Adviesrapport accreditatie hbo-bacheloropleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd/deeltijd Hogeschool Leiden
Lange Voorhout 14 2514 ED Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport accreditatie hbo-bacheloropleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd/deeltijd Hogeschool Leiden CROHO nr.: 34617 (SPH) en 34616 (MWD)
Hobéon® Certificering BV Datum: 3 december 2010 Auditteam: drs. G.J. Stoltenborg drs. A. Bens drs. C.J. Kleijbergen E. Klompenhouwer Secretaris: drs. G.W.M.C. Broers
INHOUDSOPGAVE DEEL 1
1
1. 1.1. 1.2.
MANAGEMENT SAMENVATTING Integraal advies Samenvattende beoordeling
1 1 2
2. 2.1.
INLEIDING Meerdere opleidingen, één audit
7 7
3.
KARAKTERISTIEK VAN HET CLUSTER/DE OPLEIDING
9
4.
VORIGE ACCREDITATIE
DEEL 2
11 13
5.
ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO-ACCREDITATIEKADER 1. Doelstellingen opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Facet 1.2. Niveau: Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO 2. Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Facet 2.3. Samenhang programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Facet 2.8. Beoordeling en toetsing 3. Inzet van personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit personeel Facet 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen Facet 4.1. Materiële voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
13 13 13 17 18 19 19 23 26 29 32 34 35 38 41 41 43 44 47 47 49 51 51 53 55 57 57 60
6.
OORDEELSCHEMA
63
7.
BIJLAGEN BIJLAGE I BIJLAGE II BIJLAGE III BIJLAGE IV
67 69 75 81 87
Programma en gesprekspartners Kwantitatieve gegevens van de opleiding MWD Curricula Vitae en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Werkwijze, beoordelingsprocedure en beslisregels Hobéon
DEEL 1 1.
MANAGEMENT SAMENVATTING
1.1.
Integraal advies
Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, verzorgd door Hogeschool Leiden, Croho nummers: 34617 (SPH) en 34616 (MWD) te accrediteren. Dit advies wordt in onderhavig rapport gefundeerd. Algemene gegevens Naam van de instelling: Naam van de opleiding: Varianten van de opleiding: Locatie van de opleidingen:
Hogeschool Leiden. Sociaal Pedagogische Hulpverlening en Maatschappelijk Werk Dienstverlening. Voltijd en deeltijd. Leiden.
Naam VBI: Datum visitatie: Datum adviesrapport:
Hobéon Certificering b.v. 2, 3, 4 juni 2010. 3 december 2010
Beoordelingskader Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader is het ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003). Samenstelling auditteam Het auditteam dat de opleidingen SPH en MWD heeft beoordeeld bestond uit de volgende personen: De heer drs. G.J. Stoltenborg De heer Stoltenborg is senior adviseur bij Hobéon Certificering en heeft met name als voorzitter van auditteams sedert 2004 deelgenomen aan een groot aantal audits . Mevrouw drs. A. Bens Mevrouw Bens is werkzaam aan de Hogeschool Gent. Zij is hier hoofddocent op het terrein van Social Work en is tevens lid van het bestuur van de Faculteit Social Work en Welzijnsstudies. Zij is voorzitter geweest van de visitatiecommissie die bacheloropleidingen op het terrein van Social Work heeft beoordeeld in Wallonië. De heer drs. C.J. Kleijbergen De heer Kleijbergen was tot voor kort werkzaam als algemeen directeur/bestuurder binnen de jeugdzorginstelling De Rading. Daarvoor was hij directeur van het experimenteel weekinternaat in Oostvoorne. Mevrouw E. Klompenhouwer Mevrouw Klompenhouwer volgt de opleiding SPH aan Saxion Hogeschool en de eenjarige kopopleiding Pedagogiek De heer drs. G.W.M.C. Broers De heer Broers is onderwijskundige en heeft aan de audit deelgenomen als secretaris.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 1
1.2.
Samenvattende beoordeling
Hobéon Certificering baseert het advies tot accreditatie van de opleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening (hierna: SPH) en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (hierna: MWD) op de volgende overwegingen. Bij enkele onderwerpen vatten wij het oordeel voor beide opleidingen onder één noemer samen. Het betreft met name onderwerpen waarvoor gemeenschappelijk beleid is geformuleerd zoals: Voorzieningen en Interne kwaliteitszorg. Algemeen beeld De beide opleidingen maken deel uit van een cluster van opleidingen binnen het sociaal agogisch werkveld. De opleidingen gaven voorafgaand aan de audit aan dat zij veel gezamenlijk hebben op organisatorisch, onderwijskundig en vakinhoudelijk terrein, een beeld dat tijdens de audit bevestigd werd. Uit de gesprekken die het auditteam heeft gevoerd met representanten van de beide opleidingen, waaronder docenten, studenten en management, is gebleken dat zij een duidelijk beeld hebben van de beroepen waarvoor zij opleiden. Als positief waardeert het auditteam de lectoraten die binnen het cluster opgezet zijn. Onderwerp 1 Doelstellingen opleiding: voldoende MWD Bij het opstellen van het nieuwe opleidingsprofiel is gebruik gemaakt van verschillende documenten die als relevant worden beschouwd door het auditteam voor MWD opleidingen. In 2009 zijn de doelstellingen en het programma van de opleiding MWD aan het werkveld voorgelegd. In dit overleg sprak de werkveldcommissie haar instemming uit over de doelstellingen en het programma van de MWD opleiding. De opleiding zorgt ervoor dat het programma aansluit bij de behoeften in de samenleving en het beroepsveld. De opleiding werkt samen met het werkveld en de beroepsvereniging. Het eindniveau van de bachelor MWD wordt bepaald door de Dublin Descriptoren, de hbokwalificaties en de eindkwalificaties uit het landelijk vastgestelde opleidingsprofiel MWD. De relatie tussen deze drie is door de opleiding helder beschreven. SPH De opleiding heeft op landelijk niveau de eindkwalificaties recent opnieuw bepaald en uitgewerkt. In oktober 2009 is het hernieuwde opleidingsprofiel voor de SPH ’De creatieve professional- met afstand het meest nabij’ verschenen en binnen het SPH team besproken. De opleiding SPH heeft het voortouw genomen om een aantal sectoren te betrekken bij het onderwijs: Jeugdzorg, Gehandicaptenzorg, Werken in Gedwongen Kader, Justitieel Gesloten Jeugdzorg en Verslavingszorg. Het eindniveau van de bachelor wordt bepaald door de Dublin Descriptoren, de hbokwalificaties en de eindkwalificaties uit het landelijk vastgestelde opleidingsprofiel SPH. De opleidingskwalificaties zijn in competentietermen opgesteld en worden door de opleiding gebruikt voor de inrichting van het onderwijs zowel op het niveau van de onderwijsonderdelen, met afgeleide leerdoelen, als op het niveau van het raamleerplan SPH. Twee facetten van onderwerp 1 ‘Doelstellingen opleiding’ worden als goed beoordeeld voor beide opleidingen, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 2
Onderwerp 2 Programma: voldoende MWD Samenwerking met de beroepspraktijk vertaalt zich in diverse vormen van participatie van het werkveld. Bijna alle opdrachten in de voltijdvariant hebben een opdrachtgever uit het werkveld die betrokken is bij de voorbereiding, uitvoering en de beoordeling van de activiteiten van de studenten. Wat betreft de literatuur is er sprake van actuele en op hbo-niveau gepositioneerde literatuur. Samenwerking met de beroepspraktijk vertaalt zich in diverse vormen van participatie van het werkveld. Management en docenten hebben goed zicht op de kwalificaties waarover de instromende groepen voltijd- en deeltijdstudenten beschikken. In de propedeuse voeren voltijdstudenten vier projecten uit: Dak- en Thuislozen, Kinderen, Ouderen, en Jongeren. In alle projecten worden beroepsbeoefenaren door de studenten geïnterviewd. Hiermee vormen studenten zich een eerste beeld van het werkveld en de taken die MWD'ers hierin verrichten. De opdrachten zijn vanaf de eerste periode van het eerste studiejaar ontleend aan de beroepspraktijk. De samenhang in het studieprogramma is voldoende geborgd. Onder andere door enerzijds de toenemende complexiteit van de opleiding en anderzijds door gebruik te maken van verschillende leerlijnen. De opleiding MWD hanteert een goed uitgewerkt beleid rond de instroom van studenten. De studievoortgang wordt bewaakt in de studie- en praktijkbegeleiding, de supervisie en de onderzoeksbegeleiding. De werkvormen beoordeelt het auditteam als adequaat. Om de kwaliteit van toetsing verder te borgen, is de opleiding een traject gestart om de deskundigheid van docenten op het terrein van toetsing verder te verbeteren. SPH De opleiding biedt een curriculum aan dat voldoende aandacht besteedt aan recente ontwikkelingen in het vakgebied. Er is sprake van studiemateriaal dat de studenten de gelegenheid biedt tot voldoende interactie met de beroepspraktijk waarbij het auditteam opmerkt dat het multidisciplinaire karakter van het vakgebied meer nadruk verdient binnen de opleiding. De door de opleiding gehanteerde set eindkwalificaties/competenties zijn terug te vinden in uitgewerkte vorm in het curriculum. De samenhang in het programma, zowel verticaal als horizontaal, is voldoende geborgd. Onder andere door enerzijds de toenemende complexiteit van de opleiding en anderzijds door gebruik te maken van verschillende leerlijnen. In het eerste jaar is de ontwikkeling van de SPH competenties voor iedere student identiek opgezet. Vanaf het tweede jaar maakt de student zelf keuzes binnen welk onderdeel hij deze competenties wil ontwikkelen. De boekenlijst bevat een aantal recent uitgebrachte uitgaven, o.a. op het terrein van rehabilitatie, huiselijk geweld en kindermishandeling. Ten aanzien van de samenhang in het SPH programma is gebleken dat het in de propedeuse vooral gaat om een eerste verkenning van de beroepspraktijk en relevante theorieën. In het tweede jaar van de opleiding staat de praktijk centraal van respectievelijk de zorg en hulpverlening voor verstandelijk gehandicapten, jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 3
De opleiding kenmerkt zich door een goed uitgewerkt beleid rond de instroom van studenten. Management en docenten hebben goed zicht op de kwalificaties waarover de instromende groepen voltijd- en deeltijdstudenten beschikken. De studievoortgang wordt bewaakt in de studie- en praktijkbegeleiding, de supervisie en de onderzoeksbegeleiding. De werkvormen beoordeelt het auditteam als adequaat. De opleiding biedt een palet aan toetsvormen aan. De hiervoor vermelde verzwaring van de kenniscomponent van de opleiding leidt ertoe dat het aantal kennistoetsen verder toeneemt. Om de kwaliteit van toetsing verder te borgen, is de opleiding een traject gestart om de deskundigheid van docenten op het terrein van toetsing verder te verbeteren. De door het auditteam bestudeerde toetsen zijn wat breedte en diepgang betreft van voldoende niveau. Onderwerp 3 Inzet van Personeel: voldoende MWD en SPH De kwaliteit van het personeel beoordeelt het auditteam voor beide opleidingen als goed. Ongeveer de helft van het docententeam heeft een wo-opleiding en beschikt over relevante recente werkervaring, hetgeen het leggen van verbanden vergemakkelijkt tussen hetgeen in de opleiding behandeld wordt en ontwikkelingen in het werkveld. Docenten en stagebegeleiders hebben ieder een eigen relatienetwerk. Deze netwerken worden bijvoorbeeld ingezet om eigen professionaliteit te bevorderen, voor programma-uitvoering, beoordeling van studenten, verwerven van stageplaatsen en vacaturestellingen. Een ruime meerderheid van de docenten van beide opleidingen is stagebegeleider en heeft hierdoor structureel contact met het werkveld. De docent student ratio is 1 op 23 voor beide opleidingen. Met de continue stijging van het aantal studenten wordt de formatie stapsgewijs uitgebreid: nieuwe docenten worden geworven en aangesteld. Uit de gesprekken met docenten van beide opleidingen is het beeld ontstaan dat zij toegerust zijn wat kennis en praktijkervaring betreft om het aan hen toevertrouwde studieonderdeel of studieonderdelen te verzorgen. Daar waar docenten (nog) niet beschikken over een master opleiding, wordt dit gecompenseerd door een Voortgezette Opleiding (VO) en door expertise in het beroepenveld. Alle drie facetten van onderwerp 3 ‘Inzet van Personeel’ worden als goed beoordeeld voor beide opleidingen, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd. Onderwerp 4 Voorzieningen: voldoende MWD en SPH De opleidingen zijn ondergebracht in een gebouw dat zeer recent is uitgebreid. De voorzieningen zijn goed, zowel de uitrusting van het gebouw als de toegankelijkheid van de ICT-voorzieningen. De begeleiding is zowel individueel als groepsgewijs. Binnen beide opleidingen is de begeleiding gericht op een toenemende verantwoordelijkheid van de student voor zowel het leerproces als de studieresultaten. De studieloopbaanbegeleiding bestaat uit een aantal elementen: studievoortganggesprekken, begeleidingsgesprekken met individuele studenten, preadvies voor de studievoortgang en de vaststelling van het studieadvies door de Examencommissie. Beide facetten van onderwerp 4 ‘Voorzieningen’ worden als goed beoordeeld voor beide opleidingen, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 4
Onderwerp 5 Interne Kwaliteitszorg: voldoende MWD en SPH Beide opleidingen worden periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van meetbare doelen. De beleidscyclus van het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie vormt de basis van de kwaliteitscyclus binnen het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie. De streefdoelen van het cluster zijn het uitgangspunt voor de streefdoelen van de opleidingen. Per onderwijsonderdeel vindt evaluatie plaats, georganiseerd door de ‘onderwijsonderdeel coördinator’. De betrokken docenten bepalen met elkaar wat verbeterpunten zijn en hoe die doorgevoerd worden. Het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie heeft vastgelegd wie verantwoordelijk is voor een bepaald kwaliteitsgebied en wie ervoor zorgt dat evaluatieresultaten worden geanalyseerd, verbeteringen worden uitgevoerd en de uitvoering van de maatregelen worden gevolgd. Uit onderwijsevaluaties blijkt dat studenten en docenten voldoende mogelijkheden hebben om problemen aan de orde te stellen. Alle drie facetten van onderwerp 5 ‘Interne Kwaliteitszorg’ worden als goed beoordeeld voor beide opleidingen, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd. Onderwerp 6 Resultaten: voldoende MWD en SPH De studentproducten, in het bijzonder de afstudeeropdrachten van studenten, zijn van een voldoende niveau: zij zijn op hbo-niveau, praktijkgericht en bruikbaar in de praktijk. De hogeschool heeft binnen de kaders van de kwaliteitszorg streefcijfers geformuleerd waarlangs de rendementen per opleiding gelegd worden. Het auditteam constateert, de rendementen bestuderend, dat deze niet altijd overeenkomen met de streefcijfers. Dit geldt voor beide opleidingen in hun voltijd- en deeltijd variant. De beide opleidingen nemen een aantal maatregelen om de rendementen meer in overeenstemming te brengen met de streefcijfers.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 5
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 6
2.
INLEIDING
Het voorliggende rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de hbo-bacheloropleidingen: Sociaal Pedagogische Hulpverlening én Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Beide opleiding worden verzorgd door de Hogeschool Leiden. Croho nummers:34616 (MWD) en 34617 (SPH). Beide opleidingen worden aangeboden in de varianten voltijd en deeltijd. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review en de daarbij behorende onderliggende documenten. Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader is geweest het ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003). De audit heeft plaatsgevonden op 2, 3 en 4 juni 2010. Het programma van de audit is opgenomen in Bijlage I. Het auditteam dat de opleidingen binnen het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie heeft beoordeeld werd gevormd door de heer Stoltenborg, mevrouw Bens, de heer Kleijbergen, mevrouw Kloppenhouwer en de heer Broers. De in dit team aanwezige expertise is in onderstaand schema zichtbaar gemaakt. werkveld Drs. G.J. Stoltenborg, Voorzitter auditteam, senior adviseur Hobéon Certificering Drs. C.J. Kleijbergen, werkvelddeskundige. Alg. directeur jeugdzorginstelling Drs. A. Bens. Vakdeskundige. docent Social Work E. Kloppenhouwer, Student SPH Saxion Hogeschool Drs. G.W.M.C. Broers, secretaris auditteam, adviseur Hobéon Certificering
2.1.
vak / discipline
onderwijs x
x
kwaliteitszorg /audit x
studentperspectief
x x
x x x
Meerdere opleidingen, één audit
De Hogeschool Leiden is organisatorisch ingedeeld in vijf onderwijsclusters en twee centraal georganiseerde ondersteunende diensten. De opleidingen die onderwerp zijn van dit rapport, SPH en MWD, behoren tot het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie. Er is voor gekozen om de opleidingen SPH, MWD en Toegepaste Psychologie (TP) in één audit te beoordelen omdat de drie opleidingen op onderdelen overeenkomsten laten zien (zie hierna). Dit geldt met name voor de opleidingen SPH en MWD die, naast de opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming (geen onderwerp van de beoordeling/audit, de voorliggende rapportage), deel uitmaken van het Instituut voor Social Work. Daarom is er voor gekozen om SPH en MWD te beschrijven in één rapport. De bevindingen van het auditteam van de opleiding TP zijn in een aparte rapportage beschreven. We merken op dat bij de opleiding TP een additionele vakdeskundige is toegevoegd, naast de auditoren die hebben deelgenomen aan de beoordeling van de SPH en MWD opleiding.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 7
Hobéon Certificering beoordeelt zoveel mogelijk facetten en onderwerpen uit het NVAObeoordelingskader, op een zo hoog mogelijk aggregatieniveau. Specifieke aspecten die per cluster, opleiding en/of opleidingsvariant afzonderlijk en zelfstandig zijn beschreven, worden telkens op dat niveau beoordeeld. Door de gemeenschappelijke aspecten slechts eenmaal te beoordelen, op het niveau waarop ze worden aangestuurd en geborgd, wordt de accreditatielast voor de daaronder liggende niveaus beperkt.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 8
3.
KARAKTERISTIEK VAN HET CLUSTER/DE OPLEIDING
Inleiding Zoals hiervoor aangegeven is het onderwijscluster Social Work & Toegepaste Psychologie onder te verdelen in vier opleidingen die worden geleid door onderwijsmanagers (hiërarchisch) en programmaleiders (functioneel). Veel activiteiten zijn de afgelopen jaren met name geïnitieerd op clusterniveau, reden om hier een karakteristiek te geven op cluster- en op opleidingsniveau. Een belangrijk instrument voor het cluster op het terrein van kwaliteitszorg wordt gevormd door de Management Review. Het auditteam heeft voorafgaand aan de audit in totaal vier Management Reviews ontvangen: voor de opleidingen SPH, MWD en TP alsmede één Management Review van het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie dat als een ‘eigenstandig document’ bestudeerd is en dat de stand van zaken van het cluster weergeeft. In dit kader is het van belang op te merken dat de opleidingen binnen het cluster voldoende inhoudelijke overeenkomsten hebben om van elkaar te kunnen profiteren. Het cluster omvat vier bacheloropleidingen (naast SPH, MWD en TP ook CMV) waarvan drie een voltijdse- en deeltijdse variant kennen en één opleiding (CMV) alleen een voltijdse variant. De 1. 2. 3.
opleidingen uit het cluster zijn door de NVAO geaccrediteerd: SPH: besluit 5 juli 2005, geaccrediteerd van 1 januari 2006 tot 1 januari 2012. MWD: besluit 15 juli 2008, geaccrediteerd van 1 januari 2009 tot 1 januari 2015. TP: positief besluit 7 maart 2006 ten behoeve van de toets nieuwe opleiding, accreditatie tot 7 maart 2012.
Missie Social Work opleidingen De missie van het cluster waartoe de opleidingen SPH, MWD en TP behoren is een vertaling van de missie van de hogeschool en wordt als volgt verwoord: ‘De samenleving is in hoge mate gebaat bij kwantitatief voldoende en kwalitatief goede en gemotiveerde beroepsbeoefenaren. Ten behoeve van het sociaal (ped)agogisch en psychologisch domein biedt het cluster aan toekomstige en uitvoerende beroepskrachten een energieke leeromgeving: door voortdurende wisselwerking met werkveldinstellingen ontstaat een situatie van wederzijdse uitwisseling van kennis wat innovaties bij de opleiding en het werkveld mogelijk maakt. De doordachte didactische vormgeving, een coachende en inhoudelijk deskundige begeleiding door de docenten inspireren en motiveren de studenten zich te bekwamen tot lerende, ondernemende, samenwerkende professionals van hoog niveau. Eigentijdse voorzieningen in een persoonlijke en professionele omgeving maken het beeld van een cluster dat met beide benen in de samenleving staat compleet’. Ontwikkelingen/trends binnen Social Work Vanaf de vorming van het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie per 1 september 2008 is gewerkt aan een organisatiestructuur die het mogelijk maakt om de opleidingsdoelstellingen te bereiken. De vorming van een clustermanagementteam, afdelingsmanagementteams, het aanstellen van een onderwijsmanager en programmaleider per opleiding en het aanstellen van staffunctionarissen voor onderwijsondersteuning moeten bijdragen aan de realisatie van onderwijs en onderzoek waar mogelijk in samenwerking met de beroepspraktijk en kennisinstellingen. Binnen het cluster is in de periode 2008-2010 onder andere aandacht besteed aan: de ontwikkeling van de studiejaren 2, 3 en 4 voltijd en 1, 2 en 3 deeltijd bij TP; de profielen Jeugdzorgwerker, Agoog GGZ en Medewerker Gehandicaptenzorg bij SW;
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 9
een per studiejaar uitgewerkte degelijke studentbegeleiding. een convenant met Universiteit Leiden, schakelprogramma TP doorstroom naar WO van 60 EC voor acht studenten TP; op een landelijk convenant gebaseerd onderwijs Werken In Gedwongen Kader (WIGK) voor MWD vt en SPH vt; installatie van ‘examencommissies’ SW en TP: scheiding management en examencommissie en koppeling aan beleid van de hogeschool; installatie van een ‘toetscommissie SW&TP’: koppeling toetsbeleid SW en TP aan toetsbeleid van de Hogeschool Leiden; professionalisering van docenten, scholingsplan ‘Werken is leren’ inclusief twee promotieplaatsen.
