STUDIEGIDS 2015-2016
Sociaal Pedagogische Hulpverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS
DEELTIJD/DUAAL
2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 3 Inleiding ................................................................................................................................................ 5 Deel 1: Studiegids ................................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 1 1.1
Visie op het onderwijs .................................................................................................. 7
Uitgangspunten van het onderwijs ...................................................................................... 7
Hoofdstuk 2
Lesdagen en vakanties .............................................................................................. 10
2.1
Lesdagen en lestijden ........................................................................................................ 10
2.2
Jaarplanning studiejaar 2015-2016 ................................................................................... 11
Hoofdstuk 3
Doelen van de opleiding ............................................................................................ 12
3.1
Waar de Sociale Studies voor opleiden ............................................................................ 12
3.2
De opleidingen in het domein Sociale Studies .................................................................. 13
3.3
Dublindescriptoren: Internationale onderwijsnormen ........................................................ 14
3.4
Beroepstaken en eindkwalificaties/competenties SPH ..................................................... 14
3.5
Waar kun je werken? ......................................................................................................... 17
Hoofdstuk 4
Opbouw van de opleiding .......................................................................................... 18
4.1
Onderwijsaanbod Sociaal Pedagogische Hulpverlening ................................................... 19
4.2
Drie opleidingsniveaus ...................................................................................................... 19
4.3
Uitstroomprofielen.............................................................................................................. 20
4.4
Praktijk als leerbron ........................................................................................................... 21
4.5
Minoraanbod van de opleiding .......................................................................................... 26
4.6
Tentamens, integrale toetsen en examens ....................................................................... 27
4.6.1
Tentamens ......................................................................................................................... 31
4.6.2
Integrale toetsen ................................................................................................................ 31
4.6.3
Examens ............................................................................................................................ 31
4.7
Toetsen van taal als onderdeel van professionele communicatie..................................... 32
4.8
Toetsprogamma................................................................................................................. 32
4.8.1
Toetsprogramma deeltijd ................................................................................................... 32
4.8.2
Toetsprogramma duaal ..................................................................................................... 34
4.9
Aanwezigheidsregeling ...................................................................................................... 35
Hoofdstuk 5
Leercoaching en studieloopbaanbegeleiding ............................................................ 37
Hoofdstuk 6
Praktische informatie ................................................................................................. 38
Hoofdstuk 7
Interne organisatie ..................................................................................................... 39
7.1
Faculteiten, domeinen en instituten ................................................................................... 39
7.2
FGGM: management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau............................. 39
7.3
Overleg en communicatie op instituutsniveau ................................................................... 42
7.4
Examencommissie en Commissie Toelatingsonderzoek FGGM (leden) .......................... 43
7.5 Medezeggenschap van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau (leden) .................................................................................................................. 44 7.6
Kwaliteitszorg op instituutsniveau...................................................................................... 46
Hoofdstuk 8 8.1
Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau ....................................... 48
Voorzieningen op locatie Kapittelweg................................................................................ 48 3
8.2
Studentenondersteuning ................................................................................................... 50
8.3
Studenteninformatievoorziening ........................................................................................ 53
8.4
Overige voorzieningen ....................................................................................................... 54
8.5
Taalondersteuning ............................................................................................................. 56
8.6
Studeren met een functiebeperking of chronische ziekte ................................................. 57
Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens .......................................................... 60 Deel 3: Beschrijving van het onderwijs .................................................................................................. 61 Hoofdstuk 1
Curriculumoverzichten ............................................................................................... 62
1.1
Samenstelling propedeutische fase (deeltijd, duaal) ......................................................... 62
1.2
Samenstelling postpropedeutische fase (deeltijd, duaal) .................................................. 63
Hoofdstuk 2 2.1
Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen propedeutische fase ............... 65
Onderwijseenheden deeltijd en duaal, niveau 1, studiejaar 1 ........................................... 65
Hoofdstuk 3
Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen postpropedeutische fase ......... 75
3.1.1
Onderwijseenheden deeltijd, niveau 2, studiejaar 2 .......................................................... 75
3.1.2
Onderwijseenheden deeltijd, niveau 3, studiejaar 3 en 4 .................................................. 91
3.1.3
Onderwijseenheden, duaal, niveau 2, studiejaar 2 ......................................................... 106
3.1.4
Onderwijseenheden, duaal, niveau 3, studiejaar 3 en 4 ................................................. 123
3.2.1
Integrale toets deeltijd/duaal, hoofdfase, niveau 2, studiejaar 2 ..................................... 138
3.2.2
Integrale toets deeltijd/duaal, hoofdfase, niveau 3, studiejaar 4 ..................................... 139
Hoofdstuk 4
Verkorte programma’s ............................................................................................. 141
Hoofdstuk 5
Gecertificeerd minoraanbod van de opleiding ......................................................... 142
Hoofdstuk 6
Opsomming onderwijseenheden van AD-graad naar Bachelorgraad ..................... 143
Hoofdstuk 7
Eindkwalificaties HBO-bachelorgraad ..................................................................... 144
Bijlagen ................................................................................................................................................ 145 Bijlage 1: Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut ..................................................... 146 Bijlage 2: Relevante namen en adressen ........................................................................................ 153 Bijlage 3: Plattegrond ....................................................................................................................... 156
4
Inleiding Deze studiegids is onderdeel van het Opleidingsstatuut Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) (deel 1 en 3). In deel 1 van deze studiegids vind je informatie over de deeltijd- en duale opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Naast de opbouw van het onderwijs wordt beschreven welke beroepstaken en competenties in je opleiding centraal staan. Verder krijg je informatie over de organisatie van de opleiding, de invulling van studieloopbaanbegeleiding en de faciliteiten die er binnen de opleiding, het instituut of de HAN voor jou zijn. Ook krijg je de algemene informatie die voor alle HAN-studenten geldt, zoals de jaarplanning, de vakanties en de tentamen- en herkansingsperiodes. In deel 3 vind je onder meer een beschrijving van de onderwijseenheden en tentaminering, de integrale toetsen en de minoren van de opleiding. Je kunt het Opleidingsstatuut vinden op Scholar, de website van de HAN en op HAN Insite. We wensen je veel succes én veel plezier bij je studie.
5
Deel 1: Studiegids
6
Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs 1.1
Uitgangspunten van het onderwijs
Beroepsonderwijs In elke opleiding van de hogeschool word je, als student, opgeleid tot startbekwaam beroepsbeoefenaar. Maar je leert meer. Je doet gedurende de opleiding niet alleen kennis op, je spiegelt deze ook aan de mening van anderen. Op die manier leer je keuzes te maken en je een mening te vormen over je vakgebied. Dat geeft je de mogelijkheid vakkennis en vakbekwaamheid toe te passen in nieuwe, onbekende en deels onvoorziene situaties. De maatschappij / het werkveld heeft behoefte aan mensen die oplossingen bedenken voor nieuwe problemen. We leren je kennis, een professionele houding en vaardigheden aan die je helpen om je werk als professional goed te doen en om te blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Als je dat bereikt, ben je bekwaam (competent) voor het beroep. Goed beroepsonderwijs is afgestemd op ontwikkelingen in de samenleving en in het beroepenveld. Continu wordt aansluiting gezocht bij wat er wordt gevraagd van afgestudeerden; vorm en inhoud van het onderwijs zijn permanent in ontwikkeling met als doel om je zo goed mogelijk voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Leren via beroepstaken Een belangrijke kernwaarde binnen de HAN is de centrale rol van de beroepspraktijk in het onderwijs. Het is onze opdracht je op te leiden tot een startbekwame beroepsbeoefenaar. Het leren via beroepstaken is daarbij een sturend uitgangspunt. Beroepstaken zijn betekenisvolle, hele taken zoals deze in al hun complexiteit in de werkelijkheid door de beroepsbeoefenaar worden uitgevoerd. “Hele” taak wil zeggen dat deze niet wordt opgeknipt in deelaspecten maar door jou steeds in zijn totaal wordt geoefend. De meeste beroepstaken doen een beroep op meerdere competenties. Theorie en praktijk vormen de basis van je studie bij de HAN. De toepassing van de theorie in de dagelijkse praktijk staat daarbij centraal. In de opleiding werk je aan opdrachten die rechtstreeks aan de praktijk zijn ontleend. Je oefent ook in de praktijk zelf met de beroepstaken uit de praktijk. Wij richten ons daarom op realistische beroepstaken. Door te werken met beroepstaken die representatief zijn voor het beroep, ontwikkel je in de loop van de opleiding de competenties waarmee je na het behalen van je bachelordiploma als beginnend beroepsbeoefenaar op hbo-niveau kunt werken. De competenties en de beroepstaken komen door de hele opleiding als een rode draad terug, steeds op een hoger niveau. De opleidingsniveaus vind je in paragraaf 4.2 van deel 1. Creatief profiel De opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening heeft een creatief profiel. Dit betekent dat er in de opleiding extra nadruk wordt gelegd op het ontwikkelen van creativiteit op twee aspecten: 1. Een professional die originele en bruikbare oplossingen voor problemen binnen het vakgebied kan vinden en hanteren. Dit concept sluit aan bij de landelijke SPH-visie. 2. Het hanteren van muzisch-ludische media in de beroepsuitoefening. Dit concept is een specifieke keus van SPH Nijmegen en kleurt daarmee het creatief profiel. Zelfsturing Met ons onderwijs willen wij je leren om zelfstandig beroepstaken uit te voeren, je beroepshandelen te verbeteren en zelfstandig je loopbaan te ontwikkelen. Het gaat niet alleen om het succesvol afronden van je studie, maar ook om het blijvend succesvol functioneren in het werkveld. Voor jou zal het neerkomen op een geleidelijke ontwikkeling van minder naar meer zelfsturing en van afnemende sturing door docenten. Je leert in de opleiding hoe je door een actieve inzet optimaal kunt leren en je leert vaardigheden die je helpen om − ook na je studie − te blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Aan het einde van je opleiding verwachten we meer zelfsturing van je dan aan het begin. Logisch, want het is natuurlijk de bedoeling dat je groeit in je ontwikkeling. Uiteindelijk ben je zelf verantwoordelijk voor je eigen groeiproces, maar waar nodig staat je studieloopbaanbegeleider (deeltijd/duaal: leercoach) je met raad en daad terzijde. Zelfsturing gaat over HOE je leert (steeds zelfstandiger) en over WAT je leert: het kiezen van de inhoud. Verderop kun je lezen welke keuzemogelijkheden er zijn. 7
Flexibilisering Flexibilisering is een belangrijk uitgangspunt. Je hebt in ieder geval 30 studiepunten vrije keuzeruimte in je opleiding om je opleiding te verbreden of te verdiepen. Wij noemen die keuzeruimte een minor. Hierdoor heb je de mogelijkheid je te richten op specifieke vragen van de arbeidsmarkt en je geeft vorm aan eigen profilering. Voor excellente studenten zijn er mogelijkheden om extra onderwijs te volgen in de vorm van een extra minor of extra onderwijseenheden. Zie ook: Onderwijs en Examenregeling, Artikel 3.7 Uitbreiding studielast. De voltijdopleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening is in het studiejaar 2013-2014 gestart met het excellentieprogramma SPH-Plus (tweetalig Nederlands en Duits voltijdonderwijs). Zie ook: Studiegids Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Uitstroomprofielen Studenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), Pedagogiek (PED) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) die geïnteresseerd zijn in de geestelijke gezondheidszorg, de gehandicaptenzorg of in de jeugdzorg kunnen kiezen voor een uitstroomprofiel. Middels een uitstroomprofiel worden studenten niet alleen breed opgeleid maar ook specifiek toegerust voor een baan in een bepaald werkveld. Bij MWD kan je het uitstroomprofiel GGZ-agoog of het uitstroomprofiel Jeugdzorg volgen. Bij PED kan je het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg of het uitstroomprofiel Jeugdzorg volgen. Bij SPH kan je het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg of het uitstroomprofiel GGZ-agoog of het uitstroomprofiel Jeugdzorg volgen. Zie voor meer informatie paragraaf 4.3 van deel 1. Internationale oriëntatie De sociale opleidingen willen professionals afleveren die in staat zijn om te gaan met culturele diversiteit en die hun beroep in internationaal perspectief kunnen ontwikkelen, zowel wanneer deze professionals werkzaam zijn in eigen land als in het buitenland. Onderdeel van je opleiding is dan ook dat je je voorbereidt op een steeds intercultureler wordende beroepspraktijk. Wanneer je in je opleiding tot sociale professional een oriëntatie aangeboden krijgt op de internationale aspecten van je toekomstige beroep en/of ook vanuit een internationaal perspectief naar je beroep leert kijken, maakt dat jou een betere en kritischer professional. Een blik op het buitenland is noodzakelijk, omdat kennis en ervaring vanuit het buitenland het handelen vanuit je eigen cultuur relativeert. Ook leidt het ertoe dat je als reflectieve professional flexibeler bent en meer open kunt staan voor feedback. Kennis over en ervaring met het sociale beroep in andere landen helpen je om kritisch te kijken naar het beroep in Nederland en stimuleren je om actief te zoeken naar innovaties. Internationalisering en interculturalisering komen in je opleiding op verschillende manieren aan bod. Er is in het onderwijs ruimte gemaakt voor kennis van de internationale context van het beroep. Je krijgt te maken met internationale casuïstiek, anderstalige literatuur, internationale gastdocenten en uitwisseling met buitenlandse studenten. Deze uitwisseling vindt bijvoorbeeld plaats in een international classroom, maar ook in de International Week voor tweedejaars studenten en op de World Social Work Day, die beide jaarlijks georganiseerd worden. Deze uitwisseling kan ook ‘online’ plaatsvinden: via Collaborative Online International Learning is het bijvoorbeeld mogelijk om met studenten van internationale universiteiten en hogescholen samen te werken aan opdrachten. Daarnaast is er uiteraard de mogelijkheid om een deel van je stage en / of studie (bijvoorbeeld de minor) in het buitenland te volgen. International Week. In studiejaar 2015-2016 wordt de International Week georganiseerd van 2 tot en met 5 februari 2016. Het doel van deze International Week is om jou in contact te brengen met de internationale context van het sociale werk. Tijdens deze week wordt alle tweedejaars studenten een programma aangeboden vol lezingen en workshops over internationale ontwikkelingen in het werkveld, cultuurverschillen, (internationale) organisaties en de door hen gebruikte methoden. Deze lezingen en workshops worden verzorgd door (internationale) gastdocenten. Daarnaast wordt er een uitwisseling tussen eigen studenten en internationale studenten tot stand gebracht. Om te zorgen dat je volop van deze week kunt leren, heeft je opleiding een opdracht gekoppeld aan de International Week. Instructie ontvang je in een voorbereidende bijeenkomst en de week wordt afgesloten met een presentatie van de resultaten.
8
World Social Work Day. De World Social Work Day is op dinsdag 15 maart 2016. De World Social Work Day wordt internationaal gevierd. Het is een dag in het jaar waarin we stilstaan bij de verworvenheden en successen van het sociaal werk. Ook jouw opleiding besteedt hier aandacht aan en organiseert jaarlijks samen met de andere sociale opleidingen voor haar studenten en docenten een World Social Work Day-debat. In verschillende vormen gaan studenten, docenten en professionals uit de praktijk in gesprek over belangrijke thema’s en ontwikkelingen in het sociaal werk. Onderwijsleergemeenschappen De opleidingen werken aan het inrichten van onderwijsleergemeenschappen. Dit zijn kleinschalige samenwerkingsverbanden waarin studenten, docenten en werkveld samen een optimale leeromgeving voor de studenten realiseren. Zo’n leeromgeving is uitdagend en stimulerend: studenten, docenten, lectoren en werkveld gaan samen actief op zoek naar actuele ontwikkelingen in het werkveld en het beroep en de rol van de professional daarin. De onderwijsleergemeenschap zoekt uit hoe studenten zich daarop goed kunnen voorbereiden en hoe docenten en praktijkbegeleiders hen daarbij kunnen ondersteunen. Er bestaan onderwijsleergemeenschappen binnen lectoraten, waarin studenten, docenten, professionals uit het werkveld en lectoren onderzoek doen rondom een gemeenschappelijk thema. Bijvoorbeeld het project HAN BOOTcamp waarin op locatie gewerkt wordt aan wijk- en buurtverbeteringen. Sinds studiejaar 2013-2014 is een onderwijsleergemeenschap voor deeltijdstudenten, docenten en werkveld ingericht. Toetsing en beoordeling Of je in voltijd, in deeltijd of duaal studeert, je wordt getoetst op dezelfde, voor de opleiding geformuleerde eindkwalificaties. Daarbij wordt gestreefd naar een maximale validiteit en betrouwbaarheid. Bij validiteit stellen we ons de vraag of het tentamen dat meet wat hij zou moeten meten. Bij betrouwbaarheid kijk je naar de vergelijkbaarheid van de resultaten. Onderwijseenheden Onderwijseenheden zijn georganiseerd rondom beroepstaken. Onderwijseenheden hebben als basis een omvang van 7,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. In het belang van de kwaliteit van het onderwijs kan een onderwijseenheid een studielast van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan omvatten. Zij worden geprogrammeerd binnen de vier onderwijsperioden van het HAN-jaarrooster. Studieloopbaanbegeleiding(voltijd) / Leercoaching (deeltijd/duaal) De HAN hecht er aan je zorg en ondersteuning te bieden bij het studeren aan de HAN en bij het inrichten van je studie. Studieloopbaanbegeleiding is daarom een belangrijk aspect van het HAN onderwijs. De studieloopbaanbegeleider (voltijd) / leercoach (deeltijd) helpt je bij het ontwikkelen van de zelfsturing die je nodig hebt om je studie te volbrengen. Naast het bovengenoemde is hij voor jou het eerste aanspreekpunt in bijzondere situaties, bijvoorbeeld als de studie niet zo verloopt als je gepland had of bij langdurige ziekte of functiebeperking. De studieloopbaanbegeleider kan je helpen wegen te zoeken om je resultaten bij de studievoortgang te verbeteren. Een bijzondere taak van de studieloopbaanbegeleider is het ondersteunen bij het kiezen van een minor in de hoofdfase van je opleiding. Wat wordt van de student gevraagd De vraag of je je doelen bereikt, is voor een belangrijk deel afhankelijk van je eigen inzet. Wij verwachten dat je doordachte keuzes maakt in je leerproces, dat je actief deelneemt aan het onderwijs, dat je aanwezig bent en je tijd vrijmaakt voor zelfstudie. Alleen dan kun je je studie succesvol afronden. Je krijgt het druk, maar de beloning is hoog: je beheerst straks een prachtig vak waar je je hele leven plezier van hebt.
9
Hoofdstuk 2 Lesdagen en vakanties 2.1
Lesdagen en lestijden
Specifieke informatie voor de routes SPH deeltijd/duaal Nederlands S-route (september 2015-2016) Route propedeuse deeltijd/duaal Nederlands hoofdfase 1 deeltijd/duaal Nederlands hoofdfase 2 deeltijd/duaal Nederlands hoofdfase 3 deeltijd/duaal Nederlands
vaste lesdag(en) 1 Dinsdag Vrijdag Dinsdag Donderdag
F-route (februari 2016) Route propedeuse deeltijd/duaal Nederlands hoofdfase 1 deeltijd/duaal Nederlands hoofdfase 2 deeltijd/duaal Nederlands
vaste lesdag(en) 2 Dinsdag** Maandag Vrijdag
De data van de trainingsweken/themadagen deeltijd Nederlands en deeltijd Duits worden apart bekendgemaakt. De lesdagen van de minor zijn afhankelijk van de gekozen minor. * Een deel van de groepen heeft de ene dag als vaste lesdag, een ander deel de andere dag ** Start onder voorbehoud van voldoende aanmeldingen. Standaardoverzichten van lesuren en lestijden Lesuur Lestijd
1 2
0
08:00
08:45
1
08:45
09:30
2
09:30
10:15
pauze 3
10:30
11:15
4
11:15
12:00
5
12:00
12:45
6
12:45
13:30
7
13:30
14:15
8
14:15
15:00
pauze 9
15:15
16:00
10
16:00
16:45
11
16:45
17:30
12
17:30
18:15
13
18:15
19:00
14
19:00
19:45
15
19:45
20:30
16
20:30
21:15
17
21:15
22:00
Onder voorbehoud Onder voorbehoud
10
2.2
Week
Jaarplanning studiejaar 2015-2016 Datum
P/week
Onderwijsweek
Bijzonderheden
34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
17-aug-15 start 1 24-aug-15 start 2 31-aug-15 1.1 3 7-sep-15 1.2 4 14-sep-15 1.3 5 21-sep-15 1.4 6 28-sep-15 1.5 7 5-okt-15 1.6 8 12-okt-15 1.7 9 19-okt-15 1.8 10 26-okt-15 herfstvakantie 2-nov-15 1.9 11
46
9-nov-15
2.1
12
47
16-nov-15
2.2
13
48 49 50 51 52 53 1 2 3 4
23-nov-15 2.3 14 30-nov-15 2.4 15 7-dec-15 2.5 16 14-dec-15 2.6 17 21-dec-15 kerstvakantie 28-dec-15 kerstvakantie 4-jan-16 2.7 18 11-jan-16 2.8 19 18-jan-16 2.9 20 25-jan-16 2.10 21
Kerstmis, vrijdag 25 + zaterdag 26 december Nieuwjaar, vrijdag 1 januari 2016
5
1-feb-16
Start 2e semester. International Week
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
8-feb-16 15-feb-16 22-feb-16 29-feb-16 7-mrt-16 14-mrt-16 21-mrt-16 28-mrt-16 4-apr-16 11-apr-16
16
18-apr-16
4.1
32
17
25-apr-16
4.2
33
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 - 33 34
2-mei-16 meivakantie 9-mei-16 4.3 34 16-mei-16 4.4 35 23-mei-16 4.5 36 30-mei-16 4.6 37 6-jun-16 4.7 38 13-jun-16 4.8 39 20-jun-16 4.9 40 27-jun-16 4.10 41 4-jul-16 afsluit 42 11-jul-16 afsluit 43 18-jul-16 zomervakantie 22-aug-16 start 1
3.1
22
voorjaarsvakantie 3.2 23 3.3 24 3.4 25 3.5 26 3.6 27 3.7 28 3.8 29 3.9 30 3.10 31
Herkansingen / opstart HAN-Introductie Start 1e semester
24 t/m 1 november
Carnaval 7 t/m 9 februari
World Social Work Day: dinsdag 15 maart Goede vrijdag, 25 maart Pasen, zondag 27 + maandag 28 maart
Koningsdag, woensdag 27 april Bevrijdingsdag + Hemelvaartsdag, donderdag 5 mei Pinksteren, zondag 15 + maandag 16 mei
Diploma-uitreikingen / jaarafsluiting Diploma-uitreikingen / jaarafsluiting Herkansingen / opstart
11
Hoofdstuk 3 Doelen van de opleiding 3.1
Waar de Sociale Studies voor opleiden 3
De HAN verzorgt 6 opleidingen voor sociale professionals: Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijke werk en Dienstverlening (MWD), Sociaal Pedagogische hulpverlening (SPH), Pedagogiek, Creatieve Therapie opleidingen (CTO) en Toegepaste Psychologie (TP). Grofweg zijn deze HAN-opleidingen als volgt te kenmerken 4: CMV, MWD en SPH) hebben een lange traditie als sociaal-agogische ofwel ‘social work-opleidingen‘. Later heeft pedagogiek (met als kern educatie / opvoedkunde) zich daarbij gevoegd. De opleidingen Creatieve Therapie en Toegepaste Psychologie hebben ‘social work’ mede als basis, maar kennen daarnaast een sterke gerichtheid op een geheel eigen beroepsdomein (CTO) of body of knowledge (TP). In de beroepspraktijk kunnen afgestudeerden van de Sociale Studies van de HAN te maken krijgen met onderwerpen op het brede terrein van de zorg en welzijn in diverse settingen, van straathoek, sportclub, wijkcentrum en arbeidsorganisaties tot instellingen voor langdurige zorg en (psychiatrische) ziekenhuizen. Regelmatig zullen zij samenwerken met werkers die zijn opgeleid bij studies op het terrein van de (para)medische gezondheidszorg. Het sterkst geldt dit voor creatief therapeuten en toegepaste psychologen. Sociale professionals richten zich op het bevorderen van de kwaliteit van leven van mensen in hun sociale omgeving: gezin/familie, vrienden, buurt, en samenleving. De internationale definitie van sociaal werk uit 2014 stelt het zo: Het doel van sociale professionals is om mensen in staat te stellen hun mogelijkheden ten volle te ontwikkelen, hun leven te verrijken en sociale problemen te voorkomen. Het sociale werk is voortgekomen uit humanitaire en democratische idealen. Het is gebaseerd op mensenrechten en streven naar gelijkheid, waarde en waardigheid voor alle mensen en sociale rechtvaardigheid. De sector zorg en welzijn is voortdurend in beweging onder invloed van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. In het tweede decennium van de 21e eeuw voltrekken zich in Nederland een aantal ingrijpende veranderingen, die zijn vastgelegd in vier wetten: de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning), de Wet Langdurige Zorg, de Participatiewet en de Wet op de Jeugdzorg. Veranderingen in de samenleving en de noodzaak om sociale ondersteuning en hulpverlening betaalbaar te houden hebben geleid tot deze wetten, die het einde van de verzorgingsstaat betekenen. Het streven is zo groot mogelijke zelfregie en volwaardige participatie voor alle mensen. Daarbij wordt een groter beroep gedaan op de zelfredzaamheid en onderlinge ondersteuning in de eigen omgeving. In de (para)medische gezondheidszorg zien we soortgelijke ontwikkelingen om mensen zo min mogelijk afhankelijk te maken van professionele zorgverlening. Preventie, ofwel: voorkomen dat mensen zorg of ondersteuning nodig hebben, is een steeds belangrijker aandachtsgebied waarop de sociale en (para)medische professionals samenwerken. De bedoelingen van de nieuwe wetten passen bij de uitgangspunten van sociale professionals zoals die verwoord zijn in de internationale definitie van sociaal werk en in de beroepsprofielen van creatief therapeuten en toegepast psychologen. Als deskundigen op het gebied van interactie tussen mensen en hun omgeving hebben sociale professionals de opdracht om deze bedoelingen te realiseren. Sociale professionals weten dat zij oog moeten hebben voor de mogelijkheden en de grenzen van de nieuwe werkwijzen. Ontwikkelingen in de samenleving kunnen voor individuen en groepen mensen verschillend uitpakken, al naar gelang hun mogelijkheden en beperkingen, hun gezondheid, hun sociale en economische omstandigheden en hoe zij geleerd hebben daarmee om te gaan. Door internet en sociale media zijn kennis en informatie steeds makkelijker bereikbaar voor steeds meer mensen. Veel mensen worden mondiger en willen meer zeggenschap over hun eigen leven en nemen zelf kleinschalige sociale initiatieven in buurt of wijk, zoals bijvoorbeeld: Bronnen: Gezondheidsraad (2014). Sociaal werk op solide basis. Den Haag: Gezondheidsraad. Publicatie nr. 2014/21. International Federation of Social Work (2014). Definition of Social Work. Ontleend aan: http://ifsw.org/policies/definition-ofsocial-work/ Verkenningscommissie HSAO (2014). Meer van Waarde. Kwaliteitsimpuls en ontwikkelrichting voor het hoger sociaal agogisch onderwijs. Den Haag: Vereniging Hogescholen. 4 Verkenningscommissie HSAO (2014). Meer van Waarde. Kwaliteitsimpuls en ontwikkelrichting voor het hoger sociaal agogisch onderwijs. Den Haag: Vereniging Hogescholen, pp. 13-14. 3
12
-
het opzetten van onderlinge uitruil van diensten, bijvoorbeeld klusjes in huis, boodschappen, invullen van formulieren, gezelschap, advies bij opvoedingsvragen; het opzetten van een ontmoetingsplek of een sportmiddag voor jongeren; initiatieven die buurtgenoten met elkaar in contact brengen zoals een buurtquiz, een telefooncirkel, een wandeling of excursie. vrijwilligerswerkplaatsen voor het opdoen van werkervaring voor (langdurig) werklozen; coaching door vrijwilligers voor vroegtijdige schoolverlaters, voor mensen met schulden of voor ex-gedetineerden; lotgenotencontacten tussen (psychisch) zieken of verslaafden.
De rol van de sociale professional die in de wijk werkzaam is, is veranderd van de organisator van dergelijke activiteiten naar ondersteuner van groepen mensen die zelf sociale initiatieven uitvoeren. Een minder gewenst effect van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen is dat technologische veranderingen en het grotere beroep op zelfregie de samenleving ook ingewikkelder en complexer maken. Voor kwetsbare mensen is het daardoor lastiger om volwaardig mee te doen wat betreft opleiding, betaald werk, (openbaar) vervoer en culturele voorzieningen. Zij worden minder zelfredzaam en moeten meer beroep op anderen doen. Als het hen niet lukt om deze hulp in hun eigen omgeving te krijgen kunnen zij niet volwaardig meedoen en lopen kans te vereenzamen. In deze gevallen is individuele professionele hulp nodig om aansluiting bij de eerder genoemde buurt- en wijkinitiatieven te vinden. Soms krijgen mensen te maken met een opeenstapeling van problemen waarvoor onderlinge hulp in de buurt niet toereikend is. Ook dan speelt professionele ondersteuning een rol, waarbij zoveel mogelijk zelfregie en onafhankelijkheid van die professionele ondersteuning het doel blijft. Deze sociale ondersteuning is gericht op het tijdig signaleren van problemen, op een snelle aanpak en op voorkomen van erger. Gaat het om complexe gezins- en opvoedingsproblemen dan is het motto: één gezin, één plan, één regisseur, om te zorgen dat de verschillende problemen in samenhang worden aangepakt. Deze sociale ondersteuning speelt zich vooral af in buurten en wijken, vanuit sociale wijkteams of andere voorzieningen. De sociale professionals schakelen daarbij zoveel mogelijk de mensen uit de eigen omgeving in. Het kan gaan om tijdelijke ondersteuning, maar ook om langer durende ondersteuning, bijvoorbeeld nazorg om terugval te voorkomen of ondersteuning bij chronische problematiek. Als de complexiteit van de problematieken het vraagt, zal de professional uit het wijkteam doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp, bijvoorbeeld bij ernstige beperkingen of (geestelijke) gezondheidsproblemen. Een groot deel van creatieve therapie is gericht op dergelijke specialistische behandeling. Ook bij gespecialiseerde hulp is het streven deze zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving te laten plaatsvinden, bijvoorbeeld aangehaakt aan een wijkteam, een huisartsenpraktijk of een (behandel)team dat in de wijk werkt. Sociale ondersteuning of behandeling is meestal vrijwillig, maar kan ook in een gedwongen kader plaatsvinden, bijvoorbeeld bij gedwongen opname in de psychiatrie of bij justitiële maatregelen. 3.2
De opleidingen in het domein Sociale Studies
De meeste van de hierboven beschreven wetten zijn per 1 januari 2015 ingegaan. Hoe de veranderingen zullen uitpakken is nog niet bekend. Studenten van de sociale studies van de HAN zullen tijdens hun opleiding meewerken aan het invullen, het volgen en waar nodig verbeteren van de ingezette veranderingen. Daarbij zullen zij onderling samenwerken met studenten van de andere sociale opleidingen (vooral de studenten CMV, MWD, SPH en Pedagogiek) en met studenten van verwante opleidingen uit het domein gezondheidszorg. Het is mogelijk dat de ontwikkelingen in het werkveld zullen leiden tot een andere indeling van de sociale studies. Voorlopig hanteren we nog de indeling in 6 opleidingen, met elk hun eigen opleidingsprofiel. Een korte typering van de sociale opleidingen van de HAN: •
Creatieve therapie Opleidingen (CTO) (beeldende, drama-, muziek- en psychomotorische therapie). De professionals behandelen mensen met ontwikkelingsstoornissen, psychiatrische problemen, psychosociale problemen en somatische klachten.
•
Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV). De professionals ontwerpen en organiseren programma’s die mensen activeren, ondersteunen en verbinden waardoor zij in staat zijn deel te nemen aan het maatschappelijke en culturele leven. 13
•
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). De professionals begeleiden mensen bij psychosociale en materiële problemen. Soms één op één, maar vaak ook groepsgewijs of samen met het netwerk van mensen zelf en/of vrijwilligers. Zij zijn gericht op het versterken van de eigen kracht van mensen en op het vergroten van de sociale kwaliteit van de maatschappij als geheel.
•
Pedagogiek. De professionals houden zich bezig met opvoedingsvraagstukken, ondersteunen en begeleiden daarbij zowel jeugdigen als ouders en andere betrokkenen.
•
Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH). De professionals zijn sleutelfiguren die mensen met zeer uiteenlopende problematiek ondersteunen in het vormgeven van het dagelijks leven, gericht op een zinvol bestaan en maatschappelijke participatie.
•
Toegepaste Psychologie (TP). De professionals ondersteunen en begeleiden mensen en organisaties systematisch door: gedrag te beoordelen met behulp van psychodiagnostiek en assessment, gedrag te beïnvloeden door coaching en training met behulp van psychologische interventies, en de beroepspraktijk te verbeteren door praktijkgericht onderzoek te doen.
3.3
Dublindescriptoren: Internationale onderwijsnormen
Welke opleiding je op de HAN ook volgt, tijdens je studieloopbaan ontwikkel je je beroepscompetenties in ieder geval tot het niveau dat is vastgelegd in de zogeheten Dublindescriptoren (DD), de internationale normen voor het hoger onderwijs. In je opleiding zijn deze descriptoren verwerkt in de beoordelingscriteria van de verschillende competenties. Descriptor 1: Kennis en inzicht • Kennis en inzicht hebben in het vakgebied waarin je wordt opgeleid. • Kennis hebben van recente ontwikkelingen op je vakgebied. Descriptor 2: Toepassen van kennis en inzicht • Kennis en inzicht op je vakgebied op professionele wijze kunnen toepassen. • Argumentaties voor het oplossen van complexe problemen op je vakgebied kunnen opstellen en verdiepen. Descriptor 3: Oordeelsvorming • Relevante gegevens (op je vakgebied) kunnen verzamelen en interpreteren. • Relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten kunnen afwegen in je oordeelsvorming. Descriptor 4: Communicatie • Informatie, ideeën en oplossingen kunnen overbrengen op zowel specialisten als leken op je vakgebied. • Sociaal en communicatief handelen. • Multidisciplinair samenwerken. Descriptor 5: Leervaardigheden • De leervaardigheden bezitten om je zelfstandig verder te ontwikkelen en te scholen. • Reflecteren op je eigen handelen. 3.4
Beroepstaken en eindkwalificaties/competenties SPH
Eindkwalificaties van de opleiding SPH: beroepscontext en competenties Om de studie SPH succesvol af te ronden, ga je op verschillende manieren aan de slag. Je leert de diverse aspecten van het vak − de beroepstaken − onder de knie te krijgen. Beroepstaken vormen een belangrijk onderdeel van het HAN-onderwijs. Beroepstaken zijn complexe, hele taken uit de beroepspraktijk, waaraan het beroep integraal geleerd kan worden. Beroepstaken worden op elk 14
diploma vermeld, voorafgaand aan de naam van de OWE. Het is dus van belang dat de namen van de beroepstaken adequaat en betekenisvol geformuleerd zijn. Het programma van Sociale Studies deeltijd als integrale sociaal werk opleiding wordt breed ingevuld en sluit aan bij de actuele beroepspraktijk. De benaming van de beroepstaken wijkt af bij DT/Duaal ten opzichte van de voltijd door het meer generieke karakter van het onderwijs, wat in gezamenlijkheid met MWD en Pedagogiek wordt aangeboden. De voltijdopleiding SPH gebruikt de competentieset die in 2014-2015 van toepassing was, omdat het wijzigen van deze set in alle documenten en studiehandleidingen niet haalbaar was voor het nieuwe schooljaar en het kwalitatief een goede competentieset is. Doordat de deeltijdopleiding met een nieuw curriculum start, gebruiken zij al wel de nieuwe competentieset. De beroepstaken deeltijd en duaal instroom vanaf september 2015 Equivalent met Beroepstaken Sociale Studies deeltijd / duaal MWD Pedagogiek Een begeleidingsrelatie opbouwen PSH, CIH OB, ZPO Begeleiding geven, evalueren en afronden PSH, CIH OB, ZPO Begeleiden van participatie PSH, OB SEP Verantwoorden en verbeteren KBO KB, O&I (van dienstverlening en randvoorwaarden) Profileren en ontwikkelen van je beroep PO LPO
SPH 5 MH MH MH WA PO
De eindkwalificaties voor SPH DT/DU bestaan uit de competenties die je moet beheersen, in combinatie met de beroepscontext waarin je ze uitvoert. De beroepscontext wordt bij SPH als volgt geformuleerd: De sociaal pedagogische hulpverlener (SPH’er) helpt mensen bij problemen in relaties, het gezin, de opvoeding of de eigen ontwikkeling, maar ook bij handicaps, psychische stoornissen of ziekte. De SPH’er geeft tijdelijke, langdurige of permanente ondersteuning in de alledaagse woon- en leefsituatie. Dat kan zijn in een ambulante, residentiële of semi-residentiële setting. De hulp- en dienstverlening kan verschillende vormen aannemen, zoals dagbesteding, woonbegeleiding, ondersteuning bij ontwikkeling en opvoeding, maar ook scholing en arbeidsbegeleiding en/of -toeleiding. De SPH’er laat de betrokkenen de situatie zoveel mogelijk zelf vormgeven en betrekt hierbij vrijwel altijd de directe sociale omgeving (het systeem) van de cliënt. Bij de hulpverlening worden zo mogelijk muzisch-ludische media ingezet. Dat zijn creatieve middelen, zoals drama, dans en bewegen, beeldende vormen, muziek, spel en sport, audiovisuele vormen en arbeidsmatige activiteiten. De SPH’er werkt onder meer in gezinnen, jeugdzorg en jeugdhulpverlening, geestelijke gezondheidszorg, verstandelijk gehandicaptenzorg, verslavingszorg, justitiële hulpverlening, vluchtelingenwerk, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, ouderenzorg, jongerenwerk en de overheid De competenties worden als volgt geformuleerd: Segment 1: Werken met namens en voor mensen in hun sociale omgeving Competentie 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren Competentie 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen Competentie 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren Competentie 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen
5
MH: Methodisch hulpverlenen; WA: Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie; PO: Professionele Ontwikkeling.
15
Segment 2: Werken in en vanuit een organisatie Competentie 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Competentie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Competentie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden Competentie 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering Segment 3: Werken aan professionaliteit Competentie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Competentie 10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Competentie 11.’SPH’ Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening Beroepstaken voor deeltijdstudenten die voor studiejaar 2015-2016 met de opleiding SPH zijn gestart De beroepstaken van de sociaal pedagogisch hulpverlener zijn: •
Methodisch hulpverlenen
•
Leiding en begeleiding geven.
•
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie.
•
Onderzoek en innovatie.
•
Professionele Ontwikkeling
Deze beroepstaken dragen bij aan de ontwikkeling van de onderstaande competenties in verschillende combinaties en contexten. De competenties vloeien voort uit de landelijke SPH opleidingskwalificaties, die in drie segmenten onderverdeeld zijn. Deze zijn geformuleerd in het opleidingsprofiel SPH (Landelijk opleidingsoverleg SPH, 2009). In het ‘Kader voor de opleiding SPH’ wordt de samenhang inzichtelijk gemaakt tussen de landelijke kwalificaties en de competenties van de opleiding SPH in Nijmegen.
16
Voor deeltijdstudenten die voor studiejaar 2015-2016 met de opleiding SPH zijn gestart
1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep p 11. Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening
3.5
Professionele ontwikkeling
Onderzoek en Innovatie
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie
COMPETENTIES
Methodisch hulpverlenen
BEROEPSTAKEN
Leiding en begeleiding geven
Relatie tussen beroepstaken en competenties Beroepstaken en competenties kunnen in een matrix worden weergegeven. Daardoor kun je zien welke competenties je moet beheersen om de betreffende beroepstaken professioneel uit te kunnen voeren.
X X X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X X
X
X
X
X
X
X
X
Waar kun je werken?
Waar kun je werken? Beroepsgenoten kom je tegen in hulpverleningsorganisaties in uiteenlopende sectoren als jeugdzorg, psychiatrie, verslavingszorg, gehandicaptenzorg, ouderenzorg, maatschappelijke opvang, vluchtelingenwerk en in de justitiële en forensische hulpverlening. Als sociaal pedagogische hulpverlener kun je daarbinnen in verschillende settingen werken: ambulant, residentieel of semiresidentieel. De functies waarin je als SPH’er terecht kunt, zijn dankzij de breedte van de opleiding zeer divers. Je kunt denken aan: • pedagogisch medewerker • ambulant pedagogisch hulpverlener • begeleider in de pleegzorg • hulpverlener voor lichamelijk en/of verstandelijk gehandicapten / woonbegeleider • agogisch begeleider in de (kinder)psychiatrie • sociotherapeut in de (forensische) psychiatrie • hulpverlener in de maatschappelijke opvang • hulpverlener in de verslavingszorg • begeleider t.a.v. begeleide kamerbewoning • activiteitenbegeleider / activiteitentherapeut / teamleider dagactiviteiten • coördinator / hoofd dagverzorging ouderen • adjunct hoofd / begeleider kinderdagverblijf • gezinshuisouder • educatiemedewerker /scholings- / vormingswerker • preventiemedewerker • penitentiair reclasseringswerker • medewerker bewegingsagogie. 17
Hoofdstuk 4 Opbouw van de opleiding De basisindeling van elke opleiding bestaat uit een major en een minor. De major is je hoofdrichting, waarin je je beroepscompetenties ontwikkelt. Dit deel omvat maximaal 210 studiepunten. Daarnaast krijg je in een minor (30 studiepunten) de ruimte om je interesses en capaciteiten te specialiseren of juist te verbreden. Het eerste jaar van je studie heet de propedeuse (officieel de propedeutische fase) en heeft een studielast van 60 studiepunten. De propedeuse heeft een drietal functies: een oriënterende, een verwijzende en een selecterende. Deze drie functies hangen nauw met elkaar samen. De propedeuse moet je een goed beeld geven van de hele studie. Gedurende dit eerste jaar word je in staat gesteld na te gaan of de opleiding aansluit bij je capaciteiten en interesses. Dit is de oriënterende functie van de propedeuse. In de loop van dit jaar kun je beslissen of je deze opleiding wilt blijven volgen, of voor een andere opleiding binnen of buiten de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen kiest. Studieadviezen in het midden en aan het eind van het propedeutisch jaar helpen bij die beslissing. Dit is de verwijzende functie van de propedeuse. Tot slot kent de propedeuse ook een selecterende functie. Die functie is tweeledig: aan de ene kant beoordeel je zelf of je geschikt bent voor de studie of niet. Anderzijds word je ook beoordeeld op basis van je studieresultaten, die steeds worden bezien in het licht van motivatie, studiehouding en persoonlijke omstandigheden. Studieadvies Uiterlijk aan het einde van het eerste jaar van de propedeutische fase krijg je een schriftelijk studieadvies, gebaseerd op het aantal behaalde studiepunten. Dat advies bepaalt of je je opleiding al dan niet kunt voortzetten. Je hoeft dat advies niet op te volgen, maar bent wel zelf verantwoordelijk voor de keuze die je maakt, tenzij het om een bindend negatief studieadvies (BNSA) gaat. In dit laatste geval word je direct uitgeschreven en kun je je voor dezelfde opleiding niet meer inschrijven. Het tweede t/m vierde studiejaar heet de hoofdfase (officieel de postpropedeutische fase) en heeft een studielast van 180 studiepunten (inclusief minor). In onderstaande tabel staat de opbouw van de opleiding voor wat betreft de major en minor (qua studiepunten). Indeling van een opleiding in stp Propedeuse Hoofdfase Totaal
Major
Minor
Totaal
60 150 210
30 30
60 180 240
Je kiest zelf voor een minor als verbreding of verdieping van je studie. Het totale aanbod aan minoren vind je op insite. Het is van groot belang dat je je vroegtijdig verdiept in het maken van een minorkeuze. Voor sommige minoren gelden namelijk specifieke instapeisen. Een toelatingsvoorwaarde voor een minor kan bijvoorbeeld zijn dat je een specifiek soort stage hebt gelopen. Als je van plan bent om stage te gaan lopen in het buitenland en dus afwezig bent ten tijde van voorlichtingsactiviteiten is vroegtijdige oriëntatie en kiezen van belang. Zie ook paragraaf 4.5 Minoraanbod van de opleiding. Instroom september of februari Je kunt in september (september-instroom/september-route) of februari (februari-instroom/februariroute) starten met de opleiding. Studenten die in februari met de opleiding starten, hebben het voordeel dat ze daarmee niet tot september hoeven te wachten, maar dienen ook rekening te houden met de volgende kanttekening: de opleiding voor de februari-instroom kan - wegens organisatorische redenen - 4 jaar en 1 maand duren. In dat geval betekent dit, dat studenten van de februari-instroom 1 maand langer collegegeld betalen.
18
4.1
Onderwijsaanbod Sociaal Pedagogische Hulpverlening
De studie Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) duurt vier studiejaren en elk jaar is verdeeld in vier periodes. Het eerste jaar, de propedeuse, wordt gevolgd door drie jaar die samen de hoofdfase vormen. Voor de propedeuse en de hoofdfase zijn onderwijseenheden ontwikkeld. Je volgt ze om je een bepaalde onderdeel van het beroep eigen te maken. De competenties die je daarvoor nodig hebt, komen in deze onderwijseenheden aan bod. Voor elke onderwijseenheid (OWE) kun je studiepunten (stp) halen. Het aantal studiepunten kan per onderwijseenheid verschillen. Dit is afhankelijk van het aantal uren dat je gemiddeld genomen aan de onderwijseenheid moet besteden: het aantal studiebelastinguren (SBU). 1 studiepunt staat voor 28 studiebelastinguren. De studiepunten die in deze studiegids worden genoemd zijn niet van toepassing op studenten die in februari 2015 zijn ingestroomd. Voor die studenten geldt de studiepuntenverdeling zoals die van toepassing was in studiejaar 2014-2015. 4.2
Drie opleidingsniveaus
De onderwijseenheden zijn voorzien van een niveauaanduiding. Daarmee kun je inschatten of de onderwijseenheid aansluit bij de competenties die je al hebt ontwikkeld. We onderscheiden drie niveaus: hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en beroepsbekwaam. Niveau 1, hoofdfasebekwaam: Je kunt in opdracht een relatief eenvoudig beroepsproduct opleveren. Dit betekent dat je op dit niveau nog een behoorlijke mate van externe sturing kunt krijgen. De beroepsproducten die je in deze fase van je studie oplevert kunnen nog onder het niveau liggen dat van een afgestudeerde Hbo’er mag worden verwacht. Niveau 2, afstudeerbekwaam: Je kunt in belangrijke mate zelfstandig een redelijk complex beroepsproduct opleveren. Je wordt op dit niveau geacht methodisch een probleem te kunnen oplossen en dat te laten zien in een beroepsproduct. In de onderwijseenheden op niveau 2 neemt de complexiteit van de opdrachten toe en de externe sturing af. De beroepsproducten die je aflevert hoeven nog niet helemaal op Hbo-niveau te zijn uitgewerkt, maar moeten wel aan hogere eisen voldoen dan die op niveau 1. Niveau 3, beroepsbekwaam: Je kunt zelfstandig een complex beroepsproduct opleveren. Als student krijg je op dit niveau nauwelijks nog sturing. Je bent zelf verantwoordelijk voor de vormgeving van het proces en de beroepsproducten waaraan je werkt. Alleen wanneer er nieuwe zaken worden aangesneden, kun je in het begin nog enige externe sturing verwachten. De beroepsproducten waaraan je werkt zijn complex en je wordt geacht problemen helder te identificeren, te onderzoeken en (strategisch) op te lossen. Zoals je in bovenstaande beschrijving kunt lezen, zijn er verschillende variabelen die het niveau van een beroepstaak bepalen. Per niveau neemt de complexiteit van de beroepstaken toe. Binnen het curriculum van SPH wordt de complexiteit van een beroepstaak gevarieerd aan de hand van: - Rol die de student inneemt - Complexiteit van de taak - Mate van zelfsturing op handeling en product. De toetsing van de niveaus past bij de complexiteit die de student op het betreffende niveau aan moet kunnen. Studenten worden per beroepstaak beoordeeld via beoordelingscriteria of zij op het vereiste complexiteitsniveau, vakbekwaam functioneren.
