Dossier 366/FR
ADVIES VLAAMSE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING Aanvraag Planologisch Attest Milieubedrijf Beerse - Merksplas Gemeenten Beerse en Merksplas
Inleiding Het planologisch attest is een document waarin de bevoegde overheid aangeeft of een bestaand bedrijf al dan niet behouden kan worden op de plaats waar het gevestigd is. In geval van behoud worden de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden op korte en op lange termijn medegedeeld. Het planologisch attest wordt aangevraagd door en voor een bedrijf waarvoor het maken of wijzigen van een ruimtelijk uitvoeringsplan of plan van aanleg moet overwogen worden om de uitbreiding of het 1 herbouwen van het bedrijf mogelijk te maken. Door het bedrijf IOK Afvalbeheer werd op 14 september 2009 een aanvraag tot planologisch attest voor het milieubedrijf Beerse - Merksplas ingediend bij de gewestelijke planologisch ambtenaar. De gewestelijke planologisch ambtenaar heeft de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden op 2 oktober 2009. Hierbij heeft de planologisch ambtenaar geoordeeld dat de aanvraag moet behandeld worden op gewestelijk niveau. De Vlacoro, opgericht namens artikel 1.3.1 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, bracht op 27 januari 2010 voorliggend advies uit betreffende de aanvraag van een planologisch attest voor het milieubedrijf Beerse – Merksplas.
A. Samenvatting van het dossier A.1. Situering en kenmerken van het bedrijf Het milieubedrijf Beerse-Merksplas omvat een GFT-composteringsinstallatie, een groencompostering, een stortplaats, een containerpark en werkplaatsen. Het betreft één van de eerste containerparken met composteringsactiviteiten in Vlaanderen, met een aanzienlijk verzorgingsgebied uit de betrokken regio. Het ontstaan en de historiek van de betreffende site, met omschrijving van de ontwikkelde activiteiten, worden uitvoerig weergegeven in de bij de aanvraag gevoegde begeleidende nota. De site ligt in de gemeenten Beerse en Merksplas en wordt ontsloten door de Moerstraat, Oosteneinde. De afgewerkte stortplaats heeft een oppervlakte van 12,9 ha, de oppervlakte van de stortplaats in exploitatie bedraagt 6,6 ha. Er zijn geen Europese beschermingszones van toepassing. De inrichting en de exploitatie van de site van Beerse-Merksplas is conform het Afvalstoffendecreet en de daarmee verbonden uitvoeringsbesluiten. Voor de op de huidige site aanwezige constructies en de activiteiten in exploitatie werden de passende stedenbouwkundige- en milieuvergunningen verleend.
1
Besluit Vlaamse Regering van 4 juni 2004 tot bepaling van de nadere regels voor het planologisch attest, met wijziging besluit Vlaamse Regering van 26/6/2006 (BS 22/8/2006), wijziging ministerieel besluit 7/7/2006 (BS 11/8/2006), wijziging besluit Vlaamse Regering 29/5/2009 (BS 24/8/2009).
1/12
Dossier 366/FR
De afvalsite is op het gewestplan ingekleurd als stortgebied met nabestemming bosgebied. Door de evolutie binnen het afvalbeleid is het belang van ‘storten’ sterk afgenomen. Op termijn zal deze activiteit uitdoven. De actuele afvalbehandeling vergt een nieuwe en aangepaste infrastructuur (o.a. composteringsinstallaties, scheidingstechnieken). Door deze wijzigingen is er een discrepantie ontstaan tussen de bestemming en het feitelijke bodemgebruik. Het doel van de activiteiten – met name het beheer van het huishoudelijk afval – is hetzelfde gebleven.
