SOCIAAL-ECONOMISCHE
RAAD
ADVIES INZAKE EEN ONTWERP-ASBESTBESLUIT
Vi
,SER]
UlTGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 1976, no. 4 - 1 9 december 1975 (Verschijnt ten mlnste maandelijks)
SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD
ADVIES INZAKE EEN ONTWERP-ASBESTBESLUIT
UlTGEBRACHT AAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN
's-Gravenhage, 19 december 1975 1. Bij brief d.d. 6 januari 1975, no. 82.066, Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid heeft u de Raad ter advisering doen toekomen een op de Silicosewet gebaseerd ontwerp van een algemene maatregel van bestuur (Asbestbesluit), ertoe strekkende het voorhanden hebben en het gebruik van asbest dan wel van asbesthoudende stoffen of produkten te beperken, deels door verboden deels door een stelsel van vergunningen onder beperkende voorwaarden (bijlage I). In de bij het ontwerp-besluit gevoegde jiota van toelichting wordt erop gewezen dat ingeademde asbeststof een bedreiging vormt voor de gezondheid van de mens en dat ziekelijke afwijkingen veroorzaakt door asbest hoofdzakelijk voorkomen in de longen, het longvlies en het buikvlies. In het bijzonder dienen blijkens de nota van toelichting asbestose en mesothelioom te worden aangemerkt als funeste ziektebeelden, i.e. als typische beroepsziekten ten gevolge van het beroepshalve in aanraking komen met asbest. In dit verband zou in aanmerking dienen te worden genomen, dat crocidoliet (blauwe asbest) de gevaarlijkste van alle soorten asbest is. In het ontwerp-besluit zijn verboden en beperkingen opgenomen met het oogmerk het voorkomen van asbestose en mesothelioom zoveel mogelijk terug te dringen. Gelet op het bijzonder gevaarlijke karakter van crocidoliet is met betrekking tot deze stof een algemeen verbod in het ontwerp-besluit opgenomen. De Raad heeft de adviesaanvrage in handen gesteld van zijn Commissie Arbeidswetgeving. Aangezien in deze commissie geen eenstemmigheid kon worden verkregen over het uit te brengen advies, heeft de Raad een ontwerp-advies van de commissie behandeld in zijn vergadering van 19 december 1975, waarbij het navolgende advies werd vastgesteld. 2. Door een publikatie in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie van 21 januari 1975 zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld eventuele opmerkingen over het ontwerp-besluit voor 1 maart 1975 ter kennis van de Commissie Arbeidswetgeving te brengen. Op verzoek van sommige belanghebbenden werd deze termijn enigszins verlengd. Op grond van deze procedure werden reacties ontvangen van; a. het Verbond van Nederlandse Fabrikanten . van Asbestcementwaren d.d. 12 maart 1975; b. de Union professionnelle des Usines Beiges d'Asbeste Ciment d.d. 8 april 1975; c. de Vereniging van handelaren in bouwmaterialen in Nederland d.d. 11 april 1975; d. T.B.A. - Industrial Products Ltd. - Vlaardingen d.d. 11 april 1975; e. Van Gelder Papier d.d. 23 april 1975; f. de Commissie Voorlichting Asbest Benelux d.d. 10 juli 1975;
g. T.B.A. - Industrial Products Ltd. — Vlaardingen d.d. 9 September 1975; h. de Commissie Voorlichting Asbest Benelux d.d. 9 September 1975. De onder a t/m h genoemde brieven zyn in bijlage II opgenomen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de brieven vermeld onder g en h een antwoord zijn op een schrijven van de commissie d.d. 20 augustus 1975 (bijlage III), waarin de mening van betrokkenen wordt gevraagd over het in de correspondentie genoemde zgn. Engelse systeem, resp. over het aan het ontwerp-Asbestbesluit inherente ontheffingsbeleid. Ten slotte achtte de Commissie Arbeidswetgeving het aan te bevelen over de belangrijkste van de hierboven genoemde brieven het oordeel te vragen van de Arbeidsinspectie. In dit verband zij verwezen naar het desbetreffende commentaar van de Directeur-Generaal van de Arbeid d.d. 6 mei 1975 en 22 mei 1975 (bijlage IV). Het Publikatieblad van de Arbeidsinspectie, P no. 116, "Werken met asbest", is voUedigheidshalve als bijlage V aan dit advies toegevoegd. 3. Naar aanleiding van de onderhavige adviesaanvrage meent de Raad allereerst een algemene opmerking te moeten maken. Gezien de verschillende specifiek technische en medische aspecten, welke aan het onderhavige besluit zijn verbonden meent de Raad onder uw aandacht te moeten brengen dat hij geen deskundig oordeel kan geven over deze aspecten. In het onderhavige geval betreft dit een oordeel over de medische aspecten van de carcinogene werking van asbestvezels, het optreden van mesothelioom, het verkrijgen van asbestose e.d. en over de vraag welke asbestvezelconcentratie als maximaal aanvaardbaar zou kunnen worden beschouwd. Het komt de Raad voor, mede gelet op de ter zake ontvangen reacties, dat in de toekomst bij voorkomende gelegenheden over soortgelijke aspecten als hierboven vermeld, allereerst zoveel mogelijk overeenstemming tussen de deskundigen van de Arbeidsinspectie en van het betrokken deel van het bedrijfsleven dient te worden verkregen, alvorens een voorgenomen wetteUjke maatregel ter advisering aan de Raad wordt voorgelegd. Dit betekent dat de Raad zich in dit geval van een oordeel over de verschillende medische en technische aspecten van de voorgenomen wettelijke voorziening meent te moeten onthouden. De Raad geeft er de voorkeur aan zich bij de behandeling van adviesaanvragen over ontwerp-besluiten als het onderhavige ontwerp-Asbestbesluit, te beperken tot de meer algemene gezichtspunten daarvan en in het bijzonder tot de arbeidsrechtelijke aspecten (arbeidersbescherming e.d.) en de aard en vorm van het ontwerp-besluit, bijv. een absoluut verbod met ontheffingen, dan wel een vergunningenbeleid onder strikte voorwaarden. Voor een oordeel van de Raad over dergelijke ontwerp-besluiten is in het algemeen de mening van medici medebepalend. 4. Tegen de achtergrond van laatstgenoemde zienswijze wil de Raad over het ontwerp-Asbestbesluit het volgende opmerken. Uit een oogpunt van arbeidersbescherming acht de Raad het vanzelfsprekend dat in, door en voor de betreffende ondernemingen al die maatregelen worden getroffen - bijv. op grond van de Veiligheidswet, Silicosewet, Wet op de Gevaarlijke Stoffen, etc. — welke in het belang zijn van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. De Raad is van mening dat met het oog op de gewenste arbeidersbescherming, i.e. de gezondheid van de werknemers, in extreme situaties de aanwezigheid van bepaalde stoffen, resp. de verwerking of bewerking daarvan, moet worden verboden en een en ander slechts onder beperken de voorwaarden krachtens een ontheffingsprocedure kan worden toegestaan, waarbij de controle op de naleving van de gestelde voorwaarden van betekenis is.
Het komt de Raad, ook na kennisneming van alle onder 2 genoemde brieven, voor dat in het geval van asbest in het algemeen en crocidoliet in het bijzonder sprake is van een zodanige extreme situatie, dat gesteld kan worden dat naar algemene, ook Internationale opvatting beroepshalve blootstelling aan deze stoffen een bedreiging van de gezondheid van de werknemer vormt, i.e. de eventuele carcinogene werking daarvan, resp. het optreden van astbestose en mesothelioom. In dit verband is de Raad onder de indruk van hetgeen dienaangaande in de memorie van toelichting en in de in bijlage IV opgenomen brieven van de Directeur-Generaal van de Arbeid wordt opgemerkt. Voorts vvijst hij op de relatie tussen deze materie en het in 1974 in het kader van de I.A.O.- tot stand gekomen Verdrag no. 139 en de Aanbeveling no. 147, betreffende de voorkoming van en controle op beroepskanker. Hiervan uitgaande en gelet op de noodzakelijkheid en de mogelijkheid dat voor de toepassing van asbest zoveel mogelijk minder gevaarlijke, c.q. ongevaarlijke vervangingsmiddelen dienen te worden gebruikt, acht de Raad het — mede uit een oogpunt van de gewenste controle en de daaruit voortvloeiende contacten en overleg met het bedrijfsleven — juist dat in het voorliggende ontwerp-Asbestbesluit wordt uitgegaan van verbodsbepalingen, in samenhang met ontheffingsmogelijkheden. De Raad heeft wat dit laatste betreft bij het overleg van de commissie met de Arbeidsinspectie over deze materie geconstateerd dat nieuwe toepassingen van asbest niet zullen worden toegestaan, doch dat mede uit een economisch oogpunt en in verband met de werkgelegenheidssituatie, investeringen e.d. gedurende een overgangsfase aan bestaande asbestbe- en verwerlende bedrijven onder bepaalde voorwaarden een ontheffing van de voorgenomen verbodsbepalingen zal kiinnen worden verleend, waarbij het vereiste van het verkrijgen van verantwoorde vervangingsmiddelen vooropgesteld zal worden. Dit laatste geldt ook ten aanzien van het voornemen om reeds bestaande ontheffingen te continueren. Hoewel de verschillende andere criteria met betrekking tot dit ontheffingsbeleid nog nader - na raadpleging van de in het ontwerp-besluit genoemde adviescommissie — moeten worden vastgesteld, wijst de Raad erop dat in elk geval in de, betrokken inrichting de nodige voorzorgsmaatregelen ter beveiliging van de betrokken werknemers dienen te worden getroffen. De Raad stemt emiede in dat daartoe door de Arbeidsinspectie o.m. zullen worden gerekend: een gesloten produktiesysteem, het schoonhouden van de werkruimten en het verstrekken en gebruikmaken van persooniijke beschuttingsmiddelen, zoals maskers en beschermende kleding. Overigens acht de Raad het van betekenis dat in het kader van het toekomstige ontheffingsbeleid de in artikel 4 van het ontwerp-besluit bedoelde adviescommissie, waarin ook belanghebbende werkgevers en werknemers zullen worden vertegenwoordigd, zoveel mogelijk wordt ingeschakeld. Op grond van het vorenstaande, waarbij in het kader van het gebruik en het be- en verwerken van asbest aan de algemene gezondheidszorg en die van de betrokken werknemers in het bijzonder een primaire betekenis dient te worden toegekend, kan de Raad zich verenigen met de algemene strekking en de inhoud van het ontwerp-Asbestbesluit, alsmede met de daarbij behorende memorie van toelichting. Overigens wil de Raad nog opmerken dat een systeem van zgn. misbruikwetgeving, zoals door de minderheid van de Raad bepleit, principieel uitgaat van het gebruik van asbest e.d. en waardoor de langzamerhand algemeen erkende grote gevaren daarvan, ook in psychologisch opzicht tegenover de betrokken werknemers, worden onderschat, resp. onnodig worden gecontinueerd. Juist vanwege de talrijke ziekte- en sterfgevallen als gevolg van de schadelijke werking van asbest, acht de Raad het aan te bevelen dat het beoogde Asbestbesluit zo spoedig mogelijk wordt gerealiseerd, waarbij belanghebbenden
echter voldoende gelegenheid dienen te verkrijgen om over te schakelen op asbestvervangende materialen, resp. te investeren ten aanzien van voorzieningen in het belang van de gezondheid der betreffende werknemers. In dit verband acht hij het van belang dat — zoals in de memorie van toelichting wordt vermeld — het besluit in werking zal treden een jaar nadat het in het Staatsblad is geplaatst. Naar het oordeel van de minderheid van de Raad is echter een overgang van de bestaande situatie — waarbij de Arbeidsinspectie, blijkens mededelingen van die zijde, thans ook reeds instrumenten bezit om beperkende maatregelen te treffen ter zake van het gebruik, het be- en verwerken van asbest en asbesthoudende produkten (een en ander zoals nader in het concept-besluit omschreven) — naar een systeem van verbodswetgeving met een ontheffingsmogelijkheid, een te rigoureuze stap. Deze minderheid van de Raad wijst — met erkenning van de noodzaak om het gebruik e.d. van asbest onder controle te houden - en de mogelijkheid dat dit effect evenzeer is te bereiken door middel van een systeem van misbruikwetgeving, waarbij het gebruik van asbest e.d. is toegestaan, tenzij zou blijken dat aan bepaalde door de minister of de Arbeidsinspectie te stellen beperkende voorwaarden niet is voldaan. Een van deze voorwaarden kan zijn het zich laten registreren bij de Arbeidsinspectie, hetgeen juist de controle zal vergemakkelijken. Deze minderheid van de Raad is voorts van mening dat aan het systeem van verbodswetgeving ook nog de volgende bezwaren zijn verbonden: — voor de Industrie is een planning op langere termijn betreffende investeringen, werkgelegenheid e.d. een onmogelijke zaak, omdat geen zekerheid omtrent toekomstig te verlenen ontheffingen zou bestaan; — het psychologisch nadelige effect tegenover de werknemers. Indien immers om bepaalde redenen ontheffing zal worden verleend van de verbodswetgeving, zal worden gezegd dat de betrokken werknemers met verboden stoffen moeten werken, zij het dat zulks alleen om specifieke redenen is toegelaten. Een systeem van misbruik-wetgeving geeft, wanneer aan zekere door de overheid te stellen normen is voldaan, zekerheid voor de betrokken sectoren van het bedrijfsleven, die daarop hun beleid kunnen afstemmen. Voorts houdt een dergelijk beleid dan erkenning in, dat asbest wel degelijk veilig kan worden gebruikt, mits bij dat gebruik aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Deze leden van de Raad willen geenszins ontkennen dat aan het gebruik van asbest gevaren verbonden kunnen zijn, maar zij wijzen er tevens op dat deze gevaren kunnen worden opgeheven wanneer de betrokken sectoren van het bedrijfsleven gezamenlijk met de Arbeidsinspectie ervoor zorgdragen dat de condities waaronder asbest wordt gebruikt, voldoen aan de eisen daaraan te stellen. Deze minderheid wijst ten slotte op de bereidheid van het bedrijfsleven om deze problematiek ook inderdaad gezamenlijk aan te pakken. Op grond van bovenstaande overwegingen wijst de minderheid van de Raad een systeem van verbodswetgeving van de hand en pleit zij voor invoering van een systeem van wetgeving, dat gebruik toestaat, mits bepaalde door de overheid te stellen voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen. Ten slotte meent de Raad voUedigheidshalve nog te moeten opmerken dat, ongeacht vorengenoemde opvattingen, de Directeur-Generaal van de Arbeid blijkens zijn schrijven van 6 mei 1975, conform de zienswijze van de Commissie Arbeidswetgeving, bereid is artikel 3 van het ontwerp-besluit in
dier voege te wijzigen, dat het in dit artikel genoemde beroep zal kunnen worden ingesteld binnen veertien dagen na de "verzending" van de desbetreffende beschikking.
