegeven door het college van burgemeester en wethouders. Bezwaar en beroep worden door de Omgevingsdienst behandeld. Vervallen artikel 3.3a Besluit omgevingsrecht: OBM 5. Aanvragen voor een OBM die hebben geleid tot een vergunning en die vóór 1 januari 2014 onherroepelijk zijn geworden De provincies hebben reeds een OBM afgegeven. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, Wabo wordt deze met ingang van 1 januari 2014 beschouwd als een vergunning afgegeven door het college van burgemeester en wethouders.
Pagina 1 van 2
6. Aanvragen vooreen OBM m.i.v. 1 januari 2014 Met ingang van 1 januari wordt de OBM afgegeven door het college van burgemeester en wethouders. De uitvoering van deze taken gebeurt door de Omgevingsdienst. Dit wordt gefinancierd door de gemeente. Aanvragen die conform het oude recht bij het college van gedeputeerde staten zijn ingediend, moeten ingevolge de doorzendplicht van artikel 2:3 Awb worden doorgezonden. 7. Aanvragen voor een omgevingsvergunning die vóór 1 januari 2014 zijn gedaan, maar waarover door de provincie nog niet is besloten. Op deze aanvragen wordt besloten door het college van burgemeester en wethouders. De uitvoering van deze taken gebeurt door de Omgevingsdienst. Dit wordt gefinancierd door de gemeente. In verband met het in bepaalde gevallen mogelijk gelden van de lex silencio positivo, spreekt het voor zich dat de overdracht in goed overleg en met voortvarendheid moet gebeuren. 8. Aanvragen voor een OBM waarop vóór 1 januari 2014 is besloten, maar waarvoor de mogelijkheid van bezwaar en beroep nog openstaat en die dus nog niet onherroepelijk zijn geworden Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wabo, wordt deze vergunning beschouwd ais een vergunning afgegeven door de gemeente. Bezwaar en beroep worden behandeld door de Omgevingsdienst. Dit wordt gefinancierd door de gemeente. Mocht er bezwaar of beroep bij het verkeerde bevoegd gezag worden ingediend, dan geldt ook hier de doorzendplicht. Vervallen artikel 1.2a Activiteitenbesluït 9. Meldingen, aanvragen om maatwerkvoorschriften en gelijkwaardige voorzieningen Meldingen worden met ingang van 1 januari 2014 afgehandeld door de Omgevingsdienst. Dit word gefinancierd door de gemeente. Mocht een melding bij het verkeerde bevoegd gezag worden ingediend, dan geldt de doorzendplicht. Aanvragen om maatwerkvoorschriften en gelijkwaardige voorzieningen moeten worden afgehandeld naar analogie van de situatie beschreven onder punt 5 t/m 8, met dien verstande dat voor punt 8 uit de definitie van bevoegd gezag uit artikel 1.2 van de Wet milieubeheer (het bestuursorgaan dat bevoegd zou zijn een omgevingsvergunning voor de betrokken inrichting te verlenen) wordt afgeleid dat bij een wisseling van bevoegd gezag, het bezwaar tegen bijvoorbeeld een maatwerkvoorschrift moet worden ingediend bij het nieuwe bestuursorgaan, in dit geval het college van burgemeester en wethouders. Handhavingsbesluiten algemeen 10.
Door het college van gedeputeerde staten afgegeven handhavingsbesluiten die nog niet geëffectueerd zijn op 1 januari 2014 Als gedeputeerde staten in hun hoedanigheid van w g b orgaan niet meer mede handhavingsbevoegd zijn, zal de Omgevingsdienst de beschikking opnieuw moeten voorbereiden namens het nieuwe bevoegde gezag. De in de oorspronkelijke beschikking vastgestelde termijnen kunnen daarbij wel hetzelfde blijven. Hetzelfde geldt voor handhavingsbesluiten ingevolge het Activiteitenbesluït.
Ede, 3 december 2013
Aan
:
De Algemeen Besturen van de zeven Gelderse Omgevingsdiensten ODA, ODR, ODRA, ODRN, ODDV, ODNV, OVIJ
Kopie : Gelderland
Aan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten in
Betreft
Overdracht bevoegdheden Provincie naar Gemeenten
:
Beste leden van de algemeen besturen, Hierbij wil ik verwijzen naar de brieven van respectievelijk mevr. Mansveld, staatssecretaris van I en M en van dhr. J. Markink, gedeputeerde Provincie Gelderland, aan alle colleges van B&W van de Gelderse Gemeenten waarin wordt ingegaan op de effectuering van en het behoud van inputfinanciering bij de overdracht van bevoegdheden taakuitvoering VTH van de Provincie naar de Gemeenten in Gelderland (zie bijlagen). De betreffende brieven zijn in het voorzittersoverleg van de Gelderse Omgevingsdiensten besproken en wij willen bij elk Algemeen Bestuur er op aan dringen om de financiering gelijk te houden conform de afspraken m.b.t. inputfinanciering die hierover gemaakt zijn bij de vorming van de Omgevingsdiensten. Dit is onder meer belangrijk omdat er voor het betreffende budget van de provincie personeel is overgegaan naar de omgevingsdiensten. Wij adviseren daarom om in uw Algemeen bestuur te bespreken dat de ophoging van het gemeentefonds per 1 januari 2014 als gevolg van de overgang van bevoegdheden taakuitvoering VTH naar de gemeenten volledig beschikbaar komt ten behoeve van de betreffende Omgevingsdienst en dit conform vast te stellen. Met vriendelijke groet, Namens het voorzittersoverleg van de Gelderse Omgevingsdiensten
Dhr. Breunis van de Weerd, Voorzitter
Kwartaalrapportage ODR 2013 Kwartaal 2
Inleiding Voor u ligt de eerste kwartaalrapportage van de ODR. In deze rapportage informeren wij u op hoofdlijnen over de realisatie van de uitvoering, de bestede uren op het gebied van de ODR en een aantal algemene ontwikkelingen. Deze rapportage is de eerste rapportage die de ODR uitbrengt. Het is de bedoeling om de komende periode de rapportage verder te verfijnen en af te stemmen op de wensen van de opdrachtgevers. Het verkrijgen van de gegevens was vrij lastig, omdat in het tweede kwartaal vooral is gewerkt vanuit de systemen van de latende organisaties. Deze systemen geven niet op alle onderdelen een identiek beeld waardoor afwijkingen kunnen voorkomen. De cijfers zullen de komende periode nog aan verandering onderhevig zijn. De verwachting is aanwezig dat door de ingebruikname van ons nieuwe systeem S4O de informatie beter en betrouwbaarder gaat worden. Vanaf het laatste kwartaal zal de informatie uit dit systeem de basis vormen voor de informatie over de productie. Over het tweede en derde kwartaal zal er gebruik worden gemaakt van handmatig bijgehouden informatie.
Kwartaalrapportage ODR K2-2013
2
Realisatie uitvoering
Vergunningverlening Voor een zestal gemeenten en de Provincie verzorgen we “Wabobreed” de vergunningverlening. Dat betekent dat we zowel de vergunningverlening voor de zogenaamde briks-taken (bouwen, reclame, inritten, kappen en slopen) alsook de vergunningverlening voor milieu uitvoeren. Voor de gemeenten Lingewaal, Neerijnen, Neder-Betuwe vergunningverlening voor het onderdeel milieu.
en
Tiel
verzorgen
we
de
In onderstaande overzichten is in beeld gebracht hoe de productie er op hoofdlijnen uit ziet. Overzicht resultaten milieu Deelnemer
vooroverleg
melding
behandeling
beschikking
Totaal
6
Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel N-Betuwe Neerijnen Provincie Tiel WMW Zaltbommel
3 1
4 5 6 16
1 21
7 16 20
2 3 8 2 2 1 8 1
Totaal
26
74
27
6 0 8 7 14 30 5 2 8 26 44
4 2 5 3 1 2 23
150
In deze resultaten is nog geen rekening gehouden met de output van de omgevingsdienst Nijmegen voor het onderdeel complexe vergunningverlening. Met name voor de cijfers van de provincie en de gemeente Tiel heeft dit gevolgen. Het is de bedoeling deze in het laatste kwartaal te corrigeren. Vooralsnog ontbreekt een referentiekader met betrekking tot de productie uit het verleden. Het is de bedoeling om op termijn ook te vergelijken met eerdere resultaten. Overzicht resultaten bouw Deelnemer Buren Culemborg Geldermalsen Maasdriel Provincie WMW Zaltbommel Totaal
vooroverleg
melding
behandeling
beschikking
20 7 23 27
21 14 15
n.t.b. n.t.b. 43 12
61 45 48 37
Totaal
102 66 129 76
14 16
8 6
34 25
23 41
79 88
107
64
114
255
540
Voor Buren en Culemborg zijn nog geen gegevens aanwezig voor het onderdeel behandeling bouwen. Het is de bedoeling om dit vanaf het vierde kwartaal te corrigeren.
Kwartaalrapportage ODR K2-2013
3
Het aantal beschikkingen voor het onderdeel bouwen is aanzienlijk. Opvallend is dat er geen aanvragen zijn afgehandeld voor de provincie. Toezicht / handhaving Een aantal deelnemers heeft een lijst met te controleren bedrijven aangeleverd bij de ODR. Deze lijst kan worden gezien als het Handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) voor 2013. De ODR is bezig met het uitvoeren van deze controles. Voor de andere deelnemers vinden de controles plaats op basis van de eerder gevolgde werkwijzen. Door de afdeling toezicht en handhaving zijn alle activiteiten in onderstaande tabellen in beeld gebracht. Overzicht resultaten milieu Deelnemer
controle
handhaving
Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel N-Betuwe Neerijnen Provincie Tiel WMW Zaltbommel
249 105 95 11 35 73 68 52 60 22 30
36
Totaal
800
38
klacht
overige
249 105 101 12 36 79 68 52 60 25 66
6 1 1 6
3 15
Totaal
0
853
Het aantal handhavingszaken voor de gemeente Zaltbommel is opvallend. We gaan komend kwartaal onderzoeken of dit een uitzondering is, danwel dat de andere deelnemers erg laag zitten. Overzicht resultaten bouw Deelnemer
controle
handhaving
klacht
238 251 104 162
13 4 113 26
66
111 74
51 20
13
7
Zaltbommel Totaal
940
227
93
7
Buren Culemborg Geldermalsen Maasdriel
overige
14
Provincie WMW
Totaal
317 255 231 188 0 182 94 1267
Bij de gemeente Geldermalsen is sprake van de uitvoering van een handhavingsproject. Dit zorgt voor het hoge aantal handhavingszaken. Van de burgers van de gemeente Buren ontvangen we relatief veel klachten over de leefomgeving. Dit is een punt voor nader onderzoek.
Kwartaalrapportage ODR K2-2013
4
Specialisten en advies De afdeling specialisten en advies bestaat uit een viertal bedrijfsonderdelen, te weten, administratieve ondersteuning, advies, ketentoezicht en juridische zaken. In verband met de verantwoording aan het stelsel zullen we ketentoezicht in een afzonderlijke rapportage opnemen. Voor de onderdelen advies en juridische zaken hebben we een overzicht samengesteld. Administratieve ondersteuning vindt plaats voor alle werkprocessen. Advies Door advies zijn de gegevens bijgehouden over de maanden april en mei. De gegevens zijn vervolgens geëxtrapoleerd naar de maand juni. Hierdoor kunnen de gegevens nog afwijkingen bevatten. Deelnemer Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel N-Betuwe Neerijnen Provincie Tiel WMW Zaltbommel Totaal
Algemeen
Geluid
1
4
4 13 11 4 8 3 1
3 13 4
7 1 5
3 1 3
5 27 120
34
57
12
261
1 8
EV
Bodem
Archeologie
12 65
16 16 1 17 16
1 3 29
1 3
Monumenten
RO
Totaal
1
1
1 16 7
34 118 13 26 66 6 6 0 19 59 139
25
31
486
24 1 4 1
66
Per deelnemer ziet de advisering er anders uit. Dit heeft mede te maken met de inbreng van taken. Bepaalde deelnemers maken bv. geen gebruik van archeologie terwijl andere deelnemers dit wel doen. Juridische Zaken Deelnemer
Bezwaar
Culemborg
2 2
Geldermalsen
2
Buren
Voorziening
Beroep
3 1
Hoger beroep
Jur. advies
1
1 1
6 5
1
1
4
Totaal
Zaltbommel
1 1 1 24
1
2
2
5
0 7 0 0 1 2 1 34
Totaal
38
1
6
4
11
60
Lingewaal Maasdriel
5
2
N-Betuwe Neerijnen Provincie Tiel WMW
1
Het overzicht geeft een eerste beeld van de huidige situatie. Opvallend is het aantal zaken bij de gemeente Zaltbommel. De komende periode zullen wij dit nader bekijken.
Kwartaalrapportage ODR K2-2013
5
Urenbesteding
Door de ODR is er vanaf 1 april gestart met de urenregistratie. Opgemerkt wordt dat het systeem nog niet optimaal is ingeregeld, dat medewerkers nog moeten wennen aan het tijdschrijven en dat er bij de opbouw van een nieuwe organisatie menskracht weglekt aan activiteiten die niet meteen te maken hebben met het primaire proces. Het laatste kwartaal zal in die zin een realistischer beeld geven. Er is een onderverdeling gemaakt naar vergunningverlening, toezicht/handhaving en advies. In onderstaande overzichten is per deelnemer aangegeven hoe de ureninzet het 2e kwartaal is geweest. Vergunningverlening
Deelnemer Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel N-Betuwe Neerijnen Provincie Tiel WMW Zaltbommel Totaal
Begroot 2.025 976 2.093 0 1.350 338 0 550 600 1.500 1.988
Werkelijk 2.095 716 2.250 120 908 338 89 380 574 1.663 2.319
11.419
11.452
Percentage 103% 73% 108% >100% 67% 100% >100% 69% 96% 111% 117% 100%
Bij de gemeente Buren zijn de werkelijke uren gecorrigeerd vanwege een langdurige verzuimsituatie die sinds de start van de ODR aanwezig is. Bij enkele deelnemers is een percentage boven de 100% (>100%) opgenomen. Dit heeft te maken met het feit dat er voor deze taken geen personeel is meegekomen, maar uitsluitend inhuurbudget (zie tabel totaal). Een deling door 0 is dan niet mogelijk. Verder bestaan er grotere verschillen tussen de gemeenten. Het is de bedoeling dit in het laatste kwartaal – afhankelijk van de vraag naar vergunningen – te corrigeren. Toezicht / handhaving
Deelnemer Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel N-Betuwe Neerijnen Provincie Tiel WMW Zaltbommel Totaal
Begroot 2.619 1.013 1.684 0 1.877 675 262 1.539 675 1.763 2.042
Werkelijk 2.086 1.069 1.968 114 1.618 622 317 1.416 655 1.537 1.344
14.148
12.745
Kwartaalrapportage ODR K2-2013
Percentage 80% 106% 117% >100% 86% 92% 121% 92% 97% 87% 66% 90%
6
Bij de gemeente Geldermalsen en Maasdriel zijn de werkelijke uren gecorrigeerd vanwege langdurige verzuimsituaties die sinds de start van de ODR aanwezig zijn. Bij enkele deelnemers is een percentage boven de 100% (>100%) opgenomen. Dit heeft te maken met het feit dat er voor deze taken geen personeel is meegekomen, maar uitsluitend inhuurbudget (zie tabel totaal). Een deling door 0 is dan niet mogelijk. Specialisten en advies
Deelnemer Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel N-Betuwe Neerijnen Provincie Tiel WMW Zaltbommel Totaal
Begroot 1.489 1.671 638 338 675 169 0 371 301 984 1.705
Uren regio 251 201 387 180 71 136 130 0 386 0 200
Totaal 1.740 1.871 1.025 517 746 304 130 371 687 984 1.905
Werkelijk 1.281 1.793 869 174 1.241 114 159 151 446 685 1.503
8.339
1.940
10.280
8.416
Percentage 74% 96% 85% 34% 166% 37% 122% 41% 65% 70% 79% 82%
Meerdere deelnemers namen in het verleden uren bij Regio Rivierenland af. Omdat nagenoeg alle medewerkers van de regio bij specialisten en advies zijn ondergebracht is dit in de begrote uren van deze afdeling naar boven gecorrigeerd. De inzet per gemeente is wisselend. De komende periode zullen we monitoren hoe deze ontwikkeling zich doorzet. Totaal
Deelnemer Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel N-Betuwe Neerijnen Provincie Tiel WMW Zaltbommel Totaal
Begroot 6.384 3.859 4.802 517 3.973 1.317 392 2.461 1.962 4.247 5.935
Inhuur 250 0 0 257 113 123 176 167 33 217 0
Totaal 6.633 3.859 4.802 774 4.086 1.440 568 2.627 1.995 4.464 5.935
Werkelijk 5.462 3.578 5.087 408 3.766 1.073 565 1.947 1.676 3.885 5.166
35.847
1.335
37.182
32.612
Percentage 82% 93% 106% 53% 92% 75% 99% 74% 84% 87% 87% 91%
In de totale tabel zijn alle uren per deelnemer gesommeerd. Ook is een kolom opgenomen met inhuurbudgetten vertaald in uren die vanuit de gemeenten zijn overgekomen naar de ODR. De totale percentages laten zien dat de gemiddelde productie – gelet op de start – alleszins acceptabel is. Gelet op de vakantieperiode maken we de inschatting dat voor het gehele jaar de ureninzet op zo’n 80 á 90% uitkomt t.o.v. de begroting. In 2014 willen we naar 100% groeien. Per deelnemer bestaan er afwijkingen. Het is de bedoeling om het laatste kwartaal extra aandacht te geven aan alle deelnemers die onder de gestelde norm staan. Kwartaalrapportage ODR K2-2013
7
Verlof / verzuim / opleiding In het tweede kwartaal is 5.151 uur aan verlof opgenomen. Dit komt ongeveer overeen met 25% van het totale verlof. Aangezien er geen sprake was van een zomervakantie is dit relatief veel. Reden hiervoor is het feit dat de meeste medewerkers extra verlof hebben meegekregen uit de latende organisatie en dit tot 1 januari 2015 gaan opnemen. In 2013 en 2014 zal dit een neerwaarts effect hebben op de gerealiseerde productieve uren. Het gevolg zal zijn dat realisatie van 100% ook in 2014 onder druk staat. Naast het verlof is ook het verzuim onderzocht. Uit de verzuimadministratie blijkt dat er sprake is van een verzuim van 2,2%. Gelet op de aanwezige langdurige verzuimsituaties is sprake van een zeer laag verzuim bij het overige personeel. Het is de bedoeling om het verzuim de komende periode te blijven monitoren. Ook is er veel tijd en energie geïnvesteerd in de scholing van personeel. In het tweede kwartaal heeft het accent gelegen op de algemene introductie en het gebruik van het nieuwe informatiesysteem S4O. In totaal is er 4.028 uur nodig geweest. We verwachten dat er ook in het derde en vierde kwartaal extra scholingsuren nodig zijn.
Kwartaalrapportage ODR K2-2013
8
Algemeen
Bestuur Hoewel de ODR per 1 april feitelijk van start is gegaan, is de organisatie ODR al in 2012 formeel opgericht en is een bestuur aangetreden van alle in de ODR betrokken partners bestaande uit burgemeesters, wethouders en een gedeputeerde. Daaruit is een Dagelijks Bestuur van vier leden verkozen. De voorzitter is de heer Zondag (Wethouder Zaltbommel). De overige leden zijn de heren van Dijk (gedeputeerde bij de provincie Gelderland), van Meijgaarden (wethouder te Geldermalsen) en Veerhoek (burgemeester Neder Betuwe). De eerste vergaderingen is veel tijd en zorg besteed aan de opbouw van de organisatie. De ODR is een nieuwe organisatie en daardoor moet veel worden geregeld. Het betreft de nodige regelingen, verordeningen, overeenkomsten en statuten op het vlak van financiën, personeel, dienstverlening, verzekering en wat dies meer zij. Deze vormen de formele basis voor het goed functioneren van de uitvoeringsdienst en geven de nieuwe organisatie structuur. Daarnaast is natuurlijk de inhoud, het primaire proces, voor een uitvoeringsdienst als de ODR van groot belang. De partners hebben allen taken overgedragen aan de ODR. Deze taken worden nu door de ODR namens de partners uitgevoerd. Deze overdracht is nieuw voor zowel de ODR als de partners. Om die reden hebben de eerste vergaderingen tevens in het teken gestaan van de communicatie naar de partners en de informatie uitwisseling. Last but not least: de financiën. Het Algemeen Bestuur heeft vóór de start op 1 april de begroting 2013 vastgesteld en in juni van dit jaar de begroting 2014. Hierin is verder geborduurd op het bedrijfsplan en de daarin neergelegde uitgangspunten. Daarin is onder meer de eerste jaarschijf (1%) van de efficiencytaakstelling (totaal 5%) ingevuld. Werkprogramma’s Bij alle deelnemers zijn we bezig met de afronding van de werkprogramma’s. Het gaat dan over de te volgen werkwijzen en te hanteren procedures. De overleggen hebben wat meer tijd nodig gehad dan eerder gedacht. Dit heeft te maken met de wens om zoveel als mogelijk te harmoniseren. Op hoofdlijnen lijkt dit aardig goed te lukken. We denken dat dit mede heeft te maken met de steeds betere samenwerking met het opdrachtgeversoverleg waardoor de afspraken helderder worden en leiden tot meer eenduidigheid. Zelfevaluatietool De kwaliteitscriteria 2.1 zijn bedoeld om de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving te professionaliseren. Alle bevoegde gezagen worden geacht hieraan te voldoen per 1-1-2015. Door de ODR is in de zomerperiode een nulmeting gedaan conform de systematiek van de zelfevaluatietool. Hiermee wordt voor de opdrachtgevers van de ODR duidelijk voor welke van de 28 deskundigheidsgebieden de ODR voldoet aan de criteria voor proces, inhoud en kritieke massa. De gemeenten en provincie vullen een eigen zelfevaluatietool in (en verbeterplan) en kunnen hierbij mede verwijzen naar dat van de ODR. Het is de bedoeling om eind 2013 een plan van aanpak op te stellen waarin de acties zijn opgenomen die nodig zijn om te gaan voldoen aan de kwaliteitscriteria.
Kwartaalrapportage ODR K2-2013
9
Dienstverleningsovereenkomsten De aan de ODR deelnemende partners zijn onze opdrachtgevers. In dienstverleningsovereenkomsten worden de aard en omvang van de door opdrachtgevers aan ons over te dragen werkzaamheden vastgelegd. Tevens worden in de dienstverleningsovereenkomst de randvoorwaarden opgenomen, waarbinnen wij deze werkzaamheden kunnen uitvoeren. In 2013 worden met alle deelnemers deze dienstovereenkomsten gesloten. Inmiddels hebben de meeste deelnemers een overeenkomst afgesloten. Enkele gemeenten hebben aangegeven de overeenkomst af te sluiten nadat het werkprogramma gereed is. Het is de bedoeling om dit in 2013 af te ronden. Werkprocessen Om kwalitatief beter, sneller en goedkoper te werken zijn over de “breedte” van de uitvoering van de ODR taken inhoudelijke afspraken gemaakt. De wijze waarop deze taken worden uitgevoerd en de momenten van afstemming in het proces met de opdrachtgevers, is vastgelegd in werkprocessen. Er is in het tweede kwartaal hard gewerkt om de werkprocessen op orde te krijgen. Enkele
zaken vragen nog specifieke aandacht: Digitale beschikbaarheid van dossiers en mandatering door de opdrachtgevers Afstemming in de toezichtstrategie Archivering Verwerking van de BAG en GBA gegevens Aansluiting leges
In het laatste kwartaal gaan we deze verder oppakken. Informatievoorziening In korte tijd is ontzettend veel gerealiseerd om de organisatie op ICT gebied werkend te krijgen. Binnen de ODR is bij aanvang direct gestart met het nieuwe werken en het volledig gedigitaliseerd en zaakgericht werken. De eisen t.a.v. automatisering zijn hierop aangepast en doorgevoerd. Samen met het cluster BNLW zijn de digitale werkplekken ontwikkeld en uitgerold. Per 1 april was alles operationeel. Het eerste half jaar is verder gebruikt om te werken aan de invoering van ons nieuwe systeem. De zogenaamde suite for omgevingsdiensten (S4O). Met deze suite wordt het volledige werkproces ondersteund en in beeld gebracht. Alle werkprocessen zijn geüniformeerd, zaakgericht en gedigitaliseerd. De ODR is hiermee de eerste omgevingsdienst in Nederland die op deze manier te werk gaat. Inmiddels ontvangen we veel vragen van andere diensten over onze werkwijze. De implementatie van S4O is behoorlijk intensief geweest en er zijn de nodige aanloopperikelen geweest. Inmiddels zijn we zover dat sprake is van een goede beheersbare situatie. De komende periode gaan we gebruiken om het systeem en de werkprocessen verder te optimaliseren.
Kwartaalrapportage ODR K2-2013
10
Samenvatting en prognose Deze kwartaalrapportage is de eerste managementrapportage van de ODR. De verwachting is aanwezig dat de rapportage de komende periode verder ontwikkeld en aangepast wordt. Nu is er veel aandacht voor uren. Het is de bedoeling om uiteindelijk het accent steeds meer te verleggen naar output. Verder bestaat er bij de ODR de behoefte om de cijfers te verbeteren en betrouwbaarder te maken. Het algemene beeld op basis van deze rapportage is realistisch. We pakken als ODR zo veel mogelijk alle werkzaamheden op. Tegelijk is er ook veel tijd en energie nodig om de organisatie verder te ontwikkelen. Voor de rest van dit jaar willen we proberen dezelfde resultaten te halen als nu gerealiseerd zijn in het tweede kwartaal. Ofwel een redelijke productie met een minimale realisatie van 80 á 90% van de ureninzet. Het derde kwartaal zal gelet op de zomerperiode een bijzonder kwartaal zijn. Veel medewerkers zullen veel verlof opnemen om het stuwmeer verder te gaan wegwerken. De verwachting is aanwezig dat de uitkomsten lager zullen zijn. We maken de inschatting dat het vierde kwartaal dit positief gaat bijstellen. Het is de bedoeling om in november een volgende rapportage te ontwikkelen over de voortgang van de werkzaamheden.
Kwartaalrapportage ODR K2-2013
11
Kwartaalrapportage ODR 2013 Kwartaal 3
Inleiding Voor u ligt de kwartaalrapportage van de ODR over het derde kwartaal. In deze rapportage informeren wij u op hoofdlijnen over de realisatie van de uitvoering, de bestede uren op het gebied van de ODR en een aantal algemene ontwikkelingen. Deze rapportage is de tweede rapportage die de ODR uitbrengt. Het is de bedoeling om de komende periode de rapportage verder te verfijnen en af te stemmen op de wensen van de opdrachtgevers. Inmiddels zijn we hierover in gesprek met de opdrachtgevers. Het verkrijgen van de gegevens voor deze rapportage was complex. In het derde kwartaal is deels gewerkt vanuit de systemen van de latende organisaties en deels vanuit het systeem van de ODR (S4O). We hebben daarbij geprobeerd een zo betrouwbaar mogelijk beeld weer te geven. Vanaf het vierde kwartaal willen we uitsluitend werken met de gegevens uit S4O. Inmiddels zijn we zover dat dit op hoofdlijnen moet lukken. De cijfers en de presentatie daarvan zullen gelet op het bovenstaande de komende periode nog aan verandering onderhevig zijn. Het is de bedoeling om vanaf 2014 - zoveel als mogelijk is - te werken met een gestandaardiseerde rapportage.
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
2
Realisatie uitvoering
In verband met de ingebruikname van S4O is de totale presentatie aangepast. In deze rapportage nemen we de totale productie op. Daarnaast is er een presentatie per gemeente. Deze is als bijlage bijgevoegd.
Totaal
Bouwen
Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
94 112 0 210 14 752 50 61 5 1 0 10 0 0 0 7 1.316
Milieu Juridisch 19 122 0 17 0 704 146 41 1 1 0 1 0 0 0 30 1.082
0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 2 26 7 16 52
Arch. Bodem 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 35 35
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 90 90
EV
Geluid Mon.
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 20 20
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11 11
Legenda afkortingen: Arch. = Archeologie EV = Externe Veiligheid Mon. = Monumenten Ond. = Administratieve ondersteuning Alg. = Algemene adviezen / interne inhuur Extern = Inhuur externen
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
3
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3
Ond.
Alg.
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 21 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 22
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 129 129
0 0 0 0 0 81 2 0 0 0 0 1 0 0 0 0 84
113 234 0 227 14 1.558 198 102 7 2 1 12 2 26 7 341 2.844
Opmerkingen: 1. In deze resultaten is nog geen rekening gehouden met de output van de omgevingsdienst Nijmegen voor het onderdeel complexe vergunningverlening. Met name voor de cijfers van de provincie heeft dit gevolgen. Het is de bedoeling deze in het laatste kwartaal te corrigeren. 2. Een aantal deelnemers heeft een lijst met te controleren bedrijven aangeleverd bij de ODR. Deze lijst kan worden gezien als het Handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) voor 2013. De ODR is bezig met het uitvoeren van deze controles. Voor de andere deelnemers vinden de controles plaats op basis van de eerder gevolgde werkwijze. Het is de bedoeling om een groot deel van de programma’s in 2013 uit te voeren. E.e.a. conform de eerste managementrapportage. 3. De afdeling specialisten en advies bestaat uit een viertal bedrijfsonderdelen, te weten, administratieve ondersteuning, advies, ketentoezicht en juridische zaken. In verband met de verantwoording aan het stelsel is voor ketentoezicht een afzonderlijke rapportage opgesteld. Deze is inmiddels door de voorzitters van de Gelderse omgevingsdiensten vastgesteld. In de bijlage is de beknopte samenvatting opgenomen. 4. Een aantal kolommen laat veel nullen zien. Dit heeft er mee te maken dat de betrokken professionals niet op deze klussen worden ingezet. Het zal ook in de toekomst niet de bedoeling zijn dat hierop resultaten worden gerealiseerd. 5. In het derde kwartaal is er volop gewerkt aan ons nieuwe systeem S4O. Dit heeft de nodige omzettingsvraagstukken en extra werkzaamheden tot gevolg gehad. De verwachting is dat de meeste invoeringsperikelen in de loop van het vierde kwartaal opgelost zijn.
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
4
Urenbesteding Door de ODR is er vanaf 1 april gestart met de urenregistratie. Opgemerkt wordt dat het systeem nog niet optimaal is ingeregeld, dat medewerkers nog moeten wennen aan het tijdschrijven en dat er bij de opbouw van een nieuwe organisatie menskracht weglekt aan activiteiten die niet meteen te maken hebben met het primaire proces. Het laatste kwartaal zal in die zin een realistischer beeld geven. Er is een onderverdeling gemaakt naar vergunningverlening, toezicht/handhaving en advies. In onderstaande overzichten is per deelnemer aangegeven hoe de ureninzet het 3e kwartaal is geweest. Vergunningverlening
Deelnemer Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel N-Betuwe Neerijnen Provincie Tiel WMW Zaltbommel Totaal
Begroot 2.025 976 2.093 125 1.350 338 0 1.339 600 1.500 1.988
Werkelijk 1.800 769 2.180 43 1.430 287 150 1.049 472 1.611 1.896
12.333
11.687
Percentage 89% 79% 104% 35% 106% 85% >100% 78% 79% 107% 95% 95%
Bij de gemeente Buren zijn de werkelijke uren gecorrigeerd vanwege een langdurige verzuimsituatie die sinds de start van de ODR aanwezig is. De uren van de provincie zijn gecorrigeerd voor de inhuur van de ODRN. Bij één deelnemer is een percentage boven de 100% (>100%) opgenomen. Dit heeft te maken met het feit dat er voor deze taken geen personeel is meegekomen, maar uitsluitend inhuurbudget (zie tabel totaal). Een deling door 0 is dan niet mogelijk. Verder bestaan er grotere verschillen tussen de gemeenten. Dit heeft vooral te maken met het aantal ingediende vragen. Per kwartaal kan dit behoorlijk variëren.
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
5
Toezicht / handhaving
Deelnemer Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel N-Betuwe Neerijnen Provincie Tiel WMW Zaltbommel Totaal
Begroot 2.619 1.013 1.684 251 1.877 675 262 1.539 675 1.763 2.042
Werkelijk 2.118 1.247 1.652 167 1.535 811 313 1.269 793 1.285 1.632
14.400
12.822
Percentage 81% 123% 98% 66% 82% 120% 119% 82% 117% 73% 80% 89%
Bij de gemeente Geldermalsen en Maasdriel zijn de werkelijke uren gecorrigeerd vanwege langdurige verzuimsituaties die sinds de start van de ODR aanwezig zijn. De inzet per deelnemer varieert aanzienlijk. Het is de bedoeling om in het laatste kwartaal de grootste verschillen te vereffenen met extra inhuur voor zover hiervoor nog budget aanwezig is.
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
6
Specialisten en advies
Deelnemer Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel N-Betuwe Neerijnen Provincie Tiel WMW Zaltbommel Totaal
Begroot 1.489 1.671 638 75 675 169 0 371 301 984 1.705
Uren regio 251 201 387 216 71 136 130 0 386 0 200
Totaal 1.740 1.871 1.025 291 746 304 130 371 687 984 1.905
Werkelijk 1.816 1.837 1.326 234 1.457 179 203 222 621 1.006 1.697
8.077
1.977
10.053
10.597
Percentage 104% 98% 129% 80% 195% 59% 157% 60% 90% 102% 89% 105%
De inzet per deelnemer is wisselend. Diverse medewerkers zijn ook ingezet bij de afdelingen toezicht/handhaving en/of vergunningverlening. De output is meegenomen in de productrealisatie van de betreffende afdelingen. De uren zijn meegenomen in bovenstaand overzicht. Totaal
Deelnemer Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel N-Betuwe Neerijnen Provincie Tiel WMW Zaltbommel Totaal
Begroot 6.384 3.859 4.802 667 3.973 1.317 392 3.250 1.962 4.247 5.935
Inhuur 250 0 0 0 113 123 176 167 33 217 0
Totaal 6.633 3.859 4.802 667 4.086 1.440 568 3.416 1.995 4.464 5.935
Werkelijk 5.734 3.853 5.159 444 4.422 1.277 666 2.540 1.886 3.901 5.225
36.786
1.078
37.864
35.107
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
Percentage 86% 100% 107% 66% 108% 89% 117% 74% 95% 87% 88% 95%
7
In de totale tabel zijn alle uren per deelnemer gesommeerd. Ook is een kolom opgenomen met inhuurbudgetten vertaald in uren die vanuit de gemeenten zijn overgekomen naar de ODR. De totale percentages laten zien dat de gemiddelde urenproductie – gelet op de start – goed is. Voor het hele jaar maken we de inschatting dat de ureninzet op zo’n 90% uitkomt t.o.v. de begroting. In 2014 willen we naar 100% groeien. Per deelnemer bestaan er afwijkingen. Het is de bedoeling om het laatste kwartaal extra aandacht te geven aan alle deelnemers die onder de gestelde norm staan. Verlof / verzuim / opleiding In het tweede kwartaal is 11.098 uur aan verlof opgenomen. Dit komt ongeveer overeen met 50% van het totale verlof. De opname heeft te maken met het feit dat de zomervakantie in deze periode zit. Ook is de ODR bezig met de afbouw van het overgekomen verlofstuwmeer. Naast het verlof is ook het verzuim onderzocht. Uit de verzuimadministratie blijkt dat er sprake is van een verzuim van 2,56%. Ten opzichte van de vorige rapportage is sprake van een lichte toename. Dit heeft vooral te maken met administratieve correcties. We verwachten dat het verzuimcijfer vanaf 1 januari volledig betrouwbaar zal zijn. Het is de bedoeling om het verzuim de komende periode te blijven monitoren. Ook is er tijd en energie geïnvesteerd in de scholing van personeel. In het derde kwartaal heeft het accent gelegen op de verdere ingebruikname van het nieuwe informatiesysteem S4O en het zaakgericht werken. Ook is er een eerste training georganiseerd voor het uitvoeren van de BAG werkzaamheden. In totaal is er 750 uur nodig geweest. We verwachten dat er ook in het vierde kwartaal en in 2014 extra scholingsuren nodig zijn.
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
8
Algemeen Dienstverleningsovereenkomsten De aan de ODR deelnemende partners zijn onze opdrachtgevers. In dienstverleningsovereenkomsten worden de aard en omvang van de door opdrachtgevers aan ons over te dragen werkzaamheden vastgelegd. Enkele gemeenten hebben aangegeven de overeenkomst af te sluiten nadat het werkprogramma gereed is. Het is de bedoeling om dit in 2013 af te ronden. Werkprogramma’s Bij de meeste deelnemers zijn de werkprogramma’s nu conceptueel gereed. Het gaat dan over de te volgen werkwijzen en te hanteren procedures. Het is de bedoeling deze in het vierde kwartaal vast te stellen. Daarnaast zijn we druk bezig met de ontwikkeling van de werkprogramma’s 2014. Samen met de opdrachtgevers en Oranjewoud werken we aan deze programma’s. Op basis van de programma’s ontstaat er meer zicht op de output in controles en andere werkzaamheden waardoor de opdrachtgevers meer zicht krijgen op de te leveren diensten in 2014. Ook zijn zij zo in staat om te gaan prioriteren in de werkzaamheden. Zelfevaluatietool De kwaliteitscriteria 2.1 zijn bedoeld om de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving te professionaliseren. Alle bevoegde gezagen worden geacht hieraan te voldoen per 1-1-2015. Door de ODR is na de zomerperiode gewerkt aan een verbeterrapportage. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de provinciaal regisseur en de deelnemers. Het is de bedoeling om eind 2013 een plan van aanpak op te stellen waarin de acties zijn opgenomen die nodig zijn om te gaan voldoen aan de kwaliteitscriteria. Huisvesting In het derde kwartaal is het gebouw van de ODR verder op orde gebracht. Ook wordt het huurmeubilair vervangen. Uiteindelijk is dit financieel meer aantrekkelijk. Het is de bedoeling om alles in het vierde kwartaal af te ronden. De verwachting is aanwezig dat alles binnen de afgesproken financiële kaders kan worden uitgevoerd. Overdracht bevoegdheden provincie naar gemeenten Vanaf 1 januari zal de bevoegdheid van de provincie voor een aantal bedrijven in Gelderland worden overgedragen aan de gemeenten. Er is sprake van een aantal gevolgen. In een afzonderlijke brief wordt u hierover eind november geïnformeerd.
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
9
BAG (Basisadministratie gebouwen) Er is in het derde kwartaal flink doorgewerkt op het onderdeel BAG. Doel is om in het vierde kwartaal afspraken te maken over de wijze waarop we de BAG-meldingen gaan verwerken. We doen dit samen met alle gemeenten die bouw taken hebben ingebracht. Zoals het er nu naar uitzioet moet deze planning haalbaar zijn. Leges In samenwerking met de gemeenten zijn we een project gestart om de leges heffing goed af te stemmen. Het is de bedoeling dat de afspraken hierover dit jaar gereed zijn. De eerste gesprekken hebben uitgewezen dat dit mogelijk zou moeten zijn. Bestuursrapportage In het derde kwartaal is de Bestuursrapportage door het Algemeen Bestuur besproken en vastgesteld. In de bestuursrapportage is een prognose gegeven van de uitgaven en de uitkomsten per programma.
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
10
Samenvatting en prognose Deze kwartaalrapportage is de tweede managementrapportage van de ODR. De verwachting is aanwezig dat de rapportage de komende periode verder ontwikkeld en aangepast wordt. Nu is er veel aandacht voor uren. Het is de bedoeling om uiteindelijk het accent steeds meer te verleggen naar output. Verder bestaat er bij de ODR de behoefte om de cijfers te verbeteren en betrouwbaarder te maken. Het algemene beeld op basis van deze rapportage is realistisch. We pakken als ODR zo veel mogelijk alle werkzaamheden op. Tegelijk is er ook veel tijd en energie nodig om de organisatie verder te ontwikkelen. Voor de rest van dit jaar willen we proberen 90% van de totale ureninzet. Te realiseren Het is de bedoeling om in februari een jaarrapportage te ontwikkelen.
