Commissie BOC&M vergadering 10 december 2009
15 juni 2009
Agenda van de commissie Bestuurlijke Organisatie, Communicatie en Middelen d.d. 10 december 2009 10.00 uur 1.
Opening en Mededelingen.
2.
Verslag van de gecombineerde vergadering van de commissie Bestuurlijke Organisatie, Communicatie en Middelen d.d. 25 juni 2009.
3.
Ingekomen en uitgegane stukken. Gevraagde beslissing: 1.
4.
Regionale samenwerking na 2010. Gevraagde beslissing: 1. 2.
5.
de regioraad voor te stellen in te stemmen met ‘Verbindende kracht, een realistische visie op regionale samenwerking na 2010’; ten aanzien van de samenstelling van het algemeen bestuur de regioraad te adviseren in te stemmen met de variant waarbij elke gemeente twee vertegenwoordigers aanwijst uit haar college van burgemeester en wethouders of gemeenteraad.
Wijziging gemeenschappelijke regeling. Gevraagde beslissing: 1.
6.
in te stemmen met de voorgestelde afdoening van de ingekomen stukken.
de regioraad voor te stellen het ontwerp van de gemeenschappelijke regeling vast te stellen en deze ter besluitvorming aan te bieden aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten.
8- maandsbestuursprogramma. Gevraagde beslissing: 1. de regioraad voor te stellen in te stemmen met de 8-maands bestuursrapportage 2009 en deze ter kennisname voor te leggen aan de regioraad en deze raad voor te stellen om de daarin opgenomen begrotingswijziging conform vast te stellen.
7.
Investeringsstrategie 2010-2020. Gevraagde beslissing: 1. de regioraad voor te stellen om in te stemmen met de notitie Investeringstrategie 2.
regio Rotterdam 2010 – 2020; de regioraad voor te stellen om het omslagstelsel voor te zetten conform de huidige systematiek en uitgangspunten voor tariefstelling van de omslagheffing;
Agenda BOC&M / 57329 / BZC / HEA / 10 december 2009
Pagina 1
3. 4.
5.
8.
de regioraad voor te stellen om de omslagbaten in te zetten voor investeringen in de regionale opgave voor groen, infrastructuur, wonen en economie. de regioraad voor te stellen om in principe in te stemmen met de instelling van een Investeringsreserve en na afwikkeling van de aangegane verplichtingen en verantwoording het Omslagfonds (2011), het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing (2011) en het Fonds Groen (na 2013) te liquideren. voor de opstelling van de begroting 2011 als richting meegeven dat een nader te bepalen deel van de voeding van de Investeringsreserve wordt afgezonderd in de begroting ten behoeve van procesondersteuning, opdat de Investeringsreserve uitsluitend investeringsmiddelen bevat.
Vergaderschema Commissie BOC&M 2010. Gevraagde beslissing: 1. vast te stellen van het vergaderschema 2010 voor de vergaderingen van de commissie BOC&M.
9.
Rondvraag en sluiting.
Agenda BOC&M / 57329 / BZC / HEA / 10 december 2009
Pagina 2
Commissie BOC&M vergadering 10 december 2009 agendapunt 2
Verslag van de vergadering van de commissie Bestuurlijke Organisatie, Communicatie en Middelen d.d. 25 juni 2009 10.00 uur Aanwezig: de heer ’t Hart, de heer E. Van Vliet, de heer Jansen, de heer Hekman, mevrouw Van Viegen, de heer Siljee. Alsmede: de secretaris – directeur mevrouw M.C.J. Jansen (agendapunt 4), en medewerkers van de stadsregio, de heer Bierhuizen, de heer Osnabrugge, mevrouw Konijnendijk en mevrouw El Aissati. 1.
Opening en mededelingen. De heer ’t Hart opent (voorzitter) opent de vergadering en meldt dat er afmeldingen zijn ontvangen van de heer Bruinsma (gemeente Vlaardingen), mevrouw Bouvy – Koene (gemeente Bernisse), de heer Van Belzen (gemeente Barendrecht), de heer Suijker (gemeente Rozenburg), de heer Ten Kate (gemeente Lansingerland) en mevrouw de Jongh (gemeente Hellevoetsluis). De heer Siljee meldt de afwezigheid van de heer Groene (gemeente Schiedam). De heer 't Hart meldt de ter vergadering uitgereikte stukken: 1. Reactie van de gemeente Krimpen aan den IJssel aan GS van Zuid Holland inzake het besluit over de toekomst van de gemeenten in de Krimpenerwaard. 2. Reactie van de gemeente Gouda aan het college van GS in Zuid-Holland inzake het besluit over de toekomst van de gemeenten in de Krimpenerwaard. 3. Factsheet over het regionaal omslagstelsel.
2.
Verslag van de gecombineerde vergadering van de commissies Bestuurlijke Organisatie en Communicatie en Middelen (BOC&M) d.d. 5 februari 2009. Het verslag wordt vastgesteld.
3.
Ingekomen en uitgegane stukken. De heer 't Hart meldt dat er – behoudens de bij de agendaposten gevoegde stukken geen ingekomen en uitgegane stukken zijn.
4.
DIALOOG 2009. Vanwege de afwezigheid van de heer Bruinsma licht mevrouw Jansen de actuele ontwikkelingen inzake DIALOOG 2009 toe. Mevrouw Jansen meldt dat in het eindrapport “De stille kracht, over de noodzaak van stadsregio’s” van de commissie Nijpels de conclusie getrokken is dat de stadsregio’s prima werk leveren. Samenwerking tussen gemeenten moet volgens de commissie Nijpels worden voortgezet. Mevrouw Jansen meldt de conclusies uit de gecombineerde vergadering van de bestuurlijke en ambtelijke werkgroep DIALOOG 2009 d.d. 15 juni 2009. Ze geeft aan dat de regionale samenwerking volgens de werkgroepen zoals die nu verloopt uitstekend is en dus voortgezet moet worden. En zal daarentegen wel meer aandacht besteed moeten worden aan subregionale samenwerking. De stadsregio zal vooral bezien moeten worden vanuit de opgaven als ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer. Een uitbreiding van de huidige schaal wordt niet gewenst geacht.
Verslag 25 juni 2009 / 53955 / BZC / HEA / 10 december 2009
Pagina 1
De bestuurlijke en ambtelijke werkgroep heeft gevraagd om meer focus op thema’s als economie en arbeidsmarktbeleid. Een onderzoek naar de organisatie van het arbeidsmarktbeleid op regionaal niveau, zal plaatsvinden. De bestuurlijke en ambtelijke werkgroep hebben nagedacht over een andere bestuurlijke structuur. Het uitgangspunt daarbij is dat er meer opgetreden moet worden als een verlengd lokaal bestuur. Dit zou kunnen betekenen een opheffing van de huidige vorm van de regioraad en zal er geen sprake meer zijn van een politieke fractievorming. De politieke verantwoording wordt verschoven naar de gemeenteraden. De regioraad zal bestaan uit één bestuurlijke vertegenwoordiger uit elke gemeente, samengesteld uit het college van burgemeester en wethouders. Het dagelijks bestuur zou meer als procesbestuurder kunnen fungeren en zou in de vorm kleiner kunnen worden. De bestuurlijke werkgroep komt bijeen op 8 juli 2009 om nader van gedachten te wisselen. Een eerste conceptvisie zal in juli voltooid zijn. Hierna wordt het aan de raden en colleges aangeboden met het verzoek om een reactie op de conceptvisie voor 1 oktober 2009. Op 16 september vindt een tweede bijeenkomst plaats waarvoor de raads-en collegeleden voor uitgenodigd worden. De resultaten van zowel de bijeenkomst als de reactie van de gemeenten worden in de conceptvisie verwerkt. De behandeling in het dagelijks bestuur vindt in november plaats en in de regioraad in december. Mevrouw Van Viegen meldt dat het goed is dat de vertegenwoordigers geen politieke partij vertegenwoordigen, maar de lokale gemeenten. De heer Janssen benadrukt de positionering van de stadsregio. De heer Van Vliet wijst op het belang van de stadsregio om na te denken over het middenbestuur en hoe de regionale samenwerking te realiseren. Voorts wijst de heer Van Vliet op het belang van draagvlak. De heer Hekman vraagt zich af of de gemeenten zich daadwerkelijk vertegenwoordigd voelen door de gemeenten door een dergelijke vorm van structuur. Het is de bedoeling dit nog meer inzichtelijk te krijgen. Wordt er vanuit de gemeenten of namens de partijen beredeneerd? De heer ’t Hart meldt de optie van twee vertegenwoordigers uit het college van het algemeen en dagelijks bestuur vanwege de terugkoppeling aan de gemeenteraden. De heer Siljee merkt op dat de discussie niet zou moeten gaan over hoeveel leden in het algemeen of dagelijks bestuur, maar over het model dat er nu ligt. Voorts mist hij dat er te weinig gesproken is over democratische legitimatie. Met de verschuiving van de politieke controle naar de gemeenteraden wordt de raad per bestuursperiode geconsulteerd over de strategische agenda. Gemeenteraden kunnen jaarlijks worden geraadpleegd over het werkplannen en de begroting. Mevrouw Jansen vindt een vertegenwoordiging van twee afgevaardigden een goede optie. Eén vertegenwoordiger wordt de direct aanwijsbare verantwoordelijke, die de die de vergadering heeft bijgewoond. De commissie Bestuurlijke Organisatie, Communicatie en Middelen (BOC&M) neemt kennis van de ontwikkelingen. 5.
Krimpenerwaard: advies commissie Leemhuis. De commissie neemt kennis van het besluit van GS Zuid-Holland naar aanleiding van het advies van de commissie Leemhuis inzake de bestuurlijke toekomst van de gemeenten in de Krimpenerwaard.
6. Besluitvorming AvA RET. De commissie neemt kennis van de aan de regioraad gevraagde besluiten.
Verslag 25 juni 2009 / 53955 / BZC / HEA / 10 december 2009
Pagina 2
7. Jaarrekening en jaarverslag 2008. De commissie neemt kennis van de jaarrekening en jaarverslag 2008. De heer Siljee verzoekt om een onderbouwing van de BWS reserve positie voor het einde van deze periode. De commissie adviseert de regioraad de jaarrekening en de daarin opgenomen resultaatsbestemming en het jaarverslag 2008 conform vast te stellen. 8. Programmabegroting 2010. De commissie adviseert de regioraad de programmabegroting 2010 vast te laten stellen. 9.
4-maands bestuursrapportage. De commissie neemt kennis van de 4-maands bestuursrapportage 2009 en stemt in met het ter kennisname voorleggen van de bestuursrapportage aan de regioraad om de daarin opgenomen begrotingswijziging conform vast te stellen.
10. Investeringsstrategie 2010-2020, omslagstelsel. De heer ’t Hart meldt de investeringsstrategie in de commissie Wonen en Sociaal Beleid behandeld is. Er is advies van de commissie Wonen en Sociaal Beleid uitgebracht inzake de voortzetting van het omslagstelsel. De regioraad wordt gevraagd de investeringsstrategie 2010-2020 en het omslagstelsel te herzien. 11. Actualisatie 2009 meerjarenraming Omslagfonds en Fonds Verstedelijking en stedelijke vernieuwing 2005-2010. De commissie stelt de regioraad voor de voorgelegde actualisatie 2009 meerjarenraming Omslagfonds en Fonds verstedelijking en stedelijke vernieuwing vast te stellen. 12. Rondvraag en sluiting. Er is geen gebruik gemaakt van de rondvraag.
Verslag 25 juni 2009 / 53955 / BZC / HEA / 10 december 2009
Pagina 3
Commissie BOC&M vergadering 10 december 2009 agendapunt 3
Onderwerp: Ingekomen en uitgegane stukken. Bijlagen: Geen. Toelichting: Ten tijde van de verzending van de commissiestukken waren er – behoudens de bij de agendaposten gevoegde stukken – geen ingekomen en uitgegane stukken voor de commissie.
INUCOMBOC&M / 57629 / BZC / HEA / 10 december 2009
Pagina 1
Commissie BOC&M vergadering 10 december 2009 agendapunt 4
Onderwerp: Regionale samenwerking na 2010. Bijlagen: 1. ‘Verbindende kracht: een realistische visie op regionale samenwerking na 2010’ (is reeds aan u verzonden); 2. Schriftelijke reacties van de gemeenten op de conceptvisie (ter inzage bij bureau Bestuurlijke Zaken en Communicatie, Minervahuis, Meent 106, kamer 2.17); 3. Nota van antwoord. Toelichting: In 2010 evalueert het kabinet de Wgr-plus en de brede doeluitkering verkeer en vervoer. Deze aanstaande evaluatie is, samen met het gegeven dat de (nieuwe) Wet op de ruimtelijke ordening geen bevoegdheden aan Wgr-plusregio’s toedeelt, voor uw raad aanleiding geweest om het jaar 2009 te benutten voor een bezinning op rol en positie van de stadsregio. Daarbij is gekozen voor een open proces, waarin de gemeenten leidend zijn. Tijdens een startbijeenkomst op 18 maart 2009 heeft de voorzitter de bestuurlijke werkgroep DIALOOG 2009 geïnstalleerd. Hierin zijn alle gemeenten door een collegelid of een raadslid vertegenwoordigd. Op basis van resultaten van interviews met raadsleden, expertmeetings, bijeenkomsten voor alle raads- en collegeleden uit de regio en schriftelijk commentaar van raden en colleges heeft de bestuurlijke werkgroep de visie ‘Verbindende kracht: regionale samenwerking na 2010’ opgesteld. Hoofdelementen in de visie zijn de strategische regionale agenda voor de periode 2010 – 2020 en het voorop stellen van het principe van ‘verlengd lokaal bestuur’. Dit laatste leidt tot voorstellen voor een compact algemeen en dagelijks bestuur, maar vooral ook voor een veel sterkere betrokkenheid van gemeenteraden bij regionale beleidsontwikkeling en besluitvorming. Conclusies en aanbevelingen van de bestuurlijke werkgroep: • De gemeenten binnen de stadsregio Rotterdam hebben altijd de ambitie gehad om te komen tot een rechtstreeks gekozen regiobestuur met zware bevoegdheden in – vooral – het fysieke domein. Dat is nu geen realistische optie. Blijft over: de weg van het verlengd lokaal bestuur. • Samenwerking in stadsregionaal verband is onomstreden: in het sterk verstedelijkte gebied, waarin de oriëntatie op Rotterdam in het algemeen en de met de haven samenhangende economische structuur in het bijzonder de verschillende gemeenten bindt, liggen nu en in de toekomst veel opgaven die de gemeentegrenzen overstijgen en om een gezamenlijke aanpak vragen. Het is de taak van de stadsregio een visie op relevante ontwikkelingen voor de regio op te stellen en draagvlak en coalities te organiseren om die visie te implementeren. • De stadsregio is een op duurzame ontwikkeling van ruimte en mobiliteit gericht samenwerkingsverband. De regionale agenda binnen dit fysieke domein is complex en veelomvattend. De samenwerking kan op onderdelen verder versterkt worden. Gemeenten noemen daarbij vooral het beleidsterrein economie. De Wgr-plus biedt hiervoor een wettelijke basis. Naar aanleiding van het door de Economic Development Board Rotterdam (EDBR) toegezegde advies, kan het nieuwe bestuur een economische agenda voor de regio opstellen. • Een punt van aandacht vormt het arbeidsmarktbeleid in relatie tot economische ontwikkeling. Enerzijds is – op papier in elk geval – de regionale samenwerking met betrekking tot de arbeidsmarkt geregeld in het regionaal platform arbeidsmarktbeleid Rijnmond, anderzijds gaan regelmatig stemmen op om hier een koppeling met de stadsregio te bewerkstelligen. Alvorens conclusies te trekken over een eventuele stadsregionale rol in dit verband, zijn de RPA bestuurders geconsulteerd. Regionale samenwerking na 2010 / 59975 / DIR / MCJ / 10 december 2009
Pagina 1
•
•
•
•
•
•
•
•
•
• •
•
Binnen de regio bestaan ook netwerken met een meer sociaal-maatschappelijke oriëntatie. Er is geen dringende noodzaak deze netwerken te ‘absorberen’ in stadsregionaal verband. Veel energie zou dan verloren gaan met het zoeken naar bestuurlijke constructies en samenvoegen van organisaties. Daar waar dit meerwaarde kan opleveren, kunnen de bestaande netwerken beter in programma’s en projecten samenwerken. De wettelijke taak van de stadsregio voor de jeugdzorg zal naar verwachting de komende jaren vervallen. Aangenomen wordt dat de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg zal uitwijzen dat de jeugdzorgtaken naar de gemeenten moeten. Ten aanzien van de bovenlokale jeugdzorgvoorzieningen kan de regionale samenwerking vorm worden gegeven via de gemeenschappelijke regeling openbare gezondheidszorg Rotterdam-Rijnmond. Het is, gezien de omvang en intensiteit van de samenwerking op andere schalen, op dit moment niet zinvol om energie te steken in het zoeken naar een andere schaal voor de stadsregio; ook die zal immers ‘grensproblemen’ opleveren. Beter is het, te erkennen dat overheidssturing ‘veelschalig’ is geworden. De stadsregio is dan te bezien als een netwerk voor ruimte en mobiliteit dat per programma of project coalities sluit met andere netwerken. De stadsregio treedt daarbij op als behartiger van de regionale belangen. Het is niet ondenkbaar dat tussen 2010 en 2020 samenwerking met bepaalde netwerken dusdanig intensiveert, dat ‘opschaling’ wenselijk wordt. Het is dan ook goed om elke bestuursperiode opnieuw te bezien of een andere schaal meerwaarde biedt. ‘Veelschalige’ samenwerking en samenwerkingsvormen met verschillende partijen zijn onvermijdelijk en vormen een uitdaging voor het creëren van meerwaarde voor de regio. De stadsregio moet zich daarbij opwerpen ‘facilitator van wisselende coalities’. Een punt van aandacht daarbij is de betrokkenheid van semi-publieke en private partijen. Afspraken moeten worden vastgelegd in convenanten om zelfbinding en continuïteit te bewerkstelligen. De bestuurlijke structuur van een regionaal openbaar lichaam zoals de stadsregio moet aan een aantal wettelijk eisen voldoen, maar daarbinnen bestaat veel vrijheid voor de eigen invulling. Aanpassingen zijn nodig om de stadsregio meer als verlengd lokaal bestuur te laten functioneren. Dat opent tevens mogelijkheden voor een betere democratische legitimatie en beperking van de belasting van bestuurders. De regioraad wordt in zijn huidige vorm opgeheven. De politieke controle op regionale opgaven verschuift naar de gemeenteraden, die per bestuursperiode worden geconsulteerd over de strategische agenda van de regio. Jaarlijks worden de raden geraadpleegd over het werkplan en de begroting en worden verantwoordingsdebatten gevoerd op basis van het jaarverslag. De informatiepositie van de gemeenteraadsleden wordt versterkt. De huidige regels voor bindende elementen en procedures blijven van kracht. Er komt – onder voorzitterschap van de burgemeester van Rotterdam – een algemeen bestuur voor de stadsregio. Een keuze dient nog te worden gemaakt met betrekking tot het aantal vertegenwoordigers per gemeente en hun ‘herkomst’ (uit de raad of uit het college). De vertegenwoordigers hebben gewogen stemrecht (in de verhoudingen zoals die ook nu gelden); zij vertegenwoordigen hun gemeente en niet hun politieke partij. Zij bewaken de relatie tussen de stadsregio en hun gemeente; zij zorgen ervoor dat de regionale agenda onder de aandacht van de gemeenteraad wordt gebracht. Het algemeen bestuur benoemt het dagelijks bestuur. De regel wordt gehandhaafd dat de burgemeester van Rotterdam het voorzitterschap van de stadsregio vervult. Voor de informele afspraak dat de wethouder verkeer en vervoer van Rotterdam de regioportefeuille verkeer en vervoer beheert geldt hetzelfde. De commissies worden in hun huidige vorm opgeheven en vervangen door portefeuillehoudersoverleggen; de voorgestelde werkwijze van het algemeen bestuur bevat betere waarborgen voor betrokkenheid van de gemeenteraden. Het dagelijks bestuur krijgt – naast zijn eigenstandige wettelijke en door het algemeen bestuur toegekende bevoegdheden – nadrukkelijk de rol van processtuurder: het brengt partijen samen en zorgt ervoor dat besluiten worden uitgevoerd. Het dagelijks bestuur kan, zonder de spreiding over de regio geweld aan te doen, compacter: een voorzitter en maximaal zes leden.
Regionale samenwerking na 2010 / 59975 / DIR / MCJ / 10 december 2009
Pagina 2
In zijn vergadering van 18 november jongstleden heeft het dagelijks bestuur ingestemd met de visie van de bestuurlijke werkgroep. Voor de samenstelling van het algemeen bestuur heeft het dagelijks bestuur besloten aan de regioraad voor te stellen te kiezen voor de variant waarbij vanuit elke gemeente twee leden worden aangewezen; of deze AB-leden worden aangewezen uit het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad wordt aan de gemeenten overgelaten. Financiële consequenties: Geen. Verdere procedure: Afhankelijk van de besluitvorming dient de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam te worden aangepast. Een voorstel hiervoor komt onder agendapunt 5 aan de orde. Het besluit van de regioraad wordt ingebracht in het proces van evaluatie van Wgr-plus en BDU. Gevraagde beslissing: 1. de regioraad voor te stellen in te stemmen met ‘Verbindende kracht, een realistische visie op regionale samenwerking na 2010’; 2. ten aanzien van de samenstelling van het algemeen bestuur de regioraad te adviseren in te stemmen met de variant waarbij elke gemeente twee vertegenwoordigers aanwijst uit haar college van burgemeester en wethouders of gemeenteraad.
Regionale samenwerking na 2010 / 59975 / DIR / MCJ / 10 december 2009
Pagina 3
VERBINDENDE KRACHT: EEN REALISTISCHE VISIE OP REGIONALE SAMENWERKING NA 2010
1
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING............................................................................... 3 2. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .............................................. 5 3. DE REGIONALE AGENDA TOT 2020.............................................. 8 meerwaarde door regionale samenwerking .................................... 8 de regionale agenda................................................................... 9 nieuwe opgaven? ......................................................................16 conclusies en aanbevelingen ......................................................17 4. REGIONALE SAMENWERKING IN PERSPECTIEF ............................19 toekomstperspectief..................................................................19 flexibele rollen..........................................................................21 flexibele schalen .......................................................................21 conclusies en aanbevelingen ......................................................22 5. SAMENWERKINGSVORMEN .......................................................23 samenbrengen van bevoegdheden, geld en capaciteit ....................23 samenwerking met de provincie: complementariteit in plaats van rivaliteit ..................................................................................23 samenwerking met semi-publieke en private partijen.....................24 conclusies en aanbevelingen ......................................................24 6. BESTUURLIJKE STRUCTUUR EN BESLUITVORMING .......................25 geen bestuurslaag ....................................................................25 algemeen bestuur .....................................................................25 commissies ..............................................................................27 dagelijks bestuur ......................................................................28 betrokkenheid van gemeenteraden..............................................29 conclusies en aanbevelingen ......................................................31 BIJLAGE 1: Leden bestuurlijke werkgroep DIALOOG 2009 .................32 BIJLAGE 2: Overzicht taken en bevoegdheden .................................33 BIJLAGE 3: Overzicht bevoegdheden stadsregio in de Wgr-plus..........35 BIJLAGE 4: Overzicht bevoegdheden Wet ruimtelijke ordening ...........36
2
1. INLEIDING “Als de stadsregio er niet was dan zouden we haar nu uitvinden.” Deze opvallende uitspraak hebben wij in de discussies met raadsleden en bestuurders tijdens het proces van DIALOOG 2009, waarin gemeenten zich uitspraken over de toekomst van de stadsregio, regelmatig gehoord. Dat de stadsregio als zodanig niet ter discussie staat bij haar bestuurlijke achterban, doet niets af van de noodzaak om de wijze van samenwerken nog eens goed tegen het licht te houden. Sinds de oprichting van de stadsregio, begin jaren negentig in de vorige eeuw, is er in de regio veel tot stand gebracht. Maar er is ook veel veranderd. De wijze van politiekbedrijven is met de invoering van het dualisme in het lokale bestuur veranderd; meer dan in het verleden eisen gemeenteraden een eigenstandige rol op in relatie tot de stadsregio. De wetgeving is veranderd, met gevolgen voor de werkwijze van de stadsregio op het gebied van ruimtelijke ordening. Op openhartige wijze hebben wij hierover de afgelopen maanden gediscussieerd in de bestuurlijke werkgroep en met gemeenteraadsleden en collegeleden. Wij hebben daarbij gemerkt dat niet alleen de stadsregio, maar ook haar takenpakket en de daarmee samenhangende regionale bestuurlijke agenda kunnen rekenen op brede steun. Wij hebben nauwelijks gehoord dat het een tandje minder kan, maar wel dat het iets ambitieuzer mag. Wij zijn hier blij mee. Wij zijn ervan overtuigd dat er voor onze regio heel veel kansen liggen wanneer wij gezamenlijk in stadsregionaal verband optrekken. De stadsregio is onze belangenbehartiger bij uitstek. Zij is dé gesprekspartner voor de rijksoverheid, provincie, publieke en maatschappelijke organisaties en andere samenwerkingsverbanden waar het bovenlokale en zelfs bovenregionale ontwikkelingen betreft. Die positie van de stadsregio willen wij als gemeenten gezamenlijk dragen en versterken. Het is noodzakelijk om die agenda en de regionale inzet voortdurend levend te houden en op een aansprekende wijze voor het voetlicht te brengen. Gemeenten verwachten van de stadsregio ook leiderschap in het ontwikkelen van een visie op relevante ontwikkelingen voor de regio en in het organiseren van draagvlak en coalities om die visie te implementeren. Dat is de verbindende kracht van de stadsregio. Wij roepen het dagelijks bestuur op om in de komende periode hier verder inhoud en vorm aan te geven via de strategische regionale agenda die per bestuursperiode in samenspraak met de gemeenten wordt opgesteld. Waar onze gemeenten nu vooral behoefte aan hebben, is een stadsregio waarin hun zeggenschap een duidelijker plek krijgt. De huidige bestuurlijke inrichting is teveel nog een afspiegeling van de stadsprovincie die nooit het licht heeft gezien. Gemeenten willen geen stadsregio als ‘andere overheid’ of een ‘kloon van de provincie’. Zij willen dat de stadsregio nog meer van hen wordt. Met deze visie willen wij daaraan bijdragen. Onze opdracht luidde: formuleer een door de gezamenlijke gemeenten gedragen, realistische visie op regionale samenwerking na 2010.
3
Tijdens de startbijeenkomst voor alle raads- en collegeleden op 18 maart 2009 hebben de aanwezigen de bestuurlijke werkgroep daarbij als ‘huiswerk’ meegegeven om ook te kijken naar de inhoudelijke opgaven voor de regio en de mogelijkheden voor verbetering van het besluitvormingsproces. Wij hebben ons huiswerk gedaan. Wat wij hier neerleggen is een visie, geen blauwdruk. Het is aan het dagelijks bestuur en vertegenwoordigers van de gemeenten in het algemeen bestuur om hieraan verder praktisch vorm en inhoud te geven.
Lucas Bolsius, voorzitter bestuurlijke werkgroep DIALOOG 2009.
4
2. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
•
De gemeenten binnen de stadsregio Rotterdam hebben altijd de ambitie gehad om te komen tot een rechtstreeks gekozen regiobestuur met zware bevoegdheden in – vooral – het fysieke domein. Dat is nu geen realistische optie. Blijft over: de weg van het verlengd lokaal bestuur.
•
Samenwerking in stadsregionaal verband is immers onomstreden: in het sterk verstedelijkte gebied, waarin de oriëntatie op Rotterdam in het algemeen en de met de haven samenhangende economische structuur in het bijzonder de verschillende gemeenten bindt, liggen nu en in de toekomst veel opgaven die de gemeentegrenzen overstijgen en om een gezamenlijke aanpak vragen. Het is de taak van de stadsregio een visie op relevante ontwikkelingen voor de regio op te stellen en draagvlak en coalities te organiseren om die visie te implementeren.
•
De stadsregio is een op duurzame ontwikkeling van ruimte en mobiliteit gericht samenwerkingsverband. De regionale agenda binnen dit fysieke domein is complex en veelomvattend. De samenwerking kan op onderdelen verder versterkt worden. Gemeenten noemen daarbij vooral het beleidsterrein economie. De Wgr-plus biedt hiervoor een wettelijke basis. Naar aanleiding van het door de Economic Development Board Rotterdam (EDBR) toegezegde advies hieromtrent, kan het nieuwe bestuur een economische agenda voor de regio opstellen.
•
Binnen de regio bestaan ook netwerken met een meer sociaal-maatschappelijke oriëntatie. Er is geen dringende noodzaak deze netwerken te ‘absorberen’ in stadsregionaal verband. Veel energie zou dan verloren gaan met het zoeken naar bestuurlijke constructies en samenvoegen van organisaties. Daar waar dit meerwaarde kan opleveren, kunnen de bestaande netwerken beter in programma’s en projecten samenwerken.
•
Een punt van aandacht vormt het arbeidsmarktbeleid in relatie tot economische ontwikkeling. Enerzijds is – op papier in elk geval – de regionale samenwerking met betrekking tot de arbeidsmarkt geregeld in het regionaal platform arbeidsmarktbeleid Rijnmond, anderzijds gaan regelmatig stemmen op om hier een koppeling met de stadsregio te bewerkstelligen. Alvorens conclusies te trekken over een eventuele stadsregionale rol in dit verband, zijn de RPA bestuurders geconsulteerd. Zij beraden zich nog op een reactie.
•
De wettelijke taak van de stadsregio voor de jeugdzorg zal naar verwachting de komende jaren vervallen. Aangenomen wordt dat de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg zal uitwijzen dat de jeugdzorgtaken naar de gemeenten moeten. Ten aanzien van de bovenlokale jeugdzorgvoorzieningen kan de regionale samenwerking vorm worden gegeven via de gemeenschappelijke regeling openbare gezondheidszorg Rotterdam-Rijnmond.
•
Het is, gezien de omvang en intensiteit van de samenwerking op andere schalen, op dit moment niet zinvol om energie te steken in het zoeken naar een andere
5
schaal voor de stadsregio; ook die zal immers ‘grensproblemen’ opleveren. Beter is het, te erkennen dat overheidssturing ‘veelschalig’ is geworden. De stadsregio is dan te bezien als een netwerk voor ruimte en mobiliteit dat per programma of project coalities sluit met andere netwerken. De stadsregio treedt daarbij op als behartiger van de regionale belangen. •
Het is niet ondenkbaar dat tussen 2010 en 2020 samenwerking met bepaalde netwerken dusdanig intensiveert, dat ‘opschaling’ wenselijk wordt. Het is dan ook goed om elke bestuursperiode opnieuw te bezien of een andere schaal meerwaarde biedt.
•
‘Veelschalige’ samenwerking en samenwerkingsvormen met verschillende partijen zijn onvermijdelijk en vormen een uitdaging voor het creëren van meerwaarde voor de regio. De stadsregio moet zich daarbij opwerpen ‘facilitator van wisselende coalities’. Een punt van aandacht daarbij is de betrokkenheid van semi-publieke en private partijen. Afspraken moeten worden vastgelegd in convenanten om zelfbinding en continuïteit te bewerkstelligen.
•
De bestuurlijke structuur van een regionaal openbaar lichaam zoals de stadsregio moet aan een aantal wettelijk eisen voldoen, maar daarbinnen bestaat veel vrijheid voor de eigen invulling. Aanpassingen zijn nodig om de stadsregio meer als verlengd lokaal bestuur te laten functioneren. Dat opent tevens mogelijkheden voor een betere democratische legitimatie en beperking van de belasting van bestuurders.
•
De regioraad wordt in zijn huidige vorm opgeheven. De politieke controle op regionale opgaven verschuift naar de gemeenteraden, die per bestuursperiode worden geconsulteerd over de strategische agenda van de regio. Jaarlijks worden de raden geraadpleegd over het werkprogramma en de begroting en worden verantwoordingsdebatten gevoerd op basis van het jaarverslag. De informatiepositie van de gemeenteraadsleden wordt versterkt. De huidige regels voor bindende elementen en procedures blijven van kracht.
•
Er komt – onder voorzitterschap van de burgemeester van Rotterdam – een algemeen bestuur voor de stadsregio. Een keuze dient nog te worden gemaakt met betrekking tot het aantal vertegenwoordigers per gemeente en hun ‘herkomst’ (uit de raad of uit het college). De vertegenwoordigers hebben gewogen stemrecht (in de verhoudingen zoals die ook nu gelden); zij vertegenwoordigen hun gemeente en niet hun politieke partij. Zij bewaken de relatie tussen de stadsregio en hun gemeente; zij zorgen ervoor dat de regionale agenda onder de aandacht van de gemeenteraad wordt gebracht.
•
Het algemeen bestuur benoemt het dagelijks bestuur. De regel wordt gehandhaafd dat de burgemeester van Rotterdam het voorzitterschap van de stadsregio vervult. Voor de informele afspraak dat de wethouder verkeer en vervoer van Rotterdam de regioportefeuille verkeer en vervoer beheert geldt hetzelfde.
6
•
De commissies worden in hun huidige vorm opgeheven en vervangen door portefeuillehoudersoverleggen; de voorgestelde werkwijze van het algemeen bestuur bevat betere waarborgen voor betrokkenheid van de gemeenteraden.
•
Het dagelijks bestuur krijgt – naast zijn eigenstandige wettelijke en door het algemeen bestuur toegekende bevoegdheden – nadrukkelijk de rol van processtuurder: het brengt partijen samen en zorgt ervoor dat besluiten worden uitgevoerd.
•
Het dagelijks bestuur kan, zonder de spreiding over de regio geweld aan te doen, compacter: een voorzitter en maximaal zes leden.
7
3. DE REGIONALE AGENDA TOT 2020 Samenwerken in stadsregionaal verband levert de gemeenten veel meer op dan wat ze elk voor zich op eigen kracht kunnen bereiken. De regio is het schaalniveau waarop voor velen wonen, werken, recreatie en vervoer zich afspeelt (het daily urban system). De gemeenten werken in stadsregionaal verband samen om in het fysieke domein kansen beter te benutten, risico´s beheersbaar te maken en zo doende te komen tot een evenwichtige regionale spreiding van lusten en lasten. De inhoudelijke opgaven liggen vooral op het terrein van het benutten van de schaarse ruimte voor wonen, werken en recreëren en het oplossen van de bereikbaarheids- en mobiliteitsvraagstukken die daaraan verbonden zijn. De bevoegdheden en financiële middelen die de stadsregio heeft, liggen bijgevolg op die terreinen1. De stadsregio zorgt ervoor dat de ontwikkelingen in de regio goed aansluiten op ontwikkelingen (en kansen) op hogere schaalniveaus, vooral de Zuidvleugel en de Randstad. De stadsregio is daarbij namens de gemeenten de gesprekspartner van buurregio’s, de provincie en de rijksoverheid. Naast de samenwerking op fysiek terrein binnen de stadsregio, werken gemeenten verplicht of vrijwillig samen op andere terreinen en op andere schalen: rond veiligheid, gezondheidszorg, arbeidsmarkt, aanleg en beheer van groen- en recreatievoorzieningen, uitvoering van milieuwetgeving, uitvoering van sociale wetgeving, etcetera. Op sommige terreinen is sprake van bestuurlijke samenwerking, op andere van gezamenlijke ambtelijke uitvoering. Dit laatste laten wij verder buiten beschouwing. meerwaarde door regionale samenwerking De regionale agenda voor de periode tot 2020 is voor een groot deel al in kaart gebracht: de meerwaarde hiervan is aanvaard en geformaliseerd in besluiten van de regioraad. Het betreft de programma’s en projecten die gerelateerd zijn aan het regionaal structuurplan/provinciaal streekplan RR2020, waarmee gemeenten, stadsregio en provincie een krachtige ruimtelijk-economische structuurversterking en een belangrijke kwaliteitsverbetering van het woon- en leefmilieu tot stand brengen. Daarnaast en in relatie daarmee staat de sectorale beleidsontwikkeling op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid en mobiliteit, economie, milieu, groen en water. Het is een misverstand te veronderstellen dat deze functie van de stadsregio vervalt met de inwerkingtreding van de nieuwe provinciale structuurvisie (PSV). De PSV wordt straks het planologisch kader, maar RR2020 blijft het gezamenlijk vastgestelde beleidskader voor de ruimtelijke ordening in de regio. Het omvat een programma voor de lange termijn en een succesvolle uitvoering staat of valt met het commitment van de gemeenten om zich zelf te binden aan de afspraken over opeenvolgende bestuursperioden. De stadsregio is niet alleen de motor achter de uitvoering van het programma, waarvan de afzonderlijke projecten op het grondgebied van en door gemeenten worden uitgevoerd, maar zij bewaakt ook de kwaliteit van de programma’s. Tevens zorgt de stadsregio dat projecten 1
Een overzicht is opgenomen als bijlage 2.
8
goed aansluiten op ontwikkelingen elders in de Zuidvleugel en de Randstad en zorgt zij in samenspraak met de gemeenten waar nodig voor bijstelling. In dit hoofdstuk brengen wij de belangrijkste regionale opgaven voor het komende decennium op hoofdlijnen in kaart. Dit is uiteraard gedaan met de kennis van nu, terwijl een belangrijk kenmerk van de stadsregio is dat zij steeds inspeelt op dynamische ontwikkelingen in en buiten de regio. De zogenoemde MIRT-verkenningen en het programma Randstad 2040 zullen impulsen geven voor nieuwe ontwikkelingen. De stadsregio vervult hierbij voor de gemeenten in de regio een cruciale rol als gesprekspartner van rijk en provincie. Enerzijds behartigt zij de regionale belangen, benut kansen en zorgt ervoor dat er rijksmiddelen voor de regio beschikbaar komen. Anderzijds zorgt zij ervoor dat gemeenten meegaan in nieuwe ontwikkelingen en het eigen beleid in het fysieke domein daarop af stemmen. Het is een belangrijke taak van het nieuwe bestuur om in te spelen op bovenregionale ontwikkelingen en leiderschap te tonen in visieontwikkeling voor de regio en in het organiseren van draagvlak en coalities om die visie te implementeren. In deze visie beperken wij ons tot de opgaven waaraan de gemeenten in de regio zich al hebben gecommitteerd en die de stadsregio de komende jaren in ieder geval samen met hen zal realiseren. de regionale agenda Noordas De stadsregio heeft de ambitie de aantrekkelijke positie van de Noordas, het gebied ten noorden van Rotterdam, te benutten voor het uitbouwen van de kennis- en diensteneconomie in de binnenflank van de Randstad, met de businessluchthaven Rotterdam Airport als icoon, en om de aantrekkelijke en gewilde woonwijken in Lansingerland en Rotterdam Noord en Oost verder te versterken. De Noordas bevindt zich in een verstedelijkingsproces, waarbij het gebied transformeert: •
van een overwegend agrarisch gebied naar een samenhangend natuur- en recreatiegebied dat van betekenis is voor een groot deel van de Rotterdamse regio (regiopark Rottemeren, regiopark Delfland, groenzones Noordrand en BerkelPijnacker, uitbouw fiets- en wandelpaden);
•
van een relatief slecht bereikbaar gebied aan de rand van de stad naar een zeer goed ontsloten zone met economische potenties op bovenregionale schaal (A1316, N471, N209; uitbouw OV-verbindingen);
•
van een stedelijk woonmilieu en drie dorpen naar een samenhangend groen woongebied met een oriëntatie op de Randstad;
•
van een traditioneel glastuinbouwgebied naar een toonaangevende, kennisintensieve pijler van de greenport Zuid-Holland.
De stadsregio heeft het initiatief genomen voor het opstellen van een samenhangend uitvoeringskader voor de integrale ontwikkeling van de Noordas. Dit gebeurt in
9
samenspraak met de provincie Zuid-Holland, de gemeente Lansingerland en de gemeente Rotterdam. Het samenhangend uitvoeringskader is dus een gezamenlijk document van vier partijen. De stadsregio zorgt, samen met de beide gemeenten, de provincie en andere belanghebbende partijen, voor uitvoering van de afspraken via de programmacoördinatie Noordas. Zuidflank In de Zuidflank gaat het erom de behoeften van het haven-industrieelcomplex te accommoderen en gelijktijdig de relatie met het deltalandschap, met bijbehorende kwaliteiten voor recreatie en wonen, te versterken. Naast de aanleg van de Tweede Maasvlakte en een duurzame herstructurering van bestaande bedrijventerreinen, is het voor de verdere ontwikkeling van het haven- en industriecomplex noodzakelijk om nieuwe regionale bedrijventerreinen te ontwikkelen in de Zuidflank bij het verkeersknooppunt Ridderster en op twee locaties op Voorne-Putten (Brielle en Bernisse/Spijkenisse). De stadsregio stuurt daarbij op aansluiting bij het economisch complex in en om de haven, een ruimtelijke inpassing die past bij de overgang van het haven- en industriecomplex naar het landschap van Voorne-Putten en een positionering en profilering die zich goed verhouden tot de ontwikkelingen in de Waalhaven en de Drechtsteden. Verbetering van de A15 moet zorgen voor soepel wegtransport van en naar de haven; aanleg van de A4 tussen Hoogvliet en Klaaswaal is nodig voor doorstroming in de noordzuidrichting. Het landschap van Voorne-Putten krijgt een impuls door een groenprogramma van bijna 1800 hectare; het regiopark IJsselmonde voorziet in ruim 1600 hectare natuur- en recreatiegebied. Daarbij moet de koppeling worden gemaakt naar de waterbergingsopgaven. rivierzones De rivier (Nieuwe Maas, Nieuwe Waterweg, Noord) biedt grote kansen voor nieuwe stedelijke milieus aan het water, na herstructurering of transformatie van verouderde bedrijventerreinen. Dit vereist een zorgvuldige plannings- en ontwerpstrategie, vooral in verband met eventuele aanpassingen van het verkeersnet en in verband met milieueisen. De stadsregio bevordert dat de ontwikkeling van de verschillende locaties wordt afgestemd; via afspraken over de kwaliteit en fasering worden de mogelijkheden optimaal benut. De Hoekse lijn wordt onder leiding van de stadsregio van een spoorlijn omgezet in een fijnmaziger lightrailverbinding en openbaar vervoer te water gaat een belangrijke functie vervullen in de ontsluiting van de rivierzones. knooppunten De omgeving van Rotterdam Centraal is een internationaal knooppunt. Daaromheen ligt een ring van kleinere knooppunten met een bovenregionale of regionale functie: Brainpark
10
Centrum, Schieveste, Vijfsluizen, Alexander, Rotterdam Airport en Parkstad. Zij hebben een gunstige ligging voor bedrijven, voorzieningen en woningbouw in hoge dichtheden. De ontwikkeling op de knooppunten is een zaak van de gemeenten, maar er moet afstemming zijn met investeringen in infrastructuur en ongewenste concurrentie tussen knooppunten moet worden voorkomen. Het is een opgave voor de stadsregio te komen tot afspraken met de betrokken gemeenten over de samenstelling van het vastgoedprogramma, over de verbetering van de infrastructuur en aanpak van de mobiliteit (goede overstapmogelijkheden OV, park & ride plaatsen). De bovengenoemde opgaven worden gevoed vanuit sectorale plannen: verstedelijking In de periode 2010 – 2020 moet de regio circa 65.000 woningen bouwen, waarvan ongeveer 40.000 voorraadgroei en 25.000 vervangingsnieuwbouw. Omdat de vraag steeds meer kwalitatief van aard wordt, vergt de verstedelijkingsopgave een integrale benadering die de stadsregio heeft uitgewerkt aan de hand van vijf thema´s: •
trendbreuk in de herstructurering: minder gestapelde woningen buiten de stadscentra en meer grondgebonden woningen; in delen van naoorlogse wijken groenstedelijke woonmilieus ontwikkelen in combinatie met de wateropgave en CO2-reductie; duurzame herontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen;
•
openbaar vervoer gerelateerde verstedelijking: verbetering van het regionale OVsysteem als randvoorwaarde voor verdere verstedelijking; concentratie van wonen, voorzieningen, kantoren bij OV-knooppunten;
•
transformatie rivierzones: verdere ‘ontginning’ van de rivierzones in de hele regio; evenwicht in bedrijvigheid en woon- en recreatiefuncties; ontsluiting door OV over water;
•
centrumontwikkeling: cruciaal onderdeel van de keuze voor binnenstedelijk bouwen in de verschillende stads- en dorpscentra;
•
metropolitaan landschap: verbeteren van het groenblauwe netwerk in en om de stad; grotere gebruikswaarde gekoppeld aan de klimaat- en wateropgave; de rivier als drager van recreatieve routes en groenstructuren.
bereikbaarheid en mobiliteit Het regionaal verkeer- en vervoerplan 2003-2020 ondersteunt de beoogde ruimtelijke, economische en leefbaarheidsontwikkelingen optimaal. De inzet van de stadsregio vertaalt zich in uitvoeringsgericht overleg met de vele partijen die in de regio projecten feitelijk realiseren; de stadsregio zet daarbij gericht de beschikbare financiële middelen in. Via intensief contact met de rijksoverheid (zowel het ministerie van Verkeer en Waterstaat als de uitvoeringsorganisaties zoals Rijkswaterstaat en projectdirecties), spant de stadsregio zich in om bestaande infrastructuur optimaal te benutten en om nieuwe infrastructuur zo te realiseren dat mobiliteit gepaard gaat met een goede inpassing en leefbaarheid. De stadsregio benut de goede relatie die zij met het rijk heeft opgebouwd om lokale belangen
11
te behartigen en gemeenten inhoudelijk en procesmatig te ondersteunen bij projectvoorbereiding. In de periode tot 2020 gaat het er vooral om de interne en externe bereikbaarheid van de zuidelijke Randstad te verbeteren: het netwerk moet minder gevoelig worden voor verstoringen en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten bereikbaar worden gemaakt. Daarbij is essentieel dat daarin alle modaliteiten vanuit hun sterke kant worden betrokken. Prijsbeleid en ketenbenadering zijn centrale aspecten in de aanpak van de stadsregio. Projecten die in voorbereiding zijn of nu al worden gerealiseerd en die grote betekenis hebben voor de centrale opgave voor de komende decennia, zijn: •
hoofdwegennet: A4 Delft-Schiedam, A15, A13-16, A4-zuid, A20-oost, N57, 3-in-1 (Westland-Hoek van Holland), westelijke oeververbinding Nieuwe Waterweg;
•
onderliggend wegennet: Noordoost (onder meer Algerabrug/weg), N209, N471 (verdubbeling), N57/Groene Kruisweg, Harmsenbrug/Hartelbrug, optimalisatie stedelijke wegennetten, aansluitingen hoofdwegennet/onderliggend wegennet;
•
openbaarvervoer/spoorvoorzieningen: toegankelijkheid openbaar vervoer, afronden RandstadRail, ZoRo-verbinding, Hoekselijn, Ridderkerklijn, stations Kethel en Parkstad, stedenbaan, spoorcapaciteit Schiedam - Delft en Gouda Rotterdam, HST-Oost, Geldermalsenboog (Betuwelijn) ten behoeve van stedelijke ontwikkelingsruimte en spoorcapaciteit, optimalisatie stadstramnet, samenhangend openbaar vervoernet zuidvleugel (onder meer koppeling Haaglanden zuid - Rotterdam noord met airport, Schieveen, Technopolis), tangentiële verbindingen, veiligheid en instandhouding netwerken;
•
ketenmobiliteit: P&R-voorzieningen onder andere Beverwaard, Meijersplein, Schieveste, Capelsebrug, Kralingsezoom en Voorne Putten, fietsenstallingen bij stations, metrostations en belangrijke bushaltes, aansluitingen bus/tram/metro/spoor;
•
goederenvervoer: bereikbaarheid mainport multimodaal, spoorcapaciteit;
•
benutting en vraagbeïnvloeding: dynamisch verkeersmanagement, prijsbeleid/kilometerheffing, reisinformatie (multimodaal, online, etc.);
•
innovaties: OV-chipkaart, hybride bussen, schone wagenparken, parkshuttles, uitvoering duurzaam mobiliteitsbeleid;
•
verkeersveiligheid: educatie, projecten, kennisbevordering;
•
duurzame bereikbaarheid: studie Rotterdam VOORuit (bereikbaarheidsconcept zuidvleugel);
•
OV-voorzieningenniveau: concessieverlening, personenvervoer over water.
economie en grondbeleid De stadsregio Rotterdam omvat een enorm economisch potentieel, waarbij natuurlijk primair de mainport in het oog springt. Daarnaast herbergt de regio twee van de vier clusters van de greenport Zuid-Holland (Lansingerland en het Agri-logistiek complex in Barendrecht/Ridderkerk), die samen een forse bijdrage leveren aan het bruto binnenlands product. De stadsregio onderhoudt daarnaast ook intensieve contacten met het Westland
12
over economische en infrastructurele verbindingen. Het internationaal centrum Rotterdam is de derde pijler van de regionale economie. In samenhang zijn deze drie pijlers bepalend voor de nationale en internationale positie van de regio. Regionale samenwerking met betrekking tot economie krijgt gestalte binnen het Regionaal Economisch Overleg (REO), waarin provincie, stadsregio, gemeenten, Kamer van Koophandel en Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Rijnmond participeren. In formele zin is dit een provinciale commissie. Duurzame economische groei in de regio is een opgave die intensieve samenwerking vereist. Hiertoe is een regionaal herstructurerings- en ontwikkelingsbureau (RHOB) ingericht. Het vertrekpunt is de economische ontwikkeling van Rotterdam in de context van haar (functionele) regio. Kernopgaven als herstructurering van bestaande bedrijventerreinen, realisatie van nieuwe bedrijventerreinen en kantoorontwikkeling behoeven een uitvoeringsgerichte aanpak. Bundeling van kennis en capaciteit, het richten van middelen, het in samenhang prioriteren en faseren zijn daarbij cruciaal. Bij veel herstructureringsplannen voor bedrijventerreinen blijkt het moeilijk om de stap naar de uitvoering te maken. Uitvoeringskracht en beschikbare ondersteunende middelen moeten daarom gebundeld worden en via een regionaal meerjarenprogramma worden ingezet. Kernpunten van de aanpak zijn: •
het terrein staat centraal: de complexiteit is niet afhankelijk van de omvang van het terrein, maar van het krachtenveld eromheen, in combinatie met de specifieke ruimtelijke en vastgoed situatie. De benodigde lange adem heeft betrekking op het opbouwen van draagvlak bij ondernemers, maar ook op het kunnen benutten van het optimale (markt-)moment;
•
het juiste moment staat centraal: de prioritering van terreinen is in eerste instantie ingegeven door de mate van veroudering van het terrein en de verminderde economische en functionele weerbaarheid. Dit moment is afhankelijk van de helderheid over de toekomst van het terrein en de markt of marktomstandigheden. Als er ‘beweging’ komt moet snel gehandeld kunnen worden;
•
de gemeente staat centraal: de gemeente is de eerst aangewezen overheidspartij om de herstructurering van een bedrijventerrein tot uitvoering te helpen brengen;
•
voorkomen van vrijblijvendheid: op gemeentelijk niveau zijn er in veel gevallen onvoldoende mensen en middelen aanwezig om de herstructurering met kracht op te pakken. Herstructurering vraagt daarom prioriteit en commitment in het gemeentelijk beleid;
•
voorkomen van versnippering van kennis: herstructurering vraagt specifieke kennis. Het is voor gemeenten vrijwel niet mogelijk deze op te bouwen en in de eigen organisatie te verankeren;
•
voorkomen van versnippering van middelen: via de gemeenten, stadsregio, provincie en rijk zijn aanzienlijke middelen beschikbaar voor de herstructurering, vanuit het economisch beleid of gerelateerd aan andere beleidsvelden. Door een gezamenlijke aanpak kan bundeling van geldstromen worden bewerkstelligd.
13
In het verleden zijn wel pogingen gedaan om te komen tot een regionaal grondbeleid en in het verlengde daarvan een regionaal ontwikkelingsbedrijf. Dit is steeds op weerstand gestuit. Recentelijk werd in het REO geconcludeerd dat een regionaal ontwikkelingsbedrijf praktisch gezien een stap te ver is. Herstructurering is te sterk verweven met het gemeentelijk ro-beleid, de gemeentelijk grondexploitatie en de gemeentelijke organisatie. Ten aanzien van de grondexploitatiewet zijn de (on)mogelijkheden verkend om dit instrument te benutten voor regionale opgaven. Deze lijken ons beperkt. Overigens vinden wij dat het niet op voorhand is uit te sluiten dat voor bepaalde programma’s of projecten het inrichten van een ontwikkelingbedrijf op kleinere schaal zinvol kan zijn. Inmiddels heeft de Economic Development Board Rotterdam op zich genomen om een advies op te stellen over slagkracht in de economie op regionaal niveau. Dat kan een opstapje zijn voor een bredere regionale economische agenda. groen en water Met het tweede regionaal groenblauw structuurplan (RGSP2) zet de stadsregio in op de realisatie van een robuuste samenhangende groenblauwe structuur rondom het stedelijk gebied van de regio. Deze structuur bestaat uit drie regioparken (IJsselmonde, Delfland en Rottemeren). Twee daarvan worden als metropolitaan landschap opgepakt, mede in relatie tot de groenblauwe strategie van de Zuidvleugel en in relatie tot de verstedelijkingsafspraken: Delfland en Deltapoort (de laatste omvat tevens een deel van het regiopark IJsselmonde). Zij hebben bovendien een basis in structuurvisie Randstad 2040. Daarnaast worden drie andersoortige gebieden onderscheiden: •
Voorne-Putten waar vooral gewerkt wordt aan het Krekenplan waarin een koppeling tot stand wordt gebracht met opgaven voor waterberging en versterking van het open landschap van de eilanden;
•
de Noordrand waar in relatie tot andere ruimtelijke ontwikkelingen gewerkt wordt aan een groene zone tussen Delfland en Rottemeren;
•
de Maasmond waarin gewerkt wordt aan een groene zone tussen Maassluis en het kustgebied.
De accenten liggen op een duurzame groenblauwe kwaliteit rond het stedelijk gebied waarbij het in eerste plaats gaat om recreatiegebieden, duurzaam beheer van deze gebieden en de verbindingen in en tussen de gebieden en tussen de bebouwde kommen en de recreatiegebieden. Als zelfstandig beleidsonderwerp is water nog in ontwikkeling. Invalshoeken zijn de ruimtelijke gevolgen van de waterkwantiteitsopgave, de relatie met het klimaatbeleid en de opgaven die voortkomen uit het advies van de commissie Veerman (de regio is in dat kader een van de hotspots). milieu De opgave voor milieu tussen 2010 en 2020 valt in drie onderdelen uiteen:
14
•
proactieve milieuaanpak: de activiteiten zijn erop gericht in een zo vroeg mogelijk stadium bij de uitvoering van de verschillende programma’s en projecten de milieu-aspecten in kaart te brengen en te voorzien van een strategie die erop is gericht de uitvoerbaarheid te vergroten en tegelijkertijd de milieukwaliteit in de regio te versterken. De stadsregio ondersteunt de gemeenten onder meer met trainingen voor duurzame ontwikkeling, met signaalkaarten voor geluid, externe veiligheid en bodem en door het mede subsidiëren van quick scans voor het doorlichten van ruimtelijke plannen op milieukansen en –knelpunten.
•
regionale aanpak luchtkwaliteit: in dit verband gaat het om het uitvoeren van het regionale plan van aanpak luchtkwaliteit, de uitvoering van onderdelen uit de regionale en nationale samenwerkingsprogramma’s luchtkwaliteit, de monitoring van de voortgang van de uitvoering van de plannen en de effecten op de luchtkwaliteit. De stadsregio ontvangt van het ministerie van VROM tot 2014 in totaal € 9.5 miljoen voor de uitvoering van het plan. Een deel hiervan is beschikbaar voor subsidies aan gemeenten voor projecten ter verbetering van de luchtkwaliteit. Verder ondersteunt de stadsregio de gemeenten met onder meer de handreiking luchtkwaliteit en het aanbieden van wagenparkscans.
•
regionale klimaatagenda: de gemeenten hebben in 2007 besloten de krachten te bundelen door samen te werken aan een beter klimaat. Door middel van 13 samenwerkingsprojecten en koppeling aan het locale klimaatbeleid wordt een reductie van de CO2 uitstoot beoogd (40 % in 2025). De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering. De stadsregio ondersteunt het proces met inzet van uren en geld. In een tweede fase wordt bezien op welke wijze in de regio aan klimaatadaptatie kan worden gewerkt. Daarbij wordt aangesloten bij initiatieven op basis van de commissie Veerman (de regio is hotspot in dat verband) en bij het Rotterdam Climate Initiative.
jeugdzorg Jeugdzorg behoort op dit moment in bijna heel Nederland tot het takenpakket van de provincies. Drie stadsregio´s (Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden) vormen hierop een uitzondering. Sinds enkele jaren wordt vanuit verschillende gremia (waaronder G4 en VNG) bepleit de jeugdzorgtaken bij de gemeenten te leggen, vanwege de verwevenheid met taken die al op het gemeentelijke niveau liggen: preventief jeugdbeleid, onderwijs, gezondheidszorg en veiligheid. Bij de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg, die eind 2009 gereed moet zijn, zal naar verwachting blijken dat – in het kader van een sluitende jeugdketen – gemeenten de aangewezen bestuurslaag zijn om de jeugdzorgtaken op zich te nemen. Ten aanzien van de bovenlokale jeugdzorgvoorzieningen kan de regionale samenwerking vorm worden gegeven via de gemeenschappelijke regeling openbare gezondheidszorg Rotterdam-Rijnmond.2 Mocht jeugdzorg toch onderdeel van het wettelijk takenpakket van de stadsregio blijven, dan dient een en ander opnieuw te worden bezien.
2
) De gemeenten op Voorne-Putten gaan naar verwachting vanaf 1 januari 2010 hieraan ook deelnemen.
15
nieuwe opgaven? De samenwerking in stadsregionaal verband is tot nu toe gericht op het wettelijk takenpakket uit de Wgr-plus en sectorwetgeving en dus, met uitzondering van jeugdzorg, op het fysieke domein. Binnen dat domein is expertise opgebouwd en zijn netwerken met andere overheden en maatschappelijke partners gevormd. Dat neemt niet weg dat de wet nadrukkelijk ruimte laat aan gemeenten om op andere terreinen (vrijwillig) samen te werken. De financiële middelen daarvoor moeten wel door de gemeenten zelf worden opgebracht. Dit heeft ertoe geleid dat de stadsregio’s in Nederland weliswaar dezelfde wettelijke grondslag hebben, maar hun takenpakket zeer divers is, evenals het daarbij behorende financiële plaatje. Tijdens de gesprekken in Dialoog 2009 over de conceptvisie zijn suggesties gedaan om het takenpakket uit te breiden met ‘dossiers’ buiten het fysieke domein. Genoemd zijn arbeidsmarktbeleid in relatie tot economische ontwikkeling, educatie en onderwijs en toerisme. arbeidsmarkt Regionale samenwerking op dit terrein vindt plaats in het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Rijnmond. Het RPA is een samenwerkingsverband van gemeenten en ketenpartners in de Rijnmond, opgericht door de werkgevers- en werknemersorganisaties, 43 gemeenten (waaronder 16 uit de stadsregio), UWV en CWI. Het RPA heeft geconstateerd dat de toegevoegde waarde van het platform vooral ligt op subregionale schaal. Daarom is het RPA in 2006 omgevormd naar vier subregio’s: regio Nieuwe Waterweg Noord, regio Rotterdam, regio Voorne-Putten/Rozenburg en regio Zuid-Holland Zuid (Drechtsteden, Hoeksche Waard, Alblasserwaard, Vijfheerenlanden). In de praktijk blijkt dit subregionale model niet echt te werken. Momenteel treedt de Rotterdamse wethouder sociale zaken en werkgelegenheid op als RPA-voorzitter in deze regio. Hem is gevraagd om zijn visie te geven op eventuele bemoeienis van de stadsregio met arbeidsmarktbeleid. volwasseneneducatie In 1992 is het Openbaar Lichaam Volwasseneneducatie Rijnmond (OLIVER) opgericht. Daarin participeren alle gemeenten uit de stadsregio en de gemeenten op GoereeOverflakkee. De oprichting van OLIVER is voortgevloeid uit de Wet op de volwasseneneducatie, die voorschreef dat de gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de planning van de volwasseneneducatie. De gemeente Rotterdam fungeerde daarbij als centrumgemeente. Destijds bestond de verwachting dat rond 1998 de stadsprovincie zou worden ingesteld en de taken van OLIVER zou incorporeren. Vanaf 2000 beschikt iedere gemeente op basis van de Wet educatie en beroepsonderwijs afzonderlijk en autonoom over een door het rijk toegekend budget. De samenwerking binnen OLIVER is sindsdien niet meer verplicht, maar is om praktische redenen (bijvoorbeeld het gezamenlijk inkopen van opleidingstrajecten bij ROC’s) voortgezet. In die periode is ook bezien of incorporatie van OLIVER in de stadsregio zinvol zou zijn. De incorporatie is niet tot stand gekomen, enerzijds vanwege de financiële ‘open einden’ van
16
een ESF-kwestie; anderzijds vanwege de wens van de gemeenten de taken, bevoegdheden en budgetten in eigen hand te houden. Wel is een regeling getroffen waardoor de stadsregio een vertegenwoordiger kreeg in het dagelijks bestuur van OLIVER. Bij het verlengen van OLIVER voor de periode 2007-2010 hebben de gemeenten besloten dat dit laatste ongewenst is en deze regeling teruggedraaid. In het kader van het zogenoemde participatiebudget zijn inmiddels de financiële middelen voor de re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie gebundeld. leerplicht en voortijdig schoolverlaten Momenteel wordt op initiatief van Capelle aan den IJssel onderzocht of en in welke vorm regionale samenwerking met betrekking tot leerplicht meerwaarde kan opleveren. Met betrekking tot verzuimregistratie zijn al afspraken gemaakt: Rotterdam coördineert dit voor de regio. Overigens gaat binnenkort de centrale registratie via het rijk (Informatiebeheer Groep) lopen. IBG zal dan terugkoppelen naar de gemeenten. Met betrekking tot voortijdig schoolverlaten is Nederland verdeeld in 39 RMC-regio’s. Iedere regio heeft een contactgemeente die de melding en registratie van voortijdige schoolverlaters coördineert en die zorg draagt voor mogelijkheden van doorverwijzing en herplaatsing in het onderwijs. Voor de RMC-regio Rijnmond is Rotterdam contactgemeente. Er zijn vier subregio’s (Rotterdam, Nieuwe Waterweg, Zuid-Hollandse eilanden en Rijnmond Zuid-Oost met respectievelijk Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse en Capelle aan den IJssel als regiegemeente). Tussen het ministerie van OCW, de RMC-regio Rijnmond, ROC Zadkine en ROC Albeda College is een convenant voortijdig schoolverlaten afgesloten. Partijen beogen een reductie van 40% van het aantal voortijdig schoolverlaters in 2010-2011 (ten opzichte van 20052006). Het convenant richt zich op het behalen van een startkwalificatie. Er zijn financiële afspraken en concrete maatregelen in opgenomen. toerisme De Wgr-plus noemt toerisme als regionale taak. Gemeenten zelf hebben toerisme vooral benaderd als onderwerp van lokaal beleid. Via haar ruimtelijke beleid draagt de stadsregio bij aan verbetering van het recreatief product van de regio, bijvoorbeeld in de vorm van fietspaden en regioparken. Wij vinden dat de eventuele meerwaarde van stadsregionale inzet voor toerisme moet worden bezien in de bredere context van regiomarketing als onderdeel van regionaal economisch beleid. conclusies en aanbevelingen De kracht van de stadsregio ligt vooral in haar expertise, bevoegdheden en middelen in het fysieke domein. Daarmee levert de stadsregio tevens een onmisbare bijdrage aan de versterking van de economische structuur van de regio. Wij zien de stadsregio daarom primair als een op ruimte en mobiliteit gericht samenwerkingsverband. De regionale agenda binnen dit fysieke domein is complex en veelomvattend; de samenwerking kan op onderdelen verder versterkt worden. Daarbij springt vooral het beleidsterrein economie in
17
het oog; het advies van de Economic Development Board Rotterdam kan daarvoor bouwstenen leveren. Binnen de regio bestaan daarnaast netwerken met een meer sociaal-maatschappelijke oriëntatie. Wij zien geen dringende noodzaak deze netwerken te ‘absorberen’ in stadsregionaal verband. Veel energie zou dan verloren gaan met het zoeken naar bestuurlijke constructies en samenvoegen van organisaties. Daar waar dit meerwaarde kan opleveren, kunnen de bestaande netwerken beter in programma’s en projecten samenwerken. Een punt van aandacht vinden wij het arbeidsmarktbeleid in relatie tot economische ontwikkeling. Enerzijds is – op papier in elk geval – de regionale samenwerking met betrekking tot de arbeidsmarkt geregeld in het RPA, anderzijds gaan regelmatig stemmen op om hier een koppeling met de stadsregio te bewerkstelligen. Het lijkt daarom nuttig om deze waarneming te toetsen aan de beleving van het RPA-bestuur. Aan de voorzitter is gevraagd hierop zijn visie te geven.
