Dossier 388
ADVIES VLAAMSE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel en aansluitende open ruimtegebieden Gemeente Asse, Beersel, Dilbeek, Drogenbos, Grimbergen, Halle, Kraainem, Machelen, Sint-Pieters-Leeuw, Steenokkerzeel, Tervuren, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Zemst
INHOUD A. Situering van het dossier ............................................................................................................................... 3 A.1 Situering ontwerp RUP ............................................................................................................................ 3 A.2 Ontwerp RUP ........................................................................................................................................... 3 A.3 Overeenstemming ontwerp RUP met het RSV ........................................................................................ 4 A.4 Plan-MER ................................................................................................................................................. 6 A.5 Openbaar onderzoek............................................................................................................................... 6 B. Advies van Vlacoro ........................................................................................................................................ 7 B.1 Algemene bezwaren ................................................................................................................................ 7 B.2 Bezwaren bij deelgebied ‘Zuidelijke Kanaalzone’.................................................................................. 34 B.2.1 Algemene bezwaren bij Zuidelijke Kanaalzone .............................................................................. 34 B.2.2 Cluster A1: verlengde Stallestraat .................................................................................................. 39 B.2.3 Cluster A2: wonen Zuun-Negenmanneke ...................................................................................... 47 B.2.4 Cluster A3: Bergensesteenweg ....................................................................................................... 50 B.2.5 Cluster A4: Biest-Hoeve Bretonne .................................................................................................. 68 B.2.6 Cluster A5 en A6: Drogenbos Kanaal-noordelijke ontsluiting ........................................................ 72 B.2.7 Cluster A7: Lot ................................................................................................................................ 81 B.3 Bezwaren bij deelgebied ‘Zellik-Groot-Bijgaarden’ ............................................................................. 109 B.3.1 Algemene en clusteroverschrijdende bezwaren Zellik – Groot-Bijgaarden ................................. 109 B.3.2 Cluster B1 en B3: open ruimte corridor over N9 en E40 .............................................................. 113 B.3.3 Cluster B2: kern Zellik ................................................................................................................... 128 B.3.4 Cluster B4: kern Groot-Bijgaarden ............................................................................................... 134 B.3.5 Cluster B5: Hunderenveld ............................................................................................................ 135 B.3.6 Cluster B6: Kattebroek, Hof te Elegem ......................................................................................... 141 B.3.7 Cluster B7: open ruimtegebieden in Dilbeek Zuid ........................................................................ 153 B.3.8 Cluster B8: Horing, Laarbeekbos .................................................................................................. 155 B.3.9 Cluster B9: kern Wemmel en open ruimte tussen Wemmel en Zellik ......................................... 160 B.4 Bezwaren bij deelgebied ‘Het Zaventemse’ ........................................................................................ 170 B.4.1 Algemene bezwaren bij deelgebied ‘Het Zaventemse’ ................................................................ 170 B.4.2 Cluster C1: Heizel parking C .......................................................................................................... 177 B.4.3 Cluster C2: Strombeek-Bever en Koningslo .................................................................................. 181 B.4.4 Cluster C3: Reconversiegebied Vilvoorde-Machelen ................................................................... 188 B.4.5 Cluster C4: Open ruimte Luchthavenlaan te Machelen ............................................................... 207 B.4.6 Cluster C5: Noordrand internationale luchthaven ....................................................................... 210 B.4.7 Cluster C6: Open ruimtenetwerk Machelen, Zaventem, Kraainem, Wezembeek-Oppem .......... 215
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
1/269
Dossier 388
B.4.8 Cluster C7: bedrijvigheid aan de Woluwelaan.............................................................................. 232 B.4.9 Cluster C8: Nossegemdelle en Weiveld-Zuid................................................................................ 237 B.4.10 Cluster C9: Wonen te Sterrebeek ............................................................................................... 249 B.4.11 Cluster C10, C11: voormalige renbaan Sterrebeek, Museum Midden-Afrika, Golf Ravenstein . 254 B.5 Besluit .................................................................................................................................................. 267
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
2/269
Dossier 388
A. Situeri ng van het dossier
A.1 Situering ontwerp RUP Het voorliggend ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel en aansluitende open ruimtegebieden (verder ontwerp RUP) werd voorlopig vastgesteld door de Vlaamse Regering op 17 december 2010. Met de metafoor ‘Vlaanderen, open en stedelijk’ wil het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) een trendbreuk realiseren met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling. Deze trendbreuk beoogt de versterking van het buitengebied en het tegengaan van de versnippering door een meer optimaal gebruik en beheer van de stedelijke structuur. Het RSV bepaalt dat delen van de gemeenten Asse, Beersel, Dilbeek, Drogenbos, Grimbergen, Kraainem, Linkebeek, Machelen, Sint-Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw, Tervuren, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem en Zaventem tot het Vlaams strategisch gebied rond Brussel (het VSGB) kunnen behoren.
A.2 Ontwerp RUP Het plangebied werd opgesplitst in 3 zones: de Zuidelijke Kanaalzone, de zone Zellik – Groot-Bijgaarden en de zone rond het Zaventemse. Iedere zone werd opgesplitst in een aantal clusters. De eerste deelruimte, Zuidelijke kanaalzone, ten zuidwesten van het Brussels hoofdstedelijk gewest vormt een verstedelijkte uitloper in de richting van Halle. Het kanaal Brussel-Charleroi is de belangrijkste drager van deze deelruimte. Het gebied heeft een sterk verweven karakter van verstedelijkte gebieden en waardevolle omringende open ruimten. Het sterk contrast tussen de naast elkaar voorkomende functies en ruimtelijke entiteiten vormt een bijzondere uitdaging. Deze deelruimte is in hoofdzaak gestructureerd door de aanwezigheid van enkele kenmerkende infrastructuren maar doorheen de tijd ontstond een veeleer chaotische ruimtelijke structuur. Een grondige herwaardering van het deelgebied is bijgevolg nodig. Hierbij dienen diverse ruimtelijke entiteiten een verhoogde identiteit te krijgen en dienen deze zich ruimtelijk te verankeren in een vernieuwde ruimtelijke structuur. Het revitaliseren van de economische structuur en het opwaarderen van het huidig woonweefsel moeten samengaan met een behoud en versterking van de waardevolle open ruimte structuren. Dit alles dient te kaderen in een streven naar een sterke band met de onderbenutte kwaliteiten van het Zeekanaal, waaronder de mogelijkheid voor watergebonden activiteiten. Deze zone werd opgesplitst in volgende clusters: - Cluster A1: Verlengde Stallestraat - Cluster A2: Wonen Zuun-Negenmanneke - Cluster A3: Bergensesteenweg - Cluster A4: Biest-Hoeve Bretonne - Cluster A5 en A6: Drogenbos Kanaal - noordelijke ontsluiting - Cluster A7: Lot De tweede deelruimte, Zellik-Groot-Bijgaarden, kent een sterke verweving van verstedelijkte gebieden en waardevolle omringende open ruimten. Deze specifieke ruimtelijke context komt duidelijk tot uiting in de deelruimte Zellik – Groot-Bijgaarden, waar de verstedelijkte kernen Wemmel, Zellik, Groot-Bijgaarden en Dilbeek, ontwikkeld langs de radiale steenwegen naar Brussel, worden afgewisseld door een rijk palet aan landbouwkouters, ingesneden valleien, bosfragmenten enz. Toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen spelen dan ook maximaal in op deze eigenheid. In plaats van het creëren van een nieuwe ruimtelijke identiteit trachten toekomstige ontwikkelingen de bestaande kwaliteiten te versterken. Het behoud van de open ruimte waarden vormt daarbij het uitgangspunt en het ruimtelijk kader. Bijkomende woonontwikkelingen worden bij voorkeur gesitueerd in de kernen. Het aansnijden van grootschalige ruimten buiten de kernen zou immers de bestaande open ruimte waarden aantasten en is in die zin niet langer gewenst. Ook nieuwe economische activiteiten situeren zich bij voorbaat nabij bestaande bedrijventerreinen en in economische knooppunten. Deze zone werd opgesplitst in volgende clusters: -
Cluster B1 en B3: open ruimte corridor over N9 en E40
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
3/269
Dossier 388
-
Cluster B2: kern Zellik Cluster B4: kern Groot-Bijgaarden Cluster B5: Hunderenveld Cluster B6: Kattebroek – Hof te Elegem Cluster B7: Open ruimtegebieden in Dilbeek Zuid Cluster B8: Horing-Laarbeekbos Cluster B9: Kern Wemmel en open ruimte tussen Wemmel en Zellik
In de derde deelruimte, het Zaventemse, concentreren de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zich in de directe omgeving van de luchthaven, meer bepaald vanaf het Zeekanaal met het centrum van Vilvoorde tot en met de bedrijventerreinen van Zaventem. Dit is een nagenoeg aaneengesloten bebouwd gebied waar gerichte ingrepen de ruimtelijke structuur kunnen optimaliseren zowel om de woonkwaliteit te verhogen als om de economische bedrijvigheid te versterken. De nadruk moet liggen op een kwalitatieve ruimtelijke ontwikkeling. Om duurzaam om te springen met de beschikbare ruimte zet de Vlaamse overheid in deze regio specifiek in op reconversie en herstructurering. De toets met de luchthaven naar geluidsoverlast, vluchtroutes enzovoort blijft een belangrijke parameter voor het al dan niet aansnijden van gebieden. Er wordt gestreefd naar een maximale vrijwaring van het open ruimtenetwerk. De open ruimte in het ruime Zaventemse staat de laatste jaren onder zware ontwikkelingsdruk. Er zijn nog enkele ingesloten open ruimtegebieden voorhanden. Deze sterk bebouwde zone heeft nood aan aangenaam ingerichte en toegankelijke open ruimten. Landbouw kan ook in de toekomst een belangrijke rol spelen om deze gebieden open te houden en te vrijwaren van verstedelijking. Enkel door daar op in te zetten kan de leefkwaliteit voor de bewoners van de Vlaamse Rand rond Brussel gehandhaafd blijven. De huidige autocongestie in het gebied vraagt om maatregelen op gebied van mobiliteit. Een mogelijk aanzuigeffect van bijkomende infrastructuur moet worden vermeden. Nieuwe ingrepen worden ruimtelijk onderzocht en afgewogen ten opzichte van de leefbaarheid voor de omwonenden. Er wordt ingezet op het verhogen van de openbare vervoerbereikbaarheid bij nieuw te ontwikkelen zones. Ook de verdere uitbouw van het netwerk voor langzaam verkeer verdient bijzondere aandacht. Er wordt uitgegaan van het functioneel en recreatief netwerk dat de provincie Vlaams-Brabant uitbouwt. Deze zone werd opgesplitst in volgende clusters: - Cluster C1: Heizel parking C - Cluster C2: Strombeek-Bever & Koningslo - Cluster C3: Reconversiegebied Vilvoorde-Machelen - Cluster C4: Open ruimte Luchthavenlaan te Machelen - Cluster C5: Noordrand van de internationale luchthaven van Zaventem - Cluster C6: Open ruimte netwerk Machelen – Zaventem – Kraainem –Wezembeek-Oppem - Cluster C7: Bedrijvigheid aan de Woluwelaan - Cluster C8: Nossegemdelle en Weiveld-Zuid - Cluster C9: Wonen te Sterrebeek - Cluster C10 en C11: voormalige renbaan Sterrebeek, Museum voor Midden-Afrika, Golf Ravenstein Voor een gedetailleerde omschrijving van de ruimtelijke structuur en de begrenzing van elke deelruimte, alsook voor de bestaande feitelijke juridische toestand en ontwikkelingsperspectieven van elk deelgebied verwijst Vlacoro naar de toelichtingsnota.
A.3 Overeenstemming ontwerp RUP met het RSV Het ontwerp RUP geeft uitvoering aan de bindende bepalingen van het RSV. Met de metafoor ‘Vlaanderen, open en stedelijk’ wil het RSV een trendbreuk realiseren met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling. Deze trendbreuk beoogt de versterking van het buitengebied en het tegengaan van de versnippering door een meer optimaal gebruik en beheer van de stedelijke structuur. Het VSGB is bindend geselecteerd, waarbij aangegeven is dat het gebied moet worden afgebakend. Het 1 VSGB is een economisch knooppunt. De internationale luchthaven van Zaventem is geselecteerd als poort.
1
Zie Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV), pagina 457, 461 e.v.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
4/269
Dossier 388
Binnen de poort kunnen terreinen worden afgebakend als internationaal georiënteerd multimodaal logistiek park. Een aantal infrastructuren in het VSGB zijn geselecteerd als hoofdweg (R0, A1 (E19), A3 (E40), 2 3 A7 (E19), A10 (E40)). Een aantal spoorwegen is als hoofdspoorweg geselecteerd. Het kanaal Brussel4 Schelde en Brussel-Charleroi is geselecteerd als hoofdwaterweg. Het Vlaams Gewest bakent de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur af in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. In het richtinggevend gedeelte is de selectie van het VSGB verklaard en zijn de gemeenten opgesomd die er 5 mogelijk deel van kunnen uitmaken. Een uitgebreid gebiedspecifiek ontwikkelingsperspectief is toegekend aan het VSGB. Dit gaat uit van een voorzichtiger beleid dan in andere stedelijke gebieden. Volgende elementen vormen de basis voor een visie op het VSGB. - De troeven van het VSGB worden op een beperkt aantal strategische locaties uitgebouwd. Deze gebieden mogen niet worden ontwikkeld als een overloopgebied voor laagwaardige en sterk mobiliteit genererende activiteiten voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten er rekening houden met de draagkracht van de omgeving. - Het behoud van het open ruimte netwerk is essentieel. De onbebouwde ruimte van het open ruimte netwerk moet maximaal gevrijwaard worden van aansnijding voor wonen, werken of nieuwe infrastructuren. - De reconversie van al aangesneden ruimte is prioritair. Bijkomende bedrijvigheid wordt voornamelijk gerealiseerd door sanering van bestaande gebouwen of terreinen en door verdichting van een beperkt aantal bedrijventerreinen op het gewestplan. - Locaties voor bijkomende woningen of bedrijven moeten zoveel mogelijk optimaal aansluiten op het openbaar vervoer. De bereikbaarheid met het openbaar vervoer en/of de verbetering van de ontsluiting zijn inherente randvoorwaarden bij verdere ontwikkelingen. Bijkomende wegeninfrastructuren die automobiliteit genereren, worden niet voorzien. Enkel voor de ontsluiting van een beperkt aantal toplocaties kan de aansluiting op het hoofdwegennet worden verbeterd. Het behouden en het versterken van de verkeersleefbaarheid in het VSGB zijn primordiaal. Het beleid voor het VSGB beoogt dus niet het ‘volbouwen’ van het gebied. Er gaat in de eerste plaats aandacht naar een kwalitatieve ruimtelijke ontwikkeling van het gebied veeleer dan naar kwantitatieve doelstellingen. Dit impliceert dat in het overlegproces de reconversie en hergebruik van verwaarloosde, oude of reeds bestemde terreinen hoog op de agenda staan. Een kwalitatieve ontwikkeling van het VSGB zal rekening houden met het belang en de waarde van de open ruimte. De diversiteit van het VSGB is een uitgangspunt. Er moet rekening worden gehouden met de eigenheid van de betrokken gemeenten en kernen. Elk van de drie voor het buitengebied structuurbepalende functies - landbouw, natuur en bos - kan slechts op een duurzame wijze functioneren indien de gebieden die aan deze functie worden toegewezen, ingebed zijn in een goed gestructureerd geheel. Daarom wordt het buitengebiedbeleid gedifferentieerd naar een beleid voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur en de nederzettingsstructuur. De natuurlijke en de agrarische structuur kunnen elkaar in bepaalde gebieden (natuurverwevingsgebieden) overlappen. Het afbakenen van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische structuur in ruimtelijke uitvoeringsplannen moet daarom gelijktijdig en op gelijkwaardige basis gebeuren. De natuurlijke structuur kan in bepaalde gebieden ook overlappen met andere functies (o.a. recreatie, overige functies).
2
Zie RSV, pag. 483.
3
Zie RSV, pag. 498.
4
Zie RSV, pag. 509 e.v.
5
Zie RSV, pag. 335.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
5/269
Dossier 388
A.4 Plan-MER Het decreet Algemene bepalingen inzake het Milieubeleid voorziet de opmaak van een plan-MER voor dit ontwerp RUP. Bedoeling is dat de ruimtelijk relevante elementen uit het plan-MER en het ruimtelijk veiligheidsrapport worden vertaald in het ontwerp RUP, in de toelichtingsnota en waar nodig in de stedenbouwkundige voorschriften. Het plan-MER omvat ook de elementen van de watertoets en de passende beoordeling. Het plan-MER werd goedgekeurd door de dienst Mer op 14 juni 2010.
A.5 Openbaar onderzoek Het ontwerp RUP werd onderworpen aan een openbaar onderzoek gedurende 60 dagen van 14/02/2011 tot 14/04/2011. Conform art. 2.2.7. § 4 VCRO kunnen bezwaren worden bezorgd aan Vlacoro of aan de betrokken gemeente uiterlijk op de laatste dag van het openbaar onderzoek. De gemeente bezorgt de bij haar ingediende bezwaren aan Vlacoro binnen de drie werkdagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek, in casu ten laatste op 19/04/2011. Vlacoro moet over dit ontwerp RUP advies uit brengen binnen de 90 dagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek, in casu vóór 13/07/2011. Bij het openbaar onderzoek werden 1350 bezwaarschriften tijdig ingediend, waaronder een deel identieke bezwaarschriften (o.a. 953 bezwaarschriften voor cluster A7 Lot en 169 bezwaarschriften voor cluster B1B3). Vlacoro ontving 4 bezwaarschriften laattijdig. Er werden 18 adviezen tijdig aan Vlacoro overgemaakt: . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Advies van de gemeenteraad van Wezembeek-Oppem (29 maart 2011); Advies van de gemeenteraad van Tervuren (4 april 2011); Advies van de gemeenteraad van Dilbeek (5 april 2011); Advies van de gemeenteraad van Wemmel (7 april 2011); Advies van de gemeenteraad van Machelen (7 april 2011); Advies van de provincieraad van Vlaams-Brabant (8 april 2011); Advies van het departement Mobiliteit en Openbare werken (11 april 2011); Advies van de gemeenteraad van Vilvoorde (12 april 2011); Advies van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, afdeling Land en bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen (13 april 2011); Advies van de gemeenteraad van Kraainem (13 april 2011); Advies van de gemeenteraad van Beersel (13 april 2011); Advies van de afdeling Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant (14 april 2011); Advies van het Agentschap Ondernemen (14 april 2011); Advies van de gemeenteraad van Steenokkerzeel (14 april 2011); Advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering (15 april 2011); Advies van de Gewestelijke ontwikkelingscommissie BHG (15 april 2011); Advies van de gemeenteraad van Asse (15 april 2011); Advies van de gemeenteraad van Zaventem (15 april 2011).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
6/269
Dossier 388
B. Advies van Vl acor o Een eerste deel B.1 behandelt de algemene bezwaren. Daarna gebeurt een bespreking van de bezwaren per deelgebied (deel B.2 tot B.4). De omkaderde tekst geeft een synthese van het bezwaar. Daaronder formuleert Vlacoro telkens haar advies. In deel B.5 formuleert Vlacoro haar conclusies.
B.1 Algemene bezwaren 1.
POM Vlaams-Brabant [B140]
a. De geformuleerde opmerkingen bij het focus- en eindrapport worden herhaald. Er is weinig overgebleven van het originele overleg om tot een brede maatschappelijk gedragen visie te komen. Er werd niet veel rekening gehouden met de opmerkingen over de verschillende rapporteringen. b. In het advies over het focusrapport stelde de POM vast dat er een laag ambitieniveau inzake economische ontwikkeling werd aangehouden. Dit ambitieniveau werd vnl. ingegeven door de a priori gestelde ruimtelijke beperkingen in het plangebied. Hoewel talloze rapporten aantonen dat het studiegebied (met de luchthavenregio) het belangrijkste economische gebied in Vlaanderen is, stellen ze vast dat het ambitieniveau weinig of niets is bijgesteld. De RSV taakstellingen inzake wonen en werken worden duidelijk niet gehaald. Het ontwerp RUP is strijdig met de principes en taakstellingen van het RSV. Ze sluiten zich volledig aan bij het principe om prioritair de (her)invulling van de bestaande economische ruimte na te streven om de noodzakelijke hoogwaardige economische potenties van het VSGB te realiseren. De voorgestelde opties zijn onvoldoende om dit daadwerkelijk uit te voeren. Ze dringen er op aan dat alternatieve, kwalitatieve invullingen nog kunnen besproken en opgenomen worden en dat mogelijke zoekzones niet gehypothekeerd worden voor de toekomst. De noodzakelijke randvoorwaarden om de bestaande en nieuwe economische ruimtes tot (her)ontwikkeling te brengen zijn onvoldoende gegarandeerd. De schaarste aan economische ruimte, het prijsniveau van de bedrijfsgronden en de complexiteit van reconversieprojecten zijn in het VSGB hoger dan in de rest van Vlaanderen. Daarom moeten hiervoor specifieke middelen en instrumenten voorzien worden. Zolang die garanties (aangepast instrumentarium en budget) niet aanwezig zijn, is het niet geloofwaardig om de voorgestelde tijdsperspectieven te hanteren. c. START-doelstellingen inzake ruimtelijk-economische ontwikkeling niet gewaarborgd. De afstemming met de economische ontwikkelingen uit het START-proces zijn niet helemaal verlopen conform de tussentijdse beslissingen van de Vlaamse Regering over het VSGB. De tussentijdse beslissing stelde dat ‘alle opties uit het START-project met een ruimtelijk ordeningsaspect (bv. bedrijventerreinen, afbakening van het luchthavengebied, infrastructuur) worden getoetst en zo nodig geïntegreerd in de opties voor het VSGB, voor zover verenigbaar met het RSV’ en ‘in fase III zal het luchthavengebied op een explicietere wijze betrokken wordt, vertrekkend van de ruimtelijke afweging van de opties uit het START-project’. Noch de zoekzones rond de Luchthavenlaan in Machelen noch de zoekzone in Nossegemdelle werden weerhouden en er werden geen alternatieven voorgesteld. Het eindrapport en het ontwerp RUP hypothekeren mogelijk onderzoek over alternatieve stedenbouwkundige invullingen voor deze gebieden door ze als open ruimtegebied op te nemen. Het strategisch project 13, uitgewerkt in het kader van START, behandelt een bijkomend aanbod aan economische ruimte voor luchthavengerelateerde activiteiten in de luchthavenregio. Een ruimtebehoefte van 325ha moet worden ingevuld (gemiddeld 80ha per 5 jaar): 25% als kantorenzones, 75% als bedrijventerrein; 50% binnen de luchthavenregio en 50% in de ruimere omgeving. Dit betekent dat ongeveer 30ha bedrijvenzone in het Zaventemse moet worden gelokaliseerd. Het invullen van de behoefte wordt in het VSGB proces vnl. beoogd via het aanwenden van het bestaande (nog niet aangewende) aanbod. Ze zijn principieel akkoord met deze prioriteitstelling, echter het benodigde instrumentarium en de nodige middelen zijn niet aanwezig zijn om het voorgestelde tempo van 80ha per 5 jaar te halen. Het huidige instrumentarium laat niet toe om snel(ler) bestaande percelen op de markt te laten komen. Er zijn veel meer financiële middelen noodzakelijk om reconversie en (bodem)saneringen door te voeren. Zelfs indien die middelen er zouden zijn dan nog zijn reconversieprojecten complexe en tijdrovende initiatieven. Er zullen ook nieuwe zones moeten worden aangesneden.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
7/269
Dossier 388
Enkel de eerste periode van 5 jaar kan gewaarborgd worden (25ha in ontwikkeling op de Cargo-zone en 7ha te ontwikkelen aan het Mediapark). Voor de zones (Heizel en Melsbroek) voor de volgende 5 jaar worden de realisatiekansen en -termijnen door de bezwaarindiener als miniem ingeschat. De geïntegreerde visie en het actieprogramma voor de luchthavenregio uit het START-project moet geïntegreerd worden in dit afbakeningsproces. De noodzakelijk geachte RUP’s moeten duidelijk bepaald worden in ruimte en timing. d. Door de duale houding tussen behoudsgezindheid en ontwikkelingsgerichtheid en de beperkte economische ambitie worden in het eindrapport en in de vertaling in het ontwerp RUP opeenvolgende en cumulerende onrealistische invullingen geformuleerd waardoor de uiteindelijke ruimtelijk-economische invulling uitermate ondermaats overkomt. Het begint met een overschatting van de beschikbare economische ruimte. De economische ambitie werd in de loop van het planningsproces telkens minimaler de ingevuld. De analyse van de POM toont een verlaging met meer dan 1/3 aan. e. Flankerende maatregelen. Eerder dan nieuwe ruimte voor bedrijvigheid aan te bieden, wordt door de Vlaamse overheid sterk ingezet op herstructurering van bestaande bedrijvenzones binnen het VSGB. Een dergelijke grootschalige herstructureringsopgave noodzaakt de overheid om met aanzienlijke tussenkomsten de vaak onrendabele sanerings- en herstructureringsprojecten te ondersteunen. Het gebrek aan enig aanvullend instrumentarium gekoppeld aan dit RUP doet uitschijnen dat de boodschap niet duidelijk overkwam. Het benodigde instrumentarium, de nodige middelen en duidelijkheid in de uitvoeringsagenda moeten expliciet worden voorzien. Reeds in deze fase moeten de beschikbare en geschikte uitvoeringsinstrumenten gekoppeld worden aan dit RUP. Bepaalde gebieden kunnen enkel kwalitatief ontwikkeld worden indien een globale herstructurering gebeurt. Onteigeningen (of minimaal het instellen van een voorkooprecht) zijn noodzakelijk. Indien dit niet binnen het bestek van dit RUP wordt opgenomen, moet zo snel mogelijk zicht worden gekregen op de globale uitvoering van de nodige acties, aangesproken actoren en het ter beschikking stellen van de nodige budgetten om te vermijden dat het RUP de (her)ontwikkeling van bepaalde gebieden blokkeert voor lange termijn. f. Samen met de provincie en de RESOC's Halle-Vilvoorde en Leuven erkent men dat de mobiliteitsvraag in de rand rond Brussel zeer groot is en de capaciteit van de hoofdwegeninfrastructuur tegen of boven de limiet zit. De bereikbaarheid met openbaar vervoer en verbetering van de ontsluiting wordt als randvoorwaarde voor nieuwe woongebieden en bedrijvigheid gesteld. Het volstaat niet deze optie als enig uitgangspunt te hanteren. Op basis van de resultaten van de mobiliteitsstudie (plan MER) voor de R0 wordt de stelling dat een oplossing voor deze problematiek alleen mogelijk is door een multimodale aanpak bevestigd. Er moet ingezet worden en op het openbaar vervoer en op het aanmoedigen van de zachte weggebruikers en op het optimaliseren van de doorstroming op de R0 en op een aantal belangrijke flankerende maatregelen. Het volstaat echter niet om deze opties als uitgangspunt voor het RUP te hanteren. Ook hier moeten opties als (vooral financiële) middelen voorzien worden om deze opties te realiseren. Alle aandacht moet gaan naar mobiliteitsinitiatieven om de leefbaarheid en economische ontwikkeling van het VSGB gebied te versterken. De notie ‘flankerend’ geeft onvoldoende het belang weer van de verschillende maatregelen. Met het voorliggend project kan een aanzet gegeven worden om de effectieve uitvoering ervan op een gecoördineerde en integrale wijze aan te pakken. Het doorsturen van de uitvoering naar de andere beleidsdomeinen via ‘flankerende’ maatregelen doet afbreuk aan het potentieel integraal en sturend karakter van het project. De huidige - naar haar mening nog modale - ambitie inzake het VSGB kan maar gerealiseerd worden indien er bijkomende instrumenten en vooral financiële middelen worden gegenereerd. Het VSGB project kan een sturend element zijn om de noodzakelijke middelen te verzamelen en efficiënt in te zetten. De Vlaamse Regering moet dit project niet als een flankerend programma zien maar als een ‘integraal, sturend’ project. g. Zowel vanuit de werkgevers- als werknemerszijde wordt de mobiliteitsproblematiek genoemd als de prioritair aan te pakken randvoorwaarde om de economische ontwikkeling in het gebied te versterken. Het is de prioritaire voorwaarde om de leefbaarheid van het gebied voor de inwoners te verbeteren en te garanderen. Het VSGB proces pakt de mobiliteitsproblematiek onvoldoende aan. Voor een integrale mobiliteitsaanpak zijn geen flankerende maatregelen maar sturende initiatieven noodzakelijk die gebudgetteerd en geprogrammeerd moeten worden. Deze initiatieven moeten gelijktijdig met de afwerking van het huidige RUP proces gebeuren. 1a. Vlacoro betreurt dat er geen rekening werd gehouden met de opmerkingen van de verschillende rapporteringen en brengt dit onder de aandacht van de ontwerper.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
8/269
Dossier 388
1b. De Vlaamse Regering heeft er voor geopteerd om met voorliggend ontwerp RUP invulling te geven aan de ontwikkelingsperspectieven voor het VSGB, zoals vastgelegd in het RSV. De keuze voor het ambitieniveau voor bijkomende bedrijventerreinen moet in samenhang gezien worden met de keuze om het open ruimtenetwerk maximaal te vrijwaren (en er geen overloopgebied van te maken). De toelichtingsnota stelt: ‘In het licht van de bescherming van de waardevolle open ruimte is het hoe dan ook niet evident om grotere nieuwe open ruimten te herbestemmen naar bedrijventerreinen. Het aantal hectare bij te creëren bedrijventerrein zal daarom beperkt zijn. Nieuwe claims zullen in dit kader steeds worden afgewogen ten opzichte van het open ruimte netwerk en de openbaar vervoerbereikbaarheid’. Vlacoro benadrukt dat deze doelstelling van het ontwerp RUP in lijn is met de ontwikkelingsperspectieven voor het VSGB uit het RSV. Deze algemene vaststelling betekent niet dat voor tal van clusters het ontwerp RUP ruimte creëert voor bedrijvigheid. Vlacoro merkt tevens op dat bepaalde potentiële locaties voor bedrijvigheid in het plan-MER werden onderzocht, maar niet weerhouden werden op basis van de resultaten van het plan-MER. Over het geheel van het ontwerp RUP treedt Vlacoro bezwaarindiener bij in de vaststelling dat de bijkomende oppervlakte aan bedrijventerreinen beperkt is. Vlacoro benadrukt tevens dat het ontwerp RUP sterk inzet op de herstructurering en intensivering van bestaande werklocaties. Ze ondersteunt deze optie. Inzake flankerende maatregelen voor herstructurering van bestaande terreinen verwijst Vlacoro naar haar standpunt 1e. Vlacoro verwijst ook naar de grote kantoorleegstand in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het VSGB. Het vastleggen van het ambitieniveau inzake ruimte voor wonen, kantoren en diensten in het VSGB dient in samenhang hiermee bekeken te worden. Vlacoro verwijst ten slotte naar het SARO-advies van 3 september 2010 bij het addendum RSV. SARO stelde toen vast dat er een gebrek aan consensus is over het praktisch realiseerbaar aanbod en de reële vraag naar bedrijventerreinen. Diverse bezwaarschriften leverden informatie aan die moet wijzen op een onderschatting van de vraag naar bedrijventerreinen en een overschatting van het aanbod. Andere bezwaarschriften leveren echter gegevens die wijzen op een overschatting van de behoefte en een onderschatting van het aanbod. SARO pleitte er in zijn advies voor dat er dringend werk moet worden gemaakt van de aangekondigde monitoring en van een meer transparante werkwijze om gegevens over economische activiteiten in het ruimtelijk beleid te hanteren. Dit moet de basis leggen voor het nieuw op te maken beleidsplan ruimte Vlaanderen. 1c. De Vlaamse Regering besliste op 20 februari 2009 dat alle (ruimtelijke relevante) opties uit het STARTproject worden getoetst en zo nodig geïntegreerd in het VSGB. In het plan-MER werden de diverse opties onderzocht en afgewogen. Vlacoro is van oordeel dat de START-doelstellingen niet noodzakelijk overeenstemmen met de ontwikkelingsperspectieven voor het VSGB uit het RSV. In het plan-MER werden de genoemde voorstellen onderzocht, wat wel wijst op het feit dat de ontwerper deze voorstellen niet a priori afwijst, maar opgenomen heeft in de afweging. Ook in het eindrapport werden de voorstellen afgewogen en niet weerhouden. Vlacoro wil de Vlaamse Regering wel wijzen op de vaststelling dat de doorwerking van het strategisch project 13 blijkbaar niet kan doorwerken in de afbakening van het VSGB. Deze vaststelling moet volgens Vlacoro grondig onderzocht worden bij de afbakening van de poort 'internationale luchthaven' en in ieder geval bekeken bij de opmaak van een nieuw Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. 1d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1b. 1e. In de beslissing van 20 februari 2009 nam de Vlaamse Regering akte van het voorstel van flankerend beleid. Aan de minister bevoegd voor de Vlaamse Rand werd de opdracht gegeven dit flankerend beleid verder uit te werken. Op voorstel van de minister bevoegd voor de Vlaamse Rand werd een coördinatieplatform VSGB opgericht. Dit coördinatieplatform heeft onder meer tot doel het flankerend beleid verder uit te werken en uit te voeren. Dit ontwerp RUP en het flankerend beleid kunnen niet los van elkaar worden gelezen. De verschillende bestemmingswijzigingen vereisen flankerend beleid, enerzijds tot mildering van welbepaalde ongewenste neveneffecten, anderzijds in functie van de realisatie van de voorgestelde bestemmingswijzingen. Het flankerend beleid heeft eveneens tot doel om milderende maatregelen uit het plan-MER door te voeren. Niet alle milderende maatregelen kunnen echter rechtstreeks in het ruimtelijk uitvoeringsplan vertaald worden. Sommige maatregelen vereisen de inzet van andere beleidsdomeinen, buiten de ruimtelijke ordening.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
9/269
Dossier 388
Vlacoro vraagt aan de Vlaamse Regering om het flankerend beleid verder te concretiseren met een duidelijk engagement inzake timing en budget. Vlacoro vindt het noodzakelijk dat de beslissing over een volwaardig flankerend beleid tegelijk met de definitieve goedkeuring van voorliggend ontwerp RUP wordt genomen. 1f. Vlacoro erkent mobiliteit als een prioritair aan te pakken problematiek. Het mobiliteitsvraagstuk is voor bepaalde clusters zeer groot. Het plan-MER (pag. 92) toont aan dat twee grootschalige planonderdelen een zeer sterke verkeersgeneratie kennen, namelijk de invulling van de reconversiezone Vilvoorde-Machelen en van Heizel parking C. Om de negatieve effecten te milderen gaat het plan-MER (pag. 200) uit van een drievoudige aanpak in deze gebieden: 1° een aanzienlijke daling van het auto-aandeel in de verplaatsingen in de Brusselse regio wat de noodzakelijke uitbouw van een hoogwaardig openbaar vervoer netwerk vereist, 2° de optimalisatie van de R0 en 3° het beperken van het programma voor Vilvoorde-Machelen en parking C. De uitbouw van een hoogwaardig openbaar vervoer is inderdaad een belangrijke (maar niet de enige) voorwaarde. Bovendien betekent dit tal van investeringen, waarvoor verder overleg tussen de Vlaamse overheid en het BHG noodzakelijk is. Specifiek voor de twee deelplannen Vilvoorde-Machelen en Heizel parking C vraagt Vlacoro hiervoor harde financiële garanties. Het mobiliteitsvraagstuk dient tevens in samenspraak gezien te worden met de optimalisatie van de R0. Vlacoro stelt vast dat voor de R0 door de bevoegde administratie streefbeelden worden opgemaakt met het oog op het bepalen van de gewenste rol van de R0 als hoofdweg en het bieden van een oplossing voor de gekende verkeersproblematiek langs deze verkeersader. Binnen het ontwerp RUP worden geen voorafnames genomen op de opmaak en/of uitvoering van deze streefbeelden. Binnen het plan-MER VSGB zijn enkel de mogelijke mobiliteitseffecten op de R0 bestudeerd van de deelprojecten die opgenomen worden in het ontwerp RUP. Een milieueffectenbeoordeling op strategisch niveau van de opties voor de R0 wordt integraal bekeken in het plan-MER voor de R0. De toelichtingsnota (pag. 34) geeft een stand van zaken van de streefbeelden en hun relatie met de opmaak van GRUP’s. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 251 betreffende parking C en haar standpunt 282c-m betreffende Uplace. 1g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f. 2.
Unizo Vlaams Brabant [B156]
a. Het RUP voorziet te weinig ruimte voor economische ontwikkelingen. Het ambitieniveau inzake economische ontwikkeling is te laag gesteld. Daardoor worden resultaten voorgelegd die de taakstellingen inzake wonen en werken van het RSV niet halen. Er wordt nagelaten om een globale evaluatie van de bijkomende ruimte voor bedrijvigheid op te nemen in de toelichting en er ontbreekt een bespreking van de globale ruimtebalans. Het RUP is strijdig met de principes en taakstellingen van het RSV. De invulling van de benodigde nieuwe economische ruimte bevindt zich onder het absolute minimum. De economische ambitie werd in de loop van het planningsproces telkens minimaler ingevuld. Ze verwijzen naar de analyse van de de POM Vlaams-Brabant die een verlaging van meer dan 1/3 aantonen (cf. B140). b. Inzet op reconversie en herstructurering zonder instrumentarium en financiële ondersteuning. De Vlaamse overheid zet sterk in op herstructurering van bestaande bedrijvenzones binnen het VSGB, eerder dan zich te engageren voor nieuwe ruimte voor economische ontwikkeling. Grootschalige herstructurering, reconversie en sanering vereisen echter belangrijke financiële investeringen om te bereiken dat hoogwaardige en duurzame economische ontwikkeling kan gerealiseerd worden in de reconversiegebieden. De meeste in het ontwerp RUP opgenomen reconversiegebieden leiden tot andere bestemmingen, in casu handel en shopping, die voor projectontwikkelaars een hoger rendement genereren dan investeringen in bedrijventerreinen voor duurzame economische ontwikkelingen. Het gebrek aan een aanvullend instrumentarium en de nodige financiële middelen, stelt grote vragen bij de realiteitszin van de voorliggende planning. c. Mobiliteit, de achillespees van het VSGB. Een verbeterde mobiliteit in het VSGB is de meest dwingende en bepalende voorwaarde voor iedere verdere ruimtelijke ontwikkeling. Het Vlaams beleid zou simultaan een integraal en versneld beleid moeten uitwerken voor de mobiliteit. De noodzakelijke ingrepen op de mobiliteit zijn multimodaal (cf. plan-MER voor de Brusselse ring).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
10/269
Dossier 388
Er zal dringend moeten ingezet worden op het openbaar vervoer en op het optimaliseren van de doorstroming op de Brusselse ring en op flankerende maatregelen. Alle aandacht van de Vlaamse overheid moet bij voorrang gaan naar mobiliteitsinitiatieven om de leefbaarheid en de economische ontwikkeling van het VSGB te versterken. Naast een versnelde planning dient in eerste instantie een financieel engagement opgenomen te worden door de Vlaamse overheid. 2a. Vlacoro verwijst naar standpunt 1b. 2b. Vlacoro verwijst naar standpunt 1e. 2c. Vlacoro verwijst naar standpunt 1f. 3.
Voka [B159]
a. Er is een gebrek aan een duidelijke ruimtelijke economische visie. Het zal een nadelige invloed hebben op de sociaal-economische dynamiek van de regio. De opmerkingen over ruimte voor economie, die al in de vorige fase van het planningsproces werd overgemaakt, werden slechts zeer beperkt in het ontwerp opgenomen. Ze appreciëren de inspanningen die het Vlaams Gewest levert om, in overleg met alle betrokken sectoren, dit afbakeningsproces uit te werken. Ze formuleren volgende algemene bemerkingen. b. Onvoldoende ruimte voor economische ontwikkelingen. Ze begrijpen dat het voor het VSGB een moeilijke oefening is om tot bijkomende economische ruimte te komen. Dit mag echter niet betekenen dat de ambitie zich in deze mate kwantitatief beperkt. De bestaande en in structuurplannen voorziene behoefte aan bedrijvenzones moet nagestreefd worden. Er zijn bijkomende initiatieven en financiële middelen nodig voor de optimalisatie van bestaande bedrijvenzones. Gelijktijdig zijn evenwaardige inspanningen nodig om bijkomende economische ruimte te creëren, conform de doelstellingen van het RSV. c. Economische kracht van het gebied wordt genegeerd. De nood aan bedrijventerreinen in de Rand wordt zwaar onderschat. Er wordt een te laag ambitieniveau inzake economische ontwikkeling aangehouden (door de a priori gestelde ruimtelijke beperkingen in het plangebied). Talloze studies hebben aangetoond dat het studiegebied het belangrijke belangrijkste economische gebied in Vlaanderen is. Er is nauwelijks afgestemd met de (economische) ontwikkelingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wat nochtans op economisch vlak een geheel vormt met de economische polen in het VSGB. Het VSGB wordt beschouwd als een autonoom gebied, dat los staat van het Brussels Gewest. Deze werkgeversorganisatie kan totaal niet akkoord gaan met de manier waarop de strategische rol van het VSGB rond Brussel en de luchthavenregio wordt genegeerd. Een combinatie van een minimale omvang van het stedelijk gebied en een minimale ontwikkeling van het stedelijk gebied dat afgebakend wordt, komt neer op een nulgroei en het ontkennen van de strategische rol van de tweede belangrijkste tewerkstellingspool in Vlaanderen. d. Taakstelling van het RSV niet gehaald. Het ontwerp wijkt sterk af van de bepalingen van het RSV. De afbakening voorziet niet in een concentratie van wonen en economie in het stedelijk gebied, en het maximaal bewaren van de open ruimte in de buitengebieden, zoals voorzien in het plan ‘Vlaanderen open en stedelijk’. Het RSV legt de taakstelling voor bijkomende bedrijvigheid binnen de provincie vast op 1.351ha. Het RSP Vlaams-Brabant rekende de taakstelling door naar de verschillende pakketten, wat resulteerde in een oppervlakte van 693ha voor pakket 1 (VSGB en het GSG Leuven). Het is echter de vraag hoeveel van deze 693ha er effectief zullen gerealiseerd worden in de twee vermelde grootstedelijke gebieden. Ze vrezen dat dit amper de helft zal zijn. De Vlaamse overheid geeft geen enkele garantie dat het tekort binnen het VSGB elders binnen de provincie zal gecompenseerd worden. Ze eisen minimaal het bijvoegen van een tijdruimteschema waarin aangegeven wordt op welke manier, waar en wanneer de bijkomende terreinen voor bedrijvigheid kunnen aangesneden worden. e. Onevenwaardige behandeling van betrokken sectoren: open ruimte prioritair in grootstedelijk gebied. Bij de visie voor dit grootstedelijke gebied blijkt de aandacht voor open ruimte het grootst. Voor een stedelijk gebied (het betreft hier het meest belangrijke stedelijke gebied) zijn in eerste instantie de stedelijke functies: wonen, werken, verkeer en de stedelijke open ruimte gelijkaardig af te wegen. f. De illusie van inbreiding en reconversie. Het ontwerp zet prioritair in op verdichting, opwaardering, herstructurering en reconversie van bestaande en verouderde bedrijvenzones. De nood aan bijkomende ruimte voor bedrijvigheid kan niet enkel worden ingevuld door deze ingrepen. Ook nieuwe gebieden moeten worden aangeduid en ontwikkeld.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
11/269
Dossier 388
Om tot een evenwichtige economische (her)ontwikkeling te komen en bedrijfsgerichte nabestemmingen mogelijk te maken, zal de Vlaamse overheid een bijzondere financiële inspanning moeten doen door de saneringslast grotendeels op zich te nemen. g. Doelstellingen START niet gewaarborgd. Het ontwerp RUP koppelt de ontwikkeling van de luchthaven volledig los van het afbakeningsproces VSGB. Nochtans maakt de luchthaven deel uit van het gebied en vormt zelfs de motor van de economische ontwikkeling. In het eindrapport werd beslist dat noch de zoekzone rond de Luchthavenlaan in Machelen, noch de zoekzone in Nossegemdelle weerhouden worden en dat er ook geen alternatieven voorgesteld worden. Strategisch project 13 in START behandelt het realiseren van een bijkomend aanbod aan economische ruimte voor luchthavengerelateerde activiteiten in de luchthavenregio. Hierin wordt gesteld dat er een ruimtebehoefte van 325ha moet ingevuld worden via een gemiddelde van ongeveer 810ha per periode van 5 jaar. De invulling van het ontwerp voldoet niet aan deze ruimtebehoefte. Ze vragen met aandrang dat de geïntegreerde visie en het actieprogramma voor de luchthavenregio uit het START-project geïntegreerd worden in dit afbakeningsproces en dat de noodzakelijke geachte RUP’s hieromtrent duidelijk bepaald worden in tijd en ruimte. Het is contradictorisch dat de overheid enerzijds initiatieven neemt als Flanders Logistics (ViA) en anderzijds via het ontwerp RUP alle voorgaande initiatieven dwarsboomt. h. Mobiliteitsstructuur is sturende economische omgevingsfactor. In eerste instantie moet het congestieprobleem worden aangepakt, in plaats van dit probleem louter te acteren en de taakstelling inzake economische ontwikkelingen te negeren. Zolang de nodige en samenhangende mobiliteitsinvesteringen niet gepland worden, zijn ruimtelijk-economische projecten niet mogelijk. i. Flankerend beleid. Alle noodzakelijke maatregelen voor het concreet realiseren van het RUP worden te nadrukkelijk doorgeschoven naar het flankerend beleid. Dergelijke werkwijze ondermijnt het potentieel en sturend karakter van het proces. Het noodzakelijke instrumentarium en de nodige financiële middelen moeten effectief worden voorzien om de uitvoering van de herstructurering te verzekeren. j. Ze geven enkele voorbeelden voor de ondermaatse ruimtelijke en economische invulling: de overschatting van de beschikbare economische ruimte, de overschatting van het snel aanbod aan economische ruimte, de onderschatting van de benodigde economische ruimte (148,6ha i.p.v. 280ha), de overschatting van de voorgestelde nieuwe economische ruimte (het Vlaams Gewest vult slechts 37,8% van haar eigen minimale taakstelling in) en de ruimtelijke beperkingen. Ze vragen dat minstens de voorgestelde oppervlaktes aangehouden worden, de knelpunten opgelost worden of financieel haalbare oplossingen voorgesteld worden. 3a,b,c,d,e,h,k. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1b. Vlacoro treedt de vaststelling bij dat de taakstelling binnen pakket 1 in Vlaams-Brabant vermoedelijk niet gehaald zal worden. Vlacoro vraagt aan de Vlaamse Regering om verder te verduidelijken hoe deze taakstelling in de toekomst gerealiseerd zal worden. 3f,j. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1e. 3g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1c. Vlacoro stelt vast de ontwikkelingsperspectieven voor het VSGB geen impact hebben op de ambities van Flanders Logistics. Ze verwijst verder naar haar standpunt 3a,b,c,d,e. 3i. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f. 4.
Resoc Vlaams-Brabant [B161]
a. Het ontwerp RUP zal een nadelige invloed hebben op de sociaal-economische dynamiek van onze regio. Ze betreuren dat de opmerkingen over (bijkomende) ruimte voor economie, die door de streekactoren in de vorige fasen van het proces werden overgemaakt, slechts zeer beperkt in het RUP werden opgenomen. Het ambitieniveau in dit ontwerp RUP inzake de invulling van de stedelijke en strategische potenties van dit gebied zijn te weinig ambitieus. De taakstellingen inzake wonen en werken van het RSV worden duidelijk niet gehaald. Er wordt nagelaten om een globale evaluatie van de bijkomende ruimte voor bedrijvigheid in de toelichting op te nemen en er ontbreekt een bespreking van de globale ruimtebalans in het document. Ze zijn het eens met een maximale keuze voor verdichting, herstructurering, reconversie en sanering, echter zonder wenselijke nieuwe ontwikkelingen uit te sluiten.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
12/269
Dossier 388
De bijkomende ruimtecreatie door verdichting, herstructurering en reconversie is in het VSGB echter miniem. Reconversie impliceert tevens het vrijmaken van bijkomende financiële middelen. Heel wat reconversieprojecten leiden tot andere bestemmingen (o.a. woonprojecten met handel en shopping), die voor projectontwikkelaars meer winstgevend zijn dan de ontwikkeling van traditionele bedrijventerreinen. Ze wensen dat de bestaande en in structuurplannen voorziene behoefte aan bedrijvenzones wordt nagestreefd. Ze wijzen op een aantal (kwantitatieve) beperkingen die worden opgelegd bij de ontwikkeling van een aantal voorgestelde bedrijvenzones, waardoor de ruimte om te ondernemen wordt verkleind. Ze vragen dat minstens de voorgestelde oppervlaktes aangehouden worden en de mogelijke knelpunten zullen opgelost worden of financieel haalbare oplossingen zullen voorgesteld worden. Zo zullen bepaalde gebieden enkel kwalitatief ontwikkeld kunnen worden indien een globale herstructurering gebeurt, en zullen dus onteigeningen (of minimaal het instellen van voorkooprecht) noodzakelijk zijn. Ze wensen zo snel mogelijk zicht te krijgen op de globale uitvoering van de nodige acties, de aangesproken actoren en de nodige budgetten. b. Mobiliteit als bepalende economische omgevingsfactor in het VSGB. Alle beleidsinspanningen moeten simultaan, integraal en versneld op deze thematiek worden ingezet. De resultaten van de mobiliteitsstudie i.k.v. het plan-MER voor de R0 bevestigen de stelling van de Resoc-partners dat een oplossing voor deze problematiek alleen mogelijk is door een multimodale aanpak. Er moet zowel ingezet worden op openbaar vervoer, als op het optimaliseren van de zogenaamde zachte weggebruikers, als op het optimaliseren van de doorstroming op de R0, als op een aantal belangrijke flankerende maatregelen. Ze vinden zich slechts gedeeltelijk in het uitgangspunt dat bereikbaarheid met openbaar vervoer als randvoorwaarde voor nieuwe woongebieden en bedrijvigheid wordt gesteld. Ze vragen dat er in de eerste plaats aan het congestieprobleem, m.n. aan de R0, wordt gewerkt i.p.v. dit probleem louter te acteren en de taakstelling inzake economische ontwikkelingen te negeren. Bovendien wordt openbaar vervoer veralgemeend terwijl het zinvol lijkt om onderscheid te maken tussen de verschillende openbare vervoersmodi, zijnde bus, tram, trein en de co-modaliteit met het wegvervoer en het vervoer over het water. c. Meer duidelijkheid over de bestemming en definiëring van de open ruimte. Het versterken van de open ruimteverbindingen speelt binnen het open ruimtenetwerk een cruciale rol. De ruimtelijke vertaling van deze opties is echter niet altijd duidelijk gemotiveerd. De keuze tussen een bestemming als GO of als agrarisch gebied met overdruk natuurverweving is niet duidelijk en wordt volgens Resoc niet onderbouwd, behoudens een korte verwijzing naar het operationeel uitvoeringsprogramma voor de buitengebiedregio Zenne-Dijle-Pajottenland. Ze pleiten voor helderheid in de ruimtelijke vertaling van de planopties van het VSGB en vragen de manifeste afwijkingen uitdrukkelijk te motiveren. 4a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1b. 4b.Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f. 4c. De toelichtingsnota geeft verdere toelichting bij de doelstelling inzake behoud van kwalitatieve open ruimte: ‘De open ruimtegebieden dringen soms vrij diep door in het plangebied, soms tot over de grenzen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heen. De verschillende open ruimte functies moeten bijgevolg worden ondersteund. De natuurlijke structuur met de belangrijke rivier- en beekvalleien of met robuuste boscomplexen is een absolute drager van heel wat open ruimtegebieden en verdient absolute bescherming. Beide moeten aan Brussel en de Vlaamse Rand een ecologische basiskwaliteit leveren. Maar ook de landbouw is in vele gevallen een beschermer van de open ruimte. Vlacoro acht de planopties van het VSGB over de open ruimte voldoende helder. Vlacoro vraagt aan de ontwerper het operationeel uitvoeringsprogramma voor de buitengebiedregio Zenne-Dijle-Pajottenland verder toe te lichten in de toelichtingsnota. Ook een verduidelijking van de keuzes voor ‘gemengd open ruimtegebied’ of ‘agrarisch gebied met overdruk natuurverweving’ moet hierbij aan bod komen (cf. verder standpunt 12b). 5.
Brusselse Raad voor het Leefmilieu [B149], Greenpeace [B150],
a. De Brusselse gemeenten en het Brussels Gewest werden van bij de aanvang te weinig betrokken bij de opstelling van het VSGB. Nochtans geldt dit als één van de uitgangspunten (toelichtingsnota pag. 26). b. Ze kunnen zich in het algemeen vinden in de uitgangspunten van het VSGB: vermijden van sterk mobiliteitsgenererende activiteiten, behouden van open ruimte, reeds aangesneden gebieden herinrichten en nieuwe ontwikkelingen concentreren op openbare vervoersassen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
13/269
Dossier 388
In het kader van duurzame ontwikkeling en strijd tegen klimaatverandering zijn dit mooie principes. Verdere lectuur legt al snel de nodige zwaktes en tegenstrijdigheden bloot. c. De toelichtingsnota (deel 3.2.3.) stelt: ‘Grootschalige detailhandelconcentraties worden niet aangemoedigd. Allerhande uitbreidingen kunnen vaak een bedreiging voor het bestaand winkelapparaat in de kernen vormen. Daarom wordt geopteerd om de bestaande detailhandelconcentraties hoogstens kwalitatief op te waarderen waar mogelijk’. Het shoppingcenter Uplace te Machelen volgt dit principe niet met alle negatieve gevolgen. Doordat de mooie basisprincipes van het ontwerp RUP vaak niet worden gevolgd, verliest dit ontwerp veel van zijn kracht. d. Door het opsplitsen van de MER-procedures van intrinsiek met elkaar verbonden projecten, worden de achterliggende uitgangspunten niet in vraag gesteld want ze worden indirect beschouwd als ‘beslist beleid’, hoewel de procedures nog lopende zijn. Een belangrijk deel van de ruimtelijke ontwikkelingen die onderzocht worden in de MER-procedure van het VSGB worden als beslist beleid beschouwd in het ‘BAU 2020 scenario’. Ze verwijzen naar het plan-MER van de R0 (pag.87): ‘Onder beslist beleid zitten vervat: ….. De gekende ingrepen in de wegeninfrastructuur in Vlaanderen, waaronder de verbreding van de R0’ en naar het plan-MER voor het VSGB (pag.34): ‘Voor de R0 worden door de bevoegde administraties streefbeelden opgemaakt …. Binnen het voorliggend GRUP worden geen voorafnames genomen op de opmaak en/of uitvoering van deze streefbeelden’. Greenpeace vraagt dat de verschillende en onderling verbonden plannen geïntegreerd worden in één MER-procedure, alvorens dit RUP goed te keuren. Door een wildgroei aan RUP-procedures is het onmogelijk om tot een juiste inschatting te komen van de reële effecten van de verschillende projecten en geviseerde infrastructuurwerken. e. Brusselse projecten moeten meer gedetailleerd worden. De cijfers zijn al voorbijgestreefd vooraleer het plan is goedgekeurd. Een bijsturing is nodig voor de definitieve goedkeuring. Heizel is meer dan parking C. Stad Brussel is ondertussen zeker van minstens een internationaal congrescentrum, een evenementenhal, een shoppingcentrum en extra woningen. Waarom zijn deze cijfers niet meegenomen in de berekening. In de berekening ontbreekt een motivatie. De stad Brussel heeft een mobiliteitsstudie laten uitvoeren die voorziet in aangepast op- en afritten op de R0 of voorziet in het afwikkelen van het extra verkeer via de A12. Deze verkeersstromen zijn niet in rekening gebracht (www.neobrussel.com). Ook de ontwikkelingen op Schaarbeek-Vorming (met onder meer de planning van een intermodaal distributiecentrum op 1.000ha) zijn niet in rekening gebracht. Het plan-MER verwijst naar de capaciteit van het goederenstation in Schaarbeek als alternatief voor de beperkte capaciteit van het goederenstation in Vilvoorde. Het extra vrachtwagenverkeer op de Woluwelaan is niet in rekening gebracht. Als VSGB geen rekening houdt met de ontwikkelingen in Brussel, dan worden de programma’s aan beide kanten van de gewestgrens met zekerheid gehypothekeerd. Het project ‘Under the Sky’ (60.000m² detailhandel) zal vanuit Vlaanderen extra verkeer genereren. Ook deze verkeersstromen zijn niet in rekening gebracht. Het mobiliteitsconvenant van Uplace is in complete tegenspraak met de basisprincipes van het VSGB. f. Hoogwaardige ontsluiting via het openbaar vervoer (zoals voor een A-locatie) moet sterk verkeersgenererende activiteiten vooraf gaan. Het plan-MER toont aan dat hoogwaardige ontsluiting via het openbaar vervoer absoluut essentieel is om zelfs een afgeslankt programma enigszins haalbaar te maken. De uitwerking van de plannen voor de ontsluiting via het openbaar vervoer zijn echter veel minder ver gevorderd. Verkeersgenererende plannen worden uitgewerkt vóór de essentiële ontsluiting via het openbaar vervoer. Binnen het RUP moeten alle ruimtelijke aspecten die verbonden zijn met de nieuwe tramverbindingen concreet worden opgenomen. De ontsluiting via het openbaar vervoer van de locatie waar de sterk verkeersgenererende activiteiten worden ingeplant, moeten beantwoorden aan die van een A-locatie. De inplanting van sterk verkeersgenererende activiteiten in een zone waar 80-85 % van de verplaatsingen per auto gebeuren, staat in tegenstelling met de Pact 2020- doelstellingen om tegen 2020 te komen tot 40% van de woon-werkverplaatsingen met openbaar vervoer, te voet of per fiets (cf. plan-MER pag. 81 en pag. 88). g. Goederentransport over spoor of water. De plannen besteden te weinig aandacht aan een multimodale ontsluiting van de bedrijventerreinen. Bezwaarindieners vragen dat de TDL activiteiten geconcentreerd worden aan de waterwegen en dat er voor de bijkomende bedrijventerreinen een ontsluiting per spoor komt (plan-MER pag. 82-83). De piste voor goederenvervoer via het tramnetwerk moet concreet worden onderzocht en uitgewerkt in samenwerking met het BHG.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
14/269
Dossier 388
h. Geen antwoord op immense kantoorleegstand. Bezwaarindieners verwijzen naar artikel 17 van het brownfieldconvenant Uplace waar onder meer de bijzondere marktverstoring wordt gekoppeld aan een leegstand van meer dan 5% in het BHG. De laatste cijfers van de GOMB wijzen op 9% leegstand in Brussel en 28% in de Vlaamse Rand (zie ook www.sdrb.be). Het is niet af te leiden hoeveel m² kantoren in het volledige projectgebied worden toegelaten. Uit de ruimteboekhouding is niet af te leiden hoeveel m² kantoren er bijkomen, wel in hectare (72,9ha). i. Bestemmingswijziging van parking C is ongefundeerd. Op basis van welk voorafgaand onderzoek is de voorgestelde bestemmingswijziging onderbouwd? Op basis van welke visie wil het Vlaams Gewest op parking C 50.000m² kantoren en 50.000m² recreatie behouden? Elke motivatie ontbreekt, alsook het minste overleg met het Brussels Gewest (cf. persbericht BBL, Bral en IEB naar aanleiding van het openbaar onderzoek voor het RUP). j. Natuur en wonen. Ze waarderen het accent op het ‘groene gordel +’ concept binnen het VSGB. Het behoud ervan is ook voor Brussel belangrijk omwille van (a) ecologische redenen, (b) het recreatieve aspect nl. de Vlaamse Groene Gordel en de Brusselse Groene Wandeling kunnen elkaar aanvullen (o.a. zachte mobiliteitsassen). k. Interregionaal groen. Het randgroen staat op verschillende plaatsen in verbinding met het Brussels groen. Samenwerking en afstemming zijn noodzakelijk voor behoud van de biodiversiteit. Rond dit thema is effectief overleg gepleegd (cf. vage pijl). De basis is er, maar de uitwerking kan beter. Ze formuleren voorstellen voor meer groen binnen andere bestemmingen, zeker wanneer deze gebieden grenzen aan belangrijke natuurgebieden. Binnen landbouwgebieden en industriegebieden moeten groene verbindingen mogelijk zijn (cf. natuurverwevingsgebieden). De concrete voorstellen worden verder besproken bij de verschillende clusters. l. Huisvesting en densiteit. Brussel kent een sterke bevolkingsgroei; daarom zijn binnen het Brussels Gewest maatregelen nodig. Brussel is echter geen eiland. Het is naïef te denken dat deze groei geen impact zal hebben op de vraag naar woningen in het plangebied. Ze begrijpen het verlangen naar het behoud van het ruraal karakter van de rand maar vragen tegelijkertijd om meer woningen te voorzien. In grote delen van het plangebied geldt de ruimteverkwistende regel dat er slechts 25 woningen per ha mogen gerealiseerd worden. Bezwaarindiener vraagt dat in alle huidige en toekomstige A-locaties de stedelijke normen gelden en dat er dus meer dense en meer hedendaagse projecten het licht kunnen zien. A-locaties zijn optimaal ontsloten met het openbaar vervoer, waardoor extra bewoners niet of amper bijdragen tot het verkeersinfarct, mits flankerende maatregelen die het autobezit op deze locaties ontmoedigen. m. Besluit. De Vlaamse administratie die dit RUP opstelde heeft schitterend werk geleverd. Maar de knopen die de (Vlaamse en Brusselse) politieke overheid heeft gelegd, hebben zij niet kunnen ontwarren. Op verschillende plaatsen is het plan-MER niet op een afdoende manier vertaald naar het RUP, wat een grote zwakte is van dit plan. 5a. Vlacoro verwijst naar de vraag van het BHG voor meer overleg (cf. A16) en treedt deze bezorgdheid bij voor een beter overleg tussen het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De grootstedelijke context van het VSGB vraagt om een samenhangende en afgewogen aanpak van de verkeersproblematiek (cf. verder standpunt 1f). Ook het plan-MER benadrukt dat ‘een structureel overleg over de toekomstige economische ontwikkelingen in het BHG en het VSGB en over hun wederzijdse grensoverschrijdende milieueffecten dan ook aangewezen is. 5b. Vlacoro neemt akte van deze bemerkingen en verwijst verder naar haar standpunten 5c en 5d. 5c. Vlacoro verwijst hieromtrent verder naar de bespreking van de bezwaren voor deelgebied ‘Het Zaventemse’ (cf. deel B.4). 5d. Vlacoro merkt op dat het plan-MER door de dienst Mer op 11 juni 2010 werd goedgekeurd. Vlacoro is van oordeel dat het plan-MER voor het VSGB alle noodzakelijke onderzoeken bevat. Ze stelt de resultaten van deze plan-MER niet ter discussie. Vlacoro is zich bewust van de veelheid aan verschillende processen in het BHG en de Vlaamse Rand; op korte termijn heeft het BHG tal van initiatieven genomen. Dit betekent automatisch dat ook verschillende plan-MER’s in opmaak zijn. Vlacoro pleit er niet voor om deze plan-MER’s te ‘synchroniseren’ maar wijst wel op de noodzakelijke afstemming tussen de verschillende processen. Vlacoro acht een bijstelling van het plan-MER VSGB niet noodzakelijk.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
15/269
Dossier 388
5e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5d. Vlacoro is van mening dat de Vlaamse Regering bij de beslissing over het RUP VSGB rekening moet houden met de meest actuele informatie over ruimtelijke ontwikkelingen in het VSGB. 5f. Vlacoro ondersteunt deze bemerking en merkt op dat dit uitgangspunt is meegenomen bij de uitwerking van het VSGB. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunten 1e en 1f. 5g.Vlacoro merkt op dat verschillende bedrijventerreinen worden omgevormd tot watergebonden bedrijventerreinen. Voor de bestaande terreinen - waar ingezet wordt op reconversie – onderschrijft Vlacoro dat vertrokken wordt van de reële mogelijkheden. Vlacoro vraagt niettemin om hier de mogelijkheden van multimodale ontsluiting verder te onderzoeken. De optie om goederenvervoer te voorzien via het tramnetwerk werd niet ingebracht in de lopende procedures en werd niet onderzocht. Vlacoro brengt dit idee onder de aandacht van de Vlaamse Regering en vraagt dit verder te onderzoeken bij verdere planprocessen en bij de opmaak van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. 5h. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1b. 5i. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 251. 5j,k. Vlacoro ondersteunt deze bemerking. Het concept van de groene gordel is decennialang een terugkerend idee in het beleid voor de Vlaamse Rand. Met de ideevorming voor een open ruimte netwerk wordt dit concept verder ondersteund en zelfs versterkt tot een ‘Groene Gordel Plus’. Vlacoro merkt op dat dit concept is meegenomen bij het uittekenen van de visie in het ontwerp RUP VSGB. 5l. Uit de toelichtingsnota blijkt dat de taakstelling inzake wonen nagenoeg wordt behaald in de aangeduide gebieden. De nota stelt verder dat het invullen van de behoefte aan bijkomende woningen een kwalitatief uitgangspunt heeft. Er wordt niet uitgegaan van een kwantitatieve taakstelling maar van de potenties tot kwalitatieve woonontwikkeling. Het behoud van de eigenheid van de verschillende woonkernen in het VSGB is een uitgangspunt. Vandaar dat voorzichtig moet worden omgesprongen met het aansnijden van nieuwe bouwgronden. Prioriteit gaat naar kernversterkende projecten zoals het uitwerken van reconversieprojecten in het woonweefsel (omvormen van verlaten gebouwen of braakliggende terreinen tot kwalitatieve woonprojecten), het verdichten van de centra door de mogelijkheid te bieden om selectief het aantal bouwlagen te verhogen, het versterken van de kernen door het aansnijden van goed gelegen nog niet ontwikkelde woongebieden. ‘Goed gelegen’ betekent dat deze gebieden geen onderdeel uitmaken van het open ruimte netwerk, goed ontsloten zijn door het openbaar vervoer en bij voorkeur aansluiten bij de bestaande kernen. Vlacoro merkt op dat voor enkele woongebieden dit kwalitatieve uitgangspunt onvoldoende wordt bewaakt (cf. verder bespreking van de verschillende clusters). 5m. Vlacoro neemt akte van deze slotbemerking en verwijst naar de bovenstaande bemerkingen. 6.
Provincieraad Vlaams-Brabant [A9]
Het advies van de provincie gaat niet verder in op het (opnieuw) in vraag stellen van de globale planopties voor het VSGB. Ze formuleert wel volgende bemerkingen: a. Strijdigheid RSV. Ze zijn bezorgd over het lage ambitieniveau van dit ontwerp RUP. Hierdoor worden er resultaten voorgelegd die de taakstellingen betreffende wonen en werken van RSV duidelijk niet halen. b. Laag aandeel oppervlakte bijkomende bedrijvigheid. Ten opzichte van het rapport focusbepaling zijn nog eens 50ha (of 25%) van het al zeer lage aandeel aan bijkomende gebieden voor bedrijvigheid geschrapt, zonder dat daarvoor alternatieven onderzocht werden. Bij een aantal van de nieuwe bedrijvenzones duiken nog mogelijke beperkingen of knelpunten op (buffering, overstromingsproblematiek). Minstens de voorgestelde oppervlaktes moeten aangehouden worden en de mogelijke knelpunten opgelost worden. c. Herstructurering bestaande bedrijvenzones. Er wordt sterk ingezet op herstructurering. Een dergelijke grootschalige herstructureringsopgave noodzaakt de overheid om door middel van aanzienlijke financiële bijdragen de vaak onrendabele sanering- en herstructureringsprojecten te ondersteunen. d. Gebrek aan aanvullend instrumentarium en flankerend beleid. De provincie vraagt expliciet om het benodigde instrumentarium en de nodige middelen te voorzien, om de uitvoering van de herstructureringsopties te verzekeren.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
16/269
Dossier 388
e. Duidelijkheid uitvoeringsagenda. Ze vragen om in deze fase de beschikbare en geschikte uitvoeringsinstrumenten te koppelen aan dit ontwerp RUP. Zo zullen bepaalde gebieden enkel kwalitatief ontwikkeld kunnen worden indien een globale herstructurering gebeurt, en zullen onteigeningen noodzakelijk zijn. Indien dit niet binnen het bestek van dit ontwerp RUP opgenomen wordt, wordt er gepleit om zo snel mogelijk zicht te krijgen op de globale uitvoering van de nodige acties, aangesproken actoren en het ter beschikking stellen van de nodige budgetten. Dit om te vermijden dat het RUP de (her)ontwikkeling van bepaalde gebieden – omwille van haalbaarheidsaspecten – blokkeert voor lange termijn. Ook ten aanzien van impliciet uitdovende bedrijven of woningen wordt duidelijkheid gevraagd. Het opnemen van een bedrijf binnen de open ruimte, zonder een gekoppeld onteigeningsplan, getuigt van weinig respect voor deze bedrijven. In dezelfde zin vragen ze duidelijkheid over de aanwending van eventuele planbaten en het aanduiden van activeringsprojecten (in de geest van artikel 3.1.1 van het decreet grond- en pandenbeleid). f. Mobiliteit. De provincie erkent dat de mobiliteitsvraag in de rand rond Brussel zeer groot is en de capaciteit van de hoofdwegeninfrastructuur tegen of boven de limiet zit. De provincie ondersteunt het uitgangspunt dat bereikbaarheid met openbaar vervoer en verbetering van de ontsluiting als randvoorwaarde voor nieuwe woongebieden en bedrijvigheid wordt gesteld. Het volstaat echter niet om deze optie als enige uitgangspunt te hanteren voor het ontwerp RUP. De resultaten van de mobiliteitsstudie in het kader van het plan-MER voor de Brusselse ring bevestigt de stelling dat een oplossing voor deze problematiek alleen mogelijk is door een multimodale aanpak. Er moet ingezet worden op het openbaar vervoer, het aanmoedigen van de zachte weggebruikers, het optimaliseren van de doorstroming op de Brusselse ring en op een aantal belangrijke flankerende maatregelen. Er moeten ook (vooral financiële) middelen voorzien worden om deze opties te realiseren. g. Fietsroutes. De provincie stelt vast dat in het ontwerp RUP een symbolische overdruk is opgenomen voor een aantal langeafstandsroutes langs de spoorlijn, zoals onder meer delen van de OMA-route. Ze vragen waarom slechts bepaalde segmenten van deze route aangeduid worden op het grafisch plan. De mogelijkheden om in de toekomst langs de spoorlijnen 36 en 124 fietsvoorziening aan te leggen mag ook niet uit het oog verloren worden. Ook de andere spoorlijnen kunnen nog mogelijkheden bieden. Ze vragen om eerder dan te werken met een overdruk, de nodige ruimte te reserveren voor het aanleggen van fietsvoorzieningen langs de spoorlijnen. h. Verhoging aantal bouwlagen. De provincie vindt het niet opportuun om de bouwlagen tot een max. van 5 te verhogen voor de zones landbouw en wonen in een minder stedelijke context. De overige woongebieden die binnen de perimeter van de afbakeningslijn vallen maar niet worden herbestemd, vallen onder de bepalingen van het gewestplan Halle-Vilvoorde met strikte bepalingen naar het aantal bouwlagen. Hoe motiveert het Vlaams Gewest het onderscheid in beleid tussen de herbestemde gebieden en de overige woongebieden volgens het gewestplan binnen de afbakeningslijn? i. De problematiek van de doortrekkers- en woonwagenbewoners worden in het ontwerp RUP (al dan niet bewust) ontweken. De provincie pleit ervoor om duidelijk te zijn in de genomen opties voor deze specifieke doelgroep, en dit om verdringing te vermijden. De provincie wil op deze manier vermijden dat deze problematiek zonder meer wordt doorgeschoven naar lagere beleidsniveaus, zonder dat daarvoor de nodige beleidsmarge bestaat. j. Versterken open ruimteverbindingen. Het versterken van de open ruimteverbindingen is cruciaal voor het open ruimtenetwerk. De ruimtelijke vertaling hiervan is echter niet altijd duidelijk gemotiveerd in het ontwerp RUP. De keuze tussen een bestemming als gemengd open ruimtegebied of agrarisch gebied met overdruk natuurverweving is niet duidelijk en wordt niet onderbouwd, behoudens een korte verwijzing naar het operationeel uitvoeringsprogramma voor de buitengebiedregio Zenne-Dijle-Pajottenland. De opties voor gemengde open ruimtegebieden met cultuurhistorische waarde, sluiten aan bij de visie op de gewenste toeristische en recreatieve structuur op provinciaal niveau. Voor de gemengde open ruimtegebieden wordt in principe uitgegaan van een bouwvrij gebied. Binnen deze gebieden zijn er bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen. Binnen de stedenbouwkundige voorschriften voor de zones voor gemengd open ruimtegebied worden soms wel en soms geen overgangsbepalingen opgenomen voor deze gebouwen. Het is onduidelijk op basis waarvan dit onderscheid gemaakt wordt. k. Het ontwerp RUP voert aanpassingen door t.o.v. de versie die in de plenaire vergadering werd besproken. De onderbouwing of duiding van deze wijziging ontbreekt echter. De toelichtingsnota (deel 6) geeft een opsomming van de doorgevoerde wijzigingen maar niet van de aanleiding van deze wijzingen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
17/269
Dossier 388
6a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1b. 6c,d,e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1e. 6f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f. 6g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 9h. 6h. Vlacoro vraagt om het aspect van ‘aantal bouwlagen’ voor het gehele VSGB nog eens verder te onderzoeken om aldus per zone tot een gepaste afweging te komen tussen het aspect van verdichting en het aspect van ontdichting en landschappelijke inpassing. Ze verwijst naar de beslissing van de Vlaamse Regering van 20 februari 2009. De Vlaamse Regering oordeelde dat volgende houding moet aangenomen worden inzake de bouwlagenproblematiek: 1° De principiële uitgangspunten van het gewestplan HalleVilvoorde-Asse met betrekking tot de bouwlagen blijven de basis van de regeling rond bouwlagen binnen en buiten het VSGB. 2° De selectieve verhoging van het aantal bouwlagen kan slechts in de zones aangeduid op de bij het eindrapport gevoegde plannen (kaarten 33abc, 34 en 35). 3° Een verhoging kan slechts plaatsvinden na een planinitiatief (ruimtelijk uitvoeringsplan) van de gemeentelijke overheid. 4° In deze gebieden geldt een bijzondere overdrachtswaarde zoals omschreven in artikel 5.3.1 en 5.3.2 van het decreet Grond- en Pandenbeleid. Daarenboven zal de Vlaamse Regering voor deze gebieden het kader (en de criteria) bepalen waarbinnen een verhoging eventueel kan worden toegestaan. 5° De Vlaamse Regering vindt het niet wenselijk om buiten de door haar aangeduide zones in het VSGB een verhoging van het aantal bouwlagen toe te laten. Dit is evident ook haar wens ten aanzien van de zones van het gewestplan HalleVilvoorde-Asse die buiten het VSGB en buiten het af te bakenen structuurondersteunend kleinstedelijk gebied Halle gelegen zijn. 6°. De Vlaamse Regering zal deze principes en het uitgewerkte kader waarbinnen een verhoging eventueel kan toegestaan worden verankeren in een omzendbrief (uitvoeringsbesluit of verordening) die geldt voor de gemeenten die deel uitmaken van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse. Vlacoro vraagt de ontwerper - naar aanleiding van de diverse bezwaren - na te gaan of deze beslissing consequent werd doorvertaald in het ontwerp RUP. 6i. Het eindrapport VSGB stelt met betrekking tot cluster B8: ‘Het researchpark breidt in zuidelijke richting uit. De nieuwe ontwikkelingen (Horing Zuid) houden rekening met de waardevolle verbindingen in het open ruimte netwerk langs de Maalbeek. Bovendien biedt de locatie ook ruimte aan nieuwe woningen en een doortrekkersterrein voor zigeuners.’ Vlacoro stelt vast dat deze optie werd vertaald in het mogelijk maken van wonen in GA (art. B8.8), dus ook van woonwagenterreinen. Vlacoro vraagt de ontwerper om deze verduidelijking in de toelichtingsnota op te nemen. 6j. Vlacoro ondersteunt deze bemerking dat het onderscheid tussen GO en AG met natuurverweving niet steeds duidelijk is en vraagt de ontwerper om dit verder te verduidelijken in de toelichtingsnota. Ze verwijst ook naar haar standpunten 12b en 12c. 7. Agentschap voor Natuur en Bos [B77]
a. Vrijwaring open ruimte. Hoewel het een belangrijk uitgangspunt van dit RUP was de schaarse open ruimte in de rand rond Brussel duurzaam te vrijwaren en waar mogelijk te versterken, moet vastgesteld worden dat via dit ontwerp RUP nog een aantal bijkomende harde claims op onbebouwde ruimte worden gelegd, zonder een omgekeerde beweging in acht te nemen. De ruimtebalans (pag. 439 en 440) maakt dit pijnlijk duidelijk: groene bestemmingen nemen af met 289ha (waarbij op sommige van die gebieden nog een reservatiestrook voor ontsluitingswegen wordt gelegd), agrarische gebieden nemen af met 289ha, industrie neemt toe met 411ha en recreatie met 73ha. b. Ze vragen, zeker in een aantal overstromingsgevoelige gebieden waar nog belangrijke restgronden en (deels) verlaten sites liggen met de bestemming industriegebied of ambachtelijke zone, te overwegen deze gebieden, na sanering, een open ruimtebestemming te geven (vb. het industriegebied Heideveld). Ze kunnen dan worden meegenomen in de buffering tegen wateroverlast in nabijgelegen woonzones en al ontwikkelde bedrijvenzones.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
18/269
Dossier 388
c. Waterlopen. Voor waterlopen wordt vastgehouden aan het ‘bolletjesconcept’. Dit betekent dat de waterloop en de ermee samenhangende functies worden gebundeld in een apart voorschrift, op kaart vertaald in een overdruk. Hoewel in het voorschrift een nevenschikkend verband wordt vooropgesteld, vrezen ze dat dit in de praktijk een lege doos is. Op vele plaatsen wordt de huidige bestemming (o.a. natuurgebied) met de voeten getreden en wordt de ruimte tot tegen de waterloop ingenomen met andere functies (zoals parking, stapelruimte). De vrijheid die met het nieuwe voorschrift wordt geschapen, zal deze tendens alleen maar versnellen. Waterlopen worden zo gereduceerd tot afvoerkanalen, zonder verdere natuurlijke functie in deze gebieden, waardoor de principes van natuurlijke waterberging en verbindingsfunctie geschaad worden. Bovendien toont de recente overstromingsproblematiek in een aanzienlijk deel van dit gebied aan dat ruimte voor water onontbeerlijk is om grote menselijke drama’s te vermijden. Ze vragen om in de bestemmingen een bouwvrije zone langs de waterlopen op te nemen. Het is niet duidelijk waarom een buffer kan worden aangeduid tussen bv. woongebied en ambachtelijke zone, maar niet ten opzichte van een waterloop. Voor aanwezige bebouwing in deze zones, zou een uitdovingsbeleid moeten gevoerd worden (op te nemen in flankerend beleid) om de bufferfuncties te herstellen. Enkel zo is er een minimale garantie voor ruimte voor waterberging in natuurlijk verbindingsgebied. Dit geldt in het bijzonder voor de Zenne, Zuun en Woluwe. d. Ze hebben vragen bij de te ruime invulling van het concept CH (gemengd open ruimtegebied met cultuurhistorische waarde). Dit voorschrift laat meer toe op vlak van bebouwing en recreatieve infrastructuren, waardoor gevreesd wordt dat de horticulturele en natuurlijke waarde van een aantal kasteelparken onder druk komen te staan. De zuivere parkgedeelten moeten als P-gebied worden behouden om verdere aansnijding en versnippering te voorkomen, en de aanduiding als CH-gebied moet beperkt blijven tot de gebouwen. e. Verbreding R0. Het hele concept van verbreding van de R0 blijft in dit dossier op de achtergrond. Daardoor kunnen opgesmukte ruimtebalansen worden voorgelegd, die evenwel door een ander RUP onmiddellijk weer zullen afgeroomd worden. Meer duidelijkheid over effectieve winst of verlies van specifieke bestemmingen is daarom gewenst. 7a. Vlacoro verwijst naar standpunt 4c. 7b. Vlacoro erkent de overstromingsproblematiek in deze regio en vraagt de ontwerper de suggestie met betrekking tot overstromingsgevoelige gebieden grondig te onderzoeken en waar mogelijk aan te passen. Vlacoro verwijst verder naar de bespreking van de bezwaren bij de specifieke deelgebieden. 7c. Het ontwerp RUP opteert voor een symbolische aanduiding van waterlopen en onbevaarbare waterlopen (categorie a en b) in overdruk. Hieraan wordt een stedenbouwkundig voorschrift gekoppeld: art. A0.1 voor ste waterwegen en onbevaarbare waterlopen van 1 categorie en art. A0.2 voor onbevaarbare waterlopen van de de 2 en 3 categorie en niet gecategoriseerde onbevaarbare waterlopen. Vlacoro merkt op dat de doelstellingen van deze stedenbouwkundige voorschriften zeer onduidelijk zijn. De voorschriften kunnen zeer breed geïnterpreteerd worden waardoor de impact mogelijks zeer groot kan zijn. Zo is bijvoorbeeld onduidelijk wat onder ‘onmiddellijke omgeving’ moet worden verstaan. Volgens de toelichting kan dit gaan over minimaal een breedte van 20 meter tot mogelijks de aanliggende alluviale gronden. Bovendien is onvoldoende ingevuld wat verstaan wordt onder waterbeheersing als nevengeschikte of ondergeschikte functie. Het stedenbouwkundig voorschrift stelt bovendien dat de aanvraag van vergunningen wordt beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangeduide bestemming maar legt vervolgens verder beperkingen op aan deze bestemming nl. ‘de bestemming is van toepassing voor zover ze verenigbaar is met de waterbeheersfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van de rivier- en beekvalleien en hun natuurverbindend vermogen niet doen afnemen’. In het artikel zijn bovendien allerlei sectorale bepalingen uit het decreet integraal waterbeleid overgenomen, die evenwel uit hun context worden gehaald. Het is tevens onduidelijk in hoeverre de maatregel inzake herstel ook opgelegd zal worden indien het om een bebouwd of verhard perceel gaat. Dit alles leidt tot heel wat onduidelijkheid en zorgt ervoor dat de impact absoluut niet in te schatten is. Vlacoro vraagt dan ook dat een grondig aanpassing gebeurt van de artikelen A0.1 en A0.2 (en ook B0.1, B0.2, C0.1 en C0.2) in functie van de voorgaande bemerkingen. In essentie betreurt Vlacoro dat het ontwerp RUP niet systematisch een afweging heeft gemaakt of een aanduiding en afbakening van de waterlopen aangewezen is.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
19/269
Dossier 388
Terwijl voor bepaalde zones in het ontwerp RUP geopteerd wordt om de waterlopen in te bedden in een ‘groene’ strook, gebeurt in andere clusters dan weer de opheffing van de bestaande groene bestemming, omheen de waterlopen. 7d. Vlacoro stelt vast dat er onduidelijkheid is over de bebouwingsmogelijkheden in CH-gebied. Volgens diverse experten gelden de nieuwe functiewijzigingen enkel in bestaande gebouwen en komt de eenheid van het parkgebied niet in het gedrang. Vlacoro vraagt meer verduidelijking in de toelichtingsnota en verwijst ook naar haar standpunt 4c over de toepassing van de open ruimtevoorschriften. 7e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f. 8.
BBL [B165]
a. Goede uitgangspunten. Dit ontwerp RUP heeft zeker zijn verdiensten. De uitgangspunten vloeien voort uit de doelstellingen van het RSV en kunnen borg staan voor een duurzaam ruimtelijk beleid. Het gaat dan om het behoud van de groene gordel rond Brussel, door bijkomende ruimte voor bedrijven te realiseren via reconversie en hergebruik van gebouwen of door herinrichting en verdichting van een aantal bedrijventerreinen op het gewestplan. Andere uitgangspunten van zowel dit RUP als het RSV zijn het vermijden van sterk mobiliteitsgenererende activiteiten en het concentreren van nieuwe ontwikkelingen bij openbare verkeersassen. Deze uitgangspunten werken duidelijk door in de drie deelgebieden. In het deelgebied Zuidelijke kanaalzone wordt rond Halle gezocht naar mogelijkheden voor intensiever ruimtegebruik, door de bestaande bedrijventerreinen en kleinhandelszones langs het kanaal logischer in te richten. Zo kan het groen aan de rand van deze zones versterkt worden, door de natuurlijke loop van de Zenne en een betere inrichting van de oevers mogelijk maken. Gelijkaardige oefeningen werden doorgevoerd voor het deelgebied Zellik/Groot-Bijgaarden en het deelgebied het ruime Zaventemse. Ze kunnen deze onderdelen van het RUP onderschrijven, al zijn er bij de concrete bestemmings- en inrichtingsvoorstellen nog verbeteringen en optimalisaties mogelijk binnen de grote krachtlijnen van het RUP. Ze verwijzen naar de gedetailleerde voorstellen in de bezwaarschriften van vzw Sterrebeek 2000 en van Natuurpunt Asse en ondersteunen deze voorstellen. b. Echter niet toegepast op de twee belangrijkste projecten. Bij de twee meest grootschalige dossiers met de grootste verkeersgeneratie, nl. het reconversiegebied Vilvoorde-Machelen met het Uplace project en de herinrichting van parking C van de Heizel worden de uitgangspunten van het VSGB en het RSV niet gevolgd. Deze projecten zullen dusdanig veel autoverkeer veroorzaken, dat ook de andere onderdelen van het RUP met bereikbaarheidsproblemen te kampen zullen krijgen en hierdoor gehypothekeerd worden. c. In diverse bestemmingsplannen van de drie deelgebieden worden bijkomende kantoorontwikkelingen toegelaten, ofwel in gemengde bestemmingszones ofwel in specifieke gebieden voor kantoorontwikkeling. Nochtans blijkt uit een recent onderzoek van de GOM Brussel dat meer dan een derde van de kantoren in de Brusselse rand, ook rond de luchthaven, leeg staat. In de hele rand bedraagt de leegstand 33,1% of 2 1.551.417 m kantooroppervlakte. In de zones met de grootste voorraad ligt het percentage nog hoger. In de zone Vilvoorde is dit 35%, in de zone Vilvoorde 34,3%. In Brussel zelf daalde de kantoorleegstand van 9,8% eind 2009 naar 9,5% eind vorig jaar. Volgens de GOM Brussel heeft dit te maken met de toenemende congestie. Er wordt meer en meer gekozen voor een kantoor in de centra omwille van de concentratie van diverse activiteiten en de bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Verder blijkt dat de leegstand even hoog is in oude gebouwen (van na 1980) als in de meer recente gebouwen (jaren 2000). De stelling dat er een rechtstreeks verband is tussen de ouderdom van de kantoren en de leegstand blijkt dus niet te kloppen. BBL plaatst dan ook grote vraagtekens bij het beleid om het kantorenbestand verder uit te breiden, terwijl een derde van de voorraad leegstaat. Het verder uitbreiden van het kantoorareaal zal er voor zorgen dat er nog minder vraag zal zijn om de leegstaande kantoren te hergebruiken en deze leegstand bestendigd zal worden. Dat gaat in tegen de doelstelling van het VSGB om bijkomende ruimte voor bedrijven te realiseren via reconversie en hergebruik van gebouwen. Ze vragen dan ook om de nieuw voorziene kantoorontwikkelingen in het ontwerp RUP te schrappen. 8a. Vlacoro neemt akte van deze algemene bemerking. 8b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 251 en haar standpunt 282c-m. 8c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1b en naar de bespreking van de betreffende clusters onder de specifieke deelgebieden.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
20/269
Dossier 388
9.
Trage Wegen vzw [B46]
a. In de vzw Trage Wegen bundelen diverse organisaties hun krachten om de verdere verdwijning van trage wegen tegen te gaan en te streven naar een betere bescherming en een beter beheer van dit bedreigd patrimonium. Ze stellen met verbazing vast dat in het ontwerp RUP amper sprake is van trage wegen, hoewel de ontwikkelingskansen (door bestemmingen zoals 'weg voor niet-gemotoriseerd verkeer' vast te leggen in de ruimtelijke planning) voor een coherent en fijnmazig traag wegennet in het VSGB aanzienlijk zijn. Het VSGB wordt gekenmerkt door een historisch hoge dichtheid aan voet- en buurtwegen in vergelijking met de rest van Vlaanderen. De ontwikkeling van trage wegen spoort volledig met de hoofdlijnen van het gebied specifiek ontwikkelingsperspectief dat voor het VSGB is bepaald in het RG van het RSV. In de globale bepalingen van het RUP moet worden gesteld dat alle bestaande buurtwegen en voetwegen met erfdienstbaarheden van openbare doorgang door het nieuwe plan moeten worden gerespecteerd. b. Bij iedere nieuwe ontwikkeling moet volwaardig worden nagegaan of ook de nodige en gewenste verbindingen voor voetgangers en fietsers worden gerealiseerd. Deze bezorgdheid moet in alle specifieke voorschriften voor alle bestemmingszones worden opgenomen. c. De troeven van het VSGB worden op een beperkt aantal strategische locaties uitgebouwd. Deze gebieden mogen niet worden ontwikkeld als een overloopgebied voor laagwaardige en sterk mobiliteitsgenererende activiteiten voor het BHG. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten rekening houden met de draagkracht van de omgeving. Het VSGB kenmerkt zich door hoge densiteit aan voet- en buurtwegen, aangevuld met vele andere trage wegen die in hoofdzaak worden gebruikt door nietgemotoriseerd verkeer. Het nastreven van ruimtelijke ontwikkelingen, zoals het heropenen van voet- en buurtwegen, gebeurt volledig conform een ruimtelijke en landschappelijke context die eigen is aan het gebied. Voor alle gebieden moet een bepaling worden opgenomen die het heropenen van afgesloten, ingepalmde of omgeploegde buurtwegentracés beoogt. Omgekeerd zet het wijzigen van bestemmingen van gebieden waardoor heel wat voet- en buurtwegen lopen de deur open voor de latere afbouw of 'verminking' van het buurtwegennet. In vele woonuitbreidingsgebieden ontstaan immers verkavelingen die de oorspronkelijke, logische en verbindende tracés van de buurtwegen wijzigen (het verleggen van buurtwegen met tal van hoeken van 90°) om toch maar een maximaal aantal bouwloten te kunnen ontwikkelen. In het RUP hoort voor gebieden met bestemming wonen een bepaling dat de logische en verkeersveilige buurtwegentracés moeten worden gerespecteerd. d. Het behoud van het open ruimte netwerk is essentieel. De onbebouwde ruimte van het open ruimte netwerk moet maximaal worden gevrijwaard van aansnijding voor wonen, werken of nieuwe infrastructuren. Niet alleen staan natuur en milieu onder zware druk in het VSGB, ook de natuur- en milieukwaliteit door de vervoersintensiteit krijgt zware klappen omwille van de negatieve milieueffecten van vervoerswegen en de impact van de transportinfrastructuur. Het inschakelen van trage wegen om de ‘modal shift’ te bewerkstelligen mildert niet alleen deze effecten maar ook de trage wegen als infrastructuur op zich brengen vrijwel geen bijkomende schade aan natuur- en leefmilieu toe. Eerder dan verzuring, vermesting, verontreiniging, verdroging of versnippering in de hand te werken, bieden trage wegen heel wat kansen om de kwaliteit, de samenstelling en de omvang van brokjes versnipperde natuur in een positieve richting te sturen. Als lijnrelicten hebben trage wegen een belangrijke landschappelijke en ecologische waarde. Ze kunnen dienst doen als permanent of tijdelijk leefgebied en vertonen vaak een hoge mate van biodiversiteit dankzij de aanwezigheid van bermen, houtkanten, hagen of bomenrijen. Ze kunnen een belangrijke rol spelen als verbinding, waarbij de connectiviteit tussen waardevolle landschapselementen of leefgebieden van planten- en diersoorten wordt verzorgd. Trage wegen vormen de manier bij uitstek om deze open ruimte te leren appreciëren en te ontsluiten. Trage wegen bevatten, indien adequaat en natuur technisch ingericht, een groot potentieel voor landschapszorg, natuurontwikkeling en natuurverbinding. In het RUP hoort een globale bepaling die de ontwikkeling van trage wegen nastreeft als hefboom voor landschappelijke en ecologische meerwaarden in het open ruimtegebied. e. De reconversie van reeds aangesneden ruimte (bestaande bebouwing, verlaten of verwaarloosde bedrijfsgebouwen en terreinen enz.) is prioritair. Bijkomende bedrijvigheid wordt voornamelijk gerealiseerd door sanering van bestaande gebouwen of terreinen en door verdichting van een beperkt aantal bedrijventerreinen op het gewestplan. In dit reconversieproces schuilen veel kansen voor de herwaardering van trage wegen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
21/269
Dossier 388
Veel voet- en buurtwegen werden immers nooit administratief afgeschaft toen deze terreinen werden ontwikkeld. In dat geval kan men de juridisch bestaande tracés aangrijpen om opnieuw verbindingen te creëren. In het RUP hoort een bepaling dat bij de reconversie van reeds aangesneden ruimte de ontwikkelingskansen voor nieuwe trage wegen, bij voorkeur door het in gebruik nemen van juridisch bestaande voet- en buurtwegen, maximaal worden nagestreefd. f. Locaties voor bijkomende woningen of bedrijven moeten zoveel mogelijk optimaal aansluiten op het openbaar vervoer. De bereikbaarheid met het openbaar vervoer en/of de verbetering van de ontsluiting zijn inherente randvoorwaarden bij verdere ontwikkelingen. Bijkomende wegeninfrastructuren die automobiliteit genereren, worden niet voorzien. Enkel voor de ontsluiting van een beperkt aantal toplocaties kan de aansluiting op het hoofdwegennet worden verbeterd. Het behouden en versterken van de verkeersleefbaarheid in het VSGB zijn primordiaal. Het behoud en de ontwikkeling van een fijnmazig traag wegennet vult deze hoofdlijn uit het RSV voor het VSGB maximaal in. Trage wegen genereren geen bijkomende automobiliteit, maar vervullen een multifunctionele mobiliteitsrol: ze combineren recreatie met functionele verplaatsingen. Bovendien blijven functies als erfgoedwaarde en natuurwaarde evenmin onbelicht. Ze schakelen zich ook prima in bij voor- en natransport van gemotoriseerde verplaatsingen (van en naar bushaltes, stopplaatsen, parkings). Het bezwaarschrift gaat verder in op de voordelen en potenties van trage wegen. Het inschakelen van trage wegen in de mobiliteit binnen het VSGB, het uitbouwen van een regionaal trage wegennetwerk komt ten goede aan alle inwoners; het verhoogt zowel lokale verblijfsen verplaatsingskwaliteit als ook woon-werkverplaatsingskwaliteit op regionale schaal. Een trage verbinding vormt een compensatie- of vluchtmogelijkheid voor de negatieve effecten van de omliggende verkeersinfrastructuur. g. Ze verwachten dat hun bezwaren en aanbevelingen worden meegenomen. Het is bijzonder waardevol dat een toekomstvisie zoals het RUP VSGB wordt gekoppeld aan het respect voor een eeuwenoud erfgoed van de streek. Deze opmerkingen geven ook invulling aan de visie op provinciaal niveau die een maximaal behoud van deze wegen nastreeft. h. Er worden kansen gemist voor de realisatie van een Gewestelijk Expres Net voor fietsers. Het Vlaams Parlement nam op 4 februari 2009 unaniem een resolutie aan over de realisatie van een dergelijk netwerk. Onnodig te vertellen dat het opwaarderen van trage wegen hierin uiteraard een belangrijke rol kan spelen (vb. de combinatie Schapenbaan/Schapenweg in Asse/Jette, waar er onder de R0 al een tunnel ligt). 9a. Vlacoro ondersteunt deze bezorgdheid inzake buurtwegen. Er is momenteel reeds een specifieke wetgeving voor buurt- en voetwegen van kracht; waardoor het voor Vlacoro overbodig lijkt om dit nog eens op te nemen in de stedenbouwkundige voorschriften. 9b. Vlacoro stelt voor om dit op te nemen in de toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften. 9c. Vlacoro erkent het belang van trage wegen en vraagt om de opportuniteit af te wegen bij de ontwikkeling van nieuwe woongebieden. 9d. Vlacoro is van mening dat de mogelijkheden die nu reeds bestaan in wetgeving van buurt-en voetwegen en in beheer en ontwikkeling van open ruimtegebieden voldoende garanties bieden. Vlacoro stelt voor een bepaling op te nemen in de toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften. 9e. Vlacoro ondersteunt deze bemerking. Eén van de thematische opties van het ontwerp RUP is reconversie. Door de sterke industriële activiteit in het kanaalgebied zijn talrijke kleinschalige fabriekspanden verlaten door de economische activiteit. Dit industrieel erfgoed bezit bijzondere kwaliteiten om te transformeren naar nieuwe eigentijdse en bijzondere woon-en werkvormen. Het herwaarderen van deze historische sites binnen de bebouwde structuur is een duurzame actie in de zoektocht naar het versterken en uitbreiden van het aanbod aan woningen in het VSGB. Hierdoor krijgen deze plekken prioriteit ten opzichte van nieuw aan te snijden open ruimte. Voorbeelden van dergelijke ontwikkelingen die mee zijn opgenomen in de programmatie van het wonen, situeren zich in de kern van Ruisbroek en ter hoogte van de oude Wolfabriek binnen de kern van Lot. Een derde voorbeeld bevindt zich in de nabije omgeving van de kasteelsite KleinBijgaarden. Vlacoro vraagt de ontwerper te onderzoeken of een bepaling omtrent de ontwikkelingskansen voor nieuwe trage wegen bij de reconversie van reeds aangesneden ruimte kan worden opgenomen in het RUP. 9f,g. Vlacoro ondersteunt deze bemerkingen en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
22/269
Dossier 388
9h. De toelichtingsnota erkent dat ‘naast een verbeterd openbaar vervoernetwerk, het stimuleren van de mobiliteit per fiets een belangrijke uitdaging vormt. Een goed uitgebouwd functioneel én recreatief fietsroutenetwerk dat de voornaamste woon- en werklocaties met elkaar in verbinding stelt en de recreatieve polen ontsluit, kan zijn steentje bijdragen om een duurzamere mobiliteit voor het gebied te realiseren. Een goede aansluiting met het fietsnetwerk binnen het Brussel Hoofdstedelijk Gewest. Daarbij is aandacht voor het opheffen van missing links vereist’. Het ontwerp RUP legt tevens de nadruk op de verdere uitbouw van het netwerk voor langzaam verkeer. Er wordt uitgegaan van het functioneel en recreatief netwerk dat de provincie Vlaams-Brabant uitbouwt. Vlacoro verwijst echter naar de vraag van de provincie om de delen van dit fietsroutenetwerk niet symbolisch aan te duiden op het ontwerp RUP maar effectief ruimte te bestemmen voor dit fietsroutenetwerk. Vlacoro ondersteunt deze vraag en vraagt de ontwerper om dit op te nemen in het ontwerp RUP. Vlacoro erkent dat de uitbouw van een GEN voor fietsers niet tot de bevoegdheid van het beleidsveld ruimtelijke ordening behoort, en vraagt de Vlaamse Regering om in het flankerend beleid een duidelijk engagement op te nemen voor de effectieve realisatie van een GEN voor fietsers. 10.
Toerisme Vlaanderen [B60]
a. Toerisme Vlaanderen gaat grotendeels akkoord met de beleidsopties die gemaakt worden in het VSGB. b. Kampeerautoterrein en/of minicamping. Brussel is een belangrijke toeristische attractiepool. Kampeerauto’s worden steeds populairder. Het is wenselijk in de buurt van Brussel hiervoor een plek te voorzien. Brussel heeft weinig kampeermogelijkheden voor toeristen op rondreis met de tent. Het aantal plaatsen voor openluchtrecreatieve verblijven op een minicamping bedraagt maximaal vijftien (tent, caravan of kampeerauto). Ze stellen voor om de inrichting van een kampeerautoterrein of een minicamping op te nemen in de gewenste toeristisch-recreatieve structuur van het VSGB. De toekomstige jachthaven langs het kanaal Brussel-Charlerloi is een ideale plek (ook kort bij het treinstation). Het sportcomplex Drogenbos komt ook in aanmerking. Hiertoe moet de bestemming van deze locatie naast dagrecreatie ook verblijfsrecreatie toelaten. c. Woongebieden. Ze verwijzen naar de stedenbouwkundige voorschriften voor wonen. Om verwarring te voorkomen stellen ze voor om hier de term ‘horeca’ te vervangen door ‘toeristisch logies, restaurants en cafés’. Horeca heeft altijd gestaan voor ‘hotels, restaurants en cafés’. De term ‘hotel’ is volgens het logiesdecreet een beschermde naam en kan enkel gebruikt worden indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In dit decreet wordt de verzamelnaam van alle toeristische verblijven (o.a. gastenkamers, vakantiewoningen, hotels) omschreven als ‘toeristische logies’. d. Open ruimtegebieden. Ze kunnen zich vinden in de verschillende soorten randstedelijk open ruimtegebieden die in het VSGB worden onderscheiden maar vragen dat alle open ruimtegebieden in min of meerdere mate publiek toegankelijk moeten zijn. De voorschriften van het gemengd open ruimtegebied en het parkgebied leggen recreatie als nevengeschikte functie vast. Er wordt een specifiek voorschrift voorzien voor recreatief medegebruik. Dit laat toe dat in deze gebieden kleinschalige infrastructuur kan aangebracht worden (o.a. zitbanken, informatieborden). In de voorschriften voor agrarisch gebied, bouwvrij agrarisch gebied, natuurgebied en bosgebied (en soms parkgebied en gemengd open ruimtegebied met cultuurhistorische waarde) wordt dit niet expliciet opgenomen. Dit terwijl de doelstelling van het VSGB voor deze gebieden beoogt dat ze publiek toegankelijk zijn. Ze vragen aldus om binnen de stedenbouwkundige voorschriften voor al deze gebieden een voorschrift op te nemen met betrekking tot recreatief medegebruik. Dit moet minstens kleinschalige infrastructuur toelaten. e. Zonevreemde functies. In de voorschriften worden de mogelijkheden voor zonevreemde functies niet opgenomen. Zo wordt met toepassing van artikel 4.4.23 van de VCRO voorzien een vergunning te verlenen voor het gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een woning, voor zover de complementaire functie betrekking heeft op het gebruik van toeristisch logies en mits voorafgaand advies van Toerisme Vlaanderen. In de voorschriften voor agrarisch gebied werd dit geïntegreerd. Zonevreemde functiewijzigingen m.b.t. kleinschalige logies moeten geïntegreerd worden in de voorschriften m.b.t. het VSGB. Er kan in de voorschriften eventueel ook enkel verwezen worden naar artikel 4.4.23 van de VCRO (cf. RUP Heverleebos en Meerdaalwoud).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
23/269
Dossier 388
10a. Vlacoro neemt akte van deze bemerking. 10b. Vlacoro ondersteunt deze bemerking en vraagt de Vlaamse Regering om de stedenbouwkundige voorschriften voor de jachthaven en het sportcomplex in Ruisbroek (vermoedelijk wordt verkeerdelijk gewezen naar Drogenbos) hierop aan te passen. 10c. Vlacoro kan dit voorstel ondersteunen en vraagt om ‘toeristische logies’ expliciet op te nemen in alle stedenbouwkundige voorschriften betreffende wonen. 10d. Vlacoro kan dit voorstel niet ondersteunen. Vlacoro ondersteunt dat er een differentiatie wordt gemaakt voor de verschillende open ruimtegebieden. Gemengd open ruimtegebieden en parkgebieden zijn de gebieden bij uitstek gericht op recreatief medegebruik. Het niet expliciet voorzien van recreatief medegebruik in de andere open ruimtegebieden betekent niet dat deze gebieden niet publiek toegankelijk kunnen zijn. Vlacoro verwijst hierbij onder meer naar de belangrijke rol van trage wegen in het toegankelijk maken van de open ruimtegebieden (cf. bezwaarschrift B46). Vlacoro wijst er ten slotte op dat kleinschalige infrastructuur volgens de VCRO en bijhorende uitvoeringsbesluiten vrijgesteld is van vergunning. Vlacoro vraagt om dit in de toelichtingsnota verder te verduidelijken. 10e. Vlacoro stelt dat artikel 4.4.23 in alle gebieden van toepassing is, en dat een verwijzing naar de VCRO in de voorschriften niet noodzakelijk is. Wel moet in de toelichtingsnota hierover duidelijkheid worden verschaft. 11.
ACV- gewest Halle-Vilvoorde [B102]
a. Uitgangspunten niet altijd gerespecteerd. Ze ondersteunen de belangrijkste uitgangspunten betreffende de gewenste ruimtelijke structuur voor het VSGB zoals de voorzichtige aanpak inzake bijkomende ontwikkelingen, het vrijwaren van open ruimte, prioriteit voor verdichting, herstructurering, reconversie en sanering eerder dan aansnijden van nieuwe gebieden, afstemming met de beleidsopties van het BHG en behouden en versterken van de verkeersleefbaarheid in het VSGB. Deze principes worden niet altijd gerespecteerd in het ontwerp RUP. Concrete uitwerkingen stroken onvoldoende met deze algemene visie. b. Oplossingen voor een verbeterde mobiliteit zijn een ‘conditio sine qua non’ voor alle toekomstgerichte ruimtelijke ontwikkelingen. Alle beleidsinspanningen moeten simultaan, integraal en versneld op deze thematiek worden ingezet. Voor het VSGB, onderdeel van de Vlaamse Ruit en gelegen in het centrum van het land, is een passende visie voor mobiliteit een bepalende factor. De mobiliteitsproblematiek ontwricht niet alleen de leefbaarheid voor de bewoners van het gebied, maar fnuikt ook de economische, socioculturele, ecologische en andere ontwikkelingen in het plangebied. De regio heeft te kampen met zeer urgente mobiliteitsproblemen van diverse aard. De noodzakelijke ingrepen op de mobiliteit, zowel betreffende het wegvervoer, het openbaar vervoer als andere vormen van verplaatsen, moeten uitdrukkelijk een plaats krijgen in de ruimtelijke planning. De globale mobiliteitsvraag in de rand rond Brussel is zeer groot en de capaciteit van de hoofdwegeninfrastructuur zit tegen of boven de limiet. Ze ondersteunen het uitgangspunt dat bereikbaarheid met openbaar vervoer en verbetering van de ontsluiting als randvoorwaarde voor nieuwe woongebieden en bedrijvigheid worden gesteld. Het volstaat echter niet om deze optie als uitgangspunt te hanteren in het RUP. De resultaten van de mobiliteitsstudie i.k.v. het plan-MER voor de R0 bevestigen de stelling dat een oplossing voor deze problematiek alleen mogelijk is door een multimodale aanpak. Er zal zowel moeten ingezet worden op openbaar vervoer, als op het optimaliseren van de zogenaamde zachte weggebruikers, als op het optimaliseren van de doorstroming op de R0, als op een aantal belangrijke flankerende maatregelen. Ook hier moeten instrumenten en (vooral financiële) middelen voorzien worden om deze opties te realiseren. Afstemming tussen de verschillende openbaar vervoersinstellingen is noodzakelijk. Een globale visie op openbaar vervoer ontbreekt in het RUP. c. In het grafisch plan is een symbolische overdruk opgenomen voor een aantal langeafstandsfietsroutes langs de spoorlijn, zoals onder meer delen van de OMA-route. Ze vragen waarom slechts bepaalde segmenten van deze route aangeduid worden. De mogelijkheden om in de toekomst langs de spoorlijnen 36, 50 en 124 fietsvoorzieningen aan te leggen mag niet uit het oog verloren worden. Ook andere spoorlijnen kunnen nog mogelijkheden bieden. In het verleden zijn er bij werken aan spoorlijnen heel wat gemiste kansen geweest voor de aanleg van fietsvoorzieningen (lijnen 50A, 161 en 36). De mogelijkheid voor het aanleggen van fietsvoorzieningen langs de spoorlijnen en het reserveren van de nodige ruimte moet als algemeen principe worden ingeschreven.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
24/269
Dossier 388
d. Ruimte voor economische ontwikkelingen. ACV is bezorgd en heeft kritiek over het lage ambitieniveau van dit ontwerp RUP inzake de invulling van de stedelijke/strategische potenties van dit gebied. Hierdoor worden resultaten voorgelegd die de taakstellingen inzake wonen en werken van het RSV duidelijk niet halen. Hoe en waar meent de Vlaamse overheid die taakstellingen dan wel te realiseren? e. Een belangrijk aandachtspunt is het zeer lage aandeel oppervlakte voor bijkomende bedrijvigheid. Er wordt nagelaten om een globale evaluatie van de bijkomende ruimte voor bedrijvigheid op te nemen en er ontbreekt een bespreking van de globale ruimtebalans. Ten opzichte van het rapport focusbepaling (en de tussentijdse beslissing van de Vlaamse Regering) werd een kleine 50ha (of 25%) van het al zeer lage aandeel aan bijkomende gebieden voor bedrijvigheid geschrapt. Reconversie impliceert dat er bijkomende financiële middelen moeten worden vrijgemaakt om deze reconversie in functie van economische ruimte haalbaar te maken. De keuze voor verdichting, herwaardering, herstructurering, reconversie en sanering van woon- en bedrijvenzones - die zij absoluut ondersteunen - heeft belangrijke gevolgen voor het beleid. Heel wat reconversieprojecten leiden anders tot andere bestemmingen (o.a. woonprojecten, handel en shopping), die voor projectontwikkelaars meer winstgevend zijn dan de ontwikkeling van 'traditionele' bedrijventerreinen. Reconversie moet gestimuleerd en financieel ondersteund worden vanuit de Vlaamse overheid: reconversie en sanering van brownfields heeft een veel groter prijskaartje dan het aansnijden van greenfields en vraagt veel meer tijd. Het volstaat niet deze keuze vast te leggen in een RUP. Er zal ook een daadwerkelijk beleid moeten gevoerd worden. Dit betekent effectief een aansturing van het beleid met de nodige instrumenten en de nodige financiering. De overheid zal over (o.a. fiscale) instrumenten moeten kunnen beschikken om het laten braak liggen of onderbenutten van terreinen te ontmoedigen of te sanctioneren. Anders dreigt een economisch fiasco voor de streek: er zijn maar een beperkt aantal nieuwe bedrijventerreinen voorzien en de bestaande zullen bij gebrek aan een actief beleid ongebruikt of onderbenut blijven. Het gebrek aan enig aanvullend instrumentarium gekoppeld aan dit RUP, doet uitschijnen dat deze boodschap niet duidelijk overgekomen is. Ze vragen expliciet om het benodigde instrumentarium en de nodige middelen te voorzien, om de uitvoering van deze opties te verzekeren. f. Er is nood aan duidelijkheid in de uitvoeringsagenda. Reeds in deze fase moeten de beschikbare en geschikte uitvoeringsinstrumenten gekoppeld worden aan dit RUP. Bepaalde gebieden kunnen enkel kwalitatief ontwikkeld worden indien een globale herstructurering gebeurt. Onteigeningen (of minimaal het instellen van een voorkooprecht) zullen noodzakelijk zijn. Indien dit niet binnen dit RUP wordt opgenomen, wordt gepleit om zo snel mogelijk zicht te krijgen op de globale uitvoering van de nodige acties, aangesproken actoren en het ter beschikking stellen van de nodige budgetten om te vermijden dat het RUP de (her)ontwikkeling van bepaalde gebieden (haalbaarheidsaspecten) blokkeert voor lange termijn. g. Het gebrek aan afstemming met de ontwikkelingen in het Brussels Gewest is een grote leemte. Het uitgewerkte plan houdt weinig rekening met het BHG en met de realiteit en de druk waarmee het VSGB geconfronteerd zal worden ten gevolge van de socio-economische evoluties in het BHG. Op vlak van ontwikkeling van de grote steden zoals Brussel voldoet een denkoefening die stopt aan de grenzen van het gebied niet langer. Men moet rekening houden met de realiteit van het ruimere socio-economisch bekken alsook met ruimte voor een uitwisselingsnetwerk met de omringende regio. Inzake alle functies (wonen, economie, recreatie, winkelen, mobiliteit) is er in de realiteit een voortdurende wisselwerking en dynamiek tussen Brussel en het VSGB. Toekomstige ontwikkelingen in beide regio's zullen dus met elkaar rekening moeten houden en, meer nog, op elkaar afgestemd worden. Zo zal Brussel met een sterke, snelle en specifieke bevolkingsgroei worden geconfronteerd (toename aantal jongeren en bevolking afkomstig uit de immigratie). Deze stijging zal voor kwantitatieve en kwalitatieve problemen zorgen betreffende huisvesting, uitrusting, mobiliteit, vorming en tewerkstelling. Gedurende het volgende decennium zou de Brusselse bevolking per jaar met 14.000 mensen stijgen. Dit zal ontegensprekelijk effecten hebben op de Vlaamse Rand maar hiermee wordt geen rekening gehouden in het kader van het VSGB. Een efficiënt beleid zou eigenlijk een beleid in voortdurend overleg moeten zijn. Het zou dus aangewezen zijn dat de opties uit het rapport afgetoetst worden met de (geplande) ontwikkelingen in Brussel (en visa - versa), vooraleer de Vlaamse Regering een definitieve beslissing neemt. Voor de verdere socio-economische ontwikkeling van beide gewesten is meer overleg nuttig en noodzakelijk; de Brusselse en de Vlaamse visie moeten elkaar versterken en dus meer samenhang vertonen. Gemeenschappelijke planningsinstrumenten zouden moeten aangebracht worden, als basis voor een gedeelde visie.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
25/269
Dossier 388
h. De ontwikkelingen rond de luchthaven worden volledig losgekoppeld van de afbakening VSGB, terwijl de luchthaven toch een wezenlijk onderdeel vormt van het gebied en de motor is van de economische ontwikkeling. De verwijzing naar START biedt geen antwoord op de vraag naar de verdere ontwikkeling van de luchthaven en de effecten voor het VSGB. ACV vraagt hoe sluitend en hoe weloverwogen de gekozen beleidsopties zijn, aangezien de luchthaven buiten beschouwing werd gehouden. 11a. Vlacoro neemt akte van deze inleidende opmerking en verwijst naar haar standpunt 1f. 11b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f en haar standpunt 5d. 11c. Vlacoro ondersteunt deze vraag en verwijst naar haar standpunt 9h betreffende het fietsroutenetwerk. 11d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1b. 11e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1b. 11f. Vlacoro ondersteunt deze vraag en verwijst naar haar standpunt 1e. 11g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 15a. 11h. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1c. 12.
Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
a. Flankerend beleid. Heel wat landbouwbedrijven worden getroffen door gronden die van een agrarische naar een groene bestemming gaan. Hierdoor is een gepast flankerend beleid nodig. Ze spreken dan niet alleen over gebruikerscompensatie en kapitaalschade maar ook over fasering in de realisatie van de bestemmingen. Er moet ook bekeken worden of via een systeem van een lokale grondenbank gronden ter beschikking kunnen gesteld worden voor de getroffen bedrijven. Men moet er nauw op toezien dat er enerzijds gronden in de grondenbank komen, eventueel via stimulerende maatregelen, en anderzijds vermijden dat de prijs van de gronden in de omgeving stijgt. Als het plan goedgekeurd is, zal er ook nood zijn aan een degelijke investering in de gerealiseerde landbouwgebieden. De resterende landbouwgebieden moeten geoptimaliseerd worden (naar inrichting, bereikbaarheid, kavelstructuur, …) om aan de druk van de verstedelijking te weerstaan. Hiervoor moeten middelen vrijgemaakt worden. b. Natuurverweving. De motivatie om bepaalde zones aan te duiden met natuurverweving is dikwijls onduidelijk of ontbreekt. Tegelijk zien we hier beperkingen in de toekomst ontstaan voor de professionele landbouw. Ze vragen om geen aaneengesloten gebieden met professionele (meer intensieve) landbouw met een overdruk natuurverweving aan te duiden. De landbouw, die in natuurverwevingsgebied komt, mag hiervoor op termijn niet afgestraft worden maar, integendeel, ze moeten positief gestimuleerd worden om maatregelen te nemen. c. Gemengd open ruimtegebied. Waar professionele landbouw aanwezig is, moet een zuiver agrarische bestemming komen. Zeker in de stedelijke gebieden zal de landbouw, die in GO terecht komt, snel verdwijnen onder invloed van de meer kapitaalkrachtige sectoren. Ze vragen bijgevolg om niet te kwistig om te springen met dit concept en in eerste instantie naar de nu al versnipperde gebieden met vertuining en verpaarding (en andere moeilijk te definiëren functies) te kijken om GO af te bakenen. d. Ze zijn erg verontrust over de symbolische aanduiding van de waterlopen (art. A0.1.1 en A0.1.2) en de voorschriften die hieraan verbonden zijn. De brede formulering zorgt ervoor dat de impact absoluut niet in te schatten is. De gevolgen moeten nochtans duidelijk zijn. Daarnaast formuleert men allerhande sectorale wetgeving in de voorschriften die hier niet thuishoren maar uit het decreet integraal waterbeleid komen. De instrumenten uit dit decreet worden los van hun context overgenomen waardoor ze een hele vage situatie creëren waar grote erfdienstbaarheden ontstaan voor de aangelanden. Deze overdruk tast de rechtszekerheid van de hoofdfunctie in agrarisch gebied sterk aan. Ze stellen volgende aanvulling voor: ‘voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende werken, handelingen en wijzigingen in de onmiddellijke omgeving toegelaten: het behoud en herstel van…’ en vragen om in beide artikels te schrappen: ‘de in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen en de natuurverbindingen via de rivier- en beekvalleien niet doen afnemen’. Het is absurd dat de eigenaar hier planbaten zou moeten betalen terwijl er bijkomende mogelijkheden (erfdienstbaarheden) naar water gecreëerd worden met de symbolische overdruk voor waterlopen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
26/269
Dossier 388
12a. Vlacoro verwijst naar het register voor planschade, planbaten, kapitaal- en gebruikersschade. Daarnaast brengt Vlacoro het voorstel inzake het systeem van een lokale grondenbank waarbij gronden ter beschikking kunnen gesteld worden voor de getroffen bedrijven onder de aandacht van de ontwerper. Vlacoro vraagt uitdrukkelijk om de flankerende maatregelen voor de landbouw eveneens op te nemen in het flankerend beleid en verwijst verder naar standpunt 1e. 12b. De overdruk natuurverweving wil deze ecologische verbinding stimuleren. In natuurverwevingsgebied is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functies landbouw en natuur. Verwevenheid slaat op het gedifferentieerd voorkomen van landbouw, natuur en bos (RSV pag. 388). Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk moeten de ontwikkelingsmogelijkheden van de hiermee verzoenbare landbouwactiviteiten ruimtelijk ondersteund worden. Het stedenbouwkundig voorschrift artikel 1.4 stelt verder dat in deze gebieden landbouwactiviteiten toegelaten zijn voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. Ook alle handelingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten. Het stedenbouwkundig voorschrift voor de overdruk natuurverwevingsgebied legt, behoudens het behoud van het onbebouwd karakter van het de gebieden, geen enkele beperking op aan de agrarische bedrijfsvoering. Ook het natuurdecreet legt geen verbods- of gebodsbepalingen op in deze gebieden. Ten aanzien van de eigenaars en gebruikers in deze gebieden kunnen slechts stimulerende maatregelen worden genomen. 12c. Vlacoro merkt op dat vaak voor de bestemming gemengd open ruimtegebied (GO) wordt geopteerd wanneer er in open ruimtegebied reeds een gemengd gebruik bestaat. Binnen GO gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. Het gaat in principe om bouwvrij gebied. 12d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7c. 13. Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant [A14]
a. Ze verwijzen naar hun advies naar aanleiding van de plenaire vergadering van 27 september 2010 en de opmerkingen bij het verslag van 22 oktober 2010. b. Problematiek hellende daken: in bepaalde stedenbouwkundige voorschriften zijn twee bouwlagen mogelijk met plat dak. Tevens kan hierop een dakvolume worden geplaatst dat afgewerkt moet worden met een hellend dak. De praktijk leert dat vaak wordt geopteerd voor een terugspringende bouwlaag die zich inschrijft binnen het denkbeeldig dakvolume dat realiseerbaar is. Er wordt vooropgesteld om de stedenbouwkundige voorschriften hieromtrent te wijzigen daar in de toekomst niet steeds moet worden gewerkt met een toepassing van artikel 4.4.1 van de VCRO. c. De planologische vertaling van beschermde monumenten, stads- of dorpsgezichten en landschappen blijft een probleem. Deze vertaling is allesbehalve eenduidig en in verschillende gevallen is zij een potentiële bedreiging voor het onroerend erfgoed. Ruimte en Erfgoed is van mening dat dit RUP de beschermde monumenten, stads- of dorpsgezichten geen afdoende planologische bescherming biedt, alleen al omdat de bestemmingen ervan heel divers zijn en niet zomaar te vatten zijn in de ‘overige groen’categorie ‘CH’. Ruimte en Erfgoed vraagt om in de verdere detaillering van de voorschriften te voorzien dat toekomstige ontwikkelingen steeds moeten afgewogen worden in functie van de erfgoedwaarden. Daarbij wordt er uitgegaan van een vrijwaring van de erfgoedwaarden. De benadering van het beschermd erfgoed moet overal op een gelijkwaardige manier gebeuren. d. Ze verwijzen naar de problematiek van de gebouwen opgenomen in de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (IBE). Aangezien de druk op dit niet-beschermd erfgoed bijzonder hoog is, vraagt Ruimte en Erfgoed een afdoende planologische bescherming. Het markeren van alle niet gesloopte items van deze inventaris zal dit verder verduidelijken. Het voorschrift kan vermelden dat de erfgoedwaarden van de items, zoals onder meer weergegeven in de itembeschrijving, moeten gevrijwaard blijven. e. Bij de vermeldingen van de bestaande juridische toestand per deelgebied zijn er regelmatig onnauwkeurigheden terug te vinden bij de opsomming van de monumenten, landschappen en dorpsgezichten.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
27/269
Dossier 388
Zo wordt bijvoorbeeld de Sint-Pancratiuskerk van Kraainem (monument) niet vermeld. Het beschermd landschap ‘Domein Ter Meeren’ wordt vermeld maar niet het als monument beschermde kasteel met de aanhorigheden. Enkel het wijzigingsbesluit (uitsluiting van percelen) van het Park van Tervuren wordt opgenomen, maar niet de originele bescherming, enz. f. Het plan-MER geeft een uitgebreid overzicht van de gekende archeologische sites in het plangebied en geeft ook aan dat archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is: ‘Bij effectieve ontwikkeling van het plangebied waarbij bodemingrepen plaatsvinden, dient archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden.’ (pag. 184). De discipline archeologie vindt het noodzakelijk dit te vertalen in de stedenbouwkundige voorschriften. 13a. Vlacoro neemt akte van deze situering. 13b. Vlacoro ondersteunt deze opmerking en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. Ze verwijst verder naar haar standpunt 6h. 13c. Vlacoro ondersteunt deze opmerking. De loutere bestemming als ‘CH’ wordt niet als voldoende ervaren om beschermde monumenten, stads- of dorpsgezichten een afdoende bescherming te bieden. Vlacoro vraagt de ontwerper in de verdere detaillering van de voorschriften te voorzien dat toekomstige ontwikkelingen steeds moeten afgewogen worden in functie van de erfgoedwaarden. De benadering van het beschermd erfgoed moet overal op gelijkaardige wijze gebeuren. 13d. Vlacoro sluit zich aan bij deze opmerking en vraagt de ontwerper de voorschriften en de grafische plannen in deze zin aan te passen. 13e. Vlacoro brengt dit onder de aandacht van de ontwerper voor aanpassing en aanvulling. 13f. Vlacoro ondersteunt dit verzoek en vraagt de ontwerper dit in te passen waar mogelijk. 14. Bezwaarindiener [B209]
a. Bezwaarindiener tekent protest aan tegen het tweetalig karakter van het onderzoek. Alle documenten worden door de Vlaamse overheid in de twee talen ter beschikking gesteld via de website van ruimtelijke ordening. Dit houdt een manifeste schending in van de bestuurstaalwet, die van openbare orde is en voorschrijft dat alle documenten uitgaande van de Vlaamse overheid Nederlandstalig moeten zijn. Enkel op individuele vragen van burgers uit de faciliteitengemeenten kan in het Frans geantwoord worden. De procedure heeft overigens betrekking op de gehele Vlaamse Rand en is dus zeker niet beperkt tot de faciliteitengemeenten. b. Ontbreken van een strategische visie. Noch in het besluit van de Vlaamse Regering over dit ontwerp RUP, noch in de bijlagen staan strategische overwegingen i.v.m. het vrijwaren van het Nederlandstalig karakter van Vlaams-Brabant en het behoud van een voldoende grote Nederlandstalige gemeenschap, zodat inwijkelingen zich kunnen integreren. Nochtans zou dat één van de strategische hoofdbekommernissen moeten zijn voor de Vlaamse overheid. De inwijking van anderstaligen vanuit Brussel neemt steeds massalere proporties aan; de druk op de woonprijzen neemt hierdoor zo sterk toe, dat jonge Nederlandstaligen zich verplicht zien uit te wijken naar elders. Zowel op het vlak van ruimtelijke ordening als op het vlak van wonen in het bijzonder zijn er maatregelen noodzakelijk die de ‘ontnederlandsing’ tegengaan. c. Bouwlagen. Op tal van plaatsen in de stedenbouwkundige voorschriften krijgen de gemeentebesturen ruime autonomie op vlak van het bepalen van de bouwlagen. Ook in gebieden die aan de rand van het strategisch gebied liggen en aansluiten op een groen of een landbouwzone kunnen de gemeentebesturen (of het provinciebestuur) het aantal bouwlagen verhogen van twee of drie naar vijf, waardoor appartementsbouw mogelijk wordt. Dit wordt nergens verantwoord. Deze autonomie zal de verstedelijking en verfransing sterk in de hand werken en zal vooral ook de druk van commerciële firma’s op de lokale besturen doen toenemen. Deze al te ruime autonomie voor de lokale besturen moet geschrapt worden. 14a. Vlacoro brengt deze opmerking onder de aandacht van de Vlaamse Regering. 14b. Vlacoro neemt akte van deze bemerking. 14c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 6h. 15.
Brusselse Hoofdstedelijke Regering [A16]
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
28/269
Dossier 388
a. Transversale aspecten. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering (BHR) benadrukt de vlotte leesbaarheid, de duidelijkheid van het document en de kwaliteit van de grafische documenten. Voorral omdat het BHG niet als een ‘zwart gat’ tussen de andere gewesten wordt weergegeven. Het risico op een ‘grenseffect’ nog niet helemaal (zie verder). De verbanden tussen de afbeeldingen en de tekst zijn duidelijk en gemakkelijk te volgen. Ze staan er achter dat het ontwerp RUP de coherentie in de ruimtelijke ordening van het hele gebied wil herstellen. Ze betreuren dat er tussen de gewesten niet overlegd werd over de betrachtingen van het plan om in te spelen op de aanwezigheid van het BHG. Ze betreuren dat het VSGB bepaalde gemeentes in het zuiden van het BHG heeft uitgesloten en dat de relaties tussen het BHG en de omliggende Vlaamse gemeentes alleen vanuit een unilaterale bereidheid tot samenwerking worden bekeken. De territoriale ontwikkeling van de gemeenten in het VSGB speelt zich af ten koste van de Brusselse ontwikkeling, hoewel ze beiden als complementair konden worden opgevat. Ze betreuren dat bepaalde projecten in het VSGB als definitief beschouwd worden (vb. Uplace, START-plan). Deze projecten moeten nog op tal van punten besproken en verder uitgewerkt worden. b. Het ontwerp RUP gaat uit van de doelstelling om rond het BHG een economische gordel te ontwikkelen, die vrijwel uitsluitend gebaseerd is op toegankelijkheid via de ring en het gebruik van de wagen in de hand werkt. Deze strategie - waardoor activiteiten die zeer veel verplaatsingen van personen teweegbrengen, ingeplant zouden worden op locaties die slecht bereikbaar zijn met het openbaar vervoer - gaat geheel in tegen de beginselen inzake duurzame ontwikkeling. Het programma voorziet +411ha voor economische activiteiten. Sterk verkeersgenererende functies (shopping, kantoren) worden hoofdzakelijk ingepland in een gebied dat zeer slecht bereikbaar is met het openbaar vervoer en dat al verzadigd is op vlak van autoverkeer (Vilvoorde - Zaventem). Uit het plan-MER blijkt dat de totale verkeersgeneratie van het VSGB zeer aanzienlijk is: ca. 153.000 pae per werkdag voor het basisscenario, oplopend tot 218.500 pae inclusief alternatieven. Het onderzoek houdt enkel rekening met een theoretische capaciteit van de wegen. Het niet in rekening brengen van kruispuntcapaciteiten leidt ook tot een ernstige overschatting van de capaciteit. Een groot aantal invalswegen van het BHG bereikt momenteel al de maximumcapaciteit t.h.v. bepaalde kruispunten tijdens de spitsuren 's ochtends en 's avonds en dit soms in beide richtingen. Het advies van de BHR illustreert dit met een aantal voorbeelden. De voorziene bestemmingen en ontwikkelingen zullen dus een belangrijke bijkomende verkeersdruk genereren op plaatsen waar er nu reeds een verzadiging optreedt. Er wordt geen sluitende oplossingen voorgesteld voor deze voorspelde mobiliteitsproblemen. De effecten van het RUP en de bijkomende verkeersgeneratie worden zelfs niet doorgerekend in een verkeersmodel, waardoor het niet mogelijk is om de te verwachten omvang van de problemen in te schatten (plan-MER pag.237) of zelfs maar te toetsen of deze voorzieningen haalbaar zijn. Voor de te verwachten belasting van het wegennet werd geen rekening gehouden met de verkeersgeneratie van START. Dit is een onderschatting van de toekomstige situatie. De BHR betreurt dat er geen ruimtes worden voorbehouden voor overstapparkings in de buurt van GEN-stations en dat het idee van een doeltreffende ‘bevoorrading’ van de GEN- stations door een krachtig openbaar vervoer onvoldoende werd uitgediept. c. Tegenstrijdigheid met de visie van het RSV op het VSGB. Ze verwijzen naar het richtinggevend gedeelte van het RSV en stellen vast dat dit uitgangspunt van het RSV niet gevolgd wordt: in de Zaventemse regio worden belangrijke verkeersgenererende functies voorzien op plaatsen die zeer slecht bereikbaar zijn met het openbaar vervoer, zonder dat het ontwerp RUP een garantie biedt op een verbetering van de bereikbaarheid: nieuwe tracés voor trams (bijvoorbeeld ter hoogte van de Woluwelaan) of voor hoogwaardige fietsverbindingen worden niet voorzien. Er wordt sterk gerekend op een toekomstige uitbreiding van het aanbod van het openbaar vervoer die erg onzeker is (MIVB, De Lijn, GEN). d. Capaciteitsverhoging van de ring kan niet als oplossing beschouwd worden. Het dichtslibben van de ring zal het knelpunt zijn voor de ontwikkeling van het volledige plangebied van het ontwerp RUP. Het plan-MER stelt dat de huidige en toekomstige verzadigingsgraad van de ring en van het wegennet in de Zaventemse regio de realisatie van het programma van het VSGB erg moeilijk maken. In het kader van het ontwerp RUP wordt de verhoging van de wegcapaciteit van o.a. de ring R0 als beslist beleid beschouwd. De milieueffecten van de verhoging van de wegcapaciteit van de ring zijn momenteel echter nog niet onderzocht. Het plan-MER voor de ‘optimalisering van de ring’ is immers nog verre van afgerond.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
29/269
Dossier 388
Het is onaanvaardbaar om de verhoging van de capaciteit van de ring naar voren te schuiven als ‘beslist beleid’ en als een oplossing te beschouwen voor de verkeersimpasse die door het VSGB wordt gecreëerd. In het kader van het plan-MER ‘optimalisering van de ring’ wordt de economische ontwikkeling in het gebied dan weer als ‘beslist beleid’ beschouwd en niet in vraag gesteld. Het is dus duidelijk dat de plannen voor een versterking van economische ontwikkelingen niet los kunnen worden gezien van de plannen voor de capaciteitsverhoging van de ring. Toch worden beide dossiers apart bestudeerd en wordt een minder sterke economische ontwikkeling of een andere locatie van voorziene ontwikkelingen in geen van beide plannen als alternatief scenario naar voren geschoven om de negatieve impact op de verkeersleefbaarheid te milderen. Het plan-MER (pag. 268) geeft zelf aan dat de verbreding van de ring R0 op zich onvoldoende is om de door het VSGB bijkomend gegenereerde mobiliteitsvraag op te vangen. De situatie zal zelfs slechter zijn dan de huidige situatie. De huidige problemen worden dus niet opgelost, maar verergerd. e. Onvoldoende afstemming met het BHG en het IRIS 2 plan. In het plan-MER wordt het programma van het VSGB - zone Vilvoorde-Machelen vergeleken met de stedenbouwkundige ontwikkelingsplannen in het BHG en het aandeel van het VSGB in de verkeersattractie geminimaliseerd. Deze redenering is op zijn minst bediscussieerbaar. Enerzijds omdat de weergave van de vooropgestelde ontwikkelingen in het Brussels Gewest niet correct is en anderzijds omdat deze ontwikkelingen gezien hun locatie een minder grote impact hebben op de mobiliteit. Het relatieve belang van de verkeersgeneratie van de VSGB wordt op die manier al te sterk geminimaliseerd. De BHR betwist de cijfers die in het MER worden voorgesteld als nieuwe stedenbouwkundige ontwikkelingen in het BHG (pag. 33 en 34) en stelt aanpassingen voor aan de vermelde 2 2 m . In totaal schat het MER het aantal nieuwe m te ontwikkelen kantoorruimte in Brussel twee keer te 2 hoog in (800.000 m en geen 1,6 miljoen zoals vermeld in het MER). Het model 2020 werd ondertussen in het kader van het plan-MER van de ring op dat vlak aangepast en verandert dus op essentiële wijze de conclusies van het plan-MER op vlak van mobiliteit. Het vermelde programma voor het BHG is bovendien erg hoog voor de 2020 horizon. De voorziene ontwikkelingen zullen gezien de onvolmaakte aanpak van de mobiliteitsproblematiek leiden tot een dramatische toename van de verkeersdruk op het Brusselse wegennet en gaan daarmee regelrecht in tegen de plannen van de Brusselse Regering om de verkeersdruk in het BHG te verminderen met 20 % tegen 2018. f. Onduidelijkheid over de zuidelijke ontsluitingsweg naar de luchthaven. Het ontwerp RUP legt geen tracé vast voor de zuidelijke ontsluitingsweg. Toch wordt deze weg momenteel als alternatief opgenomen in het S-MER van de ‘optimalisering van de ring’ en geeft de toelichtingsnota aan dat dit nog verder onderzocht zal worden in het STARTproject. Dit toont eveneens de verwevenheid aan van de verschillende dossiers (ring, VSGB, START) die los van elkaar bestudeerd worden. g. Doorrekeningen met het Multimodaal Model Vlaams Brabant. Voor het BHG werd in het model gewerkt met een generieke groei en werd het ingebrachte programma afgetrokken van de generieke groei. Gezien het ingebrachte programma gemiddeld genomen goed ontsloten is met het OV kan verondersteld worden dat door het inbrengen van het programma van het BHG minder verkeer gegenereerd zal worden dan in een scenario met evenredige generieke groei. Het model 2020 werd ondertussen in het kader van het planMER van de ring aangepast. Uit deze aanpassingen blijkt dat de vermindering van het verkeer in het BHG slechts een beperkte invloed heeft op de ring (enkele percenten). De omgevormde ring blijft volledig verzadigd ondanks de maatregelen die het BHG neemt om het verkeer te beperken. h. Fietsverbindingen. Het BHG werkt met de provincie Vlaams-Brabant aan het verwezenlijken van comfortabele, aangename en veilige fietsverbindingen tussen het provinciaal fietsroutenetwerk en de gewestelijke Groene Wandeling. Ook hiervoor is het maximaal behoud van groene corridors een noodzaak. Het versterkt uitdrukkelijk de vraag vanuit het BHG naar het behoud en het instellen van ecologische verbindingen met een menselijke component. Ze vragen om langs de spoorwegen in het ontwerp RUP de mogelijkheid te voorzien voor aanleg van (intergewestelijke) fietsverbindingen. Opvallend is dat de fietsverplaatsingen in het ontwerp RUP enkel vanuit recreatief oogpunt benaderd worden. Het verdient aanbeveling om ook en vooral de mogelijkheden voor de ontwikkeling van functionele fietsverplaatsingen en veilige, functionele fietsverbindingen te voorzien in dit ontwerp RUP. i. Conclusie mobiliteit. Het ontwerp RUP zal onbeheersbare problemen opleveren voor het Vlaams Gewest en het BHG op vlak van mobiliteit. De problemen worden niet precies ingeschat en sterk onderschat.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
30/269
Dossier 388
Het ontwerp RUP moet aangepast worden om de verkeersgeneratie aanzienlijk te beperken en de leefbaarheid te verbeteren: 1) vermindering van de omvang en de inplanting van de economische activiteiten en beter afstemmen op de draagkracht van het gebied, 2) ontwikkeling van sterk verkeergenererende economische functies enkel waar er zekerheid is voor een goede ontsluiting met het openbaar vervoer en koppelen aan maatregelen voor het reduceren van het aandeel van de auto, 3) voorzien van de nodige tracés voor tramlijnen, busverbindingen. De ontwikkeling moet beter worden afgestemd op de ontwikkelingen in het BHG. Gezien de omvang van de plannen en de mogelijke problemen en de wederzijdse afhankelijkheid van het Vlaams en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, lijkt diepgaander overleg tussen beide gewesten onontbeerlijk vooraleer definitieve keuzes te maken op RUP-niveau. j. Impact lucht/klimaat. Ondanks de zeer sterke verkeerstoename in het gebied, geeft het plan-MER aan dat er een zeer sterke daling zal zijn van de emissies door de verbetering van de uitlaatgassen. De BHR heeft ernstige twijfels over de betrouwbaarheid van de hypotheses die tot deze conclusie leiden. De cijfers die gehanteerd worden i.v.m. de vermindering van de emissies van het wagenpark zijn veel te optimistisch. De globale emissies na planrealisatie zal een stuk hoger liggen dan in geval van een autonome ontwikkeling. Het plan-MER geeft aan dat er milderende maatregelen nodig zijn en dat op dat vlak het beperken van het aantal voertuigen het meest effectief is. De BHR vraagt om de eventuele uitvoering van het geplande bedrijfsprogramma te laten afhangen van de daadwerkelijke toepassing van die milderende maatregelen. Het BHR stelt vast dat, indien dat niet gebeurt, de realisatie van dat programma indruist tegen de Europese verplichtingen voor de luchtkwaliteit. k. Geluidsimpact. In de Zaventemse regio liggen de geluidsniveaus al erg hoog. Het plan-MER geeft aan dat door de VSGB programma het geluidsniveau op verschillende wegen en op de ring met 1 à 2 dB zal toenemen. Dit heeft eveneens een negatieve impact op de bestaande woonwijken. Een vermindering van het verkeer is ook hier de meest geschikte maatregel om de impact te verminderen. l. Leefmilieu, groene en blauwe mazen. Het behouden of het versterken van kwaliteitsvolle verbindingen met de Vlaamse Rand is onmisbaar voor het handhaven van natuur-, milieu- en landschapskwaliteit en de leefkwaliteit. Er wordt niet verwezen naar de Brusselse regelgeving inzake natuurbehoud (cf. lijst speciale beschermingszones) noch naar de Europese bepalingen die deze gebieden van communautair belang vastleggen. Nochtans werd in iedere fase van het project (van visievorming tot plan-MER en voorstel GRUP) door de vertegenwoordigers van Leefmilieu Brussel telkenmale gewezen op het belang van de nabijgelegen Natura 2000-gebieden in het BHG. Het feit dat het Vlaams decreet deze kwestie niet belicht, is een belangrijke lacune. De BHR waardeert het belangrijke accent dat wordt gelegd op het behoud van het open ruimtenetwerk in het VSGB. Ook binnen het Brussels Gewest gaat veel aandacht naar het behoud en de bescherming van het Groene en Blauwe netwerk, en de daartoe behorende Natura 2000-gebieden. Ze vragen om voor ieder gebied van het RUP randvoorwaarden ‘groene infrastructuur’ te integreren in bestemmingen waar dit door het al dan niet harde landgebruik weinig voor de hand liggend is. Aangezien de Vlaamse Regering het behoud van het open ruimtenetwerk als essentieel acht binnen haar decreet in kader van dit GRUP, stelt de BHR haar tevens voor de uitvoering van artikel 10 van de richtlijn 92/43/EEG te integreren in de stedenbouwkundige voorschriften ervan. m. Betreffende het waterbeheer. Het plan-MER onderzoekt de effecten voor het Vlaams Gewest op 2 2 2 watervlak. Het plan om te voorzien in 150.000m kantoren, 185.000m kleinhandel en 200.000m woongebied zal ongetwijfeld een impact hebben op het waterbeheer in het BHG. Daarom is het betreurenswaardig dat in het plan-MER geen rekening wordt gehouden met het regenplan van het BHG. n. Ze vragen meer overleg tussen beide gewesten over grote inrichtingsprojecten (in de ruime betekenis van het woord) met supraregionale gevolgen. De ruimtelijke planning van dit gebied moet gebeuren in synergie en complementariteit met de ontwikkelingen in de hoofdstad, in het kader van een win-winlogica. Om een betere territoriale coherentie van het in het VSGB behandelde gebied te verzekeren, net als een betere coördinatie tussen het BHG en het Vlaams Gewest, had het cumulerende effect (op de mobiliteit) van de verschillende huidige projecten duidelijker besproken moeten worden. De BHR betreurt dat de huidige of geplande bediening door het openbaar vervoer en de locatie van toekomstige bedrijfs- of woongebieden niet op elkaar afgestemd zijn. Het is nadelig om af te stappen van het in het ‘rapport focusbepaling’ verdedigde principe om duidelijke criteria vast te leggen voor een eventuele overgang van een niet-bebouwbaar naar een bebouwbaar gebied (een combinatie van het ontbreken van waarden of de schaarste van groene ruimtes en een goede bediening door het openbaar vervoer).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
31/269
Dossier 388
Ze betreuren dat er geen ruimte wordt voorbehouden voor overstapparkings in de buurt van GEN-stations en dat het idee van een doeltreffende ‘bevoorrading’ van de GEN- stations door een krachtig openbaar vervoer onvoldoende werd uitgediept. Dergelijke gewestoverschrijdende dynamiek, gekoppeld aan een meer duurzame mobiliteit, wordt nochtans aangemoedigd in het Brusselse mobiliteitsplan Iris 2. Uit al deze vaststellingen vloeit voort dat het BHG van oordeel is dat het ontwerp RUP volledig opnieuw bestudeerd moet worden in nauwe samenwerking met het BHG teneinde er tussen de beide gewesten een volwaardige synergie te ontwikkelen en zodanig dat Brussel en het VSGB echt een duurzame ontwikkeling kunnen nastreven door het benutten van de bestaande ruimte. 15a. Vlacoro ondersteunt de nadruk die de BHR legt op transversale aspecten. Ze gaat er van uit dat deze aspecten voldoende zijn meegenomen in het ontwerp RUP. Wel treedt Vlacoro de bezorgdheid bij voor een beter overleg tussen het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vlacoro leest in de toelichtingsnota dat doorheen de verschillende fases het overlegproces een grote openheid toonde en alle inbreng van partners werd toegelaten. Ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest was één van de partners (permanent bilateraal overleg). Desondanks deelt Vlacoro de bezorgdheid dat er onvoldoende afstemming terug te vinden is in het ontwerp RUP tussen beide gewesten. De grootstedelijke context van het VSGB vraagt om een samenhangende en afgewogen aanpak van de verkeersproblematiek (cf. standpunt 1f). 15b,c, d,e,g,i. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1b en 1f. 15f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 353h inzake de zuidelijke ontsluitingsweg. 15h. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 9h. 15l. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 4c. 15m. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7b. 15n. Vlacoro verwijst naar haar bovenstaande standpunten en naar haar algemene conclusie onder B.5. 16.
Gewestelijke Ontwikkelingscommissie [A18]
a. De commissie benadrukt de kwaliteit van het werk van het Vlaams Gewest. Ze heeft het ontwerpplan niet in detail kunnen bekijken en beperkt daarom haar advies tot de belangrijkste elementen. b. Samenhang tussen de voorstellen en de bekendgemaakte doelstellingen. Het ontwerp RUP wil meer samenhang brengen op het vlak van huisvesting door de troeven van het VSGB in een beperkt aantal sites op te waarderen, een netwerk van openbare ruimtegebieden te handhaven, de ontwikkelde gebieden om te schakelen door sanering van bestaande gebouwen en door een beperkt aantal industriezones te concentreren, enkel de vestiging van extra woningen of ondernemingen toe te staan naargelang het openbaar vervoer om zo de impact van mobiliteit te beperken. Op deze manier heeft het ontwerp RUP eerder een kwalitatieve ontwikkeling dan een kwantitatieve ontwikkeling voor ogen. Ze zijn verbaasd dat dit ontwerp niet kadert in een groter geheel. Het uitgewerkte plan houdt weinig rekening met het BHG en in het bijzonder met de realiteit en de druk waarmee het VSGB geconfronteerd zal worden ten gevolge van de socio-economische evoluties in het Brussels Gewest. Ondanks het feit dat het ontwerp RUP een gedeeltelijke wijziging is van het RSV, meent de commissie dat het had moeten bekeken worden in een geest van complementariteit en wederzijdse versterking t.o.v. de ontwikkeling in Brussel en in de Rand. Een degelijk overleg zou de kwaliteit van de toekomstige ontwikkeling van de twee gewesten verbeteren. c. Demografie en huisvesting. Het ontwerp RUP schat het totale aantal potentiële te bouwen woningen in de nieuwe te ontwikkelen zones op ongeveer 4.000 à 6.000, verdeeld over drie clusters. De aangekondigde woningdichtheid is gering. Er wordt geen rekening gehouden met de bevolkingsgroei in Brussel, zoals geraamd door het Federaal Planbureau. Ze vragen om een hogere dichtheid tot te staan zonder in te gaan tegen de doelstelling om de bestaande stadskernen te versterken, en dit in het kader van de harmonisering van de huisvestingsplannen van het BHG en van het Vlaams Gewest. De commissie meent dat het noodzakelijk is om een gemeenschappelijke basis voor deze twee plannen te hebben. d. Economie. De commissie bekommert zich om de talrijke ontwerpen tot ontwikkeling van kantoorruimtes. Ze wijzen op de grote leegstand van kantoren in Brussel en in de rand. M.b.t. de voorziene commerciële ontwikkeling in de zone Machelen-Vilvoorde, betreurt de commissie dat de twee gewesten geen overleg hebben gepleegd. Ze vraagt tevens overleg tussen de drie gewesten over de toekomstige ontwikkeling van het kanaal in het kader van een intergewestelijke visie.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
32/269
Dossier 388
Er werden geen echte gebieden voorzien voor industriële KMO’s. Het is belangrijk om het netwerk van KMO’s via uitbreiding of vestiging van nieuwe industriezones te versterken. e. Mobiliteit. De commissie deelt de conclusies van het MER betreffende de noodzakelijke ontwikkeling van openbaar vervoer. Ze vraagt dat de termijnen en de middelen, die voorzien moeten worden voor de uitwerking van het openbaar vervoersnet, verder uit te werken. De vooropgestelde ontwikkelingen zijn tegenstrijdig aan de doelstelling van het Iris 2-plan van het BHG om het wegverkeer met 20% te doen dalen. Het ontwerp RUP houdt geen rekening met de impact van het GEN-traject en met het potentieel van de toekomstige GEN-stations als verbindingspolen. Het ontwerp RUP beschouwt tevens de planning van bepaalde GEN-stations als verworven, terwijl de onderhandelingen met de NMBS nog lopende zijn. 16a,b,d. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1b, 1c en 15a. 16c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5f. 16e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
33/269
Dossier 388
B.2 Bezwaren bij deelgebied ‘Zuidelijke Kanaalzone’ B. 2. 1 A lg e m en e b ez wa re n b ij Zu id e lij ke Ka n aa lzo n e 17.
Waterwegen en Zeekanaal nv [B10]
a. De zuidelijke kanaalzone is onderdeel van de oudste industrie-as in België en is ontstaan dankzij de waterwegverbinding die bestaat uit het Kanaal naar Charleroi, de Brusselse Haven en het Zeekanaal Brussel-Schelde. Ze gaan verder in op de historiek van deze zone en stellen dat het behouden en versterken van de verkeersleefbaarheid als één van de primordiale doelstellingen van dit afbakeningsproces wordt aangegeven. Een kwalitatieve en duurzame ontwikkeling van het VSGB kan echter pas gerealiseerd worden door middel van een gericht locatiebeleid. Dit behelst o.a. dat bedrijven en bedrijventerreinen opnieuw in de nabijheid van infrastructuurknooppunten moeten worden gelokaliseerd (weg, water, spoor), waarbij een sturend en richtinggevend beleid inzake bereikbaarheid en transporttype de totstandkoming van multimodale transportketens bevordert. Daarnaast, rekening houdend met de aanpassingsmaatregelen die zullen nodig zijn in het kader van klimaatswijzigingen en mogelijke grondstoffen- en energieschaarste, is het duidelijk dat er grote uitdagingen op verkeerskundig (en waterhuishoudkundig) gebied zijn. Hierop moet een beleidsdomeinoverschrijdend, realistisch en betaalbaar antwoord geformuleerd worden. b. Inzake de problematiek van de N6 vragen ze de nodige ruimtelijke garanties te voorzien zodat: (1) vrachtvervoer maximaal afgekoppeld wordt van N6 en Alsembergsesteenweg via een kamstructuur (zie vooroverleg en overleg eindfase); (2) vrachtvervoer maximaal vermeden wordt, door watergebondenheid in ste de de 1 of 2 lijn (of 3 lijns) te stimuleren en mogelijk te maken; (3) veiligheidsrisico’s op de weg maximaal te vermijden. De waterweg kan hierin, door zijn ruimtelijke multifunctionaliteit, de geringe energiebehoefte en de grote mogelijkheden op waterhuishoudkundig gebied, een grote bijdrage leveren. Door het schaars aantal locaties langsheen de waterwegen die in aanmerking komen voor de inplanting van industriële activiteiten, logistiek en distributie, moeten de locaties met potenties maximaal met watergebonden industrie worden ingevuld (principe van grotere selectiviteit cf. RSV) en dus een watergebonden bedrijventerrein worden. Dit kan voor zones onmiddellijk grenzend aan het kanaal op linkeroever. Ze ste de de schetsen verder de mogelijkheden van 1 , 2 of 3 lijns watergebondenheid zijn. c. Tevens moet de modernisering en verbreding van de waterweg, waar nodig, ook planmatig bestaanbaar blijven, zonder dat er bijkomende ruimteclaims worden gelegd op de daartoe benodigde zones grenzend aan het kanaal. Daartoe vragen ze een reservatiestrook op linkeroever van 20m per nieuwe bestemming grenzend aan het Kanaal naar Charleroi. d. Ze wijzen verder op de baten die ontstaan door de waterweg optimaal als transportmodus bij het goederenvervoer te benutten (een logistieke kostenbesparing, een milieubaat, een congestiebaat, een verkeersveiligheidsbaat en een verkeersleefbaarheidsbaat). Het ontwerp RUP houdt rekening met watergebonden bedrijvigheid, maar interpreteert dit erg ruim. Door het capteren van water als criterium voor watergebondenheid op te nemen, zullen de reeds aangehaalde baten verwaarloosbaar zijn. e. Ze hebben zowel voor het Kanaal naar Charleroi en omgeving als voor het Zeekanaal Brussel-Schelde en omgeving, een strategisch beleidsplan uitgeschreven in overleg met alle belanghebbenden (juni 2003) die kan dienen als leidraad voor de toekomst. Voor de omgeving rond Halle wordt deze verder uitgewerkt in een streefbeeldstudie met drie grote blokken: (1) uitbouwen van een interregionale vervoersas; (2) ontwikkeling kanaal tot pleisterplaats van innovatie en (3) opwaarderen van kanaal als landschappelijke en natuurlijke schakel. Het uitvoeren van het moderniseringsplan van het kanaal, het verdiepen van het kanaalvlak Lembeek-Halle, de modal shift, het opwaarderen van waterfronten zijn hierin opgenomen. f. Integraal waterbeheer. De recente overstromingen van november 2010 maken duidelijk dat in de Zennevallei, zeker stroomopwaarts van Brussel, extra bergingsmogelijkheden voor water moeten gezocht worden. Het herstellen en inrichten van (natuurlijke) overstromingsgebieden zijn hierbij een aanbevolen instrument, maar ook het bouwvrij houden en/of maken van de vallei zodat een natuurlijke winterbedding gevormd kan worden of behouden blijft, is belangrijk. Ook het kanaal kan een rol spelen in de waterbeheersing, zowel qua afvoer als buffering van water. In geval van verbreding van het kanaal kan deze rol nog uitgebreid worden doordat het kanaal dan immers substantieel meer water kan bufferen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
34/269
Dossier 388
Bij het vervangen van sluizen kan het maximale debiet van de waterafvoer aangepast worden. Ruimte voor water creëren is een belangrijk principe van het decreet integraal waterbeleid en onontbeerlijk als ruimtelijk principe in de verdere ontwikkeling van dit gebied. g. Aanduiding van de waterweg. Op het verordenend grafisch plan is de enige waterweg (het Kanaal naar Charleroi, categorie bevaarbare waterwegen) niet aangeduid terwijl art. A0.1.1 de mogelijkheid geeft om waterwegen en onbevaarbare waterlopen van 1ste categorie aan te duiden met een blauwe bolletjeslijn. De stedenbouwkundige voorschriften in art. A.0.1.1 bevatten echter enkel voorschriften die van toepassing kunnen zijn op onbevaarbare waterlopen categorie 1 en niet op bevaarbare waterlopen. Ze vragen om in de titel ‘waterwegen en onbevaarbare waterlopen van 1ste categorie’ de woorden ‘onbevaarbare waterlopen van 1ste categorie’ weg te laten en deze onder te brengen in art. A0.1.2 waarin dan alle onbevaarbare waterlopen worden opgenomen. Het Kanaal naar Charleroi kan dan bijvoorbeeld in een donkerblauwe kleur in bolletjeslijn of als een aparte zone worden aangeduid en de titel van art. A0.1.1 wordt dan ‘Waterwegen’ met eigen stedenbouwkundige voorschriften (zie besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 betreffende nadere regels m.b.t. de vorm en nadere regels van de gewestelijke RUP’s). In de toelichtingsnota wordt de Zenne ten zuiden van Brussel op vele plaatsen foutief aangeduid als ‘bevaarbaar’. h. Aanduiding van de reservatiestrook voor de verbreding van het kanaal. De modernisering van het kanaal heeft geen vertaling in de stedenbouwkundige voorschriften. De uitvoering van de modernisering kan gehypothekeerd worden indien deze niet vastgelegd wordt in de bindende bepalingen. Ze stellen een nieuw artikel A0.3 ‘reservatiestrook voor waterweginfrastructuur’ voor (terug te vinden bij de typevoorschriften voor gewestelijke RUP’s) en in overdruk een zone van 20 meter breed (te rekenen vanaf de grens met het openbaar domein) langs de volledige lengte van de linkeroever van het kanaal aan te duiden. i. Ze merken op dat ze als overheidsactor niet onderhevig zijn aan de planbaten/schaderegeling zoals aangeduid op de plannen. j. Ruimtelijk Veiligheidsrapport. Seveso-bedrijven moeten maximaal ingeplant worden langs de waterweg gelet op hun specifieke karakteristieken: uitbatingsrisico’s, vervoersrisico’s en het primaire en secundaire karakter ervan. Ze gaan verder uitvoerig in op de veiligheid van waterwegen. De herbestemming van een aantal locaties in de buurt van de waterweg naar wonen en publieksfuncties met een hoge kwetsbaarheid verdrijft de resterende Seveso-bedrijven en kandidaat-bedrijven langs de waterweg omdat deze geen uitbreidingskansen meer krijgen of een aantal activiteiten moeten afbouwen. Dit geldt in het bijzonder voor de zuidelijke kanaalzone waar het gebied 4 door de herbestemmingen van gebieden 6 en 7 wellicht beperkingen zullen opgelegd krijgen omdat ‘in de open ruimte veel publiek zou kunnen zijn’. Dit lijkt een interne tegenstelling: het eigene van open ruimte is juist dat er bijna geen slachtoffers kunnen vallen bij gebeurlijke calamiteiten in de nabijheid. Een andere herbestemming in de nabijheid van een Seveso-bedrijf betreft het gebied 25 waar de herbestemming van de detailhandelszone en bedrijvenzone tot zeer intensieve en grootschalige detailhandelszone tot een drastische beperking van de bedrijfsactiviteiten van Cytec kan leiden. Daarnaast zal de herbestemming van gebied 30 ondermeer de verkeersleefbaarheid en de luchtkwaliteit in de ruime omgeving plus de bereikbaarheid van het Brussel Hoofdstedelijk Gewest nog verder doen verslechteren. Wanneer Seveso-bedrijven gelegen zijn langs de waterweg en hiervan ook effectief gebruik maken voor hun transport zullen deze bij verplaatsing naar een weggebonden of spoorweggebonden site aanzienlijk meer risico’s voor mens en milieu doen ontstaan. Terecht wordt de waterweg in deze veiligheidsstudie dan ook niet aanzien als een aandachtgebied zoals de hoofdtransportweg, de spoorweg en de luchthaven. Ze betreuren dan ook het geschetste toekomstbeeld dat in deze documenten voor deze subregio zichtbaar wordt. Dit omvat de versnelde en feitelijk verplichte verdere afbouw van de industriële bedrijvigheid, het verder verhogen van het algemeen veiligheidsrisico omdat nog meer gevaarlijke goederen via de weg en de spoorweg zullen moeten getransporteerd worden en de verdere verslechtering van de verkeersleefbaarheid en de ecodiversiteit rondom de talloze wegen en spoorwegen die dit gebied doorsnijden. k. Ze zijn bereid om, samen met het Beleidsdomein MOW, in voortdurende dialoog met alle betrokken beleidsdomeinen, de uitdagingen voor het algemeen welzijn en de algemene welvaart in deze subregio op een duurzame wijze mee aan te gaan. Ruimte voor water en voor goed ontsloten watergebonden activiteiten zijn hiervoor basisvoorwaarden die in het ontwerp RUP echter nog onvoldoende aan bod komen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
35/269
Dossier 388
17a,b,g,h. De toelichtingsnota (pag. 49) erkent het Kanaal naar Charleroi als een belangrijke vervoermodus: ‘Het vervoer van goederen via binnenscheepvaart vormt een belangrijke troef inzake bedrijvigheid binnen de zuidelijke kanaalzone. Bovendien is het kanaal op Europese schaal geselecteerd onder de categorie 4 waarbij een capaciteit van 1.350 ton per schip wordt nagestreefd. Binnen de lange termijnvisie van Waterwegen & Zeekanaal nv vormt deze Europese selectie de aanleiding om het kanaal tussen Anderlecht en Halle op middenlange tot lange termijn grondig aan te passen. Een goede afstemming inzake de ambitie en de fasering met de mogelijke aanpassingen van het kanaalsegment op grondgebied van het Brussels hoofdstedelijk gewest is voor het behalen van de Europese selectie uitermate belangrijk. Een aanpassing van beide delen van het kanaal zou uiteraard een extra stimulans en ondersteuning betekenen voor de ontwikkeling van hoogwaardige watergebonden bedrijvigheid in de zuidelijke kanaalzone. Bovendien kan bij een verbreed kanaal de mogelijkheid voor het inzetten van watertaxi’s op het kanaal als duurzame alternatief personenvervoermiddel worden onderzocht’. 17c. Vlacoro merkt op dat het plan-MER (pag. 82) slechts zeer beperkt ingaat op de verbreding van het kanaal: ‘Aan Vlaamse zijde voorziet NV Waterwegen en Zeekanaal op termijn de verbreding en verdieping van het kanaal en de verhoging van de vrije hoogte. Aan Brusselse zijde is een dergelijke aanpassing echter niet voorzien en ook niet realistisch, gelet op de dichte bebouwing langs het kanaal en de talrijke bruggen. Dit betekent dat de Zuidelijke Kanaalzone voor dit soort schepen enkel via het Waals waterwegennet en de Schelde of het Albertkanaal (!) in verbinding staat met het Vlaams waterwegennet. Dit beperkt sterk de groeipotentie van watergebonden bedrijvigheid in de Zuidelijke Kanaalzone. Maar er moet sowieso gestreefd worden naar een maximale benutting van de aanwezige potenties.’ Vlacoro stelt vast dat het plan-MER vervolgens de verbreding van het kanaal niet meer verder meeneemt in het onderzoek. Ze ondersteunt aldus niet de vraag van Waterwegen en Zeekanaal nv voor het voorzien van een reservatiestrook. 17d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5g. Betreffende de ruime interpretatie van watergebondenheid verwijst Vlacoro naar haar standpunt 72a,b. 17e. Betreffende integraal waterbeheer verwijst Vlacoro naar haar standpunt 7b. De bemerking betreffende de mogelijke rol van het kanaal in de waterbeheersing brengt Vlacoro onder de aandacht van de ontwerper. 17f. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om de vraag om het kanaal Brussel-Charleroi specifiek aan te duiden op het plan (met specifiek stedenbouwkundig voorschrift) verder te onderzoeken. De gevraagde correctie in de toelichtingsnota betreffende de bevaarbaarheid van de Zenne ten zuiden van Brussel brengt Vlacoro onder de aandacht van de ontwerper. 17i. Vlacoro verwijst verder naar het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn (toelichtingsnota, bijlage IV). De regelgeving inzake schadevergoedingen is vastgelegd en uitgewerkt in diverse decreten en uitvoeringsbesluiten (o.a. VCRO: art. 2.6. t.e.m. 2.6.19, decreet grond- en pandenbeleid en decreet gebruikerscompensatie). Het register geeft, conform deze regelgeving, de percelen aan waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De vergoeding is echter verbonden aan een aantal voorwaarden en wordt niet automatisch toegekend, maar beoordeeld per specifiek geval. 17j. Vlacoro brengt deze bemerkingen onder de aandacht van de dienst Veiligheidsrapportage en vraagt aan de ontwerper om in overleg met deze dienst de plannen en het RVR met elkaar in overeenstemming te brengen. 17k. Vlacoro neemt akte van dit standpunt. 18.