J.W. DE POUS, voorzitter.
E.A.V. VERMAAS, algemeen secretaris.
BIJLAGE I BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN VAN 6 JANUARI 1975 AAN DE RAAD Hierbij deel ik u mede, dat het in mijn voornemen ligt de totstandkoming te bevorderen van een Algemene Maatregel van Restaur ("Asbestbesluit"), die ertoe strekt het voorhanden hebben en het gebruik van asbest dan wel asbesthoudende stoffen of produkten te beperken, deels door verboden, dee Is door een stelsel van vergunningen onder beperkende voorwaarden. Dit ontwerp-besluit is gebaseerd op de Silicosewet. Aangezien de werkingssfeer van dit besluit iets verder gaat dan de huidige Silicosewet toelaat (het besluit beoogt naast asbestose ook mesothelioom, welke ziekte geen stoflongziekte of pneumoconiose is, te voorkomen) is een ontwerp tot wijziging van deze wet bij de Tweede Kamer ingediend (gedrukt kamerstuk 12939, no. 4). Het onderhavige ontwerp beoogt door middel van de hierin opgenomen v e r b o den en beperkingen het v66rkomen van asbestose en mesothelioom zoveel mogelijk terug te dringen. Het verbod met betrekking tot crocidoliet (ook wel genoemd blauwe asbest) is zo algemeen gesteld omdat deze stof de g e vaarlijkste van alle soorten asbest i s . De onder artikel 2 b . en d. gestelde verboden zijn opgenomen omdat voor de hier genoemde toepassingen van asbest goede minder gevaarlijke c . q . ongevaarlijke vervangingsmiddelen bestaan. Met het onder a r t . 2 c. gestelde verbod wordt beoogd de gevaren van deze uit economisch oogpunt moeilijk te missen toepassingen van asbest in te dammen. Onder aanbieding van het ontwerp "Asbestbesluit" met de daarbij behorende nota van toelichting verzoek ik u mij een advies t e r zake uit te brengen. Een voorontwerp van de beoogde regeling is dezerzijds r e e d s aan de betrokken organisaties van werkgevers en werknemers voorgelegd. Van werknemerszijde werd instemming met het ontwerp betuigd. Via de organisatie van de werkgevers is van de zijde van de N . V . Eternit te Amsterdam bezwaar gemaakt tegen het absolute verbod van crocidoliet. Aan deze bezwaren, die van economische aard zijn, kan worden tegemoetgekomen door een tijdelijke voorwaardelijke ontheffing van dit verbod op grond van artikel 3, e e r s t e lid, van dit ontwerp.
Bijlage - ontwerp van een Asbestbesluit Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, P r i n s e s van Oranje-Nassau, e n z . , e n z . , enz. Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken d.d. Directoraat-Generaal van de Arbeid, Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid, no. ; . . Overwegende, dat het gewenst is regelen te stellen ter voorkoming van asbestose en mesothelioom; Gelet op de artikelen 2, e e r s t e en tweede lid, onder a, 3 en 4 van de Silicosewet (Stb. 1951, 134); De Raad van State gehoord (advies van no. ); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken d.d. , Directoraat-Generaal van de Arbeid, Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid, no. ; Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder Onze Minister, en d i s t r i c t s hoofd: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Silicosewet. I/l
Artikel 2. Het is verboden: a. crocidoliet dan wel crocidoliethoudende stoffen of produkten voorhanden te hebben, te verwerken, te bewerken of te gebruiken; b. asbest dan -wel asbesthoudende stoffen of produkten te verwerken of te bewerken voor thermische isolatie, dan wel acoustische, conserverende of decoratieve doeleinden; c. asbest dan wel asbesthoudende stoffen of produkten te verwerken of te bewerken voor andere dan onder b . genoemde doeleinden, indien hierbij een voor de gezondheid onaanvaardbare concentratie van asbeststof in de lucht optreedt; d. asbest dan wel asbesthoudende stoffen of produkten te verspuiten. Artikel 3 . 1. Het districtshoofd, of in beroep Onze Minister, kan, indien zich bijzondere omstandigheden voordoen, in een bepaald geval bij schriftelijke en gedagtekende beschikking voorwaardelijk of onvoorwaardelijk voor bepaalde of onbepaalde tijd ontheffing verlenen van artikel 2. 2. Tenzij uit de beschikking van het districtshoofd anders blijkt, geldt een ontheffing die is verleend aan het hoofd of de bestuurder van een onderneming tevens voor de in de onderneming werkzame personen aan wie een afschrift van de beschikking van het districtshoofd is uitgereikt. 3. De termijn waarbinnen de belanghebbende tegen een ingevolge het e e r s t e lid door het districtshoofd genomeri beschikking in beroep kunnen komen bij Onze Minister, bedraagt veertien dagen, te rekenen van de dag na die der dagtekening van de beschikking. Hij die in beroep komt na die termijn, wordt niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van Onze Minister aantoont in beroep te zijn gekomen binnen veertien dagen na de dag waarop hij van de beschikking redelijkerwijs heeft kunnen kennisdragen. 4. Het instellen van beroep heeft geen schorsende werking. Een door het districtshoofd genomen beschikking waarbij een ontheffing wordt ingetrokken of gewijzigd, is niet van kracht zolang tegen die beschikking beroep kan worden ingesteld of omtrent een ingesteld beroep niet is b e s l i s t . 5. Indien in beroep de beschikking wordt gewijzigd, treedt de gewijzigde b e schikking in de plaats van die waartegen beroep was ingesteld. Artikel 4 . Behoudens in de gevallen, door Onze Minister bepaald, wordt een ontheffing, als bedoeld in artikel 3, e e r s t e lid, niet verleend dan nadat een daartoe door Onze Minister ingestelde adviescommissie in de gelegenheid is gesteld aan het districtshoofd haar mening kenbaar te maken. Artikel 5. Het in artikel 2, onder a., vervatte verbod om crocidoliethoudende produkten voorhanden te hebben of te gebruiken geldt niet ten aanzien van produkten die v66r de datum van inwerkingtreding van dit besluit r e e d s in gebruik zijn genomen. Artikel 6. Dit besluit kan worden aangehaald als "Asbestbesluit". Artikel 7. Dit besluit treedt in werking
NOTA VAN TOE LIGHTING Algemeen Op grond van de mogelijkheid, daartoe geopend in de Silicosewet die algemene regelen inhoudt betreffende het voorkomen en het bestrijden van silicose en andere stoflongziekten (pneumoconioses), zijn tot dusver twee 1/2
algemene maatregelen van het bestuur tot stand gekomen, t , w . hat Zandsteenbesluit (Stb, 1951, 443) en het Zandstraalbesluit (Stb. 1956, 434). Er is thans aanleiding krachtens genoemde wet een nieuwe algemene maatregel van bestuur (aan te halen als "Asbestbegluit") te treffen, die ertoe strekt het voorhanden hebben en het gebruik van asbest te beperken, deels door verboden, deels door een stelsel van vergunningen onder beperkende voorwaarden. Asbest is de verzamelnaam voor een uitgebreide groep vezelachtige silicaten, die met name afkomstig zijn uit Canada, Rusland en Zuid-Afrika. Asbestvezels kunnen met uiteenlopende grondstoffen worden verwerkt of verweven, Asbest i s onbrandbaar, van bestendige aard en wordt in vele materialen en produkten verwerkt. Ingeademd asbeststof vormt een bedreiglng voor de gezondheid van de m e n s . Ziekelijke afwijkingen veroorzaakt door asbest vindt men hoofdzakelijk in de longen, aan de p l e u r a (longvlies) en aan het peritoneum (buikvlies). Door de geringe diameter van asbestvezel « 5 n) kunnen lange zowel als korte vezels tot diep in de longen doordringen en daar na verloop van tijd een overmatige vorming van bindweefsel veroorzaken. Hierdoor wordt de normale gasuitwisseling (zuurstofopname en koolzuurafgifte) belem'merd. De vorming van bindweefsel blijft vaak doorgaan, ook indien verder contact met asbest wordt vermeden. De aandoening waarvan de ontstaanswijze in voorgaande zinnen kort werd beschreven, de asbestose, kan worden b e schouwd als een typische beroepsziekte, d . w . z . dat zij voorkomt bij p e r sonen die beroepshalve aan asbest zijn geexponeerd. Doorgaans duurt het lang voordat de ziekte zich openbaart. In zeldzame gevallen, en waarschijnlijk bij expositie aan z e e r hoge stofconcentraties, kunnen zich reeds na korte tijd verschijnselen van asbestose voordoen. Asbestose kan aanleiding geven tot de vorming van kwaadaardige gezwellen in de longen. De frequentie van deze laatstgenoemde complicatie is hoger bij asbestwerkers dan bij andere bevolkingsgroepen. Hierbij dient nog aangetekend te worden, dat het roken van sigaretten bij a s b e s t w e r k e r s deze frequentie nog s t e r k e r doet stijgen. De schadelijke werking van asbest kan zich ook uitstrekken tot de pleura en het peritoneum. Het is sinds enige j a r e n bekend, dat contact m,'gt asbest kan leiden tot een vroeger vrij zelden geconstaieerde. a,f,Vicijking, hqt mesothelioom, een langzaam en fataal verlopend ziekteproces, waarbilj hoofdzakelijk het longvlies en/of het buikvlies worden aangetast. Het is een zelfstandig ziektebeeld, dus geen complicatie van de a s b e s t o s e . In verband met het voorgaande wordt het van belang geacht de stofexpositie te voorkomen of, indien dit niet mogelijk is, deze te beperken tot een grens die bij de huidige stand van de wetenschap ter zake niet onaanvaardbaar wordt geacht. Hierbij wordt rekening gehouden met de economische betekenis welke asbest heeft, en de mogelijkheden die bestaan om asbest door minder g e v a a r lijk materiaal te vervangen. In dit verband kan worden vermeld, dat van de zijde van het DirectoraatGeneraal van de Arbeid een onderzoek naar middelen ter vervanging van a s best is ingesteld. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het "Rapport betreffende het gebruik van asbest en de eventuele vervangingsmiddelen door asbest" (1968). Voorts is door de Arbeidsinspectie in 1971 uitgegeven een publikatieblad "Werken met a s b e s t " . In dit publikatieblad \yordt voorlichting gegeven omtrent de herkomst en de eigenschappen van asbest, alsmede omtrent de maatregelen die bij de v e r schillende wijzen van gebruik van asbest in het belang van de veiligheid kunnen worden genomen. Tevens wordt gewezen op de mogelijkheden die er bestaan om voor bepaalde toepassingen asbest te vervangen. Voorts wordt de alandacht gevestigd op bestaande wettelijke voorschriften ter zake. 1/3