18
4. REGIONALE SAMENWERKING IN PERSPECTIEF In 2010 evalueert het kabinet de juridische basis van de stadsregio’s, de zogenoemde Wgr-plus. Deze evaluatie wordt gekoppeld aan die van de brede doeluitkering verkeer en vervoer, en vindt plaats tegen de achtergrond van de door kabinet en IPO geformuleerde visie op de positie van de provincies. Wij hebben als een gegeven aanvaard dat kabinet en parlement een vierde bestuurslaag, in de vorm een rechtstreeks gekozen regionaal bestuur, afwijzen. Eveneens is een gegeven dat de gemeenten binnen de stadsregio de vorming van één agglomeratiegemeente ongewenst achten. Het loslaten van meer fundamentele visies uit het verleden op herinrichting van het middenbestuur gaat voor de bestuurlijke werkgroep niet zonder pijn. Verlengd lokaal bestuur is niet voor iedereen de gedroomde bestuurlijke vorm. Maar ook hier geldt: als het niet kan zoals het moet, dan moet het zoals het kan. Regionale samenwerking kent een lange traditie in ons gebied. Nadat in 1986 het Openbaar Lichaam Rijnmond werd opgeheven, ontstond al snel het besef dat dit niet het einde van de samenwerking kon betekenen, maar dat naar nieuwe wegen moest worden gezocht. In een sterk verstedelijkt gebied, waarin de haven en de daarmee samenhangende economische infrastructuur de verschillende gemeenten bindt, liggen er immers te veel opgaven die de grenzen van afzonderlijke gemeenten overstijgen en om een gezamenlijke aanpak vragen. Deze gemeenschappelijk doorleefde bestuurlijke geschiedenis is ook vandaag van belang. Die bepaalt mee hoe bestuurders in onze regio met elkaar spreken, handelen en besturen. Deze regionale bestuurscultuur is ook medebepalend voor de sterke voorkeur van de gemeenten voor afstemming op de schaal van de stadsregio. toekomstperspectief Eerdere toekomstvisies die in onze regio werden geformuleerd, hadden als uitgangspunt een rechtstreeks gekozen regiobestuur met zware bevoegdheden in het gehele fysieke domein. Ook vandaag de dag sluit een dergelijk perspectief het beste aan bij de opgaven in de regio. Maar gelet op de bij kabinet en parlement heersende opvattingen is dit, zoals ook door de VNG-commissie Nijpels is gesignaleerd, nu geen realistische optie. Er is daarom behoefte aan een actuele, door gemeenten gedragen visie op de aard en de vorm van de samenwerking in de komende jaren. Binnen de nu eenmaal gegeven grenzen, valt er immers in een combinatie van door het rijk rechtstreeks toegekende bevoegdheden, door de provincie overgedragen bevoegdheden en door inzet van de eigen gemeentelijke bevoegdheden nog een wereld te winnen.
19
Historisch perspectief
Met de
Aan het einde van de jaren tachtig dreigden grote steden te verpauperen, terwijl hun randgemeenten floreerden: de lusten en de lasten waren in het grootstedelijke gebied niet
commissie
evenwichtig verdeeld. Kansen konden niet adequaat worden opgepakt en risico´s werden
Nijpels zijn
onvoldoende beheerst, omdat de schaal waarop bestuurd werd niet meer aansloot op de
wij van
schaal waarop die kansen en risico´s zich voordeden. Gezocht werd naar een schaalniveau
mening dat
waarop problemen in (vooral) het fysieke domein integraal aangepakt konden worden. Provincies werden daarvoor als te groot (en te weinig op de uitvoering gericht) beschouwd en
flexibele
gemeenten als te klein.
samenwerki
Het rijk zocht daarom voor de uitvoering van zijn beleid de regionale schaal op. Ook
ngsvormen,
gemeenten waren ervan overtuigd dat in een gebied waarin soms de gemeentegrens dwars door een straat loopt, samenwerking onontbeerlijk is. Zij zochten naar een vorm van
met een
samenwerking op regionale schaal, die dan wel verplicht moest zijn om te voorkomen dat
levendige
sommige gemeenten uitsluitend zouden profiteren van de inspanningen van anderen zonder
interactie
zelf bij te dragen (de zogenoemde `free riders´).
tussen regio
Echt ingrijpende oplossingen voor het probleem (zoals de vorming van agglomeratiegemeenten) bleken politiek niet haalbaar. Het toenmalige kabinet koos daarom
en
in 1995 voor stadsregio´s: zeven grootstedelijke gebieden in Nederland kregen van het rijk
gemeenten
wettelijke bevoegdheden en geld om daarmee bovenlokale taken uit te voeren. De
op dit
gemeenten binnen die grootstedelijke gebieden werden wettelijk verplicht tot samenwerking in het fysieke domein. Daaraan werd en wordt leiding geven door een getrapt gekozen
moment het
bestuur: elke gemeenteraad wijst naar rato van het aantal inwoners vertegenwoordigers aan
meest
in de regioraad, die vervolgens het dagelijks bestuur kiest.
kansrijk
De optie om van een stadsregio door te groeien naar een stadsprovincie met een rechtstreeks
zijn. De
gekozen bestuur bleek uiteindelijk niet haalbaar. En alle discussies, rapporten en adviezen over vernieuwing van het middenbestuur in het eerste decennium van deze eeuw ten spijt:
Wgr-plus
een model dat op voldoende draagvlak kan rekenen is nog steeds niet voorhanden. Of – zoals
zorgt ervoor
Ed Nijpels, voorzitter van de VNG-commissie toekomst stadsregionale samenwerking – het
dat die
onlangs verwoordde: ‘voor veranderingen in de bestuurlijke inrichting van Nederland heeft
samenwerki
het kabinet de facto een moratorium ingesteld’. Inmiddels heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te kennen
ng niet
gegeven dat zij drie bestuurslagen als een gegeven ziet: de Europese, de nationale en de
vrijblijvend
locale. Voor de aanpak van regionale vraagstukken tendeert zij naar flexibele
is. Daardoor
bestuursvormen, die recht doen aan een specifiek probleem of opgave.
is de
stadsregio ook voor andere besturen, semi-publieke en private partijen een betrouwbare en aantrekkelijke partner.
20
flexibele rollen De doorzettingsmacht van de stadsregio ligt niet zozeer in formele wetgeving, maar
•
beleidsontwikkelaar;
veeleer in haar vermogen om krachtige
•
verdeler van financiële middelen;
coalities in en buiten de regio te smeden,
•
belangenbehartiger en ‘lobbyist’ voor de regio bij rijk en provincie;
investeringsmiddelen te organiseren, belangen uit te ruilen en packagedeals te sluiten. Afhankelijk van de situatie ligt het
•
facilitator van gebiedsontwikkeling;
•
ondersteuner van gemeenten bij de uitvoering van programma’s en projecten;
accent nu eens op de ene, dan weer op
•
mediator;
een andere rol. Zonder een hiërarchie in
•
smeder van publiek-private allianties;
rollen aan te brengen, kan wel worden
•
aanjager van het publieke debat;
vastgesteld dat de rol als verdeler van
•
kenniscentrum.
financiële middelen voorwaardelijk is om de andere rollen geloofwaardig en met succes te kunnen spelen. flexibele schalen De zeven stadsregio’s in ons land zijn in het midden van de jaren negentig door het rijk ingesteld als antwoord op een schaalprobleem: voor de uitvoering van zijn toenmalige ‘grote nota’s’ (Vierde Nota Ruimtelijke Ordening, Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer, Nota Groene Ruimte, etc. ) achtte het rijk de gemeenten te klein en de provincies te groot. De afgelopen jaren hebben geleerd dat de instelling van stadsregio’s niet het definitieve antwoord op het schaalprobleem is. Inmiddels is de stadsregio onderdeel van grotere netwerken op Zuidvleugel- en Randstadniveau, en ontstaan er binnen de stadsregio netwerken op kleinere, subregionale schaal. Hiermee wordt nog maar eens onderstreept dat de ideale schaal niet bestaat. De stadsregio Rotterdam kent een vaste schaal: zestien (na 18 maart 2010 vijftien) gemeenten werken verplicht samen aan de wettelijke taken uit de Wgr-plus en sectorwetgeving; het zijn niet de gemeenten zelf maar het is de provincie (en uiteindelijk de wet) die de omvang van het gebied heeft bepaald. De stadsregio mag dan een afgebakend territorium hebben; regionale opgaven hebben dat niet. De opgaven overziend, kan worden geconstateerd dat de huidige schaal van de stadsregio als ‘netwerk voor ruimte en mobiliteit’ redelijk voldoet, hoewel er zeker ook sprake is van grensoverschrijdende ontwikkelingen. In die gevallen wordt – veelal via bestuurlijke overeenkomsten – samengewerkt op bovenregionaal niveau (bijvoorbeeld Randstadrail, Delfland, Deltapoort), of wordt afgestemd op de schaal van de Zuidvleugel (bijvoorbeeld stedenbaan, verstedelijking 2010-2020, MIRT) of op de schaal van de Randstad (bijvoorbeeld in RandstadUrgentprojecten zoals de planstudie A13-16 en de ontsluiting mainport Rotterdam). Regionale samenwerking op terreinen buiten het fysieke domein trekt zich niet noodzakelijkerwijs iets aan van de stadsregionale grenzen. Zo worden voor de Veiligheidsregio uiteraard de grenzen van de Politieregio gehanteerd en zoekt de gemeenschappelijke regeling openbare gezondheidszorg Rotterdam-Rijnmond vanaf 2010
21
aansluiting bij die grenzen. In het regionaal platform arbeidsmarktbeleid Rijnmond werken naast de gemeenten uit de stadsregio ook de gemeenten uit Zuid-Holland Zuid samen; in het openbaar lichaam volwasseneneducatie Rijnmond de gemeenten op GoereeOverflakkee. Mede onder invloed van voortgaande decentralisatie van taken naar gemeenten, ontstaan samenwerkingsverbanden die zich veelal richten op de uitvoering van sociaalmaatschappelijke opgaven. Gemeenten zoeken voor deze ‘burger-nabije’ opgaven uitdrukkelijk niet de schaal van de stadsregio op, maar een veel kleinere subregionale schaal. conclusies en aanbevelingen Gezien de omvang en intensiteit van de samenwerking op andere schalen, vinden wij het op dit moment niet zinvol om energie te steken in het zoeken naar een andere schaal voor de stadsregio; ook die zal immers ‘grensproblemen’ opleveren. Beter lijkt het, te erkennen dat overheidssturing ‘veelschalig’ is geworden. De stadsregio is dan te bezien als een netwerk voor ruimte en mobiliteit dat per programma of project coalities sluit met andere netwerken. Dat kunnen andere territoriaal bepaalde netwerken zijn (zoals Haaglanden, Drechtsteden, Midden-Holland), maar ook op andere beleidsterreinen gerichte netwerken (zoals het regionaal platform arbeidsmarktbeleid Rijnmond). Ook bij ontwikkelingen zoals Metropoolregio Rotterdam – Den Haag dient de stadsregio (en uiteraard het stadsgewest Haaglanden) haar rol als behartiger van regionale belangen te spelen. In onze visie is het niet ondenkbaar dat tussen 2010 en 2020 samenwerking met bepaalde netwerken dusdanig intensiveert, dat ‘opschaling’ wenselijk wordt. Het lijkt dan ook goed om elke bestuursperiode opnieuw te bezien of een andere schaal meerwaarde biedt.
22
5. SAMENWERKINGSVORMEN Als overheidssturing veelschalig is, dan is één van de benodigde kerncompetenties het vermogen om tijdig coalities op de juiste schaalgrootte te sluiten en zo tot een adequate aanpak van maatschappelijke opgaven te komen. De stadsregio zou zich dan moeten positioneren als ‘facilitator van wisselende coalities’. Vanuit een stevige eigen positie – zestien gemeenten die nut en noodzaak van samenwerking in het fysieke domein inzien en een rijksoverheid die deze samenwerking beloont met de toedeling van financiële middelen – smeedt de stadsregio (binnen door de regioraad bepaalde kaders) zowel op subregionale als op bovenregionale schaal flexibele, programmagestuurde verbanden met publieke en private partners. Aard en reikwijdte van de opgave bepalen hoe en met wie die wordt opgepakt, hoe licht of zwaar het verband wordt opgetuigd en wat de doorlooptijd is. samenbrengen van bevoegdheden, geld en capaciteit Voor het uitvoeren van programma’s zijn bevoegdheden, geld en capaciteit nodig. Over de inzet daarvan maken de betrokken partijen bindende afspraken. De stadsregio heeft een rol in het ‘formuleren’ van programma’s en beschikt op bepaalde terreinen over geld en capaciteit. Meer dan tot nu toe kan de inzet daarvan afhankelijk worden gemaakt van de bereidheid van andere partijen om hun bijdrage aan het programma te leveren. Zo kan de stadsregio bijvoorbeeld investeren in een verbetering van de ontsluiting van een gebied, mits de gemeente ter plaatste de ontwikkeling van een bedrijventerrein mogelijk maakt. Net zoals dat nu al gebruikelijk is bij de verstedelijking, kunnen afspraken over programma’s en projecten worden vastgelegd in convenanten, waarin wordt bepaald wie welke bevoegdheden, financiële middelen en capaciteit levert. Dergelijke vormen van ‘zelfbinding’ vergroten de kans op daadwerkelijke uitvoering van programma’s – ook als de looptijd over een bestuursperiode heen gaat. samenwerking met de provincie: complementariteit in plaats van rivaliteit Bevoegdheden en middelen met betrekking tot de fysieke ontwikkeling in de regio zijn over verschillende partijen verdeeld. Dat kan snel leiden tot onvruchtbare discussies over ‘wie waar over gaat’, ook in de relatie tussen provincie en stadsregio. In de praktijk heeft zich een situatie ontwikkeld waarin provincie en stadsregio elkaar goed weten te vinden. Voorbeelden daarvan zijn de gezamenlijke ontwikkeling van het regionaal structuurplan/provinciaal streekplan RR2020, de overdracht door de provincie aan de stadsregio van bevoegdheden en middelen in het kader van stedelijke vernieuwing (ISV-2) en het gezamenlijk in Zuidvleugelverband optrekken bij de voorbereiding van het MIRT (inclusief de verstedelijkingsafspraken 2010-2020). Met respect voor ieders positie en verantwoordelijkheden lijkt er ruimte om in goed overleg met de provincie op programma- en projectniveau te komen tot nadere afspraken over de inzet van bevoegdheden en middelen. Ook hier geldt, dat het goed is zulke afspraken in duidelijke bestuursovereenkomsten te borgen.
23
samenwerking met semi-publieke en private partijen De relaties van de stadsregio met semi-publieke en private partijen in de regio zijn niet op alle terreinen even sterk ontwikkeld. Hoewel er sectoraal wel contacten zijn, is er geen ‘platform’ waarop deze partijen meedenken over de ontwikkeling van de regio en hun ideeën kwijt kunnen. Het is van belang dat de stadsregio in samenspraak met deze partners gaat onderzoeken hoe hiervoor een vruchtbare vorm kan worden gevonden. conclusies en aanbevelingen ‘Veelschalige’ samenwerking en samenwerkingsvormen met verschillende partijen zijn onvermijdelijk en vormen een uitdaging voor het creëren van meerwaarde voor de regio. De stadsregio heeft de potentie zich te ontwikkelen tot ‘facilitator van wisselende coalities’. Regionale solidariteit wordt ontdaan van vrijblijvendheid door voor programma’s en projecten bindende bestuurovereenkomsten te maken die stand houden over bestuursperioden heen. De complementariteit tussen provincie en stadsregio kan vorm krijgen in per bestuursperiode vast te stellen samenwerkingagenda’s, uitvoeringsovereenkomsten op het niveau van programma’s en projecten en delegatie van taken en bevoegdheden op basis van bestuursovereenkomsten. De stadsregio zal in de komende periode energie moeten steken in het versterken van de participatie van semi-publieke en private partijen in regionale programma’s.
24
6. BESTUURLIJKE STRUCTUUR EN BESLUITVORMING In gesprekken over regionale samenwerking blijkt steevast dat (bijna) iedereen overtuigd is van de noodzaak en onvermijdelijkheid daarvan, maar ook dat (bijna) iedereen zich ergert aan de wijze waarop in regionaal kader besluiten worden genomen en de wijze waarop gemeenten daarbij worden betrokken3. Daarmee is een duidelijk signaal gegeven dat de werkwijze binnen de stadsregio heroverweging behoeft. Veel van wat door gemeenteraden in het regionale verkeer nu wordt beschouwd als irritant, gekunsteld of overbodig vloeit voort uit in het verleden gemaakte eigen keuzes, al dan niet geformaliseerd. Die keuzes waren op hun beurt ingegeven door het verlangen een ‘echte bestuurslaag’ te zijn. geen bestuurslaag De huidige bestuurlijke organisatie en wijze van besluitvorming stammen uit de jaren negentig. Bij de keuzes die destijds zijn gemaakt, werd vooruitgelopen op het tot stand komen van een stadsprovincie: een duidelijke bestuurslaag met een rechtstreeks gekozen bestuur. Maar het is niet meer van deze tijd om de stadsregio als een ‘bestuurslaag in wording’ te zien. Hoewel de stadsregio haar takenpakket (en deels haar middelen) rechtstreeks van het rijk of door delegatie van de provincie ontvangt, ontleent zij haar legitimatie aan de gemeenten. Regionale samenwerking is daarmee verlengd lokaal bestuur en wij vinden dat dat zichtbaar moet zijn in organisatie en werkwijze. Dit betekent dat het zwaartepunt moet worden verlegd naar de raden van de deelnemende gemeenten. Wet- en regelgeving bieden daarvoor op zich voldoende mogelijkheden: het gaat er om deze beter te benutten en accenten te verleggen. Het verleggen van het accent naar verlengd lokaal bestuur opent mogelijkheden voor een betere democratische legitimatie, beperking van de belasting van bestuurders en afscheid nemen van de krampachtige pogingen om tot een partijpolitieke afspiegeling te komen. Wij stellen voor de regioraad in zijn huidige vorm op te heffen. De politieke controle verschuift naar de gemeenteraden. Per bestuursperiode worden de gemeenteraden geconsulteerd over de strategische agenda van de regio. Jaarlijks worden de raden geraadpleegd over het werkprogramma en de begroting en worden verantwoordingsdebatten gevoerd op basis van het jaarverslag. De informatiepositie van de gemeenteraden wordt versterkt. Wel blijven de huidige regels voor bindende elementen en procedures van kracht. algemeen bestuur Binnen de Wgr-plus is het instellen van een algemeen bestuur waarin alle deelnemende gemeenten zijn vertegenwoordigd verplicht. De huidige invulling daarvan in een regioraad met 41 leden, 53 stemmen en fracties op partijpolitieke basis is dat geenszins:
3
Zie ook: Niet verder doormodderen …?, dr. G.T. Witte, april 2009.
25
•
het partijpolitieke element is een overblijfsel uit de periode waarin een rechtstreeks gekozen regiobestuur onder handbereik leek te zijn;
•
de keuze voor een groot aantal leden (in plaats van minder leden met gewogen stemrecht) is gebaseerd op de toenmalige wens om het (politieke) debat te voeren in de regioraad in plaats van in de afzonderlijke gemeenteraden. Alleen Rotterdam heeft destijds gekozen voor de invulling van haar 18 stemmen door 6 vertegenwoordigers;
•
de toedeling van het aantal stemmen per gemeente is destijds gebaseerd op één stem per 20.000 inwoners of een gedeelte daarvan. Rotterdam zou, met ongeveer de helft van de inwoners van de regio, recht hebben gehad op ook ongeveer de helft van de stemmen in de regioraad, maar heeft daarvan bewust afgezien om de samenwerkingsbereidheid van de andere gemeenten niet bij voorbaat te frustreren.
Wij stellen voor het partijpolitieke element niet langer een rol te laten spelen bij het samenstellen van het algemeen bestuur. Om deze trendbreuk duidelijk te markeren, is het beter niet langer te spreken over een regioraad, maar over het algemeen bestuur. Voor de invulling van dit algemeen bestuur bieden wij, gezien de gebleken verschillen van opvatting, twee varianten aan:
1. Elke gemeente wijst voor het algemeen bestuur uit zijn college van burgemeester en wethouders één vertegenwoordiger aan. Dit vloeit logisch voort uit de principiële keuze om de stadsregio te positioneren als verlengd lokaal bestuur. De afgevaardigde in het algemeen bestuur vertolkt de opvatting van zijn gemeente en legt verantwoording af aan de eigen gemeenteraad. De leden van het algemeen bestuur hebben een gewogen stemrecht (in de verhoudingen zoals die nu ook gelden). Zij vertegenwoordigen hun gemeente en niet hun politieke partij. Zij bewaken de relatie tussen de stadsregio en hun gemeente; zij zorgen ervoor dat de regionale agenda onder de aandacht van de gemeenteraad wordt gebracht.
2. Elke gemeente wijst voor het algemeen bestuur twee vertegenwoordigers aan, bij voorkeur uit haar college van burgemeester en wethouders. Raadsleden worden echter niet uitgesloten. De afgevaardigden in het algemeen bestuur vertolken de opvatting van hun gemeente en leggen verantwoording af aan de eigen gemeenteraad. De leden van het algemeen bestuur hebben een gewogen stemrecht (in de verhoudingen zoals die nu ook gelden). Het stemgewicht van de gemeente wordt over de twee leden verdeeld; om halve stemmen te voorkomen wordt het aantal stemmen per gemeente verdubbeld (de stemverhouding blijft dus gelijk). De leden van het algemeen bestuur vertegenwoordigen hun gemeente en niet hun politieke partij. Zij bewaken de relatie tussen de stadsregio en hun gemeente; zij zorgen ervoor dat de regionale agenda onder de aandacht van de gemeenteraad wordt gebracht.
26
Voor beide varianten zijn argumenten aan te dragen. De eerste past het beste binnen de ‘zuivere’ denklijn van verlengd lokaal bestuur en beperkt de belasting van bestuurders. De tweede komt tegemoet aan de wensen van gemeenten die één vertegenwoordiger een te smalle basis achten of de mogelijkheid willen openhouden om naast een collegelid ook een raadslid naar het algemeen bestuur af te vaardigen. De pleitbezorgers van deze variant verwachten, dat hierdoor gunstiger voorwaarden ontstaan om het draagvlak voor de stadsregio binnen de gemeenten sterk te houden. Wij laten het aan het dagelijks bestuur en regioraad over om hierin keuzes te maken. De huidige regioraad vergadert nu zes maal per jaar. Ook dit is een eigen keuze, vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling. Wij denken dat een lagere frequentie, bijvoorbeeld viermaal jaar, haalbaar is. Het algemeen bestuur beslist over de toedeling van regionale middelen aan programma’s en projecten en stelt beleids- en investeringsplannen vast. Als dat eenmaal is gebeurd, zijn bij de uitvoering lang niet altijd alle gemeenten betrokken en kan verdere besluitvorming en uitvoering binnen de gestelde kaders plaatsvinden in kleiner verband, zo nodig op basis van convenanten. Het algemeen bestuur heeft vervolgens weer een rol in het bewaken van de uitvoering. commissies De gemeenschappelijke regeling maakt het mogelijk commissies van advies en bijstand in te stellen. Momenteel zijn er commissies voor: •
groen, ruimtelijke ordening en milieu;
•
wonen en sociaal beleid;
•
verkeer en vervoer;
•
bestuurlijke organisatie, communicatie en middelen;
•
jeugdzorg.
Gekozen is voor een ‘hybride’ samenstelling: de regioraad wijst op voordracht van de fracties leden aan, maar ook de wethouders uit de gemeenten op het desbetreffende inhoudelijke terrein zijn uit hoofde van hun wethouderschap lid van de commissies. Naast de bovengenoemde commissies functioneren momenteel nog twee andersoortige commissies: •
het regionaal economisch overleg (REO), formeel een provinciale commissie. De regioraad wijst hiervoor geen leden aan; het zijn de gemeentelijke portefeuillehouders economie die participeren;
•
de bezwaarschriftencommissie. Naast de externe voorzitter is het gezien de aard van de commissie voor de hand liggend juist deze uit leden van het algemeen bestuur samen te stellen.
In de praktijk zijn het vooral de wethouders die de commissievergaderingen domineren. Wij stellen voor om de commissies (met uitzondering van het REO en de commissie voor de bezwaarschriften) in de huidige vorm af te schaffen. Daarvoor in de plaats komen portefeuillehoudersoverleggen. De portefeuillehouders bereiden die overleggen in de eigen gemeente voor en leggen daar ook verantwoording af aan de raad.
27
De verslagen van de portefeuillehoudersoverleggen worden ter beschikking gesteld aan het algemeen bestuur en aan de gemeenteraden. dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur bestaat op dit moment uit een voorzitter (de burgemeester van Rotterdam) en acht leden. Zowel het voorzitterschap van de burgemeester van Rotterdam als het aantal leden berust op een eigen keuze die in de gemeenschappelijke regeling is vastgelegd. De acht leden van het dagelijks bestuur worden uit en door de regioraad gekozen. Hoewel het mogelijk is dat raadsleden in het dagelijks bestuur van de stadsregio worden gekozen, is de praktijk dat het burgemeesters of wethouders zijn. Voorts wordt rekening gehouden met de partijpolitieke verhoudingen in de regio en met een redelijke geografische spreiding. Dat naast de voorzitter twee van de leden van het dagelijks bestuur uit Rotterdam komen is vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling. Niet vastgelegd is de gewoonte om twee leden te ‘rekruteren’ uit Nieuwe Waterweg Noord (Schiedam, Vlaardingen, Maassluis), één uit Noord-Oost (Lansingerland, Capelle, Krimpen), één uit Zuid-Oost (Barendrecht, Albrandswaard, Ridderkerk), één uit VoornePutten en Rozenburg. De herkomst van het achtste lid van het dagelijks bestuur is wisselend, maar dit lid komt nooit uit Rotterdam of Nieuwe Waterweg Noord. Een andere niet vastgelegde gewoonte is, dat de wethouder verkeer en vervoer van de gemeente Rotterdam ook in de stadsregio de portefeuille verkeer en vervoer beheert. Over de toedeling van de overige portefeuilles wordt in het dagelijks bestuur besloten. Het aantal dagelijks bestuursleden heeft, ook in het recente verleden, regelmatig ter discussie gestaan. Uiteindelijk is steeds gekozen voor een compact dagelijks bestuur, waarin dus niet alle gemeenten een zetel hebben, maar waarin zij zich door een redelijke spreiding over de regio wel kunnen herkennen. Momenteel zijn de portefeuilles ‘sectoraal’ samengesteld. Nu de stadsregio zich niet meer alleen met beleidsvoorbereiding en planontwikkeling bezig houdt maar in toenemende mate de uitvoering van (sub)regionale programma’s en projecten aanstuurt, vinden wij het denkbaar om daarnaast een ‘programmatische’ portefeuilleverdeling te gaan hanteren. Wij vinden dat het dagelijks bestuur – naast zijn eigenstandige wettelijke en door het algemeen bestuur toegekende bevoegdheden – vooral een belangrijke rol heeft als processtuurder: het brengt partijen samen en zorgt ervoor dat besluiten worden uitgevoerd. Naast een ‘sectorale’ portefeuille kunnen dagelijks bestuursleden de verantwoording voor een programma krijgen (en daarmee voor de samenwerking met de gemeenten en andere partners die bij dat programma betrokken zijn). Het algemeen bestuur benoemt het dagelijks bestuur. Voor de verhouding tussen algemeen bestuur en dagelijks bestuur zijn twee opties denkbaar. In de systematiek van verlengd lokaal bestuur is het passend dat dagelijks bestuursleden gewoon deel blijven uitmaken van het algemeen bestuur; dit is ook het uitgangspunt in de Wet gemeenschappelijke regelingen. In sommige regio’s treden de dagelijks bestuursleden na hun benoeming uit het algemeen bestuur en worden in dit laatste vervangen door andere vertegenwoordigers van de desbetreffende gemeenten. Deze variant sluit weliswaar beter aan bij het dualisme dat gemeenten in eigen huis kennen, maar lijkt minder te passen in
28
verlengd lokaal bestuur. Bovendien laat een dergelijke variant zich – gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen – niet formaliseren en berust dus op ‘afspraken’. Om de rechtsgeldigheid van besluiten niet in gevaar te brengen, stellen wij voor niet tot vrije interpretatie van de wet over te gaan. Wij willen de regel handhaven dat de burgemeester van Rotterdam het voorzitterschap van de stadsregio vervult. Zijn status en netwerk zijn immers van groot belang voor de regio als geheel en openen deuren die anders gesloten blijven. Voor de informele afspraak dat de wethouder verkeer en vervoer van Rotterdam de regioportefeuille verkeer en vervoer beheert geldt in wezen hetzelfde. Het dagelijks bestuur kan nog iets compacter worden gemaakt: van een voorzitter en maximaal acht leden naar een voorzitter en maximaal zes leden. Voor een optimale geografische spreiding over de regio vinden wij het aanbevelenswaardig om het dagelijks bestuur zó in te richten dat – naast de voorzitter – één dagelijks bestuurslid uit Rotterdam, één uit de Nieuwe Waterweg Noord (Schiedam, Vlaardingen, Maassluis), één uit VoornePutten, één uit Noord-Oost (Lansingerland, Krimpen, Capelle) en één uit Zuid-Oost (Barendrecht, Albrandswaard, Ridderkerk) afkomstig is. In de toelichting op de nieuwe gemeenschappelijke regeling kan dit als een intentie worden uitgesproken. Het moet echter geen keurslijf worden: het algemeen bestuur zou hiervan bij de benoeming van dagelijks bestuursleden beargumenteerd moeten kunnen afwijken, zonder dat dit direct een wijziging van de gemeenschappelijke regeling vergt. Naast de bovengenoemde ‘subregionaal’ gerelateerde vijf dagelijks bestuursleden kan het onder omstandigheden wenselijk zijn dat het algemeen bestuur een zesde dagelijks bestuurslid benoemt. Die situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen zolang jeugdzorg een wettelijke taak van de stadsregio is. Wij stellen voor het algemeen bestuur per bestuursperiode te laten bepalen of en zo ja voor welk beleidsterrein of programma een zesde dagelijks bestuurslid noodzakelijk is. Het dagelijks bestuur verricht zijn werkzaamheden volgens het principe van collegiaal bestuur. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur hebben de voorzitter en de leden elk één stem. Op partijpolitieke herkomst van de leden hoeft niet meer gestuurd te worden. Het mogelijke zesde dagelijks bestuurslid heeft in het algemeen bestuur geen stem; de stemmen van de gemeente waaruit hij afkomstig is worden immers al door anderen uitgebracht. betrokkenheid van gemeenteraden De stadsregio betrekt gemeenteraden op tal van momenten en niveaus bij het vormgeven van regionaal beleid. Om te beginnen worden gemeenteraden geconsulteerd over strategische regionale agenda die per bestuursperiode wordt opgesteld. Jaarlijks worden de raden geraadpleegd over het werkprogramma en de begroting en worden verantwoordingsdebatten gevoerd op basis van het jaarverslag. Wij vinden dat het algemeen bestuur niet alleen een besluitvormende functie heeft, maar ook een opiniërende. Juist in het algemeen bestuur kunnen oriënterende discussies plaatsvinden, die gevoed worden door opinies in de gemeenten. Debatten kunnen
29
impulsen geven voor het ontwikkelen van nieuw beleid, bijstelling van bestaand beleid en, afhankelijk van gesignaleerde behoeften, tot bijstelling van stadsregionale taken. Ook kan het algemeen bestuur op deze wijze een rol spelen bij het afstemmen van opinies van de gemeenten. Het algemeen bestuur en de gemeenten kunnen zelf ook meer initiatief nemen om de agenda van de vergaderingen te bepalen. Gemeenteraden hebben al eerder te kennen gegeven dat zij in een vroeg stadium willen worden betrokken bij de beleidsontwikkeling in de stadsregio. Dat is tijdens het proces van DIALOOG 2009 en in de reacties van de gemeenten op het concept van deze visie nogmaals nadrukkelijk onderstreept. Wij vinden daarom dat het dagelijks bestuur bij de voorbereiding van beleid en de afstemming van programma’s en projecten actief moet aanbieden om in de commissies van de betrokken gemeenteraden daarover de discussie aan te gaan. Voor het verwerven van draagvlak blijft het van belang om regelmatig bijeenkomsten met een opiniërend karakter voor alle gemeenteraadsleden te organiseren. Een belangrijke voorwaarde voor betrokkenheid van de gemeenteraden is dat zij ruimschoots op tijd kunnen beschikken over alle relevante stukken, zodat er voldoende tijd en gelegenheid is om in eigen huis de discussie over regionale onderwerpen te organiseren. Wanneer het algemeen bestuur de vergaderfrequentie terugbrengt naar vier per jaar, moet het mogelijk zijn dat gemeenten eerder over de stukken kunnen beschikken dan de twee weken die daar nu voor staan. Voor onderwerpen waar gemeenten mee moeten instemmen, moet de huidige termijn van zes weken ten minste worden gehandhaafd. De onderwerpen voor de agenda van het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur worden via een voortschrijdende agendaplanning drie maanden voor de vergaderingen via de website van de stadsregio gepubliceerd. Eveneens worden deze onderwerpen via informatiebulletins van de stadsregio actief onder de aandacht van griffiers en raadsleden gebracht. De besluiten van het dagelijks bestuur worden direct na vaststelling via de website van de stadsregio gepubliceerd. Als de vergadering van het algemeen bestuur naar de avonduren wordt verplaatst is er meer gelegenheid voor gemeenteraadsleden om de vergaderingen bij te wonen als zij dat willen. Wij stellen voor de vergaderingen van het algemeen bestuur te splitsen in twee delen: een opiniërende vergadering waarin gemeenteraadsleden mee kunnen discussiëren en een besluitvormend deel waarin het spreekrecht is voorbehouden aan leden van het algemeen bestuur. Een vast onderdeel van de opiniërende vergadering kan een presentatie zijn van het dagelijks bestuur over actuele ontwikkelingen die in de regio spelen of van belang zijn. Een ander vast onderdeel van deze agenda kan zijn de terugkoppeling uit de portefeuillehoudersoverleggen door het dagelijks bestuur. Voorts kan de informatiepositie van de gemeenteraden worden ondersteund door flankerend communicatiebeleid. Wij stellen voor dat de stadsregio de leden van het algemeen bestuur ondersteunt bij voorbereiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en de terugkoppeling daaruit aan hun eigen gemeenteraad. Dat kan bijvoorbeeld via een toegankelijke annotatie van de agenda en een korte impressie direct na de
30
vergadering in digitale vorm, waaraan bestuurders gemakkelijk nog een aantal zaken kunnen toevoegen die zij relevant vinden voor hun gemeenteraad. De regioateliers zijn een gewaardeerd instrument om raadsleden te betrekken bij regionaal beleid. De betrokkenheid van raadsleden kan verder worden versterkt door de ateliers meer vraaggestuurd in te richten, bijvoorbeeld door vertegenwoordigers van gemeenten te betrekken bij de organisatie daarvan. Door de commissievergaderingen te vervangen door portefeuillehoudersoverleggen kunnen gemeenteraadsleden hun eigen wethouders op het desbetreffende beleidsterrein direct aanspreken op hun inzet bij de beleids- en besluitvorming in de stadsregio. De inbreng vanuit de gemeenteraden is daarmee goed geborgd. Tot slot bevelen wij gemeenteraden aan maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden om vertegenwoordigers of bestuurders van de stadsregio uit te nodigen om in hun vergaderingen een toelichting op regionale onderwerpen te geven. conclusies en aanbevelingen De bestuurlijke structuur van een regionaal openbaar lichaam zoals de stadsregio moet weliswaar aan een aantal wettelijk eisen voldoen, maar daarbinnen bestaat veel vrijheid voor de eigen invulling. Veel van wat door gemeenteraden in het regionale verkeer nu wordt beschouwd als irritant, gekunsteld of overbodig vloeit voort uit in het verleden gemaakte eigen keuzes, al dan niet geformaliseerd. Die keuzes waren op hun beurt ingegeven door het verlangen een ‘echte bestuurslaag’ te zijn. Het verleggen van het accent naar verlengd lokaal bestuur opent mogelijkheden voor een betere democratische legitimatie, beperking van de belasting van bestuurders en afscheid nemen van de krampachtige pogingen om tot een partijpolitieke afspiegeling te komen. De regioraad in zijn huidige vorm verdwijnt. Daarvoor in de plaats komt een algemeen bestuur onder voorzitterschap van de burgemeester van Rotterdam. Een keuze dient nog te worden gemaakt met betrekking tot het aantal vertegenwoordigers per gemeente en hun ‘herkomst’ (uit de raad of uit het college). De vertegenwoordigers hebben gewogen stemrecht (in de verhoudingen zoals die ook nu gelden); zij vertegenwoordigen hun gemeente en niet hun politieke partij. Zij bewaken de relatie tussen de stadsregio en hun gemeente; zij zorgen ervoor dat de regionale agenda onder de aandacht van de gemeenteraad wordt gebracht. Het dagelijks bestuur kan, zonder de spreiding over de regio geweld aan te doen, compacter: een voorzitter en maximaal zes leden. De politieke controle verschuift naar de gemeenteraden, die per bestuursperiode worden geconsulteerd over de strategische agenda van de regio. Jaarlijks worden de raden geraadpleegd over het werkprogramma en de begroting en worden verantwoordingsdebatten gevoerd op basis van het jaarverslag. De informatiepositie van de gemeenteraden wordt versterkt. De huidige regels voor bindende elementen en procedures blijven van kracht. De commissies worden in hun huidige vorm opgeheven en vervangen door portefeuillehoudersoverleggen. Door de nieuwe werkwijze van het algemeen bestuur is betrokkenheid van de gemeenteraden beter gewaarborgd.
31
BIJLAGE 1: Leden bestuurlijke werkgroep DIALOOG 2009 V. Spruit-Remijn
wethouder
Albrandswaard
M.J. Schreurs
wethouder
Barendrecht
M. Trouwborst
wethouder
Bernisse
T.D. Zaal
raadslid
Brielle
N.H. van Buren
raadslid
Capelle aan den IJssel
H.T. Joosten
wethouder
Hellevoetsluis
A. Prins
wethouder
Krimpen aan den IJssel
W. ten Kate
wethouder
Lansingerland
A.G.M. Keijzer
wethouder
Maassluis
E.M. den Boef
wethouder
Ridderkerk
L.M.M. Bolsius (voorzitter)
wethouder
Rotterdam
R.J. Zeegers
raadslid
Rozenburg
M. Groene
wethouder
Schiedam
C. Mourik
wethouder
Spijkenisse
P. Runsink
raadslid
Vlaardingen
I.F. Klok
wethouder
Westvoorne
T.P.J. Bruinsma (vice-voorzitter)
vice-voorzitter
stadsregio
M.C. Jansen (secretaris)
secretaris
stadsregio
32
BIJLAGE 2: Overzicht taken en bevoegdheden TAAK
FORMELE GRONDSLAG
FINANCIERING
regionaal verkeer- en
Planwet verkeer en vervoer;
V&W-BDU
vervoerplan
Wgr-plus.
ontwikkelen infrastructuur
Planwet verkeer en vervoer;
V&W-BDU;
Wet personenvervoer;
bijdrage gemeenten.
VERKEER EN VERVOER
Wet BDU; Spoorwegwet; Wet tunnelveiligheid Wgr-plus. flankerend beleid
Planwet verkeer en vervoer;
(verkeersveiligheid, P+R,
Wet BDU;
fietsbeleid,
Wgr-plus.
V&W-BDU
vervoermanagement, ICT) financiën (regionaal
Planwet verkeer en vervoer;
investeringsprogramma
Wet BDU;
verkeer en vervoer,
Wgr-plus.
V&W-BDU
financial planning en engineering fondsbeheer, projectbeoordeling, projectbekostiging) opdrachtgeverschap OV
Planwet verkeer en vervoer;
V&W-BDU
Wet/Besluit personenvervoer; Concessiewet.
RUIMTELIJKE ORDENING regionaal structuurplan
geen basis in Wro;
(RR2020)
afspraken met provincie
bijdrage gemeenten
over opname in PSV; gemeenschappelijke regeling.
WONEN EN STEDELIJKE VERNIEUWING uitvoeringsprogramma
geen basis in Wet stedelijke
VROM-BLS;
2005-2010, monitoring,
vernieuwing;
VROM-BWS (loopt af);
financieel scenario,
wel convenant met VROM;
PZH –ISV2
33
fondsvorming
convenant met provincie;
Rotterdam-ISV2
convenanten met
Schiedam-ISV2
gemeenten. regionale woonvisie
gemeenschappelijke
bijdrage gemeenten
regeling huisvestingsverordening
Huisvestingswet;
bijdrage gemeenten
gemeenschappelijke regeling huisvesting
Huisvestingswet
verblijfsgerechtigden sociaal beleid
bijdrage provincie; bijdrage gemeenten
afspraken met provincie;
bijdrage provincie (loopt
gemeenschappelijke
af);
regeling
bijdrage gemeenten.
Wgr-plus
bijdrage gemeenten
regionaal
gemeenschappelijke
bijdrage provincie;
groenstructuurplan (RGSP)
regeling
bijdrage gemeenten
PMR/750 ha groen
PKB Maasvlakte II
bijdrage gemeenten
PMR/groene verbinding
PKB Maasvlakte II
V&W
gemeenschappelijke
bijdrage gemeenten
ECONOMIE economische ontwikkelingsstrategie
GROEN
MILIEU regionale klimaatagenda
regeling luchtkwaliteit
gemeenschappelijke
FES-middelen;
regeling
bijdrage gemeenten
Wet op de jeugdzorg
VWS/J&G/JUS;
JEUGDZORG meerjarig beleidskader
bijdrage provincie; bijdrage gemeenten jaarlijks uitvoeringsplan
Wet op de jeugdzorg
VWS/J&G/JUS; bijdrage provincie; bijdrage gemeenten.
Ieder kind wint
gemeenschappelijke
bijdrage gemeenten (loopt
regeling
af)
34
BIJLAGE 3: Overzicht bevoegdheden stadsregio in de Wgr-plus
Artikel 118 Een regeling voorziet erin dat het algemeen bestuur van de plusregio ter behartiging van de economische ontwikkeling van de plusregio ten minste: a. periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie opstelt; b. het beleid aangeeft ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandelsvoorzieningen die van regionaal belang zijn, daaronder mede begrepen de zee- en luchthavens en de daarbij behorende bedrijfslocaties; c. de hoofdlijnen vaststelt van een regionaal promotie- en acquisitiebeleid gericht op bedrijfsvestiging en toerisme. Artikel 119 1. Een regeling voorziet in de bevoegdheid van het algemeen bestuur van een plusregio voorschriften te geven met betrekking tot het door de gemeenten in die regio verwerven en uitgeven van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, het verhaal van kosten daarvan, alsmede de mate waarin de financiële gevolgen worden verdeeld over de gemeenten in de regio. 2. Een regeling voorziet tevens in de bevoegdheid van het algemeen bestuur van een plusregio gebieden aan te wijzen, ten aanzien waarvan dat bestuur kan bepalen dat de verwerving en de uitgifte van de gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, alsmede het verhaal van kosten daarvan, uitsluitend door of vanwege het bestuur van die regio kan plaatsvinden. 3. Een regeling voorziet voorts in de bevoegdheid van het bestuur van een plusregio voorschriften te geven met betrekking tot het onderhoud en het beheer van de in het eerste en het tweede lid bedoelde gronden.
35
BIJLAGE 4: Overzicht bevoegdheden Wet ruimtelijke ordening
Gemeenten
Provincies
Structuurvisie(s) vaststellen (kan ook in samenwerking met raden van aangrenzende gemeenten)
Structuurvisie(s) vaststellen (kan ook in samenwerking met raden van aangrenzende provincies)
Structuurvisie(s) vaststellen
Bestemmingsplan(nen) vaststellen
Inpassingsplan vaststellen (met uitsluiting van gemeentelijke bestemmingsplan bevoegdheid)
Inpassingsplan vaststellen (met uitsluiting van bestemmingsplan bevoegdheden gemeente en provincie)
Projectbesluit nemen
Projectbesluit nemen
Coördinatieregeling toepassen
Coördinatieregeling toepassen
Via provinciale verordening regels stellen m.b.t. bestemmingsplan + projectbesluit + bevoegdheid verordening
Via AMVB regels stellen m.b.t. bestemmingsplan+ inpassingsplan + projectbesluit, beheersverordening
Aanwijzing geven aan gemeenten
Aanwijzing geven aan gemeenten en provincies
Projectbesluit nemen
Coördinatieregeling toepassen
Rijk
Positie stadsregio’s in nieuwe Wro De stadsregio’s bezitten vanaf de inwerkingtreding van de Wro geen eigen positie meer binnen de juridische context van Wro. De bevoegdheden van de regio’s onder de oude WRO zijn vervallen.
36
Nota van antwoord
Aan Kopie aan
: Raden en colleges van de gemeenten binnen de stadsregio Rotterdam :
van
: Bestuurlijke werkgroep Dialoog 2009
telefoon
: 010-417 3852
fax
: 010-404 7347
E-mail adres
:
[email protected]
datum
: 28 oktober 2009
betreft
: Nota van antwoord visie 'Regionale samenwerking na 2010'
DIV nr : 57469
In deze nota van antwoord wordt ingegaan op vragen en opmerkingen van de regiogemeenten met betrekking tot de conceptvisie ‘Regionale samenwerking na 2010’. Aangezien bepaalde gemeenten op een aantal punten dezelfde vragen hebben gesteld, zijn die vragen in deze nota van antwoord gebundeld. Vanwege het feit dat Rozenburg heeft aangegeven de mening van Ridderkerk te onderschrijven worden deze gemeenten gezamenlijk aangeduid. Door de gezamenlijke reactie van de gemeenten op Voorne-Putten (Spijkenisse, Bernisse, Brielle, Westvoorne en Hellevoetsluis) worden deze gemeenten gezamenlijk genoemd. Waar in deze nota wordt verwezen naar de (bestuurlijke) visie, wordt bedoeld de bijgestelde visie Verbindende kracht: een realistische visie op bestuurlijke samenwerking na 2010, zoals vastgesteld door de bestuurlijke werkgroep in de vergadering van 28 oktober 2009. De bestuurlijke werkgroep vertrouwt er op dat de door de gemeenten naar voren gebrachte punten met deze notitie genoegzaam zijn beantwoord.
1. Vraag/opmerking (Vlaardingen): “Het lokale elan, dat de basis vormde voor het ontstaan van de stadsregio Rotterdam, is bij het gemeentebestuur van Vlaardingen nog altijd aanwezig. Wij kiezen voor samenwerking omdat wij overtuigd zijn van het nut ervan, en niet omdat die samenwerking door andere overheden ons wordt opgelegd. Dat lokale enthousiasme voor samenwerking op de schaal van de stadsregio zou meer nadruk mogen krijgen in de visie regionale samenwerking na 2010.” ad. 1. Antwoord: In de bijgestelde visie is aan deze oproep tegemoetgekomen, o.a. door het opnemen van een nieuwe inleiding.
2. Vraag/opmerking (Schiedam): “Uitsluitend verlengd lokaal bestuur is naar onze mening te mager. Daarom alsnog een pleidooi voor een vorm van regionaal politiek en bestuurlijk beraad, waarbij zowel meer ruimte wordt gelaten aan de afzonderlijke gemeenteraden, als ook gelegenheid wordt geboden voor bovenlokale meningsvorming en Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam Nota van antwoord
1
visieontwikkeling. Waar naar ons oordeel nu iets te gemakkelijk wordt voorbij gegaan aan de belangrijke bindende kracht die de stadsregio de afgelopen jaren toch is geweest, zouden wij toch iets daarvan willen behouden. En dat kan langs meerdere wegen.” ad. 2. Antwoord: De keuze van de bestuurlijke werkgroep voor verlengd lokaal bestuur is enerzijds ingegeven door de wens vanuit de gemeenten om in relatie tot de regio een meer eigenstandige rol te spelen. Anderzijds is dit uitgangspunt geheel in lijn met de opdracht aan de werkgroep om een realistische visie op regionale samenwerking te ontwikkelen, en sluit bovendien aan bij het advies van de commissie Nijpels. De bestuurlijke werkgroep is van mening dat de bijgestelde visie voldoende ruimte biedt aan de regiogemeenten en het regiobestuur om tot bovenlokale visieontwikkeling en opinievorming te komen, o.a. door de nadere voorstellen ten aanzien van de werkwijze van het algemeen bestuur (AB).
3. Vraag/opmerking (Ridderkerk/Rozenburg): “Wij achten het voor de duidelijkheid van belang dat in of bij de eindversie wordt aangegeven waar vooral ten aanzien van het beleidsterrein ruimte de bevoegdheden liggen als het gaat om de diverse bestuurslagen.” ad. 3. Antwoord: In de bijgestelde visie is een extra bijlage opgenomen met een weergave van de huidige bevoegdheden ten aanzien van de ruimtelijke ordening van gemeenten, provincie en rijk binnen de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro).
4. Vraag/opmerking (Krimpen aan den IJssel): “Wat betreft de schaal van de regio zou de mogelijkheid moeten worden geschapen om geringe aanpassingen in de gebiedsomvang eenvoudig te kunnen regelen (denk bijvoorbeeld aan fusies en/of herindelingen).” ad. 4. Antwoord: De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) schrijft met betrekking tot plusregio’s voor in artikel 110: “Tot toetreding tot, uittreding uit of opheffing van een plusregio wordt niet besloten dan na een verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten en, indien bij wet één of meer bevoegdheden of taken aan de plusregio zijn opgedragen, van Onze Ministers wie het aangaat.” De huidige gemeenschappelijke regeling stelt daarnaast, dat toetreding van gemeenten kan plaatsvinden bij besluiten van de regioraad en de bestuursorganen van de gemeenten.
5. Vraag/opmerking (Barendrecht): ... “Ook zal geëvalueerd moeten worden of de samenwerking met bepaalde netwerken wel voortgezet zal moeten worden. Niet alleen het "meer" verhaal speelt een rol, maar zeker ook het "minder" verhaal.” ad. 5. Antwoord: De bestuurlijke werkgroep onderschrijft dit standpunt.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 2
6.
Vraag/opmerking (Krimpen aan den IJssel; vergelijkbaar: Barendrecht en Lansingerland): “Wat betreft de jeugdzorg dient rekening te worden gehouden met het gegeven dat enerzijds weliswaar inhoudelijke taken uit het pakket van de Stadsregio kunnen verdwijnen, maar anderzijds nieuwe samenwerkingsnetwerken daarvoor in de plaats zouden kunnen komen.” ad. 6. Antwoord: In de visie is aangegeven dat bij de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg, die eind 2009 gereed moet zijn, naar verwachting zal blijken dat de gemeenten de aangewezen bestuurslaag zijn om de jeugdzorgtaken op zich te nemen. Ten aanzien van de bovenlokale jeugdzorgvoorzieningen kan de regionale samenwerking vorm worden gegeven via de gemeenschappelijke regeling openbare gezondheidszorg Rotterdam-Rijnmond. Mocht jeugdzorg toch onderdeel van het wettelijk takenpakket van de stadsregio blijven, dan dient een en ander opnieuw te worden bezien. Voor wat betreft de komende bestuursperiode kan invulling worden gegeven aan een ‘overgangsregime’ door een zesde plaats in het dagelijks bestuur te laten innemen door een portefeuillehouder Jeugdzorg. De technische vertaling hiervan zal worden opgenomen in de ontwerp gemeenschappelijke regeling.
7. Vraag/opmerking (Barendrecht): “De conceptvisie geeft niet aan wat de mogelijke effecten (van de verdwijning van jeugdzorg uit het stadsregionale takenpakket, red.) zijn op de gemeentelijke uitgaven? Ook geeft de visie niet aan wat de huidige budgetten zijn. Bij het verdwijnen van deze taken moet op beide bovenstaande punten helderheid gegeven worden zodat de gemeenten duidelijk hebben wat de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn en wat de daarbij behoorde budgetten zijn. In het kader van het stadsregionale beleidsprogramma "ieder kind wint" zijn over de ontwikkeling van de centra voor jeugd en gezin afspraken gemaakt, het moet duidelijk zijn wat de status hiervan in de toekomst is.” ad. 7. Antwoord: De huidige budgetten voor jeugdzorg zijn opgenomen in de stadsregionale begroting. Voor 2009 is het budget Jeugdzorg opgebouwd uit (afgerond): - € 110 mln doeluitkering - € 2 mln RAS middelen (Regionale Agenda Samenleving) - € 12 mln dekking voorziening - € 1,7 mln Ieder Kind Wint De taken van de stadsregio worden overwegend uit rijksmiddelen gefinancierd.
8. Vraag/opmerking (Vlaardingen, idem Lansingerland): “Wij geven het Dagelijks Bestuur in overweging in overleg te treden met het Regionaal Economisch Overleg en het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid om te bezien of de positie van de stadsregio op deze terreinen versterkt kan worden.” ad. 8. Antwoord: Alvorens conclusies te trekken over een eventuele stadsregionale rol in dit verband, zijn de bestuurders van het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid (RPA) geconsulteerd. Het RPA beraadt zich momenteel op een reactie. Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 3
9. Vraag/opmerking (Lansingerland): …“In dit kader (Economie, red.) moet worden vermeld dat hoewel Lansingerland het meest verbonden is met de regio Rotterdam, zij, gelet op de ligging, ook georiënteerd zal blijven op andere regio's zoals de regio Haaglanden en de regio Holland-Midden. Het zoeken naar afstemming en samenwerking op economisch gebied met genoemde regio's wordt daarbij wenselijk en noodzakelijk geacht.” ad. 9. Antwoord: De bestuurlijke werkgroep sluit zich aan bij deze opmerking; het afstemmen van regio-overstijgende zaken met aangrenzende regio’s is een van de kerntaken van de stadsregio. Dit blijkt ook uit de conclusies en aanbevelingen in de bijgestelde visie.
10.
Vraag/opmerking (Ridderkerk/Rozenburg, vergelijkbaar: Maassluis, Lansingerland, Vlaardingen, Voorne-Putten, Barendrecht, Capelle aan den IJssel): “Wij vinden het belangrijk dat handen en voeten wordt gegeven aan het versterken van de informatiepositie van gemeenteraadsleden. Een meetbare en zichtbare binding met de gemeente moet terug te vinden zijn in een nieuwe structuur. Op deze punten zullen wij de eindversie zeker toetsen. Wij verzoeken u daarom bij de eindversie aan te geven waar u op dit punt wijzigingen en/of aanvullingen heeft gemaakt.”
ad. 10. Antwoord: De bestuurlijke werkgroep onderschrijft het belang van een versterking van de informatiepositie van gemeenten. In de visie is in hoofdstuk 6 een extra onderdeel “betrokkenheid van gemeenteraden” opgenomen, waarin handreikingen worden gedaan voor verbetering van de informatiepositie van gemeenteraden. Voorts is een nadere beschrijving gegeven van de werkwijze van de portefeuillehoudersoverleggen. Deze onderdelen worden neergelegd in de nieuwe ontwerp gemeenschappelijke regeling. Het belang van een tijdige toezending van stukken aan gemeenten is overigens extra benadrukt in de visie (hoofdstuk 6). De versterking van de informatiepositie van de raden zal tevens zijn beslag krijgen in een nieuw communicatiebeleid van de regio. Binnenkort worden hiertoe de eerste ambtelijke voorbereidingen getroffen.
11. Vraag/opmerking (Rotterdam): “In het voorgestelde dagelijkse bestuur verliezen wij als Rotterdam ten opzichte van de huidige situatie een zetel. Dit is voor ons overkomelijk, mede gelet op het feit dat het in de bedoeling ligt om op termijn het bestuurlijke opdrachtgeverschap over de Jeugdzorg van de stadsregio over te laten gaan naar de gemeentebesturen. Zolang echter nog de stadsregio de bestuurlijke verantwoordelijkheid bezit voor de jeugdzorg willen wij graag bepleiten dat de Rotterdamse wethouder jeugd tijdelijk als 'bestuurder van buiten' in het dagelijkse bestuur benoemd zal worden.”
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 4
ad. 11. Antwoord: Artikel 14 Wgr biedt weliswaar de mogelijkheid om een lid van het dagelijks bestuur aan te wijzen buiten de kring van het AB, echter de huidige gemeenschappelijke regeling sluit dit uit. Wij hebben aanbevolen in de nieuwe ontwerp gemeenschappelijke regeling de mogelijkheid te scheppen voor het algemeen bestuur om naast de voorzitter en vijf dagelijks bestuursleden een zesde lid te benoemen. Die optie kan voor jeugdzorg – zolang dit een wettelijke taak van de stadsregio is – worden benut. Zie ook ad. 6 en ad. 15.
12.
Vraag/opmerking (Lansingerland, vergelijkbaar Ridderkerk/Rozenburg, Schiedam): “Met betrekking tot de genoemde voorstellen zijn wij van mening dat elke deelnemende gemeente twee vertegenwoordigers in het algemeen bestuur dient te hebben. Hierdoor wordt de mogelijkheid gecreëerd tot ruggespraak en overleg en bovendien kunnen per gemeente meerdere politieke partijen in het algemeen bestuur vertegenwoordigd zijn.” ad. 12. Antwoord: Dit punt is uitgebreid bediscussieerd in de bestuurlijke werkgroep. Alles overwegende is besloten om twee opties ten aanzien van de omvang van het AB te benoemen in de visie: één AB-lid of twee AB-leden per gemeente. Ten aanzien van het argument van de politieke kleur kan worden geantwoord, dat dit element met het verlengd lokaal bestuur zijn urgentie verliest door de verschuiving van de politieke controle naar de gemeenteraden (zie ook hoofdstuk 6 van de visie).
13. Vraag/opmerking (Ridderkerk, idem Schiedam): …”Vragen zijn ook gesteld ten aanzien van uw voorstel dat onze vertegenwoordiger alleen uit het college van benw gekozen zou kunnen worden.” ad. 13. Antwoord: In de bestuurlijke visie vindt de politieke controle door gemeenteraden plaats langs de weg van het verlengd lokaal bestuur. In deze visie past het, dat het AB wordt gevormd door leden uit de colleges; de AB-leden vertolken de mening van hun gemeente in het AB en kunnen in de eigen raad ter verantwoording worden geroepen over regiodossiers. Het voorgaande laat onverlet, dat gemeenteraden raadsleden naar voren kunnen schuiven als AB-lid (de Wgr biedt immers deze mogelijkheid). Aan de desbetreffende gemeente wordt overgelaten hoe er door AB-leden (met name raadsleden) binnen de gemeente verantwoording wordt afgelegd.
14. Vraag/opmerking (Albrandswaard): “De gemeenteraad van Albrandswaard is van opvatting dat het algemeen bestuur samengesteld moet worden uit raadsleden van de deelnemende gemeenten” ad. 14. Antwoord: Zie ook ad. 13.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 5
Overigens is de gemeenschappelijke regeling (in tegenstelling tot de gemeente) niet bedoeld als een duale bestuursvorm. De inbreng van de gemeenteraden is in de bestuurlijke visie reeds stevig verankerd via het verlengd lokaal bestuur.
15. Vraag/opmerking (Capelle aan den IJssel): “Waarom de omvang van het DB niet beperken tot zes leden inclusief voorzitter? De wisselende plaats die afhankelijk van specifieke behoeften wordt ingevuld zorgt slechts voor onduidelijkheid en is naar onze mening overbodig.” ad. 15. Antwoord: De bestuurlijke werkgroep adviseert in de visie een maximum aantal DB-leden: de voorzitter plus maximaal 6. Bij de invulling van het DB wordt het hanteren van een regionale spreiding zeer wenselijk geacht. Na invulling van 5 ‘subregio-vertegenwoordigers’ blijft er 1 positie over in het DB. Het AB bepaalt of de noodzaak bestaat deze zesde plaats te vervullen, gelet op de opgaven in een bepaalde bestuursperiode. Dit biedt de mogelijkheid om voor omvangrijke programma’s of voor de jeugdzorg een aparte portefeuillehouder aan te wijzen.
16. Vraag/opmerking (Capelle aan den IJssel): “Hoewel minder goed passend binnen de Wgr en verlengd lokaal bestuur stellen wij in het kader van checks en balances voor om de DB-leden na hun benoeming, in het AB te laten vervangen door andere vertegenwoordigers uit de desbetreffende gemeenten. Reden is dat indien dit niet plaatsvindt het verschil tussen een DB- en een AB-besluit feitelijk slechts 2 a 3 stemmen bedraagt en dat lijkt ons niet wenselijk. Alternatief zou zijn het DB verder te beperken, maar daar zien wij vooralsnog geen mogelijkheden toe.” ad. 16. Antwoord: Het uittreden van leden uit het AB na hun benoeming in het DB verdraagt zich formeel niet met de Wet gemeenschappelijke regelingen, en zou derhalve moeten worden gebaseerd op informele afspraken. Om de rechtsgeldigheid van besluiten niet in gevaar te brengen heeft de bestuurlijke werkgroep niet voor gekozen een dergelijke constructie neer te leggen in de visie, en de wet te volgen. Overigens acht de bestuurlijke werkgroep het door Capelle aan den IJssel gesignaleerde punt geen probleem, omdat het (via het verlengd lokaal bestuur) de gemeenten zijn die in het AB het stemgedrag bepalen.
17. Vraag/opmerking (Capelle aan den IJssel): “Het per bestuursperiode raadplegen van de gemeenteraden over de strategische agenda van de regio vinden wij een goede zaak. Om de raden ervaring te kunnen laten opdoen en de discussie geen inzet van de verkiezingen te maken stellen wij voor om dat steeds in het 2e jaar na de verkiezingen te doen.” ad. 17. Antwoord: De bestuurlijke werkgroep acht deze optie niet werkbaar gelet op de cycli van de gemeenteraadsverkiezingen en (regionale) bestuursperioden. De jaarlijkse debatten over het regionale werkprogramma dienen in het eerste jaar na de gemeenteraadsverkiezingen plaats te vinden. Het voorstel is derhalve niet overgenomen.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 6
18. Vraag/opmerking (Capelle aan den IJssel): “De subregionale realiteit Lansingerland - Krimpen - Capelle bij de vorming van het dagelijks bestuur ligt geografisch en inhoudelijk niet voor de hand. De prioriteiten, wensen en belangen kunnen en zullen aan de noord- en oostkant van de regio regelmatig verschillen en het lijkt ons een bestuurlijke uitdaging om daar overeenstemming over te bereiken. Zonder over te gaan tot verdere versnippering, zien wij hier echter ook geen betere of eenvoudigere oplossing voor.” ad. 18. Antwoord: Hoewel de bestuurlijke werkgroep onderkent dat de prioriteiten, wensen en belangen van de genoemde gemeenten met een zekere regelmaat zullen verschillen, is de benadering uit de conceptvisie gehandhaafd. Hier ligt voor het DB-lid een taak om het regionale belang van deze gemeenten op een zo goed mogelijke wijze te behartigen.