Bekkenbestuur Dijle-Zennebekken [B122]
a. Voor de geplande ontwikkelingen langs het Kanaal naar Charleroi moet rekening worden gehouden met de overstroming van het kanaal in november 2010. Ook al is dit eerder een zeldzame gebeurtenis, toch verdient dit, gelet op de grote impact, de nodige aandacht. Herbestemmingen naar woongebieden en andere harde bestemmingen in deze overstroomde gebieden moeten rekening houden met de overstromingsproblematiek. b. Het kanaal moet worden aangeduid op de grafische assen van het RUP. Het is één van de belangrijkste assen in het zuidelijk deelgebied en vormt één van de pijlers van het VSGB.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
36/269
Dossier 388
c. In de omgeving van Lot worden nieuwe woongebieden en een industriegebied gepland in een zone die volgens de watertoets in overstromingsgevoelig gebied gelegen is. Gelet op de recente perioden van wateroverlast in november 2010 en januari 2011 menen zij dat het niet aan te raden is deze gebieden te ontwikkelen zonder de nodige voorwaarden voor de waterhuishouding. Ze vragen om overstromingsgevoelige gebieden enkel te voorzien voor nieuwe bebouwing indien daarvoor compenserende of flankerende maatregelen worden doorgevoerd. 18a,c. Vlacoro deelt deze bezorgdheid en verwijst verder naar haar standpunt 7b en naar de bespreking van de bezwaren bij de voorziene specifieke woongebieden en zones voor bedrijvigheid. 18b. Vlacoro verwijst naar de toelichtingsnota (pag. 111-112) waar ingegaan wordt op de gewenste ruimtelijke structuur voor de kanaalzone. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 17f. 19.
Voka [B159]
Het ontwerp RUP voorziet in de Zuidelijke Kanaalzone maximaal 23ha aan bijkomende ruimte. Het verlies van regionale bedrijvigheid door de omleidingsweg en het woongebied in Lot (6ha) moet in mindering gebracht worden. Voor een regio die nog een inhaalbeweging zal moeten inzetten wat kenniseconomie betreft, is dit ronduit ondermaats. De economische potenties van het gebied werden in het proces voorafgaand aan dit ontwerp onvoldoende onderzocht. Gezien er in de Zuidelijke Kanaalzones onvoldoende beschikbaar aanbod is op korte termijn, dient bijkomend onderzoek verricht te worden naar een beperkt aantal bijkomende zones voor bedrijvigheid. De potenties van Biest, Zuun en Laekebeek werden onvoldoende onderzocht op vlak van economische ontwikkelingsmogelijkheden. Het ontwerp RUP voorziet in een zeer kleine uitbreiding (ca. 2ha) van de bedrijvenzone Laekebeek. De economische ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijfsterrein Laekebeek werd onvoldoende onderzocht. Ze vragen alsnog ontwerpend onderzoek te verrichten voor het gebied ten noordoosten van de bestaande zone Laekebeek. Dit gebied heeft economische potenties met ontsluitingsmogelijkheid op de E19, zonder te conflicteren met de omliggende woningen en de Zennebeemden. 19. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1b en naar de bespreking van de betreffende clusters. 20.
Bezwaarindiener [B146]
a. De verbreding van het kanaal biedt goede perspectieven voor toekomstige transportmogelijkheden. Deze verbreding staat niet uitgetekend op de grafische plannen en er wordt ook geen rekening gehouden met de fysieke impact ervan. Verbreding vraagt echter ruimte. Ze vragen of dit betekent dat de flankerende wegen langs het kanaal (zowel wegen voor autoverkeer als het toeristisch-recreatief jaagpad voor voetgangers en fietsers) zullen moeten versmallen of, erger nog verdwijnen. Ze vragen dat de verbreding vooraf wordt uitgetekend en dat de impact onderzocht wordt op de lokale wegen en bovenlokale kruispunten zoals aan het station van Ruisbroek. Ze vragen hierbij aandacht voor het uittekenen van een parkeerbeleid aan het station van Ruisbroek. Om de aantrekkingskracht van het openbaar vervoer te verhogen, is een extra parking aan de kant van het kanaal noodzakelijk. b. Wonen, reconversie en gestuurde inbreiding kan, maar systematische omzetting van open ruimte naar woongebied kan niet. Ze hebben bezwaar tegen de voorstelling van de huidige en toekomstige woonbehoeften. Ze vragen de huidige open ruimtegebieden te vrijwaren van bebouwing. De balans die het ontwerp RUP voorziet tussen behoud open ruimte en nieuwe bebouwing zit nog niet goed in de zuidelijke kanaalzone. Ze vragen om een referendum bij de bevolking van de Vlaamse Rand te organiseren zodat duidelijk wordt of het wel deze verstedelijkingsgolf is die zij willen of eerder een ruimtelijke herordening met oog voor reconversie maar ook maximaal vrijwaren van groene ruimtes ook in semi-verstedelijkt gebied. Ze vragen tevens dat de huidige en toekomstige woonbehoeften in de zuidelijke kanaalzone en de Vlaamse Rand wetenschappelijk wordt geverifieerd door een neutraal onderzoeksorgaan vooraleer op een onomkeerbare manier de open plekken in de zuidelijke kanaalzone voor bewoning aan te wenden. 20a. Betreffende de verbreding van het kanaal verwijst Vlacoro naar haar standpunt 17a,b,g,h. Vlacoro vraagt aandacht voor ruimte voor het parkeerbeleid aan het station van Ruisbroek. Betreffende de tramlijn verwijst Vlacoro naar haar standpunt 23b. 20b. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1b en 5l. Ze verwijst verder naar de bespreking van de bezwaren bij de verschillende clusters.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
37/269
Dossier 388
21.
Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant [A14]
a. In de bedrijvenzone langsheen de Bergensesteenweg te Beersel werd een bedrijvenzone ingekleurd deels op basis van de feitelijke toestand. Op dit perceel is momenteel een schroothandelaar gevestigd. Een deel van het perceel (opslag van schroot) ligt in KMO-gebied (zone langsheen voorliggende gewestweg); het achterliggend deel is landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De site wordt momenteel opgeruimd en de activiteiten worden stopgezet. Mogelijks kan deze stopzetting leiden tot een nieuw inzicht en visie op de voorziene bedrijvenzone volgens het VSGB. b. In de Zennevallei en de zone langs het kanaal Brussel-Charleroi bestaat de mogelijkheid windturbines in te planten. De feitelijke ruimtelijke toestand en de plaatselijke situatie laten de inplanting van windturbines toe. De inplanting van de windturbines gebeurt in aansluiting bij een ruimtelijk structurerend element nl. het kanaal. Het is wenselijk dat de inplanting van de windturbines wordt afgestemd op deze structurerende lijninfrastructuur. Daarom wordt voorgesteld de afstand tot het kanaal van alle windturbines gelijk te houden zodat ruimtelijk een parallelle structuur wordt gecreëerd met het kanaal. c. De erfgoedwaarde van Hof Sint-Elooi (Bergensesteenweg 708-710) in Sint-Pieters-Leeuw (item van de IBE) ligt bijzonder hoog. Het voorschrift kan deze erfgoedwaarde beter bewaken dan het huidig voorstel doet. Hetzelfde geldt voor de voormalige hoeve langsheen de Bergensesteenweg 219 in Sint-Pieters-Leeuw. 21a. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper en verwijst verder naar haar standpunt 37a-k bij de bespreking van cluster A3 ‘Bergensesteenweg’. 21b. Vlacoro brengt de vraag naar lineaire structurering van de inplanting van windturbines, parallel aan het kanaal onder aandacht van de ontwerper en vraagt om dit verder te onderzoeken, met eventuele vertaling in de stedenbouwkundige voorschriften. 21c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k en brengt de bemerkingen van Ruimte en Erfgoed onder de aandacht van de ontwerper. 22.
Brusselse Hoofdstedelijke Regering [A16]
a. De BHR neemt akte van de nieuwe structuur: versterken van de woonfunctie in het midden van de zone, terugkoppelend naar de historische dorpskernen. Ze schaart zich achter dat voornemen, net als achter de plannen om de noordelijke en zuidelijke activiteitenclusters op te waarderen dankzij een betere verbinding met de waterweg. De potentialisering van het kanaal als een geheel (economie, landschap en recreatie) sluit aan op de huidige acties in het BHG om de relaties tussen de stad en het kanaal te ontwikkelen. b. Het ontsluitingsproject voor de wegen van de industrieterreinen op de linkeroever van het kanaal, tussen de gewestgrens en de Bretoense hoeve - en dat via de Driefonteinenstraat en een nieuw te bouwen brug over het kanaal - ligt weliswaar volledig op Vlaams grondgebied, maar blijft niet zonder gevolgen voor het BHG. Al was het maar omdat het kruispunt van de Driefonteinenstraat en de Humaniteitslaan pal op de grens van beide gewesten ligt. De BHR is in principe niet tegen dit project gekant, maar vraagt een intensief overleg tussen haar administratieve mobiliteitsdiensten en die van het Vlaams Gewest om na te gaan of dit wel degelijk de beste oplossing is, en specifiek dan voor de woongebieden langs de N6 die momenteel zwaar bouwverkeer te verwerken krijgen. c. De BHR stelt het op prijs dat de in IRIS 2 voorziene uitbreiding van het MIVB-tramnetwerk om de tramlijn in de Stallestraat door te trekken tot aan het GEN-station van Ruisbroek werd overgenomen in het VSGB. Dit zal een betere vermazing mogelijk maken, net als een betere verbinding tussen de spoornetten van het openbaar vervoer binnen en buiten de stad. d. Controle over de handelsuitbreiding is inderdaad belangrijk. Toch betwijfelt de BHR of de bestaande pool van grote detailhandels in de Bergensesteenweg versterkt (uitgebreid) kan worden als er geen krachtiger openbaarvervoersnet komt dan wat nu bestaat, en dat zelfs wanneer die intensivering strikt binnen de bestaande grenzen blijft. e. De waterlopen worden in de industriegebieden niet meer beschermd door een groene bufferzone zoals dat in het vorige gewestplan wel het geval was. Ook al nemen de beschrijvingen van de betrokken artikelen (Art. A0.1.1 en A0.1.2) reserves in acht m.b.t. de bescherming van de waterloop en haar functies (o.a. waterberging, natuurverbinding), is dit eerder een stap achterwaarts.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
38/269
Dossier 388
De BHR vraagt om de waterlopen en hun omgeving en functies, ongeacht hun categorie, beter te beschermen door het instellen of bevestigen van groene zones er rond. De breedte van deze zones moet in verhouding staan tot de categorie en omvang van de betrokken waterlopen. Het is niet ondenkbeeldig dat door de huidige voorstellen er meer en dichter bij de waterlopen zal gebouwd worden. Het is tegenstrijdig dat deze bescherming in andere zones van het plangebied wel gehanteerd wordt en hier niet. De BHR vraagt uitdrukkelijk meer aandacht voor de waterlopen gezien het grensoverschrijdende karakter. De versterking van de bescherming van de Zenne (landschappelijke en natuurfunctie) ten oosten van de E19 is dan wel een goede zaak. Het verdwijnen van de groene strook rond de waterloop meer naar het noorden wekt verbazing. Waterlopen hebben een bovenlokaal belang inzake de ecologische verbindingen en landschappelijke corridors (mogelijkheden voor zachte recreatie, wandelpaden). Enkel zo kunnen die blauwgroene verbindingen ook kwaliteitsvol blijven. In het kader van de groene en blauwe netwerken is de maximale vrijwaring van waterlopen, het veiligstellen of nastreven van continuïteiten en het terug aan de oppervlakte brengen van waterlopen volgens de BHR een prioriteit. De opmerking over de bescherming van waterlopen in industriegebieden geldt trouwens ook in alle andere grondbestemmingen. f. Grenseffect. De BHR stelt vast dat er een andere aanpak werd gekozen voor het oostelijke deel van de Vlezembeek (de beek die de grens tussen beide gewesten vormt), daar waar ze naar het kanaal toe stroomt. Het Gewestelijk Bestemmingsplan voorziet hier een beschermingsgebied samengesteld uit groene ruimtes en ruimtes met een hoge biologische waarde langs de Brusselse oevers van de beek. De Vlaamse oevers tussen het woongebied aan de Bergensesteenweg en het kanaal staan echter gemarkeerd als gewestelijke gemengde bedrijfsgebieden en als gewestelijk bedrijfsgebied specifiek verbonden aan de waterweg. Dergelijke activiteiten stemmen niet overeen met het Brusselse voornemen om dit rijke natuurgebied te beschermen; op Vlaams grondgebied wordt de beek duidelijk onvoldoende beschermd. Bijgevolg vraagt de BHR om een vergelijkbaar beekbeschermingsgebied in Vlaanderen in te voeren (meer bepaald een natuurgebied zoals gepland op diezelfde kaart voor de Zennevallei). 22a. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 17a,c,g,h en 17f. 22b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 68a. 22c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 23b. 22d. Vlacoro verwijst naar haar standpunten bij cluster A3. 22e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7c. 22f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7c. B. 2. 2 Clu st er A 1: ve rl en gd e S tal l es tra at 23.
College van Burgemeester en Schepenen Drogenbos [B414]
Het college stelt dat verschillende opmerkingen van de gemeente op een positieve wijze doorvertaald werden in het ontwerp RUP. Anderzijds blijven cruciale keuzes gehandhaafd waartegen de gemeente dwingend verzet aantekent. Ze formuleren volgende bezwaren bij deze cluster: a. Ze ondersteunen de voorgestelde afbakeningen voor kleinhandel (art. A1.1). Ze hebben echter ernstige vragen bij de praktische toepassing van dit voorschrift en meer bepaald bij de voorwaarden voor uitbreiding van de bestaande verkoopsoppervlakten die gekoppeld wordt aan de herstructurering van een kleinhandelsconcentratie. De voorwaarde om te komen tot een gezamenlijke herstructurering voor een gebied, ondermijnt een individueel initiatief. Het voorschrift dreigt erg verlammend te werken voor de ruimtelijke organisatie van het gebied. Aangezien vanuit het plan-MER wordt aangereikt dat er slechts zeer beperkt ruimte is voor een toename van de verkoopsoppervlakte, wordt de mogelijkheid om te komen tot een woonaanbod gebruikt als hefboom voor de activering van initiatieven tot herstructurering. De omgeving is weinig geschikt als woonomgeving. De (financiële) risico’s voor de realisatie van een woonaanbod zijn te hoog om de ontwikkelaars te kunnen stimuleren voor een totale herstructurering van het gebied, ook mits de maximale uitbreiding van de verkoopsoppervlakte met 15%. De beperkingen die opgelegd worden aan de verdere ontwikkeling van deze bestaande grootschalige kleinhandelsconcentraties kunnen in grote mate gekoppeld worden aan de creatie van de site Dorent dat door geen enkele van de lokaal betrokken actoren wordt ondersteund.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
39/269
Dossier 388
Alle ruimte voor een mogelijk bijkomend aanbod wordt hier naar toe getrokken. Ze vragen een grondige heroverweging van de voorschriften van art. A1.1 en om te kunnen komen tot een effectieve herstructurering van het betreffende gebied. De huidige voorschriften dreigen elk initiatief te fnuiken. b. Ze stellen zich vragen bij de draagkracht van het voorschrift van art. A.1.4. De symbolische aanduiding geeft aan dat een spoorinfrastructuur kan voorzien worden. Nergens is vermeld hoe kan afgeweken worden van het voorgestelde traject. Dit traject bevat immers moeilijke hindernissen (o.a. de diagonale kruising van de Verlengde Stallestraat en de Grote Baan en de voorgestelde kruising met de autosnelweg R0). Dit doet vermoeden dat in praktijk een alternatief of alternatief traject zal moeten worden uitgewerkt. c. Voor art. A1.6.2 betreft het in hoofdzaak gronden die in het gemeentelijk RUP worden aangeduid als sleutelgebied tussen Zenne, centrum en werkgebied. De voorgestelde bestemming maakt de ontwikkeling van het door de gemeente vooropgezette project onmogelijk. Voor de realisatie van het natuurgebied moeten de actuele gewestplanbestemmingen woongebied, recreatiegebied en zone voor gemeenschapsvoorzieningen worden omgezet. De terreinen zijn ook in de huidige situatie deels tot grotendeels bebouwd. Daardoor wordt de initiatiefnemende overheid voor de opmaak van het VSGB geconfronteerd met het risico op planschade; anderzijds dreigen de eigenaars geconfronteerd met reële ontwaarding van hun terreinen. De planvisie van de gemeente i.k.v. het gemeentelijk RUP is erop gericht om te kunnen komen tot een geïntegreerde, samenhangende en kwalitatieve invulling van het gebied die ook respectvol is voor de structuurkenmerken van de Zenne op deze locatie. In de visie van de gemeente kunnen hier ruimte voor water, natuur en een project voor wonen, handel, werken en ontspannen kwalitatief op elkaar worden afgestemd. Deze ontwikkeling is meer in overeenstemming met de realiteit, omwille van het hoge aandeel bebouwde terreinen binnen deze aanduiding. Ze stellen zich vragen bij de inconsequentie wat betreft de aanduiding van de ruimte voor water (natuur) bij de Zenne. In deelzone A5-6 worden bestaande natuurgebieden met geregistreerde natuurwaarden omgezet naar specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel, terwijl in deelzone A1 bebouwde gebieden zonder geregistreerde natuurwaarden worden omgezet in natuurgebied. In beide gevallen gebeuren deze aanduidingen tegen de visie zoals opgebouwd door de gemeente in haar ontwerp van gemeentelijk RUP, zoals voorlopig aanvaard in de gemeenteraad, en ondermijnen ze de samenhangende realisatie hiervan. De mogelijke bestemmingen en ontwikkelingsmogelijkheden voor de in de zone aangeduide bestaande constructies zijn erg restrictief en ondermijnen de mogelijkheden om te komen tot een meer kwalitatieve benutting van het aanwezige patrimonium. Ze vragen een grondige heroverweging van de aanduiding A1.6 natuurgebied en A1.6.2 zodat op een volwaardige wijze invulling kan gegeven worden aan de huidige gewestplanbestemmingen, en dit in functie van de realisatie van de visie van de gemeente. De nummering van artikel A1.6.2 in de voorschriften komt niet overeenkomt met de aanduiding op het plan (art. A1.6.3). Dit moet minstens worden rechtgezet. 23a. Het plan-MER schetst de mobiliteitsimpact voor dit gebied en stelt als milderende maatregel voor om tot een beperking te komen van de maximale verkoopsoppervlakte in kleinhandelszones. Daartoe stellen de stedenbouwkundige voorschriften (art. A1.1.3) dat ‘de uitbreiding van de bruto verkoopsoppervlakte beperkt wordt tot de bestaande stedenbouwkundig vergunde BVO op het moment van de definitieve vaststelling van het RUP. In geval van een herstructurering van een kleinhandelsconcentratie mag de BVO maximaal vermeerderd worden met 15%’. Vlacoro ondersteunt het bezwaar ten aanzien van de praktische haalbaarheid van artikel 1.1.3. Deze maatregel houdt onvoldoende rekening met de eigenheid van de specifieke bedrijventerreinen en kan aldus de evolutie naar een optimale benutting van het bedrijventerrein hypothekeren (cf. bezwaarschrift [B190]). Door de bepaling inzake de herstructurering te definiëren op het niveau van ‘een kleinhandelsconcentratie’ wordt bovendien de dynamiek op bedrijfsniveau gehypothekeerd. Bovendien is onduidelijk wanneer sprake is van een kleinhandelsconcentratie. Naar vergunningsverlening is dit artikel A1.1.3 zeer moeilijk praktisch toe te passen. Vlacoro vraagt aldus aan de ontwerper om een grondige aanpassing van artikel 1.1.3 te onderzoeken, zonder echter de doelstelling ‘beperking van het mobiliteitsgenererend effect’ te hypothekeren. 23b. De (in IRIS 2) voorziene uitbreiding van het MIVB-tramnetwerk met het doortrekken van de tramlijn in de Stallestraat tot aan het GEN-station van Ruisbroek werd overgenomen in het ontwerp RUP. Artikel 1.4 voorziet een symbolische aanduiding die aangeeft dat spoorinfrastructuur kan voorzien worden voor de doortrekking van de tramlijn tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het station van Ruisbroek. Artikel 1.4 voorziet dat alle gebruikelijke werken en handelingen die gepaard gaan met de aanleg, de inrichting het beheer en de uitbating (zoals signalisatie, schuilhokken, haltes) toegelaten zijn.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
40/269
Dossier 388
Vlacoro brengt de bemerkingen ten aanzien van de technische realisatie van dit traject ter hoogte van het op- en afrittencomplex R0 en de Zenne onder de aandacht van de ontwerper. 23c. De gewenste ruimtelijke structuur voor deze cluster gaat uit van ‘het vrijwaren en versterken van de Zenne en de restanten van de Zennevallei’. De Zennevallei ten zuiden van Brussel is één van de laatste restanten van de Zenne in haar oorspronkelijke beemden. In deze cluster versmalt de loop van de Zenne nabij de bedrijfsgebouwen van Catala en het bedrijventerrein langs de Grote Baan (toelichtingsnota pag.65).’ Vlacoro ondersteunt de keuze voor de herbestemming van deze site ter vrijwaring en versterking van de Zenne en de restanten van de Zennevallei. Ze verwijst naar het plan-MER (pag. 158) dat stelt dat bijkomende verharding in deze cluster het infiltratievermogen zal verminderen en het risico op overstromingen verhogen. Het plan-MER pleit voor een groene buffer rond de Zenne. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 7c. Vlacoro legt de nadruk op artikel A.1.6.2 dat bepaalt dat de bestaande hoofdzakelijk vergunde activiteiten worden toegelaten. De toelichting stelt verder dat ‘gezien de historiek van de bestaande activiteiten specifieke mogelijkheden worden gegeven die verschillen van de VCRO.’ Vlacoro vraagt om verder te verduidelijken wat hier mee bedoeld wordt. Vlacoro brengt onder de aandacht van de ontwerper dat het artikel 1.1.6.2 op het grafisch plan foutief aangeduid wordt met artikel 1.6.3. Vlacoro vraagt om deze fout in het grafisch plan te corrigeren. 24.
Koralbo nv [B30]
Ze dienen bezwaar in tegen de stedenbouwkundige voorschriften met betrekking tot hun eigendom in Drogenbos (deels erfpacht 99 jaar OCMW Brussel, deels volle eigendom). De percelen palen aan de Langestraat (sectie B 79c, 78v2, 102x2, 102m2). Ze verwijzen verder naar de synthese van de niet technische samenvatting en formuleren een hele reeks overwegingen: huidige beeldwaarde van de site is bedroevend, voorschriften betekenen een bevriezing van de huidige toestand, de huidige zone is relatief klein, beoordeling ‘herstructurering’ houdt geen rechtszekerheid in, BPR Kuikenpad is goedgekeurd op 19 november 2008, aanwezigheid openbaar vervoer, positief effect op geluidsbelasting. Daarom vragen ze de bestemming art. A1.1.1 te vervangen door A5.2 of art. C8.8. Dit kan de beeldwaarde van de site op een positieve manier laten evolueren. Een te grote beperking van de maximale verkoopsoppervlakte kleinhandelszone leidt tot de bevriezing van dit beperkt inbreidingsgebied die een ontbrekende stedenbouwkundige schakel is en die bij invulling een positief effect zou hebben op de woonkwaliteit en de leefbaarheid van de achterliggende woonzones, niet alleen als geluidsdempend scherm maar ook door een milderend effect van de verkeersemissies van de N261. De grootteorde van de bruto vloeroppervlakte die deze inbreiding mogelijk zou maken, overschrijdt de maximale vermeerdering van 15% maar is verwaarloosbaar ten aanzien van de grootteorde van het bestaande winkelapparaat langs onder andere de N261. Deze beperkte uitbreiding kan het socio-economische profiel van de regio niet beïnvloeden. De capaciteitsverhoging en druk op de N261 kan als een randfenomeen beschouwd worden, zeker als men rekening houdt met het openbaar vervoer, de geplande uitbreiding ervan (tram) en de eventuele aanleg van een ventweg. De beoogde inbreiding zou geen invloed hebben op de belasting van de R0. 24. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 23a. 25.
Redevco [B166, B158]
a. Bezwaarindiener is eigenaar van de site gelegen te Drogenbos, P. Gilsonlaan 455, die ingekleurd is als specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel (art. A1.1). Ze ondersteunen de inkleuring van de site overeenkomstig het huidig gebruik. Ze merken op dat het voorschrift de term ‘brutoverkoopsoppervlakte’ vermeldt, en dat vervolgens een definitie wordt gegeven van ‘brutovloeroppervlakte’. Gelet op de definitie gaan ze ervan uit dat overal in het voorschrift het woord ‘brutovloeroppervlakte’ wordt bedoeld. Ze vragen om dit overal te vervangen. b. Het eerste lid van art. A1.1 stelt: ‘in geval van herstructurering’ van een kleinhandelconcentratie mag de brutoverkoopsoppervlakte (lees: brutovloeroppervlakte) worden uitgebreid. De notie herstructurering wordt vervolgens uiteengezet en dit impliceert een groepering/samenvoeging van de vergunde verkoopsoppervlakten, een verweving met woonfuncties, een gezamenlijke wegontsluiting en gedeelde parkeergelegenheid voor klanten.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
41/269
Dossier 388
Dit voorschrift lijkt geschreven voor een groter bedrijventerrein voor kleinhandel, waarbij er verschillende eigenaars zijn en waarbij een globale herstructurering mogelijk of aangewezen is. In het geval van deze site is de bezwaarindiener alleen en volledige eigenaar, waarbij er voor het naastgelegen perceel 9CG3 een recht van doorgang bestaat. Ze zijn van mening dat een herstructurering van de site geen voorwaarde mag zijn voor de uitbreiding van de brutovloeroppervlakte, aangezien alle elementen van een herstructurering al vervuld zijn of niet toepasselijk zijn voor deze site. De notie herstructurering kan niet als voorwaarde worden opgelegd voor de uitbreiding van de brutoverkoops(vloer)oppervlakte. c. In het laatste lid van artikel A1.1 is de notie ‘nettoverkoopsoppervlakte’ niet gedefinieerd. Ze nemen aan dat de nettohandelsoppervlakte bedoeld wordt, nl. de oppervlakte bestemd voor de verkoop, met inbegrip van de niet-overdekte oppervlakten. d. Het bedrijf is bereid om na de realisatie van de geplande renovatie van de site, de mogelijkheden te onderzoeken (ondermeer in overleg met de gemeente Sint-Pieters-Leeuw) om te komen tot een bebouwing, verdichting, optimalisatie van de terreinen langsheen de Bergensesteenweg. Dit moet uiteraard gebeuren met respect voor de rechten van alle betrokken partijen. e. Onder de site loopt de Zuunbeek. Deze beek is volledig overwelfd en komt nergens op de site bovengronds. Ze benadrukken dat de gehele site bebouwd of verhard (geasfalteerd) is en dit al sinds meer dan veertig jaar. In het licht van de feitelijke omstandigheden, merken ze op dat het stedenbouwkundig voorschrift (art. A0.1.1) geen uitdrukkelijk onderscheid maakt al naar gelang de bestaande situatie (bovengrondse of ondergrondse waterloop). Ze kunnen er niet mee instemmen dat er zou moeten worden overgegaan tot enig herstel, als de notie herstel zou vereisen dat de overwelving ongedaan moet worden gemaakt, dat de Zuunbeek bovengronds moet komen, dat de gehele parking diagonaal moet worden opengebroken, dat het bestaande gebouw in tweeën moet worden gesplitst, enz. Dit zou de leefbaarheid van de site ernstig in het gedrang brengen en neerkomen op een de facto onteigening. Er wordt nergens bepaald ten opzichte van welke situatie dit herstel moet worden uitgevoerd. Ze vragen dat zou worden verduidelijkt dat de herstelvereisten niet toepasselijk zijn in geval de waterweg of de waterloop volledig ondergronds loopt onder het perceel waarvan de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd. f. In het eerste lid van het voorschrift A0.1.1 staat duidelijk ‘in de onmiddellijke omgeving’. Ze verzoeken om te verduidelijken dat de nota ‘in de onmiddellijke omgeving’ geldt voor het gehele voorschrift A0.1.1 en dus ook voor het derde, voorlaatste en het laatste lid van deze bepaling. g. De toelichting bij art. A0.1.1 stelt: ‘Voor constructies en handelingen die reeds vergund waren mogen bestendigd worden en, mits rekening te houden met de vier opgesomde bepalingen, herbouwd of gewijzigd worden, maar niet uitgebreid worden. Nieuwe constructies of handelingen kunnen alleen vergund worden in functie van de vier opgesomde bepalingen’. Ze gaan niet akkoord met de eerste zin. Dit verbod op uitbreiding staat immers niet in de tekst zelf van het stedenbouwkundig voorschrift. Het is niet aanvaardbaar dat nieuwe constructies wel vergund kunnen worden in functie van de vier opgesomde bepalingen, maar dat een uitbreiding van bestaande constructies niet zou worden toegestaan. Bovendien moet er een onderscheid gemaakt worden tussen uitbreiding naar gebieden die reeds verhard zijn en uitbreiding naar gebieden die nog niet verhard zijn. Ze gaan ervan uit dat uitbreiding van bestaande constructies mogelijk is naar delen van de site die thans reeds verhard zijn, aangezien dit geen wezenlijke impact heeft te hebben op de waterhuishouding. Ze vragen dan ook om verduidelijking. h. Het gedeelte van de site dat getroffen wordt door de overdruk van A0.1.1 moet minstens kunnen genieten van de basisrechten voor zonevreemde constructies, bedoeld in artikel 4.4.10 van de VCRO. Dit moet prioriteit krijgen t.o.v. enige andersluidende bepaling in het RUP. Het zou immers onaanvaardbaar zijn dat de Vlaamse Regering, door te werken met een overdruk in plaats van een grondbestemming, de basisrechten die de decreetgever wenste toe te kennen aan zonevreemde constructies, zou kunnen ontwijken of inperken. Ze vragen om uitdrukkelijk te verduidelijken dat bij een overdruk de bestaande constructies in elk geval genieten van de basisrechten voor zonevreemde constructies, waarbij deze voorrang hebben op de andersluidende bepalingen van het RUP. 25a,c. Vlacoro brengt deze onduidelijkheid onder de aandacht van de ontwerper en vraagt dit verder te verduidelijken. Ze vermoedt dat de term ‘brutovloeroppervlakte’ foutief gebruikt wordt in artikel A1.1. 25b,d,g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 23a. 25e,f,h. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7c.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
42/269
Dossier 388
26. Voka [B159], Resoc Vlaams-Brabant [B161], Provincieraad Vlaams-Brabant [A9], POM Vlaams-
Brabant [B140] Binnen het gebied ten zuiden van de Verlengde Stallestraat wordt een kleinhandelsgebied afgebakend specifiek voor autohandel (art. A1.2). Deze strikte omschrijving ontneemt de kansen op flexibiliteit en wenselijke economische dynamiek. Ze stellen voor de activiteiten ruimer te omschrijven naar grootschalige kleinhandel en de randvoorwaarden eerder te richten op de gebouwen en mogelijke volumes (o.a. vloeroppervlaktes). 26. In dit deel langs de Grote Baan wordt geen maximale verkoopsoppervlakte vastgelegd maar worden de toegelaten activiteiten beperkt tot autohandel en autoherstel en dit gericht op het beperken van publieksgenererend karakter. Vlacoro erkent de vaststelling in het plan-MER dat een beperking nodig is van het autoverkeersproblematiek en steunt vanuit ruimtelijk oogpunt de ontwikkeling van deze cluster van bedrijven gericht op autohandel en autoherstel. 27.
Bezwaarindieners [B190]
Bezwaarindieners zijn eigenaar van een perceel waar een winkel van AS Adventure zich bevindt en van braakliggende percelen naast deze winkel. Het bezwaar is gericht tegen de bestemmingsvoorschriften uit het ontwerp RUP die de uitbreiding van het bedrijf in de weg zullen staan (artikel 1.1.3. en artikel 1.1.4) en tegen de bestemming van een deel van de percelen als bufferzone. a. De voorschriften uit artikels 1.1.3. en 1.1.4. staan haaks op de doelstellingen van het ontwerp RUP. Het ontwerp RUP strekt ertoe de bebouwing op de gronden en de omgeving gevoelig te verdichten, de voorschriften uit de artikels staan het realiseren van deze doelstellingen in de weg. Het ontwerp RUP laat de verdere ontwikkeling van de commerciële activiteiten op de percelen niet toe. De beperkingen uit artikel 1.1.3. van het RUP maken het onmogelijk om de activiteiten van het bedrijf verder uit te breiden en aldus een grotere bebouwingsdichtheid te realiseren. Het goed is niet geschikt voor de bouw van woningen. De percelen liggen aan een drukke vierbaansweg naar de ring, de gemeente Ukkel en het centrum van Brussel. Deze omgeving lijkt bezwaarindieners zeer ongeschikt voor de inplanting van nieuwe woningen. Daarenboven bevinden er zich in de omgeving talrijke grote handelszaken die steeds enige hinder op piekmomenten zullen veroorzaken. Wanneer tussen de handelszaken ook woningen worden ingeplant is de kans zeer groot dat dit tot spanningen leidt met de nieuwe buurtbewoners. b. De beperkingen uit artikel 1.1.3. en artikel 1.1.4. van het ontwerp RUP zijn niet nodig om de verkeerssituatie in de omgeving te verbeteren. Uit de toelichtingsnota blijkt dat het verbod tot verdere uitbreiding van de bruto verkoopsoppervlakte in de zone werd ingegeven door de vaststelling dat er reeds sprake is van een zekere verkeerscongestie in de omgeving. Bezwaarindiener betwisten dat een uitbreiding tot bijkomende verkeersstromen zou leiden. Bij uitbreiding zal het bestaande cliënteel niet exponentieel toenemen. Bijkomend merken zij op dat het drukke verkeer in de omgeving niet alleen te wijten is aan de commerciële activiteiten van AS Adventure en de omgeving, maar in de eerste plaats het gevolg is van de ligging aan een drukke invalsweg, de onmiddellijke nabijheid van een op- en afrit van de Brusselse ring en de nabijheid van de terminushalte van diverse tramlijnen naar het centrum van Brussel met bijhorende parking. c. De gemeente Drogenbos heeft geen bezwaar tegen de uitbreiding van de commerciële activiteiten en verwijzen naar de procedure betreffende de zesde herziening van het BPA nr. 4 en 4A Kuikenpad. Het door de gemeente opgemaakte BPA voorzag immers als enige beperking dat een bebouwingsdichtheid van maximum 70% moet worden gerespecteerd. d. De situatie van de verschillende terreinen in de zone is niet vergelijkbaar. Zo zijn er verschillende terreinen in de onmiddellijke omgeving waar de terreinbezetting zo goed als volledig is. Aangezien de terreinen van het bedrijf grotendeels braak liggen en er dus nog een belangrijke ruimte beschikbaar is voor de verdere uitbreiding van de bestaande commerciële activiteiten, gaan de argumenten, dat een uitbreiding van de bruto verkoopsoppervlakte met meer dan 15% aanleiding kan geven tot parkeer- of andere mobiliteitsproblemen, niet op. e. Artikel 1.1.3 voorziet dat enkel in geval van ‘herstructurering’ van de volledige kleinhandelsconcentratie aan de Verlengde Stallestraat de brutoverkoopsoppervlakte in de zone vermeerderd kan worden met 15%.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
43/269
Dossier 388
Conform deze bepaling moet dan ook de volledige zone heraangelegd worden opdat de verhoging van de verkoopsoppervlakte kan gerealiseerd worden. Aangezien de eigendomsrechten over het geheel van de zone over diverse uiteenlopende partijen verdeeld zijn, is een geïntegreerde uitwerking van een herstructurering voor de volledige zone niet realistisch. Het is volstrekt onduidelijk hoe de 15% verhoging van de verkoopsoppervlakte over de diverse percelen moet worden verdeeld. Hierdoor is deze bepaling in de praktijk niet uitvoerbaar en kan zij aanleiding geven tot conflicten tussen de betrokken eigenaars onderling en met de bevoegde overheden. f. Ze vragen om artikels 1.1.3 en 1.1.4 aan te passen zodat het RUP de verdere uitbreiding van bestaande handelszaken met 50% van de bestaande vergunde bruto verkoopsoppervlakte zou toelaten. De uitbreiding van de winkel met 50% zal niet leiden tot bijkomende verkeershinder en is perfect verenigbaar met de kenmerken van betreffende percelen en de omgeving. Zowel de gemeente Drogenbos als de buurtbewoners zijn dergelijke uitbreiding gunstig gezind. g. Het ontwerp RUP bestemt een belangrijk deel van de gronden als bufferzone. Ze begrijpen dat deze bufferzone werd voorzien als bouwvrije zone ter bescherming van de beek. Deze beek bestaat echter al jaren niet meer. Het voorzien van een brede bufferzone staat niet in verhouding met de feitelijke toestand. Ze vragen de bufferzone te beperken tot de perceelsgrens of minstens tot de bestaande vergunde parking. 27a-g. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 23a en 23c. 28.
Carrosserie De Smet nv [B441]
Bezwaarindiener vernam pas laattijdig dat dit openbaar onderzoek doorging. Bezwaarindiener bezorgt zijn bezwaren, onder voorbehoud van een verder onderzoek van het dossier teneinde zijn rechten te vrijwaren voor het instellen van een administratief beroep. De buren werden niet verwittigd van dit openbaar onderzoek en er werd geen aanplakking gedaan, zodat het openbaar onderzoek in ieder geval nietig is. Bezwaarindiener heeft aan de Dorent 38 Drogenbos reeds jaren een familiebedrijf en er werd hem vanuit de gemeente Drogenbos en de Intercommunale Haviland beloofd dat hij absolute voorrang zou krijgen indien er in de naburige omgeving gronden zouden vrijkomen. Blijkbaar werden al meerdere overheidsdocumenten opgesteld, waarbij de komst van het winkelcentrum al een feit zou zijn en VastiauGodeau met naam wordt genoemd. Het blijkt dat enkel dit bedrijf als begunstigde zou worden weerhouden. Een winkelcentrum doet de problematiek van de mobiliteit nog toenemen. Het is nu al een probleem om het bedrijf van de bezwaarindiener met vrachtwagens te bereiken. De bestemming ‘winkelketen’ stemt niet overeen met de originele bestemming van de grond, die enkel voorzien was voor industrie, distributie, opslag en logistiek. Het zou gaan om gedeeltelijk vervuilde gronden. De nabije aanwezigheid van het bedrijf Sytec, afdeling Seveso, is allesbehalve gunstig. 28. Vlacoro merkt op dat het betrokken bedrijf niet werd opgenomen in het ontwerp RUP. Wat betreft de bestemming van de zone ten noorden van het bedrijf (art. C.5.2) verwijst Vlacoro naar haar standpunten bij cluster C5. 29.
Gecoro Sint-Pieters-Leeuw [B446]
Ze ondersteunen het doortrekken van tramlijn 4 naar het GEN-station Ruisbroek (art. A1.4). Ze hebben vragen bij de technische realisatie van het traject t.h.v. van het op- en afrittencomplex R0 en de Zenne. De voorschriften voorzien geen mogelijkheid tot afwijking van het voorgestelde traject wat hier wenselijk is. 29. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 23b. 30.
Papierfabrieken Catala nv [B40]
a. Het bezwaarschrift geeft een uitvoerige situering van het bedrijf (o.a. diverse kaarten en een schattingsverslag ter verduidelijking). Het papier- en kartonbedrijf is gevestigd langs de Grote Baan 302 te Drogenbos. Het is een bedrijf dat van oudsher actief is op deze site in Drogenbos. Ze zijn eigenaar van de eigen bedrijfsterreinen maar ook van de aansluitende percelen ten noorden. Dit terrein is deels bestemd als woongebied (0,5ha) en deels als recreatiegebied (ca.1ha). T
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
44/269
Dossier 388
evens zijn ze eigenaar van een elektriciteitscabine en de conciërgewoning (industriegebied). Al deze percelen worden omgezet naar natuurgebied. Ook enkele stroken van de eigendom langsheen de Zenne wordt van industriegebied omgezet naar natuurgebied. Ze vragen de bestaande gewestplanbestemmingen te behouden en niet om te zetten naar natuurgebied (art. A1.6). b. Het bedrijf zal een zeer zwaar financieel nadeel lijden door de herbestemming van woongebied, recreatiegebied en industriegebied naar natuurgebied. Volgens een schattingsverslag wordt de waarde van de gronden geschat op minstens 5 miljoen euro. Ze vertegenwoordigen dus een belangrijke geldreserve die essentieel is voor de kredietwaardigheid van het bedrijf. De gronden zijn opgenomen in het register voor planschade. Een eventuele planschade zal dit financieel nadeel nooit afdoende kunnen vergoeden. De kredietwaardigheid van het bedrijf wordt daardoor ernstig in het gedrang gebracht, wat een sterk negatieve impact heeft op de investeringscapaciteit en de toekomst van het bedrijf. c. Woongebied, recreatiegebied en industriegebied zijn op deze locatie geschikte bestemmingen. De bestemming ‘recreatiegebied’ en ‘woongebied’ gaat historisch terug. In het noordelijk deel (AH) bestendigt het ontwerp RUP de grootschalige vestigingen van autohandel. De zone rond het bedrijventerrein wordt een overgang tussen de grootschalige handelsvestigingen in het noorden, en detailhandel en wonen in het zuiden. Ze wijzen tevens op de aanwezigheid van de Grote Baan. De gemeente Drogenbos ondersteunt de plannen van het bedrijf om dit gebied op termijn te ontwikkelen (cf. combinatie recreatie en wonen). Het ontwerp GRS beschouwt deze locatie als ‘een sleutel tussen de Zenne, centrum en werkruimte’(schets van GRS is bij het bezwaarschrift gevoegd). Volgens de voorschriften kunnen de bestaande activiteiten worden verder gezet cf. artikel A1.6.2). Dit is een voorschrift dat in dit gebied niet kan worden toegepast bij gebrek aan bestaande activiteiten. Het is niet duidelijk welke ‘woningen op de oever van de Zenne’ worden bedoeld. Het artikel biedt ook geen mogelijkheid om een nieuwe functie in de bestaande gebouwen onder te brengen of deze te herbouwen. d. Het ontwerp RUP bevat geen afdoende motivering voor een herbestemming naar natuurgebied. Ze verwijzen naar de visie voor de zuidelijke kanaalzone (toelichtingsnota pag. 41-42). Het geïsoleerde terrein maakt geen deel uit van een ‘waardevolle open ruimte structuur’ maar is wel een restgebied in ‘te revitaliseren economische structuur’. De keuze lijkt veeleer ingegeven door het onbebouwde karakter (cf. toelichtingsnota pag. 63 onderaan). De meerwaarde voor natuur is niet aangetoond; het gebied maakt geen deel uit van een open ruimtestructuur. e. De planfilosofie van groene inkleuring van de Zennevallei wordt niet op gelijke wijze toegepast. Het ‘versterken en vrijwaren van de Zennevallei’ wordt niet op gelijke wijze toegepast. Het ontwerp RUP doet het tegenovergestelde: natuurgebied van de Zennevallei wordt omgezet naar bedrijventerrein en naar kleinhandelszone (site Dorent: herlokalisatie Vastiau-Godeau). De eigenaars van deze percelen krijgen dus een financieel voordeel (wat ook blijkt uit het register in bijlage IV: planbaten), terwijl het bedrijf om onduidelijke reden met een groot financieel nadeel belast wordt. Dat is een schending van het gelijkheidsbeginsel. f. Het gebied heeft geen specifieke waarde voor natuur. Het ligt geïsoleerd ten opzichte van het grote natuurgebied in het zuiden (VEN-gebied Zennebeemden) en is door een drukke baan gescheiden van de kleinere groenzone in het oosten. Het gebied is volgens de biologische waarderingskaart (BWK) niet waardevol, met uitzondering van een eutrofe plas die niet meer aanwezig is op het terrein. Het gebied is niet opgenomen in de atlas van de boskartering en is geen overstromingsgevoelig gebied. Volgens de gewenste ruimtelijke structuur van het ontwerp GRS van Drogenbos liggen de percelen op een ‘sleutellocatie tussen centrum, werken en Zenne’ en niet in een groengebied (cf. kaarten toegevoegd aan het bezwaarschrift). Voor de percelen met de conciërgewoning van nv Catala en de elektriciteitscabine is de huidige bestemming industriegebied de enige logische en meest geschikte bestemming. De bestaande gewestplanbestemmingen van woongebied en recreatiegebied, bieden de mogelijkheid om dit gebied in te vullen met een project dat een geschikte overgang maakt van de zone voor autohandel naar de kern van Drogenbos. De ontwikkelingsmogelijkheden worden nog verder besproken met het gemeentebestuur. Het voorschrift van artikel A1.6.2 dat de ‘bestaande en hoofdzakelijk vergunde activiteiten’ kunnen worden toegelaten in de bestaande gebouwen is te beperkend en gebaseerd op foutieve gegevens.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
45/269
Dossier 388
30a-f. Vlacoro benadrukt dat de gebouwen van dit bedrijf volledig opgenomen zijn binnen ‘gemengd regionaal bedrijventerreinen’. Het bezwaar is enkel gericht op de ligging van enkele niet bebouwde percelen binnen de natuurzone ter hoogte van de Zenne. Vlacoro verwijst hieromtrent verder naar haar standpunt 23c. Ze legt de nadruk op artikel A.1.6.2 dat bepaalt dat de bestaande hoofdzakelijk vergunde activiteiten worden toegelaten. De toelichting stelt verder dat ‘gezien de historiek van de bestaande activiteiten specifieke mogelijkheden worden gegeven die verschillen van de VCRO’. Vlacoro verwijst verder naar het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn (toelichtingsnota, bijlage IV). De regelgeving inzake schadevergoedingen is vastgelegd en uitgewerkt in diverse decreten en uitvoeringsbesluiten (o.a. VCRO: art. 2.6. t.e.m. 2.6.19, decreet grond- en pandenbeleid en decreet gebruikerscompensatie). Het register geeft, conform deze regelgeving, de percelen aan waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De vergoeding is echter verbonden aan een aantal voorwaarden en wordt niet automatisch toegekend, maar beoordeeld per specifiek geval. 31.
Bezwaarindiener [B42]
Bezwaarindiener geeft extra uitleg en kaarten ter verduidelijking. Samenvattend stelt het bezwaarschrift: a. Bezwaarindiener is eigenaar van een perceel (Grote Baan 240). Het bezwaarschrift bevat een grafisch plan met aanduiding van het perceel. Het terrein is volledig bebouwd is met een recent in 2001 vergunde ALDI-supermarkt en bijhorende, volledig geasfalteerde parking. Hij zal een zeer zwaar financieel nadeel lijden doordat het volledige perceel wordt herbestemd van woongebied en gebied voor gemeenschapsvoorzieningen naar natuurgebied. De gronden hebben momenteel een waarde van minstens 2.180.000 euro. De stedenbouwkundige voorschriften zijn gericht op een uitdoofscenario. Indien ALDI zijn uitbating op deze locatie stopt en er geen overnemer van de supermarkt gevonden wordt, zal elke nieuwe bebouwing in dit gebied volledig verboden zijn. In de toekomst kunnen hier dus geen woningen worden gebouwd, geen gemeenschapsvoorzieningen, geen nieuwe handelsvestigingen. b. Een planschadevergoeding wordt door de decretaal vastgelegde beperkingen bemoeilijkt. De bezwaarindiener riskeert daardoor geen afdoende compensatie te ontvangen voor het zware financiële nadeel van meer dan 2 miljoen euro dat hij zal lijden. Indien de herbestemming naar natuurgebied behouden blijft, zal hij niet nalaten om alle juridische mogelijkheden aan te wenden om een schadevergoeding te eisen voor dit zware nadeel. Op basis van de flagrante schending van het gelijkheidsbeginsel kan het Vlaams Gewest aansprakelijk worden gesteld en veroordeeld om schadevergoeding aan de bezwaarindiener te betalen. Bepaalde eigenaars krijgen immers financieel voordeel van de herbestemmingen van onbebouwd natuurgebied in de Zennevallei - meer bepaald op de site Dorent die voor Vastiau-Godeau volledig als kleinhandelszone wordt ingekleurd - terwijl bezwaarindiener op een volledig bebouwd perceel met een zwaar financieel nadeel wordt belast. c. Het ontwerp RUP bevat geen afdoende motivering voor een herbestemming naar natuurgebied. Integendeel, volgens de toelichtingsnota komen de onbebouwde percelen in aanmerking om voor natuurbehoud ingezet te worden en dus niet de reeds volledig bebouwde. d. De planfilosofie van het ‘versterken en vrijwaren van de Zennevallei’ wordt niet op gelijke wijze toegepast. Het ontwerp RUP doet zelfs het tegenovergestelde: onbebouwd natuurgebied van de Zennevallei wordt omgezet naar bedrijventerrein en naar kleinhandelszone. De eigenaars van deze percelen krijgen dus een financieel voordeel (wat ook blijkt uit het register in bijlage IV: planbaten), terwijl de bezwaarindiener om onduidelijke reden met een groot financieel nadeel belast wordt. Dat is een schending van het gelijkheidsbeginsel. e. Het perceel van bezwaarindiener is volledig bebouwd en heeft geen specifieke natuurwaarde. Het ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, maakt geen deel uit van het grote natuurgebied van gewestelijk belang in het zuiden en is door een drukke baan gescheiden van de kleinere groenzone op lokaal niveau in het noorden. Het sluit volledig aan bij het woonweefsel van Drogenbos en is door de ligging aan de Grote Baan een zeer geschikte locatie voor handelsvestigingen, woningen en gemeenschapsvoorzieningen. Volgens de gewenste ruimtelijke structuur van het ontwerp GRS van Drogenbos ligt het perceel op een ‘sleutellocatie tussen centrum, werken en Zenne’ en niet in groengebied.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
46/269
Dossier 388
f. De bezwaarindiener vraagt om de bestaande gewestplanbestemmingen van woongebied en gebied voor gemeenschapsvoorzieningen te behouden en het perceel niet als natuurgebied te bestemmen. 31a-f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 23c. Ze legt de nadruk op artikel A.1.6.2 dat bepaalt dat de bestaande hoofdzakelijk vergunden activiteiten worden toegelaten. De toelichting stelt verder dat ‘gezien de historiek van de bestaande activiteiten specifieke mogelijkheden worden gegeven die verschillen van de VCRO’. Vlacoro vraagt aandacht voor de vraag van de bezwaarindiener naar een volwaardige schadevergoeding. Ze verwijst naar het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn (toelichtingsnota, bijlage IV). De regelgeving inzake schadevergoedingen is vastgelegd en uitgewerkt in diverse decreten en uitvoeringsbesluiten (o.a. VCRO: art. 2.6. t.e.m. 2.6.19, decreet grond- en pandenbeleid en decreet gebruikerscompensatie). Het register geeft, conform deze regelgeving, de percelen aan waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De vergoeding is echter verbonden aan een aantal voorwaarden en wordt niet automatisch toegekend, maar beoordeeld per specifiek geval. B. 2. 3 Clu st er A 2: w on en Zu u n -N eg en man n e ke 32. Bezwaarindieners [B105], [B215], [B216], [B217]
De bezwaarindieners formuleren één of meerdere van volgende bezwaren: a. Het bezwaar kadert in het concept van de groene rand (incl. het niet aansnijden van nu nog onbebouwde gronden). Bezwaarindiener verwijst naar het advies van ‘De Rand’ vzw bij het eindrapport VSGB, goedgekeurd door de Raad van Bestuur op 13 oktober 2008 en dat toen eveneens werd ingediend bij de Vlacoro. De algemene motivering van dat advies blijft ten volle gelden. Bezwaarindiener verwijst ook naar het Vlaams regeerakkoord van 15 juli 2009 dat het VSGB uitdrukkelijk aanmerkt als een instrument ter versterking van het open ruimtebeleid en het tegengaan van verstedelijking (pag. 91-92). Volgend punt is een markant voorbeeld van verdere verstedelijking en aantasting van wat nu nog open ruimte is. Dit terwijl daar geen enkele noodzaak toe is en precies op plaatsen waar het gewestplan tot nog toe verdere verstedelijking heeft kunnen tegenhouden. b. Woonuitbreidingsgebied Negenmanneken. Dit betreft een landelijk gebied, grenzend aan agrarisch gebied, dat dank zij het gewestplan voor bebouwing kon behoed worden, en nu dus duidelijk voor wonen zal worden bestemd: een verwezenlijking van het gewestplan die door dit RUP wordt opgeheven. Het feit dat in de voorschriften bepaald wordt onder A2.1 dat het gebied pas vanaf 2017 zijn bestemming als bouwvrij agrarisch gebied verliest, is enkel een pleister op de wonde. Vijf jaar betekent in termen van stedenbouw immers niets. Het verdwijnen van open ruimte, binnen vijf jaar, is wel definitief. Beter ware het behoud van de open ruimte, waartoe het gewestplan aanzet gaf, expliciet te bevestigen naar aanleiding van dit RUP. c. Het vrijgeven van open ruimte voor bebouwing is strijdig met het behoud van het groen en landelijk karakter van de rand, het zal onvermijdelijk de druk op de rand nog verhogen. Ook zuiver stedenbouwkundig is het geen goede visie: het bevestigt en versterkt de stadsvlucht van meer gegoede inwoners en is daarom zelfs een grote rem op stadskernvernieuwing, zowel in Brussel zelf, als in verstedelijkte delen van de rand, zoals bv. de kern van Ruisbroek zelf. We bewijzen onszelf en de toekomstige generaties echt geen dienst met het verder aansnijden van deze open ruimten. Het is de laatste gelegenheid om deze stukken open ruimte te behouden voor de toekomst. 32a,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1b en 4c. 32b. Het eindrapport VSGB (pag. 52) verduidelijkt dat bij het invullen van de behoefte aan bijkomende woningen niet uitgegaan wordt van een taakstelling maar van de potenties tot kwalitatieve woonontwikkeling. Prioriteit gaat naar kernversterkende projecten zoals het uitwerken van reconversieprojecten in het woonweefsel, het verdichten van de centra door de mogelijkheid te bieden om selectief het aantal bouwlagen te verhogen, het versterken van de kernen door het aansnijden van goed gelegen nog niet ontwikkelde woongebieden. 'Goed gelegen' betekent dat deze gebieden geen onderdeel uitmaken van het open ruimte netwerk, goed ontsloten zijn door het openbaar vervoer en bij voorkeur aansluiten bij de bestaande kernen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
47/269
Dossier 388
De toelichtingsnota (pag.75-76) stelt dat vanuit een algemene visie op het VSGB en de uitwerking van de deelruimte Zuidelijke Kanaalzone het gebied Negenmanneken in aanmerking komt om te worden omgezet naar woongebied. Het gebied is reeds woonuitbreidingsgebied op het gewestplan en komt volgens het eindrapport binnen de afbakeningslijn te liggen. Het achterliggend open ruimtegebied aansluitend bij het groenblauwnetwerk uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijft deel uitmaken van de open ruimte. Gezien echter het belang van de Vogelzangbeek stelt Vlacoro voor om een deel van het voorziene woongebied namelijk het deel ten zuiden van de Vogelzangbeek - te schrappen en aan te duiden als natuurgebied. Vlacoro verwijst hieromtrent tevens naar haar standpunt 7c. 33.
CBS en Gecoro Sint-Pieters-Leeuw [B443], [B446]
Ze gaan akkoord met het omvormen van het woonuitbreidingsgebied (art. A2.1) naar woongebied met een uitgestelde inwerkingtreding tot 1 januari 2017 zoals gevraagd door de gemeente en opgenomen in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Deze zone kan echter, gelet op de bestaande situatie en infrastructuur, doorgetrokken worden langsheen de westzijde van de Moeshoveniersstraat tot aan de Brusselbaan. 33. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 32b. De vraag om dit gebied uit te breiden naar de westzijde kan Vlacoro niet ondersteunen. 34.
Matexi nv [B110]
a. Bezwaarindiener heeft een aantal grondposities in deze cluster die samen meer dan 50% van dit projectgebied vormen. Ze willen als gespecialiseerde residentiële ontwikkelaar dit volledige gebied vanuit een integrale visie ontwikkelen. Volgens het gewestplan is dit woonuitbreidingsgebied, met uitzondering van een deel van een perceel dat als parkgebied wordt aangeduid. Volgens de voorliggende voorschriften wordt dit gebied tot 1/1/2017 bestemd als bouwvrij agrarisch gebied (art. A2.2). Daarna krijgt dit gebied de bestemming woongebied (art. A2.1). De herbestemming naar woongebied mag niet langer worden uitgesteld. Ze vermoeden dat deze extra voorwaarde zijn oorsprong kent in de vaststelling dat in de gemeente Sint-Pieters-Leeuw nog een aantal andere gebieden worden herbestemd tot woongebied. In het ontwerp RUP ontbreekt elke motivering waarom net dit gebied (als enige in Sint-Pieters-Leeuw) pas vanaf 1/1/2017 wordt herbestemd tot woongebied. In het gemeentelijk structuurplan van 2008 was nochtans vooropgesteld dit gebied vanaf middellange termijn (2013 en volgende) te ontwikkelen. Deze bepaling is nog moeilijker te verklaren als men weet dat sommige van de huidige woonontwikkelingen zelfs niet opgenomen waren in het gemeentelijk structuurplan. Ze vragen voor artikel A2.1.1.: schrappen zin dat ‘vanaf 1 januari 2017 krijgt dit gebied de bestemming woongebied zoals bedoeld in artikel A2.1.2 tot en met A2.1.8’. b. Indien de datum van 1/1/2017 toch zou behouden worden, vragen ze art. A2.2 ‘bouwvrij agrarisch gebied’ volledig te schrappen. Als de uitgestelde herbestemming van kracht blijft mogen de voorschriften er in geen geval toe leiden dat bij de realisatie van dit woonproject planbaten of andere soortgelijke heffingen verschuldigd zijn. Dit gebied (behalve het deel gelegen in parkgebied) wordt niet opgenomen in het register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaal- of gebruikersschade van toepassing kan zijn. Dit woonuitbreidingsgebied wordt tot 1/1/2017 herbestemd tot BAG, waardoor op dit moment planbaten van toepassing zouden kunnen zijn. Door het schrappen van artikel A2.2 kan dit gebied tot 1/1/2017 zijn bestemming als woonuitbreidingsgebied behouden en vervalt elke onduidelijkheid over planbaten/schade. Tot het ontwikkelingsmoment verandert er niets want bepaling A2.1.8 blijft van toepassing: ‘tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies’. 34a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 32b. De toelichtingsnota stelt: ‘Het gebied wordt opgenomen als woongebied met een uitgestelde inwerkingtreding, zodat de prioritering die gevraagd wordt door de gemeente behouden blijft’. Vlacoro ondersteunt deze optie maar vraagt aan de ontwerper deze keuze grondiger te duiden. Ze kan de vraag voor schrapping van deze bepaling in artikel 2.1.1 niet ondersteunen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
48/269
Dossier 388
34b. Vlacoro brengt de geschetste problematiek inzake planbaten/planschade onder de aandacht van de ontwerper en verwijst verder naar het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn (toelichtingsnota, bijlage IV). De regelgeving inzake schadevergoedingen is vastgelegd en uitgewerkt in diverse decreten en uitvoeringsbesluiten (o.a. VCRO: art. 2.6. t.e.m. 2.6.19, decreet grond- en pandenbeleid en decreet gebruikerscompensatie). Het register geeft, conform deze regelgeving, de percelen aan waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De vergoeding is evenwel verbonden aan een aantal voorwaarden en wordt niet automatisch toegekend, maar beoordeeld per specifiek geval. 35.
CCN Vogelzang CBN [B43], Brussel Natuur vzw [B148]
Brussel Natuur vzw benadrukken dat ze, als koepel voor bijna alle verenigingen en wijkcomités die zich bekommeren voor natuurbehoud in het BHG, zonder enig voorbehoud de overwegingen, de opmerkingen en de conclusies ondersteunen in het bezwaarschrift van de natuurvereniging CCN Vogelzang CBN. a. Ze geven uitvoerig toelichting bij de groene zone van de Vogelzangbeekvallei (25ha) die sinds 1998 werd beschermd door de BHR (beschermingsbesluiten van 12 november 1998 en 19 maart 2009). Ze wijzen op de mogelijkheid om een vrijwaringzone in te voeren rond het beschermd gebied. De studie voor het Brussels Leefmilieu erkent dit gebied als prioritaire groene zone. Ongeveer 13ha van de Vogelzangbeekvallei is erkend als natuurreservaat. Naar aanleiding van de laatste beschermingsprocedure (2007- 2009) meende de gemeente Sint-Pieters-Leeuw dat de bescherming van de tegenoverliggende oever van de Vogelzangbeek op Vlaams grondgebied een goede zaak zou zijn. De Biologische Waarderingskaart evalueert delen van de vallei als ‘biologisch zeer waardevol’ en ‘complexen met zeer waardevolle elementen’. Ze verwijzen verder naar het GewOP, het GBP van het BHG en de Europese Conventie voor Landschappen (Firenze 2000). De vervuiling van de beek, onder andere door het lozen van het afvalwater uit beide gewesten, is in tegenstrijd met de Europese Kaderrichtlijn Water en de wetgeving dienaangaande. Ze wijzen verder op de diverse initiatieven voor complete sanering van de beek. Het resultaat bij het openbaar onderzoek voor de Verkaveling ‘Kortvondelveld’ is teleurstellend. Hun bezwaren kregen gehoor maar er werd onvoldoende rekening mee gehouden wegens de bestaande gebrekkige regelgeving. Later bleef ook hun vraag om het ‘Bodemdecreet’ toe te passen zonder gevolg. Het ontbreken van overleg is spijtig. b. Het beschermde gebied en de grensbeek krijgen nu onvoldoende waardering krijgen in de bebouwde woonwijken en industriezones van Sint-Pieters-Leeuw. De dichte bebouwing (woningen en industriebedrijven) in het Negenmanneken en de nieuwe verkaveling ‘Kortvondelveld’ hebben negatieve effecten op het natuurgebied in Anderlecht en op de natuurwaarde van de grensbeek. Het huidige oevergebruik is totaal onaanvaardbaar. De stedenbouwkundige voorschriften moeten rekening houden met de grensoverschrijdende effecten en met het oevergebruik op de groenstructuur van het BHG. c. Artikel A0.1.2 voorziet het behoud en het herstel van rivier- en beekvalleien. In het kader van dit voorschrift moet ook een dwingende herstelmaatregel gelden voor de bestaande toestanden die het gevolg zijn van een gebrekkige of de niet-toepassing van de vorige regelgevingen. d. Ze vragen de instelling van een niet bebouwbare groene buffer voor de oeverzone en dit in functie van de beekbedding, en in de naastgelegen zones moet de bouwlijn bepaald worden in functie van de bouwhoogte. In die bufferzone moet er een verbod gelden op wijziging van vegetatie en reliëf alsook de verplichting om de oorspronkelijke staat van de oever te herstellen bij nieuwe projecten en/of verbouwingsprojecten. Er zouden eveneens dwingende overgangsmaatregelen moeten komen die verplichten dat, op middellange termijn, alle bestaande bebouwingen en uitrustingen moeten beantwoorden aan deze nieuwe voorschriften voor de bufferzone. Via het vrijwaren van de structuurbepalende rivier- en beekvalleien kunnen deze uitgebouwd worden tot waardevolle ecologische verbindingen om één samenhangend netwerk te worden. Vooral daar waar de groene structuur ontbreekt in Vlaanderen moeten er randvoorwaarden worden geïntegreerd die de ecologische verbinding met de Brusselse beekvalleien garandeert. Voor de Vleze/Vogelzangbeekvallei betreft het hier vooral de ecologische verbindingen met de Zuunbeek, met de kanaalzone en met de Zennevallei. Ze verwijzen ook naar de verbindingen voorzien in het open ruimte visievoorstel.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
49/269
Dossier 388
e. In het kader van het ontwerp RUP kan een nieuwe tendens tot stand komen om meer aandacht te besteden aan de herwaardering van de Vleze/Vogelzangbeek (en andere waterlopen) en dit door de aanpassing van de stedenbouwkundige regelgeving en de ruimtelijke ordening. Het RUP zou de natuurgebieden in het BHG kunnen erkennen en ondersteunen met een aansluitende groene structuur door ruimte laten voor plaatselijke grensoverschrijdende projecten en initiatieven. In dit verband moet de samenwerking, aangemoedigd worden door de voorschriften, een wettelijk kader krijgen en kunnen rekenen op de medewerking vanwege alle gemeentelijke en gewestelijke instellingen. Voor beken en rivieren - toch typische grensoverschrijdende elementen - moet iedereen kunnen samenwerken rond rivieren beekcontracten om hun complete sanering en herwaardering te bekomen. Wat overblijft van de beekvalleien moet gekoesterd worden, want vooral in een randstedelijke context is dit een uitzondering geworden om ook hier iets te kunnen bewaren voor onze kinderen en de volgende generaties. Het behoud van dit natuurlijk erfgoed bepaalt ook de kwaliteit van ons leefmilieu en is bijgevolg belangrijk voor onze gezondheid en ons welzijn. Het RUP moet worden aangegrepen om de huidige situatie van de Vogelzangbeekvallei te verbeteren want voor de bewoners, die zich bewust werden dat natuur een belangrijke verrijking betekent voor hun leefmilieu, is natuurbehoud een grote bezorgdheid geworden. Bezwaarindieners betreuren dat dit vroeger niet altijd in overweging werd genomen en hopen dat hun opmerkingen bijdragen tot een betere samenwerking in verband met het leefmilieu en meer bepaald met het behoud, het beheer en de ontwikkeling van de natuur in de Vogelzangbeekvallei. 35a-e. De noordelijke grens van deze cluster wordt deels gevormd door de Vogelzangbeek en vormt aldus voor een deel de grens tussen het stedelijk gebied en het buitengebied. Vlacoro ondersteunt de visie ten aanzien van het vrijwaren van de structuurbepalende rivier- en beekvalleien. In het ontwerp RUP wordt de Vogelzangbeek aangeduid met A0.1.2. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 7c. Inzake het woonuitbreidingsgebied Negenmanneke verwijst ze naar haar standpunt 32b. 36.
Brusselse Raad voor het Leefmilieu [B149], Greenpeace [B150]
Sint-Pieters-Leeuw en aangrenzende Vogelzangbeekvallei. In dit zuidelijk stukje Vlaamse Rand leggen ze de nadruk op het belang van een strategische groen netwerk. De beekvalleien vormen hier een belangrijke rol. Ze vragen herwaardering van de Vogelzangbeek, gezien de negatieve impact op het natuurgebied. Ze vragen een niet bebouwbare groene oeverzone van minstens 10m vanaf de oever, samen met de overdruk ‘integraal waterbeheer’, evenals een verbod op de wijziging van reliëf en vegetatie. Bij nieuwe projecten moet de oever hersteld worden, en na een overgangsfase zouden alle aan de beek grenzen percelen aan de nieuwe voorschriften moeten voldoen. Overal waar de groenstructuur ontbreekt in Vlaanderen moeten er randvoorwaarden worden geïntegreerd die de ecologische verbinding met de Brussels beekvalleien garandeert (o.a. Zuunbeek, kanaalzone, Zennevallei). 36. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 35a-e. B. 2. 4 Clu st er A 3: B er g en s e st e en we g 37.
CBS en Gecoro Sint-Pieters-Leeuw [B443], B446]
a. Er is een tegenstrijdigheid tussen het ontwerp RUP en het gemeentelijk RUP in opmaak 'Negenmanneke Bergensesteenweg' (art. A3.1). De gemeente voorziet hier een zone voor grootschalige detailhandel. Hierbij wordt gestreefd naar een kwaliteitsvolle herstructurering van het gebied met een differentiatie tussen de zone langsheen de N6 en het binnengebied, rond één gebundelde centrale parkeerplaats. Samen met het openleggen van de Zuunbeek moet dit leiden naar betere ruimtelijke kwaliteiten. De gemeentelijke optie is in overeenstemming met de opties van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en het eindrapport VSGB waarin 'versterken van grootschalige detailhandel met aandacht voor de Zuunbeek' als toekomstige ontwikkeling werd vooropgesteld. De gemeentelijke optie hangt ook samen met ontwikkelingsperspectieven voor andere gebieden (gebieden 18 en 05) en werd ook bevestigd tijdens de pre-plenaire vergadering voor het RUP 'Negenmanneke-Bergensesteenweg'. In het voorontwerp RUP VSGB werd ook al een, weliswaar minder omvangrijke, zone voor GRB opgenomen voor dit gebied. De gemeente heeft hierover bij de plenaire vergadering ook al een opmerking gemaakt. Ze wensen dat de contouren en bestemmingen van het gemeentelijk RUP in opmaak Negenmanneke-Bergensesteenweg uit het ontwerp RUP gesloten worden. De gemeentelijke planningsinitiatieven moeten hier voorrang krijgen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
50/269
Dossier 388
b. De beperkingen in art. A3.2.3 inzake uitbreiding van de bruto verkoopsoppervlakte en maximale vermeerdering met 15% bij herstructurering stemmen niet overeen met de ontwikkelingsperspectieven van het gemeentelijk RUP in opmaak 'Negenmanneke- Bergensesteenweg’. c. Dit gemeentelijk RUP kent aan de Zuunbeek en Vogelzangbeek een hogere natuur- en ruimtelijkstructurerende waarde toe door de beek respectievelijk in een zone voor openleggen van waterloop en zone voor natuurontwikkeling en waterloop te leggen waardoor de waterloop kan fungeren als stapsteen in het blauwgroene netwerk (art. A0.1.1). Hierdoor wordt beter tegemoet gekomen aan de thematische opties van het VSGB dan het voorschrift van het VSGB zelf. d. Er is een tegenstrijdigheid tussen het RUP VSGB en het gemeentelijk RUP in opmaak 'Wautersstraat'. De gemeente wenst de kleinhandel hier niet verder te versterken maar wel in haar kernen en op specifieke locaties langsheen de Bergensesteenweg zoals opgenomen in andere RUP's (RUP Negenmanneke– Bergensesteenweg) (art. A3.2). Ze voorzien ontwikkelingsperspectieven voor het bestaand tuincentrum gelet op de specificiteit van dit type van bedrijvigheid. De gemeentelijke optie is in overeenstemming met de opties van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en hangt samen met ontwikkelingsperspectieven voor andere gebieden (gebieden 30 en 05). De gemeentelijke optie werd ook bevestigd tijdens de preplenaire vergadering voor het RUP 'Negenmanneke-Bergensesteenweg'. Het invoeren van een zone voor kleinhandel door het RUP VSGB legt een zware hypotheek op de bestaande (KMO-)bedrijven in het gebied en kan dan ook niet aanvaard worden door de gemeente. Ze wensen dat de contouren en bestemmingen van het gemeentelijk RUP in opmaak ‘Wautersstraat’ uit het ontwerp RUP gesloten worden. De gemeentelijke planningsinitiatieven moeten hier voorrang krijgen. e. Er is een tegenstrijdigheid tussen het RUP VSGB (art. A3.2) en het recent goedgekeurde BPA 'Zenneveld Kleine Kolder' (MB 23.01.07). De gemeente wenst de kleinhandel hier niet verder te versterken maar wel in haar kernen en op specifieke locaties langsheen de Bergensesteenweg zoals opgenomen in andere RUP's (zie hierboven). Het BPA voorziet hier een ontwikkeling naar bedrijvigheid met uitzondering voor de bestaande, vergunde handelszaken. Het BPA voorziet eveneens in een nieuwe ontsluiting, in samenhang met het achterliggende gebied voor watergebonden activiteiten. De gemeentelijke optie is in overeenstemming met de opties van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en deze van het eindrapport VSGB waarin 'bestendigen en opwaarderen van grootschalige detailhandel en ambachtelijke bedrijvigheid ' als toekomstige ontwikkeling werd vooropgesteld. Het invoeren van een zone voor kleinhandel door het RUP VSGB legt een zware hypotheek op de bestaande (KMO-) bedrijven in het gebied en kan dan ook niet aanvaard worden door de gemeente. Ze wensen dat de contouren en bestemmingen van het BPA Zenneveld-Kleine Kolder uit het ontwerp RUP gesloten worden. f. In het voorontwerp RUP VSGB kreeg de Lotbeek (Labbeek) een symbolische aanduiding (art. A0.1.2). In het ontwerp RUP is er geen aanduiding meer aanwezig. Het BPA 'Zenneveld - Kleine Kolder' voorziet langs weerszijden van deze beek een zone voor natuurbuffergebied met als bestemming natuurontwikkeling en landschapsherstel. De zone zal fungeren als natuur- en landschapsopwaardering met de beek als structuurbepalend element in het landschap. Het BPA 'Zenneveld-Kleine Kolder' kent aan de Lotbeek (Labbeek) een hogere natuur- en ruimtelijk-structurerende waarde toe dan het RUP VSGB. Hierdoor wordt zelfs beter tegemoet gekomen aan de thematische opties van het VSGB dan het voorschrift VSGB zelf. De gemeente heeft hierover bij de plenaire vergadering ook al een opmerking gemaakt. g. Er is een tegenstrijdigheid tussen het RUP VSGB en het recent goedgekeurde BPA 'Brukom-Zenneveld' (MB 02.07.08). De gemeente wenst de kleinhandel hier niet verder te versterken maar wel in haar kernen en op specifieke locaties langsheen de Bergensesteenweg zoals opgenomen in andere RUP's (zie hierboven). Het BPA voorziet hier een ontwikkeling naar bedrijvigheid met uitzondering voor de bestaande, vergunde handelszaken. De gemeentelijke optie is in overeenstemming met de opties van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en deze van het eindrapport VSGB waarin 'bestendigen en opwaarderen van grootschalige detailhandel en ambachtelijke bedrijvigheid' als toekomstige ontwikkeling werd vooropgesteld. Het invoeren van een zone voor kleinhandel door het RUP VSGB legt een zware hypotheek op de bestaande (KMO-)bedrijven in het gebied en kan dan ook niet aanvaard worden. Ze wensen dat de contouren en bestemmingen van het BPA Brukom-Zenneveld uit het ontwerp RUP gesloten worden.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
51/269
Dossier 388
h. In het RUP VSGB krijgt de Rodebeek de symbolische aanduiding voor onbevaarbare waterlopen. Het BPA 'Brukom-Zenneveld' (MB 02.07.08) voorziet langs weerszijden van de beek een zone voor natuur, bestemd voor behoud, bescherming en/of herstel van het natuurlijk milieu. Dit BPA kent aan de Rodebeek een hogere natuur- en ruimtelijk-structurerende waarde toe dan het RUP VSGB. Hierdoor wordt zelfs beter tegemoet gekomen aan de thematische opties van het VSGB dan eigen voorschrift VSGB. De gemeente heeft hierover bij de plenaire vergadering VSGB ook al een opmerking gemaakt. i. Bij het voorontwerp RUP VSGB had de gemeente bij de plenaire vergadering gevraagd om aan de historische hoeve Ten Brukom specifieke ontwikkelingsperspectieven toe te kennen, gelet op de historischarchitecturale waarde van dit erfgoed. Hier werd bij het ontwerp VSGB rekening mee gehouden (art. A3.4). Ze vragen om in de voorschriften ook modaliteiten aangaande het behoud en/of herstel van het historisch patrimonium op te nemen. 2
j. De beperking voor nieuwe kleinhandelszaken van de maximale bruto verkoopsoppervlakte van 150m (art. A3.3) is voor het gebied 29 in strijd met het onlangs goedgekeurde gemeentelijk RUP 'Projectgebied Klein-Bijgaarden'. Het gemeentelijk RUP streeft naar de vervanging van een sterk verloederde en vervuilde site (Brownfield) door een kwalitatief woonproject in combinatie met andere functies zoals kleinhandel. De gemeentelijke optie is in overeenstemming met de opties van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en deze genomen in het eindrapport VSGB waarin 'versterken van grootschalige detailhandel ' als toekomstige ontwikkeling werd vooropgesteld. De gemeente heeft hierover bij de plenaire vergadering VSGB ook al een opmerking gemaakt. k. Bij de plenaire vergadering van het voorontwerp RUP VSGB werd door de gemeente een opmerking gemaakt betreffende een conflict met de 'Zone voor grootwinkel' langsheen de Bergensesteenweg zoals opgenomen in het gemeentelijk RUP in opmaak 'Wilderveld'. Hieraan werd gedeeltelijk gevolg gegeven door het niet opnemen van gebied in Art. 5.1 GRB van het VSGB (art. A3.3). In het huidige VSGB is er echter nog een gedeeltelijke 'Overdruk beperking kleinhandel' aangebracht in dit gebied. Deze moet ook verwijderd worden om volledige afstemming te krijgen tussen het gemeentelijk RUP 'Wilderveld' en RUP VSGB. l. De overdruk kan aanvaard worden in woongebieden en KMO-gebieden voor zover ze niet in strijd zijn met eerder vastgelegde opties (eindrapport VSGB) of recent goedgekeurde gemeentelijke uitvoeringsplannen (BPA's /RUP's) die hieruit voortvloeien of in uitvoering zijn van het gemeentelijk structuurplan. 37a-k. Vanuit de algemene visie op het VSGB en de uitwerking voor de deelruimte Zuidelijke Kanaalzone springt de aanwezigheid van grote individuele kleinhandelszaken in het oog, voornamelijk gelegen op het grondgebied van de gemeente Sint-Pieters-Leeuw. In het eindrapport werd aangegeven dat dit gebied een gezamenlijke aanpak vereist ten aanzien van de gestage groei van de kleinhandel in dit gebied. Het mobiliteitsonderzoek dat werd uitgevoerd in het plan-MER, geeft echter aan dat de N6 verzadigd is, mede door de aantrekkingskracht van de kleinhandelsbedrijven in Anderlecht en Sint-Pieters-Leeuw (o.a. IKEA, CORA, Decathlon, Brico, Plan-it). Een verdere groei van de kleinhandel langs de N6 is niet gewenst zonder specifieke mobiliteits- en ruimtelijke maatregelen. Op basis van de bestaande toestand wordt in het ontwerp RUP een aanpak op twee sporen voorgesteld: het vermijden van nieuwe kleinhandel in de delen waar ze momenteel nog niet voorkomen en het beperken van de brutoverkoopsoppervlakte in de bestaande concentraties. Vlacoro stelt vast dat naar aanleiding van het openbaar onderzoek voor cluster A3 heel wat bezwaarschriften van uiteenlopende aard zijn binnengekomen. Vlacoro wijst allereerst op het bezwaarschrift van de gemeente Sint-Pieters-Leeuw [B443] dat wijst op een onvoldoende afstemming van het ontwerp RUP met enkele recent goedgekeurde gemeentelijke RUP’s voor dit gebied. Ook wijst de gemeente op enkele RUP’s die in opmaak zijn. De gemeente benadrukt hierbij het belang van een kwaliteitsvolle herstructurering van het gebied alsmede een kwaliteitsvolle buffering van de Zuunbeek, Lotbeek en Rodebeek. Bovendien tonen diverse bezwaarschriften aan dat het ontwerp RUP onvoldoende aandacht heeft voor de diversiteit van het gebied. Het plan-MER schetst de mobiliteitsimpact voor dit gebied en stelt als milderende maatregel voor om overal in het gebied tot een beperking te komen van de maximale verkoopsoppervlakte in kleinhandelszones.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
52/269
Dossier 388
Daartoe stellen de stedenbouwkundige voorschriften (art. A3.1) voor alle gebieden dat ‘de uitbreiding van de bruto verkoopsoppervlakte beperkt wordt tot de bestaande stedenbouwkundig vergunde BVO op het moment van de definitieve vaststelling van het RUP. In geval van een herstructurering van een kleinhandelsconcentratie mag de BVO maximaal vermeerderd worden met 15%’. Vlacoro merkt op dat deze maatregel onvoldoende rekening houdt met de eigenheid van de specifieke bedrijventerreinen. Door de bepaling inzake de herstructurering te definiëren op het niveau van ‘een kleinhandelsconcentratie’ wordt bovendien de dynamiek op bedrijfsniveau gehypothekeerd. Bovendien is onduidelijk wanneer sprake is van een kleinhandelsconcentratie. Naar vergunningsverlening is dit artikel zeer moeilijk praktisch toe te passen. Ten derde merkt Vlacoro op dat het ontwerp RUP onvoldoende rekening heeft gehouden met de bestaande situatie. Voornamelijk in het zuiden van deze cluster zijn tal van bestaande bedrijven opgenomen, waarvan de huidige functie geen kleinhandel is. Vlacoro erkent de bezwaren van de betrokken bedrijven dat voorliggend ontwerp RUP onvoldoende is afgestemd op de huidige bedrijvigheid (o.a. B71, B72, B112, B116, B117, B147). Op basis van de bovenstaande vaststelling pleit Vlacoro er voor om de cluster A3 uit het ontwerp RUP te schrappen en de herstructurering van dit gebied in te vullen op gemeentelijk niveau. Indien er toch voor geopteerd wordt om deze cluster binnen het ontwerp RUP te houden dringt Vlacoro aan op (1) een grondige afstemming met de gemeentelijke initiatieven, (2) een grondige aanpassing van artikel A3.1 (cf. standpunt 23a) onder meer in functie van een volwaardige differentiëring van de diverse zones (o.a. op basis van de huidige bedrijvigheid en (3) een volwaardige invulling van het ruimtelijk bufferen van de beken. 38.
Resoc Vlaams-Brabant [B161]
a. Het regionaal bedrijventerrein (art. 3.1) aan de Bergensesteenweg ten westen van de open ruimtekamer Biest sluit onmiddellijk aan op het woongebied ten noorden en ten zuiden van het bedrijventerrein. Op basis van het algemeen aanvaard principe inzake ruimte-efficiëntie en de wetenschap dat er een minimale oppervlakte aan bedrijvenzones gecreëerd moet worden, verwachten ze een positieve houding van de Vlaamse overheid bij de ontwikkeling van het terrein over zijn volledige oppervlakte. b. Voor het specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel (art. 3.2) is in de voorschriften geen overgangsmaatregel voor de aanwezige industriële/ambachtelijke bedrijven. Ze vrezen dat hierdoor een ernstige hypotheek gelegd wordt op het verder functioneren van de betrokken bedrijven. Ze vragen nadrukkelijk dat de nodige overgangsbepalingen in de voorschriften worden opgenomen, zodat de aanwezige bedrijven ter plaatse kunnen blijven ontwikkelen. 38a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. 39.
Provincie Vlaams-Brabant [A9]
a. De zone voor kleinhandel (art. A.3.2) in de noordelijke cluster aan de Bergensesteenweg is verkleind t.o.v. het voorontwerp RUP. De provincie ondersteunt het voorstel van de gemeente Sint-Pieters-Leeuw om de site kleinhandel ruimer te bekijken met percelen ten zuiden van de afgebakende zone. In het masterplan wordt een herstructurering voorgesteld die een oplossing aanreikt voor een vernieuwing van de site (met inbegrip van de aangrenzende zuidelijke zone, nu opgenomen in de zone voor gemengd regionaal bedrijventerrein A.5.1). De huidige site wordt gekenmerkt door een weinig aantrekkelijk voorgevelfront, verouderde fabriekspanden en weinig efficiënt ruimtegebruik door parking. b. De provincie merkt op dat het gemeentelijk RUP Klein-Bijgaarden goedgekeurd is (besluit deputatie 27/01/11) met uitsluiting van de inrichtingsbepalingen over kleinhandel wegens in strijd met de Vlaamse opties van het ontwerp RUP. Met de goedkeuring van het ontwerp RUP zullen de mogelijkheden voor kleinhandel stringenter worden dan in het gemeentelijk RUP vooropgesteld werd om een reconversie van de site mogelijk te maken. De provincie dringt erop aan om de overdrukzone beperking kleinhandel (art.3.3) voor dit gebied op te heffen. Deze zone behoort in het eindrapport tot de noordelijke zone op de Bergensesteenweg die in aanmerking komt voor verdichting, optimalisatie en herstructurering.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
53/269
Dossier 388
c. Op het grafisch plan is de afbakening van de zone gemengd regionaal bedrijventerrein (art. A3.1) ten westen van de open ruimtekamer Biest gewijzigd. Het is de provincie niet duidelijk waarom sommige bedrijfspercelen nu in hun geheel opgenomen worden en andere begrensd worden zodat alleen de bedrijfsconstructies en –gebouwen erin zijn opgenomen. Sommige bedrijfsconstructies vallen met de wijziging van afbakening van de zone nu in bouwvrij agrarisch gebied (bv. perceel nr. 30d2). De provincie stelt zich principieel vragen bij de onlogische afbakening die allerminst zal leiden tot een goed werkend regionaal bedrijventerrein. De begrenzing is zo beperkend dat geen kansen worden geboden naar herstructurering, optimalisatie en efficiënt ruimtegebruik. De facto zal met dit ontwerp de bestaande soms minderwaardige toestand gehandhaafd blijven wegens geen of zeer beperkte uitbreidings- en herstructureringsmogelijkheden. De provincie dringt aan op een ruimere afbakening die kansen biedt tot de inrichting van een volwaardig regionaal bedrijventerrein. 39a-c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. 40.
POM Vlaams-Brabant [B140]
a. Het is niet duidelijk waarom voor het regionaal bedrijventerrein (art. A3.1) sommige bedrijfspercelen in hun geheel worden opgenomen en voor anderen enkel de bedrijfsconstructies en gebouwen. Sommige bedrijfsconstructies en gebouwen vallen in bouwvrij agrarisch gebied (vb. perceel 30d2). Ze stellen zich vragen bij de onlogische afbakening die allerminst zal leiden tot een goed werkend regionaal bedrijventerrein. De begrenzing is zo beperkend dat geen kansen worden geboden naar herstructurering, optimalisatie en efficiënt ruimtegebruik. Met dit ontwerp zal de bestaande, soms minderwaardige toestand gehandhaafd blijven wegens geen of zeer beperkte uitbreidings- en herstructureringsmogelijkheden. Ze dringen aan op een ruimere afbakening die kansen biedt tot de inrichting van een volwaardig regionaal bedrijventerrein. b. De zone voor kleinhandel in de noordelijke cluster aan de Bergensesteenweg is verkleind ten opzichte van het voorontwerp. Het plan-MER voor het VSGB oordeelt dat een substantiële uitbreiding van de verkoopsvloeroppervlakte van de kleinhandelszone langs de N6 niet wenselijk is omwille van de hoge belasting van de weg, maar ondersteunt wel een optimalisatie en herstructureringsproces, en een zekere verdichting. Deze opties worden verder uitgewerkt in de voorschriften (art.A.3.2). In de stedenbouwkundige voorschriften wordt echter nergens verwezen naar de industriële- en ambachtelijke bedrijven die vandaag binnen die zones aanwezig zijn. Hierdoor worden bestaande (regionale) bedrijven plots zonevreemd. De voorschriften leggen een ernstige hypotheek op het verder functioneren van de betrokken bedrijven. 40a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. 41.
Agentschap Ondernemen [A6]
a. Het Agentschap brengt het standpunt van de gemeente Sint-Pieters-Leeuw in verband met een aantal opties voor de Bergensesteenweg onder de aandacht. Door een alternatief te bieden voor de opties genomen door het VSGB doet de gemeente geen afbreuk aan de principes van het VSGB. Integendeel de principes van bundeling van activiteiten en het tegengaan van lintvorming van detailhandel langs de N6 worden door de plannen van de gemeente versterkt. Zij heeft haar visie onderbouwd door twee volwaardige plannen op te stellen. b. De strook langs de N6, begrepen tussen de Petrus Basteleustraat en de Emile Vandersteenenstraat heeft het VSGB mee opgenomen in de zone KH (art. A3.2). De hoofdactiviteit voor deze zone bestaat uit individuele grootschalige winkels of concentraties van grootschalige winkels. Daarnaast zijn groothandel en horeca toegelaten evenals installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie. Autonome kantoren en recreatieve bedrijven zijn niet toegelaten. De achterliggende zone tot aan de Wautersstraat werd mee opgenomen in de afbakening van het VSGB. De gemeente wenst echter de bovenvermelde strook mee op te nemen in het gemeentelijk RUP Wautersstraat. Zij wenst daardoor nog meer dan vooropgesteld in het VSGB de kleinhandelsconcentraties langs de N6 te beperken. De bestaande bedrijvigheid, voornamelijk langs de N6, zal ruimtelijk opgewaardeerd worden en een bijkomend aanbod voor detailhandel zou enkel mogelijk zijn via verdichting en intensivering van de bestaande ruimten. Het aanduiden van nieuwe locaties of verdere uitbreiding van de huidige concentraties wordt niet vooropgesteld om verlinting langs de N6 tegen te gaan.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
54/269
Dossier 388
De huidige toestand van verweving van de detailhandel met andere functies zoals ambachtelijke bedrijvigheid en kleinschalige woonkorrels zal individueel beoordeeld en geëvalueerd worden. De gemeente wil de zone Wautersstraat herstructureren en er qua bedrijvigheid een gemengde zone voor regionale en lokale bedrijvigheid ontwikkelen. c. De zone Negenmanneke betreft een zone begrensd door de rechteroever van het kanaal BrusselCharleroi, de Zuunstraat, de Bergensesteenweg en de Groot-Bijgaardenstraat met uitzondering van de aldaar gelegen bedrijven. Het gebied ligt ten noorden van de gemeente grenzend aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Erbinnen worden door het VSGB langs de Bergensesteenweg twee zones onderscheiden, nl. een kleinhandelszone en een gemengd regionaal bedrijventerrein. Het gedeelte van het regionaal bedrijventerrein ten noorden van de Eugène Ghijsstraat wenst de gemeente te integreren in de ernaast gelegen kleinhandelszone om van het geheel een volwaardige handelcluster te maken. De gemeente heeft hiervoor goede argumenten: de kleinhandelsconcentraties beperken tot goed ontsloten zones, de lintvorming van detailhandel langs de N6 tegengaan, de bestaande kleinhandelszone opwaarderen door het openleggen van de Zuunbeek en de detailhandel rond een centrale parking laten gebeuren. Het parkeren wordt aldus weggehaald van de Bergensesteenweg; de aldus ontstane groepering zou slechts 1 ontsluitingspunt op de Bergensesteenweg kennen met een veiliger verkeersituatie tot gevolg en het gedeelte dat nu door het VSGB als regionaal bedrijventerrein wordt aangeduid kent een bouwvolume tot aan de straat. Door de integratie in de voorgestelde handelcluster krijgt het geheel t.o.v. de Bergensesteenweg ruimtelijk een uniform karakter. 41a-c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. 42.
Unizo Vlaams Brabant [B156]
Ze vragen een positieve houding van de Vlaamse overheid voor de ontwikkeling van het regionaal bedrijventerrein (art. A3.1) aan de Bergensesteenweg over zijn volledige oppervlakte, en dit op basis van de algemeen aanvaarde principes inzake ruimte-efficiëntie en de wetenschap dat er een minimale oppervlakte aan bedrijvenzones gecreëerd wordt. In de voorschriften inzake specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel (art. A3.2) staat niets over een overgangsmaatregel voor de huidige industriële ambachtelijke bedrijven. Hierdoor wordt een ernstige en onaanvaardbare hypotheek gelegd op het verder functioneren van de betrokken bedrijven. Dit is des te frappanter omdat de visie voor dit gebied (toelichtingsnota pag. 83) streeft naar het vermijden van nieuwe kleinhandel in de delen waar kleinhandel nu nog niet voorkomt. Ze vragen een herziening voor dit gebied waarbij deze regel als maatstaf zou gehanteerd worden. Ze vragen dat in de voorschriften de nodige overgangsmaatregelen worden opgenomen, zodat de aanwezige bedrijven (o.a. ambachtelijk, logistiek) zich ter plaatse zouden kunnen blijven ontwikkelen. 42. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. 43.
Voka [B159]
a. Ze merken op dat langs de Bergensesteenweg drie omvangrijke zones bestemd worden tot ‘Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel (KH art. 3.2). b. De zone voor kleinhandel in de noordelijke cluster aan de Bergensesteenweg is verkleind ten opzichte van het voorontwerp. Het plan-MER voor het VSGB oordeelt dat een substantiële uitbreiding van de verkoopsvloeroppervlakte van de kleinhandelszone langs de N6 niet wenselijk is omwille van de hoge belasting van de weg, maar ondersteunt wel een optimalisatie en herstructureringsproces, en een zekere verdichting. Deze opties worden verder uitgewerkt in de voorschriften (art.A.3.2). In de stedenbouwkundige voorschriften wordt echter nergens verwezen naar de industriële- en ambachtelijke bedrijven die vandaag binnen die zones aanwezig zijn. Hierdoor worden bestaande (regionale) bedrijven plots zonevreemd. De voorschriften leggen een ernstige hypotheek op het verder functioneren van de betrokken bedrijven. c. Voor de zone 18 (art. A3.2) bestaat een tegenstrijdigheid tussen het ontwerp RUP en het gemeentelijk RUP in opmaak 'Wautersstraat'. De gemeente wenst de kleinhandel hier niet verder te versterken maar wel in haar kernen en op specifieke locaties langsheen de Bergensesteenweg (RUP Negenmanneke Bergensesteenweg).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
55/269
Dossier 388
d. Voor de zone 5 (art. A3.2) is er een tegenstrijdigheid tussen het ontwerp en het recent goedgekeurde BPA 'Zenneveld -Kleine Kolder' (MB 23.01.07). De gemeente wenst de kleinhandel hier niet verder te versterken. Het BPA voorziet in dit gebied in een ontwikkeling naar bedrijvigheid met uitzondering voor de bestaande, vergunde handelszaken. Ze kunnen niet aanvaarden dat een zone voor kleinhandel wordt voorzien gezien deze een zware hypotheek legt op de bestaande niet-kleinhandelsbedrijven in het gebied. Ze vragen met aandrang om de nodige bepalingen in de voorschriften op te nemen, zodat de bestaande bedrijvigheid de noodzakelijke bestaanszekerheid kan krijgen, met inbegrip van uitbreidingsmogelijkheid binnen de bestaande bedrijfsvoering. e. In dit gebied wordt de uitbreiding van de bruto verkoopsoppervlakte beperkt tot de bestaande stedenbouwkundig vergunde bruto verkoopsoppervlakte op het moment van de definitieve vaststelling van dit RUP. In geval van herstructurering van een kleinhandelsconcentratie mag de bruto-verkoopsoppervlakte maximaal vermeerderd worden met 15%. Ze merken op dat dit gebied nagenoeg volledig is volgebouwd en door de voorschriften wordt bevroren. Dit betekent een achteruitgang in vergelijking met de actuele toestand. Daarenboven zijn deze stedenbouwkundige voorschriften niet in overeenstemming met de ontwikkelingsperspectieven van het gemeentelijk RUP in opmaak 'Negenmanneke-Bergenstesteenweg'. 43a-e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. 44.
Bedrijvencentrum Zennevallei nv [B112]
De zone specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel langs de Bergensesteenweg (artikel A3.2) is verkleind ten opzichte van het voorontwerp RUP. Het eindrapport bakende een zone af (zone GD01, zone GD02) voor verdichting, optimalisatie en herstructurering. Het plan-MER van het VSGB oordeelt dat een substantiële uitbreiding van de verkoopsvloeroppervlakte van de kleinhandelszone langs de N6 weliswaar niet wenselijk is omwille van de hoge belasting van de weg, maar ondersteunt wel een optimalisatie en herstructureringsproces en een zekere verdichting. Deze opties worden uitgewerkt in artikel A3.2. Hierin worden echter geen overgangsmaatregelen opgenomen voor de vandaag in die gebieden aanwezige industriële of dienstenbedrijven. Het bedrijvencentrum Zennevallei behoort tot deze laatste groep van bedrijven. Het zuiver toespitsen op de behoeften en noden van de kleinhandel gaat voorbij aan de toekomstige uitbreidings- en herstructureringsbehoeften van het bedrijvencentrum dat geen kleinhandel herbergt maar wel een specifiek aanbod vertegenwoordigt voor startende ondernemingen buiten de kleinhandelssector. Een bedrijvencentrum moet grote flexibiliteit in werking en in infrastructuuraanbod bieden. Het bedrijvencentrum is door de Vlaamse overheid gelanceerd en financieel gesteund. Het is een waardemeter voor de economische dynamiek in de zuidelijke Zennevallei. Door de eenzijdige benadering van de omringende bedrijvenzone vanuit het perspectief van de kleinhandel, wordt een ernstige hypotheek gelegd op de leefbaarheid en het verder functioneren van het bedrijvencentrum. Ze vragen nadrukkelijk dat de nodige overgangsbepalingen in de voorschriften worden opgenomen, zodat ze ter plaatse kunnen blijven ontwikkelen op maat en op ritme van de specifieke doelgroep waarvoor het is opgericht. 44. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. 45.
Bezwaarindieners [B71]
a. Bezwaarindieners zijn eigenaar van drie naast elkaar gelegen eigendommen aan de Bergensesteenweg 396, 398, 402. Het bezwaarschrift geeft een uitvoerige toelichting bij de diverse bedrijven. Het betreft een woning en verschillende panden. Ze willen de bestaande eigendommen verenigen tot één bedrijfssite, met aan de straatzijde een nieuwe showroom voor opslag, presentatie en de verkoop van vervaardigde ramen en deuren. Volgens het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse zijn de percelen deels gelegen in een gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen en deels in een reservegebied voor woonwijken. Het gewestplan werd op die locatie echter vervangen door het B.P.A. Wautersstraat, goedgekeurd bij MB van 2 juli 2008. Dit voorziet in een ‘zone voor ambacht, KMO’s en diensten’. Het ambachtelijk bedrijf van bezwaarindieners is niet zonevreemd. Enkel de woning is zonevreemd, maar bezwaarindieners nemen zich voor deze op termijn af te breken.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
56/269
Dossier 388
b. Het eigendom krijgt binnen het ontwerp RUP de bestemming ‘specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel’ (art.3.2). Ambachtelijke bedrijven worden hierdoor echter geweerd. De door bezwaarindieners al gedurende jaren voorbereide reorganisatie wordt hierdoor onmogelijk gemaakt. Dit is onbegrijpelijk nu uit de toelichtingsnota blijkt dat de bestemmingswijziging van KMO-zone volgens het gewestplan (en zone voor ambacht, KMO’s en diensten) juist verantwoord wordt door de wens de verdere groei van de kleinhandel tegen te gaan. Verder stellen deze voorschriften dat ‘in dit gebied de uitbreiding van de bruto verkoopsoppervlakte beperkt tot de bestaande stedenbouwkundig vergunde bruto verkoopsoppervlakte op het moment van de definitieve vaststelling van dit RUP. In geval van herstructurering van een kleinhandelsconcentratie mag de bruto verkoopsoppervlakte maximaal vermeerderd worden met 15%. Herstructurering houdt in dat de bestaande stedenbouwkundig vergunde bruto verkoopsoppervlakten worden gegroepeerd of samengevoegd waarbij aandacht gaat naar het stimuleren van verweving met woonfuncties, een gezamenlijke wegontsluiting en gedeelde parkeergelegenheid voor klanten. De bruto vloeroppervlakte bestaat uit de netto verkoopsoppervlakte, reserve, technische en sociale lokalen, bureaus en andere handelsruimten, inclusief verkoopoppervlakte in open lucht’. De bestaande bestemming wordt zonevreemd gemaakt. Het zal voor bezwaarindieners onmogelijk zijn om nog een zone-eigen bestemming te creëren. Ze zullen geen kleinhandelsbestemming kunnen creëren aangezien er, behoudens de beperkte oppervlakte van de huidige showroom, geen vergunde verkoopsoppervlakte is. De zone wordt zone voor kleinhandel in plaats van zone voor ambachten, maar (nieuwe) kleinhandel zal er niet mogelijk zijn. c. Onduidelijke formulering van de voorschriften, tegenstrijdigheid tussen de doelstellingen van het plan en de voorschriften. De zone wordt bestemd tot specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel. De hoofdbestemming is grootschalige kleinhandel. Naast kleinhandel zijn enkel groothandel en horeca toegelaten. Nochtans is het blijkbaar de bedoeling om grootschalige kleinhandel zoveel mogelijk te weren. Bovendien wil men herstructureringen van de kleinhandel mogelijk maken, waarbij die herstructureringen gepaard kunnen gaan met het oprichten van woningen. Woningen zijn echter in regel niet toegelaten. Er is, gelet op de geformuleerde redenen, geen enkele reden om de hoofdbestemmingen te beperken tot kleinhandel. Ook ambachtelijke activiteiten, wonen en diensten moeten, zoals in het bestaande BPA van recente datum, mogelijk zijn. In het licht van dit gegeven valt niet in te zien waarom het mogelijk aantal bestemmingen niet wordt uitgebreid. Het feit dat woningen toegelaten zijn in geval van een herstructurering toont aan dat dergelijke woningen niet strijdig zijn met de goede ruimtelijke ordening. Er valt dan ook niet in te zien waarom woningen enkel in geval van een herstructurering van handelszaken toegelaten worden. Het is al helemaal niet te begrijpen waarom de zone wordt bestemd als ‘specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel’ wanneer bijkomende kleinhandel blijkbaar volledig verboden wordt. Dit maakt dat de nog niet tot kleinhandel bestemde ruimte binnen deze zone geen bestemming zal kunnen krijgen, aangezien de enige mogelijke hoofdbestemming ‘grootschalige kleinhandel’ is. Onder meer de eigendommen van bezwaarindieners dreigen hierdoor in een vacuüm terecht te komen, doordat de huidige bestemming zonevreemd wordt en het niet mogelijk is om aan het goed een zone-eigen bestemming te geven. Bij gebreke aan vergunde verkoopsoppervlakte kan er van een herstructurering ook geen sprake zijn, terwijl enkel in geval van herstructurering woningen worden toegelaten. De voorschriften zijn bijgevolg totaal tegenstrijdig. d. Ongenuanceerde beperking van de brutoverkoopsoppervlakte. De toelichtingsnota stelt dat ‘een verdere groei van de kleinhandel langs de N6 dan ook niet gewenst is zonder specifieke mobiliteits- en ruimtelijke maatregelen. Op basis van de bestaande toestand wordt een aanpak op twee sporen voorgesteld: het vermijden van nieuwe kleinhandel in delen waar ze momenteel nog niet voorkomen en het beperken van de brutoverkoopsoppervlakte in de bestaande concentraties’. De reden hiervoor is dat het mobiliteitsonderzoek aantoont dat de N6 verzadigd is door de aantrekkingskracht van de kleinhandelsbedrijven in Anderlecht. Het voorschrift dat verbiedt om de vergunde bruto verkoopsoppervlakte uit te breiden is dus ingegeven door mobiliteitsbezwaren. Die premisse gaat er van uit dat de mobiliteitsbehoefte van een kleinhandelszaak recht evenredig is aan de bruto verkoopsoppervlakte. Dit oordeel is echter nergens op gesteund en niet correct. De ene kleinhandelszaak is de andere niet. Een showroom voor ramen en deuren heeft een andere oppervlaktebehoefte dan bv. een kledingzaak en de mobiliteitsdruk van een dergelijke showroom is niet te vergelijken met die van een kledingzaak. Daarnaast valt niet in te zien waarom groothandel en horeca blijkbaar wel mogelijk blijven, alsof deze functies geen mobiliteitsimpact zouden hebben.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
57/269
Dossier 388
e. De opties zijn strijdig met de visies in andere beleidsdocumenten. Volgens het ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant situeert de site zich binnen de selectie van het economisch netwerk ‘de zuidelijke Zennevallei’. De N6 fungeert hier als één van de belangrijke dragers van dit netwerk. De provincie beoogt hier de optimalisatie van de bestaande bedrijventerreinen en de uitbouw van nieuwe, gekoppeld aan een verbeterde en/of vernieuwde ontsluitingsstructuur. Daarnaast moet er aandacht besteed worden aan de relatie met de omliggende woonclusters en de natuurlijke en landschappelijke fragmenten. Concreet voorziet de provincie hier ruimte voor logistieke activiteiten, voor ruimte-extensieve bedrijven, voor handelsactiviteiten met nood aan ruime verkoopsoppervlakte en voor activiteiten die omwille van de aard van de te verhandelen producten bij voorkeur niet in de kernen worden ondergebracht. Deze optie houdt dus wel rekening met de specifieke aard van bepaalde handelsactiviteiten. Om in te spelen op de sterke versnippering van het verdicht netwerk kiest de provincie ervoor om het gebied op te delen in subgebieden. De site valt binnen het subgebied Halle-Brussel. Het ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant stelt een economische revitalisering van dit subgebied voorop waarbij concentraties aan grootschalige kleinhandel in Sint-Pieters-Leeuw in samenhang geherstructureerd moeten worden. Vanuit het provinciaal beleid wordt aangestuurd op een grondige analyse van de grootschalige kleinhandel opdat het subgebied Halle-Brussel geherstructureerd kan worden op een constructieve manier. Dit is niet gebeurd binnen het ontwerp RUP. De vraag kan gesteld worden hoe de keuzes omtrent kleinhandel werden gemaakt. f. Het gemeentelijk RSP speelde in op het provinciaal structuurplan door voor specifieke zones langs de Bergensesteenweg een halt toe te roepen aan de verdere ontwikkeling van de activiteitenstip en wildgroei van kleinhandelsactiviteiten. De gemeente wil een differentiatie doorvoeren in haar bedrijventerreinen. Daarom werd al een selectie gemaakt van terreinen. De site van bezwaarindieners bevindt zich in het lokaal gemengd bedrijventerrein nr. 12 Wautersstraat. De gemeente wil hier de verweving van lokale en regionale bedrijventerreinen behouden en optimaliseren. Deze zone werd geselecteerd voor uitbreiding van lokale en gemengde bedrijvigheid en de gemeente maakt hier momenteel een RUP voor op dat al werd voorgelegd voor mer-screening en plenaire vergadering. Het is duidelijk dat de gemeente de kleinhandel in deze zone niet bijkomend wil versterken, maar wel in haar kernen en op specifieke locaties langsheen de Bergensesteenweg. De gemeente wil met dit RUP Wautersstraat de beschikbare lokale en gemengde bedrijvigheid behouden en ruimte creëren voor een bundeling van lokale bedrijvigheid in stedelijk gebied. Een aangepaste ontsluiting en parkeerinrichting realiseren voor de bedrijvenzone is een van de doelstellingen. Het gebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van bedrijvigheid. Het gaat echter om een ongestructureerd geheel. Het RUP Wautersstraat wil een geordende opbouw van het plangebied realiseren. Hiertoe wordt de selectieve invulling van het gebied met overwegend lokale bedrijvigheid voorop gesteld. Met het oog op een concentratie van de kleinhandelsactiviteiten meer ten noorden langs de N6 worden de huidige kleinhandelsactiviteiten aan de N6 in RUP Wautersstraat bevroren. Uitbreidingen van de bestaande kleinhandelsactiviteiten zijn niet meer mogelijk indien zij niet gekoppeld zijn aan een bedrijf van productie of ambachten. In de volledige zone wordt de woonfunctie beperkt tot bedrijfswoningen. De visie van RUP Wautersstraat staat haaks op deze van het VSGB. De toekomst van bezwaarindieners wordt gegarandeerd binnen het RUP Wautersstraat niet binnen het VSGB. Het bedrijf van bezwaarindieners is strikt genomen geen grootschalige kleinhandel, aangezien de showroom ondergeschikt is aan de productie. Daarom krijgen bezwaarindieners binnen het RUP Wautersstraat wel nog de nodige ontwikkelingsmogelijkheden naar de toekomst. Deze visie gaat uit van dezelfde bekommernis van het ontwerp RUP maar gaat er op een veel genuanceerdere manier mee om, wat allicht het gevolg is van het feit dat het gaat om een lokaal RUP, dat uit de aard meer verfijnd is. Deze verfijning zal bij ongewijzigde goedkeuring van het ontwerp RUP geen doorgang kunnen vinden. g. Om bovenstaande redenen kunnen bezwaarindieners niet instemmen met de opname van hun perceel binnen het specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel. De opties van het RUP binnen deze cluster doorkruisen de maatregelen die de provincie en de gemeente wensen door te voeren in uitvoering van hun structuurplannen. Bezwaarindieners vragen minstens een aanpassing van de stedenbouwkundige voorschriften. Artikel 3.2.1 moet zo aangepast worden dat ook ambachtelijke bedrijven, woningen en diensten zijn toegelaten. Artikel 3.2.3 moet zo aangepast worden dat verhogingen van de bruto- en netto verkoopsoppervlakte niet worden beperkt voor ambachtelijke bedrijven, woningen en diensten indien voldoende aandacht wordt besteed aan een gezamenlijke wegontsluiting en gedeelde parkeergelegenheid. 45a-g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
58/269
Dossier 388
46.
Bezwaarindiener [B72]
a. Bezwaarindiener is eigenaar van een dynamisch tuincentrum aan de Bergensesteenweg 408. Het gewestplan (waar het perceel deels ligt in gebied voor KMO’s en deels in reservegebied voor woonwijken) werd op die locatie vervangen door het B.P.A. Wautersstraat dat ter plaatse in een ‘zone voor ambachten, KMO’s en diensten’. De vestiging van bezwaarindiener is niet zonevreemd. b. De eigendom krijgt in het ontwerp RUP deels de bestemming ‘specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel’. Deze bestemmingsvoorschriften zijn weinig verfijnd. Ambachtelijke bedrijven worden geweerd. Hetzelfde geldt voor bedrijven met een gemengde bedrijvigheid zoals dat van bezwaarindiener. c. De site is deels opgenomen binnen artikel 3.2. De overige percelen worden integraal gebruikt als kweeken verkoopsoppervlakte in open lucht. De opsplitsing in verschillende bestemmingen maakt het onmogelijk om een globale visie uit te werken voor het bedrijf en om het als een samenhangend en goed functionerend geheel uit te baten. Het voorschrift inzake verkoopsoppervlakte heeft tot gevolg dat er geen uitbreiding van de verkoopsoppervlakte mogelijk is. Bezwaarindiener wil de bestaande specifieke activiteiten uitbreiden, zoals het overdekken van de bestaande buitenverkoop en plantenkweek, dit wordt onmogelijk gemaakt door de gedeeltelijke opname in het ontwerp RUP. d. Onduidelijke formulering van de voorschriften, tegenstrijdigheid tussen de doelstellingen van het plan en de voorschriften. De zone wordt bestemd tot specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel. Er is geen enkele reden om de hoofdbestemmingen te beperken tot kleinhandel. Ook ambachtelijke activiteiten, wonen en diensten moeten, zoals in het bestaande recente BPA, mogelijk zijn. Het feit dat woningen toegelaten zijn in geval van een herstructurering toont aan dat dergelijke woningen niet strijdig zijn met de goede ruimtelijke ordening. Het is niet te begrijpen waarom woningen enkel in geval van herstructurering toegelaten worden en waarom de zone wordt bestemd als ‘specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel’ wanneer bijkomende kleinhandel blijkbaar volledig verboden wordt. Dit maakt dat de nog niet tot kleinhandel bestemde ruimte binnen deze zone geen bestemming kan krijgen, daar de enige mogelijke hoofdbestemming ‘grootschalige kleinhandel’ is. Dit staat haaks op de wens te streven naar verdichting, die opgenomen is in de toelichting van de stedenbouwkundige voorschriften. Bezwaarindiener merkt op dat er zich binnen de betrokken zone nog verschillende puur ambachtelijke bedrijven bevinden, alsook enkele woningen. Deze eigendommen zullen overal buiten vallen. De voorschriften zijn totaal tegenstrijdig. e. Ongenuanceerde beperking van de bruto verkoopsoppervlakte. De toelichtingsnota stelt dat ‘een verdere groei van de kleinhandel langs de N6 dan ook niet gewenst is zonder specifieke mobiliteits- en ruimtelijke maatregelen. Op basis van de bestaande toestand wordt een aanpak op twee sporen voorgesteld: het vermijden van nieuwe kleinhandels in delen waar ze momenteel nog niet voorkomen en het beperken van de brutoverkoopsoppervlakte in de bestaande concentraties’. De reden hiervoor is dat het mobiliteitsonderzoek aantoont dat de N6 verzadigd is door de kleinhandelsbedrijven in Anderlecht. Het voorschrift is ingegeven door mobiliteitsbezwaren en gaat er van uit dat de mobiliteitsbehoefte van een kleinhandelszaak recht evenredig is aan de bruto verkoops-oppervlakte. Dit is nergens op gesteund en niet correct. Een tuincentrum heeft een andere oppervlakte-behoefte en de mobiliteitsdruk een kledingzaak van een tuincentrum is niet te vergelijken met die van een kledingzaak. De bruto verkoopsoppervlakte is al helemaal niet relevant. Bedrijven met een kleine nettoverkoopsoppervlakte maar een grote bruto verkoopsoppervlakte zullen hun dynamiek gevoelig kunnen vergroten door het omvormen van bruto- tot nettoverkoopsoppervlakte. Bedrijven die enkel hun bruto verkoopsoppervlakte willen vergroten, zonder dat er enige toename is in de dynamiek, zullen dit niet kunnen. Het is onbegrijpelijk waarom groothandel en horeca mogelijk blijven, alsof deze functies geen mobiliteitsimpact zouden hebben. Bij een herstructurering mag de bruto verkoops-oppervlakte wel toe nemen. Dit omdat bij een herstructurering ‘aandacht moet gaan naar het stimuleren van verweving met woonfuncties, een gezamenlijke wegontsluiting en gedeelde parkeergelegenheid voor klanten, wat zou maken dat ‘de herstructurering minstens voorziet in een verbetering van de bereikbaarheid, waardoor een beperkte toename van verkoopoppervlak aanvaardbaar is’ (pag. 84). De stedenbouwkundige voorschriften verplichten echter niet om te komen tot een verbetering van de mobiliteitsimpact. Ze leggen enkel op om aandacht te hebben. Bedrijven die, los van de herstructurering, bepaalde maatregelen nemen inzake bereikbaarheid (zoals bezwaarindiener), kunnen hier niet voor worden beloond, wat onlogisch en discriminerend is.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
59/269
Dossier 388
f. De opties zijn strijdig met de visies in andere beleidsdocumenten. Volgens het RSP Vlaams-Brabant situeert de site zich binnen de selectie van het economisch netwerk ‘de zuidelijke Zennevallei’. De N6 fungeert hier als een van de belangrijke dragers van dit netwerk. De provincie beoogt hier de optimalisatie van de bestaande bedrijventerreinen en de uitbouw van nieuwe, gekoppeld aan een verbeterde en/of vernieuwde ontsluitingsstructuur. Daarnaast moet er aandacht besteed worden aan de relatie met de omliggende woonclusters en de natuurlijke en landschappelijke fragmenten. Concreet voorziet de provincie hier ruimte voor logistieke activiteiten, voor ruimte-extensieve bedrijven, voor handelsactiviteiten met nood aan ruime verkoopsoppervlakte en voor activiteiten die omwille van de aard van de te verhandelen producten bij voorkeur niet in de kernen worden ondergebracht. Deze optie houdt dus wel rekening met de specifieke aard van bepaalde handelsactiviteiten. Om in te spelen op de sterke versnippering van het ‘Verdicht Netwerk’ kiest de provincie ervoor om het gebied op te delen in subgebieden. De site valt binnen het subgebied Halle-Brussel. Het RSP Vlaams-Brabant stelt een economische revitalisering van dit subgebied voorop waarbij concentraties aan grootschalige kleinhandel in Sint-Pieters-Leeuw in samenhang geherstructureerd moeten worden. Vanuit het provinciaal beleid wordt aangestuurd op een grondige analyse van de grootschalige kleinhandel opdat het subgebied Halle-Brussel geherstructureerd kan worden op een constructieve manier. Dit is niet gebeurd binnen het ontwerp RUP. De vraag kan gesteld worden hoe de keuzes omtrent kleinhandel dan wel werden gemaakt. g. Het gemeentelijk RSP speelde in op het provinciaal structuurplan door voor specifieke zones langs de Bergensesteenweg een halt toe te roepen aan de verdere ontwikkeling van de activiteitenstip en wildgroei van kleinhandelsactiviteiten. De gemeente wil een differentiatie doorvoeren in haar bedrijventerreinen. Daarom werd al een selectie gemaakt van terreinen. De site van bezwaarindieners bevindt zich in het lokaal gemengd bedrijventerrein nr. 12 Wautersstraat. De gemeente wil hier de verweving van lokale en regionale bedrijventerreinen behouden en optimaliseren. Deze zone werd geselecteerd voor uitbreiding van lokale en gemengde bedrijvigheid en de gemeente maakt hier momenteel een RUP voor op dat al werd voorgelegd voor mer-screening en plenaire vergadering. Het is duidelijk dat de gemeente de kleinhandel in deze zone niet bijkomend wil versterken, maar wel in haar kernen en op specifieke locaties langsheen de Bergensesteenweg. De gemeente wil met dit RUP Wautersstraat de beschikbare lokale en gemengde bedrijvigheid behouden en ruimte creëren voor een bundeling van lokale bedrijvigheid in stedelijk gebied. Een aangepaste ontsluiting en parkeerinrichting realiseren voor de bedrijvenzone is 1 van de doelstellingen. Het gebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van bedrijvigheid. Het gaat echter om een ongestructureerd geheel. Het RUP Wautersstraat wil een geordende opbouw van het plangebied realiseren. Hiertoe wordt de selectieve invulling van het gebied met overwegend lokale bedrijvigheid voorop gesteld. Met het oog op een concentratie van de kleinhandelsactiviteiten meer ten noorden langs de N6 worden de huidige kleinhandelsactiviteiten aan de N6 in RUP Wautersstraat bevroren. Uitbreidingen van de bestaande kleinhandelsactiviteiten zijn niet meer mogelijk indien zij niet gekoppeld zijn aan een bedrijf van productie of ambachten. In de volledige zone wordt de woonfunctie beperkt tot bedrijfswoningen. De visie van RUP Wautersstraat staat haaks op deze van het VSGB. De toekomst van bezwaarindieners wordt gegarandeerd binnen het RUP Wautersstraat, niet binnen het VSGB. Het bedrijf van bezwaarindieners is strikt genomen geen grootschalige kleinhandel, aangezien zij in belangrijke mate voorziet in eigen productie. Daarom krijgt bezwaarindiener binnen het RUP Wautersstraat wel nog de nodige ontwikkelingsmogelijkheden naar de toekomst toe. Deze visie gaat uit van dezelfde bekommernis van het ontwerp RUP maar gaat er op een veel genuanceerdere manier mee om, wat allicht het gevolg is van het feit dat het gaat om een lokaal RUP, dat uit de aard meer verfijnd is. Deze verfijning zal bij ongewijzigde goedkeuring van het ontwerp RUP geen doorgang kunnen vinden. h. Om bovenstaande redenen kan bezwaarindiener niet instemmen met de opname van haar perceel binnen het specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel. De opties van het RUP binnen deze cluster doorkruisen de maatregelen die de provincie en de gemeente wensen door te voeren in uitvoering van hun structuurplannen. Ze vragen hun percelen uit te sluiten uit het ontwerp RUP of minstens artikel 3.2.1. zo aan te passen dat ook ambachtelijke bedrijven, woningen en diensten toegelaten zijn. Ze vragen verder om artikel 3.2.3. aan te passen in de zin dat verhogingen van de bruto verkoopsoppervlakte niet verder worden beperkt, en dat een verhoging van de nettoverkoopsoppervlakte in alle gevallen mogelijk is indien aangetoond kan worden dat de mobiliteitsdruk hierdoor niet toeneemt, en indien voldoende aandacht wordt besteed aan een gezamenlijke wegontsluiting en gedeelde parkeergelegenheid. 46a-h. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
60/269
Dossier 388
47.
Jolux bvba [B116], Luckx nv [B117] en Zenneveld nv [B147]
a. De drie bezwaarschriften zijn nagenoeg identiek. In de inleiding gevende bedrijven een uitvoerige toelichting bij de situering en kenmerken van het bedrijf. Zenneveld nv is eigenaar van de site tussen de Bergensesteenweg en de T. Swalusstraat van ruim 4ha groot. Op de site zijn Luckx nv en Jolux bvba actief, die beide een deel van de site huren. Jolux bvba produceert ramen en deuren in pvc. Het bedrijf telt 8 personeelsleden en bevindt zich sinds 2002 op deze locatie. Op korte termijn voorziet het bedrijf 1200m² uitbreiding. Hiertoe werden al de nodige onderhandelingen gevoerd met de eigenaar van de site. De bouwvergunning hiervoor werd afgeleverd en de bouw werd recent gestart. Luckx nv produceert ramen, deuren en garagepoorten. Het bedrijf telt 90 personeelsleden en bevindt zich sinds 1975 op deze locatie. Op korte termijn voorziet het bedrijf de nieuwbouw van een toonzaal van ruim 700m² en de uitbreiding van de productiehal met ruim 1600m². b. De ontwikkelingen zoals gepland in het ontwerp RUP hypothekeren de verdere bedrijfsuitbating evenals elke verdere toekomstige ontwikkeling van beide bedrijven. De bedrijven dienen concreet bezwaar in tegen volgende elementen van het ontwerp RUP. c. De percelen van Jolux (113e) en Luckx (111A, 111B, 92B, 113E, 91E, 130A, 91B en 131M) worden opgenomen binnen specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel (A3.2). De hoofdactiviteit van de bedrijven is echter geen grootschalige kleinhandel. Het gaat om KMO’s die zelf ramen, deuren (en garagepoorten) produceren. De opname van de bedrijven in A3.2 hypothekeert hun bestaan en ontwikkelingsmogelijkheden. De opname gaat voorbij aan de bestaande planningscontext. De gemeente liet enkele jaren geleden het BPA Zenneveld-Kleine Kolder opmaken om in te spelen op de behoeften van de gemeente en van Waterwegen en Zeekanaal nv. Daarnaast wil de gemeente een aangepast kader te creëren om de reeds gevestigde bedrijven en de tewerkstelling van deze bedrijven veilig te stellen en verdere ontwikkelingen en uitbreiding toe te laten. Zo werd een duidelijke structuur in het gebied gebracht. De bedrijven vallen onder de bestemming ‘Zone voor ambachten, nijverheid en dienstverlening’ waarin één van de hoofdbestemmingen ‘schone of lokaal belastende productie van ambachten, nijverheid en industrie’ is. Door de opname in het GRUP vervallen de delen van het BPA die binnen de perimeter van het GRUP vallen. Het is duidelijk dat de afbakening van het GRUP met bijhorende bestemmingen geen rekening houdt met de huidige toestand op het terrein noch met de toekomstplannen van de reeds gevestigde bedrijven. Aangezien de voorschriften van het GRUP in strijd zijn met deze van het BPA en aangezien de voorschriften van dit BPA de toekomstmogelijkheden van de bedrijven wel garanderen en ondersteunen verzoeken beide bedrijven dringend om hun terreinen uit het GRUP te halen. d. Er is geen enkele reden om de hoofdbestemming te wijzigen naar een zone voor kleinhandel en zeker niet om in die zone voor kleinhandel ambachtelijke activiteiten uit te sluiten. Het is onbegrijpelijk waarom een ambachtelijke zone waarop een ambachtelijk bedrijf actief is, wordt omgevormd naar een kleinhandelszone indien het juist de bedoeling is bijkomende kleinhandel op die locatie te voorkomen. Meer nog, doordat de voorschriften bijkomende kleinhandel op die locatie te voorkomen. Ambachtelijke bedrijven vallen overal buiten: ze worden zonevreemd en kunnen niet omgevormd worden tot een zoneeigen bedrijvigheid bij gebrek aan een vergunde verkoopoppervlakte. Dit is totaal onredelijk. Het RUP hypothekeert zo zonder reden de bedrijvigheid en de tewerkstelling van de werknemers. e. Artikel A3.2 vermeldt nergens dat de bestaande bedrijvigheid behouden kan blijven, evenmin worden er ontwikkelingsperspectieven vastgelegd voor de bestaande bedrijven. Hierdoor wordt het bedrijf met productiecapaciteiten straal genegeerd. Het RUP moet ook voor bestaande rendabele en bovenal niet hinderlijke bedrijven toekomstmogelijkheden bieden. f. Het RUP is in strijd met de visie van het provinciaal en gemeentelijk beleid inzake ruimtelijk ordening evenals met het BPA Zenneveld-Kleine Kolder. Met betrekking tot het RSVB situeren de bedrijven zich binnen de selectie van het economisch netwerk ‘de Zuidelijke Zennevallei’. De N6 fungeert als één van de belangrijke dragers van dit netwerk. De provincie beoogt de optimalisatie van de bestaande bedrijventerreinen en de uitbouw van nieuwe, gekoppeld aan een verbeterde en/of vernieuwde ontsluitingsstructuur. Daarnaast moet er aandacht besteed worden aan de relatie met de omliggende woonclusters en de natuurlijke en landschappelijke fragmenten.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
61/269
Dossier 388
Concreet voorziet de provincie hier ruimte voor logistieke activiteiten, voor ruimte-extensieve bedrijven, voor handelsactiviteiten met nood aan ruime verkoopsoppervlakte en voor activiteiten die omwille van de aard van de te verhandelen producten bij voorkeur niet in de kernen worden ondergebracht. Om in te spelen op de sterke versnippering van het ‘Verdicht Netwerk’ kiest de provincie ervoor om het gebied op te delen in subgebieden. De bedrijven vallen binnen het subgebied Halle-Brussel. Het RSVB stelt een economische revitalisering van dit subgebied voorop waarbij concentraties aan grootschalige kleinhandel in Sint-Pieters-Leeuw in samenhang geanalyseerd en geherstructureerd moeten worden. Vanuit het provinciaal beleid wordt aangestuurd op een grondige analyse van de grootschalige kleinhandel opdat het subgebied Halle-Brussel geherstructureerd kan worden op een constructieve manier. Dit is niet gebeurd binnen het ontwerp RUP voor de afbakening van het VSGB. De vraag kan gesteld worden op welke manier de keuzes omtrent kleinhandel dan wel werden gemaakt. In haar structuurplan wil de gemeente SintPieters-Leeuw een differentiatie doorvoeren in haar bedrijventerreinen. Daarom werd een selectie gemaakt van de terreinen. De bedrijven situeren zich in het gemengd bedrijventerrein nr. 10 Kleine Kolder. De gemeente wil hier verweving van lokale en regionale bedrijventerreinen behouden en optimaliseren. Het gemeentelijk RSP speelde ook in op het provinciaal structuurplan door voor specifieke zones langs de Bergensesteenweg een halt toe te roepen aan de verdere ontwikkeling van de activiteitenstrip en wildgroei van kleinhandelsactiviteiten. De gemeente heeft ook bepaald waar rekening houdend met de huidige situatie, naast de kernen kleinhandel kan worden toegelaten. De zone waar de bedrijven zich bevinden hoort daar niet bij. De opname van de bedrijven in een zone voor kleinhandel staat haaks op de visie van het gemeentelijk RSP. Beide bedrijven situeren zich tevens binnen de perimeter van BPA Zenneveld-Kleine Kolder (zie supra). g. Zenneveld nv benadrukt de haalbaarheidsstudie ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden Zenneveld (07/2007). Het studiegebied maakte grotendeels deel uit van het groter industrieterrein Zenneveld. Uit de studie bleek dat de verdere uitbouw van de economische activiteiten op de bedrijfssite ondersteund wordt door de hogere beleidsdocumenten (RSVB en GRS). In navolging van deze studie diende Zenneveld nv een bouwaanvraag in bij de gemeente Sint-Pieters-Leeuw. Op 25/01/2010 werd de bouwaanvraag goedgekeurd. De werken voor de bouw van de kmo-units zijn ondertussen gestart. De nieuwbouw is integraal bedoeld voor productie en niet geschikt voor de vestiging van kleinhandel. 47a-g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. 48.
Aiding Group bvba [B198]
a. Bezwaarindiener is uitbater van een bouwcentrum en verhuisde in 2009 naar de Bergensesteenweg 758. Dit was een strategische keuze, in het licht van het goedgekeurde BPA nl. voldoende uitbreidingsmogelijkheden voor de uitbouw van de eigen activiteiten op eigen terrein en een globaal concept ontwikkelen van bouwcentrum rond het thema ‘bouwen en wonen’. De bezoeker kan met één enkel bezoek aan de site en gebruik makend van de gemeenschappelijke parking de verschillende toonzalen bezoeken. Het nog verder te ontwikkelen bouwcentrum combineert industriële activiteiten met toonzalen die kunnen variëren van ca. 50 tot 600m² per individuele unit (of activiteit) binnen de site. De voorziene norm van 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte voldoet helemaal niet aan de economische realiteit (A3.1.3). Een dergelijk bouwcentrum is veel minder mobiliteitsgenererend is dan bijvoorbeeld de grootschalige kleinhandelsactiviteiten van andere regionale bedrijventerreinen voor kleinhandel. Daarom vraagt het bedrijf haar verder functioneren alsook haar toekomstig ondernemerschap niet te hypothekeren en vragen ze om rechtszekerheid voor de toekomst. Bezwaarindiener vraagt met aandrang om de nodige bepalingen in de voorschriften op te nemen, zodat de bestaande bedrijvigheid de noodzakelijke bestaanszekerheid kan krijgen, met inbegrip van uitbreidingsmogelijkheid binnen de bestaande bedrijfsvoering. Het clusteren van verschillende bedrijven rond het thema ‘bouwen en wonen’ op eenzelfde site past binnen een streven naar meer ruimtelijk kwaliteit door een duidelijke ruimtelijke structuur en een compact voorkomen. Hierdoor worden meer synergie en een beter economisch functioneren van deze bedrijven bereikt, alsook een gewenste inperking van mobiliteit. b. Tegenstrijdigheid ontwerp RUP en BPA ‘Brukom-Zenneveld’. Het BPA voorziet een ontwikkeling naar bedrijvigheid waar expliciet gesteld wordt dat een winkelruimte juist moet verbonden zijn aan de ambachtelijke activiteit, in overeenstemming met de combinatie van de activiteiten van het bedrijf.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
62/269
Dossier 388
Ze verwachten dat dit BPA een visie vastlegt voor de komende decennia. Volgens het rechtszekerheidsbeginsel moet een overheid de geldende rechtsregels juist en consequent blijven toepassen. c. Tegenstrijdigheid ontwerp RUP en Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan(GRS). De toelichtingsnota (pag. 83) stelt dat er geen gemeentelijke RUP’s zijn die relevant zijn voor dit ontwerp RUP. Nochtans stelt het GRS Sint-Pieters-Leeuw: ‘Kleinhandelsactiviteiten worden gebundeld in de kernen en met prioriteit in de stedelijke kernen Zuun, Negenmanneke en Ruisbroek en in de kernen Sint-Pieters-Leeuw en Vlezenbeek. Dit betekent dat aan de verdere wildgroei van kleinhandelsactiviteiten langs de N6-Bergensesteenweg een halt wordt toegeroepen. Een uitzondering wordt gemaakt voor delen van de Bergensesteenweg gelegen in het afgebakende stedelijke gebied. Hier kunnen wel nieuwe kleinhandelszaken gevestigd worden. De afbakening van de kleinhandelszones binnen het VSGB behoort tot de taakstellingen van het Vlaams Gewest. Vanuit de gemeente worden als inbreng in het afbakeningsproces volgende grootschalige kleinhandelszones aangeduid: zone Makro en zone Carrefour. In het ontwerp RUP worden langs de N6 in Sint-Pieters-Leeuw echter drie omvangrijke zones bestemd tot specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel (art. A.3.2) in plaats van de twee feitelijke grootschalige handelsconcentraties gesuggereerd in het GRS van Sint-Pieters-Leeuw, met name de Carrefoursite en de Makrosite. Ze vragen op welke grond besloten werd om de zone Hoog Elst –Trapputstraat mee op te nemen in een specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel of anders geformuleerd, een grootschalige kleinhandelszone. d. Niet correcte weergave van de huidige situatie in het eindrapport VSGB. Het eindrapport (pag.123) stelt: ‘Zone Hoog Elst –Tapputstraat: Net zoals de zone GD 02 bevat deze lintvormige ontwikkeling naast detailhandel ook ambachtelijke bedrijven en KMO’s met een duidelijk gezicht naar de N6. Het behoud van deze gemengde bedrijven staat ook hier voorop. … Een verdere uitbouw van grootschalige detailhandel is hier echter niet gewenst.’ Deze stelling is niet correct. Beter ware geweest: ‘Naast ambachtelijke bedrijven en KMO’s bevat deze lintvormige ontwikkeling ook enkele zonevreemde detailhandelszaken’. Het aantal kleinhandelszaken met bruto verkoopsoppervlakte in het afgebakende gebied is zeer beperkt aanwezig en de meeste aanwezige bedrijven zijn industriële of ambachtelijke bedrijven die qua bestemming conform zijn met het gewestplan en het BPA. Het handvol kleinhandelsbedrijven dat zich vandaag in deze zone bevindt is vandaag op stedenbouwkundig vlak zonevreemd en zou door de geplande herbestemming een aangepaste zonering krijgen, ten nadele van de bestaande industriële bedrijven welke in één klap zonevreemd zouden worden en derhalve niet meer zouden kunnen uitbreiden. Het zuiver toespitsen op behoeften en noden van de aanwezige (zonevreemde) kleinhandelszaken gaat volledig voorbij aan de toekomstige uitbreidings- en herstructureringsbehoeften van de aanwezige ambachtelijke en industriële bedrijven. e. Verwarring m.b.t. de definities van de begrippen ‘kleinhandel’ en ‘toonzaal’. Artikel A3.2.1 geeft een definitie van grootschalige kleinhandel. De vraag stelt zich of een ‘toonzaal’ waar voorbeelden van realisaties of bepaalde materialen ten toon worden gesteld opdat de koper een dienst kan bestellen ook een kleinhandelsbedrijf is? In het kader van de Wet van 13 augustus 2004 betreffende de vergunning van handelsvestigingen wordt duidelijk de stelling genomen dat het in dat geval niet om een kleinhandelsbedrijf gaat. In het voorziene bouwcentrum willen ze naast de industriële activiteiten ook gerelateerde toonzalen realiseren waar voorbeelden van realisaties of bepaalde materialen worden tentoongesteld, zonder ze fysiek mee te kunnen nemen en gaat het hier bijgevolg niet om ‘kleinhandel’. De grootte of omvang van een toonzaal zoals voorzien in het bouwcentrum is geen indicator voor de aantrekkingsgraad en de mobiliteitsproblematiek, wat wel het geval is voor een grootschalige kleinhandelslocatie of concentratie. f. Verwarring m.b.t. het begrip ‘bruto verkoopsoppervlakte’ en ‘bruto vloeroppervlakte’. Onder artikel A3.2.3 wordt slordig omgesprongen met de verschillende begrippen. Voor een juist begrip van deze materie vraagt bezwaarindiener om eenduidig gebruik van terminologie. Hierbij rijzen nog andere vragen: Wat wordt verstaan onder ‘andere handelsruimten’? Zou dit ook atelierruimte kunnen inhouden wanneer deze verband houdt met de kleinhandelsactiviteit? Het begrip netto verkoopsoppervlakte wordt niet gedefinieerd. Wordt hier misschien de netto handelsoppervlakte bedoeld zoals gehanteerd in de Wet van 13 augustus 2004 betreffende de vergunning van handelsvestigingen? Op welke wijze kan men nagaan wat de actuele bruto verkoopsoppervlakte inhoudt? Worden toonzalen hier ook aan toegewezen?
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
63/269
Dossier 388
g. Onduidelijkheid omtrent het niet voorzien van overgangsregels voor de vandaag in het betrokken gebied aanwezige (niet- of semi-kleinhandels-) industriële en ambachtelijke bedrijven. Minder dan 10% van de aanwezige bedrijven zijn kleinhandel volgens de strikte definitie (zie kaart ter verduidelijking). De herbestemming zou bijgevolg 90% van de andere bestaande (regionale) bedrijven zonevreemd maken, met beperkte tot geen uitbreidingsmogelijkheden. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt nergens verwezen naar overgangsbepalingen mocht de herbestemming kleinhandel toch doorgang vinden. Mogelijke suggestie is om de aanwezige bedrijven de nodige rechtszekerheid te verschaffen, met inbegrip van voldoende ruime uitbreidingsmogelijkheden (cf. overgangsbepalingen voorzien in reconversiegebied Vilvoorde-Machelen, art. C3.1.6), hetzij het volgende stedenbouwkundig voorschrift toe te voegen: ‘Alle werken en handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van de definitieve vaststelling van dit gewestelijk RUP’. h. Omtrent het verkeersgenererend karakter van grootschalige kleinhandelszaken versus de voorziene activiteiten in het bouwcentrum. De toelichting van artikel A3.2.1 stelt wat volgt: ‘De mogelijke andere hoofdactiviteiten worden beperkt, omdat het de bedoeling is de mobiliteitsproblematiek onder controle te kunnen houden bij het afleveren van nieuwe stedenbouwkundige vergunningen. Van groothandelsactiviteiten en horeca wordt aangenomen dat ze op deze locatie minder mobiliteitsgenererend zijn dan de bestaande kleinhandelsactiviteiten’. Ook voor ambachtelijke en industriële bedrijven kan aangenomen worden dat ze minder mobiliteitsgenererend zullen zijn dan de bestaande kleinhandelsactiviteiten. Bezwaarindiener illustreert dit met een voorbeeld. i. Omtrent het tekort aan bedrijventerreinen in de regio. De provincie Vlaams-Brabant in haar geheel, maar zeker de regio Halle-Vilvoorde, vertoont een groot tekort aan bouwrijpe bedrijventerreinen. Het ontwerp biedt nog steeds geen oplossing voor dit acute tekort. Dit zal de spanning tussen vraag en aanbod in de komende jaren doen toenemen. Bezwaarindiener verwijst naar pag. 13 van de toelichtingsnota, waar dit probleem wordt erkend. Ze kunnen als ondernemers in deze actuele KMO-zone onmogelijk begrijpen waarom dit gebied ingedeeld werd bij het type bedrijventerrein bestemd voor bedrijven met hoofdactiviteit ‘grootschalige kleinhandel’, terwijl de mogelijkheid bestaat om te streven naar verdichting, herstructurering, opwaardering van bestaande bedrijventerreinen in een industriële context inclusief aanvaardbare, economisch reële exploitatie voorwaarden. j. Het bedrijf vraagt met aandrang om de nodige bepalingen in de voorschriften op te nemen zodat de bestaande bedrijvigheid de noodzakelijke bestaanszekerheid kan krijgen, met inbegrip van uitbreidingsmogelijkheid binnen de bestaande bedrijfsvoering. Dit zou kunnen bereikt worden door volgende bepaling in de stedenbouwkundige voorschriften op te nemen: ‘Alle werken en handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk RUP’. Een andere suggestie is de bepalingen zoals vandaag voorzien in het BPA over te nemen in een meer aangepaste bestemming gericht op ambachtelijke en industriële bedrijven met bijhorende toonzalen gericht op het thema ‘bouwen en wonen’. 48a-j. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. 49.
Zuunveld nv [B192]
a. Zuunveld nv is brownfieldontwikkelaar van een terrein langs de Bergensesteenweg 306 (percelen 277/N, 276/N, 275/C en 265/D met een gezamenlijke oppervlakte van 5.752m². In 2010 werd een brownfieldconvenant tussen het Vlaams Gewest en Zuunveld opgemaakt (op 12 maart 2010 goedgekeurd door de Vlaamse Regering). De brownfieldontwikkeling is gericht op de creatie van een zone voor KMObedrijvigheid en winkelruimtes op de gesaneerde terreinen. Ze streven naar een duurzame herontwikkeling van het verlaten terrein. Deze herontwikkeling ziet Zuunveld als een katalysator voor de heropwaardering en herontwikkeling van de ruimere buurt. De herontwikkeling zal het onnodig aansnijden van de open ruimte en van greenfields vermijden. Het sociale weefsel van Sint-Pieters-Leeuw wordt versterkt.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
64/269
Dossier 388
b. Het ontwerp RUP beperkt deze herontwikkeling. Het terrein 306 wordt in het ontwerp RUP voorzien van de overdruk ‘beperking kleinhandel’ (artikel A3.3). Dit artikel verhindert de ontwikkeling van het brownfieldproject tot zone met winkelruimtes. De Vlaamse Regering schendt het RSV, het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het subsidiariteitsbeginsel en het materieel motiveringsbeginsel door inbreuk te maken op de brownfieldconvenant die door de Vlaamse overheid werd ondertekend. De Vlaamse overheid kan zich niet verschuilen achter haar ‘appreciatiebevoegdheid’ om in het kader van de vaststelling van het RUP VSGB contractuele verplichtingen opzij te schuiven. c. Het zorgvuldigheidsbeginsel vereist dat de overheid optreedt als een voorzichtige en redelijk handelende overheid. De overheid moet een zorgvuldige belangenafweging maken alvorens een beslissing te nemen. d. Het vertrouwensbeginsel houdt in dat gerechtvaardigde verwachtingen die door het bestuur bij de rechtsonderhorigen zijn gewekt, zo enigszins mogelijk moeten worden gehonoreerd, op gevaar af anders het vertrouwen dat rechtsonderhorigen in het bestuur stellen, te misleiden. De ontwikkeling van de winkelruimtes is een essentiële premisse om de ruimtelijke en milieu hygiënische knelpunten aanwezig op de terreinen weg te werken. Dit moet bij de Vlaamse Regering gekend geweest zijn wanneer zij het ontwerp RUP goedkeurde, vermits zij eerder daartoe een brownfieldconvenant heeft gesloten. Klaarblijkelijk is de Vlaamse Regering het convenant uit het oog verloren. e. Deze handelswijze is strijdig met het RSV, dat net de reconversie van verwaarloosde terreinen als prioritair actiepunt vooropstelt. De reconversie wordt in de kiem gesmoord door ontwikkelingsbeperking die het RUP in strijd met de eerder aangegane brownfieldconvenant oplegt. f. De Vlaamse overheid schendt het subsidiariteitsbeginsel door de brownfieldconvenant niet te respecteren bij het vaststellen van het RUP VSGB. Het brownfieldproject had in casu slechts een ruimtelijke impact op het gemeentelijk niveau. Dit blijkt uit het feit dat er reeds op gemeentelijk niveau het BPA Langveld van 2008 voor dit gebied bestond. Door de Vlaamse Regering wordt het gebied echter plots gehypothekeerd in een GRUP zonder dat zij rekening houdt met de gesloten brownfieldconvenant. g. De Vlaamse overheid schendt het RSV; het zorgvuldigheidsbeginsel, het proportionaliteitsbeginsel als toepassing van het redelijkheidsbeginsel en het materieel en formeel motiveringsbeginsel door de groei van kleinhandel te verbieden wegens verzadiging van de Bergensesteenweg. De toelichtingsnota kan de beperkingen die op het terrein van Zuunveld worden opgelegd niet verantwoorden. h. Het brownfieldproject Zuunveld nv kadert duidelijk binnen de doelstellingen van prioritair belang om de bestaande verlaten bedrijfszones te herbenutten. De noodzaak van deze reconversie wordt zowel in het RSV als in het eindrapport VSGB omschreven. In het eindrapport bij het VSGB wordt overwogen: ‘De zuidelijke kanaalzone wordt in haar huidige verschijningsvorm vooral in het noordelijk en zuidelijk deel gekenmerkt door grootschalige clusters van bedrijvigheid. Het ruimtegebruik binnen deze sites wordt in de huidige toestand echter vaak gekenmerkt door onderbenutting, leegstand en gebrek aan duidelijke structuur. Net door het ontbreken van een zuinig ruimtegebruik ontstaan potenties om via kwalitatieve ingrepen de diverse sites op te waarderen, te herstructureren of zelfs over te gaan tot reconversie’. Door de voorlopige vaststelling van het RUP VSGB worden de inspanningen van Zuunveld, die nochtans het voorwerp uitmaken van een door het Vlaams Gewest goedgekeurd brownfieldconvenant, volledig teniet gedaan. i. Ze vragen dat de bestemming ‘overdruk beperking kleinhandel’ (art.3.3) voor het terrein aan de Bergensesteenweg 306 in Sint-Pieters-Leeuw in het definitief gewestelijk RUP VSGB niet wordt weerhouden en dat het BPA ‘Langveld’ niet wordt opgeheven. 49a-i. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. 50.
Mitiska nv [B218]
Het bedrijf heeft een optie voor de aankoop van een terrein gelegen aan de Bergensesteenweg 306. Ze 2 2 plannen de inplanting van een handelproject, bestaande uit vier handelsunits van resp. 860m , 366m en 2 830m en 54 parkeerplaatsen (plan in bijlage bezwaar). Het ontwerp RUP voorziet voor de betreffende percelen een ‘overdruk beperking kleinhandel’.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
65/269
Dossier 388
a. Ze vragen om het ontwerp RUP in die zin aan te passen dat de ‘overdruk beperking kleinhandel’ (A3.3) uit de stedenbouwkundige voorschriften wordt geschrapt, onder meer wegens strijdigheid met de door 2 haar ondertekende Brownfieldconvenant. Het voorzien van een oppervlaktebeperking van 150 m is in strijd met verscheidene normen, zoals artikel 1.1.4 VCRO, art. 15.1 EU Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt, en artikel 10-11 van de grondwet m.b.t. het gelijkheidsbeginsel De oppervlakte van een handelsvestiging zegt niet steeds iets over de verkeer genererende werking van deze handelsvestiging. Men kan hetzelfde doel, nl. het voorkomen van extra mobiliteitsproblemen op de N6, beter aanpakken op vergunningsniveau, en door bv. te vereisen dat een inrichtingsstudie wordt opgemaakt, waarin een analyse wordt gemaakt van de verkeer genererende werking van de handelsvestiging in kwestie. b. In ondergeschikte orde verzoekt Mitiska om het voorschrift als volgt aan te passen: ‘In het gebied aangeduid met deze overdruk zijn nieuwe kleinhandelszaken met een bruto verkoopsoppervlakte van meer 2 dan 150 m verboden. Bruto verkoopsoppervlakte, die stedenbouwkundig vergund is op het moment van de definitieve vaststelling van dit RUP, kan behouden blijven, verbouwd en herbouwd worden zonder uitbreiding van de brutoverkoopsoppervlakte. De brutoverkoopsoppervlakte bestaat uit de netto verkoopsoppervlakte, reserve, technische en sociale lokalen, bureaus en andere handelsruimten, inclusief verkoopsoppervlakte in open lucht’. Op die manier kan Mitiska voor de definitieve vaststelling van het RUP nog een stedenbouwkundige vergunning bekomen, zodat zij haar project toch nog kan realiseren. In dat geval is immers niet vereist dat de verkoopsoppervlakte op dat moment reeds effectief gebouwd is. 50a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. 51.
ABB Klein-Bijgaarden nv [B193]
a. Het bedrijf is eigenaar van een handelshuis aan de Bergensesteenweg 106 (perceel 107/K/2) en van een complex van magazijnen, woning, stapelplaats en grond gelegen aan de Van Cotthemstraat 1 en de Bergensesteenweg (percelen 107/A/3, 107/B/3, 107/Y/2, 105/G, 109/M, 108/M en 108/N). Ze zullen een brownfield herontwikkelen aan de Bergensesteenweg 106 en voorzien er ca. 4.000m² handel en kantoren en 15.000m² wooneenheden (appartementen, woningen met tuin, zorg- en seniorenwoningen). b. Het project werd al opgenomen in het gemeentelijk RSP van de gemeente Sint-Pieters-Leeuw. In samenspraak met de gemeente maakte het bedrijf dan ook uitgebreid plannen om de verontreinigde site te herontwikkelen. Er werd een ontwerp gemeentelijk RUP ‘parkgebied Klein-Bijgaarden’ opgemaakt waarbij het project in verschillende projectzones werd opgedeeld, waarin maximaal 70% van de oppervlakte voor handel werd voorzien. Het RUP streeft naar een verdeling van de toegestane handelsoppervlakte over verschillende handelszaken. Er wordt voorzien dat deze de onmiddellijke omgeving bedienen in haar dagelijkse behoeften of een meer gespecialiseerd aanbod richten op de ruimere markt. In dit laatste geval wordt er bijzondere aandacht besteed aan het verkeersattractief karakter van de handelszaak en de inrichting van het parkeeraanbod opdat de verkeersafwikkeling op de N6-Bergensesteenweg optimaal kan blijven verlopen. Het ontwerp gemeentelijk RUP streeft naar een duurzaam en kwalitatief project. Dit gemeentelijk RUP werd goedgekeurd bij besluit van 11 maart 2011 door de Deputatie van Vlaams-Brabant met uitsluiting van de stedenbouwkundige voorschriften op pag. 16 ‘functionele invulling: de handelsfunctie kan uitsluitend voorzien worden op de gelijkvloerse vloeroppervlakte. De netto handelsoppervlakte van een handelszaak bedraagt maximum 1500m²’ en de stedenbouwkundige voorschriften op pag. 20-21, ‘functionele invulling: de handelsfunctie kan uitsluitend voorzien worden op de gelijkvloerse verdieping met een maximale inname van 85% van de gelijkvloerse vloeroppervlakte. De netto handelsoppervlakte van een handelszaak bedraagt maximum 1500m²’. c. Het ontwerp RUP VSGB beperkt deze ontwikkeling. Het terrein aan de Bergensesteenweg 106 wordt in het ontwerp RUP voorzien van de overdruk ‘beperking kleinhandel’ (artikel A3.3). Dit voorschrift verhindert de ontwikkeling van het gebied tot zone waarin winkelruimtes worden voorzien. d. Schending van het RSV, het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het subsidiariteitsbeginsel en het materieel motiveringsbeginsel doordat de Vlaamse Regering de bepalingen van het ontwerp RUP ‘parkgebied Klein-Bijgaarden’ opheft. ABB Klein-Bijgaarden maakte plannen voor het projectgebied vanuit de idee om het projectgebied overeenkomstig het nieuw gemeentelijk RUP te bestemmen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
66/269
Dossier 388
Ze gingen er van uit dat de N6 (Bergensesteenweg) zou ontwikkelen als as voor openbaar vervoer en zacht verkeer, op grond van het RSV. Door de Vlaamse Regering wordt het gebied echter plots gehypothekeerd in een gewestelijk RUP, zonder dat zij rekening houdt met de inspanningen die op gemeentelijk niveau reeds werden geleverd. e. Schending van het RSV, het zorgvuldigheidsbeginsel, het proportionaliteitsbeginsel als toepassing van het redelijkheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel door de groei van de kleinhandel te verbieden wegens verzadiging van de Bergensesteenweg. De toelichtingsnota kan de beperkingen die op het terrein worden gelegd niet verantwoorden. f. Het project van ABB Klein-Bijgaarden kadert duidelijk binnen de doelstellingen van prioritair belang om de bestaande verlaten bedrijfszones te herbenutten. De noodzaak van deze reconversie wordt zowel in het RSV als in het eindrapport VSGB overwogen: ‘De zuidelijke kanaalzone wordt in haar huidige verschijningsvorm vooral in het noordelijk en zuidelijk deel gekenmerkt door grootschalige clusters van bedrijvigheid. Het ruimtegebruik binnen deze sites wordt in de huidige toestand echter vaak gekenmerkt door onderbenutting, leegstand en gebrek aan duidelijke structuur. Net door het ontbreken van een zuinig ruimtegebruik ontstaan potenties om via kwalitatieve ingrepen de diverse sites op te waarderen, te herstructureren of zelfs over te gaan tot reconversie’. Door de voorlopige vaststelling van het RUP VSGB worden de inspanningen van ABB Klein-Bijgaarden, die nochtans het voorwerp uitmaken van een definitief vastgesteld gemeentelijk RUP, volledig teniet gedaan. g. Om bovenvermelde reden stelt ABB Klein-Bijgaarden dat de bestemming ‘overdruk beperking kleinhandel’ voor het terrein aan de Bergensesteenweg 306 in Sint-Pieters-Leeuw in het definitief gewestelijk RUP niet wordt weerhouden. 51a-g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. 52.
Colruyt Group nv [B224]
De nadruk op de open ruimte hypothekeert de verdere ontwikkeling voor de bestaande bedrijven in de zuidelijke kanaalzone. Ze gaan er niet mee akkoord dat de stedelijke functies ‘werken’ en ‘verkeer’ ondergeschikt zijn aan de open ruimtestructuur. De visie van het VSGB staat haaks op de plannen van de Vlaamse en de provinciale overheden om van Vlaanderen en van de zuidelijke kanaalzone een logistieke topregio te maken. De economische potenties van de zuidelijke kanaalzone werden onvoldoende onderzocht. Er moet bijkomend onderzoek gebeuren naar een beperkt aantal bijkomende zones voor bedrijvigheid in de zuidelijke kanaalzone. De visie inzake multimodale aanpak ontslaat de Vlaamse overheid niet van het oplossen van het congestieprobleem in het plangebied. Het distributiecentrum van het bedrijf (F. Uylenbroekstraat 51, Sint-Pieters-Leeuw) wordt in het ontwerp RUP gesitueerd in art. A3.2. Om de sinds vele jaren gevestigde bedrijvigheid op deze plaats in de toekomst niet te belemmeren, moet de bestemming gemengd regionaal bedrijventerrein uitdrukkelijk toegevoegd worden. 52. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1b, 1f en 37a-k. 53.