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
11
Bijlage 1 : Overzicht resultaten per deelnemer
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
12
Buren
Bouwen
Milieu
Juridisch
Archeologie
Bodem
EV
24 35 0 30 0 169 6 1 1 0 2 0 0 0 1 269
1 23 0 1 0 98 42 8 0 0 0 0 0 0 0 0 173
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 5 3 4 13
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 7 7
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 26 26
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Bouwen
Milieu
Juridisch
Archeologie
Bodem
EV
2 17 0 29 14 108 3 1 0 0 0 0 0 0 1 175
0 4 0 1 0 23 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 28
0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 4 1 4 10
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4 4
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 17 17
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Bouwen
Milieu
Juridisch
Archeologie
Bodem
EV
19 14 0 37 0 70 9 9 0 0 0 2 0 0 0 1 161
0 7 0 3 0 93 8 2 0 0 0 0 0 0 0 15 128
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4 1 2 7
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
Culemborg Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
Geldermalsen Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
Geluid Monumenten Ondersteuning
Algemeen
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 2
0 0 0 0 0 6 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 6
25 58 0 31 0 273 42 14 1 1 0 2 1 5 3 41 497
Geluid Monumenten Ondersteuning
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Algemeen
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
2 21 0 30 14 131 0 3 2 0 0 0 0 4 1 30 238
Geluid Monumenten Ondersteuning
Algemeen
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3
19 21 0 40 0 168 17 11 0 0 0 2 0 4 1 20 303
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 2
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
13
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 2
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2
Lingewaal
Bouwen
Milieu
Juridisch
Archeologie
Bodem
EV
0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1
0 4 0 1 0 20 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 27
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 1
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 10 10
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 5 5
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 2
Bouwen
Milieu
Juridisch
Archeologie
Bodem
EV
16 0 0 44 0 135 14 7 0 0 0 2 0 0 0 1 219
1 18 0 2 0 95 33 11 0 0 0 0 0 0 0 4 164
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 5 0 3 8
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11 11
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3
Bouwen
Milieu
Juridisch
Archeologie
Bodem
EV
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 12 0 3 0 90 3 8 0 0 0 0 0 0 0 1 117
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1
Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
Maasdriel Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
Neder-Betuwe Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
Geluid Monumenten Ondersteuning
Algemeen
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 4 0 2 0 20 1 1 0 0 0 0 0 1 0 20 49
Geluid Monumenten Ondersteuning
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Algemeen
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 7 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 7
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 40 40
0 0 0 0 0 34 2 0 0 0 0 1 0 0 0 0 37
17 18 0 46 0 271 49 18 0 0 0 3 0 5 0 69 496
Geluid Monumenten Ondersteuning
Algemeen
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 12 0 3 0 96 3 8 0 0 0 0 0 0 0 3 125
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
14
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 6 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 6
Neerijnen
Bouwen
Milieu
Juridisch
Archeologie
Bodem
EV
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 6 0 1 0 72 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 79
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4 4
Bouwen
Milieu
Juridisch
Archeologie
Bodem
EV
0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 2
5 27 0 0 0 82 3 5 1 1 0 1 0 0 0 6 131
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 5 5
Bouwen
Milieu
Juridisch
Archeologie
Bodem
EV
18 30 0 32 0 139 6 27 3 0 0 2 0 0 0 3 260
0 1 0 1 0 32 2 2 0 0 0 0 0 0 0 1 39
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 1 2
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 2
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3
Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
Tiel Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
West Maas en Waal Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
Geluid Monumenten Ondersteuning
Algemeen
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4 4
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 6 0 1 0 74 0 0 0 0 0 0 0 0 0 13 94
Geluid Monumenten Ondersteuning
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 2
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Algemeen
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 5 5
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
5 28 0 0 0 82 3 5 1 1 0 2 0 0 0 23 150
Geluid Monumenten Ondersteuning
Algemeen
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 27 27
0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1
18 31 0 33 0 174 8 29 3 0 0 2 1 0 0 38 337
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
15
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2
Zaltbommel
Bouwen
Milieu
Juridisch
Archeologie
Bodem
EV
15 15 0 37 0 131 21 9 0 0 0 1 0 0 0 0 229
12 20 0 0 0 57 7 1 0 0 0 0 0 0 0 3 100
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 7 2 2 11
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 30 30
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 2
Bouwen
Milieu
Juridisch
Archeologie
Bodem
EV
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 4 0 42 47 3 0 0 0 0 0 0 0 0 96
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Bouwen
Milieu
Juridisch
Archeologie
Bodem
EV
94 112 0 210 14 752 50 61 5 1 0 10 0 0 0 7 1.316
19 122 0 17 0 704 146 41 1 1 0 1 0 0 0 30 1.082
0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 2 26 7 16 52
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 35 35
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 90 90
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 20 20
Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
Provincie Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
Totaal Vooroverleg voeren Melding behandelen Vergunningaanvraag gefaseerd behandelen Vergunningaanvraag regulier behandelen Vergunningaanvraag uitgebreid behandelen Controle uitvoeren Klacht/Melding behandelen Handhavingsverzoek behandelen Handhavingsbesluit nemen Last onder dwangsom ten uitvoer leggen Bestuursdwang ten uitvoer leggen Zienswijze behandelen Voorlopige voorziening behandelen Bezwaar behandelen Beroep behandelen Advies verstrekken Totaal
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
Geluid Monumenten Ondersteuning
Algemeen
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 2 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 3
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 47 47
0 0 0 0 0 37 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 37
27 35 0 37 0 227 28 10 0 0 1 1 0 7 2 84 459
Geluid Monumenten Ondersteuning
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Algemeen
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 4 0 42 47 3 0 0 0 0 0 0 0 0 96
Geluid Monumenten Ondersteuning
Algemeen
Extern
Totaal
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 129 129
0 0 0 0 0 81 2 0 0 0 0 1 0 0 0 0 84
113 234 0 227 14 1.558 198 102 7 2 1 12 2 26 7 341 2.844
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11 11
16
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3
0 0 0 0 0 21 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 22
Bijlage 2: Samenvatting ketentoezicht
Notitie resultaten 2013 en planning 2014 van de stelseltaak Ketentoezicht Deze notitie is opgesteld ten behoeve van het voorzittersoverleg Omgevingsdiensten Gelderland. In de notitie wordt beknopt ingegaan op de planning voor 2013, de bereikte resultaten in 2013 en de planning voor 2014. Planning 2013 De planning voor deze stelseltaak is verwoord in het Programma 2013. Daarin zijn de volgende te verwachten resultaten opgenomen: 1. Het Programmateam Ketentoezicht formeren met 4 fte.specialisten; 2. Start met deze stelseltaak zo snel mogelijk na 1 april 2013 door het uitvoeren van drie ketenprojecten: asbest, co-vergisting en autodemontage; 3. Georganiseerde samenwerking met de zeven Omgevingsdiensten en Het Portaal; 4. Georganiseerde samenwerking met politie en Functioneel Parket en relevante landelijke inspectiediensten; 5. Samenwerking met Overijssel (“landsdeel oost”); 6. Een aantal feitelijke interventies o.b.v. risicoanalyses; Resultaten 2013 1. Het Programmateam is volledig (4 fte) ingevuld met de gewenste functies. De laatste vacature is per 1-11-2013 ingevuld. 2. In mei 2013 zijn de ketenprojecten asbest en co-vergisting gestart, in oktober het ketenproject autodemontage 3. De samenwerking met het Portaal en de zeven omgevingsdiensten is georganiseerd cf.het Programma. Er wordt met alle OD’s feitelijk samengewerkt in de informatiefase van de projecten en in een aantal gevallen in de interventiefase. 4. Er is een georganiseerde samenwerking met politie en FP, zowel op procesmatig niveau (prioritering, inzet) als op casusniveau (aanpak feitelijke actoren); 5. I.h.k.v. een proeftuin wordt met Overijssel samengewerkt bij de aanpak in de co-vergistingsketen; 6. Risicoanalyses en (in 2013 nog geplande) interventies: bij autodemontage 1 risico-analyse, bij asbest 4 interventies en nog ca. 5 gepland en bij co-vergisting 3 risicoanalyses en 1 interventie gepland. Verder worden in 2013 nog een barrièremodel co-vergisting en minimaal 2 gebiedsgerichte (regionale) risicoanalyses voor de keten co-vergisting opgeleverd. Ook zijn in 2013 de risico-actoren in de autodemontage per regio in beeld gebracht. De projectaanpak is hiermee grotendeels gerealiseerd conform projectplannen. Als gevolg van het niet volledig in kunnen vullen van het programmateam is de totale projectplanning nog niet helemaal gerealiseerd.
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
17
Resultaten 2014 De verwachte resultaten zijn verwoord in het Programma 2014. Samengevat zijn die: 1. De samenwerking met OD’s, politie, FP en inspectiediensten wordt intensiever; 2. Er wordt onderzocht of en hoe de samenwerking met Overijssel bij ketentoezicht geïntensiveerd kan worden; 3. Controles i.h.k.v. ketentoezicht worden zo veel mogelijk gecombineerd met reguliere controles, er is een kwartaalplanning; 4. Doorgaan met de ketenaanpak van asbest, co-vergisting en autodemontage; 5. Voor alle OD’s is er een regionale risicoanalyse m.b.t. de ketens co-vergisting en autodemontage; 6. De ketenprojecten co-vergisting en autodemontage worden afgerond en in de regio’s waar dat kan wordt gestart met een ketenproject verontreinigde grond; 7. Voor het ketenprojectasbest: per regio 20 ketengerichte asbestcontroles en minimaal 3 interventies; 8. Voor het ketenproject co-vergisting: per regio 2 tot 6 ketengerichte controles en in totaal 5 interventies; 9. Voor het ketenproject autodemontage: per regio 5 tot 10 ketengerichte controles en 2 of 3 interventies; 10. Er wordt een barrièremodel ketenaanpak autodemontage gemaakt;
Kwartaalrapportage ODR K3-2013
18
Samen verder bouwen aan de toekomst
Concernplan ODR 2013-2015 Versie : 1
Inleiding Op 1 april 2013 is de Omgevingsdienst Rivierenland (ODR) daadwerkelijk gestart. Op basis van het bedrijfsplan en het organisatie en formatieplan is de ODR door de deelnemers gebouwd. De inzet van alle betrokkenen, bestuurlijk en ambtelijk heeft er toe geleid dat we kunnen terugkijken op een positieve start van de ODR. Tegelijk constateren we dat er ook nog het nodige te doen is. De ODR is gestart maar we zijn zeker nog niet klaar. In deze notitie willen we een doorkijk geven in de ontwikkeling van de ODR voor de komende jaren. Insteek daarbij is om de komende jaren te gebruiken om de ODR klaar te stomen voor de toekomst. De organisatie heeft de afgelopen maanden – naast de start en opbouw in de eerste fase gebruikt om een ontwikkelprogramma op te stellen voor de ODR. Het programma moet dienen als leidraad voor de gewenste ontwikkeling. Ontwikkeling van een nieuwe organisatie heeft alleen zin als er ook een richting in zit. Deze richting hebben we omschreven in de visie en missie van onze organisatie. Het bedrijfsplan is hierbij als basis gebruikt. Bij de analyse van de ontwikkeling hebben we het INK-model als leidraad gebruikt. Op basis van deze leidraad hebben we voor de komende 2 jaar een viertal speerpunten benoemd die zijn uitgewerkt in programma’s. Het gaat om de volgende onderdelen: • • • •
Waardering van de externe omgeving Duurzame inzetbaarheid medewerkers Resultaat Middelen
In deze notitie worden deze onderdelen uitgewerkt.
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 2
Visie en missie De visie en missie zijn gebaseerd op de uitgangspunten in het bedrijfsplan. Op hoofdlijnen gaat het om de volgende punten: •
De ODR is opgezet voor de uitvoering van alle taken op het gebied van de vergunningverlening, toezicht en handhaving gerelateerd aan minimaal de Wet Milieubeheer. Ook voert de ODR taken uit op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving gerelateerd aan Bouw + Ruimtelijke Ordening. Hiermee ontstaat een dienst die zich richt op het brede terrein van het omgevingsrecht.
•
De ODR werkt in opdracht van de deelnemers. Gemeenten en provincie blijven zelf bevoegd gezag voor de taken die ingebracht worden in de ODR. Bestuurlijke afweging van risico’s en prioritering vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten en provincie.
•
Om als ODR voldoende slagkracht te hebben bij de uitvoering van wettelijke taken is voldoende mandaat vereist. Hieronder valt ook de aanwijzing van toezichthouders op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De ODR is bevoegd voor het zelfstandig afhandelen van taken die opgenomen zijn in de mandaatregeling.
•
Het is de uitdaging van de ODR om de deelnemers in hun bestuurlijke en beleidsmatige afwegingen rond de aanpak van wettelijke taken naar elkaar toe te (laten) bewegen zodat op termijn de verschillen kleiner worden. Op die manier kunnen efficiencyvoordelen worden gecombineerd met een kwalitatieve taakuitvoering. Richting klanten (bedrijven) wordt er op deze manier invulling gegeven aan het aspect rechtsgelijkheid.
•
De gemeenten en de provincie zullen de rol van opdrachtgever ten aanzien van de ODR gaan vervullen. In een dienstverleningsovereenkomst (DVO) worden spelregels afgesproken tussen de opdrachtgevers van de ODR en de ODR als opdrachtnemer.
•
Overleg en afspraken komen tot stand op basis van een gesprek tussen twee gelijkwaardige samenwerkingspartners. Beide partners zijn verantwoordelijk en aanspreekbaar op hun eigen rol, maar vullen deze in overleg nader in. Dit betekent dat de provincie en de gemeenten voor het opstellen van inhoudelijke beleidskaders gebruik maken van expertise en ervaring van de ODR en de ODR in overleg treedt met de provincie en de gemeenten voor een naadloze verbinding tussen beleid en uitvoeringspraktijk.
•
De uitvoering door de ODR moet leiden tot een betere uitvoering van genoemde taken dan de uitvoering door de individuele organisaties. ‘Beter’ in termen van efficiënter, kostenbewust en een zo optimaal mogelijke dienstverlening: • Meer specialismevorming op inhoud, daardoor ook beter op de hoogte van ontwikkelingen en jurisprudentie. • Een meer constante uitvoering, dat wil zeggen een snelle en adequate opvang van (tijdelijke) gaten en vacatures (minder afhankelijkheid van externen). • Meer eenduidigheid/gelijkheid qua uitvoering in de regio, geen grote verschillen tussen gemeenten tenzij bewust een afwijkend beleid moet worden toegepast. • Een efficiëntere uitvoering (dat wil zeggen meer producten voor hetzelfde geld, of dezelfde producten voor minder geld). • De beoogde efficiëntie zit dan vooral in: o meer sturing op capaciteitsinzet en producten; o minder inhuur door eigen specialismevorming en schaalgrootte; o minder zelf ontwikkelen/jurisprudentie volgen door krachtenbundeling; o meer standaardisatie van soortgelijke producten; o betere en meer gerichte inzet van ondersteuning; o betere/meer gerichte inzet van formatie.
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 3
In onze visie en missie willen we deze punten terug laten komen. Voor de komende periode willen we deze als volgt formuleren:
Samen werken aan een duurzaam en veilig Rivierenland waarin inwoners en bedrijven goed kunnen wonen, werken en leven.
We doen dit door kwalitatief goede producten te leveren waarbij de kosten zo laag mogelijk worden gehouden. We werken zakelijk en efficiënt op basis van een producten- en dienstencatalogus. Naast deze standaardproducten en -diensten zijn we instaat specifiek maatwerk te leveren. Klantgerichtheid is daarbij steeds een belangrijk uitgangspunt. Dit komt niet alleen tot uitdrukking in zo kort mogelijke doorlooptijden maar ook in de manier waarop met klanten, opdrachtgevers en andere belanghebbenden wordt samengewerkt en gecommuniceerd.
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 4
INK model Als opmaat voor de programma’s hebben we gebruik gemaakt van het INK-model. De kern van het INK-model wordt gevormd door het werken aan de samenhang en groei op alle aandachtsgebieden van het model. Het model onderscheidt vijf organisatiegebieden en vier resultaatgebieden en het aandachtsgebied ’verbeteren en vernieuwen’.
In de organisatiegebieden wordt beschreven hoe de organisatie is ingericht; ook wordt er informatie aangereikt in welke richting de organisatie zich zou kunnen verbeteren. In de resultaatgebieden worden de strategisch relevante maatstaven gekozen en wordt vastgesteld wat feitelijk is gerealiseerd. Het ’tiende aandachtsgebied’ is de feedbackloop waarin centraal staat of en in hoeverre de organisatie leert van de ervaringen en behaalde prestaties en naar nieuwe mogelijkheden zoekt om doelen te behalen. In bijlage 1 is een toelichting opgenomen over de aandachtsgebieden.
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 5
Programma 1 : Waardering van de externe omgeving Uitgangspunt van dit programma is om er naar toe te werken dat de externe omgeving de dienstverlening van de ODR als goed gaat ervaren. Goed in de wijze van dienstverlening, maar ook goed als het gaat om de geleverde kwaliteit. De externe omgeving is een breed begrip. In het kader van de ODR denken we aan de volgende groepen: burgers, bedrijven, gemeenten, provincie en rijk. De belangrijkste INK aandachtsgebieden zijn (geel):
1. Aansturing van de dienstverlening van de ODR In 2013 zijn we samen met alle opdrachtgevers gestart met de ontwikkeling van DVO’s, werkprogramma’s en mandaten. In de DVO’s, mandaten, werkprogramma’s enz. is vastgelegd onder welke voorwaarden producten en diensten door de ODR aan partijen en/of belanghebbenden worden geleverd We willen de komende periode gebruiken om dit verder te verbeteren. Daarbij staan vier accenten centraal: 1. Op orde brengen van de lopende DVO’s, mandaten en werkprogramma’s. 2. Het doorvoeren van een verbeterslagslag met het oog op eenduidigheid en actualiteit 3. Het op een dusdanige manier ontsluiten van de documentatie (bv via te ontwikkelen intranet) dat deze voor iedereen raadpleegbaar is 4. Het benoemen van kritische prestatie indicatoren (KPI’s) 5. Werkprogramma’s laten aansluiten bij tussentijdse rapportages + productenboek ODR Gereed: K4-2014
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 6
2. Introductie ODR bij de deelnemers In 2014 zijn er weer gemeenteraadsverkiezingen. De bestuurssamenstelling van de ODR zal hierdoor wijzigen. Ook zullen de portefeuilles in de colleges veranderen. Het is gewenst om in 2014 hieraan extra aandacht te besteden en de betrokken bestuurders door middel van een introductiebijeenkomst extra te informeren over de rollen en taken van de ODR. Verder willen we alle deelnemers het aanbod doen om de ODR verder te introduceren bij MT’s, colleges en Raden. Het is aan de deelnemers of zij hiervan gebruik willen maken. Plan van aanpak om ODR goed te introduceren: Gereed K1-2014 Programma voor nieuwe bestuurders : Gereed: K2-2014 Bezoeken gemeenten en provincie : Gereed K4-2014
3. Accountmanagement In het Bedrijfsplan en Organisatie en formatieplan is vastgelegd hoe het accountmanagement binnen de ODR wordt georganiseerd. Op hoofdlijnen ziet dit er als volgt uit: Dienst
Directeur
Afdelingshoofd
X
X
Coördinator
Medewerker
Deelnemer Strategische onderwerpen Tactische onderwerpen
X
Operationele onderwerpen
X X
X
De afgelopen maanden hebben we ervaring opgedaan met deze opzet. Het is nu goed om samen met de opdrachtgevers te bepalen of de huidige uitwerking goed functioneert, danwel dat deze aanpassing behoeft. De uitkomsten van de evaluatie worden betrokken bij het project taakverdeling en inrichting van de afdelingen. Een aantal aandachtspunten willen we evalueren: • Effectiviteit huidige constructie • Beoordeling door opdrachtgevers • Opleiding en training accountmanagement / klantgericht communiceren / van opdrachtgever naar opdrachtnemer • Inzet ICT ondersteuning in de vorm van een CRM systeem. • Lijn waarlangs opdrachten worden gegeven scherper en efficiënter maken. • Rol van accountmanager bij signaleren kansen. Evaluatiedocument met adviezen : Gereed: K1-2014
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 7
4. Netwerkontwikkeling De ODR is als een samenwerkingsverband van verschillende gemeenten en de provincie Gelderland tot stand gekomen. Het is gewenst om elkaar goed te kunnen vinden en elkaar waar we kunnen te versterken. De visie en missie van de ODR zijn uitgangspunt. Netwerkontwikkeling zal daarbij steeds kritisch op de merites beoordeeld worden. Binnen het stelsel van de Gelderse Omgevingsdienst wordt de netwerkontwikkeling ondersteund door het Portaal. In het -
netwerk hebben we met meerdere partners te maken. Gedacht wordt bv. aan : Waterschap Ministerie Veiligheidsregio (Brandweer, Politie, GHOR) Openbaar Ministerie Overige OD’s in Nederland Rechtbanken Adviesbureaus (bv constructeurs, Tauw, DLV)
Binnen deze netwerken willen we onze kennis en kunde samen met de deelnemers en de andere omgevingsdiensten borgen en bundelen. Hiervoor zullen we een actieve bijdrage leveren aan netwerkoverleggen, stelsel werkgroepen, adviseurs overleggen en andere vormen van afstemming binnen de regio, de provincie en op landelijk niveau. Bovendien willen we met het programma ketentoezicht ook gericht extra inzet plegen op de netwerkontwikkeling. Het is immers van groot belang dat we de inzet hiervoor op een goede manier afstemmen met het Stelsel, het OM en de politie. Ten slotte zullen we onderzoeken op welke wijze we met aannemers, architecten en andere belanghebbenden structurele afstemming kunnen zoeken, waardoor de wederzijdse afstemming nog beter kan verlopen. Organiseren van netwerkdagen: Gereed: K4-2015
5: Klanttevredenheid We leveren onze diensten aan burgers en bedrijven in Rivierenland. Het is gewenst dat wij dit op een goede manier doen. De enige manier om dit vast te stellen is om dit ook periodiek te meten. Ook is het gewenst om te bezien op welke manier nieuwe middelen ingezet kunnen worden in de bedrijfsvoering van de ODR. We denken dan vooral aan de inzet van pre-mediation. Er worden door de ODR mediationvaardigheden ingezet om op een informele manier op zoek te gaan naar de oplossing. Een aantal acties willen we oppakken: • Ontwikkeling verbetercyclus: o Ontwikkeling klanttevredenheidsformulier met medewerkers o Continue meting aan de hand van dit formulier o Ontwikkeling enkele indicatoren o Bijstelling werkprocessen en procedures o Borging • Onderzoek naar de mogelijke inzet van pre-mediation • Ontwikkeling klachtenregeling • Verbetering doorlooptijden • Verbetering kwaliteit Gereed: K4-2015
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 8
Programma 2: Duurzame inzetbaarheid medewerkers In dit programma staat de duurzame inzetbaarheid van onze medewerkers centraal. Duurzame inzetbaarheid wordt als volgt gedefinieerd: Het vermogen van de medewerker om nu en in de toekomst: toegevoegde waarde te leveren voor de ODR; de meerwaarde te ervaren van het werken voor de ODR. Duurzame inzetbaarheid gaat verder dan alleen gezondheid, vitaliteit of werkvermogen. Het gaat ook om houding, gedrag, competenties, visie en motivatie. Positieve betrokkenheid bij het werk en de eigen organisatie is een belangrijke randvoorwaarde voor een goede dienstverlening. Verder draagt ook een goede balans tussen werk en privé bij aan een duurzame inzetbaarheid. Daarnaast is voor een duurzame inzetbaarheid van belang dat de ODR blijvend investeert in het op peil houden van de kennis en de vaardigheden van de medewerkers. De term duurzaam is van belang omdat het niet alleen gaat over de inzetbaarheid op dit moment, maar ook over de inzetbaarheid in veranderende omstandigheden, waarbij ook rekening gehouden wordt met de levensfase waarin de medewerker verkeert. De belangrijkste INK aandachtsgebieden zijn (geel):
6. Medewerkers leveren toegevoegde waarde
6a. Houding en gedrag In het Organisatie- en Formatieplan van de ODR zijn de volgende kerncompetenties voor medewerkers geformuleerd: - Resultaatgerichtheid - Klantgerichtheid - Flexibiliteit. Deze competenties geven richting aan de gewenste organisatiecultuur.
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 9
De medewerkers zijn de belangrijkste ambassadeurs van de organisatie. De manier waarop zij met onze opdrachtgevers, klanten en externe partners omgaan, is bepalend voor de wijze waarop onze organisatie en dienstverlening worden ervaren. Het is dus belangrijk dat onze medewerkers zich hiervan continu bewust zijn. Hier ligt dus een duidelijke relatie met het aspect klanttevredenheid, waarop in programma 1 is ingegaan. De competenties zijn ook richtinggevend voor de manier waarop medewerkers van de ODR onderling met elkaar omgaan. Een goede onderlinge samenwerking tussen de disciplines en afdelingen, is mede bepalend voor de resultaten die we als ODR afleveren. In het kader van de ontwikkeling van de HRM-cyclus zal ook een competentiecatalogus voor de ODR worden opgesteld, waardoor mede richting aan de organisatiecultuur kan worden gegeven. Er komt geen op zich zelf staand cultuurtraject. We willen het aspect cultuur zoveel mogelijk koppelen aan concrete thema’s en natuurlijke momenten, bijvoorbeeld aan de doorontwikkeling van Het Nieuwe Werken of de vaststelling van het integriteitsbeleid. Actiepunten: • Ontwikkeling competentiecatalogus (gekoppeld aan HRM-cyclus) • Aspect cultuurontwikkeling komt terug in een aantal actiepunten (m.n. bij het nieuwe werken, HRM-cyclus, kwaliteitscriteria 2.1, klanttevredenheid en tijdschrijven). Gereed: continu aandachtspunt
6b. Kennis en vaardigheden De medewerker is regisseur van zijn eigen loopbaan. Inzetbaar zijn en blijven is primair een verantwoordelijkheid van de medewerker zelf; de medewerker is daarop aanspreekbaar. Medewerkers stellen zich actief op als het gaat om het blijven voldoen aan de gestelde functie- en kwaliteitseisen. Daarvoor maken zij actief gebruik van (opleidings-)faciliteiten; door de werkgever aangereikt of op eigen initiatief aangedragen c.q. georganiseerd. Daarbij is sprake van “halen en brengen”. Medewerkers leveren zelf ook een bijdrage door opgedane kennis te delen met collega’s. De ODR kan zich alleen blijvend profileren als professionele organisatie als dit onderwerp goed is geborgd. Jaarlijks wordt een opleidingsplan vastgesteld conform het vastgestelde opleidingsbeleid. De realisatie van het opleidingsplan wordt periodiek besproken binnen het MT. Onderdeel van het opleidingsplan is het actueel houden van de kennis en vaardigheden op het gebied van wet en regelgeving. Hier ligt een duidelijke relatie met punt 13 in programma 3. De komende jaren zullen we hieraan de nodige energie en middelen besteden. Uitsluitend met actuele kennis is het mogelijk om de taakstelling waar de ODR voor geplaatst staat op een goede manier in te vullen. Acties in het kader van dit thema: • Vaststelling opleidingsbeleid; • Vaststelling opleidingsplan; • Vaststelling regeling studiefaciliteiten. Gereed: K4-2013/2014/2015 (plan komt jaarlijks terug)
6c. Kwaliteitscriteria 2.1 De landelijke kwaliteitscriteria voor VTH-taken zijn mede bepalend voor het kennis- en ervaringsniveau dat voor de uitvoering van bepaalde taken van medewerkers wordt verwacht. Op dit moment wordt onderzocht op welke wijze we de aanwezige kwaliteit gaan meten. De consequenties hiervan (noodzakelijke opleidings- en ontwikkelacties) worden vertaald in het opleidingsplan.
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 10
Acties in het kader van dit thema: • Keuze meetinstrument • Inventariseren medewerkers die meting gaan doorlopen; • Uitvoeren meting; • Opvolging meting en doorvertaling naar opleidingsplan. Gereed: K4-2014
6d. HRM-cyclus: resultaat Leidinggevenden en medewerkers maken jaarlijks resultaatafspraken die worden besproken, vastgelegd en gevolgd in een cyclus van gesprekken, de zgn. HRM-gesprekscyclus. De afspraken hebben betrekking op de verwachte werkresultaten en de gewenste ontwikkelrichting van de medewerker. Wat dit laatste betreft, is de hiervoor al genoemde competentiecatalogus een belangrijk instrument. De medewerker is verantwoordelijk voor het realiseren van de gemaakte afspraken. Daarbij wordt uitgegaan van vertrouwen. Belangrijk is dat in het kader van de cyclus periodiek evaluatie en feedback plaatsvindt. Bij het maken van afspraken hoort ook dat medewerkers en leidinggevenden aangesproken mogen worden als de gemaakte afspraken niet zijn nagekomen. Dit als onderdeel van het continu leren en verbeteren. Afgesproken is dat de Gelderse omgevingsdiensten gezamenlijk de HRM-cyclus gaan vormgeven. De voortgang hiervan wordt door de ODR gevolgd. Mogelijk zal er voor 2014 sprake zijn van een overgangsvariant. Acties in het kader van dit thema: • Vormgeving HRM-cyclus, inclusief vaststelling competentiecatalogus ODR; • Implementatie HRM-cyclus (incl. trainen leidinggevenden, coördinatoren en medewerkers). Gereed: K2-2014
7.
Medewerkers ervaren toegevoegde waarde
7a. Het Nieuwe Werken De ODR geeft medewerkers de mogelijkheid om binnen bepaalde kaders zelf te bepalen hoe, waar, wanneer, waarmee en met wie hij/zij werkt. De medewerker beschikt over middelen om het werk op afstand te doen (laptop, smartphone, token). Dit geeft medewerkers een stuk vrijheid en eigen verantwoordelijkheid bij het plannen van de dagelijkse werkzaamheden. Daarmee draagt HNW bij aan een betere balans tussen werk en privé. Het nieuwe werken vraagt een cultuurverandering van alle betrokkenen. Hier hoort een permanente scholing en coaching bij. Ook is het gewenst de kaders nader te formuleren en te verduidelijken. Acties in het kader van dit thema: • Gebouw aanpassen en beter geschikt maken voor HNW; • Doorontwikkeling HNW in relatie tot HRM-cyclus. • Vaststellen kaders HNW. Gereed: • Gebouw: K4-2013 • Doorontwikkeling en kaders HNW: K4-2014
7b. Sturing De afdelingshoofden coachen en faciliteren de medewerker bij het behalen van de afgesproken resultaten. Hiervoor is het belangrijk dat zij de koers en doelstellingen van de organisatie duidelijk kunnen aangeven, zodat voor de medewerker duidelijk is welke bijdrage van de medewerker gevraagd wordt en welke ontwikkelrichting wenselijk is. Een goede
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 11
communicatie is dus van groot belang. Dit helpt medewerkers om zelf hun verantwoordelijkheid te nemen voor het realiseren van de afgesproken resultaten en hun eigen ontwikkeling. Ook geven MT-leden en coördinatoren het goede voorbeeld als het gaat om houding en gedrag (“practice what you preach”). Er wordt gewerkt op basis van onderling vertrouwen. Leidinggevenden en coördinatoren hebben aandacht voor hun medewerkers en spreken hun waardering uit als dat verdiend is. Hierbij past ook het toekennen van incidentele beloningen als dat aan de orde is. Acties in het kader van dit thema: • Doorontwikkelingstraject MT en coördinatoren. • Ontwikkelen beloningsbeleid Gereed: K2-2015
7c. Mobiliteit en loopbaanontwikkeling De interne vacatures binnen de Gelderse omgevingsdiensten worden bij alle diensten tegelijk opengesteld. Medewerkers kunnen dus als interne kandidaat solliciteren op vacatures bij andere omgevingsdiensten. Hierdoor is sprake van een gezamenlijke interne arbeidsmarkt voor de Gelderse omgevingsdiensten. Binnen het stelsel van zeven Gelderse diensten wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een gezamenlijk mobiliteits- en loopbaanbeleid. Ook wordt gewerkt aan de totstandkoming van een gezamenlijk Gelders functieboek. Dit betekent dat alle diensten op dezelfde manier omgaan met het beschrijven en waarderen van functies. Dit is bevorderlijk voor de horizontale mobiliteit binnen het stelsel. Naast de stelselbrede mobiliteit, hebben we ook aandacht voor de doorstroming van medewerkers binnen de ODR. We willen medewerkers kansen bieden om bijvoorbeeld tijdelijk met andere klussen aan de slag te gaan. Op die manier kunnen ze laten zien wat ze in huis hebben en werken aan hun C.V. Dit kan een bijdrage leveren aan het vergroten van de loopbaanmogelijkheden binnen en buiten de ODR. Hier ligt een duidelijke relatie met punt 21 in programma 4 (klussenbank). Acties in het kader van dit thema: • Gelders functieboek; • Ontwikkelen mobiliteits- en loopbaanbeleid; • Ontwikkeling gemeenschappelijke arbeidsmarkt omgevingsdiensten. Gereed: K4-2014
7d. Ontwikkeling PV Betrokkenheid bij de eigen organisatie krijgen en houden is belangrijk voor een succesvolle organisatie. Sociale activiteiten kunnen daaraan een bijdrage leveren. Daarbij kan gedacht worden aan een jaarlijkse barbecue, sinterklaasfeest voor kinderen van medewerkers e.d. Een personeelsvereniging vervult daarin een goede rol. Acties in het kader van dit thema: • Oprichten personeelsvereniging Gereed: K1-2014
8.
Medewerkerstevredenheidsonderzoek
Periodiek zal de medewerkerstevredenheid worden gemeten door middel van een medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO). Daarbij wordt gelet op de noodzakelijke investering (tijd en geld) uitgegaan van een MTO eens in de twee of drie jaar. De uitkomsten van het MTO worden geanalyseerd en besproken met de medewerkers. Op basis daarvan
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 12
volgen waar nodig verbeteracties. Over de voortgang en realisatie daarvan wordt met de medewerkers gecommuniceerd. Acties in het kader van dit thema: • Vaststellen MTO-methodiek en frequentie (onderwerpen, keuze instrument); • Communiceren over de uitvoering van het MTO; • Uitvoeren MTO; • Bespreken uitkomsten MTO binnen organisatie; • Formuleren verbeteracties en uitvoeren daarvan; • Resultaten verbeteracties terugkoppelen naar medewerkers. Gereed: K4-2014
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 13
Programma 3: Resultaat De ODR is een uitvoeringsorganisatie. Het bereiken van goede en aansprekende resultaten staat daarbij centraal. Onze deelnemers willen aansprekende resultaten tegen lage kosten. In het bedrijfsplan zijn meerdere doelen geformuleerd: a. De ODR zorgt er voor dat de taakuitvoering gaat voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen, onder voorwaarde dat zij daarvoor de opdracht en de financiële middelen krijgt. b. De ODR zorgt voor een goede afstemming/samenwerking met deelnemers. c. De ODR zorgt voor een zo eenduidig mogelijke taakuitvoering in het gehele gebied van Rivierenland, met maatwerkafspraken als het gaat om ambities en bestuurlijke keuzes van de individuele organisaties. d. De ODR zorgt er voor dat de taakuitvoering beduidend efficiënter gaat plaatsvinden dan de som van de huidige taakuitvoering per einde van 2012. e. De ODR zorgt voor een breder pallet aan ontwikkelingsmogelijkheden in termen van specialismevorming en doorgroeimogelijkheden dan de huidige die er zijn binnen de deelnemende organisaties. f. De ODR zorgt er voor dat specifieke expertise wordt geborgd en waar nodig verder wordt uitgebouwd. We vinden het van belang om in een programma nader uit te werken hoe wij dit de komende jaren verder willen realiseren. De belangrijkste INK aandachtsgebieden zijn (geel):
9. Outputsturing De ODR maakt gebruik van de Risicomodule RUD van Oranjewoud. Met behulp van dit instrument kan de ODR invulling geven aan het risicogestuurd werken. Daarmee wordt ook invulling gegeven aan de VTH-kwaliteitscriteria 2.1, die wettelijk vastgelegd gaan worden. De risicomodule wordt door een projectgroep in overleg met de opdrachtgevers op maat gemaakt voor de ODR. Voor zowel de milieu- als de bouwtaken worden de belangrijkste risico’s (kans maal effect) in beeld gebracht. Daartoe wordt gewerkt met een clustering van samenhangende activiteiten. Op basis van deze informatie kan vervolgens een berekening
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 14
van de capaciteit en het werkpakket per deelnemende organisatie worden gegeven. In overleg met de opdrachtgevers kan op basis van bepaalde parameters verdere finetuning plaatsvinden. Daarmee is de ODR in staat de deelnemers op basis van de DVO een gericht voorstel voor een integraal uitvoeringsprogramma 2014 te doen. Gereed: K4 2013 10. Werkprocessen op orde brengen In 2012 en 2013 zijn alle werkprocessen omschreven en gedefinieerd. De beschreven werkprocessen (Use Cases/processenboek, productenboek, correspondentieboek) worden in beheer genomen. Door het management wordt actief gestuurd op het - eenduidig -werken volgens vastgestelde werkprocessen. Medewerkers worden indien nodig ondersteund in het zich eigen maken van vastgestelde werkprocessen. Er zijn afspraken gemaakt over het opstellen en vaststellen van nieuw beschreven werkprocessen. De werkprocessen zijn ten slotte op een goede manier ingericht en voldoen aan de juridische normen en standaarden. Actiepunten: • De Beheersorganisatie Werkprocessen (Use Cases/processenboek, productenboek, correspondentieboek) opstellen, vaststellen en inrichten. • Onderwerpen als Zaakgericht werken, digitaal werken, Use Cases, S4O etc. zijn structureel gespreksonderwerp in werk-, team-, afdelingsoverleg en de HR gesprekscyclus. • Voor ondersteuning op het gebied van o.a. zaakgericht werken, digitaal werken en S4O is budget geraamd in het opleidingsplan ODR. • Het ontwikkelen en beschrijven van nieuwe werkprocessen opstellen en vaststellen en onderbrengen in de Beheersorganisatie Werkprocessen. • Ontwikkeling juridische kwaliteitszorg. (w.o. doen van een nulmeting, het beschrijven van kwaliteitsnormen, het schrijven van juridische nieuwsbrieven voor de organisatie etc.) • Publiceren en/of toegankelijk maken van actuele versies (Use Cases/processenboek, productenboek, correspondentieboek) voor alle medewerkers van de ODR. • Monitoring dossiers die periodiek aandacht vragen. Gereed: K2-2014
11. Taakverdeling en inrichting van de afdelingen Op basis van de ervaringen die we in 2013 hebben opgedaan met het werken binnen de ODR, wordt het Organisatie en Formatieplan geëvalueerd. Onderwerpen die daarbij in ieder geval aan bod komen zijn: • Specialisme vs. Generalisme • Verschillen tussen teams en gevolgen die dit heeft voor keuzes m.b.t. verdere inrichting • Uitkomsten evaluatie accountmanagement • Gebiedsgericht vs. functiegericht werken • Rollen binnen de organisatie (MT-coördinatoren) • Overlegstructuur • Vervangingsregeling Op basis van de resultaten van de evaluatie wordt het O&F-plan herijkt. Actiepunten • Opdracht en kaders formuleren • Plan van aanpak evaluatie opstellen. • Evaluatie uitvoeren in overleg met alle betrokkenen. • Resultaten verwerken in het O&F plan.
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 15
• •
O&F plan 2.0 ter besluitvorming voorleggen aan betrokken gremia. Tekst aanpassen O&F plan
Evaluatie: Gereed K2-2014 O&F plan 2.0: Gereed K3-2014 Besluitvorming: K4-2014 12. Afronding startfase Vanaf 1 april is de ODR bezig met de opbouw van de organisatie. Bij de opbouw van de organisatie is er ook steeds een afweging op welke manier de werkprocessen van de ODR zijn gekoppeld aan de werkprocessen in de latende organisaties. Het is gewenst om openstaande punten die met dit thema te maken hebben af te wikkelen zodat de ombouw gereed is. Samen met de direct betrokkenen willen we dit oppakken. Actiepunten: • Evaluatie uitvoeren met deelnemers en personeel om te bepalen welke openstaande punten er nog bestaan. • Conclusies evalueren en afstemmen met opdrachtgeversoverleg • Per actie een trekker en werkgroep aanwijzen en hen met een concrete opdracht gericht aan het werk zetten. Gereed: K1-2014
13. Uniformering beleid en oppakken nieuwe beleidsontwikkelingen In het bedrijfsplan van de ODR is opgenomen om na de start meer toe te gaan werken naar een mogelijke uniformering van beleid door de deelnemers. Bovendien worden de deelnemers en de ODR geconfronteerd met nieuw beleid en nieuwe wetgeving. Beide ontwikkelingen vragen om afstemming en advisering. Hoe gaan we hier bv. als organisatie mee om en wat betekent dit voor de deelnemers ? Waaraan geven we prioriteit en wat doen we met onderwerpen die we minder belangrijk vinden. Het is de bedoeling om de komende jaren hierin een actieve rol op te pakken. Gedacht wordt aan de volgende inhoudelijke thema’s: • Implementatie van nieuwe wet- en regelgeving en beleidsontwikkelingen • Handhavingsprogramma en -verslaglegging • Milieu-jaarprogramma en -verslaglegging • Activiteitenbesluit • Overdracht taken • Verbeterplan kwaliteitscriteria Door middel van interne werkgroepen met projectleiders willen we deze thema’s op gaan pakken. Samen met de deelnemers zullen we daarbij de prioriteiten gaan bepalen. Gereed: doorlopend
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 16
Programma 4: Middelen De ODR is een uitvoeringsdienst. Het is van groot belang dat we op een zo efficiënt mogelijke manier de dienstverlening weten te leveren. In dit programma besteden we aandacht aan de randvoorwaarden die nodig zijn om dit te kunnen realiseren. Doelen • We willen zakelijk en efficiënt werken met zo laag mogelijke kosten. • We maken de omslag van een inputbegroting naar een outputbegroting • Realisatie van de besparingsdoelstelling van 5% • Het leveren van een goede prijs – prestatie -> benchmarks • Concurrerend zijn met vergelijkbare omgevingsdiensten De belangrijkste INK aandachtsgebieden zijn (geel):
14. Sturingsinformatie Voor de sturing van de ODR is het van belang dat er concrete, actuele en betrouwbare informatie aanwezig is. Op dit moment is dit nog niet het geval. Om te voorkomen dat er voor elke behoefte een aparte voorziening wordt getroffen, wordt de informatiebehoefte geïnventariseerd zodat er een integraal plan van aanpak kan worden geschreven voor de levering van deze informatie. We zullen hierbij in ieder geval aandacht besteden aan de volgende actiepunten: • Geld • Uitvoering van taken • Resultaten per gemeente • Bewaking van termijnen • Koppeling met informatie vanuit secundaire processen (w.o. P&O) • KPI’s Het is de bedoeling dat deze actie in aanvulling op de acties uit de andere programma’s wordt opgepakt. Resultaat moet zijn dat er een afgewogen en gedragen managementrapportage ligt. Gereed: K1-2014
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 17
15. Tijdschrijven Essentieel onderdeel in de verantwoording naar alle afnemers en naar de eigen organisatie is tijdschrijven. We willen inzichtelijk maken wat de kosten zijn van de afzonderlijke producten en diensten. Daarnaast is het ook van belang om de werkzaamheden op een goede en evenwichtige manier te verdelen over de medewerkers. Actiepunten: • Koppeling ICT Buren-Zaltbommel • Installatie systeem • Koppeling S4O naar Timetell • Definitie en uitwerking in notitie • Informatie en communicatie personeel • Evaluatie en bijstelling Gereed: K1-2014
16. Planning & control cyclus op orde Voor een continu proces van verbetering van de organisatie en het beheer van alle middelen is het nodig om de planning en control cyclus op orde te brengen. Op hoofdlijnen moeten de volgende elementen in de cyclus terug komen:
Actiepunten: • Notitie Planning en control met specifieke aandacht voor continue kwaliteitszorg. • Spoorboekje P&C cyclus • Borging en evaluatie met behulp van het INK model Gereed: K4-2015
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 18
17. Diverse financiële acties Bij de start van de ODFR heeft veel aandacht gelegen op de ontwikkeling van de begroting en de bestuursrapportage. Het is nu gewenst om aandacht te geven aan diverse andere financiële onderwerpen. Het gaat dan om de volgende thema’s: • Notitie Budgetbeheer K4-2013 • Notitie reserves en voorzieningen K4-2013 • Notitie activabeleid K2-2014 • Aanbesteding accountant K4-2013
18. Projectmatig werken De ODR is een nieuwe organisatie. Onderdeel van het werk is het oppakken van projecten en het integraal werken. Enerzijds is dit van belang voor de afstemming tussen de afdelingen. Anderzijds is dit ook noodzakelijk om structureel projecten op een goede manier te organiseren en organisatorisch te borgen. Komende jaar willen we integraal - en projectmatig werken oppakken en implementeren. Gereed : K1-2014
19. Interne communicatie en intranet Interne communicatie is een belangrijk thema voor de ODR. Als nieuwe organisatie is het van groot belang dat we elkaar goed informeren. Mede door het nieuwe werken vraagt dit extra aandacht. Het is gewenst dat medewerkers overal op de hoogte moeten kunnen zijn van de ontwikkelingen. Ook is het nodig om elkaar nog meer te informeren over de activiteiten die plaatsvinden binnen de organisatie. Medewerkers kunnen dan ook in de positie gebracht worden dat zij nog meer mee kunnen denken bij de ontwikkeling van de organisatie. Gelet hierop is de ontwikkeling van een intranet in plaats van het bestaande extranet een must have. Verder willen we met behulp van een ideeënbus en andere acties meer proactiviteit bevorderen. Gereed: K1-2014
20. Informatievoorziening Vanaf de start van de ODR is er veel geïnvesteerd in de verbetering van de informatievoorziening. De eerste periode heeft de aandacht vooral gelegen op de volgende onderdelen: • Primaire processen: werkstroombesturing en digitale archivering • Overhead: Financiele administratie, Salarisadministratie • Infrastructuur: werkplekken, netwerk en servers. Onderstaand overzicht geeft een goed beeld van het totale ICT landschap
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 19
Het is de bedoeling om de komende periode de aandacht te verleggen naar diverse andere onderdelen. Voor 2013 en het eerste kwartaal van 2014 willen we in volgorde van prioriteit een aantal projecten uitvoeren:
K4-2013 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Managementrapportage Extra mogelijkheid voor brieven opnemen in S4O Organiseren betere afstemming ICT en organisatie en verbetering werkgroep superusers Informeren over de samenhang binnen S4O en in beeld brengen wat de individuele beslisruimte is op het proces Implementatie Sesom afwikkelen Implementatie Cyclomedia afwikkelen Bluebeam implementeren en toelichten (w.o. “digitaal stempelen” van tekeningen) Top desk ICT Standaard documenten
K1-2014 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Checklisten Rekenprogramma’s K2Bodem Kennis en informatiesystemen, w.o. abonnementen Telefonie Pilot mobiel handhaven
Voor K2-2014 t/m 2015 pakken we de ICT op door middel van een aantal programma’s: Tranche 2 Suite 4 omgevingsdiensten op basis van het Plan van Eisen. Op basis van de behoefte binnen de organisatie (output Tranche 1, MT, Meldingen, FB) en de roadmap van centric (implementatie meegeleverde componenten en koppelingen) wordt er een selectie gemaakt van eisen en wensen uit het PVE waar we in 2014 mee aan de slag gaan. We zullen daarbij ook kijken naar de bestaande Use Cases . Gegevensbeheer Gegevens uit de basisregistraties moeten regelmatig worden ingelezen. Nadat nieuwe gegevens zijn ingelezen worden mutaties automatisch doorgevoerd in de registratie en dit proces moet worden gecontroleerd. Op termijn zal het gegevensbeheer ook verantwoordelijk
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 20
worden voor consistentiecontroles en het verbeteren van de volledigheid, betrouwbaarheid en actualiteit van de gegevens. Het is gewenst dit in 2014 e.v. verder uit te bouwen en te verbeteren. Verdere implementatie van de basisregistraties. De basisregistraties zijn voor de ODR van essentieel belang. We willen in 2014 en 2015 verder werken aan de koppeling en integratie met de ODR. Gedacht wordt aan de volgende onderdelen: • Koppeling kadaster (Percelen) • De BAG panden kaart • Het geautomatiseerd verwerken van GBA en BAG mutaties. Geo portaal De ODR beschikt nog niet over één GEO portaal. Het is de bedoeling om in 2014 het GEO portaal gereed te maken voor gebruik en er een beperkte gegevens set in te lezen. Daartoe wordt een notitie opgesteld waarin wordt aangegeven op welke manier het GEO portaal het beste kan worden ingezet. Vervolgens wordt gestart met de implementatie. In 2015 wordt aanvullende GEO informatie toegevoegd. Inventarisatie informatiebehoefte aansturing primaire proces Om te voorkomen dat er voor elke behoefte een aparte voorziening wordt getroffen, wordt de informatiebehoefte geïnventariseerd zodat er een integraal plan van aanpak kan worden geschreven voor de levering van deze informatie. Denk hierbij onder andere aan wensen naar aanleiding van de verander agenda en de zelfevaluatie. Vierjaarlijks wordt het informatieplan ontwikkeld en vervolgens jaarlijks bijgesteld en geëvalueerd. In 2014 wordt het eerste plan ontwikkeld. Gereed: K4-2015
21. Overige actiepunten Naast alle genoemde acties is er een aantal acties die min of meer los staan van de andere thema’s. Het is de bedoeling deze afzonderlijk op te pakken en door te voeren. 1. Aanschaf kleding en materialen 2. Uniformeren aanwezige apparatuur en verder op orde brengen 3. Ontwikkeling van een klussenbank waarin diverse alledaagse klussen verdeeld worden over medewerkers in de organisatie die daarmee het structureel beheer van dergelijke klussen oppakken. Gereed: K4-2013
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 21
Implementatie acties:
In dit plan zijn diverse acties uitgewerkt. Het is de bedoeling om deze de komende jaren op te pakken en te implementeren. We zullen daarbij gaan werken met 4 programma-eigenaren die verantwoordelijk zijn voor de realisatie van de individuele acties en programma’s. Ieder MT lid is eigenaar van een programma. Programma Waardering van de externe omgeving
Duurzame inzetbaarheid medewerkers Resultaat Middelen
Eigenaar Mark Jan Katz Jan de Leeuw Remco Dijkstra Anne Schipper
Voor de meeste acties binnen de programma’s worden projectgroepen ingesteld. Het is de bedoeling om de organisatie actief door middel van werkgroepen te benaderen en in te zetten. De eigenaren zijn hiervoor verantwoordelijk. De projectgroep bestaat uit de volgende samenstelling: 1. Mt lid en/of coördinatoren 2. OR lid (bij een aantal werkgroepen m.n. in programma 2) 3. 3 medewerkers uit de organisatie De realisatie van de programma’s zal verder in afstemming met het bestuur en de externe omgeving van de ODR plaatsvinden. Afhankelijk van het onderdeel zal dit een andere benadering vragen. Vooruitlopend op de volledige implementatie van het projectmatig werken zal hierop alvast een voorschot worden genomen door met elkaar op een projectmatige manier aan de slag te gaan. We kunnen daarmee ook ervaring opdoen en bezien welke methode het beste past bij de ODR. Het is de bedoeling om eind 2014 een tussentijdse evaluatie uit te voeren. Begin 2016 volgt een eindevaluatie.