Ontwikkelingsmogelijkheden medewerkers Het cluster waartoe SPH en MWD behoren, geeft medewerkers de mogelijkheid om op de hoogte te blijven van relevante ontwikkelingen in het werkveld én zich verder te professionaliseren door betrokken te worden bij onderzoekslijnen. Voor studenten biedt het de kans hun (onderzoeks)competenties én praktijkkennis van het werkveld te vergroten via deelname aan voor het werkveld relevante onderzoekstrajecten.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 10
4.
VORIGE ACCREDITATIE
Hierna vatten wij kort de bevindingen samen van de auditteams die de opleidingen SPH en MWD in 2004 resp. 2007 hebben beoordeeld. SPH De opleiding beschikte over voldoende relaties met het werkveld. De eindkwalificaties waren op landelijk niveau door de gezamenlijke opleidingen SPH vastgesteld. Het bachelorniveau van alle studieonderdelen was beschreven en werd jaarlijks gecheckt en leidde zo nodig tot bijstelling van een programmaonderdeel. Een aandachtspunt was internationalisering. Het door de opleiding gehanteerde curriculum was van voldoende niveau. De doelstellingen waren afgeleid van de eindkwalificaties en er was sprake van voldoende samenhang binnen het curriculum. De opleiding had zicht op het instroomniveau van de studenten en men hanteerde een didactisch concept dat gekenmerkt werd door het werken met aan de praktijk ontleende opdrachten, projecten en casuïstiek. In een aanvullende vraag heeft de NVAO de inzichtelijkheid van de beoordeling van de bijdrage van de werksituatie van de deeltijdstudenten bestudeerd. Ook dit is als ‘voldoende’ beoordeeld. Bij de beoordeling van docenten werd gelet op zowel de vakinhoudelijke als de didactische kwaliteiten. Het panel beoordeelde deze aspecten als voldoende. Ook stelde men vast dat de docenten over voldoende relaties met het werkveld beschikten om de praktijk in voldoende mate te betrekken bij het onderwijs. Met docenten voerde men jaarlijks functioneringsgesprekken en zij werden jaarlijks beoordeeld. De kwaliteit van de voorzieningen was voldoende, evenals de begeleiding van studenten. De kwaliteitszorg binnen de opleiding werd gekenmerkt door de PDCA-cyclus die naar de mening van het auditteam werd doorlopen. Daardoor kon de opleiding tijdig verbetermaatregelen nemen die afgezet werden tegen de streefdoelen. Tenslotte werd het onderwerp ‘Resultaten’ door het panel als voldoende beoordeeld, een oordeel dat door de NVAO is overgenomen nadat het panel in een aanvullende rapportage zich explicieter uitsprak over de beoordeling van de afstudeeropdrachten. MWD Op het moment van het bezoek van het auditteam was het in 2000 opgestelde opleidingsprofiel geldend en richtinggevend voor de opleiding. De programmaonderdelen en de bijbehorende eindkwalificaties waren gespiegeld aan de Dublin Descriptoren en dekten deze in ruime mate af. In de verschillende onderdelen van het curriculum kwam de relatie met het werkveld en de beroepspraktijk aantoonbaar en meervoudig aan bod. De opleiding beschikte over een netwerk in het werkveld. De opleiding hanteerde een didactische concept dat als traditioneel en als competentiegericht gekarakteriseerd werd. Toetsvormen sloten aan bij de gehanteerde werkvormen en er werd op een adequate wijze getoetst. De docenten beschikten over relevante werkervaring en/of waren nog actief in de beroepspraktijk. De opleiding beschikte over voldoende docenten en op instellingsniveau werden voldoende faciliteiten beschikbaar gesteld om de kwaliteit van het personeel te borgen. De voorzieningen werden als adequaat beoordeeld. Binnen de opleiding was een docent benoemd die verantwoordelijk was voor de coördinatie van de studiebegeleiding. Studenten beoordeelden de begeleiding als voldoende.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 11
De kwaliteitszorg binnen de opleiding werd gekenmerkt door de PDCA-cyclus die naar de mening van het auditteam werd doorlopen. De verbeteringen naar aanleiding van evaluaties werden op een consequente wijze doorgevoerd. De opleiding had een goed beeld van het oordeel van het werkveld over de kwaliteit van de opleiding en haar afgestudeerden. Het niveau van de opleiding was, gemeten aan de kwaliteit van de eindwerkstukken, van voldoende niveau. De opleiding had voldoende zicht op de rendementen en wilde deze, waar mogelijk, verder verbeteren.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 12
DEEL 2 OORDEEL OP FACETNIVEAU 5.
ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO-ACCREDITATIEKADER
1.
Doelstellingen opleiding
Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Beroepsprofiel en eindkwalificaties Het cluster waartoe de beide opleiding behoren, besteedt in de Management Review uitgebreid aandacht aan de domeinspecifieke eisen, i.c. ontwikkelingen in de omgeving van het cluster en de gevolgen hiervan voor de opleiding SPH en MWD. Als specifieke groepen waar de opleidingen zich op richten worden genoemd: jongeren, ouderen, mensen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen en grote groepen met complexe vragen naar zorg- en dienstverlening. Voor de beroepsuitoefening, beroepstructuur en opleidingen betekenen de ontwikkelingen in het werkveld dat er sprake is van meer breedte in het sociaal agogische veld, een grotere differentiatie en tussen individu en collectief. Binnen de opleidingen die onder het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie vallen is sprake van domein overstijgend samenwerken omdat beroepsbeoefenaren op meer gebieden competenties moeten verwerven dan waaraan opleidingen traditioneel aandacht besteden. In toenemende mate wordt van afgestudeerden van sociaal agogische opleidingen gevraagd om ondernemend, concurrerend en effectief te werken. Bij het formuleren van eindkwalificaties en doelstellingen en de uitwerking hiervan in een curriculum laten de beide Social Work opleidingen zich leiden door ontwikkelingen in het werkveld en recent onderzoek op het brede terrein van sociale agogiek (en psychologie). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de resultaten van onderzoek verricht door het VerweyJonker Instituut en van het onderzoek Profilering Agogisch Domein naar de gezamenlijkheid en het onderscheid van door de student bij verschillende sociaal agogische opleidingen te verwerven competenties. Vanaf 2005 zijn er verschillende onderzoeken verschenen rond opleidingen uit het sociaal agogisch terrein die aanleiding geven tot verschillende uitstroomprofielen. Als voorbeeld wordt het Actieplan Jeugdzorg in 2009 genoemd waaruit het beroepsprofiel en aansluitend het landelijk stroomprofiel ‘Jeugdzorgwerker’ is ontstaan. Een werkgroep bestaande uit deskundigen van hogescholen heeft op basis van het beroepsprofiel een landelijk uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker opgesteld. De opleidingen verwachten dat ook de sectoren GGZ (in- of exclusief verslavingszorg en forensische psychiatrie), Gehandicaptenzorg en de Zorg in een Justitieel Kader ook in de nabije toekomst een eigen uitstroomprofiel nastreven.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 13
De ontwikkeling van een hbo Sociaal Pedagogische Hulpverlening voor de Zorg naast één voor de Jeugdzorg wordt door Hogeschool Leiden thans onderzocht.
Uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat in 2009 de hsao-sectorraad (Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs-raad) met brancheorganisaties zoals de MO-groep en GGZ Nederland het door de HBO-raad geaccordeerde basisdocument ‘Vele Takken, Eén Stam’ heeft gepubliceerd. Alle huidige sociaal agogische opleidingen, waaronder SPH en MWD, zijn hier in relatie tot elkaar beschreven. ‘Vele takken één stam’ geeft een brede oriëntatie op ontwikkelingen in het sociaal agogisch werkveld en een heldere beschrijving van het eigene, het typerende van het sociaalagogisch handelen. De opleidingen binnen SW&TP houden vast aan het aanbieden van brede opleidingen waardoor afgestudeerden inzetbaar zijn in een breed scala van functies binnen de verschillende sociaal agogische sectoren. Kenmerkend voor de SW & TP opleidingen van de Hogeschool Leiden is een brede basiskennis van waar uit de student een gefundeerde keuze kan maken welke richting hij/zij kiest binnen het beroepenveld. Ter illustratie geven wij het volgende voorbeeld: de opleiding biedt studenten de mogelijkheid zich verder te verdiepen in de verslavingszorg nadat deze zich basiskennis heeft eigen gemaakt op dit terrein. Pas daarna zal de student een gemotiveerde keuze kunnen maken om zich verder te bekwamen op dit terrein en er voor te kiezen om het werkveld te verkennen op dit terrein door middel van een stage. De opleidingen SPH en MWD zijn door een manager of programmaleider vertegenwoordigd in een landelijk opleidingsoverleg. Dit overleg stelde recent de opleidingskwalificaties en daarmee de opleidingsprofielen in onderlinge afstemming bij. De bijstelling van de opleidingprofielen kwam met betrokkenheid en instemming van onder andere de brancheorganisaties VGN, MOgroep en GGZ Nederland tot stand. Naast een vertegenwoordiging op opleidingsniveau is Hogeschool Leiden in het Sectoraal Advies College HSAO vertegenwoordigd door de directeur van SW&TP. De Social Work opleidingen hebben op lokaal, regionaal en landelijk niveau op verschillende terreinen het voortouw genomen om de beroepspraktijk nadrukkelijker te betrekken bij de opleiding. Gekozen werd voor de volgende thema’s: verslaving, criminaliteit en verwaarlozing, belangrijke thema’s voor de samenleving waarop de studenten Social Work voorbereid moeten worden. Bijdrage beroepenveld Het auditteam heeft gesproken met werkveldvertegenwoordigers van beide opleidingen. Zij wezen er op dat zij het belangrijk vinden om met de opleidingen samen te werken om er voor te zorgen dat ontwikkelingen in de praktijk toegang krijgen tot de opleiding. Het werkveld is betrokken bij de borging van de relevantie en het niveau van de sociaal agogische opleidingen door regelmatig overleg. Zij geven verder aan dat spelling, grammatica en schriftelijk rapporteren een aandachtspunt is (wij merken hier op dat binnen de studieloopbaanbegeleiding correcte schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden een onderdeel vormt bij het al dan niet toekennen van studiepunten). Ook de praktijkervaring is bij beide opleidingen vervroegd: al bij de aanvang (eerste en tweede studiejaar) van de MWD- en SPH studie krijgen studenten de gelegenheid kennis te maken met het werkveld door vrijwilligerswerk. Er zijn binnen Social Work werkveldcommissies actief en de individuele opleidingen zijn zelf actief in verschillende werkgroepen. In de werkveldcommissie (voorheen: opleidingsadviescommissie zijn tien instellingen uit het werkveld vertegenwoordigd op (merendeels) managementniveau. Het betreft onder andere concreet: Bureau Jeugdzorg Haaglanden Zuid Holland; Stichting Kwadraad (maatschappelijke dienstverlening);
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 14
Stichting Valent RDB (maatschappelijk dienstverlening); Cardea (jeugdhulpverlening); LUMC (ziekenhuismaatschappelijk werk); Raad van de Kinderbescherming.
De werkveldcommissie vergadert minstens viermaal per jaar. Aan deze vergaderingen nemen deel de programmaleider en de onderwijsmanager. Regelmatig worden docenten rond een specifiek thema voor een presentatie uitgenodigd. Dit overleg draagt tevens bij aan de actualisering en afstemming van het curriculum op de ontwikkelingen in het werkveld. Internationalisering De afdeling Social Work heeft een ‘beleidsplan Internationalisering’ geformuleerd voor de periode 2008-2012 en jaarlijks een daarvan afgeleid activiteitenplan. Het activiteitenplan wordt uitgevoerd door het team Internationalisering, dat bestaat uit vier docenten van de opleidingen SPH en MWD. De algemene doelstelling is dat internationalisering een herkenbare plaats heeft in het curriculum. Ten aanzien van het onderwerp internationalisering kunnen de volgende activiteiten van het cluster genoemd worden: • met hogescholen en deskundigen in het buitenland worden samenwerkingsovereenkomsten gesloten, waardoor studenten lessen kunnen volgen en begeleiding en supervisie kunnen krijgen als zij in het buitenland stagelopen; • studentuitwisseling heeft tot 2007 plaatsgevonden met studenten van de Fachhochschule Osnabrück rondom het thema methodiekuitwisseling in Europees perspectief; • in het kader van het keuzevak Internationalisering wordt jaarlijks door een aantal tweedejaars studenten Social Work een meerdaags bezoek gebracht aan Antwerpen en hogeschoolstudenten uit Brussel worden gedurende een midweek door de afdeling SW ontvangen. Vanaf studiejaar 2005-2006 wordt in het tweede jaar het keuzeblok Internationale oriëntatie gegeven. In het kader van deskundigheidsbevordering hebben vijf docenten certificaten behaald voor de cursus ‘Engels voor Docenten in het Hoger Onderwijs’. MWD Toekomstverkenning, profiel en kwalificaties van de opleiding zijn in verschillende bijeenkomsten ter toetsing voorgelegd aan en gevalideerd door een forum van vertegenwoordigers van het werkveld. Bij het opstellen van het nieuwe opleidingsprofiel is gebruik gemaakt van verschillende documenten die als relevant worden beschouwd door het auditteam voor MWD opleidingen. In 2009 zijn de doelstellingen en het programma van de opleiding MWD aan het werkveld voorgelegd. In dit overleg sprak de werkveldcommissie haar instemming uit over de doelstellingen en het programma van de opleiding. Het nieuwe, recentelijk vastgestelde landelijke opleidingsprofiel ‘Herkenbaar en toekomstgericht II, 2010’ zal meer specifieke sturing geven aan het actualiseren van het leerplan in de nabije toekomst. Het benadrukt dat het maatschappelijk werk streeft naar maatschappelijke veranderingen die de positie van de doelgroep verbeteren. De opleiding MWD Leiden heeft als opdracht hieraan zodanig aandacht te besteden dat de beginnende beroepsbeoefenaar een herkenbare en effectieve bijdrage levert aan het verhogen van de zelfredzaamheid en het bevorderen van psychosociaal welzijn. De drie taakgebieden en de kerntaken van de maatschappelijk werker zijn volgens het opleidingsprofiel: directe en indirecte hulp- en dienstverlening; werken in en vanuit een arbeidsomgeving; werken aan professionaliteit en professionalisering.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 15
De opleiding zorgt ervoor dat het programma aansluit bij de behoeften in de samenleving en het beroepenveld. De opleiding werkt op allerlei manieren samen met het werkveld en de beroepsvereniging. Zij speelt in op nationale- en internationale ontwikkelingen op het gebied van het onderwijs en de methoden van maatschappelijke hulp- en dienstverlening door het volgen van congressen in binnen- en buitenland, cursussen en het bijhouden van de vakliteratuur. SPH Het beroep van de Sociaal Pedagogisch Hulpverlener wordt uitgeoefend binnen het brede domein van Social Work; in jeugdzorg, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg en gedwongen kader zijn SPH’ers werkzaam. (gedwongen kader is bijvoorbeeld: reclassering, tbs, het gevangeniswezen). In oktober 2009 is het hernieuwde opleidingsprofiel voor de SPH ’De creatieve professional- met afstand het meest nabij’ verschenen en binnen het SPH team besproken. Vooruitlopend op deze publicatie is aan het eind van studiejaar 2008-2009 een begin gemaakt met de implementatie van de 15 opleidingskwalificaties van het nieuwe opleidingsprofiel in het onderwijs door deze op te nemen in de studiehandleidingen. Voor de Leidse SPH’er geldt dat de opleiding het belangrijk vindt dat afgestudeerden kunnen samenwerken met andere beroepsbeoefenaren. Binnen het curriculum heeft dat geleid tot de ontwikkeling van de tweedejaars keuzeblokken ‘Ondernemerschap en Zorghandelingen’, ‘Muzisch Agogisch Werken’ en in het vierde jaar de hogeschoolbrede minor ‘Preventie en vroeg signalering’. Daarnaast worden aangeboden: Internationale oriëntatie, Diversiteit en Verslaving/Forensische Zorg. Voorts besteedt de opleiding aandacht aan de doelstellingen die te maken hebben met de wijze waarop zorg en welzijn zijn georganiseerd. De SPH’er weet bovendien wat hij moet kunnen en kennen om beroepsmatig goed te kunnen functioneren. De opleiding SPH heeft het voortouw genomen om een aantal sectoren te betrekken bij het onderwijs: Jeugdzorg, Gehandicaptenzorg, Werken in Gedwongen Kader, Justitieel Gesloten Jeugdzorg en Verslavingszorg. Dit heeft voor de opleiding geleid tot betrokkenheid van die sectoren bij de ontwikkeling van de major, tot realisatie van minoren en tot de keuze voor lectoraten en kenniskringen. De opleidingen hebben de verdiepende minoren in voldoende mate uitgewerkt. Het auditteam constateert dat deze goed aansluiten bij de MWD- en SPH opleiding. In de SPH werkveldcommissie zijn diverse instellingen uit het werkveld vertegenwoordigd op (merendeels) managementniveau waaronder het Bureau Jeugdzorg Rijnland/ Haaglanden, Centrum ’45, Curium, LUMC, de Jeugdinrichting Teylingereind en Reclassering Nederland. Daarnaast zijn er samenwerkingsovereenkomsten gesloten met verschillende instellingen op het terrein van jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg. Een aantal malen per jaar vergadert een deel van de SPH werkveldcommissie rondom een bepaald thema. Er zijn bijeenkomsten geweest in het kader van de kennisgroepen Licht Verstandelijk Beperkten, Jeugdzorg/jeugdhulpverlening, Agoog GGZ en Werken in gedwongen kader. Aan deze bijeenkomsten nemen afwisselend de programmaleider SPH, de onderwijsmanager SPH, de aan het werkveld gekoppelde lector en verschillende SPH docenten deel. Er is hierbij gekozen voor bijeenkomsten die gericht zijn op de aandachtsgebieden van lectoraat en minorkeuze. Zo kan meer inhoudelijke uitwisseling plaatsvinden en feedback geleverd worden op de ontwikkeling van het curriculum vanuit die verschillende werkvelden.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 16
Facet 1.2. Niveau: Bachelor
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Opleidingskwalificaties en Dublin Descriptoren De landelijk vastgestelde opleidingskwalificaties van de Social Work opleidingen schetsen een beeld van het niveau van functioneren, de startkwalificaties van de hbo’er. Bij de beschrijvingen is gebruik gemaakt van de Dublin Descriptoren en de generieke hbokwalificaties. De opleidingskwalificaties zijn in competentietermen opgesteld en worden door de opleiding gebruikt voor de inrichting van het onderwijs zowel op het niveau van de onderwijsonderdelen, met afgeleide leerdoelen, als op het niveau van de zgn. opleidings(raam)leerplannen. MWD Het eindniveau van de bachelor MWD wordt bepaald door de Dublin Descriptoren, de hbokwalificaties en de eindkwalificaties uit het landelijk vastgestelde opleidingsprofiel MWD. De relatie tussen deze drie is door de opleiding helder beschreven. De opleidingskwalificaties zijn in competentietermen opgesteld en worden gebruikt voor de inrichting van het onderwijs. Op welke wijze de opleidingskwalificaties en hbo-kwalificaties per curriculumonderdeel aan de orde komen, is door de opleiding verantwoord in een digitaal bestand en verder uitgewerkt in een overzicht dat de dekking van de opleidingskwalificaties laat zien. Door de programmaleider wordt de afstemming tussen opleidingskwalificaties en het opleidingsprogramma gestuurd. SPH Het eindniveau van de bachelor wordt bepaald door de Dublin Descriptoren, de hbokwalificaties en de eindkwalificaties uit het landelijk vastgestelde opleidingsprofiel SPH. De opleidingskwalificaties zijn in competentietermen opgesteld en worden door de opleiding gebruikt voor de inrichting van het onderwijs zowel op het niveau van de onderwijsonderdelen, met afgeleide leerdoelen, als op het niveau van het raamleerplan SPH. De mate waarin de eindkwalificaties en hbo-kwalificaties per curriculumonderdeel aan de orde komen, is verantwoord in een digitaal bestand dat door de programmaleider gebruikt wordt deze om te zorgen voor spreiding van de opleidingskwalificaties over het programma en toenemende complexiteit van opdrachten en zelfstandigheid van studenten.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 17
Facet 1.3. Oriëntatie HBO
De eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties o Een HBO-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op de overweging, dat de in facet 1.3 benoemde aspecten volledig in facet 1.1 aan de orde zijn geweest en het oordeel derhalve identiek is.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 18
2.