19
4.3
Uitstroomprofielen
De opleiding SPH biedt voor deeltijd-/duaal studenten de mogelijkheid in de laatste twee leerjaren een uitstroomprofiel te volgen. Het volgen van zo’n uitstroomprofiel betekent een gespecialiseerde voorbereiding op het werken in een specifieke beroepspraktijk. De opleiding biedt de keus uit de volgende uitstroomprofielen: • Jeugdzorg • Gehandicaptenzorg • GGZ-agoog Als je een uitstroomprofiel met succes hebt gevolgd, krijg je een aantekening daarvan op je diploma. Deze aantekening geldt als één van de voorwaarden om je te laten registreren. Zo’n registratie is in de Jeugdzorg al verplicht om als jeugdzorgwerker werkzaam te mogen zijn. De Geestelijke Gezondheidszorg en de Gehandicaptenzorg gaan in de toekomst (mogelijk) werken met een verplichte registratie. Als je een uitstroomprofiel volgt, zijn alle onderdelen van het 3e en 4e leerjaar gericht op het betreffende werkveld. a) Je bent in je stage of werk werkzaam in het betreffende werkveld. b) In lessen en opdrachten verdiep je je in werkveld-specifieke thema’s. c) Je volgt een minor die aansluit op het betreffende werkveld. d) Je werkt in Onderzoek & Innovatie aan een praktijkverbetering in het betreffende werkveld. Ad a): Twee contexten in stage of werk In stage of werk komen in ieder geval twee contexten aan de orde: de ambulante setting en de (semi)residentiële setting. In een van deze twee contexten werk je of loop je stage. Op de andere context oriënteer je je gedurende minimaal 70 uur. Het is ook mogelijk (en bij het uitstroomprofiel Jeugdzorg verplicht) om in de ene context te werken / stage te lopen en een minor te volgen die op de andere context gericht is. De oriëntatie op de tweede context heeft als doel dat je kennis opdoet over de cliënten, specifieke methoden, de beroepstaken en de organisatie van het werk in deze tweede context. Ad b): Werkveld-specifieke thema’s De volgende specifieke thema’s komen in de uitstroomprofielen aan de orde: Jeugdzorg GGZ Gehandicaptenzorg Systeemgericht werken Psychopathologie Doelgroep en communicatie, Empowerment Rehabilitatie Licht verstandelijke beperkte Orthopedagogisch groepswerk Herstel-ondersteunende zorg cliënten Werken in een gedwongen kader Netwerkontwikkeling Recht en actuele wet- en Multidisciplinair werken Groepsgericht werken regelgeving Recht Groepsgericht behandelen Maatschappelijke Veiligheid (kindermishandeling) Motiveren en ondersteunen van ontwikkelingen, participatie en Psychopathologie gedragsverandering inclusie Omgaan met weerstand Multidisciplinair werken Sociaal en professioneel Intercultureel werken Outreachend werken netwerk; Visie op opvoeding & seksualiteit Werken in een gedwongen Residentiële zorg, Eigen professionaliteit kader groepsdynamica ontwikkelen Verslaving Ambulante zorg – wijkgericht Kwaliteitsverbetering waaronder Kwaliteitszorg werken nieuwe technologieën Omgaan met weerstand Multidisciplinair werken Werken in gedwongen kader Kwaliteit van zorg waaronder nieuwe technologieën Gezondheidskunde Ondernemerschap Zakelijke zorgverlening Ethiek Seksualiteit en intimiteit
20
Ad c): Minoren die voor de uitstroomprofielen geschikt zijn Per uitstroomprofiel kun je kiezen uit de volgende minoren Jeugdzorg * Creativiteitsontwikkeling Coachen van medewerkers in zorg en welzijn GGZ-agoog Groepsdynamica Huiselijk geweld International Sustainable Development Cooperation Levensloopbegeleiding bij autisme Professioneel opvoeden (niveau 2, dus niet voor studenten PED) * Mensen met een verstandelijke beperking Samen werken aan een duurzame civil society Sociale Psychiatrie Systeemgericht werken in de ambulante zorg Verslavingskunde Werken in gedwongen kader* Vrije minor * **
X X X
GGZ-agoog X X
Gehandicaptenzorg X X
X X X X X X X
X X X X
X** X X X X X
In het uitstroomprofiel Jeugdzorg is de keuze van je minor ook afhankelijk van de context (ambulant/systeemgericht, of semi-residentieel / pedagogisch-/groepsgericht) waarin je je nog moet oriënteren omdat je daarin niet hebt gewerkt of stage gelopen. Gaat in semester 1 niet door.
Ad d): Onderzoek & Innovatie: aansluiting bij lectoraten Als je een uitstroomprofiel volgt, sluit je voor het onderdeel Onderzoek & Innovatie aan bij een onderzoek van een lectoraat dat zich richt op het werkveld van jouw uitstroomprofiel. Jaarlijks is er een projectenmarkt waar je je kunt oriënteren op de onderzoeksopdrachten waaruit je kunt kiezen. 4.4
Praktijk als leerbron
De deeltijdvariant en de variant duaal Deeltijd/duale opleidingsvarianten zijn opgezet als concurrency onderwijs, waarin praktijkleren een grote rol speelt. De student voert tijdens verschillende OWE’s wekelijks 20 uur praktijkwerk uit op een relevante werkplek. Werktijd is leertijd in die zin dat de student tijdens zijn werk opdrachten uitvoert die vanuit de opleiding worden ingegeven en hij materiaal uit zijn werkpraktijk gebruikt om in de opleiding verder te leren en als toetsmateriaal. Leren op de opleiding en leren in de praktijk gaan voortdurend samen, doordat je de opleiding combineert met werken in de beroepspraktijk. Gedurende de hele opleiding vindt een intensieve wisselwerking tussen leren op de opleiding en leren tijdens het werk plaats. De opleiding vervult de rol van ‘laboratorium’ om met nieuwe kennis en vaardigheden te oefenen. Het werk is de plek waar kennis en vaardigheden in de volle complexiteit van de praktijk toegepast kunnen worden. De opleiding is vervolgens weer de plek om de praktijk kritisch te onderzoeken en nieuwe mogelijkheden te ontdekken. Om deze wisselwerking te optimaliseren is een nauwe samenwerking met de werkveldinstellingen waar de studenten werken nodig. In 2013-2014 is de eerste aanzet gegeven tot een professionele leergemeenschap waarin studenten, docenten en werkveld samen werken aan het ontwikkelen en uitvoeren van een gezamenlijke deeltijd voor de opleidingen MWD, Pedagogiek en SPH. In september 2015 start hiervan het vernieuwde eerste jaar waar deze studenten gezamenlijk les krijgen. Wisselwerking opleiding - praktijk Bij elke onderwijseenheid van de deeltijd/duaal variant horen praktijkopdrachten die betrekking hebben op handelen (bv. uitvoeren van analyse of interventie), op het maken van beroepsproducten (bv. handelingsplan, rapportage, onderzoeksverslag) of op meta-handelen (bv. reflectieverslag of theoretische verantwoording). Naast het werken aan de praktijkopdrachten voeren studenten de taken uit die bij hun functie horen. Je maakt gebruik van de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk. Dat geeft je de gelegenheid om 21
meer bewust en met meer aandacht deze dagelijkse werkzaamheden tot onderwerp van leren te maken. In de dagelijkse praktijk is daar vaak de tijd niet voor. Als je in september 2015 start in het eerste jaar, kom je zes dagen per tien weken naar de opleiding. Als hoofdfasestudent in september 2015 kom je één dag per week naar de opleiding voor lessen en andere gezamenlijke leeractiviteiten. Tijdens deze lessen en leeractiviteiten breng je de werkervaringen met betrekking tot de beroepstaken die aan de orde zijn in, verbind je deze aan de leerstof en wissel je erover uit met medestudenten. Naast onderwijs- en praktijkactiviteiten is tijd gereserveerd voor zelfstudie. Dit betreft o.a. literatuurstudie, uitwerken van schriftelijke opdrachten/werkstukken en voorbereiding op (deel)tentamens. Een deel van de opleidingsactiviteiten en een deel van de zelfstudie vinden plaats via een elektronische leeromgeving. Het praktijkdeel voor de deeltijd variant van de opleiding ziet er in schema als volgt uit:
Propedeuse Hoofdfase 1 Hoofdfase 2 Hoofdfase 3
Deeltijdvariant Les per week 1 dag 1 dag 1 dag 1 dag
Werk per week 20 u 20 u 20 u 20 u (ook tijdens minor)
Deeltijdstudenten zijn vaak mensen die al werken en die voornemens zijn middels een studie zich verder in hun werk te bekwamen. Zij werken 20 uur op een voor SPH relevante werkplek en studeren daarnaast 20 uur per week. Tijdens de werktijd worden ook schoolopdrachten in de praktijk uitgevoerd. De studie-uren bestaan uit zowel contacttijd op school als tijd voor zelfstudie. Het praktijkdeel voor de duale variant van de opleiding ziet er in schema als volgt uit:
Propedeuse Hoofdfase 1 Hoofdfase 2 Hoofdfase 3
Variant Duaal Les per week 1 dag 1 dag 1 dag 1 dag
Werk per week 24 u 24 u 24 u 24 u (ook tijdens minor)
Duale studenten zijn vaak studenten die nog niet eerder in dit werkveld gewerkt hebben d.w.z. die voor het eerst in aanraking komen met hulpverlening en de hulpverleningsinstelling. Duale studenten voeren veel van hun opdrachten op het werk uit, waarbij ze zo nodig begeleiding op het werk krijgen. Als nieuwkomer in het werkveld hebben zij tijd nodig om zich op de context, opdrachten en op hun werkplek te oriënteren. Aan het begin van iedere onderwijseenheid stellen duale studenten in samenspraak met de praktijkbegeleider een Praktijk Leerplan (PLP) op. Dit PLP wordt gedurende de periode in de praktijk uitgevoerd en aan het eind van de periode beoordeeld. Het geheel van het werken aan schoolopdrachten, werkbegeleiding en praktijkbeoordeling is ingeschat op ongeveer 4 uur per week. Bij duale studenten is er altijd sprake van een Onderwijsarbeidsovereenkomst tussen de opleiding SPH en de werkgever. Begeleiding van het praktijkleren Begeleiding van het praktijkleren vindt deels plaats op de opleiding. Het betreft voorbereiding op praktijkopdrachten (kennis opdoen, vaardigheden & houding oefenen, doelen en werkplan maken en dergelijke) en - na afloop - begeleiding bij reflectie op verloop en resultaten. Bij de reflectie wordt gebruik gemaakt van onderlinge feedback tussen studenten in diverse vormen zoals begeleide reflectie, intervisie, supervisie en collegiale consultatie. Een ander deel van de begeleiding vindt plaats op de werkplek. Een student in de duale variant krijgt tijdens het werk begeleiding van een door de instelling aangewezen praktijkbegeleider. Minimaal 2 maal per jaar heeft een docent contact met de praktijkbegeleider. Minimaal 1 maal per jaar heeft een docent contact met de instelling waar je werkzaam bent en bezoekt de instelling. De opleiding biedt minimaal 1 maal per jaar scholing aan 22
voor duale praktijkbegeleiders. Voor studenten die vanaf september 2015 starten is het streven praktijkbegeleiding ook binnen de deeltijdopleidingen SPH te realiseren, evenals docentbezoek aan de praktijk en scholing voor praktijkbegeleiders. Beoordeling van het praktijkleren Hier maken we een onderscheid tussen het beoordelen van de leerresultaten en het beoordelen van de praktijkplek op geschiktheid voor het realiseren van de beoogde leerdoelen en studiebelastingsuren. Beoordeling van de leerresultaten van praktijkleren Bij elke onderwijseenheid leiden je praktijkopdrachten tot resultaten die betrekking hebben op handelen (bv. uitvoeren van analyse of interventie), op het maken van beroepsproducten (bv. handelingsplan, rapportage, onderzoeksverslag) of op metahandelen (bv. reflectieverslag of theoretische verantwoording). De beoordeling van deze leerresultaten van het praktijkleren vindt per onderwijseenheid plaats aan de hand van de per (deel)tentamen en integrale toets vastgestelde beoordelingscriteria. In een aantal gevallen wordt een beoordeling door een praktijkbegeleider als input meegenomen door de examinatoren die een (deel)tentamen of integrale toets afnemen en de beoordeling vaststellen. Daarnaast geldt voor duaal studenten en deeltijdstudenten die in september 2015 met het eerste jaar starten in elke periode een praktijkbeoordeling. Beoordeling van de geschiktheid van de praktijkplek Deelname aan deeltijd / duaal varianten van het onderwijs vereist dat je een per variant vastgesteld minimaal aantal uren per week werkzaam bent in de beroepspraktijk en daarin de beroepstaken kan uitvoeren die bij het stadium van de opleiding horen, op het daarin gevraagde niveau van zelfstandigheid en complexiteit. De volgende eisen gelden voor alle deeltijd/duale opleidingen: - Het minimaal aantal uren werk per week is vastgelegd. - Het vereiste niveau waarop taken worden uitgevoerd is per opleidingsniveau vastgelegd. - De praktijkbegeleider heeft minimaal hbo-niveau. Daarnaast gelden de volgende opleidingsspecifieke criteria en regels met betrekking tot hun werk. Hierbij geven criteria de inhoud van het werk aan, welke functie en taken vervuld en uitgevoerd moeten worden. De regels gaan over de gang van zaken bij deze opleiding SPH met betrekking tot het hebben van relevant werk. Zie ook: Artikel 2.7 Eisen werkkring bij deeltijdopleidingen van de Onderwijs en Examenregeling 20152016 in het algemene deel van het Opleidingsstatuut Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies 2015-2016. Werkplekleren bij Sociale Studies - deeltijd en duaal niveau 1 2015-2016 Als je in deeltijd of duaal gaat studeren bij MWD, Pedagogiek of SPH, dan ben je gedurende je hele opleiding werkzaam in de praktijk. De opleiding is zo ingericht dat praktijk en studie naadloos in elkaar overlopen. In de praktijk maak je opdrachten voor de opleiding en neem je materiaal vanuit de praktijk (geanonimiseerd) mee om opdrachten uit te kunnen voeren. Hieronder vind je richtlijnen voor je praktijkplek, begeleiding en je functie. Mocht je over een of meerdere richtlijnen vragen hebben, neem dan vooral contact met ons praktijkbureau op. Dit kan via Yvonne Franken
[email protected], telefoon: 024-3531539 Aantal uren praktijkwerk Voor deeltijd geldt dat je praktijkwerk 20 uur per week moet beslaan. Voor duaal geldt 24 uur per week (met daarbinnen de mogelijkheid om 4 uur aan je opleiding te werken). Je praktijkwerk hoeft geen betaalde baan te zijn, een stageplaats mag ook. Als je een arbeidscontract hebt, raden we je aan maximaal 28 uur per week te werken, om de combinatie van werken en leren mogelijk te maken. Per variant en niveau gelden de volgende specifieke criteria. Richtlijnen met betrekking tot de organisatie • De organisatie steunt de ontwikkeling van de werknemer-student en ziet meerwaarde in de combinatie van werken en leren. • De organisatie stelt informatiebronnen beschikbaar voor het maken van beroepsproducten.
23
• • •
Binnen de geldende privacyregels stelt de organisatie de student in staat beeldopnames te maken van praktijksituaties. Als dit niet kan denkt de organisatie mee over alternatieven. De organisatie is bereid de student vrij te roosteren tijdens lesdagen en toetsen. Mocht de werkplek om een of andere reden komen te vervallen, dan zoekt de organisatie samen met student en het praktijkbureau van de opleiding naar een alternatieve plek.
Richtlijnen met betrekking tot de werkplekcoach De werkplekcoach is iemand in de organisatie die: • Vakinhoudelijk ten minste het opleidingsniveau heeft waarvoor hij/zij de werknemer/ student opleidt (HBO werk- en denkniveau). • In staat is de beroepscompetenties op een goede manier over te dragen op de werknemer/student (voorbeeldgedrag, mogelijkheid tot meekijken, kritisch bevragen). • In staat is de medewerker/student te stimuleren tot het ontwikkelen van een eigen beroepsidentiteit, visie en handelswijze passend bij de beroepsrol. • Bereid is vier keer per jaar een adviesbeoordeling over het werken in de praktijk te geven. Richtlijnen met betrekking tot je werkzaamheden • Je werk sluit aan bij de inhoud en beroepscontext van de opleiding. Je bent in de gelegenheid om je in een professionele werkcontext te ontwikkelen. • Bij de start van de studie dient je functie minimaal op MBO/MBO+ niveau te zijn. Een toenemende moeilijkheidsgraad en mate van zelfstandigheid wordt aanbevolen. Vanaf het derde jaar geldt dat je zoveel mogelijk taken op HBO-niveau moet kunnen uitvoeren. Voorbeelden van functies en praktijkopdrachten Functies: • agogisch medewerker/groepswerker • pedagoog • opbouwwerker/jongerenwerker • medewerker/generalist sociaal wijkteam/WMO-adviseur • ambulant begeleider • preventiemedewerker • schuldhulpverlener • algemeen maatschappelijk werker • intern begeleider in het onderwijs (bij pedagogiek) • maatje bij een maatjesproject (met extra taken, alleen voor jaar 1) • medewerker bij vluchtelingenwerk/slachtofferhulp/SOS hulpdienst • medewerker kinderopvang/naschoolse opvang (met extra taken, niet op niveau 3) • onderwijsassistent speciaal onderwijs (met extra taken, niet op niveau 3) Praktijkopdrachten 1e jaar: • voeren van (intake)gesprekken met cliënten en/of cliëntsystemen • maken van een probleemanalyse en plan van aanpak met een cliënt • uitvoeren van een plan van aanpak met een cliënt • maken van een wijkanalyse t.b.v. participatie van een cliënt of cliëntengroep • maken van een organisatieanalyse m.b.t. de eigen circle of influence. Procedure met betrekking tot goedkeuring van je praktijkplek Op dit moment werken we hard aan een digitaal systeem om de praktijkplekken in te registreren. Totdat het zo ver is, vragen we de deeltijdstudenten om bijgaande werkplekscan in te vullen en gescand naar ons terug te mailen. In de werkplekscan beschrijf je kort je werkzaamheden die relevant zijn voor de opleiding. Je kunt je hierbij baseren op de competenties en beroepscontext zoals hieronder weergegeven. Mocht je werkplekscan vragen bij ons oproepen dan nemen we daar z.s.m. contact met je over op. Van duaal studenten ontvangen we graag bijgaande praktijkleerovereenkomst gescand retour. Zorg dat we uiterlijk op 25 september 2015/25 februari 2016 (bij februaristarters) in het bezit zijn van je documenten. Emailadres praktijkbureau:
[email protected].
24
Criteria relevant werk hoofdfase 2015-2016 1. Volgens de beschrijving van de stageplaats zijn hier sociaal pedagogische werkzaamheden mogelijk. 2. Het werk biedt de student de mogelijkheid om in contact te komen met cliënten die tijdelijke of langdurige problemen hebben met hun ontwikkeling en functioneren binnen hun woon- en leefsituatie. 3. Het werk biedt de student de mogelijkheid om doelen te formuleren, om een hulpverleningsplan op te stellen in samenspraak met een cliënt of om een cliëntensysteem op te stellen. 4. Voltijd/deeltijd/duaal: Het werk biedt de student de mogelijkheid om doelgerichte en (ped)agogische handelwijzen toe te passen door: a) begeleiding van cliënten met tijdelijke of langdurige problemen b) begeleiding van (creatieve) activiteiten met deze cliënten. SPH-Plus: Het werk biedt de student de mogelijkheid om doelgerichte (ped-)agogische handelwijzen en activiteiten toe te passen door cliënten met tijdelijke of langdurige problemen te begeleiden. 5. Het werk biedt de student de mogelijkheid tot praktijkgericht onderzoek van cliënten(groepen) en omgeving. Daarbij biedt het werk de mogelijkheid tot ontwikkeling van preventieve maatregelen ter verbetering van de cliëntsituatie. 6. Het werk biedt de student de mogelijkheid tot samenwerking met medewerkers, vrijwilligers of andere werknemers, ook buiten de instelling. 7. Het werk biedt de student de mogelijkheid om leiding te geven aan (vrijwillige) medewerkers of om hen te begeleiden. 8. Het werk biedt de student mogelijkheid om een bijdrage te leveren tot de organisatie van het werk (bijvoorbeeld): 9. Het werk biedt de mogelijkheid om een bijdrage te leveren tot de ontwikkeling van de planning en tot het kwaliteitsmanagement. 10. Het werk biedt de student de mogelijkheid om een eigen professionaliteit te ontwikkelen. 11. Het werk biedt de student de mogelijkheid om een bijdrage te leveren tot de ontwikkeling en profilering van het beroep. 12. Het werk biedt de student de mogelijkheid tot doelgerichte toepassing van spel, artistieke en/of sportieve middelen bij de beroepsuitoefening. 13. Op de stageplaats wordt gezorgd voor een begeleider. Regels relevant werk Voltijd/deeltijd/duaal 1. Het werk geschiedt vanuit een organisatie, die zich richt op hulpverlening aan cliënten met tijdelijke of structurele problemen in hun ontwikkeling en in het functioneren in hun woon- en leefomgeving. 2. De omvang van de aanstelling bedraagt ten minste 20 uur per week. (840 uur op jaarbasis) voor deeltijdstudenten. Voor duaal studenten is de omvang van de aanstelling 24 uur per week (1000 uur op jaarbasis). 3. Indien het werk langer dan zes weken onderbroken wordt kan de opleiding niet worden voortgezet. Met de senior SLB-er kan de student onderzoeken of er voldoende redenen zijn om hiervoor een tijdelijke ontheffing aan te vragen bij de E(A)C. 4. gebeurt dat wel dan is het nodig dat student contact opneemt met de SLB-er en daarna eventueel met de senior-SLB-er. 5. Bij de aanmelding deeltijd wordt op het aanmeldingsformulier naar aard en omvang van de betrekking gevraagd. Daarbij is een handtekening van de werkgever nodig. 6. Bij aanvang van de studie wordt verklaring relevant werk ingevuld. Een verklaring relevant werk is een in te vullen formulier waar inhoud en taken van het werk in relatie tot de te ontwikkelen competenties vermeld worden. Deze verklaring wordt ondertekend door student en werkgever. De studieloopbaanbegeleider toetst de verklaring relevant werk. Elk semester, en in ieder geval bij elke verandering in de werksituatie (bij afloop van een tijdelijke aanstelling maar ook bij verlenging daarvan, bij functieverandering of verandering van werkgever) legt de student een nieuwe verklaring relevant werk voor aan de studieloopbaanbegeleider. De Slb’er accordeert het bewijs in HAN-SIS. De student zorgt er voor dat de meest recente verklaring relevant werk in het portfolio is opgenomen en beschikbaar is bij de integrale toets. De teamleider ziet erop toe dat bovenstaande procedure jaarlijks wordt uitgevoerd zoals beschreven. 7. Bij de aanmelding duaal dient de student een leerarbeidsovereenkomst te hebben. Deze leerarbeidsovereenkomst dient gedurende de hele duale opleiding van kracht te zijn. 25
8. Elke integrale toets toont student aan dat hij aan de eerste 3 criteria voldoet en aan de van toepassing zijnde inhoudelijke criteria door in zijn portfolio een door de opleiding (studieloopbaanbegeleider) gecontroleerde werkgeversverklaring resp. zijn duale leerarbeidsovereenkomst op te nemen. SPH-Plus 1. De student heeft een HAN-stagecontract die door hem en zijn stageorganisatie getekend zijn. 2. Het werk geschiedt vanuit erkende professionele kaders en richt zich op hulpverlening of ondersteuning van cliënten met tijdelijke of structurele problemen in hun ontwikkeling en in het functioneren in hun woon- en leefomgeving. 3. De omvang van de aanstelling (stage) bedraagt ten minste 16 uur per week en voldoet aan de voorwaarden voor een HAN-stagecontract. 4. Het werk kan niet langer dan 6 weken onderbroken worden; gebeurt dat wel dan is het nodig dat student contact opneemt met de stagedocent. 5. Bij aanvang van de studie wordt verklaring relevant werk ingevuld. Een verklaring relevant werk is een in te vullen formulier waar inhoud en taken van het werk in relatie tot de te ontwikkelen competenties vermeld worden. Deze verklaring wordt ondertekend door student en werkgever. De stagedocent toetst de verklaring relevant werk en als hij de verklaring accordeert tekent hij het stagecontract. 6. Elk jaar, en in ieder geval bij elke verandering in de arbeidssituatie legt de student een nieuwe verklaring relevant werk voor aan de stagedocent. De stagedocent accordeert het bestaande of nieuwe stagecontract in HAN-SIS. De student zorgt er voor dat de meest recente verklaring relevant werk in het portfolio is opgenomen en beschikbaar is bij de integrale toets. 4.5
Minoraanbod van de opleiding
In hoofdstuk 1, 2 en 3 van Deel 3: Beschrijving van het onderwijs kun je lezen uit welke onderwijseenheden het majordeel van de opleiding bestaat. Daarnaast moet je een minor volgen. Een minor is een studieonderdeel dat je naar eigen keuze kunt invullen. Je kunt kiezen voor een minor die door de HAN wordt aangeboden of voor een vrije minor. Minoren geven je de gelegenheid je te verbreden of te verdiepen. Je kunt vanaf het 2e studiejaar een minor volgen, mits je in het bezit bent van een propedeutisch getuigenschrift. Bij het maken van je keuze krijg je begeleiding van je studieloopbaanbegeleider. Voor een vrije minor heb je toestemming van de examencommissie nodig. De regels voor het volgen van een vrije minor zijn te vinden op HAN-insite//Welke soorten minoren zijn er? Voor studenten van de sociale opleidingen (CMV, CTO, MWD, PED, SPH of TP) is er een apart formulier voor de aanvraag van een vrije minor. Onder bepaalde voorwaarden mag je twee minoren volgen. In artikel 3.7 van de Onderwijs- en examenregeling (zie deel 2 van het Opleidingsstatuut) kun je hierover meer lezen. Het is belangrijk om je tijdig, te oriënteren op minorkeuze en de toelatingseisen. Vaak ben je in het eerste jaar van de hoofdfase al met deze oriëntatie bezig. Wanneer je een uitstroomprofiel volgt, dien je een minor te volgen die aansluit bij het betreffende werkveld. Voor een overzicht van minoren die geschikt zijn bevonden per uitstroomprofiel, zie Paragraaf 4.3 Uitstroomprofielen. Minorenaanbod HAN en de opleiding In hoofdstuk 5 van Deel 3: Beschrijving van het onderwijs worden de minoren beschreven, waarvan de onderwijsuitvoering wordt verzorgd door de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening (conform het overzicht in artikel 3.4, lid 7 van de Onderwijs- en examenregeling). Het complete minoraanbod van de HAN tref je aan op HAN Insite. Per minor vind je daar onder meer informatie over de beroepstaak of -taken die in de minor centraal staan, de bijbehorende competenties en indicatoren, de onderwijseenheden die als leerbron kunnen dienen en de toelatingseisen. Algemene toelatingseisen zijn dat je een verbredende minor vanaf niveau 2 kunt volgen en een verdiepende minor vanaf niveau 3.
26
Vrije minoren Vrije minoren komen in twee vormen voor: • Minoren die je bij een andere (onderwijs)instelling dan de HAN volgt. • Minoren die je zelf samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden van verschillende instituten van de HAN of (een) ander(e) (onderwijs)instelling(en). Wanneer je een vrije minor bij een andere onderwijsinstelling wilt volgen, kun je het minoraanbod van de betreffende onderwijsinstelling raadplegen. Voor het minoraanbod van de hogescholen die zijn aangesloten bij KiesOpMaat kun je naar www.kiesopmaat.nl. Kies Op Maat is een online platform waar alle studenten aan het hoger onderwijs in Nederland kunnen kiezen uit minoren en onderwijseenheden van de deelnemende instellingen. Het doel van Kies Op Maat is het vergroten van de mobiliteit van alle studenten binnen het Hoger Onderwijs. Een vrije minor kun je eventueel ook in het buitenland volgen. Voorwaarde hiervoor is dat je hebt deelgenomen aan de verplichte voorbereidingsmodule buitenland. Voordat je een vrije minor gaat volgen, heb je toestemming nodig van de examencommissie. Als je een minor wilt volgen uit het minoraanbod van de HAN, dan is de toestemming van je studieloopbaanbegeleider voldoende. De regels voor het volgen van een vrije minor zijn te vinden op: Insite GGM > Onderwijs | Minor > Aanvullende minorinformatie Gedrag en Maatschappij. Voor meer informatie over regelingen rond minoren zie: de Onderwijs- en examenregeling (paragraaf 3). De onderwijs- en examenregeling staat op HAN Insite. Ook meer praktische informatie over de minoren kun je op HAN Insite vinden. 4.6
Tentamens, integrale toetsen en examens
Tijdens je studie wordt je regelmatig beoordeeld op kennis, inzicht, vaardigheden en attitude. Je studievoortgang wordt per onderwijseenheid getoetst door middel van tentamens. Zodra een onderwijseenheid meer dan één tentamen omvat, dan spreken we van deeltentamens. Als alle deeltentamens van een onderwijseenheid behaald zijn, dan wordt “het tentamen” van de onderwijseenheid geacht te zijn behaald. (Deel)tentamens zijn toetsmomenten waarbij je laat zien dat je de bestudeerde leerstof beheerst. Er bestaan diverse schriftelijke en mondelinge toetsvormen, zoals scripties, werkstukken, simulaties, presentaties of audiovisueel materiaal. Je kunt ook zonder de onderwijseenheden te hebben gevolgd, alleen via tentamens aantonen over de benodigde competenties van de betreffende onderwijseenheden te beschikken. Dit noemen we een leerwegonafhankelijk tentamen. De examencommissie bepaalt of de bewijsstukken die je aandraagt (bijvoorbeeld ervaringsverslagen, getuigschriften, referenties, reflectieverslagen, video-opnamen van beroepshandelingen, werkstukken of certificaten) voldoen voor deelname aan het leerwegonafhankelijke tentamen. Tevens bepaalt de examencommissie of je een of meer (deel)tentamens leerwegonafhankelijk volgens het reguliere toetsprogramma aflegt of een voor jou op maat opgesteld tentamen aflegt. Een leerwegonafhankelijk tentamen kan bij de start van de opleiding of tijdens de opleiding afgelegd worden. Zie ook: Artikel 7.4a Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen in de Onderwijs- en Examenregeling. Daarnaast kan je via vrijstellingsverzoeken ingediend bij de examencommissie op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving aantonen over de benodigde competenties van de desbetreffende onderwijseenheden te beschikken. De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling kunnen zijn gelegen in eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs of in officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC). Je hoeft geen tentamen meer af te leggen. Tijdens de opleiding wordt in ieder geval op 3 niveaus integraal beoordeeld of de beroepstaken worden beheerst. Daarbij wordt beoordeeld of je competent bent voor de volgende fase, ofwel: ben jij klaar voor de hoofdfase (hoofdfasebekwaam), voor de afstudeerfase (afstudeerbekwaam) en voor de arbeidsmarkt (beroepsbekwaam/startbekwaam)?
27
Feedback Gedurende je hele opleiding krijg je feedback van docenten, praktijkbegeleiders, medestudenten en collega’s. Deze feedback geeft je een actueel beeld van de mate waarin je je competenties al hebt ontwikkeld en stelt je in staat je eigen ontwikkeling te sturen en je beter op de toetsmomenten voor te bereiden. Feedback krijg je onder meer tijdens de lessen op oefeningen, demonstraties, presentaties en producten en via diagnostische toetsen. Feedback levert inzicht, maar geen studiepunten op. Studiepunten Als je alle deeltentamens of alle deeltoetsen van een onderwijseenheid hebt behaald dan krijg je de studiepunten die bij deze onderwijseenheid horen. Je studieresultaten worden geregistreerd en kan je raadplegen in het studentinformatiesysteem van de HAN. Geboden gelegenheden toetsing A. Geboden gelegenheden (deel)tentamens Per onderwijseenheid worden twee gelegenheden geboden om deeltentamens af te leggen. De opleiding gaat er in principe van uit dat een student gebruik maakt van de eerste gelegenheid die geboden wordt aan het einde van de periode waarin het onderwijs plaats heeft gevonden. Mochten er redenen zijn om hiervan af te wijken dan neemt de student initiatief om met de examinator tot een nieuwe datum te komen, zonder dat de student hiermee een toetskans verloren laat gaan. Een eventuele herkansing wordt altijd in overleg met de examinator gepland. Indien de student deelneemt aan een tweede gelegenheid van een (deel)tentamen met als toetsvorm een verslag, dan dient de student de voorgaande versie te verbeteren aan de hand van de beoordeling van de docent op deze voorgaande versie. Bij elke eerste gelegenheid (1e, 3e, 5e etc.) dient de student de opdracht behorende bij het (deel)tentamen opnieuw uit te voeren volgens de dan geldende richtlijnen. Bij elke tweede gelegenheid (2e, 4e, 6e etc.) dient de student de voorgaande versie te verbeteren aan de hand van de beoordeling van de docent op deze voorgaande versie. B. Geboden gelegenheden integrale toets Een van de toetsen per onderwijsleerjaar is gelabeld als integrale toets. In de propedeuse geldt per 2015-2016 dat dit geen aparte toets betreft, maar een van de toetsen van de OWE’s worden als zodanig benoemd. Voor de hoofdfase vanaf 2015-2016 gaat het wel om aparte toetsen. Onderstaande tekst is hierop van toepassing. De opleiding streeft er naar om elk studiejaar twee gelegenheden integrale toets aan te bieden 6. De opleiding informeert tijdig over de momenten waarop zij de gelegenheid geeft een integrale toets af te leggen. Maakt de student van de eerste gelegenheid geen gebruik, dan heeft de student in het betreffende studiejaar nog slechts één gelegenheid voor die integrale (deel)toets. Bij de tweede gelegenheid van de integrale toets stelt de student het beoordelingsformulier van de eerste gelegenheid van de integrale toets ter beschikking. De opleiding maakt voor zowel (deel)tentamens als voor integrale toetsen inzichtelijk dat een student een gelegenheid heeft gehad door de beoordeling van de gelegenheid in HAN-SIS in te voeren. Indien de student niet heeft deelgenomen aan de gelegenheid of indien de student wel heeft deelgenomen maar niet aan de instapeisen voldeed, wordt als beoordeling een ‘1’ ingevuld door de beoordelaar. De EC kan bij hoge uitzondering besluiten een extra gelegenheid aan te bieden. Verzoeken voor een derde gelegenheid kan de student, onderbouwd met gegronde redenen toezenden aan de Examencommissie volgens de geldende aanvraagprocedure. De aanvraagformulieren staan op Insite-HAN: Gedrag en maatschappij > Sociaal Pedagogische Hulpverlening > Onderwijs > Onderwijsinformatie > (scrol naar) Sociaal Pedagogische Hulpverlening
6
Idem 4.
28
Cesuur bij (deel)tentamens in de vorm van multiple choice (kennis)toetsen Voor (deel)tentamens in de vorm van multiple choice (kennis)toetsen wordt een statistische analyse uitgevoerd op de toets als geheel en de afzonderlijke vragen: betrouwbaarheid, moeilijkheidsgraad en item-test correlatie. De toets als geheel moet voldoende betrouwbaar zijn (α ≥0.80). Vragen die na statistische analyse van onvoldoende kwaliteit blijken, tellen niet mee in onderstaande berekening. Formule voor berekening van het percentage vragen dat correct moet zijn beantwoord om een voldoende te krijgen (=cesuur) Berekeningsformule voor de cesuur Gokkans + 55% van het resterende aantal vragen goed = cesuur 2 keuzevragen 3 keuzevragen 4 keuzevragen
50% goed (gokkans) + 55% van het resterende aantal vragen goed 33% goed (gokkans) + 55% van het resterende aantal vragen goed 25% goed (gokkans) + 55% van het resterende aantal vragen goed
= 78% goed
Minimum aantal vragen dat nodig is voor een betrouwbare toets 80
= 70% goed
65
= 67% goed
50
Cesuur bij (deel)tentamens in de vorm van een verslag, presentatie, performancetoets en integrale toets. Voor elk (deel)tentamen van deze vorm is een aantal beoordelingscriteria vastgesteld. Deze zijn te vinden in de uitwerking van onderwijseenheden in hoofdstuk 4 (vanaf paragraaf 4.5). De prestatie van de student wordt per beoordelingscriterium op een 5-puntsschaal (0-4) beoordeeld. Bij het berekenen van het cijfer bij verslagen, presentaties, performancetoetsen en integrale toetsen wordt gebruik gemaakt van een standaard cesuur (de minimum score voor een voldoende). Deze cesuur is als volgt: Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij gemiddeld voor alle beoordelingscriteria een score 2 (= voldoende) scoort. De cesuur voor een (deel)tentamen ligt daardoor bij het aantal criteria maal 2. Wanneer bepaalde beoordelingscriteria belangrijker zijn dan andere, wordt dit uitgedrukt in een wegingsfactor. Een criterium met wegingsfactor 2 telt 2 keer zo zwaar als een criterium met wegingsfactor 1. Als er binnen een tentamen sprake is van criteria met verschillende wegingsfactoren, ligt de cesuur voor het tentamen bij de som van de wegingsfactoren maal 2. Informatie over de weging van beoordelingscriteria vind je op het beoordelingsformulier. In beide gevallen, met en zonder weging, geldt dat een student een voldoende krijgt voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. Gebaseerd op de standaard cesuur is per deeltentamen een score-cijfer-transformatietabel gemaakt welke is opgenomen in het betreffende beoordelingsformulier. Op die manier is ook inzichtelijk wanneer een student het cijfer 1 t/m 10 behaalt. Beoordelaars (deel)Tentamens en integrale (deel)toetsen worden beoordeeld door examinatoren: Examinatoren zijn door de examencommissie aangewezen voor het afnemen van (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen, alsmede het vaststellen van de uitslag daarvan. Als examinatoren treden op: docenten van de opleiding en deskundigen van buiten de instelling. De opleiding SPH streeft er naar om de integrale toets niet te laten beoordelen door een docent die de student begeleid heeft (bijvoorbeeld slb’er, stagebegeleider). Beoordeling en begeleiding worden daarmee zoveel mogelijk uit elkaar gehaald. Soorten beoordelingen De beheersing van je competenties wordt bij de opleiding SPH op twee manieren beoordeeld: via (deel)tentamens en via integrale toetsen. Daarnaast krijg je tijdens de opleiding voortdurend feedback op de manier waarop je (al) competent beroepsmatig handelt. Voor de toetsen van de propedeuse 2015-2016 zijn de ontvankelijkheidseisen opgenomen op de beoordelingsformulieren.
29
Voor de hoofdfase van 2015-2016 geldt de onderstaande tekst: Voor de meeste verslagen, presentaties, performancetoetsen en de integrale toetsen gelden de volgende ontvankelijkheidseisen. Aan deze vormeisen moet zijn voldaan alvorens het (deel)tentamen inhoudelijk wordt beoordeeld. In de beschrijvingen van de onderwijseenheden (vanaf paragraaf 4.5) zijn deze ontvankelijkheidseisen opgenomen bij de ingangseisen (punt 8). Het verslag voldoet aan de volgende eisen: a) Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden. Daarbij worden niet geteld het titelblad, de inhoudsopgave, de literatuurlijst en de bijlagen. b) Het verslag is compleet. Het bevat: een titelblad met de naam van de student, het studentnummer, de lesgroep, de titel van het verslag, de naam van de docent (en eventueel de (externe) opdrachtgever), de inleverdatum en plaats, bijv. Nijmegen; (een voorwoord), een inhoudsopgave, een inleiding, de hoofdtekst, een afsluiting, een literatuurlijst en evt. bijlagen; in de inhoudsopgave wordt naar de vereiste inhoudelijke onderdelen verwezen m.b.v. paginanummers. c) De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. Aan de criteria voor een correcte bronvermeldingen in de tekst en in de literatuurlijst is voldaan. Zie hiervoor: HAN Insite – studiecentra HAN - verwerken en delen – bronnen vermelden d) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. e) Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Het verslag is geüpload in de Digitale InleverBak (DIB) en Ephorus. Wanneer een student niet aan alle ontvankelijkheidseisen voldoet, wordt het gemaakte tentamen niet inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de opgestelde beoordelingscriteria. Daarmee is deze tentamenmogelijkheid op dat moment voorbij. Dit wordt met het cijfer “1” in Alluris aangegeven.
De presentatie/performancetoets voldoet aan de volgende eisen: a) De maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b) De presentatie is compleet. - bevat een duidelijke opening, hoofddeel en afsluiting c) De randvoorwaarden zijn in orde. De benodigde techniek (computer, beamer, cd-speler, camera) staat gereed vóór aanvang van de presentatie. Het benodigde materiaal is aanwezig Een eventuele hand-out is vormgegeven conform de APA-criteria. Zie hiervoor: HAN Insite – studiecentra HAN - verwerken en delen – bronnen vermelden d) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. e) Eventueel bijbehorend materiaal is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Het is geüpload in de Digitale InleverBak (DIB) en Ephorus. In tegenstelling tot een verslag, kan bij een presentatie pas naderhand beoordeeld worden of de student voldoet aan alle ontvankelijkheidseisen. Wanneer een student niet aan alle ontvankelijkheidseisen voldoet, wordt er geen inhoudelijke beoordeling aan de student gegeven Daarmee is deze tentamenmogelijkheid op dat moment voorbij. Dit wordt met het cijfer “1” in Alluris aangegeven.