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 22
Werkplan in één overzicht
In het volgende overzicht is de planning opgenomen van alle activiteiten die de komende 2 jaar opgepakt en uitgevoerd gaan worden. Actie Aanpassing gebouw Notitie Budgetbeheer Outputsturing - Risicomodule Nota Reserves en voorzieningen Opleidingsbeleid, opleidingsplan en studiefaciliteiten Aanbesteding accountant Overige actiepunten
Gereed K4-2013 K4-2013 K4-2013 K4-2013 K4-2013 K4-2013 K4-2013
Plan van aanpak Introductie Ontwikkeling PV Evaluatie accountmanagement Afronden startfase Sturingsinformatie Projectmatig werken Tijdschrijven Interne communicatie en intranet
K1-2014 K1-2014 K1-2014 K1-2014 K1-2014 K1-2014 K1-2014 K1-2014
Introductie bij nieuwe bestuurders Werkprocessen op orde Evaluatie taakverdeling en inrichting afdelingen Notitie activabeleid HRM gesprekscyclus
K2-2014 K2-2014 K2-2014 K2-2014 K2-2014
O&F plan 2.0
K3-2014
Doorontwikkeling HNW Mobiliteit en loopbaanontwikkeling Besluitvorming O&F plan 2.0 Aansturing van de dienstverlening van de ODR Bezoeken gemeenten en provincie Verbetertraject kwaliteitscriteria Opleiding en training Medewerkerstevredenheidsonderzoek Gelders functieboek / beloningsbeleid
K4-2014 K4-2014 K4-2014 K4-2014 K4-2014 K4-2014 K4-2014 K4-2014 K4-2014
Ontwikkelingstraject MT en coördinatoren
K2-2015
Netwerkontwikkeling Klanttevredenheid Opleiding en training P&C cyclus op orde Informatievoorziening Uniformering beleid en oppakken nieuwe beleidsontwikkelingen Outputsturing
K4-2015 K4-2015 K4-2015 K4-2015 K4-2015 K4-2015
Cultuur
Samen verder bouwen aan de toekomst
K4-2015 Continu
Pagina 23
Bijlage 1: Toelichting aandachtsgebieden
1. Leiderschap De manier waarop de leiding de organisatie op koers houdt en inspireert tot voortdurende verbetering. Door het definiëren van de bestaansredenen en de unieke kracht van de organisatie. Met een visie op de toekomstige ontwikkelingen die in dialoog met de stakeholders wordt gevormd. Leidinggevenden stemmen de interne organisatie hierop af en zijn zichtbaar betrokken. Leiderschap is niet alleen een zaak voor de top, maar betreft alle leidinggevende niveaus. 2. Strategie en beleid De manier waarop de organisatie haar missie en visie vertaalt naar de te behalen resultaten voor alle belanghebbenden. De concretisering in beleid, plannen en budgetten. De interne en externe oriëntatie die aan de strategie ten grondslag ligt. De manier van communiceren in en buiten de organisatie. 3. Management van medewerkers De manier waarop de organisatie in het licht van de visie en de missie de kennis, kwaliteiten en energie van de medewerkers maximaal benut. Hen inspireert en in de gelegenheid stelt tot het maximaal ontwikkelen en benutten van hun competenties. De manier waarop medewerkers erkenning, respect en waardering krijgen voor hun inzet, de behaalde resultaten en hun bijdragen aan verbetering en vernieuwing. 4. Management van middelen De manier waarop de organisatie ervoor zorgt dat de middelen die de realisatie van de strategie vergt, veilig, duurzaam en beschikbaar zijn. De manier waarop middelen worden aangewend om de activiteiten efficiënt en effectief uit te voeren. Daarbij gaat het om geld, kennis en technologie, materialen en diensten. Van belang is ook de wijze van samenwerking met leveranciers en partners om de toegevoegde waarde in de keten te vergroten. 5. Management van processen
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 24
De manier waarop de organisatie vanuit de strategie en het beleid haar processen identificeert, ontwerpt, beheerst en -waar nodig- verbetert of vernieuwt. De effectiviteit voor interne en externe klanten is een belangrijke graadmeter voor succes. Er wordt onderscheid gemaakt tussen primaire, ondersteunende en besturingsprocessen. Management van processen vraagt om evenwicht tussen enerzijds standaardisatie en regulering en anderzijds ruimte en handelingsvrijheid voor de professionele medewerker om in de praktijk adequaat te kunnen functioneren. 6. Klanten en partners De waardering door partners, klanten en leveranciers waarmee wordt samengewerkt, is van groot belang voor succesvol presteren van de organisatie. Partners zijn externe organisaties waarmee intens en/of langdurig wordt samengewerkt: dit kunnen leveranciers en/of afnemers zijn, soms in wisselende rollen. Het is het nodig te weten hoe zij producten, dienstverlening en de samenwerking waarderen. Wat is hun mening over de producten, de dienstverlening of de samenwerking? Heeft de organisatie inzicht in de redenen waarom men wel of niet van haar diensten gebruikt maakt? En wat mag de organisatie voor de toekomst van hen verwachten? 7. Medewerkers In dit aandachtsgebied komt naar voren in hoeverre de organisatie toegevoegde waarde levert voor haar medewerkers. Hoe denken zij over de organisatie? Wat vinden zij van de beloning, ontwikkeling, uitdaging, motivatie? Wordt dit gemeten en zijn er doelstellingen bepaald? En wordt er daadwerkelijk iets gedaan met de uitkomst van de meting? 8. Maatschappij Elke organisatie levert niet alleen diensten aan (leden van) de maatschappij, maar maakt daar ook deel van uit. Het is daarom noodzakelijk dat de organisatie zich rekenschap geeft van haar medeverantwoordelijkheid voor de omgeving: het milieu, de maatschappij en de ontwikkelingen daarin. In dit aandachtsgebied wordt gevraagd wat de inspanningen op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) hebben opgeleverd. 9. Bestuur en financiers De continuïteit van de organisatie wordt uiteindelijk bepaald door degenen die zeggenschap hebben over de organisatie. Dit zijn bestuur en financiers. Vanuit hun verantwoordelijkheid, visie en belangen geven zij richting en stellen zij financiën ter beschikking. Bestuur en financiers vormen zich een oordeel over de totale prestatie van de organisatie. De nadruk ligt daarbij op het behalen van de strategische doelstellingen, de marktpositie en (de voorspelbaarheid van) het rendement op het geïnvesteerd vermogen. 10. Verbeteren en vernieuwen Verbeteren en vernieuwen is een continu proces. Net zoals het werken aan de conditie van de organisatie. Door veranderingen in de omgeving wordt voortdurend een beroep op het aanpassingsvermogen van de organisatie gedaan. Inspiratie en ideeën komen onder andere voort uit de metingen in de resultaatgebieden, maar ook uit de oriëntatie op externe ontwikkelingen en uw eigen leerervaringen.
Samen verder bouwen aan de toekomst
Pagina 25
Het Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland; Gelet op; artikel 13 van de Financiële verordening Omgevingsdienst Rivierenland; Besluit vast te stellen de;
Budgethoudersregeling Omgevingsdienst Rivierenland 2014 0. Algemeen Op basis van artikel 13 van de Financiële verordening Omgevingsdienst Rivierenland geeft deze regeling aanvullende beleidsregels op het gebied van het budgetbeheer. 1. Inleidende bepalingen Artikel 1 Definities In de regeling wordt verstaan onder: Budget : de middelen die via de programmabegroting en productenraming zijn toegekend voor het realiseren van een samenhangend geheel van doelstellingen, resultaten en prestatieafspraken. Hoofdbudgethouder : de directeur die uit hoofde van zijn functie verantwoordelijk is voor de coördinatie op programmaniveau en paragrafen in de programmabegroting en –rekening. Budgethouder : De functionaris die uit hoofde van zijn functie verantwoordelijk is voor de beheersing van het budget op programma- en kostenplaatsniveau. Budgetbeheerders : de gezamenlijke hoofdbudgethouder en budgethouders. 2. Aanwijzing van budgethouders Artikel 2 Hoofdbudgethouder 1. Het Dagelijks Bestuur wijst op basis van het mandaatbesluit een hoofdbudgethouder aan die verantwoordelijk is voor de door het van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurde begroting voor alle lasten en baten. 2. De hoofdbudgethouder is voor het Dagelijks Bestuur aanspreekbaar en verantwoording verschuldigd voor alle aan hem toevertrouwde budgetten per programma. 3. Alle in deze regeling opgenomen bepalingen voor budgethouders zijn van overeenkomstige toepassing op de hoofdbudgethouder. 4. De hoofdbudgethouder ziet erop toe, dat voor alle afzonderlijke programma’s, producten en kostenplaatsen budgethouders worden aangewezen. 5. Het ondermandaat van verantwoordelijkheden is uitsluitend mogelijk aan een of meer medewerkers op het hiërarchisch naast lagere niveau. Voor elke ondermandatering wordt schriftelijk kennis gegeven aan het hiërarchisch naast hogere niveau en de controller. Artikel 3 Budgethouder 1. Per programma wordt een budgethouder aangewezen als verantwoordelijke, zoals in bijlage 1 ‘Aanwijzing Budgethouders’ is opgenomen. 2. De budgethouder kan de toegewezen programma’s, producten en budgetten niet door mandateren. 3. De programma’s zijn niet deelbaar tussen budgethouders. 3. Verantwoordelijkheden
Pagina 1 van 6
Artikel 4 Aanvullende voorschriften De directeur kan, na advies van de controller, per geval of in het algemeen instructies geven aan de budgetbeheerders over de administratieve vastlegging en verantwoording. Artikel 5 Verdeling budgetbeheerders De budgethouders zijn verantwoordelijk voor de paragrafen zoals in de bijlage 1 budgethouder is ingedeeld. Artikel 6 Budgethouder 1. De budgethouder is verantwoordelijk voor de beheersing en uitvoer van het aan hem toegewezen programma. 2. De budgethouder is bevoegd tot het doen van uitgaven ten laste van de budgetten waartoe hij in de begroting is geautoriseerd , met in achtneming van het bepaalde in artikel 7. 3. De budgethouder is verantwoordelijk voor de realisatie van de in de begroting geraamde inkomsten ten aanzien van de aan hem toegewezen budgetten. 4. Bij afwezigheid wordt de budgethouder vervangen door een collega budgethouder zoals verwoord in de vervangingsregeling. 5. Indien een afdelingshoofd budgetten heeft doorgemandateerd geld de mandaatgever als eerste vervanger. 4. Bevoegdheden en verplichtingen Artikel 7 aangaan van verplichtingen en betalingen 1. De budgetbeheerders zijn namens het Dagelijks Bestuur, met inachtneming van de mandaatregeling, bevoegd tot het aangaan van verplichtingen en het doen van uitgaven: a) tot maximaal de desbetreffende product- en kostenplaatsbudgetten, waarvoor hen een machtiging is verstrekt; b) tot maximaal het saldo van de voorziening waarvoor hen een machtiging is verstrekt, met inachtneming van de geldende nota reserves en voorzieningen. Voor reserves geldt het budget dat in de exploitatie is geraamd. c) tot maximaal het bedrag van het door het Algemeen Bestuur vastgestelde en door het Dagelijks Bestuur beschikbaar gestelde investeringskrediet waarvoor hem een machtiging is verstrekt. d) Onverlet het bovenstaande dient bij een verplichting en/of factuur die hoger is dan € 30.000 de hoofdbudgethouder mee te paraferen. 2. Bij het aangaan van betalingsverplichtingen worden minimaal de geldende regels met betrekking tot de administratieve organisatie, interne controle en het inkoopbeleid van de Omgevingsdienst Rivierenland gevolgd. 3. De budgethouder tekent facturen voor akkoord ten aanzien van het budget. 4. De budgethouder dient zoveel mogelijk een derde aan te wijzen om te tekenen voor akkoord ten aanzien van levering. Indien dit onmogelijk is kan de budgethouder zelf tekenen voor levering. 5. De budgethouder draagt er zorg voor dat de inkomende facturen, gecodeerd op grootboeknummer en grootboekrekening, ondertekend en voor het verstrijken van de betalingstermijn(en) aan de financiële administratie worden aangeleverd. 6. Indien een crediteur niet bekend is in de financiële administratie wordt bij gerede twijfel door de administratie gecontroleerd op naw gegevens in combinatie met het rekeningnummer, alvorens tot betaling kan worden overgegaan. Artikel 8 Verschuiven van exploitatiebudgetten 1. Het verschuiven van budget voor bestaand beleid kan gedurende het boekjaar plaatsvinden, maar hierop zijn verschillende bevoegdheden van toepassing: a) De budgethouder kan binnen zijn toegewezen producten de budgetten verschuiven. Hierbij is leidend dat door de verschuiving nog steeds alle beoogde activiteiten en prestaties van het betrokken product worden uitgevoerd. b) Budgettair neutraal overhevelen van budgetten binnen producten is een bevoegdheid van de hoofdbudgethouder.
Pagina 2 van 6
c) De hoofdbudgethouder kan op voorstel van de budgethouder budgetten schuiven tussen producten die binnen één programma vallen. Hierbij is leidend dat door de verschuiving nog steeds alle beoogde en in het programma benoemde (maatschappelijke) effecten worden bereikt. d) De onder c genoemde bevoegdheid geldt niet voor de ruimte die beschikbaar is gesteld voor investeringen. Artikel 9 Verschuiven van kostenplaatsbudgetten 1. De hoofdbudgethouder is bevoegd tot het budgettair neutraal overhevelen van budgetten binnen de kostenplaatsen van de omgevingsdienst. Dit in samenspraak met de budgethouder(s) van de kostenplaatsen. 2. De hoofdbudgethouder is bevoegd tot het budgettair neutraal verschuiven tussen de kostenplaatsbudgetten. Dit in samenspraak met de budgethouder(s) van de kostenplaatsen. 5. Planning, rapportage en verantwoording Artikel 10 Advisering 1. De budgethouder adviseert het Dagelijks Bestuur door middel van de planning en control instrumenten en/of beleidsnotities, hij doet dit onder verantwoordelijkheid van de hoofdbudgethouder. 2. De budgethouder rapporteert periodiek over de door hem gesignaleerde c.q. verwachte afwijkingen van het toegekende budget. Dit betreft zowel over- als onderschrijdingen van de in het budget opgenomen lasten en/of baten, afwijkingen in prestatie-eenheden, analyses, en overige kerncijfers. 3. Binnen drie maanden na afloop van een project dient het project te worden afgesloten. De rapportages hiervan worden opgenomen in de jaarrekening. Artikel 11 Decharge 1. Met de jaarstukken legt de directeur aan het Dagelijks Bestuur verantwoording af van het gevoerde beleid. 2. Het Dagelijks Bestuur verleent aan de directeur decharge door het aanbieden van de jaarstukken aan het Algemeen Bestuur. 3. Door vaststelling van de jaarstukken door het Algemeen Bestuur wordt ook het Dagelijks Bestuur decharge verleend. 7. Slotbepalingen Artikel 12 In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist het Dagelijks Bestuur.
Artikel 13 Inwerkingtreding 1. Deze regeling gaat in op 1 januari 2014 2. Deze regeling treedt in werking een dag na bekendmaking. 3. De stukken voor het begrotingsjaar 2014 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze regeling. Artikel 14 Citeertitel Deze regeling kan worden aangehaald als “Budgethoudersregeling Omgevingsdienst Rivierenland 2014”. Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 2 december 2013. de voorzitter,
de secretaris,
C.A.H. Zondag
A. Schipper
Pagina 3 van 6
Bijlage 1: Aanwijzing budgethouders Nummer
Omschrijving
Budgethouder
4210
Kostenplaats Vergunningverlening
4220
Kostenplaats Toezicht/handhaving
Afdelingshoofd vergunningverlening Afdelingshoofd Handhaving
4230
Kostenplaats Advisering
4240
Kostenplaats Ketentoezicht
6100
Programma Vergunningverlening
6200
Programma Toezicht/handhaving
6300
Programma Advisering
6400
Programma Ketentoezicht
Afdelingshoofd specialisten en advies Programma manager ketentoezicht Afdelingshoofd vergunningverlening Afdelingshoofd Handhaving
Overige producten en kostenplaatsen
Afdelingshoofd specialisten en advies Programma manager ketentoezicht Directeur
Paragrafen
Directeur
Pagina 4 van 6
Toelichting op de artikelen Artikel 1 In artikel 1 worden de definities gegeven zoals deze in de regeling worden gehanteerd. Artikel 2 In dit artikel wordt het mandaat van de uitvoering van de programmabegroting bij de hoofdbudgethouder gelegd en de taken die hieraan zijn verbonden vastgelegd. Artikel 3 Dit artikel bevat de aanwijzing van de budgethouders. Per programma zoals in de begroting is verwoord wordt een budgethouder aangewezen. Binnen een programma kunnen niet twee budgethouders verantwoordelijk zijn. Zodat voor het bestuur, de hoofdbudgethouder en de ambtelijke organisatie duidelijk is wie verantwoordelijk is voor een programma. Artikel 4 In dit artikel wordt de bevoegdheid aan de directeur gegeven om aanvullende instructies te geven. Hierbij kan worden gedacht aan nadere regels voor het rapporteren bij de P&Cinstrumenten. Artikel 5 Artikel 5 is opgenomen om een eenduidige aanspreekpunt te hebben voor de ambtelijke organisatie en het bestuur ten aanzien van de paragrafen. Artikel 6 In dit artikel is verwoord op welke manier de budgethouder voor de aan hem toegewezen budgetten verantwoordelijk is. Hij mag uitgaven doen tot de omvang van het budget en voor de budgetten die hem zijn toegewezen Lid 4 regelt de vervanging bij ziekte of vertrek e.d Artikel 7 Dit artikel geeft de bevoegdheid tot het aangaan van verplichtingen, het geven van opdrachten en betalen van facturen. Er wordt in dit artikel onderscheid gemaakt tussen levering (het ontvangen van goed, dienst of werk) en het budget. Uitgangspunt is dat de budgethouder verantwoordelijk is voor budget. Voor de levering dient zoveel mogelijk een derde te tekenen van binnen de organisatie die de levering kan beoordelen. Indien het bedrag van de verplichting of factuur groter is dan € 30.000 dient de direct hiërarchisch meerdere van de budgethouder mee te paraferen. Artikel 8 Het Algemeen Bestuur autoriseert op programma niveau de budgetten. Hierdoor is het mogelijk binnen de kaders van een programma met budgetten te schuiven. Hierbij dient in het oog te worden gehouden dat het budget niet het uitgangspunt is maar een combinatie van budget, activiteiten en prestaties. Met budgetten kan worden geschoven indien de afgesproken prestaties worden gerealiseerd. Als dit niet kan worden bereikt, dient de verschuiving aan het Algemeen Bestuur te worden voorgelegd. Voor het schuiven van budgetten binnen programma’s zijn de volgende kaders gesteld: Budgettair neutraal Beoogde activiteiten en prestaties wijken niet af Valt binnen 1 boekjaar (Vrijvallende) kapitaallasten kunnen niet worden verschoven Tussen investeringen kan niet worden geschoven Tussen exploitatie en kostenplaatsen kan niet worden geschoven. Artikel 9 Legt de bevoegdheid van het schuiven van budgetten tussen en binnen kostenplaatsen vast. De hoofdbudgethouder kan schuiven tussen afdelingskostenplaatsen eventueel in overleg met de budgethouder en binnen de afdelingsbudgetten schuiven.
Pagina 5 van 6
Artikel 10 Legt de P&C-cyclus vast voor de ODR en de bijbehorende verantwoordelijkheden. Geeft de budgetbeheerder de opdracht om te rapporteren over de stand van zaken en gegevens aan te leveren ten behoeven van het P&C-instrumentarium. Artikel 11 Legt het decharge-regime vast voor de omgevingsdienst. Artikel 12 Als er zich gebeurtenissen voordoen waarin deze regeling of andere regelingen niet voorziet kan het Dagelijks Bestuur een besluit nemen. Artikel 13 Het artikel bepaalt dat de regeling van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorige begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen die gelden voor de begroting 2013 Artikel 14 Citeertitel geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze regeling moet worden verwezen.
Pagina 6 van 6
Memo Aan Van Datum In afschrift aan Bijlagen Onderwerp
: : : : : :
Voorzittersoverleg Gelderse omgevingsdiensten Johan Burgers, controller OddV a.i. 14 november 2013
Jaarresultaat stelseltaken
Geachte leden van het Voorzittersoverleg Gelderse omgevingsdiensten, De meeste Omgevingsdiensten verwachten een positief resultaat met betrekking tot hun primair proces. Analoog aan genoemde verwachtingen mag verwacht worden dat in dit startjaar de budgetten van de stelseltaken niet volledig benut worden. Als we geen specifieke afspraken maken vallen resultaten van stelseltaken vrij in het resultaat van de uitvoerende Omgevingsdienst. Dit lijkt zowel het directeurenoverleg als het overleg Gelderse controllers ongewenst omdat het budget is van andere Omgevingsdiensten. Wij onderscheiden twee vormen: 1. de stelseltaken ketentoezicht (ODR), communicatie/portaal (OVIJ), coördinatie (OddV) 2. BRZO/complexe VV (ODRN), Complexe HH (ODRA) Omdat er specifiek afspraken zijn over inputfinanciering de eerste 3 jaren, dient wel als voorwaarde te worden gehanteerd dat de formatie die daarvoor is aangesteld financieel is afgedekt. We beperken ons dan ook tot vacatureruimte die niet of pas later is ingevuld. Na een inventarisatie geldt dat alleen voor de onderdelen genoemd in de eerste bullit. Wij constateren ook dat er niet begrote stelseltaken zijn in 2014, waar aanvullende middelen voor benodigd zijn, zoals P&O en BSBm. Het ligt dan ook voor de hand om hierin een koppeling te maken. Wij stellen dan ook voor om het resultaat op de stelseltaken niet terug te laten vloeien naar de partners van de omgevingsdiensten maar te bestemmen voor de niet begrote stelseltaken in 2014. Daarmee wordt in ieder geval de claim bij de partners voor aanvullende middelen gereduceerd. Echter, iedere AB is autonoom en kan daarin een afwijkend besluit nemen. Dit is niet wenselijk op dit onderdeel. U als voorzitter van de diverse Omgevingsdiensten hebt daarin een belangrijke rol, menen wij. Wij vragen u dan ook om dit voorstel te ondersteunen en te verdedigen in de afzonderlijke AB’s. Overigens gaat het hierbij met name om de Omgevingsdiensten ODR, OVIJ en ODDV.
Vergadering Datum Agendapunt Onderwerp
: : : :
Algemeen Bestuur 18 december 2013 05 Gunning accountant diensten
Beslispunt(en) 1. Gehoord het advies van de afvaardiging van het AB, in te stemmen met het gunnen van de accountantsdiensten voor een periode van vier jaar aan Baker Tilly Berk. 2. Deloitte af te wijzen onder dankzegging van het uitbrengen van de offerte. 3. De afvaardiging van het AB te danken voor het advies.
Inleiding Met de oprichting van de ODR is het ook noodzakelijk dat er een accountant wordt gekozen. De accountant ondersteunt het Algemeen Bestuur in haar controlerende rol en rapporteert de resultaten van zijn onderzoek aan het Algemeen Bestuur in de vorm van een verslag van bevindingen. Daarnaast vervult de accountant een adviserende rol voor het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de directie. Op 27 juni stelde het AB het “Programma van Eisen accountantscontrole” vast en stemde in met het opvragen van offerte bij de accountantskantoren Baker Tilly Berk en Deloitte. Daarnaast wees het AB de heren van Alfen en Zondag aan om namens het AB zitting te nemen in de commissie die de offertes van de bureaus zou beoordelen. De afvaardiging van het AB is op maandag 30 september 2013 bijeengekomen om de offertes te beoordelen. Beoogd effect Contracteren accountant. Argumenten 1.1 Het AB is bevoegd. Op grond van de “Controleverordening Omgevingsdienst Rivierenland” is het AB bevoegd de acccountant te benoemen. 1.2 De heren van Alfen en Zondag adviseren u te kiezen voor Baker Tilly Berk De offertes zijn vergeleken op basis van de punten die genoemd zijn in het “programma van eisen accountantscontrole van 27 mei 2013” De afvaardiging van het AB heeft de offertes beoordeeld en gewogen en is daarbij unaniem tot de conclusie gekomen dat Baker Tilly Berk het beste aansluit bij het programma van eisen. Kanttekeningen geen Communicatie n.v.t. Uitvoering Deloitte afwijzen onder dankzegging van het uitbrengen van de offerte. Baker Tilly Berk uitnodigen voor een kennismaking met de afvaardiging van het AB en het onderteken van de overeenkomst. Na de kennismaking en ondertekening van de overeenkomst wordt een afspraak gemaakt met de gemeente Zaltbommel en de accountant voor de interim controle 2013.
Pagina 1 van 2
Financiën
Omschrijving 1. Jaarrekening controle 2. Eventueel meerwerk
Deloitte
Baker Tilly Berk
€ 9.500 per jaar + nulmeting (€ 2.300) totaal 40.300 voor vier jaar Partner: € 250 - € 325 Manager:
€ 9.750 totaal € 39.000 voor vier jaar accountant:
€ 215
€ 190 - € 220
Senior staf: € 125 - € 145
Junior manager:
Staf:
Gevorderd assistent:
€ 70 - € 110
€ 125 € 70 - € 85
Personele gevolgen Geen. Bijlagen De offertes en de scorelijst die gebruikt zijn door de afvaardiging van het bestuur zijn op te vragen bij René Weijers,
[email protected]
Pagina 2 van 2
Vergadering Datum Agendapunt Onderwerp
: : : :
Algemeen Bestuur 18 december 2013 06 Nota reserves en voorzieningen
Beslispunt(en) 1. De nota Reserves en voorzieningen Omgevingsdienst Rivierenland vaststellen.
Inleiding Voor u ligt de eerste nota reserves en voorzieningen van de ODR. Startpunt vormt het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Dit zijn de verslaggeving voorschriften voor (onder andere) gemeenschappelijke regelingen. In de nota worden een aantal uitgangspunten geformuleerd over hoe de ODR omgaat met het vormen, gebruiken, en opheffen van reserves en voorzieningen. Tevens worden de functies uiteengezet die reserves hebben voor de organisatie en wat het onderscheid is tussen reserves en voorzieningen. Beoogd effect Kaders en procedures te scheppen hoe de ODR mag omgaan met het vormen, gebruiken en opheffen van reserves en voorzieningen. Argumenten 1.1 Het is belangrijk beleid t.a.v. reserves en voorzieningen te formuleren. De reserves vormen een belangrijk onderdeel van de vermogenspositie van de Omgevingsdienst Rivierenland (ODR). Zowel vanuit bestuurlijk als bedrijfseconomisch oogpunt is het belangrijk het beleid ten aanzien van reserves en voorzieningen vast te stellen en periodiek te actualiseren. Kanttekeningen 1.1 DB bevoegd voorziening in te stellen. Het Dagelijks Bestuur is in deze nota bevoegd om een voorziening in te stellen omdat er bij het instellen van een voorziening geen ruimte is voor het maken van keuzen. Een voorziening vloeit voort uit bestaande voorwaardelijke verplichtingen en hebben daarmee een verplichtend karakter. Het Dagelijks Bestuur is daarom bevoegd binnen de geldende budgettaire kaders en beleid tot het instellen of opheffen van voorzieningen. Indien er beleidskeuzes zijn over bijv. Het kwaliteitsniveau van het onderliggende plan van de voorziening is en blijft dit een bevoegdheid van het Algemeen bestuur. Het Algemeen Bestuur kan achteraf bij de jaarrekening de voorziening opheffen of wijzigen. Verder bestaat er in alle gevallen de mogelijkheid dat het Algemeen Bestuur of één van de leden van het Algemeen Bestuur de wens heeft om de instelling van de voorziening te bespreken. In dat geval zal het Dagelijks Bestuur de instelling van de voorziening agenderen. Communicatie n.v.t. Uitvoering n.v.t. Financiën n.v.t. Personele gevolgen n.v.t. Bijlage(n) - Nota reserves en voorzieningen Omgevingsdienst Rivierenland.
Pagina 1 van 1
Nota Reserves en voorzieningen Omgevingsdienst Rivierenland
December 2013 Versie 1.0
Inhoud 1
Inleiding .............................................................................................. 2
2
Reserves ............................................................................................. 2
3
2.1
Functie van reserves........................................................................ 2
2.2
Criteria instellen en handhaven reserves ............................................ 3
2.3
Algemene reserve ........................................................................... 3
2.4
Streefhoogte van de algemene reserve .............................................. 3
2.5
Bestemmingsreserves ...................................................................... 4
Voorzieningen ...................................................................................... 4 3.1
Wettelijk kader ............................................................................... 4
3.2
Vormen en aanwenden van voorzieningen .......................................... 4
3.3
Opheffen voorzieningen ................................................................... 5
4
Rentetoerekening ................................................................................. 5
5
Actuele reserves en voorzieningen ODR ................................................... 5
6
Voorstel ............................................................................................... 6
1
1 Inleiding De reserves en voorzieningen vormen een belangrijk onderdeel van de vermogenspositie van de Omgevingsdienst Rivierenland (ODR). Zowel vanuit bestuurlijk als bedrijfseconomisch oogpunt is het goed het beleid ten aanzien van reserves en voorzieningen vast te stellen en periodiek te actualiseren. Dit is de eerste nota reserves en voorzieningen van de ODR. Startpunt vormt het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Dit zijn de verslaggeving voorschriften voor (onder andere) de gemeenschappelijke regelingen. Het Algemeen Bestuur stelt deze nota reserves en voorzieningen vast.
2 Reserves 2.1
Functie van reserves
Bij de financiering van (vaste) activa, bijv gebouwen, ict middelen en/of kantoormeubelen, hebben omgevingsdiensten in principe de keuze uit eigen of vreemd vermogen. Op korte termijn is er in de praktijk vaak niet veel keuze. Omgevingsdiensten kunnen geen aandelen uitgeven om zo eigen vermogen aan te trekken. Het eigen vermogen moet in de loop der jaren worden opgebouwd door overschotten op de rekening van baten en lasten toe te voegen aan de reserves of via de begroting bedragen in de reserves te storten. Door stortingen in reserves kan op langere termijn de omvang van het eigen vermogen worden beïnvloed. Omgevingsdiensten kunnen op korte termijn wel gemakkelijk vreemd vermogen opnemen (lenen). Zowel vreemd vermogen als eigen vermogen kan worden gebruikt voor de financiering van activa (investeringen). Naast de financieringsfunctie geldt dat voor reserves ok de volgende functies kunnen worden genoemd: De bufferfunctie De bufferfunctie is de belangrijkste functie van het eigen vermogen van overheidslichamen. Met name de algemene reserve dient als buffer om in bepaalde (onvoorziene) omstandigheden te kunnen worden ingezet om risico’s af te dekken. Dit geldt in feite ook voor reserves met een risicomotief en voor de meeste voorzieningen. De bestedingsfunctie Een omgevingsdienst heeft de mogelijkheid geld te sparen om het vervolgens uit te geven aan een vastgesteld doel. Als de bestemming van een reserve uiteindelijk incidentele uitgaven betreft, spreekt men van een reserve met een bestedingsfunctie. Als voorbeeld kan genoemd worden een bestemmingsreserve voor de bouw van een accommodatie. De inkomensfunctie De omgevingsdienst betaalt geen rente of dividend over het eigen vermogen. We spreken van reserves met een inkomensfunctie wanneer de bespaarde rente hiervan structureel wordt gebruikt als dekkingsmiddel in de begroting. Een dergelijke reserve kan vanuit dit oogpunt niet voor iets anders worden gebruikt. Wanneer besloten wordt dit toch te doen zal het ontstane begrote exploitatietekort moeten worden opgevangen door nieuwe inkomensstromen of bezuinigingen op de lasten.
2
De egalisatiefunctie Reserves (en voorzieningen) kunnen worden gevormd om baten en lasten over de jaren heen gelijkmatig te verdelen. Extreme pieken en dalen in de exploitatie kunnen zo worden vermeden. Zo kunnen ongewenste schommelingen in tarieven die aan derden in rekening worden gebracht via een egalisatiereserve worden opgevangen.
2.2
Criteria instellen en handhaven reserves
Alleen het Algemeen Bestuur kan beslissen over het instellen c.q. opheffen van reserves en het storten in c.q. het onttrekken aan reserves. Dit vereist een expliciet besluit van het Algemeen Bestuur. Dit kan gebeuren via de begroting dan wel via afzonderlijke ABvoorstellen. Hieruit voortvloeiend volgen de werkelijke mutaties reserves. Deze mogen ook alleen gebaseerd zijn op besluitvorming. Vanwege de doelmatigheid verdient het aanbeveling om het aantal reserves zo beperkt mogelijk te houden. In beginsel betekent dit dat er alleen een algemene reserve is en eventueel een beperkt aantal duidelijk geformuleerde bestemmingsreserves. Indien er teveel reserves ontstaan (en tot een te grote omvang) bestaat het gevaar dat er onnodig beslag wordt gelegd op gemeenschapsgelden. Bovendien kan hierdoor een goede integrale afweging van prioriteiten worden doorkruist. Het is van groot belang strikte voorwaarden te stellen aan het instellen van reserves. Het instellen van (de soort) reserves gebeurt op basis van beoordeling en toetsing aan het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).
2.3
Algemene reserve
De kenmerken van een algemene reserve zijn:
Algemene reserve is eigen vermogen; Bedragen zijn vrij besteedbaar; Het Algemeen Bestuur besluit over de vorming en besteding van de algemene reserve; Toevoegingen en onttrekkingen verlopen via de exploitatie.
De werkelijke hoogte van de algemene reserve wordt naast de mutaties als gevolg van resultaatverwerking mede bepaald door de overige beslagen op de algemene reserve. Deze overige toevoegingen en onttrekkingen behoeven altijd aparte besluitvorming van het Algemeen Bestuur. Deze besluitvorming wordt geconcretiseerd in de vastgestelde begroting en de daarop in de loop van het begrotingsjaar aangebrachte begrotingswijzigingen.
2.4
Streefhoogte van de algemene reserve
De streefhoogte van de algemene reserve wordt vastgesteld door het Algemeen Bestuur. Het BBV verplicht de gemeenschappelijke regelingen aandacht te besteden aan de (financiële) risico's. Het weerstandsvermogen weerspiegelt de mate waarin de ODR in staat is de middelen beschikbaar te hebben om deze risico’s (wanneer die zich in de praktijk voordoen) op te vangen, zonder dat dit betekent dat het beleid of beleidsuitvoering dient te worden gewijzigd. Bij het opstellen van de begroting en het jaarverslag wordt aan de hand van een organisatiebrede inventarisatie van de risico’s bepaald of het weerstandsvermogen voldoende wordt geacht om deze risico’s te kunnen afdekken. In de loop van 2014 zal hiervoor een nota aan u worden aangeboden over het risicomanagement en de relatie met het benodigde weerstansvermogen.
3
2.5
Bestemmingsreserves
Een bestemmingsreserve is een reserve waaraan het Algemeen Bestuur een bepaalde bestemming heeft gegeven. De bestemmingsreserves worden tot het eigen vermogen gerekend omdat deze reserves bij een heroverweging van beleid een andere bestemming kunnen krijgen dan wel aan de algemene reserve kunnen worden toegevoegd. Over de bestemming van een bestemmingsreserve mag in de praktijk geen onduidelijkheid bestaan. Het vormen van een bestemmingsreserve vindt plaats bij de begroting, bij een begrotingswijziging of bij resultaatbepaling in de jaarrekening. Voor het instellen van bestemmingsreserves worden duidelijke voorwaarden gesteld: 1. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven: a) het specifieke doel van de reserve; b) de voeding van de reserve; c) de maximale omvang van de reserve; d) de looptijd van de reserve. 2. Een bestemmingsreserve blijft alleen bestaan als het nut en de noodzaak onomstotelijk vast staan. Als dat niet zo is wordt het toegevoegd aan de algemene reserve. 3. Er vindt een jaarlijkse herijking plaats in de programmarekening. 4. De minimale omvang van een in te stellen bestemmingsreserve bedraagt € 10.000.
3 Voorzieningen 3.1
Wettelijk kader
De voorzieningen worden gerekend tot vreemd vermogen. Het is een verplichting (jegens een derde). In artikel 44 van de BBV wordt dit als volgt beschreven: 1. Voorzieningen worden gevormd wegens: a. verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten; b. op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten; c. kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren. 2. Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden zoals bedoeld in artikel 49, onderdeel b. 3. Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende kosten van vergelijkbaar volume.
3.2
Vormen en aanwenden van voorzieningen
Bij het vaststellen van voorzieningen is er geen ruimte voor het maken van keuzen omdat voorzieningen voortvloeien uit bestaande voorwaardelijke verplichtingen en daarmee een verplichtend karakter hebben. Het Dagelijks Bestuur is daarom bevoegd binnen de geldende budgettaire kaders en beleid tot het instellen of opheffen van voorzieningen. Dit vereist een expliciet besluit van de DB. Het instellen van voorzieningen, welk een rechtstreeks gevolg is vanuit de bedrijfsvoering en wettelijke regelingen, kan achteraf bij de vaststelling van de jaarrekening (toelichting op de balans) worden geformaliseerd.
4
Elke voorziening moet de omvang hebben van de desbetreffende verplichting of het desbetreffende risico. Mutaties in voorzieningen wegens toevoegingen of door vrijval vloeien uitsluitend voort uit het aanpassen aan een nieuw noodzakelijk niveau. De overige mutaties bestaan alleen uit verminderingen wegens aanwending voor het doel waarvoor de voorziening is ingesteld. Toevoegingen aan voorzieningen gebeuren ten laste van het programma, waarop de betreffende gelden zijn ontvangen dan wel waaruit de verplichting is voortgekomen. Zij maken daardoor deel uit van het rekeningresultaat vóór bestemming (resultaatbepaling). Onttrekkingen aan de voorzieningen komen niet in de exploitatie tot uiting, maar vinden rechtstreeks op de balans plaats. Voorzieningen gelden van derden(ex artikel 44 lid 2 BBV): Het gaat hierbij om middelen welke verkregen worden van derden die specifiek besteed moeten worden aan een bepaald doel. Bij niet besteding van de middelen moeten deze terugbetaald worden. Het instellen van deze voorzieningen kan achteraf geformaliseerd worden bij de vaststelling van de jaarrekening (toelichting op de balans). Bij instelling van deze voorzieningen wordt in ieder geval het volgende aangegeven:
(wettelijke) regeling waarop de vorming van de voorziening is gebaseerd; periode waarin de gelden besteed moeten worden.