Programma
Facet 2.1. Eisen HBO
Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen De opleidingen SPH en MWD geven in studiehandleidingen voor de verschillende varianten aan welke competenties op welk eindniveau moeten zijn verworven. De te realiseren competenties voor het afstudeerprogramma zijn geoperationaliseerd in concrete prestatiecriteria. Voor beide opleidingen geldt dat de beroepsgerichtheid van het curriculum het uitgangspunt is voor de inrichting van het onderwijs. Deze beroepsgerichtheid wordt in het programma op verschillende manieren bereikt: de student ontwikkelt zijn kennis verder via interactie met de beroepspraktijk. Dat varieert van de inzet docenten uit de praktijk, excursies en vrijwilligerswerk tot het uitvoeren van praktijkopdrachten in projecten, tijdens de stage en het werken aan een onderzoeksopdracht in het vierde jaar van de opleiding; in de colleges van de conceptuele leerlijn vervullen praktijkvoorbeelden (door de opleiding ‘kritische beroepssituaties’ genoemd) een belangrijke rol, namelijk bij het leren toepassen van theoretische concepten op vragen, problemen en opdrachten in de praktijk; gast- en zgn. buitendocenten uit de beroepspraktijk verlenen regelmatig hun medewerking aan het programma, zowel in de propedeuse als in de hoofdfase; de student ontwikkelt zijn kennis onder andere via vakliteratuur. In de beschrijving van ieder onderwijsonderdeel (module) die samen onderwijseenheden vormen is aangegeven van welke recente literatuur gebruik wordt gemaakt. Daarnaast leren studenten in de projecten zelfstandig recente vakliteratuur te bestuderen en te betrekken op de probleemstelling die in het project centraal staat. Studiemateriaal en interactie met de beroepspraktijk De samenwerkingsverbanden van (onderdelen van) het cluster met andere organisaties en instellingen zijn talrijk en divers. Op clusterniveau zijn er veertien convenanten met praktijkinstellingen. Er zijn onder andere overeenkomsten met de Universiteit Leiden, Werken in Gedwongen Kader (landelijk), Justitiële en gesloten jeugdinrichtingen (regionaal) en Leren en Werken GHZ, eveneens op regionaal niveau. Het cluster waarvan beide opleiding deel uit maken neemt via de directeur en/of onderwijsmanagers daarnaast deel aan relevante overleggen voor het cluster waaronder op het terrein van verslavingszorg, het Platform Kwalificatiebeleid, en de Begeleidingscommissie deelproject Opleiden van het Actieplan Jeugdzorg. Curriculum De studieprogramma’s zijn beroepsgericht, te beginnen bij de eindkwalificaties die zijn geformuleerd in termen van competenties. De programma’s zijn afgestemd op het verwerven van deze competenties. In de verschillende leerlijnen werken studenten aan realistische beroepsproducten en worden hierop beoordeeld.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 19
De ontwikkeling van ‘beroepsvaardigheden’ staat centraal. Het cluster vat de term ‘vaardigheden’ breed op, namelijk als verwijzend naar integrale beroepshandelingen, inclusief de reflectie hierop en de verantwoording van gemaakte keuzes. Verder wordt het programma ontwikkeld en uitgevoerd door docenten die een nauwe relatie onderhouden met de beroepspraktijk. De programma’s van beide opleidingen staan op verschillende manieren in directe verbinding met de beroepspraktijk. Allereerst zijn de eindkwalificaties geformuleerd in termen van competenties, die ontleend zijn aan de eisen van de beroepspraktijk. De competenties zijn vervolgens vertaald in (raam)leerplannen, leerdoelen en leeractiviteiten. Op deze wijze vormt de beroepspraktijk het richtsnoer voor de onderwijsprogramma’s van de opleidingen SPH en MWD. Het werkveld is op een aantal manieren betrokken bij de beide opleidingen. Dit uit zich in het verzorgen van start- of gastcolleges bij projectonderwijs, cursussen, trainingen, het verrichten van vrijwilligerswerk en het lopen van stage, het geven van feedback op eindproducten en de bereidheid om studenten rond te leiden in de instelling of door het geven van interviews. Ook docenten kunnen gebruikmaken van de mogelijkheid om stage te lopen in het werkveld. Toegepast onderzoek/onderzoekscomponent/lectoraten Het auditteam is gebleken dat de opleidingen MWD en SPH veel aandacht besteden aan onderzoek. Concreet: het cluster waar beide opleidingen deel van uit maken geeft sinds 2007 door zes lectoraten vorm aan co-creatie, de onderzoeksopdracht en mede langs die weg actueel theoretisch en praktisch onderwijs. Ieder lectoraat heeft een vierdelige taak met eigen accenten: bijdragen aan de bachelor- en masteropleidingen in de major en in minor(en); verwerven en uitvoeren van onderzoeksopdrachten en begeleiding van studenten; verwerven (en uitvoeren) van contractactiviteiten op het gebied van opleiden en onderzoek; bijdragen aan de onderzoeksdeskundigheid van docenten. Het eerste lectoraat van SW&TP ‘Jeugdzorg en Jeugdbeleid’ vervult een spilfunctie. Dit lectoraat is verantwoordelijk voor de masteropleiding Jeugdzorg, minor(en) op het terrein van jeugdzorg en voor de Werkplaats Praktijkonderzoek Jeugd. In 2009 en 2010 zijn verschillende lectoraten gestart: ‘Ouderschap en Ouderbegeleiding’, ‘Gehandicaptenzorg en Jeugdzorg’, ‘GGZ en Verslavingszorg’, ‘Talentmanagement’. Recent, vanaf april 2010, is er een lector benoemd op het terrein van ‘Veiligheid en Criminaliteit’. Het cluster geeft aan dat nog twee lectoraten in voorbereiding zijn. Het cluster heeft de opzet en de inhoud van de verschillende lectoraten voldoende helder uitgewerkt. Zo worden de doelstellingen van de lectoraten beschreven, de werkzaamheden en plannen van de lector, de projecten, de wijze waarop de kenniskring is georganiseerd die gekoppeld is aan het lectoraat en recente publicaties die geschreven zijn naar aanleiding van onderzoek dat heeft plaatsgevonden binnen het lectoraat. Studenten MWD en SPH worden ondersteund in het opzetten, uitvoeren en rapporteren van onderzoek. In het studieonderdeel Onderzoeksmethodologie I leert de student onderzoeksterminologie, oefent analytische vaardigheden en zoekt literatuur in digitale databases. In Onderzoeksmethodologie II oefent de student met het afnemen van open interviews, analyseert deze teksten en uitgeschreven interviews en leert opzet, uitvoering en resultaten van onderzoek systematisch te verwerken in een onderzoeksrapport. Afsluitend maakt de student bij Onderzoeksmethodologie III een onderzoeksvoorstel dat de basis vormt voor de uitvoering voor de onderzoeksopdracht in jaar vier. Uitgangspunt is de opdracht van een externe opdrachtgever uit het werkveld. Belangrijke aandachtspunten zijn de relevantie van het onderzoek, het theoretisch kader en de methodologische onderbouwing.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 20
De onderzoeksopdracht wordt uitgevoerd door één student of een groep bestaande uit maximaal drie studenten. Sinds het studiejaar 2009/2010 wordt, explicieter dan voorheen, aandacht besteed aan het onderscheiden van de individuele bijdragen aan het onderzoek bij een onderzoeksgroep van twee of drie studenten. Wij gaan hierna meer uitgebreid in op de wijze waarop kennisontwikkeling bij de student plaatsvindt en de plek van het beroepenveld binnen beide opleidingen. Major - minor Hogeschool Leiden richt al haar bestaande en nieuwe bacheloropleidingen in met majors en minors. De major staat voor het hoofdprogramma van de bacheloropleiding en de minor voor het keuzedeel. Als studenten zich inschrijven voor een bacheloropleiding schrijven ze zich automatisch in voor de major, de kern van de bacheloropleiding. De minor omvat vrije keuzeruimte voor de student van minimaal 30 en maximaal 60 EC. Hiermee kunnen studenten een eigen inkleuring geven aan hun persoonlijke beroepsgerichte ontwikkeling en aan hun profilering werken. De student kan de minor gebruiken voor een drietal doeleinden: verdiepen binnen het eigen bachelordomein door zich verder te specialiseren; verbreden buiten het eigen bachelordomein door zich te differentiëren; en bij TP doorstromen naar een masteropleiding van een universiteit. Elke minor dient te voldoen aan een aantal eisen om als volwaardig minorprogramma te gelden waaronder het aanbieden van een voldoende samenhangend programma. Wat betreft de minoren (verbredend of verdiepend) kunnen studenten terecht bij Hogeschool Leiden, maar ook bij andere onderwijsinstellingen, zowel nationaal als internationaal. MWD Wat betreft de literatuur is er sprake van actuele en op hbo-niveau gepositioneerde literatuur. Zo maken recent verschenen boeken op het terrein van rehabilitatie, huiselijk geweld en kindermishandeling deel uit van deze lijst. Alle on line vaktijdschriften zijn toegankelijk gemaakt voor studenten zodat zij deze vanuit hun computer thuis kunnen bereiken. Studenten lezen ’Maatwerk’, het vakblad van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers waardoor zij op de hoogte zijn van de recente ontwikkelingen in het beroep. In studiejaar 2010-2011 zal 10 procent van de verplichte literatuur Engelstalig zijn; voor ieder onderwijsonderdeel wordt voor een deel Engelstalige (on line) artikelen voorgeschreven. Samenwerking met de beroepspraktijk vertaalt zich in diverse vormen van participatie van het werkveld. Bijna alle opdrachten in de voltijdvariant hebben een opdrachtgever uit het werkveld die betrokken is bij de voorbereiding, uitvoering en de beoordeling van de activiteiten van de studenten. De deeltijdstudent kan er in het derde jaar van de opleiding voor kiezen een praktijkopdracht te koppelen aan een projectopdracht vanuit het eigen werkveld. In de deeltijdopleiding is het dagelijks werk van de student richtinggevend voor de uit te voeren opdrachten. De opleiding heeft een groeiend bestand van samenwerkingspartners, opdrachtgevers en stageverleners en heeft een relatiebestand dat toegankelijk is voor docenten. De afgelopen jaren is aan ongeveer 20 procent van de MWD studenten de mogelijkheid geboden te participeren in zogenaamde afdelingsonderzoeken. Met de oprichting van lectoraten en de onderzoeken die daaruit voortkomen, zal het percentage van de bachelorafstuderende dat participeert in deze onderzoeken kunnen stijgen tot 40 procent.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 21
SPH De student ontwikkelt kennis onder andere via vakliteratuur. De boekenlijst bevat een aantal recent uitgebrachte uitgaven, o.a. op het terrein van rehabilitatie, huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook voor SPH studenten geldt dat in het studiejaar 2010-2011 10 procent van de verplichte literatuur Engelstalig zal zijn. Studenten hebben een abonnement op SoziO het vakblad voor sociale- en pedagogische beroepen, om zo op de hoogte te zijn van de recente ontwikkelingen in het beroep. In de beschrijving van ieder onderwijsonderdeel is aangegeven van welke recente literatuur gebruik wordt gemaakt. Een andere belangrijke bron voor kennisontwikkeling wordt gevormd door materiaal dat direct aan de beroepspraktijk wordt ontleend, in de vorm van case studies of opdrachten. Dit gebeurt zowel in de integrale als de conceptuele leerlijn. Diverse projectopdrachten zijn rechtstreeks ontleend aan voorbeelden uit de praktijk, maar ook in de colleges vervullen praktijkvoorbeelden een belangrijke rol, namelijk bij het leren toepassen van theoretische concepten op vragen, problemen en opdrachten in de praktijk. Vrijwel alle opdrachten in de voltijd- en deeltijdvariant hebben een opdrachtgever uit het werkveld die betrokken is bij de voorbereiding en de uitvoering en bij de beoordelingen van de activiteiten van de studenten. De deeltijdstudent kan er in het derde jaar van de opleiding voor kiezen een praktijkopdracht te koppelen aan een projectopdracht vanuit het eigen werkveld. In de deeltijdopleiding is het dagelijks werk van de student richtinggevend voor de uit te voeren opdrachten. Er is aandacht voor de wijze waarop de SPH’er als persoon met eigen normen en waarden in zijn beroep omgaat met zaken als macht en onmacht, eigen emoties, groepsprocessen, tegengestelde belangen en conflicten. Tevredenheid werkveld en MWD- en SPH studenten Uit studenttevredenheidsonderzoeken van de opleiding en uit de gesprekken van het auditteam blijkt dat de studenten positief zijn over de mate waarin de beroepspraktijk uitgangspunt is van het onderwijs. Afgestudeerden beoordelen de beide opleidingen als voldoende wat praktijkgerichtheid betreft. Uit de door het auditteam met MWD- en SPH studenten gevoerde gesprekken van de verschillende varianten is gebleken dat zij tevreden zijn over het studiemateriaal, de voorbereiding op de actuele beroepspraktijk, de aansluiting op actuele ontwikkelingen in het vakgebied en de mogelijkheid kennis en vaardigheden te ontwikkelen in de praktijk.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 22
Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Concretisering competenties Uitgangspunt voor de inrichting van de beide opleidingsprogramma’s zijn de door competenties vormgegeven opleidingskwalificatieprofielen. Hier is het opleidingsprofiel van de opleiding MWD en SPH beschreven die de student aan het einde van de studie bereikt dient te hebben. In een aparte matrix zijn deze kwalificaties door iedere opleiding in segmenten of werkgebieden geconcretiseerd. Aldus is de samenhang gewaarborgd tussen de competenties, de leerdoelen, de eindkwalificaties en de kenmerken van de beroepspraktijk. Vertaling eindkwalificaties naar niveaus en doelstellingen De curricula zijn gericht op het verwerven van de competenties/eindkwalificaties uit het opleidingsprofiel. De eindkwalificaties zijn vertaald in leerdoelen per onderwijsonderdeel. Zo is elk onderwijsonderdeel gekoppeld aan één of meer (deel)competenties en dekken het MWD- en het SPH curriculum alle kwalificaties. De eindkwalificaties zijn geformuleerd in termen van competenties. Het competentiegericht onderwijs dat de opleidingen aanbieden neemt realistische, complexe beroepstaken en beroepsopdrachten als uitgangspunt. Het zijn vraagstukken die in een specifieke context worden aangepakt en waarbij van de beroepsbeoefenaar een passende aanpak, activiteiten en een oplossing worden verwacht, resulterend in een gewenst beroepsproduct. De context wordt opgevat als de (beroeps)situatie waarin iemand in een bepaalde (beroeps)rol dient te handelen. In de studiehandleiding wordt verwezen naar de opleidingskwalificaties die in het betreffende curriculumonderdeel aan de orde zijn. Hierbij moet opgemerkt worden dat de afdeling Social Work extra accent legt op twee hbo- kwalificaties die in bijzondere mate onderscheidend zijn voor het hbo-niveau: de mate van zelfsturing en de mate van reflectie. Curriculum Advies Commissie De drie opleidingen van de afdeling Social Work hebben een Curriculum Advies Commissie. Deze valt onder de onderwijsmanager en legt jaarlijks verantwoording af van haar taken, werkzaamheden, resultaten en adviezen. De commissie wordt geleid door de programmaleider. Naast de programmaleider hebben de coördinatoren van leerlijnen zitting in de commissie. De Curriculum Advies Commissie heeft de volgende taken: bewaken en bevorderen van de doelen en de inhoud van het onderwijsprogramma; adviseren van het management om het onderwijsprogramma continu te actualiseren; adviseren van het management bij voorstellen ter verbetering van onderwijsonderdelen opgesteld door onderwijsonderdeel coördinatoren; adviseren van het management inzake te evalueren onderwijsprogramma’s; bijdragen aan de deskundigheidsbevordering van docenten.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 23
Praktijkcomponent deeltijd Specifiek voor de deeltijdvariant geldt dat de begeleidende docent jaarlijks een bezoek aan de instelling brengt waar de student werkt, waarbij deze zich ondermeer een oordeel vormt over het niveau en de relevantie van de werkplek. Naarmate de student in de opleiding aan een hoger studiejaar deel neemt moeten het niveau en de relevantie van het werk toenemen om de opleidingskwalificaties te kunnen behalen. Wanneer de werkplek niet of onvoldoende voldoet aan de eisen kunnen de studiepunten niet worden verkregen en zal het leiden tot extra opdrachten, verandering van taken of wordt besloten de opleiding te staken totdat de student een passender werkplek vindt. Het onderwijs is zo opgezet dat er een wisselwerking tussen theorie en praktijk plaatsvindt. De student neemt praktijkervaringen en casussen vanuit zijn werksituatie mee als input voor het onderwijs. Op de werkplek brengt de student het geleerde in de praktijk. De projecten in jaar 1 en 2 hebben in de deeltijdopleiding dezelfde opzet als in de voltijd, maar zijn geringer in aantal en studiepunten. De cursussen en trainingen komen overeen met die van de voltijd, zij het dat de opdrachten zijn gerelateerd aan de werkplek van de student. Daarnaast voeren deeltijdstudenten in jaar 1, 2 en 3 twee praktijkopdrachten uit. In het vierde jaar voert de studenten het onderzoek uit in opdracht van het werkveld. MWD In de propedeuse voeren voltijdstudenten vier projecten uit: Dak- en Thuislozen, Kinderen, Ouderen, en Jongeren. In alle projecten worden beroepsbeoefenaren door de studenten geïnterviewd. Hiermee vormen studenten zich een eerste beeld van het werkveld en de taken die MWD'ers hierin verrichten. De projecten zijn door docenten ontwikkeld, in samenspraak met partnerinstellingen uit het werkveld: maatschappelijke opvang en de jeugdhulpverlening. De uitvoerende rol van opdrachtgever wordt vervuld door de begeleidende docent. Elk project leidt tot een beroepsproduct, zoals een adviesnota, een brochure of een onderzoeksrapport. De producten worden gepresenteerd door de studenten aan medestudenten, de begeleidende docent en de opdrachtgever. Ieder project wordt tevens met een individuele schriftelijk tentamen afgetoetst. In het tweede studiejaar voeren studenten drie projectopdrachten uit (elk van 5 EC) voor opdrachtgevers in het werkveld, met een beroepsvraagstuk als uitgangspunt. De opdrachtgevers zijn instellingen waarmee een samenwerkingsconvenant is afgesloten. De projecten zijn gericht op diversiteit, mensen met schulden en mensen met psychosociale problemen. Het tweede studiejaar bevat bovendien een keuzemogelijkheid (10 EC). Het aanbod bestaat uit Verslaving, Verstandelijk beperkten, Ondernemerschap en Internationale oriëntatie waarop studenten van SPH en MWD kunnen intekenen. Doordat de groepen worden samengesteld met studenten uit twee opleidingen vindt multidisciplinair werken plaats. Daarnaast biedt het de studenten een extra mogelijkheid om zich te oriënteren op het werkterrein van een toekomstige stageplek. Sinds 2005-2006 heeft het tweede studiejaar voltijd een Engelstalig keuzeonderdeel internationale oriëntatie over de positie van Social Work in Europa. In het kader van het projectleren organiseren tweedejaars studenten jaarlijks een uitwisseling met studenten van de Erasmus Hogeschool Brussel. De stage in het derde studiejaar omvat 42 weken van 32 uur per week (48 EC). Daarnaast zijn er vijftien studiedagen (10 EC) en twaalf supervisiebijeenkomsten (2 EC). Ook voor de studiedagen worden regelmatig docenten uit het werkveld ingeschakeld. Stagedocenten van de derdejaars stagiaires bezoeken driemaal de stagiaire op het stageadres en verwerven op deze manier (aanvullend) zicht op de eisen die de beroepspraktijk stelt. De ontwikkeling die zij in de beroepspraktijk signaleren, worden tweemaal per jaar besproken in het stageoverleg, onder leiding van de praktijkcoördinator MWD.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 24