30
4.6.1 Tentamens Competenties worden via een tentamen getoetst. Een tentamen kan bestaan uit deeltentamens. De (deel)tentamens vinden meestal aan het eind van een periode plaats en richten zich op je handelen, beroepsproducten en meta-handelen rond de beroepstaken die in de desbetreffende onderwijseenheid aan bod zijn gekomen. Met een (deel)tentamen wordt vastgesteld of je bepaalde competenties binnen de context van een specifieke beroepstaak al dan niet op het gewenste niveau beheerst. (deel)tentamens kunnen o.a. de vorm hebben van een multiple choice (kennis) tentamen, (schriftelijk) werkstuk, handelingsdemonstratie of praktijktentamen. Inschrijving en deelname kennistoetsen propdeuse studenten 2015-2016 In de propedeuse 2015-2016 is één kennistoets opgenomen. Studenten hoeven zich hiervoor niet in te schrijven. Deelname en herkansing geschiedt op dezelfde wijze als voor andere toetsen. De opleiding gaat ervan uit dat studenten met de eerste kans meedoen. Afwijkingen hierop worden in overleg met de examinator door de student getroffen. Inschrijving en deelname kennistoetsen hoofdfase studenten deeltijd 2015-2016. Elke student wordt per studiejaar twee gelegenheden aangeboden om deel te nemen aan een kennistoets. Eerste gelegenheid kennistoets Bij een eerste gelegenheid is geen inschrijving nodig. Elke student moet deelnemen aan deze eerste gelegenheid. Wanneer een student deze eerste gelegenheid niet benut, dan is deze gelegenheid voor de student voorbij. Dit wordt in HAN-SIS geregistreerd met een beoordeling ‘1’. De student heeft vervolgens in dat lopende studiejaar nog recht op deelname aan een tweede gelegenheid voor die kennistoets zoals vermeld in artikel 7.3 ‘Frequentie van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen’ van het Opleidingsstatuut ISPS. Tweede gelegenheid kennistoets (en eventuele derde, vierde en volgende gelegenheden) Bij een tweede en eventuele volgende gelegenheid moet elke student zich inschrijven via Formdesk. Het toetsbureau brengt de studenten hier van op de hoogte via Scholar. Het is de verantwoordelijkheid van de student om Scholar regelmatig in de gaten te houden zodat hij de inschrijvingstermijn niet mist. Na de sluitingsdatum van de inschrijftermijn, wordt het bericht van Scholar verwijderd en kunnen studenten zich niet meer inschrijven. Wanneer een student zich heeft ingeschreven, maar de gelegenheid niet heeft benut, dan is deze gelegenheid voor de student voorbij. Dit wordt in HAN-SIS geregistreerd met een beoordeling ‘1’. Wanneer een student zich niet heeft ingeschreven kan hij niet deelnemen aan de gelegenheid. Dit wordt tevens in HAN-SIS geregistreerd met een beoordeling ‘1’. In dat geval kan de student in het volgende studiejaar opnieuw deelnemen aan de dan georganiseerde 1e en 2e gelegenheid. Bovenstaande geldt ook voor studenten die geen onderwijs volgen of een extra gelegenheid van de EAC hebben gekregen. Let op: ongeoorloofde deelname aan een gelegenheid wordt in HAN-SIS met een beoordeling ‘1’ geregistreerd. Dit geldt voor studenten die gebruik maken van een gelegenheid die niet voor hen bedoeld is of voor studenten die zich niet hebben ingeschreven. 4.6.2 Integrale toetsen Ieder niveau (1, 2 en 3) wordt afsluitend getoetst met een integrale toets, dit is een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen. 4.6.3 Examens In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: het propedeutische examen en het afsluitend oftewel bachelorexamen. Je rondt de opleiding af als je bewijzen kunt overleggen dat je zowel de tentamens als integrale toetsen van de major als de minor(s) met een positief resultaat hebt afgesloten. Je ontvangt dan een wettelijk erkend HBO-getuigschrift (diploma) en een wettelijke graad: bachelor. Daarbij hoort een Engelstalig internationaal erkend diplomasupplement. Je krijgt de mogelijkheid je afstudeerscriptie (Bachelor thesis) te bewaren en online te tonen via: www.hbo-kennisbank.nl. De opleiding bepaalt welke scripties daarvoor in aanmerking komen. Daarbij wordt onder andere gelet op kwaliteit en vertrouwelijkheid. 31
4.7
Toetsen van taal als onderdeel van professionele communicatie
Om een Hbo-opleiding met succes te kunnen afronden is een goede beheersing van de Nederlandse taal een voorwaarde. De opleidingen van het instituut toetsen taal als onderdeel van professionele communicatie en bieden ondersteuning van de studenten naar het eindniveau toe. In de opleiding SPH Is dit als volgt uitgewerkt voor 2015-2016. Taaltoetsing is onderdeel van alle toetsen: bij alle werkstukken, producten en presentaties worden eisen gesteld aan correct en professioneel taalgebruik, uitgedrukt in een ontvankelijkheidseis voor taal en professionele communicatie. Bij alle toetsen geldt taal als voorwaardelijk criterium: het taalgebruik wordt dan als eerste beoordeeld en dient voldoende te zijn als voorwaarde voor verdere beoordeling. Voor studenten in de propedeuse van 2015-2016 geldt dat taal als geïntegreerd onderdeel van de toetsing van de propedeuse is opgenomen. Zij maken geen extra taaltoets. Ondersteuning bij taal, indien dit een probleem vormt, dient de student zelf te zoeken in overleg met zijn leercoach en bijvoorbeeld het HAN Talencentrum. Daarnaast zijn er kennisclips beschikbaar op de elektronische leeromgeving. Voor studenten in de hoofdfase van 2015-2016 geldt naast de taaltoetsing als geïntegreerd onderdeel van alle, een taalvaardigheidstoets als deeltentamenonderdeel van de propedeuse. Deze taalvaardigheidstoets is ook diagnostisch en laat zien welke taalaspecten de student (eventueel) moet verbeteren. Ondersteuning van de taalontwikkeling wordt geboden door het HAN Talencentrum. Zie paragraaf 8.5 van deel 1 deze Studiegids voor het aanbod van het HAN Talencentrum. Voor de tweedejaars studenten deeltijd/duaal wordt de taaltoets om die reden nog aangeboden in schooljaar 2015-2016. 4.8
Toetsprogamma
4.8.1
Toetsprogramma deeltijd
Toetsprogramma deeltijd niveau 1 OWE WEL-1CLIB Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld
WEL-1SWIU Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering WEL-1PARW Samen Werken (A): Participatie in de wijk
WEL-1PARO Samen Werken (B): Participatie in een organisatie
Toetscode WEL-CLIBDT1
Naam (deel)tentamen Handelingstoets met verantwoording
Toetsvorm Handelingstoets met verantwoordings-verslag
Competenties
Stp
Periode
WEL-CLIBDT2 WEL-CLIBPR WEL1SWIU-DT1
Kennistoets
Kennistoets meerkeuze
1, 2 en 9
15
1 en 3
Praktijktoets
Beoordeling praktijkwerk
Overdrachtsrapportag e
WEL1SWIU-DT2 WEL1SWIU-DT3 WEL1PARWDT2 WEL1PARWDT2 WEL1PARODT1 WEL1PARODT2
Reflectietoets
evaluatieverslag als overdrachtsrapportage naar derden Verslag
3, 7 en 9
15
2 en 4
Praktijktoets7
Beoordeling praktijkwerk
Wijkanalyse
Advies m.b.t. participatie
Praktijktoets
Beoordeling praktijkwerk
3, 7 en 9
15
1 en 3
Organisatieverslag
Individueel schriftelijk verslag
Praktijktoets8
Beoordeling praktijkwerk
8, 9 en 10
15
2 en 4
Als de student deze toets in periode 4 van het schooljaar aflegt (resp. periode 2 voor de februaristroom), dan geldt deze toets tevens als integrale toets. 8 Als de student deze toets in periode 4 van het schooljaar aflegt (resp. periode 2 voor de februaristroom), dan geldt deze toets tevens als integrale toets. 7
32
Toetsprogramma deeltijd niveau 2 OWE SPH-DMA2BA Methodisch analyseren niveau 2a SPH-DMA2BB Methodisch analyseren niveau 2b
Toetscode DMA2BA-1
Naam (deel)tentamen Analyse verslag
Toetsvorm Verslag
DMA2BB-3
Kennistoets
DMA2BB-4
Kennistoets psychopathologie De eerste verleiding
SPH-DMO2BA Methodisch ontwerpen niveau 2a
DMO2BA-1
Handelingsplan
SPH-DMO2BB Methodisch ontwerpen niveau 2b
DMO2BB-3
De eerste verleiding
Verslag en performancetoets
SPH-DMU2AA Methodisch uitvoeren en evalueren niveau 2a SPH-DMU2AB Methodisch uitvoeren en evalueren niveau 2a SPH-DWA2AA Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2a
DMU2AA-2
Evaluatieverslag
Verslag
DMU2AA-3
Handelingstoets
Performancetoets
DMU2AB-3
De tweede verleiding
Verslag en performancetoets
SPH-DWA2AB Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2b SPH-DPO2A Professionele Ontwikkeling niveau 2
DWA2AB-1
De tweede verleiding
Verslag en performancetoets
DWA2AB-2
Communicatieplan
Verslag en performancetoets
DPO2A-1
Integrale toets
Verslag en presentatie
DPO2A-7 DPO2A-5
Beroepsprofiel Relevant Werk semester 1 Relevant Werk semester 2
Verslag Document
DWA2AA-1
DPO2A-6
Aanbevelingen
Toetscode DMM3A-3
SPH-DMC3A Methodisch hulpverlenen: werken met MLM vanuit een moderne visie SPH-DLB3B Leiding en begeleiding geven niveau 3 SPH-DWA3B Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 3
DMC3A-4
Toetsvorm Verslag
Muzisch ludisch werken vanuit een hedendaagse visie
Presentatie en verslag
Verslag
DWA3B-2
Verslag coaching en instructie Coachingsvaardighede n Interview kwaliteitszorg Verslag kwaliteitszorg
DWA3B-3
Projectvoorstel O&I
Verslag
SPH-DPO3A Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 1
DPO3A-5
Supervisie
Verslag
DPO3A-3
Relevant Werk semester 1 Relevant Werk semester 2
Document
DLB3B-1 DLB3B-2 DWA3B-1
DPO3A-4
Periode
1
7,5
1 en 3
1 en 11
5
1 en 3
1 en 2
7,5
2 en 4
11
5
2 en 4
3 en 5
7,5
3 en 1
11
5
3 en 1
4, 8 en 10
7,5
4 en 2
4, 5, 8 en 11
5
4 en 2
9
10
1, 2, 3, 4
Competenties
Stp
Periode
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 11
12,5
1 en 3
10 en 11
15
2 en 4
6 en 9
12,5
3 en 1
5, 8 en 10
15
4 en 2
9
5
1, 2, 3, 4
Document
Naam (deel)tentamen Een hulpverleningsplan vanuit een netwerkbenadering Het netwerkberaad
DMM3A-4
Stp
Verslag
Toetsprogramma deeltijd niveau 3, 3e studiejaar OWE SPH-DMM3A Methodisch Hulpverlenen in een veranderende maatschappij
Verslag en performancetoets Verslag
Competenties
Performancetoets
Presentatie Verslag Verslag
Document
33
Toetsprogramma deeltijd niveau 3, 4e studiejaar OWE SPH-DOI4A Onderzoek en innovatie SPH-DPO4A Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2
Minor
4.8.2
Toetscode DOI4A-1
Naam (deel)tentamen Projectverslag O&I
DPO4A-1 DPO4A-5 DPO4A-3
Integrale toets Intervisie Relevant Werk semester 1 DPO4A-4 Relevant Werk semester 2 Afhankelijk van keuze
Toetsvorm Verslag Verslag en presentatie Verslag Document Document
Competenties
Stp
Periode
4, 10 en11
25
1 + 2 en 3+ 4
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11
5
1 + 2 en 3+ 4
30
1, 2, 3, 4
Competenties
Stp
Periode
1, 2 en 9
15
1 en 3
3, 7 en 9
15
2 en 4
3, 7 en 9
15
1 en 3
8, 9 en 10
15
2 en 4
Competenties
Stp
Periode
1
7,5
1 en 3
1 en 11
5
1 en 3
1 en 2
7,5
2 en 4
Toetsprogramma duaal
Toetsprogramma duaal niveau 1 OWE WEL-1CLIB Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld WEL-1SWIU Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering WEL-1PARW Samen Werken (A): Participatie in de wijk
WEL-1PARO Samen Werken (B): Participatie in een organisatie
Toetscode WEL-CLIBDT1 WEL-CLIBDT2 WEL-CLIBPR WEL1SWIU-DT1
Naam (deel)tentamen Handelingstoets met verantwoording Kennistoets
Toetsvorm Handelingstoets met verantwoordings-verslag Kennistoets meerkeuze
Praktijktoets
Beoordeling praktijkwerk
Overdrachtsrapportag e
WEL1SWIU-DT2 WEL1SWIU-DT3 WEL1PARWDT2 WEL1PARWDT2 WEL1PARO-DT1 WEL1PARO-DT2
Reflectietoets
evaluatieverslag als overdrachtsrapportage naar derden Verslag
Praktijktoets9
Beoordeling praktijkwerk
Wijkanalyse
Advies m.b.t. participatie
Praktijktoets
Beoordeling praktijkwerk
Organisatieverslag
Individueel schriftelijk verslag Beoordeling praktijkwerk
Praktijktoets10
Toetsprogramma duaal niveau 2 OWE SPH-UMA2BA Methodisch analyseren niveau 2a SPH-UMA2BB Methodisch analyseren niveau 2b
Toetscode UMA2BA-1
Naam (deel)tentamen Analyse verslag
Toetsvorm Verslag
UMA2BB-2 UMA2BB-3
Performancetoets Kennistoets
UMA2BB-4
Praktijkbeoordeling Kennistoets psychopathologie De eerste verleiding
SPH-UMO2BA Methodisch ontwerpen niveau 2a
UMO2BA-1
Handelingsplan
Verslag en performancetoets Verslag
SPH-UMO2BB Methodisch ontwerpen niveau 2b
UMO2BB-2
Praktijkbeoordeling
Performancetoets
UMO2BB-3
De eerste verleiding
1, 2 en 11
5
2 en 4
SPH-UMU2AA Methodisch uitvoeren en evalueren niveau 2a SPH-UMU2AB Methodisch uitvoeren en evalueren niveau 2b
UMU2AA-2
Evaluatieverslag
Verslag en performancetoets Verslag
UMU2AA-3
Handelingstoets
Performancetoets
3 en 5
7,5
3 en 1
UMU2AB-2
Praktijkbeoordeling
Performancetoets
UMU2AB-3
De tweede verleiding
Verslag en performancetoets
3, 5 en11
5
3 en 1
Als de student deze toets in periode 4 van het schooljaar aflegt (resp. periode 2 voor de februaristroom), dan geldt deze toets tevens als integrale toets. 10 Als de student deze toets in periode 4 van het schooljaar aflegt (resp. periode 2 voor de februaristroom), dan geldt deze toets tevens als integrale toets. 9
34
OWE SPH-UWA2AA Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2a
Toetscode UWA2AA-1
Naam (deel)tentamen Aanbevelingen
SPH-UWA2AB Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2b
UWA2AB-1
De tweede verleiding
UWA2AB-2
Communicatieplan
UWA2AB-3
Praktijkbeoordeling
Verslag en performancetoets Verslag en performancetoets Performancetoets
SPH-UPO2A Professionele Ontwikkeling niveau 2
UPO2A-1
Integrale toets
Verslag en prestatie
UPO2A-7
Beroepsprofiel
Verslag
Toetsprogramma duaal niveau 3, 3e studiejaar OWE SPH-UMM3A Methodisch Hulpverlenen in een veranderende maatschappij
Toetscode UMM3A-4
SPH-UMC3A Methodisch hulpverlenen: werken met MLM vanuit een moderne visie
UMC3A-3
SPH-ULB3B Leiding en begeleiding geven niveau 3
ULB3B-1
SPH-UWA3B Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 3
UWA3B-1
SPH-UPO3A Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 1
UPO3A-5
UMM3A-5 UMM3A-6
UMC3A-4
ULB3B-2 ULB3B-3
UWA3B-2 UWA3B-4 UWA3B-3
Toetsvorm Verslag
Naam (deel)tentamen Een hulpverleningsplan vanuit een netwerkbenadering Het netwerkberaad Praktijkbeoordeling semester 1 hoofdfase 2 Praktijkbeoordeling Semester 1 hoofdfase 2 Muzisch ludisch werken vanuit een hedendaagse visie Verslag coaching en instructie Coachingsvaardigheden Praktijkbeoordeling semester 2 hoofdfase 2 Interview kwaliteitszorg Verslag kwaliteitszorg
Toetsvorm Verslag
Projectvoorstel O&I Praktijkbeoordeling semester 2 hoofdfase 2 Supervisie
Verslag Performancestoets
Toetsprogramma deeltijd niveau 3, 4e studiejaar
Performancetoets Performancetoets
Stp
Periode
4, 8 en 10
7,5
4 en 2
4, 5, 8, 10 en 11
5
4 en 2
9
10
1, 2, 3, 4
Competenties
Stp
Periode
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 11
12,5
1 en 3
10 en 11
15
2 en 4
6 en 9
12,5
3 en 1
5, 8 en 10
15
4 en 2
9
5
1, 2, 3, 4
Competenties
Stp
Periode
4, 10 en11
25
1 + 2 en 3+ 4
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11
5
1 + 2 en 3+ 4
30
1, 2, 3, 4
Performancetoets Presentatie en verslag Verslag Performancetoets Performancetoets Verslag Verslag
Verslag
OWE SPH-UOI4A Onderzoek en innovatie SPH-DPO4A Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2
Toetscode UOI4A-1
Naam (deel)tentamen Projectverslag O&I
Toetsvorm Verslag
DPO4A-1
Integrale toets
Verslag en presentatie
Minor
Afhankelijk van keuze
4.9
Competenties
Aanwezigheidsregeling
Voor de propedeuse 2015-2016 geldt de volgende regeling Als je deelneemt aan de opleiding, gaan we ervan uit dat je aanwezig bent bij de lesdagen. Samen maken we de opleiding en daar is jouw aanwezigheid van groot belang bij. We vinden dit een belangrijk houdingsaspect van een serieuze deeltijdstudent. Er wordt om die reden ook geen formele 35
aanwezigheidsplicht gehanteerd, wat wil zeggen dat niet aanwezig zijn geen gevolgen heeft voor de mogelijkheid om tentamens af te leggen. Bij afwezigheid hanteert de opleiding de gedachtegang dat deeltijd- en duaal studenten professionals zijn die hier dus ook op professionele wijze mee om gaan. Dit betekent afmelden bij je leercoach in geval van afwezigheid en het communiceren met klasgenoten die mogelijk nadeel ondervinden van jouw afwezigheid. Aanwezigheidsplicht voor de hoofdfase 2015-2016 Als je in je studiecontract intekent op het onderwijsaanbod van de opleiding voor een onderwijseenheid, verplicht je je tot 100% aanwezigheid in de lessen van die onderwijseenheid. Onder “lessen” verstaan we alle door de opleiding aangeboden onderwijsactiviteiten. Aanwezigheid betekent dat je je voorbereidt op en actief inzet tijdens een les. Je bent dus afwezig, wanneer je je niet voldoende voorbereidt op en inzet tijdens een les. Je kunt alleen vrijstelling van aanwezigheid voor een onderdeel van het onderwijsaanbod krijgen als je dat tevoren met je slb’er afspreekt en in je studiecontract laat opnemen. Voor je werk of stage gelden de aanwezigheidsafspraken die in je werk- of stagecontract staan. Waarom moet je aanwezigheid zijn? Wij zien leren als een actief proces. De lessen en subgroepbijeenkomsten bieden jou en anderen gelegenheid voor de meest effectieve vormen van leren op de opleiding en ze bieden je docent de gelegenheid om jouw ontwikkeling als individu als groepslid goed te kunnen begeleiden en ondersteunen. Daarnaast ontwikkel je tijdens de opleiding een professionele houding. Dat laat je o.a. zien door je actief in te zetten en te houden aan afspraken, óók wat betreft deelname aan lessen en subgroepbijeenkomsten. Voldoende aanwezigheid in de lessen van een OWE is voorwaarde om een beoordeling voor de deeltentamens te kunnen krijgen, inclusief de integrale toets. Afwezigheid met geldige reden Soms lukt het je door overmacht niet om aanwezig te zijn. Onder overmacht verstaan we een reden die ook in je latere beroep aanvaardbaar is. Ziekte is het meest voorkomende voorbeeld daarvan. In dat geval dien je aan te tonen hier professioneel mee om te gaan. Dit houdt in dat je je tijdig en correct afmeldt bij je docent en een geldige reden aandraagt. Alleen als je je tijdig en correct afmeldt bij de docent en daarvoor een geldige reden kunt aandragen, geldt dat je per OWE per lesvorm maximaal 20% van de lessen mag missen, tenzij anders vermeld in de studiehandleiding. Teveel afwezigheid De docenten houden de aanwezigheid in de lessen bij. Bij meer dan 20% afwezigheid wordt de slb’er ingeschakeld en kan besloten worden dat deelname aan de toetsen behorende bij de betreffende onderwijseenheid wordt uitgesloten. De student kan de afwezigheid (tot 20%) compenseren in overleg met de betreffende docent. De student verzamelt alle informatie, voert oefenopdrachten uit en bestudeert de theorie uit de gemiste lessen, zoals vermeld in de handleiding, op Scholar en door na te vragen bij met mede studenten. De student doet vervolgens een voorstel aan de docent om de gemiste stof zelfstandig te verwerken en daarvan verslag te doen: bijvoorbeeld mondeling in de volgende les of schriftelijk door een samenvatting aan medestudenten te geven, etc. De docent bepaalt of met de voorgestelde opdracht de stof voldoende verwerkt kan worden en spreekt af hoe en wanneer deze opdracht uitgevoerd wordt. Wordt deze opdracht naar behoren afgehandeld dan is daarmee de afwezigheid gecompenseerd. Mocht de student deze inhaalopdracht niet of met onvoldoende kwaliteit uitvoeren, dan beoordeelt de docent de inhaalopdracht als onvoldoende. In dit geval wordt contact opgenomen met slb’er en zo nodig met de senior-slb’er om af te spreken hoe de ontwikkeling van de student voortgang kan vinden en wat er moet gebeuren om deel te nemen aan de eerstvolgende gelegenheid van de toetsen behorende bij de betreffende onderwijseenheid. Bijzondere omstandigheden Als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor je meer dan mag verzuimt (bijvoorbeeld chronische gezondheidsproblemen, sterfgeval in de familie) dien je ook daar een professionele oplossing voor te zoeken. Je overlegt met je slb’er/senior-slb’er via welke speciale regelingen en afspraken je toch met het gewenste resultaat kunt blijven functioneren in de lessen en subgroepen. De slb’er/senior-slb’er dient deze regelingen en afspraken vast te stellen en op te nemen in je studiecontract/ schriftelijk vastgesteld studietraject.
36
Hoofdstuk 5 Leercoaching en studieloopbaanbegeleiding Leercoaching In de propedeuse 2015-2016 hanteren we het begrip leercoach voor degene die jou begeleid vanuit de opleiding in het werken en leren tijdens je studie. De leercoach volgt jou gedurende de gehele studieduur en is in het eerste jaar ook de beoordelaar van je praktijk. In de leercoachingslessen komen vaardigheden als reflecteren naar voren en naar aanleiding van de leercoaching werk je aan je POP. Per lesgroep zijn er twee leercoaches actief. Zij verdelen de individuele gesprekken en de praktijkbeoordeling onder elkaar. Voor de hoofdfase 2015-2016 geldt Dit hoofdstuk is de uitwerking van Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding (Artikel 9.2 Structuur en opzet studieloopbaanbegeleiding) van de Onderwijs- en examenregeling Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies 2015-2016. Studieloopbaanbegeleiding loopt als een rode draad door je leerproces en is onderdeel in het onderwijs van de beroepstaak Professionele Ontwikkeling (PO). In het eerste studiejaar is de studieloopbaanbegeleider (slb’er) de docent die ook de les van de beroepstaak Professionele Ontwikkeling verzorgt. Hij heeft een goede zicht op de individuele student en begeleidt de student naar zijn behoefte om goed de eerste stappen in zijn studie te doen. De slb’er ondersteunt de student als het nodig is in het beslissing nemen of hij de goede keuze heeft gemaakt met zijn studie. De studieloopbaanbegeleiding vindt plaats in individuele gesprekken en in groepsbijeenkomsten. Deze zijn in het eerste studiejaar structureel geplant en behoren bij het PO-programma. Hieraan zijn ook reflectieopdrachten verbonden daarmee studenten zich bewust worden wat hun ontwikkelingsstappen zijn en de persoonlijke verbanden naar hun beroep kunnen leggen. Studievaardigheden, reflectievaardigheden, visie op het beroep en zichzelf als instrument te zien zijn de hoofdthema’s en inhouden van de beroepstaak PO. Om je te begeleiden tijdens je leertraject zijn een aantal instrumenten ontwikkeld, zoals bv. het portfolio (onderdeel van de integrale toets) en het POP. Deze zijn in het PO-programma opgenomen. Vanaf studiejaar twee krijgt de student een vaste slb’er tot met het eind van zijn studie. In deze tijd worden de gesprekken van een student niet structureel gepland, de studenten moeten zelf actief worden en afspraken met de studieloopbaanbegeleider maken. Verder is in ieder studiejaar ook een PO-programma met de boven benoemde hoofdthema’s. De slb’er houdt met het leerproces van de student in de gaten, helpt bij het maken van keuzes en hij stimuleert of adviseert wanneer zich tijdens je studie problemen voordoen. De slb’er houdt de cijferlijsten in het oog en nodigt de student uit als iets misgaat. Bij grotere problemen, zoals bv. overdoen van een studiejaar of semester helpt de senior-slb’er. De senior-slb’er houdt contact met de decaan en de examencommissie en is hier de aanspreekpersoon. De inhoud van het studieloopbaanprogramma studiejaar 1 staat nader uitgewerkt in de studenthandleiding Professionele Ontwikkeling/studieloopbaanbegeleiding. In alle readers van de beroepstaak PO vindt je informaties over rol en taakverdeling van de slb’er en de senior-slb’er. Bij de opleiding SPH wordt geen gebruik gemaakt van een studiecontract.
37
Hoofdstuk 6 Praktische informatie Management en medewerkers Coördinator Sociale Studies deeltijd (deeltijdopleidingen MWD, SPH, Peda): Annelies de Leeuw Telefoonnummer: 0626115630 E-mail:
[email protected] Secretariaat Yvonne Franken Werkdagen: maandag tot en met donderdag. Telefoon: 024-3531539 E-mail:
[email protected] Docenten en andere medewerkers Namen, telefoonnummers en E-mailadressen van de medewerkers van MWD kun je vinden in HANInsite – Scholar – Onze Mensen.
38
Hoofdstuk 7 Interne organisatie 7.1
Faculteiten, domeinen en instituten
De HAN kent de volgende 4 faculteiten: Economie en Management (FEM); Educatie (FE); Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM); Techniek (FT). De ondersteunende diensten van de HAN zijn ondergebracht in het Service Bedrijf. Binnen de faculteiten zijn aan elkaar verwante bacheloropleidingen geclusterd in domeinen. Een instituut is een organisatorische eenheid die uit een of meer domeinen bestaat. De faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij kent de volgende domeinen: Health, Nursing, Social Studies en Sport. 7.2
FGGM: management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau
De faculteit GGM verzorgt ten behoeve van ruim 12.000 studenten een breed scala van HBObacheloropleidingen. In onderstaand overzicht staan deze opleidingen en het domein waartoe ze behoren. Hierbij zijn tevens het management van de faculteit en daartoe behorende instituten vermeld. Faculteitsdirecteur: mevrouw dr. Saskia van der Lyke Domeinen en opleidingen Domein Social Studies Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) Maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD) Sociale Studies deeltijd: MWD, PED en SPH
Pedagogiek (PED) Sociaal pedagogische hulpverlening (SPH)
Creatieve therapie (CT) Toegepaste Psychologie (TP) Domein Health Ergotherapie (ERGO) Fysiotherapie (FYSIO) Logopedie (LOGO) Voeding en Diëtetiek (V&D) Mondzorgkunde (MZK) (*) Domein Sport
Sport en bewegingseducatie (SBE) Sport, gezondheid en management (SGM)
Instituten en instituutsmanagement Instituut voor Maatschappelijke en SociaalCulturele Studies (IMSS) mevr. drs. Jetty Schaap, instituutsdirecteur Vacature mevr. Joke Pol, onderwijsmanager mevr. Annelies de Leeuw, coördinator Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) mevr. drs. Annet Laarman, instituutsdirecteur Vacature mevr. drs. Anna Bakker, onderwijsmanager Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS) dhr. drs. Wouter van der Leeuw, instituutsdirecteur Vacature Vacature Instituut Paramedische Studies (IPS) Instituutsdirectie: dhr. drs. Menno Pistorius, instituutsdirecteur mevr. Ineke Stijnen hoofd opleiding dhr. drs. Herman Berndt, hoofd opleiding mevr. Lianne Remijn, MSc hoofd opleiding mevr. drs. Vivianne Ceelen, hoofd opleiding mevr. Agnes van Boxtel, hoofd opleiding HAN Sport en Bewegen Instituutsdirectie: dhr. Joris Hermans MSc, instituutsdirecteur dhr. Eric Versluijs MBA, adjunct-instituutsdirecteur dhr. Edwin van Gastel, teamleider mevr. Marjolein Bron, teamleider SGM-A 39
Domeinen en opleidingen Lerarenopleiding lichamelijke oefening (LLO) Domein Nursing
Verpleegkunde (HBOV) Medische Hulpverlening (MHV) (*) Lerarenopleiding gezondheidszorg en welzijn (LGW) Management in zorg en dienstverlening (MZD)
Instituten en instituutsmanagement dhr. Martijn van Aarle, teamleider SGM-B dhr. drs. Gielion de Wit, teamleider ALO-A dhr. dr. Marcel Mutsaarts, teamleider ALO-B Instituut Verpleegkundige Studies (IVS) Instituutsdirectie: mevr. drs. Caroline van Mierlo-Renia, instituutsdirecteur mevr. drs. Marijke Beckers MSM, adjunctinstituutsdirecteur dhr. Harold Nas, teamleider mw. Maria Putman, teamleider dhr. drs. Thijs Lemmen, opleidingscoördinator
*: De opleidingen LGW, MZD en MHV behoren wel tot IVS, maar niet tot het domein Nursing. Bij de faculteit (HAN VDO) kan ook een inservice-opleiding gevolgd worden: de opleiding tot “Operatieassistent en Anesthesiemedewerker” (coördinator dhr. Friedy Bijnen). De HAN verzorgt ook een groot aantal HBO-masteropleidingen. Deze opleidingen maken sinds 1 januari 2011 deel uit van het Interfacultaire Instituut HAN Masterprogramma’s (directie: mevr. drs. Ans Gielen). De contractactiviteiten FGGM worden verricht vanuit HAN VDO (opleiding, advies en coaching), o.l.v. dhr. drs. Fernand van Westerhoven, directeur. Bij de faculteit zijn lectoren aangesteld die in kenniscentra met elkaar samenwerken en praktijkgericht onderzoek uitvoeren, ten behoeve van de ontwikkeling van het onderwijs, de beroepspraktijk en het kennisdomein. De lectoraten voeren praktijkgericht onderzoek uit waarvan de resultaten mede ten goede komen aan de opleidingen bijv. nieuwe vormen van dienstverlening op het gebied van welzijn, sport en gezondheid. Lectoren leveren een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de HAN richting een University of Applied Sciences (UAS). De meeste lectoraten bestaan uit een lector en een kenniskring waaraan ook docenten deelnemen. Momenteel werkt het Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies met name samen met lectoraten van de kenniscentra HAN SOCIAAL en Publieke Zaak, maar ook wel met lectoraten uit de andere kenniscentra van FGGM. Kenniscentrum HAN SOCIAAL leading lector: Martha van Biene • Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief. o Martha van Biene (lector), o Erik Jansen (associate lector) • Lectoraat Zorg voor mensen met een Verstandelijke Beperking. o Maaike Hermsen (associate lector) • Lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd. o Huub Pijnenburg (lector) o Marion van Hattum (associate lector) • Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme. o Jan-Pieter Teunisse (lector) • Lectoraat Sociale en Methodische aspecten van Psychiatrische Zorg. o Bauke Koekkoek (lector) Kenniscentrum Duurzame Zorg leading lector: Hub Hamers • Lectoraat Eerstelijns Zorg o Rob van der Sande (lector) • Lectoraat Innovatie in de Care o Marian Adriaansen (lector) o Els Verschuur (associate lector) • Lectoraat Acute Intensieve Zorg 40
•
o Lilian Vloet (lector), o Lisbeth Verharen (associate lector) o Sivéra Berben (associate lector) Lectoraat Organisatie van Zorg en Dienstverlening. o Miranda Laurant (lector) o Hub Hamers (bijzonder lector)
Kenniscentrum Revalidatie, Arbeid, Sport leading lector: Yvonne Heerkens • Lectoraat Arbeid & Gezondheid. o Yvonne Heerkens (lector) o Josephine Engels (lector) • Lectoraat Neurorevalidatie. o Bert de Swart (lector) o Esther Steultjens (associate lector) • Lectoraat Musculoskeletale Revalidatie o Bart Staal (lector) o Robert van Cingel (bijzonder lector) • Lectoraat Herkennen en Ontwikkelen van Sporttalent. o Marije Elferink (lector) • Lectoraat Voeding in relatie tot Sport en Gezondheid o Marian de van der Schueren (lector) o Luc van Loon (bijzonder lector) Interfacultair Kenniscentrum Publieke Zaak leading lector: Frans de Vijlder • Lectoraat Goed Bestuur en Innovatiedynamiek in Maatschappelijke Organisaties. o Frans de Vijlder (lector) • Lectoraat Innovatie Publieke Sector. o Erik de Vries (lector) Conform het HAN-statuut Lectoraten van februari 2008 en het Strategisch Onderzoeksbeleid van de HAN leveren lectoren een bijdrage aan het onderwijs van de bachelor- en masteropleidingen. Zij doen dat o.a. door te participeren in curriculumcommissies, in examencommissies, door gastcolleges te geven en minoren te verzorgen. Verder brengen zij de verbinding tussen onderzoek en onderwijs tot stand door een bijdrage te leveren aan de doorlopende leerlijn onderzoek in de curricula, en door studenten en docenten mee te nemen en mee te laten werken in concrete praktijkgerichte onderzoeksprojecten. Doordat de vragen komen van het werkveld en de resultaten daarvan terugvloeien naar het onderwijs en curriculum wordt de relatie tussen werkveld-onderwijs-onderzoek versterkt. Bij het instituut geven lectoren les / wordt er samengewerkt in onder andere de volgende onderwijseenheden: HOOFDFASE Instituut Naam OWE HF 3, alle opleidingen HF 3 PED en SPH
Onderzoek en Innovatie
PED HF 1
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
Onderzoek en Innovatie
Opleiding
Naam OWE
PED
Mensen met een verstandelijke beperking (minor) Levensloopbegeleiding bij autisme (minor)
PED
Samenwerking met lectoraat
Studenten kunnen deelnemen aan onderzoeksprojecten van een lectoraat. Studenten die een uitstroomprofiel volgen, voeren verplicht onderzoek uit binnen een van de lectoraten.
Samenwerking met lectoraat
Simulatieweek is ontwikkeld en wordt verzorgd in samenwerking met het lectoraat Goed Bestuur en Innovatiedynamiek in Maatschappelijke Organisaties (Frans de Vijlder). 2e-jaars studenten werken aan het verkrijgen van competenties rondom beleid en organisatie specifiek in een jeugdzorgorganisatie Het lectoraat (Zorg voor mensen met een verstandelijke beperking) was betrokken bij de ontwikkeling, herziening en uitvoering van de minor. Leden kenniskring en de lector (Levensloopbegeleiding bij Autisme – Jan-Pieter Teunisse) verzorgen gastcolleges.
41
PED
Samenwerken aan een duurzame Civil Society (minor)
SPH
Levensloopbegeleiding bij autisme (minor) Themadag WMO deeltijd
SPH SPH
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2
SPH
Coaching voor medewerkers in zorg en welzijn (minor)
SPH
Narratief onderzoek en ontwikkeling intercultureel vakmanschap (minor intercultureel werken) Ontwerpen en begeleiden van interculturele leeractiviteiten (minor intercultureel werken)
SPH
Het lectoraat “Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief” is betrokken bij de ontwikkeling van de minor en de lector en leden van de kenniskring verzorgen een deel van het onderwijs. Leden kenniskring en de lector (Levensloopbegeleiding bij Autisme – Jan-Pieter Teunisse) verzorgen gastcolleges. Gastcollege vanuit het lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief Uitvoering organisatie simulatie in samenwerking met het lectoraat Goed Bestuur en Innovatiedynamiek in Maatschappelijke Organisatie. Het lectoraat lokale dienstverlening vanuit klantperspectief is betrokken bij de leerinhoud, levert tools aan en lector Martha van Biene verzorgt een gastcollege over leercoaches in wijkteams. Samenwerking met het lectoraat Lokale dienstverlening van Klantperspectief. Verzorging van hoorcollege en gastcolleges. Excursie WMO werkplaats vanuit lectoraat Lokale dienstverlening van Klantperspectief
Lectoren leveren een bijdrage aan de professionalisering van docenten in onderzoeksvaardigheden en aan de ontwikkeling en implementatie van een doorlopende leerlijn onderzoek in het curriculum van de opleidingen van FGGM. Docenten worden in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de kenniskringen en onderzoeksprojecten van de lectoraten. De kenniskringen voeren praktijkgericht onderzoek uit waarvan de resultaten mede ten goede komen aan de opleidingen bijv. in de vorm van nieuwe inzichten voor hulp- en dienstverlening in het sociaal agogisch werkveld. Enkele actuele voorbeelden van praktijkgericht onderzoek: WMO / Welzijn Nieuwe Stijl, Autisme en Eigen Kracht. Ook studenten kunnen aan onderzoeksprojecten in een lectoraat deelnemen bijv. in het kader van de volgende onderwijseenheden/beroepstaken in de hoofdfase; Onderzoek en Innovatie. Zij kunnen op die manier met behulp van de lectoraten afstudeeropdrachten werven. Studenten die een uitstroomprofiel volgen, voeren verplicht onderzoek uit binnen een van de lectoraten. Studenten kunnen ook in een eerdere fase van hun opleiding waarin zij in aanraking komen met onderzoeksvaardigheden participeren in projecten van een lectoraat, zoals bijvoorbeeld het BOOTproject. Docenten van het instituut die afstudeeronderzoek begeleiden en nog geen master hebben, zijn verplicht de cursus 'introductie onderzoeksvaardigheden' te volgen bij de HAN Academy, die verzorgd wordt door onderzoekers van het kenniscentrum HAN SOCIAAL. Bij FGGM zijn vrijwel alle BA-opleidingen, alsmede de faculteitsdirectie en het faculteitsbureau gehuisvest op de HAN-campus Nijmegen (Kapittelweg 33). De BA-opleidingen van het instituut Sport en Bewegingsstudies zijn ondergebracht in het Gymnasion (Heyendaalseweg/Nijmegen) en de BAopleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening in het pand aan de Prof. Molkenboerstraat te Nijmegen. De BA-opleiding Mondzorgkunde is gehuisvest in het gebouw aan de Philip van Leydenlaan (hier bevindt zich ook de faculteit Tandheelkunde van de RU Nijmegen). De AD-/BA-opleidingen LGW en MZD zijn evenals HAN VDO aan de Berg en Dalseweg 81 te Nijmegen. HAN-campus Nijmegen, de Radboud Universiteit Nijmegen (RU) en het UMC St. Radboud maken onderdeel uit van “Campus Heyendaal”. 7.3
Overleg en communicatie op instituutsniveau
Met ingang van 1 september 2015 is het Instituut Sociale Studies opgedeeld in 3 kleinere instituten: Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies (IMSS) (sociaal werk) Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) (sociaal werk) Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS)
• • •
42
De opleidingen creatieve therapie (CT) en toegepaste psychologie (TP) vallen onder het Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies. De opleidingen culturele en maatschappelijke vorming (CMV) en maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD) vallen onder het Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies. De opleidingen pedagogiek (PED) en sociaalpedagogische hulpverlening (SPH) vallen onder het Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies. Twee van de drie instituten zijn georganiseerd rondom vier opleidingen sociaal werk. De drie deeltijdopleidingen sociaal werk van MWD, PED en SPH zijn organisatorisch ondergebracht bij het team Sociale Studies deeltijd. Er wordt onderling nauw samengewerkt. Zowel inhoudelijk als ook organisatorisch doorlopen de 3 instituten ontwikkeltrajecten waarbij - in de geest van professionele leergemeenschappen - wordt toegewerkt naar resultaatverantwoordelijke teams. Ieder instituut wordt aangestuurd door een instituutsdirecteur. Deze directie vormt samen met de onderwijsmanagers/teamleiders het managementteam van het instituut. Het MT overlegt regelmatig en stuurt de onderwijsorganisatie van het instituut aan. Alle instituutsdirecteuren maken samen met onderwijsmanager/teamleider(s) samenwerkingsafspraken met het werkveld. Elke opleiding heeft een onderwijsmanager/teamleider(s) die verantwoordelijk is/zijn voor de inhoudelijke kwaliteit en actualiteit van het onderwijs binnen zijn of haar opleiding, de aansluiting ervan op de arbeidsmarkt en de aantrekkelijkheid en studeerbaarheid van het onderwijs voor studenten. De onderwijsmanagers/teamleider(s) beschikken over brede en actuele vakkennis en hebben affiniteit met externe communicatie. De onderwijsmanager/teamleider rapporteert aan de instituutsdirectie. Waar mogelijk en zinvol wordt onderwijs ontwikkeld en aangeboden over de grenzen van de opleidingen heen. Dat geldt in het bijzonder voor de minoren. De managementteams van de 3 instituten bepalen het minoraanbod van de instituten. De onderwijsorganisatie heeft betrekking op de randvoorwaarden en infrastructuur die nodig zijn om opleidingen succesvol uit te voeren en de kwaliteit van het onderwijs te borgen. De organisatie van het onderwijs is deels ondergebracht bij het servicebedrijf. Een aantal specifieke, instituutsbrede, taken wordt ondergebracht bij medewerkers met een speciale taakaanstelling voor het hele instituut. Te denken valt aan kwaliteitszorg, internationalisering en de coördinatie van het minoraanbod. Naast primaire onderwijstaken voeren de instituten projecten uit met als doel verdere innovatie en verbetering van kwaliteit en van rendement te realiseren. Dit betekent dat nieuwe initiatieven worden ondersteund of opgezet die leiden tot versterking van de relaties met het werkveld, ontwikkeling van onderzoek, verbetering van student- of medewerkerstevredenheid, en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Projecten hebben altijd een tijdelijk karakter en staan onder leiding van een projectleider die wordt aangesteld door de directie. 7.4
Examencommissie en Commissie Toelatingsonderzoek FGGM (leden)
De examencommissie stelt vast of een student voldoet aan de voorwaarden die in de Onderwijs- en examenregeling (OER) worden gesteld ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van de bachelorgraad. De examencommissie wijst voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aan. De leden van de examencommissie worden benoemd door de faculteitsdirecteur. Zie ook het reglement examencommissies in deel 2 van het Opleidingsstatuut. Examencommissie Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) SPH Tina Bolte, voorzitter PED: Judith Hovius, secretaris SPH: Thea Penterman, lid, tevens extern lid Excie IMSS SPH: Iris te Paske, lid PED: Yvonne Burghard, lid PED: Susanne van Capelleveen, lid PED: Cecile Fransen, lid SPH: Kristin Kainzinger, alleen taak m.b.t. Duitse vrije minoren E-mail:
[email protected] 43
Commissie Toelatingsonderzoek FGGM IVPS: Pieter van Leeuwen, voorzitter IPS: Ria Schipper-Kersbergen, secretaris IVS: Marjo Kwast, lid ISBS: Angèle Welie, lid ISPS: Tina Bolte, lid IMSS: Frank Hendriks, lid Ambtelijk secretaris: Theo Teeuwen 7.5 Medezeggenschap van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau (leden) Bij de HAN is inspraak geregeld op verschillende niveaus binnen de organisatie. Er zijn opleidingscommissies, faculteitsraden en een (centrale) medezeggenschapsraad. Opleidingscommissie SPH Op opleidingsniveau is er een opleidingscommissie (OC) die inspraak heeft. Deze heeft geen instemmingsrecht maar adviseert wel over allerlei opleidingszaken. Bijvoorbeeld over de Onderwijsen Examenregeling en de uitvoering ervan. Het aantal leden van de opleidingscommissie bestaat voor de helft uit docenten en de helft uit studenten. Als student of docent kun je via de opleidingscommissie meedenken over het onderwijs en de organisatie van jouw opleiding. Zie ook het HAN-reglement opleidingscommissies (deel 2 van het Opleidingsstatuut). De samenstelling van de opleidingscommissie SPH (peildatum 20-04-2015) is: Personeelsgeleding Hanneke Kusters, docent, voorzitter:
[email protected] Wies Nijs, docent:
[email protected] Joyce Kat, docent:
[email protected] Tina Bolte, docent:
[email protected] Studentgeleding Nynke de Vries:
[email protected] Tim Frensen:
[email protected] Manje Woldhuis:
[email protected] Ines Diederich:
[email protected] Faculteitsraad (FR) Op faculteitsniveau is er een faculteitsraad. Deze raad heeft het recht om alle faculteitszaken te bespreken en vragen te stellen aan de directie. Die is verplicht hierop gemotiveerd te reageren. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoorts. Een faculteitsraad bestaat uit 12 leden: 6 personeelsleden en 6 studenten. Als student of docent kun je in de faculteitsraad meepraten over het beleid dat door de faculteitsdirectie wordt gemaakt. Het gaat dat om beleid voor de faculteit, maar ook voor alle instituten die onder de faculteit vallen. De FR praat dus ook mee over de instituten. De samenstelling van de faculteitsraad GGM (peildatum 20-02-2015): Personeelsgeleding Ad den Dekker, docent CMV:
[email protected] Ine van de Heuvel, voorzitter examencommissie Paramedische Studies:
[email protected] Renelle Koppers, docent HAN Sport en Bewegen:
[email protected] Amel Yahyaoui, docent MWD:
[email protected] Reinhard Schulte, opleider, coach, HAN VDO en HMP:
[email protected] Ruud Kroes, docent SPH:
[email protected]
44
Studentgeleding Siebe Bosman:
[email protected] Melissa Breukel:
[email protected] Eveline Freeriks:
[email protected] Kimberly Pastoors:
[email protected] Isabel Widdershoven:
[email protected] Anouk Scholten:
[email protected] Joery van den Bogaard:
[email protected] De faculteitsraad wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris en een beleidsmedewerker. Zij vormen samen het ambtelijk secretariaat. Zij leveren een bijdrage aan het functioneren van de FR. Ambtelijk secretariaat Sandra Schiks, ambtelijk secretaris FR:
[email protected] Hans Oolbekkink, beleidsmedewerker FR:
[email protected] De voorzitter, vicevoorzitter en secretaris worden aan het begin van het nieuwe studiejaar opnieuw gekozen. Voor meer én actuele informatie zie: insite/ggm/faculteitsraad. Medezeggenschapsraad (MR) Via de Medezeggenschapsraad (MR) hebben personeel en studenten op HAN-niveau inspraak. Het CvB is verplicht op vragen en opmerkingen gemotiveerd te reageren. De MR heeft instemmingsrecht. De instemming van de MR is vereist voor alle beslissingen op het gebied van hogeschoolbeleid, huisvesting, opleidingsaanbod en financiën. De MR bestaat uit 16 leden: 8 personeelsleden en 8 studenten. Als student of medewerker kun je in de MR meepraten over het algemene en vaak abstracte beleid van de hogeschool. De samenstelling van de medezeggenschapsraad (peildatum 20-02-2015): Personeelsgeleding Theo de Wit, HAN algemeen:
[email protected] Ton Ammerlaan, HAN algemeen:
[email protected] Renee Jenniskens, Service Bedrijf:
[email protected] Martin Pel, Service Bedrijf,
[email protected] Sanne Gruyters, GGM:
[email protected] Cees Vloon, FEM:
[email protected] Jean Hendriks, Techniek:
[email protected] Wilma Christiaens, Educatie:
[email protected] Studentgeleding Dex de Boer, HAN algemeen:
[email protected] Maarten ten Hag, HAN algemeen:
[email protected] Renzo Roso, HAN algemeen:
[email protected] Timo Eversen, HAN algemeen:
[email protected] Roel Remij, GGM:
[email protected] Nikki Buijs, Techniek:
[email protected] Marloes van Dommelen, Educatie:
[email protected] Paul Zwinkels, FEM:
[email protected] Contactpersoon voor het bureau medezeggenschap Hans Oolbekkink:
[email protected]
45
7.6
Kwaliteitszorg op instituutsniveau
Systeem van kwaliteitszorg van het instituut Het instituut peilt regelmatig de mening van studenten over allerlei zaken die betrekking hebben op het onderwijs in de ruime zin van het woord. In de eerste plaats het feitelijke onderwijs dat je in een bepaalde periode gevolgd hebt, maar bijvoorbeeld ook het studiemateriaal, planning van de uren en studietaken. Door deelname aan de periodieke schriftelijke evaluaties, deelname aan periodieke mondelinge evaluatiegesprekken en lidmaatschap van de opleidingscommissie hebben studenten invloed op de kwaliteit. Voorts is er een klachtenregeling waar studenten gebruik van kunnen maken. Deze klachtenregeling is opgenomen in het Studentenstatuut van de HAN. Het Studentenstatuut kan worden geraadpleegd op de website van de HAN. Resultaten vanuit studentevaluaties worden besproken met betreffende uitvoerende docenten en de verschillende commissies op opleidings-/instituutsniveau, zoals: de curriculumcommissie, de toetscommissie, de commissie studieloopbaanbegeleiding. Iedere commissie heeft zijn eigen aandachtsgebied t.a.v. de zorg voor kwaliteit. Op basis van een analyse van gegevens uit evaluaties (zoals: notulen studentenoverleg, jaarevaluaties of evaluaties t.a.v. onderwijseenheden, toetsing en studieloopbaanbegeleiding) formuleren de teams van uitvoerende docenten en/of commissies verbetermaatregelen. Bij hernieuwde evaluatie controleert een commissie tevens het effect van de eerdere verbeteringen. Iedere commissie rapporteert al dan niet via de kwaliteitszorg-/evaluatiecoördinator aan de onderwijsmanager van de opleiding c.q. het managementteam van het instituut. Resultaten vanuit studentevaluaties t.a.v. het functioneren van docenten worden door het betreffende team van uitvoerende docenten besproken en kunnen mede input zijn voor de jaarlijkse Resultaat- en Ontwikkelinggesprekken die de onderwijsmanagers/leidinggevenden voeren met docenten/ medewerkers. Naast het terugblikken over uitgevoerde werkzaamheden en een beoordeling over het functioneren, is het maken van nieuwe afspraken over resultaten en professionalisering een belangrijk onderdeel van de R&O-gesprekken. Voor nadere informatie over professionalisering(sbeleid) volg klikroute: HAN-insite > Service Bedrijf > Human Resources. Voor medewerkers is er een breed aanbod cursussen en trainingen gericht op professionalisering beschikbaar, die gevolgd kunnen worden via de HAN Academy. Terugkoppeling van zowel schriftelijke als mondelinge evaluaties en verbeterpunten aan studenten gaat onder meer via studentenoverleg, inleidingen van studiehandleidingen (waar de gerealiseerde verbeteracties worden benoemd) en Intranet/Insite. Het systeem van kwaliteitszorg wordt besproken en beoordeeld binnen de opleidingscommissie(s), zowel op opleidingsniveau als op instituutsniveau. De opleidingscommissie(s) geven advies als verbetermaatregelen t.a.v. het systeem nodig zijn. Zie ook: HAN-reglement opleidingscommissies (in deel 2 van dit Opleidingsstatuut). Werkveldadvies-/beroepenveldcommissie(s) Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen bewaken, hecht de HAN groot belang aan de mening van deskundigen uit de werkvelden waarvoor opgeleid wordt. Deze deskundigen komen minstens twee maal per jaar bijeen in de vergaderingen van de werkveldadvies-/beroepenveldcommissie. De werkveldadvies-/beroepenveldcommissie(s), bestaande uit vertegenwoordigers uit het werk- en beroepenveld heeft/hebben als hoofdtaken: - het toetsen van de diverse opleidingsprofielen aan de eisen van de arbeidsmarkt; - het bijdragen tot de kwaliteitsbewaking, met name vanuit werkveldperspectief; - de bevordering van een geregeld contact van de diverse opleidingen met het werk- en beroepenveld. Daartoe wordt geadviseerd over beleids- en activiteitenplannen en het praktijkgehalte van de opleiding(en). Basis hiervoor zijn relevante ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Tevens participeren de werkveldcommissies in een driejaarlijkse evaluatie door de opleiding van de eindkwalificaties en de onderbouwing daarvan in het programma.
46
Bij de samenstelling van de werkveldadvies/-beroepenveldcommissie(s) wordt bewaakt dat de commissies representatief zijn voor het werk- en beroepenveld waarvoor de opleidingen studenten opleiden. Extern toezichthouders Om een oordeel over de kwaliteit van het examen te vormen wordt er toezicht gehouden door externe toezichthouders te benoemen. De beoordeling over de kwaliteit van het examen betreft in het bijzonder: a. de kwaliteit van toetsing en beoordeling b. de kwaliteit van studenten (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties) c. de organisatorische kwaliteit van het examen. Ledenoverzichten externe toezichthouders (peildatum 05-06-2015) De externe toezichthouders bij de opleiding Pedagogiek zijn: • Ad van Vark • vacature • vacature De externe toezichthouders bij de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening zijn: • Dagmar Kaplan • Karin Janssen • Eric Keizers • Marleen van Steen • Jan Traeder
47
Hoofdstuk 8 Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau Een overzicht van de belangrijkste studentenvoorzieningen van de HAN staat in het algemeen deel van het Studentenstatuut. Zie ook de HAN website: www.han.nl/studentenstatuut. In dit hoofdstuk staan de voorzieningen centraal die relevant zijn voor de faculteit GGM. Openingstijden gebouwen (peildatum: 25-02-2015) Kapittelweg 33
ma t/m do vr
7.30 tot 22.00 uur 7.30 tot 18.30 uur
Prof. Molkenboerstraat 3
ma t/m do vr
7.30 tot 19.00 uur 7.30 tot 18.00 uur
Heyendaalseweg 121 (Albertinum)
ma t/m vr
8.30 tot 17.00 uur
Heyendaalseweg 141 (Gymnasion)
ma t/m do vr
7.30 tot 20.00 uur 7.30 tot 18.00 uur
Tijdens de schoolvakanties zijn er voor alle gebouwen afwijkende openingstijden. Kijk voor meer informatie op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw. 8.1
Voorzieningen op locatie Kapittelweg
Het Vraagpunt Dit bevindt zich op de begane grond op B0.16. Je kunt bij het Vraagpunt op de Kapittelweg terecht voor: - adreswijzigingen doorgeven via Studielink aan de HAN - bewijs van betaling collegegeld - bewijs van in- of uitschrijving - uitgifte propedeuse - vragen over je collegegeld en collegekaart - informatie over zelfstandig bekijken van studieresultaten, inschrijven voor tentamens etc. - reserveren van onderwijslokalen Zie ook HAN Insite / Service Bedrijf / Studentzaken / over ons / afdelingen studentzaken Tijdens openingstijden zijn de medewerkers van 't Vraagpunt te bereiken via: Telefoon: 024-3531650 E-mail:
[email protected] Openingstijden: ma t/m vr: 8.30-13.00 uur. In de piektijden (bijv. start studiejaar) is het Vraagpunt tot 16.30 uur open. Receptie Onze recepties vind je veelal in het hart van het gebouw. De medewerkers van de receptie zijn het eerste aanspreekpunt voor alle bezoekers van de HAN-gebouwen. Deze bevindt zich aan één balie in de centrale hal (A0.07). Hier worden bezoekers te woord gestaan en de telefooncentrale beheerd. Naast de behandeling van de telefoon en het ontvangen van bezoekers kun je bij de receptie ook hen terecht voor: - het aanmelden en laten ontvangen van bezoekers - ziek- en herstelmeldingen - het melden van calamiteiten (brand/ongevallen) - het melden van wensen, ideeën en klachten m.b.t. het gebouw/de locatie - gevonden en verloren goederen Tijdens openingstijden is de receptie intern te bereiken via het nummer 024-3531111. Openingstijden: ma t/m do: 08.00-22.00 uur en vrijdag: 08.00-18.00 uur. Kijk voor informatie over de receptie ook op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / balies
48
Servicedesk De ServiceDesk is op de Campus in Nijmegen hét aanspreekpunt voor alle facilitaire en ICT-vragen, meldingen, reserveringen en klachten. De ServiceDesk is telefonisch bereikbaar van maandag t/m donderdag van 8.00 tot 19.00 uur en op vrijdag van 8.00 tot 17.30 uur. De balies van de ServiceDesk in Arnhem en Nijmegen zijn geopend van maandag t/m vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur. De ICT studentenbalie is op maandag t/m vrijdag geopend van 8.30 tot 16.30 uur. Balie: Kapittelweg 33 Nijmegen, C-vleugel, ruimte C1.54 Telefoon: 024-3531666 E-mail:
[email protected] Tijdens schoolvakanties gelden afwijkende openingstijden. De Servicedesk vind je online op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / balies Reserveren studie- en vergaderruimten, catering en AV-middelen Zelf online een studie- of vergaderruimte of een AV-middel reserveren? Ga naar Insite / Servicebedrijf / Facilitaire Zaken. Heb je hulp nodig bij het reserveren of heb je vragen? Neem dan contact op met de ServiceDesk. Afhalen van gereserveerde AV-middelen: - Bij de meeste gebouwen binnen de HAN kun je het gereserveerde AV-middel afhalen bij de receptie van het desbetreffende gebouw. - Op de Kapittelweg 33 kun je AV-middelen afhalen bij de AV-balie in de D-vleugel (D1.37) Studenten moeten zich identificeren bij het ophalen van het gereserveerde AV-middel. Voor medewerkers is het mogelijk om diverse AV-middelen te laten bezorgen. Deze service kan men aanvragen via de ServiceDesk. HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / Faciliteiten Snellaadstations smartphones en tablets Raakt de batterij van jouw smartphone of tablet ook zo snel leeg? Geen nood! Binnen de HAN zijn op een aantal locaties snellaadstations voor smartphones en tablets aanwezig. Hoe werkt het? De snellaadstations bestaan uit 10 kluisjes: 2 voor tablets en 8 voor smartphones. In iedere locker kan een apparaat aan de oplader worden gelegd. Dankzij USB-technologie is een telefoon of tablet binnen een half uur weer klaar voor gebruik. De display van het snellaadstation geeft aan wanneer een smartphone of tablet is opgeladen. Je vindt de snellaadstations op de volgende locaties: - Kapittelweg 33 in Nijmegen (kantine) - Kapittelweg 35 in Nijmegen (kantine) - Laan van Scheut 10 in Nijmegen (centrale hal) Wil je meer informatie over de snellaadstations? Kijk dan op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / Faciliteiten. HANCard voor studenten Binnen de HAN wordt de HANCard gebruikt als betaal- en identificatiemiddel. Nieuwe HAN studenten krijgen automatisch een HANCard thuisgestuurd. Met de HANCard kun je - nadat je privésaldo hebt opgewaardeerd - gebruik maken van de volgende faciliteiten: - Printen, kopiëren en scannen - Betalen bij de cateraars - Betalen van boetes bij de studiecentra - Betalen bij de readerwinkels en copyshops - Lenen van boeken bij de studiecentra Daarnaast heb je de HANCard nodig om je te identificeren bij tentamens.
