Advies produktiebesturing en produktiebeheersing
D S]ZR
SociaslEconomische Read
Sociaal-Economische Raad
De Sociaal-Economische Raad fSER) is in 1950 ingesteld bij de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Wet BO). Hij is representatief samengesteld uit vertegenwoordigers van ondernemers, en van werknemers en uit onafhankelijke deskundigen. De SER is op grond van de Wet BO belast met bestuuHijke en toezichthoudende taken met betrekking tot de publiekrechtelijke bediijfsorganisaties (produktschappen en bedrijfschappenj. Tot de taken van de SER behoren verder: de regering adviseren over sociale en economische vraagstukken, richting geven aan (nieuwej ontwikkelingen in het bedrijfsleven (bijv. beleidsondertiouwend onderzoek, fusiecode) en uitvoering geven aan bepaalde wetten (zoals de Wet Assurantiebemiddeling. de Vestigingswet Bedrijven en de Wet op de Ondernemingsraden). De SER wordt bij de uitvoering van zijn functies bijgestaan door vaste en tijdelijke commissies, waarvan sommige onder bepaalde voorwaarden ook zelfstandig werkzaam zijn. De belangrijkste adviezen die de SER uitbrengt, warden in boekvorm uitgegeven. Zij zijn tegen kostprijs verkrijgbaar. Een overzicht van recente publikaties wordt op aanvraag gratis toegezonden. Het maandelijkse SER-Bulletin geeft uitgebreid nieuws en informatie over de SER.
Dienst In- en Externe Betrekkingen Sociaal-Economische Raad Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag
produktiebeheersing
Advies inzake kennisverspreiding met betrekking tot produktiebesturing en produktiebeheersing Uitgebracht aan de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken, de heer P.H. van Zeil Publikatie nr. 24 - 15 november 1985
SER
SociaalEconomische Raad
ISBN 90-6587-214-0 2
Inhoudsopgave
1.
Inteiding
2.
Taakstelling en begripsomschrijving
3.
3.2.5
Activiteiten met betrekking tot kennisverspreiding ten aanzien van pbb 8 Algemeen 8 Kennisverspreiding met betrel
4.
Beoordeling en aanbeveling
3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4
5 6
12
Bijiagen 1. Samenstelling van werkgroep en commissie 2. Inventarisatie kennisverspreiding pbb
1. Inleiding
Centraal in dit advies staat de kennisverspreiding met betrekking tot de produktiebesturing en produktiebeheersing (pbb). Het beiang van pbb is gelegen in de mogelijkheden die zij biedt een produktieproces efficienter te doen verlopen — kostprijsverlaging en kwaiiteitsverbetering — en daarmee de concurrentiepositie te versterken en werkgelegenheid te bevorderen. De kennisverspreiding heeft betrekking op de wijze waarop met name het midden- en kleinbedrijf door voorlichtings- en adviesinstanties en door brancheorganisaties op de hoogte wordt gebracht van de potentiele mogelijkheden die pbb voor deze categohe bedrijven biedt, De problematiek rond het onderwerp kennisverspreiding is binnen SER-verband voor het eerst aan de orde gesteld door de Commissie Innovatie, die de Werkgroep Kennisverspreiding belastte met de nadere uitwerking. Bij de integratie van de werkzaamheden van de Commissie Innovatie in de Commissie Economisch Structuurbeleid (ESB) 1) is het ondenwerp kennisverspreiding onderdeel geworden van het werkprogramma van de Commissie ESB. De Raad heeft dit advies vastgesteld in zijn openbare vergadering van 15 november 1985. Het verslag van deze vergadering is verkrijgbaar bij het secretariaat van de Raad. Dit advies is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de taakstelling weergegeven en worden de gebruikte begrippen omschreven. Hoofdstuk 3 bevat een weergave van activiteiten die op het onderzochte terrein plaatsvinden. In hoofdstuk 4 worden de conclusies en aanbevelingen weergegeven.
1) Voor de samenstelling van werkgroep en commissie zie bijiage 1.
2. Taakstelling en begripsomschrijving
2) Een overzicht van ontwikkelingen en mogelijkheden van tiet gebruik van computers in de produktie wordt gegeven in: J.M. Dekkers en G. Slagmolen, Flexibele automatisering: kansen op beter werK COB/SER, Den Haag. 1984.
Het onderwerp van dit advies is het proces van kennisverspreiding zoals dat plaatsvindt via de bestaande voorlichtingsen adviesstructuur naar met name het kleine en middelgrote industriele bedrijf. Gezien de veelomvattendheid van het vraagstuk van kennisverspreiding is het gebied ingeperkt tot kennisverspreiding met betrekking tot produktiebesturing en produktiebeheersiiig. De keuze voor produktiebesturing en -beheersing (pbb) werd ingegeven door, zoals reeds in de inleiding vermeld, het belang dat goed georganiseerde pbb voor een bedrijf heeft, met name ten aanzien van kostenbesparing en -bewaking en kwaliteitsverbetering van produktieproces en eindprodukt en door het feit dat dit onderdeel van de bedrijfsvoering ten gevolge van de ontwikkelingen op het gebied van elektronica en informatica sterk aan veranderingen ohderhevig is 2). Daarnaast is een belangrijk aspect bij deze keuze geweest dat er aanwijzingen zijn dat bij ondernemers in het midden- en kleinbedrijf een gebrek aan kennis zou bestaan met betrekking tot de nieuwe ontwikkelingen op dit gebied en de mogelijkheden die deze ontwikkelingen voor hun bedrijf kunnen bieden. Dit gebrek aan kennis vioeit voort uit verschillende omstandigheden. Enerzijds worden kleine en middelgrote ondernemingen veelal geleid door een generatie ondernemers die in hun opieiding niet of nauwelijks hebben kunnen kennismaken met de ontwikkelingen op het informaticagebied. Daarnaast is er de omstandigheid dat de dagelijkse leiding in dit type bedrijf veelal zoveel tijd van de ondernemer vraagt dat er nauwelijks mogelijkheden bestaan om ontwikkelingen die iets verwijderd liggen van de dagelijkse praktijk bij te houden. Een volgend punt betreft de ' onmogelijkheid voor de nieeste van deze bedrijven om gespecialiseerde kennis of in de vorm van werknemers of in de vorm van adviesbureaus aan te trekken. Door dit gebrek aan kennis is het voor de betreffende ondernemers moeilijk om op het gebied van pbb (of algemenen informatica, automatisering, nieuwe bedrijfsvoeringsconcepten) investeringsbeslissingen te nemen of organisatiewijzigingen door te voeren. In een tijd waarin het voor het midden- en kleinbedrijf van het grootste belang is om de kwaliteit van produktie en produkten zo goed mogelijk te doen zijn benadrukt het bovengenoemde het belang van een goede voorlichtings- en adviesstructuur. Met behulp daarvan kan worden gepoogd de bestaande kennis-gap te overbruggen en de benodigde investeringsbeslissingen verantwoord te doen plaatsvinden. Bij de werkzaamheden ten behoeve van dit advies. is een brede
definitie van pbb gehanteerd, waarbij pbb omschreven wordt als een systeem om door middel van een expliciete interactie tussen verschillende bedrijfsprocessen te komen tot een efficient verloop van zowel het fysieke als het bedrijfseconomische deel van het produktieproces. Belangrijke hulpmiddelen hierbij zijn informatie en apparatuur. Het ruime kader biedt plaats voor begrippen als kwaliteitszorg en technologische vernieuwing. Ook dit laatste onderstreept het multidisciplinaire karakter van pbb, waarin techniek, bedrijfseconomie, logistiek, administratie, automatisering en dergelijke samengaan. Alhoewel toepassing van pbb-systemen via automatiseringsapparatuur een belangrijk aspect vormde bij het bezien van het proces van kennisverspreiding dient te worden opgemerkt dat pbb niet automatisch dient te worden gekoppeld aan het gebruik van computers. Dit omdat enerzijds een goed produktiebewakingssysteem, zeker voor kleinere bedrijven, ook handmatig kan worden gevoerd en anderzijds omdat aspecten als routing en layout ook van belang zijn indien niet van geautomatiseerde produktieapparatuur gebruik wordt gemaakt. De taakstelling van dit advies kan kort worden omschreven als het bezien en beoordelen van het proces van kennisverspreiding op het gebied van produktiebesturing en -beheersing ten behoeve van het middelgrote en kleine (industriele) bedrijf en het aangeven van mogelijke verbeteringen in dit proces. Wanneer in dit advies wordt gesproken over de voorlichtings- en adviesstructuur dan wel over voorlichtings- en adviesinstanties wordt over het algemeen gedoeld op dat deel dat (mede) door de overheid wordt gefinancierd.