Na wijziging van het BBV in 2007 zijn hiervan uitgezonderd respectievelijk vallen hier niet meer onder de voorschotbedragen als bedoeld in artikel 49, onderdeel b van het BBV. De uitzondering betreft de van de Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren. Conform artikel 49, onderdeel b. worden deze bedragen in de balans onder de overlopende passiva afzonderlijk opgenomen
3.3
Opheffen voorzieningen
Het opheffen van voorzieningen (m.u.v. egalisatievoorzieningen) vindt plaats op het moment dat de verplichting c.q. het ingeschatte risico zich heeft geëffectueerd. Nadat afhandeling heeft plaatsgevonden valt een eventueel saldo vrij t.g.v. de exploitatie in het jaar van afhandeling. Het besluit tot het opheffen van egalisatievoorzieningen ligt bij het Algemeen Bestuur en is het gevolg van veranderde omstandigheden waartoe de voorziening is ingesteld (bijvoorbeeld verkoop van gebouwen).
4 Rentetoerekening Aan de reserves en voorzieningen wordt in principe geen rente toegerekend bij het instellen van een reserve kan tot rentetoerekening expliciet worden besloten. Het toerekenen van rente aan de voorzieningen is niet toegestaan, behoudens bij een waardering tegen contante waarde.
5 Actuele reserves en voorzieningen ODR Bij het starten van de ODR per 1 april 2013 zijn er geen bestemmingsreserves of voorzieningen aanwezig. Er is uitsluitend sprake van een algemene reserve. De algemene reserve heeft een beginstand van € 0,--.
5
Op basis van het rekeningresultaat zal een voorstel worden gedaan conform artikel 31 gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland. Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland Artikel 31. Saldo 1. 2.
3.
Een batig saldo kan door het algemeen bestuur worden toegevoegd aan de reserves tot een maximum van 2,5% van de jaarlijkse exploitatielasten of € 500.000 en wel de laagste van de twee. Het algemeen bestuur beslist of een nadelig saldo van de jaarrekening: a. Geheel of gedeeltelijk ten laste van bestaande reserves zal worden gebracht; of b. Geheel of gedeeltelijk ten laste van de deelnemers zal worden gebracht naar rato van de begroting. Het besluit, zoals bedoeld in het tweede lid, sub b, van dit artikel, behoeft eenparigheid van de uitgebrachte stemmen.
6 Voorstel 1. Vaststellen van de voorliggende nota reserves en voorzieningen 2013.
6
Vergadering Datum Agendapunt Onderwerp
: : : :
Algemeen Bestuur 18 december 2013 07 Inkoop- en aanbestedingsbeleid Omgevingsdienst Rivierenland
Beslispunt(en) 1. De nota inkoop- en aanbestedingsbeleid Omgevingsdienst Rivierenland vaststellen. 2. De nota inkoop- en aanbestedingsbeleid Omgevingsdienst Rivierenland per 1 januari 2014 in te laten gaan.
Inleiding Om op een goede wijze inkopen en aanbesteden is van groot belang voor de Omgevingsdienst Rivierenland. Voor de Omgevingsdienst Rivierenland is het belangrijk om aandacht te besteden aan de (verdere) professionalisering van de inkoop- en aanbestedingspraktijk in het licht van de doelmatigheid, rechtmatigheid en integriteit. In het inkoop- en aanbestedingsbeleid worden een aantal uitgangspunten geformuleerd over hoe de ODR omgaat met het inkopen van werken, leveringen of diensten: Juridische uitgangspunten: hoe gaat de ODR om met de relevante regelgeving? Ethische en ideële uitgangspunten: hoe gaat de ODR om met de maatschappij en het milieu in haar inkoopproces? Economische uitgangspunten: hoe gaat de ODR om met de markt en Ondernemers? Organisatorische uitgangspunten: hoe koopt de ODR in? Beoogd effect Een transparant en degelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid te voeren. Argumenten 1.1 De nota inkoop- en aanbestedingsbeleid is u toegezegd In de vergadering van het Algemeen Bestuur van 27 juni 2013 is door de secretaris aan dhr. Van Alfen toegezegd dat in het najaar 2013 een inkoop- en aanbestedingsbeleid aan het AB zal worden voorgelegd ter besluitvorming. 1.2 Een professioneel inkoop- en aanbestedingsbeleid helpt de ODR om een doelmatig inkoper te zijn. Het draagt niet alleen bij aan mogelijke besparingen, maar geeft tevens zichtbare verbeteringen van de kwaliteit van opdrachten. Denk daarbij ook aan efficiënte en innovatieve oplossingen. Professionalisering van de aanbestedingspraktijk is niet alleen een kwestie van (Europese) wetten en regels, maar ook van aanvullend beleid. Kanttekeningen n.v.t. Communicatie n.v.t. Uitvoering n.v.t. Financiën n.v.t. Personele gevolgen n.v.t. Bijlagen - Nota Inkoop- en aanbestedingsbeleid Omgevingsdienst Rivierenland.
Pagina 1 van 1
Inkoop- en aanbestedingsbeleid Omgevingsdienst Rivierenland
Oktober 2013 Versie 1.0
Voorwoord Op een goede wijze inkopen en aanbesteden is van groot belang voor de Omgevingsdienst Rivierenland. Daarbij is het noodzakelijk om aandacht te besteden aan de (verdere) professionalisering van de inkoop- en aanbestedingspraktijk in het licht van de doelmatigheid, rechtmatigheid en integriteit. Een professioneel inkoop- en aanbestedingsbeleid helpt de ODR om een doelmatig inkoper te zijn. Het draagt niet alleen bij aan mogelijke besparingen, maar geeft tevens zichtbare verbeteringen van de kwaliteit van opdrachten. Denk daarbij ook aan efficiënte en innovatieve oplossingen. Professionalisering van de aanbestedingspraktijk is niet alleen een kwestie van (Europese) wetten en regels, maar ook van aanvullend beleid. Tiel, oktober 2013 C.A.H. Zondag Voorzitter Algemeen Bestuur
1
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................................. 1 Inhoud ..................................................................................................................................................................... 2 1
Inleiding .......................................................................................................................................................... 3
2
Definities ........................................................................................................................................................ 4
3
Doelstellingen ................................................................................................................................................. 5
4
Juridische uitgangspunten .............................................................................................................................. 6
4.1 Algemeen juridisch kader ...................................................................................................................... 6 4.2 Algemene beginselen bij Inkoop ........................................................................................................... 6 4.3 Mandaat en volmacht............................................................................................................................ 7 4.4 Risicobeheersing .................................................................................................................................... 7 4.5 Afwijkingsbevoegdheid .......................................................................................................................... 7 5 Ethische en ideële uitgangspunten ................................................................................................................ 8 5.1 Integriteit ............................................................................................................................................... 8 5.2 Duurzaam Inkopen ................................................................................................................................ 8 5.3 Innovatie ................................................................................................................................................ 8 6 Economische uitgangspunten ........................................................................................................................ 9 6.1 Product- en marktanalyse ..................................................................................................................... 9 6.2 Onafhankelijkheid en keuze voor de ondernemersrelatie .................................................................... 9 6.3 Lokale economie en MkB....................................................................................................................... 9 6.4 Samenwerkingsverbanden .................................................................................................................... 9 6.5 Bepalen van de inkoopprocedure.......................................................................................................... 9 6.6 Raming en financiële budget ............................................................................................................... 11 6.7 Eerlijke mededinging en commerciële belangen ................................................................................. 11 6.8 Risicoverdeling ..................................................................................................................................... 11 6.9 Verbintenissen ..................................................................................................................................... 11 6.10 Beleidsafwijkingen ............................................................................................................................... 11 6.11 Informatie en evaluatie ....................................................................................................................... 11 7 Organisatorische uitgangspunten ................................................................................................................ 13 7.1 Inkoopproces ....................................................................................................................................... 13 7.2 Verantwoordelijken ............................................................................................................................. 13 Bijlage A.....................................................................................................................................................................i
2
1 Inleiding De Omgevingsdienst Rivierenland (ODR) spant zich continu in voor een (verdere) professionalisering van de Inkoop- en aanbestedingspraktijk. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid wordt vastgesteld door het Algemeen Bestuur en is van toepassing op de verwerving door de ODR van alle goederen, diensten en werken. Het beleid is openbaar en wordt gepubliceerd in het provinciaal blad en op de website van de omgevingsdienst (www.odrivierenland.nl). De interne regels voor het inkoop- en aanbestedingsbeleid worden vastgesteld door het Dagelijks Bestuur conform art 13-a Financiële Verordening Omgevingsdienst Rivierenland. In dit Inkoop- en aanbestedingsbeleid wordt het inkoopproces inzichtelijk en transparant gemaakt door de doelstellingen, uitgangspunten en kaders te schetsen waarbinnen Inkoop in de ODR plaatsvindt. De ODR leeft daarbij een aantal centrale doelstellingen na (zie verder hoofdstuk 3). Aangezien Inkoop plaatsvindt in een dynamische omgeving, dient de ODR continu bezig te zijn met het doorvoeren van verbeteringen in de inkoopprocessen. De doelstellingen van de omgevingsdienst zijn hierbij leidend. Dit beleid sluit zoveel mogelijk aan op het algemene beleid van de ODR. Daarnaast gaat de ODR bij het Inkopen van werken, leveringen of diensten uit van: 1. Juridische uitgangspunten: hoe gaat de ODR om met de relevante regelgeving? (zie verder hoofdstuk 4) 2. Ethische en ideële uitgangspunten: hoe gaat de ODR om met de maatschappij en het milieu in haar inkoopproces? (zie verder hoofdstuk 5) 3. Economische uitgangspunten: hoe gaat de ODR om met de markt en Ondernemers? (zie verder hoofdstuk 6) 4. Organisatorische uitgangspunten: hoe koopt de ODR in? (zie verder hoofdstuk 7)
3
2 Definities In dit Model Inkoop- en aanbestedingsbeleid wordt verstaan onder: Aanbesteding Contractant Diensten
ODR Inkoop
Leveringen
Offerte Offerteaanvraag
Ondernemer Werken
zie inkoop. De in de overeenkomst genoemde wederpartij van de ODR. Diensten als bedoeld in artikel 1.1 Aanbestedingswet. Een overeenkomst onder bezwarende titel voor het verrichten van diensten. Onder diensten worden alle prestatie begrepen die niet onder leveringen of werken vallen. De Omgevingsdienst Rivierenland zetelend te Tiel. (Rechts)handelingen van de ODR gericht op de verwerving van Werken, Leveringen of Diensten en die een of meerdere (externe) facturen van een Ondernemer met betrekking tot bedoelde werken, leveringen of diensten tot gevolg hebben. Leveringen als bedoeld in artikel 1.1 Aanbestedingswet. Een overeenkomst onder bezwarende titel voor aankoop, leasing, huur of huurkoop van een product. De bezwarende titel wil zeggen dat de opdrachtnemer en opdrachtgever over en weer een prestatie leveren (respectievelijk de feitelijke prestatie en de betaling). Een aanbod in de zin van het Burgerlijk Wetboek. Een enkelvoudige of meervoudige aanvraag van de ODR voor te verrichten prestaties of een (Europese) aanbesteding conform de Aanbestedingswet en de Europese aanbestedingsrichtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG. Een ‘aannemer’, een ‘leverancier’ of een ‘dienstverlener’. Werken als bedoeld in artikel 1.1 Aanbestedingswet.
Het realiseren van producten van bouw- dan wel wegenbouwkundige werken, die er toe bestemd zijn een economische of technische functie te vervullen. Onder werken wordt verstaan de aanleg het groot onderhoud en het wijzigen van civiel-, groen-, cultuurtechnische en (wegen)bouwkundige voorzieningen in de openbare ruimte. Regulier terugkerend onderhoud aan groenvoorzieningen en kleine reparaties aan (wegen)bouwkundige werken vallen niet onder de definitie van werken maar onder diensten.
4
3 Doelstellingen De Omgevingsdienst Rivierenland (ODR) wil met dit Inkoop- en aanbestedingsbeleid de volgende doelstellingen realiseren: a. Rechtmatig en doelmatig Inkopen zodat gemeenschapsgelden op controleerbare en verantwoorde wijze worden aangewend en besteed. De ODR leeft daartoe bestaande wet- en regelgeving en de bepalingen van het Inkoop- en aanbestedingsbeleid na. Daarnaast koopt de ODR efficiënt en effectief in. De inspanningen en uitgaven moeten daadwerkelijk bijdragen aan de realisatie van het beoogde doel. De kosten staan in redelijke verhouding tot de opbrengsten en het beheersen en verlagen van de ODR middelen staan centraal. De ODR houdt daarbij in het oog dat er voldoende toegang is voor ondernemers tot opdrachten van de ODR. b. Een integere, betrouwbare, zakelijke en professionele inkoper en opdrachtgever zijn. Professionaliteit houdt in dat op bewuste en zakelijke wijze wordt omgegaan met Inkoop. Continu wordt geïnvesteerd in inhoudelijke kennis over de in te kopen werken, leveringen en diensten, de marktomstandigheden en de relevante wet- en regelgeving. Het streven naar professioneel opdrachtgeverschap komt tot uitdrukking in een betrokkenheid bij de inkoopambitie, slagvaardige besluitvorming, adequaat risicomanagement, vertrouwen in de contractant en in wederzijds respect tussen de ODR en de Contractant. De ODR spant zich in om alle inlichtingen en gegevens te verstrekken aan de Ondernemer voor zover die nodig zijn in het kader van het inkoopproces. c. Inkopen tegen de meest optimale (integrale) prijskwaliteit verhouding. Bij het Inkopen van werken, leveringen en diensten kan de ODR ook interne en andere (externe) kosten van de ODR betrekken in de afweging. Ook de kwaliteit van de in te kopen werken, leveringen en diensten speelt een belangrijke rol. d. Een continue positieve bijdrage leveren aan het gehele prestatie- niveau van de ODR Inkoop moet ondersteunend zijn aan het gehele prestatieniveau van de ODR en daar direct en voortdurend aan bijdragen. De concrete doelstellingen van Inkoop zijn daarbij steeds rechtstreeks afgeleid van de doelstellingen van de omgevingsdienst. e. De ODR stelt een administratieve lastenverlichting voorop voor zowel zichzelf als voor ondernemers. Zowel de ODR als ondernemers verrichten vele administratieve handelingen tijdens het inkoopproces. De ODR verlicht deze lasten door bijvoorbeeld proportionele eisen en criteria te stellen en door een efficiënt inkoopproces uit te voeren. Concreet kan de ODR hiertoe digitaal Inkopen (en aanbesteden). De ODR maakt, waar mogelijk, gebruik van de uniforme ‘eigen verklaring’. Om deze doelstellingen te realiseren zijn juridische, ethische en ideële, economische en organisatorische uitgangspunten vastgelegd in dit Inkoop- en aanbestedingsbeleid. Deze uitgangspunten zijn in de volgende hoofdstukken uitgewerkt.
5
4 Juridische uitgangspunten 4.1
Algemeen juridisch kader
De ODR leeft de relevante wet- en regelgeving na. Uitzonderingen op (Europese) wet- en regelgeving zullen door de ODR restrictief worden uitgelegd en toegepast om te voorkomen dat het toepassingsbereik van deze wet- en regelgeving wordt uitgehold. De voor het Inkoop- en aanbestedingsbeleid meest relevante wet- en regelgeving volgen uit: • Aanbestedingswet: Door de Europese Unie is een richtlijn vastgesteld (EG-Richtlijn 2004/18) voor de verstrekking van overheidsopdrachten. Deze richtlijn is opgenomen in de Aanbestedingwet 2012, welke met ingang van 1 april 2013 van toepassing is. De Aanbestedingswet 2012 bevat procedureregels voor het uitvoeren van inkopen en aanbestedingen. De wet is niet vrijblijvend maar moeten worden toegepast door de omgevingsdienst bij opdrachten voor “Werken”, “Leveringen” en “Diensten” als de waarde van de opdracht het Europese drempelbedrag overschrijdt. • Europese wet- en regelgeving: wet- en regelgeving op het gebied van aanbesteden is afkomstig van de Europese Unie. De ‘Aanbestedingsrichtlijnen’ vormen momenteel de belangrijkste basis. De interpretatie van deze Aanbestedingsrichtlijnen kan volgen uit Groenboeken, Interpretatieve Mededelingen etc. van de Europese Commissie. • Burgerlijk Wetboek: het wettelijke kader voor overeenkomsten.
4.2
Algemene beginselen bij Inkoop
a. Algemene beginselen van het aanbestedingsrecht De ODR neemt bij overheidsopdrachten en concessie overeenkomsten boven de (Europese) drempelwaarden en bij overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten onder de (Europese) drempelwaarden met een duidelijk grensoverschrijdend belang de volgende algemene beginselen van het aanbestedingsrecht in acht: •
• •
•
•
•
•
Gelijke behandeling: Gelijke omstandigheden mogen niet verschillend worden behandeld, tenzij dat verschil objectief gerechtvaardigd is. Ook verkapte of indirecte discriminatie is verboden. Non-discriminatie: Discriminatie op grond van nationaliteit mag niet. Transparantie: De gevolgde procedure dient navolgbaar (en dus controleerbaar) te zijn. Dit is een logisch uitvloeisel van het beginsel van gelijke behandeling. Normaal zorgvuldige en oplettende inschrijvers moeten weten waar ze aan toe zijn. Proportionaliteit (evenredigheid): De gestelde eisen, voorwaarden en criteria aan de inschrijvers mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot het voorwerp van de opdracht. De ODR past het beginsel van proportionaliteit toe bij de te stellen eisen, voorwaarden en criteria aan inschrijvers en inschrijvingen en met betrekking tot de contractvoorwaarden. Wederzijdse erkenning: Diensten en goederen van ondernemingen uit andere lidstaten van de Europese Unie moeten worden toegelaten voor zover die diensten en goederen op gelijkwaardige wijze kunnen voorzien in de legitieme behoeften van de ODR. Objectiviteit: wil zeggen dat het proces van inkopen en aanbesteden gebaseerd is op verifieerbare feiten en het gebruik van onafhankelijke (beoordelings)methodieken. Zorgvuldigheid: dient in de uitvoering van inkoop en aanbestedingsactiviteiten maximaal te worden geborgd teneinde (juridische) conflicten te voorkomen. Zorgvuldigheid vereist dat het opleggen van de algemene inkoopvoorwaarden onderdeel vormt van de offerte aanvraag en de overeenkomst, dat opdrachten uitsluitend schriftelijk worden verstrekt en dat de uitvoering van een overeenkomst pas kan aanvangen nadat hiertoe schriftelijk opdracht is verstrekt.
6
Zorgvuldigheid in bedrijfsvoering impliceert dat bij iedere inkoop en aanbestedingstraject bewust moet worden overwogen of de ondertekening van een geheimhoudingsverklaring door de potentiële opdrachtnemer voorwaardelijk is voor de gunning van de opdracht. b Algemene beginselen van behoorlijk bestuur De ODR neemt bij haar Inkopen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht, zoals het gelijkheidsbeginsel, motiveringsbeginsel en vertrouwensbeginsel.
4.3
Mandaat en volmacht
Inkoop vindt plaats met inachtneming van de vigerende mandaat- en volmachtregeling van de ODR. De ODR wil slechts gebonden zijn aan verbintenissen en verplichtingen op basis van rechtsgeldige besluitvorming en civielrechtelijke vertegenwoordiging
4.4
Risicobeheersing
De omgevingsdienst streeft als opdrachtgever naar een zo maximaal mogelijke beperking van het financiële inkooprisico. Vermindering van het risico richt zich op situaties waarin de omgevingsdienst de rol van voorfinancier speelt, op situaties waarin de omgevingsdienst aansprakelijk kan worden gesteld voor de juiste en volledige betaling van belastingen en premies door de opdrachtnemer, op situaties van dreigende surseance van betaling of faillissement.
4.5
Afwijkingsbevoegdheid
Afwijkingen van dit Inkoop- en aanbestedingsbeleid zijn slechts mogelijk en toegestaan op basis van een deugdelijk gemotiveerd besluit van het Dagelijks Bestuur van de ODR en voor zover een en ander op basis van de geldende wet- en regelgeving mogelijk is.
7
5 Ethische en ideële uitgangspunten 5.1
Integriteit a
b
5.2
Duurzaam Inkopen a
b
5.3
De ODR stelt bestuurlijke en ambtelijke integriteit voorop. De ODR heeft hoog in het vaandel dat haar bestuurders en ambtenaren integer handelen. De bestuurders en ambtenaren houden zich aan de vastgestelde gedragscodes. Zij handelen zakelijk en objectief, waardoor bijvoorbeeld belangenverstrengeling wordt voorkomen. De ODR contracteert enkel met integere Ondernemers. De ODR wil enkel zaken doen met integere Ondernemers die zich niet bezighouden met criminele of illegale praktijken. Een toetsing van de integriteit van Ondernemers is bij Inkoop (en aanbesteding) in beginsel mogelijk.
Bij Inkopen neemt de ODR milieuaspecten in acht. De ODR heeft een voorbeeldfunctie in het maatschappelijk verkeer. Duurzaam Inkopen is het meenemen van sociale en milieuaspecten in het inkoopproces. Dit komt o.a. tot uitdrukking door het volgende: • Bij de product- en marktanalyse inventariseert de ODR welke Werken, Leveringen of Diensten op het gebied van duurzaamheid op de markt worden aangeboden. • In de aanbestedingsstukken (bijvoorbeeld in de selectie- en gunningscriteria) en in de te sluiten overeenkomst worden daar waar mogelijk dan wel wenselijk de duurzaamheidscriteria opgenomen. • De ODR kan kiezen om digitaal in te kopen (gebruik van e-mail etc.). • Het begrip duurzaamheid is gedefinieerd in het Agentschap.nl Inkoop vindt op maatschappelijk verantwoorde wijze plaats. Hierbij spelen onderwerpen als arbeidsreïntegratie, arbeidsomstandigheden en – indien passend – social return. De ODR heeft oog voor de sociaal zwakkeren in de samenleving. Zij stimuleert daarom - waar mogelijk en doelmatig - de participatie van arbeidsgehandicapten in het arbeidsproces. Daarnaast worden Werken, Leveringen en/of Diensten geweerd die onder niet aanvaardbare arbeidsomstandigheden (zoals kinderarbeid, dwangarbeid, discriminatie van werknemers, niet-betaling van leefbaar loon) tot stand komen of zijn gekomen.
Innovatie
De ODR moedigt – daar waar mogelijk – innovatiegericht Inkopen (en aanbesteden) aan. Bij innovatiegericht Inkopen wordt gezocht naar een innovatieve oplossing of laat de ODR ruimte aan de Ondernemer om een innovatieve oplossing aan te bieden. Het kan bijvoorbeeld gaan om een volledig nieuwe innovatieve oplossing, maar ook om de verdere ontwikkeling van de eigenschappen van een bestaand ‘product’.
8
6 Economische uitgangspunten 6.1
Product- en marktanalyse
Inkoop vindt plaats op basis van een voorafgaande product- en marktanalyse, tenzij dit gelet op de waarde of de aard van de opdracht niet wordt gerechtvaardigd. De ODR acht het van belang om de markt te kennen door – indien mogelijk – een product en/of marktanalyse uit te voeren. Een productanalyse leidt tot inzicht in de aard van het ‘product’ en de relevante markt(vorm). Een marktanalyse leidt tot het inzicht in de relevante markt(vorm), de Ondernemers die daarop opereren en hoe de markt- en mogelijke machtsverhoudingen zijn (bijvoorbeeld: kopers- of verkopersmarkt). Een marktconsultatie met Ondernemers kan onderdeel uitmaken van de marktanalyse.
6.2
Onafhankelijkheid en keuze voor de ondernemersrelatie
De ODR acht een te grote afhankelijkheid van Ondernemers niet wenselijk. De ODR streeft naar onafhankelijkheid ten opzichte van ondernemers (Contractanten) zowel tijdens als na de contractperiode. De ODR moet in beginsel vrij zijn in het maken van keuzes bij haar inkoop (waaronder de keuze van Ondernemer(s) en Contractant(en), maar ook vanwege de naleving van de (Europese) wet- en regelgeving. De ODR kiest voor de meest aangewezen ondernemersrelatie. Gedurende de contractperiode kan bij de contractant afhankelijkheid ontstaan van de ODR door bijvoorbeeld de te behalen doelstellingen, resultaten, productontwikkelingen (innovatie) of het creëren van prikkels. De ODR kiest in dat geval voor de meest aangewezen ondernemersrelatie. De mate van (on)afhankelijkheid in een ondernemersrelatie wordt onder andere bepaald door de financiële waarde van de opdracht, switchkosten, mate van concurrentie in de sector (concentratiegraad) en beschikbaarheid van alternatieve ondernemers.
6.3
Lokale economie en MkB
De ODR heeft oog voor de lokale economie, zonder dat dit tot enigerlei vorm van discriminatie van ondernemers leidt. In gevallen waar een enkelvoudig onderhandse Offerteaanvraag en/of een meervoudig onderhandse Offerteaanvraag volgens de geldende wet- en regelgeving is toegestaan, kan rekening worden gehouden met de lokale economie en lokale ondernemers. Discriminatie moet daarbij worden voorkomen en de ODR moet niet onnodig regionale, nationale, Europese of mondiale kansen laten liggen. ‘Local sourcing’ kan bijdragen aan de doelmatigheid van de Inkoop. De ODR heeft oog voor het midden- en kleinbedrijf (MkB). Uitgangspunt is dat alle ondernemers gelijke kansen moeten krijgen. De ODR houdt echter bij haar Inkoop de mogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf en ZZP-ers in het oog. Dit kan de ODR doen door gebruik te maken van percelen in aanbestedingen, het toestaan van het aangaan van combinaties en onderaanneming, het verminderen van de lasten en het voorkomen van het hanteren van onnodig zware selectie- en gunningscriteria.
6.4
Samenwerkingsverbanden
De ODR hanteert als uitgangspunt dat zij oog heeft voor samenwerking bij inkoop. Dit geldt zowel voor samenwerkingen binnen de eigen organisatie als voor samenwerkingen met andere organisaties of aanbestedende diensten.
6.5
Bepalen van de inkoopprocedure
Het proces van Inkopen en aanbesteden wordt uitgevoerd conform voorgeschreven procedures. De keuze van de procedure is niet vrij maar wordt bepaald door de categorie (leveringen, diensten, werken) en de raming van het bedrag voor de opdracht: (Bedragen zijn exclusief BTW)
9
Bedrag raming opdracht (excl. BTW) € 0 - € 30.000 €30.000 – 125.000 € 125.000 Europees drempelbedrag* Europees drempelbedrag*
Bedrag raming opdracht (excl. BTW) € 0 - € 100.000 € 100.000 – € 1.500.000 € 1.500.000 – tot Europees drempelbedrag* Vanaf Europees drempelbedrag*
Diensten en Leveringen Procedure Minimum aantal offertes
Maximum aantal offertes
Enkelvoudig onderhands Meervoudig onderhands Nationaal openbaar
1
3
3
5
Bij inschrijving
n.v.t.
Europees
Bij inschrijving
n.v.t.
Procedure
Werken Minimum aantal offertes
Maximum aantal offertes
Enkelvoudig onderhands Meervoudig onderhands Nationaal openbaar
1
3
3
5
Bij inschrijving
n.v.t.
Europees
Bij inschrijving
n.v.t.
* De Europese drempelbedragen worden tweejaarlijks aangepast. Wijzigingen in de drempelbedragen worden zonder voorafgaande goedkeuring doorgevoerd. De actuele Europese drempelbedragen zijn vastgelegd in bijlage A. De hoogte van de drempelbedragen voor onderhandse of openbare procedures is gebaseerd op de regelgeving uit de Gids Proportionaliteit. Het gebruik van een afwijkende procedure onder de Europese drempel kan uitsluitend als dit kan worden gemotiveerd op objectieve gronden. De motivatie moet worden opgenomen in het aanbestedingsdocument. Het bedrag van de raming dient vakkundig en op realistische en actuele gronden bepaald te worden. De raming betreft de totale looptijd van de opdracht en omvat alle kosten gerelateerd aan de uitvoering opdracht. De rechtmatige keuze van de procedure wordt bepaald door het werkelijke bedrag van de overeenkomst. Bij grensgevallen in de keuze van de categorie wordt geadviseerd de procedure van de hogere categorie te volgen. In de categorie diensten wordt een onderscheid gemaakt in A- en B-diensten. Voor A-diensten gelden onverkort de Europese richtlijnen. Voor B-diensten met een opdrachtwaarde boven de Europese drempel geldt een verlicht aanbestedingsregime d.w.z. de aanbesteding kan worden uitgevoerd volgens een onderhandse procedure en alleen de gunning moet worden gepubliceerd. De definitie van B-diensten ligt vast in het wettelijk kader. De voorgeschreven procedures onderscheiden zich door de manier waarop de marktpartijen worden gevraagd deel te nemen aan een inkoop- of aanbestedingstraject Enkelvoudig onderhands : procedure waarin de ODR 1 marktpartij uitnodigt om een offerte uit te brengen. Meervoudig onderhands : procedure waarin de omgevingsdienst meerdere marktpartijen uitnodigt om een offerte uit te brengen. Openbare procedure : procedure waarin de aanbesteding nationaal wordt aangekondigd en marktpartijen de vrijheid hebben een inschrijving in te dienen. Europese procedure : procedure waarin de aanbesteding Europees wordt aangekondigd en marktpartijen de vrijheid hebben een inschrijving in te dienen.
10
6.6
Raming en financiële budget
Inkoop vindt plaats op basis van een deugdelijke en objectieve vooraf- gaande schriftelijke raming van de opdracht. De raming is ook van belang om de financiële haalbaarheid van de opdracht te bepalen. De ODR wil immers niet het risico lopen dat zij verplichtingen aangaat die zij niet kan nakomen.
6.7
Eerlijke mededinging en commerciële belangen
De ODR bevordert eerlijke mededinging. De betrokken ondernemers krijgen een eerlijke kans krijgen om de opdracht gegund te krijgen. Door objectief, transparant en non-discriminerend te handelen, bevordert de ODR een eerlijke mededinging. Dit zal bijdragen aan het in stand houden van een gezonde marktwerking (ook op de lange termijn).
6.8
Risicoverdeling
Aanbestedingsreglementen zijn primair bedoeld ter praktische ondersteuning van inkopen en aanbesteden voor zowel de Omgevingsdienst als externe partijen. De aanbesteding van alle werken, ongeacht de voorgeschreven procedure, vindt plaats volgens het Aanbestedingsreglement Werken 2012 (ARW2012) of een nieuwere versie hiervan. De aanbesteding van leveringen en diensten volgens de Europese procedure vindt plaats volgens de regelgeving uit de Aanbestedingswet 2012. Inkoopvoorwaarden zijn primair bedoeld om de verantwoordelijkheden van de Omgevingsdienst en de externe partijen te reguleren. De toepasselijkheid van de algemene inkoopvoorwaarden is verplicht voor alle inkopen en aanbestedingen, ongeacht de voorgeschreven procedure. Daar waar algemene voorwaarden bestaan die paritair zijn opgesteld, worden deze toegepast.
6.9
Verbintenissen
De Omgevingsdienst gaat uitsluitend schriftelijke inkoop verbintenissen aan waarop de algemene inkoopvoorwaarden van de omgevingsdienst van toepassing zijn. De inkoopverbintenis kent 2 varianten, de opdrachtbrief en de overeenkomst. De opdrachtbrief is voorgeschreven in enkelvoudige of meervoudige onderhandse procedures. De overeenkomst is voorgeschreven in openbare en Europese procedures. De opdrachtbrief wordt eenzijdig door de omgevingsdienst ondertekend. De overeenkomst wordt door alle partijen ondertekend. Ondertekening van opdrachtbrieven en overeenkomsten kan uitsluitend plaatsvinden door daartoe, volgens de geldende mandaatregeling, bevoegde functionarissen.
6.10 Beleidsafwijkingen Afwijkingen van het beleid moeten vooraf beargumenteerd ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Dagelijks Bestuurt. De argumenten kunnen betrekking hebben op markttechnische, beleidsmatige, procedurele en/of bedrijfseconomische aspecten. Voor het verkrijgen van de goedkeuring geldt als richtlijn dat er procesmatig voldoende tijd en budget gereserveerd dient te worden voor de uitvoering van de juiste inkoop- of aanbestedingsprocedure. Tijd- en / of budgetgebrek is derhalve in het algemeen geen reden om af te wijken van het beleid. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd afwijkingen van het inkoopen aanbestedingsbeleid goed te keuren mits de afwijking niet strijdig is met wettelijke kaders.
6.11 Informatie en evaluatie Het functioneren van het inkoop- en aanbestedingsbeleid, proces, procedures, werkwijzen en (administratieve) organisatie wordt gevolgd aan de hand van overeenkomsten, rechtmatigheids onderzoeken, budgetbewaking. evaluaties van inkopen en aanbestedingen volgens de Europese en openbare procedure, de inkoop- en aanbestedingsrapportage. De management informatie in deze stelt de verantwoordelijken in staat correctieve maatregelen te nemen. Eenmaal per jaar wordt het algemeen bestuur van de omgevingsdienst geïnformeerd over de realisatie van de bestuurlijke beleidsdoelen uit het inkoop- en aanbestedingsbeleid. De informatie wordt vastgelegd in de jaarrekening, paragraaf bedrijfsvoering. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid wordt regulier eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. In onvoorziene wijzigingen in regelgeving of ontwikkelingen in marktsituatie kan het
11
noodzakelijk zijn het beleid tussentijds te actualiseren. In die gevallen zal het beleid met toelichting op de wijziging ter vaststelling worden voorgelegd aan het Algemeen Bestuur.
12
7 Organisatorische uitgangspunten 7.1
Inkoopproces
Het inkoopproces bestaat uit verschillende fasen, startend vanaf het voortraject.
stap
fase inkoopproces
1
Voortraject
• • • •
2
Specificeren
• Opstellen van eisen en wensen • Omschrijven van de opdracht • Opstellen Offerteaanvraag
3
Selecteren
• Eventuele voorselectie geïnteresseerde Ondernemers • Bekendmaking opdracht via verzenden van de Offerteaanvraag. • Offertes evalueren • Nader onderhandelen (indien mogelijk op grond van de geldende wet- en regelgeving) • Gunning aan winnende Ondernemer
4
Contracteren
• Tekenen (raam) overeenkomst met (winnende) Contractant • Registreren getekende overeenkomst • Informeren afgewezen Ondernemers
5
Bestellen
• Uitvoeren van de opdracht • Eventueel met het doen van bestellingen
6
Bewaken
• Bewaken termijnen • Controleren nakoming afgesproken prestaties • Tijdige betaling facturen
7
Nazorg
• Beheren van de overeenkomst, bijvoorbeeld prijsindexeringen of looptijd • Evalueren overeenkomst met Contractant
7.2
toelichting Bepalen van inkoopbehoefte Bepalen van het aanbod ( bijv. product- en marktanalyse) Raming en bepalen van het financiële budget Keuze Offerteaanvraag
Verantwoordelijken
Inkoop wordt concreet uitgevoerd door het ambtelijk apparaat. Het Dagelijks Bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Inkoop- en aanbestedingsbeleid.
13
Bijlage A Voor de periode 01.01.2012 – 31.12.2013 gelden de navolgende drempelbedragen : Drempelbedrag in Euro excl. BTW Leveringen Diensten Werken
€ 200.000,€ 200.000,€ 5.000.000,-
i
ii
Vergadering Datum Agendapunt Onderwerp
: : : :
Algemeen Bestuur 18 december 2013 08 Delegatie en mandaat
Beslispunt(en) 1. Het Delegatie- en Mandaatbesluit Algemeen Bestuur Omgevingsdienst Rivierenland 2013 vaststellen.
Inleiding In de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland staan in artikel 14 alle bevoegdheden van het Algemeen Bestuur (AB). Voor de bevoegdheid tot het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten bestaat de mogelijkheid deze te delegeren aan het Dagelijks Bestuur (DB) (artikel 14, zevende lid). Alle overige bevoegdheden kunnen worden gemandateerd aan het DB. Gelet op het feit dat uw (Algemeen) bestuur slechts enkele keren op jaarbasis vergadert, is het voor de voortgang van zaken van belang dat het Dagelijks Bestuur een aantal bevoegdheden krijgt. Beoogd effect Snellere besluitvorming. Argumenten 1.1 Delegatie vereist een wettelijke grondslag Artikel 10:15 Awb schrijft voor dat er een wettelijke grondslag moet zijn om een bevoegdheid te delegeren. Dit heeft te maken met de verdergaande consequentie van delegatie. Aangezien in artikel 14, zevende lid, wordt geregeld dat het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten kan worden overgedragen (vijfde lid) is hiermee de grondslag voor delegatie gegeven. 1.2 Er zijn geen belemmeringen voor mandaat In de Algemene wet bestuursrecht, onder Hoofdstuk 10 staan geen belemmeringen die het verlenen van mandaat van de overige bevoegdheden aan het DB in de weg staan. 1.3 De procedurele besluitvorming wordt verkort Het is wenselijk - in verband met de vergadercyclus van het AB - dat de besluitvorming sneller kan plaatsvinden. Kanttekeningen N.v.t. Communicatie 1. Het besluit dient op grond van artikel 3:42 Awb te worden bekend gemaakt. Elektronische bekendmaking geschiedt op grond van dit artikel uitsluitend in een van overheidswege uitgegeven blad, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dit wettelijk voorschrift is het Provinciaal Blad. 2. Het publiceren op onze website/extranet is eveneens wenselijk. Uitvoering Financiën N.v.t. Personele gevolgen N.v.t. Bijlagen - Delegatie- en Mandaatbesluit Algemeen Bestuur Omgevingsdienst Rivierenland 2013
Pagina 1 van 1
Delegatie- en Mandaatbesluit Algemeen Bestuur Omgevingsdienst Rivierenland
1. Wetstechnische informatie - Gegevens van de regeling: Overheidsorganisatie
Omgevingsdienst Rivierenland
Officiële naam regeling
Delegatie- en mandaatbesluit Algemeen Bestuur Omgevingsdienst Rivierenland
Citeertitel
Delegatie- en mandaatbesluit Algemeen Bestuur Omgevingsdienst Rivierenland
Vastgesteld door
algemeen bestuur
Onderwerp
-
Eigen onderwerp
Bevoegdheden AB Gemeenschappelijke regeling
- Opmerkingen met betrekking tot de regeling Geen - Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd Algemene wet bestuursrecht, art. 10:3 en 10:15 - Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen
Datum inwerkingtreding
Terugwerkende kracht tot en met
Datum uitwerkingtreding
……
n.v.t.
n.v.t.