Bezwaarindieners [B146]
Ze vragen dat er een consequent verhaal wordt uitgetekend rond de hele omgeving van de Bergensesteenweg. Het ontwerp RUP voorziet voor deze zone groothandel en horeca in plaats van nieuwe kleinhandel omdat dit minder personenvervoer zou genereren (toelichtingsnota pag. 83-88). Kleinhandel verbieden langs de steenweg zelf maar het 100m verder wel toestaan is geen beleid. Ze wijzen tevens op de parkeerproblemen. Er is geen andere toegang dan via de oververzadigde Bergensesteenweg of de Ruisbroeksesteenweg. In september 2010 heeft de gemeente Sint-Pieters-Leeuw nog een kleinhandel toegestaan op de verzadigde Bergensesteenweg nr. 50. Het betreft een Lidl die ook bovenlokaal verkeer aantrekt. Ze vragen dat er bij het toestaan van klein- of groothandel uitdrukkelijk gekeken wordt of er al dan niet een regionale aantrekkingskracht van de handel uitgaat. Immers, Makro, Ikea, Cora, Decathlon zijn slechts enkele voorbeelden van handelszaken waarbij de dichtst bijgelegen winkel zo ver verwijderd is dat er vooraf kan voorzien worden dat van deze handelszaken een regionale en soms zelfs gewestelijke aantrekkingskracht zal uitgaan die meer autoverkeer genereert dan de nabijgelegen wegen kunnen slikken. 53. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
67/269
Dossier 388
54.
Bezwaarindiener [B59]
Het bezwaar betreft perceel 17w 17x, deels ingekleurd als KMO zone (strook langsheen de Bergensesteenweg) en deel als landbouwzone. Het ontwerp RUP wijzigt een deel van het perceel van bedrijfsterrein in landbouw terwijl voor de aanpalende percelen in de meeste gevallen de bestemming bedrijvigheid uitbreidt en vaak in aanzienlijke mate. Bezwaarindiener wil kennis krijgen van de motivatie achter deze voor haar onlogische en onbegrijpelijke wijziging. De beperkte oppervlakte bedrijfsruimte maakt het terrein minder geschikt voor een economische activiteit en zal aanleiding geven tot een aanvraag van planschade. Bezwaarindiener vraagt het behoud van de huidige toestand, of een aanpassing in de zin van een logischere afbakening van de bedrijfszone. Het bezwaarschrift bevat een kaart met aanduiding van het betreffende perceel. 54. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 37a-k. B. 2. 5 Clu st er A 4: B ie s t - H oe v e Br et on n e 55.
Waterwegen en Zeekanaal nv [B10]
a. De ontwikkeling van de woongebieden (art. A4.1, art. A4.2) langs het kanaal mag de verbreding van het kanaal niet ondermijnen. Een minimale bouwvrije reservatiezone van 20m vanaf de grens met het openbaar domein wordt best opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Dit wordt best ook planologisch verankerd door middel van de opname van een reservatiestrook (in overdruk) op het grafisch plan. Na verbreding en/of modernisering van het kanaal zijn de bestemmingsvoorschriften van het woongebied van toepassing op de resterende percelen (of delen van), voorheen gelegen in de reservatiestrook. In het bestemmingsvoorschrift moet worden opgenomen dat, bij de realisatie en ontwikkeling van het woongebied, ontsluiting moet worden gevonden naar de openbare weg (ev. via interne wegenis). Ontsluiting via het jaagpad is uitgesloten. Jaagpaden hebben als hoofddoel het beheer, het onderhoud en de exploitatie van het kanaal mogelijk te houden. De ontsluiting van elk van de nieuw te ontwikkelen woongebieden kan eventueel aangegeven worden d.m.v. een symbolische aanduiding op plan om dan later in een lokaal RUP definitief vastgelegd te worden. b. De stedenbouwkundige voorschriften voor het bouwvrij agrarisch gebied (art. 4.4) moeten duidelijk aangeven dat voor de zone grenzend aan het kanaal (percelen veelal in beheer van W&Z), de verbreding van het kanaal mogelijk blijft (zone van 20m). c. Er is een nieuwe zwaaikom op LO gepland, net tegenover de zwaaikom op RO (percelen 177, 178, 179a,182). De stedenbouwkundige voorschriften mogen de realisatie hiervan niet ondermijnen. d. De stedenbouwkundige voorschriften voor parkgebied (art. A4.6) moeten de verbreding en modernisering van de waterweginfrastructuur mogelijk houden. Ze vragen een reservatiezone van 20m. e. Bij de verbreding van het kanaal (18m) zal er onvoldoende plaats zijn voor de Groot-Bijgaardenstraat (langs het kanaal) als weg voor zwaar vrachtverkeer. Ze vragen dat deze weg voor vrachtverkeer verlegd wordt, verder van het kanaal weg om watergebonden bedrijventerreinen niet in de weg te staan. Ontsluiting van deze bedrijven kan gebeuren langs de Golden Hopestraat. Deze laatste kan best ontsluiten aan de Ruisbroeksesteenweg in Sint-Pieters-Leeuw. Ze vragen voor de verbreding van het kanaal een reservatiezone van minimaal 20m per nieuwe bestemming langs LO van het Kanaal naar Charleroi. 55a,b,d,e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 17a,b,g,h. 55c. Vlacoro vraagt de ontwerper dit verder te onderzoeken en de stedenbouwkundige voorschriften desgevallend aan te passen. 56.
Provincieraad Vlaams-Brabant [A9]
Artikel A.4.6 bevat bepalingen voor bestaande vergunde constructies en gebouwen. Volgens hun informatie zijn er echter geen bestaande constructies en gebouwen in dit plangebied. 56. Vlacoro vraagt de ontwerper om dit te controleren en het stedenbouwkundige voorschrift van artikel A4.6 aan te passen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
68/269
Dossier 388
57.
Toerisme Vlaanderen [B60]
Volgens de typevoorschriften van het parkgebied is recreatie een nevengeschikte functie naast natuurbehoud, bosbouw en landschapszorg. In artikel A4.2.3 is recreatie niet opgenomen als nevengeschikte functie, terwijl parkgebieden net publiek toegankelijk moeten zijn nabij het wonen. Ze vragen om, conform het typevoorschrift, recreatie als nevengeschikte functie op te nemen. 57. Artikel A4.2.3 stelt dat het park voor het publiek toegankelijk is en een sociale functie heeft. Natuurbehoud, bosbouw en landschapszorg zijn nevengeschikte functies. Recreatie is toegelaten voor zover de andere functies niet in het gedrang komen. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om in de toelichting bij dit artikel te verduidelijken waarom hier geopteerd werd voor deze bepaling inzake de recreatieve functie. 58.
Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
In deze cluster A4 Koning van Spanje wordt heel wat agrarisch gebied omgezet naar woonzone (art. A4.2). Er moeten middelen vrijgemaakt worden om voor deze landbouwers andere gronden te vinden. Ze vragen een flankerend beleid voor de landbouwers die hier getroffen worden. Het gaat over 27,5ha in actief de landbouwgebruik, uitgebaat door 4 landbouwers, waarvan 2 landbouwers tot 1/3 van hun grond verliezen door deze nieuwe bestemming. 58. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 12a en 59b. 59.
CBS en Gecoro Sint-Pieters-Leeuw [B443, B446]
a. Ze wensen dat de contouren en bestemmingen van het gemeentelijk RUP Wilderveld uit het ontwerp RUP gesloten worden. De gemeentelijke planningsinitiatieven moeten voorrang krijgen. Bij de opmaak van het gemeentelijk RUP Wilderveld werd afgesproken om het gewestelijk initiatief af te stemmen op het gemeentelijk RUP (gebied 21, art. A4.1). Deze opmerking werd door de gemeente reeds gemaakt bij het voorontwerp RUP VSGB (plenaire vergadering). In het ontwerp RUP VSGB zijn er nog steeds overlappingen en contradicties tussen beide RUP's (gebied tussen Populierenlaan, Notelarenlaan en GrootBijaardenstraat). Vermits het gemeentelijk RUP Wilderveld gelijkaardige ontwikkelingsperspectieven biedt wordt gevraagd om de contouren ervan uit het RUP VSGB te sluiten. b. Er worden bijkomende woningen voorzien in een parkachtige omgeving (art. A4.2). Gelet op de andere ontwikkelingsmogelijkheden naar wonen in de gemeente door recent goedgekeurde of in opmaak zijnde planningsinitiatieven (o.a. gemeentelijke RUP's Projectgebied Wittouck, Projectgebied Klein-Bijgaarden en Wilderveld en gebied 27 van het RUP VSGB) is er voldoende aanbod aan nieuwe woongelegenheden, aansluitend bij de bestaande woonkernen in de gemeente. Deze kunnen de woonbehoefte op middellange en lange termijn voldoende opvangen. Ze gaan niet akkoord met de bestemming 'Gebieden voor wonen en park' en wensen dat deze gebieden hun huidige bestemming (agrarisch gebied) behouden. Een verdere urbanisatie van het gebied tussen Bergensesteenweg en Kanaal is niet gewenst en gaat in tegen de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het VSGB voor dit gebied (infiltratie open ruimte in sterk bebouwd weefsel en vrijwaren en versterken van de bestaande open ruimte). Deze opmerking werd reeds gemaakt bij het ontwerp eindrapport VSGB. Indien de voorgestelde ontwikkeling op termijn toch gerealiseerd wordt, moet er flankerend beleid zijn naar de getroffen landbouwers (4 actieve landbouwers waarvan er twee landbouwers één derde van hun grond verliezen en twee landbouwers een tiende van hun grond verliezen). c. Het gebied voor wonen en park, ten noorden van de Ruisbroeksesteenweg, overlapt met het RUP Wilderveld dat via een inbreidingsproject aangetakt wordt op een groen-as en aldus gelijkaardige ontwikkelingsperspectieven biedt. Vermits in het verleden afgesproken werd om beide plannen op elkaar af te stemmen wordt verzocht om dit deel uit het VSGB uit te sluiten. 59a,c. Vlacoro ondersteunt de vraag om de contouren van het gemeentelijk BPA Wilderveld uit het ontwerp RUP te schrappen. 59b.Vlacoro erkent dat met het ontwerp RUP de bestaande woongebieden nabij het station en de sluis van Ruisbroek worden versterkt en uitgebreid. De onmiddellijke omgeving van het station wordt herbestemd naar woongebied, met een uitbreiding naar het noorden en de omzetting van een deels ontwikkeld binnengebied. De gemeente Sint-Pieters-Leeuw oordeelt dat er voldoende aanbod is aan nieuwe woongelegenheden en dat dit de vraag op middellange en lange termijn kan opvangen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
69/269
Dossier 388
Tevens wijst Vlacoro op een belangrijke doelstelling van het VSGB inzake het behoud van open ruimte. Uitgaande van deze vaststelling pleit Vlacoro om voor het gebied voor wonen en park (art. A4.2) een agrarische bestemming te houden. 60.
Colruyt Group nv [B224]
De bestemming volgens het plan van het goedgekeurde BPA Wilderveld moet volledig behouden blijven en mag niet gewijzigd worden zoals voorgesteld in het ontwerp RUP. 60. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 59a,c. 61.
Bezwaarindiener [B32]
In Sint-Pieters-Leeuw wordt een groot oppervlakte agrarisch gebied omgezet naar woonbestemming met park. Als gebruiker van een deel van deze gronden kan bezwaarindiener hier onmogelijk mee akkoord gaan omdat deze gronden nog van groot belang zijn voor de bedrijfsuitvoering. Nu en in de toekomst. 5ha van het bedrijf zou verloren gaan. Het bedrijf bevat een veestapel van 165 runderen. Door verlies van gronden komt bezwaarindiener met zijn mestbalans in grote problemen. Het betreft de percelen 470a, 471c, 472b, 473a, 475c, 477b, 477c, 533b, 531/2c, 532b, 531d, 537l. Bezwaarindiener wil voor deze percelen de agrarische bestemming behouden zodat de huidige landbouwexploitatie kan behouden blijven. 61. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 59b. 62.
Bezwaarindieners [B146]
a. Overlapping met gemeentelijk RUP Wilderveld. Er zijn nog steeds overlappingen/contradicties tussen beide RUP’s (gebied tussen Populierenlaan/Notelarenlaan en Groot-Bijgaardenstraat+gebied tussen Eiklaan en Ruisbroeksesteenweg). Ze vragen om deze gebieden uit het ontwerp RUP te sluiten. b. Het cumulatief effect tussen gemeentelijk RUP Wilderveld en impact ontwerpgebied 21 en 20 wordt niet in rekening gebracht. De bijkomende inbreidingszones in het gemeentelijk RUP en in het ontwerp RUP zullen voor een complete congestie vanaf de Bergensesteenweg tot het oprittencomplex in Ruisbroek zorgen. Ze vragen dat vooraf berekend en gesimuleerd wordt wat de cumulatieve effecten zijn van de goedgekeurde gemeentelijke RUP’s en het ontwerp RUP voor de hele zuidelijke kanaalzone, en dit voor alle aspecten die een impact hebben op de ruimtelijke organisatie: autoverkeer, behoefte aan scholen, winkels en andere voorzieningen. c. Ongelijke verdeling lasten in strook tussen Hoeve Bretonne en Biest. Het deel ten noorden van de Ruisbroeksesteenweg krijgt een extra belasting door de bestemmingswijziging naar nieuwe bedrijvenzone vlakbij de woongebieden. Daaruit volgt de mogelijkheid tot extra geluidsoverlast. De voorschriften voorzien nl. de toelating voor windturbines en andere bedrijven voor de opwekking van energie. Noordelijk wordt er ook slechts één flankerend bufferparkje terwijl zuidelijk vier parken komen als koppeling met de open ruimte Biest die behouden wordt. De woonuitbreidingszone in het noorden wordt deels bedrijvenzone en deel woongebied. Het zuidelijk deel krijgt aan dat mooie open stuk Biest de nog aan te leggen jachthaven aan het kanaal en het bijbehorend chique ‘wonen aan het water’. 62a-c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 59a,c en 59b. 63.
Bezwaarindieners [B215], [B216], [B217]
Ze wensen bezwaar aan te tekenen tegen het ontwerp RUP, meer bepaald wat betreft de omzetting van landbouwgebied langs het kanaal Brussel-Charleroi naar woonzone (art. A4) in de gemeente Sint-PietersLeeuw en de omzetting van woonuitbreidingsgebied in het Negenmanneke naar woonzone (art.2.1). Het bezwaar kadert in het concept van de groene rand (inclusief het niet aansnijden van nu nog onbebouwde gronden). Ze verwijzen naar het advies van vzw De Rand bij het eindrapport VSGB en naar het Vlaams regeerakkoord dat het VSGB uitdrukkelijk aanmerkt als een instrument ter versterking van het open ruimtebeleid en het tegengaan van verstedelijking. De landbouwzone langs het kanaal betreft de zone begrensd door de Bergensesteenweg, de Ruisbroeksesteenweg, het kanaal en de J.B.Rampelbergstraat, Grensstraat.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
70/269
Dossier 388
Het is een zeer uitgestrekt landelijk gebeid, één van de uiterst zeldzame open ruimten langs het kanaal. Het hele gebied langs de wegen wordt woonzone, en het gebied ertussenin woonzone met behoud van een aantal parken. Er is geen enkele reden om de bestaande bestemming landbouw om te zetten naar woongebied. Er is integendeel meer dan reden genoeg om het quasi onbebouwd karakter te vrijwaren. Zopas heeft de gemeente Sint-Pieters-Leeuw het RUP Wilderveld goedgekeurd, voor de aangrenzende zone aan de andere zijde van de Ruisbroeksesteenweg. De ingesloten open ruimte daar zal eveneens volledig verdwijnen en plaats maken voor meer dan 700 extra wooneenheden. Hiertegen kwam reeds groot verzet vanuit het buurtcomité. Het is duidelijk dat het zuiver en ongerept landbouwgebied binnen de kortste keren een appartementsvillapark wordt, met relatieve hoogbouw. Deze open ruimte vorm in wezen één geheel met het aangrenzend gebied Biest dat in totaal zelfs iets kleiner is, maar wel behouden blijft als agrarisch gebied. Bezwaarindiener stelt voor om de binnengebieden A,B,C en D volledig en integraal als landbouwgebied en/of groen te behouden. Behoud de lage densiteit van bebouwen langs de bestaande wegen. Het is nog beter om de woonzone voor landelijk wonen niet alleen te bevriezen, maar op te nemen in het aangrenzend agrarisch gebied. 63. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 59a,c en 59b. 64.
Bezwaarindiener [B105]
a. Het bezwaar kadert in het concept van de groene rand. Bezwaarindiener verwijst naar het advies van vzw De Rand bij het eindrapport VSGB, goedgekeurd door de Raad van Bestuur op 13 oktober 2008 en dat toen eveneens werd ingediend bij de Vlacoro. De algemene motivering van dat advies blijft ten volle gelden. Bezwaarindiener verwijst ook naar het Vlaams regeerakkoord van 15 juli 2009 dat het VSGB uitdrukkelijk aanmerkt als een instrument ter versterking van het open ruimtebeleid en het tegengaan van verstedelijking (pag. 91-92). Volgend punt is een markant voorbeeld van verdere verstedelijking en aantasting van wat nu nog open ruimte is. Dit terwijl daar geen enkele noodzaak toe is en precies op plaatsen waar het gewestplan tot nog toe verdere verstedelijking heeft kunnen tegenhouden. b. Het landbouwgebied langs het kanaal (begrensd door de Bergensesteenweg, de Ruisbroekse steenweg, het kanaal en de J.B. Rampelbergstraat, Grensstraat) is een zeer uitgestrekt gebied, dat op dit ogenblik nog zeer landelijk is. Het is één van de uiterst zeldzame open ruimten langs het kanaal. Het overgrote deel is thans ingekleurd als landbouwgebied, enkel een strook langs de wegen (niet langs het kanaal) is ingekleurd als woonzone, en dan nog voor het grootste deel met landelijk karakter (gearceerd rood). In het voorstel wordt het hele gebied langs de wegen volledige woonzone, en het gebied ertussenin woonzone met behoud van een aantal parken. Er is geen enkele reden om de bestaande bestemming landbouw om te zetten naar woongebied, noch om de bestaande bestemming wonen met landelijk karakter om te zetten naar intensief wonen. Er is integendeel meer dan reden genoeg om het quasi onbebouwd karakter te vrijwaren. De gemeente Sint-Pieters-Leeuw heeft het RUP Wilderveld goedgekeurd, voor de andere zijde van de Ruisbroeksesteenweg, eveneens tussen Bergensesteenweg en kanaal (de bomenlanen). c. De ingesloten open ruimte zal volledig verdwijnen en plaats maken voor meer dan 700 extra wooneenheden. Hiertegen kwam reeds groot verzet vanuit het buurtcomité (www.wilderveld.be). Wil men, zoals de toelichtingsnota (pag. 48) stelt, de zichten vanuit het kanaal en de omvangrijke open ruimte vrijwaren, dan is de enige oplossing het behoud van de bestaande toestand, met desnoods het omzetten van landbouwgebied naar park- en of bos. Door het huidig voorstel zal de druk om zoveel mogelijk woningen te maken alleen maar toenemen. Artikel A4.2.4 stelt dat ‘aan het wonen verwante activiteiten’ mogelijk zijn, zoals ‘handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten’ terwijl voor de deelgebieden A, C en D een bouwhoogte van 20m toegelaten is (6 verdiepingen). Het ongerept landbouwgebied zal een appartements-villapark worden, met relatieve hoogbouw. De laatste open ruimte tussen Halle en Brussel, met een oppervlakte van 80% van Ruisbroek, wordt daarmee voor goed verstedelijkt. Nochtans is het integraal behoud van de open ruimte, zeker op die plaats langs het kanaal (blok B is totaal onbebouwd) cruciaal om een open ruimte gevoel te behouden. Maar precies die kanaalrand wil men volbouwen (pag. 93). Deze open ruimte vormt één geheel (en sluit perfect aan bij het aangrenzend) gebied Biest. Ze vragen de binnengebieden A, B, C en D volledig en integraal te behouden als landbouwgebied of groen en ook een lage densiteit van bebouwen langs de bestaande wegen en het op te nemen in het aangrenzend agrarisch gebied (Biest).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
71/269
Dossier 388
d. Het vrijgeven van open ruimte voor bebouwing is strijdig met het behoud van het groen en landelijk karakter van de rand, het zal onvermijdelijk de druk op de rand nog verhogen. Ook zuiver stedenbouwkundig is het geen goede visie: het bevestigt en versterkt de stadsvlucht van meer gegoede inwoners en is daarom zelfs een grote rem op stadskernvernieuwing, zowel in Brussel zelf, als in verstedelijkte delen van de rand, zoals bv. de kern van Ruisbroek zelf. We bewijzen onszelf en de toekomstige generaties echt geen dienst met het verder aansnijden van deze open ruimten. Het is de laatste gelegenheid om deze stukken open ruimte te behouden voor de toekomst. 64a-d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 59b. 65.
Bezwaarindiener [B189]
Bezwaarindiener is eigenaar van de watertoren van Lot. Dit landschap bepalende gebouw staat er al sinds 1929. Het gebied is aangeduid als woongebied (art. A4.1). Het gebouw is echter moeilijk bruikbaar te maken. Door zijn hoogte, specifieke structuur en beperkte vloeroppervlakte lopen de kosten hoog op per 2 m . De nieuwe bestemming wordt als positief ervaren, maar de ruimtelijke bepaling die voor een leeg bouwterrein toegepast kan worden is voor deze specifieke situatie minder van toepassing, nl. volgens artikel A4.1.3 wordt bepaald dat in dit gebied het aantal bouwlagen beperkt is tot 2, voor het benutbaar maken van het gebouw is een lift noodzakelijk, wat enkel kan aan de buitenkant maar wat door de voorschriften niet toegelaten is. Het zou wenselijk zijn om meer dan twee bouwlagen toe te laten, en ook een beperkte uitbreiding van het volume over de volledige hoogte van het gebouw (in functie van de lift). Ze vragen verder het terrein niet op te nemen bij de planbaten en in de omgeving van de watertoren binnen het woongebied en recreatiegebied voldoende open ruimte te voorzien zodat de landschapbepalende waarde van het gebouw behouden blijft. 65. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 6h. B. 2. 6 Clu st er A 5 en A6 : Dro g en b o s Kan aal -n o or d el ijk e on t slu it in g 66.
POM Vlaams-Brabant [B140]
De Dorentsite wordt bestemd als regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel. Een onderzoeksrapport met verschillende locaties (onder meer Krekelendries, Bergensesteenweg) werd door de provincie VlaamsBrabant als insteek voor het VSGB aangereikt. Het ontwerp RUP geeft echter niet aan welke ruimtelijke onderbouwing en andere criteria zijn gebruikt om te komen tot de locatie Dorent, ten nadele van andere locaties zoals Krekelendries. 66. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 71a-f. 67.
Voka [B159]
Ze steunen de planopties betreffende de bedrijventerreinen (art. A5.1 en art. A5.3) en het voorzien van een ontsluitingsweg over het kanaal voor vrachtverkeer. Gezien de historisch gegroeide ligging van deze gebieden (rond het woonweefsel langs de Bergensesteenweg) hopen ze dat het Vlaams Gewest de ontwikkeling van deze bestaande en nieuwe terreinen over hun volledige oppervlakte zal ondersteunen. De zone Dorent (art. A5.2) wordt bestemd als 'specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel'. In de toelichtingsnota (pag. 111) wordt deze zone expliciet benoemd als voorbehouden voor de herlokalisatie van één specifiek bedrijf. Ze vragen of dit in de praktijk geen obstakel kan vormen voor de optimale ontwikkeling van de site, die gezien de aanwezigheid van de Zennemeander zich moeilijk leent voor de vestiging van één entiteit. 67. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 68a, 71a-f en 72a,b. 68.
CBS Sint-Pieters-Leeuw [B443], Gecoro Sint-Pieters-Leeuw B446]
a. In het voorontwerp RUP VSGB en het ruimtelijk concept (toelichtingsnota pag. 111) werd het tracé voor de nieuwe ontsluitingsweg doorgetrokken over het kanaal doorheen de zone voor watergebonden activiteiten ten westen van het kanaal. In het ontwerp RUP staat enkel nog het tracé vanaf de Humaniteitslaan tot over het kanaal (art. A5.3).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
72/269
Dossier 388
Om een volwaardige ontsluiting van de ontwikkelingen rond Hoeve Bretonne te realiseren dient ook aan deze kant van het kanaal het tracé van de ontsluitingsweg symbolisch aangegeven te worden, zonder de exacte ligging vast te leggen. Deze nieuwe ontsluiting is van cruciaal belang voor de oplossing van het mobiliteitsprobleem (vooral naar vrachtverkeer) in de omgeving, en dit ter ontlasting van de Bergensesteenweg en verbetering van de woonkwaliteit in de omgeving. Deze ontsluiting moet dan ook prioritair gerealiseerd worden. De opmerking dat het weliswaar niet de bedoeling kan zijn om een verbinding tussen deze nieuwe ontsluitingsweg en de Bergensesteenweg te bewerkstelligen, zoals gesteld door de gemeente bij de plenaire vergadering blijft gelden. De nieuwe ontsluitingsweg is opgenomen in het gemeentelijk RUP 'Negenmanneke-Bergensesteenweg' in opmaak. b. In het gebied 25 zijn de Zenne en de Zuunbeek aangegeven d.m.v. de symbolische aanduiding (art. A0.1.1). In het gemeentelijk BPA 'Drie Fonteinen' echter krijgen deze waterlopen een hogere natuur- en ruimtelijk-structurerende waarde dan in het ontwerp RUP door de ligging in zone voor natuur, bestemd voor behoud, bescherming en/of herstel van het natuurlijk milieu. Hierdoor wordt zelfs beter tegemoet gekomen aan de thematische opties van het VSGB dan het eigen voorschrift. De Zenne krijgt in het ontwerp RUP deze opwaardering trouwens wel in cluster A 1(gebieden 22-23). 68a. Het ontwerp RUP geeft een symbolische aanduiding van het tracé voor de nieuwe ontsluitingsweg (art. A5.4.). De toelichtingsnota geeft geen verduidelijking waarom het deel van het tracé dat parallel liep ten westen van het kanaal uiteindelijk niet in het ontwerp RUP werd weerhouden. Vlacoro stelt vast dat het ontwerp RUP onvoldoende antwoord biedt op de ontsluitingsproblematiek van deze zone. Door de symbolische aanduiding en doordat slechts een deel van het tracé is aangeduid zijn er nog teveel vragen en onzekerheden. Ze vraagt dat in het ontwerp RUP een duidelijk tracé wordt aangeduid en dat er een antwoord wordt gecreëerd op de mobiliteitsproblematiek voor deze zone. Dit moet gebeuren binnen een ruimer kader, dat de schaal van deze cluster overstijgt en waarbij ook aandacht gaat naar het behoud van de watergebonden los- en transportactiviteiten 68b. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 7c en 71a-f. 69.
ACV [A102]
Een betere ontsluiting van de bedrijven in deze kanaalzone en de ontlasting van de N6 en de nabijgelegen woonzones zijn een must en een prioriteit. Ze ondersteunen het voorgestelde tracé. Via deze weg moeten alle bedrijventerreinen op de linkeroever vanaf Hoeve Bretonne kunnen ontsloten worden. Er is echter geen aanduiding van deze ontsluiting te vinden in het ontwerp RUP (enkel de brug en de aansluiting Humaniteitslaan zijn voorzien). Ze vragen dat de ontsluitingsweg parallel met het kanaal uitdrukkelijk in het ontwerp RUP vermeld wordt. Deze ontsluiting moet ervoor zorgen dat alle woonwijken gelegen tussen het kanaal en de Bergensesteenweg gevrijwaard worden van vrachtverkeer. Ze ondersteunen het behoud van de economische activiteit gericht op productieactiviteiten, logistiek, distributie en transport. Watergebonden activiteiten moeten ondersteund en aangespoord worden, zonder dat dit echter als dogma mag verheven worden. In het verleden werd al aangetoond dat bepaalde terreinen niet of moeilijk ingevuld geraken wanneer deze watergebonden eis te strikt wordt gesteld (bv. Zenneveld in Sint-Pieters-Leeuw). Ofwel moeten er voldoende stimulerende en ondersteunende maatregelen genomen worden. Het is immers geen optie om de schaarse bedrijvenzones on(der)benut te laten. 69. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 68a. 70.
Cantillana nv [B38]
a. Het Belgisch bedrijf is een begrip op de markt van mortels en pleisters voor binnen- en buitentoepassingen. Het bedrijf heeft een productie-eenheid in Sint-Pieters-Leeuw, aan de Oudstrijdersstraat 58 en huurt tevens gronden gelegen aan het kanaal, dit voor de opslag van goederen en het lossen van zand. Volgens het ontwerp RUP wordt deze zone bestemd naar GRB (art. A5.1) en naar specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter (art. A5.3). Het bedrijf is een watergebonden bedrijf, met een belangrijke aanvoer van basisgrondstoffen via het kanaal en wil gevestigd blijven in deze zone voor watergebonden bedrijven. Het bezwaarschrift geeft uitvoerig toelichting (o.a. kaarten) over de situering van het bedrijf. Ze hebben geen bezwaar tegen de herbestemming naar GRB (art. A5.1) en W (art. A5.3).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
73/269
Dossier 388
b. Het belangrijkste nadeel is de symbolische aanduiding van artikel 5.4 ‘ontsluiting bedrijventerrein’. De aanleg van de brug over het kanaal wordt tot op het gehuurde terrein gepland. Ook al ligt het tracé niet vast omdat het exacte traject nog niet is uitgewerkt, toch is het ontwerp RUP voldoende duidelijk om tot de conclusie te komen dat de brug en ontsluitingsweg op dit terrein zullen komen. Ze verwijzen onder meer naar de toelichtingsnota (pag. 111). Ze wijzen verder op de negatieve impact van de aanleg van een brug en noordelijke ontsluitingsweg op de watergebonden activiteiten van het bedrijf. Ze wijzen naar de drie mogelijke tracés die tijdens het afbakeningsproces werden afgewogen: t01(v1) via de Driefonteinenstraat, t01(v2) via de Debruyckerweg en t01(v3) via de Anderlechtsesteenweg. Het ontwerp RUP kiest voor v1 maar het ontwerp RUP geeft zeer expliciet aan dat v2 een gelijkwaardig alternatief is, dat verkeerskundig even goed is en geen hinder veroorzaakt. Het bedrijf vraagt met aandrang om het tracé t01(v1) te herbekijken en voor de variant v2 te kiezen, zoals onderzocht in het plan-MER of minstens de variant v1 zodanig te verschuiven dat de transportband voor de watergebonden zandaanvoer van het bedrijf niet in het gedrang komt. Het op het ontwerp RUP ingetekende tracé van t01 v1 heeft duidelijk negatieve gevolgen voor de watergebonden aanvoer voor het bedrijf. De aanleg van een brug en een ontsluitingsweg op het terrein heeft tot gevolg dat de functie van het terrein als aggregatenopslagterrein in het gedrang komt en dat de transportband voor zandaanvoer van het kanaal naar de bedrijfsgebouwen, gelegen een 250-tal meter verder aan de Oudstrijdersstraat 58 niet meer kan worden aangezet. Zand is een basisgrondstof voor de productie van nv Cantillana. Wekelijks wordt 3000 à 4000 ton zand geleverd via het kanaal. Deze zandaanvoer is dus cruciaal voor de bedrijfsexploitatie. Bij de opmaak van het plan-MER is met deze gegevens nog geen rekening gehouden, het plan-MER heeft zich gebaseerd op gegevens van 2009 en de transportband is van recentere datum. Het tracé v2 is een alternatief tracé door het industriegebied, dat volgens het ontwerp RUP volledig evenwaardig is aan tracé v1, en dat voor de exploitatie van het bedrijf geen enkele negatieve impact zal hebben. Daarom vraagt het bedrijf om voor tracé v2 te kiezen. c. Het bedrijf vraagt aan de Vlaamse Regering om het BHG te willen verzoeken om een herbestemming naar ‘bedrijventerrein/bebouwbare zone’ van het aan het plangebied aansluitende terrein te Anderlecht te overwegen, dit in aansluiting op de herbestemming van ‘natuurgebied’ naar ‘bedrijventerrein’ die met dit RUP wordt doorgevoerd. 70a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 72a,b. 70b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 68a. 70c. Vlacoro benadrukt dat dit verzoek moet gericht worden aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 71.
Vastiau-Godeau nv [B172]
a. Het bezwaarschrift omvat een uitgebreide toelichting bij het bedrijf en de bedrijfsgeschiedenis. Ze vragen dat de site Krekelendries opnieuw wordt opgenomen in het ontwerp RUP. Van bij het begin is de site Krekelendries mee opgenomen in het ontwerp plan. Het gebied behoort zowel geomorfologisch, planologisch als geografisch bij het onderliggend gebied dat beheerst wordt door hetzelfde gewestplan en dezelfde BPA’s. Het gebied is momenteel quasi ongebruikt en wacht op een nieuwe bestemming. Ook de bestemming die het goed verkreeg via de recent geforceerde BPA’s is niet gerealiseerd. Het is dan ook bijzonder nuttig dit gebied bij de opmaak van het plan te betrekken en er het beoogde beleid op uit te voeren. Dit gebied werd uit het plan gestoten om onjuiste en ongegronde redenen en tegen het uitdrukkelijke advies van de administratie. Bij de geforceerde goedkeuring van de twee BPA's werd door de minister de schijn gewekt dat het gebied bij het VSGB zou betrokken blijven doch dat de opmaak van het VSGB geen voldoende reden kon zijn om de BPA's goed te keuren. Uiteindelijk blijkt dat de minister de bestendiging van de BPA-bestemmingen forceert via de schrapping van het deelgebied uit het ontwerp RUP. Dit is gebeurd in functie van één bedrijf, namelijk het bouwbedrijf Maes. De BPA-bestemmingsvoorschriften geven uitdrukking aan de plannen van dit bedrijf. Ze gaan verder in op artikel 1.1.4. VCRO inzake duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Bedrijfseconomische belangen van één welbepaalde privé onderneming passen hier niet in. De schrapping van het noordelijk deelgebied van de site is dus allerminst ingegeven vanuit een goede en duurzame ruimtelijke ordening, en is dus daarom alleen al ongeldig. Zowel geografisch als planologisch moeten de bestemmingen binnen het gebied door één uitvoeringsplan worden geregeld. Het noordelijk gebied moet dus terug bij het ontwerp RUP worden betrokken.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
74/269
Dossier 388
b. Het betrokken gebied werd in het negatief planologisch attest voor Vastiau-Godeau nv, vermeld als mogelijk herlokalisatiegebied. Dit gebied is voor het bedrijf het enige gebied waarop een herlokalisatie mogelijk is. Voor het succes van een kleinhandelszone zijn grote zichtbaarheid en vindbaarheid, makkelijke bereikbaarheid en een zekere uitstraling belangrijk. Van alle gesuggereerde herlokalisatiemogelijkheden is de site Krekelendries de enige die al deze troeven biedt (vlak bij de ring rond Brussel gelegen, vlak aan een afrit, goed zichtbaar van de ring). Via de aan te leggen doorsteek van de Drie Fonteinstraat met een brug over het kanaal zal ook de bereikbaarheid van de site erg soepel kunnen verlopen. Ook qua oppervlakte en vorm leent het terrein zich erg goed voor de inrichting van een meubelboulevard met verschillende meubelzaken in een totaalconcept. De andere sites zijn te klein of te moeilijke bereikbaar. De site Dorent is niet geschikt voor de herlokalisatie van het bedrijf (veel minder zichtbaar, veel moeilijker bereikbaar, onmiddellijke omgeving van industriële gebouwen en dus geen uitstraling). c. Dor de Zenne is de oprichting van grote verkoopsoppervlaktes onmogelijk in het gebied. Dit zou nog kunnen worden opgelost door inbuizing van de Zenne. De planopties spreken nu net van het vrijwaren en versterken van de Zenne en de restanten van de Zennevallei, waarbij moet worden gestreefd naar een integratie van de rivier doorheen de bedrijventerreinen. d. De Dienst Lokaal Waterbeheer stelde dat voor de inplanting van een gebouwencomplex met een zekere oppervlakte, de site Krekelendries te verkiezen valt boven de site Dorent. Ze verwijzen naar de ste toelichtingsnota bij het voorliggende ontwerp, waarin staat dat voor een waterloop 1 categorie zoals de Zenne de valleigrond 20m langs weerszijden van de aslijn van de rivier omvat. Binnen deze zone wordt enkel het behoud en de verbouwing van bestaande vergunde gebouwen toegestaan. Vanuit het oogpunt van het waterbeheer is de site Krekelendries te verkiezen boven de site Dorent (cf. brief VMM dd. 16 februari 2011, in bijlage bezwaar). e. De site Dorent is omwille van deze bouwbeperkingen veel te klein. De benutte bedrijfsoppervlakte bedraagt vandaag 20.000m². Op de site Dorent is slechts een bebouwde oppervlakte van 7.000m² haalbaar. Een herlokalisatie naar deze site is niet haalbaar. In het plan-MER wordt de bestemming van het gebied Krekelendries niet negatief geadviseerd. Enig nadeel dat volgens het plan-MER verbonden zou zijn aan de bestemming van dit gebied als kleinhandelszone is het verlies van een terrein dat voor watergebonden industrie zou kunnen worden aangewend. Enig voordeel dat het plan-MER ziet voor de Dorent-site is dat deze site niet aan het kanaal is gelegen. Vanuit de milieueffecten is er dus geen enkele reden om het gebied niet als kleinhandelszone te bestemmen. f. In zijn verweer tegen de niet-goedkeuring van de onwettige BPA's heeft de minister argumenten aangereikt waarom de bestemming voor watergebonden bedrijvigheid niet nuttig is: het ontbreken van een industrieel brongebied, het ontbreken van een kade, en de nabijheid van de haven van Brussel. Ook uit de toelichtingsnota bij het ontwerp RUP blijkt dat de bestemming van het volledige gebied als zone voor watergebonden bedrijven te hoog gegrepen is, nu er meer plaats is dan er watergebonden bedrijvigheid bestaat. Uit het bestemmingsplan blijkt dat binnen het gebied er slechts rechts onderaan en links bovenaan watergebonden bedrijvigheid is voorzien (bestemmingsvoorschrift WA 5.3.). Het gebied ten zuiden van het betrokken gebied is niet bestemd als gebied voor watergebonden bedrijvigheid, zodat de bestemming van het gebied Krekelendries als gebied voor de herlokalisatie van de Vastiau-Godau nv de watergebonden bedrijvigheid geen nadeel zal berokkenen. De site Krekelendries is gelegen aan de kanaaloever die recreatief wordt gebruikt (fietspad, omgeving Bloso roeischool). Deze bestemmingen worden uiteraard door de herlokalisatie van Vastiau-Godeau niet in het gedrang gebracht. Wanneer de zone echter voor watergebonden industrie wordt aangewend, zullen deze functies moeten verdwijnen. Er is geen enkele reden van goede ruimtelijke ordening denkbaar waarom de overheid de herlokalisatie van het bedrijf naar de site Krekelendries niet zou doen, en deze optie niet planologisch zou realiseren door de opname van de site binnen het VSGB en de bestemming ervan als kleinhandelszone. 71a-f. De toelichtingsnota vermeldt dat naar aanleiding van het plan-MER, het gebied uitgebreid werd met het bedrijventerrein Dorent ten oosten van de spoorweg L96/L1 in functie van de herlokalisatie van de meubelwinkel Vastiau-Godeau uit het centrum van Alsemberg naar een locatie in de Zuidelijke kanaalzone. De visie voor dit gebied (toelichtingsnota pag. 111) stelt: ‘Het terrein Dorent wordt voorbehouden voor de herlokalisatie van Vastiau-Godeau, en de integratie van de nieuwe vestiging in een meubel-boulevard.’
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
75/269
Dossier 388
Vlacoro begrijpt dat naar aanleiding van het negatief planologisch attest voor de firma Vastiau-Godeau naar een oplossing gezocht moet worden. De site ‘Dorent’ blijkt als meest geschikte uit een afweging van verschillende alternatieven te komen. Toch blijken enkele vragen onvoldoende beantwoord (cf. onderstaande). Vlacoro vraagt om deze verder te onderzoeken, en vervolgens het bedrijf een wel afgelijnde termijn te gunnen om te beslissen. Indien deze termijn zou verstrijken, lijkt het aangewezen om het terrein te bestemmen als ‘gemengd regionaal bedrijventerrein’, net zoals de omliggende terreinen. Tevens stelt Vlacoro vast dat het ontwerp RUP voor de Dorent-site onvoldoende antwoord biedt voor de huidige mobiliteitsproblematiek (cf. standpunt 68a). Vlacoro verwijst ook naar het plan-MER dat wijst op de te verwachten mobiliteitsimpact van de voorgestelde ontwikkelingen. Ook het onvoldoende onderzoek inzake het RVR (zie o.a.B413) brengt Vlacoro onder de aandacht van de Vlaamse Regering. En ten slotte stelt Vlacoro vast dat een belangrijk deel van het gebied overstromingsgevoelig is. De geplande ontwikkelingen in de Dorent-site moeten hierop afgestemd worden. De aanduiding van deze zone als KH (art. 5.2) kan aldus enkel behouden blijven indien het ontwerp RUP tegemoet kan komen aan de voorgaande bemerkingen. Indien dit niet te realiseren valt, vraagt Vlacoro dit gebied aan te duiden als ‘gemengd regionaal bedrijventerrein’. 72.
Babemo nv [B151]
a. Het bedrijf is eigenaar van de voormalige site van Michelin te Sint-Pieters-Leeuw. De site ligt nabij de woonkern Negenmanneke (Sint-Pieters-Leeuw) en tussen de Bergensesteenweg en het kanaal BrusselCharleroi. Ze wensen deze site te herontwikkelen tot een handelsite in aansluiting op de bestaande detailhandelsconcentratie langsheen de steenweg. In kader hiervan werd in juni 2010 het masterplan voormalige Michelinsite opgemaakt in samenspraak met de gemeente. De visie van het masterplan kadert binnen het gemeentelijk RUP van Sint-Pieters-Leeuw. De visie op de site werd echter in het ontwerp RUP aangepast naar een zone voor gemengd regionaal bedrijventerrein, waarbinnen kleinhandel niet toegelaten is. Ze hebben bezwaar tegen art. A5.1 omdat kleinhandel niet toegelaten is in deze zone. Het masterplan koppelt de herinrichting van de site aan het geplande reconversieproject voor de aanpalende Redevco site. Beide sites waren immers vanuit het eindrapport van het VSGB aangeduid als zone voor grootschalige detailhandel waar verdere verdichting nagestreefd werd. Om tot een samenhangende handelscluster te komen werden beide sites als één geheel benaderd. Een ruimtelijke structuur werd bedacht waarbij de beschikbare ruimte veel efficiënter benut kan worden. Zo ontstaat er ruimte om de Zuun open te werken. Een integrale benadering biedt eveneens kansen voor een logische ontsluitingstructuur. Het aantal aansluitingen op de Bergensesteenweg kan tot een absoluut minimum beperkt worden. Er wordt tevens een centrale parkeerruimte voorzien waar de handelhandel rond georganiseerd kan worden, rechtstreeks aansluitend bij de ontsluitingsweg. Al deze aspecten maken het mogelijk om de huidige onsamenhangende, verbrokkelde toestand te herstructureren tot een samenhangend geheel met ruimtelijke kwaliteit. Ze wijzen er tevens op dat de gekozen bestemming ‘gemengd regionaal bedrijventerrein’ onlogisch is gezien de ligging van de site: grenzend aan de Redevco site, de Bergensensteenweg en op slechts 1km van de Ring. b. De opties genomen binnen het ontwerp RUP zijn in strijd met de visie van de gemeente. Ze merken op dat vanuit het provinciaal beleid aangestuurd wordt op een grondige analyse van de grootschalige kleinhandel opdat het subgebied Halle-Brussel geherstructureerd kan worden op een constructieve manier. Dit is niet gebeurd binnen het ontwerp RUP. Ze vragen op welke manier de keuzes omtrent kleinhandel dan wel werden gemaakt. Bovendien hebben zij vragen bij de plotselinge visieverandering voor de voormalige Michelinsite. Ze wijzen op het goedgekeurde RSP Vlaams-Brabant, op het GRS Sint-Pieters-Leeuw en het RUP Negenmanneken/Bergensensteenweg dat in opmaak is. Ze staan achter de visie van de gemeente. Het is trouwens op deze visie van het GRS dat het masterplan Michelinsite gericht is. 72a,b. Het ontwerp RUP herbestemt deze zone naar GRB (art. A5.1) en naar specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter (art. A5.3). Vlacoro ondersteunt de visie voor deze zone en verwijst naar de uitvoerige toelichting hieromtrent in de toelichtingsnota (o.a. pag. 111).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
76/269
Dossier 388
73.
Waterwegen en Zeekanaal nv [B10]
a. De Biest-Hoeve Bretonne sluit in het noorden aan het gebied ten zuiden van cluster A5-A6. Ze vragen om voor dit gebied ook specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter te voorzien, zeker het stuk tussen het verlengde van de Golden Hope straat en het Kanaal naar Charleroi. b. Inzake de voorschriften voor de watergebonden bedrijventerreinen (art. A.5.3) benaderen ze de watergebondenheid van een site voornamelijk als een vervoersplanologisch begrip. Het capteren van water voor het productieproces wordt niet als ‘watergebonden’ beschouwd aangezien het mogelijk is in ieder subtype van de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’, zolang hiervoor toestemming bekomen wordt. Ze vragen om het louter capteren van water voor het productieproces (in art. A.5.3.1 de zin: ‘het water wordt gebruikt in het productieproces’), niet als vestigingsvoorwaarde op te nemen in dit artikel. Ze vragen de bestaande (niet watergebonden) bedrijven binnen de zone voor watergebonden bedrijvigheid te behouden. Bij stopzetting en/of wijziging van de activiteiten wordt de watergebondenheid van de nieuwe activiteiten evenwel verplicht. c. De symbolische aanduiding van de ontsluitingsweg van het nieuwe bedrijventerrein (art. A.5.4) geeft enkel het tracé van de aansluiting met de E19 (R0) met bijbehorende brug op grondgebied van Drogenbos. Het verdere verloop van de vrachtweg richting de zuidelijk gelegen industrieterreinen in Sint-Pieters-Leeuw is niet langer aangegeven in het ontwerp RUP. Vanuit de realisatie van een duurzamere mobiliteit (per binnenschip) is de realisatie van een nieuwe ontsluitingsweg voor de zuidelijk gelegen bedrijventerreinen zeer wenselijk. De aanleg van dit tracé over het jaagpad is onverantwoord. Dit zou immers de potentiële 1ste en 2de-lijns watergebondenheid van het achterliggende industriegebied ondermijnen, alsook de uitvoering van pas afgesloten concessies in het gebied onmogelijk maken. Een vrachtweg langs het kanaal is daarenboven niet te verzoenen met de geplande verbreding van het kanaal. Gezien het belang van een goede ontsluiting van de industriegebieden in zone A5 is de aanduiding van een tracé over de Victor van Paepeghemstraat en de Golden Hopestraat essentieel in de verdere ontwikkeling van het gebied. Aan de oostelijke zijde van deze straten moet voldoende ruimte aanwezig zijn om het straatprofiel aan te passen dat de potentiële hinder, beschreven in het plan-MER, sterk beperkt wordt. De stedenbouwkundige voorschriften moeten m.b.t. de nieuwe brug over het kanaal een minimale doorvaarthoogte van 7m op leggen. 73a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 72a,b. 73b. De stedenbouwkundige voorschriften voor specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter (o.a. art. A5.3, art. A7.13) stellen onder meer: ‘Het watergebonden karakter bestaat uit het gebruik van de waterweg voor het vervoer van een substantiële hoeveelheid basisgrondstoffen en/of (half) afgewerkte producten of uit het gebruik van het water als onderdeel van het productieproces’. Vlacoro ondersteunt de bemerking betreffende de te ruime interpretatie van watergebondenheid en vraagt om de kadegebonden terreinen die rechtstreeks palen aan het kanaal, voor te behouden voor bedrijven die voor het transport gebruik maken van de waterweg. 73c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 68a. 74. Bezwaarindieners [B146]
a. Het ontwerp RUP maakt nergens de stelling op pag. 54hard dat er een groot tekort is aan ontwikkelbare bedrijfspercelen. Ze vragen staving met recent wetenschappelijk verworven gegevens. b. De nieuwe ontsluitingsweg bedrijventerrein via Driefonteinen en Humaniteitslaan en nieuwe brug over kanaal is essentieel om het geplande bedrijventerrein te ontsluiten zodat het verkeer de aanpalende bestaande en geplande woonwijken niet platwalst. Ze vragen dat (1) deze ontsluitingsweg prioritair in zijn volledigheid (met brug over kanaal) gerealiseerd moet zijn alvorens er gestart wordt met het in ontwikkeling brengen van het bedrijventerrein, (2) dat ook het vrachtverkeer van de oververzadigde Bergensesteenweg naar deze weg wordt afgeleid en (3) dat er aandacht is voor de bottleneck ter hoogte van de tunnel onder de sporen aan het station van Ruisbroek van slechts 2,5 m hoog. 74a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1b. 74b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 68a.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
77/269
Dossier 388
75.
Provincieraad Vlaams-Brabant [A9]
De provincie reikte eerder als insteek voor het VSGB een onderzoeksrapport aan met verschillende locaties voor een herlokalisatie van Vastiau-Godeau. Daarin werden naast de site Dorent onder meer de locaties Krekelendries, Bergensesteenweg en Verlengde Stallestraat naar voor gedragen. In het ontwerp RUP wordt de site Dorent herbestemd zodat de mogelijkheid voor Vastiau-Godeau bestaat om daar te herlokaliseren. De provincie stelt vast dat voor de andere locaties eveneens een herbestemming doorgevoerd werd naar kleinhandel, maar dat daarbij een beperking aan de brutovloeroppervlakte ingebouwd werd (maximaal 15% uitbreiding na herstructurering), in die mate dat een mogelijke herlokalisatie hier onmogelijk gemaakt wordt. Het in die mate beperken van de beslissingsruimte is niet gewenst. 75. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 71a-f. 76.
Resoc Vlaams-Brabant [B161]
a. Ze ondersteunen de planopties voor de bedrijventerreinen en de ontsluitingsweg kunnen ondersteund worden. Het woonweefsel aan de Bergensesteenweg wordt ingeklemd door bedrijventerreinen. Dit is een historisch gegroeide situatie. Ze gaan ervan uit dat het Vlaams Gewest de ontwikkeling van het volledige terrein over zal ondersteunen. b. De Dorentsite wordt bestemd als zone voor regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel. Het ontwerp RUP geeft niet aan welke ruimtelijke onderbouwing en andere criteria zijn gebruikt om te komen tot de locatie Dorent, ten nadele van andere locaties zoals Krekeldries. Ze stellen ook vragen bij het expliciet benomen in de toelichting van één specifiek bedrijf, m.n. Vastiau-Godeau, als zijnde voorbehouden voor haar herlokalisatie. Ze vragen of hiermee geen schijn van partijdigheid wordt gewekt en of dit in de praktijk geen obstakel kan vormen voor een optimale ontwikkeling van de site. 76a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 68a, 71a-f en 72a,b. 77.
Audi Brussels nv [B125]
a. Audi Brussels nv is eigenaar van een perceel grond gelegen in Drogenbos, Humaniteitslaan 455. Het betreft de voormalige ACEC site, ook aangeduid als Dorent (sectie A, 0038V2). Vermits Audi op deze grond geen eigen activiteiten ontwikkeld heeft, besliste Haviland in 2008 om deze grond weer in te kopen. Het perceel is risicogrond in de zin van het bodemsaneringsdecreet. De nodige onderzoeken werden verricht. OVM kende eind 2010 een vrijstelling toe. Haviland is in bespreking met een aantal kandidaten met het oog op de verdere ontwikkeling van deze grond. b. Het terrein wordt herbestemd van industrieterrein naar specifiek regionaal bedrijventerrein. Ze verwijzen verder naar de stedenbouwkundige bepalingen (art. A5.2.1), de toelichtingsnota (pag. 109) en de resultaten van het plan-MER (o.a. pag. 18, pag. 23). Ze zijn niet op de hoogte van het feit dat de mogelijke inplanting op het terrein van Audi van de grootschalige meubelzaak Vastiau-Godeau in het kader van het plan-MER overwogen werd. Het is dan ook de eerste maal dat ze hierop kan reageren. c. Het ontwerp RUP vormt een obstakel voor het project dat Audi voor de betrokken site wenst uit te werken. Dit project is reeds ver gevorderd. Ze hebben immers reeds een aanzienlijk deel van de overdrachtsformaliteiten (zoals o.a. bodemonderzoeken) verricht met het oog op de verkoop aan Haviland. Audi en Haviland zouden op korte termijn de koopovereenkomst kunnen sluiten. Haviland werkt aan een project voor de site. De bestemming tot regionaal gebied voor kleinhandel kan dit project hypothekeren. Bovendien vermeldt het plan-MER dat de alternatieven voorgesteld door de provincie Vlaams-Brabant alleen maar op beknopte wijze geëvalueerd werden. Het lijkt dan ook onzorgvuldig om de definitieve bestemming van het perceel voor een geheel verschillende activiteit enkel daarop te laten steunen. Ze vragen of het tot de taak en bevoegdheid van de Vlaamse overheid behoort om bij het afbakenen van een ruimtelijk gebied bepaalde terreinen voor te behouden voor specifieke handelaars zoals Vastiau-Godeau. d. Op grond van voormelde bezwaren en opmerkingen vraagt Audi dat voor het bedrijventerrein Dorent, minstens het terrein toebehorend aan Audi, hetzij de oorspronkelijke bestemming behouden zou blijven, hetzij in een met deze voorgaande bestemming evenwaardige bestemming in het ontwerp RUP zou voorzien worden. 77a-d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 71a-f.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
78/269
Dossier 388
78.
Cytec Surface Specialties nv [B413]
a. Het betreft een chemisch bedrijf (hoge drempel SEVESO-inrichting) waar polyester acrylaten, acrylaten en polyurethanen worden geproduceerd. De vestiging is gelegen in de zone gemengd regionaal bedrijventerrein (art. A5.1). Aan de overzijde van de spoorweg Halle naar Brussel (op 70m van hun percelen) wordt een herbestemming doorgevoerd naar specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel t.b.v. Vastiau-Godeau. De mobiliteitsimpact hiervan wordt schromelijk onderschat en is qua schaal niet inpasbaar in deze omgeving. Het plan-MER heeft de bestaande realiteit manifest miskend, door te stellen dat de N266 weinig belast is. Door de ondoordachte inplanting van een dergelijke kleinhandelszone, van een enorme schaal op maat van Vastiau-Godeau, komt de mobiliteitssituatie van elk van de bedrijven in deze zone, waaronder ook dit van de bezwaarindiener, in het gedrang. b. Er wordt geen aandacht gegeven aan de veiligheidsrisico’s. Op het aanpalende bedrijventerrein zijn twee Seveso-bedrijven gehuisvest. Het RVR (mei 2009) heeft de risico-impact van de geplande kleinhandelszone niet onderzocht; de uitspraken hebben betrekking hadden op een andere geplande locatie voor de kleinhandelszone. De nieuwe winkelzone valt binnen de noodplanningszone van Cytec. Ze verzoeken om de bescherming van de veiligheid rond haar Seveso-inrichting als absoluut prioritair te beschouwen in het afwegingskader. Dergelijke primauteit volgt in eerste instantie op de EU-SEVESORichtlijn 96/82/EG. Ook het Samenwerkingsakkoord tussen de federale staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, verankert dit belangrijke beleidsprincipe. De inplanting van een meubelzaak met een dergelijke gigantische verkoopsoppervlakte nabij de vestiging van Cytec zal mogelijk gevolgen hebben op de toekomstige beoordeling van stedenbouwkundige- en milieuvergunningsaanvragen van Cytec. c. Strijdigheid met bindende bepalingen van het RSV. Het RSV vereist dat het mobiliteitsprofiel en het bereikbaarheidsprofiel van het bedrijventerrein zou gelden. Het ontwerp RUP voorziet deze afweging niet. d. Strijdigheid met het richtinggevend gedeelte van het RSV. Artikel 2.1.2,§3 VCRO bepaalt dat gewestelijke RUP’s in beginsel in overeenstemming moeten zijn met het richtinggevend gedeelte van het RSV. Van deze regel kan slechts worden afgeweken zo er ‘onvoorziene ontwikkelingen van de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten’ zijn, of er een verantwoording is van ‘dringende sociale, economische of budgettaire redenen’. Geen van beide uitzonderingsgronden is thans van toepassing. Het RSV bepaalt in het richtinggevend deel de gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven voor het VSGB. Twee belangrijke richtinggevende principes voor de inrichting van het VSGB zijn: het behoud van de onbebouwde open ruimte en het behoud van de verkeersleefbaarheid. Het is in strijd met het principe van het behoud van de open ruimte en de groene gordel rond Brussel dat de onbebouwde en braakliggende gronden, die bovendien een waterbergend karakter hebben van natuurgebied worden herbestemd naar grootschalige kleinhandelszone, die geheel zal worden verhard en volgebouwd met een handelactiviteit en bijhorende parkings. Het is in strijd met het behoud van de verkeersleefbaarheid en meer bepaald op de belangrijke verkeersaders, R0 en N266. Dit gebrek aan afstemming van het bereikbaarheidsprofiel van de locatie op het mobiliteitsprofiel van de voorziene bedrijven is ook in strijd met de inrichtingsprincipes voor regionale bedrijventerreinen in het richtinggevend gedeelte van het RSV. Van drie in bezwaarschrift vermelde inrichtingsprincipes van het RSV wordt volgens bezwaarindiener zonder enige motivering afgeweken, en dus kan de thans voorziene herbestemming niet worden doorgevoerd. e. Ze verzoeken dat Vlacoro zou adviseren om het ontwerp RUP niet definitief vast te stellen en het voorlopig RUP op te heffen. De herbestemming als kleinhandelszone op maat van Vastiau-Godeau is in strijd met de duurzame ruimtelijke ordening. Zowel in de toelichtende nota, als in het plan-MER bij het ontwerp RUP wordt hierover niet de minste twijfel gelaten: de herbestemming wordt louter en alleen doorgevoerd om de meubelgigant te huisvesten. Deze herbestemming is in strijd met artikel 1.1.4 VCRO, dat bepaalt dat de ruimtelijke ordening duurzaam moet zijn, wat inhoudt dat er een afdoende afweging moet zijn van de aanwezige belangen. Dergelijke afweging heeft in deze duidelijk niet of niet voldoende plaatsgevonden. f. De inplanting is in strijd met de watertoets. Uit de watertoetskaarten blijkt dat een groot deel van deze bedrijvenzone als effectief overstromingsgevoelig wordt aangeduid. 78a-f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 71a-f.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
79/269
Dossier 388
79.
CBS Drogenbos [B414]
De verschillende opmerkingen van de gemeente werden op een positieve wijze doorvertaald in het ontwerp RUP. Anderzijds blijven cruciale keuzes waartegen de gemeente dwingend verzet aantekent. a. Artikel A5.2 KH. Niemand is vragende partij geweest voor de inplanting van een nieuwe bijkomende kleinhandelszone (site Dorent) in de gemeente. Deze zone heeft geen enkele rechtstreekse ruimtelijke relatie met de bestaande clusters en dreigt de fragiel opgebouwde evenwichten volledig te verstoren. De aanleiding voor de herbestemming ligt buiten het planopzet van het VSGB. Directe aanleiding vormt immers de herlokalisatie van een grootschalig meubelbedrijf Vastiau-Godeau als gevolg van een negatief planologisch attest. Het initiële herlokalisatieverhaal stemt omwille van bedrijfsfusies niet meer overeen met het voorliggende verhaal en de intentie voor de vestiging van een meubelboulevard. Binnen dit concept worden ook andere bedrijven betrokken voor de realisatie van een grootschalig kleinhandels2 cluster. De handelsoppervlakte wordt in kader van het plan-MER geraamd op 65.000 m . Dit is door de gemeente op geen enkele wijze gewenst. De bestaande grootschalige kleinhandelszones op de Verlengde Stalletraat en de Grote Baan en bij de Bergensesteenweg mogen geen bijkomend verkeer genereren. Dit wijst erop dat de keuze om Vastiau-Godeau kost wat kost naar de bestemming te krijgen erg roekeloos is of minstens afwijkt van het ‘voorzichtiger beleid dan in andere stedelijke gebieden’, zoals in kader van het VSGB wordt getracht te hanteren. Het ontwerp RUP heeft, na de plenaire vergadering van 27/10/10, quasi alle andere bestemmingen dan kleinhandel geschrapt uit de voorschriften. Dit is een structurele ingreep met mogelijk problematische gevolgen. Vastiau-Godeau is immers geen eigenaar van het terrein. Indien andere ontwikkelaars van grootschalige kleinhandel invulling zullen geven aan de bestemming, dan heeft de Vlaamse overheid geen oplossing gegeven aan een probleem dat bestaat ingevolge een negatief planologisch attest, maar dan heeft zij door de creatie van een bijkomende kleinhandelszone, een nieuw probleem gecreëerd. Ook dit argument wijst op roekeloos plannen en afwijkend beleid. b. De nieuwe grootschalige kleinhandelszone wordt ingericht binnen de onmiddellijke invloedssfeer van bestaande SEVESO-bedrijven (Cytec en Electrabel). De nieuwe bestemming is dermate onverzoenbaar dat zodra er reëel invulling wordt aan gegeven, het voortbestaan van de SEVESO-bedrijven op deze locatie wordt bedreigd. Op geen enkele wijze wordt de opoffering van bestaand natuurgebied i.k.v. de 2 voorgestelde herbestemming gemotiveerd. Ze vragen of uit de geraamde handelsoppervlakte van 65.000m voor de gewenste meubelboulevard mag afgeleid worden dat dit project uitgaat van een overbouwing van de Zennemeanders. Omwille van alle aangereikte argumenten bepleit het CBS Drogenbos het behoud van de bestaande bestemmingen die aansluiten op de reële ruimtelijke ontwikkelingen en verzekeren dat activiteiten met een al te zeer verkeersgenererend aspect kunnen worden uitgesloten. Ze sluiten zich volledig aan bij het bezwaar van Cytec Surface Specialties nv en beklemtonen: (1) de inbreuk op de wettelijke procedures voor de opmaak van een RUP door het ontbreken van een RVR voor de gepresenteerde herbestemming binnen de onmiddellijke invloedssfeer van een Seveso-bedrijf en (2) de uitgebreide argumentatie voor de verkeersproblematiek. c. Artikel A0.1.1. Aangezien de bestaande natuurgebieden die de Zenne flankeren worden inbegrepen in de herbestemming, moet het behoud van de aanwezige natuurwaarden worden gewaarborgd via het ste voorliggende voorschrift voor waterwegen en onbevaarbare waterlopen van 1 categorie. Het CBS stelt zich vragen bij de afdwingbaarheid hiervan gezien de formuleringen en het behoud van de bestemming in grondkleur. Dezelfde opmerking geldt voor het waterbergend vermogen, het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de waterloop. De toepassing van de in de toelichting aangereikte formule ‘oevers en aanliggende alluviale gronden’ vormen een aanzienlijke uitbreiding van de huidige natuurwaarden. Dit lijkt in strijd met de doelstellingen van de onderliggende bestemming. d. Voor bestaande en nieuwe constructies in voor bebouwing bestemde gebieden en andere gebieden, is niets voorzien voor constructies i.k.v. de opwekking van hernieuwbare energie. Toch zijn er op het grondgebied van Drogenbos dergelijke lopende projecten die met instemming van de betrokken beheerders van de waterloop worden uitgewerkt. De gemeente wenst te vermijden dat dergelijke projecten door de huidige omschrijving van de overdruk op de helling komen te staan. 79a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 71a-f. 79c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7c. 79d. Vlacoro vraagt de ontwerper om de stedenbouwkundige voorschriften aan te passen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
80/269
Dossier 388
B. 2. 7 Clu st er A 7: Lot 80.
Gemeenteraad Beersel [A13], CBS Beersel [B203, B181]
a. Het gemeentebestuur verwijst naar het BPA voor de voormalige wolfabriek in de dorpskern van Lot. De ruimtelijke principes aan het BPA kaderen binnen de gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven van het VSGB. Het ontwerp BPA ‘Wolfabriek/Lot’ werd definitief goedgekeurd en bevat een gunstig advies van de Deputatie. In een aanvullend bezwaarschrift [B181] melden ze dat het ontwerp BPA Wolfabriek op 6 april 2011 de ministeriële goedkeuring kreeg. Ze vragen het plangebied van het BPA uit te sluiten uit het VSGB, zo niet zal het BPA vervallen na de definitieve goedkeuring van het VSGB. b. De woongebieden in de omgeving van het kanaal Brussel-Charleroi (A7.2 A/B/C) in Lot werden zwaar geteisterd door de overstromingen in het najaar 2010. Hier dringt zich een specifiek beleidspatroon op in het kader van het integraal waterbeheer. In de zone Laaklinde-Stationsstraat kunnen geen nieuwe woningen worden toegelaten. De bestemming agrarisch gebied (gewestplan) moet behouden worden. Het college voorziet in een aanvullend bezwaarschrift [B181] foto’s van de overstromingen. c. Ze vragen voor het agrarisch gebied (art. 7.4) de overdruk weg te nemen of beter te willen omschrijven om infrastructuurwerken (retentiebekken) mogelijk te maken tegen overstromingen. Bovendien moet het voorschrift het begrip ‘overstroombaar landbouwgebied’ opnemen. d. De Laaklinde (Lot) functioneert als prioritaire ontsluiting voor industriegebieden van en naar de N6. Nieuwe erfontsluitingen kunnen niet meer toegelaten worden; deze voorwaarde dient uitdrukkelijk opgenomen in de bepalingen van het woongebied. De Laaklinde kan mits gedeeltelijke verhogen een buffer (dijk) worden tussen de zone AG artikel 7.4 en B artikel 7.2. e. Het KMO-lint langs de N6 op het grondgebied van Lot bevat doorgaans gebouwen met een bestemming grootschalige kleinhandel. Het gebied sluit aan op een concentratie van grootschalige winkels in SintPieters-Leeuw. Daarom is het aangewezen in dit gebied zowel de bestemming GRB (gemengd regionaal bedrijventerrein) als KH (specifiek regionaal bedrijventerrein voor grootschalige kleinhandel met specifieke producten, d.w.z. geen grootwarenhuizen) mogelijk te maken. f. Het GEN station te Beersel beschikt niet over parkeervoorzieningen. De nabijgelegen parking van het kasteel van Beersel wordt intensief gebruikt door de pendelaars, waardoor er onvoldoende parkeerruimte beschikbaar is voor de bezoekers van het kasteel. Er moeten maatregelen genomen worden binnen het RUP om de vereiste parkeervoorzieningen te realiseren bij de op- en afstapplaats (station) te Beersel. g. Het is fout er van uit te gaan dat de oorzaak van de verkeersoverlast in Lot alleen veroorzaakt wordt door de lokale industrieterreinen. De overlast is het gevolg van zwaar vervoer vanuit de gehele regio. Het gehele mobiliteitsvraagstuk voor de regio moet worden in rekening gebracht. Het voorgestelde tracé van de ontsluitingswegen lopen door GO, BAG en N. Hiermee wordt afbreuk gedaan aan één van de belangrijkste elementen die de basis vormen van de visie voor het VSGB: ‘het behoud van het open ruimte netwerk is essentieel. De onbebouwde ruimte van het open ruimte netwerk moet maximaal worden gevrijwaard van aansnijding voor wonen, werken of nieuwe infrastructuren’. De nieuwe ontsluitingsweg wordt slechts symbolisch aangeduid. De omschrijving van enkele randvoorwaarden zijn van aard dat dit absoluut niet kan aanvaard worden. De dorpskern van Lot wordt in sommige straten geconfronteerd met zware druk van doorgaand vrachtvervoer. Dit is belastend voor de woonkwaliteit. Het voorgestelde tracé van de weg rond Lot werd als meest haalbare tracé voorgesteld maar de niet precieze cartografische aanduiding leidde tot onrust, onbegrip, vragen en scherpe kritiek. Gezien het ontbreken van een draagvlak kunnen enkel de N6 en de Alsembergsesteenweg als mogelijk alternatief om de industriezones te ontsluiten ingeschakeld worden. De dorpskern van Lot en de stationsomgeving en Zennestraat moeten gevrijwaard worden van druk auto- en vrachtverkeer. Een alternatief kan ook een ondertunneling zijn in het vak tussen rotonde Breedveld, Stationsstraat tot voorbij de rotonde Zennestraat/Huysmanslaan. Lot is reeds overbelast en doorsneden door tal van verkeersaders. Het realiseren van een ringbaan voor zwaar vrachtvervoer rond Lot kan niet aanvaard worden. De wijze waarop de rondweg in het ontwerp is voorgesteld is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. h. Het deel van de Zennestraat gelegen tussen de Beerselsestraat en de rotonde van ‘de Welkom’, aan de zijde van het Zittert mag enkel als woongebied ingevuld worden als er juridische zekerheid bestaat omtrent de realisatie van de omleidingsweg.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
81/269
Dossier 388
i. De Zennebeemden moet niet als natuurgebied (art. A7.5) ingekleurd worden maar als BAG (A7.9). Anders kunnen deze akkers en weiden niet meer bemest worden conform het MAP en verdwijnen de bestaande landbouwexploitaties. Ze stellen voor dat naar analogie met de bestemmingscategorie agrarisch gebied (A7.4) een overdruk natuurverweving wordt voorzien. In dat geval moet identiek aan A7.4.8 een bijkomend subartikel onder artikel A7.9 worden ingevoegd. Ook het natuurgebied gelegen langs de Beerselsestraat, tussen de A. Denystraat en rotonde ‘Welkom’, rondom de voorgestelde rondweg, moet om dezelfde reden als BAG worden bestemd. j. In woongebieden is het aantal bouwlagen beperkt tot 2. Wanneer er een hellend dak met een helling de tussen 30° en 60° op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een 3 bouwlaag worden gerealiseerd. Ook binnen de contouren van een fictief zadeldak met een helling van 45° moet een derde bouwlaag zijn voorzien, af te werken met een plat dak om vooral hedendaagse architectuur te stimuleren. 80a. Vlacoro ondersteunt de vraag van het CBS om de site van het goedgekeurd BPA Wolfabriek uit het plangebied te schrappen. 80b. Het ontwerp RUP voorziet bijkomende woongebieden in deze cluster. Het betreft enkele open ruimtegebieden aan Lot Sashoek, enkele delen van het woonuitbreidingsgebied Zittert en de reconversie van enkele nog actieve en verlaten bedrijfssites. Het plan-MER wijst op de impact van deze woonuitbreidingen en stelt als milderende maatregel de buffering van de loop van de Zenne voor, in industrie- en woongebied. In het ontwerp RUP wordt dit vertaald naar een specifiek voorschrift voor de Zenne (art. A0.1) en de aanduiding van de bedding als natuurgebied, waar dit realistisch mogelijk is. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 7b en 7c. Zeker in deze cluster, met de aanwezigheid van de Zenne en van een niet onbelangrijk aandeel overstromingsgevoelige gronden vraagt Vlacoro specifiek aandacht voor de impact van de bijkomende verhardingen (voor wonen en werken) op het watersysteem. Vlacoro verwijst naar de vraag van de gemeente om geen nieuwe woningen te voorzien in de zone LaaklindeStationsstraat. 80c. Vlacoro verwijst naar de bepalingen inzake integraal waterbeleid die zijn opgenomen in art. 7.4.7 en art. 7.4.8 en ondersteunt deze vraag van de gemeente niet. 80d,e. Vlacoro brengt deze vraag van de gemeente onder de aandacht van de ontwerper. 80f. Vlacoro verwijst naar artikel A7.4.3. da t voorziet dat het perceel tijdelijk kan gebruikt worden als parkeerplaats voor het nabijgelegen GEN-station en het kasteel van Beersel. Handelingen die nodig zijn om het tijdelijk gebruik mogelijk te maken, zoals kleinschalige infrastructuur, verbeteren van de stabiliteit en draagvermogen van de grond, zijn toegelaten. 80g,h. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 80i. Vlacoro ondersteunt de vraag van de gemeente en van de Gecoroom dit gebied in te kleuren als bouwvrij agrarisch gebied, met overdruk natuurverweving. Het gebied wordt nog uitgebaat door actieve landbouwbedrijven. 80j. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 6h. 81. Gecoro Beersel [B202]
a. Het gemeentebestuur nam het initiatief om voor de site met de voormalige Wolfabriek gelegen in de dorpskern van Lot, nabij het station, een BPA op te stellen. De ruimtelijke principes aan de basis van het ontwerp BPA kaderen binnen de gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven van het VSGB. Het ontwerp van BPA ‘Wolfabriek/Lot’ werd definitief goedgekeurd en bevat een gunstig advies van de Deputatie. Het ministerieel besluit inzake goedkeuring is in opmaak. Het is noodzakelijk het plangebied uit te sluiten uit het VSGB, zo niet zal het BPA vervallen na de definitieve goedkeuring van het VSGB. b. De woongebieden in de omgeving van het kanaal Brussel-Charleroi (art. A7.2 A/B/C) in Lot werden zwaar geteisterd door de overstromingen in het najaar 2010. Hier dringt zich een specifiek beleidspatroon op in het kader van het integraal waterbeheer. c. De Laaklinde (Lot) functioneert als prioritaire ontsluiting voor industriegebieden van en naar de N6. Nieuwe erfontsluitingen kunnen niet meer toegelaten worden; deze voorwaarde moet uitdrukkelijk opgenomen in de bepalingen van woongebied.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
82/269
Dossier 388
d. Het KMO-lint langs de N6 op het grondgebied van Lot bevat doorgaans gebouwen met een bestemming grootschalige kleinhandel. Het gebied sluit aan op een concentratie van grootschalige winkels in SintPieters-Leeuw. Daarom is het aangewezen in dit gebied zowel de bestemming GRB als KH mogelijk te maken. e
e. De teksten bepalen dat perceel 413 (onder artikel A7.4) gebruikt wordt als tijdelijke parking voor het kasteel van Beersel. Dit is niet correct. Het terrein (een boomgaard) wordt enkel door het gemeentebestuur ingeschakeld als parking bij de jaarlijkse kasteelfeesten. De intentie bestaat om het pand te bestemmen als parkeerterrein bij het GEN-station, omwille van de hoge parkeerdruk van de werkpendelaars naar Brussel en de bezoekers van het kasteel. De gestelde norm van 100m² aan te leggen verharding is absoluut ontoereikend. Het terrein moet kunnen functioneren als volwaardig parkeerterrein, i.f.v. de bestaande openbaar vervoersvoorzieningen. f. Rondweg Lot. De dorpskern van de deelgemeente Lot wordt in sommige straten geconfronteerd met zware druk als gevolg van het doorgaand vrachtvervoer, en dus belastend voor de woonkwaliteit. De niet precieze cartografische aanduiding heeft geleid tot onrust, onbegrip en vele vragen. Gezien het ontbreken van een draagvlak kunnen enkel als mogelijk alternatief om de industriezones Heideveld en De Gijzelaar te ontsluiten, de N6 en Alsembergsesteenweg ingeschakeld worden. De dorpskern van Lot en in het bijzonder de stationsomgeving en Zennestraat moeten naar de toekomst gevrijwaard worden van druk auto- en vrachtverkeer. Een alternatief kan ook een ondertunneling zijn in het vak tussen rotonde Breedveld/Stationsstraat tot voorbij de rotonde Zennestraat/Huysmanslaan (Cogebi-ex Brec). Lot is reeds overbelast en doorsneden door tal van verkeersaders. g. Het deel van de Zennestraat gelegen tussen de Beerselsestraat en de rotonde ‘de Welkom’, aan de zijde van het Zittert mag enkel als woongebied ingevuld worden als er juridische zekerheid bestaat omtrent de realisatie van de omleidingsweg. h. De Zennebeemden moet niet als natuurgebied (art. A7.5) ingekleurd worden maar als BAG (art. A7.9). Anders kunnen deze akkers en weiden niet meer bemest worden conform het MAP en gaan de bestaande landbouwexploitaties teloor. Ze stellen voor dat naar analogie met de bestemmingscategorie agrarisch gebied (A7.4) een overdruk natuurverweving kan worden voorzien. In dat geval moet identiek aan A7.4.8 een bijkomend subartikel onder artikel A7.9 worden ingevoegd. Ook het natuurgebied langs de Beerselsestraat, tussen de A. Denystraat en rotonde ‘Welkom’ moet om dezelfde reden als BAG worden bestemd. i. In woongebieden is het aantal bouwlagen beperkt tot 2. Wanneer er een hellend dak met een helling de tussen 30° en 60° op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een 3 bouwlaag worden gerealiseerd. Ook binnen de contouren van een fictief zadeldak met een helling van 45° moet een derde bouwlaag zijn voorzien, af te werken met een plat dak om vooral hedendaagse architectuur te stimuleren. Inzake de berekening van het aantal bouwlagen wordt gevraagd dat de federatie verordening van Halle van toepassing blijft. 81a-i. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 80a-i. 82.
College van Burgemeester en Schepenen [B443], Gecoro Sint-Pieters-Leeuw [B446]
De nieuwe ontsluiting (art. 7.10), samen met de ontsluiting in het noorden van de Zuidelijke kanaalzone is van cruciaal belang voor de oplossing van het mobiliteitsprobleem (vooral vrachtverkeer) in de omgeving, en dit ter ontlasting van de Bergensesteenweg en verbetering van de leefbaarheid van het gebied. Deze ontsluitingen moeten dan ook prioritair gerealiseerd worden. 82. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 83.
Waterwegen en Zeekanaal nv [B10]
Ze wensen het gebied 06 Brucom/Zenneveld te ontwikkelen als watergebonden bedrijventerrein. Dit agrarisch gebied sluit aan bij gebied 04ZK-3 (buiten de contour van het VSGB maar aangeduid als zoekzone).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
83/269
Dossier 388
Voor de ontwikkeling moet een ontsluitingsweg worden voorzien. In het plan-MER werd tracé 08 (T08) naar voor geschoven waarbij het verkeer wordt geleid via een parallelweg aan het kanaal naar de Alsembergse steenweg naar de R0. Ze vragen een uitbreiding van Brucom/Zenneveld met gebied 06 (Lotbeek West) en motiveren deze uitbreiding als volgt: (1) Momenteel bestaat reeds een goedgekeurd BPA ‘Zenneveld’ t.h.v. de site dat watergebonden bedrijvigheid oplegt. Het BPA voorziet ook reeds de aanleg van een parallelweg naar de brug/sluis van Lot die via het nieuw aan te leggen tracé t03 naar de R0 wordt geleid. Hieronder worden noch de Alsembergsesteenweg, noch de A6 verder belast. (2) De terreinen binnen gebied 06 zijn reed in beheer door W&Z. (3) De site ligt op linkeroever beduidend lager dan het maaiveld op de rechteroever. Het open zicht vanaf linkeroever wordt nu dus reeds belemmerd door de kanaaldijk. In die zin is de open ruimte corridor over het kanaal op papier wel aanwezig, maar op terrein is die niet waar te nemen. (4) Daarnaast loopt het ontsluitingstracé voor de mogelijke uitbreiding van de site Zenneveld parallel aan het kanaal, om ter hoogte van Lot aansluiting te vinden op het ontsluitingstracé rond de kern van Lot. Daar de ontsluitingsweg van de site Zenneveld op die manier gebundeld kan worden met het kanaal, zal de lineariteit van de reeds aanwezige infrastructuurbundel worden versterkt. Hierdoor zal de interferentie met de beoogde open ruimte corridor ter hoogte van Lot beperkt zijn en zal de versnippering van de bestaande groenwaarden beperkt blijven. Bovendien hoeft hierdoor de site Zenneveld niet meer ontsloten te worden via de Alsembergsesteenweg. Een ontsluiting via de Alsembergsesteenweg druist in tegen de verkeerskundige taakstelling van deze weg. De aanleg van tracé 08 kan bovendien aansluiten bij de aanzet van wegenis richting sluis van Lot, voorzien in het reeds goedgekeurd BPA Zenneveld. 83. Vlacoro kan dit bezwaar niet ondersteunen. Ze verwijst verder naar haar standpunt 107a-i. 84.
Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
a. Ze vragen art. A7.4.7 en art. A7.6.5 te schrappen. De formulering gaat zo ver dat het lijkt dat alle maatregelen om landbouwgrond aan te spreken voor water voortaan zal kunnen zonder vergunning of zonder enige vergoeding voor de gebruiker en de eigenaar. Ze verwijzen ook naar de argumentatie bij A0.1.1 en A0.1.2. b. Voor de Zennebeemden (art. A7.5) wordt 50ha actief uitgebate landbouwpercelen omgezet naar een groene bestemming. Dit is totaal niet zinvol. Er bestaat al een brede buffer van groen langs de waterloop. Het MAP-meetpunt heeft daar altijd al heel lage waarden opgetekend voor fosfaat en nitraat. Ze vragen het behoud van de agrarische bestemming. c. De plannen voor een ring rond Lot (art. A7.10) zorgen niet alleen voor een aanzienlijk verlies van landbouwgrond maar doen zelfs een landbouwzetel verloren gaan. De inplanting van de ring moet zoveel mogelijk aaneengesloten ruimte vrijwaren en er is ook opnieuw een flankerend beleid gewenst zodat de realisatie van deze plannen een minimale impact hebben op de landbouwstructuur. d. Voor de groene gordel rond Lot (art. A7.6 en A7.5) moet in de delen waar professionele landbouw actief is, een agrarische bestemming komen. Landbouw kan perfect als open buffer fungeren waardoor een bestemming als bouwvrij agrarisch gebied hier bijgevolg meer op zijn plaats is. Men zou hier beter een agrarische bestemming geven en de oorspronkelijke natuurbestemming rond de waterloop (zoals nu op het gewestplan aangeduid) behouden. 84a. Vlacoro verwijst naar haar bemerkingen bij het bolletjesconcept voor water (cf. standpunt 7h). Vlacoro vraagt dat in de stedenbouwkundige voorschriften volgende passage geschrapt wordt in art. 7.4.7 en 7.6.5: ‘De in artikel A7.4.1 tot A7.4.7 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen’. Vlacoro vraagt volgende toevoeging aan het artikel: ‘Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten: - het behoud en herstel van …’. Vlacoro adviseert om deze wijziging door te voeren in alle stedenbouwkundige voorschriften voor agrarisch gebied en natuurgebied in het VSGB (o.a. artikels B1.1.2, B1.2.6, B1.4.4, B6.1.6, B7.1.6, B7.2.5, B8.1.2, B8.2.6, B8.6.5, B9.3.5, B9.4.2, B9.5.6). 84b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 80i. 84c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 84d. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 80b en 80i.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
84/269
Dossier 388
85.
Boerenbond Beersel [B225]
a. Ze gaan niet akkoord met de omzetting van een grote oppervlakte landschappelijk waardevol agrarisch gebied in de Zennebeemden naar een groene bestemming (art. 7.5, natuurgebied). In de Zennebeemden bevinden zich meer dan 50ha actief uitgebate landbouwpercelen. Daarom moeten de percelen waarop landbouw nog actief is hun agrarische bestemming behouden. Het gaat over een groot deel weiden maar evengoed akkers. De grote inname van agrarisch gronden voor natuur is hier weinig te verantwoorden aangezien er al een brede groene bestemming langs de waterloop bestaat. Bovendien ligt in deze zone ook een MAP-meetpunt dat de invloed van landbouw op de oppervlaktewaterkwaliteit meet. Deze metingen liggen steeds onder de nitraatnorm van 50mg NO3-/l. De omzetting naar bijkomende groengebieden heeft hier geen zin. b. De plannen voor een ring rond Lot zorgen voor een aanzienlijk verlies van landbouwgrond en doen een landbouwbedrijfszetel verloren gaan. Als sector verliezen ze dus op verschillende vlakken. De beschikbare gronden moeten ze kunnen behouden om te blijven voldoen aan de steeds strenger wordende bemestingsnormen, anderzijds verliezen ze een bedrijfszetel. Bestaande bedrijfszetels moeten beschikbaar blijven aangezien het steeds moeilijker (of bijna onmogelijk wordt) nog een nieuwe inplanting te realiseren in de open ruimte. Opnieuw is hier flankerend beleid gewenst zodat de realisatie van deze plannen een minimale impact heeft op de landbouwstructuur. 85a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 80i. 85b. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 12a en 107a-i. 86.
Bezwaarindiener [B231]
a. Ze hebben bezwaar tegen de artikels GO (art. A7.6), AG (art. A7.4), GRB (art. A7.8), BAG (art. A7.9) en omleidingsweg (art. A7.10). De aanleg van de weg zal ook de aanleg vergen van bestaande wegen en rotondes. Zeer ingrijpende infrastructuurwerken zijn noodzakelijk. De geplande weg zal landbouwgebied (akkers en weiland) die ze als eigenaar of pachter exploiteren, doorsnijden en versnipperen. Het zal de exploitatie van het bedrijf bemoeilijken en minder rendabel maken. Ze verliezen ruimte aan de weg. Maar bovendien zal de aanleg van de weg ook langdurig hinder veroorzaken voor de resterende percelen. Ze dreigen bovendien hun exploitatie te zien inkrimpen door de inkleuring van landbouwgebied in de zone GRB (art. A7.8) als zoekzone voor bedrijventerrein. b. De ontsluitingsweg zal uit omliggende gemeenten en vanaf andere grote verkeersassen bijkomend verkeer aantrekken. Ze wijzen op de huidige verkeersdruk. Ze maken zich bovendien ernstig zorgen over de bereikbaarheid en toegankelijkheid van hun bedrijf (binnen AG art. A7.4) indien de ontsluitingsweg effectief wordt aangelegd, temeer daar het uiteindelijk tracé nog niet vastligt. 86a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 12a en 107a-i. 87.
Agentschap voor Natuur en Bos [B77]
a. De ontsluitingswegen voor de ambachtelijke zones rond Lot (art. A7.10) worden symbolisch weergegeven via een aparte overdruk. Het voorschrift voor de ontsluitingswegen is echter zo ruim dat hier heel wat ruimtebeslag kan verwacht worden, wat de onderliggende open ruimte bestemmingen sterk uitholt. b. Voor de bedrijvenzone Heideveld wordt rondom de Zenne een volledige zone voor watergebonden bedrijvigheid ingetekend, die totaal niet ingevuld is of kan worden. De geplande invulling zal de loop van de Zenne geheel insluiten en haar natuurlijk karakter ontnemen. Dit is totaal niet op een degelijke manier te ontsluiten en kan op termijn beter gesaneerd worden en ingeschakeld als open ruimtegebied met bijzondere aandacht naar waterberging. 87a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 87b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 88. Voka [B159]
a. Het ontwerp RUP herbestemt een bestaand (regionaal) bedrijventerrein naar gemengd open ruimtegebied (art. A7.6) met een wegtracé en naar woongebied (art. A7.2). Ze hebben grote vragen bij de rechtszekerheid van de getroffen bestaande en vergunde bedrijven.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
85/269
Dossier 388
Deze bedrijven ondergaan immers een herbestemming zonder dat voorzien wordt in overgangsbepalingen of een onteigeningsplan. Het gaat onder meer over het bedrijf gelegen tussen de kern Lot en het industrieterrein Breedveld. Het bedrijf beschikt over de vereiste stedenbouwkundige en milieuvergunningen. Het herbestemmen tot gemengd open ruimtegebied, met indicatieve aanduiding van het tracé van de ringweg om Lot, maakt het desbetreffende bedrijf met één pennentrek zonevreemd, wat de toekomst van het bedrijf zeer zwaar hypothekeert. b. Het plan-MER (figuur 2.3.a5) toont aan dat het bedrijventerrein werd ingekleurd als bestaand bedrijventerrein, waarbij de achterliggende gronden werden weerhouden als zoekzone voor het inplanten van bijkomende bedrijvigheid en het mogelijke tracé voor de ringweg tussen de gebouwen van het bewuste bedrijf en Siemens doorliep. Deze figuur en de toelichtingsnota blijken niet te stroken met het grafisch plan van het ontwerp RUP. De optie uit het plan-MER moet behouden worden en er moet voorzien worden in een onteigeningsplan. Er moet nagedacht worden over een aangepast wegtracé, waardoor het bestaande, vergund bedrijf minder getroffen wordt. c. Het ontwerp RUP voorziet in een bedrijventerrein bestemd voor bedrijven met watergebonden karakter. Het watergebonden karakter bestaat uit het gebruik van de waterweg voor het vervoer van een substantiële hoeveelheid basisgrondstoffen en/of (half) afgewerkte producten of uit het gebruik van het water als onderdeel van het productieproces. Ze steunen de visie dat de bestaande niet-watergebonden activiteiten behouden kunnen blijven en eventueel uitbreiden voor zover ze de goede inrichting en exploitatie van het watergebonden bedrijventerrein niet in het gedrang brengen. 88a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 88c. Artikel 7.13.1 voorziet inderdaad dat de bestaande niet-watergebonden activiteiten behouden kunnen blijven en eventueel uitbreiden voor zover ze de goede inrichting en exploitatie van het watergebonden bedrijventerrein niet in het gedrang brengen. 89.
Colruyt Group nv [B224]
a. De omleiding rond Lot houdt geen rekening met de behoeften van de bestaande bedrijven op het bedrijventerrein Laekebeek. De bestaande personeelsparking voor de hallen 1,2 en 3, Jozef Huysmanslaan 53, waarbij een vennootschap van de groep Colruyt huurder is van hal 2, wordt volledig gesupprimeerd. Ze gaan hiermee niet akkoord. Het omvormen van de woningen en terrein Albert Denystraat 103-105 naar GRB (art. A7.8) betekent geen uitbreiding van het bedrijventerrein Laekebeek aan de zuidkant, doch slechts een aanvulling die economisch gezien weinig zal opleveren. De industriezone Laekebeek wordt beter de ontsloten langs het 2 gedeelte van de Hemelstraat, voorbij de woonzone op het grondgebied Sint-PietersLeeuw, naar de brug aan het dienstencentrum langs de E19/R0. Het zwaar verkeer van en naar het waterzuiveringsstation kan best langs deze nieuwe ontsluiting geleid worden. b. De industriezone Laekebeek moet langs de oostelijke zijde kunnen uitgebreid worden vanaf de Albert Denystraat 127 langs het gedeelte tussen het bestaand bedrijventerrein en de waterzuiveringsinstallatie gelegen in art. A7-11 tot het gedeelte Hemelstraat waar geen woningen voorkomen en aansluitend op het dienstencentrum Ruisbroek/Drogenbos op de E19/R0 (luchtfoto werd bij bezwaar toegevoegd). Mits het voorzien van een voldoende brede groenbuffer betekent deze uitbreiding van het bestaand industrieterrein weinig impact voor de bestaande woningen en voor de Zennemeander. Deze beperkte uitbreiding situeert zich immers al in een gebied dat doorsneden is door talrijke infrastructuren zoals kanaal, spoorweg, hoogspanningsmasten en E19/R0. De nieuwe ontsluitingsweg (cf. punt a) kan perfect in dit uitbreidingsgebied voorzien worden. c. Tussen de woningen aan zuidwestelijke zijde en Fraxicor en de woningen aan noordoostelijke zijde liggen terreinen met bestemming natuurgebied (art. A7.5) en BAG (art.7-9). Het bedrijf Fraxicor produceert hernieuwbare energie en warmte. Om de warmte efficiënt te benutten moet het mogelijk zijn aan beide zijkanten van het bedrijf (dat zelf geen deel uitmaakt van het plangebied), para-agrarische activiteiten te ontwikkelen (zoals aquacultuur). d. Watergebonden activiteit. Bedrijven gevestigd tussen de Zenne en de spoorweg, die niet verbonden zijn aan bedrijven tussen het kanaal en de Zenne, hebben geen rechtstreekse toegang tot het kanaal. Bijgevolg is het voor deze bedrijven niet verantwoord om de bestemming watergebonden activiteiten op te leggen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
86/269
Dossier 388
Een vennootschap van de groep Colruyt heeft een akkoord tot aankoop van eigendom tussen de Zenne en de spoorweg, uitgaand van de huidige bestemming volgens het BPA Heideveld-De Gijzelaar. Indien de bestemming ingeperkt wordt tot de bestemming voorzien in het ontwerp RUP, kunnen zij hun doelstelling niet meer realiseren en lijden zij economische schade. e. Het gebied ten zuiden van Laeklinde, op de linkeroever van het kanaal Brussel-Charleroi heeft als nieuwe bestemming agrarisch gebied (art. A7.4.8) met uitzondering van enkele beperkte gebieden. Binnen een strook van 250m parallel met de linkeroever van het kanaal moet in art. A7.4.6 toegevoegd worden: ‘Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van windturbines en de windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie toegelaten’. Ze verwijzen naar de de concessiecontracten voor percelen Beersel 5 afdeling sectie C nrs. 392, 394A, 431F en 431G en Sintde Pieters-Leeuw 3 afdeling sectie F nrs 407K en 405C. Daarnaast werd op basis van de huidige bestemming de een opstalcontract afgesloten op percelen te Sint-Pieters-Leeuw 3 afdeling sectie F nrs. 411, 412B en 413E. Indien de gevraagde aanpassing niet gerealiseerd wordt, lijden ze economische schade. f. Het gebied in Ruisbroek ten westen van het dienstencentrum Ruisbroek/Drogenbos krijgt als nieuwe bestemming BAG (art. 7.3). In dit gebied werd een opstalcontract voor windturbine op basis van de huidige bestemming agrarisch gebied afgesloten. Ook hier moet zoals in punt e uitdrukkelijk de mogelijkheid van windturbines als uitzondering voorzien worden. 89a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 89b,c. Vlacoro kan deze vraag niet ondersteunen en verwijst naar haar standpunten 80b en 80i. 89d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 88c. 89e. Artikels A7.4.6 en A7.4.9 voorzien bepalingen inzake windturbines. Vlacoro vraagt de ontwerper na te gaan in hoeverre windturbines in dit gebied mogelijk zijn in het kader van de omzendbrief betreffende het afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines (EME/2006/01-RO/2006/02)– voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Vlacoro vraagt de ontwerper de verordenende voorschriften consequent af te stemmen op deze omzendbrief. 89f. Vlacoro vermoedt dat de bezwaarindiener foutief verwijst naar art. A7.3 en verwijst verder naar haar standpunt 89e. 90.
Waterwegen en Zeekanaal nv [B10]
a. De stedenbouwkundige voorschriften voor de nieuw te ontwikkelen zones in woongebied (art. A7.2) moeten aangeven dat de ontsluiting van dit nieuwe woongebied niet langs jaagpaden kan gebeuren. De ontsluiting kan eventueel al op het grafisch plan worden aangegeven d.m.v. een symbolische aanduiding. b. Voor de woongebieden (deelgebieden B en C) die grenzen aan het Kanaal naar Charleroi wijzen ze op de toekomstige verbredings- en moderniseringsplannen voor het kanaal. De ontwikkeling van deze gebieden mag de verbreding van het kanaal niet ondermijnen. Een minimale bouwvrije reservatiezone van 20m vanaf de grens met het openbaar domein wordt best opgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften en wordt best planologisch verankerd d.m.v. de opname van een reservatiestrook op het grafisch plan. c. De percelen in het agrarisch gebied (art. A7.4) langs het kanaal zijn in beheer van W&Z. Ze stellen voor om het BPA Zenneveld in noordelijke richting uit te breiden. Hierdoor kan een nieuw volwaardig watergebonden bedrijventerrein gerealiseerd worden. Het huidig BPA Zenneveld voorziet nu reeds de aantakking van de wegenis met een noordelijke ontsluiting/uitbreiding van de site. Ze hebben in deze zone reeds concessies verleend voor de realisatie van windmolens (percelen 405c, 429c, 430c, 431f en 431g). De bouw van windmolens dient binnen de huidige bestemmingsvoorschriften mogelijk te blijven. d. De ontsluiting van de site Heideveld verloopt via een weg in eigendom van de NMBS. De aansluiting van deze weg op de beoogde ringontsluiting rond Lot wordt zeer moeilijk bij de bouw van een nieuwe brug ter hoogte van de kern van Lot. De nieuwe brug is gepland bij de verbreding en modernisering van het kanaal.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
87/269
Dossier 388
e. Bij de voorschriften voor de watergebonden bedrijventerreinen (art. A7.13) benaderen ze de watergebondenheid van een site voornamelijk als vervoersplanologisch begrip. In die zin beschouwen ze het capteren van water voor het productieproces niet als ‘watergebonden’. Het is immers mogelijk in ieder subtype van de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’, zolang hiervoor toestemming bekomen wordt. Ze stellen voor om in art. A7.13 ‘het gebruik van water als deel van het productieproces’ te schrappen als onderdeel van een watergebonden karakter. f. Op percelen 394a en 392 (grondgebied Beersel/Lot) werd door W&Z reeds concessie verleend tot de bouw van windmolens. De bouw van windmolens moet mogelijk zijn binnen de bestemmingsvoorschriften van deze percelen. g. De fietsverbinding (art. A7.14 in toelichtingsnota en op plan 1 van de grafische plannen; art. A7.15 op plan 2 van de grafische plannen). De bouw van een nieuwe fietsbrug is erg problematisch omwille van de nabijheid van een bestaande oversteek van het kanaal (brug van Lot). Indien er gekozen wordt voor een brug moet deze ontworpen worden in functie van de toekomstige aanpassingen aan het kanaal. De stedenbouwkundige voorschriften moeten een minimale doorvaarthoogte van 7m garanderen. Bij het plaatsen van de bruggenhoofden moet men rekening houden met de verbreding van 20m langs linkeroever van het kanaal. De haalbaarheid van deze technische vereisten zijn binnen de huidige ruimtelijke context niet verzekerd. 90a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 90b,d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 17c. 90c. Vlacoro kan deze vraag niet ondersteunen en verwijst naar haar standpunten 80b en 80i. 90e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 73b. 90f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 89e. 90g. Vlacoro brengt de bemerkingen onder de aandacht van de ontwerper en verwijst verder naar haar standpunt 17c. 91.
Bezwaarindiener [B35]
Aannemingsmaatschappij CFE nv, eigenares of optredend als eigenares van de eigendommen van de vroegere Wolfabriek (site Cartonex) gelegen in de Albert Denystraat, deelgemeente Lot te Beersel tekenen bezwaar aan tegen de achterhaalde bestemming en verordenende voorschriften voor deze site. De betreffende percelen zijn het onderwerp geweest van een recent goedgekeurd BPA Wolfabriek Lot (definitieve goedkeuring gemeenteraad Beersel 29 september 2010). Het goedkeuringsbesluit wordt eerstdaags ondertekend door de minister van ruimtelijke ordening. Vermits het BPA met instemming van alle betrokken partijen, de provincie en de Afdeling RO Vlaams-Brabant werd opgesteld en definitief is goedgekeurd, is het voorkomen van dit gebied op het grafisch plan, kaartblad 1, een materiële vergissing. Ze vragen dan ook als eigenaar-ontwikkelaar dat het plangebied uit het RUP wordt gehaald. 91. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 80a. 92. Bezwaarindieners [B61]
Het bezwaarschrift betreft perceel 5d dat aan de Zenne grenst. Bezwaarindieners voegen plannen toe ter verduidelijking. Op het gewestplan is het perceel voor het grootste deel ingekleurd als landbouwgebied en voor een strook langsheen de Zenne als natuurzone. Het ontwerp RUP verandert het gedeelte landbouwgebied naar groen. Deze bestemmingswijziging ten nadele van de landbouwactiviteit zou mogelijk aanleiding kunnen geven tot gebruikersschade/kapitaalschade. Bezwaarindieners streven naar het behoud van de huidige bestemming. 92. Vlacoro kan deze vraag niet ondersteunen en verwijst naar haar standpunten 80b en 80i. 93.
Bezwaarindieners [B222], [B108]
Bezwaarindieners gaan niet akkoord met de omzetting van een grote oppervlakte landschappelijk waardevol agrarisch gebied in de Zennebeemden naar natuurgebied (art. 7.5). Deze gronden zijn van groot belang voor de bedrijfsvoering.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
88/269
Dossier 388
Voor de bedrijven komt respectievelijk 15ha [B222] en 25ha [B108] in een groene bestemming te liggen. Deze groene bestemming (met de beperkingen die eraan vasthangen) is onaanvaardbaar. De metingen in het MAP-meetpunt liggen steeds ver onder de nitraatnorm van 50mg NO3/l. Dit toont aan dat de omzetting naar bijkomende groengebieden hier geen zin heeft. Bezwaarindiener geeft mee om welke percelen het gaat. Bezwaarindieners vragen voor deze percelen de agrarische bestemming te behouden zodat de huidige landbouwexploitatie kan behouden blijven. 93. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 80i. 94.
Bezwaarindiener [B131]
Het bezwaar betreft perceel 5f, grenzend aan de Zenne. Op het gewestplan is dit perceel voor het grootste deel ingekleurd als landbouwgebied en voor een strook langsheen de Zenne als natuurzone. Het ontwerp RUP wil het deel landbouw veranderen naar groen. Deze bestemmingswijziging ten nadele van de landbouwactiviteit zou mogelijk aanleiding kunnen geven tot gebruikersschade/kapitaalschade. Bezwaarindiener vraagt het behoud van de huidige bestemming. 94. Vlacoro kan deze vraag niet ondersteunen en verwijst naar haar standpunten 80b en 80i. 95. Unizo Vlaams Brabant [B156]
a. Lot: aanleg ringweg. Ze verwijzen naar het verslag van de gemeenteraadszitting van Beersel van 7 april 2011. Ze pleiten ervoor om de meest logische oplossing te realiseren waarbij het verkeer van de zone Laakbeek (met een groot distributiecentrum) via de Hemelstraat, de Broekweg en de brug ter hoogte van het tankstation Ruisbroek naar de R0 wordt afgeleid. Dit complex is recent heraangelegd en is geschikt om de verbinding te realiseren. Het is niet aangetoond dat dergelijke aansluiting op de R0 verkeerstechnisch ondoenbaar zou zijn. Ze vragen aan de Vlaamse overheid deze mogelijkheid te onderzoeken, omdat dit zowel financieel als ruimtelijk veel minder ingrijpende gevolgen zal hebben dan de geplande ‘ringweg’. De verkeersdrukte, gegenereerd door de lokale zones is van een veel beperkter volume en beheersbaar zonder dure en ingrijpende infrastructuurwerken. De aanleg van een nieuwe ringweg beantwoordt niet aan een bewezen behoefte en is niet noodzakelijk. Via een korter, goedkoper en ruimtelijk minder ingrijpende aanpassing van infrastructuur, kan men extra zwaar verkeer van de industriezone Laakbeek naar de R0 brengen. Ze wijzen tevens op de noodzakelijk heraanleg van bestaande wegen en rotondes en de geplande doorsnijding van een landbouwgebied en schaarse natuurzones rond Lot. De nieuwe geplande ontsluitingsweg loopt tevens door overstromingsgebied. Het ontwerp RUP heeft hier geen rekening mee gehouden. b. Lot: Ze wijzen op de rechtszekerheid van de bedrijven en woningen die een herbestemming ondergaan zonder overgangsbepalingen en/of onteigeningsplan. Het gaat concreet om het bedrijf gelegen tussen de kern en het industrieterrein Breedveld, dat van industrieterrein herbestemd wordt naar ‘gemengd open ruimtegebied’ en het wegtracé voor de omleidingsweg Lot. Ze vragen ofwel een overgangsbepaling of een optimalisatie van het tracé, waarbij bestaande bedrijvigheid zo min mogelijk getroffen wordt (alternatief Hemelstraat-Broekweg-Tankstation-R0). 95a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 96.
Resoc Vlaams-Brabant [B161]
Er zijn vragen naar de rechtszekerheid voor bepaalde bedrijven en woningen die een herbestemming ondergaan zonder overgangsbepalingen erbij op te nemen en/of een onteigeningsplan. Het gaat onder meer over het bedrijf gelegen tussen de kern Lot en het industrieterrein Breedveld. De bestemming industriegebied wordt herbestemd naar gemengd open ruimtegebied (art. A.7.6) en omleidingsweg (art. A7.10). Deze omleidingsweg biedt zeker kansen om de leefbaarheid voor Lot te verbeteren door het realiseren van een verbeterde ontsluiting van de industrieterreinen en een aantal woonwijken en het ontlasten van de wegen door de woonkern. Ze vragen of het tracé niet kan worden geoptimaliseerd, waardoor de bestaande bedrijvigheid en bewoning minder wordt getroffen. 96. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
89/269
Dossier 388
97.
Departement Mobiliteit en Openbare Werken [A7]
De weg (art. A7.10) die aangeduid staat als vrachtas, is een dienstweg van de NMBS, en kan als dusdanig niet benut worden als vrachtas (quid veiligheidsvoorschriften spoor). Een aantakking op de Alsembergsesteenweg is niet in overeenstemming met de mobiliteitsvisie en mobiliteitsplannen van de gemeente en is ook niet wenselijk. 97. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 98.
Provincieraad Vlaams-Brabant [A9]
a. De gemeente Beersel heeft op 29/08/2010 het BPA Wolfabriek definitief vastgesteld. De deputatie gaf een gunstig advies voor de definitieve goedkeuring op 23/12/2010. Het ontwerp RUP neemt dit plangebied op met beperkingen naar het aantal bouwlagen (verschillend van de opties van het BPA) en bepaalt dat een provinciaal of gemeentelijk RUP het aantal bouwlagen naar maximaal vijf kan verhogen. Het ontwerp RUP zou het BPA vervangen. De provincie vraagt om het plangebied van het BPA uit de voorschriften te houden. b. Er zijn vragen naar de rechtszekerheid van bepaalde bedrijven en woningen die een herbestemming ondergaan zonder overgangsbepalingen en/of een onteigeningsplan. In cluster A7 gaat het onder meer over het bedrijf gelegen tussen de kern Lot en het industrieterrein Breedveld. Deze site is gelegen in industriegebied en wordt herbestemd naar 'gemengd open ruimtegebied' (art.A.7.6) en naar het wegtracé voor de omleidingsweg Lot. Ze stellen dat er ofwel een overgangsbepaling (c.q. onteigeningsplan) moet opgenomen worden bij behoud van het voorziene tracé, ofwel dat het tracé geoptimaliseerd wordt waarbij de bestaande bedrijvigheid en bewoning minder wordt getroffen. c. Het zuidelijk deel van het wegtracé rondom Lot en de uitbreiding van het industrieterrein Breedveld ligt in effectief overstrominggevoelig gebied. Een bijkomende verharding en bebouwing van het gebied zal effectief een impact hebben met een verhoging van het overstromingsrisico. Milderende maatregelen gaan enkel in op het gebruik van halfdoorlaatbare verhardingen, voor de rest wordt verwezen naar een verdere beoordeling bij de vergunningsverlenende overheid. Aangezien het realiseren van het wegtracé en de uitbreiding van het industrieterrein vrij cruciale ingrepen zijn, wensen ze duidelijkheid van het Vlaams Gewest inzake de uitvoerbaarheid van de opties. De provincie gaat ervan uit dat het Vlaams Gewest deze uitvoerbaarheid kan garanderen. Zo niet dreigt een plan opgemaakt te worden dat bij voorbaat niet realiseerbaar lijkt te zijn. 98a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 80a. 98b,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 99. POM Vlaams-Brabant [B140]
a. Er zijn vragen naar de rechtszekerheid van bepaalde bedrijven en woningen die een herbestemming ondergaan zonder overgangsbepalingen en/of een onteigeningsplan. Het gaat onder meer over het bedrijf gelegen tussen de kern Lot en het industrieterrein Breedveld. Deze site is gelegen in industriegebied en wordt herbestemd naar gemengd open ruimtegebied (art. A.7.6) en naar het wegtracé voor de omleidingsweg Lot. Ze stellen dat er ofwel een overgangsbepaling (c.q. onteigeningsplan) moet opgenomen worden bij behoud van het voorziene tracé, ofwel dat het tracé geoptimaliseerd wordt waarbij de bestaande bedrijvigheid en bewoning minder wordt getroffen. b. Het zuidelijk deel van het wegtracé rondom Lot en de uitbreiding van het industrieterrein Breedveld ligt in effectief overstrominggevoelig gebied. Een bijkomende verharding en bebouwing van het gebied zal effectief een impact hebben met een verhoging van het overstromingsrisico. Milderende maatregelen gaan enkel in op het gebruik van halfdoorlaatbare verhardingen, voor de rest wordt verwezen naar een verdere beoordeling bij de vergunningsverlenende overheid. Aangezien het realiseren van het wegtracé en de uitbreiding van het industrieterrein vrij cruciale ingrepen zijn, wensen ze duidelijkheid van het Vlaams Gewest inzake de uitvoerbaarheid van de opties. De provincie gaat ervan uit dat het Vlaams Gewest deze uitvoerbaarheid kan garanderen. Zo niet dreigt een plan opgemaakt te worden dat bij voorbaat niet realiseerbaar lijkt te zijn. 99a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
90/269
Dossier 388
100. ACV [B102]
a. Een betere ontsluiting van de bedrijventerreinen, het scheiden van vracht- en personenverkeer en het vermijden dat vrachtverkeer de dorpskern van Lot belast, is wenselijk. De omleidingsweg rond Lot biedt kansen om de leefbaarheid voor Lot te verbeteren door het realiseren van een verbeterde ontsluiting van de industrieterreinen en het ontlasten van de wegen door de woonkern. Ze vragen echter of het tracé niet kan worden geoptimaliseerd, waardoor de woonzones minder worden getroffen. Ze menen dat er een betere noordelijke ontsluitingsweg is dan de vooropgestelde. Een meer milieuvriendelijke oplossing bestaat er in het verkeer van de zone Laekebeek (met een groot distributiecentrum) hetzij rechtstreeks, hetzij via de Hemelstraat en vervolgens de brug ter hoogte van de parking/tankstation Ruisbroek op de R0 af te leiden. Dit complex is recent heraangelegd en aangepast voor de opvang van en als rustzone voor zwaar vrachtverkeer. Ze gaan ervan uit dat hierbij strenge veiligheidsvoorschriften zijn opgelegd en dat eventuele problemen die door nieuw verkeer vanuit de Lakebeekzone ontstaan, niet onoplosbaar zijn. Men kan er tevens voor zorgen (via een soort van sluis) dat deze rechtstreekse ontsluiting via de R0 enkel toegankelijk is voor vrachtwagens en aldus sluipverkeer vermijden. Deze ontsluiting via de R0 vermijdt een verdere aantasting van de woonbuurten. Dit biedt tevens de mogelijkheid om de zone Laekebeek deels verder uit te breiden in oostelijke richting (mits voorzien van een bufferzone langs de A. Denystraat). Deze optie, die eerder onderzocht werd maar niet weerhouden in het VSGB, moet heropgenomen worden. b. Het is niet opportuun om het bedrijventerrein Heideveld (art. A7.13) specifiek voor te behouden als watergebonden. Het terrein is niet ontsloten langs het kanaal. Ze ondersteunen de ontwikkeling van een volwaardige laad- en loskade. Er staat daarover niets in het ontwerp RUP. Het gebruik van de waterweg moet ondersteund en gestimuleerd worden, maar niet als exclusieve vereiste. Het is immers geen optie om de schaarse bedrijvenzones on(der)benut te laten. c. Het ontwikkelen van een volwaardige kade langsheen het kanaal zal waarschijnlijk gevolgen hebben voor het gebruik van het jaagpad op de rechteroever van het kanaal. Dit wordt nu veelvuldige gebruikt door fietsers. Ze ijveren ervoor om het gebruik van de jaagpaden als volwaardige fietsroutes vast te leggen in het ontwerp RUP. Nu is het enkel zo dat het jaagpad op de rechteroever kwalitatief ontwikkeld is. d. Ze hebben ook vragen bij de ontwikkeling van Heideveld (de gelijknamige straat langs het spoor) als volwaardige ontsluitingsweg, die ook het vrachtvervoer van de bedrijvenzone Stroppen (met vestigingen Colruyt en Kraft) in Halle ontsluiten. Heideveld is daarvoor te smal, tenzij verschillende bedrijven voor meerdere meters zouden onteigend worden voor de aanleg van een bredere weg. Indien Heideveld niet zou voldoen, kan mogelijks een tracé op de linkeroever van het kanaal tussen de Alsembergsesteenweg en de Stationsstraat gevonden worden; dit is echter wel ingrijpender naar de open ruimte. 100a,d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 100b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 88c. 100c. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper. 101. Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant [A14]
a. Ze pleiten er voor om het hele historische kasteeldomein van Calmeyn in Drogenbos op te nemen als CH-zone en parkgebied. Dus ook het deel met de landschappelijke vijver langsheen de Zenne. Het behoud van de erfgoedwaarden van het historische kasteeldomein van Calmeyn in Drogenbos is niet verzekerd. Dit vraagt een aanpassing van het voorschrift. b. In Drogenbos worden twee items van industrieel erfgoed van de IBE bedreigd door de bestemmingsmogelijkheden. Het ene is gelegen in industriegebied (GRB) en het andere in natuurgebied. Vermits beide items een beperkt aantal gebouwen omvat, lijkt een aanpassing haalbaar. 101a. Vlacoro ondersteunt dit bezwaar en vraagt de ontwerper de gevraagde aanpassingen te onderzoeken en desgevallend door te voeren. 101b. De toelichtingsnota merkt op dat in het ontwerp RUP diverse items aanwezig zijn van de vastgestelde Inventaris Bouwkundig Erfgoed (IBE). Diverse uitvoeringsbesluiten bepalen de gevolgen van een opname in deze inventaris (zie: http://inventaris.vioe.be/dibe/rechtsgevolgen). Het RUP verandert deze regeling niet. Vlacoro vraagt dat de voorschriften worden aangepast zodat ze de erfgoedwaarden vrijwaren en ondersteunen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
91/269
Dossier 388
102. Natuurpunt Beersel[B223]
a. Natuurpunt Beersel tekent bezwaar aan tegen de ringweg rond Lot om volgende redenen. b. Versnippering van de open ruimte. In de toelichtingsnota wordt gesteld dat het behoud van het open ruimtenetwerk essentieel is. De ganse ringweg snijdt door de open ruimte rond de kern van Lot en houdt geen enkel winstpunt in m.b.t. behoud van open ruimte, noch voor natuur, noch voor landbouw, noch voor het landschapsbeeld. Het gaat in tegen de vooropgestelde beleidslijn. Op pag. 25 van de toelichtingsnota wordt gesteld dat ‘deze open ruimte niet mag aangesneden worden voor nieuwe infrastructuren’. c. Het N-deel van de ringweg loopt door overstromingsgevoelig gebied. Dit zal dus moeten opgehoogd worden. De toelichtingsnota (pag. 51) stelt dat de visuele hinder en de geluidsimpact van de ringweg ‘optimaal’ zal opgevangen worden door een ‘forse groenstructuur en een geluidsscherm’. Deze ingrepen zullen het open ruimtegevoel en de zichtas op de Zennevallei volledig wegnemen. Dit is in strijd met de toelichtingsnota (pag. 27 en pag.46) dat stelt dat de riviervalleien een ‘belangrijke drager zijn van de open ruimte gebieden en absolute bescherming verdienen’ en dat via het benutten van enkele kansen in de kern van Lot een ‘visuele en ecologische open ruimte verbinding kan ontstaan via de Zenne’. d. Het N-deel van de ringweg doorsnijdt het natuurgebied van de Zennemeander wat de huidige natuurwaarde vermindert en elke toekomstige natuurontwikkeling in dit gebied hypothekeert. e. De geplande aansluiting op afrit 19 van de R0 legt een hypotheek op de toekomstige herziening van de mobiliteit op de R0. f. De mobiliteit voor de bewoners van Lot wordt door de ringweg niet verbeterd maar verminderd: naar Alsemberg via Kerkhofstraat (extra kruispunt); naar Dworp via Lakenberg (extra kruispunt); naar Huizingen via G. Gezellestraat (extra kruispunt); naar E19 via rondpunt (mengen met zwaar verkeer); naar Bergense steenweg via rondpunt (tegenstroom zwaar verkeer). g. Het op en afritcomplex 19 van de R0 wordt ontdubbeld en wordt dus ingewikkeld en gevaarlijk. Door de lussen die de ringweg met zich meebrengt en de verlaagde mobiliteit zal het verkeer langer opgehouden worden in de woonomgeving van Lot wat een extra belasting veroorzaakt van uitlaatgassen, fijn stof en geluid. Voor de aansluiting van het Z-deel van de ringweg op het bestaand op- en afrittencomplex van de R0 zullen enkele huizen moeten verdwijnen. Dus onteigening, grote kosten en menselijk leed. h. Er zijn verschillen tussen het tracé van de ringweg op de MER-kaart en op de kaart bij de toelichtingsnota. i. Er zijn voor de ontsluiting van de industriezones rond Lot betere oplossingen te bedenken: zonder verdere versnippering van de open ruimte, zonder teloorgang van landbouwgebied, met een betere mobiliteit voor de inwoners van Lot, zonder gevaarlijke situaties op kruispunten en op- en afrit van R0. j. Artikel A7.4.6 stelt: ‘voor zover … windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie…’. Het feit dat hernieuwbaar hier tussen haakjes staat houdt in dat energieproductie vergunbaar is, ook al is deze niet hernieuwbaar. De vraag is dan ook aan welke installaties gedacht wordt. Deze bepaling is erg vergaand voor een ‘absoluut te beschermen open ruimte gebied’. k. Gezien de actuele goede resultaten van het MAP meetpunt in dat gebied en de zware gevolgen die een dergelijke wijziging zou inhouden voor de betrokken landbouwers stellen ze in de Zennebeemden voor om de bestemming agrarisch gebied te behouden met overdruk natuur zodat beide functies in stand gehouden worden. 102a-j. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 102k. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 80i. 103. Warehouse and Industrial Properties nv [B132]
a. Bezwaarindiener is eigenaar van het onroerend goed gelegen te Lot, J. Huysmanslaan 50-52 (perceel 254/2 F2 met een oppervlakte van 57.175m². Dit onroerend goed is volgens het gewestplan gelegen in industriegebied. Volgens het BPA Industriezone Laekebeek heeft het de bestemming ‘zone voor distributie, opslag en logistieke bedrijven’. In overeenstemming hiermee wordt het goed gebruikt als logistiek centrum. Er zijn 3 opslaggebouwen op gebouwd.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
92/269
Dossier 388
Op 3 februari 2010 werd door de gemeente Beersel een stedenbouwkundige vergunning afgeleverd voor het renoveren van de parking. Het ontwerp RUP bestemt deze gronden tot gemengd regionaal bedrijventerrein (art. A7.8) en gemengd open ruimtegebied (art. A7.6). Deze gronden worden gebruikt als parking en als manoeuvreerruimte voor vrachtwagens. Ze wijzen er op dat 2 van de opslaggebouwen zijn verhuurd. Het bezwaarschrift geldt ook voor de rechten van de huurders. b. De bestemming gemengd open ruimtegebied is in strijd met het vergunde gebruik. Deze bestemming is op deze plaats zinloos en niet redelijk verantwoordbaar. Ze wordt door het ontwerp zelf tegengesproken, door het voorzien van een ontsluitingsweg. Het nu voorziene buffergroen volstaat als eventuele buffer. De verharde ruimte tussen de opslaggebouwen en de openbare weg, maakt een essentieel deel uit van het bestaande logistieke complex. Zonder de toegang, manoeuvreerruimte en parking is het logistiekindustriële gebruik van deze gebouwen niet mogelijk. Het RUP moet een uitzondering maken voor het bestaande vergunde gebruik van de betrokken gronden. Ook het op de hoek van de J. Huysmanslaan en de Zennestraat gelegen perceel heeft geen redelijk denkbare functie als open ruimte. Mits de toegangsfunctie van dit deel van het perceel wordt behouden, moet het verder in aanmerking komen voor bebouwing. c. Het ontwerp RUP voorziet de mogelijkheid van de aanleg van een weg over de eigendom, parallel met de Zennestraat. Hierdoor zal de noodzakelijke ruimte voor manoeuvreren en parking wegvallen en zal ook de toegang tot de opslaggebouwen onmogelijk of minstens bemoeilijkt worden. Het zal het verdere gebruik van de opslaggebouwen onmogelijk maken. Het is niet verantwoord onmiddellijk naast de Zennestraat een tweede openbare weg aan te leggen (waarbij de bewoning aan de Zennestraat tussen 2 wegen komt te liggen), waar via de Zennestraat zelf de nodige ontsluiting kan geschieden. 103a-c. Vlacoro ondersteunt de inkleuring van deze zone als gemengd open ruimtegebied (artikel A7.6) gericht op het realiseren van een buffer tussen de woonkern van Lot en de bedrijvenzone. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 107a-i. 104. Funico International nv [B194]
a. Het bezwaarschrift geeft een uitvoerige situering van het bedrijf. Het betreft een Belgische groep van bedrijven actief in de productie en verkoop van lijkkisten. Naast operationele vennootschappen maakt ook de nv FSB deel uit van deze structuur. Het patrimonium bevindt zich aan de Molenstraat 55 te Beersel. Het bedrijfsterrein ligt in de (geïndustrialiseerde) Zennevallei en is ingesloten tussen de R0 en de N6. De site ligt nabij de dorpskern van Lot en Huizingen in de industriezone Heideveld, omgeven door andere bedrijventerreinen. De huidige bestemming is industriegebied. Het bedrijf beschikt over de vereiste stedenbouwkundige- en milieuvergunningen. Volgens het BPA van 1998 is het terrein grotendeels gelegen in een bedrijvenzone met polyvalent karakter, deels in achteruitbouw. In het ontwerp RUP wordt de bestemming van industriegebied integraal omgezet naar gemengd open ruimtegebied (GO). Bovendien wordt op het perceel een overdruk voorzien voor de aanleg van de ‘omleidingsweg om Lot’. In het register van de percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn, is deze eigendom dan ook volledig opgenomen. b. Het bezwaarschrift omschrijft uitvoerig de ernstige (financiële) impact van deze herbestemming op de bedrijfsvoering, evenals de quasi onteigening bij gebrek aan onteigeningsplan en vergoeding. De kredietwaardigheid van het bedrijf wordt ernstig in het gedrang gebracht, wat een sterk negatieve impact heeft op de investeringscapaciteit en de toekomst van het bedrijf. De gronden zijn opgenomen in het register maar door de talrijke beperkingen die gesteld worden aan planschadeverordeningen, zal het bedrag veel lager liggen dan de actuele waarde. Bovendien is de planschadeprocedure tijdrovend en blijft het resultaat onzeker. Het ontwerp RUP bevat geen onteigeningsplan. Dit is niet ernstig en in strijd met artikel 16 van de Grondwet. De voorgestelde herbestemmingen hypothekeren de uitbouw van de onderneming. De aanleg van een dergelijke weg veronderstelt minstens een onteigening. Er is veel onzekerheid, onder meer door de symbolische aanduiding. Dit is in strijd met de rechtspraak van de Raad van State (o.a. RvS nr. 179.312 en nr. 197.616). Het CBS van Beersel erkent dat dit allerminst een rechtszekere oplossing is). c. Ze vragen het behoud van de onderneming in de juiste bestemmingszone, namelijk industriegebied. Ze verwijzen uitvoerig naar de totstandkoming van de gewestplannen. Indien het ontwerp RUP wordt uitgevoerd wordt bedrijf zonevreemd. Dit belemmert een kordate bedrijfsuitvoering.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
93/269
Dossier 388
d. Er is onvoldoende verantwoording voor de herbestemming tot GO-gebied. Ze wijzen op de materiële motiveringsplicht. Het is niet geheel duidelijk op grond van welke motieven de aanduiding als GO is gebeurd. Ze verwijzen uitvoerig naar de toelichtingsnota (pag. 41, 42, 121). Het bedrijfsterrein is volledig volgebouwd. De plannende overheid wil het wonen en de bedrijvigheid van elkaar scheiden door middel van een openbaar park of buffer. De meerwaarde van het bedrijfsterrein voor de open ruimte structuur is niet aangetoond. Er zijn geen specifieke of te beschermen natuurwaarden op het bedrijfsterrein. Ze verwijzen hieromtrent naar de boskartering, de BWK-kaarten. Ze besluiten dat industriegebied de enige logische en meest geschikte bestemming is voor dit gebied. e. De geplande herbestemmingen zijn niet gestoeld op opties uit het plan-MER. Ze verwijzen naar figuur 2.3a5 van het plan-MER en naar de toelichtingsnota (pag.51-52). Ze wijzen erop dat dit niet strookt met het grafisch plan van het ontwerp RUP. Ze vragen een aanpassing van het ontwerp RUP en het behoud van het initiële tracé zoals opgenomen in het plan-MER. Indien deze optie niet wordt weerhouden, vragen ze om het tracé indicatief aan te duiden langs de noordzijde van het bedrijfsgebouw (cf. kaart als bijlage bij het bezwaarschrift). Eventueel kan de ontsluitingsweg rechts van het bedrijfsgebouw voorzien worden. Deze voorstellen worden toegelicht met kaartmateriaal. f. Ze vragen uitdrukkelijk dat het bedrijfsterrein haar zone-eigen bestemming kan behouden en niet wordt omgezet naar een open ruimtebestemming en ze doen voorstellen tot aanpassing van het tracé van de ringweg. Het bezwaarschrift bevat tevens nog een schattingsverslag van 5 april 2006 en een persmededeling over het standpunt van het CBS van Beersel van 31 maart 2011. 104a-f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 105. Bezwaarindieners [B268 t.e.m. B412]
De bezwaarindieners formuleren één of meerdere van volgende bezwaren tegen de ringweg te Lot: a. De toelichtingsnota (paragraaf 3.1.2) stelt: ‘In het richtinggevend gedeelte is de selectie van het VSGB verklaard en de gemeenten opgesomd die er mogelijk deel van kunnen uitmaken. Een uitgebreid gebiedsspecifiek ontwikkelingsperspectief is toegekend aan het VSGB. Dit gaat uit van een voorzichtiger beleid dan in andere stedelijke gebieden. Volgende elementen vormen de basis voor een visie op het VSGB. Het behoud van het open ruimte netwerk is essentieel. De onbebouwde ruimte van het open ruimte netwerk moet maximaal worden gevrijwaard van aansnijding voor wonen, werken of nieuwe infrastructuren’. Het voorgestelde tracé van de ontsluitingswegen lopen door gemengd open gebied, door bouwvrij agrarisch gebied en door natuurgebied. De aanleg van deze ringbaan doet formeel afbreuk aan één van de belangrijkste richtinggevende elementen, die de basis vormen van de visie voor het VSGB. b. De deelgemeente Lot wordt nu al geconfronteerd met een zware overlast tengevolge van doorgaand zwaar vervoer. De belasting ervan voor de bewoners heeft de kwaliteit van het wonen sterk aangetast. De toelichtingsnota (pag. 122) stelt: ‘Om de huidige verkeersveiligheidsproblematiek aan te pakken worden de bedrijventerreinen ten noorden en ten zuiden van Lot voorzien van een verbeterde ontsluiting. De terreinen tussen de spoorlijn L 96/L1 en het kanaal worden ontsloten naar de Alsembergsesteenweg en de ring rond Lot via de verbrede heideveldstraat. Daarnaast wordt er een zuidelijke en noordelijke ring rond Lot voorzien zodat de terreinen Breedveld en Laekbeek vlot de op- en afrit 19 op de R0 kunnen bereiken. De watergebonden mogelijkheden van het bedrijventerrein Heidevel moeten beter benut worden’. Het is een foute inschatting om er van uit te gaan dat de oorzaak van de overlast alleen veroorzaakt wordt door de lokale industrieterreinen. De overlast is immers het gevolg van zwaar vrachtvervoer vanuit de gehele regio (Lot-Huizingen-Buizingen-Halle en Sint-Pieters-Leeuw). De ontsluiting van de lokale bedrijventerreinen geeft geen zekerheid voor de overlast voor de woongebieden in Lot. Het gehele mobiliteitsvraagstuk voor de ganse regio moet worden herzien en in rekening gebracht. c. De toelichtingsnota (pag. 123) stelt: ‘De nieuw aan te leggen ontsluitingswegen rond Lot worden aangeduid op het grafisch plan en krijgen een specifiek stedenbouwkundig voorschrift. De nieuw aan te leggen ontsluitingsweg wordt op voldoende afstand van de kern van Lot op het grafisch plan symbolisch aangeduid. Behalve waar dit moeilijk haalbaar is omwille van het aansluiten op bestaande infrastructuur wordt de nieuwe weg op minimum 50m van de percelen met woningen voorzien’. Het artikel A7.10 wordt symbolisch aangeduid en de omschrijving voor de aanleg van deze weg bevat enkele vage bepalingen inzake woonkwaliteit en behoud open ruimte. Dit verschaft de burger geen rechtszekerheid.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
94/269
Dossier 388
d. Tijdens het ontwerpend onderzoek werd de ontsluitingsweg als het meest haalbare tracé opgegeven. Omwille van de hoger vermelde argumenten is er in Lot geen aanvaardingsbereidheid voor dit voorstel. Bij de bewoners in de brede omgeving is er onzekerheid en daardoor onrust en scherpe kritiek op wat thans wordt voorgesteld. Een voor de hand liggend (bovengronds) tracé via de Stationswijk en de J. Huysmanslaan naar het rondpunt aan de Zennestraat en zo naar de oostelijke verbinding, verhoogt niet alleen de overlast voor deze wijk maar is onaanvaardbaar voor wat betreft de onveiligheid van de stationsbuurt (autobushaltes en aan- en afvoer van reizigers). Daarom pleiten ze voor een oplossing via een alternatieve doorgang voor het zwaar verkeer, die de overlast in de woonkernen wegneemt en waarbij de doorgang van zwaar vrachtvervoer door de Stationswijk, Huysmanslaan, Zennestraat ongedaan wordt gemaakt. Ze sluiten zich aan bij het besluit van de gemeenteraad van 7 april dat een alternatief voor de ringweg voorstelt en opteert voor een ondertunnelde oplossing voor het doorgaand verkeer naar de R0. e. Voor het zwaar vervoer van en naar het zuiveringsstation in de A. Denystraat is het aangewezen dat dit kan aansluiten op de oostelijke verbindingsweg die vanaf de Hemelstraat naar de R0 moet leiden. De doorgang van de A. Denystraat zou hierdoor aanzienlijk beperkt worden voor het zwaar verkeer, wat zeker een verbetering betekent voor de leefbaarheid van de inwoners van deze straat. f. Voor de woongebieden langs het kanaal Brussel-Charleroi (art. A7.2A/B/C) in Lot moeten specifieke voorwaarden opgelegd worden om deze te vrijwaren van overstromingsgevaar. Daar waar dit niet kan mag geen woongebied worden ingekleurd. Bestaande woningen in dit gebied moeten beschermd worden. Voor dit gebied moet een specifiek voorschrift opgesteld worden dat kadert in een integraal waterbeleid voor Zenne en Kanaal. g. Artikel A7.2.3 beperkt het aantal bouwlagen tot 2. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen de 30° en 60° op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een 3 bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruikten hoogte niet hoger is dan 4,50m. Er ontstaat evenwel een onduidelijkheid aangezien de tekst voorziet dat het toegelaten aantal bouwlagen: ‘door de gemeente of de provincie worden gewijzigde in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 5 bouwlagen’. Ze eisen dat de ste voorschriften van de randfederatie Halle, zijnde de beperking van het 1 paragraaf van artikel 7.2.3 zoals hierboven omschreven, onveranderlijk wordt aangehouden. 105a-e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 105f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 80b. 105g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 6h. 106. Bezwaarindieners [B3, B5, B9, B15, B18, B19, B23, B47, B48, B50, B52, B115, B126, B128, B153, B171,
B182, B185, B232, B233, B235 t.e.m. B264, B266, B267, B449, B469, B489 t.e.m. B700], Streekvereniging Zenne en Zoniën [B265] a. De bezwaarindieners vragen de schrapping van de ringweg in Lot. Aan de zuidwestelijke kant wordt de Heideveldstraat een volwaardige tweebaansweg. Dit kan enkel door onteigening van industriegebouwen en/of terreinen. Ze vragen naar het waarom van deze verbreding. Verder zuidelijk, op de grens van Beersel, Halle en Sint-Pieters-Leeuw komt de aansluiting naar de Alsembergsesteenweg, de Roggemanskaai waar zich nu de nieuwe brandweerkazerne van Halle bevindt, het industrieterrein Stroppen en de nieuwe rotonde van de Alsembergsesteenweg, Bergensesteenweg. Met deze verkeersoplossing (het zwaar verkeer naar de Alsembergsesteenweg sturen) ontstaat er een conflictsituatie bij het uitrijden van de hulpdiensten en de te verwachten files. Noordoostelijk stopt de ringweg rond Lot op de Huysmanslaan, waar geen verdere plannen voorzien zijn. b. De nieuwe ontsluitingsweg loopt aan de westelijke zijde pal in het overstromingsgebied van de Molenbeek, dat dus verder gebetonneerd wordt. De jongste tien jaar is het gebied drie maal overstroomd. Uit het ontwerp RUP blijkt niet dat daarmee (voldoende) rekening werd gehouden. c. De aanleg van de ontsluitingsweg vergt de heraanleg van bestaande wegen en rotondes evenals nieuwe aansluitingen op die ringweg. Zeer ingrijpende infrastructuurwerken zijn onvermijdelijk. d. De geplande weg doorsnijdt en versnipperd landbouwgebied en schaarse natuurzones rond Lot (met name de Laekenberg als landschapsbepalend element). Met de aanleg van de ontsluitingsweg wordt landbouwactiviteit waarschijnlijk zeer moeilijk en alleszins minder rendabel.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
95/269
Dossier 388
e. Voor alle inwoners van Lot betekent dit plan het verlies van open ruimte en bijkomende verkeerslast. Het aanzuigeffect van verkeer uit omliggende gemeenten en vanaf andere grote verkeersassen (Alsembergsesteenweg en Bergensesteenweg en vanaf de R0 in hoofdzaak) is onvoldoende onderzocht. In werkelijkheid wordt alle zware verkeer via de ontsluitingsweg naar het oprittencomplex nr. 19 Beersel-Lot van de R0 aangetrokken. Zo lijkt het of heel dit plan is opgesteld in functie van de industrieterreinen Stroppen, Heideveld, Zenneveld, Gijzeleer en Laekebeek zonder rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van landbouw, natuur, woonzones en vooral de inwoners van Lot zelf. Er is onvoldoende onderzocht of er op het grondgebied van de buurgemeenten geen maatregelen kunnen worden genomen die minder belastend zijn, waardoor het verkeer aan de bron wordt afgevoerd. f. Een meer milieuvriendelijke oplossing bestaat er in het verkeer van de zone Laekebeek (met een groot distributiecentrum) hetzij rechtstreeks, hetzij via de Hemelstraat en vervolgens de brug ter hoogte van de parking/tankstation Ruisbroek op de R0 af te leiden. Dit complex is recent heraangelegd en aangepast voor de opvang van en als rustzone voor zwaar vrachtverkeer. Ze gaan ervan uit dat hierbij strenge veiligheidsvoorschriften zijn opgelegd. Alleszins is het niet (voldoende) aangetoond dat een dergelijke aansluiting op de R0 verkeerstechnisch ondoenbaar zou zijn. g. De verkeersdrukte, gegenereerd door de lokale zones is van een veel beperkter volume en beheersbaar zonder dure en ingrijpende infrastructuurwerken. De aanleg van een nieuwe ringweg beantwoordt niet aan een bewezen behoefte. Het alternatief tracé t02/03-v (met tunnel onder spoorweg) dat de Vlaamse overheid zelf voorstelt is hier wel aangewezen. De geplande ontsluitingsweg is overbodig omdat alle zwaar verkeer op een voor de bewoners draaglijke manier kan worden afgeleid naar de R0. Een bezwaarindiener stelt voor om de oprit van Lot af te schaffen, of een parallelle strook aan te leggen zoals bij de wisselaar met de A12. h. Ze onderstrepen dat het bijzonder moeilijk is om nu al op een gemotiveerde wijze bezwaar in te dienen tegen de ontsluitingsweg: de opstellers van het ontwerp RUP hebben zich er namelijk toe beperkt om deze weg bij wijze van symbolische aanduiding op het grafische plan aan te brengen. Louter indicatieve aanduidingen gaan in tegen de rechtszekerheid waarop de burger in zijn verhouding tot de overheid mag rekenen. i. Wat de woonzones (art. A7.2) stellen ze vast dat het ontwerp RUP de mogelijkheid biedt om het aantal bouwlagen (in principe twee) op te trekken tot maximum vijf. Dit dreigt het bestaande uitzicht van Lot te vertekenen. Ze vragen de bouwhoogte in de nieuwe woongebieden in Lot te beperken tot twee lagen. j. Lot is de deelgemeente van Beersel die het minste groen heeft. De toelichtingsnota stelt dat het behoud van de open ruimte essentieel is en dat ruimtelijke ontwikkelingen rekening moeten houden met de draagkracht van de omgeving. De vrijwaring van de open ruimte zal onder meer gebeuren door de aanleg van een Zennepad. De sanering van de Cartonexsite is positief en zal hiertoe bijdragen. Verderop worden de recreatiegebruikers echter geconfronteerd met de werkelijkheid: verkeer, verkeer en nog eens verkeer. k. Bewaarindieners (B252 t.e.m. B267) wijzen er tevens op dat het landbouwgebied Zennebeemden het statuut natuurgebied (art. A7.5) met overdruk grote eenheid natuur (art. A7.5.3) krijgt. Het gebied moet terug het statuut BAG krijgen, met overdruk natuurverweving. Anders kunnen de akkers en weiden niet bemest worden volgens de normen van het MAP en zouden de bestaande landbouwexploitaties verloren gaan. Dit voorstel doet geen afbreuk aan de algemene ruimtevisie. 106h-i. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 106j. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 6h. 106k. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 80i. 107. Bezwaarindieners [B6, B154, B227, B454 t.e.m. B1176]
a. De bezwaarindieners vragen de schrapping van de ringweg in Lot. Ze formuleren één of meerdere van volgende bezwaren: b. Aan de zuidwestelijke kant wordt de Heideveldstraat een volwaardige tweebaansweg. Dit kan enkel door onteigening van industriegebouwen en/of terreinen. Ze vragen naar het waarom van deze verbreding.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
96/269
Dossier 388
Verder zuidelijk, op de grens van Beersel, Halle en Sint-Pieters-Leeuw komt de aansluiting naar de Alsembergsesteenweg, de Roggemanskaai waar zich nu de nieuwe brandweerkazerne van Halle bevindt, het industrieterrein Stroppen en de nieuwe rotonde van de Alsembergsesteenweg/Bergensesteenweg. Met deze verkeersoplossing – het zwaar verkeer naar de Alsembergsesteenweg sturen - ontstaat er een conflictsituatie bij het uitrijden van de hulpdiensten en de te verwachten files. Noordoostelijk stopt de ringweg rond Lot op de Huysmanslaan, waar geen verdere plannen voorzien zijn. c. De nieuwe ontsluitingsweg loopt aan de westelijke zijde pal in het overstromingsgebied van de Molenbeek, dat dus verder gebetonneerd wordt. De jongste tien jaar is het gebied drie maal overstroomd. Uit het ontwerp RUP blijkt niet dat daarmee (voldoende) rekening werd gehouden. Voor alle inwoners van Lot betekent dit plan het verlies van open ruimte en bijkomende verkeerslast. Het aanzuigeffect van verkeer uit omliggende gemeenten en vanaf andere grote verkeersassen (Alsembergsesteenweg en Bergensesteenweg en vanaf de R0 in hoofdzaak) is onvoldoende onderzocht. In werkelijkheid wordt alle zware verkeer via de ontsluitingsweg naar het oprittencomplex nr. 19 Beersel-Lot van de R0 aangetrokken. Zo lijkt het of heel dit plan is opgesteld in functie van de industrieterreinen Stroppen, Heideveld, Zenneveld, Gijzeleer en Laekebeek zonder rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van landbouw, natuur, woonzones en vooral de inwoners van Lot zelf. d. De aanleg van de ontsluitingsweg vergt de heraanleg van bestaande wegen en rotondes evenals nieuwe aansluitingen op die ringweg. Zeer ingrijpende infrastructuurwerken zijn onvermijdelijk. e. De geplande weg doorsnijdt en versnippert landbouwgebied en schaarse natuurzones rond Lot (o.a. Laekenberg). Westelijk wordt het laatste landbouwgebied opgedeeld. Oostelijk verliest een landbouwer een groot deel van zijn land. Compensatieregelingen bestaan, maar mensen zetten toch graag hun beroep voort. De aanleg van de ontsluiting zal dit zeer moeilijk en minder rendabel maken. Voor inwoners van Lot betekent het plan het verlies van open ruimte. Lot is de deelgemeente van Beersel die het minste groen heeft. De Vlaamse overheid zegt dat ze in het VSGB de groene ruimte wil verstevigen, onder meer met de aanleg van een Zennepad van Lembeek tot Drogenbos. Daarin ligt Lot centraal. Met de sanering van de Cartonexsite wordt in Lot een deel van die Zennepadwandeling realiseerbaar. Honderd meter verderop worden recreatiegebruikers echter geconfronteerd met de werkelijkheid: verkeer en nog eens verkeer. De ringweg rond Lot zal dit erger maken. f. Er is onvoldoende onderzocht of er op het grondgebied van de buurgemeenten geen maatregelen kunnen worden genomen die minder belastend zijn, waardoor het verkeer aan de bron wordt afgevoerd. g. Alternatief tracé. Een meer milieuvriendelijke oplossing bestaat er in het verkeer van de zone Laekebeek (met een groot distributiecentrum) hetzij rechtstreeks, hetzij via de Hemelstraat en vervolgens de brug ter hoogte van de parking/tankstation Ruisbroek op de R0 af te leiden. Dit complex is recent heraangelegd en aangepast voor de opvang van en als rustzone voor zwaar vrachtverkeer. Ze gaan ervan uit dat hierbij strenge veiligheidsvoorschriften zijn opgelegd. Alleszins is het niet (voldoende) aangetoond dat een dergelijke aansluiting op de R0 verkeerstechnisch ondoenbaar zou zijn. De verkeersdrukte, gegenereerd door de lokale zones is van een veel beperkter volume en beheersbaar zonder dure en ingrijpende infrastructuurwerken. De aanleg van een nieuwe ringweg beantwoordt niet aan een bewezen behoefte. Het alternatief tracé t02/03-v (met tunnel onder spoorweg) dat de Vlaamse overheid zelf voorstelt is hier wel aangewezen. De geplande ontsluitingsweg is overbodig omdat alle zwaar verkeer op een voor de bewoners draaglijke manier kan worden afgeleid naar de R0. Een bezwaarindiener [469] stelt voor om de oprit van Lot af te schaffen, of een parallelle strook aan te leggen zoals bij de wisselaar met de A12. h. Ze onderstrepen dat het bijzonder moeilijk is om nu reeds op een gemotiveerde wijze bezwaar in te dienen tegen de ontsluitingsweg: de opstellers van het ontwerp RUP hebben zich er namelijk toe beperkt om deze weg bij wijze van symbolische aanduiding op het grafische plan aan te brengen. Louter indicatieve aanduidingen gaan in tegen de rechtszekerheid waarop de burger in zijn verhouding tot de overheid mag rekenen. i. Het landbouwgebied dat doorkruist wordt door deze weg is de enige groene buffer dat Lot nog heeft nadat het volledig is ingepalmd door de verschillende sites van de groep Colruyt richting Ruisbroek en Siemens richting Huizingen. j. Ze tekenen bezwaar aan tegen de hoogte van vijf verdiepingen. Dit moet, zoals in heel de gemeente, beperkt worden twee verdiepingen. Ze vragen de Vlaamse overheid dit deel van het plan aan te passen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
97/269
Dossier 388
107a-i. Artikel A7.10 voorziet met een symbolische aanduiding in een omleidingsweg rond Lot. De toelichtingsnota stelt dat de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg op voldoende afstand van de kern van Lot op het grafisch plan wordt aangeduid. Behalve waar dit moeilijk haalbaar is omwille van het aansluiten op bestaande infrastructuur wordt de nieuwe weg op minimum 50 meter van de percelen met woningen voorzien. Vlacoro stelt vast dat het ontwerp RUP onvoldoende antwoord biedt op de ontsluitingsproblematiek van deze zone. De symbolische aanduiding leidt tot heel wat vragen en onzekerheden. Het ruim aantal bezwaren toont bovendien aan dat het voorgestelde tracé onvoldoende antwoord biedt voor de huidige mobiliteitsproblematiek. Ze verwijst tevens naar het negatief advies van de gemeente. Ze vraagt dat in het ontwerp RUP een duidelijk tracé wordt aangeduid en dat er een antwoord wordt geformuleerd op de mobiliteitsproblematiek voor deze zone. De diverse alternatieven moeten opnieuw worden onderzocht binnen een ruimer kader, waarin ook het vrijwaren en het versterken van de woonomgeving van Buizingen en Sint-Pieters-Leeuw wordt bekeken. 107j. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 6h. 108. Bezwaarindiener [B7]
a. Ze gaan niet akkoord met de ontsluitingsweg rond Lot zoals voorzien in artikel A7.10. De geplande weg doorsnijdt en versnippert uitsluitend landbouwgebied en de schaarse natuurzones rond Lot. Westelijk gaat men het laatste landbouwgebied nog eens opdelen, oostelijk verliest een landbouwer een groot deel van zijn land. Compensatiemaatregelen zijn niet bespreekbaar, men wil de groene zones en landbouwgebieden behouden. Jeugdvereniging Chiro Lot, gevestigd in de gebouwen van de Kloosterstraat zou te midden van deze ringweg komen te liggen. De gemeente plant een groene zone tot aan de Felix De Boecksite in Drogenbos, maar zal deze laten doorkruisen door een ringweg. b. De verkeerslast nam de laatste jaren voornamelijk toe door de uitbreiding van de Colruytgroep. De bestaande wegen en ronde punten leiden eronder en de gebouwen gelegen langs de Zennestraat trillen en beginnen barsten te vertoeven. De gemeente kan de straten en ronde punten nu al niet onderhouden, wat zal er gebeuren als er extra verkeerslast en uitbreiding van wegen en ronde punten plaatsvindt? c. Ze vragen zich af of het nodig is de ringweg aan te leggen en de industrie uit te breiden, wanneer het vroegere PVD/AMP, gelegen aan de Molenstraat al jaren leeg staat. Ook Siemens verhuurt delen van haar gebouw. De kistenmakers in de Molenstraat verhuizen en Decoma Belplas heeft weinig werkzekerheid doordat ze afhangen van het geteisterde Audi Vorst. Voor de leegstaande gebouwen van Iverlek is er pas na jaren een oplossing gevonden. Dit alles bewijst dat er aan die kant geen toekomst is voor de industrie in Lot. Waarom dan de aanleg van een ringweg? d. Men dient eerst te investeren in de huidige toestand in Lot. De Colruyt groep breidde uit, met enorme schade aan straten en ronde punten tot gevolg. Deze worden amper onderhouden of hersteld. De gemeente zou beter daaraan prioriteit geven, alsook aan het onderhoud van de voetpaden die er nu rampzalig bijliggen, de veiligheid rond de scholen, waar met enorme snelheden wordt voorbij gereden; de uitbreiding van de fietspaden en het verhogen van de verkeersveiligheid voor zwakke weggebruikers. e. Ze hebben het gevoel dat Lot de vuilbak van de gemeente Beersel is. Lot lijkt de gemeente die het meeste geld moet opbrengen, maar waar het minst in geïnvesteerd wordt. Er komen alleen sociale woningen en woonwijken bij en er wordt praktisch niets gedaan aan hangjongeren of vandalisme. f. Ze hopen dat de Colruyt groep in de toekomst gebruik kan maken van de Hemelstraat en de brug over de E19 aan de AC in Ruisbroek om zo hun industriegebied te bereiken. Daar zijn geen bewoners die last hebben van het zware verkeer. Tijdens de spits zijn er nu te veel opstoppingen in en rond Lot. 108a-f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 109. Bezwaarindieners [B14]
a. Bezwaarindieners zijn tegen het verder verdichten van de bedrijvensite Laekebeek en tegen de ontsluitingsweg via een ringweg rond Lot zoals voorzien in artikel A7.10. Ze hopen dat de Vlaamse Regering rekening zal houden met hun bezwaren bij het uittekenen van het definitieve plan voor Lot en op die manier toont dat het welzijn van haar inwoners primeert boven economische belangen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
98/269
Dossier 388
b. De plannen van het ontwerp RUP bevatten voor wat Lot betreft een contradictie. De geplande uitbreiding van de industrie rond het centrum van Lot (door de uitbreiding van industriezone Laekebeek) zal de verkeersdrukte (voornamelijk zwaar vrachtvervoer) die men uit Lot wil weren juist doen toenemen. c. Uitbreiding van de industriezone Laekebeek. De aanwezigheid van natuur is erg schaars geworden in Lot De Vlaamse overheid wil d.m.v. het ruimtelijk structuurplan de open ruimte bewaren en de groene gordel rond Brussel verstevigen, maar dit wordt niet in de plannen vertaald. Door de geplande uitbreiding van de industriezone Laekebeek zal de omliggende landbouw- en natuur nog verder worden weggedrukt. De uitbreiding van de bedrijvenzone Laekebeek zal ervoor zorgen dat de woningen (waaronder die van bezwaarindieners) volledig door industrie ingesloten zullen worden, met name door de huidige Fraxicor-site en de potentieel toekomstige bedrijvigheid vlakbij. Ze vrezen grote visuele- en geluidshinder, en verlies van een groene zone. De A. Denystraat is een recreatiezone in Lot, waar heel veel wandelaars en fietsers komen genieten van de natuur. De plannen van de eigenaars van het Roobaerthof om hun boerderij om te bouwen tot een educatieve hoeve zullen door de uitbreiding van industriezone Laekebeek in het gedrang komen. d. Ringweg rond Lot. Volgens het ontwerp RUP moet de ring rond Lot de bestaande industrieterreinen beter bereikbaar maken en het verkeer uit de dorpskern weren. Bezwaarindieners vrezen dat het tegengestelde bereikt zal worden en dat de nieuwe ontsluitingsweg meer en zwaarder vrachtvervoer en sluipverkeer (het aanzuigeffect van verkeer uit omliggende gemeenten en vanaf andere grote verkeersassen (Alsembergsesteenweg en Bergensesteenweg en vanaf de R0) zal aantrekken. In werkelijkheid wordt al het zware verkeer via de ontsluitingsweg naar het oprittencomplex nummer 19 Beersel-Lot van de R0 aangetrokken. Zo lijkt het of heel dit plan is opgesteld in functie van de industrieterreinen Stroppen, Heideveld, Zenneveld, Gijzeleer en Laekebeek zonder rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van landbouw, natuur, woonzones en vooral de inwoners van Lot zelf. Bovendien vergt de eventuele aanleg van de ontsluitingsweg ook de heraanleg van bestaande wegen en rotondes evenals nieuwe aansluitingen op die ringweg, wat ingrijpende infrastructuurwerken onvermijdelijk zullen maken. Meer visuele- en geluidshinder en het verlies van de schaarse open ruimte, landbouw- en natuurgebied, zal de leefkwaliteit van de Lottenaren dus absoluut niet ten goede komen. Deze drukke ontsluitingsweg zal, zoals nu op de plannen uitgetekend, vlak (misschien zelfs op 50m) naast hun huis lopen. e. Alternatieve oplossing ringweg om Lot. Bezwaarindieners kaarten het alternatief tracé voor de ontsluiting van de industrie met de R0. Dit bestaat erin om het verkeer van de zone Laekebeek (met een groot distributiecentrum) via de Hemelstraat in Ruisbroek en de brug ter hoogte van het TOTAL tankstation in Ruisbroek op de R0 af te leiden. Deze Hemelstraat is aangepast voor de opvang van zwaar vrachtverkeer, en ook het bestaande tankstationcomplex is recent heraangelegd en aangepast voor de opvang van en als rustzone voor zwaar vrachtverkeer. Ze gaan ervan uit dat hierbij strenge veiligheidsvoorschriften zijn opgelegd en dat eventuele problemen die door nieuw verkeer vanuit de Laekebeekzone ontstaan, niet onoplosbaar zijn. Aan westelijke zijde is de verkeersdrukte gegenereerd door de zones Gijzeleer, Heideveld en Zenneveld veel minder intens en dus beheersbaar zonder dure en ingrijpende infrastructuurwerken. De aanleg van de nieuwe ringweg beantwoordt er niet aan een bewezen behoefte. Het alternatief tracé t02/03-v (met tunnel onder spoorweg) dat de Vlaamse overheid zelf voorstelt is hier wel aangewezen. 109a-e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 110. Bezwaarindiener [B16]
Bezwaarindiener is bewoner van de Zennestraat te Lot. Het Colruyt-distributiecentrum voorziet momenteel in een dagelijkse in- en uitstroom van 450 zware vrachtwagens (het normaal verkeer niet meegerekend). Colruyt voorziet op deze locatie een uitbreiding van 35.000m² stokkeerruimte. Dit zal onvermijdelijk nog veel meer bedrijvigheid genereren in de Zennestraat. Ze vragen bij hoogdringendheid een ontsluitingsweg voor de Zennestraat die de huidige enorme overlast en het gebrek aan leefkwaliteit, teweeg gebracht door het intens en zwaar verkeer (geluidshinder, onveiligheidsgevoel, onaangepaste snelheden, regelmatige trillingen, emissie van uitlaatgassen, verkeersintensiteit) aanpakt. Ze zijn geen voorstander van de voorziene ringweg omdat er bijkomende kruispunten moeten worden gemaakt, evenals een bijkomende brug over de Zenne. Dit zal het totale kostenplaatje niet ten goede komen. Een alternatief zou zijn dat een uitweg wordt voorzien verderop naar Ruisbroek toe, via de Colruyt-gronden of de Hemelstraat aan de grens met Ruisbroek. Deze straat heeft reeds een rechtstreekse verbinding met de E19/R0 via de bestaande en thans niet-gebruikte brug aan het tankstation.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
99/269
Dossier 388
Dit betekent een drastische beperking van de kosten en baat voor iedereen. De Zennestraat mag absoluut niet meer dienen om zwaar en intens verkeer door te loodsen. Vóór de komst van de snelweg werd ze aangelegd op kosten van de familie Grugeon om de gronden er rond te kunnen verkavelen. De weginfrastructuur werd nooit aangepast en de ondergrond is zeer onstabiel waardoor er constant barsten en scheuren zijn in het asfalt. 110. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 111. Bezwaarindiener [B17]
a. Bezwaarindiener vraagt de schrapping van de omleiding rond Lot zoals voorzien in artikel A7.10. De nieuwe weg loopt pal door het overstromingsgebied van de Molenbeek. Hier vonden de laatste decennia ettelijke overstromingen plaats, wat normaal is voor een overstromingsgebied. Dit gebied opgeven en betonneren kan enkel inhouden dat toekomstige overstromingen niet langer door het overstromingsgebied kunnen opgevangen worden. Hoe heeft men hier rekening mee gehouden? b. De aanleg van een nieuwe weg zal ook tot gevolg hebben dat de aansluiting op bestaande wegen volledig moet herzien worden. Rotondes nemen veel plaats in, zeker daar het hier rotondes betreft voor de afhandeling van zwaar verkeer. In de huidige plannen heerst hieromtrent grote onduidelijkheid. Hoeveel extra infrastructuurwerken en onteigeningen zal dit met zich meebrengen? Welke impact zal de aanleg en het gebruik van deze op het ogenblik nog niet bepaalde extra benodigde infrastructuur hebben op de leefbaarheid van Lot, niet enkel voor haar inwoners, maar ook voor de reeds gevestigde bedrijven, alsook op de fauna, flora en andere natuurfenomenen (overstromingen)? c. De nieuwe weg gaat door het laatste plekje open ruimte in Lot. Lot kent nu al het minst open ruimte van alle Beerselse gemeenten. Dat uitgerekend hier de open ruimte zou verdwijnen, kan niet aanvaard worden. Dit staat haaks op een aantal projecten om de bestaande groene ruimtes aan elkaar te schakelen tot één groot ecologisch gebied om zo de leefkansen van fauna maar ook flora zo groot mogelijk te houden. Daarenboven plant men een opwaardering van de Zennebeemden, ook te Lot. Deze opwaardering zou teniet gedaan worden door de aanleg van een ringweg. De ringweg zou ook een impact hebben op de trage weg die achter de Goudstouwersstraat vertrekt richting Theresiastraat en dit terwijl het beleid de laatste jaren net focuste op het herwaarderen van deze trage wegen. d. De ringweg zoals voorgesteld door de huidige plannen kan niet aangelegd worden. Bezwaarindiener is er zich echter ten volle van bewust dat een oplossing moet gevonden worden voor het zwaar verkeer dat gegenereerd wordt onder andere door het logistieke centrum van Colruyt. Daarom dringt zich een alternatief tracé op: er wordt geen nieuwe ringweg aangelegd, maar er wordt gebruik gemaakt van bestaande wegen die eventueel moeten worden aangepast. Zo blijft de open ruimte en de daaraan verbonden voordelen voor mens en milieu bestaan. Tevens wordt geen overstromingsgebied aangesneden. Het vrachtverkeer kan best worden afgeleid via de bestaande straten Jozef Huysmanslaan en Hemelstraat naar de parking en tankcomplex van Ruisbroek alwaar het vrachtverkeer aansluiting kan vinden met de ring rond Brussel. 111a-d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 112. Bezwaarindiener [B226]
Ze gaan niet akkoord met de omleidingsweg rond Lot en vragen de schrapping. Als inwoner van de A. Denysstraat gaat de voorziene straat door hun weiland. Dit weiland is voorbestemd als bufferzone tussen de industrie en de woningen in de Zennestraat. Ze wijzen verder op de gevolgen inzake verkeersoverlast. De geplande weg zal de open ruimte versnipperen. Ze sluiten af met een menselijke opmerking en vragen dat hun gemeente leefbaar zou blijven. 112. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 113. Bezwaarindieners [B228], [B229], [B230]
Er is al een autosnelweg. Er is al genoeg lawaai. De landbouwgrond en de schaarse ruimte moeten blijven. Er is al teveel gebouwd. Ze zijn tegen meer industrie en hebben nu al veel last van lawaai en stof. Het is genoeg. Blijf van de natuur af. Ze wijzen verder op de overstromingen en het gebrek aan parkeerterreinen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
100/269
Dossier 388
113. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 114. Bezwaarindieners [B21]
a. Bezwaarindieners wonen in de Guido Gezellestraat te Huizingen, vlakbij de industriezone langs de drukke uitweg richting Alsembergsesteenweg en willen de ringweg wel. Bezwaarindiener schetst zijn jeugd aldaar te midden van knotwilgen, weides en kikkerpoelen. Vandaag de dag is dit anders. De ontsluiting van de industriezone als gevolg van de toenemende druk van zwaar vervoer is een noodzaak. De druk op de woonstraten richting E19 wordt stilaan onleefbaar. Daarom verheugen bezwaarindieners zich op het feit dat er eindelijk een plan is om de ‘ringweg’ alsnog aan te leggen. De voorgestelde ringweg lijkt een meer dan logische oplossing. Het centrum, de schoolomgeving en de straten die de gemeente momenteel ontsluiten (Huysmanslaan en Zennestraat) zullen ontlast worden van het huidig verkeer komend van de industriezone Huizingen. Het gemeentebestuur zal dan eindelijk de mogelijkheid hebben dit verkeer verplicht via deze ontsluitingsweg te laten verlopen richting opritten E19 – weg van alle woonstraten. b. Bezwaarindieners zijn verontwaardigd over de affiche die zij in hun brievenbus vonden van een selecte groep (20-tal?) die een actie opzet om de ringweg te bannen. Het is voor bezwaarindieners onduidelijk waarom deze actie wordt opgezet. Samen met bezwaarindieners zijn vele andere bewoners het beu alle verkeerslast op hun nek te krijgen. De Vlaamse overheid mag zich niet door het ‘eenzijdig georganiseerde protest’ - dat zeker niet door iedereen wordt gesteund - laten afschrikken. De organisatoren van het protest zijn tot dusver gespaard gebleven van verkeerslast van de industriezone en zullen dit bij een ringweg ook blijven. De argumentatie van het teloorgaan van natuurgebied en landbouwgrond slaat nergens op. Deze werden 40 jaar gelegen opgeofferd bij de aanleg van de Guido Gezellestraat en de industriezone ‘De Gijzeleer’ te Huizingen. Lottenaars maken gretig gebruik van de Guido Gezellestraat voor verplaatsingen richting Halle/Buizingen. Hier wordt gedacht in termen van ‘als het maar niet bij mij is!’. De negatieve impact van een traject achter het oud klooster te Lot is in deze context minimaal en aanvaardbaar. Men beseft dat de ringweg woon-werkverkeer zal aanzuigen op de as Brussel-Halle, dit is een realiteit. 114a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 115. Bezwaarindiener [B22]
a. Bezwaarindiener vraagt de schrapping van de voorziene ontsluitingsweg gezien de zware gevolgen, zowel fysiek (geluidshinder) als financieel (waardeverlies woning) voor hem en zijn gezin. b. Het huis van bezwaarindiener zal zich pal naast de ontsluitingsweg bevinden. Vandaag zijn er weiden en landbouwgrond. Lawaai en verkeershinder zullen deel worden van bezwaarindiener die reeds de spoorweg voor zijn deur heeft en afhankelijk van de wind krijgt hij er ook de E19 bij waar geen geluidspanelen zijn. Bezwaarindiener ging enkele jaren geleden over tot zeer grondige verbouwing van zijn woning. Voor de vergunningen heeft men hem op geen enkel moment gezegd dat men zo zwaar zou ingrijpen in de omgeving. Bezwaarindiener had deze verbouwingen zeker niet gerealiseerd indien men hem hierop had gewezen. Daarenboven zal de woning een serieuze ontwaarding ondergaan. Ze voelen zich bedrogen. c. Het gebied dat zou aangesneden worden overstroomt regelmatig. De laatste jaren staan de weilanden blank telkens het een dag regent. Moeten er nog meer woningen blank komen te staan? De huidige groene zone doet nu dienst als opvang gebied. Dit moet zo blijven. Daarenboven is het bij zonnige dagen een uitgelezen plek om te wandelen en te ontspannen tussen het beetje groen dat ons vandaag rest. d. Bezwaarindiener woont al 19 jaar op deze locatie. Hij kent de verkeerssituatie en pleit voor de aansluiting tussen alle betrokken industrieterreinen te voltrekken langs het Heideveld en de Jozef Huysmanslaan en een nieuwe aan te leggen weg tussen de nieuwe site van Colruyt. Deze zou dan rechtstreeks aansluiting kunnen krijgen naar het op- en afritten complex van de E19 in Beersel. De vandaag ongebruikte brug over de E19 zou daarbij kunnen helpen. Dit alternatief zou er voor kunnen zorgen dat het beetje groen die de gemeente nog telt, behouden blijft. Vandaag is er geen zwaar verkeer in het centrum van Lot. Bij het leggen van de ontsluitingsweg zal dit verkeer aantrekken. Als het Heideveld wordt verbreed tot een tweevaksbaan en men maakt een tunnel onder de spoorweg tot aan de Huysmanslaan ter hoogte van Colruyt kan men al het ongenoegen dat nu ontstaan is onmiddellijk oplossen. Er woont haast niemand langs dit traject. 115a-d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
101/269
Dossier 388
116. Bezwaarindieners [B24]
a. Bezwaarindieners wonen sinds 1996 in een nieuwbouw in de Zennestraat te Lot omwille van het landelijk karakter. Ze waren op de hoogte dat achter huis een deel industriegebied lag maar zagen dit niet als bedreigend of storend. In de toenmalige firma’s was weinig activiteit en lawaaioverlast. De straat was een weg tussen boerderijen en een mogelijkheid om verder te wandelen naast de Zenne richting Beersel. Sinds de vestiging van Colruyt in het distributiecentrum in de J. Huysmanslaan worden ze geconfronteerd met druk vrachtwagenverkeer en met lawaaioverlast. De A. Denystraat is een open werf. Nochtans was de locatie volgens Colruyt interessant: ‘dankzij haar centrale ligging in België en de vlotte verbinding naar de Brusselse ring, zonder extra belasting voor de nabijgelegen dorpskernen van Lot en Ruisbroek’ (persberichten Colruyt 27/12/2006). Sinds de werken aan het rondpunt op de Bergensesteenweg ter hoogte van de Alsembergsesteenweg in Buizingen is het wegverkeer op de Zennestraat nog drukker geworden. De aanleg van een ringbaan zien bezwaarindieners helemaal niet zitten daar ze dan niet enkel een drukke baan voor hun huis, maar ook een baan pal achter hun tuin hebben. Ze hoopten dat het Vlaams Gewest, provincie of gemeente voor de industriezone Lot ooit een verbinding zou maken direct met de snelweg via het tankstation en zo het drukke vrachtverkeer zou omleiden uit de gemeente en uit hun straat. b. De bedoeling van de ringweg ontgaat bezwaarindieners. Volgens hen (en ook Colruyt, zie hoger) komt er geen zwaar wegverkeer in het centrum van Lot. Het drukste verkeer gaat nu via Breedveld, Stationstraat, Zennestraat en Beerselsestraat. Een ringweg naast en parallel met de Zennestraat brengt enkel dubbele hinder met zich mee voor de bewoners van de Zennestraat en de Beerselsestraat en vormt geen verandering voor de dorpskern van Lot. Banen bij trekken in een al belangrijk verstedelijkt gebied heeft geen enkele zin en trekt nog meer verkeer naar Lot. 116a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 117. Bezwaarindiener [B51]
a. Bezwaarindiener verwijst naar een mededeling van de burgemeester op de gemeenteraad van 23/03/2011 over een alternatief voorstel m.b.t. de ring, dat hij besproken had met minister Muyters. Het alternatief betreft een uitweg naar de brug over de snelweg via de Hemelstraat (herinschakelen van de tweede brug). Bezwaarindiener pleit voor deze alternatieve weg of een tunnel (indien betaalbaar). b. Het uitkiezen van Lot om bijkomende bedrijvenzones te creëren en woonuitbreidingsgebieden te maken is vragen om problemen. Lot heeft zijn identiteit verloren door deze tendens. Het getuigt van weinig logica om te stellen dat (1) er teveel transporthinder is als eerst beslist wordt om de industrieterreinen uit te breiden, (2) de groen zones en overstromingsgebieden worden ingepalmd om bouwzones te maken na een verwoestende overstroming van november 2010, (3) er woningen zullen aangeboden worden in groen gebied dat nu telkens bij hevige regen onderloopt. Het aantal woningen geplande nieuwe woningen is veel te groot. c. Het is duidelijk dat het volledige Lotse grondgebied wordt opgeofferd (bedrijven, huizen en wegen, incl. ring) ten koste van de andere deelgemeenten. Het gemeentebestuur is hier mede verantwoordelijk voor. 117a-c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 118. Jeugd van Lot [B135]
Bezwaarschrift bevat 17 handtekeningen. De kinderen van Lot en zij die er naar school gaan geven hun mening: ‘Laat ons het laatste restje groen en speelruimte voor vrij spel. Wij moeten nog groot worden en er leven’. Ze vragen geen ringweg in Lot. 118. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 119. Bezwaarindiener [B438]
a. De werkuren voor wegen en gebouwen zijn altijd veel te lang gezien de huidige technieken. Er is geen grondige samenwerking op de grote werven: zoals de kleine posten sanitair, plaatsen van elektriciteit, de hulzen, isolatie, waterleidingen, gas, Telenet. Op deze grote werven moeten ze meer dan 10 uur werken als de temperatuur meevalt. Hoe vlugger afgewerkt, hoe minder energie gebruikt maar dan ook tijdens de verplaatsingen van de bewoners en de bezoedeling te remmen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
102/269
Dossier 388
b. Het project vindt plaats op erkende natuurgebieden en enkele eigenaars moeten onteigend worden. Er moet worden gedacht aan het overstromingsgevaar. c. Een verkeersbeweging van 500 tot 11000 voertuigen per dag en zeker 40% vrachtwagens 5 dagen per week kan bewoners ziek maken en depressies veroorzaken. Bezwaarindiener stelt 2 afritten voor van de E19: 1ste afrit ter hoogte van de Hemelstraat te Lot met een viaduct boven de spoorwegen en het kanaal de dubbel richting sas en naar de Bergensesteenweg. 2 afrit 600 meter verder op de autobaanhoogte einde Guido Gezelle met een tunnel dubbelrichting naar Brussel in en richting uit Charleroi Huizingen. Hierna kan verder worden gekoppeld naar de ring boven Halle. 119a-c Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 120. Bezwaarindieners [B73], [B75]
Ze gaan niet akkoord met het niet inkleuren van het perceel 445d (39,38a) in Lot (Sasplein). Het perceel is deels waardevol agrarisch gebied en deels natuurgebied. Het ontwerp eindrapport (kaart 37) stelt dat dit perceel deel uitmaakt van gebied P17 (gebied 15 bij huidig ontwerp RUP) en als mogelijk aan te snijden gebied voor woningbouw. Het huidig ontwerp RUP sluit dit perceel als enig perceel uit dit gebied en kleurt het perceel niet in. Het ontwerp RUP gaat in tegen het ontwerp eindrapport. Het perceel is het enige dat op arbitraire wijze uit het gebied P17 is gehaald. Zo kan het gebied slechts gedeeltelijk ontwikkeld worden. Indien het perceel bij gebied 15 ingedeeld wordt, ontstaat een veel compacter en homogeen gebied en een verdere aansluiting en ontsluiting aan de Stationsstraat en de Laaklinde. Zo ontstaat een meer optimale benutting van het aantal te bouwen woningen en hun inplanting. Men gaat in tegen de visie inzake voldoende woonkwaliteit en ontwikkeling van nieuwe woongebieden en meer specifiek het versterken en uitbreiden van het woongebied in Lot en het ontwikkelen van een kwaliteitsvolle bebouwde rand die een afgewerkt gezicht vormt naar de open ruimte. Het perceel is ontsloten door openbaar vervoer en er is aansluiting bij de bestaande woonkern. Daarenboven grenst het perceel aan een openbare weg volledig uitgerust met alle nutsvoorzieningen. Het grenst tevens aan woongebied, bestaande gebouwen langs de Vaartweg en te ontwikkelen woongebied. Het vormt geen doorgangsgebied naar een andere nabijgelegen agrarisch gebied of ruimte en ligt niet in overstromingsgebied. Het kadert in de functie wonen aan het water. Daarenboven ziet het structuurplan Vlaams-Brabant de gemeente Lot als woonkern. Gezien deze opmerkingen willen ze de heropname van dit perceel in het te ontwikkelen woongebied 15 onder art. A7.2B. 120. Het eindrapport VSGB (pag. 178-179) geeft uitvoerig toelichting bij de afbakening van dit woongebied. Vlacoro stelt vast dat dit perceel buiten het plangebied valt. Opname van nieuwe percelen in het plan vereist een nieuwe planningsprocedure en een nieuw openbaar onderzoek. Vlacoro steunt dit bezwaar niet. 121. Bezwaarindieners [B74], [B76]
Het perceel 616b2 (16a31ca) te Lot (Laekeveld) is aangeduid als woongebied op het gewestplan en maakt deel uit van het BPA van de gemeente Lot ‘Over de Vaart-Lotbeek’ nr. 2B, met als bestemming open bebouwing, evenals voortuinstroken en privétuinen. Het ontwerp RUP herbestemt dit perceel naar agrarisch gebied (art. 7.4). Ze gaan niet akkoord met deze bestemmingswijziging. Het ontwerp RUP respecteert de bestemming van woongebied zoals bepaald door het gewestplan en het BPA niet. Het gaat tevens in tegen de visie van het ontwerp die inspeelt op een vraag naar voldoende woonkwaliteit en ontwikkeling van nieuwe woongebieden en het versterken en uitbreiden van het woongebied in Lot en het ontwikkelen van een kwaliteitsvolle bebouwde rand die een afgewerkt zicht vormt naar de open ruimte. Bijkomende criteria voor de woongebieden, die ontsloten zijn door openbaar verkeer en aansluiten bij een bestaande woonkern, zijn essentieel. Het perceel voldoet aan al deze voorwaarden. Daarenboven grenst het perceel langs de bovenzijde aan een bestaand woongebied, aan de onderzijde aan de Stationsstraat, aan de linkerzijde aan agrarisch gebied. In de praktijk sluit het perceel aan bij bestaande en te ontwikkelen bebouwde woongebieden en een regionaal bedrijventerrein. Het vormt geen doorgangsgebied naar een ander nabijgelegen agrarisch gebied of ruimte en ligt niet in overstromingsgebied. Andere percelen gelegen in woongebieden en die tot heden niet bebouwd zijn in de nabije omgeving worden niet aangemerkt als agrarisch gebied. Het structuurplan Vlaams-Brabant ziet de gemeente Lot als woonkern en een economisch netwerk langsheen de Bergensesteenweg.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
103/269
Dossier 388
Ze vragen de schrapping van de bestemming agrarisch gebied en het behoud van de bestemming woongebied. Hetzij i.k.v. het ontwerp RUP onder art. 7.2B, hetzij in ondergeschikte orde door het perceel niet op te nemen in het ontwerp RUP. 121. Het eindrapport VSGB (pag. 178-179) en de toelichtingsnota (pag. 122) geven uitvoerig toelichting bij de visie ten aanzien van het woongebied in Lot en de gehanteerde afbakening. Vlacoro kan dit bezwaar niet ondersteunen. 122. Bezwaarindieners [B155]
a. Bezwaarindieners zijn eigenaar van verschillende aaneengesloten percelen (153, 154g, 155e, 164e en 165m) in het verlengde van de Lippenslaan aan het Kelleveld in Beersel. De percelen te Beersel hebben de bestemming woongebied, woongebied met landelijk karakter en een deel agrarisch gebied. Deze laan stopt eensklaps. Het was oorspronkelijk de bedoeling dat deze doorgetrokken zou worden in het achterliggend veld en dat de achterliggende percelen verkaveld zouden worden. Het ontwerp RUP geeft de percelen een groene bestemming. Er is een onverenigbaarheid van het grafisch plan met bepaalde aspecten van de beleidsvisie, uiteengezet in de toelichtingsnota m.b.t. de kwaliteitsvolle afwerking van de bebouwde percelen en de mobiliteit. De nieuwe bestemming strookt niet met de plaatselijke toestand. De achterliggende percelen worden volgens het ontwerp RUP groene bufferzone zodat de Lippenslaan in de toekomst nooit kan afgewerkt worden. Dit strookt niet met de thematische opties van de zuidelijke kanaalzone in de toelichtingsnota (pag. 55: ‘het geheel zorgt voor een kwaliteitsvolle afwerking van de bebouwd omgeving ten opzichte van de bestaande open ruimte’). Die visie wordt eveneens verwoord in het eindrapport van het plan-MER (pag. 251). Het is duidelijk dat de bestaande toestand met een kwaliteitsvolle afwerking, en eventueel een beperkte uitbreiding, gebaat is en dat deze aandachtspunten evenzeer op de bestaande percelen toepasselijk zijn. Er is op dit moment geen mogelijkheid om auto’s om te keren. De aanleg van een (kleinschalige) ontsluitende weginfrastructuur wordt onmogelijk gemaakt door het ontwerp RUP. Het ontwerp houdt zodoende onvoldoende rekening met de kwaliteitsvolle afwerking van de bestaande woonranden en met de mobiliteit en de ontsluiting van de Lippenslaan. De percelen zijn bezwaard met een erfdienstbaarheid van openbaar nut ten voordele van de gemeente. Deze bedong die erfdienstbaarheid om een riolering aan te leggen, met het oog op de verdere ontsluiting van de Lippenslaan. Uit de verleden akte blijken duidelijk de beleidsintenties van de gemeente Beersel om in de toekomst de bestaande verkaveling af te werken. Het ontwerp RUP miskent deze beleidsintenties en is onvoldoende gemotiveerd. Ook de gemeente lijdt concreet aanwijsbare schade, m.n. de kosten van de erfdienstbaarheid ten bezwarende titel. Het ontwerp houdt onvoldoende rekening met de bestaande toestand en met beleidsintenties waar al deels uitvoering aan is gegeven. De percelen zijn voldoende ver verwijderd van de te vrijwaren Zennebedding. De toelichtingsnota gaat in haar beleidsvisie voor de zuidelijke kanaalzone uit van een buffering als natuurgebied van de bedding van de Zennevallei, doch enkel waar het realistisch is (pag. 123). Vooreerst moet worden opgemerkt dat de percelen niet in of aan de bedding van de Zenne liggen. Deze ligt meer dan 1km verwijderd in vogelvlucht. De percelen zijn voldoende hoog en op een voldoende afstand gelegen van de oevers van de Zenne en de Zennevallei opdat zij niet met de natuurlijke loop van de Zenne zouden interfereren. De voorziene bestemming volgens het grafisch plan is zodoende niet of minstens niet afdoende gemotiveerd. b. Bezwaarindieners zijn eigenaar en van verschillende aaneengesloten percelen (254c, 253c, 253d, 248b, 258, 259, 263, 268a, 260, 261, 262 en 262/2) aan de Hengststraat in Sint-Pieters-Leeuw. Ze verduidelijken hun bezwaarschrift met kaartmateriaal. De bestemming van de percelen aan de Hengststraat zouden volgens het ontwerp RUP wijzigen van groen naar landbouw. Hier is geen, minstens onvoldoende, motivering in de toelichtingsnota terug te vinden. De percelen zijn opgenomen in bijlage IV, register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn. Dit heeft tot gevolg dat cliënten planbaten verschuldigd kunnen zijn voor een bestemmingswijziging die niet gemotiveerd is. Dit is onaanvaardbaar.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
104/269
Dossier 388
c. De voorgestelde bestemmingswijzigingen schenden het motiveringsbeginsel omwille van hoger vermelde redenen. Het motiveringsbeginsel vereist dat de beslissing van een overheid afdoende en deugdelijk wordt gemotiveerd. Die beslissing moet steunen op draagkrachtige motieven. De motivering moet in rechte en in feite aanwezig zijn en afdoende of deugdelijk zijn. De ingeroepen redenen moeten de beslissing kunnen verantwoorden. Dit is in casu niet het geval. Bezwaarindieners vragen Vlacoro negatief te adviseren over het RUP VSGB voor wat betreft hun percelen te Beersel en Sint-Pieters-Leeuw. 122a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 80i. Vlacoro merkt op dat de betreffende percelen structureel deel uitmaken van dit open ruimte gebied en ondersteunt aldus niet het bezwaar. 122b,c. Vlacoro ondersteunt de voorgestelde herbestemming naar agrarisch gebied. Ze verwijst tevens naar haar standpunt 4e. Het eindrapport VSGB, de toelichtingsnota en het plan-MER onderbouwen afdoende de betreffende bestemmingswijziging. Vlacoro verwijst naar het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn (toelichtingsnota, bijlage IV). De regelgeving inzake schadevergoedingen is vastgelegd en uitgewerkt in diverse decreten en uitvoeringsbesluiten (o.a. VCRO: art. 2.6. t.e.m. 2.6.19, decreet grond- en pandenbeleid en decreet gebruikerscompensatie). Het register geeft, conform deze regelgeving, de percelen aan waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De vergoeding is echter verbonden aan een aantal voorwaarden en wordt niet automatisch toegekend, maar beoordeeld per specifiek geval. 123. Bezwaarindieners [B134], [B137]
a. Het ontwerp RUP is voor de cluster Lot strijdig met de bepalingen in het RSV. Het druist in tegen diverse richtinggevende bepalingen van het RSV (pag. 375 e.v.) zoals duurzame ontwikkeling. Het behoud van de onbebouwde ruimte (groene gordel) komt ernstig in het gedrang. Het werkt de nadelige verstedelijking van Lot in de hand. Dit voorstel is dan ook een flagrante aantasting van de schaarse open ruimte in en rond Lot. b. Door de aansnijding van nieuw gemengd regionaal bedrijventerrein (art. A7.8) op Laekebeek (natuurgebied) en Heideveld (agrarisch gebied) schendt het RUP het RSV dat stelt dat bedrijvigheid slechts mogelijk is door de sanering van gebouwen en/of terreinen en door verdichting in een beperkt aandeel zones die als bedrijventerreinen in het gewestplan zijn aangeduid (Groot-Bijgaarden, deel Heizelcomplex, Vilvoorde en Zaventem). Voor beide bedrijventerreinen geldt dit niet. Lot is niet opgenomen in de lijst van limitatief opgesomde gemeenten en steden waar verdichting mogelijk zou zijn. c. De inplanting van de ringweg rond Lot is strijdig met het RSV omdat volgens het RSV alleen voor de ontsluiting van een beperkt aantal toplocaties de aansluiting op het hoofdwegennet verbeterd kan worden (bv. voor de luchthaven). Lot is zeker geen ‘toplocatie’ zoals de luchthaven. Dit is niet op een deugdelijke manier aangetoond. De aanleg van de ringweg past niet binnen de visie van het VSGB. d. Een RUP mag niet afwijken van de richtinggevende bepalingen van het RSV, tenzij er sprake zou zijn van onvoorziene ontwikkelingen van de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten of van dringende sociale, economische of budgettaire redenen. Dergelijke uitzonderingsredenen worden nergens aangehaald (of gemotiveerd). De duurzame ruimtelijke ontwikkeling, de ruimtelijke draagkracht en de ruimtelijke kwaliteit van een gebied mag niet in het gedrang worden gebracht. De inplanting van bijkomende bedrijventerreinen, een ringweg in Lot en bijkomende woonzones komen de duurzame ruimtelijke ontwikkeling, de ruimtelijke draagkracht en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied allerminst ten goede. Het RUP schendt de doelstellingen van het RSV en art. 2.1.2, §3, VCRO. e. Ze hebben bezwaar tegen de aansnijding van het huidige woonuitbreidingsgebied Zittert (art. A7.2). Art. 5.6.5 van de VCRO wordt geciteerd. De woningnood moet via een actuele woonbehoeftestudie bewezen worden. De woonbehoefte moet worden onderbouwd. Deze voorwaarde geldt voor het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden op gemeentelijk niveau. De Vlaamse overheid heeft geen woonbehoeftestudie uitgevoerd. Ze kan die voorwaarde niet gelijktijdig zelf negeren en opleggen aan lagere besturen. Er is geen reden waarom dit woonuitbreidingsgebied moet worden omgezet naar woongebied. De noodzaak om nieuwe woonzones in de rand van Lot aan te snijden zijn niet aangetoond. Door de voorliggende plannen slibt Lot helemaal dicht. Het kerndorp Lot is een witte vlek op het RUP. De toelichtingsnota toont onvoldoende aan dat het niet mogelijk is de taakstelling inzake wonen op te vangen binnen het centrum van Lot. De Vlaamse Regering gaat zijn bevoegdheid hier te buiten.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
105/269
Dossier 388
Het RSV wijst de bevoegdheid voor de bestemming van nieuwe woongebieden toe aan de gemeente en niet aan het Gewest. Het Gewest is enkel bevoegd om te voorzien in een taakstelling voor bijkomende woningen in het afbakeningsproces. De geplande woonzones zijn een supplementaire belasting van het verkeer. Door de ontwikkeling van het gebied verdwijnt de resterende open ruimte nabij de kern. Minstens zou een duidelijke fasering moeten worden ingevoerd voor het aansnijden van de woongebieden rond de kern van Lot en dit afhankelijk van de realisatiegraad van woonmogelijkheden in heel Beersel en omliggende gemeenten. Dit gebied moet behouden blijven als woonuitbreidingsgebied. De mogelijkheid wordt gevraagd om in de nieuwe woongebieden het aantal toegelaten bouwlagen te behouden op 2. Anders dreigt dit het bestaande uitzicht van Lot totaal te vertekenen en verstedelijking in de hand te werken. f. Voorschrift A7.10 is strijdig met het rechtszekerheidsbeginsel en met het MER-decreet. Ze verwijzen naar een arrest van de Raad van State en naar art. 4.2 van het milieubeginseldecreet. A7.10 geeft een louter symbolische aanduiding bestemd voor weginfrastructuur en aanhorigheden. Deze aanduiding is volstrekt onbepaalbaar, onprecies, onvoorzienbaar en ontoegankelijk, dermate dat de omwonenden en de eigenaars van de betrokken percelen die eventueel onteigend zullen moeten worden voor de aanleg van de omleiding, onmogelijk eruit met enige redelijke zekerheid kunnen vernemen aan wat zij zich precies te verwachten hebben. Het voorschrift is zo vaag en algemeen dat zij aan de latere opstellers van het plan en de vergunningverlenende overheid in werkelijkheid een volledige vrijheid van handelen laten. Wat het voorschrift concreet inhoudt, verneemt men niet. De burgers kunnen derhalve n.a.v. een openbaar onderzoek niet bekritiseren. Een RUP kan de aanleg van een dergelijke omleiding niet overlaten aan het willekeurig en discretionair oordeel van de overheid die bevoegd is om een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag te beoordelen. Het regelen van een ontsluitingsvraagstuk via indicatieve aanduidingen houdt een schending van het rechtszekerheidsbeginsel in. Bezwaarindieners vragen het voorschrift te schrappen en af te zien van de aanleg van de ontsluitingsweg. g. Ze merken volgende onregelmatigheden en onvolmaaktheden op. De toelichtingsnota (pag. 49-51) hangt een eenzijdig en verkeerd beeld op. In het centrum van Lot is er geen of slechts plaatselijk toegestaan vrachtvervoer voor leveringen mogelijk. De zogenaamde verkeersveiligheidsproblematiek van het centrum van Lot is een drogreden. De ware reden voor de aanleg van de ontsluitingsweg heeft niet met algemeen belang te maken maar alles met de aanleg van bijkomende bedrijventerreinen. De ontwerpers gebruiken de verkeersveiligheid van de woonkern van Lot als verkeerde premisse om bijkomende bedrijventerreinen op Breedveld en Laekebeek mogelijk te maken. Het algemeen belang moet hier wijken voor private belangen. Eerst legt men bedrijventerreinen aan de rand van een woonkern, vervolgens zegt men dat er een verkeersprobleem is in het centrum en dan legt men een ontsluitingsweg aan om bijkomende bedrijvigheid te kunnen creëren. Het plan-MER stelt: ‘deze keuze impliceert wel een aanzienlijke nieuwe wegenis in functie van slechts ca 150ha bedrijventerreinen’. De ontsluitingsproblematiek wordt dus gebrekkig behandeld in het RUP. Er is geen enkele garantie van een kwaliteitsvolle ontsluiting en ruimtelijke ontwikkelingen met een verantwoorde verkeersleefbaarheid. Op het grafisch plan loopt de symbolische ontsluitingsweg door nieuw bestemd natuurgebied, door gemengd openruimte gebied en agrarisch gebied. Dit kan men toch niet ernstig noemen? Een weg door natuurgebied en een open ruimtegebied om bijkomend vrachtvervoer toe te laten? Over onteigenen voor de aanleg van de ontsluitingsweg bevat de toelichtingsnota (pag. 51) niets. De grote ruimte-inname van landbouwgebied door een eventuele ontsluitingsweg zou minstens het voorwerp moeten uitmaken van een landbouwgevoeligheidsanalyse of LER. Heel wat landbouwbedrijven zullen getroffen worden. Bedrijfs- en rechtszekerheid van private eigenaars en landbouwbedrijven komen ernstig in het gedrang. De aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg zal de sociale leefbaarheid aantasten door extra verkeerslast, lawaai-, reuk- en stofhinder. De ontsluitingsweg zal een verkeersgenererend karakter en een negatieve impact hebben op de luchtkwaliteit. Op vlak van luchtverontreiniging zal Lot sterk achteruitgaan, wat strijdig is met het standstill beginsel. Er wordt dus niet voldaan aan de doelstellingen van het RSV. Ook het typische dorpsgezicht zal worden verstoord. De visuele en ruimtelijke impact van de geplande activiteiten werd onvoldoende onderzocht. Er zijn geen garanties dat er geen negatieve impact zal zijn op de leefbaarheid van Lot. Er is nood aan duidelijker cijfermateriaal ter onderbouwing van de voorgestelde ruimtelijke ontwikkelingen die een aanzienlijke impact hebben op het woon- en leefmilieu.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
106/269
Dossier 388
h. Voorschrift A7.8 GRB is strijdig met het rechtszekerheidsbeginsel. Installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie zijn toegelaten. Ook kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. Het begrip ‘bedrijven met als hoofdactiviteit productie en energie’ is inhoudelijk ongedefinieerd, onvoorspelbaar en onduidelijk. Afvalverwerking met inbegrip van recyclage is niet toegelaten. Ze vragen of verbranding van afval met energierecuperatie mogelijk is. Er is een pluraliteit van bedrijfsmogelijkheden mogelijk. De maximale oppervlakte wordt niet bepaald. Een bestemmingsvoorschrift moet zelf met afdoende nauwkeurigheid worden vastgelegd. Dit voorschrift is ook strijdig met artikel 2.2.2,§1, VCRO dat inhoudt dat in het RUP zelf de voldoende rechtszekere inrichtingsvoorschriften moeten worden vastgelegd en dat dit niet naar de vergunningverlenende overheid mag worden doorgeschoven, ook niet via de techniek van een zgn. inrichtingstudie. i. De ruimteboekhouding opgenomen in de toelichtingsnota is zeer summier. Deze moet verduidelijkt worden en aangevuld met faseringen en nabestemmingen. Er moet meer duidelijkheid worden gegeven over de eventuele inname van agrarisch en natuurgebied voor de ringweg rond Lot en de effectieve compensaties moeten worden aangeduid. j. Gezondheid van mensen komt boven ieder plan. Bijkomend verkeer, industrie met vele uitlaatgassen, verergert de toestand. Er wordt schade berokkend aan de gezondheid van de inwoners, o.m. door het ontnemen van gezonde lucht. k. Bestemmingswijzigingsschade en gebruikersschade. Het ontwerp RUP bevat slechts een zeer summier grafisch plan in bijlage IV, doch geen register. Er is totaal nog geen zicht op de concrete vergoedingen. l. Gezien de talrijke onregelmatigheden en strijdigheden in het ontwerp RUP, vragen bezwaarindieners dat Lot uit het afbakeningsgebied van het VSGB wordt genomen. Lot grenst niet eens aan Brussel. 123a,b,d. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1b en 4c. 123c,f,g,j. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 123e. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 5l en 80b. 123h. Vlacoro ondersteunt dit bezwaar niet en stelt dat het artikel A7.8 (en de bijhorende toelichting) voldoende duiding geeft. 123i. Vlacoro verwijst naar de ruimteboekhouding die op het einde van elke cluster wordt weergegeven (cf. pag. 143). Ze ondersteunt de bemerking van de bezwaarindiener dat de ruimte-inname voor de eventuele omleidingsweg hier ook dient vermeld te worden. 123k. Vlacoro wijst er op dat de ontwerper geen rekening kan houden met BPA’s in opmaak. Vlacoro verwijst naar het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn (toelichtingsnota, bijlage IV). De regelgeving inzake schadevergoedingen is vastgelegd en uitgewerkt in diverse decreten en uitvoeringsbesluiten (o.a. VCRO: art. 2.6. t.e.m. 2.6.19, decreet grond- en pandenbeleid en decreet gebruikerscompensatie). Het register geeft, conform deze regelgeving, de percelen aan waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De vergoeding is echter verbonden aan een aantal voorwaarden en wordt niet automatisch toegekend, maar beoordeeld per specifiek geval. 123l. Vlacoro verwijst naar zijn besluit onder B.5. 124. N-VA Beersel [B234]
a. Inzake het voorgestelde tracé (art. A7.10) voor een omleiding rond Lot ondersteunen ze het gedeelte tussen het rond punt aan de Stationsstraat met de Zennestraat en het rond punt Beerselsestraat met Klarissenbos, mits bepaalde aanvullende verduidelijkingen. Ze kunnen de uitgangspunten volgen. De bestaande bedrijventerreinen dragen belangrijke potenties in zich voor economische reconversie. Dit zal bijkomende verkeersdruk leggen op de al zwaar belaste omgeving. De reconversie kan enkel slagen als ook de ontsluiting van de betrokken bedrijventerreinen wordt geoptimaliseerd.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
107/269
Dossier 388
b. De zuidelijke verbinding zal echter een negatieve impact hebben op de Lotse dorpskern. Eén van de laatste open ruimtegebieden rond de kern van Lot komt onder bijkomende druk te staan. Het is het laatste open zicht. Een doorgangsweg doet deze laatste open ruimtecorridor teniet. De aanleg van een voor bedrijven interessante ontsluitingsweg zal het gebied in de toekomst aantrekkelijk maken voor verdere ontwikkeling, waardoor op lange termijn Lot volledig dreigt omsloten te worden door bedrijvigheid. Dit is in het huidige plan niet opgenomen, maar op langere termijn zal deze zone mits het aanleggen van deze verbinding in de schijnwerpers komen staan voor toekomstige speculaties. c. Ze stellen een aantal alternatieven om de economische reconversie te doen slagen, de mobiliteitsstroom te optimaliseren en de leefbaarheid van Lot te waarborgen. Ze vragen de uitvoering van alle onderdelen aangeduid op kaart excl. zuidelijke verbinding en alternatief voor aansluiting op noordelijke verbinding met E19. De straat Breedveld vanaf het rondpunt met de Stationsstraat kan mits een eventuele opwaardering fungeren als ontsluiting naar het kanaal en de stationsomgeving. Om de bewoning aan de ronding van Breedveld met de G. Gezellestraat niet met extra verkeer te belasten, kan overwogen worden om de wegenis meer westwaarts te verschuiven. Mits flankerende maatregelen (o.a. geluidsbuffer) kan de bewoning aan de J. Springaelstraat en de P. Dewildestraat verder ontlast worden. De noordelijke verbinding vanaf het rondpunt met de Zennestraat en de J. Huysmanslaan richting afrit 19 aan de R0 kan behouden blijven. De gewenste inrichting van dit tracé moet echter meer verduidelijkt worden. Ten noorden van de Zennestraat bevindt zich bewoning die moet gebufferd worden. Bijkomende bewoning of bedrijvigheid tussen de Zennestraat en de nieuwe verbindingsweg wordt vermeden door dit in het plan aan te duiden als natuurgebied. Ze beklemtonen het belang van deze inkleuring. De doortocht aan de stationsomgeving is vandaag geen knelpunt maar alle indicaties zijn er om te kunnen stellen dat dit een knelpunt kan worden eens de reconversie van de omliggende bedrijventerreinen op gang is gekomen. Deze doortocht is echter het enige alternatief indien het tracé van de zuidelijke verbinding wordt verlaten. Het is van belang het doorgaand verkeer van het lokaal verkeer te scheiden. Naar analogie met de stationsomgeving van Leuven zou geopteerd kunnen worden voor een ondergrondse verbinding voor het doorgaand verkeer richting de R0. Ze dringen er dan ook op aan om een studie aan te vatten die de oplossingen voor het scheiden van het doorgaand met het lokaal verkeer in de stationsomgeving in detail bestudeert. d. Indien een aanpassing van de doortocht aan de stationsomgeving op basis van een gedetailleerde studie niet haalbaar blijkt, kan een zuidelijke verbinding opnieuw overwogen worden. De randvoorwaarden moeten in dat geval scherper worden gesteld dan nu het geval is. De exacte ligging van het tracé moet worden bepaald op basis van een studie op detailniveau. Het tracé moet zo ver mogelijk van de woonkern worden ingetekend (en dus verder dan op dit moment staat aangeduid op plan) waarbij de open ruimte tussen het tracé en de kern van Lot maximaal gevrijwaard wordt. Er kan enkel worden ingestemd met dit tracé als de infrastructuur kan worden weggewerkt in het landschap (ingekokerd en dus niet zichtbaar). De technische en financiële haalbaarheid van dit scenario moeten onderzocht worden. Indien de uitkomst van het onderzoek negatief is, kan de zuidelijke verbinding niet worden gerealiseerd. e. Ze verwijzen naar het bezwaarschrift van de gemeente Beersel. Voor het tracé aan de Zennestraat tot de verbinding R0 wordt voorgesteld om een alternatief in overweging te nemen, nl. een ondertunneling vanaf Breedveld-stationsomgeving naar de J. Huysmanslaan en dit tot aan het ‘Cogebi-gebouw’ om daar terug bovengronds verder uit te wijken (ter hoogte van het bestaand industrieterrein op de gemeente Lot, richting R0 en de brug van het dienstenstation ‘Total’ Ruisbroek aan de R0). Dit alternatief kan ook op hun steun rekenen afhankelijk en na haalbaarheid van het verkeerstechnisch onderzoek dat moet gebeuren. f. Tot besluit. De leefbaarheid van de woonkern in Lot en het evenwicht tussen industrie en overblijvende groene omgeving zijn van essentieel belang en moeten in acht genomen worden in het RUP. Het grondgebied van Lot wordt al geconfronteerd met de historisch gegroeide industrie-inplanting, het doorsnijden van de gemeente door 2 spoorlijnen waarvan één hoge snelheidslijn, de R0/E19 en haar op- en afritten, de vaart Brussel-Charleroi, de Zenne en de Bergensesteenweg N6 . 124a-f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
108/269
Dossier 388
125. Bezwaarindieners [B467], [B468]
a. Ze hebben bezwaar tegen de omleidingsweg rond Lot (art. A7.10). De voorzien plannen bestaan uit twee delen. De verbreding van de Heideweg dient zogezegd voor de ontsluiting van het industrieterrein maar zal vooral nieuw verkeer aantrekken. Van de Heideveld een volwaardige tweebaansweg maken kan enkel door onteigening van industriegebouwen en/of terreinen. Het is een dure oplossing voor de gemeenschap. Ze vragen of het verkeer daadwerkelijk voor dit alternatief zal kiezen. Ze vragen tevens of het maatschappelijk verantwoord is om de bestaande verkeersdrukte van de ene gemeente af te wimpelen op de andere. Ze wijzen op de huidige verkeersproblemen en op de impact voor het milieu en omgeving. Ze vragen om Heideveld niet te verbreden. Indien dit toch zou gebeuren stellen ze enkele alternatieven voor. Gezien al deze bemerkingen vragen ze schrapping van de ringweg. b. Ze tekenen bezwaar aan tegen de vooropgestelde hoogte van vijf verdiepingen en vragen dit te beperken tot maximum twee verdiepingen. 125a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 125b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 6h. 126. Bezwaarindiener [B64]
a. Het gekozen tracé loopt door GO, BAG en natuurgebied. De aanleg doet aldus formeel afbreuk aan één van de belangrijkste richtinggevende elementen van de visie van het VSGB. Ze verwijzen ook naar de toelichtingsnota (pag. 122) en stellen dat de oorzaak van de mobiliteitsoverlast niet alleen veroorzaakt wordt door de lokale industrieterreinen. Ze verwijzen tevens naar de rechtsonzekerheid en de alternatieven. Daarom pleiten ze voor het voorstel van de gemeenteraad. b. De uitbreiding van de industriezone Laekbeek (GO 7.6 en 7.8) moet bufferzone worden zodat de bestaande industriezone niet aansluit op de woonzone. c. Gezien de overstromingen vragen ze specifieke voorwaarden voor de woongebieden langs het kanaal. Ze mogen in geen geval worden ingekleurd als woongebied. Bestaande woningen moeten worden beschermd. Specifieke voorschriften moeten worden opgesteld die kaderen in het integraal waterbeleid. d. Ze tekenen bezwaar aan tegen de vooropgestelde hoogte van vijf verdiepingen en vragen dit te beperken tot maximum twee verdiepingen. 126a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 107a-i. 126c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 80b 126d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 6h.