3. Activiteiten met betrekking tot kennisverspreiding ten aanzien van pbb
3.1 Algemeen De bestaande structuur ten behoeve van voorlichting en advisering van het midden- en kleinbedrijf is recent door een aantal instanties geevalueerd en van kanttekeningen voorzien. Als recente voorbeelden ken gewezen worden op een onderzoek naar het functioneren van de voorlichtings- en adviesstructuur, een onderzoek naar de wijze waarop het midden- en kleinbedrijf zich informatie verwerft en een rapport waarin onder andere de rol van de voorlichtings- en adviesstructuur in het kader van het technologiebeleid wordt bezien 3). Als gemeenschappelijke conclusie uit deze drie rapporten ten aanzien van de bestaande voorlichtings- en adviesstructuur kan gelden dat er sprake is van: - een als ondoorzichtig ervaren aanbod en - overlapping in werkterrein en doelgroep.
3j McKinsey Ct Co, 'Inventarisatie van de voorlichtings- en adviesstmctuur voor het midden- en Ideinbedrijf', Ministerie van Economische Zaken, J 983. NOBIN, 'Externe informatieventorging van het k/eine en middelgrote industriele bedrijf. Den Haag, 1983. Overleggroep Project Technologiebeleid, 'Rapport naar een op de marktsector gericht technologiebeleid', Tweede Kamer 1983-1984, 17 973 nr 6. 41 Tweede Kamer, 1983-1984, 17 553, nr 21 en het 'Plan van aanpak', 17 553, nr 53 f19 juli 1985).
Mede uit onvrede met de bestaande voorlichtings- en adviesstructuur heeft de staatssecretaris van Economische Zaken belast met het midden-en kleinbedrijf In het voorjaar van 1984 beleidsvoornemens kenbaar gemaakt waarin een wijziging van de bestaande structuur wordt voorgesteld. Uitgangspunten daarbij zijn dat de ondernemer zelf verantwoordelijk is voor zijn informatievoorziening en dat bedrijfsadvisering in het algemeen geen taak is voor de overheid. De overheid dient slechts voorwaarden en voorzieningen te scheppen waardoor de ondernemer beter in staat is zich zelf te helpen. Om in dit kader te komen tot een zo efficient en doelmatig mogelijke aanwending van overheidsmiddelen dient volgens de staatssecretaris een verschuiving plaats te vinden van (de huidige) aanbodsubsidiering naar vraagsubsidiering. Met betrekking tot de adviesstmctuur staat de staatssecretaris het volgende voor ogen: - een centrale organisatie met regionale steunpunten voor basisopvang; - een netwerk van advisering op de particuliere markt (waarbij vraagsubsidiering) 4). Ofschoon het voorliggende advies zeker raakvlakken heeft met een aantal beleidsvoornemens van de staatssecretaris van Economische Zaken zoals deze zijn neergeiegd in het 'Plan van aanpak' kan dit beperkte advies niet als een reactie op deze nota worden beschouwd. 3.2 Kennisverspreiding met betrekking tot pbb Om zich een oordeel te kunnen vormen over de activiteiten met 8
betrekking tot voorlichting en advisering op het gebied van pbb is een globale inventarisatie gemaakt van deze activiteiten. Daartoe is een aantal instellingen benaderd waarvan mocht worden venA/acht dat zij op dit gebied actief zijn. De resultaten van deze inventarisatie laten zich als volgt samenvatten (voor een uitgebreidere weergave zie bijiage 2). 3.2.1 Brancheorganisaties Produktiebesturing en -beheersing worden door de benaderde brancheorganisaties als een afzonderlijke bedrijfsactiviteit onderkend en als zodanig ook aan de leden gepresenteerd. Dit geschiedt door middel van algemene voorlichting en brochures en cursussen waarbij het belang van een geVntegreerde bedrijfsvoering wordt benadrukt. De advisering op het terrein van pbb door brancheorganisaties beperkt zich over het algemeen tot de eerste — dat wil zeggen orienterende, voorbereidende — fase. Voor de daarna komende fasen wordt (begeleid) verwezen naar commerciele adviesbureaus dan wel naar bijvoorbeeld de Rijks Nijverheidsdienst, het Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf en technische hogescholen. In de voorlichting ligt een zekere nadruk op de mogelijkheden die automatisering biedt voor pbb. De advisering heeft over het algemeen betrekking op de wens van de aanvrager tot automatiseren. 3.2.2 Voorlichtings- en adviesinstellingen Door de benaderde instellingen wordt pbb over het algemeen niet als een zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering gepresenteerd in de voorlichting. Wel worden door middel van algemene voorlichting, brochures en cursussen aspecten van pbb belicht en toegelicht. Ook in de advisering door deze instellingen neemt pbb veelal geen zelfstandige plaats in, hetgeen met name voortvloeit uit het feit dat de adviesvragers de bedrljfsproblematiek partieel benaderen. Wel maken deze instellingen bij het doorlichten van bedrijven gebruik van een systematische aanpak waarvan het gebied van pbb een onderdeel vormt. Ook bij de voorlichtings- en adviesinstellingen komt met name ingeval advies gevraagd wordt aangaande automatisering pbb (dan wel aspecten daarvan) aan de orde. In het kader van de inventarisatie zijn ook algemene instellingen zoals een aantal kamers van koophandel benaderd met de vraag hoe zij handelden als zij werden geconfronteerd met vragen van ondernemers op het terrein van pbb en automatisering. In de meeste gevallen bleek dat deze instellingen deze ondernemers op een min of meer geTnstitutionaliseerde wijze doorvenwijzen naar instellingen en bedrijven waarvan men weet of vermoeden kan dat zij ter zake kundig zijn. In een aantal gevallen wordt deze verwijzing begeleid in de zin dat wordt gemformeerd of de venwijzing juist was.
Programma's van het Ministerie van Economische Zaken Naast brancheorganisaties en 'advies'instellingen is ook bezien weike initiatieven op pbb-terrein worden ontplooid door het IVIinisterie van Economische Zaken. In dit verband kunnen worden genoemd: - Progrannma kwaliteitszorg 1984-1986; - Informaticastimuleringsplan en de Commissie Informaticastimulering Bedrijfsleven; - Produktievernieuwingsprogramma 1984-1986. 3.2.3 Programma kwaliteitszorg
1984-1986
Dit programma is een uitvoering van het beleid dat de minister wil voeren op het gebied van de produktiviteit, flexibiliteit en kwaliteit van de ondernemingen. De doelstelling van dit beleid en het programma kwaliteitszorg kan als volgt worden geformuleerd: 'het bevorderen van een doelmatige bedrijfsvoering in Nederlandse ondernemingen gericht op het leveren van produkten en diensten met een op de wensen van de afnemer afgestemde prijs, kwaliteit en levertijd' 5). De relatie van dit programma met pbb wordt in de Notitie kwaliteitszorg als volgt verduidelijkt: 'Kwaliteitszorg heeft nauwe raakvlakken met allerlei andere aspecten van de interne bedrijfsvoering van ondernemingen zoals marketing, goederenstroombeheersing en informatieverzorging. Ook met aspecten van technologische vernieuwing en met het invoeren van moderne produktietechnieken is er een nauwe verwantschap'. De uitvoering van dit programma vindt plaats door de NEHEM. Naast een algemene voorlichtingscampagne om het management bewust te maken van de problematiek op dit terrein, vindt een meer gerichte uitwerking plaats door samenwerking met brancheorganisaties die met organisatorische en financiele steun daadwerkelijk uitvoering en nadere uitwerking moeten geven aan het programma kwaliteitszorg. 3.2.4 Informaticastimuleringsplan stimulering Bedrijfsleven 7)
5j Notitie kwaliteitszorg 1984-1986, Tweede Kamer, 1983-1984, 18 340, nr. 2. 6i Tweede Kamer, 1983-1984, 18 224, nrs. 1-2. 71 Zie Staatscourant 11 december 1984.