19. Vraag/opmerking (Barendrecht) “Het college van Barendrecht is voorstander van een DB-lid namens de BAR gemeenten. Een goede onderlinge afstemming is daarbij gewenst.” ad. 19. Antwoord: De bestuurlijke werkgroep onderschrijft dit standpunt.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 7
Commissie BOC&M vergadering 10 december 2009 agendapunt 5 23 november 2009 Onderwerp: Wijziging gemeenschappelijke regeling. Bijlagen: 1. vigerende gemeenschappelijke regeling d.d. 9 oktober 2007; 2. concept-ontwerp gemeenschappelijke regeling met concept-ontwerp toelichting; 3. transponeringstabel. Toelichting: Op 18 maart jongstleden heeft de voorzitter van de stadsregio de bestuurlijke werkgroep DIALOOG 2009 geïnstalleerd met de opdracht een door de gezamenlijke gemeenten gedragen, realistische visie op regionale samenwerking na 2010 te formuleren. Om deze visie in de praktijk te kunnen brengen, zijn een aantal wijzigingen in de gemeenschappelijke regeling nodig. De belangrijkste wijzigingen zijn: 1. een kleiner dagelijks bestuur, bestaande uit 5 leden en een voorzitter, met de mogelijkheid om indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven nog een 6de lid te benoemen uit of van buiten de kring van het algemeen bestuur. 2. een kleiner algemeen bestuur. 3. het opheffen van de commissies en het invoeren van portefeuillehoudersoverleggen. 4. de nieuwe werkwijze waarbij het algemeen bestuur nadrukkelijker verantwoording aflegt bij de raden van de deelnemers en er iedere bestuursperiode een strategische agenda wordt opgesteld en elk jaar een werkplan. Om het vergelijken makkelijker te maken zijn de wijzigingen gemarkeerd en is een transponeringstabel opgenomen, waarin de omnummering inzichtelijk is gemaakt. Hieronder volgt een artikelsgewijze toelichting op de belangrijkste wijzigingen. In de bijlagen zijn zowel het concept ontwerp als de vigerende regeling opgenomen. Toelichting op de wijzigingen Aanhef Op het moment dat de gemeenschappelijke regeling in werking treedt is de gemeente Rozenburg samengevoegd met de gemeente Rotterdam. Dit neemt niet weg dat Rozenburg nu nog wel bestaat en meebesluit over de gemeenschappelijke regeling. Daarom staan de drie bestuursorganen van gemeente Rozenburg wel in de aanhef, maar niet meer bij de stemverdeling in het algemeen bestuur. Artikel 1 Definities In verband met de nieuwe werkwijze zijn definities opgenomen voor het werkplan en de strategische agenda. Artikel 15 (oud 21) Sociaal beleid De koppeling van sociaal beleid met wonen, die sinds 2009 een feit is, heeft er toe geleid dat artikel 21 in aangepaste vorm is toegevoegd aan wonen en stedelijke vernieuwing. Tot in 2011 geldt er nog een meerjarig programma sociaal beleid, dus deze dient in de regeling te blijven staan. Hij is opgenomen als een kan-bepaling zodat na 2011 niet per definitie een nieuw programma hoeft te worden vastgesteld. Artikel 17 oud Deelname ROM-Rijnmond Dit artikel is vervallen. Bij inwerkingtreding van de gemeenschappelijke regeling zal ROMRijnmond immers opgeheven zijn.
Wijziging gemeenschappelijke regeling / 60545 / BZC / BL / 10 december 2009
Pagina 1
Artikel 23 Bijzondere besluitvormingsprocedure Als het algemeen bestuur 4 x per jaar vergadert, zou de nu vigerende bijzondere besluitvormingsprocedure de besluitvorming enorm vertragen. De definitieve vaststelling zal in de praktijk dan pas 2 vergaderingen na het vaststellen van het ontwerp kunnen plaatsvinden. De procedure gaat dan in feite zo’n half jaar duren. Om enige tijdswinst te behalen is er daarom voor gekozen om de ontwerpregelingen door het dagelijks bestuur vast te laten stellen en aan de raden van de deelnemende gemeenten aan te bieden in plaats van door het algemeen bestuur. Na ontvangst van de beschouwingen van de gemeenteraden gaat de regeling dan ter vaststelling naar het algemeen bestuur dat daarmee altijd het laatste woord heeft. Artikel 24 Algemeen bestuur In artikel 24 bestaat het algemeen bestuur uit 2 leden per gemeente. Ten opzichte van voorheen is het aantal stemmen per gemeenten verdubbeld, omdat anders met halve stemmen gewerkt dient te worden. In dit artikel is tevens ingevoerd dat er per gemeente 2 plaatsvervangers worden aangewezen voor de leden van die gemeente. Deze plaatsvervangers zijn vrij inzetbaar. Dit houdt in dat ze niet gekoppeld zijn aan een specifiek lid van die gemeente. Dat neemt niet weg dat ze nooit beide leden van hun gemeente tegelijkertijd kunnen vervangen. Overigens vervangt een lid van het algemeen bestuur nooit een lid van het dagelijks bestuur. Hoewel er een voorkeur is om de leden van het algemeen bestuur te selecteren uit de colleges van Burgemeester en Wethouders, is benoeming van raadsleden niet uitgesloten. Stemverdeling Bij de stemverdeling in zijn algemeenheid, is met uitzondering van de gemeente Rotterdam gekeken naar het inwonertal per 1-1-2009. Conform het gebruik wordt voor elke 20.000 inwoners of een gedeelte daarvan aan elke deelnemer een stem toebedeeld. Op basis van de inwonertallen van 1 januari 2009 is de zetelverdeling in deze regeling tot stand gekomen. De gemeente Barendrecht en Albrandswaard bleken op basis van die getallen recht te hebben op twee extra stemmen. Rotterdam heeft de twee stemmen van de in haar gemeente opgenomen gemeente Rozenburg toebedeeld gekregen, waarmee Rotterdam op 38 stemmen komt. Het principe dat Rotterdam te allen tijde tenminste de stemmen van drie andere gemeenten nodig heeft om een besluit te nemen of tegen te houden, blijft in stand. Artikel 28 Werkwijze Eerste lid sub d. Het algemeen bestuur maakt vele (subsidie)verordeningen. De bevoegdheid daartoe is op een paar specifieke onderwerpen na, nooit duidelijk (expliciet genoeg) geregeld. Dit leidt tot rechtmatigheidsvraagstukken. Door het wijzigen van deze zinsnede, wijzigt niet de huidige praktijk binnen de stadsregio, maar is deze praktijk nu beter verankerd in de regeling. Artikel 29 Strategische agenda en werkplan In dit artikel is de nieuwe werkwijze geïncorporeerd. De politieke controle op regionale opgaven verschuift naar de gemeenteraden, die per bestuursperiode worden geconsulteerd over de strategische agenda van de regio. De gemeenteraden worden aan het begin van de bestuursperiode betrokken bij het opstellen van een strategische agenda en eenmaal per jaar bij het opstellen van het werkplan. De verantwoording aan de raden van de deelnemers over begroting en jaarrekening waren ook in de oude regeling al opgenomen. Aanpassing was voor dat onderwerp dus niet nodig. • Eerste lid. In dit lid kan het algemeen bestuur bepalen dat er een aanvulling/ actualisering van de strategische agenda moet komen (boven op de ene verplichte per bestuursperiode). • Overige leden. Om te bewerkstelligen dat verplicht de gemeenteraden worden geconsulteerd op de daartoe meest geëigende wijze stelt het algemeen bestuur de regels over de wijze van consultatie vast.
Wijziging gemeenschappelijke regeling / 60545 / BZC / BL / 10 december 2009
Pagina 2
Artikel 33 Dagelijks bestuur In dit artikel wordt een kleiner dagelijks bestuur ingevoerd, bestaande uit 5 leden en een voorzitter, met de mogelijkheid indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven nog een zesde lid te benoemen. Dit zesde lid kan ook eventueel aangewezen worden van buiten de kring van het algemeen bestuur. Artikel 38 Portefeuillehoudersoverleggen De commissies van advies ex artikel 24 en 25 van de wet gemeenschappelijke regelingen zijn verwijderd, omdat voorgesteld wordt de commissies op te heffen en in plaats daarvan portefeuillehoudersoverleggen in te stellen. Deze laatsten worden bij dit artikel nu ingesteld. De portefeuillehoudersoverleggen kunnen adviseren aan het dagelijks bestuur en adviseren in ieder geval aan het algemeen bestuur. Artikel 39 Regionaal Economisch Overleg Omdat het REO qua samenstelling net niet helemaal overeenkomt met een portefeuillehoudersoverleg is dit apart in een artikel benoemd. Artikel 40 Algemene Bezwaarschriftencommissie Nu de mogelijkheid tot het aanwijzen van commissies van advies wordt verwijderd, is er voor gekozen de bezwaarschriftencommissie expliciet te benoemen in de regeling Artikel 56 Inwerkingtreding De inwerkingtreding is gesteld op 19 maart 2010, dit is de dag nadat Rozenburg een deelgemeente is geworden van de gemeente Rotterdam. Naar verwachting zal op datzelfde moment de inschrijving in het register zoals bedoeld in artikel 109 van de wet al hebben plaatsgevonden. De besluitvorming dient immers rond te zijn voor de verkiezingen. De deelnemende gemeenten hebben laten weten, deze planning haalbaar te achten. Financiële consequenties: Geen. Verdere procedure: Aanbieding middels brief aan de raden, colleges en voorzitters van de deelnemende gemeenten. Deze bestuursorganen dienen allen afzonderlijk een besluit tot vaststelling te nemen. Per gemeente dienen dus drie besluiten te worden genomen. Na ontvangst van al deze besluiten, zal worden overgegaan tot toezending van de gewijzigde regeling aan Gedeputeerde Staten en de ministers, wie het aangaat. Tevens zal opname in het register conform artikel 109 van de Wgr plaatsvinden. Gevraagde beslissing: 1. de regioraad voor te stellen het ontwerp van de gemeenschappelijke regeling vast te stellen en deze ter besluitvorming aan te bieden aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten.
Wijziging gemeenschappelijke regeling / 60545 / BZC / BL / 10 december 2009
Pagina 3
Gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam
9 oktober 2007
Missie van de stadsregio Rotterdam: De stadsregio Rotterdam is een slagvaardig, op uitvoering gericht regionaal bestuur dat via een integrale aanpak zaken tot stand brengt, die gemeenten afzonderlijk niet kunnen realiseren. De stadsregio werkt aan een goed bereikbare regio met een sterke concurrentiepositie en een aantrekkelijk leef-, woon- en vestigingsklimaat. De stadsregio versterkt daartoe de economische, ruimtelijke en sociale samenhang van de regio.
Inhoudsgave
1 Algemene bepalingen
7
2 Taken, belangen en bevoegdheden
8
3 Specifieke bevoegdheden
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Ruimtelijke ordening en grondbeleid Wonen en stedelijke vernieuwing Verkeer en Vervoer Milieu Groen Jeugdzorg Sociaal beleid Economie Bindende elementen en procedures
4 Bestuursorganen
4.1 Regioraad 4.2 Dagelijks bestuur 4.3 Voorzitter
9 9 9 9 10 10 10 10 11 11 12 12 13 14
5 Commissies
15
6 Secretaris
16
7 Ambtelijk apparaat
17
8 Extern klachtrecht
18
9 Archief
19
10 Financiële bepalingen
20 20 20 20
10.1 Financiële administratie 10.2 Begroting 10.3 Rekening
11 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
21
12 Overgangs- en slotbepalingen
22
Toelichting
23
De raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten - - - - - - - - - - - - - - - -
Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland Maassluis, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen, Westvoorne,
hierna genoemd de deelnemers, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft, overwegende: dat de deelnemers deelnemen in de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam van 8 december 1998; dat de gemeenschappelijke regeling een plusregio op basis van hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen is; dat enkele tussentijdse wetswijzigingen en voortschrijdend inzicht nopen tot het actualiseren van de regeling; gelet op hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen
besluiten: de volgende gemeenschappelijke regeling aan te gaan:
1 Algemene bepalingen
Artikel 1: begripsbepalingen 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder: a. de Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen; b. de regeling: deze gemeenschappelijke regeling; c. de stadsregio: de stadsregio Rotterdam als bedoeld hoofdstuk XI van de Wet en in artikel 2 van de regeling; d. de deelnemer: een aan de regeling deelnemende gemeente; e. de regioraad: het algemeen bestuur van de regeling; f. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Zuid-Holland; g. het gebied: het rechtsgebied van de stadsregio; h. locatie van regionaal belang: locatie die door de regioraad is aangewezen als een locatie van regionaal belang. 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de stadsregio en in plaats van de hieronder genoemde bestuursorganen de daarachter genoemde bestuursorganen: a. de gemeenteraad: de regioraad b. het college van burgemeester en wethouders: het dagelijks bestuur c. de burgemeester: de voorzitter. Artikel 2: algemene bepalingen 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd stadsregio Rotterdam. 2. De stadsregio is gevestigd te Rotterdam. 3. Het gebied van de stadsregio omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten. Artikel 3: bestuursorganen 1. Het bestuur van de stadsregio bestaat uit de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter. 2. De voorzitter is zowel voorzitter van de regioraad als van het dagelijks bestuur.
2 Taken, belangen en bevoegdheden
Artikel 4: taken en belangen De stadsregio heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen bij wet en in deze regeling is bepaald, de bevordering van een evenwichtige ontwikkeling in het gebied. Zij houdt zich daartoe bezig met: a. het, voor zover daar in het navolgende niet van wordt afgeweken, met inachtneming van de autonomie van de deelnemende gemeenten voorbereiden en ontwikkelen van een gezamenlijk regionaal beleid, voor zover het betreft de belangen op de volgende beleidsterreinen: ❱ ruimtelijke ordening en grondbeleid; ❱ wonen en stedelijke vernieuwing: ❱ verkeer en vervoer; ❱ economische ontwikkeling; ❱ sociaal beleid; ❱ milieu; ❱ groen; ❱ jeugdzorg. b. het uitvoeren van de, met betrekking tot de in a genoemde belangen, rechtstreeks bij of krachtens wetgeving of bij of krachtens deze regeling aan de stadsregio opgedragen taken en bevoegdheden; c. het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies over intergemeentelijke aangelegenheden, ook wanneer deze geen betrekking hebben op de belangen genoemd onder a. Artikel 5: door gemeenten overgedragen taken 1. In het kader van de belangen genoemd in artikel 4 is de stadsregio bevoegd tot uitoefening van gemeentelijke taken en bevoegdheden die bij eensluidend besluit van de deelnemers aan haar zijn overgedragen. 2. Uitoefening van de in het vorige lid genoemde taken en bevoegdheden behoeft de instemming van de regioraad. 3. Met betrekking tot de in het eerste lid genoemde taken behoren aan de stadsregio alle aan de gemeenten toekomende bevoegdheden voor zover niet bij deze regeling of wet uitgezonderd. 4. De regioraad regelt voor zover nodig de verhouding van de op grond van dit artikel toegekende bevoegdheden tot die van de besturen van de deelnemende gemeenten. Artikel 6: door provincie overgedragen taken 1. In het kader van de belangen genoemd in artikel 4 is de stadsregio bevoegd tot uitoefening van provinciale taken die door de provincie aan haar worden overgedragen voor zover niet bij deze regeling of wet uitgezonderd. 2. Uitoefening van overgedragen provinciale taken en bevoegdheden behoeft de instemming van de regioraad. 3. Met betrekking tot het eerste lid genoemde taken behoren aan de stadsregio alle aan de provincie toekomende bevoegdheden. 4. De regioraad regelt voor zover nodig de verhouding van de op grond van dit artikel toegekende bevoegdheden tot die van de deelnemende gemeenten. Artikel 7: dienstverlenende taken 1. De stadsregio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van een of meer deelnemers, indien deze daarom verzoeken en de regioraad dat verzoek inwilligt. 2. De stadsregio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van instellingen of organen waarin zij namens de deelnemers zitting heeft, indien desbetreffende instelling hierom verzoekt en de regioraad dit verzoek inwilligt. 3. Een besluit tot dienstverlening wordt genomen door de regioraad en vermeldt de wijze van kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder tot de gevraagde dienstverlening wordt overgegaan. Artikel 8: overige bevoegdheden 1. De stadsregio komen alle bevoegdheden toe die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen. 2. Voor alle van de in artikel 4 genoemde belangen, taken en bevoegdheden is de stadsregio bevoegd tot: a. het reageren op rijks- en provinciale nota’s en plannen die voor het gebied van belang zijn; b. het vertegenwoordigen van de regio in overlegsituaties; c. het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies. 3. Voor zover de in het voorafgaande lid bedoelde bevoegdheden betrekking hebben op de belangen genoemd in artikel 4 onder punt a, worden deze bevoegdheden namens de deelnemers uitgeoefend. 4. De stadsregio kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de Wet.
3 Specifieke bevoegdheden
3.1 Ruimtelijke ordening en grondbeleid Artikel 9: uitvoeringscontracten De regioraad is bevoegd om uitvoeringscontracten af te sluiten in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling en verstedelijking en deze te hanteren als kader bij de toepassing van de artikelen 10 tot en met 13 Artikel 10: locaties van regionaal belang Voor de ontwikkeling van locaties van regionaal belang is de regioraad bevoegd tot het geven van voorschriften van ruimtelijke, organisatorische, programmatische en financiële aard. Artikel 11: voorschriften deelnemers De regioraad is ten aanzien van locaties van regionaal belang bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot het door de deelnemers verwerven en uitgeven van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, het verhaal van de kosten, alsmede de mate waarin de financiële gevolgen worden verdeeld over de deelnemers. De regioraad is bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot onderhoud en beheer van de gronden als bedoeld in het eerste lid van dit artikel en in artikel 12. Artikel 12: stadsregionale verwerving en uitgave gronden 1. Aan het bepaalde in het tweede lid van dit artikel wordt door de regioraad slechts toepassing gegeven nadat hij heeft geconstateerd dat over de uitoefening van de in dit lid genoemde bevoegdheden door de desbetreffende gemeente(n) geen overeenstemming met de stadsregio is bereikt. 2. De regioraad is bevoegd ten aanzien van lokaties van regionaal belang te bepalen dat de verwerving, inclusief de onteigening, en de uitgifte en ontwikkeling van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, alsmede het verhaal van de kosten daarvan, uitsluitend door of vanwege de stadsregio kan plaatsvinden. 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 48, derde lid, kan de regioraad besluiten de kosten in verband met taken genoemd in het tweede lid te activeren, voorzover redelijkerwijs valt aan te nemen dat deze kosten, vermeerderd met de bijgeschreven rente, zullen worden terugontvangen uit de uitgifte van gronden en bijdragen. Artikel 13: bijdragen voor locaties van regionaal belang 1. De regioraad is, ten behoeve van het verstrekken van bijdragen in de kosten van te ontwikkelen locaties, bevoegd te bepalen dat gemeenten, ter zake van de ontwikkeling van locaties gelegen op hun grondgebied, een bedrag dienen te betalen aan de stadsregio. 2. Ten behoeve van het in het eerste lid genoemde verstrekken van bijdragen, is de regioraad bevoegd te bepalen dat de deelnemers verplicht zijn over de in hun gemeente begonnen of gerealiseerde woningen en woningequivalenten een door de regioraad vast te stellen bijdrage te betalen aan de stadsregio.
3.2 Wonen en stedelijke vernieuwing Artikel 14: wonen en stedelijke vernieuwing 1. De regioraad stelt een regionaal verstedelijkingsprogramma vast, mede als basis voor de verdeling over de deelnemers van financiële middelen. 2. De regioraad stelt de hoofdlijnen vast van de woningdifferentiatie van bouwlocaties van regionaal belang. 3. De regioraad stelt richtlijnen voor de deelnemers vast voor de wijze waarop de toewijzing van woningen en de registratie van woningzoekenden dient plaats te vinden.
3.3 Verkeer en Vervoer Artikel 15: hoofdlijnen beleid De regioraad stelt de hoofdlijnen van het verkeer- en vervoerbeleid vast in een regionaal verkeer- en vervoerplan zoals bedoeld in de Planwet verkeer en vervoer, waarin in samenhang met ruimtelijke en milieuaspecten aandacht wordt besteed aan: ❱ openbaar vervoer;
❱ ❱ ❱ ❱ ❱ ❱
wegverkeer; verkeersveiligheid; parkeerbeleid; mobiliteitsmanagement; fietsverkeer; het goederenvervoer, waaronder het beleid met betrekking tot distributie en bevoorrading.
Artikel 16: taken 1. Het dagelijks bestuur voert de taken uit die bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000 aan de stadsregio zijn opgedragen, waaronder het, al dan niet via aanbesteding, verlenen, wijzigen en intrekken van concessies tot het verrichten van openbaar vervoer. 2. Het dagelijks bestuur voert de taken uit die bij of krachtens de ‘Wet Infrastructuurfonds’ en de ‘Wet Brede Doeluitkering verkeer en vervoer’ aan de stadsregio zijn opgedragen, waaronder het aanvragen van financiële bijdragen voor infrastructuurprojecten bij de rijksoverheid.
3.4 Milieu Artikel 17: deelname ROM-Rijnmond 1. De stadsregio neemt, onverminderd de krachtens artikel 4 te ontplooien activiteiten op het gebied van milieu, deel aan het bestuurlijk overleg in het kader van het ROM-project Rijnmond en aan de uitvoering van het beleidsconvenant van dit project. 2. De regioraad wijst als vertegenwoordigers van de stadsregio ten hoogste twee leden aan in de stuurgroep van het ROM-project Rijnmond. Artikel 18: milieuprogramma 1. De regioraad kan een meerjarig milieuprogramma vaststellen. 2. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van dit programma.
3.5 Groen Artikel 19: groen structuurplan De regioraad stelt een regionaal groenstructuurplan vast, waarin de hoofdlijnen van het regionale beleid ten aanzien van de groene ruimte zijn vastgelegd.
3.6 Jeugdzorg Artikel 20: taken en bevoegdheden De regioraad en het dagelijks bestuur oefenen de aan de stadsregio bij of krachtens de Wet op de jeugdzorg toegekende taken en bevoegdheden uit.
3.7 Sociaal beleid Artikel 21: meerjarig programma De regioraad kan een meerjarig programma met betrekking tot sociaal beleid vaststellen. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van dit programma.
10
3.8 Economie Artikel 22: ontwikkelingsstrategie Ter behartiging van de economische ontwikkeling van de stadsregio stelt de regioraad: ❱ periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie op; ❱ de hoofdlijnen vast van een regionaal promotie- en acquisitiebeleid gericht op bedrijfsvestiging en toerisme. Ter behartiging van de economische ontwikkeling van de stadsregio geeft de regioraad het beleid aan ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandelsvoorzieningen die van regionaal belang zijn, daaronder mede begrepen zee- en luchthavens en de daarbij behorende bedrijfslocaties.
3.9 Bindende elementen en procedures Artikel 23: opname bindende elementen In de plannen, programma's, richtlijnen, statuten en overige regelingen die in het kader van de sturende en ordenende taken en bevoegdheden door de regioraad worden vastgesteld, alsmede de besluiten die in dit kader door de regioraad worden genomen, kunnen voor gemeenten bindende elementen worden opgenomen. Artikel 24: bijzondere besluitvormingsprocedure 1. Voor alle regelingen die de deelnemers bindende elementen bevatten, stelt het dagelijks bestuur een ontwerp op, na ter zake overleg te hebben gevoerd met de colleges van burgemeesters en wethouders van de deelnemers en met andere, daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen, van welk overleg verslag wordt gedaan in een bijlage bij de ontwerp-regeling. 2. Inspraak over de in het voorgaande lid bedoelde regelingen vindt plaats volgens de in de desbetreffende gemeenten gebruikelijke regelingen. Afronding van de inspraakprocedure vindt plaats binnen een nader door het dagelijks bestuur te bepalen termijn. 3. De regioraad stelt de ontwerp-regeling voorlopig vast. 4. De regioraad zendt de ontwerp-regeling vervolgens aan de raden van de deelnemers, die hun beschouwingen binnen drie maanden ter kennis van de regioraad brengen. 5. Binnen drie maanden na het verstrijken van de in het vierde lid genoemde termijn beslist de regioraad omtrent de vaststelling van de regeling. 6. Indien en voorzover tegen de ontwerpregeling bezwaren zijn ingediend of de regioraad bij het vaststellen van de regeling afwijkt van het ontwerp, wordt het besluit tot vaststelling met redenen omkleed. 7. De regeling wordt terstond na de vaststelling medegedeeld aan de raden van de deelnemers en aan gedeputeerde staten. 8. Het eerste tot en met het zevende lid van dit artikel zijn van toepassing voor zover niet in deze regeling of bij wet anders is voorzien.
11
4 Bestuursorganen
4.1 Regioraad Artikel 25: samenstelling 1. De regioraad bestaat, exclusief voorzitter, uit 41 leden. 2. De leden worden aangewezen door de raden van de deelnemers uit de wethouders en de raden van de deelnemers, de voorzitters inbegrepen. 3. a. De raden van de gemeenten Albrandswaard, Bernisse, Brielle, Rozenburg en Westvoorne wijzen elk één lid aan. b. De raden van de gemeenten Barendrecht, Hellevoetsluis, Krimpen a/d IJssel en Maassluis wijzen elk twee leden aan. c. De raden van de gemeenten Lansingerland en Ridderkerk wijzen drie leden aan. d. De raden van de gemeenten Capelle aan den IJssel, Schiedam, Spijkenisse en Vlaardingen wijzen elk vier leden aan. e. De raad van de gemeente Rotterdam wijst zes leden aan. 4. De zes leden die door de raad van de gemeente Rotterdam worden aangewezen, beschikken elk over drie stemmen in de regioraad. Alle overige leden beschikken over één stem. 5. Voor elk lid wordt door de raden van de deelnemende gemeenten een plaatsvervanger aangewezen uit de raden, de voorzitters 6. inbegrepen, en de wethouders van de deelnemers Artikel 26: aanwijzing leden 1. De raden van de deelnemende gemeenten wijzen in de eerste vergadering van hun zittingsperiode de leden van de regioraad aan. 2. Het lidmaatschap van de regioraad eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad of het college van burgemeester en wethouders waaruit men krachtens artikel 25 is aangewezen. 3. De leden van de regioraad kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van de regioraad, alsmede de voorzitter van de raad die hen heeft aangewezen, op de hoogte. 4. Het aanwijzen ter opvulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden nadat die plaatsen zijn opengevallen. Artikel 27: onverenigbaarheden Het lidmaatschap van de regioraad is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van de stadsregio aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van de stadsregio op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn. Artikel 28: bevoegdheden Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen, behoren aan de regioraad. De regioraad kan, naar door deze te stellen regelen, het uitoefenen van deze bevoegdheden opdragen aan het dagelijks bestuur. Artikel 29: werkwijze Met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 en voor zover in deze regeling niet anders is bepaald heeft de regioraad tot taak en / of is hij bevoegd tot: ❱ het bevorderen van een goede intergemeentelijke samenwerking; ❱ het sturen, ordenen en integreren van ontwikkelingen en het terzake uitoefenen van bevoegdheden op onderdelen van de onder punt a van artikel 4 aangeduide taakvelden; ❱ het vaststellen van de begroting en het voorlopig vaststellen van de rekening; ❱ het maken van verordeningen betreffende de eigen organisatie; ❱ het instellen, wijzigen en opheffen van commissies, zoals bedoeld in de artikelen 38, 39 en 40 van deze regeling. Artikel 30: vergaderingen 1. Op het houden en de orde van vergaderingen van de regioraad zijn, voor zover daarvan bij de Wet niet is afgeweken, de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. 2. De regioraad vergadert jaarlijks tenminste zes maal en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel tenminste een vijfde van de leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt. 3. De vergaderingen van de regioraad zijn openbaar. 4. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezigen daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. 5. De regioraad beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd. 6. Wat betreft het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de Wet van toepassing.
12
Artikel 31: reglement van orde 1. De regioraad stelt een reglement van orde vast voor zijn werkzaamheden. 2. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen, tenzij bij deze regeling of bij wet anders is voorzien. Artikel 32: geven van inlichtingen 1. De regioraad geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn. 2. De regioraad geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden gevraagd. 3. Het reglement van orde voor de regioraad regelt de wijze waarop de in het eerste en tweede lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt. 4. Een lid van de regioraad geeft aan de raad die hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door de raad, of een of meer leden daarvan, worden verlangd, op de in die gemeente gebruikelijke wijze. 5. Een lid van de regioraad kan door de raad die hem heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in de regioraad gevoerde beleid. 6. De raad die een lid in de regioraad heeft aangewezen, kan dit lid ontslaan, indien hij het vertrouwen van deze raad niet meer bezit. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in die artikelen in de plaats van wethouder lid van de regioraad komt.
4.2 Dagelijks bestuur Artikel 33: samenstelling 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit negen leden, te weten de voorzitter en acht andere leden. Deze acht andere leden worden door en uit de regioraad aangewezen. Twee van de door en uit de regioraad te benoemen leden, worden aangewezen uit de leden die de gemeenteraad van Rotterdam aanwijst in de regioraad. 2. Uitgezonderd de voorzitter, treden de leden van het dagelijks bestuur af in de eerste vergadering van de zittingsperiode van de regioraad. 3. De leden van het dagelijks bestuur in nieuwe samenstelling worden aangewezen in de in het tweede lid bedoelde vergadering. 4. Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, vindt plaats uiterlijk twee maanden nadat de plaats is opengevallen. 5. Een lid van het dagelijks bestuur kan door de regioraad worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van de regioraad niet meer bezit. Artikel 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. 6. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan de regioraad. Een lid dat ontslag heeft genomen, blijft niettemin zijn betrekking waarnemen totdat zijn opvolger die heeft aanvaard. 7. Tussentijds verlies van het lidmaatschap van de regioraad brengt terstond verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee. Artikel 34: taken en bevoegdheden 1. Aan het dagelijks bestuur is opgedragen: a. het voorbereiden van al hetgeen aan de regioraad ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd; b. behoudens het bepaalde in artikel 9, het uitvoeren van de besluiten van de regioraad, daaronder tevens begrepen het sluiten van uitvoeringsovereenkomsten; c. het stimuleren en coördineren van het intergemeentelijk overleg; d. het beheer van de inkomsten en uitgaven van de stadsregio; e. de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding; f. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit. 2. Het dagelijks bestuur kan daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden mandateren aan de secretaris. 3. Het dagelijks bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn. 4. Het dagelijks bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden gevraagd.
13
5. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan de regioraad verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur. 6. Zij geven ongevraagd aan de regioraad alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig zijn. 7. Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan de regioraad, wanneer deze of een of meer van zijn leden hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen. 8. Het reglement van orde voor de regioraad regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in het derde tot en met het zevende lid bepaalde. Artikel 35: vergaderingen 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee andere leden van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken. 2. De leden van het dagelijks bestuur, inclusief de voorzitter, hebben ieder één stem. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Artikel 56 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. 3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald. 4. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. 5. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering. 6. Op de vergadering, bedoeld in het vijfde lid, is het vierde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Artikel 36: vergoeding 1. De leden van het dagelijks bestuur kunnen een tegemoetkoming in de kosten ontvangen. Deze wordt door de regioraad vastgesteld. 2. De regioraad kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen bij verordening een vergoeding vaststellen voor leden van het dagelijks bestuur.
4.3 Voorzitter Artikel 37: taken en bevoegdheden 1. De burgemeester van de gemeente Rotterdam is voorzitter van de regioraad en van het dagelijks bestuur. Als voorzitter heeft hij in het dagelijks bestuur één stem. In de regioraad heeft hij geen stem. 2. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van de regioraad en het dagelijks bestuur. 3. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door een vice-voorzitter. Het dagelijks bestuur wijst uit zijn midden één of meerdere vice-voorzitters aan, die geen wethouder of raadslid zijn van de gemeente Rotterdam. 4. De stukken die van de regioraad of van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend. 5. De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte; hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem schriftelijk aan te wijzen gemachtigde opdragen. 6. Indien de gemeente Rotterdam partij is in een geding waarbij de stadsregio is betrokken, oefent een vice-voorzitter de in het vijfde lid bedoelde bevoegdheid uit.
14
5 Commissies
Artikel 38: commissies ex artikel 24 van de Wet 1. De regioraad kan voor de sturende en ordenende taken en bevoegdheden als genoemd in hoofdstuk 3 op voorstel van het dagelijks bestuur uit zijn midden vaste commissies van advies en bijstand aan het dagelijks bestuur instellen. 2. De regioraad kan op voorstel van het dagelijks bestuur andere dan de in het eerste lid bedoelde vaste commissies van advies en bijstand aan het dagelijks bestuur instellen. 3. De regioraad regelt de bevoegdheden en samenstelling van de vaste commissies, zoals bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel. Artikel 39: overige commissies ex artikel 24 van de Wet Overige commissies van advies aan het dagelijks bestuur worden door het dagelijks bestuur op basis van door dit bestuur vast te stellen regels ingesteld. Artikel 40: commissies ex artikel 25 van de Wet 1. De regioraad kan commissies bij verordening instellen met het oog op het behartigen van belangen zoals bedoeld in artikel 4. In de verordening regelt de regioraad de bevoegdheden en de samenstelling van deze commissies. 2. De regioraad gaat niet over tot de instelling van de in het eerste lid bedoelde commissies, dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van de deelnemers. 3. Het ontwerp van een besluit tot instelling van een commissie als bedoeld in het eerste lid, wordt met een toelichting aan de raden van de deelnemers verzonden.
15
6 Secretaris
Artikel 41: taken en bevoegdheden 1. De regioraad beslist op voordracht van het dagelijks bestuur omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris. Het dagelijks bestuur oefent de overige bevoegdheden ten aanzien van de secretaris uit. 2. De secretaris is secretaris van de regioraad en van het dagelijks bestuur en heeft de leiding over het ambtelijk apparaat. 3. Alle stukken die van de regioraad en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door hem mede-ondertekend. 4. De secretaris staat de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter terzijde bij de uitoefening van hun taak. 5. Het dagelijks bestuur regelt bij verhindering of ontstentenis van de secretaris zijn vervanging.
16
7 Ambtelijk apparaat
Artikel 42: organisatie en rechtspositie 1. Op het personeel zijn van toepassing: a. de huidige en toekomstige wettelijke regelingen die het gemeentebestuur van Rotterdam op grond van de Ambtenarenwet voor het personeel van de gemeente Rotterdam heeft vastgesteld; b. de huidige en toekomstige beleidsregels die het gemeentebestuur van Rotterdam ter uitvoering van de onder a. bedoelde regelingen heeft vastgesteld. 2. De bevoegdheden ten aanzien van het personeel, met uitzondering van benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris, worden uitgeoefend door het dagelijks bestuur. Artikel 43: formatie 1. De formatie van de ambtelijke organisatie van de stadsregio wordt, binnen de door de regioraad vastgestelde begroting, vastgesteld door het dagelijks bestuur. 2. Het dagelijks bestuur regelt de organisatie van het ambtelijk apparaat van de stadsregio Artikel 44: ambtelijke voorbereiding 1. Het dagelijks bestuur stelt, met inachtneming van de door de regioraad te bepalen prioriteiten, de organisatie van de ambtelijke voorbereiding van voor besluitvorming in aanmerking komende onderwerpen vast. 2. Het dagelijks bestuur kan deelnemers verzoeken om in aanvulling op het ambtelijk apparaat van de stadsregio gedurende een bepaalde periode of deel van de werktijd ambtelijke bijstand te verlenen. Het dagelijks bestuur regelt de voorwaarden waaronder de hier bedoelde bijstand wordt verleend en sluit hiertoe een overeenkomst met de betrokken deelnemer. 3. De in het tweede lid bedoelde bijstand vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur.
17
8 Extern klachtrecht
Artikel 45: aanwijzing ombudsman De ombudsman van de gemeente Rotterdam is bevoegd tot behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
18
9 Archief
Artikel 46: zorg en beheer 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen bij deze regeling ingesteld, overeenkomstig een door de regioraad met inachtneming van de Archiefwet vast te stellen regeling, die aan gedeputeerde staten moet wordt meegedeeld. 2. Gedeputeerde staten oefenen toezicht uit op de krachtens het eerste lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig het Archiefbesluit, voor zover deze van toepassing is op de organen van gemeenten. 3. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam. 4. De archivaris van de gemeente Rotterdam oefent toezicht uit op het in het derde lid genoemde beheer. 5. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13, eerste lid van de Archiefwet over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam. 6. De in het vijfde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Rotterdam.
19
10 Financiële bepalingen
10.1 Financiële administratie Artikel 47: financiële verordeningen 1. De regioraad stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer van de stadsregio. 2. Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 212, 213, 214 en 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
10.2 Begroting Artikel 48: werkwijze en procedure 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting op, vergezeld van een nota van aanbieding waarin opgenomen de voorgenomen activiteiten. De ramingen in de ontwerpbegroting worden behoorlijk toegelicht. 2. De ontwerpbegroting wordt uiterlijk acht weken voordat zij aan de regioraad wordt aangeboden toegezonden aan de raden van de deelnemers; artikel 190 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. De raden van de deelnemers kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan de regioraad wordt aangeboden. 3. De lasten van de stadsregio over enig jaar, voor zover niet uit andere baten gedekt, worden gedragen door de deelnemers en worden in de begroting voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft vermeld als verschuldigde bijdrage. 4. Voor de verdeling over de deelnemers van de in het derde lid bedoelde bijdrage wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage is verschuldigd. Voor het vaststellen van de aantallen inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers aangehouden. 5. De deelnemers betalen jaarlijks voor 16 januari en voor 16 juni telkens de helft van de bijdrage bedoeld in het derde lid. 6. De regioraad stelt de begroting vast uiterlijk 14 juli van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen. 7. Terstond na de vaststelling wordt, met verwijzing naar het gestelde in artikel 35, vierde lid van de Wet, de begroting in afschrift toegezonden aan de raden van de deelnemers die het bedrag, dat in deze begroting voor de gemeente als bijdrage in de kosten van de stadsregio is geraamd, in hun begroting opnemen. 8. Het dagelijks bestuur zendt de begroting na vaststellen binnen de daarvoor gestelde termijn naar gedeputeerde staten. 9. Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in de voorafgaande leden, behalve het zesde lid, van dit artikel van toepassing. 10. De artikelen 192 en 208, 209, 210 en 211 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. 11. Van het bepaalde in het negende lid kan worden afgeweken ten aanzien van begrotingswijzigingen die de gemeentelijke bijdragen niet aantasten, alsmede geen afwijking inhouden van het algemeen en financieel beleid. Artikel 49: nalatigheid deelnemer 1. Wanneer aan de regioraad blijkt, dat de raad van een deelnemer niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 48, zevende lid, doet de regioraad aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet. 2. Artikel 195 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing
10.3 Rekening Artikel 50: werkwijze en procedure 1. Van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de baten en lasten van de stadsregio wordt door het dagelijks bestuur over het verstreken dienstjaar verantwoording afgelegd aan de regioraad onder overlegging van de door een ambtenaar, aangewezen bij de regels als bedoeld in artikel 50, overeenkomstig deze regels aangeboden rekening met de daarbij behorende bescheiden. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de op grond van de in artikel 47, tweede lid, genoemde regels aangewezen deskundige. 2. De regioraad onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar uiterlijk 14 juli vast. 3. De rekening wordt binnen de daarvoor geldende termijn met alle bijbehorende stukken aan gedeputeerde staten toegezonden. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden van de deelnemers. 4. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.
20
11 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 51: toetreding 1. Toetreding van gemeenten kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van de regioraad en de bestuursorganen van de desbetreffende gemeenten en na verkregen verklaringen van geen bezwaar zoals bedoeld in artikel 110, eerste lid van de Wet. 2. De regioraad kan besluiten dat aan de toetreding voorwaarden zijn verbonden. 3. De toetreding gaat in op een door de regioraad met inachtneming van artikel 109 van de Wet te bepalen tijdstip. Artikel 52: uittreding 1. Een deelnemer kan uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van zijn bestuursorganen aan de regioraad en na verkregen verklaringen van geen bezwaar zoals bedoeld in artikel 110, eerste lid van de Wet. 2. De uittreding kan slechts plaatsvinden op 1 januari na de datum, waarop opname in het register als bedoeld in artikel 109 van de Wet heeft plaatsgevonden, tenzij door de regioraad een later tijdstip is bepaald. 3. De regioraad regelt de gevolgen van de uittreding. Artikel 53: wijziging 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 110 van de Wet kan de regeling worden gewijzigd bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemers. 2. De wijziging van de regeling treedt in werking op een door de regioraad met inachtneming van artikel 109 van de Wet te bepalen tijdstip. Artikel 54: opheffing 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 110 van de Wet kan de regeling worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemers. Deze besluiten worden ter kennis gebracht van gedeputeerde staten. 2. De opheffing wordt van kracht op 1 januari, volgend op de datum waarop de opname in het van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, als bedoeld in artikel 109 van de Wet, heeft plaatsgevonden, tenzij de regioraad een later tijdstip heeft bepaald. 3. In geval van opheffing van de regeling besluit de regioraad tot liquidatie en stelt hij daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken. 4. Het liquidatieplan wordt door de regioraad, na raadpleging van de raden van de deelnemers, vastgesteld. 5. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling op de wijze de volgens de regelen als in de Wet voorzien. 6. De organen van de stadsregio blijven, zo nodig, na het tijdstip van de beëindiging in functie totdat de liquidatie is voltooid. Artikel 55: toezending Bij besluiten tot toetreding tot, uittreding uit, wijziging of opheffing van de regeling zendt het dagelijks bestuur van de stadsregio, conform artikel 109 en 110 van de Wet, de regeling aan gedeputeerde staten en de Ministers, wie het aangaat.
21
12 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 56: inwerkingtreding De gewijzigde regeling treedt in werking zodra deze is opgenomen in het register zoals bedoeld in artikel 109 van de Wet. De besturen van de deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling. Artikel 57: aanhaling De regeling kan worden aangehaald als "gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam".
22
Toelichting Gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam
9 oktober 2007
Inhoudsgave
> Artikel 56:Toelichting Algemene inwerkingtreding
27 De gewijzigde regeling treedt in werking zodra deze is opgenomen in het register zoals bedoeld in artikel 109 van de Wet. De besturen van 1 Algemene de deelnemers bepalingen dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling. 27
2 Taken, > Artikel 57:belangen aanhaling en bevoegdheden
27
De regeling kan worden aangehaald als "gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam".
3 Specifieke bevoegdheden
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Ruimtelijke ordening en grondbeleid Wonen en stedelijke vernieuwing Verkeer en Vervoer Milieu Groen Jeugdzorg Sociaal beleid Economie Bindende elementen en procedures
4 Bestuursorganen
4.1 Regioraad 4.2 Dagelijks bestuur 4.3 Voorzitter
28 28 29 29 29 29 29 30 30 30 30 30 31 31
5 Commissies
32
6 Secretaris
32
7 Ambtelijk apparaat
32
8 Extern klachtrecht
32
9 Archief
33
10 Financiële bepalingen
33
11 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
33
12 Overgangs- en slotbepalingen
33
Transponeringstabel
34
Algemene toelichting
De gemeenschappelijke stadsregio Rotterdam is - als opvolger van het Overlegorgaan Rijnmondgemeenten - in 1994 op basis van de 'Kaderwet bestuur in verandering' tot stand gekomen. Na de inwerkingtreding per 1 januari 2006 van de Wijzigingswet Wgr-plus verviel de Kaderwet en diende de regeling te worden aangepast aan de Wgr-plus. Na de noodzakelijke wijzigingen bestond de gemeenschappelijke regeling uit de tekst van 8 december 1998 en een drietal wijzigingsbesluiten. In maart 2007 is daarom besloten de redactie van de regeling, en de daarbij behorende toelichting, in overeenstemming te brengen met de eisen van de tijd, en heeft hergroepering en vernummering van de artikelen plaatsgehad.
1 Algemene bepalingen Om de leesbaarheid te verhogen en eenduidigheid van interpretatie te bevorderen is in dit hoofdstuk een aantal veel gebruikte begrippen gedefinieerd. Bovendien zijn in dit hoofdstuk de wettelijk verplichte typeringen van de stadsregio weergegeven.
2 Taken, belangen en bevoegdheden In deze artikelen zijn de belangen vermeld die de stadsregio behartigt. Eén en ander kan worden opgevat als een opsomming van de doelstellingen en de essentiële middelen om deze doelstellingen te bereiken. Artikel 4 Centraal in de doelstelling staat - met inachtneming van de autonomie van de deelnemende gemeenten - regionaal beleid te ontwikkelen op het gebied van: ❱ ruimtelijke ordening; ❱ wonen en stedelijke vernieuwing; ❱ verkeer en vervoer; ❱ economische ontwikkeling; ❱ sociaal beleid; ❱ milieu; ❱ groen; ❱ jeugdzorg. Artikel 5 Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat - bij eensluidend besluit van de deelnemende gemeenten - gemeentelijke taken en bevoegdheden in het kader van de in artikel 4 genoemde belangen aan de stadsregio kunnen worden overgedragen. Dat aandacht besteed wordt aan de condities waaronder overdracht plaats heeft, wordt omschreven in lid 3. Een wijziging van de gemeenschappelijke regeling op grond van artikel 53 kan dit artikel 5 niet omzeilen. Artikel 6 Ingeval de provincie taken en bevoegdheden overdraagt, regelt artikel 7 de gang van zaken. Om te borgen dat eenheid van opvatting bestaat over het nut en de wenselijkheid van overdracht van provinciale taken en bevoegdheden bepaalt lid 2 van artikel 6 dat instemming van de regioraad vereist is. Artikel 7 Op verzoek van een of meer gemeenten, instellingen of organen kan de stadsregio Rotterdam diensten verlenen. Bij de invulling van deze taken wordt niet gedacht aan grootscheepse activiteiten, maar veeleer aan neventaken die om praktische redenen bij de stadsregio zouden kunnen worden ondergebracht. Artikel 8 Hierin zijn de overige bevoegdheden van de stadsregio genoemd die niet zijn ondergebracht in de voorafgaande artikelen.
27
3 Specifieke bevoegdheden In dit hoofdstuk zijn de taken en bevoegdheden nader uitgewerkt. Van belang voor een heldere en doelmatige bestuurlijke inrichting is dat wordt gekomen tot een goede afbakening van taken en bevoegdheden van de stadsregio opdat door verschillende instanties niet over dezelfde onderwerpen wordt besloten. In de uitwerking is met dit principe van "exclusieve bevoegdheden" zoveel mogelijk rekening gehouden.
3.1 Ruimtelijke ordening en grondbeleid Deze paragraaf beoogt de stadsregio in staat te stellen de verstedelijkingsafspraken te realiseren (en de ontwikkeling van de VINEXlocaties te voltooien). De benodigde bevoegdheden van de stadsregio hebben betrekking op ruimtelijke ordening en grondbeleid, alsmede het aangaan van verplichtingen jegens andere overheden. Het stadsregionale instrumentarium op het terrein van de ruimtelijke ordening is aangegeven in Wet op de Ruimtelijke Ordening. Bij het inwerking treden van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening worden de bevoegdheden van de stadsregio verruimd. De inwerkingtreding zal bij Koninklijk besluit te bepalen tijdstip worden vastgesteld (bij schrijven van deze toelichting nog niet bekend). Artikel 10 De voorschriften bedoeld in artikel 9 worden neergelegd in een regionaal structuurplan en in bestuursovereenkomsten. In de bestuursovereenkomsten wordt onder meer vastgelegd welke de rol van de stadsregio en welke die van de desbetreffende gemeente is bij het ontwikkelen van locaties van regionaal belang, alsmede de voorwaarden waaronder de ontwikkeling plaatsvindt. Dit is ondermeer afhankelijk van de mate waarin de betrokken gemeente in het licht van de opgave en de te verwachten risico's in staat is de locatie te ontwikkelen. De stadsregio kan met betrekking tot de ontwikkeling van locaties niet alleen met gemeenten, maar ook met hogere overheden convenanten afsluiten. Artikel 11 Het ligt in de rede dat de in dit artikel gegeven bevoegdheid eerder zal worden gebruikt dan artikel 12, waarin de stadsregio de bevoegdheid krijgt om - zo nodig - zelf een aantal activiteiten ter hand te nemen. Artikel 12 Dit artikel verschaft de stadsregio de mogelijkheid om een aantal activiteiten in het kader van de uitvoering van het ruimtelijk ordeningsbeleid zelf ter hand te nemen. Deze bevoegdheid is met name bedoeld voor de grote locaties indien over de uitoefening van deze bevoegdheden door de gemeente geen overeenstemming is bereikt, of indien de stadsregio en gemeente(n) overeenkomen dat de stadsregio met alle of sommige van deze taken zal worden belast. Voorts is toepassing van dit artikel denkbaar ten aanzien van bepaalde voorzieningen of activiteiten (bijvoorbeeld grootschalige, strategische bedrijfsterreinen, de hoofdinfrastructuur, de openbaar-vervoer-infrastructuur of grootschalige recreatieve en groenvoorzieningen) waarvoor de stadsregio zelf in financiële, beheers- of beleidsmatige zin verantwoordelijk is. Bij de systematiek van dit artikel past ook het neerleggen van de onteigeningsbevoegdheid bij de stadsregio, die immers ook belast kan worden met de overige verwervingsactiviteiten. Onteigening dient gezien te worden als een bijzondere wijze van verwerven: bij onderhandelingen over verwerving dient de mogelijkheid van onteigening vaak als stok achter de deur, omgekeerd kan een verkoop soms het karakter hebben van een schikking in het kader van een reeds gestarte onteigeningsprocedure. Dit maakt het gewenst dat beide bevoegdheden in een hand komen te liggen. Uiteraard zal de onteigening plaats dienen te vinden op basis van gemeentelijke bestemmingsplannen, maar ook voor minnelijke verwerving van gronden door de regio geldt dat dit slechts zinvol is wanneer het bestemmingsplan de door de regio beoogde aanwending toelaat of zal toelaten. Artikel 12 derde lid maakt het mogelijk de grondkosten te activeren. Artikel 13 Verevening tussen winst- en verliesgevende locaties wordt hiermee mogelijk. Het mag overigens duidelijk zijn dat verevening niet moet worden gezien als een oplossing voor alle tekorten op te ontwikkelen locaties. Het rijk is gehouden voor de uitvoering van de verstedelijkingsafspraken voldoende financiële middelen ter beschikking te stellen.
28
3.2 Wonen en stedelijke vernieuwing De taken van de stadsregio hebben betrekking op het woningbouwprogramma, de woningdifferentiatie, de woonruimteverdeling en het regionaal budgethouderschap voor de woninggebonden subsidies. De regioraad kan richtlijnen vaststellen voor de toewijzing van woningen en de registratie van woningzoekenden.
3.3 Verkeer en vervoer In deze paragraaf zijn de navolgende aspecten geregeld: ❱ integraal verkeer- en vervoerbeleid; ❱ de taken ter zake van het lokale en regionale openbaar vervoer. De taken terzake van het lokale en interlokale (regionale) openbaar vervoer zijn ontleend aan de Wet personenvervoer 2000. Deze opent de mogelijkheid om bepaalde aspecten van het lokale en interlokale openbaar vervoer in een gemeenschappelijke regeling onder te brengen. Deze bevoegdheden hebben betrekking op de concessieverlening inzake het openbaar vervoer, inclusief de daarbij aan de orde zijnde verdeling en toekenning van het budget voor de afdekking van exploitatietekorten. De Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt dat de Minister van Verkeer en Waterstaat aan een regionaal openbaar lichaam een financiële bijdrage kan verlenen voor de kosten van uitvoering van het regionaal verkeer- en vervoerplan, behoudens in de gevallen waarin een financiële bijdrage wordt verleend ter uitvoering van de Wet Infrastructuurfonds. Het gaat bij dit laatste om bijdragen die geen onderdeel vormen van de zogeheten Brede doeluitkering omdat zij het maximum te boven gaan.
3.4 Milieu Artikel 17 In dit artikel wordt de stadsregio bevoegd gemaakt tot deelneming in het ROM-project Rijnmond, een samenwerkingsverband tussen overheid (enkele ministeries, provincie, stadsregio en regiogemeenten) en koepelorganisaties van het bedrijfsleven. De leden die de regioraad aanwijst als vertegenwoordigers van de stadsregio in dit project, behoeven niet noodzakelijkerwijs deel uit te maken van de regioraad. Artikel 18 De Wet gemeenschappelijke regelingen geeft de bevoegdheid aan de regionale openbare lichamen een regionaal milieubeleidsplan vast te stellen. Het plan dient betrekking hebben op de uitoefening van de milieubevoegdheden die aan het regionaal openbaar lichaam zijn toegekend.
3.5 Groen Een regionaal groen-structuurplan is nodig als kader voor alle initiatieven die op groengebied worden genomen. Het is tevens de basis voor de regionale inbreng in het door de provincie vast te stellen meerjarenprogramma, of vervangt het dit provinciale meerjarenprogramma voor zover het het werkgebied van de stadsregio Rotterdam betreft. Het uitvoeringsprogramma ‘Regionaal Groen Structuurplan 2’ is de basis waarop de financiële bijdragen worden toegekend.
3.6 Jeugdzorg De bevoegdheden inzake de uitvoering van de taken in het kader van de jeugdzorg zijn vanaf 2005, bij de invoering van de Wet op de Jeugdzorg geattribueerd aan de stadsregio. De stadregio is hiermee verantwoordelijk voor de planning en de bekostiging van de jeugdzorg op haar werkgebied.
29
3.7 Sociaal beleid Dit artikel geeft de regioraad de bevoegdheid op sociaal terrein een meerjarig programma vast te stellen. De op dit gebied te ontwikkelen regionale activiteiten worden genomen op verzoek van de deelnemers. Ze zijn veelal complementair van aard.
3.8 Economie Ter behartiging van de economische ontwikkeling van de stadsregio stelt de regioraad periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie vast alsmede de hoofdlijnen van een regionaal promotie- en acquisitiebeleid gericht op bedrijfsvestiging en toerisme. Tevens heeft de regioraad de wettelijke taak het beleid aan te geven ter zake bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandelsvoorzieningen die van regionaal belang zijn, daaronder mede begrepen zee- en luchthavens en de daarbij behorende bedrijfslocaties (artikel 118 Wet gemeenschappelijke regeling).
3.9 Bindende elementen en procedures Artikel 23 Bepaald wordt dat besluiten van de regioraad terzake de sturende en ordenende taken voor deelnemers bindende elementen kunnen bevatten. Voor de term "elementen" is gekozen omdat bij plannen en programma's formeel niet gesproken kan worden van "bepalingen", hetgeen niet wegneemt dat zij wel degelijk kunnen binden en derhalve onderhevig kunnen zijn aan de besluitvormingsprocedure zoals beschreven in hoofdstuk 3. Artikel 24 In deze paragraaf zijn de spelregels vermeld die onder meer waarborgen dat ook de deelnemende gemeenten in ruime mate worden betrokken bij de voorbereiding van regelingen die voor de deelnemers bindende elementen bevatten zoals in hoofdstuk 3 van de regeling beschreven. Die bindende elementen bevatten doorgaans financiële verplichtingen van de deelnemers jegens de stadsregio Rotterdam. Ook is voorzien in een inspraakbepaling. Hierbij is aansluiting gezocht bij de in gemeenten gebruikelijke procedures.
4 Bestuursorganen Over de samenstelling van de regioraad zijn in 1994 pragmatische verdelingsafspraken gemaakt. De intentie is dat bij het samenstellen van de regioraad zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met het (gecumuleerde) resultaat van de periodieke gemeenteraadsverkiezingen. Dit is niet als vereiste in de regeling opgenomen. Op basis van een gentlemen’s agreement houden de deelnemers rekening met die wenselijkheid. Ook bij tussentijdse vervulling van zetels tijdens de zittingsperiode houden raden met zo'n afspraak rekening. Daarmee wordt gepoogd te voorkomen dat de omvang van de diverse fracties al te zeer fluctueert. Na de vierjaarlijkse verkiezingen treedt een regioraad in nieuwe samenstelling aan. Vervolgens wordt een nieuw dagelijks bestuur aangewezen. Bij de totstandkoming van dit college heeft de voorzitter een bijzondere rol: hij kan optreden als ‘informateur’ die de regioraad een aanbeveling kan doen wat betreft de bemensing van het dagelijks bestuur. Er is niet voor gekozen deze rol te formaliseren: in de gemeenschappelijke regeling is geen bepaling dienaangaande opgenomen.
4.1 Regioraad In deze paragraaf zijn opgenomen zowel de gebruikelijke als de wettelijk voorgeschreven bepalingen over samenstelling, taken en bevoegdheden en werkwijze van een algemeen bestuur. Er is voor gekozen om zoveel mogelijk bevoegdheden bij de regioraad te laten en deze niet reeds bij regeling toe te kennen aan het dagelijks bestuur. De regeling kent overigens wel een delegatieartikel, zodat bepaalde bevoegdheden door de regioraad alsnog aan het dagelijks bestuur kunnen worden gedelegeerd. Bij de bepaling van het aantal zetels (in totaal 41) en stemmen (53) is bij de verdeling daarvan rekening gehouden met de zwaarte
30
van de regeling. Bij de totstandkoming in 1994 van de stadsregio Rotterdam is overeengekomen de volgende uitgangspunten te hanteren: ❱ elke deelnemende gemeente heeft tenminste één zetel; ❱ bij de verhoudingen in aantallen zetels wordt rekening gehouden met de gemeentegrootte gemeten in aantallen inwoners; ❱ voor een meerderheid waren tenminste de stemmen van drie gemeenten nodig; ❱ nu het stemrecht van de voorzitter is vervallen zijn tenminste de stemmen van vier gemeenten nodig. Artikel 25 Bovengenoemde uitgangspunten leiden tot een verdeling zoals in het derde lid is aangegeven. Omdat de gemeente Rotterdam toentertijd te kennen heeft gegeven geen massaal aantal zetels te willen bezetten, zijn aan deze gemeente zes zetels met een gewogen stemrecht (van drie stemmen) toegekend, waardoor Rotterdam over achttien stemmen in de regioraad beschikt. Voor alle andere gemeenten geldt, dat per zetel één stem kan worden uitgebracht, zodat in totaal in de regioraad 53 stemmen kunnen worden uitgebracht. Volledigheidshalve wordt gemeld dat de voorzitter de regioraad weliswaar voorzit maar daarin geen stemrecht heeft. Artikel 26 Dit artikel regelt dat de leden van de regioraad worden aangewezen in de eerste vergadering (na de periodieke gemeenteraadsverkiezingen) van de gemeenteraden in nieuwe samenstelling. Ook regelt het wanneer van rechtswege een eind komt aan het lidmaatschap van de regioraad: het eindigt zodra men ophoudt lid van de gemeenteraad, burgemeester of wethouder van een deelnemende gemeente te zijn. Het eindigt ook ingeval men ontslag neemt. Artikel 32 In dit artikel wordt onder meer geregeld dat, wanneer de regioraad als collectief verantwoording aflegt, hij dit doet op door hem bij reglement van orde bepaalde wijze. Wanneer individuele regioraadsleden binnen hun eigen gemeenteraad verantwoording afleggen, gebeurt dat uiteraard op de in die gemeente bepaalde wijze. Eén en ander is in overeenstemming met artikel 17 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
4.2 Dagelijks bestuur Ook in deze paragraaf is uiteraard aangesloten bij de wettelijke voorschriften. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en uit acht andere leden. Dat aantal maakt het in beginsel mogelijk te komen tot een evenwichtige spreiding over de regio en over de politieke partijen. In de regeling is, om ook in het dagelijks bestuur recht te doen aan verschillen in inwonertal, opgenomen dat twee leden van het dagelijks gekozen worden uit de Rotterdamse vertegenwoordiging in de regioraad. Artikel 33 Uitgezonderd de voorzitter, treden de leden van het dagelijks bestuur af in de eerste vergadering van de zittingsperiode van de regioraad. De vraag wie in de overgangsperiode (tussen het aanwijzen van de leden van de regioraad en de vergadering van de regioraad in nieuwe samenstelling) nog lid is van het dagelijks bestuur, is eenduidig te beantwoorden. Bepalend is of men nog steeds over een benoemingsvereiste beschikt zoals genoemd in artikel 26 van de gemeenschappelijke regeling. Artikel 36 In de regeling is deze bepaling opgenomen die voorziet in de mogelijkheid om aan leden van het dagelijks bestuur een vergoeding en een tegemoetkoming in de kosten te verschaffen.
4.3 Voorzitter Naast de wettelijk verplichte bepalingen, is in dit hoofdstuk opgenomen dat de burgemeester van de gemeente Rotterdam voorzitter van de stadsregio Rotterdam is. Het dagelijks bestuur dient uit zijn midden één of meer vice-voorzitters aan te wijzen. De vicevoorzitter(s) maakt (maken) geen deel uit van het gemeentebestuur van Rotterdam.
31
5 Commissies De Wet gemeenschappelijke regelingen kent analoog aan de Gemeentewet twee typen commissies: de commissies van advies ex artikel 24, waarbij weer onderscheid is gemaakt tussen vaste en overige commissies, en de bestuurscommissies ex artikel 25. Dit onderscheid is ook in de tekst van de gemeenschappelijke regeling aangehouden. In de gemeenschappelijke regeling is niet vastgelegd wie zullen optreden als voorzitters van de verschillende commissies. Evenmin is een commissiereglement vereist. Hierdoor is er een ruime mate van flexibiliteit om de organisatie in te richten op basis van de aan de orde zijnde problematiek en zich voordoende omstandigheden. Artikel 38 Deze vaste commissies van advies en bijstand worden benoemd uit en door de regioraad en adviseren het dagelijks bestuur. Het instellen van deze commissies is met name van belang met het oog op de voorbereiding van de besluitvorming in de regioraad ten aanzien van de sturende en ordenende taken. Om informatie-uitwisseling en draagvlak zo groot mogelijk te maken worden de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten uitgenodigd aan de beraadslagingen van de commissievergaderingen deel te nemen. Artikel 39 Deze commissie worden ingesteld door het dagelijks bestuur. Het opnemen van deze mogelijkheid biedt het perspectief om ook andere personen, instellingen of organen structureel te betrekken bij de voorbereiding van de besluitvorming. Tijdelijke commissies hebben tot taak hebben gedurende een bepaalde periode over een bepaald onderwerp te adviseren. Deze commissies kunnen met name bij een projectmatige aanpak van de voorbereiding van besluiten een rol spelen. Artikel 40 Bij bestuurscommissies wordt de behartiging van bepaalde belangen door de regioraad aan de desbetreffende commissie gedelegeerd. Hierdoor krijgt de commissie bestuursbevoegdheden. In de gemeenschappelijke regeling wordt deze commissie genoemd als mogelijkheid, doch zeker niet de plicht om tot instelling over te gaan.
6 Secretaris - directeur Artikel 41 De secretaris staat het dagelijks bestuur, de regioraad en de voorzitter bij. Het ambtelijk apparaat van de stadsregio staat onder leiding van de secretaris.
7 Ambtelijk apparaat Artikel 42 Het personeel is in dienst van de stadsregio en heeft dezelfde rechtspositie als de ambtenaren van de gemeente Rotterdam. Om deze rechtspositie te waarborgen is het eerste lid opgenomen. Het dagelijks bestuur bepaalt de omvang van het apparaat en de organisatie, uiteraard binnen de door de regioraad gestelde begrotingskaders.
8 Extern klachtrecht Artikel 45 In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een ieder het recht heeft om over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen, een klacht in te dienen bij dat bestuursorgaan. Dit betreft de zogeheten interne klachtvoorziening.
32
Daarnaast opent de wet voor de klager de mogelijkheid – als hij of zij het niet met de afhandeling van de klacht door het bestuursorgaan eens is - de ombudsman schriftelijk te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop het bestuursorgaan zich jegens hem of een ander heeft gedragen. Dit is de externe klachtvoorziening. Op grond van de Awb dient te worden aangegeven welke ombudsman of ombudscommissie van een van de deelnemers bevoegd is tot de behandeling van deze verzoekschriften. Gekozen is voor aansluiting bij de ombudsman van de gemeente Rotterdam omdat deze goed is ingevoerd in de regio, voor de meeste regiogemeenten werkzaam is, en naast klachtenbehandeling ook adviezen geeft voor het oplossen van klachten.
9 Archief Artikel 46 De opgenomen bepalingen sluiten aan bij de Archiefwet en het Archiefbesluit.
10 Financiële bepalingen De in de regeling opgenomen bepalingen zijn overeenkomstig hetgeen wettelijk is voorgeschreven, behoudens artikel 48 lid 3-5 die betrekking hebben op de bijdrage van de deelnemende gemeenten. Binnen deze regeling valt ook het treasurystatuut, waarin conform artikel 47 lid 2 de controle en de uitvoering van het geldelijk beheer zijn opgenomen.
11 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing De regeling bevat geen mogelijkheden om zelfstandig tot uitbreiding van taken en bevoegdheden over te gaan. De regeling kent in dit opzicht een gesloten huishouding. Artikelen 51, 52 en 54 Van belang is erop te wijzen dat voor toetreding, uittreding en opheffing alle gemeenten hun medewerking moeten verlenen. Artikel 56 De hier opgenomen bepalingen regelen het inwerkingtreden van (de wijziging van de) de gemeenschappelijke regeling.