A.3. Korte- en langetermijnbehoefte De aanpassingen op korte termijn zullen zich richten op de verbetering en uitbreiding van de bestaande infrastructuur binnen de grenzen van het milieubedrijf. Binnen de huidige gewestplanbestemming (stort met nabestemming) bos kunnen de bestaande activiteiten niet behouden blijven. Op korte termijn wil de aanvrager zich er van verzekeren dat de bestaande infrastructuur kan behouden blijven en uitgebreid worden. Dit alles is gesitueerd binnen het noordelijk gedeelte van het gebied (grondgebied Merksplas). Het betreft volgende: • Afbraak burelen en eetzaal, fietsenstalling en 3 bestaande loodsen. • Bouwen van een socio-administratief gebouw met volgende onderdelen: - Sanitair, kleedruimte en douches voor personeel van het containerpark, de algemene diensten en de onderhoudsploeg. - Administratieve lokalen voor personeel algemene diensten en onderhoudsploeg. - Weeglokaal voor milieubedrijf en containerpark. - Ontvangstlokaal voor groepen 50 personen. - Omgevingsaanleg met parkeerplaatsen personeel en bezoekers. • Herinrichten bestaande sanitaire lokalen van GFT-compostering (binnen de installatie). - Afbraak van bestaande lokalen. - Bouwen van sanitaire ruimtes, kleedruimte, douches en administratieve lokalen voor personeel van GFT- en groencompostering. Dit gebouw zal zich volledig binnen de installatie bevinden. • Uitbreiding en herinrichting containerpark: - Aanleggen van bijkomende verharding. - Verplaatsen bestaande weegbrug en bijplaatsen van tweede weegbrug. - Verplaatsen bestaande slagbomen en bijplaatsen van nieuwe slagbomen. - Uitvoeren van volledig registratie- en identificatiesysteem. - Bestaande inrit verbreden. - Volledige scheiding van de afvalfracties in niet-betalend en betalend gedeelte realiseren. • Inrichting opslagzone voor deelstromen: - Plaatsen verplaatsen keerwanden bestaande uit betonblokken. - Maken van de nodige overkappingen voor deelstromen die droog moeten liggen. - Verbinding tussen de opslagzone en GFT-installatie d.m.v. stortbanden realiseren. • Integratie van deelstromen groencompostering in GFT-installatie: - Vervangen van een deel van de huidige mechanische nabewerking door een sterrenzeef (bevindt zich volledig in de installatie). • Verbeteren en regularisatie GFT-compostering: - GFT-composteringsinstallatie en biofilter: ophoging tot op oorspronkelijk niveau bouwvergunning (verzakking omwille van inplanting op vroeger stort); regularisatie biofilter en fakkel. - Verhard terrein voor GFT-narijping en toekomstige groencompostering. - Nieuwe overkapping voor opslag afgewerkte GFT-compost (afbraak van bestaande loodsen). • Opvangbekken hemelwater: regularisatie. • Structurele werken herstelwerkplaats: - Realiseren van paalfunderingen. - Uitwendige versteking van huidige staalstructuur. - Vervangen van beplating en dakbedekking waar noodzakelijk.
2/12
Dossier 366/FR
Behoeften op lange termijn (< 10 jaar na vastlegging ruimtelijke toestand): Het doel is het realiseren van een voorvergistingsinstallatie voor GFT- en groenafval waardoor de huidige groencompostering kan heringericht worden op de vrijgekomen locatie in de onmiddellijke nabijheid van de GFT-composteringsinstallatie. • Bouw van een voorvergistingsinstallatie in de nabijheid van de ontvangstbunkers van de GFTcomposteringsinstallatie, met in detail: - Vergistingsinstallatie en biogasvalorisatie-infrastructuur. - Tussenbehandeling van digestaat. - Ombouwen van de huidige aerobe halcompostering naar een nacompostering voor digestaat. • Koppeling van huidige stortgasmotor met nieuwe vergistingsinstallatie. • Uitbreiden van het bestaande terrein voor nacompostering met een nieuwe verharding. In tweede fase volgt dan de afbraak van de bestaande groencompostering en de realisatie van de nabestemming bosgebied.
A.4. Planologische context Volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is de site gelegen in buitengebied. Andere functies dan de structuurbepalende (natuur, landbouw, bos, wonen en werken) kunnen als hoofdfunctie voorkomen maar ze zijn niet structuurbepalend voor het buitengebied. De eerder vastgelegde nabestemming moet worden ingeschreven en herinrichting van stortplaatsen moet worden ingeschreven in het vooropgesteld beleid voor het gebied. De betreffende site valt buiten de afbakening van het Regionaalstedelijke Gebied Turnhout. Het plangebied is binnen het gewestplan Turnhout (KB van 30-09-1977) grotendeels gelegen in een zone voor stortgebied (huisafval en niet giftige afvalstoffen) met als nabestemming bosgebied. Ten zuiden ligt natuurgebied, ten oosten en ten westen bevinden zich ontginningsgebieden, aan de noordzijde paalt agrarisch gebied. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Merksplas opteert om een bijkomend bedrijventerrein te bundelen met de bestaande milieubedrijfsite. Het richtinggevend gedeelte verwijst naar de opmaak van een RUP in overleg met de gemeente Beerse om de bestaande functies op deze plaats te kunnen bestendigen en mogelijk uit te breiden.
A.5. Openbaar onderzoek De aanvraag voor planologisch attest werd onderworpen aan een openbaar onderzoek gedurende 30 dagen van 12 oktober 2009 tot 11 november 2009. Overeenkomstig de bepalingen van art. 4.4.24 van de Vlaamse Codex brengt Vlacoro, na het afsluiten van het openbaar onderzoek, haar advies uit bij de Vlaamse Regering. Naar aanleiding van dit openbaar onderzoek ontving Vlacoro één bezwaarschrift. Er werden geen laattijdige bezwaren ontvangen.
A.6. Adviezen De gedelegeerde planologisch ambtenaar heeft op 2 oktober 2009 het advies ingewonnen van de instanties bedoeld in artikel 6, §1 van het besluit van Vlaamse regering van 4 juni 2004, houdende nadere regels voor het planologisch attest en heeft deze verzocht binnen 30 dagen na ontvangst van het dossier hun advies te laten geworden aan de bevoegde commissie voor ruimtelijke ordening. Er werden 7 adviezen tijdig overgemaakt aan Vlacoro. Er werden geen laattijdige adviezen ontvangen.