6) / Commissie Informatica-
Het informaticastimuleringsplan is bedoeld ervoor te zorgen dat Nederland in maatschappelijk en economisch opzicht een sterke positie verwerft op het terrein van de informatica en de informatietechnologie. Daarvoor worden in de komende jaren grote bedragen uitgetrokken en wordt vooral samenwerking tussen verschillende gebieden gestimuleerd. Er worden vier gebieden onderscheiden: onderwijs, onderzoek, marktsector en publieke sector. Een uitwerking van het informaticastimuleringsplan, van belang in het kader van dit advies, betreft de instelling van de Commissie Informaticastimulering Bedrijfsleven (CISB). De taak van daze commissie is brancheorganisaties aan te moedigen voorlichtingsacties te laten uitvoeren over de toepassingsmogelijkheden van de informatietechnologie en de minister te adviseren over subsidieaanvragen in het kader van de subsidieregeling bedrijfs10
voorlichting informatietechnologie 8). Daarnaast dient de commissie te onderzoeken of een op bedrijven gerichte landelijke voorlichtingscampagne over de informatietechnologie gewenst is. 3.2.5 Produktievernieuwingsprogramma verschenen)
1984-1986 (nog niet
Belangrijke elementen in dit programma zullen zijn voorlichtingsacties, haalbaarheidsonderzoeken en versterking van de onderwijs- en onderzoekinfrastructuur. De uitvoering van dit programma zaI in handen worden gelegd van de NEHEM en onder andere bestaan uit een voorlichtings- en bewustmakingscampagne, toegespitst op kwaliteit, pbb, flexibele automatisering en logistieke aspecten in de bedrijfsvoering. Naast een algemene campagne zaI speciaal de aandacht worden gericht op het (lijn-)management. In de uitvoering zaI een centrale positie worden ingenomen door de brancheorganisaties. Er zaI een subsidieregeling komen die bijdraagt In de kosten die de brancheorganisaties ten behoeve van activiteiten in het kader van het produktievernieuwingsprogramma zullen (dienen te) ontplooien. Ook deze subsidieregeling zaI via de NEHEM lopen. Naast de hiervoor omschreven programma's kunnen onder andere nog de volgende activiteiten van(uit) het Ministerie van Economische Zaken worden genoemd: — subsidieregeling management-ondersteuning 1984; — stimuleringsregeling demonstratieprojecten flexibele produktieautomatisering (1983). — stimuleringsregeling flexibele automatisering industriele robots (Flair, 1982); — Adviesdienst voor Robots en Produktieautomatisering (ARPA, steun aan oprichting).
8j lie Staatscourant 11 december 1984.
11
4. Beoordeling en aanbeveling
In het voorgaande hoofdstuk is een globale inventarisatie weergegeven van de activiteiten op het gebied van voorlichting en advisering met betrekking tot produktiebesturing en -beheersing (pbb) in Nederland. In dit hoofdstuk wordt een beoordeling gegeven nnet betrekking tot het totaal aan activiteiten en de te verwachten invloed op de doelgroep alsmede een aantal aanbevelingen die de effectiviteit van de ondernomen activiteiten kunnen vergroten. In het voorliggende advies is de aandacht met name gericht op de technische aspecten van bedrijfsvoering toegespitst op pbb en de functie die voorlichting en advisering daarbij vervullen. Toepassing van pbb en nieuwe technologie in het algemeen zai echter als gevolg van wijzigingen in de technische bedrijfsvoering ook gevolgen hebben voor de sociaal-organisatorische aspecten van de bedrijfsvoering. Alhoewel in dit advies niet nader zaI worden ingegaan op deze sociaal-organisatorische aspecten 9) zij nadrukkelijk opgemerkt dat ook dit aspect van de invoering van pbb een plaats dient te hebben in de voorlichting en advisering en het besluitvormingsproces met betrekking tot pbb. Zeals reeds vermeld is bij dit advies een brede definitie van pbb gehanteerd met een nadruk op de Integratie van de verschillende bedrijfsprocessen. Met betrekking tot deze integratie is primair de interne informatiebeheersing van belang, met name een juiste en efficiente verzameling, koppeling (bijvoorbeeld voorraden, doorlooptijden, logistiek, orderadministratie, voor- en nacalculatie en dergelijke) en distributie. Goede informatiebeheersing gaat vooraf aan het tweede aspect van pbb, namelijk planning, ervan uitgaande dat de lay-out van de produktieruimte adequaat is voor het produktieproces. Het derde aspect betreft het optimale gebruik van de produktiemiddelen en in deze tijd met name de mogelijke toepassing van de geautomatiseerde produktieapparatuur, op basis van een juiste planning.
9) Ten aamien van de sociaal-organisatorische aspecten van innovatie is bij de Read een advies in voorbereiding.
Zowel binnen het concept van integrale bedrijfsvoering als binnen de drie onderscheiden aspecten van pbb zijn elementen te onderkennen met een algemene geldigheid, terwijl andere hun betekenis krijgen binnen het specifieke bedrijfsgebeuren. Dit onderscheid dient ook terug te vinden te zijn in de activiteiten van voorlichtings- en adviesinstanties. De voorlichting zou zich in eerste instantie dienen te richten op het concept van pbb en de bewustmaking van de noodzaak en voordelen van toepassing, zonder daarbij trouwens de inspanning die is vereist om pbb in te voeren te verdoezelen. In tweede 12
instantie dient in de voorlichting een verbijzondering plaats te vinden naar bedrijfstak en/of bedrijfstype. De advisering kan in twee delen worden opgesplitst. In eerste instantie vindt een globale advisering plaats met betrekking tot de mogelijkheden die pbb voor het bedrijf in kwestie biedt alsmede de voorwaarden waaraan het bedrijf dient te voldoen wil invoering van pbb zinvol genoemd kunnen worden. In tweede instantie heeft de advisering met name betrekking op de keuze en de implementatie van een pbb-systeem alsmede de aanpassing aan bedrijfsspecifieke kenmerken. Bedacht dient te worden dat het hier aangebrachte onderscheid schematisch is en dat overlapping tussen de onderscheiden delen kan voorkomen. Zo kunnen voorlichting en bewustmaking gepaard gaan met een nadere beoordeling van de eigen situatie door bijvoorbeeld een zelfdiagnosesysteem 10). Daarnaast kunnen ook bepaalde delen van advisering door de ondernemingen zelf ter hand worden genomen indien daar een geschikt instrumentarium voor bestaat of wordt ontwikkeld 11). Het eerste deel van de advisering lijkt met name tot het taakgebied van de voorlichtings- en adviesinstanties en de brancheorganisaties te behoren. Het daarop aansluitende deel van de advisering zai veelal voorbehouden blijven aan de RND, universiteiten en hogescholen en gespecialiseerde adviesbureaus, uitgaande van de veronderstelling dat veel middelgrote en kleine ondernenningen niet In staat zullen zijn deze problematiek intern op te lessen.
10j Over de mogelijkheid en wenselijkheld van een dergelijk systeem zie: Van der Meer B Van Tilburg, Inventarisatie zelfdiagnose-instrument voor micro-elektmnica, COB/SER, Den Haag, 1984). 11) Een aanzet en uitwerking van een dergelijk instrument met betrekking tot interne informatiebeheersing zijn ontw/ikkeld aan de TH Eindhoven, zie J.H. Morreau en J.C. de Kort, 'Analyseen ontw/erpmethode voor de produktiebesturing' in SW-cahier no. 15, 1984: peg's 25-32. 12) Zie bijvoorbeeld het reeds genoemde NOBIN-rapport en JAA.M. Kok, Offerman en Pellenbarg: Innovatie en informatie in het midden- en kleinbedrijf, Kroniek van het ambacht/klein- en middenbedrijf, no. 3, 1984.