12 Overgangs- en slotbepalingen De hier opgenomen bepalingen regelen de inwerkingtreding van de regeling en de aanhaling van de regeling.
33
Transponeringstabel Overzicht hoofdstukken, paragrafen en artikelnummers wijziging gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam maart 2007. Nummer oud
Nummer nieuw
Omschrijving
-
Preambule
-
I, II, III
Hoofdstuk
1
Algemene begripsbepalingen
1
Artikel
1
Begripsbepalingen
2
Artikel
2
Algemene bepalingen
3
Artikel
3
Bestuursorganen
IV, VII, IX
Hoofdstuk
2
Taken, belangen en bevoegdheden
4
Artikel
4
Taken en belangen
25
Artikel
5
Door gemeenten overgedragen taken
25a
Artikel
6
Door provincie overgedragen taken
24
Artikel
7
Dienstverlenende taken
26
Artikel
8
Overige bevoegdheden
V
Hoofdstuk
3
Specifieke bevoegdheden
1
Paragraaf
3.1
Ruimtelijke ordening en grondbeleid
5
Artikel
9
Uitvoeringscontracten
6
Artikel
10
Locaties van regionaal belang
7
Artikel
11
Voorschriften deelnemers
8
Artikel
12
Stadsregionale verwerving en uitgave gronden
9
Artikel
13
Bijdragen voor locaties van regionaal belang
10
Artikel
Vervallen
Budgethouderschap BLS
2
Paragraaf
3.2
Wonen en stedelijke vernieuwing
11
Artikel
14
Wonen en stedelijke vernieuwing
3
Paragraaf
3.3
Verkeer en Vervoer
12
Artikel
15
Hoofdlijnen beleid
13
Artikel
16
Taken
14
Artikel
Vervallen
Vergunningen
4
Paragraaf
3.4
Milieu
15
Artikel
17
Deelname ROM-Rijnmond
15a
Artikel
18
Milieuprogramma
5
Paragraaf
3.5
Groen
16
Artikel
19
Groen structuurplan
5b
Paragraaf
3.6
Jeugdzorg
16a
Artikel
20
Taken en bevoegdheden
-
Paragraaf
3.7
Sociaal beleid
Nieuw
Artikel
21
Meerjarig programma
-
Paragraaf
3.8
Economie
10a
Artikel
22
Ontwikkelingsstrategie
34
6
Paragraaf
3.9
Bindende elementen
17
Artikel
23
Opname bindende elementen
18
Artikel
24
Bijzondere besluitvormingsprocedure
X, XI, XII, XIII
Hoofdstuk
4
Bestuursorganen
-
Paragraaf
4.1
Regioraad
27
Artikel
25
Samenstelling
28
Artikel
26
Aanwijzing leden
29
Artikel
27
Onverenigbaarheden
30
Artikel
28
Bevoegdheden
31
Artikel
29
Werkwijze
32
Artikel
30
Vergaderingen
33
Artikel
31
Reglement van orde
34
Artikel
32
Geven van inlichtingen
-
Paragraaf
4.2
Dagelijks Bestuur
35
Artikel
33
Samenstelling
36
Artikel
34
Taken en bevoegdheden
37
Artikel
35
Vergaderingen
39
Artikel
36
Vergoeding
-
Paragraaf
4.3
Voorzitter
38
Artikel
37
Taken en bevoegdheden
XIV, XV
Hoofdstuk
5
Commissies
40 en 41
Artikel
38
Commissies ex artikel 24 van de Wet
42
Artikel
39
Overige commissies ex artikel 24 van de Wet
43
Artikel
40
Commissies ex artikel 25 van de Wet
XVI
Hoofdstuk
6
Secretaris
44
Artikel
41
Taken en bevoegdheden
XVI
Hoofdstuk
7
Ambtelijke apparaat
45
Artikel
42
Organisatie en rechtspositie
46
Artikel
43
Formatie
47
Artikel
44
Ambtelijke voorbereiding
XX
Hoofdstuk
8
Extern klachtrecht
Nieuw
Artikel
45
Aanwijzing ombudsman
XX
Hoofdstuk
9
Archief
54
Artikel
46
Zorg en beheer
35
XVIII
Hoofdstuk
10
Financiële bepalingen
1
Paragraaf
10.1
Financiële administratie
48
Artikel
47
Financiële verordeningen
2
Paragraaf
10.2
Begroting
49
Artikel
48
Werkwijze en procedure
50
Artikel
49
Nalatigheid deelnemer
3
Paragraaf
10.3
Rekening
51
Artikel
50
Werkwijze en procedure
52
Artikel
Vervallen
XXI, XXII (ged.)
Hoofdstuk
11
Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
55
Artikel
51
Toetreding
56
Artikel
52
Uittreding
57
Artikel
53
Wijziging
58
Artikel
54
Opheffing
59
Artikel
55
Toezending
Hoofdstuk
12
Overgangs- en slotbepalingen
61
Artikel
56
Inwerkingtreding
60
Artikel
Vervallen
64
Artikel
Vervallen
66
Artikel
57
36
Aanhaling
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING STADSREGIO ROTTERDAM
Missie van de stadsregio Rotterdam: De stadsregio Rotterdam is een slagvaardig, op uitvoering gericht regionaal bestuur dat via een integrale aanpak zaken tot stand brengt, die gemeenten afzonderlijk niet kunnen realiseren. De stadsregio werkt aan een goed bereikbare regio met een sterke concurrentiepositie en een aantrekkelijk leef-, woon- en vestigingsklimaat. De stadsregio versterkt daartoe de economische, ruimtelijke en sociale samenhang van de regio.
De raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten -
Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen, Westvoorne,
hierna genoemd de deelnemers, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft, overwegende: dat de deelnemers deelnemen in de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam van 8 december 1998 (laatst gewijzigd 9 oktober 2007); -
dat de gemeenschappelijke regeling een plusregio op basis van hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen is;
-
dat de in 2009 gepresenteerde bestuurlijke visie “verbindende kracht” noopt tot wijzigingen in de bestuurlijke structuur en dus de gemeenschappelijke regeling;
-
gelet op hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
besluiten : de volgende gemeenschappelijke regeling aan te gaan:
2
gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen Artikel 1 begripsbepalingen 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder: a. de Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen; b. de regeling: deze gemeenschappelijke regeling; c. de stadsregio: de stadsregio Rotterdam als bedoeld hoofdstuk XI van de Wet en in artikel 2 van de regeling; d. de deelnemer: een aan de regeling deelnemende gemeente; e. het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de regeling; f. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Zuid-Holland; g. het gebied: het rechtsgebied van de stadsregio; h. locatie van regionaal belang: locatie die door het algemeen bestuur is aangewezen als een locatie van regionaal belang. i. strategische agenda: de taken en bevoegdheden van hoofdstuk 2 en 3 van deze regeling omvattend programma op hoofdlijnen dat het bestuur voornemens is in de lopende bestuursperiode uit te voeren. j. werkplan: een jaarlijks aan de begroting gerelateerd uitvoeringsprogramma; 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de stadsregio en in plaats van de hieronder genoemde bestuursorganen de daarachter genoemde bestuursorganen: a. de gemeenteraad: het algemeen bestuur; b. het college van burgemeester en wethouders: het dagelijks bestuur; c. de burgemeester: de voorzitter. Artikel 2 algemene bepalingen 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd stadsregio Rotterdam. 2. De stadsregio is gevestigd te Rotterdam. 3. Het gebied van de stadsregio omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten. Artikel 3 bestuursorganen 1. Het bestuur van de stadsregio bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. 2. De voorzitter is zowel voorzitter van het algemeen bestuur als van het dagelijks bestuur.
Hoofdstuk 2: Taken, belangen en bevoegdheden Artikel 4 taken en belangen De stadsregio heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen bij wet en in deze regeling is bepaald, de bevordering van een evenwichtige ontwikkeling in het gebied. Zij houdt zich daartoe bezig met: a. het, voor zover daar in het navolgende niet van wordt afgeweken, met inachtneming van de autonomie van de deelnemende gemeenten voorbereiden en ontwikkelen van een gezamenlijk regionaal beleid, voor zover het betreft de belangen op de volgende beleidsterreinen: ruimtelijke ordening en grondbeleid; wonen, stedelijke vernieuwing en daaraan gerelateerd sociaal beleid: 3
b.
c.
verkeer en vervoer; economische ontwikkeling; milieu; groen en water; jeugdzorg. het uitvoeren van de, met betrekking tot de in a genoemde belangen, rechtstreeks bij of krachtens wetgeving of bij of krachtens deze regeling aan de stadsregio opgedragen taken en bevoegdheden; het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies over intergemeentelijke aangelegenheden, ook wanneer deze geen betrekking hebben op de belangen genoemd onder a.
Artikel 5 door gemeenten overgedragen taken 1. In het kader van de belangen genoemd in artikel 4 is de stadsregio bevoegd tot uitoefening van gemeentelijke taken en bevoegdheden die bij eensluidend besluit van de deelnemers aan haar zijn overgedragen. 2. Uitoefening van de in het vorige lid genoemde taken en bevoegdheden behoeft de instemming van het algemeen bestuur. 3. Met betrekking tot de in het eerste lid genoemde taken behoren aan de stadsregio alle aan de gemeenten toekomende bevoegdheden voor zover niet bij deze regeling of wet uitgezonderd. 4. Het algemeen bestuur regelt voor zover nodig de verhouding van de op grond van dit artikel toegekende bevoegdheden tot die van de besturen van de deelnemende gemeenten. Artikel 6 door provincie overgedragen taken 1. In het kader van de belangen genoemd in artikel 4 is de stadsregio bevoegd tot uitoefening van provinciale taken die door de provincie aan haar worden overgedragen voor zover niet bij deze regeling of wet uitgezonderd. 2. Uitoefening van overgedragen provinciale taken en bevoegdheden behoeft de instemming van het algemeen bestuur. 3. Met betrekking tot het eerste lid genoemde taken behoren aan de stadsregio alle aan de provincie toekomende bevoegdheden. 4. Het algemeen bestuur regelt voor zover nodig de verhouding van de op grond van dit artikel toegekende bevoegdheden tot die van de deelnemende gemeenten Artikel 7 dienstverlenende taken 1. De stadsregio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van een of meer deelnemers, indien deze daarom verzoeken en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt. 2. De stadsregio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van instellingen of organen waarin zij namens de deelnemers zitting heeft, indien desbetreffende instelling hierom verzoekt en het algemeen bestuur dit verzoek inwilligt. 3. Een besluit tot dienstverlening wordt genomen door het algemeen bestuur en vermeldt de wijze van kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder tot de gevraagde dienstverlening wordt overgegaan. Artikel 8 overige bevoegdheden 1. De stadsregio komen alle bevoegdheden toe die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen. 2. Voor alle van de in artikel 4 genoemde belangen, taken en bevoegdheden is de stadsregio bevoegd tot: a. het reageren op rijks- en provinciale nota’s en plannen die voor het gebied van belang zijn; b. het vertegenwoordigen van de regio in overlegsituaties; c. het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies. 4
3.
4.
Voor zover de in het voorafgaande lid bedoelde bevoegdheden betrekking hebben op de belangen genoemd in artikel 4 onder punt a, worden deze bevoegdheden namens de deelnemers uitgeoefend. De stadsregio kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de Wet.
Hoofdstuk 3: Specifieke bevoegdheden Paragraaf 3.1: Ruimtelijke ordening en grondbeleid Artikel 9 uitvoeringscontracten Het algemeen bestuur is bevoegd om uitvoeringscontracten af te sluiten in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling en verstedelijking en deze te hanteren als kader bij de toepassing van de artikelen 10 tot en met 13. Artikel 10 locaties van regionaal belang Voor de ontwikkeling van locaties van regionaal belang is het algemeen bestuur bevoegd tot het geven van voorschriften van ruimtelijke, organisatorische, programmatische en financiële aard. Artikel 11 voorschriften deelnemers 1. Het algemeen bestuur is ten aanzien van locaties van regionaal belang bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot het door de deelnemers verwerven en uitgeven van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, het verhaal van de kosten, alsmede de mate waarin de financiële gevolgen worden verdeeld over de deelnemers. 2. Het algemeen bestuur is bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot onderhoud en beheer van de gronden als bedoeld in het eerste lid van dit artikel en in artikel 12. Artikel 12 stadsregionale verwerving en uitgave gronden 1. Aan het bepaalde in het tweede lid van dit artikel wordt door het algemeen bestuur slechts toepassing gegeven nadat hij heeft geconstateerd dat over de uitoefening van de in dit lid genoemde bevoegdheden door de desbetreffende gemeente(n) geen overeenstemming met de stadsregio is bereikt. 2. Het algemeen bestuur is bevoegd ten aanzien van locaties van regionaal belang te bepalen dat de verwerving, inclusief de onteigening, en de uitgifte en ontwikkeling van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, alsmede het verhaal van de kosten daarvan, uitsluitend door of vanwege de stadsregio kan plaatsvinden. 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 48, derde lid, kan het algemeen bestuur besluiten de kosten in verband met taken genoemd in het tweede lid te activeren, voorzover redelijkerwijs valt aan te nemen dat deze kosten, vermeerderd met de bijgeschreven rente, zullen worden terugontvangen uit de uitgifte van gronden en bijdragen. Artikel 13 bijdragen voor locaties van regionaal belang 1. Het algemeen bestuur is, ten behoeve van het verstrekken van bijdragen in de kosten van te ontwikkelen locaties, bevoegd te bepalen dat gemeenten, ter zake van de ontwikkeling van locaties gelegen op hun grondgebied, een bedrag dienen te betalen aan de stadsregio. 2. Ten behoeve van het in het eerste lid genoemde verstrekken van bijdragen, is het algemeen bestuur bevoegd te bepalen dat de deelnemers verplicht zijn over de in hun gemeente begonnen of gerealiseerde woningen en woningequivalenten een door het algemeen bestuur vast te stellen bijdrage te betalen aan de stadsregio.
5
Paragraaf 3.2: Wonen en stedelijke vernieuwing Artikel 14 wonen en stedelijke vernieuwing 1. Het algemeen bestuur stelt een regionaal verstedelijkingsprogramma vast, mede als basis voor de verdeling over de deelnemers van financiële middelen. 2. Het algemeen bestuur stelt de hoofdlijnen vast van de woningdifferentiatie van bouwlocaties van regionaal belang. 3. Het algemeen bestuur stelt richtlijnen voor de deelnemers vast voor de wijze waarop de toewijzing van woningen en de registratie van woningzoekenden dient plaats te vinden. Artikel 15 meerjarig programma sociaal beleid 1. Het algemeen bestuur kan een meerjarig programma vaststellen met betrekking tot sociaal beleid gerelateerd aan woon- en leefomgeving. 2. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van dit programma. Paragraaf 3.3: Verkeer en Vervoer Artikel 16 hoofdlijnen beleid Het algemeen bestuur stelt de hoofdlijnen van het verkeer- en vervoerbeleid vast in een regionaal verkeer- en vervoerplan zoals bedoeld in de Planwet verkeer en vervoer, waarin in samenhang met ruimtelijke en milieuaspecten aandacht wordt besteed aan: openbaar vervoer; wegverkeer; verkeersveiligheid; parkeerbeleid; mobiliteitsmanagement; fietsverkeer; het goederenvervoer, waaronder het beleid met betrekking tot distributie en bevoorrading. Paragraaf 3.4: Milieu Artikel 17 taken 1. Het dagelijks bestuur voert de taken uit die bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000 aan de stadsregio zijn opgedragen, waaronder het, al dan niet via aanbesteding, verlenen, wijzigen en intrekken van concessies tot het verrichten van openbaar vervoer. 2. Het dagelijks bestuur voert de taken uit die bij of krachtens de Wet Infrastructuurfonds en de Wet Brede Doeluitkering verkeer en vervoer aan de stadsregio zijn opgedragen, waaronder het aanvragen van financiële bijdragen voor infrastructuurprojecten bij de rijksoverheid. Artikel 18 1. Het algemeen bestuur kan een meerjarig milieuprogramma vaststellen. 2. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van dit programma.
milieuprogramma
Paragraaf 3.5: Groen en water Artikel 19 groen en water Het algemeen bestuur stelt een regionaal groenblauwstructuurplan vast, waarin de hoofdlijnen van het regionale beleid ten aanzien van de groene ruimte zijn vastgelegd.
6
Paragraaf 3.6: Jeugdzorg Artikel 20 taken en bevoegdheden Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur oefenen de aan de stadsregio bij of krachtens de Wet op de jeugdzorg toegekende taken en bevoegdheden uit. Paragraaf 3.7: Economie Artikel 21 ontwikkelingsstrategie 1. Ter behartiging van de economische ontwikkeling van de stadsregio stelt het algemeen bestuur: a. periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie op; b. de hoofdlijnen vast van een regionaal promotie- en acquisitiebeleid gericht op bedrijfsvestiging en toerisme. 2. Ter behartiging van de economische ontwikkeling van de stadsregio geeft het algemeen bestuur het beleid aan ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandelsvoorzieningen die van regionaal belang zijn, daaronder mede begrepen zee- en luchthavens en de daarbij behorende bedrijfslocaties. Paragraaf 3.8: Bindende elementen en procedures Artikel 22 opname bindende elementen In de plannen, programma's, richtlijnen, statuten en overige regelingen die in het kader van de sturende en ordenende taken en bevoegdheden door het algemeen bestuur worden vastgesteld, alsmede de besluiten die in dit kader door het algemeen bestuur worden genomen, kunnen voor gemeenten bindende elementen worden opgenomen. Artikel 23 bijzondere besluitvormingsprocedure 1. Voor alle regelingen die de deelnemers bindende elementen bevatten, stelt het dagelijks bestuur een ontwerp op, na ter zake overleg te hebben gevoerd met de colleges van burgemeesters en wethouders van de deelnemers en met andere, daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen, van welk overleg verslag wordt gedaan in een bijlage bij de ontwerp-regeling. 2. Inspraak over de in het voorgaande lid bedoelde regelingen vindt plaats volgens de in de desbetreffende gemeenten gebruikelijke regelingen. Afronding van de inspraakprocedure vindt plaats binnen een nader door het dagelijks bestuur te bepalen termijn. 3. Het dagelijks bestuur stelt de ontwerp-regeling voorlopig vast. 4. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp-regeling vervolgens aan de raden van de deelnemers, die hun beschouwingen binnen drie maanden ter kennis van het algemeen bestuur brengen. 5. Binnen drie maanden na het verstrijken van de in het vierde lid genoemde termijn beslist het algemeen bestuur omtrent de vaststelling van de regeling. 6. Indien en voorzover tegen de ontwerp-regeling bezwaren zijn ingediend of het algemeen bestuur bij het vaststellen van de regeling afwijkt van het ontwerp, wordt het besluit tot vaststelling met redenen omkleed. 7. De regeling wordt terstond na de vaststelling medegedeeld aan de raden van de deelnemers en aan gedeputeerde staten. 8. Het eerste tot en met het zevende lid van dit artikel zijn van toepassing voor zover niet in deze regeling of bij wet anders is voorzien.
7
Hoofdstuk 4: Bestuursorganen Paragraaf 4.1: Algemeen bestuur Artikel 24 samenstelling 1. Het algemeen bestuur bestaat, exclusief voorzitter, uit 30 leden. Gezamenlijk hebben zij 110 stemmen. 2. De leden worden aangewezen door de raden van de deelnemers uit de wethouders en de raden van de deelnemers, de voorzitters inbegrepen. 3. Elke deelnemende gemeente wijst twee leden aan. 4. Het gewicht van de stemmen per lid is als volgt verdeeld: a. De leden van de gemeenten Bernisse, Brielle en Westvoorne beschikken elk over één stem; b. De leden van de gemeenten Albrandswaard, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel en Maassluis beschikken elk over twee stemmen; c. De leden van de gemeenten Barendrecht, Lansingerland en Ridderkerk beschikken elk over drie stemmen; d. De leden van de gemeenten Capelle aan den IJssel, Schiedam, Spijkenisse en Vlaardingen beschikken elk over vier stemmen; e. De leden van de gemeente Rotterdam beschikken elk over 19 stemmen. 5. Voor elke gemeente wordt door de raden van de deelnemende gemeenten twee plaatsvervangende leden aangewezen uit de raden, de voorzitters inbegrepen, en de wethouders van de deelnemers. Elk plaatsvervangend lid kan één lid per vergadering vervangen. Artikel 25 aanwijzing leden 1. De raden van de deelnemende gemeenten wijzen in de eerste vergadering van hun zittingsperiode de leden van het algemeen bestuur aan. 2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad of het college van burgemeester en wethouders waaruit men krachtens artikel 24 is aangewezen. 3. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van de raad die hen heeft aangewezen, op de hoogte. 4. Het aanwijzen ter opvulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden nadat die plaatsen zijn opengevallen. Artikel 26 onverenigbaarheden Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van de stadsregio aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van de stadsregio op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn. Artikel 27 bevoegdheden Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan, naar door deze te stellen regelen, het uitoefenen van deze bevoegdheden opdragen aan het dagelijks bestuur.
8
Artikel 28 werkwijze 1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 en voor zover in deze regeling niet anders is bepaald heeft het algemeen bestuur tot taak en / of is hij bevoegd tot: a. het bevorderen van een goede intergemeentelijke samenwerking; b. het sturen, ordenen en integreren van ontwikkelingen en het terzake uitoefenen van bevoegdheden op onderdelen van de onder punt a van artikel 4 aangeduide taakvelden; c. het vaststellen van de begroting en het vaststellen van de rekening; d. het maken van verordeningen binnen het kader van deze regeling; Artikel 29 strategische agenda en werkplan 1. In het eerste jaar van iedere bestuursperiode stelt het algemeen bestuur een strategische agenda vast en voorts zo vaak als het algemeen bestuur dat wenselijk acht. 2. Jaarlijks stelt het algemeen bestuur een werkplan vast voor het komende kalenderjaar. 3. Alvorens tot vaststelling van de onder leden 1 en 2 bedoelde stukken over te gaan worden de raden van de deelnemende gemeenten over de ontwerpen hiervan geconsulteerd. Artikel 23 is niet van toepassing op deze consultatie. 4. Het algemeen bestuur stelt regels over de wijze van consultatie. 5. Indien en voorzover tegen de ontwerpen bezwaren zijn ingediend of het algemeen bestuur bij het vaststellen van de stukken afwijkt van het ontwerp, wordt het besluit tot vaststelling met redenen omkleed. Artikel 30 vergaderingen 1. Op het houden en de orde van vergaderingen van het algemeen bestuur zijn, voor zover daarvan bij de Wet niet is afgeweken, de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. 2. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste vier maal en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel tenminste een vijfde van de leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt. 3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. 4. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezigen daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. 5. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd. 6. Wat betreft het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de Wet van toepassing. Artikel 31 reglement van orde 1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn werkzaamheden. 2. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen, tenzij bij deze regeling of bij wet anders is voorzien. Artikel 32 geven van inlichtingen 1. Het algemeen bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur van de stadsregio gevoerde en te voeren beleid nodig zijn. 2. Het algemeen bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden gevraagd. 3. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop de in het eerste en tweede lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt. 4. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad die hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door de raad, of een of meer leden daarvan, worden verlangd, op de in die gemeente gebruikelijke wijze.
9
5.
6.
Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad die hem heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid. De raad die een lid in het algemeen bestuur heeft aangewezen, kan dit lid ontslaan, indien hij het vertrouwen van deze raad niet meer bezit. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in die artikelen in de plaats van wethouder lid van het algemeen bestuur komt.
Paragraaf 4.2: Dagelijks bestuur Artikel 33 samenstelling 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit zes leden, te weten de voorzitter en vijf andere leden. Deze vijf andere leden worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen. In ieder geval één van de door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen leden is een lid dat Rotterdam vertegenwoordigt als lid van het algemeen bestuur. 2. Indien de aard van de opgave voor een bepaalde bestuursperiode of voor een bepaalde portefeuille daar aanleiding toe geeft kan het algemeen bestuur op voordracht van het dagelijks bestuur één extra lid aanwijzen. Dit lid kan in verband met de aard van de portefeuille aangewezen worden op grond van artikel 14 van de Wet. Een lid dat is aangewezen op grond van artikel 14 van de Wet heeft in het algemeen bestuur geen stem.. 3. Uitgezonderd de voorzitter, treden de leden van het dagelijks bestuur af in de eerste vergadering van de zittingsperiode van het algemeen bestuur. 4. De leden van het dagelijks bestuur in nieuwe samenstelling worden aangewezen in de in het derde lid bedoelde vergadering. 5. Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, vindt plaats uiterlijk twee maanden nadat de plaats is opengevallen. 6. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Artikel 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. 7. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, blijft niettemin zijn betrekking waarnemen totdat zijn opvolger die heeft aanvaard. 8. Tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt terstond verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee. Artikel 34 taken en bevoegdheden 1. Aan het dagelijks bestuur is opgedragen: a. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd; b. behoudens het bepaalde in artikel 9, het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur, daaronder tevens begrepen het sluiten van uitvoeringsovereenkomsten; c. het stimuleren en coördineren van het intergemeentelijk overleg; d. het beheer van de inkomsten en uitgaven van de stadsregio; e. de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding; f. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit. 2. Het dagelijks bestuur kan daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden mandateren aan de secretaris.
10
3.
4. 5. 6. 7. 8.
Het dagelijks bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn. Het dagelijks bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden gevraagd. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur. De leden geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig zijn. Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer deze of een of meer van zijn leden hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in het derde tot en met het zevende lid bepaalde.
Artikel 35 vergaderingen 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee andere leden van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken. 2. De leden van het dagelijks bestuur, inclusief de voorzitter, hebben ieder één stem. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Artikel 56 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. 3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald. 4. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. 5. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering. 6. Op de vergadering, bedoeld in het vijfde lid, is het vierde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Artikel 36 vergoeding 1. De leden van het dagelijks bestuur kunnen een tegemoetkoming in de kosten ontvangen. Deze wordt door het algemeen bestuur vastgesteld. 2. Het algemeen bestuur kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen bij verordening een vergoeding vaststellen voor leden van het dagelijks bestuur. Paragraaf 4.3: Voorzitter Artikel 37 taken en bevoegdheden 1. De burgemeester van de gemeente Rotterdam is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. Als voorzitter heeft hij in het dagelijks bestuur één stem. In het algemeen bestuur heeft hij geen stem. 2. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. 3. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door een vice-voorzitter. Het dagelijks bestuur wijst uit zijn midden één of meerdere vice-voorzitters aan, die geen wethouder of raadslid zijn van de gemeente Rotterdam. 4. De stukken die van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend.
11
5. 6.
De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte; hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem schriftelijk aan te wijzen gemachtigde opdragen. Indien de gemeente Rotterdam partij is in een geding waarbij de stadsregio is betrokken, oefent een vice-voorzitter de in het vijfde lid bedoelde bevoegdheid uit.
Hoofdstuk 5: Portefeuillehoudersoverleg en bezwaarschriftencommissie Artikel 38 Portefeuillehoudersoverleg 1. Met betrekking tot de taken en belangen als bedoeld in artikel 4 bestaan er overleggen van portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten. 2. Leden van het portefeuillehoudersoverleg zijn de leden van de Colleges van Burgemeester en Wethouders, tot wiens portefeuille de belangen behoren, waartoe het overleg is ingesteld en hun plaatsvervangers. 3. Voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg is het lid van het dagelijks bestuur dat het werkterrein van dat portefeuillehoudersoverleg in dat bestuur behartigt. 4. Het portefeuillehoudersoverleg kan advies uitbrengen aan het dagelijks bestuur. In elk geval adviseert hij over voorstellen van dit bestuur aan het algemeen bestuur. 5. Een vergadering van een portefeuillehoudersoverleg is openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezigen daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. 6. het portefeuillehoudersoverleg beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd. 7. Wat betreft het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de Wet van toepassing. Artikel 39 REO 1. Het portefeuillehoudersoverleg Economie vindt tegelijkertijd met het provinciale Regionaal Economisch Overleg plaats. 2. In afwijking van artikel 38 vindt dit overleg plaats onder voorzitterschap van de gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland tot wiens portefeuille economie behoort. De portefeuillehouder van de stadsregio Rotterdam tot wiens portefeuille economie behoort is plaatsvervangend voorzitter. Aan dit overleg nemen een vertegenwoordiger van het ministerie van Economische Zaken en een vertegenwoordiger van de Kamer van Koophandel deel. Artikel 40 Algemene Bezwaarschriftencommissie 1. Het algemeen bestuur benoemt een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:5 en 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht. 2. Het algemeen bestuur stelt een verordening bezwaarschriftencommissie op.
Hoofdstuk 6: Secretaris Artikel 41 taken en bevoegdheden 1. Het algemeen bestuur beslist op voordracht van het dagelijks bestuur omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris. Het dagelijks bestuur oefent de overige bevoegdheden ten aanzien van de secretaris uit. 2. De secretaris is secretaris van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur en heeft de leiding over het ambtelijk apparaat. 3. Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door hem mede-ondertekend. 12
4. 5.
De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter terzijde bij de uitoefening van hun taak. Het dagelijks bestuur regelt bij verhindering of ontstentenis van de secretaris zijn vervanging.
Hoofdstuk 7: Ambtelijk apparaat Artikel 42 organisatie en rechtspositie 1. Op het personeel zijn van toepassing: a. de huidige en toekomstige wettelijke regelingen die het gemeentebestuur van Rotterdam op grond van de Ambtenarenwet voor het personeel van de gemeente Rotterdam heeft vastgesteld; b. de huidige en toekomstige beleidsregels die het gemeentebestuur van Rotterdam ter uitvoering van de onder a. bedoelde regelingen heeft vastgesteld. 2. De bevoegdheden ten aanzien van het personeel, met uitzondering van benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris, worden uitgeoefend door het dagelijks bestuur. Artikel 43 formatie 1. De formatie van de ambtelijke organisatie van de stadsregio wordt, binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting, vastgesteld door het dagelijks bestuur. 2. Het dagelijks bestuur regelt de organisatie van het ambtelijk apparaat van de stadsregio Artikel 44 ambtelijke voorbereiding 1. Het dagelijks bestuur stelt, met inachtneming van de door het algemeen bestuur te bepalen prioriteiten, de organisatie van de ambtelijke voorbereiding van voor besluitvorming in aanmerking komende onderwerpen vast. 2. Het dagelijks bestuur kan deelnemers verzoeken om in aanvulling op het ambtelijk apparaat van de stadsregio gedurende een bepaalde periode of deel van de werktijd ambtelijke bijstand te verlenen. Het dagelijks bestuur regelt de voorwaarden waaronder de hier bedoelde bijstand wordt verleend en sluit hiertoe een overeenkomst met de betrokken deelnemer. 3. De in het tweede lid bedoelde bijstand vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur.
Hoofdstuk 8: Extern klachtrecht Artikel 45 aanwijzing ombudsman De ombudsman van de gemeente Rotterdam is bevoegd tot behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 9: Archief Artikel 46 zorg en beheer 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen bij deze regeling ingesteld, overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet vast te stellen regeling, die aan gedeputeerde staten wordt meegedeeld. 2. Gedeputeerde staten oefenen toezicht uit op de krachtens het eerste lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig het Archiefbesluit, voor zover deze van toepassing is op de organen van gemeenten. 13
3.
4. 5.
6.
De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam. De archivaris van de gemeente Rotterdam oefent toezicht uit op het in het derde lid genoemde beheer. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13, eerste lid van de Archiefwet over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam. De in het vijfde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Rotterdam.
Hoofdstuk 10: Financiële bepalingen Paragraaf 10.1: Financiële administratie Artikel 47 financiële verordeningen 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van de financieringsfunctie van de stadsregio. 2. Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 212, 213, 214 en 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Paragraaf 10.2: Begroting Artikel 48 werkwijze en procedure 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting op, vergezeld van een nota van aanbieding waarin opgenomen de voorgenomen activiteiten. De ramingen in de ontwerpbegroting worden behoorlijk toegelicht. 2. De ontwerpbegroting wordt uiterlijk acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toegezonden aan de raden van de deelnemers; artikel 190 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. De raden van de deelnemers kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. 3. De lasten van de stadsregio over enig jaar, voor zover niet uit andere baten gedekt, worden gedragen door de deelnemers en worden in de begroting voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft vermeld als verschuldigde bijdrage. 4. Voor de verdeling over de deelnemers van de in het derde lid bedoelde bijdrage wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage is verschuldigd. Voor het vaststellen van de aantallen inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers aangehouden. 5. De deelnemers betalen jaarlijks voor 16 januari en voor 16 juni telkens de helft van de bijdrage bedoeld in het derde lid. 6. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast uiterlijk 14 juli van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen. 7. Terstond na de vaststelling wordt, met verwijzing naar het gestelde in artikel 35, vierde lid van de Wet, de begroting in afschrift toegezonden aan de raden van de deelnemers die het bedrag, dat in deze begroting voor de gemeente als bijdrage in de kosten van de stadsregio is geraamd, in hun begroting opnemen. 8. Het dagelijks bestuur zendt de begroting na vaststellen binnen de daarvoor gestelde termijn naar gedeputeerde staten. 14
9.
Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in de voorafgaande leden, behalve het zesde lid, van dit artikel van toepassing. 10. De artikelen 192 en 208, 209, 210 en 211 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. 11. Van het bepaalde in het negende lid kan worden afgeweken ten aanzien van begrotingswijzigingen die de gemeentelijke bijdragen niet aantasten, alsmede geen afwijking inhouden van het algemeen en financieel beleid. Artikel 49 nalatigheid deelnemer 1. Wanneer aan het algemeen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemer niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 48, zevende lid, doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet. 2. Artikel 195 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. Paragraaf 10.3: Rekening Artikel 50 werkwijze en procedure 1. Van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de baten en lasten van de stadsregio wordt door het dagelijks bestuur over het verstreken dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de door een ambtenaar, aangewezen bij de regels als bedoeld in artikel 47, overeenkomstig deze regels aangeboden rekening met de daarbij behorende bescheiden. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de op grond van de in artikel 47, tweede lid, genoemde regels aangewezen deskundige. 2. Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar uiterlijk 14 juli vast. 3. De rekening wordt binnen de daarvoor geldende termijn met alle bijbehorende stukken aan gedeputeerde staten toegezonden. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden van de deelnemers. 4. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.
Hoofdstuk 11: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing Artikel 51 toetreding 1. Toetreding van gemeenten kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van het algemeen bestuur en de bestuursorganen van de desbetreffende gemeenten en na verkregen verklaringen van geen bezwaar zoals bedoeld in artikel 110, eerste lid van de Wet. 2. Het algemeen bestuur kan besluiten dat aan de toetreding voorwaarden zijn verbonden. 3. De toetreding gaat in op een door het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 109 van de Wet te bepalen tijdstip. Artikel 52 uittreding 1. Een deelnemer kan uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van zijn bestuursorganen aan het algemeen bestuur en na verkregen verklaringen van geen bezwaar zoals bedoeld in artikel 110, eerste lid van de Wet. 2. De uittreding kan slechts plaatsvinden op 1 januari na de datum, waarop opname in het register als bedoeld in artikel 109 van de Wet heeft plaatsgevonden, tenzij door het algemeen bestuur een later tijdstip is bepaald. 3. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding.
15
Artikel 53 wijziging 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 110 van de Wet kan de regeling worden gewijzigd bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemers. 2. De wijziging van de regeling treedt in werking op een door het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 109 van de Wet te bepalen tijdstip. Artikel 54 opheffing 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 110 van de Wet kan de regeling worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemers. Deze besluiten worden ter kennis gebracht van gedeputeerde staten. 2. De opheffing wordt van kracht op 1 januari, volgend op de datum waarop de opname in het van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, als bedoeld in artikel 109 van de Wet, heeft plaatsgevonden, tenzij het algemeen bestuur een later tijdstip heeft bepaald. 3. In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt hij daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken. 4. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, na raadpleging van de raden van de deelnemers, vastgesteld. 5. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling op de wijze de volgens de regelen als in de Wet voorzien. 6. De organen van de stadsregio blijven, zo nodig, na het tijdstip van de beëindiging in functie totdat de liquidatie is voltooid. Artikel 55 toezending Bij besluiten tot toetreding tot, uittreding uit, wijziging of opheffing van de regeling zendt het dagelijks bestuur van de stadsregio, conform artikel 109 en 110 van de Wet, de regeling aan gedeputeerde staten en de Ministers, wie het aangaat.
Hoofdstuk 12: Overgangs- en slotbepalingen Artikel 56 inwerkingtreding De gewijzigde regeling treedt in werking op 19 maart 2010 of zodra deze is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 109 van de wet, indien dat tijdstip later ligt. De besturen van de deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling. Artikel 57 aanhaling Deze regeling kan worden aangehaald als "gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam".
16
Algemene toelichting De gemeenschappelijke stadsregio Rotterdam is - als opvolger van het Overlegorgaan Rijnmondgemeenten - in 1994 op basis van de 'Kaderwet bestuur in verandering' tot stand gekomen. Na de inwerkingtreding per 1 januari 2006 van de Wijzigingswet Wgr-plus verviel de Kaderwet en diende de regeling te worden aangepast aan de Wgr-plus. Na de noodzakelijke wijzigingen bestond de gemeenschappelijke regeling uit de tekst van 8 december 1998 en een drietal wijzigingsbesluiten. In maart 2007 is daarom besloten de redactie van de regeling, en de daarbij behorende toelichting, in overeenstemming te brengen met de eisen van de tijd, en heeft hergroepering en vernummering van de artikelen plaatsgehad. De evaluatie van de Wgr-plus en de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer in 2010, samen met het gegeven dat de (nieuwe) Wet op de ruimtelijke ordening geen bevoegdheden aan Wgrplusregio’s toedeelt, waren voor de regioraad aanleiding om het jaar 2009 te benutten voor een bezinning op rol en positie van de stadsregio. Daarbij is gekozen voor een open proces, waarin de gemeenten leidend waren. Daartoe is een bestuurlijke werkgroep geïnstalleerd, met als opdracht het formuleren van een realistische, door de gemeenten gedragen visie op regionale samenwerking na 2010 De bestuurlijke werkgroep heeft de visie ‘Verbindende kracht: regionale samenwerking na 2010’ opgesteld. Deze visie is nu verwerkt in een aangepaste gemeenschappelijke regeling.
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen Om de leesbaarheid te verhogen en eenduidigheid van interpretatie te bevorderen is in dit hoofdstuk een aantal veel gebruikte begrippen gedefinieerd.
Hoofdstuk 2: Taken, belangen en bevoegdheden
In deze artikelen zijn de belangen vermeld die de stadsregio behartigt. Eén en ander kan worden opgevat als een opsomming van de doelstellingen en de essentiële middelen om deze doelstellingen te bereiken. Artikel 4 Centraal in de doelstelling staat - met inachtneming van de autonomie van de deelnemende gemeenten - regionaal beleid te ontwikkelen op het gebied van: ruimtelijke ordening; wonen en stedelijke vernieuwing met daaraan gerelateerd sociaal beleid; verkeer en vervoer; economische ontwikkeling; milieu; groen en water; jeugdzorg. Artikel 5 Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat - bij eensluidend besluit van de deelnemende gemeenten gemeentelijke taken en bevoegdheden in het kader van de in artikel 4 genoemde belangen aan de stadsregio kunnen worden overgedragen. Dat aandacht besteed wordt aan de condities waaronder overdracht plaats heeft, wordt omschreven in lid 3. Een wijziging van de gemeenschappelijke regeling op grond van artikel 53 kan dit artikel 5 niet omzeilen.
17
Artikel 6 Ingeval de provincie taken en bevoegdheden overdraagt, regelt artikel 7 de gang van zaken. Om te borgen dat eenheid van opvatting bestaat over het nut en de wenselijkheid van overdracht van provinciale taken en bevoegdheden bepaalt lid 2 van artikel 6 dat instemming van het algemeen bestuur vereist is. Artikel 7 Op verzoek van een of meer gemeenten, instellingen of organen kan de stadsregio Rotterdam diensten verlenen. Bij de invulling van deze taken wordt niet gedacht aan grootscheepse activiteiten, maar veeleer aan neventaken die om praktische redenen bij de stadsregio zouden kunnen worden ondergebracht. Artikel 8 Hierin zijn de overige bevoegdheden van de stadsregio genoemd die niet zijn ondergebracht in de voorafgaande artikelen.
Hoofdstuk 3: Specifieke bevoegdheden In dit hoofdstuk zijn de taken en bevoegdheden nader uitgewerkt. Van belang voor een heldere en doelmatige bestuurlijke inrichting is dat wordt gekomen tot een goede afbakening van taken en bevoegdheden van de stadsregio opdat door verschillende instanties niet over dezelfde onderwerpen wordt besloten. In de uitwerking is met dit principe van "exclusieve bevoegdheden" zoveel mogelijk rekening gehouden. Paragraaf 3.1: Ruimtelijke ordening en grondbeleid Deze paragraaf beoogt de stadsregio in staat te stellen om ondermeer de verstedelijkingsafspraken te realiseren. De benodigde bevoegdheden van de stadsregio hebben betrekking op ruimtelijke ordening en grondbeleid, alsmede het aangaan van verplichtingen jegens andere overheden. Het stadsregionale instrumentarium op het terrein van de ruimtelijke ordening is gewijzigd met de inwerkingtreding van de vigerende Wet ruimtelijke ordening. De bevoegdheid tot het opstellen van een regionale structuurvisie ligt niet meer bij de stadsregio. Dat neemt niet weg dat de stadsregio actief regionaal beleid formuleert met betrekking tot de ruimtelijke ordening. Bij inwerkingtreding van deze gemeenschappelijke regeling is dat het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) Artikel 10 De voorschriften bedoeld in artikel 9 kunnen worden neergelegd in een regionaal plan, een verordening en/of in bestuursovereenkomsten. In de bestuursovereenkomsten wordt onder meer vastgelegd welke de rol van de stadsregio en welke die van de desbetreffende gemeente is bij het ontwikkelen van locaties van regionaal belang, alsmede de voorwaarden waaronder de ontwikkeling plaatsvindt. Dit is ondermeer afhankelijk van de mate waarin de betrokken gemeente in het licht van de opgave en de te verwachten risico's in staat is de locatie te ontwikkelen. De stadsregio kan met betrekking tot de ontwikkeling van locaties niet alleen met gemeenten, maar ook met andere overheden convenanten afsluiten. Artikel 11 Het ligt in de rede dat de in dit artikel gegeven bevoegdheid eerder zal worden gebruikt dan artikel 12, waarin de stadsregio de bevoegdheid krijgt om - zo nodig - zelf een aantal activiteiten ter hand te nemen. Artikel 12 Dit artikel verschaft de stadsregio de mogelijkheid om een aantal activiteiten in het kader van de uitvoering van het ruimtelijk ordeningsbeleid zelf ter hand te nemen. Deze bevoegdheid is met name 18
bedoeld voor de grote locaties indien over de uitoefening van deze bevoegdheden door de gemeente geen overeenstemming is bereikt, of indien de stadsregio en gemeente(n) overeenkomen dat de stadsregio met alle of sommige van deze taken zal worden belast. Voorts is toepassing van dit artikel denkbaar ten aanzien van bepaalde voorzieningen of activiteiten (bijvoorbeeld grootschalige, strategische bedrijfsterreinen, de hoofdinfrastructuur, de openbaar-vervoer-infrastructuur of grootschalige recreatieve en groenvoorzieningen) waarvoor de stadsregio zelf in financiële, beheersof beleidsmatige zin verantwoordelijk is. Bij de systematiek van dit artikel past ook het neerleggen van de onteigeningsbevoegdheid bij de stadsregio, die immers ook belast kan worden met de overige verwervingsactiviteiten. Onteigening dient gezien te worden als een bijzondere wijze van verwerven: bij onderhandelingen over verwerving dient de mogelijkheid van onteigening vaak als stok achter de deur, omgekeerd kan een verkoop soms het karakter hebben van een schikking in het kader van een reeds gestarte onteigeningsprocedure. Dit maakt het gewenst dat beide bevoegdheden in een hand komen te liggen. Uiteraard zal de onteigening plaats dienen te vinden op basis van gemeentelijke bestemmingsplannen, maar ook voor minnelijke verwerving van gronden door de regio geldt dat dit slechts zinvol is wanneer het bestemmingsplan de door de regio beoogde aanwending toelaat of zal toelaten. Artikel 12 derde lid maakt het mogelijk de grondkosten te activeren. Artikel 13 Verevening tussen winst- en verliesgevende locaties wordt hiermee mogelijk. Het mag overigens duidelijk zijn dat verevening niet moet worden gezien als een oplossing voor alle tekorten op te ontwikkelen locaties. Het rijk is gehouden voor de uitvoering van de verstedelijkingsafspraken voldoende financiële middelen ter beschikking te stellen. Paragraaf 3.2: Wonen en stedelijke vernieuwing De taken van de stadsregio hebben betrekking op het woningbouwprogramma, de woningdifferentiatie, de woonruimteverdeling en het regionaal budgethouderschap voor de woninggebonden subsidies. Het algemeen bestuur kan regels vaststellen voor de toewijzing van woningen en de registratie van woningzoekenden. Artikel 15 Sinds 2009 is het meerjarig programma sociaal beleid opgehangen aan woon- en leefomgeving. Andere aspecten van sociaal beleid worden door de stadsregio niet meer opgepakt. Paragraaf 3.3: Verkeer en vervoer In deze paragraaf zijn de navolgende aspecten geregeld: integraal verkeer- en vervoerbeleid; de taken ter zake van het lokale en regionale openbaar vervoer. De taken terzake van het lokale en interlokale (regionale) openbaar vervoer zijn ontleend aan de Wet personenvervoer 2000. Deze opent de mogelijkheid om bepaalde aspecten van het lokale en interlokale openbaar vervoer in een gemeenschappelijke regeling onder te brengen. Deze bevoegdheden hebben betrekking op de concessieverlening inzake het openbaar vervoer, inclusief de daarbij aan de orde zijnde verdeling en toekenning van het budget voor de afdekking van exploitatietekorten. De Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt dat de Minister van Verkeer en Waterstaat aan een regionaal openbaar lichaam een financiële bijdrage kan verlenen voor de kosten van uitvoering van het regionaal verkeer- en vervoerplan, behoudens in de gevallen waarin een financiële bijdrage wordt verleend ter uitvoering van de Wet Infrastructuurfonds. Het gaat bij dit laatste om bijdragen die geen onderdeel vormen van de zogeheten Brede doeluitkering omdat zij het maximum te boven gaan. 19
Paragraaf 3.4: Milieu Artikel 18 De Wet gemeenschappelijke regelingen geeft de bevoegdheid aan de regionale openbare lichamen een regionaal milieubeleidsplan vast te stellen. Het plan dient betrekking hebben op de uitoefening van de milieubevoegdheden die aan het regionaal openbaar lichaam zijn toegekend. Paragraaf 3.5: Groen en water Een regionaal groenblauwstructuurplan is nodig als kader voor alle initiatieven die op groengebied worden genomen. Het is tevens de basis voor de regionale inbreng in het door de provincie vast te stellen meerjarenprogramma, of vervangt het dit provinciale meerjarenprogramma voor zover het het werkgebied van de stadsregio Rotterdam betreft. Het uitvoeringsprogramma ‘Regionaal Groen Structuurplan 2’ is de basis waarop de financiële bijdragen worden toegekend. Paragraaf 3.6: Jeugdzorg De bevoegdheden inzake de uitvoering van de taken in het kader van de jeugdzorg zijn vanaf 2005, bij de invoering van de Wet op de Jeugdzorg geattribueerd aan de stadsregio. De stadregio is hiermee verantwoordelijk voor de planning en de bekostiging van de jeugdzorg op haar werkgebied. Paragraaf 3.7: Economie. Ter behartiging van de economische ontwikkeling van de stadsregio stelt het algemeen bestuur periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie vast alsmede de hoofdlijnen van een regionaal promotie- en acquisitiebeleid gericht op bedrijfsvestiging en toerisme. Tevens heeft het algemeen bestuur de wettelijke taak het beleid aan te geven ter zake bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandelsvoorzieningen die van regionaal belang zijn, daaronder mede begrepen zee- en luchthavens en de daarbij behorende bedrijfslocaties (artikel 118 Wet gemeenschappelijke regeling). Paragraaf 3.8: Bindende elementen en procedures Artikel 22 Bepaald wordt dat besluiten van het algemeen bestuur terzake de sturende en ordenende taken voor deelnemers bindende elementen kunnen bevatten. Voor de term "elementen" is gekozen omdat bij plannen en programma's formeel niet gesproken kan worden van "bepalingen", hetgeen niet wegneemt dat zij wel degelijk kunnen binden en derhalve onderhevig kunnen zijn aan de besluitvormingsprocedure zoals beschreven in hoofdstuk 3. artikel 23 In deze paragraaf zijn de spelregels vermeld die onder meer waarborgen dat ook de deelnemende gemeenten in ruime mate worden betrokken bij de voorbereiding van regelingen die voor de deelnemers bindende elementen bevatten zoals in hoofdstuk 3 van de regeling beschreven. Die bindende elementen bevatten doorgaans financiële verplichtingen van de deelnemers jegens de stadsregio Rotterdam. Ook is voorzien in een inspraakbepaling. Hierbij is aansluiting gezocht bij de in gemeenten gebruikelijke procedures.
Hoofdstuk 4: Bestuursorganen
De politieke controle op regionale opgaven ligt bij de gemeenteraden van de deelnemers, die per bestuursperiode worden geconsulteerd over de strategische agenda van de regio. Jaarlijks worden de raden geraadpleegd over het werkplan en de begroting en worden verantwoordingsdebatten gevoerd op basis van het jaarverslag. De vertegenwoordigers in het algemeen bestuur hebben gewogen stemrecht (in de verhoudingen zoals die ook nu gelden); zij vertegenwoordigen hun 20
gemeente en niet hun politieke partij. Zij bewaken de relatie tussen de stadsregio en hun gemeente; zij zorgen ervoor dat de regionale agenda onder de aandacht van de gemeenteraad wordt gebracht Na de vierjaarlijkse verkiezingen treedt een algemeen bestuur in nieuwe samenstelling aan. Vervolgens wordt een nieuw dagelijks bestuur aangewezen. Bij de totstandkoming van dit college heeft de voorzitter een bijzondere rol: hij kan optreden als ‘informateur’ die het algemeen bestuur een aanbeveling kan doen wat betreft de bemensing van het dagelijks bestuur. Er is niet voor gekozen deze rol te formaliseren: in de gemeenschappelijke regeling is geen bepaling dienaangaande opgenomen. Paragraaf 4.1: algemeen bestuur In deze paragraaf zijn opgenomen zowel de gebruikelijke als de wettelijk voorgeschreven bepalingen over samenstelling, taken en bevoegdheden en werkwijze van een algemeen bestuur. Er is voor gekozen om zoveel mogelijk bevoegdheden bij het algemeen bestuur te laten en deze niet reeds bij regeling toe te kennen aan het dagelijks bestuur. De regeling kent overigens wel een delegatieartikel, zodat bepaalde bevoegdheden door het algemeen bestuur alsnog aan het dagelijks bestuur kunnen worden gedelegeerd. Bij de bepaling van het aantal zetels en stemmen is bij de verdeling daarvan rekening gehouden met de zwaarte van de regeling. Bij de totstandkoming in 1994 van de stadsregio Rotterdam is overeengekomen de volgende uitgangspunten te hanteren: elke deelnemende gemeente heeft tenminste één stem; bij de verhoudingen in aantallen zetels wordt rekening gehouden met de gemeentegrootte gemeten in aantallen inwoners; voor een meerderheid waren tenminste de stemmen van Rotterdam en drie andere gemeenten nodig. Op basis van de inwonertallen van 1 januari 2009 is de stemverdeling in deze regeling tot stand gekomen. Voor elke 20.000 inwoners of een gedeelte daarvan heeft elke deelnemer – met uitzondering van Rotterdam – stemmen toebedeeld gekregen. Daar het gaat om de verhouding in inwonertallen van de deelnemers ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de stadsregio, kan het voorkomen dat door groei van (een) bepaalde gemeente(n) in de toekomst een herijking van de stemverhoudingen noodzakelijk is. De in artikel 24 aangegeven verdeling en daarmee de gemeenschappelijke regeling zal alsdan dienen te worden aangepast. Artikel 24 Bovengenoemde uitgangspunten leiden tot een verdeling zoals in het vierde lid is aangegeven. De gemeente Rotterdam beschikt thans over 38 stemmen. Voor alle andere gemeenten geldt, dat elke gemeente een aantal stemmen heeft, gebaseerd op het inwonertal per 1 januari 2009. Hierbij is uitgegaan dat elke gemeente tenminste een stem heeft en boven de 20.000 inwoners voor ieder volgende 20.000 of een gedeelte daarvan een extra stem. Volledigheidshalve wordt gemeld dat de voorzitter het algemeen bestuur weliswaar voorzit maar daarin geen stemrecht heeft. In artikel 24 bestaat het algemeen bestuur uit twee leden per gemeente. Bij twee leden is ook het aantal stemmen per gemeente verdubbeld, ten opzichte van de voorgaande gemeenschappelijke regeling, omdat anders met halve stemmen gewerkt dient te worden. In dit artikel is tevens ingevoerd dat er per gemeente twee plaatsvervangers worden aangewezen, die vrij inzetbaar zijn. Dit houdt in dat ze niet gekoppeld zijn aan een specifiek lid. Dat neemt niet weg dat ze nooit beide leden van hun gemeente tegelijkertijd kunnen vervangen.
21
Hoewel er een voorkeur is om de leden van het algemeen bestuur te selecteren uit de colleges van burgemeester en wethouders, is benoeming van raadsleden niet uitgesloten. Artikel 25 Dit artikel regelt dat de leden van het algemeen bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering (na de periodieke gemeenteraadsverkiezingen) van de gemeenteraden in nieuwe samenstelling. Ook regelt het wanneer van rechtswege een eind komt aan het lidmaatschap van het algemeen bestuur: het eindigt zodra men ophoudt lid van de gemeenteraad, burgemeester of wethouder van een deelnemende gemeente te zijn. Het eindigt ook ingeval men ontslag neemt. Artikel 29 In het eerste jaar van de bestuursperiode stelt het algemeen bestuur een strategische agenda op, die leidend is voor de inzet in die bestuursperiode. Mochten omstandigheden er aanleiding toe geven dat een dergelijke agenda wordt aangepast, dan kan het algemeen bestuur daarin voorzien in overleg met de gemeenteraden. Jaarlijks wordt aan de begroting een werkplan gekoppeld. De politieke controle op regionale opgaven ligt bij de gemeenteraden van de deelnemers. Dit artikel regelt dat zij worden geconsulteerd over de strategische agenda en het werkplan van de stadsregio. De verantwoording aan de raden van de deelnemers over begroting en jaarrekening zijn te vinden in hoofdstuk 10 van deze regeling. Artikel 32 In dit artikel wordt onder meer geregeld dat, wanneer het algemeen bestuur als collectief verantwoording aflegt, hij dit doet op door hem bij reglement van orde bepaalde wijze. Wanneer individuele leden van het algemeen bestuur binnen hun eigen gemeenteraad verantwoording afleggen, gebeurt dat uiteraard op de in die gemeente bepaalde wijze. Een en ander is in overeenstemming met artikel 17 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Paragraaf 4.2: dagelijks bestuur Ook in deze paragraaf is uiteraard aangesloten bij de wettelijke voorschriften. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en uit vijf andere leden. Dat aantal maakt het mogelijk te komen tot een evenwichtige spreiding over de regio. Naast een Rotterdams lid zijn dan vier dagelijks bestuursleden uit de verschillende ‘subregio’s’ afkomstig. Per bestuursperiode wordt door het algemeen bestuur bepaald of de omstandigheden aanleiding geven tot het benoemen van een zesde dagelijks bestuurlid. Indien de aard van de opgave cq de portefeuille daar aanleiding toe geeft is het mogelijk dat dit lid wordt aangewezen van buiten de kring van het algemeen bestuur (bijvoorbeeld voor jeugdzorg). In dat geval heeft de portefeuillehouder van buiten in het algemeen bestuur geen stemrecht. Artikel 33 Uitgezonderd de voorzitter, treden de leden van het dagelijks bestuur af in de eerste vergadering van de zittingsperiode van het algemeen bestuur. De vraag wie in de overgangsperiode (tussen het aanwijzen van de leden van het algemeen bestuur en de vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling) nog lid is van het dagelijks bestuur, is eenduidig te beantwoorden. Bepalend is of men nog steeds over een benoemingsvereiste beschikt zoals genoemd in artikel 26 van de gemeenschappelijke regeling. Artikel 36 In de regeling is deze bepaling opgenomen die voorziet in de mogelijkheid om aan leden van het dagelijks bestuur een vergoeding en een tegemoetkoming in de kosten te verschaffen. 22
Paragraaf 4.3: voorzitter Naast de wettelijk verplichte bepalingen, is in dit hoofdstuk opgenomen dat de burgemeester van de gemeente Rotterdam voorzitter van de stadsregio Rotterdam is. Het dagelijks bestuur dient uit zijn midden één of meer vice-voorzitters aan te wijzen. De vice-voorzitter(s) maakt (maken) geen deel uit van het gemeentebestuur van Rotterdam.
Hoofdstuk 5: Portefeuillehoudersoverleggen en bezwaarschriftencommissie
Artikel 38 Om informatie-uitwisseling en draagvlak zo groot mogelijk te maken is gekozen voor portefeuillehoudersoverleggen, waarin de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten onder voorzitterschap van de portefeuillehouder van de stadsregio adviserend kunnen optreden naar dagelijks bestuur. In ieder geval adviseren zij aan het algemeen bestuur. Een reglement voor deze portefeuillehoudersoverleggen is niet vereist. Hierdoor is er een ruime mate van flexibiliteit om de organisatie in te richten op basis van de aan de orde zijnde problematiek en zich voordoende omstandigheden. Artikel 39 Het is bestendig gebruik binnen de stadsregio, dat bij de portefeuille economie gekozen wordt voor een rol van het Regionaal Economisch Overleg, een commissie van de Provincie Zuid-Holland. Dit wordt door alle partijen als nuttig en prettig ervaren. Nu deze commissie vrijwel overeenkomt met een voor dit onderwerp in te stellen portefeuillehoudersoverleg is ervoor gekozen de provinciale commissie en het portefeuillehoudersoverleg te integreren. Omdat het REO qua samenstelling net niet helemaal overeenkomt met een portefeuillehoudersoverleg is dit artikel in het leven geroepen
Hoofdstuk 6: Secretaris Artikel 41 De secretaris staat het dagelijks bestuur, het algemeen bestuur en de voorzitter bij. Het ambtelijk apparaat van de stadsregio staat onder leiding van de secretaris.
Hoofdstuk 7: Ambtelijk apparaat
Artikel 42 Het personeel is in dienst van de stadsregio en heeft dezelfde rechtspositie als de ambtenaren van de gemeente Rotterdam. Om deze rechtspositie te waarborgen is het eerste lid opgenomen. Het dagelijks bestuur bepaalt de omvang van het apparaat en de organisatie, uiteraard binnen de door het algemeen bestuur gestelde begrotingskaders.
Hoofdstuk 8: Extern klachtrecht
Artikel 45 In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een ieder het recht heeft om over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen, een klacht in te dienen bij dat bestuursorgaan. Dit betreft de zogeheten interne klachtvoorziening. Daarnaast opent de wet voor de klager de mogelijkheid – als hij of zij het niet met de afhandeling van de klacht door het bestuursorgaan eens is - de ombudsman schriftelijk te verzoeken een onderzoek in 23
te stellen naar de wijze waarop het bestuursorgaan zich jegens hem of een ander heeft gedragen. Dit is de externe klachtvoorziening. Op grond van de Awb dient te worden aangegeven welke ombudsman of ombudscommissie van een van de deelnemers bevoegd is tot de behandeling van deze verzoekschriften. Gekozen is voor aansluiting bij de ombudsman van de gemeente Rotterdam omdat deze goed is ingevoerd in de regio, voor de meeste regiogemeenten werkzaam is, en naast klachtenbehandeling ook adviezen geeft voor het oplossen van klachten.
Hoofdstuk 9: Archief
Artikel 46 De opgenomen bepalingen sluiten aan bij de Archiefwet en het Archiefbesluit.
Hoofdstuk 10: Financiële bepalingen De in de regeling opgenomen bepalingen zijn overeenkomstig hetgeen wettelijk is voorgeschreven, behoudens artikel 48 lid 3-5 die betrekking hebben op de bijdrage van de deelnemende gemeenten. Binnen deze regeling valt ook het treasurystatuut, waarin conform artikel 47 lid 2 de controle en de uitvoering van het geldelijk beheer zijn opgenomen.
Hoofdstuk 11: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
De regeling bevat geen mogelijkheden om zelfstandig tot uitbreiding van taken en bevoegdheden over te gaan. De regeling kent in dit opzicht een gesloten huishouding. Artikelen 51, 52 en 54 Van belang is erop te wijzen dat voor toetreding, uittreding en opheffing alle gemeenten hun medewerking moeten verlenen.
Hoofdstuk 12: Overgangs- en slotbepalingen
De hier opgenomen bepalingen regelen de inwerkingtreding van de regeling en de aanhaling van de regeling.
24
Transponeringstabel Overzicht hoofdstukken, paragrafen en artikelnummers wijziging gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam maart 2007.