3/12
Dossier 366/FR
B. Advies van Vlacoro De nummers tussen [ ] verwijzen naar het bezwaar en de adviezen zoals zij opgenomen zijn in de respectievelijke databanken.
B.1. Bespreking van de bezwaren en opmerkingen 1. [B1] a. Bezwaarindiener is eigenaar van verschillende percelen die palen aan de betreffende site. De site van de IOK is gelegen in stortgebied en de gronden zijn uiterst vervuild. Bezwaarindiener heeft recent en louter toevallig vernomen dat alleszins 363d opgenomen is in het register van verontreinigde gronden die wordt bijgehouden door OVAM. Mogelijks zijn de andere aanpalende percelen eveneens vervuild, door hun dichtere ligging tegen de vroegere stortplaats is dat zelfs heel waarschijnlijk. Door regens en aardverschuivingen en zeker door een gebrek aan voorzorgsmaatregelen van de IOK is het waarschijnlijk zo dat de bodem werd vervuild door afvalstoffen komende van de betreffende site. Bezwaarindiener verzet zich tegen een eventuele uitbreiding van de site Het bezwaar bevat in bijlage een bodemattest gevoegd dat stelt: “Het perceel met kadastraal nummer 0363D is opgenomen in het grondeninformatieregister. Op basis van informatie beschikbaar bij de OVAM was er op deze grond een risico-inrichting aanwezig. In dit geval kan de grond slechts overgedragen worden als er vooraf een oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd. Als er bodem wordt uitgegraven, afgevoerd of ontvangen, gelden de regels van grondverzet.” 1a. Vooreerst wil Vlacoro duidelijk stellen dat voor de huidige exploitatie van het bedrijf de passende vergunningen (milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen) werden verleend. Vlacoro merkt op dat het bij het bezwaar gevoegde bodemattest van OVAM niet spreekt van een opname in een register van verontreinigende grond maar wel van een opname in het “grondinformatieregister” en dat er enkel op basis van beschikbare informatie op de gronden van het plangebied een risico-inrichting aanwezig is. Volgens Vlacoro is er op heden nog geen grondonderzoek op betreffende gronden gebeurd. Bovendien merkt Vlacoro op dat het betreffende perceel, alsook de andere aanpalende percelen waarvan sprake, niet behoren tot de huidige site van het IOK. Tevens stelt de aanvrager van het PA dat er ook geen onmiddellijke intenties zijn van overdracht of verwerving van naastliggende gronden. De bestaande site wordt met voorliggende aanvraag niet uitgebreid. Bij de door de aanvrager opgestelde toelichting bij de lange termijnbehoefte wordt gesteld dat er op vandaag onvoldoende concrete gegevens voor handen zijn voor ruimtelijke behoeften op lange termijn, waardoor een eventuele nood aan terreinuitbreiding op vandaag niet aan de orde is (zie ook punt A3 van voorliggend advies). Vlacoro merkt evenwel op dat een eventuele terreinuitbreiding,voor de lange termijnbehoefte die niet gevat is door voorliggende aanvraag, in voorkomend geval, hoe dan ook voorwerp dient te zijn van een nieuwe afzonderlijke planologische aanpak. Volgens Vlacoro zijn vaststellingen aangaande eventuele bodemvervuiling slechts aan de orde wanneer er overdracht van gronden en/of grondverzet wordt voorzien. In voorkomend geval dient dergelijk grondverzet voorwerp te zijn van aanvragen tot het bekomen van passende vergunningen. Bij deze gelegenheden dient de toestand van de bodem te worden onderzocht en moeten de betreffende aanvragen worden geëvalueerd door de vergunningenverlenende instanties.