In het op de Veiligheidswet 1934 berustende Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938 zijn nl. bepalingen opgenomen ter bescherming van de a r b e i d e r s tegen voor de gezondheid schadelijke invloeden van stof. De in het publikatieblad opgenomen aanbevelingen zijn in hoofdzaak ontleend aan die welke zijn opgesteld door "The Asbestosis R e s e a r c h Council". Deze laatste zijn op hun beurt gebaseerd op de "Asbestos Regulations", die in mei 1970 in Engeland van kracht zijn geworden. Artikelsgewijs Artikel 2. De verboden handelingen zijn zeer ruim geformuleerd en s p r e ken in het algemeen voor zichzelf. Om eventuele twijfels uit te sluiten zij echter hierbij opgemerkt dat het slopen van m e t asbest gei'soleerde installaties uiteraard valt onder het bewerken van asbest. Het onder a. gestelde \erbod is daarom zo algemeen gesteld omdat crocidoliet (ook wel genoemd blauwe asbest) de gevaarlijkste van alle soorten asbest i s , De onder b . en d. gestelde verboden zijn opgenomen ohidat voor de hier genoemde toepassingen van asbest goede, minder gevaarlijke c . q . . o n g e vaarlijkse vervangingsmiddelen bestaan. Met het onder c. gestelde verbod wordt beoogd de gevaren van deze uit economisch oogpunt moeilijk te missen toepassingen van asbest in te dammen. De publicatiebladen van de a r b e i d s inspectie geven aan welke maatregelen er n a a r het oordeel van die dienst getroffen dienen te worden om te vermijden dat bij de verwerking van asbest een voor de gezondheid onaanvaardbare concentratie van asbeststof in de lucht optreedt. Artikel 3. Dit artikel regelt de ontheffing door het districtshoofd alsmede de gevblgen van een beschikking, zolang daartegen beroep kan worden ingesteld of zolang omtrent een ingesteld beroep niet is b e s l i s t Deze gevolgen zijn verschillend naar gelang de aard van de beschikking, . Betreft het een beschikking, waarbij ontheffing wordt verleend, dan treedt deze onmiddellijk in werking en blijift zij ook hangende een beroep van kracht. Een beschikking echter, waarbij een verleende ontheffing wdrdt i n getrokken of gewijzigd, is niet van kracht, zolang de beroepstermijn loopt of zolang omtrent een ingesteld beroep niet i s beslist. Deze afwijkende regeling is gewenst teneinde te voorkomen, dat het hoofd of de bestuurder door een wijziging of intrekking der ontheffing direct aanzienlijke financiele schade in zijn bedrijf zal ondervinden. Het bedrijf zal veelal op zo'n ontheffing zijn ingesteld en er zullen daartoe vaak kosten zijn gemaakt voor dure afzuiginstallaties en dergelijke. Deze figuur. komt eveneens voor in het Zandstraalbesluit en toont overeenstemming met de regeling in beroep van gestelde eisen op grond van de Veiligheidswet 1934, welke eveneens aangeeft, dat de eis e e r s t van kracht wordt, nadat de beroepstermijn is v e r s t r e k e n of op een ingesteld beroep is beslist (artikel 28 der Veiligheidswet 1934). Het is van belang erop te wijzen, dat het recht van beroep aan iedere belanghebbende is toegekend, Hieronder dient niet alleien te worden verstaan degene, aan wie een ontheffing is geweigerd of op naar zijn oordeel te bezwarende voorwaarden is verleend, doch ook de a r b e i d e r s in een onderneming, waaraan door het districtshoofd een ontheffing is verleend, kunnen tegen deze beslissing beroep aantekenen, Eveneens zijn b , v . omwonenden in beginsel niet van het recht van beroep verstoken; deze zullen evenwel ook r e e d s op grond van de Hinderwet bezwaar kunnen maken tegen een inrichting waar met asbest wordt gewerkt, Artikel 4, Het districtshoofd zal in artikel 3, e e r s t e lid bedoelde ontheffing niet kunnen verlenen dan nadat een door de Minister van Sociale Zaken in het leven te roepen adviescommissie in de gelegenheid is gesteld hieromtrent haar mening kenbaar te maken. Het ligt in de bedoeling deze commissie samen te stellen uit deskundigen en belanghebbenden waaronder vertegenwoordigers van werkgevers en w e r k n e m e r s . Teneinde deze commissie niet 1/4
ta belasten met de noodzaak tot het geven van adviezen in gevallen van g e ringe betekenis, ligt het in het voornemen het districtshoofd der Arbeidsinspectie zelfstandig te doen baslissen op aanvragen om ontheffing in de gevallen door mij bepaald. Hat ligt voorshands in de bedoeling, dat dit in hat algemeen het geval zal zijn indien de som van het werk dat uitgevoerd wordt het bedrag van f. 1000, - - niet overschrijdt. De vaststelling van deze grens, v/aar beneden da adviescommissie der halve in het algemeen niet behoeft te worden gehoord, alsook de samenstelling der commissie zijn r e a d s ondershands met de betrokken organisaties van werkgevers en warknemers besprokan en met het bovenstaanda heeft men zich kunnan verenigen. Met het oog op eventuele vervanging van ledan der adviescommissie door andara verteganwoordigers van hun ondarscheidene groepan, alsmade wanneer bovengenoemde grens moat worden gewijzigd of aangepast tengevolge van om stand igheden, die zich later kunnen voordoen, komt het mij gewenst voor dat een an ander niet in dit ontwerp, m a a r bij Ministerieel besluit wordt vastgesteld. De redactie van artikel 4 biedt hiertoe de galeganhaid. In stal mij overigens voor om te bepalen dat een districtshoofd der Arbeidsinspectie de adviescommissie niet bahoeft te horen indien hij ontheffingen verleent mat betrekking tot produkten die op het moment van het inwerking treden van het Asbestbesluit gereed zijn. Artikel 5. In onza samanleving is in diverse produkten crocidoliet v e r werkt. Gevaar treedt vooral op wanneer deze produkten worden hersteld of afgebroken, omdat dan de gevaarlijke asbestvezels vrijkomen. Indien het bij artikel 2, onder a . , gestelde verbod ook van toepassing zou zijn op het gebruiken van thans bestaande crocidoliethoudende produkten zou op het tijdstip van in werking treden van het besluit een wettelijke plicht in het leven zijn geroepen om allerhande crocidoliethoudende produkten te slopen, hetgeen, gezien het bovenstaanda, juist moet worden varmaden. Artikel 7. Het lijkt niet gewenst het in dit besluit vervatte verbod onmiddellijk in werking te doen treden aangezien vele bedrijven, waarin met asbest wordt gewerkt, moeten omschakelen op andere materialen. Teneinde deze belanghebbenden ruim gelegenheid te geven zich aan te passen, wordt voorgesteld het besluit in werking ta doen treden een jaar nadat het in het Staatsblad is geplaatst.
1/5
BIJLAGE 11(a) BRIEF VAN HET VERBOND VAN NEDERLANDSE FABRIKANTEN VAN ASBESTCEMENTWAREN VAN 12 MAART 1975 AAN DE RAAD Via de Raad van Nederlandse Werkgeversverbonden hebben wij kennis g e nomen van het ontwerp "Asbestbesluit", dat door de Minister van Sociale Zaken aan Uw Raad t e r advies is toegezonden, zoals door U is aangekondigd in het mededelingenblad "Bedrijfsorganisatie" van 21.1.1975, Naar aanleiding van dezS adviesaanvrage willen wij graag het volgende onder Uw aandacht brengen: 1. De begeleidende brief van de Minister vermeldt in de 3de alinea 2de zin, dat "het verbod met crocidolite zo algemeen is gesteld, omdat deze soort de gevaarlijkste van alle soorten asbest i s " . De zeer pertinents uitspraak van de m i n i s t e r verbaast ons, daar wij weten, dat naast een aantal uitspraken van deskundigen, die deze mening inderdaad zijn toegedaan, er een aantal uitspraken juist in de laatste tijd i s gedaan, dat veel minder pertinent i s . 2. In de 4de alinea wordt aangegeven, dat de onder artikel 2b en 2d gestelde verboden aldus zijn opgenomen, omdat voor deze toepassingen van asbest minder gevaarlijke c . q . ongevaarlijke vervangingsmiddelen bestaan. Onder artikel 2b wordt het verboden, a s b e s t dan wel asbesthoudende stoffen of produkten te verwerken of te bewerken voor thermische isolatie dan wel acoustische, conserverende of decoratieve doeleinden. Onder deze zeer ruime omschrijving zouden alle asbestcementprodukten kunnen worden b e grepen. I m m e r s asbestcement is t h e r m i s c h isolerend, i s acoustisch goed te verwerken, werkt conserverend en is n a a r onze bescheiden mening ook decoratief toe te p a s s e n . Wij hebben enige tijd geleden het Ministerie van Sociale Zaken daarop g e wezen en men heeft toen de verzekering gegeven, dat het niet de bedoeling was, asbestcementprodukten e r onder te begrijpen. Indien dit inderdaad de bedoeling van de Minister i s , dan zou dit naar onze mening duidelijk in het besluit tot uitdrukking moeten worden gebracht. Indien het Ministerie dit besluit ongewijzigd zou laten, zou vermoedelijk voor asbestcementprodukten een uitzondering worden gegeven. Dit is echter zeer onbevredigend, daar dit sterk discriminerend kan werken in de m a r k t . Wij zijn van mening, dat de redactie in i e d e r geval dusdanig zou moeten w o r den gewijzigd, dat asbestcementprodukten e r duidelijk niet onder vallen. 3. In de 5de alinea wordt medegedeeld, dat Eternit bezwaar heeft gemaakt tegen het absolute verbod van crocidolite. In werkelijkheid heeft het Verbond van Nederlandse Fabrikanten van Asbestcementwaren m e t zijn brief van 7 november 1972 aan de Minister van Sociale Zaken vele bezwaren gemaakt tegen het I s t e ontwerp "Asbestbesluit". Wij voegen te IFwer informatie een copie van deze brief bij dit schrijven. In het I s t e concept was het artikel 2b dusdanig geredigeerd, dat asbestcement daaronder niet werd begrepen. I m m e r s dat luidde aldus: "Het is verboden niet gebonden asbest te verwerken voor thermische "isolatie of acoustische doeleinden". Het is ons niet duidelijk, waarom deze formulering werd gewijzigd in de U thans voorgelegde. 4. Wij wijzen U er nadrukkelijk op, dat wij slechts zijn geraadpleegd bij het I s t e concept. ^ Het thans aan U voorgelegde concept is geen onderwerp van bespreking g e II/l
weest met het georganiseerde bedrijfsleven. Wij menen, dat dit een ongebruikelijke gang van zaken i s . 5. De kern van onze bezwaren tegen het ontwerp is het uitgangspunt van een verbod van gebruik van asbest voor vale doeleinden, waarop eventueel uitzonderingen kunnen worden gegeven. Zoals wij ook in onze bijgevoegde brief van 7 november 1972 aan de Minister van Sociale Zaken hebben uiteengezet, zijn die landen, die tot heden wettelijke maatregelen op dit gebied hebben genomen, steeds uitgegaan van het toestaan van het gebruik, mits aan bepaalde veiligheidsvoorschriften werd voldaan. Het zal U duidelijk zijn, dat een dergelijk uitgangspunt voor ons veel aanvaardbaarder is, omdat in dat geval zou worden erkend, dat asbest - in bepaalde omstandigheden toegepast - niet gevaarlijk behoeft te zijn, Zoals gezegd, wordt dit uitgangspunt aanvaard in andere landen, waar wettelijke maatregelen werden getroffen. 6. Wat betreft de nota van toelichting menen wij ons te moeten onthouden van opmerkingen aangaande enkele uitlatingen, waarmede wij het niet g e heel sens zijn. Wei moeten wij U mededelen, dat het op bladzijde 4 bovenaan gestelde, als zouden de betrokken organisaties van werkgevers en werknemers g e r a a d pleegd zijn inzake het instellen van een adviescommissie, in ieder geval van de zijde van de organisatie van werkgevers ten stelligste moet worden ontkend. Omdat de bedoelde maatregel ook economische gevolgen zal hebben, menen wij, dat eigenlijk ook de Minister van Economische Zaken het ontwerp mede had moeten ondertekenen. Wij dringen er ten z e e r s t e op aan, het aan U voorgelegde concept van een negatief advies te voorzien.