Nummer oud
Nummer nieuw
omschrijving
-
preambule
-
1
Hoofdstuk
1
Algemene begripsbepalingen
1
artikel
1
begripsbepalingen
2
artikel
2
algemene bepalingen
3
artikel
3
bestuursorganen
2
Hoofdstuk
2
Taken, belangen en bevoegdheden
4
artikel
4
taken en belangen
5
artikel
5
door gemeenten overgedragen taken
6
artikel
6
door provincie overgedragen taken
7
artikel
7
dienstverlenende taken
8
artikel
8
overige bevoegdheden
3
Hoofdstuk
3
Specifieke bevoegdheden
3.1
paragraaf
3.1
Ruimtelijke ordening en grondbeleid
9
artikel
9
uitvoeringscontracten
10
artikel
10
locaties van regionaal belang
11
artikel
11
voorschriften deelnemers
12
artikel
12
stadsregionale verwerving en uitgave gronden
13
artikel
13
bijdragen voor locaties van regionaal belang
3.2
paragraaf
3.2
Wonen en stedelijke vernieuwing
14
artikel
14
wonen en stedelijke vernieuwing
21
artikelartikel
15
Meerjarig programma sociaal beleid
paragraaf
3.3
Verkeer en Vervoer
15
3
artikel
16
hoofdlijnen beleid
16
artikel
17
taken Milieu
3.4
paragraaf
3.4
17
artikel
vervallen
18
artikel
18
milieuprogramma
paragraaf
3.5
Groen
artikel
19
groenstructuurplan
paragraaf
3.6
Jeugdzorg taken en bevoegdheden
3.5 19 3.6
artikel
20
3.7
20
paragraaf
vervallen
3.8
paragraaf
3.7
22
economie
artikel
21
ontwikkelingsstrategie
paragraaf
3.8
Bindende elementen
23
artikel
22
opname bindende elementen
24
artikel
23
bijzondere besluitvormingsprocedure
3.9
4 4.1
Hoofdstuk
4
Bestuursorganen
paragraaf
4.1
Algemeen bestuur
25
artikel
24
samenstelling
26
artikel
25
aanwijzing leden
27
artikel
26
onverenigbaarheden
28
artikel
27
bevoegdheden
29
artikel
28
werkwijze
29
Strategische agenda en werkplan
30
artikel
30
vergaderingen
31
artikel
31
reglement van orde
nieuw
32
artikel
32
Geven van inlichtingen
paragraaf
4.2
Dagelijks bestuur
33
artikel
33
samenstelling
34
artikel
34
taken en bevoegdheden
35
artikel
35
vergaderingen
36
artikel
36
vergoeding
paragraaf
4.3
Voorzitter
artikel
37
taken en bevoegdheden
Hoofdstuk
vervallen
38
artikel
vervallen
39
artikel
vervallen
4.2
4.3 37 5
40
artikel
vervallen
Hoofdstuk
5
Portefeuillehoudersoverleg en bezwaarschriftencommissie
nieuw
artikel
38
Portefeuillehoudersoverleg
nieuw
artikel
39
REO
nieuw
artikel
40
ABC
Hoofdstuk
6
Secretaris
artikel
41
taken en bevoegdheden
Hoofdstuk
7
Ambtelijke apparaat
42
artikel
42
organisatie en rechtspositie
43
artikel
43
formatie
44
artikel
44
ambtelijke voorbereiding
Hoofdstuk
8
Extern klachtrecht
artikel
45
aanwijzing ombudsman
Hoofdstuk
9
Archief
artikel
46
zorg en beheer
nieuw
6 41 7
8 45 9 46
2
10 10.1
Hoofdstuk
10
Financiële bepalingen
paragraaf
10.1
Financiële administratie
artikel
47
financiële verordeningen
paragraaf
10.2
Begroting
48
artikel
48
Werkwijze en procedure
49
artikel
49
Nalatigheid deelnemer
paragraaf
10.3
Rekening
50
artikel
50
Werkwijze en procedure
11
Hoofdstuk
11
Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
51
artikel
51
toetreding
52
artikel
52
uittreding
53
artikel
53
wijziging
54
artikel
54
opheffing
55
artikel
55
toezending
12
Hoofdstuk
12
Overgangs- en slotbepalingen
47 10.2
10.3
56
artikel
56
inwerkingtreding
57
artikel
57
aanhaling
3
Commissie BOC&M vergadering 10 december 2009 agendapunt 6 15 juni 2009 Onderwerp: 8-maands bestuursrapportage 2009. Bijlage: 1. Concept 8-maands bestuursrapportage 2009. Toelichting: In de 8-maandsrapportage zijn de volgende begrotingswijzigingen opgenomen: Activiteit Bestuur Bij de activiteit bestuur leidt de evaluatie van de WGR-plus tot extra kosten. Verzocht wordt om het budget met € 71.000 te verhogen. Activiteit Uitvoeringsprojecten verkeer en vervoer en BOR De cijfers van de begroting waren gebaseerd op het Regionaal Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RIVV) 2008 - 2012. In de gewijzigde begroting van de 4-maandsrapportage is het RIVV 2009 – 2013 verwerkt. Voor de 8-maandsrapportage is op basis van de realisatiecijfers tot en met augustus een nieuwe prognose opgesteld. De uitgaven dalen met € 92 mln aangezien er in de afgelopen periode minder is verplicht dan in het RIVV was gepland. Activiteit Exploitatie Openbaar Vervoer In 2008 heeft de stadsregio twee pilot-projecten voor hybride bussen ingediend om in aanmerking te komen voor subsidie van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Voor beide projecten is door het ministerie geld beschikbaar gesteld (€ 2,8 mln). Daarnaast wordt er vanuit de luchtkwaliteitgelden € 240.898 aan de projecten bijgedragen. Activiteit fonds groen Als gevolg van nieuwe vertraging bij het bestemmingsplan Schieveen wordt verwacht dat de bijdrage in 2009 voor dit project nog niet beschikbaar hoeft te worden gesteld. Ook de tweede fase van het project Hoekspark loopt vertraging op, ook als gevolg van vertraging in de bestemmingsplanprocedure. Derhalve is de verwachting dat ook die bijdrage doorschuift. Door de actualisering van de projectfaseringen wordt in 2009 € 2.880.000 onttrokken vanuit het fonds groen. Tegenover de onttrekking staat een storting van € 6.795.000 in verband met de geprognosticeerde omslagbijdrage en de rente. Activiteit Beleidsontwikkeling groen Dit jaar is tot op heden veelvuldig een beroep gedaan op dit budget. Dat leidt ertoe dat, uitgaande van een aantal verzoeken voor bijdragen in processen voor planvorming, een tekort dreigt. Geraamd wordt dat dit jaar nog voor een 5-tal projecten een bijdrage zal worden gevraagd, waarvan twee deel uitmaken van het jaarcontract met dS+V (Oranjebuitenpolder en Deltapoort). Optioneel is onze bijdrage inrichtingsplan Oranjebuitenpolder (kan eventueel naar 2010) en over onze bijdrage aan proceskosten Hof van Delfland moet nog een bestuurlijk besluit worden genomen. Extra kosten ontstaan door extra inhuur ten behoeve van begeleiding lopende projecten, waarvoor intern als gevolg van het grote aantal lopende activiteiten geen personele ruimte meer is. In totaal wordt verzocht het budget voor 2009 met € 250.000 te verruimen. Activiteit Omslagfonds De totale inkomsten uit omslagheffing in 2009 worden geraamd op € 14 mln. Dit is ruim € 2 mln onder de begroting. In de geactualiseerde meerjarenraming 2009 is een risico reserve berekend van € 1 mln. 8-maandsbestuursrapportage / 59050 / BV / EV / 10 december 2009
Pagina 1
Dit betekent dat de voorlopig vastgestelde extra bestedingsruimte voor de sectoren Groen en Verkeer & Vervoer van € 44 mln voor de periode 2006-2010 niet meer gegarandeerd kan worden. Uitgaande van inkomsten van € 14 mln ontvangt de sector Verkeer en Vervoer in 2009 € 7.280.000 en de sector Groen € 6.720.000. Deze wijziging is verwerkt bij de activiteiten omslagfonds, fonds groen en uitvoeringsprojecten verkeer en vervoer. Activiteit FVSV Op 1 juli 2009 heeft de regioraad ondermeer besloten het maximaal beschikbare budget voor functieverandering te verlagen tot € 41.362.500, waardoor er na 1 juli 2009 geen nieuwe subsidies verleend kunnen worden. De begroting 2009 wordt hierdoor verlaagd met € 3.637.500. Het vrijgekomen bedrag is vervolgens toegevoegd aan het budget voor de bouw van sociale huurwoningen. Aangenomen wordt dat niet zal leiden tot grotere uitgaven dan begroot in 2009. Activiteit Milieu Ultimo 2008 waren de FES-middelen voor luchtkwaliteit van de eerste en tweede tranche nog niet volledig uitgeput. In 2009 vinden veel activiteiten plaats die uit deze middelen worden gedekt. In de begrotingswijziging worden de beschikbare middelen ingezet als dekking voor de uitgevoerde activiteiten in het boekjaar 2009. Bij de resultaatbestemming van de jaarrekening 2008 is vastgesteld dat een bedrag van € 328.000 in de reserve Milieu wordt gestort ter financiering van de klimaatagenda 2009. Ter dekking van de kosten 2009 wordt dit bedrag nu onttrokken. Activiteit BWS Het tekort op de activiteit BWS daalt met € 37.400. Dit wordt veroorzaakt door vrijval van € 87.400 en een neerwaartse bijstelling van de renteraming BWS met € 50.000. Activiteit Sociaal Beleid Voor het ondersteunen van het uitvoeringsprogramma en het ondersteunen van regionale afstemming en kennisdeling voor Nieuwe Waterweg Noord is door de provincie ZuidHolland een subsidie van € 67.275 beschikbaar gesteld. Daarnaast is een deel van de RASsubsidie 2009 (€ 25.000) beschikbaar voor de coördinatie van het sociaal beleid. Naar verwachting worden er in november 2009 voor ca. € 900.000 subsidies verleend. De subsidieverleningen worden gedekt uit de bestemmingsreserve sociaal beleid. In de begrotingswijziging wordt derhalve een onttrekking van € 900.000 opgenomen. Activiteit Jeugdzorg Van de provincie zijn nieuwe RAS-middelen ontvangen. Voorgesteld is om een deel van de RAS-bijdrage aan te wenden voor de continuering van de preventieve CJG-zorg. Dit betekent dat de regiogemeenten vanuit de RAS-subsidie langer financieel worden ondersteund bij de preventieve CJG-zorg. Daarna geldt onverlet dat de gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor het continueren van deze zorg. In het voorstel is rekening gehouden met een nog vrij besteedbaar bedrag in 2011 en 2012. Dit biedt flexibiliteit, waardoor volgend jaar kan worden bezien welke gemeenschappelijke behoeftes er zijn ten aanzien van de regionale CJG-ontwikkelingen (waarbij opgemerkt, dat bij de besteding rekening gehouden moet worden met de richtlijnen van de provincie Zuid-Holland). De aanhoudende groei van het aantal pupillen in de jeugdzorg legt een grote druk op de financiën van de bureaus jeugdzorg en de landelijk werkende instellingen. Er was in 2008 opnieuw niet voldoende budget beschikbaar op de begroting van het Ministerie van Justitie om de hardheidsclaims geheel te honoreren. Er resteert een verschil tussen baten en lasten BJZ en justitiële taken van € 1,17 mln. Dit bedrag is feitelijk ten koste gegaan van middelen zorgaanbod in 2008. Na verscheidene bezwaren door stadsregio’s en provincies heeft de Minister van Justitie besloten additionele middelen vrij te maken om een aanvulling te geven op het reeds toegekende bedrag voor de hardheidsclausule jeugdzorg. De aanvullende vergoeding voor de stadsregio bedraagt € 572.030. IPO-deal Voor de financiering van de regionale jeugdzorgambities is de stadsregio afhankelijk van het rijk. 8-maandsbestuursrapportage / 59050 / BV / EV / 10 december 2009
Pagina 2
Het rijk heeft in september 2008 een deal gesloten met de provincies verenigd in het IPO voor extra investeringen in de jeugdzorg. De drie stadsregio’s Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden konden in eerste instantie niet met deze deal instemmen, omdat van de regio’s een hoge eigen bijdrage werd verwacht. De stadsregio’s beschikken in tegenstelling tot de provincies niet over autonome middelen en zijn een afzonderlijk onderhandelingstraject gestart met de Minister Jeugd en Gezin. De Minister heeft de bijzondere positie van de stadsregio’s onderschreven en dit heeft eind december geresulteerd in een afzonderlijke overeenstemming tussen de Minister en de drie stadsregio’s over het jeugdzorgbudget 2008/2009. Daar waar van de drie stadsregio’s in het eerste voorstel van het ministerie Jeugd en Gezin ten behoeve van de extra rijksinvesteringen een eigen bijdrage werd verwacht van € 16 mln (SR deel 6,2 miljoen), is als onderhandelingsresultaat bereikt dat de minister in 2009 nog eens € 10 mln extra bijdraagt aan de 3 stadsregio’s (waarvan 2 miljoen voorwaardelijk; over terugbetaling wordt in 2010 opnieuw door de 3 stadsregio’s en het ministerie onderhandeld). Van de € 6 mln die de 3 stadsregio’s moeten opbrengen uit eigen autonome middelen moet de stadsregio Rotterdam € 2.273.795 genereren. De inzet van € 2,27 mln eigen middelen genereert € 13,72 mln aan middelen van het Rijk. Een multiplier van 6. Daarnaast wordt 3% efficiencywinst gerealiseerd door de zorgaanbieders. Momenteel wordt er door het cluster Jeugdzorg onderzocht in hoeverre de benodigde eigen middelen vanuit de eigen begroting (o.a. restantbudgetten Ieder Kind Wint) kunnen worden vrijgemaakt. Eerste indicaties gaan uit van dekking uit eigen begroting van ca. € 0,8 mln. Dit betekent dat voor de resterende € 1,5 mln wordt gedekt uit de algemene reserve (€ 0,75 mln) en de BWS-reserve (€ 0,77 mln). Indien aan het eind van het jaar blijkt dat de beschikbare ruimte binnen de Ieder Kind Wint-middelen hoger uitvalt, dan zal de dekking vanuit de BWS-reserve naar beneden worden bijgesteld. Geraamde renteopbrengsten De geraamde renteopbrengsten BDU nemen met € 1,8 mln toe. De stadsregio heeft de verplichting om jaarlijks een vast percentage (de zogenaamde refi-rente) aan rente te genereren over de beschikbare, nog niet uitgegeven, BDU-middelen. Aangezien de werkelijk gerealiseerde rente bij de stadsregio fors boven de verplicht toe te schrijven refirente uitkomt, wordt voorgesteld om de rente BDU, voor zover deze hoger dan de refirente is, toe te voegen aan een algemene investeringsreserve. Vervolgens wordt integraal afgewogen welke projecten gedekt kunnen worden vanuit deze algemene investeringsreserve. Naar verwachting komt het bedrag aan rente boven de refi-rente uit op € 2,2 mln. Bij het opstellen van de jaarrekening zal hiervoor een definitieve berekening worden opgesteld en verwerkt. Bij de behandeling van de jaarrekening 2009 wordt voorgesteld om het saldo van de BWSreserve per 31-12-2009 eveneens toe te voegen aan de nieuw te vormen algemene investeringsreserve. Kostenplaatsen De formatie van de stadsregio bedraagt per 1 januari 2009 58,6 FTE’s. Momenteel is de vacatureruimte ruim 2 fte. In de voorliggende begrotingswijziging wordt voorgesteld de vacatureruimte over de eerste 8 maanden (€ 248.904) over te boeken naar het budget voor inhuur van derden. Coördinator GIS De post inhuur derden wordt in 2009 opgehoogd met € 12.800 voor de inhuur van een tijdelijke coördinator GIS. Deze coördinator zal zorgdragen voor de verankering binnen de stadsregio en ervoor zorgen dat collega’s geënthousiasmeerd worden met een GISapplicatie te gaan werken. Financiële consequenties: De financiële consequenties zijn verwerkt in het in bijlage 4.2 bij de 8-maands bestuursrapportage 2009 opgenomen ontwerpbesluit. Verdere procedure: 8-maands bestuursrapportage inclusief begrotingswijzigingen in de regioraad op 16 december 2009.
8-maandsbestuursrapportage / 59050 / BV / EV / 10 december 2009
Pagina 3
Gevraagde beslissing: 1. de regioraad voor te stellen in te stemmen met de 8-maands bestuursrapportage 2009 en deze ter kennisname voor te leggen aan de regioraad en deze raad voor te stellen om de daarin opgenomen begrotingswijziging conform vast te stellen.
8-maandsbestuursrapportage / 59050 / BV / EV / 10 december 2009
Pagina 4
8-maands bestuursrapportage 2009
Stadsregio Rotterdam Postbus 21051 3001 AB Rotterdam telefoon: 010-4172389 fax: 010-4047347 e-mail:
[email protected] website: www.stadsregio.info
Inhoudsopgave 1
Inleiding
3
2
Programma’s
5
2.1 2.1.1 2.1.2 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2.3.7 2.3.8 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.2
4
Vitaal bestuur:dynamiek en resultaat Activiteit Bestuur Activiteit Communicatie Vitale regio in een concurrerende stad Activiteit Activiteit Activiteit Activiteit
Uitvoeringsprojecten Verkeer en Vervoer Bereikbaarheidsoffensief regio Rotterdam Economie Ruimtelijk beleid
Vitale gemeenten in een leefbare regio Activiteit Activiteit Activiteit Activiteit Activiteit Activiteit Activiteit Activiteit
Exploitatie openbaar vervoer Planontwikkeling Verkeer en Vervoer Beheerkosten Groenakkoord Beleidsontwikkeling regionaal groen Fonds Groen Omslagfonds Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing 2005-2010 Milieu
Vitale bevolking: activeren en zorgen Activiteit Activiteit Activiteit Activiteit
Wonen Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) Sociaal Beleid Jeugdzorg
Paragrafen Paragraaf bedrijfsvoering Financiën en control Personeel en organisatie Huisvesting Informatie- en communicatietechnologie Paragraaf Financiering
Bijlagen
5 5 7 8 8 10 11 13 16 17 21 25 26 28 30 32 34 38 38 40 42 44
50 50 50 52 53 53 54
56
4.1
Staat van reserves en voorzieningen
56
4.2
Ontwerpbesluit
57
4.3
Detailbegroting
58
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
2
1
Inleiding
De 8-maands bestuursrapportage van de stadsregio Rotterdam geeft inzicht in de voortgang van de activiteiten op basis van de eerste acht maanden. In hoofdstuk 2 wordt per activiteit toegelicht wat er tot nu toe gedaan is en wat de verwachtingen zijn voor 2009. Per activiteit is tevens aangegeven wat er besteed is en wat de geprognosticeerde baten en lasten zijn. Hoofdstuk 3 betreft de paragrafen bedrijfsvoering en financiering waarin ingegaan wordt op financiën en control, personeel en organisatie, huisvesting, communicatie en informatievoorziening. Tenslotte zijn als bijlagen de staat van reserves en voorzieningen, de detailbegroting inclusief de voorgestelde begrotingswijzigingen en het daarbij behorende ontwerpbesluit opgenomen. Begrotingssaldo 2009 op basis van de prognose Saldo primitieve begroting 2009: Saldo begrotingswijziging 4-maandsrapportage: Saldo begroting na 4-maandsrapportage Saldo begrotingswijziging 8-maandsrapportage Saldo begroting na 8-maandsrapportage
-/-/-/-/-
3.199.852 3.713.707 513.855 209.900 723.755
Primitieve begroting De primaire begroting 2009 sluit met een voordelig saldo van bijna € 3,2 miljoen. Dit betreft grotendeels het oorspronkelijk begrote positieve resultaat op de activiteit Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS). Zoals gebruikelijk zou dit saldo bij realisatie worden toegevoegd aan de bestemmingsreserve BWS. 4-maandsrapportage Omdat de rijksbijdragen BWS dit jaar in één bedrag worden afgekocht, zijn de financiële gevolgen daarvan reeds verwerkt in de jaarrekening 2008 door een bijstelling van de in de balans opgenomen subsidierechten ter zake en verwerkt in het positieve resultaat 2008 van deze activiteit ad. € 2,7 miljoen. Als gevolg van deze verwerking in de jaarrekening 2008 wordt voor 2009 nu een tekort op voornoemde activiteit geprognosticeerd van € 513.855. Besloten is dit tekort te dekken vanuit de bestemmingsreserve BWS. 8-maandsrapportage Het tekort op de activiteit BWS daalt met € 37.400. Dit wordt veroorzaakt door vrijval van € 87.400 en een neerwaartse bijstelling van de renteraming BWS met € 50.000. Het renteresultaat SR Algemeen neemt daarentegen toe met € 86.500, hetgeen een positief effect heeft op het begrotingssaldo. Bij de activiteit beleidsontwikkeling regionaal groen is tot op heden veelvuldig een beroep gedaan op het budget. Dat leidt ertoe dat, uitgaande van een aantal verzoeken voor bijdragen in processen voor planvorming, een tekort dreigt. Geraamd wordt dat dit jaar nog voor een 5-tal projecten een bijdrage zal worden gevraagd, waarvan twee deel uitmaken van het jaarcontract met dS+V (Oranjebuitenpolder en Deltapoort). Optioneel is onze bijdrage inrichtingsplan Oranjebuitenpolder (kan eventueel naar 2010) en over onze bijdrage aan proceskosten Hof van Delfland moet nog een bestuurlijk besluit worden genomen. Extra kosten ontstaan door extra inhuur ten behoeve van begeleiding lopende projecten, waarvoor intern als gevolg van het grote aantal lopende activiteiten geen personele ruimte meer is. In totaal wordt verzocht het budget voor 2009 met € 250.000 te verruimen. Bij de activiteit bestuur leidt de evaluatie van de WGR-plus tot extra kosten. Verzocht wordt om het budget met € 71.000 te verhogen. De post inhuur derden wordt in 2009 opgehoogd met € 12.800 voor de inhuur van een tijdelijke coördinator GIS. Deze coördinator zal zorgdragen voor de verankering binnen de stadsregio en ervoor zorgen dat collega’s geënthousiasmeerd worden met een GIS-applicatie te gaan werken. Per saldo is het effect van de 8-maandsrapportage € 209.900. De bijstelling van de activiteit BWS (€ 37.400) wordt gestort in de bestemmingsreserve BWS. Het tekort naar aanleiding van de overige begrotingswijzigingen (€ 247.300) wordt gedekt vanuit de algemene reserve. Deze onttrekking is al als zodanig opgenomen in de cijfers van de voorliggende bestuursrapportage.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
3
totaal
Vitaal Vitale Vitale Vitale
Begroting 2009 -II bestuur: dynamiek en resultaat regio: in een concurrerende randstad gemeenten: in een leefbare regio bevolking:activeren en zorgen
Realisatie t/m augustus
Prognose ultimo jaar
Afwijking t.o.v. begroting
617.260 236.113.596 306.450.844 130.762.546
340.335 64.350.861 157.798.132 95.644.278
701.060 143.328.150 304.821.722 134.231.348
83.800 92.785.4461.629.1223.468.802
totaal uitgaven
673.944.246
318.133.606
583.082.280
90.861.966-
Rijksbijdragen Provinciale bijdrage Bijdrage regiogemeenten Aanvullende bijdrage gemeente Rotterdam Bijdrage omslagfonds BOR-middelen Onttrekking reserves en voorzieningen Rente Overige baten
468.322.456 83.348 5.874.143 1.179.734 31.115.971 160.634.289 5.878.633 855.670
340.968.988 1.083.534 12.404.575 8.226.639 7.037.434 1.354.898
470.328.437 2.292.691 5.874.143 1.179.734 27.986.017 66.026.055 7.488.633 1.906.568
2.005.981 2.209.343 3.129.95494.608.2341.610.000 1.050.898
totaal inkomsten
673.944.246
371.076.069
583.082.280
90.861.966-
0
52.942.463
0
0-
Saldo
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
4
2
Programma’s
2.1 Vitaal bestuur:dynamiek en resultaat Portefeuillehouder:
T.P.J. Bruinsma
vitaal bestuur: dynamiek en resultaat in euro's
Begroting 2009 -II
Bestuur Communicatie Onvoorzien, algemene baten en lasten
150.000 441.000 26.260
117.317 223.018 -
221.000 441.000 39.060
71.000 12.800
totaal uitgaven
617.260
340.335
701.060
83.800
Bijdrage regiogemeenten Doorberekend via kostenverdeelstaat Bijdrage regiogemeenten aan onvoorzien
126.085 464.915 26.260
304.000 -
197.085 464.915 39.060
71.000 12.800
totaal inkomsten
617.260
304.000
701.060
83.800
Saldo
0
Realisatie t/m augustus
-36.335
Prognose ultimo jaar
Afwijking t.o.v. begroting
0
0
2.1.1 Activiteit Bestuur Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
Behartigen van regionale belangen in bovenregionale samenwerkingsverbanden
De stadsregio heeft geparticipeerd in diverse bovenregionale overleggen zoals het SKVV en Zuidvleugeloverleg. Daarnaast werd op bestuurlijk niveau gesproken met Ministeries, provincie ZuidHolland, stadsregio Haaglanden, Drechtsteden en Midden-Holland. Het dagelijks bestuur het een werkbezoek gebracht aan de EU-instellingen in Brussel en aan de Drechtsteden. In het kader van Dialoog 2009 is samen met de ambtelijke en bestuurlijke werkgroep een conceptvisie op regionale samenwerking na 2010 ontwikkeld. In maart en september zijn er twee goede bezochte regionale bijeenkomsten gehouden voor raadsleden en bestuurders. De uitkomsten worden gebruikt bij de uitwerking van de bestuurlijke visie. Er heeft een regioatelier over Huisvestingsverordening plaatsgevonden voor gemeenteraadsleden. Voor de woningcorporaties is een expermeeting georganiseerd over de nieuwe huisvestingsverordening en de Verstedelijkingsafspraken 2010-2020. Over de Verstedelijkingsafspraken is ook gesproken met vertegenwoordigers van koepelorganisaties voor de bouwwereld. Zie onder communicatie.
Betrekken van gemeenteraden, colleges en maatschappelijke partijen bij de voorbereiding en uitvoering van regionaal beleid
Actief uitdragen van regionaal beleid naar de bevolking Zorgvuldige afhandeling beroep- en bezwaarschriften
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
In de eerste 8 maanden van 2009 zijn er 142 nieuwe bezwaarschriften binnengekomen en zijn er drie bezwaarprocedures afgesloten(een met betrekking tot inbesteding RET, een met betrekking tot subsidie jeugdzorg en een 5
nadeelcompensatiezaak). De jeugdzorgzaak betrof een niet ontvankelijk verklaring. In de andere twee gevallen werden de bezwaren ongegrond verklaard. Tegen de beslissing op bezwaar met betrekking tot de inbesteding RET is de bezwaarde in beroep gegaan. Deze procedure loopt nog. Van de 142 nieuw ingediende bezwaarschriften ging het er bij 140 over de aanleg van een waterbushalte en een de exploitatiebijdrage van een concessie en een over subsidie woningbouw. Deze 142 bezwaarzaken zijn nog in behandeling bij de bezwaarschriftencommissie. Daarnaast is er een beroep bij de rechtbank ingediend door de gemeente Spijkenisse in verband met de vaststelling van een subsidie voor bodemsanering en door de gemeente Brielle in verband met een subsidie op basis van de Verordening Verstedelijkingsafspraken en Stedelijke vernieuwing 2005-2010. Dit laatste bezwaarschrift is na goed overleg weer ingetrokken.
Wat mag het kosten? Activiteit: Bestuur in euro's
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
Lasten Directe lasten bestuur
150.000
117.317
221.000
71.000
Totaal uitgaven
150.000
117.317
221.000
71.000
126.085
0
197.085
71.000
23.915
0
23.915
0
150.000
0
221.000
71.000
0
-117.317
0
0
Baten Bijdrage regiogemeenten Bijdrage t.l.v. diverse beleidsterreinen Totaal inkomsten Saldo
Toelichting cijfers en voorgestelde begrotingswijziging Bij de activiteit bestuur leidt de evaluatie van de WGR-plus (o.a. Dialoog 2009 en kosten commissie Nijpels) tot extra kosten. Verzocht wordt om het budget met € 71.000 te verhogen.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
6
2.1.2 Activiteit Communicatie Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
Actief informeren doelgroepen over besluiten van het regionaal bestuur en bereikte resultaten
Er zijn 20 regiojournaals uitgekomen waarvan 7 RR2020 specials en 1 special Bedrijveninfo Rotterdam (BIR). Verder zijn er vier spotjes uitgezonden over de beleidsvelden op TV-Rijnmond en is een nieuw spotje opgenomen. Het relatiemagazine Perspectief is twee keer verschenen: één keer als reguliere uitgave en één keer als jaarverslag. Daarnaast zijn er publicaties in het kader van de AWB in huis-aan-huisbladen in de regio verschenen en op de website vermeld. De website is verder verbeterd en door enkele aanpassingen overzichtelijker gemaakt. Voor het beleidsveld Groen is de site Kreken Kweken ontwikkeld. Voor het project Schone Voertuigen is een folder gemaakt met tankstations voor alternatieve brandstoffen in de regio. Het concept arbeidsmarktcommunicatie voor de website is vernieuwd en andere digitale media. Daarnaast is het ontwerp voor een nieuw Intranet klaar en zal begin 2010 ingevoerd worden. Tot nu toe zijn er 21 persberichten naar landelijke, regionale en lokale media. Daarnaast zijn er vrijwel dagelijks telefonisch contacten met media. De digitale nieuwsbrief Bestuursberichten is vijf maal verzonden. Er is één regioatelier voor raadsleden georganiseerd (huisvestingsverordening), twee bijeenkomsten voor raadsleden en bestuurders in het kader van Dialoog 2009 en diverse bijeenkomsten voor ambtelijke medewerkers van de gemeenten. Op de website is meer aandacht besteed aan Extranet gemeenten, met name voor het onderdeel Dialoog 2009. Voor de voorzitter van de stadsregio zijn intussen drie kennismakingsbezoeken aan clusters van regiogemeenten georganiseerd.
Het bevorderen van publiciteit over het stadsregionale beleid, projecten en resultaten
Versterken van de relatie met de gemeenten
Wat mag het kosten? Activiteit: Communicatie
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
Directe lasten
441.000
223.018
441.000
0
Totaal uitgaven
441.000
223.018
441.000
0
Doorberekend via kostenverdeelstaat
441.000
304.000
441.000
0
Totaal inkomsten
441.000
304.000
441.000
0
0
80.982
0
0
Lasten
Baten
Saldo
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
7
2.2 Vitale regio in een concurrerende stad Portefeuillehouder:
J.N. Baljeu: verkeer en vervoer G.J. ’t Hart: economie J.W.J. Wolf: ruimtelijk beleid
vitale regio: in een concurrerende randstad in euro's
Begroting 2009 -II
Realisatie t/m augustus
Prognose ultimo jaar
Afwijking t.o.v. begroting
Verkeer en Vervoer Uitvoeringsprojecten Bereikbaarheids Offensief Rotterdam (BOR fonds) Ruimtelijk beleid: RR2020 Economie
158.656.731 73.669.487 2.752.192 1.035.186
51.103.643 11.528.514 1.133.935 584.769
108.602.684 30.938.088 2.752.192 1.035.186
50.054.04742.731.399-
totaal uitgaven
236.113.596
64.350.861
143.328.150
92.785.446-
86.710.960 7.800.000 71.869.487 62.145.771 2.000.000 1.800.000 100.000 3.687.378
51.272.537 810.000 10.207.885 3.177.839 1.932.062 -
86.775.125 7.280.000 810.000 29.106.588 10.767.559 2.970.000 1.831.500 100.000 3.687.378
64.165 520.000810.000 42.762.89951.378.212970.000 31.500 -
236.113.596
67.400.323
143.328.150
92.785.446-
0
3.049.462
0
0
Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer (min VenW BOR middelen aan BDU infra projecten Bijdrage uit Omslagfonds aan infra projecten Bijdrage gem. Rotterdam Verkeersonderneming Onttrekking aan voorziening BOR Onttrekking aan voorziening BDU Rente op BDU infra Rente op BOR gelden Bijdrage FVSV Bijdrage regiogemeenten totaal inkomsten Saldo
2.2.1 Activiteit Uitvoeringsprojecten Verkeer en Vervoer Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
Verstrekken subsidies t.l.v. BDU
In de eerste 8 maanden zijn ten laste van de BDU voor kleine projecten (< € 10 mln) 62 verplichtingen aangegaan voor een totaalbedrag van € 26.389.442. Het gaat daarbij om projecten in alle subsidiecategorieën, zoals fiets, P+R, verkeersveiligheid, OV en weg. Verder zijn er nog 51 aanvragen in verschillende stadia van behandeling. Voor grote projecten is een bedrag van € 17.609.600 verplicht. Het betreft verplichtingen voor de projecten P&R Beverwaard, tramsporen Beverwaard en de Harmsenbrug. Daarnaast zijn in totaal 55 projecten financieel afgewikkeld met een vrijval van € 418.030, waaronder de 3 grote projecten, namelijk Kop van Zuid Tramplus, Kop van Zuid Erasmusbrug en Tramplus CS Lombardijen.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
8
Wat mag het kosten? Activiteit: Uitvoeringsprojecten
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
-50.054.047
Lasten Directe lasten
157.400.000
51.103.643
107.345.953
Decentraal budgetbeheer (dS+V)
433.000
0
433.000
0
Apparaatslasten
823.731
0
823.731
0
158.656.731
51.103.643
108.602.684
-50.054.047
86.710.960
51.272.537
86.775.125
64.165
0
0
0
0
7.800.000
0
7.280.000
-520.000
Totaal uitgaven Baten Rijksbijdragen Bijdrage BORfonds in BDU-projecten Bijdrage vanuit Vinex Omslagfonds Bijdrage gem. Rotterdam Verkeersonderneming Onttrekking aan 'voorziening' BDU Rente Totaal inkomsten
0
810.000
810.000
810.000
62.145.771
0
10.767.559
-51.378.212
2.000.000
3.177.839
2.970.000
970.000
158.656.731
55.260.376
108.602.684
-50.054.047
0
4.156.733
0
0
Saldo
Ontwikkeling ‘voorziening’/overlopend passief verplicht Omschrijving Klein Groot IDV Totaal 'voorziening/overlopend passief' BDU
stand primo 2009 64.814.891 113.522.792 2.527.900 180.865.583
toevoegingen 2009 62.665.100 71.909.600
onttrekkingen 2009 40.000.000 67.345.953
134.574.700
107.345.953
stand ultimo 2009 87.479.991 118.086.439 2.527.900 208.094.330
Toelichting cijfers en voorgestelde begrotingswijziging De cijfers van de begroting waren gebaseerd op het Regionaal Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RIVV) 2008 - 2012. In de gewijzigde begroting van de 4-maandsrapportage is het RIVV 2009 – 2013 verwerkt. Voor de 8-maandsrapportage is op basis van de realisatiecijfers tot en met augustus een nieuwe prognose opgesteld. De uitgaven dalen met € 50 mln aangezien er in de afgelopen periode minder is verplicht dan in het RIVV was gepland, wat zijn weerslag heeft op lagere directe lasten. Omdat minder wordt uitgegeven wordt aan de baten kant ook minder onttrokken aan de overlopende passiva.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
9
2.2.2 Activiteit Bereikbaarheidsoffensief regio Rotterdam Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
Verstrekken subsidies t.l.v. BOR
In de eerste 8 maanden van 2009 zijn vier nieuwe beschikkingen afgegeven ten laste van het BORfonds voor een bedrag van € 25.207.207, namelijk het project P&R Beverwaard, het project A20 Maassluis/Maasland – aanleg Kluifrotonde, QuickWins 1 - DRIS OV (Kosten stroomaanleg) en Harmsenbrug.
Wat mag het kosten? Activiteit: BOR
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
Lasten Dotatie aan voorziening Bijdrage aan derden
0
0
0
0
73.316.000
11.512.008
30.584.601
-42.731.399
Bijdrage aan BDU Uitvoeringskosten decentraal beheer Apparaatslasten Bijdrage diverse beleidsterreinen Totaal uitgaven
0
0
0
0
55.000
0
55.000
0
292.296
16.506
292.296
0
6.191
0
6.191
0
73.669.487
11.528.514
30.938.088
-42.731.399
Baten Bijdragen Rijk Onttrekking aan "voorziening" BOR
0
0
0
0
71.869.487
10.207.885
29.106.588
-42.762.899
Bijdrage convenantspartners Rente Totaal inkomsten
0
0
0
0
1.800.000
1.932.062
1.831.500
31.500
73.669.487
12.139.947
30.938.088
-42.731.399
0
611.433
0
0
Saldo
Ontwikkeling ‘voorziening’/overlopend passief verplicht Omschrijving - BOR verplicht Totaal 'voorziening/overlopend passief' BOR
stand primo 2009 48.648.251 48.648.251
toevoegingen 2009 25.207.207 25.207.207
onttrekkingen 2009 30.584.601 30.584.601
stand ultimo 2009 43.270.857 43.270.857
Toelichting cijfers en voorgestelde begrotingswijziging De cijfers van de begroting waren gebaseerd op het Regionaal Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RIVV) 2008 - 2012. In de gewijzigde begroting van 4 maandsrapportage is het RIVV 2009 – 2013 verwerkt. Voor de 8-maandsrapportage is op basis van de realisatiecijfers tot en met augustus een nieuwe prognose opgesteld. De uitgaven dalen met € 43 mln aangezien er in de afgelopen periode minder is verplicht dan in het RIVV was gepland, wat zijn weerslag heeft op lagere directe lasten. Omdat minder wordt uitgegeven wordt aan de baten kant ook minder onttrokken aan de overlopende passiva.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
10
2.2.3 Activiteit Economie Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
Afronden herziening regionale Economische Visie
In verband met aandacht op andere terreinen in 2008 (met name de kantorenvisie en de door de provincie gevraagde bedrijventerreinenstrategie) is in 2008 niet gestart met de voorbereiding van een herziene regionale visie. In 2009 zal worden gewerkt aan bouwstenen voor een nieuwe visie, welke in 2010 (nieuwe bestuursperiode) zal moeten leiden tot het besluit om een nieuwe visie op te stellen. Ontwikkelingen worden gevolgd. Geen proactieve actie ontwikkeld. Het regionaal herstructurerings- en ontwikkelingsbureau (RHOB) wordt in het vierde kwartaal opgericht en nader vastgelegd in een convenant. Dit convenant zal door alle regiogemeenten, de stadsregio Rotterdam, de Kamer van Koophandel Rotterdam en het Ministerie van EZ moeten worden ondertekend. Er loopt een inventarisatieronde onder de regiogemeenten om de stand van zaken met betrekking tot de herstructurering van de bedrijventerreinen in beeld te krijgen. Voor de activiteiten van het RHOB is een factsheet gemaakt, die aan alle betrokken partijen is toegezonden. Het kantoorbulletin is in augustus 2009 opgeleverd. Er is een startnotitie gemaakt voor de Werkgroep Grootschalige Detailhandel ten behoeve van de aangekondigde evaluatie. Dit is de opmaat voor de (eventuele) herziening, naast de provinciale structuurvisie en het door de provincie uit te voeren koopstromenonderzoek. De website is vernieuwd (aangepast aan de SRhuisstijl en uitgebreid met een aantal informatietools). Verder is gewerkt aan het actueel houden van het informatiebestand. Er is deelgenomen met het BIR aan de beurzen ‘People’s Business’ (Rotterdam) en de Provada (Amsterdam). Verder is uitgebreide promotie verzorgd bij ‘De Week van de Ondernemer’ (Utrecht). Het nieuwe product ‘deelboek bedrijventerreinen’ werd bijzonder gewaardeerd. De promotiefilms van de gemeenten zijn vernieuwd.
Inzet op bedrijfslocatie Zuidplaspolder Procesmatige ondersteuning herstructurering bedrijventerreinen
Opstellen Kantorenbulletin Opstarten herziening van de structuurvisie Retail en Leisure
Ondersteunen van bedrijven die een (nieuwe) vestigingslocatie zoeken via uitgebreide en actuele informatie op de website Concretiseren promotie- en acquisitiestrategie voor de bedrijvensterren
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
11
Wat mag het kosten? Activiteit: Economie
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
Lasten Directe lasten economie
290.689
88.438
290.689
0
Apparaatslasten
744.497
496.331
744.497
0
1.035.186
584.769
1.035.186
0
Bijdrage regiogemeenten
1.035.186
0
1.035.186
0
Totaal inkomsten
1.035.186
0
1.035.186
0
0
-584.769
0
0
Totaal uitgaven Baten
Saldo
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
12
2.2.4 Activiteit Ruimtelijk beleid Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
Uitvoeren van strategische projecten en programma’s: - Noordas Voor het Noordasprogramma is een start gemaakt met de uitvoering van de negen punten van het uitvoeringskader. De coördinatie voor de ontwikkeling van de zakenluchthaven is opgestart, een visie en uitwerkingstraject voor de Common Green is uitgewerkt, met daarin tevens een uitwerking voor recreatie- en natuurverbindingen en langzaam verkeer verbindingen. Deze aspecten worden dit najaar ingebracht in het traject A13-A16 met het oog op een zo goed mogelijk inpassing van de weg in het Noordasgebied. - Zuidflank Bedrijventerrein Bernisse/Spijkenisse: Er wordt toegewerkt naar een formele ontwikkelingsvraag aan de raden van Bernisse en Spijkenisse in het vierde kwartaal. Bedrijventerrein Ridderster: De bestuursovereenkomst is nog niet ondertekend. Dit staat gepland in het 4e kwartaal. Er loopt een onderzoek naar de ontsluitingsproblematiek. De resultaten hiervan worden in het BO MIRT besproken. Bedrijventerrein Brielle: De opstelling van de strategisch economische visie en de structuurvisie zijn in een afrondende fase. Op basis van de resultaten van deze visies zal de regio nader in gesprek gaan met Brielle
- Verstedelijkingsafspraken
Actieteam RO/EZ: In september vindt een eerste werksessie plaats voor de uitwerking van het economisch verhaal. Verder wordt gewerkt aan de opbouw van kennis op locatieniveau op basis waarvan een aanpak kan worden geformuleerd. Door interne verschuivingen komt ‘Actieteam RO/EZ’ vanaf de volgende rapportages terug onder ‘Economie’. Tijdens de inventarisatieronde langs de gemeenten zijn de plannen, kansen en knelpunten geïnventariseerd. Deze informatie is verwerkt in een contourennota en is een tussenstap van gebiedsdocument naar de daadwerkelijke verstedelijkingsafspraken. De contourennota doet een voorstel voor een offensieve regionale strategie gebaseerd op een gelijkwaardige samenwerking met regiogemeenten, provincie, rijk en overige partners. Deze zal begin volgend jaar leiden tot een verstedelijkingsscenario voor de periode 2010-2020. De volgende stap is het organiseren van de week van de verstedelijking, bestaande uit inhoudelijke werkbijeenkomsten met sleutelpersonen (bestuurders) van regiogemeenten en overige partners en een slotconferentie. In de werkbijeenkomsten worden op basis van de contourennota per opgave oplossingsrichtingen geformuleerd. De resultaten worden in de slot conferentie met alle betrokkenen gedeeld en leveren input voor het
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
13
verstedelijkingsscenario voor de periode 2010-2020. - Landelijk Wonen
- Knooppunten
- Greenport Lansingerland
- Rivierzoneprojecten
- Stedenbaan Advisering en beoordeling gemeentelijke ruimtelijke plannen
Beïnvloeden en mede ontwikkelen van bovenregionaal beleid Participeren in thematische of gebiedsgerichte ruimtelijke opgaven, die (deels) buiten de regio liggen
Voor de zomer is Rutten Communicatieadvies geselecteerd voor de marketing van Landelijk Wonen. Om de doelgroep op een goede manier aan te spreken is een positioneringsdocument gemaakt dat als basis dient voor de web- en datacommunicatie die vanaf oktober zal worden ingezet. De meeste aandacht ligt daarbij op het project Heer&Meester van Spijkenisse omdat de verkoop daarvan al een jaar geleden is gestart. De procesmanager is in april gestart. De procesaanpak is akkoord bevonden door opdrachtgever (SR) en belangrijke stakeholders (OBR, dS+V). Capelle, Schiedam en Vlaardingen geven aan graag aan te haken aan een regionale regie op knooppunten. Afstemming met lopende trajecten (Visie Werklocaties, Uitvoeringsstrategie Stadsvisie) is geborgd, scan per knooppunt is in uitvoering. Coördinatieteam is ingesteld. Presentatie op directieniveau van procesaanpak is gestart. Voor september/oktober is terugkoppeling naar bestuurders voorzien. Procesaanpak loopt door tot februari 2010. In het najaar zal de gemeente Lansingerland een ontwerpstructuurvisie uitbrengen. Door agendaproblemen heeft de stadsregio niet deel kunnen nemen aan de klankbordgroep, maar er is wel bilateraal contact geweest zodat de ambities van RR2020 en de Greenport een goede plek zullen krijgen in de structuurvisie. Na de werkconferentie over recreatieve verbindingen in het voorjaar is de balans opgemaakt van het project Rivierzones. Er worden voorbereidingen getroffen om de opbrengsten van Rivierzones te bundelen en de lessen daaruit voor toekomstige ontwikkelingen voor te leggen aan de betrokken regiogemeenten. Er is een werkplan opgesteld om eind 2009 te kunnen komen tot een regionaal uitvoeringsprogramma. Er is in de afgelopen periode gereageerd op gemeentelijke structuurvisies (Ridderkerk, Rotterdam Stadionpark) en niet meer op bestemmingsplannen. Dit vanwege de rol en positie van de stadsregio om in een zo vroeg mogelijk stadium te reageren op initiatieven van gemeenten. Indien nodig wordt bij majeure afwijking van RR2020 wel gereageerd op een bestemmingsplan, in overleg met de provincie ZuidHolland. Voor de wijze van samenwerken met de provincie Zuid-Holland na inwerkingtreding van de PSV worden voorbereidingen getroffen voor het hernieuwen van de samenwerkingsovereenkomst RR2020 van mei 2006. Er zijn bijdragen geleverd aan bovenregionale projecten zoals Deltapoort, Randstad 2040, Bestuurlijk Platform Zuidvleugel, Zuidplaspolder, Urgentieprogramma Randstad, Financieringsstrategie Zuidvleugel, het bestuurlijk overleg MIRT en de MIRT verkenningen Rotterdam - Antwerpen en Rotterdam.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
14
Wat mag het kosten? Activiteit: Ruimtelijk Beleid
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
Lasten Uitbestedingen Ruimtelijk Beleid
1.590.603
586.485
1.590.603
0
Verstedelijkingsafspraken
340.414
0
340.414
0
Apparaatslasten
821.175
547.450
821.175
0
2.752.192
1.133.935
2.752.192
0
2.652.192
0
2.652.192
0
100.000
0
100.000
0
2.752.192
0
2.752.192
0
0
-1.133.935
0
0
Totaal uitgaven Baten Bijdrage regiogemeenten Bijdrage FVSV proceskosten verstedelijking Totaal inkomsten Saldo
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
15
2.3 Vitale gemeenten in een leefbare regio Portefeuillehouder:
J.A. Karssen: wonen J.N. Baljeu: verkeer en vervoer J.J. van Doorne: milieu J.H.M. Hermans: regionaal groen
vitale gemeenten: in een leefbare regio in euro's
Begroting 2009 -II
Realisatie t/m augustus
Prognose ultimo jaar
Afwijking t.o.v. begroting
Openbaar Vervoer Planontwikkeling Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing Beleidsontw. en prog.-management regionaal groe PMR/ Groene verbinding Groen beheer Fonds Groen Omslagfonds Milieu
248.586.777 4.959.192 16.467.867 1.230.179 7.902.628 2.591.635 7.275.000 16.129.954 1.307.612
132.528.199 1.163.827 6.906.867 479.975 893.519 2.378.423 12.406.745 1.040.576
251.685.109 4.959.192 12.830.367 1.480.179 7.902.628 2.591.635 6.737.000 14.000.000 2.635.612
3.098.332 3.637.500250.000 538.0002.129.9541.328.000
totaal uitgaven
306.450.844
157.798.132
304.821.722
1.629.122-
Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer (min VenW Rijksbijdrage project NEMS/Hybride bussen Rijksbijdrage Besluit Locatiegebonden Subsidie Bijdrage Fonds Groen uit Omslagfonds Bijdrage voor Groen van provincie Zuid Holland Bijdrage Milieu Bijdrage regiogemeenten Bijdrage Rotterdam aan planontwikkeling Bijdrage VROM aan PMR/ Groene verbinding Onttrekking voorziening groen Bijdrage Provincie subsidie luchtkwaliteit Omslagbijdragen Onttrekking aan voorziening OV Onttrekking aan voorziening FVSV Onttrekking aan voorziening Fonds Groen Onttrekking reserve beheer groenakkoord Onttrekking voorziening luchtkwaliteit Onttrekking reserve milieu Rente op Openbaar Vervoer gelden Rente op PMR/ Groene verbinding Rente op Fonds Groen Rente op Verstedelijkingsgelden Rente op Omslagbijdragen
252.455.213 11.966.370 7.200.000 59.964 2.858.162 90.756 7.753.628 16.115.971 4.260.847 2.211.300 1.000.000 149.000 75.000 240.650 13.983
196.813.900 1.775.725 11.966.370 240.898 7.753.628 12.404.575 5.059.503406.349 1.320.996 106.794 14.084 2.170
251.961.875 1.775.724 11.966.370 6.720.000 59.964 240.898 3.108.162 90.756 7.753.628 13.986.017 725.048 793.347 2.211.300 1.000.000 328.000 1.850.000 149.000 17.000 70.650 13.983
493.3381.775.724 480.000240.898 250.000 2.129.954725.048 3.467.5001.000.000 328.000 850.000 58.000170.000-
totaal inkomsten Saldo
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
306.450.844
227.745.987
304.821.722
-1.629.122
0
69.947.854
0
0
16
2.3.1 Activiteit Exploitatie openbaar vervoer Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling OV-Chipkaart Introductie nieuwe abonnementen o.b.v. de tariefkilometer
Aanpassen distributienetwerk aan de inmiddels gebleken behoeften van reizigers Uitvoeren pilot tariefactie congestiegevoelige corridors
Concessieverlening Gunning concessie Voorne-Putten/Rozenburg
Monitoren afspraken met concessiehouders
Sociale veiligheid Veiligheidsgevoel reiziger op voertuig = 7,5
Veiligheidsgevoel reiziger op halte/station metro = 7,5 tram = 7,2 Bus = 7,2 Waardering personeel OV Metro- en toezichthoudend personeel = 6,3 Bus personeel = 6,3 Tram personeel = 6,5
Jaarlijkse daling geregistreerde incidenten met 1%
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
Realisatie
De RET heeft het product “RET-maandkorting”. Hiermee kan 20% respectievelijk 40% korting verkregen worden over de vaste voet en het kmtarief gedurende een maand. Dit product blijft voorlopig gehandhaafd. Het distributienetwerk bij de Postkantoren, Primeravestigingen en Tabac & Giftsshops is in het 2e kwartaal uitgerold. Eerst moet de OV-chipkaart volledig zijn ingeburgerd, ook in bus en tram, voordat nieuwe producten worden ontwikkeld. Uitzetten NVB in bus, tram en RaRa wordt voorzien 1e kwartaal 2010. De aanbesteding is op 11 maart 2009 gepubliceerd en de inschrijftermijn is op 27 mei 2009 gesloten. De stadsregio heeft 2 offertes ontvangen. De offerte van Connexxion Openbaar Vervoer N.V. bleek na beoordeling de economisch meest voordelige offerte. Op 17 juni 2009 heeft het dagelijks bestuur besloten de concessie met ingang van 13 december 2009 met een looptijd van zeven jaar en een verlengingsoptie van één jaar te verlenen aan Connexxion. In de verslagperiode zijn de monitoringsgegevens (Mipov-gegevens) van de vervoerders beschikbaar gekomen. In de concessie Bus Streek Overig waar sinds begin dit jaar de nieuwe vervoerder Qbuzz rijdt is het aantal reizigers met 4,4% toegenomen ten opzichte van het 1e kwartaal van 2008. Bij de RET is het aantal reizigers in vergelijking met het 1e kwartaal licht afgenomen. Met name het aantal instappers in de metro is februari en maart, na stopzetten NVB (strippenkaart), aan de lage kant. In de concessie Voorne-Putten/Rozenburg is in vergelijking met 2008 sprake van een lichte teruggang in het aantal reizigers. Volgens de OV-klantenbarometer 2008 is zowel voor bus, tram en metro het veiligheidsgevoel van de reiziger in het voertuig met een 7,9 gewaardeerd. Volgens de OV-klantenbarometer 2008 is zowel voor bus, tram en metro het veiligheidsgevoel van de reiziger op de halte/station met een 7,9 gewaardeerd. In het najaar van 2008 is het onderzoek onder RETpersoneel gehouden m.b.t. de sociale veiligheid. Het gemiddelde rapportcijfer per modaliteit staat hieronder vermeld. Tussen haakjes staat de cijfers uit 2007. Personeel metro : 5,8 (2007: 5,8) Personeel bus: 6,4 (2007: 6,0) Personeel tram: 6,1 (2007: 6,0) Toezichthouders: 6,2 (2007: 5,8). Bij het lage cijfer bij metro moet bedacht worden dat het onderzoek plaatsvond vóórdat het gesloten regiem (alleen chipkaart) in werking trad. Het aantal geregistreerde incidenten is in 2008 aanzienlijk gedaald ten opzichte van 2007, nl. met circa 24%. Deze daling is met name bereikt bij de 17
Reductie zwartrijden Metro = 4% Bus = 2%
Overige relevante ontwikkelingen
Marketingplatform Gezamenlijk actieplan concessiehouders stadsregio
Initiatieven met zuidvleugelpartijen
Toegankelijkheid Verbeteren toegankelijkheid stad- en streekvervoer
Dynamische reisinformatie Start uitrol dynamische reisinformatie bij circa 800 tot 1.000 haltes 8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
Metro. Tram bleef ongeveer gelijk en bij de Bus is er een daling van circa 10% bereikt. De doelstellingen voor zwartrijden in bus (2%) en tram (4%) zijn gehaald. Het laatste onderzoek uit 2008 geeft aan dat bij de metro het percentage zwartrijders ongeveer 10% is en dit ligt boven het gestelde doel van 4%. Na het invoeren van de chipkaart in de metro eind januari 2009 is uit eigen onderzoek van de RET gebleken dat het percentage zwartrijders afgenomen tot ongeveer 4%. Op maandag 24 augustus 2009 hebben gemeente Rotterdam, de RET, politie en Justitie het convenant ondertekend voor het instellen van een OV-verbod op tramlijn 23. Tramreizigers die zich misdragen kunnen vanaf 1 september 2009 voor maximaal 2 maanden de toegang tot lijn 23 ontzegd worden. Het OV-verbod geldt alleen voor het trajectgedeelte op Rotterdam-Zuid. Sedert juni 2008 geldt er al een OV-verbod op tramlijn 2. Het Programma van Aanpak is geactualiseerd en de voor 2009 geplande marketingactiviteiten zijn in gang gezet dan wel voortgezet. Er is deelgenomen aan het project “Individuele Benadering” waarbij er een probeeraanbod werd aangeboden aan nieuwe inwoners van een aantal regiogemeenten. Deze inwoners kregen de mogelijkheid om gratis kennis te maken met het openbaar vervoer. De voorbereidingen voor de optimalisatie van de gezamenlijke lijnennetkaart zijn gestart en er is contact gezocht met een aantal partijen die belang hebben bij een beter openbaar vervoer, zoals Bereik! en Rotterdam Marketing. Er wordt onderzocht of samenwerking met deze partijen synergie kan opleveren. Daarnaast heeft er afstemming plaatsgevonden over relevante en actuele zaken, zoals het verbeteren van aansluitpunten, bestickering van bussen en productformules. Tot slot is er informatie uitgewisseld over acties van individuele vervoerders en bekeken of deze acties ook in gezamenlijkheid opgepakt kunnen worden. Na vaststelling van de Marketingvisie in het dagelijks bestuur is er in samenwerking met het stadsgewest Haaglanden en de Provincie ZuidHolland gestart met de selectie van een ketenregisseur die in samenwerking met de Zuidvleugelpartijen en vervoerders kan zorgdragen voor de uitvoering van de marketingvisie. Er is gewerkt aan verdere uitvoering en implementatie van het toegankelijkheidsbeleid. De meeste inspanning is daarbij gepleegd op de uitvoering van het beleid rondom bushaltetoegankelijkheid. Wegbeheerders die nog geen uitvoeringsplannen hebben ingeleverd zijn aangespoord dit als nog te doen. Binnen de aanbesteding van dynamische reisinformatiepanelen is bekeken of het realiseerbaar is om dynamische reisinformatie in gesproken vorm beschikbaar te stellen. De aanbesteding van 800 tot 1000 displays is bijna afgerond. Daarnaast is er gestart met de 18
voorbereidingen voor de aanleg van stroom op de haltes en de aanvraag van vergunningen voor de plaatsing van de dynamische reisinformatiepanelen. Tevens wordt onderzocht op welke wijze het best met bestaande reisinformatiesystemen, zoals op busstation Spijkenisse, kan worden omgegaan. OV over water Geschikt maken aanlegplaatsen en bouwen boten
Nieuwe infrastructuur Uitvoeren maatregelen snelheid, regelmaat en betrouwbaarheid n.a.v. Evaluatie TramPlus Ingebruikname Tramsporen en verhoogde haltes Vasteland/Rotterdam CS en Hofplein/Schieplein. Aanleggen spoorbogen Bergselaan/Schieweg Ingebruikname verplaatste halte St. Franciscus gasthuis Ingebruikname passeerspoor Schiebroek
Hoekselijn Vaststellen definitief ontwerp ombouw
In opdracht van de stadsregio is de RET gestart met de aanbesteding van 10 schepen. Deze aanbesteding vergt meer tijd dan verwacht waardoor de geplande startdatum (maart 2010) waarschijnlijk niet gehaald gaat worden. Met de (deel)gemeenten wordt gesproken over de exacte locatie van de aanlegplaatsen en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen aan de landzijde. De aanbesteding van de pontons en de exploitatie van de bootdienst wordt voorbereid. De evaluatie van TramPlus is nog niet vastgesteld. SR wacht nog op advies van de gemeente Rotterdam. Tramsporen en verhoogde halten tussen Vasteland en Rotterdam CS en het tracé tussen Hofplein en Schiekade zijn in gebruik. Het project is afgerond. Is gereed en in gebruik. Vertraging in planvoorbereiding heeft ertoe geleid dat de voorziening nog niet is gerealiseerd. Opdracht tot realisatie verstrekt; ingebruikname voorzien voor nieuwe dienstregeling medio december 2009. In het dagelijks bestuur dd. 22 april 2009 is ingestemd om € 2,24 miljoen beschikbaar te stellen voor activiteiten behorend bij de uitwerkingsfase van het in de Stuurgroep dd. 13 januari 2009 vastgestelde voorlopig ontwerp (VO) tot een definitief ontwerp (DO) in de periode 1 april 2009 tot 1 juli 2009. Verder heeft het dagelijks bestuur op 1 juli 2009 ingestemd met het beschikbaar stellen van € 2,12 miljoen voor de bovenstaande activiteiten in de periode 1 juli 2009 tot 1 oktober 2009. Bij deze activiteiten is rekening gehouden met de mogelijke gevoeligheid van de keuze voor een bepaald beheermodel. Dubbele activiteiten zijn hiermee voorkomen. In augustus 2009 zijn gesprekken gevoerd met ProRail en RET inzake het beheermodel op de Hoekselijn. Een voorstel voor een gezamenlijk beheermodel is voorgelegd aan het dagelijks bestuur en het bestuur van ProRail. Dit heeft geleid tot nadere gesprekken over de samenwerkingsvormgeving. ProRail zal tot de projectorganisatie toetreden en kan er tot een gezamenlijk gedragen Integraal Programma van Eisen (IPvE) worden gekomen. In het najaar worden nadere afspraken gemaakt met VenW inzake de beheerconstructie en de uitvoering van de ombouwoperatie. De ingebruikname van de lijn staat gepland in oktober 2012, na een periode van 5 maanden voor ombouw, test- en proefbedrijf. Op basis van het vigerend tijdschema kan het definitief ontwerp begin
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
19
Voortzetten treindienst
Opstellen plan vervangend vervoer voor de ombouwperiode waarin door werkzaamheden geen treinverkeer mogelijk is.
2010 worden vastgesteld. Het DB heeft in de vergadering van 22 april 2009 besloten om NS Reizigers subsidie te verlenen voor de exploitatie van de spoorconcessie Hoekse Lijn in 2009. De huidige exploitatieconcessie is in overleg met het ministerie voor een periode van 3 jaar verleend aan de NS en loopt af op 11 december 2010. Omdat nadere inzichten hebben geleid tot een geplande ombouw in 2012, is aan het ministerie de mogelijkheid gevraagd om als stadsregio de exploitatieconcessie aan de NS met twee jaar te verlengen. Tijdens ombouw is het van groot belang adequaat vervangend vervoer te verzorgen. De grote lijnen van het vervangend vervoer zijn besproken in de Stuurgroep Hoekselijn en berusten op de volgende uitgangspunten: - volledige buitendienststelling van 5 maanden - vervangend vervoer vindt plaats met bussen en mogelijk ook over het water - het is de bedoeling alle bestaande haltes te bedienen - op warme dagen zal een extra voorziening worden geboden voor bezoekers van het strand In de periode tot aan de start van de ombouw worden bovenstaande principes verder uitgewerkt.
Wat mag het kosten? Activiteit: Openbaar Vervoer
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
-240.898
Lasten Vervoerdiensten
133.450.000
128.824.396
133.209.102
Beheer en onderhoud
80.462.487
0
80.462.487
0
Actieprogramma regionaal OV
32.259.625
0
32.259.625
0
1.200.000
1.273.190
1.200.000
0
0
2.025.725
3.339.230
3.339.230
1.214.665
404.888
1.214.665
0
248.586.777
132.528.199
251.685.109
3.098.332
-493.338
Beleidsontwikkeling en concessiebeheer Project NEMS/Hybride bussen Apparaatslasten Totaal uitgaven Baten Rijksbijdragen
247.586.777
192.369.040
247.093.439
Onttrekking voorziening OV
0
0
725.048
725.048
Rijksbijdrage project NEMS/Hybride bussen
0
1.775.725
1.775.724
1.775.724
Bijdrage Milieu Rente Totaal inkomsten Saldo
0
240.898
240.898
240.898
1.000.000
1.320.996
1.850.000
850.000
248.586.777
195.706.659
251.685.109
3.098.332
0
63.178.460
0
0
Toelichting cijfers en voorgestelde begrotingswijziging In 2008 heeft de stadsregio twee pilot-projecten voor hybride bussen ingediend om in aanmerking te komen voor subsidie van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Voor beide projecten is door het ministerie geld beschikbaar gesteld. Daarnaast wordt er vanuit de luchtkwaliteitgelden € 240.898 aan de projecten bijgedragen.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
20
2.3.2 Activiteit Planontwikkeling Verkeer en Vervoer Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling Algemeen beleid en financiering Advisering DB, deelname samenwerkingsverbanden, monitoring, RVMK, programmering RIVV.
Realisatie
Samen met V&W, Provincie ZH en gemeente Rotterdam werkt de stadsregio hard aan de MIRTverkenning Rotterdam Vooruit. Kernkwesties zijn benoemd, de notitie “reikwijdte en detailniveau” is in inspraak gebracht en er is overeenstemming bereikt over de opzet van het besluit voor het BO-MIRT. Momenteel worden diverse maatregelen door deskundigen getoetst. Er is een bestuurlijk/maatschappelijke kerngroep van regionale partners gevormd om het proces naar het BO-MIRT te begeleiden. Het project Spitsuurmodellen RVMK is inhoudelijk afgerond, bestuurlijke besluitvorming heeft in juni plaatsgevonden. Het concept Bestedingsplan BDU 2010 is opgesteld en zal begin september worden vastgesteld. Ter voorbereiding van het RIVV 2010-2014 zijn de gesprekken gevoerd met de wegbeheerders over gebiedsgerichte uitvoeringsafspraken. De resultaten zullen worden opgenomen in convenanten die in de tweede helft van september voor bestuurlijke consultatie worden aangeboden aan de wegbeheerders. Volgens planning worden de convenanten in januari 2010 ondertekend. De beleidsvisie Duurzame Mobiliteit is in concept afgerond en ter consultatie aan de gemeenten voorgelegd, met overwegend positieve reacties, maar met kritische kanttekeningen over de haalbaarheid. Daarom zal definitieve vaststelling van de geformuleerde doelstellingen medio 2010 aan de regioraad worden aangeboden samen met een maatregelenpakket dat samen met de gemeenten wordt opgesteld. Het werkplan van Bereik! voor 2009 is goedgekeurd, waarmee is ingestemd met het doorzetten van de samenwerkingsactiviteiten aan de gebieds- en thematafels.
OV-infrastructuur Verrichten verkenningen en planstudies voor railprojecten die zijn opgenomen in het RIVV
Ridderkerklijn: De gemeenteraad van Ridderkerk heeft de structuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente vastgesteld. Daarmee heeft de raad de basis gelegd voor realisatie van het deel van de Ridderkerklijn tot aan de A15. De planstudie voor de gehele lijn zal binnenkort worden afgerond. Voor het eerste tracédeel (tot het centrum) is in samenspraak met bewoners en belanghebbenden het tracé nader bepaald. OV op Zuid: De studie is niet vastgesteld; de voorlopige uitkomsten worden meegenomen in de voorbereiding van de Ambitienota OV en in de MIRTverkenning Rotterdam Vooruit.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
21
Verhogen flexibiliteit tramnet (grote projecten): De stadsregio heeft de RET opdracht verstrekt voor het uitvoeren van de flexibiliseringsmaatregelen voor de Goudsesingel-Oostplein. Verder heeft de stadsregio aan RET gevraagd het realiseren van de flexibiliseringsmaatregelen rondom Rotterdam Centraal voor te bereiden. Tramplus eindlus Schiebroek: De stadsregio heeft de RET opdracht verleend voor het realiseren van het passeerspoor Schiebroek. De verkenning naar de mogelijke koppeling tussen de tram in Schiebroek en in Hillegersberg is gaande. StadsTram: Na de vaststelling van de principe-oplossingen voor de StadsTram is gestart met de uitwerking van het StadsTramconcept voor de lijnen 4, 7 en 8.
Bewaken uitvoeringsovereenkomsten RandstadRail en Rotterdam Centraal.
Weginfrastructuur Begeleiding rijkswegprojecten verbreding A15, A4 en A13/16, N57 en provinciale wegprojecten.