4/12
Dossier 366/FR
B.2. Bespreking van de adviezen
2. Deputatie provincie Antwerpen [A1] GUNSTIG a. Volgens het provinciaal ruimtelijk structuurplan is het terrein gelegen in het deelgebied 'Rustig grensgebied' en in het deelgebied ‘Open Kempen’. Er werd in de omgeving een natuurverbinding geselecteerd. Voor het deelgebied Rustig Grensgebied beschouwt het RSPA deze deelruimte als een weinig bebouwd gebied met hoge natuurwaarden. Voor het deelgebied Open Kempen beschouwt het RSPA deze deelruimte als open gebied met grootschalige landbouw en verspreide natuurlijke gebied. Een van de doelstellingen is het verbinden van de natuurlijke elementen door het aanduiden van natuurverbindingen. Het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten is in zijn geheel aangeduid als natuurverbinding. De oevers en de omgeving zijn echter niet over de gehele lengte van het kanaal gelijk. b. Volgens het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Merksplas dat goedgekeurd werd door deputatie op 6 december 2007, is het terrein aangeduid als zoekzone voor de inplanting van een lokaal bedrijventerrein. Deputatie ging akkoord met deze optie, maar vermeldde in haar goedkeuringsbesluit dat er rekening moet gehouden worden met volgende elementen: (1) dat er geen hypotheek kan gelegd worden op het functioneren van de landbouw zelf, (2) de ontwikkeling geen te sterke dynamiek in de open ruimte mag brengen en (3) de ontsluiting een aandachtspunt is. c. Vanuit de verschillende beleidsdocumenten concludeert de deputatie provincie Antwerpen dat de aanvraag (behoud, korte en lange termijn) aanvaardbaar is. Het betreft een bestaande en vergunde site die geoptimaliseerd wordt en waarmee een beperkte uitbreiding (en beperkte stijging van de dynamiek) gepaard gaat. Hier tegenover staat dat de activiteiten op het zuidelijk deel gestopt worden en de gronden bebost. Dit komt de natuurlijke structuur ten goede. Uit het dossier blijkt dat er in de nabije toekomst eveneens gebruik zal gemaakt worden van het kanaal voor transport. De dynamiek die bijkomend gecreëerd wordt is beperkt. De aanvraag komt tegemoet aan de opmerkingen die deputatie maakte n.a.v. de goedkeuring van het structuurplan van Merksplas. De opties die werden genomen in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werden evenwel niet meegenomen. Bij het later op te maken RUP dient bekeken te worden hoe beide processen op elkaar kunnen worden afgestemd. De deputatie provincie Antwerpen geeft een gunstig advies m.b.t. het planologisch attest Milieubedrijf IOK Beerse-Merksplas, zowel voor het behoud, als voor de korte en lange termijn opties. 2a. Vlacoro neemt akte van de met dit advies gemaakte overwegingen en stelt vast dat de aanvraag tot het bekomen van betreffende planologisch attest in overeenstemming is met de provinciale beleidsvisie ten aanzien van ruimtelijke ordening voor de site en omgeving. 2b en 2c. Vlacoro ondersteunt de voorwaarden die door het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan zijn geformuleerd met name (1) het vrijwaren van het functioneren van de landbouw, (2) het vermijden van een te sterke dynamiek in dit openruimte gebied en (3) het oplossen van de ontsluiting en mobiliteitsproblematiek. Daarnaast onderlijnt Vlacoro het belang van de bij de lange termijn behoefte (< 10 jaar) opgenomen voorziening van de realisatie van het bosgebied.
3. College van burgemeester en schepenen Merksplas [A2] GUNSTIG a. Het college van burgemeester en schepenen van Merksplas geeft gunstig advies en stelt dat de definitieve beoordeling zal gebeuren in het kader van het verdere planningsproces en in te dienen stedenbouwkundige aanvragen. 3a. Vlacoro neemt akte van dit advies. Met het verdere planningsproces wordt de ontwikkeling van het hiernavolgend RUP bedoeld. Vlacoro merkt op dat bij de ontwikkeling van dergelijk RUP de betrokken gemeentelijke overheden te consulteren actoren zullen zijn.
5/12
Dossier 366/FR
4. Agentschap voor Natuur en Bos [A3] GUNSTIG a. De aanvraag heeft betrekking op een afvalsite die volgens het gewestplan gelegen is in stortgebied met nabestemming bosgebied en voor een klein gedeelte ook in natuurgebied. De site is niet gelegen in of in de nabijheid van een Natura-2000 gebied of van een VEN-gebied. Door de evoluties binnen het afvalbeleid zijn de stortactiviteiten op de site in de loop der jaren sterk afgenomen (definitieve stopzetting op 12/05/2010). Het noordelijk deel van het terrein werd steeds verder ingericht voor gescheiden inzameling en recyclage van afval door o.a. de uitbouw van een containerpark, een GFT- en groencompostering en de oprichting van een werkplaats en personeelsruimte. Hierdoor stemt het eigenlijk gebruik van de site niet meer overeen met de huidige planologische bestemming. Het verlenen van nieuwe exploitatievergunningen wordt als gevolg hiervan steeds moeilijker. Het voorgelegde planologisch attest voorziet de bestendiging, verbetering en uitbreiding van de activiteiten die betrekking hebben op de gescheiden inzameling en recyclage van afval