Bijlage - brief van 7 november 1972 aan de minister van Sociale Zaken Naar aanleiding van het concept Asbestbesluit, waarvan wij via de C o m m i s sie Veiligheidsaangelegenheden van de Raad van Nederlandse W e r k g e v e r s verbonden kennis namen, willen wij gaarne het volgende onder Uw aandacht brengen. De bij ons Verbond aangesloten bedrijven zijn de grootste v e r b r u i k e r s van asbest in Nederland. Dit blijkt uit onderstaande cijfers, waaruit volgt, dat ongeveer 60 tot 65% van de totale import van asbest is bestemd voor de bij ons aangesloten ondernemingen: 1969
1970
1971
totale import
20.600 ton
22.000 ton
23.500
asbestcementproducten
12.000
14,300
14.200
in%
58%
65%
60 %
Het spreekt dus wel vanzelf, dat wij nauw zijn betrokken bij overheidsmaatregelen op het gebied van gebruik van asbest, ook al hebben deze maatregelen niet in de e e r s t e plaats betrekking op het vervaardigen en het toepassen van asbestcementwaren. I m m e r s , iedere maatregel, waarbij gebruik van asbest in verband met de gezondheid aan banden wordt gelegd, heeft in de publiciteit haar r e p e r c u s s i e s ten aanzien van alle producten, die asbest bevatten, ook op asbestcement waren, hoewel zeer waarschijnlijk ten onrechte, omdat de gevaren van inademing van asbestcementstof louter op vermoedens berusten,
II/2
De asbestcementindustrie heeft altijd een open oog gehad voor gevaren, die verbonden kunnen zijn aan de inademing van een grote hoeveelheid asbeststof gedurende vele j a r e n . De hygienische maatregelen en de daarop gerichte investering die dikwijls in overleg met r e s p . op aanwijzing van de Arbeidsinspecties door de industrie zijn genomen, hebben tot gevolg gehad, dat asbestose binnen de bij ons Verbond aangesloten bedrijven een ziekte is, die in het verleden hoogst zelden voorkwam en die bij de huidige stand van de techniek geheel kan worden voork6men, In deze richting wijst ook het onderzoek, dat door Dr. Miedema bij de bij ons Verbond aangesloten bedrijven is gedaan. Dat bij de verwerking van asbestcementproducten zoveel asbeststof zou kunnen vrijkomen, dat daardoor gevaar voor asbestose zou ontstaan, achten wij niet aannemelijk, temeer, omdat vooralsnog niet vaststaat, dat de d e s betreffende stofdeeltjes uit vrije asbest bestaan. Ten aanzien van een andere ziekte, die in verband wordt gebracht met het inademen van asbeststof (het mesothelioom), zouden wij U er op willen wijzen, dat op de in October 1972 gehouden conferentie van de "International Agency for Research on Cancer" over "the biological effects of asbestos" algemeen is aangenomen, dat ook voor het krijgen van deze ziekte gedurende lange tijd een zekere dosis ("dose related") asbeststof zou moeten worden ingeademd. Hoewel sommige onderzoekingen doen vermoeden, dat crocidoliet voor deze ziekte gevaarlijker zou zijn dan andere asbestsoorten, doen andere onderzoekingen dit weer betwijfelen. De bovengenoemde conferentie achtte v e r d e r e onderzoekingen op dit gebied gewenst alvorens tot definitieve uitspraken te kunnen komen. In 1971 heeft de Arbeidsinspectie een blad uitgegeven getiteld "Werken met asbest" (P 116), Dit publicatieblad vermeld, op welke wijze de Arbeidsinspectie kan optreden tegen het gebruik van asbest op een wijze, die gevaarlijk voor de gezondheid zou kunnen zijn. Dit blad is nog maar zo kort geleden gepubliceerd, dat het nauwelijks nog zijn riuttig effect heeft kunnen hebben op de resultaten van de bemoeiingen van de Arbeidsinspectie op dit t e r r e i n . Naar onze mening heeft het Directoraat-Generaal van de Arbeid voorlopig voldoende bevoegdheden en het zou voorbarig zijn, nu al met een Asbestbesluit te komen, terwijl nog zoveel onzekerheden bestaan en er nog zoveel meet worden onderzocht. Wij achten het raadzaam, de ervaring van de Arbeidsinspectie met dit Publicatieblad af te wachten. Tegen het verbieden van crocidoliet heeft 66n van de bij ons aangesloten fabrikanten, te weten Eternit B. V., e r n s t i g e bezwaren, omdat zij bij de fabricage van buizen dit asbest niet kan m i s s e n . Zij bericht ons hierover het volgende: - Het verbieden van crocidoliet zou een e r n s t i g e aantasting zijn van de m o gelijkheid om asbestcem^ntbuizen te produceren. Blauwe asbest bevordert in hoge mate de filtrabiliteit van het asbestcementmengsel, wat voor de economische fabricage van buizen van groot belang i s . Er zijn andere stoffen bekend, die de filtrabiliteit van een materiaal v e r beteren, doch dit gaat dan steeds gepaard met een aanzienlijk s t e r k t e v e r lies, zodat zij voor dit doel niet bruikbaar zijn. Over de gehele wereld worden dan ook asbestcementbuizen gemaakt met blauwe asbest. De hygiSnische omstandigheden van ops lag en verbruik garanderen een minimale kans op stofinademing. Het asbest is verpakt in jute zakken, inwendig bekleed met plastic of in enkelvoudig geweven jute propyleen zakken of in speciaal geweven polypropyleen zakken. De zakken worden onder een effectieve stofafzuiging geopend en verder wordt het asbest in een gesloten en nat proces verwerkt. Bij de totstandkoming van het concept Asbestbesluit is nadrukkelijk uitgegaan van de aanmerkelijk grotere schade, die crocidoliet in vergelijking met andere asbestsoorten (en met name voor het ontstaan van mesothelioom) aan de gezondheid kan toebrengen. Hiervoor bestaat in de medisch-wetenschappelijke wereld nog verdeeldheid, evenals trouwens over het causaal II/3
verband tussen asbest in het algemeen en het histologisch vastgestelde mesothelioom of longcarcinoom. In het door de Arbeidsinspectie uitgegeven blad P 116 ("Werken met asbest") staat op biz, 8 bovenaan "Van de relatie tussen de totale expositie en het optreden van mesothelioom is thans nog te weinig bekend om daarop een preventiebeleid te baseren". Verder staat op deze bladzijde geheel onderaan en bovenaan op biz, 9: "Voornamelijk het crocidoliet (blauwe asbest) wordt hiervoor (bedoeld is het ontstaan van mesothelioom) aansprakelijk gesteld," Indien de Arbeidsinspectie deze regels nog onderschrijft, dan lijkt een speciale maatregel, gericht tegen het gebruik van crocidoliet, op zijn minst gesproken voorbarig, daar uitsluitend (indien het gaat om het ontstaan van mesothelioom) dit onderscheid tussen crocidoliet en andere asbestsoorten wordt gemaakt, In dit verband lijkt de toelichting bij artikel 2) onvoUedig, als ongemotiveerd wordt gesteld: "Dit verbod is daarom zo algemeen gesteld, omdat crocidoliet de gevaarlijkste van alle soorten asbest i s , " Wij zouden onze conclusie als volgt willen samenvatten: Er zijn nog teveel onbekende factoren om reeds nu een algemene maatregel van bestuur op basis van de Silicosewet, e'en z,g. Asbestbesluit, te rechtvaardigen, Het Publicatieblad P 116 vermeldt alle mogelijkheden om tegen verkeerde toepassingen van asbest op te treden, Wij doen daarom een dringend beroep op U om niet tot het vaststellen van een dergelijke algemene maatregel van bestuur over te gaan, Wij houden ons uiteraard gaarne ter beschikking ora, indien gewenst, mondeling of schriftelijk ons standpunt nader toe te lichten.