SPH De SPH opleiding heeft de competenties, kerntaken en beroepstaken overzichtelijk uitgewerkt. Hieruit is afleidbaar over welke eindkwalificaties de student aan het eind van de opleiding beschikt. Het auditteam constateert, dat de opleiding de competenties in voldoende mate heeft uitgewerkt in gedragsbeschrijvingen met daarbij de benodigde kennis, inzichten en vaardigheden aangegeven. In het eerste studiejaar is de ontwikkeling van de SPH competenties voor iedere student identiek opgezet. Vanaf het tweede jaar maakt de student zelf keuzes binnen welk onderdeel hij de competenties wil ontwikkelen. De opleiding biedt de student verschillende mogelijkheden om in het programma eigen keuzes te maken en zich te profileren. Zo kunnen studenten kiezen voor beroepsrelevante onderwerpen die aansluiten bij zijn eigen belangstelling en affiniteit. Het meest uitgesproken is deze mogelijkheid aanwezig bij de keuzes voor stage en onderzoeksopdracht. Deeltijdstudenten kunnen eigen casuïstiek inbrengen in de opleiding hetgeen voor hen de relatie tussen de theorie- en de praktijkcomponent versterkt en daarmee de relevantie van de opleiding. De opleiding heeft beroepstaken geformuleerd en ook uitgewerkt die kenmerkend zijn voor de SPH’er. Deze wordt door de opleiding gestimuleerd zich te verdiepen in maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het maatschappelijk functioneren van de doelgroepen op de inhoud en werkwijze van het beroep. SPH’ers kunnen de situatie waarin de cliënt zich bevindt analyseren, de aanwezige beperkingen en belemmeringen in kaart brengen evenals het gedrag en de sociale en maatschappelijke factoren die van invloed zijn op de cliënt. Voor de deeltijdvariant is in de documentatie aangegeven aan welke competenties de SPH student wanneer werkt en op welk niveau hij tijdens de praktijkleerperiode werkt. Mogelijkheid de geformuleerde SPH - en MWD eindkwalificaties te behalen Op basis van de analyse van het onderwijsprogramma is het auditteam van mening dat studenten, nadat zij het hele MWD- of SPH programma hebben doorlopen, de geformuleerde eindkwalificaties kunnen behalen. De competenties in de diverse studieonderdelen komen aan bod op een steeds complexer niveau. Oordeel studenten Uit onderwijsevaluaties onder MWD- en SPH studenten blijkt dat de studenten tevreden zijn over de bijdrage van het onderwijs in de verschillende periodes aan de ontwikkeling van hun competenties.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 25
Facet 2.3. Samenhang programma
Het studieprogramma is inhoudelijk samenhangend
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Horizontale samenhang Bestudering van het studieprogramma per studiejaar laat zien dat de horizontale samenhang binnen de studiejaren wordt gerealiseerd door vanaf het eerste studiejaar beroepsgerichte opdrachten in het programma op te nemen, waarbij vanuit verschillende invalshoeken praktijksituaties worden belicht. Integratie vindt eveneens plaats door de studieloopbaanbegeleiding in de propedeuse,waarin de student met behulp van zijn studieplan het geleerde in praktijk brengt. De structuur van beide opleidingen is helder uitgewerkt in de documentatie. Hieruit blijkt dat concepten met name gedurende eerste beide studiejaren worden geleerd en dat vaardigheden en integratie van kennis en vaardigheden met name in het derde en vierde studiejaar plaatsvindt. De horizontale samenhang wordt verder bevorderd door het leerlijnen-model. Concreet: beide opleidingen hanteren bij de structurering van de curricula verschillende leerlijnen. De integrale leerlijn, de conceptuele leerlijn, de vaardigheden leerlijn en de aandachtslijn. Het MWD- en het SPH curriculum kent geen vakken met losse eindtermen, maar onderwijsonderdelen of eenheden zijn gekoppeld aan competenties/eindkwalificaties. Deze zijn ondergebracht in de drie leerlijnen (integraal, conceptueel, vaardigheden). Samenhang en integratie worden extra bevorderd door de integrale beroepsopdrachten waaraan studenten in de projecten werken, waarbij de kennis en vaardigheden uit de verschillende leerlijnen worden geïntegreerd, bijvoorbeeld de integratie van kennis uit de conceptuele leerlijn met het hanteren van technieken in de vaardigheden leerlijn. Vanaf de eerste periode in het eerste studiejaar werken studenten aan beroepsopdrachten. Verticale samenhang De verticale samenhang wordt bevorderd door de doorlopende leerlijnen én doordat het onderwijsprogramma vanaf het begin van de opleiding beroepsgericht is. De student werkt gedurende de opleiding aan de set competenties uit het opleidingsprofiel. Waar de student aan werkt, is vastgelegd in het onderwijsprogramma. Daarbinnen is, zeker in het derde en vierde jaar, ruimte om eigen leerdoelen te stellen en een eigen leertraject te ontwerpen. Studenten leren al in de propedeuse, in de leerlijn van studieloopbaanbegeleiding, om een eigen studieplan te maken. Verderop in de opleiding bouwt de student dit uit tot een persoonlijk ontwikkelingsplan. Op deze wijze studeren studenten ‘volgens plan’ en dat draagt bij aan de verticale samenhang. Samenhang tussen binnen- en buitenschools curriculum De opdrachten zijn vanaf de eerste periode van het eerste studiejaar ontleend aan de beroepspraktijk. In die zin begint voor een student het buitenschools leren op de eerste dag van de opleiding. In het eerste jaar en een deel van het tweede jaar werkt de student hoofdzakelijk aan door de praktijk aangeleverde maar meestal door de opleiding ‘opgegeven’ opdrachten, de opleiding is (gedelegeerd) opdrachtgever.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 26
In het derde en vierde jaar werken studenten grotendeels in opdracht van een organisatie (in het kader van de stage, minoren en de onderzoeksopdracht). Hoewel de samenhang in het MWD- en SPH curriculum op een identieke wijze vormgegeven/geborgd is, zullen we hierna voor beide opleidingen dit facet kort uitwerken. MWD Het curriculum van de MWD kenmerkt zich door onderwijseenheden die zijn gekoppeld aan competenties/eindkwalificaties. Deze zijn vervolgens ondergebracht in de drie leerlijnen (integraal, conceptueel, vaardigheden). De opleiding gebruikt in alle studiejaren en alle leerlijnen het multimethodisch maatschappelijk werk model als hulpmiddel om het curriculum in te vullen. Hierdoor is geborgd dat de verschillende methoden van maatschappelijk werk in het curriculum aan bod komen. Samenhang en integratie worden bevorderd door de integrale beroepsopdracht waaraan studenten in de projecten werken, waarbij de kennis en vaardigheden uit de andere leerlijnen worden geïntegreerd. Vanaf de eerste periode in het eerste studiejaar werken studenten aan beroepsopdrachten. De verticale samenhang wordt bevorderd door de doorlopende leerlijnen én doordat het onderwijsprogramma vanaf het begin van de opleiding beroepsgericht is. De student werkt gedurende de opleiding aan competenties uit het opleidingsprofiel. Waar de student aan werkt, is vastgelegd in het onderwijsprogramma. Daarbinnen is ruimte om eigen leerdoelen te stellen en een eigen leertraject te ontwerpen. De samenhang tussen het binnen- en buitenschools leren wordt als volgt gerealiseerd. De opdrachten zijn vanaf de eerste periode van het eerste studiejaar ontleend aan de beroepspraktijk. In die zin begint voor een student het buitenschools leren op de eerste dag van de opleiding. In het eerste jaar en een deel van het tweede jaar werkt de student hoofdzakelijk aan door de praktijk aangeleverde maar meestal door de opleiding ‘opgegeven’ opdrachten, de opleiding is (gedelegeerd) opdrachtgever. In het derde en vierde jaar werken studenten grotendeels in opdracht van een organisatie (in het kader van de stage, minoren en de onderzoeksopdracht). De aandacht voor de MWD’er als persoon komt vooral naar voren bij het onderdeel studiebegeleiding, als onderdeel van de aandachtslijn studentbegeleiding. Om de student meer grip op zelfsturing en samenhang van zijn studie te bieden, is in de afgelopen jaren gewerkt met het portfolio. Met ingang van het studiejaar 2009-2010 is hiervoor de Handleiding Portfolio Social Work 2009-2010 verschenen waarin ondermeer beschreven wordt dat een dergelijk portfolio bestaat uit: een etalage (in de toekomst digitaal te ontwikkelen), een bewijsdeel (cijfers e.d.), een ontwikkeldeel (voor het stagejaar) en een verzameldeel (archief). SPH De horizontale samenhang van het SPH curriculum wordt gekenmerkt door het leerlijnenmodel. Samenhang en integratie worden extra bevorderd door de integrale beroepsopdracht waaraan SPH studenten in de projecten werken, waarbij de kennis en vaardigheden uit de andere leerlijnen worden geïntegreerd. Vanaf de eerste periode in het eerste studiejaar werken studenten aan beroepsopdrachten. De verticale samenhang wordt bevorderd door de doorlopende leerlijnen én doordat het onderwijsprogramma vanaf het begin van de opleiding beroepsgericht is. De student werkt gedurende de opleiding aan competenties uit het opleidingsprofiel. Waar de student aan werkt, is vastgelegd in het onderwijsprogramma. Daarbinnen is ruimte om eigen leerdoelen te stellen en een eigen leertraject te ontwerpen.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 27
De opdrachten zijn vanaf de eerste periode van het eerste studiejaar ontleend aan de SPH beroepspraktijk. In die zin begint voor een student het buitenschools leren op de eerste dag van de opleiding. In het eerste jaar en een deel van het tweede jaar werkt de student vooral aan door de praktijk aangeleverde maar meestal door de opleiding ‘opgegeven’ opdrachten, de opleiding is (gedelegeerd) opdrachtgever. In het derde en vierde jaar werken studenten grotendeels in opdracht van een organisatie (in het kader van de stage, minoren en de onderzoeksopdracht). Ten aanzien van de samenhang in het SPH programma vermeldt het auditteam dat het in de propedeuse gaat om een eerste verkenning van de beroepspraktijk en relevante theorieën. In het tweede jaar van de opleiding staat de praktijk centraal van respectievelijk de zorg voor verstandelijk gehandicapten, jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg, bovendien staan de binnen de genoemde sectoren gebruikte methoden centraal zoals de video interactiebegeleiding, sociotherapie en rehabilitatie. Oordeel studenten Uit studenttevredenheidsonderzoek en uit gesprekken die het auditteam heeft gevoerd met MWD- en SPH studenten is gebleken dat deze positief zijn over de samenhang in het programma.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 28
Facet 2.4. Studielast
Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Verdeling studielast Aan planning van de studie en het voorkomen van vertraging wordt door het cluster Social Work systematisch aandacht besteed in de studieloopbaanbegeleiding. Specifiek geeft het cluster Social Work aan dat zij het ‘van groot belang’ acht om de studievoortgang van studenten goed te begeleiden en te bewaken, om blokkades tijdig op te sporen en zo mogelijk te voorkomen. Begeleiding en bespreking van de studievoortgang vinden plaats in een aparte aandachtslijn, namelijk van studie(loopbaan)begeleiding. Om de studievoortgang (zowel formeel als inhoudelijk) goed te bewaken, hanteren de opleidingen verschillende instrumenten waaronder individuele en groepsgesprekken mede op basis van persoonlijk opleidingsplan respectievelijk (digitaal) portfolio, vinden er studentbesprekingen in docententeams plaats en is er een studievoortgangsysteem opgezet. De studielast is, zo blijkt uit de documentatie en na gesprekken door het auditteam met MWDen SPH studenten evenwichtig over de jaren verdeeld. Iedere jaar bestaat uit 60 studiepunten. De studiejaren zijn verdeeld in vier periodes van tien weken. Binnen het cluster gelden hiervoor een aantal regels die als volgt zijn samen te vatten. Een studiejaar bestaat uit vier perioden van elk tien studieweken. Voor beide opleidingen geldt dat in beide eerste studiejaren iedere periode een vrijwel identieke opbouw heeft die gebaseerd is op de leerlijnen. Een onderwijsonderdeel of onderwijseenheid kan één of twee onderwijsperioden beslaan. Aan onderwijsonderdelen of onderwijseenheden zijn studiebelastingsuren gekoppeld. De studiebelastingnorm stelt de student in staat zijn onderwijsactiviteiten te plannen en zijn studievoortgang bij te houden. In verband met de studielast is het van belang te wijzen op manier waarop de propedeusefase van beide opleidingen is vormgegeven: studenten oriënteren zich in de propedeuse op alle competenties; studenten maken in de propedeuse kennis met het merendeel van de onderwijsvormen die tijdens de opleiding gehanteerd worden; eerstejaars krijgen een preadvies in maart en een bindend studieadvies in juli; het preadvies is negatief bij 15 EC's of minder, het bindend studieadvies is negatief bij minder dan 40 EC's. Ook moet de student zes van de acht studieonderdelen gehaald hebben; studenten mogen maximaal twee jaar over de propedeuse doen. Studeerbaarheid De studeerbaarheid van het MWD- en SPH curriculum is onderwerp van overleg binnen het onderwijsteam, de curriculumcommissie, de opleidingscommissie, de studiebegeleiders en het centraal overleg. Op basis van evaluaties worden de leerplannen met betrekking tot studeerbaarheid bijgesteld.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 29
Bij studenten, klassenvertegenwoordigers, opleidingscommissie en door middel van onderwijsevaluaties wordt binnen de opleidingen nagegaan of de werkelijke studielast overeenkomt met wat is begroot. Ook in enquêtes onder afgestudeerden wordt de studielast geëvalueerd. In 2005-2006 is gebleken dat de voltijdstudenten de studielast in de eerste twee studiejaren als laag en in de laatste twee studiejaren als hoog ervaren. Daarop zijn maatregelen genomen om met name de projectopdrachten in studiejaar 1 en 2 te verzwaren. In het afgelopen jaar is de contacttijd verhoogd naar 24 uur (bronnenonderzoek, workshops). Maatregelen voor de als hoog ervaren studielast in het derde en vierde studiejaar achten beide opleidingen niet nodig, omdat de 40 klokuren per week niet worden overschreden. MWD en SPH De studielast is per onderwijsonderdeel gedefinieerd in de onderwijs- en examenregeling in de studiegids van de opleidingen en op Blackboard. De studieonderdelen en trainingen hebben in leerjaar 1 en 2 een uniforme omvang, respectievelijk 3 en 2 EC. De projecten in de propedeuse hebben altijd een omvang van 5 EC (deeltijd respectievelijk 4 en 2 EC). De studievoortgang wordt bewaakt in de studie- en praktijkbegeleiding, de supervisie en de onderzoeksbegeleiding. Aan het eind van een studiejaar wordt door de jaarcoördinator aandacht besteed aan een eventuele achterstand in de studie van de studenten om te voorkomen dat de student met een te grote achterstand zou deelnemen aan het volgende studiejaar. Als daartoe aanleiding is wordt de (deeltijd)student uitgenodigd voor een gesprek met de studiebegeleider. Bij de start van de stagebegeleiding in het derde jaar wordt aandacht besteed aan een eventuele achterstand in de studie om te voorkomen dat de student met een te grote achterstand zou deelnemen aan het derde of vierde studiejaar. Een student die de propedeuse niet behaald heeft kan niet starten aan de derdejaars stage. In het vierde jaar is de student in principe zelf verantwoordelijk voor zijn leerproces en daarmee de studeerbaarheid van het programma, maar de student kan hierbij wel ondersteund worden door zijn onderzoeksbegeleider. De begeleidende docenten krijgen verder informatie uit de reflectieverslagen van studenten, De resultaten van toetsen en teambesprekingen. Ook worden exitgesprekken gevoerd met de studiestakers zodat de opleidingen zicht krijgen op de motieven van studenten de studie te staken. Het motief bij deeltijdstudenten is in de regel dat voor hen de combinatie werken, gezin en opleiding een zware belasting vormt. Contacturen Het aantal contacturen voor beide opleidingen wisselt per studiejaar: het aantal contacturen is bij de aanvang van de studie het grootst. De feitelijke contacttijd tijdens de studieweken in het eerste studiejaar bedraagt 14 klokuren. De opleiding werkt dit als volgt uit: per week vier uren project, vier uren twee studieonderdelen en zes uren twee trainingen, inclusief studiebegeleiding). Voltijd MWD studenten geven aan dat in het eerste studiejaar het aantal contacturen het hoogst is. De opleiding merkt ten aanzien van de contacttijd het volgende op. De feitelijke contacttijd voor beide opleidingen wijkt af van de door de studenten beleefde contacttijd. Voor MWD geldt dat de gemiddelde contacttijd in de eerste twee studiejaren 14 uren per week bedraagt. Tijdens de stage zijn er 12 dagen waarop studenten onderwijsactiviteiten op de onderwijsinstelling volgen. In het laatste studiejaar is de gemiddelde contacttijd 10 uur per week. Voor SPH geldt hetzelfde aantal contacturen als voor MWD.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 30
Studenten geven aan dat docenten goed bereikbaar zijn en dat zij ook buiten de reguliere contacturen met docenten kunnen overleggen over studieaangelegenheden. Deeltijdstudenten van beide opleidingen geven aan dat het aantal contacturen ongeveer 8 uur per week bedraagt. In de voorlichting aan studenten geeft de opleiding aan dat voor deeltijders de studiebelasting daarnaast nog eens 12 uur zelfstudie per week bedraagt. Studentenoordeel Studenten van beide opleidingen geven aan dat de studielast niet altijd evenwichtig verdeeld is over een studiejaar: er is sprake van piekbelasting gedurende verschillende weken per jaar. De studielast per week komt dan in de buurt van of overschrijdt 40 uur. Dit komt vooral voor voorafgaand aan de periodieke toetsweek. Deeltijders gaven in de gesprekken aan dat zij in feite ook een voltijdopleiding volgen omdat ze een aantal dagen per week aan het werk zijn naast de studietijd die een (aanzienlijk) deel van het weekend kost.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 31
Facet 2.5. Instroom
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: HBO-bachelor: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (web) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen MWD en SPH Voor beide opleidingen, MWD en SPH, gelden identieke voorwaarden t.a.v. toelating en instroom. Concreet betekent dit het volgende. De opleidingen MWD en SPH zijn toegankelijk voor studenten met een havo, vwo of mbo niveau 4 getuigschrift. Ook toegelaten worden studenten die een gelijkwaardige buitenlandse vooropleiding hebben en tevens het NT2 diploma (Nederlands als tweede taal). Studenten die ouder zijn dan 21 en niet aan de genoemde voorwaarden voldoen, kunnen met de opleiding starten als ze het toelatingsonderzoek met goed gevolg afleggen. De toelatingsvoorwaarden zijn opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling van de SPH- en de MWD opleiding en op de website. Indien een student niet in het bezit is van één van de vereiste diploma’s kan deze een niveauonderzoek (havo) doen bij een daartoe gecertificeerde instelling. Het advies van de gecertificeerde instelling wordt doorgaans overgenomen door de Examencommissie. Voor Mbo-4 afgestudeerden op het terrein van Sociaal Pedagogisch Werk (Woon- of Activiteitenbegeleider) geldt het volgende. Deze instroomroute is op validiteit en betrouwbaarheid beoordeeld en is als gevolg daarvan in 2009-2010 verbeterd en ontwikkeld in de richting van een instroomassessment. Mbo’ers die daarvoor slagen, kunnen in de hoofdfase van de opleiding starten. Voor deze groep is een additioneel programma opgezet van zes studiepunten boven op het reguliere tweedejaars programma van SPH en MWD. In het komende studiejaar 2010-2011 zal dit programma niet meer leiden tot een propedeusegetuigschrift. Mbo-instromers zullen dit programma moeten volgen i.p.v. onderdelen waarvoor zij (door eerder behaalde competenties) vrijgesteld kunnen worden. Is de student bij aanvang van de studie 21 jaar of ouder dan kan hij/zij kiezen voor een 'vooropleidingsonderzoek 21+’ op basis waarvan de student bij een positief resultaat tot de opleiding wordt toegelaten. De kennisbasis van havisten en mbo’ers verschilt, zo geven de opleidingen aan, met name bij de start van de opleiding. Na enige tijd gezamenlijk gestudeerd te hebben verschillende beide groepen instromers nauwelijks nog van elkaar. De hogeschool brengt jaarlijks brochures uit voor potentiële studenten en organiseert viermaal in het jaar open dagen. Bij het geven van voorlichting worden studenten ingeschakeld. Ook bezoeken jaarlijks een aantal scholen voor voortgezet onderwijs de hogeschool, waarvoor een algemeen programma en een opleidingsspecifiek programma worden georganiseerd. Ook bieden beide opleidingen aan potentiële studenten de mogelijkheid tot proefstuderen, onder voorwaarde dat eerst een open dag is bijgewoond. In dit kader kan ook worden opgemerkt dat Hogeschool Leiden met ROC Leiden een samenwerkingsovereenkomst heeft om cocreatie te realiseren, onder andere op het terrein van Zorg en Welzijn.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 32
Aan deeltijdstudenten van beide opleidingen wordt als aanvullende eis gesteld dat zij in de sector zorg en welzijn een relevante baan hebben op mbo- niveau voor minstens 20 uur per week. Dit moet blijken uit de functie- en taakomschrijving en de arbeidsovereenkomst, ondertekend door de werkgever. Een toelatingseis is tevens dat de deeltijdstudent in zijn organisatie kan worden begeleid door iemand met minimaal hbo-niveau. Met name potentiële studenten voor de deeltijdvariant hebben belangstelling om op grond van EVC’s in het tweede jaar te kunnen instromen. Hogeschool breed is in 2008/2009 een werkgroep EVC’s van start gegaan om de mogelijkheden van een te ontwikkelen EVC-centrum te onderzoeken. Binnen de opleidingen worden EVC’s beoordeeld door intaker en examencommissie. Met ingang van het studiejaar 2009-2010 werken beide opleidingen met een instroomassessment, gecombineerd met een intakegesprek.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 33