2. Tekst van de regeling (zie volgend blad)
Betreft
Datum ondertekening Bron bekendmaking
Nieuwe regeling
……… ………
Kenmerk voorstel Onbekend
Delegatie- en mandaatbesluit Algemeen Bestuur Omgevingsdienst Rivierenland 2013 Het Algemeen Bestuur van Omgevingsdienst Rivierenland; Gelet op: - Artikel 14, derde, vierde, zevende en vijfde lid van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland; - Artikel 57 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; - Afdeling 10.1.1 en 10.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, Besluit vast te stellen: Het Delegatie- en mandaatbesluit Algemeen Bestuur Omgevingsdienst Rivierenland Artikel 1. Begripsbepalingen In dit besluit wordt verstaan onder: a. Algemeen Bestuur: het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst; b. Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst; c. Omgevingsdienst: Omgevingsdienst Rivierenland; d. Regeling: de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland. Artikel 2. Delegatie Het Algemeen Bestuur draagt aan het Dagelijks Bestuur de bevoegdheid over te beslissen tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen namens de Omgevingsdienst (artikel 14, vijfde en zevende lid, van de Regeling), voor zover die gedekt zijn in de begroting van de Omgevingsdienst en met inachtneming van het bepaalde onder a en b, inhoudende: a. bij voorgenomen privaatrechtelijke rechtshandelingen bij bedragen hoger dan 500.000 euro wordt het Algemeen Bestuur tijdig en vooraf in kennis gesteld. b. privaatrechtelijke bevoegdheden als bedoeld in artikel 9 van de regeling zijn uitgezonderd. Artikel 3. Mandaat Het Algemeen Bestuur mandateert aan het Dagelijks Bestuur de volgende bevoegdheden: 1. Het vaststellen van regelingen omtrent de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam, alsmede rechtspositieregelingen voor de directeur en het overige personeel (artikel 14, derde lid, van de Regeling); Artikel 4. Inlichtingenplicht Het Algemeen Bestuur wordt door het Dagelijks Bestuur over de uitoefening van de in de artikelen 2 en 3 genoemde bevoegdheden bij de eerstvolgende vergadering in kennis gesteld. Artikel 5. Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als ‘Delegatie- en mandaatbesluit Algemeen Bestuur Omgevingsdienst Rivierenland 2013’. Artikel 6. Bekendmaking en inwerkingtreding 1. Dit besluit wordt bekendgemaakt conform de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht; 2. Dit besluit treedt in werking op de dag volgend op de bekendmaking. Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland d.d. 18 december 2013, de voorzitter,
de secretaris,
C.A.H. Zondag
A. Schipper
Vergadering Datum Agendapunt Onderwerp
: : : :
Algemeen Bestuur 18 december 2013 09 Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking milieu (BSBm)
Beslispunt(en): 1. Te besluiten tot het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst BSBm; 2. Uw voorzitter met terugwerkende kracht volmacht te laten verlenen aan de directeur om de samenwerkingsovereenkomst BSBm te tekenen; 3. Het mandaatbesluit, de bijlage bij de samenwerkingsovereenkomst BSBm met aanwijzingsbesluit en de achtergrondinformatie voor kennisgeving aan te nemen;
Inleiding Per 1 mei 2012 is door een wijziging van het Besluit OM-afdoening een speciale uitbreiding doorgevoerd van de Bestuurlijke Strafbeschikking, door per deze datum voor een grote hoeveelheid milieufeiten de Bestuurlijke Strafbeschikking milieu-en keurfeiten in te voeren (hierna: BSBm). Bij deze wijziging per 1 mei 2012 is bepaald dat binnen het grondgebied van een provincie het strafvorderlijk bevoegd gezag tot uitvaardiging van een BSBm voor een zestal Natuur- en aanverwante wetten bij de Directeuren van de Omgevingsdiensten komt te liggen. Echter, zolang er nog geen Omgevingsdiensten waren, bleef Gedeputeerde Staten (GS) hiervoor bevoegd, evenals voor de overige twee Natuur- en Aanverwante wetten. Per 1 april 2013 zijn dan ook de directeuren van de Omgevingsdiensten het bevoegd gezag tot uitvaardiging van een BSBm en niet langer GS. Voor de goede orde: de bestuurlijke bevoegdheid van alle acht Natuur- en aanverwante wetten blijft in ieder geval bij GS. Daarmee samenhangend kunnen de nog in dienst van de Provincie zijnde Groene Boa’s niet rechtens optreden omdat ze nog niet zijn aangewezen door het enige strafvorderlijk bevoegde gezag: de Directeuren van de Omgevingsdiensten. Al met al is derhalve ten aanzien van deze ‘Natuur- en aanverwante wetten’ per 1 april 2013 sprake van een opsporings-vacuüm. De directeuren en het College van Gedeputeerde Staten zijn in overleg getreden en zijn tot de conclusie gekomen dat dit een ongewenste situatie is. De directeuren hebben daarop aangegeven dat zij bereid zijn voor die bepaalde wetten een mandaat te verlenen aan personen werkzaam bij de provincie Gelderland om in die lacune te voorzien. Om de mandatering van de bevoegdheden van de directeur mogelijk te maken is als voorwaarde gesteld dat er een samenwerkingsovereenkomst tot stand moet komen om de gemaakte afspraken rond de overdracht van de bevoegdheden in te borgen. Deze samenwerkingsovereenkomst ligt nu voor. Beoogd effect Het borgen van bevoegdheden en vastleggen van afspraken. Argumenten 1.1 De bevoegdheid tot het aangaan volgt uit de GR De bevoegdheid tot het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten ligt op grond van artikel 14 van de Gemeenschappelijke Regeling bij het Algemeen Bestuur. De beslissing tot het aangaan van overeenkomsten tot een bedrag van € 100.000,- is vervolgens gemandateerd aan de directeur van de ODR. Bij samenwerkingsovereenkomsten tussen partijen is het echter moeilijk een duiding in geld aan te geven. Verder kan de omvang / impact in geld van overeenkomst tot overeenkomsten van tijd tot tijd verschillen. Om bij dergelijke overeenkomsten onduidelijkheid of overschrijding van het mandaat te voorkomen is het wenselijk een eenduidige werkwijze te hanteren. De beslissing tot het aangaan van samenwerkingsovereenkomsten wordt om die reden altijd voorgelegd aan het algemeen Bestuur. 2.1 Dit is het meest praktisch De planning was om de overeenkomst te tekenen tijdens het Directeurenoverleg van 13 november 2013. Met een volmacht kunnen de Directeuren namens het Algemeen Bestuur en namens zichzelf de overeenkomst tekenen. Qua planning bestond niet de mogelijkheid de overeenkomst voor 13 november aan u voor te leggen. In het DB van 4 november is daarom de constructie afgesproken dat de directeur
Pagina 1 van 2
op 13 november de overeenkomst tekent onder voorbehoud van goedkeuring van de overeenkomst in uw bijeenkomst op 18 december. 2.2 De bevoegdheid hiertoe volgt uit de GR De bevoegdheid om de GR in en buiten rechte te vertegenwoordigen rust bij de voorzitter van het Algemeen Bestuur en kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde (artikel 10, derde lid, van de GR). Kanttekeningen Er zijn geen kanttekeningen. Communicatie Uitvoering 1. De Directeur tekent namens zichzelf de samenwerkingsovereenkomst BSBm tijdens het Directeurenoverleg op 13 november 2013; 2. De Directeur tekent, onder voorbehoud van goedkeuring door het Algemeen Bestuur, namens het Algemeen Bestuur (middels voornoemde volmacht) de samenwerkingsovereenkomst BSBm tijdens het Directeurenoverleg op 13 november 2013; 3. De Directeur verleent mandaat voor de duur van de samenwerkingsovereenkomst aan de functionaris belast met de functie van Teammanager Handhaving, Bodem, Water, Ontgronding en Natuur bij de Provincie Gelderland en stemt tegelijkertijd in met de mogelijkheid tot ondermandaat. Financiën N.v.t. Personele gevolgen N.v.t. Bijlagen 1. Samenwerkingsovereenkomst BSBm 2. Bijlage bij samenwerkingsovereenkomst; Aanwijzingsbesluit directeuren 3. Achtergrond samenwerkingsovereenkomst BSBm 4. Volmacht ondertekening samenwerkingsovereenkomst BSBm 5. Mandaatbesluit Directeur Omgevingsdienst
Pagina 2 van 2
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST als bedoeld in de Richtlijn BSBm met betrekking tot externe mandatering uitvaardiging BSBM voor Natuur -en aanverwante wetten en aanwijzing Provinciale Groene Boa’s ten behoeve van deze wetten 1. a)
b)
2. a)
b) 3. a)
b)
4. a)
b)
5. a)
b)
6. a)
b) 7. a)
b)
De Gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Omgevingsdienst Achterhoek, gevestigd te Bronckhorst, te dezen vertegenwoordigd door ………….., handelend ter uitvoering van het besluit van het Algemeen Bestuur van …………….. 2013; De Directeur Omgevingsdienst Achterhoek, handelend op grond van artikel 4.2 onder a van het Besluit OM-afdoening, mevrouw ing. P. G. M. van Oosterbosch; De Gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Omgevingsdienst De Vallei, gevestigd te Ede, te dezen vertegenwoordigd door ………………, handelend ter uitvoering van het besluit van het Algemeen Bestuur van …………….. 2013; De Directeur Omgevingsdienst De Vallei, handelend op grond van artikel 4.2 onder a van het Besluit OM-afdoening, de heer H. J. Baakman, De Gemeenschappelijke Regeling openbaar lichaam Omgevingsdienst Noord Veluwe, gevestigd te Harderwijk, te dezen vertegenwoordigd door ………….., handelend ter uitvoering van het besluit van het Algemeen Bestuur van …………….. 2013; De Directeuren Omgevingsdienst Noord -Veluwe, handelend op grond van artikel 4.2 onder a van het Besluit OM-afdoening, de heer P. J. M. J. Verhoeven en de heer drs. L. Bezemer; De Gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Omgevingsdienst Regio Arnhem, gevestigd te Arnhem, te dezen vertegenwoordigd door ………………, handelend ter uitvoering van het besluit van het Algemeen Bestuur van …………… 2013; De Directeur Omgevingsdienst Regio Arnhem, handelend op grond van artikel 4.2 onder a van het Besluit OM-afdoening, de heer ing. J. B. H. Robben; De gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Omgevingsdienst Regio Nijmegen, gevestigd te Nijmegen, te dezen vertegenwoordigd door de heer mr. G.J.W. Bouman handelend ter uitvoering van het besluit van het Algemeen Bestuur van 3 oktober 2013, daartoe gemachtigd door de voorzitter dr. J.J. van Dijk; De Directeur Omgevingsdienst Regio Nijmegen, handelend op grond van artikel 4.2 onder a van het Besluit OM-afdoening, de heer mr. G. J. W. Bouman; De gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Rivierenland, gevestigd te Tiel, te dezen bij volmacht vertegenwoordigd door ……………………., handelend ter uitvoering van het besluit van het Algemeen Bestuur van …………….. 2013; De Directeur Omgevingsdienst Rivierenland,handelend op grond van artikel 4.2 onder a van het Besluit OM- afdoening, de heer drs. A (Anne) Schipper, De gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Veluwe IJssel, gevestigd te Apeldoorn, te dezen vertegenwoordigd door de …………………, handelend ter uitvoering van het besluit van het Algemeen Bestuur van …………….. 2013; De Directeur Omgevingsdienst Veluwe IJssel, handelend op grond van artikel 4.2. onder a van het Besluit OM- afdoening, de heer J.W. Strebus.
Hierna te noemen: ‘De Directeuren Omgevingsdiensten’ En
Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking milieu
1
1. De publiekrechtelijke rechtspersoon De Provincie Gelderland, met zetel te Arnhem, te dezen krachtens artikel 176, tweede lid, Provinciewet bij volmacht vertegenwoordigd door de heer M. Siliakus, waarnemend teammanager handhaving Bodem, Water, Ontgronding en Natuur; 2. Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland, handelend op grond de publiekrechtelijke bevoegdheden op grond van artikel 158 Provinciewet te dezen eveneens krachtens artikel 176, tweede lid, Provinciewet bij volmacht vertegenwoordigd door de heer M. Siliakus, waarnemend teammanager handhaving Bodem, Water, Ontgronding en Natuur, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Gedeputeerde Staten van Gelderland d.d. ….. september 2013. Hierna te noemen: ‘Gedeputeerde Staten’ Ook samen te noemen: ’Partijen’ Overwegende dat:
Sedert 1 mei 2012 in het Besluit OM- afdoening (Staatsblad 2012, nr.150 tot wijziging van het Besluit OM- afdoening) is ingevoerd het strafrechtelijk instrument van bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten(verder te noemen: BSBm); Partijen grote waarde hechten aan de BSBm als lik –op -stuk instrument voor milieuhandhaving en zich ten volle willen inspannen om binnen Gelderland de BSBm als instrument binnen de gestelde wettelijke kaders effectief toe te passen; Partijen bekend zijn met de inhoud van dit Besluit van 5 april 2012, alsmede met de in bijlage II van dit besluit opgenomen lijst van milieufeiten(verder te noemen: de Milieufeitenlijst) alsmede met de Nota van Toelichting bij dit besluit ; Partijen eveneens bekend zijn met de op 27 april 2012 gepubliceerde (Staatscourant 2012,nr.8342) Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu -en keurfeiten(artikel 257ba, tweede lid, Sv), verder te noemen: de Richtlijn BSBm; Partijen eveneens bekend zijn met de op 12 oktober 2012 gepubliceerde Circulaire bekwaamheid buitengewoon opsporingsambtenaar 2012(Staatscourant 2012,nr.20660,12 oktober 2012)en de daarin gestelde specifieke bekwaamheidseisen aan buitengewoon opsporingsambtenaren(verder te noemen: Boa’s)in Domein II Milieu,Welzijn en Infrastructuur; Partijen vaststellen dat op grond van voornoemde wet -en regelgeving met ingang van 1 mei 2012 de bevoegdheid tot het uitvaardigen van een bestuurlijke strafbeschikking voor milieufeiten (verder: BSBm) begaan binnen het grondgebied van de Provincie ,in beginsel berust bij de Directeuren Omgevingsdiensten, tenzij in de Provincie of een deel ervan nog geen Omgevingsdienst is ingesteld, in welk geval Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn; Partijen vaststellen dat Gedeputeerde Staten in de periode 1 mei 2012 tot 1 april 2013 het bevoegd gezag tot oplegging van een BSBm zijn geweest; Partijen vaststellen dat voor het gehele grondgebied van de Provincie per 1 april 2013 Omgevingsdiensten als openbaar lichaam in werking zijn getreden,zodat per deze datum niet langer Gedeputeerde Staten maar in plaats daarvan de Directeuren van deze diensten formeel het bevoegd gezag zijn inzake het uitvaardigen van een BSBm; Partijen vaststellen dat de per 1 april 2013 aan de Directeuren van de Omgevingsdiensten toegekende bevoegdheid tot uitvaardigen van een BSBm op grond van de Richtlijn BSBm door deze directeuren kan worden gemandateerd aan één of meer functionarissen binnen de eigen organisatie, dan wel binnen een andere organisatie; Partijen vaststellen dat de Richtlijn BSBm mandatering binnen een andere organisatie alleen toestaat indien door de Directeuren als bevoegd gezag met deze andere organisatie een samenwerkingsovereenkomst is gesloten ten behoeve van het effectief gebruik van de BSBm;
Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking milieu
2
Partijen verder vaststellen dat op grond van de Richtlijn BSBm mandatering van de BSBm slechts mag geschieden aan een persoon die een leidinggevende of coördinerende functie op het vlak van handhaving vervult en die beschikt over voldoende deskundigheid om de voorstellen van Boa’s en algemeen opsporingsambtenaren tot uitvaardiging van een BSBm te kunnen beoordelen op rechtmatigheid, effectiviteit en proportionaliteit; Partijen vaststellen dat op grond van de Richtlijn BSBm eveneens vereist is dat het strafrechtelijk bevoegd gezag met Gedeputeerde Staten als werkgever van Provinciale Boa’s een samenwerkingsovereenkomst sluiten; Partijen eveneens vaststellen dat per 1 april 2013 op grond van de van toepassing zijnde gemeenschappelijke regelingen de taken behorende tot het Landelijk Basispakket (versie 2.3 van 25 mei 2011)zijn overgedragen naar de respectievelijke Omgevingsdiensten; Gedeputeerde Staten er voor hebben gekozen om ook na 1 april 2013 gedurende een bepaalde periode de taken inzake toezicht/handhaving op grond van de Waterwet, de Ontgrondingenwet, de Wet hygiëne veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, de Flora -en Faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet(hierna te noemen: Natuur- en aanverwante wetten) zelf te blijven uitvoeren; Doordat de Gedeputeerde Staten wel na 1 april 2013 wettelijk belast blijven met toezicht/handhaving op grond van Natuur -en aanverwante wetten en tevens belast blijven met de uitvoering daarvan, maar per deze datum niet langer het strafrechtelijk bevoegd gezag tot oplegging van een BSBm inzake overtreding van deze wetten zijn, is naar het oordeel van Partijen per 1 april 2013 een ongewenst vacuüm inzake de opsporing ontstaan; Partijen evenwel groot belang hechten aan bevordering van de effectieve toezicht/handhaving en opsporing betreffende alle in de Milieufeitenlijst voorkomende milieudelicten ten aanzien van Natuur -en aanverwante wetten binnen het grondgebied van de Provincie; De Directeuren van de Omgevingsdiensten daarom bereid zijn om het per 1 april 2013 ontstane opsporingsvacuüm weg te nemen door op basis van een samenwerkingsovereenkomst voor een bepaalde periode extern mandaat te verlenen aan een functionaris van de Provincie met de vereiste leidinggevende functie voor uitoefening van de BSBm betreffende de hiervoor genoemde Natuur -en aanverwante wetten; Gedeputeerde Staten de door Partijen gewenste effectieve handhaving, toezicht en opsporing zullen bevorderen door enerzijds heldere instructies aan de eigen Provinciale Groene Boa’s te geven en anderzijds door met de particuliere werkgevers van de circa 250 particuliere Groene Boa,’s die werkzaam zijn binnen de provincie Gelderland een samenwerkingsovereenkomst te gaan sluiten op basis van het te verlenen externe mandaat aan een functionaris van de Provincie; Partijen het op grond van het voorgaande wenselijk achten om met elkaar in de navolgende samenwerkingsovereenkomst duidelijke afspraken te maken over de essentie van de samenwerking met het oog op het realiseren van een succesvol en juridisch correct uitoefenen van BSBm voor alle milieufeiten die door de wetgever onder de BSBm zijn gebracht; Partijen hebben overigens in de voorbereidingsfase van deze samenwerkingsovereenkomst vastgesteld, dat deze overeenkomst voor het overgrote gedeelte ziet op samenwerkingsafspraken omtrent de publiekrechtelijke bevoegdheid van het uitvaardigen van de BSBm, maar daar waar het wederzijds van belang wordt geacht om tevens een civielrechtelijke vrijwaringsbepaling in de overeenkomst op te nemen, zijn alle Omgevingsdiensten als openbare lichamen én de provincie als publiekrechtelijk rechtspersoon gehouden om in deze overeenkomst mede partij te zijn, ook al is dit slechts voor een zeer klein civielrechtelijk onderdeel van de overeenkomst.
Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking milieu
3
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In deze overeenkomst wordt verstaan onder: a. Besluit tot wijziging van het Besluit OM- afdoening: Het per 1 mei 2012 in werking getreden Besluit van 5 april 2012, houdende wijziging van het Besluit OM- afdoening en enkele andere besluiten in verband met de invoering van de BSBm, gepubliceerd in het Staatsblad, jaargang 2012, nr.150.; b. Bevoegd Gezag BSBm: de Directeur van een Omgevingsdienst; c. BSBm: bestuurlijke strafbeschikking milieu. De bestuurlijke strafbeschikking als bedoeld in het eerste lid van artikel 257ba van het Wetboek van Strafvordering, die kan worden uitgevaardigd voor de in de Milieufeitenlijst opgenomen milieudelicten; d. Circulaire bekwaamheid boa 2012: het per 1 oktober 2012 in werking getreden stelsel van regels gericht op het realiseren van het boa- beleid tot verbetering van de kwaliteit van strafrechtelijke handhaving door boa’s met als belangrijk instrument het stellen van (aanvullende)bekwaamheidseisen, gepubliceerd in de Staatscourant van 12 oktober 2012, onder nr.20660; e. CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden als bedoeld in het Besluit houdende regels in verband met de Instelling van het Centraal Justitieel Incassobureau (Staatsblad 1994, 408),belast met de feitelijke inning van BSBmboetes; f. Combibon: formulier (bon) uitgeschreven bij constatering van een strafbaar feit uit de Milieufeitenlijst die als Bijlage 1 is opgenomen bij de BSBm, zijnde een verkort proces-verbaal houdende een voorstel tot oplegging van een BSBm op basis van een of meer BM- feitencodes; g. Coördinator BSBm: de gemandateerde die binnen de Provincie tevens verantwoordelijk is voor de interne coördinatie van alle BSBm gerelateerde zaken. h. Direct toezichthouder: de korpschef van de politieregio Oost Nederland; i. Gemandateerde: de door Gedeputeerde Staten voorgedragen functionaris werkzaam in de organisatie van Gedeputeerde Staten die op grond van diens geschiktheid door de Directeuren Omgevingsdiensten wordt gemandateerd om de bevoegdheid tot oplegging van een BSBm inzake milieudelicten ten aanzien van Natuur -en aanverwante wetten uit te oefenen; j. Milieufeitenlijst: Bijlage 1 behorende bij de Richtlijn BSBm, bevattende de per wettelijke grondslag geclusterde opsomming van alle milieudelicten waarvoor een BSBm kan worden opgelegd ,waarbij aan ieder milieufeit een eigen uniek BMnummer is verleend,welke uniek nummer als feitcode zowel wordt ingevoerd bij het opmaken van een combibon als bij aanlevering aan het CJIB van een opgelegde BSBm;
Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking milieu
4
k.
l.
m.
n.
o. p.
Particuliere Groene Boa: de in dienst van een particuliere werkgever zijnde Boa belast met opsporingstaken inzake de Natuur -en aanverwante wetten,die op voldoet aan de bekwaamheidseis in domein II (milieu, welzijn en infrastructuur), zoals genoemd in de Circulaire bekwaamheid boa 2012 en die op grond van deze eis voldoet aan de taken en competenties,als genoemd in Bijlage B-III van deze circulaire; Provinciale Groene Boa: de in dienst van de Provincie zijnde Boa belast met opsporingstaken inzake de Natuur -en aanverwante wetten,die voldoet aan de bekwaamheidseis in domein II (milieu, welzijn en infrastructuur), zoals genoemd in de Circulaire bekwaamheid boa 2012 en die op grond van deze eis voldoet aan de taken en competenties,als genoemd in Bijlage B-III van deze circulaire; Omgevingsdienst: de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) als bedoeld in artikel 4,1, onder a van het Besluit OM –afdoening, zoals gewijzigd bij Besluit van 5 april 2012(Staatsblad 2012,150); Nalevingstrategie: het gezamenlijk te ontwikkelen beleid inzake de fysieke leefomgeving in de Provincie door de handhaving - partners voor deze omgeving,dat dient als kader voor de bestuursrechtelijke én strafrechtelijke handhaving,alsmede voor het gedogen; Richtlijn BSBm: de Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten (Staatscourant van 27 april 2012 nr. 8342); Toezichthouder BSBm: het College van Procureurs- Generaal,als bedoeld in artikel 257ba,tweede lid, Sv, dat dit toezicht in de Richtlijn BSBm heeft gemandateerd aan de hoofdofficier van het Functioneel Parket.
Artikel 2 Hoofddoelen van de beoogde samenwerking Partijen hebben de volgende hoofddoelen bij de met deze overeenkomst beoogde samenwerking: 1. Het waarborgen dat op het grondgebied van de Provincie ook ten aanzien van de in de Milieufeitenlijst opgenomen milieudelicten inzake Natuur -en aanverwante wetten wordt voldaan aan hetgeen door de wetgever wordt beoogd met de BSBm: het strafrechtelijk instrument voor het bestuurlijk bevoegd gezag om effectief te handhaven voor strafbare feiten van geringe ernst of eenvoudige aard op het milieuterrein, met inachtneming van de in de Richtlijn BSBm opgenomen contraindicaties voor het uitvaardigen van een BSBm; 2. Het waarborgen dat wordt voldaan aan de in de Richtlijn BSBm opgenomen eis dat bij mandatering van de strafbeschikkingsbevoegdheid binnen een andere organisatie sprake blijft van effectief gebruik van deze bevoegdheid; 3. Het waarborgen dat Gedeputeerde Staten door naleving van de in deze overeenkomst gemaakte samenwerkingsafspraken zorg dragen dat de voor de organisatie van Gedeputeerde Staten werkzaam zijnde gemandateerde zich bij de uitoefening van het verleende externe mandaat houdt aan de eisen en richtlijnen die worden gesteld door het OM en door het CJIB inzake oplegging van een BSBm; 4. Partijen zullen zich inspannen om gedurende de duur van deze overeenkomst vast te stellen per welke datum de uitvoeringstaken betreffende handhaving, toezicht en opsporing op grond van de Natuur- en aanverwante wetten kunnen worden overgedragen naar de Directeuren van de Omgevingsdiensten, met inbegrip van het kader voor deze overgang.
Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking milieu
5
Artikel 3 Waarborging effectief gebruik BSBm voor Natuur-en aanverwante wetten 1. Partijen bevorderen de onderlinge optimale samenwerking op bestuurlijk en ambtelijk niveau met het oog op een zo efficiënt en effectief mogelijke uitvoering van de wet en regelgeving inzake toepassing van BSBm inzake Natuur -en aanverwante wetten. 2. Gedeputeerde Staten zijn gedurende de duur van de overeenkomst verantwoordelijk voor de coördinatie van de werkzaamheden die voortvloeien uit deze samenwerking, waaronder begrepen de coördinatie van samenwerkingsprojecten en informatie -en kennisuitwisseling. 3. Gedeputeerde Staten dragen zorg voor de afstemming van alle relevante zaken betreffende de uitoefening van de BSBm op Natuur -en aanverwante wetten op ontwikkelingen op landelijk niveau. 4. Gedeputeerde Staten dragen zorg voor het doen van voorstellen aan de handhavingpartners voor het vast stellen van een nalevingstrategie inzake de Natuur- en aanverwante wetgeving.
Hoofdstuk 2 Rechten en verplichtingen Artikel 4 Voordracht door Gedeputeerde Staten van functionaris aan wie mandaat kan worden verleend 1. Gedeputeerde Staten doen gelet op de in de considerans opgenomen wens inzake effectieve handhaving, toezicht en oplegging van een BSBm voor milieudelicten inzake op de Milieufeitenlijst voorkomende Natuur -en aanverwante wetten aan de Omgevingsdiensten een voordracht tot het verlenen van een extern mandaat door de Directeuren van de Omgevingsdiensten aan een functionaris in dienst van de Provincie voor uitvaardiging van een BSBm op grond van een door een Provinciale Groene Boa opgemaakte combibon; 2. Gedeputeerde Staten zullen bij de in lid 1 bedoelde voordracht voldoen aan de navolgende kerneisen die in de Richtlijn BSBm aan mandatering wordt gesteld: a) mandatering van de BSBm slechts mag geschieden aan een persoon die een leidinggevende functie op het vlak van handhaving vervult en die beschikt over voldoende deskundigheid om een door een opsporingsambtenaar ingediend voorstel tot uitvaardiging van een BSBm op basis van een combibon inzake een milieudelict op grond van een Natuur -of aanverwante wet te kunnen beoordelen op rechtmatigheid, effectiviteit en proportionaliteit; b) verzekerd moet zijn dat een gemandateerde zal voldoen aan de op het bevoegd gezag BSBm rustende zorgplicht om te voldoen aan de in de Richtlijn BSBm opgenomen contra-indicaties voor de oplegging van een BSBm, de rechtswaarborgen van de verdachte en de boetebedragen. 3. Gedeputeerde Staten wijzen de functionaris als bedoeld in lid 1, tevens aan als coördinator BSBm binnen de provincie. Artikel 5 Aanwijzing Provinciale Groene Boa’s De Directeuren van de Omgevingsdiensten wijzen op grond van het bepaalde in hoofdstuk 2.3. van de Richtlijn BSBm in de bijlage bij deze overeenkomst aan: a) De Provinciale Groene Boa’s (met vermelding van aktenummer)die werkzaam zullen zijn voor het bevoegd gezag BSBm, onder vermelding van de functionaris die direct toezichthouder van deze Boa’s is;
Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking milieu
6
b) Het geldende geografisch gebied waarin de aangewezen Provinciale Groene Boa’s werkzaam zullen zijn, welk gebied eveneens is vermeld in de akte van iedere Boa; c) De feiten van de Milieufeitenlijst waarvoor deze Provinciale Groene Boa’s een Combibon kunnen opmaken ten behoeve van een BSBm. Artikel 6 Indiening, afdoening en archivering van combibonnen door Provinciale Groene Boa’s 1. Provinciale Groene Boa’s zijn verplicht een opgemaakte combibon over een milieudelict inzake Natuur -en aanverwante wetten binnen twee werkdagen na opmaking in te dienen bij de gemandateerde. 2. De in lid 1 bedoelde indiening geschiedt digitaal dan wel op papier via het door Gedeputeerde Staten ten behoeve van de gemandateerde en diens ambtelijke ondersteuning in te richten provinciaal loket. 3. De gemandateerde is verantwoordelijk voor de juistheid en kwaliteit van de via het provinciaal loket op de transactiemodule van de Omgevingsdienst aan te leveren en in te voeren combibon. 4. De gemandateerde beslist zo snel mogelijk,doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van een combibon, over het al dan niet uitvaardigen van een BSBm en het invoeren daarvan in de transactiemodule van de Omgevingsdienst. 5. De gemandateerde is verantwoordelijk voor de archivering van de combibonnen en de overige in art. 2 van het Besluit OM- afdoening genoemde bestanden, dit met inachtneming van de daaromtrent met de Directeuren van de Omgevingsdiensten gemaakte afspraken; 6. De gemandateerde draagt zorg voor de ondersteuning en begeleiding van de Provinciale Groene Boa’s. 7. De gemandateerde draagt zorg dat de Provinciale Groene Boa’s zowel voldoen aan de eisen van de Richtlijn BSBm als aan die van de nalevingstrategie. Artikel 7 Faciliteren door de Gedeputeerde Staten van afdoening door particuliere Groene Boa’s ingediende combibonnen 1. Gedeputeerde Staten willen gedurende de duur van deze overeenkomst de effectieve handhaving van alle in de Milieufeitenlijst voorkomende milieudelicten ten aanzien van Natuur -en aanverwante wetten binnen de Provincie bevorderen door: a. namens de Directeuren van de Omgevingsdiensten door de gemandateerde met zoveel mogelijk particuliere werkgevers van de circa 250 particuliere Groene Boa,’s die werkzaam zijn binnen de provincie Gelderland in aanvulling op deze overeenkomst een samenwerkingsovereenkomst te sluiten; b. de particuliere Groene Boa’s met wiens werkgever een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld onder a) is gesloten, combibonnen te laten indienen bij het provinciaal loket. 2. Ten aanzien van die Particuliere Groene Boa’s met wier werkgever een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in lid 1 is gesloten, zijn de bepalingen van de leden 2 tot en met 7 van het vorige artikel van overeenkomstige toepassing.
Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking milieu
7
3. Zodra met een particuliere werkgever een samenwerkingsovereenkomst,als bedoeld in het eerst lid, is gesloten, zullen Gedeputeerde Staten er voor zorg dragen dat: a. deze overeenkomst in afschrift wordt gezonden aan ieder van de Directeuren van de Omgevingsdiensten; b. de bij de betrokken werkgever in dienst zijnde Groene Boa’s bij de Directeuren van de Omgevingsdiensten worden aangemeld door middel van overeenkomstige toepassing van hetgeen is bepaald onder a), b) en c) van artikel 5. Artikel 8 Financiën Ieder der Partijen draagt de eigen kosten, die direct of indirect gemaakt worden ter naleving van deze overeenkomst. Artikel 9 Aanspakelijkheid en klachten 1. De Provincie vrijwaart de Omgevingsdiensten voor iedere vorm van aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit de door de gemandateerde uitgevaardigde BSBm en de daaruit voortvloeiende invoering van de bijbehorende combibon in de transactiemodule. 2. Overeenkomstig het bepaalde in bijlage C-III bij de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar, waarin is bepaald dat een klacht dient te worden afgehandeld door de werkgever, zal een klacht die bij een Omgevingsdienst is ingediend over een Provinciale Groene Boa door de desbetreffende Omgevingsdienst ter verdere behandeling worden doorgestuurd naar Gedeputeerde Staten. 3. Gedeputeerde Staten versturen een afschrift van iedere klacht over een Provinciale Groene Boa,alsmede van het besluit tot afdoening van de klacht, aan de toezichthouder en de direct toezichthouder. 4. De in lid 1 bedoelde vrijwaring kan slechts worden ingeroepen binnen een termijn van 5 jaar na ontstaan van de schade. 5. Op grond van het bepaalde in lid 4 kan vrijwaring ook worden ingeroepen nadat deze overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd, met dien verstande dat deze inroeping slechts kan geschieden ten aanzien van schade die is ontstaan voor de datum waarop deze overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd. 6. De in de leden 2 en 3 genoemde procedure inzake klachten wordt ook na beëindiging van deze overeenkomst toegepast, met dien verstande dat de klacht moet zien op het handelen of nalaten van een Groene Boa, dat heeft plaatsgevonden op een datum dat de overeenkomst nog van kracht was.
Hoofdstuk 3 Looptijd Artikel 10 Bepalingen omtrent inwerkingtreding en duur van deze overeenkomst 1. Deze overeenkomst treedt in werking op de dag dat deze door de laatste van Partijen is ondertekend. Partijen dragen er zorg voor dat degenen, die namens hen ondertekenen, rechtsgeldig vertegenwoordigingsbevoegd zijn op grond van de toepasselijke wet- of regelgeving,dan wel statutair, dan wel op grond van een toereikende volmacht.
Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking milieu
8
2. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van 12 maanden en is gedurende deze periode van 12 maanden niet tussentijds opzegbaar. Tenzij een Partij schriftelijk ten minste twee maanden voor het expireren van deze 12 maanden verklaart de overeenkomst na de expiratiedatum niet te willen voortzetten, wordt deze overeenkomst telkens stilzwijgend tegen dezelfde voorwaarden met 12 maanden verlengd. 3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 kan deze overeenkomst beëindigd worden tegen een eerdere datum dan de in lid 2 bedoelde expiratiedatum, indien: a. de Toezichthouder BSBm na overleg met Partijen schriftelijk en gemotiveerd aan Partijen adviseert tot beëindiging van de overeenkomst tegen een eerdere datum; b. partijen op basis van wederzijds goedvinden van alle betrokken Partijen besluiten tot beëindiging tegen een eerdere datum.
Hoofdstuk 4 Naleving en Afdwingbaarheid Artikel 11 Geschillenregeling 1. Partijen verklaren dat geschillen over deze overeenkomst niet kunnen worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter, omdat Partijen van oordeel zijn dat deze overeenkomst zich niet leent voor rechterlijke geschillenbeslechting,dit omdat deze overeenkomst met uitzondering van de in artikel 9 vastgelegde civielrechtelijke vrijwaring inzake aansprakelijkheid ziet op samenwerkingsaangelegenheden inzake de uitoefening van een strafrechtelijk instrument. 2. Gelet op het bepaalde in lid 1, zullen Partijen zich ten volle inspannen om een eventueel geschil over de uitleg van een of meer bepalingen van deze overeenkomst op te lossen door middel van onderling overleg. 3. Wanneer een Partij dan wel Partijen gezamenlijk ook na toepassing van het bepaalde in lid 2 van oordeel is/zijn dat er geschil blijft over de uitleg van een of meer bepalingen van deze overeenkomst, wordt dit geschil als volgt beslecht: a. wanneer het geschil ziet op de wijze waarop de Richtlijn BSBm moet wordt uitgelegd, wordt het geschil ter beslechting voorgelegd aan de hoofdofficier van het Functioneel Parket; b. alle geschillen die niet vallen onder het bedoelde onder a. zullen worden beslecht door middel van het uitbrengen van een bindend advies door een door Partijen gezamenlijk aangestelde bindend adviseur. Bij gebreke van het bereiken van overeenstemming over de aan te wijzen bindend adviseur zal deze worden aangewezen door de hoofdofficier van het Functioneel Parket. 4. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel laat onverlet dat een Omgevingsdienst op grond van het bepaalde in artikel 9 in een door een derde tegen de desbetreffende directeur aangespannen civielrechtelijke procedure op grond van aansprakelijkheid wegens schade als bedoeld in lid 1 van artikel 9, de Provincie in vrijwaring kan oproepen,zulks met inachtneming van het bepaalde in lid 4 van artikel 9.
Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking milieu
9
Hoofdstuk 5 Overige bepalingen Artikel 12 Slotbepalingen 1. Deze overeenkomst is een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in de Richtlijn BSBm en zal derhalve na ondertekening door Partijen in afschrift worden toegezonden aan het College van procureurs-generaal, de hoofdofficier van justitie van het Functioneel Parket en de korpschef van de politieregio Oost-Nederland. 2. Het origineel van deze overeenkomst, met daarop de benodigde handtekeningen van alle Partijen, wordt bewaard door de Directeur Regionale Omgevingsdienst Noord Veluwe. 3. Gedeputeerde Staten dragen zorg voor verspreiding van gewaarmerkte kopieën van het ondertekende exemplaar aan de in lid 1 bedoelde organisaties dan wel personen, zulks zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen één maand na ondertekening. 4. Indien een of meer bepalingen van deze overeenkomst om welke reden dan ook rechtens ongeldig blijken te zijn, tast dat de geldigheid van de overige bepalingen niet aan. Partijen treden over een door een Partij geconstateerde ongeldigheid in overleg en zullen in dit overleg vaststellen op welke wijze de ongeldige bepaling(en) dient te worden vervangen door andere bepaling(en,zulks met inachtneming van het doel van deze overeenkomst. 5. De bijlage bij deze overeenkomst is een onlosmakelijk deel van deze overeenkomst, ten blijke waarvan niet alleen iedere bladzijde van deze overeenkomst maar ook iedere bladzijde van deze bijlage door Partijen wordt voorzien van een paraaf.
Aldus in achtvoud overeengekomen en ondertekend, 1a)
De Omgevingsdienst Achterhoek, namens deze,
1b)
De Directeur Omgevingsdienst Achterhoek, ing. P. G. M. van Oosterbosch
2a)
De Omgevingsdienst De Vallei, namens deze,
2b)
De Directeur Omgevingsdienst De Vallei, H. J. Baakman
3a)
De Omgevingsdienst Noord Veluwe, namens deze,
3b)
De Directeuren Omgevingsdienst Noord- Veluwe, P. J. M. J. Verhoeven en Drs. L. Bezemer
Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking milieu
10
4a)
De Omgevingsdienst Regio Arnhem, namens deze, de Directeur,
4b)
De Directeur Omgevingsdienst Regio Arnhem, ing. J. B. H. Robben
5a)
De Omgevingsdienst Regio Nijmegen, namens deze,
5b)
De Directeur Omgevingsdienst Regio Nijmegen, Mr. G. J. W. Bouman
6a)
De Omgevingsdienst Rivierenland, namens deze, de Directeur,
6b)
De Directeur Omgevingsdienst Rivierenland, Drs. A. Schipper
7a)
De Omgevingsdienst Veluwe IJssel, namens deze,
7b)
De Directeur Omgevingsdienst Veluwe IJssel, dhr. J.W. Strebus
8a)
De Provincie Gelderland, namens deze, M. Siliakus,
8b)
Gedeputeerde Staten van Gelderland, namens deze, M. Siliakus
BIJLAGE: Aanwijzing Provinciale Groene Boa’s met direct toezichthouder, werkgebied en feiten uit de Milieufeitenlijst waarvoor deze Boa’s een combibon kunnen uitschrijven
Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke Strafbeschikking milieu
11
BIJLAGE BIJ SAMENWERKINGSOVEREENKOMST als bedoeld in de Richtlijn BSBm met betrekking tot externe mandatering uitvaardiging BSBM voor Natuur -en aanverwante wetten en aanwijzing Provinciale Groene Boa’s ten behoeve van deze wetten AANWIJZING Op grond van Hoofdstuk 2.3. van de Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu -en keurfeiten, verder: Richtlijn BSBm (Staatscourant van 27 april 2012, nr.8342) De Directeuren van de Omgevingsdiensten (verder: de Directeuren), in overeenstemming met Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, Vaststellende dat: 1. per 1 april 2013 voor het grondgebied van de provincie Gelderland de bevoegdheid op grond van artikel 257ba, lid 1, Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) tot het uitvaardigen van een bestuurlijke strafbeschikking voor milieufeiten (verder: BSBm), waarin een geldboete wordt opgelegd, berust bij de directeuren van de regionale uitvoeringsdiensten (verder:omgevingsdiensten) die per 1 april 2013 zijn ontstaan in de provincie Gelderland; 2. de onder 1. genoemde milieufeiten, waarvoor een BSBm kan worden opgelegd, zijn opgesomd in Hoofdstuk 1 (Milieufeiten) van Bijlage II van het per 1 mei 2012 gewijzigde Besluit OM -afdoening; 3. Gedeputeerde Staten bestuurlijk bevoegd zijn én blijven inzake toezicht/handhaving, terwijl voor de duur van de samenwerkingsovereenkomst ook de uitvoeringstaken na 1 april 2013 bij Gedeputeerde Staten blijven berusten inzake: a. de Flora-en faunawet (FFW); b. de Boswet; c. de Natuurbeschermingswet 1998; d. de Waterwet; e. het Besluit hygiëne en veiligheid zweminrichtingen en zwemaangelegenheden(Bhvbz); f. de Ontgrondingenwet; g. de Luchtvaartwet; h. de grondwaterbescherming op basis van de provinciale milieuverordening, welke wetgeving verder wordt aangeduid met de verzamelnaam Natuur -en aanverwante wetten. 4. De onder onder 3g en 3h genoemde wet -en regelgeving geen deel uitmaakt van het Besluit OM-afdoening, zodat ten aanzien van deze wet- en regelgeving niet de mogelijkheid bestaat tot het uitvaardigen van een BSBm, alsmede het Openbaar Ministerie ook na 1 april 2013 strafrechtelijk bevoegd gezag is én blijft inzake strafrechtelijke vervolging ten aanzien van deze wet -en regelgeving; 5. De opsporing van strafbare feiten inzake de onder 3 a tot en met 3 f genoemde wet -en regelgeving wel deel uit maakt van het Besluit OM -afdoening, zodat voor deze feiten,
opgesomd als milieufeiten in Hoofdstuk I van de onder 2. bedoelde bijlage 2, de directeur van de omgevingsdienst, in wiens ressort het milieufeit is begaan, het strafrechtelijk bevoegd gezag tot uitvaardiging van een BSBm is; 6. De onder 5. genoemde bevoegdheid op grond van de samenwerkingsovereenkomst voor de duur van deze overeenkomst is gemandateerd aan een functionaris van de provincie Gelderland, een en ander uitsluitend voor de in de bijlage bij het mandaatbesluit opgesomde milieufeiten met bijbehorende feitcodes, als genoemd in Hoofdstuk 1 (Milieufeiten) van Bijlage II van het per 1 mei 2012 gewijzigde Besluit OM -afdoening; 7. Het voorafgaande noodzaakt tot regeling van de aanwijzing van de buitengewoon opsporingsambtenaren die in dienst zijn van de Provincie en die in deze functie belast zijn met opsporing van strafbare feiten op grond van de onder 3 a tot en met 3 f genoemde wet en regelgeving (verder te noemen: Provinciale Groene Boa’s) om werkzaam te kunnen zijn voor het bevoegd gezag tot uitvaardiging van een BSBm; 8. Op grond van de Richtlijn BSBm de Provinciale Groene Boa’s werkzaam kunnen zijn voor het strafrechtelijk bevoegd gezag inzake de oplegging van een BSBm, indien en voor zover door dit bevoegd gezag met de werkgever een samenwerkingsovereenkomst is gesloten waarin de Provinciale Groene Boa’s worden aangewezen die ten behoeve van het bevoegd gezag een proces-verbaal mogen opmaken voor de milieuovertredingen, die voorkomen op de milieufeitenlijst,als bedoeld onder 4., en die door het bevoegd gezag zijn aangewezen; 9. Op grond van artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Directeuren van de Omgevingsdiensten in de provincie Gelderland en Gedeputeerde Staten van Gelderland is verkozen om aan het onder 8. bepaalde invulling te geven in een bijlage bij de samenwerkingsovereenkomst, welke bijlage integraal onderdeel vormt van de desbetreffende overeenkomst. WIJZEN AAN: De navolgende Provinciale Groene Boa’s om gedurende de duur van de samenwerkingsovereenkomst werkzaam te zijn voor hen als formeel bevoegd gezag op grond van artikel 257ba, eerste lid, Sv: 1. Gerardus Johannes Maria Cruijsen (akte van 4 april 2013 met aktenummer 6040375/0) 2. Joannes Maria van den Heuvel (akte van 25 februari 2013 met aktenummer 6039540/0) 3. Gerhardus Pannekoek (akte van 4 augustus 2011 met aktenummer 6001273/3) 4. Cornelis Vierhout (akte van 13 juni 2012 met aktenummer 6021809/1) 5. Gerrit Willem Vosgezang (akte van 13 februari 2013 met aktenummer 6039539/0) ONDER VERMELDING DAT: A. Alle hiervoor aangewezen Provinciale Groene Boa’s blijkens hun akte buitengewoon opsporingsbevoegd zijn binnen het algehele grondgebied van de Provincie en daarmee tevens in het ressort van ieder van de Directeuren. B. De opsporingsbevoegdheid van de Provinciale Groene Boa’s overeenkomstig het verstrekte mandaat aan een functionaris van de Provincie om namens de Directeur op te treden als bevoegd gezag beperkt is tot de navolgende milieufeiten met bijbehorende feitcodes van Hoofdstuk 1 van Bijlage II van het Besluit OM- afdoening:
i.
De nummers BM 067- BM 078 betreffende het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemaangelegenheden (Bhvbz); ii. De nummers BM 079- BM 081 betreffende de Ontgrondingenwet (Ogw); iii. De nummers BM 260- BM 277 betreffende Flora- en Faunawet (FFW), inheems; iv. De nummers BM 292- BM 294 betreffende de Boswet (Bw); v. Nummer BM 295 betreffende de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998); vi. De Nummers BM 224- BM 229 betreffende de Waterwet (Wtw). C. De direct toezichthouder van de onder A. genoemde Provinciale Groene Boa’s op grond van artikel 27 van de Politiewet 2012 de korpschef van de politieregio Oost Nederland is.