II/4
BIJLAGE 11(b) BRIEF VAN DE UNION PROFESSIONNELLE DES USINES BELGES D'ASBESTE CIMENT VAN 8 APRIL 1975 AAN DE RAAD
Het ontwerp gaat uit van een aantal verbodsbepalingen. In andere landen, waar wettelijke maatregelen zijn genomen, wordt steeds uitgegaan van het toestaan van het verbruik, mits aan bepaalde door de Arbeidsinspectie te stellen normen wordt voldaan. In het algemeen wordt dan uitgegaan van een T . L. V. (Threshold Limited Value) van 5 of zelfs 2 vezels per c m 3 . Het wil ons voorkomen, dat ook de nederlandse wetgever beter van dit standpunt zou kunnen uitgaan, omdat daarmede veel onrust in de markt van asbestcementprodukten zou kunnen worden vermeden. I m m e r s de door ons geproduceerde en in Nederland gelinporteerde asbestcementprodukten zullen bij het verwerken in het algemeen geen hogere asbeststofconcentraties v e r oorzaken dan de bovengenoemde 2 vezels per cm3 en in de Internationale literatuur en ook door de overheden wordt aanvaard, dat deze produkten dan bij hun verwerking niet gevaarlijk zijn voor de gezondheid. Asbestcementprodukten vinden m e e s t a l hun toepassing in de onder a r t . 2 b genoemde sfeer en het i s dus van groot belang voor de bij ons aangesloten bedrijven, dat door de wetgever geen verbodsbepalingen worden afgekondigd (waarop eventuele uitzonderingen kunnen worden gegeven), indien bekend is, dat verwerken van deze produkten niet in een eventuele gevarenzone komt, I m m e r s het verbieden van de verwerking heeft steeds een discriminerende werking op het produkt in de markt, ook al zou op dit verbod een uitzondering worden gegeven, ten overstaan van andere produkten die misschien gevaarlijker zijn dan de asbestcementprodukten of waarvan het gevaar nog niet gekend of bewezen i s . P e r jaar wordt uit BelgiS in Nederland voor rond f, 52.000.000 aan asbestcementprodukten ingevoerd. In het economisch verkeer tussen onze beide landen is deze import dus bepaald van enig belang en wij zouden het op prijs stellen, wanneer aan deze economische belangen de nodige aandacht zou worden besteed. Het absolute verbod van crocidolite gaat eveneens veel verder dan dit in andere landen tot nu toe is gegaan, Er is in medische kringen geen eensluidende opvatting over het door de Minister gestelde in de 3de alinea van zijn begeleidende brief, dat "deze soort de gevaarlijkste van alle soorten asbest is", Indien op grond van bepaalde uitspraken omtrent dit oorzakelijk verband, besloten zou worden tot een verbruiksverbod, dan moet er dezerzijds op worden gewezen, dat de inademing van minuscule deeltjes van glasvezels en vezelige produkten van metaaloxyden een cancirogene werking kunnen hebben. Wij verzoeken U niet in te stemmen met het nemen van wettelijke maatregelen, die, volstrekt overbodig, het economisch verkeer tussen Nederland en Belgife" nadelig zouden belnvloeden. Omdat vaststaat, dat e r voldoende technische mogelijkhedeu bestaan om de eventuele expositie van asbeststof bij verwerking van asbestcementprodukten te voorkomen, dringen wij er bij U op aan het daarheen te richten, dat de bevoegdheden van de wetgever worden gericht op de optimale verwezenlijking van hygiSnische maatregelen, zoals die staan omschreven in de Publicatie P 116 van de Arbeidsinspectie "Werken met asbest", die destijds in ons b e zit kwam,
II/5
BIJLAGE 11(c) BRIEF VAN DE VEREENIGING VAN HANDELAREN IN BOUWMATERLALEN IN NEDERLAND VAN 11 APRIL 1975 AAN DE RAAD Via het Verbod van de Nederlandse Groothandel hebben wij kennis genomen van het ontwerp "Asbestbesluit", dat door de Minister van Sociale Zaken aan Uw college t e r advies is toegezonden. Naar aanleiding van deze adviesaanvrage willen wij gaarne het volgende onder Uw aandacht brengen. Tijdens een gesprek met de heer M r . J . H . de Jong van de Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid, Directoraat-Generaal van de Arbeid, bleek ons, dat onder asbesthoudende stoffen - genoemd in artikel 2b van genoemd ontwerp A s b e s t besluit - ook asbestcementprodukten voor de bouw zullen worden v e r s t a a n . Dit heeft ons in hoge mate verontrust, daar zulks inhoudt, dat de handel in bouwmaterialen, die naast haar voorraadhoudende taak ook a s b e s t c e m e n t produkten bewerkt (zaagt) genoemde groep bouwmaterialen niet m e e r aan haar afnemers zou kunnen leveren. Voor zover ons bekend zijn er geen onderzoekingen geweest, waaruit duidelijk bleek dat het bewerken van asbestcementprodukten asbestose of mesothelioom veroorzaakt. Wij verzoeken U daarom dringend met het bovenstaande rekening te willen houden bij het vaststellen van de redactie van genoemd ontwerpbesluit.
II/6
BIJLAGE 11(d) BRIEF VAN DE INDUSTRIAL PRODUCTS Ltd, FILIAAL NEDERLAND, VAN 11 APRIL 1975 AAN DE RAAD Wij r e f e r e r e n aan uw schrijven no. K8329 P / B u dd. 19 maart j , I. en zouden gaarne het volgende willen opmerken inzake het door de Minister van Sociale Zaken aan uw Raad voor Advies voorgelegde Ontwerp Asbestbesluit. Deze opmerkingen worden door ons gemaakt als de Nederlandse vertegenwoordiging van TEA Industrial Products L t d , , Rochdale, Engeland, welke deel uitmaakt van de T u r n e r & Newall G r o e p . Turner & Newall is 66n van de oprichters van het "Asbestosis R e s e a r c h Council" en hebben als zodanig ' een nauwe samenwerking met deze o r g a n i s a t i e . 1) Wij zijn van mening, dat het uitgangspunt van de Britse "Asbestos Regulations" d . w . z . controle door de aanvaarding van een toegestane concentratie van asbeststof (2 vezels/ml), te p r e f e r e r e n is boven een combinatie van verboden en beperkingen welke de b a s i s vormt van het thans voorliggende ontwerp. In dit verband willen wij u verwijzen naar de bijgevoegde kopieSn van brieven dd. 20,12.1972 r e s p . 17.4.1974 van Dr. S.Holmes, s e c r e t a r i s Asbestos Research Council aan de D i r e c t e u r - G e n e r a a l van de Arbeidsinspectie, Hierin worden de aanmerkingen van het "Asbestosis Research Council" op het eerste ontwerp duidelijk uiteengezet. Voor zover wij hebben kunnen vaststellen is e r op deze brieven niet g e r e a geerd, Wij zouden het op prijs stellen indien u de inhoud van deze brieven in uw overwegingen zoudt willen betrekken, daar de aanbevelingen van het "Asbestosis Research Council" een belangrijke rol hebben gespeeld in het opstellen van de in 1971 verschenen publikatie "Werken met Asbest". Wij zouden uw aandacht tevens willen vestigen op de aanbevelingen van het " I . L , 0 , " Committee of experts on the safe u s e of Asbestos"welke geen voorstellen voor verboden bevatten. 2) De onderstaande opmerkingen hebben betrekking op bepaalde specifieke artikelen in het ontwerp, zonder dat het onze bedoeling is ons onder punt 1. genoemde fundamentele bezwaar af te zwakken. a) Betreft artikel 2a, geen van de door onze maatschappij vervaardigde produkten bevatten crocidolite. b) Wij zijn van mening, dat onze asbesthoudende produkten wanneer deze volgens de normale voorschriften worden behandeld, geen voor de gezondheid onaanvaardbare concentratie van asbeststof in de lucht zullen v e r o o r zaken en dat deze daarvoor onder de in a r t i k e l 2c begrepen vrijstelling zouden zijn toegestaan. c) Het gebruik van asbest als p r i m a i r isolatie materiaal in thermische t o e passingen komt thans eigenlijk niet m e e r voor, Sommige asbestweefsels worden echter toegepast voor het op zijn plaats houden van de p r i m a i r e isolatie, Hier is de voornaamste funktie van de asbest mechanisch en niet thermisch isolerend, De beschikbaarheid van asbest weefsels welke met aluminium zijn gecoat, of een specials behandeling hebben ondergaan, of welke speciaal zijn vervaardigd volgens stofreducerende proced6's (wetdispersion proces) verzekeren dat in gebruik de e m i s s i e van stof ver b e neden de onder artikel 2c toegestane concentratie zou zijn, d) Wij zijn van mening dat de aanvaardbare concentratie van tot 2 v e z e l s / m l specifiek in het besluit moet worden genoemd. e) De verboden onder 2 b en 2 d zijn volgens de nota van toelichting opgenomen omdat voor de daarin genoemde toepassingen van asbest goede,
II/7
minder gevaarlijke c.q. ongevaarlijke vervangingsmiddelen bestaan. Wij zouden willen voorstellen dat het advies van de "I.L.O. Meeting of Experts" in Genfeve in de beschouwingen wordt opgenomen n. 1. geSigende proeven worden ondernohien om de geschiktheid van eventuele vervangingsmiddelen wat betreft de veiligheids-, brand-, en gezondheidsrisicos te verzekeren, f) Wij menen dat specifiek vrijstelling moot worden gegeven voor asbestcementproducten en frictiematerialen, De in onze maatschappij zeer nuttige rol welke door deze produkten wordt gespeeld is opgenomen in de publikatie van de Arbeidsinspectie, "Werken met Asbest". 3) Wij zouden er op willen aandringen dat voor het uitbrengen van een advies op het onderhanden zijnde ontwerp, gehoor wordt gegeven aan de inzichten van het "Asbestosis Research Council". Bij een eventuele hoorzitting wordt de aanwezigheid van Dr. S. Holmes als secretaris zeer aanbevolen om de opvattingen van de A.R.C. in detail uiteen te kunnen zetten. Het zou op prijs gesteld worden indien ook een afgevaardigde van onze maatschappij een dergelijke hoorzitting zou mogen bijwonen.
Bijlage 1 - Brief van de Asbestosis Research Council van 20 december 1972 aan de Directeur-Generaal van de Arbeid. Having had an opportunity of studying an English translation of the draft Asbestos Order under the Silicosis Law, we have certain comments to make. We hope that we may be perrhitted to submit these to you since a not inconsiderable share of the asbestos products covered by Articles 2b. and 2c. of the proposed Dutch ban are of British manufacture. It is our opinion that the case for a prohibition of the asbestos uses, referred to under Articles 2b. and 2c., is not strong and will have the effect of denying the community a number' of valuable and essential asbestos-containing products. Experience in the U.K. has shown that, by adopting improved techniques in manufacture and application of these products, the emission of dust may be controlled within levels which are now internationally accepted as being safe. We consider that the adoption of positive controls is more constructive and selective than prohibition, and would enable the valuable technical properties of asbestos to be utilised without danger to health. Asbestos for Thermal Insulation or Accoustic Purposes It is not clear whether the proposed prohibition is intented to cover woven asbestos cloth. We would suggest that the asbestos in all spun and woven products is, in fact, bonded and the new dustsuppressed cloths offer very significant improvements in the reduction of dust. Another recent and very important development is that of cloths woven from wet dispersion yarns since these possess chemical bonds and the emission of dust through handling or cutting is of an extremely low order. Asbestos Spray We should like to draw to your attention the considerable improvements brought about by the new pre-damping techniques for asbestos spray which have been developed in Great Britain and which are freely available in Holland. While it is desirable for the spray operative to wear a suitable respirator, dust counts taken within a short distance of the operation are of a very low order; this means that those in the vicinity of the operation incur no health risk. The attached data covering dust readings during spraying operations may be of interest to you. In view of the development II/8
of pre-damping techniques, we submit that t h e r e i s no case for prohibiting asbestos spray as a whole. In this connection we should like to quote from the Annual Report for 1971 which has very recently been issued by H . M . Chief Inspector of Factories: "The construction industry was in the past a s o u r c e of high concentrations of dust when asbestos was applied a s a spray for insulation or fire protection p u r p o s e s . Over the last 18 months, however, the industry has turned over to a system of 'pre-damping' p r i o r to the spray application which, when properly carried out, can reduce r e s p i r a b l e dust one hundred-fold, This enables m e m b e r s of the s p r a y team to be fully protected by wearing simple approved dust r e s p i r a t o r s , and other t r a d e s m e n working outside the immediate area will not be exposed to concentrations above the hygiene standard." We trust that our comments will be of interest and help to you and hope that you may give the opportunity to a r e p r e s e n t a t i v e of this body to present evidence at the forthcoming Hearing of the draft Asbestos Order. Bijlage 2 - Brief van de Asbestosis Research Council van 17 a p r i l 197,4 aan de Directeur-Generaal van de Arbeid, I would refer to my letter of 20th December 1972, in which I passed to you on behalf of the Asbestosis Research Council a number of comments on your draft Asbestos Order under the Silicosis Law, One particular point which we made was concerned with the conflicting philosophies of prohibition v e r s u s control. In the United Kingdom, H.M. Factory Inspectorate has continued to oppose the principle of prohibition and to favour control and the Asbestosis R e s e a r c h Council, encouraged by this vieuw, has been able to produce l i t e r a t u r e and advice to enable workers to handle asbestos materials and products with safety and to the satisfaction of the government authority concerned. The banning of asbestos products in certain applications must inevitably lead to the use of substitute m a t e r i a l s in some a r e a s . In the U . K . , H.M. Factory Inspectorate, while in some c a s e s recommending substitutes, has not found it n e c e s s a r y to insist upon them, because of its philosophy of control based on well-established methods. The latest pronouncement on substitutes is contained in the Report of the ILO Meeting of Experts on the Safe Use of Asbestos, held in Geneva last December, a copy of which is enclosed. We would like to draw your attention to paragraph 18 on page 6, which s t r e s s e s the importance of ensuring by the appropriate t e s t s that substitutes put forward to replace asbestos do not themselves c a r r y health r f s k s . In this connection it will be remembered that, because of the nature of the hazards arising from industrial dusts, such tests could well take a considerable time to complete. It is worthy of note that this is the only reference to substitutes in the Report, the r e m a i n d e r being largely devoted to the subject of dust control and the protection of the worker. As mentioned in the previous correspondence, we hope that our comments will be of assistance to you and we would welcome the opportunity of discussing the matter further with you, if you so d e s i r e .