B.3 Bezwaren bij deelgebied ‘Zellik-Groot-Bijgaarden’ B. 3. 1 A lg e m en e en clu st ero v e r sch rij d en d e b e z w are n Z el lik – Gro ot -B ij ga ard en 127. N-VA Asse [B58]
a. N-VA Asse vindt het ontwerp verbeterd t.o.v. de vorige versie, maar nog verre van bevredigend. Het is verwarrend dat men een gebied soms met een nummer en soms met een artikel (B) aanduidt. b. De doelstelling van de afbakening is dat de open ruimte en het open ruimte netwerk maximaal worden gevrijwaard. De voorstellen gaan daar dikwijls lijnrecht tegenin. c. Ze geven de Knack hoofdredacteur gelijk die schrijft: ‘De uitbreiding van Brussel is een zaak van hogere belangen: die van de hoofdstedelijke vastgoedsector’. Onder druk van bouwpromotoren en projectontwikkelaars worden woonzones maximaal opgevuld, woonuitbreidingsgebieden aangesneden en tot woonzones omgevormd en worden nieuwe woonzones gecreëerd terwijl deze voor Zellik en GrootBijgaarden al overdreven voorzien waren. Daarenboven worden bijkomende industrie- en KMO-zones op plan gezet. Het is echt niet wat de bevolking vraagt.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
109/269
Dossier 388
d. Bijkomende bedrijfszones moet men plannen in gebieden waar veel werkloosheid heerst en waar nog mobiliteit mogelijk is. In Zaventem-Wemmel-Grimbergen-Asse-Dilbeek is praktisch geen werkloosheid en zijn meer dan genoeg industrie- en KMO-zones. Er zijn al twee gewestelijke RUP’s goedgekeurd en uitgevoerd in Asse (12ha in Broekooi voor de uitbreiding van Delhaize en 5ha voor de houtfirma Bomaco). Ook Het Laatste Nieuws heeft 2ha mogen uitbreiden. Ook met gemeentelijke RUP’s mogen verschillende bedrijven zoals Miers en Van de Velde Beton fors uitbreiden. De kleine compensaties die gevraagd worden aan buffergrond, worden niet gerespecteerd. Ze vragen een stop aan bijkomende KMO- en industrieterreinen. Aan woningbouw is absoluut geen gebrek. Dit wordt verder toegelicht in bepaalde clusters. De bevolking wil zeer concreet dat in Zellik en Groot-Bijgaarden geen bijkomende KMO-zone of industriezone meer komt. Voor de meeste van deze zones is er geen openbaar vervoer voorzien. Wil Zellik leefbaar blijven dan moet ook de hoogbouw stoppen en mogen er zeker geen verkavelingen meer gegund worden tenzij om binnen woongebieden braakliggende gronden nog te bebouwen. e. Op basis van de norm lange termijnplanning groenvoorzieningen is er behoefte aan 30m² openbaar toegankelijk park per inwoner en ongeveer 100m² bos per inwoner. In de regio Dilbeek, Groot-Bijgaarden en Zellik is een tekort van 160ha parken en 654ha bossen. Met deze nieuwe voorstellen is men er nog lang niet. Deze park- en bosvoorzieningen zijn belangrijk voor de bewoners, voor de leefbaarheid van het VSGB, en hebben een meervoudige betekenis voor het open ruimtenetwerk (biodiversiteit, klimaatbeheersing, integraal waterbeheer, recreatief medegebruik). Dit staat in het eindrapport van 27 juni 2008. Ze tekenen bezwaar aan tegen de diverse voorstellen en willen dat de voorgestelde woonzones en bedrijfszones omgevormd worden in bos- en parkvoorzieningen. 127a. Vlacoro neemt akte van deze bemerking. Vlacoro meent dat de voorschriften over het algemeen eenduidig en duidelijk zijn opgesteld en dat de aanduiding met letters een duidelijke aanpak vormt. 127b,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 4c. 127d. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1b en 5l en naar de bespreking van de woongebieden en bedrijventerreinen in de betreffende clusters (o.a. 157a,b,c,d). 127e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 4c. 128. Groen! Asse [B428]
a. Met het Breughelproject beloofde de Vlaamse Regering een groene gordel rond het BHG te leggen en in stand te houden. In het RSV werden cijfers voor de uitbreiding van bewoning en bedrijvigheid in de streek vastgelegd. Sindsdien zijn er heel veel nieuwe woongelegenheden gecreëerd. Er is voldoende bedrijvigheid bijgekomen en in de industriegebieden liggen nog een groot aantal ha onbenut. Ze wensen via dit ontwerp RUP in het deel van Asse dat het nauwst aansluit bij Brussel-Zellik, verdichting van bebouwing uit te sluiten en het gebied te vergroenen en de overblijvende open ruimtegebieden te vrijwaren. Woonreservegebieden worden als zodanig bewaard. In het al dicht bebouwde Zellik is meer nood aan het behoud van open ruimte dan aan extra verkavelingen. Ze pleiten dan ook tegen nieuwe bedrijventerreinen. b. Het ontwerp RUP mag de uitvoering van het Molenbeek-Maalbeekproject (VLM) niet in de weg staan. c. Natuur- en groene gebieden moeten via groene corridors verbonden worden. Bestaande houtkanten worden versterkt. Groene buffers worden aangelegd langsheen waterlopen en op plaatsen waar verschillende activiteiten en functies met elkaar in conflict kunnen komen; met speciale aandacht voor de R0, Pontbeeklaan en E40. Op geëigende plaatsen kan bos aangeplant worden als buffer tegen het lawaai en de luchtvervuiling van de autostrades. d. Om van de open ruimte te genieten zijn voet- en fietspaden onontbeerlijk. In landbouw- en groene gebieden en langsheen de spoorlijn moet de aanleg van verharde voet- en fietspaden mogelijk zijn. e. Installaties van hernieuwbare energie moeten mogelijk gemaakt worden op alle plaatsen waar ze volgens de modaliteiten van de omzendbrief toegelaten zijn. f. Ontsluiting van industriezones gebeurt langs het grondgebied van gemeenten die er baten van hebben. 128a. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1b, 4c en 138a,b,d. In verband met het gemengd regionaal bedrijventerrein verwijst Vlacoro naar standpunt 134d. 128b,c. Vlacoro ondersteunt deze bezorgdheid en verwijst naar de algemene doelstellingen van het ontwerp RUP. Ze verwijst verder naar haar standpunt 134d.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
110/269
Dossier 388
128d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 9h. De voorschriften van art. B2.3.10 en B8.9.4 zorgen ervoor dat de fietsrouteverbinding langsheen de spoorlijn Dendermonde Brussel kan gerealiseerd worden. In de VCRO is opgenomen dat fietspaden en voetpaden horen bij de werken en constructies die in alle bestemmingsgebieden mogelijk zijn. 128e. Vlacoro stelt dat de installaties voor hernieuwbare energie toegelaten zijn in de gebieden waar dit volgens de ruimtelijke afweging mogelijk is. Voor de kleinschalige installaties zijn er bovendien regels uitgewerkt in de VCRO en de bijhorende uitvoeringsbesluiten. 128f. Vlacoro meent dat de ontsluiting van bedrijventerreinen moet gebeuren langs de verkeerstechnische en ruimtelijk beste oplossing. Vlacoro merkt op dat er hoofdzakelijk bestaande bedrijventerreinen zijn opgenomen in dit RUP en dat bijgevolg veel bestaande ontsluitingswegen behouden blijven. 129. Voka [B159], Verbond van West-Brabantse Ondernemingen vzw [B145]
a. Hoewel het gebied t.h.v. de stationsomgeving Zellik en het gebied ten zuiden van het Researchpark economische activiteiten toelaten, zal dit steeds in nauwe verweving staan met wonen waardoor enkel retail en kantoren in aanmerking lijken te komen. b. Ze vragen dat de Vlaamse Regering in zijn verdere besluitvorming de potenties van het gebied langs de R0 t.h.v. Wemmel als regionaal bedrijventerrein onderkent en dit verder onderzoek expliciet doorschuift naar het planningsproces van de R0. c. Het ontwerp RUP hanteert een weinig ambitieuze visie inzake economische ontwikkeling. De economische kracht die van het VSGB uitgaat, wordt volledig genegeerd. De nood aan bedrijventerreinen in de rand wordt zwaar onderschat. De in dit ontwerp voorziene opties inzake bestaande en bijkomende nieuwe economische ruimte zijn onvoldoende. Alternatieve, kwalitatieve invullingen moeten op zijn minst nog kunnen besproken en opgenomen worden en mogelijke zoekzones mogen niet gehypothekeerd worden voor de toekomst. d. Dit rapport wijkt sterk af van de bepalingen opgesomd in het RSV. Het ontwerp RUP zorgt ervoor dat de oppervlaktes voor bijkomende bedrijvigheid die het RSV voor Vlaams-Brabant vastlegt op 1.350ha, logischerwijze zullen moeten verschoven worden naar de kleinstedelijke gebieden en economische knooppunten binnen onze provincie. Ook daarover bestaat echter geen enkele garantie. De noodzakelijke randvoorwaarden om zowel de bestaande als de nieuwe economische ruimtes tot (her)ontwikkeling te brengen zijn onvoldoende gegarandeerd. De schaarste aan economische ruimte, het prijsniveau van de bedrijfsgronden en de complexiteit van reconversieprojecten zijn in het plangebied een stuk hoger dan in de rest van Vlaanderen, waardoor specifieke middelen en instrumenten moeten worden voorzien. e. Oplossingen voor een verbeterde mobiliteit zijn een conditio sine qua non voor alle toekomstgerichte ruimtelijke ontwikkelingen binnen het VSGB. Alle beleidsinspanningen, inclusief deze van de Vlaamse Regering, moeten simultaan, integraal en versneld op deze thematiek worden ingezet. Het VSGB, gelegen in het centrum van het land, heeft recht op een passende visie betreffende mobiliteit. De mobiliteitsproblematiek ontwricht de leefbaarheid voor de bewoners van het gebied en fnuikt alle economische en andere ontwikkelingen in het plangebied. De noodzakelijke ingrepen op de mobiliteit, zowel betreffende het wegvervoer, het openbaar vervoer als andere vormen van verplaatsen, moeten uitdrukkelijk een plaats krijgen in de ruimtelijke planning. De Vlaamse overheid moet hiervoor de nodige financiële middelen voorzien. 129a. Vlacoro stelt dat ook kantoorachtige activiteiten of bedrijvigheid met weinig hinder toelaatbaar zijn. De woningen die het terrein omsluiten zorgen in ieder geval voor een sterke beperking van de mogelijke hinder van bedrijven in dit gebied. Een verweving van activiteiten lijkt hier, gezien de omliggende woonomgeving, gepast. 129b,c,d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1b. 129e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
111/269
Dossier 388
130. ACW fusie Dilbeek [B130]
a. Wonen, bouwlagen en verdichting. Het ontwerp RUP creëert in de kernen van Dilbeek en GrootBijgaarden de mogelijkheid voor grotere en/of hogere bouwprojecten en woonverdichting. Dit schept grotere noden naar basisinfrastructuur, zoals bredere wegen met fiets- en voetpaden, gescheiden rioleringen en parkeermogelijkheden. Bijhorend moet er ruimte gecreëerd worden voor groen- en speelmogelijkheden voor kinderen. Bij realisatie van toekomstige projecten moet daarom telkens de vraag naar ‘ruimtelijke draagkracht’ gesteld kunnen worden. Het behoud van aangename woon- en leefsituaties moet worden nagestreefd. De Vlaamse Rand rond Brussel mag niet dienen om de grootstedelijke problemen op te lossen. De stad heeft hiervoor zelf voldoende mogelijkheden en bevoegdheden om de bestaande ruimten te herschikken en in te richten. Hierdoor kan de eigenheid van het Vlaams gebied gerespecteerd blijven. De verdichting van de woonkernen in Groot-Bijgaarden en Dilbeek is volop bezig. Bij nieuw- of vernieuwbouw verhogen de woon- en bouwlagen via aanpassingen van de dakconstructies waardoor voorzieningen van openbaar nut onvoldoende aangepast dreigen te worden. Bij regularisaties dringen ze erop aan het aantal bouwlagen niet te vermeerderen maar in bepaalde woonzones de woonlagen aan te passen en het opsplitsen van bestaande eengezinswoningen te faciliteren (cf. kangoeroewonen). De verdichting mag niet te geconcentreerd worden toegelaten indien nu al een aantal open ruimtes, parkeermogelijkheden, open ruimte en veiligheid ontbreken in dorpskernen, schoolomgevingen. Wat betreft het bepalen van de bouwhoogte voegen ze een bijlage toe aan het bezwaarschrift. b. Inspraak. Bij toekomstige bouwprojecten, RUP’s in woonkernen, aansnijden uitbreidingsgebieden moeten verplichte participatiemomenten voor inwoners voorzien worden, waardoor beslissingen gedragen worden door de hele bevolking. Zo kunnen socioculturele- en mobiliteitsnoden van de inwoners vooraf worden afgetoetst. Deze bezorgdheid moet worden gerealiseerd door de gemeente in samenspraak met de Gecoro, rekening houdend met opmerkingen uit de Procoro en initiatieven van de hogere overheden omtrent de hele problematiek van het ruimtelijk structuurplan. 130a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 6h. 130b. Vlacoro verwijst naar de ruimte inspraakmogelijkheden die nu al voorzien zijn voor sommige aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning, milieuvergunning of project-MER-plichtige activiteiten. 131. Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
Ze zijn bezorgd over de symbolische aanduiding van waterlopen. Artikel B0.1.2 moet worden geschrapt. Ook volgende artikels moeten overal worden geschrapt: artikels B1.1.2, B1.2.6, B1.4.4, B6.1.6, B7.1.6, B7.2.5, B8.1.2, B8.2.6, B8.6.5, B9.3.5, B9.4.2, B9.5.6. De formulering gaat zo ver dat het lijkt dat alle maatregelen om landbouwgebied aan te spreken voor water voortaan zullen kunnen zonder vergunning (of toch zonder nodige motivatie) of zonder enige vergoeding voor gebruiker en eigenaar. 131. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 7c en 84a. 132. Delhaize Group nv [B425]
a. Het bedrijventerrein Broekooi te Asse-Zellik, waar het distributiecentrum van Delhaize nv gevestigd is, is opgenomen binnen de afbakeningsgrens van het VSGB. Ze merken een aantal zaken op die niet overeenstemmen met de feitelijke en juridische toestand op het terrein. Deze moeten worden recht gezet. b. Er ontbreken twee gebouwen op het plan. Het gemeentelijk RUP ‘Gemengd bedrijventerrein Broekooi’ werd definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering in 2004 en werd opgemaakt i.f.v. de uitbreiding van het distributiecentrum van Delhaize. De twee gebouwen waarvan sprake (zie fig. bij bezwaarschrift) werden met de nodige vergunningen gerealiseerd binnen de bepalingen van dit RUP. c. De Molenbeek is foutief ingekleurd. Bij het realiseren van het eerste gebouw werd de loop van de Molenbeek verplaatst (voorzien in de vergunning) aangezien de beek onder het gebouw kwam te liggen. Ze voegen een figuur toe die (indicatief) aanduidt hoe de ingebuisde Molenbeek effectief loopt.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
112/269
Dossier 388
d. De Molenbeek wordt symbolisch aangeduid (art. B0.1.2). Doordat de bestaande bebouwing niet volledig is ingetekend houdt dit artikel geen rekening met de gerealiseerde en vergunde gebouwen en de nieuwe loop van de Molenbeek. In art. B0.1.2 wordt gesteld dat voor de reeds bebouwde of bebouwbare bestemming rekening moet worden gehouden met o.a. het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie. De bestaande Molenbeek was op de site al ingebuisd voor de bouw van de 2 nieuwe gebouwen. Ook de nieuwe loop van de Molenbeek werd ingebuisd. De inbuizing is noodzakelijk voor het functioneren van het distributiecentrum en voor de veiligheid op het bedrijventerrein. Het is niet realistisch en er is geen ruimte op het bedrijventerrein om op een veilige en verantwoorde wijze ruimte te bieden aan een open waterloop. Het herstellen van de structuurkenmerken is niet mogelijk binnen bedrijvenzone Broekooi. Delhaize vraagt de bepalingen van art. B0.1.2 te schrappen voor bedrijventerrein Broekooi door het verwijderen van de symbolische aanduiding van de waterloop op het grafisch plan. 132a,b,c. Vlacoro brengt deze bemerkingen onder de aandacht van de ontwerper en vraagt de noodzakelijke aanpassing van de kaarten te onderzoeken. 132d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7c. 133. Bezwaarindiener [B440]
Bezwaarindiener stelt vast dat de inwoners van Zellik niet op de hoogte waren van dit openbaar onderzoek en het belang ervan. Bezwaarindiener is per toeval op de hoogte gebracht op 14 maart 2011 door een lokaal blad. Hier is 1 maand verloren gegaan. Dit kan niet. Bezwaarindiener hoopt dat dit niet de bedoeling was en verzoekt laattijdig maar met een minimum aan respect voor de inwoners, de periode met een volle maand te verlengen om de inwoners hun democratisch recht te kunnen laten uit oefenen. 133. Vlacoro verwijst naar artikel 2.2.7,§2, VCRO dat bepaalt op welke wijze het openbaar onderzoek minstens wordt aangekondigd door de Vlaamse Regering. Vlacoro vraagt de ontwerper na te gaan of hieraan werd voldaan. B. 3. 2 Clu st er B 1 en B3 : op en ru i m te co rr id or o v er N 9 en E 4 0 134. Gemeenteraad Dilbeek [A4]
a. Onder de R0, ter hoogte van de Dansaertlaan te Groot-Bijgaarden, ligt het gemeentelijk recyclagepark. Hiervoor werd met de afdeling Wegen en Verkeer een gebruiksovereenkomst afgesloten en er werd een milieuvergunning afgegeven. Het probleem bestaat dat het gebied onder de brug niet bestemd kan worden omdat de bovenliggende bestemming (hoofdwegennet) de kleur bepaalt. De gemeente wil daarom in overleg met de partijen een RUP opmaken om het gebruik van het gebied te bestendigen. Omdat het gebied binnen de grenzen van het VSGB ligt, zal een planningsinitiatief in overleg moeten gebeuren. De gemeente vraagt om binnen het RUP deze mogelijkheid te voorzien. b. Het voorschrift B1.5.2 (CH) biedt mogelijkheden voor verbouwing, uitbreiding en herbestemming van alle gebouwen in het gebied. Een aantal gebouwen zijn beschermde monumenten, andere niet. Er bevinden zich ook eengezinswoningen in het gebied. De gemeente vreest dat de voorschriften te veel ruimte laten qua uitbreiding bestemming van alle gebouwen en daardoor de erfgoedwaarde van een aantal gebouwen en van het gebied als geheel in het gedrang kan komen. Het creëren van maximale mogelijkheden in het stedenbouwkundig voorschrift en de beoordeling doorschuiven naar de vergunningsaanvraag kan leiden tot discussies tussen aanvragers en adviesverlenende instanties. De gemeente vraagt de voorschriften te nuanceren naargelang de huidige aard en bestemming van gebouwen. c. Het voorschrift B1.6 voorziet dat een bestaande woning die niet aangesloten is op de openbare riolering een installatie voor behandelen van afvalwater moet aanleggen. De gemeente vraagt om het voorschrift zo aan te passen dat in eerste instantie de mogelijkheid om aan te sluiten aan de riolering wordt onderzocht, alvorens de aanleg van een afvalwaterbehandelingsinstallatie te verplichten. Die opmerking geldt voor alle voorschriften waarin de installatie voor behandelen van afvalwater wordt opgelegd. Artikel B1.6.2 voorziet enkel mogelijkheden voor bestaande woningen. Ze vragen verduidelijking in het geval van gebouwen met een andere dan woonbestemming.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
113/269
Dossier 388
d. Voor het GRB (art. B1.7) vragen ze waarom de groenbuffer (ten westen) niet als groengebied of open ruimtegebied ingekleurd wordt. Een groene inkleuring is duidelijker dan een basiskleur met arcering. Bovendien vertekent een dergelijke inkleuring de ruimtebalans (want toch een belangrijk deel van het bijkomend bedrijventerrein is a priori uitgesloten). De groenbuffer moet ook in het noorden van het gebied worden voorzien ter bescherming van de beekvallei en de woonkwaliteit van de aanliggende woonwijken. e. In zone B1.7 bevinden zich (niet vergunde) zonevreemde bedrijven. Om rekening te houden met de feitelijke situatie en eventueel regularisatie mogelijk te maken vraagt de gemeente de voorschriften aan te passen en mogelijkheden te creëren. f. De gemeente vraagt snel duidelijkheid over de concrete ontwikkeling en aansnijding van het GRB (B1.7) om de eigenaars van de woningen in het gebied voldoende rechtszekerheid te bieden. g. In art. B1.7 is de vermelding naar mest- en slibverwerking onduidelijk. h. Voor het GRB (art. B1.7) had de gemeente de intentie om in het gemeentelijk RSP het gebied Maalbeek in te kleuren als zoekzone voor lokale bedrijvigheid. Ze vragen in het gebied voldoende mogelijkheden te behouden voor herlokalisatie van Dilbeekse zonevreemde bedrijven (huidige of bij uitbreiding). i. De toelichtingsnota (pag.153-154) stelt: ‘Noordkustlaan … voornamelijk kantoren’. In het huidig industriegebied van Groot-Bijgaarden hebben een aantal gebouwen een louter kantoorfunctie, die strijdig is met de bepalingen van het gewestplan. In het RUP wordt geen initiatief genomen om de voorschriften van het industriegebied aan te passen en de mogelijkheid van grootschalige kantoren in het gebied toe te staan. De bestaande kantoren zijn in principe dus niet vergund en/of vergunbaar. De gemeente vraagt de mogelijkheid te onderzoeken om via een planningsinitiatief het gewestplanvoorschrift van toepassing op het industriegebied te herzien i.f.v. (regularisatie van) grootschalige kantoren in het gebied. 134a. Vlacoro merkt op dat dit gebied geen deel uitmaakt van het ontwerp RUP en dus niet kan opgenomen worden zonder bijkomend openbaar onderzoek. Het lijkt Vlacoro aangewezen dit onderwerp op lokaal niveau aan te pakken, in overleg met de andere overheden. 134b. Vlacoro verwijst naar de toelichting bij het stedenbouwkundig voorschrift B1.5.2. waarin verschillende randvoorwaarden worden aangehaald. Zo moet de erfgoedwaarde gevrijwaard blijven, mag de goede ruimtelijke ordening niet worden geschaad en mag de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet overschreden worden. 134c. Vlacoro ondersteunt het standpunt van de ontwerper en gaat ervan uit dat een eigenaar eerst onderzoekt of aansluiting mogelijk is. Dit voorschrift heeft als bedoeling dat niet-aangesloten woningen in hun eigen waterzuivering voorzien. 134d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1b. Het ontwerp RUP opteert voor een beperkte westelijke uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Groot-Bijgaarden-West voor kleinschalige, weinig verkeersgenererende bedrijfsactiviteiten (art. B1.7). Vlacoro merkt op dat de ontwikkeling van dit terrein (inclusief buffer) niet evident is. Vlacoro vestigt immers de aandacht op het feit dat het plan-MER aanhaalt dat ‘om dit bedrijventerrein te realiseren meer dan 10 woningen onteigend en verwijderd moeten worden. Het is niet mogelijk deze woningen te integreren in het bedrijventerrein, omdat ze over het hele gebied verspreid staan en dus een logische en rendabele inrichting van het bedrijventerrein verhinderen. Voorts gaat het om een terrein van minder dan 10ha; de economische return t.o.v. de onteigeningskosten kan dus in vraag worden gesteld’. De beperkte oppervlakte van het terrein bemoeilijkt een economisch rendabele oplossing. Vlacoro adviseert daarom om te onderzoeken in hoeverre de breedte van de voorziene buffer in overdruk (in het westen van het gebied) kan beperkt worden. Omdat het bedrijventerrein in het noorden grenst aan de Molenbeek, vraagt Vlacoro - uitgaande van haar standpunten 7b en 7c - ten zuiden van de Molenbeek een strook natuurgebied in te kleuren. Op basis van voorgaande vaststellingen vraagt Vlacoro alsnog de haalbaarheid en de economische return van deze uitbreiding te onderzoeken. Indien toch geopteerd wordt voor GRB, is een minimale voorwaarde om ook in het noorden van het bedrijventerrein een strook natuurgebied in combinatie met een buffer in overdruk aan te duiden, ten einde de verbinding tussen de verschillende natuurgebieden zoals beoogd binnen het project ‘Molenbeek- en Maalbeekvallei’ (Molenbeekvallei, Maalbeekdal, Droogveld en Bettegem) te faciliteren.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
114/269
Dossier 388
134e. Vlacoro leest in de toelichting bij het stedenbouwkundig voorschrift B1.7.1 dat voor bestaande zonevreemde constructies de bepalingen uit de VCRO gelden. Vlacoro ondersteunt aldus niet de vraag van de gemeente tot aanpassing van de voorschriften. 134f. Vlacoro neemt akte van deze vraag. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 134d. 134g. Vlacoro merkt op dat de verwijzing naar mest- en slibverwerking niet is opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften, maar wel in de toelichting bij de voorschriften. Vlacoro vraagt dan ook deze toelichting te verwijderen. 134h. De stedenbouwkundige voorschriften bieden de mogelijkheid tot een gepaste ontwikkeling van het terrein. Er is in dit gebied geen minimale oppervlakte vastgelegd voor bedrijfspercelen, waardoor er een zekere vrijheid is bij de inrichting en ontwikkeling van het terrein (cf. standpunt 134d). 134i. Vlacoro merkt op dat de bedoelde percelen geen deel uitmaken van het ontwerp en dus niet kunnen toegevoegd worden zonder bijkomend openbaar onderzoek. Vlacoro stelt dat de VCRO ruime mogelijkheden biedt voor zonevreemde constructies, maar betreurt dat de ‘opwaardering’ niet is onderzocht. 135. Gemeente Asse [A1]
a. De gemeente is zeer positief over het invoeren van BAG B1.1 zodat de open ruimte maximaal gevrijwaard blijft. Langs de spoorweg Brussel-Dendermonde moet een strook voor de aanleg van een fietspad (OMA-B-route) gereserveerd worden conform art. B8.2.3.10. b. Voor natuurverwevingsgebied B1.2 vragen ze toe te laten om onverharde wandelpaden aan te leggen. c. Voor het natuurgebied B1.3 moet langsheen de spoorweg en Eurobrokers een strook voorzien worden voor de aanleg van een fietspad (OMA-B-route). Er moet ook worden toegelaten om onverharde wandelpaden aan te leggen. d. Voor het gemengd bedrijventerrein B1.7 vragen ze de bufferzone B1.7.5 door te trekken langs BO.1.2 Maalbeek. Ontsluiting moet gebeuren langs de Noordkustlaan. e. In art. B1.7.5 vragen ze de schrapping van installaties voor hernieuwbare energie. Men kan moeilijk zonnepanelen of windmolens plaatsen en tegelijk verplichten om hoogstammig groen te voorzien. Hernieuwbare energie moet voorzien worden in B1.7. Geenszins mogen doorsteken gemaakt worden naar het verlengde van de De Bondtstraat. f. Voor art. B1.7.6 moet de ontsluiting geschieden via de Noordkustlaan zodat men rechtstreeks verbinding heeft met de verkeerswisselaar van Groot-Bijgaarden. 135a,b,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 128d. 135d. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 134d. 135e. Vlacoro ondersteunt deze opmerkingen en vraagt de ontwerper deze in rekening te brengen. 135f. Vlacoro stelt vast dat het ontwerp RUP voorziet dat de ontsluiting van het terrein enkel kan via het bestaande terrein. Op het plan wordt deze ontsluiting symbolisch aangeduid (art. B1.7.6). Het gebied moet ontsloten worden naar de Industrielaan. Vlacoro ondersteunt de vraag om de ontsluiting te laten gebeuren via de Noordkustlaan en vraagt de ontwerper dit verder te onderzoeken. 136. Gecoro Asse [B422]
a. Voor het solitair fietspad (art. B1.1) moet er nagedacht worden over sociale onveiligheid. b. Voor natuurverwevingsgebied art. B1.2 wijst men op een schrijffout. Deze wordt niet gespecifieerd. c. In natuurgebied (art. B1.3) moet worden toegelaten om onverharde wandelpaden aan te leggen. d. De GRB ontsluiting art. B1.7 moet gebeuren via de zwarte pijl, getekend op het plan. Volgende aanpassingen in de tekst wordt voorgesteld: ‘Ontsluiting dient te gebeuren langs de Noordkustlaan’. 136a,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 128d. 136b. Vlacoro vraagt de schrijffout op te zoeken en indien nodig te corrigeren. 136d. Vlacoro stelt vast dat de pijl geen aansluiting geeft met de Noordkustlaan en verwijst naar haar standpunt 135f.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
115/269
Dossier 388
137. Groen! Asse [B428]
a. Ze vinden het invoeren van BAG (art. B1.1) positief. Dit moet ook mogelijk zijn in gewone agrarische gebieden, niet enkel in waardevolle. Ze vragen de modaliteiten omtrent schuilhokken te preciseren. b. Langs de spoorlijn en Eurobrokers moet ruimte voorzien worden voor aanleg van een fietsroute in BAG (art. B1.1.) en natuurgebied (art. B1.3). c. Er moeten wandelpaden toegelaten worden in natuurverwevingsgebied B1.2. d. De bufferzone in het GRB (art. B1.7.5) moet worden doorgetrokken langsheen de Maalbeek. 137a. Vlacoro vraagt de ontwerper de bepalingen in verband met schuilhokken in lijn te brengen met de constructies die vrijgesteld zijn van vergunning volgens de VCRO en de uitvoeringsbesluiten. 137b,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 9h en 128d. 137d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 134d. 138. Natuurpunt Asse [B57, B431, B1346, B1347, B1348, B1349, B1350]
a. Natuurpunt Asse volgde aandachtig de totstandkoming van het plan en bracht bij elke inspraakprocedure haar opmerkingen. In de bezwaarschriften wordt verwezen naar verschillende brieven hieromtrent. Ze zijn tevreden over belangrijke kansen die het plan geeft aan het open ruimtegebied maar enkele fundamentele bezwaren van de vereniging werden in de wind geslagen. Ze willen deze nogmaals met kracht verdedigen. b. Voor art. B1.2.7 gaan ze akkoord met verwevingsfunctie maar ze vragen nader te specificeren dat de ‘omvang van schuilhokken in verhouding moet staan tot de begraasbare oppervlakte’. Ze pleiten voor de opname van een bepaling over een maximale oppervlakte en buffering. c. Voor art. B1.4 vragen ze dat het deel grenzend aan de E40 van GO naar bos wordt omgezet als visuele en lawaai werende buffer naar analogie met artikel B1.6 aan de overkant van de E40. d. De bestemming gemengd regionaal bedrijventerrein (art. B1.7) is een doorn in het oog. Het is niet omdat het gewestplan in het verleden de kapitale fout maakte in deze beekvallei industriegebied te voorzien dat deze ruimtelijke miskleun moet worden uitgebreid. Het bezwaarschrift van Natuurpunt Asse dd. 8 oktober 2008 legde reeds de vinger op de wonde: ‘De bestemming van deze zone voor industrie is voor ons verrassend ten opzichte van vorige documenten en onaanvaardbaar. In de eerste plaats omdat in de reeds smalle corridor, die binnen het project Molenbeek- en Maalbeekvallei (een project inmiddels opgenomen als Landinrichtingsproject van de VLM – de gemeente Asse, Natuurpunt, VELT en Regionaal Landschap Groene Corridor zijn actief participerende partners in dit project) de verbinding moet maken tussen de Molenbeekvallei in het oosten en de meer westelijke natuurgebieden dit het enige stuk is met een echt open ruimtekarakter. Waar het gewestplan deze zone nog inkleurde als agrarisch gebied met landschappelijk waardevol karakter, gebeurt nu een harde overgang van natuurgebied naar industrie. Uitbreiding van industriezone is hier ongewenst. Indien deze evidente vraag de inspraakprocedure niet overleeft, wensen ze als minimale tegemoetkoming toch het uitbreiden van de bufferzone (B1.7.5) met een zone van circa 200m (ongeveer ter hoogte van de huidige bomenrij) vanaf de Maalbeek. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de richtlijnen onder B0.1.2 namelijk het behoud en herstel van de structuurkernmerken van de beeksystemen, met inbegrip van de oevers, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie. Ze vragen aandacht voor de verkeerstechnische implicaties van deze uitbreiding. De bevolking vreest heel sterk voor een intensivering van het verkeer ter hoogte van de Frans Schachtstraat. Dit ligt op enkele honderden meter van het centrum en van twee scholen. De bijkomende verkeersinstroom vanuit een vergroot industriegebied Maalbeek is niet te verantwoorden. Om dezelfde reden kan een ontsluiting langs de L. Van Beverenstraat evenmin. Daarenboven moeten bijkomende en/of industriezones vermeden worden omdat Zellik en de rand hier reeds last van hebben: verkeers- en lawaaihinder, frequent een zeer slechte luchtkwaliteit die de gezondheid schaadt’. e. Ze zijn zeer verontrust over de bepaling in de toelichtingsnota (pag. 168) bij art. B1.7 over de toelating voor Seveso-inrichtingen op het betrokken terrein. In de voorafgaande ruimtelijke beschrijving wordt aangegeven dat bepaalde functies van de omgeving (open ruimtegebied, recreatie, woongebied) publiek genererend zullen zijn. Het toestaan van Seveso-activiteiten op deze site wordt met klem gecontesteerd.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
116/269
Dossier 388
f. In het kader van het tegengaan van industrie uitbreiding in het Maalbeekterrein verwijzen ze naar de toelichtingsnota: ‘het bedrijventerrein in gebied 42 wordt als minder wenselijk beschouwd omwille van de aantasting van de woonfunctie (> 10 te onteigenen woningen) en de connectie met de andere open ruimtegebieden’. Een mogelijke vertaalbare ruimtelijk milderende maatregel zou er kunnen in bestaan dat dit gebied wordt herbestemd tot open ruimtegebied. In het ontwerp RUP wordt dit vertaald als ‘Dit kan niet gezien worden als milderende maatregel bij aanduiding als bedrijventerrein, het betreft veeleer een andere optie voor het gebied’. Ze vragen of dit een woordenspel is waarmee het goed geargumenteerd bezwaar van Natuurpunt Asse tegen de herbestemming wordt gecounterd. g. Positieve impact van de Maalbeek en haar vallei. Als schakel in het open ruimte netwerk speelt de Maalbeek en haar vallei, ter hoogte van de kern van Zellik, een belangrijke rol. Haar potentie als ecologische verbinding is cruciaal en moet dan ook gevrijwaard en versterkt. In de vallei kan daarbij ruimte worden geboden voor natuurontwikkeling, bosvorming en waterbuffering. Via een fijnmazige padenstructuur kan de relatie worden gelegd tussen de Maalbeek en het bestaande en nieuw te ontwikkelen woonweefsel ter hoogte van de Coppenstraat, het Breughelpark en de nieuwe bouwzone die gaat aangelegd worden. h. Gewenste ruimtelijke structuur voor Zellik en de grens met Groot-Bijgaarden. De open ruimtewaarden zijn groot en worden bepaald door het glooiend reliëf van de ecologisch waardevolle en ingesneden beekvallei van de Maalbeek, en grote min of meer aaneengesloten landbouwgronden. De beekvalleien worden met elkaar verbonden via landbouwgebieden enz. en vervlechten tot een aaneengesloten netwerk van groenstructuren doorheen de sterk bebouwde ruimte. Grootschalige uitbreidingen van het huidig aanbod aan woningen en bedrijvigheid zijn in die zin niet gewenst. Kwaliteitsvolle bebouwingsrand met uitzicht op open ruimte van de vallei van de Maalbeek is wenselijk. Bijkomende industrie aan de overkant van de Maalbeek is niet gewenst. De Bospotenties worden maximaal benut. Het brongebied van de Maalbeek krijgt een meer ecologisch perspectief als open ruimtegebied met nadruk op ecologische park en bosontwikkeling. Uitgaande van de norm ‘lange termijn planning groenvoorzieningen’ kan in de deelruimte Zellik-Groot-Bijgaarden een tekort aan publiek toegankelijke open ruimten worden vastgesteld van 160,7ha park en 540ha bos. 138a. Vlacoro neemt akte van deze situering. 138b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 137a. 138c. Vlacoro merkt op dat dit gebied deel uitmaakt van het beschermd landschap rond het kasteel van Groot-Bijgaarden. De aanleg van bos is mogelijk in het GO-gebied. Het voorschrift laat een latere gebiedsspecifieke invulling en inrichting toe die op lokaal niveau kan worden geregeld. 138d, f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 134d. 138e. Vlacoro merkt op dat dit een overname is uit het ruimtelijk veiligheidsrapport. In de stedenbouwkundige voorschriften (B1.7.3) koos de ontwerper ervoor om Seveso-bedrijven niet toe te laten. 138g. Vlacoro ondersteunt deze bemerkingen. Door het vrijwaren en versterken van deze structurerende beekvallei en de aansluitende gebieden met een natuurlijk en landschappelijk waardevol karakter kan de open ruimte van het Pajottenland nog ver doordringen tot in het stedelijk weefsel. 138h. Vlacoro neemt akte van de gewenste ruimtelijke structuur en verwijst naar haar standpunten 4c en 5l. 139. N-VA Asse [B58]
N-VA Asse vindt de uitbreiding van GRB art. B1.7 met B1.7.5 te verwerpen. De ontsluiting mag zeker niet gebeuren langs de Frans Schachtstraat en het centrum van Zellik. 139. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 134d en 135f. 140. ACW fusie Dilbeek [B130]
a. Kasteelgebied Pelgrims. Voor dit bestaande park- en groengebied met historisch kasteel, waardevol monument en erfgoed, vragen ze de rustbeleving te vrijwaren. Een uitbreiding met 20% van de bestaande gebouwen houdt heel wat risico’s in tot storende factoren zowel voor omwonenden als voor de vele wandelaars. Het karakter van deze omgeving moet worden beschermd. Grootscheepse commerciële evenementen passen zeker niet in deze historische en waardevolle groene omgeving.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
117/269
Dossier 388
b. Uitbreiding bedrijventerrein Roekhout Groot-Bijgaarden (art. B1.7). Het afwegingskader voor uitbreiding van dit bedrijventerrein houdt onvoldoende rekening met de mobiliteitsproblemen. Huidige voorziene ontsluiting- en bereikbaarheidsroutes dreigen voor overlast te zorgen voor aanpalende en naburige woonkernen (in de omgeving van de Frans De Schachtstraat met de Gentsesteenweg en in de Isidoor van Beverenstraat). De nodige infrastructurele maatregelen moeten worden gerealiseerd alvorens de uitbreiding kan aanvatten. Dit gebied maakt de verbinding tussen de Molenbeek- en Maalbeekvallei. Het is een enig stukje nog resterend natuurgebied met een open karakter, bovendien brongebied van de Maalbeek met een belangrijke functie als beeksysteem. Dit gebied vormt een overgang/bufferzone naar de woongebieden in de omgeving. Ze vragen dit karakter definitief te bestendigen i.p.v. er bedrijven te vestigen. De volledige inkleuring van dit Maalbeekgebied als bedrijventerrein geeft ook rechtsonzekerheid aan de huidige en toekomstige bewoners en verwijzen hierbij naar de bemerkingen van het Soresma rapport. Bij een eventuele uitbreiding van dit bedrijventerrein vragen ze minstens het behoud van de bufferzone (art. B1.7.5) met een zone van circa 200m gemeten vanaf de Maalbeek. Ze verwijzen verder naar het bezwaar van Natuurpunt Zellik – Groot-Bijgaarden. c. Ze vragen in GRB (art. B1.7) het deel grenzend aan de E40 om te zetten van open ruimtegebied naar bos. Dit als visuele en lawaaiwerende buffer naar analogie met de overzijde van de E40 (art. B1.6). 140a. Vlacoro ondersteunt deze bezorgdheid en vraagt om de bepaling ‘Een uitbreiding met 20% wordt in die context toelaatbaar geacht’ in artikel B1.5.2 te schrappen. 140b,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 134d. 141. Velt Groot-Asse [B433]
a. Bij art. B1.2.7 heeft Velt geen probleem met de verwevingsfunctie, maar verkiest men het voorschrift dat de ‘omvang van schuilhokken in verhouding moet staan tot de begraasbare oppervlakte’ verder te specificeren. Velt vraagt dat ook een maximale oppervlakte wordt gestipuleerd evenals de noodzaak tot landschappelijk integrerende buffering. b. Bij art. B1.4 wordt voorgesteld een gedeelte grenzend aan de E40 om te zetten van GO naar bos. Dit als visuele en lawaaiwerende buffer naar analogie met art. B1.6 aan de overkant van de E40. c. De bestemming gemengd regionaal bedrijventerrein (art. B1.7) is een doorn in het oog. In het verleden is met het gewestplan een kapitale fout gemaakt om hier een industriegebied te voorzien in een beekvallei, zelfs zonder enige buffer tot vlak aan de beek. In de plaats van dit nog verder uit te breiden zou dat euvel zoveel als mogelijk moeten worden gecorrigeerd. In de eerste plaats omdat in de reeds smalle corridor, die binnen het landontwikkelingsproject ‘Molenbeek- en Maalbeekvallei’ de verbinding moet maken tussen de Molenbeekvallei in het oosten en de meer westelijke natuurgebieden (Droogveld, bronnengebied van de Maalbeek en Bettegem), dit het enige stuk is met een echt ‘open ruimte karakter’. Waar het gewestplan tenminste nog deze zone inkleurde als ‘agrarisch gebied met landschappelijk waardevol karakter’ wordt men nu geconfronteerd met een harde overgang van de facto waardevolle open ruimte naar industrie. Het standpunt van Velt is duidelijk dat de uitbreiding van deze industriezone ongewenst is! A fortiori is – in tegenstelling tot het besluit bij 3.1.3 toelichtingsnota – een bestemming voor een Seveso-inrichting in deze omgeving helemaal uitgesloten, niet alleen omwille van de voorziene publiek genererende functies in de aanleunende open ruimtegebieden maar evenzeer omwille van de risico’s voor 7.000 inwoners die in de nabijheid hun huisvesting hebben en omwille van de potentiële gevolgen voor het gebruik van de aanpalende grote verbindingswegen naar de hoofdstad en de westkant van het land. Mocht evenwel deze evidente vraag de inspraakprocedure voor enige minder risicohoudende bedrijvigheid niet overleven dan wenst Velt als minimale tegemoetkoming toch het uitbreiden van de bufferzone (B1.7.5) met een zone van circa 200m (ongeveer ter hoogte van de huidige bomenrij) gemeten vanaf de Maalbeek. Daarmee komt men tegemoet aan de richtlijnen gestipuleerd onder B0.1.2: ‘… het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de beeksystemen, met inbegrip van de oever, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie’. Velt vraagt ook aandacht voor de verkeerstechnische implicaties van een eventuele uitbreiding van industriële activiteit.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
118/269
Dossier 388
Als ledenvereniging heeft zij van nabij voeling met wat leeft bij de bevolking. Er wordt heel sterk gevreesd voor een intensivering van het verkeer ter hoogte van de Frans Schachtstraat. Men zit daar op enkele honderden meter van het centrum en twee scholen zorgen voor heel wat kwetsbare mobiliteit die moet beschermd worden. De bijkomende verkeersinstroom vanuit een vergroot industriegebied ‘Maalbeek’ is niet te verantwoorden. Om dezelfde reden kan een ontsluiting langs de I. Van Beverenstraat evenmin. 141a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 137a. 141b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 138c. 141c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 134d. 142. Bezwaarindieners [B97, B98]
a. Ze vragen de vrijwaring van bestaande landbouwactiviteiten op gronden in eigendom ten zuiden van de J.B. De Greeflaan en de Kortemanstraat, rond buurtweg nr. 18 en Fluxys controlepost. Exploitatiegegevens en een overzicht van de percelen worden toegevoegd. Op de infovergadering (14/3/11) bleek dat het planproces sinds 2005 gebeurde in overleg met middenveld en georganiseerde groepen. Bezwaarindiener was er zelf niet van op de hoogte en kon er bijgevolg zijn belang niet verdedigen. b. Bezwaarindiener is dierenarts en landbouwer (houden en fokken van schapen). De mogelijkheid bestaat dat zijn dochter deze landbouwactiviteit verderzet. Oorspronkelijk kon bezwaarindiener deze activiteit uitoefenen op o.a. versnipperd gelegen bouwgronden in woongebied van verschillende eigenaars in Zellik en omgeving. Met als doel het schapenfokbedrijf te centraliseren en verder uit te bouwen in het landbouwgebied, hebben de bezwaarindieners sinds 2003 gronden, gelegen in landbouwgebied aangekocht. Dit resulteert in een aaneengesloten eigendom van ongeveer 5ha (4ha in landbouwbestemming, 1ha natuurbestemming). Het landbouwgebied bestaat voor 90% uit weiden en werd door landbouwers ononderbroken gebruikt en in de landbouwareaal-aangifte opgenomen. c. Het ontwerp RUP kleurt deze 5ha in als 2ha natuurgebied en 3ha natuurverwevingsgebied. De oorspronkelijk bestemming landbouwgebied dreigt verloren te gaan. Dit is onbegrijpelijk en brengt de economische toestand van de landbouwactiviteit ernstig in gevaar daar zeer zware investeringen werden gedaan door de aankoop van gronden. Ook werd zwaar geïnvesteerd in deze gronden door de bouw van een vergund voldoende ruim professioneel schuilhok voor weidedieren in harmonie met het landschap, door passende afsluitingen met houden palen en breedmazige draad en dito weidehekkens om wilde fauna doorgang te verlenen. Bezwaarindiener wil in plantseizoen 2011-2012 de omgeving van het schuilhok en achterliggende talud beplanten met streekeigen struiken en bomen. Deze investeringen moeten de rendabiliteit van de landbouwonderneming naar de toekomst veiligstellen. Nu wordt echter gevreesd voor de financiële toekomst van het bedrijf. Bezwaarindieners beklemtonen dat ze via deze landbouwactiviteit als enige in de regio bijdroegen tot landschapsverfraaiing en biodiversiteit, vermits erosiegevoelige akkers werden omgezet naar een weiland met voedergewassen voor schapen. d. De druk bewandelde buurtweg nr. 18 doorkruist de eigendom waardoor veel mensen op educatieve en recreatieve manier kunnen genieten van de mooie glooiende weiden met schapen en lammeren. e. Het huidig bedrijf met weiden past perfect in het voorgesteld VLM landinrichtingsproject MolenbeekMaalbeek zonder dat bestemmingswijzigingen moeten uitgevoerd worden. De projectverantwoordelijke is bereid samen alternatieve oplossingen te zoeken i.v.m. de haalbaarheid van de projectvoorstellen. f. Ze zijn voor open ruimte en dragen via hun schapenfokkerij bij tot diversifiëring en een onschatbare meerwaarde van het huidige landschap in Zellik. Het is dan ook vreemd vast te stellen - in tegenstelling tot andere landbouwbedrijven – dat de volledige oppervlakte van het bedrijf in het ontwerp RUP de bestemming natuur of natuurverweving krijgt, waardoor het economisch draagvlak van hun bijdrage tot het landschap in gedrang komt. g. Het is bezwaarindieners niet te doen om de kapitaalschade bij omzetting van landbouw- naar natuurgebied. Ze willen de landbouwactiviteiten bewaren voor zichzelf en hun dochter. Voor de overdruk natuurverweving is geen schadevergoeding of compensatie voorzien. Ze kunnen onmogelijk andere aaneengesloten gronden van die oppervlakte vinden in de regio. Dit zal de druk op landbouwpercelen in de regio nog verhogen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
119/269
Dossier 388
h. Volgens de Bodemkaart behoren de gronden van bezwaarindieners die volgens het huidige plan in landbouwgebied liggen, qua biologische waardering tot de laagste categorie en zijn ze ‘minder waardevol’. i. Ze vragen de overdruk natuurverwevingsgebied (B1.2.7) te schrappen voor perceel 61R (weide) en perceel 63K (ruim schuilhok) en de bestemmingswijziging naar natuur (B1.3) ongedaan te maken en landbouwbestemming te behouden (perceel deels van 78F en C ten zuiden van buurtweg 18). 142a,b,d,g,h. Vlacoro neemt akte van deze situering en betreurt dat bezwaarindiener niet tijdig op de hoogte was van het overlegproces. 142c,i,j. In het kader van de aanduiding van een open ruimte corridor over de N9 en een ecologische verbinding over de E40 wil men het open zicht behouden. De aanwezige grondgebonden landbouw kan er optreden als drager van deze open ruimte. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 12b. 142e. De gebieden kunnen toegankelijk worden gemaakt via een fijnmazige padenstructuur met vertakkingen naar het omliggend bebouwd gebied, zoals bv. buurtweg nr. 18. 142f. Het komt Vlacoro voor dat de bestemmingswijziging naar natuurverweving en natuur goed passen binnen het landinrichtingsproject van de VLM. Vlacoro vraagt de ontwerper dit na te gaan. 143. Voka [B159], Verbond van West-Brabantse Ondernemingen vzw [B145]
Voka vindt een ruimtelijk kwalitatieve ontwikkeling van de uitbreiding van het gemengd regionaal bedrijventerrein Groot-Bijgaarden-West moeilijk te realiseren (of slechts een heel beperkt deel ervan). De beperkte uitbreiding van bedrijventerrein Groot-Bijgaarden-West wordt gesteund. Er zijn echter vragen bij de uitwerking van de opties voor deze uitbreiding. Een aanzienlijk deel wordt aangeduid als bedrijventerrein met overdruk buffer. Er wordt schijnbaar uitgegaan van een individuele ontwikkeling van dit gebied, gelet op het ontbreken van enig uitvoeringsgericht instrumentarium. Daarenboven werkt de verweving met vele residentiële woningen enorm kostenverhogend op de realisatie. Dit alles maakt een ruimtelijk kwalitatieve ontwikkeling quasi onmogelijk. Voka pleit voor een globale inrichting van het gebied (door minimaal een inrichtingsplan op te leggen) en een uitvoeringsgerichte aanpak (onteigeningsplan). 143. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 134d. 144. POM Vlaams-Brabant [B140], Resoc Vlaams-Brabant [B161]
De POM heeft vragen bij de uitbreiding van de bedrijvenzone 'Groot-Bijgaarden West' (art. B.1.7). Een aanzienlijk deel wordt aangeduid als bedrijventerrein met overdruk buffer(art. B1.7.5). Er wordt schijnbaar uitgegaan van een individuele ontwikkeling van dit gebied, gelet op het ontbreken van enig uitvoeringsgericht instrumentarium. Dit maakt een ruimtelijk kwalitatieve ontwikkeling quasi onmogelijk. De POM pleit voor een globale inrichting van het gebied (door minimaal een inrichtingsplan op te leggen) en een uitvoeringsgerichte aanpak (onder meer een onteigeningsplan). 144. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 134d. 145. Bezwaarindiener [B168]
a. Bezwaarindiener is tegen de uitbreiding van industrieterrein Maalbeek in westelijke richting. Hij is eigenaar van een weiland van circa 1,5ha gelegen te Dilbeek (perceel 7e). Dit weiland is volgens het gewestplan gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het weiland grenst ten westen aan het bestaande industrieterrein Maalbeek waar o.a. het bedrijf Puratos nv gevestigd is. Het betreft een industriegebied volgens het gewestplan. BPA Roekhout is van toepassing. b. Ze vinden zich volledig in het uitgangspunt van het ontwerp RUP: het behoud van de open ruimte is essentieel. Ze verwijzen naar de visie voor het VSGB en de uiteenzetting van de gewenste ruimtelijke structuur (toelichtingsnota pag. 25-27). De natuurlijke structuur met de belangrijke rivier- en beekvalleien is een belangrijke drager van open ruimtegebieden en verdient absolute bescherming. De toelichtingsnota (pag. 143) herhaalt dat het behoud van de open ruimte het uitgangspunt en het ruimtelijk kader vormen en dat de focus ligt op het vrijwaren van de structuurbepalende beekvalleien en waardevolle landbouwgebieden als dragers van open ruimtegebieden.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
120/269
Dossier 388
c. Ze zijn verbaasd dat het ontwerp RUP voorziet in de uitbreiding van het bedrijventerrein Maalbeek in westelijk richting (art. B1.7). Het perceel weiland van bezwaarindiener (landschappelijk waardevol agrarisch gebied) dat een buffer vormt voor de hinderlijke activiteiten van het industrieterrein, wordt herbestemd naar GRB. Volgens de toelichting bij artikel B1.7 kunnen hier grote bedrijven toegelaten worden met belangrijke stedenbouwkundige hinder en kunnen bedrijven uitgebaat worden die om ruimtelijke of milieuredenen niet (meer) verweefbaar zijn met een residentiële omgeving. Bezwaarindiener kan niet akkoord gaan met deze uitbreiding van het bestaande industrieterrein en met de herbestemming van zijn eigendom van landschappelijk waardevol agrarisch gebied naar GRB. d. Deze uitbreiding van het bestaande industrieterrein is manifest in strijd met de uitgangspunten van het ontwerp RUP: het behoud van de open ruimte en de herbestemmingen naar gemengd open ruimtegebied, de bescherming van de Maalbeekvallei die als landinrichtingsproject werd goedgekeurd, de vrijwaring en versterking van het waardevolle landschap en de erfgoedwaarden van het kasteeldomein van GrootBijgaarden en omgeving en van het kasteel van Zellik, de gevoelige versterking van het residentieel karakter door nieuwe woonontwikkelingen waarmee de uitbreiding van het bedrijventerrein voor hinderlijke bedrijven (en potentieel Seveso-inrichtingen?) manifest onverenigbaar is. e. Deze uitbreiding gaat voorbij aan de bevindingen in het plan-MER (pag. 211): ‘het bedrijventerrein gebied 42 wordt als minder wenselijk beoordeeld omwille van de aantasting van de woonfunctie (>10 te onteigenen woningen) en de connectie met de andere open ruimtegebieden in deze cluster’. Het plan-MER wijst op de sterke aantasting van de woonfunctie en de beeld- en belevingswaarde en de mogelijkheid van open ruimtegebied werd als alternatief voor het bedrijventerrein onderzocht. Dit alternatief zou echter geen significante gevolgen hebben. f. De voorziene bufferzone (art. B1.7.5) is niet voldoende breed voor de milieubelastende bedrijven. Daarenboven wordt niet voorzien in buffering naar het noorden waar het GRB voor het grootste deel grenst aan de waardevolle Maalbeek en aan het natuurgebied (art. B2.2). Nochtans is het vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening en duurzame ontwikkeling (art. 1.1.4 VCRO) noodzakelijk om te voorzien in een bufferzone tussen twee bestemmingsgebieden die niet te verenigen zijn (natuur en industrie). Volgens artikel B1.7.5 worden werken toegelaten die geen uitstaans hebben met een buffer. De bufferzone moet minstens als daadwerkelijke bufferzone wordt ingericht. Toegangswegen (met inbegrip van brandwegen) en waterbeheersingswerken zijn niet toegestaan. Ook ‘installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie’ moeten uitgesloten worden uit artikel B1.7.5. Het is ondenkbaar dat in deze bufferstrook die paalt aan open ruimtegebied (o.a. met cultuurhistorisch karakter) windturbines kunnen ingeplant worden. g. Seveso-bedrijven kunnen absoluut geen plaats hebben in het GRB gelet op de onmiddellijke nabijheid van residentiële bewoning (ongeveer 4.000 bewoners). De toelichtingsnota (pag. 168) is onduidelijk over het toelaten van Seveso-bedrijven. In het ruimtelijk veiligheidsrapport werden een aantal bedrijventerreinen geselecteerd die het meeste potentie hebben om Seveso-inrichtingen te huisvesten. Het gebied in kwestie werd niet geselecteerd. De niet-weerhouden bedrijventerreinen zijn minder interessant omwille van de dichte nabijheid van wonen en de dichte nabijheid van veel publiek (RVR pag. 19-21). De toelichtingsnota (pag. 167-168) die stelt dat Seveso-inrichtingen op het bedrijventerrein kunnen worden toegelaten, is hiermee in strijd of is minstens verwarrend. h. Op pag. 17 onderaan wordt dan weer gesteld dat in een aantal gebieden, die onvoldoende aan bod kwamen in het RVR Seveso-inrichtingen worden uitgesloten. In art. B1.7.3 wordt gesteld dat Seveso inrichtingen (zowel hoge- als lagedrempelinrichtingen) niet toegelaten zijn. Bezwaarindiener vraagt dan ook dat uitdrukkelijk wordt gespecificeerd en verduidelijkt dat Seveso inrichtingen niet toegelaten zijn in het GRB. i. De toelichtingsnota (pag. 186) stelt dat het BPA Roekhout wordt opgeheven. Bezwaarindiener verzet zich tegen de opheffing van het BPA, aangezien de voorschriften van dit BPA strenge beperkingen oplegt aan de toegelaten industriële bedrijvigheid in functie van de bewoning in de onmiddellijke omgeving. Er is geen industrie toegelaten met onaangename reuken, schadelijke of stank verspreidende uitwasemingen, groot brand- of ontploffingsgevaar en oorverdovend en voortdurend lawaai. Ze verwijzen naar diverse arresten van de Raad van State. Als gevolg van artikel 2.2.2 VCRO juncto artikel 7.4.5 VCRO kunnen enkel de voorschriften worden opgeheven die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
121/269
Dossier 388
Dit houdt in dat het BPA niet kan worden opgeheven middels het ontwerp RUP voor zover het BPA betrekking heeft op delen van het bedrijventerrein (o.a. de site van Puratos nv) waarvoor in het ontwerp RUP geen bestemmingswijziging werd doorgevoerd). Ze wijzen verder op de gevolgen van opheffing van de BPA voorschriften voor de omwonenden. Dit zou in strijd zijn met de uitgangspunten van het ontwerp RUP (toelichtingsnota pag. 26), met het grondrecht op de bescherming van een gezond leefmilieu (art. 23), het standstill beginsel en de VCRO (artikel 1.1.4). j. Er is een ernstig probleem voor wat betreft de ontsluiting van de uitbreiding van het industrieterrein. De toelichtingsnota (pag. 154) erkent de ontsluiting verre van optimaal is. k. Bezwaarindiener verzet zich tegen de uitbreiding van bedrijventerrein Maalbeek in westelijke richting en de herbestemming in artikel B1.7. Hij vraagt de Vlaamse Regering haar definitieve goedkeuring te onthouden aan dit ontwerp RUP voor wat betreft de voorziene bestemming GRB in artikel B1.7 en voor wat betreft de opheffing van de voorschriften van het BPA Roekhout. De bufferende functie van het perceel weiland t.a.v. het bestaande industrieterrein moet behouden en gevrijwaard worden ter versterking van de Maalbeekvallei en het open ruimtegebied. 145a. Vlacoro neemt akte van deze situering. 145b,c,d,e,f,j. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 134d. 145g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 138e. 145h.Vlacoro stelt vast dat het BPA opgenomen is in de lijst met de op te heffen voorschriften, zoals decretaal voorzien. Het grondrecht op een gezond leefmilieu wordt gewaarborgd door de regelgeving rond leefmilieu. Vlacoro meent dat het duidelijker is het gebied op te nemen in 1 stedenbouwkundig voorschrift. 145i. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 135f. 146. Bezwaarindiener [B426]
Het bezwaar heeft betrekking tot de uitbreiding van de bedrijvenzone Maalbeek in Groot-Bijgaarden (art. B1.7). Omdat deze industriezone verder zal worden uitgebreid, zal Zellik nog meer (vracht)verkeer moeten verwerken. Het kruispunt van de Frans Schachtstraat en de Brusselsesteenweg zal nog drukker en gevaarlijker worden wanneer alsmaar meer voertuigen deze straten in- en uitrijden. Men zit er op enkele honderden meter van het centrum. Twee scholen zorgen voor heel wat kwetsbare mobiliteit die moet worden beschermd. De gemeente Dilbeek zal de baten genieten maar de lasten worden op Zellik afgewimpeld. Beneden Zellik wordt reeds langs verschillende kanten ingesloten door industrieparken van andere gemeenten. Bovendien zou het kwetsbaar beekdal Maalbeek moeten gespaard blijven van verdere industrie zeker in het kader van het Maalbeekproject, dat de link met het Droogveld wil verzekeren. 146. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 134d en 135f. 147. Bezwaarindieners [B424], [B1177 tot en met B1345]
Het betreft 177 identieke bezwaarschriften, waarvan twee laattijdig werden ingediend. a. Bezwaarindieners gaan niet akkoord met de herbestemming naar GRB (art. B1.7 en B1.7.5). Deze paarse zone is onverenigbaar en strijdig met het zeer groot woongebied dat zal ingeplant worden tussen de Molenbeekdallaan en de Van Malderenstraat alsook de buildings van het Breughelpark (art. B2.1) en met het woongebied van de Th. Coppensstraat, De Bondtstraat, Goedsberge. Dit gebied grenst aan de Maalbeek zonder bufferzone. Ze vragen de Maalbeek en de hele vallei van de Maalbeek doorheen de kern van Zellik te vrijwaren en te versterken. b. De hierboven vermelde zones worden best verbonden met de zone GO (art. B1.4). c. Er wordt bezwaar ingediend tegen de nadelige gevolgen voor Zellik alsook tegen de ongelijkheid van behandeling in vergelijking met andere gemeenten. De plotse toevloed van overdreven veel nieuwe woningen zal betekenen dat in Zellik vele duizenden inwoners zullen bijkomen (760 woningen bijkomen in een gebied van 35ha). Zellik is de deelgemeente in de Vlaamse Rand waar men het meest woningen gaat bouwen in vergelijking met veel grotere gemeenten zoals Wemmel (141 woningen op 5,3ha), GrootBijgaarden (330 woningen op 16ha), Beersel (0ha). Van ongelijkheid en discriminatie gesproken. Ongeveer 12,5% van de totaliteit van de nieuwbouw in het VSGB komt in Zellik. In andere deelgemeenten van het VSGB doet de Vlaamse overheid dat niet. De inwoners van Zellik verdienen dit niet.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
122/269
Dossier 388
d. Bijkomende bedrijven en/of industriezones moeten vermeden worden. In Zellik en aan de rand ervan heeft men last van verkeershinder, lawaaihinder en een zeer slechte luchtkwaliteit die de gezondheid van de inwoners schaadt. Een aantal mensen heeft o.a. astma. e. Positieve impact van de Maalbeek en haar vallei. Als schakel in het open ruimte netwerk spelen de Maalbeek en haar vallei, ter hoogte van de kern van Zellik, een belangrijke rol. Haar potentie als ecologische verbinding is cruciaal en moet dan ook gevrijwaard en versterkt. In de vallei kan daarbij ruimte worden geboden voor natuurontwikkeling, bosvorming en waterbuffering. Via een fijnmazige padenstructuur kan de relatie worden gelegd tussen de Maalbeek en het bestaande en nieuw te ontwikkelen woonweefsel ter hoogte van de Coppenstraat, het Breughelpark en de nieuwe bouwzone die gaat aangelegd worden. f. Gewenste ruimtelijke structuur voor Zellik en grens met Groot-Bijgaarden. De open ruimtewaarden zijn groot en worden bepaald door het glooiend reliëf van de ecologisch waardevolle en ingesneden beekvallei van de Maalbeek en grote min of meer aaneengesloten landbouwgronden. De beekvalleien worden met elkaar verbonden via landbouwgebieden en vervlechten tot een aaneengesloten netwerk van groenstructuren doorheen de sterk bebouwde ruimte. Grootschalige uitbreidingen van het huidig aanbod van woningen en bedrijvigheid zijn niet gewenst. Kwaliteitsvolle bebouwingsrand met uitzicht op open ruimte van de vallei van de Maalbeek is wenselijk. Bijkomende industrie aan de overkant van de Maalbeek is niet gewenst. De bospotenties worden maximaal benut. Het brongebied van de Maalbeek krijgt een meer ecologisch perspectief als open ruimtegebied met nadruk op ecologische park- en bosontwikkeling. Uitgaande van de norm ‘lange termijn planning groenvoorzieningen’ kan in de deelruimte Zellik-GrootBijgaarden een tekort aan publieke toegankelijke open ruimten vastgesteld worden van 160,7ha park en 654ha bos. 147a-f. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 5l, 134d en 157a,b,c,d. Vlacoro merkt op dat de toekomstige woonzone A art. B2.1 met GO in verbinding wordt gebracht via de strook natuurgebied ten noorden van de Maalbeek. 148. Bezwaarindiener [B432]
a. Het is onbegrijpelijk en onaanvaardbaar dat nabij woon- en groenzones de uitbreiding van een gemengd regionaal bedrijventerrein (art. B1.7) gepland wordt. Dit ondanks verschillende bezwaren en protesten van directe omwonenden. Als omwonende ondervindt bezwaarindiener door de bestaande bedrijvigheid veel milieuoverlast (lawaai, prikkelende geurhinder, ontploffingsgevaar, watervervuiling). Deze zone ligt in de onmiddellijke nabijheid van 2 lagere scholen, het centrum en diverse woonwijken. Sommige huizen worden hierdoor helemaal ingesloten door industrie. De paars ingekleurde zone wordt best groen ingekleurd als buffer voor de bestaande bedrijven. Deze groene zone zou dan perfect aansluiten bij de andere groene zones zodat er een groene gordel rond Zellik gevormd wordt die volledig past in het nieuwe landinrichtingsproject van de VLM. Deze groene gordel is onontbeerlijk voor de inwoners van Zellik omdat deze hen de dagelijkse rust en ontspanning biedt in een dorp dat bedreigd wordt door verstedelijking en versnippering maar ook voor het behoud van de biodiversiteit. In deze zone vormt zich o.a. een poeltje en huisvesten verschillende vogelsoorten. b. Rekening houdend met haar oppervlakte is de kleine deelgemeente Zellik de gemeente waar men het meest gaat bouwen in vergelijking met andere gemeenten uit de rand. Dit is een gebrek aan respect voor de huidige gemeenschap vooral omdat het karakter van Zellik totaal ontwricht dreigt te worden. Open ruimtes spelen een zeer belangrijke rol in het evenwicht tussen natuur, (zachte) recreatie, wonen en bedrijvigheid. Langs deze gebieden lopen wandel- en fietsroutes die heel veel gebruikt worden omdat zij voor de bewoners een directe bron van groene rust bieden. Ook zijn zij getuigen van het landelijk karakter van de rand rond Brussel. Ze worden dus beter gevrijwaard van (volledige) bebouwing. Dit kan ten goede komen aan alle inwoners van Zellik. Deze gronden liggen in een gebied dat tot Groene Gordel zou kunnen uitgroeien in plaats van een Grijze Gordel. Verstik onze gemeente niet onder overdreven woningbouw, bijkomende industrie en wegenbouw. 148a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 134d. 148b. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 157a,b,c,d en 5l.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
123/269
Dossier 388
149. Domaine de la Sapiniére bvba [B67]
Bezwaarindieners zijn zaakvoerders van onderneming Domaine de la Sapiniére, gevestigd aan Roekhout 11 te Dilbeek (percelen 7d,g,h,13f,h,k,13/02b, 35s,t, 35/02b). Ze zijn erg bekommerd over het voortbestaan van het bedrijf. Volgens artikel B1.7 wordt de inrichting voortaan gecatalogeerd als ‘gemengd regionaal bedrijventerrein’. Kleinhandel is hier niet toegelaten als hoofdactiviteit. De handelsonderneming Domaine de la Sapiniére bvba is gespecialiseerd in het verkopen van huisdieren, voeders en aanhorigheden. Ze vragen de voorschriften als volgt te wijzigen: ‘het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: kleinhandel, …’. 149. Vlacoro stelt dat het behoud van deze kleinhandel met omgevende weilanden haaks staat op de ontwikkeling van een regionaal bedrijventerrein. Vlacoro meent dat de Vlaamse Regering deze best zuiver houdt. Er moeten gepaste maatregelen getroffen worden om een herlokalisatie van kleinhandel mogelijk te maken in de onmiddellijke omgeving, op terreinen die hier ook wat bereikbaarheid betreft beter voor geschikt zijn. Vlacoro vraagt om in het flankerend beleid specifieke maatregelen te nemen voor deze kleinhandel omwille van het belang voor de realisatie van het GRB-terrein. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 134d. 150. Bezwaarindieners [B434]
Bezwaarindieners willen in aanmerking komen tot het herbestemmen van hun perceel (29F) gelegen te Asse langs de N9 van landbouwgrond naar bouwgrond. Bezwaarindieners verkregen dit perceel in oktober 2009 via hun ouders. Sindsdien zijn de hoeve en haar aanhorigheden onbewoond. Opvolging is uitgesloten. De nadruk wordt gevestigd op het feit dat sinds vele jaren geen landbouwactiviteit meer wordt uitgevoerd langs de N9 en alle boerderijen afgebroken zijn. Sinds het invoeren van het gewestplan werden in de onmiddellijke omgeving van ons perceel meerdere woningen en loodsen gebouwd en verscheidene activiteiten beoefend. Bezwaarindieners stelden vast dat op het ogenblik grote verkavelingen in uitvoering zijn op de terreinen die slechts door de spoorwegberm Brussel-Dendermonde van hun perceel gescheiden zijn. Ze begrijpen dat voor deze bestemmingswijziging een meerwaarde voor hun grond zal berekend worden volgens de planbatenartikels in het ontwerp RUP. Ze zijn overtuigd dat door deze elementen en de vastgestelde evolutie ter plaatse een gunstig gevolg zal gegeven worden aan hun verzoek. Hierdoor zullen ze in de mogelijkheid verkeren uit onverdeeldheid te treden. 150. Vlacoro stelt vast dat dit perceel buiten het plangebied valt. Wil men nieuwe percelen in het plan opnemen is een nieuwe planningsprocedure en een nieuw openbaar onderzoek vereist. Vlacoro stelt dat deze percelen volgens de uitgewerkte visie horen bij de open ruimtegordel en steunt dit bezwaar niet. 151. Bezwaarindieners [B435]
a. Bezwaarindieners stelden tot hun grote verbazing vast dat hun perceel (282d) opnieuw is ondergebracht onder BAG art.1.1. Door hun ouders werd de bouwgrond in 1954 aangekocht. Bezwaarindieners zijn nu eigenaar in onverdeeldheid. Er werden 2 maal successierechten als bouwgrond betaald. Deze gang van zaken kunnen bezwaarindieners onmogelijk aanvaarden. Bij de opmaak van het structuurplan van de gemeente Asse toonden ze aan dat hun bouwgronden werden ondergebracht onder ‘waardevol agrarisch gebied’ in de destijds vervalste gewestplannen, goedgekeurd op 7 maart 1977. Hiervoor ontbraken alle planologische of andere argumenten welke deze beslissing konden rechtvaardigen. De bezwaren werden aanvaard en de Gecoro gaf een gunstig advies om hun percelen hun oorspronkelijke bestemming als bouwgrond terug te geven. Dit werd door de gemeenteraad van Asse goedgekeurd en bekrachtigd in 2005. De provinciale overheid heeft deze bepaling geschrapt omdat deze het structuurplan van de gemeente niet als bestemmingsplan beschouwt en de gemeente hiervoor een GRUP moet opstellen wat tot op heden niet gebeurde. Ze vragen of dit betekent dit dat de zienswijze van het advies, de inhoud en uitvoering ervan al dan niet behouden blijft en vragen zich af wie ter zake bevoegd is.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
124/269
Dossier 388
b. Tijdens het openbaar onderzoek van het structuurplan van de gemeente werden plannen voorgelegd die dit voorstel onderschreven. Plan nr. 30 (bijlage 3 bezwaarschrift) wijst de corridor aan die volgens de gebruikte schaal niet minder dan 500m zou bedragen. In werkelijkheid is deze strook slechts 520m breed en wordt deze opgesplitst door een uit 16 woningen bestaande huizenrij, waardoor de groen ruimten slechts 92m en 112m bedragen (bijlage 4 bezwaarschrift). De bestemming BAG voor hun perceel is bestemd voor beroepslandbouw en betekent het beroepsmatig kweken van planten en dieren (toelichtingsnota pag.53 en pag. 168). Dit is volledig in tegenspraak met de werkelijkheid. Er werd op hun perceel geen enkele landbouwactiviteit uitgeoefend. c. Door het feit dat hun gegevens diametraal tegenover de plannen van de overheid staan en van uitzonderlijk belang zijn, willen bezwaarindieners door de commissie worden gehoord om hun argumenten, gestaafd door documenten, foto’s en gefundeerde bewijzen, tegenover de bevoegde ambtenaren te verdedigen. Ze willen niet opnieuw het slachtoffer worden van een beslissing, zoals destijds, waardoor ze tot op heden al 35 jaar van hun rechtmatige belangen verstoken zijn. 151a-c. Vlacoro merkt op dat het gemeentelijk structuurplan Asse geen voorwerp uitmaakt van voorliggend openbaar onderzoek en wenst hierover aldus geen standpunt in te nemen. Vlacoro ondersteunt de bestemming BAG (art. B1.1). Vlacoro stelt vast dat voor deze bestemming werd geopteerd in functie van het behoud van het open zicht en het vrijwaren van verdere bebouwing. Zo worden de bestaande landschapsverbinding over de N9 en de agrarische open ruimte kamer tussen Zellik en Bekkerzeel bouwvrij gemaakt. Dit gebied is te behouden als visueel-landschappelijke verbinding. Vlacoro merkt op dat perceel 282d niet opgenomen is binnen het plangebied VSGB. Vlacoro wijst er op dat de procedure van het openbaar onderzoek schriftelijk verloopt en dat het bezwaarschrift voldoende informatie bevat om beoordeeld te worden door Vlacoro. 152. Bezwaarindieners [B54]
a. De percelen van bezwaarindieners liggen langs de N9 (119S,W,Y) en maken deel uit van een goedgekeurde verkaveling van 1963. Door toepassing van het gewestplan werden percelen vervallen verklaard als bouwgrond met de vermelding dat ze ondergebracht werden onder ‘waardevol agrarisch gebied’. Voor bezwaarindieners onbegrijpelijk, omdat er nooit enige vorm van landbouwactiviteit werd uitgeoefend. Na overlijden van de eigenaar van de 3 andere percelen werd om uit onverdeeldheid te treden, dezelfde verkaveling opnieuw ingediend in 1989. Deze werd van rechtswege goedgekeurd op basis van verstrijken van wettelijke termijnen. Ondanks aandringen van de notaris om de terreinen te kunnen verkopen, werd nooit een vergunning afgeleverd. Tot grote verbijstering van bezwaarindieners werden ze later opnieuw vervallen verklaard met als onderbouwing dat in de periode van 5 jaar geen verkoop werd geregistreerd. Die was onmogelijk gemaakt omdat de gevraagde vergunning nooit werd afgeleverd. Bezwaarindieners maakten vervolgens hun bezwaren bekend aan de Gecoro in het kader van de opmaak van een nieuw structuurplan van de gemeente Asse. Er werd een gunstig advies gegeven, hetgeen samen met het structuurplan in 2005 werd goedgekeurd door de gemeenteraad. Hierdoor kregen de percelen hun oorspronkelijke bestemming bouwgrond terug. Het structuurplan werd goedgekeurd door de bestendige deputatie; echter het voorstel om de 5 resterende percelen langs de N9 als bouwgrond te aanvaarden werd geschrapt met als reden dat een structuurplan geen bestemmingsplan is. b. Tot hun grote verbazing stellen bezwaarindieners vast dat hun percelen worden ondergebracht onder art. B1.1 BAG. Hiertegen wordt bezwaar aangetekend om volgende redenen: De wijze waarop hun bouwgronden destijds door de invoering van het gewestplan ondergebracht werden onder waardevol agrarisch gebied, werd nooit meegedeeld. Er werd nooit enige landbouwactiviteit uitgevoerd. Het is onmogelijk op percelen kleiner dan 10a beroepslandbouw uit te oefenen. Er is een groot gebrek aan samenwerking tussen de bevoegde instanties voor ruimtelijke ordening. De bezwaren werden destijds aanvaard door de Gecoro en goedgekeurd door de gemeenteraad. Het is onverklaarbaar waarom de gemeente Asse tot op heden geen uitvoeringsplan opstelde. c. Aanduiden open ruimtecorridor over de N9 en ecologische verbinding over de E40. Ze begrijpen dat de bebouwing rond het stedelijk gebied Brussel in goede banen moet geleid worden en dat het landbouwgebied als drager van open ruimte moet behouden blijven.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
125/269
Dossier 388
Het ontwerp RUP houdt geen rekening met de bestaande toestand. Er werd nooit enige landbouwactiviteit verricht op deze percelen. Ze bedragen samen minder dan 100m met inbegrip van het perceel van de firma Van Droogenbroek en worden in het structuurplan aangeduid als gesloten ruimte. De corridor open ruimte is ingetekend rechts van de hoogspanningskabels. Om dit te realiseren moeten 16 bestaande woningen gesloopt worden (breedte 141m). Om hierover geen misverstanden te laten ontstaan hebben familieleden ter plaatse opmetingen gedaan. Hierop wordt objectief vastgesteld dat de bestaande open ruimte ongeveer 100m bedraagt. d. Omwille het uitzonderlijke belang van dit nieuwe gewestplan en zijn voorziene bestemmingen, evenals de pijnlijke gevolgen die eruit kunnen voortvloeien, verzoeken ze dit dossier objectief te bestuderen. 152a-c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 151a-c. 153. Bezwaarindieners [B11]
Een 6-tal hectare grond die bezwaarindieners bewerken zal worden omgezet van landschappelijk waardevol agrarisch gebied naar bos (art. B1.6). Deze omzetting is onmogelijk inpasbaar voor het jonge gemengd bedrijf (akkerbouw en rundvee). De omzetting betreft de percelen 64A, 66A, 66B, 67A, 68c, 68d, 70a, 70d, 71 en 153. Bezwaarindieners vragen dat er in plaats van een bosbestemming (met gevolg nulbemesting) voor deze percelen een bestemming wordt gerealiseerd waar landbouw wel op volwaardige manier kan blijven bestaan. Volgens de voorschriften is er een overgangsregeling voor landbouw maar in praktijk weten bezwaarindieners dat dit niet gebeurt. Het is zo dat de mestwetgeving gekoppeld is aan de bestemmingen waardoor deze voorschriften in praktijk niet worden uitgevoerd. Dit betekent dat er met ingang van 1 januari na de goedkeuring van dit RUP op deze percelen nulbemesting geldt. Voor de bedrijfsvoering ste betekent dit een grote bedreiging. Tijdens de 1 jaren zou een ontheffing kunnen worden verkregen, maar het bedrijf kijkt verder dan dat. Het creëert onzekerheid op lange termijn. 153. Vlacoro merkt op dat het ingesloten gebied ten zuiden van de E40 onderdeel vormt van de gewenste ecologische verbinding tussen de open ruimtegebieden ten noorden en ten zuiden van de E40. Dit gebied wordt herbestemd naar bosgebied. De toelichtingsnota stelt dat hier kan verder gebouwd worden op de reeds doorgevoerde bebossing en dat deze beslissing past binnen de ruimtelijke visie van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 op landbouw, natuur en bos voor de regio Zenne-Dijle-Pajottenland. Vlacoro vraagt de ontwerper te onderzoeken of deze percelen wezenlijk deel uitmaken van deze bosuitbreiding in de ruimtelijke visie. Indien dit niet het geval is vraagt Vlacoro dit gebied in landbouwgebruik te behouden als bouwvrij agrarisch gebied of als agrarisch gebied met overdruk natuurverweving. Zo kan grondgebonden landbouw hier als drager van open ruimtekamers in afwisseling met natuur- en woonfuncties optreden (zie ruimtelijke visie ZDP). Artikel B1.6.3 voorziet in een overgangsmaatregel voor landbouw zonder bedrijfsgebouwen in het gebied zodat het agrarisch gebruik kan worden verder gezet. Vlacoro wijst er op dat de sectorale mestregelgeving onvoldoende is afgestemd op deze overgangsbepaling. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 12a inzake flankerend landbouwbeleid. 154. Bezwaarindiener [B25]
Het ontwerp RUP brengt de twee percelen van de bezwaarindiener, langs de N9 te Asse (119y en 119x) onder BAG (art. B1.1), ter bestendiging van de huidige situatie. Deze situatie ontstond echter door vervalsingen die werden gepleegd bij het opstellen van de gewestplannen van 1977. Bezwaarindiener vraagt de percelen (waarop nooit landbouw werd uitgeoefend) hun bestemming bouwgrond terug te geven en zo het advies van de Gecoro, goedgekeurd door de gemeenteraad van Asse te respecteren en te bevestigen. 154. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 151a-c.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
126/269
Dossier 388
155. Bezwaarindieners [B114], [B127]
Bezwaarindieners wonen in Groot-Bijgaarden, Friesland 14. Hun woning en gronden vallen onder artikel B1.6 in het ontwerp RUP. Dit betekent dat het momenteel beschermd agrarisch gebied verandert in bosgebied. Bezwaarindieners gaan niet akkoord met deze wijziging. De gronden worden momenteel gebruikt in functie van de huidige bestemming. Een deel als landbouw (als hobby voor bezwaarindiener [B114]) en een deel voor het kweken van planten. Dit deel van de activiteiten wordt zelfs beroepsmatig uitgeoefend. De voorwaarden voor het wonen in beschermd agrarisch gebied zijn reeds beperkt. Bezwaarindieners zien er het nut niet van in om de reeds zeer strenge normen nog verder te verstrengen. Ze dringen er op aan het gebied in artikel B1.6 niet te laten wijzigen van bestemming en als beschermd agrarisch gebied te behouden. 155. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 153. 156. Immobiliën vennootschap voor verkavelingen nv [B104]
a. Bezwaarindiener is eigenaar van een grond gelegen te Zellik, in de wijk ‘Het Dorp’ (sectie A79c). Het gewestplan bestemde de grond tot reservegebied voor woonwijken . De omschrijving van deze bestemming wordt meegedeeld. De rechtsvoorganger van bezwaarindiener legde het KB van 7 maart 1977 houdende de vaststelling van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse voor aan de Raad van State waarop deze het KB bij arrest van 26 juni 1986 (n° 26.736) vernietigde voor de grond gelegen in de gemeente Zellik, kadastraal bekend onder sectie A79c. De motivering hiertoe wordt verder toegelicht. De gedeeltelijke vernietiging van het gewestplan had tot gevolg dat het geacht moest worden, wat de gronden van bezwaarindiener betreft, nooit te hebben bestaan en dat de bevoegde overheid opnieuw over de bestemming van de gronden moest beslissen, met inachtname van het gezag van gewijsde erga omnes van het betrokken arrest. In 1997 besliste de Vlaamse Regering de hiervoor vermelde gronden voorlopig de bestemming woonreservegebied te geven. In 1998 besliste de bevoegde overheid opnieuw over de bestemming waarbij het gebied opnieuw (ditmaal definitief) als reservegebied voor woonwijken wordt gecatalogeerd. b. In het ontwerp RUP vallen de gronden in eigendom van bezwaarindiener onder ‘gemengd open ruimtegebied met cultuurhistorische waarde’ (CH, art. B1.5). Ten onrechte worden de gronden (opp. van 20.798m²) als CH bestemd. Het is niet omdat het perceel wordt ingesloten door open ruimtegebieden en het uitsluiten van dit perceel uit de open ruimte mogelijk de latere goede aanleg van het gebied kan beïnvloeden, dat het perceel daarom als open ruimtegebied moet worden bestemd. Deze redenering is in strijd met het gezag van gewijsde erga omnes van het arrest n° 26.736 van 26 juni 1986 dat werd gewezen met betrekking tot de kwestieuze gronden (zie aangehaald fragment uit arrest in bezwaarschrift). De isolering van het gebied is mogelijk zodat de hierboven vermelde redengeving zou falen en de genomen beslissing om die reden moet gewijzigd worden bij de definitieve vaststelling van het RUP. c. De enige adequate bestemming van deze grond is woonuitbreidingsgebied vermits deze langs alle kanten wordt omgeven door reeds bebouwde gronden of door grond bestemd om bebouwd te worden. De gronden beantwoorden aan de door de rechtspraak in dat verband vooropgezette criteria om als objectieve bouwgrond te worden beschouwd. De gronden zijn gelegen aan een uitgeruste wegenis, aangezien zij geheel omgeven zijn door bewoonde percelen. De straten waaraan de percelen grenzen bevatten een volledige infrastructuur. Op basis van de bestaande plannen kan geen discussie bestaan dat er in de onmiddellijke nabijheid van de gronden woningen gelegen zijn. De gronden zijn zonder de minste twijfel ook technisch bebouwbaar. De bestemming woonuitbreidingsgebied dringt zich op. 156a-c. Op basis van het ruimtelijk onderzoek werd geopteerd om delen van de open ruimtegordel rond Brussel ook effectief te herbestemmen naar open ruimtegebied. Deze redenering vindt zijn basis in het specifiek kader dat in het RSV is ontwikkeld voor het VSGB (cf. standpunt 4c). Vlacoro gaat dan ook akkoord met de bestemmingswijziging naar open ruimte voor deze percelen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
127/269
Dossier 388
B. 3. 3 Clu st er B 2 : k ern Z el lik 157. Gemeente Asse [A1]
a. Het gemeentebestuur is zeer bezorgd over de ruimtelijke ontwikkeling van Zellik. Zellik is nu al bijna volledig dicht gebouwd. Een ruim deel van de bouwers is niet geïntegreerd. De voorliggende plannen garanderen een vrijwaring van open ruimtegebieden en zetten bouwreservegebieden om naar open ruimtefunctie. Voor de omzetting van woonuitbreidingsgebieden naar woongebieden is er echter een te korte tijdshorizon voorzien. Volgende problemen zullen zich voordoen: moeilijke integratie van nieuwe bewoners; te snelle aansnijding zorgt voor een ontwrichte ruimtelijke ordening waardoor onvoldoende integratie mogelijk is; het afremmen van inbreidingsgebieden en nieuwbouwprojecten in de reeds bebouwde omgeving; geen reservemogelijkheden meer voor de toekomst. De gemeente vindt het positief dat een tijdshorizont wordt vooropgesteld voor B1. Het is wenselijk deze gebieden pas te ontwikkelen na voltooiing van B2.1A of als reservegebied te behouden (of tijdshorizont 2030). Voor de ontwikkeling van de toekomst van Zellik is het noodzakelijk de woongebieden zeer gefaseerd aan te spreken. Het oorspronkelijk advies van de gemeente wordt herhaald: b. Voor Breughelpark artikel B2.1.A vragen ze een inbreidingsgebied met voldoende groenbuffers naar Breughelpark, Molenbeekdal en KMO-zone. Enkel bebouwing laten aansluiten aan de Cesar Van Malderenstraat. Verkeerskundige verbinding moet geschieden via het centrum. Minstens 80% van de zone moet onbebouwd blijven en een groene functie vervullen. Door de zuidelijke oriëntatie en het reliëf van het Molenbeekdal moet het mogelijk zijn om 80% groen te behouden. c. De zone B2.1.B beschouwen ze als reservegebied. Ze vragen het als woonreservegebied te behouden. d. Ze vragen de helft van de zone B2.1.C onmiddellijk te herbestemmen als KMO-zone, de andere helft aansluiten bij de De Greefwijk en eveneens woonreservegebied behouden. e. In het natuurgebied B2.2 vraagt de gemeente de aanleg van fiets- en wandelpaden toe te laten. f. Ze vragen de zone B2.3 te wijzigen naar woongebied (conform art. 2.1) met bufferstrook langsheen de Pontbeeklaan en ondersteunende functie zoals parkings voor de stationsomgeving. In deze zone bevinden zich uitsluitend woningen; voor de vroegere Sylvaniafabriek beogen ze reconversie naar groen en wonen. g. Het gebied SOI Vliegwezenlaan/Pontbeek moet uitsluitend beperkt worden tot bedrijvigheid en bufferzone. Wonen moet verboden worden. h. SOII Pontbeek tot Noorderlaan. Bebouwing, rest enkel afwerking van bestaande bedrijvigheid of buffergroen. 157a,b,c,d. Het ontwerp RUP voorziet dat de drie woonuitbreidingsgebieden ten zuiden van de Brusselsesteenweg in aanmerking komen voor bijkomende woonontwikkeling ter versterking van de kern van Zellik. Het woonreservegebied in het zuiden wordt omgezet naar open ruimte. Het stedenbouwkundig voorschrift B2.1.1 voorziet voor de drie woongebieden volgende fasering: woonzone A kan onmiddellijk ontwikkeld worden, woonzone B kan ontwikkeld worden vanaf 1 januari 2015 en woonzone C kan ontwikkeld worden vanaf 1 januari 2017. Vlacoro brengt echter de talrijke vragen bij de sterke (en te snelle) woonuitbreiding in deze cluster onder de aandacht van de Vlaamse Regering. Specifiek wijst ze op de vraag van de gemeente Asse om in de woonzone A maximaal groen te voorzien(80%) en om de woonzone B en een deel van de woonzone C te behouden als woonreservegebied. Vlacoro verwijst tevens naar het herziend RSV dat duidelijk pleit voor het toepassen van een dichtheidsbeheer in de stedelijke gebieden met een evenwicht tussen verdichting, ontdichting en vrijwaren van groene en publieke ruimte op wijkniveau. Op basis van deze vaststellingen vraagt Vlacoro voor woonzone A het maximaal behoud van de groene ruimte (minimaal 60%, o.a. voor volkstuinen en voor buffering van de Maalbeek). Voor woonzone B en woonzone C vraagt Vlacoro te onderzoeken in hoeverre de gebieden kunnen aangeduid worden als woonreservegebied; minimaal moet de datum van ontwikkeling verder verschoven worden in de tijd. 157e,f,g,h. Vlacoro is van oordeel dat het gemengd karakter in het gebied aansluitend bij het station moet behouden blijven. Het mengen van wonen en werken op deze locatie is belangrijk voor de kern van Zellik en het streven naar een hedendaags gemengd woon-werkmilieu.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
128/269
Dossier 388
158. Gecoro Asse [B422]
Gecoro Asse uit haar bezorgdheid i.v.m. de ruimtelijke ontwikkelingen in Zellik. Een ruim deel van de bouwers is niet geïntegreerd. Het grote probleem is dat er te snel grote bouwprojecten op een gemeenschap worden losgelaten, zonder dat deze kan aanpassen. Dit kan de ontwrichting van Zellik veroorzaken. Eerst zouden kleine ontwikkelingen binnen Zellik moeten voorzien worden, daarna pas de uitbreidingen. Volgende tekstaanpassingen worden voorgesteld: Het woord ‘onmogelijke’ vervangen door ‘moeilijke’. Toevoeging: ‘te snelle aansnijding zou zorgen voor een ontwrichte ruimtelijke ordening waardoor er onvoldoende integratie mogelijk is’. Ook volgende tekstaanpassing wordt voorgesteld: bij voorstel 60%: ‘Door de zuidelijke oriëntatie en het reliëf van het Molenbeekdal moet het mogelijk zijn om 60% groen te behouden’. 158. Vlacoro vraagt de ontwerper dit verder te onderzoeken en de voorgestelde wijziging eventueel door te voeren. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 5l en 157a,b,c,d. 159. N-VA Asse [B58]
a. De uitbreidingen langs de Pontbeeklaan worden niet goedgekeurd omdat deze ontsluitingsweg (art. B2.1, B2.3 en B2.3) nog een open zicht toelaat en een verademing is voor de automobilist. ste
b. In Zellik werden in de C. Van Malderenstraat in de 1 fase 35 kavels vergund om dan later nog 19 huurappartementen bij te zetten. In het PIVO komen er 81 woningen, aan de Brusselsesteenweg te Zellik aan de Fontein zijn tientallen appartementen gegund en ook in Relegem Dorp komen een paar tientallen woningen en appartementen. In Asse zelfs heerst een bouwwoede die nog niet stopt: er komen op korte tijd meer dan 300 woongelegenheden in het centrum, en in het landelijk gehucht Tenberg komen meer dan 100 woningen. De omvorming van woonuitbreidings- naar woongebieden langs de Kortemansstraat (B2.1), de vallei (B2.1) gelegen tussen Jan De Keersmaekerstraat, de Dendermondestraat en Keienveld, waarin VLM een speelbos en een wandelgebied plant, is voor niets nodig. c. De woonreserve die omgezet wordt naar woonzone in het Molenbeekdal, I. De Bondtstraat bevindt zich naast de woontorens van het Breughelpark, waar de mensen komen slapen en verder, op een paar uitzonderingen na, geen bindingen hebben met de Zellikse gemeenschap. Dit gaat ook in tegen het beginsel dat het buitengebied langs groene stroken tot in de dorpskernen moeten kunnen doordringen, waar ontspanning, sport, trage wegen, groen en bos een functie krijgen. Er is een project lopende van de VLM om dit gebied te herwaarderen zodat de bewoners van de 775 appartementen van Breughelpark maar ook van de omliggende straten, ook wat verpozing en wandelmogelijkheden krijgen en kunnen tuinieren in te creëren volkstuintjes. Deze omzetting van woonreserve naar woonzone is dus totaal onaanvaardbaar. 159a. Vlacoro steunt de keuze om in de nabijheid van het station van Zellik een specifieke ontwikkeling mogelijk te maken gericht op het openbaar vervoer. 159b,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 157a,b,c,d en 5l. 160. Voka [B159], Verbond van West-Brabantse Ondernemingen vzw [B145]
Langs de Pontbeeklaan wordt voorzien in een gebied bestemd voor wonen en voor personeels- en bezoekersintensieve activiteiten voor zover deze activiteiten gerelateerd zijn aan het openbaar vervoer (SO art. B2.3). Voor deze gebieden gelden de extra voorwaarden dat de totale bruto vloeroppervlakte per 2 handels- of horeca-activiteit beperkt wordt tot 50m en dat minimaal 30% en maximaal 50% van de vloeroppervlakte voorzien moet worden voor woningen. De helft van deze ontwikkeling kan een woonfunctie krijgen, zodat slechts 2,5ha in aanmerking komt voor economische ontwikkeling. Deze economische activiteiten zullen steeds rekening moeten houden met het wonen (zowel in omgeving als binnen de ontwikkeling zelf). Voka merkt op dat het afgebakend gebied stationsomgeving heel ruim bemeten werd en in de zone zelfs een deel van de Pontbeeklaan is meegenomen. 160. Vlacoro merkt op dat het voorschrift verwijst naar vloeroppervlakte en niet naar terreinoppervlakte. Vlacoro steunt de keuze om aan het station van Zellik een gemengd woon-werkmilieu te creëren dat beperkingen stelt aan de toegelaten activiteiten. Het gebied Stationsomgeving werd inderdaad ruim bemeten. De ontwerper opteerde ervoor het gebied ten zuiden van de Pontbeeklaan globaal aan te duiden gezien de complexiteit en de noodzaak tot afstemming, met langs weerszijden van de stationsomgeving mogelijke woon- en werklocaties afgestemd op het bereikbaarheidsprofiel.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
129/269
Dossier 388
Ook de ontwikkeling van een eventueel nieuw ontsluitingstracé voor economische activiteiten langs de Pontbeeklaan kan binnen dit kader verder worden onderzocht. De ontsluiting mag niet in verbinding staan met de omliggende woonstraten. 161. Natuurpunt Asse [B57]
Natuurpunt Asse wijst op de ontsluiting van woonzones die pas vanaf 2015 tot 2018 zal gebeuren. Voor artikel B2.1.A gaan ze akkoord met wens van de gemeente om in deze woonzone maximaal groen te voorzien (80% gevraagd door gemeente Asse). Ze vragen geen ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer naar het Molenbeekdal, enkel wandelpad voor zachte recreatie die via een bestaande wandelweg kan uitstrekken tot aan het kasteel van Groot-Bijgaarden. Dit gebied sluit naadloos aan bij de bufferzone waar het project ‘Molenbeek en Maalbeek’ de ambitie heeft om de veel te brede straat ‘Molenbeekdal’ te versmallen en het aanwezige groen te versterken en de band met de woonzone in te vullen door een collectieve voorziening met volkstuintjes. De aanwezige streekeigen houtkant moet verbreed worden. Voor artikel B2.1.B gaan ze akkoord met de wens van de gemeente om dit als woonreservegebied te behouden. Voor woonreservegebied art.B2.1.C moet de inpalming door Eurobrokers en Vervaecke door het parkeren van hun vrachtwagens verhinderd worden. 161. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 157a,b,c,d en 5l. 162. Groen! Asse [B428]
a. Ze stellen voor de drie gebieden (art. B2.1 A, B en C) te bewaren als woonreservegebieden en niet om te zetten in woongebieden met een tijdslijn voor mogelijke ontwikkeling. Zellik hoeft niet volgebouwd te worden (nu niet en in de toekomst niet). b. Wandel- en fietspaden moeten mogelijk gemaakt worden in het Molenbeekdal (art. B2.2). c. Voor de stationsomgeving (art. B2.3) is wonen en parkeermogelijkheid aangewezen. Bufferstrook moet voorzien worden langsheen de Pontbeeklaan. d. Voor art. B2.3 SOI kan wonen langs de Vliegwezenlaan, niet langs de Pontbeeklaan. Langs de Pontbeeklaan kunnen enkel bedrijven en een bufferstrook. e. Voor art. B2.3 SOII kan in de strook langs de Pontbeeklaan de gebouwen van volgende straten afgewerkt worden: Leliegaarde, Laarbeeklaan, Lange Haag en Noorderlaan en afgezoomd worden met een bufferstrook. De (brede) berm van de Pontbeeklaan moet vrij worden gehouden. 162a. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 157a,b,c,d en 5l. 162b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 128d. 162c. Vlacoro merkt op dat er voorzien wordt dat de bebouwing voor bedrijvigheid en kantoren de bufferende werking langs de Pontbeeklaan opneemt. Vlacoro vraagt hier voldoende groene inrichting. 162d,e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 157e,f,g,h. 163. Velt Groot-Asse [B433]
a. De artikelen voor omzetting naar woonzones mogen ten vroegste van toepassing worden vanaf 2020 (gebied B) en vanaf 2025 (gebied C). Een dergelijke bevolkingsuitbreiding binnen voorgestelde termijnen kan onmogelijk worden opgevangen door de ruimtelijke en maatschappelijke accommodatie voor een lokale sociale integratie (art. B 2.1.1). b. Ze willen in deze toekomstige woonzone (art. B2.1.2 tot B2.1.8A) maximaal groen voorzien (gemeente Asse dacht aan 80% groen). Geen ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer naar het Molenbeekdal, enkel wandelpad voor zachte recreatie, die zich via een bestaande wandelweg kan uitstrekken tot aan het kasteel van Groot-Bijgaarden. Dit gebied sluit naadloos aan bij de bufferzone waar het project ‘Molenbeek en Maalbeek’ de ambitie heeft om de veel te brede straat ‘Molenbeekdal’ te versmallen, het aanwezige groen te versterken en de band met de woonzone in te vullen door een collectieve voorziening met volkstuintjes e.a. stille recreatie. De reeds aanwezige streekeigen houtkant moet nog verbreed worden. Voor ‘B’ sluiten ze zich aan bij de gemeente Asse met de wens om dit als woonreservegebied te behouden. Voor ‘C’ vragen ze dit voorlopig onveranderd te houden als woonreservegebied en te verhinderen dat Eurobrokers en Vervaecke dit gebied inpalmen voor parkeren van hun vrachtwagens.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
130/269
Dossier 388
c. Bij artikel B2.2 gaan ze volkomen akkoord met de bestemming natuurgebied. Doch vraagt Velt uitdrukkelijk voldoende gestipuleerde modaliteiten bij de ondergeschikte recreatieve functies. Het landinrichtingsproject ‘Molenbeek en Maalbeekvallei’ voorziet voornamelijk aan de oostelijke (en breedste) hoek van deze zone de inplanting van gemeenschapsversterkende recreatieve functies zoals landschappelijk geïntegreerde groepstuintjes en aansluitende stille ontspanningsvoorzieningen, inclusief de nodige toeleidings- en wandelwegen voor recreanten. 163a. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 157a,b,c,d en 5l. 163b. Vlacoro ondersteunt deze bemerkingen en vraagt de ontwerper dit waar mogelijk in te plannen. 163c.Vlacoro vraagt de ontwerper de voorschriften aan te passen, zodat volkstuintjes en de nodige infrastructuur voor educatieve voorzieningen en wandelwegen mogelijk zijn voor zover het beheer verenigbaar is met de inrichting van het natuurgebied. 164. Toerisme Vlaanderen [B60]
De typevoorschriften (art. B2.3.4) voorzien een beperking in oppervlakte, waardoor men de ontwikkeling van handel en horeca in dit gebied kleinschalig wil houden. In dit gebied worden volgens de voorschriften ook hotels toegelaten. Toeristische logies van maximaal 50m² zijn zeer beperkt en zo goed als onmogelijk. De stationsomgeving is een ideale locatie voor het inrichten van toeristisch logies. Daarom vragen ze om de maximale bruto vloeroppervlakte voor toeristisch logies te verhogen (meer dan de nu voorziene 50m²). 164. Vlacoro treedt dit bezwaar bij en vraagt om de mogelijkheden voor toeristische logies toe te voegen in de stationsomgeving. Voor hotels wordt best een specifieke bepaling voorzien. 165. Bezwaarindiener [B426]
a. Door het omzetten op korte termijn van woonreservegebieden (art. B2.1) naar woonzones, dreigt Zellik aan een snel tempo te worden volgebouwd. Dit zal zorgen voor een grote instroom van mensen en verkeer zodat de huidige inspanningen voor integratie teniet zullen worden gedaan. Bezwaarindiener vraagt deze woonzones pas op langere termijn aan te snijden, in gespreide fases. Bovendien gaan mooie stukjes natuur verloren. De mooie glooiende kouter ten noorden van de Sint-Bavokerk, tussen de Keersmaekerstraat en de Dendermondestraat zal verdwijnen. Zellik krijgt als kleine deelgemeente in verhouding met grote gemeenten als Dilbeek en Grimbergen ruimschoots zijn deel wat betreft het aantal nieuwe woningen dat wordt voorzien in het ontwerp RUP. b. Over de uitbreiding van de R0 wordt in dit ontwerp RUP met geen woord gerept, terwijl de R0 en de verkeerswisselaar van Groot-Bijgaarden er middenin liggen. Vroeg of laat zal Zellik toch geconfronteerd worden met deze problematiek en zal er opnieuw oppervlakte moeten prijsgegeven worden aan asfalt. c. Door de toenemende verstedelijkingsdruk wordt steeds meer onbebouwde oppervlakte omgezet in verharde oppervlakte, waardoor er steeds minder hemelwater in de grond kan dringen. Nieuwe rioleringen worden op bestaande rioleringen aangesloten waardoor het debiet bij zware regenval veel te klein blijkt te zijn en de buurt met wateroverlast af te rekenen krijgt. Vele gronden in Zellik en vooral in Beneden Zellik zijn waterziek. 165a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 157a,b,c,d. 165b. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1e en 1f. 165c. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper en vraagt deze in rekening te brengen. 166. Bezwaarindiener [B27]
Het bedrijf bezit het perceel 174C, palend aan Molenbeekdal. Normaal moet dit woonuitbreidingsgebied zijn zodat er een uitweg kan zijn naar de baan Molenbeekdal. Schijnbaar is hier een inkleuringsfout gebeurd. Tegen deze fout wordt bezwaar ingediend. 166. Vlacoro merkt op dat dit perceel in woongebied A (art. B2.1) ligt. Vlacoro brengt deze opmerking betreffende de inkleuringsfout onder de aandacht van de ontwerper voor onderzoek.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
131/269
Dossier 388
167. Bezwaarindiener [B28]
Bezwaarindiener bezit het perceel 165Y, palend aan Molenbeekdal en de hoek van Frans Schachtlaan. Dit perceel ligt nu in buffergebied. De bestemming wordt natuurgebied. Bezwaarindieners zijn in bespreking met de VLM om dit perceel aan hen te verkopen. Een verandering van bestemming zou een ernstige belemmering zijn om de verkoop te laten doorgaan. 167. Het ontwerp RUP geeft dit gebied de bestemming natuurgebied (art. B2.2). Voor deze bestemming werd geopteerd in het kader van het vrijwaren en versterken van de Maalbeek doorheen de kern van Zellik. Als schakel in het open ruimte netwerk speelt de Maalbeek een belangrijke rol. Haar potentie als ecologische verbinding is cruciaal en moet dan ook gevrijwaard en versterkt worden. Vlacoro acht deze natuurbestemming wenselijk in het kader van het landinrichtingsproject van de VLM en ondersteunt aldus het bezwaar niet. 168. Bezwaarindiener [B430]
Bezwaarindiener vraagt aanpalend perceel 48T gelegen op de hoek van de Kortemansstraat en de Doelstraat mee op te nemen in het geheel van de omvorming. Bezwaarindiener heeft 40 en 20 jaar geleden een aanvraag gedaan om te bouwen op dit perceel. Telkens werd meegedeeld dat het in een woonuitbreidingsgebied gelegen was en enkel bouwgrond kon worden als bovenvermelde percelen tot woongebied zouden omgevormd worden. 168. Vlacoro wijst erop dat geen nieuwe percelen kunnen worden toegevoegd aan een RUP tenzij de procedure en het openbaar onderzoek worden hernomen. 169. Bezwaarindiener [B436]
De plotse toevloed van overdreven veel nieuwe woningen in de toekomst zal als resultaat geven dat in Zellik vele duizenden inwoners zeer snel zullen bijkomen. In Zellik zullen meer dan 700 woningen bijkomen in een gebied van in totaal 35 hectaren. De plotse toevloed van bewoning zou Zellik kunnen ontwrichten. Zellik is de deelgemeente rond Brussel waar men het meest woningen en buildings bij gaat bouwen. Ongeveer 12,5% van de totaliteit van de nieuwbouw in het VSGB komt dus alleen in Zellik. In andere deelgemeenten van Asse doen het gemeentebestuur en de Vlaamse overheid dat niet. Waarom wil men Zellik de zwarte Piet toesturen? Onze inwoners verdienen dit niet. 169. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 5l en 157a,b,c,d. 170. Bezwaarindieners [B427]
Bezwaarindieners wonen sinds 1979 in Zellik en willen uitdrukkelijk bezwaar indienen m.b.t. de omvorming van de bestemming van de 2 gebieden art. B2.1 (onmiddellijk grenzend aan art. B1.2.9) tot woonzone omwille van de verdere verstedelijking van hun landelijk dorp. Het betekent een uitbreiding van het Brussels Gewest tot in Asse en een verdere dreiging van onveiligheid gezien Zellik nog meer de voorstad van Brussel wordt met alle gevolgen van dien (o.a. stijgende criminaliteit). Het is gedaan met de rust en de groene omgeving: nog meer lawaaihinder, gevolgen voor het milieu, verdere inkrimping van de steeds kleiner wordende groene ruimtes en meer afval, verkeersproblematiek wordt nog problematischer. In de De Keersmaeckerstraat kunnen immers nu al 2 wagens elkaar niet kruisen en moet er eentje op het voetpad rijden; bij filevorming op autoweg vinden velen hun weg via de Pontbeek en de parallelweg van Doornveld. Wegens de verkeersblokken in de De Keersmaeckerstraat moeten zij in dat geval steeds weer extra omrijden. Ze houden al jaren het hart vast als de hulpdiensten nodig zouden zijn in hun straat, deze zouden niet tijdig ter plekke kunnen zijn vanwege die betonblokken. De wegeninfrastructuur in de buurt is nu al helemaal niet voorzien op het aantal woonhuizen. Ook de gevolgen voor het openbaar vervoer (meer treinreizigers, meer busreizigers, met als gevolg overvolle treinen en bussen en veel te weinig parkeerplaatsen) zijn niet te onderschatten. Bezwaarindieners vragen het gemeentebestuur goed na te denken en de gemeente niet stiefmoederlijk te laten behandelen omwille van winstbejag. Zellik moet leefbaar gehouden worden voor hen, de kinderen en kleinkinderen. Daar zouden zij erg dankbaar om zijn. 170. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 157a,b,c,d.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
132/269
Dossier 388
171. Bezwaarindieners [B152]
Bezwaarindieners zijn eigenaar van een stuk landbouwgrond gelegen te Zellik (perceel 78F, ten noorden van buurtweg 18, 70a, palende aan woning van bezwaarindieners gelegen te J.B. De Greeflaan 57). Bezwaarindieners kochten dit perceel ter uitbreiding van hun tuin, zoals andere buurtbewoners verderop de laan. Bezwaarindieners wensen hierop enkele dieren te houden. Ze tekenen bezwaar in tegen de inkleuring van het perceel als natuurgebied. 171. Met betrekking tot het landbouwgebied dat de bestemming natuur krijgt, stelt Vlacoro vast dat dit grenst aan biologisch waardevol gebied. Vlacoro acht deze bestemmingswijziging naar natuur in het kader van de versterking van de ecologische verbinding verantwoord. 172. Bezwaarindieners [B183]
a. Het bezwaar betreft het woongebied in Zellik aan de Dekeersmaekerstraat, B2.1 zone B. Zellik heeft behoefte aan woongebied met residentieel en groen karakter. In relatie tot andere gemeenten in de rand heeft Zellik een relatief groot aanbod van kleine woningen. Hierbij speelt Breughelpark en de kern van Zellik waar veel appartementen aanwezig zijn zeker een belangrijke rol. Zellik heeft ten bate van de diversiteit behoefte aan meer kwalitatieve woongebieden. Om een gelijkaardige mix te bekomen zoals in andere gemeenten en Zellik niet verder te typeren als minder kwalitatieve gemeente, is het nodig meer kwalitatieve woningen toe te voegen aan het woningaanbod. Daarom is B2.1B niet geschikt om aan te sluiten bij de bestaande bebouwing. Ze vragen geen hogere densiteit na te streven. De verplichting naar realisatie van een sociaal woningaanbod tussen 20 en 50% is niet wenselijk gezien het sociale woningaanbod in Zellik reeds behoorlijk groot is in verhouding tot de andere gemeenten in de omgeving. b. Openbaar groene ruimte. Wat momenteel gezien kan worden als groene ruimte valt niet te benutten door onbereikbaarheid (cf. Laarbeekbos) of hoort bij de niet betreedbare groene ruimte (privé, landbouw, natuurgebied). Hierbij zou de ontwikkeling van groene openbare ruimte in het woongebied zeker ten goede komen aan de woonkwaliteit in Zellik. Bij woongebied B aan de Dekeersmaekerstraat kan deze mogelijk aansluiten op wat op het gewestplan aangegeven staat als gebied van openbaar nut (gebied met pastorij, scoutslokalen) dat best omgevormd zou worden tot parkgebied. In zone B is op het gewestplan een beperkt groengebied aanwezig aansluitend op de lager gelegen zone met knotwilgen en afwatering. c. Termijn en overaanbod. De vooropgestelde termijn is eerder kort. Een langere termijn is geschikter om niet tot een overaanbod van woningbouwprojecten en een onbeheersbare situatie in dit deel van de gemeente te komen. Het is meer geschikt de gebieden B en C pas te ontwikkelen vanaf 2030 (waarbij de vraag gesteld kan worden dat deze dan niet eerder in een volgend strategisch plan voor de rand van Brussel moeten worden opgenomen of zo geformuleerd dat de ontwikkeling van gebieden B en C pas kan gebeuren wanneer gebied A voltooid is). d. Ontsluiting. Door woongebied B aan de Dekeermaeckerstraat te laten lopen tot voetweg 24 bestaat de vrees dat deze op termijn als ontsluiting van het woongebied gaat dienen, waardoor er in wat nu als achterliggend gebied beschouwd wordt woningen kunnen gebouwd worden. Dit heeft een negatief effect op de al bestaande woningen en wordt als niet wenselijk beschouwd. Hierbij zou het wenselijk zijn in westelijke richting zone B te beperken tot wat momenteel aan de Dekeersmaeckerstraat gelegen is en de achterliggende gebieden niet in te kleuren als woongebied. Dit om te vermijden dat voetweg 24 niet als ontsluiting gaat dienen (hierbij moet worden opgemerkt dat deze voetweg op dit ogenblik niet benut wordt en de huidige benutte wegen in het gebied de wegen voor landbouwvoertuigen zijn). e. Functionele invulling. De meeste recente ontwikkelingen (waarbij in de Dekeersmaeckerstraat een rekruteringsbureau in het midden van een woongebied toegelaten werd) duiden op de mogelijkheden van verdere belasting van het woongebied naar kantoor en andere activiteiten die niet gericht zijn op de onmiddellijke omgeving en die hierdoor een overlast met zich meebrengen voor de al bestaande woningen. 172a,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 157a,b,c,d. 172b. Vlacoro vraagt de ontwerper dit te onderzoeken. 172d. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper voor verder onderzoek.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
133/269
Dossier 388
172e. Vlacoro stelt vast dat het gebied bestemd is voor wonen en aan wonen verwante activiteiten en voorzieningen (handel, horeca, bedrijven, kantoren, diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen). Vlacoro ondersteunt deze invulling. B. 3. 4 Clu st er B 4 : k ern G root - Bij ga ard en 173. Gemeenteraad Dilbeek [A4]
a. Wonen (art. B4.1). De gemeente startte voor het zuidelijk deel van het gebied (tussen Brusselstraat en Bosstraat) met de opmaak van een BPA Bosstraat. Hierin is voorzien in de bevestiging van de huidige bestemmingen (recreatie, tennis en voetbal), openbaar nut (begraafplaats, school). Het verderzetten van de procedure via RUP is gepland in uitvoering van het gemeentelijk RSP. Ze vragen of een volledige bestemming binnen het VSGB naar woongebied aanleiding geeft tot planbaten/planschade. b. Ze vragen of de opmaak van een gemeentelijk RUP volstaat om aan de bepalingen van dit voorschrift (inzake inrichtingsstudie) te voldoen. c. Art. B4.1.3 en B6.4.3 bevatten bepalingen in verband met de bouwhoogte/het aantal bouwlagen in het gebied. Uit de voorbesprekingen begreep de gemeenteraad dat de mogelijkheid om af te wijken van het gewestplan (qua aantal woonlagen/bouwlagen) aan de gemeente zou overgelaten worden en dat op gewestniveau alleen zones zouden aangeduid worden waarbinnen een afwijking bespreekbaar is. Het inschrijven van een verhoging in het RUP zet het gemeentebestuur voor voldongen feiten. De gemeente vraagt het voorschrift aan te passen, zodat de gemeente zelf selectief de afwijking van het gewestplan kan toelaten via de opmaak van een gemeentelijk RUP en dat enkel de afbakening van de zone, waarbinnen een afwijking bespreekbaar is, in het ontwerp RUP vastgelegd wordt. d. Art. B4.1.5 en B6.4.5 inzake de sociale last houden geen rekening met het feit dat gemeenten (in uitvoering van het decreet grond- en pandenbeleid) kunnen overgaan tot de opmaak van een gemeentelijk reglement sociaal wonen, waarin ze (aangepast aan de lokale situatie en geografisch gedifferentieerd) de sociale last vaststellen. Het voorschrift van het ontwerp RUP ‘overruled’ dus voor de gebieden die binnen het VSGB liggen het gemeentelijk reglement van Dilbeek waardoor het spreidingsbeleid waarvoor de gemeente opteerde teniet wordt gedaan. De gemeente vraagt daarom de afwijking van het RUP-voorschrift voor gemeenten waar een goedgekeurd gemeentelijk reglement sociaal wonen bestaat (dus ook daar waar het gemeentelijk reglement minder streng is dan het voorschrift) mogelijk te maken. e. Art. B4.1.7 voorziet mogelijkheden voor behoud van bestaande landbouwactiviteiten. De gemeenteraad vraagt of dit voorschrift ook nieuwbouw in functie van de bestaande landbouwactiviteiten toelaat. f. Met betrekking tot de toelichtingsnota (pag. 35) ‘de verhoging kan slechts plaatsvinden na een planinitiatief (RUP) van de gemeentelijke overheid’ stelt de gemeenteraad dat deze autonomie in de voorgestelde voorschriften (zie art. B4.1 en B6.4) voor nieuw te creëren woongebied niet gerespecteerd is. De gemeente vraagt dit wel te doen. 173a. Vlacoro stelt vast dat de goedkeuring van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Dilbeek verscheen in het BS op 23 november 2010. Vlacoro wijst er op dat de ontwerper geen rekening kan houden met BPA’s in opmaak. Vlacoro verwijst naar het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn (toelichtingsnota, bijlage IV). De regelgeving inzake schadevergoedingen is vastgelegd en uitgewerkt in diverse decreten en uitvoeringsbesluiten (o.a. VCRO: art. 2.6. t.e.m. 2.6.19, decreet grond- en pandenbeleid en decreet gebruikerscompensatie). Het register geeft, conform deze regelgeving, de percelen aan waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De vergoeding is evenwel verbonden aan een aantal voorwaarden en wordt niet automatisch toegekend, maar beoordeeld per specifiek geval. 173b. De inrichtingsstudie is een informatief document dat deel uitmaakt van de vergunningsaanvraag. Bestaande inrichtingsstudies voor het gebied (of soortgelijke voorbereidende documenten) die de aangegeven verordenende aspecten onderzocht hebben, kunnen ook beschouwd worden als geldige inrichtingsstudie. Een gemeentelijk RUP is niet vereist. 173c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 6h.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
134/269
Dossier 388
173d. Vlacoro begrijpt uit de toelichting bij het verordend voorschrift dat de openbare besturen (zoals vermeld in art. 4.1.16, §3, 1° en 2° van het DGPB) steeds hogere normen kunnen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe verplicht zijn. Minder strenge normen kunnen niet worden nagestreefd. 173e. Vlacoro acht nieuwbouw in het kader van een overgangsbepaling voor landbouwactiviteiten niet wenselijk. 173f. Vlacoro leest in art. B4.1.3 en in B6.4.3 een bepaling die toelaat dat de andere overheden het aantal bouwlagen selectief kunnen wijzigen. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 6h. 174. ACW fusie Dilbeek [B130]
Winkelruimten. Onder meer in de Brusselstraat (Groot-Bijgaarden) moet het gelijkvloers van bestaande en nieuwbouw stelselmatig als winkel- of kantoorruimte worden ingericht. Hierdoor ontstaat een overaanbod met heel wat leegstand en verloedering tot gevolg. Het is logischer deze ruimten te benutten als woonruimten voor ouderen en/of alleenstaanden. 174. Vlacoro stelt dat de Brusselstraat grotendeels geen deel uitmaakt van dit RUP. Tegelijk merkt Vlacoro op dat in de opgenomen deelgebieden er geen verplichting is opgenomen tot het inrichten van winkels op het gelijkvloers, maar dat integendeel er een duidelijk maximaal gabariet is beschreven in de voorschriften, wat dergelijke wantoestanden moet tegengaan. B. 3. 5 Clu st er B 5 : H u n d e ren v e ld 175. Brusselse Hoofdstedelijke Regering [A16]
De BHR gaat niet akkoord met het gemengd bedrijfsgebied tussen de Dansaertlaan, de Maalbeeklaan en de R0 (Hunderenveld West). De lanen sluiten rechtstreeks aan op de R0, waardoor het autoverkeer zal overheersen. Dit is niet verenigbaar met een duurzame ontwikkelingsvisie. Het MER staat kritisch tegenover dit gebied en de geplande kantoorontwikkeling en vreest (verkeers)overlast in de Dansaertlaan. Een meer huisvestingsgerichte ontwikkeling van het Hunderenveld West is duurzamer en beter geschikt. Het VSGB houdt geen rekening met die opmerkingen en is in strijd met de ecologische impact op de Molenbeek voor Hunderenveld Oost. Deze wordt ingeperkt door het voorzien van een natuurgebied langs de oevers. 175. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 177d,e,f,g. 176. Gemeenteraad Dilbeek [A4]
a. Voor het voorschrift artikel B5.3 vraagt de gemeenteraad in hoeverre bedrijfswoningen toegelaten zijn, en onder welke voorwaarden. b. De gemeente wees tijdens de plenaire vergadering op het belang van het GAII gebied (artikel B5.3) in de ontwikkeling van een multi-modaal knooppunt aansluitend bij het station van Groot-Bijgaarden/tramhalte richting Brussel. De gemeente vraagt in plan en voorschriften voor het gebied de nodige ruimte te voorzien. c. Bij de toelichtingsnota (pag. 153) ‘de omgeving van het station van Groot-Bijgaarden … als uitbreiding van bestaande omliggende bedrijventerreinen’ merkt de gemeenteraad op dat het gebied praktisch volledig ontwikkeld is en er nog weinig mogelijkheden zijn voor uitbreiding. Er zal initiatief van de hogere overheid nodig zijn om nieuwe ontwikkelingskansen te creëren. Wat betreft de mobiliteitsknoop wijst de gemeente op de potenties van Hunderenveld West (art. B5.3) d. De gemeenteraad merkt op dat het natuurreservaat behoort tot cluster 6, niet cluster 5. Er is strijdigheid in de toelichtingsnota (pag. 202 en pag. 11) tussen de tabel (wel een natuurreservaat) en de tekst onder de tabel (geen natuurreservaat). 176a. Vlacoro vraagt de ontwerper te verduidelijken of en onder welke voorwaarden bedrijfswoningen toegelaten zijn in zone GA II. 176b. Vlacoro vraagt de ontwerper voldoende ruimte voor dit multimodaal knooppunt te voorzien in de verordenende voorschriften, en dit element niet enkel aan te halen in de toelichtingsnota. 176c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 177d,e,f,g en 179a.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
135/269
Dossier 388
176d. Vlacoro vraagt de ontwerper deze correctie door te voeren. 177. Mitiska [B20]
a. De onderneming Mitiska (hoofdzetel te Groot-Bijgaarden) controleert via een aankoopovereenkomst het merendeel (ongeveer 4.5ha) van de gronden behorend tot het deelgebied Hunderenveld West. b. Mogelijkheden voor handelsactiviteiten. Men wil naast het vrijwaren en versterken van de Molenbeekvallei, ook toekomstige ontwikkelingen maximaal afstemmen op het bereikbaarheidsprofiel (toelichtingsnota pag. 202). De toelichting bij art. B5.3 stelt: ‘Het gebied Hunderenveld West wordt herbestemd naar een gebied voor gemengde activiteiten. Woonontwikkeling is er niet toegelaten’. Art. B5.3.2 stelt: ‘De totale bruto vloeroppervlakte van de verschillende handelsactiviteiten samen is beperkt tot 1.500 m², inclusief netto vloeroppervlakte, reserve, technische en sociale lokalen, bureaus en andere handelsruimten’. Ze formuleren hiertegen bezwaar en verwijzen naar de inplantingsvoorwaarden van het RSV (pag. 367). De zone Hunderenveld West is gelegen binnen het VSGB dat inzake benaming het vroegere ‘Vlaams stedelijk gebied rond Brussel’ vervangt. Het is goed ontsloten voor de verschillende vervoerswijzen waardoor een duurzame mobiliteit kan worden gerealiseerd (auto: aan afrit R0 en ontsluitbaar via Robert Dansaertlaan en Petrus Bayensstraat, openbaar vervoer: tramlijn 19, buslijn 355, treinstation GrootBijgaarden; langzaam verkeer: ontsluiting voor fietsers en voetgangers). De complementariteit met de handel en wandel in de binnensteden en het vermijden van ongewenste aanzuigeffecten ten nadele van de binnensteden kan planologisch mee worden afgedwongen door een minimale vloeroppervlakte per handelszaak op te leggen (>500m²) hoewel de kans hierop zeer klein is (sterk commerciële kernen aanwezig in alle omliggende gemeenten). Een uitzondering moet gemaakt worden voor een beperkte hoeveelheid kleinschalige detailhandelszaken die de mogelijke activiteiten in de toekomstige bedrijvenzone Hunderenveld West kunnen ondersteunen. De inrichting van een kleinhandelszone op deze plaats voorkomt verdere lintbebouwing langsheen de steenwegen in de regio. Hunderenveld West betreft een ‘restruimte’ die volledig omsloten wordt door bebouwing en (grootschalige) weginfrastructuur. De verlinting wordt hierdoor niet versterkt. c. Plan-MER. Er wordt nauwelijks ruimte voorzien voor bijkomende grootschalige kleinhandel (max. 1500m² voor de volledige deelruimte). Ze weerleggen de resultaten van het ontwerp plan-MER. Er is nood aan reconversie van bestaande grootschalige detailhandel omdat er zich doorheen de jaren, ondanks een erg grote vraag, weinig grootschalige kleinhandel kon ontwikkelen in deze regio. De onbebouwde percelen in woongebied op commercieel interessante locaties zijn uiterst zeldzaam in dit gebied. Misschien leent het Zaventemse zich inderdaad beter voor inplanting van een grootschalige detailhandelcluster maar dit betekent niet dat bepaalde andere deelgebieden, waaronder Zellik- Groot-Bijgaarden, geen nood hebben aan een (veel) kleinere detailhandelcluster met een aantal handelszaken gericht op een beperkter regionaal of omvangrijk lokaal verzorgingsgebied (zoals dat van Groot-Dilbeek 40.000 inwoners). In Machelen voorziet het RUP 132.000m² nieuwe en dus bijkomende (klein)handelsactiviteiten. Daartegenover staat de luttele 1500m² (nauwelijks 1 winkel of toonzaal) in Zellik-Groot-Bijgaarden. Het lijkt minstens zo dat een betere spreiding mogelijk is. Ze verwijzen verder naar een studie van de provincie Vlaams-Brabant van 2006 naar kleinhandel. Hieruit blijkt dat in deze regio met grote bevolkingsdichtheid en een zeer sterke koopkracht de vraag naar handelsruimten het aanbod ruim overstijgt. Voor handelszaken die een grotere vloeroppervlakte behoeven (> 500m²) zijn de bestaande handelspanden in de kernen van Dilbeek en GrootBijgaarden (maar ook van Asse en Zellik) niet geschikt wegens te klein. Indien er al gronden beschikbaar zijn, dan zijn deze vaak te klein en de ontwikkeling van handelspanden hierop bevordert in het beste geval alleen maar lintbebouwing en is vaak moeilijk verenigbaar met omliggende bewoning. Deze vaststellingen werden bevestigd door de gemeente Dilbeek in haar schrijven gericht aan de dienst MER i.k.v. het openbaar onderzoek van het plan-MER. Het gemeentebestuur verklaart geen ontwikkelingsmogelijkheden te kunnen bieden aan een winkel van 1500m². Het gemeentebestuur vraagt dan ook specifiek voor de zone Hunderenveld West dat ‘de beschrijving van de voorziene bestemmingen selectief uitgebreid wordt met mogelijkheden voor het inplanten van handelszaken met een grotere verkoopoppervlakte’. Dat er weinig extra ruimte beschikbaar is in dit deelgebied voor lokale en regionale bedrijven kan kloppen, maar ook voor grootschalige detailhandelszaken met een beperkt regionaal of omvangrijk lokaal verzorgingsgebied zijn er weinig tot geen vestigingsmogelijkheden.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
136/269
Dossier 388
d. In het plan-MER wordt het alternatief van een bestemming als detailhandelszone voor Hunderenveld West als minder wenselijk geëvalueerd. Als belangrijkste reden wordt het mobiliteitsgenererend effect aangegeven. Het MER stelt een sterke beperking van de detailhandelsoppervlakte voor als maatregel. Dit standpunt kan worden weerlegd. Er wordt niet gevraagd dat grootschalige kleinhandel de overhand neemt. Het begrip ‘sterke beperking’ is erg relatief en onduidelijk. Het mobiliteitsaspect is vooral belangrijk ten aanzien van het omliggend woongebied. In de zone gelegen langsheen de R. Dansaertlaan kan men de grootste te verwachten verkeersstroom afleiden zonder doorheen woonconcentraties te moeten gaan. Het mobiliteitsgenererend effect van winkelvoorzieningen wordt sterk benadrukt, terwijl dit voor andere functies (bv. kantoren) geen probleem zou vormen. Als belangrijkste reden voor de beperking van de kleinhandelsmogelijkheden geeft men de combinatie met de ontwikkeling ‘Hunderenveld Oost’. Het planMER hield rekening met een volledige ontwikkeling van het gebied Hunderenveld Oost (in totaal 7ha). Het ontwerp RUP kleurt 4,5ha in als natuurgebied (Molenbeekvallei). Er blijft 2,5ha ontwikkelbaar gebied waarvan 1,5ha ingenomen is door een vestiging. Er blijft slechts 1ha te ontwikkelen gebied over. Bijkomende handelsactiviteiten zijn hier niet toegelaten volgens het ontwerp RUP. Het argument voor een grote te verwachten verkeersimpact en de sterke beperking van nieuwe handelsactiviteiten op Hunderenveld West gaan niet op. Deze conclusie uit het plan-MER moet herzien worden. Door het verhogen van de ontwikkelingsmogelijkheden voor handel op Hunderenveld West kan er een meer evenwichtig palet van activiteiten zone ontwikkeld worden. Inzake parkeren is er een grote complementariteit tussen de kantooractiviteiten (weekdagen en overdag) en grootschalige detailhandel (avond en zaterdag). De piekbelastingen op de Dansaertlaan liggen tijdens de ochtend- en avondspits, tijdstippen die meer complementair zijn met een detailhandelsbestemming dan met kantoorontwikkeling. e. Gebied voor verweving van activiteiten. In de toelichtingsnota en de stedenbouwkundige voorschriften (art. B5.3) wordt voor Hunderenveld West gestreefd naar een gebied met gemengde activiteiten. Op een totale oppervlakte van 60.000m² wordt slechts een zeer beperkt deel (1.500m²) handel toegestaan. Handel kan hierbij duidelijk niet als evenwaardige functie aanzien worden zoals bv. horeca, bedrijven en diensten dit wel zijn. Gezien ook andere activiteiten ruimtenoden hebben kan begrip opgebracht worden voor het beperken van de maximaal realiseerbare vloeroppervlakte. Ze vragen dit te beperken tot 10 à 20 % van de totale zoneoppervlakte (max. bruto vloeroppervlakte van 6000 à 12000 m²). Hierdoor wordt het gemengd karakter planologisch afgedwongen. f. Continuïteit van het beleid. De stedenbouwkundige voorschriften van andere zones voorzien wel mogelijkheden voor de ontwikkeling van nieuwe handelsactiviteiten. Ze verzetten zich niet tegen het creëren van mogelijkheden inzake kleinhandel op deze sites, maar voor deze zones worden geen beperkingen opgelegd inzake handel en zelfs zeer hoge oppervlaktemogelijkheden toegelaten. Ook in Hunderenveld West moeten mogelijkheden voorzien worden voor een kleinhandelszone. Er worden weinig vragen gesteld rond mobiliteit voor deze andere sites ondanks het feit dat men bij al deze zones omtrent huidige en toekomstige verkeersafwikkeling toch wel een aantal bedenkingen kan formuleren. g. Conclusie. De inrichting van een kleinhandelszone in Hunderenveld West is volledig conform de voorwaarden geformuleerd in het RSV. Er is grote nood aan een goed ontsloten kleinhandelszone met een beperkt regionaal of omvangrijk lokaal verzorgingsgebied in het deelgebied Zellik – Groot-Bijgaarden. Het bestaand aanbod is erg beperkt en er is een grote vraag naar nieuwe vestigingsmogelijkheden of de herlokalisatie van bestaande vestigingen. Het RUP is de laatste mogelijkheid om binnen het stedelijk gebied in de Vlaamse Rand rond Brussel voor korte en middellange termijn de broodnodige ruimte te creëren voor handelszaken die een grotere verkoopoppervlakte behoeven. De argumentatie uit het plan-MER om de detailhandelsoppervlakte te beperken is deels gebaseerd op de inmiddels achterhaalde combinatie met de ontwikkeling van Hunderenveld Oost. De ontwikkeling van een kleinhandelszone is op deze plaats complementair met andere activiteiten op het vlak van verkeersdruk en parkeergebruik. Er is een gebrek aan continuïteit van beleid als men kijkt naar de ontwikkelingsmogelijkheden voor kleinhandel die geboden worden in andere vergelijkbare deelruimten. Ze formuleren een ruimtelijk voorstel voor Hunderenveld West, namelijk het voorzien van de mogelijkheid om een woonstrip in te richten langsheen de P. Bayensstraat.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
137/269
Dossier 388
Een eerste voordeel is dat de bestaande woonbebouwing langsheen de P. Bayensstraat aan de overzijde van de straat éénzelfde functionele invulling krijgt wat vanuit ruimtelijk oogpunt zeker positief is te noemen en de ontwikkeling van het gebied ook maatschappelijk meer aanvaardbaar maakt naar omwonenden. Een tweede voordeel is dat de nieuwe woningen werken als bufferzone tussen de bestaande woonbebouwing en de potentiële nieuwe ontwikkelingen (o.a. handel, horeca). 177a,b,c. Vlacoro neemt akte van deze situering. 177d,e,f,g. Vlacoro stelt vast dat Hunderenveld West en Oost (ten dele) kunnen worden ontwikkeld voor kantoren en kantoorachtigen, waarbij de activiteiten inspelen op de nabijheid van het GEN-station GrootBijgaarden en tramlijn 19. Het plan-MER onderzocht de milieueffecten van kantoorontwikkeling ter hoogte van Hunderenveld West. Dit plan-MER stelt dat de geplande ontwikkeling van kantoren en kantoorachtigen negatieve effecten zal hebben op de Dansaertlaan, zeker indien ook grootschalige detailhandel zou worden voorzien. Vandaar stelt het plan-MER een (sterke) beperking van de detailhandelsoppervlakte voor als ruimtelijk vertaalbare milderende maatregel. Uit het plan-MER blijkt tevens dat bijkomende woningen voorzien naast de R0 niet aan te bevelen is gezien de geluidshinder en de luchtverontreiniging. Vlacoro verwijst tevens naar de toelichtingsnota (pag. 203) die stelt dat omwille van de leefbaarheid van de omliggende woningen het wenselijk is dat voorzien wordt in een groene dooradering van Hunderenveld West. Vlacoro ondersteunt aldus de visie voor Hunderenveld West, zoals vastgelegd in het ontwerp RUP en de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften. 178. POM Vlaams-Brabant [B140], Unizo Vlaams Brabant [B156]
De bestaande ruimte-inname door bedrijvigheid ten noorden van het gebied Hunderenveld West stopt niet aan de huidige zonegrens. Een aanzienlijke ruimte onder en langs het viaduct is in gebruik (Peter Benoitstraat). Het lijkt wenselijk om ook de buffergebieden onder en langs de R0 te bestemmen in functie van het gewenst ruimtegebruik. Deze opmerking geldt bij uitbreiding voor alle gebieden onder de R0. 178. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 134a. 179. Voka [B159], Verbond West-Brabantse Ondernemingen vzw [B145], Resoc Vlaams-Brabant [B161]
a. De uiteindelijk als gebieden voor gemengde activiteiten bestemde terreinen (GA art. B5.3) binnen de zoekzones Hunderenveld (Oost en West) zijn kleiner geworden. Het terrein Hunderenveld Oost is ca. 2,5ha groot en is al voor een groot deel in gebruik. Voor zone Hunderenveld West wordt slechts 5,5ha bestemd. Ze vragen de Vlaamse overheid om de ontwikkeling van deze nieuwe terreinen over hun volledige oppervlakte te ondersteunen. b. De bestaande ruimte-inname door bedrijvigheid ten noorden van Hunderenveld West stopt niet aan de grens met de R0. Een aanzienlijke oppervlakte onder het viaduct is al in gebruik (P. Benoitlaan). Ze vragen om de gebieden onder de R0 te bestemmen in functie van het gewenst ruimtegebruik. Bij uitbreiding lijkt dit een wenselijke werkwijze voor alle gebieden onder en aan de Brusselse ring. 179a. In Hunderenveld Oost wordt het behoud van de beekvallei als groene en ecologische verbinding in het kader van het open ruimte netwerk VSGB wenselijk geacht. De bestemming natuur vormt hier een doorvertaling van het plan-MER. In het kader van dit plan-MER vond een passende beoordeling plaats voor dit gebied (de Molenbeek vormt een onderdeel van een speciale beschermingszone op grondgebied van het BHG). De beschikbare te ontwikkelen oppervlakte in dit gebied is bijgevolg eerder beperkt. Vlacoro ondersteunt het belang van een brede bufferstrook ten aanzien van de Molenbeek via de bestemming natuur. Met betrekking tot Hunderenveld West verwijst Vlacoro naar haar standpunt 158d,e,f,g. 179b.Vlacoro verwijst naar haar standpunt 134a.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
138/269
Dossier 388
180. Bezwaarindieners [B36]
a. Bezwaarindieners zijn samen eigenaars van de percelen en het bijhorende pand gelegen te GrootBijgaarden, Brusselstraat 4, (percelen 138 R8, 138K6 en 138A10). Deze percelen zijn parkgebied. Percelen 138K6 en 138A10 zijn bebouwd sinds 1903. Op deze percelen is bijgevolg zonevreemde bebouwing aanwezig. Voor inwerkingtreding gewestplan waren de percelen bestemd als industriezone. De ouders van bezwaarindieners, bloemisten, hebben op deze percelen serres opgetrokken. De percelen zijn nu als weiden in gebruik. Op basis van een ruimtelijke afweging en het specifieke bereikbaarheidsprofiel werd het gebied Hunderenveld Oost, waarbinnen de percelen zich bevinden, aangeduid voor bijkomende regionale bedrijvenzones. Op het afwegingskader met betrekking tot nieuwe ruimte voor economische activiteiten (kaart 27) zijn de percelen aangeduid als ‘zoekzone voor bedrijventerreinen’. Het VSGB erkent hierbij de urgentie van de ontwikkeling van geschikte ruimte voor nieuwe bedrijvigheid in de deelruimte Zellik, GrootBijgaarden (pag. 43). Het gemeentelijk RSP heeft het gebied Hunderenveld Oost eveneens overgenomen als ‘zoekzone voor regionale bedrijvigheid’ en wijst op de noodzaak tot ontwikkeling van nieuwe regionale en lokale bedrijventerreinen (pag. 94). Ze stellen vandaag met enige verbazing vast dat in overeenstemming met de bepalingen van het voorlopig vastgestelde GRUP de percelen, die zijn aangeduid als Hunderveld Oost, de bestemming natuurgebied krijgen. De toelichtingsnota verwijst voornamelijk naar het vrijwaren van de groene zone rond de voorlopig nog ingebuisde Maalbeek. Het valt echter moeilijk in te zien op welke manier de percelen kunnen bijdragen aan het opwaarderen van de Maalbeek. Ze wijzen er op dat de Maalbeek niet over hun percelen loopt, maar enkel over het naastliggende perceel 139f. De percelen van bezwaarindieners zijn deels bebouwde percelen, waarop in het verleden steeds bedrijvigheid is uitgeoefend en die nu in gebruik zijn als weiden, zodat deze percelen weinig tot geen ecologische meerwaarde hebben. Op het aanpalende perceel is een vestiging en parking van Dreamland gevestigd. Daar de percelen al bebouwd zijn en hierop steeds bedrijvigheid is uitgeoefend, sluiten deze nauwer aan bij het gemengde karakter van deze naastliggende percelen, dan bij de ontwikkeling van het natuurgebied rond de Maalbeek. Het naastliggende perceel 139f, waarover de Maalbeek effectief loopt, is daarenboven voldoende groot om in een groene zone rond de Maalbeek te voorzien. Door enkel het perceel 139f als natuurzone rond de Maalbeek te ontwikkelen en het perceel van bezwaarindieners te laten aansluiten bij de naastliggende percelen, die wel de bestemming gemengd gebied krijgen, wordt zowel beantwoord aan het ecologische karakter van het gebied Hunderenveld als aan de noodzaak tot het creëren van bijkomende woon/bedrijvenzone, zoals voorzien bij de afbakening van het VSGB en in het RSP van de gemeente Dilbeek. b. Er wordt verwezen naar de verschillende punten opgenomen in het RSP van de gemeente Dilbeek, waaruit blijkt dat het creëren van bijkomende bedrijvenzone op de percelen van bezwaarindieners vanuit ruimtelijk oogpunt meer aangewezen is dan het creëren van bijkomend natuurgebied. Het perceel van bezwaarindieners is gelegen in de zeer directe nabijheid van de R0 en de verkeerswisselaar naar de E40 en de E19. Gezien de beperkte mogelijkheden om in Dilbeek en Groot-Bijgaarden nieuwe terreinen aan te snijden, moet volgens het RSV van de gemeente Dilbeek nadrukkelijk worden ingezet op de optimalisatie van de bestaande bedrijventerreinen bij het economische zwaartepunt van de verkeerswisselaar E40/R0 (pag.9 RS Dilbeek). De nabijheid van de R0 en de E40 en E19 zorgt voor een zeer goede ontsluiting van de bedrijvenzone. Ook de nabijheid van de stationsomgeving Groot-Bijgaarden, die volgens het RSP van de gemeente Dilbeek nog verder zal worden uitgebouwd, is een belangrijke troef. Het ruimtelijk structuurplan vermeldt hieromtrent: ‘Binnen een straal van 750 meter rond het station van Groot-Bijgaarden bevinden zich het regionale bedrijventerrein Gosset en de zoekzones voor regionale (VSGB) en/of lokale (GRS) bedrijvigheid Hunderenveld Oost en Hunderenveld West. Voor de ontwikkeling van deze hoogdynamische werkomgeving wil Dilbeek evenals de hogere overheden het grote potentieel van het GEN-station volledig benutten. Daartoe moet het station zich ontwikkelen tot een volwaardig GEN-station met vlotte aansluitingen naar andere vervoersmodi (bus, tram)’. c. De verdere ontwikkeling van de bedrijvenzone rond de E40/R0 sluit aan bij plannen van naastliggende gemeente Sint-Agatha-Berchem, waarvan het Gewestelijk Ontwikkelingsplan voorziet in de herstructurering van de stationswijk en de stedelijke industriezone aansluitend aan deze van Groot-Bijgaarden. Er wordt gedacht aan het ontwikkelen van een polyvalente pool van laboratoria, kantoren, handelsdiensten enz. als een van de voornaamste stadspoorten voor de gemeente en het BHG.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
139/269
Dossier 388
Het perceel van bezwaarindieners situeert zich dus in een al zeer verstedelijkte omgeving, goed gelegen naar ontsluiting en dus economisch zeer voordelig, zodat bij voorkeur deze verstedelijkte omgeving verder wordt uitgebouwd. Het RSP van de gemeente Dilbeek formuleert de nood aan 4ha bijkomend bedrijventerrein voor lokale bedrijvigheid. Met het creëren van bijkomende bedrijvenzone wordt overigens ook bijkomend werkgelegenheid gecreëerd en de directe nabijheid van de R0 zorgt voor een minimum aan verkeerslast. Met de bijkomende bedrijvenzone die in deze zeer verstedelijkte omgeving wordt gecreëerd, kan elders in de gemeente open ruimte worden gewonnen. d. De meerwaarde van een ecologische zone rond de Maalbeek is eerder beperkt in vergelijking met gebieden waar meer bestaande open ruimte aanwezig is. Bovendien hoeft de ontwikkeling van de Maalbeek zoals aangehaald niet in het gedrang te komen, daar het naastliggende perceel 139f voldoende groot is om te voorzien in een groene gordel rond de beek. e. Indien het Vlaams Gewest alsnog van mening is dat de percelen absoluut noodzakelijk zijn ter vrijwaring van de Maalbeek dan vragen ze dat minstens de huidige gewestplanbestemming parkgebied behouden blijft. Percelen 138K6 en 138A10 in eigendom van bezwaarindieners zijn bebouwd. Door de bestemming natuurzone wordt hen de mogelijkheid tot herbouwen en uitbreiden van de bestaande panden ontnomen, terwijl deze mogelijkheid op basis van de bestemming parkgebied nog wel voor handen was (zie art. 4.4.10 ev. VCRO). De bestemmingswijziging heeft een grote weerslag op de eigendomsrechten van bezwaarindieners, terwijl de wijziging van de bestemming parkgebied naar natuurgebied de facto niets verandert aan de groene zone rond de Maalbeek. Het register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn, stelt dat het perceel van bezwaarindieners niet in aanmerking komt voor planschade. Volgens artikel 2.1.6 VCRO wordt een planschadevergoeding toegekend wanneer, op basis van een in werking getreden RUP, een perceel niet meer in aanmerking komt voor een vergunning om te bouwen, vermeld in artikel 4.2.1, 1° terwijl het de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat definitieve plan wel in aanmerking kwam voor een vergunning om te bouwen. Als een vergunning om te bouwen, vermeld in artikel 4.2.1, 1°, wordt beschouwd: het optrekken of plaatsen van een constructie, het functioneel samenbrengen van materialen waardoor een constructie ontstaat, het afbreken, herbouwen, verbouwen en uitbreiden van een constructie. f. Om in aanmerking te komen voor planschadevergoeding moet een perceel binnen een bebouwbare zone liggen zoals bepaald in een plan van aanleg of RUP. Wanneer men bebouwing interpreteert als het bouwen in de zin van artikel 4.2.1, 1° VCRO, waarbij ook verbouwen, herbouwen en uitbreiden zijn inbegrepen, komt een perceel gelegen in parkgebied waarop een zonevreemde woning staat ingeplant, wel voor bebouwing in aanmerking. Gezien de wijziging van parkgebied naar natuurgebied de bouwmogelijkheden van bezwaarindieners aanzienlijk beperkt en ‘het Register’ horend bij het RUP voor deze percelen geen planschadevergoeding voorziet, is de weerslag van deze bestemmingswijziging op hun eigendomsrechten disproportioneel groot in verhouding tot het doel van deze bestemmingswijziging. Onder beide bestemmingen blijft de zone een groen karakter behouden, maar alleen in geval een wijziging van de bestemming naar natuurgebied worden alle mogelijkheden tot herbouwing of uitbreiding van hun bestaande woning ontnomen. Bezwaarindieners vragen om deze reden dan ook in ondergeschikte orde de huidige bestemming parkgebied te behouden. Wanneer het Vlaams Gewest op geen enkele wijze meent rekening te moeten houden met de hierboven opgesomde bezwaren, vragen bezwaarindieners dat hun perceel minstens zou worden opgenomen in het Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn, dat zij alsnog in aanmerking komen voor een planschadevergoeding ter compensatie van het inperken van hun mogelijkheden tot bebouwing. 180a. Vlacoro neemt akte van deze situering. 180b,c,d,e,f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 179a. 180f,g. Vlacoro verwijst naar het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn (toelichtingsnota, bijlage IV). De regelgeving inzake schadevergoedingen is vastgelegd en uitgewerkt in diverse decreten en uitvoeringsbesluiten (o.a. VCRO: art. 2.6. t.e.m. 2.6.19, decreet grond- en pandenbeleid en decreet gebruikerscompensatie). Het register geeft, conform deze regelgeving, de percelen aan waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De vergoeding is evenwel verbonden aan een aantal voorwaarden en wordt niet automatisch toegekend, maar beoordeeld per specifiek geval.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
140/269
Dossier 388
181. Buurtcomité Bettendries [B96], Dorpsraad Itterbeek,St. Anna Pede [B70] en bezwaarindiener [B69]
a. Al jaren is in de Dilbeek nood aan een grotere Colruyt winkel. Colruyt doet sinds begin 2009 verwoede pogingen deze vestiging in te planten ter hoogte van de Bettendries te Itterbeek, ondanks fel protest van buurtbewoners die momenteel een procedure ten aanzien van de Raad van State hebben ingespannen m.b.t. de rooilijnverlegging aan de Herdebeekstraat. Het provinciaal structuurplan Vlaams-Brabant is duidelijk: volgens haar beleidsdoelstellingen kan nieuwe grootschalige detailhandel enkel in hoofddorpen en stedelijk gebied. Bettendries behoort hier duidelijk niet toe. In groot-Dilbeek komen enkel het stedelijk gebied Groot-Bijgaarden en hoofddorp Dilbeek in aanmerking. Het gemeentebestuur Dilbeek vroeg op 9 juli 2009 in het kader van het plan-MER afbakening VSGB om op een doordachte manier naar (winkel)mogelijkheden te zoeken en te creëren. Eén van de weinige potentiële vestigingsplaatsen voor een supermarkt is de zoekzone Hunderenveld West. b. Om dit mogelijk te maken moeten de voorschriften van de voorziene bestemmingen selectief worden uitgebreid met mogelijkheden voor het inplanten van handelszaken met een grotere verkoopsoppervlakte (min. 1500m² netto winkeloppervlakte i.p.v. max. 1500m² bruto-oppervlakte). De afgeketste aanvraag van Colruyt aan de Bettendries bedraagt 2.808m² bruto oppervlakte (of 1.500 netto) in woongebied met totale grondoppervlakte van 6.305m². Het terrein Hunderenveld West biedt ruimte aan gemengde zone, op een oppervlakte van 6ha. Indien de vermelde voorschriften van het ontwerp RUP niet worden aangepast, zal er in Dilbeek geen plaats zijn voor grootschalige detailhandel ondanks de uitdrukkelijke behoefte. Als Colruyt haar grote winkel ambities van het ongeschikte, smalle Itterbeekse bouwterrein naar het geschikte, grotere terrein Hunderenveld West kan verhuizen en het eerste terrein opnieuw vrijgeeft voor woonfunctie (evt. verweven met lokale handel/middenstand) is iedereen tevreden. De bezwaarschriften bezitten verschillende bijlagen ter verduidelijking. 181a,b. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 177d,e,f,g. B. 3. 6 Clu st er B 6 : K att eb roe k, H of t e E l e ge m 182. Gemeenteraad Dilbeek [A4]
a. Het is belangrijk de rechtszekerheid van bestaande, vergunde zonevreemde woningen te garanderen, ook voor woningen in ruimtelijk kwetsbaar gebied. De gemeente vraagt het verkavelingsakkoord te erkennen als verkaveling en de rechtszekerheid voor de woningen te garanderen. Bij uitbreiding vraagt de gemeente ook de rechtszekerheid voor de andere bestaande, vergunde of vergund geachte zonevreemde woningen in gebied B6.2 te garanderen, door aanpassing van de begrenzing van het natuurgebied voor de woningen die aansluiten op bestaand woongebied, of door toepassing van de bepalingen van de VCRO inzake zonevreemde woningen (art. B6.6 verkavelingsakkoord De Bergen). Binnen het natuurgebied Thaborberg ligt een verkavelingsakkoord. Tot 2003 werden op basis van dit akkoord stedenbouwkundige vergunningen afgeleverd voor nieuwbouwwoningen. Op plan heeft dit gebied een apart artikelnummer (B6.6) maar er werd geen voorschrift opgemaakt. De toelichtingsnota (pag. 16) stelt dat de verkaveling opgeheven wordt. Hierdoor ontstaat rechtsonzekerheid voor een 20-tal woningen in de verkaveling. De gemeente vraagt het verkavelingsakkoord te erkennen als verkaveling en de rechtszekerheid voor de woningen te garanderen. Bovendien betekent het niet aflijnen van de verkaveling in het natuurgebied een vertekening van de ruimtebalans. De reeds 50 jaar bestaande verkaveling kan moeilijk beschouwd worden als natuurgebied en het is onrealistisch om te veronderstellen dat het gebied ooit als natuurgebied zal hersteld worden. Bij uitbreiding vraagt de gemeente ook de rechtszekerheid voor de andere bestaande, vergunde of vergund geachte zonevreemde woningen in het gebied B6.2 te garanderen, door aanpassing van de begrenzing van het natuurgebied voor de woningen die aansluiten op bestaand woongebied, of door toepassing van de bepalingen van de VCRO inzake zonevreemde woningen. b. Het agrarisch gebied (art. B6.1) tussen de kern van Groot-Bijgaarden en Dilbeek (versmalde zone ten westen van het gebied) is beeldbepalend voor de omgeving en is ook in het gemeentelijk RSP als corridor vastgelegd. De corridor is zowel landschappelijk (zicht op Brussel) als ecologisch (verbinding tussen de natuurreservaten Wolfsputten, Thaborberg) belangrijk. Tijdens de plenaire vergadering wees de gemeente op het belang van het bouwvrij houden van het gebied en vroeg ze de bestemming vast te stellen als BAG in plaats van AG. Gezien het belang van deze open ruimte herhaalt de gemeente haar vraag naar omzetting naar BAG.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