in het noordelijk deel van het plangebied. Dit gedeelte van het plangebied ligt op het grondgebied van de gemeente Merksplas en wordt omgeven door agrarisch gebied en ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied. Natuurwaarden van belang komen in deze zone niet voor. Op lange termijn zou ook de groencompostering die nu iets meer zuidelijk op het grondgebied van de gemeente Merksplas gelegen is, volledig naar het dit noordelijk deel van het plangebied worden overgebracht. Vermoedelijk zal aan dit deel van de site een nieuwe planologische bestemming (zone voor openbaar nut of industriegebied) worden gegeven zodat de oorspronkelijke nabestemming bosgebied niet meer kan worden gerealiseerd. Gezien de ligging van deze zone aan de noordelijke uithoek van het plangebied en de lage natuurwaarde ervan, heeft het Agentschap voor Natuur en Bos geen bezwaar tegen deze herbestemming. In het zuidelijk deel van de afvalsite dat volledig op het grondgebied van de gemeente Beerse gelegen is, zal op termijn (na afbraak van de bestaande groencompostering) de nabestemming bosgebied effectief gerealiseerd worden. De niet gebruikte stortcapaciteit van deze zone zal hierbij wel als infiltratievijver worden ingericht. Het realiseren van de groene nabestemming is vanuit natuuroogpunt een positief gegeven aangezien dit gedeelte van de afvalsite ingebed ligt in een groter aaneengesloten natuur- en boscomplex met hoge natuurwaarden. De latere inrichting van dit gebied dient daarom te gebeuren op een ecologisch en landschappelijk aanvaardbare manier. In dit verband wordt verwezen naar het advies dat het Agentschap recent uitbracht over de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag voor de aanleg van de infiltratievijver in deze zone. De aanleg van deze vijver kan enkel worden aanvaard indien de inrichting ervan op een natuurtechnische manier gebeurt zodat de plas geïntegreerd wordt in zijn natuurlijke omgeving. Het Agentschap voor Natuur en Bos geeft gunstig advies over het voorgelegde planologisch attest. Het gedeelte van de voormalige afvalsite dat een nieuwe planologische bestemming zal krijgen en waar de nabestemming bosgebied niet zal worden gerealiseerd, is vanuit landschappelijk en ecologisch oogpunt het minst waardevolle deel van de site. In het zuidelijk deel van de site, dat in tegenstelling tot het noordelijk deel ingebed ligt in een waardevol bossen-natuurcomplex, zal op termijn de nabestemming bosgebied wel worden gerealiseerd. Het gunstig advies van het Agentschap is evenwel aan de volgende voorwaarden gebonden: - De realisatie van de nabestemming en de herinrichting van de zuidelijke zone dient te gebeuren op een natuurtechnisch aanvaardbare manier. - Het verlies van een gedeelte van de nabestemming bosgebied dient na de opmaak van een RUP te worden opgenomen in de globale ruimtebalans. 4a. Vlacoro neemt akte van dit advies. Zij sluit zich aan bij de daarin gestelde conclusies met aandachtspunten en voorwaarden, die van belang zijn voor de ontwerper van het voorkomend geval navolgend RUP.
6/12
Dossier 366/FR
5. Dep. Landbouw en Visserij – Duurzame Landbouwontwikkeling [A4] GUNSTIG a. De afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling geeft gunstig advies omdat het voorgestelde planologisch attest binnen zijn contouren aanvaardbaar is gezien het een zeer kleine inname van agrarisch gebied betreft. De afdeling formuleert wel enkele opmerkingen . De voorgestelde uitbreidingsbehoefte van 2,6 ha en het mogelijk aansluitend lokaal bedrijventerrein in noordelijke richting kan niet aanvaard worden. Deze landbouwpercelen zijn in huidig landbouwgebruik en grenzen onmiddellijk aan de huiskavel van de uitbatende landbouwer. Bovendien is dit gebied gelegen in Herbevestigd Agrarisch Gebied. De herbevestiging van de agrarische gebieden betreft een beslissing van de Vlaamse regering en moet de landbouwers meer rechtszekerheid bieden. Door de herbevestiging wordt de landbouwgrond immers planologisch verankerd. Een herbevestiging betekent niet dat gemeentelijke planningsinitiatieven hier niet meer mogelijk zijn, maar de projecten moeten de agrarische bestemming wel maximaal respecteren. Eventuele (toekomstige) zoekzones voor uitbreiding van het bedrijf dienen zich in een andere richting te bevinden. 5a. Vlacoro neemt akte van dit advies, zij merkt op dat huidige aanvraag geen concrete terreinuitbreiding voorziet maar dat i.f.v. een blijvend evoluerende sector en systemen van afvalbeheersing eventuele uitbreidingen op termijn niet uit te sluiten zijn. In analogie met haar standpunt onder punt 1a, stelt Vlacoro dat de overwegingen van terreinuitbreidingen het voorwerp dienen te zijn van een voorafgaand planologisch initiatief. Vlacoro sluit zich aan bij de stelling dat de herbevestigde agrarische gebieden maximaal hun bestemming dienen te behouden. Vlacoro verwijst naar de voorwaarden in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van de gemeente Merksplas aangaande het vrijwaren van het functioneren van de landbouw (zie ook punt 2b en 2c).