De in het kader van de inventarisatie benaderde voorlichtingsen/of adviesinstanties bestrijken met name de eerste twee onderscheiden fasen, dat wil zeggen de algemene voorlichting en bewustmaking en de meer globale bedrijfsgerichte advisering. Zoals reeds vermeld wordt het pbb-concept slechts in een enkel geval expliciet als uitgangspunt genomen. Veelal worden afhankelijk van de aard van de instantie bepaalde aspecten (bijvoorbeeld techniek, administratie, logistiek) benadrukt, waarbij met name de automatiserings- of computeriseringstendentie (te sterk) tot uiting komt. Een ander aspect hierbij is dat het verbeteren van de technische bedrijfsvoering veelal niet een zelfstandige reden vormt voor het inwinnen van informatie of het vragen van advies. Dit is zowel uit de inventarisatie naar voren gekomen als uit onderzoek 12). Over het algemeen komt technische bedrijfsvoering ter sprake in het kader van andere problemen, waarvan als voorbeeld genoemd kunnen worden bedreigde bedrijfscontinuTteit, concurrentiebedreiging, voorgenomen automatisering en uitbreiding van het bedrijf. Hieruit zou een zekere onderwaardering voor technische bedrijfsvoering en met name ook de controle op het functioneren daarvan kunnen worden afgeleid. Waarmee de behoefte aan voorlichting over technische bedrijfsvoering (inzonderheid pbb) onderstreept lijkt te worden. Uit de gemaakte inventarisatie komt naar voren dat de voorlichting en advisehng zoals door de onderscheiden instanties 13
worden verricht een sterk, de instantie eigen karakter vertonen. Van coordinatie, afstemming en samenwerking lijkt op dit gebied weinig sprake. Ook bij de hier genoemde door het Ministerie van Economische Zaken gemitieerde programme's lijkt sprake te zijn van een geringe mate van coordinatie, afstemming en samenwerking. De hier genoemde programma's kwaliteitszorg en produktievernieuwing en de uitwerking van het informaticastimuleringsplan hebben alle drie betrekking op de toepassing van nieuwe technologie en het toepassen van andere managementconcepten en zijn met betrekking tot deze aspecten sterk met elkaar verweven. Toch worden de brancheorganisaties voor elk programme apart benaderd en kent elk programme een eigen toegesneden subsidieregeling. Het lijkt er dan ook op dat via deze drie gescheiden programma's de kans wordt gemist het integrale aspect van de technische bedrijfsvoering te benadrukken, maar meer nog dat niet wordt benadrukt hoe de centrale thema's van deze programma's op elkaar kunnen inwerken, elkaar kunnen versterken, maar ook als gevolg van onvolledige, verkeerde of overhaaste beleidsbeslissingen elkaar kunnen tegenwerken. Daarnaast kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de uitwerking van deze programma's. Uit onderzoek is gebleken dat de ondernemer in de middelgrote en kleine (industriele) bedrijven waarop deze campagnes zich richten, weinig tijd heeft alle hem ter beschikking komende informatie te vergaren en te venA/erken. De genoemde programma's te zamen met de eigen initiatieven van brancheorganisaties en voorlichtings- en adviesinstellingen, aangevuld met informatiemateriaal van producenten en leveranciers van automatiseringsapparatuur, lijken een ware stortvloed van informatie over de ondernemers te gaan uitstorten, met als gevolg van deze veelheid meestal een geringe effectiviteit. Op grond van het voorgaande wordt bepleit dat in de voorlichting en advisering met betrekking tot pbb en aspecten daarvan coordinatie tot stand wordt gebracht, waarbij deze coordinatie zowel op de inhoud als op de vormgeving betrekking dient te hebben. Zij dient er enerzijds voor zorg te dragen dat hier niet zozeer het eigene van de diverse aspecten van pbb wordt benadrukt maar dat met name het integrerende karakter van pbb op de voorgrond wordt geplaatst. Anderzijds dient deze coordinatie ook te bewerkstelligen dat de voorlichting en advisering qua presentatie beter afgestemd worden, zowel wat betreft het benoemen van verschillende aspecten van pbb als met name de inhoudelijke aspecten, Een dergelijke coordinatie lijkt met name gewenst voor de opzet en uitvoering van door het Ministerie van Economische Zaken gemitieerde programma's. Het is echter ook wenselijk dat de (mede) door de overheid gefinancierde voorlichtings- en adviesinstanties in meerdere mate dan nu het geval is hun voorlichting afstemmen en eventueel bundelen en daarnaast zowel wat betreft voorlichting als advisering nauwer samenwerken en gebruik maken van de kennis zoals deze aanwezig is (en ontwikkeld wordt) bij andere instanties als technische hogescholen, universiteiten en TNO. 14
Wellicht ten overvloede zij benadrukt dat de hier bepleite bundeling en afstemming niet alleen de verschillende pbb-activiteiten zouden moeten betreffen. Evenzeer is het noodzakelijk dat op termijn de verschillende pbb-activiteiten worden gemtegreerd in het totaal van de advies- en voorlichtingsactiviteiten. Om deze coordinatie te bespoedigen en daadwerkelijk vorm te geven is het noodzakelijk dat binnen de bestaande structuur een centraal punt wordt ingesteld. De belangrijkste taak van dit centrale punt dient te zijn het verzamelen van kennis inzake de mogelijkheden, implementatie en toepassing van pbb en deelaspecten daarvan (alsmede het doen opvullen van lacunes in deze kennis) en deze kennis ter beschikking te stellen van de voorlichtings- en adviesinstanties. Daamaast dient dit centrale punt een coordinerende functie te vervullen ten aanzien van de activiteiten die door deze instanties met betrekking tot pbb worden ontplooid. Instelling van zo'n centraal punt zai naast een verhoging van de kwaiiteit van de voorlichting en advisering ook een efficienter gebruik van de aan de voorlichtings- en adviesinstanties ter beschikking gestelde financiele middelen kunnen bewerkstelligen. Als centraal punt zou gedacht kunnen worden aan een instituut zoals de NEHEM, waarin de hier bedoelde taken gecoordineerd zouden moeten worden. Daartoe zouden ook de hiervoor onischreven taken moeten behoren die door het Ministerie van Economische Zaken nu ter uitvoering aan de NEHEM zijn toevertrouwd. De coordinatie en samenwerking inzake voorlichting en advisering zoals hierboven bepleit dienen met name open te staan voor de brancheorganisaties. De brancheorganisaties dienen aldus een meer nadrukkelijke plaats te kunnen krijgen in de voorlichtingsen adviesstructuur voor het midden- en kleinbedrijf. De brancheorganisaties zijn voor de bedrijven gemakkelijk toegankelijk en beschikken over toegespitste kennis van de bedrijven. Deze combinatie van factoren maakt deze organisaties bijzonder geschikt als schakel in het proces van kennisverspreiding. Door gebruik te maken van het voorgestelde centrale punt zullen de brancheorganisaties in staat zijn hun functioneren in het proces van kennisoverdracht te verbeteren 13) en uit te breiden en zullen zij daarmee nadrukkelijker gestalte kunnen geven aan de eigen verantwoordelijkheid van ondernemers voor hun informatievoorziening. De figuur waarin initiatieven van de zijde van de rijksoverheid met financiele en organisatorische steun worden uitgewerkt en uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van en door brancheorganisaties (zie 3.2.3/4/5) wordt positief gewaardeerd. Zij dient ook zeker in de toekomst te worden gehandhaafd.
131 Niet alleen de voorlichtings- en adviesinstanties zijn aan kritiek onderhevig, maar ook brancheorganisaties, zie bijvoorbeeld Martrix-groep, Verslag van een speurtocht naar de juiste aanpak voor informatisering van ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf, Utrecht 1984.