141/269
Dossier 388
c. Art. B6.2 N. Het is belangrijk voldoende garanties in te bouwen voor de groene corridor Wolfsputten, Thaborberg, Scheutbos (grondgebied Brussel). De aanzet van deze verbinding kan best ook op plan aangegeven worden (cf. toelichtingsnota pag. 149, kaart 3). d. Art. B6.3.2 voorziet verbouw en herbouw van gebouwen en laat o.a. ook meergezinswoningen toe. Dit betekent een verregaande afwijking van wat in parkgebieden volgens het gewestplan toegelaten is. De gemeente vraagt een betere afstemming van wat in parkgebieden cf. gewestplan kan en wat in dit voorschrift van het ontwerp RUP kan, omdat strijdigheid onvermijdelijk tot discussie zal leiden. e. Binnen het gebied ligt de afrit 12. Op het gewestplan is de afrit niet opgenomen. In de toelichtingsnota wordt voorbehoud gemaakt voor de afschaffing van de afrit. Een beslissing daarover heeft invloed op de verkeersstromen in de gemeente en dus ook op de planningskeuzes die op gemeentelijk vlak gemaakt worden (o.a. herziening van het mobiliteitsplan, opmaak masterplan voor de Dilbeekse kern). De gemeente vraagt duidelijkheid over de intenties van de hogere overheid met betrekking tot de afrit (zie ook pag.144). f. Artikel B6.5.2 voorziet mogelijkheden voor uitbreiding van het bestaand bouwvolume. Gelet op de aard van het gebouw is het aangewezen de instandhouding en het hergebruik van het gebouw te garanderen, maar een uitbreiding met 20% is (gelet op het bestaand volume van het gebouw) een enorme volumeuitbreiding die zware impact kan hebben op de omgeving. De gemeente vraagt een beperking van de uitbreidingsmogelijkheden van het gebouw tot maximum 5%. g. Artikel B6.5 GA staat de volledige verharding van het gebied toe. Het is aangewezen dat de verharding in waterdoorlatende materialen aangelegd wordt. De gemeente vraagt dit in het voorschrift op te nemen. h. De toelichtingsnota (pag. 35) stelt: ‘de verhoging kan slechts plaatsvinden na een planinitiatief (RUP) van de gemeentelijke overheid’. De autonomie in de voorgestelde voorschriften (art. B4.1 en B6.4) voor nieuw te creëren woongebied wordt niet gerespecteerd. De gemeente vraagt dit wel te doen. i. In de laatste alinea van art. B6.5.1 is vermeld ‘een minimale omvang van 1000m²’. Dit klopt niet met de context van de zin, ‘minimale omvang’ moet vervangen worden door ‘maximale omvang’. 182a. Het ontwerp RUP gaat voor deze cluster uit van het behoud en het versterken van de waardevolle, structuurbepalende elementen. De Thaborberg, Molenbeek en Elegembeek vormen de ecologische dragers van dit randstedelijk open ruimtegebied. Het ontwerp RUP opteert voor de Thaborberg voor de bestemming natuurgebied. Vlacoro ondersteunt deze visie. Deze bestemming komt de ruimtelijke eenheid van dit natuurgebied ten goede en vermijdt een opdeling ervan. Vlacoro vraagt om in de stedenbouwkundige voorschriften de mogelijkheid in te voeren om via een gemeentelijk initiatief rechtszekerheid te verschaffen voor de woningen die vallen binnen verkavelingsakkoord ‘De Bergen’. Vlacoro stelt vast dat artikel B6.6 op het grafisch plan wordt aangeduid, maar niet is terug te vinden in de verordenende voorschriften. Vlacoro vraagt de ontwerper artikel B6.6 te schrappen van het grafisch plan. Vlacoro vraagt tevens verduidelijking bij de toelichtingsnota (pag.16) die stelt: ‘De vergunde verkaveling in het natuurgebied Thaborberg wordt opgeheven.’ 182b. Vlacoro ondersteunt deze vraag niet. Vlacoro stelt vast dat dit agrarisch gebied reeds de overdruk natuurverweving draagt – hetgeen het bouwvrij houden van dit gebied impliceert. De bedrijfszetels van de aanwezige landbouwbedrijven moeten in AG gelegd worden. 182c. Vlacoro ondersteunt deze opmerking en vraagt de ontwerper verdere garanties te bieden. 182d. Vlacoro acht voorschrift B6.3.2 voldoende duidelijk. Onder wonen in dit parkgebied worden inderdaad zowel één- als meergezinswoningen begrepen. De handelingen toegestaan in dit voorschrift kunnen echter slechts worden toegelaten indien ze onder andere de goede ruimtelijke ordening niet schaden en de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet wordt overschreden. 182e. Vlacoro vraagt de ontwerper duidelijkheid te verschaffen over afrit 12. 182f. Vlacoro vraagt de ontwerper dit na te gaan en zo nodig de uitbreiding van het bestaand bouwvolume drastisch te beperken. 182g. Vlacoro ondersteunt deze opmerking en vraagt de ontwerper dit aan te passen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
142/269
Dossier 388
182h. Artikel B4.1.3 stelt: ‘het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een RUP tot maximum 4 bouwlagen’. Artikel B6.4.3 stelt: ‘het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 3 bouwlagen’. De gemeente kan het aantal bouwlagen aldus selectief wijzigen. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 6h. 182i. Vlacoro veronderstelt dat het hier de minimale waarde betreft om te kunnen spreken van grootschalige kleinhandel. Vlacoro vraagt de ontwerper dit te controleren. 183. Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant [A14]
a. Het Hof te Elegem in Dilbeek heeft een hoge erfgoedwaarde. Ruimte en Erfgoed vraagt om hier zeker rekening mee te houden in de voorschriften. b. In de voorschriften moet het behoud van de erfgoedwaarden van het beschermde monument Neerhof en haar als landschap beschermde omgeving in Dilbeek worden vermeld. 183a. Vlacoro vraagt de ontwerper de erfgoedwaarden van het Hof te Elegem duidelijk te vermelden bij de bestaande toestand en in de toelichtende kolom bij de stedenbouwkundige voorschriften. 183b. Vlacoro ondersteunt deze vraag voor de bescherming van onroerend erfgoed. Een overname van bepalingen die al in andere sectorale wetgeving geregeld zijn wordt echter niet noodzakelijk geacht, omdat dit tot verwarring kan leiden. 184. Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
In Kattebroek Zuid is praktisch geen professionele landbouw meer aanwezig. Dit mag een groene bestemming krijgen. Daartegenover moeten de percelen met professioneel landbouwgebruik ten westen van straat Oude Eikelenberg en ten noorden van Kattebroekstraat (perceel op de hoek) een agrarische bestemming krijgen. 184. Het ontwerp RUP bestemt Kattebroek-Hof van Elegem (ongeveer 105ha) in Dilbeek, als een randstedelijk open ruimtegebied met nadruk op ecologische bos- en parkontwikkeling, waar bij de ontwikkeling van deze zone het behoud van de landschappelijke openheid en identiteit voorop staat. Vlacoro ondersteunt deze visie en vraagt de onderzoeker voorliggend voorstel te onderzoeken zonder evenwel de uitgangspunten voor deze cluster te ondermijnen. 185. ACW fusie Dilbeek [B130]
Verkavelingsakkoord De Bergen (artikel B6.6) in natuurgebied Taborberg. Ze vragen rechtszekerheid voor de ongeveer 20 woningen van deze sinds 50 jaar bestaande verkaveling. Het opheffen van deze verkaveling kan bovendien een precedent scheppen voor andere gelijkaardige onrealistische besluiten. 185. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 182a. 186. Bezwaarindieners [B191]
a. Bezwaarindieners zijn eigenaars en gebruikers van woningen gelegen aan De Bergen in Dilbeek. Deze woningen werden opgenomen binnen de afbakeningslijn van het VSGB. Ze worden bestemd tot natuurgebied. Er wordt bezwaar ingediend tegen het ontwerp van grafisch plan en tegen het ontwerp van stedenbouwkundige voorschriften. De eigendommen maken allen deel uit van de wijk De Bergen. Deze wijk is het resultaat van een verkaveling waarvoor op 21 februari 1961 een gunstig advies werd gegeven door het toenmalige bestuur van stedenbouw. Het gaat hier om een zogenaamd ‘verkavelingsakkoord’, niet om een verkavelingsvergunning. Deze verkaveling werd door het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse in natuurgebied gesitueerd. Zoals bekend werd een dergelijk verkavelingsakkoord jarenlang in de administratieve praktijk gelijk gesteld met een echte verkavelingsvergunning. Hierin is door rechtspraak van de Raad van State verandering gekomen. In een omzendbrief van 20 april 1998 vroeg het Hoofdbestuur om dergelijke verkavelingsakkoorden niet langer als een vergunning te beschouwen, en dus elke aanvraag binnen een dergelijke verkaveling gewoon te toetsen aan het gewestplan.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
143/269
Dossier 388
Ze verwijzen verder naar de omzendbrief van 31 juli 1998 en het decreet van 21 november 2003. Na de omzendbrief van 31 juli 1998 heeft de Vlaams minister van Ruimtelijke Ordening in beroep in drie gevallen nog vergunningen verleend om bebouwing van tot dan toe onbebouwde kavels toe te laten (zie bijgevoegde besluiten bij het bezwaarschrift). Na de beslissingen van de minister verleende het CBS in november 2002 met gunstig advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, een stedenbouwkundige vergunning voor de bouw van een woning op een onbebouwd perceel. Ook in die vergunning wordt de gewestplanbestemming achterhaald geacht. Het resultaat van dit alles is dat alle kavels in deze verkaveling bebouwd zijn, waardoor deze locatie het uitzicht heeft van een gewone residentiële verkaveling (zie foto’s bij bezwaarschrift). Alle nutsvoorzieningen zijn aanwezig. De verkaveling is in niets te onderscheiden van de aanpalende straatdelen die wel in woongebied zijn gesitueerd. Ook de aanleg van de tuinen rondom de woningen is in niets te onderscheiden van wat het geval is in een normale woonwijk. De biologische waarderingskaart onderscheidt binnen de verkaveling geen biologisch waardevolle elementen. Om de verkaveling te bereiken moet men ook geen natuurgebied doorkruisen. De woningen zijn eenvoudig ontsluitbaar vanaf de aanpalende straten die gelegen zijn in woongebied. b. De bestaande woningen zijn zonevreemd en gelegen in natuurgebied. Er wordt uitvoerig omschreven dat eigenaars van deze woningen een heel aantal voordelen niet kunnen genieten. Het ontwerp RUP verandert hier op zich niets aan. Het is een gemiste kans om eindelijk rechtszekerheid te creëren voor deze woningen. De mogelijkheden om werken uit te voeren aan zonevreemde woningen zijn niet stabiel. Ze zijn sinds de totstandkoming van het gewestplan maar liefst 13 keer gewijzigd. Het is dan ook normaal dat bij de opmaak van een RUP dat onder meer betrekking heeft op het betrokken gebied, wordt onderzocht of deze zonevreemdheid nog zin heeft, dan wel opgeheven moet worden. Hierbij kan worden opgemerkt dat de opmaak van een gewestelijk RUP zal verhinderen dat de gemeente via een gemeentelijk RUP uitspraak doet over deze verkaveling. Een gemeentelijk RUP mag immers niet afwijken van een gewestelijk RUP. c. De toelichtingsnota (pag. 212) stelt ‘de bestaande woningen rond Thaborberg krijgen rechtszekerheid’. Hun woningen krijgen geen rechtszekerheid. Blijkbaar werd vergeten die aspecten van de visie te vertalen naar het grafisch plan. Die vergetelheid blijkt overigens ook uit het feit dat er op het plan melding wordt gemaakt van een voorschrift B6.6 dat echter in de stedenbouwkundige voorschriften niet terug te vinden is. Het creëren van rechtszekerheid is in voorliggend geval trouwens ook niet meer dan een zaak van gezond verstand. De bestaande woningen zijn vergund, in gebruik en niet verkrot. Niets doet vermoeden dat de residentiële bestemming hier een einde gaat nemen. Het zou niet verantwoord zijn de natuurbestemming uit te voeren via onteigening. De natuurbestemming levert geen enkel aanwijsbaar voordeel voor de goede ruimtelijke ordening. De bestemming is wel nadelig voor bezwaarindieners. Bij een evenredige afweging van de belangen is het dus noodzakelijk de woningen in een aangepaste bestemming te voorzien. Bezwaarindieners verwijzen naar het advies van de gemeenteraad hieromtrent. Bezwaarindieners merken op dat enkel de aanpassing van de begrenzing van het natuurgebied de rechtsonzekerheid volledig beëindigt en ervoor zal zorgen dat bezwaarindieners ook inzake vrijstelling van vergunning en meldingsplicht geen hinder ondervinden. d. Er wordt voorgesteld het plan zo aan te passen dat de verkaveling een woonbestemming krijgt. Omdat de verkaveling zonder meer deel uitmaakt van een echte woonstraat is er geen reden om voor deze woningen niet in een gewone woonbestemming te voorzien. Tussen de verkaveling en de aanpalende woonwijk bevindt zich nog een perceel in natuurgebied, ook bebouwd met een zonevreemde woning. Het voorstel neemt ook die op in woonzone. Als voorschrift stellen bezwaarindieners de reguliere voorschriften voor B6.4 (woongebied) voor. Het voorstel van aanpassing is opgenomen in bijlage bij het bezwaarschrift. 186a-d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 182a. 187. Bezwaarindieners [B111]
Ze tekenen bezwaar aan tegen het ontwerp RUP dat de verworven rechten van hun bouwvergunning aantast. Hun woning met praktijk voor vrij beroep ligt aan de Bergen 29. Het inkleuren van hun eigendomsperceel als natuurgebied is geheel achterhaald daar ze geheel omgeven zijn door vergunde woningen. De vergunning van de woning rechts van hen is minder dan 10 jaar gelegen toegekend. Toen zij hun bouwgrond aankochten was deze kavel al geheel als voortuin ingericht voor de achterliggende woning van de eigenaar en langs geen enkele zijde palend aan natuurgebied.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
144/269
Dossier 388
Ze vragen daarom om de definitieve inkleuring als ‘reservaat en natuur’ met alle gevolgen voor wat op vandaag in realiteit een residentiële straat is met lintbebouwing aan beide zijden van deze weg, te herzien. Alle bepalingen uitgewerkt omtrent de hoofdfunctie natuur zijn immers geheel onverenigbaar en absurd in de toetsing met de bestaande realiteit. Ze vragen de door ministeriële bouwvergunning verworven rechten niet uit te hollen tot voorlopige rechten die na verloop van tijd zonder waarde en inhoudsloos dreigen te worden of die de bestemming inzake uitoefenen van vrije beroepen of het vestigen van een bedrijfszetel onmogelijk maken. De aard van de kavel moet aangepast worden aan de woonbestemming die deze meekreeg door de verkregen bouwvergunning, waarvan kopie in het bezwaarschrift. 187. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 182a. 188. Bezwaarindieners [B103]
a. Bezwaarindieners zijn eigenaar of vruchtgebruiker van een terrein met woning te Dilbeek aan de Kerselaarstraat 118 (sectie C, 122z,m2,l2,p2,r2). Het betreft een domein met een villa, gebouwd vóór de inwerkingtreding van de stedenbouwwet in 1962. Deze villa is gelegen in een achtergelegen perceel, net buiten de strook van 50m die het gewestplan als ‘landelijk woongebied’ bestemt. De villa is, net als het grootste deel van het domein, gelegen in natuurgebied. Volgens de biologische waarderingskaart versie 2 is een groot deel van de eigendom te beschouwen als een complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen. De woning zelf valt echter buiten dit biologisch waardevolle gebied. De zuidwestelijke grens van perceel 122r is ook een op het terrein zichtbare grens. Er is daar een steil talud ontstaan ten gevolge van een oude zandsteenontginning. Het deel te noord-oosten van de grens sluit dus aan bij de aanpalende woonzone en niet bij het natuurgebied. De woning van bezwaarindieners is in de bestaande toestand zonevreemd. Ze is gelegen in natuurgebied. Er wordt verwezen naar de wettelijke bepalingen in de VCRO betreffende zonevreemde woningen. De nadelen hiervan voor de bezwaarindieners worden aangegeven. Het ontwerp RUP verandert op zich niets aan deze nadelen. Het ontwerp RUP is een gemiste kans om eindelijk rechtszekerheid te creëren voor deze woning. Zolang de zonevreemdheid blijft bestaan heeft deze woning geen rechtszekerheid. Hierbij kan worden opgemerkt dat de opmaak van een gewestelijk RUP zal verhinderen dat de gemeente via een gemeentelijk RUP uitspraak doet over deze zonevreemde woning. Een gemeentelijk RUP mag immers niet afwijken van een gewestelijk RUP. b. De toelichtingsnota (pag. 212) stelt: ‘de bestaande woningen rond Thaborberg krijgen rechtszekerheid’. De woning van bezwaarindieners is één van de woningen rondom de Thaborberg. Er is voor geen enkele zonevreemde woning rondom de Thaborberg rechtszekerheid gecreëerd. Blijkbaar werd vergeten die aspecten van de visie te vertalen naar het grafisch plan. De bewuste visie getuigt van gezond verstand. De woning van bezwaarindieners is niet geïsoleerd. Ze maakt morfologisch deel uit van een woonwijk, ook al valt ze buiten de juridische begrenzing van de woonwijk. Ze kan perfect ontsloten worden zonder de natuurwaarden te storen. De locatie van de woning zelf kent overigens geen bijzondere natuurwaarden. De bestaande woning wordt vergund geacht. Ze stellen vast dat dit ook in het advies van de gemeenteraad van 22 maart 2011 wordt gevraagd en merken op dat enkel de aanpassing van de begrenzing van het natuurgebied de rechtszonzekerheid volledig beëindigt en ervoor zal zorgen dat ze ook inzake vrijstelling van vergunning en meldingsplicht geen hinder ondervinden. c. Ze stellen voor het plan aan te passen dat de woning zelf en haar onmiddellijke omgeving een woonbestemming krijgen. Aan de rand van de bestaande woonzone komt dit neer op een bevestiging van de gewestplanbestemming, aangezien die rand volgens het gewestplan reeds bestemd is als landelijk woongebied. Het voorstel leidt enkel tot verplaatsing van de woonzone met enkele tientallen meters. Ze zijn in staat om dit gedeeltelijk te compenseren. Ze zijn eigenaar van een bijkomende toegangsweg vanaf de Kerselaarstraat. Deze toegangsweg dwarst het landelijk woongebied schuin. Deze toegang is 5m breed en is over een afstand van ongeveer 100m gelegen in landelijk woongebied. Indien compensatie gewenst is, kan die weg als natuurgebied worden ingekleurd. Het voorstel is opgenomen als bijlage bij het bezwaarschrift. De voorgestelde stedenbouwkundige voorschriften zijn gebaseerd op bestaande stedenbouwkundige voorschriften voor andere zones en op de gewestplanbestemming woonpark. Ze laten toe de bestaande bewoning beperkt uit te breiden of te herbouwen eventueel op een andere plaats. De maximale terreininname van 250m² is gebaseerd op de gebruikelijke richtlijnen in woonparken. Dit voorstel kan nog verfijnd worden. Het is in huidige vorm wel een evenwichtig voorstel dat de belangen van de goede ruimtelijke ordening verzoent met het geven van rechtszekerheid aan bezwaarindieners.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
145/269
Dossier 388
188a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 182a. 188c. Vlacoro wenst dit voorstel niet te ondersteunen gezien het belang van de versterking en uitbreiding van het natuurgebied rond de Thaborberg als concentratiegebied van belangrijke natuurwaarden. 189. Bezwaarindieners [B34], [B136]
a. De percelen van bezwaarindiener[B34] (105h, 105g, 104/2 en 104/a) en [B136] (24b, 25c, 26, en 31) vallen in het ontwerp onder de bestemmingscategorie reservaat en natuur. Het huis van bezwaarindiener [B34] is gelegen op perceel 105h. Ze vragen of het perceel, naast 106/k3, als woongebied kan worden beschouwd. Het huis werd in de jaren ’20 gebouwd. Ze vragen wat er gebeurt als de bestemmingscategorie natuur en reservaat toegelaten wordt aan het huis (o.a. zonnepanelen, nieuwe ramen, nieuwe façade). Ze vragen naar de implicaties voor de vijver, voor de beek, de gevolgen in geval van brand en het gevolg van de bestemming natuur in kader van de verkoop het huis en de percelen. b. Ze vragen of men van plan is de afrit 12 van de ring te sluiten. c. Het perceel 31 ligt dit in landbouwgebied, m.a.w. in zone ‘non aedificandi’. Er zijn huizen gebouwd op gronden langsheen de Maelbeekstraat, hetgeen er schijnt op te wijzen dat het een bebouwbare zone is. Ze vragen wat de werkelijke toestand is. 189a. Vlacoro merkt op dat dit perceel als natuurgebied wordt ingekleurd in het ontwerp RUP (art. B6.2). De bepalingen van de VCRO zijn van toepassing (zonevreemde woning). Er wordt een paragraaf toegevoegd in verband met huishoudelijk afvalwater (B6.2.2). 189b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 182e. 189c. Vlacoro stelt vast dat een groot deel van de Maalbeekstraat onder agrarisch gebied (B6.1) valt, grotendeels met overdruk natuurverwerving (B6.1.7). Een deel valt in natuurgebied (B6.2). In verband met wonen in deze gebieden zijn de bepalingen van de VCRO van toepassing, maar er is een paragraaf toegevoegd in verband met huishoudelijk afvalwater (art. B6.1.4 en B6.2.2). 190. Bezwaarindieners [B44]
a. Bezwaarindieners zijn eigenaar van percelen en bijhorend pand gelegen te Dilbeek (278A, 282/02B en 290A). Deze percelen zijn momenteel volgens het gewestplan gelegen in woonuitbreidingsgebied en maken volgens het gemeentelijk structuurplan van Dilbeek deel uit van WU12, dat na 2016 kan worden aangesneden. Ze stellen met grote verbazing vast dat hun percelen volgens het ontwerp RUP de bestemming ‘agrarisch gebied’ krijgen met overdruk ‘natuurverwevingsgebied’ (art. B6.1). De percelen zijn volgens de afbakeningsstudie VSGB binnen het stedelijk gebied gelegen en maken deel uit van de rustige, groene woonwijk Moortebeek (grens tussen Dilbeek en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest), met in de onmiddellijke nabijheid de Ninoofsesteenweg en de oprit naar de R0. De percelen van bezwaarindieners grenzen aan de bebouwing in de Moortebeekstraat en de Winkelveldstraat. b. De ontsluiting van de wijk en de gemeente alsook de aantakking op het bovenlokale netwerk zijn uitstekend. De wijk wordt zeer goed bediend door het openbaar vervoer. Het project kan door zijn goede ontsluiting gemakkelijk aantakken op de bestaande infrastructuur, waardoor het voor een groot gedeelte onmiddellijk realiseerbaar is en mits een lichte infrastructuur op eigen terrein op korte termijn realiseerbaar is in zijn globaliteit. Er zal door de aantakking op het bestaande wegennet geen bijkomende verkeershinder optreden. Moortebeek beschikt over een goede graad van voorzieningen met tal van socio-economische en maatschappelijke voorzieningen en anderzijds in de omgeving van het groen. De percelen van bezwaarindieners lenen zich uitstekend tot het creëren van bijkomende woongelegenheid, die in de gemeente Dilbeek schaars en duur is. c. De toelichtingsnota verwijst voor wat betreft de herbestemming van de percelen naar het vrijwaren van de groene gordel rond het BHG en naar de open ruimteverbinding tussen de Thaborberg, Scheutbos en Wolfsputten. Het bedoelde gebied ligt evenwel buiten de invloedsfeer van voormelde as en het groene karakter van het gebied wordt voldoende gewaarborgd door de directe nabijheid van open ruimtegebieden, wat er precies voor zorgt dat de percelen van bezwaarindieners in een zeer groene omgeving zijn gelegen, wat bijdraagt aan de woonkwaliteit.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
146/269
Dossier 388
d. De percelen maken deel uit van een volgens de actuele bestemming woonuitbreidingsgebied van 12ha 30a 78ca (de wijk Winkelveld), toebehorend aan ongeveer 10 eigenaars. Dit gebied heeft een beperkt schaalniveau en zou ideaal zijn voor de realisatie van een gemengde woonwijk waarmee de mogelijkheid wordt geboden om, ingaand op de bestaande woonbehoefte en via een actie woonbeleid, een gediversifieerd woonaanbod op wijkniveau te realiseren. De wijk Moortebeek, waartoe het grondgebied behoort, biedt kwalitatieve woonmogelijkheden voor rustig wonen in het groen o.a. voor jonge gezinnen aangezien het gelegen is in de onmiddellijke nabijheid van diverse scholen. Het gebied maakt immers deel uit van het stedelijk gebied waarbinnen dergelijke woonwijk perfect zou passen. De realisatie van dergelijk woonproject zou daarenboven de bestaande kern versterken. e. Gezien de plaatselijke situatie en de evolutie in de agrarische sector is het gebied steeds minder geschikt om er economisch rendabele landbouw op uit te oefenen in harmonie met andere ruimtegebruikers. f. Door de percelen te bestemmen als ‘agrarisch gebied’ wordt aan de gemeente Dilbeek permanent de mogelijkheid ontnomen om deze percelen in aanmerking te nemen voor de uitbreiding van het woonaanbod. Bovendien kan men zich de vraag stellen of het aangewezen is om de percelen die vlakbij de R0 en de Ninoofsesteenweg zijn gelegen te bestemmen als agrarisch gebied, onder meer uit hoofde van mobiliteit. Gezien het gemeentelijk RSP het gebied behoudt als woonuitbreidingsgebied en dat in het GRS Dilbeek gesteld wordt dat de aansnijding van het woonuitbreidingsgebied WU12 na 2016 geëvalueerd kan worden, en gezien zelfs op basis van een gesloten bevolkingsprognose op basis van bevolkingscijfers van 2000 de nood aan bijkomende woonmogelijkheden aangetoond werd, en gezien de plantermijn voor dergelijk woonproject, menen bezwaarindieners dat het aangewezen is de bestemming om te vormen tot ‘woongebied’ of minstens de bestemming ‘woonuitbreidingsgebied’ van de percelen te behouden, in plaats van het toekennen van het karakter van ‘agrarisch gebied’. 190a-f. Het woonuitbreidingsgebied aan de Berchemstraat wordt omwille van haar potenties als ecologische verbinding met het Scheutbos integraal opgenomen in het open ruimtenetwerk. In dit gebied kan de aanwezige landbouw optreden als beheerder van de open ruimte, waarbij ruime aandacht gaat naar de ecologische kwaliteiten en waar ruimte wordt gecreëerd voor natuurontwikkeling. Vlacoro ondersteunt deze visie. 191. OCMW Brussel [B439]
Het OCMW meldt dat haar patrimonium een steeds belangrijkere pijler vormt voor de uitvoering van haar wettelijke verplichtingen en dat deze eigendommen haar niet werden toevertrouwd uit speculatieve doeleinden maar precies om aan deze verplichtingen te kunnen voldoen. a. Percelen 282, 283 en 292 gelegen langsheen de Berchemstraat en Marie-Henriettelaan, gelegen in reservewoongebied, voorzien bestemming AG artikel B6.1, hoewel percelen 158 en 292 volledig ontsloten zijn door bebouwing. Het is aangewezen dit gebied op te nemen in de woonzone door inbreiding. Dit lost ook de problemen veroorzaakt door erosie op van het perceel 292 langs de Marie-Henriettelaan. b. Perceel 141, uitgevende op Kasterlindenstraat en Kerselaarstraat, 2 uitgeruste straten en omgeven door bebouwing, idem percelen 136 en 221. Opvulling hiervan als bouwgrond is logisch en gerechtvaardigd. c. Perceel 201 gelegen langs uitgeruste wegenis tussen bestaande woningen. De opname in AG van dit perceel samen met aanpalende gebouwen is vreemd. Een bestemming als bouwgrond is aangewezen. d. Percelen 65 (deel), 75 en 79 gelegen langs de Kloosterstraat en bouwzone Meiboom wordt opgenomen in AG. De opname van dit gebied in de woonzone is logisch en aangewezen als invulling van deze zone die geen enkel agrarisch belang heeft door zijn insluiting tussen woonzones. e. Percelen 31, 34 en 43 gelegen tussen bestaande woningen langs de Kefbroekstraat. Deze zone met inbegrip van de bestaande bebouwing krijgen een bestemming AG. Een bevestiging als woonzone is aangewezen en laat toe het volledig gebied met de noodzakelijke inrichtingen uit te rusten. 191a. Vlacoro ondersteunt deze vraag niet en verwijst naar haar standpunt 190a-f. 191b,c,d,e. In dit gebied kan de aanwezige landbouw optreden als beheerder van de open ruimte, waarbij ruime aandacht gaat naar de ecologische kwaliteiten ervan en plaatselijk ruimte wordt gecreëerd voor natuurontwikkeling. Vlacoro ondersteunt deze visie en ondersteunt aldus niet deze vraag.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
147/269
Dossier 388
192. Eikelenberg nv [B221]
a. Eikelenberg nv is eigenaar van het perceel Dilbeek afd. 1 sectie C 174k en van de kantoorgebouwen. Uit het grafisch plan blijkt dat voor deze site artikel B6.5 (GA), artikel B6.2 (N) en artikel B6.6 van toepassing zijn. In het bundel met de stedenbouwkundige voorschriften is artikel B6.6 echter niet terug te vinden. Is dit een vergissing op het plan of in de voorschriften? Indien het een vergissing betreft, wat is dan de inhoud van artikel B6.6? Gezien het ontbreken van deze informatie wordt de rechtszekerheid van het bedrijf geschaad. Het RUP kan niet worden goedgekeurd met behoud van artikel B6.6. b. De toelichtingsnota (pag. 212 en pag. 224) stelt dat de recent vergunde kantooractiviteiten in het oud klooster Eikelenberg een aangepaste bestemming krijgen. Ze stellen het op prijs dat op deze site een multifunctionele invulling mogelijk is. Dit biedt perspectieven en garandeert het behoud van het voormalige klooster. Ze vragen wat wordt bedoeld met ‘recent vergunde kantooractiviteiten’. De noordelijke en oostelijke vleugel van het huidige gebouwencomplex werden in 1989 vergund en gebouwd. De westelijke vleugel werd in 2004 gerestaureerd. De huidige activiteiten zijn sinds 1989 op de site aanwezig en vergund. c. De afbakening van zone GA artikel B6.5 omvat de bestaande gebouwen en parking. Er wordt een uitbreiding van het bestaand bouwvolume met 20% toegelaten. Het bestaand bouwvolume, inclusief ondergrondse ruimten, bedraagt ongeveer 20.700m³. Deze uitbreiding van 20% is niet voldoende om de huidige vraag naar kantoorruimte op deze locatie te kunnen beantwoorden. Alle verhuurbare ruimte is volledig verhuurd. De huurders dringen aan op uitbreiding, onder meer door de nood aan moderne landschapskantoren en grote vergaderzalen. Er is behoefte aan 8.750m³. Dit betekent een uitbreidingsbehoefte tussen 40% en 45%. De uitbreiding kan enkel worden gerealiseerd op de huidige parking. Het nuttige volume aan kantoorruimte is zeer beperkt. Tijdens de opmaak van het gemeentelijk structuurplan werd deze problematiek aan de gemeente Dilbeek te kennen gegeven (zie figuur in bezwaarschrift). Dit voorstel maakt het mogelijk om op kwaliteitsvolle en duurzame wijze om te gaan met de beschikbare ruimte. De voorgestelde ruiloperatie resulteert in ongeveer 6.500m² extra natuurgebied t.o.v. het huidige gewestplan. De parking wordt landschappelijk geïntegreerd en groen ingericht. Deze kan ontsloten worden via de Berchemstraat of de rotonde. Een ontsluiting via de Eikelenbergstraat is dan niet meer nodig. Deze mogelijkheden worden ook geboden in het gemeentelijk structuurplan, goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 28 oktober 2010. In het ontwerp RUP is er echter geen sprake meer van deze ruiloperatie. Het huidige woonuitbreidingsgebied wordt zonder meer herbestemd naar natuurgebied. d. In de stedenbouwkundige voorschriften (art. B6.5) staat dat bedrijven met een hoog mobiliteitsprofiel en/of grote parkeerbehoefte niet toegelaten zijn. Wat wordt juist bedoeld met een hoog mobiliteitsprofiel? Vanaf welk aantal wagens of parkeerplaatsen is er sprake van een grote parkeerbehoefte? Dit wordt niet nader toegelicht in het ontwerp RUP. e. In de stedenbouwkundige voorschriften van artikel B6.5.2 wordt het toegelaten om het terrein volledig te verharden. Bezwaarindiener is hiervan geen voorstander. De site is nu zo groen mogelijk ingericht, zodat het karakter en de sfeer van het gebouw en haar omgeving zo maximaal mogelijk tot hun recht komen. Ze streven ernaar, ook bij uitbreiding, om dit karakter en deze sfeer te behouden. 192a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 182a. 192b. Vlacoro vraagt de ontwerper helder te communiceren en indien er geen recente vergunningen werden verleend, de term ‘recent’ weg te laten. 192c. Vlacoro acht een ruimere uitbreidingscapaciteit niet wenselijk gezien de begrenzing ten oosten, noorden en westen aan natuurgebied. Vlacoro vraagt de ontwerper wel de idee van de omvorming van de zone tussen art. B6.5 en de bestaande rotonde tot groene parking verkeers- en milieutechnisch te onderzoeken. 192d. Vlacoro veronderstelt dat de beoordeling hiervan gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om deze beoordeling mogelijk te maken. 192e. Vlacoro kan zich vinden in deze bemerking, onder andere daar het gebied in het oosten, noorden en westen grenst aan natuurgebied. Vlacoro vraagt de ontwerper deze bemerking in overweging te nemen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
148/269
Dossier 388
193. VVKSM Scouts Paloke [B139]
Scouts Paloke vernam dat het scoutsterrein aan de Berchemstraat 129 te Dilbeek (perceel 269d) in het ontwerp RUP wordt ingekleurd als parkgebied. Met gemiddeld 150 leden is Scouts Paloke één van de meest actieve jeugdverenigingen van Dilbeek en omgeving. Ieder weekend staan een 15-tal leiders en een veelvoud aan leden paraat voor een zinvolle Nederlandstalige jeugdactiviteit op en rond het scoutsterrein. Scouts Paloke pleit er uitdrukkelijk voor het terrein alsook de (huidige of toekomstige) lokalen en opslagplaats voor verdere jeugdactiviteiten te kunnen gebruiken. 193. Vlacoro stelt vast dat het scoutsterrein in het ontwerp RUP in parkgebied (art. B6.3) komt te liggen. Deze bestemming vloeit voort uit de idee van buffergebied langs de R0 en het behoud en de versterking van kleinschalige landschapselementen. Vlacoro wijst erop dat art. B6.3.2 een bepaling bevat met betrekking tot bestaande bebouwing. Eventueel kan de gemeente de bestemming van het scoutsterrein verder optimaliseren. 194. Bezwaarindiener [B119]
a. De hoeve Kattebroek waarvan bezwaarindiener eigenaar is, krijgt binnen het ontwerp RUP een agrarische bestemming. De hoeve situeert zich op perceel 201k. In de voorschriften wordt gesteld dat de voorschriften van bestaande RUP’s binnen deze agrarische bestemming geldig blijven. In de toelichtingsnota wordt dan weer gesteld dat het BPA Kattebroek wordt opgeheven. Bezwaarindiener tekent bezwaar aan tegen het opheffen van BPA Kattebroek. b. Het BPA Kattebroek werd goedgekeurd (MB 18/12/2007). Alle betrokken instanties, zowel op gemeentelijk als op provinciaal en op Vlaams niveau bereikten een consensus in verband met de voorwaarden van het BPA. Het zou dus van een schrijnend gebrek aan continuïteit in de besluitvorming getuigen om dit nu reeds te vernietigen. Voor het opmaken van het BPA werd een lange administratieve weg afgelegd en de factuur van het studiebureau dat de haalbaarheid van het BPA onderzocht bedroeg 19.601,61 €. Het zou een enorme tijd- en geldverkwisting betekenen indien de gemeente Dilbeek achteraf een nieuw RUP moet opmaken om hetzelfde resultaat te bekomen. c. In de motiveringen bij de goedkeuringen van het BPA Kattebroek werd overvloedig rekening gehouden met alle voorschriften R.O. van het Vlaams Gewest; onder andere met de definitieve vaststellingen van het RSV ’97 en 2003 en met de definitieve vaststelling van het ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant 2004. In het ontwerp RUP wordt echter geen enkele motivering tot opheffing van het BPA Kattebroek gegeven. d. Het BPA Kattebroek beoogt het behoud van de hoeve Kattebroek die opgenomen is in de inventaris van het onroerend erfgoed en een baken vormt in het valleilandschap van de Elegembeek. Omdat de kleine hoeve ongeschikt is voor moderne landbouwexploitatie moet de horecafunctie het behoud van de hoeve garanderen. De in het BPA voorziene kleine uitbreidingsmogelijkheid, bovendien met vereist advies van de instantie die bevoegd is voor het Onroerend Erfgoed, moet het rendabel houden van de horecazaak, en bij uitbreiding dus het behoud van de hoeve garanderen. De horecazaak verschaft het inkomen van verscheidene families. Het opheffen van het BPA betekent het tenietdoen van verworven rechten en creëert een toestand van rechtsonzekerheid. 194a, b, c. De hoeve Kattebroek ligt in agrarisch gebied (art. B6.1). Artikel B6.1.5 stelt dat het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan de plaats kan innemen van de voorschriften zoals ze in het ontwerp RUP zijn opgenomen. Ze krijgen voorrang op de voorschriften uit het ontwerp RUP. Vlacoro vraagt de ontwerper te verduidelijken of dit ook geldt voor het BPA Kattebroek en indien niet, dit duidelijk te motiveren. 194d. Indien het BPA Kattebroek niet van toepassing is, vraagt Vlacoro de ontwerper te onderzoeken of een zachte horecafunctie valt in te passen voor deze hoeve, binnen de huidige contouren.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
149/269
Dossier 388
195. Bezwaarindieners [B219]
Bezwaarindieners zijn eigenaar van een perceel langs de Berchemstraat, wijk B (317a) met een oppervlakte van 48a 54ca. Het perceel ligt in bufferzone (KB 28 december 1992). Bij de opmaak van het ontwerpgewestplan werd het perceel geklasseerd als woongebied. Na advies van de Randfederatie werd het perceel geklasseerd als bufferzone. Nochtans ligt het perceel ca. 220m van de R0, paalt het achteraan de woningen gelegen langs de Struweelgaard (Bloemendal), ligt het vlak tegenover het perceel waar een paar jaar gelegen een nieuwe woning werd gebouwd en tegenover het perceel met een woning van meer dan 100 jaar die nu wordt verbouwd. Daarenboven staan rechts van het perceel (langs de kant van de R0) vier woningen en langs de straat zijn alle nutsvoorzieningen aanwezig. Al wie Dilbeek een beetje kent, begrijpt niet dat dit perceel in bufferzone werd geklasseerd. De bufferzone hier heeft overduidelijk het uitzicht van een woongebied, zodat de oorspronkelijke bestemming zeker niet meer actueel is. De R0 was toen nog niet aangelegd en de ontwerpplannen werden meerdere malen gewijzigd (over of onder de Ninoofsesteenweg). Door de Ninoofsesteenweg bovengronds aan te leggen zou veel meer grond ingenomen worden. De uitzonderlijke brede bufferzone moet in dit kader worden gezien. Ze vragen dit perceel om te vormen tot woongebied i.p.v. bufferzone. 195. Vlacoro stelt vast dat dit perceel in parkgebied ligt (art. B6.3). De ontwerper opteerde voor een eerder gemengd open ruimte perspectief voor deze buffergebieden, voortbouwend op de bestaande situatie. Binnen deze bestemming kunnen de aanwezige concentraties van kleinschalige landschapselementen behouden en versterkt worden. Het geheel van de open ruimtegebieden functioneert langs weerszijden van de R0 als een soort afstandsbuffer. Vlacoro ondersteunt deze visie en acht een omvorming van dit perceel tot woongebied niet wenselijk. 196. Bezwaarindieners [B220]
Bezwaarindieners zijn eigenaar van de percelen 289d, 292c en 289e (opp. 1ha 48a 16ca). Deze zijn volgens het gemeentelijk structuurplan Dilbeek parkzone. Het perceel grenst aan de residentiële woonwijk Bloemendal. Langs de Oude Eikelenberg zijn een beperkt aantal huizen gevestigd. De Elzendreef maakt deel uit van de residentiële woonwijk Bloemendal. Langs de andere perceelsgrenzen zijn voetwegen aangelegd. Het gemeentebestuur wil de voetweg op termijn verbreden en verharden tot een directe verbinding met de R0. De eerste meters zijn over een breedte van twee rijvakken volledig gebetonneerd. Het stuk grond grenst langs de westkant aan een woonuitbreidingsgebied en langs de zuidkant aan een woongebied. Het perceel ligt op amper 730m van het gemeentehuis, 640m van het Cultureel Centrum Westrand en het nieuwe gebouw van de muziekacademie. Maatschappelijke voorzieningen zijn ruim aanwezig. Er is geen gevaar voor overstromingen, omdat de percelen langs de noordkant veel lager zijn. Bloemendal wordt ook goed bedeeld door de openbare vervoersmaatschappij De Lijn. Ook de oprit naar de R0 ligt op wandelafstand. Een verkaveling zou verenigbaar zijn met de goede plaatselijke ordening. Ze werden door Aquafin officieel in kennis gesteld dat er dit jaar riolering wordt gelegd. Dit impliceert dat het terrein geschikt is om als woongebied te worden bestemd. Bezwaarindieners vragen het perceel in te kleuren als woongebied. 196. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 195. 197. Bezwaarindiener [B45], [B160]
Het bezwaar vloeit voort uit een tegenstrijdigheid tussen het ontwerp RUP en het gemeentelijk RSP Dilbeek. Dit laatste vormt het ruimtelijk beleid voor de gemeente in de toekomst (ruimtelijke visie voor de open ruimte, wonen, bedrijven, recreatie, mobiliteit. Op 23 november 2010 verscheen de goedkeuring van het gemeentelijk RSP van Dilbeek in het Belgisch Staatsblad. Met ongeloof stelden ze vast dat met het ontwerp RUP het grootste deel van hun eigendom (o.a. perceel 244E) wordt aangeduid als groengebied (art. B6.3). Enkel het huis is opgenomen in woongebied. Hun tuin ligt volledig in parkgebied. De afbakening in het RUP is niet dezelfde dan die van het structuurplan Dilbeek. Dit is het bewijs dat alle overheden naast elkaar werken. Het structuurplan Dilbeek werd door alle mogelijke overheden goedgekeurd. Men kan er redelijkerwijs van uitgaan dat een publicatie in het Staatsblad bindend is voor alle partijen en overheden. Ze vragen met aandrang voor art. B6.4 en art. B6.3 dezelfde afbakening als het structuurplan Dilbeek (WU 11) zodat hun onroerend goed als 1 geheel wordt opgenomen in het woongebied. 197. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 195.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
150/269
Dossier 388
198. Bezwaarindieners [B55]
Het bezwaarschrift is gelijkaardig aan hoger behandelde bezwaarschriften [B45] en [B160]. Vlacoro verwijst naar deze bezwaarschriften voor de situatieschets. Het gebied van bezwaarindieners werd in het bindend deel van het RSP Dilbeek opgenomen als woonuitbreidingsgebied 11; op middellange termijn te verkavelen namelijk tussen 2011 en 2016. Zo komt er een eind aan ruim 50 jaar onzekerheid voor wat hun eigendom aangaat. Hun huis werd in 1965 gebouwd met een geldige bouwvergunning, aan een losweg die later de voortzetting zou worden van de Astridlaan. De grond die aan hun huis grenst is al die jaren woonuitbreidingsgebied geweest. De opluchting van bezwaarindieners was groot dat eindelijk definitief vast staat dat hun grond weldra kan omgezet worden in bouwgrond, in tijden waar bouwgrond in de Vlaamse Rand schaars is geworden. De ontgoocheling en het ongeloof volgende als snel: het gebied wordt in het ontwerp RUP aangeduid als groengebied (art. B6.3). Bovendien stellen ze vast dat andere gebieden, grenzend aan hun eigendom wel worden aangeduid als woongebied (art. B6.4). De afbakening in het RUP is hierdoor helemaal anders dan die van het structuurplan Dilbeek. Ze vragen met aandrang de gebieden (art. B6.4 en art. B6.3) dezelfde afbakening te geven als het structuurplan Dilbeek (WU11) zodat het RUP naar analogie met het structuurplan Dilbeek een vlotte en snelle uitwerking krijgt. 198. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 195. 199. Bezwaarindieners [B142]
Het bezwaar vloeit voort uit een tegenstrijdigheid tussen het ontwerp RUP en het gemeentelijk RSP (BS november 2010). Het gemeentebestuur moet de uitgezette beleidslijnen van het bindend deel van het structuurplan vertalen in RUP’s. Het gebied van de bezwaarindieners (246, 248V2) is opgenomen als woonuitbreidingsgebied zodat een verkaveling op middellange termijn kan doorgevoerd worden. De voldoening van bezwaarindieners was groot dat hun grond zou kunnen omgezet worden in bouwgrond. Zo kwam er een eind aan de jarenlange onzekerheid. De ontgoocheling volgde al snel met de aankondiging van het openbaar onderzoek waar het grootste deel van hun gebied als groengebied wordt aangeduid. De afbakening in het ontwerp RUP is anders dan die van het structuurplan Dilbeek. Andere gebieden in de directe omgeving worden wel aangeduid als woongebied. Ze menen dat gezien de aansluiting van hun grond aan woningen gelegen langs Bloemendal de mogelijkheid bestaat een verantwoord woongebied te ontwikkelen tot aan de ‘Oude Eikelenbergstraat’. Een rustige woonbuurt met oog voor groene ruimten behoort zeker tot de mogelijkheden. Ze zullen rekening houden met de wensen van de gemeente en andere overheden. Ze vragen voor de gebieden onder artikel B6.4 en B6.3 dezelfde afbakening als het structuurplan Dilbeek (WU11) 199. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 195. 200. Brummo nv [B195] e
Brummo nv is eigenaar van enkele gronden gelegen aan de Emile De Blutslaan te Dilbeek. De gronden (4 afdeling, sectie B, nr. 163a3, c3 en b3) werden recent verkaveld. Het aansluitend perceel (164a) werd (nog) niet opgenomen, gelet op de ligging in woonuitbreidingsgebied. Over de verkaveling hiervan zijn al besprekingen gevoerd. De gronden sluiten aan bij de dichtbebouwde kern van Groot-Bijgaarden en liggen vlakbij het op- en afrittencomplex van Sint-Agatha-Berchem. De verkavelde gronden liggen in woongebied. Het niet-verkavelde perceel ligt in WUG. Het ontwerp RUP kleurt een deel van de gronden in WUG rood in. De rest wordt agrarisch gebied met overdruk natuurverweving. Zo ook de niet-verkavelde grond van de bezwaarindiener. In het register van de percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn, is deze eigendom dan ook volledig opgenomen. Ze vragen beperkte uitbreiding van het woongebied, geschikte gronden voor woningbouw. Perceel 164a sluit onmiddellijk aan bij de recent vergunde verkaveling. Het wegenistracé van deze vergunde verkaveling sluit aan op het Breedveld en vormde een eerste fase in een ruimere ontwikkeling, waarbij het voorgestelde wegenistracé zich richt naar een in 1962 vergunde verkaveling. Door de voorziene herbestemming gebeurt de voorziene afwerking van de (kern)bebouwing ter hoogte van de E. De Blutslaan, niet op een passende wijze. Het verkavelingsvoorstel voorziet een globale ontwikkeling (zuinig ruimtegebruik) met een zachte overgang naar het achterliggende open ruimtegebied.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
151/269
Dossier 388
Het verkavelingsontwerp richt zich naar de huidige bestemming (WUG). Er kunnen verschillende sociale en bescheiden woongelegenheden worden voorzien. Providentia schaarde zich achter de ontwikkeling. Ondanks deze ideale ruimtelijke gegevens, komt het Vlaams Gewest terug op deze zienswijze door de grond in te kleuren als agrarisch gebied (met potenties voor natuurverweving). Dit ontwerp RUP hypothekeert het voorgenomen verkavelingsproject. Ze vragen hun gronden te herbestemmen tot woongebied. Het bezwaarschrift bevat een voorstel tot aanpassing. Deze maximale invulling betekent misschien een te ruime aantasting van de beleidsopties van het Vlaams Gewest. Daarom kan een minimale aanpassing volstaan (zie tevens kaart bezwaarschrift). Zo kan de bestaande, vergunde infrastructuur op de meest efficiënte en ruimtebesparende manier worden benut en kwalitatief worden ingeschakeld in het ruimtelijk en sociaal (woon)beleid. Een dergelijke planaanpassing is niet in strijd met de uitgangspunten van het VSGB (cf. toelichtingsnota pag. 29). Het gaat om een goed gelegen, bestaand woon(reserve)gebied dat aansluit bij de kern van Groot-Bijgaarden. Op deze locatie wordt een ontwikkeling voorzien die aansluit bij het sociale en bescheiden woonaanbod uit het Grond- en Pandendecreet. In de mate dat aan het verzoek van de bezwaarindiener ot aanpassing van het ontwerp RUP niet kan worden tegemoet komen, vragen ze het behoud van de bestaande gewestplanbestemming (WUG). Hierdoor blijven de gronden principieel bebouwbaar. 200a,b. Het ontwerp RUP bestemt het niet verkavelde perceel 164a als agrarisch gebied met overdruk natuurverweving (art. B6.1). Vlacoro stelt vast dat volgens de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos in de buitengebiedregio Zenne-Dijle-Pajottenland dit gebied een waardevol en te behouden en versterken randstedelijk open ruimtegebied betreft. Dergelijke gebieden, met een open multifunctioneel karakter hebben een bijzonder maatschappelijk belang voor de stedelijke leefbaarheid. Het onbebouwd karakter moet er maximaal gevrijwaard worden. Vlacoro wijst tevens op de hogere belevingswaarde voor omwonenden bij het behoud van deze open ruimte. Vlacoro ondersteunt deze visie van het VSGB. 201. Bezwaarindieners [B163] ste
a. Bezwaarindieners zijn gezamenlijke eigenaars van zes percelen gelegen te Dilbeek (1 afdeling, sectie B, nrs. 71k, 73c, 78, 174, 173 en 172) die worden gebruikt als land. De percelen 71k, 73c palen over een lengte van 90m en 56m aan de Kloosterstraat. De overige percelen zijn achterliggende eigendommen. De eigendommen liggen buiten de afbakening. De percelen zijn volgens het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse ingekleurd als agrarisch gebied. De Kloosterstraat is een volledig uitgeruste weg. De percelen zijn gelegen in een open landschap en worden omsloten door de bebouwing (Kloosterstraat, Jozef de Windestraat en de Meiboomlaan). b. Schending van het RSV: afbakening mist de vereiste grondslag. Dit wordt verder uitgewerkt in het bezwaarschrift. De afbakening moet een juridisch of feitelijke grondslag hebben. Het ontbreken hiervan maakt de afbakening gebrekkig. De afbakening bepaalt de grens van het binnen- en het buitengebied. De percelen liggen niet in het VSGB en bijgevolg in het buitengebied. Er is een rechtsplicht tot afbakening van de agrarische bestemming. Bij het opmaken van een ruimtelijk structuurplan duidt de instantie de bindende onderdelen aan. De decretale kracht vloeit voort uit de bekrachtiging door het Vlaams Parlement. Het Hof van Beroep van Antwerpen kwalificeert de afbakening van het agrarisch gebied terecht als decretale verplichting (zie bezwaarschrift). Er is een decretale verplichting voor de Vlaamse Regering om in GRUP’s 750.000ha agrarisch gebied af te bakenen. Dit wordt omstandig uitgewerkt in het bezwaarschrift. De Vlaamse Regering moet de gewestplannen in overeenstemming brengen met het RSV en het landbouwareaal verminderen met 56.000ha. Ze stellen vast dat hun eigendom ten onrechte als agrarisch gebied werd behouden. Er wordt omstandig uitgelegd waarom hun eigendom niet gehandhaafd kan worden in agrarisch gebied. Aangezien hun percelen buiten de VSGB afbakening liggen en hun agrarische bestemming behouden blijft, is het VSGB in strijd met het richtinggevend gedeelte van het RSV en de bepaling van de VCRO. De percelen moeten binnen de afbakening van het VSGB worden gelegd. c. Gebrek aan rechtsgrond: groene gordel is geen juridisch begrip. In de toelichtingsnota bij artikel B6.1 staat (pag. 215) ‘het gebied is een onderdeel van de groene gordel’. De bestemming van de percelen moet worden getoetst aan de RSV beleidsprincipes. Het begrip groene gordel werd niet opgenomen in de RSV begrippenlijst. Dit wordt evenmin in een ander juridisch document nauwkeurig omschreven. Dit wordt uitgelegd. Een algemene term als groene gordel is geen rechtsgeldige grond om de afbakening van het VSGB vast te leggen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
152/269
Dossier 388
d. Milieu-aspect. De percelen 71k, 73c en 78 zijn niet opgenomen in de biologische waarderingskaarten. De percelen 172, 173 en 174 zijn een gebied met biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen. De percelen zijn niet opgenomen in grote eenheid natuur, habitatrichtlijngebied, bosgebied of speelzone in bossen, ecologisch kwetsbaar gebied, Vogelrichtlijngebied, risicozone voor overstromingen, beschermd landschap of dorpsgezicht, relictzone, ankerplaats, stedelijke kern of traditioneel landschap. Daarom is de bestemming agrarisch gebied niet langer verantwoord. Het bezwaarschrift gaat uitvoerig in op argumenten om te concluderen dat de afbakening van het agrarisch gebied zonder juridische grond en bijgevolg onwettelijk is. Deze werkwijze klopt niet in het licht van de ruimtebalans. e. Ze lijden schade aangezien ze een project hadden om de gronden te verkavelen en op 2 februari 2009 een vergunning daartoe geweigerd werd aangezien de percelen een agrarische bestemming hadden. De huidige agrarische bestemming bestendigt de schadelijke situatie. Ze kunnen geen beslissingen kunnen nemen op lange termijn in het beheer van hun eigendommen hetgeen hen allen maar schade berokkent. De afbakening van het VSGB ten aanzien van de percelen van bezwaarindieners is om alle bovenstaande argumenten onjuist en moet worden aangepast in de zin dat de percelen in kwestie binnen de afbakening worden gelegd. Bezwaarindieners vragen het ontwerp RUP te herzien en/of aan te vullen overeenkomstig de geformuleerde bezwaren. 201a-e. Vlacoro verwijst naar de algemene doelstellingen van het ontwerp RUP (cf. standpunten 1b en 4c). De percelen van bezwaarindiener vallen binnen het aansluitend open ruimtegebied AG B6.1 met overdruk natuurverweving. Vlacoro wijst op de metafoor ‘Vlaanderen, open en stedelijk’ waarmee het RSV een trendbreuk wil realiseren met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling. Deze trendbreuk beoogt de versterking van het buitengebied en het tegengaan van de versnippering door een meer optimaal gebruik en beheer van de stedelijke structuur. In het richtinggevend gedeelte van het RSV vindt men onder de elementen die de basis vormen voor een visie op het VSGB onder andere terug dat het behoud van het open ruimte netwerk essentieel is. De onbebouwde ruimte van het open ruimte netwerk moet maximaal worden gevrijwaard van aansnijding voor wonen, werken of nieuwe infrastructuren. Vlacoro ondersteunt aldus de bezwaren niet. Vlacoro stelt vast dat de groene gordel enkel wordt aangehaald in de toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften. Dit is niet verordenend en wordt niet gezien als een juridisch bindend begrip. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 190a-f. B. 3. 7 Clu st er B 7 : op en r u im t eg eb i ed en in Di lb ee k Zu id 202. Gemeenteraad Dilbeek [A4]
a. Voor het gebied AG (art. B7.1) is een landschapsbeheerplan opgemaakt. De gemeente vraagt de huidige open ruimte maximaal te behouden en het agrarisch gebied met natuurverweving te bestemmen als bouwvrij agrarisch gebied. Het is daarom belangrijk de bestaande bedrijfszetels uit te sluiten uit het verwevingsgebied. b. Het gebied GO (art. B7.2) wordt als groengebied en corridor behouden. In het gemeentelijk RSP duidde de gemeente het gebied aan als zoekzone voor lokale bedrijvigheid. De gemeente aanvaardt het gebied als open ruimtegebied en groene corridor te bestemmen, mits de Vlaamse Regering bij het aansnijden van het gebied GRB (art. B1.7) ter compensatie mogelijkheden creëert voor lokale bedrijven (onder andere door kavelgroottes te voorzien). c. Door knip- en plakwerk (van art. B1.2.1) klopt de eerste alinea van de bepalingen m.b.t. de overdruk niet (pag. 232 art. B1.2.1). De natuurgebieden Droogveld en Bettegem hebben niets met de Broekbeekvallei te maken. 202a. Vlacoro ondersteunt deze vraag naar omzetting van BAG ter bescherming van de open ruimte. De bedrijfszetels van de aanwezige landbouwbedrijven moeten echter wel in AG gelegd worden. De overdruk natuurverweving moet, buiten de percelen met bedrijfszetel, behouden blijven. 202b. Vlacoro ondersteunt deze vraag niet. Het gebied Molenberg wordt aangeduid als een gemengd open ruimtegebied met het oog op het realiseren van een publiek toegankelijke open ruimte. Dergelijke gebieden leveren een meerwaarde voor de omliggende bebouwing. Met betrekking tot het onderscheid tussen lokale en regionale bedrijventerreinen is Vlacoro van mening dat dit onderscheid voorbijgestreefd is. 202c. Vlacoro vraagt de ontwerper dit aan te passen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
153/269
Dossier 388
203. Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
De strook ten zuiden van de Broekstraat is niet geschikt voor landbouw. Dit mag een groene bestemming krijgen. Evenals een strook meer westwaarts die niet meer actief in landbouwgebruik is. Dit kan een groene bestemming krijgen en tegelijk kan de overdruk natuurverweving bovenop agrarisch gebied (art. B.7.1) geschrapt worden en vervangen door BAG. De natuurverbinding wordt hier via de aangeduide groene zone (op bijgevoegde kaart) gerealiseerd. 203. Vlacoro ondersteunt dit voorstel om langsheen de beekvallei een groene bestemming te voorzien. Voor de omliggende gebieden ondersteunt Vlacoro het voorstel om AG met overdruk natuurverweving te vervangen door BAG. Vlacoro vraagt de ontwerper het plan in die zin aan te passen. 204. Bezwaarindieners [B1]
Bezwaarindieners zijn eigenaars van percelen die in het ontwerp RUP bestemd worden als natuurgebied. Deze bestemming is in strijd met het gemeentelijk structuurplan Dilbeek. Dit werd definitief goedgekeurd in december 2010. De percelen zijn er als ‘zoekzone voor regionale bedrijvigheid’ bestemd. Deze gemeentelijke bestemming moet gerespecteerd worden en de percelen moeten definitief als zoekzone voor regionale bedrijvigheid worden bestemd. Verschillende opmerkingen pleiten hiervoor. De locatie is ideaal voor vestiging van (boven)lokale kantoren. De zone ligt dicht bij station Groot-Bijgaarden en nabij de bestaande kantorenzone. Met de wagen is het goed bereikbaar gezien de ligging nabij de verkeerswisselaar en afrit 11 van de R0. De percelen liggen in twee zeer moderne uitgeruste straten (Brusselstraat en Hunderenveldstraat). Volvo (buur) heeft er een zeer belangrijk complex kunnen oprichten, met recente uitbreiding. Waarom zou Volvo dit wel mogen terwijl het hen verboden is? Er is begrip voor de problemen die zich stellen qua natuurbescherming en waterriolering. Daarover is uitgebreid met leefmilieu Brussel gesproken. Het in acht nemen van deze problemen is verenigbaar met de gewenste bestemming. 204. Het ontwerp RUP hecht belang aan het vrijwaren en versterken van de vallei van de Molenbeek als ecologische verbinding. In dit kader wordt een ruime zone herbestemd naar natuurgebied ter hoogte van de Molenbeekvallei, met het oog op het bieden van natuurontwikkeling en waterbuffering. Gezien de ligging van de percelen vlakbij de Molenbeek, kan Vlacoro de bestemming ‘natuurgebied’ volgen. Het gemeentebestuur had het invullen van deze zone als ‘zoekzone voor regionale bedrijvigheid’ kunnen toetsen aan het op til zijnde ontwerp RUP. 205. Scouts Alena [B66]
De jeugdvereniging stelt vast dat haar lokaal in zone B7.1 ligt. Binnen dit RUP blijft het lokaal zonevreemd. De vereniging wil meegeven dat ze de lokalen voor jeugdactiviteiten wil blijven gebruiken. Ze vraagt dat in deze zone de mogelijkheid tot het verder gebruiken van haar lokalen voor jeugdactiviteiten wordt gecreëerd. 205. Vlacoro stelt vast dat het ontwerp RUP zone B7.1 onder de bestemmingscategorie ‘landbouw’ plaatst. Vlacoro stelt tevens vast dat art. B7.1.5 aan de gemeente en de provincie de mogelijkheid laat om specifiek voor het eigen grondgebied op te treden en in een gemeentelijk of provinciaal RUP het statuut van bestaande woningen, constructies of gebouwen (waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied) te regelen. De voorschriften van het gemeentelijk of provinciaal RUP nemen de plaats in van de voorschriften zoals ze in het gewestelijk RUP worden opgenomen. 206. Bezwaarindieners [B123]
a. Ze zijn eigenaar van de percelen 123A, 123B en 124C gelegen langs de Broekstraat (Laekenweide) en van de percelen 286T2 en F286S2 (Broekstraat 116). De toelichtingsnota (pag. 228) stelt dat de Broekbeekvallei structuurbepalend is en moet versterkt worden als natuurontwikkelingsgebied. Het informatief gedeelte van het structuurplan Dilbeek stelt dat er in Dilbeek een woningbehoefte van minstens 589 percelen is in de periode 2001-2011. Op korte termijn is er zelfs een tekort van 232 percelen. Er is in Dilbeek een duidelijk structureel tekort aan bouwpercelen. In de Broekbeekvallei ligt een voldoende uitgeruste straat, namelijk de Broekstraat die toelaat een aantal betaalbare percelen te realiseren. De percelen die niet worden ontsloten door een openbare weg, kunnen gebruikt worden als natuurontwikkelingsgebied.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
154/269
Dossier 388
b. Ze gaan niet akkoord met het voorstel van het gemeentelijk structuurplan om de Broekbeekvallei om te zetten naar een landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De landbouwfunctie is nagenoeg uitgedoofd. De percelen liggen ingesloten en moeilijk bereikbaar. De Broekbeekvallei ligt volledig ingesloten tussen een aantal woongebieden. De gemeente Dilbeek heeft een aantal gronden verworven in de Broekstraat (wijk F 124D en 171Y2). In de roep naar betaalbare percelen bouwgrond voor de eigen inwoners en inwoners met een duidelijk band met de streek, is de inrichting van een landschapspark hier niet aangewezen maar moet dit deel van de Broekstraat voorzien worden als woonuitbreidingsgebied. Tussen nummer 51 en woning 98B is er in de Broekstraat een deel gekenmerkt als woongebied met landelijk karakter, vanaf woning 98A tot en met de aansluiting Kleine Kapellaan en de Kaudenaarde. Het is een volledig uitgeruste straat die moet kunnen ontwikkelen als een rustig landelijk woongebied. Het deel tussen de Broekstraat en de Broekbeek kan worden voorzien als buffergebied tussen het BHG en de Vlaamse Rand. c. Ze merken op dat er geen waterloop ligt op perceel wijk F nummer 124C langsheen de Broekstraat. 206a,b. Het ontwerp RUP legt deze percelen in agrarisch gebied met overdruk natuurverweving (art. B7.1) in functie van het versterken van de natuurwaarden van de Broekbeek. Het door bebouwing ingesloten gebied wordt nader gedifferentieerd. De nog aanwezige landbouw kan er optreden als beheerder van de open ruimte, waarbij aandacht gaat naar de ecologische kwaliteiten van het gebied en plaatselijk ruimte wordt gecreëerd voor natuurontwikkeling. Vlacoro ondersteunt deze visie en erkent de rol van de Broekbeek als schakel in het open ruimtenetwerk. Vlacoro ondersteunt aldus dit bezwaarschrift niet. 206c. Vlacoro brengt deze fout onder de aandacht van de ontwerper voor onderzoek en eventueel aanpassing. B. 3. 8 Clu st er B 8 : H o rin g , Laa rb e e kb o s 207. Brusselse Hoofdstedelijke Regering [A16]
a. De BHR is het eens met de versterking van de Molenbeekvallei door omzetting naar meer groene bestemmingen waardoor gronden aan de overkant van de gewestgrens een grotere potentie krijgen voor instandhouding van natuur- en landschapswaarden. De versterking van groene verbindingen langsheen de waterlopen biedt aan deze waterlopen een goede bescherming. Ze vragen waarom dit in deze zone nagestreefd wordt en niet in andere zones. Dit is een stedenbouwkundige tegenstrijdigheid. Ze zijn het niet eens met het omkeren van de groene gewestplanbestemming ten westen van Laarbeekbos (parkgebied). Ze vragen de handhaving van een groene gewestplanbestemming voor behoud van de natuurkwaliteit. Het gebied grenst aan een waardevol Natura 2000- gebied. Het is in het belang als buffer tegen de toenemende verstedelijking in de omgeving (wonen, werken, wegverkeer). Ze vragen de aanleg van een stadsrandbos met multifunctioneel karakter. Ze gaan niet akkoord met de herbestemming van de zone (art. B8.2.7) van parkgebied naar landbouw. Er wordt geen rekening gehouden met de omliggende gebieden. Dit gaat in tegen heersende verplichtingen ten aanzien van Natura 2000 (Bossen en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest). Om de Natura 2000-doelstellingen te kunnen garanderen, vragen ze minstens een bufferstrook langs de Laarbeek. Er zijn problemen inzake erosie en eutrofiëring (zie figuur bijgevoegd aan het bezwaarschrift). Het gebied onder artikel B8.2.7 krijgt een inrichting als randstedelijk open ruimtegebied met een deel ecologische bos- en parkgebieden langs de Laarbeek. Ze vragen om dit gebied op termijn te laten evolueren van landbouwfunctie naar een gemengde open ruimte (landbouw, natuur, recreatie). De nood aan groene ruimte voor de stedelijke bevolking is in deze omgeving bijzonder groot. De recreatiedruk in meer kwetsbare zones kan op die manier worden afgeleid naar deze zone. Een alternatief is artikel B8.6, gemengd open ruimtegebied. Deze voorgestelde bestemmingen stroken meer met de huidige gewestplanbestemming, namelijk parkgebied. b. Binnen dit bedrijventerrein voor wetenschapspark (art. B8.9) vraagt de BHR een randvoorwaarde ‘groene infrastructuur’ te integreren. Deze kan worden gekoppeld aan de functionele, recreatieve fietsverbinding langs de spoorlijn en de Pontbeeklaan (zie figuur bijgevoegd aan het bezwaarschrift). c. Binnen dit bouwvrij agrarisch gebied (art. B8) vraagt de BHR om een randvoorwaarde ‘groene infrastructuur’ te integreren die de ecologische verbinding met de noordelijk gelegen beekvalleien garandeert (gebied art. B9.6). Het betreft vooral een ecologische verbinding voor Europees belangrijke soorten zoals vleermuizen waarvoor de Natura 2000-gebieden in de nabije omgeving werden aangemeld.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
155/269
Dossier 388
d. De BHR betreurt dat in het ontwerp RUP geen gebruik gemaakt wordt van het station Sint-AgathaBerchem vlakbij de gewestgrens. Voor het nieuwe gemengd bedrijfsgebied ten zuiden van het wetenschapspark verbonden aan het UZ VUB, herhaalt de BHR de opmerking die ze voor Hunderenveld West maakte: de weinig duurzame mobiliteitsopties inherent aan dit gebied zijn niet verenigbaar met de ontwikkeling van kantoren. 207a. Vlacoro vraagt om te onderzoeken of een strook langsheen het Laarbeekbos en de Laarbeek kan aangeduid worden als natuurgebied. Dit met het oog op het vrijwaren van de waterkwaliteit van de Laarbeek en de daarbij aansluitende natuurgebieden (Natura2000 in BHG en Molenbeek en Maalbeek project). Dit weerhoudt niet dat het overgrote deel van dit gebied kan herbestemd worden van parkgebied naar agrarisch gebied. 207b. Vlacoro ondersteunt deze vraag en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper voor aanpassing. 207c. Vlacoro deelt de bezorgdheid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en vraagt aandacht hiervoor bij de inrichting van het bouwvrij agrarisch gebied. 207d. Vlacoro stelt vast dat het station van Sint-Agatha-Berchem op wandelafstand ligt van GA B8.8 gebied voor gemengde activiteiten. Het voorschrift laat toe om 30% van de totale oppervlakte voor wonen te bestemmen en beoogt een verweving van activiteiten in de omgeving van het station van Sint-AgathaBerchem. 208. Gemeente Asse [A1]
Ze vragen wonen toe te staan in de zone aansluitend bij bestaand en nieuw woongebied (art. B8.7). Langsheen de Pontbeeklaan en Zuiderlaan worden geen woningen toegestaan. Ontsluiting van deze zone moet via de Pontbeeklaan. Er moet een groenverbinding langsheen de Pontbeeklaan gecreëerd worden. 208. Artikels B2.3 SO II en B8.8 hebben betrekking op het gebied dichtbij Pontbeek en de Zuiderlaan en laten woningen toe. Vlacoro vraagt de ontwerper na te gaan in hoeverre de woonfunctie nabij dit punt kan worden ingeperkt en de voorschriften in die zin aan te passen. Ze vraagt de ontwerper in de stationsomgeving aan de Pontbeek te bekijken hoe groene elementen kunnen worden opgenomen bij de inrichting van het gebied en na te gaan of een groene buffer in het stationsgebied kan worden ingekleurd. Dit ter ondersteuning van de belevingswaarde van de stationsbuurt. Daarenboven zorgt dit voor een betere verbinding met het bosgebied (art. B8.4). 209. Gecoro Asse [B422]
Volgende aanpassingen in de tekst worden voorgesteld: ‘Er dient een groenverbinding langsheen de Pontbeeklaan gecreëerd te worden’. 209. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 208. 210. Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant [A14]
De groene buffer voorzien in het beschermde dorpsgezicht ‘Omgeving van het Hooghof’ in Zellik moet worden versmald. 210. Het ontwerp RUP stelt dat aansluitend op de bebouwing van de kern van Zellik een bosbuffer kan worden gerealiseerd die rekening houdt met de erfgoedwaarde van het dorpsgezicht rond het Hooghof (toelichtingsnota pag. 238). Rekening houdend met de erfgoedwaarde van het dorpsgezicht rond het Hooghof en de landschappelijke kwaliteit, acht Vlacoro deze bosbuffer niet wenselijk. Het is tevens onduidelijk wat de bufferende functie hier inhoudt. 211. Unizo Vlaams Brabant [B156]
De noodzaak van differentiatie tussen zone voor gemengde activiteiten en woonzone is onduidelijk en lijkt ongewenst. De zone moet worden bestemd voor gemengde activiteiten.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
156/269
Dossier 388
211. Vlacoro stelt vast dat in het GA-gebied een verweving van functies wordt beoogd waarbij architecturaal hoogstaande, doch kleinschalige, bedrijven gemengd voorkomen met kwalitatieve woonprojecten en andere voorzieningen. Ter versterking van en overgang naar het bestaande woonweefsel Horing wordt een bijkomende woonuitbreiding mogelijk gemaakt aan de Hortensialaan, waarin kwalitatieve woonprojecten kunnen worden gerealiseerd. Vlacoro ondersteunt deze visie en kan het bezwaar niet ondersteunen. 212. POM Vlaams-Brabant [B140], Resoc Vlaams-Brabant [B161]
De zone ten zuiden van het wetenschapspark wordt deels bestemd als zone voor gemengde activiteiten en deels als zone voor wonen. De noodzaak voor deze differentiatie is onduidelijk en lijkt ongewenst. Ze stellen voor de zone te bestemmen voor gemengde activiteiten. 212. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 211. 213. N-VA Asse [B58]
Het GA gebied (art. B8.8) aan de overkant van het researchpark, overstijgt de afwerking van het woongebied aan de Hortensialaan in hoge mate. Ze tekenen bezwaar aan tegen dit gebied. 213. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 211. 214. Groen! Asse [B428]
Het GA gebied (art. B8.8) ligt pal in de groene gordel rond het BHG en aansluitend bij gemengd open ruimtegebied en natuurgebied en moet daarom een groene invulling krijgen. 214. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 211. 215. Natuurpunt Asse [B57]
a. Natuurpunt Asse volgde in het verleden de totstandkoming van het plan aandachtig en bracht bij elke inspraakprocedure haar opmerkingen met argumenten naar voren. Hoewel ze tevreden zijn over de kansen die het plan geeft aan het open ruimtegebied in de omgeving van het nieuwe Kerremansbos (B8.5 en 6) werden enkele fundamentele bezwaren in de wind geslagen. b. Ondanks het feit dat in de zone (art. B8.2) een verwevingsfunctie is voorzien maken ze zich ongerust over de herbestemming naar agrarisch gebied. Ze benadrukken de noodzaak dat planologisch de aanleg van een brede bufferzone ten opzichte van de R0 en een brede erosiewerende bosstrook ten westen van het Laarbeekbos moeten gefaciliteerd worden. Ze wijzen er op dat de nabijheid van Natura 2000 gebied de toepassing van artikel 10 van de richtlijn 92/43/EEG relevant maakt. c. Art. B8.8. Natuurpunt Asse gaat akkoord met de door de gemeente geuite wens van laten aansluiten van de bewoning bij bestaand woongebied. d. Art. B8.9.4. In het kader van het Molenbeek & Maalbeekproject is dit de enige mogelijke migratieroute voor fauna en flora vanuit het zeer waardevolle Natura 2000 gebied in het BHG en vanuit de te ontwikkelen natuurgebieden B8.5 en 6. Natuurpunt Asse verzoekt daarom een bufferzone planologisch vast te leggen langsheen de noordkant van het researchpark. Wanneer men de geplande fietsroute voorziet van de nodige natuurlijke inkleding kan deze daartoe de ideale ruimtelijke structuur vormen. 215a. Vlacoro neemt akte van deze situering. 215b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 207a. 215c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 211. 215d. Vlacoro vraagt ten oosten en ten zuiden, respectievelijk langs de Molenbeek en de Pontbeek een groen ingekleurde strook ter buffering en verbinding.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
157/269
Dossier 388
216. Velt Groot-Asse [B433]
a. Bij artikel B8.2 maakt Velt zich ondanks het feit dat hier de verwevingsfunctie is voorzien ongerust over de ten opzichte van het gewestplan gewijzigde grondkleur naar agrarisch. Velt benadrukt de noodzaak dat planologisch de aanleg van een brede bufferzone ten opzichte van de R0 en een brede erosiewerende bosstrook ten westen van het Laarbeekbos moeten gefaciliteerd worden. Velt wijst er op dat de nabijheid van het Natura 2000 gebied de toepassing van artikel 10 van de richtlijn 92/43/EEG relevant maakt. b. Bij artikel B8.8 is Velt eensgezind met de wens van de gemeente de bewoning te laten aansluiten bij het bestaand woongebied. Bovendien is het in deze uitdrukkelijk aangewezen een natuurlijke groene corridor te voorzien tussen de gebouwen langs de kant van de Hortensialaan, Horing en L. Gillardlaan enerzijds en de gebouwen aan de Pontbeeklaan anderzijds, als verlengstuk van het ‘gemengd open ruimtegebied’ (B8.6) dat de aansluiting met de natuurlijke elementen aan de overkant van de R0 moet openhouden. c. Bij artikel B8.9.4 merken ze op dat in het kader van het Molenbeek en Maalbeekvalleiproject deze strook een bijzonder belangrijke migratieroute voor fauna en flora betreft vanuit het zeer waardevolle Natura 2000 gebied in het BHG en vanuit de te ontwikkelen natuurgebieden B8.5 en 6. Velt vraagt daarom een bufferzone planologisch vast te leggen langsheen de noordkant van het researchpark. Wanneer men de geplande fietsroute voorziet van de nodige natuurlijke inkleding kan zij daartoe de ideale ruimtelijke structuur vormen. 216a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 207a. 216b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 211. 216c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 215d. 217. Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
a. De natuurverweving op het akkerbouwperceel ten zuidwesten van Laarbeekbos kan enkel gerealiseerd worden op basis van vrijwilligheid (bv. een beheersovereenkomst). Hiervoor moeten garanties zijn. b. De bosbuffer (art. B8.4) ten westen van het Hooghof (en ten oosten van de wijk) is onnodig breed. Boerenbond vraagt of deze niet gerealiseerd kan worden met een concept zoals C6.8 op pag. 146 van de voorschriften. Bovendien heeft het noordelijk deel (tussen de Plataanstraat en de Jan Leostraat) totaal geen nut omdat dit ingesloten ligt en bijgevolg zijn bufferende functie verliest. Ze vragen om hier opnieuw een agrarische bestemming aan te duiden. Wat de meest noordelijke bosbuffer (art. B8.4) betreft: hier is ook nog heel wat professionele landbouw actief. Zeker voor wat betreft percelen 198h2, 198m2 en 198p2. Deze sluiten ruimtelijk aan bij het open landbouwgebied ten oosten hiervan en moeten een agrarische bestemming krijgen. Buffering is (gezien de ligging van de huizen t.o.v. de bedrijven) niet nodig. 217a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 12b. 217b. Vlacoro vraagt de ontwerper deze vraag te onderzoeken en verwijst naar haar standpunt 210. 218. Voka [B159], Verbond van West-Brabantse Ondernemingen vzw [B145]
Ten zuiden van het wetenschapspark wordt een zone deels bestemd als zone voor gemengde activiteiten en deels als zone voor wonen. De noodzaak voor deze differentiatie is onduidelijk en lijkt ongewenst. Voka stelt voor deze in haar geheel te bestemmen voor gemengde activiteiten (art. B.8.8). Door zijn ligging vlakbij een residentiële woonwijk zal het onbebouwd deel van deze site hoofdzakelijk voor wonen worden gebruikt. Ze schatten de effectieve oppervlakte voor economische activiteiten in op max. 1,25ha. 218. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 211. 219. OCMW Brussel [B423]
Het OCMW Brussel maakt enige bemerkingen met betrekking tot haar eigendom, perceel sectie C (64d) te Zellik langs de uitgeruste J. Tieboutstraat, naast blindegevel op aanpalend perceel. Een bestemming als groengebied is voorzien daar waar het aangewezen lijkt de afwerking van de wachtgevel te voorzien om de bestaande infiltratieproblemen te verhelpen. Bij de verdere behandeling van het RUP moet hiermee rekening worden gehouden.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
158/269
Dossier 388
219. Vlacoro stelt vast dat dit perceel wordt herbestemd naar gemengd open ruimtegebied (art. B8.6). Vlacoro brengt deze afwerking van de wachtgevel onder de aandacht van de ontwerper voor verder onderzoek. 220. Brusselse Raad voor het Leefmilieu [B149], Greenpeace [B150]
a. Art. B.8.2.7. Bezwaarindieners formuleren voorstellen voor meer groen binnen andere bestemmingen, zeker wanneer deze gebieden grenzen aan belangrijke natuurgebieden. Ze vragen aldus een bufferstrook met natuurinrichting in het landbouwgebied langs de Laarbeek. Landbouw tot tegen de beek zorgt voor een verslechtering van de waterkwaliteit en is een gevaar voor het aangrenzende Natura 2000-gebied. Ze stellen de bestemming ‘parkgebied’ voor, ofwel een bouwvrije bufferzone van minstens 10 meter. Voor de beek stellen ze een overdruk ‘integraal waterbeheer’ voor om aan te geven dat de bepalingen inzake integraal waterbeheer van toepassing zijn. De rest van deze zone wordt idealiter gemengd open ruimte (landbouw, natuur, recreatie) om zo de recreatiedruk op het aanpalende Natura 2000-gebied te verlichten. b. Art. B.8.9. Bezwaarindiener formuleert voorstellen voor meer groen binnen andere bestemmingen, zeker wanneer deze gebieden grenzen aan belangrijke natuurgebieden. In het wetenschapspark aan de Pontbeeklaan, en grenzend aan een Natura 2000-gebied willen ze een ruimere groenstructuur creëren. Ze vragen een groene randvoorwaarde op te leggen. Langs de spoorlijn en langs de laan kan een recreatieve fietsverbinding worden gecreëerd. c. Art. B.8.1. Ze vragen een ecologische verbinding tussen Laarbeekbos en de noordelijk gelegen beekvalleien, in functie van de vliegende vleermuizen. 220a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 207a. 220b. Vlacoro ondersteunt deze vraag naar een groene randvoorwaarde voor het researchpark en vraagt hiermee rekening te houden. 220c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 207c. 221. Bezwaarindieners [B37]
Bezwaarindieners formuleren bezwaar tegen de herbestemming van hun gronden aan de Jan Thibautstraat (nr. 56e en 59c) met een oppervlakte van 1ha, 40a, 13ca naar GO (art. B8.6). Ze geven een bijgaand verslag dat de lijdensweg aantoont van de voorbije 50 jaar. De gerechtelijke eis tot planschade is nog steeds niet afgehandeld. Bezwaarindieners stellen een minnelijke schikking voor waarbij deze gronden worden ondergebracht in woonuitbreidingsgebied wat hen zou toelaten de verdere procedure tot het bekomen van een planschadevergoeding stop te zetten. Indien de Vlaamse overheid geen kans ziet op een minnelijke schikking vragen ze zich af of ingevolge art. 75/1 §1 van de aanvulling van het decreet van 18/5/1999, houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, het Vlaams Gewest niet bereid is deze grond te verwerven daar ten gevolge van de verschillende ruimtelijke uitvoeringsplannen, de waardevermindering van het onroerend goed als zeer groot mag worden beschouwd. De bepalingen van titel IV, hoofdstukken 1, 2 en 7 van het decreet van 16/06/2006 betreffende de oprichting van de Vlaamse Grondbank en houdende wijziging van deze bepalingen zijn immers van toepassing op deze aankoopplicht. 221. Vlacoro stelt vast dat voor de bestemming gemengd open ruimtegebied werd geopteerd aansluitend op de natuurlijke waardevolle omgeving rond de Molenbeek. Dit toegankelijk gebied moet via recreatieve verbindingen in relatie staan met het woonweefsel en de bedrijvencluster. Vlacoro ondersteunt deze visie. 222. Landbouwraad Asse [B429]
Het perceel 198p2, nu waardevol agrarisch gebied, krijgt volgens het ontwerp RUP definitief de bestemming bos (art. B8.4). Het perceel is in eigendom van een aantal familieleden en wordt geëxploiteerd. Het advies van de gemeentelijke landbouwraad is om het stuk bos (gepland perceel 198p2) te vrijwaren en om aan dit deel tegemoet te komen perceel 26a te laten aansluiten bij N. Artikel B9.6 met eventuele uitbreiding naar 131a. 222. Vlacoro vraagt de ontwerper dit te onderzoeken. Vlacoro acht de bestemming natuurgebied voor perceel 26a eventueel ook wenselijk in het kader van versterking van de Maalbeek en als natuurverbinding.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
159/269
Dossier 388
223. Bezwaarindiener [B184]
Bezwaarindiener is eigenaar van eigendom gelegen te Asse/Zellik, Hoog Hof, gekend als Longinstraat 111 en gekadastreerd Zellik 6 de afdeling, sectie C, nr. 29d met aanpalende percelen 26L, 27/2 en 30m. De gebouwen op perceel 29d zijn ingekleurd als CH (artikel B8.3), terwijl de aanpalende percelen 26L, 27/22 en 30m onder BAG (art. B8.1) vallen. Uit de voorschriften blijkt dat onder B8.3.2 in dit gebied behalve activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten kunnen worden toegelaten: wonen, nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, socio-culturele voorzieningen, toeristisch-recreatieve voorzieningen en horeca. Ten behoeve van deze functies is het toegelaten de bestaande gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen en kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten aan te brengen. Uit het grafisch plan blijkt dat de afbakening van de CH-bestemming samenvalt met de grens van perceel 29d of met de buitenmuren van de gebouwen zodat de kleinschalige infrastructuur moet gebeuren binnen de ruimte van de vierkantshoeve, wat niet wenselijk is. Bezwaarindiener stelt voor om de perimeter van CH (art. B8.3) met 30m op te schuiven in alle richtingen om de kleinschalige infrastructuur (ingekleed in het groen) daarin onder te brengen. Bezwaarindiener voegt ontwerp van zijn voorstel bij het bezwaarschrift. 223. In het gebied rond Hooghof zijn de openheid en vrijwaring van bebouwing essentieel. De hoeve Hooghof krijgt, omwille van haar erfgoedwaarde, een perspectief als cultuurhistorische site. Dit open landbouwgebied vormt ruimtelijk één geheel met het landbouwgebied richting Wemmel. Vlacoro ondersteunt de bestemming BAG, zoals aangeduid in het ontwerp RUP VSGB, ter vrijwaring van het open landbouwgebied rond de hoeve Hooghof. Vlacoro ondersteunt aldus voorliggend bezwaar niet. 224. Bezwaarindiener [B426]
a. De noodzaak bestaat in deze cluster om planologisch de aanleg van een brede bufferzone ten opzichte van de R0 en een brede erosie werende bosstrook ten westen van het Laarbeekbos te voorzien. De aanwezigheid van Natura 2000-gebied maakt dit relevant. b. Ze vragen een bufferstrook planologisch vast te leggen langsheen de noordkant van het Researchpark daar dit in het kader van het Molenbeek en Maalbeekproject de enige migratieroute voor fauna en flora is vanuit het zeer waardevolle Natura 2000-gebied en vanuit de te ontwikkelen natuurgebieden B8.5 en 6. 224a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 207a. 224b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 215d. B. 3. 9 Clu st er B 9 : k ern W e m me l en o p en ru i mt e t u s s en We m m el e n Z el lik 225. Gemeenteraad Wemmel [A5]
a. Het grondgebied van de gemeente Wemmel komt voor in cluster B9 en C1 van het ontwerp RUP. Het ontwerp werd getoetst aan het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan dat definitief werd vastgesteld door de gemeenteraad op 27 januari 2011. Het ontwerp RUP stemt niet steeds overeen met dit GRS. b. Het RUP voorziet op het grondgebied van de gemeente twee bestemmingswijzigingen naar wonen (art. B9.1). Het GRS voorziet woningen tussen de Markt en de Fr. Robbrechtsstraat, (max. 15 woningen/ha). De gemeenteraad vraagt de aanpassing van het RUP door middel van een gemeentelijk RUP. c. Het woongebied tussen de Ronkel en de achterzijde van de Steenweg op Brussel is in strijd met het GRS, de gemeenteraad sloot bijkomend woongebied uit op deze plaats. Ze vragen in het ontwerp RUP dit woongebied te schrappen. d. Het ontwerp RUP voorziet een bestemmingswijziging naar GO (art. B9.2) met cultuurhistorische waarde voor de Ronkelhoeve en het modernistisch gebouw en omgeving van de ‘Cercle Sportif Saint-Michel’ naast de R0. Deze bestemmingswijziging beantwoordt aan de opties van het GRS. e. Het ontwerp voorziet een bestemmingswijziging van agrarisch gebied naar gemengd open ruimtegebied (art. B9.3) langs Ronkel en rondom de site van de Ronkelhoeve. Deze bestemmingswijziging is in overeenstemming met de opties van het GRS. f. Het ontwerp voorziet bestemmingswijzigingen van (landschappelijk waardevol) agrarisch gebied naar bouwvrij agrarisch gebied (art. B9.4). Dit is in overeenstemming met de opties van het GRS.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
160/269
Dossier 388
g. De voorziene bestemmingswijziging van agrarisch gebied naar BAG (art. B9.5) betreft bebouwde percelen in het agrarisch gebied. Bestaande, vergunde woningen kunnen zoals in het verleden nog steeds verbouwen conform de VCRO mits te voldoen aan art. B9.5.3. h. Het ontwerp voorziet de bestemmingswijziging naar natuurgebied (art. B9.6) langs de Maalbeek. De tennisvelden aan de Tennisdreef liggen gedeeltelijk in dit natuurgebied. Het GRS voorziet echter de mogelijkheid om deze tennisvelden in het natuurgebied te bestendigen en te regulariseren. De gemeenteraad vraagt dan ook de aanpassing van het ontwerp RUP om dit te kunnen realiseren. i. De manege, gelegen Motte 50 ligt gedeeltelijk in agrarisch gebied (art. B9.5) en gedeeltelijk in natuurgebied (art. B9.6). Huidig ontwerp RUP laat enkel een uitbreiding toe in dit agrarisch gebied. De gemeenteraad is echter van oordeel dat een regularisatie en bestendiging van deze manege in het natuurgebied moet mogelijk zijn. Het GRS voorziet uitbreidingsmogelijkheden van de manege aan de Motte in het natuurgebied aan de noordzijde van de Motte. De gemeenteraad vraagt dan ook de aanpassing van het ontwerp RUP om dit mogelijk te maken. 225a. Vlacoro neemt akte van deze situering. 225b. Met betrekking tot de bestemmingswijziging wonen rond de Markt stelt Vlacoro vast dat voor deze bestemming werd geopteerd ter facilitering van kernversterkende woonontwikkeling en beperkte uitbreiding van het bestaande woonweefsel in een aantrekkelijke omgeving. De toelichting stelt: ‘Ter versterking van het bestaande woonweefsel wordt, ter hoogte van een braakliggend terrein in de kern van Wemmel een kwalitatief wooninbreidingsproject voorzien’. Vlacoro ondersteunt deze visie, maar vraagt de ontwerper voldoende garanties voor groen op te nemen in dit gebied zodat een kwalitatieve groene woonzone blijft behouden; eventueel mits een maximum van 15 woningen/ha. Vlacoro vraagt de ontwerper dit laatste te onderzoeken. 225c,d,e,f. Vlacoro erkent de hoge erfgoedwaarde van het Ronkelhof en omgeving en ondersteunt de vraag tot het behoud hiervan. In dit kader vraagt Vlacoro de bestemming wonen in de omgeving van het Ronkelhof (art. B9.1.) te vervangen door een groene (GO) bestemming. Hierbij moet rekening gehouden worden met eventuele woningen reeds gelegen in de noordelijke tip van het in het ontwerp RUP aangeduide woongebied. Ook de gemeenteraad ondersteunt de schrapping van deze woonzone. Hoewel de toelichtingsnota stelt dat dit gebied in het GRS van Wemmel (fase plenaire vergadering) in aanmerking komt voor enerzijds afwerking van bebouwing met bijkomende woonontwikkeling en anderzijds landschappelijke versterking van de open ruimte, brengt Vlacoro de recente verwijdering van deze zone in het GRS onder de aandacht van de ontwerper. De gemeenteraad sluit bijkomend woongebied uit op deze plaats, waardoor het ontwerp RUP met betrekking tot deze zone in strijd is met het GRS. Vlacoro brengt dit onder de aandacht van de ontwerper. Gezien de verwijdering van deze woonzone uit het GRS en de hoge landschappelijke – en erfgoedwaarde van het Ronkelhof en omgeving, acht Vlacoro de vervanging van het woongebied (B9.1) door GO gebied wenselijk. Vlacoro vraagt de ontwerper de voorschriften dan ook in die zin aan te passen, opdat het Ronkelhof en omgeving worden gevrijwaard en vrijgesteld van verdere verstedelijking 225g. Vlacoro merkt op dat voor het BAG de bepalingen van de VCRO inzake zonevreemde woningen van toepassing blijven. 225h. Vlacoro vindt niet dat deze tennisvelden te midden natuurgebied moeten worden bestendigd en geregulariseerd. De waarde en betekenis van de natuurgebieden langs de Maalbeek werd bevestigd in het open ruimte netwerk zoals uitgewerkt in het eindrapport VSGB. 225i. Vlacoro ondersteunt deze vraag niet en verwijst naar haar standpunt 222. 226. Gemeentelijk adviesraad milieu en natuur Wemmel [B445], Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
a. De MAR wijst erop dat voor het Ronkelhof en omgeving het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) dat door de gemeenteraad werd goedgekeurd, geen wijziging van bestemming meer bevat. De gemeenteraad heeft hierbij rekening gehouden met talrijke opmerkingen van burgers en instanties. Bijgevolg moet in het RUP deze zone behouden blijven in artikel B9.4 (BAG), met uitzondering van de reeds bebouwde delen (Ronkelhof en de woningen in de Ronkelstraat). Een omzetting naar artikel B9.1 (woongebied) en B9.3 (gemengd open ruimtegebied) is niet meer gewenst.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
161/269
Dossier 388
b. Ook voor het braakliggend terrein gelegen ten noorden van de Markt deelt de MAR mee dat de gemeenteraad het GRS wijzigde. Er was in het GRS, net als in het RUP, voorzien het parkgebied om te zetten in woongebied met hoge dichtheid. Blijkens de notulen van de gemeenteraad volgde deze het advies van de MAR om twee opties te behouden: behoud als parkgebied of omzetting in woongebied met een beperkte invulling van 15 woningen per hectare. Het door de gemeenteraad goedgekeurde GRS is opgestuurd naar de hogere overheid. c. De MAR vraagt dat er in het RUP een duidelijkere visie zou worden opgenomen m.b.t. de R0 en parking C. Eventuele wijzigingen in inrichting en bestemming zullen immers ook een zeer grote impact hebben op de leefbaarheid voor de omwonenden in Wemmel (omgeving Romeinse steenweg en Limburg-Stirumlaan). d. De Boerenbond meldt dat in het Ronkelhof nog een bedrijfszetel is. De gronden ten zuiden hiervan moeten een agrarische bestemming behouden. Ze sluiten aan bij het agrarisch gebied ten westen (art. B9.4). 226a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 225c,d,e,f. 226b. Vlacoro neemt akte van deze opties. 226c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f en naar haar standpunt 251 met betrekking tot parking C. 226d.Vlacoro ziet geen probleem in deze bestemming. Vlacoro leest in de toelichtingsnota dat de omgeving van het Ronkelhof wordt ingericht als GO gebied, in samenhang met de aanwezige landbouwactiviteiten. Vlacoro verwijst naar art. B9.2.4 waarin het behoud van de bestaande landbouwactiviteiten in het gebied (CH) blijft gegarandeerd evenals naar art. B9.3.1 dat bepaalt dat in GO gebied landbouw een nevengeschikte functie is. 227. Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant [A14]
Ruimte en Erfgoed begrijpt niet waarom de uitbreiding van het woongebied in de directe omgeving van het Ronkelhof in Wemmel behouden blijft. Het gaat om een recent beschermd item (april 2011). Deze hoeve met omgeving heeft een hoge erfgoedwaarde. De verdere verstedelijking van dit landbouwgebied doet afbreuk aan de aanwezige erfgoedwaarden en ontkoppelt het Ronkelhof van de oorspronkelijke agrarische functie. De residentialisering ten oosten van het monument en de inbreng van verstedelijkend groen via de categorie ‘overig groen’ (GO) hoort er niet thuis en wordt best vervangen door bouwvrij agrarisch gebied. Dit is van belang voor het waardevolle Ronkelhof en voor het handhaven van de historische functie van het Ronkelhof (landbouwuitbating). De realisatie van nieuwe woongebieden kan niet ten koste gaan van waardevol erfgoed. De verstedelijking is in tegenspraak met de visie van het eindrapport van 14 november 2008. Het behoud van het open ruimtenetwerk wordt er als essentieel naar voren geschoven. De onbebouwde ruimte van het open ruimtenetwerk moet maximaal gevrijwaard blijven. Op de bijhorende kaart met de gewenste ruimtelijke structuur wordt het open ruimtegebied Wemmel-Zellik-Relegem, aangeduid als infiltratiepunt van ‘open ruimte elementen. Voor een beter begrip van de aanwezige erfgoedwaarden geeft het advies een verdere situering van het gebied. Het grondgebied is verdeeld in 2 delen: het gebied ten noorden van de as Rassel-Robbrechtstraat-Zijp met een landelijk karakter en het gebied ten zuiden van deze as, dat vrijwel volledig verstedelijkt is. Een uitzondering is de nog kleine landbouwzone in het zuidwestelijk deel van de gemeente dat met onder meer het waardevolle historische pachthof Ronkelhof. Het Ronkelhof ligt in de Brabantse Kouters. Het is een uitloper van de vruchtbare Brabantse leemstreek met een gevarieerd landschap (o.a. vochtige valleibodems, met leem bedekte hellingen). Dit open kouterlandschap, met het Ronkelhof beeldbepalend ingeplant op de Ronkelberg, is weinig veranderd ten opzichte van de Ferrariskaart (1770-1775) evenals het oude tracé van de weg. In de loop der eeuwen is het steilste deel van de weg geërodeerd tot een holle weg, één van de nog overgebleven holle wegen in Wemmel. Dit goed bewaard kouterlandschap behoort tot het oorspronkelijke landbouwareaal van het Ronkelhof. Ze ondersteunen en versterken de intrinsieke waarde van de hoeve. Als ste enige nog bewaarde historische pachthof met een gebouwenbestand dat teruggaat tot de 1 helft van de de 18 eeuw, vormt het een zeldzaam, uniek voorbeeld van agrarische architectuur in Wemmel. Het behoud van het gekasseide erf met de mestvaalt, de voormalige omhaagde moestuin en boomgaard met poel, de holle weg en het omringend landbouwareaal dragen bij tot een verhoogde ensemblewaarde. 227.Vlacoro deelt deze bezorgdheid en verwijst naar haar standpunt 225c,d,e,f.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
162/269
Dossier 388
228. Voka [B159], Verbond van West-Brabantse Ondernemingen vzw [B145]
Het ontwerp RUP voorziet binnen deze zone zowel in een strakke afbakeningslijn als in het herbestemmen van de bestaande landbouwzone in BAG (art. B9.4). Voka is zich bewust dat de Vlaamse overheid er vandaag de voorkeur aan geeft dit gebied als open ruimtegebied te vrijwaren. Voka blijft van mening dat de economische potenties van dit gebied door de Vlaamse overheid schromelijk onderschat worden. Dit gebied beschikt over potenties om er op termijn een nieuw regionaal bedrijventerrein van 25ha te realiseren. Deze site is immers grotendeels ingesloten, grotendeels biologisch minder waardevol en zal op termijn worden ontsloten via een tramverbinding. Ter hoogte van de bebouwing kan een overgangsgebied voorzien worden van groen, publieke voorzieningen en nieuwe bebouwing (in bijlage 6.2 van het bezwaarschrift wordt dit concreet uitgewerkt). Voka vraagt om deze herbestemming samen met de autoontsluiting ervan op te nemen in het planningsproces van de R0. Hieraan voorafgaand kan deze potentie verder worden geëxploreerd in een ruimer intergewestelijk en gebiedsgericht proces waar ook de omgeving van het Laarbeekbos, de campus UZ Jette en het open ruimtegebied Asse-Wemmel deel van uitmaken. Op basis van de planologische toestand welke ontstaat door de huidige afbakeningslijn, is dit regionaal bedrijventerrein niet realiseerbaar. Het VWBO voegt als bijlage een alternatief voor Wemmel-Zuid. 228. Vlacoro ondersteunt deze vraag niet. De toelichtingsnota stelt omtrent dit gebied volgende visie voorop: ‘In het open ruimtegebied tussen Wemmel en Zellik kan landbouw de belangrijkste drager blijven. De openheid en vrijwaring van bebouwing zijn er essentieel. De open ruimte opgenomen in deze cluster vormt ruimtelijk één geheel met het open ruimtegebied rond Hooghof (onderdeel cluster 8). In functie van het behoud van het nog aanwezige open ruimte zicht worden de nog open percelen tussen de bebouwing van Wemmel en Relegem gevrijwaard van verdere bebouwing. De natuurwaarden van de vallei van de Landbeek, op het gewestplan reeds bestemd als natuurgebied, worden bestendigd. Aansluitend kan een ecologische verbinding worden gerealiseerd richting het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, via kleine landschapselementen in het agrarisch gebied. Voor de leefbaarheid van de dichtbebouwde omgeving zijn recreatief medegebruik en landschapsbouw van belang voor het toegankelijk maken van deze open ruimtegebieden. De mogelijkheid bestaat om een recreatieve padenstructuur doorheen het gebied te creëren die deze open ruimten onderling verbinden en met vertakkingen naar het bebouwde gebied‘. Vlacoro kan zich vinden in deze visie. 229. OCMW Brussel [B453]
Het OCMW Brussel verheugt zich met het genomen initiatief maar maakt enkele bemerkingen met betrekking tot bepaalde percelen in eigendom van haar centrum op het grondgebied van Wemmel. Enkel eigendom sectie A, nr. 353ex langs de Fr. Robberechtsstraat werd opgenomen in het VSGB, hoewel nog verschillende andere eigendommen in aanmerking kunnen komen en die werden opgenomen in hun schrijven van 22/07/2010, waarvan afschrift in bijlage van het bezwaarschrift, opgemaakt naar aanleiding van het Gemeentelijk Structuurplan. Het OCMW vraagt hier bij de verdere behandeling van dit dossier rekening mee te houden. 229. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper maar wijst erop dat de opname van nieuwe percelen in het VSGB niet mogelijk is binnen dit planproces. Een nieuw planproces - en een nieuw openbaar onderzoek – zouden hiervoor vereist zijn. 230. Bezwaarindieners [B79 t.e.m. B94]
a. Ze zijn rechtstreeks betrokken buren bij de herbestemming van groene zone naar woonzone in het gebied tussen de Markt, Dries, Verhasseltstraat en de Robbrechtsstraat. Ze vestigen de aandacht op de argumenten die de gemeenteraad hebben overtuigd om voor een maximum van 15 woningen per hectare te stemmen. Ze wijzen op het bestaan van de petitie met betrekking tot het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Wemmel waar 39 ondertekenaars volgende argumenten onderschreven. Ze zijn tegen een intensieve verstedelijking van het centrum van Wemmel. Een meerderheid van de gemeenteraad stemde tijdens haar zitting van januari 2011 overigens voor het behoud van deze zone als groene zone. Er werd gestemd dat, indien op een hoger niveau werd beslist deze zone toch te bestemmen tot woonzone, het aantal woningen beperkt zou zijn tot 15 per hectare.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
163/269
Dossier 388
b. Ze zijn tegen de inplanting van kantoren of winkels die de mobiliteitsproblemen in de buurt nog zouden versterken. Ze herinneren eraan dat bepaalde geruchten de ronde doen betreffende woningen met een sociaal karakter, onder andere een rusthuis. Ze vestigen de aandacht op de belasting die dit zou meebrengen: ingang van leveranciers, met het geluid van koelwagens, stalling voor huisvuil, incontinentiemateriaal en daarbij horende geuren evenals de ingang van een dodenhuis, het in- en uitrijden van ziekenwagens niet alleen beperkt tot urgenties, maar vooral ter gelegenheid van de veelvuldige consultaties noodzakelijk bij oude personen. c. Ze wensen het behoud van de idee van een groen stedelijk gebied, het behoud van een open woonkern (max. 15 woningen/hectare), en het behoud van woningen die in dezelfde lijn liggen dan diegenen die reeds gebouwd zijn, zonder er een bepaald type of uniformiteit op te plakken. Het huidige woonkarakter moet behouden blijven in een groen kader. d. Daarenboven moet het aantal woonlagen beperkt worden tot 2 in deze zone. 230a-c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 225b en 225c,d,e,f. 230d. Artikel B9.1.3 stelt dat het aantal bouwlagen beperkt is tot 2. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 6h. 231. Bezwaarindieners [B13]
a. Ze formuleren bezwaar bij art. B9.1 en meer bepaald bij het omvormen van agrarisch naar woongebied van het gebied in de omgeving Ronkelhof. Ze wensen het klein stukje groene hectare dat het verschil maakt tussen stad en platteland niet op te geven. Bezwaarindieners merken op dat de eigenaar van gronden gelegen in dit gebied in de Gecoro zetelt. De eigenaar heeft er baat bij dat deze gronden (nu agrarisch gebied) herbestemd worden naar woongebied. Dit is belangenvermenging en deontologisch niet verantwoord. b. In het richtinggevend gedeelte van het gemeentelijk RSP staat dat het gebied Ronkel in aanmerking komt voor het erosiebestrijdingsplan. De ondergrond bestaat uit leem en heeft een zeer onstabiele en moerassige ondergrond. De talrijke verzakkingen van de straat en voetpaden die op dit ogenblik zichtbaar zijn vormen hiervan een bewijs. Bij langdurig regenachtig weer zijn er waterinfiltraties door de buitenmuren en de ondergrond van het huis van bezwaarindieners. De R0 veroorzaakt veel wateroverlast. Men drong reeds in 2005 aan op een waterspaarbekken ter hoogte van de Ronkel. De verbreding van de R0 en de toekomstige woningbouw zouden de wateroverlast vergroten maar zouden ook een enorm probleem worden aan hun huis dat veel lager ligt. Dit is een vaststaand feit bij langdurige of hevige regen. De parking van de Abrumatrans garage gelegen op de Steenweg op Brussel zorgt er voor dat het water afkomstig van de velden niet kan infiltreren in de bodem maar zijn weg zoekt naar tuin en huis. c. Bezwaarindieners zouden de opkomende zon en de winterzon missen: hun huis ligt zo laag dat de hoger gelegen woningen hun huis volledig in de schaduw zouden leggen. De vooropgestelde werken zullen de agrarische zone vernietigen, de groene long die hun woningen en hun bewoners beschermen tegen de schadelijke invloed en de geluidsoverlast van de R0. Daarenboven komt de verkeersinvloed van de toekomstige bewoners. Van het idyllisch leven zoals voorgesteld in het gemeentelijk RSP Wemmel zou niet veel overblijven. Het huis van bezwaarindieners is reeds lange tijd gebouwd en is niet uitgerust zoals de meest recente woningen met een degelijke fundering. De zware werken en het vrachtverkeer die deze werken zouden teweegbrengen zou hun woning veel schade kunnen berokkenen. De ochtend- en avondspits bestaat vooral uit doorgaand verkeer van Relegem, Brussegem en Merchtem. Langs de Ronkel zal een sluipweg gecreëerd worden om de Steenweg op Brussel te vermijden. 231a-c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 225c,d,e,f. 232. Bezwaarindiener [B31]
Ze zijn teleurgesteld dat het Vlaams Gewest een mooi groen natuurgebied niet waardeert. Ze zijn geboren in Wemmel en wonen sinds tientallen jaren tegenover het landschap van de Ronkelwijk. Daar staat het opmerkelijke 18de eeuwse Ronkelhof, geregistreerd door het Sint-Lukasarchief en het Onroerend Erfgoed Vlaams Brabant als een waardevolle getuige van het landelijke erfgoed van Wemmel.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
164/269
Dossier 388
Die hoeve is het centrum van een typisch Vlaams-Brabants landschap met velden, weiden, dries met struiken, vijvertje, bron van de Molenbeekvallei die een paar vijvers aanwakkert. De hoeve is geregistreerd omdat ze één van de laatste van Wemmel is die in haar echte omgeving bestaat. Dit moet zeker zo blijven om de kans te behouden beschermd te worden. Denk maar aan het slechte voorbeeld van het Hof Ten Obbergen, een andere Wemmelse hoeve. Het behoud van de typische omgeving is essentieel. Het verdwijnen van het groen rond het Ronkelhoef betekent op termijn het verdwijnen van het zeldzame mooie typische landelijke karakter van Wemmel. Een hoeve zonder zijn oorspronkelijke groene omgeving is zoals een juweel zonder juweelkistje! Bezwaarindieners zijn dus tegen het oprichten van nieuwe woningen achter de Steenweg op Brussel in plaats van de actuele velden en weiden. Er zijn in de omgeving al voldoende nadelen met het drukke verkeer op de R0 (vervuiling, geluid, wateroverlast, …). 232. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 225c,d,e,f. 233. Ronkelcomité [B129], bezwaarindiener [B138]
Zoals mondeling vermeld tijdens de openbare zitting te Zellik op 14 maart 2011 stemt het project overgenomen in het ontwerp RUP niet overeen met de beslissing genomen door de gemeenteraad van Wemmel van 27 januari 2011. De woonuitbreidingszone gelegen tussen de Brusselsesteenweg en de Ronkel is het onderwerp geweest van vele bezwaren vanwege de buurtbewoners, de Wemmelse bevolking en van de milieuadviesraad. De argumenten die men terugvindt in de ongeveer 200 bezwaarbrieven zijn door de gemeenteraad als gegrond geacht vermits zij deze zone in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan verwijderd heeft en in aangepaste versie verstuurd naar de provincie Vlaams-Brabant ter goedkeuring. Een gedetailleerde inventarisatie van de bezwaren van de bewoners is opgenomen in het proces-verbaal van de Gecoro. Bezwaarindieners vragen met aandrang rekening te houden met de talrijke opmerkingen die aan bod zijn gekomen tijdens het openbaar onderzoek en vraagt rekening te houden met de beslissing van de gemeenteraad en de nieuwe versie van het GRS Wemmel. 233. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 225c,d,e,f. 234. Bezwaarindiener [B212]
Bezwaarindiener begrijpt niet dat perceel Ronkel 160 met een oppervlakte van 26a20(0436K) niet meegenomen werd als woongebied onder art. B9.1. Dit biedt volgende voordelen: huis Ronkel 160 komt in woongebied te liggen en kan aansluiten op de nieuwe nutsvoorzieningen (heden geen riolering); mogelijkheid, mits gepast stratenplan, veel beter gebruik te kunnen maken van de open ruimte, betere perceelindeling en meer woningen tot gevolg; het waardevolle karakter van het pachthof Ronkelhof wordt behouden vermits dit blijft grenzen aan de achtertuinen van eventuele nieuwe percelen (zoals ook reeds nu het geval is met bestaande woning nr. 160); het woongebied wordt dus een veel homogener gebied. Bezwaarindieners vragen perceel 0436K mee rood in te kleuren. 234. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 225c,d,e,f. 235. Bezwaarindiener [B209]
Dit woongebied (Ronkelhof Wemmel) sluit aan bij woonstraten met lagere rijwoningen en bij woonstraten met landelijke woningen. Het kan niet de bedoeling zijn dit gebied vol te zetten met appartementen, zeker niet met grotere complexen. Nochtans wordt dit op pag. 98 uitdrukkelijk mogelijk gemaakt: ‘bouw of herbouw van appartementsgebouwen, waarbij tenminste 50 appartementen gecreëerd worden.’ In deze omgeving passen rijwoningen en driegevelwoningen met een beperkt aantal bouwlagen. De limiet moet beperkt blijven tot 3, niet tot 4. Gezien de woningdruk op Wemmel en de toenemende instroom van anderstalige Brusselaars zouden deze bouwgronden bij voorrang moeten toegewezen worden aan inwoners met een voldoende graad van lokale binding en van integratie in de Vlaamse Gemeenschap. Daarom is het meer dan wenselijk dat de verkaveling van deze gronden zou gebeuren i.s.m. Vlabinvest. 235. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 225c,d,e,f en 6h.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
165/269
Dossier 388
236. Bezwaarindiener [B211]
Bezwaarindiener betreurt dat hij noch een brief noch een openbare bekendmaking vond in Wemmel naar aanleiding van dit ontwerp RUP. Bezwaarindiener zond reeds een brief aan de Gecoro van Wemmel omtrent deze materie in juli 2010. Volgende elementen worden aangehaald om het plan te verwerpen. Ze kunnen onmogelijk een plan goedkeuren waarvan de uitvoeringsmodaliteiten vandaag de dag niet gedefinieerd zijn (o.a. toegang tot de zone, verdeling van de percelen, soort woningen, wegen). Ze wijzen op de structuur van de nieuw aan te leggen wegen, het verkeer in de Ronkelstraat dat reeds intens is op bepaalde uren, het risico het verkeerskanaal voor de voertuigen komende uit Relegem. De doorgang van zware voertuigen tijdens de periode van aanleg van wegen en woningen gaat de structuur van de huizen in de Ronkelstraat wijzigen. Het merendeel van de huizen hebben geen effectieve funderingen voorzien op de huidige constructies en zijn daarenboven gemaakt in een moerassige zone en op onstabiel terrein. Het project daagt de bescherming van het rurale karakter van deze zone uit. Dit is totaal strijdig met voorgesteld plan. 236. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 225c,d,e,f. 237. Matexi nv [B106]
a. Matexi nv is samen met twee andere vennootschappen eigenaar van een aantal percelen in het gebied begrensd door de R0, Dorekensveld, Van Eyklaan, Vijverslaan, Dijck, Ronkel en Steenweg op Brussel. Dit ongebouwd binnengebied van 35ha wordt begrensd door woningen en de R0. Volgens het gewestplan is dit gebied grotendeels agrarisch, waarvan een deel landschappelijk waardevol. Dit gebied vormt geen onderdeel van een VEN of IVON gebied, noch van een Natura-gebied. Op de biologische waarderingskaart zijn een beperkt aantal percelen opgenomen. Een deel van het minder biologisch waardevol gebied is mogelijk overstromingsgevoelig. Het grootste deel van dit gebied wordt bewerkt door een loonwerker. Het ontwerp RUP bestemt dit gebied als woongebied (art. B9.1), gemengd open ruimtegebied met cultuurhistorische waarde (art. B9.2), gemengd open ruimtegebied (art. B9.3) en bouwvrij agrarisch gebied (art. B9.4). Het grootste deel van dit gebied valt net buiten de afbakeningslijn VSGB. b. De BHR besliste op 3 juli 2008 een nieuwe tramverbinding te realiseren tussen Simonis en de Heizel. Het initieel tracé is opgenomen in het bezwaarschrift. De voorziene halte Heymbosch ligt op minder dan 200m van dit gebied. Momenteel verfijnt de MIVB dit ontwerp en plant de exacte inplanting van deze halte. Ook zou deze verbinding niet langer doorlopen naar de Heizel, maar stoppen ter hoogte van de Rodebeuklaan. c. Vlaanderen sprak herhaaldelijk de intentie uit de R0 capaciteit uit te breiden. Het daarbij gehanteerde concept maakt onderscheid tussen de feitelijke ringweg bestemd voor doorgaand verkeer en een parallelweg bedoeld voor bestemmingsverkeer. Hoewel dit tracé grotendeels op Vlaams grondgebied ligt, komt dit ter hoogte van het Laarbeekbos op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Momenteel wordt een plan-MER procedure doorlopen. Gezien de voorliggende ruimtelijke en bestuurlijke complexiteit bestaat dit uit 3 delen: mobiliteit, het strategisch deel en de feitelijke plan-MER. Momenteel zou het luik mobiliteit in zijn laatste fase zitten. In de actuele stand van zaken zijn nog geen definitieve plannen opgemaakt. In de voorstudie was sprake dat de parallelweg de Steenweg op Brussel ongelijkvloers ging kruisen. Voor het op- en afrijden werd een nieuw complex voorzien. d. De huidige herbestemming is grotendeels ingegeven door de wens om de omgeving van de boerderij het Ronkelhof en de bijhorende holle weg op te waarderen. Probleem is dat door dit zo fragmentair te bekijken dit in feiten niet realiseerbaar is. Zo kan onder meer het nieuwe woongebied dewelke zou moeten fungeren als buffer met de bestaande achterkanten niet worden ontsloten. Daardoor heeft de realisatie van vooropgesteld open ruimtegebied ook al weinig kans op slagen. e. Als alternatief stellen ze voor de uitvoering van de omgeving Ronkelhof te bekijken op niveau van het volledige gebied. In dit gebied is plaats voor een regionaal bedrijventerrein van 25ha. In het overige deel van 10ha (overgang met bestaande woningen, omgeving Ronkelhof en open ruimtecorridor) kan worden voorzien in woningen, publieke functies en publiek groen. Er is een schrijnend tekort in de Vlaamse Rand aan gepaste locaties voor nieuwe regionale bedrijventerreinen. Er zijn geen onoverkomelijke belemmeringen vanuit natuur of landbouw. Het gebied is te ontsluiten met openbaar vervoer. Er is geen bebouwing en de eigenaars zijn bereid mee te werken. Het lopende proces van de R0 biedt de kans om dit gebied op een doeltreffende en efficiënte manier te ontsluiten voor autoverkeer.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
166/269
Dossier 388
f. De grootste bottleneck voor de verdere besluitvorming rond de R0 situeert zich ter hoogte van het Laarbeekbos. Zowel het Brusselse Gewest als de gemeente Jette verzetten tegen het beperken van dit Natura 2000-gebied. Uit informeel contact met o.m. het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) bleek dat deze beperkte aantasting van het Laarbeekbos zou kunnen gecompenseerd door dit uit zowel natuurecologisch als pragrammaoogpunt beter te doen aansluiten bij zijn (Vlaamse) omgeving. Dit gebeurt best in een gebiedsgericht en grensoverschrijdend ruimtelijk onderzoek waar minsterns het Brussels gebied met volktuintjes eigendom van het UZ, het Wemmels natuurgebied binnen de R0, de vallei Asse-Wemmel als de omgeving van het beschermd landschap Hooghhof deel van uitmaken. In zo een gebiedsgericht proces is ook ruimte om zowel de campus van het UZ als bovenvermeld gebied in te passen in hun omgeving als te ontsluiten voor openbaar vervoer als autoverkeer. g. Vandaag is dit gebied maar in heel beperkte mate opgenomen in het stedelijke gebied. Daarmee wordt de potentie om daar op termijn een regionaal bedrijventerrein te realiseren uitgesloten. Enige mogelijkheid is dat de gemeente Wemmel daar een lokaal bedrijventerrein van enkele hectare voorziet. Matexi nv stelt dan ook ten eerste wat volgt voor (gekoppeld aan nieuw openbaar onderzoek): de beste garantie om in dit gebied ooit een regionaal bedrijventerrein te realiseren is om de huidige afbakeningslijn zodanig te wijzigen zodat dit gebied vooralsnog in het stedelijk gebied komt te liggen. Het tweede, alternatieve, voorstel is dat de Vlaamse Regering in de finale besluitvorming de potenties van dit gebied als regionaal bedrijventerrein expliciet vermeldt en het verder onderzoek hieromtrent doorschuift naar het plan proces van de R0. 237a-g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f inzake mobiliteit. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 225c,d,e,f. Vlacoro ondersteunt dit bezwaarschrift niet. Vlacoro merkt op dat de ontwikkeling als bedrijventerrein van dit gebied als alternatief werd onderzocht in het plan-MER maar niet werd weerhouden gezien het verlies aan open ruimte en de sterk negatieve wijziging van het landschapsbeeld en de beleving. Vlacoro brengt de informatie inzake de tramverbinding en de RO onder de aandacht van de ontwerper. 238. Brusselse Tennisclub vzw [B133]
De club huurt sinds 1971 percelen in recreatiegebied (358w, 358u, 361b, c, d en 360f) te Wemmel om er tennisbanen en een clublokaal te huisvesten. Ze liggen in een recreatiezone. Sinds een paar jaar is de club ook huurder van percelen 363 e, f, h, l. Deze worden minstens sinds 1939 gebruikt als sportterrein voornamelijk door voetbalclubs. Deze sportvelden worden nu, 70 jaar later, nog steeds beschouwd als parkzone, zelfs in het nieuwe RUP. Op de gemeente Wemmel heeft nooit iemand deze situatie geregulariseerd. Sinds een paar jaar, na het vertrek van de voetbalclub, heeft de club deze percelen zelf gehuurd van de eigenaar het OCMW van de stad Brussel. De bedoeling van de club is van op minder dan de helft van het noordelijke deel van deze percelen de tennisclub uit te breiden door het aanleggen van 2 of 3 tennisvelden en een groene buffer aan te planten ten zuiden hiervan. Dit kan legaal aangevraagd worden op voorwaarde dat de bestemming wordt geregulariseerd. De club telt meer dan 1000 leden voor 7 speelvelden. Er wordt aangenomen dat er maximum 100 leden per speelveld mogen zijn om iedereen toe de te laten zijn sport optimaal te beleven. Het betreft de 7 club van Vlaanderen in aantal leden, zelfs een van de 3 grootste op basis van de min 18-jarigen. De tennisclub ontving de laatste jaren van de Vlaamse Tennisvereniging het label Jeugdvriendelijke Tennisclub. Het zou spijtig zijn mocht voormeld aanslepend probleem inzake de bestemming van het aanpalende terrein een rem zijn op dit prachtige sportieve succes. De club vraagt bijgevolg de aanpassing/regularisatie van de bestemming (recreatiegebied i.p.v. parkzone) in aanmerking te nemen. Dit is al 70 jaar de werkelijke toestand. 238. Vlacoro stelt vast dat deze percelen niet worden ingekleurd door het ontwerp RUP en er inderdaad niets wijzigt aan de huidige bestemming. Deze bestemming kan op gemeentelijk niveau worden geoptimaliseerd. 239. Bezwaarindiener [B56]
a. Bezwaarindiener vraagt perceel 707z te schrappen uit het ontwerp RUP. In het betrokken gebied werden geen openbare werken uitgevoerd die een bestemmingswijziging verrechtvaardigen. Aan het pand en de omliggende panden werden geen wijzigingen aangebracht. In het ontwerp RUP werd nergens een reden aangehaald om dit pand een andere bestemming te geven. Het perceel (38a, gelegen te Zavelberg 23/25) ligt in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De Raad van State bevestigde in een besluit van 17 februari 2010 het juridisch statuut van het pand.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
167/269
Dossier 388
b. De Vlaamse Regering herbevestigde in 2009 bij de vaststelling van het buitengebied het perceel als landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het perceel vormt samen met omliggende panden een belangrijk element in de Reekbeekvallei. Het ligt in overstromingsgevoelig gebied. Het perceel is niet voor wijziging ingekleurd op de plannen van 17 december 2010 en kan niet in aanmerking komen voor een wijziging. Het geeft verkeerdelijk de indruk dat het perceel reeds in het gebied lag. Dit kan juridisch niet en moet als bedrieglijk worden beschouwd. De wijziging wordt tegengesproken in bijgevoegde wetteksten. Het is onmogelijk dit perceel verder vol te bouwen omdat het een belangrijk onderdeel is van een uitgestrekt valleigebied en een belangrijke rol speelt in het afwateringssysteem voor de hoger gelegen panden en de panden langs de Molenberg. Het perceel 707n vormt een historisch en evenwichtig geheel met de omliggende percelen (akkerbouw). Het waterbergend vermogen van dit watersysteem moet gerespecteerd worden (zie ook wettelijke bepalingen). Het perceel 707z en omliggende panden behoren niet tot de aaneensluitende kern van Wemmel. De gemeente Wemmel heeft in haar goedgekeurd structuurplan de hoger gelegen en aansluitende panden in agrarisch gebied bevestigd. Deze percelen liggen tot 15m hoger dan de straat Zavelberg. Onwettelijke werken uitgevoerd door de eigenaar belemmeren de normale natuurlijke en evenwichtige afvoer van het hemelwater. De gemeente moet dit gebied beschermen (omzendbrief minister Muyters, mei 2010). Het perceel ligt niet binnen de grenzen van een goedgekeurd BPA, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkaveling. De gemeente heeft niet de intentie in dit gebied de bebouwingsrand af te werken (zie structuurplan Wemmel). 239a,b. Vlacoro stelt vast dat het ontwerp RUP hier enkel een afbakeningslijn vastlegt van het VSGB. Aangezien met het ontwerp RUP geen herbestemming wordt doorgevoerd, blijft de huidige gewestplanbestemming van kracht. 240. Bezwaarindieners [B33]
a. De manege La Motte te Wemmel, Motte 50 (percelen 558h en k) werd in 2009 milieutechnisch volledig vergund. De uitbaatster is geen eigenares van het bedrijf. De manege valt in het ontwerp RUP onder agrarisch gebied (art. B9.5). De manege ligt binnen een ingesloten (rest)deel met bestemming agrarische structuur, gelegen tussen 2 woonwijken. Voor de bedrijfszekerheid en de toekomstgerichtheid wil de uitbaatster de activiteiten bestendigen door verplaatsing/uitbreiding naar de overzijde van de straat op de perceel 581b (met vergund gebouw 582c) in eigendom van haar partner (2 bezwaarindiener). Op dit perceel is een stedenbouwkundig vergunde houtzagerij aanwezig is (B9.6), deels agrarisch gebied deels natuurgebied. Door de houtzagerij is het gebied structureel aangetast in haar natuurmogelijkheden. Men moet aandacht schenken aan de effectieve bescherming van de manege met een duidelijke, transparante toekomstvisie. Ze vragen om op een eigen perceel een zone-eigen bestemmingsgebied te verkrijgen, eerder dan vast te houden in zonevreemde uitbatingen. b. Het richtinggevend deel van het GRS Wemmel stelt het integreren en behouden van bestaande maneges in de huidige structuur voorop. Binnen de gemeente zijn er twee maneges aanwezig. Binnen de gewenste visie wordt er vooropgesteld dat deze hun activiteiten kunnen behouden met respect voor de activiteiten en voornemens in de omgeving. Er wordt voorgesteld de manege in de Maalbeekvallei te behouden omdat ze recreatief een aanvulling is voor Wemmel. Ze ligt dicht bij het centrum maar kan toch een prima rol vervullen als overgang naar de open ruimte. Er moet rekening gehouden worden met de noden van de Maalbeekvallei. Deze ontwikkelingsperspectieven zijn een duidelijke stap in de goede richting. De nodige waakzaamheid en realiteitszin moeten voor ogen worden gehouden. De huidige inplanting van de manege geeft beperkingen aan uitbreidingsmogelijkheden doordat uitbreiding enkel kan door aansnijding in het open ruimtegebied. De hoedanigheid van huurders biedt hen geen rechtszekerheid aangaande de bestendiging van de activiteiten. Het perceel aan de overzijde van de manege is in eigendom van bezwaarindieners. Hier is een ex houtzagerij met stedenbouwkundige vergunde bedrijfsgebouwen. Er is al een grondbelasting aanwezig. Dit perceel is reeds structureel aangetast. Uitbreidingen op de bestaande locatie van de manege zou een nieuwe aantasting betekenen van de open ruimte. c. Het is wenselijk het (historisch) aangetaste perceel aan de overzijde van de straat op te nemen als uitbreidingperceel van de huidige activiteiten en onder te brengen onder art. B 6.3. parkgebied. Deze optie is duurzamer dan de huidige inkleuring als natuurgebied (B.9.6.) en biedt hun meer mogelijkheden. De uitbating van een manege maakt een financieel ingrijpende activiteit uit.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
168/269
Dossier 388
De exploitatie is onderhevig is aan milieutechnische normeringen (Vlarem). Het is belangrijk tegemoet te kunnen komen aan toekomstige wettelijke normen (minimum stallingsnormen, opslag dierlijke mest en andere milieutechnische- en dierenwelzijnsnormen). Een uitbreiding is noodzakelijk om de 54 vergunde paardenplaatsen te kunnen blijven invullen en de nodige kwaliteitsaspecten te blijven garanderen. De huidige activiteiten kennen een explosieve opmars: het ledenaantal neemt toe evenals diverse kampen. Als het perceel met de oude houtzagerij, wordt opgenomen als uitbreidingsperimeter kan bij een herwaardering van de oude site in functie van de manège-activiteiten rekening worden gehouden met de beleidsopties om het valleigebied van de Maalbeek te versterken door o.a. te voorzien in een aanvullend buffer/infiltratiebekken in functie van zowel de afwatering van de manège-activiteiten (uiterst beperkt) als de wateroverlastproblematiek in de wijk Reek bij hevige regenval. Zo zou de Maalbeekvallei worden versterkt en wordt tegemoet gekomen aan een heet hangijzer van waterafvloeiing van de nabijgelegen woonwijk dat nog zal worden versterkt door de uitbouw van nieuwe bouwkavels. Het ontwerp RUP voorziet deze mogelijkheid van waterbuffering bij de uiteenzetting van de mogelijkheden onder de waterlopen. Deze mogelijkheid wordt verder voorzien in de typevoorschriften betreffende natuurgebied (omtrent overstromingen). Bezwaarindieners wijzen ook naar artikel B0 (Maalbeekvallei als waterloop categorie 2). d. Het is vreemd vast te stellen dat ten noorden van de Maalbeekvallei er een zone onder artikel B.0.1.2 uit het RUP wordt voorzien die amper 1/3 van de breedte heeft van het zuidelijke deel (onder) de Maalbeek, zijnde de zone waar de oude en vergunde houtzagerij van cliënten is gelegen. In het zuidelijk deel loopt de natuurinkleuring van de Maalbeek zelf tot de straat La Motte. Dat dergelijke ongelijke behandeling moet worden rechtgezet door de breedte van het Natuurgebied waarin de eigendom van bezwaarindieners is gelegen ook te beperken tot een identieke breedte als aan de noordelijke zijde. e. De invulling van een manege op het perceel aan de overzijde past binnen de voorziene doelstelling van het GRS Wemmel om alsnog landbouwactiviteiten in dat gebied aan de Maalbeekvallei toe te laten. De uitbouw van een manege geeft daar aanleiding tot de versterking en uitbouw van KLE's. De voorschriften betreffende natuurgebied laat bebouwing in functie van dieren in betreffend gebied toe. Paarden kennen een natuurfunctie en als graas- en weidedieren zijn ze geschikt voor het beheer van het gebied. Het ontwerp RUP moet worden aangepast zodat de uitbating van paarden op het perceel van de houtzagerij aan de overzijde van de bestaande manege wordt bestendigd. De gedesaffecteerde houtzagerij omvormen tot een perceel met activiteiten in functie van paarden betekent een sanering van een visuele polluerende site en komt tegemoet aan de beleidsdoelstelling uit het GRS Wemmel om één van de laatste maneges in Wemmel te bestendigen op een natuur en bestemming technische wijze (o.a. bufferbekken, KLE.). Dat op het perceel van de oude houtzagerij- welke nu al het gebied structureel aantast - de uitbouw van een manege- op een consistente wijze aansluit bij de beleidsoptie om rekening te houden met de voornemens uit de omgeving (versterken KLE, maximaal vrijwaren open -ruimte, aanleg trage wegen). f. Compenserende maatregelen. De reductie van een natuurperceel brengt een deficit teweeg in de totale oppervlakte van gemeentelijke bestemmingsgebieden. Bezwaarindieners stellen daarom formeel een compenserend terrein van eenzelfde grootorde voor, gelegen in het te behouden structuurbepalend gebied 'de ezel’. Dit perceel paalt aan het bestaande natuurgebied. Ze merken op dat in een voorbereidend gesprek met de gemeente deze compensatie warm werd onthaald en ondersteund. Om te voorzien in rechtszekerheid vragen bezwaarindieners in het RUP de hoger aangehaalde beleidsvisie op te nemen. 240a-f. Vlacoro ondersteunt de vraag naar uitbreiding en verplaatsing van de manege naar natuurgebied niet. Vlacoro stelt vast dat de ontwerper de natuurwaarden van de vallei van de Maalbeek, op het gewestplan reeds bestemd als natuurgebied, bestendigt. Deze natuurwaarden zijn structuurbepalend binnen het open ruimte netwerk. Vlacoro ondersteunt deze visie. Daarenboven meent Vlacoro dat het behoud van het aaneengesloten natuurgebied de belevingswaarde voor de bezoekers van de manege ten goede zal komen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
169/269
Dossier 388
B.4 Bezwaren bij deelgebied ‘Het Zaventemse’ B. 4. 1 A lg e m en e b ez wa re n b ij d e e lg eb i ed ‘ H et Za v en t e m s e’ 241. Brusselse Raad voor Leefmilieu [B149], Greenpeace [B150]
a. Sterk verslechterde luchtkwaliteit onderschat. Het bijkomend verkeer in het ruime Zaventemse zal verantwoordelijk zijn voor het niet halen van de luchtkwaliteitsnormen (pag. 137-143). b. Ze vragen voor alle geplande ontwikkelingen in het ruime Zaventemse, het aantal parkeerplaatsen te beperken tot de maximumwaarden die gelden voor een A-locatie. c. Ze vragen tevens dat een bijkomende monitoring wordt uitgevoerd naar het aantal elementaire koolstofdeeltjes en primaire stofdeeltjes en dat de plannen op basis van deze monitoring worden aangepast, om de impact op de volksgezondheid tot nul te herleiden (plan-MER pag. 144). De impact inzake NO2 en fijn stof strekt veel verder dan 300 m van de drukke autosnelwegen. d. Te omvangrijk programma en ontsluitingsproblemen voor het ruime Zaventemse. In de toelichtingsnota wordt gezegd dat het huidige programma te omvangrijk is: ‘waardoor de verzadigingsgraad op de R22 nog steeds tot ca. 150% kan oplopen’. Verkeerskundig is het programma van Vilvoorde-Machelen niet in zijn geheel realiseerbaar. Uit het plan-MER (pag.72) blijkt duidelijk dat een vermindering van de verkeersgeneratie van het VSGB en Vilvoorde-Machelen in het bijzonder een absolute noodzaak is om de realisatie van (grote delen van) het plan niet te hypothekeren (pag.71). Daarom is het voor Greenpeace nodig om een inperking van het programma ook cijfermatig vast te leggen. Het Masterplan VilvoordeMachelen, waarin wel cijfermatige berekeningen stonden, wordt onvoldoende gemotiveerd. Ze verwijzen naar de resultaten van het plan-MER inzake de op te maken project-MER voor het Uplace project (pag.75). Indien het project-MER hier duidelijkheid heeft over gebracht, moet de vermindering van de vloeroppervlakte gedetailleerd worden in het ontwerp RUP. De bereikbaarheid van de noordelijke gemeenten en de projecten die zich daar moeten ontwikkelen staan op het spel. De mobiliteitseffecten zijn onvoldoende berekend (o.a. meer duidelijkheid nodig over het sluipverkeer). De enige oplossing is een geïntegreerde aanpak en afstemming van de verschillende projecten (o.a. plan-MER R0, VSGB, brownfieldconvenant, Masterplan Vilvoorde-Machelen, streefbeeldstudie tangentiële tramverbinding). e. Voor de bereikbaarheid van de Uplace site zullen de treinverbinding in het toekomstig GEN-station Kerklaan geen voldoende oplossing bieden maar hoogstens een goede aanvulling vormen op het al aanwezige IV-treinstation Vilvoorde (pag.81). De verbetering van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer en de verbetering van de ontsluiting van de rand rond Brussel wordt in het VSGB als randvoorwaarde (milderende maatregel) aangeduid. Nochtans gaat het om hele grote investeringen (o.a. oost-west-verbinding via een nieuwe tram). De structurerende werking van deze as moet in de stedenbouwkundige voorschriften worden vertaald. Er is een inrichtings- en haalbaarheidsstudie nodig. De aanbesteding voor de noodzakelijke plan-MER’s is nog maar recent uitgeschreven. Ze verwijzen naar de kritische bemerking bij deze traminfrastructuur in het Masterplan VIMA (pag.137). De verkeersgenererende ontwikkelingen zullen veel eerder klaar zijn (2015) dan de prioritaire radiale en tangentiële tramlijn (2020). f. Budgettaire onzekerheid. Inzake de uitbouw van wegeninfrastructuur is weinig concreets opgenomen in het ontwerp RUP. Nochtans gaat het om aanzienlijke financiële bedragen. Voor het reconversiegebied Vilvoorde-Machelen belooft de Vlaamse Regering de financiering van volgende ontsluitingsinfrastructuur: projecttoegang en heraanleg Woluwelaan, ingebruikname aansluiting R0-R22 en aanleg voetgangersbrug. Ze vragen een duidelijke budgettering en begroting die de haalbaarheid van het programma in deze zone moet bewijzen. Volgens de Brownfieldconvenant Uplace moet voor 31 juli 2011 duidelijkheid komen over de ingebruikname van de aansluiting R0-R22. In het VSGB moet duidelijkheid komen over de specifieke redenen waarom de provincie Vlaams-Brabant zich terug trok als ondertekenaar van het Brownfieldconvenant. De redenen hebben direct betrekking op de plannen van het VSGB: te hoog aantal m² vloeroppervlaktes voor Uplace, hypotheek op reconversie van het strategisch gebied rond de Kerklaan, strijdigheid met het streefbeeld voor de Woluwelaan. g. Flagrante tegenstrijdigheden met het Masterplan-Machelen. Ze wijzen op de onzekere factoren die werden opgelijst in het Masterplan Vilvoorde-Machelen, goedgekeurd door de provincie Vlaams-Brabant.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
170/269
Dossier 388
Hierop is in het VSGB geen duidelijk antwoord gekomen. Integendeel, het volledige programma werd vertaald in het VSGB en dezelfde problemen bleven. Het effectenrapport voor het Masterplan is nochtans duidelijk. Geen enkel alternatief voor de toekomstige ontwikkeling is positief wat de mobiliteitsdrukte betreft (pag. 204, 215 en 252). De reeks maatregelen zoals opgenomen in het Masterplan worden in het ontwerp RUP slechts deels opgenomen. Het VSGB is zonder twijfel in strijd met deze effectenbeoordeling. Een bewijsvoering waarom het VSGB programma niet is aangepast op basis van deze bevindingen ontbreekt. Bezwaarindiener verwacht een duidelijke motivatie en een uitgewerkte visie op de handelsontwikkelingen in de brede regio. 241a,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f. Ze merkt op dat het plan-MER door de dienst Mer op 11 juni werd goedgekeurd. Dit plan-MER (pag.142) komt inderdaad voor de deelruimte ‘het ruime Zaventemse’ tot een zeer negatieve impact op de luchtkwaliteit. Er is een belangrijke toename van de blootstelling te verwachten maar tevens worden bijkomende overschrijdingen van de grenswaarden verwacht. Het planMER stelt voor om omwille van de (zeer) aanzienlijke onzekerheid m.b.t. de impactvoorspelling van het wegverkeer periodieke monitoring uit te voeren in de nabijheid van woonomgevingen. Vlacoro ondersteunt deze aanbeveling. Het is immers niet alleen belangrijk dat de milderende maatregelen, zoals voorgesteld in het plan-MER, ook effectief doorvertaald worden naar het ontwerp RUP; maar tevens dient door monitoring worden nagegaan in hoeverre de milderende maatregelen ook effectief resultaat genereren op het terrein. 241b. Vlacoro merkt verder op dat het opleggen van parkeernormen niet gebruikelijk is in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Dit kan volgens Vlacoro dan ook niet algemeen worden voorzien in heel dit deelgebied. Bovendien zijn slechts de stationsomgevingen en de openbaar vervoerknooppunten echte Alocaties, waardoor de vraag van de bezwaarindiener aanleiding kan zijn voor wildparkeren en overlast in aanpalende straten. 241d,e,g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f inzake mobiliteit, standpunt 251 inzake parking C en standpunt 282c-m inzake Uplace. 241f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1e. 242. BBL [B165]
a. Totaal gebrek aan afstemming met ruimtelijke ontwikkelingen in Brussel. Het voorstel van parking C toont aan dat er een ondoordacht opbodbeleid aan de gang is tussen Vlaanderen en Brussel. Het ontwerp RUP voorziet ruimte voor het nieuwe Uplace project. Vlakbij heeft de stad Brussel grootse plannen voor de Heizel (Neo-project), waar naast een congrescentrum en een nieuwe concertzaal (ter vervanging van Vorst 2 nationaal) ook een nieuw shoppingparadijs zal verschijnen (60.000 m ). Vlaanderen wil op parking C 2 50.000m kantoren en recreatie voorzien. Verder ligt er nog een project voor een derde shoppingcentrum op tafel van privé-ontwikkelaar Mestdagh, aan de Van Praetbrug, langs de A12 op Brussels grondgebied 2 (Just under the Sky, 50.000 m ). En ondertussen gaan de plannen voor een voetbalstadion en een multimodaal distributiecentrum op Schaarbeek-Vorming (naast de site van Uplace) onverminderd voort. b. Al die projecten samen zullen volgens het MER zoveel bijkomend verkeer genereren, dat de wegeninfrastructuur en het openbaar vervoer dit onmogelijk kunnen slikken. Zelfs met alle bijkomende investeringen in de weginfrastructuur en openbaar vervoer – verbreding R0, parallelwegen langs R0, verbreding E40, opwaardering A12 tot autosnelweg, volledige uitvoering GEN, Diabolo-lijnen, frequentieverhoging regionale buslijnen, tangentiële tram langs R22, 000 – zullen de files op de ring alleen maar langer worden en zal ook het sluipverkeer op onderliggend wegennet nog verder toenemen. De overlast door sluipverkeer op het lokale wegennet in de omliggende gemeenten zal ondraaglijk worden. De bestaande files op de toegangswegen dreigen nog langer te worden en nog langer te gaan duren, tot buiten de spitsuren en zelfs in het weekend. c. De enige oplossing is een overlegd en doordacht ruimtelijk beleid in Brussel en de Rand, waarbij nieuwe ontwikkelingen in beide gewesten op elkaar worden afgestemd en worden ingeplant op plaatsen die goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer en de fiets. Een plan voor het VSGB zonder de grote Brusselse projecten of het Brusselse openbaarvervoersnet op een volwaardige manier in rekening te brengen, is bij voorbaat gedoemd om te mislukken. Het heeft weinig zin om een toekomstplan te maken voor Brussel zonder het hinterland erbij te betrekken. Er moet eerst nagegaan worden of de projecten in Brussel en in de Vlaamse Rand samen realiseerbaar zijn, zowel vanuit economisch, verkeerskundig als milieukundig opzicht.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
171/269
Dossier 388
d. In het MER en de toelichtingsnota lezen ze dan ook zeer terecht: ‘Een structureel overleg over de toekomstige economische ontwikkelingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het VSGB en over hun wederzijdse grensoverschrijdende milieueffecten is dan ook aangewezen’. Als dat overleg niet plaatsvindt, zullen andere economische ontwikkelingen die voorzien zijn in het ontwerp RUP en in Brussel onbereikbaar worden en zwaar gehypothekeerd worden. Maar dat lijkt noch de Vlaamse Regering, noch de regering van het Brussels Gewest te deren, want allebei gaan ze koppig door met hun plannen. De goede politieke voornemens in de Vlaamse en Brusselse regeringsverklaringen van 2009 streven naar een gemeenschappelijke ruimtelijke visie op de grootstedelijke regio blijven vooralsnog dode letter. Over de grote intergewestelijke dossiers en terreinen blijft een dikke mist hangen. e. Conform de doelstellingen van het RSV en de bevindingen uit het MER, stelt BBL daarom voor het project Uplace en het deelgebied parking C te schrappen uit het ontwerp RUP en eerst een echt overleg op te starten tussen de Brusselse en Vlaamse Regering, om zo tot een haalbaar voorstel te komen, dat op verkeerkundig- en op economisch vlak rendabel is, zonder dat de andere onderdelen van het VSGB gehypothekeerd worden. 242a-d. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1f en 5a. 242e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282c-m. 243. Groen! Grimbergen [B62]
a. Verkeersdrukte in het VSGB. Het ontwerp RUP moet er alles aan doen om nieuwe verkeersstromen te beperken. De gemeenten in de rand rond Brussel en langs de R0 lijden nu reeds enorm onder de geluidshinder en de fijne stofuitstoot ten gevolge van de enorme verkeersstromen. Voor elk nieuw project moet getoetst worden welke de effecten zullen zijn op het verkeer. b. Overleg tussen Brussel en Vlaams Gewest noodzakelijk. Er wordt geen rekening gehouden met de Brusselse plannen. Brussel, eigenaar van parking C, wil daar een congrescentrum en een shoppingcentrum vestigen. Er wordt eveneens gedacht aan een shoppingcentrum aan de Godinsite t.h.v. de Van Praetbrug. Deze plannen bestaan op ongecoördineerde wijze naast elkaar en zijn er het levend bewijs van dat meer overleg en een gezamenlijke planning met het Brussels Gewest noodzakelijk zijn voor het welzijn van Brusselaars en de bewoners van de rand. De Brusselse en Vlaamse plannen zullen volgens het MER zoveel bijkomend verkeer genereren dat de bestaande wegeninfrastructuur dit onmogelijk kan slikken. Ook een bredere Ring is geen oplossing. Door de enorme hoeveelheid extra verkeer voor deze projecten zullen de files alleen maar langer worden. Bovendien zijn verschillende projecten nog niet eens in die berekeningen opgenomen. De overlast door sluikverkeer op het lokale wegennet in de omliggende gemeenten (o.a. Grimbergen, Machelen, Diegem, Vilvoorde, Zaventem) zal ondraaglijk worden. De bestaande files op de toegangswegen dreigen nog langer te worden en nog langer te duren, tot na de spitsuren en zelfs in het weekend. In tegenstelling tot wat de Vlaamse overheid al langer wil doen geloven, is een verbreding van de R0 helemaal geen oplossing voor het fileleed en voor de verkeersoverlast op lokale en/of secundaire wegen. Integendeel, meer wegen trekken meer verkeer aan. Nieuwe rijstroken zorgen voor meer auto's, niet alleen op de R0, maar ook op de wegen die aansluiten op de R0, tot in de dorpskernen. De Vlaamse administratie schrijft dit zelf in haar MER. De enige oplossing is een overlegd en doordacht ruimtelijk beleid in Brussel en de Rand, waarbij nieuwe ontwikkelingen in beide gewesten op elkaar worden afgestemd en worden ingeplant op plaatsen die goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer en de fiets. Dat vereist ook een versnelde uitbouw van het gewestelijk expresnet (GEN) en het GEN voor fietsers. Zo kan het gebruik van de auto verminderen en kan echt ingezet worden op openbaar vervoer en zachte mobiliteit. 243a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f. Voor de bemerking inzake monitoring verwijst Vlacoro naar haar standpunt 241a,c. Vlacoro wijst tevens op de milieuwetgeving die de mogelijkheid voorziet voor de opmaak van een project-MER. 243b. Vlacoro treedt de bekommernis bij voor een beter overleg tussen het Vlaams Gewest en het BHG en verwijst naar haar standpunt 5a. Voor het GEN voor fietsers verwijst Vlacoro naar haar standpunt 9h. 244. Milieuadviesraad Machelen-Diegem [B419]
a. Bijkomende belasting, o.a. van fijn stof, die voortkomt vanuit de uitbouw van Machelen-Diegem als logistiek centrum lijkt niet gepast en moet voorkomen worden. Er moeten meetpunten voorzien worden.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
172/269
Dossier 388
Het is ook absoluut nodig voor de leefbaarheid van de gemeente dat het dichtslibben van de wegen wordt vermeden. Dit kan slechts ten volle gerealiseerd worden als in het ontwerp RUP voldoende groen voorzien wordt en minder extra ruimte wordt gegeven aan de uitbouw van activiteiten, die belangrijke verkeersstromen met zich meebrengen. De gelegenheid moet gecreëerd worden om voldoende groen te combineren met de woonfunctie. Ze gaan in geen geval akkoord dat, als gevolg van de opname in het stedelijk gebied, maatregelen worden getroffen waardoor bestaande woonzones niet meer bebouwbaar zijn, maar de mogelijkheid moet er zijn om ademruimte te creëren. Ze wensen dat er voldoende nieuwbouw en vernieuwingsmogelijkheden blijven voor Diegem, zodat het dynamisch karakter van de woonomgeving behouden blijft en er in deze woonkern nog bouwmogelijkheden blijven voor de inwoners. Het is echter duidelijk dat dit geen aanleiding mag geven tot een te sterke verdichting. Het is noodzakelijk dat voldoende groen behouden blijft en ingewerkt in de woonomgeving. Ze vragen de toepassing van groene bufferzones op te nemen in het project. b. De noodzaak van een billijke spreiding van het vliegtuiglawaai wordt beklemtoond. De eerlijke spreiding van de overlast over alle gemeenten rond de luchthaven is noodzakelijk om een duurzame woonomgeving in de toekomst te verzekeren. 244a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 241a,c. 244b. Vlacoro neemt akte van deze bemerking. 245. Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud vzw [B120]
Het is positief dat er inspanningen geleverd worden om open ruimte te behouden in het sterk verstedelijkte gebied rond Brussel. De invulling van die gebieden is wel eerder vaag. In het ontwerp RUP wordt gesproken over de nood aan publiek toegankelijk groen, vooral in de oostrand van Brussel. Het ontwerp RUP geeft voor heel wat van de aangeduide zones echter geen garantie dat die invulling er ook komt. Het is alvast belangrijk dat de optie open gehouden wordt. 245. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 4c en naar de bespreking van de bezwaren bij de betreffende clusters. 246. Vlaamse Volksbeweging Grimbergen [B113]
Als het een strategische doelstelling is van de Vlaamse Regering te ijveren voor het behoud en de versterking van het Vlaams karakter van de Vlaamse gordel rond Brussel, dan hadden zij dat graag vermeld gezien in de eerste pagina's in één van de 'gelet's' of de 'overwegende' bij de aanvang van het 'Besluit houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden.' De term VSGB werd hun inziens immers terecht van Vlaams Stedelijk in Vlaams Strategisch veranderd. 246. Vlacoro neemt akte van deze bemerkingen en verwijst naar de algemene doelstellingen van het VSGB (cf. standpunten 1b en 4e). 247. Gemeenteraad Machelen [A8]
a. De gemeenteraad bevestigt het advies van het CBS van Burgemeester en Schepenen. De gemeenteraad stelt vast dat onvoldoende rekening werd gehouden met de verschillende adviezen die reeds werden verstrekt door het college. Er worden verschillende kaarten toegevoegd ter verduidelijking. De gemeente kan in geen geval akkoord gaan dat, als gevolg van de opname in het stedelijk gebied, maatregelen worden getroffen waardoor bestaande woonzones niet meer bebouwbaar zijn. Er moeten voldoende nieuwbouw en vernieuwingsmogelijkheden blijven voor de deelgemeente Diegem, zodat het dynamische karakter van de woonomgeving behouden blijft en er in deze woonkern nog bouwmogelijkheden blijven voor de inwoners. De gemeenteraad gaat niet akkoord met het feit dat de visie van het gemeentelijk RSP (na intensief overleg met de Vlaamse overheid goedgekeurd in januari 2009) geen rekening wordt gehouden. Het ontwikkelen van woongebieden met meerdere woonlagen, uitgevoerd met moderne technieken en een aangepaste oriëntatie om te voldoen aan de eisen inzake geluidsbelasting, was één van de speerpunten van het beleid dat werd uitgetekend in het RSP.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