9 oktober 2013,
De Directeuren van de Omgevingsdiensten
Achtergrond Bestuurlijke Strafbeschikking milieu Invoering de Bestuurlijke Strafbeschikking In het Nederlandse Wetboek van Strafvordering (Sv) is per 1 februari 2008 door middel inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening (Stb 2006,330) het nieuwe strafinstrument van de strafbeschikking ingevoerd als buitengerechtelijk afdoeningsmiddel. In de Sv wordt de strafbeschikking onderverdeeld in 3 soorten: De door een Officier vJ uit te vaardigen OM-strafbeschikking (art.257a Sv); De politiestrafbeschikking uit te vaardigen door bij a.m.v.b. aangewezen algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaren (art. 257b Sv); De bestuurlijke strafbeschikking (verder: BSB), uit te vaardigen door bij a.m.v.b. aangewezen lichamen of personen, belast met een publieke taak(art.257ba Sv). De BSB verschilt fundamenteel van de transactie: de transactie is een mogelijkheid om vervolging te voorkomen, de BSB is een bestraffende sanctie en levert zonder tussenkomst van de rechter een executoriale titel op. Wanneer een BSB is uitgevaardigd, komt dan ook het procesinitiatief bij de verdachte te liggen. Als hij/zij het niet met de BSB eens is, moet verzet worden aangetekend waarna de zaak alsnog in volle omvang door de rechter zal worden bekeken (art.257 e Sv). Centraal Justitieel incassobureau Het Centraal Justitieel Incassobureau (verder: CJIB) is door de wetgever een centrale rol toebedacht inzake: De uitreiking/toezending van een BSB; Het innen van de daarbij opgelegde geldboete; Het monitoren van de toepassing van de onderscheiden soorten BSB. Om deze centrale rol te kunnen uitoefenen moet het CJIB kunnen beschikken over de namen en andere relevante gegevens van lichamen/personen die een BSB kunnen uitvaardigen en de opsporingsambtenaren die ten behoeve van het bevoegd gezag tot uitvaardiging van een BSB een proces-verbaal kunnen opmaken. BSB voor milieufeiten Per 1 mei 2012 is door een wijziging van de a.m.v.b. (het Besluit OM-afdoening) een speciale uitbreiding doorgevoerd van de BSB, door per deze datum voor een grote hoeveelheid milieufeiten de Bestuurlijke Strafbeschikking milieu-en keurfeiten in te voeren (verder : BSBm). Bij deze wijziging per 1 mei 2012 is bepaald dat binnen het grondgebied van een provincie het strafvorderlijk bevoegd gezag tot uitvaardiging van een BSBm toekomt aan de directeuren van de regionale uitvoeringsdiensten (RUD), met dien verstande dat zolang er nog geen uitvoeringsdienst is/zijn die het gehele grondgebied van de provincie afdekken, Gedeputeerde Staten bevoegd zijn. Dit laatste is voor Gelderland het geval geweest voor de periode 1 mei 2012-1 april 2013, omdat de 7 Omgevingsdiensten per deze laatste datum op basis van gemeenschappelijke regelingen in werking zijn getreden. Per 1 april 2013 zijn dan ook de directeuren van de Omgevingsdiensten het bevoegd gezag tot uitvaardiging van een BSBm en niet langer Gedeputeerde Staten van Gelderland (verder: GS). De BSBm in relatie tot nog niet aan de Omgevingsdiensten opgedragen uitvoeringstaken Per 1 april 2013 zijn door Provincie en gemeente aan de Omgevingsdiensten ter uitvoering in ieder geval overgedragen de uitvoeringstaken die deel uitmaken van het zogenaamde Landelijk Basispakket. Het staat deelnemers in de verschillende gemeenschappelijke regelingen vrij om gaandeweg meer uitvoeringstaken aan de Omgevingsdiensten over te dragen. Vooralsnog hebben GS er voor gekozen om ten aanzien van de zgn. ‘Natuur- en aanverwante wetten voor een periode na 1 april 2013 niet alleen het bestuurlijk toezicht/handhaving te blijven uitoefenen maar ook de daarbij gepaard gaande uitvoering. De uitvoeringstaken inzake Wet Luchtvaart en provinciale milieuverordening vallen niet onder de werking van de BSBm Pagina 1 van 3
Voor een deel van deze Natuur-en aanverwante wetten, te weten de Wet Luchtvaart en de grondwaterbescherming op grond van de provinciale milieuverordening, is in relatie tot de BSBm geen sprake van een probleem, omdat deze wet-en regelgeving niet valt onder een van de opgesomde milieufeiten in Hoofdstuk 1 van Bijlage II van het Besluit OM-afdoening. Indien vanuit het bestuurlijk toezicht/handhaving van GS voor deze wet-en regelgeving opsporing van strafbare feiten en mogelijke vervolging gewenst is, volgt de klassieke gang naar de OvJ voor GS. De uitvoeringstaken van de overige ‘Natuur-en aanverwante wetten’ vallen wel onder de werking van de BSBm Dat geldt echter niet voor de overige ‘Natuur-en aanverwante wetten’, te weten: de Natuurbeschermingswet (Nbw); de Flora-en Faunawet (Ffw); de Boswet; de Waterwet; de Wet hygiëne veiligheid badinrichtingen en zwemaangelegenheden(Whvbz); de Ontgrondingenwet. Voor deze wet-en regelgeving is op grond van de voor deze wet-en regelgeving opgesomde milieufeiten wel sprake van een probleem, doordat de directeuren sedert 1 april 2013 inzake deze milieufeiten uitsluitend het strafvorderlijk bevoegd gezag zijn tot uitvaardiging van een BSBm en niet langer GS. Daarmee samenhangend kunnen de nog in dienst van de Provincie zijnde Groene Boa’s niet rechtens optreden omdat ze nog niet zijn aangewezen door het enige strafvorderlijk bevoegde gezag: de Directeuren van de Omgevingsdiensten. Al met al is derhalve ten aanzien van deze ‘Natuur- en aanverwante wetten’ per 1 april 2013 sprake van een opsporings-vacuüm. Mandatering De Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten (verder: Richtlijn BSBm) staat mandatering van bevoegdheid tot uitvaardiging BSm onder voorwaarden toe. Het College van Procureurs- Generaal is belast met het toezicht op het gebruik van de BSB, dus ook van de BSBm. Vanwege het ontstaan van de BSBm per 1 mei 2012 heeft dit college op 27 april 2012 een Richtlijn BSBm voor milieu-en keurfeiten gepubliceerd (Staatscourant 2012,nr,8342).In deze richtlijn maakt het college duidelijk dat het toezicht primair zal zijn gericht op: Rechtmatigheid van de toepassing van BSBm; Kwaliteit van daarvoor opgemaakte processen- verbaal. De richtlijn maakt verder duidelijk dat mandatering van de bevoegdheid tot uitvaardiging van een BSBm mogelijk is aan éen of meer functionarissen (dus nadrukkelijk niet aan een andere organisatie zelf): Binnen de eigen organisatie of; Binnen een andere organisatie, mits: o met deze andere organisatie een samenwerkingsovereenkomst is gesloten ten behoeve van het effectief gebruik van de BSBm; o de functionaris van deze organisatie aan wie wordt gemandateerd een leidinggevende of coördinerende functie op het gebied van handhaving; o de desbetreffende functionaris beschikt over voldoende deskundigheid om de voorstellen van opsporingsambtenaren tot het opleggen van een boete te beoordelen op rechtmatigheid, effectiviteit en proportionaliteit Aanwijzing Richtlijn BSBm geeft aan op welke wijze aanwijzing kan plaatsvinden van personen die niet in dienst zijn van het strafvorderlijk bevoegd gezag tot buitengewoon opsporingsambtenaar (verder: boa).De richtlijn geeft verder aan dat om als boa werkzaam te kunnen zijn voor het bevoegd gezag zonder daarbij in dienst te zijn, vereist is dat de betrokken persoon voldoet aan een van twee mogelijke opties, waarvan de tweede is dat de boa krachtens een samenwerkingsovereenkomst tussen diens werkgever en het bevoegd gezag is aangewezen om voor dat bevoegd gezag als boa werkzaam te zijn door het opmaken van een verkort proces-verbaal (ook wel aangeduid als combibon) voor op de milieu-feitenlijst voorkomende milieu-overtredingen.
2
De Provincie/GS en de Omgevingsdiensten/ Directeuren van de Omgevingsdiensten willen op grond van het voorgaande met elkaar een samenwerkingsovereenkomst aangaan op grond waarvan de directeuren vervolgens mandaat verlenen aan een functionaris van de provincie Doordat de GS wel na 1 april 2013 wettelijk belast blijven met toezicht/handhaving op grond van ‘Natuur -en aanverwante wetten’ en tevens belast blijven met de uitvoering daarvan, maar per deze datum niet langer het strafrechtelijk bevoegd gezag tot oplegging van een BSBm inzake overtreding van deze wetten zijn, is zoals hiervoor is uiteengezet per 1 april 2013 een ongewenst vacuüm inzake de opsporing ontstaan. Zowel GS als directeuren van de Omgevingsdiensten hechten aan bevordering van de effectieve toezicht/handhaving en opsporing betreffende alle in de Milieufeitenlijst voorkomende milieudelicten, dus ook ten aanzien van de ‘Natuur -en aanverwante wetten’ binnen het grondgebied van de Provincie. De Directeuren van de Omgevingsdiensten zijn daarom bereid om het per 1 april 2013 ontstane opsporings- vacuüm weg te nemen door op basis van een samenwerkingsovereenkomst voor een bepaalde periode extern mandaat te verlenen aan een functionaris van de Provincie met de vereiste leidinggevende functie voor uitoefening van de BSBm betreffende de hiervoor genoemde ‘Natuur en aanverwante wetten’. Verder willen GS de beide partijen gewenste effectieve handhaving, toezicht en opsporing bevorderen door enerzijds heldere instructies aan de eigen Provinciale Groene Boa’s te geven en anderzijds door met de particuliere werkgevers van de circa 250 particuliere Groene Boa,’s die werkzaam zijn binnen de provincie Gelderland een samenwerkingsovereenkomst te gaan sluiten op basis van het te verlenen externe mandaat aan een functionaris van de Provincie.
3
Volmacht ondertekening samenwerkingsovereenkomst BSBm De voorzitter van Omgevingsdienst Rivierenland, gelet op artikel 20 van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Rivierenland, gezien het besluit van het Algemeen Bestuur van 18 december 2013, strekkende tot het aangaan van de Samenwerkingsovereenkomst Bestuurlijke strafbeschikking milieu (BSBm) en de bijbehorende bijlage, besluit: 1. Volmacht te verlenen aan de heer drs. A. Schipper, directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland, om in zijn plaats de Samenwerkingsovereenkomst BSBm en de bijbehorende bijlage te ondertekenen; 2. De heer drs. A. Schipper, directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland, te machtigen voor het aanbrengen van redactionele wijzigingen in de Samenwerkingsovereenkomst BSBm en de bijbehorende bijlage. Aldus besloten door de voorzitter, Tiel, 18 december 2013,
C.A.H. Zondag
Pagina 1 van 1
Mandaatbesluit Directeur Omgevingsdienst Rivierenland Aan functionaris belast met de functie van Teammanager Handhaving Bodem, Water, Ontgronding en Natuur bij de Provincie Gelderland. De Directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland; Gelet op: -
Afdeling 10.1.1. inzake Mandaat van de Algemene wet bestuursrecht;
-
Artikel 257ba ,eerste lid, van het wetboek van Strafvordering (verder: Sv);
-
Hoofdstuk 2.2. en 2.3. van de Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten van 27 april 2012 (Staatscourant 2012, nr.8342)
-
De Samenwerkingsovereenkomst BSBm van 9 oktober 2013
Gezien de, aan dit besluit gehechte, voordracht van Gedeputeerde Staten van Gelderland van 12 november 2013. Besluit: Artikel 1
Begripsbepalingen
1. Bevoegdheid BSBm: bevoegdheid tot al dan niet uitvaardigen van een BSBm op grond van artikel 257ba, eerste lid, Sv; 2. BSBm: de bestuurlijke strafbeschikking voor milieufeiten, waarin een geldboete wordt opgelegd; 3. Combibon: het door een buitengewoon opsporingsambtenaar opgemaakt verkort procesverbaal voor één of meer op de Milieufeitenlijst voorkomende milieu- delicten; 4. De Provincie: De Provincie Gelderland; 5. Directeur: de Directeur van de Omgevingsdienst; 6. Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland; 7. Gemandateerde: de persoon aan wie de bevoegdheid tot uitoefenen van de BSBm is verleend; 8. Mandaat: de bevoegdheid om in naam van de Directeur een besluit te nemen over het al dan niet uitvaardigen van een BSBm op grond van een ingediende Combibon. 9. Richtlijn BSBm: de door het College van Procureurs-generaal opgestelde richtlijn van 27 april 2012(Staatscourant nr.8342); 10. Samenwerkingsovereenkomst: de samenwerkingsovereenkomst BSBm van 13 november 2013. Artikel 2
Mandaat
1. De Directeur verleent voor de duur van de samenwerkingsovereenkomst mandaat tot het namens hem/haar uitoefenen van de BSBm inzake de in de bijlage bij dit besluit opgesomde milieufeiten aan de in dienst van de Provincie zijnde persoon, als genoemd in de aan dit mandaatbesluit gehechte voordracht van Gedeputeerde Staten.
Pagina 1 van 4
2. De in lid 1 bedoelde voordracht van Gedeputeerde Staten dient tevens te worden beschouwd als de in artikel 10:4, eerste lid, Awb bedoelde instemming van zowel de voorgedragen persoon als de Provincie met de mandaatverlening. 3. De in lid 2 bedoelde instemming van de voorgedragen persoon blijkt uit diens akkoordverklaring op de in lid 2 bedoelde voordracht.
Artikel 3
Ondermandaat
De Directeur verleent aan de gemandateerde de bevoegdheid om ondermandaat te verlenen aan één of meer onder hem/haar ressorterende functionarissen van de Provincie, dit ten aanzien van uitsluitend de volgende specifieke onderdelen van de gemandateerde bevoegdheid: a) Het adviseren omtrent het al dan niet uitvaardigen van een BSBm op grond van een opgemaakte Combibon; b) Het zorgdragen voor de feitelijk invoer in de transactiemodule van het Centraal Justitieel Incassobureau van een door de gemandateerde uitgevaardigde BSBm. Artikel 4
Vervanging gemandateerde
In geval van afwezigheid van de gemandateerde gedurende een aaneengesloten periode van meer dan 60 uur, kan de in artikel 2 bedoelde bevoegdheid worden uitgeoefend door een vervanger, mits deze voldoet aan de door het OM in de Richtlijn BSBm opgesomde kwaliteitseisen. Artikel 5
Uitvoering mandaat
Gemandateerde zal zich steeds bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden houden aan de eisen die worden gesteld aan deze uitoefening in de Richtlijn BSBm en aan eventueel nader door de Directeur uit te vaardigen instructies. Artikel 6
Ondertekening
De namens de Directeur uitgeoefende bevoegdheden inzake BSBm worden als volgt ondertekend: De Directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland, Namens deze, ……………… (naam) ……………… Functie bij de Provincie Artikel 7
Inwerkingtreding
1. Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant en het Provinciaal Blad en treedt in werking de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad; 2. Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de hoofdofficier van Justitie van het Functioneel Parket, de korpschef van de politieregio Oost-Nederland en Gedeputeerde Staten.
Pagina 2 van 4
Artikel 8
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit BSBm Directeur Omgevingsdienst Rivierenland aan functionaris werkzaam binnen de organisatie van Gedeputeerde Staten van Gelderland d.d. 5 november 2013. Aldus, onder voorbehoud van instemming met de samenwerkingsovereenkomst BSBm door het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland, besloten op 5 november 2013. De Directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland,
A. Schipper
Pagina 3 van 4
BIJLAGE behorende bij Mandaatbesluit BSBm Directeur Omgevingsdienst Rivierenland aan functionaris werkzaam binnen de organisatie van Gedeputeerde Staten van Gelderland
De milieufeiten, als bedoeld in Hoofdstuk 1 van Bijlage II van het Besluit OM-afdoening, zoals dit per 1 mei 2012 luidt op grond van het wijzigingsbesluit van 5 april 2012 (Staatsblad 2012, nr.150), waarvoor mandaat wordt verleend.
Het door de Directeur Regionale Omgevingsdienst verleende mandaat is beperkt tot de navolgende milieufeiten met bijbehorende feitcodes van Hoofdstuk 1 van Bijlage II van het Besluit OMafdoening: 1. De nummers BM 067- BM 078 betreffende het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemaangelegenheden (Bhvbz); 2. De nummers BM 079- BM 081 betreffende de Ontgrondingenwet (Ogw); 3. De nummers BM 260- BM 277 betreffende Flora- en Faunawet (FFW), inheems; 4. De nummers BM 292- BM 294 betreffende de Boswet (Bw); 5. Nummer BM 295 betreffende de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998); 6. De Nummers BM 224- BM 229 betreffende de Waterwet (Wtw).
Pagina 4 van 4
Vergadering Datum Agendapunt Onderwerp
: : : :
Algemeen Bestuur 18 december 2013 10 Inbreng extra taken gemeente Neerijnen
Beslispunt(en) 1. Instemmen met het onderbrengen van de bouw- en overige wabotaken van de gemeente Neerijnen per 1 maart 2014 bij de ODR. 2. Instemmen met de voorgestelde wijziging van de begroting en de wijziging te verwerken bij de actualisatie van de begroting 2014. 3. Instemmen met het aanpassen van de stemverhouding. Het stemgewicht van de gemeente Neerijnen wordt aangepast van 1 naar 2. _______________________________________________________________________________ Inleiding Eind augustus heeft de gemeente Neerijnen de ODR laten weten te overwegen de bouw- en overige wabotaken bij de ODR onder te brengen. Op 2 september zijn door het Algemeen bestuur de voorwaarden hiervoor vastgesteld. De gemeente kan de bouw- en overige wabotaken bij de gemeenschappelijke regeling onderbrengen op het moment dat voldaan wordt aan de voorwaarden zoals zijn vastgesteld. Mede gelet op de uitkomsten van de vergadering van het Algemeen bestuur heeft de gemeente Neerijnen de ODR op 17 september verzocht om over te gaan tot de realisatie van deze inbreng van de bouw- en overige wabotaken. De gemeente heeft de ODR daarbij verzocht om een aanbod te doen op basis van de door haar aangegeven inbreng. Het Dagelijks Bestuur heeft hierop een aanbod gedaan in overeenstemming met de voorwaarden die door het Algemeen Bestuur zijn vastgesteld. De Gemeente Neerijnen heeft hierop positief gereageerd. Vervolgens is door het Dagelijks Bestuur een verzoek gedaan aan alle deelnemers aan de Gemeenschappelijke regeling ODR (de colleges) om formeel toestemming te verlenen voor de inbreng van de bouw- en overige wabotaken door de gemeente Neerijnen. Na positieve besluitvorming door alle deelnemers kan het Algemeen Bestuur officieel met het verzoek instemmen. Beoogd effect Gehoor geven aan de wens van de gemeente Neerijnen om extra taken bij de ODR onder te brengen. Argumenten 1.1 Het AB is bevoegd Het Algemeen Bestuur is op grond van artikel 5 van de Gemeenschappelijke Regeling bevoegd om te beslissen over de uitbreiding van de extra taken door de gemeente Neerijnen. Randvoorwaarde hierbij is dat alle colleges toestemming verlenen voor deze wijziging. 1.2 Uitbreiding werkzaamheden ODR levert schaalvoordelen op Inbreng van bouw- en overige wabotaken door de gemeente Neerijnen sluit aan bij de ambitie van de ODR, waarbij kostenbeheersing en groei belangrijke aspecten zijn. Groei door de extra inbreng van taken levert een besparing op op de bijdrage in de kosten van de ODR voor alle deelnemers. 1.3 Instemming heeft signaalfunctie naar andere deelnemers De inbreng van bouw- en overige wabotaken door Neerijnen draagt bij tot een verdere naamsbekendheid van de ODR, die andere deelnemers kan prikkelen ook deze taken in te brengen. 2.1 Wijziging begroting is noodzakelijk Als gevolg van de inbreng van extra taken zal de begroting van de ODR moeten worden aangepast. Analoog aan de besluitvorming over de bestuursrapportage zal de wijziging meegenomen worden bij het vaststellen van de actualisatie van de begroting 2014. Alle deelnemers worden actief geïnformeerd over de besluitvorming. 3.1 Aanpassing stemverhouding is noodzakelijk Pagina 1 van 3
In de Gemeenschappelijke regeling ODR is in artikel 11 lid 4 geregeld hoe de stemverhouding wordt vormgegeven. Als gevolg van de inbreng van extra taken dient het stemgewicht voor Neerijnen aangepast te worden van 1 naar 2. Kanttekeningen 1.1 AB alleen bevoegd na voorafgaande toestemming deelnemers Het AB is uitsluitend bevoegd om extra taken bij de ODR onder te brengen na voorafgaande toestemming van de deelnemers. Op het moment dat dit voorstel aan u is toegezonden was nog niet het resultaat van de besluitvorming van alle colleges bekend. Bij de vaststelling van de agenda in uw vergadering op 18 december wordt u geïnformeerd over de stand van zaken. Indien besluitvorming nog niet door alle deelnemers heeft plaatsgevonden wordt het agendapunt verdaagd. Communicatie Na de besluitvorming worden alle deelnemers geïnformeerd over deze wijziging. Ook wordt een persbericht uitgegeven. Uitvoering Voor de implementatie van uw besluit is een stappenplan opgesteld (bijgevoegd). Financiën De inbreng van extra taken door de gemeente Neerijnen levert voor de andere deelnemers een besparing op ten aanzien van de aan de ODR te betalen uitvoeringskosten. In onderstaand overzicht is dit voordeel opgenomen: Besparing deelnemers (x1,000,--)
Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel Nederbetuwe Neerijnen Tiel West Maas en Waal Zaltbommel Provincie Bijdrage Gelderse omgevingsdiensten Bijdrage archeologie en subsidie EV Totale besparing
2014
2015
2016
2017
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
4,5 2,6 3,3 0,6 2,8 1,0 0,4 1,4 3,1 4,1 2,8 0,7 0,6 27,9
9,0 5,3 6,6 1,1 5,6 2,1 0,8 2,8 6,1 8,2 5,7 1,3 1,1 55,8
11,2 6,6 8,3 1,4 7,0 2,6 1,0 3,5 7,6 10,2 7,1 1,7 1,4 69,7
In 2014 bedraagt de besparing op de overhead voor de andere deelnemers 0%. Dit heeft te maken met de aflopende frictiekosten-korting voor de gemeente Neerijnen. In 2017 is de besparing voor alle deelnemers bereikt. De begroting van de ODR wordt aangepast. Bij de actualisatie van de begroting wordt deze wijziging doorgevoerd. De wijziging ziet er als volgt uit: Omschrijving Extra uitvoeringskosten Eenmalige frictiekosten Totaal
2014 409.222 44.115 453.337
2015 409.222
2016 409.222
2017 409.222
Gemeentelijke bijdragen Totaal
453.337 453.337
409.222 409.222 409.222 409.222 409.222 409.222
409.222 409.222 409.222
Pagina 2 van 3
Personele gevolgen Met de inbreng van bouw- en wabotaken van de gemeente Neerijnen komt er 4,87 fte extra over aan personeel naar de ODR. Het Gelders Sociaal Plan is van toepassing op de overgang van het personeel. Juridische gevolgen: Als gevolg van de uitbreiding van deze taken door de gemeente Neerijnen wordt de stemverhouding aangepast. Deze ziet er dan als volgt uit: Deelnemer
Oud
Nieuw
Buren
2
2
Culemborg
2
2
Geldermalsen
2
2
Lingewaal
1
1
Maasdriel
2
2
Neder-Betuwe
1
1
Neerijnen
1
2
Tiel
1
1
West Maas en Waal
2
2
Zaltbommel
2
2
Provincie
2
2
18
19
Totaal
Bijlage(n) 1. Beslisnota randvoorwaarden AB 2. Brieven college Neerijnen van 17 september en 1 november 2013 3. Aanbodbrief DB aan gemeente Neerijnen 4. Stappenplan implementatie inbreng extra taken Neerijnen.
Pagina 3 van 3
Vergadering Datum Agendapunt Onderwerp
: : : :
Algemeen Bestuur 2 september 2013 06 Randvoorwaarden inbreng extra taken
Beslispunt(en) 1. In te stemmen met onderstaande uitgangspunten voor de inbreng van extra taken. Inleiding + toelichting De gemeente Neerijnen heeft de ODR ambtelijk verzocht om in beeld te brengen wat de randvoorwaarden zijn bij een eventuele toetreding van de gemeente voor de bouwtaken bij de ODR. Het gaat om 3,7 fte. Het Dagelijks bestuur heeft hierover gesproken. De overweging daarbij is om een beleid te formuleren dat grotendeels voor alle toekomstige toetreders geldt, waarbij er echter ook de ruimte bestaat voor maatwerk. In deze notitie wordt u gevraagd hierover een standpunt in te nemen. Voorgesteld wordt om de volgende algemene randvoorwaarden bij toetreding met extra taken toe te passen: 1. Het moet voor deelnemers gewenst zijn om toe te kunnen treden met deze taken. Enerzijds is dit positief voor de gemeenten die toetreden omdat zij (kosten)voordelen krijgen in bijv. de vorm van extra kwaliteit en continuïteit, anderzijds is dit ook positief voor de ODR en haar deelnemers, de overhead kosten per deelnemer worden lager en de ODR krijgt meer volume dat voor verdere efficiency kan zorgen. 2. Bij de start van de ODR heeft er een verdeling van de inbreng van de overhead over de clusters plaatsgevonden. Het is niet meer mogelijk om dit aan te passen. Voor deelnemers die later toetreden met extra taken heeft dit tot gevolg dat er op deze wijze geen compensatie meer kan plaatsvinden. Een frictiekostenvergoeding is te overwegen. 3. De ODR heeft gekeken naar een vergelijkbare gemeenschappelijke regelingen. Het beste voorbeeld is hierbij de BSR. De deelnemer die toetreedt moet uiteindelijk de volledige bijdrage betalen maar krijgt de eerste jaren een korting i.v.m. aanwezige frictiekosten. Dit is om toetreding aantrekkelijk te maken. De andere deelnemers ontvangen een korting die evenredig toeneemt, omdat de bestaande overhead over meerdere deelnemers wordt verdeeld. Uiteraard worden de werkelijke directe kosten (salarissen etc..) van de toetredende deelnemer volledig in rekening gebracht bij de toetreder. 4. Voor de ODR is een dergelijke optie ook mogelijk. Voorgesteld wordt om de betreffende deelnemer alle loonkosten en andere directe uitgaven meteen te laten bekostigen. Voor de aanwezige overheadkosten krijgt de deelnemer een tijdelijke frictiekostenvergoeding. Het eerste jaar bedraagt deze 50%, het tweede jaar 30% en het derde jaar 10%. De andere deelnemers ontvangen geleidelijk een evenredige korting op hun bijdrage. De resterende 50% wordt gebruikt om de werkelijke toegenomen overheadkosten te compenseren. 5. Het is mogelijk dat er als gevolg van de toetreding substantiële meerkosten ontstaan voor de ODR die niet passen binnen de bovenstaande kaders. (bv. als er opeens 300 m2 huisvesting extra nodig is). Mocht hiervan sprake zijn, dan wordt in overleg met de betreffende deelnemer bezien of, en zo ja op welke wijze de frictiekostenvergoeding dan wordt vormgegeven. 6. In een tabel ziet de berekening van de overheadkosten voor de gemeente Neerijnen op basis van een inbreng van 3,7 fte en 1350 productieve uren er als volgt uit (prijspeil 2013):
2014 2015 2016 2017
Bruto bijdrage overhead 105.794 105.794 105.794 105.794
Frictiekosten korting 52.897 31.739 10.580 0
Netto bijdrage overhead 52.897 74.055 95.214 105.794
Teruggave deelnemers 0 21.158 42.317 52.897
Reële kosten ODR 52.897 52.897 52.897 52.897 Pagina 1 van 2
7. Bij toetreding ontstaan er ook projectkosten als gevolg van de uitvoering van extra taken voor de betreffende deelnemer (i.v.m. bv. conversies van databases etc.). De betreffende deelnemer betaalt deze kosten. Vooraf wordt hiertoe in overleg een begroting opgesteld waaraan moet worden voldaan. 8. In de gemeenschappelijke regeling is opgenomen dat voor de deelnemers de bijdrage en afname de eerste vijf jaar vast staat. Mocht een deelnemer extra taken willen inbrengen in de ODR, dan is dit artikel van toepassing op de afspraken die hierover gemaakt worden. Beoogd effect Het moet voor de deelnemers gewenst zijn om toe te kunnen treden met extra taken. Enerzijds is dit positief voor de deelnemers die toetreden omdat zij (kosten)voordelen krijgen in bijv. de vorm van extra kwaliteit en continuïteit, anderzijds is dit ook positief voor de ODR en haar deelnemers, de overhead kosten per deelnemer worden lager en de ODR krijgt meer volume dat voor verdere efficiency kan zorgen. Argumenten 1. Met dit voorstel ontstaat er voor alle partijen een win-win situatie. Voor deelnemers die extra taken willen inbrengen ontstaat er de mogelijkheid om de frictiekosten deels op te vangen en zo te werken aan de afbouw van de eigen overhead. Anderzijds ontvangen de andere deelnemers een korting die ontstaat omdat de overhead aan meer deelnemers wordt doorbelast. 2. Het Algemeen Bestuur is bevoegd om te beslissen over het uitvoeren van andere taken voor de deelnemers in de ODR, na voorafgaande toestemming van de deelnemers. In de gemeenschappelijke regeling is opgenomen dat het Algemeen Bestuur, na voorafgaande toestemming van de deelnemers, bevoegd is om op verzoek van een deelnemer de uitvoering van taken bij de ODR onder te brengen. Het algemeen bestuur bepaalt hierbij de voorwaarden waaronder deze taken worden ingebracht. Kanttekeningen Communicatie De uitgangspunten worden ambtelijk afgestemd met de gemeente Neerijnen. Het is vervolgens aan de gemeente om verdere stappen te ondernemen. Uitvoering Financiën Als een deelnemer er voor kiest om extra taken te laten uitvoeren door de ODR, dan wordt hiervoor een afzonderlijk voorstel ter besluitvorming aangeboden aan het Algemeen Bestuur. In dit voorstel worden de financiële gevolgen volledig in beeld gebracht. Personele gevolgen Mocht er op een gegeven moment sprake zijn van de overdracht van personeel, dan is het Gelders Sociaal plan van toepassing. Bijlagen
-
Pagina 2 van 2
Uit2013 - 2759
Gemeente Neerijnen Van Pallandt|g 11 Postbus 30 4182 CA Neerijnen 41 80 BA Waardenbum T'eçefoon 1 4 041 8 Fax (0418) 65 65 66 Bank B.N.G. Den Haaj nr. 28.50.15.540 E-mail
[email protected] Website w|.nee|jnen.nl NEERIJNEN VRZONBEN 1 8 SEF. 2213 Omgevingsdienst Rivierenland drs. A. Schipper Postbus 6267 4000 HG TIEL Uw brief van Inlichtingen bq Hans Van Holstein onderwem verzoek om toetreding extra taken Uw kenmerk Telefoonnummer Ons kenmerk oktl 1 o % ZIG .- a'p'sô Bijlagen Neerijnen 17 september 2013 Burger Service Nummer Geachte heer Schipper, In de vergadering van het algemeen bestuur van de ODR van 2 septemberj.l. is de regeling toetreding in verband met extra taken vastgesteld. Onder voorbehoud van instemming van de gemeenteraad verzoeken wij u hierbij om toetreding vanuit de gemeente Neerijnen van de acht in uw bedrijfsplan omschreven aanvullende taakpakkeden. Uitgaande van het principe dat de mens de taak volgt zoals omschreven in het Gelders Sociaal Plan is met deze overheveling van taken direct een formatie van 4, 1 te gemoeid, waarvan 0,3 fte vacatureruimte. Aanvullend hierop willen wij met u overleggen om eveneens 0,3 fte toezicht bouwen en RO over te hevelen, Het betreft op dit moment echter nog een (deelltaak van een medewerker die medio 2014 met pensioen zal gaan. Na zijn pensionering zullen wij de va|tureruimte beKhikbaar stellen. Wij streven er naar om in de raadsvergadering van 29 november 2013 de instemming te verwerven zodat een overdracht van taken per 1 januari 2014 geë|ectueerd zou kunnen worden. Wij verzoeken u dan ook de in de statuten van de gemeenschappelijke regeling opgenomen procedure in gang te zetten tot toetreding in verband met extra taken. Bu . eester en wethouders van Nee 'nen de ,eçre aris, . de burgeme ster . .. . ;..'( , U RW. Wanrooij A.J. van Hedel j ,7. motxa Xï @ qj -' X. ' , . <. Hellouw Haaften Tuil Waadenburg Neerijnen Opijnen Est Heesselt Varik Ophemed
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 1
NEERIJNEN
Gemeente Neerijnen Van Pallandtweg 11 4182 CA Neerijnen
Postbus 30 4180 BA Waardenburg
Telefoon Fax
14 0418 (0418) 65 65 66
Bank E-mail Website
B.N.G. Den Haag nr. 28.50.15.540
[email protected] www.neerijnen.nl
Omgevingsdienst Rivierenland De heer A. Schipper Postbus 6267 4000 HG TIEL
Uw brief van
VERZONDEN " S H O T . f f l B
ONTVANGEN OP '13.013098
Uw kenmerk
0 6 NOV. 2013 ODR Ons kenmerk
Nee rijnen
06/10246\3358 Inlichtingen bij
Telefoonnummer
1 november 2013
Bijlagen
De heer H. van Holstein
Burger Service Nummer
Onderwerp
Definitief verzoek extra inbreng taken Geachte heer Schipper, In onze brief van 17 september 2013 hebben wij u verzocht om de procedure in gang te zetten om extra taken (Wabo-breed) in te kunnen brengen bij Omgevingsdienst Rivierenland. Wij hebben dit verzoek gedaan onder voorbehoud van de instemming van de gemeenteraad van Neerijnen. Op 31 oktober 2013 heeft de gemeenteraad van Neerijnen ingestemd met de begroting. In de begroting is deze extra taakinbreng bij Omgevingsdienst Rivierenland opgenomen. Dit betekent dat de gemeenteraad van Neerijnen akkoord is en wij u het formele verzoek doen de procedure verder te vervolgen. Met vriendelijke groet, ïmeester en wethouders van Neerijnen, ïcretaris, de burgemeester,
RW. Wanrooij
A.J. van Hedel
A
r*
1
£3k
Hef/ouw
Haatten
1
Tuil
waardenburg
Neeriinen
•pijnen
Est
Heesselt
Vank
Ophemert
Gemeente Neerijnen t.a.v. het college van burgemeester en wethouders Van Pallandtweg 11 4182 CA Neerijnen
Onderwerp Verzoek om toetreding extra taken
Datum 29 oktober 2013
Geacht college, In uw brief van 17 september verzoekt u de ODR om toetreding voor de extra taken zoals omschreven in het bedrijfsplan van de ODR. Kort samengevat gaat het daarbij om de bouw- en overige wabotaken.
Pagina 1 van 4 Ons kenmerk -
U verzoekt de ODR om de procedure in werking te zetten voor de toetreding tot de gemeenschappelijke regeling voor deze extra taken.
Uw kenmerk 06/10246-2759
Vanaf deze plaats willen wij u allereerst bedanken voor dit verzoek en het daarmee gepaard gaande vertrouwen dat u de ODR geeft om in principe de taken voor uw gemeente te gaan uitvoeren.
Behandeld door A. Schipper 0344 - 57 93 14
In deze brief zetten wij u uiteen wat de gevolgen zijn van uw verzoek tot toetreding en welke procedure gevolgd gaat worden.
Bijlage 1
Gevolgen inbreng bouw- en overige wabotaken
Afschrift aan Naam
Naar aanleiding van uw brief zijn er meerdere gesprekken gevoerd met medewerkers van uw organisatie. Op basis van deze gesprekken is de definitieve inbreng van uw organisatie bepaald. Wij hebben begrepen dat deze nog enigszins afwijkt van de door u eerder aangegeven inbreng. Op hoofdlijnen gaat het om de volgende onderdelen: Inbreng FTE Loonsom 2014 Reiskosten Inhuur constructieberekeningen
4,87 298.907 6.357 19.000
Omgevingsdienst Rivierenland Burgemeester van Lidth de Jeudelaan 3 Postbus 6267 4000 HG Tiel
De omgevingsdienst Rivierenland is een samenwerkingsverband van 10 gemeenten, te weten Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Tiel, West Maas en Waal en Zaltbommel en de provincie Gelderland.
T 0344 - 57 93 14 E
[email protected] www.odrivierenland.nl KvK 56452500
Op basis van deze gegevens hebben wij bepaald wat de structurele gevolgen zijn voor de inbreng van dit taakpakket. In onderstaand overzicht zijn alle kosten opgenomen. In verband met uw verzoek is door het algemeen bestuur van de ODR afgesproken om in uw situatie een frictiekostenkorting toe te passen.
Datum
29 oktober 2013 pagina 2 van 4 Ons kenmerk Ons kenmerk
De reden voor deze korting is tweeledig: 1. Bij de start van de ODR heeft er een verdeling van de inbreng van de overhead over de clusters plaatsgevonden. Het is niet meer mogelijk om dit aan te passen. Voor deelnemers die later toetreden met extra taken heeft dit tot gevolg dat er op deze wijze geen compensatie meer kan plaatsvinden. Een frictiekostenvergoeding is dan te overwegen. 2. De ODR heeft gekeken naar een vergelijkbare gemeenschappelijke regelingen. Het beste voorbeeld is hierbij de BSR. De deelnemer die toetreedt moet uiteindelijk de volledige bijdrage betalen maar krijgt de eerste jaren een korting i.v.m. aanwezige frictiekosten. Dit is om toetreding aantrekkelijk te maken. De andere deelnemers ontvangen een korting die evenredig toeneemt, omdat de bestaande overhead over meerdere deelnemers wordt verdeeld. Uiteraard worden de werkelijke directe kosten (salarissen etc..) van de toetredende deelnemer volledig in rekening gebracht bij de toetreder. Besloten is om de volgende korting toe te passen: Het eerste jaar bedraagt de korting 50% van de overheadkosten. Het tweede jaar 30%. Het derde jaar 10%. De bijdrage voor de inbreng van uw bouw- en overige wabotaken ziet er dan als volgt uit: Omschrijving FTE Loonsom 2014 Reiskosten Opleidingskosten 2% Overige personeelskosten 3% Inhuur constructieberekeningen Kosten overhead Totale bijdrage extra inbreng Neerijnen Kortingspercentage nieuwe inbreng Korting Bijdrage inclusief korting
2014 4,874 298.907 6.357 6.105 9.158 19.000 139.391
2015 4,874 298.907 6.357 6.105 9.158 19.000 139.391
2016 4,874 298.907 6.357 6.105 9.158 19.000 139.391
2017 4,874 298.907 6.357 6.105 9.158 19.000 139.391
478.918 478.918 478.918 478.918 50% 30% 10% 0% -69.696 -41.817 -13.939 0 409.222 437.101 464.979 478.918
In verband met de toetreding voor deze extra taken worden er ook eenmalige frictiekosten gemaakt door de ODR. Door het Algemeen Bestuur is afgesproken om deze kosten bij de deelnemer in rekening te brengen. Uitgangspunt daarbij is geweest om deze zo beperkt mogelijk te houden. Het is gelukt om de kosten aanzienlijk te reduceren als we dit vergelijken met de opstartkosten van de ODR (zo’n 16.500 per fte). In uw situatie gaat het om de volgende bijdrage: Projectleiding / ondersteuning ICT-aanpassingen Eenmalig 2% opleidingsbudget i.v.m. extra scholing Plaatsingskosten Onvoorzien 10% Totaal
14.000 15.000 6.105 5.000 4.010 44.115
Het betreft een eenmalige bijdrage. Takenpakket De ODR zal het takenpakket gaan uitvoeren zoals dat in gezamenlijk overleg in het nog te definiëren werkprogramma wordt omschreven. Uitgangspunt daarbij is dat alle taken die nu worden uitgevoerd door betrokken, straks ook worden uitgevoerd. Het is de bedoeling om in de komende 5 jaar efficiënter te gaan werken. In 2013 zijn we hiermee begonnen. Het Algemeen Bestuur heeft hiertoe een taakstelling neergelegd die er toe moet leiden dat er 5% besparing gerealiseerd wordt. Bovendien is het de bedoeling om meer kwaliteit te gaan realiseren. Hier wordt volop op geïnvesteerd. De ODR wil hiermee gaan voldoen aan de landelijke kwaliteitsnormen die gesteld zijn voor alle werkzaamheden op de werkvelden milieu en bouwen. Procedure voor toetreding In verband met uw verzoek hebben wij in een afzonderlijke bijlage in beeld gebracht hoe de procedure voor toetreding er verder uit ziet. Enkele stappen zijn cruciaal: Besluitvorming gemeente Neerijnen Besluitvorming colleges deelnemers Besluitvorming Algemeen Bestuur Plaatsingsproces personeel De voortgang in deze stappen zal bepalen wanneer de overgang een feit is. Planning Afhankelijk van de voortgang in de besluitvorming is het mogelijk om een definitieve startdatum vast te stellen. Wij schatten in dat de meest
Datum
29 oktober 2013 pagina 3 van 4 Ons kenmerk Ons kenmerk
realistische datum voor feitelijke overgang van het personeel 1 april 2014 is. Ons voorstel is om deze datum als uitgangspunt te hanteren. Vooruitlopend op deze feitelijke overgang is het mogelijk om samen met uw organisatie het personeel alvast te betrekken bij de uitvoering van de ODR. In goed overleg willen wij hiertoe de benodigde stappen zetten. Met vriendelijke groet, Namens het dagelijks bestuur van de ODR, de voorzitter,
de secretaris,
C.A.H. Zondag
A. Schipper
Datum
29 oktober 2013 pagina 4 van 4 Ons kenmerk Ons kenmerk
Overzicht stappenplan i.v.m. inbreng extra taken gemeente Neerijnen Algemeen Wat Besluitvorming college gemeente Neerijnen over inbreng extra taken Aanbod ODR op basis verzoek gemeente Neerijnen Besluitvorming gemeenteraad op basis van het aanbod ODR Brief Gemeente aan ODR met definitief verzoek voor inbreng extra taken Besluitvorming individuele deelnemers ODR over verzoek inbreng extra taken Besluitvorming AB ODR over verzoek om inbreng extra taken Implementatie
Wie Gemeente Neerijnen Dagelijks Bestuur ODR Gemeente Neerijnen College gemeente Neerijnen Colleges deelnemers Algemeen Bestuur ODR ODR en gemeente Neerijnen
Juridisch Wat Mandaat Mandaatbesluiten aanpassen Ondermandaat toestaan Mandaatregister aanpassen Collegevoorstel voorbereiden Collegebesluit voorbereiden Uitvoering: ondertekening besluit door college of gemachtigde Publicatie/Bekendmaking Archivering Instemmingsbesluit nemen door ODR Uitvoering: ondertekening instemmingsbesluit Deze eveneens publiceren/bekendmaken Een afschrift zenden aan de gemeente Neerijnen Het instemmingsbesluit archiveren Dienstverleningsovereenkomst DVO (op onderdelen) aanpassen Collegevoorstel voorbereiden Collegebesluit voorbereiden Uitvoering: ondertekening door college of gemachtigde en ondertekening ODR (voorzitter en directeur) Archivering Werkprogramma Werkprogramma screenen en uitbreiden
Wie ODR en gemeente Neerijnen
ODR en gemeente Neerijnen
ODR en gemeente Neerijnen
Personeel Wat OR Informeren over: Welke taken; Hoeveel formatie en medewerkers; Zijn taken onder te brengen in huidige organisatiestructuur; Zijn taken in te passen in huidige functieboek; GSP is van toepassing, evenals draaiboek plaatsing. Adviesaanvraag OR: plaats nieuwe medewerkers in organisatie; grootte (nieuwe) teams i.v.m. aansturing; waarborgen introductie nieuwe medewerkers; Kennismaking en introductie
Wie WOR bestuurder ODR
ODR
Plaatsing Wat Specificering taken* over te dragen functies en vacatureruimte. Hiervoor per medewerker het formulier was-lijst gebruiken en formaliseren. *O.b.v. een doorvertaling van een recente functiebeschrijving of beschrijving van het takenpakket dat ten tijde van overgang naar de ODR van toepassing is. Algemene check was-lijsten. Geeft het totaal aan taken op de was-lijsten een logisch beeld van de taken die overkomen naar de ODR? Was-wordt vergelijking. Ingevulde was-lijsten worden vergeleken met HR21-functieboek van de ODR. Hieruit volgt een bijpassende HR21-functie die de basis vormt voor plaatsing. Individuele check was-lijst voor status medewerker (lees: wel of geen functievolger en, indien het laatste, op welke functie). Status en voorgenomen functie aan medewerker mededelen. Invullen van belangstellingsregistratie per medewerker. Hiervoor formulier belangstellingsregistratie gebruiken. Informatie bruikbaar voor plaatsing en eventuele toekomstige doorontwikkeling. Invullen Persoonlijke Arbeidsvoorwaarden Overzichten. Hiervoor per medewerker formulier PAO gebruiken en formaliseren. Opstellen concept plaatsingsplan en naar PAC sturen ter advisering. Besluit over concept plaatsingsplan, met in achtneming van advies PAC. Gebruik maken van mogelijkheid tot zienswijze Advies aanvragen bij PAC indien zienswijze betrokken medewerker(s) niet strookt met voorgenomen plaatsingsbesluit. Besluit over definitief plaatsingsplan. Op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht is bezwaar en beroep mogelijk tegen het plaatsingsbesluit.