11/9
APPLICATION OF SPRAYED ASBESTOS COATINGS COMPARISON OF PRE-DAMPED WITH DRY FIBRE FEED Asbestos F i b r e Concentration (Fib Position of Sample
Traditional Method (Without Pre-Damping) Offic Te
Spray Operative's Shoulder
1500
Feeding Machine
150
Feeding Damping Drum
-
1st Distance from Sprayer
(9m) 19-37
(4.5m
2nd Distance from Sprayer
(18m)
(12m)
12
BIJLAGE 11(e) BRIEF VAN DE KONINKLUKE PAPIERFABRIEKEN VAN GELDER ZONEN N. V. VAN 23 APRIL 1975 AAN DE RAAD - Ten aanzien van de vele vragen, welke naar wij menen bovengenoemd voorstel nog oproept, zouden wij ons willen beperken tot die, welke in het concept door artikel 2b ontstaan. - Wij gaan er van uit, gegeven het specifieke karakter van onze fabricage van" een speciaal vilt, gebaseerd op rubber gecoate chrysotile asbestvezels en de toepassing daarvan als d r a g e r van vloerbedekking, dat artikel 2c van t o e p a s sing i s . (Te Uwer informatie: Ons productieproces van asbestvilt vertoont grote overeenkomst met de papier fabricage, De cellulosevezel is vervangen door een met latex gebonden asbestvezel. De in containers aangevoerde vezels zijn verpakt in papieren zakken, welke met zak en al in met water gevulde mengkuipen worden gestort. De latex wordt toegevoegd, de vloeibare raassa over zeven gevoerd voor ontwatering en bladvorming, waarna persing en droging plaatsvinden. Het eindproduct verlaat in rollen de machine.) - N6ch bij de productie, n6ch bij de verwerking van ons product tot eindproduct, n6ch bij de verwerking van het eindproduct komen asbestvezels vrij. Om die reden behoort ons product en het daarvan vervaardigde eindproduct te vallen onder 2 c . Evenwel is 2b zodanig r u l m en ongenuanceerd g e r e d i geerd, dat twijfel zou kunnen ontstaan, of ons product, of het daarvan v e r v a a r digde eindproduct, wellicht daaronder begrepen zou kunnen worden, a l s gevolg waarvan het ten onrechte niet onder 2c zou vallen. De onduidelijkheid van artikel 2b houdt wellicht verband met het feit dat de inhoud daarvan op geen enkele wijze is gerelateerd aan risicofac'toren. - Ons inziens dient dan ook hier de redactie gewijzigd en m e e r genuanceerd te worden.
II/H
BIJLAGE n(f) BRIEF VAN DE COMMISSIE VOORLICHTING ASBEST BENELUX VAN 10 JULI 1975 AAN DE RAAD Nu de Tweede Kamer d e r Staten-Generaal op 15 mei 1975 het wetsontwerp tot wijziging van de Silicosewet (12 939) zonder stemming heeft aangenomen, zij het ons vergund, n a a r aanleidlng van de opmerkingen, die tijdens de b e handeling in de Kamer zijn gemaakt - en deze tegen de achtergrond van het ontwerpbesluit tot vaststelling van een Algemene Maatregel van Bestuur ter uitvoering van de Silicosewet (Asbestbesluit) - enkele kanttekeningen te plaatsen. 1 - Materigle inhoud ontwerp Asbestbesluit Het ontwerp Asbestbesluit gaat uit van het verbodsbeginsel: Artikel 2 Het is verboden: a. crocidoliet dan wel crocidoliethoudende stoffen of producten voorhanden te hebben, te verwerken, te bewerken of te gebruiken; b . asbest dan wel asbesthoudende stoffen of producten te verwerken of te b e werken voor thermische isolatie dan wel acoustische, conserverende of decoratieve doeleinden; c. asbest dan wel asbesthoudende stoffen te verwerken of te bewerken voor andere dan onder b) genoemde doeleinden, indien hierbij een voor de gezondheid onaanvaardbare concentratie van asbeststof in de lucht optreedt; d. asbest dan wel asbesthoudende stoffen of producten te verspuiten. 2 - Ontheffingen Blijkens het voorgestelde artikel 3 is de Minister bereid, indien zich bijzondere omstandigheden voordoen, ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 2 en wel voor bepaalde of onbepaalde tijd, 3 - Conclusie Met het voorgestelde ontwerpbesluit beoogt de Minister in wezen een verbod van de verwerking, de bewerking of het gebruik van alle soorten asbest en van alle producten, waarin asbest, ongeacht de soort, is verwerkt, zij het, dat de Minister (zoals onder 2 gesteld) hierop uitzonderingen kan toestaan, 4 - Opmerkingen a. In geen enkel land t e r wereld worden de verwerking en het gebruik van a s b e s t zo zeer aan banden gelegd als met het ontwerpbesluit wordt beoogd; b . De Minister i s bereid ontheffing van het verbod te verlenen, indien zich bijzondere omstandigheden voordoen. Omtrent de aard van deze omstandigheden laat de Minister zich niet uit. De v r a a g rijst dan ook, wat de Minister onder "bijzondere omstandigheden" v e r s t a a t . In de grootste asbestverwerkende ondernemingen in ons land wordt de uitstoot van asbeststof in de bedrijfsruimten voorkomen door de toepassing van moderne stofafzuigapparatuur. Het is de vraag, of de Minister hierin "bijzondere omstandigheden" wil zien. 5 - Critische beschouwing a - Medisch-wetenschappelijk probleem De relatie tussen asbest-inhalatie en het optreden van hieraan toegeschreven
11/12
aandoeningen is al sinds j a a r en dag het onderwerp van medisch-wetenschappelijke d i s c u s s i e . Omdat het blijkbaar onvermijdelijk is, dat in de discussie tussen de m e d i sche specialisten subjectieve beoordelingen binnensluipen, staan de meningen over de relatie "asbest - gezondheid" s o m s lijnrecht tegenover e l k a a r , Op grond hiervan baseren wii ons op de inhoud van het rapport, dat het AdviescomitS voor Asbestkankers in 1972 heeft uitgebracht aan de Directeur van het Internationaal Bureau voor Kankeronderzoek, Dit rapport heeft b e trekking op de conclusies van de Internationale Medische Conferentie over de Biologische Effecten van Asbest, die van 1 - 5 oktober 1972 te Lyon is gehouden en waarop ruim 100 medische specialisten, afkomstig uit 20 v e r - . schillende landen, hun bevindingen hebben uitgebracht over de onderzoekingen, die zij naar de r e l a t i e "asbest - gezondheid" hebben gedaan. Eveneens beroepen wij ons op het v e r s l a g van de vergadering in Genfeve in december 1973 van de commissie van deskundigen van de International Labour Organization. b - "Crocidoliet een uitermate gevaarlijke zaak" Deze uitspraak is van de Minister van Sociale Zaken, de heer J . Boersma, gedaan op 15 mei 1975 tijdens de behandeling van het e e r d e r genoemde w e t s ontwerp in de Tweede K a m e r . In het rapport aan de Directeur van het Internationaal Bureau voor K a n k e r onderzoek wordt hierover het volgende gezegd: " Verder nemen de bewijzen toe, dat er een belangrijk verschil in r i s i c o bestaat bij verschillende beroepen en naar gelang de asbestsoort, waaraan men blootstaat. Het r i s i c o is het grootst bij crocidoliet, het is minder bij amosiet en blijkbaar het geringst bij c h r y s o t i e l . " Inderdaad blijkt hieruit, dat crocidoliet (voor het ontstaan van mesothelioom) naar verhouding meer r i s i c o oplevert dan de andere asbestsoorten - o v e r i gens ook weer afhankelijk van de aard van het beroep -, m a a r de conclusie van de deskundigen rechtvaardigt niet de uitspraak van de Minister, dat "crocidoliet een uitermate gevaarlijke zaak" i s . c - Verschillen in beroepsrisico De verschillen in beroepsrisico, waarop in het onder b) genoemde rapport wordt geduid, worden nader aangegeven in het communiqu§, dat de Wereld Gezondheidsorganisatie op 6 november 1972 heeft uitgegeven (WHO/32). Hierin wordt onder m e e r het volgende gesteld: "De w e r k n e m e r s in de asbestverwerkende Industrie lopen het m e e s t e risico en daarvan in het bijzonder die in de asbesttextielindustrie, waarvan het spinproces grote hoeveelheden stof voortbrengt. Werknemers in andere asbestverwerkende industrieSn, waarin hardboard, asbestverbindingen, r e m voeringen, filters en asbestcement worden vervaardigd, staan vermoedelijk enigszins minder aan r i s i c o bloot, omdat zij veelal asbest in natte toestand verwerken, hetgeen logischerwijs minder stof v e r o o r z a a k t . " In ons land bestaat geen asbesttextielindustrie. De asbest-isoleerbedrijven, waarop het proefschrift van Dr. J . Stumphius o . a . betrekking heeft, zijn al vele j a r e n geleden op ander m a t e r i a a l overgegaan, zodat in ons land alleen nog asbestverwerkende bedrijven voorkomen, waarvan het risico voor de w e r k n e m e r s naar verhouding geringer i s . Wanneer de hier geciteerde uitspraak van de medische deskundigen op de conferentie van Lyon juist is, zal dit ook moeten blijken uit het onderzoek, dat de Hoofdgeneeskundige van de Arbeidsinspectie Dr. Miedema sinds 1969 instelt naar het optreden van afwijkingen, die aan asbest-inhalatie kunnen worden toegeschreven onder de 6.000 werknemers in de a s b e s t industrie in ons land. Het is opmerkelijk, dat de Minister de Kamer de (voorlopige) uitkomsten van dit onderzoek onthoudt. Op een desbetreffend verzoek van de Kamerleden de heren Keja en van Zeil verklaart de Minister wel op 15 mei 1975 in de Kamer, 11/13
dat hi] "het onderzoek van Dr. Miedema niet uit zijn hoofd kent", maar hij voegt hleraan niet expliciet toe, dat hij de Kamer hiervan alsnog in kennis zai stellen. d - Tegenspraak Minister Boersma In zijn antwoord op de toespraken van enkele Kamerleden doet zich een merkwaardige tegenspraak voor in de opmerkingen van Minister Boersma. Enerzijds verklaart de Minister: "Het heeft natuurlijk geen zin om crocidoliet te verbieden of te komen met een etiket aangaande de 10%, waar de heer Hartmeijer over heeft gesproken. In de vorm, waarin wij onze voorstellen willen uitwerken, bestaat daar geen behoefte meer aan." terwijl de Minister even daarv66r de volgende uitspraak had gedaan: "Als ik de talloze onderzoekingen zie, die zijn gedaan, waarbij in ieder geval vaststaat, dat het blauwe asbest - het crocidoliet - een uitermate gevaarlijke zaak is, dan geef ik er in dit geval de voorkeur aan - niet omdat ik er altijd op uit ben, met verbodswetgeving te komen - om te komen met een verbodswetgeving met de mogelijkheid tot ontheffing te raken en via die mogelijkheid tot ontheffing daardoor des te beter te kunnen komen tot voldoende begeleiding en bescherming van de werknemers," Wanneer deze tegenspraak berust op de overweging,' dat de ontheffing practisch gesproken zonder meer wordt verstrekt, verdient het dan niet aanbeveling, de verbodsbepaling te vervangen door de verplichting aan de Industrie tot het naleven van een maximale concentratiewaarde? e - Maximale concentratiewaarde In het al eerder genoemde communique van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO/32) wordt omtrent het directe verband tussen het inademen van asbeststof en het ontstaan van "bepaalde longkankers, kankers van het longvlies en van het borstvlies" o.a. vermeld: "De bevolking in haar totaliteit blijkt geen gevaar te lopen sinds onderzoeken in een aantal landen hebben aangetoond, dat de concentratie van asbeststof in de stedelijke atmosfeer ongeveer 10.000 keer geringer is dan de concentratie, die aanvaardbaar wordt geacht voor werknemers in de Industrie." Het Internationale Bureau voor Kankeronderzoek, waaraan deze uitspraak is ontleend, gaat hierbij uit van een grenswaarde voor de concentratie van asbeststof in de bedrijfsruimten, beneden welke het risico voor het ontstaan van de genoemde aandoeningen te verwaarlozen is. Op 15 mei 1975 verklaart Minister Boersma in de Tweede Kamer, als hij een evenwichtige afweging van belangen bepleit: "Dat is ook gebeurd, toen wij de toegelaten maximale concentratiewaarde van vinylchloride opnieuw vaststelden." De vraag rijst dan ook, waarom de Minister blijkens het ontwerp Asbestbesluit ter voorkoming van asbestaandoeningen bij werknemers in de asbestindustrie uitgaat van een verbodswetgeving en niet - zoals in het geval van vinylchloride - van een maximaal toelaatbare concentratie (MAC). Het blijkt, dat de asbestindustrie hygiSnisch-technisch hieraan (zij het ten koste van omvangrijke investeringen) kan voldoen. In Engeland werkt men al sinds 1970 ("Asbestos Regulations") met een wettelijke bescherming van de werknemers op basis van de MAC-waarde. Het is volstrekt onduidelijk, waarom ons land als eerste land ter wereld tot invoering van een principiSle verbodswetgeving overgaat zonder dat hiervoor de medisch-wetenschappelijke argumenten worden aangevoerd. W6l stelt de Minister in zijn Memorie van Toelichting op de wijziging van de Silicosewet onder artikel III, onder A: "In sommige gevallen is het gevaar van het optreden van mesothelioom zelfs groter dan het gevaar van het optreden van asbestose." Maar als in het Voorlopig Verslag van de Kamercommissie.voor Sociale
11/14.