173/269
Dossier 388
In het bijzonder de woonzones langs de Woluwelaan en de Zaventemsesteenweg, aansluitend bij de kern van Diegem, werden in het structuurplan aangeduid als gebieden voor nieuwe woningbouw, en meer bepaald om de mogelijke onteigening van woningen langsheen de luchthaven te kunnen compenseren. De bedoeling is om op deze manier de inwoners van Diegem de mogelijkheid te geven om na onteigening in de eigen gemeenschap te kunnen blijven wonen. De gemeente is vragende partij om, na het herleggen van de Woluwelaan naar de parallelstructuur van de R0, een omvattend huisvestingsprogramma op te zetten in samenwerking met de Vlaamse overheid. b. Betaalbaar wonen in de Vlaamse Rand. Men mag in een gemeente gelegen in de Vlaamse Rand niet voorbij gaan aan het aspect wonen/huisvesting en meer bepaald aan de sociale verdringing op de huisvestingsmarkt. De schaarste aan bouwmogelijkheden vergroten, drijft de vastgoedprijzen nog maar eens de hoogte in. De weinige mogelijkheden om nog huisvestingsinitiatieven te nemen onmogelijk maken druist volledig in tegen het streven naar initiatieven om ‘betaalbaar wonen’ mogelijk te maken. Het kan niet dat de Vlaamse overheid enerzijds een ‘sociaal bindend objectief’ oplegt en anderzijds het onmogelijk gaat maken om dit objectief te realiseren. Gezien de duidelijke vraag van de vastgoedmarkt naar bijkomende woongelegenheden in Diegem zijn de woonomstandigheden relatief aanvaardbaar. De kwaliteit van dicht bij het werk wonen (luchthaven en internationale kantoorzone Diegem-Zuid) wordt duidelijk als een belangrijk voordeel ervaren door de inwoners van Diegem. Als men naast de geluidsbelasting ook andere factoren die de gezondheid beïnvloeden in overweging neemt, samen met factoren van duurzaamheid, dan kan Diegem, mits het nemen van aangepaste maatregelen inzake nieuwbouw, een aanvaardbare woonlocatie blijven. c. De noodzaak van een billijke spreiding van het vliegtuiglawaai wordt beklemtoond. De eerlijke spreiding van de overlast over alle gemeenten rond de luchthaven is noodzakelijk om een duurzame woonomgeving in de toekomst te verzekeren. 247a,b,c. Vlacoro neemt akte van deze bemerking en verwijst verder naar de bezwaren bij de betreffende clusters. 248. Brusselse Hoofdstedelijke Regering [A16]
a. De BHR is het eens met de basisvaststelling i.v.m. de mobiliteit in dit gebied. Het gebied wemelt van de mobiliteitsinfrastructuren, maar is tegelijk moeilijk bereikbaar omdat die infrastructuren continu verzadigd zijn. Ze er niet mee akkoord dat in het kader van het MER elke mogelijke oplossing doorgeschoven wordt naar een optimalisatie van de ring en de ontwikkeling van het openbaar vervoer. Momenteel is dat allemaal nog een groot vraagteken. De huidige studies lijken aan te tonen dat de verbreding van de ring het doorgaand verkeer vlotter zou laten doorstromen, maar dat dit geen verbetering betekent voor de nieuwe parallelwegen. Die wegen zouden nog steeds sterk verzadigd zijn. De omvorming en capaciteitsuitbreiding van de ring is beperkt t.h.v. het viaduct van Vilvoorde (van drie naar vier rijstroken). De verwachte verkeersbelastingen van het VSGB (zonder START) kunnen onmogelijk afgewikkeld worden op vier rijstroken. De optimalisatie van de ring biedt dus geen mobiliteitsoplossing voor de gewenste ontwikkelingen rond de luchthaven. De BHR betreurt dat er geen geïntegreerd mobiliteitsplan bestaat dat voorrang geeft aan het openbaar vervoer (zoals in het BHG wel het geval is). Het mobiliteitsplan Iris 2 beoogt om het openbaar vervoer te laten voorgaan op individuele gemotoriseerde verplaatsingen. Ruimtelijke ordening en mobiliteit kunnen niet los van elkaar beschouwd worden. Ze zijn van oordeel dat er gelijktijdig over planning en mobiliteit moet worden nagedacht Dat geldt zeker voor de gewenste ontwikkelingen tussen het kanaal en de E40. b. De BHR kan niet akkoord gaan met het argument dat ‘de druk op de mobiliteit veroorzaakt door grootschalige projecten in het BHG, de bereikbaarheid van de omliggende regio (onder meer het centrale gebied van Schaarbeek Vorming) hypothekeert.’ Het Vlaams Gewestelijke bestuur maakt trouwens deel uit van het begeleidingscomité voor het richtschema Schaarbeek Vorming sinds de start van de opdracht en is dus op de hoogte van alle overwegingen i.v.m. de langetermijnontwikkeling van dit gebied. Dit bewijst dat het BHG graag met het Vlaams Gewest wil overleggen. Het feit dat de versmallingsplannen voor de E40 ter hoogte van Reyers niet meer zijn dan de coherente omzetting van de capaciteit van de E40 in Vlaanderen, tussen de ring en de gewestgrens, wijst eveneens op die bereidheid tot coherentie en overleg tussen beide Gewesten.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
174/269
Dossier 388
c. Wat betreft de thematische opties, vreest de BHR dat de geplande nieuwe ontwikkelingen voor de Woluwevallei een zware hypotheek leggen op de mogelijkheid om een kwalitatief netwerk van groene ruimtes rond de luchthaven aan te leggen. De verwachte verkeersbelasting op de R22 kan bovendien enkel afgewikkeld worden op een weginfrastructuur van het type autoweg (2x3 rijstroken) zonder gelijkgrondse kruisingen. Onafgezien van de impact op het leefkader, versterkt dergelijke infrastructuur veeleer het opsplitsingseffect tussen beide kanten van de Woluwelaan, dan dat ze een netwerk van ruimtes in een open omgeving creëert. Met betrekking tot de opties inzake de economische activiteiten, stelt de BHR vast dat het document niet coherent is omtrent de ontwikkelingen als pool voor de personeelsintensieve functies in de stationswijken en de concrete omzetting daarvan in de Woluwelaan (geen stations) die uitsluitend met de auto bereikbaar is. Tot slot betreurt de BHR dat het VSGB geen denkpiste aanboort om de openbaar vervoerbereikbaarheid van de luchthaven te ontwikkelen voor de Brusselse werknemers. d. Voor de zones (art. C6.1 en C6.2) langs de Woluwe stellen ze voor om binnen dit (bouwvrij) agrarisch gebied een randvoorwaarde ‘groene infrastructuur’ te integreren die de ecologische verbinding langs de Woluwe en andere onbevaarbare waterlopen garandeert. Het betreft een ecologische verbinding voor Europees belangrijke soorten zoals vleermuizen waarvoor de Natura 2000-gebieden in de nabije omgeving (Zoniënwoud met aangrenzende beboste domeinen en randzones en de Woluwevallei) werden aangemeld. e. De nu strikt agrarische bestemming van vele zones is in contradictie met het nodige perspectief op zachte recreatiemogelijkheden voor de talrijke buurtbewoners. In het huidige voorstel hebben we te maken met een behoud van ingesloten (verstedelijkt) landbouwgebied, waan/oor een publiek draagvlak, dat ongunstige stedelijke ontwikkeling kan tegengaan, vaak heel wat kleiner is. In de visie worden de meeste zones aangeduid als randstedelijk landbouwgebied. Dit is een type van randstedelijk open ruimtegebied. De grondkleur van een randstedelijk open ruimtegebied is (licht)groen, maar voorziet ook mogelijkheden voor landbouw. Een goed voorbeeld is artikel B8.6 in de omgeving van het Laarbeekbos. Voor de zones Hennekenberg, Groeneveld, Jourdain, Woluweveld en Hondsperreveld zou een toekomstig gemengd open ruimteperspectief, zoals bepaald door artikel B8.6, verkieslijk zijn. 248a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f inzake mobiliteit, standpunt 5a inzake overleg, standpunt 251 inzake parking C en standpunt 282c-m inzake Uplace. 248c,d. Vlacoro verwijst naar de bespreking van de betreffende bezwaren onder cluster C6. 248e. Vlacoro verwijst naar de bespreking van de betreffende bezwaren onder cluster C8. 249. Gemeenteraad Zaventem [A17]
a. Verscheidene artikels maken de inplanting van windturbines mogelijk. De gemeente is zich bewust van de noodzaak van uitrustingen voor het opwekken van duurzame energie. Toch wijzen ze de inplanting van windturbines op hun grondgebied af. Zaventem behoort tot de gebieden in Vlaanderen die het meest door omgevingsfactoren zijn belast (o.a. luchthaven, uitgebreid verkeersnet). Het inplanten van windturbines zou een aanslag betekenen op de schaarse open ruimte. De inspanningen die door de verschillende overheidsinstanties worden geleverd om de leefbaarheid van de gemeente te verhogen zouden hierdoor teniet gedaan worden. Wetenschappelijke studies tonen aan dat de grootschalige, maar ook de middenschalige turbines met een masthoogte van 15 m tot 60 m en een rotordiameter van 10 m tot 50 m een potentieel gevaar betekenen voor de luchtvaart en bijhorende radarinstallaties. b. Aantal bouwlagen. De gemeente aanvaardt de bepalingen omtrent het toegelaten aantal bouwlagen (bv. art. C9.1.5) niet onder de huidige vorm. Een ongenuanceerde toepassing van een verdiepinghoogte van 4,5 m kan ongewenste resultaten geven. De verwijzing naar een bijkomende bouwlaag onder hellend dak is niet in alle omstandigheden gewenst. Dit geeft in vele gevallen aanleiding tot onnodig gekunstelde ruimte. De gemeente geeft de voorkeur aan een volwaardige bijkomende verdieping mits eerbiedigen van een te bepalen achteruitbouwzone op de laatste verdieping. De bestaande bebouwde omgeving moet in elk geval richtinggevend zijn voor het bepalen van de gabaritten van de nieuwe elementen. 249a. Vlacoro ondersteunt deze bekommernis en verwijst naar haar standpunt 317a inzake luchtverkeersveiligheid. 249b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 6h.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
175/269
Dossier 388
250. Gemeenteraad Steenokkerzeel [A15]
a. Opmaak document. de gemeente merkt op dat de volledige inhoudstafel van de toelichtingsnota verwijst naar pag. 3. Dit typeert het hele document. Het is een moeilijk leesbaar document, waarin de lezer onmogelijk zijn weg kan vinden en steeds het gevoel heeft dat er op een andere pagina mogelijk nog iets zou staan wat de gemeente aanbelangt. Om dit gevoel te ontnemen zou de lezer het volledige document moeten lezen, wat gezien het volume, onbegonnen werk is. b. Voorgestelde afbakeningslijn. Van bij de aanvang van het structuurplanningsproces op Vlaams, provinciaal en gemeentelijk vlak is Steenokkerzeel aangeduid als gemeente in het buitengebied. De gemeente heeft nooit deel uitgemaakt van de lijst van gemeenten die geheel of gedeeltelijk behoren tot het VSGB. Steenokkerzeel bezit geen grens met het Brussel Gewest, wel met de gemeenten Machelen, Vilvoorde en Zaventem. De ruimtelijke structuur van de gemeente wordt gedomineerd door de elementen van de open ruimte (landbouw en natuur), naast de aansluitende aanwezigheid van de luchthaven. Binnen deze ruimtelijke structuur wordt het wonen geconcentreerd in het hoofddorp Steenokkerzeel, de woonkern Melsbroek en de landelijke woonkern Perk. De gemeente wenst dit karakter van Steenokkerzeel als gemeente in het buitengebied nogmaals te benadrukken. De naamsveranderingen van ‘Afbakening stedelijk gebied rond Brussel' naar ‘Afbakening strategisch gebied rond Brussel‘ en aansluitende open ruimtegebieden' dekt de lading niet. Op de opmerking van de gemeente dat ze niet tot het stedelijk gebied wil behoren omdat ze ruimtelijk deze kenmerken niet bezit, verandert de Vlaamse overheid de titel naar strategisch gebied maar blijft ze delen van de gemeente opnemen in het plan. c. Op de opmerking van de gemeente dat de Cargo-zone niet moet opgenomen te worden in het afbakeningsproces van het stedelijk gebied maar van de Internationale poort van de Luchthaven verandert de Vlaamse overheid de titel naar strategisch gebied en aansluitende open ruimtegebieden. De Cargo-zone is echter geen open ruimtegebied. Dit bevestigt hun inzicht dat de Cargozone niet moet worden opgenomen in dit RUP. De gemeente wil geen deel uitmaken van het Vlaams Strategisch (of stedelijk gebied) rond Brussel. De afbakeningslijn valt buiten de gemeentegrenzen, maar het aanduiden van zones en het bepalen van bestemmingen buiten de afbakeningslijn en binnen de gemeentelijke grenzen scheppen veel verwarring. Het zou juridisch en stedenbouwkundig duidelijker zijn om de zones buiten de afbakeningslijn niet op te nemen in het ontwerp RUP en wel op te nemen in de afbakening van de internationale poort van de Luchthaven van Zaventem en de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur Regio Zenne, Dijle, Pajottenland. d. Vorige adviezen. De gemeente waardeert dat de hogere overheid rekening houdt met haar eerder uitgebrachte adviezen o.b.v. het goedgekeurd GRS en het RSV. Gezien in de toelichtingsnota wordt verwezen naar de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur Regio Zenne-Dijle-Pajottenland, START, GRUP NOLH en optimalisatie van de Ring R0 en het voor de gemeente niet meer duidelijk is wanneer advies kan/mag/moet gegeven worden en om te vermijden dat opmerkingen uit het ene proces niet meegenomen worden tijdens het andere proces, maken alle adviezen uit bovenvernoemde planningsprocessen integraal deel uit van dit advies. 250a. Vlacoro erkent dat dit een zeer omvangrijk project betreft maar merkt op dat het merendeel van de bezwaren wijst op de degelijke uitwerking van de toelichtingsnota bij het ontwerp RUP. 250b,c. Vlacoro merkt op dat de toelichtingsnota uitvoerig ingaat op de algemene principes voor de afbakeningslijn (toelichtingsnota pag. 31). Ze verwijst verder naar haar standpunt 1b en naar de bespreking van de bezwaren bij de betreffende clusters. 250d.Vlacoro neemt akte van deze bemerking en benadrukt dat ze enkel rekening kan houden met de bezwaarschriften en adviezen die correct zijn ingediend naar aanleiding van het openbaar onderzoek van voorliggend ontwerp RUP.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
176/269
Dossier 388
B. 4. 2 Clu st er C 1 : H ei ze l p arki n g C 251. Voka [B159], Resoc Vlaams-Brabant [B161]
Het behoud van de parkeercapaciteit op het terrein voor de bestaande activiteiten op de Heizel, is een uitdrukkelijke randvoorwaarde voor ontwikkeling. Gezien het grote aanbod aan kantoren lijkt er op korte termijn echter geen nieuwe vraag te zijn naar bijkomende kantoorgebouwen. Ze zijn ervan overtuigd dat deze afweging moet gekoppeld worden aan de plannen van gelijkaardige ruimtelijke ontwikkelingen in de onmiddellijke nabijheid van dit gebied. Al deze elementen samen doen grote vragen rijzen bij de opties om uitdrukkelijk in te zetten op kantoren, gezien de huidige leegstand en de kantoorontwikkelingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Rand. Ze vermoeden dat er onvoldoende wordt afgestemd met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Nochtans is deze afstemming voor het gehele plangebied cruciaal, zeker wat betreft de ontwikkelingen op parking C. 251. In het ontwerp RUP wordt de zone parking C bestemd als ‘gemengde activiteiten’. Dit laat ruimte voor een gemengde en diversifieerde ontwikkeling van het gebied en een optimale verankering in de ruimtelijke context. De absolute voorwaarde is een verweving van functies. Daarbij kunnen volgens de voorschriften zowel kantoren, bedrijven, woonmogelijkheden, gemeenschapsvoorzieningen en recreatieve functies horen. Vlacoro ondersteunt deze visie. Vlacoro verwijst echter naar het plan-MER waarin aangetoond wordt dat deze grootschalige ontwikkelingen een ernstig negatief verkeerseffect hebben op (vooral) de R0 en de A12 (zie o.a. plan-MER 71-75). Gezien de ontsluitingsproblematiek stelt het plan-MER ernstige vragen bij het huidige ontwikkelingsperspectief. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 1f. Vlacoro dringt aan op een beperkter programma voor dit gebied, gericht op een gemengde ontwikkeling. Ze vindt het positief dat grootschalige kleinhandel niet wordt toegelaten. Maar ook ten aanzien van de voorziene kantoorruimte vraagt Vlacoro het nodige voorbehoud. Ze wijst onder meer naar het huidige overaanbod aan kantoorruimte in het Brusselse (zoals terecht aangehaald in dit bezwaarschrift van Voka) maar ook op de enorme mobiliteitsknelpunten (cf. hoger). Vlacoro pleit er voor om het voorziene maximum 2 van 50.000 m kantooroppervlakte (art. C1.1.2) duidelijk te verlagen. Ook het voorziene maximum van 2 50.000 m recreatie is veel te hoog. Vlacoro dringt er op aan dat de concrete invulling van dit gebied zou gebeuren in overleg met de betrokken gemeente. Ze verwijst onder meer naar het bezwaarschrift van de CBS Grimbergen (cf. B14), met de vraag van de gemeente om bij de ontwikkeling van deze zone de lokale draagkracht van het gebied niet te overschrijden. Artikel C1.1.3 voorziet in de opmaak van een inrichtingsstudie (voor een project van minstens 1.000m² bruto vloeroppervlakte). In de inrichtingsstudie zal ingegaan worden op onder meer de verweving van functies, de parkeerfaciliteiten, de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, de ontsluiting en de waterhuishouding. Vlacoro wijst tevens op de noodzakelijke afstemming met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (cf. advies A1). Ten slotte merkt Vlacoro op dat ze de visie ondersteunt ten aanzien van parkeren in deze cluster (toelichtingsnota pag. 300): ‘De parkeercapaciteit voor de bestaande activiteiten moet ter plekke behouden blijven. Omdat de capaciteit van de R0 eindig is, moet het aantal extra parkeerplaatsen zo beperkt mogelijk gehouden worden. Een snelle en frequente openbaarvervoersverbinding realiseren van en naar het gebied is dan ook een prioriteit en dit zowel richting BHG als richting Vlaamse Rand’. 252. POM Vlaams-Brabant [B140], Unizo Vlaams Brabant [B156]
Parking C wordt omgezet naar gebied met gemengde activiteiten met uitsluiting van grootschalige kleinhandel. Het behoud van de bestaande parkeercapaciteit op het terrein voor de activiteiten op de Heizel, is een randvoorwaarde voor ontwikkeling. Het document bevat geen ontwerpend onderzoek die deze bestemmingswijziging of de afbakening onderbouwt. Het is onduidelijk waarom het woongebied en buffergebied begrepen tussen de Panoramastraat en het op- en afrittencomplex met de R0 opgenomen wordt. Een verdere onderbouwing, op basis van ontwerpend onderzoek, is aangewezen. 252. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 251 en haar standpunt 254b.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
177/269
Dossier 388
253. Unizo Grimbergen [B416]
De ontwikkelingen rond de Eeuwfeestpaleizen moeten rekening houden met de lokale behoeften van het hoofdstedelijk gewest. Ze zijn grote voorstander om de bestaande handelskernen te versterken, eerder dan nieuwe handelskernen aan te snijden. Indien dit wel zo zou zijn, zal dit enkel nog meer verkeersproblemen veroorzaken in en rond deze zone. De voorziene woonfunctie, kan enkel complementair aan en in combinatie met bedrijfsactiviteiten, als oplossing voor de nood aan bedrijventerreinen in Grimbergen. De directe ontsluiting van het verkeer via de Brusselse ring is mogelijk waardoor geen overlast op secundaire wegen wordt veroorzaakt. Parkeergelegenheid kan ondergronds voorzien worden zodat ook hier maximaal de open ruimte behouden blijft. Ze stellen zich ook de vraag of er voldoende rekening gehouden wordt met de noden van zowel grote bedrijven, KMO’s, handelaars en consumenten uit de gemeente alsook met de noden van deze groepen in het Brussels Gewest. Ze vragen in hoeverre er overleg is met het Brussels Gewest (en in ruimere context ook met het Waalse Gewest) en in hoeverre de ontwikkelingen rond Brussel in de verschillende gewesten op elkaar worden afgestemd. 253. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 251, 254b en 255c. 254. Gecoro Grimbergen [B204]
a. Ze steunen het voorstel voor parking C en wensen verder betrokken te blijven bij de planning voor parking C gelet op de impact hiervan op Strombeek-Bever. b. Ze adviseren de westelijke straatgevel van de Treft als woonzone te bestemmen (zoals de overzijde van dezelfde straat) en niet op te nemen binnen de zone van parking C. Het gevaar bestaat immers dat het woonkarakter door de geplande activiteiten op de parking C wordt aangetast. 254a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 251. 254b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 251 en merkt op dat het verordenend voorschrift art. C1.1 (gebied voor gemengde activiteiten) een multifunctioneel gebied betreft waar verweving van functies het uitgangspunt is (o.a. wonen). Vlacoro stelt dat de percelen vermoedelijk geen deel zullen uitmaken van de gewenste multifunctionele ontwikkeling op parking C en vraagt de woonomgeving rond Treft uit het gebied te laten of een specifieke woonbestemming te geven. 255. Bezwaarindiener [B209]
a. Uit de stedenbouwkundige voorschriften voor parking C blijkt overduidelijk een gebrek aan visie en de totale afwezigheid van een strategisch plan. Er worden geen keuzes gemaakt, waardoor zowat alles in dit gebied mogelijk is (cf. toelichtingsnota pag. 109): ‘Het gebied is bestemd voor de verweving van wonen, handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, sociaal-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen.’ Er wordt niet expliciet verwezen naar de huidige massa-parkeerfunctie en het geplande knooppunt van 2 2 openbaar vervoer. Er wordt een maximum van 50.000m kantooroppervlak voorzien en 50.000m recreatie of ontspanningsactiviteiten. Dit moet worden samen gelezen met de visie (pag. 298): ‘Het opladen met activiteiten van de site van parking C is een verrijking voor het VSGB en moet leiden tot een kwalitatieve en complementaire versterking van zowel de lokale activiteiten in de omgeving als de bestaande cluster van bovenlokale activiteiten in BHG.’ De opstellers van dit document houden de ontwikkeling van Brusselse activiteiten op parking C, bovenop parkeerfaciliteiten, mogelijk. Dit kan onmogelijk aanvaard worden. b. Afbakening. Het is niet duidelijk waarom een deel van de wijk Treft in het plan wordt opgenomen. De Strombeekse wijk wordt best geheel gescheiden van de plannen voor parking C. De wijk vormt één geheel en daarvoor is er een aparte visie noodzakelijk. Het accent moet gelegd worden op de leefbaarheid van deze woonwijk. De woonfunctie moet sterk worden opgewaardeerd. Verkantoring en publiekslokkende horeca (speelhallen) moeten er worden tegengaan. De gronden van het Franstalig internaat langs de Romeinse Steenweg (gemeenschapsonderwijs) moeten onteigend voor nuttiger doeleinden. De Vlaamse overheid wordt uitgenodigd een masterplan op te stellen voor deze wijk in samenwerking met de gemeente Grimbergen. Het plan voor parking C moet beperkt blijven tot het grondgebied van de gemeente Grimbergen (= alles wat tussen de Strombeekse op- en afritten ligt van de ring). Het heeft geen enkele zin om de Panoramawijk van Wemmel hierin te betrekken. Het gevolg zou immers zijn dat aan de faciliteitengemeente Wemmel al te veel inspraak moet worden gegund in dit dossier.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
178/269
Dossier 388
c. Eigendomsstructuur/parkingactiviteit. De grond van parking C is op dit moment grotendeels in handen van de stad Brussel. Toch zou het absoluut niet aanvaardbaar zijn dat de stad de trekker zou zijn van de nieuwe projecten in deze zone. Er moet gestreefd worden naar een akkoord met de stad Brussel over de afstand (onteigening) van een groot deel van deze grond. Het akkoord zou er in kunnen bestaan dat Brussel eventueel eigenaar zou blijven van de gronden die noodzakelijk zijn voor de parkeerfaciliteiten voor de bezoekers van de Heizel en eventueel mede-eigenaar van extra parkeerruimte voor de gebruikers van het openbaar vervoer. De totale parkeerruimte kan dus worden opgetrokken tot op een gelimiteerd niveau. Het precieze aantal kan worden vastgelegd na een impactstudie. Uiteraard blijft het de bedoeling dat in verdiepingen kan gewerkt worden boven en/of onder de grond, zodat veel ruimte gewonnen kan worden. Deze vrijgekomen ruimte zou dan in handen komen van het Vlaams Gewest. Brussel wint door deze operatie extra parkeercapaciteit, waardoor meer autoverkeer wordt weggehouden uit de stad. Net zoals nu zouden de opbrengsten van deze parkeeractiviteit in belangrijke mate naar Brussel kunnen gaan, in combinatie met een Grimbergse heffing. Het Vlaams Gewest wint door deze operatie doordat het extra ruimte krijgt voor eigen projecten. d. Gewenste activiteiten. De projecten moeten aansluiten bij de intenties van de Vlaamse overheid om het Nederlandstalig karakter van Vlaams-Brabant te versterken. Er is geen plaats voor de overheveling van twee- of meertalige Brusselse activiteiten naar de terreinen van parking C. Océade, Mini-Europa en Kinepolis moeten een stek vinden binnen het BHG. Ook een internationaal congrescentrum hoort hier niet thuis. Er moet ruimte zijn voor kleine bedrijfjes en diensten voor de gebruikers van de parking (o.a. garages, beperkte horeca en winkels, kinderdagverblijven, strijkateliers) en voor zonevreemde bedrijven uit Strombeek en Grimbergen, die op zoek zijn naar uitbreidingsmogelijkheden. De Vlaamse overheid zou hier enkele diensten moeten groeperen. De (ondergrondse) draaischijf van openbaar vervoer moet worden georganiseerd en uitgebaat door De Lijn. Het is ook mogelijk de stelplaats van De Lijn in Grimbergen naar deze locatie over te hevelen. Zo worden er mogelijkheden gecreëerd om de woon- en handelskern van Grimbergen centrum te versterken. Het is niet gewenst om aan parking C een woonfunctie te geven, zoals voorzien op pag. 298 en 300, tenzij voor conciërgewoningen. De woningen zouden te ver verwijderd liggen van het centrum van Strombeek-Bever en vooral een Brussels publiek aantrekken. Echte integratie in het Grimbergse gemeenschapsleven is onmogelijk. Een project op parking C mag nooit de draagkracht van de omgeving overstijgen. De vermelde maxima (pag. 300) zijn veel te hoog. Deze cijfers dateren nog uit de periode toen sommigen er aan dachten het Uplace project in Strombeek in te planten. Projecten van die omvang zouden de draagkracht van de omgeving zwaar overschrijden (o.a. door bijkomende verkeersdruk). Het is wenselijk geen ruimte te voorzien voor zogeheten ‘leisure’ of grootschalige ontspanningsactiviteiten, omdat dit afgestemd zou zijn op een meertalig en Brussels publiek. Deze activiteiten horen thuis in Brussel. Voor dit gebied moet zo snel mogelijk een globaal masterplan wordt uitgetekend door de Vlaamse overheid met een samenhangende visie, ordening en architectuur. 255a,b,d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 251. 255c. De gronden van dit plangebied zijn inderdaad grotendeels in handen van de stad Brussel. Daarom benadrukt Vlacoro in haar standpunt 251 dan ook zeer sterk de noodzaak van overleg tussen alle betrokken partijen. 256. Brussels Hoofdstedelijk Gewest [A16]
De BHR stelt vast dat het plan flexibel is in de bestemmingen die het voorstelt voor parking C van de Heizel: het plan staat toekomstige ontwikkelingen op deze site toe, terwijl de bestaande parkeercapaciteit behouden mag blijven en er een grotere functievermenging wordt toegestaan dan in het gewestplan. Het MER wijst erop dat de site moeilijk bereikbaar is als gevolg van de verzadiging van de ring en de hypotheek daarvan op toekomstige ontwikkelingen. Een betere organisatie van de toegangen naar de Heizelsite in ruime zin (incl. parking C) vanaf de verschillende verkeerswisselaars van de R0 (heraanleg en verlenging van de invoeg- en uitrijstroken) en vanaf de A12 is op korte en middellange termijn meer aanbevolen dan een capaciteitsvermeerdering van de R0. In dat kader is de verbetering van het openbaar vervoer in dit gebied onontbeerlijk. Ze vragen de verlenging van de bestaande traminfrastructuur vanaf de Esplanade naar Houba de Strooper via de Romeinsesteenweg in te schrijven in het VSGB. 256. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 251. De vraag om de verlenging van de bestaande traminfrastructuur in te schrijven in het ontwerp RUP brengt Vlacoro onder de aandacht van de ontwerper.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
179/269
Dossier 388
257. College van burgemeester en schepenen stad Brussel [B415]
Parking C is gezien zijn ligging en zijn capaciteit, een onmisbare schakel voor de ontwikkeling en de heraanleg van de Heizelsite die momenteel onderzocht wordt. Ze appreciëren dat het ontwerp RUP de toekomstige ontwikkelingen niet op de helling zet, gezien er in de punten C.1.1.1 en C.1.1.6 uitdrukkelijk is voorzien dat de capaciteit van de bestaande parking in deze zone gevrijwaard blijft voor de activiteiten op het Heizelplateau. Ze vragen overleg met de betrokken gewestelijke en gemeentelijke overheden. 257. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 251 en 255c. 258. Vlaamse Volksbeweging Grimbergen [B113]
a. Voor parking C (art. C1.1.1) blijft de bestaande parkeercapaciteit behouden. Een verhoging mag niet worden uitgesloten. Het is de vraag hoe ze de eventuele inrichting van een transferium kunnen combineren met de opvangcapaciteit bij grootschalige manifestaties op de Heizelvlakte. Het BHG is vragende partij om auto's uit het centrum te weren. Het Vlaams Gewest kan door de vergroting van de verkeerscapaciteit op parking C bijdragen tot de aantrekkelijkheid van het BHG. Overleg met de stad Brussel over een mogelijke onteigening van de gronden is wenselijk. Het kan niet de bedoeling zijn Brusselse instellingen of tweetalige recreatieve initiatieven vanuit Brussel naar het Vlaams Gewest over te planten. Ruimte voor initiatieven van de Vlaamse overheid, Vlaams sport- of Vlaams toerismewezen is wenselijk. Een gedeeltelijk woongebied lijkt niet wenselijk omwille van de ligging vlak naast de ring en het beperkt contact met de rest van de deelgemeente Strombeek-Bever. Dit zou trouwens vooral inwoners, en dan vooral meer bemiddelde, van het Brussels Gewest naar het Vlaams Gewest lokken. b. Om het woonkarakter van de Treftstraat te behouden is het wenselijk de grens van het GA-gebied achter de woonzone van de westelijke kant van die straat te verplaatsen. Zo kan die straat tot een volwaardige woonstraat ontwikkeld worden. 258a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 251 en 255c. 258b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 254b. 259. Groen! Grimbergen [B62] 2
a. Voor parking C is het de vraag of er extra behoefte is aan 50.000 m extra kantoorruimte. Ter hoogte van de luchthaven langs de R0 blijft een groot deel van de gecreëerde kantoorruimte immers onbenut. b. Ze adviseren de westelijke straatgevel van Treft als volwaardige woonzone te bestemmen zoals de overzijde van de straat en niet op te nemen binnen de zone van parking C. Het gevaar bestaat immers dat het woonkarakter door ‘overvloeien’ van de geplande activiteiten op de parking C zou worden aangetast. Groen!-Grimbergen dringt erop aan de bewoners van Strombeek en in de eerste plaats deze van ‘Treft’ van nabij te betrekken bij de planning rond parking C, gelet op de impact hiervan op Strombeek - Bever. 259a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 251. 259b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 254b. 260. ACV [B102]
ACV ondersteunt de ontwikkeling tot een gebied voor gemengde activiteiten met behoud van de bestaande parkeercapaciteit. Ze vinden het wel onbegrijpelijk dat hierover geen afstemming is gebeurd met het BHG en de stad Brussel (eigenaar van parking C). Het Brussels Gewest en de stad Brussel hebben duidelijke plannen voor een herontwikkeling van de Heizelvlakte. Bijgevolg moet de ontwikkeling van de zone parking C hiermee minstens rekening houden en complementair zijn. De gewenste ruimtelijke structuur voor deze cluster moet dus herzien worden en overlegd worden met de Brusselse instanties. De invulling van het gebied moet concreter (nu is zowat alles mogelijk). In ieder geval moeten bijkomende kantoren worden uitgesloten. De hele regio kampt met een immens overaanbod aan kantoren. Er moet een mortuarium komen op de ontwikkeling van nieuwe kantoren. Het spreekt voor zicht dat de ontwikkeling van parking C nog bijkomende ontsluitingswerkzaamheden vereist, o.a. het doortrekken van de metrolijn tot op de zone zelf en een vlottere doorstroming van en naar de R0. Ook een tramlijn tussen UZ Jette en Vilvoorde station moet worden voorzien. 260. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 251.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
180/269
Dossier 388
261. Bezwaarindiener [B65]
De woonstreek Treft moet volgens bezwaarindiener aan beide kanten als woonstraat behouden worden en mag zeker geen verkeersweg worden. 261. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 254b. 262. College van burgemeester en schepenen Grimbergen [B12]
Het college verzoekt de Vlaamse Regering om de afbakeningsgrens van het GA gebied (art. C1.1) ter hoogte van de Treft te verplaatsen van de rooilijn naar de achterste perceelgrens van de bestaande eigendommen teneinde de woonfunctie in deze straat niet in het gedrang te brengen en het bestaand woonkarakter niet aan te tasten. Het college voegt tevens een kaart bij haar bezwaar. 262. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 254b. 263. Gemeenteraad Wemmel [A5]
Het grondgebied van de gemeente Wemmel komt voor in cluster B9 en C1 van het ontwerp RUP. Het ontwerp werd getoetst aan het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan dat definitief werd vastgesteld door de gemeenteraad op 27 januari 2011. Het ontwerp RUP stemt niet steeds overeen met dit GRS. Het ontwerp RUP voorziet een bestemmingswijziging van woongebied en bufferzone naar gebied voor gemengde activiteiten (art. C1.1). Het gaat hier echter niet enkel over de site van parking C maar eveneens over een gedeelte van de gronden langs de Panoramastraat. Deze bestemmingswijziging is niet in overeenstemming met de opties van het GRS. De gemeenteraad vraagt de aanpassing van het ontwerp RUP en het gebied voor gemengde activiteiten te beperken tot de afrit van parking C. 263. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 251 en 254b. 264. BBL [B165] 2
Net zoals bij het Uplace project is het ook hier zeer de vraag of er behoefte is aan 50.000 m extra kantoorruimte op de Heizel, terwijl er ter hoogte van de luchthaven een groot deel van de kantoorruimte onbenut blijft. Parking C is het enige stukje van het Heizelplateau dat op Vlaams grondgebied ligt. Maar die parkeerplaats kan natuurlijk niet los worden gezien van de grote herinrichtingsplannen van de stad Brussel en het Gewest met het NEO-project. Dit project wordt zelfs niet vermeld in het ontwerp RUP, wat onbegrijpelijk is. Bovendien ligt parking C op Vlaams grondgebied, maar is het eigendom van de stad Brussel. Het plan is onuitvoerbaar, tenzij de Vlaamse overheid van plan is om de stad Brussel te onteigenen. 264. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 251 en 255c. B. 4. 3 Clu st er C 2 : S tro m b e ek -B e v er e n K on in g sl o 265. College van burgemeester en schepenen Grimbergen [B12]
Het gebied Potaarde (opp. 10,6ha) wordt bestemd als gebied voor wonen en park. Het ontwerp RUP voorziet in art. C2.1.1 voor het gebied Potaarde 2,5ha park binnen de bestaande open ruimte. Het aanleggen van een publiek park van minstens 2,5ha binnen een gebied van 10,6ha komt neer op 23,58% van de totale oppervlakte. Art. C2.3 en art. C2.5 voorzien 3ha 32a 26ca bosgebied binnen het gebied of 31,34% van de totale oppervlakte, de gemeente is akkoord met deze visie. Van de overblijvende grondoppervlakte is 88a 81ca bebouwd en blijft er 6ha 36a 63ca open ruimte over. Indien hier binnen 2,5ha park moet aangelegd worden komt dit neer op 5ha 82a26ca park en bos of 54,93%. Dit percentage is onaanvaardbaar voor de gemeente en strijdig met het gemeentelijk RSP. De gemeente Grimbergen is in het kader van wonen in eigen streek opgenomen in de lijst van betrokken gemeenten van de Vlaamse Regering en het gebied Potaarde valt onder deze maatregel. De gemeente heeft een bindend sociaal objectief voor 2020. Het GRS voorziet een open ruimte verbinding met centrale voetgangers- en fietsenverbinding en een mix van bewoning, natuur en recreatie met gegroepeerde wooneenheden, de gemeente engageert zich om via een gemeentelijk RUP dit gebied verder te verfijnen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
181/269
Dossier 388
Rekening houdend met het te behalen sociaal objectief kan het zuidelijk gebied van Potaarde ontwikkeld worden voor wonen, de aanleg van een groene as verweven als nieuwe ruggengraat voor voetgangers- en fietsers met een oppervlakte van ongeveer 1ha brengt de verhouding woongebied/park- en bosgebied op een aanvaardbare verhouding van 60/40. Ze vragen om de stedenbouwkundige voorschriften van art. C2.1.1, C2.1.4 te wijzigen naar art. B4.1, B4.1.6 (woongebied). Dit laat de gemeente toe via een gemeentelijk RUP dit woongebied verder te differentiëren. Indien de Vlaamse Regering niet in de onmogelijkheid verkeert om deze stedenbouwkundige voorschriften te wijzigen, vraagt de gemeente dit deelgebied uit het VSGB te halen. De gemeente Grimbergen engageert er zich toe om zelf een gemeentelijk RUP op te maken conform de visie van het GRS. 265. Het gebied Potaarde bestaat hoofdzakelijk uit een niet ontwikkeld woonuitbreidingsgebied. Vlacoro stelt vast dat uit de algemene visie op het VSGB en het Zaventemse, grote beleidsaandacht blijkt voor het open ruimtenetwerk. De verschillende gebieden van dit open ruimtenetwerk worden met elkaar in verbinding gesteld door open ruimte, ecologische en recreatieve verbindingen. Toekomstige ontwikkelingen kunnen slechts in de mate waarin er geen aantasting is van het open ruimtenetwerk (cf. standpunt 4c). De visie voor het gebied Potaarde gaat uit van de realisatie van een open ruimteverbinding tussen de landbouwkouter ten noorden van de ring en het recreatiegebied aan de Ringlaan en de Tangebeek. Het woonuitbreidingsgebied Potaarde kan slechts gedeeltelijk ontwikkelen, rekening houdend met het open houden van deze open ruimteverbinding. Tevens is een afscherming noodzakelijk ten opzichte van de R0. Vlacoro ondersteunt deze visie en ondersteunt de stedenbouwkundige voorschriften voor de Potaarde. Ze verwijst naar het plan-MER dat onder meer stelt dat de leefbaarheid in het woonproject sterk bepaald wordt door de impact van de R0. In verband met de vraag om in dit plangebied een zekere dichtheid van wooneenheden te realiseren wijst Vlacoro er op dat de stedenbouwkundige voorschriften (o.a. artikel C2.1.6) dit niet uitsluiten. In dit kader wijst Vlacoro op het belang van de bepaling betreffende de inrichtingsstudie (artikel C2.1.4). Activiteiten in het gebied moeten beoordeeld worden door de vergunningverlener op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft. Vlacoro verwijst naar pag. 213 van het GRS Wemmel dat stelt: ‘Het gebied ten westen wordt volgens het gewestplan aangeduid als woonreservegebied. Hierbij worden volgende ontwikkelingsperspectieven vooropgesteld: Een mix van bewoning, natuur en recreatie wordt nagestreefd. Immers gelet het tekort aan openbaar groen in het vrij verstedelijkt Strombeek is het een sterke potentie om dit gebied in te richten als een park. De randen van het park kunnen worden afgewerkt met gegroepeerde wooneenheden (bijvoorbeeld urban villas).’ Ten slotte merkt Vlacoro op dat in de stedenbouwkundige voorschriften een overname is gebeurd van de decretale verplichtingen, zoals opgenomen in het decreet grond- en pandenbeleid. De vraag tot versoepeling van de normen kan aldus niet ondersteund worden. Ze vraagt niettemin de ontwerper om na te gaan in hoeverre de decretale verplichtingen vanuit het grond- en pandendecreet correct zijn opgenomen. Ze wijst er op dat openbare besturen, vermeld in het DGPB, steeds hogere normen kunnen nastreven. 266. Gecoro Grimbergen [B204]
a. De Gecoro adviseert het voorstel voor Potaarde positief en suggereert de gemeente voor de invulling van het gebied initiatief te nemen zodat bij de realisering van het project alle eigenaars kunnen betrokken worden. Een gedeelte van de voorziene woningen kan gerealiseerd worden binnen de sociale huursector om zo het bindende sociaal objectief opgelegd door het gewest en de provincie te kunnen invullen. b. De Gecoro adviseert het voorstel voor Spaanse Linde positief. 266a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 265. 266b. Vlacoro neemt akte van dit gunstig advies en verwijst naar haar standpunt 280.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
182/269
Dossier 388
267. Matexi nv [B109]
Ze hebben in deelgebied Potaarde (artikel C2.1, C2.3 en C2.5) een aantal grondposities. In het gewestplan is dit gebied (totale oppervlakte 10,6ha) woonreservegebied. Hun vraag betreft het deel bouwblok Potaarde, Landhuizenlaan, Ijsvogellaan, Grimbergsesteenweg (C2.1), dat wordt omgezet naar een gebied voor wonen en park. De gemeente Grimbergen wenst dit gebied prioritair te ontwikkelen. Ze vragen om de oppervlakte park te beperken tot 1ha. Naast het afwerken van de randen en het rekening houden met de kenmerkende vorm van het onbebouwd deel betekent de huidige bepaling dat ongeveer de helft van deze ontwikkeling een parkachtige invulling moet krijgen. Dit leidt tot een economisch onhaalbaar project. Naast het verlies van deze oppervlakte moet ook rekening gehouden worden met sociale lasten, inrichting park en publieke infrastructuur. Als alternatief stellen ze voor om het deelgebied te schrappen en de beoordeling m.b.t. de invulling over te laten aan de gemeente. 267. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 265. 268. Unizo Grimbergen [B416]
Artikels C2.3 en C2.5 voorzien een bosgebied in de zone gelegen aan de Grimbergsesteenweg, Potaarde en Landhuizenlaan (ongeveer 3ha30ca of 31% van het geheel). In dit overschot is reeds 90a bebouwd en blijft er slechts 6ha35a over als open ruimte. Volgens het ontwerp RUP moet een park van ongeveer 2ha50ca aangelegd worden. Samen met het bosgebied betekent dit meer dan 50% van het totale blok. Van dit overschot zal de gemeente Grimbergen nog 20% innemen voor haar sociaal beleid wat een netto overschot geeft van 40%. Men gaat hier dus een zone die was voorzien als reservegebied voor woningbouw deels anders gaan bestemmen. Er wordt vanuit gegaan dat er ongeveer een 1.000 tal bouwgronden beschikbaar zijn in de gemeente en dat men eerder deze op de markt moet proberen krijgen dan bijkomende gebieden aan te snijden. Dit betekent dat er per 10 woningen 1 bouwgrond zou vrij liggen. Ze stellen zich de vraag of hier een diepgaande studie over bestaat, of er rekening is gehouden met de grootte van de percelen en of deze aan een uitgeruste weg gelegen zijn. Een aantal individuele eigenaars zullen hun perceel niet op de markt willen brengen. Het moet mogelijk zijn om open ruimte te combineren met een redelijke densiteit. Zo kan een antwoord gegeven worden aan het woningvraagstuk, kan een overgang van het stedelijke gebied naar het landelijke gebied gerealiseerd worden en kan een geleidelijke overgang naar de aansluitende groene zones aan de overzijde van de Grimbergsesteenweg en de overzijde van de R0 ontstaan. 268. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 265. 269. Groen! Grimbergen [B62]
a. Ze ondersteunen het voorstel voor Potaarde. De creatie van 2,5ha park is nodig voor het natuurbehoud en voor het tegengaan van de sterke verstedelijking van Strombeek-Bever. Het aantal voorziene woningen moet beperkt worden. De gemeente moet initiatief nemen voor de invulling van het gebied, zodat bij de realisering van het project alle eigenaars en buurtbewoners kunnen betrokken worden. Een gedeelte van de voorziene woningen kan gerealiseerd worden binnen de sociale huursector om zo het bindend sociaal objectief opgelegd door het gewest en de provincie te kunnen invullen. b. Ze steunen het voorstel voor Spaanse Linde zoals uitgewerkt in het ontwerp RUP. Het biedt Grimbergen de kans om het percentage bebost areaal in de gemeente te verhogen, omdat dit percentage onder het (reeds lage) Vlaamse gemiddelde ligt. 269a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 265. 269b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 280. 270. Natuurpunt Grimbergen [B124]
Ze uiten hun waardering voor de wijze van aanpak en de concrete voorstellen voor Grimbergen. Het voorstel voor de Potaarde (park en wonen) lokt bij de grondeigenaars tegenreacties uit omdat zij in dit natuurverbindingsgebied een hoger aantal woningen willen realiseren. De voorgestelde 3ha park in dit gebied wil men sterk reduceren ten voordele van een verkaveling. De motivering in het ontwerp RUP is echter degelijk onderbouwd en overtuigend.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
183/269
Dossier 388
Het goedgekeurd GRS Grimbergen onderschrijft uitdrukkelijk de opties van het VSGB (cf. richtinggevend deel GRS pag. 213). Ze voegen deze tekst bij het bezwaarschrift. Wanneer zowel het Gewest als de gemeente dit voorstel steunen mag hiervan niet afgeweken worden omwille van privé belangen. 270. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 265. 271. Vlaamse Volksbeweging Grimbergen [B113]
Ze zijn akkoord met art. C2.1.2, C2.1.2 en C2.1.3. Het aanleggen van een park is meer dan verdienstelijk. Ze hebben wel bezwaar tegen delen van art. C2.1.4. De vermelding 'handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten' sluit niet aan bij de optie publiek toegankelijk park van minstens 2,5ha, dat het grootste deel van de open ruimteverbinding omvat. De geplande site sluit achteraan aan bij het Dorekesveld, dat ze als residentieel, weliswaar met rijwoningen kunnen beschouwen. In art. C2.1.6 is er sprake van 3 en in bepaalde gevallen zelfs van 4 bouwlagen, verhoogbaar door de gemeente of de provincie tot maximum 5 bouwlagen. Dit sluit aan bij de in C2.1.8 vermelde mogelijkheid. Deze grootschaligheid is niet wenselijk in de achtertuin van de noordzijde van het Dorekesveld en tegenover het geplande park in de rest van de Potaardesite. 271. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 6h en 265. 272. Bezwaarindiener [B49]
Er wordt bezwaar ingediend tegen de bestemming bosgebied (artikel C2.3). Bezwaarindiener is eigenaar van perceel 377x², gelegen tussen de steenweg Grimbergen, Potaarde en Landhuizenlaan. Dit gebied maakt deel uit van de cluster G², doelgebied G/W.20 met een totale oppervlakte van 10,50ha. Art. C2.3 en art. C2.5 voorzien bosgebied in dit blok van 3ha30ca of ca. 31% van het geheel. In dit overschot is ongeveer 90 are bebouwd en blijft er slechts 6ha35are over als open nuttige ruimte. Volgens het ontwerp RUP moet een park worden aangelegd van 2ha50ca. Samen met het bosgebied van 3ha30are betekent dit meer dan 50% van het totale blok. Van dit overschot zal de gemeente Grimbergen nog 20% innemen voor haar sociaal beleid wat een netto overschot geeft van 40%. Dit is ontoelaatbaar. Oorspronkelijk waren de gronden gelegen in dit blok bouwgronden (voor het in voege treden van de gewestplannen) tot een diepte van 50m. Door het gewestplan kwam dit blok te liggen in een reservegebied voor woningbouw en was er geen sprake van parkaanleg noch van de aanleg van een bosgebied van 3ha30ca. 272. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 265. 273. Bezwaarindiener [B63]
Bezwaarindiener vindt het voorstel om de Potaarde in Strombeek (art. C2.3. en C2.5.) als park en wonen te bestemmen uitermate belangrijk. Dit is een natuurverbindingsgebied tussen de Potaarde kouter en de Tangebeek. Het behoud van 2,5ha park met enkele woningen is niet alleen nodig omwille van het natuurbehoud maar ook om de sterke verstedelijking in Strombeek tegen te gaan en de leefbaarheid te verbeteren. De eigenaars (een grote vastgoedmaatschappij en één particulier) ijveren er voor om het parkgebied gevoelig te verkleinen en het aantal woningen sterk op te drijven. Dit gaat echter helemaal in tegen het goedgekeurd GRS. 273. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 265. 274. Bezwaarindiener [B170]
Bezwaarindiener is eigenaar van een perceel (376 L) in gebied Potaarde. Ze wenst dat haar perceel grond voor wonen bestemd blijft. Het betreft een lang rechthoekig perceel met een beperkte breedte dat dood loopt op de tuinen van de bebouwde straat Dorekensveld. De rest van de driehoek tussen Potaarde, Oude Mechelsestraat en Dorekensveld is volledig bebouwd. Aan het perceel kan geen andere functie gegeven worden. Het alternatief is dat deze grond voor altijd een open kavel blijft, dat vuil en overlast aantrekt en het straatbeeld verstoort. 274. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 265. Bij verdere uitwerking van het plan kan nagegaan worden welke delen voor wonen in aanmerking komen, zoals het stedenbouwkundig voorschrift terecht vermeldt.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
184/269
Dossier 388
275. Bezwaarindiener [B65]
Bezwaarindiener meent dat in Potaarde een aantal sociale huurwoningen moeten komen. Aldus kan de gemeente haar sociaal passief, zoals vastgelegd door de voogdijoverheid, nakomen. 275. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 265. 276. OCMW Brussel [B450]
Het OCMW formuleert bemerkingen m.b.t. enkele van hun eigendommen gelegen in het plangebied. a. De zone gelegen tussen de Mechelsesteenweg en Bordellestraat te Sterrebeek wordt opgenomen in het woongebied. Hun eigendommen 61a, 62a en 158a worden echter niet opgenomen, hoewel ze onmiddellijk aansluiten aan dit gebied en aldus een toegevoegde waarde zouden kunnen hebben. b. De geplande uitbreiding van de zone voor de Amerikaanse School te Sterrebeek blijft zeer beperkt ondanks de vraag van betrokkenen. De voorziene bestemming van het aanpalend gebied zal de bestaande problemen van wateroverlast voor de aanpalende woningen niet oplossen met alle nefaste gevolgen voor de eigenaars en gebruikers. c. De bouwzone langs de Tiendeschuurveld, gemeente Sint-Stevens-Woluwe, gelegen tussen bestaande woningen, wordt omgezet naar agrarisch gebied. d. Er wordt een parkgebied voorzien langs de Leuvensesteenweg en de Langewagenstraat, zelfs voor eigendommen gelegen langs een uitgerust wegenis. e. Voor de zone gelegen tussen Evere en de woonzone langs de Leuvensesteenweg wordt aangeduid met bestemming groengebied, alhoewel daar de nodige ontsluitingswegen voorzien werden en bestaan. De (gedeeltelijke) aansnijding van deze zones ter afwerking van de bestaande onafgewerkte zones is aangewezen en wenselijk. f. Hun patrimonium vormt een steeds belangrijkere pijler voor de uitvoering van hun wettelijke verplichtingen. Deze eigendommen werden hen niet toevertrouwd uit speculatieve doeleinden, maar precies om aan deze verplichtingen te kunnen voldoen. 276a-f. Vlacoro neemt akte van het bezwaar en stelt dat volgens de VCRO het ruimtelijke uitvoeringsplan niet kan worden uitgebreid met gebieden die geen deel uitmaken van het ontwerpplan zonder nieuw openbaar onderzoek. Ze wijst er tevens op dat op basis van de resultaten van het plan-MER en de impact van de R0 op de leefkwaliteit diverse potentiële woongebieden niet werden weerhouden. Indien er gebieden niet langer bebouwbaar zijn na de goedkeuring van het ontwerp RUP, is er in de VCRO een specifieke planschaderegeling voorzien. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 5p. 277. Wemmel Centrum II nv [B164]
a. Bezwaarindiener is eigenaar van twee percelen in Grimbergen (92/T6 en 95D) met een oppervlakte van 1ha 1a en 13ca. De eigendom ligt in agrarisch gebied, maar wordt als dusdanig niet gebruikt en is sinds meer dan 25 jaar braakliggend. De percelen sluiten onmiddellijk aan bij het woongebied van Vilvoordsesteenweg en de Borgtstraat. Bezwaarschrift is gedocumenteerd met foto’s waaruit blijkt dat de percelen aansluiten bij de stedelijke kern. Het is in strijd met het RSV om de percelen in kwestie buiten de afbakening van het VSGB te laten. Volgende argumenten worden hiertoe opgesomd: b. De afbakening moet een juridische of feitelijke grondslag hebben die moet blijken uit het administratief dossier. De afbakening bepaalt zowel de grens van het binnengebied als van het buitengebied. Volgens het plan liggen de percelen van bezwaarindiener niet binnen het afbakeningsgebied van het VSGB en bijgevolg in het buitengebied. c. De percelen liggen in agrarisch gebied. Uit het RSV blijkt dat voor de gebieden die buiten het afbakeningsgebied gelegen zijn, de bestaande gewestplannen herbevestigd worden in functie van de agrarische structuur. Deze afbakening werd ten onrechte overgenomen in het GRS Grimbergen waar het verder gespecificeerd wordt als ‘Agrarisch gebied en ook als dusdanig in gebruik’. Niet alleen dit eigendom maar ook de overige bebouwde buurtpercelen zijn eveneens gelegen in agrarisch gebied. Nochtans gaat het hier om zonevreemde doch vergunde woningen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
185/269
Dossier 388
d. Bezwaarindiener is geen landbouwer, doet ook niet aan landbouwexploitatie en de percelen worden evenmin gebruikt als landbouw. De percelen liggen al meer dan 25 jaar braak en sluiten qua uitzicht en afmetingen naadloos aan bij de links gelegen bebouwde percelen. e. De bindende bepalingen van het RSV stellen in de gewestplannen of in de GRUP’s 750.000ha moet afgebakend worden als agrarisch gebied. De afbakening betreft dus het agrarisch gebied en niet de agrarische structuur. Het gaat bijgevolg om een juridische operatie die erop gericht is om de gronden bestemd voor de beroepslandbouw aan te wijzen in de RUP’s. Bij het opmaken ven een RSP duidt de instantie die het plan definitief vaststelt de onderdelen ervan aan die bindend zijn. Voor het RSV zijn deze onderdelen bindend voor het Vlaams Gewest (art. 2.1.2 §2, lid 2 VCRO). Het Hof van Beroep te Antwerpen kwalificeert de afbakening van het agrarisch gebied dan ook terecht als een decretale verplichting. Er bestaat aldus wel degelijk een rechtsplicht tot afbakening. f. Foutieve afbakening van het agrarisch gebied. In het GRS Grimbergen werden de percelen van beroepindiener ten onrechte aangeduid als ‘grondgebruik door land- en tuinbouw’ (pag. 78 GRS sept. 2010). Hetzelfde geldt voor de afdruk van het gewestplan en de foto (pag. 129). Deze opmerking werd door betrokkene geformuleerd i.k.v. het openbaar onderzoek van het RSP Grimbergen. Het gevolg van het verwerpen van voormeld bezwaar i.k.v. GRS is dat in de definitieve versie de huidige bestemming foutief wordt gekwalificeerd als ‘agrarisch gebied en ook als dusdanig in gebruik’. Het is onaanvaardbaar om de bestaande toestand vast te stellen op grond van een kaart opgemaakt werd in 2004. g. Verder wordt punt 4.1.2, pag. 397 RG RSV aangehaald, wat volgens bezwaarindiener betekent dat gronden die ondanks hun bestemming niet effectief voor de landbouw gebruikt worden, bij voorkeur niet opgenomen worden in de afbakening van de agrarische structuur. De opname van gronden die niet effectief voor de landbouw gebruikt worden in de afbakening van het agrarisch gebied kan maar middels een bijzondere motivering, zoals voorzien in artikel 2.1.2 § 3 VCRO. Aangezien de percelen buiten de afbakening van het VSGB liggen en hun agrarische bestemming behouden blijft, is het VSGB eveneens in strijd met het RG van het RSV en de voornoemde bepaling van de VCRO. h. Wanneer het RSP reeds vertrekt van een verkeerde feitelijke toestand is dat plan foutief en kan het bijgevolg niet dienen voor de opmaak van een RUP en evenmin voor het nemen van andere beslissingen. De afbakening van het VSGB is gebaseerd op een foutieve bestemming zoals die werd opgenomen in het definitief GRS Grimbergen. De afbakening van het VSGB is onjuist en moet worden aangepast in de zin dat de percelen van bezwaarindiener wel degelijk binnen de afbakening moeten gelegd worden. 277a-h. Vlacoro merkt op dat deze gebieden geen deel uitmaken van het ontwerp RUP. Ze verwijst naar de doelstellingen van dit ontwerp RUP (cf. standpunt 1b). Dit heeft er toe geleid dat de kern van Grimbergen en de Vilvoordsesteenweg geen deel uitmaken van het VSGB. Het VSGB is conform de basisdoelstellingen van het RSV. De toelichtingsnota geeft uitvoerig toelichting bij de afbakening van het stedelijk gebied (pag. 31). Vlacoro merkt ten slotte op dat het GRS Wemmel geen voorwerp uitmaakt van het voorliggend openbaar onderzoek. 278. Voka [B159]
Ze steunen de herbestemming van een bufferzone (akkerland, beboste randen) tot een GRB (art. C2.4). Ze hopen dat de Vlaamse overheid het nodige doet om de oppervlakte van dit gebied optimaal en volledig te benutten. 278. Vlacoro neemt akte van dit gunstig bezwaar bij de herbestemming van dit gebied naar GRB. 279. Bezwaarindiener [B209]
a. Er is nood aan een groen overgangsgebied tussen de Grimbergse wijk Hanenveld en Strombeek-Bever. Het behoud van een aanzienlijk deel van de open ruimte in de vorm van een park moet dan ook ondersteund worden. Dit strookt met het GRS (pag. 213-214) waarin gesteld wordt dat dit gebied moet functioneren als ‘rust- en verpozingsruimte voor de inwoners’ en ‘gelet op het tekort aan openbaar groen in het vrij verstedelijkt Strombeek is het een sterke potentie dit gebied in te richten als park. De randen van het park kunnen worden afgewerkt met gegroepeerde wooneenheden’. Een publiek toegankelijk park van 2,5ha is een absoluut minimum.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
186/269
Dossier 388
Ze distantieren zich van het bezwaarschrift van het Grimbergs schepencollege, dat stelt dat een park van 2,5ha strijdig zou zijn met de visie van het GRS, omdat de totale groenoppervlakte aldus bijna 55% zou bedragen. De groene stroken langs de Oude Mechelsebaan en Landhuizenlaan worden ten onrechte meegeteld bij de parkoppervlakte, terwijl ze in het GRS uitdrukkelijk afzonderlijk vermeld worden als te bebossen ‘omwille van de geluidshinder en luchtvervuiling van de nabijgelegen ring’. De (groen gekleurde) ‘bufferstrook volgens gewestplan kan een onderdeel vormen van deze bebossing.’ Het college stelt dat er hierdoor nog slechts nood zou bestaan aan 1ha open ruimte in de rest van het reservegebied, maar dat strookt niet met het GRS. De reden waarom het college hier scherp ingaat tegen het GRS heeft te maken met een aantal persoonlijke belangen. Het volstaat de eigendomssituatie te bekijken van de betrokken gronden (bezwaarindiener voegt hierover een lijst toe). Het schepencollege is niet in staat aan bepaalde druk te weerstaan en de keuze te maken voor het algemeen belang. Men wil deze gronden maximaal te gelde maken. Het is zeer spijtig dat men deze verdediging van private belangen probeert te camoufleren met het bindend sociaal objectief van sociale woningen waartoe Grimbergen zich verbonden heeft, want hoe dan ook zou het in dit gebied slechts gaan om 20% van de wooneenheden. Het is trouwens de bedoeling dit objectief zo veel mogelijk te spreiden over het grondgebied van de hele gemeente. b. Gezien de nood aan betaalbare woongelegenheid en de bedoeling om de omgeving te laten functioneren als rust- en verpozingsruimte, zou het verkeerd zijn om ruimte op te offeren voor professionele doeleinden. Die komen reeds ruimschoots aan bod in de rest van Strombeek. Voor dit gebied past een uitsluitend residentieel karakter, ook al omdat de woningen zouden aansluiten op de Strombeekse Dorekensveldwijk, die eveneens een residentieel karakter heeft. Het is dan ook ongewenst hier handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten toe te laten, zoals voorzien in C2.1.4. Deze bepalingen moeten geschrapt worden. c. Drie bouwlagen (met een vierde in de dakverdieping) is bovendien meer dan voldoende. Anders zou het aantal bouwlagen veel hoger liggen dan in de aansluitende Strombeekse wijk. De bepaling in C2.1.6 dat gemeente of provincie het aantal bouwlagen kan optrekken naar vijf, moet bijgevolg geschrapt. Ook de mogelijke bouw van ‘appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden’ (C2.1.8 en 9) moet geschrapt. De bouw van appartementen trekt verfransing aan. Wanneer we jonge gezinnen in onze streek willen houden, dan moet er vooral worden ingezet op betaalbare eengezinswoningen, gecombineerd met een aantal kangoeroewoningen (o.a. ouderen, mindervaliden). Gezien de nabijheid van en de gerichtheid op het nieuwe park, hoeven de privétuinen van deze woningen niet al te groot te zijn. Voor rijwoningen volstaat een oppervlakte van 2 tot 2,5 are. Op deze wijze zou zeer gemakkelijk een honderdtal woningen voorzien kunnen worden, zonder dat dit zou leiden tot een overdreven ruimtebeslag. Via een intelligente en creatieve aanleg kunnen deze woningen zo ingeplant worden dat het geheel een erg open karakter heeft en men vanuit de Singel rechtstreeks zicht heeft op het park, dat uiteraard vooral aan de noordzijde gelegen zal zijn en de verbinding zal vormen tussen de Grimbergsesteenweg en de Landhuizenlaan. d. Groepswoningbouwprojecten met ten minste tien woningen zijn ongewenst, wanneer deze neerkomen op het type van urban villas, zoals recent door Haviland gebouwd in de Brouwerijstraat, Kloosterstraat in Strombeek. Deze appartementen geraken niet verkocht omdat daar geen interesse voor bestaat bij een Nederlandstalig publiek. De bezwaarindiener steunt de bekommernis dat een banale architectuur in deze omgeving vermeden moet worden. Daarom zou opgelegd kunnen worden dat een architectuurwedstrijd wordt uitgeschreven voor heel dit reservegebied, ook voor de open ruimte. 279a,b,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 265. 279d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 6h. De suggestie van een architectuurwedstrijd brengt ze onder de aandacht van de Vlaamse Regering. 280. Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
Ze haalden al tijdens het advies van het ontwerp eindrapport aan dat vooral het zuidelijk deel van Spaanse Linde belangrijk is voor landbouw en moet aansluiten bij het landbouwgebied Paalveld-Kraaienberg. Nu wordt dit zonder veel argumentatie groen ingekleurd. Daar ligt zelfs een landbouwgebouw in. Boerenbond opteert hier dus voor een agrarische bestemming en een betrouwbare perimeter rondom het landbouwgebouw.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
187/269
Dossier 388
280. Het ontwerp RUP gaat er van uit dat het deelgebied ‘Spaanse Linde’ zijn rol in het open ruimtenetwerk kan vervullen. Het gebied wordt deels herbestemd naar ‘bosgebied’ en deels ‘gemengd open ruimtegebied’. Vlacoro merkt op dat het betreffende landbouwbedrijf gelegen is binnen de bestemming ‘gemengd open ruimtegebied’. De stedenbouwkundige voorschriften (art. C2.2) hypothekeren het voortbestaan van dit landbouwbedrijf niet. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om na te gaan in hoeverre het bedrijfsgebouw eventueel uit de perimeter van het ontwerp RUP kan worden gelaten, zonder evenwel de doelstellingen voor dit deelgebied te hypothekeren. 281. Belgocontrol [B188]
a. Voor gebieden P, BAG en B geldt een algemene hoogtebeperking om de luchtverkeersleidingoperaties te kunnen laten verlopen volgens de normen van de internationale burgerluchtvaart organisatie (ICAO verdrag). Voor gebieden GA, GRB, K, T gelden hoogtebeperkingen voor het beveiligen van de ILS systemen (landing- en vertrekprocedures). Er moet bij de aanleg van gebieden in het brede verlengde (5km vogelvlucht) van de start- en landingsbanen van de nationale luchthaven Brussel Nationaal rekening worden gehouden met de luchtverkeersveiligheid. b. Derhalve zijn het aanplanten van hoogstammige bomen die de ILS-systemen en radarinstallaties kunnen beïnvloeden of storen, evenals het aanplanten van vegetatie welke een aantrekkingspool vormen voor groepen vogels, een gevaar voor de verkeersveiligheid. Dit geldt in het bijzonder voor de gebieden P en GA . Voor het gebied P (art. C8.2) dringen ze sterk aan op het behoud als landbouwgebied. c. Het gebied GA werd door Belgocontrol verdeeld in een zone A en B om duidelijk aan te geven dat voor zone A geen enkele bijkomstige constructie kan worden toegelaten. Voor gebied GA moet omwille van de nabijheid van de Runways 07L, 25R (noordelijke start- en landingsbaan) rekening worden gehouden met strikte hoogtebeperkingen geldend conform de van toepassing zijnde ILS erfdienstbaarheden en de beperkingen in het kader van aircraft operations (landings- en vertrekprocedures). 281a,c. Vlacoro brengt deze opmerking inzake luchtverkeersveiligheid onder de aandacht van de ontwerper en vraagt dat de hoogtebeperkingen voor gebouwen en andere constructies verordenend worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften voor de betreffende gebieden, voor zover ze onder de vergunningsplicht vallen. 281b. Voor het parkgebied kan Vlacoro de vraag naar behoud als landbouwgebied niet ondersteunen vanuit ruimtelijk oogpunt. Vlacoro is van mening dat specifieke regelgeving ontbreekt voor de vragen m.b.t. de hoogte van de bomen en andere beplanting en dringt bij de Vlaamse Regering aan om dringend werk te maken van dergelijke regelgeving en de bijhorende handhaving. B. 4. 4 Clu st er C 3 : R e con v er s ie g eb i ed Vi l voo rd e - Mac h e l en 282. Gemeenteraad Vilvoorde [A10]
a. Samenhang tussen voorschriften bij zone GA (art. C3.3), zone GRB (art. C.3.5) en zone K (art. C3.6). Het Masterplan Vilvoorde-Machelen voorziet zowel oostelijk als westelijk van de Schaarbeeklei gelijkaardige activiteiten met het accent op regionale bedrijvigheid en handelboulevard. Beide gebieden zijn in het Masterplan aangeduid als ‘consensusgebied’. De beslissing van de Vlaamse Regering van 20 februari 2009 stelt dat de consensusgebieden uit het masterplan kunnen worden overgenomen in de procedure voor het RUP VSGB. In het ontwerp RUP wordt de oorspronkelijk bedoelde gelijkaardige activiteitsomschrijving echter verlaten en wordt een onderscheid gemaakt. In het gemengd gebied GA (art. C3.3) wordt de bestaande logistieke activiteiten uitgesloten (wat niet de bedoeling was van het masterplan). In het gebied GRB (art. C3.5) wordt de bestaande (maar ook de gewenste) handelsactiviteiten uitgesloten. Er is een frictie tussen de oorspronkelijke bestemming uit het masterplan en het ontwerp RUP VSGB. Conform de uitgangspunten van het aanvaarde masterplan is het aangewezen en opportuun om een wijziging van het plan en de voorschriften voor het gebied te vragen, zodat het meer afgestemd wordt op de oorspronkelijke concepten van het masterplan. Dit betekent een wijziging van het ontwerp RUP zodat langsheen de Schaarbeeklei aan weerszijden gelijkaardige activiteiten mogelijk worden. Ze willen hierbij streven naar een consequente houding qua mobiliteit en qua stadskernversterking.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
188/269
Dossier 388
Hierdoor worden autonome handelsactiviteiten in deze zone geweerd. Ze vragen aldus artikel C3.5.1 te vervangen door: ‘Het regionaal bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met volgende hoofdactiviteiten: de bestaande handels-, horeca- kantoor- en bedrijfs- en dienstenactiviteiten, productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen productie van energie onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel, grootschalige detailhandel (baangericht) met een minimale verkoopsoppervlakte van 500 m² per unit die dient te zijn gekoppeld en ondergeschikt aan logistieke en/of producerende activiteiten. De grootschalige detailhandel wordt enkel toegelaten in volgende gebieden langsheen de Schaarbeeklei: gebied tussen Schaarbeeklei, Gillekensstraat, Zeekanaal en grens met het BHG gebied tussen Schaarbeeklei, Diegemstraat, spoorweg en grens met het BHG’. Ze vragen artikel C.3.3.1 te vervangen door: ‘Het gebied is bestemd voor de verweving van handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage). Ook openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen zijn toegelaten. Ten noorden van de Broekstraat is het gebied tevens bestemd voor wonen. Logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), groot- en detailhandel en bedrijven zijn hier enkel toegelaten indien de schaal en de ruimtelijke impact verenigbaar zijn met de omgeving. Hierdoor wordt een appreciatiebevoegdheid gelegd bij de vergunningverlenende overheid. In het gebied ten zuiden van de Broekstraat zijn de volgende activiteiten niet toegelaten: ° Wonen, behoudens voor besturend en/of bewakend personeel met beperking van één entiteit per bedrijf. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. ° Autonome detailhandel. Enkel grootschalige detailhandel (baangericht) met een minimale verkoopsoppervlakte van 500m² per unit, die ondergeschikt en gekoppeld dient te zijn aan logistieke en/of producerende activiteiten is toegelaten. ° Afvalverwerking.’ Naar analogie met art. C3.1 vragen ze hier een artikel C3.3.7 toe te voegen: ‘Via de opmaak van een gemeentelijk RUP voor het gebied ten noorden van de Broekstraat kunnen de activiteiten en functies toegelaten in artikel C3.3.1 en C3.1.6 meer gedetailleerd vastgelegd worden. Ook de exacte grens tussen zuidelijk en noordelijk deel ter hoogte van de Broekstraat kan hierin nader gespecificeerd worden. In dat geval krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen in voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan’. b. De invulling van artikel C3.6 (specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren) en de bepalingen rond de parkaanleg zullen elke mogelijke ontwikkeling op middellange termijn hypothekeren. Ze stellen de werkbaarheid van een verplicht en voorafgaand aan elk initiatief aan te leggen publiek park in vraag. Ze wijzen op de versnipperde eigendomsstructuur. In het aanpalend gebied De Molens (art. C3.1) wordt al een voetgangers- en fietsersbrug gebouwd die zorgt voor een directe link tussen het park en de overzijde van het zeekanaal. De doelstelling voor art. C3.6.1 klopt niet aangezien het betreffende gebied niet op de vermelde as ligt. Ze erkennen dat een groenere invulling van dit gebied gewenst is en stellen een nieuw artikel C3.6 voor waar doelbewust het begrip ‘park’ vervangen wordt door ‘publieke of semipublieke groenzone’ en waarbij een inrichtingsstudie voor het gehele gebied als toetsingskader voor individuele projecten wordt geïntroduceerd. Dit moet ontwikkelingen op korte termijn toelaten, die kaderen in een toekomstvisie voor het gehele gebied. Het stadsbestuur doet in haar advies een voorstel voor vervanging van artikel C3.6. c. De inkleuring en voorschriften van de zone GA (artikel C3.2) maken het mogelijk om het project Uplace in te planten in de kanaalzone. Aangezien het RUP op maat is gemaakt van dit project worden de inkleuring en stedenbouwkundige voorschriften betwist. Ze vragen dat het Uplace project wordt geschrapt en formuleren volgende bezwaren bij dit project. Het Uplace project betreft qua milieueffecten het meest belangrijke deel van het VSGB (cf. plan-MER). d. Uplace stelt zich voor als een ‘stad in de stad’: Uplace presenteert zichzelf als een internationale lifestyle vastgoedgroep die steden wil doen (her)leven. Ze creëren naast one-stop ervaringsbestemmingen ook work places op maat van bedrijven en hun mensen. De stad Vilvoorde stelt dit ‘belevingsconcept’ in vraag. Ze vrezen ook dat van zodra het ontwerp is goedgekeurd en de nodige vergunningen zijn afgeleverd, Uplace zal verkocht worden aan internationale financiële groepen zoals in Australië.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
189/269
Dossier 388
e. De brownfieldconvenant is afgesloten op 5 juni 2009 en werd gewijzigd in mei 2010, waardoor de provincie Vlaams-Brabant niet langer betrokken partij is. Ze gaan uitvoerig in op deze convenant (artikels 2, 2.26 en 5.1.5). Artikel 5.1.5 vermeldt een aantal flankerende maatregelen. Zowel voor de Vlaamse Regering als voor Uplace zijn deze engagementen te vrijblijvend. Het VSGB heeft ook onvoldoende garanties ingebouwd opdat eerst de flankerende maatregelen worden genomen alvorens stedenbouwkundige vergunningen kunnen worden afgeleverd. f. De stad Vilvoorde houdt zich alle rechten voor om de nietigheid te vorderen van de brownfieldconvenant. Ze wenst te onderzoeken in hoeverre deze convenant strijdig is met de openbare orde, onder meer wegens bevoegdheidsovertreding (cf. artikel 5.1.7 van de convenant). g. Uplace betekent een bedreiging voor de handelskern van Vilvoorde. Gezien de beoogde oppervlakte 2 (62.000 m netto winkelruimte) moet Uplace duidelijk worden gekwalificeerd als een shoppingcentrum buiten de handelskern. Ze verwijzen naar diverse studies over dergelijke shoppingcentra die aantonen dat de inplanting van een shoppingcentrum buiten een klassieke handelskern heeft geleid tot o.a. het verdwijnen van een groot aantal winkels in de binnenstad, een nettoverlies van het totaal aantal winkels, een verdubbeling van de leegstand in de binnenstad. h. Uplace investeert veel energie in de communicatie om de complementariteit van haar winkelaanbod te onderstrepen ten opzichte van het klassieke winkelaanbod, maar maakt niet concreet wat zij bedoelen met belevings- en conceptwinkel. Ze geven nergens enige aanwijzing over welke huurders zij willen aantrekken en waarin deze huurders verschillen van de klassieke ketens. De brownfieldconvenant is tegenstrijdig en maakt melding van ‘belevings- en conceptwinkels’. In de convenant wordt het percentage beleveniswinkels op 40% bepaald, terwijl dit bij nader toezien slechts op 21,28% komt. De complementariteit van het handelsaanbod is niet vertaald in de stedenbouwkundige bestemming. i. Uplace is nefast voor de mobiliteit in en rond Vilvoorde. De zone van Uplace ligt reeds in de zone met de meeste verkeerscongestie van heel Vlaanderen. Om rendabel te zijn mikt Uplace op 8 miljoen bezoekers per jaar voor zijn handelsactiviteiten, wat neerkomt op een gemiddelde van 25.000 bewegingen per dag. Indien hiervan 50% wordt opgevangen door het openbaar vervoer, blijven er nog 12.500 bewegingen per auto per dag over. Hiermee is dan nog geen rekening gehouden met de kantoren, de hotels, de schouwburg, de bioscoop. Ze verwijzen verder uitvoerig naar het plan-MER (globale beoordeling en niettechnische samenvatting) en naar de flankerende maatregelen. j. Deze flankerende maatregelen zijn nog steeds erg onzeker. De Vlaamse Regering heeft duidelijk gesteld dat het enkel ‘inspanningsverbintenissen’ betreft. Ze verwijzen teven naar het ongunstig advies van de Inspectie van Financiën. In dit advies wordt gewezen op het feit dat de budgettaire impact onvoldoende is onderzocht. Zo is er geen raming toegevoegd van de uit te voeren werken. Dit wijst er op dat de financiële middelen niet beschikbaar zijn binnen de Vlaamse begroting. Ook de bijdrage van Uplace is onzeker; ze koppelen hun bijdrage aan het verkrijgen van de nodige vergunningen tegen ten laatste 31 december 2011. Er is nergens gegarandeerd dat Uplace dit project niet onmiddellijk zal verkopen aan een koper die niet gehouden is aan de financiële bijdrage voor de ontsluiting. k. Het plan-MER en het project-MER verwijzen uitdrukkelijk naar het openbaar vervoer om de mobiliteit mogelijk te maken (o.a. snelle pendelbus, GEN-station Kerklaan, tangentiële tramlijn luchthaven en Vilvoorde). Het aanbod aan openbaar vervoer - welke volgens het plan-MER onontbeerlijk is voor de mobiliteit - is onvolledig ingevuld zowel naar bindende beslissingen als naar budgettaire invulling. Het gebrek aan financiële middelen zal in de eerste plaats betrekking hebben op de noodzakelijke investeringen in het openbaar vervoer. Dit zal de handelskern van Vilvoorde nog verder verzwakken (onbereikbaar door de files). l. ‘Een stad buiten de stad’ en dus in strijd met het RSV. Het RSV heeft tot doel de bestaande stedelijke kernen te versterken door bundeling van activiteiten binnen deze stedelijke kernen. Het Uplace project betreft het omgekeerde. Deze algemene doelstelling van het RSV geldt ook voor de kleinhandel. Het Uplace project betreft net wel een verplaatsing van een handelsactiviteit naar een suburbane locatie. Ze verwijzen naar passages uit het RSV die de noodzaak aan een goede ontsluiting bevestigen. De afbakeningsstudie voor het VSGB stelt m.b.t. de economische activiteiten dat (1) herstructurering en intensivering van bestaande werklocaties belangrijke aandachtpunten zijn, en (2) grootschalige detailconcentraties niet worden aangemoedigd. Uplace schendt elk van de beide principes. Een bestaande werklocatie gaat verloren en wordt omgezet in grootschalige detailhandel buiten het bestaande winkelapparaat in de kernen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
190/269
Dossier 388
m. De partijen die bij het Uplace project betrokken moeten hun engagementen op een afdoende manier onderschrijven. De Vlaamse Regering moet duidelijke beslissingen nemen over de flankerende maatregelen. Uplace moet er zich toe verbinden om het voorgestelde concept van belevingswinkels en conceptwinkels, complementair aan het bestaande winkelaanbod in de handelskernen, daadwerkelijk uit te voeren. Ze vragen in de stedenbouwkundige voorschriften (art. C3.2) uit te gaan van een minimale oppervlaktenorm van 500m² i.p.v. 400m². 282a.Vlacoro ondersteunt deze vraag om langsheen de Schaarbeeklei aan beide zijden gelijkaardige activiteiten mogelijk te maken, zoals voorzien in Masterplan Vilvoorde-Machelen. Ze stelt voor om voor het oostelijk deel (ten zuiden van de Broekstraat) de voorziene bestemming te veranderen van ‘gemengde activiteit’ naar ‘gemengde regionaal bedrijventerrein’ (art. C3.5). Aangezien wonen echter niet mogelijk is, omwille van de milieuhinder in het gedeelte ten zuiden van de Broekstraat, stelt Vlacoro ook voor om logistieke activiteiten toe te laten ten zuiden van de Broekstraat. Dit bevordert de gelijkaardige ontwikkeling aan weerzijden van de Schaarbeeklei. Het gedeelte ten noorden van de Broekstraat blijft bestemd als GA art. C3.3. Aangezien logistieke activiteiten moeilijk te verenigen vallen met de doelstelling om in dit gebied naar een verweving van activiteiten te gaan, komt dit gebied niet in aanmerking voor logistieke activiteiten. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om op basis van voorgaand standpunt te onderzoeken in hoeverre nog een aanpassing nodig is van de stedenbouwkundige voorschriften van art. C.3.3.1 of C3.5.1 en dit uitgaande van de terechte uitgangspunten van beheersing van de mobiliteit en versterking van de stadskern. 282b. Uitgaande van de visie ten aanzien van de Kerklaan als structurerende oost-west as voor de zachte weggebruiker en het pleidooi voor een gelijkaardige ontwikkeling voor de gebieden aan beide zijden van de Schaarbeeklei (cf. standpunt 282a) pleit Vlacoro er voor om het deel van de zone K (art. C3.6) ten zuiden van de ring mee op te nemen in de zone GRB (artikel 3.5) en de zone ten noorden van de ring op te nemen in de zone GA (art. 3.1). 282c-m. In het ontwerp RUP wordt dit gebied bestemd als zone voor gemengde activiteiten (art. C3.2). Dit laat ruimte voor een gemengde en gediversifieerde ontwikkeling van het gebied en een optimale verankering in de ruimtelijke context. De absolute voorwaarde is een verweving van functies. Daarbij kunnen volgens de voorschriften zowel kantoren, bedrijven, woonmogelijkheden, gemeenschapsvoorzieningen en recreatieve functies horen. Vlacoro wijst op de talrijke bemerkingen die naar aanleiding van het openbaar onderzoek zijn ingediend en naar de resultaten van het plan-MER. Vlacoro ondersteunt de visie om deze zone te ontwikkelen voor gemengde activiteiten mits rekening gehouden wordt met volgende voorwaarden voor een meer evenwichtig programma: 1° Vlacoro verwijst naar haar algemeen standpunt 1f inzake mobiliteit. Vlacoro ondersteunt de uitgangspunten van het VSGB die stellen dat sterk mobiliteitsgenererende activiteiten moeten worden vermeden en nieuwe ontwikkelingen worden geconcentreerd bij openbare vervoersassen. Omwille van de ontsluitingsproblematiek stelt het plan-MER ernstige vragen bij het huidige ontwikkelingsperspectief voor deze zone. De uitbouw van een hoogwaardig openbaar vervoer is een noodzakelijke voorwaarde. Vlacoro vraagt harde financiële garanties voor de noodzakelijke flankerende maatregelen, onder meer wat betreft de noodzakelijke investeringen in het openbaar vervoer en bereikbaarheidsinfrastructuur en de tijdige uitvoering er van. 2° Vlacoro erkent dat een eventuele realisatie van het Uplace project zou betekenen dat - samen met de bestaande activiteiten - een groot aandeel van de voorziene oppervlakte (77.000m² handel, 69.000m² recreatie en 43.000m² KMO) wordt ingenomen. Vlacoro benadrukt dat dit een kwaliteitsvolle (en rendabele) invulling van de hele zone (art. C3.2) zou hypothekeren. Daarom dringt Vlacoro er op aan dat in de stedenbouwkundige voorschriften voldoende garanties worden ingebouwd voor een gemengde en kwaliteitsvolle ruimtelijke ontwikkeling van de hele zone (art. C.3.2). 3° Bij de ontwikkeling van deze zone moet volwaardig aandacht gaan naar de visie ten aanzien van de Kerklaan als structurerende oost-west as en de ontwikkeling van het strategisch gebied rond de Kerklaan. 4° De ontwikkeling van gemengde activiteiten in deze zone moet complementair zijn aan het bestaande winkelaanbod in de handelskernen. Vlacoro dringt er op aan dat de complementariteit van het handelsaanbod wordt doorvertaald naar de stedenbouwkundige voorschriften (o.a. oppervlaktebepalingen).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
191/269
Dossier 388
5° Vlacoro dringt ten slotte aan op overleg en afstemming met de betrokken partners en specifiek met de gemeente Vilvoorde (cf. bezwaarschrift B156) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (cf. advies A16). Aanvullend merkt Vlacoro op dat de brownfieldconvenant niet het voorwerp uitmaakt van voorliggend onderzoek. Vlacoro wenst zich dan ook niet uit te spreken over de bemerkingen ten aanzien van de brownfieldconvenant. 283. POM Vlaams-Brabant [B140]
a. Voor het gebied met variabel programma dat afgebakend werd in het masterplan voor de reconversie van de bedrijvenzone Vilvoorde-Machelen (artikel C3.2), worden in de voorschriften voor een aantal bestemmingen minimale en maximale oppervlakte opgenomen. Het betreft de maximale oppervlakten voor 2 2 2 handel (77.000m ) en recreatie (69.000m ) en de minimale oppervlakte voor KMO (43.000m ). Daarnaast worden in het toelichtend deel indicatieve oppervlakten voor TDL, kantoren, wonen en park opgenomen. Uit de vergelijkende tabel (voorziene oppervlakten afgewogen t.o.v. oppervlakten project Uplace) blijkt dat dit project een groot aandeel van de oppervlakten voor handel en recreatie zal innemen. Daarnaast wordt een groot deel van de oppervlakte reeds ingenomen door bestaande gebouwen (Brico, tegelhandel, garages). Zo wordt een hypotheek gelegd op de reconversie van het strategisch gelegen gebied rond de Kerklaan. Voor deze as werd in het masterplan een ontwikkeling als stedelijke as vooropgesteld. Binnen dit ruimtelijk uitvoeringsplan wordt deze functie onderschreven door de opwaardering van Kerklaan als een structurerende oost-west as voor de zachte weggebruiker. Ze vragen om de structurerende werking van deze as explicieter binnen de stedenbouwkundige voorschriften aan bod te laten komen. Voor de hierin opgenomen inrichtingsstudie dient de bepaling opgenomen te worden dat aangetoond moet worden hoe de geplande aanvraag zich verhoudt tot deze as en bijdraagt tot de vooropgestelde ontwikkeling. Omwille van de beperkte mogelijkheden voor ontwikkeling van deze as, zal financieel bijgesprongen moeten worden vanuit de overheid om dit gebied te ontwikkelen. b. De verkeerssimulatie, uitgewerkt in het kader van het masterplan reconversie bedrijvenzone VilvoordeMachelen, toont aan dat een bijkomende verbinding tussen Woluwelaan en Schaarbeeklei noodzakelijk is voor de ontsluiting van het gebied. De optimalisering van de Budasteenweg, zoals voorgesteld in het voorontwerp, is immers beperkt tot de verbetering van zijn functie als 2x1. Ze dringen aan om binnen artikel C3.5 (gemengd regionaal bedrijventerrein) de verbinding t10 tussen R22 en N1 op te nemen. Deze verbinding loopt slechts voor een zeer klein gedeelte op het grondgebied van Vlaanderen maar een nietopname zou de realisatie van deze verbinding kunnen hypothekeren. c. Er is een frictie tussen de oorspronkelijke - maar als consensusgebied erkende - bestemming uit het masterplan van de provincie en het ontwerp RUP VSGB. Het gaat om de bestemming en de voorschriften van de gebieden art. C3.3 en art. C3.5 in de toelichtingsnota en in de stedenbouwkundige voorschriften in het gebied ten zuiden van de viaduct van de R0 te Vilvoorde aan weerszijden van de Schaarbeeklei. Conform de uitgangspunten van het aanvaarde masterplan (en in het bijzonder de consensusgebieden) is het aangewezen en opportuun om een wijziging van het plan en de voorschriften voor het gebied te vragen, zodat het meer afgestemd wordt op de oorspronkelijke concepten van het masterplan. Dit betekent een wijziging van het ontwerp RUP zodat langsheen de Schaarbeeklei aan weerszijden gelijkaardige activiteiten mogelijk worden. Ze vragen de voorschriften (art. C3.5.1) aan te vullen: ‘Het regionaal bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met volgende hoofdactiviteiten: de bestaande handels-, horeca-, kantoor- en bedrijfs- en dienstenactiviteiten, productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen productie van energie onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel, grootschalige detailhandel (baangericht) met een minimale verkoopsoppervlakte van 500 m² per unit die dient te zijn gekoppeld en ondergeschikt aan logistieke en/of producerende activiteiten. De grootschalige detailhandel wordt enkel toegelaten in volgende gebieden langsheen de Schaarbeeklei: gebied tussen Schaarbeeklei, Gillekensstraat, Zeekanaal en grens met het BHG gebied tussen Schaarbeeklei, Diegemstraat, spoorweg en grens met het BHG. d. Ze vragen de voorschriften (art. C3.3.1) te wijzigen: ‘Het gebied is bestemd voor de verweving van handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage) en groothandel.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
192/269
Dossier 388
Grootschalige detailhandel (baangericht) met een minimale verkoopsoppervlakte van 500 m2 per unit dient te zijn gekoppeld en ondergeschikt aan logistieke en/of producerende activiteiten. Ook openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen zijn toegelaten. Ten noorden van de Broekstraat is het gebied tevens bestemd voor wonen. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: Wonen in het gebied ten zuiden van de Broekstraat, behoudens voor besturend en/of bewakend personeel met beperking van één entiteit per bedrijf. Logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), en groothandel in het gebied ten noorden van de Broekstraat indien de schaal en de ruimtelijke impact ervan niet verenigbaar zijn met de omgeving. Autonome detailhandel in het gebied ten zuiden van de Broekstraat. Afvalverwerking’. De overige bepalingen van art. C.3.3 met betrekking tot o.a. inrichting van het gebied, inrichtingsstudie, watertoets e.d. worden behouden. 283a,c,d. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 282a en 263b. Het ontwerp RUP gaat in zijn visie voor deze cluster uit van de structurerende werking van de Kerklaan en het toekomstige GEN-station. 283b. Vlacoro merkt op dat een verbinding tussen N1 en R22 niet opgenomen is in het RSV als primaire weg en ook niet voorkomt in het IRIS2-plan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 284. Unizo Vlaams Brabant [B156]
Het Uplace project betreft qua milieueffecten het meest belangrijke deel van het VSGB (cf. plan-MER). Unizo baseert zich op de argumentatie van de stad Vilvoorde en heeft in het verleden gelijklopende argumenten aangebracht in het kader van de aanvraag tot socio-economische machtiging. a. Uplace stelt zich voor als een ‘stad in de stad’: Uplace presenteert zichzelf als een internationale lifestyle vastgoedgroep die steden wil doen (her)leven. Ze creëren naast one-stop ervaringsbestemmingen ook work places op maat van bedrijven en hun mensen. Unizo stelt dit ‘belevingsconcept’ in vraag. Ze vrezen ook dat van zodra het ontwerp is goedgekeurd en de nodige vergunningen zijn afgeleverd, Uplace zal verkocht worden aan internationale financiële groepen zoals in Australië. b. De afgesloten brownfieldconvenant werd gewijzigd in mei 2010, waardoor de provincie Vlaams-Brabant niet langer betrokken partij is. In art. 5.1.5 staan een aantal flankerende maatregelen opgesomd. Unizo analyseert in het bezwaarschrift deze verbintenis tot flankerende maatregelen en stelt vast dat zowel langs de zijde van de Vlaamse Regering als langs de zijde van Uplace deze engagementen te vrijblijvend zijn. Het VSGB heeft ook onvoldoende garanties ingebouwd opdat eerst de flankerende maatregelen worden genomen alvorens stedenbouwkundige vergunningen kunnen worden afgeleverd. Unizo ondersteunt ook de stad Vilvoorde daar zij in haar advies aangeeft zich alle rechten voor te behouden om de nietigheid te vorderen van de Brownfieldconvenant evenals daar waar zij stappen beschrijven die zij zich voornemen te zetten. c. Uplace betekent een bedreiging voor de handelskern van Vilvoorde. Gezien de beoogde oppervlakte 2 (62.000 m netto winkelruimte) moet Uplace worden gekwalificeerd als een shoppingcentrum buiten de handelskern. De ervaring met deze shoppingcentra toont aan dat de handelskern in de binnenstad wel degelijk negatieve invloed ondervindt. Dit wordt gestaafd met voorbeelden. Uplace investeert veel energie in de communicatie om de complementariteit van haar winkelaanbod te onderstrepen ten opzichte van het klassieke winkelaanbod, maar maakt niet concreet wat zij bedoelen met belevings- en conceptwinkel. In de convenant wordt het percentage beleveniswinkels op 40% bepaald, terwijl Unizo bij nader toezien slechts op 21,28% komt. De complementariteit van het handelsaanbod is bovendien niet vertaald geworden in de stedenbouwkundige bestemming in het VSGB voor het betreffende gebied. d. Uplace is nefast voor de mobiliteit in en rond Vilvoorde. De zone van Uplace ligt reeds in de zone met de meeste verkeerscongestie van heel Vlaanderen. Om rendabel te zijn mikt Uplace op 8 miljoen bezoekers per jaar voor zijn handelsactiviteiten, wat neerkomt op een gemiddelde van 25.000 bewegingen per dag. Indien hiervan 50% wordt opgevangen door het openbaar vervoer, blijven er nog 12.500 bewegingen per auto per dag over. Hiermee is dan nog geen rekening gehouden met de kantoren, de hotels, de schouwburg, de bioscoop. Unizo verwijst hiervoor naar het plan-MER (globale beoordeling en niettechnische samenvatting) en naar het ongunstig advies van de Inspectie van Financiën.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
193/269
Dossier 388
In dit advies wordt gewezen op het feit dat de budgettaire impact onvoldoende is onderzocht. Zo is er geen raming toegevoegd van de uit te voeren werken. Dit wijst er op dat de financiële middelen niet beschikbaar zijn binnen de Vlaamse begroting. Unizo besluit dan ook dat het aanbod aan openbaar vervoer welke volgens het plan-MER onontbeerlijk is voor de mobiliteit onvolledig is ingevuld zowel naar bindende beslissingen als naar budgettaire invulling. e. ‘Een stad buiten de stad’ en dus in strijd met het RSV. Het RSV heeft tot doel de bestaande stedelijke kernen te versterken door bundeling van activiteiten binnen deze stedelijke kernen. Het Uplace project betreft het omgekeerde. Deze algemene doelstelling van het RSV geldt ook voor de kleinhandel. Het Uplace project betreft net wel een verplaatsing van een handelsactiviteit naar een suburbane locatie. Unizo verwijst naar passages uit het RSV die bovendien de noodzaak van een goede ontsluiting bevestigen. Ze wijzen tenslotte nog op de afbakeningsstudie voor het VSGB, waarin m.b.t. economische activiteiten gesteld wordt dat (1) herstructurering en intensivering van bestaande werklocaties belangrijke aandachtpunten zijn, en (2) grootschalige detailconcentraties niet worden aangemoedigd. Uplace schendt elk van de beide principes. Een bestaande werklocatie gaat verloren en wordt omgezet in grootschalige detailhandel buiten het bestaande winkelapparaat in de kernen. 284. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282c-m. 285. Brussels Hoofdstedelijk Gewest [A16]
a. Ze stellen tot hun teleurstelling vast dat er over de gewenste commerciële ontwikkeling van het reconversiegebied Machelen-Vilvoorde geen overleg tussen beide gewesten bestaat. De GEN-halte ter hoogte van de Kerklaan is de grootste mobiliteitstroef die in het document beschreven wordt. Deze halte bestaat nog niet en ligt nog niet definitief vast (huidige besprekingen tussen de Gewesten en de Federale Staat). De GEN-halte zou overigens niet volstaan voor de geplande ontwikkelingsprojecten van het Vlaams Gewest. De ontwikkeling gepland in dat masterplan, vooral wat betreft kantoren en detailhandels, blijkt weinig compatibel met de bereikbaarheid van dat gebied. De wegeninfrastructuren zijn oververzadigd en de bouw van een GEN-station in de Kerklaan is nog onzeker. Die negatieve elementen worden aangehaald in het MER en de BHR betreurt dat het VSGB niet werd aangepast. Zonder aanzienlijke investeringen in het openbaar vervoer staat de ontwikkeling van dit gebied op de tocht. Een herziening en inkrimping van het programma is noodzakelijk. b. De BHR wil de denkoefening niet beperken tot het ‘Visie 2020’-plan van De Lijn, maar wil ook de mogelijkheden afwegen van een uitbreiding van het Brusselse openbaar vervoer naar de Vlaamse Rand. Ze wil nadenken over een tramaanbod in de Woluwelaan en dat aanbod eventueel doortrekken naar Heizel en Jette, in aansluiting op het bestaande MIVB-aanbod naar het museum van Tervuren. Ze gaan niet akkoord met de opmerking dat de R0 tegen 2020 nog steeds oververzadigd zou zijn als gevolg van ‘de vele grootschalige stedenbouwontwikkelingen in het BHG en (in mindere mate) in het VSGB (meer bepaald in Machelen-Vilvoorde). De oververzadiging van de ring veroorzaakt door de Brusselse projecten brengt de bereikbaarheid van Vilvoorde-Machelen en dus ook de economische haalbaarheid van het programma in gevaar’. De BHR vindt deze opmerking ontoelaatbaar en op zijn minst ongepast. Er wordt geen rekening gehouden met de impact van deze grootstedelijke ontwikkeling van de handel (55.000m²) en de recreatie/horeca (47.000m²) op de voorzieningen in het BHG en op het bestaand Brussels handelsapparaat. c. De ontwikkeling van het kanaalgebied zou een sterkere intergewestelijke ruimtelijke coherentie moeten krijgen. Aansluitend op de ontwikkeling van een meer duurzame mobiliteit, ook voor de goederen, verkiest de BHR om een groot deel van de kanaaloevers te gebruiken voor economische activiteiten die met de waterweg verband houden. Dat zal meer bepaald het geval zijn in Schaarbeek Vorming. De ontwikkeling van kantoren, het nieuwe winkelcentrum Uplace en nieuwe woongebieden langs het kanaal (Waterside) binnen het Masterplan Machelen-Vilvoorde is contradictorisch en zal leiden tot een aanzienlijke verslechtering van de bereikbaarheid van de logistieke activiteiten die in dit gebied aanwezig zijn. d. Omwille van de geluidsoverlast door de luchthaven, sluiten ze zich aan bij de optie om de uitbreiding van woongebieden tot het strikte minimum te beperken. Ze begrijpen niet waarom er nieuwe gemengde bedrijfsgebieden (en vooral kantoorgebieden) ontwikkeld zouden worden langs het Woluwedal. Er is een significante huurleegstand van de perifere kantoren in de Zaventemse regio (± 35 %).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
194/269
Dossier 388
De nieuwe gemengde bedrijfsgebieden (voornamelijk ten koste van het groene gebied) staan haaks op de thematische optie in het VSGB om het netwerk van groene ruimtes in een open omgeving uit te bouwen in de Woluwevallei. 285a,b,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1f en 282c-m. 285d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282b. 286. Gecoro Vilvoorde [B444]
a. Gecoro Vilvoorde spreekt haar waardering uit voor de wijze waarop in het planproces de verschillende partijen actief werden betrokken. b. In de zone GA art. C3.1 wordt de mogelijkheid tot detaillering en verfijning van het VSGB d.m.v. de opmaak van een gemeentelijk RUP voorzien. Deze mogelijkheid moet worden voorzien voor alle zones binnen het projectgebied. c. Voor een deel van zone 91 (kantoren art. C3.6) is voorzien in kantoorontwikkeling ‘als privé- en overheidsdienstverlening met hoofdzakelijk administratief karakter en een hoge personeelsintensiteit’. Gelet op het structureel overaanbod aan kantoorruimten zeker in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de vrij geïsoleerde ligging van de voorgestelde kantoorzones en het kantooraanbod in de meeste andere zones kan de vraag gesteld worden of geen andere activiteiten moeten voorzien worden in geval van niet realisering van de kantoren. De Gecoro stelt dat er geen kantoorzones gewenst zijn in het volledige projectgebied. Er wordt voorgesteld om de zone K art. C3.6 ter hoogte van de Schaarbeeklei om te zetten naar voorschriften cf. C3.5 ‘Gemengd regionaal bedrijventerrein’. d. In bepaalde gebieden wordt wonen toegelaten ook wanneer de bestemming (o.a. bedrijven, groothandel) een niet vriendelijk woonklimaat met zich meebrengt. Ze willen het wonen enkel toe laten in de zones GA (art. C3.1, art. C3.4). Het voorzien van een conciërgewoning moet wel mogelijk zijn in alle zones. e. Het vragen rechtszekerheid voor bedrijven die niet in een geëigende zone liggen zoals bv. een handelszaak in een regionaal bedrijventerrein. Het opnemen van een artikel aangaande de rechtszekerheid (cf. art. C3.1.6) moet worden opgenomen in alle voorschriften, met uitzondering van de zone GA art. C3.1. f. Zone 93 is voor transport gebonden bedrijven voorzien. Kleinhandel, agrarische productie en autonome kantoren zijn niet toegelaten. De aanwezigheid van een grote TDL-zone in de onmiddellijke nabijheid van een ziekenhuis is ook niet wenselijk omwille van de luchtvervuiling en geluidshinder. Het is wenselijk om op deze plaats ruimte voor handel en diensten te voorzien die thans omwille van hun schaal het centrum van Vilvoorde willen verlaten. In combinatie met het ziekenhuis en zorgwonen kan dit een interessant aanbod bieden van diensten en handel. De combinatie met het station zowel inzake parkeermogelijkheid in de daluren als het aanbod van een druk reizigersverkeer maakt dat deze locatie ook de verzorgingsfunctie van Vilvoorde kan versterken. Deze mogelijkheid lijkt echter enkel realistisch wanneer de realisatie van de geplande grote shoppingcentra in het masterplan Vilvoorde-Machelen niet doorgaat. De mogelijke alternatieve ontwikkeling in plaats van TDL moet echter wel voorzien worden. g. Deel van zone 91 is gewijzigd tegenover vroegere afspraken. Volgens het eindrapport overlegproces VSGB van 14/11/2008 kunnen nog twee zones worden aangeduid die reeds een zeker aanbod aan grootschalige kleinhandel kennen maar nog mogelijkheden tot verdichting in zich dragen: de Makro-site en een strook langsheen de Schaarbeeklei (GD12). Daarom vraagt de Gecoro om bij de voorschriften volgende activiteiten toe te voegen: 1° bestaande handels-, horeca-, kantoor- en bedrijfs- en dienstactiviteiten en 2° 2 grootschalige detailhandel (baangericht) met een minimale verkoopsoppervlakte van 500 m per unit, die moet gekoppeld zijn aan logistieke activiteiten. Deze aanvulling zal bijgevolg gelden voor de zone met artikel C3.5, maar ook voor de zone K C3.6 ter hoogte van de Schaarbeeklei en ten oosten van de spoorlijn. h. Ze stellen volgende wijziging voor aan art. C3.3: ‘Het gebied is bestemd voor de verweving van handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage) en groothandel. Grootschalige detailhandel (baangericht) met een minimale verkoops2 oppervlakte van 500 m per unit dient te zijn gekoppeld aan logistieke activiteiten. Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen zijn toegelaten.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
195/269
Dossier 388
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: grootschalige detailhandel onder de vorm van shoppingcentra; bedrijven die omwille van de schaal en het ruimtelijk impact niet verenigbaar zijn met de omgeving; afvalverwerking.’ i. Deel 95 voorziet in gemengde activiteiten (shopping, recreatie en kantoren). De handelsactiviteiten zijn 2 2 beperkt tot 77.000 m , de recreatie tot 69.000 m . Het MER-rapport wijst op een grote verkeersproductie in dit reeds oververzadigd wegennet. De marktvraag naar bijkomende handelsoppervlakte in de noordrand van Brussel is reëel maar moet volgens het RSV opgevangen worden in aansluiting op een stedelijke kern. Voor elk grootschalig project in deze regio is het ook noodzakelijk een onderzoek te verrichten naar de contextuele inpassing, naar de effecten van de verkeersproductie en naar weerslag op het architectonische en stedenbouwkundig weefsel. Voor dergelijke grootschalige projecten is een omkadering onontbeerlijk. 286a,b. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper. 286c,d,e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282b. 286f,g,h. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282a en 282b. 286i. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282c-m. 287. Uplace [B167]
Het ontwerp RUP kan voor het gebied C3.2 volgens Uplace definitief worden vastgesteld omwille van: a. Conformiteit met doelstellingen GRUP en RSV. Het ontwerp RUP is conform het ontwikkelingsperspectief voor het VSGB dat in het richtinggevend gedeelte van het RSV is bepaald, m.n. (i) de troeven van het VSGB worden op een beperkt aantal strategische locaties uitgebouwd, (ii) het behoud van het open ruimte netwerk is essentieel, (iii) de reconversie van reeds aangesneden ruimte (bestaande bebouwing, verlaten of verwaarloosde bedrijfsgebouwen en terreinen) is prioritair en bijkomende bedrijvigheid wordt voornamelijk gerealiseerd door sanering van bestaande gebouwen of terreinen en door verdichting van een beperkt aantal bedrijventerreinen op het gewestplan, (iv) locaties voor bijkomende woningen of bedrijven moeten zoveel mogelijk optimaal aansluiten op het openbaar vervoer. b. In lijn met eerder genomen beleidsbeslissingen. Het ontwerp RUP is voorbereid in een overlegproces van visievorming en besluitvorming tussen de Vlaamse, provinciale en gemeentelijke overheden. Daarin werden uitspraken gedaan over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het VSGB. Het resultaat van deze voorbereidende overlegfases is samengebracht in het eindrapport van het overlegproces VSGB van 14 november 2008. Van dit eindrapport heeft de Vlaamse Regering op 20 februari 2009 akte genomen en de bevoegde minister opdracht gegeven om een Gewestelijk RUP op te maken. Het voorstel in het eindrapport is omgezet naar een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Ook het Masterplan Reconversiezone VilvoordeMachelen, opgemaakt door de Provincie Vlaams-Brabant, werd hiervoor als input gebruikt. Gesteund op het Masterplan Reconversiezone Vilvoorde-Machelen heeft de Vlaamse Regering op 20 februari 2009 voor dit gebied een menging van functies gekozen waarbij bepaalde oppervlaktes werden geplafonneerd omwille van mobiliteitsredenen. Deze menging van functies is overgenomen in het ontwerp RUP. Het ontwerp RUP bevat de grenslijn en de noodzakelijke bestemmingswijzigingen conform deze eerder genomen beslissingen en visievorming. c. De herbestemming van het gebied C3.2 ligt in de lijn met het Brownfieldconvenant Uplace Machelen van 5 juni 2009, afgesloten tussen het Vlaams Gewest, de gemeente Machelen, OVAM en Uplace. Artikel 5.1.1. uit het Brownfieldconvenant stipuleert immers dat de Vlaamse Regering de herbestemming van de projectzone voor het project Uplace Machelen zal voorzien als onderdeel van het lopende afbakeningsproces van het VSGB en dat de Vlaamse Regering de parameters van het brownfieldproject Uplace Machelen als uitgangspunt zal nemen voor het bestuderen van de mogelijke effecten op het leefmilieu in het planmilieueffectenrapport. d. Conformiteit met het plan-MER. Het RUP houdt op een adequate manier rekening met de resultaten van het plan-MER. Het plan-MER heeft geconcludeerd dat de belangrijkste negatieve effecten van het VSGB geen directe effecten binnen de deelgebieden zelf zijn, maar eerder indirecte verkeerseffecten op de ontsluitingswegen. De grote verkeersgeneratie van de twee gebieden Vilvoorde-Machelen en parking C, in combinatie met geplande ontwikkelingen in het BHG en de hoge huidige verzadigingsgraden zorgen voor negatieve effecten op het vlak van verkeersdoorstroming.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
196/269
Dossier 388
Het plan-MER concludeert dat deze doorstromingsproblemen op drie manieren zullen aangepakt worden: (a) Een aanzienlijke daling van het auto-aandeel bewerkstelligen door de uitbouw van een hoogwaardig OVnetwerk; (b) Een verhoging van de capaciteit van het hoofdwegennet, in het bijzonder van de R0 t.h.v. Vilvoorde-Machelen; (c) Indien deze maatregelen toch onvoldoende restcapaciteit creëren op de lokale ontsluitingswegen, een reductie van het programma inzake detailhandel en eventueel ook inzake recreatie en/of kantoren in de zone Vilvoorde-Machelen, meer bepaald binnen het consensusprogramma (dat, in tegenstelling tot het variabel programma met onder andere Uplace Machelen, eerder theoretisch is en waarvoor geen concrete ontwikkelingsvoorstellen op tafel liggen). e. Het goedkeuringsverslag van het plan-MER onderschrijft deze conclusie (mogelijke verkeerscongestie veroorzaakt door de ontwikkelingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in combinatie met de ontwikkelingen in het reconversiegebied Vilvoorde-Machelen). Om die reden stelt het goedkeuringsverslag van het plan-MER een aantal concrete openbaar vervoersmaatregelen voorop voor het programma Vilvoorde-Machelen: het GEN-station Kerklaan, een tangentiële tramverbinding Vilvoorde-ZaventemRoodebeek via de R22 en een hoogfrequente pendelverbinding tussen de Uplace-zone en station Vilvoorde. Het goedkeuringsverslag stelt eveneens dat het zogenaamde consensusgebied van het programma Vilvoorde-Machelen (waar Uplace Machelen niet toe behoort) moet worden gereduceerd indien zou blijken dat deze openbaar vervoersmaatregelen niet kunnen worden gerealiseerd. f. Het is belangrijk te onderstrepen dat het plan-MER theoretische mobiliteitsproblemen schetst die worden gecreëerd door hypothetische ontwikkelingsscenario's. De geschetste mobiliteitsproblemen zouden zich stellen in het scenario dat alle geplande ontwikkelingen samen zouden zijn gerealiseerd. Het moge duidelijk zijn dat sommige van de ontwikkelingen die meegenomen zijn in de verkeerstellingen van het plan-MER nooit of pas veel later zullen zijn gerealiseerd. g. De aanpak van de Vlaamse Regering, die het besluitvormingsproces rond het GRUP parallel laat verlopen met de flankerende maatregelen op het vlak van mobiliteit, is daarom correct. Er moet vooruitgang worden gemaakt met de realisatie van de verschillende nodige maatregelen op het vlak van de ontsluiting en het openbaar vervoer om de potentiële verkeerscongestie veroorzaakt door de ontwikkeling van het volledige gebied Vilvoorde-Machelen, parking C en de geplande ontwikkelingen in het BHG te kunnen ondervangen. Het is niet alleen het project Uplace Machelen dat voor de geprojecteerde verkeerscongestie zal zorgen. De Vlaamse Regering kiest er terecht voor om de ontwikkeling van dit ene concrete project parallel te laten lopen met de uitvoering van de nodige ontsluitings- en openbaar vervoersmaatregelen. h. Er zijn zeer concrete engagementen genomen voor de uitvoering van de in het plan-MER en het goedkeuringsverslag opgesomde noodzakelijke maatregelen, in de fiches flankerende mobiliteitsmaatregelen VSGB van de Minister van Mobiliteit en Openbare Werken enerzijds en in de Principeovereenkomst Mobiliteit tussen Uplace, het Vlaams Gewest, De Lijn en de gemeente Machelen van 29 april 2010 anderzijds. i. Voor het GEN-station Kerklaan Machelen zal binnenkort een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten tussen de betrokken partijen. Infrabel heeft reeds een schetsontwerp gemaakt voor de in- en uitgangen van het station en de perrons. De geplande openingsdatum van het GEN-station is 2015. j. Een vrije trambaan op de Woluwelaan voor de tramlijn Jette-Vilvoorde-Luchthaven-Tervuren zal worden aangelegd met de heraanleg van de Woluwelaan. Het ontwerp hiervan zit momenteel in studiefase. Vooraleer de tram operationeel is (2020) zal de trambaan gebruikt worden als vrije busbaan (die tegen 2015 zal worden aangelegd in het kader van de in de Principeovereenkomst Mobiliteit overeengekomen heraanleg van de Woluwelaan). k. Ook de pendelbus tussen station Vilvoorde en project Uplace staat vermeld in de fiches flankerend mobiliteitsmaatregelen VSGB en zal door De Lijn uitgevoerd worden, vanaf het moment van de opening van het project Uplace Machelen. l. In het Brownfieldconvenant heeft de Vlaamse overheid zich juridisch verbonden om alle inspanningen te leveren om enerzijds de projectgebonden flankerende maatregelen te realiseren voor de opening van het Uplace project en uiterlijk op 30/06/2015, en anderzijds niet-projectgebonden flankerende maatregelen, m.n. de voorgestelde mobiliteitsaanpassingen uit het Masterplan Reconversiezone Vilvoorde- Machelen, zo snel als redelijkerwijze te laten uitvoeren.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
197/269
Dossier 388
m. De procedure, verantwoordelijkheden, timing en financiering voor de projectgebonden flankerende maatregelen zijn verder uitgewerkt in de Principeovereenkomst Mobiliteit, afgesloten op 29 april 2010, tussen Uplace, het Vlaams Gewest, De Lijn en de gemeente Machelen. Deze overeenkomst is een juridisch bindende overeenkomst tussen de partijen, om al het nodige te doen om de mobiliteitsmaatregelen zo snel als mogelijk uit te voeren, en dit uiterlijk tegen 30/06/2015. De projectgebonden flankerende maatregelen zullen m.a.w. zijn uitgevoerd vooraleer het project Uplace Machelen de deuren opent. n. In uitvoering van de Principeovereenkomst Mobiliteit heeft het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) in september 2010, via een aanbestedingsprocedure, een studiebureau aangesteld om de projectgebonden flankerende maatregelen te ontwerpen, in voorbereiding op de indiening van de bouwvergunning. Grontmij is momenteel bezig met de opmaak van het gedetailleerde ontwerp. Het voorontwerp is intussen reeds voorgesteld aan de Provinciale Auditcommissie op 14 december 2010 en conform verklaard door de auditor. Het ontwerp zal voorgesteld worden aan de PAC in juni 2011, en vervolgens zal een ontheffingsdossier MER opgemaakt worden voor de mobiliteitsmaatregelen. Deze ontheffing zal volgens de vooropgestelde timing zijn goedgekeurd tegen eind 2011, waarna de bouwvergunning kan ingediend worden (februari 2012). De timing gaat uit van een start van de constructie van de mobiliteitsmaatregelen eind 2012. De Vlaamse overheid heeft zich in de Principeovereenkomst Mobiliteit verbonden om deze maatregelen af te ronden tegen de opening van het Uplace project, en niet later dan 30/06/2015. Onder de Principeovereenkomst Mobiliteit rust er m.n. een verplichting op alle partijen om, als een bepaalde tussentijdse deadline wordt gemist, een andere timing uit te werken die zo dicht mogelijk aansluit bij de initiële niet gehaalde timing en die in geen geval de einddatum van 30 juni 2015 mag overschrijden. o. De niet-projectgebonden flankerende maatregelen zijn, zoals gezegd, opgenomen in de fiches (incl. programmering en budgettering) flankerende mobiliteitsmaatregelen VSGB door de Minister van Mobiliteit en Openbare Werken en aan de Vlaamse Regering voorgelegd in januari 2011. Ook voor deze maatregelen heeft de Vlaamse Overheid zich geëngageerd via het Brownfieldconvenant Uplace Machelen om haar uiterste best te doen om deze zo snel als redelijkerwijze te laten uitvoeren. p. Procedures m.b.t. opmaak voorontwerp en openbaar onderzoek correct gevolgd. Het plan-MER werd, zoals reeds hoger beschreven, door de dienst MER van het departement LNE goedgekeurd op 11 juni 2010 en bevat passende beoordelingen in het kader van het decreet betreffende milieueffecten en veiligheidsrapportage. Het Ruimtelijk Veiligheidsrapport werd door de dienst VR van het departement LNE goedgekeurd op 29 juni 2009. Een plenaire vergadering werd gehouden op 27 september 2010 over het voorontwerp, en naar aanleiding daarvan werden adviezen en standpunten uitgebracht. Met deze adviezen werd rekening gehouden om de tekst aan te passen. Het openbaar onderzoek werd tijdig aangekondigd. Er werden inspraakvergaderingen georganiseerd op 22 en 28 februari en 14 maart 2011. 287a-p. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282c-m en haar standpunten 1e, 1f en 5d. 288. Gemeenteraad Machelen [A8]
Artikel 3.6 (specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren): door de verzadiging van de markt voor kantoren in de luchthavenregio is de kans bijzonder klein dat op deze locatie, nabij Makro, een herontwikkeling tot stand zal komen met uitsluitend kantoorinvulling. Voorstellen opgenomen in het masterplan reconversiezone Machelen-Vilvoorde kunnen niet dienen als basis voor dit ontwerp RUP. Ze vragen een meer gemengde bedrijvigheid met, naast kantoorachtigen, ook opslag en productie. Ze vragen meer aandacht voor de hoogwaardige architectuur van de gebouwen, die ingeplant worden in een park. Een meer gemengd karakter van de activiteiten is noodzakelijk. De kantoorzone moet beperkt worden tot een smalle strook langsheen de spoorlijn, en dit in het verlengde van de bestaande Nijverheidsstraat. Na de plenaire vergadering werd deze kantoorzone nog breder gemaakt. Hierdoor wordt de herontwikkeling aan de Vilvoordelaan onmogelijk en geraken nieuwe projecten niet meer vergund. De kantoorzone moet worden versmald, waarbij de doortrekking van de Nijverheidsstraat richting Luchthavenlaan de begrenzing wordt. De gemeente kan er mee akkoord gaan dit gedeelte van de zone K op te nemen in de zone GA C 3.4, gebied voor gemengde activiteiten IV, waarin naast kantoren tevens diensten en openbare voorzieningen toegelaten zijn. Dit komt overeen met de plannen die bij voorafgaand overleg werden opgemaakt. De gemeente begrijpt niet waarom hier wijzigingen zijn aangebracht, daar zij hier geen opmerkingen bij had. 288. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282b.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
198/269
Dossier 388
289. College van Burgemeester en Schepenen Machelen [B447]
Het college bevestigt het advies van de gemeenteraad en geeft enkele details en aanvullingen mee. a. De kantoorzone art. C3.6 moet herschikt worden richting station Kerklaan en gedeeltelijk toegevoegd worden aan gemengde zone GA C3.2. Deze herschikking kan worden doorgevoerd binnen het kader van het plan-MER, gezien de impact op de mobiliteit verminderd wordt. Het college ziet de kans op ontwikkeling van de voorgestelde kantoorzone op een plaats waar nu eerder KMO’s aanwezig zijn en bovendien rechtover het Macrocomplex als zeer gering. De voorziene kantooroppervlakte moet worden verschoven richting station Kerklaan (nieuw station in het kader van brownfieldconvenant Uplace). Ter hoogte van dit station is kantoorontwikkeling realistisch. Bovendien kan dan een deel van de oppervlakten kantoorontwikkeling toegevoegd worden aan deze van de gemengde zone GA C3.2. Het is de bedoeling de omgeving Kerklaan uit te bouwen als strategisch gebied voor herontwikkelingen, waarbij gestreefd wordt naar ontwikkelingen die de zware bodemvervuiling (site RSI, site Interporchim) kunnen oplossen. Door het realiseren van voldoende meerwaarde is het mogelijk deze vervuiling aan te pakken door projecten van private investeerders. Er is wel voldoende oppervlakte nodig. Deze oppervlakte is niet meer beschikbaar daar bij het afsluiten van het brownfieldconvenant Uplace al een belangrijk deel van de oppervlakte werd toegewezen. Door het toevoegen van de kantooroppervlaktes die voorzien zijn tussen de Nijverheidslaan en de spoorlijn aan de gemengde zone GA C3.2 is een herontwikkeling van dit gebied mogelijk. De ligging aan een stationslocatie is bovendien te verkiezen voor dergelijke personeelsintensieve ontwikkelingen. Een deel van de kantoorzone die voorzien is aan de andere zijde van de Kerklaan zone K C3.6 kan behouden blijven (zoals aangeduid op de schets). b. In de voorschriften van de gemengde zone (GA art. C3.2) is wonen niet opgenomen als mogelijke bestemming. Dit is wel beschreven in de toelichting en er valt af te leiden uit de voorschriften dat het de bedoeling is dat wonen mogelijk is. Het college is voorstander om in dit gemengd gebied ook woonontwikkeling mogelijk te maken. Dit moet opgenomen worden in het voorschrift als bestemming. c. Bosgebied Heirbaan E19. Het kleine woonuitbreidingsgebied tussen Heirbaan, Boskantweg, K. Astridlaan en E19 willen ze behouden voor toekomstige ontwikkelingen. Het college vraagt deze aanpassing door te voeren. Indien hier niet op wordt ingegaan, vraagt het college dat in het bosgebied dat voorzien is langs de E19, tussen K. Astridlaan en Boskantweg de mogelijkheid wordt voorzien een weg aan te leggen naast de E19. De gemeente overweegt om in de toekomst het bestaande gemeentelijk park aan de Heirbaan uit te breiden aan beide zijden van de Heirbaan. Hiervoor zou het nodig zijn een nieuwe lokale verbindingsweg aan te leggen, naast de E19. 289a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282b. 289b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 299a. 289c. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om te onderzoeken in hoeverre tegemoet kan worden gekomen aan dit bezwaar, zonder echter de doelstellingen voor deze cluster te hypothekeren. 290. Gecoro Machelen [B442]
a. Gecoro Machelen gaat akkoord met de elementen die vermeld staan in het voorlopig advies van het college van 22 februari 2011. Bijkomend wordt volgend advies gegeven. b. Er moet voldoende aandacht besteed worden aan de mobiliteitsproblemen die het gevolg zullen zijn van de nieuwe bestemmingen in de industriezone van Machelen (o.a. Uplace) en in combinatie met andere projecten in de omgeving (o.a. gevangenis Haren, projecten Vilvoorde). c. Ze vragen aandacht voor voldoende bouwmogelijkheden voor het oplossen van toekomstige noden, zoals het realiseren van private projecten (o.a. gevangenis Haren, projecten Vilvoorde). d. De opname van het stadion van Diegem in de gemengde zone is aanvaardbaar en kan een oplossing bieden voor het realiseren van de noodzakelijke infrastructuur voor voetbal, maar voor het bestaande park kan best een groene bestemming worden vastgelegd. Ze vragen het park in te kleuren als parkgebied. e. Het inkleuren van een gemengde zone op de bestaande bufferzones tussen Woluwelaan en Kuregemstraat (omgeving bedrijf Eurobussing) voldoet niet aan de visie van het structuurplan om een groene S te voorzien in de Woluwevallei. Deze zone moet groen blijven en kan worden ingekleurd als parkgebied, zodat de groenstructuur langsheen de Woluwelaan volwaardig behouden kan blijven.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
199/269
Dossier 388
f. In het verlengde van de zone Wanson kan ook dit gebied ingekleurd worden als parkgebied in plaats van GRB (regionaal bedrijventerrein), om de groenstructuur van de Woluwevallei te versterken. g. De percelen, gelegen aan een uitgeruste weg, in het begin van de Zandstraat, tussen bestaande woningen, kunnen best mee worden opgenomen in de woonzone in plaats van de bestemming BAG. De percelen gelegen aan een uitgeruste weg in de J. Veldmansstraat, hoek Luchthavenlaan moeten mee opgenomen worden in het woongebied in plaats van BAG. 290a. Vlacoro neemt akte van deze bemerking. 290b. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1f en 282c-m. 290c. Op basis van de resultaten van het plan-MER (voldoende afstand tussen nieuwe bebouwing en R0) blijft de zone voor stedelijke activiteiten (met woningen) beperkt tot het gebied Molens (art. 3.1). 290d. Vlacoro verwijst naar de indicatieve tabel bij artikel C3.2.2 waarin uitgegaan wordt van 28.000m² park. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 282c-m. 290e-g. Vlacoro brengt deze vragen onder de aandacht van de ontwerper. 291. BBL [B165]
a. Het ontwerp RUP voorziet aan het viaduct van Vilvoorde ruimte voor privé-ontwikkelaar Uplace, die hier 2 een beleveniscomplex van meer dan 200.000m wil bouwen. Dit gaat volledig in tegen één van de uitgangspunten van het RSV en het VSGB: ‘De troeven van het VSGB worden op een beperkt aantal strategische locaties uitgebouwd. Deze gebieden mogen niet worden ontwikkeld als een overloopgebied voor laagwaardige en sterk mobiliteitsgenererende activiteiten voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten er rekening houden met de draagkracht van de omgeving’. b. Uit het mobiliteitsluik van het plan-MER blijkt dat het project Uplace geen rekening houdt met de draagkracht van de omgeving, zoals het RSV vooropstelt. Een project zoals Uplace hoort niet thuis op een Clocatie (waar zoals het MER stelt 80 à 85% van de bezoekers met de wagen komen) maar op een A-locatie, een knooppunt van openbaar vervoer, waar nationaal, regionaal en lokaal openbaar vervoer samenkomen. Ze geven als voorbeeld Euralille in Lille. Een GEN-station en bijkomende tram- en/of buslijn zullen zeker niet volstaan om de grote mobiliteitsgeneratie van een dergelijk project op te vangen. c. Het programma voor de reconversiezone is op verkeerskundig vlak niet realiseerbaar. BBL verwijst naar de conclusie van het MER op pag. 143. Het aantal voertuigen zal enkel beperkt kunnen worden indien het shoppingcentrum van Uplace geschrapt wordt in deze zone. d. Daarnaast vormt dit winkelcentrum een bedreiging voor het winkelapparaat van Vilvoorde. Het Uplace project gaat daarmee ook in tegen een andere doelstelling van het VSGB (toelichtingsnota pag. 29). Het Uplace project is verder ook in strijd met de uitgangspunten van de winkelnota van de Vlaamse Regering, waarin gekozen wordt voor een kernversterkend beleid en een gezond evenwicht tussen winkelen in de kern en perifere handelsontwikkelingen. Dit evenwicht wordt met dit grootschalige project volledig doorbroken. 2
e. Voor de bijkomende kantoren in deze zone vraagt BBL zich af of er extra behoefte is aan 40.000 m extra kantoorruimte. Ter hoogte van de luchthaven langs de R0 blijft een groot deel van de gecreëerde kantoorruimte immers onbenut. Daarnaast stelt het RSV duidelijk dat kantoren thuishoren aan knooppunten van het openbaar vervoer, om op die manier automobiliteit in de hand te houden (pag. 362 RSV). Hier wordt voor het kantorenpark echter gekozen voor een autolocatie, vlak naast de op- en afrit van de R0. 291. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282c-m. 292. ACV [B102]
a. Het reconversiegebied Vilvoorde-Machelen moet op een actieve wijze uitgebouwd worden tot een aantrekkelijke economische groeipool met hoge toegevoegde waarde. Hierbij moet prioritair ruimte geboden worden voor productieactiviteiten en TDL-ontwikkelingen en dan in de 1ste plaats de ‘slimme logistiek’. Zowel de Vlaamse overheid als de provincie Vlaams-Brabant zien Vlaanderen als een logistieke topregio. De rol van de luchthaven van Zaventem is daarbij cruciaal.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
200/269
Dossier 388
De aanwezigheid van de luchthaven en van de kennisregio Leuven verantwoorden de verdere ontwikkeling van logistiek in het gebied Vilvoorde-Machelen. Ze maken ernstig voorbehoud tegenover zones C3.2 en C3.6 ( en in mindere mate C3.3 en C3.4) waar vooral handel, recreatie en kantoren voorzien worden. Ze zijn van mening dat de zone Vilvoorde-Machelen totaal niet geschikt is voor de ontwikkeling van grootschalige recreatie en grootschalige detailhandel. Dit is trouwens één van de uitgangspunten van het VSGB. Dergelijke activiteiten hebben een enorme toevloed van individuele verplaatsingen tot gevolg. Enkel het project Uplace zal 25.000 bezoekers per dag aantrekken. Noch de wegeninfrastructuur, noch het openbaar vervoer zijn daarop voorzien. De kern van Machelen dreigt overspoeld te worden door sluipverkeer. Nochtans is een ‘locatiebeleid’ één van de uitgangspunten van het VSGB. Het reconversiegebied is niet de beste locatie: het heeft geen aantrekkelijk karakter als zone voor recreatie en kleinhandel – vlak onder de viaduct, te midden van een bedrijvenzone - en het is zeer slecht ontsloten. Dit is een flagrante inbreuk op de uitgangspunten. Een andere inbreuk betreft de afstemming met het BHG waar verschillende gelijkaardige ontwikkelingen gepland zijn. Men streeft in de principiële visie van het VSGB complementariteit na in plaats van concurrentie. In dit geval wordt dit principe zeker niet gerespecteerd. b. Detailhandel wordt beter niet in perifere gebieden maar wel in de grotere stadscentra gepland. De voorgestelde ontwikkelingen zullen nadelige gevolgen hebben op de handelskernen van Vilvoorde en de verschillende handelskernen in het BHG. c. In de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn verschillende bijkomende megalomane shoppingen kantoorprojecten voorzien: Uplace Machelen, Heizelplateau, Just Under the Sky, Tour & Taxis. Voor de winkeloppervlakte betekent dit een totaal van 262.933m², voor de kantooroppervlakte betekent dit 324.251m². Al deze projecten bevinden zich in het noorden van Brussel of in het direct aangrenzende gebied. Het is absurd te denken dat alle projecten zich kunnen realiseren en dus is er een nooit geziene race aan de gang om de 1ste te zijn. De optelsom van al deze projecten zal een totale ontwrichting van het stedelijk weefsel en een complete chaos op het vlak van mobiliteit veroorzaken. De ruimte in het VSGB is veel te schaars om ermee te concurreren met andere projecten. De invulling van de schaarse ruimte moet oordeelkundig gebeuren. Zones voor bedrijvigheid moete leiden tot extra tewerkstelling en niet tot een verschuiving van tewerkstelling. Dit geldt zeker ook voor de geplande kantorenzones, gelet op de enorme leegstand. Er moet dus voorafgaandelijk een ernstig overleg gebeuren tussen het Vlaams en Brussels Gewest en er moeten strategische keuzes gemaakt worden die coherent zijn voor het hele gebied: Brussel en VSGB. Een verdere ontwikkeling van het reconversiegebied i.f.v. productiecapaciteiten en TDLontwikkelingen lijken ACV het meest geschikt. Dit ligt ook in lijn van de vroegere activiteiten in dit gebied. d. Het gebied voor gemengde activiteiten II (art. C3.2) werd geschreven op maat van Uplace en de toezeggingen die vanuit de Vlaamse regering werden gedaan voor Uplace. Blijkbaar moet en zal dit project er komen, ook al gaat het in tegen alle principes en de visie van het VSGB. ACV toont aan hoe Uplace een groot aandeel van de oppervlakten voor retail en leisure zal innemen. Deze ontwikkelingen vormen een ernstige bedreiging voor de verkeersleefbaarheid en de mobiliteit in de regio. Dit komt ook zeer expliciet uit het plan-MER. Er wordt zelfs gesteld dat deze mobiliteitsproblematiek de verdere ontwikkelingen in Vilvoorde-Machelen volledig hypothekeert. De voorgestelde oplossingen uit de toelichtingsnota zijn nog geen van allen beslist, laat staan getimed of gebudgetteerd. Het is onbegrijpelijk dat het RUP deze mobiliteitsgenererende ontwikkelingen toelaat, zonder dat er daadwerkelijke mobiliteitsoplossingen beslist zijn. Op zijn minst moet de ontwikkeling afhankelijk gemaakt worden van effectieve en beslisten (en gebudgetteerde) mobiliteitsoplossingen. De mobiliteitsinvesteringen moeten de ruimtelijk-economische ontwikkelingen ook in tijd flankeren. ACV steunt resoluut de optie om te zorgen voor de reconversie van de zone Vilvoorde-Machelen tot een aantrekkelijke economische groeipool met hoge toegevoegde waarde. 292a,b,c,d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282c-m. 293. Resoc Vlaams-Brabant [B161]
a. Voor het gebied met variabel programma dat afgebakend werd in het masterplan voor de reconversie van de bedrijvenzone Vilvoorde-Machelen (artikel C3.2), worden in de voorschriften voor een aantal bestemmingen minimale en maximale oppervlakte opgenomen. Het betreft de maximale oppervlakten voor handel (77.000m2) en recreatie (69.000m2) en de minimale oppervlakte voor KMO (43.000m2). Daarnaast worden in het toelichtend deel indicatieve oppervlakten voor TDL, kantoren, wonen en park opgenomen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
201/269
Dossier 388
Uit de vergelijkende tabel (voorziene oppervlakten afgewogen t.o.v. oppervlakten project Uplace) blijkt dat dit project een groot aandeel van de oppervlakten voor handel en recreatie zal innemen. Daarnaast wordt een groot deel van de oppervlakte reeds ingenomen door bestaande gebouwen (Brico, tegelhandel, garages). Zo wordt een hypotheek gelegd op de reconversie van het strategisch gelegen gebied rond de Kerklaan. Voor deze as werd in het masterplan een ontwikkeling als stedelijke as vooropgesteld. Binnen dit ruimtelijk uitvoeringsplan wordt deze functie onderschreven door de opwaardering van Kerklaan als een structurerende oost-west as voor de zachte weggebruiker. Ze vragen om de structurerende werking van deze as explicieter binnen de stedenbouwkundige voorschriften aan bod te laten komen. Voor de hierin opgenomen inrichtingsstudie dient de bepaling opgenomen te worden dat aangetoond moet worden hoe de geplande aanvraag zich verhoudt tot deze as en bijdraagt tot de vooropgestelde ontwikkeling. Omwille van de beperkte mogelijkheden voor ontwikkeling van deze as, zal financieel bijgesprongen moeten worden vanuit de overheid om dit gebied te ontwikkelen. b. Mobiliteitsaspecten zijn hier belangrijker. Ze erkennen dat de mobiliteitsvraag in de rand rond Brussel zeer groot is en de capaciteit van de hoofdwegeninfrastructuur tegen of boven de limiet zit. Ze ondersteunen het uitgangspunt dat bereikbaarheid met openbaar vervoer en verbetering van de ontsluiting als randvoorwaarde voor nieuwe woongebieden en bedrijvigheid worden gesteld. Het volstaat echter niet om deze optie als enig uitgangspunt te hanteren. Er zal moeten ingezet worden op het openbaar vervoer en op het aanmoedigen van de zogenaamde weggebruikers en op het optimaliseren van doorstroming van de Brusselse ring en op een aantal belangrijke flankerende maatregelen. Ze benadrukken het belang van een multimodale aanpak van de mobiliteit voor de planregio. De mobiliteitsinvesteringen moeten de ruimtelijkeconomische ontwikkelingen ook in tijd flankeren. 293a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282c-m. 294. Voka [B159]
a. Voor het gebied met variabel programma dat afgebakend werd in het masterplan voor de reconversie van de bedrijvenzone Vilvoorde-Machelen, worden in de voorschriften voor een aantal bestemmingen minimale en maximale oppervlaktes weergegeven. Het Uplace project zal een groot aandeel van de oppervlakten voor handel en recreatie innemen. Het kan echter een enorme stimulans betekenen voor de reconversie van het gebied. Dit impliceert wel dat de overheid de nodige financiële incentives zal moeten voorzien om de ontwikkeling te realiseren, gezien de hogere kost van reconversie voor non-leisure en handelprojecten. Binnen dit gebied zijn de mobiliteitsaspecten cruciaal. Het is belangrijk dat de Vlaamse overheid zijn engagementen in het kader van de mobiliteitsconvenant met Uplace volledig honoreert. b. Ze wijzen op de noodzaak om werk te maken van integrale en effectieve mobiliteitsoplossingen om de leefbaarheid van de regio niet te fnuiken en (her)nieuwe bedrijvigheid mogelijk te maken. Dit stelt zich echter a fortiori voor de ontwikkeling van woonzones. Ze benadrukken het belang van een multimodale aanpak van de mobiliteit voor de planregio met als doel het sluipverkeer in de brede regio te verminderen. Hierbij is de optimalisering van de Brusselse ring een noodzakelijke voorwaarde. Zonder deze optimalisering is er immers geen ruimte voor zachte weggebruikers of bijkomend openbaar vervoer. c. Gezien het grote aanbod aan kantoren en de huidige leegstand, menen ze dat op korte termijn weinig vraag zal zijn naar bijkomende kantoorgebouwen. Ze stellen zich dan ook vragen bij de optie om in gebied K, art. C3.6 (onder en langs viaduct Vilvoorde) zo uitdrukkelijk in te zetten op kantoorontwikkelingen. Ze vragen om te overwegen om deze zone op te nemen als een gebied voor regionale bedrijvigheid, zodat ook logistieke en productieactiviteiten er kunnen blijven bestaan en ontwikkelen. 294a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282c-m. 294b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1f. 294c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282b. 295. Groen! Grimbergen [B62]
Het Vlaamse plan voorziet onder het viaduct van Vilvoorde ruimte voor privé-ontwikkelaar Uplace, die hier 2 een beleveniscomplex van meer dan 200.000 m wil bouwen. Dit zou o.a. een shoppingcenter van 60.000 2 2 m bevatten, een kantoortoren van 40.000 m en één of meer hotels. Ze verzetten zich tegen het shoppingcenter. Vilvoorde werd de voorbije jaren een aangename stad om te winkelen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
202/269
Dossier 388
De middenstand herleeft, vele winkelketens openden er de voorbije jaren een filiaal en de lokale markt trekt op woensdag en zaterdag volk uit de ruime omgeving. Het geplande shoppingcenter zal deze nieuwe dynamiek fnuiken. Uplace wil ons doen geloven dat de mensen die naar het nieuwe shoppingcenter gaan gebruik zullen maken van het te creëren GEN-netwerk, De praktijk toont dat shoppingcenters zoals deze van Wijnegem, Westland of waar ook vooral via de auto bezocht worden. Uplace zal dus voor een enorme extra verkeersstroom zorgen. De ontwerpers voorzien, ondanks de verwachte toestroom via het GENnetwerk overigens 5.374 parkeerplaatsen. Ze twijfelen over de opportuniteit van de extra kantoorruimte. Een grondige evaluatie van de aanwending van de huidige beschikbare kantoorruimte dringt zich op alvorens bijkomende ruimte te scheppen. 295. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282c-m. 296. Milieuadviesraad Machelen-Diegem [B419]
In artikel 3.6 zone K moet de kantoorzone beperkt worden tot een smalle strook langsheen de spoorlijn, in het verlengde van de Nijverheidsstraat, die zal worden doorgetrokken richting luchthavenlaan (masterplan reconversie). Het lijkt nuttiger een stuk van de zone te gebruiken voor de realisatie van de groene S. Activiteiten die veel verkeer met zich meebrengen worden best geweerd. 296. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282b. 297. Waterwegen en Zeekanaal nv [B10]
De vlotte ontsluiting van de industriegebieden Kanaalzone Grimbergen, Vilvoorde, Zemst ‘Verbrande Brug’ verdient de nodige aandacht. De planopties die worden genomen binnen het VSGB moeten een vlotte aantakking van genoemde zones (specifiek de Westvaartdijk) met het hoger wegennet op rechteroever mogelijk maken (met R0). 297. De vernoemde bedrijventerreinen zijn niet opgenomen in een deelgebied, maar wel binnen de afbakeningslijn. Vlacoro gaat er van uit dat de ontsluiting van de terreinen geen bijkomende bestemmingswijziging behoeft en dat dit verder uitgeklaard moet worden met de betrokken administraties bevoegd voor mobiliteit. 298. Intercommunale Maatschappij voor de sanering en inrichting van de vallei van de Woluwe [B26]
De intercommunale is eigenaar van percelen (afd. 1, Sec A 140 E6; Afd. 1 Sec A 140 S/6 en Afd. 1 Sec A 140 T/6) te Machelen, met bestemming industriegebied. De percelen worden herbestemd tot ‘specifiek regionaal bedrijfsterrein voor kantoren’. Ze vormen een structureel geheel en grenzen aan de dorpskern. In de nabijheid van de dorpskern is de lokalisatie van een handelsbedrijvigheid van dit type ‘groothandel’ een verademing omwille van de noodzaak van toegankelijk voor personenwagens het aanleggen van parkeergelegenheden inhoudt, wat een open grondbezetting geeft. Op enkel honderden meters van bedoelde site is een bouwvergunning afgeleverd voor een enorm complex Uplace waarbij een ruime aanwezigheid van kantooractiviteiten is ingecalculeerd. Het betreft niet een louter ‘begrotings- of patrimoniumkwestie’ waartegen het argument van het planschade kan worden geplaatst. Het is de bedoeling de beschikbare ruimte in de Noordrand in te schakelen voor de reële plaatselijke noden zoals betaalbare woongelegenheid. 298. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282b. 299. BPI nv en SRI nv [B207]
a. Ze zijn eigenaar of optredend als eigenaar van percelen 344H, 116F3, 115N aan de Rittwerlaan, Kerklaan (opp. 177a) en dienen bezwaar in tegen artikel C3.2 GA. De visie van het RUP om een gemengde activiteitenzone te creëren wordt zeer positief onthaald. Artikel C3.2.1 maakt geen melding van de bestemming ‘wonen’ terwijl de toelichting een indicatieve aanduiding geeft van het aandeel te realiseren woonoppervlakte (36.000m²). Het is dan ook logisch wonen als bestemming toe te voegen in artikel C3.2.1. Suggestie voor aanpassing eerste lid van dit artikel: ‘het gebied is bestemd voor de verweving van wonen, handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoozieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen’.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
203/269
Dossier 388
b. De verwijzing in artikel C3.2.2, laatste lid, naar ‘nabijheid van een openbaar vervoersknooppunt’ wordt nogal gratuit bevonden. Zoals de toelichting aangeeft is het de bedoeling om in te spelen op de nabijheid van het knooppunt voor openbaar vervoer (GEN station Kerklaan). Om te vermijden dat torengebouwen uiteindelijk zouden worden ingeplant in de nabijheid van kleinere lokale vervoersknooppunten elders in het gebied (en dus niet in de nabijheid van het GEN-station) is het wenselijk om in de stedenbouwkundige voorschriften meer garanties te schrijven. Suggestie voor aanpassing: ‘in deze zone zijn 2 torengebouwen toegelaten voor zover ze geplaatst worden in functie van het reduceren van de visuele impact van de viaduct en de nabijheid van een multimodaal bovenlokaal openbaar vervoer knooppunt’. c. Het betreffende perceel is gelegen in een goedgekeurd BPA waarvoor al een gunstig stedenbouwkundig attest werd afgeleverd door de gemeente Machelen. Suggestie voor verduidelijking van de toelichtingsnota hieromtrent bij artikel C3.2.3: ‘Er wordt voor deze zone door de gemeente Machelen, ondersteund door de Vlaamse Bouwmeester in het kader van open oproep, een masterplan voorbereid dat onder meer rekening houdt met een reeds eerder verleend stedenbouwkundig attest. Dit masterplan zal desgevallend als kader worden gehanteerd voor, en verder moet verfijnd worden in, de inrichtingsstudie voor het gebied’. d. In de toelichting bij voorschrift artikel C3.2.2 worden voor de toegelaten activiteiten wonen, park en kantoren binnen het gebied indicatieve oppervlaktes vermeld. Daarnaast is er in de toelichting ook sprake van minimaal 43.000m² KMO. Het is goed dat er sprake is van ‘indicatieve’ oppervlaktes, bovenop de 77.000 bruto vloeroppervlakte voor handel en de 69.000 m² recreatie. Het is onduidelijk of al dan niet rekening werd gehouden met de bestaande feitelijke invullingen in het gebied met o.a. handel en recreatie bij de vaststelling van het maximum aandeel inzake handel/recreatie. Het is aangewezen om hier in de toelichting meer duidelijkheid over te verschaffen. Om voldoende flexibiliteit te garanderen in de verdere uitwerking en ontwikkeling van het gebied, zou het mogelijk moeten zijn om bestemmingen uit te wisselen binnen deze zone, voor zover ze minder hinder veroorzaken dan voorzien in het plan-MER: wonen geeft minder hinder dan bijvoorbeeld KMO invulling. De toelichtingsnota moet in die zin worden aangepast of aangevuld. 299a. Vlacoro treedt de bezwaarindiener bij en stelt dat de bestemming ‘wonen’ moet worden toegevoegd aan artikel C3.2.1. 299b. Vlacoro treedt de bezwaarindiener bij en stelt voor om de nabijheid van een hoogwaardig openbaar vervoerknooppunt op te nemen in de randvoorwaarden. 299c. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om een verwijzing naar het masterplan op te nemen in de toelichtende kolom, met de vermelding dat het masterplan wel in overeenstemming moet zijn met de voorgestelde stedenbouwkundige voorschriften. 299d. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 282c-m. 300. Novovil nv [B29]
a. Er is een frictie tussen de oorspronkelijke bedoelde bestemming uit het masterplan van de provincie en de voorliggende bestemmingsomschrijving uit het ontwerp RUP, meer bepaald ten zuiden van het viaduct van de R0 te Vilvoorde aan weerzijden van de Schaarbeeklei (cf. voorschriften art. C3.3 en art. C3.5). Conform de uitgangspunten van het aanvaarde masterplan (en in het bijzonder de consensusgebieden) is een wijziging van het plan en de voorschriften voor het gebied aangewezen zodat het meer afgestemd wordt op de oorspronkelijke concepten van het masterplan. Dit betekent een wijziging van het voorliggend ontwerp RUP zodat langsheen de Schaarbeeklei aan weerzijden gelijkaardige activiteiten mogelijk worden. Om het onderscheid tussen de beide zijden van de Schaarbeeklei weg te werken worden volgende wijzigingen voorgesteld voor de artikelen C3.5 en C3.3. b. Voor artikel C3.5.1 stellen ze voor: ‘Het regionaal bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met volgende hoofdactiviteiten: De bestaande handels-, horeca-, kantoor- en bedrijfs- en dienstenactiviteiten. Grootschalige detailhandel (baangericht) met een minimale verkoopsoppervlakte van 500m² per unit die dient te zijn gekoppeld en ondergeschikt aan logistieke en/of producerende activiteiten.’ c. Voor artikel C3.3.1 stellen ze voor: ‘Het gebied is bestemd voor de verweving van handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage) en groothandel. Grootschalige detailhandel (baangericht) met een minimale verkoopsoppervlakte van 500m² per unit dient te zijn gekoppeld en ondergeschikt aan logistieke en/of producerende activiteiten.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
204/269
Dossier 388
Ook openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen zijn toegelaten. Ten noorden van de Broekstraat is het gebied tevens bestemd voor wonen. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: Wonen in het gebied ten zuiden van de Broekstraat, behoudens voor besturend en/of bewakend personeel met beperking van één entiteit per bedrijf. Logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), en groothandel in het gebied ten noorden van de Broekstraat indien de schaal en de ruimtelijke impact ervan niet verenigbaar zijn met de omgeving. Autonome detailhandel in het gebied ten zuiden van de Broekstraat. Afvalverwerking’. d. De overige bepalingen van art. C3.3. worden behouden. 300a-d. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 282a en 282b. 301. IRET Development nv Bosstraat nv en Woluwe Viaduct nv [B199]