6. Dep. LNE [A5] a. Milieu-, Natuur en Energiebeleid a1. Afdeling Milieuvergunningen Antwerpen VOORWAARDELIJK GUNSTIG De Afdeling Milieuvergunningen beperkt haar beoordeling tot het nagaan in hoeverre de inrichting, met zijn verschillende vergunningsplichtige onderdelen, op milieutechnisch vlak verenigbaar kan zijn met de omgeving rekening houdend met de gevraagde planologische wijziging. De inrichting is momenteel volgens het gewestplan Turnhout gelegen in stortgebied met nabestemming bosgebied. Voor het exploiteren van een opslag en aërobe compostering van groente-, fruit- en tuinafval zijn geen verbodsregels of afstandsregels voorzien in Vlarem II. Uit het dossier kan verder niet opgemaakt worden welke activiteiten precies zijn gepland, er kan dan ook niet worden nagegaan of andere verbods- en afstandsregels van toepassing zijn. De site van het milieubedrijf werd eveneens mee opgenomen in een screening voor de lokalisatie van windmolens en wordt aangeduid als mogelijke zoekzone voor het plaatsen van windmolens. Concrete locaties werden echter nog niet aangewezen. Momenteel zijn in VLAREM nog geen sectorale voorwaarden opgenomen betreffende windmolens, deze zijn in de toekomst wel gepland. Momenteel kan dus geen uitsluitsel gegeven worden of er verbods- en afstandsregels in VLAREM voorzien worden m.b.t. windmolens. Om de bovenvermelde redenen en op basis van de haar nu bekende gegevens beoordeelt de Afdeling Milieuvergunningen de aanvraag voor planologisch attest van het ‘Milieubedrijf Beerse/Merksplas’ gunstig onder de beperkende voorwaarde van het respecteren van eventuele verbods- en afstandsregels. De afdeling Milieuvergunning stelt uitdrukkelijk dat deze gunstige beoordeling geen enkele waarborg inhoudt ten aanzien van eventuele milieuvergunningsaanvragen en terzake evenmin enig recht doet ontstaan voor de aanvrager.
7/12
Dossier 366/FR
a2. Afdeling Land en Bodembescherming VOORWAARDELIJK GUNSTIG De afvalsite Beerse-Merksplas is gelegen tussen twee bestaande ontginningsgebieden. In het door de Vlaamse Regering op 1 december 2006 definitief goedgekeurd bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan “Klei van de Kempen” werd het onaangeroerd ontginningsgebied ten Westen van de site herbevestigd en werden aan het ontginningsgebied ten Oosten van de site uitbreidingsvoorstellen goedgekeurd in noordelijke richting. Deze situatie wordt correct beschreven in de aanvullende nota bij de aanvraag, gedateerd augustus 2009. De voorstellen van het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan zijn opgenomen en krijgen bindende kracht via een gewestelijk RUP “Klei van de Kempen”, dat momenteel in voorbereiding is maar nog niet is goedgekeurd. Zolang de aanvraag van het planologisch attest ‘Milieubedrijf Beerse-Merksplas’, namelijk de uitbreiding van het containerpark en vooral de IOK-uitbating van de GFT-composteringsinstallatie, de verdere uitbating van de ontginningsgebieden en de goedkeuring van het gewestelijk RUP “Klei van de Kempen” niet hypothekeert, heeft de afdeling Land- en Bodembescherming geen bezwaren tegen de aanvraag. Uit het dossier blijkt dat een grote oppervlakte bijkomend zal verhard worden met asfalt. Met betrekking tot het aspect bodembescherming adviseert de afdeling dat nieuwe verhardingen best worden uitgevoerd in waterdoorlatend materiaal, zodat de infiltratie van hemelwater in de bodem behouden blijft. Hierdoor zal één van de belangrijkste bodemfuncties, namelijk wateropvang, grotendeels behouden blijven. a3. Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid GEEN ADVIES Volgens artikel 145 ter van het decreet Ruimtelijke Ordening moeten de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen worden en wordt er rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid stelt dat het dossier te weinig milieurelevante info bevat en het aldus niet mogelijk is om op basis van de beknopte informatie een uitspraak te doen over de milieuhinder van dit bedrijf tegenover zijn directe omgeving. Het is bijvoorbeeld onduidelijk of het essentieel is of de geurhinder in de nabije omgeving dient te worden beperkt en met welke maatregelen dit gebeurd. Het is onduidelijk of er na afbraak opnieuw fietsstalplaatsen zullen worden voorzien. Het is onduidelijk of er haalbare herlokalisatiemogelijkheden van de groencompostering (bij uitbreiding) werden overwogen die minder motorvoertuigkilometers met zich meebrengen (bijvoorbeeld nabij een laad- en loskade). Het is onvoldoende verduidelijkt en gemotiveerd dat een uitbreiding naar de aanpalende percelen de meest duurzame keuze is. Het is onduidelijk of het gunstiger is op lange termijn om de afstand vanaf de kade te verkorten (bijvoorbeeld door gedeeltelijke herlokalisatie). Thans gaat het over ca. 1 km tussenafstand. Het is onduidelijk of de vervoerwijze vanaf de kade kan verduurzaamd worden en of dit zinvol kan zijn. Het is onduidelijk of de trafiek (het aantal afgelegde voertuigkilometers) van particulieren kan verminderd worden door gedeeltelijke kleinschaligere herlokalisatie(s) toe te passen. Het is immers onduidelijk of de grootschaligheid van deze functie niet leidt tot meer voertuigkilometers over de weg. Het gaat hier over 33.500 inwoners en ca. 30000 bezoekers per jaar verspreid over een gebied van ?? ha. Het Departement LNE kan dan ook geen uitspraak doen over dit planologisch attest. Ze wijzen de initiatiefnemer er op dat bij de eventuele opmaak van een RUP een ‘screeningsnota’ dient toegevoegd te worden die op voldoende wijze aantoont dat de geplande ontwikkeling geen aanzienlijke milieueffecten heeft. Gelet op het huisvuilproblematiek gaat het hier mogelijk om een bijlage II project, vallende onder de MER-plicht. Desgevallend is het aanbevolen contact op te nemen met de dienst begeleiding gebiedsgerichte planprocessen om de opties hieromtrent te bespreken zodanig dat er geen onnodige tijd wordt verloren.