49
Je kunt het privésaldo van je HANCard online opwaarderen via de HANCard portal op het tabblad ´Credit´. Opwaarderen kan met iDeal of Sofort (Europese iDeal) en op termijn ook met je creditcard. Daarnaast is opwaarderen (met pinpas of creditcard) mogelijk bij een van de oplaadpunten in de hal van de volgende locaties: - Kapittelweg 33, Nijmegen - Laan van Scheut 10, Nijmegen Als je je HANCard kwijt bent geraakt kun je deze via de HANCard portal blokkeren (via tabblad ´account´ / ‘meld kaart kwijt’). Hier kun je ook een nieuwe HANCard aanvragen. Hier zijn eenmalig kosten (€ 12,50) aan verbonden. Lees meer over de HANCard op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / HANCard 8.2
Studentenondersteuning
Campusdecanaat HAN Het campusdecanaat is een decanaatsvoorziening voor de campus in Arnhem en de campus in Nijmegen. De decanen vormen een tweedelijns voorziening voor studenten op het gebied van studentbegeleiding. Daarnaast geven zij ondersteuning aan (senior)studieloopbaanbegeleiders. Ook geven ze gevraagd en ongevraagd advies aan de opleidingen/instituten/faculteiten. Je studieloopbaanbegeleider (slb´er) is het eerste aanspreekpunt voor jou binnen de HAN. Je slb´er beantwoordt vragen en ondersteunt je bij je studie. Als je slb´er je niet kan helpen, stuurt hij je in eerste instantie door naar de senior slb´er van je opleiding. Alleen in bijzondere gevallen kun je voor begeleiding terecht bij de campusdecaan, zoals: - Financiële problemen t.g.v. ziekte of bijzondere omstandigheden; - Persoonlijke problemen waardoor je niet goed kunt studeren en verwijzing nodig is; - Een functiebeperking of chronische ziekte waarvoor je (samen met de senior slb´er) wilt bespreken of bepaalde voorzieningen om te kunnen studeren geregeld kunnen worden; - Algemene vragen over de combinatie topsport en studie; - Uitschrijven in verband met ziekte of bijzondere omstandigheden; - Hulp bij bezwaar- en beroepsprocedures. Voor contactgegevens van de Campusdecanen HAN-Nijmegen zie: Bijlage 2: Relevante namen en adressen van deze Studiegids of kijk voor meer informatie en de contactgegevens van de campusdecanen op HAN Insite / Service Bedrijf / Onderwijs en Onderzoek / Producten en diensten / Campusdecanaat. Vertrouwenspersonen De HAN is een organisatie waar we met respect met elkaar omgaan. Helaas kan het echter ook bij ons voorkomen dat je als medewerker of student te maken krijgt met ongewenst gedrag. Je kunt je dan wenden tot één van de vertrouwenspersonen. Iedere melding wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Slechts na jouw toestemming onderneemt de vertrouwenspersoon eventuele verdere stappen. Voor contactgegevens van de vertrouwenspersonen zie: Bijlage 2: Relevante namen en adressen van deze Studiegids of kijk voor meer informatie en de contactgegevens van de vertrouwenspersonen op HAN Insite / Service Bedrijf / Human Resources / Producten en diensten / Klacht en bezwaar / Vertrouwenspersonen. Aandachtsfunctionarissen meldcode Huiselijk Geweld Een uitgangspunt van HAN-beleid is, dat wij alle medewerkers en studenten een veilige omgeving willen bieden. In zo’n omgeving - op de hogeschool of thuis - is geweld in een afhankelijkheidssituatie onacceptabel. Maar wat moet je doen, als je vermoedt dat er sprake is van bijv. huiselijk geweld of kindermishandeling? De landelijk ingevoerde meldcode Huiselijk Geweld biedt daarbij uitkomst. Als er signalen zijn van huiselijk geweld of kindermishandeling kan iedereen die op de HAN werkt of studeert contact opnemen met een aandachtsfunctionaris. Zij bieden hulp bij de uitvoering van de vijf stappen van de meldcode. De aandachtsfunctionarissen van de HAN zijn Pia in ’t Veld en Marianne de Bruijn. E-mail:
[email protected] E-mail:
[email protected] 50
Voor meer informatie en de contactgegevens van de aandachtsfunctionarissen zie: HAN Insite / Service Bedrijf / Human Resources / Producten en diensten / Klacht en bezwaar / Meldcode Huiselijk Geweld. Bureau Klachten en Geschillen Heb je een klacht over een medewerker van de HAN? Ben je het niet eens met een beoordeling of opdracht? Het Bureau Klachten en Geschillen zorgt ervoor dat klachten en beroepschriften bij de juiste hogeschoolorganen terechtkomen. Verder verzorgt het bureau het secretariaat van het College van Beroep voor de Examens. Het Bureau Klachten en Geschillen is te bereiken via: E-mail:
[email protected] Telefoon: 026-3691504 Ombudsman Met klachten over onbehoorlijke gedragingen of situaties binnen de HAN kun je terecht bij een onafhankelijke ombudsman. Zijn rol is bemiddelend; uitspraken van de ombudsman zijn juridisch niet bindend. De ombudsman is de heer Egbert Hulshof. E-mail:
[email protected] B: Bisschop Hamerhuis, kamer H2.24b, Verlengde Groenestraat 75 in Nijmegen De Regeling Ombudsman kun je terugvinden in het Studentenstatuut. Studentenpsycholoog HAN SOC Bij de studentenpsycholoog kun je terecht met persoonlijke problemen, die het functioneren in je studie beïnvloeden. Voorbeelden zijn: studiestress en faalangst, negatief zelfbeeld, overmatig piekeren, somberheid, gevoelens van angst, uitstelgedrag en motivatieproblemen. De studentenpsychologen zijn gebonden aan de kwaliteitskaders en beroepscode van het Nederlands Instituut van Psychologen en hebben een beroepsgeheim. Na doorverwijzing door een van de campusdecanen krijg je een intakevragenlijst toegestuurd. Zodra je deze ingevuld terugstuurt, wordt er een intakegesprek ingepland met een van de studentenpsychologen. Door het invullen van de vragenlijst kan het intakegesprek zo efficiënt mogelijk gebruikt worden. Het intakegesprek is bedoeld om te bekijken welke hulp het beste bij je past. Het SOC biedt intake, indicatiestelling, begeleiding en verwijzing van studenten met een psychologische hulpvraag. Concreet ziet dit er als volgt uit: Na de intake en indicatiestelling zijn er de volgende mogelijkheden: Individuele gesprekken (ongeveer 5) met een studentpsycholoog Deelname aan een van de volgende trainingen: - Training omgaan met studiestress en faalangst - Training assertiviteit - Training mindfulness - Training constructief denken - Training zelfvertrouwen - Themagroep omgaan met rouw en verlies Indien er meer nodig is, wordt er samen met je gekeken welke ondersteuning (buiten de HAN) het beste bij je past. De studentenpsychologen hebben zowel in Arnhem als in Nijmegen een werkplek. In Nijmegen is dit het Bisschop Hamerhuis, kamer H3.06. Studie(loopbaan)begeleiding en Studiekeuze Binnen de HAN zijn er verschillende personen waar je terecht kunt als je vragen hebt over je studie(loopbaan) of studiekeuze: - De studieloopbaanbegeleider is je eerste aanspreekpunt binnen de HAN. Je kunt bij hem of haar terecht als je vragen over je studie hebt of als je ondersteuning bij je studie kunt gebruiken. Hij of zij helpt je reflecteren op je keuzes en stuurt je aan bij het ontwikkelen van competenties. Per jaar heb je enkele individuele gesprekken met je slb’er waarin onder andere je studievoortgang en de te maken keuzes aan de orde komen. 51
-
-
Als je door persoonlijke problemen studievertraging oploopt of als bijvoorbeeld ziekte aparte aanpassingen vraagt in het studieprogramma, dan stuurt de slb’er je door naar de senior studieloopbaanbegeleider van je opleiding. Ook als je vragen hebt over bijvoorbeeld speciale voorzieningen bij tentamens en colleges, de combinatie topsport en studie, uitschrijving of de overstap naar een andere studie kan de senior-slb’er je van dienst zijn. Bij opleiding overstijgende vragen over bijvoorbeeld financiële of persoonlijke problemen of over bezwaar-/beroepsprocedures, stuurt de (senior) slb’er je door naar de campusdecaan. Ook voor studieproblemen, waarbij je graag een onafhankelijk advies zou willen hebben, kun je bij de campusdecaan terecht.
Studiewisselpunt Veranderen van studie? Twijfel jij over je studiekeuze? Stop je met je studie en je weet niet wat je moet kiezen? Heb je een vraag over studiekeuze? In de centrale hal (D0.42) vind je het Studiewisselpunt, hier kun je terecht voor: - Alle vragen over studiekeuze die je maar kunt bedenken. - Kort studiekeuzegesprek - Individueel traject - Workshop Studiekeuze: Kiezen met Passie - Online studiekeuzetips - Hulp bij Studiekeuze Telefoon: 024-3530856 E-mail:
[email protected] Op werkdagen krijg je binnen 24 uur een reactie. Openingstijden: ma, di, do: 11.00-12.00 uur Financiële ondersteuning bij bijzondere omstandigheden (o.a. profileringsfonds) Hieronder vind je de verschillende mogelijkheden die er zijn voor financiële ondersteuning. Studiefinanciering (DUO): verlenging prestatiebeurs Als je door ziekte of een functiebeperking (waaronder ook dyslexie) studievertraging oploopt in de prestatiebeursperiode, kun je bij DUO een extra jaar prestatiebeurs aanvragen. Beroep doen op financiële steun uit het Profileringsfonds van de HAN als: - Je door ziekte of een functiebeperking aantoonbaar meer studievertraging hebt dan één jaar. - Je door zwangerschap en bevalling of door bijzondere familieomstandigheden aantoonbare studievertraging oploopt. - De oorzaak van de studievertraging aantoonbaar ligt bij de manier waarop de opleiding is ingericht of het onderwijs is georganiseerd. - Je naast je studie steeds bezig bent met het beoefenen van topsport en je over een jaarlijkse HAN-(topsport)verklaring beschikt en aantoonbare studievertraging hebt. - Je een bestuursfunctie hebt bij een studentenorganisatie en je hierdoor studievertraging oploopt. Dit geldt ook voor het lidmaatschap van de opleidingscommissie, de faculteits-, instituuts- of medezeggenschapsraad. Financiële noodsituaties In geval van acute en incidentele financiële nood kun je een beroep doen op het noodfonds van de HAN. In een aantal financiële noodsituaties kun je een beroep doen op een particulier fonds. Neem bij vragen contact op met het campusdecanaat. De Regeling Profileringsfonds kun je terugvinden in het Studentenstatuut. Netwerk Diversiteit FGGM Het Netwerk Diversiteit FGGM stimuleert beleidsontwikkeling en -uitvoering waarbij, zowel vanuit het student- als vanuit het medewerkersperspectief, optimaal rekening gehouden wordt met het feit dat individuen van elkaar verschillen, niet alleen allochtoon en autochtoon, maar ook man en vrouw, jong en oud, wel en niet met een functiebeperking of chronische ziekte, seksuele geaardheid, religie, burgerschap, burgerlijke staat, enzovoort. Het Netwerk streeft naar een klimaat waarbinnen er voor studenten en medewerkers continue aandacht is voor de eigen positie en de daarmee samenhangende individuele (on)mogelijkheden. 52
Daarnaast dient uiteraard ook aandacht te zijn voor de collectieve onderwijs- en organisatiedoelstellingen. Het Netwerk ziet het als een uitdaging om die beide belangen (individu – organisatie) tot zijn recht te laten komen.
[email protected] Telefoon: 024-3531066 Nevzat Cingöz, voorzitter Netwerk 8.3
Studenteninformatievoorziening
HAN Voorlichtingscentrum Met al je vragen kun je terecht bij de medewerkers van het HAN Voorlichtingscentrum. Zij kunnen je alles vertellen over bijvoorbeeld de (master)opleidingen, samenwerkingsvormen, voorlichtingsactiviteiten of organisatiegegevens van de HAN. Hieronder staan de contactgegevens: HAN Voorlichtingscentrum (HVC) Openingstijden: maandag t/m vrijdag 9.00-17.00 uur. Telefoon: 024-3530500 E-mail:
[email protected] Studiecentra De HAN beschikt over 6 studiecentra, 2 in Arnhem en 4 in Nijmegen. De studiecentra HAN voorzien studenten, docenten, onderzoekers en lectoren t.b.v. studie of werk van vakliteratuur, zowel fysiek als digitaal en ondersteunen en bemiddelen bij het zoeken, vinden, beoordelen, verwerken en publiceren van deze vakinhoudelijke informatie. Op de volgende locaties kun je van een studiecentrum gebruik maken: Studiecentrum Economie-Techniek-Informatica; Ruitenberglaan 31, Arnhem Studiecentrum Pabo Arnhem; Ruitenberglaan 27, Arnhem Studiecentrum Kapittelweg; Kapittelweg 33, Nijmegen Studiecentrum Sport en Bewegen Gymnasion; Heyendaalseweg 141, Nijmegen Studiecentrum MWD Nijmegen; Prof. Molkenboerstraat 3, Nijmegen Studiecentrum Educatie; Kapittelweg 35, Nijmegen Voor meer informatie, onder andere over de openingstijden en telefoonnummers, kun je terecht op de website van de studiecentra: www.han.nl/studiecentra International Office Het HAN International office kent twee locaties, één in Arnhem op de Ruitenberglaan 31 en één in Nijmegen op de Kapittelweg 33. Het HAN International Office ondersteunt de faculteiten, instituten en opleidingen met het realiseren van de doelstellingen ten aanzien van internationalisering. Daarnaast kunnen medewerkers en studenten bij het HAN International Office terecht met vragen over onder andere staf en studenten uitwisseling, beursprogramma’s, partner universiteiten en instellingen, buitenlandse samenwerking, Internationale projecten, aanmelding studie-stage buitenland, registratie staf mobiliteit buitenland en vragen over visa buitenlandse studenten (bachelor en exchange). Het HAN International Office heeft een informatie balie welke op werkdagen (maandag t/m vrijdag) geopend is van 11.00-13.00 uur en van 14.00-15.30 uur. Meer informatie over het HAN International Office is te vinden op HAN Insite / Service Bedrijf / International Office. De Faculteit GGM kent haar eigen contactpersonen binnen het HAN International Office; Yvonne van der Meijs, beleidsmedewerker Internationalisering Monique Nederhoed, proces coördinator/exchange coördinator Laura Kapitein, medewerkster International Office - beurzen/voorbereidingsmodule buitenland 53
Verplichte voorbereidingsmodule buitenland Vanaf 1 januari 2013 is het voor iedere student van de faculteit GGM die in het kader van zijn/haar studie naar het buitenland gaat verplicht om een voorbereidingsmodule te volgen. Een student heeft een aantal mogelijkheden: - een voorbereiding als onderdeel van de minor Internationalisering, - een voorbereiding als onderdeel van de minor International Sustainable Development Cooperation, - de voorbereidingsmodule Sociale Studies (alleen voor studenten CTO, CMV, MWD, PED, SPH en TP), - de facultaire voorbereidingsmodule voor alle overige FGGM studenten. Voor alle studenten die geen voorbereidingsmodule volgen in het kader van een minor of de voorbereidingsmodule Sociale Studies is een faculteitsbrede voorbereidingsmodule ontwikkeld, bestaande uit 4 verplichte bijeenkomsten, vaak aangevuld met een instituuts- of opleidingsspecifiek deel. Je meldt je voor de facultaire voorbereidingsmodule aan door het aanmeldformulier in te vullen en een email te sturen naar
[email protected]. Ben je student van het Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies neem dan contact op met de contactpersoon Vrije Minor Buitenland voor studie of voor stage met het Praktijkbureau. Voor meer informatie over de inhoud van het voorbereidingsprogramma en de data van de bijeenkomsten, kun je terecht op de website van het International Office. Het Hogeschoolblad Sensor Op de hoogte blijven van alles wat te maken heeft met de HAN? In het 2-wekelijkse magazine Sensor vind je alles over belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen binnen en buiten de HAN. En natuurlijk staan er spraakmakende artikelen in over studeren, stagelopen en vrije tijd. Op de website van Sensor kun je alles nalezen en reageren op de artikelen: http://www.sensor-magazine.nl. 8.4
Overige voorzieningen
Kantine en Studentencafé De kantine is van maandag tot en met donderdag van 08.30-19.30 uur geopend. Op vrijdag is de kantine tot 16.30 uur geopend. Tussen 16.30 en 18.30 uur kun je in de kantine terecht voor een warme maaltijd. Tijdens schoolvakanties is de kantine beperkt geopend: van 10.00-14.00 uur. Studentencafé ‘In the mood’ is op maandag tot en met vrijdag van 10.00-17.00 uur geopend. Op dinsdag en donderdag is het café tot 20.00 uur geopend. Op tentamen- en lesvrije dagen is het café gesloten. Campuswinkel In de winkel voor kantoorartikelen en readers van Arnhem en Nijmegen kun je terecht voor: - Kantoorartikelen - Readers - HAN-artikelen of relatiegeschenken - Kaarten - Hygiëne-artikelen De campuswinkel in Nijmegen is te vinden op de Kapittelweg 33 in ruimte D0.40. De winkel is van maandag tot en met donderdag geopend van 8.30 tot 17.00 en op vrijdag tot 16.00. Copyshop De copyshop bevindt zich op de begane grond van de D-vleugel (D0.39). Studenten kunnen bij de copyshop o.a. terecht voor: - zwart-wit kopieën vanaf een oplage van 70 pagina´s - het kopiëren van sheets - het inbinden en/of lamineren van verslagen e.d. - het maken van kleurkopieën 54
Tijdens openingstijden is de copyshop intern te bereiken via toestel 024-3531892. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 08.30-17.00 uur. N.B.: Op elke verdieping staan kopieerapparaten (copiers/printers) waar studenten en medewerkers met hun HAN-card zelf kunnen kopiëren. Behandelcentrum IPS Het Behandelcentrum IPS biedt studenten en medewerkers van de HAN met dreigende en reeds aanwezige lichamelijke klachten behandelingen aan op het gebied van Ergotherapie (werkplekonderzoek), Fysiotherapie, Logopedie en Voeding en Diëtetiek. Het Behandelcentrum IPS is primair opgezet om studenten de mogelijkheid te geven in huis echte patiënten te behandelen en te begeleiden onder supervisie van een gekwalificeerde paramedische professional. Bezoekadres: Behandelcentrum IPS Kantoor: B1.02 (administratie) Behandelkamer: C1.25 Kapittelweg 33 6525 EN Nijmegen Meer informatie is te vinden op: www.han.nl/insite/behandelcentrumips. Audiovisueel Centrum FGGM Bij het Audiovisueel Centrum FGGM (AVC) kun je terecht voor verschillende diensten op het gebied van audiovisuele media. Hoe kun je ons bereiken? Je kunt ons bereiken via
[email protected] (024-35)30823. Of kom langs in D1.26 aan de Kapittelweg. We zijn alle werkdagen van 08.30-17.00 uur aanwezig. Voor alle aanvragen/reserveringen geldt: minimaal 2 weken van te voren aanvragen. Sportfaciliteiten Studenten van de HAN kunnen een “sportkaart” aanschaffen, waarmee gebruik gemaakt kan worden van de accommodaties van HAN Seneca (het centrum voor sport en gezondheid van de HAN), de accommodaties van de Gemeente Arnhem of de sportfaciliteiten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zie voor meer informatie de volgende website: http://www.han.nl/start/bachelor-opleidingen/studeren-bij-de-han/sporten-bij-de-han en www.han.nl/insite/studentenverenigingen Topsportvoorzieningen Ben je topsporter en studeer je aan de HAN? De HAN kent een topsportregeling waarin voorzieningen voor topsporters zijn vastgelegd. Er zijn speciale voorzieningen voor topsporters om de combinatie van onderwijs en topsport te vergemakkelijken. Het betreft onder meer voorzieningen m.b.t.: • Roosterfaciliteiten met het oog op trainingstijden; • Spreiding of verschuiving van tentamens tijdens wedstrijden en trainingskampen; • Vervangende opdrachten bij verzuim van verplichte colleges of bij het missen van tentamens; • (werk) colleges volgen binnen andere groepen. Als je gebruik wilt maken van de topsportregeling, meld je je bij de campusdecaan. Daar krijg je een toelichting en word je doorverwezen naar de HAN-topsportcoördinator.
55
HAN-topsportcoördinator is Lotte Visschers Postadres: Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Telefoon: 026-3691483 of 06-16419577 E-mail:
[email protected] Voor meer informatie zie: HAN Insite en/of het Studentenstatuut, Hoofdstuk 5, Artikel 5.3 Studenten met een sportcarrière. HAN Employment HAN Employment is het arbeidsloket van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dat bemiddelt tussen HBO/WO-afgestudeerden, studenten en werkgevers. Wij bieden bedrijven en instellingen de mogelijkheid om via dit loket vacatures voor vaste banen, bijbanen en werkervaringsplaatsen onder de aandacht te brengen bij onze studenten en alumni. Kandidaten en studenten kunnen bij ons terecht voor trainingen op het gebied van solliciteren, netwerken en arbeidsmarktoriëntatie. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/hanemployment HAN Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (CvVO) Wil je aan de slag met valorisatie en ondernemerschap? HAN Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (HAN CvVO) is de plek waar je terecht kunt voor ondersteuning en extra slagkracht. HAN CvVO biedt voor studenten een aantal minoren rondom ondernemen en adviseren. Ook kun je bij ons terecht voor starters- en afstudeerbegeleiding. HAN CvVO ondersteunt bij ondernemerschapsonderwijs, valorisatie, netwerkontwikkeling, subsidieverwerving en het leggen en onderhouden van externe contacten. Onze medewerkers denken graag met je mee. Zie voor meer informatie over het Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap de volgende website: www.han.nl/cvvo 8.5
Taalondersteuning
HAN-Talencentrum Taalondersteuning (studenten) In de meeste opleidingen moeten studenten veel schrijven of mondeling presenteren. Dat gaat niet bij iedereen vanzelfsprekend goed. Bij het HAN-Talencentrum kunnen studenten terecht voor cursussen schrijven, spelling en presenteren. Er is ook een cursus voor studenten met dyslexie. De cursussen zijn bedoeld voor Nederlandstalige, Duitstalige en anderstalige studenten. Cursussen en trainingen (studenten, medewerkers, externen) Naast de taalondersteuning voor studenten hebben wij een groot en gevarieerd aanbod aan cursussen en trainingen Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans. Zie voor meer informatie en de contactgegevens HAN Insite / Educatie / Talencentrum. Taalondersteuning Nederlands Om een hbo-opleiding met succes te kunnen afronden is een goede beheersing van de Nederlandse taal een voorwaarde. Voor studenten voor wie taalvaardigheid een belemmerende factor is in de studievoortgang of voor studenten die vanuit andere motieven hun taalvaardigheden willen vergroten, zijn er diverse vormen van taalondersteuning beschikbaar. FGGM-studenten (bacheloropleidingen) kunnen voor cursussen taalvaardigheid terecht bij het HAN-Talencentrum (HTC). HTC biedt (voor studenten) 10 cursussen aan gericht op de Nederlandse taalondersteuning. Per cursus is uitgebreide informatie beschikbaar op de website van het HTC over: doelgroep, inhoud, lesmateriaal, startdatum, cursusduur, locatie en kosten. Zie: HAN Insite / Educatie / Talencentrum.
56
Kosten en mogelijke kostenvergoeding Een cursus taalondersteuning kost €165,-. Als een student een doorverwijzing heeft van zijn/haar slb´er, sturen wij de rekening naar het instituut. In de meeste instituten monitoren de senior-slb’er het aantal inschrijvingen. Studenten die deelnemen aan de cursus vullen de eerste les een eenmalige machtiging in van €50,00. Alleen als de student onvoldoende aanwezig is geweest, of onvoldoende inzet heeft getoond maken we gebruik van deze machtiging. De overige kosten van de cursus declareren we dan bij het instituut van de betreffende student. Taalcursussen die in aanmerking kunnen komen voor vergoeding: Type cursus Voor wie? Schrijfvaardigheid 1 Propedeusestudenten met Nederlands als moedertaal Propedeusestudenten die Nederlands als hun moedertaal ervaren Schrijfvaardigheid 2 Studenten in de hoofd- en eindfase met Nederlands als moedertaal Studenten in de hoofd- en eindfase die Nederlands als moedertaal ervaren Schrijven met Studenten met (vormen van) dyslexie dyslexie Werkwoordspelling Studenten met Nederlands als moedertaal Studenten die Nederlands als hun moedertaal ervaren Schrijfvaardigheid 1 Anderstalige studenten die het staatsexamen NT2, programma II hebben (NT2) gehaald Schrijfvaardigheid 2 Anderstalige studenten die het staatsexamen NT2, programma II hebben (NT2) gehaald Spreekvaardigheid Anderstalige studenten die het staatsexamen NT2, programma II hebben (NT2) gehaald Schrijfvaardigheid Duitstalige studenten die een Nederlandstalige opleiding volgen voor Duitstaligen Spreekvaardigheid Duitstalige studenten die een Nederlandstalige opleiding volgen voor Duitstaligen Schrijfvaardigheid Antilliaanse en Arubaanse HAN-studenten. voor Antilliaanse en Arubaanse studenten 8.6
Studeren met een functiebeperking of chronische ziekte
Voor studenten met een functiebeperking of chronische ziekte is studeren soms lastig. Vaak moeten er op de instelling speciale faciliteiten zijn. Zulke functiebeperkingen zijn bijvoorbeeld doofheid of blindheid, maar ook rolstoelgebruik, epilepsie, dyslexie, diabetes of psychische problemen. De HAN houdt hier waar redelijk en haalbaar rekening mee door verschillende voorzieningen. De examencommissie van de betreffende opleiding beslist over toekenning daarvan. Mogelijke voorzieningen - Aanpassingen toegankelijkheid gebouwen - Studiehulpmiddelen - Tentamenfaciliteiten - Mogelijke alternatieven in het studieprogramma - Roosteraanpassingen - Beperkte aanwezigheidsplicht - Financiële voorzieningen bij studievertraging Uitzondering: persoonlijke verzorging Studenten met een functiebeperking die hulp nodig hebben bij persoonlijke (dagelijkse) verzorging moeten zelf zorg dragen voor deze ondersteuning. Regelen van de nodige voorzieningen vanwege een functiebeperking Als je een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je wilt gebruik maken van speciale voorzieningen dan kun je het beste contact opnemen met het campusdecanaat voor een intakegesprek. Als je al met de opleiding bent gestart, kan dit intakegesprek ook tijdens de opleiding geregeld worden met de senior studieloopbaanbegeleider. Maar, bij voorkeur vindt zo´n gesprek plaats vóórdat je begint met de opleiding; voor zover mogelijk is de senior studieloopbaanbegeleider van de betreffende opleiding hierbij aanwezig. In het gesprek wordt besproken welke begeleiding en 57
welke voorzieningen gewenst zijn. Ook komen de mogelijke belemmeringen bij de studie en de toekomstige beroepsmogelijkheden aan bod. De campusdecaan geeft je informatie over de faciliteiten die HAN-breed zijn vastgesteld. Na het intakegesprek neemt de campusdecaan de wensen t.a.v. begeleiding, regelingen en voorzieningen op in een verslag en stuurt dit naar de senior studieloopbaanbegeleider van de betreffende opleiding. Na overleg (indien nodig) met examencommissie en faculteitsdirectie kunnen de definitieve afspraken schriftelijk worden vastgelegd. Je kunt je aanmelden voor een intakegesprek via www.han.nl/meldjefunctiebeperking. Vermeld je naam, de opleiding, studentnummer en je functiebeperking. Rechten bij de HAN als er sprake is van dyslexie Als je een officiële dyslexieverklaring hebt, kun je een beroep doen op speciale voorzieningen, zoals extra tijd bij tentamens, teksten met een groter lettertype en aangepaste toetsvormen. Mogelijke voorzieningen Bij alle HAN-opleidingen kom je in aanmerking voor: - verlenging van tijd bij tentamens (25% van de tentamentijd); - tentamens met een groter lettertype. In sommige gevallen heb je misschien verdergaande vormen van ondersteuning nodig. Je hebt daar alleen dan recht op voor zover de aanpassingen geen onevenredige belasting vormen voor de opleiding en niet de inhoudelijke eisen van de opleiding aantasten. De beslist of dergelijke voorzieningen daadwerkelijk geboden kunnen worden. Voorbeelden: - afleggen van een tentamen met open vragen op een computer met spellingcorrector; - afleggen tentamen in apart lokaal; - alternatieve toetsvormen: take-home tentamen, tentamen met vragen op band; - aanpassen vraagvorm toets: multiplechoicevragen vervangen door open vragen; - aangepaste tentamenopmaak; - aangepaste normering voor spelfouten en/of grammaticale fouten; - extra tijd bij het inleveren van opdrachten; - opschorten van het negatief bindend studieadvies op grond van bijzondere omstandigheden. Als je gewend bent bepaalde hulpmiddelen te gebruiken ter ondersteuning bij dyslexie (bijv. readingpen, daisy-speler, Kurzweil) kun je bespreken of dat ook mogelijk is binnen je opleiding. In principe ben je zelf verantwoordelijk voor de kosten van de aanschaf van dergelijke hulpmiddelen. Wat je kunt doen als je denkt dat je dyslexie hebt Diagnose dyslexie en dyslexieverklaring Als het vermoeden bestaat dat er sprake is van dyslexie, kun je je laten testen. Als het onderzoek uitwijst dat je dyslectisch bent, krijg je een officiële dyslexieverklaring. Je hebt dan recht op extra voorzieningen, zoals extra tentamentijd. Als je studievertraging oploopt, kom je tevens in aanmerking voor een extra jaar prestatiebeurs. Vrijwel elke orthopedagoog is in staat een onderzoek naar dyslexie af te nemen. De kosten hiervoor bedragen dan al gauw € 700 tot € 1000. Soms vergoedt het ANGOfonds een deel van deze kosten. Meer informatie hierover is verkrijgbaar bij de campusdecaan. Onderzoek naar dyslexie (studentvriendelijke prijzen) OPM Nijmegen, een maatschap van orthopedagogen en GZ-psychologen, neemt bij studenten een dyslexieonderzoek af en geeft bij constatering van dyslexie een officiële dyslexieverklaring af. Kosten liggen tussen € 400 en € 450. Contactgegevens Adres: Toernooiveld 5, Nijmegen Telefoon: 024-3611066. Studenten kunnen bellen voor een afspraak op donderdagavond tussen 19.00 en 21.00 uur en vragen naar Monique Braat of Mieke Willemsen Internet: www.opmnijmegen.nl Begeleiding/cursussen voor studenten met dyslexie Rini Leunissen, lees- en taaldidactica / orthodidactica, Postdwarsweg 16 in Nijmegen. Telefoon: 0243227154. 58
Hulpmiddelen dyslexie (Kurzweil) Sinds december 2009 is het softwareprogramma Kurzweil beschikbaar in alle studiecentra van de HAN. Kurzweil is een softwareprogramma dat bestemd is voor dyslectische studenten. Het leest alle soorten teksten voor en kan ook gebruikt worden als je zelf teksten schrijft. Het programma spreekt tijdens het typen de letters, woorden of hele zinnen uit. Zo hoor je zowel de spelling als de zinsconstructie. Dyslectische studenten kunnen Kurzweil uitproberen in de studiecentra. Voor thuisgebruik dien je het programma zelf aan te schaffen. Een handleiding voor Kurzweil is te vinden op elearn.han.nl. ANGO-fonds en dyslexie Het ANGO-fonds is een particulier fonds voor studenten met een functiebeperking / chronische ziekte. ANGO staat voor "Algemene Nederlandse Gehandicapten Organisatie". De ANGO is de grootste algemene belangenorganisatie van, voor en door mensen met een functiebeperking en chronisch zieken in Nederland. De organisatie beoogt ondersteuning te geven door persoonlijk advies en praktische hulp. Financiële hulpverlening Iedere Nederlandse ingezetene kan een beroep doen op een financiële bijdrage vanuit het ANGOfonds wanneer hij of zij een lichamelijke beperking of een lichamelijke chronische aandoening heeft of een verstandelijke / psychische beperking heeft. In dit laatste geval is de leeftijdsgrens 27 jaar. Er is een aantal uitzonderingen: zie www.ango.nl. Voorzieningen De ANGO werkt aanvullend op wettelijke regelingen. De meeste voorzieningen waarvoor een aanvraag kan worden gedaan liggen op het persoonlijk vlak (inrichtingskosten, duurzame gebruiksgoederen, kleding en schoenen, rijlessen). Op studiegebied kan een (beperkte) financiële ondersteuning gevraagd worden voor een computer, voor studiekosten en voor de vergoeding van een dyslexieonderzoek. Vergoeding dyslexieonderzoek De kosten van het dyslexieonderzoek worden vergoed tot een maximum van 400 euro. Aanvraag voor financiële ondersteuning moet voorafgaan aan het feitelijke dyslexieonderzoek. Na de toezeggingbrief van het ANGO kan een afspraak gemaakt worden voor het onderzoek. Eerder uitgevoerd dyslexieonderzoek komt niet voor vergoeding in aanmerking. Aanvraagformulieren ANGO-fonds zijn te verkrijgen bij het campusdecanaat.
59
Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens Voor deel 2 zie: Opleidingsstatuut Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies 2015-2016. Alle documenten die deel uit maken van het opleidingsstatuut zijn te vinden op Scholar, de website van de HAN en op HAN insite.
60
Deel 3: Beschrijving van het onderwijs De inhoud van dit deel maakt onverkort deel uit van de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in deel 2 van dit opleidingsstatuut is opgenomen.
61
Hoofdstuk 1 Curriculumoverzichten 1.1
Samenstelling propedeutische fase (deeltijd, duaal)
Conform artikel 4.1 lid 1 van de OER De propedeutische fase omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast. Curriculumoverzicht deeltijd en duaal instroom september 2015
Studiejaar 2015-2016 Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Module C1 Methodische basis van Module C2 Samen Werken sociaal werk
Propedeuse Jaar 1 Niveau 1
Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld Leercoaching (15 stp)
Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering
Leercoaching (15 stp)
Samen Werken (A): Participatie in de wijk
Leercoaching (15 stp)
Samen Werken (B): Participatie in een organisatie
Leercoaching + IT (15 stp)
Module C2 Samen Werken
Module C1 Methodische basis van sociaal werk
Samen Werken (A): Participatie in de wijk
Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld
Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering
Leercoaching
Leercoaching + IT
Leercoaching (15 stp)
Samen Werken (B): Participatie in een organisatie
Leercoaching (15 stp)
(15 stp)
(15 stp)
Leercoaching Leercoaching wordt in het eerste jaar vanaf 2015-2016 aangeboden als geïntegreerd onderdeel van de onderwijseenheden. Er is dus geen sprake van een aparte OWE Leercoaching, maar van een doorgaande lijn waarin onder andere reflectie, studievaardigheden en professionele ontwikkelingen gekoppeld worden aan de onderwijseenheid die de student dat moment volgt. Wel is de leercoach het hele jaar dezelfde persoon en is de leercoach ook degenen die het praktijkwerk vier maar per jaar beoordeelt.
62
1.2
Samenstelling postpropedeutische fase (deeltijd, duaal)
Conform artikel 6.1 lid 1 van de OER De postpropedeutische fase omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast.
Curriculumoverzicht deeltijd 2015-2016 Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Methodisch analyseren niveau 2a (7,5 stp)
Methodisch ontwerpen niveau 2a (7,5 stp)
Methodisch uitvoeren en evalueren niveau 2a (7,5 stp)
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2a (7,5 stp)
Methodisch analyseren niveau 2b (5 stp)
Methodisch ontwerpen niveau 2b (5 stp)
Methodisch uitvoeren en evalueren niveau 2b (5 stp)
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2b (5 stp)
Hoofdfase 1 Jaar 2, niveau 2
Professionele ontwikkeling niveau 2 (10 stp)
Hoofdfase 2 Jaar 3 Niveau 3
Methodisch hulpverlenen: hulpverlenen in een veranderende maatschappij (12,5 stp)
Methodisch hulpverlenen: werken met MLM vanuit een moderne visie (15 stp)
Leiding en begeleiding geven niveau 3 (12,5 stp)
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 3 (15 stp)
Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 1 (5 stp) Hoofdfase 3 Jaar 4 Niveau 3
Onderzoek en innovatie (25 stp) Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2 (5 stp)
63
Minor (30 stp)
Curriculumoverzicht Duaal SPH 2014-2015 Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Methodisch analyseren niveau 2a (7,5 stp)
Methodisch ontwerpen niveau 2a (7,5 stp)
Methodisch uitvoeren en evalueren niveau 2a (7,5 stp)
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2a (7,5 stp)
Methodisch analyseren niveau 2b (5 stp)
Methodisch ontwerpen niveau 2b (5 stp)
Methodisch uitvoeren en evalueren niveau 2b (5 stp)
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2b (5 stp)
Hoofdfase 1 Jaar 2, niveau 2
Professionele ontwikkeling niveau 2 (10 stp)
Hoofdfase 2 Jaar 3 Niveau 3
Methodisch hulpverlenen: hulpverlenen in een veranderende maatschappij (12,5 stp)
Methodisch hulpverlenen: werken met MLM vanuit een moderne visie (15 stp)
Leiding en begeleiding geven niveau 3 (12,5 stp)
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 3 (15 stp)
Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 1 (5 stp) Hoofdfase 3 Jaar 4 Niveau 3
Onderzoek en innovatie: afstuderen (25 stp) Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2 (5 stp)
64
Minor (30 stp)
Hoofdstuk 2 Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen propedeutische fase Conform artikel 4.1 lid 2 van de OER 2.1
Onderwijseenheden deeltijd en duaal, niveau 1, studiejaar 1
Titel onderwijseenheid (OWE)
Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld
(WEL-1CLIB)
Methodical base of Social Work (A): Getting to know the client 1.
Opleiding
Sociale Studies deeltijd (MWD, PED, SPH)
2.
Doelgroep
Studenten deeltijd en duaal propedeuse. Studiejaar 2015-2016
3.
Beroepstaak/ beroepstaken
Een begeleidingsrelatie opbouwen Profileren en ontwikkelen van je beroep
4.
Centrale beroepstaak
Een begeleidingsrelatie opbouwen
Naar: curriculumoverzicht propedeuse
(Deze beroepstaak is equivalent met de beroepstaak Methodisch hulpverlenen bij SPH voltijd.) 5.
(Beroeps)producten
Intake of kennismakingsgesprek met een cliënt Probleemanalyse Plan van aanpak
6.
Studiepunten/studielast
15 stp / 420 sbu
Deeltijd
Duaal
Contacttijd
36
36
Praktijkleren
210
210
Zelfstudie
174
174
Totaal
420
420
7.
Samenhang met andere OWE(en)
De volgende 2 onderwijseenheden vormen samen een module van 30 stp: • Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld • Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering
8.
Ingangseisen
Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek.
9.
Algemene omschrijving
In deze OWE leert de student contact maken met een cliënt, zijn situatie analyseren met gebruikmaking van theoretische inzichten en een plan van aanpak te maken. Dit doet de student aan de hand van de cliënten die hij in zijn praktijkwerk tegenkomt. Verbreding van de context vindt plaats door het lezen en beoordelen van producten van medestudenten. Methodische vaardigheden worden getraind op het gebied van gespreksvoering en het analyseren en maken van een handelingsplan. Theoretische verdieping vindt plaats op het gebied van humanistische psychologie, behaviorisme, sociologische basiskennis en diversiteitstheorie. De student voert tijdens deze OWE wekelijks 20 uur praktijkwerk uit op een relevante werkplek. Werktijd is leertijd in die zin dat de student tijdens zijn werk opdrachten uitvoert die vanuit de opleiding worden ingegeven en hij materiaal uit zijn werkpraktijk gebruikt om in de opleiding verder te leren en als toetsmateriaal.
10.
Competenties
1: Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2: In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 9: De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
11.
Beoordelingscriteria
Handelingsdemonstratie met verantwoordingsverslag • Je bent in staat contact te maken met de cliënt (of cliëntsysteem). • Je maakt een analyse van krachten en belemmeringen van de cliënt en analyseert relevante factoren op persoons-, omgevings- en maatschappijniveau. • Je ondersteunt de cliënt bij het stellen van doelen en koppelt hier activiteiten aan. • Je koppelt waargenomen gedrag van de cliënt aan wetenschappelijke- en praktijktheoretische inzichten.
65
Je specificeert wat je eigen wijze van contact maken is en hoe je in het contact met de cliënt streeft naar onvoorwaardelijke acceptatie, echtheid en empathie. • Je ontvangt en verwerkt feedback van peers adequaat. Kennistoets De kennistoets bestaat uit vragen over ontwikkelingspsychologie, sociologische basiskennis en methoden van hulpverlening. In het antwoordmodel van het tentamen is de cesuur en het goede antwoord per vraag vastgelegd. •
Beoordeling praktijkwerk • Je hebt zicht op je eigen beroepsidentiteit en je kunt je eigen visie op jouw beroep formuleren. • Je kunt zelf sturing geven aan je eigen professionele ontwikkeling. • Je handelt professioneel zowel in de opleiding- als in de werksituatie. • Je hebt een onderzoekende houding. 12.
Tentaminering
Voor alle deeltentamens geldt: Aantal kansen: 2 Aantal examinatoren: 1 Toegestane hulpmiddelen: geen Compensatiemogelijkheid: n.v.t.
Toetscode
Naam (deel)tentamen
Toetsvorm
Voorlopige cesuur
Beoordeli ngsvorm
WELCLIBDT1
Handelingstoets met verantwoording
55% van de te behalen punten
WELCLIBDT2 WELCLIBPR
Kennistoets
Handelingstoets met verantwoordings -verslag Kennistoets meerkeuze
Praktijktoets
Beoordeling praktijkwerk
13.
Verplichte literatuur
• • • • • • • •
Weging
Cijfer
Minimaal vereist resultaat 5,5
45 van de 60 vragen goed
Cijfer
5,5
1
55% van de te behalen punten
Cijfer
5,5
1
1
Becker, A. (2014). Inleiding in de pedagogiek (2e druk). Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. Delfos, M.F. (2014). Luister je wel naar mij?: Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar (17e druk). Amsterdam: SWP Uitgevers BV. Feldman, R. (2012). Ontwikkelingspsychologie (5e druk). Amsterdam: Pearson. Geenen, M.J. (2014). De reflectieve professional. Bussum: Coutinho. Gerritsen, M.M. (2015). Basiswerk MWD (2e druk). Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Gerritsen, M.M. & Vlasman, I. (2013). Training gespreksvaardigheden voor social work. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie: Stromingen en hun toepassingen in de hulpverlening en opvoeding (4e druk). Bussum: Coutinho. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding (2e druk). Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum.
14.
Software
Virtual learning community
15.
Activiteiten
Les en ELO De student volgt 6 lesdagen per periode en werkt daarnaast op de elektronische leeromgeving en in de praktijk. De toeleiding naar de toetsing vindt plaats in de vorm van deelopdrachten die de student voor het grootste deel op de praktijkplek kan invullen of met behulp van de praktijkplek kan maken. Deze deelopdrachten vormen de koppeling tussen het schoolse leren en het leren op de werkplek. Een tweede koppeling vindt plaats in de lessen Leercoaching die onderdeel zijn van de OWE. Hierin wordt de student begeleid in het maken van de verbinding tussen praktijk en studie. Praktijkwerk
66
De activiteiten die de student uitvoert in het kader van deze onderwijseenheid vinden voor een deel in de praktijk plaats. De opdrachten zijn zo ingericht dat de praktijk en de ervaring die de student daar opdoet, steeds het vertrekpunt is bij de onderwijsactiviteiten. De student voert per week 20 uur praktijkwerk uit. Hij gebruikt dit praktijkwerk in de opleiding door het inbrengen van praktijkervaringen in de opleidingsactiviteiten en door het maken van opdrachten vanuit de opleiding in de praktijk. Hij wordt begeleid in de praktijk door een deskundige op het gebied van sociaal agogisch werk en reflecteert hiermee op de opgedane werkervaringen. De student integreert het geleerde op de opleiding en tijdens het werken op de elektronische leeromgeving in de praktijk en koppelt dit terug via verslagen, deelopdrachten en het ontvangen en geven van peerfeedback. Specifiek ten aanzien van deze onderwijseenheid oefent de student in de praktijk met: • Het voeren van intakegesprekken • Contact leggen met cliënten en/of de mensen in het systeem van de cliënt • Gesprekken voeren • Het inzetten van creativiteit als middel om contact te maken • Het schrijven van een probleemanalyse en een handelingsplan • Het stellen van doelen en bepalen van activiteiten samen met een cliënt. 16.
Werkvormen
Trainingen Opdrachten maken op de ELO Workshops lichaamstaal en gebruik van AVV
17.
Les-/contacturen
36
18.
Onderwijsperiode
1 en 3
19.
Maximum aantal deelnemers
30
Titel onderwijseenheid (OWE)
Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering (WEL-1SWIU) Methodical base of Social Work (B): Social Work in progress
1.
Opleiding
Sociale Studies deeltijd (MWD, PED, SPH)
2.
Doelgroep
Studenten deeltijd en duaal propedeuse. Studiejaar 2015-2016
3.
Beroepstaak/ beroepstaken
Begeleiding geven, evalueren en afronden Profileren en ontwikkelen van je beroep
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiding geven, evalueren en afronden
Naar: curriculumoverzicht propedeuse
(Deze beroepstaak is equivalent met de beroepstaak Methodisch hulpverlenen bij SPH voltijd.) 5.
(Beroeps)producten
Evaluatieverslag Uitvoeren van een plan van aanpak Overdrachtsrapportage
6.
Studiepunten/studielast
15 stp / 420 sbu
Deeltijd
Duaal
Contacttijd
36
36
Praktijkleren
210
210
Zelfstudie
174
174
Totaal
420
420
7.
Samenhang met andere OWE(en)
De volgende 2 onderwijseenheden vormen samen een module van 30 stp: • Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld • Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering
8.
Ingangseisen
Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek.
9.
Algemene omschrijving
In de huidige samenleving wordt er steeds meer nadruk gelegd op de eigen regievoering van de cliënt. De cliënt wordt gestimuleerd zoveel mogelijk met
67
eigen oplossingen te komen en waar dit niet mogelijk is wordt er actief een appèl gedaan op zijn netwerk. Daarnaast wordt er vanuit de mogelijkheden en talenten van de cliënten gekeken in plaats vanuit zijn beperkingen. Eigen regievoering, empowerment- en systeemgericht werken vormen dus een vast onderdeel van het handelingsarsenaal van de huidige sociale professional. Deze drie benaderingen worden uitgesplitst in een kennis- en vaardighedenlijn met bijbehorende houdingsaspecten. In deze OWE voer je een opgesteld handelingsplan in de praktijk uit. Tijdens en na de uitvoering van het handelingsplan evalueer je samen met de cliënt (en andere betrokkenen) het verloop en het resultaat met behulp van een evaluatieplan. Je schrijft de resultaten, conclusies en aanbevelingen in de vorm van een overdrachtsrapportage die geschikt is voor derden op en/of buiten jouw werkplek. Tijdens een door jou georganiseerd teamoverleg presenteer je je bevindingen en aanbevelingen aan de hand van deze rapportage. Daarnaast kies je een betekenisvol moment dat plaats heeft gevonden tijdens de uitvoering van het handelingsplan en doorloop je de 4 fasen uit het stappenmodel van reflecteren. De uitkomsten van deze reflectie zet je om in een zelf gekozen format (verslag, videopresentatie, mindmap etc.) dat voldoet aan de beoordelingscriteria. De student voert tijdens deze OWE wekelijks 20 uur praktijkwerk uit op een relevante werkplek. Werktijd is leertijd in die zin dat de student tijdens zijn werk opdrachten uitvoert die vanuit de opleiding worden ingegeven en hij materiaal uit zijn werkpraktijk gebruikt om in de opleiding verder te leren en als toetsmateriaal. 10.
Competenties
3: In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 7: Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 9: De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
11.
Beoordelingscriteria
Overdrachtsrapportage • Je voert op methodische wijze interventies uit. • Je verantwoordt de keuzes die je maakt tijdens de uitvoering en onderbouwt die met theoretische bronnen. • Door middel van tussentijdse evaluatie(s) bewaak je de voortgang van het hulpverleningsproces op onderbouwde wijze met relevante betrokkenen. • Aan het einde van het hulpverleningsproces evalueer je (methodisch) op basis van een zelf opgesteld plan met relevante betrokkenen. • Je rapporteert op effectieve en efficiënte wijze schriftelijk en mondeling aan derden. Reflectietoets • Je reflecteert naar aanleiding van een gesprek met een cliënt. • Je beschrijft de context van de handeling krachtig. • Je expliciteert het betekenisvolle moment en licht het toe. • Je koppelt relevante (praktijk)theorie en begrippen betekenisvol aan de reflectie. • Je leidt jouw leerdoelen logisch af uit stap 1 tot en met 3. Beoordeling praktijkwerk • Je hebt zicht op je eigen beroepsidentiteit en je kunt je eigen visie op jouw beroep formuleren. • Je kunt zelf sturing geven aan je eigen professionele ontwikkeling. • Je handelt professioneel zowel in de opleiding- als in de werksituatie. • Je hebt een onderzoekende houding.
12.
Tentaminering
Voor alle deeltentamens geldt: Aantal kansen: 2 Aantal examinatoren: 1 Toegestane hulpmiddelen: geen Compensatiemogelijkheid: n.v.t. De reflectietoets wordt beoordeeld door de leercoach.
68
Toetscode
Naam (deel)tentamen
Toetsvorm
Voorlopige cesuur
Beoordelingsvorm
WEL1SWIU -DT1 WEL1SWIU -DT2 WEL1SWIU -DT3
Overdrachtsrapportage
Evaluatieverslag als overdrachtsrapporta ge naar derden Verslag
Praktijktoets 11
Beoordeling praktijkwerk
55% van de te behalen punten 55% van de te behalen punten 55% van de te behalen punten
13.
Verplichte literatuur
-
Reflectietoets
-
Weging
Cijfer
Minimaal vereist resultaat 5,5
Cijfer
5,5
1
Cijfer
5,5
1
1
Horst, J. ter (2015). Rapporteren in de hulp- en dienstverlening. Bussum: Coutinho. Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie, stromingen en hun toepassingen in de hulpverlening en opvoeding. Bussum: Coutinho. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Wilken, J.P. & D. Den Hollander (2012). Handboek integrale rehabilitatie benadering. Utrecht: SWP Vane, S. (2013). Werk en met de Roos van Leary. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Geenen, M.J. (2014). De reflectieve professional. Bussum: Coutinho
14.
Software
Virtual learning community
15.
Activiteiten
De student volgt 6 lesdagen per periode en werkt daarnaast op de elektronische leeromgeving en in de praktijk. De toeleiding naar de toetsing vindt plaats in de vorm van deelopdrachten die de student voor het grootste deel op de praktijkplek kan invullen of met behulp van de praktijkplek kan maken. Deze deelopdrachten vormen de koppeling tussen het schoolse leren en het leren op de werkplek. Een tweede koppeling vindt plaats in de lessen Leercoaching die onderdeel zijn van de OWE. Hierin wordt de student begeleid in het maken van de verbinding tussen praktijk en studie. De activiteiten die de student uitvoert in het kader van deze onderwijseenheid vinden voor een deel in de praktijk plaats. De opdrachten zijn zo ingericht dat de praktijk en de ervaring die de student daar opdoet, steeds het vertrekpunt is bij de onderwijsactiviteiten. De student voert per week 20 uur praktijkwerk uit. Hij gebruikt dit praktijkwerk in de opleiding door het inbrengen van praktijkervaringen in de opleidingsactiviteiten en door het maken van opdrachten vanuit de opleiding in de praktijk. Hij wordt begeleid in de praktijk door een deskundige op het gebied van sociaal agogisch werk en reflecteert hiermee op de opgedane werkervaringen. De student integreert het geleerde op de opleiding en tijdens het werken op de elektronische leeromgeving in de praktijk en koppelt dit terug via verslagen, deelopdrachten en het ontvangen en geven van peerfeedback. Specifiek ten aanzien van deze onderwijseenheid oefent de student in de praktijk met: • Het uitvoeren van (delen van) een handelingsplan • Het maken van rapportages ten behoeve van een cliënt • Het maken van een overdrachtsrapportage • Het doen van nader onderzoek naar de situatie van de cliënt. • Het geven van een presentatie over een cliënt aan collega’s en/of de cliënt en zijn systeem.