Voor het welslagen van pbb-operaties in de onderneming is het evenwel van belang dat ook de werknemers tijdig betrokken worden bij invoering daarvan. Niet aJleen zaI invoering van pbb daardoor soepeler verlopen; ook mag worden verwacht dat werknemers een initierende rol in dezen kunnen vervullen, indien zij op de hoogte zijn van de bedoelingen en mogelijkheden van pbb. 15
De Raad is hierbij van mening dat naast de werknemers ook hun organisaties, teneinde op de hoogte te zijn van de bedoelingen en mogelijkheden van pbb, toegang dienen te hebben tot de voorlichtings- en adviesstructuur. In het bovenstaande wordt met nadruk niet gepleit voor samenvoeging; het onderscheid in werkterrein en met name speclfieke bedrijfskennis dient als waardevol te worden gekenschetst. Dit onderscheid mag echter niet tot isolatie leiden. In het voorgaande is weinig aandacht besteed aan de particuliere adviesbureaus die werkzaam zijn op het terrein van (voorlichting en) advisering met betrekking tot pbb en deelaspecten daan/an. Deze terughoudendheid vioeit voort uit het feit dat de overheid weinig directe invloed kan uitoefenen op het doen en laten van deze bureaus. Desalniettemin zou moeten worden overwogen voor deze bureaus een systeem van kwaliteitsborging in te stellen dan wel dit initiatief aan hen zelf in nadrukkelljke overweging te geven, waarbij een taak lijkt te zijn weggelegd voor de Raad voor de Certificatie. Een dergelijke kwaliteitswaarborg kan teleurstellende ervaringen aan de zijde van het adviesvragende bedrijfsleven beperken en daarmee wellicht vertragingen in de invoering van pbb (en andere nieuwe technologieen) tot een minimum terugbrengen. Alhoewel het vraagstuk van de financiering van de kennisverspreiding, in casu de voorlichtings- en adviesstructuur, niet expliciet deel uitmaakt van het onderhavige advies lijkt het toch wenselijk hier enige aandacht aan te besteden. De financiering van kennisverspreiding kan, afgezien van mengvormen, op twee wijzen plaatsvinden, te weten aanbodsubsidiering en vraagsubsidiering. In geval van aanbodsubsidiering worden de kosten van (geselecteerde) voorlichtings- en adviesinstanties vergoed, waarna deze hun voorlichtings- en adviescapaciteit om niet ter beschikking stellen aan de adviesvrager. In geval van vraagsubsidiering worden de door de adviesvrager gemaakte advieskosten (voor een deel) vergoed. Een voordeel van aanbodsubsidiering is dat hierbij geen financiele drempels worden opgeworpen voor de (potentiele) adviesvrager. Een nadeel is dat de relatie tussen het gevraagde advies en de ten behoeve van dat advies gemaakte kosten ontbreekt, hetgeen aanleiding kan geven tot een minder zorgvuldig gebruik van de adviescapaciteit. Vraagsubsidiering ondervangt dit nadeel van aanbodsubsidiering doordat hierbij de advieskosten in eerste instantie moeten worden opgebracht door de adviesvrager, waarbij een duidelijke allocatie van de kosten optreedt. Het nadeel van deze vorm van subsidiering is echter dat hij in tegenstelling tot aanbodsubsidiering juist een financiele drempel opwerpt voor de (potentiele) adviesvrager. Daarenboven wordt er bij deze vorm van subsidiering van uitgegaan dat de adviesvrager capabel is zijn adviesvraag te formuleren. Voor het midden- en kleinbedrijf lijken deze bezwaren van vraagsubsidiering zwaar te wegen. Het eerder vermelde gebrek aan kennis in (delen van) het 16
midden- en kleinbedrijf inzake nieuwe ontwikkeiingen hindert de ondememer in het onderkennen van problemen en bij het juist inschatten van nieuwe mogelijkheden en daarmee in het formuleren van een adequate adviesvraag. Daamaast wijst het geringe gebruik dat het midden- en kleinbedrijf maakt van commerciele adviesbureaus erop dat de advieskosten voor veel van de bedrijven te hoog zijn dan wel als te hoog worden ervaren. Met betrekking tot de financieringsbron zij opgemerkt dat de financiering van kennisverspreiding zowel door de overheid als door het bedhjfsleven geschiedt. In geval van financiering door de overheid vindt zowel aanbodsubsidiering met betrekking tot voorlichtings- en adviesinstanties als vraagsubsidiering met betrekking tot brancheorganisaties en individuele adviesaanvragers plaats. Ingeval de financiering door het bedrijfsleven plaatsvindt via brancheorganisaties en dergelijke kunnen de door deze brancheorganisaties ontplooide activiteiten veelal worden gevat onder de term aanbodsubsidiering. In het geval bepaalde activiteiten van brancheorganisaties (mede) gefinancierd worden door de overheid (via vraagsubsidiering, bijvoorbeeld in het kader van het programme kwaliteitszorg) ken, gezien het om niet beschikbaar stellen van de verworven kennis door de brancheorganisaties, worden gesproken van een overbrugging tussen vraag- en aanbodsubsidiering. In het licht van het voorgaande en in relatie tot het onderhavige advies kan met betrekking tot de problematiek van aanbod- dan wel vraagsubsidiering het volgende worden opgemerkt. Eerder in dit advies zijn de voorlichting en de 'algemene' advisering genoemd als taken van de voorlichtings- en adviesinstanties en de brancheorganisaties. De 'specifieke' advisering ward vooral toegedacht aan de gespecialiseerde adviesbureaus. Dit onderscheid zou kunnen corresponderen met het onderscheid tussen aanbod- en vraagsubsidiering, waarbij deze aansluiting in geval van voorlichting en specifieke advisering duidelijk lijkt. Voorlichting lijkt zich nauwelijks te lenen voor vraagsubsidiering. Specifieke advisering, dat wil zeggen advisering ten aanzien van de keuze tussen systemen en ten aanzien van de implementatie van het gekozen systeem en de daarmee verbonden kosten hebben het karakter van een investering waar de idee van vraagsubsidiering op aansluit. Minder eenduidig ligt de keuze tussen aanbod- of vraagsubsidiering in het geval van 'algemene' advisering. Deze 'algemene' advisering zoals opgevat in dit advies heeft een sterk orienterend karakter, dat wil zeggen dat de adviesvragende ondernemer een globaal inzicht wordt verschaft in de mogelijkheden die invoering van een pbb-systeem voor het bedrijf biedt, met andere woorden dat gericht gewezen wordt op vernieuwings- en verbeteringsmogelijkheden voor het bedrijf. Op grond hiervan lijkt het wenselijk voor deze fase de nadruk te leggen op aanbodsubsidiering. Een ander argument hiervoor is dat de algemene fase gezien kan worden als een voorbereiding op het vragen van een 17
specifiek advies, waardoor onafhankelijkheid van beide adviesfasen wenselijk is. Ten slotte wordt bepleit dat in de voorlichting en advisering met betrekking tot nieuwe technologieen meer het integrale karakter van technische bedrijfsvoering wordt benadrukt. 's-Gravenhage, 15 november 1985.
Th. Quene, voorzitter.
B.N.J. Pompen, algemeen secretaris.
18
Bijiage 1
Samenstelllng Werkgroep Kennlsverspreldlng
Onafhankelljke leden prof.lr. J.G. Balkesteln, voorzltter Ir. P.H. Karsmakers Ondernemersleden drs. A. van Ooljen drs. L.B.E. Vonk C.N.B.M. Wljffels Werknemersleden A.J.M. van den Blggelaar K. van der Meer Ir. J. Padt. Mlnlsterlele vertegenwoordlger drs. E.V. van Heekeren (EZ) secretarlaat drs. H. van der Meer drs. R. Jonkers mevrouw E.J. Boekwljt-Wljnstok (notullste)
Samenstelllng Commlssle Economlsche Structuurbeleld Onafhankelljke leden prof.drs. C.J. van Eljk, voorzltter drs. C.A. Burk drs. J. van D o o m mevrouw drs. M. Eperaa-Brugman prof.dr. A. Heertje drs. A.J. van Straaten Ondernemersleden mevrouw dr.lr. M.A. van Damme-van Weele dr. G.F.A. de Jong dr. F.B. Lempers drs. A. Stokkers Ir. G.H.C. Theunlssen drs. L.B.E. Vonk
19
Werknemersleden A>J.M. van den Blggelaar P. Hazenbosch H. Hofstede drs. P.J.G.M. van Rens drs. C. Inja drs. H> van der Schalle J. Stekelenburg Th. Swart. Mlnlsteriele drs. drs. drs. drs. drs.
vertegenwoordlgers
L. Hoffman (SZW) G. van der Lely (L & V) F.L. Stam (VROM) A.T.L. Yap (Fin.) G. Zalm (EZ)
secretarlaat drs. drs.
G. de Jong R. Jonkers
20
Bjjiage 2 Inventarisatl,e__advi^se£lng en_ voo£l^cht^ng_met^ betrekklng tot produktiebeheer£in^ en -besturlng 1. Inlelding Deze bijlage bevat het resultaat van een beperkte inventarisatie van actlvlteiten van adviserende en/of voorlichtende aard op het gebied van produktiebesturing en -beheersing zeals deze plaatsvinden bij 'advlesinstellingen'. De instellingen zijn over het algemeen telefonisch benaderd (in november 1984) en in de vraagstelling is een ruime definitie van produktiebesturing en -beheersing (pbb) gehanteerd. De inventarisatie betreft een weergave van deze telefonisch ingewonnen informatie, er is niet gepoogd deze informatle te beoordelen. Het tweede deel van deze notitie bevat informatie aangaande een aantal rapporten op het terrein van pbb alsmede een overzicht van de voorlichtings- en adviesstructuur voor bedrljven. Wellicht ten overvloede zij vermeld dat deze inventarisatie niet pretendeert een volledig beeld te geven van alle actlvlteiten die plaatsvinden op het gebied van produktiebesturing en -beheersing.
2. Inventarisatie van actlvlteiten 2.1
Vereniglng voor de metaal- en de elektrotechnische Industrie (FME)
Voorlichtlng Er vlndt collectleve voorlichtlng plaats met behulp waarvan men probeert de aangesloten bedrijven bewust te maken van de ontwikkelingen op het gebied van pbb.
Advisering Indlen de advisering betrekklng heeft op de technische opzet van produktle(beheersing)besturlng uordt alleen geadvlseerd ten aanzien van de eerste fase; voor de volgende fasen wordt verwezen naar adviesbureaus waarblj men wel behulpzaam is (wll zljn) bij het leggen
21
- 2 van contacten. Indien de advisering het informaticadeel van de produktiebesturing en -beheersing becreft, uordt onderzoek verricht naar het verloop van de infonnatie in het bedrijf en beziet en adviseert men veranderingsmogelijkheden, vaarna men in overleg de 'vraag' fonnuleert. Daama uordt offerte gevraagd en onderhandeld met software-huizen.