Facet 2.6. Duur
De opleiding voldoet aan de formele eis (240 studiepunten) m.b.t. de omvang van het curriculum: o HBO-bachelor: 240 studiepunten
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overweging. Overweging De studieduur van beide opleidingen en hun varianten is vier jaar. De omvang van beide curricula is 60 EC’s per jaar en voldoet daarmee aan de formele eis van 240 EC voor vier studiejaren.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 34
Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Didactische concept Het didactisch concept is in de studiegids en in het studiemateriaal uitgebreid beschreven. Per studieonderdeel zijn de werkvormen aangegeven. Binnen het didactisch concept (zie hierna) van beide opleidingen is gekozen voor een competentiegerichte aanpak; het kennen, begrijpen en toepassen van beroepsmatig handelen vanuit een theoretische basis. Tevens is er sprake van studieprogramma’s die zijn opgebouwd langs de onder facet 2.3 genoemde leerlijnen. De competentiegerichte aanpak, zo geven de opleidingen aan, spreekt studenten aan op hun motivatie voor de beroepspraktijk. De student leert en ontwikkelt competenties door het uitvoeren van beroepstaken als afgeleide van de beroepsopdracht, die resulteren in een beroepsproduct of beroepshandeling. De opbouw volgens de leerlijnen verschaft de student helderheid over de werkvorm en zijn eigen rol daarbinnen. Met diverse vormen van zelfstandig, geïntegreerd of projectmatig werken zijn de meeste instromende studenten bekend. In het propedeuseprogramma wordt aandacht besteed aan verdere professionalisering van deze werkvormen, gericht op de beroepspraktijk. Werkvormen De beroepscompetenties worden in de opeenvolgende studiejaren behandeld waarbij zij in complexiteit toenemen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van diverse werkvormen. Deze werkvormen passen bij de verschillende beroepscompetenties die de studenten moeten verwerven, of ondersteunen het verwerven van deze competenties: Hoorcollege: uitleg door de docent ten behoeve van de actieve kennisverwerving; Werkcollege, trainingen en projecten: actief verwerven van theoretische kennis én methodische vaardigheden; Studieloopbaanbegeleiding: ondersteuning en coaching van het binnen- en buitenschools leren; Beroepspraktijkvorming: leren in en van de praktijk; Praktijkbegeleiding: begeleiding van de beroepspraktijkvorming, vanuit opleiding en instelling; Zelfstudie: individueel bestuderen van (bijvoorbeeld) literatuur. De didactische werkvormen van de deeltijd variant worden bepaald door dezelfde uitgangspunten opleidingsprofiel als van de voltijd variant. De didactische werkvormen die binnen beide varianten en binnen beide opleidingen gebruikt worden, komen voor een deel overeen maar worden bij de deeltijd variant verder bepaald door het leren in de praktijksituatie. De MWD- en SPH praktijk De beroepspraktijk is voor beide opleidingen in veel opzichten de belangrijkste inspiratiebron. Naast de aan de praktijk ontleende kerncompetenties, biedt de praktijk ook de beroepscontext aan die model staat bij het leren. Binnen de verschillende beroepscontexten ontwikkelen zich de kerntaken van de MWD’er en de SPH’er.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 35
Voor beide opleidingen geldt dat de competenties bij voorkeur ontwikkeld worden door de student de gelegenheid te bieden binnen het werkveld taken uit te voeren. Iedere leeromgeving is daarbij inhoudelijk gekoppeld aan een van de taakgebieden van de MWD’er en SPH’er en is ingericht op basis van kritische praktijksituaties. Binnen de praktijksituaties worden verschillende type professionele taken onderscheiden. De professionele taken zijn bewerkt tot opdrachten die zijn ingedeeld in beginnend-, gevorderd- en expertniveau. Het niveau van de opdracht wordt bepaald door de mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van uitvoering, de kennis, benodigde competenties en complexiteit van de beroepssituatie. De praktijkvorming van de opleidingen bestaat uit een grote variëteit aan leeractiviteiten die buiten de poorten van MWD en SPH worden uitgevoerd. Tussen de leeractiviteiten wordt een onderscheid gemaakt tussen leeropdracht, uitvoering en evaluatie/beoordeling. MWD Uit de documentatie is het auditteam gebleken dat het didactische profiel is gebaseerd op een sociaal constructivistische visie op leren en op de keuze voor competentiegericht opleiden: de leeromgeving stimuleert studenten en ondersteunt hen om individueel maar ook om samen met anderen kennis, vaardigheden en houdingsaspecten te ontwikkelen. De conceptuele leerlijn (voltijd en deeltijd) in het programma bestaat uit studieonderdelen waarin studenten concepten, theorieën en modellen toepassen op casuïstiek uit de praktijk. Deze leerlijn sluit aan bij de competenties die de studenten nodig hebben bij het uitvoeren van de projecten, met aandacht voor het afleggen van verantwoording van het eigen handelen op basis van wetenschappelijke concepten. De leerlijn vaardigheden (voltijd en deeltijd) bevat in het eerste jaar trainingen in beroepsspecifieke- en meer algemene sociaal- communicatieve vaardigheden, zoals samenwerken, gespreksvoering, omgaan met conflicten en zich beroepsmatig profileren. Centraal in het programma van MWD staat het begrip competentie. Dit betreft zowel beroepsgebonden competenties als algemene hbo-competenties. Vanaf de start van de opleiding ontwikkelen studenten deze competenties door aan de hand van beroepsvragen projectopdrachten uit te voeren. Projectopdrachten sturen het leerproces waarbij de student zelf zijn leerdoelen formuleert in relatie tot de competenties die bij de projectopdracht horen. In de loop van de studie kan de student steeds meer zelf kiezen aan welke competenties deze specifieke aandacht wil besteden. De integrale leerlijn start met gestructureerde projecten waarbij het beoogde eindproduct is gespecificeerd. In het tweede studiejaar vindt er bij de projecten minder sturing plaats waardoor er meer ruimte ontstaat voor eigen invulling door de student. De derdejaars stage biedt de student ruimte om verder te werken aan beroepscompetenties en persoonlijke competenties. In het vierde studiejaar neemt de sturing nog verder af, zoals bijvoorbeeld bij het onderzoek. Gelet op het feit dat hulpverlening een belangrijk onderwerp is binnen de opleiding , wordt met name in het tweede studiejaar van de voltijd en het derde studiejaar van de deeltijd aandacht besteed aan methoden van hulpverlening. Dit gebeurt in de vorm van intake en rapportage, verlieskunde, ervaringsgerichte psychosociale hulpverlening en rehabilitatie. Deeltijdstudent hebben vanaf het begin van de opleiding de mogelijkheid om het geleerde in de praktijk te brengen. Vanuit hun praktijk brengen zij situaties in waardoor de koppeling tussen theorie en praktijk optimaal plaatsvindt.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 36
SPH In het didactisch concept van de opleiding is gekozen voor een competentiegerichte aanpak. De competentiegerichte aanpak spreekt studenten aan op hun motivatie voor de beroepspraktijk. De student leert en ontwikkelt zijn competenties door het uitvoeren van beroepstaken als afgeleide van de beroepsopdracht, die resulteren in een beroepsproduct of beroepshandeling. Met diverse vormen van zelfstandig, geïntegreerd of projectmatig werken zijn de meeste instromende studenten bekend. In het propedeuseprogramma wordt aandacht besteed aan verdere professionalisering van deze werkvormen, gericht op de beroepspraktijk. In de uitwerking gaat de SPH opleiding, evenals de MWD opleiding uit van het sociaal constructivisme. De opleiding geeft aan dat er aanpassingen aangebracht moesten worden in het oorspronkelijk ontwikkelde onderwijs. Dit betekent in de praktijk dat de hbo student langer sturing nodig heeft en leerdoelen specifiek benoemd moeten worden. Er is sprake van ondersteunende workshops op de terreinen: projectmatig werken, portfolio en rapporteren, presenteren en reflecteren. Het projectonderwijs biedt studenten een oriëntatie op het toekomstige beroep doordat studenten op bezoek gaan bij instellingen in de praktijk. In de eerste twee studiejaren vult de student ook twee EC’s met vrijwilligerswerk naar eigen keuze voor inhoudelijke verbreding of verdieping en uit het in studiejaar 2007- 2008 gehouden tevredenheidsonderzoek geven studenten aan het meest geleerd te hebben van het omgaan met de diverse doelgroepen. Het gaat daarbij met name om het verkrijgen van inzicht in de problematiek, het leren toepassen van theorieën, het geven van begeleiding en het omgaan met conflicten. In de loop van de studie kan de student steeds meer zelf kiezen aan welke competenties deze specifieke aandacht wil besteden. De integrale leerlijn start bijvoorbeeld met gestructureerde projecten waarbij het beoogde eindproduct is gespecificeerd. In het tweede studiejaar vindt er bij de projecten minder sturing plaats waardoor er meer ruimte ontstaat voor invulling door de studenten. De derdejaars stage biedt de student bij uitstek ruimte om verder te werken aan beroepscompetenties en persoonlijke competenties. In het vierde studiejaar neemt de sturing nog verder af. Voor de deeltijdopleiding SPH is in samenwerking met de zgn. regiogroep JGJ Werken in Gedwongen Kader (hiertoe behoren een aantal hogescholen en verschillende instellingen) een programma van 30 EC ontwikkeld dat deeltijd studenten van genoemde instellingen tijdens de hoofdfase van hun studie volgen. Bij SPH is het deeltijdprogramma afgeleid van het voltijdse SPH programma. De deeltijdstudent wordt gevraagd steeds verbindingen te leggen met de praktijk waar hij werkzaam is. Op de werkplek brengt de student het geleerde in de praktijk. In studiejaar twee, drie en vier wordt de nadruk gelegd op methodieken en theorie ten aanzien van de doelgroepen en de eigen werkplek. Project zwerfjongeren, normale- en afwijkende ontwikkelingen van de mens, omgaan met conflicten, groepsdynamica, systeemtheorie, teambegeleiding, management en organisatie zijn onderdelen van het programma. Studenten over de didactische kwaliteit van de opleidingen Uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat de studenten de werkvormen en de praktijkgerichtheid bij MWD en SPH met een voldoende beoordelen. Ook beoordelen zij de relatie tussen de theorie- en de praktijkcomponent als voldoende.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 37
Facet 2.8. Beoordeling en toetsing
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Reglementering toetsvormen, examen- en toetscommissie De reglementering van toetsen is beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling van de opleiding MWD en SPH. Een student kan tegen een beoordeling in beroep gaan bij de Examencommissie. Het toetsbeleid is aangegeven in de studiegids van beide opleidingen. De Examencommissies voor de opleidingen MWD en SPH ressorteren onder de directeur en leggen jaarlijks in een verslag verantwoording af. De commissie bestaat uit minstens drie personen. Leden van de Examencommissie hebben een vaste aanstelling als docent bij de hogeschool. Taken van de Examencommissie zijn onder andere het: jaarlijks beoordelen van de Onderwijs- en Examenregelingen per opleiding en opleidingsvariant; toezicht houden op de organisatie en een ordelijk verloop van de tentamens en het examen; toezicht houden op de borging van de kwaliteit van de tentamens en het examen; behandelen van de schriftelijke vragen en klachten van studenten met betrekking tot onderwijs en tentamens zoals opgenomen in de Onderwijs- en Examenregelingen en de WHW. Naast de Examencommissie is er op clusterniveau met ingang van 1 januari 2010 sprake van een toetscommissie onder verantwoordelijkheid van de directeur SW&TP. De Toetscommissie treedt desgewenst in overleg een onderwijsmanager of docent. De commissie bestaat uit zeven leden inclusief een kopgroep van drie. De kwaliteit van de toetsing wordt bewaakt door de Toetscommissie. Deze controleert volgens een kalender (concept)toetsen en biedt docenten ondersteuning in het opstellen ervan. Zowel programmaleiders als leerlijncoördinatoren die samen de curriculumcommissie vormen zien toe op de wijze van toetsen en mate waarin toetsvormen aansluiten bij de verschillende leerlijnen. De curriculumcommissie heeft als opdracht om de samenhang van en de variëteit in toetsing te bewaken. Het bespreken, bewaren en teruggeven van toetsen gebeurt conform het SW&TP reglement. Relatie leerdoelen en toetsvorm Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleidingen een relatie leggen tussen de leerdoelen en de toetsvormen. Op een zo veel mogelijk bij de praktijk aansluitende wijze moet de student aantonen de competenties te beheersen. De theoretische component vormt hierbij een belangrijk onderdeel van het toetsen. Met andere woorden: de student moet het handelen kunnen motiveren vanuit een theoretisch kader. Beschreven is op welk moment in het programma en op welk niveau de competenties worden getoetst. Dit vormt in feite de basis voor het toetsplan van de twee opleidingen en hun varianten. Zo is voor alle betrokkenen, dus ook voor studenten, vastgelegd door middel van welke toetsen de competenties en kennis in de onderwijseenheden worden getoetst. Bij de deeltijd variant gaan beide opleidingen uit van identieke te toetsen onderdelen, toetscriteria en toetsprocedures als bij de voltijd opleiding, maar vorm en tijdstip kunnen afwijken. Een deel van de toetsing vindt tijdens het werkplekleren plaats.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 38
Variëteit aan toetsvormen De wijze van toetsing per onderdeel van het onderwijsprogramma staat beschreven in de toetskaders van de opleidingen MWD en SPH. Gebruik wordt gemaakt van: meerkeuze toetsen; toetsen met open vragen; mondelinge toetsen; rapportages, werkstukken of andere vormen van schriftelijke opdrachten; reflectieverslagen; presentaties; toetsen en beroepsproducten. Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen De hogeschool brede projectgroep Toetsing heeft een viertal notities geschreven die in september 2009 door het College van Bestuur zijn vastgesteld. Het betreft: toetsbeleid, toetshandboek, begrippenlijst en aanbevelingen. In maart 2009 is het handboek Toetsing vastgesteld waarin de aanwijzingen en voorschriften zijn opgenomen om te komen tot meer valide, efficiënte en betrouwbare toetsing en het verkrijgen van meer uniformiteit. Uitgaande van het competentiegerichte onderwijs, hanteren de opleidingen toetswijzen die gericht zijn op het beoordelen van de mate van beroepsmatig handelen door de student. Daarnaast is er sprake van kennistoetsen die tot het arsenaal van een hbo-opleiding behoren. De in competentietermen beschreven opleidingskwalificaties en de daarvan afgeleide leerdoelen vormen de toetsingscriteria van het werk van de studenten. De wijze waarop de summatieve toetsing en beoordeling plaatsvindt, is voor de beide opleidingen per onderwijswerkvorm vastgelegd. Uitgangspunt bij toetsing zijn de variatie in toetsing, de beoordeling van inhoud en proces, de formatieve - als summatieve toetsing, de mix van beoordelaars. Externe beoordelaars vanuit het werkveld zijn betrokken bij een aantal projecten, de stage (voltijd),het afstudeeronderzoek en de specialisaties (voltijd). Zij adviseren bij het beoordelen van de presentaties en doen een uitspraak over het groepsproduct. De stage heeft drie beoordelingsmomenten, waarbij de praktijkbegeleider en de student ieder afzonderlijk beoordelingsformulieren invullen. De beoordelingsformulieren zijn gebaseerd op de opleidingskwalificaties. Over de kwaliteit van de stagiair en de ingevulde beoordelingsformulieren vinden gesprekken plaats tussen student, praktijkbegeleider en stagedocent. Bij de studiedagen tijdens de stage worden de uitwerking van de opdrachten en de inzet van de student individueel beoordeeld. Het auditteam heeft voorafgaand en tijdens de audit de beschikking gehad per opleiding over toetsen. Het betrof toetsen voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant en betroffen o.a. de studieonderdelen: Normale ontwikkeling, Onderzoeksmethodologie, Multiculturele samenleving en Afwijkende ontwikkeling. Gebleken is dat de toetsen van voldoende niveau zijn. Dat wil zeggen, de vragen gaan voldoende diepgaand in op de behandelde stof en bieden de student de gelegenheid om gebruikmakend van zijn/haar conceptuele kennis de vragen te beantwoorden. De spreiding van de vragen over de lesstof is voldoende. Inzage en feedback Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleidingen afspraken hebben vastgelegd voor wat betreft de inzage van en feedback op de toetsen.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 39
Studenten over de toetskwaliteit Uit het studenten tevredenheidsonderzoek van 2009 blijkt, dat de studenten van het Instituut voor Social Work van mening waren dat de criteria van toetsen voldoende helder zijn. De kwaliteit van de toetsen wordt door hen als voldoende gekwalificeerd, d.w.z. de toetsen dekken de inhoud van de stof in voldoende mate. Uit studenttevredenheidsonderzoeken is gebleken dat onder andere het tijdig bekendmaken van resultaten verbetering behoeft. De beide opleidingen hebben op dit terrein inmiddels maatregelen genomen.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 40
3.
Inzet van personeel
Facet 3.1. Eisen HBO
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Achtergrond docenten in het werkveld Deskundigheidsbevordering, docentstages (afgelopen jaren drie docenten), stagebegeleiding (vrijwel alle docenten), begeleiding van projecten en afstudeerwerkstukken en deelname aan externe en interne gremia dragen bij aan een blijvende verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Een aantal MWD- en SPH docenten in vaste dienst is tevens werkzaam in de beroepspraktijk. Zo hebben vrijwel alle vanaf 2000 aangetrokken docenten jarenlang in de beroepspraktijk gewerkt. Daarnaast werkt een aantal docenten in de beroepspraktijk met een kleine aanstelling binnen beide opleidingen. Daarnaast maken beide opleidingen gebruik van gastdocenten om een aantal modulen of onderwijseenheden te verzorgen. De gastdocenten zijn afkomstig uit het voor beide opleidingen relevante werkveld en worden door het auditteam als adequaat gekwalificeerd. Relatie met het werkveld Door stagebegeleiding, begeleiding van projecten en onderzoeksopdrachten, docentstages, deelname aan studiedagen is er een directe verbinding tussen opleiding en de beroepspraktijk. Voor gast- en buitendocenten wordt jaarlijks 8% van het personeelsbudget van het cluster gebruikt. Docenten en stagebegeleiders hebben ieder een eigen relatienetwerk. Deze netwerken worden bijvoorbeeld ingezet om eigen professionaliteit te bevorderen, voor programma-uitvoering, beoordeling van studenten, verwerven van stageplaatsen en vacaturestellingen. Een ruime meerderheid van de docenten van beide opleidingen is stagebegeleider en heeft hierdoor structureel contact met het werkveld. Voor de docenten van de deeltijdopleiding geldt dat zij in hun functie van studieloopbaanbegeleider structureel contact hebben met studenten die in de beroepspraktijk werken. De opleidingen hebben overleg met het werkveld in de vorm van een werkveldcommissie, een onderwijsadviescommissie of een klankbordgroep. Social Work kent alumnibijeenkomsten tijdens welke docenten en alumni ervaringen uitwisselen over het werkveld. Lectoraten Vanuit de lectoraten wordt een bijdrage geleverd aan het actueel houden van de bij docenten aanwezige kennis van de beroepspraktijk. In de afgelopen jaren organiseerden de lectoren van het agogisch domein een reeks professionaliseringsbijeenkomsten voor docenten van beide opleidingen. De thema’s hiervan werden ontleend aan het onderzoek verricht door de lectoren. Personele binding met de beroepspraktijk De samenwerkingsverbanden van (onderdelen van) het cluster met andere organisaties en instellingen zijn talrijk en divers. Op clusterniveau zijn er veertien convenanten met praktijkinstellingen. Er zijn overeenkomsten met Bureau Van Montfoort, Lagerweij en Partners, Bouman GGZ, Augeo Foundation, William Schrikker Groep, Universiteit Leiden, Werken in Gedwongen Kader (landelijk), Justitiële en Gesloten Jeugdinrichtingen (bovenregionaal) en Leren en Werken GHZ (bovenregionaal).