A4 tramkruising en bijdrage Rijksweg: De aanpassing van de kruising van het tramtracé Schiedam - Vlaardingen met het A4-tracé is onderdeel van de A4 MD (zie weginfrastructuur). De bovengrondse haltes Melanchthonweg, Rodenrijs en Berkel-Westpolder zijn gereed en in gebruik genomen. De ingebruikname van halte Meijersplein/Airport is voorzien in mei 2010. Op het tracé van de Statenweg wordt in december 2009 in ruwbouw opgeleverd, waarna volgens de huidige planning kan in april 2010 worden gestart met het test- en proefbedrijf. RandstadRail zal tussen Den Haag CS en Rotterdam CS rijden vanaf medio 2010. De fysieke koppeling van het bestaande metronet aan dat van Randstadrail is gepland in april 2011. Vanaf dat moment kunnen passagiers met RandstadRail zonder overstappen doorrijden tussen station Rotterdam-Slinge en den Haag CS. Het ontwerp tracébesluit voor de verbreding van de A15 tussen Maasvlakte en Vaanplein heeft ter inzage gelegen van 30 juni tot en met 10 augustus. De stadsregio heeft geen zienswijze ingediend, omdat het OTB conform de eerdere gemaakte afspraken is. Voor de A4 Delft-Schiedam zijn in de eerste vier maanden aanzienlijke inspanningen verricht, leidend tot openbaarmaking van de Trajectnota/MER, die in mei de inspraak is gegaan. De inpassing is gebleken aanmerkelijk duurder te zijn dan het gereserveerde bedrag. De minister heeft toegezegd meer geld te zoeken. In juli is IODS-verband op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over het ontwerp, dat als uitgangspunt dient voor het OTB. De Trajectnota/MER A13/A16 is in augustus gepubliceerd. Via het project Noordas is een regionaal uitvoeringskader vastgesteld dat handvatten biedt voor de toekomstige keuze van een voorkeursalternatief. Eind april is het gunningsbesluit voor de fietsbrug naast de in de N57 gelegen Harmsenbrug genomen. De start van de uivoering is gepland na de zomer van 2009. Het project is gereed eind 2010.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
22
De voorlopig ontwerpen voor de N209 tussen Boterdorpseweg en de A13 zijn afgerond. Fietsinfrastructuur Ondersteunen gemeenten en overige wegbeheerders bij het realiseren van het regionale fietsnetwerk en stallingsvoorzieningen
Ketenmobiliteit De projecten Schieveste, Kralingse Zoom en Beverwaard moeten in uitvoering zijn.
Mobiliteits- en verkeersmanagement Regionale website en meldpunt wegwerkzaamheden in de lucht houden en waar mogelijk verbeteren. Stimuleren inwinning verkeersgegevens, waaronder deelname aan NDW. Uitwerking tactisch kader in maatregelen en regelscenario’s. Stimulering bedrijven tot mobiliteitsmanagement in stad en in haven via Verkeersonderneming.
Het in 2006 gestartte project “Fiets in de Keten” wordt in 2009 voortgezet en heeft in de eerste acht maanden geleid tot verdere realisatie van fietsparkeervoorzieningen bij het OV, alsmede tot verdere voorbereiding van nog te realiseren projecten. De stadsregionale inzet op het gebied van het regionale netwerk t.b.v. de GGA-afspraken met de wegbeheerders werd vastgesteld. P+R Schieveste is t.g.v. de economische crisis vertraagd. Realisatie P+R Kralingse Zoom start volgens de huidige planning in maart 2010. P+R Beverwaard is in uitvoering gebracht. Conform de planning wordt het meldpunt wegwerkzaamheden in het najaar 2009 geëvalueerd. Nadere afspraken over de continuering van het meldpunt worden na deze evaluatie gemaakt. Daarnaast is subsidie verleend aan het VCCR voor de website www.bereikbareregiorotterdam.nl. In het najaar 2009 zullen afspraken worden gemaakt over de verbetering van de website. Het project individuele benadering is afgerond. Het ministerie van V&W heeft subsidie toegekend voor het gratis OV dat aan de nieuwe bewoners is aangeboden. Transumo is betrokken bij de eindevaluatie van het project. In overleg met de vervoerbedrijven wordt bezien of een structurele benadering van nieuwe bewoners opportuun is. De partners in de Zuidvleugel hebben met elkaar een convenant gesloten ten aanzien van de mobiliteitsaanpak en Quick Wins Dynamisch Verkeersmanagement. De stadsregio is opdrachtgever voor de quick wins 2de tranche en heeft met RWS nadere afspraken gemaakt over de uitvoering. De mobiliteitsmakelaar regio Rotterdam is aangesteld. De makelaar heeft voor de benadering van de bedrijven een front- en backoffice ter beschikking. De mobiliteitsmakelaar werkt nauw samen met de Verkeersonderneming. Diverse subsidieaanvragen op het terrein van mobiliteitsmanagement (waaronder een bijdrage voor de front en backoffice) zijn ingediend bij de Taskforce Mobiliteitsmanagement en nagenoeg allemaal toegekend door het ministerie. In het kader van Dynamisch Verkeersmanagement zijn de regelscenario’s voor de A15 uitgewerkt en ambtelijk afgestemd met de wegbeheerders. Eind 2009 zullen nadere afspraken worden gemaakt over het bestuurlijke besluitvormingstraject en de uitvoering van de regelscenario’s voor de A15 en de Ring. Het NDW is feestelijk geopend in juli 2009. De stadsregio is in vergelijking tot andere partijen in een vergevorderd stadium ten aanzien van de gegevensaanlevering. De voorbereidingen zijn gestart voor het genereren van de nog ontbrekende
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
23
gegevens van een aantal wegbeheerders (start: najaar 2009). In juni 2009 zijn met de Verkeersonderneming nadere afspraken gemaakt voor de uitvoering van het project Spitsmijden A15 en is de uitvoeringsovereenkomst met het consortium “Spitsscoren” ondertekend. Verkeersveiligheid Coördinatie en bevordering van activiteiten op het gebied van voorlichting, educatie en handhaving.
Samenwerking ROV-ZH.
De consultatieronde gebiedsgerichte uitvoeringsafspraken 2010-2014 met de gemeenten is bijna afgerond. Gemeenten gaan veel inzetten op verkeerseducatie en veilige schoolomgeving , o.a. met de Verkeersleerkracht . De werkgroep Communicatie (vanuit de regionale projectgroep verkeersveiligheid) wordt nieuw leven ingeblazen om richting de verschillende doelgroepen meer bekendheid te geven aan verkeersveiligheid en de activiteiten daaromtrent. Eind augustus 2009 is de 10e Verkeerskalender feestelijk gelanceerd op een basisschool in Westvoorne. In het najaar van 2009 wordt Totally Traffic, het verkeerseducatieprogramma voor het voortgezet onderwijs, gestart. Het ROV zal dan ook gereed zijn met de ontwikkeling van alle modules.
Wat mag het kosten? Activiteit: Planontwikkeling
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
4.475.670
841.479
4.475.670
0
483.522
322.348
483.522
0
4.959.192
1.163.827
4.959.192
0
Lasten Planontwikkeling Apparaatslasten Totaal uitgaven Baten Rijksbijdragen
4.868.436
4.444.860
4.868.436
0
Biidrage Rotterdam
90.756
0
90.756
0
Totaal inkomsten
4.959.192
4.444.860
4.959.192
0
0
3.281.033
0
0
Saldo
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
24
2.3.3 Activiteit Beheerkosten Groenakkoord Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
Overdragen beheerbijdragen Oranjebuitenpolder en Vlinderstrik
In 2009 worden deze beheerbijdragen overgedragen.
Wat mag het kosten? Activiteit: Beheer Groen
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
2.211.300
0
2.211.300
0
380.335
0
380.335
0
2.591.635
0
2.591.635
0
Lasten Directe lasten Dotatie reserve beheer groenakkoord Totaal uitgaven Baten Bijdrage regiogemeenten
380.335
0
380.335
0
Onttrekking reserve beheer groenakkoord
2.211.300
0
2.211.300
0
Totaal inkomsten
2.591.635
0
2.591.635
0
0
0
0
0
Saldo
Toelichting cijfers en voorgestelde begrotingswijziging Jaarlijks wordt € 340.335 met een renteopslag toegevoegd aan de bestemmingsreserve beheer groen. De geraamde renteopslag voor 2009 bedraagt € 40.000, waardoor de totale toevoeging 2009 uitkomt op € 380.335. Voor de huidige planning staan voor 2009 de uitvoering van groenprojecten in Barendrecht en Spijkenisse Zuidoost op het programma. De geraamde kosten voor deze projecten bedragen € 947.700 respectievelijk € 1.263.600. De beheersvergoeding voor de Oranjebuitenpolder is € 404.352 en voor Spijkenisse Zuid-Oost is dat € 505.455. De kosten worden gedekt vanuit de bestemmingsreserve beheer groen.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
25
2.3.4 Activiteit Beleidsontwikkeling regionaal groen Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
Realisatie van het grootste gedeelte van de beoogde 993 hectare aan groenprojecten Opstellen masterplannen meeste 1e prioriteitsprojecten en realiseren financiering
1e fase Hoeksepark en Landscheidingspark zijn in uitvoering. - Onderzoek naar haalbaarheid Bonnenpolder en opstellen van afsprakenkader - Opstellen uitvoeringsovereenkomst Oranjebuitenpolder - Planvorming en realisatie Barendrecht-Zuid - Organiseren van bestuurlijk draagvlak voor de kreken op Voorne-Putten - Financiering Vlinderstrik (aanvullende 40 ha) is geregeld. Plan van aanpak is vastgesteld, en is in uitvoering. Afronding rond de jaarwisseling. Opleveren monitoringrapportage 2009 in december. Ambtelijke en bestuurlijke participatie in integrale projecten Deltapoort en Hof van Delfland en Zuidvleugel. Gereed voor bestuurlijke discussie dit najaar.
Uitvoeren evaluatie RGSP2 Monitoring RGSP2 Ontwikkeling metropolitane parken
Regionale visie op organisatie beheer recreatiegebieden Start bouw groene verbinding
De uitvoeringsovereenkomst met Rijkswaterstaat is getekend.
Overige relevante ontwikkelingen Veel aandacht is besteed aan de ontwikkeling van twee metropolitane parken: Deltapoort en Hof van Delfland. Ook de inpassing van de A13/16 in de noordrand vraagt veel aandacht vanuit het groen: de groene verbinding tussen Delfland en de Rottemeren bestaat uit een zestal projecten die alle te maken hebben met de inpassingsproblematiek. Gezorgd moet worden voor een goede samenhang tussen die projecten en de bereikbaarheid. Daartoe is het deelproject Common Green gestart. Voor de kreken op Voorne is een samenwerkingsovereenkomst opgesteld die nog in 2009 ondertekend zal worden. Kansrijke onderdelen van een aantal kreken kunnen hierdoor in uitveoring worden genomen. De provincie heeft een aantal voorstellen gedaan voor de herverdeling van ILG-middelen over de projecten en inmiddels is PS vastgesteld. Deze hebben tot veel weerstand geleid, ook bij de andere regio’s in ZuidHolland. Voor onze regio betekent dit vooruitschuiven van het project Rottezoom, geen financiële middelen voor Bleiswijksezoom, te weinig middelen voor het Hoeksepark, geen rijksmiddelen voor Schieveen en Barendrecht-zuid fase 2, geen financiering voor het EHS-gedeelte van de Bonnenpolder. Tegen de achtergrond van de herverdeling zijn door de provincie een aantal procedures in de wacht gezet, hetgeen een directe bedreiging voor realisatie vormt. Een en ander leidt tot veel ambtelijke en bestuurlijke inzet. De discussie over de organisatie en financiering van het beheer van met name het recreatieve groen is nog niet afgerond. Verwacht wordt dat GS dit najaar een standpunt zal innemen. Een relevante optie is dat de aansturing en financiering van het beheer bij de stadsregio wordt ondergebracht, waardoor uitvoering en beheer in een hand komen. Dit najaar worden daartoe voorstellen geformuleerd.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
26
Wat mag het kosten? Activiteit: Beleid groen
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
788.690
207.475
1.038.690
250.000
Lasten Uitbestedingen Dotatie aan reserve inv. Groenakkoord
32.737
0
32.737
0
Directe lasten PMR/ Groene verbinding
2.000.000
893.519
2.000.000
0
Dotatie aan voorziening PMR/ Groene verbinding
5.902.628
0
5.902.628
0
408.751
272.501
408.751
0
9.132.807
1.373.495
9.382.807
250.000
59.964
0
59.964
0
7.753.628
7.753.628
7.753.628
0
0
0
0
0
Apparaatslasten Totaal uitgaven
Baten Provinciale bijdrage Bijdrage ministerie V&W aan PMR/ Groene verbindi Onttrekking aan voorziening Rente
149.000
106.794
149.000
0
Bijdrage regiogemeenten
1.170.215
0
1.420.215
250.000
Totaal inkomsten
9.132.807
7.860.422
9.382.807
250.000
0
6.486.927
0
0
Saldo
Toelichting cijfers en voorgestelde begrotingswijziging Dit jaar is veelvuldig een beroep gedaan op dit budget. Tot op heden is voor € 786.000 aan verplichtingen aangegaan. Dat leidt ertoe dat, uitgaande van enkele verzoeken voor bijdragen in processen voor planvorming, een tekort dreigt. Optioneel is onze bijdrage inrichtingsplan Oranjebuitenpolder (kan eventueel deels naar 2010) en over onze bijdrage aan proceskosten Hof van Delfland moet nog een bestuurlijk besluit worden genomen. Voorts is er een pm voor wat betreft onze bijdrage in de proceskosten Oostland. Extra kosten ontstaan door extra inhuur ten behoeve van begeleiding lopende projecten, waarvoor intern als gevolg van het grote aantal lopende activiteiten geen personele ruimte meer is. In totaal wordt verzocht het budget voor 2009 met € 250.000 te verruimen.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
27
2.3.5 Activiteit Fonds Groen Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
Betalen jaarbijdrage PMR
In januari 2009 is de jaarbijdrage PMR ad € 1,38 miljoen betaald ten behoeve van de realisatie van 750 ha groen op IJsselmonde en in de noordrand en voor de groene verbinding. Aan Lansingerland is de extra bijdrage voor het Landscheidingspark (tegenwoordig M.G. Schmidtpark) i.v.m onteigening betaald (was begroot voor 2010).
Bijdrage Landscheidingspark
Projecten Project PMR Hoeksepark Strypse wetering Schieveen Landscheidingspark Reservering Landscheidingspark Groenzone Totaal
2006 1,30
2007 1,32
2008 1,35
2009 1,38
2010 1,41 1,30
2011 1,43
2012 1,46
2013 1,49
0,50 3,33 3,70
1,67
15,70 1,00
5,00
17,02
1,35
2,88
1,00 7,04
1,43
1,46
3,16
totaal 11,14 1,30 0,50 5,00 19,40 1,00 1,00 39,34
Door de actualisering van de projectfaseringen wordt in 2009 € 2.880.000 onttrokken vanuit het fonds groen. Tegenover de onttrekking staat een storting van € 6.737.000 in verband met de geprognosticeerde omslagbijdrage en de rente. Overige relevante ontwikkelingen Als gevolg van nieuwe vertraging bij het bestemmingsplan Schieveen wordt verwacht dat de bijdrage in 2009 voor dit project nog niet beschikbaar hoeft te worden gesteld. Ook de tweede fase van het project Hoekspark loopt vertraging op, ook als gevolg van vertraging in de bestemmingsplanprocedure. Derhalve is de verwachting dat ook die bijdrage doorschuift. Daartegenover staat dat de extra bijdrage voor het Landscheidingspark (€ 1 mln) al dit jaar is betaald i.p.v. in 2010. Wat mag het kosten? Activiteit: Fonds Groen
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
Directe lasten
4.840.000
2.378.423
2.880.000
-1.960.000
Dotatie aan voorziening
2.435.000
0
3.857.000
1.422.000
Totaal uitgaven
7.275.000
2.378.423
6.737.000
-538.000
7.200.000
0
6.720.000
-480.000
0
0
0
0
75.000
14.084
17.000
-58.000
7.275.000
14.084
6.737.000
-538.000
0
-2.364.339
0
0
Lasten
Baten Bijdrage vanuit het Omslagfonds Onttrekking aan voorziening Rente Totaal inkomsten Saldo
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
28
Ontwikkeling voorziening Omschrijving - Fonds Groen Subtotaal Voorzieningen
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
stand primo 2009 3.476.355 3.476.355
toevoegingen 2009 3.857.000 3.857.000
onttrekkingen 2009 -
stand ultimo 2009 7.333.355 7.333.355
29
2.3.6 Activiteit Omslagfonds Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
Omvang geprognosticeerde risicoreserve
Op 1 juli heeft de regioraad de geactualiseerde meerjarenraming Omslagfonds 2009 vastgesteld, waarbij de risicoreserve, d.w.z. het eindsaldo in 2010, is berekend op € 1 mln. Jaarlijks worden op basis van gemeentelijke opgaven de verschuldigde omslagbijdragen over het voorgaande kalenderjaar vastgesteld. Voor elke gemeente vindt in ieder geval voor 1 juli een voorlopige vaststelling plaats door directeur OBR namens het DB op basis van de dan beschikbare gegevens. Indien alle vereiste gegevens zijn aangeleverd, vindt de definitieve vaststelling plaats in het dagelijks bestuur. Vervolgens wordt per 1 september vastgesteld hoeveel kasgeld daadwerkelijk beschikbaar is voor de sectoren Groen en Verkeer en Vervoer. Na toepassing van de door de regioraad vastgestelde verdeelsleutel worden de berekende bedragen overgemaakt naar de beide sectoren. Begin juni heeft directeur OBR aan alle gemeenten een voorlopige aanslag over 2008 opgelegd. Op 1 juli heeft het DB de verschuldigde omslagbijdrage voor zeven gemeenten definitief vastgesteld. Op 8 april heeft het DB de verschuldigde omslagbijdrage over 2006 voor de laatste resterende gemeente definitief vastgesteld. Ten opzichte van de voorlopige aanslag is de definitieve aanslag lager vastgesteld. Op 17 juni heeft het DB de verschuldigde omslagbijdrage over 2007 definitief vastgesteld voor een tweetal gemeenten. De vaststelling is iets hoger dan de in 2008 opgelegde voorlopige aanslagen.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
30
Wat mag het kosten? Activiteit: Omslagfonds
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
Lasten Bijdragen aan Verkeer en Vervoer
8.164.000
0
7.280.000
-884.000
Bijdrage aan Fonds Groen
7.536.000
0
6.720.000
-816.000
Dotatie aan voorzieningen
429.954
12.406.745
0
-429.954
16.129.954
12.406.745
14.000.000
-2.129.954
16.115.971
12.404.575
13.986.017
-2.129.954
13.983
2.170
13.983
0
16.129.954
12.406.745
14.000.000
-2.129.954
0
0
0
0
Totaal uitgaven Baten Omslagbijdragen Rente Totaal inkomsten Saldo
Toelichting cijfers en voorgestelde begrotingswijziging Op basis van de voorlopige aanslagen over 2008 is € 12.075.316 toegevoegd aan het omslagfonds. Op basis van de besluitvorming in het DB is hiervan € 6.045.631 definitief vastgesteld. Op basis van de besluitvorming in het DB van 8 april is op de toevoeging aan het Omslagfonds € 22.420 in mindering gebracht. Op basis van de besluitvorming in het DB van 17 juni is € 351.679 toegevoegd. In totaal is € 12.404.575 toegevoegd. In september 2009 is aan het DB voorgesteld om de door Lansingerland verschuldigde omslag over 2007 definitief vast te stellen. Op korte termijn worden de definitieve opgaven over 2008 vijf gemeenten verwacht en definitief vastgesteld. Op basis van deze gegevens worden de totale inkomsten uit omslagheffing in 2009 geraamd op € 14 mln. Dit is ruim € 2 mln onder de begroting. In de geactualiseerde meerjarenraming 2009 is een risico reserve berekend van € 1 mln. Dit betekent dat de voorlopig vastgestelde extra bestedingsruimte voor de sectoren Groen en Verkeer & Vervoer van € 44 mln voor de periode 2006-2010 niet meer gegarandeerd kan worden. In de actualisatie meerjarenraming 2010 worden de financiële consequenties van dit gegeven verder uitgewerkt. Uitgaande van inkomsten van € 14 mln ontvangt de sector Verkeer en Vervoer in 2009 € 7.280.000 en de sector Groen € 6.720.000. Ontwikkeling voorziening Omschrijving - Omslagfonds Subtotaal Voorzieningen
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
stand primo 2009 258.116 258.116
toevoegingen 2009 12.406.745 12.406.745
onttrekkingen 2009 12.406.745 12.406.745
stand ultimo 2009 258.116 258.116
31
2.3.7 Activiteit Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing 2005-2010 Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
Afrekeningen verleende ISV-subsidies
In 2005 is voor € 19.360.198 aan verplichtingen aangegaan aan programma- en projectgemeenten ISV2. Hiervan is bij wijze van voorschot € 13,25 miljoen uitbetaald. De eindafrekening vindt plaats in 2010. In de eerste acht maanden van 2009 heeft directeur OBR namens het DB aan negen gemeenten subsidie verleend voor de bouw van 747 bereikbare sociale huurwoningen, waarvan 207 woningen zijn aangemerkt als seniorenwoning. In de eerste acht maanden van 2009 heeft directeur OBR namens het DB aan zes gemeenten subsidie verleend voor de bouw van 130 woningen op functieveranderingslocaties. Op 11 februari heeft het DB op basis van de nieuwe spelregels de subsidie voor de sanering van de locatie Dijkzone-Hongerlandsedijk te Spijkenisse vastgesteld onder gelijktijdige intrekking van het subsidie op basis van de oude spelregels.
Aantal gebouwde sociale woningen
Aantal gebouwde woningen op functieveranderingslocaties
Bodemsanering
Omvang geprognosticeerde risicoreserve
Op 1 juli heeft het DB een bijdrage voor de sanering van de locatie De Tuinen in Bleiswijk vastgesteld. Op 1 juli heeft de regioraad de geactualiseerde meerjarenraming FVSV 2009 vastgesteld, waarbij de risico reserve d.w.z. het eindsaldo in 2010 berekend is op € 1,5 miljoen.
Wat mag het kosten? Activiteit: FVSV
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
Bijdragen bshw/sw
9.513.400
4.356.000
9.513.400
0
Bijdragen bodemsanering
1.632.640
1.423.890
1.632.640
0
Bijdrage functieverandering
4.612.500
975.000
975.000
-3.637.500
250.000
125.000
250.000
0
50.000
26.977
50.000
0
100.000
0
100.000
0
0
0
0
0
309.327
0
309.327
0
0
0
0
0
16.467.867
6.906.867
12.830.367
-3.637.500
Lasten
Uitvoeringskosten decentraal budgetbeheer Cofinanciering bouwinspecteur Proceskosten verstedelijkingsafspraken Dotatie aan voorziening Apparaatslasten Bijdrage diverse beleidsterreinen Totaal uitgaven Baten Rijksbijdragen
9.533.862
9.533.862
9.533.862
0
Rijksbijdrage prestatiedeel
2.432.508
2.432.508
2.432.508
0
Onttrekking aan voorziening FVSV
4.260.847
-5.059.503
793.347
-3.467.500
240.650
0
70.650
-170.000
16.467.867
6.906.867
12.830.367
-3.637.500
0
0
0
0
Rente Totaal inkomsten Saldo
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
32
Ontwikkeling ‘voorzieningen’/overlopend passief Omschrijving - FVSV nog te verplichten - FVSV verplicht Totaal 'voorziening'/overlopend passief FVSV
stand primo 2009 9.756.255 9.294.325 19.050.580
toevoegingen 2009 1.423.890 1.423.890
onttrekkingen 2009 793.347 4.037.085 4.830.432
stand ultimo 2009 8.962.908 6.681.130 15.644.038
Toelichting cijfers en voorgestelde begrotingswijziging Op 29 mei is de beschikking van SenterNovem inzake de jaartranche BLS ontvangen. De voorschotfinanciering is vastgesteld op € 9.533.862 en de prestatieuitkering op € 2.432.508. In totaal is € 11.966.370 ontvangen. Daarnaast is een bijdrage van € 148.560 ontvangen ten behoeve van de rijksbijdrage aan gemeenten voor de woninbouwproductie door eigenbouw. Dit bedrag is binnen vier weken overgemaakt naar de begunstigde gemeenten. In de eerste acht maanden is voor € 975.000 subsidie verleend voor de bouw van 130 woningen op functieveranderingslocaties. Voor de bouw van 747 bereikbare sociale huurwoningen, waarvan 207 die tevens als seniorenwoning zijn aangemerkt, is € 4.356.000 subsidie verleend. Aan Spijkenisse is per saldo de subsidie voor bodemsanering op basis van de nieuwe spelregels verhoogd met € 1.174.277. Vervolgens is het nieuw vastgestelde subsidiebedrag in één keer uitbetaald. Aan Lansingerland is het subsidie op basis van de nieuwe spelregels vastgesteld op € 249.613. Dit bedrag is direct uitbetaald. In verband met de uitvoeringskosten decentraal fondsbeheer is € 125.000 betaald. In het kader van de kosten bouwregisseur is € 26.977 uitbetaald. De ontvangen rijksbijdrage voor eigenbouw is overgemaakt aan de gemeenten. Op 1 juli 2009 heeft de regioraad ondermeer besloten het maximaal beschikbare budget voor functieverandering te verlagen tot € 41.362.500, waardoor er na 1 juli 2009 geen nieuwe subsidies verleend kunnen worden. De begroting 2009 wordt hierdoor verlaagd met € 3.637.500. Het vrijgekomen bedrag is vervolgens toegevoegd aan het budget voor de bouw van sociale huurwoningen. Aangenomen wordt dat niet zal leiden tot grotere uitgaven dan begroot in 2009.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
33
2.3.8 Activiteit Milieu Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling Luchtkwaliteit Aantal verleende subsidies
Ondersteuning regiogemeenten via o.a. knelpunten lucht regiogemeenten Ondersteunen coördinatie RAP
Coördineren uitvoering RSL
Klimaat Ondersteunen individuele gemeenten bij uitvoering lokale klimaatplannen
Ondersteunen en faciliteren van de uitvoering van de regionale klimaatagenda
Realisatie
Voor de deadline van 1 september 2009 is slechts 1 subsidieaanvraag binnengekomen. In oktober zal daarover door het DB worden besloten. Van de aangevraagde subsidies begin 2009 zijn voorschotten verleend voor: - een vervanging van bestaande voertuigen door elektrische voertuigen in de gemeente Capelle; - (onder voorwaarden) een onderzoek naar de toepassing van groene daken ook in de gemeente Capelle. Geen specifieke ondersteuning is geleverd anders dan het gereedkomen van de Handreiking lucht in ruimtelijke plannen voor o.a. gemeentelijke plannenmakers. Voor de zomer is de Jaarrapportage Luchtkwaliteit RAP/RAL 2008 opgeleverd, die nog door het DB zal worden vastgesteld. In april is de meest recente versie van de saneringstool opgeleverd, die zal worden gebruikt als rapportagetool in het kader van monitoring van het NSL. Door de DCMR zal o.a. in het Rijnmondgebied een pilot monitoring worden uitgevoerd. In het najaar zal een besluit worden genomen over een vervolg op het project Schone voertuigen dat nog loopt tot in 2010. In 2009 is een vervolgopdracht geven aan het VCCR voor de cursus Het Nieuwe Rijden. De stadsregio heeft de regiogemeenten ondersteund bij het aanvragen van subsidie bij het rijk voor het uitvoeren van lokale klimaatprojecten en voor deelname van gemeenten aan de samenwerkingsprojecten uit de klimaatagenda. Deze inspanning heeft ertoe geleid dat alle regiogemeenten een SLOK subsidieaanvraag hebben ingediend. Van de 16 gemeenten hebben inmiddels 15 gemeenten een positieve beschikking ontvangen. De stadsregio heeft bij het ministerie van VROM gelobbyd voor het beschikbaar stellen van meer SLOK subsidie omdat de subsidiepot ruim overschreven was waardoor een aantal gemeenten uit de boot dreigde te vallen. Inmiddels heeft het rijk extra SLOK subsidiegeld beschikbaar gesteld waardoor nu voor de hele regio genoeg geld beschikbaar is. Alle gemeenten stellen 1/6 deel van hun SLOK subsidie beschikbaar waaruit de uren van de projecttrekkers van de samenwerkingsprojecten. Alle samenwerkingsprojecten hebben een bestuurlijk en ambtelijke trekker vanuit de regiogemeenten. De stadsregio heeft BuildDesk ingehuurd om de regiogemeenten te ondersteunen bij de opzet en uitvoering van de samenwerkingsprojecten uit de klimaatagenda. Inmiddels zijn alle projecttrekkers aan de slag met het opstellen van een plan van aanpak voor hun project. Op 25 juni vond een eerste Stuurgroep Klimaat plaats met alle bestuurlijke trekkers van de samenwerkingsprojecten. In deze Stuurgroep Klimaat is de voortgangsrapportage over de eerste helft van 2009
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
34
besproken. Om de integratie van klimaatbeleid bij andere portefeuillehouders dan milieu te bevorderen, organiseert de stadsregio Milieumeestersbijeenkomsten voor de wethouders van de regiogemeenten. Op 25 februari vond in Vlaardingen een Milieumeestersbijeenkomst rond het thema Wonen plaats die positief is ontvangen. Tijdens deze bijeenkomst zijn projecten bezocht en getoond als voorbeelden voor energiebesparing bij bestaande bouw en bij nieuwbouw. Dit najaar wordt een derde Milieumeestersbijeenkomst georganiseerd rond het thema Klimaat en Verkeer en Vervoer. Minister Cramer van Milieu is uitgenodigd hierbij aanwezig te zijn.
Verder ontwikkelen plan van aanpak klimaatbestendig maken regio
Proactieve milieuaanpak Voortzetten samenwerking provincie ZuidHolland Regionale aanpak milieu
Maatwerk milieu in ruimtelijke plannen
Monitoring milieu
Eén van de samenwerkingsprojecten is Monitoring. De DCMR heeft in opdracht van de stadsregio een dummy voor een regionale CO2-monitor opgesteld. Eind 2010 wordt een eerste monitorrapportage opgesteld. De voorbereidingen hiervoor starten voorjaar 2010. De stadsregio participeert ambtelijk in het nationale klimaatadaptatieprogramma Kennis voor Klimaat waarbinnen de regio Rotterdam als hotspot is aangewezen. Voor de hotspot regio Rotterdam wordt een aantal onderzoeken gestart waaronder de Rotterdamse klimaatatlas dat de effecten van klimaatverandering voor de regio Rotterdam in kaart brengt. De stadsregio onderzoekt m.b.t. klimaatadaptatie (in relatie tot het watervraagstuk) welke inhoudelijke en procesmatige kanten relevant zijn voor de stadsregio. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kan eind dit jaar verder invulling worden gegeven aan de rol van de stadsregio. Going concern. De maatregelen zijn geselecteerd voor de eerste fase van de aanpak geluid in samenwerking met de gemeenten, provincie en DCMR. Volgende fase is hiervoor een uitvoeringsplan te maken met een solide financiële paragraaf. Komende periode wordt voor raadsleden een regioatelier georganiseerd waarin ook de samenhang met aanpak luchtkwaliteit centraal staat. Het vervolg van de milieustrategie Noordas en Ridderster is gestart. Verder gaat de stadsregio ook bestuurlijk deelnemen aan de laatste fase van het tot stand komen van de Bestuursovereenkomst T+. Deze overeenkomst omvat afspraken over het evenwicht m.b.t. geluid, leefomgevingskwaliteit, nieuwe woningbouw en havenactiviteiten. Het convenant RegioGIS is in voorbereiding, ondertekening door de partners in de regio op ambtelijk directieniveau verwacht eind dit jaar. Het gaat om dS+V. gemeentewerken Rotterdam, HBR, DCMR, GGD en de stadsregio.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
35
Overige relevante ontwikkelingen RVMK In 2008 is gewerkt aan de actualisatie van de RVMK. Het verkeersdeel hiervan zal worden beheerd door dS+V i.o.v. de stadsregio; het milieudeel zal worden beheerd door de DCMR in opdracht van de stadsregio. Het beheersplan milieu is door het DB vastgesteld en de DCMR heeft de opdracht gekregen dit jaarlijks te beheren. Hiervoor is op de begroting Milieu overig € 100.000 per jaar gereserveerd. AÏDA Op basis van een mailing aan de regiogemeenten zijn 2 projectvoorstellen ingediend bij AÏDA; 1 van Capelle voor een onderzoek naar het groen inpakken van de metrobuizen boven maaiveld; en 1 van Lansingerland voor een studie naar een praktische duurzaamheidsscan bij bedrijventerreinen. MSR Ter voorbereiding op de bestuurlijke MSR-bijeenkomst in september is veel aandacht gegeven en tijd besteed aan de nut en noodzaak discussie van MSR. ROM-Rijnmond Naar verwachting zal eind 2009 ROM-Rijnmond als bestaande organisatie worden opgeheven. Wat mag het kosten? Activiteit: Milieu
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
354.507
91.725
354.507
0
0
0
0
0
Lasten Directe lasten milieu Klimaatagenda Proactieve milieuaanpak
220.000
64.367
548.000
328.000
Subsidies luchtkwaliteit
0
298.720
750.000
750.000
Projecten luchtkwaliteit
0
107.629
250.000
250.000
Dotatie aan voorziening
0
0
0
0
Directe lasten ROM-Rijnmond
143.504
85.067
143.504
0
Apparaatslasten
589.601
393.067
589.601
0
1.307.612
1.040.576
2.635.612
1.328.000
Totaal uitgaven Baten Provinciale subsidie luchtkwaliteit
0
0
0
0
Onttrekking voorziening luchtkwaliteit
0
406.349
1.000.000
1.000.000
Onttrekking reserve Milieu
0
0
328.000
328.000
Bijdrage regiogemeenten
1.307.612
0
1.307.612
0
Totaal inkomsten
1.307.612
406.349
2.635.612
1.328.000
0
-634.226
0
0
Saldo
Ontwikkeling reserves en voorzieningen Omschrijving - Bestemmingsreserve Proactieve Milieuaanpak - Bestemmingsreserve Milieu klimaatagenda Subtotaal Reserves
stand primo 2009 62.885 369.730 432.615
toevoegingen 2009
-
onttrekkingen 2009 62.885 328.000 390.885
stand ultimo 2009 41.730 41.730 3.221.006 3.221.006 3.262.736
- Luchtkwaliteit subsidies Subtotaal Voorzieningen als overlopend passief
3.121.006 3.121.006
1.100.000 1.100.000
1.000.000 1.000.000
Totaal reserves en voorzieningen
3.553.621
1.100.000
1.390.885
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
36
Toelichting cijfers en voorgestelde begrotingswijziging Ultimo 2008 waren de FES-middelen voor luchtkwaliteit van de eerste en tweede tranche nog niet volledig uitgeput. In 2009 vinden veel activiteiten plaats die uit deze middelen worden gedekt. In de begrotingswijziging worden de beschikbare middelen ingezet als dekking voor de uitgevoerde activiteiten in het boekjaar 2009. Bij de resultaatbestemming van de jaarrekening 2008 is vastgesteld dat een bedrag van € 328.000 in de reserve Milieu wordt gestort ter financiering van de klimaatagenda 2009. Ter dekking van de kosten 2009 wordt dit bedrag nu onttrokken.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
37
2.4 Vitale bevolking: activeren en zorgen een vitale bevolking:activeren en zorgen in euro's
Begroting 2009 -II
Realisatie t/m augustus
Prognose ultimo jaar
Afwijking t.o.v. begroting
Jeugdzorg Sociaal beleid Wonen Regeling Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS)
124.635.621 1.408.160 415.133 4.303.632
91.482.398 1.227.621 262.351 2.671.908
127.274.719 2.400.435 415.133 4.141.061
2.639.098 992.275 162.571-
totaal uitgaven
130.762.546
95.644.278
134.231.348
3.468.802
Rijksbijdrage Jeugdzorg (van min van VWS) Bijdrage bestuurskosten R'dam, PZH en VWS Bijdrage provincie RAS Bijdrage provincie Zuid Holland statushouders Bijdrage regiogemeenten Rijksbijdrage Besluit Woninggebonden Subsidies Bijdrage IKW Onttrekking reserve en voorziening BWS Onttrekking reserves en voorziening Jeugdzorg Onttrekking reserves en voorziening sociaal beleid Onttrekking reserve sociaal beleid Rente op Jeugdzorg Rente op BWS gelden
109.436.285 023.384 755.993 200.000 4.203.632 14.899.337 1.043.916 100.000 100.000
71.299.428 1.083.534 87.400 2.671.908 47.751 37.296
110.008.315 02.209.343 23.384 755.993 87.400 200.000 4.003.661 14.899.337 1.043.916 900.000 50.000 50.000
572.030 02.209.343 87.400 199.971900.000 50.00050.000-
totaal inkomsten
130.762.546
75.227.317
134.231.348
3.468.802
0
-20.416.961
0
0
Saldo
2.4.1 Activiteit Wonen Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
Starten brede discussie over herziening Huisvestingswet
Samen met de Maaskoepel is een serie interactieve sessies met bestuurders, professionals en woonconsumenten gehouden. De uitwerking moet leiden tot een nieuw woonruimteverdelingsstelsel in de regio; hierin zal een voorname plaats voor de woningcorporaties zijn weggelegd. Naar het zich laat aanzien wordt de nieuwe wetgeving eerst in de loop van 2010 van kracht. Het nieuwe regionale stelsel zal ook in de tijd daarop aansluiten. De Verstedelijkingsafspraken hebben de agenda van de woonvisie-activiteiten bepaald: de conclusies van de woonvisiestudies van de afgelopen jaren zijn gebundeld als input voor de contourennota en een studie naar de combinatie wonen-werken is op de afrondende rapportage na gereed. Momenteel wordt gewerkt aan een verkenning Behoud van de allochtone middenklasse en een college over de samenhang tussen economische ontwikkeling en woningmarkt.
Organiseren studies, studiebijeenkomsten en concrete activiteiten rondom de woonvisie
Overige relevante ontwikkelingen In het dossier Toezicht verblijfsgerechtigden en pardonregeling is een positieve ontwikkeling waar te nemen. De achterstanden bij de taakstelling van de reguliere verblijfsgerechtigden van met name Rotterdam worden door adminstratieve inspanningen kleiner, daarnaast levert bovenmatige prestaties wat betreft aantallen geplaatste pardonners. Een herverdeling binnen de regio van beide taakstellingen is in voorbereiding; en indien het kabinet dat toestaat daarna een veel grotere operatie beide taakstellingen te verevenen.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
38
Ten behoeve van het nieuwbouwprogramma 2005-2010 zijn de gemeenten gestimuleerd en gesteund om hun aanvragen te doen in het kader van de tijdelijke stimuleringsmaatregelen woningbouw van het kabinet; dit heeft geleid tot een toekenning van € 43 mln (van de beschikbare € 100 mln) voor projecten in de marktsector in de stadsregio. De aandacht in het nieuwbouwprogramma 2005-2010, dat immers over enkele maanden afloopt, concentreert zich verder op de productie sociale woningen: Met de gemeenten Krimpen aan den IJssel, Hellevoetsluis en Lansingerland worden drukketelsessies gehouden, teneinde elk van die gemeenten in staat te stellen de overeengekomen aantallen te realiseren. Wat mag het kosten? Activiteit: Wonen
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
Uitvoerings- en projectkosten
415.133
262.351
415.133
0
Totaal uitgaven
415.133
262.351
415.133
0
Lasten
Baten Bijdrage provincie
23.384
0
23.384
0
Bijdrage regiogemeenten
391.749
0
391.749
0
Totaal inkomsten
415.133
0
415.133
0
0
-262.351
0
0
Saldo
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
39
2.4.2 Activiteit Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) Wat is er tot nu toe gedaan? De regeling Besluit Woninggebonden Subsidies is een aflopende regeling, waarbij in de jaren 1992 tot en met 1994 subsidies zijn toegekend aan gemeenten of samenwerkingsverbanden voor het bouwen van huuren koopwoningen en woonwagens en voor woningverbetering aan huur- en koopwoningen. Overige relevante ontwikkelingen Het ministerie van VROM gaat over tot afkoop van het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS). Dit heeft voor de stadsregio tot gevolg dat de jaarlijks te ontvangen bedragen van het ministerie in het najaar in één keer (tegen netto contante waarde) worden ontvangen. Daarnaast treedt de stadsregio op als regionaal budgethouder voor een aantal regiogemeenten. Deze regiogemeenten hebben bij de start van het regionaal budgethouderschap hun spaarsaldo van de regeling ingebracht bij de stadsregio. De betreffende regiogemeenten ontvangen nog steeds de jaarlijkse BWSbijdrage van VROM. De gemeenten ontvangen jaarlijks een factuur van de stadsregio, waarna zij (een deel van de) BWS-bijdrage doorstorten naar de stadsregio. Aangezien ook bij de betreffende regiogemeenten sprake zal zijn van een verplichte afkoop door VROM worden de zelfstandige budgethouders benaderd met het voorstel om de jaarlijkse BWS-bijdragen van de regiogemeenten aan de stadsregio ook af te kopen. Hiervoor zullen dezelfde VROM-parameters worden gehanteerd. Met de BWS-bijdragen zijn verplichtingen in het kader van de sociale koopregeling aangegaan, welke nog een aantal jaren doorlopen. Er wordt nog een voorstel gedaan hoe met deze doorlopende verplichtingen wordt omgegaan. Wat mag het kosten? Activiteit: BWS
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
Directe lasten, jaarlijkse bijdragen derden*
1.546.963
1.529.410
1.565.015
18.052
Bijdrage aan derden
2.142.814
1.142.498
1.962.191
-180.623 0
Lasten
Apparaatslasten
523.951
0
523.951
Bijdrage diverse beleidsterreinen
11.163
0
11.163
0
Rentelasten
78.741
0
78.741
0
4.303.632
2.671.908
4.141.061
-162.571
Totaal uitgaven Baten Rijksbijdragen
0
0
0
0
Overige baten
0
87.400
87.400
87.400 -162.571
Onttrekking aan voorziening
3.689.777
2.671.908
3.527.206
Onttrekking aan bestemmingsreserve
513.855
0
476.455
-37.400
Rente
100.000
37.296
50.000
-50.000
4.303.632
2.796.604
4.141.061
-162.571
0
124.696
0
0
Totaal inkomsten Saldo * inclusief afkoop jaarlijkse bedragen
De bijdragen aan derden worden gedekt door de onttrekking aan de 'voorziening'. Ten gevolge van de bij de jaarrekening toegepaste stelselwijziging wordt er geen resultaat meer behaald op bijdragen, tenzij er sprake is van vrijval. Het feitelijke saldo wordt veroorzaakt door het rentesaldo minus de doorberekende apparaatslasten, inclusief eventuele vrijval. Ten opzichte van de herziene begroting heeft er vrijval plaatsgevonden ter grootte van € 87.400. Daarentegen daalt de prognose van de renteopbrengst met € 50.000. Per saldo daalt het exploitatietekort met € 27.400; de benodigde onttrekking uit de reserve eveneens.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
40
Ontwikkeling ‘voorziening’/overlopend passief verplicht Omschrijving BWS Jaarlijkse bijdragen BWS incl. afkoop Regionaal ISV Aanvulling Rotterdam Totaal 'voorziening/overlopend passief' BWS
stand primo 2009 1.773.169 1.842.143 433.800 247.010 4.296.122
toevoegingen 2009
vrijval 2009
87.400 -
87.400
onttrekkingen 2009 1.404.181 1.565.015 346.400 211.610 3.527.206
stand ultimo 2009 368.988 277.128 35.400 681.516
Toelichting cijfers en voorgestelde begrotingswijziging De toegekende subsidies worden uitgekeerd in de vorm van een jaarlijkse bijdrage. Deze is ieder jaar even groot, namelijk 10% van de oorspronkelijke toekenning. Een deel van het uitgekeerd bedrag is rente, het overige deel is aflossing, daardoor wordt per jaar dus minder dan 10% va de oorspronkelijke toekenning afgelost. De maximale looptijd is 30 jaar. Dit betekent dat er nog tot maximaal 2024 aan uitkeringen moeten worden gedaan. Voor de stadsregio loopt deze termijn al eerder af in 2015. Nieuwe subsidiebeschikkingen worden thans niet meer verleend, waardoor de huidige regeling zich beperkt tot het administratief afwikkelen van de verplichtingen en verantwoorden van de rechten (rijksbijdragen).
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
41
2.4.3 Activiteit Sociaal Beleid Wat is er tot nu toe gedaan? Doelstelling
Realisatie
De stadsregio Rotterdam wil een bijdrage leveren aan de versteviging van sociaal beleid bij fysieke gebiedsontwikkeling. Daartoe bieden wij in 2009 een ondersteuningspakket aan, dat bestaat uit menskracht, subsidies en activiteiten gericht op kennisdeling.
In het tweede kwartaal 2009 is een omvangrijk subsidietraject afgerond. Circa 100 projectsubsidies uit de voorgaande periode zijn vastgesteld, grotendeels ten laste van de RAS-subsidie van de provincie Zuid-Holland. Op basis van een onderzoek naar sociaal-fysieke samenwerking is het ondersteuningspakket ingevuld. De nieuwe subsidieregeling legt een directe koppeling met verstedelijking. Met een publicatie en bijeenkomsten is brede aandacht gegeven aan subsidiemogelijkheden en de beschikbaarheid van adviseurs.
Wat mag het kosten? Activiteit: Sociaal Beleid
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
Lasten Subsidies en projecten ihkv
1.087.785
979.448
2.080.060
992.275
Subsidie aan Maaszicht
103.767
103.767
103.767
0
Apparaatslasten
216.608
144.405
216.608
0
1.408.160
1.227.621
2.400.435
992.275
364.244
0
364.244
0
0
25.000
92.275
92.275
Totaal uitgaven Baten Bijdrage regiogemeenten Bijdrage RAS Provincie Zuid-Holland Onttrekking reserve sociaal beleid
0
0
900.000
900.000
Onttrekking voorziening sociaal beleid
1.043.916
0
1.043.916
0
Totaal inkomsten
1.408.160
25.000
2.400.435
992.275
0
-1.202.621
0
0
Saldo
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
42
Ontwikkeling reserves en voorzieningen Omschrijving - Bestemmingsreserve Sociaal beleid Subtotaal Reserves
stand primo 2009 1.000.000 1.000.000
toevoegingen 2009 -
onttrekkingen 2009 900.000 900.000
stand ultimo 2009 100.000 100.000 100.000
- Sociaal Beleid verplicht Subtotaal Voorzieningen als overlopend passief
1.043.916 1.043.916
-
1.043.916 1.043.916
Totaal reserves en voorzieningen
2.043.916
-
1.943.916
Toelichting cijfers en voorgestelde begrotingswijziging Voor het ondersteunen van het uitvoeringsprogramma en het ondersteunen van regionale afstemming en kennisdeling voor Nieuwe Waterweg Noord is door de provincie Zuid-Holland een subsidie van € 67.275 beschikbaar gesteld. Daarnaast is een deel van de RAS-subsidie 2009 (€ 25.000) beschikbaar voor de coördinatie van het sociaal beleid. Naar verwachting worden er in november 2009 voor ca. € 900.000 subsidies verleend. De subsidieverleningen worden gedekt uit de bestemmingsreserve sociaal beleid. In de begrotingswijziging wordt derhalve een onttrekking van € 900.000 opgenomen.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
43
2.4.4 Activiteit Jeugdzorg Wat is er tot nu toe gedaan?
Doelstelling
Realisatie
Uitvoeringsprogramma 2009 (1) Wegwerken van de wachtlijsten voor het AMK en zorgaanbod
AMK: prestatieafspraken gemaakt met BJZ i.k.v. subsidieverlening 2009; reëel is wachtlijst in Q1 gedaald van 66 naar 16. In juni en juli is het aantal aanmeldingen gestegen. De wachtlijst liet ook een stijging zien. In augustus is weer een daling gerealiseerd. Per een september wachten er 35 cliënten langer dan 5 dagen op de start van het onderzoek. De doorlooptijd is in Q2 verder gedaald van 95 dagen in Q1 naar 87 dagen. Zorgaanbod: 80 extra pleegzorgplaatsen worden gesubsidieerd, en subsidies voor 255 extra ambulante trajecten zijn in Q2 verleend. Zorgaanbod: reëel is (bruto) wachtlijst in Q1 gedaald van 508 naar 422. In Q2 is de wachtlijst verder gedaald naar 369.
(2) Verbetering van de organisatie van de gezinsvoogdij/voogdij;
Een wachtlijstanalyse naar stijging wachtlijst gedurende Q4 2008 is in juni opgeleverd. De analyse is besproken met de zorgaanbieders en BJZ. Als gevolg hiervan zijn een aantal acties uitgezet om de registratie te verbeteren en de gegevens te actualiseren. Tevens is gebleken dat cliënten langer in zorg blijven, hetgeen gevolgen heeft voor de wachtlijst. Voortgang op landelijke doelstellingen Beter Beschermd en LAAK - vanaf 01.01.2010 doorlooptijd BJZ/AMK/Raad voor de Kinderbescherming/kinderrechter in tenminste 75% van alle gevallen maximaal 61 dagen. - caseload gezinsvoogd gefaseerd naar Delta norm (1:15 kinderen per werker). Is op schema. Doelstellingen voor 2009 worden behaald, eind 2009 - vanaf 1/1/2009 is er een sluitend systeem van risicotaxatie en is er een nauwe samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming voor de uitvoering van de toetsende taak van de raad. Is operationeel per Q2. - er zijn aanvullende afspraken gemaakt met de RvdK inzake risicotaxatie en toetsende taak RvdK. Er is een pilot gestart tussen Bureau Jeugdzorg/Stek/RVK met betrekking tot de versterking in de samenwerking voor kinderen met een OTS. Er is een indicatieprotocol ontwikkeld en ingevoerd in Q2,voor ambulante hulpverlening bij nieuwe OTS-uitspraken. Voor 2009 zijn 80 pleegzorgplaatsen ‘ingekocht’ die deels bestemd zijn ‘voogdijkinderen’ die niet thuis kunnen blijven wonen. Daarnaast zijn in Q2
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
44
(3) Het behalen van meer effectiviteit en efficiency bij Bureau Jeugdzorg;
(4) Het realiseren van een effectiever en efficiënter zorgaanbod;
255 ambulante trajecten ‘ingekocht’ specifiek voor kinderen met een maatregel. De gevolgen van deze extra inkoop zijn voor pleegzorg al merkbaar in Q2 en voor de ambulante trajecten in Q3 en Q4 In dit kader wordt er gewerkt aan verbetering van de indicatiestelling en verbetering van de doorlooptijden. Met betrekking tot het AMK is gewerkt aan het verbeteren van de interne sturing en informatievoorziening. Bureau Jeugdzorg heeft vanaf Q3 intern meer zicht op productie, caseload en doorlooptijden van het AMK, en de sturing hierop is versterkt. In Q3 heeft Bureau Jeugdzorg een extern bureau ingehuurd om de interne werkprocessen te laten doorlichten. Het doel hiervan is de interne logistiek te verbeteren. In Q4 worden de resultaten van dit onderzoek verwacht, waarna verbeteringen worden geïmplementeerd. (4a) turn around in het aanbod Er zijn van drie zorgaanbieders voorstellen ontvangen voor ombouw van zwaardere naar lichtere vormen van zorg, bijvoorbeeld residentiële zorg naar kamertraining of dagbehandeling naar ambulante hulp. Deze zijn in Q2 gehonoreerd. De ombouwacties zijn gerealiseerd voor 1 september en zullen naar verwachting in Q3 en Q4 resulteren in meer gebruikers. (4b) verbeteren doorlooptijden Pilot bij Stek waarbij Theory of Constraints wordt toegepast is gestart. SR beziet met andere zorgaanbieders hoe bij positieve uitkomsten deze pilot bij alle zorgaanbieders uitgerold kan worden. (4c) werken met effectief bewezen programma’s NJI is gestart met inventarisatie. Beschrijving en toetsing volgt. SR en zorgaanbieders hebben afspraken gemaakt over stappen in proces. Er is een begeleidingscommissie waarin zorgaanbieders en SR vertegenwoordigd zijn. (4d) stroomlijnen logistiek tussen BJZ en ZAS - Wachtlijstbeheer - er is een plan van aanpak opgesteld, dat operationeel zal zijn in Q4 2009 - Toeleiding crisisopvang. In werkgroepen wordt dit uitgewerkt door BJZ en ZAS. Afronding in Q4 2009. (4e) invoering bekostigingsstelsel zorgaanbieders Subsidieaanvragen inclusief begroting 2010 van de zorgaanbieders worden in ‘Kaiser p x q’ systematiek uiterlijk op 1 oktober 2009 ingediend. (4f) start gebruik landelijke prestatie indicatoren Zorgaanbieders zijn gestart met gebruik landelijke prestatie indicatoren. Afspraken over de verantwoording op basis hiervan vanaf 2010 worden meegenomen in subsidieafspraken over 2010.
(5) Het verbeteren van de samenwerking in de keten.
Er worden verschillende initiatieven ondernomen om de samenwerking in de brede keten te versterken. Het is echter niet mogelijk om op dit moment concrete resultaten te vermelden.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
45
Regeldruk – Klantvriendelijk beleid. Er is een projectplan opgesteld. Dit plan is in juni 2009 vastgesteld en aangeboden aan het Programmaministerie van Jeugd en Gezin. Waar het gaat om de crisisopvang is er onderzoek verricht door Deloitte, oplevering rapport in Q1. De implementatie is uitgerold in de rest van 2009 en voorziet in: aansluiting van de J-GGZ in de keten, oprichting van een centraal meldpunt, onderzoek naar uitstroom crisisopvang, vaststellen van intersectoraal gedragen definities.
Ieder Kind Wint
Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders zijn overeengekomen om gezamenlijk het wachtlijstbeheer ter hand te nemen. Er zal één centrale wachtlijst gerealiseerd worden. De informatiepositie neemt hierdoor toe, waardoor het zorgaanbod efficiënter ingezet kan worden. Tegel 1: Versterken preventie Flexibilisering contactmomenten – er is een convenant gesloten met de minister en er is goedkeuring ontvangen van de Inspectie op het plan van aanpak. Tegel 2: Kennisinfrastructuur Er is gekozen voor één EKD in de stadsregio Een koppeling is gemaakt tussen EKD en SISA Onderzoek wordt gepleegd naar mogelijke koppeling EKD en systemen zorgaanbieders, BJZ en onderwijs. Tegel 3: Toerusten professionals Toerusten professionals op vermogen te signaleren. Inzicht bieden in mogelijkheden verwijzing. In Rotterdam is gestart met de uitvoering, 500 professionals worden bereikt. Cursusmateriaal gereed en goedgekeurd door NJI. Tegel 4: ZAT Vinden, Verbinden, Versterken als ‘kompas’ voor inrichting/optimalisatie Bevindingen naar aanleiding van bijeenkomsten: *Draagvlak bij onderwijsinstellingen en zorgaanbieders.* Verschillen in gemeenten in ontwikkeling van ZAT’s. *Investeren in afstemming CJG en ZAT. *Beschouwen organisatorische gevolgen ivm regionale spreiding herkomst leerlingen. *Afstemming noodzakelijk over minimale inzet SMW. Tegel 5: CJG Gemeenten (16), 4 thuiszorgorganisaties en BJZ akkoord met advies ‘Stap naar een Sprong’: *Geïntegreerde organisatie. *Beleidsmatig en bestuurlijk primaat bij gemeenten.* CJG werkt op basis van procesintegratie. *CJG in gehele stadsregio zal gelijke opzet kennen. *Gemeenschappelijke huisstijl Ondersteuning gemeenten: *Inhoudelijke thema’s: o.a. procesbeschrijvingen, verbinden vraag en aanbod, zorgcoördinatie en doorzettingsmacht, spreiding, huisstijl. *Inzet procesbegeleiding vijf koplopergemeenten tbv gehele SR CJG-organisatie i.o. met participatie van beide
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
46
GGD-en en vier van de vijf betrokken thuiszorgorganisaties Inrichten portfolio CJG, afgestemd op de vraag, o.a. met behulp van RAS middelen. In juli is met twee derde van RAS-budget 2009 lichte ambulante trajecten ingekocht. Het resterend deel voor nazorgtrajecten. Tegels 6 en 8: Effectief portfolio Vraagontwikkelingsonderzoek is gerealiseerd. Met het ministerie is een convenant gesloten met optie ‘schuif’. Vertaling is gemaakt naar naar MBK (0912) en UP 2009. Convenant met zorgaanbieders en BJZ: *Adresseren witte vlekken (latente vraag en OTS). *Uitbreiding, intensivering en conversie aanbod *Versterking efficiency en effectiviteit aanbod (doorlooptijden, methodische kwaliteit, toerusting professionals, cultuurimpulsen). *Idem informatiepositie en sturing. *Intro prestatiemanagement: eliminatie wachtlijsten. *Beperkte inzet op budgetconversie naar preventie. Lobby naar Kabinet en stakeholders (budget, ontkokering LVG en GGZ en stelselwijziging jeugdzorg) Tegel 7: Ketenstroomlijnen Onderzoek en werkateliers met 100 professionals Keuze voor focus op: *CJG-ontwikkeling *proces zorgcoördinatie *gezinsaanpak, aansluiting op relevante netwerken *Aansluiting CJG op onderwijs *Inrichting effectief portfolio Tegel 9: Ontmoeting & uitwisseling Diverse conferenties zijn georganiseerd. De werkers zijn betrokken bij conceptontwikkeling. Bestuurders en medewerkers hebben stages gelopen. Informatievoorziening (brochures, mailings, website e.d.) Afsprakenkader BJZ en zorgaanbieders: *(extra) Investeren in professionaliteit. *Idem in samenwerking binnen de keten. Overige relevante ontwikkelingen Nieuw financieel verdeelmodel – Het door SCP ontwikkelde financieel verdeelmodel voor de jeugdzorg is door de drie grootstedelijke regio’s (3GSR) onder kritiek gesteld. Zwaarte van problematiek zit onvoldoende in verdeelmodel waardoor 3GSR onvoldoende middelen ontvangen om aard en omvang van de problematiek in regio’s aan te pakken. 3GSR zetten de lobby voort om tot eerlijker verdeelmodel te komen. Inspanningen hebben nog niet tot gewenst resultaat geleid. Er is in de maand augustus na berichten over landelijk tegenvallende wachtlijstcijfers per datum 1 juli, extra druk ontstaan op het halen van de doelen vastgelegd in de overeenkomst extra middelen 2008/2009 met de minister voor Jeugd en Gezin (verhogen productie en daarmee zoveel mogelijk reductie van de wachtlijst naar 0 op 31-12-2009). De wachtlijst is in de stadsregio vanaf 1 januari met 30% gedaald. Een versnelling in kwartaal 3 en 4 is nodig om einde jaar op 0 uit te komen. Veel zorgaanbieders leveren hun aandeel in het behalen van gemaakte afspraken over productiegroei en wachtlijsten. Met enkele voeren we gesprekken om prestaties te verbeteren. De onderhandelingen over het jeugdzorgbudget 2010 tussen het Interprovinciaal Overleg en de minister voor Jeugd en Gezin zijn vastgelopen. De minister stelt nu een budget vast. Het budget dat lager zal uitvallen dan gehoopt, zal bekend worden rond Prinsjesdag en de begrotingsbehandeling.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
47
Wat mag het kosten? Activiteit: Jeugdzorg
Begroting
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
2009-II
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
0
Lasten Bijdrage aan bureau Jeugdzorg totaal
0
0
0
Bijdrage aan bureau Jeugdzorg justitieel
24.989.259
20.172.300
24.989.259
0
Bijdrage aan bureau Jeugdzorg vrijwillig
16.067.271
13.130.328
16.067.271
0
Bijdrage aan zorgaanbod
73.862.658
55.924.474
74.384.688
522.030
0
0
0
0
6.118.368
5.915
6.118.368
0
334.000
92.921
334.000
0
1.250.000
272.948
1.250.000
0
249.400
699.083
249.400
0
Bijdrage aan PZH ivm Horizon Betalingen voorgaande jaren (o.a. OVA 2008) Subsidies clientenbeleid en vertrouwenspersoon Onderzoek en instrumentarium Stimulering transformatie Projectkosten Ieder Kind Wint
1.764.665
325.802
1.764.665
0
RAS-middelen
0
858.627
2.117.068
2.117.068
Apparaatslasten
0
0
0
0
124.635.621
91.482.398
127.274.719
2.639.098
Bijdrage ministerie VWS/Justitie tbv BJZ
24.441.619
16.378.801
25.013.649
572.030
Bijdrage ministerie VWS tbv zorgaanbod
84.994.666
54.920.628
84.994.666
0
0
0
0
0
Totaal uitgaven Baten
Bijdrage Rotterdam, PZH en VWS bestuurskosten Bijdrage regiogemeenten Bijdrage IKW Onttrekking reserve Ieder Kind Wint Onttrekking bestemmingsreserve wachtlijsten Onttrekking voorziening doeluitkering Provinciale bijdrage RAS Rente Totaal inkomsten Saldo
0
0
0
0
200.000
0
200.000
0
1.564.665
0
1.564.665
0
454.140
0
454.140
0
12.880.532
0
12.880.532
0
0
1.058.534
2.117.068
2.117.068
100.000
47.751
50.000
-50.000
124.635.621
72.405.713
127.274.719
2.639.098
0
-19.076.684
0
0
Ontwikkeling reserves en voorzieningen Omschrijving - Bestemmingsreserve Jeugdzorg/bestrijding wachtlijsten - Bestemmingsreserve Ieder Kind Wint Subtotaal Reserves
stand primo 2009 454.140 1.564.665 2.018.805
toevoegingen 2009
stand ultimo 2009 -
-
onttrekkingen 2009 454.140 1.564.665 2.018.805
-
- Jeugdzorg algemeen (doeluitkering) - Jeugdzorg aanvalsplan wachtlijsten (rijksgeld) Subtotaal Voorzieningen als overlopend passief
10.724.041 2.156.491 12.880.532
-
10.724.041 2.156.491 12.880.532
Totaal reserves en voorzieningen
14.899.337
-
14.899.337
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
-
48
Toelichting cijfers en voorgestelde begrotingswijziging RAS-middelen In de vergaderingen van de commissie Jeugdzorg in december 2008 en maart/mei 2009 is de verdeling van de RAS-middelen 2009 besproken. Er is een verdeling van de RAS-middelen 2010 tot en met 2012 uitgewerkt. Voorgesteld is om een deel van de RAS-bijdrage aan te wenden voor de continuering van de preventieve CJG-zorg. Dit betekent dat de regiogemeenten vanuit de RAS-subsidie langer financieel worden ondersteund bij de preventieve CJG-zorg. Daarna geldt onverlet dat de gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor het continueren van deze zorg. In het voorstel is rekening gehouden met een nog vrij besteedbaar bedrag in 2011 en 2012. Dit biedt flexibiliteit, waardoor volgend jaar kan worden bezien welke gemeenschappelijke behoeftes er zijn ten aanzien van de regionale CJG-ontwikkelingen (waarbij opgemerkt, dat bij de besteding rekening gehouden moet worden met de richtlijnen van de provincie Zuid-Holland). In 2009 is de preventieve CJG-zorg ingekocht bij FlexusJeugdplein. FlexusJeugdplein werkt voor een aantal 1e tranche gemeenten samen met andere organisaties (in onderaannemerschap). Aanvulling hardheidsclausule 2008 De aanhoudende groei van het aantal pupillen in de jeugdzorg legt een grote druk op de financiën van de bureaus jeugdzorg en de landelijk werkende instellingen. Er was in 2008 opnieuw niet voldoende budget beschikbaar op de begroting van het Ministerie van Justitie om de hardheidsclaims geheel te honoreren. Er resteert een verschil tussen baten en lasten BJZ en justitiële taken van € 1,17 mln. Dit bedrag is feitelijk ten koste gegaan van middelen zorgaanbod in 2008. Na verscheidene bezwaren door stadsregio’s en provincies heeft de Minister van Justitie besloten additionele middelen vrij te maken om een aanvulling te geven op het reeds toegekende bedrag voor de hardheidsclausule jeugdzorg. De aanvullende vergoeding voor de stadsregio bedraagt € 572.030. Risico Voor de financiering van de regionale jeugdzorgambities is de stadsregio afhankelijk van het rijk. Het rijk heeft in september 2008 een deal gesloten met de provincies verenigd in het IPO voor extra investeringen in de jeugdzorg. De drie stadsregio’s Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden konden in eerste instantie niet met deze deal instemmen, omdat van de regio’s een hoge eigen bijdrage werd verwacht. De stadsregio’s beschikken i.t.t. de provincies niet over autonome middelen en zijn een afzonderlijk onderhandelingstraject gestart met de Minister Jeugd en Gezin. De Minister heeft de bijzondere positie van de stadsregio’s onderschreven en dit heeft eind december geresulteerd in een afzonderlijke overeenstemming tussen de Minister en de drie stadsregio’s over het jeugdzorgbudget 2008/2009. Daar waar van de drie stadsregio’s in het eerste voorstel van het ministerie Jeugd en Gezin ten behoeve van de extra rijksinvesteringen een eigen bijdrage werd verwacht van € 16 mln (SR deel 6,2 miljoen), is als onderhandelingsresultaat bereikt dat de minister in 2009 nog eens € 10 mln extra bijdraagt aan de 3 stadsregio’s (waarvan 2 miljoen voorwaardelijk; over terugbetaling wordt in 2010 opnieuw door de 3 stadsregio’s en het ministerie onderhandeld). Van de € 6 mln die de 3 stadsregio’s moeten opbrengen uit eigen autonome middelen moet de stadsregio Rotterdam € 2.273.795 genereren. De inzet van € 2,27 mln eigen middelen genereert € 13,72 mln aan middelen van het Rijk. Een multiplier van 6. Daarnaast wordt 3% efficiencywinst gerealiseerd door de zorgaanbieders. Momenteel wordt er door het cluster Jeugdzorg onderzocht in hoeverre de benodigde eigen middelen vanuit de eigen begroting (o.a. restantbudgetten Ieder Kind Wint) kunnen worden vrijgemaakt. Eerste indicaties gaan uit van dekking uit eigen begroting van ca. € 0,8 mln. Dit betekent dat voor de resterende € 1,5 mln wordt gedekt uit de algemene reserve (€ 0,75 mln) en de BWS-reserve (€ 0,77 mln). Indien aan het eind van het jaar blijkt dat de beschikbare ruimte binnen de Ieder Kind Wint-middelen hoger uitvalt, dan zal de dekking vanuit de BWS-reserve naar beneden worden bijgesteld.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
49
3
Paragrafen
3.1 Paragraaf bedrijfsvoering 3.1.1 Financiën en control - Algemeen Naast inzicht in de voortgang van activiteiten wil de stadsregio ook inzicht geven in de bedrijfsvoering. De burger verwacht van het openbaar bestuur dat de inkomsten en uitgaven rechtmatig en doeltreffend zijn en dat de stadsregio doelmatig, betrouwbaar en transparant is. Deze criteria zijn van toepassing op de gehele bedrijfsvoering en omvat daarmee zowel de primaire, beleids- en bestuurlijke processen als de ondersteunende, meer intern gerichte processen. - Planning en Control De begroting 2010, de 4-maands bestuursrapportage 2009 (inclusief de daarin opgenomen eerste begrotingswijziging) en de jaarrekening 2008 zijn in de regioraad van 1 juli 2009 vastgesteld. De jaarrekening 2008 sluit met een positief resultaat van € 14,7 miljoen. Zowel voor getrouwheid als rechtmatigheid is een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven. Met uitzondering van de uitkeringen volgens het Besluit Woninggebonden Subsidies zijn alle in 2008 ontvangen rijksbijdragen in juli van dit jaar volgens het principe van S(ingle) I(nformation) S(ingle) A(udit) aan het Rijk verantwoord. In de eerste acht maanden van 2009 zijn drie IV3-kwartaalrapportages voor het CBS opgesteld. - Administratieve organisatie Het handboek Administratieve Organisatie (AO) dient een accurate afspiegeling te zijn van de werkprocessen die in de organisatie worden uitgevoerd. Aangezien de organisatie aan veranderingen onderhevig is, blijft het noodzakelijk om de beschreven processen periodiek onder de loep te nemen. Begin 2009 zijn de subsidieprocessen geactualiseerd. In de tweede helft van 2009 worden de processen Inkoop en aanbesteding en Treasury geactualiseerd. Daarnaast worden eind 2009 de bestaande processen verwerkt in een modelleringstool en gepubliceerd op intranet. - Interne controle In het eerste kwartaal 2009 zijn het controleprotocol jaarrekening 2009 en het interne controleplan 2009 opgesteld. Het controleprotocol heeft als doel nadere aanwijzingen te geven aan de accountant over de reikwijdte van de accountantscontrole 2009, de daarbij te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties en het daarbij te hanteren kader van wet- en regelgeving. In het intern controleplan is vastgelegd welke interne controles in 2009 worden uitgevoerd. Voorts is opgenomen hoe de taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de interne controle zijn verdeeld. - BTW-Compensatiefonds Begin 2009 heeft de Belastingdienst het onderzoek naar de juiste toepassing van het BTWCompensatiefonds in 2003 binnen de stadsregio Rotterdam afgerond. Op basis van dit onderzoek is een rapportage opgesteld. De Belastingdienst heeft geconstateerd dat een deel van de BTW op de indirecte kosten voor een deel niet is doorgeschoven naar de deelnemende gemeenten. Deze fout heeft zich eveneens voorgedaan in de jaren na 2003. De komende tijd zal in het kader van het horizontaal toezicht van de Belastingdienst een nieuwe BTWmethodiek voor de indirecte kosten worden besproken. Hiermee wordt voorkomen dat de geconstateerde fout zich ook in 2009 nog voor zal doen. Naar aanleiding van het BTW-onderzoek wordt er door de Belastingdienst een naheffingsaanslag opgelegd van € 41.773. De jaren 2004 tot en met 2008 zijn op dit moment nog niet door de Belastingdienst gecontroleerd. De Belastingdienst heeft voorgesteld om de jaren 2004 t/m 2008 op basis van een extrapolatie van de fouten 2003 af te kopen, zodat er voor deze jaren geen controle meer uitgevoerd wordt. De totale naheffingsaanslag voor de jaren 2003 tot en met 2008 (inclusief de heffingsrente) komt uit op € 161.851. Ten opzichte van de totale geclaimde BTW 2003-2008 (ca. € 16 mln) betekent dit een foutpercentage van 0,01%. De kosten worden gedekt uit de post onvoorzien.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
50
- Bekostigingssystematiek algemene middelen Opzet en beheer van de bekostigingssystematiek algemene middelen is een taak van de sector Bedrijfsvoering. De gehanteerde systematiek komt tot uitdrukking in het volgende cijfermatig overzicht, waarin wordt gespecificeerd op welke wijze de gemeentelijke bijdragen en algemene rentebaten worden ingezet. Dekking
Begroting 2009
Lasten Bijdrage Bestuur
Realisatie
Prognose
Voorgestelde
t/m augustus
ultimo jaar
begr.wijz.