16.
Werkvormen
Trainingen Opdrachten maken op de ELO Bekijken van online kennisclips Blogs schrijven Workshops lichaamstaal en gebruik van drama
17.
Les-/contacturen
36
Als de student deze toets in periode 4 van het schooljaar aflegt (resp. periode 2 voor de februaristroom), dan geldt deze toets tevens als integrale toets.
11
69
18.
Onderwijsperiode
2 en 4
19.
Maximum aantal deelnemers
30 per lesgroep
Titel onderwijseenheid (OWE)
Samen Werken (A): Participatie in de wijk (WEL-1PARW) Working together (A): Participation in the neighbourhood
1.
Sociale Studies deeltijd (MWD, PED, SPH)
Opleiding
2.
Doelgroep
3.
Beroepstaak/ beroepstaken
Begeleiden van participatie Profileren en ontwikkelen van je beroep
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiden van participatie
Naar: curriculumoverzicht propedeuse
Studenten deeltijd en duaal propedeuse. Studiejaar 2015-2016.
(Deze beroepstaak is equivalent met de beroepstaak Methodisch hulpverlenen bij SPH voltijd.) 5.
(Beroeps)producten
Wijkanalyse Advies ten behoeve van participatie in de wijk
6.
Studiepunten/studielast
15 stp / 420 sbu
Deeltijd
Duaal
Contacttijd
36
36
Praktijkleren
210
210
Zelfstudie
174
174
Totaal
420
420
7.
Samenhang met andere OWE(en)
De volgende 2 onderwijseenheden vormen samen een module van 30 stp: Samen Werken (A): Participatie in de wijk Samen Werken (B): Participatie in een organisatie
8.
Ingangseisen
Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek.
9.
Algemene omschrijving
In deze onderwijseenheid ga je samen met je cliënt op zoek naar mogelijkheden om meer mee te doen in de wijk. Je ondersteunt je cliënt bij het letterlijk in beeld brengen van de mogelijkheden die de wijk biedt. Je onderzoekt potentiële hulpbronnen in het netwerk van de cliënt. Daarnaast formuleer je naar aanleiding van een wijkanalyse en gesprekken met sleutelfiguren uit wijkorganisaties, nieuwe kansen tot participatie voor je cliënt. Dit doe je steeds zoveel mogelijk samen met de cliënt. Tot slot verbind je wensen van de cliënt en mogelijkheden in de wijk met elkaar in een advies, dat je aan een aantal betrokkenen presenteert. De focus op burgerparticipatie als middel om sociale kwaliteit te verhogen is een kenmerk van onze huidige samenleving. Deze maatschappelijke trend heeft ook gevolgen voor de rol van sociaal werk. In deze onderwijseenheid plaats je deze huidige trend in historisch maatschappelijk perspectief. Daarnaast onderzoek je de rol van sociaal werkers in de wijk en je koppelt dit aan je eigen socialisatie. De student voert tijdens deze OWE wekelijks 20 uur praktijkwerk uit op een relevante werkplek. Werktijd is leertijd in die zin dat de student tijdens zijn werk opdrachten uitvoert die vanuit de opleiding worden ingegeven en hij materiaal uit zijn werkpraktijk gebruikt om in de opleiding verder te leren en als toetsmateriaal.
10.
Competenties
4: Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5: Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7: Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 9: De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
11.
Beoordelingscriteria
Advies m.b.t. participatie • Je onderzoekt met de cliënt diens potentiële behoefte aan participatie in de wijk.
70
• • • • •
Je onderzoekt met behulp van een netwerkanalyse potentiële hulpbronnen van de cliënt. Je formuleert nieuwe kansen voor participatiemogelijkheden van de cliënt. Dit doe je naar aanleiding van een wijkanalyse en gesprekken met sleutelfiguren uit formele en/of informele wijkorganisaties. Je verbindt wensen van cliënten en mogelijkheden in de wijk met elkaar in een advies. Je plaatst ‘participatie in de wijk’ in historisch maatschappelijk perspectief. Je brengt je eigen socialisatie als lid van de Civil Society in beeld en je maakt een koppeling met het beroep.
Beoordeling praktijkwerk • Je hebt zicht op je eigen beroepsidentiteit en je kunt je eigen visie op jouw beroep formuleren. • Je kunt zelf sturing geven aan je eigen professionele ontwikkeling. • Je handelt professioneel zowel in de opleiding- als in de werksituatie. • Je hebt een onderzoekende houding. 12
Tentaminering
Voor alle deeltentamens geldt: Aantal kansen: 2 Aantal examinatoren: 1 Toegestane hulpmiddelen: geen Compensatiemogelijkheid: n.v.t.
Toetscode
Naam (deel)tentamen
Toetsvorm
Voorlopige cesuur
Beoordelingsvorm
WEL1PAR W-DT1 WEL1PAR W-DT2
Wijkanalyse
Advies m.b.t. participatie
Praktijktoets
Beoordeling praktijkwerk
55% van de te behalen punten 55% van de te behalen punten
13.
Verplichte literatuur
Vosters, N., Petrina, R. & Heemskerk, I. (2013). Inclusief. Werken aan zorg en welzijn voor iedereen. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
14.
Software
Virtual learning community
15.
Activiteiten
De student volgt 6 lesdagen per periode en werkt daarnaast op de elektronische leeromgeving en in de praktijk. De toeleiding naar de toetsing vindt plaats in de vorm van deelopdrachten die de student voor het grootste deel op de praktijkplek kan invullen of met behulp van de praktijkplek kan maken. Deze deelopdrachten vormen de koppeling tussen het schoolse leren en het leren op de werkplek. Een tweede koppeling vindt plaats in de lessen Leercoaching die onderdeel zijn van de OWE. Hierin wordt de student begeleid in het maken van de verbinding tussen praktijk en studie. De activiteiten die de student uitvoert in het kader van deze onderwijseenheid vinden voor een deel in de praktijk plaats. De opdrachten zijn zo ingericht dat de praktijk en de ervaring die de student daar opdoet, steeds het vertrekpunt is bij de onderwijsactiviteiten. De student voert per week 20 uur praktijkwerk uit. Hij gebruikt dit praktijkwerk in de opleiding door het inbrengen van praktijkervaringen in de opleidingsactiviteiten en door het maken van opdrachten vanuit de opleiding in de praktijk. Hij wordt begeleid in de praktijk door een deskundige op het gebied van sociaal agogisch werk en reflecteert hiermee op de opgedane werkervaringen. De student integreert het geleerde op de opleiding en tijdens het werken op de elektronische leeromgeving in de praktijk en koppelt dit terug via verslagen, deelopdrachten en het ontvangen en geven van peerfeedback.
Weging
Cijfer
Minimaal vereist resultaat 5,5
Cijfer
5,5
1
1
Specifiek ten aanzien van deze onderwijseenheid oefent de student in de praktijk met: • Het onderzoeken van de behoefte aan participatie van een specifieke cliënt. • Het onderzoeken van de participatiemogelijkheden en een bepaalde wijk waar een cliënt woont. • Het analyseren van de mogelijkheden tot participatie in een bepaalde wijk en het daar waar mogelijk positief beïnvloeden van deze mogelijkheden. • Het bespreken van mogelijkheden tot participatie met een cliënt.
71
16.
Werkvormen
Trainingen Opdrachten maken op de ELO Bekijken van online kennisclips Workshops AVV
17.
Les-/contacturen
36
18.
Onderwijsperiode
1 en 3
19.
Maximum aantal deelnemers
30 per lesgroep
Titel onderwijseenheid (OWE)
Samen Werken (B): Participatie in een organisatie (WEL-1PARO) Working together (A): Participation in an institution
1.
Opleiding
Sociale Studies deeltijd (MWD, PED, SPH)
2.
Doelgroep
Studenten deeltijd en duaal propedeuse. Studiejaar 2015-2016
3.
Beroepstaak/ beroepstaken
Verantwoorden en verbeteren (van dienstverlening en randvoorwaarden) Profileren en ontwikkelen van je beroep
4.
Centrale beroepstaak
Verantwoorden en verbeteren (van dienstverlening en randvoorwaarden)
Naar: curriculumoverzicht propedeuse
(Deze beroepstaak is equivalent aan de beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie bij SPH voltijd.) 5.
(Beroeps)producten
Verslag organisatiebeschrijving en functioneren in een organisatie
6.
Studiepunten/studielast
15 stp / 420 sbu
Deeltijd
Duaal
Contacttijd
60
60
Praktijk
210
210
Zelfstudie
150
150
Totaal
420
420
7.
Samenhang met andere OWE(en)
De volgende 2 onderwijseenheden vormen samen een module van 30 stp: Samen Werken (A): Participatie in de wijk Samen Werken (B): Participatie in een organisatie Deze beroepstaak vraagt op niveau 1 het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie, bezien vanuit de primaire proces. Het gaat om organisatorische en bedrijfsmatige taken. De professional moet kunnen samenwerken en vanuit de eigen positie op kritische wijze uitvoering geven en een bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie.
8.
Ingangseisen
Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek.
9.
Algemene omschrijving
In deze OWE maak je aan de hand van een voorbeeld een analyse van de basale organisatiekundige aspecten die van invloed zijn op het primaire proces in zorg en welzijn. Je beschrijft je een verbetersuggestie die betrekking heeft op het primaire proces. Daarnaast leer je hoe je besluitvormingsprocessen kunt beïnvloeden en jezelf proactief kunt opstellen. De student voert tijdens deze OWE wekelijks 20 uur praktijkwerk uit op een relevante werkplek. Werktijd is leertijd in die zin dat de student tijdens zijn werk opdrachten uitvoert die vanuit de opleiding worden ingegeven en hij materiaal uit zijn werkpraktijk gebruikt om in de opleiding verder te leren en als toetsmateriaal.
10.
Competenties
8: Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 9: De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 10: Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep
72
11.
Beoordelingscriteria
Organisatieverslag • Je analyseert het primaire proces aan de hand van een organisatiekundig model. • Je verduidelijkt de organisatie-aspecten die van invloed zijn op het primaire proces aan de hand van voorbeelden. • Je beschrijft invloeden op het primaire proces vanuit het micro-, meso- en macro perspectief. • Je illustreert de wijze waarop je invloed uitoefent op besluitvormingsprocessen aan de hand van voorbeelden op zijn/haar werkplek. • Je expliciteert wat je dient te ontwikkelen om je invloed op het besluitvormingsproces te vergroten. • Je formuleert een onderbouwde verbetersuggestie t.a.v. een actueel thema op je werkplek. Beoordeling praktijkwerk • Je hebt zicht op je eigen beroepsidentiteit en je kunt je eigen visie op jouw beroep formuleren. • Je kunt zelf sturing geven aan je eigen professionele ontwikkeling. • Je handelt professioneel zowel in de opleiding- als in de werksituatie. • Je hebt een onderzoekende houding.
12.
Tentaminering
Voor alle deeltentamens geldt: Aantal kansen: 2 Aantal examinatoren: 1 Toegestane hulpmiddelen: geen Compensatiemogelijkheid: n.v.t.
Toetscode
Naam (deel)tentamen
Toetsvorm
Voorlopige cesuur
Beoordelingsvorm
WEL1PARO -DT1 WEL1PARO -DT2
Organisatieverslag
Individueel schriftelijk verslag Beoordeling praktijkwerk
1 55% van de te behalen punten
13.
Verplichte literatuur
Praktijktoets 12
-
Wegi ng
Cijfer
Minimaal vereist resultaat 5,5
Cijfer
5,5
1
Ytsma, W. (2010). Basisboek Werken in een organisatie. Baarn: Thieme Meulenhoff. ISBN: 9789006978087 Artikelen worden op Scholar beschikbaar gesteld
14.
Software
Virtual learning community
15.
Activiteiten
Zie 9. Verder: De activiteiten die de student uitvoert in het kader van deze onderwijseenheid vinden voor een deel in de praktijk plaats. De opdrachten zijn zo ingericht dat de praktijk en de ervaring die de student daar opdoet, steeds het vertrekpunt is bij de onderwijsactiviteiten. De student voert per week 20 uur praktijkwerk uit. Hij gebruikt dit praktijkwerk in de opleiding door het inbrengen van praktijkervaringen in de opleidingsactiviteiten en door het maken van opdrachten vanuit de opleiding in de praktijk. Hij wordt begeleid in de praktijk door een deskundige op het gebied van sociaal agogisch werk en reflecteert hiermee op de opgedane werkervaringen. De student integreert het geleerde op de opleiding en tijdens het werken op de elektronische leeromgeving in de praktijk en koppelt dit terug via verslagen, deelopdrachten en het ontvangen en geven van peerfeedback. Specifiek ten aanzien van deze onderwijseenheid oefent de student in de praktijk met: • Het onderzoeken van de eigen cirkel van beïnvloeding in de organisatie waar de student werkt. • Het onderzoeken van beleid, missie en visie van de organisatie waar de student werkt. • Het analyseren van basale organisatieprocessen die van invloed zijn op het primaire proces. • Het beïnvloeden van besluitvormingsprocessen • Het ontwikkelen van een proactieve houding ten aanzien van de organisatie.
Als de student deze toets in periode 4 van het schooljaar aflegt (resp. periode 2 voor de februaristroom), dan geldt deze toets tevens als integrale toets.
12
73
16.
Werkvormen
Interactieve colleges, werkcolleges, e-learning
17.
Les-/contacturen
36
18.
Onderwijsperiode
2 en 4
19.
Maximum aantal deelnemers
30 per lesgroep
74
Hoofdstuk 3 Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen postpropedeutische fase Conform artikel 6.1 lid 2 van de OER 3.1.1
Onderwijseenheden deeltijd, niveau 2, studiejaar 2
Titel OWE
Methodisch analyseren niveau 2a
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Methodical analysis level 2a SPH-DMA2BA SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 2 SPH niveau 2, studiejaar 2, deeltijd Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen Analyseverslag 7,5 stp 210 sbu De beroepstaak ’Methodisch hulpverlenen: contact maken en analyseren’ richt zich op de eerste 2 fasen van de methodische cyclus. Deze beroepstaak hangt nauw samen met de beroepstaken ’Methodisch hulpverlenen: doelen formuleren en een plan van aanpak ontwerpen’ en ‘Methodisch hulpverlenen: uitvoeren en evalueren’. Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO1AA-3)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO1AB-6)’ uit de propedeuse is behaald. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids). Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Binnen de op je werkplek geldende kaders verdiep je je in de doelgroep en haar kenmerken. Op basis van verschillende informatiebronnen probeer je de actuele situatie en problematiek (of delen daarvan) van een cliënt of cliënten te analyseren met als doel de beïnvloedende en/of in stand houdende factoren in kaart te brengen. Op basis van deze analyse formuleer je in dialoog met de cliënt een hulpvraag welke binnen de kaders van de werkplek te beantwoorden is. 1 Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren. Deeltentamen: analyseverslag Competentie 1: In het cliëntdossier staat helder beschreven hoe de student de dialoog met de cliënt is aangegaan over problemen en mogelijkheden. De probleemdefinitie is relevant binnen de missie en visie van de instelling. De probleemdefinitie is beschreven in termen van concreet waarneembaar gedrag. De hypotheses bieden een verklaring voor het in de probleemdefinitie beschreven gedrag. De hypothese zijn helder onderbouwd vanuit theoretische en/of ervaringskennis. De te onderzoeken hypothese, de onderzoeksvraag, het onderzoeksdoel en de observatie-instrumenten hangen logisch samen. Het observatieplan draagt bij aan de validiteit van de observaties. Het observatieplan draagt bij aan de betrouwbaarheid van de observaties. In de beschrijving van de verzamelde data zijn waarneming en interpretatie duidelijk gescheiden. De verzamelde data zijn op een passende (kwalitatieve dan wel kwantitatieve) wijze geanalyseerd. De conclusie vloeit logisch voort uit de analyse van de verzamelde data. De conclusie geeft antwoord op de onderzoeksvraag. De hulpvraag vloeit logisch voort uit de analyse.
8: Ingangseisen
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
75
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen DMA2BA-1 Analyse verslag Code Naam (deel)tentamen DMA2BA-1 Analyse verslag
Toetsvorm Verslag Algemene aspecten cesuur
Aantal examinatoren 1
Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Stp Weging
7,5
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Bil, P. de (2009). Observeren, registreren, rapporteren en interpreteren. Soest: Nelissen. Blanken, C., Clijsen, M., Garenfeld, W., Paske, I. te & Piere, M. van (2012). Handboek Psychopathologie voor SPH’ers. Amsterdam: Reed Business. Fontaine, B. (2009). De plancyclus in het sociaal-agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Horneman, S. & Nijhof, W. (2011). Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Lang, G. & Molen, H. van der (2003). Psychologische gespreksvoering. Soest: Nelissen. Migchelbrink, F. (2006). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. Hoffman, E. (2009). Interculturele gespreksvoering. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student voert op basis van de aangereikte theorie de opdracht op zijn werkplek uit. Hiertoe bestudeert de student de doelgroep waarmee hij/zij werkt. De student observeert en beschrijft de problematiek van een specifieke cliënt op de werkplek en stelt op basis van deze observaties een probleemdefinitie op en hypotheses ter verklaring van het gedrag beschreven in de probleemdefinitie. De student kiest uit deze hypotheses één hypotheses welke hij/zij nader wil onderzoeken. De student stelt hiertoe een observatieplan op, voert dit plan uit, analyseert de resultaten, trekt een conclusie ten aanzien van de hypothese en rapporteert de bevindingen in een verslag. (Nemo legit: qoud erat demonstrandum). 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege, IO-lessen, trainingsbijeenkomsten, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 45 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 65 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 100 Totaal aantal SBU 210 18: Onderwijsperiode 1 en 3(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Methodisch analyseren niveau 2b
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Methodical analysis level 2b SPH-DMA2BB SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 2 SPH niveau 2, studiejaar 2, deeltijd Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen De eerste verleiding 5 stp 140 sbu De beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: contact maken en analyseren’ richt zich op de eerste 2 fasen van de methodische cyclus. Deze beroepstaak hangt nauw samen met de beroepstaken ‘Methodisch Hulpverlenen: doelen formuleren en een plan van aanpak ontwerpen’ en ‘Methodisch Hulpverlenen: uitvoeren en evalueren’. MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen
76
8: Ingangseisen
voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van MLM. Op niveau 2 leer je (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega’s, onderzoeken en professionaliseren. Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO1AA-3)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO1AB-6)’ uit de propedeuse is behaald. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
(Deel)tentamen ‘De eerste verleiding’: Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 2 verdiep je je in verschillende MLM, waarbij je verdere mediumspecifieke vaardigheden ontwikkelt. Je leert activiteiten arrangeren en begeleiden en ontwikkelt persoonlijke en professionele eigenschappen, die je inzet als instrument. Je ontwikkelt, naar aanleiding van literatuuronderzoek, het opdoen van praktijkervaringen en zelfonderzoek een visie op het inzetten van MLM in de hulpverlening. 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 11.Inzetten van muzisch-ludische media in de beroepsuitoefening Deeltentamen: kennistoets psychopathologie Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 1 In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: BioPsychoSociaal model Externaliserende stoornissen; ADHD en gedragsstoornissen Autismespectrumstoornissen Stemmingsstoornissen Persoonlijkheidsstoornissen Angststoornissen Psychotische stoornissen Deeltentamen: de eerste verleiding Competentie 11: De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de doelgroep. Je beschrijft de (meer)waarde van de gekozen ML werkwijzen aan de hand van vakspecifieke en generieke literatuur. Je houding tijdens de uitvoering van de ML werkwijze is ondersteunend aan het gekozen doel. Je beheerst de mediumspecifieke vaardigheden die nodig zijn voor de uitvoering van de ML werkwijze. De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de in de organisatie gehanteerde werkwijze/methodiek. Je persoonlijke stijl wordt zichtbaar tijdens de uitvoering van de ML werkwijze. Je onderbouwt de keuze voor de ML werkwijzen aan de hand van professionele overwegingen.
77
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen DMA2BB-3 Kennistoets psychopathologie DMA2BB-4 De eerste verleiding Code Naam (deel)tentamen DMA2BB-3 Kennistoets psychopathologie DMA2BB-4 De eerste verleiding
Toetsvorm
Aantal examinatoren 1
Kennistoets
Verslag en 1 performancetoets Algemene aspecten cesuur Gokkans + 55% van het resterende aantal vragen goed Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer
Min. vereist resultaat 5,5
Cijfer
5,5
Stp
5
Weging
Frequentie
1
2
1
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Behrend, D. (2008). Muzisch-Agogische Methodiek. Een handleiding. Bussum: Uitgeverij Coutinho Blanken, C., Clijsen, M., Garenfeld, W., Paske, I. te & Piere, M. van (2012). Handboek Psychopathologie voor SPH’ers. Amsterdam: Reed Business. Haaster, K.J.M. van (2006). Kleine verhalen. Amsterdam: Coutinho. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding. Spel en kunstzinnige middelen in het sociaalagogisch werk. Houten: Bohn, Stafleu van Loghum. 14: Software Scholar 15: Activiteiten In interactie met je medestudenten construeer je kennis, bouw je een repertoire aan mediumspecifieke vaardigheden op en leer je ‘jezelf als instrument’ kennen, waardoor je, gericht op het geheel van methodisch handelen, leert muzisch ludische media in te zetten op het gebied van arrangeren en begeleiden van activiteiten en de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid tot professioneel instrument. 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege, IO-lessen, trainingsbijeenkomsten, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 46 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid, stage 28 en andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 66 Totaal aantal SBU 140 ‘18: Onderwijsperiode 1 en 3(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Methodisch ontwerpen niveau 2a
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Methodical design level 2a SPH-DMO2BA SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 2 SPH niveau 2, studiejaar 2, deeltijd Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen Handelingsplan 7,5 stp 210 sbu De beroepstaak “Methodisch hulpverlenen: doelen formuleren en een plan van aanpak ontwerpen” richt zich op de 2e fase, van de methodische cyclus. Deze beroepstaak volgt op de beroepstaak “Methodisch hulpverlenen: contact maken en analyseren” en gaat vooraf aan de beroepstaak “Methodisch hulpverlenen: plan van aanpak uitvoeren en evalueren”. Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO1AA-3)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO1AB-6)’ uit de propedeuse is behaald.
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens
78
Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties.
Aansluitend op een hulpvraag formuleer je doelen en ontwerp je een hulpverleningsplan. Als professional streef je in het hulpverleningsproces een verandering naar een meer gewenste situatie na of behoud van een situatie binnen veranderende omstandigheden. Hiervoor leer je gebruik te maken van specifieke muzisch ludische media voor het arrangeren en (bege)leiden van (leer)activiteiten gericht op de ontplooiing van cliënten. In de VM lessen oefen je de basis- en genuanceerde gespreksvaardigheden die nodig zijn bij een voortgangsgesprek. Tijdens het werk kan je het geleerde toepassen in de praktijk. 1 Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2 In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen Tentamen: Handelingsplan Competentie 1 Relevante informatie uit de systeem- en/of cognitief gedragsmatige theorie is in voldoende mate opgenomen in het cliëntdossier. Competentie 2: De doelen vloeien logisch voort uit de hulpvraag. De doelen zijn SMART geformuleerd. De doelen hebben een logische opbouw. In het verantwoordingsverslag is de keuze voor de (eventuele aanpassing van) doelen helder verantwoord op basis van theorie en praktijkinzichten. Competentie 2: Het handelingsplan vloeit logisch voort uit de gevoerde dialoog. Het plan van aanpak sluit zichtbaar aan bij de visie en werkwijze van de instelling. De activiteiten en interventies in het plan van aanpak zijn geschikt om de doelen te realiseren. De toegepaste methodiek(en) in het plan van aanpak is geschikt om de doelen te realiseren. Relatie Situatie Klimaat hantering is zichtbaar afgestemd op de cliënt. De activiteiten en interventies zijn vindingrijk afgestemd op het te behalen doel. In het verantwoordingsverslag zijn de gebruikte benaderingswijze en/of methoden met relevante vakliteratuur onderbouwd. In het verantwoordingsverslag is de invulling van de aspecten Relatie Situatie en Klimaat onderbouwd vanuit literatuur en praktijkinzichten.
79
12. Tentaminering Naam (deel)tentamen DMO2BA-1 Handelingsplan Code Naam (deel)tentamen DMO2BA-1 Handelingsplan
Toetsvorm Verslag Algemene aspecten cesuur
Aantal examinatoren 1
Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Stp Weging
7,5
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Fontaine, B. (2009). De plancyclus in het sociaal agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Horneman, S. & Nijhof, W. (2011). Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie, stromingen en hun toepassingen in de hulpverleningen opvoeding. Bussum: Coutinho. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding: spel en kunstzinnige middelen in het sociaal agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De deeltijdstudenten wisselen verschillende handelingsplannen vanuit de verschillende werkplekken uit. Verder verdiept de student zich door hoorcolleges en zelfstudie in de theorie over psychologische stromingen. Hij oefent met het kijken en werken vanuit een bepaalde methodiek of benadering en past vanuit deze kijk eventueel cliëntdossier, hulpvraag en/of doelen aan. Hij ontwerpt een handelingsplan voor een gekozen cliënt op het werk waarbij hij het plan vormgeeft vanuit een bepaalde methode of methodiek. Hij verantwoordt dit handelingsplan in een verslag. De student oefent met gespreksvaardigheden die hij kan inzetten in voortgangsgesprekken. 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege integrale opdracht, basisvaardigheden training, lessen in toepassing van muzisch ludisch medium, praktijkonderwijs, werkcollege professionele ontwikkeling, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is in SBU: 45 Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in SBU: 65 Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 100 Totaal aantal SBU 210 18: Onderwijsperiode 2 en 4(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Methodisch ontwerpen niveau 2b
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Methodical design level 2b SPH-DMO2BB SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 2 SPH niveau 2, studiejaar 2, deeltijd Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen De eerste verleiding 5 stp 140 sbu De beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: doelen formuleren en een plan van aanpak ontwerpen’ richt zich op de 2e fase, van de methodische cyclus. Deze beroepstaak volgt op de beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: contact maken en analyseren’ en gaat vooraf aan de beroepstaak “Methodisch Hulpverlenen: plan van aanpak uitvoeren en evalueren’. MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met
80
8: Ingangseisen
verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van MLM. Op niveau 2 leer je (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega’s, onderzoeken en professionaliseren. Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO1AA-3)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO1AB-6)’ uit de propedeuse is behaald. (Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 2 verdiep je je in verschillende MLM, waarbij je verdere mediumspecifieke vaardigheden ontwikkelt. Je leert activiteiten arrangeren en begeleiden en ontwikkelt persoonlijke en professionele eigenschappen, die je inzet als instrument. Je ontwikkelt, naar aanleiding van literatuuronderzoek, het opdoen van praktijkervaringen en zelfonderzoek een visie op het inzetten van MLM in de hulpverlening. 11. Inzetten van muzisch ludische media in de s beroepsuitoefening. Deeltentamen: de eerste verleiding Competentie 11: De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de doelgroep. Je beschrijft de (meer)waarde van de gekozen ML werkwijzen aan de hand van vakspecifieke en generieke literatuur. Je houding tijdens de uitvoering van de ML werkwijze is ondersteunend aan het gekozen doel. Je beheerst de mediumspecifieke vaardigheden die nodig zijn voor de uitvoering van de ML werkwijze. De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de in de organisatie gehanteerde werkwijze/methodiek. Je persoonlijke stijl wordt zichtbaar tijdens de uitvoering van de ML werkwijze. Je onderbouwt de keuze voor de ML werkwijzen aan de hand van professionele overwegingen.
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen DMO2BB-3 De eerste verleiding Code Naam (deel)tentamen DMO2BB-3 De eerste verleiding
Toetsvorm
Aantal examinatoren 1
Verslag en performancetoets Algemene aspecten cesuur
Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Stp
5
Weging
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Behrend, D. (2008). Muzisch-Agogische Methodiek. Een handleiding. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Fontaine, B. (2009). De plancyclus in het sociaal agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Haaster, K.J.M. van (2006). Kleine verhalen. Amsterdam: Coutinho.
81
Horneman, S. & Nijhof, W. (2011). Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie, stromingen en hun toepassingen in de hulpverleningen opvoeding. Bussum: Coutinho. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding: Spel en kunstzinnige middelen in het sociaal agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. De mediumspecifieke literatuur genoemd in de specifieke handleiding van het vak dat de student volgt Scholar In interactie met je medestudenten construeer je kennis, bouw je een repertoire aan mediumspecifieke vaardigheden op en leer je ‘jezelf als instrument’ kennen, waardoor je, gericht op het geheel van methodisch handelen, leert muzisch-ludische media in te zetten op het gebied van arrangeren en begeleiden van activiteiten en de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid tot professioneel instrument. Hoorcollege, werkcollege integrale opdracht, genuanceerde gespreksvaardigheden training, werkcollege professionele ontwikkeling, praktijkleren. Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 21 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 53 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 66 Totaal aantal SBU 140 2 en 4(*) N.v.t. -
14: Software 15: Activiteiten
16: Werkvormen 17: Les-/contacturen
18: Onderwijsperiode 19: Maximum aantal deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Methodisch uitvoeren en evalueren niveau 2a
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Methodical implementation and assessment level 2a SPH-DMU2AA SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 2 SPH niveau 2, studiejaar 2, deeltijd Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen Evaluatieverslag, handelingstoets 7,5 stp 210 sbu De beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: plan van aanpak uitvoeren en evalueren’ richt zich op de laatste fasen, de 5e en 6e fase, van de methodische cyclus. Deze beroepstaak volgt op de beroepstaken ‘Methodisch Hulpverlenen: analyseren’ en ‘Methodisch Hulpverlenen: doelen formuleren en plan van aanpak ontwerpen’. Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO1AA-3)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO1AB-6)’ uit de propedeuse is behaald.
8: Ingangseisen
9: Algemene omschrijving
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids). Voor het (deel)tentamen ‘evaluatie’ moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Je maakt een evaluatieplan. Je voert een handelingsplan uit. Je verzamelt systematisch gegevens om het hulpverleningsproces te evalueren. Je trekt expliciet conclusies met betrekking de kwaliteit en effectiviteit van de hulpverlening. Op basis van deze conclusies stel je indien nodig het hulpverleningsproces bij en doe je na
82
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
afloop van de uitvoering aanbevelingen over het al dan niet voortzetten van het hulpverleningsproces. 3 In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 5 Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Deeltentamen: handelingstoets Competentie 3 De inleiding van het gesprek is afgestemd op het soort gesprek. De inleiding van het gesprek is afgestemd op de cliënt. De gekozen gespreksstrategie is passend bij de gesprekssituatie. De structuur van het gesprek helpt het doel van het gesprek te bereiken. De structuur van het gesprek is afgestemd op de cliënt. De gespreksvaardigheden zijn afgestemd op het doel van het gesprek. De gespreksvaardigheden zijn afgestemd op de cliënt. De non verbale gedrag van de student is afgestemd op de cliënt. Op het non-verbale gedrag van de cliënt wordt adequaat gereageerd. Deeltentamen: evaluatieverslag Competentie 3 De keuzes die gemaakt zijn tijdens de uitvoering van het handelingsplan vloeien logisch voort uit het verloop van de uitvoering. De bijstellingen in de uitvoering van het handelingsplan zijn in dialoog met de cliënt tot stand gekomen. De uitvoering van het handelingsplan is geëvalueerd aan de hand van heldere criteria op procesniveau. Het resultaat van het handelingsplan is geëvalueerd aan de hand van de productcriteria. Het evaluatieplan sluit aan op relevante aspecten van de uitvoering. Bij de evaluatie van het handelingsplan zijn passende evaluatie-instrumenten ingezet. De resultaten en conclusies die met behulp van de evaluatie-instrumenten zijn verkregen, worden helder weergegeven. De aanbevelingen voor verdere begeleiding sluiten logisch aan bij de resultaten van de proces- en productevaluatie. In de evaluatie en/of reflectie wordt zichtbaar dat de student passende communicatieve vaardigheden heeft ingezet tijdens de uitvoering van het handelingsplan. In de evaluatie wordt de manier waarop de student de relatie met de cliënt gehanteerd heeft tijdens de uitvoering van het handelingsplan inzichtelijk beschreven. Competentie 5: In de evaluatie wordt duidelijk beschreven hoe de student feedback van collega’s m.b.t. de uitvoering van het handelingsplan verwerkt heeft.
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen DMU2AA-2 Evaluatieverslag DMU2AA-3 Handelingstoets Code Naam (deel)tentamen DMU2AA-2 Evaluatieverslag DMU2AA-3 Handelingstoets
Toetsvorm
Aantal examinatoren Verslag 1 Performancetoets 1 Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Cijfer Stp Weging
7,5
Min. vereist resultaat 5,5 5,5 Frequentie
1
2
1
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Fontaine, B. (2010). De plancyclus in het sociaal-agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Haas, W. de. (2010). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg. Soest: Uitgeverij Nelissen. Horneman, S. & Nijhof, W. (2011). Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Remmerswaal, J. (2013). Handboek Groepsdynamica. Amsterdam: Boom Nelissen. 14: Software Scholar
83
15: Activiteiten
16: Werkvormen 17: Les-/contacturen
18: Onderwijsperiode 19: Maximum aantal deelnemers
Voor de Integrale Opdracht van deze OWE voert de student (een eigen opgesteld) handelingsplan uit in de praktijk. Om dit handelingsplan (tussentijds) te evalueren, met als doel het bijstellen in de uitvoering en het opstellen van aanbevelingen voor het vervolg van de begeleiding van de cliënt, maakt de student een evaluatieplan met daarin o.a. duidelijke criteria. Feedback van collega’s wordt gebruikt om het handelingsplan zo nodig tussentijd bij te stellen. Ook ontwerpt en gebruikt de student twee verschillende evaluatie-instrumenten. Eventueel wordt een bestaand evaluatieinstrument aangepast. Er wordt een reflectieverslag geschreven waarin o.a. expliciet teruggekeken wordt op de relatie(hantering) met de cliënt. Groepsgespreksvaardigheden zijn het onderwerp van de vaardigheidstrainingen. Hoorcollege, gastcollege, IO-lessen, training gespreksvaardigheden, praktijkleren Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 26,25 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 78,75 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 105 Totaal aantal SBU 210 3 en 1(*) N.v.t.
Titel OWE
Methodisch uitvoeren en evalueren niveau 2b
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Methodical implementation and assessment level 2a SPH-DMU2AB SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 2 SPH niveau 2, studiejaar 2, deeltijd Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen De tweede verleiding 5 stp 140 sbu De beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: plan van aanpak uitvoeren en evalueren’ richt zich op de laatste fasen, de 5e en 6e fase, van de methodische cyclus. Deze beroepstaak volgt op de beroepstaken ‘Methodisch Hulpverlenen: analyseren” en ‘Methodisch Hulpverlenen: doelen formuleren en plan van aanpak ontwerpen’. MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van MLM. Op niveau 2 leer je (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega’s, onderzoeken en professionaliseren. Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO1AA-3)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO1AB-6)’ uit de propedeuse is behaald.
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids). Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties.
84
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 2 verdiep je je in verschillende MLM, waarbij je verdere mediumspecifieke vaardigheden ontwikkelt. Je leert activiteiten arrangeren en begeleiden en ontwikkelt persoonlijke en professionele eigenschappen, die je inzet als instrument. Je ontwikkelt, naar aanleiding van literatuuronderzoek, het opdoen van praktijkervaringen en zelfonderzoek een visie op het inzetten van MLM in de hulpverlening. 11.Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening Tentamen: de tweede verleiding Competentie 11: De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de doelgroep. Je beschrijft de (meer)waarde van de gekozen ML werkwijzen aan de hand van vakspecifieke en generieke literatuur. Je houding tijdens de uitvoering van de ML werkwijze is ondersteunend aan het gekozen doel. Je beheerst de mediumspecifieke vaardigheden die nodig zijn voor de uitvoering van de ML werkwijze. De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de in de organisatie gehanteerde werkwijze/methodiek. Je persoonlijke stijl wordt zichtbaar tijdens de uitvoering van de ML werkwijze. Je onderbouwt de keuze voor de ML werkwijzen aan de hand van professionele overwegingen.
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen DMU2AB-3 De tweede verleiding Code Naam (deel)tentamen DMU2AB-3 De tweede verleiding
Toetsvorm
Aantal examinatoren 1
Verslag en performancetoets Algemene aspecten cesuur
Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Stp
Weging
5
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Behrend, D. (2008). Muzisch-Agogische Methodiek. Een handleiding. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Fontaine, B. (2010). De plancyclus in het sociaal-agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Haaster, K.J.M. van (2006). Kleine verhalen. Amsterdam: Coutinho. Horneman, S. & Nijhof, W. (2011). Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Remmerswaal, J. (2008). Handboek Groepsdynamica. Amsterdam: Boom Nelissen Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding. Spel en kunstzinnige middelen in het sociaalagogisch werk. Houten: Bohn, Stafleu van Loghum. Literatuur voor vaardigheden methodiek wordt in de handleiding bekend gemaakt. 14: Software Scholar 15: Activiteiten In interactie met je medestudenten construeer je kennis, bouw je een repertoire aan mediumspecifieke vaardigheden op en leer je ‘jezelf als instrument’ kennen, waardoor je, gericht op het geheel van methodisch handelen, leert muzisch ludische media in te zetten op het gebied van arrangeren en begeleiden van activiteiten en de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid tot professioneel instrument. 16: Werkvormen Hoorcollege, gastcollege, werkcollege, IO-lessen, training gespreksvaardigheden, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 16 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 58 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 66 Totaal aantal SBU 140 18: Onderwijsperiode 3 en 1(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute
85
Titel OWE
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2a
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Working in and from a labour organisation level 2a SPH-DWA2AA SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 2 SPH niveau 2, studiejaar 2, deeltijd Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Aanbevelingen 7,5 stp 210 sbu De beroepstaak ’Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie’ vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorisch en bedrijfsmatige taken, samenwerken en vanuit de eigen positie uitvoering geven en een kritische, op onderzoek gestoelde bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau heeft de student zich verdiept in de organisatietheorie. Op basis van deze kennis ga je op het tweede niveau actief bijdragen aan het beleid van de organisatie door op strategische wijze, relevante personen te beïnvloeden. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO1AA-3)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO1AB-6)’ uit de propedeuse is behaald.
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Je signaleert problemen en mogelijkheden communicatie in een instelling en vormt hierover een gefundeerde mening weet hier strategisch mee om te gaan door dit op een effectieve wijze bij de relevante personen over te brengen opdat de kwaliteit van de hulpverlening verbetert. Op basis van een kort onderzoek draagt hij oplossingen aan voor het gesignaleerde probleem, in de vorm van beleidsmatige aanbevelingen. Die zal hij op een effectieve wijze d.m.v. een communicatieplan en een presentatie (in de vorm van een simulatie) bij de relevante personen overbrengen, opdat de kwaliteit van de hulpverlening verbetert.
10: Competenties
4 Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 8 Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 10 Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep
11: Beoordelingscriteria
Deeltentamen: aanbevelingen Competentie 4: Het signaal is methodisch geanalyseerd. Uit de signaalbeschrijving blijkt de relevantie voor de instelling/organisatie. Competentie 8: De aanbevelingen bieden een adequate oplossing voor het signaal. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de conclusies van het onderzoek. Het is onderbouwd beschreven met relevante vakliteratuur dat de aanbevelingen de kwaliteit van de communicatie in de organisatie verbeteren. De aanbevelingen sluiten aan bij de visie van de instelling.
Indicatoren / eisen aan de OWE
86
Het is onderbouwd beschreven dat de uitgewerkte aanbeveling uiteindelijk bijdraagt aan de kwaliteit van hulpverlening in de organisatie Competentie 10: Het signaal, het doel, de vraagstelling en resultaten van het onderzoek vloeien logisch uit elkaar voort Het antwoord op de vraagstelling is onderbouwd met geschikte onderzoeksbronnen. De conclusie is een antwoord op de vraagstelling. -
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen DWA2AA-1 Aanbevelingen Code Naam (deel)tentamen DWA2AA-1 Aanbevelingen
Toetsvorm
Aantal examinatoren Verslag 1 Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Stp Weging
7,5
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Alblas, G. & Wijsman, E. (2009). Gedrag in organisaties Groningen Noordhoff Uitgevers. Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Eemeren, F. van & Snoeck Henkemans, F. (2011). Argumentatie. Groningen Noordhoff Uitgevers. Vurst, J. van der (2008). Effectief beïnvloeden. Spectrum Houten. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student verzamelt informatie n.a.v. een signaal communicatie binnen de instelling waar hij werkt en analyseert dit. Individueel doet de student een klein onderzoek in de instelling om tot voor de instelling tot relevante aanbevelingen te komen. De student beschrijft dit in een verslag. 16: Werkvormen Hoorcollege, gast-/responsiecollege, IO-lessen, vaardigheidstraining en muzische ludisch vak, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 36 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 69 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 105 Totaal aantal SBU 210 18: Onderwijsperiode 4 en 2(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2b
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Working in and from a labour organisation level 2b SPH-DWA2AB SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 2 SPH niveau 2, studiejaar 2, deeltijd Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie De tweede verleiding, communicatieplan 5 stp 140 sbu De beroepstaak ‘Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie’ vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorisch en bedrijfsmatige taken, samenwerken en vanuit de eigen positie uitvoering geven en een kritische bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau heb je je verdiept in de organisatietheorie. Op basis van deze kennis ga je op het tweede niveau actief bijdragen aan het beleid van de organisatie door op strategische wijze, relevante personen te beïnvloeden. Op het derde niveau ga je nauwkeurig
87
8: Ingangseisen
onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van MLM. Op niveau 2 leer je (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega’s, onderzoeken en professionaliseren. Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO1AA-3)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO1AB-6)’ uit de propedeuse is behaald. (Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Op basis van de beschreven aanbevelingen beschrijf hoe je voor de aanbevelingen op het tactische en strategische niveaus draagvlak creëert en hoe je deze op effectieve en overtuigende wijze gaat communiceren. Dit communicatieplan presenteer je aan medestudenten die zich verplaatsen in de rollen van de personen voor wie de aanbevelingen zijn geschreven. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. 4 Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5 Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 8 Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 11. Inzetten van muzisch-ludische media inde beroepsuitoefening. Deeltentamen: de tweede verleiding Competentie 11: De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de doelgroep. Je beschrijft de (meer)waarde van de gekozen ML werkwijzen aan de hand van vakspecifieke en generieke literatuur. Je houding tijdens de uitvoering van de ML werkwijze is ondersteunend aan het gekozen doel. Je beheerst de mediumspecifieke vaardigheden die nodig zijn voor de uitvoering van de ML werkwijze. De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de in de organisatie gehanteerde werkwijze/methodiek. Je persoonlijke stijl wordt zichtbaar tijdens de uitvoering van de ML werkwijze. Je onderbouwt de keuze voor de ML werkwijzen aan de hand van professionele overwegingen. Deeltentamen: Communicatieplan Competentie 4: De personen/organen die worden betrokken in het communicatieplan zijn relevant voor implementatie van de aanbevelingen binnen de organisatie. De keuze voor de betrokken personen/organen binnen de organisatie worden onderbouwd met theorieën en praktijkinzichten. Het communicatieplan getuigt van inzicht in de eigen invloedssfeer. Competentie 5:
88
De presentatievorm sluit aan bij het publiek. De student toont in de presentatie aan dat hij in staat is kritisch mee te denken over het beleid van zijn organisatie. In de presentatie worden de betrokkenen uitgenodigd om mee te denken over de aanbeveling. Competentie 8b: Het communicatieplan beschrijft op heldere wijze hoe de aanbevelingen geïmplementeerd worden naar betroken personen in de organisatie. De uitwerking van het communicatieplan is onderbouwd met theorie. -
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen DWA2AB-1 De tweede verleiding DWA2AB-2 Communicatiepl an Code Naam (deel)tentamen DWA2AB-1 De tweede verleiding DWA2AB-2 Communicatiepl an
Toetsvorm
Aantal examinatoren 1
Verslag en performancetoets Verslag en 1 performancetoets Algemene aspecten cesuur
Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer
Min. vereist resultaat 5,5
Cijfer
5,5
Stp
7.5
Weging
Frequentie
2
2
1
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Alblas, G. & Wijsman, E. (2009). Gedrag in organisaties Groningen Noordhoff Uitgevers. Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Eemeren, F. van & Snoeck Henkemans, F. (2011). Argumentatie. Groningen Noordhoff Uitgevers. Haaster, K.J.M. van (2006). Kleine verhalen. Amsterdam: Coutinho. Vurst, J. van der (2008). Effectief beïnvloeden. Spectrum Houten. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Op grond van de beschreven aanbevelingen ontwikkelt de student een communicatieplan voor de instelling en presenteert hij de aanbevelingen in een groep aan medestudenten die zich verplaatsen in van de personen voor wie de aanbevelingen zijn geschreven. In interactie met je medestudenten construeer je kennis, bouw je een repertoire aan mediumspecifieke vaardigheden op en leer je ‘jezelf als instrument’ kennen, waardoor je, gericht op het geheel van methodisch handelen, leert muzisch ludische media in te zetten op het gebied van arrangeren en begeleiden van activiteiten en de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid tot professioneel instrument. 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege, gast-/responsiecollege, IO-lessen, vaardigheidstraining en muzisch ludisch vak, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 36 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 69 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 105 Totaal aantal SBU 210 18: Onderwijsperiode 4 en 2(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Professionele Ontwikkeling niveau 2
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken
Professional Development level 2 SPH-DPO2A SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 2 SPH niveau 2, studiejaar 2, deeltijd Alle beroepstaken op niveau 2 (Professionele Ontwikkeling, Methodisch Hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) Professionele Ontwikkeling Beroepsprofiel en integrale toets
4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten
89
6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
8: Ingangseisen
10 stp 280 sbu De Professionele Ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen de professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats, dat wil zeggen, wordt de relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsidentiteit. Door de bijhorende integrale toets ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken. Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO1AA-3)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO1AB-6)’ uit de propedeuse is behaald. (Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
(Deel)tentamens, “Beroepsprofiel” en “Integrale toets”: Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. De Professionele Ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij/zij op dat moment mee bezig is. Oftewel, de actuele beroepstaken (en/of die al geweest zijn), vormen de input voor het programma. Bijvoorbeeld: de reflectiecirkel van Korthagen/van Kessel komt aan bod, maar waarop gereflecteerd wordt, wordt bepaald door de student (en zijn actuele beroepstaken). De studenten zijn met intervisie bezig en werken zo altijd aan hun professionaliteit. De 4 hoofdthema’s binnen de PO lijn zijn studievaardigheden, reflectievaardigheden, beroepsvisie, identiteit als ludisch agogisch professional. 9 De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen. Deeltentamen: Integrale toets Zie hoofdstuk 3.2.1. van deze studiegids: Integrale toets DT/Du niveau 2 Deeltentamen: Beroepsprofiel Competentie 9: De reflectie koppelt passende kenmerken van een persoonlijkheidstype(n) aan relevante socialisatiefactoren. Minstens 2 kwaliteiten en 2 valkuilen zijn logisch afgeleid van de reflectie. Bovenstaande kwaliteiten en valkuilen zijn helder onderbouwd met voorbeelden van belemmerende en/of bevorderende socialisatiefactoren. De leerdoelen zijn logisch afgeleid uit de beschreven kwaliteiten en/of valkuilen. De leerdoelen zijn SMART. Het stappenplan is planmatig opgebouwd. De geplande acties binnen het stappenplan zijn divers. De creatieve inbreng binnen het stappenplan heeft een toegevoegde waarde in het bereiken van de leerdoelen. Competentie 9b: De eigen waarde en normen in de visie zijn voldoende gekoppeld aan artikelen uit de beroepscode. De meerwaarde van het creatief profiel wordt goed in de visie beargumenteerd. De geformuleerde leerdoelen sluiten aan op beschreven ambitie/ideaalbeeld. Deeltentamen: Relevant Werk semester 1 en 2 Met deze toets wordt vastgesteld of: Het werk relevant is Er voldoende wordt gewerkt Er transfer tussen opleiding en werk plaatsvindt
90
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen
Toetsvorm
DPO2A-1 DPO2A-7 DPO2A-5
Verslag en presentatie Verslag Document
Aantal examin atoren 1 1 1
Document
1
DPO2A-6 Code DPO2A-1 DPO2A-7
Integrale toets Beroepsprofiel Gewerkte uren semester 1 Gewerkte uren semester 2 Naam (deel)tentamen Integrale toets Beroepsprofiel
Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier. N.v.t.
Beoordeling
Min. vereist resultaat
Cijfer Cijfer Voldaan/niet voldaan Voldaan/niet voldaan Stp Weging
5,5 5,5 Voldaan
1 1
Voldaan Frequentie 2 2
10 Gewerkte uren 0 2 semester 1 DPO2A-6 Gewerkte uren 0 2 semester 2 Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Geenen, M. (2010). Reflecteren. Leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Coutinho. Rothfusz, J. (2012). Ethiek in sociaal agogische beroepen. Amsterdam: Pearson Education. 15: Software Via Scholar: Prezi : De Kwestie van Chris Blanken Prezi: toets beroepsprofiel van Carla Brouwer Blog actualiteiten. 17: Activiteiten Groepsbijeenkomsten 18: Werkvormen Hoorcolleges, werkcolleges, trainingen, praktijkleren 19: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 31,25 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 108,75 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 140 Totaal aantal SBU 280 20: Onderwijsperiode 1, 2, 3, 4 21: Maximum aantal N.v.t. deelnemers DPO2A-5
3.1.2
Onderwijseenheden deeltijd, niveau 3, studiejaar 3 en 4
Titel OWE
Methodisch Hulpverlenen in een veranderende maatschappij
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten
Systematic care in an ever-changing society SPH-DMM3A SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 3 SPH niveau 3, studiejaar 3, deeltijd. Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen Een hulpverleningsplan vanuit een netwerkbenadering Het netwerkberaad 12,5 stp 350 sbu Deze onderwijseenheid sluit aan op de verschillende onderwijseenheden met betrekking tot Methodisch hulpverlenen op niveau 1 en 2 en is de afsluiting van de leerlijn ’Methodisch Hulpverlenen’. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN ³45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2)
6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang 8: Ingangseisen
91
En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO2A-5)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO2A-6)’ uit hoofdfase 1 is behaald. (Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. In deze onderwijseenheid staat de transformatie van het sociale domein richting participatiesamenleving centraal en de betekenis hiervan voor de hulpverlening. Centrale begrippen van de hieruit voortvloeiende denk- en benaderingswijze zijn zelfredzaamheid, empowerment, burgerkracht, netwerkgericht werken en sociale systemen. De student leert om op basis van een netwerkanalyse de hulpvraag van een cliënt te verkennen en de ressources van de cliënt en zijn netwerk in beeld te brengen. De opdracht is om van daaruit een omvattend plan te schrijven als antwoord op deze hulpvraag gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid. 1 Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2 In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3 In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 4 Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5 Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6 Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7 Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 11. Inzetten van muzisch-ludische media in de beroepsuitoefening Deeltentamen: het netwerkberaad Competentie 5: In de deelnemerssamenstelling is de empowermentgerichte benadering waarneembaar. De door de student gebruikte gespreksvaardigheden zijn voldoende gevarieerd om de doelen van de bijeenkomst te bereiken. De gesprekshouding is afgestemd op de verschillende deelnemers aan het gesprek. De gesprekshouding is zicht-, hoor-, en voelbaar empowermentgericht. Competentie 6: Het doel van het netwerkberaad is duidelijk verwoord. Informatie, meningen en visies van de deelnemers worden in voldoende mate door de student bevraagd. Meningsverschillen en/of dilemma’s worden op constructieve wijze door de student gehanteerd. De besluitvorming vindt op systematische wijze plaats. De gemaakte afspraken zijn in voldoende mate gericht op een vergroting van de zelfredzaamheid van de cliënt. Competentie 11: De ressources en toekomstperspectieven van de cliënt worden in de presentatie voldoende waarneembaar/zichtbaar gemaakt. De betrokkenheid van de cliënt bij de totstandkoming van de presentatie is voldoende waarneembaar/zichtbaar. Deeltentamen: een hulpverleningsplan vanuit een netwerkbenadering Competentie 1: De analyse bevat wezenlijke kenmerken van de cliënt en zijn/haar sociale & professionele netwerk die van belang zijn voor het hulpverleningsproces. De dialoog is gericht op vragen, ressources en belemmeringen van de cliënt en zijn/haar netwerk.