8/12
Dossier 366/FR
b. Dienst VR Ter uitvoering van artikel 12 van de Seveso II-richtlijn (omgezet in artikel 24 van het 2 Samenwerkingsakkoord ) dient in het beleid inzake ruimtelijk ordening rekening gehouden te worden met de noodzaak om op langetermijnbasis voldoende afstand te laten bestaan tussen Seveso3 4 inrichtingen enerzijds en aandachtsgebieden anderzijds. Deze doelstelling wordt verwezenlijkt door het houden van toezicht op de vestiging van nieuwe Seveso-inrichtingen, op wijzigingen van bestaande Seveso-inrichtingen, en op nieuwe ontwikkelingen rond bestaande Seveso-inrichtingen. Voorliggend planologisch attest beoogt een wijziging aan de infrastructuur, nodig voor de afvalbehandeling. De activiteiten van deze afvalsite omvatten o.m. een stortplaats, een containerpark, composteringsactiviteiten en overslag van afvalstoffen. Volgens het gewestplan is de site is gelegen binnen een stortgebied (huisafval en niet-giftige stoffen) met als nabestemming bosgebied. De site op zich is geen Seveso-inrichting. In een perimeter van 2 km rond de site is één lagedrempel Sevesobedrijf gelegen, nl. Sita Recycling Services, Steenbakkersdam 14-16 te Beerse. Op het vlak van de externe mensveiligheid en de milieuveiligheid als bedoeld in de Seveso II-richtlijn is het planologisch attest te verzoenen met de omgeving. Bijgevolg vraagt de dienst VR geen ruimtelijk veiligheidsrapport in het kader van dit planologisch attest. 6a1. Vlacoro merkt op dat een screening voor de lokalisatie van windmolens en de daarbij horende aanduiding als mogelijke zoekzone voor het plaatsen van windmolens, in voorkomend geval moet worden afgewogen bij de ontwikkeling van een RUP. Ten aanzien van de bemerking dat op heden niet of onvoldoende kan worden uitgemaakt welke activiteiten er precies gepland zijn en of er als gevolg daarvan er volgens Vlarem II verbods- en afstandsregels van toepassing zijn, is Vlacoro van mening dat dit afwegingen zijn die moeten gemaakt worden door de vergunningenverlenende overheden. 6a2. Volgens Vlacoro hypothekeren de opgegeven behoeften, die alle gelegen zijn binnen het plangebied, geenszins de in de omgeving gesitueerde ontginningsgebieden. Het standpunt dat bijkomende verhardingen best worden uitgevoerd in waterdoorlatende materialen, treedt Vlacoro bij. 6a3. Vlacoro neemt er akte van dat het Departement LNE geen uitspraak doet over deze aanvraag omdat het aanvraagdossier te weinig milieurelevante informatie bevat. Zij merkt evenwel op dat de korte termijnbehoeften beperkt blijven tot de huidige bestaande site en dat zeker voor. de korte termijn de behoeften vrij concreet worden weergegeven en omschreven. Naast het feit dat de op korte termijn voorziene constructies en activiteiten voorwerp zullen zijn van afwegingen naar aanleiding van de beoordelingen van de vergunningsaanvragen, is Vlacoro van mening dat indien er op lange termijn terreinuitbreidingen zouden nodig blijken, dit behoeften zijn die in de context van een RUP moeten worden onderzocht. Zie ook standpunt Vlacoro bij 1a. Vlacoro treedt het standpunt bij dat stelt dat bij de eventuele opmaak van een RUP een screeningsnota dient te worden gevoegd. 6b.Vlacoro neemt er akte van dat geen ruimtelijk veiligheidsrapport wordt gevraagd.
7. Agentschap Ondernemen [A6] GUNSTIG a. Het Agentschap Ondernemen adviseert een positief planologisch attest af te leveren aan het bovenvermelde bedrijf en dit voor het behoud ter plaatse, de korte termijnbehoeften en de lange termijnbehoeften.
2 Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de federale Staat, het Vlaams gewest, het Waalse gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewestbetreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (B.S. 16/06/2001) en zijn wijzigingen (B.S. 26/04/2007). Het Samenwerkingsakkoord is de omzetting in Belgisch recht van de Seveso II-richtlijn. 3 Dit zijn inrichtingen met een zodanige hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen op het terrein dat zij vallen onder het toepassingsgebied van het Samenwerkingsakkoord. 4 Zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 26/01/2007 houdende nadere regels inzake ruimtelijke veiligheidsrapportage.