Overlg Met betrekking tot automatisering ziat men als probleem dat ondernemers en software-leveranciers elkaar veelal niet 'verstaan'. Dat Mil zeggen dat de ondernemer niet genoeg weet van de mogelijkheden en onmogelijkheden van computers, tervijl de computer/softwareleveranciers , die veelal uitgaan van concepties, onvoldoende specifieke kennis-hebben van het bedrijf om deze concepties om te zetten in adequate programnatuur. In dezen probeert de FME de rol van tolk te spelen. Men acht het van belang dat adviseurs op het terrain van automatisering niet aan een systeem gebonden zijn.
2.2
Contactgroep van werkgevers in de metaalindustrie (CWM)
Voorlichting Voorlichting vlndt plaacs door middel van circulaires, brochures, reglonale vergaderlngen, cursus/informatiedagen. Dit laatste onder de titel 'Integrale syscemaciek produktiviteitsverbetering'. (Hierbij worden de ondernemers erop gewezen dat voor automatisering 'vooruerk' dient te «orden .verricht, met name ten aanzien van de vereiste informatiestromen, en dat dit ook bepaalde eisen aan het management stelt.)
22
Adviserlng Het CWM advlseert zelfstandig ten aanzien van produktiebesturing en -beheerslng dan wel in samenwerking met advies/organisatiebureaus. Ook verwijst men door naar RND, CIMK, TH's en dergelijke. (De adviserlng van het GJM omvat zowel het technlsche, financieel-economische als het juridische terrein.)
Overlg Veel vragen met betrekking tot pbb komen binnen als gevolg van het niet naar wens functioneren van de aangeschafte aucomatiserlngsapparatuur.
2.3
Metaalunie
Voorlichting De algemene voorlichting met betrekking toe produktiebesturing en -beheersing is beperkt. Meer aandacht besteedt men aan voorlichting ten aanzien van automatiserlng, naast brochures en artikelen in de vorm van cursussen/opleidingen, die op verschillende niveaus worden gegeven.
Adviserlng De Metaalunie begeeft zich niet op het terrein van 'technlsche adviserlng'. Ingeval op dit terrein om advles wordt gevraagd, wordt er verwezen naar het 'eigen' advlesbureau PKN dan wel naar de RND. Het adviesbureau PKN verricht wel actlviteiten op het terrein van produktiebeheersing en -besturing. Ook is men behulpzaam bij het leggen van contacten en onderhandelen met software-huizen.
2.4
Rijksnijverheidsdienst RND
Voorlichting Er wordt met betrekking tot het onderwerp in beperkte mate voorlichting gegeven.
23
- 4 Advisering Produktiebesturing en -beheersing «ordt bij de RND niet als een apart probleem behandeld, men ontvaagt er ook zelden zelfstandige adviesaanvragen over. Wei is het zo dat in geval van een adviesaanvrage de RND uerkt met een systematische knelpunten analyse, waarvan het gebied van produktiebesturing en -beheersing een o-nderdeel vormt. Met name in geval van advisering met betrekking tot automatlsaring komt pbb aan de orde. Daar de RND alleen aan 'korte' advisering doet, vervijst men bij langdurige adviezen naar coomerciele adviesbureaus dan ael TH's, TNO en dergelijke (transferrol). Bij deze vervijzing vordt de ondernemer door de RND begeleid. Naast individuele advisering kent de RMD ook projectmatige advisering. Ook hierin zijn aspecten van pbb aan«ezlg.
Overig Veel bedrijven komen in contact met ROT door aiddel van vervijzing.
2.5
Unie van Elektrotechnische Ondernemers (UNTTO)
Voorlichti nj Gezien het. karakter van bij de UNETO aangesloten bedrijven (voornamelijk installatiebedrijven) bestaat geen aandacht voor produktiebesturing in directe zin. Wei verzorgt men scholing/cursussan ten aanzien van financieel-administratieve automatisering. Voorllchting ten aanzien van automatisering, uaaronder ook produktiebesturing, vindt plaats vanuit het feit dat dit een deel van de markt van UNETO-bedrijven betreft.
Advisering In geval van vragen met betrekking tot bijvoorbeeld produktle(voorraad)beheersing uordt niet zelf geadviseerd, maar doorverwezen naar bijvoorbeeld CIMK.
24
- 5Overlg De meeste activlteiten zijn gericht op 'marktverbetering'. Op verzoek van leden is men wel behulpzaam bij automatisering, maar dan als brancheorganisatie (dat wil zeggen nlet-bedrijfsspecifiek).
2.6
Centraal Instltuut voor het Midden- en Klelnbedrljf (CIMK)
Voorllchtlng Voorlichting is een van de actlviteiten van het CIMK. Door middel van beurzen/brochures/cursussen worden vele gebieden belicht waaronder bedrljfsvoering en management-technieken.
Adviserlng In geval van aanvraag van advles werkt het CIMK met een systematische bedrljfsdoorlichting waarbij zowel naar bedrljfseconomlsche als -technische aspecten wordt gekeken (bljvoorbeeld werkplaatsorganlsatle, routing en lay-out). Aan deze laatste aspecten wordt ook aandacht besteed in geval van adviserlng ter zake van Investerlngen en ultbrelding. In geval van puur technische zaken wordt samengewerkt met bljvoorbeeld RND, automatisering zoals bljvoorbeeld CAD/CAM heeft slechts beperkce aandacht. Aandacht ten aanzien van automatisering gaat vooral uit naar 'management-informatie' (zoals voorraadbeheer,
orderadmlnlstratie,
voor- en nacalculatie); hiervoor heeft hec CIMK een aparte afdeling.
Overlg Contacten met CIMK lopen veelal via Intermediairs. CIMK advlseert op commerciele basis, zlj het dat ten gevolge van subsldiering de tarieven gunstlg llggen. Ten aanzien van 'informatlca' constateert men een toename van de autonome vraag, met andere woorden de vraag ontwikkelt zlch parallel aan het aanbod. Daarnaast werd in verband met de toegenomen vraag genoemd het op de markt verschijnen van programmatuur ten aanzien van de technische aspecten van de bedrljfsvoerlng (daarvoor was alleen
25
- 6 f inancieel-adminiscracieve progrannnatuur verkri jgbaar).
2.7
Vereniglng Produktbewaking Grafische Industrie (VPGI)
Voorllchtlng Voorlichcing over eigen activiceicen vindt plaacs door circulaires, advertencies en dergelijke.
Advlserlng Het VPGI kenc een sysCeem van cercificering waarbij bedrijven die het certificaac uilXen voeren aan bepaalde eisen ten aanzien van produktbewaking en kwaliteicszorg (een aanzien van de produkcie) moecen voldoen. Hec VPGI heefc hiervoor een syscematische aanpak ontwikkeld waardoor bedrijven zelf dan wel onder begeleiding van het VPGI kunnen bezien of zij voor een certificaac in aanmerking komen. Bij veranderingen en/of verbeteringen in produktbewaking is hec VPGI behulpzaam en/of verwijst naar gespecialiseerde adviesbureaus. Een certificaat geldt twee jaar. Recent is het VPGI gestart met een 'project produktiviteitsvergelijking' waarin onder andere tijdsnorinstelling een rol speelc en daC bedoeld is de bedrijfsvoering ce verbeceren.
2 .8
Connaissie InfonBacicascimulering Bedri jfsleven (CISB)
Instelllng van de commissie vloeic voorc uic hec Informacicascimuleringsplan. De caak van de commissie is hec acciveren van brancheorganisacles coc hec geven van voorlichcing op het gebied van infonnacica (nieuwe technologie) .
Daarnaasc is de commissie belast met de oitvoering van een subsidieregeling uelke een bijdrage is aan de brancheorganisacie voor de koscen die ten behoeve van de voorlichting moecen worden gemaakc, met name de koscen van excerne adviseurs inzake een doorlichcing van de branche en een opzec van de voorlichting.
26
7 -
Een derde taak, los van de voorgaande, is te onderzoeken of er een algemene, op het gehele bedrijfsleven gerlchte landelijke campagne inoet komen ten aanzlen van de ontwlkkelingen op het gebied van de informatica, automatisering en dergelijke.
De implementatieproblematiek.zowel algemeen als indlvldueel, valt bulten het pakket van de commissle. Zij heeft echter «el EZ gewezen op het bestaan van een dergelijke problematlek.