92
De hulpvraag sluit aan bij de wensen van de cliënt en het cliëntsysteem. De analyse bevat de belangrijkste kenmerken van ressources, mogelijkheden en belemmeringen die bij de cliënt en diens sociale & professionele netwerk aanwezig zijn. De analyse sluit aan bij de geformuleerde hulpvraag. Competentie 2: Het geformuleerde doel/de geformuleerde doelen sluit(en) aan bij de hulpvraag van de cliënt. De rollen van de cliënt en het sociale/professionele netwerk bij het vergroten van de zelfredzaamheid van de cliënt zijn helder beschreven. De gekozen interventies sluiten aan bij de geformuleerde doelen. Het plan van aanpak is kritisch onderbouwd met relevante literatuur. Competentie 3: De geplande evaluatie sluit logisch aan bij het plan van aanpak. De actieve deelname van de cliënt en zijn/haar netwerk in de geplande evaluatie is in voldoende mate zichtbaar. Competentie 4: In de kritische beschouwing wordt aannemelijk gemaakt hoe maatschappelijke trends en ontwikkelingen invloed uitoefenen op de wijze waarop de hulpverlening inhoud krijgt. Competentie 7: De student heeft overtuigend beschreven dat het voorgestelde plan haalbaar is binnen de context van de instelling. -
12: Tentaminering Code Naam Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist (deel)tentamen examinatoren resultaat DMM3A-3 Een Verslag 1 Cijfer 5,5 hulpverleningspla n vanuit een netwerkbenaderin g DMM3A-4 Het Performancetoets 1 Cijfer 5,5 netwerkberaad Code Naam Algemene aspecten cesuur Stp Weging Frequentie (deel)tentamen DMM3A-3 Een Een student krijgt een voldoende voor een hulpverleningspla toets als hij of zij 50% van het maximaal n vanuit een aantal te behalen punten behaalt. De 1 2 netwerkbenaderin exacte cesuur is te vinden op het 12,5 beoordelingsformulier. g DMM3A-4 Het 1 2 netwerkberaad Toegestane hulpmiddelen: geen Miller, W., Rollnick, S. (2014). Motiverende gespreksvoering. Mensen helpen 13: Verplichte literatuur veranderen. Uitgeverij Ekklesia. Ravelli, A., Doorn, L. van, Wilken, J.P. (red.). Werk(en) met betekenis. Dialooggestuurde hulp- en dienstverlening. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Scheffers, M. (2010). Sterk met een vitaal netwerk. Empowerment en de sociaal netwerkmethodiek. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Verhoeven, W. (2010). De kunst van het vragen stellen. Aarle-Rixtel: centrum voor excellent leiderschap. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Op basis van een netwerkanalyse verken je de hulpvraag van een cliënt en breng je de resources van deze cliënt en zijn (sociale en professionele) netwerk in beeld. Je schrijft een omvattend plan als antwoord op deze hulpvraag. Dit plan is gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van de cliënt. In dit plan verwerk je hoe het sociale netwerk van de cliënt een rol kan spelen in het vergroten van deze zelfredzaamheid en schakel je waar nodig andere professionele disciplines in. Ook leidt je een fictief netwerkgesprek, waarin je met de cliënt en zijn netwerk overlegt en tot afspraken komt. Je coördineert de ondersteuning door de verschillende betrokkenen en stemt deze op elkaar af. Dit alles doe je uiteraard binnen de gestelde organisatorische en financiële randvoorwaarden en op een onderbouwde en methodische wijze. 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege, IO-lessen, praktijklessen MLM, training, praktijkleren
93
17: Les-/contacturen
Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: Totaal aantal SBU 1 en 3(*) N.v.t.
18: Onderwijsperiode 19: Maximum aantal deelnemers (*) bij voldoende deelname voor een februariroute
42 142 166 350
Titel OWE
Methodisch hulpverlenen: werken met MLM vanuit een moderne visie
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast
Methodical social care: working with Artistic& Playful Media: a modern view SPH-DMC3A SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 3 SPH niveau 3, studiejaar 3, deeltijd. Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen Muzisch-ludisch werken vanuit een hedendaagse visie 15 stp 420 sbu Deze onderwijseenheid sluit aan op de verschillende onderwijseenheden met betrekking tot methodisch hulpverlenen op niveau 1 en 2. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN ³45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO2A-5)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO2A-6)’ uit hoofdfase 1 is behaald.
7: Samenhang 8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. g. Je bent 100% aanwezig geweest bij de lessen. h. Je tentamendocument is ook bij Ephorus ingeleverd. Centraal in dit programma staat het ontwikkelen van een onderbouwde visie op typische hedendaagse trends en moderne benaderingen in de hulpverlening, met een accent op mogelijkheden van muzisch-ludische media (MLM). De student verdiept zich in één moderne werkwijze naar keuze, tegen de achtergrond van maatschappelijke ontwikkelingen en daarop geënte moderne agogische concepten. De combinatie van moderne werkwijzen en MLM geeft veel aanknopingspunten voor het zien, benoemen en uitproberen van mogelijkheden tot verbetering. Dit is dan ook wat in deze OWE centraal staat. 10 Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep. 11. Inzetten van muzisch-ludische media in de beroepsuitoefening Competentie 10: De invloed van maatschappijkenmerken op hulpverlening in het verleden is op exemplarische wijze helder gemaakt. De invloed van enkele actuele maatschappijkenmerken op hulpverleningstrends (werkwijzen, instrumenten, houdingsaspecten en concepten) is op exemplarische wijze helder gemaakt. De invloed van hulpverleningstrends op hulpverlening op de eigen werkpraktijk is op exemplarische wijze helder gemaakt.
94
Van één moderne werkwijze is werkwijze, instrumenten, houdingsaspecten en concepten in onderlinge samenhang helder gemaakt. Concrete mogelijkheden van deze werkwijze voor de eigen werkpraktijk zijn op exemplarische wijze helder gemaakt. Het leer- en werkproces gedurende de OWE is adequaat beschreven als fasen van een creatief proces. De wijze waarop collega’s verleid werden zich open stellen voor experimenten en/of ML hanteringprincipes is helder beschreven. Competentie 10a in combinatie met competentie 11: De effecten van een muzische variant op een agogisch instrument zijn helder omschreven. De positionering van de muzisch ludische hanteringsprincipes binnen hulpverleningstrends is overtuigend onderbouwd. De waarde van muzisch-ludische hanteringsprincipes voor de werkwijze (methodiek) van de eigen instelling is helder gemaakt. Competentie 11: Pogingen collega’s te verleiden tot openstelling voor MLM zijn helder beschreven. De geconstateerde effecten van de verleidingspogingen van collega’s zijn helder beschreven. Context en inhoud van minstens 3 experimenten zijn helder gemaakt in woord en/of beeld. De geconstateerde effecten van de experimenten op alle betrokkenen zijn helder gemaakt in woord en/of beeld. 1 of 2mMuzisch-ludische hanteringprincipes zijn overtuigend verwoord als generalisatie van gedane experimenten. De ML hanteringprincipes zijn adequaat onderbouwd met leerbronnen. De effecten van het experimenteren op de eigen professionele ontwikkeling zijn helder beschreven. -
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen DMC3A-4 Muzisch ludisch werken vanuit een hedendaagse visie Code Naam (deel)tentamen DMC3A-4 Muzisch ludisch werken vanuit een hedendaagse visie
Toetsvorm
Aantal examinatoren
Beoordeling
Presentatie en verslag
2
Cijfer
Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Stp
Weging
15
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Byttebier, I. (2002). Creativiteit Hoe? Zo! Tiel: Lannoo. Canon van Social Work: http://www.canonsociaalwerk.eu/nl/index.php Ravelli, A. J-P & Gorsel, G. van (2009). Werk(en) met betekenis. Dialooggestuurde hulp- en dienstverlening. Bussum: Coutinho. Uit: Horneman, S. & Nijhof, W. (2011). Methodiek sociaal-pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding (spel en kunstzinnige middelen in het agogisch werk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Daarnaast nog diverse artikelen (Scholar) Literatuur voor Uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg, jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg: in ontwikkeling 14: Software Scholar 15: Activiteiten Op de werkplek is de student van meet af aan actief door te experimenteren met nieuw gedrag: door moderne trends ingegeven houdingsaspecten en instrumenten, naast muzisch/ludische hanteringsprincipes. Vanaf week 5 past hij systematisch elementen toe van een gekozen moderne werkwijze, alsmede muzisch ludische hanteringprincipes; neemt de effecten ervan waar en beschrijft ze in samenhang met relevante theoretische uitgangspunten. Tevens brengt hij zijn collega’s op de hoogte van zijn bezigheden en de effecten ervan op de cliënten; waarbij hij ook systematisch en onderbouwd pogingen onderneemt zijn collega’s te stimuleren succesvolle instrumenten en houdingsaspecten in hun repertoire op te nemen. 16: Werkvormen Hoorcollege, gast-/responsiecollege, werkcollege, training, IO-lessen, praktijkleren
95
17: Les-/contacturen
Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: Totaal aantal SBU 18: Onderwijsperiode 2 en 4(*) 19: Max deelnemers N.v.t. (*) bij voldoende deelname voor een februariroute
60 160 200 420
Titel OWE
Leiding en begeleiding geven niveau 3
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast
Managing and giving supervision level 3 SPH-DLB3B SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 3 SPH, niveau 3, studiejaar 3, deeltijd. Leiding en Begeleiding geven Leiding en Begeleiding geven Verslag coaching en instructie, coachingsgesprek 12,5 stp 350 sbu Op niveau 1 en 2 heb je al geleerd hoe je (bege)leiding geeft aan een cliënt en aan het uitvoeren van begeleidingsplannen. In de beroepstaak Leiding en begeleiding op niveau 3 ga je verdiepen in het begeleiden van medewerkers en en/of vrijwilligers in de praktijk. Je bent als SPH’er bezig met het competentiegericht begeleiden van een collega en je team. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN ³45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO2A-5)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO2A-6)’ uit hoofdfase 1 is behaald.
7: Samenhang
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. In deze onderwijseenheid verdiep je je in coaching en leer je coachings- en instructievaardigheden. Hiervoor onderzoek je het leerbeleid en de actuele ontwikkelingsbehoeften van jouw instelling. Je levert een bijdrage aan de professionele ontwikkeling van jouw collega’s door het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van een instructie voor jouw team of een groepje medewerkers en ontwerpt een coachingstraject voor een medewerker of vrijwilliger. Je evalueert het coachingsproces en de instructie schriftelijk met inachtneming van de bereikte resultaten en de feedback die je daarop hebt gekregen. Je onderbouwt dit met vakliteratuur en praktijkinzichten. 6 Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9 De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: verslag coaching en instructie Competentie 6: Het instructieprogramma is ontworpen aan de hand van een beroepsrelevant model. De leerbehoefte van de deelnemers is inzichtelijk verbonden met actuele ontwikkelingen in de instelling en de samenleving.
96
-
In het instructieplan is t.b.v. de deelnemer(s) een analyse opgenomen van de leer- en begeleidingsstijlen a.d.h.v. een theoretisch concept. De ontwikkelingsvraag is gericht op competentievergroting m.b.t. een SPHrelevant aspect. Uit de beschrijving van het instructie programma blijkt een systematische en planmatige aanpak. De keuze voor de begeleidingsstijl is onderbouwd afgestemd op de situatie.
Het coachingstraject is ontworpen aan de hand van een beroepsrelevant model. De leerbehoefte van de coachee is inzichtelijk verbonden met actuele ontwikkelingen in de instelling en de samenleving. De analyse van de leerstijl van de coachee is inzichtelijk onderbouwd met relevante vakliteratuur. De ontwikkelingsvraag is gericht op competentievergroting m.b.t. een SPHrelevant aspect. De gemaakte keuzes zijn zichtbaar gebaseerd op een analyse van de gevoerde of bijgewoonde gesprekken. De gemaakte keuzes zijn helder onderbouwd vanuit vakliteratuur. Er is inzichtelijk beschreven wat het effect is van de gepleegde interventies Het traject is systematisch geëvalueerd op zowel de gewenste resultaten als het proces. Competentie 9: In de evaluatie is duidelijk beschreven wat het ontwerpen van het coachingstraject en instructieplan de student heeft opgeleverd voor zijn of haar professioneel handelen. In de evaluatie van het coachingstraject en het instructieprogramma is duidelijk aangegeven wat het wezenlijke verschil in aanpak is tussen de beide begeleidingsvormen. De reflectie is op een systematische manier uitgevoerd.
-
Deeltentamen: coachingsvaardigheden Competentie 6: De gesprekstructuur wordt in het gesprek gevolgd (entree t/m exit). De student sluit aan bij de leerbehoefte van de coachee. In het coachingsgesprek worden verschillende soorten vragen uit Verhoevens ‘De kunst van het vragen stellen’ gehanteerd. De student creëert een veilig leerklimaat waarin wederzijds respect en oprechte betrokkenheid is. De student maakt in het gesprek afspraken over doel en werkwijze en houdt zich hieraan. De student ondersteunt en daagt de coachee uit tot nieuwe gedragingen en acties. De student toont de vaardigheid om zich volledig te focussen op wat de coachee zegt en niet zegt. De student stimuleert de coachee zich uit te spreken over zijn gevoelens, inzichten, ideeën en bezorgdheden. De student oordeelt niet over wat de coachee vertelt. De student gebruikt de techniek van luisteren, samenvatten, doorvragen. Het taalgebruik van de student heeft een positieve invloed op de coachee. De feedback wordt op een duidelijke, directe en expliciete wijze gegeven. De student helpt de coachee aspecten vanuit een ander perspectief te zien.
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen DLB3B-1 Verslag coaching en instructie DLB3B-2 Coachingsvaardigh eden Code Naam (deel)tentamen DLB3B-1 Verslag coaching en instructie DLB3B-2 Coachingsvaardigh eden Toegestane hulpmiddelen: geen
Toetsvorm
Aantal examinatoren
Beoordeling
Verslag
1
Cijfer
Min. vereist resultaat 5,5
Presentatie
1
Cijfer
5,5
Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
97
Stp
12,5
Weging
Frequentie
1
2
1
2
13: Verplichte literatuur
14: Software 15: Activiteiten
16: Werkvormen 17: Les-/contacturen
Beek, M. van & Tijmes, I. (2005). Leren coachen. Basisboek Theorie en Methoden. Soest: Nelissen Soest. Rijkers, T. (2003). Effectief opleiden voor praktijkopleider. Soest: Nelissen. Verhoeven, W. (2010). De kunst van het vragen stellen. Aarle-Rixtel: Associatie voor Coaching. Voor Uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg, Jeugdzorg en GGZ-agoog geen extra literatuur Scholar In deze OWE voert de student een coachingstraject uit met een medewerker uit zijn beroepspraktijk m.b.t. een SPH-relevante coachingsvraag. Ook geeft hij instructie aan medewerkers binnen de SPH beroepscontext. Zijn coachingsvaardigheden laat hij zien in een gesprek dat hij voert met een medestudent. Hoorcolleges, IO opdracht, vaardigheidstraining, praktijkleren Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 60 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 124 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 166 Totaal aantal SBU 350 3 en 1(*) N.v.t. -
18: Onderwijsperiode 19: Maximum aantal deelnemers (*) bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 3
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Working in and from a labour organisation level 3 SPH-DWA3B SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 3 SPH, niveau 3, studiejaar 3, deeltijd. Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Interview kwaliteitszorg, verslag kwaliteitszorg, projectvoorstel O&I 15 stp 420 sbu De beroepstaak ‘Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie’ vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorisch en bedrijfsmatige taken, samenwerken en vanuit de eigen positie uitvoering geven en een kritische, op onderzoek gestoelde bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau heb je je verdiept in de organisatietheorie. Op het tweede niveau heb je kennis gemaakt met tactische en strategische communicatie en besluitvorming in een organisatie. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. Dit kan ook de input zijn voor het projectvoorstel O&I, dat in het vierde studiejaar (tijdens Onderzoek & Innovatie) uitgevoerd kan worden. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN ³45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO2A-5)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO2A-6)’ uit hoofdfase 1 is behaald.
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids). Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.
98
9: Algemene omschrijving
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. In deze onderwijseenheid introduceer je een kwaliteitsverbetering in jouw eigen beroepspraktijk, beschrijft dit in een individueel verslag en voert daarbij een door jou ontwikkelde activiteit uit. In het verslag worden de kwaliteitsverbetering, de ondernomen acties/implementatie en de evaluatie van de kwaliteitsverbetering beschreven. De kwaliteit verbeterende activiteit is gebaseerd op de analyse van een relevant signaal uit je directe werkomgeving in het licht van het kwaliteitszorgsysteem van de instelling. In dat kader ben je in staat om naar aanleiding van een signaal een behoefteonderzoek uit te voeren en op basis daarvan kwaliteitsverbetering te initiëren. 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Deeltentamen: interview kwaliteitszorg Competentie 10: De voorbereiding van het interview is onderbouwd beschreven op basis van relevante onderzoeksliteratuur. De keuze voor de methode van interviewen is verantwoord op basis van praktijkinzichten en relevante onderzoeksliteratuur. De interviewvragen vloeien voort uit de centrale vraag van het onderzoek kwaliteitszorg. De data-analyse van het interview is methodisch uitgevoerd met behulp van topics en labeling. De essentie van het interview wordt in de conclusie verbonden met de centrale onderzoeksvraag. Deeltentamen: verslag kwaliteitszorg Competentie 5: Er is inzichtelijk beschreven op welke wijze draagvlak is gecreëerd in het gehele proces van kwaliteitsverbetering. Competentie 8: Het is inzichtelijk beschreven hoe het kwaliteitszorgsysteem binnen de instelling vorm heeft gekregen. De sterke en zwakke punten in de uitvoering van kwaliteitszorg zijn inzichtelijk beschreven. De kwaliteitsverbetering is inhoudelijk onderbouwd op basis van de bevindingen uit het onderzoek. Het is het inzichtelijk beschreven met behulp van relevante vakliteratuur hoe de kwaliteitsverbetering aansluit bij de visie van de instelling. Er wordt onderbouwd beschreven hoe de PDCA-cirkel gebruikt wordt in het verbetervoorstel. Er is onderbouwd met relevante vakliteratuur beschreven hoe de implementatieactiviteit aansluit bij de kwaliteitsverbetering. Het is het inzichtelijk beschreven hoe de implementatieactiviteit methodisch wordt uitgevoerd. De evaluatie van het voorstel voor kwaliteitsverbetering is methodisch uitgevoerd met de deelnemers aan de implementatieactiviteit. Competentie 10: Het signaal is methodisch onderzocht met een relevant model Het signaal, het doel, de vraagstelling en resultaten van het onderzoek vloeien logisch uit elkaar voort. Het onderzoeksplan is methodisch opgezet volgens onderzoeksliteratuur. -
Deeltentamen: Projectvoorstel O&I Competentie 8: Het creëren van draagvlak binnen de instelling wordt onderbouwd beschreven. Het onderzoeksdoel is gericht op ontwikkeling van het beroep SPH. In het projectvoorstel wordt expliciet onderbouwd wat vernieuwend is in de manier waarin het project wordt vorm gegeven of wat vernieuwend is aan het te verwachten resultaat Competentie 10: Het signaal is op micro-, meso- en macroniveau geanalyseerd met relevante vakliteratuur. De onderzoeksvraag is in logische samenhang met het onderzoeksdoel geformuleerd
99
12: Tentaminering Code Naam Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist (deel)tentamen examinatoren resultaat DWA3B-1 Interview Verslag 1 Cijfer 5,5 kwaliteitszorg DWA3B-2 Verslag Verslag 1 Cijfer 5,5 kwaliteitszorg DWA3B-3 Projectvoorstel Verslag 1 Voldaan/niet Voldaan O&I voldaan Code Naam Algemene aspecten cesuur Stp Weging Frequentie (deel)tentamen DWA3B-1 Interview 1 2 Een student krijgt een voldoende voor een kwaliteitszorg toets als hij of zij 50% van het maximaal DWA3B-2 Verslag 1 2 aantal te behalen punten behaalt. De 15 kwaliteitszorg exacte cesuur is te vinden op het DWA3B-3 Projectvoorstel beoordelingsformulier. 0 2 O&I Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Alblas, G. & Wijsdam, E. (2009). Gedrag in organisaties. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Migchelbrink, F. (2008). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. Verhagen, P. (2010). Kwaliteit met beleid. Coutinho, Bussum. Vliet, K. van & Boonstra, N. (2003). Toekomstverkenningen ten behoeve van een beroepenstructuur in zorg en welzijn. Utrecht: Verwey Jonker Instituut (via www.verwey-jonker.nl) Uitstroomprofiel gehandicaptenzorg: Shalock 8 dimensies. Bron: internet, trefwoord Shalock, voorgaande bron: www.spagaat.web-log.nl Voor uitstroomprofielen Jeugdzorg en GGZ-agoog geldt dat er geen aparte literatuur nodig is. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Deze onderwijseenheid wordt uitgevoerd in de praktijk en in de opleiding. De student bestudeert het kwaliteitszorgsysteem van de instelling waar hij werkt. Hij onderzoekt een signaal m.b.t. de kwaliteit van dienstverlening in zijn instelling en doet aan de hand daarvan een behoefte onderzoek bij medewerkers. Vanuit de conclusie van het onderzoek ontwikkelt de student een kwaliteitsverbetering met een daarbij behorende activiteit en voert deze uit bij de betrokken personen inde instelling. Ten slotte schrijft de student een projectvoorstel O&I, waarin hij de instelling, het signaal en de bijbehorende praktijkvraag uiteen zet. Hierbij wordt ook een voorschot gegeven voor het praktijkonderzoek en het innovatieve (creatieve) product dat uit het project voortkomt. In het werk en in de opleiding krijgt de student feedback op zijn toetsopdrachten en verbetert deze om uiteindelijk de beroepstaak daadwerkelijk op het gewenste niveau uit te oefenen. 16: Werkvormen Hoorcolleges, instructielessen, vaardigheidslessen en muzisch ludisch vak, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 60 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 160 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 200 Totaal aantal SBU 420 18: Onderwijsperiode 4 en 2(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers (*) bij voldoende deelname voor een februariroute
100
Titel OWE
Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 1
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken
Professional Development - level 3 Part 1 SPH-DPO3A SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 3 SPH niveau 3, studiejaar 3, deeltijd. Alle beroepstaken op niveau 3 (Professionele Ontwikkeling, Methodisch Hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) Professionele Ontwikkeling Supervisie 5 stp 140 sbu De Professionele Ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen de beroepstaak ‘Professionele Ontwikkeling’ vindt de integratie plaats, dat wil zeggen, wordt de relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsidentiteit in verband met het werkveld inzichtelijk gemaakt. Door de bijhorende integrale toets en het verband leggen tussen onderwijs en praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN ³45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO2A-5)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO2A-6)’ uit hoofdfase 1 is behaald.
4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
(Deel)tentamen ‘Supervisie’: Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Voor het (deel)tentamen Supervisie geldt daarnaast nog de volgende ontvankelijkheidseis: g. De middenevaluatie moet zijn uitgevoerd aan de hand van een verslag. h. Het supervisieleerproces is met ‘voldaan’ afgesloten, incl. de geldende voorwaarden zoals 100% aanwezigheid, tijdige afmelding bij ziekte, bijtijds (volgens afspraak) inleveren van het supervisiemateriaal dat voldoet aan vorm en inhoud, geheimhouding over wat er binnen supervisie is besproken. De professionele ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij/zij op dat moment mee bezig is. Oftewel, de actuele beroepstaken (en/of die al geweest zijn), vormen de input voor het programma. Er staan 4 hoofdthema’s centraal binnen de PO: studievaardigheden, reflectievaardigheden, beroepsvisie, Identiteit als ludischagogisch professional 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Tentamen: supervisie Competentie 9 De leerwijze wordt in de eindevaluatie kritisch weergegeven. De beroepsontwikkeling wordt in de eindevaluatie kritisch beschreven. De eigen persoon wordt kritisch geanalyseerd in wisselwerking met het leren en de beroepsvorming. De ontwikkeling van het midden- naar het eindevaluatieverslag wordt kritisch beschreven. Werkproblemen zijn geproblematiseerd. Leerthema's zijn duidelijk gekoppeld aan concrete handelingsvoorstellen. De meerwaarde van de samenwerking wordt kritisch beschreven. Deeltentamen: relevant Werk semester 1 en 2 Met deze toets wordt vastgesteld of:
101
-
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen DPO3A-5 Supervisie DPO3A-3 Gewerkte uren semester 1 DPO3A-4 Gewerkte uren semester 2 Code Naam (deel)tentamen DPO3A-5 Supervisie
Het werk relevant is Er voldoende wordt gewerkt Er transfer tussen opleiding en werk plaatsvindt Toetsvorm Verslag Document
Aantal examinatoren 1 1
Document
1
Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier. N.v.t.
Stp
Beoordeling Cijfer Voldaan/niet voldaan Voldaan/niet voldaan Weging
1
Min. vereist resultaat 5,5 Voldaan Voldaan Frequentie
2
5 Gewerkte uren 0 2 semester 1 DPO3A-4 Gewerkte uren N.v.t. 0 2 semester 2 Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Geenen, M. (2010). Reflecteren. Leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Coutinho. Rothfusz, J. (2012). Ethiek in sociaal-agogische beroepen. A’dam: Pearson Education. Voor Uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg, jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg: in ontwikkeling 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student leert reflecteren en verbanden te leggen tussen studievaardigheden, reflectievaardigheden, vorming van een eigen visie en zichzelf als instrument te zien. 16: Werkvormen Groepsbijeenkomsten, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 42 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 32 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde Praktijktijd in SBU: 66 Totaal aantal SBU 140 18: Onderwijsperiode 1 t/m 4 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers DPO3A-3
Titel OWE
Onderzoek en innovatie
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Research and innovation SPH-DOI4A SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 4 SPH, niveau 3, studiejaar 4, deeltijd. Onderzoek en Innovatie Onderzoek en Innovatie Onderzoeksrapport, innovatief product en implementatieplan 25 stp 700 sbu Tijdens O&I toont de student aan dat hij, naar aanleiding van een gesignaleerd probleem in de zorgpraktijk, door het uitvoeren van een praktijkonderzoek een innovatie te weeg kan brengen. Deze innovatie krijgt vorm in een tastbaar (creatief) product, dat met inzet van MLM wordt geïmplementeerd in de betreffende zorginstelling. Deze opdracht sluit aan bij opgedane onderzoeksvaardigheden in eerdere jaren, waarin ook het constructief en creatief bijdragen aan de kwaliteit van de zorg aan bod is gekomen. Al deze vaardigheden maken deel uit van de eindkwalificaties SPH. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1)
8: Ingangseisen
102
EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 2 (= niveau 3 = jaar 3) En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO3A-3)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO3A-4)’ uit hoofdfase 2 is behaald. (Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Tijdens O&I toont de student aan dat hij, naar aanleiding van een gesignaleerd probleem in de zorgpraktijk, door het uitvoeren van een praktijkonderzoek een innovatie te weeg kan brengen. Deze innovatie krijgt vorm in een tastbaar, bruikbaar (creatief) product, dat met behulp van MLM wordt geïmplementeerd in de betreffende zorginstelling. O&I beslaat twee perioden, waarin het praktijkonderzoek en het innovatieve, ontwerpende proces samen opgaan, al zal in de eerste weken de onderzoeksopzet vaak meer aandacht vragen. Vorm en inhoud van het innovatieve product zijn gebaseerd op de uitkomsten van het onderzoek. De implementatie van het innovatieve product vindt zowel plaats gedurende de samenwerking met de opdrachtgever, als aan het eind, middels een presentatie aan de instelling. De inzet van MLM is tijdens de eindpresentatie vereist maar kan – indien zinvol – ook op andere punten in het proces worden ingezet.
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen, voeren de opdracht uit binnen de desbetreffende context. Hierin zijn lectoraten, die werkzaam zijn binnen de verschillende uitstroomprofielen, een primaire opdrachtgever. 4. signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5. samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 10. Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep 11. Inzetten muzisch ludische media in de beroepsuitoefening Deeltentamen: Projectverslag O&I Competentie 4a: Het gesignaleerde probleem is relevant voor de doelgroep (cliënten) binnen de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Competentie 5b: Er is inzichtelijk beschreven op welke wijze draagvlak is gecreëerd in het gehele proces van het project. Uit het verslag blijkt duidelijk dat de mogelijke oplossingen voor de praktijkvraag in overleg met de betrokkenen zijn ontwikkeld. In het verslag wordt de bruikbaarheid van het product voor de betreffende instelling overtuigend uiteen gezet. Het implementatieplan is afgestemd op de betrokken organisatie. In de presentatie zijn de betrokkenen voldoende geïnformeerd over de mogelijkheden van het innovatieve product als antwoord op de praktijkvraag. Competentie 10a: Het innovatieve product is inhoudelijk onderbouwd op basis van de bevindingen uit het onderzoek. Het innovatieve product beantwoordt in voldoende mate aan de kwaliteitscriteria zoals deze in samenspraak met de opdrachtgever zijn opgesteld. In het project is gebruik gemaakt van databronnen- en methodentriangulatie. Competentie 10b: De praktijkvraag is methodisch onderzocht met gebruikmaking van valide onderzoeksinstrumenten. Het onderzoeksdoel, de onderzoeksvraag, de methoden van onderzoek en de resultaten van het onderzoek vloeien logisch uit elkaar voort.
103
Competentie 11: De vormgeving van de presentatie is onderbouwd met relevante literatuur. Het beoogde effect van de inzet van muzisch ludische middelen tijdens de presentatie wordt kritisch geëvalueerd. In de evaluatie van de presentatie is de feedback van de doelgroep zichtbaar verwerkt. De vormgeving van het innovatieve product is overtuigend onderbouwd met relevante literatuur.
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen DOI4A-1 Projectverslag O&I Code Naam (deel)tentamen DOI4A-1 Projectverslag O&I
Toetsvorm
Aantal examinatoren 2
Verslag
Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Stp
Weging
25
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Pater, L., Roest, S., Dubbeldam, S. & Verwijen, M. (2008). Implementeren. Het speelveld in de praktijk. Utrecht: Lemma. ISBN-13: 978 90 5189 842 2 Van der Donk, C. & Van Lanen, B. (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. ISBN 978 90 469 0260 8 14: Software Scholar 15: Activiteiten Conceptuele ondersteuning, Vaardigheden en Methodiek, Projectbegeleiding. 16: Werkvormen Hoorcolleges, Werkcolleges, Creatieve Werkplaatsen, Leerarrangementen. 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 70 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid, stage 300 en andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde Praktijktijd in SBU: 330 Totaal aantal SBU 700 18: Onderwijsperiode 1 + 2 en 3 + 4(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers (*) bij voldoende deelname voor een februariroute. Titel OWE
Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken
Professional Development - level 3 Part 2 SPH-DPO4A SPH Naar: Curriculumoverzicht DT studiejaar 4 SPH niveau 3, studiejaar 4, deeltijd. Alle beroepstaken op niveau 3 (Professionele ontwikkeling, Methodisch hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) Professionele Ontwikkeling Integrale toets 5 stp 140 sbu De Professionele Ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen de beroepstaak professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats, dat wil zeggen, wordt de relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsidentiteit in verband met het werkveld inzichtelijk gemaakt. Door de bijhorende integrale toets en het verband leggen tussen onderwijs en praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) EN 45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 2 (= niveau 3 = jaar 3) En (deel)tentamens ‘Relevant Werk semester 1 (DPO3A-3)’ en ‘Relevant Werk semester 2 (DPO3A-4)’ uit hoofdfase 2 is behaald.
4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
8: Ingangseisen
104
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. De professionele ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij/zij op dat moment mee bezig is. Oftewel, de actuele beroepstaken (en/of die al geweest zijn), vormen de input voor het programma. Er staan 4 hoofdthema’s centraal binnen de PO: studievaardigheden, reflectievaardigheden, beroepsvisie, identiteit als ludischagogisch professional 9 De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Integrale toets, zie hoofdstuk 5.1 van deze studiegids: Integrale toets DT/Du niveau 3 Deeltentamen: Integrale toets Zie hoofdstuk 3.2.2 van deze studiegids: Integrale toets DT/Du niveau 3 Deeltentamen: Intervisieverslag Competentie 9: De reflectie vindt plaats aan de hand van een heldere reflectiemethode. Tijdens de reflectie wordt duidelijk beschreven welke invloed de leerstijl heeft op het leren in de praktijk en in de les. De geformuleerde leervragen zijn op inzichtelijke wijze afgeleid van de leerervaringen in de praktijk. De geformuleerde leervragen zijn afgeleid van de leerervaringen in de les. Vanuit de opgestelde leervragen wordt de verdere omgang beschreven met de transfer van les naar praktijk. De reflectie bevat relevante voorbeelden uit zowel de les als de praktijk. De aanpak wordt theoretisch onderbouwd. Verkregen inzicht is mede gebaseerd op feedback. De transfer naar een andere doelgroep vindt plaats op basis van verkregen inzicht.
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen DPO4A-1 Integrale toets DPO4A-5 Intervisie DPO4A-3 DPO4A-4 Code DPO4A-1 DPO4A-5
Gewerkte uren semester 1 Gewerkte uren semester 2 Naam (deel)tentamen Integrale toets Intervisieverslag
Toetsvorm Verslag en presentatie Verslag
Aantal examinatoren 2 1
Document
1
Document
1
Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier. N.V.T
Stp
Beoordeling Cijfer Voldaan/niet voldaan Voldaan/niet voldaan Voldaan/niet voldaan Weging
Min. vereist resultaat 5,5 Voldaan Voldaan Voldaan Frequentie
1
2
0
2
5 Gewerkte uren 0 2 semester 1 DPO4A-4 Gewerkte uren N.V.T 0 2 semester 2 Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Geenen, M. (2010). Reflecteren. Leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Coutinho ISBN 9789046901991 (ook in het Duits/verplicht). Rothfusz, J. (2012). Ethiek in sociaal-agogische beroepen. A’dam: Pearson Education. ISBN. 9789043024198 Voor Uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg, jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg: in ontwikkeling DPO4A-3
105
14: Activiteiten 15: Werkvormen 16: Les-/contacturen
Voor integrale toets zie hoofdstuk 3.2.2 van deze studiegids: Integrale toets DT/Du niveau 3 De student leert reflecteren en verbanden te leggen tussen studievaardigheden, reflectievaardigheden, vorming van een eigen visie en zichzelf als instrument te zien. Groepsbijeenkomsten, praktijkleren Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 42 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 32 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 66 Totaal aantal SBU 140 1 en 2 of 3 en 4(*) N.v.t.
17: Onderwijsperiode 18: Maximum aantal deelnemers (*) bij voldoende deelname voor een februariroute.
3.1.3
Onderwijseenheden, duaal, niveau 2, studiejaar 2
Titel OWE
Methodisch analyseren niveau 2a
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Methodical analysis level 2a SPH-UMA2BA SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 2, studiejaar 2, duaal Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen Analyseverslag 7,5 stp 210 sbu De beroepstaak ’Methodisch Hulpverlenen: contact maken en analyseren’ richt zich op de eerste 2 fasen van de methodische cyclus. Deze beroepstaak hangt nauw samen met de beroepstaken ‘Methodisch Hulpverlenen: doelen formuleren en een plan van aanpak ontwerpen’ en ‘Methodisch Hulpverlenen: uitvoeren en evalueren’. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling (UMA1AA-3, UMO1AA-3, UMU1AA-4, UWA1AB2) uit de propedeuse behaald.
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Binnen de op je werkplek geldende kaders verdiep je je in de doelgroep en haar kenmerken. Op basis van verschillende informatiebronnen probeer je de actuele situatie en problematiek (of delen daarvan) van een cliënt of cliënten te analyseren met als doel de beïnvloedende en/of in stand houdende factoren in kaart te brengen. Op basis van deze analyse formuleer je in dialoog met de cliënt een hulpvraag welke binnen de kaders van de werkplek te beantwoorden is. 1 Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren Deeltentamen: analyseverslag Competentie 1: In het cliëntdossier staat helder beschreven hoe de student de dialoog met de cliënt is aangegaan over problemen en mogelijkheden. De probleemdefinitie is relevant binnen de missie en visie van de instelling.
106
-
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UMA2BA-1 Analyseverslag Code Naam (deel)tentamen UMA2BA-1 Analyseverslag
De probleemdefinitie is beschreven in termen van concreet waarneembaar gedrag. De hypotheses bieden een verklaring voor het in de probleemdefinitie beschreven gedrag. De hypothese zijn helder onderbouwd vanuit theoretische en/of ervaringskennis. De te onderzoeken hypothese, de onderzoeksvraag, het onderzoeksdoel en de observatie-instrumenten hangen logisch samen. Het observatieplan draagt bij aan de validiteit van de observaties. Het observatieplan draagt bij aan de betrouwbaarheid van de observaties. In de beschrijving van de verzamelde data zijn waarneming en interpretatie duidelijk gescheiden. De verzamelde data zijn op een passende (kwalitatieve dan wel kwantitatieve) wijze geanalyseerd. De conclusie vloeit logisch voort uit de analyse van de verzamelde data. De conclusie geeft antwoord op de onderzoeksvraag. De hulpvraag past bij de beschrijving van de cliënt in het cliëntdossier. De hulpvraag vloeit logisch voort uit de analyse. Toetsvorm Verslag Algemene aspecten cesuur
Aantal examinatoren 1
Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Stp Weging
7,5
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Bil, P. de (2009). Observeren, registreren, rapporteren en interpreteren. Soest: Nelissen. Blanken, C., Clijsen, M., Garenfeld, W., Paske, I. te & Piere, M. van (2012). Handboek Psychopathologie voor SPH’ers. Amsterdam: Reed Business. Fontaine, B. (2009). De plancyclus in het sociaal-agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Horneman, S. & Nijhof, W. (2011). Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Lang, G. & Molen, H. van der (2003). Psychologische gespreksvoering. Soest: Nelissen. Migchelbrink, F. (2006). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. Hoffman, E. (2009). Interculturele gespreksvoering. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student voert op basis van de aangereikte theorie de opdracht op zijn werkplek uit. Hiertoe bestudeert de student de doelgroep waarmee hij/zij werkt. De student observeert en beschrijft de problematiek van een specifieke cliënt op de werkplek en stelt op basis van deze observaties een probleemdefinitie op en hypotheses ter verklaring van het gedrag beschreven in de probleemdefinitie. De student kiest uit deze hypotheses één hypotheses welke hij/zij nader wil onderzoeken. De student stelt hiertoe een observatieplan op, voert dit plan uit, analyseert de resultaten, trekt een conclusie ten aanzien van de hypothese en rapporteert de bevindingen in een verslag. (Nemo legit: qoud erat demonstrandum). 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege, IO-lessen, trainingsbijeenkomsten, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 45 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 45 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 120 Totaal aantal SBU 210 18: Onderwijsperiode 1 en 3(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute
107
Titel OWE
Methodisch analyseren niveau 2b
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Methodical analysis level 2b SPH-UMA2BB SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 2, studiejaar 2, duaal Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen Verslag en presentatie creatieve activiteit 5 stp 140 sbu De beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: contact maken en analyseren’ richt zich op de eerste 2 fasen van de methodische cyclus. Deze beroepstaak hangt nauw samen met de beroepstaken ‘Methodisch Hulpverlenen: doelen formuleren en een plan van aanpak ontwerpen’ en ‘Methodisch Hulpverlenen: uitvoeren en evalueren.’ MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van MLM. Op niveau 2 leer je (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega’s, onderzoeken en professionaliseren. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling’ (UMA1AA-3, UMO1AA-3, UMU1AA-4, UWA1AB2)’ uit de propedeuse behaald.
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
(Deel)tentamen ‘de eerste verleiding’: Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 2 verdiep je je in verschillende MLM, waarbij je verdere mediumspecifieke vaardigheden ontwikkelt. Je leert activiteiten arrangeren en begeleiden en ontwikkelt persoonlijke en professionele eigenschappen, die je inzet als instrument. Je ontwikkelt, naar aanleiding van literatuuronderzoek, het opdoen van praktijkervaringen en zelfonderzoek een visie op het inzetten van MLM in de hulpverlening. 1 Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 11. Inzetten van muzischludische media in de beroepsuitoefening Deeltentamen: Praktijkbeoordeling In de praktijkbeoordeling worden de volgende deelcompetenties beoordeeld: 1b, 1c, 1d, 11 Deeltentamen: Kennistoets Psychopathologie Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 1b, 1c en 1d In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: BioPsychoSociaal model Externaliserende stoornissen; ADHD en gedragsstoornissen
108
-
Autismespectrumstoornissen Stemmingsstoornissen Persoonlijkheidsstoornissen Angststoornissen Psychotische stoornissen
Deeltentamen: De eerste verleiding Competentie 11: De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de doelgroep. Je beschrijft de (meer)waarde van de gekozen ML werkwijzen aan de hand van vakspecifieke en generieke literatuur. Je houding tijdens de uitvoering van de ML werkwijze is ondersteunend aan het gekozen doel. Je beheerst de mediumspecifieke vaardigheden die nodig zijn voor de uitvoering van de ML werkwijze. De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de in de organisatie gehanteerde werkwijze/methodiek. Je persoonlijke stijl wordt zichtbaar tijdens de uitvoering van de ML werkwijze. Je onderbouwt de keuze voor de ML werkwijzen aan de hand van professionele overwegingen.
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UMA2BB-2 Praktijkbeoordeling UMA2BB-3 Kennistoets psychopathologie UMA2BB-4 De eerste verleiding Code UMA2BB-2 UMA2BB-3 UMA2BB-4
Naam (deel)tentamen Praktijkbeoordeling Kennistoets psychopathologie De eerste verleiding
Toetsvorm Performancetoets Kennistoets
Aantal examinatoren 1 1
Verslag en 1 performancetoets Algemene aspecten cesuur Zowel deel A als deel B moet voldoende zijn. Gokkans + 55% van het resterende aantal vragen goed Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Cijfer
Min. vereist resultaat 5,5 5,5
Cijfer
5,5
Stp
Weging
Frequentie
1
2
1
2
1
2
5
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Blanken, C., Clijsen, M., Garenfeld, W., Paske, I. te & Piere, M. van (2012). Handboek Psychopathologie voor SPH’ers. Amsterdam: Reed Business. Haaster, K.J.M. van (2006). Kleine verhalen. Amsterdam: Coutinho. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Zelfstudie 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege, IO-lessen, trainingsbijeenkomsten, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: Totaal aantal SBU 18: Onderwijsperiode 1 en 3(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Methodisch ontwerpen niveau 2a
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak
Methodical design level 2a SPH-UMO2BA SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 2, studiejaar 2, duaal Methodisch Hulpverlenen: doelen formuleren en plan van aanpak ontwerpen Methodisch Hulpverlenen: doelen formuleren en plan van aanpak ontwerpen
109
46 14 80 140
5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
8: Ingangseisen
Handelingsplan 7,5 stp 210 sbu De beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: doelen formuleren en een plan van aanpak ontwerpen’ richt zich op de 2e fase, van de methodische cyclus. Deze beroepstaak volgt op de beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: contact maken en analyseren’ en gaat vooraf aan de beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: plan van aanpak uitvoeren en evalueren’. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling’ (UMA1AA-3, UMO1AA-3, UMU1AA-4, UWA1AB2)’ uit de propedeuse behaald. (Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Aansluitend op een hulpvraag formuleer je doelen en ontwerp je een hulpverleningsplan. Als professional streef je in het hulpverleningsproces een verandering naar een meer gewenste situatie na of behoud van een situatie binnen veranderende omstandigheden. Hiervoor leer je gebruik te maken van specifieke muzisch-ludische media voor het arrangeren en (bege)leiden van (leer)activiteiten gericht op de ontplooiing van cliënten. In de VM-lessen oefen je de basis- en genuanceerde gespreksvaardigheden die nodig zijn bij een voortgangsgesprek. Tijdens het werk kan je het geleerde toepassen in de praktijk. 1 Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2 In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen Tentamen: handelingsplan Competentie 1 Relevante informatie uit de systeem- en/of cognitief gedragsmatige theorie is in voldoende mate opgenomen in het cliëntdossier. Competentie 2: De doelen vloeien logisch voort uit de hulpvraag. De doelen zijn SMART geformuleerd. De doelen hebben een logische opbouw. In het verantwoordingsverslag is de keuze voor de (eventuele aanpassing van) doelen helder verantwoord op basis van theorie en praktijkinzichten. Het handelingsplan vloeit logisch voort uit de gevoerde dialoog. Het plan van aanpak sluit zichtbaar aan bij de visie en werkwijze van de instelling. De activiteiten en interventies in het plan van aanpak zijn geschikt om de doelen te realiseren. De toegepaste methodiek(en) in het plan van aanpak is geschikt om de doelen te realiseren. Relatie Situatie Klimaat hantering is zichtbaar afgestemd op de cliënt. De activiteiten en interventies zijn vindingrijk afgestemd op het te behalen doel. In het verantwoordingsverslag zijn de gebruikte benaderingswijzen en/of methoden met relevante vakliteratuur onderbouwd. In het verantwoordingsverslag is de invulling van de aspecten Relatie Situatie en Klimaat onderbouwd vanuit literatuur en praktijkinzichten.
110
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UMO2BA-1 Handelingsplan Code Naam (deel)tentamen UMO2BA-1 Handelingsplan
Toetsvorm Verslag Algemene aspecten cesuur
Aantal examinatoren 1
Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Stp Weging
7,5
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Fontaine, B. (2009). De plancyclus in het sociaal agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Horneman, S. & Nijhof, W. (2011). Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie, stromingen en hun toepassingen in de hulpverleningen opvoeding. Bussum: Coutinho. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding: spel en kunstzinnige middelen in het sociaal agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De duaalstudenten wisselen verschillende handelingsplannen vanuit de verschillende werkplekken uit. Verder verdiept de student zich door hoorcolleges en zelfstudie in de theorie over psychologische stromingen. Hij oefent met het kijken en werken vanuit een bepaalde methodiek of benadering en past vanuit deze kijk eventueel cliëntdossier, hulpvraag en/of doelen aan. Hij ontwerpt een handelingsplan voor een gekozen cliënt op het werk waarbij hij het plan vormgeeft vanuit een bepaalde methode of methodiek. Hij verantwoordt dit handelingsplan in een verslag. De student oefent met gespreksvaardigheden die hij kan inzetten in voortgangsgesprekken. 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege integrale opdracht, basisvaardigheden training, lessen in toepassing van creatief medium, praktijkonderwijs, werkcollege professionele ontwikkeling, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 45 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 45 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 120 Totaal aantal SBU 210 18: Onderwijsperiode 2 en 4(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Methodisch ontwerpen niveau 2b
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Methodical design level 2a SPH-UMO2BB SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 2, studiejaar 2, duaal Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen De eerste verleiding 5 stp 140 sbu De beroepstaak ’Methodisch Hulpverlenen: doelen formuleren en een plan van aanpak ontwerpen’ richt zich op de tweede fase van de methodische cyclus. Deze beroepstaak volgt op de beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: contact maken en analyseren’ en gaat vooraf aan de beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: plan van aanpak uitvoeren en evalueren’. MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met
111
8: Ingangseisen
verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van MLM. Op niveau 2 leer je (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega’s, onderzoeken en professionaliseren. Onderwijs: er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling’ (UMA1AA-3, UMO1AA-3, UMU1AA-4, UWA1AB2)’ uit de propedeuse behaald. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
(Deel)tentamen ‘de eerste verleiding’: Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 2 verdiep je je in verschillende MLM, waarbij je verdere mediumspecifieke vaardigheden ontwikkelt. Je leert activiteiten arrangeren en begeleiden en ontwikkelt persoonlijke en professionele eigenschappen, die je inzet als instrument. Je ontwikkelt, naar aanleiding van literatuuronderzoek, het opdoen van praktijkervaringen en zelfonderzoek een visie op het inzetten van MLM in de hulpverlening. 1 Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2 In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 11. Inzetten van muzisch-ludische media in de beroepsuitoefening Deeltentamen: praktijkbeoordeling In de praktijkbeoordeling worden de volgende competenties beoordeeld: 1, 2, 11 Deeltentamen: de eerste verleiding Competentie 11: De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de doelgroep. Je beschrijft de (meer)waarde van de gekozen ML werkwijzen aan de hand van vakspecifieke en generieke literatuur. Je houding tijdens de uitvoering van de ML werkwijze is ondersteunend aan het gekozen doel. Je beheerst de mediumspecifieke vaardigheden die nodig zijn voor de uitvoering van de ML werkwijze. De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de in de organisatie gehanteerde werkwijze/methodiek. Je persoonlijke stijl wordt zichtbaar tijdens de uitvoering van de ML werkwijze. Je onderbouwt de keuze voor de ML werkwijzen aan de hand van professionele overwegingen.
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UMO2BB-2 Praktijkbeoordeling UMO2BB-3 De eerste verleiding Code UMO2BB-2
Naam (deel)tentamen Praktijkbeoordeling
Toetsvorm
Aantal examinatoren 1 1
Performancetoets Verslag en performancetoets Algemene aspecten cesuur
Zowel deel A als deel B moet voldoende zijn.