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 41
Het cluster neemt via de directeur en/of onderwijsmanagers daarnaast deel aan relevante overleggen voor het cluster waaronder op het terrein van verslavingszorg, het Platform Kwalificatiebeleid, en de Begeleidingscommissie deelproject Opleiden van het Actieplan Jeugdzorg. Studenten over docenten Uit de studenttevredenheidonderzoek blijkt dat studenten tevreden zijn over de mate waarin docenten kennis hebben van het MWD- en SPH werkveld en de mate waarin docenten een relatie leggen tussen theorie en praktijk.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 42
Facet 3.2. Kwantiteit personeel
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Formatieplanning De kaders van het personeelsbeleid voor de hogeschool worden vastgesteld door het College van Bestuur in overleg met het Hoger Management Team. De afdeling Human Recource Management van de hogeschool bereidt personeelsbeleid voor, adviseert en ondersteunt het college, de directeuren en de onderwijsmanagers. De clusterdirecteur is verantwoordelijk voor het opstellen en bewaken van de begroting van de personele en materiële lasten van het cluster. Onderwijsmanagers zijn gemandateerde verantwoordelijken voor de begrotingen van de afdeling. De omvang en de aard van de personele capaciteit wordt jaarlijks per afdeling, per opleiding en per lectoraat in overleg tussen directeur en onderwijsmanager vastgesteld op basis van een globale meerjarenraming van studentenaantallen plaats. Deze raming wordt per studiejaar vertaald in een concrete personeelsplanning. De verdeling van de formatie over de opleidingen binnen het cluster is op de eerste plaats gebaseerd op studentaantallen. Binnen het totale formatiebudget moet elk opleidingsteam het onderwijs van de opleidingen MWD en SPH uitvoeren. Docent/student ratio De docent student ratio is 1 op 23 voor beide opleidingen. Met de continue stijging van het aantal studenten wordt de formatie stapsgewijs uitgebreid: nieuwe docenten worden geworven en aangesteld, veelal in tijdelijke dienst. Docenten krijgen bij goed functioneren binnen een termijn van drie jaar een vast contract aangeboden. Gemiddeld 10 procent van de aanstellingsomvang is per docent gereserveerd voor ‘bureau- en vergaderactiviteiten’. Van de formatieruimte wordt in totaal 10 procent (in tijd) gebruikt voor deskundigheidsbevordering. De normering van jaartaken wordt jaarlijks binnen de kaders ‘taakbeleid’ van de hogeschool vastgesteld door het clustermanagementteam. Dit wordt ter advisering voorgelegd aan de docentgeleding van de Opleidingscommissies waarna het ter vaststelling wordt aangeboden aan het College van Bestuur. Werklast en verzuim Binnen het cluster wordt gewerkt aan het verminderen van de door docenten ervaren werkdruk. Dit gebeurt onder andere door het uitgaan van de reële docent belastingsuren voor uitvoering en ontwikkeling van onderwijs, door standaardisering en vereenvoudiging van contacttijd en summatieve toetsing. Studenten over capaciteitsinzet Studenten van de beide opleidingen en hun varianten zijn tevreden over de benaderbaarheid, de persoonlijke aandacht die zij krijgen van docenten en begeleiders en over de bereikbaarheid van de docenten.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 43
Facet 3.3. Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Borging kwaliteit De kaders van het personeelsbeleid voor de hogeschool worden vastgesteld door het College van Bestuur in overleg met het Hoger Management Team. De afdeling Human Resources Management van de hogeschool bereidt personeelsbeleid voor, adviseert en ondersteunt het college, de directeuren en de onderwijsmanagers. Het budget van het cluster wordt jaarlijks in een kaderbrief vastgesteld door het College van Bestuur. De clusterdirecteur is verantwoordelijk voor het opstellen en bewaken van de begroting van de personele en materiële lasten van het cluster. Onderwijsmanagers zijn gemandateerde verantwoordelijken voor de begrotingen van de afdelingen. De omvang en de aard van de personele capaciteit wordt jaarlijks per afdeling, opleiding en per lectoraat in overleg tussen directeur en onderwijsmanager vastgesteld. Het werkgebied van de afdeling Human Resources Management ligt op de terreinen: functiebeschrijvingen en een samenhangend en evenwichtig bestel van functies; werving en selectie; loopbaanplanning, interne en externe mobiliteit; scholing en deskundigheidsbevordering; registratie en ondersteuning bij ziekteverzuim; beleid ten aanzien van oudere medewerkers. Iedere medewerker voert jaarlijks een functioneringgesprek en een beoordelingsgesprek met zijn direct leidinggevende (onderwijsmanager of directeur). Tijdens het functioneringgesprek komen de volgende onderwerpen aan bod: taken en taakuitvoering van het lopende en volgende studiejaar alsmede de afgesproken resultaten; persoonlijk ontwikkelingsplan, het lopende en komende studiejaar. Het beoordelingsgesprek is bedoeld voor de beoordeling van het functioneren, het vaststellen van mogelijke verbeteringen en van de rechtmatigheid van een periodieke salarisverhoging. Informatie van studenten over het functioneren van docenten kan via verschillende kanalen de onderwijsmanager bereiken: via de Examencommissie (als verzoek/klacht), de opleidingscommissie, onderwijsevaluaties, klassenvertegenwoordigers of studentenpanels en door mondelinge of schriftelijke reacties. De beide opleidingen bevorderen de professionalisering en deskundigheid van het personeel. Deskundigheidsbevordering is gebaseerd op de afdelingsdoelstellingen en de persoonlijke ontwikkelingsplannen van de medewerkers/docenten. Iedere opleiding van het cluster faciliteert en bevordert professionalisering en deskundigheidsbevordering. Deskundigheidsbevordering is gebaseerd op de afdelingsdoelstellingen en de persoonlijke ontwikkelingsplannen van de medewerkers/docenten. Deskundigheidsbevordering is onder andere gestoeld op de volgende uitgangspunten: de docent als uitvoerder van onderwijs;
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 44
de docent als ontwikkelaar van onderwijs; de docent als beoordelaar van onderwijs; de docent als onderzoeker; de docent als kwaliteitsbewaker: deelname aan overleg; ontwikkelingsgerichtheid van de docent (cluster): cluster heeft ruimte voor drie promotieplaatsen.
Opleidingsniveau van de docenten Het auditteam heeft tijdens de audit de set cv’s bestudeerd van MWD en SPH docenten. Hieruit is, uitgesplitst per opleiding, het volgende beeld uitstaan. MWD Een deel van de MWD docenten afkomstig is uit het relevante beroepenveld, dan wel uit een aan MWD gerelateerd beroepenveld zoals het maatschappelijk werk. De docenten beschikken minimaal over een hbo-opleiding en hebben een hbo- of wo opleiding gevolgd op het terrein van sociologie, pedagogiek/andragogiek, geschiedenis of psychologie. Daarnaast maakt de opleiding gebruik van docenten van andere opleidingen binnen het cluster Social Work & TP. SPH Ook voor de opleiding SPH geldt dat een deel van de docenten afkomstig is uit het voor de opleiding relevante beroepenveld. Zij beschikken minimaal over een hbo-opleiding maar in de regel beschikken zij over een wo opleiding op het terrein van onderwijskunde, psychologie, algemene sociale wetenschappen, pedagogiek, geneeskunde, sociologie of andragogiek. Daarnaast maakt de opleiding gebruik van docenten van andere opleidingen binnen het cluster Social Work & TP. MWD en SPH Tijdens de audit heeft het auditteam gesproken met docenten MWD en SPH. Hieruit is het beeld ontstaan dat zij toegerust zijn wat kennis en praktijkervaring betreft om het aan hen toevertrouwde studieonderdeel of onderdelen daarvan te verzorgen. Daar waar docenten (nog) niet beschikken over een master opleiding, wordt dit gecompenseerd door praktijkervaring. Werving van docenten Een functieprofiel ten behoeve van werving en selectie is gebaseerd op de door de hogeschool gehanteerde functiebeschrijving en wordt opgesteld door een onderwijsmanager in overleg met de directeur. Bij de werving van nieuwe docenten is het een criterium dat de docent recente werkervaring heeft in een relevante beroepspraktijk en in het bezit is van een master/doctoraal diploma. Selectie van nieuwe docenten vindt plaats door de onderwijsmanager. Een representatieve sollicitatiecommissie (waaronder een student van de opleiding) adviseert de onderwijsmanager. Een representatieve commissie selecteert en adviseert op basis van de in het functieprofiel opgenomen kwaliteiten. Ten behoeve van iedere docent die bij een opleiding start hanteert de afdeling SW het handboek inwerken docent en TP een inwerkprogramma. Kwaliteit externe begeleiders Het cluster onderscheidt gastdocenten en buitendocenten. Zij worden ingewerkt en begeleid door een docent. Gastdocenten verzorgen één tot twee keer een gastles. Buitendocenten zijn bevoegd om hoger beroepsonderwijs te verzorgen of volgen verplicht de cursus 'didactisch handelen’ die jaarlijks door het cluster wordt geboden. Zij zijn werkzaam in het werkveld of als docenten aan een andere opleiding en worden vanwege hun specifieke deskundigheid voor meer dan twee lessen ingezet. De opleiding stelt eisen aan praktijk- of stagebegeleiders zoals: minimaal een hbo-opleiding en ten minste twee jaar werkervaring en één jaar werkervaring binnen de instelling.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 45
Deskundigheidsbevordering/scholingsplan In de praktijk ligt het initiatief voor individuele deskundigheidsbevordering bij de docent zelf, vanuit functioneringsgesprekken of vanuit persoonlijke wensen. Docenten volgen op grond hiervan regelmatig op vakinhoud gerichte congressen, seminars en trainingen. De opleiding faciliteert het scholingsbeleid. Deskundigheidsbevordering van docenten wordt jaarlijks vastgelegd in de nota ‘Werkend leren in Social Work’. Aan het inwerken en begeleiden van docenten van buiten en beginnende docenten wordt gericht aandacht besteed. Studentenoordeel Tijdens de audit en uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de deskundigheid en de vakinhoudelijke kwaliteit van het docententeam.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 46
4.
Voorzieningen
Facet 4.1. Materiële voorzieningen
Huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Beleidsuitgangspunten Voor algemene materiële voorzieningen zijn op hogeschoolniveau normen opgesteld die worden aangevuld met specifieke materiële eisen van opleidingen. In 2008 heeft onder studenten onderzoek plaatsgevonden naar de kwaliteit en betrouwbaarheid van studieroosters en de kwaliteit en het gebruik van leslokalen. Dit heeft geleid tot een werkplan t.b.v. standaardisatie van onder andere onderwijsprogramma’s, roosters, jaarindeling, inschrijving en cijferverwerking. Het auditteam heeft een uitgebreide rondleiding gehad door het gebouw. Gebleken is dat de Hogeschool Leiden twee maal is uitgebreid met nieuwbouw, eenmaal in 2003 en eenmaal in 2009. Het cluster waartoe MWD en SPH behoren heeft een herkenbare plek gekregen in de nieuwbouw. Voor studenten van het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie zijn vijf trainingslokalen, een testlokaal met een one way screen en meerdere algemene computer- en studieplekken ingericht. Managers, programmaleiders, lectoren en stafleden hebben ieder een eigen werkplek. Docenten beschikken over een genormeerd aantal flexwerkplekken en een docentenvergaderkamer. Mediatheek en ICT voorzieningen Studenten en docenten kunnen gebruik maken van de centrale mediatheek. Hier zijn boeken, afstudeerwerkstukken, tijdschriften, video's en cd-roms te vinden. In de mediatheek bevinden zich studiewerkplekken, waarvan een aantal zijn voorzien van een computer. Vanaf 2006 is de collectie, met name op het gebied van internationale online databanken vergroot. Wensen van studenten voor ruimtelijke en facilitaire voorzieningen bereiken de onderwijsmanagers via de opleidingscommissies, studentenpanels of klassenvertegenwoordigers. Uit de Keuzegids Hoger Onderwijs en de Maatwerkrapporten bleek dat studenten de huisvesting en faciliteiten tot en met 2009 als onvoldoende waarderen. Met de ingebruikname van de nieuwbouw zijn de problemen rond de verspreide huisvesting verleden tijd. Van de faciliteiten scoort het oordeel over computer- en netwerkfaciliteiten tot 2010 een onvoldoende. In 2008 is een omvangrijk project gestart ter verbetering van de gehele ICT voorziening. In 2010 worden de eerste resultaten verwacht. De hogeschool zorgt voor een draadloos netwerk en voldoende werkplekken voor docenten en studenten. De hogeschool en het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie werken onder andere aan een Blackboard omgeving, een actuele (interactieve) website, een up to date digitale archivering en cijferverwerking en betrouwbare digitaal beschikbare lesroosters.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 47
Studentenoordeel De huisvesting voor de afdeling Social Work in 2008 en 2009 in het wegens aanbouw en verbouwing van de hogeschool gehuurde gebouw van de Universiteit Leiden en de problemen rond de informatievoorziening (met name de roosters en de cijferadministratie) hebben geleid tot lage scores bij het studenttevredenheidsonderzoek 2009; onderwerpen als informatie, rooster en studiefaciliteiten scoorden toen laag. Studenten gaven tijdens de audit aan dat zij thans tevreden zijn over de voorzieningen. In het bijzonder wordt de nieuwbouw (tijdens de audit vrijwel afgerond) door hen beschouwd als een aanwinst.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 48
Facet 4.2. Studiebegeleiding
De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Studiebegeleiding MWD en SPH De uitgangspunten voor studentbegeleiding zijn door de opleiding beschreven in het opleidingsmodel of (raam)leerplan en in de handleidingen van de verschillende vormen van studentbegeleiding. Binnen beide opleidingen is de begeleiding gericht op een toenemende verantwoordelijkheid van de student voor zowel het leerproces als de studieresultaten. De studieloopbaanbegeleiding bestaat uit een aantal elementen. Hiertoe behoren: studievoortganggesprekken, begeleidingsgesprekken met individuele studenten, preadvies voor de studievoortgang en de vaststelling van het studieadvies door de Examencommissie. De begeleiding is zowel individueel als groepsgewijs. In groepsbijeenkomsten wordt aandacht besteed aan de studie in het algemeen, de leerlijnen en de toetsing daarvan, de studeerbaarheid, de opleidingskwalificaties, de elders verworven competenties van de student, de eigen leerstijl en het toekomstig werk. In drie individuele gesprekken wordt stilgestaan bij de competentieontwikkeling van de student en zijn\haar geschiktheid voor studie en beroep. Ook wordt een begin gemaakt met zelfreflectie en het stellen van persoonlijke leerdoelen. In het tweede studiejaar is de studie(loopbaan)begeleiding (groepsbijeenkomsten afgewisseld met persoonlijke gesprekken) gericht op inhoud en werkwijze van dat jaar, studievoortgang, reflectie op verworven competenties en voorbereiding op de stage. Stagebegeleiding Tijdens de stage omvat de begeleiding vanuit de opleiding drie gesprekken op de stageplek met de stagedocent. Tijdens het vierde jaar omvat de begeleiding vanuit de opleiding maximaal tien gesprekken in het kader van begeleiding van de onderzoeksopdracht. Ook voor de deeltijdstudenten vindt studentbegeleiding jaarlijks plaats door minstens twee gesprekken. Docentscholing Alle docenten die in aanmerking kwamen voor het begeleiden van afstudeeronderzoeken hebben in 2006/2007 in het kader van deskundigheidsbevordering een interne cursus ’Onderzoeksmethodologie’ gevolgd. Deze cursus is mede door het lectoraat ‘Mensen met Chronische Ziekten’ opgezet. In het studiejaar 2009-2010 is hierop een vervolg gekomen vanuit de regiegroep Onderzoek. Informatievoorziening Uit evaluaties onder studenten blijkt dat docenten in voldoende mate bereikbaar zijn voor studenten. Hierdoor is efficiënt en effectief overleg tussen docenten en studenten mogelijk. Zowel studenten als docenten kunnen op elk moment studieresultaten inzien via het intranet.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 49
Voor algemene en specifieke informatie maken studenten gebruik van Blackboard en een mededelingenbord. Hier staan zaken als: lesrooster, roosterwijzigingen, handleidingen, onderwijsopdrachten en hand-outs van gastcolleges. Daarnaast spelen de contacturen met docenten een belangrijke rol in de informatieoverdracht. Verder zijn er contacturen waarin voorlichting wordt gegeven over de verschillende studiejaren. Voor specifieke vragen die niet door de studiebegeleider beantwoord kunnen worden, kunnen studenten terecht bij de leerlijncoördinator of programmaleider. Naar aanleiding van een grondige analyse van (klachten over) les- en tentamenroosters is beleid ingezet dat heeft geleid tot roosterkaders en de keuze om het onderwijs voor studenten in vijf dagdelen te roosteren. Deze wijze van roosteren is met ingang van periode ‘1’ van 2009 - 2010 ingevoerd en wordt periodiek geëvalueerd. Informatievoorziening over rechten en plichten vindt plaats doordat de hogeschool respectievelijk het cluster aan het begin van het studiejaar zorgt dat iedere student kan beschikken over een digitale studiegids, een onderwijs- en examenregeling, een nieuwsbrief en het op Blackboard geplaatste studentenstatuut. De informatievoorziening wordt geëvalueerd in de overleggen met het studentenpanels of klassenvertegenwoordigers en in de opleidingscommissie. De uitkomsten worden doorgegeven aan de programmaleider en de leerlijncoördinatoren, die in de betreffende gremia zo nodig verbeterplannen formuleren en naar aanleiding daarvan actie ondernemen. Studentenoordeel De begeleiding door de docenten is naar de mening van de studenten voldoende. Docenten zijn in voldoende mate bereikbaar/aanspreekbaar. E-mails worden snel beantwoord. De informatievoorziening beoordelen studenten als voldoende.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 50
5.
Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1. Evaluatie resultaten
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Kwaliteitszorg MWD en SPH Het kwaliteitssysteem van het cluster waartoe beide opleiding behoren, is er op gericht dat er zicht is en blijft op de kwaliteit van het onderwijs teneinde gericht te sturen op verbetering. Voor het cluster is een coördinator kwaliteitszorg aangesteld en is er een aandachtsfunctionaris kwaliteitszorg. Coördinator en aandachtsfunctionarissen zijn tevens docent. Zij vormen een team dat zorgt voor het opstellen en bewaken van het kwaliteitsbeleid van cluster, afdelingen en opleidingen in afstemming met het instellingsbeleid. De hogeschool heeft ook als instelling hiervoor een kwaliteitscoördinator. De kwaliteitscoördinator maakt deel uit van de hogeschool brede werkgroep kwaliteitszorg die op diverse wijzen de clusters ondersteunt. Evaluatie opleidingen MWD en SPH Voor het verzamelen van gegevens over de gerealiseerde kwaliteit op de verschillende facetten maken de opleidingen gebruik van evaluatie-instrumenten. Binnen Social Work worden onderwijsonderdelen geëvalueerd door middel van ‘de Thermometer’. De docenten bewaren deze evaluaties zelf en formuleren naar aanleiding van de bevindingen verbeterpunten voor het onderwijsonderdeel. Deze verbeterpunten sturen zij naar de coördinator van het betreffende onderwijsonderdeel. Binnen het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie wordt sinds het onderwijsjaar 2008/2009 structureel een aantal onderwijsonderdelen middels het Leids Onderwijs Evaluatie Instrument geëvalueerd. De rapportages van de studentevaluaties zijn centraal opgeslagen. Jaarlijks (in december) bekijkt de kwaliteitsmedewerker van de betreffende opleiding alle evaluaties op een aantal essentiële zaken zoals responspercentages, volledigheid van invullen van de vragenlijsten, beoordeling onderwijsonderdeel, beoordeling inzet docent, studeerbaarheid en tevredenheid op facilitaire voorzieningen. De Kwaliteits- en evaluatiekalender van het cluster benoemt de acties op kwaliteitsgebied voor dat betreffende studiejaar met het hierbij horende tijdspad en de verantwoordelijke uitvoerders. Audits en/of proefvisitaties maken hier deel van uit. Aan het einde van een studiejaar wordt de kwaliteits- en evaluatiekalender geëvalueerd. Streefdoelen Beide opleidingen worden periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van meetbare streefnormen. De beleidscyclus van het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie vormt de basis van de kwaliteitscyclus. De streefdoelen van het cluster zijn het uitgangspunt voor de streefdoelen van de opleidingen. De basisstreefdoelen worden jaarlijks in het clustermanagementteam geëvalueerd; er wordt nagegaan in hoeverre de streefcijfers aanpassing behoeven door maatschappelijke ontwikkelingen of ontwikkelingen binnen het cluster.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 51
Acties die onvoldoende aan de orde zijn gekomen dan wel onvoldoende effect hebben gehad, worden opnieuw opgenomen in de kalender van het nieuwe studiejaar. De belangrijkste acties, waaronder audits en proefvisitaties op het gebied van kwaliteitszorg in 2008- 2009 en 20092010 zijn op een heldere wijze geëvalueerd in de rapportage ‘evaluatie acties kwaliteitszorg 2008-2010’. Jaarlijks bekijkt de programmaleider eveneens alle evaluaties op een aantal onderwijsinhoudelijke zaken zoals beoordeling onderwijsonderdeel en verschillende aspecten rond de tevredenheid op vakinhoud. Hiervan maakt de programmaleider een kort verslag, dat naar de onderwijsmanagers en de kwaliteitscoördinator van het cluster wordt gestuurd. Klachtenprocedure De opleidingen beschikken over een klachtenprocedure. Voor studenten is het duidelijk waar zij terecht kunnen met hun klachten. Individuele klachten worden opgelost, daar waar het om aanpassing van procedures of andere structurele zaken gaat wordt er actie ondernomen door de betreffende verantwoordelijke.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 52
Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Na evaluaties Per onderwijsonderdeel vindt evaluatie plaats, georganiseerd door de ‘onderwijsonderdeel coördinator’. De betrokken docenten bepalen met elkaar wat verbeterpunten zijn en hoe die doorgevoerd worden. Er vindt regelmatig overleg plaats per leerlijn om na te gaan of de studieonderdelen, trainingen of projecten goed op elkaar afgestemd zijn en/of aanpassingen noodzakelijk zijn. Door de Curriculumcommissie wordt per opleiding het hele curriculum ‘tegen het licht gehouden’ en bekeken wat er verbeterd kan worden. Binnen het afdelingsoverleg en het afdelingsmanagementteam wordt meer afdelingsbreed (Social Work) de kwaliteit tegen het licht gehouden. Uit de sterkte/zwakte analyse naar aanleiding van de in 2004 gehouden visitatie werd geconstateerd dat er naast sterke punten een aantal verbeteringen nodig waren. Deze verbeteringen zijn in gang gezet, taken en tijdsplanningen zijn vastgesteld en verantwoordelijken zijn aangewezen, zo constateert het auditteam. Het auditteam stelt vast dat de opleidingen, hetzij in clusterverband, hetzij binnen Social Work, voortdurend werkt aan relevante verbetermaatregelen. Zo wordt er gewerkt aan de verbetering van leerlijnen en is er in de periode 2008-2010 een Toetscommissie SW&TP geïnstalleerd. Daarnaast is er een regiegroep onderzoek gestart met als doel het bewaken van de kwaliteit van de onderzoekslijn. De kwaliteit van de toetsing wordt thans bewaakt door de Toetscommissie; zij controleert volgens een kalender (concept) toetsen en biedt docenten ondersteuning in het opstellen ervan. Daarnaast heeft de curriculumadviescommissie als opdracht om de samenhang van en de variëteit in toetsing te bewaken. Er is in 2008- 2009 gestart met een diagnostisch eerstejaars assessment. Ook besteden de beide opleidingen gerichter aandacht aan de aansluiting mbo- hbo: naar aanleiding van de mbo uitstroomprofielen is een werkgroep gestart bestaande uit afgevaardigden van de regionale mbo’s en de Hogeschool Leiden om tot een definitief besluit te komen met betrekking tot de aansluiting mbo- hbo. Er wordt onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de werk- leerplekken van deeltijd studenten om vervolgens, waar nodig, verbetermaatregelen te nemen. Bij de intake van de deeltijdstudent en daarna jaarlijks worden, niveau en relevantie van de werkplek gecontroleerd door jaarcoördinator of deeltijdcoördinator aan de hand van arbeidsovereenkomst en taakfunctiebeschrijving. Ook dit gebeurt in het kader van: checken of verbeteringen noodzakelijk zijn op dit terrein. Onderzocht wordt de tevredenheid bij stage instellingen over stagiair(e)s van de opleidingen en er vindt onderzoek plaats naar de tevredenheid van opdrachtgevers (beroepspraktijk) over niveau afstudeerders. Dit onderzoek kan leiden tot verbetermaatregelen. Tevredenheidsonderzoek MWD en SPH In het kwaliteitszorgbeleid is de procedure vastgelegd voor het trekken van conclusies uit de uitkomsten en voor het opstellen en monitoren van verbeteractiviteiten. Zo is bijvoorbeeld vastgelegd dat op opleidings- of op clusterniveau een analyse wordt gemaakt van de uitkomsten van het tevredenheidsonderzoek onder studenten en dat hierover aan het begin van het nieuwe studiejaar afspraken ter verbetering worden gemaakt.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 53
Verbeteractiviteiten De rapportage over de voortgang van de verbeteractiviteiten vormt onderdeel van het reguliere managementoverleg waarbij het management van de beide opleidingen en het management van het cluster afspraken maken. Het is met name op clusterniveau dat er beleid ontwikkeld wordt om de omvang en frequentie van evaluaties af te stemmen op de verbeteractiviteiten. Het cluster Social Work & Toegepaste Psychologie heeft vastgelegd wie verantwoordelijk is voor een bepaald kwaliteitsgebied en wie de evaluatieresultaten analyseert, wie verbeteringen uitvoert en wie de uitvoering van de maatregelen volgt. Functioneren klachtenregeling Studenten geven aan dat de opleidingen hun klachten serieus nemen. Er is sprake van dossiervorming: klachten en de wijze waarop er mee wordt omgegaan alsmede de actie naar aanleiding van de klacht worden schriftelijk vastgelegd.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 54
Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Het auditteam constateert dat beide opleidingen de medewerkers, studenten, het beroepenveld en alumni in voldoende mate betrekken bij de interne kwaliteitszorg. De bijdrage van deze partijen beschrijven we hierna. Studenten De studenten van beide opleidingen kunnen zitting nemen in een opleidingscommissie die advies geeft over zaken die studenten binnen de opleiding aangaan. Deze commissie wordt jaarlijks geformeerd en komt acht keer per jaar bijeen. Uit de door het auditteam gevoerde gesprekken is gebleken dat er bij studenten voldoende belangstelling bestaat om zitting te nemen in deze commissie. De opleidingscommissie waarin behalve studenten ook docenten zitting hebben, voert overleg met de onderwijsmanager van de opleiding MWD of SPH. De commissie geeft een onderwijsmanager en/of de directeur gevraagd en ongevraagd advies over alle zaken betreffende de ontwikkeling, uitvoering, toetsing, evaluatie en de inhoud van het onderwijs. De docenten die deel uit maken van de commissie geven de onderwijsmanager jaarlijks advies over de invulling van het beleid ‘taakbelasting’. In principe wordt ieder onderwijsonderdeel geëvalueerd waarbij gebruik wordt gemaakt van ‘de Thermometer’, een eenvoudige vragenlijst. De uitkomsten gaan naar de ‘onderwijsonderdeel coördinator’ die de resultaten met mededocenten bepreekt en zo nodig acties onderneemt. Het auditteam constateert dat de opleidingen op een inzichtelijke wijze de resultaten presenteert uit evaluatieonderzoek. Deze worden gepresenteerd als kengetallen van de opleidingen. Hierbij wordt aandacht besteed aan zo’n 15 verschillende items waaronder de waardering inzake studeerbaarheid, de inhoud van de opleiding en de docenten. Via frequent overleg met studenten in onder andere de opleidingscommissie van beide opleidingen evalueren studenten het onderwijsprogramma van de voorafgaande periode. Tevens geven studenten hun mening over de kwaliteit van het onderwijs via de studieloopbaanbegeleiding. Klassenvertegenwoordigers voeren periodiek overleg met jaarcoördinatoren. Jaarlijks wordt een selectie van studenten bevraagd over een aantal algemene aspecten van het onderwijs. Van dit onderzoek wordt verslag gedaan in het studenttevredenheidsonderzoek van de HBO-raad. Alle studenten vullen de evaluatie instrumenten in. Ze vinden het belangrijk om hun mening over het onderwijs te geven. Doordat de docent ook een beoordelingscijfer krijgt geeft dit voldoende informatie om te weten hoe de groep de docent heeft ervaren op het gebied van deskundigheid, inzet, voorbereiding, didactische vaardigheden en bejegening.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 55
Docenten Docenten zijn via ingeroosterde besprekingen per vak betrokken bij de evaluatie van de onderwijsonderdelen die zij zelf geven. Een aantal docenten is via de leerlijn-, de curriculumen de opleidingscommissie betrokken bij kwaliteitszorg. Bespreking van evaluatieresultaten vindt tenminste vier maal per jaar plaats. Op verschillende niveaus worden evaluatieresultaten aan de orde gesteld en vertaald naar verbeteringen. Docenten van het cluster nemen tweejaarlijks deel aan het medewerkerstevredenheidsonderzoek. Het clustermanagementteam bespreekt de rapportage en stelt verbeteracties voor die met de medewerkers worden besproken. Op twee terreinen zijn in 2008 acties geformuleerd: werkdruk en huisvesting. Tevens zijn op alle aspecten streefcijfers geformuleerd voor de waarderingsscores die het cluster in het volgende onderzoek in 2010 wil halen. Beroepenveld en alumni De contacten tussen de opleidingen en het werkveld worden o.a. gebruikt om na te gaan welke ontwikkelingen zich in het veld voordoen en wat dit voor de opleidingen MWD en SPH betekent. Binnen het cluster komen verschillende werkveldcommissies met vertegenwoordigers van het werkveld bijeen. Tijdens deze overleggen kunnen de leden van deze commissie of klankbordgroep de opleidingen gevraagd en ongevraagd advies geven. De adviezen hebben veelal betrekking op de kerncompetenties van de opleidingen, het onderwijsprogramma en maatschappelijke ontwikkelingen die relevant zijn voor de opleidingen en het toekomstig beroep. In het overleg met vertegenwoordigers van stagebiedende organisaties vragen stagebegeleiders naar het oordeel over het kennis- en vaardighedenniveau van de student en de mate waarin stagebegeleiders tevreden zijn over de aansluiting van de opleiding op de zich ontwikkelende eisen die het MWD- en het SPH werkveld stelt. In de rapportage ‘Langs de lat’ worden opdrachtgevers van de onderzoeksopdracht van Social Work direct na afstuderen en na een jaar bevraagd op de bruikbaarheid van het onderzoek. Voor deze rapportage worden ook studenten zowel direct na afstuderen als een jaar na afstuderen gevraagd naar hun tevredenheid over de opleiding en de aansluiting van het onderwijsprogramma op het beroepenveld. Nieuwsbrief Social Work Om studenten te informeren wordt in elke Nieuwsbrief Social Work voor studenten van de afdeling Social Work beschreven wat zij kunnen ondernemen op het moment dat ze klachten hebben over toetsen/examens/tentamens, docenten of studenten. Docenten kunnen met klachten terecht bij de onderwijsmanager. Indien dit voor de docent niet tot een bevredigend resultaat leidt, dan richt deze zich tot de directeur van het cluster. Externe relaties kunnen met hun klachten terecht bij de onderwijsmanager. Studentenoordeel over hun betrokkenheid Uit onderwijsevaluaties blijkt dat studenten voldoende mogelijkheden hebben om problemen aan de orde te stellen. Studenten zijn in het algemeen tevreden over het programma van de MWD- en SPH opleiding. Studenten geven aan dat de informatievoorziening in het algemeen en, meer specifiek, informatie over roosters en studievoortgang verbeterd dient te worden.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 56
6.
Resultaten
Facet 6.1. Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Onderzoeksopdracht De onderzoeksopdracht in het vierde studiejaar wordt uitgevoerd door één student of een projectgroep bestaande uit maximaal drie studenten. Sinds het studiejaar 2009/2010 wordt, explicieter dan voorheen, aandacht besteed aan het onderscheiden van de individuele bijdragen aan het onderzoek bij een onderzoeksgroep van twee of drie studenten. Het individuele karakter van de toetsing wordt door de beide opleidingen op twee manieren geborgd: studenten die samen aan één opdracht werken, moeten een gezamenlijke verantwoording van uitgevoerde taken maken, waaruit duidelijk wordt dat elke student t.a.v. alle relevante competenties voldoende taken heeft uitgevoerd. Aan het eind van het traject wordt elke student individueel in een mondeling tentamen bevraagd en beoordeeld. studenten moeten individueel een toelichting geven op en vragen beantwoorden over de opdracht. Hierbij zijn aanwezig: de begeleider vanuit de opleiding, de coreferent van de opleiding en de opdrachtgever van de instelling of organisatie waarvoor het onderzoek is uitgevoerd. De prestatie van de student telt mee in de eindweging. Uit de gesprekken van het auditteam met het werkveld van beide opleidingen is gebleken dat zij het belangrijk vinden dat studenten onderzoek uitvoeren dat van nut is voor de werkgevers. Zij vinden het belangrijk dat de wederzijdse verwachtingen t.a.v. de onderzoeksopdracht tussen opleidingen en het werkveld goed wordt afgestemd. Borging eindniveau Het auditteam heeft geconstateerd, dat beide opleidingen op afdoende wijze borgen dat elke student het gewenste eindniveau bereikt. Het afstudeerproject wordt beoordeeld op basis van toetspunten die zijn gekoppeld aan de Dublin Descriptoren. In het eindgesprek dient de individuele student aan te tonen dat deze het juiste niveau bereikt heeft, waarbij hij/zij blijk moet geven van inzicht in de wijze waarop het onderzoek is verricht en de vakliteratuur die geraadpleegd is. De student moet hierop reflecteren: hoe heb ik de competentie bereikt, waarom is deze belangrijk voor mijn functioneren in de beroepspraktijk. Het werkveld is, zo is het auditteam gebleken, betrokken bij het eindgesprek. Dit wordt door het werkveld niet alleen op prijs gesteld maar ook als uitermate belangrijk gevonden. Zo blijven zij goed op de hoogte van het niveau van de afgestudeerde MWD’ers en SPH’ers. Ook constateert het auditteam dat de opleidingen MWD en SPH een goede analyse maken van het eindniveau. Concreet: de opleidingen hebben op een duidelijke wijze de sterke punten uitgewerkt rond het gerealiseerde niveau maar ook vijf aandachtspunten geformuleerd rond dit thema. Tijdens de audit is gebleken dat het cluster fors inzet op het analyseren en verbeteren van de onderzoekscomponent van de onderzoeksopdracht. Jaarlijks wordt door de regiegroep Onderzoek het gerealiseerd eindniveau beoordeeld van een at random gekozen selectie van onderzoeksrapporten. Dit resulteert in een rapportage met verbetermaatregelen.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 57
Rol werkveld en alumni Er wordt informatie van alumni en het werkveld verkregen over het niveau van de opleiding en de aansluiting van de opleiding bij het beroepenveld middels de HBO-monitor, de werkveldcommissies en onderzoeken bij alumni en opdrachtgevers direct na afstuderen en een jaar na afstuderen. Opdrachtgevers zijn tevreden over de onderzoeken. Wel wordt aanbevolen om in de toekomst het belang van de in te vullen evaluatiegegevens nog duidelijker aan te geven. Tevens wordt aanbevolen consequent te blijven werken aan het verder versterken van het hbo-niveau van de studenten. Oordeel auditteam over het gerealiseerde niveau Voorafgaand aan de audit hebben de opleidingen een lijst van eindwerkstukken aan het auditteam voorgelegd. Het betreft eindwerkstukken uit de periode 2008/2009 die door één, twee of drie voltijd- of deeltijdstudenten zijn geschreven. Voorbeelden van SPH afstudeerwerkstukken zijn: Competentiegericht werken met mensen met een licht verstandelijke beperking; De ervaring van medewerkers van ’s Heeren Loo West Nederland; Vrije tijd?!; Onderzoeksopdracht over vrijetijdsinvulling bij kinderen met autisme Passende zorg; Een tevredenheidsonderzoek naar de manier van begeleiden van mensen met een dubbele of driedubbele diagnose binnen de Fresiahof Onderzoek in scheiding- en omgangszaken; De Raad voor de Kinderbescherming doet onderzoek: Hoe kunnen kinderen het beste betrokken worden? Voorbeelden van MWD afstudeerwerkstukken zijn: Het afleren van een slechte gewoonte: Desistance from crime bij allochtone jongeren Clean is kicken!; Mogelijkheden voor het professioneel handelen van hulpverleners binnen het Maatschappelijk Centrum om terugval in oude verslavingspatronen te voorkomen Autisme en communicatie; d.m.v. onderzoek inzicht krijgen in de integratie van (jong)volwassenen met een autistische beperking in de gemeente Schipluiden Het effect van geslotenheid op het psychisch functioneren van jongeren in Justitiële jeugdinrichting Teylingereind. Uit de lijst van eindwerkstukken hebben de auditoren een keuze gemaakt waarna de opleiding hen de opgevraagde eindwerkstukken heeft toegezonden met de daarbij behorende beoordeling (variërend van een 6 tot en met een 9). Zo waren de auditoren in de gelegenheid om zich voorafgaand aan de audit een indruk te vormen van het eindniveau van de opleidingen. Voor beide opleidingen komt het auditteam tot de conclusie dat er sprake is van relevante en interessante onderwerpkeuze. Studenten tonen met hun producten aan, dat zij zeker over het basisniveau beschikken dat van een startende beroepsbeoefenaar op hbo niveau verwacht mag worden. Kanttekeningen maakt het auditteam wat het gebruik van literatuur betreft: minder verwijzingen naar websites, meer gebruik maken van primaire bronnen en internationale literatuur is een aandachtspunt. Ook kan de relatie tussen de theoriecomponent van het eindwerkstuk enerzijds en de onderzoeksvraag en de praktijk anderzijds duidelijker uitgewerkt worden waarbij de student(en) ook een eigen onderbouwde mening/interpretatie geven van de resultaten van hun onderzoek. De regiegroep SW zal de handleiding op dit aspect aanpassen.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 58
Wat betreft de beoordelingen stelt het auditteam vast dat de oordelen over het algemeen overeenkomen met die van het auditteam. Er worden relevante beoordelingscriteria gebruikt die vervolgens op een adequate wijze worden toegepast door de beoordelaars. Het auditteam heeft gelet op de wijze waarop en de mate waarin studenten individueel beoordeeld worden (een eindwerkstuk kan door meerdere personen geschreven zijn). Vastgesteld wordt dat de individuele beoordeling in voldoende mate traceerbaar is, dat wil zeggen dat studenten op individueel niveau beoordeeld zijn. Bijvoorbeeld doordat zij een individueel eindgesprek voeren.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 59
Facet 6.2. Onderwijsrendement
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Waarnemingen De hogeschool heeft binnen de kaders van de kwaliteitszorg streefcijfers geformuleerd waarlangs de rendementen per opleiding gelegd worden. Het auditteam heeft de helder geformuleerde kengetallen bestudeerd behorend bij de opleidingen MWD en SPH van de Hogeschool Leiden. Deze zijn samengesteld op 30 juni 2009 en bijgewerkt/aangevuld op 26 maart 2010. Uit de documentatie ontstaat voor beide opleidingen het volgende beeld. MWD Het aantal instromers in de voltijdvariant is sinds 2006 fors toegenomen: was er vóór dat jaar sprake van een propedeuse-instroom van 40-50 studenten, vanaf het studiejaar 2000/2007 ligt het aantal instromers tussen 73 en 88 studenten. Het propedeuserendement na één jaar MWD studie wisselt per instroomjaar en ligt tussen 42,5 procent (cohort 2006/2007) en 82,2 procent (cohort 2002/2003). Het propedeuserendement na twee jaar ligt voor de verschillende cohorten dichter bij elkaar: tussen de 70 procent (2006/2007) en 89 procent (2002/2003). Het aantal voltijdstudenten MWD dat na vier jaar de opleiding verlaat met een diploma ligt structureel boven de 50 procent, met uitzondering van het cohort studiejaar 2003/2004 waar het ‘percentage diploma behaald na 4 jaar’ rond de 40 procent lag. De laatste cijfers van het cohort 2005/2006 laat zien dat ruim 56 procent de opleiding binnen behaald binnen de nominale studieduur. Het aantal instromers in de deeltijdvariant is beperkt; de laatste jaren ligt de instroom tussen de 6 (2006/2007) en 19 studenten (2008/2009). Het propedeuserendement in percentage uitgedrukt wisselt sterk en is terug te voeren op de beperkte omvang van de instromende groep studenten (bij een instroom van 6 studenten betekent het uitvallen van 2 studenten al dat 1/3e van de studenten de opleiding verlaat). Hetzelfde probleem doet zich voor bij het opleidingsrendement na 4, 5 en 6 jaar. Ook hier is de spreiding dusdanig dat het auditteam hier geen conclusies aan kan verbinden. SPH Het aantal instromers in de voltijdvariant ligt duidelijk hoger dan bij MWD. Ook bij de SPH opleiding zien we een abrupte toename in instromers, zij het een jaar eerder dan bij MWD. Lag het aantal instromende SPH studenten tot en met 2004/2005 vrij constant rond de 80, vanaf het studiejaar 2005/2006 neemt het aantal instromers toe tot ruim boven 120 studenten. Het propedeuserendement na één studiejaar laat bij deze opleiding wat minder spreiding zien dan dat bij MWD het geval was. Concreet: het propedeuserendement na één jaar studie bedroeg voor het cohort 2006/2007 ruim 39 procent (laagste) en voor het cohort 2002/2003 ruim 64 procent. Het propedeuserendement na twee jaar laat weinig spreiding zien: voor de cohorten 2001/2002 tot en met 2007/2008 lag het rendement vrij constant rond 75 procent.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 60
Het aantal voltijdstudenten dat na vier jaar de opleiding verlaat met een diploma ligt rond de 50 procent. Ook hier treft het auditteam een uitschieter naar beneden aan voor het cohort 2003/2004: bijna 40 procent behaalde een SPH diploma na vier studiejaren. De opleiding verklaart deze ‘uitschieter’ als volgt. In het studiejaar 2003/4 was het afstudeeronderzoek geprogrammeerd in periode 1 en 2, hetgeen achteraf geen goede keuze bleek te zijn. Vanaf het daaropvolgende studiejaar is dit verplaatst naar een latere fase in het programma. Het aantal instromende studenten van de deeltijdvariant laat over de periode 2001 tot en met het studiejaar 2007/2008 een vrij constante instroom zien die ligt tussen 13 en 28 studenten. In het studiejaar 2008/2009 is het aantal instromende deeltijders toegenomen tot 42. Uit de propedeuserendementen van de deeltijders blijkt dat deze (fors) lager zijn dan bij de SPH voltijdvariant het geval is. Zo is het propedeuserendement van het cohort 2004/2005 na één jaar studie van het SPH deeltijdcohort slechts 3,6 procent. Voor het propedeuserendement na twee jaar van datzelfde cohort geldt dat het rendement gestegen is tot 50 procent. Deze toename in rendementen over de hele linie is te begrijpen vanuit de achtergrond van deze studenten die de opleiding naast hun reguliere betaalde werk in deeltijd volgen waarbij ze studie, werk en gezin moeten combineren. Analyse en verbetermaatregelen In dit verband moet opgemerkt worden dat de Inspectie van het Onderwijs in 2008 een bezoek heeft gebracht aan de Hogeschool Leiden om van gedachte te wisselen over factoren die lage en hoge opbrengsten van opleidingen in het hoger onderwijs kunnen verklaren. De Inspectie had hiervoor de Leidse opleiding SPH geselecteerd omdat deze opleiding ‘een relatief hoge opbrengst’ ten opzichte van het landelijk gemiddelde vertoont. Het auditteam constateert, de rendementen bestuderend, een trend die ook bij andere opleidingen op sociaal agogisch terrein terug te vinden is: de studierendementen komen niet altijd overeen met de streefcijfers. Dit geldt voor beide opleidingen in hun voltijd- en deeltijd variant. Positief is dat de rendementen voor MWD voltijd, vergelijken we de cohorten 2005/2006 en 2007/2008, toenemen. Voor de deeltijdvariant is de instroom laag waardoor er al snel forse afwijkingen ontstaan naar beneden of naar boven. Voor SPH blijven de rendementen voor de voltijd vrijwel constant, m.u.v. de deeltijdvariant waar de rendementen terug lopen. Bij de deeltijd spelen dan vaak factoren die we ook op landelijk niveau terugvinden: de combinatie werk, privé en opleiding is (te) zwaar. De beide opleidingen nemen een aantal maatregelen om de rendementen meer in overeenstemming te brengen met de streefcijfers. Concreet betekent dit dat de opleiding nadrukkelijker inzet op de begeleiding van voltijdstudenten, in het bijzonder daar waar het individuele maatregelen betreft bij (dreigende) studievertraging. Daarnaast geldt ook voor de SPH- en MWD opleiding dat het voor de opleiding niet altijd eenvoudig is om in een vroeg stadium maatregelen te nemen. Docenten wijzen er op dat zij vooral in de propedeusefase studenten zien ‘afhaken’. Voor een deel, zo geven zij aan, heeft dat te maken met het regelmatig moeten reflecteren waarbij je jezelf moet bloot geven en je de confrontatie aan moet gaan met je eigen functioneren. Niet iedere student kan dat. Voor deeltijdstudenten geldt dat de combinatie studie, werk en privé een forse belasting betekent waardoor ze (voorlopig) een punt zetten achter hun studie. Deeltijdstudenten gaven tijdens de audit aan dat de beide opleidingen hier naar hun mening weinig aan kunnen doen.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 61
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 62
6.