Wie Gemeente Neerijnen en medewerker
Gemeente Neerijnen en ODR; ieder vanuit eigen rol. ODR
ODR Gemeente Neerijnen (met input van ODR) Medewerker
Gemeente Neerijnen (met check door medewerker) ODR ODR Medewerker ODR ODR Medewerker
Financieel Wat Berekening bijdrage gemeente op basis van: formatie overzicht inclusief overkomende vacatures Inschaling medewerkers Inhuur budgetten die meekomen Aantal medewerkers Berekening extra kosten overhead en frictiekosten Ontwikkelen aanbod Na besluitvorming AB aanpassen begroting incl. formele begrotingswijziging. (incl, inzending ministerie van BZK en wijziging in de systemen)
Wie ODR
ODR ODR ODR
Informatievoorziening Wat Migratie bestaande werkvoorraad: inventarisatie en opvoeren in S40 Afstemming bag proces met bag beheerder Registratie aanvullende dossiers in S40 / Inscannen milieudossiers Leges berekening Aansluiten bij traject bodem informatie Training nieuwe medewerkers Beschikbaar stellen hardware en telefoon Controle / bestelling aanvullende licenties
Wie ODR en Medewerker ODR Medewerker / DIV Neerijnen ODR ODR ODR ODR ODR
en gemeente Neerijnen en gemeente Neerijnen en Medewerker / ICT Buren / ICT Buren
Vergadering Datum Agendapunt Onderwerp
: : : :
Algemeen Bestuur 18 december 2013 11 Opleiden
Beslispunt(en) Het Algemeen Bestuur voorstellen om; 1. Vast te stellen; a. De nota “Opleidingsbeleid Omgevingsdienst Rivierenland 2013”; b. Het “Opleidingsplan 2013/ 2014 Omgevingsdienst Rivierenland”; c. De “Regeling studiefaciliteiten Omgevingsdienst Rivierenland 2013”; 2. De bestemmingsreserve opleidingskosten in te stellen en het opleidingsplan uit te voeren.
Inleiding Opleiden is een belangrijk HR-instrument dat bijdraagt aan de doorontwikkeling van de organisatie. Tevens krijgen medewerkers ruimte om via opleiding aan de ontwikkeling van de eigen loopbaan te werken. Hiermee wordt een directe bijdrage geleverd aan mobiliteit. De ODR onderschrijft het belang van opleiden. Daarom is dit onderwerp recent nader uitgewerkt voor onze organisatie en het resultaat daarvan wordt u nu voor besluitvorming voorgelegd. Beoogd effect Kaders bepalen en faciliteiten creëren voor het thema opleiden waarbinnen/-mee gewerkt kan worden aan persoonlijke- en organisatieontwikkeling binnen de ODR. Argumenten 1.1 Het opleidingsbeleid geeft inzicht in en richting voor een aantal essentiële onderwerpen behorend bij het thema opleiden. Het opleidingsbeleid behandelt op hoofdlijnen de onderwerpen: 1. Visie op opleiden, 2. Jaarlijkse totstandkoming van het opleidingsplan, 3. (Verdeling) beschikbaar budget, 4. Spelregels c.q. werkafspraken voor de uitvoering van het opleidingsplan en 5. Toetsing en toekenning faciliteiten. 1.2 Het opleidingsplan 2013/2014 geeft bepaalt de gewenste focus c.q. richting voor ontwikkeling binnen/ van de organisatie. In het opleidingsplan zijn de centrale opleidingsthema’s voor de jaren 2013 en 2014 voor de ODR uitgewerkt. Deze zijn gehaald uit (strategische) brondocumenten van de ODR, de notitie ODR klaar voor de toekomst en gesprekken met sleutelfiguren uit de organisatie. Hiermee is concreet de juiste focus voor doorontwikkeling in beeld. Daarnaast wordt verder ingegaan op de hoogte van het opleidingsbudget, de verdeling daarvan, evenals een aantal (organisatie brede) werkafspraken rondom opleiden. Dit geeft richting bij de uitvoering van het opleidingsplan. 1.3 De regeling studiefaciliteiten biedt medewerkers duidelijkheid over individuele studiefaciliteiten De regeling studiefaciliteiten ODR gaat in op de faciliteiten die de werkgever kader ter beschikking stelt aan medewerkers. Hiervoor is het Gelders Sociaal Plan in de basis richtinggevend. De regeling studiefaciliteiten ODR is een verdere uitwerking en daarmee concretisering voor medewerkers. 2.1 De bestemmingsreserve opleidingskosten biedt financieel de noodzakelijke middelen om uitvoering te geven aan het opleidingsplan 2013/14. De ODR is officieel 1 april 2013 gestart. In de startfase heeft vooral opleiding plaatsgevonden op het terrein van zaakgericht werken. Vanaf juni tot heden is gewerkt aan de totstandkoming van en besluitvorming van de noodzakelijke beleidsdocumenten rondom het thema opleiden. Dit betekent concreet dat nog geen start is gemaakt met de uitvoering van de centrale thema’s in het opleidingsplan 2013/ 14 en dus het budget voor 2013 niet volledig is benut. Echter, het is essentieel om aan de slag te gaan met centrale thema’s. Ze dragen ieder op een eigen manier bij aan persoonlijke en organisatie brede groei binnen de ODR. 1. en 2. De ondernemingsraad heeft ingestemd. Zowel het opleidingsbeleid, het opleidingsplan 2013/2014, de regeling studiefaciliteiten en de behoefte aan een eenmalige opleidingsvoorziening is tot stand gekomen met input van verschillende sleutelfiguren uit de organisatie. Daarnaast zijn deze onderwerpen ter besluitvorming bij het MT en de OR neergelegd. Beide organen hebben hiermee ingestemd.
Pagina 1 van 2
Kanttekeningen N.v.t. Communicatie Na de formele besluitvorming wordt de communicatie richting medewerkers vormgegeven. Uitvoering Totstandkoming en uitvoering van het opleidingsplan 2013/2014 gebeurt conform beschreven werkwijze. Dit geldt ook voor de toepassing van de regeling studiefaciliteiten. Financiën Ieder jaar wordt gemiddeld 2% van de loonsom gereserveerd voor het doel opleiden. Het opleidingsbudget voor de jaren 2013/ 14 ziet er als volgt uit: Jaar 2013
Budget € 162.974,- Projectbudget € 162.915,- Exploitatiebudget
2014
€ 166.374,- Exploitatiebudget
Het totale bedrag waarmee in het opleidingsplan 2013/ 14 wordt gewerkt is € 492.263,-. Hiervan wordt een deel gereserveerd voor centrale opleidingsthema’s. Het resterende bedrag kan decentraal benut worden door de verschillende organisatieonderdelen. De bestemmingsreserve zal worden gevoed door het restant, van de exploitatiebudgetten 2013 en het projectbudget van de opleidingskosten, te bepalen. Het restant budget is op moment van schrijven ongeveer € 230.000,--. De planning van de besteding van de bestemmingsreserve is opgenomen in het opleidingsplan 2013 – 2014. De bestemmingsreserve opleidingskosten 2013/14 bestaat uit de volgende elementen met bijbehorende bedragen: Restant opleidingsbudget 2013 en projectbegroting Opleidingsbudget 2014 Totaal beschikbaar
€ 230.000,€ 166.374,€ 396.374,-
Personele gevolgen Opleiden, in kennis en vaardigheden, draagt bij aan beter geëquipeerde medewerkers. Dit werkt door in de ODR-dienstverlening. Daarnaast geeft het medewerkers ruimte om te werken aan de ontwikkeling van de eigen loopbaan. Hiermee wordt een directe bijdrage geleverd aan mobiliteit, binnen en buiten de ODR. Bijlagen 1. Nota Opleidingsbeleid Omgevingsdienst Rivierenland 2013; 2. Opleidingsplan 2013/ 2014 Omgevingsdienst Rivierenland; 3. Regeling studiefaciliteiten Omgevingsdienst Rivierenland 2013.
Pagina 2 van 2
Opleidingsbeleid Omgevingsdienst Rivierenland 2013 Inleiding Opleiden is een belangrijk managementinstrument. Enerzijds werken opleidingen ondersteunend bij organisatieontwikkeling in brede zin. Ze dragen namelijk bij in de ontwikkeling van (specifieke) competenties en gedrag. Anderzijds wordt aan medewerkers ruimte geboden om via opleiding aan de ontwikkeling van de eigen loopbaan te werken. Daarmee kan opleiding een direct bijdrage leveren aan mobiliteit. Het toepassen van een actief opleidingsbeleid maakt medewerker en organisatie vertrouwd met een leercultuur, waardoor het mogelijk is om op (toekomstige) veranderingen te blijven anticiperen. In de huidige tijd van bezuinigingen, vergrijzing en ontgroening is dit van groot belang. Daarnaast zijn ook in de CAO afspraken gemaakt over het belang van mobiliteit, inzetbaarheid en persoonlijke opleidingsbudgetten voor medewerkers. 1. Visie Het is belangrijk om medewerkers bewust op te leiden en de opleidingsplanning te koppelen aan de visie, missie en doelstellingen van de organisatie. Op deze manier is het mogelijk een strategisch opleidingsplan tot stand te laten komen. Daarbinnen is eigen initiatief en regie van medewerkers van groot belang. In dat kader is de volgende visie op opleiden voor de ODR van toepassing: Medewerkers zijn ‘Projectleider van hun eigen loopbaan’ en vanuit die invalshoek ondernemer van hun eigen talent. Zij bewaken hun eigen professionele inzetbaarheid en hebben de verantwoordelijkheid te blijven voldoen aan de gestelde functie-eisen. Daarvoor maken zij actief gebruik van (opleidings)faciliteiten. In het verlengde van het bovenstaande heeft de organisatie de verantwoordelijkheid om opleiding en ontwikkeling te faciliteren en te koppelen aan de organisatiedoelstellingen. Het management heeft vervolgens een belangrijke taak in het stimuleren en sturen van de ontwikkeling van medewerkers. De leidinggevenden zijn samen met de medewerkers verantwoordelijk voor een permanente ontwikkelingssituatie. Dit houdt in het ondersteunen van medewerkers bij het formuleren van persoonlijke ontwikkel afspraken, bieden van ontwikkelingsmogelijkheden en het bespreken van de resultaten. 2. Opleidingsplan Het is essentieel om ieder jaar een organisatiebreed opleidingsplan te maken. Uit het beleidsdocument ‘Opleidingsbeleid Gelderse RUD’s*’ is in z'n algemeenheid het volgende terug te vinden over (onderverdeling van opleidingen in) het opleidingsplan: RUD opleidingen van de gezamenlijke RUD’s In dit onderdeel gaat het om de invulling van de opleidingsbehoefte van de gezamenlijke RUD’s, inclusief een motivatie daarvoor. In deze motivatie wordt ten minste ingegaan op de ontwikkelingen in de Gelderse RUD’s die relevant zijn voor de opleidingsbehoefte. De opleidingsbehoefte wordt beschreven in de vorm van opleidingsthema’s. RUD opleidingen van de eigen RUD Pagina 1 van 11
In dit onderdeel gaat het om invulling van de specifieke opleidingsbehoefte en opleidingsthema’s van de eigen RUD, inclusief een motivatie daarvoor. In deze motivatie wordt tenminste ingegaan op die specifieke ontwikkelingen in de eigen RUD die bepalend zijn voor de opleidingsbehoefte. De opleidingsbehoefte wordt beschreven in de vorm van opleidingsthema’s. Het is vervolgens weer mogelijk dat de thema’s door middel van trainingen in het stelsel ingevuld gaan worden. Opleidingen die gevolgd moeten worden op grond van een wettelijke verplichting maken onderdeel uit van de gezamenlijke of eigen RUD opleidingen. POP opleidingen In dit onderdeel gaat het om een totaal overzicht van de POP opleidingen. Overige opleidingen In dit deel komen opleidingen aan de orde die niet vallen in de onderdelen 1, 2 of 3. Doorgaans wordt in het opleidingsplan hiervoor alleen budget gereserveerd en vindt nadere invulling in de loop van het opleidingsplanjaar plaats. Het kan bijvoorbeeld gaan om persoonlijke opleidingsvragen (al of niet in relatie tot het werk) die niet in een POP zijn opgenomen of om RUD opleidingen die niet voorzien waren. * voortgekomen uit GSP-afspraak
2.1 Werkwijze Bovenstaand kader roept geen eenduidig beeld op over opleidingen. Daarom is het verstandig om een eigen werkwijze voor de totstandkoming van de inhoud van het opleidingsplan vast te leggen. In bijlage 1 is een schema terug te vinden waarin de verschillende stappen voor de totstandkoming van het opleidingsplan zijn terug te vinden. Dit zijn: 1. Bepalen centrale opleidingsbehoeften c.q. thema’s; 2. Vertaling centrale opleidingsthema’s naar concrete kennis, vaardigheden en competenties; 3. Vertaling van kennis, vaardigheden en competenties naar organisatiebrede opleidingen; 4. Opstellen strategisch opleidingsplan; 5. Vaststellen strategisch opleidingsplan; 6. Uitvoering strategisch opleidingsplan; 7. Evaluatie en actualisatie strategisch opleidingsplan. In de praktijk kunnen de inhoudelijke thema's als volgt bepaald worden: Centrale opleidingsbehoeften Deze komen tot stand n.a.v.: - doorontwikkeling in het kader van stelsel van RUD’s; - doorontwikkeling eigen organisatie; - gemeenschappelijke thema’s n.a.v. decentrale inventarisatie. Bovenstaande ontwikkelingen brengt behoefte aan de volgende opleidingsthema’s met zich mee: Opleidingsthema A + uitleg Opleidingsthema B + uitleg Opleidingsthema C + uitleg N.B. Dit kunnen vakinhoudelijke thema’s zijn, maar het betreft veelal onderwerpen waarbij het ontwikkelen van houding en gedrag centraal staat. Bij bovenstaande inhoudelijke opleidingsthema’s moet het volgende zo veel mogelijk centraal staan: - focus in opleiding ligt bij ontwikkeling van competenties; - bijkomend effect in opleiding is het verhogen van het leervermogen van medewerkers. Pagina 2 van 11
Decentrale opleidingsbehoeften. Voor het jaar 2013 wordt de input uit het 0-gesprek gebruikt voor de decentrale inventarisatie en daarmee het bepalen van individuele opleidingsbehoeften. Vanaf 2014 vindt de inventarisatie van decentrale opleidingsbehoeften plaats in de HRM-gesprekken die tussen medewerker en leidinggevende plaatsvinden. Deze worden vastgelegd in het bijbehorende gespreksformulier. De decentrale opleidingsbehoeften worden periodiek geanalyseerd op overeenkomsten, zodat naar aanleiding daarvan besloten kan worden of specifieke thema’s die op verschillende plaatsen in de organisatie leven centraal of zelfs Gelderlandbreed opgepakt kunnen c.q. moeten worden. 2.2 Inhoudelijke input Ontwikkelingen op verschillende gebieden zijn inhoudelijke input voor opleidingsbehoeften en bepalen daarmee de aard van opleidingen die opgevoerd worden. In dat kader moet voor de ODR o.a. gedacht worden aan: - Landelijke ontwikkelingen op het terrein van bouwen en milieu - Gelders stelsel van RUD’s; - Gezamenlijke opleidingen in het stelsel; - Bedrijfsplan ODR; - Organisatie- en formatieplan ODR; - Concernplan ODR ‘Samen bouwen aan de toekomst’; - Specifieke vakinhoud en wet- en regelgeving vanuit de verschillende afdelingen. Jaarlijks vindt een toets plaats of de input voor het komende jaar (nog steeds) aan de orde is en/ of in hoeverre aanscherping of aanvulling noodzakelijk is. De uitkomst hiervan is terug te vinden in het opleidingsplan van het betreffende jaar. 3. Beschikbaar budget Jaarlijks wordt 2% van de loonsom beschikbaar gesteld voor opleidingen. Voor het jaar 2013 wordt het bijbehorende bedrag aangevuld met projectbudget. De verdeling of verdeelsleutel van dit budget ziet er als volgt uit: - Centraal budget voor de uitvoering van de centrale opleidingsthema’s; - Decentraal budget per afdeling o.b.v. aantal medewerkers voor de uitvoering van decentrale (lees: vaak individuele) opleidingswensen. De afdelingsmanager maakt keuzes (o.b.v. ontwikkelnoodzaak en/ of –behoefte c.q. -wens) over de toekenning binnen het betreffende budget. Per jaar beslist het MT over de manier waarop de verdeling van het opleidingsbudget plaatsvindt. Dit betekent dat concreet bepaald wordt hoeveel geld beschikbaar is voor de uitvoering van centrale thema’s respectievelijk decentrale opleidingsbehoeften. 4. Prioriteiten Het opleidingsbudget is gelimiteerd en daarom dienen er keuzes gemaakt te worden. Om opleidingsaanvragen in beeld te brengen dient er door de medewerker een aanvraagformulier ingevuld te worden (zie bijlage 2). De volgende principes worden gehanteerd voor prioritering: - Ontwikkelnoodzaak De organisatie ondersteunt medewerkers in hun professionele ontwikkeling om d.m.v. opleiding een geconstateerd of toekomstig probleem in de organisatie (gelieerd aan de organisatiedoelstellingen) op te lossen. - Ontwikkelbehoefte c.q. -wens. Pagina 3 van 11
De organisatie wil medewerkers ook in hun loopbaan en ontplooiing begeleiden. Hierbij zijn de organisatiedoelstellingen niet meer alleen het uitgangspunt, maar ook de loopbaanwensen van de medewerkers zelf, met vaak daarbij als achterliggende gedachte blijvende inzetbaarheid. Naast prioriteren is een slimme manier van opleiden van belang. In dat kader moet eerst aan het onderstaande gedacht worden: - De opleiding wordt in gezamenlijkheid met andere omgevingsdiensten georganiseerd waardoor er sprake is van schaalvoordelen; - de te verwerven kennis ook op een andere manier te verkrijgen is door bijvoorbeeld literatuurstudie, vakbladen; - de te verwerven kennis al bij een collega in de organisatie aanwezig is en of deze de kennis kan overbrengen? - er meerdere collega’s zijn die dezelfde opleidingswens hebben en/of kan worden volstaan als één van deze medewerkers wordt afgevaardigd en deze de kennis overbrengt aan zijn collega’s? 5. Toetsing en toekennen faciliteiten Uit het beleidsdocument ‘Opleidingsbeleid Gelderse RUD’s’ is de volgende algemene informatie terug te vinden over de vergoeding van opleidingskosten: De directe kosten van RUD opleidingen en POP opleidingen worden volledig door de RUD vergoed. RUD opleidingen worden in werktijd gehouden. De reiskosten naar een eventuele opleidingslocatie worden vergoed als dienstreis. Daarnaast heeft de ODR eigen, aanvullende toetsingscriteria en opleidingsfaciliteiten. Deze zijn terug te vinden in bijlage 3 onder de noemer ‘regeling studiefaciliteiten ODR’. 6. Spelregels Voor de uitvoering van het opleidingsplan is een aantal spelregels of werkafspraken van belang. Zie onderstaand:
-
Opleidingsbudget Per jaar beslist het MT over de manier waarop de verdeling van het opleidingsbudget plaatsvindt; Afdelingsmanagers maken binnen het budget dat zij toegewezen hebben gekregen zelf keuzes voor het (verantwoord) toekennen van individuele cursussen en trainingen. Daarbij is voor de jaren 2013, 2014 en 2015 in het kader van het ILB de het volgende aan de orde: Met ingang van 1 januari 2013 staat in de CAR/ UWO dat er voor werknemers een Individueel Loopbaanbudget (ILB; zie bijlage 4) beschikbaar komt van 500 euro per medewerker per jaar voor de komende drie jaar. Hiervoor is binnen de ODR geen apart budget gereserveerd, maar wordt de afspraak gehanteerd dat voor de financiering van individuele en collectieve opleiding en training in eerste instantie een beroep wordt gedaan op het ILB.
-
Prioritering De principes ontwikkelnoodzaak en ontwikkelbehoefte c.q. -wens. worden gehanteerd voor prioritering. Daarnaast is een slimme manier van opleiden ook van groot belang. Zie hiervoor paragraaf 4. Pagina 4 van 11
-
-
-
-
-
-
Aanvragen en toekennen opleiding Opleidingsaanvraag bevat (ook) het volgende: o doel en rendement in de praktijk; o borging in de praktijk, oftewel transfer van kennis en vaardigheden naar eigen werksituatie; o Aanvraag wordt digitaal gedaan via Raet. De regeling studiefaciliteiten ODR is van toepassing op alle medewerkers die in dienst zijn bij de ODR en wordt gebruikt bij het toekennen van studiefaciliteiten; Afdelingsmanager bepaalt nut/ noodzaak van de opleiding en daarmee of de opleiding een verplicht of werkgerelateerd karakter heeft; Vastleggen van gemaakte afspraken in een opleidingsovereenkomst (zie bijlage 2). Dit betreft de onderwerpen toekenning opleidingsaanvraag en studiefaciliteiten. Monitoring Decentrale (lees: per afdeling of organisatie-onderdeel) inventarisatie van opgedane kennis en kunde in opleiding c.q. training onder de noemer ‘Waar is welke kennis geïnvesteerd en beschikbaar?’ Financiën zorgt voor periodieke monitoring gedurende het lopende jaar van bestede opleidingsgelden. Bespreking hiervan vindt plaats in het MT. Op basis daarvan wordt bekeken in hoeverre opleidingsgelden anders verdeeld worden over de afdelingen; Aanmelding (inclusief kosten) of offerte moet voor registratie naar Financiën. Op basis daarvan kan de hiervoor genoemde monitoring van het opleidingsbudget plaatsvinden. Evaluatie Evaluatie. Eens per kwartaal vindt terugkoppeling plaats over de status van besteding van opleidingsgelden in het MT. Eventueel niet besteed budget wordt in onderling overleg tussen afdelingen anders toebedeeld.
Tot slot Het is belangrijk om het instrument opleidingen gericht in te zetten. Dit betekent aan de ene kant aansluiten bij de onderwerpen die belangrijk zijn voor de doorontwikkeling van de organisatie. Deze worden vanuit een meer strategisch niveau bepaald. Aan de andere kant is het belangrijk om in te spelen op de opleidingsbehoeften uit de organisatie zelf. De kunst is om deze 2 benaderingen met elkaar te integreren om jaarlijks tot een passend en uitvoerbaar jaarlijks opleidingsplan te komen, zodat daarmee een bijdrage wordt geleverd aan het (verhogen van het) leervermogen van de organisatie in totaliteit. Daarnaast als aanvulling nog een aantal uitgangspunten in het kader van opleiden in de ODR op een rij: -
het opleidingsbeleid sluit aan bij hoofdstuk 17 Opleiding en Ontwikkeling van de CAR-UWO; het opleidingsbeleid sluit aan bij ‘Opleidings- en loopbaanbeleid Gelderse RUD’s’ in de Allonge bij het Gelders Sociaal Plan; er is continu aandacht voor persoonlijke ontwikkeling van medewerkers; de werkgever biedt duidelijkheid over de koers van de organisatie en de kansen die deze koers biedt voor de ontwikkeling van de medewerkers; medewerkers zijn zelf verantwoordelijk voor hun professionele inzetbaarheid en hun eigen ontwikkeling; medewerkers houden kun kennis zoveel mogelijk up to date door zelfstudie via vakbladen, internet en via collega’s die de kennis inmiddels in huis hebben; opleiden is niet alleen een training of cursus maar ook stage en coaching on the job; Pagina 5 van 11
-
er wordt eerst gekeken of de benodigde kennis en ervaring ook te bereiken is zonder een opleiding/ training in te kopen; de bijgesloten studiefaciliteitenregeling is van kracht; P&O heeft een regierol als het gaat om registreren, toekennen en evalueren van opleidingen en ontwikkelmogelijkheden; P&O onderzoekt fiscale- en subsidiemogelijkheden ten aanzien van aangevraagde opleidingen.
Pagina 6 van 11
Bijlage 1: Proces van strategisch opleiden Stappen door het jaar heen: 1. Bepalen centrale opleidingsbehoeften c.q. thema’s; 2. Vertaling centrale opleidingsthema’s naar concrete kennis, vaardigheden en competenties; 3. Vertaling van kennis, vaardigheden en competenties naar organisatiebrede opleidingen; 4. Opstellen strategisch opleidingsplan; 5. Vaststellen strategisch opleidingsplan; 6. Uitvoering strategisch opleidingsplan; 7. Evaluatie en actualisatie strategisch opleidingsplan.
7. Evaluatie en actualisatie strategisch opleidingsplan MT en P&O: Evaluatie van het opgestelde plan en de aangeboden organisatiebrede opleidingen. (oktober-november)
1. Bepalen centrale opleidinsgbehoeften c.q. thema’s MT: Vaststellen van de organisatiebrede thema’s, op basis van de organisatiemissie en –visie, doelstellingen en in- en externe ontwikkelingen, afstemming met het stelsel en de notitie ODR klaar voor de toekomst.(november)
2. Vertaling centrale opleidingsthema’s naar concrete kennis, vaardigheden en competenties.
6. Uitvoering strategisch opleidingsplan Afdelingshoofden: Uitvoering van het strategisch opleidingsplan. (januari t/m december)
MT i.s.m. P&O (december)
3. Vertaling van kennis, vaardigheden en competenties in concrete naar organisatiebrede opleidingen.
5. Vaststellen strategisch opleidingsplan P&O: Voorleggen van het plan voor goedkeuring bij het MT en ter informatie bij OR. (januari)
MT i.s.m. P&O P&O: Aanvragen offertes en contact opleidings-instituten (december-januari)
4. Opstellen strategisch opleidingsplan P&O: Schrijven van het strategisch opleidingsplan, met daarin de verwerking van de bovenstaande stappen en bepaling van het budget. (januari)
Pagina 7 van 11
Bijlage 2: Opleidingsovereenkomst Deze overeenkomst wordt opgenomen in het personeelsdossier van de betrokken medewerker. ALGEMENE GEGEVENS Naam medewerker: Afdeling: Functie: AANVRAAGGEGEVENS Gegevens opleidingsactiviteit Naam opleidingsactiviteit: Aard opleiding: 0 opleiding verplicht c.q. noodzakelijk bevonden door de werkgever; 0 opleiding op eigen verzoek. Motivering van aanvraag:
N.B. Ga daarbij ook in op: - doel en rendement in de praktijk; - borging in de praktijk, oftewel transfer van kennis en vaardigheden naar eigen werksituatie.
Naam opleidingsinstituut: Adresgegevens opleidingslocatie: Datum aanvang: Duur opleidingsactiviteit: Tijdstip:
Studiebelasting:
0 binnen werktijd 0 buiten werktijd ….uren
(lesuren/ huiswerk)
Formalisering aanvraag Status aanvraag:
0 akkoord 0 afgewezen
Motivatie afwijzing:
Datum: ….-….-20…. Handtekening medewerker:
Handtekening leidinggevende:
Pagina 8 van 11
BESLUIT TOEKENNING STUDIEFACILITEITEN* De werkgever verstrekt aan de werknemer studiefaciliteiten conform de regeling studiefaciliteiten ODR. Dit betreft een (geheel en gedeeltelijke) vergoeding in geld en tijd. Zie onderstaand de gemaakte afspraken: Vergoeding in geld (a.d.h.v. kostenraming)
N.v.t. Opleidingskosten Verplichte literatuur/ Boeken Reis- en verblijfkosten
p. studieperiode Totaal
Werkgever %=€ %=€ %=€
Werknemer %=€ %=€ %=€
p. studieperiode
%=€
%=€
Totaal
%=€
%=€
Vergoeding in tijd (a.d.h.v. urenraming)
N.v.t. Studiebelasting
p. studieperiode Totaal
Werkgever %=uren %=uren
Werknemer %=uren %=uren
Overige afspraken Resultaatverplichting:
Terugbetalingsverplichting:
0 Nee 0 Ja, terugbetalingsverplichting ondertekenen. Zie onderstaand.
Terugbetalingsverplichting Hierbij verklaar ik, ………………………………………………………………… (naam medewerker), dat ik op de hoogte ben van de terugbetalingsverplichting, zoals genoemd in artikel 11 van de regeling studiefaciliteiten ODR. Zie onderstaande passage: De medewerker aan wie op diens verzoek studiefaciliteiten zijn toegekend en de medewerker die door de werkgever verplicht is een opleiding te volgen, dienen voor studievergoedingsbedragen vanaf € 1.500,-- voor de studie/ opleiding genoten bedragen terug te betalen indien: 1. de medewerker, door eigen schuld of toedoen, niet deelneemt aan de voor de studie geldende examens, gezakt is of de uitslag van de examens niet aan de leidinggevende meedeelt; 2. de medewerker de studie waarvoor de vergoeding is verleend, door eigen schuld of toedoen, voortijdig beëindigt zonder dat de studie tot het behalen van een diploma heeft geleid; Pagina 9 van 11
3. de medewerker op eigen verzoek of ten gevolge aan zichzelf te verwijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen voor het einde van de studie. 4. de medewerker op eigen verzoek of ten gevolge van aan zichzelf te verwijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen binnen twee jaar na het beëindigen van de studie. b. c. d. e.
Indien, naar het oordeel van de leidinggevende, één van de situaties als genoemd in lid a, sub 1, 2 of 3 zich voordoet, dient de medewerker de genoten vergoeding geheel terug te betalen. Wanneer een situatie bedoeld onder lid a sub 3 en 4 zich voordoet betaalt de medewerker 1/24 gedeelte van de genoten bedragen terug voor iedere volle maand, die aan de termijn van twee jaar ontbreekt. Indien één van de situaties als genoemd onder lid a, 1 t/m 4 zich voordoet wordt de medewerker in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Het college kan op basis daarvan besluiten de terugbetalingsverplichting kwijt te schelden of te verminderen. De bepalingen over de terugbetalingsverplichting worden voor aanvang van de opleiding bij het toekenningsbesluit meegestuurd.
N.B. De directeur kan besluiten om van de terugbetalingsverplichting af te wijken. Indien dat het geval is, wordt de achtergrond hiervan onderstaand weergegeven:
Datum: …………-………..-20…………… Handtekening medewerker:
…………………………………………………….
Ondertekening Datum: ….-….-20….
Datum: ….-….-20….
Handtekening medewerker:
Handtekening leidinggevende:
*N.B. Tegen het besluit van de persoonlijk toegekende studiefaciliteiten is bezwaar en beroep mogelijk conform de Algemene Wet Bestuursrecht.
Pagina 10 van 11
Bijlage3: CAO; Individueel loopbaanbudget Met ingang van 1 januari 2013 komt er voor werknemers een Individueel Loopbaanbudget (ILB) beschikbaar komt van 500 euro per jaar voor de komende drie jaar. Hiermee vergroot de werknemer zijn inzetbaarheid en zijn arbeidsmarktpotentie gericht op een andere functie binnen of buiten de eigen organisatie. De bestemming van het budget moet loopbaan gerelateerd worden ingezet en het moet te allen tijde gaan om een reëel loopbaanperspectief. Beweging en initiatief van de werknemer wordt hierdoor gestimuleerd en door de werkgever beloond door het beschikbaar stellen van het ILB. De afspraken worden vastgelegd in een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). De afspraken over het ILB passen binnen de al bestaande afspraken zoals opgenomen in hoofdstuk 17 van de CAR. Concreet betekent dit het volgende: Om de eigen inzetbaarheid te bevorderen heeft een medewerker voor de jaren 2013, 2014 en 2015 jaarlijks recht op een loopbaanbudget van €500. Dit loopbaanbudget geldt voor zowel fulltimers als deeltijders en kan ingezet worden voor loopbaangerelateerde activiteiten, zoals opleiding, training, scholing, loopbaanadvies, coaching en ontwikkeling die gericht zijn op een reëel loopbaanperspectief. Het budget kan gedurende drie jaar opgespaard worden, om daarmee een duurdere activiteit te financieren, maar dit dient wel vastgelegd te worden in het persoonlijk ontwikkelingsplan. Indien hierover geen afspraken in het persoonlijk ontwikkelingsplan worden gemaakt om het individueel loopbaanbudget te benutten, vervalt het. De financiering hiervan vindt plaats uit bestaande middelen, namelijk het centrale deel van het opleidingsbudget.
Pagina 11 van 11
Opleidingsplan 2013/ 2014 Opleiden is een belangrijk HR-instrument dat bijdraagt aan de doorontwikkeling van de organisatie. Daarom stelt de ODR jaarlijks een opleidingsplan op om het gereserveerde opleidingsbudget daadwerkelijk gericht in te zetten. In dit document is het opleidingsplan voor 2013/14 uitgewerkt. Hierin zijn de centrale opleidingsthema’s voor de ODR benoemd. Daarnaast wordt ingegaan op de hoogte van het opleidingsbudget en de verdeling daarvan, evenals een aantal (organisatiebrede) werkafspraken rondom opleiden. 1. Centrale opleidingsthema’s Onderstaand staan de centrale opleidingsthema’s voor de jaren 2013 en 2014 voor de ODR uitgewerkt. Deze zijn gehaald uit (strategische) brondocumenten (lees: bedrijfsplan en O&F-rapport) voor de organisatie en gesprekken met het MT. Er heeft een (eerste) doorvertaling (lees: richting c.q. inschatting) plaatsgevonden naar inhoud, doelgroep en kosten o.b.v. gesprekken met mogelijke leveranciers en de offertes die zij op hebben geleverd in dat kader. Wat?
Voor wie?
Inschatting kosten
Stand van zaken
(exclusief BTW en reiskosten)
MT-heidagen: - Veranderagenda en positiebepaling;
Directie en MT
€ 20.000,Plaatsgevonden
-
Doorontwikkeling MT; individueel en op teamniveau;
Nader bepalen
-
Behandelen thema’s.
Nader bepalen
Bijvoorbeeld: - Resultaatgericht werken en leidinggeven in de context van HNW;
Pagina 1 van 8
- Opdrachtgever- en opdrachtnemerschap; - Nader bepalen vanuit pijlers veranderagenda.
Training ‘Coördinatoren in hun kracht’
Coördinatoren
Reserveren: €20.000,-
Start eind K1 2014
Training zaakgericht werken Begeleiding Zaakgericht werken Trainingen Gebruik Centric
Mw’s primair proces en ondersteuning. Mw’s primair proces en ondersteuning. Mw’s primair proces en ondersteuning
€ 15.000,€ 15.000,€ 15.000,-
Plaatsgevonden 2013/2014 Plaatsgevonden
Training Klantgericht handelen
Alle medewerkers
€ 20.000,-
2014
Mw’s primair proces en ondersteuning.
Reserveren: € 36.000,-
K1 2014
Nader bepalen; afhankelijk van uitkomst individuele zelfevaluatie (via formeel meetinstrument) of uit gesprek tussen leidinggevende en medewerker.
Reserveren: € 100.000,-
Uitvoering 2014
Voorbeelden van inhoudelijk elementen: Gezamenlijke aftrap; coördinator zijn binnen de ODR Zelfevaluatie; Individuele ontwikkelacties bepalen; Teamanalyse- en ontwikkeling; wat nodig en wat in huis om door te ontwikkelen? Thema ‘coördinatoren geven vorm aan de ODR als organisatie’; Thema ‘Opdrachtgever- en opdrachtnemerschap’; Thema ‘Resultaatgericht werken en praktisch leidinggeven in de context van HNW’;
-
Gezamenlijke afsluiting.
(binnen de context opdrachtgevers- / opdrachtnemerschap)
Inzet formele meetinstrumenten* voor zelfinzicht op individueel niveau (inzicht krijgen in kennis, competenties en vaardigheden van mw’s (i.r.t. kwaliteitscriteria 2.1)) *gebaseerd op EVP
Individuele vervolgtraining of andere ontwikkelacties om te voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.1.
N.B. Betrokken medewerkers 2x €500,p.p. laten gebruiken uit ILB.
Inhoud nader bepalen; in overleg afdelingsmanager en medewerker. Afronding hiervan moet i.i.g. vóór 1 januari 2015 plaatsvinden.
Pagina 2 van 8
Training MSOffice 2010; Word -
Basis;
-
Verdieping.
Op inschrijving; inventarisatie wordt uitgezet.
Reserveren: € 3.000,-
Uitvoering K1 2014
Achtergrondinfo offerte: €499,- per dagdeel (voor 10 personen) €799,- per dag (voor 10 personen)
Training MSOffice 2010; Excel
Specifieke doelgroep; nader bepalen
Reserveren: € 1.000,-
Uitvoering K1 2014
Achtergrondinfo offerte: €499,- per dagdeel (voor 10 personen) €799,- per dag (voor 10 personen)
Training MSOffice 2010; Outlook -
Basis;
-
Verdieping.
Op inschrijving; inventarisatie wordt uitgezet.
Reserveren: € 3.000,-
Uitvoering K1 2014
Achtergrondinfo offerte: €499,- per dagdeel (voor 10 personen) €799,- per dag (voor 10 personen)
Training in HR-gesprekscyclus (aanreiken tools voor voorbereiding, gespreksvoering en verslaglegging)
Gehele organisatie; Leidinggevenden en medewerkers
€23.000,Achtergrondinfo offerte: College €6.800,-
Uitvoering K1 2014 (na besluitvorming Gelderse HRgesprekscyclus)
Workshop €22.880,Training -31.460,(excl. acteur) - 37.960,(incl. acteur)
Pagina 3 van 8
Training Agressie en geweld: (omgaan met lastige en agressieve situaties in het werk)
Inschatting aantal medewerkers door afdelingshoofden voor basistraining:
€5.500,-
Uitvoering 2014
Achtergrondinfo offerte: €685,- per dagdeel (trainer en acteur voor 8-12 medewerkers)
Training BHV: -
BHV’ers
Reserveren: €2.500,-
3e kwartaal 2013
In te zetten voor o.a. mobiliteit n.a.v. het plaatsingsproces.
€44.000,-
Nader bepalen
Basis; Herhaling
Onvoorzien
Totaal Overig: Training ‘OR in positie’ Bijvoorbeeld: Overdrachtsbijeenkomst (bovenregionaal); 1-daagse scholing in de WOR (bovenregionaal);
-
€323.000,OR-leden ODR en WOR-bestuurder
€ 7.000,(OR heeft hiervoor eigen budget)
Uitvoering september t/m november 2013
2-daagse conferentie (lokaal).
Loopbaanactiviteiten; inzet Individueel Loopbaanbudget Met ingang van 1 januari 2013 staat in de CAR/ UWO dat er voor werknemers een Individueel Loopbaanbudget (ILB; zie bijlage 1) beschikbaar komt van 500 euro per medewerker per jaar voor de komende drie jaar. Hiervoor is binnen de ODR geen apart budget gereserveerd, maar is een werkafspraak van kracht. Zie paragraaf 3.
€ 500,- p. medewerker p. jaar.
Uitvoering 2013/ 2014 In overleg tussen afdelingsmanager en medewerker.
2. Opleidingsbudget
Pagina 4 van 8
Het opleidingsbudget voor 2013 bestaat uit een percentage van de loonsom, aangevuld met projectbudget en is in totaal een bedrag van €325.889,-. Ieder jaar wordt gemiddeld 2% van de loonsom gereserveerd voor het doel opleiden. Dit betekent dat voor 2014 € 166.374,- beschikbaar is. Het financiële plaatje ziet er als volgt uit: Opleidingsbudget 2013/ 2014
€ 492.263,-
Noodzakelijk budget voor centrale opleidingsthema’s
€ 323.000,-
Resterend budget voor decentrale opleiding en ontwikkeling
€ 169.263,-
Mochten er nog aanvullende ICT trainingen nodig zijn, dan worden deze zoveel als mogelijk gefinancierd uit het betreffende projectbudget. Voor de verdeling van het opleidingsbudget wordt het volgende voorgesteld: - Ieder organisatie-onderdeel krijgt een basisbudget van €5.000,-; - het resterende opleidingsbudget (lees: na aftrek kosten centrale thema’s en hiervoor genoemde basisbudgetten) decentraal te verdelen over de afdelingen c.q. organisatieonderdelen o.b.v. aantal medewerkers.
Pagina 5 van 8
Dit ziet er voor 2013/ 2014 als volgt uit: Afdeling c.q. organisatie-onderdeel
Aantal medewerkers*
Decentraal opleidingsbudget per afdeling**
(in dienst van ODR)
Directie en MT Stafbureau Specialisten en Advies Toezicht en Handhaving Vergunningverlening Totaal
4 4 42 40 33 123
9.691,48 9.691,48 54.260,54 51.914,80 43.704.70 €169.263,-
*Uit personeelsinformatiesysteem via salarisadministratie. ** Inclusief basisbudget van €5.000,-;
3. Werkafspraken Onderstaand is een aantal organisatiebrede werkafspraken in het kader van opleiden terug te vinden: Opleidingsbudget - Per jaar beslist het MT over de manier waarop de verdeling van het opleidingsbudget plaatsvindt; beschikbaar budget centraal en decentraal; - Afdelingsmanagers maken binnen het budget dat zij toegewezen hebben gekregen zelf keuzes voor het (verantwoord) toekennen van individuele cursussen en trainingen. Daarbij is voor de jaren 2013, 2014 en 2015 in het kader van het ILB de het volgende aan de orde: Met ingang van 1 januari 2013 staat in de CAR/ UWO dat er voor werknemers een Individueel Loopbaanbudget (ILB; zie bijlage 4) beschikbaar komt van 500 euro per medewerker per jaar voor de komende drie jaar. Hiervoor is binnen de ODR geen apart budget gereserveerd, maar wordt de formele afspraak gehanteerd dat voor de financiering van individuele en collectieve opleiding en training in eerste instantie een beroep wordt gedaan op het ILB.
-
Prioritering De volgende principes worden gehanteerd voor prioritering: o Ontwikkelnoodzaak De organisatie ondersteunt medewerkers in hun professionele ontwikkeling d.m.v. opleiding om een geconstateerd of toekomstig probleem in de organisatie (gelieerd aan de organisatiedoelstellingen) op te lossen; o Ontwikkelbehoefte c.q. -wens. De organisatie wil medewerkers ook in hun loopbaan en ontplooiing begeleiden. Hierbij zijn de organisatiedoelstellingen niet meer alleen Pagina 6 van 8
het uitgangspunt, maar ook de loopbaanwensen van de medewerkers zelf, met vaak daarbij als achterliggende gedachte blijvende inzetbaarheid. Naast prioriteren is een slimme manier van opleiden van belang. Bijvoorbeeld: o de te verwerven kennis op een andere manier verkrijgen; literatuurstudie, vakbladen of overbrengen via (informatiesessie) met collega’s? o afvaardiging van één collega naar opleiding en kennisoverdracht naar collega’s organiseren.