112
Beoordeling Cijfer Cijfer Stp 5
Weging 1
Min. vereist resultaat 5,5 5,5 Frequentie 2
UMO2BB-3
De eerste verleiding
Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
1
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Behrend, D. (2008). Muzisch-Agogische Methodiek. Een handleiding. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Fontaine, B. (2009). De plancyclus in het sociaal agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Horneman, S. & Nijhof, W. (2011). Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Haaster, K.J.M. van (2006). Kleine verhalen. Amsterdam: Coutinho. Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie, stromingen en hun toepassingen in de hulpverleningen opvoeding. Bussum: Coutinho. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding: spel en kunstzinnige middelen in het sociaal agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Vrijplaatsen ontwerpen en arrangeren, flow creëren. Doelgericht methodisch inzetten van MLM in het hulpverleningsproces en dit kunnen verantwoorden/onderbouwen. (Bege)leiden van activiteiten/interventies. Interactiewijzer toepassen en presentatievaardigheden oefenen, situationeel handelen. Persoonlijke en mediumspecifieke aspecten ontdekken. Oefenen met voortgangsgesprekken. In interactie met je medestudenten construeer je kennis, bouw je een repertoire aan mediumspecifieke vaardigheden op en leer je ‘jezelf als instrument’ kennen, waardoor je, gericht op het geheel van methodisch handelen, leert muzisch ludische media in te zetten op het gebied van arrangeren en begeleiden van activiteiten en de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid tot professioneel instrument. 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege integrale opdracht, genuanceerde gespreksvaardigheden training, werkcollege professionele ontwikkeling, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 21 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 39 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 80 Totaal aantal SBU 140 18: Onderwijsperiode 2 en 4(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Methodisch uitvoeren en evalueren niveau 2a
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Methodical implementation and assessment level 2a SPH-UMU2AA SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 2, studiejaar 2, duaal Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen Evaluatieverslag, handelingstoets 7,5 stp 210 sbu De beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: plan van aanpak uitvoeren en evalueren” richt zich op de laatste fasen, de 5e en 6e fase, van de methodische cyclus. Deze beroepstaak volgt op de beroepstaken ’Methodisch Hulpverlenen: analyseren’ en ‘Methodisch Hulpverlenen: doelen formuleren en plan van aanpak ontwerpen’. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling’ (UMA1AA-3, UMO1AA-3, UMU1AA-4, UWA1AB2)’ uit de propedeuse behaald.
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
113
Voor het (deel)tentamen “Evaluatie” moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties.
9: Algemene omschrijving
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Voor het (deel)tentamen “Handelingstoets” moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. De student heeft voldaan aan de afsluitende VM-opdrachten in periode 1 (carrouselopdracht) en periode 2 (analyse van een gesprek) Je maakt een evaluatieplan. Je voert een handelingsplan uit. Je verzamelt systematisch gegevens om het hulpverleningsproces te evalueren. Je trekt expliciet conclusies met betrekking de kwaliteit en effectiviteit van de hulpverlening. Op basis van deze conclusies stel je indien nodig het hulpverleningsproces bij en doe je na afloop van de uitvoering aanbevelingen over het al dan niet voortzetten van het hulpverleningsproces. 3 In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 5 Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Deeltentamen: handelingstoets Competentie 3 De inleiding van het gesprek is afgestemd op het soort gesprek. De inleiding van het gesprek is afgestemd op de cliënt. De gekozen gespreksstrategie is passend bij de gesprekssituatie. De structuur van het gesprek helpt het doel van het gesprek te bereiken. De structuur van het gesprek is afgestemd op de cliënt. De gespreksvaardigheden zijn afgestemd op het doel van het gesprek. De gespreksvaardigheden zijn afgestemd op de cliënt. Het non-verbale gedrag van de student is afgestemd op de cliënt. Op het non-verbale gedrag van de cliënt wordt adequaat gereageerd. Deeltentamen: evaluatieverslag Competentie 3: De keuzes die gemaakt zijn tijdens de uitvoering van het handelingsplan vloeien logisch voort uit het verloop van de uitvoering. De bijstellingen in de uitvoering van het handelingsplan zijn in dialoog met de cliënt tot stand gekomen. De uitvoering van het handelingsplan is geëvalueerd aan de hand van heldere criteria op procesniveau. Het resultaat van het handelingsplan is geëvalueerd aan de hand van de productcriteria. Het evaluatieplan sluit aan op relevante aspecten van de uitvoering. Bij de evaluatie van het handelingsplan zijn passende evaluatie-instrumenten ingezet. De resultaten en conclusies die met behulp van de evaluatie-instrumenten zijn verkregen, worden helder weergegeven. De aanbevelingen voor verdere begeleiding sluiten logisch aan bij de resultaten van de proces- en productevaluatie. In de evaluatie en/of reflectie wordt zichtbaar dat de student passende communicatieve vaardigheden heeft ingezet tijdens de uitvoering van het handelingsplan. In de evaluatie wordt de manier waarop de student de relatie met de cliënt gehanteerd heeft tijdens de uitvoering van het handelingsplan inzichtelijk beschreven. Competentie 5: In de evaluatie wordt duidelijk beschreven hoe de student feedback van collega’s m.b.t. de uitvoering van het handelingsplan verwerkt heeft.
114
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UMU2AA-2 Evaluatieverslag UMU2AA-3 Handelingstoets Code Naam (deel)tentamen UMU2AA-2 Evaluatieverslag UMU2AA-3 Handelingstoets
Toetsvorm
Aantal examinatoren Verslag 1 Performancetoets 1 Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Cijfer Stp Weging
7,5
Min. vereist resultaat 5,5 5,5 Frequentie
1
2
1
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Fontaine, B. (2010). De plancyclus in het sociaal-agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Haas, W. de (2010). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg. Soest: Uitgeverij Nelissen. Horneman, S. & Nijhof, W. (2011). Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Remmerswaal, J. (2013). Handboek Groepsdynamica. Amsterdam: Boom Nelissen. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Voor de Integrale Opdracht van deze OWE voert de student (een eigen opgesteld) handelingsplan uit in de praktijk. Om dit handelingsplan (tussentijds) te evalueren, met als doel het bijstellen in de uitvoering en het opstellen van aanbevelingen voor het vervolg van de begeleiding van de cliënt, maakt de student een evaluatieplan met daarin o.a. duidelijke criteria. Feedback van collega’s wordt gebruikt om het handelingsplan zo nodig tussentijd bij te stellen Ook ontwerpt en gebruikt de student twee verschillende evaluatie-instrumenten. Eventueel wordt een bestaand evaluatieinstrument aangepast. Er wordt een reflectieverslag geschreven waarin o.a. expliciet teruggekeken wordt op de relatie(hantering) met de cliënt. Groepsgespreksvaardigheden zijn het onderwerp van de vaardigheidstrainingen. In interactie met je medestudenten construeer je kennis, bouw je een repertoire aan mediumspecifieke vaardigheden op en leer je ‘jezelf als instrument’ kennen, waardoor je, gericht op het geheel van methodisch handelen, leert muzisch ludische media in te zetten op het gebied van arrangeren en begeleiden van activiteiten en de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid tot professioneel instrument. 16: Werkvormen Hoorcollege, gastcollege, werkcollege IO-lessen, training gespreksvaardigheden, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 26,25 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 63,75 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 120 Totaal aantal SBU 210 18: Onderwijsperiode 3 en 1(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Methodisch uitvoeren en evalueren niveau 2b
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Methodical implementation and assessment level 2b SPH-UMU2AB SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 2, studiejaar 2, duaal Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen De tweede verleiding 5 stp 140 sbu De beroepstaak ‘Methodisch Hulpverlenen: plan van aanpak uitvoeren en evalueren’ richt zich op de laatste fasen, de 5e en 6e fase, van de methodische cyclus. Deze beroepstaak volgt op de beroepstaken ‘Methodisch Hulpverlenen: analyseren’ en “Methodisch Hulpverlenen: doelen formuleren en plan van aanpak ontwerpen’.
115
8: Ingangseisen
MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van MLM. Op niveau 2 leer je (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega’s, onderzoeken en professionaliseren. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling’ (UMA1AA-3, UMO1AA-3, UMU1AA-4, UWA1AB2)’ uit de propedeuse behaald. (Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
(Deel)tentamen ‘De tweede verleiding’: Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 2 verdiep je je in verschillende MLM, waarbij je verdere mediumspecifieke vaardigheden ontwikkelt. Je leert activiteiten arrangeren en begeleiden en ontwikkelt persoonlijke en professionele eigenschappen, die je inzet als instrument. Je ontwikkelt, naar aanleiding van literatuuronderzoek, het opdoen van praktijkervaringen en zelfonderzoek een visie op het inzetten van MLM in de hulpverlening. 3 In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 5 Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 11.Inzetten van muzisch-ludische media in de beroepsuitoefening Deeltentamen: praktijkbeoordeling In de praktijkbeoordeling worden de volgende deelcompetenties beoordeeld: 3a, 5, 11 Tentamen: de tweede verleiding Competentie 11: De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de doelgroep. Je beschrijft de (meer)waarde van de gekozen ML werkwijzen aan de hand van vakspecifieke en generieke literatuur. Je houding tijdens de uitvoering van de ML werkwijze is ondersteunend aan het gekozen doel. Je beheerst de mediumspecifieke vaardigheden die nodig zijn voor de uitvoering van de ML werkwijze. De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de in de organisatie gehanteerde werkwijze/methodiek. Je persoonlijke stijl wordt zichtbaar tijdens de uitvoering van de ML werkwijze. Je onderbouwt de keuze voor de ML werkwijzen aan de hand van professionele overwegingen.
116
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UMU2AB-2 Praktijkbeoordeli ng UMU2AB-3 De tweede verleiding Code Naam (deel)tentamen UMU2AB-2 Praktijkbeoordeli ng UMU2AB-3 De tweede verleiding
Toetsvorm
Aantal examinatoren 1
Performancetoets
Verslag en 1 performancetoets Algemene aspecten cesuur Zowel deel A als deel B moet voldoende zijn. Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer
Min. vereist resultaat 5,5
Cijfer
5,5
Stp
5
Weging
Frequentie
1
2
1
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Behrend, D. (2008). Muzisch-Agogische Methodiek. Een handleiding. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Fontaine, B. (2010). De plancyclus in het sociaal-agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Horneman, S. & Nijhof, W. (2011). Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Haaster, K.J.M. van (2006). Kleine verhalen. Amsterdam: Coutinho. Remmerswaal, J. (2008). Handboek Groepsdynamica. Amsterdam: Boom Nelissen Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding. Spel en kunstzinnige middelen in het sociaalagogisch werk. Houten: Bohn, Stafleu van Loghum, 14: Software Scholar 15: Activiteiten Voor de Integrale Opdracht van deze OWE voert de student (een eigen opgesteld) handelingsplan uit in de praktijk. Om dit handelingsplan (tussentijds) te evalueren, met als doel het bijstellen in de uitvoering en het opstellen van aanbevelingen voor het vervolg van de begeleiding van de cliënt, maakt de student een evaluatieplan met daarin o.a. duidelijke criteria. Feedback van collega’s wordt gebruikt om het handelingsplan zo nodig tussentijd bij te stellen Ook ontwerpt en gebruikt de student twee verschillende evaluatie-instrumenten. Eventueel wordt een bestaand evaluatieinstrument aangepast. Er wordt een reflectieverslag geschreven waarin o.a. expliciet teruggekeken wordt op de relatie(hantering) met de cliënt. Groepsgespreksvaardigheden zijn het onderwerp van de vaardigheidstrainingen. In interactie met je medestudenten construeer je kennis, bouw je een repertoire aan mediumspecifieke vaardigheden op en leer je ‘jezelf als instrument’ kennen, waardoor je, gericht op het geheel van methodisch handelen, leert muzisch ludische media in te zetten op het gebied van arrangeren en begeleiden van activiteiten en de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid tot professioneel instrument. 16: Werkvormen Hoorcollege, gastcollege, werkcollege, IO-lessen, training gespreksvaardigheden, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 16 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 44 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 80 Totaal aantal SBU 140 18: Onderwijsperiode 3 en 1(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2a
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak
Working in and from a labour organisation level 2a SPH-UWA2AA SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 2, studiejaar 2, duaal Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie
117
5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
8: Ingangseisen
Verslag aanbevelingen 7,5 stp 210 sbu De beroepstaak ‘Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie’ vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorisch en bedrijfsmatige taken, samenwerken en vanuit de eigen positie uitvoering geven en een kritische, op onderzoek gestoelde bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau heeft de student zich verdiept in de organisatietheorie. Op basis van deze kennis ga je op het tweede niveau actief bijdragen aan het beleid van de organisatie door op strategische wijze, relevante personen te beïnvloeden. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling’ (UMA1AA-3, UMO1AA-3, UMU1AA-4, UWA1AB2)’ uit de propedeuse behaald. (Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Je signaleert problemen en mogelijkheden communicatie in een instelling en vormt hierover een gefundeerde mening weet hier strategisch mee om te gaan door dit op een effectieve wijze bij de relevante personen over te brengen opdat de kwaliteit van de hulpverlening verbetert. Op basis van een kort onderzoek draagt hij oplossingen aan voor het gesignaleerde probleem, in de vorm van beleidsmatige aanbevelingen. Die zal hij op een effectieve wijze d.m.v. een communicatieplan en een presentatie (in de vorm van een simulatie) bij de relevante personen overbrengen, opdat de kwaliteit van de hulpverlening verbetert. 4 Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 8 Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 10 Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Tentamen: Aanbevelingen Competentie 4: Het signaal is methodisch geanalyseerd. Uit de signaalbeschrijving blijkt de relevantie voor de instelling/organisatie. Competentie 8: De aanbevelingen bieden een adequate oplossing voor het signaal. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de conclusies van het onderzoek. Het is onderbouwd beschreven met relevante vakliteratuur dat de aanbevelingen de kwaliteit van de communicatie in de organisatie verbeteren. De aanbevelingen sluiten aan bij de visie van de instelling. Het is onderbouwd beschreven dat de uitgewerkte aanbeveling uiteindelijk bijdraagt aan de kwaliteit van hulpverlening in de organisatie Competentie 10: Het signaal, het doel, de vraagstelling en resultaten van het onderzoek vloeien logisch uit elkaar voort Het antwoord op de vraagstelling is onderbouwd met geschikte onderzoeksbronnen. De conclusie is een antwoord op de vraagstelling.
118
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UWA2AA-1 Aanbevelingen Code Naam (deel)tentamen UWA2AA-1 Aanbevelingen
Toetsvorm Verslag Algemene aspecten cesuur
Aantal examinatoren 1
Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Stp Weging
7,5
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Alblas, G. & Wijsman, E. (2009). Gedrag in organisaties Groningen Noordhoff Uitgevers. Bakker, C. & Meertens, E. (2010). ‘IKZ Integrale kwaliteitszorg en verbetermanagement’. Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten. Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Eemeren, F. van & Snoeck Henkemans, F. (2011). Argumentatie. Groningen Noordhoff Uitgevers. Vurst, J. van der (2008). Effectief beïnvloeden. Spectrum Houten. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student verzamelt informatie n.a.v. een signaal communicatie binnen de instelling waar hij werkt en analyseert dit. Individueel doet de student een klein onderzoek in de instelling om tot voor de instelling tot relevante aanbevelingen te komen. De student beschrijft dit in een verslag. 16: Werkvormen Hoorcollege, gast-/responsiecollege, IO-lessen, vaardigheidstraining en muzischludisch vak, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 36 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 54 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 120 Totaal aantal SBU 210 18: Onderwijsperiode 4 en 2(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2b
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten
Working in and from a labour organisation level 2a SPH-UWA2AB SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 2, studiejaar 2, duaal Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Verslag/performance: De tweede verleiding Performance: Communicatieplan Vaardigheidstoets/verslag: Praktijkbeoordeling 7.5 stp 210 sbu De beroepstaak ‘Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie’ vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorisch en bedrijfsmatige taken, samenwerken en vanuit de eigen positie uitvoering geven en een kritische bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau heb je je verdiept in de organisatietheorie. Op basis van deze kennis ga je op het tweede niveau actief bijdragen aan het beleid van de organisatie door op strategische wijze, relevante personen te beïnvloeden. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om
6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
119
8: Ingangseisen
ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van MLM. Op niveau 2 leer je (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega’s, onderzoeken en professionaliseren. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling (UMA1AA-3, UMO1AA-3, UMU1AA-4, UWA1AB2)’ uit de propedeuse behaald. (Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
(Deel)tentamens ‘De tweede verleiding’ en ‘Communicatieplan’: Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Op basis van de beschreven aanbevelingen beschrijf hoe je voor de aanbevelingen op het tactische en strategische niveaus draagvlak creëert en hoe je deze op effectieve en overtuigende wijze gaat communiceren. Dit communicatieplan presenteer je aan medestudenten die zich verplaatsen in de rollen van de personen voor wie de aanbevelingen zijn geschreven. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. 4 Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 8 Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 10 Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep 11. Inzetten van muzisch-ludische media in de beroepsuitoefening Deeltentamen: de tweede verleiding Competentie 11: De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de doelgroep. Je beschrijft de (meer)waarde van de gekozen ML werkwijzen aan de hand van vakspecifieke en generieke literatuur. Je houding tijdens de uitvoering van de ML werkwijze is ondersteunend aan het gekozen doel. Je beheerst de mediumspecifieke vaardigheden die nodig zijn voor de uitvoering van de ML werkwijze. De gekozen ML werkwijzen sluiten aan op de in de organisatie gehanteerde werkwijze/methodiek. Je persoonlijke stijl wordt zichtbaar tijdens de uitvoering van de ML werkwijze. Je onderbouwt de keuze voor de ML werkwijzen aan de hand van professionele overwegingen. Deeltentamen: communicatieplan Competentie 4: De personen/organen die worden betrokken in het communicatieplan zijn relevant voor implementatie van de aanbevelingen binnen de organisatie. De keuze voor de betrokken personen/organen binnen de organisatie worden onderbouwd met theorieën en praktijkinzichten. Het communicatieplan getuigt van inzicht in de eigen invloedssfeer. Competentie 5: De presentatievorm sluit aan bij het publiek. De student toont in de presentatie aan dat hij in staat is kritisch mee te denken over het beleid van zijn organisatie.
120
In de presentatie worden de betrokkenen uitgenodigd om mee te denken over de aanbeveling. Competentie 8: Het communicatieplan beschrijft op heldere wijze hoe de aanbevelingen geïmplementeerd worden naar betroken personen in de organisatie. De uitwerking van het communicatieplan is onderbouwd met theorie. -
Deeltentamen: praktijkbeoordeling In de praktijkbeoordeling worden de volgende deelcompetenties beoordeeld: 4a, 5b 8, 10, 11
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UWA2AB-1 De tweede verleiding UWA2AB-2 Communicatiepl an UWA2AB-3 Praktijkbeoordeli ng Code Naam (deel)tentamen UWA2AB-1 De tweede verleiding UWA2AB-2 Communicatiepl an UWA2AB-3
Toetsvorm Verslag en performancetoets Verslag en performancetoets Performancetoets
Aantal examinatoren 1
Beoordeling Cijfer
Min. vereist resultaat 5,5
1
Cijfer
5,5
1
Cijfer
5,5
Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier. Zowel deel A als deel B moet voldoende zijn.
Stp
7.5
Weging
Frequentie
2
2
1
2
Praktijkbeoordeli 1 2 ng Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Alblas, G. & Wijsman, E. (2009). Gedrag in organisaties Groningen Noordhoff Uitgevers. Behrend, D. (2008). Muzisch-Agogische Methodiek. Een handleiding. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Eemeren, F. van & Snoeck Henkemans, F. (2011). Argumentatie. Groningen Noordhoff Uitgevers. Haaster, K.J.M. van (2006). Kleine verhalen. Amsterdam: Coutinho. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding. Spel en kunstzinnige middelen in het sociaalagogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Vurst, J. van der (2008). Effectief beïnvloeden. Spectrum Houten. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Op grond van de beschreven aanbevelingen ontwikkelt de student een communicatieplan voor de instelling en presenteert hij de aanbevelingen in een groep aan medestudenten die zich verplaatsen in van de personen voor wie de aanbevelingen zijn geschreven. Voor de praktijkbeoordeling ontwikkelt de student zich op specifieke aspecten van competentie 4a, 4b, 8b, 8c, en 10b die in samenspraak met de praktijkbegeleider op de werkvloer en/of de praktijkcoördinator, is vastgesteld in een persoonlijk leerplan. In interactie met je medestudenten construeer je kennis, bouw je een repertoire aan mediumspecifieke vaardigheden op en leer je ‘jezelf als instrument’ kennen, waardoor je, gericht op het geheel van methodisch handelen, leert muzisch ludische media in te zetten op het gebied van arrangeren en begeleiden van activiteiten en de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid tot professioneel instrument. 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege, gast-/responsiecollege, IO-lessen, vaardigheidstraining, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 36 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 69 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 105 Totaal aantal SBU 210 18: Onderwijsperiode 4 en 2(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers * = bij voldoende deelname voor een februariroute
121
Titel OWE
Professionele Ontwikkeling Niveau 2
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken
Professional Development level 2 SPH-UPO2A SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 2, studiejaar 2, duaal Alle beroepstaken op niveau 2 (Professionele Ontwikkeling, Methodisch Hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) Professionele Ontwikkeling Beroepsprofiel, integrale toets 10 stp 280 sbu De Professionele Ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen de professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats, dat wil zeggen, wordt de relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsidentiteit. Door de bijhorende integrale toets ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). Minimaal 45 studiepunten van de OWE’s van de propedeuse behaald. (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling’ (UMA1AA-3, UMO1AA-3, UMU1AA-4, UWA1AB2)’ uit de propedeuse behaald.
4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
(Deel)tentamens “Beroepsprofiel” en “Integrale toets”: Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. De Professionele Ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij/zij op dat moment mee bezig is. Oftewel, de actuele beroepstaken (en/of die al geweest zijn), vormen de input voor het programma. Bijvoorbeeld: de reflectiecirkel van Korthagen/van Kessel komt aan bod, maar waarop gereflecteerd wordt, wordt bepaald door de student (en zijn actuele beroepstaken). De studenten zijn met intervisie bezig en werken zo altijd aan hun professionaliteit. De 4 hoofdthema’s binnen de PO lijn zijn studievaardigheden, reflectievaardigheden, beroepsvisie, identiteit als ludisch agogisch professional. 9 De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: Integrale toets Zie hoofdstuk 5.1 van deze studiegids: Integrale toets DT/Du niveau 2 Deeltentamen: beroepsprofiel Competentie 9: De reflectie koppelt passende kenmerken van een persoonlijkheidstype(n) aan relevante socialisatiefactoren. Minstens 2 kwaliteiten en 2 valkuilen zijn logisch afgeleid van de reflectie. Bovenstaande kwaliteiten en valkuilen zijn helder onderbouwd met voorbeelden van belemmerende en/of bevorderende socialisatiefactoren. De leerdoelen zijn logisch afgeleid uit de beschreven kwaliteiten en/of valkuilen. De leerdoelen zijn SMART. Het stappenplan is planmatig opgebouwd. De geplande acties binnen het stappenplan zijn divers. De creatieve inbreng binnen het stappenplan heeft een toegevoegde waarde in het bereiken van de leerdoelen. De eigen waarde en normen in de visie zijn voldoende gekoppeld aan artikelen uit de beroepscode. De meerwaarde van het creatief profiel wordt goed in de visie beargumenteerd. De geformuleerde leerdoelen sluiten aan op beschreven ambitie/ideaalbeeld.
122
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen
Toetsvorm
UPO2A-1 UPO2A-7 Code
Verslag en prestatie Verslag Algemene aspecten cesuur
UPO2A-1 UPO2A-7
Integrale toets Beroepsprofiel Naam (deel)tentamen Integrale toets Beroepsprofiel
Aantal examin atoren 1 1
Beoordeling
Min. vereist resultaat
Cijfer Cijfer Stp
Weging
5,5 5,5 Frequentie
Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
1 1
2 2
10
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Geenen, M. (2010). Reflecteren. Leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Coutinho Rothfusz, J. (2012). Ethiek in sociaal-agogische beroepen. A’dam: Pearson Education. 9789043024198. 14: Software Via Scholar: Prezi: De Kwestie van Chris Blanken Prezi: toets beroepsprofiel van Carla Brouwer Blog actualiteiten. 15: Activiteiten Groepsbijeenkomsten 16: Werkvormen Hoorcolleges, werkcolleges, trainingen, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 31,25 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 88,75 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde Praktijktijd in SBU: 160 Totaal aantal SBU 280 18: Onderwijsperiode 1, 2, 3, 4 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers
3.1.4
Onderwijseenheden, duaal, niveau 3, studiejaar 3 en 4
Titel OWE
Methodisch Hulpverlenen in een veranderende maatschappij
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten
Systematic care in an ever-changing society SPH-UMM3A SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 3, studiejaar 3, duaal. Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen Een hulpverleningsplan vanuit een netwerkbenadering Het netwerkberaad 12,5 stp 350 sbu Deze onderwijseenheid sluit aan op de verschillende onderwijseenheden met betrekking tot Methodisch hulpverlenen op niveau 1 en 2 en is de afsluiting van de leerlijn “Methodisch hulpverlenen”. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN ≥ 45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling (UMA2BB-2, UMO2BB-2, UMU2AB-2, UWA2AB3)’ uit hoofdfase 1 behaald.
6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang 8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids). Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden.
123
9: Algemene omschrijving
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. In deze onderwijseenheid staat de transformatie van het sociale domein richting participatiesamenleving centraal en de betekenis hiervan voor de hulpverlening. Centrale begrippen van de hieruit voortvloeiende denk- en benaderingswijze zijn zelfredzaamheid, empowerment, burgerkracht, netwerkgericht werken en sociale systemen. De student leert om op basis van een netwerkanalyse de hulpvraag van een cliënt te verkennen en de ressources van de cliënt en zijn netwerk in beeld te brengen. De opdracht is om van daaruit een omvattend plan te schrijven als antwoord op deze hulpvraag gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid. 1 Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2 In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3 In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 4 Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5 Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6 coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7 Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 11. Inzetten van muzisch-ludische media in de beroepsuitoefening. Deeltentamen: het netwerkberaad Competentie 5: In de deelnemerssamenstelling is de empowermentgerichte benadering waarneembaar. De door de student gebruikte gespreksvaardigheden zijn voldoende gevarieerd om de doelen van de bijeenkomst te bereiken. De gesprekshouding is afgestemd op de verschillende deelnemers aan het gesprek. De gesprekshouding is zicht-, hoor-, en voelbaar empowermentgericht. Competentie 6: Het doel van het netwerkberaad is duidelijk verwoord. Informatie, meningen en visies van de deelnemers worden in voldoende mate door de student bevraagd. Dilemma’s, conflicten en gesprekskansen worden op constructieve wijze door de student gehanteerd. De besluitvorming vindt op systematische wijze plaats. De gemaakte afspraken zijn in voldoende mate gericht op een vergroting van de zelfredzaamheid van de cliënt. Competentie 11: De resources en toekomstperspectieven van de cliënt worden in de presentatie voldoende waarneembaar/zichtbaar gemaakt. De betrokkenheid van de cliënt bij de totstandkoming van de presentatie is voldoende waarneembaar/zichtbaar. Deeltentamen: een hulpverleningsplan vanuit een netwerkbenadering Competentie 1: De analyse bevat wezenlijke kenmerken van de cliënt en zijn/haar sociale & professionele netwerk die van belang zijn voor het hulpverleningsproces. De dialoog is gericht op vragen, ressources en belemmeringen van de cliënt en zijn/haar netwerk. De hulpvraag sluit aan bij de wensen van de cliënt en het cliëntsysteem. De analyse bevat de belangrijkste kenmerken van ressources, mogelijkheden en belemmeringen die bij de cliënt en diens sociale & professionele netwerk aanwezig zijn. De analyse sluit aan bij de geformuleerde hulpvraag. Competentie 2: Het geformuleerde doel/de geformuleerde doelen sluit(en) aan bij de hulpvraag van de cliënt. De rollen van de cliënt en het sociale/professionele netwerk bij het vergroten van de zelfredzaamheid van de cliënt zijn helder beschreven. De gekozen interventies sluiten aan bij de geformuleerde doelen.
124
Het plan van aanpak is kritisch onderbouwd met relevante literatuur. Competentie 3: De geplande evaluatie sluit logisch aan bij het plan van aanpak. De actieve deelname van de cliënt en zijn/haar netwerk in de geplande evaluatie is in voldoende mate zichtbaar. Competentie 4: In de kritische beschouwing wordt aannemelijk gemaakt hoe maatschappelijke trends en ontwikkelingen invloed uitoefenen op de wijze waarop de hulpverlening inhoud krijgt. Competentie 7: De student heeft overtuigend beschreven dat het voorgestelde plan haalbaar is binnen de context van de instelling. Deeltentamen: praktijkbeoordeling In de praktijkbeoordeling worden de volgende competenties beoordeeld: 1a, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 11
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UMM3A-4 Een hulpverleningsplan vanuit een netwerkbenadering UMM3A-5 Het netwerkberaad UMM3A-6 Praktijkbeoordeling semester 1 hoofdfase 2 Code Naam (deel)tentamen UMM3A-4 Een hulpverleningsplan vanuit een netwerkbenadering UMM3A-5 Het netwerkberaad UMM3A-6
Toetsvorm
Beoordeling
Verslag
Aantal examinatoren 1
Cijfer
Min. vereist resultaat 5,5
Performancetoets Performancetoets
1 1
Cijfer Cijfer
5,5 5,5
Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier. Zowel deel A als deel B moet voldoende zijn.
Stp
Weging 1
Frequentie 2
12,5
1
2
Praktijkbeoordeling 1 2 semester 1 hoofdfase 2 Toegestane hulpmiddelen: geen Miller, W., Rollnick, S. (2014). Motiverende gespreksvoering. Mensen helpen 13: Verplichte literatuur veranderen. Uitgeverij Ekklesia. Ravelli, A., Doorn, L. van, Wilken, J.P. (red.). Werk(en) met betekenis. Dialooggestuurde hulp- en dienstverlening. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Scheffers, M. (2010). Sterk met een vitaal netwerk. Empowerment en de sociaal netwerkmethodiek. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Verhoeven, W. (2010). De kunst van het vragen stellen. Aarle-Rixtel: centrum voor excellent leiderschap. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Op basis van een netwerkanalyse verken je de hulpvraag van een cliënt en breng je de ressources van deze cliënt en zijn (sociale en professionele) netwerk in beeld. Je schrijft een omvattend plan als antwoord op deze hulpvraag. Dit plan is gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van de cliënt. In dit plan verwerk je hoe het sociale netwerk van de cliënt een rol kan spelen in het vergroten van deze zelfredzaamheid en schakel je waar nodig andere professionele disciplines in. Ook leidt je een fictief netwerkgesprek, waarin je met de cliënt en zijn netwerk overlegt en tot afspraken komt. Je coördineert de ondersteuning door de verschillende betrokkenen en stemt deze op elkaar af. Dit alles doe je uiteraard binnen de gestelde organisatorische en financiële randvoorwaarden en op een onderbouwde en methodische wijze. 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege, IO-lessen, praktijklessen MLM, training, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 42 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 108 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 200 Totaal aantal SBU 350 18: Onderwijsperiode 1 en 3(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers (*) bij voldoende deelname voor een februariroute
125
Titel OWE
Methodisch Hulpverlenen: werken met MLM vanuit een moderne visie
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast
Methodical social care: working with Artistic & Playful Media: a modern view SPH-UMC3A SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 3, studiejaar 3, duaal. Methodisch Hulpverlenen Methodisch Hulpverlenen Muzisch-ludisch werken vanuit een hedendaagse visie 15 stp 420 sbu Deze onderwijseenheid sluit aan op de verschillende onderwijseenheden met betrekking tot methodisch hulpverlenen op niveau 1 en 2. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN ≥ 45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling (UMA2BB-2, UMO2BB-2, UMU2AB-2, UWA2AB3)’ uit hoofdfase 1 behaald.
7: Samenhang 8: Ingangseisen
9: Algemene omschrijving
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids). (Deel)tentamen ‘Muzisch ludisch werken vanuit een hedendaagse visie’: Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. g. Je bent 100% aanwezig geweest bij de lessen. h. Je tentamendocument is ook bij Ephorus ingeleverd. Centraal in dit programma staat het ontwikkelen van een onderbouwde visie op typische hedendaagse trends en moderne benaderingen in de hulpverlening, met een accent op mogelijkheden van Muzisch Ludische Media (MLM). De student verdiept zich in één moderne werkwijze naar keuze, tegen de achtergrond van maatschappelijke ontwikkelingen en daarop geënte moderne agogische concepten. De combinatie van moderne werkwijzen en MLM geeft veel aanknopingspunten voor het zien, benoemen en uitproberen van mogelijkheden tot verbetering. Dit is dan ook wat in deze OWE centraal staat. 10 Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep 11. Inzetten van muzisch-ludische media in de Beroepsuitoefening Competentie 10: De invloed van maatschappijkenmerken op hulpverlening in het verleden is op exemplarische wijze helder gemaakt. De invloed van enkele actuele maatschappijkenmerken op hulpverleningstrends (werkwijzen, instrumenten, houdingsaspecten en concepten) is op exemplarische wijze helder gemaakt. De invloed van hulpverleningstrends op hulpverlening op de eigen werkpraktijk is op exemplarische wijze helder gemaakt. Van één moderne werkwijze is werkwijze, instrumenten, houdingsaspecten en concepten in onderlinge samenhang helder gemaakt. Concrete mogelijkheden van deze werkwijze voor de eigen werkpraktijk zijn op exemplarische wijze helder gemaakt. Het leer- en werkproces gedurende de OWE is adequaat beschreven als fasen van een creatief proces. De wijze waarop collega’s verleid werden zich open stellen voor experimenten en/of ML hanteringprincipes is helder beschreven. Competentie 10 in combinatie met competentie 11: De effecten van een muzische variant op een agogisch instrument zijn helder omschreven. De positionering van de muzisch ludische hanteringsprincipes binnen hulpverleningstrends is overtuigend onderbouwd.
126
De waarde van Muzisch Ludische hanteringsprincipes voor de werkwijze (methodiek) van de eigen instelling is helder gemaakt. Competentie 11: Pogingen collega’s te verleiden tot openstelling voor MLM zijn helder beschreven. De geconstateerde effecten van de verleidingspogingen van collega’s zijn helder beschreven. Context en inhoud van minstens 3 experimenten zijn helder gemaakt in woord en/of beeld. De geconstateerde effecten van de experimenten op alle betrokkenen zijn helder gemaakt in woord en/of beeld. 1 of 2 Muzisch Ludische hanteringprincipes zijn overtuigend verwoord als generalisatie van gedane experimenten. De ML hanteringprincipes zijn adequaat onderbouwd met leerbronnen. De effecten van het experimenteren op de eigen professionele ontwikkeling zijn helder beschreven. -
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UMC3A-3 Praktijkbeoordeling Semester 1 hoofdfase 2 UMC3A-4 Muzisch ludisch werken vanuit een hedendaagse visie Code Naam (deel)tentamen UMC3A-3 Praktijkbeoordeling Semester 1 hoofdfase 2 UMC3A-4 Muzisch ludisch werken vanuit een hedendaagse visie
Toetsvorm
Aantal examinatoren
Beoordeling
Performancetoet s
1
Cijfer
Min. vereist resultaat 5,5
Presentatie en verslag
1
Cijfer
5,5
Algemene aspecten cesuur
Stp
Zowel deel A als deel B moet voldoende zijn. Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Weging
Frequentie
1
2
1
2
15
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Byttebier, I. (2002). Creativiteit Hoe? Zo! Tiel: Lannoo. Canon van Social Work: http://www.canonsociaalwerk.eu/nl/index.php Ravelli, A.J.-P. & Gorsel, G. van (2009). Werk(en) met betekenis. Dialooggestuurde hulp- en dienstverlening. Bussum: Coutinho. Uit: Horneman, S. & Nijhof, W. (2011). Methodiek sociaal-pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding (spel en kunstzinnige middelen in het agogisch werk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Daarnaast nog diverse artikelen (Scholar) Literatuur voor Uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg, jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg: in ontwikkeling 14: Software Scholar 15: Activiteiten Op de werkplek is de student van meet af aan actief door te experimenteren met nieuw gedrag: door moderne trends ingegeven houdingsaspecten en instrumenten, naast muzisch/ludische hanteringsprincipes. Vanaf week 5 past hij systematisch elementen toe van een gekozen moderne werkwijze, alsmede muzisch ludische hanteringprincipes; neemt de effecten ervan waar en beschrijft ze in samenhang met relevante theoretische uitgangspunten. Tevens brengt hij zijn collega’s op de hoogte van zijn bezigheden en de effecten ervan op de cliënten; waarbij hij ook systematisch en onderbouwd pogingen onderneemt zijn collega’s te stimuleren succesvolle instrumenten en houdingsaspecten in hun repertoire op te nemen. 16: Werkvormen Hoorcollege, gast-/responsiecollege, werkcollege, training, IO-lessen, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 60 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 120 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 240 Totaal aantal SBU 420 18: Onderwijsperiode 2 en 4(*) 19: Max deelnemers N.v.t.
127
(*) bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Leiding en Begeleiding geven - niveau 3
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Managing and giving supervision - level 3 SPH-ULB3B SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH, niveau 3, studiejaar 3, duaal. Leiding en Begeleiding geven Leiding en Begeleiding geven Verslag coaching en instructie, coachingsgesprek 12,5 stp 350 sbu Op niveau 1 en 2 heb je al geleerd hoe je (bege)leiding geeft aan een cliënt en aan het uitvoeren van begeleidingsplannen. In de beroepstaak Leiding en begeleiding op niveau 3 ga je verdiepen in het begeleiden van medewerkers en en/of vrijwilligers in de praktijk. Je bent als SPH’er bezig met het competentiegericht begeleiden van een collega en je team. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN ≥ 45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling’ (UMA2BB-2, UMO2BB-2, UMU2AB-2, UWA2AB3) uit hoofdfase 1 behaald.
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
(Deel)tentamens ‘Verslag coaching en instructie’ en ‘Coachingsgesprek’: Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. In deze OWE verdiep je je in coaching en leer je coachings- en instructievaardigheden. Hiervoor onderzoek je het leerbeleid en de actuele ontwikkelingsbehoeften van jouw instelling. Je levert een bijdrage aan de professionele ontwikkeling van jouw collega’s door het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van een instructie voor jouw team of een groepje medewerkers en ontwerpt een coachingstraject voor een medewerker of vrijwilliger. Je evalueert het coachingsproces en de instructie schriftelijk met inachtneming van de bereikte resultaten, de feedback die je daarop hebt gekregen. Je onderbouwt dit met vakliteratuur en praktijkinzichten. 6 coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: verslag coaching en instructie Competentie 6: Het instructieprogramma is ontworpen aan de hand van een beroepsrelevant model. De leerbehoefte van de deelnemers is inzichtelijk verbonden met actuele ontwikkelingen in de instelling en de samenleving. In het instructieplan is t.b.v. de deelnemer(s) een analyse opgenomen van de leer- en begeleidingsstijlen a.d.h.v. een theoretisch concept. De ontwikkelingsvraag is gericht op competentievergroting m.b.t. een SPHrelevant aspect. Uit de beschrijving van het instructie programma blijkt een systematische en planmatige aanpak. De keuze voor de begeleidingsstijl is onderbouwd afgestemd op de situatie. Het coachingstraject is ontworpen aan de hand van een beroepsrelevant model.
128
De leerbehoefte van de coachee is inzichtelijk verbonden met actuele ontwikkelingen in de instelling en de samenleving. De analyse van de leerstijl van de coachee is inzichtelijk onderbouwd met relevante vakliteratuur. De ontwikkelingsvraag is gericht op competentievergroting m.b.t. een SPHrelevant aspect. De gemaakte keuzes zijn zichtbaar gebaseerd op een analyse van de gevoerde of bijgewoonde gesprekken. De gemaakte keuzes zijn helder onderbouwd vanuit vakliteratuur. Er is inzichtelijk beschreven wat het effect is van de gepleegde interventies Het traject is systematisch geëvalueerd op zowel de gewenste resultaten als het proces. Competentie 9: In de evaluatie is duidelijk beschreven wat het ontwerpen van het coachingstraject en instructieplan de student heeft opgeleverd voor zijn of haar professioneel handelen. In de evaluatie van het coachingstraject en het instructieprogramma is duidelijk aangegeven wat het wezenlijke verschil in aanpak is tussen de beide begeleidingsvormen. De reflectie is op een systematische manier uitgevoerd. -
Deeltentamen: coachingsvaardigheden Competentie 6: Performance coachingsgesprek De gesprekstructuur wordt in het gesprek gevolgd (entree t/m exit). De student sluit aan bij de leerbehoefte van de coachee. In het coachingsgesprek worden verschillende soorten vragen uit Verhoevens ‘De kunst van het vragen stellen’ gehanteerd. De student creëert een veilig leerklimaat waarin wederzijds respect en oprechte betrokkenheid is. De student maakt in het gesprek afspraken over doel en werkwijze en houdt zich hieraan. De student ondersteunt en daagt de coachee uit tot nieuwe gedragingen en acties. De student toont de vaardigheid om zich volledig te focussen op wat de coachee zegt en niet zegt. De student stimuleert de coachee zich uit te spreken over zijn gevoelens, inzichten, ideeën en bezorgdheden. De student oordeelt niet over wat de coachee vertelt. De student gebruikt de techniek van luisteren, samenvatten, doorvragen. Het taalgebruik van de student heeft een positieve invloed op de coachee. De feedback wordt op een duidelijke, directe en expliciete wijze gegeven. De student helpt de coachee aspecten vanuit een ander perspectief te zien. Deeltentamen: praktijkbeoordeling In de praktijkbeoordeling worden de volgende deelcompetenties beoordeeld: 6, 9
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen ULB3B-1 Verslag coaching en instructie ULB3B-2 Coachingsvaardigh eden ULB3B-3 Praktijkbeoordeling semester 2 hoofdfase 2 Code Naam (deel)tentamen ULB3B-1 Verslag coaching en instructie ULB3B-2 Coachingsgesprek ULB3B-3
Praktijkbeoordeling semester 2 hoofdfase 2 Toegestane hulpmiddelen: geen
Toetsvorm
Beoordeling
Verslag
Aantal examinatoren 1
Cijfer
Min. vereist resultaat 5,5
Performancetoets
1
Cijfer
5,5
Performancetoets
1
Cijfer
5,5
Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier. Zowel deel A als deel B moet voldoende zijn.
129
Stp
12,5
Weging
Frequentie
1
2
1
2
1
2
13: Verplichte literatuur
14: Software 15: Activiteiten
16: Werkvormen 197: Les-/contacturen
-
Beek, M. van & Tijmes, I. (2005). Leren coachen. Basisboek Theorie en Methoden. Soest: Nelissen Soest. Rijkers, T. (2003). Effectief opleiden voor praktijkopleider. Soest: Nelissen. Verhoeven, W. (2010). De kunst van het vragen stellen. Aarle-Rixtel: Associatie voor Coaching. Voor Uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg, Jeugdzorg en GGZ-agoog geen extra literatuur N.v.t. In deze OWE voert de student een coachingstraject uit met een medewerker uit zijn beroepspraktijk m.b.t. een SPH-relevante coachingsvraag. Ook geeft hij instructie aan medewerkers binnen de SPH beroepscontext. Zijn coachingsvaardigheden laat hij zien in een gesprek dat hij voert met een medestudent. Hoorcolleges, IO opdracht, vaardigheidstraining, praktijkleren Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 60 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 90 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 200 Totaal aantal SBU 350 3 en 1(*) N.v.t.
18Onderwijsperiode 19: Maximum aantal deelnemers (*) bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie - niveau 3
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Working in and from a labour organisation - level 3 SPH-UWA3B SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH, niveau 3, studiejaar 3, duaal. Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Interview kwaliteitszorg, verslag kwaliteitszorg, projectvoorstel O&I 15 stp 420 sbu De beroepstaak ‘Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie’ vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorisch en bedrijfsmatige taken, samenwerken en vanuit de eigen positie uitvoering geven en een kritische, op onderzoek gestoelde bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau heb je je verdiept in de organisatietheorie. Op het tweede niveau heb je kennis gemaakt met tactische en strategische communicatie en besluitvorming in een organisatie. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. Dit kan ook de input zijn voor het projectvoorstel O&I, dat in het vierde studiejaar (tijdens Onderzoek & Innovatie) uitgevoerd kan worden. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN ≥ 45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling (UMA2BB-2, UMO2BB-2, UMU2AB-2, UWA2AB3)’ uit hoofdfase 1 behaald.
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids). (Deel)tentamens ‘Interview kwaliteitszorg’ en ‘Verslag kwaliteitszorg’: Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen.
130
9: Algemene omschrijving
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. In deze onderwijseenheid introduceer je een kwaliteitsverbetering in jouw eigen beroepspraktijk, beschrijft dit in een individueel verslag en voert daarbij een door jou ontwikkelde activiteit uit. In het verslag worden de kwaliteitsverbetering, de ondernomen acties/implementatie en de evaluatie van de kwaliteitsverbetering beschreven. De kwaliteit verbeterende activiteit is gebaseerd op de analyse van een relevant signaal uit je directe werkomgeving in het licht van het kwaliteitszorgsysteem van de instelling. In dat kader ben je in staat om naar aanleiding van een signaal een behoefteonderzoek uit te voeren en op basis daarvan kwaliteitsverbetering te initiëren. 5 Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 8 Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 10 Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Deeltentamen: interview kwaliteitszorg Competentie 10: De voorbereiding van het interview is onderbouwd beschreven op basis van relevante onderzoeksliteratuur. De keuze voor de methode van interviewen is verantwoord op basis van praktijkinzichten en relevante onderzoeksliteratuur. De interviewvragen vloeien voort uit de centrale vraag van het onderzoek kwaliteitszorg. De data-analyse is methodisch uitgevoerd met behulp van topics en labeling. De essentie van het interview wordt in de conclusie verbonden met de centrale onderzoeksvraag. Deeltentamen: verslag kwaliteitszorg Competentie 5: Er is inzichtelijk beschreven op welke wijze draagvlak is gecreëerd in het gehele proces van kwaliteitsverbetering. Competentie 8: Het is inzichtelijk beschreven hoe het kwaliteitszorgsysteem binnen de instelling vorm heeft gekregen. De sterke en zwakke punten in de uitvoering van kwaliteitszorg zijn inzichtelijk beschreven. Competentie 8: De kwaliteitsverbetering is inhoudelijk onderbouwd op basis van de bevindingen uit het onderzoek. Het is het inzichtelijk beschreven met behulp van relevante vakliteratuur hoe de kwaliteitsverbetering aansluit bij de visie van de instelling. Competentie 8: Er wordt onderbouwd beschreven hoe de PDCA-cirkel gebruikt wordt in het verbetervoorstel. Er is onderbouwd met relevante vakliteratuur beschreven hoe de implementatieactiviteit aansluit bij de kwaliteitsverbetering. Het is het inzichtelijk beschreven hoe de implementatieactiviteit methodisch wordt uitgevoerd. De evaluatie van het voorstel voor kwaliteitsverbetering is methodisch uitgevoerd met de deelnemers aan de implementatieactiviteit. Competentie 10: Het signaal is methodisch onderzocht met een relevant model Het signaal, het doel, de vraagstelling en resultaten van het onderzoek vloeien logisch uit elkaar voort. Het onderzoeksplan is methodisch opgezet volgens onderzoeksliteratuur. Deeltentamen: praktijkbeoordeling In de praktijkbeoordeling worden de volgende competenties beoordeeld: 5, 8, 10 Deeltentamen: projectvoorstel O&I Competentie 8: Het creëren van draagvlak binnen de instelling wordt onderbouwd beschreven. Het onderzoeksdoel is gericht op ontwikkeling van het beroep SPH. In het projectvoorstel wordt expliciet onderbouwd wat vernieuwend is in de manier waarin het project wordt vorm gegeven of wat vernieuwend is aan het te verwachten resultaat
131
Competentie 10: Het signaal is op micro-, meso- en macroniveau geanalyseerd met relevante vakliteratuur. De onderzoeksvraag is in logische samenhang met het onderzoeksdoel geformuleerd 12: Tentaminering Code Naam Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist (deel)tentamen examinatoren resultaat UWA3B-1 Interview Verslag 1 Cijfer 5,5 kwaliteitszorg UWA3B-2 Verslag Verslag 1 Cijfer 5,5 kwaliteitszorg UWA3B-4 Projectvoorstel Verslag 1 Voldaan/niet Voldaan O&I voldaan UWA3B-3 Praktijkbeoordeli Performancestoets 1 Cijfer 5,5 ng semester 2 hoofdfase 2 Code Naam Algemene aspecten cesuur Stp Weging Frequentie (deel)tentamen UWA3B-1 Interview Een student krijgt een voldoende voor een 1 2 kwaliteitszorg toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte UWA3B-2 Verslag 1 2 cesuur is te vinden op het kwaliteitszorg beoordelingsformulier. 15 UWA3B-4 Projectvoorstel 0 2 O&I UWA3B-3 Praktijkbeoordeli Zowel deel A als deel B moet voldoende zijn. ng semester 2 1 2 hoofdfase 2 Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Alblas, G. & Wijsdam, E. (2009). Gedrag in organisaties. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Migchelbrink, F. (2008). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. Verhagen, P. (2010). Kwaliteit met beleid. Coutinho, Bussum. Vliet, K. van & Boonstra, N. (2003). Toekomstverkenningen ten behoeve van een beroepenstructuur in zorg en welzijn. Utrecht: Verwey Jonker Instituut (via www.verwey-jonker.nl) Uitstroomprofiel gehandicaptenzorg: Shalock 8 dimensies. Bron: internet, trefwoord Shalock, voorgaande bron: www.spagaat.web-log.nl Voor Uitstroomprofielen Jeugdzorg en GGZ-agoog geldt dat er geen aparte literatuur nodig is. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Deze onderwijseenheid wordt uitgevoerd in de praktijk en in de opleiding. De student bestudeert het kwaliteitszorgsysteem van de instelling waar hij werkt. Hij onderzoekt een signaal m.b.t. de kwaliteit van dienstverlening in zijn instelling en doet aan de hand daarvan een behoefte onderzoek bij medewerkers. Vanuit de conclusie van het onderzoek ontwikkelt de student een kwaliteitsverbetering met een daarbij behorende activiteit en voert deze uit bij de betrokken personen inde instelling. Ten slotte schrijft de student een projectvoorstel O&I, waarin hij de instelling, het signaal en de bijbehorende praktijkvraag uiteen zet. Hierbij wordt ook een voorschot gegeven voor het praktijkonderzoek en het innovatieve (creatieve) product dat uit het project voortkomt. In het werk en in de opleiding krijgt de student feedback op zijn toetsopdrachten en verbetert deze om uiteindelijk de beroepstaak daadwerkelijk op het gewenste niveau uit te oefenen. Voor de praktijkbeoordeling ontwikkelt de student zich op specifieke aspecten van competentie 8a, 8b, 8c, en 10b die in samenspraak met de praktijkbegeleider op de werkvloer en/of de praktijkcoördinator, is vastgesteld in een persoonlijk leerplan. 16: Werkvormen Hoorcolleges, instructielessen, vaardigheidslessen en muzisch ludisch vak, praktijkleren
132
17: Les-/contacturen
Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: Totaal aantal SBU 4 en 2(*) N.v.t.