9/12
Dossier 366/FR
Het huidige gewestplan heeft aan de zone de bestemming stort met nabestemming bosgebied gegeven. Deze bestemming is niet meer conform de hedendaagse noden, zodat de aanvrager, IOK, een bestemming vraagt die het omgaan met afval op permanente basis mogelijk maakt op deze site. Een aantal van de geplande werken in het aanvraagformulier gaan duidelijk uit van het omgaan op een duurzame wijze met afvalstromen door duurzaam multimodaal transport, groene stroomproductie, recyclage. In die zin geeft het aanvraagformulier ook de gewijzigde omgang met afval in de samenleving weer. In plaats van afval te storten wordt veel actiever gezocht naar vormen om afval als nieuwe bouwstof te gebruiken. In die zin zou ervoor geopteerd kunnen worden aan de zone een algemene bestemming regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage te geven en deze algemene bestemming uiteraard zo te formuleren dat de gevraagde vergunningsplichtige werken van de aanvrager effectief mogelijk worden binnen het nieuwe plan. In elk geval zou een dergelijke algemene bestemming een invulling geven aan een sterk aangevoelde nood van het aanbodbeleid inzake bedrijventerreinen, waarbij voor afvalverwerking en recyclage nauwelijks geschikte locaties gevonden worden in de lopende processen ruimtelijke ordening. Uit de aanvraag blijkt bovendien dat verschillende vormen van hernieuwbare energie op de site kunnen opgewekt worden. Deze vormen van hernieuwbare energie zijn niet enkel gekoppeld aan de afvalstromen, maar gaan ook uit van het plaatsen van windmolens. Het Agentschap Ondernemen ondersteunt deze ambitie. Op korte termijn zullen de aanpassingen zich hoofdzakelijk richten op de verbetering en uitbreiding van de bestaande infrastructuur binnen de grenzen van het milieubedrijf. Daarbij wil de aanvrager over de zekerheid beschikken dat de bestaande infrastructuur kan behouden blijven en uitgebreid worden. Op korte termijn zullen daarbij de burelen en eetzaal uitgebreid worden, zal een fietsenstalling en 3 bestaande loodsen bijgebouwd worden. Daarnaast wil IOK ook een socioadministratief gebouw plaatsen op korte termijn. Op de langere termijn wil de aanvrager een voorvergistingsinstallatie voor GFT- en groenafval realiseren waardoor de huidige groencompostering kan heringericht worden op de vrijgekomen locatie in de onmiddellijke nabijheid van de GFT-composteringsinstallatie.
7a. Vlacoro neemt akte van dit advies met zijn bijhorende overwegingen en verwijst naar zijn besluit B3.
8. VMM [A7] GUNSTIG De percelen zijn volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig, infiltratiegevoelig en matig gevoelig voor grondwaterstroming. Mogelijke schadelijke effecten zouden kunnen ontstaan als gevolg van veranderingen in infiltratie van hemelwater, kwaliteitsverlies van grondwater en de wijziging in grondwaterstroming. De opvang van hemelwater gebeurt momenteel volledig gescheiden van het afvalwater (huishoudelijk, percolaat). Het niet verontreinigde hemelwater wordt vergaard in een opvangbekken van waaruit het hergebruikt wordt als proceswater voor het composteringsproces. Het drainwater van de groencompostering in open lucht wordt opgevangen en gereinigd in een tweetrapsrietveldzuivering. Na de zuivering wordt het water opnieuw gebruikt om de groencompostering te bevochtigen. Voor wat betreft het aspect infiltratie en gewijzigde afstrominghoeveelheid kunnen de schadelijke effecten worden ondervangen indien ook de toekomstige ontwikkelingen minstens voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten e.a. Prioriteit moet daarbij uitgaan naar hergebruik van hemelwater, vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer. Aangezien er geen ondergrondse constructies voorzien worden op basis van de huidige gegevens verwacht VMM geen significant schadelijke effecten op het grondwaterstromingspatroon. Inzake grondwaterkwaliteit worden geen significant schadelijke effecten verwacht indien voor de toekomstige ontwikkelingen voldaan wordt aan de toepasselijke Vlarem wetgeving. De aanvraag tot planologisch attest wordt gunstig geadviseerd. Volgende aandachtspunten i.f.v. de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid worden geformuleerd:
10/12
Dossier 366/FR
-
de afwatering van de voorziene verhardingen, gebouwen en constructies moet minstens voldoen aan de voorwaarden van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening; er moet voldaan worden aan de toepasselijke Vlarembepalingen ter bescherming van het grondwater.
8a. Vlacoro neemt akte van het in conclusie gestelde gunstig advies. De gestelde bijkomende aandachtspunten m.b.t. de toepassing van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening kan Vlacoro onderschrijven. Zij merkt evenwel op dat deze toepassing van de voorwaarden en bepalingen van de GSV dient te worden bewaakt door de vergunningenverlenende overheden.
11/12
Dossier 366/FR
B.3. Besluit Op basis van de hiervoor gemaakte analyse, overwegingen en aanbevelingen geeft VLACORO een gunstig advies over de aanvraag planologisch attest voor het Milieubedrijf Beerse – Merksplas, aan de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen.
Verleend te Brussel op 27 januari 2010,
De secretaris,
De voorzitter
Bea Kayaerts
Stijn Heremans
Bijlage: lijst met bezwaarindieners en adviserende instanties
12/12