126.085
0
197.085
71.000
Bijdrage Communicatie
0
0
0
0
Bijdrage V&V Planontwikkeling
0
0
0
0
Bijdrage BDU Infra projecten
0
0
0
0
Bijdrage BOR
0
0
0
0
Bijdrage OV
0
0
0
0
Bijdrage beh.k. Groenakkoord
380.335
0
380.335
0
Bijdrage bel. Regionaal groen
1.170.215
0
1.420.215
250.000
364.244
0
364.244
0
0
0
0
0
Bijdrage Milieu
1.307.612
0
1.307.612
0
Bijdrage Ruimtelijk beleid
2.652.192
0
2.652.192
0
Bijdrage Economie
1.035.186
0
1.035.186
0
391.748
0
391.748
0
26.260
0
39.060
12.800
7.453.877
0
7.787.677
333.800
Gemeentelijke bijdrage
5.874.143
0
5.874.143
0
Aanvullende bijdrage Rotterdam
1.179.734
0
1.179.734
0
400.000
398.442
486.500
86.500
7.453.877
398.442
7.540.377
86.500
0
398.442
-247.300
-247.300
Bijdrage Sociaal beleid Bijdrage Jeugdzorg
Bijdrage Wonen Algemene baten en lasten, onvoorzien Totaal uitgaven Baten
Vrij aanwendbare rente Totaal inkomsten Saldo
Het saldo van de algemene middelen (-/- € 247.300) en het nadelig resultaat op de activiteit BWS (-/€ 476.455) leiden tot het nadelig begrotingsresultaat van -/- € 723.755. Het saldo van de algemene middelen ad € 247.300 wordt aan de algemene reserve onttrokken en het nadelig resultaat op de activiteit BWS zal aan de bestemmingsreserve BWS worden onttrokken. Ontwikkeling algemene reserves Omschrijving - Algemene reserve - Bestemmingsreserve BWS Subtotaal Reserves
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
stand primo 2009 1.000.000 54.409.965 55.409.965
toevoegingen 2009 87.400 87.400
onttrekkingen 2009 247.300 563.855 811.155
stand ultimo 2009 752.700 53.933.510 54.686.210
51
3.1.2 Personeel en organisatie - Formatie De formatie van de stadsregio bedraagt per 1 januari 2009 58,6 FTE’s. Momenteel is de vacatureruimte ruim 2 fte. In de voorliggende begrotingswijziging wordt voorgesteld de vacatureruimte over de eerste 8 maanden (€ 248.904) over te boeken naar het budget voor inhuur van derden. Coördinator GIS De post inhuur derden wordt in 2009 opgehoogd met € 12.800 voor de inhuur van een tijdelijke coördinator GIS. Deze coördinator zal zorgdragen voor de verankering binnen de stadsregio en ervoor zorgen dat collega’s geënthousiasmeerd worden met een GIS-applicatie te gaan werken. - Verzuim Het ziekteverzuimpercentage over de eerste acht maanden van 2009 bedraagt 8,3%. Dit betekent derhalve dat de stijgende lijn die vorig jaar is ingezet, vooralsnog doorzet. Ziekteverzuim 9,0% 8,3%
8,0%
7,7%
7,0% 6,0% 5,0%
5,3% 4,4%
6,1%
6,0% 5,5%
5,6%
4,4%
4,3%
Nederland alle beroepsgroepen 4,7%
4,0%
Nederland overheid stadsregio Rotterdam
3,5% 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% 2006
2007
2008
2009
jaren
De hoogte van het ziekteverzuim wordt vooral bepaald door langdurig verzuim (langer dan een week). De impact daarvan wordt natuurlijk versterkt door de relatief geringe omvang van de organisatie. Het verzuim is niet werkgerelateerd. Verzuimduur
9,62%
13,62%
t/m 7 dagen 8 t/m 42 dagen 43 t/m 365 dagen
76,76%
De verzuimfrequentie t/m augustus bedraagt 1,3. De tendens is dalend.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
52
Verzuimfrequentie 2,5 2,1
2,0
2,0 1,7
2006
1,5
1,3
2007 2008
1,0
2009
0,5
0,0 Jaren
- Bouwen aan Verbinding In het voorjaar van 2008 is onder alle medewerkers van de stadsregio een tevredenheidsonderzoek gehouden. Doelstelling hierbij was na te gaan hoe de medewerkers het werk en de organisatie ervaren en waar verbeteringen mogelijk zijn, zodat klachten voorkomen en eventueel gereduceerd kunnen worden. Onder de werknaam Bouwen aan Verbinding zijn met externe ondersteuning in een open proces de onderzoeksresultaten verder uitgewerkt en vervolgstappen bepaald. De eerste fase is op 29 juni 2009 met een gezamenlijke sessie afgesloten en markeert tevens het startpunt voor de implementatie en verdere uitwerking van de vervolgstappen. Daarbij is/wordt zowel aandacht besteed aan organisatorische (jaarplannen en programmatisch werken) als aan bedrijfsculturele aspecten (gedrag en verbetering onderlinge betrokkenheid).
3.1.3 Huisvesting De huisvesting aan de Meent is toereikend en voldoet ruimschoots aan de arbowetgeving. Als gevolg van de overdracht van de jeugdzorgtaken naar de GGD Rotterdam-Rijnmond hebben de daardoor vrijgekomen ruimten een nieuwe bestemming gekregen.
3.1.4 Informatie- en communicatietechnologie De stadsregio heeft voor haar kantoorautomatisering een dienstverleningsovereenkomst gesloten met de Servicedienst Rotterdam, onderdeel ICT service (hierna te noemen: ISR). Deze wordt jaarlijks geactualiseerd. Hiermee worden hardware, software en daarop toegesneden onderhoud en beheer ingekocht. ISR is in 2008 gestart met een project om alle door haar beheerde (gemeentelijke) computernetwerken gefaseerd naar één nieuwe infrastructuur te migreren. Naar verwachting zal de stadsregio hier in 2010 op worden aangesloten. Naar aanleiding van voortdurende klachten vanuit onze organisatie heeft een extern bureau onderzocht of de met ISR gemaakte contractuele afspraken ook daadwerkelijk worden nagekomen en of deze de bestaande ICT-behoefte naar behoren dekken. De resultaten daarvan worden momenteel geëvalueerd. Aansluitend daarop wordt nu - eveneens met externe ondersteuning - ook een strategische ICT-visie voor de stadsregio ontwikkeld. Dit najaar wordt het bestaande printerpark vervangen door een drietal grote en multifunctionele printers met een zgn. safecom voorziening. Het afdrukken van privacy- of anderszins gevoelige gegevens blijft daarmee goed mogelijk. Daarnaast verbetert hiermee de kwaliteit van werkplekken en – omgeving en wordt een betere kostenbeheersing mogelijk. Sedert medio 2007 maakt de stadsregio voor haar documentaire processen (gestructureerde opslag en workflow van alle documenten) gebruik van het softwarepakket Doc.Loods. Inmiddels is een nieuwe gebruikersversie van dit pakket in gebruik genomen. Een aantal gebruikers heeft een daarop toegesneden aanvullende gebruikerstraining gevolgd. Tevens is er een themabijeenkomst gewijd aan de nieuwe gebruiksmogelijkheden. De financiële administratie wordt gevoerd met behulp van het pakket Exact Financials. Deze software zal in september 2009 worden vervangen door een webversie. Daarmee wordt de toegankelijkheid (ook t.b.v. thuiswerken) sterk verbeterd. Tenslotte wordt momenteel onderzocht op welke wijze de diverse subsidieprocessen volgens de geldende verordeningen door middel van (standaardisatie van) automatisering beter en zo mogelijk gestandaardiseerd kunnen worden geregistreerd en bewaakt. 8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
53
3.2 Paragraaf Financiering - Treasury Gezien de sterke volatiliteit van de geldmarkt werd in de verslagperiode uitsluitend belegd in korte geldposities (deposito’s). Ondanks het feit, dat ook in de eerste acht maanden van 2009 het saldo liquide middelen verder is gestegen, blijven de opbrengsten uit deze beleggingsvorm echter steeds verder achter. De Euribor rentetarieven, waarop de te vergoeden rente op uitgezette deposito’s wordt gebaseerd, zijn dit jaar namelijk sterk gedaald (zie onderstaande grafiek).
3-maands tarief Euribor laatste 12 maanden Inmiddels is de geldmarkt wel tot rust gekomen. De rentevisies van de verschillende banken zijn echter niet eensluidend. De verwachtingen blijven daarmee onzeker. Waarschijnlijk zal de korte rente zich tot 2011 rond het huidige historisch lage niveau blijven bewegen. De recent sterk toegenomen financieringsbehoefte van overheden en de mogelijkheid van een sneller en robuuster economisch herstel zullen een opwaartse druk geven op de lange rente (momenteel 3½% voor de 10-jarige Nederlandse staatslening), maar dat zal waarschijnlijk zeer geleidelijk gaan. Gezien de geschetste ontwikkelingen zal binnen de kaders van het treasurystatuut dit najaar een concreet voorstel worden uitgewerkt om een deel van de beschikbare liquide middelen voor langere perioden (meer dan een jaar) te beleggen. Ultimo 2008 bedroeg de nominale waarde van de bestaande obligatieportefeuille € 32,8 miljoen. Door aflossingen valt daarvan dit jaar een bedrag vrij van € 20 miljoen. Een renteswap ter grootte van € 10.000.000 binnen de regeling BDU openbaar vervoer, die oorspronkelijk afliep per 1 december van dit jaar, is tussentijds in april jl. beëindigd. Daarmee is een klein extra rentevoordeel behaald. Er loopt nu nog één renteswap van € 30.000.000 (eveneens binnen de regeling BDU openbaar vervoer). Gezien de bestaande renteverwachtingen zal deze tot het einde van de overeengekomen looptijd worden gehandhaafd (per 1 augustus 2010). Op basis van de tot en met augustus behaalde beleggingsopbrengsten en een prognose van de in de laatste vier maanden te behalen resultaten zal de jaarbegroting 2009 per regeling als volgt worden gewijzigd: Rentebaten Rentebaten Rentebaten Rentebaten
BDU infra te verhogen met BDU openbaar vervoer te verhogen met Bereikbaarheidsoffensief Rotterdam te verhogen met Stadsregio algemeen te verhogen met
€ 970.000 850.000 31.500 86.500
Rentebaten Rentebaten Rentebaten Rentebaten
Fonds Groen te verlagen met FVSV te verlagen met Jeugdzorg te verlagen met Besluit Woninggebonden Subsidies te verlagen met
€
58.000 170.000 50.000 50.000
Inmiddels is een start gemaakt met de opzet en inrichting van een nieuw systeem van liquiditeitsplanning. Met name het inzicht in meerjarige aangegane verplichtingen behoeft verbetering. In het najaar van 2009 zal dit proces worden afgerond en moeten resulteren in zowel een goed inzicht in de feitelijke inzet van de beschikbare middelen als een beter rendement op de treasury-activiteiten.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
54
Renteopbrengsten BDU De geraamde renteopbrengsten BDU (BDU-infra + OV) nemen met € 1,8 mln toe. De stadsregio heeft de verplichting om jaarlijks een vast percentage (de zogenaamde refi-rente) aan rente te genereren over de beschikbare, nog niet uitgegeven, BDU-middelen. Aangezien de werkelijk gerealiseerde rente bij de stadsregio naar verwachting fors boven de verplicht toe te schrijven refi-rente uitkomt, wordt voorgesteld om de rente BDU, voor zover deze hoger dan de refi-rente is, toe te voegen aan een algemene investeringsreserve. Bij de aanwending van deze nieuwe reserve zal in het vervolg integraal worden afgewogen welke projecten gedekt kunnen worden vanuit deze algemene investeringsreserve. Naar verwachting komt het bedrag aan rente boven de refi-rente uit op € 2,2 mln. Bij het opstellen van de jaarrekening zal hiervoor een definitieve berekening worden opgesteld en verwerkt.
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
55
4
Bijlagen
4.1 Staat van reserves en voorzieningen werkelijk saldo per eind rekeningjaar 2008
Omschrijving
- Algemene reserve - Bestemmingsreserve - Bestemmingsreserve - Bestemmingsreserve - Bestemmingsreserve - Bestemmingsreserve - Bestemmingsreserve - Bestemmingsreserve - Bestemmingsreserve - Bestemmingsreserve - Bestemmingsreserve Subtotaal Reserves
Jeugdzorg/bestrijding wachtlijsten Proactieve Milieuaanpak Beheer Groen Akkoord Milieu klimaatagenda Investeringen Groen Akkoord Waterbeleid Verkeer en Vervoer Sociaal beleid Ieder Kind Wint BWS
- Fonds Groen - Omslagfonds Subtotaal voorzieningen - Voorziening PMR/Groene Verbinding - Luchtkwaliteit subsidies - BDU uitvoeringsprojecten (verplicht & nog te verplichten) - OV Chipkaart - OV Reizigers Info Systeem Schiedam - Openbaar Vervoer algemeen - Bereikbaarheidsfonds (verplicht & nog te verplichten) - Jeugdzorg algemeen (doeluitkering) - Jeugdzorg aanvalsplan wachtlijsten (rijksgeld) - FVSV - BWS - Sociaal Beleid verplicht - BWS verplicht Subtotaal voorzieningen als overlopend passief
1.000.000 454.140 62.885 3.806.580 369.730 1.361.063 100.000 13.317.553 1.000.000 1.564.665 54.409.965 77.446.581
begrote toevoegingen 2009
begrote onttrekkingen 2009
begroot saldo per eind begrotingsjaar 2009
correcties
247.300 454.140 62.885 2.211.300 328.000 32.737
87.400 120.137
3.476.355 258.116 3.734.471 7.077.529 3.121.006 245.857.670 6.404.396 400.000 38.384.003 142.385.370 10.724.041 2.156.491 19.050.580 1.043.916 4.296.122 480.901.124
3.857.000 12.406.745 16.263.745 5.902.628 1.100.000 231.153.094
Subtotaal Voorzieningen Totaal reserves en voorzieningen
12.406.745 12.406.745
-
-
1.000.000 241.920.653 0
1.423.890
725.048 55.791.808 10.724.041 2.156.491 4.830.432
266.264.832
1.043.916 3.614.606 321.806.995
-
484.635.595
282.528.577
334.213.740
-
562.082.176
282.648.714
343.421.724
-
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
26.685.220
100.000 2.775.839 900.000 1.564.665 563.855 9.207.984
752.700 1.595.280 41.730 1.393.800 10.541.714 100.000 53.933.510 68.358.734
7.333.355 258.116 7.591.471 12.980.157 3.221.006 235.090.111 6.404.396 400.000 37.658.955 113.278.782 15.644.038 681.516 425.358.961 432.950.432 501.309.166
56
4.2 Ontwerpbesluit De Regioraad van de stadsregio Rotterdam, gelet op artikel 48, lid 9 en 11 van de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 30 september 2009; besluit: de volgende begrotingswijziging 2009 vast te stellen: begrotingswijziging 2009-II
Activiteit
begrotingswijziging 2009-I
bedrag
Bestuur lasten baten
221.000 23.915-
150.000 een verhoging van de lasten 23.915-
71.000-
lasten baten
441.000 441.000-
441.000 441.000-
-
lasten baten
4.959.192 4.959.192-
4.959.192 4.959.192-
-
Communicatie
Planontwikkeling
Uitvoeringsprojecten lasten 108.602.684 baten 105.632.684Bereikbaarheidsoffensief Rotterdam lasten 30.938.088 baten 29.106.588Openbaar vervoer lasten 251.685.109 baten 249.835.109Regionaal groen lasten 18.298.370 baten 14.533.592Sociaal beleid lasten 2.400.435 baten 1.136.191Jeugdzorg lasten 127.274.719 baten 125.205.915Ruimtelijk beleid lasten 2.752.192 baten 100.000ROM-Rijnmond lasten 143.504 baten Overige milieu-activiteiten lasten 2.492.108 baten 1.000.000Omslagfonds lasten 14.000.000 baten 13.986.017FVSV lasten 12.830.367 baten 12.759.717Economie lasten 1.035.186 baten Wonen lasten 415.133 baten 23.384BWS lasten 4.062.320 baten 3.614.606Financiering en algemene dekkingsmiddelen lasten 117.801 baten 14.542.510-
158.656.731 een verlaging van de lasten 156.656.731- een verlaging van de baten 73.669.487 een verlaging van de lasten 71.869.487- een verlaging van de baten 248.586.777 een verhoging van de lasten 247.586.777- een verhoging van de baten
50.054.047 51.024.04742.731.399 42.762.8993.098.3322.248.332
18.586.370 een verlaging van de lasten 15.013.592- een verlaging van de baten
288.000 480.000-
1.408.160 een verhoging van de lasten 1.043.916- een verhoging van de baten
992.27592.275
124.635.621 een verhoging van de lasten 122.516.817- een verhoging van de baten
2.639.0982.689.098
2.752.192 100.000-
-
143.504 -
-
1.164.108 -
een verhoging van de lasten een verhoging van de baten
1.328.0001.000.000
16.129.954 een verlaging van de lasten 16.115.971- een verlaging van de baten
2.129.954 2.129.954-
16.467.867 een verlaging van de lasten 16.227.217- een verlaging van de baten
3.637.500 3.467.500-
1.035.186 -
-
415.133 23.384-
-
4.224.891 een verlaging van de lasten 3.689.777- een verlaging van de baten
162.571 75.171-
105.001 12.932.510- een verhoging van de baten
12.8001.610.000
Saldo voor resultaatsbestemming
1.437.900-
Resultaatsbestemming lasten
413.072
baten
6.181.860-
413.072
toevoegingen reserves
4.743.960- onttrekkingen reserves
1.437.900
Saldo na resultaatsbestemming
0
Aldus besloten in de openbare vergadering van 4 november 2009 van de regioraad de secretaris,
mr M.C. Jansen. 8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
de voorzitter,
ing. A. Aboutaleb. 57
4.3 Detailbegroting begroting 2009
omschrijving
1e begrotingswijziging
2e begrotingswijziging
begroting 2009 na 2e wijziging
Bestuur totaal lasten totaal baten verschil
150.000 -23.915 126.085
0 0 0
71.000 0 71.000
221.000 -23.915 197.085
dagelijks bestuur fractiebijdragen kosten leden dagelijks bestuur Dialoog Studiereis DB/RR formatieruimte Veiligheid totaal lasten
0 5.000 100.000 0 0 45.000 150.000
0 0 0 0 0 0 0
71.000
71.000
0 5.000 100.000 71.000 0 45.000 221.000
doorberekende bijdrage BOR doorberekende bijdrage FVSV doorberekende bijdrage BWS totaal baten
-6.191 -6.561 -11.163 -23.915
0 0 0 0
0
-6.191 -6.561 -11.163 -23.915
441.000 441.000
0 0
0
441.000 441.000
-441.000 -441.000
0 0
0
-441.000 -441.000
194.735.815 -192.985.816 1.750.000
42.549.594 -40.499.594 2.050.000
-92.785.446 144.499.963 93.786.946 -139.698.464 1.001.500 4.801.500
Bestuur
Communicatie directe lasten totaal lasten doorberekend via kostenverdeelstaat totaal baten
Verkeer en Vervoer totaal lasten totaal baten verschil Planontwikkeling planontwikkeling vervoermanagement Nexus ROV ZH subtotaal uitbestedingen
4.475.670 0 0 0 4.475.670
0
0
4.475.670 0 0 0 4.475.670
indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat totaal lasten
474.489 4.950.159
9.033 9.033
0
483.522 4.959.192
bijdrage rijk bijdrage Rotterdam
-4.859.403 -90.756
-9.033
-4.950.159
-9.033
0 131.100.000 131.100.000
26.300.000 26.300.000
0 -50.054.047 107.345.953 -50.054.047 107.345.953 433.000 0 823.731
totaal baten
-4.868.436 -90.756 0
-4.959.192
BDU / Uitvoeringsprojecten Verkeer en Vervoer dotatie voorziening BDU bijdragen aan derden subtotaal investeringsbijdragen decentraal budgetbeheer (dS+V)
433.000
indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat
806.173
17.558
132.339.173
26.317.558
-50.054.047
108.602.684
bijdrage rijk
-73.450.228
-13.260.732
-64.165
-86.775.125
bijdrage BOR in BDU projecten
-32.200.000
32.200.000
0
-7.800.000 -17.888.945 0 -131.339.173
0 -44.256.826 0 -25.317.558
520.000 -7.280.000 51.378.212 -10.767.559 -810.000 -810.000 51.024.047 -105.632.684
totaal lasten
bijdrage Omslagfonds onttrekking aan voorziening BDU bijdrage gem. Rotterdam verkeersonderneming totaal baten
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
58
begroting 2009
omschrijving
1e begrotingswijziging
2e begrotingswijziging
begroting 2009 na 2e wijziging
Bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam dotatie voorziening BOR bijdragen aan derden bijdrage aan BDU subtotaal investeringsbijdragen uitvoeringskosten decentraal budgetbeheer indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat bijdrage bestuurskosten totaal lasten
0 24.900.000 32.200.000 57.100.000
48.416.000 -32.200.000 16.216.000
55.000 285.293
0 7.003
6.191 57.446.484
0 16.223.003
0 0 -56.696.484 -56.696.484
-42.731.399 -42.731.399
0 30.584.601 0 30.584.601 55.000 292.296
-42.731.399
6.191 30.938.088
0 0 -15.173.003 -15.173.003
42.762.899 42.762.899
0 0 -29.106.588 -29.106.588
211.310.000 -210.310.000 1.000.000
37.276.777 -37.276.777 0
3.098.332 251.685.109 -2.248.332 -249.835.109 850.000 1.850.000
Vervoerdiensten Beheer en onderhoud Actieprogramma regionaal OV Beleidsontwikkeling en concessiebeheer dotatie voorziening OV Projectkosten NEMS Projectkosten hybride bussen subtotaal directe lasten
133.450.000 75.462.487 0 1.200.000 0 0 0 210.112.487
0 5.000.000 32.259.625 0 0 0 0 37.259.625
133.209.102 80.462.487 32.259.625 1.200.000 0 2.025.725 2.025.725 1.313.505 1.313.505 3.098.332 250.470.444
indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat totaal lasten
1.197.513 211.310.000
17.152 37.276.777
3.098.332
bijdrage BDU exploitatie openbaar vervoer rijksbijdrage NEMS rijksbijdrage hybride bussen bijdrage milieu
-210.310.000 0 0 0
-37.276.777 0 0 0
0 -210.310.000
0 -37.276.777
Bijdrage provincie en SR Rijksbijdrage bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam Onttrekking aan voorziening BOR totaal baten
Openbaar vervoer totaal lasten totaal baten verschil BDU / Openbaar vervoer
onttrekking voorziening BDU OV totaal baten
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
-240.898
493.338 -1.775.724 -240.898
1.214.665 251.685.109 -247.093.439 -1.775.724 0 -240.898
-725.048 -725.048 -2.248.332 -249.835.109
59
begroting 2009
omschrijving
1e begrotingswijziging
2e begrotingswijziging
begroting 2009 na 2e wijziging
Regionaal groen totaal lasten totaal baten verschil
16.330.379 -15.013.592 1.316.787
2.255.991 0 2.255.991
0 0 0
2.211.300
-288.000 480.000 192.000
18.298.370 -14.533.592 3.764.778
0
2.211.300 0 2.211.300
Beheerkosten Groen
lasten projecten beheer groenakkoord dotatie reserve beheer groenakkoord totaal lasten
2.211.300
Beleidsontwikkeling en programma-management regionaal groen uitbestedingen dotatie aan reserve groen directe lasten PMR/ Groene verbinding dotatie aan voorziening PMR/ Groene verbinding indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat totaal lasten bijdrage provincie Groenakkoord bijdrage ministerie V&W aan PMR/ Groene verbinding onttrekking aan voorziening totaal baten
788.690 0 5.000.000 2.778.628
250.000 -3.000.000 3.124.000
363.060 8.930.379
45.691 169.691
250.000
1.038.690 0 2.000.000 5.902.628 0 408.751 9.350.070
-59.964 -7.753.628 0 -7.813.592
0 0
0
-59.964 -7.753.628 0 -7.813.592
lasten dotatie voorziening Fonds Groen totaal lasten
1.410.000 5.990.000 7.400.000
3.430.000 -3.555.000 -125.000
-1.960.000 1.422.000 -538.000
2.880.000 3.857.000 6.737.000
bijdrage vanuit het Omslagfonds onttrekking aan voorziening Fonds Groen totaal baten
-7.200.000
0
480.000
-7.200.000
0
480.000
-6.720.000 0 -6.720.000
353.085 0 353.085
1.055.075 -1.043.916 11.159
992.275 -92.275 900.000
2.400.435 -1.136.191 1.264.244
43.869
1.043.916
992.275
2.080.060 0 103.767
Fonds Groen
Sociaal beleid totaal lasten totaal baten verschil Sociaal Beleid subsidies en projecten RAS dotatie voorziening subsidie aan Maaszicht indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat totaal lasten subsidie provincie Zuid Holland RAS subsidie provincie Zuid Holland RAL onttrekking voorziening sociaal beleid totaal baten
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
103.767 205.449
11.159
353.085
1.055.075
992.275
2.400.435
216.608
0 0 0 0
0 0 -1.043.916 -1.043.916
-92.275
-92.275 0 -1.043.916 -1.136.191
-92.275
60
begroting 2009
omschrijving
1e begrotingswijziging
2e begrotingswijziging
begroting 2009 na 2e wijziging
Jeugdzorg totaal lasten totaal baten verschil
93.401.998 -92.705.171 696.828
31.233.623 -29.811.646 1.421.977
2.639.098 127.274.719 -2.689.098 -125.205.915 -50.000 2.068.805
bijdrage aan bureau Jeugdzorg bijdrage aan bureau Jeugdzorg justitieel bijdrage aan bureau Jeugdzorg vrijwillig
28.530.859 0 0
-28.530.859 24.989.259 16.067.271
0 24.989.259 16.067.271
bijdrage aan zorgaanbod
56.528.735
17.333.923
0
6.118.368
6.118.368
0 0 0 7.172.000 480.000 0 0 0
334.000 1.250.000 249.400 -7.172.000 1.284.665
334.000 1.250.000 249.400 0 1.764.665 0 2.117.068 0
690.404 93.401.998
-690.404 31.233.623
2.639.098
Jeugdzorg
betalingen voorgaande jaren (OVA 2008 etc.) subsidies clientenbeleid en vertrouwenspersoon onderzoek en instrumentarium stimulering transformatie bijdrage aan PZH ivm Horizon projectkosten Ieder kind wint overige kosten RAS-middelen dotatie voorziening algemeen jeugdzorg indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat totaal lasten
522.030
2.117.068
74.384.688
0 127.274.719
bijdrage ministerie VWS en Justitie tbv BJZ
-28.430.859
3.989.240
-572.030
-25.013.649
bijdrage ministerie VWS tbv zorgaanbod
-63.700.735
-21.293.931
0
-84.994.666
bijdrage ministerie BJZ vrijwillig
0
0
0
onttrekking voorziening doeluitkering
0
-12.880.532
-12.880.532
nog te genereren eigen middelen
0
0
0
RAS-middelen
0
bijdrage IKW bijdrage Rotterdam bijdrage VWS bijdrage Provincie ZH en Rdam bestuurskosten totaal baten
-2.117.068
0 -422.571 -100.000 -51.006 -92.705.171
-200.000 422.571 100.000 51.006 -29.811.646
1.251.117 0 1.251.117
56.496 0 56.496
-2.117.068
-200.000 0 0 0 -2.689.098 -125.205.915
Milieu totaal lasten totaal baten verschil
1.328.000 -1.000.000 328.000
2.635.613 -1.000.000 1.635.613
0
143.504 0 0 143.504
ROM Rijnmond directe lasten dotatie voorziening luchtkwaliteit totaal lasten
143.504 0 143.504
0
Milieu directe lasten proactieve milieuaanpak klimaatagenda subsidies luchtkwaliteit projecten luchtkwaliteit dotatie voorziening luchtkwaliteit indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat totaal lasten subsidie luchtkwaliteit onttrekking "voorziening" luchtkwaliteit totaal baten
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
354.507 220.000 0 0 0 0 533.105 1.107.612 0 0 0
328.000 750.000 250.000
354.507 548.000 0 750.000 250.000 0
56.496 56.496
1.328.000
0 589.601 2.492.108
0
-1.000.000 -1.000.000
0 -1.000.000 -1.000.000
61
begroting 2009
omschrijving
1e begrotingswijziging
2e begrotingswijziging
begroting 2009 na 2e wijziging
Ruimtelijk beleid totaal lasten totaal baten verschil
37.328.741 -33.590.926 3.737.815
-943.543 1.147.738 204.195
-5.767.454 5.597.454 -170.000
30.617.744 -26.845.734 3.772.010
1.690.603 0
-100.000
13.112 253.526
0
1.590.603 0 0 340.414 0 821.175 2.752.192
0
340.414
808.063 2.498.666 0 0
-100.000 -100.000
0
-100.000 -100.000
7.800.000 7.200.000 1.262.721 16.262.721
364.000 336.000 -832.767 -132.767
-884.000 -816.000 -429.954 -2.129.954
7.280.000 6.720.000 0 14.000.000
-16.174.048 0 0 0 -16.174.048
58.077
2.129.954
58.077
2.129.954
-13.986.017 0 0 0 -13.986.017
8.284.700 1.793.934 0 250.000 100.000 50.000 6.757.262 17.235.896
1.228.700 -161.294 4.612.500 0 0 0 -6.757.262 -1.077.356
302.316
7.011
6.561 17.544.773
-6.561 -1.076.906
-9.533.862 -7.883.016 0 0 0
0 5.450.508
-4.260.847
3.467.500
-17.416.878
1.189.661
3.467.500
-9.533.862 -2.432.508 0 0 -793.347 0 -12.759.717
290.689 731.893 1.022.582
12.604 12.604
0
290.689 744.497 1.035.186
0 0
0 0
0
0 0
Ruimtelijk beleid ruimtelijk beleid / uitbestedingen dotatie voorziening ruimtelijk beleid verstedelijkingsafspraken indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat totaal lasten bijdrage van FVSV proceskosten verstedelijking totaal baten
Omslagfonds investeringsbijdragen uit omslagfonds Vinex bijdrage aan fonds groen dotatie voorziening omslagfonds totaal lasten bijdrage gemeenten inzake omslagfonds afwaardering voorziening i.v.m. toekomstige baten afkoop omslag GU Berkel en Rodenrijs bijdrage vanuit Grondkostenfonds totaal baten
Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing Bijdragen bshw/sw Bijdragen bodemsanering Bijdrage functieverandering uitvoeringskosten decentraal budgetbeheer proceskosten verstedelijkingsafspraken -naar RB cofinanciering bouwregiseur dotatie voorziening FVSV subtotaal directe lasten indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat bijdrage bestuurskosten totaal lasten baten rijksbijdrage BLS rijksbijdrage BLS prestatieuitkering provinciale en gemeentelijke bijdrage ISV II regionale bijdrage ISV I onttrekking voorziening FVSV totaal baten
-3.637.500
9.513.400 1.632.640 975.000 250.000 100.000 50.000 0 12.521.040
-3.637.500
309.327 0 0 12.830.367
-3.637.500
Economie directe lasten economie indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat totaal lasten baten economie totaal baten
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
62
omschrijving
Wonen en stedelijke vernieuwing totaal lasten totaal baten verschil Wonen uitvoeringskosten Volkshuisvestingsregelingen diverse projectkosten totaal lasten bijdrage provincie uitvoeringskosten statushouders totaal baten
begroting 2009
1e begrotingswijziging
2e begrotingswijziging
4.930.694 -7.398.384 -2.467.690
-290.670 3.685.223 3.394.553
540.237 14.896 555.133
-140.000 -140.000
begroting 2009 na 2e wijziging
-162.571 75.171 -87.400
4.477.453 -3.637.990 839.463
0
400.237 14.896 415.133
-23.384
-23.384
-23.384
0
0
-23.384
BWS diverse subsidies Wonen bijdrage aan derden dotatie voorziening BWS stimuleringsbijdrage stedelijke vernieuwing subtotaal directe lasten
540.000 3.310.000 0 0 3.850.000
1.006.963 -1.167.186
18.052 -180.623
-160.223
-162.571
1.565.015 1.962.191 0 0 3.527.206
indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat bijdrage bestuurskosten totaal lasten
514.398 11.163 4.375.561
9.553 -150.670
-162.571
523.951 11.163 4.062.320
rijksbijdrage
-5.025.000
5.025.000
-350.000 -2.000.000 -7.375.000
350.000 -1.689.777 3.685.223
-87.400 162.571 75.171
-87.400 -3.527.206 -3.614.606
overige baten toezeggingen (onttrekking voorziening) totaal baten
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
0
63
omschrijving
Financiering en algemene dekkingsmiddelen totaal lasten totaal baten verschil
begroting 2009
1e begrotingswijziging
2e begrotingswijziging
36.000 -10.945.445 -10.909.445
69.001 -1.987.065 -1.918.064
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 78.741 0 0 0 78.741
rentebaten BDU rentebaten OV rentebaten BOR rentebaten PMR Groene Verbinding rentebaten fonds groen rentebaten jeugdzorg rentebaten Omslagfonds rentebaten FVSV rentebaten BWS rentebaten stadsregio totaal baten
-1.000.000 -1.000.000 -750.000 -25.000 -200.000 -100.000 -88.673 -127.895 -200.000 -400.000 -3.891.568
-1.000.000
Algemene uitkeringen bijdrage regiogemeenten bijdrage gemeente Rotterdam totaal baten
-5.874.143 -1.179.734 -7.053.877
begroting 2009 na 2e wijziging
12.800 -1.610.000 -1.597.200
117.801 -14.542.510 -14.424.709
0
0 0 0 0 0 78.741 0 0 0 78.741
Beleggingen rentelasten BDU rentelasten OV rentelasten BOR rentelasten fonds groen rentelasten Jeugdzorg rentelasten BWS rentelasten FVSV rentelasten BWS rentelasten stadsregio totaal lasten
Onvoorziene uitgaven saldo kostenplaats onvoorziene uitgaven totaal lasten totaal baten Totaal lasten Totaal baten Saldo gewone dienst
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
170.000 50.000 -86.500 -1.610.000
-2.970.000 -1.850.000 -1.831.500 -149.000 -17.000 -50.000 -13.983 -70.650 -50.000 -486.500 -7.488.633
0
0
-5.874.143 -1.179.734 -7.053.877
0 36.000 36.000
0 -9.740 -9.740
12.800 0 12.800
12.800 26.260 39.060
0
0
0
0
559.827.829 -562.973.249 -3.145.419
113.262.344 -105.786.037 7.476.307
-1.050.000 -124.000 125.000 0 74.690 -112.755 100.000 0 -1.987.065
-970.000 -850.000 -31.500 58.000 50.000
-90.861.966 582.228.207 92.299.866 -576.459.420 1.437.900 5.768.788
64
omschrijving
Resultaatsbestemming
begroting 2009
1e begrotingswijziging
2e begrotingswijziging
begroting 2009 na 2e wijziging
2.719.852
-7.476.307
-1.437.900
-5.768.788
3.199.852 392.830 32.737 3.625.419
-3.199.852 -12.495 0
0 380.335 32.737 413.072
-3.212.347
0 -480.000 0 0 0 0 0 -480.000
-454.140 -1.084.665 -513.855 0 0 0 -2.211.300 -4.263.960
-1.437.900
-454.140 -1.564.665 -476.455 -247.300 -900.000 -328.000 -2.211.300 -6.181.860
563.453.248
110.049.997
-90.861.966
582.641.279
-563.453.248 0
-110.049.997 0
Reservering voor nog functioneel te ramen bedragen toevoeging bestemmingsreserve BWS toevoeging bestemmingsreserve Beheer groenakkoord toevoeging bestemmingsreserve Investeringen Groenakkoord totaal lasten onttrekking bestemmingsreserve jeugdzorg wachtlijsten onttrekking bestemmingsreserve Ieder Kind Wint onttrekking bestemmingsreserve BWS ivm tekort activiteit BWS onttrekking algemene reserve onttrekking reserve sociaal beleid onttrekking bestemmingsreserve Milieu onttrekking bestemmingsreserve beheer groenakkoord totaal baten
Totaal der lasten Totaal der baten Saldo gewone dienst
8-maands bestuursrapportage 2009 stadsregio Rotterdam
37.400 -247.300 -900.000 -328.000
90.861.966 -582.641.279 0 0
65
Commissie BOC&M vergadering 10 december 2009 agendapunt 7 6 maart 2008 Onderwerp: Investeringsstrategie 2010 - 2020. Bijlage: 1. Notitie Investeringsstrategie regio Rotterdam 2010 – 2020, versie 18 november 2009. Toelichting: 1. Inleiding In 2008 is het rapport Investeringsstrategie stadsregio Rotterdam 2010-2020 opgesteld door AT Osborne. Bespreking hiervan in de commissies en de regioraad leidde tot de opdracht de investeringsstrategie uit te werken en te concretiseren langs een financiële lijn en een inhoudelijke lijn. Daartoe zijn drie werkgroepen geformeerd, bestaande uit ambtenaren van verschillende regiogemeenten en medewerkers van de stadsregio. De drie werkgroepen zijn: 1. Omslagstelsel 2. Optimaliseren van gebruik Externe fondsen en mogelijkheden die de grondexploitatiewet biedt 3. Prioritering. De regioraad heeft op 1 juli jl. de rapportage “Het omslagstelsel van de stadsregio Rotterdam 1995 – heden” van de werkgroep Omslagstelsel besproken, waarin de werking van het huidige Omslagstelsel, de gemeentelijke bijdragen aan het omslagstelsel en de aanwending van de ontvangen middelen uit het Omslagfonds worden toegelicht. In de bijlage van die rapportage is ook een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in andere regio’s projecten van regionaal belang (mede) worden gefinancierd. De bijgevoegde notitie vormt het (voorlopige) resultaat van de genoemde werkgroepen. De notitie beschrijft de regionale opgave en geeft de argumentatie voor een prioriteitstelling, vanuit de wetenschap dat de beschikbare overheidsmiddelen niet toereikend zullen zijn om de regionale ambities te verwezenlijken binnen de komende 10 jaar. Tenslotte wordt het financieel instrumentarium dat de stadsregio kan inzetten voor de realisatie van de regionale opgave aan de orde gesteld. 2. De regionale opgave In het proces van Dialoog 2009 is vastgesteld dat de regionale agenda tot 2020 de volgende punten bevat: 1. Noordas : de transformatie opgave - van een overwegend agrarisch gebied naar een samenhangend natuur- en recreatiegebied; - van een relatief slecht bereikbaar gebied aan de rand van de stad naar een zeer goed ontsloten zone met economische potenties op bovenregionale schaal; - Van een stedelijk woonmilieu en drie dorpen naar een samenhangend groen woongebied; - Van een traditioneel glastuinbouwgebied naar een toonaangevende, kennisintensieve pijler van de greenport Zuid-Holland. 2. Zuidflank In de Zuidflank betreft het de ontwikkeling van nieuwe regionale bedrijventerreinen, herstructurering van bestaande bedrijventerreinen, verbetering van de bereikbaarheid, de ruimtelijke inpassing van deze nieuwe ontwikkelingen en de versterking van de landschappelijke en natuur- en recreatieve waarden, waarbij ook een koppeling wordt gelegd met de wateropgave.
Investeringsstrategie 2010 – 2020 / 60432 / RWE / JF / 10 december 2009
Pagina 1
3. Rivierzones Niet voor niets wordt dit gebied het ‘goud van de regio’ genoemd: benutting van de locaties voor nieuwe stedelijke milieus na herstructurering of transformatie van verouderde bedrijventerreinen geeft kansen voor wonen, werken en recreëren, waarin de Rotterdamse regio zich kan onderscheiden van andere. Tegelijkertijd vervult de rivier met openbaar vervoer te water een belangrijke functie in de ontsluiting van de rivierzones. Eén en ander vergt een zorgvuldige planning en ontwerpstrategie in verband met milieueisen. 4. Knooppunten De opgave is hier om de investeringen in infrastructuur af te stemmen op de programmatische ontwikkeling, waarbij ongewenste concurrentie tussen de knooppunten wordt voorkomen. De ontwikkeling van de knooppunten zelf is een zaak van de gemeenten. 5. Verstedelijking De opgave is om circa 65.000 woningen te realiseren, waarvan grofweg tussen de 25.000 en 27.000 sloop-vervanging betreft. Binnen de Zuidvleugel is afgesproken dat 80% van deze opgave in bestaand stedelijk gebied (grens 2010) plaatsvindt. De verschuiving van een aanbodgerichte naar een vraaggestuurde benadering vergt een integrale aanpak, waarbij de regiogemeenten afspraken maken over de ontwikkeling van de diverse woonmilieus inclusief de randvoorwaarden en de doelgroepen waarvoor gebouwd wordt. 6. Bereikbaarheid en mobiliteit In de periode tot 2020 gaat het er vooral om de interne en externe bereikbaarheid van de zuidelijke Randstad te verbeteren. Het netwerk moet minder gevoelig worden voor verstoringen en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten bereikbaar worden gemaakt. De projecten met een grote betekenis in dit kader zijn de infrastructurele maatregelen in de Noordas en de Zuidflank, de aanpak van het onderliggend wegennet, investeringen in openbaar vervoer / spoorvoorzieningen, ketenmobiliteit, en het accommoderen van de groei van goederenvervoer. 7. Economie en grondbeleid De kernopgaven als herstructurering van bestaande bedrijventerreinen, realisatie van nieuwe bedrijventerreinen en kantoorontwikkeling behoeven een uitvoeringsgerichte aanpak. Bundeling van kennis en capaciteit, het richten van middelen, het in samenhang prioriteren en faseren zijn daarbij cruciaal. 8. Groen en water Het betreft de ontwikkeling van de regioparken IJsselmonde (inclusief Deltapoort), Delfland en de Rottemeren. Daarnaast zijn de volgende opgaven aan de orde: Voorne Putten: Krekenplan, koppeling aan waterbergingsopgave en versterking open landschap Noordrand: groene zone tussen Rottemeren en Delfland Maasmond: groene zone tussen Maassluis en de kust. Ruimtelijke gevolgen van de waterkwantititeitsopgave Relatie met het klimaatbeleid Concretisering van het advies van de commissie Veerman 9. Milieu De proactieve milieuaanpak is er primair op gericht om de uitvoering van RR2020 zodanig te faciliteren dat plannen niet als gevolg van milieuaspecten stil komen te liggen. De regionale aanpak luchtkwaliteit behelst de uitvoering van het regionale plan van aanpak luchtkwaliteit, de uitvoering van onderdelen van het regionale en nationale samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit en de monitoring van de uitvoering en de effecten op de luchtkwaliteit. De regionale klimaatagenda behelst de samenwerking tussen de regionale gemeenten gericht op een reductie van de CO2 uitstoot in 2025 van 40 % ten opzichte van 1990. In de agenda zijn 13 samenwerkingsprojecten bijeen gebracht die daaraan een bijdrage leveren. Samengevat bevat de regionale agenda een groot scala aan activiteiten binnen het fysieke domein, waarin de stadsregio acteert vanuit verschillende rollen. Voor de Investeringsstrategie zijn van belang de rollen: Verdeler van financiële middelen Facilitator van gebiedsontwikkeling Investeringsstrategie 2010 – 2020 / 60432 / RWE / JF / 10 december 2009
Pagina 2
-
Ondersteuner van gemeenten bij de uitvoering van programma’s en projecten Smeder van publiek-private allianties Belangenbehartiger en ‘lobbyist’ voor de regio bij rijk en provincie
3. Investeringsprioriteiten De investeringsprioriteiten zijn afgeleid van de strategische doelen van de stadsregio, zoals hierboven beschreven. Aan de hand van criteria en uitgangspunten van urgentie, multiplier, probleemoplossende werking en synergie is een eerste schifting gemaakt van de projecten die in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage van de stadsregio uit de ‘vrij’ besteedbare middelen. Voor de groenprojecten wordt voorgesteld de investeringen te richten op: - Noordas/Common Green, omdat met het sluiten van de groene zone aldaar niet alleen een robuust groen (natuur en recreatie)gebied ontstaat dicht bij het verstedelijkte gebied van de regio (Rotterdam en Lansingerland), maar omdat daarmee ook de verbinding tot stand gebracht wordt tussen de regionale parken/landschappen: Delfland en Rottemeren. In verband met het verhogen van de bruikbaarheid is hier tevens een prioriteit het investeren in de stad-landverbindingen (ecologische, recreatieve en ontsluitende) voor diverse modaliteiten; - Oost-IJsselmonde, omdat met het sluiten van de groene zone aldaar een verbinding tot stand gebracht kan worden tussen de 600 PMR ha, de landinrichting en de voornemens voor de Deltapoort. Hiermee ontstaat ook aan de zuidkant een robuuste groene structuur dichtbij het verstedelijkte gebied van de regio (Rotterdam, Barendrecht, Albrandswaard, Ridderkerk). Wat de stad-landverbindingen betreft geldt hier hetzelfde als bij de Noordas; - Voorne Putten, omdat het belangrijk is in het licht van ruimtelijke kwaliteit, leefomgeving en vestigingsklimaat het open gebied van de regio open te houden. Dat betekent prioriteit voor het Krekenplan. Bovendien kan hiermee de recreatieve druk op de kust verlicht worden. Uitgangspunt is dat een bijdrage uit het Investeringsfonds niet kostendekkend is, maar een tegemoetkoming in de kosten van projecten. De totale investeringsopgave overstijgt de verwachte omvang van het fonds ruimschoots. Andere kostendragers zullen de financiering af moeten maken. Voor de investeringen in de infrastructuur door de stadsregio is de belangrijkste stroom financiële middelen geregeld via de BDU Verkeer en vervoer. Het ambitieprogramma Infrastructuur van het uitvoeringsprogramma van het RVVP vergt in genoemde periode tenminste €1,7 mld, waarmee een dekkingstekort ontstaat van tenminste €600 mln. Het dekkingstekort van de infrastructuurinvesteringen overstijgt daarmee de beschikbare middelen. Voorgesteld wordt om bij de inzet van beschikbare middelen te prioriteren in investeringen in infrastructuur, die bij de ontwikkeling van locaties de bereikbaarheid daarvan op bovenlokaal niveau verbetert. Hieronder een overzicht van potentiële projecten: 1. Bleizo: Verlengde Laan van Mathenesse + knooppuntvoorzieningen (P+R, fiets, bus) 2. Reijerwaard/Dierenstein: IJsselmondseknoop 3. Alexander, Capelle XL, Nesselande: Hoofdwegplein/Hoofdweg-Alexanderlaan 4. Schieveste: ‘s Gravelandseweg en Horvathweg/Tjalklaan 5. Locaties Maassluis w.o. Dijkpolder in samenhang met ontsluiting Maasland: Netwerkversterking en heroriëntatie aansluitingen A20 6. Rivieroevers Vlaardingen: Marathonweg, Vijfsluizen 7. Spaland: Ketenmobiliteit bij station Kethel Afhankelijk van tempo en omvang van instroom van middelen zou de stadsregio kunnen bijdragen aan genoemde projecten in voornoemde volgorde. In het beleidsveld wonen is de realisatie van de sociale opgave, of beter gesteld de doelstelling om een betere spreiding van de sociale woningvoorraad te bewerkstelligen ter ontlasting van het sterkst verstedelijkte deel van de regio een prioritaire opgave die op regionaal niveau invulling moet krijgen. Daarnaast is sprake van een grootschalige herstructurering en vernieuwing van de bestaande voorraad in het bestaand (groot)stedelijk gebied en van transformatie in diverse regiogemeenten. De ISV3 bijdrage voor de periode 2010 – 2014 is een doeluitkering die hiervoor in ieder geval moet worden ingezet. Die bijdrage is echter in omvang beperkt (€ 12,7 miljoen). Het feit dat ook de rijksoverheid geen lumpsum bijdrage verstrekt voor het realiseren van de woningbouwopgave leidt tot de noodzaak om tot prioriteiten te Investeringsstrategie 2010 – 2020 / 60432 / RWE / JF / 10 december 2009
Pagina 3
komen en te beoordelen in welke mate er door de stadsregio aanvullende middelen beschikbaar kunnen worden gesteld voor de uitvoering van de opgave. Voorgesteld wordt om hieraan de volgende voorwaarden te verbinden: - de stadsregio financiert mee aan een bepaalde gebiedsontwikkeling, wanneer er buiten het grootstedelijk gebied extra huurwoningen bovenop de autonome lokale behoefte in de sociale sector worden toegevoegd en wanneer deze ontwikkeling deel uitmaakt van gebied waarin herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied aan de orde is; - de gebiedsontwikkeling moet passen binnen de thema’s uit het gebiedsdocument Verstedelijking 2010-2020; - dat bij herstructurering en nieuwbouwplannen zichtbaar aandacht is besteed aan eisen van duurzaamheid en klimaat, (b.v. energiebesparing, terugdringen geluidhinder, e.d.). Uitgangspunt bij de prioriteiten voor economie is aan te sluiten op de recent gestarte aanpak in het kader van het RHOB en de herstructureringsopgave. Naast coördinatie en gerichte projectondersteuning in de vorm van projectmanagement en kennisontwikkeling en –deling worden projecten ook in beperkt mate ondersteund middels cofinanciering. Hierbij wordt de programmavolgorde RHOB gehanteerd waarbij t/m 2011 het Agricluster in Barendrecht/Ridderkerk, Spaanse Polder in Rotterdam en Nieuw-Mathensse in Schiedam aan de orde zijn. In 2012 en 2013 staan 5 bedrijventerreinen (Noord-West, Hordijk, Schiebroek, Laagjes en Hoogvliet) uit het Meerjarenprogramma in Rotterdam, GrootVettenoord in Vlaardingen, Stormpolder in Krimpen aan den IJssel en Wilhelminahaven in Schiedam op het programma. In 2014 wordt opnieuw bepaald of de herstructurering van de genoemde terreinen voldoende gevorderd is om ook de herstructurering van andere terreinen te starten. Op dat moment worden tevens de prioriteiten gesteld tot 2020, uit de lijst van betrokken terreinen: Hoofdweg in Capelle aan den IJssel, ’s Graveland in Schiedam, ’t Woud in Brielle, Hoefslag in Lansingerland, Donkersloot in Ridderkerk, De Kade, De Dijk en Kapelpolder in Maassluis, Kickersbloem 1 in Hellevoetsluis, De Vergulde Hand in Vlaardingen en Halfweg/Molenwatering in Spijkenisse. Om in aanmerking te komen voor cofinanciering dient te worden voldaan aan het principe dat alle betrokken partijen bij de herstructurering (naast provincie en gemeente, ook de ter plaatse gevestigde bedrijven ) financieel participeren. De stadsregio investeert tot nu toe niet zelf in milieuvoorzieningen: die slaan bij andere partijen neer: wegbeheerders, corporaties, projectontwikkelaars, bedrijven. Dat moet ook zo blijven. Wel moet er procesgeld beschikbaar blijven om gemeenten (en eventueel ook andere partijen) te ondersteunen in een zo duurzaam mogelijke ontwikkeling. In dat opzicht is het dienstig als aan stadsregionale investeringen in infrastructuur, bedrijventerreinen en wat al niet de voorwaarde van duurzaamheid wordt verbonden. Zo kan een goede relatie tot stand worden gebracht met thema's als klimaatverandering, verbeteren luchtkwaliteit en terugdringen geluidhinder. 4. Omslagstelsel Op basis voortzetting van het bestaande beleid zou in de komende 10 jaar periode circa € 120.000.000 aan omslag opgehaald kunnen worden. Voor de bestedingsruimte is het noodzakelijk rekening te houden met vertragingen in zowel de woningbouw als in de bouw van woningequivalenten. Daarom wordt bij de berekening uitgegaan van een vergelijkbare risicobuffer van 10 à 15% van de totaal geraamde inkomsten als in de periode 2005-2010, dat wil zeggen een bandbreedte van € 12 miljoen tot € 19 miljoen. Op deze wijze wordt de nieuwe bestedingsruimte berekend op € 101 miljoen tot € 108 miljoen. 5. Aanwending van investeringsmiddelen, waaronder de omslagbaten Momenteel worden de ontvangen omslagbijdragen in een apart fonds gestort, het Omslagfonds. Vanuit het Omslagfonds vindt vervolgens een verdeling plaats naar de beleidsterreinen groen (45%) en verkeer en vervoer (55%). Binnen de betreffende sectoren worden vervolgens sectoraal prioriteiten gesteld. Aangezien vanaf 2010 de projecten die in aanmerking komen voor een bijdrage van de stadsregio integraal worden geprioriteerd is dit niet meer wenselijk. Voorgesteld wordt om een algemene investeringsreserve in het leven te roepen. Voor de verdeling van de middelen, die in de algemene investeringsreserve worden gestort, kan worden aangesloten bij de eerder genoemde prioriteringsmethoden en –criteria. Hierdoor ontstaat een transparant verdeelmodel, waarbij de koppeling tussen middelen en investeringen goed inzichtelijk is. Bijkomend voordeel is dat de uitvoering van de Investeringsstrategie 2010 – 2020 / 60432 / RWE / JF / 10 december 2009
Pagina 4
investeringsstrategie via de verantwoording van de investeringsreserve onderdeel wordt van de P&C-documenten en –cyclus. De voeding van de algemene investeringsreserve zal plaatsvinden vanuit de volgende bronnen: 1.
2. 3.
Conform de besluitvorming van de regioraad op 21 mei 2008 worden de vrij beschikbare middelen gestort in de investeringsreserve. Belangrijkste onderdeel hiervan is de BWS-reserve. Daarnaast moet worden onderzocht in hoeverre er bij de overige bestemmingsreserve sprake is van vrije ruimte. Ook deze vrije ruimte zal in de algemene investeringsreserve worden gestort. De jaarlijkse omslagbijdragen worden in de algemene investeringsreserve gestort. Na afwikkeling van de aangegane verplichtingen en verantwoording worden het Omslagfonds (2011), het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing (2011) en het Fonds Groen (na 2013) geliquideerd en de resterende middelen overgeheveld naar de algemene investeringsreserve. De middelen uit het FVSV en FG blijven wel gelabeld voor wonen respectievelijk groen.
Nota Bene: De middelen van de investeringsreserve voorzien in een aanvulling op geoormerkte budgetten als Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). De regionale investeringen zullen zelden de financiële dekking van projecten betreffen. 6. Grondexploitatiewet Ook zijn de mogelijkheden die de grondexploitatiewet biedt om kostenverhaal op regionaal niveau ten behoeve van regionale doelstellingen toe te passen onderzocht. Die mogelijkheden blijken uiterst beperkt zijn, gegeven de complexiteit en gestelde wettelijke randvoorwaarden. Daarom wordt voorgesteld niet verder op deze weg te gaan en de strategie te richten op ondersteuning van gemeenten om dit instrument op gemeentelijk niveau ten volle te benutten. Hiertoe wordt inmiddels door de stadsregio aan een netwerk gebouwd waar planologen, planeconomen en (hun) adviseurs via kennisdeling de praktijkkennis van grondexploitaties verdiepen. 7. Subsidies als aanvullende financieringsbron Er is verkend of en zo ja welke beleidsdoelen en projecten van de stadsregio Rotterdam in de komende jaren voor Europese, Rijks- of provinciale financiering in aanmerking zouden kunnen komen. Uitgangspunt is dat subsidies nooit een vaste inkomensstroom kunnen en zullen zijn. De verwachting is dat het belang van Europese fondsen in de nabije toekomst (2013) voor Nederland afneemt. Het heeft dus vanuit financieel oogpunt niet zoveel zin om fors te investeren in een Europese lobby richting Brussel en Den Haag. Voorgesteld wordt voor de korte termijn subsidiekansen te benutten in het Europese programma Kansen voor West, gericht op doelstelling 2 Regionale concurrentiekracht en Werkgelegenheid. Wanneer een ‘goed’ projectvoorstel wordt ingediend, wordt de slaagkans voor subsidieverzoeken op meer dan 50% ingeschat. Gezien het graduele verloop van de uitputting van het programma (ongeveer 20% per jaar), zal in de jaren 2010 t/m 2013 nog ca. 60% van de beschikbare middelen van in totaal 53,7 miljoen beschikbaar zijn. De focus ligt hierbij in eerste instantie op 3 kansrijke projecten: o Groene projecten versnellingsactie Hof van Delfland; o Zuidpolder; o Onderdelen van Noordas (na nadere analyse pas concreet te benoemen). 8. Nieuwe financieringsarrangementen Sinds juni 2009 is onder regie van Rijk en Randstadregio een werkgroep gestart met de opdracht oplossingsrichtingen aan te dragen voor de financiering van de binnenstedelijke opgave. Onder de titel van Onorthodoxe maatregelen zijn diverse categorieën van maatregelen geïdentificeerd. In paragraaf 4.4 van de bijgaande notitie worden deze (kort) getypeerd De werkgroep rapporteert in mei 2010. De uitkomsten zullen worden betrokken bij de verdere uitwerking en prioritering van de regionale investeringsstrategie.
Investeringsstrategie 2010 – 2020 / 60432 / RWE / JF / 10 december 2009
Pagina 5
9. Vervolg De bijgaande notitie is het voorlopige resultaat van de nadere onderzoeken en gedachtewisselingen in het proces van de Investeringsstrategie. Na de behandeling van de notitie in de diverse commissies en de besluitvorming in de regioraad wordt de notitie aangeboden voor consultatie aan de regiogemeenten. Parallel aan dit vervolgproces en aanvullend op het gestelde in deze notitie wordt in nauwe samenspraak met de regiogemeenten het komende jaar een nadere invulling gegeven aan de volgende zaken: 1. De investeringsprioriteiten: het afwegingskader van de diverse investeringsprojecten en – gebieden alsmede de volgorde en fasering; 2. De afstemming van de investeringsstrategie met de processen van Verstedelijkingsafspraken, RVVP en RGSP; 3. De spelregels met betrekking tot de instelling van een investeringsreserve; 4. De afwikkeling van de rechten en verplichtingen van de op te heffen fondsen. Bij de start van de nieuwe bestuursperiode worden betrokken bestuurders over de voortgang van bovenstaande geïnformeerd. Financiële consequenties: Besluitvorming leidt tot de vorming van een investeringsreserve, waarin onder andere de omslagbaten 2010 – 2020 (ruim € 100 miljoen) worden gestort. Met de middelen worden projecten uit de Investeringsstrategie mede gefinancierd. Communicatie: Regiojournaal en een brief met toelichting aan elke regiogemeente. Verdere procedure: Dit voorstel wordt tevens besproken in de commissie Wonen (30 november), de commissie Verkeer en Vervoer (9 december) en de commissie GROM op 3 december. De regioleden van de stuurgroep REO wordt gevraagd om een schriftelijke reactie. Op 16 december as. wordt dit voorstel aan de regioraad voorgelegd. Daarna volgt consultatie van de regiogemeenten conform artikel 24 van de Gemeenschappelijke Regeling. Gevraagd advies: 1. de regioraad voor te stellen om in te stemmen met de notitie Investeringstrategie regio Rotterdam 2010 – 2020; 2.
de regioraad voor te stellen om het omslagstelsel voor te zetten conform de huidige systematiek en uitgangspunten voor tariefstelling van de omslagheffing;
3.
de regioraad voor te stellen om de omslagbaten in te zetten voor investeringen in de regionale opgave voor groen, infrastructuur, wonen en economie.