a. Het bezwaar kadert in het variabel programma van het (provinciale) masterplan Vilvoorde-Machelen en de afgesloten brownfieldconvenant. Het masterplan heeft twee ontwikkelingsvisies weerhouden voor het variabel programma (waartoe de projectzone behoort), met name internationale kantoorontwikkeling en leisure en recreatie. Die twee scenario’s moesten overeenkomstig de regeringsbeslissing van 20 februari 2009 ook worden onderzocht in het plan-MER voor het VSGB. Op dezelfde dag, en op basis van de functies die werden beschreven in het masterplan, besliste de Vlaamse Regering om in het plangebied te opteren 2ha 2 voor maximum 62.000 m ndel en 55.000 m recreatie. Het gaat om netto oppervlaktes. Op 3 april 2009 besliste de Vlaamse Regering dat, onder meer, met Uplace nv onderhandelingen konden worden opgestart. 2 2 Uplace vroeg netto oppervlaktes voor handel van maximum 55.000 m en recreatie 27.000 m (recreatie, 2 cafés, restaurants) en 20.000 m (hotel). Voor de bezwaarindiener zouden de onderhandelingen opnieuw worden opgestart, maar slechts binnen het kader van de nog beschikbare resterende oppervlaktes. In 2 artikel C3.2.1 van het ontwerp RUP worden volgende bruto-oppervlaktes voorzien: handel 77.000 m en 2. recreatie 69.000 m Deze oppervlaktes komen overeen met de netto-oppervlaktes vastgesteld in de regeringsbeslissing van 20 februari 2009. Op basis van de oppervlaktes die Uplace gevraagd heeft en de oppervlaktes die artikel C3.2.1 toelaat, blijkt duidelijk dat Uplace een groot aandeel van de oppervlakten voor handel en recreatie zal innemen. Een groot deel van de resterende oppervlakten is reeds ingenomen door bestaande gebouwen. Dit hypothekeert de reconversie van de rest van de zone bij afwezigheid van voldoende economisch haalbare bestemmingsmogelijkheden. Dit is des te problematischer daar de meest vervuilde sites zullen achterblijven door de voorafname door een minder vervuilde A-site. Daarenboven treft deze situatie het gebied rond de Kerklaan, die zowel provinciaal als lokaal geïdentificeerd werd als een strategische en structurerende stedelijke as voor de zachte weggebruiker. b. Bezwaarindiener haalt vervolgens artikelen en beginselen aan waarvan zij menen dat deze geschonden worden en geeft telkens een omstandige uiteenzetting. Hieronder kort een opsomming: (1) Schending van artikel 3 van het decreet van 20/10/2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming en het zuinigheidsbeginsel en van artikel 1.1.1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. De zuinigheidsplicht, één van de beginselen van behoorlijk bestuur, legt daarenboven de verplichting op om finaliteiten te bereiken met probate en adequate middelen die in een verhouding staan tot hun doelstellingen. (2) Schending van artikel 4.2.8 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van Richtlijn 2001/42/EG. (3) Schending van de regeringsbeslissing van 20/02/09 omtrent het VSGB en van het zorgvuldigheidsbeginsel. (4) Schending van artikel 1.1.4 VCRO en het motiveringsbeginsel. (5) Schending van de beginselen neergelegd in de startnota Winkelen in Vlaanderen, samen gelezen met het RSV. (6) Schending van het RSV, artikel 2.2.6, § 2 van de VCRO en het zorgvuldigheidsbeginsel. (7) Schending van het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. (8) Schending van de Dienstenrichtlijn. 301a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 282c-m. 302. Bezwaarindiener [B99]
Bezwaarindiener heeft bezwaar tegen de woonuitbreidingsgebieden Wezenhageveld (nr. 23025_01) en Priesterlindestraat (nr. 23025_06) en tegen de 5ha industrieterrein in de Waardebeekstraat.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
205/269
Dossier 388
Het gaat om waardevolle landbouwgronden gelegen in de Brabantse Kouters. De Vlaamse Regering moet grondig onderzoeken of de uitbreidingsgebieden wel noodzakelijk zijn. Grimbergen is al sterk verstedelijkt. Er zijn voldoende bouwgronden en bouwmogelijkheden in het binnengebied en de kanaalzone van de gemeente om mensen uit eigen gemeente te laten wonen. Er moet gezocht worden naar kwalitatief en niet naar kwantitatief wonen. Bezwaarindiener vraagt om de woonuitbreidingsgebieden te schrappen om zo de verdere aftakeling van de open ruimte in landbouwgemeenten te stoppen. 302. Vlacoro merkt op dat deze gebieden niet opgenomen zijn in het ontwerp RUP VSGB en ruim buiten de afbakening van het VSGB gelegen zijn. 303. Sumitomo Chemical Europe nv [B144]
a. Ter hoogte van de bedrijfssite In de Rittwegerlaan komt een gebied voor spoorweginfrastructuur (artikel C3.9). In de mate dat dit feitelijk en/of juridisch betekent dat hun site (op termijn) niet langer ontsloten kan worden langs de Rittwegerlaan, brengt deze geplande ontwikkeling de exploitatie van Sumitomo Chemical Europe in het gedrang. In de vestiging is er een absolute scheiding tussen de opslag van de veevoederadditieven en de opslag van chemische producten. Het deel van het magazijn dat bestemd is voor de veevoederadditieven wordt ontsloten via de Rittwegerlaan; het overige deel wordt ontsloten via de Woluwelaan. De veevoederadditieven maken een belangrijk deel (30%) uit van de omzet; er wordt nog een groei verwacht in de toekomst. Het is noodzakelijk dat de twee ontsluitingswegen behouden blijven. b. Het bedrijf is een hoge drempel Seveso-inrichting omwille van de opslaghoeveelheid van milieugevaarlijke stoffen. Ook vanuit dit oogpunt is het van belang dat de site bereikbaar is en blijft zowel langs de Rittwegerlaan als langs de Woluwelaan. Dergelijke dubbele ontsluitingsmogelijkheid verhoogt immers de bereikbaarheid van de site voor hulp- en interventiediensten. c. Naast het ontwerp RUP en aansluitende open ruimtegebieden, maakt een Ruimtelijk Veiligheidsrapport deel uit van het betrokken openbaar onderzoek. Omdat het bedrijf een Seveso-inrichting is, moet de evaluatie van de geplande ontwikkelingen ten aanzien van hun vestiging aan bod komen in dit RVR. Bij het raadplegen van het RVR stelt het bedrijf twee hiaten vast: (1) in de geplande ontwikkelingen situeert zich een hoogspanningsleiding boven het magazijn. Dergelijke hoogspanningsleiding is als externe gevarenbron een aandachtsgebied. Als dusdanig komt deze hoogspanningsleiding niet aan bod in (de plannen bij) het RVR. (2) Ook het hoger reeds aangehaalde gebied voor spoorweginfrastructuur komt niet aan bod in (de plannen bij) het RVR. Deze lijn Brussel-Antwerpen (lijn 25) is evenwel een aandachtsgebied, meer bepaald een hoofdspoorweg voor personenvervoer. d. Na de opmaak van het RVR, dat gebaseerd is op het ontwerp eindrapport dd. 27 juni 2008, zijn er aanpassingen aan het ontwerp RUP doorgevoerd die niet meer zijn opgenomen in het RVR. Dit zou nochtans moeten omwille van de (juridische) creatie van aandachtspunten in de onmiddellijke omgeving van een Seveso-inrichting. Ze wensen daarom een uitdrukkelijk voorbehoud te maken bij het voorliggende RVR. Ze benadrukken het aandachtspunt van het RVR inzake de mogelijks toekomstige aanwezigheid ten noorden van de Seveso-inrichting van vanwege de ontwikkeling van detailhandel, recreatie of kantoren. 303a. Vlacoro merkt op dat delen van de Rittwegerlaan verkeerdelijk zijn opgenomen in gebied voor spoorweginfrastructuur, en vraagt aan de ontwerper de weg toe te voegen aan de aanliggende bestemming. 303b. Vlacoro ondersteunt deze bemerking en verwijst naar haar standpunt 66a. 303c,d. Vlacoro brengt deze bemerkingen onder de aandacht van de dienst Veiligheidsrapportage en vraagt aan de ontwerper om in overleg met deze dienst de plannen en het RVR met elkaar in overeenstemming te brengen. 304. Alcopa nv, Moorkens Diffusion nv en Metemco nv [B173]
Bezwaarindieners zijn samen eigenaar van quasi het geheel van de voormalige Renault-site. Omdat de bestemmingsvoorschriften van het ontwerp RUP de verdere reconversie van de Renault-site ernstig in het gedrang zou brengen, formuleren zij volgende bezwaren en opmerkingen:
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
206/269
Dossier 388
a. De vooropgestelde bestemmingsvoorschriften zijn onduidelijk en bedreigen de rechtszekerheid. Het tweede lid van artikel 3.3.1 sluit ‘logistiek’ als bestemming uit, net als groothandel en voor het gebied hinderlijke bedrijven. Ze wensen uit de beantwoording van de bezwaren te kunnen opmaken dat het verbod op logistiek enkel geldt voor logistieke bedrijven in de enge zin, en niet voor bedrijven die in het kader van hun bedrijvigheid ook opslag en transport van hun producten nodig hebben. b. De uitsluiting van de mogelijkheid om een gedeelte van de voormalige Renault-site te bestemmen voor TDL (transport, distributie en logistiek) bemoeilijkt de herbestemming van de Renault gebouwen ernstig. Het is daarom beter in de zone GA 3.3 TDL-activiteiten niet uit te sluiten. Indien dit toch gebeurt, zal een groot gedeelte van de gebouwen niet kunnen worden herbestemd. Men mag niet voorbijgaan aan de enorme oppervlakte die zij te herbestemmen hebben. De bestaande gebouwen, waarvoor de beleidskeuze 2 is gemaakt deze te herbestemmen, hebben een oppervlakte van 200.000m . Indien de Vlaamse Regering toch zou oordelen de bestemmingsvoorschriften te handhaven, maken bezwaarindieners uitdrukkelijk voorbehoud voor de instelling van een vordering tot aankoop van het gedeelte van de gebouwen dat ingevolge de ontworpen bestemmingsvoorschriften geen herbruik kan vinden, en dit in toepassing van artikel 2.4.10 §1 e.v. VCRO. c. De voorziene toename van de recreatieve activiteiten kan binnen de site nooit worden opgevuld. Artikel 3.3.2 voorziet voor de site een maximum toegelaten toename van de voorziene recreatieactiviteiten met 2 50.000 m . De site is gelegen in de onmiddellijke omgeving van het terrein waarop het Uplace project wordt 2 gepland. De in de bestemmingsvoorschriften voorziene 69.000 m bruto oppervlakte voor recreatieve activiteiten binnen Uplace zal ruimschoots volstaan om de nood aan bijkomende recreatieve activiteiten in het gebied te lenigen. 2
d. De beperking van de in de bestemmingsvoorschriften opgenomen kleinhandelsactiviteiten tot 50.000 m bemoeilijkt de volledige reconversie van de bestaande gebouwen. Zowel de aard als de inplanting van de gebouwen maken de gebouwen zeer geschikt voor de inplanting van grote verkoopsoppervlaktes, zoals een meubelzaak. Het Uplace project zet niet in op dergelijke grootschalige kleinhandel, doch eerder op het nieuwe en het exclusieve, vernieuwende Belgische merken, ervaringswinkels en nieuwe merken die nog niet aanwezig zijn op de Belgische markt. Daarbij komt nog dat de plafonnering van de activiteiten kleinhandel en recreatie erg kunstmatig en moeilijk te definiëren is. De bestemmingscategorieën uit het KB van 28/12/72 is na bijna 40 jaar ruim door de tijd achterhaald. Om een volledige reconversie van de voormalige gebouwen van Renault toe te laten, dringen ze erop aan de beperkingen op de kleinhandelsoppervlakte te beperken tot het gebied waarvoor dit in het plan-MER wordt vooropgesteld, 2 minstens deze beperking te herleiden tot een maximum van 100.000 m voor recreatie en/of kleinhandel. 304a-e. Vlacoro gaat er van uit dat enkel logistieke bedrijven in de enge zin worden geweerd uit het gebied. Vlacoro vraagt dit te verduidelijken in de toelichtingsnota. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunten 282a, 282b en 282c-m. B. 4. 5 Clu st er C 4 : Op en r u im t e Lu ch th av en laa n t e Mac h e l en 305. Gemeenteraad Machelen [A8]
Het voorzien van een parkgebied (art. C4.1) tussen de Heirbaan en de E19 past in de visie van het gemeentelijk RSP. Hierbij werd ook voorzien het woonuitbreidingsgebied tussen K. Fabiolalaan en Boskantweg voorlopig niet aan te snijden. Het is evenwel niet de bedoeling dit woonuitbreidingsgebied definitief te schrappen. Dit gebied moet worden behouden als mogelijk ontwikkelingsgebied bij het zoeken naar oplossingen voor toekomstige noden inzake huisvesting en/of actieve recreatie. De gemeenteraad vraagt het gebied ten zuiden van de K. Astridlaan te behouden als woon- en uitbreidingsgebied, om te kunnen voldoen aan toekomstige noden. Dit gebied moet uit het ontwerp RUP worden geschrapt zodat de bestaande bestemming blijft behouden. Hierbij wordt aangestipt dat de gronden ten zuiden van de K. Fabiolalaan en K. Astridlaan (aan de straatzijde) gelegen zijn in BPA 2, dat woningbouw voorziet. 305. Uit de algemene visie van het VSGB en de visie voor het ‘Zaventemse’ blijkt dat de open ruimte in de omgeving van de Luchthavenlaan te Machelen een essentieel onderdeel is van het open ruimte netwerk. Om de relatie tussen de kern van Machelen met de bosgordel van Floordambos-Hellebos ruimtelijk te versterken wordt veel belang gehecht aan de handhaving en de herinrichting van het randstedelijk open ruimtegebied te Machelen over de Luchthavenlaan heen als open ruimtegebied met mogelijkheden voor bebossing.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
207/269
Dossier 388
Daarom is het in het open ruimte netwerk als randstedelijk open ruimtegebied met nadruk op recreatieve park- en bosontwikkeling aangeduid. Er wordt gestreefd naar een landschapspark dat toegankelijk wordt gemaakt voor omliggende bewoning. Vlacoro ondersteunt de visie voor dit gebied zoals vastgelegd in het ontwerp RUP en de betreffende stedenbouwkundige voorschriften. De voorziene bebossing langsheen de E19 is noodzakelijk om het gebied te bufferen tegen de impact van de E19. Het plan-MER wijst immers op de negatieve impact van de E19 op de leefbaarheid in dit gebied. Door het realiseren van een stevige bosstructuur langs E19 krijgt deze randstedelijke open ruimte een duidelijk groen kader. 306. Milieuadviesraad Machelen-Diegem [B419]
Het voorzien van een parkgebied (artikel 4.1) tussen de Heirbaan en de E19 past in de visie van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Hierbij werd ook voorzien het woonuitbreidingsgebied tussen K. Fabiolalaan en Boskantweg voorlopig niet aan te snijden. Het is evenwel niet de bedoeling dit woonuitbreidingsgebied definitief te schrappen. Ze willen een deel van dit gebied behouden als mogelijk ontwikkelingsgebied bij het zoeken naar oplossingen voor toekomstige noden inzake huisvesting en/of actieve recreatie. Ze vragen het gebied ten zuiden van de K. Astridlaan gedeeltelijk te behouden als woonen woonuitbreidingsgebied, om te kunnen voldoen aan toekomstige noden. Echter een strook van minimum 50m afstand tot de E19 moet daar minstens bewaard worden als bosgebied. De afstand tussen potentiële bewoning en de E19 is anders te klein. 306. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 305. 307. Voka [B159]
a. Er is in de aanloop van het ontwerp RUP geen enkele moeite gedaan om mogelijke alternatieven te vinden voor de geschrapte zoekzones voor bedrijvigheid. Gezien het belang van voldoende aanbod aan bijkomende bedrijventerreinen (in de omgeving van de luchthaven) kan Voka niet akkoord gaan met het bestemmen van een open ruimte langs de Luchthavenlaan (zone 68) en langs de zuidkant van de luchthaven (zone 83). Ze zijn van mening dat er wel degelijk ruimte is voor een nieuwe bedrijvenzone langs de Luchthavenlaan en in Nossegem, ten noorden van de bestaande zone Zaventem-zuid. Het alternatieve gebied biedt ook mogelijkheid voor een zuidelijke ontsluiting van de luchthaven. b. Ze zijn het oneens met de betonnering van deze zone als open ruimtegebied zonder de alternatieve mogelijke bestemmingen onderzocht te hebben. Ondanks de bepalingen van START en de strategische ligging t.o.v. het hoofdwegennet en de directe nabijheid van de luchthaven, werd deze locatie niet onderzocht als mogelijke locatie voor bijkomende bedrijvigheid. Gezien haar ligging langs de Luchthavenlaan is het gebied uitermate geschikt voor luchthavengerelateerde TDL. Meervoudig ruimtegebruik zoals een combinatie van economische ontwikkeling en landschappelijke opwaardering werd niet onderzocht. Ze stellen het alternatief voor dat ook door de provincie wordt gesuggereerd en vooral ondergrondse ruimte voor bedrijvigheid omvat (bijlage bij het bezwaarschrift). In afwachting van een gedegen onderzoek van deze zone op haar economische potenties vragen ze de afbakeningslijn meer oostwaarts te plaatsen (langs de E17 Brussel-Antwerpen). 307a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1b en 305. De open kouters ten noorden en zuiden van de Luchthavenlaan werden in het rapport focusbepaling onderzocht, maar niet weerhouden als zones voor bijkomende bedrijvigheid. Ook in het plan-MER VSGB zijn de milieueffecten van een alternatieve ontwikkeling als bedrijventerrein onderzocht. Het alternatief van een ondergrondse TDL-zone werd als niet wenselijk beoordeeld, vooral omwille van de negatieve effecten op de grondwaterstroming (cf. nabijheid dorpskern Machelen en habitatrichtlijngebied). 308. Bezwaarindiener [B420]
Bezwaarindiener is eigenaar van een perceel gelegen te Machelen tussen de Leuvensesteenweg en de Luchthavenlaan (178W, opp. 58a 42ca). De bestemming landbouwzone wordt omgezet in bosgebied. De opgelegde beperkingen tasten de eigendomsrechten aan. Er kunnen bijvoorbeeld geen schuilhokken voor dieren worden opgericht. Ze vragen de huidige landbouwbestemming te behouden. 308. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 305 en 309.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
208/269
Dossier 388
309. Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
Ze hebben vragen bij de noodzaak van de brede inkleuring van een buffer langs de Luchthavenlaan (art. C4.3). Ze vragen of deze niet kan gerealiseerd worden met een concept zoals C6.8 op pag. 146 van de voorschriften. De professionele landbouw ten zuiden van de Luchthavenlaan moet een zuiver agrarische bestemming krijgen in plaats van gemengd open ruimtegebruik (art. C4.1). 309. Vlacoro ondersteunt de bezwaarindiener en vraagt aan de ontwerper te onderzoeken in hoeverre het gemengd open ruimtegebied ook vandaag een gemengd gebruik heeft. Indien het een zuiver agrarisch gebruik heeft, is een agrarische bestemming ook in het zuidelijk deel meer aangewezen. 310. Bezwaarindiener [B2]
a. De percelen 111b2 en 117c, grenzend aan de Melsbroeksestraat, in Machelen worden ingetekend als parkgebied. Deze percelen liggen aan de openbare weg, voorzien van alle nutsleidingen. Toch worden beide percelen niet opgenomen binnen de afbakeningslijn van het VSGB. Ze vragen deze percelen op te nemen zodat er op perceel 111b2 kan gebouwd worden en perceel 117c tot de woonzone behoort. b. Ze hebben bezwaar tegen het niet aanduiden van perceel 111b2 in het register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn. De omliggende gebieden zijn wel aangeduid als zone met mogelijke kapitaal- en/of gebruikersschade. Ze zullen wel degelijk kapitaalschade lijden met betrekking tot de pacht van het perceel. 310a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 305. Deze open ruimtegebieden zijn inderdaad niet opgenomen binnen het afbakeningsgebied van het VSGB. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 4c. 310b. Vlacoro verwijst verder naar het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn (toelichtingsnota, bijlage IV). De regelgeving inzake schadevergoedingen is vastgelegd en uitgewerkt in diverse decreten en uitvoeringsbesluiten (o.a. VCRO: art. 2.6. t.e.m. 2.6.19, decreet grond- en pandenbeleid en decreet gebruikerscompensatie). Het register geeft, conform deze regelgeving, de percelen aan waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De vergoeding is evenwel verbonden aan een aantal voorwaarden en wordt niet automatisch toegekend, maar beoordeeld per specifiek geval. 311. Gemeenteraad Steenokkerzeel [A15]
Het ontwerp RUP duidt het boscomplex rond het Floordambos aan als een belangrijke component van de groene gordel rond Brussel en de open ruimtestructuur. De zone langs beide zijden van de Luchthavenlaan moet worden uitgebouwd als strategisch randstedelijk open ruimtegebied aansluitend bij het complex Floordambos. De gemeente juicht dit toe omdat aldus de waardevolle open ruimte tussen Steenokkerzeel, Machelen en Vilvoorde wordt versterkt en gevaloriseerd. Het is wenselijk dat snel zou worden gestart met de concretisering van deze opties, in het bijzonder het uitvoeren van de al voorziene bosaanplantingen langsheen de E19 en de realisatie van de trage verbinding die de zone aan beide zijden van de Luchthavenlaan met elkaar verbindt. Op die manier kunnen de mogelijkheden voor zachte recreatie in het gebied beter worden benut en wordt het fiets- en voetgangersnetwerk in de regio aanzienlijk verbeterd. De gemeente wijst op het gevaar dat deze niet uitvoerbaar zijn door het ontbreken van de mogelijkheid tot aanleg van voet- en fietspaden in art. C4.2. en C4.3. Ze stellen voor om in beide artikelen toe te voegen: 'Volgende handelingen zijn eveneens toegelaten: het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer.' 311. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 305. Vlacoro vraagt de ontwerper om de gevraagde aanpassing van art. C4.2 (BAG) en art. C4.3 (bos) i.f.v. de zachte recreatie, te onderzoeken.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
209/269
Dossier 388
B. 4. 6 Clu st er C 5 : N oo rd r an d in t e rn at ion a l e lu ch t h av en 312. POM Vlaams-Brabant [B140]
Het herbestemmen van de bestaande terreinen van de (cargo)luchthaven is een schoonheidsoperatie om de ruimtebalans op te smukken door kunstmatig bijkomende bedrijvenzone te creëren. De facto is het bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen waar huidige en toekomstig gelijkaardige activiteiten vergunbaar zijn. Het ontbreken van een onteigeningsplan hypothekeert ook hier de realisatie van de zone begrepen onder artikel C5.1. Het betreft in het bijzonder voor de bestaande bebouwing in de hoek Veldweg en Eugene Blaironstraat. Gelet op de eerder aangegane verbintenissen in de interministeriële conferentie over herlokalisatie van de militaire luchthaven, stellen ze voor de overdruk 'gebied voor militaire activiteiten' achterwege te laten. Hiermee neemt het Vlaams Gewest een duidelijk en consequent standpunt in. 312. De herbestemming van de zone van ‘gebied voor gemeenschapsvoorzieningen’ naar ‘specifiek regionaal bedrijventerrein voor luchthavengebonden bedrijven’ is gericht op rechtszekerheid. In uitvoering van het RSV is het belangrijk om de luchthavengebonden bedrijventerreinen aan te duiden. Vlacoro erkent dat de effectieve ontwikkeling van een deel van dit terrein afhankelijk is van de toekomst van de militaire luchthaven, en dat bijgevolg deze herbestemming op korte termijn niet zal leiden tot bijkomende ruimte voor bedrijvigheid. Vlacoro vraagt aan de Vlaamse Regering om een duidelijk standpunt in te nemen over de militaire luchthaven, in lijn met de langetermijnperspectieven van het Ministerie van Defensie. Indien er geen reële kans bestaat om in de komende 10 jaar, delen van de militaire luchthaven effectief in gebruik te nemen voor logistieke activiteiten, stelt Vlacoro voor het gebied met overdruk militaire activiteiten volledig uit het ontwerp RUP te schrappen. 313. Gemeenteraad Machelen [A8]
De verdere uitbouw van de vrachtzone van de luchthaven (art. C5.1) is verantwoord en past in de visie van het gemeentelijk RSP. De noden inzake grootschalige logistiek gerelateerd aan de luchthaven moeten hier worden opgevangen. Ondanks de eerdere vraag van de gemeenten tot behoud van het woongebied met landelijk karakter aan de Blaironstraat, wordt de zone opgenomen in zone (L). Wanneer de Vlaamse overheid deze zone niet langer wil behouden, wil de gemeente dat een duidelijk plan wordt opgemaakt voor deze zone met een duidelijke timing, waarbij een herhuisvestingsproject binnen de deelgemeente Diegem wordt uitgewerkt in samenwerking met de gemeente Machelen. De vervangwoningbouw moet worden gerealiseerd vóór de eigenlijk onteigening wordt uitgevoerd. De beperkte woningbouwgebieden die in Diegem nog aanwezig zijn, en noodzakelijk om nieuwe huisvesting te realiseren, ter vervanging van de mogelijk te onteigenen woningen, worden door het ontwerp RUP geschrapt als woonzones. 313. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 312. Met het ontwerp RUP wordt inderdaad geopteerd voor het verdwijnen van enkele woonclusters, waar de leefbaarheid zeer laag is nl. onder de opstijgroutes van de luchthaven en vlak bij de R0. 314. Voka [B159]
Het bevestigen van de bestaande terreinen van de (cargo)luchthaven (art. C5.1) is een manier om de ruimtebalans positief op te smukken door kunstmatig bijkomende bedrijvenzone te creëren. Het gebied is momenteel voor een groot deel in ontwikkeling (25ha). Dit terrein mag dan ook niet als een nieuwe realisatie worden beschouwd. De aanwezigheid van een hele reeks woningen langs de Eugène Blaironstraat, Felix Timmersmanslaan en Veldweg hypothekeert de realisatie van de zone lang de R0. Gelet op de eerder aangegane verbintenissen in de interministeriële conferentie rond de herlokalisatie van de militaire luchthaven, stellen ze voor de overdruk ‘gebied voor militaire activiteiten’ weg te laten, zodat het gebied op korte termijn wel degelijk een economische bestemming kan krijgen. 314. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 312.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
210/269
Dossier 388
315. Resoc Vlaams-Brabant
Het herbestemmen van de bestaande terreinen van de luchthaven is een schoonheidsoperatie om de ruimtebalans op te smukken door kunstmatig bijkomende bedrijvenzone te creëren. De facto is het bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen waar de huidige en toekomstige gelijkaardige activiteiten vergunbaar zijn. De zone wordt ingekleurd als een zone die in aanmerking komt voor een planbatenheffing. Technisch-theoretisch gaat het om een omzetting van een gebied bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut naar een gebied voor bedrijvigheid. Kern van het geheel is niet de bestemmingswijziging (deze wordt niet belast) wel de meerwaarde die een grond krijgt door een bestemmingswijziging. In dit kader mag een planbatenheffing voor deze zone geen optie zijn. Het ontbreken van een onteigeningsplan hypothekeert de realisatie van de zone begrepen onder artikel C5.1. Het betreft de bestaande bebouwing in de hoek Veldweg-E.Blaironstraat. Het is onduidelijk waarom perceel 497t2n niet is meegenomen in de zone voor specifiek regionaal bedrijventerrein voor luchthavengebonden bedrijven. Om de optimale ontwikkeling op lange termijn te garanderen, is een uitbreiding met dit perceel aangewezen. Gelet op de eerder aangegane verbintenissen in de interministeriële conferentie over herlokalisatie van de militaire luchthaven, stellen ze voor de overdruk ‘gebied voor militaire activiteiten’ achterwege te laten. Hiermee neemt het Vlaams Gewest een duidelijk en consequent standpunt in. 315. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 312. 316. Belgocontrol [B188]
Ze hadden in hun advies aan het departement RWO van 24 september 2010 ten oosten van de Haachtsesteenweg en het wachtbekken een zone A gedefinieerd (begrensd door de dienstbaarheden van het ILS-systeem van Runway 20, het ILS van Runway 25R en van de toekomstige 07L). Deze zone A zou moeten worden uitgesloten uit het gebied L (artikel C5.1) omwille van de impact van toekomstige fysische obstakels (bv. de bouw van industriegebouwen) op het functioneren van dit ILS systeem. De werking zou door bijkomende bouwconstructies worden verstoord met ernstige veiligheidscomplicaties voor de luchtvaart. Het toelaten van industriebouw zou aanleiding kunnen geven tot een verkeerde positionering op de radarschermen. De luchterfdienstbaarheden moeten nageleefd worden. Deze worden geregeld in bijlagen 10 en 14 van het ICAO-verdrag. Deze leggen met het oog op het garanderen van de veiligheid van het luchtverkeer hoogtebeperkingen op en voorzien dat bepaalde zones moeten gevrijwaard worden van constructies en hindernissen zodat de luchtvaartcommunicatie- en navigatieapparatuur feilloos kan functioneren. Binnen artikel C5.1 duidde Belgocontrol eveneens een zone B aan die uit het gebied L zou moeten worden weggelaten omwille van de mogelijke verlenging van de Taxiway Noord. Vanuit ATS standpunt wordt sinds lang om veiligheids- en capaciteitsoverwegingen de wens uitgedrukt om de huidige Taxiway noord ‘N’ te verlengen; op basis van het ontwerp RUP lijkt een verlenging van deze Taxiway niet langer haalbaar. 316. Vlacoro stelt voor om voor deze zones A en B (van het gebied L, artikel C5.1) de aangehaalde ruimtelijke bemerkingen duidelijk op te nemen in de stedenbouwkundige voorschriften of anders over te gaan tot een schrapping van deze zone uit het ontwerp RUP, zoals gevraagd door de bezwaarindiener. 317. The Brussels Airport Company [B100]
a. The Brussels Airport Company verwijst naar de reeds gevoerde correspondentie in het kader van het RUP VSGB en stellen voor om in artikel C5.1 een derde paragraaf toe te voegen (installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie): ‘voor zover ze niet strijdig zijn met de gangbare luchterfdienstbaarheden of een gevaar opleveren voor de luchtverkeersveiligheid’. De gangbare luchterfdienstbaarheden leggen beperkingen inzake hoogte op voor constructies op en rond de luchthaven met het doel de luchtverkeersveiligheid te verzekeren. Het zou niet logisch zijn om hierop een uitzondering te maken voor installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie, inzonderheid omdat dat industriële windmolens met een grote hoogte tot dit soort installaties kan behoren. De systemen (o.a. radar, ILS) om de veiligheid van het luchtverkeer te garanderen en inzonderheid de navigatiemiddelen, leggen een aantal beperkingen op. Hierover is voorafgaand aan het openbaar onderzoek een uitgebreide nota bezorgd. Deze toevoeging kan vervallen indien het voorschrift opgenomen de in artikel C5.1.2 2 lid ook uitdrukkelijk slaat op voormelde installaties.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
211/269
Dossier 388
b. Aan de vijfde paragraaf van artikel C5.1 moet ‘autonome’ worden toegevoegd, voor het woord kleinhandel. Er zijn in het gebouw 706 verschillende zaken gevestigd die onder de strikte toepassing van de notie kleinhandel zouden kunnen vallen (zoals een bank, een restaurant). Deze toevoeging kan vervallen indien deze zaken vallen onder ‘gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein’ zoals voorzien in artikel C5.1.2. c. In artikel C5.1.2 moet in de derde paragraaf na ‘regionaal bedrijventerrein’ worden toegevoegd: ‘en een luchtvrachthaven’ en dit omwille van het versterken van de rechtszekerheid. Er kunnen immers nog voorzieningen bestaan die inherent zijn aan het uitoefenen van een luchtvrachthaven welke niet vervat zijn in de omschrijving ‘realisatie van de openbare nutsfunctie van de luchthaven’ noch in de voorschriften met betrekking tot ‘een specifiek regionaal bedrijventerrein voor luchthavengebonden bedrijven’. d. De zone C5.1 die in zone voor gemeenschapsvoorzieningen lag, is ingekleurd als zone die in aanmerking komt voor planbaten. In de begeleidende documenten wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat de documenten inzake planbaten louter informatief zijn. Technisch gaat het inderdaad om een omzetting van een gebied bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut naar een gebied voor bedrijvigheid. Nochtans wijzigt de bestemming niet omdat het gebied al voorzien was als een gebied voor de uitbouw van een luchtvrachthaven met alle logistieke en bedrijfsmatige ontwikkelingen die daarmee samenhangen. De omschakeling naar een specifiek regionaal bedrijventerrein voor luchthavengebonden bedrijven zorgt niet voor een meerwaarde van het terrein. Immers, het voorschrift C5.1.1 bestendigt de zone als een vrachtluchthaven alleen met een andere planologische benaming. Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met luchthavengebonden karakter. Een bedrijf is luchthavengebonden als de activiteiten ervan noodzakelijk of ondersteunend zijn voor de werking van de luchthaven of als ze afhankelijk zijn van de luchtvaart. Kern van het geheel is niet de bestemmingswijziging - deze wordt niet belast - wel de meerwaarde die een grond krijgt door een bestemmingswijziging. Ze kunnen een eventuele planbatenheffing voor de herbestemde zone niet anders interpreteren als machtsafwending van de overheid en vragen daarom voor de desbetreffende zone uit het plan nummer 8 te lichten. e. Ze zullen zich niet verzetten om het gebied begrensd door de Stelplaatslaan, Veldweg, Nieuwe Zaventemsesteenweg op te nemen in het stedenbouwkundig voorschrift C5.1 voor zover het gebied daarmee niet valt onder planbaten en waarbij bezwaarindiener geenszins een engagement neemt tot verwerving of onteigening van de betrokken onroerende goederen. 317a. Vlacoro ondersteunt de vraag van Belgocontrol [B188], BAC [B100] en de FOD Mobiliteit [B197] tot aanvulling van de stedenbouwkundige voorschriften van art. C5.1 met het oog op het verzekeren van de luchtvaartveiligheid. 317b,c. Vlacoro stelt dat het voorschrift van art. C5.1.2 in overeenstemming moet worden gebracht met de bestaande activiteiten en ondersteunt de gevraagde toevoeging. 317d. Vlacoro merkt op dat de VCRO een specifieke procedure voorziet voor het geval er wel een bestemmingswijziging is, maar geen reële meerwaarde. 317e. Vlacoro merkt op dat het niet duidelijk is over welk gebied het hier gaat. Ze neemt akte van deze suggestie. 318. Federale Overheidsdienst (FOD) Mobiliteit en Vervoer, Luchtvaart [B197]
Ze verwijzen naar de bezwaren van The Brussels Airport Company en Belgocontrol en formuleren voor het gebied ten noorden van de luchthaven een aanvulling van artikel C5.1 (cf. bezwaar ‘a’ van bovenstaand bezwaarschrift [B100]). 318. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 317a. 319. Ministerie van Landsverdediging [B95]
a. Ze stellen bezwaar in tegen de nieuwe bestemming die voor de militaire luchthaven te Melsbroek is voorzien. Defensie vraagt om het openbaar karakter van de militaire luchthaven te bestendigen en de huidige bestemming niet te wijzigen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
212/269
Dossier 388
b. De nieuwe bestemming is een miskenning van de bestaande en toekomstige ruimtelijke situatie. Bij de opmaak van het RUP is er terecht vanuit gegaan dat de militaire activiteiten in het plangebied behouden kunnen blijven. Hiervoor werd verwezen naar het plan ‘Voltooiing van de transformatie’ waarin de militaire luchthaven niet vermeld staat. De militaire luchthaven, die tot op heden is ingekleurd als ‘gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut’, wordt in het ontwerp RUP echter ingekleurd als ‘specifiek regionaal bedrijventerrein voor luchthavengebonden activiteiten en (in overdruk) gebied voor militaire activiteiten’, met onder meer volgende motivatie: ‘Momenteel is er geen tijdsperspectief op het verdwijnen van de militaire activiteiten op de luchthaven Melsbroek. Daarom worden deze activiteiten gefaciliteerd, maar wordt de logistieke roeping van het gebied eveneens verankerd’. De wijziging miskent overduidelijk de primaire bestemming van de terreinen, nl. het openbaar nut van de militaire luchthaven. De militaire activiteit wordt volgens het huidig plan ‘gefaciliteerd’ als een overdruk van de nieuwe bestemming, terwijl deze in werkelijkheid de hoofdfunctie heeft. Ze zien niet in waarom hun domeinen een logistieke roeping zouden hebben of waarom deze verankerd moeten worden. De Vlaamse overheid was zich er bij de opmaak van het plan ten volle van bewust was dat de militaire luchthaven niet zal verdwijnen. c. De nieuwe bestemming is er gekomen zonder overleg met het Ministerie van Landsverdediging en miskent de bevoegdheden van het Ministerie. Hoewel ruimtelijke ordening een bevoegdheid is van het Vlaams Gewest moet zij deze uitoefenen met de nodige loyauteit naar het federale niveau. Door eenzijdig een nieuwe inkleuring te voorzien, welke gevolgen kan hebben met betrekking tot de werking van de militaire luchthaven (vergunningsbeleid), wordt deze loyauteit miskend en worden mogelijk de militaire activiteiten gehypothekeerd. Zo kan afbreuk gedaan worden aan het door Defensie beoogde beleid en de militaire behoeften. d. Planbaten. Daar de militaire activiteiten niet zullen verdwijnen te Melsbroek is er zoals hierboven al aangehaald geen bestemmingswijziging vereist, noch kan deze gewijzigde bestemming voordeel opleveren voor Defensie. Door de bestemming enerzijds te wijzigen en anderzijds de militaire activiteiten in overdruk te faciliteren verandert er in hoofde van de Vlaamse overheid niets. De wijziging moet dan ook beschouwd worden als enkel bedoeld met het oog op de heffing van planbaten. 319a,b,c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 312. 319d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 317d. 320. Milieuadviesraad Machelen-Diegem [B419]
a. Artikel 5.1 zone L: de verdere uitbouw van de vrachtzone van de luchthaven is niet verantwoord gezien de reeds te hoge belasting van deze zone en het niet verbonden zijn van heel wat van de activiteiten met de luchthaven. b. Ondanks de vraag van de gemeente tot behoud van het woongebied met landelijk karakter aan de Blaironstraat wordt de zone opgenomen in een regionaal bedrijventerrein voor luchthavengebonden bedrijven. Dit zal een extra zware belasting geven voor de verkeersleefbaarheid en de reeds precaire fijn stof situatie zal enkel verergeren. Het lijkt mogelijk deze zone te bewaren als woonzone, zelfs indien de mogelijke uitbreiding van de ring zou worden doorgevoerd. Indien de Vlaamse overheid beslist deze woonzone niet langer te behouden, willen ze dat een duidelijk plan wordt opgemaakt voor deze zone met een duidelijke timing, waarbij een huisvestigingsproject binnen de deelgemeente Diegem wordt uitgewerkt in samenwerking met de gemeente Machelen. De vervangwoningbouw moet worden gerealiseerd vóór de eigenlijke onteigeningen worden uitgevoerd. De opname van het woongebied met landelijk karakter (Veldweg, Timmermanslaan, Blaironstraat) werd in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan als een eventuele noodmaatregel van de Vlaamse overheid vermeld, mits de uitdrukkelijke voorwaarde dat bijkomende woongebieden voor herhuisvesting in Diegem werden ontwikkeld. Het gemeentelijk structuurplan werd door de Vlaamse overheid goedgekeurd. Bijgevolg is het noodzakelijk dat bijkomende woonmogelijkheden kunnen worden gecreëerd zodat de inwoners in hun eigen gemeente gehuisvest kunnen blijven. 320a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 312. 320b. Met het ontwerp RUP wordt inderdaad geopteerd voor het verdwijnen van enkele woonclusters, waar de leefbaarheid zeer laag is nl. onder de opstijgroutes van de luchthaven en vlak bij de R0.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
213/269
Dossier 388
321. OCMW Brussel [B421]
Ze verheugen zich met het genomen initiatief maar hebben bemerkingen bij de zone gelegen langs de Haachtsesteenweg, die werd opgenomen in een zone voor de luchthaven gerelateerde activiteit, in een deelgebied waar mogelijk planbaten verschuldigd zijn door de bestemmingswijziging van openbaar nut voor bedrijvigheid. Ze zien geen redenen voor de toepassing van een dergelijke regeling omdat het gebied gelegen is aan uitgeruste wegenis, waar conform de stedenbouwwet vergunningen werden afgeleverd, andere gebouwen bestonden en bestaan in deze zone die fysisch en ruimtelijk geschikt was en is voor bebouwing maar door de bevriezingspolitiek van de overheid (onteigeningsbesluiten) zich nog niet had kunnen ontwikkelen als bouwzone/bedrijvenzone. De voorziene bestemming laat aan deze eigendommen terug het normaal gebruik toe die zij reeds lang zouden gekend hebben zonder inmenging van de overheid via haar bevriezingsbeleid. Het is dan ook evident dat de overheid geen voordeel mag halen van een kunstmatige ingreep die de normale evolutie en valorisatie van deze zone gedurende praktisch 40 jaar verhinderde. 321. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 312. 322. Gemeenteraad Steenokkerzeel [A15]
a. De toelichtingsnota (pag. 33) stelt dat enkel een beperkte en louter hypothetische visievorming voor het luchthavengebied is gebeurd. Dit is niet correct want art. C5.1 van de voorschriften geeft bestemmingsinrichtings- en adviesvereisten voor terreinen binnen het luchthavengebied. Deze voorschriften zijn verordenend en dus niet louter visievormend. Bij de afbakening van de internationale poort kan dit voor grote juridische problemen zorgen door het vastleggen van bestemmingen in dit ontwerp RUP. Het ontwerp RUP is daardoor bovendien in strijd met het RSV, want het geeft geen uitvoering aan de bindende bepalingen, die stellen dat er een afbakening van de internationale poort moet gebeuren. Een RUP is de uitwerking van het structuurplan en kan enkel afwijken mits motivering. De gemeente is van oordeel dat de paragraaf op pag.33 van de toelichtingsnota geen motivering is om delen van het luchthavengebied op te nemen in dit GRUP. b. Het overtekenen van delen van het ontwerp RUP Noordelijk ontsluiting in art C5.2 en C5.3 zorgt voor verwarring. Deze gebieden liggen in beide gewestelijke RUP's waartussen geen hiërarchisch verschil is. Ze vragen of deze intekening niet het in herziening stellen van het RUP NOLH tot gevolg heeft, met de nodige procedures. c. Hoewel de gemeente toejuicht dat de luchthaven in het ontwerp GRUP beperkt wordt tot de Haachtsesteenweg (N21) wenst de gemeente Steenokkerzeel toch enkele bezwaren te formuleren tegen art. C5.1. 'Specifiek Regionaal Bedrijventerrein voor Luchthavengebonden bedrijven'. Ze merken op dat in de zone tussen de Haachtsesteenweg en de Luchthaven luchthavengebonden functies aanwezig zijn (zoals het waterzuiveringstation, het vluchtelingencentrum). Door de inkleuring als bedrijventerrein en de bijgaande voorschriften worden deze functies zonevreemd. Bovendien heeft de inkleuring van het volledige gebied tot gevolg dat de luchthavenondersteunende functies in de toekomst elders zullen gesitueerd moeten worden. Dit is al gebleken uit de inplanting van het nieuwe vluchtelingencentrum INAD ten zuiden van de luchthaven in de open ruimte. Dit zorgt voor problemen met veiligheid en vluchtelingenwetgeving en zal in de toekomst vergroten op deze manier. d. De verkeersafwikkeling is niet opgenomen in het verordenend deel van de voorschriften (art. C5.1) waardoor er geen zekerheid is over de ontsluiting van de verschillende terreinen en de bijhorende verkeersdruk op de N21. e. Het artikel C5.1 voorziet geen voorschriften qua buffering, inplanting en afmetingen van gebouwen. Dit is niet aanvaardbaar gezien de zone tot tegen de woonkern van Melsbroek komt, wetende dat het RSV en het GRS Meisbroek aanduiden als een woonkern in het buitengebied. 322a-e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 312. Ze ondersteunt de vraag van de gemeente Steenokkerzeel betreffende de toevoeging aan artikel C5.1 (buffering, inrichting, verkeersafwikkeling). De afstemming met het ontwerp RUP Noordelijke ontsluiting brengt ze onder de aandacht van de ontwerper.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
214/269
Dossier 388
B. 4. 7 C lu st er C 6: Op en ru i mt en et w erk Ma ch el en , Z a ve n t e m, K raa in e m, W e ze mb e ek Op p em 323. Gemeenteraad Machelen [A8]
a. In de bufferzone tussen Woluwelaan en woonzone Villastraat-Schroonsstraat-Budasteenweg (art. C6.4) is de bufferende functie nog aanwezig. Een inrichting als parkgebied met recreatief gebruik als wandelgebied en fietsroute kan deze zone een meerwaarde geven voor de uitbouw van de Woluwevallei. Het past in de uitbouw van de groene S, zoals ontwikkeld in het gemeentelijk structuurplan. Op deze locatie wordt een bijkomende toegang tot het brownfieldproject Uplace voorzien. De bestemming moet hier rekening mee houden. b. Het woongebied tussen de kern van Diegem, de spoorlijn en de Oude Haachtsesteenweg sluit perfect aan bij de bestaande woonkern van Diegem en is de enige mogelijkheid voor Diegem (samen met enkele zones aan de Woluwelaan) om nog nieuwbouw voor de inwoners te realiseren (art. C6.4, parkgebied). De gemeente wenst uitdrukkelijk deze woongebieden te behouden. Dit bestaande woongebied moet uit het ontwerp RUP worden geschrapt zodat de gewestplanbestemming ‘wonen’ onveranderd van toepassing blijft. Bovendien is dit gebied een oude zavelput waarin na opvulling een bodemvervuilingsprobleem is ontstaan. Dit probleem is slechts betaalbaar aan te pakken indien een ontwikkeling mogelijk is. De afbakening van een stedelijk gebied kan geen beperking inhouden van wonen in stedelijke gebieden. Het gelijkheidsbeginsel tussen de verschillende luchthavengemeenten wordt geschonden, gezien de voorgestelde maatregelen voor het inperken van de woongebieden alleen wordt toegepast in de gemeenten die bereid waren mee te werken aan het afbakeningsproces. c. In de woonuitbreidingsgebieden, grenzend aan de luchthavengerelateerde kantoorzone Bessenveld, liggen heel wat percelen aan een uitgeruste weg (art. C6.4, parkgebied). Het BPA Bessenveld dat de gemeente voorbereidt, voorziet het afwerken van het woongebied aan de uitgeruste weg met een bufferzone richting kantoorzone. Het is noodzakelijk bouwmogelijkheden in Diegem te behouden en woonuitbreidingsgebieden langs de bestaande uitgeruste straat te behouden. d. Het gebied voor recreatie (art. C6.5) werd door een BPA zonevreemde sportinfrastructuur omgezet naar recreatiegebied waarin accommodaties voor sportinfrastructuur mogelijk zijn. Dit plan werd na langdurig overleg met de Vlaamse en provinciale overheid in 2007 goedgekeurd. Er werd een beperkte bebouwing van 900 m² en twee bouwlagen mogelijk, noodzakelijk voor sportaccommodatie en jeugdlokalen, met een zeer beperkte impact op het gebied. Het kan niet dat het ontwerp RUP deze verworven bestemming terugschroeft. Dit is de enige locatie in Diegem waar nog een mogelijkheid is voor een oefenterrein voor jeugdvoetbal en speelterrein voor jeugdbeweging. Dit recreatiegebied, waarop een BPA zonevreemde infrastructuur van toepassing is, moet uit het ontwerp RUP worden geschrapt, zodat de mogelijkheden van het goedgekeurd BPA van toepassing blijven. e. In het gebied voor gemengde activiteiten (art. C6.7) is wonen niet mogelijk als hoofdfunctie. Deze zone in Diegem-centrum omvat een aantal percelen in het woongebied die worden omgezet in een gemengde zone voor bedrijvigheid waar woonprojecten niet worden toegelaten. Het uitsluiten van nieuwbouwprojecten in de kern van Diegem aan de Woluwelaan en ook aan de Zaventemsesteenweg, gaat in tegen het GRS, waarin deze zones werden aangeduid als mogelijke locaties voor nieuwbouw-huisvesting voor de onteigeningen aan de Blaironstraat (opgenomen in zone L art. 5.1). Door het ontsluiten van woonprojecten in dit gebied wordt rechtstreeks tegen de belangrijkste doelstelling en visie van het gemeentelijk RSP ingegaan: (a) Kernversterking en nieuwbouw nabij de kern en aan de Woluwelaan op het moment dat de Woluwelaan wordt aangesloten op de parallelstructuur van de R0 en bijgevolg een locale weg wordt; (b) het opnieuw verbinden van de kern van Diegem, die destijds door grote infrastructuren werd versnipperd; (c) het voorzien van nieuwe woonmogelijkheden als oplossing voor eventuele onteigeningen in de wijk Blaironstraat, Timmermanslaan en Veldweg. Het GRS werd na intensief overleg goedgekeurd in 2009. In het kader van goed bestuur is het noodzakelijk dat met plannen waarover in 2009 een akkoord was en de goedkeuring hebben gekregen, rekening wordt gehouden. In de gemengde zone moeten woonprojecten mogelijk zijn. Bijzondere voorwaarden inzake geluidsisolatie kunnen worden opgelegd. f. Voor de bufferzone Zaventemsesteenweg, voor begraafplaats Diegem, stellen ze voor een woonproject, met bijzondere eisen inzake geluidsisolatie, mogelijk te maken en de bestemming aan te passen voor wonen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
215/269
Dossier 388
g. De zone waarin de op- en afrit van de R0 vanuit de Woluwelaan is gelegen werd ingekleurd in de gemengde zone. Dit betekent dat hierdoor de op- en afrit naar de R0 in de toekomst wordt geschrapt. In het kader van de omvorming van de ring met parallelstructuur, verzet de gemeente zich hier uitdrukkelijk tegen. De luchthavengerelateerde kantoor- en diensten zone Diegem-zuid, waarvoor door de gewestplanwijziging van 2000 nog een uitbreiding is voorzien met ‘het Bessenveld’, is vandaag reeds onvoldoende ontsloten naar het hogere wegennet. Het schrappen van de op- en afrit vanuit de kantoorzone kan alleen gebeuren als er een evenwaardige bijkomende aansluiting op de ring R0 wordt voorzien. Dit op- en afrittencomplex uit het GRUP moet worden geschrapt, gezien er geen alternatieve oplossing is voor de ontsluiting van de internationale kantoorzone van Diegem. Bovendien moet de mobiliteit rond de R0 nog worden bestudeerd in het kader van het MER. 323a. Vlacoro ondersteunt deze bemerking en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. 323b. Vlacoro ondersteunt deze bemerking en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. 323c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 329a en 329b. 323d. Vlacoro stelt vast dat het ontwerp RUP voor deze cluster uitgaat van de bestemming van de bestaande sportinfrastructuur als recreatiegebied. Ze brengt de afstemming met het BPA zonevreemde sportinfrastructuur onder de aandacht van de ontwerper. 323e. Specifiek voor de kern van Diegem wordt een gemengde ontwikkeling beoogd die een leefbare kern op lange termijn kan garanderen, zonder het aantal gehinderden door vliegtuiglawaai te doen toenemen. Vlacoro merkt op dat de Vlaamse Regering terecht de keuze heeft gemaakt om het aantal gehinderden door vliegtuiglawaai in de omgeving van de luchthaven niet te doen toenemen. Vlacoro vraagt de ontwerper te onderzoeken of het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan hier (deels) kan worden gevolgd en zo niet, grondiger de keuze voor gemengde activiteiten te motiveren. 323f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 323e. 323g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 353h. 324. Milieuadviesraad Machelen-Diegem [B419]
a. In zone P (artikel C6.4) is in de bufferzone tussen Woluwelaan en woonzone Villastraat, Schroonststraat, Budasteenweg te Machelen de bufferende functie nog aanwezig; doch een inrichting als parkgebied met recreatief gebruik als wandelgebied en fietsroute kan deze zone een meerwaarde geven voor de uitbouw van de Woluwevallei. Het past in de uitbouw van de groene S, zoals ontwikkeld in het gemeentelijk structuurplan. Op deze locatie wordt een bijkomende toegang voorzien tot het Brownfieldproject Uplace door de Vlaamse overheid (AWV). De bestemming moet hiermee rekening houden. b. Het woongebied tussen kern van Diegem, spoorlijn en Oude Haechtsesteenweg (ten noorden van de spoorweg) sluit perfect aan bij de bestaande woonkern van Diegem en is de enige mogelijkheid voor Diegem (samen met enkele zones aan de Woluwelaan), om nog nieuwbouw voor de inwoners te realiseren. De oorspronkelijk voorziene woongebieden kunnen behouden blijven voor zover er een parkzone komt met een breedte van minstens 50m, langs de kant van het spoor, om enerzijds de hinder van het spoor te reduceren en anderzijds de mogelijkheid te creëren van een groene long. Dit zou een perfecte combinatie kunnen vormen met een aan te leggen fietspad aan de zuidkant van het spoor die de kernen van Diegem en Machelen kan verbinden. c. Hun voorkeur gaat uit naar het niet ontwikkelen van Bessenveld als kantoorgebied. Er is reeds meer dan genoeg kantoorgebied (leegstand). De ontsluiting zal zeer moeilijk zijn en bijna onvermijdelijk leiden tot een verkeersinfarct. Indien het gewest bij zijn standpunt blijft dan moet het getekende parkgebied aan de rand van Bessenveld en de bewoning van Diegemdorp parkgebied worden. Ze vragen uitdrukkelijk dat hierboven een buffer wordt toegepast van min. 50m en dat dus het parkgebied niet als buffer wordt gebruikt. d. In een gebied voor gemengde activiteiten (artikel C6.7) zijn mogelijk: handel, horeca, recreatie, bedrijven, kantoren. Wonen is niet mogelijk als hoofdfunctie. Deze zone in Diegem-centrum (o.m. rond Zaventemsesteenweg) omvat een aantal percelen in woongebied die worden omgezet in een gemengde zone voor bedrijvigheid, waar woonprojecten niet worden toegelaten.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
216/269
Dossier 388
Het uitsluiten van nieuwbouwprojecten in de kern van Diegem aan de Woluwelaan en ook aan de Zaventemsesteenweg, gaat in tegen het gemeentelijk RSP, waarin deze zones werden aangeduid als mogelijke locaties voor nieuwbouwhuisvesting voor de onteigeningen aan de Blaironstraat (opgenomen in zone L art. 5.1). Door het uitsluiten van woonprojecten in dit gebied wordt dus rechtstreeks tegen de belangrijkste doelstelling en visie van het gemeentelijk RSP ingegaan nl. (1) kernversterking en nieuwbouw nabij de kern en aan de Woluwelaan op het moment dat de Woluwelaan wordt aangesloten op de parallelstructuur van de R0 en bijgevolg een lokale weg wordt; (2) het opnieuw verbinden van de kern van Diegem, die destijds door grote infrastructuren werd versnipperd en (3) het voorzien van nieuwe woonmogelijkheden als oplossing voor eventuele onteigeningen in de wijk Blaironstraat, Timmermanslaan en veldweg, indien dit zou worden doorgevoerd. Ze vragen dat deze zone geen gemengde zone met kantoren, handel en bedrijven wordt, hiervoor is er reeds meer dan voldoende ruimte voorzien in Diegem. Een verdichting is niet aangewezen. Voor deze zone moet wonen worden gecombineerd met groen en recreatie zodat de omgeving leefbaar blijft, zodat van de opportuniteit die zal worden geboden als de Woluwelaan aangesloten wordt op de parallelstructuur van R0, nuttig gebruik zal worden gemaakt om wat ademruimte te creëren. 324a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 323a. 324b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 323b. 324c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 329a en 329b. 324d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 323e. 325. Gemeente Kraainem [A12]
a. Voor het gebied GO (art. C6.3) zijn de stedenbouwkundige voorschriften en de toelichtingsnota onduidelijk en bieden ze onvoldoende waarborgen voor de bestaande woningen en constructies in dit gebied. Dit gemengd open ruimtegebied is geen ruimtelijk kwetsbaar gebied. Ze vragen om voor de bestaande woningen en constructies voldoende garanties in te bouwen door de voorschriften en de toelichtingsnota aan te vullen of te verduidelijken met wat in hoofdstuk IV van de VCRO, afdelingen 1 tot en met 4 staat vermeld. b. Ze gaan niet akkoord met de mogelijkheid tot toepassing van planschade voor het perceel gelegen aan de Molenstraat 20 sectie A361 en hebben hun bedenkingen bij de afbakeningslijn van het ontwerp RUP. Waarom wordt op het grondgebied Kraainem de mogelijkheid van planschade wel gecreëerd en laat men de 5 woningen in Zaventem weliswaar niet gelegen binnen de afbakeningslijn van het RUP maar even dicht gelegen bij de waterloop Kleine Maelbeek, ongemoeid. Ze vragen ook waarom de woningen in Zaventem niet opgenomen zijn binnen de afbakeningscontour van het ontwerp RUP. De afbakeningslijn moet hier opnieuw bekeken worden en aangepast en de gecreëerde ongelijkheid wat betreft de mogelijke planschade voor de woning op Kraainem moet ongedaan worden gemaakt. c. Voor het gebied CH (art. C6.9) heeft de Vlaamse overheid nagelaten dit gemengd open ruimtegebied met CH waarde in haar stedenbouwkundige voorschriften en toelichtingsnota op te nemen wat de onvolledigheid van het dossier voor gevolg heeft en de rechtsgeldigheid van het openbaar onderzoek ondermijnt. De gemeenteraad stelt voor om dit artikel te schrappen en de huidige bestaande juridische toestand ‘woongebied’ te behouden. d. De herbestemming van het gebied gelegen aan de R0 Groenveld (art. C6.2 en art. C6.8) is niet wat de gemeente had voorgesteld in de voorbesprekingen op de plenaire vergadering. De gemeenteraad verdedigt de stelling dat het huidig buffergebied dat aansluit op het agrarische gebied en dat volgens het huidige gewestplan een strook van 100 m omvat, volledig moet behouden worden, omdat zij vrezen dat indien dit niet gebeurt, hun milieudoelstellingen en het daaraan gekoppelde en het vooropgestelde landinrichtingsproject Plateau van Moorsel met de VLM sterk bemoeilijkt of mogelijk in het gedrang komt. De mogelijke planschade, planbaten en kapitaalschade die de Vlaamse overheid voorstelt kan de gemeente niet overtuigen. Ze vragen voldoende garanties en het behoud van het huidige buffergebied.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
217/269
Dossier 388
e. Voor dit gebied BAG (art. C6.2) stellen ze voor om de percelen sectie A395c en 402 te herbestemmen tot de bestemmingscategorie recreatie. De gemeente heeft nood aan verruiming van het huidige recreatiegebied. Dit kleine gebied omvat een goedgekeurde niet vervallen verkaveling die gelegen is op het grondgebied van de gemeente Zaventem en Kraainem. Het betreft voor Kraainem de verkaveling met referte 152/FL/76, door het CBS goedgekeurd in zitting van 18/01/1968. De kavels op beide gemeenten zijn bebouwd. De gemeenteraad stelt voor de huidige juridische toestand te behouden. 325a. De bepalingen uit de VCRO in verband met zonevreemde constructies blijven van toepassing en worden met dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan niet gewijzigd. 325b. Vlacoro verwijst verder naar het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn (toelichtingsnota, bijlage IV). De regelgeving inzake schadevergoedingen is vastgelegd en uitgewerkt in diverse decreten en uitvoeringsbesluiten (o.a. VCRO: art. 2.6. t.e.m. 2.6.19, decreet grond- en pandenbeleid en decreet gebruikerscompensatie). Het register geeft, conform deze regelgeving, de percelen aan waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De vergoeding is evenwel verbonden aan een aantal voorwaarden en wordt niet automatisch toegekend, maar beoordeeld per specifiek geval. Vlacoro verwijst tevens naar de algemene principes voor de afbakeningslijn (toelichtingsnota pag. 31). 325c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 338a-d. 325d.Vlacoro verwijst naar haar standpunten 329a en 329b. 325e. Vlacoro ondersteunt deze bemerking en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. 326. Sterrebeek 2000 vzw [B78]
a. Ze gaan akkoord met de bestemming van dit belangrijk open ruimtegebied als natuurverwevingsgebied (artikel C6.1) waarbij de functies natuurbehoud en landbouw nevengeschikt zijn en het bebouwingsvrij karakter wordt nagestreefd. b. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is in artikel C6.1.4 het aanbrengen van windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie toegelaten. De zone is gelegen in het verlengde van de landingsbaan 02 van de luchthaven Zaventem; waardoor windturbines of turbineparken daarom niet aangewezen zijn. Ze verwijzen ook naar de argumentatie van het RUP voor de verder van de luchthaven gelegen zone C10.6.5 ‘omwille van de hoogtebeperkingen rond de luchthaven kunnen windturbines niet toegelaten worden’. c. Ze gaan akkoord met de bestemming van het belangrijk open ruimtegebied ‘Hondsperreveld’ (art. C6.2). d. Ze gaan akkoord met de voorgestelde bestemming waarbij het open ruimtegebied rond het kasteelpark Ter Meeren maximaal wordt bewaard en volgens artikel C6.3.5 het in overdruk aangeduide gebied een natuurverwevingsgebied is. Ze gaan niet akkoord met het voorstel van de gemeente Zaventem om het gebied als parkgebied te bestempelen omdat dan bepaalde functies zoals wonen, nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, socio-culturele voorzieningen, toeristisch-recreatieve voorzieningen, horeca, kantoor- of dienstenfunctie het open ruimtekarakter zouden kunnen ondermijnen. De Gecoro Zaventem heeft zich ook niet uitgesproken over een bestemming als parkgebied. Dit was niet vermeld in de tekst die voor advies werd voorgelegd. In de toelichtingsnota wordt vermeld dat het voorschrift het gebruik van percelen als privétuin niet belemmert. In het voorschrift wordt best melding gemaakt over welke percelen het gaat. e. In artikel C6.3.2 wordt de aanleg van een parking op perceel 556L2 (niet 556i2) toegelaten. Ze dienen hiertegen bezwaar in omdat een parking niet past in dit mooi weidelandschap aan de open beek langs de Medekensstraat en onaanvaardbare hinder zal veroorzaken voor omwonenden. Ze vinden het belangrijk om dit landschap te bewaren en dringen daarom aan om de parking te voorzien in de zuidelijke hoek van het kasteelpark waar hij achter de gesloten muuromheining minder storend is. Ook de Zaventemse Gecoro sprak zich uit tegen een parking op dit perceel.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
218/269
Dossier 388
f. Voor de Amerikaanse school wordt de zone van openbaar nut uitgebreid ten nadele van het agrarisch gebied op de Boesberg (artikel C6.6.1). Op de bijkomende percelen worden slechts constructies toegelaten die verbonden zijn met sportvelden. Het gebied mag enkel naar de Kennedylaan worden ontsloten. Met uitzondering van de correctie voor het gemeentelijk containerpark zijn ze gekant tegen deze uitbreiding omdat hiermee een stuk open ruimte, nuttig voor landbouw, wordt ingenomen en omdat er kans op verstoring is van de nabijgelegen woonzone (o.a. door wateroverlast). Bovendien heeft de Zaventemse gemeenschap niets aan deze uitbreiding en kan men moeilijk van ‘openbaar nut’ spreken. g. Artikel C6.6.2 is onduidelijk. Op de percelen 68, 69a en 69b worden weliswaar slechts constructies toegelaten die verbonden zijn met sportvelden maar er wordt eveneens toegelaten dat de gebouwen meerlagig kunnen zijn. Het is onduidelijk wat met die meerlagigheid wordt bedoeld. 326a. Vlacoro neemt akte van dit positief standpunt. 326b. Vlacoro brengt deze bemerking inzake beperking van de hoogte onder de aandacht van de ontwerper voor verder onderzoek. Ze verwijst tevens naar haar standpunt 363a-c. 326c. Vlacoro neemt akte van dit positief standpunt. 326d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 4c. Vlacoro ondersteunt de visie voor de gewenste ruimtelijke structuur in deze cluster (toelichtingsnota pag. 357-359). Aandachtspunt is onder meer een gediversifieerd profiel voor de randstedelijke open ruimtegebieden. In Ter Meeren ligt de nadruk op recreatieve bos- en parkontwikkeling. Vlacoro ondersteunt de aanduiding van het open ruimtegebied rond het kasteelpark Ter Meeren als GO-gebied met overdruk natuurverweving (art. 6.3.5). 326e. Artikel C6.3.2 laat inderdaad de aanleg van een parking toe op perceel 556 i2 (moet 556L2 zijn volgens de bezwaarindiener). De toelichting bij dit voorschrift stelt dat op dit perceel ‘in het gebied aan de zuidzijde van het kasteeldomein Ter Meeren uitzonderlijk een parking wordt toegelaten in functie van de toegankelijkheid van het kasteel en het gemengd open ruimtegebied. De inrichting ervan zal moeten voldoen aan de overige bepalingen voor het gebied’. Vlacoro benadrukt dat de aanleg van deze parking zich situeert in de rand van dit open ruimtegebied, waar het zowel voor de bezoekers van het open ruimtegebied als van het kasteeldomein van dienst kan zijn. Een eventuele inplanting van deze parking binnen het als landschap beschermd kasteeldomein zou de erfgoedwaarden er van schaden. Daarom stelt Vlacoro voor om de voorgestelde locatie van de parking op perceel 556L2 te behouden. 326f. Vlacoro benadrukt dat scholen, en dus ook de Amerikaanse School, onder gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen vallen. Uit de toelichting en het plan-MER valt op te maken dat er een nood is om de sportvelden rond de school uit te breiden. Vlacoro meent dat de bijkomende ruimte-inname beperkt is en onderbouwd. Inzake mogelijke wateroverlast wijst Vlacoro er op dat artikel C6.6.3. bepalingen voorziet in verband met waterbeheer. 326g. Vlacoro stelt vast dat in dit gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen bepalingen worden vastgesteld in verband met inrichting. Zo zijn ‘gebouwen meerlagig indien de activiteit dit toelaat. Bestaande gebouwen die hieraan niet voldoen kunnen behouden blijven’. De toelichting bij dit verordenend voorschrift stelt dat deze verordenende elementen worden opgenomen in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik. Vlacoro ondersteunt de ontwerper in de vraag om gebouwen waar mogelijk in meerdere verdiepingen op te trekken, omdat dit aanleiding geeft tot zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Vlacoro vraagt de ontwerper echter om dit verder te verduidelijken met betrekking tot de percelen die kunnen worden ingericht als sportvelden en de bijhorende constructies. 327. Brusselse Raad voor het Leefmilieu [B149], Greenpeace [B150]
Zone langs de Woluwevallei: artikel C.6.1 en C.6.2. Ze formuleren voorstellen voor meer groen binnen andere bestemmingen, zeker wanneer deze gebieden grenzen aan belangrijke natuurgebieden. Ze pleiten voor een groene randvoorwaarde in dit agrarisch gebied, die de rol van de Woluwe en andere waterloopjes moet garanderen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
219/269
Dossier 388
327. Vlacoro ondersteunt deze opmerking. De toelichtingsnota erkent dat het herwaarderen en het weer openleggen van de Woluwe een sterke verbindende rol kan spelen (groene ruggengraat) van in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, over het oostelijk deel van de Vlaamse Rand, het centrum van Diegem, tot helemaal in het noorden (Machelen), waar via een ingroening van de Woluwelaan kan worden aangesloten bij de bosgordel van het Floordambos. De toelichtingsnota stelt tevens dat een aantal ingesloten open ruimten ecologisch en recreatief worden verbonden via dit watersystemen. Naast deze ‘natte’ ecologische verbindingen, haalt de toelichtingsnota ook het belang aan van droge verbindingen, zoals de ingroening langsheen weginfrastructuren en spoorwegen. Doorheen de woonparken vormen stapstenen bijkomende verbindingen. Vlacoro merkt verder op dat de mogelijkheden voor groenvoorzieningen in andere bestemmingen steeds mogelijk blijven zonder een expliciete vermelding in de stedenbouwkundige voorschriften. 328. Natuurpunt Zemst [B169]
Ze verzetten zich tegen de aanleg van een parking langs de Medekensstraat te Sterrebeek (artikel C6.3.2) ten behoeve van de toekomstige horeca-activiteiten in het kasteelpark ter Meeren te Sterrebeek, gezien landschappelijk zeer storend. Deze parking zou moeten voorzien worden in de zuidelijke hoek van het kasteelpark zelf. 328. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 326e. 329. Project Bessenveld nv [B39]
a. Het bezwaarschrift bevat verschillende kaarten ter verduidelijking. Samenvattend stellen ze dat project Bessenveld nv de ontwikkeling beoogt van het gebied Bessenveld te Diegem. Dit gebied van ca. 21ha is bestemd als ‘gebied voor luchthavengerelateerde kantoren en diensten’ en deels als ‘buffergebied’ en ‘woonuitbreidingsgebied’. In het ontwerp RUP wordt de bestemming van woonuitbreidingsgebied en buffergebied omgezet naar parkgebied (C6.4). b. Bovendien wordt in de gewestplanbestemming ‘gebied voor luchthavengerelateerde kantoren en diensten’ symbolisch een bufferzone (C6.8) ingetekend waarvan de breedte onbepaald is. De verplichting om in het ‘gebied voor luchthavengerelateerde kantoren en diensten’ over de volledige breedte van dit langgerekte, vrij smalle gebied een nieuwe bufferzone (C6.8) aan te leggen, betekent een aanzienlijk verlies aan te bebouwen oppervlakte. Deze buffer is overbodig, onvoldoende gemotiveerd en hoe dan ook onduidelijk en onzeker. De nood aan een buffer op deze locatie is niet aangetoond. Het stedenbouwkundig voorschrift van ‘gebied voor luchthavengebonden kantoren en diensten’ biedt op zich al voldoende garanties voor een gebiedsinrichting die geen hinder voor aanpalende bestemmingen impliceert en waarbij zorg wordt gedragen voor de landschappelijke inpassing. De breedte van de buffer is onzeker en geeft aanleiding tot rechtsonzekerheid, wat nog versterkt wordt door de plannen van de gemeente Machelen om een groene S aan te leggen. Ze verwijzen verder naar het GRS. Ze stellen voor om in artikel C6.8 de symbolisch aangeduide buffer op de gewestplanzone ‘gebied voor luchthavengebonden kantoren en diensten’ te schrappen. c. De voorschriften van het parkgebied zijn zeer beperkend. Ze leggen de nadruk op de ontwikkeling van een park en laten geen bijkomende constructies toe. Het gaat nochtans om een gebied van ca. 8ha dat een belangrijk bindend element moet zijn voor de kantoren- en dienstenzone en voor de woonwijk. Naar analogie met het voorschrift voor parkgebied C7.1 moeten daarom ook in dit parkgebied C6.4 nieuwe voorzieningen voor sport- en jeugdactiviteiten toegelaten worden. Ze stellen volgende aanvulling voor aan artikel C6.4.2: ‘Volgende handelingen zijn eveneens toegelaten: het inplanten van infrastructuur voor sporten jeugdactiviteiten.’ d. De percelen in eigendom die worden herbestemd van woonuitbreidingsgebied naar parkgebied zijn opgenomen in het register van gronden die in aanmerking komen voor planschade. De voorwaarden die de decretale planschaderegeling stelt zijn zo beperkend dat de bezwaarindiener ernstig financieel verlies lijdt. 329a. Er werd in dit gebied voor de bestemming parkgebied (art. C6.4) geopteerd om het open ruimte netwerk te versterken. Park moet voor dit ‘nieuw’ te ontwikkelen parkgebied voornamelijk in de betekenis van het bosdecreet (artikel 4bis) geïnterpreteerd worden.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
220/269
Dossier 388
Het betreft ‘groene ruimten waarbij de aanleg, de inrichting en het beheer sociaalrecreatieve en/of esthetische overwegingen overheersen en waar gelijktijdig andere functies kunnen worden vervuld, zoals recreatieve, educatieve, economische, cultuurhistorische, landschappelijke, wetenschappelijke, ecologische, fauna- en florabeschermende en milieubeschermende functies. Vlacoro ondersteunt de aanduiding van dit gebied als parkgebied en verwijst tevens naar de plannen van de gemeente voor de realisatie van een Sgordel. 329b. Vlacoro stelt vast dat naast de inkleuring als parkgebied (art. C6.4) het ontwerp RUP de aanleg voorziet van een buffer op de aangrenzende zone (die niet opgenomen is in het ontwerp RUP). De buffer moet voldoen aan de voorwaarde van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. Het ontwerp RUP voorziet geen minimale breedte. Vlacoro vraagt om toe te voegen dat de concrete invulling van deze buffer in samenhang moet gezien worden met de concrete invulling van deze zone voor luchthavengebonden bedrijvigheid. De concrete invulling die aan dit gebied gegeven wordt, bepaalt immers de noodzaak (en de noodzakelijke breedte) van deze buffer. Vlacoro suggereert dat de gemeente dit eventueel met een gemeentelijk RUP verder kan invullen, in functie van de concrete projecten. 329c. Vlacoro stelt dat de invulling van de parkgebieden gebiedsgericht kan verschillen, en maakt uit de toelichtingsnota op dat dit in gebied C7.1 ingegeven is door de bestaande sportactiviteiten in het gebied. Een verruiming van het voorschrift voor Bessenveld is niet aangewezen (aangezien het de facto neerkomt op een voorschrift voor sportactiviteiten). 329d. Vlacoro verwijst verder naar het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn (toelichtingsnota, bijlage IV). De regelgeving inzake schadevergoedingen is vastgelegd en uitgewerkt in diverse decreten en uitvoeringsbesluiten (o.a. VCRO: art. 2.6. t.e.m. 2.6.19, decreet grond- en pandenbeleid en decreet gebruikerscompensatie). Het register geeft, conform deze regelgeving, de percelen aan waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De vergoeding is evenwel verbonden aan een aantal voorwaarden en wordt niet automatisch toegekend, maar beoordeeld per specifiek geval. 330. Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
a. Geen natuurverweving boven professionele landbouwgebieden (zoals C6.1): vervangen door een agrarische bestemming. Ze verwijzen hier ook naar hun argumentatie bij de algemene opmerkingen. In bepaalde gemengd open ruimtegebieden moet een agrarische bestemming komen (bv. C6.3), het meest westelijke tegen het Brussels Gewest, omdat dit pure akkerbouw is, in gebruik door een landbouwer van op de Leuvensesteenweg. b. In gebied 105 (aangeduid als agrarisch gebied met natuurverweving) ligt een groot stuk bos ten zuiden van de Oude Keulseweg. Dit wordt beter aangeduid met een groene bestemming. 330a. Vlacoro kan dit bezwaar niet ondersteunen en verwijst naar haar standpunten 12a en 12b. 330b. Vlacoro brengt deze vraag onder de aandacht van de ontwerper. 331. Kasteel Ter Meeren nv [B214]
a. Bezwaarindiener is eigenaar van het kasteeldomein Ter Meeren te Sterrebeek (opp. 28ha). Er wordt gewerkt aan de (her)opwaardering van de site, na een lange periode van verval. Het kasteel wordt gerestaureerd en het kasteelpark zal in zijn oorspronkelijke staat worden hersteld (met respect voor het beschermde landschap). Het domein is bestemd als parkzone, de omliggende gronden als agrarisch gebied. Het ontwerp RUP behoudt de bestemming parkgebied maar herbestemt het agrarisch gebied naar gemengd open ruimtegebied, met een overdruk natuurverweving. Binnen dit open ruimtegebied ligt de nadruk op recreatieve bos- en parkontwikkeling. b. Het GO gebied vormt een belemmering voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor de kasteelsite. In nauw overleg met de gemeente en de hogere overheden wordt gewerkt aan de (re)valorisatie van de site. De voorgestelde herbestemming doorkruist de ruimtelijke en sociale ontwikkelingsperspectieven. Volgens de voorschriften zijn natuurbehoud, bosbouw, landbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Het betrokken open ruimtegebied is principieel onbebouwbaar.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
221/269
Dossier 388
Ze voorzien voor het kasteeldomein en de omliggende gronden een bestemming die het behoud van het groene karakter van de omgeving vrijwaart. Niettemin is aan de rand en aansluitend met het bestaande woonweefsel een sociale functie wenselijk met serviceflats/zorgwoningen om aan lokale inwoners een levensbestendig onderkomen in een groen kader te bieden. Er wordt uitvoerig aangetoond dat de voorgenomen bestemming niet strijdt met de basisopties van het ontwerp RUP. Het groene karakter van het gebied wordt door de voorgestelde ontwikkeling niet aangetast. Het geheel zal worden uitgewerkt als een parkachtige zorgwoonomgeving met aandacht voor het behoud van de bestaande drevenstructuur en de bosontwikkeling. Ook aan de beekvallei op het kasteeldomein wordt niet geraakt. Ze wordt geïntegreerd in de ruimtelijke visie op de (re)valorisatie van het kasteelpark. Zo wordt het open ruimte netwerk niet aangetast. Bovendien is de omgeving goed ontsloten met het openbaar vervoer. c. Er is geen afdoende motivering voor de omvorming tot GO-gebied. Ze verwijzen naar de materiële motiveringsplicht. Op basis van het dossier is niet duidelijk op grond van welke motieven dit specifieke gebied wordt aangeduid als GO gebied. De beleidskeuze om dit gebied te herbestemmen tot GO-gebied werd niet ingegeven door een weloverwogen belangenafweging, maar door het loutere feit dat het terrein momenteel nog niet bebouwd is. De toelichtingsnota stelt: ‘de betrokken open ruimten liggen verspreid en verweven in bebouwd gebied. De meeste gebieden zijn volledig omgeven door bebouwing of begrensd door infrastructuren. De gebieden vormen de uitlopers van het Brabants plateau, in een verstedelijkte omgeving met hoge recreatieve druk. (…) Acacia, Ter Meeren en het gebied aan de zuidzijde van de spoorlijn te Diegem, zijn open ruimten met een gemengd gebruik (landbouw, recreatie, natuur, edm.).’ Vanuit deze vaststellingen bestaat de visie voor de deelruimte het Zaventemse in ‘een beleid uit te stippelen voor een open ruimtenetwerk, waarbij het in verbinding stellen van een aantal grotere en kleinere ingesloten open ruimtegebieden gestalte moet geven aan een gediversifieerd netwerk in de vorm van een ‘parklandschap’, ten gunste van de leefbaarheid van de bewoners’ en worden de gronden van het kasteeldomein groen ingekleurd. Dit is weinig consequent en niet leefbaar; in de onmiddellijke omgeving komt een (aansluitend) parkgebied voor, maar kan er moeilijk gesproken worden van een verbinding tussen verschillende groengebieden, laat staan van een heus netwerk. Het terrein aan de overzijde van de Hippodroomlaan werd in een eerste versie van het ontwerp ook groen ingekleurd en blijkt nu ingekleurd als BAG. Nochtans vormde dit gebied mogelijk de verbinding tussen de verderop gelegen groengebieden. Voor deze ommekeer is geen redelijke verantwoording voor handen. In elk geval vergroot het allerminst de (ruimtelijke) samenhang van het plan en gaat het in tegen de visie van het VSGB. d. Door onnauwkeurigheden en gebrek aan ruimtelijk inzicht worden een aantal realiteiten over het hoofd gezien: (1) In zone 100 (plan bijgevoegd in bezwaarschrift) werd het kantorenpark uitgesneden uit de landbouwzone en specifiek ingekleurd als paars volgens het huidige gebruik. (2) Het agrarisch gebied ‘huizekes’ is volledig ingenomen als verkaveling en maakt dus geen deel uit van het aaneensluitend gebied. De inkleuring als landbouwgebied blijft in het ontwerp RUP nochtans bestaan ondanks de aanwezigheid van bestaande bebouwing. Hierdoor ontstaat een zonevreemde situatie voor de betreffende eigenaren. (3) Door de onzorgvuldige inkleuring blijven de tuinen van de woningen langs de Kleine Geeststraat en de Grote Geeststraat bestaan als landbouwgebied; dit geldt eveneens voor de woningen gelegen langs de Hippodroomlaan. (4) Een deel van het beschermd landschapspark ‘Ter Meeren’ wordt foutief ingekleurd als GO. Hierdoor ontstaat een superpositie van verschillende bestemmingen. e. Geen specifieke natuurwaarde van de achterliggende agrarische gronden. De betreffende gronden liggen in een dichtbebouwde omgeving en langs enkele drukke(re) lijninfrastructuren. Het open ruimtegebied kan slechts in oostelijke richting zinvol ontwikkeld worden. Deze ambitie wordt echter gefnuikt door de herbestemming tot BAG. Dit gebied is dus niet zo waardevol als het RUP wil doen uitschijnen. Het is momenteel onbebouwd en relatief open. Volgens het BWK is het gebied gekarteerd als minder waardevol. De waarde ervan mag dus niet overschat worden. Uit de atlas van de boskartering kan worden vastgesteld dat de gronden geen potenties hebben op het vlak van bosontwikkeling. Ook de overstromingskaarten geven geen enkele indicatie die de gronden een beschermenswaardig karakter zouden kunnen geven. In vergelijking met de bestaande toestand is de meerwaarde voor natuur niet aangetoond zodat niet kan worden verantwoord waarom het gebied moet worden herbestemd tot GO. f. Genuanceerd voorstel: gemeenschapsvoorziening in parkachtig kader. Bezwaarindiener toont uitvoerig aan hoe een publiek-private groenruimte kan ontstaan met een gedeelde benutting door de inwoners van de gemeente.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
222/269
Dossier 388
Dit voorstel houdt rekening met de gewenste groenstructuur in de wijde omgeving, het leefmilieu, toegankelijkheid en doorwaadbaarheid van het gebied. De voorgestelde beleidsoptie is niet volledig onverzoenbaar met de door de bezwaarindiener gewenste ontwikkeling. Door een wederzijdse afstemming kan een win-winsituatie worden bereikt (publiek toegankelijk groen, zachte overgang van bebouwing naar (kasteel)park). Hiervoor is beperkte bijsturing van het ontwerp vereist. Een alternatief voorstel dat dichter aanleunt bij de door de gemeente gewenste ontwikkeling is het terrein herbestemmen tot parkgebied. Het plan ziet er dan nagenoeg identiek uit. Beide voorstellen schenden, zoals in het bezwaarschrift uitvoerig aangetoond, de in het ontwerp RUP voorgestane beleidsopties niet. De gemeente Zaventem kan later instaan voor een op te maken RUP dat deze ontwikkelingen verder verfijnt. Dit is principieel mogelijk. Gelet op de specifieke kennis van het terrein en de beperkte (lokale) omvang van de problematiek, lijkt een dergelijk verfijnend RUP het gepaste instrument om de gewenste herbestemming verder vorm te geven, uiteraard met aandacht voor de op het hogere niveau genomen beleidsopties. In het stedenbouwkundig voorschrift met betrekking tot de aanleg wordt foutief het perceel 556i2 vermeld, het betreft perceel 556l2. Voor dit perceel sluiten ze aan bij de mogelijkheid die is voorzien in het ontwerp RUP om op dit perceel een parking te voorzien alsook een kleinschalige onderhoudsinfrastructuur voor het onderbrengen van onderhoudsmateriaal voor de kasteelsite en omgeving. g. In het register van de percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing zijn, is de eigendom van de nv Kasteel Ter Meeren integraal opgenomen. 331a-f. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 326d en 326e. 331b. Vlacoro verwijst verder naar het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn (toelichtingsnota, bijlage IV). De regelgeving inzake schadevergoedingen is vastgelegd en uitgewerkt in diverse decreten en uitvoeringsbesluiten (o.a. VCRO: art. 2.6. t.e.m. 2.6.19, decreet grond- en pandenbeleid en decreet gebruikerscompensatie). Het register geeft, conform deze regelgeving, de percelen aan waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De vergoeding is evenwel verbonden aan een aantal voorwaarden en wordt niet automatisch toegekend, maar beoordeeld per specifiek geval. 332. Bezwaarindiener [B418]
Bezwaarindiener bezit twee percelen grond gelegen in Bessenveld met name 13K8 (22,10 are) en perceel 15G (37,12 are). Bezwaarindiener vernam dat er een verbod op de uitbreiding van het woongebied is uitgevaardigd. Hiertegen tekent hij bezwaar aan. Momenteel is er immers al heel wat sluikstorting op de braakliggende terreinen. Bovendien worden bewoners van de Paulusstraat geregeld opgeschrikt door geparkeerde auto’s aan de veldweg die leidt naar de Holidaystraat aan de overkant. Ze laten allerhande zaken achter, zoals drugsspuiten, die een gevaar betekenen voor de spelende kinderen uit de buurt. Een verkaveling met woningen zou de netheid en de veiligheid van de buurt zeker ten goede komen. 332. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 329a. De sociale functie van deze parkzone verwijst in hoofdzaak naar de publieke toegankelijkheid van openbare parken en de betekenis die deze gebieden hebben als (randstedelijke) groenvoorziening. Het spreekt voor zich dat sluikstorten nergens, ook niet in parkgebied, thuis hoort. Vlacoro meent dat dit parkgebied de belevingswaarde ten goede zal komen. 333. BPI nv [B451]
a. BPI nv, eigenares of optredend als eigenaar van het perceel gelegen aan de Kleinenbergstraat te SintStevens-Woluwe (C14B C3, ongeveer 1a) tekent bezwaar aan tegen de wijziging van de bestemming van woongebied naar parkgebied (P artikel C6.4). Planologisch is er geen reden om het perceel in woongebied om te zetten in parkgebied. Het betreffende perceel is volgens het gewestplan volledig gelegen in woongebied aan een voldoende uitgeruste weg. De bufferzone volgt hierbij een logische begrenzing tussen het woongebied en de bufferrand. Hierbij is er een duidelijke grenslijn aan beide zijden van de straat tussen woongebied en bufferstrook. Het ontwerp RUP voorziet in een herbestemming ervan ‘enkel het perceel in eigendom wordt in bufferzone gelegd’ en krijgt een amorfe structuur aangemeten. Hierdoor ontstaan er op diverse vlakken nadelen voor bezwaarindiener als betrokken eigenaar.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
223/269
Dossier 388
b. Het perceel grenst aan een bestaande woning met een wachtgevel en dus mogelijkheid om deze situatie af te werken, indien het perceel behouden blijft in woongebied. Ook ontstaat er een onlogische configuratie met de bebouwing aan de andere zijde van de straat en vormt het een afgewerkt blok. De omvorming van enkel dit driehoekig perceel naar bufferzone viseert de eigenaar en wordt als dusdanig niet gemotiveerd. c. Het ontwerp RUP volgt de onregelmatige eigendomsgrens-perceelgrens en geenszins een consistente afbakening van de ‘woonstraat’. Het volgt een perceelstructuur, scherpe driehoek, waardoor er een resthoek ontstaat gelegen als eindpunt van deze straat die enkel kan dienen om sluikstort aan te moedigen en wildernis te laten groeien. Het kan toch niet de bedoeling zijn van het ontwerp RUP om dergelijke situaties te creëren, een mogelijke afwerkingszone voor wonen en afbakening van de straat te vervangen door een ‘restperceel’? Een gelijklopende afbakening van de woonstraat – zoals het gewestplan aangeeft – is ruimtelijk optimaler, creëert geen restperceel, bouwt de woonstraat af en vormt geen aanleiding tot planschade. De nadelen van deze onbezonnen herbestemming zijn voor de eigenaar, de aangrenzende eigenaars en in het algemeen belang – afwerking woonstraat – zeer groot waardoor dit deel best behouden blijft als woongebied of uit het RUP wordt gehaald. De algemene visie om een groene buffer-parkzone te voorzien wordt hiermee niet aangetast. d. Het register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaal- of gebruikersschade van toepassing kan zijn en vooral het grafisch plan planschadebepaling gaat voorbij aan de feitelijke eigendomsstructuur en grens van het perceel volgens het gewestplan. Bij behoud als woonzone moet er geen onnodige planschade worden betaald. 333a-d. Vlacoro merkt op dat de strook ten zuiden van de Kleinenbergstraat niet opgenomen werd in het ontwerp RUP (deel van het perceel 165d). Vlacoro stelt voor om dezelfde toestanden op een gelijkaardige manier te behandelen, en dus ook het noordelijk deel van het woongebied op het gewestplan niet op te nemen binnen het gebied, tenzij de ontwerper hiervoor een specifieke reden heeft die niet terug te vinden is in de toelichting. 334. Immobilière du Berreveld nv [B208]
a. Bezwaarindiener is eigenaar of optredend als eigenaar van de percelen gelegen aan de Woluwedal te Sint-Stevens-Woluwe (C152E en C152F, 24a 17ca) en tekent bezwaar aan tegen de onnodige herbevestiging van parkgebied (art. C6.4). De 2 percelen zijn volgens het gewestplan volledig gelegen in parkgebied, bufferzone. De bufferzone volgt hierbij een logische begrenzing tussen het woongebied en de bufferrand, doch de bufferstrook bedraagt hier meer dan 60 m. Hierbij is er een duidelijke grenslijn aan beide zijden van de straat tussen woongebied en bufferstrook. Het ontwerp RUP voorziet in een herbestemming van ‘enkel het aanpalend perceel 148C3 van woongebied naar bufferzone’ en krijgt onder meer hierdoor een amorfe structuur aangemeten voor heel de overblijvende bufferzone. b. De 2 percelen liggen aangrenzend aan percelen die volgens het gewestplan aangeduid zijn als woongebied. De omvorming van het aanpalend driehoekig perceel 148C3 naar bufferzone viseert enkel de eigenaar en wordt onvoldoende gemotiveerd. Het perceel is volgens het gewestplan geschikt om te bebouwen, gelegen aan een volledig uitgeruste weg en heeft voldoende afstand tot de groene buffer en zou haar bestemming als woongebied binnen het ontwerp RUP moeten behouden naar analogie met de aanpalende percelen aan de Kleinenbergstraat. c. De huidige configuratie is onduidelijk en onvoldoende gemotiveerd. Er blijft een restzone, braakliggend terrein met onafgewerkte randen over. De bufferstrook bedraagt op deze plek meer dan 60 m. De globale site vertoont samenhang maar is ruimtelijk niet afgebakend. Er is een discrepantie tussen de bufferstrook en de randbebouwing; beide zones hebben een stedenbouwkundige binding met elkaar maar deze is niet geoptimaliseerd. Er is vraag naar verdichtingsmogelijkheden voor wonen. Het bouwblok heeft sterke ruimtelijke kwaliteiten waaronder de groene open ruimte, de kleinschalige bebouwingscluster en randen. Het ontwerp RUP volgt de onregelmatige eigendomsgrenzen perceelgrenzen en geenszins een consistente afbakening van de ‘woonstraat’ en ‘bufferzone’. Het volgt enkel een ongestructureerde perceelstructuur; een gelijklopende afbakening van de woonstraat en smallere beter gedefinieerde bufferzone is ruimtelijk optimaler. Hierdoor ontstaan er op diverse vlakken nadelen voor de betrokken eigenaars.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
224/269
Dossier 388
d. De inrichting van het braakliggend terrein moet voldoen aan stedenbouwkundige randvoorwaarden. Volgende aspecten zijn van belang: een duurzaam terrein ontwikkelen met aandacht voor het groen en de waterhuishouding; het optimaal gebruik van de bestaande wegenis zodat er geen bijkomende weginfrastructuur met overbodige in- en uitritten wordt aangelegd; de bestaande groene bermen en randgroen zones worden geherwaardeerd en geïntegreerd in het project; de ruime achteraan wordt voorzien voor invulkantoren met kwalitatieve groene ruimte aansluitend aan de groene randen; de bestaande groene buffer wordt benut in het project en er wordt voorzien in afwatering; het project integreert zich in het dorpsgezicht en vormt een geheel met de bestaande geklasseerde hoeve. Er wordt gebruikt gemaakt van duurzaam materiaal voor het gebouwencomplex. e. In het kader van het VSGB is het voorstel een verfijning van de afbakening ‘ruime omgeving Zaventem’. Het project voorziet in het afwerken van de bestaande woonzone met een kleinschalig woningbouwcomplex en het benutten van de brede restzone, de huidige ruim bemeten bufferstrook voor kleinschalige invulbouw, kantoren of tuin- en parkeerzone voor dat aanpalende woongebied. Zo ontstaat een kwalitatieve plek die ook dienst doet als bufferstrook, kantoorgebouwen in het groen en als kwalitatieve groene ruimte. f. Het inbreidingsproject, wonen en verenigbare nevenfuncties zoals diensten en kantoren, tuin- en parkeerzone voor het aanpalende woninggebied, kan een meerwaarde betekenen voor de stedenbouwkundige omgeving en voorzien in een kwalitatief woningaanbod in het VSGB. Er wordt voorgesteld dit project toe te voegen aan zones die in aanmerking komen voor locatiegerichte selectieve bouw in het kader van de taakstelling wonen en inbreidingsgericht ontwerpen zoals voorzien in het VSGB. Ook wordt een wat verwaarloosde restruimte geordend en binnen de contouren van de groene randen verweven. Zo wordt het woonweefsel afgewerkt, ontstaat een benutbare dienstenzone in een groen park. Dit kan verder ontwerpmatig vorm krijgen in de stedenbouwkundige aanvraag. Het project voorziet in bijkomende parkeerplaatsen, groen en recreatieve ruimte voor de omgeving. Zo realiseert het meerdere functies en specifiek voor de huidige bewoners op een plek. g. Lokale ruimte ordenen en binnengebieden optimaliseren. De schaal en bouwhoogte richten zich als landmark voor de bebouwde omgeving zonder daarvoor de huidige schaal en bouwhoogte te hinderen. De zichtrelaties met de omgeving moeten optimaal benut blijven zodat het project een meerwaarde betekent voor de ruimere omgeving. 334a-g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 4c. Vlacoro kan dit bezwaar niet bijtreden en ondersteunt de visie van de ontwerper en de Vlaamse Regering om de gebieden langs de Woluwevallei die nog onbebouwd zijn, waar mogelijk te herbestemmen naar een duidelijke open ruimtebestemming, meer specifiek ‘parkgebied’. Dit geeft aanleiding tot de opname van gebieden die voorheen al een gelijkaardige bestemming hadden, maar die omwille van de eenheid en de samenhang opgenomen worden in een deelzone. Bovendien wordt dit RUP op een andere schaal (1/5000) en een andere ondergrond (kadasterplannen) opgemaakt, wat de duidelijkheid en de rechtszekerheid ten goede komt. In die zin merkt Vlacoro op dat het voorstel om een bijkomend woningbouwcomplex te voorzien langs Woluwedal niet in aanmerking komt, omdat het de mogelijkheden voor de ontwikkeling van een gewestgrensoverschrijdende groenstructuur langs de Woluwe sterk zou beperken. 335. Bezwaarindieners [B68]
a. Het bezwaar betreft een samenhangend geheel van gronden gelegen in Zaventem, tussen de Lenneke Marelaan, Hippocrateslaan, Kapellelaan. Een familie en twee bvba’s zijn eigenaar van deze gronden. Dit gebied was bestemd als woonzone volgens het APA van de gemeente Sint-Stevens-Woluwe. Het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse zette de bestemming om naar agrarisch gebied. Er was toen al een vergunde zandontginning actief, ondertussen is dit uitgebreid met een vergund afvalstoffenverwerkend bedrijf. De milieuvergunningen zijn van kracht tot 2016, nog verder verlengbaar. Het huidig gebruik van de grond is deels landbouwexploitatie en deels de vergunde inrichting van zandontginning en afvalstoffenverwerking (op naam van Ancienne Sablonnière nv). De vergunde inrichting omvat bedrijfsgebouwen, opslagplaatsen in open lucht en verhardingen. De inrichting startte als zandgroeve die al in de jaren ’60 in uitbating was. Er werden stedenbouwkundige vergunningen verleend voor het wijzigen van het reliëf in functie van de zandwinning en latere opvulling.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
225/269
Dossier 388
Op basis van deze vergunningen is de opvulling van de groeve mogelijk én verplicht tot op niveau van het oorspronkelijke maaiveld, dit om de nabestemming agrarisch gebied te realiseren. De inrichting beschikt over vergunningen voor het verder uitbaten van een zandgroeve, het uitbreiden van een afvalstoffenverwerkend bedrijf en het hernieuwen en actualiseren van het sorteercentrum voor containerafval. De klasse 1-inrichting, de milieuvergunning en de vergunde rubrieken worden toegelicht. b. Het gebied waar de vergunde zandgroeve en het afvalstoffenverwerkend bedrijf gevestigd zijn, worden in het ontwerp RUP herbestemd naar parkgebied (C6.4). Dat heeft uiteraard een negatieve impact op de verdere exploitatie van het bedrijf en op de opvulcapaciteit van het gebied. De motivering om dit gebied als parkgebied te bestemmen is zeer summier. De rest van het gebied wordt BAG( art. C6.2). Bezwaarindieners lijden een belangrijk financieel nadeel. c. In overleg met de gemeente Zaventem wil men dit gebied een geschikte bestemming geven. De bestemming en inrichting worden best op gemeentelijk niveau beoordeeld. De gemeente ontwikkelde duidelijk een visie (zie bijlage bezwaarschrift) voor een geschikte planologische bestemming, die deels aansluit bij wat het ontwerp RUP voorstelt (open ruimtegebied) en deels ontwikkeling mogelijk maakt langs de Lenneke Marelaan die volledig gericht is op de goede ruimtelijke ordening van dit gebied met oog voor de plaatselijke behoeften en het oplossen van parkeerproblematiek. d. De gemeente vroeg van de rechtsvoorganger van bezwaarindieners een zware investering in de wegaanleg met als argument dat hij als eigenaar in een woonzone moest bijdragen in de ontwikkeling van dit gebied. Hij betaalde op vraag van de gemeente tussen 1974 en 1977 meer dan 9 miljoen euro voor de wegaanleg van de Annecylaan en Lenneke Marelaan. Rekening houdend met de indexering, bedraagt de waarde van de investering thans meer dan 600.000 euro. Bezwaarindieners eisen dat deze investering niet zomaar teniet wordt gedaan. Het gebied langs de straatkant is zonder meer geschikt voor bebouwing. Het sluit aan bij het al bebouwde woongebied op het gewestplan. e. In het register van percelen die in aanmerking komen voor planschade zijn de percelen in eigendom van bezwaarindieners niet opgenomen. f. Voorstel van wijziging. Bezwaarindieners vragen met aandrang het gebied uit het ontwerp RUP te sluiten en de planologische invulling aan de gemeente over te laten. De bezwaarindieners vragen om minstens een strook van ca. 100 m langsheen de Lenneke Marelaan uit het RUP te sluiten en aan de gemeente de mogelijkheid te geven om daar een geschikte planologische bestemming – met bouwmogelijkheden- te voorzien. 335a-f. Vlacoro neemt akte van de historiek van dit terrein. Vlacoro kan dit bezwaar niet bijtreden en ondersteunt de visie van de ontwerper en de Vlaamse Regering om de gebieden langs de Woluwevallei die nog onbebouwd zijn, waar mogelijk te herbestemmen naar een duidelijke open ruimtebestemming, en meer specifiek ‘parkgebied’ en ‘bouwvrij agrarisch gebied’. Het bestemmen van het onaangetaste landbouwgebied in bouwvrij agrarisch is voldoende onderbouwd, net als de keuze om de terreinen van de zandgroeve mede omwille van de geringe landbouwwaarde te herbestemmen naar park. Vanuit het specifiek beleidskader in het RSV voor de open ruimte in het VSGB is het volgens Vlacoro de taak van het Vlaams niveau om uitspraken te doen over bestendiging en bestemmingswijziging van de open ruimte. Volgens Vlacoro is het bebouwbaar maken van delen van de terreinen langs de Lenneke Marelaan niet gewenst. Bezwaarindiener verwijst naar investeringen die gebeurden nog voor het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse van kracht was. In het gewestplan werden alle gronden opgenomen in agrarisch gebied, wat eveneens geen bouwmogelijkheden toeliet. Aangezien de percelen momenteel niet bebouwbaar zijn, is het logisch dat ze niet voorkomen in het register van percelen waarop planschade van toepassing kan zijn. 336. CFE Immo nv [B452]
a. Aannemingsmaatschappij CFE nv, eigenaars of optredend als eigenaars van het stuk grond gelegen aan de Zavelstraat en de Nieuwe Weg te Sterrebeek (B 63/c, B61/h, B61/g, B61/f, B60, B59, B22, B21/a, B20/d, B23/b), tekent bezwaar aan tegen de onnodige herbevestiging van agrarisch gebied. De betreffende percelen zijn volgens het gewestplan volledig gelegen in agrarisch gebied.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
226/269
Dossier 388
De bufferzone volgt hierbij een logische begrenzing tussen het agrarisch gebied en de buffer. Het ontwerp RUP voorziet een herbevestiging van het agrarisch gebied in artikel C6.1 en een overdruk artikel C6.1.7. De nieuwe bestemming beperkt in zeer sterke mate de bewegingsvrijheid van het lokaal bestuur en eventuele toekomstige planinitiatieven. Zo is het niet meer mogelijk deze zone om te vormen via bv. een RUP in groen-parkgebied ten dienste van de talrijke bewoners grenzend aan de site, kan er geen zachte en laagdynamische recreatie in het groen worden voorzien die inspeelt op de toekomstige behoefte van de jongeren uit de buurt en is een dynamisch park onmogelijk te realiseren. In het kader van subsidiariteit moet hier geen Vlaams overheidsinitiatief maar een gemeentelijk planinitiatief genomen worden. De huidige invulling beperkt de lokale bestuursmogelijkheid en initiatiefrecht van de gemeente. b. Het herbevestigen van dit gebied is overbodig, beperkend opgesteld wat hoofdbestemmingen en nevenbestemmingen betreft en levert geen planologische meerwaarde. De zone heeft trouwens geen enkele natuurwaarde. Het is een weiland-agrarisch restgebied. De nieuwe bestemming creëert finaal een stuk braakliggend grond (volgens C6.1.7 moeten natuurwaarden in stand worden gehouden die er niet zijn) dat geen enkele meerwaarde oplevert voor de gemeenschap. Het is een gemiste kans. c. In de zone bevindt zich een vergund geachte woning welke niet kan terugvallen op een verordenende bepaling. Immers C6.1.1 heeft het over ‘de woning van de exploitanten bevatten’. Ze vragen of dit betekent dit dat deze woning minder rechtszekerheid heeft dan voorzien in de VCRO. 336a,b. Vlacoro kan dit bezwaar niet bijtreden en ondersteunt de Vlaamse Regering in de visie dat de open ruimtegebieden in de Vlaamse Rand prioritair open moeten gehouden worden, conform de bepalingen uit het RSV, het afbakeningsproces van het VSGB en de afbakening van gebieden van de Natuurlijke en Agrarische structuur 'Zenne-Dijle-Pajottenland'. Het is dan ook een belangrijk signaal en een cruciale beslissing om bijvoorbeeld dit agrarisch gebied om te zetten naar een geactualiseerde open ruimtebestemming binnen dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Door de hiërarchie tussen ruimtelijke uitvoeringsplannen geniet het gebied een betere bescherming. 336c. Voorliggend ontwerp RUP heeft geen impact op de bepalingen uit de VCRO inzake zonevreemde constructies. Deze blijven aldus van toepassing. 337. Bezwaarindiener [B118]
Ze kunnen onmogelijk akkoord gaan met de voorgestelde stedenbouwkundige voorschriften en toelichtingsnota aangaande artikel C6.3 GO. Bezwaarindieners vinden niets terug in de tekst dat hen geruststelt over wat er met hun woningen gaat of nog mag gebeuren. Ze zijn van mening dat de basisrechten voor zonevreemde constructies zoals opgenomen in de VCRO voor hun woningen onverminderd van toepassing blijven en dat de stedenbouwkundige voorschriften voor artikel C6.3 worden aangevuld en of verduidelijkt. 337. Vlacoro is van mening dat de bepalingen uit de VCRO in verband met zonevreemde constructies van toepassing blijven. Het bezwaar geeft dus geen aanleiding tot aanpassingen. Vlacoro vraagt de ontwerper dit duidelijker weer te geven in de toelichting. 338. Bezwaarindieners [B53], [B121]
a. Bezwaarindieners dienen een bezwaarschrift in [B53], aangevuld door hun advocaat [B121]. Bezwaarindieners zijn eigenaars van grond met woning gelegen aan de Arthur Dezangrélaan in Kraainem (perceel 198N). Het perceel is volgens gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse gelegen in woongebied. Het ontwerp RUP legt dit perceel op grafisch plan 9 in CH waarop artikel C6.9 van toepassing zou zijn. b. Bij consulteren van de stedenbouwkundige voorschriften blijkt artikel C6.9 niet te bestaan. In de toelichtingsnota staat onder C6 niets vermeld met betrekking tot het perceel. De afbakening van het gebied ‘CH art. C6.9’ op het plan 9 moet opgeheven worden en er moet bevestigd worden dat het gewestplan van toepassing blijft. Het is onduidelijk welke bepalingen volgens het ontwerp RUP van toepassing zijn op het perceel en waarom de Vlaamse Regering meent deze bepalingen op dit perceel van toepassing te moeten verklaren.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
227/269
Dossier 388
c. Hierdoor kan er geen uitdrukkelijk bezwaar worden aangetekend, zodat de rechten van inspraak en verdediging van bezwaarindieners in het kader van het openbaar onderzoek geschonden worden en huidig openbaar onderzoek ten aanzien van bezwaarindieners niet rechtsgeldig is. Ze verzetten zich tegen elke beperking van de bouwmogelijkheden op hun perceel. d. Daar noch de stedenbouwkundige voorschriften, noch de toelichtingsnota iets bepalen over het gebied waarin het perceel volgens plan 9 is gelegen, is geen enkele bepaling van het ontwerp RUP van toepassing. De bepalingen van het gewestplan blijven dus van toepassing. Het komt de Vlaamse Regering niet toe alsnog een inhoudelijke bepaling toe te kennen aan het niet bestaande artikel C6.9 zonder dat hierbij een nieuw openbaar onderzoek wordt gevoerd. Zo niet wordt bezwaarindieners op onwettige wijze het recht ontnomen hun inspraak te laten gelden op een essentiële planwijziging met betrekking tot hun perceel, doordat zij zich nooit hebben kunnen uitspreken over de inhoud van dit artikel. Bij de definitieve vaststelling van een GRUP kunnen ten opzichte van het voorlopig vastgestelde plan slechts wijzigingen worden aangebracht die gebaseerd zijn op of voortvloeien uit de tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde bezwaren en opmerkingen of de adviezen, uitgebracht door de aangeduide gewestelijke diensten en overheden, of het Vlacoro advies (artikel 2.2.7, 67, VCRO). Er wordt naar rechtspraak van de Raad van State verwezen. 338a-d. Vlacoro stelt vast dat er inderdaad geen stedenbouwkundige voorschriften zijn voor het gebied C6.9. Vlacoro ondersteunt aldus de bemerkingen van de bezwaarindiener en benadrukt dat het gebied niet kan worden opgenomen zonder dat stedenbouwkundige voorschriften werden voorgelegd voor openbaar onderzoek. Vlacoro stelt aldus voor de betrokken percelen uit het RUP te schrappen. 339. Bezwaarindieners [B417]
Het perceel van bezwaarindieners (sectie C nr. 341B) wordt in het ontwerp RUP herbestemd van woongebied naar gebied voor gemengde activiteiten, waarbij de hoofdactiviteit wonen wordt uitgesloten. Op 27/04/2010 hebben bezwaarindieners een stedenbouwkundige vergunning bekomen voor een uitbreiding van de woning en het bijbouwen van een overdekt zwembad. Deze werken worden thans uitgevoerd. Door de voorgenomen bestemmingswijziging zouden deze bouwwerken zonevreemd worden, waardoor de familie ernstig wordt aangetast in hun eigendomsrechten. Bovendien werd bij de conceptie van deze werken rekening gehouden met de mogelijkheid om in een latere fase een verdieping te bouwen bovenop deze uitbreiding. De bezwaarindieners sluiten zich ook aan bij het advies van de gemeenteraad van Machelen. Ze hebben dit goed verworven mede in de wetenschap dat het in het kader van het goedgekeurde gemeentelijk RSP werd aangeduid (bestendigd) als begrepen in een gebied voor nieuwe woningbouw. Het ontwerp RUP komt aldus terug op de beleidsopties onderschreven door de Vlaamse overheid en schendt aldus het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. Het ontwerp RUP geeft onder punt 6.7 cluster C7 over de bedrijvigheid aan de Woluwelaan geen enkele specifieke uitleg voor de bestemmingswijziging van slechts enkele (en bovendien niet alle) percelen aan deze zijde van de Woluwelaan. De voorgenomen bestemmingswijzing lijkt te berusten op een gebrek aan actuele kennis omtrent het gebruik van dit perceel sectie C nr. 341B. 339. Vlacoro gaat er van uit dat de herbestemming naar gemengde activiteiten de bestaande vergunde woningen niet hypothekeert. 340. The Brussels Airport Company [B100]
The Brussels Airport Company bezorgt verdere opmerkingen, bezwaren en adviezen omtrent de gebieden aan het uiteinde van de Runway 25R (gelegen voor 07L). a. Luchterfdienstbaarheden bestaan om te zorgen dat het luchtverkeer op een veilige manier kan gebeuren. Ze zijn geregeld in de ICAO annexen 10 (aeronautische telecommunicatie) en 14 (luchthavens) en gaan hoofdzakelijk over hoogtebeperkingen en het vrijhouden van zones van bebouwing of alle andere constructies en/of natuurlijke en kunstmatige hindernissen zodanig dat de apparatuur die gebruikt wordt om veilig op te stijgen en te landen optimaal kan werken. Er zijn een hele reeks ‘manuals’ gekoppeld aan annex 14 die meer in detail gaan over specifieke preventieve maatregelen die moeten genomen worden buiten het luchthavendomein (o.a. tegen lasers en vogels).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
228/269
Dossier 388
Betreffende de vogelproblematiek zijn o.a. Doc9137 en Doc9184 van toepassing. Een ander element is de beveiliging van de aëronautische telecommunicatieinfrastructuur. De publieke toegankelijkheid van gebieden waar dergelijke apparatuur is opgesteld is ten zeerste af te raden. De conventie van Chicago werd geratificeerd door België en geldt als internationale wetgeving. België is gehouden de nodige maatregelen te nemen om de inhoud van het verdrag op haar grondgebied toe te passen. Daarbij geldt dat de lidstaat moet begrepen worden als alle administratieve en politieke onderdelen van de verbindende lidstaat. De Vlaamse minister van Ruimtelijke Ordening erkent het belang van luchterfdienstbaarheden (commissievergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed van 27/01/2010). Bijkomend wordt verwezen naar wat de Vlaamse Regering heeft beslist bij de afbakening van het stedelijk gebied Oostende, inzonderheid deelgebied 9, bouwvrij luchthavengebied en stedenbouwkundig voorschrift artikel 9, laatste lid: ‘In dit gebied geldt om veiligheidsredenen een absoluut bouwverbod met uitzondering van wegwerkzaamheden in functie van de aanleg van een rotonde op de Torhoutsesteenweg’. b. Artikel C6.4 moet aangevuld worden met een artikel luidende: ‘Alle beheerswerken nuttig en nodig voor het vrijwaren van de luchtverkeersveiligheid zijn toegestaan in de zone tussen de Haachtsesteenweg en de Beaulieustraat in Machelen, deelgemeente Machelen, aan weerszijden van de spoorwegbedding BrusselLeuven in Machelen, deelgemeente Diegem en aan de Frans Gurinckxstraat in Machelen, deelgemeente Diegem’. c. Artikel C6.5 en C6.7 moeten aangevuld worden met een artikel luidende: ‘Alle beheerswerken nuttig en nodig voor het vrijwaren van de luchtverkeersveiligheid zijn toegestaan’. 340a-c. Vlacoro onderschrijft het belang van luchtverkeersveiligheid en dringt bij de Vlaamse Regering aan op het voorzien van een correcte en effectieve regelgeving. Vlacoro vraagt de ontwerper de stedenbouwkundige voorschriften op dit punt aan te vullen. 341. Federale Overheidsdienst (FOD) Mobiliteit en Vervoer: Luchtvaart [B197]
Ze verwijzen naar de bezwaren van The Brussels Airport Company en Belgocontrol en formuleren volgende bemerkingen: a. Artikel C6.4 moet aangevuld worden met een artikel luidende: ‘Alle beheerswerken nuttig en nodig voor het vrijwaren van de luchtverkeersveiligheid zijn toegestaan in de zone tussen de Haachtsesteenweg en de Beaulieustraat in Machelen, deelgemeente Machelen, aan weerszijden van de spoorwegbedding BrusselLeuven in Machelen, deelgemeente Diegem en aan de Frans Gurinckxstraat in Machelen, deelgemeente Diegem’. b. Artikel C6.5 en C6.7 moeten aangevuld worden met een artikel luidende: ‘Alle beheerswerken nuttig en nodig voor het vrijwaren van de luchtverkeersveiligheid zijn toegestaan’. In het bezwaarschrift wordt een uitvoerige verantwoording gegeven voor bovenvermelde aanvulling, cf. B100 e, g, h bij cluster C8. c. Ze verwijzen naar de specifieke opmerkingen en bezwaren van Belgocontrol m.b.t. het correct functioneren van haar luchtvaartcommunicatie- en navigatieapparatuur (o.a. radar- en ILS-systemen) en de vluchtprocedures. Het standpunt dat de huidige taxiway noord om veiligheids- en capaciteitsredenen verlengd moet kunnen worden, onderschrijft de FOD Mobiliteit en Vervoer – Luchtvaart volledig. 341a-c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 340a-c. 342. OCMW-Brussel [B437]
Het OCMW is eigenaar van een totale oppervlakte van ongeveer 19ha 53 a binnen het VSGB op grondgebied van de gemeente Kraainem (zie inventaris bij bezwaarschrift). Ondanks de ligging van een zeer belangrijk deel van deze eigendommen, tussen bebouwde eigendommen en langs een uitgeruste wegenis, moeten ze vaststellen dat geen enkel van deze gronden werd opgenomen in een bebouwbare zone volgens het grafisch plan en dit ondanks hun intrinsieke kwaliteiten en de grote vraag. Het OCMW meldt dat haar patrimonium een steeds belangrijkere pijler vormt voor de uitvoering van haar wettelijke verplichtingen en dat deze eigendommen haar niet werden toevertrouwd uit speculatieve doeleinden maar precies om aan deze verplichtingen te kunnen voldoen. 342. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 276a-f.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
229/269
Dossier 388
343. Intercommunale Maatschappij voor de sanering en inrichting van de vallei van de Woluwe [B26]
De intercommunale is eigenaar van percelen of delen van percelen in Diegem (kad. 2 sec C 220L; delen van kad. 2 Sec C 337/M, kad. 2 sec C 341/B en kad. 2 sec C 338/N, samen gekend, na ruiling met de gemeente Machelen, onder LOT 3 voor een totale oppervlakte van 3.024m², kad 2 sec C 323/L voor een niet onbelangrijk gedeelte grenzend aan de F. Gurinckxstraat) met bestemming woongebied. Het ontwerp RUP herbestemd deze gebieden van ‘woongebied’ naar ‘gebied voor gemengde activiteiten V’. De beide eerstgenoemde eenheden grenzen aan de Woluwelaan waarvoor een meer verkeersluwe functie bedongen werd en liggen op vrij korte afstand van de dorpskern Diegem. Door het omzetten van woongebied naar gemengde bedrijvigheid gaat het creëren van woongelegenheden verloren in een zone hiervoor aangewezen (oude dorpskern). Het perceel kad. 2 sec C 323/L vormt een geval apart. Het betreft één structurele eenheid waarvan de hoofdfunctie een gemeenschapsvoorziening is nl. de inplanting van een ondergronds bekken van 50.000m³ voor aftopping (via tijdelijke berging) van het afvoerdebiet in het moerriool van de Woluwe dat in de middenberm van de Woluwelaan gelegen is. Ze gaan verder in op de technische aspecten van de aanleg van dit bekken met als grondoppervlakte 1ha. Het betekent dat geen enkele activiteit kan uitgeoefend worden op de oppervlakte terwijl de aanwezigheid van beluchtingsschachten met roosters en met geactiveerde mechanische beluchting de noodzaak inhoudt de toegankelijkheid voor onbevoegden te ontzeggen. Allerlei afval is nefast voor de ventilatoren. De ‘gecontroleerde’ aanwezigheid van het wachtbekken kan de nodige ‘achtertuinruimte’ verschaffen aan woningen ingeplant langsheen de F. Gurinckxstraat. Het omzetten van de functie van woongebied naar gemengde bedrijvigheid gaat voorbij aan de essentiële noden van de zone nl. het intensifiëren van woongelegenheid. Er is te veel bedrijvigheid gepland (cf. grote leegstand in de zones Diegem De Kleet en Diegem Kouterveld. 343. Specifiek voor de kern van Diegem wordt een gemengde ontwikkeling beoogd die een leefbare kern op lange termijn kan garanderen, zonder het aantal gehinderden door vliegtuiglawaai te doen toenemen. Vlacoro merkt op dat de Vlaamse Regering terecht de keuze heeft gemaakt om het aantal gehinderden door vliegtuiglawaai in de omgeving van de luchthaven niet te doen toenemen. Tegelijk betreurt Vlacoro dat er voor de kern van Diegem geen geïntegreerde aanpak is voorgesteld van de ruimtelijke ontwikkeling en het beperken van de lawaaihinder in en rond woningen. De bemerking ten aanzien van het ondergronds bekken brengt Vlacoro onder de aandacht van de ontwerper, ze gaat er van uit dat dit verenigbaar is met de voorgestelde bestemmingen. 344. Gemeenteraad Zaventem [A17]
Het advies van de gemeenteraad van Zaventem is zeer uitvoerig en geïllustreerd met tal van kaarten en figuren. a. Voor het gebied Woluweveld AG (art. C6.1) aanvaardt de gemeente de herbestemming, mits de woningen gelegen in het zuidelijk deel (zone F op de kaart bijgevoegd aan het bezwaarschrift) herbestemd worden als woonzone voor wonen ofwel in een niet ruimtelijk kwetsbaar gebied. De mogelijkheden voor herbouwen of uitbreiden zijn beperkt indien het gebied AG met overdruk natuurverweving als ruimtelijk kwetsbaar gebied wordt beschouwd. Ze vragen in art. C6.1.4 de mogelijkheid voor de inrichting van windturbines in dit gebied te schrappen omwille van goede aanleg van de open ruimte. b. Voor het gebied Woluwe (art. C6.4) aanvaardt de gemeente de voorgestelde herbestemming naar parkgebied, mits de woningen in het oostelijk deel (zone B op de kaart bijgevoegd aan het bezwaarschrift) in het woongebied zijn behouden. c. Voor het gebied GO (art. C 6.3) aanvaardt de gemeente de voorgestelde herbestemming. Voor het gebied GO met overdruk natuurverweving vraagt de gemeente de mogelijkheid om de privétuinen (art. C6.3) te omheinen en normale kleine uitrustingen aan te brengen. Een deel van dit gebied maakt deel uit van een inrichtingsplan VLM. Aangezien dit gebied nog het onderwerp kan uitmaken van een gemeentelijk of provinciaal RUP aanvaarden zij de voorgestelde herbestemming. d. Voor het gebied P (art. C6.4) vraagt om het gebied toch te bestemmen tot woongebied. Ze stellen alleszins voor de gevels langs de Leuvensesteenweg en de Langewagenstraat vol te bouwen om de achterliggende woonwijken te beschermen tegen de geluidsoverlast van de N2 Leuvensesteenweg en de E40.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
230/269
Dossier 388
Mits het nemen van milderende bouwfysische maatregelen i.v.m. geluidsisolatie bij aanleg van nieuwe woningen, kan het binnenblok, weze het gedeeltelijk, ingevuld worden met woningen die passen binnen een inrichtingsplan van de VLM dat een publieke ruimte voorziet. Het geheel is slechts aan te snijden na opmaak van een gemeentelijk inrichtingsplan of gemeentelijk RUP. De gemeente vraagt in artikel C6.4.5 m.b.t. de gemeentelijke en provinciale uitvoeringsplannen expliciet te vermelden dat de eventuele gemeentelijke RUP’s toelaten de bovenstaande doelstellingen en de functies en activiteiten vermeld in artikel C6.4.3 en C6.4.4 ook kunnen verwezenlijkt worden met nieuwe constructies, mits de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet wordt overschreden en de te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving de gewenste ruimtelijke structuur niet in het gedrang brengen of verstoren. e. Voor de Acaciawijk (art. C6.5 en art. C6.3) ondersteunt de gemeente de voorgestelde herbestemmingen. f. M.b.t. de herbestemming van de zandgroeve (art. C6.4) is de gemeente het eens mits een eind wordt gesteld aan de afwimpeling van de parkeerproblemen van de naastgelegen instelling (Sint-Lucas) op het grondgebied Zaventem. g. Molenstraat-Oude Keulse weg (art. C6.3): de gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming mits inlassen van volgende bepalingen: een beperkte uitbreiding van een bestaand bouwvolume kan toegelaten worden voor zover de bouwkundige erfgoedwaarde gevrijwaard blijft, hersteld of versterkt wordt. Een uitbreiding met 20% wordt toelaatbaar geacht. Deze handelingen m.b.t. de functie wonen kunnen slechts toegelaten worden op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. h. Boesberg: de gemeente geeft positief advies bij de herbestemming naar agrarisch gebied met natuurverweving, met uitzondering voor de bestaande landbouwzetels. De bestaande bufferzone wordt in dat gebied opgenomen. i. Amerikaanse school en gemeentelijk containerpark: de gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming. De toegelaten constructies op percelen 68, 69a en 69b betreft enkel sportvelden, geen gebouw (ook geen velden onder opblaasbare constructies). j. Gebied tussen Ter Meeren en Kleine Geeststraat: de gemeente is het niet eens met de voorgestelde herbestemming. Gelet op de bestaande wandelpaden, de bestaande landbouwactiviteiten, en de uitvoering van bio-landbouwactiviteiten stelt de gemeente voor het gebied te herbestemmen tot Parkgebied. Ze geeft de voorkeur aan een oplossing voor het parkeren binnen het domein in ontwikkeling zonder afwimpeling van de parkeerproblematiek op het naastgelegen GO. Indien deze stelling niet kan gevolgd worden voor het vergunnen van de ontwikkeling van kasteel Ter Meeren, kan de voorgestelde bestemming weerhouden worden mits inlassen van volgende bepalingen m.b.t. perceel 556L2 (gebied A): (1) het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen voor één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 2 100 m mits uitsluiting van elke verblijfsaccomodatie; (2) het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht is op het gebruik van het gebied voor landbouw of hobbylandbouw. M.b.t. het gebruik van percelen als privé tuin (gebied B): de bedoelde privétuinen kunnen omheind worden en normale kleine uitrustingen kunnen worden aangebracht. Technische opmerking: de bijzondere bepalingen betreffen wel het perceel 556L2 en niet perceel 556i2 zoals vermeld in voorliggend ontwerp RUP. 344a. Vlacoro benadrukt dat de herbestemming van AG met ecologisch belang naar AG natuurverweving geen impact heeft voor de bestaande woningen. Vlacoro vraagt de ontwerper na te gaan in hoeverre windturbines in dit gebied mogelijk zijn in het kader van de omzendbrief betreffende het afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines (EME/2006/01-RO/2006/02)– voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Vlacoro vraagt de ontwerper de verordenende voorschriften consequent af te stemmen op deze omzendbrief. 344b. Vlacoro stelt vast dat de gevraagde zone niet is opgenomen binnen het parkgebied. 344c. Vlacoro neemt akte van dit standpunt. 344d. Vlacoro kan dit bezwaar niet ondersteunen. 344e. Vlacoro neemt akte van dit positief advies.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
231/269
Dossier 388
344f. Vlacoro neemt akte van dit positief advies. Het oplossen van het lokaal parkeerprobleem maakt niet het onderwerp uit van voorliggend ontwerp RUP. 344g. Vlacoro benadrukt dat de herbestemming naar GO geen impact heeft voor de bestaande woningen. Vlacoro brengt de diverse bemerkingen onder de aandacht van de ontwerper. 344h. Vlacoro kan het bezwaar niet ondersteunen en verwijst naar haar standpunten 12a en 12b. 344i. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 326f. 322j. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 326d en 326e. B. 4. 8 Clu st er C 7 : b ed r ij v igh ei d aan d e Wo lu w ela an 345. Beerens SC nv [B174], Immaurfin en Beerens oc [B175], Temse Investment Company nv [B176], Jean
Michel Martin nv [B177], [B178], SA D’Ieteren nv [B179], [B180] a. Het bezwaarschrift is ingediend door verschillende bezwaarindieners. Het bezwaarschrift geeft uitvoerig toelichting bij de kenmerken van de betrokken bedrijven en de ligging van de betreffende percelen. De bedrijven dienen bezwaar in, elk vanuit hun eigen perspectief, namelijk eigenaar of huurderconcessiehouder. De bedrijven zijn gelegen in KMO-zone en zijn gewestplanconform. Alle nodige milieuvergunningen werden afgeleverd. De vestigingen kunnen principieel zonevreemd worden afhankelijk van de kwalificatie van de bedrijvigheid. b. In het plan-MER wordt over het gebied en de effecten van herbestemming op het milieu in de omgeving bijna niets gezegd. In zijn niet technische samenvatting stelt dit plan-MER dat een substantiële uitbreiding van de verkoopsvloeroppervlakte van de kleinhandelszones langs de N2 niet wenselijk is omwille van de reeds hoge belasting van deze weg, maar dat zulke substantiële uitbreiding in het plan ook niet wordt voorzien. In zijn synthese is het plan-MER niet erg veelzeggend met betrekking tot dit gebied: ‘De nieuwe of te herstructureren bedrijventerreinen en kleinhandelzone hebben beperkte directe effecten. De reconversie verhoogt in principe zelfs de gebruiks- en beeldwaarde. Maar de ontwikkelingen in Lozenberg hebben wel een negatief indirect effect op de reeds (over)verzadigde N2 (…)’. Naar welke ontwikkelingen in Lozenberg er in deze passage precies wordt verwezen is onduidelijk. De enige ontwikkeling die bezwaarindiener ziet is de aansnijding van Lozenberg III, doch het effect daarvan wordt gemilderd door een verplichte ontsluiting via de R22. c. Hoewel in het plan-MER duidelijk wordt gesteld dat enkel een ‘substantiële uitbreiding’ van de verkoopsvloeroppervlakte van de kleinhandelszones langs de N2 onwenselijk is, voorzien de voorschriften in het ontwerp RUP een uitdoofscenario voor deze bestemmingen en wordt ingezet op reconversie naar een gebied voor kantoren en kantoorachtigen. Uit de toelichtingsnota komt naar voor dat vanuit planologisch oogpunt enkel een verdere substantiële uitbreiding van de kleinhandelsfunctie binnen de bestaande KMO-zone Lozenberg langs de N2 als problematisch wordt ervaren wegens de nu al bestaande verkeersdrukte op de N2. Er wordt voor gekozen de binnen de zone bestaande functies grootschalige kleinhandel te beperken (pag. 376). d. De herbestemming van KMO-zone naar specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren schiet het doel (het terugdringen van verkeersdrukte) ver voorbij. In het plan-MER worden ook kantorenzones uitdrukkelijk vermeld als ‘verkeersaantrekkende’ functies. In de bestemmingsvoorschriften wordt benadrukt dat de kantoren een ‘hoge personeelsintensiteit’ moeten hebben. Erg veel effect zal de herbestemming van de betrokken zone op de verkeersoverbelasting van de N2 ter plaatse dan ook niet hebben en al zeker niet voor wat betreft de bedrijven van bezwaarindieners. Bezwaarindieners betwisten dat verkeersdrukte op de N2 ter hoogte van haar bedrijven te hoog zal zijn. Het gedeelte van de N2 waar de bedrijven zijn gevestigd, zijn qua verkeersdrukte erg draaglijk. De zware belasting van de N2 ter hoogte van de bedrijfsvestigingen van bezwaarindieners lijkt uit het plan-MER naar voor te komen als een loutere aanname die door geen enkel objectief gegeven wordt gestaafd.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
232/269
Dossier 388
Nu de herbestemming naar specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren enkel vanuit een terug te dringen verkeersdrukte wordt gemotiveerd en nu duidelijk is dat de vervanging van de bestaande bedrijven door personeelsintensieve kantoren de verkeersdrukte voor zover die al bestaat, niet zal kunnen terugdringen, is deze herstructurering en de rechtsonzekerheid die zij meebrengt helemaal niet nodig, en is er geen reden om de bestaande bestemmingsvoorschriften te wijzigen. Een bestemmingsvoorschrift waarbij een herstructurering op erg lange termijn wordt gecreëerd, doch die geen enkele steun vindt in de behoeften van de huidige generatie en voor deze laatste op korte termijn rechtsonzekerheid creëert is op zich dus strijdig met artikel 1.1.4 VCRO. Er is geen reden en geen geldig motief om de zone te herstructureren. Zone Lozenberg II moet uit het RUP worden geschrapt. e. De overgangsregeling (artikel C7.2.4) biedt onvoldoende rechtszekerheid. De regeling lijkt erg ruim. De onduidelijkheid over wat onder ‘bestaande activiteiten of functies’ en ‘stopzetting’ wordt verstaan schept echter de grootste onduidelijkheid en dus rechtsonzekerheid. Uit het voorschrift blijkt niet of een ‘bestaande activiteit of functie’ en ‘stopzetting’ wordt geënt op een concrete bedrijfsactiviteit dan wel op een bestemmings- of functiecategorie die in het ontwerp RUP staat omschreven. Voor nv Temse Investment Company is de overgangsbepaling al helemaal nijpend aangezien het gebouw vandaag niet in gebruik is en er wel een aanvraag hangende is voor uitbreiding en inrichting van het gebouw als garage of ander bedrijf voor verkoop en onderhoud van grote handelswaar. Er moet duidelijk worden gedefinieerd dat de bestaande activiteiten- en functiecategorieën op de percelen waarop ze op het ogenblik van de definitieve vaststelling worden uitgeoefend mogen worden verdergezet. In het RUP moet duidelijk worden gedefinieerd dat onder stopzetting moet worden verstaan het overlaten van een bedrijfsterrein aan een exploitant die de door hem voor het terrein beoogde functie niet wettig kan uitoefenen zonder daarvoor een voorafgaandelijke functiewijziging te hebben bekomen. f. De uitbreidingsbeperkingen moeten worden beperkt tot uitbreiding van de grootschalige kleinhandel. De overgangsregeling in artikel C7.2.4 verbiedt ook de uitbreiding van de nu in totaal aanwezige oppervlakte van andere functies. Bestaande bedrijven zullen dus niet meer kunnen uitbreiden buiten de percelen die daarvoor nu bestemd zijn. Vanuit het motief waarvoor deze overgangsregeling werd ontworpen – terugdringen van verkeeroverlast - is dit al helemaal niet verantwoord. Wanneer een op het ogenblik van definitieve vaststelling van het RUP aanwezige oppervlakte voor grootschalige kleinhandel wordt vervangen door een kmo zoals een autoherstelplaats, zal dit op het verkeer ter plaatse een gunstige invloed uitoefenen, wat meteen de unieke reden is om het gebied in het RUP op te nemen. Daarbij komt nog dat in het plan-MER enkel een substantiële uitbreiding van de verkoopsvloeroppervlakte van de kleinhandelszone langs de N2 te vermijden is. Een substantiële uitbreiding van de verkoopsvloeroppervlakte binnen het gebied kan echter al worden gegarandeerd binnen het bestaande planologisch kader. g. Het gebied ligt langs de N2 in KMO-zone volgens het gewestplan. Conform artikelen 7 en 8 van het inrichtingsbesluit van 28 december 1972 zijn deze zones bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven complementaire dienstverlenende bedrijven en voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard. Zelfs grootschalige kleinhandel hoort in tegenstelling tot garagebedrijven in zulk gebied niet thuis. Het door het plan-MER beoogde vermijden van een substantiële uitbreiding van de verkoopsvloeroppervlakte binnen het gebied kan dus duidelijk worden gegarandeerd zonder het betrokken gebied op te nemen in het RUP VSGB. 345a-g. Vlacoro neemt akte van de aangebrachte argumenten en stelt voor dat de Vlaamse Regering de percelen behoudt binnen het plangebied, maar de stedenbouwkundige voorschriften aanpast zodat de autoherstel- en autoverkoopsactiviteiten op lange termijn behouden kunnen blijven. Vlacoro is immers van mening dat autogerelateerde activiteiten thuishoren op een goed bereikbare locatie zoals de N2, en dat ze het kernwinkelapparaat niet verstoren. Deze percelen moeten worden opgenomen in een specifieke bestemming, zoals dit ook gebeurd is voor de autohandelbedrijven langs de Verlengde Stallestraat. 346. Grontmij Vlaanderen nv [B41]
a. Bezwaarindiener geeft extra uitleg en kaarten ter verduidelijking. Ze hebben bezwaar tegen de herbestemming van woongebied en KMO-gebied naar specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren (art. C7.2) langsheen de Frans Smolderstraat. Deze bestemmingswijziging is onvoldoende ruimtelijk gemotiveerd, stemt niet overeen met de principes van het RSV en schendt het zorgvuldigheidsbeginsel.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
233/269
Dossier 388
b. Deze herbestemming is strijdig met het principe van het RSV van kantoorontwikkeling bij openbaar vervoerknooppunten, gezien de site aan de Smolderstraat een matige bereikbaarheid kent voor openbaar vervoer. Het betreft in hoofdzaak een autolocatie. De voorziene uitbouw van een snelbusverbinding (en op termijn vertramming) op de N2 is onvoldoende concreet en niet afdoende om een goede bereikbaarheid voor openbaar vervoer vanuit verschillende richtingen te garanderen. Ook bevat het RUP geen garanties voor de implementatie van het gewenste bereikbaarheidsprofiel. c. De herbestemming is ook in strijd met het ontwikkelingsperspectief van het RSV voor bedrijvigheid in het VSGB. Het eerste deel van de Smolderstraat wordt zowel feitelijk als juridisch omgezet van woongebied naar bedrijventerrein voor kantoren. De motivering voor deze herbestemming is zeer summier en voldoet niet als bijzondere motivering zoals bedoeld in art. A.1.2., §3, VCRO. Het ontwerp RUP bevat onvoldoende garanties om de in het plan-MER gesignaleerde problematiek van oververzadiging van het wegennet op te lossen, terwijl dit vereist is op basis van het zorgvuldigheidsbeginsel. d. De herbestemming druist in tegen de goede ruimtelijke ordening. Het is momenteel een woonstraat. Slechts 2 bedrijven ontsluiten langs deze weg. Het behoud en het vervolledigen van het woonlint langs de Smolderstraat is meer aangewezen en biedt een belangrijke meerwaarde inzake woonkwaliteit. Ze opteren hier voor een bestemmingswijziging van KMO-gebied naar wonen, om zo de woonlint te vervolledigen. 346a-d. Vlacoro begrijpt de keuze in het ontwerp RUP om de bestaande woningen op te nemen in een gebied voor kantoren niet helemaal. In andere delen van dit cluster worden de mogelijkheden voor kantoorontwikkeling beperkt omwille van de slechte bereikbaarheid met het openbaar vervoer en de huidige verkeerscongestie. Voor de percelen langs beide zijden van de Leuvensesteenweg en de Frans Smolderstraat (vanaf het kruispunt met de R22 tot en met de percelen 421n, 265r en 265t) stelt Vlacoro voor om: (a) het wonen als hoofdfunctie te behouden op lange termijn, (b) de bestaande activiteiten behouden en beperkt uitbreiden voor zover ze verenigbaar zijn met de woonomgeving en (c) nieuwe kantoren en nieuwe kleinhandelszaken niet toe te laten. 347. Conimmo nv [B157]
Bezwaarindieners bekwamen in 2007 een stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen van 2 showrooms gelegen op de Leuvensesteenweg te Sint-Stevens-Woluwe en 14 appartementen gelegen op de Frans Smoldersstraat tevens in Sint-Stevens-Woluwe. Er wordt bezwaar ingediend daar de zone waarin de showrooms voor kleinhandel vallen, veranderen naar een zone voor bedrijvigheid en kantoren. In de tekst staat dat kleinhandel uitgesloten is en dat de huidige functie wel mag blijven bestaan tot stopzetting activiteit. De functie als kleinhandel (showrooms) moet blijven bestaan. Het huidige vergunde gebouw kan niet gebruikt worden als kantoren. Ook uitbreiding moet mogelijk zijn. Het RUP moet voorzien dat aangrenzende gronden mogen gebruikt worden voor de uitbreiding van de bestaande vergunning (handel) en activiteit. Dit om het voortbestaan van de bedrijven te waarborgen. 347. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 345a-g en 346a-d. Ze vraagt aan de ontwerper om de exacte locatie na te gaan. Indien de showrooms niet gelegen zijn in het gebied bedoeld in het standpunt onder 346a-d is Vlacoro van mening dat ze hooguit kunnen opgenomen worden in het gebied voor autohandel en autoherstel waarvan sprake in het standpunt onder 345a-g. 348. Servipolis Management Company [B162]
a. Het bedrijf is een joint venture tussen KBC Bank en Pilot nv. Bezwaarindiener is eigenaar van percelen gelegen te Zaventem zone Lozenberg III met een totale oppervlakte van 19.404 m². Tot de aankoop van deze gronden is overgegaan met het oog op de ontwikkeling van de zone bestemd voor luchthaven gerelateerde kantoren en diensten. Het ontwerp RUP dreigt de plannen van het bedrijf te doorkruisen. b. Ze kochten deze gronden aan met het oog op de ruime mogelijkheden die deze site biedt volgens het gewestplan. Het betreft gebied voor luchthavengerelateerde kantoren en diensten. De toelichtingsnota (pag. 28-30) stelt dat bij de ontwikkeling van ruimte voor economische activiteiten moet worden ingespeeld op de algemene groei van de diensten en de daling en verdienstelijking van de industriële sector en op de motorfunctie van Brussel als Europese hoofdstad en Zaventem als internationale luchthaven voor multinationaal opererende ondernemingen en hun nevenactiviteiten.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
234/269
Dossier 388
Het ruime Zaventemse wordt gedefinieerd als een zone waar functies geconcentreerd voorkomen. Ontwikkelingen van economische activiteiten gebeurt bij voorkeur in deze gebieden. In het ruime Zaventemse vormen de ontwikkelingen gegenereerd vanuit de motorfunctie van de luchthaven het zwaartepunt. c. Door het ontwerp RUP zal het bedrijventerrein echter enkel bestemd zijn voor bedrijven met volgende hoofdactiviteiten (artikel C7.3.1): productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen; productie van energie; onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel. Volgende hoofdactiviteiten zijn niet meer toegelaten: kleinhandel; agrarische productie; autonome kantoren; afvalverwerking met inbegrip van recyclage; verwerking en bewerking van mest of slib; verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen. d. Volgens artikel C7.3.2 zullen kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, toegelaten zijn voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteit uitmaken. SPMC meent dat een ongewijzigd RUP het niet langer mogelijk maakt een modern kantoor voor het verstrekken van financiële diensten uit te baten. Ook de uitbating van internationale georiënteerde hotels zal niet langer mogelijk zijn. In de toekomst zullen er slechts toonzalen van maximaal 500m² mogelijk zijn wat te klein is voor hedendaagse toonzalen die een oppervlakte van ca 3.000m² hebben waarvan 50% effectieve toonzaalruimte. De voorziene oppervlakten voor opslag is niet in overeenstemming met de natuurlijke helling van het gebied. Het ontwerp RUP laat niet toe dat de betrokken site haar gewenste functie, gelet op de nabijheid van de luchthaven, kan vervullen. e. Het ontwerp RUP voorziet in te strenge bestemmingsvoorschriften voor het betrokken perceel. Ze stellen het bedrijf niet in staat een hoogwaardig kantoor op te richten met een brede waaier van financiële diensten. Ook de inrichting van internationaal georiënteerde hotels of toonzalen is niet langer mogelijk. Dit strookt niet met de visie van het ontwerp RUP dat de ruimte in het ruime Zaventemse intensief wil benutten voor luchthavengerelateerde logistiek, kantoren en kantoorachtigen. 348a-e. Vlacoro stelt dat voor het gebied 'Lozenberg III' inderdaad een bestemmingswijziging wordt beoogd die kantoorontwikkeling in de toekomst niet langer mogelijk maakt. Vlacoro is van mening dat de Vlaamse Regering terecht deze wijziging doorvoert aangezien de kantorenzone niet op een gepaste wijze met openbaar vervoer kan ontsloten worden en de congestie op de N2, de R0 en de R22 dermate is dat bijkomende vervoersgenererende activiteiten (met een aanzienlijke bijdrage tijdens de spitsuren) niet verantwoord is. Dit blijkt ook duidelijk uit het plan-MER. Vlacoro kan de bezwaarindiener dan ook niet bijtreden. 349. POM Vlaams-Brabant [B140], Resoc Vlaams-Brabant [B161]
Voor de uitbreiding van Lozenberg (artikel C7.3, gemengd regionaal bedrijventerrein) wordt een buffer in overdruk aangeduid als overgang naar Woluwedal. Het is eerder aangewezen om deze buffer te voorzien aansluitend bij het woongebied langs de Frans Smolderstraat om de woonkwaliteit van deze bestaande woningen te verzekeren. 349. Vlacoro is van mening dat voor het gedeelte dat momenteel nog niet bebouwd is, er inderdaad een afdoende buffer naar Woluwedal moet worden voorzien. Tegelijk wil Vlacoro ook bijkomende inspanningen vragen om ook ten aanzien van de woningen langs de Frans Smolderstraat een minimale, grafisch aangeduide buffer te voorzien. 350. Voka [B159]
a. Voor de uitbreiding van de zone Lozenberg (art. C7.3) wordt een vrij brede buffer in overdruk aangeduid, die de overgang moet vormen tussen het bedrijfsterrein en de R22. Het lijkt Voka nuttiger enkel een beperkte buffer te voorzien aansluitend op de woningen langs de Frans Smolderstraat om de woonkwaliteit van deze bestaande woningen te verzekeren. b. De bestemming van de zone langs Maalbeekweg (art. C7.4) wordt via dit ontwerp RUP aangepast aan het feitelijk gebruik. Voka stelt zich vragen bij de buffer die in overdruk voorzien wordt langs de Fabrieksstraat. Het gebied is nagenoeg volledig volgebouwd, waardoor de buffer een deel van de bebouwing zonevreemd zal maken, omwille van de niet bufferende werking ervan.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
235/269
Dossier 388
350a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 349. 351. Project Kloosterstraat nv [B206]
a. Het bedrijf is eigenaar van 40.531m² gronden gelegen aan de Kleine en Grote Kloosterstraat te Zaventem (percelen 243g, 244c, 313a, 314a en 296v/2). De terreinen zijn in hoofdzaak gelegen in gebied voor luchthavengerelateerde kantoren en diensten (en aansluitende bufferzone). De bestaande bestemming vindt steun in de toelichtingsnota bij het ontwerp RUP. Hierin wordt gewezen op de motorfunctie van Zaventem als internationale luchthaven voor multinationaal opererende ondernemingen en hun nevenactiviteiten, op de toenemende vraag naar nieuwe tertiaire en quartaire functies en er wordt aangegeven dat in de Vlaamse Rand een evolutie bezig is gericht op de inplanting van zakelijke diensten, research en development en distributie. b. In het ontwerp RUP wordt deze zone ondergebracht in gebied voor gemengd regionaal bedrijventerrein. Deze bestemmingswijziging is niet inpasbaar in de door de toelichtingsnota vooropgestelde visie, welke ook doorwerkte in de gewestplanwijziging van 2000, waarbij meerdere bedrijventerreinen in de omgeving van de luchthaven aangewezen werden voor luchthavengerelateerde kantoren en diensten zodanig dat er ruimte gecreëerd werd voor op de luchthaven afgestemde ruimten voor tertiaire en quartaire diensten en ontwikkelingen. Dit wordt volledig teruggedraaid. c. Deze slingerbeweging verstoort de projectontwikkeling en staat haaks op het rechtszekerheidsbeginsel dat eist dat een gewijzigd planologisch kader (cf. gewestplanwijziging 17 juli 2000) gedurende een ‘redelijke’ termijn vast blijft, zodanig dat ondernemingen en burgers hun investeringsbeslissingen daarnaar kunnen richten. De nv verwijst hieromtrent naar een arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen (Antwerpen, 23 april 2001, TROS 2001, 2019 e.v., noot S. Lust). Het Hof oordeelde dat een overheid haar beleid weliswaar wel kan herzien, maar dat dit niet betekent dat zij haar beleid steeds en vrij kan aanpassen ongeacht de rechtsgevolgen. Wanneer een planificerende overheid binnen eenzelfde korte beleidsperiode fundamenteel verschillende stedenbouwkundige voorschriften goedkeurt, dan moet dit gekwalificeerd worden als een tegenstrijdige beslissing. Eenzelfde overheid die ingrijpt op essentiële stedenbouwkundige voorschriften in eenzelfde periode, schendt daardoor alleen al het rechtszekerheidsbeginsel. d. De overheid moedigt eerst luchthavengerelateerde ontwikkelingen met het oog op de inplanting van tertiaire en quartaire diensten aan door bedrijventerreinen te herbestemmen (gewestplanwijziging 2000) terwijl ze nu evolueert naar bedrijvigheid zonder de mogelijkheid om projecten te ontwikkelen die tegemoet komen aan noden van de tertiaire of quartaire sector of inspelen op specifieke luchthavengebonden behoeften van multinationals (congres- en beurswezen, hotels, …). Aan de nv wordt de mogelijkheid ontnomen om een eigentijds kantorenproject uit te bouwen dat afgestemd is op de ‘motorfunctie van Zaventem als internationale luchthaven voor multinationaal opererende ondernemingen en hun nevenactiviteiten’, dat een antwoord biedt op de ‘toenemende vraag naar nieuwe tertiaire en quartaire functies’ en dat ruimte biedt voor de inplanting van zakelijke en aanverwante diensten. Dit staat op gespannen voet met de beginselvorming inzake rechtszekerheid en perkt de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf overmatig in. e. Deze inperking wordt in de toelichtingsnota niet gemotiveerd. Enkel pag. 375 geeft aan dat één en ander kadert in een voorstudie van de gemeente Zaventem. Deze studie is echter niet beschikbaar gesteld en de hoofdlijnen zijn niet opgenomen in de toelichtingsnota. Ze verwijzen naar artikel 7 van het verdrag van Aarhus inzake inspraak voor het publiek. Een transparant kader ontbreekt. f. Het in het dossier aanwezige kaartmateriaal laat niet toe na te gaan in welke mate de bufferzone (C7.3.6) overeenstemt met de bufferzone die al in het gewestplan was voorzien. Gesteld dat deze nieuwe bufferzone die van het gewestplan overschrijdt, wordt niet inzichtelijk gemaakt welke motieven daarvoor zijn. Er is onvoldoende feitelijk materiaal voor handen om op dit punt tot een zorgvuldig afgewogen beslissing, gesteund op een openbaar onderzoek binnen een transparant eerlijk kader te komen. 351a-f. Vlacoro verwijst naar de uitgebreide mobiliteitsstudie die opgenomen is in het plan-MER. Het planMER gaat uitvoerig in op de verkeersproblematiek in deze zone. Naar aanleiding van deze resultaten werd in het ontwerp RUP geopteerd voor een herziening van de beslissing uit de gewestplanwijziging van 2000 (omwille van de zeer grote mobiliteitproblemen indien de gewestplanbestemming zou worden gerealiseerd). Inzake de bufferzone verwijst Vlacoro naar haar standpunt 349.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
236/269
Dossier 388
352. Gemeenteraad Zaventem [A17]