OORDEELSCHEMA Sociaal Pedagogische Hulpverlening Voltijd
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V1
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G V G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
V G G G V G V G V V2
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
G G G V3
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
G G
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers,studenten,alumni en beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
V4 G G G V V V
Samenvattend oordeel
1 2 3 4
Het Het Het Het
auditteam auditteam auditteam auditteam
kent kent kent kent
op op op op
basis basis basis basis
V
van van van van
de de de de
beslisregels beslisregels beslisregels beslisregels
de de de de
extra extra extra extra
aantekening aantekening aantekening aantekening
‘goed’ ‘goed’ ‘goed’ ‘goed’
toe. toe. toe. toe.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 63
Sociaal Pedagogische Hulpverlening deeltijd
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V5
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G V G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
G G G V G V G V
V
V6
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
G G G V7
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
G G V8
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers,studenten,alumni en beroepenveld
G G G
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
V V
V
Samenvattend oordeel
5 6 7 8
Het Het Het Het
auditteam auditteam auditteam auditteam
kent kent kent kent
op op op op
basis basis basis basis
V
van van van van
de de de de
beslisregels beslisregels beslisregels beslisregels
de de de de
extra extra extra extra
aantekening aantekening aantekening aantekening
‘goed’ ‘goed’ ‘goed’ ‘goed’
toe. toe. toe. toe.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 64
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V9
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G V G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
G G G V G V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V
V10 G G G V11 G G V12
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers,studenten,alumni en beroepenveld
G G G
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
V V
V
Samenvattend oordeel
9 10 11 12
V
Het auditteam kent op basis van de beslisregels de extra aantekening ‘goed’ toe. Het auditteam kent op basis van de beslisregels de extra aantekening ‘goed’ toe. Het auditteam kent op basis van de beslisregels de extra aantekening ‘goed’ toe. Het auditteam kent op basis van de beslisregels de extra aantekening ‘goed’ toe.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 65
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Deeltijd
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V13
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G V G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
V G G G V G V G V V14
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
G G G V15
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
G G
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers,studenten,alumni en beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
V16 G G G V V V
Samenvattend oordeel
13 14 15 16
Het Het Het Het
auditteam auditteam auditteam auditteam
kent kent kent kent
op op op op
basis basis basis basis
V
van van van van
de de de de
beslisregels beslisregels beslisregels beslisregels
de de de de
extra extra extra extra
aantekening aantekening aantekening aantekening
‘goed’ ‘goed’ ‘goed’ ‘goed’
toe. toe. toe. toe.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 66
7.
BIJLAGEN
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 67
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 68
BIJLAGE I PROGRAMMA EN GESPREKSPARTNERS Programma- audit opleidingen SPH, MWD en TP – Hogeschool Leiden – 2, 3, 4 juni 2010
2 juni 2010. Clusterbrede audit Lokaal
Tijd 08.00 – 8.15
Auditoren Auditteam: H. Stoltenborg A. Bens K. Kleijbergen E. Klompenhouwer G. Broers Auditteam
Onderwerpen Inloop en ontvangst
De heer Van Tol
Auditteam
Presentatie: visie, opzet, etc.
Managementteam cluster en opleidingen
Auditteam
09.45 – 10.30
Kwaliteitszorg
Auditteam
Kennismaking Definitieve vaststelling programma Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Internationalisering / Lectoraat / Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld* Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid* Assessmentsystematiek Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten,alumni*, werkveld
10.30 – 10.45
Pauze
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
10.45 – 11.45
Programmaleiders SW&TP
Auditteam
11.45 – 12.30
Rondleiding voorzieningen en mediatheek
Auditteam
Instroom Aansluiting instroom en programma Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld* Alumnibeleid* Stage en afstuderen (praktijkcomponent) Studie(loopbaan)begeleiding Studentenwerkplekken Mediatheek Servicedesk Testotheek Archief onderwijsonderdelen Flexplekken docenten G-vleugel (nieuwbouw)
12.30 – 13.15
Lunch auditteam
13.15 – 14.15 Parallelsessie
Examencommissies SW
08.15 – 08.50 08.50 – 09.00 09.00 – 09.45
Gesprekspartners
Deel auditteam: H. Stoltenborg A. Bens E. Klompenhouwer
Voorbespreking
Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen en EVC Onderwijsontwikkeling Studeerbaarheid, studielast Gerealiseerd niveau
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 69
Lokaal
Tijd 13.15 – 14.15 Parallelsessie
Gesprekspartners Examencommissies TP
Auditoren Deel auditteam: K. Kleijbergen G. Broers
Onderwerpen Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen en EVC Onderwijsontwikkeling Studeerbaarheid, studielast Gerealiseerd niveau
14.15 – 14.30
Pauze auditteam
14.30 – 15.30
Toetsen en eindniveau cluster/ opleidingen
Auditteam
Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen en EVC Onderwijsontwikkeling Studeerbaarheid, studielast Gerealiseerd niveau
15.30 – 16.15
Kennismanagement (Lectoren)
Auditteam
Ontwikkelingen rond lectoraten Kennismanagement Kennisinnovatie
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
Auditteam
Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
16.15 – 16.45 16.45 – 17.15 17.15 – 17.45
Nader te bepalen gesprekspartners
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 70
3 juni 2010. Audit SPH en MWD
Lokaal
Tijd 08.15 – 08.30 08.30 – 09.00 09.00 – 10.00
Gesprekspartners
Auditoren Auditteam
Onderwerpen Inloop en ontvangst
Auditteam
Voorbespreking
Studieprogramma SPH: leerlijn coördinatoren en programmaleider
Auditteam
10.00 – 11.00
Studenten SPH, vt
Deel auditteam: H. Stoltenborg A. Bens E. Klompenhouwer
10.00 – 11.00
Studenten SPH, dt
Deel auditteam: K. Kleijbergen G. Broers
11.00 – 11.15
Pauze
Auditteam
Opzet en invulling studieprogramma Curriculum Minoren Rol beroepenveld Rol recente ontwikkelingen Herzieningen studieprogramma Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding, toelating Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding Praktijkcomponent in de opleiding Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding, toelating Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding Praktijkcomponent in de opleiding Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Interne terugkoppeling, verificatie
11.15 – 12.15
Werkveld en alumni SPH
Auditteam
12.15 – 12.45
Opleidingscommissie SW/TP
Auditteam
12.30 – 13.30
Lunch auditteam
13.30 – 14.30
Studieprogramma MWD leerlijn coördinatoren en programmaleider
Auditteam
14.30 – 15.30
Studenten MWD, vt
Deel auditteam H. Stoltenborg A. Bens E. Klompenhouwer
Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Alumnibeleid* Curriculum Stage en afstuderen (praktijkcomponent) Minoren Studie(loopbaan)begeleiding Taken opleidingscommissie Evaluatie vakken Evaluatie OER Adviseren opleiding Voorlichting Vertegenwoordiging van studenten
Opzet en invulling studieprogramma Curriculum Minoren Rol beroepenveld Rol recente ontwikkelingen Herzieningen studieprogramma Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding, toelating Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding Praktijkcomponent in de opleiding Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 71
Lokaal
Tijd 14.30 – 15.30
Gesprekspartners Studenten MWD, dt
Auditoren Deel auditteam: K. Kleijbergen G. Broers
15.30 – 15.45
Pauze auditteam
15.45 – 16.45
Werkveld en alumni MWD
16.45 – 17.45
Docenten SPH
Deel auditteam: H. Stoltenborg A. Bens E. Klompenhouwer
16.45 – 17.45
Docenten MWD
Deel auditteam: K. Kleijbergen G. Broers
Onderwerpen Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding, toelating Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding Praktijkcomponent in de opleiding Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen
Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Alumnibeleid Curriculum Stage en afstuderen (praktijkcomponent) Minoren Studie(loopbaan)begeleiding Relatie beroepenveld Curriculum Toetsen en beoordelen Instroom Stage en afstuderen Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding Minoren Relatie beroepenveld Curriculum Toetsen en beoordelen Instroom Stage en afstuderen Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding Minoren
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 72
4 juni 2010. Audit TP Lokaal Tijd 09.00 – 10.00
Gesprekspartners Studieprogramma TP leerlijn coördinatoren en programmaleider
10.00 – 11.00
Studenten TP
Auditoren Auditteam: H. Stoltenborg A. Bens K. Kleijbergen J. Pieters E. Klompenhouwer G. Broers Auditteam
Onderwerpen Opzet en invulling studieprogramma Curriculum Minoren Rol beroepenveld Rol recente ontwikkelingen Herzieningen studieprogramma
11.00 – 11.15
Pauze
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
11.15 – 12.00
Werkveld en alumni TP
Auditteam
12.00 – 13.00
Docenten TP
Auditteam
13.00 – 13.30
Lector
Auditteam
Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Alumnibeleid Curriculum Stage en afstuderen (praktijkcomponent) Minoren Studie(loopbaan)begeleiding Relatie beroepenveld Curriculum Toetsen en beoordelen Instroom Stage en afstuderen Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding Minoren Bijdrage aan opleiding Onderzoeksopdracht Rol docenten en studenten Resultaten lectorschap Continuïteit lectorschap Samenwerking met andere lectoren
13.30 – 14.30
Lunch auditteam en oordeel
14.30 – 15.00
Plenaire terugkoppeling
Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten, alumni, werkveld
Auditteam
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 73
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 74
BIJLAGE II KWANTITATIEVE GEGEVENS VAN DE OPLEIDING MWD Studenten Bron: Kengetallen afdeling BOSA, Hogeschool Leiden voltijd
deeltijd
226
51
2009
70
16
2008
81
19
2007
91
19
2006
86
10
Vooropleiding studenten 2009-2010
mbo-4: 17,1%
mbo-4: 68,8%
havo: 70,0%
havo: 6,3%
vwo: 8,6%
vwo: 6,3%
ho: 1,4%
ho: nvt
Aantal studenten 2009 (bij meerdere lesplaatsen hier alle lesplaatsen noemen) Instroom studenten
overig: 2,9% Vooropleiding studenten 2008-2009
(incl. Coll-doc & WO)
mbo-4: 42,1%
havo: 53,1%
havo: 10,5%
vwo: 8,6%
vwo: nvt
ho: nvt
ho: 31,6% (incl. Coll-doc & WO)
overig: 15,8%
mbo-4: 24,2%
mbo-4: 47,4%
havo: 58,1%
havo: 5,3%
vwo: 6,6%
vwo: nvt
ho: nvt
ho: 10,5%
overig: 11,1% Vooropleiding studenten 2006-2007
overig:18,6%
mbo-4: 30,9%
overig: 7,4% Vooropleiding studenten 2007-2008
(incl. Coll-doc & WO)
(incl. Coll-doc & WO)
overig: 36,8%
mbo-4: 32,6%
mbo-4: 20,0%
havo: 44,2%
havo: 40,0%
vwo: 5,8%
vwo: nvt
ho: nvt
ho: 10,0%
overig:17,4%
(incl. Coll-doc & WO)
overig: 30%
(incl. Coll-doc & WO)
(incl. Coll-doc & WO)
(incl. Coll-doc & WO)
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 75
Docenten (MWD voltijd + MWD deeltijd) Bron: Management review SW&TP / Management review MWD / cijfers cluster SW&TP 17
Aantal aan de opleiding verbonden docenten
10,4 fte
Aantal fte
Docent – student ratio Docent/studentratio 1 op 26 (SW&TP sept. 2010) Personeel/studentratio 1 op 23 (SW&TP sept 2010)
Aantal docenten tevens werkzaam in beroepspraktijk
3 docenten tevens werkzaam in beroepspraktijk 3 docenten recentelijk (< 2 jaar) gewerkt in beroepspraktijk
9 docenten
Aantal docenten met een master opleiding
geen
Aantal docenten met een Phd
Aantal fte in kenniskringen
2,5 fte (totaal fte lectoren voor MWD + fte betrokkenheid docenten MWD)
Rendementsgegevens Bron: Kengetallen afdeling BOSA, Hogeschool Leiden Diplomarendement in aantallen en % na vier jaar
voltijd aantal
%
deeltijd aantal
%
cohort 2003
40
61,1
cohort 2004
63,3
nvt
cohort 2005
56,5
57,1
cohort 2006
nvt
nvt
Propedeuserendement in aantallen en % na 1 jaar
voltijd aantal
%
deeltijd aantal
%
cohort 2003
65
50
cohort 2004
53,1
nvt
cohort 2005
50
71,4
cohort 2006
42,5
16,7
cohort 2007
61,4
50,0
cohort 2008
27,5
47,4
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 76
Contacturen Bron: roostergegevens opleiding MWD Definitie: het aantal uren dat de student per week aan contact (les / begeleiding) heeft met een docent. contacturen
voltijd
deeltijd
e
14
8
e
14
8
e
3
8
e
10
8
1 leerjaar 2 leerjaar 3 leerjaar 4 leerjaar
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 77
Kwantitatieve gegevens van de opleiding SPH Studenten Bron: Kengetallen afdeling BOSA, Hogeschool Leiden voltijd
deeltijd
430
146
2009
154
60
2008
138
42
2007
139
44
Aantal studenten 2009 (bij meerdere lesplaatsen hier alle lesplaatsen noemen) Instroom studenten
2006
135
48
Vooropleiding studenten 2009-2010
mbo-4: 28,6%
mbo-4: 68,3%
havo: 61,7%
havo: 16,7%
vwo: 5,2%
vwo: nvt%
ho: 1,3%
ho: 3,3%
overig: 8,4% Vooropleiding studenten 2008-2009
mbo-4: 57,1%
havo: 71,7%
havo: 16,7%
vwo: 4,3%
vwo: 2,4%
ho: 0,7%
ho: 4,8% (incl. Coll-doc & WO)
overig: 19%
mbo-4: 79,5%
havo: 61,2%
havo: 6,8%
vwo: 10,1%
vwo: 2,3%
ho: 0,7%
ho: 2,3% (incl. Coll-doc & WO)
overig: 9,1%
(incl. Coll-doc & WO)
mbo-4: 25,2%
mbo-4: 64,6%
havo: 57,8%
havo: 12,5%
vwo: 9,6%
vwo: 2,1%
ho: 0,7%
ho: 6,3%
overig: 6,7%
(incl. Coll-doc & WO)
(incl. Coll-doc & WO)
(incl. Coll-doc & WO)
mbo-4: 22,3%
overig: 5,7% Vooropleiding studenten 2006-2007
overig: 11,7%
mbo-4: 18,1%
overig: 5,2% Vooropleiding studenten 2007-2008
(incl. Coll-doc & WO)
overig: 14,5%
(incl. Coll-doc & WO)
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 78
Docenten SPH (voltijd + deeltijd) Bron: Management review SW&TP / Management review SPH / cijfers cluster SW&TP 21 docenten
Aantal aan de opleiding verbonden docenten
18 fte
Aantal fte
Docent – student ratio
Aantal docenten tevens werkzaam in beroepspraktijk
Docent/studentratio 1 op 26 (SW&TP sept. 2010) Personeel/studentratio 1 op 23 (SW&P sept. 2010) 4 docenten SPH werkzaam in beroepspraktijk 4 docenten recent (<2 jaar) werkzaam geweest in beroepspraktijk
Aantal docenten met een master opleiding
12 docenten
Geen
Aantal docenten met een Phd
Aantal fte in kenniskringen
3,0 fte (Bijdragen lectoren in fte + bijdragen docenten SPH in fte)
Rendementsgegevens Bron: Kengetallen afdeling BOSA, Hogeschool Leiden Diplomarendement in aantallen en % na vier jaar
voltijd aantal
%
deeltijd aantal
%
cohort 2003
39,3
31,8
cohort 2004
51,8
21,4
cohort 2005
44,7
38,5
cohort 2006
nvt
nvt
Propedeuserendement in aantallen en % na 1 jaar
voltijd aantal
%
deeltijd aantal
%
cohort 2003
57,3
31,8
cohort 2004
56,6
3,6
cohort 2005
48,8
38,5
cohort 2006
39,1
28,6
cohort 2007
49,6
14,3
cohort 2008
50,0
15,0
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 79
Contacturen Bron: roostergegevens opleiding SPH Definitie: het aantal uren dat de student per week aan contact (les / begeleiding) heeft met een docent. contacturen
voltijd
deeltijd
e
14
8
e
14
8
e
3
8
e
10
8
1 leerjaar 2 leerjaar 3 leerjaar 4 leerjaar
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 80
BIJLAGE III CURRICULA VITAE EN ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN AUDITOREN De heer drs. G.J. Stoltenborg De heer Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-hbo en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. Als senior adviseur adviseert hij over onderwerpen als marktonderzoek, ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. Mevr. drs. A. Bens Mevrouw Bens heeft aan de Universiteit Gent Sociologie en aan de Vrije Universiteit Brussel Bedrijfskunde gestudeerd. Thans is zij werkzaam aan de Hogeschool Gent. Zij is hier hoofddocent op het terrein van Social Work en is tevens lid van het bestuur van de Faculteit Social Work en Welzijnsstudies. Zij coördineert internationale projecten op het terrein van social work en social education binnen de Gentse Hogeschool. Door haar werkzaamheden, met name op het terrein van internationalisatie, is zij op de hoogte van de verschillende landspecifieke curricula op het terrein van social work in Europa. Mevrouw Bens is voorzitter geweest van de visitatiecommissie die bacheloropleidingen op het terrein van Social Work heeft beoordeeld in Wallonië in 2009. De heer drs. C.J. Kleijbergen De heer Kleijbergen was van 1979 tot 2008 werkzaam bij De Rading, een jeugdzorginstelling in Utrecht. Hier was hij algemeen directeur/bestuurder. Als afgestudeerd orthopedagoog (Universiteit Utrecht, 1975) heeft hij zich sedert zijn afstuderen beziggehouden met kinderen, in het bijzonder binnen de kaders van de jeugdhulpverlening. De heer Kleijbergen heeft daarnaast ook binnen het hoger onderwijs ervaring, i.h.b. als docent binnen Fontys Hogescholen waar hij onder andere de vakken kinderpsychiatrie en orthopedagogiek doceerde. Hij voert thans een groot aantal nevenwerkzaamheden uit waarvan een aantal zich specifiek richt op jeugdzorg: Lid begeleidingscommissie onderzoek ‘tehuisplaatsing van jongeren uit etnische minderheden’ en Lid Provinciale Raad Volksgezondheid commissie Jeugdgezondheidszorg Utrecht. Mevrouw E. Klompenhouwer Mevrouw Klompenhouwer volgt de opleiding Social Pedagogische Hulpverlening aan Saxion Hogeschool en de eenjarige kopopleiding Pedagogiek. De heer drs. G.W.M.C. Broers De heer Broers werkt sinds 1998 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 81
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 82
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 83
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 84
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 85
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 86
BIJLAGE IV WERKWIJZE, BEOORDELINGSPROCEDURE EN BESLISREGELS HOBÉON Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de betreffende opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de opleiding en haar varianten geldt het volgende. Het auditteam heeft het opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding TP op hbo-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: 1 Documentanalyse Management Review; Studiegids; Onderwijs- en Examenregeling– OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: o strategische keuzen en de positie in de markt, o interne organisatie, o de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, o ontwikkelingen in het beroepenveld, o beroeps- en opleidingsprofielen, o (validatie) eindkwalificaties, o curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, o werkvormen, o toetsing en beoordeling, o kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, o internationalisering, o instroombeleid, o studiebegeleiding, o onderwijsrendement. Op basis van de door opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
2 Visitatie De visitatie was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie, uitgevoerd door een auditteam bestaande uit een kernteam met daarin twee externe onafhankelijke deskundigen, een student van een verwante opleiding, een voorzitter en een secretaris vanuit Hobéon Certificering.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 87
Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; detailbeschrijving van modules en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden.
Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 88
Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;17 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
17
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering~ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleidingen SPH en MWD, Hogeschool Leiden, 1.0~ 89