2.9
TNO
De afdeling IPD (IndustrlSle produkten en diensten) van het TNO (Delft) houdt zich bezig met het onderwerp pbb. Alhoewel TNO geen adviesstructuur kent op het gebied van pbb vindt wel advisering plaats onder de voor TNO gebruikelijke condities. Daarnaast vindt onderzoek plaats met betrekking tot pbb ten einde algemeen geldende patronen bloot te leggen.
2.10
Programma Kwaliteitszorg, Ministerie van Economische Zaken
De inhoud van dit programma. staat beschreven in de notitie 'Beleidsuitgangspunten Kwaliteitszorg 1984-1985' (10 april 1984, Tweede Kamer, 1983-1984, 18 340, nrs. 1 en 2)
De doelstelling van het beleid op dit terrein is als volgt geformuleerd: 'Het bevorderen van een doelmatige bedrijfsvoering in Nederlandse ondernemingen gericht op het leveren van produkten en diensten met een op de wensen van de afnemer afgestemde prijs, kwaliteit en levertljd.' Het kwaliteitsbeleid omvat duldelljk meer dan de zorg om de kwaliteit van het eindprodukt; bedoeld is de kwaliteit van het gehele produktieproces te verhogen en te waarborgen.
De uitvoering van het beleid vindt plaats via EZ en de NEREM. De begeleiding gebeurt door een projectgroep.
27
- 8 - Brancheorganisaties zijn de centrale uitgangspunten van het beleid en cevens de instanties die het beleid daaduerkelijk vorageven. Ten behoeve daarvan bestaat een subsidieregeling. In geval van individuele bedrijven kan uorden gewerkc met de subsidieregeling managementondersteuning 1984.
Andere aandachtspunten bij de kvaliteicszorg zijn: - exportpromociebeleid (bijvoorbeeld voordelen van certificatie); - advieswereld (advisering op dit cerrein); - onderwijs (aandachc hiervoor in onderwijspakkec); - overheidsaanschaffingenbeleid (eisen cen aanzien van leverende bedrijven).
Op die moment .projecten in uitvoering bij:
Kandidaten voor projecten zijn:
gra.fische Industrie (VPGI)
brood-, biscuit- en koeklndustrie
f1jnmechanische Industrie chemische apparatenbouw schoenindustrle fietsenindustrie meubelinduscrie verpakkingsIndustrie
gas-, water- en loodgietersbedrijven
carosseriebouw
horeca
betonuarenindustrie
kraanverhuurbedri jven
confectie-Indus trie
oppervlaktebehandelingstechniekindustrie
kunststof- en rubberverwerkende Industrie CexCielindustrie
staalbouu slachterijen en vleesververkende Industrie
garagebedrljf ziekenhuisuasserijen snacks- en kokswarenlndustrie
28
- 9 2.11
NEHEM
In het kader van het produktievernleuwingsplan 1) Is de NEHEM voornemens (na overeenstenmlng met EZ) een groots opgezette voorllchtings- en bewustwordlngscampagne op te zetten met het onderwerp produktievernleuwlng. Onderwerpen waar deze campagne zlch op toespltst zljn kwalltelc, produktiebesturing en -beheersing en flexibele automatlsering alsmede logistleke aspecten in de bedrijfsvoerlng. Hierblj zal onder andere gebruik gemaakt gaan uorden van een 'zelfdlagnosesysteem' voor het bedrijfsleven, toegespltst op een aantal bedrljfstypen (ten aanzien van het produktieproces), waarin de eerder genoemde aspecten terugkomen. Tevens worden hlerbij voorbeelden gegeven aan de hand van 'case-studies' die gesteld zljn in 'ondernemerstaal'. Naast de algemene voorlichting wordt een deel van de campagne gericht op het lijnmanagement waarin onder andere aandacht wordt besteed aan pbb en waarblj ook de praktische aanpak centraal staat.
Centraal punt in de uitvoerlng worden de brancheorganisaties die ten behoeve van een en ander een subsidie kunnen krijgen van EZ via de NEHEM. Aan de hand van deze subsidieaanvragen kan de NEHEM haar programma directer richten en/of aanpassen doordat zij zicht heeft op de resultaten van haar campagne.
Het voornemen is deze campagne eind 1985 te starten. Er bestaat voorkeur voor een herhaling in 1987. Gemikt wordt op bedrijven kleiner dan 500 man (en groter dan 20 man). Ten aanzien van de activiteiten van het kwaliteitsprogramma en het Plan Logistiek (zie bijvoorbeeld NEVEM) wordt een goede afstemming nagestreefd.
'•Dit plan zal binnenkort verschijnen.
29
- 10 Gezien de complexheid van de aspecten k u a l i t e i t , pbb, FA en l o g i s t i e k 2) vreesc men b i j de NEHEM dat een cekortsicuacie zal ontstaan (en u e l l i c h t nu a l bestaat) in de adviesuereld. In verband daarmee is overleg met betrokken organisaties gaande. ^Samengaan van economie, organlsatie en cechniek waar deze puncen veelal afzonderlijk door de adviesuereld uorden benaderd.
30
- 11 3. Rapporten en dergelljke betrekklng hebbend op produktlebesturlng en -beheerslng en daaraan verwante onderwerpen 3.1
STEP; goederenstroombeheerslng en produktlebesturlng, banden I en II, uitgebracht door de Stlchting SAAM-INFO, Culemborg, aprll 1980
Doel van het project STEP: 'een bljdrage (Ce) leveren tot een betere beheerslng van de goederenstroom en de produktie in mlddelgrote en kleinere produktlebedrljven (in het bijzonder door het experlmenteren met en beproeven van methoden en hulpmlddelen in een beperkt aantal • geselecteerde bedrljven)'. Andere bedrijven kunnen dan inzicht krljgen In de mogelijkheden en moeilijkheden die te verwachten zijn bij de aanpak van problemen met goederenstroom- en produktlebeheersing. (Het onderzoek is in 1978 gestart bij tien geselecteerde bedrljven.)
Als storlngsverschijnselen/knelpunten uaarvoor oplossingen dienden te worden gezocht worden onder andere genoemd met betrekklng tot - de goederenstroom: gebrekkige procedures - onduidelljke verantwoordelljkheden en bevoegdheden - gebrekkige voortgangsslgnalering - gebrekkige voorraadregistratie - gebrekkige artlkelcoderlng; - het produktlegebled: gebrekkige capaciteitsplanning - ontbreken van bedrljfsbureau - gebrekkige registratie van onderhanden uerk onvolledige voorcalculatie - onvolledige stuklljsten - gebrekkige nacalculatie van orders.
Het 'STEP-project' heeft geleld tot een cursusaanbod door het NIVE/NEVEM onder de titel 'Op tijd leveren'. Deze tweedaagse cursus wordt tweemaal per jaar gegeven. (Per jaar maken er ongeveer veertig ondernemingen gebruik van.)
3.2
Onderzoek gericht op de verbeterlng van de bedrljfsvoering door het Nederlandse bedrijfsleven, ultgevoerd door NEVEM en EZ
Van de eerste fase van dit onderzoek is een verslag verschenen: 'Gelntegreerde Loglstiek - een Aanzlenlijke Verbeterlngsmogelljkheid voor het Nederlandse Midden- en Klelnbedrljf
31
(aprll 1984).
- 12 Uit het verslag blijkt dat een verbeterde logistiek tot aanrianlijke kostenbesparlngen kan lelden, alsmede tot produktleverbeterlng.
De cueeife fase heeft betrekking op de loglstleke aspecten in de bedrijfsvoering. De afronding hiervan wordt in het eerste kuartaal van 1985 veruacht.
Het project zal een vervolg krijgen in scholing en voorlichting waarbij brancheorganisaties zullen worden ingeschakeld. iUerbij zal ook de aandacht worden ,^ericht op kleinere bedrijven-
3.3- Onderzoek gaar de toepassing van geavanceerde apparatuur in het nddden- en kleinbedrijf, uitgevoerd door EIM De oadruk in dlt onderzoek ligt op de gevolgen van de toepassing van geavanceerde apparatuur op de factor arbeid. Met nana de gevolgen voor de arbeidssituatie, arbeldsinhoud en dergelijke- In het onderzoek komen onder andere aan de orde: - aanschafoverwegingen; - autoren (push and pull); - investeringsgedrag; - introductie in hec bedrijf; - implementatie. Het rapport zal naar verwachting najaar 1985 uitkomen. In een eventueel vervolgonderzoek zullen de meer kwanticatieve aspecten van de toepassing van geavanceerde technologie aan de orde komen.