a. Lozenberg 3. De gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming mits rekening gehouden wordt met volgende opmerkingen: (1) de toegelaten functies moeten worden uitgebreid met kantoorachtigen, (2) windturbines zijn niet toegelaten, (3) de ontsluiting naar de Woluwelaan moet rekening houden met het tracé van een fietserpad en wandelpad langs de Woluwe, (4) de bestaande voeten buurtwegen zullen opgenomen worden in het inrichtingsplan. De verbinding van de door de weginfrastructuur onderbroken trage wegen zal hersteld worden. b. Lozenberg 1 en 2. De gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming, mits rekening gehouden wordt met volgende opmerkingen: (1) door de toename van de autonome kantooroppervlakte in het betrokken gebied zullen de verkeersproblemen nog verergeren, (2) de beperkingen i.v.m. uitbreiding art. C7.2.4 schrappen en de uitbreiding van bestaande uitrustingen ook toelaten op naastgelegen percelen, in elk geval tot stopzetting van de activiteiten, (3) de omranding van het park langs de Smoldersstraat in het bedrijvengebied bestemmen voor wonen en andere zachte bestemmingen. c. Woluwevallei. De gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming, mits rekening gehouden wordt met volgende opmerkingen: (1) in artikel C7.1.5 m.b.t. gemeentelijke en provinciale uitvoeringsplannen expliciet vermelden dat de eventuele gemeentelijke RUP’s toelaten de bovenstaande doelstellingen en de functies en activiteiten vermeld in artikels C7.1.3 en C7.1.4 ook kunnen verwezenlijkt worden met nieuwe constructies, (2) de omranding van het park moet voornamelijk bestaan uit wonen of andere zachte functie. d. Oud industriegebied Zaventem Noord. De gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming, mits rekening gehouden wordt met volgende opmerkingen: (1) artikel C.7.4.2 inrichting van het gebied – aanvullen met volgende bepaling: ‘Bijzondere maatregelen dienen getroffen te worden voor het ‘groen’ inpassen van de loop van de Woluwe en de ontlastingsbeek met inbegrip van het opnieuw openleggen van de Woluwerivier, (2) de ontsluiting van het gebied via de Henneaulaan is niet van toepassing voor het gedeelte van de bufferzone, (3) artikel C7.4.7 aanvullen met de bepaling dat het gebied bestemd is voor lokale bedrijven en eventueel bijhorende woningen, (4) de bebouwing langs de Fabriekstraat zal aaneensluitend zijn, als milderende maatregel tegen de geluidsoverlast van de R0 en R22. 352a-c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 345a-g, 346a-d en 348a-e. 352d. Vlacoro ondersteunt de bemerkingen van de gemeente en vraagt de ontwerper de betreffende voorschriften als dusdanig aan te passen. B. 4. 9 Clu st er C 8 : N o s s eg e md el le en W ei v e ld -Zu i d 353. The Brussels Airport Company [B100]
a. Voor de gebieden aan het uiteinde van de Runway 20 (gelegen vóór RWY 02) bestaan luchterfdienstbaarheden om het luchtverkeer op een veilige manier te laten verlopen. Ze zijn geregeld in de ICAO bijlage 10 (aeronautische telecommunicatie) en bijlage 14 (luchthavens). Ze gaan hoofdzakelijk over hoogtebeperkingen en het vrijhouden van zones van bebouwing of alle andere constructies en/of natuurlijke en kunstmatige hindernissen zodanig dat de apparatuur die gebruikt wordt om veilig op te stijgen en te landen optimaal kan werken. Ze gaan in het bezwaarschrift verder in op deze wetgeving alsook op de wetgeving inzake beveiliging van aëronautische telecommunicatieinfrastructuur (o.a. conventie van Chicago). b. De Vlaamse minister van ruimtelijke ordening erkent het belang van luchterfdienstbaarheden (commissievergadering commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed van 27/01/2010). Bijkomend verwijzen ze naar de afbakening van het stedelijk gebied Oostende en specifiek het stedenbouwkundig voorschrift voor het bouwvrij luchthavengebied. In dit gebied geldt om veiligheidsredenen een absoluut bouwverbod met uitzondering van wegwerkzaamheden in functie van de aanleg van een rotonde op de Torhoutsesteenweg. Bezwaarindiener geeft verder informatie over ongevallen op en nabij luchthavens veroorzaakt door botsingen met vogels. Ruimtelijke ordening speelt daarin een zeer belangrijke rol. Indien er bv. in een straal van 3 km rond het einde van de start- en landingsbanen geen (nieuwe) bossen of natuurgebieden worden voorzien, is dat een wezenlijke bijdrage tot de preventie van luchtvaartongevallen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
237/269
Dossier 388
c. In het verlengde van de RWY 20 (en vóór RWY 02) is een zone voorzien voor openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen. Die zone loopt tot aan de spoorweg Brussel-Leuven. Het betreft een veiligheidszone aan het uiteinde van die start- en landingsbaan om het Instrument Landing System op een veilige manier te laten functioneren. Daar waar het rapport naar aanleiding van het ongeval met Kalitta nog de overweging meegaf om te bekijken of de RESA niet kon verlengd worden, wordt met het ontwerp RUP de veiligheidzone beperkt van ruim 400 m tot ongeveer de helft. Dat is in tegenstelling met wat is de opgenomen in de toelichtingsnota (pag. 390). Immers bijna 2/3 van de zone voor openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen wordt omgevormd tot een zone voor spoorwegen (artikel C8.1) en BAG (artikel C8.4). d. De activiteiten die artikel C8.1 voorziet kunnen ook perfect gerealiseerd worden door de huidige stedenbouwkundige bestemming openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen. Bezwaarindiener pleit voor het integraal behoud van de huidige stedenbouwkundige bestemming en dit met het oog op het voldoen aan de voorschriften van de conventie voor internationale burgerluchtvaart. e. Artikel C8.4 sluit uit dat in die zone (dus op minder dan 500 m van de start- en landingsbanen) er ook nog enig werk zou mogen uitgevoerd worden nodig om de veiligheid van het luchtverkeer te waarborgen. Dat is in strijd met de internationale wetgeving die de lidstaten die de conventie geratificeerd hebben, opleggen om de nodige maatregelen te voorzien om de veiligheid te waarborgen. f. De zone die in het ontwerp RUP beheerst wordt door stedenbouwkundig voorschrift C8.2 moet de huidige bestemming ‘agrarische zone’ integraal behouden met het oog op het voldoen aan de voorschriften van de conventie voor internationale burgerluchtvaart, inzonderheid het zoveel als mogelijk vermijden van luchtvaartongevallen door toedoen van bird strike. g. De stedenbouwkundige voorschriften (C8.3.2, C8.4.2, C8.5.5 en C8.6.2) moeten aangevuld worden met een tweede lid luidende: ‘Alle beheerswerken nuttig en nodig voor het vrijwaren van de luchtverkeersveiligheid zijn toegestaan’. h. Met betrekking tot de zuidelijke ontsluiting van de luchthaven stelt bezwaarindiener vast dat het tracé dat opgenomen was in het gewestplan en voorzien voor een zuidelijke ontsluiting van de luchthaven nu via het ontwerp RUP wordt geschrapt. Bezwaarindiener meent te weten dat de Vlaamse overheid een studie laat uitvoeren in verband met een mogelijk tracé voor de zuidelijke ontsluiting zodat ze ervan uitgaat dat bij het beëindigen van deze studie en een beslissing van de Vlaamse Regering er opnieuw via een RUP een nieuw tracé planologisch mogelijk zal worden gemaakt. 353a,b,e,f, g. Vlacoro onderschrijft het belang van luchtverkeersveiligheid en dringt bij de Vlaamse Regering aan op het voorzien van een correcte en effectieve regelgeving. Vlacoro vraagt de ontwerper de stedenbouwkundige voorschriften aan te passen om aan de internationale verplichtingen tegemoet te komen. 353c, d. Vlacoro brengt de gestelde bemerkingen inzake luchtverkeersveiligheid onder de aandacht van de ontwerper. Ze stelt dat een dergelijke ingrijpende wijziging van het plan opnieuw moet worden voorgelegd in een openbaar onderzoek, en stelt dan ook voor dit gedeelte uit het plangebied te laten. 353h. Het plan-MER heeft de zuidelijke ontsluitingsweg van de luchthaven niet weerhouden als alternatief. Het plan-MER (pag. 54-55) baseert zich hiervoor op diverse ruimtelijke en milieutechnische gronden (o.a. de doorsnijding van het bedrijventerrein Weiveld, de aanwezigheid van een waardevol open ruimtegebied Groot en Klein Hofveld en Runderenberg, en de problematische aansluiting op de E40). In het START-initiatief wordt verder onderzoek verricht naar een alternatieve zuidelijke ontsluiting en de eraan gerelateerde functies. Deze cluster van bestemmingswijzigingen raakt aan de internationale luchthaven. Latere beslissingen over het luchthavengebied kunnen in de toekomst de bestemmingen in deze cluster eventueel wijzigen. 354. Resoc Vlaams-Brabant
a. Ze wijzen op het internationale karakter van de regelgeving betreffende luchtvaart, zoals o.a. de bepalingen van de conventie van Chicago die geldt als internationale wetgeving en door België werd geratificeerd. Van deze wetgeving kan en mag niet zomaar worden afgeweken, om te vermijden dat de exploitatie van vliegvelden en het luchtruim en de veiligheid van de bevolking in het gedrang komen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
238/269
Dossier 388
b. De zuidelijke ontsluitingsweg van de luchthaven met de hieraan gekoppelde ontwikkelingen werden niet weerhouden. De reservatiestrook op het gewestplan wordt geschrapt. In het RUP staat: ‘om veiligheidsredenen kan van een grote parking aan de zuidzijde van de luchthaven geen sprake zijn. Deze zou namelijk onder de opstijgroute van de vliegtuigen liggen. Door het wegvallen van deze ontsluitingsmogelijkheid zijn ook de zoekzones Runderenberg en Nossegemdelle Noord niet langer weerhouden’. Ze hebben vragen bij de zwaarwichtigheid van de motivering en benadrukken dat de ontlasting van de Brusselse ring een belangrijk motief is. De Vlaamse overheid heeft een studie laten uitvoeren i.v.m. een mogelijk tracé voor de zuidelijke ontsluiting. Ze gaan er van uit dat bij het beëindigen van deze studie en een beslissing van de Vlaamse Regering er via een RUP een nieuw tracé planologisch mogelijk zal worden gemaakt. Het blijft wenselijk om mogelijke alternatieven voor de zuidelijke ontsluiting te onderzoeken, de inplanting van een zuidelijke parking voldoende creatief te benaderen en de mogelijkheden voor de ontwikkeling van ruimte voor economie niet volledig af te schrijven in deze zone. Ze verwijzen naar enkele alternatieve voorstellen, die in een vorige advisering eveneens werden aangereikt en die toegevoegd worden aan het bezwaarschrift. 354a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 353a,b,e,f,g. 354b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 353h. 355. Belgocontrol [B188]
a. Ze kunnen geen verdere bouwconstructies aanvaarden in het gebied GRB (artikel C8.6) gezien de sterke beperkingen en luchterfdienstbaarheden die gelden inzake beïnvloeding van de werking van het ILSsysteem, de Middle Marker en de Radar. b. Het gebied ten oosten van het zuidelijke uiteinde van de baan 02/20 (artikel C8.3) staat ingekleurd als gemengd openbaar ruimtegebied. De aanwezige (te hoge) bomen belemmeren vandaag al de luchtverkeersveiligheid: (1) deze bomen zijn hindernissen voor de radars van Belgocontrol en zorgen nu al voor onaanvaardbare problemen op vlak van radardetectie; (2) bomen zijn een aantrekkingsplaats voor vogels, die ernstige incidenten kunnen veroorzaken bij opstijgende en landende vliegtuigen; (3) een parkgebied evenals een bos zijn plaatsen waar het moeilijker is om overzicht te behouden over de activiteiten die daar gebeuren en verhogen de mogelijkheid op aanslagen op de radars (security issue). 355a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 353a,b,e,f,g. 356. Sabena technics [B205]
a. Het bedrijf is gevestigd op de luchthaven van Zaventem en stelt 690 personen te werk (onderhoud en herstellen van vliegtuigen en onderdelen van vliegtuigen). Hiervoor is de aanwezigheid van een landings- en startbaan vereist. Daarom is het bedrijf nu gehuisvest in 7 gebouwen die eigendom zijn van TBAC. De verschillende huurovereenkomsten lopen af tussen eind juni 2013 en eind april 2015. Ze zoeken daarom een nieuwe inplanting met toegang tot vlieginfrastructuur. Begin 2004 was de Runderenberg het voorwerp van de herinplanting van DHL, net voor zij besloten zich in Leipzig te vestigen. Het project Pegasus betrof ongeveer 80 vliegtuigstands, 70 vluchten per dag met aankomst en vertrek tussen 0 en 5 uur. De bevoegde overheid had op dat ogenblik wel de intentie de agrarische bestemming van de Runderenberg te wijzigen naar ‘luchthavengebonden activiteiten’. Het bedrijf brengt deze bestemmingswijziging, die kan bijdragen tot het bestendigen en uitbreiden van haar activiteit op de luchthaven, daarom terug onder de aandacht. b. Het bedrijf hanteert de term ‘minimale’ noden omdat na haar herstructurering de resultaten er sterk op vooruitgegaan zijn en verdere groei binnen bereik komt. Uitgaande van een verhouding groen/bebouwing die ongeveer 1 is, zijn de vereisten ongeveer 8ha. Tussen de verschillende aangegeven activiteiten bestaan bedrijfseconomische synergiën, zodat een unieke locatie zich opdringt. Een eerste groei zou er kunnen komen indien een Multinational Unit (24 vliegtuigen van het militaire A400M type) in België wordt ingeplant. Het bedrijf zal zich zeker kandidaat stellen voor het onderhoud van die toestellen. Gronden rondom een luchthaven, met rechtstreekse toegangsmogelijkheden tot de landings- en startbanen, moeten beter worden voorbehouden aan luchthavengebonden activiteiten dan aan landbouw. Dit zal de tewerkstelling ten goede komen. De tewerkstellingsmultiplicator voor luchthavengebonden activiteiten schommelt rond de 2,5.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
239/269
Dossier 388
Omwille van het levensnoodzakelijke belang van een vlotte herinplanting van het bedrijf, vragen ze de herbestemming van de Runderenberg te bewerkstellingen en dienen ze bezwaar in tegen de bestemming (conform art. 2.2.7, §4, VCRO). 356a,b. Het plan-MER heeft de alternatieve bedrijventerreinen Runderenberg en Nossegemdelle-Noord niet weerhouden. Vlacoro ondersteunt deze visie en verwijst onder meer naar haar standpunt 353h. Niettemin brengt Vlacoro dit bezwaarschrift onder de aandacht van de Vlaamse Regering en stelt vast dat er sterk tegenstrijdige meningen over dit gebied zijn (cf. bezwaarschriften en adviezen A15, A17, B78, B159, B169, B205, B210). 357. Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer: Luchtvaart [B197]
Ze verwijzen naar de bezwaren van The Brussels Airport Company en Belgocontrol. Voor de zone in het verlengde van de runway 20 (en 02) moet de huidige bestemming ‘zone voor openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen’ integraal behouden worden. De zone C.8.2. moet de huidige bestemming agrarisch gebied behouden. De stedenbouwkundige voorschriften (C8.3.2, C8.4.2, C8.5.5 en C8.6.2) moeten aangevuld worden met een tweede lid: ‘Alle beheerswerken nuttig en nodig voor het vrijwaren van de luchtverkeersveiligheid zijn toegestaan’. In het bezwaarschrift wordt een uitvoerige verantwoording gegeven voor bovenvermelde aanvulling (cf. B100). 357. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 353a,b,e,f,g. 358. Natuurpunt Kortenberg [B210] laattijdig bezwaarschrift
a. Het ontwerp RUP heeft niet direct betrekking op het grondgebied van de gemeente Kortenberg, maar tijdens het aanloopproces is een deel van de gemeente onderwerp van discussie geweest (Runderenberg en meest oostelijk tracé van de zuidelijke ontsluiting van de luchthaven, richting E40). Bovendien laat dit RUP uitschijnen dat de voorgestelde ruimtelijke indeling ter hoogte van de luchthavenregio in de tijd (mogelijk) maar een beperkte ambitie heeft. Daarom formuleert bezwaarindiener volgende bezwaren. b. Reeds in het vooroverleg was er brede consensus over de alternatieve zoekzones voor bedrijventerreinen Nossegem-Delle en de Runderenberg. Deze gebieden zijn voor tal van redenen niet weerhouden voor het aanleggen van een bedrijventerrein. Alhoewel men aanvankelijk de bedoeling had deze niet weerhouden alternatieven te onderwerpen aan een plan-MER, heeft men daar later in het planproces van afgezien omwille van diezelfde bezwarende redenen en nieuwe argumenten zoals het afkeuren van de mogelijkheid van een zuidelijke ontsluiting van de luchthaven. Nossegem-Delle en de Runderenberg blijven bewaard als landbouwgebied in het waardevolle akkerfaunagebied dat zich uitstrekt over Zaventem, Steenokkerzeel, Kampenhout en Kortenberg. c. Ondanks de consensus over deze twee gebieden en ondanks het feit dat het de taak is van een RUP om een ruimtelijke zekerheid te scheppen, zorgt dit plan net voor blijvende onzekerheid. Hoewel in het planMER werd besloten dat een zuidelijke ontsluiting geen optie was en dus ook niet is opgenomen in dit RUP, stelt datzelfde RUP dat met het START-initiatief de zuidelijke ontsluiting verder zal onderzocht worden (toelichtingsnota pag. 285). Het is niet duidelijk of het hier gaat over een onderzoek naar dezelfde initiatieven of om nieuwe opties. Dit werd ook tijdens het infomoment in Sterrebeek in februari niet verduidelijkt. Er werd aan de aanwezigen op het infomoment meegedeeld dat een zuidelijke ontsluiting de bouw van een nieuwe parking mogelijk moet maken. Het lijkt onwaarschijnlijk dat men dergelijke grote investeringen enkel voor een parking zou realiseren (gezien het geheel aan potentieel uitbreidingsgebied dat nu in landbouwgebied ligt rondom de luchthaven). Dat dit geen loze bewering is bewijst het volgende citaat uit het ontwerp RUP over Nossegem-Delle: ‘Bouwvrij agrarisch gebied biedt immers de meeste garanties om de evoluties in het luchthavenlandschap op te vangen’ (pag. 394). Ze verstaan hieruit dat het open ruimtegebied een potentieel gebied is voor de uitbreiding van de luchthaven en nevenactiviteiten. Het is niet de taak van een RUP losse vrije beweringen te maken over de toekomstige nabestemming, terwijl dit niet zo effectief op het gewestplan zal aangeduid worden. Bovendien is er in het overleg en onderzoek voldoende gebleken dat bedrijfsontwikkeling hier niet gewenst is, alsook op de Runderenberg.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
240/269
Dossier 388
d. Ondanks het feit dat het START-initiatief nog een aantal zaken kan veranderen, was zij vertegenwoordigd in het overleg met betrekking tot het VSGB (pag. 33). Ondanks de consensus over de bovenvermelde bedrijventerreinen, waar het START-initiatief onderdeel van was, zal het START naar eigen belang de kans krijgen om de voorgestelde ruimtelijke indeling nog aan te passen. e. Ze vragen dat dit RUP haar eigen bevindingen en ruimtelijke voorstellen met een meer kordate formulering verdedigen. Dit RUP moet zekerheid bieden met betrekking tot de ruimtelijke indeling. De opmerking dat het START-initiatief indeling opnieuw kan veranderen (zoals de Vlaamse overheid wil) moet dan ook door dit RUP worden afgewezen en bekritiseerd. Men moet durven stellen dat dit RUP een duidelijke ruimtelijke indeling heeft gemaakt in brede consensus en dat het START-initiatief daar rekening mee moet houden. Dit heeft dus betrekking op Nossegem-Delle, Runderenberg en de zuidelijke ontsluiting van de luchthaven naar de E40. Ze vragen de formulering op pagina 285 e.a. te schrappen en te veranderen in een formulering waar de voorstellen uit dit RUP meer worden verdedigd. Enkel dan kan dit RUP zich een volwaardig RUP noemen en niet een mogelijk nutteloos document dat binnen enkele jaren door het STARTinitiatief wordt overroepen (ondanks de dus voorheen bereikte consensus). f. Het is ongepast dat een RUP open ruimtegebied beschouwt als potentieel gebied voor de uitbreiding van de luchthaven en nevenactiviteiten. Opnieuw maakt het RUP de fout door i.p.v. zekerheid te scheppen met betrekking tot de ruimtelijke ordening, enkel onzekerheid te verhogen. Ze vragen deze opmerking op pag. 394 te schrappen. g. Ze merken op dat zowel in de niet-technische samenvatting van het plan-MER en als in het ontwerp RUP geen melding wordt gemaakt van het feit dat binnen het landbouwgebied Steenokkerzeel, Nederokkerzeel en Erps, waar de Runderenberg deel van uitmaakt, beleidsmarge is gelaten voor initiatieven in functie van de instandhouding van akkerfauna. Akkervogels kennen in Vlaanderen de laatste 30 jaar een zeer sterke achteruitgang (tot 90%). Soorten als veldleeuwerik en grauwe gors staan op de rode lijst en verdienen dan ook de nodige aandacht, ook in dit overlegproces. 358a-f. Het plan-MER heeft de alternatieve bedrijventerreinen Runderenberg en Nossegemdelle-Noord niet weerhouden. Vlacoro ondersteunt deze visie en verwijst onder meer naar haar standpunt 353h. Niettemin brengt Vlacoro dit bezwaarschrift onder de aandacht van de Vlaamse Regering en stelt vast dat er sterk tegenstrijdige meningen over dit gebied zijn (cf. bezwaarschriften en adviezen A15, A17, B78, B159, B169, B205, B210). 358g. Vlacoro vraagt om in de toelichtingsnota van het RUP te vermelden dat dit een gebied is voor akkerfaunabeheer. 359. Natuurpunt Zemst [B169]
Ze zijn verheugd dat in Nossegemdelle geen nieuwe industrieterreinen zullen worden ingeplant en dat er geen reservatiestrook wordt voorzien voor een zuidelijke ontsluiting via een primaire weg naar de luchthaven (artikel C0.3). Ze zijn verontrust dat de mogelijkheden voor dergelijke zuidelijke ontsluiting nog steeds onderzocht worden in het kader van het START project. Hiervoor werd ook expliciet gewaarschuwd tijdens de toelichtingvergadering rond dit openbaar onderzoek in Sterrebeek in februari 2011. Indien men een dergelijke zuidelijke ontsluiting wil realiseren en als er hiervoor geen plaats wordt gevonden in het VSGB, kan dit enkel betekenen dat hiervoor een plaats zal gezocht worden in het buitengebied, waar de impact zo mogelijk nog nefaster is. Ze vrezen dat men hiervoor de open ruimte tussen Kortenberg en Nossegem zal aansnijden (het Grote Hofveld), wat een zeer negatief effect zou hebben op de leefbaarheid van Nossegem, dat op die manier zou omgeven worden door autostrades, industrieterreinen en de luchthaven. Ze verzetten zich hier ten zeerste tegen. 359. Het plan-MER heeft de alternatieve bedrijventerreinen Runderenberg en Nossegemdelle-Noord niet weerhouden. Vlacoro ondersteunt deze visie en verwijst onder meer naar haar standpunt 353h. Niettemin brengt Vlacoro dit bezwaarschrift onder de aandacht van de Vlaamse Regering en stelt vast dat er sterk tegenstrijdige meningen over dit gebied zijn (cf. bezwaarschriften en adviezen A15, A17, B78, B159, B169, B205, B210).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
241/269
Dossier 388
360. Sterrebeek 2000 vzw [B78]
a. De vereniging heeft lof voor de inspanning die werd geleverd om binnen het VSGB de open ruimte maximaal te bewaren en te versterken. De vzw ondersteunt het voorstel om de reservatiestrook op te heffen (artikel C0.3) voor de zuidelijke ontsluiting naar de luchthaven volledig. De vereniging betreurt dat de toelichtingsnota (pag. 285, pag. 390) vermeldt dat de mogelijkheden voor een zuidelijke ontsluiting van de luchthaven verder onderzocht worden in het kader van START. Ze blijven gekant tegen een mogelijk onderzoek naar andere oplossingen die open ruimtegebieden ten oosten van de gemeente zouden aansnijden. Ze zijn verheugd dat de zoekzones voor luchthavengerelateerde bedrijventerreinen op Nossegemdelle en Runderenberg niet worden weerhouden in dit RUP. b. De ontsluiting van de kantorenzone C 8.10 gebeurt rechtstreeks op de N227 (Mechelsesteenweg). Het is wenselijk deze ontsluiting te laten gebeuren ter hoogte van de lichten tussen N227 en de Oude Baan. c. De in overdruk aangeduide verkaveling C 8.11 wordt opgeheven. Het is onduidelijk waarom enkele woningen niet opgenomen zijn in de in overdruk aangeduide zone. 360a. Het plan-MER heeft de alternatieve bedrijventerreinen Runderenberg en Nossegemdelle-Noord niet weerhouden. Vlacoro ondersteunt deze visie en verwijst onder meer naar haar standpunt 353h. Niettemin brengt Vlacoro dit bezwaarschrift onder de aandacht van de Vlaamse Regering en stelt vast dat er sterk tegenstrijdige meningen over dit gebied zijn (cf. bezwaarschriften en adviezen A15, A17, B78, B159, B169, B205, B210). 360b. Vlacoro ondersteunt dit bezwaar en vraagt de ontwerper deze aanvulling op te nemen in de toelichting. 360c. Vlacoro gaat er van uit dat de verkaveling correct is aangeduid. In ieder geval kan een uitbreiding van de overdruk niet gebeuren zonder de wijziging opnieuw voor te leggen in een openbaar onderzoek. 361. Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
Het akkerbouwgebied rond de Namenstraat moet zijn agrarische bestemming behouden. 361. Vlacoro neemt akte van dit standpunt. 362. Bezwaarindiener [B4]
Ze willen landbouwgrond (gelegen in Zaventem, tussen de Namenstraat en de Erpsestraat) omgezet zien naar bouwgrond. Alle nutsvoorzieningen zijn aanwezig. Beide straten zijn bebouwd langs weerszijden. 362. Vlacoro stelt vast dat deze percelen de bestemming ’gemengd open ruimtegebied’ (met overdruk natuurverweving) krijgen in het ontwerp RUP en dit voor de realisatie van een ecologische verbinding. Dit open ruimtegebied is in principe een bouwvrij gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van het gebied, op voorwaarde dat ze niet gebruikt kunnen worden als woonverblijf. Vlacoro kan het bezwaar niet ondersteunen. 363. Bezwaarindieners [B201]
a. Het bezwaar heeft betrekking op gronden die een samenhangend geheel vormen en gelegen zijn te Zaventem, Kersenberg (117/02, 117A en 116, de Mardellen). De gronden palen aan een bestaande en reeds volledig bebouwde KMO-zone, het ‘Ikaros Business Park’. Volgens het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse is het terrein in een agrarisch gebied met overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ gelegen. Het is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd BPA, noch van een vergunde, niet vervallen verkaveling. Tussen de bezwaarindieners en de nv Transport Demets werd een overeenkomst tot kleiontginning gesloten in 2001. b. De site ligt buiten de afbakeningslijn van het VSGB en wordt herbestemd tot BAG (C8.4). Dit betekent dat de overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ wordt geschrapt. De motivatie hiertoe in de toelichtingsnota (pag. 391): ‘De ontginning van het reserve – ontginningsgebied op het gewestplan, werd in het overlegproces niet wenselijk geacht’.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
242/269
Dossier 388
c. Gelet op het goedgekeurde bijzondere oppervlaktedelfstoffenplan (BOD) ‘Vlaamse leemstreek’ moet de ontginningsbestemming behouden blijven. Uit dit plan blijkt dat de bestemming van de Mardellen te Zaventem gewijzigd werd van ‘uitbreidingsgebied voor ontginning’ tot ‘effectief ontginningsgebied’. Deze omzetting is noodzakelijk om voldoende ontwikkelingsperspectieven te bieden voor de leemontginning (BOD pag. 206 en 221). Het ontwerp RUP houdt op geen enkele manier rekening met de conclusies van het BOD ‘Vlaamse leemstreek’. Het is onaanvaardbaar dat de Vlaamse Regering met het ontwerp RUP een bepaald ontginningsgebied zonder meer zou opheffen terwijl dezelfde Vlaamse Regering enkele maanden geleden – in het kader van de opmaak van het BOD – de omzetting van het gebied tot een effectief ontginningsgebied goedkeurde. Ook uit de beoordeling van de ontginningsaanvragen ingediend door de ODM nv met betrekking tot de gronden van de bezwaarindieners blijkt dat de overheid geen principiële bezwaren had tegen de ontginning van het gebied. Ze verwijzen verder naar het bezwaar ingediend namens ODM nv. De Vlaamse Regering mag als administratieve overheid in het kader van de opmaak van het ontwerp RUP niet zonder objectieve en redelijke verantwoording afwijken van een vast beleid. Indien dit wel zou gebeuren is er sprake van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel als algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Concreet wordt geen enkele objectieve en redelijke verantwoording aangevoerd om de opheffing van het ontginningsgebied te verantwoorden. Een RUP moet nochtans, zoals elke administratieve akte of reglement, voldoen aan de materiële motiveringsplicht en het moet gesteund zijn op in recht en in feite aanvaardbare motieven die, zo niet uit de beslissing zelf, dan toch uit het administratief dossier moeten blijken. d. Volgens de toelichtingsnota werd het behoud van het reserve-ontginningsgebied ‘in het overlegproces niet wenselijk geacht’ (pag. 391). Noch de overwegingen van dit overlegproces, noch de concrete redenen waarom de ontginning niet langer wenselijk wordt geacht, worden in het ontwerp toegelicht. Er liggen geen objectieve en redelijke motieven voor om de in het BOD ‘Vlaamse Leemstreek’ voorziene effectieve ontginningsbestemming op te heffen. Bijgevolg moeten de ontginningsmogelijkheden behouden blijven. e. Gelet op de ontginningsbestemming volgens het BOD en de ligging van de gronden naast een KMO-zone is een agrarische nabestemming niet wenselijk. Op deze percelen kunnen momenteel geen volwaardige landbouwactiviteiten of landbouwbedrijven uitgebouwd worden. De pachtovereenkomsten werden - in samenspraak met de ontginner- verschillende jaren onderbroken. Bij gebrek aan standvastige landbouwactiviteiten op de gronden is de nabestemming ‘landbouw’ niet opportuun. Het terrein ligt in het verlengde van het Ikaros business Park. De wegenis aangelegd tot tegen de grens met het aanpalende ontginningsgebied (zie bijgevoegd plan). Hiermee anticipeerde men op een toekomstige uitbreiding van de KMO-zone. De Sint Martinusweg (waarlangs de percelen van bezwaarindieners zijn gelegen) is 3,7m breed. De wegenis kan gemakkelijk verbreed worden. Langs de Sterrebeekstraat is de beschutte werkplaats gelegen. Deze percelen palen aan de KMO-zone en worden herbestemd van agrarisch gebied met overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ tot ‘gemengd regionaal bedrijventerrein’ (artikel C8.6). Daarom vragen ze dat hun gronden binnen (i.p.v. buiten) de afbakeningslijn van het VSGB opgenomen worden zodat een toekomstige nabestemming als bedrijvenzone niet uitgesloten wordt. f. In geval de voorziene bestemming (BAG/gelegen buiten de afbakening van het VSGB) goedgekeurd wordt, lijden de bezwaarindieners ernstige financiële schade: de gronden kunnen niet langer ontgonnen worden en ook als landbouwgronden neemt de waarde van de gronden af nu er geen landbouwbedrijven mogen gebouwd worden (bouwverbod). In het register van percelen die in aanmerking komen voor planschade zijn de percelen in eigendom van bezwaarindieners niet opgenomen. Door de bestemmingswijziging van agrarisch gebied naar BAG, zal nochtans de waarde van de landbouwpercelen sterk dalen, gezien er in de toekomst geen enkele bebouwingsmogelijkheid meer zal zijn voor nieuwe landbouwbedrijven in dit gebied. De bezwaarindieners zullen daarom alle juridische middelen inzetten om toch een vergoeding van hun schade te bekomen indien de bestemmingswijziging wordt doorgevoerd. 363a-f. Het BOD 'Vlaamse Leemstreek' bepaalt dat de aangeduide locatie kan vertaald worden naar een ruimtelijk uitvoeringsplan, binnen het kader van een globale ruimtelijke afweging van alle functies. Vlacoro vraagt om dit gebied te bestemmen als ontginningsgebied. Als nabestemming pleit ze voor de open ruimte bestemmingen zoals voorzien in voorliggend ontwerp RUP. De Vlaamse Regering maakte hierin terecht de keuze om de waardevolle open ruimte in de Vlaamse Rand prioritair te beschermen. Vlacoro erkent dat de toelichtingsnota (pag. 391) hier voldoende toelichting bij geeft.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
243/269
Dossier 388
364. O.D.M. nv [B213]
a. Bezwaarindiener is gedeeltelijk eigenaar, gedeeltelijk concessiehouder van gronden gelegen in Zaventem, Sint-Martinusweg (percelen 115A, 115B2, 115A3, 115C2, 116, 117A, 117/2), de Mardellen. Deze gronden hebben de bestemming ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ en worden herbestemd naar ‘bouwvrij agrarisch gebied’ (C8.4). Dit is manifest in strijd met het huidige gewestplan en met het op 23 juli 2010 door de Vlaamse Regering definitief vastgesteld bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan (BOD) ‘Vlaamse leemstreek’. Bovendien wordt de bestemming niet gemotiveerd. Hier wordt bezwaar tegen aangetekend. b. Er werden 2 milieuvergunningsaanvragen voor leemontginning en terreinopvulling ingediend door de nv Transport Demets. De deputatie van de provincie Vlaams-Brabant verleende in beide gevallen een milieuvergunning, doch na beroep werd de milieuvergunning tot tweemaal toe geweigerd door de bevoegde minister. Uit de weigeringen kan niet afgeleid worden dat de gewestplanbestemming achterhaald zou zijn of dat een effectieve exploitatie in het kader van leemontginningsactiviteiten niet vergunbaar zou zijn. Het bezwaarschrift omschrijft uitvoerig de specifieke redenen waarom de vergunningen werden geweigerd in beroep. De minister sprak zich in gunstige zin uit over de bestaanbaarheid van de ontginningsactiviteit met de geldende gewestplanbestemming. Het MB van 29 januari 2007 stelt uitdrukkelijk dat de exploitatie van een leemontginning verenigbaar is met de toepasselijke ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften. Als beroepsargument werd o.m. gesteld dat de exploitatie strijdig zou zijn met de gewestplanbestemming ‘uitbreiding van ontginningsgebied’. De afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen adviseerde dat de gewestplanstrijdigheid niet kon worden weerhouden. De actuele gewestplanbestemming is dus niet achterhaald. Een effectieve ontginning voor leem is toegelaten. Dit is recent door minister Muyters bevestigd in een antwoord op een schriftelijke parlementaire vraag: het gebied van de Mardellen kan, indien voldaan is aan de voorwaarden gesteld in het bestemmingsvoorschrift, worden aangesneden als ontginningsgebied zonder dat hiervoor moet worden gewacht op de definitieve goedkeuring van het RUP dat uitvoering geeft aan het BOD Vlaamse Leemstreek. c. Het bezwaarschrift geeft uitvoerig toelichting bij het BOD. Uit het BOD blijkt dat de Vlaamse Regering besliste om het gebied van de Mardellen voor ontginning te behouden en om de bestemming te wijzigen van ‘uitbreidingsgebied voor ontginning’ naar ‘ontginningsgebied met nabestemming landbouw’. Hiervan kan niet ongemotiveerd worden afgeweken. d. De voorziene bestemmingswijziging gaat in tegen een uitdrukkelijke beslissing van de Vlaamse Regering. Er wordt hiervoor echter geen enkele motivering gegeven. De enige motivering in de toelichtingsnota (pag.391) stelt: ‘De ontginning van het reserve-ontginningsgebied op het gewestplan, werd in het overlegproces niet wenselijk geacht’. Uit een antwoord op een parlementaire vraag door minister Muyters blijkt dat in de plenaire vergadering van 27 september 2010 de dienst Natuurlijke Rijkdommen gevraagd heeft het RUP af te stemmen op het BOD Vlaamse Leemstreek. De gemeente Zaventem heeft zich hiertegen verzet omdat zij gekant is tegen de ontginning. In het ontwerp RUP wordt een beslissing van de Vlaamse Regering, gesteund op een zeer grondige afweging vanuit de domeinen Milieu, Landbouw, Ruimtelijke Ordening, Onroerend Erfgoed, Openbare Werken, Economie en Natuurlijke Rijkdommen, zonder enige motivatie opzij geschoven op basis van de vraag van één gemeente. e. De Vlaamse Regering en de individuele ministers bevoegd voor leefmilieu en ruimtelijke ordening hebben herhaaldelijk en uitdrukkelijk aangegeven dat een leemontginningsactiviteit in het gebied van de Mardellen vergunbaar is en moet behouden blijven omdat ze in een aangetoonde behoefte voorziet. Het ontwerp RUP gaat in tegen deze beleidslijn. Zonder enige motivering afwijken van een duidelijke beleidslijn impliceert een duidelijke schendig van het rechtszekerheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel en zou getuigen van onbehoorlijk bestuur. Het is evident dat een bestemmingswijziging van ‘uitbreidingsgebied voor ontginning’ naar ‘bouwvrij agrarisch gebied’ bezwaarindiener ernstige schade zal berokkenen. Haar eerste maatschappelijk doel is immers de ontginning en in concessieneming van groeven, graverijen, gronden en putten. Het ontginningsgebied van de Mardellen moet niet opgenomen worden in het RUP ofwel moet het RUP in overeenstemming worden gebracht met het BOD Vlaamse leemstreek en het gebied met gewestplanbestemming ‘uitbreidingsgebied voor ontginning’ te herbestemmen naar ‘ontginningsgebied met nabestemming landbouw’. 364a-e. Vlacoro verwijst naar het standpunt 363a-f.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
244/269
Dossier 388
365. Afdeling Land en bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen (ALBON) [A11]
a. Reserve-ontginningsgebied Mardellen. ALBON vroeg in het kader van de plenaire vergadering een afstemming met het Bijzonder Oppervlaktedelfstoffenplan (BOD) Vlaamse Leemstreek. Ze vroegen de omzetting naar effectief ontginningsgebied terwijl het ontwerp RUP voorziet in bouwvrij agrarisch gebied. De nota aan de Vlaamse Regering vermeldt m.b.t. de Mardellen: ‘Een eventuele aanpassing zal moeten gebeuren op basis van het openbaar onderzoek en binnen de randvoorwaarden van het plan-MER en de ruimtelijke visie op het gebied. Daarbij zal ook onderzocht moeten worden of via bijzondere vergunningsvoorwaarden aan de opmerkingen i.v.m. de luchtvaartveiligheid kan voldaan worden. Alleszins kiest de Vlaamse Regering uitdrukkelijk voor het behoud van de open ruimte voor deze zone, hetzij direct hetzij indirect als nabestemming open ruimte na ontginning. Bijkomend zal tussen de voorlopige en definitieve vaststelling van het voorliggend RUP worden onderzocht welke via dit RUP bestemde zones (bv. bedrijventerrein, woonzones, bosgebied), voorafgaand aan de realisatie van de bestemmingen, selectief zouden kunnen worden afgegraven i.f.v. de leemontginning’. b. Het reserve-ontginningsgebied van de Mardellen. Tijdens de totstandkoming van het op 23 juli 2010 door de Vlaamse Regering goedgekeurde BOD Vlaamse Leemstreek werden bestaande ontginningsgebieden en reserve-ontginningsgebieden waarop project-MER’s, vergunningsaanvragen of afgeleverde vergunningen lopen, beschouwd als bestaande actieve ontginningsgebieden, verworven in de ruimtelijke ordening met zekerheden qua grondstofvoorziening. Het reserve-ontginningsgebied van de Mardellen te Zaventem bevindt zich in deze situatie. Er is namelijk voor een zone binnen dit gebied een project-MER opgemaakt en een ontginningsvergunning aangevraagd en verleend in eerste aanleg (geweigerd in beroep). Geologisch is het gebied gunstig gelegen met voorkomen van zowel roodbakkende als geelbakkende leem. Vanuit het beleidsveld Natuurlijke Rijkdommen is er geen enkele objectieve reden om het reserve-ontginningsgebied in vraag te stellen, integendeel. Gelet op de geslonken reserve sinds de intekening van de ontginningsgebieden in de jaren ’70 was het logisch voor te stellen om er een effectief ontginningsgebied van te maken. Er moet wel rekening gehouden worden met randvoorwaarden opgelegd door Belgocontrol en Luchthaven Brussel-Nationaal i.k.v. luchtvaartveiligheid. Er wordt verwezen naar de adviezen van deze organisaties. De dienst Natuurlijke Rijkdommen was van oordeel dat mits uitsluiting van de terreinen die zich in de naderingszone van landingsbanen bevinden en dus bezwaard zijn met luchtvaartdienstbaarheden, en mits de ontginning te beperken tot leemontginning die enkel droog gebeurt, tegemoet kon gekomen worden aan de randvoorwaarden in het kader van de luchtvaartveiligheid. De reserve van het gebied de Mardellen wordt geschat op 347.527m³ roodbakkende en 695.054m³ geelbakkende leem (zie bijlage bij bezwaarschrift). De Vlaamse Regering heeft op 23 juli 2010 beslist op basis van bovenvermelde informatie de minister van ruimtelijke ordening te gelasten er een effectief ontginningsgebied van te maken. ALBON stelt voor, in afwijking van deze beslissing, het effectief ontginningsgebied te beperken tot 17,5ha. Deze oppervlakte wijkt af van de 19,26ha, zoals vermeld in het BOD, omdat het voorstel rekening houdt met een contour die binnen de bestaande grenzen van het reserve ontginningsgebied concrete perceelsgrenzen volgt. c. Open ruimtegebieden. Het onderzoek of in open ruimtegebieden leemafgraving mogelijk is, maakt het voorwerp uit van de opmaak van een BOD. Het is via dit sectoraal beleidsplan dat de decreetgever de procedure heeft bepaald om haalbare locatievoorstellen te vinden. Dit is dan ook gebeurd in het BOD van de Vlaamse Leemstreek voor leem en in het voorontwerp BOD Zand in Vlaams-Brabant voor zand. Zo werd in het BOD Vlaamse Leemstreek het locatievoorstel Tienbunders (gebied gelegen ten Noorden van de renbaan te Sterrebeek en net vallend buiten het ontwerp RUP VSGB) onderzocht maar op basis van ongunstige adviezen niet meer weerhouden als toekomstig ontginningsgebied. De conclusie was dat de omzetting van het reserve-ontginningsgebied de Mardellen naar effectief ontginningsgebied, de beste oplossing was ten opzichte van andere nieuwe locaties in de open ruimtegebieden. Ze gaan er van uit dat in een leemafgraving voorafgaand aan de bestemming BAG of AG niet wenselijk wordt geacht. d. Woongebieden. Voor de 4 nieuwe woon(uitbreidings)gebieden die in het ontwerp RUP als woongebieden zijn voorzien achten ze het weinig waarschijnlijk om een gestructureerde globale terreinverlaging te organiseren vooraleer er gestart wordt met de bouw van woningen. Het gaat vaak over individuele eigenaars en bouwheren.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
245/269
Dossier 388
Een leemuitgraving is enkel mogelijk bij woningen met kelders. Deze opportuniteiten zijn in het kader van het BOD meegenomen in de behoeftebepaling, nl. voor 9% van de behoefte. Ze kunnen niet inschatten of de situatie van 1 bouwpromotor die de gehele verkaveling bouwrijp maakt zich in de aangeduide woongebieden zou kunnen voordoen. Bovendien is nog maar de vraag hoe sterk het terrein zou kunnen worden verlaagd. De afgraving van geelbakkende leem (die onder de roodbakkende leem zit) lijkt zeer onwaarschijnlijk. Het lijkt hen niet zinvol om in de stedenbouwkundige voorschriften van de woongebieden (art. C10.8) op te leggen dat er eerst een screening moet gebeuren om na te kijken of leemafgraving mogelijk is vooraleer er effectief bebouwing op komt. e. Industriegebieden/recreatiegebieden. Op basis van luchtfoto’s kan men in het RUP een aantal als industriegebieden bestemde gebieden en een recreatiegebied detecteren, waarvan minstens een deel onbebouwd is (zie bijlage 5 en 6 bij bezwaarschrift). Ze besluiten dat het gebied achter de bedrijven ‘oud voetbalveld Catala’ in Drogenbos en het bedrijventerrein tussen de G. Gezellestraat en spoorweg 26 niet in aanmerking komen voor een selectieve ontgraving vooraleer de bestemming wordt gerealiseerd. Voor de uitbreiding bedrijventerrein Maalbeek (B1-B3), Hunderenveld (B5), parking C (C1), delen van uitbreiding Brucargo (C5) en Lozenberg 3 (C7) besluiten ze dat (mogelijks) leem kan worden afgegraven vooraleer de bestemming industrie wordt gerealiseerd. Dit geldt ook voor de Hippodroom Sterrebeek. In relatief grote onbebouwde zones van als industrieterrein of recreatie bestemde gebieden vragen ze om via stedenbouwkundige voorschriften volgende aspecten op te leggen. Een geologische screening om na te gaan of er voldoende hoogwaardige leem aanwezig is die, ter vervanging van primaire leem uit ontginningsgebieden, kan gebruikt worden in de keramische industrie. En zo ja, een verder onderzoek naar de daadwerkelijke haalbaarheid van de leemafgraving op basis van variatie in het reliëf en de ermee gepaard gaande mogelijke diepte van de leemafgraving in functie van water- en stabiliteitsproblematiek en op basis van de eigendomsstructuur die moet toelaten om het gebied in één keer te ontginnen. f. Algemeen besluit. Er zal, zoals uit de aangegeven voorbeelden blijkt, niet in elk als industrieterrein of recreatiegebied bestemd gebied een voldoende dik leempakket voorhanden zijn. Omdat het weinig zinvol is om voorafgaandelijk aan de beoogde bestemming het aanwezige leem optimaal te ontginnen en daarna de ontginningsput terug op te vullen, zal het reliëf en het terrein vermoedelijk slechts toelaten dat er over beperkte diepte leem zal kunnen worden afgegraven zodat het geelbakkende leem zelden of niet zal kunnen worden ontgonnen. Het kalkhoudende geelbakkende leem bevindt zich immers onder sterk ontkalkte roodbakkend leem. Dit onderliggende geelbakkende leem is nodig om de huidige verscheidenheid aan gevelstenen te blijven garanderen en wordt ook ingezet i.k.v. de emissiebeperking opgelegd door Europa. In functie van het delfstoffenbeleid blijft het bestaan van ruimtelijk bestemde ontginningsgebieden, zoals de Mardellen, bijgevolg een vereiste. 365a-f. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 363a-f. Ze neemt tevens akte van de analyse uitgevoerd door ALBON omtrent de haalbaarheid van ontginning van bestemde woongebieden en industriegebieden. Inzake de vraag naar aanpassing van de stedenbouwkundige voorschriften merkt Vlacoro op dat dit een ernstige impact heeft voor de ontwikkeling van deze gebieden. Ze vraagt daarom de Vlaamse Regering dit verder te onderzoeken (o.a. inzake de economische haalbaarheid). Voor voorliggend ontwerp RUP adviseert Vlacoro geen aanpassing van de betreffende stedenbouwkundige voorschriften, in functie van de geschetste ontginningsproblematiek. 366. Voka [B159]
De zuidelijke ontsluitingsweg van de luchthaven met de hieraan gekoppelde ontwikkelingen werd niet weerhouden. De reservatiestrook op het gewestplan wordt geschrapt. Ze hebben grote vragen bij de zwaarwichtigheid van de motivering en benadrukken dat de ontlasting van de R0 een belangrijk motief is. Het blijft wenselijk om mogelijke alternatieven voor de zuidelijke ontsluiting te onderzoeken, de inplanting van een zuidelijke parking voldoende creatief te benaderen en de mogelijkheden voor de ontwikkeling van ruimte voor economie niet volledig af te schrijven in deze zone. Ze verwijzen naar het door de provincie Vlaams-Brabant voorgestelde alternatief (bijlage bij het bezwaarschrift). Gelet op het belang op een voldoende aanbod aan bijkomende bedrijventerreinen alsnog te creëren (al is het op langere termijn) zijn ze het oneens met het ontwerp RUP dat enerzijds het gebied buiten de afbakeningslijn brengt en anderzijds het gebied herbestemd tot een agrarische zone.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
246/269
Dossier 388
Ze vragen dat op zijn minst de afbakeningslijn meer noordelijk wordt gebracht, aansluitend aan de spoorweglijn en dat de zone Nossegemdelle-Zuid als volwaardig alternatief alsnog wordt onderzocht met hetzelfde uitgangspunt. Dit alternatief werd in de adviesrondes voorafgaand aan dit ontwerp RUP niet terdege voorgesteld, verdedigd of bijgestuurd. 366. Het plan-MER heeft de alternatieve bedrijventerreinen Runderenberg en Nossegemdelle-Noord niet weerhouden. Vlacoro ondersteunt deze visie en verwijst onder meer naar haar standpunt 353h. Niettemin brengt Vlacoro dit bezwaarschrift onder de aandacht van de Vlaamse Regering en stelt vast dat er sterk tegenstrijdige meningen over dit gebied zijn (cf. bezwaarschriften en adviezen A15, A17, B78, B159, B169, B205, B210). 367. Unizo Vlaams Brabant [B156]
Horing-Laarbeekbos. De noodzaak van de differentiatie (zone voor gemengde activiteiten en woonzone) is onduidelijk en lijkt ongewenst. Ze stellen voor de zone te bestemmen voor ‘gemengde activiteiten’. 367. Vlacoro stelt dat het verschil tussen de GA-zone en het woongebied inderdaad miniem is, en vraagt aan de ontwerper dit te verduidelijken in de toelichting. 368. Gemeenteraad Zaventem [A17]
Het advies van de gemeenteraad van Zaventem is zeer uitvoerig en geïllustreerd met tal van kaarten en figuren. a. Voor het gebied Imbroek (art. C8.4) is de gemeente het eens met de voorgestelde herbestemming mits in artikel C8.2.5 expliciet vermeld wordt dat gemeentelijke RUP’s toelaten de bovenstaande doelstellingen en de functies en activiteiten vermeld in artikels C8.2.3 en C8.2.4 ook kunnen verwezenlijkt worden met nieuwe constructies, mits de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet overschreden worden. b. De gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming van de beschutte werkplaats (art. C8.6) c. Nossegemdelle Noord en Zuid. De gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming, maar vestigt de aandacht op het bestaan van het gebouw van de voormalige breekwerf (eigendom provincie Vlaams-Brabant) waarvan het gebruik zeer beperkt is door de huidige bepalingen van het GO. Ze vragen dat de voorschriften zouden vermelden dat de uitrusting nog kan gebruikt worden doch enkel door overheidsdiensten, met uitsluiting van volumeuitbreiding. Ze dringen erop aan dat alle middelen worden aangewend om een behoud van de schrapping van het ontginningsgebied Mardellen en de reservatiestrook voor de zuidelijke ontsluiting te verzekeren. De problemen kunnen niet afgewimpeld worden op andere naastgelegen open ruimtegebieden. De gemeente verwijst hierbij naar de standpunten en adviezen die in dit verband werden geuit, meer in het bijzonder het advies uitgebracht tijdens de gemeenteraad van 17/02/1997 i.v.m. het ontwerp RSV. d. De gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming indien de voorschriften in art. C8.3.2 m.b.t. bestaande sportinfrastructuur wordt aangevuld met de bepaling dat bestaande gebouwen en sportvelden kunnen heropgebouwd of heraangelegd worden met beperkte uitbreiding. e. Sportinfrastructuur Nossegem. De gemeente wijst er op dat de huidige sportinfrastructuur (voetbalvelden met bijhorende vestiares en kantines) van de deelgemeente Nossegem zijn ingeplant in een gebied dat geen eigendom is van de gemeente. Ze wenst aldus een gebied ten zuiden van de Leuvensesteenweg te herbestemmen tot recreatiegebied en eventueel op te nemen binnen de afbakening VSGB. f. Weiveld – Shopping 21. De gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming, mits volgende wijziging: de beperkingen i.v.m. uitbreiding art. C8.9.4 schrappen en de uitbreiding van bestaande uitrustingen ook toelaten op naastgelegen percelen, in elk geval tot stopzetting van de activiteiten. De enige aansluiting op de Mechelsesteenweg is waarschijnlijk niet haalbaar. 368a. Vlacoro brengt de bemerking van de gemeente onder de aandacht van de ontwerper. 368b. Vlacoro neemt akte van dit positief advies.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
247/269
Dossier 388
368c. Het plan-MER heeft de alternatieve bedrijventerreinen Runderenberg en Nossegemdelle-Noord niet weerhouden. Vlacoro ondersteunt deze visie en verwijst onder meer naar haar standpunt 353h. Niettemin brengt Vlacoro dit bezwaarschrift onder de aandacht van de Vlaamse Regering en stelt vast dat er sterk tegenstrijdige meningen over dit gebied zijn (cf. bezwaarschriften en adviezen A15, A17, B78, B159, B169, B205, B210). 368d.Vlacoro brengt de bemerking van de gemeente onder de aandacht van de ontwerper. 368e. Vlacoro brengt deze vraag van de gemeente onder de aandacht van de ontwerper maar merkt op dat na het openbaar onderzoek geen nieuwe gebieden kunnen opgenomen worden in het ontwerp RUP. 368f. Vlacoro brengt de bemerking van de gemeente onder de aandacht van de ontwerper. 369. Gemeenteraad Steenokkerzeel [A15]
a. De gemeente staat positief tegenover de intekening van Nossegemdelle als open ruimte tussen het stedelijke gebied en het buitengebied. b. De gemeente juicht ook toe dat de reservatiestrook voor infrastructuur die een verbinding vormt tussen Nossegemdelle en de E40 wordt opgeheven zodat een ontwikkeling op het gebied vermeden wordt. c. De voorschriften van art. C8.3 staan bosbouw toe. Hoewel dit eveneens een groen karakter heeft, zal hierdoor het weidse karakter van de grote open kouter verloren gaan. Dit geeft mogelijk ook problemen qua luchtvaarterfdienstbaarheden. 369a,b. Het plan-MER heeft de alternatieve bedrijventerreinen Runderenberg en Nossegemdelle-Noord niet weerhouden. Vlacoro ondersteunt deze visie en verwijst onder meer naar haar standpunt 353h. Niettemin brengt Vlacoro dit bezwaarschrift onder de aandacht van de Vlaamse Regering en stelt vast dat er sterk tegenstrijdige meningen over dit gebied zijn (cf. bezwaarschriften en adviezen A15, A17, B78, B159, B169, B205, B210). 369c. Artikel C8.3.1 formuleert bepalingen met betrekking tot de gemengde open ruimte. De toelichting bij dit artikel (toelichtingnota pag. 398) verduidelijkt dat de vallei van de Kleine Beek wordt ingebed in een toegankelijke open ruimte waar landbouw, natuurontwikkeling en landschapszorg nevengeschikte functies zijn. Vlacoro meent dat dit voldoende is om de landschappelijke en ecologische waarde van dit gebied te bewaken. 370. ACV [B102]
a. ACV is van mening dat er ruimte is voor een nieuwe bedrijvenzone in Nossegemdelle-Zuid, aansluitend op de bestaande bedrijvenzone Zaventem-zuid. Langs hier zou dan ook de zuidelijke ontsluiting voor de luchthaven kunnen lopen. Deze zuidelijke ontsluiting zou heel wat verkeer van de Ring kunnen halen. Het is onbegrijpelijk dat deze zuidelijke ontsluitingsweg met de eraan gekoppelde economische ontwikkelingen volledig geschrapt worden. Dit is in strijd met het RSV waarin deze verbinding aangegeven is als uit te werken en aan te leggen missing link. Dat de congestieproblemen opgelost zouden zijn door de geplande ‘optimalisatie’ van de R0 en de betere spoorontsluiting van de luchthaven is onrealistisch. Het blijft dus wenselijk alternatieven voor de zuidelijke ontsluiting te onderzoeken, de inplanting van een zuidelijke parking voldoende creatief te benaderen en de mogelijkheden voor de ontwikkeling van ruimte voor economie niet af te schrijven in deze zone. Ze voegen als bijlage bij het bezwaarschrift een voorstel hieromtrent van de provincie VlaamsBrabant, dat ze ondersteunen. b. Geluidstoets. De bindende bepalingen inzake de geluidstoets en de effecten van de luchthaven op wonen zijn absoluut onvoldoende afdwingbaar. De nadelige geluidseffecten van de luchthaven zijn voldoende gekend zodat een volledige bouwstop zou moeten afgekondigd worden binnen een gedetailleerd te bepalen perimeter rond de luchthaven. Dit ontwerp RUP staat nog steeds toe dat gebouwd kan worden in de onmiddellijke omgeving van de luchthaven. Met negatieve gevolgen voor de bewoners maar wat ook het voortbestaan van de luchthaven hypothekeert. Ze vragen dat de geluidstoets veel preciezer gebeurt en de te nemen maatregelen veel strikter worden afgekondigd.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
248/269
Dossier 388
370a. Het plan-MER heeft de alternatieve bedrijventerreinen Runderenberg en Nossegemdelle-Noord niet weerhouden. Vlacoro ondersteunt deze visie en verwijst onder meer naar haar standpunt 353h. Niettemin brengt Vlacoro dit bezwaarschrift onder de aandacht van de Vlaamse Regering en stelt vast dat er sterk tegenstrijdige meningen over dit gebied zijn (cf. bezwaarschriften en adviezen A15, A17, B78, B159, B169, B205, B210). Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 353h. 370b. Het ontwerp RUP (en het plan-MER) hebben rekening gehouden met de luchthaventoets (cf. plan-MER pag. 19 en pag. 96-97). Als algemeen principe werd gehanteerd dat de zone binnen de Lden van 65dB(A) contour niet geschikt is voor woondoeleinden. De plan-MER stelt verder dat de consequente toepassing ervan betekent dat men een ‘uitdoofbeleid’ voert en op lange termijn de woonbestemming omzet in een andere (minder gevoelige) bestemming. B. 4. 10 C lu st er C 9: Won e n te St e rr eb ee k 371. Sterrebeek 2000 vzw [B78]
a. Ze zijn gekant tegen de nieuwe woonzone (artikel C9.1) tussen de Mechelsesteenweg en Bosdelle (met uitzondering van de percelen langs de Mechelsesteenweg) omdat het terrein sterk helt, gevoelig is voor wateroverlast en erosie, te kort ligt bij de E40 (geluidshinder) en moeilijk kan ontsloten worden (met uitzondering van de percelen langs de N227). Ze verwijzen naar de bepalingen in de toelichtingsnota (pag.411). Ze twijfelen eraan of een geluidsbuffering langs de E40 enig effect zal hebben. Wegens doorzicht op het open landschap van de E40 naar de lager gelegen gronden, is deze buffering niet aangewezen. Ze betwijfelen bovendien de stelling dat deze zone minder last heeft van de Zaventemse luchthaven. De zone ligt onder routes die bij vertrek afdraaien van baan 20. Het aansnijden van de open ruimte in dit gebied is niet in overeenstemming met de toelichtingsnota (pag. 412), waarin wordt gesteld dat het oostelijk gelegen landbouwgebied gevrijwaard blijft. In elk geval moet bebouwing op perceel C59Y vermeden worden omdat nieuwe bebouwing er een grote negatieve impact zou hebben op het landschap en de resterende open ruimte. Ze vinden het aantal bouwlagen van 3 voor deze zone teveel en niet passend in het landschap (art. C9.1.5). Het aantal bouwlagen moet beperkt blijven tot 2 (met uitzondering van de woningen langs de N227). Ter vergelijking wijzen ze naar andere zones waar het aantal bouwlagen beperkt is tot 2. Ze gaan niet akkoord met de bepaling dat het aantal bouwlagen door de gemeente of provincie kan worden gewijzigd in een RUP tot maximum 4 bouwlagen. b. Het voorziene woongebied Moorselveld wordt herbestemd van woonuitbreidingsgebied naar woongebied, waarbij de gemeente Zaventem voorkooprecht heeft. De bestemming van dit woongebied wordt heel ruim ingevuld door ook aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen toe te laten (zoals handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen). De vzw is steeds voorstander geweest om in dit gebied een sociale woonfunctie te realiseren en wil daarom dat dit woongebied beperkt blijft tot de functie wonen en verwante voorzieningen (zoals openbare groen ruimten, openbare verharde ruimten en openbare nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen). Er kan geen sprake van zijn om in dit gebied handel, horeca, bedrijven en kantoren toe te laten. De drempels vanaf wanneer in artikel C9.1.6 en 7 sociale of bescheiden woningbouw wordt opgelegd, zijn te hoog. Zo wordt sociale of bescheiden woningbouw pas verplicht vanaf ten minste tien loten of tien woongelegenheden. Deze clausules laten projectontwikkelaars toe om de verplichting van de typebepaling uit het DBPB te omzeilen door projecten op te delen in kleinere fasen met minder dan tien loten of tien woongelegenheden.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
249/269
Dossier 388
Ze vinden dat de bepalingen voor deze zone moeten worden aangepast. Er kan geen vergunning worden toegestaan zonder dat er voor het hele gebied een totaal inrichtingsplan of – studie opgemaakt wordt door de gemeente, met uitzondering van de percelen langs de Mechelsesteenweg (210c, 210b, 215d). De projecten voor een deel van het gebied mogen de latere ontwikkeling van de rest van het gebied niet hypothekeren. Daarom wordt een inrichtingsstudie opgelegd. De bepalingen met betrekking tot sociale en bescheiden woningen moeten voor het hele gebied gelden. Nog beter zou het hele gebied enkel ingericht worden voor sociale en bescheiden woningen. In dit inrichtingsplan moeten ook voorzieningen genomen worden om de Buurtweg nummer 20 (komende van Moorsel) mee te integreren. Ook in deze kan het niet dat het aantal bouwlagen toegelaten wordt tot 3 eventueel zelfs tot 4. Voor het achterliggend landbouwgebied is dit aantal bouwlagen niet aanvaardbaar. Het aantal bouwlagen moet beperkt blijven tot 2. Het voorkooprecht van de gemeente voor een duur van 8 jaar zoals bepaald in artikel C9.1.8 voor bepaalde percelen moet opgetrokken tot 15 jaar, de maximum termijn vastgelegd in artikel 2.4.1. VCRO. c. De zone wordt ontsloten via de Moorselsteenweg. De vzw wijst op de huidige verkeerscongestie op deze weg die een verbindingsweg vormt naar de E40 voor grote woonkernen in Tervuren en Bertem. In die zones is de voorbije jaren ook veel bebouwing bijgekomen. De voorziene bijkomende bebouwing zal het probleem alleen nog maar vergroten. Eventueel kan overwogen worden om de zone slechts gedeeltelijk als woonzone te bestemmen (bv. langs de Vossemlaan). In elke geval moet bebouwing op de percelen D27A en D28A vermeden worden omdat nieuwe bebouwing er voorbij de bestaande bebouwing zou komen en aldus een grote negatieve impact zou hebben op het landschap en de resterende open ruimte. Het aansnijden van de open ruimte in dit gebied is niet in overeenstemming met de toelichtingsnota (pag. 412) waarin wordt gesteld dat het oostelijk gelegen landbouwgebied gevrijwaard blijft. 371a. Het ontwerp RUP gaat uit van een beperkte uitbreiding van de kern van Sterrebeek. De ontwikkeling is gericht op inbreiding door het omliggende agrarisch gebied maximaal te vrijwaren. Vlacoro benadrukt dat het gebied Bosdelle voldoende werd onderzocht in het plan-MER. Door de huidige asfaltlaag op de E40 is de geluidsbelasting 5 à 6 dB stiller dan de gegevens in het plan-MER. Het plan-MER gaat er van uit dat in de bufferzone aan de E40 een verdere gepaste geluidsbuffering kan worden gerealiseerd. Vlacoro merkt op dat dit buffergebied niet is opgenomen in het ontwerp RUP. Het ontwerp RUP (en het plan-MER) hebben rekening gehouden met de luchthaventoets (cf. plan-MER pag. 19 en pag. 96-97). Als algemeen principe werd gehanteerd dat de zone binnen de Lden van 65dB(A) contour niet geschikt is voor woondoeleinden. De plan-MER stelt verder dat de consequente toepassing ervan betekent dat men een ‘uitdoofbeleid’ voert en op lange termijn de woonbestemming omzet in een andere (minder gevoelige) bestemming. Wat betreft het aantal bouwlagen verwijst Vlacoro naar haar standpunt 6h. 371b.Voor het woongebied Moorselveld werd het typevoorschrift voor wonen gehanteerd. Vlacoro ondersteunt dit, gezien de ligging aansluitend bij de kern. Wat betreft het aantal bouwlagen verwijst Vlacoro naar haar standpunt 6h. Artikel C9.1.4 voorziet in de opmaak van een inrichtingsstudie voor vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied (of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden). Inzake de bepalingen inzake bescheiden en sociale woningen merkt Vlacoro op dat het hier de overname betreft in de stedenbouwkundige voorschriften van de decretale verplichtingen, zoals opgenomen in het goedgekeurd decreet grond- en pandenbeleid. De vraag tot versoepeling van de normen kan aldus niet ondersteund worden. Ze vraagt niettemin de ontwerper om na te gaan in hoeverre de decretale verplichtingen vanuit het grond- en pandendecreet correct zijn opgenomen. Ze wijst er op dat openbare besturen, vermeld in het DGPB, steeds hogere normen kunnen nastreven. De vraag tot verlenging van de termijn voor voorkooprecht van de gemeente brengt Vlacoro onder de aandacht van de ontwerper; de gemeente stelt dit in haar advies. 371c. Uit het plan-MER blijkt dat het aandeel van woongebieden in de verkeerscongestie als zeer beperkt kan worden beschouwd en dus geen aanleiding kan zijn om het aansnijden van nieuwe woongebieden negatief te beoordelen. Vlacoro ondersteunt niet de vraag om de percelen 27a en 28a uit het woongebied te schrappen en stelt vast dat het aangrenzend open ruimtegebied in het ontwerp RUP is opgenomen als agrarisch gebied.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
250/269
Dossier 388
372. College van Burgemeester en Schepenen Zaventem [B200]
a. Het voorschrift artikel C9.1.6 voor woongebieden ter hoogte van de Mechelsesteenweg, Voskapelstraat Bosdellestraat verplicht het type voorschrift artikel 7.2.34 van het decreet Grond- en Pandenbeleid toe te passen. Het betreft een sociaal woonaanbod van min. 40% en max. 50% voor gronden in eigendom van Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke rechtspersonen en/of min 20% en max. 25% voor gronden in eigendom van natuurlijke of rechtspersonen, evenals een bescheiden woonaanbod van min 40% eventueel verminderd met maximaal 10%. Volgens artikel 4.1.12 DGPB is dit voorschrift ‘niet decretaal verplicht’. In het geval de voorschriften van artikel 7.2.34 DGPB niet als voorschrift vermeld wordt zijn enkel de normale voorschriften artikel 4.1.8 DGPB van toepassing, zijnde een sociaal woonaanbod van min 20% en max. 40% voor gronden in eigendom van Vlaamse besturen en semipublieke rechtspersonen en/of min 10% en max. 20% voor gronden in eigendom van natuurlijke of rechtspersonen, welke mits goedkeuring van een gemeentelijk reglement sociaal wonen nog kan teruggebracht worden tot 5%. Het voorschrift C9.1.6 legt een te hoog aantal te voorziene sociale woningen op voor de plaatselijke toestand. Het huidig voorgestelde voorschrift beperkt de gemeentelijke autonomie. Het weglaten van deze norm in dit artikel geeft meer maatwerk mogelijk inzake sociale en bescheiden woonaanbod. b. De decretaal verplichte bijzondere overdrachtsvoorwaarden van het DGPB (artikel 5.1.1 e.v.) is van toepassing op de woongebieden van het RUP t.h.v. de Mechelsesteenweg/Voskapelstraat/Bosdellestraat en Moorselsteenweg/Vossemlaan, behalve op het deel van de woongebieden die gelegen zijn in agrarisch gebied. De bijzondere overdrachtswaarde houdt in dat gronden en daarop opgerichte constructies slechts kunnen overgedragen worden aan personen die volgens het oordeel van een provinciale beoordelingscommissie beschikken over voldoende band met de gemeente Zaventem (artikel 5.2.1 DGPB). Ten einde sociale verdringing en de snelle wijziging samenstelling bevolking, welke het sociaal weefsel en sociale samenleving van het gebied aantast, tegen te gaan is het aangewezen de bijzondere overdrachtsvoorwaarden van artikel 5.2.1 DGPB op de totaliteit van de woongebieden van cluster 9 toe te passen. De bijzondere overdrachtsvoorwaarden zijn niet van toepassing voor overdragers die een eigen toewijzingsreglement hebben (sociale woonorganisaties en Vlabinvest) (artikel 5.2.1 DGPB). Gelet op de zeer moeilijke toegang van de lokale bevolking tot de sociale woningen met de huidige regelgeving is het aangewezen dat voorschrift artikel C9.1 m.b.t. de woongebieden van het ontwerp RUP bepalen dat de bijzondere overdrachtvoorwaarden van het DGPB ook van toepassing zijn op de sociale woonorganisaties zolang hun eigen toegepast toewijzingsreglement niet afgestemd is op het bijzonder overdrachtvoorwaarden van het DGPB. 372a,b. Vlacoro stelt vast dat het hier de overname betreft in de stedenbouwkundige voorschriften van de decretale verplichtingen, zoals opgenomen in het goedgekeurd decreet grond- en pandenbeleid. De vraag tot versoepeling van de normen kan aldus niet ondersteund worden. Ze vraagt niettemin de ontwerper om na te gaan in hoeverre de decretale verplichtingen vanuit het grond- en pandendecreet correct zijn opgenomen. Ze wijst er op dat openbare besturen, vermeld in het DGPB, steeds hogere normen kunnen nastreven. 373. Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud vzw [B120]
a. Voor Bosdelle-Kapelleveld worden geen duidelijke argumenten aangehaald waarom hier bijkomend woongebied wordt voorzien. De zone maakt deel uit van een aaneengesloten open ruimte. Volgens de tekst is het net de bedoeling te streven naar een zo maximaal mogelijke vrijwaring van het open ruimtenetwerk. Er worden inspanningen geleverd om het landbouwgebruik in kleine ingesloten zones te midden van de bebouwing te vrijwaren, terwijl hier ongeveer 6,5ha landbouwgrond verloren gaat die deel uitmaakt van een groot aaneengesloten landbouwgebied. Deze percelen liggen op een vrij sterke helling. De bebouwing zal daardoor een grotere landschappelijke impact hebben. Bijkomende verharding zal ook zorgen voor nog snellere afvoer van water naar de onderaan de helling gelegen straat.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
251/269
Dossier 388
Vooral het bebouwen van perceel C59Y zou een grote negatieve impact hebben op het landschap omdat de nieuwe bebouwing voorbij de bestaande bebouwing zou komen. Ze stellen voor om de actuele landbouwbestemming te behouden en eventuele bebouwing enkel te voorzien langsheen de Mechelsesteenweg (perceel C43F). Dit perceel ligt tussen bestaande bebouwing. In plaats van te kiezen voor een relatief grote ontwikkeling van één locatie, zou er ook kunnen gezocht worden naar percelen verspreid in het stedelijk gebied waar bebouwing kan zonder negatieve landschappelijke impact en met maximale vrijwaring van de open ruimte. Een voorbeeld hiervan zijn de percelen A103D en A10302 langsheen de Tramlaan. b. Voor Moorselveld wordt aangegeven dat de huidige autocongestie om mobiliteitsmaatregelen vraagt. Tegelijk stelt het RUP voor om een bestaand woonuitbreidingsgebied van ongeveer 5,5ha volledig te ontwikkelen. Er zouden hier 130 woningen bijkomen. Dat betekent opnieuw een groot aantal bijkomende auto’s. Deze zone wordt ontsloten via de Moorselsteenweg. Deze weg is evenwel al verzadigd omdat het een verbindingsweg is naar de E40 voor grote woonkernen in Tervuren en Bertem. Ze stellen voor om niet de volledige zone te bebouwen, maar enkel een rij woningen te bouwen langsheen de Vossemlaan. Dit sluit aan bij bestaande bebouwing. Een beperkter aantal woningen beperkt ook de bijkomende druk op de ontsluitingsweg. Het open ruimte netwerk wordt daardoor ook meer gespaard wat een van de doelstellingen is van dit RUP. In de rest van deze zone blijft best het landbouwgebruik behouden. Ze stellen ook voor om de percelen D27A en D28A niet te ontwikkelen en de bebouwing dus niet verder te laten komen dan de bestaande bebouwing. 373a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 371a, 371b en 371c. 374. Bezwaarindieners [B101]
a. De bezwaren hebben betrekking op de geplande omvorming van de twee agrarische gebieden gelegen in het noordelijke woongebied van Sterrebeek in de spie tussen de Mechelsesteenweg en de Bosdellestraat en in het midden doorsneden door de Voskapelstraat. Dit gebied bestaat uit vier bebouwde straatzijden en tuinstroken langs de Mechelsesteenweg, Voskapelstraat en Bosdellestraat maar de twee tussenliggende spieën zijn grotendeels in landbouwgebruik. De gebieden zijn volgens het gewestplan agrarisch gebied en vormen een aaneensluitende open ruimte met het er naast en achter liggend agrarisch gebied. Deze agrarische gebieden ondergaan in het ontwerp RUP een bestemmingswijziging naar de bestemming ‘wonen’ (artikel C9.1). b. De bestemmingswijziging gaat regelrecht in tegen de eigen visie van het structuurplan waar de basisregel is dat ‘de open ruimten zoveel als mogelijk moeten worden behouden of in geval van omzetting elders dient te worden gecompenseerd’. De bestaande open ruimten die worden gecreëerd door de vermelde agrarische gebieden vormen momenteel één geheel met de omliggende agrarische gebieden en vormen zo een buffer tussen de bestaande woonkern van Sterrebeek en de aan de noordelijke zijde van de gemeente liggende E40 enerzijds en de aan de westzijde gelegen industriezone van Sterrebeek-Zaventem en de luchthaven Zaventem zelf. Deze open ruimte heeft een zeer belangrijke functie m.b.t. de woonkwaliteit in de woonkern van Sterrebeek en moet als dusdanig worden behouden. c. De nog op te richten woningen aan de noordzijde zullen tot bijna aan de E40 reiken en enorme hinder ondervinden. Er zullen zeer ingrijpende en dure maatregelen nodig zijn om de leefkwaliteit van deze toekomstige bewoners te garanderen. De resterende agrarische gebieden in het noordelijke woongebied van Sterrebeek zullen dusdanig klein worden dat zij hun functie als open ruimte en buffer zullen verliezen en zo extra onder druk komen te staan om zo spoedig mogelijk eveneens te worden omgevormd tot de bestemming ‘wonen’. d. D e geplande omzetting gaat ook in tegen de basisvisie van het structuurplan dat stelt ‘dat een evenwicht niet kan worden verstoord en dient behouden te worden tussen bouwmilieus en groenzones, open ruimtes en agrarische gebieden’. De geplande omzetting houdt een fundamentele verstoring in van dit bestaande evenwicht en heeft een negatieve invloed op de leefkwaliteit van de bewoners en toekomstige bewoners in dit gebied.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
252/269
Dossier 388
e. De toekomstige bouwactiviteiten zullen een nog grotere verstoring van de reeds fragiele bestaande toestand betekenen en dit onder meer op het vlak van afwatering naar de dorpskern van Sterrebeek die nu al te kampen heeft met terugkerende wateroverlast enerzijds en overmatige verkeershinder ter hoogte van de aansluiting tussen Mechelsesteenweg, Voskapelstraat en Bosdellestraat ingevolge het drukke verkeer richting oprit E40, luchthaven Zaventem, industriezone Sterrebeek zodat de genaamde openbare wegen nog meer zullen worden gebruikt als sluipwegen. 374a-e. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 371a, 371b en 371c. 375. Bezwaarindieners [B448]
Ze wijzen op de grillige afbakeningsgrens op kaart 9, ter hoogte van de Mechelsesteenweg 325 te Sterrebeek (hun woonst). Ze voegen een planuittreksel toe waar het huidige plan met het gewestplan samengevoegd worden. Het woongebied en de bufferzone lopen in elkaar over. De grens tussen het woongebied en de bufferzone is de Oude Baan en de Windmolenbaan. Ten oosten van de Mechelsesteenweg is zowel de grens van de bufferzone als van het woongebied buitenmatig grillig van vorm. Enkel hun woning zal zonevreemd zijn in een agrarisch gebied. Voordien was dit ook het geval voor de Fordgarage. Ze vragen om de afbakeningsgrens te verleggen, zoals voorgesteld op hun bijgevoegde kaart. Ze zijn ervan overtuigd dat deze uitbreiding op termijn een stedenbouwkundige meerwaarde zal geven aan het nieuwe woongebied en aan de stedenbouwkundige ontwikkeling van hun gemeente. 375. Vlacoro merkt op dat het perceel van bezwaarindieners buiten de afbakening van het VSGB valt. Een opname van nieuwe gebieden in het plangebied, veronderstelt een nieuwe procedure, met een nieuw openbaar onderzoek. Vlacoro vindt de optie om het woongebied uit te breiden dan ook niet gewenst en stelt voor het bestemmingsplan op dit punt te behouden. De regeling inzake zonevreemde constructies in de VCRO biedt voldoende garanties. 376. Gemeenteraad Zaventem [A17]
a. De gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming voor Sterrebeek centrum op voorwaarde dat (1) er voldoende waarborgen worden ingebouwd voor de waterbeheersing en bescherming tegen geluidshinder ten overstaan van de E40, (2) bij elke nieuwe vergunningsaanvraag (behalve bij aanvraag langs bestaande uitgeruste wegen) een inrichtingsplan zou worden opgesteld met aanduidingen en verantwoording over waterbeheersing (buffering), geluidsisolatie, nivellering, erosie, gabaritten, ontsluiting en fasering. Het inrichtingsplan is goed te keuren door vergunningverlenende overheid. b. De gemeente herhaalt zijn vraag om de herbestemming van gebied 24 (zie advies voorontwerp RUP) als bijkomend alternatief in overweging te nemen. c. Moorselveld. De gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming, mits: (1) verlenging van de duur van het voorkooprecht tot 15 jaar, (2) bij elke nieuwe vergunningsaanvraag (behalve bij aanvraag langs de Moorselsteenweg) een inrichtingsplan moet worden opgesteld met aanduidingen en verantwoording over waterbeheersing (buffering), geluidsisolatie, nivellering, erosie, gabaritten, ontsluiting en fasering. Het inrichtingsplan is goed te keuren door vergunningverlenende overheid. 376a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 371a. 376b.Vlacoro brengt dit voorstel onder de aandacht van de ontwerper. 376c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 371b.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
253/269
Dossier 388
B. 4. 11 Clu s te r C 10 , C 11 : v oor m ali g e r en b a an St er reb e ek, Mu s eu m M id d en -A f rik a, G ol f Ra v en st ein 377. Vlaamse Vereniging voor Golf [B143]
a. Sinds de 10 jaar dat VVG bestaat werkte ze in nauw overleg met het kabinet van Ruimtelijke Ordening aan een procedure en spelregels voor het behandelen van nieuwe golfprojecten. De VVG neemt dit bijzonder ernstig en ziet er dan ook op toe dat alle golfprojecten zich aan deze spelregels en procedures houden. Er werd met alle actoren een kader uitgewerkt binnen het welke nieuwe projecten geëvalueerd kunnen worden. De pijlers voor toekomstige ontwikkeling van golf in Vlaanderen werden eerst uitgezet in het RSV. Het golfmemorandum I en II onder minister D. Van Mechelen en een behoeftenonderzoek naar de golfsport in Vlaanderen door de minister van Sport M. Keulen hebben vervolgens het kader gecreëerd voor de concrete afweging van nieuwe golfprojecten in Vlaanderen. De Vlaamse Regering selecteerde een 7-tal nieuwe projecten in een shortlist en besliste dat deze geëvalueerd moesten worden aan de hand van een uitgebreide lijst van criteria. Om dit op objectieve manier te doen installeerde de Vlaamse Regering een technische werkgroep onder voorzitterschap van Bloso en gelaste deze met de taak deze projecten aan een gedetailleerd technisch onderzoek te onderwerpen en de Vlaamse Regering te adviseren. De Vlaamse Regering gaf na evaluatie van het project Sterea een positief advies. De initiatiefnemers van het project gingen steeds zeer nauwgezet en deskundig om met alle randvoorwaarden voor het realiseren van een golfproject. Het project werd ingericht en afgebakend in functie van de criteria die de Vlaamse overheid oplegde (bv. de flankerende maatregelen die getroffen werden ten aanzien van de actieve landbouwers en het inrichten van het project in functie van medegebruik). Het project kreeg een bijzonder goed rapport van de technische werkgroep. De vereniging stelt vast dat het golfproject ‘Sterea’ in de voorlopige vaststelling een andere afbakening heeft dan het projectgebied zoals het in de afgelopen jaren bij de VVG bekend was en behandeld is geweest. Deze plotse onaangekondigde aanpassing vinden ze totaal onaanvaardbaar. De motivatie hiervoor is bovendien bijzonder zwak gemotiveerd. Ze begrijpen niet dat de herbevestiging van agrarisch gebied de reden van de nieuwe afbakening is. Het ontwerp van het project Sterea (2004) en de positieve evaluatie door de technische werkgroep gebeuren immers ruim voor het bepalen van de HAG-lijn (2009). Ze dringen aan op de terugkeer naar de oorspronkelijke afbakening. De realisatie van het Sterea golfproject is voor de VVG een erkenning voor de jarenlange inspanningen. b. Ze gaan verder in op de moeilijke realisatie van nieuwe golfprojecten en het belang van de golfsport (van de 7 nieuwe projecten zijn er nog 4 in de vergunningsfase en 3 werden reeds stopgezet). Indien de Vlaamse Regering nu door een ondoordachte beslissing dit project onmogelijk maakt, gaat een belangrijke kans verloren voor de golfsport in Vlaanderen en voor Vlaanderen zelf. Na contact met de eigenaars is duidelijk dat de aanpassing van de projectafbakening het gevolg zal hebben dat het 18 holes project Sterea niet kan worden gerealiseerd. Ze gaan ook verder in op het strategisch belang van Sterea voor de golfsport in Vlaanderen (o.a. een model voor de ontwikkeling en democratisering van de golfsport in Vlaanderen, opstart van een democratische golfschool, Olympische sport). Het project Sterea is uniek in Vlaanderen en zal over alle nodige kwalificaties beschikken om golf als topsport te beoefenen. Het volwaardige golfproject beantwoordt aan de internationale moderne standaarden en het project is gepland binnen de voormalige accommodaties van de hippodroom, een site met belangrijke sportieve historiek. VVG benadrukt dat de realisatie van een Vlaamse topsportinfrastructuur door privé-investeerders, in de Vlaamse sportwereld waarschijnlijk enkel mogelijk is bij golf. 377a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 378a-c. 378. Probel Capital Management [B196]
a. Bezwaarindiener is projectontwikkelaar van de voormalige hippodroom van Sterrebeek een formuleert een aantal bezwaren en opmerkingen bij de gewijzigde afbakening van het projectgebied ‘Sterea’ omdat dit het golfprogramma Sterea en de herbestemming van de hippodroomsite zeer ernstig in gevaar brengt. b. Na aankoop van de terreinen werd een homogeen masterplan uitgewerkt waarbij aansluiting bij de omgeving, diversiteit en leefbaarheid centraal staan. Het masterplan werd de voorbije 7 jaar aan alle bevoegde instanties en beleidsmensen op alle niveaus voorgesteld en besproken op talloze overlegmomenten, waar het positief onthaald werd en op een groot draagvlak kon rekenen.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
254/269
Dossier 388
Tijdens dit zeer lange vergunningsproces slaagde bezwaarindiener erin constructief mee te werken, open te staan voor alle mogelijke suggesties en input en zorgvuldig rekening te houden met de opgelegde randvoorwaarden. Ze zijn ervan overtuigd dat Sterea een gediversifieerde invulling en nieuwe dynamiek kan bieden aan een site die sinds vele jaren economisch en landschappelijk in verval is geraakt. Als Vlaams ondernemer staan ze klaar om een economisch, ecologisch en sociaal aanvaardbaar alternatief te bieden voor de site. Het project kan een niet onbelangrijke tewerkstelling bieden in de regio. Ondanks de erg lange tijdsduur van het vergunningstraject dat bedrijfseconomisch een zeer zware dobber is, blijven ze geloven dat dit project de juiste oplossing kan bieden voor een belangrijke site in de Vlaamse Rand rond Brussel. Het gewijzigde projectgebied hypothekeert het project en daarmee ook de herbestemming van de historische site. Ze vragen een terugkeer naar het oorspronkelijke projectgebied. c. Ze verzoeken de Vlaamse Regering haar beslissing tot voorlopige vaststelling van het RUP VSGB te herzien en terug te vallen op de perceelsconfiguratie zoals voorgelegd aan de plenaire vergadering medio 2010. Volgende argumenten werden daar naar voren geschoven (deze worden allen uitvoerig toegelicht in het bezwaarschrift): (1) De aanpassing strookt niet met het eerder positief advies (2008) over het Sterea projectgebied van de Technische werkgroep Golf aan de Vlaamse Regering. (2) Door de aanpassing liggen percelen binnen de perimeter van het golfproject waarvan de eigenaars duidelijk kenbaar hebben gemaakt niet tot verkoop over te willen gaan. (3) Door de aanpassing komen de intrinsieke kwaliteiten van het landschap onder druk en is de landschappelijke impact van het Stereaproject op de omgeving groter. Wat landschappelijke kwaliteiten betreft kunnen beide voorstellen van projectgebied op een kwaliteitsvolle wijze in het bestaande landschap geïntegreerd worden. In het ontwerp RUP zullen echter de twee zuidelijk gelegen waardevolle bosfragmenten omwille van golftechnische redenen gerooid moeten worden. Bovendien brengt de opname van deze zuidelijke percelen in het projectgebied een nettoverlies aan landbouwactiviteiten met zich mee, terwijl het beleid van de Vlaamse Regering in deze perifere randgebieden er net op gericht is de aanwezige landbouwactiviteiten maximaal te behouden als versterking van de open ruimte en de landschappelijke kwaliteiten. (4) Door de aanpassing komen er percelen die vandaag een landbouwgebruik kennen binnen de perimeter van het golfterrein te liggen en verdwijnt er landbouw, terwijl op de percelen die door de aanpassing een landbouwbestemming krijgen in plaats van een bestemming als golfterrein vandaag geen pachtgebruik kennen. (5) De aanpassing van de perceelsconfiguratie blijkt sterk ingegeven vanuit het proces van de herbevestiging van de agrarische gebieden maar noch de visie, noch het operationeel uitvoeringsprogramma, noch de beslissing van de Vlaamse Regering in verband met de herbevestiging van de agrarische gebieden leggen een exacte afbakeningslijn ter hoogte van het nog af te bakenen stedelijk gebied bindend vast. De afbakening van de herbevestigde agrarische gebieden voor de open ruimtegebieden binnen of aan de rand van het VSGB binnen het afbakeningsproces van het VSGB zijn beschik moet krijgen. De afbakeningslijn op de bijhorende kaarten geeft dan ook slechts een indicatie van een mogelijk te herbevestigen agrarisch gebied. 378a-c. Vlacoro stelt vast dat in de toelichtingsnota nauwelijks staat toegelicht waarom de oorspronkelijke configuratie van het door de Vlaamse Regering goedgekeurde Sterea-project uiteindelijk niet vertaald werd in de RUP. De nieuwe configuratie heeft een negatieve impact op het golfproject, de bestaande landbouw en de bestaande bossen en groenelementen (cf. onderstaande bezwaarschriften). Ze verwijst tevens naar de positieve appreciatie van de landbouworganisatie [B107]. Vlacoro adviseert om terug te keren naar het oorspronkelijke voorstel dat door de drie belangrijke actoren op het terrein positief werd onderschreven (perceelsconfiguratie zoals voorgelegd op de plenaire vergadering). Ze vraagt het ontwerp RUP en de toelichtingsnota in die zin verder aan te passen. 379. Bloso [B141]
a. Op 20 juli 2006 besliste de Vlaamse Regering om een ‘technische werkgroep multifunctionele terreinen voor niet lawaaierige buitensporten’ samen te stellen. Deze technische werkgroep werd gemachtigd om de uitbreiding van 4 bestaande golfterreinen op gewestelijk niveau en 7 voorstellen tot inplanting van nieuwe golfterreinen te onderzoeken. De technische werkgroep is samengesteld uit een vertegenwoordiger van het kabinet Sport, het kabinet Ruimtelijke Ordening, de afdeling Ruimtelijke Planning, het Bloso, Toerisme Vlaanderen, de Vlaamse Sport Federatie, het Agentschap voor Natuur en Bos, Natuurpunt, het departement Landbouw en Visserij, de Boerenbond, de Vlaamse Golffederatie en een afgevaardigde van de betrokken gemeenten. Het voorzitterschap wordt waargenomen door het Bloso.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
255/269
Dossier 388
b. Het dossier werd grondig bestudeerd. Er werd uiteindelijk een consensus bereikt tussen de verschillende partners en op 30 november 2007 verleende de technische werkgroep aan de Vlaamse minister van Sport een positief advies inzake de inplanting van een golfinfrastructuur te Sterrebeek. c. Het Bloso stelt vast dat de oorspronkelijke begrenzing van het golfproject Sterea tijdens de procedure van het RUP werd gewijzigd. De percelen die na de wijziging in het projectgebied opgenomen werden, zijn gelegen in agrarisch gebied met een zeer complexe eigendomsstructuur. Bovendien zijn ze ook gedeeltelijk bebost. Dit alles hypothekeert de realisatie van dit 18 holes golfproject. Het Bloso stelt dan ook dat het noodzakelijk is om opnieuw de oorspronkelijke begrenzing van het golfproject te hanteren, zoals uitgewerkt door de initiatiefnemer en zoals positief geadviseerd door de technische werkgroep. 379. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 378a-c. 380. Boerenbond Vlaams-Brabant [B107]
a. Ze vragen geen natuurverweving over percelen rond renbaan (art. C10.6). De motivatie om bepaalde zones aan te duiden met natuurverweving is dikwijls onduidelijk of ontbreekt. Tegelijk zien we hier beperkingen in de toekomst ontstaan voor de professionele landbouw. Ze vragen om geen aaneengesloten gebieden met professionele (meer intensieve) landbouw met een overdruk natuurverweving aan te duiden. De landbouw, die in natuurverwevingsgebied komt, mag hiervoor op termijn niet afgestraft worden maar, integendeel, ze moeten positief gestimuleerd worden om maatregelen te nemen. b. De intekening van het recreatiegebied rond de voormalige renbaan (art. C10.4) moet aangepast worden aan de plannen voor het golfterrein. Het herbevestigd agrarisch gebied dat zo verloren gaat, moet ten zuiden van de renbaan gecompenseerd worden (in nog niet herbevestigd agrarisch gebied, discussiegebied 68 in afbakening buitengebied Zenne-Dijle-Pajottenland). Op een bijgevoegde figuur wordt de suggestie gedaan om het HAG dat door recreatie kan ingekleurd worden, bijkomend te herbevestigen in de zone ten zuiden van de renbaan. 380a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 12b. 380b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 378a-c. Vlacoro verwijst verder naar de omzendbrief betreffende de herbevestigde agrarische gebieden (o.a. wat betreft compensatie). 381. Bezwaarindiener [B187]
a. Bezwaarindiener is golfconsulent voor het golfproject Sterea sinds 2004. Hij dient bezwaar in tegen de voorgestelde afbakening van het project omdat dit afwijkt van de afbakening die gedurende 7 jaar het projectgebied vormde van Sterea. Met grote verwondering namen ze kennis van deze plotse wijziging. Het dossier is destijds bijzonder deskundig en in overleg met alle actoren opgemaakt. Op basis van verschillende adviezen werd het projectgebied afgebakend en heeft de initiatiefnemer de gronden verworven die hiervoor nodig waren. Gedurende 7 jaar werden talloze informele en formele besprekingen gevoerd en procedures gevolgd die tot het uiteindelijke masterplan hebben geleid. b. De gevolgen van de wijziging zijn voor het project en verschillende andere betrokkenen heel ingrijpend. Het golfproject van 18 holes kan niet op middellange termijn of zelfs helemaal niet gerealiseerd worden. Dit wordt onmogelijk door de complexe eigendomsstructuur binnen de nieuwe afbakening. Verschillende eigenaars hebben te kennen gegeven niet te willen verkopen. Indien er abstractie wordt gemaakt van de eigendomsstructuur en het project moet gerealiseerd worden binnen de nieuwe afbakening, dan houdt dit in dat het golfterrein veel minder nuttige oppervlakte in beslag zal nemen (aanwezigheid van bossen), waardoor er geen volwaardige 18 holes terrein kan worden gerealiseerd. Zelfs indien men hier abstractie van maakt en uitgaat van de theoretische mogelijkheid van een nieuwe configuratie, zijn er enkel verliezers. Het golfterrein vormt de kern en het draagvlak van het hele project Sterea. Indien het golfterrein niet als een volwaardig parcours kan gerealiseerd worden, verliest het complete project zijn intrinsieke waarde. Het masterplan bevat verschillende verweven componenten en kan niet worden uitgevoerd. Indien het projectgebied verandert, impliceert dit een ander golfterrein met een volledig andere configuratie. Dit heeft een domino-effect op alle andere onderdelen van het masterplan (bv. andere locatie clubhuis en parking, inplanting private en publieke functies, mobiliteit). In afwachting van het project werd een golfschool geopend op de bestaande hippodroom. Het center werd opgezet als voorlopige installatie met tijdelijke grens waarvan de houdbaarheidsdatum al overschreden is.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
256/269
Dossier 388
De meer dan 500 leden wachten al sinds 2006 vol ongeduld op de realisatie van het 18 holes project. Met de nieuwe afbakening wordt het project definitief onzeker. Er bestaat geen enkele kans om het project binnen afzienbare tijd te realiseren en de leden zullen alle hoop verliezen. Het voortbestaan van het Center wordt onzeker voor de meer dan 500 leden en de 5 personeelsleden. c. De nieuwe afbakening houdt geen rekening met de aanwezigheid van twee waardevolle bossen binnen het projectgebied. Om een golfterrein te kunnen realiseren binnen deze oppervlakte moeten de bossen grotendeels gerooid worden. Zelfs indien deze volgroeide bomen gecompenseerd worden door nieuwe jonge bomen is dit een belangrijk verlies voor de aanwezige natuur. In geval van de nieuwe afbakening daalt de nuttige oppervlakte voor een golfterrein. Hierdoor zullen de ‘buitenspel’ zones in oppervlakte moeten inboeten en dit ten koste van de ecologische zones in het golfterrein. d. Via de 2 golfmemorandums heeft de Vlaamse Regering de krijtlijnen uitgezet voor de ontwikkeling van nieuwe golfterreinen in Vlaanderen. Deze hebben geleid tot duidelijke procedures en projectafwegingen. Met deze aanpassing ontkracht de Vlaamse Regering haar eigen procedures en organisaties, die blijkbaar geen waarde hebben. De werkgroep gaf een positief advies over de technische kant van dit project. e. Voor de bestaande afbakening werden alle flankerende maatregelen getroffen om het golfterrein te realiseren. De projectgebieden werden verworven en er werd een goede regeling uitgewerkt met de gebruikers van het gebied. De nieuwe afbakening daarentegen omvat gebieden waar nog actieve landbouwbedrijvigheid is. Door de nieuwe afbakening verkeren verschillende landbouwers opnieuw in onzekerheid. De landbouwers die niet willen verkopen zullen in een zonevreemde situatie terecht komen. f. Een volwaardig 18 holes golfterrein met hotelaccommodatie heeft een toeristische waarde. Het project omvat een hotel en voor de leefbaarheid hiervan is het volwaardig 18 holes project absoluut vereist. g. De site is na een tiental jaar volledig verloederd. Het golfproject biedt de enige kans op een aanvaardbare nieuwe sportieve bestemming voor de site. Het is geen megalomaan project en trekt ook niet de massa aan, zoals andere projecten die destijds werden voorgesteld. h. Een golfterrein heeft een sterke landschappelijke waarde. Een goed golfterrein wordt ingepast in het bestaande landschap. In het geval van de hippodroom biedt de aanleg van een golfterrein een kans om het oorspronkelijke landschap terug in eer te herstellen. Er kunnen terug landschappelijke elementen in de aanleg van het golfterrein voorzien worden, op voorwaarde dat er voldoende oppervlakte beschikbaar is. i. Het project Sterea is een op en top Vlaams project in een moeilijke regio. De eigenaars, investeerders en het management zijn Vlaams en de golfclub ressorteert onder de VVG, eveneens in Zaventem gevestigd. Het zou zeer jammer zijn indien de Vlaamse Regering deze kans op een Vlaams initiatief/project in dit taalgevoelig gebied zou laten voorbijgaan. j. Een krachtlijn voor de ontwikkeling van golf in het RSV is het rekening houden met medegebruik. Het bestaande golfplan bevat een wandelpad door het terrein. Dit pad was een aansluiting en verbinding tussen bestaande wandelwegen van Tervuren tot Termeeren. De holes zijn op basis van dit wandelpad uitgetekend rekening houdende met de geldende veiligheidsnormen en golftechnische lengtes. Er wordt aangesloten op een bestaande tunnel van de hippodroom. Een nieuwe afbakening zou er toe leiden dat de aanleg van dit wandelpad in gedrang komt. k. In 2010 werd de golfsport een Olympische sport. De aanleg van een Vlaamse topinfrastructuur op deze locatie biedt een enorme troef voor de Vlaamse Golfsport. Momenteel is er geen golfinfrastructuur in de Vlaamse Rand rond Brussel die de kwalificaties heeft voor het ontvangen van een occasioneel topgolftornooi. Daarenboven heeft de site en historisch verleden en een stadionsfeer die een unieke kans biedt om een topgolfbaan aan te leggen. Indien de nieuwe afbakening moet gevolgd worden, dan zal dit een belangrijke impact hebben op de lengte van de golfbaan. Een verloren kans voor de Vlaamse sport. Het is een unieke kans dat een privé investeerder een hoogwaardige topsportinfrastructuur realiseert in Vlaanderen. l. Na 10 jaar Vlaamse Vereniging voor Golf is er heel wat werk verricht maar geen enkel project gerealiseerd. Indien het Sterea project mislukt, niettegenstaande de zeer gedegen aanpak, dan is dit een nieuwe teleurstelling voor de VVG die inspanningen levert om golf te ontwikkelen en te democratiseren. 381a-l. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 378a-c.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
257/269
Dossier 388
382. College van Burgemeester en Schepenen Zaventem [B200]
a. Artikel C10.8.6 voor woongebieden ter hoogte van de hippodroomsite verplicht dat het type voorschrift artikel 7.2.34 van het decreet grond- en pandenbeleid moet toegepast worden (m.a.w. een sociaal woonaanbod van min. 40% en max. 50% voor gronden in eigendom van Vlaamse besturen en Vlaamse semi-publieke rechtspersonen en/of min. 20% en max. 25% voor gronden in eigendom van natuurlijke of rechtspersonen, evenals een bescheiden woonaanbod van min. 40% eventueel verminderd met maximaal 10%). Volgens artikel 4.1.12 van het decreet is dit voorschrift niet decretaal verplicht. In het geval de voorschriften van artikel 7.2.34 niet als voorschrift vermeld wordt, zijn enkel de normale voorschriften artikel 4.1.8 van toepassing (zijnde een sociaal woonaanbod van min. 20% en max. 40% voor gronden in eigendom van Vlaamse besturen en semi-publieke rechtspersonen en/of min. 10% en max. 20% voor gronden in eigendom van natuurlijke of rechtspersonen, welke mits goedkeuring van een gemeentelijk reglement sociaal wonen nog kan teruggebracht worden tot 5%). Artikel C10.8.6 legt een te hoog aantal te voorziene sociale woningen op voor de plaatselijke toestand en beperken de gemeentelijke autonomie. Het weglaten van deze normen in deze artikelen geeft meer maatwerk mogelijk inzake sociale en bescheiden woonaanbod. b. De decretaal verplichte bijzondere overdrachtsvoorwaarden van het DGPB (artikel 5.1.1 e.v.) is niet van toepassing in het voorziene woongebied ter hoogte van de hippodroomsite omdat de huidige gewestplanbestemming recreatiegebied is. De bijzondere overdrachtswaarde houdt in dat gronden en daarop opgerichte constructies slechts kunnen overgedragen worden aan personen die blijkens het oordeel van een provinciale beoordelingscommissie beschikken over voldoende band met de gemeente Zaventem (artikel 5.2.1 DGPB). Om sociale verdringing en de snel wijzigende bevolkingssamenstelling, die het sociaal weefsel en de sociale samenleving van het gebied aantast, moeten de bijzondere overdrachtsvoorwaarden van artikel 5.2.1 DGPB op de totaliteit van de woongebieden van cluster 10 worden toegepast. c. De bijzondere overdrachtsvoorwaarden zijn niet van toepassing voor overdragers die een eigen toewijzingsreglement hebben (sociale woonorganisaties en Vlabinvest) (artikel 5.2.1 DGPB). Omwille van de zeer moeilijke toegang van de lokale bevolking tot de sociale woningen met de huidige regelgeving is het aangewezen dat artikel C10.8 bepaalt dat de bijzondere overdrachtvoorwaarden van het DGPB ook van toepassing zijn op de sociale woonorganisaties zolang hun eigen toegepast toewijzigingsreglement niet afgestemd is op de bijzondere overdrachtvoorwaarden van het DGPB. d. bvba Nicolas Van Brandt heeft een aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning ingediend voor het verbouwen van een bestaand als stoeterij vergund complex op de percelen 160b en 160c langs de Museumlaan te Sterrebeek. De afdeling duurzame landbouwontwikkeling Vlaams-Brabant gaf een gunstig advies op 31/03/11. De gemeente Zaventem verwacht dat de vergunning zonder verdere problemen zal worden verleend. Het bedrijf heeft een aankoopoptie op 9ha landbouwgrond (122A, 120, 133B, 134L, 154B, 128A en 135) in de onmiddellijke omgeving van de site voor de paarden en veulens in hun natuurlijk element vrij te laten. Door het ontwerp RUP worden de gronden herbestemd van agrarisch gebied naar recreatiegebied paardensport en de omliggende terreinen naar gebied voor golf. Bovenvermelde activiteiten zouden dan zonevreemd worden. Indien de oorspronkelijke terreininname van het golfterrein zou worden opgenomen zoals voorzien was in het voorontwerp RUP (met behoud van de agrarische gebieden) worden deze functies niet zonevreemd. Ze vragen de percelen 160b en 160c te behouden als agrarisch gebied (artikel C10.6) en de aanpalende percelen deels te voorzien voor golf (artikel C10.4 met overdruk natuurverweving) en deels agrarisch gebied met overdruk natuurverweving (artikelen C10.6 en C10.7). Dit komt overeen met de oorspronkelijk voorziene herbestemmingen uit het voorontwerp VSGB. 382a,b,c. Vlacoro stelt vast dat het hier de overname betreft in de stedenbouwkundige voorschriften van de decretale verplichtingen, zoals opgenomen in het goedgekeurd decreet grond- en pandenbeleid. De vraag tot versoepeling van de normen kan aldus niet ondersteund worden. Ze vraagt niettemin de ontwerper om na te gaan in hoeverre de decretale verplichtingen vanuit het grond- en pandendecreet correct zijn opgenomen. Ze wijst er op dat openbare besturen, vermeld in het DGPB, steeds hogere normen kunnen nastreven. 382d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 378a-c.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
258/269
Dossier 388
383. Gemeenteraad Tervuren [A3]
a. Voor het noordelijk deel van de site Koninklijke Moestuin (art. C10.1) vraagt de gemeente Tervuren het behoud van de gewestplanbestemming ‘gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen’. Dit maakt het uitbouwen van een nieuwe link tussen de Museumsite (museumpark), dit deel van de site Koninklijke moestuin en het centrum van Tervuren (woongebied) mogelijk. Het doortrekken van de bestemming parkgebied naar dit deel van de Moestuin heeft een beperkte ruimtelijk-ecologische waarde omwille van de ommuring en de aanpalende verbindingsweg ‘de Kastanjedreef’ (harde barrières) en omwille van de actuele toestand, nl. een verharde lege ruimte gebruikt als tijdelijke parking en toegangsweg. Deze restzone vereist op termijn een specifieke lokale invulling in overleg met adviserende instanties. De Moestuin was doorheen de tijd steeds een overgangszone tussen kern en park. Bovendien bevond er zich in de Moestuin, net buiten de muren van de Warande, een kasteelhoeve. Ten tijde van de wereldtentoonstelling was de hoeve getransformeerd in een taverne met ruim terras. De gemeente citeert uit de Horen 2002 omtrent de geschiedenis van het gebied. De voorgestelde bestemming parkgebied kan de mogelijkheden beperken om in dit gebied ook een nieuw park met referenties naar de historische moestuin uit te bouwen, zoals gevraagd door Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant n.a.v. de aflevering van de stedenbouwkundige vergunning voor het nieuw administratief centrum – sociaal huis. b. De huidige bestemming ‘woongebied’ (art. C10.4) moet behouden blijven voor de percelen (1ste afdeling sectie C nrs. 8a, 7e, 7d en 4b) omwille van de beleidsopties wonen zoals opgenomen in het bindend deel van het gemeentelijk structuurplan. c. Voor het gebied voor militaire activiteiten (art. C10.8.9) vraagt de gemeente de aanduiding in overdruk te beperken tot de huidige bestemming militair gebied zoals vastgelegd door het gewestplan Leuven en door de herziening en beperkte uitbreiding van het BPA Centrum bij MB 09/03/98. Ze vragen daarom de bestemming woongebied voor het private bouwblok t.h.v. de Klarastraat, voor de 2 hoekgebouwen van de kazerne en voor een private eigendom t.h.v. de Duisburgsesteenweg (2de afdeling sectie D88d) te behouden. Ze vragen tevens de overdruk te verwijderen voor de zone langsheen de Duisburgsesteenweg e (sectie D nr. 97 ) omwille van de actuele bestemming als buurtparking en grasveld, gelegen buiten de ommuring van de kazerne. d. Op pag. 418 vragen ze volgende aanpassing van de juridische context: ‘BPA centrum: K.B. 26/11/1954 gewijzigd bij MB 9/3/1998 en 27/08/2009 en toevoegen wijziging 19/04/2006.’ e. Het college vraagt bij de toelichting bij artikel C10.1.1. dezelfde bepaling als voor het museumpark op te nemen inzake de recreatie, nl. ‘Recreatie moet hier verstaan worden in verhouding tot de andere functies van het gebied. Het is een nevengeschikte functie en geen enige functie noch de enige hoofdfunctie. Omwille van het bovenlokale karakter van het Park van Tervuren kunnen jaarlijks een aantal bovenlokale recreatieve activiteiten en evenementen doorgaan’ (bv. Scholengordel). f. Het college vraagt het verordenend stedenbouwkundig voorschrift (art. C10.8.4) alsook de tekst op pag. 433 in de toelichtingsnota ‘In de zone tussen de Vlonderse hoek en Leuvensesteenweg is het aantal bouwlagen beperkt tot 4’ als volgt duidelijker te omschrijven: ‘In de zone tussen de Leuvensesteenweg, Vlonderse hoek en Markt …’. g. Voor de invulling van projectgebied site Koninklijke Moestuin (punt 6.10.2 3de paragraaf toelichtingsnota) en op basis van de beleidsvisie van het GRSP, de selectie als strategisch project (bindende bepalingen), moet de situering ‘In de zone tussen Vlonderse hoek en Leuvensesteenweg’ als volgt (2x) duidelijker worden omschreven: ‘In de zone tussen de Leuvensesteenweg-Vlonderse hoek en Markt’. De recent aangepaste voorschriften van het BPA blijven hierdoor mogelijk zonder dat de gemeente opnieuw een RUP moet opmaken. 383a. Het parkgebied (art. C10.1) is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen het gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Het behoud van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied wordt als randvoorwaarde ingeschreven. De toelichtingsnota gaat uit van een maximaal behoud en integratie van waardevolle en/of markante gebouwen in het plangebied. Dit wordt voorzien in het stedenbouwkundig voorschrift voor de museumsite. Artikel C10.1.3. gaat verder in op de toelaatbare functiewijzigingen van bestaande bebouwing.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
259/269
Dossier 388
Vlacoro is van mening dat de bestemming parkgebied geen al te grote beperkingen oplegt met betrekking tot de plannen van de gemeente. Vlacoro verwijst tevens naar de bemerkingen van Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant inzake de bescherming van deze site (385h). 383b. Het golfterrein moet een versterkend natuurelement worden aan de rand van het Zoniënwoud. Vlacoro ondersteunt de aanduiding als golfterrein op deze locatie en verwijst verder naar haar standpunt 378a-c. 383c. Vlacoro merkt op dat het hier gaat om een aanduiding in overdruk. De militaire activiteiten worden gefaciliteerd in het gebied. Vlacoro brengt de zone langsheen de Duisburgsesteenweg onder de aandacht van de ontwerper voor eventuele schrapping als gebied met overdruk militaire activiteit. 383d. Vlacoro stelt voor om de gevraagde aanpassing van de juridische context door te voeren. 383e. Vlacoro kan deze aanvulling bijtreden en legt ze voor aan de ontwerper. 383f,g. Vlacoro brengt deze opmerkingen inzake verdere verduidelijking onder de aandacht van de ontwerper. 384. Sterrebeek 2000 vzw [B78]
a. Ze ondersteunen de uitbreiding van de recreatiezone van de voormalige renbaan om een 18 holes golfterrein mogelijk te maken. Ze gaan akkoord met de huidige afbakeningslijn, die weliswaar niet overeenstemt met de plannen van het Sterea-project maar van het omliggende landbouwgebied een meer aaneengesloten gebied maakt. Om tegemoet te komen aan de eigenaars van het project, die argumenteerden dat de nieuwe afbakeningslijn door de aanwezigheid van twee kleine bosjes een hypotheek legt op de realisatie van het golfterrein, kan overwogen worden om de afbakeningslijn door te trekken zoals in het bezwaarschrift in het blauw is voorgesteld. b. De afbakening, voorgesteld in het RUP, mag geen obstakel zijn om een noord-zuid wandel- en fietsverbinding te realiseren doorheen het golfterrein en aansluitend naar de Museumlaan. Een dergelijke verbinding moet bovendien het bestaan van een buurtweg uit 1934 bevestigen. De contouren van de planbaten moeten in overeenstemming worden gebracht met de voorgestelde afbakening. c. Het is spijtig dat een nieuwe recreatiezone (C10.7) moet worden aangesneden naast een bestaand recreatiegebied van de voormalige renbaan. Het was beter indien men de voorziene recreatieve functies (o.a. voetbalveld) combineerde binnen het golfproject. d. Ze hebben bezwaar tegen de afbakening van het woongebied onder C10.8. Het meest oostelijk deel van dit woongebied past landschappelijk niet tussen het noordelijker gelegen agrarisch gebied en het recreatiegebied. Ze kunnen hoogstens akkoord gaan met een modernisering van de bestaande oude woningen. Eventueel kunnen deze woningen als zonevreemde woningen opgenomen worden in het recreatiegebied. Ze pleiten ervoor om de volledige woonzone voor te behouden voor functies, verbonden aan het recreatieve karakter van de site en niet om individuele woningen of appartementen te realiseren. In die context kan het woongebied wellicht beter geïntegreerd worden in het recreatiegebied C10.4 met bijzondere bepalingen voor de erin voorziene gebouwen. De drempels in artikel C10.8.6 en 7 voor sociale of bescheiden woningbouw is te hoog. Sociale of bescheiden woningbouw wordt pas verplicht vanaf ten minste tien loten, tien woongelegenheden of 50 appartementen. Ze vrezen dat het woongebied afzonderlijk wordt ontsloten vooraleer het totaalproject rond het golfterrein wordt gerealiseerd. Ze vragen daarom om in de voorschriften duidelijk te maken dat het moet gaan om een totaalproject, waarbij het woongebied een complementaire nevenactiviteit wordt van het golfgebied. Er moet ingeschreven worden dat er een inrichtingsplan moet worden opgemaakt voor het totale gebied (C10.4, 6 en 8) met duidelijke omschrijving van de verschillende deelbestemmingen (o.a. hotel, congrescentrum, zorgcentrum). Er kan geen vergunning gegeven worden voor een niet-golfgebonden onderdeel alvorens de hoofdactiviteit golf is verwezenlijkt. e. Het bedrijventerrein voor bestaand regionaal bedrijf (art. C10.9) is bestemd voor het behoud en uitbreiding van de huidige bestaande regionale bedrijfsactiviteit (privaat researchcentrum) aan de Fokkersdreef 21 te Sterrebeek-Zaventem. Er zijn geen overige of nevenactiviteiten toegelaten.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
260/269
Dossier 388
Na de eventuele stopzetting van de huidige activiteiten, moet het ook mogelijk om het gebouw te herbestemmen voor zachtere functies, o.a. in de verzorgingssector. Volgens de toelichting zijn in het gebied windturbines toegelaten. Dit is verwonderlijk aangezien voor het aangrenzend gebied onder artikel C10.6.5 dit niet wordt toegelaten omwille van de hoogtebeperkingen rond de luchthaven. 384a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 378a-c. Vlacoro ondersteunt deze vraag om in het golfproject van Sterrebeek zoveel mogelijk de relaties met het langzaam verkeer te ondersteunen. 384c. Vlacoro neemt akte van deze bemerking maar stelt geen verdere wijziging voor aan het ontwerp RUP. 384d.Vlacoro kan dit bezwaar niet ondersteunen. Ze verwijst naar artikel C.10.8.5 met betrekking tot de inrichtingsstudie en artikel C.10.8.6 inzake bepalingen m.b.t. het sociaal woonaanbod. 384e. Vlacoro vraagt de ontwerper na te gaan in hoeverre windturbines in dit gebied mogelijk zijn in het kader van de omzendbrief betreffende het afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines (EME/2006/01-RO/2006/02)– voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Vlacoro vraagt de ontwerper de verordenende voorschriften consequent af te stemmen op deze omzendbrief. 385. Bezwaarindieners [B186]
a. Bezwaarindieners zijn eigenaar van een terrein in Wezembeek-Oppem (grensstraat, 239D en 215K) met bestemming woonpark en dus bebouwbaar. Het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse (1977) voorzag de klassering van deze percelen tot groengebied. De motivering steunde op het feit dat spoorwegprojecten in het gebied (bebost) ter hoogte van de grensstraat werden afgeschaft. Het perceel van de bezwaarindieners was niet bebouwd en vervoegde zich met het te creëren groengebied als een logisch verlengstuk. Dit bebost geheel onderscheidt zich op de luchtfoto die bezwaarindieners meegeven en valt parallel met de grensstraat en het museum van Afrika. Deze klassering in groengebied werd in 1983 vernietigd door de Raad van State. Het arrest plaatste de percelen terug in bebouwbaar gebied en voorzag geen overgangsmaatregelen. Dit werd bevestigd door de gewestelijke administratie in 1984 die melding maakt van de mogelijkheid tot geïsoleerde en residentiële bebouwing. In 1998 beslist de Vlaamse Regering tot aanname van een plan dat de gebieden van het door de Raad van State vernietigde gewestplan ‘herstelt’ en de bezwaarindieners hun percelen onderbracht in groengebied. De motivering van deze klassering in groengebied is gesteund op het bestaande verband tussen de percelen van bezwaarindieners en de naburige percelen geklasseerd in groengebied dat samen een groene eilandengroep vormt. Het ontwerp RUP zet alle groengebieden ter hoogte van de Limietstraat om in bebouwbare zones, maar laat het perceel van bezwaarindieners in groenzone. Hiertegen wordt bezwaar geformuleerd. b. Het ontwerp RUP hecht veel belang aan het concept ‘netwerk’, dat een geheel moet creëren (toelichtingsnota pag. 30). De perceptie van de zone rond het museum van Tervuren maakt voorwerp uit van een specifieke waardering (pag. 287 toelichtingsnota): ‘Het met elkaar in verbinding stellen van een aantal kleinere en grotere ingesloten open ruimtegebieden moet gestalte geven aan een gediversifieerd netwerk eventueel in de vorm van een parklandschap. Zo kunnen open ruimteverbindingen worden gemaakt naar de oostelijk gelegen bosgordel van Sterrebeekbos en Bertembos en naar het zuidelijk gelegen park van Tervuren en het Zoniënwoud’. De hele zone voorbehouden voor spoorwegen ter hoogte van de Grensstraat wordt voorzien als gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen. Deze zone is bebouwbaar. De eisen van ecologische aard betreffen enkel het aspect van de parkzone en ontsluitingen (groene elementen). De bebouwingsdichtheid is niet beperkt. c. Het perceel van bezwaarindieners ligt in het onbebouwde terrein van de Grensstraat. Dit is niet het gevolg van een bijzonder kenmerk van het terrein maar een eenvoudige samenloop van omstandigheden: geen nood aan de oprichting van een aanvullende woning, noch de behoefte dit terrein te verkopen. Ze wilden dit terrein in deze staat behouden voor de oprichting van een woning voor hun kinderen. De inschrijving van het onroerend goed in groengebied in 1998 was gemotiveerd door de aanwezigheid van de beboste zone die werd voorbehouden voor spoorwegprojecten. De nabijheid van deze percelen creëert een bebost groen geheel dat aanspoort tot ontwikkeling van fauna.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
261/269
Dossier 388
d. Er is een radicale verandering in de stedenbouwpolitiek: om de omgeving van het Museum beter te exploiteren is de beboste zone die voorbehouden was voor spoorwegen volledig bebouwbaar gemaakt. Zo verdwijnt het motief (de creatie van een groen open ruimte netwerk) dat het perceel van bezwaarindieners in groengebied onderbrengt volledig. Het plan zet deze beboste zone om in bouwzone met parkaspect. Een coherente behandeling houdt een integratie in van het perceel van bezwaarindieners en de wijziging van de bestemming om in ‘woonpark’, zoals de rest van de straat. Deze behandeling komt tegemoet aan het doel van het plan dat bestaat in het behouden van harmonie van de zone die dialogeert met het Museum (villas en landhuizen met koloniale stempel). Het ontwerp laat het perceel van bezwaarindieners als een bebost en alleenstaand eiland dat weinig harmonieus is met een zone gekenmerkt door gebouwen in een groene omgeving. Dit leidt tot een gebrek aan coherentie en esthetische waarde. Omwille van het verdwijnen van de verantwoording van groenzone en stedenbouwkundige en landschappelijke coherentie verzoeken bezwaarindieners de integratie van hun perceel in het ontwerp RUP en de behandeling ervan zoals de andere percelen van de (bebouwbare) zone door inschrijving in een ‘woonpark’. 385. Vlacoro stelt vast dat de percelen van bezwaarindieners grenzen aan het park van Tervuren (art. C.10.1) en niet zijn opgenomen in het ontwerp RUP. Vlacoro ondersteunt dit omdat ze geen deel uitmaken van dit parkgebied. Verder merkt Vlacoro op dat voor de opname van nieuwe percelen in het plangebied, een nieuwe procedure, met een nieuw openbaar onderzoek, moet worden opgestart. Vlacoro ondersteunt aldus niet het gestelde bezwaar. 386. Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud vzw [B120]
a. Het gebied Vurenveld C10. 87 bestaat uit akkers met verspreide bebouwing. Er zijn actueel, op een holle weg na, geen bijzondere natuurwaarden aanwezig. Het gebied is aangeduid als randstedelijk open ruimtegebied met nadruk op stedelijke landbouw. Er wordt geen reden gegeven waarom op dit gebied een overdruk natuurverweving gelegd is. Gezien de vastgelegde oppervlakte die in Vlaanderen voorzien is voor natuurverwevingsgebied, wordt deze overdruk best enkel gebruikt in gebieden waar het ook een meerwaarde heeft. Ze stellen voor om de aanduiding te wijzigen in bouwvrij agrarisch gebied. b. In Perkbos krijgt de zone ten noorden van de golf van Sterrebeek de bestemming agrarisch gebied met overdruk natuurverweving. Hiervoor wordt geen reden gegeven. Het gebied bestaat uit akkers met verspreide maneges/paardenhouderijen en een bedrijfsgebouw. Enkel een verboste zone langs de Oudergemseweg heeft actueel enige natuurwaarde. De helft van die zone wordt herbestemd naar recreatiegebied. Omdat er geen natuurdoelen geformuleerd zijn, heeft een overdruk natuurverweving hier geen betekenis. Gezien de vastgelegde oppervlakte die in Vlaanderen voorzien is voor natuurverwevingsgebied, wordt deze overdruk best enkel gebruikt in gebieden waar het ook een meerwaarde heeft. 386a,b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 12b. Ze vraagt de ontwerper verder te verduidelijken waarom hier geopteerd werd voor natuurverweving. 387. Viviaqua [B8]
In het kader van het project B209232 Zaventem: gecombineerd dossier met AWV-project ‘Herinrichten Mechelsesteenweg, Doortocht Sterrebeek’ en met Aquafinproject 21.552A ‘Sanering Kleine Maalbeek deel A’ vraagt Vivaqua het geplande bufferbekken (gelegen in Sterrebeek Steenput, 4e afdeling sectie C perceel e 348 en deel 249) op te nemen in het VSGB. Dit bufferbekken is noodzakelijk om de geplande nieuw aan te leggen riolering in de Mechelsesteenweg te ontlasten. Het kruispunt Mechelsesteenweg en Perkstraat vormt namelijk een probleemzone met geregelde wateroverlast door de grote debieten die worden aangevoerd door de Kleine Maalbeek en de grote moerriool. In het TRP van Zaventem werd een zone voor de aanleg van een bufferbekken opgenomen. Het bufferbekken is ontworpen zodanig dat de Kleine Maalbeek in open loop doorheen het bekken wordt geleid. Het bezwaarschrift gaat verder in op de kenmerken van dit bufferbekken. Er werd een studie uitgevoerd naar de geschikte locatie, rekening houdend met de landschappelijke integratie. Over dit bekken werd overleg gepleegd met onder meer de provincie. Ze ontvingen een positief advies van ANB. 387. Vlacoro vraagt de ontwerper dit bezwaar en deze vraag tot opname van het geplande bufferbekken in het VSGB grondig te bestuderen en dit zo nodig op te nemen in het RUP.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
262/269
Dossier 388
388. Gemeenteraad Wezembeek-Oppem [A2]
a. De gemeenteraad is tegen de herbestemming van het Hondsperreveld van agrarisch gebied naar BAG (art. C6.2). Ze stelt een herbestemming naar gemengd open ruimtegebied (GO) met nadruk op agrarisch landschapspark voor. De gemeenteraad oordeelt dat dit enge stedenbouwkundige voorschrift (uitsluitend landbouw) niet strookt met de voorgestelde ontwikkelingen in het eindrapport van het VSGB (14/11/2008) en met het richtinggevend gedeelte van het goedgekeurde gemeentelijk RSP. Gelet op beide rapporten en overwegende dat het Hondsperreveld een homogene open ruimte is (grootschalige akkers) die een matige landbouwkundige waarde heeft, pleiten ze voor herbestemming van het gebied naar GO. Deze bestemming is niet in strijd met de bestaande landbouwactiviteit en laat ruimte voor een andere toekomstige ontwikkeling (sociaal, educatief, recreatief) zonder het bouwvrije en open karakter van het gebied aan te tasten. Het GO zorgt voor een gediversifieerd gebruik van de open ruimte voor de inwoners van de gemeente. Het overblijvende open ruimtegebied in de gemeente (Vurenveld) blijft immers ook bestemd voor beroepslandbouw. Hondsperreveld sluit aan op het GO Ter Meeren, waardoor het verbindend karakter met de omliggende open ruimtegebieden wordt versterkt. Hoewel bij GO Ter Meeren de nadruk ligt op recreatieve bos- en parkontwikkeling, kan bij GO Hondsperreveld de nadruk liggen op agrarisch landschapspark. Dit versterkt het karakter van het gebied en zorgt voor een overgang tussen het agrarische en natuurlijke karakter van het Vurenveld en het boskarakter van Ter Meeren. b. De gemeenteraad vraagt om de VCRO bepalingen aangaande zonevreemde woningen integraal over te nemen in de stedenbouwkundige voorschriften (art. C10.6). In het Vurenveld – aangeduid als AG met overdruk natuurverweving werden verschillende zonevreemde woningen opgericht. Het behoud van deze woningen wordt niet expliciet vermeld. Wel wordt in art. C10.6.3 verwezen naar bepalingen met betrekking tot wonen. De toelichtingsnota (niet-normatief) vermeldt dat de VCRO bepalingen van toepassing zijn. Het is denkbaar dat de VCRO in de toekomst wordt opgeheven en vervangen. Het is niet duidelijk of de rechtszekerheid van de zonevreemde woningen dan gegarandeerd is. c. De gemeenteraad is tegen de herbestemming van agrarisch gebied naar recreatiegebied (golfproject Sterrebeek) voor wat betreft de percelen tussen het woonpark Grensstraat en het fietspad ParkstraatMuseumlaan. Ze vraagt een herbestemming naar agrarisch gebied met overdruk natuurverweving. d. Voor het gebied voor recreatie G 10.4 rond de renbaan van Sterrebeek werd een herconfiguratie doorgevoerd ten opzichte van het voorontwerp. Het recreatiegebied grenst in het ontwerp RUP aan het woonpark langs de Grensstraat. In het voorontwerp werd een gedeelte van dit gebied nog ingekleurd als agrarisch gebied met overdruk natuurverweving en werd een lob ten zuidoosten van de renbaan ingekleurd als recreatiegebied. Volgens de toelichtingsnota is deze herconfiguratie gebaseerd op de resultaten van de plenaire vergadering. In het verslag van de vergadering wordt vermeld dat de provincie opmerkt dat ‘het golfproject Sterrebeek compacter moet en met meer behoud van de eigenheid van het gebied’. Gelet op de grootte van het recreatiegebied is een herconfiguratie tot tegen het woonpark niet noodzakelijk. Dit bemoeilijkt de verbinding tussen de twee agrarische gebieden. Het met elkaar in verbinding stellen van open ruimtegebieden is net de visie van het RUP. e. De ontwikkeling van de oude spoorwegbedding mag niet gehypothekeerd worden door het ontwerp RUP. Het bestaande fijnmazig netwerk van fiets- en voetpaden moet behouden en versterkt worden. De herbestemming van bufferzone naar zone voor gemeenschapsvoorzieningen is in overeenstemming met de ontwikkelingen. Een deel van de oude trambedding wordt niet herbestemd (deel tussen Elizabethlaan en Verbomenlaan) en blijft behouden als agrarisch gebied. Een ander deel (tussen Hubert Verbomenstraat en Oudergemseweg) is aangeduid als agrarisch gebied met overdruk natuurverweving. Dit is aanvaardbaar indien de verbinding tussen de terminus van tram 44 (Leuvensesteenweg) en tram 39 (Ban-Eik) niet wordt gehypothekeerd. Het Vurenveld en omgeving hebben een netwerk van holle wegen en zandwegen, die een belangrijke functie hebben voor het behouden en creëren van een natuurlijke habitat. Het ecologisch belang van deze paden maakt onmiskenbaar deel uit van de identiteit van het gebied. Daarnaast vormen deze wegen een fijnmazig netwerk voor zachte recreatie omdat het gebied gemakkelijk toegankelijk is. Dit netwerk vormt een verbinding tussen het Vurenveld en de omliggende open ruimtegebieden. Het versterken van dit netwerk, bv. door het aanleggen van de oude trambedding als wandelpad, is essentieel om een geïntegreerd open ruimtegebied-beleid (in het kader van een landinrichtingsproject) te voeren.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
263/269
Dossier 388
388a. Vlacoro ondersteunt dit bezwaar niet. Het ontwerp RUP opteert voor Hondsperreveld voor een randstedelijk open ruimtegebied met de nadruk op integratie en verbreding van de landbouw, waarbij gestreefd wordt naar een bouwvrij karakter. 388b. Vlacoro verwijst naar de huidige regelgeving inzake zonevreemde woningen in de VCRO, die sowieso van kracht is in dit gebied. Een specifieke opname van deze bepalingen in de stedenbouwkundige voorschriften voor het art. C10.6.3 is aldus niet nodig. 388c. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om dit verder te onderzoeken en verwijst verder naar haar standpunt 378a-c. 388d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 378a-c. 388e. De toelichtingsnota stelt: ‘Het huidig eindpunt van tram 44 wordt verder uitgebouwd tot openbaar vervoersknooppunt. De mogelijkheid bestaat om tram 39 vanaf Ban-Eik naar de terminus van 44 door te trekken’. Vlacoro erkent het belang van dit netwerk van paden en trage wegen. Vlacoro verwijst naar de betreffende sectorale regelgeving terzake (cf. standpunt 9a). Ze vraagt aan de ontwerper na te gaan in hoeverre eventueel nog een verdere toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften noodzakelijk is om deze mogelijke verbinding planologisch niet te hypothekeren. 389. Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant [A14]
a. In Vilvoorde en Machelen vallen verschillende items van de IBE in de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. De bestemming maakt deze items kwetsbaar. Ze vraagt dat de vrijwaring van de erfgoedwaarden in de voorschriften wordt opgenomen. b. Om de erfgoedwaarden van het beschermde monument ‘Hof te Kleinenberg’ in het beschermde dorpsgezicht ‘Hof te Kleinenberg en omgeving’ te behouden stellen ze voor het hele gebied op te nemen als CH-zone. Dat geldt ook voor het deel dat nu in de bestemmingscategorie ‘recreatie’ valt. De omvorming van het traditionele landschap naar een park is niet verantwoord in functie van de erfgoedwaarden. c. Tussen de Lenneke Marelaan, Annecylaan en Kapellelaan ligt een ‘bouwvrij agrarisch gebied’. Hiermee wordt de context gevrijwaard van het Klooster van de Visitatie (1928-1930) dat gelegen is op de grens tussen Sint-Stevens-Woluwe en Kraainem. Het gaat om de enige realisatie van de internationaal vermaarde Dom Paul Bellot in ons land. Daarom wil Ruimte en Erfgoed de uitbreidingsmogelijkheden van het gebouw ten noordwesten van het klooster beperkt zien. d. Het als landschap en monument beschermde ‘Kasteeldomein ter Meeren’ in Sterrebeek ligt net buiten het plangebied. Er zijn belangrijke ontwikkelingen om het kasteeldomein in ere te herstellen, waarbij onder meer gezocht wordt naar een geschikte locatie voor het parkeren. Een beperkte parking aan de rand van het ‘GO’ ten westen van het domein kan dit probleem oplossen. Ruimte en Erfgoed vraagt uitdrukkelijk om de mogelijkheid van een parking in de voorschriften te behouden. e. De ontwikkelingen rond de voormalige Renbaan van Sterrebeek zijn ongelukkig. Zo wordt de versnippering van het agrarisch gebied versterkt door het ‘Gebied voor golfterrein’ ver te laten uitdijen. De zuidelijke uitloper moet agrarisch gebied blijven. Het ‘Recreatiegebied voor paardensport’ kan voorzien worden bij de gebouwen van de voormalige renbaan. De omzetting van deze gebouwen naar ‘wonen’ is niet de beste keuze omdat minstens een groot deel in de bestemmingscategorie ‘recreatie’ kan behouden blijven, hetzij als ‘Gebied voor golfterrein’, hetzij als ‘Recreatiegebied voor paardensport’. f. Artikel C10.2.9 geeft de mogelijkheid om activiteiten te ontwikkelen in het Park van Tervuren. Het beschermingsbesluit van 16 februari 1978 legt echter beperkingen op die in dit artikel niet worden opgenomen of naar verwezen wordt. Het is jammer en een gemiste kans dat voor dergelijke unieke kwaliteitsvolle monumenten en landschappen er niet wordt uitgegaan van de vrijwaring van de erfgoedwaarden daar waar er wel aandacht wordt besteed aan de parkfunctie, waterbeheersing … . g. De Royal Golf Club in Tervuren ligt binnen een beschermd landschap. In de bepalingen moet de erfgoedwaarde worden vermeld. Ruimte en Erfgoed vraagt de bepalingen te schrappen die strijdig zijn met de bescherming als landschap. h. Artikel C10.8 en verder voorziet de mogelijke bebouwing met woningen o.a. in de Koninklijke Moestuin. Het wijzigingsbesluit voor het beschermde monument en landschap werd opgemaakt om delen van dit gebied te bebouwen mits behoud en opwaardering van het erfgoed.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
264/269
Dossier 388
Het voorstel voorziet naast het gedeclasseerde gebied de andere zone eveneens te bebouwen. Dit is in tegenstrijd met het MB waarvan hier één deeltje: ‘(…) overwegende dat de intrinsieke erfgoedwaarde van de de percelen, gekend ten kadaster Tervuren, 2 afdeling, sectie C, perceelnummer 56A, 72B en 73A geschaad is door in het verleden uitgevoerde graafwerkzaamheden en reliëfaanpassingen, waardoor hier ook een beperkte opheffing van de bescherming overwogen kan worden mits deze gepaard gaat met een herwaardering van de resterende zone van de moestuin, en mits de bestaande ommuring van de vroegere Koninklijke moestuin behouden blijft’. Artikel C10.8.4 bespreekt het aantal bouwlagen. Hier wordt specifiek verwezen naar de Vlonderse Hoek-Leuvensesteenweg. Betreft dit hier enkel het gedeklasseerde gebied, dan akkoord. Indien dit over het volledig ingekleurde gebied gaat, dan zie opmerking hierboven. Ze vragen om het deel van de ‘Koninklijke Moestuin’ dat binnen de bescherming valt, aan te duiden als parkgebied. i. Ze vragen om de Panquinkazerne (gearceerd op plan) aan te duiden als CH-zone. De bijhorende voorschriften bieden een betere waarborg voor het behoud van de erfgoedwaarden. j. Minister Geert Bourgeois geeft in zijn beleidsnota prioriteit aan de herinventarisatie en de bescherming van waardevol onroerend erfgoed in de Vlaamse Rand. Ruimte en Erfgoed is van mening dat dit grootschalig planinitiatief deze doelstelling in zekere mate mee kan ondersteunen. 389a. Vlacoro ondersteunt deze bezorgdheid. Ook het plan-MER vraagt maximaal behoud en integratie van waardevolle en/of markante gebouwen. Vlacoro vraagt de ontwerper na te gaan in hoeverre dit voldoende vertaald is naar de stedenbouwkundige voorschriften en een eventuele aanvulling door te voeren. 389b. Vlacoro ondersteunt deze bezorgdheid en vraagt het ontwerp RUP als dusdanig aan te passen. 389c. Vlacoro kan zich vinden in dit verzoek en vraagt de ontwerper deze uitbreidingsbeperking op te nemen in artikel C6.1 (AG). 389d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 326d en 326e. 389e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 378a-c. 389f. Vlacoro vraagt de ontwerper dit beschermingsbesluit in rekening te brengen. 389g. Vlacoro ondersteunt deze bezorgdheid en vraagt de gevraagde wijziging te onderzoeken. Ze verwijst verder naar haar standpunt 378a-c. 389h. Vlacoro ondersteunt deze bemerking en vraagt om de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan in overeenstemming te brengen met de wijzigingsbesluiten van het beschermde monument (MB 05.06.2009) beschermd landschap (MB 10.06.2010) ‘Het Park van Tervuren’. De huidige stedenbouwkundige voorschriften zijn enkel te behouden voor de gedeklasseerde zone. 389i. Het ontwerp RUP streeft voor de Panquinkazerne naar compactheid met respect voor de erfgoedwaarden. Momenteel is er geen tijdsperspectief op het verdwijnen van de militaire activiteiten in de Panquinkazerne (Lempereurkazerne) te Tervuren. Daarom worden deze activiteiten gefaciliteerd in het gebied, aangeduid met de overdruk, maar wordt de logistieke roeping van het gebied eveneens verankerd in de onderliggende bestemming. Vlacoro vraagt om te onderzoeken in hoeverre de bescherming van de erfgoedwaarden voldoende zijn vertaald in de betreffende stedenbouwkundige voorschriften. 389j. Vlacoro neemt akte van deze opmerking en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. 390. Gemeenteraad Zaventem [A17]
a. Onderzoekcentrum voor de wegenbouw. De gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming, mits volgende opmerkingen: (1) de 2 bestaande woningen moeten uit ruimtelijk kwetsbaar gebied gehaald worden, om toepassing van bepalingen omtrent zonevreemde woningen van de VCRO te kunnen toepassen, (2) dit gebied is totaal ongeschikt voor het plaatsen van windturbines, (3) na stopzetting van de huidige activiteiten moet het mogelijk zijn het gebouw ook te bestemmen voor zachtere functies, zoals woningen of de verzorgingssector. De structuur van het gebouw en de ligging leent zich hiervoor.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
265/269
Dossier 388
b. Renbaan Sterrebeek. De gemeente is het eens met de voorgestelde herbestemming, mits in de voorschriften duidelijk vermeld staat dat het gaat om een totaalproject dat het golfproject en de complementaire nevenactiviteiten omvat, en waarvan de begrenzing aangeduid is op het plan. Voorafgaand aan vergunning voor een onderdeel van het totaalproject, moet een masterplan, inrichtingplan goedgekeurd worden dat minimaal aanduidingen geeft omtrent de inpassing in de omgeving, mobiliteitsproblematiek, dichtheid van woningen, waterbeheer, e.d. Er kan niet overgegaan worden tot vergunning, a fortiori verwezenlijking van een niet-golfgebonden onderdeel van het totaalproject alvorens de hoofdactiviteit is verwezenlijkt, of tenminste alvorens hieromtrent voldoende waarborgen bestaan. De afbakening van het golfterrein moet gewijzigd worden conform de afbakening van het Sterea-ontwerp. Dit betreft meer in het bijzonder de afbakening van het golfterrein aan de zuidzijde die niet in overeenstemming is met eerder aanvaarde terreininname. De bestaande voet- en buurtwegen zullen opgenomen worden in het totaal concept. De gemeente vraagt tevens het uitgespaarde perceel gelegen op het de Blicquiplein, in het gebied C, te integreren in het recreatiegebied. De contouren van de planbaten i.v.m. het golfterrein stemmen niet overeen met de afbakening van het ontwerp RUP. 390a.Vlacoro brengt deze bemerkingen onder de aandacht van de ontwerper. 390b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 378a-c.
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
266/269
Dossier 388
B.5 Besluit Vlacoro brengt over het ontwerp van gewestelijk RUP ‘Afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden‘ een voorwaardelijk gunstig advies uit voor het deelgebied ‘Zuidelijke Kanaalzone’, mits rekening wordt gehouden met de in dit advies geformuleerde voorwaarden. Specifiek legt Vlacoro de nadruk op volgende voorwaarden: 1° Vlacoro vraagt voor cluster A1 Verlengde Stallestraat een grondige aanpassing van de stedenbouwkundige voorschriften (art. A1.1.3) in functie van de eigenheid van de specifieke bedrijventerreinen en de optimale benutting van het gebied (cf. standpunt 23a). 2° Vlacoro stelt in cluster A2 wonen in Zuun-Negenmanneke voor om een deel van het voorziene woongebied te schrappen en aan te duiden als natuurgebied gezien het belang van de Vogelzangbeek (cf. standpunt 32b). 3° Vlacoro vraagt om cluster A3 Bergensesteenweg uit het ontwerp RUP te schrappen en de herstructurering van dit gebied in te vullen op gemeentelijk niveau (cf. standpunt 37a-k). 4° Vlacoro vraagt in cluster A4 voor het gebied voor wonen en park (art. A4.2) het behoud van de agrarische bestemming (cf. standpunt 59b). 5° Vlacoro vraagt voor de cluster A5-A6 in Drogenbos dat een duidelijk tracé wordt aangeduid voor de noordelijke ontsluiting in het kader van een antwoord op de mobiliteitsproblematiek voor de ruimere zone (cf. standpunt 68a). 6° Voor de Dorent-site blijken enkele vragen onvoldoende beantwoord onder meer inzake mobiliteit, ruimtelijke veiligheid en integraal waterbeleid. Vlacoro vraagt om deze verder te onderzoeken, en vervolgens het bedrijf een wel afgelijnde termijn te gunnen om te beslissen. Indien deze termijn zou verstrijken, lijkt het aangewezen om het terrein te bestemmen als ‘gemengd regionaal bedrijventerrein’, net zoals de omliggende terreinen (cf. standpunt 71a-f). 7° Het ontwerp RUP voorziet bijkomende woongebieden in cluster A7. Omwille van de aanwezigheid van de Zenne en van een niet onbelangrijk aandeel overstromingsgevoelige gronden, vraagt Vlacoro specifiek aandacht voor de impact van de bijkomende verhardingen (voor wonen en werken) op het watersysteem (cf. standpunt 80b). Vlacoro verwijst naar de vraag van de gemeente om geen nieuwe woningen te voorzien in de zone Laaklinde-Stationsstraat. 8° Met betrekking tot de ringweg in Lot vraagt Vlacoro dat in het ontwerp RUP een duidelijk tracé wordt aangeduid en dat er een antwoord wordt geformuleerd op de mobiliteitsproblematiek voor deze zone. De diverse alternatieven moeten opnieuw worden onderzocht binnen een ruimer kader, waarin ook het vrijwaren en het versterken van de woonomgeving van Buizingen en Sint-PietersLeeuw wordt bekeken. (cf. standpunt 107a-i). 9° Met betrekking tot de symbolische aanduiding van waterlopen vraagt Vlacoro een grondige aanpassing van de artikelen A0.1 en A0.2 (cf. standpunt 7c). Vlacoro brengt over het ontwerp van gewestelijk RUP ‘Afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden‘ een voorwaardelijk gunstig advies uit voor het deelgebied ‘Zellik- Groot-Bijgaarden’, mits rekening wordt gehouden met de in dit advies geformuleerde voorwaarden. Specifiek legt Vlacoro de nadruk op volgende voorwaarden: 1° Voor het gemengd regionaal bedrijventerrein Groot-Bijgaarden-West in cluster B1-B3 bemoeilijkt de beperkte oppervlakte van het terrein een economisch rendabele oplossing. Vlacoro adviseert daarom om te onderzoeken in hoeverre de breedte van de voorziene buffer in overdruk (in het westen van het gebied) kan beperkt worden. Vlacoro vraagt verder de haalbaarheid en de economische return van deze uitbreiding te onderzoeken. Indien toch geopteerd wordt voor GRB, is een minimale voorwaarde om ook in het noorden van het bedrijventerrein een strook natuurgebied in combinatie met een buffer in overdruk aan te duiden (cf. standpunt 134d).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
267/269
Dossier 388
2° Vlacoro wijst op de vele vragen bij de sterke (en te snelle) woonuitbreiding in de kern van Zellik. Vlacoro vraagt voor woonzone A het maximaal behoud van de groene ruimte. Voor woonzones B en C vraagt Vlacoro te onderzoeken in hoeverre de gebieden kunnen aangeduid worden als woonreservegebied (cf. standpunten 157a,b,c,d). 3° Vlacoro ondersteunt voor de Thaborberg in Dilbeek de bestemming natuur (art. B6.2) ter bescherming van de ruimtelijke eenheid van het natuurgebied. Vlacoro vraagt om in de stedenbouwkundige voorschriften de mogelijkheid in te voeren om via een gemeentelijk initiatief rechtszekerheid te verschaffen voor de woningen die vallen binnen verkavelingsakkoord ‘De Bergen’ (cf. standpunt 182a). 4° Vlacoro vraagt de bestemming wonen in de omgeving van het Ronkelhof (art. B9.1) te vervangen door een gemengde open ruimtebestemming ter vrijwaring van de hoge erfgoedwaarde (cf. standpunt 225c,d,e,f). 5° Met betrekking tot de symbolische aanduiding van waterlopen vraagt Vlacoro een grondige aanpassing van de artikelen B0.1, B0.2 (cf. standpunt 7c). Vlacoro brengt over het ontwerp van gewestelijk RUP ‘Afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden’ een voorwaardelijk gunstig advies uit voor het deelgebied ‘het Zaventemse’, mits rekening wordt gehouden met de in dit advies geformuleerde voorwaarden. Specifiek legt Vlacoro de nadruk op volgende voorwaarden: 1° Vlacoro dringt aan op een beperkter programma voor cluster C1 Parking C, gericht op een gemengde ontwikkeling. Vlacoro vraagt de woonomgeving rond Treft uit het gebied te laten of een specifieke woonbestemming te geven (cf. standpunten 251 en 254b). 2° Voor cluster C3 reconversiegebied Vilvoorde-Machelen ondersteunt Vlacoro de visie om de zone (art. C3.2) te ontwikkelen voor gemengde activiteiten mits rekening gehouden wordt met volgende voorwaarden voor een meer evenwichtig programma: a. Vlacoro ondersteunt de uitgangspunten van het VSGB die stellen dat sterk mobiliteitsgenererende activiteiten moeten worden vermeden en nieuwe ontwikkelingen worden geconcentreerd bij openbare vervoersassen (cf. standpunt 1f). Omwille van de ontsluitingsproblematiek stelt het plan-MER ernstige vragen bij het huidige ontwikkelingsperspectief voor deze zone. De uitbouw van een hoogwaardig openbaar vervoer is een noodzakelijke voorwaarde. Vlacoro vraagt harde financiële garanties voor de noodzakelijke flankerende maatregelen, onder meer wat betreft de noodzakelijke investeringen in het openbaar vervoer en bereikbaarheidsinfrastructuur en de tijdige uitvoering er van. b. Vlacoro erkent dat een eventuele realisatie van het Uplace project zou betekenen dat - samen met de bestaande activiteiten - een groot aandeel van de voorziene oppervlakte wordt ingenomen. Vlacoro benadrukt dat dit een kwaliteitsvolle (en rendabele) invulling van de hele zone (art. C3.2) zou hypothekeren. Daarom dringt Vlacoro er op aan dat in de stedenbouwkundige voorschriften voldoende garanties worden ingebouwd voor een gemengde en kwaliteitsvolle ruimtelijke ontwikkeling van de hele zone (art. C.3.2). c. Bij de ontwikkeling van deze zone moet volwaardig aandacht gaan naar de visie ten aanzien van de Kerklaan als structurerende oost-west as en de ontwikkeling van het strategisch gebied rond de Kerklaan. d. De ontwikkeling van gemengde activiteiten in deze zone moet complementair zijn aan het bestaande winkelaanbod in de handelskernen. Vlacoro dringt er op aan dat de complementariteit van het handelsaanbod wordt doorvertaald naar de stedenbouwkundige voorschriften (o.a. oppervlaktebepalingen). e. Vlacoro dringt ten slotte aan op overleg en afstemming met de betrokken partners en specifiek met de gemeente Vilvoorde en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (cf. standpunt 282c-m).
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
268/269
Dossier 388
3° Voor cluster C3 ondersteunt Vlacoro de vraag om langsheen de Schaarbeeklei aan beide zijden gelijkaardige activiteiten mogelijk te maken, zoals voorzien in het Masterplan Vilvoorde-Machelen. Vlacoro stelt voor om voor het oostelijk deel (ten zuiden van de Broekstraat) de voorziene bestemming te veranderen van ‘gemengde activiteit’ naar ‘gemengde regionaal bedrijventerrein’ en om logistieke activiteiten toe te laten ten zuiden van de Broekstraat (cf. standpunten 282a en 282b). 4° Vlacoro vraagt aan de Vlaamse Regering om een duidelijk standpunt in te nemen over de militaire luchthaven, in de lijn met de langetermijnperspectieven van het Ministerie van Defensie (cf. standpunt 312). 5° In cluster C7 heeft het plan-MER de zuidelijke ontsluitingsweg van de luchthaven niet weerhouden als alternatief. Het plan-MER baseert zich hiervoor op diverse ruimtelijke en milieutechnische gronden (o.a. de doorsnijding van het bedrijventerrein Weiveld, de aanwezigheid van een waardevol open ruimtegebied Groot en Klein Hofveld en Runderenberg, en de problematische aansluiting op de E40). In het START-initiatief wordt verder onderzoek verricht naar een alternatieve zuidelijke ontsluiting en de eraan gerelateerde functies. Latere beslissingen over het luchthavengebied kunnen in de toekomst de bestemmingen in deze cluster eventueel wijzigen (standpunt 353h). 6° Het plan-MER heeft de alternatieve bedrijventerreinen Runderenberg en Nossegemdelle-Noord niet weerhouden. Vlacoro ondersteunt deze visie en verwijst onder meer naar haar bovenstaand standpunt. Niettemin brengt Vlacoro onder de aandacht van de Vlaamse Regering dat er sterk tegenstrijdige meningen over dit gebied zijn onder meer bezwaarschriften en adviezen A15, A17, B78, B159, B169, B205, B210 (cf. onder meer standpunten 356a,b, 358a-f, 359, 360a). 7° Vlacoro dringt aan op aanvulling van de stedenbouwkundige voorschriften met het oog op het verzekeren van de luchtverkeersveiligheid (o.a. standpunt 317a). 8° Voor cluster C9 heeft het BOD 'Vlaamse Leemstreek' bepaalt dat de locatie ‘de Mardellen’ kan vertaald worden naar een ruimtelijk uitvoeringsplan, binnen het kader van een globale ruimtelijke afweging van alle functies. Vlacoro vraagt om dit gebied te bestemmen als ontginningsgebied. Als nabestemming pleit ze voor de open ruimte bestemmingen zoals voorzien in voorliggend ontwerp RUP. De Vlaamse Regering maakte hierin terecht de keuze om de waardevolle open ruimte in de Vlaamse Rand prioritair te beschermen (standpunt 363a-f). 9° Vlacoro adviseert met betrekking tot het Sterea-project te Sterrebeek om terug te keren naar het oorspronkelijke voorstel dat door de drie belangrijke actoren op het terrein positief werd onderschreven (cf. standpunt 378a-c). 10° Met betrekking tot de symbolische aanduiding van waterlopen vraagt Vlacoro een grondige aanpassing van de artikelen C0.1 en C0.2 (cf. standpunt 7c). Verleend te Brussel op 7 juli 2011
Bea Kayaerts,
Annita Stevens,
secretaris
ondervoorzitter
Vlacoro 7 juli 2011 - advies RUP afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel
269/269