Zaken aan de Minister wordt verzocht mede te delen, op welke feiten deze verklaring berust, gaat de Minister hierop niet in. Op de al eerder genoemde Internationale Medische Conferentie van Lyon in 1972 is verscheidene keren ter sprake gekomen, dat verbanden tussen de arbeid in de asbestindustrie en het ontstaan van de zogenaamde asbestaandoeningen zijn terug te voeren tot de hygiSnische omstandigheden, die zich in het begin van deze eeuw in de Industrie hebben voorgedaan. Waar b.v. voor het mesothelioom met een incubatieperiode van 40 jaren rekening moet worden gehouden, bestaat het gevaar, dat de betrokken industrie nu verplichtingen worden opgelegd op grond van situaties, die zich in de dertiger jaren en voordien hebben voorgedaan. Naar onze stellige overtuiging is er dan ook alles voor te zeggen, dat de industrie wordt verplicht optimale voorzorgsmaatregelen te nemen, zodat ieder gezondheidsrisico voor de werknemers practisch wordt uitgesloten. Dit kan met eigentijdse middelen en mogelijkheden geschieden, te weten langs de weg van hygiSnisch-technische maatregelen en niet via de verouderde methodiek in de verbodswetgeving, die, gezien de werkelijke situatie, geheel aan het doel voorbijgaat. Ten slotte willen wij nog wijzen op de te vrezen zeer nadelige economische invloed van een verbodswetgeving met alle gevolgen voor de werkgelegenheid, daaraan verbonden. Immers, ook al zou de Minister in bepaalde gevallen gebruik willen maken van de mogelijkheid tot het maken van uitzonderingen, dan nog moet het negatieve effect van een principieel verbod niet worden onderschat. Gaarne hopen wij met het vorenstaande er in te zijn geslaagd, Uw medewerking te verkrijgen voor de ombuiging van het beleid terzake van het voorkomen van aan asbest-inhalatie toegeschreven aandoeningen.
11/15
BIJLAGE 11(g) BRIEF VAN DE INDUSTRIAL PRODUCTS Ltd, FILIAAL NEDERLAND, VAN 9 SEPTEMBER 1975 AAN DE RAAD Onder dankzegging ontvingen wij uw schrijven dd. 20 aug. '75 no. K 8917/P/Bu betreffende bovengenoemd onderwerp en wij zouden gaarne de volgende opmerkingen willen maken waarom wij de voorkeur geven aan het Engelse systeem boven een verbod met ontheffingsmogelijkheden zoals voorgesteld in het ontwerp besluit. 1. Het doel van het ontwerp besluit is verhoging van de veiligheid. De b e palende factor is hier de mate van stof-emissie. Verbeterde technieken bij de produktie en toepassing van asbestprodukten hebben tot gevolg gehad dat de stof-emissie binnen internationaal als veilig aanvaardbare grenzen kan worden gehouden. 2. De meeste andere landen, waar specifieke maatregelen voor het gebruik van a s b e s t zijn getroffen, hebben een systeem van controle-maatregelen ontwikkeld waarmede de veiligheid kan worden verkregen binnen het kader van de voor die landen wettelijke bepalingen. 3 . Een systeem van verbod met de mogelijkheid tot ontheffing veroorzaakt, naar onze mening, te veel onzekerheid onder de gebruikers van a s b e s t produkten, waar dan ook. Het overlaten van het verlenen van ontheffingen aan het districtshoofd, kan, naar onze mening, tot ongelijke behandeling leiden in tegenstelling tot het Engelse systeem waar voor welke toepassing dan ook de hoeveelheid stof-emissie bepalend is voor het al dan niet toelaten van produktie of gebruik. Naar onze mening, een daardoor b e t e r e objectieve norm. 4 . Deze mogelijk ongelijke behandeling kan worden gelllustreerd met de in het ontwerp besluit opgenomen bepaling dat het gebruik van asbestprodukten voor thermische isolatie in totaliteit wordt verboden, terwijl de moderne stof-arme asbestweefsels, die worden gebruikt a l s secondaire isolatie, naar onze mening, niet hebben bijgedragen tot een groter gezondheidsrisico. 5. Naar onze mening, is de noodzaak tot het aangeven van specif ieke t o e passingen of produkten in het Asbestbesluit niet aanwezig indien het Engelse systeem van toelaatbare vezelconcentratie wordt t o e g e p a s t . M e t het Engelse systeem wordt het zelfde resultaat bereikt met minder ingewikkelde bepalingen, 6. Het rapport uitgebracht door de International Labour Organisation Meeting of Experts on the Safe Use of Asbestos, gehouden in december 1973, bevat niets waarin van verbodsbepalingen wordt gesproken, doch aanbevelingen ten behoeve van de bescherming van w e r k e r s met asbest door middel van stof-emissie controle. Het is wellicht de moeite waard om te vermelden dat bovengenoemde vergadering van deskundigen heeft plaats gevonden onder de naam "The Safe Use of Asbestos", wat wij ten overvloede vertalen a l s : Het Veilig Gebruik van Asbest. Met betrekking tot de voorgestelde ontheffingsmaatregelen zouden wij het volgende willen opmerken. De vier door u genoemde voorwaarden zijn in wijze de criteria voor controle. 1. aangifte van maximum toelaatbare concentratie is de bepalende faktor waarop, naar onze mening, het Asbestbesluit gebaseerd moet zijn. 11/16
2, en 3. geven aan een mogelijke methode waarop de uitkomst van punt 1, gerealiseerd kan worden, dus middelen om de stof-emulsie binnen toelaatbare grenzen te houden. 4. als voldaan is aan de onder 1. vermelde voorwaarde is het gebruiken van persoonlljke beschuttingsmiddelen niet noodzakelijk. Met betrekking tot punt 1. zouden wij nog de volgende aanvuUende opmerkingen willen plaatsen. Bij de methode die in het Verenigd Koninkrijk wordt toegepast is er van uitgegaan dat de limiet van 2 vezels per cmS moet worden aangehouden bij een blootstelling gedurende 50 werkjaren. De Britse maatstaf is dus 100 vezeljaren per cmS en bij een blootstelling van minder dan 50 jaar kan men de limiet evenredig verhogen boven toegestane 2 vezels per cm3 zonder een concessie te doen aan de veiligheid. Afsluitend zouden wij willen aandringen op een openbare hoorzitting waarvoor alle betrokken partijen zouden moeten worden uitgenodigd. Het verdient aanbeveling om naast een vertegenwoordiger van onze maatschappij het Asbestosis Research Council en de International Asbestos Information Conference uit te nodigen. Wij spreken de hoop uit dat ons commentaar mede een aanleiding zou zijn het Ontwerp-Asbestbesluit zodanig te veranderen dat de basis zal zijn een bescherming door objectieve controle in plaats van een verbod met, naar onze mening, subjectieve ontheffingen.
11/17
BIJLAGE 11(h) BRIEF VAN DE COMMISSIE VOORLICHTING ASBEST BENELUX VAN 9 SEPTEMBER 1975 AAN DE RAAD Wij ontvingen Uw brief van 20 augustus 1975 no, L 0862/P/Bu betreffende het concept Asbestbesluit, waaraan U toevoegde copie van Uw brief van 20 augustus 1975, no. K 8917/P/Bu aan de T . B . A . Industrial Products Ltd. te Vlaardingen, Wij willen gaarne gebruik maken van de gegeven gelegenheid om ons standpunt te verduidelijken inzake de keuze tussen een verbodswetgeving met een eventuele ontheffingsmogelijkheid en een wetgeving, die verbruik t o e staat, mits bepaalde door de overheid te stellen voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen. Een verbodswetgeving stuit op twee principiSle bezwaren voor de asbest verbruikende industrie, te weten: a. voor de industrie is een planning op lange termijn betreffende investeringen en dergelijke een onmogelijke zaak, indien er onzekerheid omtrent toekomstig te verlenen ontheffingen zou bestaan; b . de te vrezen r e p e r c u s s i e s tegenover de werknemers, die zullen r e d e neren, dat door de overheid het verbruik van asbest principieel wordt v e r boden en dat slechts om bepaalde, b , v . economische, redenen ontheffing wordt verleend. Met andere woorden: asbest is ongezond, m a a r in bepaalde omstandigheden moet het m a a r , Daarentegen geeft een toegestaan verbruik, mits bepaalde voorzorgsmaatregelen zijn genomen, rechtszekerheid voor de industrie die daarop haar beleid voor de toekomst kan afstemmen. Bovendien houdt een dergelijk beleid de erkenning in, dat asbest veilig kan worden gebruikt, mits het onder bepaalde omstandigheden wordt toegepast, hetgeen op degenen, die met asbest werken, een geheel ander effect moet hebben dan een verbod met ontheffingen. Ten aanzien van het beleid, dat in het ontwerpbesluit tot uitdrukking wordt gebracht aangaande crocidoliet, zouden wij er nogmaals op willen wijzen, dat naar onze mening het voorgenomen beleid te ver gaat. Tegenover de mening, dat crocidoliet het gevaarlijkste is, moet nogmaals worden gewezen op de vele onzekerheden, die op dit gebied nog bestaan en de talrijke uitlatingen van deskundigen, die van de bestaande onzekerheden doen blijken. Ten aanzien van het te voeren ontheffingsbeleid zouden wij willen opmerken, dat daarbij in belangrijke mate de in Engeland bestaande c r i t e r i a worden overgenomen. Indien de overheid deze c r i t e r i a zou willen hanteren, is het al helemaal onduidelijk, waarom zou moeten worden uitgegaan van een v e r bod met ontheffingen. Indien de overheid zou uitgaan van deze c r i t e r i a in een beleid van toestaan van het verbruik - m i t s deze c r i t e r i a in acht worden genomen -, bereikt zij p r e c i e s hetzelfde zonder de voor de industrie niet te aanvaarden bijverschijnselen, die hierboven zijn genoemd, te creSren. In het algemeen zouden wij ons met de genoemde c r i t e r i a (waaraan de voorzorgsmaatregelen zullen worden getoetst) wel kunnen verenigen met uitzondering van het gestelde voor crocidoliet, dat naar onze mening te ver gaat (waarbij wij nog opmerken, dat de gestelde maximum concentratie van 0.2 vezels per cm3 op geen enkele wetenschappelijke basis berust en dus volstrekt willekeurig is gesteld) en het onder 4) gestelde ten aanzien van p e r soonlijke beschuttingsmiddelen, die naar onze mening niet nodig zijn, als aan de andere drie voorwaarden zou zijn voldaan. Wij willen e r nog eens uitdrukkelijk op wijzen, dat het niet onze bedoeling is, het probleem van asbest en gezondheid te bagatelliseren. Wij zijn ons terdege bewust van de gevaren, die aan het gebruik van asbest kunnen zijn
11/18
verbonden. Daar echter de deskundigen het er alien over eens zijn, dat de gevaren verbonden zijn aan hoeveelheid en tijd, menen wij, dat de gevaren kunnen worden vermeden, als de Industrie gezamenlijk met de Arbeidsinspectie er voor zorgt, dat de condities, waaronder asbest wordt verbruikt, voldoen aan de eisen, die daarvoor moeten worden gesteld. Dat de industrie hiertoe bereid is geweest in het verleden en het nu nog steeds is, kan worden bevestigd door de Arbeidsinspectie zelf, alsmede door de industrie, die reeds vele maatregelen heeft genomen om de condities te verbeteren en daartoe steeds bereid zal blijven. Wij stellen dan ook, dat het concept Asbestbesluit niet aansluit aan de huidige technische ontwikkeling, waarbij het mogelijk is om asbest op veilige wijze te verwerken. In dit verband willen wij nog wijzen op het verslag van de "ILO meeting of experts on the safe use of asbestos", gehouden van H-18 december 1973 te Genfeve, waar het verbieden van asbest niet in overweging is genomen, omdat deze vergadering er van overtuigd was, dat met asbest veilig kan worden gewerkt, mits bepaalde voorwaarden in acht worden genomen, In aansluiting hierop wordt dan ook in EEG-verband geheel gewerkt in de richting van het bevorderen in ieder land van de voorwaarden, waaronder kan worden toegestaan om asbest te verwerken. Wij zijn ons er van bewust, dat het verwerken van producten, die asbest bevatten, in bepaalde gevallen een probleem zou kunnen vormen. De industrie verklaart zich gaarne bereid om samen met de Arbeidsinspectie te bevorderen, dat deze verwerking op veilige wijze zal geschieden. Wij hopen, dat een en ander voor U aanleidlng mag zijn om de Minister van Sociale Zaken te adviseren, het voorgenomen Asbestbesluit om te buigen tot een methode van wetgeving, die voor de industrie acceptabel is, doch waarbij tevens aan de Minister voldoende macht wordt gegeven om de veiligheid van de werknemers optimaal te verzekeren.