3.4
Kennisoverdracht aan kleine en middelgrote onderneaingen via transferpuoten in Kederland', W.A.J. Gooren, .A..F.A. Korsten (Ministerle 04W), januari 1983
In dit evaluatierapport wordt ten aanzien van de transferpunten geconcludeerd dat deze een nuttige functie vervullen, door bedrijven en instelllngen posicief worden beoordeeld en drempelverlagend werken. Daarnaast wordt geconcludeerd dac de nazorg, doorverwijzing en het gebruik van bedriJfskundige kennis kunnen worden verbecerd.
32
- 13 3.5
'Verslag van een speurtocht naar de juiste aanpak voor informatisering van ondernemingen in het midden- en klelnbedrljf' , MaCrlx-groep, Utrecht, najaar 1984
Een aantal van de conclusies uit dlt rapport. - Brancheorganisaties zijn in hun dlenstverlening op het gebied van infonnatisering niet geloofwaardig voor de leden, omdat zij achter de feiten aanlopen. - Naannate de indivlduele dlenstverlening in een branche sterker is, worden Interessante toepasslngsmogelljkheden voor de Infonnatietechnologie eerder gesignaleerd. - De dynamische ondernemers effenen het pad der informatisering' voor de nlet-dynamische ondernemer en de laatste groep vormt zeker 80% van de branche. - Gezien de start van de informatisering en de introductie daarvan vanuit de dlrecte omgeving, mag worden verwacht dat de Informatisering vanaf een bepaald moment zeer snel en spontaan zal verlopen.
3.6
Instelllngen en bedrljven werkzaam op het gebied van vobrllchtlng en advlsering
De voorlichtings- en advlesstructuur zoals die in Nederland bestaat is voornamelijk bedoeld voor en gerlcht op de kleine en middelgrote ondernemingen. Dlt vloeit voort ulc de situatie dat dlt type bedrijf in tegenstelling tot de grote bedrljven veelal niet'in staat is om elgen kennls op te bouwen en kennis te verkrljgen die van voldoende omvang en kwalitelt is. Deze bedrljven zijn dan ook veelal aangewezen op externe bronnen van kennis.
Binnen de voorlichtings- en advlesstructuur is zowel naar aantal als naar verscheldenheid een groot aantal bedrljven en instelllngen . werkzaam.
In het volgende zal een globaal overzicht worden gegeven van deze instelllngen en bedrljven, zowel van de nlet-commerclSle, die over het algemeen worden gerekend tot de 'structuur van voorlichtlng en
33
advlsering', alsook de coamerclSle, die daar strikt genooen buicen vallen.
Een eerste overzicht wordt gegeven in cabel 1 3). Aan deze opsomsilng kunnen, zonder overlgens volledlg ce zljn, nog de volgende InsCantles worden Coegevoegd: - KNOV/NCOV, in hec bljzonder de consulenten van deze organisaties; - VNO/NCW; - produkc- en bedrijfschappeh; - brancheverenigingen; - branchespecifieke instancies (bljvoorbeeld Bouwcencrum, Cancrum Hout, Technisch Advlescencrum voor de Texclellnduscrie (TACT)); - Scichdng Voorllchclng Energiebesparing Nederland (SVEN) ; - Nederlandse Energie OncwlkkellagsmaaCschapplJ (NEOM); - Nederlandse Herscruccureringsmaacschapplj (NEHEM); - Scichcing Ontwikkeling en Sanering voor heC Midden- en Kleinbedrijf (Sdchclng OSS); - micro-elekcronicacentra; - rijks- en provlnciale planologische dienscen; - gewescelljke arbeidsbureaus; - gemeencelljke en provlnciale (gespeclaliseerde) instancies; - bedrijvencencra; - isinlsterles, zouel algemeen als met becrekklng cot door minis teries opgezette onderzoekprogramma's en speciale actlviteiten; - COB/SER.
Naast de hlervbor vermelde instanties zljn op het terrein van voorllchtlng en advlsering nog een groot aantal (commerclSle) bedrijven werkzaam. Cenoemd kunnen worden: - advocatenbureaus; - accountants, boekhoudbureaus; - belastingconsulenten;
^Ontleend aan: NOBIN, 'Externe informatieverzorging van het klein en middelgrote industriebedrijf', Den Haag 1983.
34
- 15 - ingenleursbureaus en dergelijke; - marktonderzoekbureaus en dergelijke; - organisatiebureaus, management consultants; - banken.
Ten slotte kunnen als bron van externe informatie nog worden genoemd: - leveranciers en producenten; - vakbladen; - (gespeclaliseerde) bibliotheken.
35
-
16 -
l a b e l 1 Beeld van de niet-commerciele ondememingsservicediensten
U
overhcldttnattflUnqgn
aandachtagoblrdan
vooinaniiiTito doelgroepan
I. Ccona)iloch-Tt.'chnolc;glich« inscitutftn t m ' s )
onderzock er. adviserIng. Op al<]CBean cconcnlSLh. soctaaI-econonlnch en bediijfsrconoailich qcblad
(regional*) cverhedcn en hat haU budrljfalevcn
2. Reglonala ontwlkkellngviuattchappl]«n
aoclaal-rcor-olache advtserlng en h«t kvcntueel iMde Clnancleren vvi actlvLCelten
hate badrljfalevan
] . D* kasers van koophandcL CA fabrlcXcn
ultvoerlng v/a\ wect^n, hAndelavoorllchcLni. biugfunctl* tusaen bedrLJCaleven en overhaid
hele bedrl]fatav«n
4. 0« centra van de Rcglonala dlenitvarlcnlnq )(l«lnb«dcL]t (KOX)
voorLlchClng, begeleldtnt) en verwljxlng van onderneoers Dec kleina bedrljven op s a c l a a l - en aconoalsch gabled
nlddcn- an klelAbadrljC (KKB)
S. CM kAntOT«n van da ttllka Nl}v*rh«idsdien9t
voorllchtlng en advlaa waarbl] onderscheld wordt gcm^akt met nasa ten aanzien van: a. Technlak en Tachnelogla b. Harkcbcnaderlng C. Kanagecent d> Ovarheidsbalald en ovarheida•aatccgalan
klalna en olddelgrata liidustrKla bedrl}ven (KHI) s e t aindat dAn 50 werknemera
i.
bavordering van ovardracht van kennts van watanschappelljka inatelllngcn naar hat bedcljfsLaven, net naina KMO'a
klalDcre badrljfalavan
watanschappalljk ondarcoak an cndarvija ten dlansta s t a l l e a
brada lagen van da bevolklng dla hlarovar nlat kunnen baachlkken en die geen cooaacClecl gebmik saken van da reaultatan
8. Instltutan voor HaatBchappalljk garlcht cinder a oak
•ogaliJkhaliS gavan gabTuik ta nakan van kannla
kananTM groapsa
9 . Bat Infornatiebureau Export lagellngen van de ZVO (het export loket)
wagwljcar b l ] tiet verkrljgen van export Informatlc en M t verschaffen van i n Klchtcn In export onderataimenda ovarhaldafacllitelten
het hala badrljfalevan
b»drl)ven advLseien, bagelaldan an ondersteuncn blj exportercn
het hala badrljfalaven, Individuaal en brancha ^ewlja
11. Sultenlandsc k&nera van koophandel, gcvestigd In Naderland
algcaana cooaarclaal/acanoalacha gtgavans
hala badrljfalavan
12. BulCenlands* handalsbevordertnga orgar.lsatlea in Nederland
algaaean coaaetcKla voorllchtlng
hala badrljfalavan
IJ. Ccncraal i n s t l t u u t ^foor hat Bidden- en k l a l n ' bedrljf (CIHK)
badrljfeconoolsche advleien voor toval het gahela badrIjf*bal*ld • ! • voor onderdelcn arvan
salfitandlga ondemcsors van kleina t o t mlddvlgrota badtl)*«n
14. S t l c h t i n g Inforaatla verveiklng Midden- an Klaicvbodrijr iSTIH)
atudle an advla* oatrcnt autoaatlaarInganog*11]khedan
15. Cconealach I n t t l t u u t voor hot Hidden- an Kltlnbadrlir ([IH)
hat vcrrlchten van onderioak 9n van aociaal ekOnoolache aard In het belang van het Hidden- en klaln b c d r l l t
Tranafarburcau'a b l ] TH'a, univcraitaiCan, TNO en da RNO Xontaktpunten
7. Hatanachapsvinkala
10. Da b e d r i j f - an brancha Consulclng aldallngcR van
de tvn
36
tn hat algaoaen da sectoran detallhandcl, aabacht, h o c a l - , caC4- tn restaurantbedrijf