-
-
-
-
Aanvragen en toekennen opleiding Opleidingsaanvraag bevat (ook) het volgende: o doel en rendement in de praktijk; o borging in de praktijk, oftewel transfer van kennis en vaardigheden naar eigen werksituatie; o Aanvraag wordt digitaal gedaan via Raet. De regeling studiefaciliteiten ODR is van toepassing op alle medewerkers die in dienst zijn bij de ODR en wordt gebruikt bij het toekennen van studiefaciliteiten; Afdelingsmanager bepaalt nut/ noodzaak van de opleiding en daarmee of de opleiding een verplicht c.q. werkgerelateerd karakter heeft; Vastleggen gemaakte afspraken; toekenning opleidingsaanvraag en toegekende studiefaciliteiten in bijbehorende opleidingsovereenkomst. Monitoring Decentrale (lees: per afdeling of organisatie-onderdeel) inventarisatie van opgedane kennis en kunde in opleiding c.q. training onder de noemer ‘Waar is welke kennis geïnvesteerd en beschikbaar?’; Financiën zorgt voor periodieke monitoring gedurende het lopende jaar van bestede opleidingsgelden. Bespreking hiervan vindt plaats in het MT. Op basis daarvan wordt bekeken in hoeverre opleidingsgelden anders verdeeld worden over de afdelingen; Aanmelding (inclusief kosten) of offerte moet voor registratie naar Financiën. Op basis daarvan kan de hiervoor genoemde monitoring van het opleidingsbudget plaatsvinden; Evaluatie Evaluatie. Eens per kwartaal vindt terugkoppeling plaats over de status van besteding van opleidingsgelden in het MT. Eventueel niet besteed budget wordt in onderling overleg tussen afdelingen anders toebedeeld.
Pagina 7 van 8
Bijlage 1 CAO; Individueel loopbaanbudget Met ingang van 1 januari 2013 komt er voor werknemers een Individueel Loopbaanbudget (ILB) beschikbaar komt van 500 euro per jaar voor de komende drie jaar. Hiermee vergroot de werknemer zijn inzetbaarheid en zijn arbeidsmarktpotentie gericht op een andere functie binnen of buiten de eigen organisatie. De bestemming van het budget moet loopbaan gerelateerd worden ingezet en het moet te allen tijde gaan om een reëel loopbaanperspectief. Beweging en initiatief van de werknemer wordt hierdoor gestimuleerd en door de werkgever beloond door het beschikbaar stellen van het ILB. De afspraken worden vastgelegd in een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). De afspraken over het ILB passen binnen de al bestaande afspraken zoals opgenomen in hoofdstuk 17 van de CAR. Concreet betekent dit het volgende: Om de eigen inzetbaarheid te bevorderen heeft een medewerker voor de jaren 2013, 2014 en 2015 jaarlijks recht op een loopbaanbudget van €500. Dit loopbaanbudget geldt voor zowel fulltimers als deeltijders en kan ingezet worden voor loopbaangerelateerde activiteiten, zoals opleiding, training, scholing, loopbaanadvies, coaching en ontwikkeling die gericht zijn op een reëel loopbaanperspectief. Het budget kan gedurende drie jaar opgespaard worden, om daarmee een duurdere activiteit te financieren, maar dit dient wel vastgelegd te worden in het persoonlijk ontwikkelingsplan. Indien hierover geen afspraken in het persoonlijk ontwikkelingsplan worden gemaakt om het individueel loopbaanbudget te benutten, vervalt het. De financiering hiervan vindt plaats uit bestaande middelen, namelijk het centrale deel van het opleidingsbudget.
Pagina 8 van 8
Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland; Gelet op; Hoofdstuk 17 van de CAR-UWO, paragraaf 7.4 van het Gelders Sociaal Plan versie 2.0 en hoofdstuk 5 uit de Allonge bij het GSP; de instemming van de Ondernemingsraad d.d. 20 november 2013; Besluit vast te stellen de;
Regeling studiefaciliteiten Omgevingsdienst Rivierenland 2013 Toelichting Tijdens de zgn. HR-gesprekken wordt aandacht geschonken aan de noodzaak en wensen van de medewerker ten aanzien van opleidingen en persoonlijke ontwikkeling. Het gaat dan niet alleen over vakinhoud, maar ook over ambities en verwachtingen. Hierover worden individuele afspraken gemaakt en vastgelegd. Deze regeling heeft betrekking op studiefaciliteiten die de werkgever in dat kader ter beschikking stelt. 1. Definities Organisatie: Medewerker: Studie: Diploma:
RUD opleiding: POP opleiding: Overige opleiding Studieverlof: Studeerverlof:
Omgevingsdienst Rivierenland (verder ODR). persoon met een vaste of tijdelijke aanstelling bij de organisatie als bedoeld in hoofdstuk 2 CAR/UWO. langer lopende cursussen of opleidingen die door de medewerker worden gevolgd. bewijs van met goed gevolg afsluiten van een opleiding of een bewijs van het beheersen van leerstof en/of praktische ervaring. Het diploma wordt meestal behaald door middel van een examen. Dit kan, afhankelijk van de opleiding een praktijk- of theorie-examen zijn, of zelfs een combinatie van deze twee. Meestal wordt er van een diploma gesproken maar soms wordt het een getuigschrift of certificaat genoemd. een verplichte opleiding op grond van de opleidingsbehoefte van de ODR of de gezamenlijke Omgevingsdiensten* een verplichte opleiding waarover afspraken zijn gemaakt in het POP en/ of de HR-cyclus* een opleiding die niet verplicht is en onder de categorie RUD- of POPopleidingen valt* verlof bedoeld voor het volgen van de lessen. verlof bedoeld voor het bestuderen van de lesstof, o.a. ter voorbereiding op tentamen of een examen.
*uit Allonge GSP 2.
Studiefaciliteiten a. Studiefaciliteiten kunnen worden toegekend als er sprake is van een relatie tussen aard en doel van de studie en als sprake is van noodzaak en/ of belang voor de organisatie en de medewerker. b. De relatie, zoals hierboven bedoeld, is aanwezig als: 1. het een werkgerelateerde (en daarmee verplichte) RUD opleiding betreft 2. het een werkgerelateerde (en daarmee verplichte) POP opleiding betreft c. Voor overige opleidingen kan de vergoeding in overleg nader bepaald worden.
Pagina 1 van 4
d. Op seminars en eendaagse trainingen is deze regeling ook van toepassing met uitzondering van de terugbetalingsverplichting. e. Toekenning van studiefaciliteiten is mede afhankelijk van de prioriteitsbepaling en het beschikbare budget. f. Studiefaciliteiten bestaan uit financiële middelen en/of uit studie- /studeerverlof. g. De leidinggevende maakt de afweging van noodzaak en/ of belang van een opleiding en bepaalt onder welke categorie als bedoeld bij lid b en c deze gerangschikt moet worden. 3.
In-company trainingen In-company trainingen worden uit organisatiebelang georganiseerd. Medewerkers die voor deze trainingen worden uitgenodigd zijn verplicht om hieraan deel te nemen. De trainingen vinden zo veel mogelijk plaats binnen werktijd en de kosten komen voor rekening van de werkgever. Ingeval deze trainingen deels in eigen tijd plaatsvinden wordt uitsluitend tijd voor tijd vergoed.
4.
Toekenning a. Medewerkers vragen de opleiding aan waarbij in overleg met de leidinggevende wordt aangegeven: 1. het doel en het verwachte rendement van de opleiding; 2. de borging in de praktijk, c.q. overdracht van kennis en kunde. b. Op het aanvraagformulier geeft de medewerker aan bekend te zijn met de terugbetalingsverplichting, zoals opgenomen bij artikel 9 van deze regeling. c. Medewerkers die een aanvraag hebben ingediend krijgen schriftelijk bericht( in de vorm van een afschrift van de opleidingsovereenkomst) over het besluit of de opleiding wel of niet wordt toegekend. Tegen dit besluit is bezwaar en beroep mogelijk conform de Algemene Wet Bestuursrecht. d. De studie, waarvoor de faciliteiten worden gevraagd, moet georganiseerd worden door een erkend en bevoegd opleidingsinstituut. e. Afspraken over studiefaciliteiten worden schriftelijk vastgelegd.
5.
Duur van de faciliteiten a. De faciliteiten worden toegekend voor de normaal te verwachten studieduur. Dit is de minimale termijn waarbinnen de studie volgens het opleidingsinstituut kan worden afgerond, of de gemiddelde duur waarbinnen de studie wordt afgerond. Bij schriftelijke studies, waarbij variatie in studiesnelheid mogelijk is, wordt uitgegaan van de termijn die de gemiddelde student nodig heeft, volgens opgave van het instituut. b. Verlenging van deze termijn is alleen mogelijk als de reden, die verlenging noodzakelijk maakt, naar het oordeel van de leidinggevende, niet in ernstige mate aan de medewerker te wijten is. In principe is verlenging slechts 1 keer mogelijk en wel voor de tijd die nodig is om aan het eerstvolgende examen te kunnen deelnemen. Slechts in zeer uitzonderlijke situaties kan de directeur, op voordracht van de leidinggevende, besluiten het tijdvak, waarvoor studiefaciliteiten zijn toegekend, nogmaals te verlengen.
6.
Tegemoetkoming in de studiekosten Voor vergoeding komen in aanmerking: a. cursus en lesgelden; b. examen en diplomakosten; c. kosten van verplicht gesteld lesmateriaal (lesmateriaal wordt eigendom van de organisatie); d. de reiskosten, op basis van openbaar vervoer. Indien met eigen vervoer wordt gereisd, op basis van het tarief voor dienstreizen. e. eventuele verblijfkosten
7.
Vergoeding studiekosten Vergoeding van de studiekosten is alleen mogelijk als er overeenstemming bestaat tussen de medewerker en de leidinggevende over de te volgen studie. De vergoeding in geld bedraagt: Pagina 2 van 4
a. voor studies bedoeld in artikel 2, lid b van deze regeling worden kosten voor 100% vergoed. b. voor studies bedoeld in artikel 2, lid c worden in overleg tussen de werknemer en diens leidinggevende afspraken gemaakt over de hoogte van de vergoeding. 8.
Uitbetaling studiekostenvergoeding a. De vergoedingen worden betaald na inlevering van het daarvoor bestemde ondertekende declaratieformulier en de bijbehorende bewijsstukken. b. Rechtstreekse betaling door de ODR aan het opleidingsinstituut is ook mogelijk. In dat geval dient de factuur door het opleidingsinstituut opgestuurd te worden naar de ODR.
9.
Vergoeding in tijd Studieverlof met behoud van bezoldiging wordt toegekend als de studie niet buiten werktijd gevolgd kan worden. a. Indien het een opleiding betreft zoals bedoeld in artikel 2, lid b1 en b2 van deze regeling wordt studieverlof toegekend: 1. tot maximaal 7,2 uur per dag voor een opleiding geheel binnen werktijd van de medewerker en binnen de openingstijden van het kantoor; 2. tot minimaal 3,6 uur per 4 weken en maximaal 3,6 uur per week voor een opleiding die niet of niet geheel in werktijd van de medewerker plaatsvindt en (deels) buiten de openingstijden van het kantoor valt; 3. voor het deelnemen aan examens of tentamens wordt studieverlof met behoud van bezoldiging verleend; 4. ter voorbereiding op tentamens en examen kan verlof verleend worden tot een maximum van vijf maal 3,6 uur per gehele studie; 5. bij wijze van uitzondering kan meer verlof verleend worden dan hiervoor bedoeld, ingeval dat door de aard van de opleiding of persoonlijke omstandigheden van de medewerker noodzakelijk is. b. Indien het een opleiding betreft zoals bedoeld in artikel 2, lid c van deze regeling wordt eventueel studieverlof toegekend conform de daarover gemaakte afspraak tussen de medewerker en leidinggevende, met dien verstande, dat dit niet uitstijgt boven het onder lid a1 van dit artikel genoemde verlof.
10. Beëindiging, intrekking en opschorting van studiefaciliteiten a. Beëindiging van verleende studiefaciliteiten vindt plaats; 1. bij het verstrijken van de termijn genoemd in artikel 5, lid a en b. 2. bij de beëindiging van het dienstverband van de medewerker. b. Intrekking van verleende studiefaciliteiten kan plaatsvinden wanneer naar het oordeel van de leidinggevende de medewerker onvoldoende inzet toont voor de studie of zich omstandigheden voordoen waardoor het vermoeden gerechtvaardigd is, dat de studie niet binnen de gestelde termijn kan worden afgerond. c. Opschorting van verleende studiefaciliteiten kan plaatsvinden indien: 1. het vermoeden, naar oordeel van de leidinggevende, bestaat dat de medewerker niet in staat is zijn studie binnen de gestelde termijnen af te ronden; 2. het dienstbelang dit, naar oordeel van de leidinggevende, noodzakelijk maakt. De reden moet uitzonderlijk en onvoorzienbaar zijn waarbij een zorgvuldige afweging is gemaakt tussen de mogelijke gevolgen van de opschorting voor de medewerker en de belangen van de organisatie. 11. Terugbetaling a. De medewerker aan wie op diens verzoek studiefaciliteiten zijn toegekend en de medewerker die door de werkgever verplicht is een opleiding te volgen, dienen voor studievergoedingsbedragen vanaf € 1.500,-- de voor de studie/ opleiding genoten bedragen terug te betalen indien: 1. de medewerker, door eigen schuld of toedoen, niet deelneemt aan de voor de studie geldende examens, gezakt is of de uitslag van de examens niet aan de leidinggevende meedeelt; Pagina 3 van 4
b.
c.
d.
e.
2. de medewerker de studie waarvoor de vergoeding is verleend, door eigen schuld of toedoen, voortijdig beëindigt zonder dat de studie tot het behalen van een diploma heeft geleid; 3. de medewerker op eigen verzoek of ten gevolge aan zichzelf te verwijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen voor het einde van de studie. 4. de medewerker op eigen verzoek of ten gevolge van aan zichzelf te verwijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen binnen twee jaar na het beëindigen van de studie. Indien, naar het oordeel van de leidinggevende, één van de situaties als genoemd in lid a, sub 1, 2 of 3 zich voordoet, dient de medewerker de genoten vergoeding geheel terug te betalen. Wanneer een situatie bedoeld onder lid a sub 3 en 4 zich voordoet betaalt de medewerker 1/24 gedeelte van de genoten bedragen terug voor iedere volle maand, die aan de termijn van twee jaar ontbreekt. Indien één van de situaties als genoemd onder lid a, 1 t/m 4 zich voordoet wordt de medewerker in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Het directeur kan op basis daarvan besluiten de terugbetalingsverplichting kwijt te schelden of te verminderen. De bepalingen over de terugbetalingsverplichting worden voor aanvang van de opleiding bij het toekenningsbesluit meegestuurd.
12. Onvoorziene gevallen Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, kan de directeur een bijzondere regeling treffen. 13. Overgangsregeling De studiefaciliteitenregeling gaat in met ingang van 1 augustus 2013. Voor de al lopende opleidingen blijven de gemaakte afspraken van kracht. Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland op 18 december 2013. de voorzitter,
de secretaris
C.A.H. Zondag
A. Schipper
Pagina 4 van 4
Vergadering Datum Agendapunt Onderwerp
: : : :
Algemeen Bestuur 18 december 2013 12 Werktijdenregelingen
Beslispunt(en) Vaststellen; 1. Standaard werktijdenregeling Omgevingsdienst Rivierenland 2013; 2. Bijzondere werktijdenregeling Omgevingsdienst Rivierenland 2013. Inleiding In het Gelders Sociaal plan (GSP: hoofdstuk 5, paragraaf 5.1) staan algemene Gelderse afspraken over het onderwerp werktijden. Het GSP geeft daarnaast lokale ruimte om tot verdere concretisering en/ of nadere invulling te komen op dit onderwerp. Het is dus mogelijk om een eigen regeling werktijden in te voeren, rekening houdend met de uitspraken in het GSP. De ODR heeft gebruik gemaakt van de geboden ruimte. Medewerkers hadden expliciete behoefte aan meer c.q. concretere kaders rondom werktijden. Daarom zijn beide regelingen ontwikkeld. Beoogd effect Opstellen van aanvullende c.q. concretere regels rondom het onderwerp werktijden. Argumenten 1.1 De standaard werktijdenregeling geeft de betreffende groep medewerkers concreter inzicht in regels en afspraken rondom hun werktijden en een grotere mate van flexibiliteit. De standaard werktijdenregeling is voor medewerkers zonder verplicht rooster. Zij werken in een zogenaamd dagvenster; 7.00 tot 22.00 uur (grondslag hiervan is een verandering in de CAR-UWO) Daarbinnen hebben zij in principe ruimte om te kiezen wanneer en waar zij hun werkzaamheden verrichten. 1.2 De standaard werktijdenregeling geeft (ook) de werkgever meer flexibiliteit en daarnaast minder kosten in het kader van overwerk. Door gebruik van het dagvenster is sprake van een bredere range van uren op een dag waarbinnen medewerkers werkzaam kunnen c.q. moeten zijn. Daarnaast is overwerk pas van toepassing na 22.00 uur. Dit betekent dat minder vaak een beroep gedaan wordt op overwerkvergoeding e.d. 2.1 De bijzondere werktijdenregeling geeft medewerkers met een verplicht rooster concreter inzicht in regels en afspraken rondom hun werktijden. De bijzondere werktijdenregeling is voor medewerkers met een verplicht werkrooster. Dit betekent voor hen het volgende: Een verplicht werkrooster met specifieke begin- en eindtijd. Dit wordt door de leidinggevende opgesteld; Uitvoering van de werkzaamheden vindt plaats op het ODR-kantoor of op locatie bij één van de partners. 1 en 2 De ondernemingsraad heeft ingestemd. Zowel de standaard- als bijzondere regeling werktijden is tot stand gekomen met input van verschillende sleutelfiguren uit de organisatie. De betreffende werkzaamheden en functies waarvoor de bijzondere regeling werktijden geldt zijn in het MT bepaald. De regelingen zijn ter besluitvorming bij het MT en de OR neergelegd. Beide organen hebben hiermee ingestemd. Kanttekeningen N.v.t. Communicatie Na de definitieve besluitvorming in het AB wordt de communicatie voor dit onderwerp richting medewerkers vormgegeven. Uitvoering N.v.t. Financiën De werktijdenregeling leidt tot minder declaraties op het terrein van overwerk en dus minder uitgaven in deze. Personele gevolgen
Pagina 1 van 2
Medewerkers die onder de standaard werktijdenregeling vallen krijgen c.q. hebben meer flexibiliteit. Zij dragen daarbij zelf de verantwoordelijkheid om de balans te bewaken. Het is namelijk de bedoeling om binnen het dagvenster de voor hen geldende uren te maken. Medewerkers waar de bijzondere werktijdenregeling voor aan de orde is werken volgens een rooster. In overleg met de leidinggevende wordt gekeken of het voor hen mogelijk is om thuis te werken op de zogenaamde kantoorvrije dagen, zodat zij niet op voorhand verplicht worden om verlof op te nemen. Bijlagen 1. Standaard werktijdenregeling Omgevingsdienst Rivierenland 2013; 2. Bijzondere werktijdenregeling Omgevingsdienst Rivierenland 2013.
Pagina 2 van 2
Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland (verder ODR); Gelet op; het bepaalde in de Arbeidstijdenwet, de hoofdstukken 3 en 4 van de CAR/UWO en paragraaf 5.1 van het Gelders Sociaal Plan versie 2.0; de instemming van de Ondernemingsraad d.d. 20 november 2013; Besluit vast te stellen de;
Standaard werktijdenregeling Omgevingsdienst Rivierenland 2013 Artikel 1 Definities Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: Medewerker: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, lid 1 onder a van de CAR/UWO en degene die werkzaam is als stagiair, uitzendkracht of detacheringskracht, met uitzondering van een aantal met name genoemde functies in de bijzondere werktijdenregeling. Dagvenster: de tijd waarbinnen de werktijden van de medewerker in principe ingepland kunnen worden, en wel van maandag tot en met vrijdag van 7:00 tot 22:00 uur. Regelruimte werktijden: de mate van vrijheid die de medewerker binnen de gestelde randvoorwaarden heeft bij het bepalen van zijn werktijden, gelegen binnen het dagvenster en gesanctioneerd door zijn leidinggevende. Openingstijden kantoor: tijden waarop het kantoor geopend is voor medewerkers, van maandag tot en met vrijdag van 07.00 tot 19.00 uur. Openingstijden publiek: tijden waarop het kantoor geopend is voor publiek, van maandag tot en met vrijdag van 09.00 tot 17.00 uur. Werkrooster: de geplande verdeling van de formele arbeidsduur van de medewerker over het kalenderjaar, vastgelegd in een schema. Formele arbeidsduur: de omvang van de dienstbetrekking van de medewerker zoals vastgelegd in het benoemingsbesluit. Fictieve arbeidsduur: de werktijden die in Timetell worden aangehouden, zijnde van 08.30 uur tot 12.30 uur en van 13.00 uur tot 17.00 uur. Timetell: elektronisch tijdsregistratiesysteem en softwareprogramma, waarmee de medewerker de urenverantwoording van zijn werkzaamheden digitaal vastlegt. Urensaldo: de uren die door de medewerker meer of minder dan de formele arbeidsduur zijn gewerkt. Artikel 2 Arbeidsduur De ODR kent een 36-urige werkweek. Een fulltimer werkt gemiddeld 36 uur per week en ten hoogste 1836 uur per jaar. Artikel 3 Werktijden De medewerker verricht zijn werkzaamheden op tijden binnen het dagvenster. De maximale werktijd is 11 uur per dag en 50 uur per week. In de regel wordt geen arbeid verricht op zaterdagen en zondagen, tenzij het dienstbelang dit noodzakelijk maakt.
Pagina 1 van 3
Artikel 4 Rooster a. De medewerker en zijn leidinggevende maken voorafgaand aan minimaal elk kwartaal principe afspraken over de werktijden vallend binnen de regelruimte, verplichte aanwezigheid, het verlof en de planning van de werkzaamheden. Indien nodig kan de planning in overleg in de loop van het jaar worden bijgesteld. b. Met uitzondering van een aantal met name genoemde functies waarvoor de bijzondere werktijdenregeling geldt, kunnen medewerkers hun werktijden zelf bepalen binnen de regelruimte en binnen de gestelde randvoorwaarden. c. Werkzaamheden kunnen zowel thuis als op kantoor verricht worden. d. Een medewerker met een fulltime betrekking kan een werkrooster hebben van vier dagen per week. e. De bijzondere werktijden, zoals voor reguliere afdelingsoverleggen, worden minimaal één maand voor aanvang aan de medewerker bekend gemaakt. f. De medewerker legt zijn aanwezigheid en afspraken vast in Outlook Artikel 5 Bezetting en bereikbaarheid Tijdens de fictieve arbeidsduur dient er een minimale bezetting per afdeling te zijn die noodzakelijk is voor de continuïteit van de bedrijfsvoering. De telefonische bereikbaarheid dient per afdeling tijdens de openingstijden voor het publiek gegarandeerd te zijn. De leidinggevende ziet hierop toe. Artikel 6 Urensaldo Per week is het mogelijk om meer of minder uren dan de afgesproken arbeidsduur te werken. Uitgangspunt is dat de medewerker elk kwartaal gemiddeld het aantal formele aanstellingsuren werkt. Het opgespaarde positieve urensaldo mag maximaal 100 uur bedragen, waarvan maximaal 72 uur mag worden overgeschreven naar het volgende kalenderjaar. Dit saldo moet worden opgenomen in het volgende jaar. Medewerkers mogen op enig moment maximaal 36 uur in de min staan. Voor parttimers gelden deze aantallen naar rato van hun deeltijdfactor. Artikel 7 Verplichte aanwezigheid De leidinggevende kan van de medewerker verlangen dat hij op aangewezen momenten aanwezig of beschikbaar is, bijvoorbeeld voor het afdelingsoverleg, of andere bijeenkomsten bijwoont die geacht worden bij zijn functie te horen. Artikel 8 Registeren uren De medewerker legt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk de dinsdag na afloop van de gewerkte week, zelf zijn productieve en improductieve uren vast met behulp van het tijdregistratiesysteem. Productieve uren zijn direct te relateren aan het primaire proces en de productencatalogus en worden o.b.v. werkelijke tijdsbesteding vastgelegd. Onder improductieve uren wordt inhoudelijk o.a. het volgende verstaan: verlof, feestdagen, studieverlof, ziekte en door de werkgever gefaciliteerde overleggen. Artikel 9 Pauze De werktijd wordt behoorlijk door pauze onderbroken: nadat de medewerker 5,5 uur heeft gewerkt dient een pauze van minimaal een half uur te worden genomen. Artikel 10 Verlof Verlof van de medewerker wordt in overleg met de leidinggevende vastgesteld. Verlof wordt door de medewerker vastgelegd in Timetell. Naast vakantieverlof, zoals geregeld in de CAR-UWO (22 dagen) heeft een medewerker recht op drie dagen vakantieverlof per jaar. De werkgever kan met instemming van de OR maximaal drie dagen aanwijzen als collectieve verlofdag. Artikel 10 Buitendagvenstervergoeding
Pagina 2 van 3
De medewerker die, wanneer dat op grond van dienstbelang noodzakelijk is, arbeid verricht op werktijden gelegen buiten het dagvenster, ontvangt voor die uren een buitendagvenstervergoeding, met uitzondering van degene die ingedeeld is in functieschaal 10 en hoger. Artikel 11 Beschikbaarheiddiensten (piket) De medewerker die is aangewezen beschikbaar te zijn buiten de voor zijn functie vastgestelde werktijden en die daadwerkelijk arbeid verricht op uren die vallen buiten het dagvenster heeft recht op een buitendagvenstervergoeding. Artikel 12 Sluiting kantoor Op door de werkgever aangewezen dagen, zoals de dag na Hemelvaartsdag, is het kantoor gesloten en wordt de medewerker geacht thuis te werken. Wil of kan de medewerker niet thuis werken, dan dienen uren van het eigen vakantieverlof dan wel urensaldo te worden afgeschreven. Artikel 13 Doktersbezoek e.d. Het uitgangspunt is dat privézaken als doktersbezoek, tandartsbezoek etc. zo veel mogelijk in eigen tijd dienen te geschieden. Door de flexibele werktijden is het mogelijk om op een later moment deze uren te compenseren. Medewerkers dragen zelf de verantwoordelijkheid om dit op een goede manier te plannen. Indien sprake is van doktersbezoek e.d. tijdens werktijd, dan vindt de eerste twee uur in eigen tijd plaats. Is de duur langer dan 2 uur, dan mag het gehele bezoek geregistreerd worden als werktijd. N.B. Medewerkers die chronisch ziek zijn en hiervoor veelvuldig naar een arts moeten, vormen een uitzondering op het bovenstaande. Voor hen geldt dat zij alle uren kunnen registreren. Of hiervan sprake is, moet door de leidinggevende bepaald worden. Artikel 14 Geloofsovertuiging Bij de toepassing van de werktijdenregeling wordt de medewerker zoveel als mogelijk is de gelegenheid geboden om de voor hem belangrijke religieuze bijeenkomsten bij te wonen. Artikel 15 Hardheidsclausule In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de leidinggevende, na advies van de personeelsadviseur. Artikel 16 Slotbepaling Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013 en kan worden aangehaald als “Standaard werktijdenregeling Omgevingsdienst Rivierenland 2013”. Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur ODR op 18 december 2013. de voorzitter,
de secretaris,
C.A.H. Zondag
A. Schipper
Pagina 3 van 3
Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland (verder ODR); Gelet op; Het bepaalde in de Arbeidstijdenwet, de hoofdstukken 3 en 4 van de CAR/UWO en paragraaf 5.1 Gelders Sociaal Plan versie 2.0; de instemming van de Ondernemingsraad d.d. 20 november 2013; Besluit vast te stellen de;
Bijzondere werktijdenregeling Omgevingsdienst Rivierenland 2013 Artikel 1 Definities Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: Medewerker: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, lid 1, onder a van de CAR/UWO, die benoemd is in een met name genoemde functie. Tevens valt degene hieronder, die voor deze werkzaamheden is aangesteld als stagiaire, uitzendkracht of detacheringkracht. Met name genoemde a. medewerker met front-office taken Functie: b. medewerker met balie-, telefoon- en receptietaken c. team ondersteuning, bestaande uit: 1. managementassistent 2. administratief medewerker 3. applicatiebeheerder. Openingstijden kantoor: tijden waarop het kantoor geopend is voor medewerkers, van maandag tot en met vrijdag van 07.00 tot 19.00 uur. Openingstijden publiek: tijden waarop het kantoor geopend is voor publiek, van maandag tot en met vrijdag van 09.00 tot 17.00 uur. Werkrooster: de geplande verdeling van de formele arbeidsduur van de medewerker over het kalenderjaar, vastgelegd in een schema. Formele arbeidsduur: de omvang van de dienstbetrekking van de medewerker zoals vastgelegd in het benoemingsbesluit. Fictieve arbeidsduur: de werktijden die in het Timetell worden aangehouden, zijnde van 08.30 uur tot 12.30 uur en van 13.00 uur tot 17.00 uur. Timetell: elektronisch tijdsregistratiesysteem en softwareprogramma, waarmee de medewerker de urenverantwoording van zijn werkzaamheden digitaal vastlegt. Urensaldo: de uren die door de medewerker meer of minder dan de formele arbeidsduur zijn gewerkt. Artikel 2 Arbeidsduur De ODR kent een 36-urige werkweek. Een fulltimer werkt gemiddeld 36 uur per week en ten hoogste 1836 uur per jaar. Artikel 3 Werktijden De medewerker verricht zijn werkzaamheden op tijden binnen het dagvenster. De maximale werktijd is 11 uur per dag en 50 uur per week. In de regel wordt geen arbeid verricht op zaterdagen en zondagen, tenzij het dienstbelang dit noodzakelijk maakt. Pagina 1 van 3
Artikel 4 Rooster a. De medewerker en zijn leidinggevende leggen voorafgaand aan minimaal elk kwartaal specifieke afspraken vast over de werktijden vallend binnen de regelruimte, het verlof en de planning van de werkzaamheden die binnen het kantoor of op locatie van één van de partners verricht moeten worden. Indien nodig kan de planning in de loop van het jaar worden bijgesteld. b. De ingeroosterde werktijden worden minimaal één maand voor aanvang aan de medewerker bekend gemaakt. c. Een medewerker met een fulltime betrekking kan een werkrooster hebben van vier dagen per week. d. De medewerker legt zijn aanwezigheid en afspraken vast in Outlook. Artikel 5 Bezetting en bereikbaarheid Bij de planning van de werkzaamheden wordt er rekening mee gehouden, dat er een minimale bezetting per afdeling aanwezig is die noodzakelijk is voor de continuïteit van de bedrijfsvoering. De telefonische bereikbaarheid dient tijdens de openingstijden voor het publiek gegarandeerd te zijn. De leidinggevende plant dit in. Artikel 6 Urensaldo Per week is het mogelijk om meer of minder uren dan de afgesproken arbeidsduur te werken. Uitgangspunt is dat de medewerker elk jaar gemiddeld het aantal formele aanstellingsuren werkt. Het opgespaarde positieve urensaldo mag maximaal 100 uur bedragen, waarvan maximaal 72 uur mag worden overgeschreven naar het volgende kalenderjaar. Dit saldo moet worden opgenomen in het volgende jaar. Medewerkers mogen op enig moment maximaal 36 uur in de min staan. Voor parttimers gelden deze aantallen naar rato van hun deeltijdfactor. Artikel 7 Registeren uren De medewerker legt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk de dinsdag na afloop van de gewerkte week, zelf zijn productieve en improductieve uren vast met behulp van het tijdregistratiesysteem. Productieve uren zijn direct te relateren aan het primaire proces en de productencatalogus en worden o.b.v. werkelijke tijdsbesteding vastgelegd. Onder improductieve uren wordt inhoudelijk o.a. het volgende verstaan: verlof, feestdagen, studieverlof, ziekte en door de werkgever gefaciliteerde overleggen. Artikel 8 Pauze De werktijd wordt behoorlijk door pauze onderbroken: nadat de medewerker 5,5 uur heeft gewerkt dient een pauze van minimaal een half uur te worden genomen. Artikel 9 Verlof Verlof van de medewerker wordt in overleg met de leidinggevende vastgesteld. Verlof wordt door de medewerker vastgelegd in Timetell. Naast vakantieverlof, zoals geregeld in de CAR-UWO (22 dagen) heeft een medewerker recht op drie dagen vakantieverlof per jaar. De werkgever kan met instemming van de OR ODR maximaal drie dagen aanwijzen als collectieve verlofdag. Artikel 10 Overwerk Van overwerk is sprake als er door de direct leidinggevende een opdracht hiertoe is verstrekt en de werktijden buiten het voor een medewerker vastgestelde werkrooster vallen. De vergoeding bestaat uit compensatie in tijd en, met uitzondering van degenen die ingeschaald zijn in schaal 10 of hoger, een bedrag dat voor die uren wordt berekend, zoals genoemd in artikel 3:2:1 CAR/UWO. Artikel 11 Verschuivingstoelage
Pagina 2 van 3
Indien binnen 72 uur voor aanvang van de oorspronkelijk vastgestelde werktijd de werktijden worden verschoven heeft de medewerker recht op een toelage van 25% van zijn uurloon voor elk verschoven uur. Artikel 12 Beschikbaarheidsdiensten (piket) De medewerker die is aangewezen beschikbaar te zijn buiten de voor zijn functie vastgestelde werktijden en die daadwerkelijk arbeid verricht op uren die vallen buiten de voor hem vastgestelde werktijden heeft recht op een vergoeding. Artikel 13 Sluiting kantoor Op door de werkgever aangewezen dagen, zoals de dag na Hemelvaartsdag, is het kantoor gesloten. De benodigde uren dienen in principe van het eigen vakantieverlof dan wel werkurensaldo te worden afgeschreven. Daarnaast hebben de betreffende medewerkers de mogelijkheid om in overleg met de leidinggevende te bepalen in hoeverre het mogelijk is om thuis te werken. Artikel 14 Doktersbezoek e.d. Het uitgangspunt is dat privézaken als doktersbezoek, tandartsbezoek etc. zo veel mogelijk in eigen tijd dienen te geschieden. Door de flexibele werktijden is het mogelijk om op een later moment deze uren te compenseren. Medewerkers dragen zelf de verantwoordelijkheid om dit op een goede manier te plannen. Indien sprake is van doktersbezoek e.d. tijdens werktijd, dan vindt de eerste twee uur in eigen tijd plaats. Is de duur langer dan 2 uur, dan mag het gehele bezoek geregistreerd worden als werktijd. N.B. Medewerkers die chronisch ziek zijn en hiervoor veelvuldig naar een arts moeten, vormen een uitzondering op het bovenstaande. Voor hen geldt dat zij alle uren kunnen registreren. Of hiervan sprake is, moet door de leidinggevende bepaald worden. Artikel 15 Geloofsovertuiging Bij de toepassing van de werktijdenregeling wordt de medewerker zoveel als mogelijk is de gelegenheid geboden om de voor hem belangrijke religieuze bijeenkomsten bij te wonen. Artikel 16 Hardheidsclausule In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het afdelingshoofd, na advies van de personeelsadviseur. Artikel 17 Slotbepaling Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013 en kan worden aangehaald als “Bijzondere werktijdenregeling Omgevingsdienst Rivierenland 2013”. Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur ODR op 18 december 2013. de voorzitter,
de secretaris,
C.A.H. Zondag
A. Schipper
Pagina 3 van 3
Vergadering Datum Agendapunt Onderwerp
: : : :
Algemeen Bestuur 18 december 2013 14 Vergaderschema 2014
Beslispunt(en) 1. Instemmen met vergaderschema van het Algemeen- en Dagelijks Bestuur in 2014. 2. Kennis nemen van de (bestuurlijke) planning van de budgetcyclus.
Inleiding Voor aanvang van elk kalenderjaar dient in afstemming met u een schema opgesteld te worden voor de in dat jaar te houden vergaderingen. In de bijlage treft u hiervoor een voorstel aan. Beoogd effect Vroegtijdig inzicht bieden in de vergaderdata en -tijdstippen van het AB van de ODR. Argumenten 1.1 Reglement van orde schrijft opstellen vergaderschema voor Het reglement van orde AB ODR geeft de secretaris de opdracht om in afstemming met het AB voor aanvang van elk kalenderjaar een vergaderschema voor dat jaar op te stellen. 1.2 Data DB- en AB vergaderingen zijn op meerdere punten afgestemd. De data van de AB en DB vergaderingen zijn onderling zo afgestemd dat een langere termijn aangehouden kan worden tussen verzending van stukken en de vergaderdatum van het AB. Hiermee wordt gehoor gegeven aan de wens voor meer interne ambtelijke voorbereidingstijd bij de deelnemers ter advisering van het AB-lid. Daarnaast is rekening gehouden met de verplichtende data en termijnen die gelden voor begroting, jaarrekening en bestuursrapportage. Tevens is gekeken naar de schoolvakanties voor de regio’s midden en zuid. 1.3 Data vroegtijdig gecommuniceerd met bestuurssecretariaten Op 18 oktober jl. zijn de bestuurssecretariaten gevraagd de in het schema opgenomen data en tijdstippen alvast te reserveren in uw agenda voor 2014. Kanttekeningen 1.1 Aanpassing schema heeft gevolgen t.a.v. uitgangspunten. Aanpassing van het schema zal gevolgen hebben voor de onder argument 1.2 weergegeven uitgangspunten. Communicatie Het vastgestelde vergaderschema wordt toegestuurd aan de bestuurssecretariaten van de gemeenten en provincie. De planning van de budgetcyclus wordt toegestuurd aan de leden van het Opdrachtgeversoverleg en de hoofden financiën. Uitvoering n.v.t. Financiën n.v.t. Personele gevolgen n.v.t. Bijlage(n) 1. Vergaderschema DB en AB ODR 2014 2. Planning besluitvorming budgetcyclus
Pagina 1 van 1
Bestuursvergaderingen 2014
Maand Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
Datum AB DB 27 24 17 24 23 26 23 30
29
1
Tijdstip : Alle data: 15:00–17:00 uur Locatie : ODR-gebouw, van Lidth de Jeudelaan 3, 4001 VK, Tiel
01 06 03 15
Groen : onderdeel P&C cyclus Geel : Voorbereiding AB-vergadering
Versiedatum: 15 oktober 2013
P EN C-PLANNING 2014 ODR Schoolvakantie 14-7 tot en met 29-8 Nr. Activiteit
36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140
Datum
Januari Begin
Eind
1
2
Februari 3
4
5
6
JAARSTUKKEN 1-1-2014 24-6-2014 n n n n n n Besluitvorming 5-3-2014 24-6-2014 Versturen stukken naar MT 5-3-2014 5-3-2014 MT jaarrekening 11-3-2014 11-3-2014 Versturen stukken naar MT 12-3-2014 12-3-2014 Mt Jaarstukken 18-3-2014 18-3-2014 Versturen stukken naar DB 18-3-2014 18-3-2014 Hoofden financiën overleg 20-3-2014 20-3-2014 DB behandeling 24-3-2014 24-3-2014 Versturen naar Gemeenteraden, Prov. Staten, in afschrift25-3-2014 aan colleges van 25-3-2014 B&W en GS, Hoofd fin. OGO Zienswijze 25-3-2014 16-5-2014 Opdrachtgeversoverleg 8-4-2014 8-4-2014 Reactie ODR 9-5-2014 19-5-2014 Versturen reactie MT 19-5-2014 19-5-2014 Reactie in MT 20-5-2014 20-5-2014 Versturen advies op zienswijze naar DB 20-5-2014 20-5-2014 Reactie in DB bespreken 26-5-2014 26-5-2014 Versturen Reactie DB zienswijze aan AB 27-5-2014 27-5-2014 AB behandeling 23-6-2014 23-6-2014 Getekende versie versturen BZK 24-6-2014 24-6-2014 BEGROTING
27-1-2014
24-6-2014
Besluitvorming 12-3-2014 24-6-2014 Versturen stukken naar MT 12-3-2014 12-3-2014 MT Begroting 18-3-2014 18-3-2014 Versturen stukken naar DB 18-3-2014 18-3-2014 Hoofden financiën overleg 20-3-2014 20-3-2014 DB behandeling 24-3-2014 24-3-2014 Versturen naar Gemeenteraden, Prov. Staten, in afschrift25-3-2014 aan colleges van 25-3-2014 B&W en GS, Hoofd fin. Zienswijze 25-3-2014 16-5-2014 Opdrachtgeversoverleg 8-4-2014 8-4-2014 Reactie ODR 9-5-2014 19-5-2014 Versturen reactie MT 19-5-2014 19-5-2014 Reactie in MT 20-5-2014 20-5-2014 Versturen advies op zienswijze naar DB 20-5-2014 20-5-2014 Reactie in DB bespreken 26-5-2014 26-5-2014 Versturen Reactie DB zienswijze aan AB 27-5-2014 27-5-2014 AB behandeling 23-6-2014 23-6-2014 Getekende versie versturen BZK 24-6-2014 24-6-2014
BESTUURSRAPPORTAGE
1-7-2014
2-12-2014
Besluitvorming 13-8-2014 2-12-2014 Versturen stukken naar MT 13-8-2014 13-8-2014 Mt behandeling 19-8-2014 19-8-2014 Versturen stukken naar DB 26-8-2014 26-8-2014 Hoofden financiën overleg 28-8-2014 28-8-2014 DB behandeling 1-9-2014 1-9-2014 Versturen naar Gemeenteraden, Prov. Staten, in afschrift 2-9-2014 aan colleges van 2-9-2014 B&W en GS, Hoofd fin. Zienswijze 2-9-2014 24-10-2014 Opdrachtgeversoverleg 16-9-2014 16-9-2014 Reactie ODR 17-10-2014 27-10-2014 Versturen reactie MT 27-10-2014 27-10-2014 Reactie in MT 28-10-2014 28-10-2014 Versturen advies op zienswijze naar DB 28-10-2014 28-10-2014 Reactie in DB bespreken 3-11-2014 3-11-2014 Versturen Reactie DB zienswijze aan AB (nazending) 4-11-2014 4-11-2014 AB behandeling 1-12-2014 1-12-2014 Getekende versie versturen BZK 2-12-2014 2-12-2014
n
n
Maart
April
7 8 9 10 11 12 13 Vakantie n n n n n n n n n n n n n n n n n n n n
Mei
Juni
Juli
Augustus
September
Oktober
November
December
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Vakantie Vakantie Vakantie n n n n n n n n n n n n n n n n n n n n n n n n n n
n
n n
n
n
n
n
n
n
n
n n n n n n n n
n
n
n
n
n n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n n
n
n n
n
n
n
n
n
n
n
n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n n
n n n n n n n n n
n
n
n
n
n
n n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n n
n
n n
n
n
n
n
n
n
n
n n
n n
n n
n n
n n
n n
n n n
n n n n n n n n
Planning PenC 2014 v7