4.
de regioraad voor te stellen om in principe in te stemmen met de instelling van een Investeringsreserve en na afwikkeling van de aangegane verplichtingen en verantwoording het Omslagfonds (2011), het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing (2011) en het Fonds Groen (na 2013) te liquideren.
5.
voor de opstelling van de begroting 2011 als richting meegeven dat een nader te bepalen deel van de voeding van de Investeringsreserve wordt afgezonderd in de begroting ten behoeve van procesondersteuning, opdat de Investeringsreserve uitsluitend investeringsmiddelen bevat.
Investeringsstrategie 2010 – 2020 / 60432 / RWE / JF / 10 december 2009
Pagina 6
Concept Investeringstrategie regio Rotterdam 2010 – 2020 Versie 18 november 2009
Behandeling in : dagelijks bestuur 18 november 2009 commissie Wonen 30 november 2009 commissie GROM 3 december 2009 commissie V & V 9 december 2009 commissie BOCM 10 december 2009 stuurgroep REO schriftelijke ronde langs de regioleden regioraad 16 december 2009
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 1
Inhoudsopgave Samenvatting en voorlopige conclusies 1. Inleiding 2. De regionale opgave tot 2020 3. Investeringsprioriteiten 3.1 Uitgangspunten 3.2 Groen 3.3 Verkeer en Vervoer 3.4 Wonen 3.5 Economie 3.6 Milieu 4. Het financiële instrumentarium 4.1 Bestaande budgetten 4.2 Voortzetting van het huidige omslagstelsel 4.3 Aanwending van investeringsmiddelen 4.4 Nieuwe financieringsarrangementen 5. Vervolg
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 2
Samenvatting en voorlopige conclusies In 2008 is het rapport Investeringsstrategie stadsregio Rotterdam 2010-2020 opgesteld door AT Osborne. Bespreking hiervan in de commissies en de regioraad leidde tot de opdracht de investeringsstrategie uit te werken en te concretiseren langs een financiële lijn en een inhoudelijke lijn. Daartoe zijn drie werkgroepen geformeerd, bestaande uit ambtenaren van verschillende regiogemeenten en medewerkers van de stadsregio. De drie werkgroepen zijn 1. Omslagstelsel, 2. Optimaliseren van gebruik Externe fondsen en mogelijkheden die de grondexploitatiewet biedt en 3. Prioritering. Deze notitie is het (voorlopige) resultaat. In de notitie wordt de regionale opgave beschreven zoals deze geformuleerd is in het proces van Dialoog 2009 en opgenomen is in “Verbindende kracht: een realistische visie op regionale samenwerking na 2010”. De kern is dat de stadsregio zich richt op een duurzame ontwikkeling van ruimte en mobiliteit. De regionale agenda binnen dit fysieke domein is complex en veelomvattend: - de transformatieopgave in de Noordas, - de inpassing van de behoeften van het haven-industrieelcomplex en de versterking van de woon- en landschappelijke kwaliteiten in de Zuidflank, - benutting van de potenties van de locaties aan de rivier, - de doorontwikkeling van knooppunten - de verstedelijkingsopgave voor de periode 2010- 2020, - de opgave om de regio duurzaam bereikbaar te houden, de infrastructuur optimaal te benutten en de netwerken voor openbaar vervoer en fiets uit te bouwen, - gezamenlijk een duurzame economische groei bewerkstelligen door onder andere de aanpak van verouderde bedrijfsterreinen, realisatie van nieuwe bedrijventerreien en kantoorontwikkeling, - de ontwikkeling van regioparken, - een regionale aanpak op het gebied van de waterproblematiek (advies commissie Veerman) - uitvoering van de proactieve milieuaanpak. De regionale middelen zijn beperkt. Bestaande subsidies houden op te bestaan (BLS) of nemen in omvang af (ISV, BDU) of zijn tot 2020 nog onzeker (ILG loopt tot 2013). Gelijkertijd vragen partners in de realisering van de regionale agenda financiële participatie van de stadsregio. De stadsregio beschikt slechts over de in het verleden opgebouwde BWS-reserve en (beperkte) rentebaten. De omslagbaten voor de huidige verstedelijkingsperiode zijn geheel belegd met verplichtingen. Dit leidt tot de conclusie dat de voortzetting van een omslagstelsel van essentieel belang is in de realisatie van de regionale agenda. Voorts vergt de samenhang tussen de verschillende projecten een integrale afweging, zowel inhoudelijk als financieel. Dat is een belangrijk argument om een algemene investeringsreserve in het leven te roepen, die gevoed wordt door de omslagbaten, de BWS-reserve en rentebaten. Voor de verdeling van de middelen kan worden aangesloten bij de prioriteringsmethoden en –criteria als urgentie, multiplier, probleemoplossende werking en synergie. Hierdoor ontstaat een transparant verdeelmodel, waarbij de koppeling tussen middelen en investeringen goed inzichtelijk is. Bijkomend voordeel is dat de uitvoering van de investeringsstrategie via de verantwoording van de investeringsreserve onderdeel wordt van de P&C-documenten en –cyclus. De middelen van de investeringsreserve voorzien in een aanvulling op geoormerkte budgetten als Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). De regionale investeringen zullen zelden de financiële dekking van projecten betreffen. Ook zijn de mogelijkheden die de grondexploitatiewet biedt om kostenverhaal op regionaal niveau ten behoeve van regionale doelstellingen toe te passen onderzocht. Die mogelijkheden blijken uiterst beperkt zijn, gegeven de complexiteit en gestelde wettelijke randvoorwaarden. Daarom wordt voorgesteld niet verder op deze weg te gaan en de strategie te richten op ondersteuning van gemeenten om dit instrument op gemeentelijk Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 3
niveau ten volle te benutten. Hiertoe wordt inmiddels door de stadsregio aan een netwerk gebouwd waar planologen, planeconomen en (hun) adviseurs via kennisdeling de praktijkkennis van grondexploitaties verdiepen. Tevens is verkend of en zo ja welke beleidsdoelen en projecten van de stadsregio Rotterdam in de komende jaren voor Europese, Rijks- of provinciale financiering in aanmerking zouden kunnen komen. Uitgangspunt is dat subsidies nooit een vaste inkomensstroom kunnen en zullen zijn. De verwachting is dat het belang van Europese fondsen in de nabije toekomst (2013) voor Nederland afneemt. Het heeft dus vanuit financieel oogpunt niet zoveel zin om fors te investeren in een Europese lobby richting Brussel en Den Haag. Voorgesteld wordt voor de korte termijn subsidiekansen te benutten in het Europese programma Kansen voor West, gericht op doelstelling 2 Regionale concurrentiekracht en Werkgelegenheid. Sinds juni 2009 is onder regie van Rijk en Randstadregio een werkgroep gestart met de opdracht oplossingsrichtingen aan te dragen voor de financiering van de binnenstedelijke opgave. Onder de titel van Onorthodoxe maatregelen zijn diverse categorieën van maatregelen geïdentificeerd. In paragraaf 4.4 van de bijgaande notitie worden deze (kort) getypeerd De werkgroep rapporteert in mei 2010. De uitkomsten zullen worden betrokken bij de verdere uitwerking en prioritering van de regionale investeringsstrategie. Vervolg Na de behandeling van de notitie in de diverse commissies en de besluitvorming in de regioraad wordt de notitie aangeboden voor consultatie aan de regiogemeenten. Parallel aan dit vervolgproces en aanvullend op het gestelde in deze notitie wordt in nauwe samenspraak met de regiogemeenten het komende jaar een nadere invulling gegeven aan de volgende zaken: 1. De investeringsprioriteiten: het afwegingskader van de diverse investeringsprojecten en – gebieden alsmede de volgorde en fasering; 2. De afstemming van de investeringsstrategie met de processen van Verstedelijkingsafspraken, RVVP en RGSP; 3. De spelregels met betrekking tot de instelling van een investeringsreserve; 4. De afwikkeling van de rechten en verplichtingen van de op te heffen fondsen. Bij de start van de nieuwe bestuursperiode worden betrokken bestuurders over de voortgang van bovenstaande geïnformeerd.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 4
1. Inleiding In 2008 is het rapport Investeringsstrategie stadsregio Rotterdam 2010-2020 opgesteld door AT Osborne. Bespreking hiervan in de commissies en de regioraad leidde tot de opdracht de investeringsstrategie uit te werken en te concretiseren langs een financiële lijn en een inhoudelijke lijn. Daartoe zijn drie werkgroepen geformeerd, bestaande uit ambtenaren van verschillende regiogemeenten en medewerkers van de stadsregio. De drie werkgroepen zijn: 1. Omslagstelsel 2. Optimaliseren van gebruik Externe fondsen en mogelijkheden die de grondexploitatiewet biedt 3. Prioritering. De regioraad heeft op 1 juli jl. de rapportage Het omslagstelsel van de stadsregio Rotterdam 1995 - heden van de werkgroep Omslagstelsel besproken, waarin de werking van het huidige Omslagstelsel, de gemeentelijke bijdragen aan het omslagstelsel en de aanwending van de ontvangen middelen uit het Omslagfonds worden toegelicht. In de bijlage van die rapportage is ook een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in andere regio’s projecten van regionaal belang (mede) worden gefinancierd. Deze notitie vormt het (voorlopige) resultaat van de genoemde werkgroepen. De notitie poogt de onderbouwing te geven voor besluitvorming over het nut en de noodzaak van een omslagstelsel en de wijze waarop de komende 10 jaar de omslagbaten worden ingezet. In paragraaf 2 wordt aangegeven wat de regionale opgave behelst, hetgeen recent in het proces van Dialoog 2009 opnieuw is geformuleerd. Paragraaf 3 geeft de argumentatie voor een prioriteitstelling, vanuit de wetenschap dat de beschikbare overheidsmiddelen niet toereikend zullen zijn om alle ambities uit RR2020 te verwezenlijken binnen de komende 10 jaar. Paragraaf 4 beschrijft het financieel instrumentarium dat de stadsregio kan inzetten voor de realisatie van de regionale opgave, inclusief enkele nieuwe ideeën rond waardecreatie en publiek-private samenwerking die bij gebiedsontwikkeling toegepast zouden kunnen worden. In de slotparagraaf komt het vervolgproces aan de orde.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 5
2. De regionale opgave De regionale opgave is geformuleerd in onder andere het regionaal structuurplan/provinciaal streekplan RR2020. Met de programma’s en projecten die hieraan gerelateerd zijn willen gemeenten, stadsregio en provincie een krachtige ruimtelijk-economische structuurversterking en een belangrijke kwaliteitsverbetering van het woon- en leefmilieu tot stand brengen. In het proces van Dialoog 2009 is vastgesteld dat de regionale agenda tot 2020 de volgende punten bevat: 1.
Noordas De stadsregio heeft de ambitie de aantrekkelijke positie van de Noordas te benutten voor het uitbouwen van de kennis- en diensteneconomie en om de aantrekkelijke en gewilde woongebieden in Lansingerland en Rotterdam Noord en Oost verder te versterken. De Noordas bevindt zich in een verstedelijkingsproces, waarbij het gebied transformeert: Van een overwegend agrarische gebied naar een samenhangend natuur- en recreatiegebied dat van betekenis is voor een groot deel van de Rotterdamse regio (regiopark Rottemeren, regiopark Delfland, groenzones Noordrand en Berkel-Pijnacker, uitbouw fiets- en wandelpaden); Van een relatief slecht bereikbaar gebied aan de rand van de stad naar een zeer goed ontsloten zone met economische potenties op bovenregionale schaal (A13-16, N471, N209, uitbouw van OV-verbindingen); Van een stedelijk woonmilieu en drie dorpen naar een samenhangend groen woongebied; Van een traditioneel glastuinbouwgebied naar een toonaangevende, kennisintensieve pijler van de greenport Zuid-Holland.
2.
Zuidflank In de Zuidflank gaat het erom de behoeften van het haven-industrieelcomplex te accommoderen en gelijktijdig de relatie met het deltalandschap, met bijbehorende kwaliteiten voor recreatie en wonen te versterken. In concreto betreft het: de ontwikkeling van nieuwe regionale bedrijventerreinen:Brielle en Spijkenisse/Bernisse in de zuidwestflank, Ridderster in de zuidoostflank; herstructurering van bestaande bedrijventerreinen; verbetering van de bereikbaarheid: onder andere verbreding van de A15, tweede westelijke oeververbinding, A4 tussen Hoogvliet en Klaaswaal; de ruimtelijke inpassing van deze nieuwe ontwikkelingen; de versterking van de landschappelijke en natuur- en recreatieve waarden, waarbij ook een koppeling wordt gelegd met de wateropgave: in de zuidwestflank het groenprogramma Voorne Putten met een omvang van bijna 1800 hectare en in de zuidoostflank het regiopark IJsselmonde dat ruim 1600 hectare natuur- en recreatiegebied omvat. In aansluiting op de ontwikkeling van het regiopark wordt nauw samengewerkt met de Drechtsteden.
3.
Rivierzones Niet voor niets wordt dit gebied het ‘goud van de regio’ genoemd: benutting van de locaties voor nieuwe stedelijke milieus na herstructurering of transformatie van verouderde bedrijventerreinen geeft kansen voor wonen, werken en recreëren, waarin de Rotterdamse regio zich kan onderscheiden van andere. Tegelijkertijd vervult de rivier met openbaar vervoer te water een belangrijke functie in de ontsluiting van de rivierzones. Eén en ander vergt een zorgvuldige planning en ontwerpstrategie in verband met milieueisen.
4.
Knooppunten De omgeving van Rotterdam Centraal is een internationaal knooppunt. Daaromheen ligt een ring van kleinere knooppunten met een bovenregionale of regionale functie: Brainpark Centrum, Schieveste, Vijfsluizen,Alexander, Rotterdam Airport en Parkstad. Ze hebben een gunstige ligging voor bedrijven,
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 6
voorzieningen en woningbouw in hoge dichtheden. Dit brengt met zich mee dat milieueisen een passende ontwerpstrategie vereisen. De opgave is hier om de investeringen in infrastructuur af te stemmen op de programmatische ontwikkeling, waarbij ongewenste concurrentie tussen de knooppunten wordt voorkomen. De ontwikkeling van de knooppunten zelf is een zaak van de gemeenten. 5.
Verstedelijking De opgave is om circa 65.000 woningen te realiseren, waarvan grofweg tussen de 25.000 en 27.000 sloop-vervanging betreft. Binnen de Zuidvleugel is afgesproken dat 80% van deze opgave in bestaand stedelijk gebied (grens 2010) plaatsvindt. De verschuiving van een aanbodgerichte naar een vraaggestuurde benadering vergt een integrale aanpak, waarbij de regiogemeenten afspraken maken over de ontwikkeling van de diverse woonmilieus inclusief de randvoorwaarden en de doelgroepen waarvoor gebouwd wordt. De thema’s waarlangs dit gebeurt zijn: trendbreuk in de herstructurering, openbaar vervoer gerelateerde verstedelijking, transformatie rivierzones, centrumontwikkeling en metropolitaan landschap.
6.
Bereikbaarheid en mobiliteit Het regionaal verkeer- en vervoerplan 2003-2020 ondersteunt de beoogde ruimtelijke, economische en leefbaarheidsontwikkelingen optimaal. De inzet van de stadsregio vertaalt zich in uitvoeringsgericht overleg met de vele partijen die in de regio projecten feitelijk realiseren; de stadsregio zet daarbij gericht de beschikbare financiële middelen in. Via intensief contact met de rijksoverheid spant de regio zich in om bestaande infrastructuur optimaal te benutten en om nieuwe infrastructuur zo te realiseren dat mobiliteit gepaard gaat met een goede inpassing en leefbaarheid. In de periode tot 2020 gaat het er vooral om de interne en externe bereikbaarheid van de zuidelijke Randstad te verbeteren. Het netwerk moet minder gevoelig worden voor verstoringen en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten bereikbaar worden gemaakt. Daarbij is essentieel dat daarin alle modaliteiten vanuit hun sterke kant worden betrokken. Prijsbeleid en ketenbenadering zijn centrale aspecten in de aanpak van de stadsregio. De projecten met een grote betekenis in dit kader, die in realisatie respectievelijk voorbereiding zijn: De infrastructurele maatregelen in de Noordas en de Zuidflank; Onderliggend wegennet: Noordoost, N209, N471, N57, optimalisatie stedelijke wegennetten, aansluitingen hoofdwegennet/onderliggend wegennet; Openbaar vervoer / spoorvoorzieningen: afronden RandstadRail, ZoRoverbinding, Hoekse lijn, Ridderkerklijn, stations Kethel en Parkstad, spoorcapaciteit Schiedam- Delft en Gouda-Rotterdam, zuidvleugelnet, toegankelijkheid openbaar vervoer, veiligheid en instandhouding netwerken; Ketenmobiliteit: P&R voorzieningen , fietsenstallingsvoorzieningen bij diverse (metro)stations / haltes; Goederenvervoer: spoorcapaciteit, mainportbereikbaarheid multimodaal Duurzame bereikbaarheid: studie Rotterdam VOORuit;
7.
Economie en grondbeleid De kernopgaven als herstructurering van bestaande bedrijventerreinen, realisatie van nieuwe bedrijventerreinen en kantoorontwikkeling behoeven een uitvoeringsgerichte aanpak. Bundeling van kennis en capaciteit, het richten van middelen, het in samenhang prioriteren en faseren zijn daarbij cruciaal. In het RR2020 is de herstructureringsopgave vastgelegd. In het meerjarenprogramma Regionaal Herstructurerings- en Ontwikkelingsbureau (RHOB) is de opgave nader ingedeeld naar perioden van uitvoering tot 2020. De herstructureringsopgave is een groot maatschappelijk probleem en kent een forse onrendabele top. Ondersteuning in organisatie en uitvoering van de opgaven door gericht inzetten van kennis, expertise en/of projectmanagement is soms ontoereikend. Middelen om gericht obstakels weg te nemen dan wel bij te dragen middels cofinanciering zijn ook van groot belang om voortgang te kunnen krijgen en houden. Voor de periode t/m 2011 zijn de volgende terreinen geprioriteerd, waarbij ook de provinciale UHB-gelden worden gericht op deze terreinen: Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 7
Agricluster in Barendrecht/Ridderkerk, Spaanse Polder in Rotterdam en NieuwMathenesse in Schiedam. In 2012 en 2013 staat gepland 5 bedrijventerreinen (Noord-West, Hordijk, Schiebroek, Laagjes en Hoogvliet) uit het Meerjarenprogramma in Rotterdam, Groot-Vettenoord in Vlaardingen, Stormpolder in Krimpen aan den IJssel en Wilhelminahaven in Schiedam. In 2014 wordt opnieuw bepaald of de herstructurering van de genoemde terreinen voldoende gevorderd is om ook de herstructurering van andere terreinen te starten. Op dat moment worden tevens de prioriteiten gesteld tot 2020, uit de lijst van betrokken terreinen: Hoofdweg in Capelle aan den IJssel, ’s Graveland in Schiedam, ’t Woud in Brielle, Hoefslag in Lansingerland, Donkersloot in Ridderkerk, De Kade, De Dijk en Kapelpolder in Maassluis, Kickersbloem 1 in Hellevoetsluis, De Vergulde Hand in Vlaardingen en Halfweg/Molenwatering in Spijkenisse. Ook de ontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen kent stagnatie ten opzichte van de planning. Ook hier wordt een procesondersteunende aanpak op maat voorgestaan. Voor wat betreft de inzet met betrekking tot kantoren is en wordt vooral geïnvesteerd in bereikbare knooppuntlocaties en verzorgt de stadsregio de coördinatie tussen het programma op de diverse knooppunten. 8.
Groen en water Centraal staat hierbij de totstandkoming van een robuuste samenhangende groenblauwe structuur rondom het stedelijk gebied van de regio, waarbij het in de eerste plaats gaat om recreatiegebieden, duurzaam beheer van deze gebieden en de verbindingen in en tussen deze gebieden alsmede het stedelijke gebied. Het betreft de ontwikkeling van de regioparken IJsselmonde (inclusief Deltapoort), Delfland en de Rottemeren. Daarnaast zijn de volgende opgaven aan de orde: Voorne Putten: Krekenplan, koppeling aan waterbergingsopgave en versterking open landschap; Noordrand: groene zone tussen Rottemeren en Delfland; Maasmond: groene zone tussen Maassluis en de kust; Ruimtelijke gevolgen van de waterkwantititeitsopgave; Relatie met het klimaatbeleid; Concretisering van het advies van de commissie Veerman.
9.
Milieu De proactieve milieuaanpak is er primair op gericht om de uitvoering van RR2020 zodanig te faciliteren dat plannen niet als gevolg van milieuaspecten stil komen te liggen. Dat betekent dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de utvoering van de diverse projecten en programma's de milieuaspecten in kaart worden gebracht en een strategie ontworpen wordt gericht uit vergroten van de uitvoerbaarheid van het ruimtelijk beleid bij een gelijktijdige verbetering van de milieukwaliteit. De stadsregio ondersteunt de gemeenten hierin onder meer door middel van trainingen, signaalkaart, quick scans voor het doorlichten van ruimtelijke plannen op milieukansen en –knelpunten. De regionale aanpak luchtkwaliteit behelst de uitvoering van het regionale plan van aanpak luchtkwaliteit, de uitvoering van onderdelen van het regionale en nationale samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit en de monitoring van de uitvoering en de effecten op de luchtkwaliteit. De stadsregio ontvang van VROM tot 2014 € 9,5 mln voor de uitvoering van de plannen. De regionale klimaatagenda omvat de samenwerking tussen de regionale gemeenten gericht op een reductie van de CO2 uitstoot in 2025 van 40 % ten opzichte van 1990. In de agenda zijn 13 samenwerkingsprojecten bijeen gebracht die daaraan een bijdrage leveren. De stadsregio faciliteert en ondersteunt de gemeenten bij de uitvoering van die projecten d.m.v de inzet van uren en geld. In de tweede fase wordt verkend op welke wijze in de regio vorm kan worden gegeven aan de klimaatadaptatie. hierin is de wateropgave een centraal thema. Aangesloten wordt bij initiatieven op basis van de aanbevelingen van de Commissie Veerman en bij het Rotterdam Climate Initiative.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 8
Samengevat bevat de regionale agenda een groot scala aan activiteiten binnen het fysieke domein, waarin de stadsregio acteert vanuit verschillende rollen. Voor de Investeringsstrategie zijn van belang de rollen: Verdeler van financiële middelen Facilitator van gebiedsontwikkeling Ondersteuner van gemeenten bij de uitvoering van programma’s en projecten Smeder van publiek-private allianties Belangenbehartiger en ‘lobbyist’ voor de regio bij rijk en provincie.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 9
3. Investeringsprioriteiten 3.1 Uitgangspunten De investeringsprioriteiten zijn afgeleid van de strategische doelen van de stadsregio, zoals beschreven in hoofdstuk 2. Aan de hand van de volgende criteria c.q uitgangspunten is een eerste schifting te maken van de projecten die in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage van de stadsregio uit de ‘vrij’ besteedbare middelen: 1. Het gaat om een project van bovenlokaal belang. Dit houdt in dat de beoogde effecten van de ontwikkeling de gemeente overstijgen. Dit kan aan de orde zijn wanneer wordt samengewerkt met andere gemeenten, waarbij ook gedacht kan worden aan een premie op samenwerking. De betreffende ontwikkeling draagt tevens zichtbaar bij aan de uitvoering van de regionale agenda 2010 – 2020; 2. De urgentie van de ontwikkeling / het project wordt breed gedeeld; 3. De bijdrage betreft cofinanciering: met name rijks- en provinciale investeringen vergen cofinanciering. De bijdrage is noodzakelijk voor realisatie. Ergo: zonder een bijdrage komt de uitvoering niet of veel te laat (naar mening van het bestuur) tot stand; 4. Met de bijdrage worden andere gewenste investeringen losgetrokken van andere overheden en/of marktpartijen en private investeerders: het multipliereffect; dit kan zichtbaar zijn in concrete effecten bijvoorbeeld in bouw van aantallen woningen voor een specifieke doelgroep, vergroting van bezoekersaantallen of behouden dan wel vergroten van de werkgelegenheid. 5. De focus is om te investeren in de randvoorwaarden voor een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor wonen en werken. Dat betekent dat geen generieke subsidies (bijvoorbeeld een bedrag per gebouwde woning) worden verstrekt. Wel kan sprake zijn van gebiedsspecifieke investeringen, waar een integrale opgave aan de orde is. 6. Er is sprake van synergie. De ontwikkeling kent een samenhang met andere projecten. Dit kan aan de orde zijn bij een gebiedsgerichte aanpak. Nota Bene: De stadsregionale investeringen voorzien in een aanvulling op geoormerkte budgetten als Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). De regionale investeringen zullen zelden de financiële dekking van projecten betreffen. 3.2 Groen Uitgangspunt bij dit voorstel is dat door de vergaande verstedelijking die bovendien voor het grootste deel binnenstedelijk gerealiseerd gaat worden de druk op de open ruimte in de steden steeds groter wordt en de druk op de open ruimte om de grote steden eveneens. Het is dus voor het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit en een ruimtelijke omgeving waarin mensen en bedrijven zich willen vestigen van groot belang dat die buitenstedelijke gebieden op orde komen en blijven. Dat leidt tot de volgende prioriteiten voor groen: - Noordas/Common Green, omdat met het sluiten van de groene zone aldaar niet alleen een robuust groen (natuur en recreatie)gebied ontstaat dichtbij het verstedelijkte gebied van de regio (Rotterdam en Lansingerland), maar omdat daarmee ook de verbinding tot stand gebracht wordt tussen de regionale parken/landschappen: Delfland en Rottemeren. In verband met het verhogen van de bruikbaarheid is hier tevens een prioriteit het investeren in de stad-landverbindingen (ecologische, recreatieve en ontsluitende) voor diverse modaliteiten : lopen, fietsen, kanoën, ov-bereikbaarheid en autobereikbaarheid in combinatie met goede overstappunten. Die verbindingen moeten niet alleen de Noordas betreffen, maar ook de verbindingen met Rottemeren en Delfland.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 10
- Oost-IJsselmonde, omdat met het sluiten van de groene zone aldaar een verbinding tot stand gebracht kan worden tussen de 600 PMR ha, de landinrichting en de voornemens voor de Deltapoort. Hiermee ontstaat ook aan de zuidkant een robuuste groene structuur dichtbij het verstedelijkte gebied van de regio (Rotterdam, Barendrecht, Albrandswaard, Ridderkerk). Wat de stad-landverbindingen betreft geldt hier hetzelfde als bij de Noordas. - Voorne Putten, omdat het belangrijk is in het licht van ruimtelijke kwaliteit, leefomgeving en vestigingsklimaat het open gebied van de regio open te houden. Dat betekent prioriteit voor het Krekenplan. Hiermee kan de metafoor "tuin van de regio" nadere invulling krijgen, zeker als één en ander in relatie tot landelijk wonen en andere ruimtelijke ontwikkelingen wordt gebracht. Bovendien kan hiermee de recreatieve druk op de kust verlicht worden. Dat wil overigens niet zeggen dat er in de rest van de regio niets meer gebeurt, maar dat de regionale investeringen met voorrang hiervoor moeten worden ingezet. Aandachtspunt is nog dat de regio er waarschijnlijk in gaat slagen een slordige 2300 ha uitvoeringsgereed te hebben in 2010. Dat betekent dat alle planologische en financiële hobbels genomen moeten zijn. Hier en daar zal nog wel een tekort(je) optreden, waarbij het Omslagfonds/Investeringsreserve wordt ingezet voor projecten die in de prioritaire gebieden liggen. Voor de overige gebieden zullen andere oplossingen gezocht moeten worden. 3.3 Verkeer en vervoer Voor de investeringen in de infrastructuur door de stadsregio is de belangrijkste stroom financiële middelen geregeld via de BDU Verkeer en vervoer. In de periode 2010-2020 komt via de BDU ongeveer €3,5 miljard ter beschikking, bij gelijkblijvend rijksbeleid. Inclusief beschikbare gereserveerde BDU-middelen voor grotere langlopende infrastructuurprojecten is derhalve ongeveer €3,8 miljard aan dekking beschikbaar voor in hoofdlijnen: investeringen in infrastructuur, exploitatie van het openbaar vervoer en de instandhouding van railinfrastructuur. Voor de investeringen in nieuwe infrastructuur sec is het aandeel in de dekking ongeveer €1,1 miljard. Het ambitieprogramma Infrastructuur van het uitvoeringsprogramma van het RVVP vergt in genoemde periode tenminste €1,7 miljard, waarmee een dekkingstekort ontstaat van tenminste €600 miljoen. Dit tekort staat nog los van nieuwe (nog niet geprogrammeerde) infrastructuurprojecten die bijvoorbeeld voortvloeien uit de MIRT-verkenningen Rotterdam Vooruit, Haaglanden en Antwerpen-Rotterdam. De verwachte opbrengst van de omslagbaten is in de periode 2010-2020 ongeveer €100 miljoen. Het dekkingstekort van de infrastructuurinvesteringen overstijgt deze middelen. Derhalve is gezocht naar een adequate inzet van de beschikbare omslagmiddelen in de mobiliteitssfeer. Het voorstel is om bij de inzet van beschikbare middelen te prioriteren in investeringen in infrastructuur, die bij de ontwikkeling van locaties de bereikbaarheid daarvan op bovenlokaal niveau verbetert. Hieronder een overzicht van projecten met een globale schatting van benodigde middelen: 1. Bleizo: Verlengde Laan van Mathenesse + knooppuntvoorzieningen (P+R, fiets, bus) 2. Reijerwaard/Dierenstein: IJsselmondseknoop 3. Alexander, Capelle XL, Nesselande: Hoofdwegplein/Hoofdweg-Alexanderlaan 4. Schieveste: ‘s Gravelandseweg en Horvathweg/Tjalklaan 5. Locaties Maassluis w.o. Dijkpolder in samenhang met ontsluiting Maasland: Netwerkversterking en heroriëntatie aansluitingen A20 6. Rivieroevers Vlaardingen: Marathonweg, Vijfsluizen 7. Spaland: Ketenmobiliteit bij station Kethel Het totale investeringsniveau bedraagt circa €150 miljoen. Afhankelijk van tempo en omvang van instroom van middelen zou de stadsregio kunnen bijdragen aan genoemde projecten in voornoemde volgorde. Voor het dekkingsvraagstuk van de BDU zal de stadsregio streven naar vergroten van de instroom van beschikbare middelen van rijkszijde, via BDU of projectspecifieke Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 11
subsidiëring, door beperking van de uitstroom van BDU-middelen naar diverse bestedingscategorieën, waaronder de grootste, het Openbaar Vervoer, dan wel door fasering of afstel van bijdragen de uitstroom van middelen in evenwicht houden met de beschikbaarheid daarvan. 3.4 Wonen In het beleidsveld wonen is de realisatie van de sociale opgave, of beter gesteld de doelstelling om een betere spreiding van de sociale woningvoorraad te bewerkstelligen ter ontlasting van het hoog verstedelijkte gebied een prioritaire opgave die op regionaal niveau invulling moet krijgen. Daarnaast is sprake van een grootschalige herstructurering en vernieuwing van de bestaande voorraad in het bestaand (groot)stedelijk gebied en van transformatie in diverse regiogemeenten. De ISV3 bijdrage voor de periode 2010 – 2014 is een doeluitkering die hiervoor in ieder geval moet worden ingezet. Die bijdrage is echter in omvang beperkt (€ 12,7 miljoen). Het feit dat ook de rijksoverheid geen lumpsum bijdrage verstrekt voor het realiseren van de woningbouwopgave leidt tot de noodzaak om tot prioriteiten te komen en te beoordelen in welke mate er door de stadsregio aanvullende middelen beschikbaar kunnen worden gesteld voor de uitvoering van de opgave. Voorgesteld wordt om hieraan de volgende voorwaarden te verbinden: - de stadregio financiert mee aan een bepaalde gebiedsontwikkeling, wanneer er buiten het grootstedelijk gebied extra huurwoningen bovenop de autonome lokale behoefte in de sociale sector worden toegevoegd en wanneer deze ontwikkeling deel uitmaakt van gebied waarin herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied aan de orde is; - de gebiedsontwikkeling moet passen binnen de thema’s uit het gebiedsdocument Verstedelijking 2010-2020; - dat bij herstructurering en nieuwbouwplannen zichtbaar aandacht is besteed aan eisen van duurzaamheid en klimaat, (b.v. energiebesparing, terugdringen geluidhinder, e.d.). 3.5 Economie Herstructureringen zijn complex, vragen een lange adem, specifieke kennis en ervaring en voldoende financiële armslag. De opgave van het ‘Regionale Herstructurerings- en Ontwikkelingsbureau’ (RHOB) omvat: - Komen tot het daadwerkelijk uitvoeren van de geprioriteerde herstructureringen; - Toepassen van de SER-ladder met als belangrijk element: waar mogelijk verder intensiveren van het ruimtegebruik; - Optimaliseren van de afstemming van de herstructurering met de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen conform RR2020. Uitgangspunt bij de prioriteiten voor economie is aan te sluiten op de recent gestarte aanpak in het kader van het RHOB en de herstructureringsopgave. Naast coördinatie en gerichte projectondersteuning in de vorm van projectmanagement en kennisontwikkeling en –deling worden projecten ook in beperkt mate ondersteund middels cofinanciering. Hierbij wordt de programmavolgorde RHOB gehanteerd waarbij tot 2013 Agricluster Barendrecht/Ridderkerk, Spaanse Polder in Rotterdam en Nieuw-Mathenesse in Schiedam aan de orde zijn. In 2013 wordt opnieuw bepaald of de herstructurering van deze terreinen voldoende gevorderd is om ook de herstructurering van andere terreinen te starten. Op dat moment worden tevens de prioriteiten gesteld tot 2020, uit de lijst van betrokken terreinen: Albatros in Capelle a/d IJssel, 't Woud in Brielle, Kickersbloem 1 in Hellevoetsluis, Rodenrijs in Lansingerland, Kapelpolder en Kade en de Dijk in Maassluis, Donkersloot in Ridderkerk, ’s Gravenland en Haventerrein in Schiedam, Spijkenisse, Vergulde Hand in Vlaardingen en Hoefweg in Lansingerland. Om in aanmerking te komen voor cofinanciering dient te worden voldaan aan het principe dat alle betrokken partijen bij de herstructurering (naast provincie en gemeente, ook de ter plaatse gevestigde bedrijven ) financieel participeren.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 12
3.6 Milieu De stadsregio investeert tot nu toe niet zelf in milieuvoorzieningen: die slaan bij andere partijen neer: wegbeheerders, corporaties, projectontwikkelaars, bedrijven. Dat moet ook zo blijven. Wel moet er procesgeld beschikbaar blijven om gemeenten (en eventueel ook andere partijen) te ondersteunen in een zo duurzaam mogelijke ontwikkeling. In dat opzicht is het dienstig als aan stadsregionale investeringen in infrastructuur, bedrijventerreinen en wat al niet de voorwaarde van duurzaamheid wordt verbonden. Zo kan een goede relatie tot stand worden gebracht met thema's als klimaatverandering, verbeteren luchtkwaliteit en terugdringen geluidhinder.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 13
4. Het financiële instrumentarium 4.1 Bestaande budgetten De stadsregionale middelen zijn afkomstig uit diverse bronnen: ¾
Brede Doel Uitkering (BDU) voor verkeer en vervoer: jaarlijkse uitkering door V&W van circa € 350 miljoen, waarvan 70% voor de exploitatie van het openbaar vervoer. Het restant dient te worden aangewend voor de aanleg van regionale infrastructuur met een investeringsbedrag tot € 250 miljoen. Naar verwachting blijft de BDU bestaan, maar wordt het uitkeringsniveau naar beneden bijgesteld als gevolg van de huidige economische recessie. Daarnaast blijft de indexering van rijksbijdragen sinds jaar en dag achter bij de daadwerkelijke kostenontwikkeling van infrastructuur en blijkt de BDU niet toereikend voor de noodzakelijk geachte investeringsprojecten.
¾
Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) voor woningbouw: deze bijdrage van VROM is een prestatiesubsidie voor de bouw van 36.500 woningen (exclusief Kop van Zuid) voor de periode 2005 – 2010. De subsidie wordt gestort in het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing. Vanaf 2010 wordt deze subsidie niet meer verstrekt.
¾
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV): dit budget is voor de periode 2005 t/m 2009 door de provincie aan de stadsregio overgedragen ten behoeve van investeringen in stedelijke vernieuwing in regiogemeenten, die niet rechtstreeks op grond van de wettelijke regeling in aanmerking komen voor een ISV-subsidie. Alleen Rotterdam en Schiedam hebben een eigen ISV-budget. Voor de periode 2010 t/m 2014 betreft het een subsidie van € 12, 7 miljoen. Dit is exclusief een budget voor de aanpak van geluidsbelaste woningen (€ 600.000) en exclusief het bodembudget (dit is al geheel belegd met de sanering van de zogeheten Humane spoedlocaties). De provincie heeft het voornemen om wederom dit budget aan de stadsregio te delegeren.
¾
Besluit woninggebonden subsidie (BWS): dit betreft een financiële reserve van de stadsregio die in de loop der jaren is ontstaan uit vrijvallende middelen van de VROMsubsidie en de recente afkoop voor woningbouwprojecten in bestaand stedelijk gebied. De uitvoering van de BWS regeling is binnenkort afgerond. De financiële reserve bedraagt ruim € 50 miljoen en wordt de komende jaren ingezet voor de uitvoering van noodzakelijk geachte regionale projecten.
¾
Omslagbijdragen: het betreft een jaarlijks geïndexeerde heffing per ‘Begonnen woning’ en per woningequivalent. In 2009 bedraagt de heffing € 1351,96. In totaal zal vanaf 1995 tot en met 2009 circa € 186 miljoen aan omslagheffing door gemeenten zijn opgebracht. Sinds 2005 wordt 55% van de omslagbaten ingezet voor regionale infrastructuur en 45% voor groen.
4.2 Voortzetting van het huidige omslagstelsel Het huidige omslagstelsel vindt zijn oorsprong in het besef dat “de regio de komende tien jaar voor een aanzienlijke eigen financiële opgave wordt gesteld wat betreft het realiseren van de regionale plannen voor infrastructuur en groen. Het in te stellen regionaal omslagfonds zal slechts één van de financieringsbronnen zijn voor deze opgave, maar wel een cruciale” (citaat uit het Financieel Scenario Vinex, november 1994). In feite geldt deze argumentatie nog steeds, zij het dat er voor meerdere beleidsvelden een regionale opgave ligt. De inkomsten uit omslagheffing zijn een essentiële schakel om de uitvoering van regionale projecten mogelijk te maken, temeer nu rijksbijdragen verlaagd worden of geheel komen te vervallen. Daarnaast verlangen externe financiers als provincie, rijk en Europa, maar ook andere publiekrechtelijke instellingen steeds meer een eigen bijdrage van de initiatiefnemers. Het Omslagfonds voldoet bij uitstek aan de behoefte van “eigen regionale financiering”. Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 14
In combinatie met een gedragen prioriteitstelling van projecten van regionaal oftewel bovenlokaal belang is een omslagstelsel een relatief eenvoudig instrument dat slagvaardig en effectief de realisatie van regionale projecten (mede) bevordert. Vertrekpunten voor een Meerjarenraming Omslagfonds 2010-2020 Uitgangspunt voor een eerste inschatting van de financiële mogelijkheden is dat de huidige systematiek van omslagheffing wordt gecontinueerd. Dit betekent dat het Omslagfonds niet negatief mag staan. Heffing vindt alleen plaats over nieuwbouw van woningen en niet over toevoegingen anderszins. Er vindt geen verrekening plaats met onttrokken woningen. Ook de heffing over woningequivalenten blijft onveranderd. Net als in de Verstedelijkingsafspraken over 2005-2010 zijn er nu geen nieuwe grote uitleglocaties, waarvoor het dubbele tarief zou moeten gelden. De ontwikkeling van de grote uitleglocaties zal in belangrijke mate zijn gerealiseerd, zodat in de nieuwe periode de heffingen worden berekend op het enkelvoudige tarief. Alleen de locatie Noordrand III zal nog niet 100% af zijn. Voor deze grote uitleglocatie is de omslag echter in 2005 afgekocht. De nog te realiseren woningen tellen wel mee in de nieuwe periode. Maar er worden geen inkomsten in het Omslagfonds gerealiseerd. Door de nadruk op binnenstedelijk bouwen op moeilijke locaties zal de winstgevendheid van de grondexploitaties afnemen. Daarnaast bestaat er een tendens steeds meer aan de markt over te laten. Het belang van een samenwerkingsovereenkomst met private partijen neemt hierdoor toe. Echter de mogelijkheden van doorberekenen van de omslagheffing aan de private partijen zijn behoorlijk belemmerd door de nieuwe Grondexploitatiewet. Alleen gemeentelijke kosten die rechtstreeks te maken hebben met de te ontwikkelen locatie, kunnen worden verhaald op de private partners. Regionale omslagheffing wordt hier niet toe gerekend. Kostenverhaal blijft waarschijnlijk wel mogelijk op minnelijke basis met wederzijds goedvinden. Anders dient de omslagheffing uit andere gemeentelijke bronnen te worden betaald. De mogelijkheden van cofinanciering door het rijk worden tegelijkertijd beperkt. Al met al is er daarom weinig tot geen ruimte voor een extra verhoging van het heffingsbedrag. De verhoging blijft dan beperkt tot de jaarlijkse indexering op basis van de Index Investeringen vaste activa Overheid. Raming inkomsten 2010-2020 Voor de periode 2010-2020 wordt vooralsnog uitgegaan van een taakstelling van 65.000 woningen. Een deel van deze woningen kunnen worden gerealiseerd door toevoegingen anderszins. De uitvoering van de herstructureringsopgave met veel hoog-niveau renovatie zal de eerste jaren nog voortduren. Het aantal toevoegingen anderszins zal daarom de eerste jaren nog substantieel zijn. In de meerjarenraming 2008 is geconstateerd dat uitgegaan kan worden van 500 toevoegingen anderszins per jaar. De jaarlijkse indexatie van de heffingsbijdrage wordt gecontinueerd. Vooralsnog kan worden uitgegaan van een gemiddelde stijging van 1% per jaar. Ten behoeve van de raming van de inkomsten wordt uitgegaan van een gemiddeld heffingsbedrag van € 1.400 per woning of woningequivalent. Voorgesteld wordt ten behoeve van de berekening van de inkomsten uit woningbouw rekening te houden met 65.000 woningen, waarover omslag berekend kan worden. De inkomsten 2010-2020 worden zodoende berekend op 65.000 x € 1.400 = € 91.000.000. In RR2020 is de beleidsintentie gecontinueerd dat per jaar 100.000 m2 kantoorruimte wordt toegevoegd inclusief herontwikkeling ter plaatse en per jaar netto 50 ha bedrijventerrein. De realisatie is sterk afhankelijk van de economische ontwikkeling. In werkelijkheid worden per jaar ca. 20 ha netto bedrijventerrein gerealiseerd. De inkomsten zouden daarom geraamd kunnen worden op 1.000.000/100 x € 1.400 = € 1.400.000 en 2.000.000/100 x € 1.400 = € 2.800.000, tezamen € 4,2 miljoen per jaar. Echter, het uitgiftetempo van nieuwe bedrijventerreinen en kantoorlocaties is conjunctuurgevoelig, terwijl dit de grondslag is van de omslagheffing. Het ontbreekt verder aan betrouwbare statistieken waaruit concrete ervaringsgegevens zijn af te leiden. Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 15
In voorgaande meerjarenramingen is daarom uitgegaan van een vast bedrag per jaar, te weten € 3,4 miljoen per jaar. Dit komt overeen met het gemiddelde van de afgelopen elf jaar. Hierbij past de kanttekening dat met name in de eerste jaren boven het gemiddelde werd opgehaald. In de laatste zes jaar varieert het bedrag tussen € 3,2 miljoen en € 2,3 miljoen per jaar. Rekening houdend met de huidige economische crisis is er voor gekozen ook in de nieuwe periode uit te gaan van een vast bedrag van € 3,0 miljoen inkomsten uit woningequivalenten per jaar. De inkomsten 2010-2010 worden zodoende geraamd op 10 x € 3.000.000 = € 30.000.000. Op basis voortzetting van het bestaande beleid zou in de komende 10 jaar periode circa € 120.000.000 aan omslag opgehaald kunnen worden. Voor de bestedingsruimte is het noodzakelijk rekening te houden met vertragingen in zowel de woningbouw als in de bouw van woningequivalenten. Daarom wordt bij de berekening uitgegaan van een vergelijkbare risicobuffer van 10 à 15% van de totaal geraamde inkomsten als in de periode 2005-2010, dat wil zeggen een bandbreedte van € 12 miljoen tot € 19 miljoen. Op deze wijze wordt de nieuwe bestedingsruimte berekend op € 101 miljoen tot € 108 miljoen. 4.3 Aanwending van investeringsmiddelen Huidige methodiek en verdeling Momenteel worden de ontvangen omslagbijdragen in een apart fonds gestort, het Omslagfonds. Vanuit het Omslagfonds vindt vervolgens een verdeling plaats naar de beleidsterreinen groen (45%) en verkeer en vervoer (55%). Binnen de betreffende sectoren worden vervolgens sectoraal prioriteiten gesteld. Aangezien vanaf 2010 de projecten die in aanmerking komen voor een bijdrage van de stadsregio integraal op basis van de in paragraaf 3.1 geformuleerde uitgangspunten worden geprioriteerd is dit niet meer wenselijk. Nieuwe methodiek en verdeling Voorgesteld wordt om een algemene investeringsreserve in het leven te roepen. Voor de verdeling van de middelen, die in de algemene investeringsreserve worden gestort, kan worden aangesloten bij de eerder genoemde prioriteringsmethoden en –criteria. Hierdoor ontstaat een transparant verdeelmodel, waarbij de koppeling tussen middelen en investeringen goed inzichtelijk is. Bijkomend voordeel is dat de uitvoering van de investeringsstrategie via de verantwoording van het investeringsfonds onderdeel wordt van de P&C-documenten en –cyclus. De voeding van de algemene investeringsreserve zal plaatsvinden vanuit de volgende bronnen: 1.
Conform de besluitvorming van de regioraad op 21 mei 2008 worden de vrij beschikbare middelen gestort in de investeringsreserve. Belangrijkste onderdeel hiervan is de BWS-reserve. Daarnaast moet worden onderzocht in hoeverre er bij de overige bestemmingsreserve sprake is van vrije ruimte. Ook deze vrije ruimte zal in de algemene investeringsreserve worden gestort. 2. De jaarlijkse omslagbijdragen worden in de algemene investeringsreserve gestort. 3. Na afwikkeling van de aangegane verplichtingen en verantwoording worden het Omslagfonds (2011), het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing (2011) en het Fonds Groen (na 2013) geliquideerd en de resterende middelen overgeheveld naar de algemene investeringsreserve. De middelen uit het FVSV en FG blijven wel gelabeld voor wonen respectievelijk groen. Spelregels beheer investeringsreserve Voor het beheer van de investeringsreserve en de allocatie van de middelen zullen spelregels moeten worden opgesteld. Het ligt het meest voor de hand om deze spelregels vast te leggen in een verordening. Deze verordening regelt de voeding en het beheer van de Investeringsreserve. De verordening biedt ook het algemene kader voor uitgaven ten laste van de reserve. Hierbij wordt aangesloten op de in hoofdstuk 3 van de notitie aangegeven investeringsprioriteiten en -uitgangspunten. Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 16
4.4 Nieuwe financieringsarrangementen De huidige situatie leidt tot de noodzaak om ook te verkennen welke nieuwe dan wel elders succesvolle arrangementen ingezet zouden kunnen worden om de regionale ontwikkelingsopgave van een duurzaam financieel fundament te voorzien. Grondexploitatiewet Per 1 juli 2008 is de (nieuwe) wet op de ruimtelijke ordening (Wro) c.a. de grondexploitatiewet in werking getreden. De Grondexploitatiewet bevat instrumenten om in het geval de grond niet in eigendom is bij de gemeente - de kosten van de inrichting van de openbare ruimte op particulieren te verhalen en eisen te stellen aan de particuliere grondexploitatie. Rechtszekerheid en de aanpak van free riders zijn daarbij leidend. Onderzocht is in hoeverre het verruimde grondexploitatie-instrumentarium in financiële zin kan bijdragen aan de regionale opgaven. Conclusies ten aanzien van de Grondexploitatiewet in relatie tot regionale ambities zijn: 1. Kostenverhaal geschiedt door de overheden die op basis van de Wro bevoegd zijn tot het nemen van ruimtelijke besluiten. De stadsregio heeft in dat verband geen bevoegdheden. 2. De opbrengst van het kostenverhaal voor de gemeente zal, als het wetsvoorstel goed werkt, kunnen toenemen. Dit komt enerzijds door de uitbreiding van verhaalbare kosten en anderzijds door het verplichtende karakter van het (publiekrechtelijke) kostenverhaal. Schaduwzijde is echter dat – in ieder geval in de Rotterdamse regio – ten gevolge van de verstedelijkingsstrategie van de Zuidvleugel de winstgenererende locaties schaarser zullen worden. Het is een reële veronderstelling dat bij veel ontwikkelingen niet kan worden voldaan aan het vereiste van een dragende grondexploitatie. 3. De grondslag voor kostenverhaal is – ten minste - een (intergemeentelijke) structuurvisie. Deze dient dus door meerdere gemeenten te worden vastgesteld. 4. De koppeling aan de criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit is in de praktijk lastig op een regionale schaal. Het vergt een redelijk gedetailleerde beschrijving van de projecten. 5. Regionale toepassing van verevening tussen grondexploitaties leidt wellicht tot uitholling van draagvlak voor de bestaande bijdrage aan het omslagstelsel. Daarnaast bestaat de tendens steeds meer aan de markt over te laten. Het belang van samenwerking met private partijen neemt hierdoor toe. Echter de mogelijkheden van doorberekenen van de omslagheffing aan de private partijen zijn behoorlijk belemmerd door de nieuwe Grondexploitatiewet. Alleen gemeentelijke kosten die rechtstreeks te maken hebben met de te ontwikkelen locatie, kunnen worden verhaald op de private partners. Regionale omslagheffing wordt hier niet toe gerekend. Kostenverhaal blijft waarschijnlijk wel mogelijk op minnelijke basis met wederzijds goedvinden. Anders dient de omslagheffing uit andere gemeentelijke bronnen te worden betaald. De mogelijkheden van cofinanciering door het rijk worden tegelijkertijd beperkt. Dit alles leidt tot de conclusie dat de mogelijkheden die de grondexploitatiewet biedt om kostenverhaal op regionaal niveau ten behoeve van regionale doelstellingen toe te passen uiterst beperkt zijn, gegeven de complexiteit en gestelde wettelijke randvoorwaarden. Het ligt dan ook voor de hand om daar waar nodig gemeenten te ondersteunen om dit instrument op gemeentelijk niveau ten volle te benutten. Hiertoe wordt inmiddels door de stadsregio aan een netwerk gebouwd waar planologen, planeconomen en (hun) adviseurs via kennisdeling de praktijkkennis van grondexploitaties verdiepen. Subsidies als aanvullende financieringsbron Er is verkend of en zo ja welke beleidsdoelen en projecten van de stadsregio Rotterdam in de komende jaren voor Europese, Rijks- of provinciale financiering in aanmerking zouden kunnen komen. Uitgangspunt is dat subsidies nooit een vaste inkomensstroom kunnen en zullen zijn. Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 17
In zijn algemeenheid is het van belang te onderkennen dat beschikbare gelden op 2 manieren kunnen worden verdeeld: 1. Bottom-up via subsidieregelingen waar via projectvoorstellen aanvragen voor subsidie van concrete projecten worden ingediend. 2. Top-down via een politiek-bestuurlijk besluitvormingsproces waarbij lobbying en beïnvloeding een belangrijke component is; De stadsregio is goed vertegenwoordigd in de belangrijkste (politiek-bestuurlijke) gremia die er zijn voor de meerjarige programmering van Rijksgelden op het gebied van landelijk gebied en groene thema’s (ILG) en Verkeer en Vervoer (MIRT). De stadsregio is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van het EU programma Kansen voor West (het EU programma voor de Randstad). Ook is de stadsregio beperkt actief rondom het FES-fonds (waaruit onder meer Nota Ruimte gelden beschikbaar worden gesteld alsmede individuele projecten van nationaal belang kunnen worden ondersteund). De verwachting is dat het belang van Europese fondsen in de nabije toekomst voor Nederland afneemt. (2013) Het heeft dus vanuit financieel oogpunt niet zoveel zin om fors te investeren in Europese lobbying richting Brussel en Den Haag. Hier dient vooral de bottom-up-benadering gekozen te worden. Wel kan het zinvol zijn om via de bestaande structuren via Den Haag invloed uit te oefenen op Europese regelgeving - daar de stadsregio in verband met bouwprocessen hier belang bij kan hebben - en rijksregelgeving om zo beleidsvorming in nationale nota’s (toekomstige nota’s van LNV, VROM, EZ, V&W) in positieve zin te beïnvloeden en hiermee ook de kans te vergroten voor aanwending van Rijksgelden voor investeringen in de stadsregio. Dit leidt tot de volgende strategie en aanpak: 1.
Korte termijn: benutten van subsidiekansen in het Kansen voor West programma, gericht op doelstelling 2 Regionale concurrentiekracht en Werkgelegenheid. Wanneer een ‘goed’ projectvoorstel wordt ingediend, wordt de slaagkans voor subsidieverzoeken op meer dan 50% ingeschat. Gezien het graduele verloop van de uitputting van het programma (ongeveer 20% per jaar), zal in de jaren 2010 t/m 2013 nog ca. 60% van de beschikbare middelen van in total 53,7 miljoen beschikbaar zijn.De focus ligt hierbij in eerste instantie op 3 kansrijke projecten: o Groene projecten versnellingsactie Hof van Delfland; o Zuidpolder; o Onderdelen van Noordas (na nadere analyse pas concreet te benoemen).
2.
Middellange termijn: betere positionering en lobby van de stadsregio in Den Haag, waarbij in goede samenwerking met Rotterdam met name het FES-fonds van belang is. Het FES-fonds is niet eenvoudig toegankelijk en vereist een structurele lobby in Den Haag en het goed gebruik maken van bestaande relaties binnen (gemeenten) binnen de stadsregio met Den Haag. Effecten van lobbystrategieën zijn pas echt zichtbaar op de middellange termijn, los van mogelijke korte termijneffecten op verschillende dossiers. Het opzetten van het relevantieoverzicht van het bestaande netwerk en het formuleren van de prioriteiten, voorzien van centrale boodschappen is logisch vervolg op de prioritering die in het kader van de Dialoog 2009 en het thans voorliggende voorstel omtrent de besteding van de omslagbijdrage. De volgende acties zullen worden opgestart: Aanwijzen ‘trekker’ lobby-spoor; Vaststellen speerpunten lobby; Formulering centrale boodschappen
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 18
Partners in de regionale opgave Het is van belang om een goed beeld te krijgen van de potentiële en lopende financieringsstromen die via verschillende kanalen c.q. partners beschikbaar zijn of komen voor de regionale opgave. Het gaat dan om enerzijds subsidies, reserves en voorzieningen ( al dan niet specifiek toegedeeld), verplichtingen en investeringen van (semi)publieke partijen als Europese fondsen, het Rijk (VROM, WWI, LNV, V&W, EZ), provincie, stadsregio, regiogemeenten, waterschappen en natuur- en milieuclubs, anderzijds om private deelnemingen van beleggers/pensioenfondsen, banken (via vastgoedpoot) en bedrijfsleven in PPSconstructies. Opgave is tevens om de investeringshorizon (over welke termijn kunnen partijen garanties geven op investeringen) in beeld te krijgen. Gebiedsontwikkeling in de regio Een basisgedachte is om te zoeken naar een investeringsmotoren: triggers om te investeren in de (in dit geval) Rotterdamse regio, redenerend vanuit een meerwaarde voor de regio/ de gemeente. Triggers zijn bijvoorbeeld toerisme of een grootschalig internationaal evenement (Tour de France, Olympische Spelen). Vandaar uit is een redeneerlijn ontwikkeld met betrekking tot gebiedsontwikkeling waarbij het begrip Waardecreatie centraal staat: Investeer gezamenlijk met de partners risicodragend een bedrag aan de voorkant van het ontwikkelingsproces en organiseer zelf als samenwerkende partners de waardecreatie. Met andere woorden: binding van het potentieel aan geld aan het regionale gebied. Daarvoor bestaan –naast diverse modellen van publiek-private samenwerking- diverse (elders beproefde) methoden: gebiedsaandelen, huur-koopconstructies, participatiefonds met gebiedsobligaties waarop je rendement maakt. Dit kan bijvoorbeeld worden toegepast op de herstructurering van bedrijventerreinen, waarbij de investeerders meedelen in de waardestijging van het nieuwe en bestaande vastgoed. Idealiter zitten de eindgebruikers aan tafel, die bij verkoop de waarde van hun aandeel c.q hun bezit verzilveren en het geld weer terugploegen in het betreffende gebied. De rol die de gemeente bij dit type constructies kiest, varieert: van passief (alleen de voorwaarden creëren) tot zeer actief (de gemeente manifesteert zich als belegger). Een andere manier om investeringen te binden aan een gebied is faciliteiten verstrekken: kapitaal, garanties, back-up faciliteiten en faciliteiten die ketenintegratie ondersteunen. Een ‘light’ versie van de MKBA methode, waarbij met name de beoogde beleidseffecten worden beschouwd, kan daarbij behulpzaam zijn. Onorthodoxe maatregelen:de zoektocht van Rijk en Randstadregio Sinds juni 2009 is onder regie van Rijk en Randstadregio een werkgroep gestart met de opdracht oplossingsrichtingen aan te dragen voor de financiering van de binnenstedelijke opgave. Onder de titel van Onorthodoxe maatregelen zijn de volgende categorieën van maatregelen geïdentificeerd, met daarin een mix van korte en lange termijn voorstellen: Andere financiers en financieringsbronnen zoeken, zoals huurwoningen in het duurdere segment door beleggers, meer investeringen door woningcorporaties in combinatie met bijvoorbeeld grotere planzeggenschap of een pilot inkomensafhankelijke huurprijzen, participatie van het rijk middels andere inzet van grond. Meer opbrengsten genereren, door bijvoorbeeld baatbelasting (OZB), forensenbelasting, parkeeropbrengsten, precario voor ondergrondse voorzieningen, waaronder warmte/koude opslag. Kosten terugdringen, bijvoorbeeld door meer rationaliteit in de bouwketen te organiseren, door project- en producteisen kritisch te bezien, gecombineerde aanbestedingen van bouw en exploitatie. Regionaal kiezen voor binnenstedelijk en niet tegelijk ook voor uitleglocaties, een verplichtende regiodeal tussen gemeenten en corporaties met bijvoorbeeld een ‘revolving fund’, rijksbetrokkenheid vanuit onroerend goed posities.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 19
Andere projectinvulling / -vormgeving, faciliteren van gebiedstransformatie in een plotsgewijze/kleinschaliger aanpak, door ruimte in overgangssituaties in milieuregels, exploitatievereisten, meer flexibiliteit in ruimtelijke ordeningsinstrumentarium. De werkgroep rapporteert in mei 2010. De uitkomsten zullen worden betrokken bij de verdere uitwerking en prioritering van de regionale investeringsstrategie.
5. Vervolg Deze notitie is het voorlopige resultaat van de nadere onderzoeken en gedachtewisselingen in het proces van de Investeringsstrategie. Na de behandeling van de notitie in het dagelijks bestuur en de diverse commissies en de besluitvorming in de regioraad wordt de notitie aangeboden voor consultatie aan de regiogemeenten. Parallel aan dit vervolgproces en aanvullend op het gestelde in deze notitie wordt in nauwe samenspraak met de regiogemeenten het komende jaar een nadere invulling gegeven aan de volgende zaken: 5. De investeringsprioriteiten: het afwegingskader van de diverse investeringsprojecten en – gebieden alsmede de volgorde en fasering; 6. De afstemming van de investeringsstrategie met de processen van Verstedelijkingsafspraken, RVVP en RGSP; 7. De spelregels met betrekking tot de instelling van een investeringsreserve; 8. De afwikkeling van de rechten en verplichtingen van de op te heffen fondsen. Bij de start van de nieuwe bestuursperiode worden betrokken bestuurders over de voortgang van bovenstaande geïnformeerd.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 20
Commissie BOC&M vergadering 10 december 2009 agendapunt 8 7 oktober 2009 Onderwerp: Vergaderschema commissie Bestuurlijke Organisatie Communicatie en Middelen (BOC&M). Bijlage: 1. Concept vergaderschema 2010 dagelijks bestuur en regioraad. Toelichting: Bij het opstellen van het concept vergaderschema 2010 voor de vergaderingen van de commissie BOC&M is uitgegaan van de huidige vergaderfrequentie en vergadertijdstippen. Er is daarbij rekening gehouden met de vakantiedata 2010 van deze regio zoals geadviseerd door het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen (OCW). Dit leidt tot bijgaand voorstel. Door besluitvorming over Dialoog 2009 kan begin 2010 aanpassing van het vergaderschema noodzakelijk zijn. Dit leidt tot onderstaand voorstel: Commissie Bestuurlijke Organisatie en Communicatie Donderdag 4 februari 2010 Donderdag 1 april 2010 Donderdag 24 juni 2010 Donderdag 9 september 2010 Donderdag 21 oktober 2010 Donderdag 9 december 2010
10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00
uur uur uur uur uur uur
tot tot tot tot tot tot
12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00
uur uur uur uur uur uur
Financiële consequenties: Geen. Verdere procedure: publicatie op de website; regiojournaal; bestuursbericht. Gevraagde beslissing: 1. het vast te stellen van het vergaderschema 2010 voor de vergaderingen van de commissie BOC&M.
Vergaderschema BOC&M / 57109 / BZC / HEA / 10 december 2009
Pagina 1
Concept
Vergaderschema 2010 vergaderschema regioraad Woensdag Woensdag woensdag Woensdag Woensdag Woensdag
10 februari 2010 7 april 2010 30 juni 2010 15 september 2010 27 oktober 2010 15 december 2010
15.00 15.00 15.00 15.00 15.00 15.00
uur uur uur uur uur uur
tot tot tot tot tot tot
18.00 18.00 18.00 18.00 18.00 18.00
uur uur uur uur uur uur
12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00
uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur
vergaderschema dagelijks bestuur Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag woensdag woensdag woensdag woensdag Woensdag Woensdag Woensdag
13 27 10 24 10 24 7 21 12 26 16 30 18 1 15 29 13 27 10 24 15
januari 2010 januari 2010 februari 2010 februari 2010 maart 2010 maart 2010 april 2010 april 2010 mei 2010 mei 2010 juni 2010 juni 2010 augustus 2010 september 2010 september 2010 september 2010 oktober 2010 oktober 2010 november 2010 november 2010 december 2010
10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00
uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur
tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot
Op 10 februari, 7 april, 30 juni, 15 september, 27 oktober en 8 december 2010 vindt naast de regioraad eveneens een vergadering van het dagelijks bestuur plaats. De tijd tussen 12.00 uur en 14.30 uur kan dan gebruikt worden voor regiostaven, bestuurlijke overleggen of commissievergaderingen. VNG congres is 8 en 9 juni 2010 in Leeuwarden.