18: Onderwijsperiode 19: Maximum aantal deelnemers (*) bij voldoende deelname voor een februariroute
60 120 240 420
Titel OWE
Professionele ontwikkeling - niveau 3 deel 1
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken
Professional Development - level 3 Part 1 SPH-UPO3A SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 3, studiejaar 3, duaal. Alle beroepstaken op niveau 3 (Professionele Ontwikkeling, Methodisch Hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) Professionele Ontwikkeling Eindevaluatieverslag supervisie 5 stp 140 sbu De Professionele Ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen de professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats, dat wil zeggen, wordt de relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsidentiteit in verband met het SPH werkveld inzichtelijk gemaakt. Door de bijhorende integrale toets en het verband leggen tussen onderwijs en praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN ≥ 45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) (Deel)tentamen ‘Praktijkbeoordeling’ (UMA2BB-2, UMO2BB-2, UMU2AB-2, UWA2AB3) uit hoofdfase 1 behaald.
4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
8: Ingangseisen
(Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
10: Competenties
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. g. De middenevaluatie moet zijn uitgevoerd aan de hand van een verslag. h. Het supervisieleerproces is met ‘voldaan’ afgesloten, incl. de geldende voorwaarden zoals 100% aanwezigheid, tijdige afmelding bij ziekte, bijtijds (volgens afspraak) inleveren van het supervisiemateriaal dat voldoet aan vorm en inhoud, geheimhouding over wat er binnen supervisie is besproken. De Professionele Ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij/zij op dat moment mee bezig is. Oftewel, de actuele beroepstaken (en/of die al geweest zijn), vormen de input voor het programma. Er staan 4 hoofdthema’s centraal binnen de PO: Studievaardigheden, Reflectievaardigheden, Beroepsvisie, Identiteit als ludisch agogisch professional. 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
133
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Tentamen: supervisie Competentie 9 De leerwijze wordt in de eindevaluatie kritisch weergegeven. De beroepsontwikkeling wordt in de eindevaluatie kritisch beschreven. De eigen persoon wordt kritisch geanalyseerd in wisselwerking met het leren en de beroepsvorming. De ontwikkeling van het midden- naar het eindevaluatieverslag wordt kritisch beschreven. Werkproblemen zijn geproblematiseerd. Leerthema's zijn duidelijk gekoppeld aan concrete handelingsvoorstellen. De meerwaarde van de samenwerking wordt kritisch beschreven.
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UPO3A-5 Supervisie Code Naam (deel)tentamen UPO3A-5 Supervisie
Toetsvorm Verslag Algemene aspecten cesuur
Aantal examinatoren 1 Stp
Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
5
Beoordeling Cijfer Weging
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Geenen, M. (2010). Reflecteren. Leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Coutinho ISBN 9789046901991. Rothfusz, J. (2012). Ethiek in sociaal-agogische beroepen. A’dam: Pearson Education. ISBN 9789043024198. Voor Uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg, jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg: in ontwikkeling 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student leert reflecteren en verbanden te leggen tussen studievaardigheden, reflectievaardigheden, vorming van een eigen visie en zichzelf als instrument te zien. 16: Werkvormen Groepsbijeenkomsten, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 42 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 18 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde Praktijktijd in SBU: 80 Totaal aantal SBU 140 18: Onderwijsperiode 1 t/m 4 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers Titel OWE
Onderzoek en innovatie
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
Research and innovation SPH-UOI4A SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH, niveau 3, studiejaar 4, duaal. Onderzoek en Innovatie Onderzoek en Innovatie Onderzoeksrapport, innovatief product en implementatieplan 25 stp 700 sbu Tijdens O&I toont de student aan dat hij, naar aanleiding van een gesignaleerd probleem in de zorgpraktijk, door het uitvoeren van een praktijkonderzoek een innovatie te weeg kan brengen. Deze innovatie krijgt vorm in een tastbaar (creatief) product, dat met inzet van MLM wordt geïmplementeerd in de betreffende zorginstelling. Deze opdracht sluit aan bij opgedane onderzoeksvaardigheden in eerdere jaren, waarin ook het constructief en creatief bijdragen aan de kwaliteit van de zorg aan bod is gekomen. Al deze vaardigheden maken deel uit van de eindkwalificaties SPH.
134
8: Ingangseisen
Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) EN 45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 2 (= niveau 3 = jaar 3) En (deel)tentamens ‘Praktijkbeoordeling semester 1 hoofdfase 2 (UMM3A-6, UMC3A3) en ‘Praktijkbeoordeling semester 2 hoofdfase 2’ (ULB3B-3, UWA3B-3)’ uit hoofdfase 2 behaald. (Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Tijdens O&I toont de student aan dat hij, naar aanleiding van een gesignaleerd probleem in de zorgpraktijk, door het uitvoeren van een praktijkonderzoek een innovatie te weeg kan brengen. Deze innovatie krijgt vorm in een tastbaar, bruikbaar (creatief) product, dat met behulp van MLM wordt geïmplementeerd in de betreffende zorginstelling. O&I beslaat twee perioden, waarin het praktijkonderzoek en het innovatieve, ontwerpende proces samen opgaan, al zal in de eerste weken de onderzoeksopzet vaak meer aandacht vragen. Vorm en inhoud van het innovatieve product zijn gebaseerd op de uitkomsten van het onderzoek. De implementatie van het innovatieve product vindt zowel plaats gedurende de samenwerking met de opdrachtgever, als aan het eind, middels een presentatie aan de instelling. De inzet van MLM is tijdens de eindpresentatie vereist maar kan – indien zinvol – ook op andere punten in het proces worden ingezet.
10: Competenties
11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE
Studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen, voeren de opdracht uit binnen de desbetreffende context. Hierin zijn lectoraten, die werkzaam zijn binnen de verschillende uitstroomprofielen, een primaire opdrachtgever. 4 Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5 Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 10 Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep 11. Inzetten van muzisch-ludische media in de beroepsuitoefening Deeltentamen: projectverslag O&I Competentie 4: Het gesignaleerde probleem is relevant voor de doelgroep (cliënten) binnen de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Competentie 5: Er is inzichtelijk beschreven op welke wijze draagvlak is gecreëerd in het gehele proces van het project. Uit het verslag blijkt duidelijk dat de mogelijke oplossingen voor de praktijkvraag in overleg met de betrokkenen zijn ontwikkeld. In het verslag wordt de bruikbaarheid van het product voor de betreffende instelling overtuigend uiteen gezet. Het implementatieplan is afgestemd op de betrokken organisatie. In de presentatie zijn de betrokkenen voldoende geïnformeerd over de mogelijkheden van het innovatieve product als antwoord op de praktijkvraag. Competentie 10: Het innovatieve product is inhoudelijk onderbouwd op basis van de bevindingen uit het onderzoek. Het innovatieve product beantwoordt in voldoende mate aan de kwaliteitscriteria zoals deze in samenspraak met de opdrachtgever zijn opgesteld. In het project is gebruik gemaakt van databronnen- en methodentriangulatie. Competentie 10:
135
De praktijkvraag is methodisch onderzocht met gebruikmaking van valide onderzoeksinstrumenten. Het onderzoeksdoel, de onderzoeksvraag, de methoden van onderzoek en de resultaten van het onderzoek vloeien logisch uit elkaar voort. Competentie 11: De vormgeving van de presentatie is onderbouwd met relevante literatuur. Het beoogde effect van de inzet van muzisch ludische middelen tijdens de presentatie wordt kritisch geëvalueerd. In de evaluatie van de presentatie is de feedback van de doelgroep zichtbaar verwerkt. De vormgeving van het innovatieve product is overtuigend onderbouwd met relevante literatuur. -
12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UOI4A-1 Projectverslag O&I Code Naam (deel)tentamen UOI4A-1 Projectverslag O&I
Toetsvorm
Aantal examinatoren 2
Verslag
Algemene aspecten cesuur Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
Beoordeling Cijfer Stp
Weging
25
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen Pater, L., Roest, S., Dubbeldam, S. & Verwijen, M. (2008). Implementeren. Het 13: Verplichte literatuur speelveld in de praktijk. Utrecht: Lemma. ISBN-13: 978 90 5189 842 2 Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. ISBN 978 90 469 0260 8 14: Software Scholar 15: Activiteiten Conceptuele ondersteuning, Vaardigheden en Methodiek, projectbegeleiding. 16: Werkvormen Hoorcolleges, Werkcolleges, Creatieve Werkplaatsen, Leerarrangementen. 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid, stage en andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde Praktijktijd in SBU: Totaal aantal SBU 18: Onderwijsperiode 1+2 en 3+4(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers (*) bij voldoende deelname voor een februariroute.
70 230 400 700
Titel OWE
Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2
Internationale titel Code OWE 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaak/taken
Professional Development - level 3 Part 2 SPH-UPO4A SPH Naar: Curriculumoverzicht duaal SPH niveau 3, studiejaar 4, duaal. Alle beroepstaken op niveau 3 (Professionele ontwikkeling, Methodisch Hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) Professionele Ontwikkeling Integrale toets 5 stp 140 sbu De Professionele Ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen de professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats, dat wil zeggen, wordt de relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsidentiteit in verband met het SPH werkveld inzichtelijk gemaakt. Door de bijhorende integrale toets en het verband leggen tussen onderwijs en praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken. Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie deel 1: paragraaf 4.4). EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN 60 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2)
4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps)Producten 6: Studiepunten, studielast 7: Samenhang
8: Ingangseisen
136
EN 45 studiepunten behaald voor de OWE’s uit hoofdfase 2 (= niveau 3 = jaar 3) En (deel)tentamens ‘Praktijkbeoordeling’ semester 1 hoofdfase 2 (UMM3A-6, UMC3A3) en ‘Praktijkbeoordeling’ semester 2 hoofdfase 2’ (ULB3B-3, UWA3B-3)’ uit hoofdfase 2 behaald. (Deel)tentamens Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie artikel 7.2.a van de OER en paragraaf 4.9 ‘aanwezigheidsregeling’ in deze studiegids).
9: Algemene omschrijving
Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden / de maximale duur van de presentatie is niet overschreden. b. Het verslag / de presentatie is compleet. c. Het verslag voldoet aan de vormcriteria. d. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA – normen. e. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. f. Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. De Professionele Ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij/zij op dat moment mee bezig is. Oftewel, de actuele beroepstaken (en/of die al geweest zijn), vormen de input voor het programma. Er staan 4 hoofdthema’s centraal binnen de PO: Studievaardigheden, Reflectievaardigheden, Beroepsvisie, Identiteit als ludisch agogisch professional Zie hoofdstuk 3.2.2 van deze studiegids: Integrale toets DT/Du niveau 3 Deeltentamen: Integrale toets Zie hoofdstuk 3.2.2 van deze studiegids: Integrale toets DT/Du niveau 3
10: Competenties 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen UPO4A-1 Integrale toets Code Naam (deel)tentamen UPO4A-1 Integrale toets
Toetsvorm Verslag en presentatie Algemene aspecten cesuur
Aantal examinatoren 2 Stp
Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier.
5
Beoordeling Cijfer Weging
1
Min. vereist resultaat 5,5 Frequentie
2
Toegestane hulpmiddelen: geen 13: Verplichte literatuur Geenen, M. (2010). Reflecteren. Leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Coutinho ISBN 9789046901991 (ook in het Duits/verplicht). Rothfusz, J. (2012). Ethiek in sociaal-agogische beroepen. A’dam: Pearson Education. ISBN. 9789043024198 Voor Uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg, jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg: in ontwikkeling Voor integrale toets zie hoofdstuk 3.2.2 van deze studiegids: Integrale toets DT/Du niveau 3 14: Software Scholar, DPF 15: Activiteiten De student leert reflecteren en verbanden te leggen tussen studievaardigheden, reflectievaardigheden, vorming van een eigen visie en zichzelf als instrument te zien. 16: Werkvormen Groepsbijeenkomsten, praktijkleren 17: Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 42 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 18 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde Praktijktijd in SBU: 80 Totaal aantal SBU 140 18: Onderwijsperiode 1+2 en 3+4(*) 19: Maximum aantal N.v.t. deelnemers (*) bij voldoende deelname voor een februariroute.
137
3.2.1
Integrale toets deeltijd/duaal, hoofdfase, niveau 2, studiejaar 2
Titel integrale Toets
Integrale toets niveau 2 SPH-DPO2A-1 en SPH-UPO2A-1
1: Opleiding
SPH
2: Doelgroep 3: Beroepstaken 4: (Beroeps)producten 5: Studiepunten en/of samenval met reguliere tentamens 6: Samenhang met andere integrale toetsen en tentamens 7: Ingangseisen 8: Algemene omschrijving
9: Competenties
10: Beoordelingscriteria
Naar: overzicht onderwijsaanbod deeltijd Naar: overzicht aanbod duaal SPH, niveau 2, studiejaar 2, deeltijd/duaal. Alle beroepstaken integraal op niveau 2 (Professionele ontwikkeling in het kader van Methodisch hulpverlenen, Werken in en vanuit een beroepsorganisatie) Beschrijving van een beroepssituatie en de context hiervan en het bijhorende materiaal; een beschouwing; Alles verzamelt in een digitaal portfolio. De integrale toets is een deeltoets in de beroepstaak professionele ontwikkeling. In de beroepstaak professionele ontwikkeling worden op niveau 2 nog andere deeltoetsen afgenomen. In totaal staan voor deze toetsen 10 studiepunten De integrale toets is een deeltoets in de beroepstaak professionele ontwikkeling. In de beroepstaak professionele ontwikkeling worden op niveau 2 nog andere deeltoetsen afgenomen Zie ingangseisen Professionele Ontwikkeling deeltijd en duaal niveau 2 Ten behoeve van de integrale toets presenteert de student een digitaal portfolio waarmee hij aantoont; de ontwikkelde competenties te hebben geïntegreerd in zijn professionele handelen, zijn handelen kan relateren aan zijn zich ontwikkelende beroepsidentiteit, kan reflecteren en anticiperen op beroepsmatig handelen. SEGMENT 1: HULP- EN DIENSTVERLENING AAN EN VOOR CLIËNTEN 1. Contact leggen, oriënteren en analyseren 2. Doelen formuleren en een plan van aanpak ontwikkelen 3. Plan van aanpak uitvoeren en evalueren 4. Factoren en ontwikkelingen signaleren en beïnvloeden 11. Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening SEGMENT 2: WERKEN IN EN VANUIT EEN ORGANISATIE 5. Samenwerken 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitszorg SEGMENT 3: WERKEN AAN PROFESSIONALISERING 9. Eigen professionaliteit ontwikkelen 10. Bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Deeltentamen: Integrale toets Segment 1: Hulp- en dienstverlening aan en voor cliënten Competentie 1, 2, 3, 4, 11 De manier van hulpverlenen in de beroepssituaties is methodisch verantwoord De manier van hulpverlenen in de beroepssituaties is ethisch verantwoord De manier van hulpverlenen bij een andere doelgroep is methodisch en ethisch onderbouwd. De invloed van maatschappelijke relevante ontwikkelingen en trends op macroniveau worden vertaald naar meso- en microniveau van de eigen beroepscontext Segment 2: Werken in en vanuit een organisatie Competentie 5, 8: Ten behoeve van de hulpverlening in de beroepssituaties worden passende randvoorwaarden m.b.t. de samenwerking gecreëerd. Ten behoeve van de hulpverlening in de beroepssituaties worden passende randvoorwaarden m.b.t. beheersmatige activiteiten en organisatie gecreëerd. Gemaakte keuzes in de beroepssituaties zijn helder beargumenteerd vanuit instellingskaders. Segment 3: Werken aan professionalisering Competentie 9 en 10: - De hulpverlener reflecteert kritisch op het eigen handelen in de gepresenteerde beroepssituaties. Er is concreet beschreven en/of in beeld gebracht hoe en met welke effecten de hulpverlener zichzelf als instrument inzet binnen de gepresenteerde beroepssituaties. In de beschouwing of presentatie wordt zichtbaar dat de hulpverlener een beginnende onderzoekende houding heeft.
138
11: Integrale toetskenmerken en vormen
12: Verplicht en aanbevolen materiaal 13: Onderwijsperiode
3.2.2
Code: SPH-DPO2A-1 en SPH-UPO2A-1 Toetsvorm: schriftelijk en mondeling Aantal examinatoren: 1 Beoordeling: cijfer Cesuur: Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier. Aantal gelegenheden: 2, tenzij dit om organisatorische redenen niet haalbaar is. Alle op niveau 2 aangeboden literatuur en materiaal -
Periode 4 en 2(*)
Integrale toets deeltijd/duaal, hoofdfase, niveau 3, studiejaar 4
Titel Integrale Toets 1: Opleiding 2: Doelgroep 3: Beroepstaken 4: (Beroeps)producten 5: Studiepunten en/of samenval met reguliere tentamens 6: Samenhang met andere integrale toetsen en tentamens 7: Ingangseisen 8: Algemene omschrijving
9: Competenties
10: Beoordelingscriteria
Integrale toets niveau 3 SPH-DPO4A-1 en SPH-UPO4A-1
Naar: overzicht onderwijsaanbod deeltijd Naar: overzicht aanbod duaal SPH niveau 3, studiejaar 4, deeltijd/duaal. Inclusief studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen. Alle beroepstaken integraal op niveau 3 (Professionele ontwikkeling in het kader van Methodisch hulpverlenen, Werken in en vanuit een beroepsorganisatie) Beschrijving van een beroepssituatie en de context hiervan en het bijhorende materiaal; een beschouwing; Alles verzamelt in een digitaal portfolio. De integrale toets is een deeltoets in de beroepstaak Professionele Ontwikkeling. De integrale toets behoord bij de OWE professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2. Voor deze OWE staan in totaal 5 studiepunten. De integrale toets is een deeltoets in de beroepstaak professionele ontwikkeling. In de beroepstaak professionele ontwikkeling worden nog andere deeltoetsen afgenomen. In totaal staan voor deze toetsen 5 studiepunten. Zie ingangseisen Professionele Ontwikkeling deeltijd en duaal niveau 3 deel 2. Ten behoeve van de integrale toets presenteert de student een digitaal portfolio waarmee hij aantoont: de ontwikkelde competenties te hebben geïntegreerd in zijn professionele handelen, een beroepsidentiteit te hebben die gekenmerkt wordt door normatief en creatief handelen, beroepsmethodisch en planmatig werken en waarmee hij zijn visie op het beroep van sociaal pedagogisch hulpverlener kan onderbouwen, vanuit zijn beroepsidentiteit en beroepsvisie kan reflecteren en anticiperen op zijn beroepsmatig handelen. SEGMENT 1: HULP- EN DIENSTVERLENING AAN EN VOOR CLIËNTEN 1. Contact leggen, in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen interventie uitvoeren en evalueren 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 11. Inzetten van muzisch-ludische media in de beroepsuitoefening SEGMENT 2: WERKEN IN EN VANUIT EEN ORGANISATIE 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering SEGMENT 3: WERKEN AAN PROFESSIONALISERING 9. Eigen professionaliteit ontwikkelen 10. Bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Deeltentamen: Integrale Toets Segment 1: Segment 1: Hulp- en dienstverlening aan en voor cliënten Competentie 1, 2, 3, 4, 11 Hulpverlenen in de beroepssituaties is adequaat afgestemd op de cliënt(engroep). Hulpverlenen in de beroepssituaties is gericht op doelstellingen afgeleid uit de probleemstelling. SPH
139
Het hulpverlenen in de beroepssituaties is methodisch verantwoord. Het handelingsrepertoire in de beroepssituaties is voldoende breed. Gemaakte keuzes in de beroepssituaties zijn beargumenteerd vanuit ethische kaders. De randvoorwaarden (maatschappelijk, financieel en juridisch) die van invloed zijn op de beroepssituaties zijn helder uitgelegd. De benoemde maatschappelijke signalen zijn relevant voor de hulpverlening. De gevolgen voor het handelen bij een andere doelgroep helder beschreven. Muzisch ludische media worden doelgericht ingezet Segment 2: Werken in en vanuit een organisatie Competentie 5, 6, 7, 8: Gemaakte keuzes in de samenwerking dragen bij aan het hulpverleningsproces. De gevoerde regie in het hulpverleningsproces is afgestemd op de situatie. In de hulpverlening worden sociale en professionele netwerken op een manier benut die bijdraagt aan het hulpverleningsproces. In de hulpverlening worden passende randvoorwaarden gecreëerd. De wijze van leiding geven is functioneel in de beschrevenen situatie. De beschreven beheersmatige activiteiten en organisatorische voorwaarden zijn passend bij de gepresenteerde beroepssituatie. Gemaakte keuzes in de beroepssituaties zijn beargumenteerd vanuit instellingskaders. De reflectie op het beleid van de instelling geeft beargumenteerde positieve en verbeterpunten weer met betrekking tot de kwaliteit van de hulpverlening. De verbeterpunten of positieve aspecten op de kwaliteit van de hulpverlening zijn logisch beargumenteerd. Segment 3: Werken aan professionalisering Competentie 9, 10: Hoe en met welke gevolgen de hulpverlener zichzelf als instrument inzet is helder beargumenteerd. In de beschouwing of presentatie reflecteert de hulpverlener kritisch op het eigen handelen. In de beschouwing of presentatie wordt beargumenteerd dat de hulpverlener vanuit morele, normatieve en ethische kaders werkt. Gemaakte keuzes in de hulpverleningssituatie zijn beargumenteerd vanuit persoonlijke normen en waarde. In de beschouwing of presentatie wordt zichtbaar dat de hulpverlener een onderzoekende houding heeft. In de beschouwing of presentatie beoordeelt de hulpverlener kritisch de ontwikkelingen in het beroep. Code: SPH-DPO4A-1 en SPH-UPO4A-1 Toetsvorm: schriftelijk en mondeling Aantal examinatoren: 2 Beoordeling: cijfer Cesuur: Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. De exacte cesuur is te vinden op het beoordelingsformulier. Aantal gelegenheden: 2, tenzij dit om organisatorische redenen niet haalbaar is. Alle op niveau 3 aangeboden literatuur en materiaal. -
11: Integrale toetskenmerken en vormen
12: Verplicht en aanbevolen materiaal 13: Onderwijsperiode Periode 3 en 4 of 1 en 2 (*) * = bij voldoende deelname voor een februariroute
140
Hoofdstuk 4 Verkorte programma’s Conform artikel 7.9 lid 5 van de OER Voor sommige welomschreven doelgroepen is het mogelijk op basis van vrijstellingen aan een verkort programma deel te nemen. Niet van toepassing voor de opleidingen Sociale Studies
141
Hoofdstuk 5 Gecertificeerd minoraanbod van de opleiding Opsomming van de HAN-gecertificeerde minoren die de opleiding verzorgt en de daartoe behorende onderwijseenheden. Conform artikel 3.4 lid 7 van de OER. Zie: Studiegids Sociaal Pedagogische Hulpverlening voltijd 2015-2016 Het complete minoraanbod van de HAN tref je aan op HAN Insite.
142
Hoofdstuk 6 Opsomming onderwijseenheden van AD-graad naar Bachelorgraad Conform artikel 3.2 lid 8 van de OER Opsomming van de onderwijseenheden binnen de bacheloropleiding die na het behalen van de ADgraad nog behaald moeten worden om de bachelorgraad te verkrijgen. Niet van toepassing.
143
Hoofdstuk 7 Eindkwalificaties HBO-bachelorgraad Conform artikel 1.3 van de OER Beschrijving van de eindkwalificaties die de student dient te verwerven om de HBO-bachelorgraad te behalen. Eindkwalificaties van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening
1 2 3 4 5 6
7 8 9 10 11 12
Competentie
Competentie SPH-opleiding
Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening Euregionaal werken*
Contact leggen, oriënteren en analyseren
*Alleen van toepassing voor het tweetalige voltijd excellentieprogramma SPHPlus
*Alleen van toepassing voor het tweetalige voltijd excellentieprogramma SPHPlus
(vanaf schooljaar 2016/2017 ook van de SPH opleiding)
Doelen formuleren en een plan van aanpak ontwikkelen Plan van aanpak uitvoeren en evalueren Factoren en ontwikkelingen signaleren en beïnvloeden Samenwerken Leiding en (werk-)begeleiding geven
Bijdragen aan de organisatie van het werk Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitszorg Eigen professionaliteit ontwikkelen Bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening Euregionaal werken*
144
Bijlagen
145
Bijlage 1: Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut (belangrijkste afkortingen en begrippen in alfabetische volgorde) 13
Afkortingen In het opleidingsstatuut worden de volgende afkortingen gehanteerd: - CROHO: Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs - CvB: college van bestuur van de HAN - DC: dagelijkse commissie - DGGM: de directie van FGGM - DT: deeltijd - DU: duaal - DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs - EVC: Erkenning Verworven Competenties - FGGM: faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij van de HAN - FR: faculteitsraad - HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen - HAN-SIS: studie informatiesysteem van de HAN - HTC: HAN Talencentrum - IDS: Internationaal Diploma Supplement - MR: Medezeggenschapsraad - NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie - OC: Opleidingscommissie - OER: onderwijs- en examenregeling - OS: opleidingsstatuut - OWE: onderwijseenheid - POP: persoonlijk ontwikkelingsplan - SBU: studiebelastingsuren - SIA: Studenten Inschrijf Administratie - SLB: studie(loopbaan)begeleiding - Slb-er: studie(loopbaan)begeleider - STP: studiepunt - VAR: verklaring arbeidsrelatie - VDO: (business unit) VDO Opleiding en Advies - VT: voltijd - WHW: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - ZZP: zelfstandig zonder personeel Begrippen In het Studentenstatuut en de bijgevoegde reglementen wordt verstaan onder: A Afstudeerbekwaam: de student die het eerste deel van de postpropedeutische fase van een bacheloropleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens en integrale toetsen. Afstudeerrichting: een specialisatie binnen een opleiding zoals vastgesteld in de OER. Alluris: het studentinformatiesysteem binnen de HAN. Ambtelijk secretaris: een medewerker die voor een commissie voorbereidend en administratief werk verricht. Hij is toegevoegd aan de betreffende commissie als niet stemhebbend lid. Associate-degreeprogramma: een in het CROHO geregistreerd tweejarig onderwijsprogramma in een bacheloropleiding in het HBO leidend tot de wettelijke graad van Associate degree. B Bacheloropleiding in het HBO: een vierjarig onderwijsprogramma van 240 studiepunten. Dit bestaat uit een major van maximaal 210 studiepunten en één of meerdere minor(en) van ieder 30 studiepunten. Major en minor (gezamenlijk) leiden de student op tot het bachelorgetuigschrift. 13 In bijlage 1 bij het Opleidingsstatuut zijn naast algemeen geldende begrippen uit het Opleidingsstatuut ook de begripsbepalingen opgenomen uit - de Onderwijs- en examenregeling (OER), - het Reglement examencommissies, - het Reglement Opleidingscommissies (OC’s), - het Studentenstatuut.
146
Beoordelingscriteria: criteria, ook wel indicatoren genoemd, op grond waarvan de prestatie / het handelen / de uitvoering / de producten van de student worden beoordeeld. Beroepenveldcommissie: deskundigen uit het werkveld van een opleiding die de opleiding adviseren over de inhoud, het eindniveau en de kwaliteit van de opleiding, tegen de achtergrond van de aansluiting van het curriculum op het beroepenveld, en die toezicht houden op de toetsing van het eindniveau van de opleiding. Beroepsbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de HBO-opleiding die tot dat beroep opleidt, ook genoemd startbekwaam. Beroepsprocedure: verzoek tot vernietiging of wijziging van een besluit door een ander daartoe aangewezen orgaan (het College van Beroep voor de examens). Beroepsproduct: het resultaat van een beroepstaak. Beroepstaak: een betekenisvolle hele taak zoals deze in alle complexiteit in de werkelijkheid door een beroepsbeoefenaar wordt uitgevoerd. De beroepstaken zijn de bouwstenen voor het curriculum en hebben meestal betrekking op meerdere competenties tegelijk. Ook: betekenisvolle hele taak van beroepshandelen op een bepaald niveau. Bezwaarprocedure: verzoek tot heroverweging van een besluit bij de Geschillenadviescommissie. Body of… : Een door de opleiding gemaakte selectie van onderwerpen die tijdens de opleiding geleerd en getoetst worden. Bij de puntjes staat ingevuld om wat voor soort onderwerpen het gaat. Vaak wordt deze term afgekort tot Bo. Voorbeelden zijn: BoK = Body of Knowledge, betreft professionele kennis; BoS = Body of Skills, betreft professionele vaardigheden; BoA = Body of Attitudes, betreft professionele houdingsaspecten; BOM = Body of Methods, betreft professionele methoden (gehanteerd bij CTO); BOAS = Body of Artistic Skills, betreft kennis m.b.t. mediumvakken (gehanteerd bij CTO). Bureau klachten en geschillen: een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW binnen de HAN. C CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs. Cesuur: de scheiding tussen de resultaten die als voldoende - geslaagd - en de resultaten die als onvoldoende - niet geslaagd - worden beoordeeld. Cohort: een groep studenten die op dezelfde peildatum voor de eerste maal is ingeschreven voor een opleiding waarop de op dat moment geldende OER voor de regulier geprogrammeerde studieduur van toepassing is. College van Beroep voor de examens: het College van Beroep van de HAN voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit College behandelt door studenten ingesteld beroep tegen besluiten van de opleiding over hem/haar. Het reglement van het College van Beroep voor de examens is opgenomen in het Studentenstatuut HAN College van Bestuur (CvB) van de HAN: het instellingsbestuur van de HAN. Commissie Profileringsfonds HAN: commissie als bedoeld in artikel 7.51 WHW die verantwoordelijk is voor het behandelen van de aanvragen voor een financiële ondersteuning van studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Competentie: een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes. Een competentie is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten. Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken. Coördinator: (van bijv. de propedeutische fase, de deeltijd en het duale onderwijs, enzovoorts) degene die namens de instituutsdirectie aanspreekpunt is en de organisator van het betreffende onderwijs. Coördinerend surveillant: degene die namens het instellingsbestuur en eventueel namens de voorzitter van de examencommissie optreedt in de tentamenlocatie. Curriculair: betrekking hebbend op het curriculum. Curriculum: het geheel van toetsprogramma, onderwijsaanbod en praktijk/stagebeleid. D Dagelijkse commissie (DC) van de examencommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 2.2 van het reglement examencommissie. 147
Deeltijd onderwijs: een opleiding die zodanig is ingericht dat de student de mogelijkheid heeft benevens een volledige dagtaak elders de benodigde competenties te verwerven. Deficiëntie: tekort(en) in de vereiste vooropleiding. Delegatie: het overdragen van de bevoegdheid, inclusief de verantwoordelijkheid. De bevoegdheid om in eigen naam besluiten te nemen. Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO): uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen waarin de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Centrale Financiën Instellingen (CFI) zijn ondergebracht. Directie Service Bedrijf HAN: directeur van het Service Bedrijf HAN. Docent: degene die aangesteld is bij de HAN en daar onderwijstaken verricht. Domein: afgegrensd gebied van beroepshandelen en daaraan gerelateerde onderwijsinhoud conform domeinindeling HAN. Een domein omvat een of meer opleidingen. Duale opleiding: een inrichtingsvorm van de opleiding dusdanig dat competenties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld in binnenschoolse en buitenschoolse werk-/leersituaties en dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. Het gedeelte van een duale opleiding dat bestaat uit het volgen van onderwijs, wordt aangeduid als onderwijsdeel. Dublin descriptoren: in Europees verband afgesproken criteria voor het HBO-bachelorniveau. E Eindkwalificaties/Eindtermen: welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover een student moet beschikken als hij de opleiding heeft afgerond. Empowerment: Iemand sterker en zelfverzekerder maken, vooral ten aanzien van de controle over het eigen leven en het claimen van waar men recht op heeft. Erkenning Verworven Competenties (EVC): erkenning van competenties opgedaan tijdens werkervaring of gevolgde opleidingen, zowel voor als na de start van je opleiding. EVC’s worden via intake-assessments bepaald en kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van (het) de tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin deze competenties centraal staan. Examen: een examen als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW. Examencommissie: de commissie - als bedoeld in artikel 7.12 WHW - die wordt ingesteld voor een opleiding of een groep van opleidingen. Examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW. Extern toezichthouder: een externe deskundige niet in dienst zijnde van de HAN welke tot taak heeft een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen. Externe examinator: een door de examencommissie aangewezen persoon - zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW - afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. Extra-curriculair: buiten het curriculum vallend/het curriculum overstijgend. F Faculteit: Organisatorische eenheid van de HAN waarin instituten met verwante opleidingen zijn samengebracht. De HAN kent vier faculteiten: Economie en Management; Techniek; Educatie; Gezondheid, Gedrag en Maatschappij). Faculteitsdirectie: de directie van de faculteit Faculteitsraad: Medezeggenschapsorgaan in de HAN op het niveau van de faculteit (deelraad als bedoeld in het medezeggenschapsreglement van de HAN). Fraude: elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. G Geschillenadviescommissie: een adviescommissie ten behoeve van (aanstaande) studenten en extranei als bedoeld in art. 7.63a lid 1 WHW. Het reglement van de Geschillenadviescommissie is opgenomen in het Studentenstatuut. Gezamenlijke vergadering: vergadering over gezamenlijke punten van de opleidingscommissies die behoren tot een instituut. Geschillencommissie medezeggenschap: de geschillencommissie als bedoeld in artikel 10.26 WHW. H HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen HAN-SIS: het voormalig StudentInformatieSysteem van de HAN. HAN-website: de via de startpagina www.han.nl bereikbare internetpagina’s van de HAN; 148
Hogeschool: de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Honoursprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen en willen dan hetgeen aangeboden wordt in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een honoursprogramma is over het algemeen een uitbreiding van de studielast. Via een honoursprogramma kunnen studenten dan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor. Hoofdfasebekwaam: de student die de propedeutische fase succesvol heeft afgerond door het behalen van het propedeutische examen. I IB-groep: Informatie Beheer Groep, bestuursorgaan dat werkt in opdracht van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen (onderdeel van de DUO). Inrichtingsvorm van een opleiding: de vorm waarin een opleiding wordt verzorgd zoals voltijd, deeltijd en duaal. Instituut: organisatie-eenheid binnen een faculteit die één of meer opleidingen omvat. Instituutsdirectie: de directie van een instituut binnen de HAN. Intakeassessement: methode om het beginniveau van aanwezige competenties vast te stellen bij anderen dan HAN-studenten. Integrale toets: een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen. Internationaal diplomasupplement (IDS): Engelstalig document dat voldoet aan internationale afspraken en de volgende informatie bevat: een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs, het beoordelingssysteem en de behaalde studieresultaten en -punten. Verder bevat het beknopte informatie over de HAN University en het Nederlandse onderwijsstelsel. J Judicium Abeundi: de bevoegdheid van het College van Bestuur om in bijzonder gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen te besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan te beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. L Leerbron: bron die de student kan gebruiken ter ontwikkeling van zijn competenties, bijvoorbeeld: college, werkgroep, project, literatuur (hardcopy of digitaal), individuele opdracht, stage, enz. Leerlijn: Een samenhangend geheel van onderwijsleeractiviteiten om een bepaalde basiskennis of basisvaardigheid te leren. Een leerlijn heeft een opbouw die over een of meer leerjaren kan doorlopen. Voorbeelden zijn: De Onderzoeksleerlijn, die aangeeft hoe een student leert onderzoeksuitkomsten te gebruiken en zelf onderzoek te doen. De Leerlijn Professionele Ontwikkeling, die aangeeft hoe de student in de loop van de vier leerjaren een beginnende professionele identiteit ontwikkelt. De Conceptuele Leerlijn, die aangeeft hoe de student kennis en denkvaardigheden opbouwt. Leerroute: weg die de student volgt om de competenties te verwerven die horen bij de door hem gevolgde opleiding. Leerwegonafhankelijk tentamen: tentamen zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheid/-heden waarin de competenties centraal staan die de student meent te beheersen. M Major: de hoofdrichting van de bacheloropleiding waarin de student zijn beroepscompetenties ontwikkelt. De major omvat maximaal 210 studiepunten inclusief de propedeuse. Mandaat: het overdragen van de bevoegdheid zonder de verantwoordelijkheid over te dragen. De bevoegdheid om in naam van een ander besluiten te nemen. Masteropleiding in het HBO: een onderwijsprogramma waarvoor tenminste als toelatingsvoorwaarde geldt een getuigschrift van een verwante HBO-Bacheloropleiding. Deze omvat tenminste 60 studiepunten. Hij leidt de student op tot het mastergetuigschrift.
149
Minor: deel van de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding dat gericht is op verbreding of verdieping van de studie. De minor heeft een studielast van 30 studiepunten en betreft een gecertificeerde HAN-minor of een vrije minor. Mondeling tentamen: een tentamen dat door middel van een gesprek tussen de examinator(en) en de student wordt afgenomen. N Nominale studieduur van de opleiding: zie regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding. Noodfonds HAN: Het Noodfonds is een voorziening voor studenten die in een financiële noodsituatie verkeren, die op geen enkele andere wijze opgelost kan worden. Nuffic: (Netherlands Universities' Foundation for International Cooperation, of: Stichting Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs): een Nederlandse non-profit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag. Bovendien besteedt de Nuffic bijzondere aandacht aan studenten en onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden, om de kenniskloof tussen landen te verkleinen. NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie: een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio's de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt door middel van onder andere het beoordelen van opleidingen en het verlenen van een keurmerk. O Onderwijs- en examenregeling (OER): regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en onderdeel van het opleidingsspecifieke deel van het Studentenstatuut. Onderwijseenheid: basiseenheid van HAN-onderwijs. Onderwijsperiode: periode in een studiejaar waarin onderwijs wordt aangeboden. Bij de HAN is dit een periode van 10 weken. Onregelmatigheid: elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen. Opleiding: een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van onderwijseenheden omvat, in de zin van artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Opleidingscommissie: adviesorgaan voor de directie van de betreffende opleiding. Zij adviseert over de OER en oordeelt over de wijze van uitvoering er van en beoordeelt het systeem van kwaliteitszorg van de opleiding. Opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Dit bevat informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs; studentenvoorzieningen, voorzieningen betreffende studiebegeleiding, de OER en opleidingsspecifieke regelingen die de rechten en plichten van studenten beogen vast te leggen. P Portfolio: (digitale) bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee een student zijn eigen individuele ontwikkeling (het leerproces) zichtbaar maakt en zijn behaalde niveau (leerproducten, bewijs voor verworven competenties en beheersing van beroepstaken) aantoont. Het portfolio vervult de functies van persoonlijk leerarchief, interactiemiddelen tussen student en opleiding betreffende planning, ontwikkeling en prestaties van de student, en in voorkomende gevallen beoordeling. Postpropedeutische fase: hoofdfase, het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. Praktijkleerovereenkomst: overeenkomst gesloten door HAN, een student en een bedrijf of organisatie met betrekking tot de beroepsuitoefening binnen een duale opleiding als bedoeld artikel 7.7 lid 5 WHW. Presentatiedeel van het portfolio: deel van het portfolio waarin bewijzen worden opgenomen van beheersing van competenties voor beroepstaken ten behoeve van het tentamen of de integrale toets. Profileringsfonds HAN: fonds van de HAN als bedoeld in artikel 7.51 WHW die financiële ondersteuning toekent aan studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. 150
Propedeutische fase: eerste fase van de Bacheloropleiding of Associate-degreeprogramma met een studielast van 60 studiepunten. R Raad van Toezicht: de Raad van Toezicht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding: de minimumduur van de opleiding in tijd vanwege het feitelijk geprogrammeerde volledige onderwijs van de opleiding, ook wel nominale studieduur genoemd. S Secretaris examencommissie: het lid van de examencommissie dat samen met de voorzitter van de examencommissie de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie verzorgt. Senior studieloopbaanbegeleider: medewerker (ook wel coördinator studieloopbaanbegeleiding of studieadviseur genoemd) belast met coördinerende taken betreffende studieloopbaanbegeleiding. Service Bedrijf HAN: organisatieonderdeel van de HAN voor ondersteuning van onderwijs-, beleidsen beheersprocessen binnen de HAN. Stage: buitenschools leerarrangement dat als leerbron bijdraagt aan het verwerven van beroepscompetenties. Startbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de HBO-opleiding die tot dat beroep opleidt; ook genoemd beroepsbekwaam. Student: hij/zij die als student staat ingeschreven aan een opleiding van de HAN voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van die opleiding. Studentenstatuut: Het statuut waarin de rechten en plichten van de studenten zijn vermeld. Dit bestaat uit 2 delen. Het eerste deel is het Instellingspecifieke, HAN-brede deel: dit bevat rechten en plichten van de student op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een overzicht van regelingen die de rechten van studenten beogen te beschermen. In de praktijk wordt deel 1 het Studentenstatuut genoemd. Het tweede deel is het Opleidingsspecifieke deel. Zie voor het tweede deel bij Opleidingsstatuut. Studentinformatiesysteem (SIS): Hierin zijn voor de student zijn studieresultaten en studiecontract digitaal te raadplegen. Studentzaken: Service unit van het Service Bedrijf HAN voor dienstverlening aan studenten en medewerkers van de HAN betreffende studenten van de HAN, lokaalreservering en roosters. Studenten Inschrijf Administratie (SIA): onderdeel van de Service unit Studentzaken van het Service Bedrijf HAN die de BackOffice administratie rondom het aanmelden, in- en uitschrijven van studenten verzorgt. Studieadvies: advies van de opleiding aan de student over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase. Studiebelastingsuur (SBU): eenheid van 60 minuten te besteden aan studie. De omvang van onderwijseenheden wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren. Daarnaast staat een studiepunt voor 28 studiebelastingsuren. Studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. Voor de HAN-studenten wiens cursusjaar aanvangt op 1 februari geldt voor deze cursus als studiejaar het tijdvak dat begint op 1 februari en eindigt op 31 januari van het daaropvolgende jaar. Studieloopbaanbegeleider (SLB-er): de medewerker belast met studieloopbaanbegeleiding van een of meer studenten. Studieloopbaanbegeleiding (SLB): activiteiten die er op gericht zijn om studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Hierbij ligt de nadruk op de individuele studievoortgang van de student. Studiepunt: maat die overeenkomt met een normatieve studielast van 28 studiebelastingsuren (SBU). Surveillant: degene die toezicht houdt in de tentamenlocatie. T Tentamen: een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Het tentamen is een onderdeel van een onderwijseenheid. Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens. Timeslot: vorm van roostering waarbij binnen een onderwijsperiode bepaalde tijdstippen gereserveerd worden voor bepaalde activiteiten. 151
Toelatingsonderzoek: ook wel colloquium doctum genoemd, is een onderzoek dat door een toelatingscommissie wordt verricht naar de geschiktheid van betrokkene voor het desbetreffende onderwijs en naar de vraag of betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst. De betrokkene dient 21 jaar of ouder te zijn. U Uitstroomprofiel: zie afstudeerrichting. V Verkort programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door de mogelijkheid van het verkrijgen van een pakket aan vrijstellingen. Verkorte studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding, vanwege verkregen vrijstellingen en/of afgelegde leerwegonafhankelijke tentamens. Verschoning: het recht van de vertrouwenspersonen, leden van de Klachtencommissie ongewenst gedrag en het College van Beroep om zich terug te trekken, omdat anders de onpartijdigheid niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Versneld programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door aantoonbare eigenschappen en competenties om een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode te realiseren dan die van het reguliere programma. Versneld traject gericht op studenten met een VWO-diploma: een versneld traject dat toegankelijk is voor studenten met een VWO-diploma dan wel op grond van een ministeriële regeling of naar oordeel van de instituutsdirecteur daaraan tenminste als gelijkwaardig verklaard is. Versnelde studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding vanwege het realiseren van een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode dan regulier geprogrammeerd. Voltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat de gehele week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven. Voorzitter examencommissie: een lid van de examencommissie, dat leiding geeft aan de Examencommissie. Vrije minor: een minor die een student bij een andere (onderwijs)instelling volgt, samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of andere (onderwijs)instelling. Vrijstelling: de beslissing van de examencommissie dat de student niet hoeft deel te nemen aan het (de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de competenties centraal staan die de student naar het oordeel van de examencommissie voldoende beheerst. W Werkdag: dag niet zijnde zaterdag, zondag, officiële feest- of vakantiedag conform het HANjaarplanning (zie Opleidingsstatuut). Werkveldadviescommissie: zie beroepenveldcommissie. Wet: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wraking: het door de klager of aangeklaagde, kenbaar maken van zijn mening dat op grond van feiten en/of omstandigheden een onpartijdig oordeel van een lid of voorzitter van de Klachten- of beroepscommissie wordt bemoeilijkt, met de bedoeling dit lid of de voorzitter te laten vervangen.
152
Bijlage 2: Relevante namen en adressen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) Ruitenberglaan 31, Arnhem Postbus 5375, 6802 EJ Arnhem College van Bestuur: Dhr. dr. C.P. Boele, voorzitter Dhr. F.H.J. Stöteler, lid Mevr. dr. D. de Jong, lid
(026) 3691500
Faculteitsdirectie & staf Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (GGM) Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Faculteitsdirecteur: Mevr. dr. S.M. van der Lyke Faculteitsbureau/Staf faculteitsdirectie: - secretaris faculteitsdirectie: dhr. B. Maertens MSc - secretariaat: mevr. J. Veltman en mevr. S. Freriks Instituut Paramedische Studies (IPS) Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Dhr. drs. M. Pistorius, instituutsdirecteur Mevr. drs. T. Komen, adjunct-instituutsdirecteur
(024) 3531111
(024) 3531111
Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies (IMSS) Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. J. Schaap Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. A. Laarman Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS) Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Dhr. drs. W. van der Leeuw HAN Sport en Bewegen Heyendaalseweg 141, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Dhr. J. Hermans MSc, instituutsdirecteur Dhr. E. Versluijs, adjunct-instituutsdirecteur
(024) 3531111
(024) 3531111
(024) 3531111
(024) 3511400
Instituut Verpleegkundige Studies (IVS) Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. C. van Mierlo-Renia, instituutsdirecteur Mevr. drs. M. Beckers MSM, adjunct-instituutsdirecteur
153
(024) 3531111
HAN VDO Berg en Dalseweg 81, Nijmegen Postbus 9029, 6500 JK Nijmegen Directeur: Dhr. drs. F. van Westerhoven
(024) 3530600 fax (024) 3559866
Leslocatie Molkenboerstraat Professor Molkenboerstraat 3, Nijmegen 6524 RN Nijmegen
(024) 3277833
Studenten Inschrijf Administratie HAN (SIA) Antwoordnummer 2023
[email protected] 6800 WR Arnhem
(026) 3691045 fax (026) 3691750
Service unit Marketing, Communicatie en Voorlichting (MCV) t.b.v. FGGM Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Teamleider: mevr. drs. V. Koper HAN VoorlichtingsCentrum (HVC) (onderdeel van MCV)
[email protected] / www.han.nl Ruitenberglaan 26, Arnhem Coördinator: mevr. J. Steenwinkel
(06) 14318616
(024) 3530500
International Office Nijmegen (Onderdeel van Service Centrum Onderwijs/SCO) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) 3530403/406 Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Beleidsmedewerker t.b.v. FGGM: mevr. drs. Y. van der Meijs Service unit Facilitaire Zaken/locatie GGM Laan van Scheut 10, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Hoofd: dhr. B. Horsting
(024) 3531111
Service unit Informatie en Communicatietechnologie/locatie GGM Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Hoofd: dhr. drs. R. Frielink Faculteitsraad GGM Bisschop Hamerhuis Verlengde Groenestraat 75, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Secretariaat: mevr. S. Schiks
(024) 3531111
(024) 3530362 fax (024) 3530355
Noodfonds HAN
(de regeling Noodfonds is opgenomen in de bijlage van het algemeen deel van het studentenstatuut)
Contactpersonen: Vacature Zie bij Studentendecanen
Campusdecanen HAN-Nijmegen Kapittelweg 33, Nijmegen, kamer C3.27 Mevr. drs. E.B.W.M. Diemel Dhr. drs. P. Hoekstra Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
(024) 3530246 (024) 3531330
154
Vertrouwenspersonen ongewenst gedrag Mevr. Marianne de Bruijn Mevr. Pia in ‘t Veld Vertrouwenspersonen t.b.v. Duitstalige studenten FGGM Mevr. Anke Noback
06-55291248
Vertrouwenspersoon allochtone studenten Dhr. Nevzat Cingöz
06-55291301
Ombudsman HAN Dhr. E. Hulshof
[email protected] of
[email protected] Bisschop Hamerhuis Verlengde Groenestraat 75, Nijmegen
06-55240793 06-55291222
(024) 3530528/06-23228974
Stichting Studenten Huisvesting Nijmegen (SSHN) Laan van Scheut 4, Postbus 1175, 6501 BD Nijmegen Openingstijden: werkdagen: 10.00-16.30 uur; di tot 19.00 uur
[email protected] Universitair Sportcentrum (USC) Heyendaalseweg 141, 6525 AJ Nijmegen Openingstijden: ma. t/m vr.: 08.30-23.00 uur; za. & zo.: 08.30-21.00 uur Universiteitsbibliotheek (UB) Erasmuslaan 36, 6525 GG Nijmegen; Postbus 9100, 6500 HA Nijmegen Openingstijden: ma t/m do: 08.30-22.00 uur; vr: 08.30-20.00 uur; za: 09.00-17.00 uur; zo: 10.00-17.00 uur. Catalogus op Internet: www.ru.nl/ubn
155
(024) 3594939 www.sshn.nl (024) 3612392
(024) 3612400
Bijlage 3: Plattegrond 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Receptie Auditorium Kantine Seneca Sportzaal Campuswinkel Studentverenigingen Vraagpunt
156
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Studiewisselpunt ICT-helpdesk Muzieklokalen La Pluche Studentencafé Centrale hal Binnentuin