11/19
BIJLAGE III BRIEF VAN DE COMMISSIE ARBEIDSWETGEVING VAN 20 AUGUSTUS 1975 AAN DE INDUSTRIAL PRODUCTS Ltd. De Commissie Arbeidswetgeving nam met belangstelling kennis van Uw schrijven d . d . 11 a p r i l 1975, ref. AB/RN, inzake bovengenoemd onderwerp. Naar aanleiding hiervan zou de Commissie gaarne van U vernemen, w a a r om U de voorkeur geeft aan het zgn, Engelse systeem, waarvan de hoofdlijnen wellicht ook in Uw toelichting kunnen worden betrokken. De C o m m i s sie heeft de indruk dat het effect van de Britse maatregelen, die gebaseerd zijn op de zgn. Factory-Act, is dat crocidoliet vrijwel niet m e e r wordt toegepast. Over het met het ontwerp-Asbestbesluit verband houdende ontheffingsbeleid in Nederland heeft de Commissie zich nader geOrignteerd, waaromtrent het volgende kan worden opgemerkt. A l l e r e e r s t dient er op te worden gewezen, dat het ontwerp-Asbestbesluit naar het voorkomt een c o m p r o m i s - k a r a k t e r heeft. Zou namelijk uitsluitend het gezondheidscriterium worden gehanteerd, dan ware wellicht asbest g e heel verboden omdat het onvernietigbaar i s , Crocidoliet wordt e c h t e r wel verboden omdat het volgens onze informaties met betrekking tot mesothelioom de gevaarlijkste van alle asbestsoorten is en omdat e r vrijwel altijd substituten zijn (vgl. de Engelse situatie). Toekomstige ontheffingen in Nederland zouden slechts worden toegestaan als bijv. de volgende voorzorgsmaatregelen in acht zijn genomen: 1. Asbestconcentratie niet hoger dan 2 vezels per cm3; crocidoliet in ieder geval beneden 0, 2 vezels per c m 3 . 2. Zoveel mogelijk produktie in een gesloten systeem. 3 . Schoonhouden van de ruimten waarin wordt gewerkt. 4 . Persoonlijke be s c huttings middelen zoals m a s k e r s en beschermende kleding worden gebruikt. De Commissie zou het op p r i j s stellen Uw opvattingen ook over dit voorgenomen ontheffingsbeleid te mogen vernemen. In verband met de verdere behandeling van het onderhavige ontwerp-Asbestbesluit verzoekt de Commissie het gevraagde commentaar haar v66r 10 September a . s . te willen doen toekomen.
III/l
BIJLAGE IV(a) BRIEF VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL VAN DE ARBEED VAN 6 MEI 1975 AAN DE RAAD Naar aanleiding van uw verzoek tot het geven van informatie, gedaan in de vergadering van uw commissie dd, 19 maart 1975, deel ik u met betrekking tot de aan u gerichte brief dd, 12 maart 1975 van het Verbond van Nederlandse Fabrikanten van Asbestcementwaren het volgende mede. 1, Het is onder deskundigen geen punt van discussie dat crocidolite de gevaarlijkste van alle soorten asbest i s , 2, Asbestcementprodukten vallen onder artikel 2, onder b, voor zover. zij worden toegepast voor thermische isolatie, dan wel akoustische, conserverende of decoratieve doeleinden, Deze produkten vallen niet binnen de onder 2, onder b, opgenomen verbodsbepaling, indien zij b,v, worden toegepast voor dakbedekking of scheidingswanden in stallen, Het is een zeer groot toepassingsgebied (zie verder artikel 2, onder c), 3, In een vroeger ontwerp is inderdaad sprake geweest van het verbod van niet gebonden asbest. Bij nader inzien is deze formulering gewijzigd omdat gebonden asbest niet kan worden verkregen zonder dat eerst nietgebonden asbest aan een bindmiddel is gebonden, Voorts gaat gebonden asbest op den duur altijd weer over tot nietgebonden asbest als gevolg van het vergaan van het bindmiddel, Het onderscheid geeft daarom niet voldoende reden voor een verschillende wettelijke benadering. 4, Het is een normale zaak dat een ontwerp na raadpleging van het bedrijfsleven wordt gewijzigd, enerzijds op grond van de gemaakte opmerkingen, anderzijds in verband met de ontwikkeling der techniek. Voorts kan worden gewezen op het feit dat de brief van het Verbond van Nederlandse Fabrikanten van Asbestcementwaren aan de Minister van Sociale Zaken dateert van 7 november 1972 d.w,z. bijna 2^ jaar oud is, 5, Het verbod met betrekking tot asbest is als uitgangspunt genomen, omdat alleen door middel van een verbod met daaraan gekoppeld een ontheffingenbeleid een redelijke controle mogelijk is. Ik ben van mening dat alleen op deze wijze de toepassing van asbest - een goedkope stof met vele toepassingsmogelijkheden - binnen de perken kan worden gehouden, Voor wat betreft de problematiek van asbest bestaat er een grote overeenkomst met zandsteen en zandstralen. Met betrekking tot deze stof, resp, werkmethode is op basis van de Silicosewet eveneens de weg gekozen van een verbod met een mogelijkheid tot het verlenen van ontheffing. 6, Voor wat betreft de opmerking met betrekking tot de adviescommissie, bedoeld op biz, 4 bovenaan van de Nota van toelichting, kan worden opgemerkt dat het in de bedoeling ligt te zijner tijd de betrokken organisaties van werkgevers en werknemers te raadplegen. Voorts kan worden opgemerkt, dat de economische gevolgen van de toepassing van een besluit niet met zich medebrengen, dat dit ook door de Minister van Economische Zaken moet worden medeondertekend, Het gaat hier om een arbeidsbeschermende maatregel, waarvoor de Minister van Sociale Zaken verantwoordelijk is. Uiteraard kan de Minister van Economische Zaken bij de behandeling van
rv/i
het ontwerp in de Ministerraad de aandacht vestigen op de economischeaspecten van de zaak, Met betrekking tot de vraag van 66n uwer leden betreffende internationale afspraken inzake asbestose deel ik mede dat in het kader van de Internationale Arbeidsorganisatie in 1974 tot stand zijn gekomen Verdrag no. 139 en Aanbeveling nr. 147 betreffende de voorkoming van en de controle op beroepskanker. Ingevolge artikel 1, lid 1, van genoemd verdrag kunnen de lidstaten kankerverwekkende stoffen aanwijzen en bepalen dat beroepshalve blootstelling aan die stoffen verboden is. Met deze bepaling van het Verdrag is, gezien hetgeen op medische gronden onder le van deze brief gesteld is, het verbod, opgenomen in artikel 2, onder a, van het onderhavige ontwerp-besluit, geheel in overeenstemming. Voorts bevat artikel 2, lid 1, van het Verdrag het beginsel volgens hetwelk kankerverwekkende stoffen waaraan werknemers bij hun arbeid kunnen worden blootgesteld, zoveel mogelijk moeten worden vervangen door niet-kankerverwekkende of minder schadelijke stoffen. Aangezien voor de stoffen, bedoeld in artikel 2, onder b, van het ontwerp, goede vervangingsmiddelen bestaan, is het in dat onderdeel b gestelde verbod eveneens geheel met het Verdrag in overeenstemming. Voorts deel ik u mede bereid te zijn het ontwerp-Asbestbesluit in overeenstemming met daartoe strekkende verzoeken, gedaan in vorengenoemde vergadering van uw commissie, te wijzigen in dier voege dat het beroep waarop artikel 3, lid 3, van het ontwerp betrekking heeft, zal kunnen worden ingesteld binnen veertien dagen na de verzending van de beschikking. In verband met de vraag van de zijde van uw commissie in hoeverre de Minister van Sociale Zaken kan aangeven welk ontheffingsbeleid het districtshoofd van de Arbeidsinspectie zal dienen te voeren, moge ik wijzen op het volgende. De Silicosewet staat niet toe dat in een ministerieel besluit wordt voorgeschreven in welke gevallen een ontheffing wordt verleend. Het bepalen van elk afzonderlijk geval waarin een ontheffing wordt verleend, is ingevolge meergenoemde wet aan het districtshoofd voorbehouden.
IV/2
BIJLAGE IV(b) BRIEF VAN DE DIRECT EUR-GEN ERAAL VAN DE ARBEID VAN 22 MEI 1975 AAN DE RAAD In verband met opmerkingen naar voren gebracht in de volgende brieven: 1. dd. 8 april 1975 van de Union Professionnelle des Usines Beiges d ' A s beste Ciment; 2. dd. 11 a p r i l 1975 van de T . B . A . Industrial Products Ltd, Filiaal Nederland; • 3. dd. 11 april 1975 van de Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederland moge ik u verwijzen naar het gestelde onder l e , 2e, 3e en 5e alsmede naar raijn beschouwing m . b . t , het I , L , 0 . v e r d r a g n r . 139 en aanbeveling nr,147 in mijn aan u gerichte brief dd, 6 m e i 1971 n r , 80.643. Voorts breng ik ten aanzien van de punten 2 onder b t / m f van de brief van T . B . A , Industrial Products Ltd. het volgende naar voren: ad b) De gevaren van asbest zijn voldoende aangeduid in de nota van t o e lichting. Dit is evenzeer van toepassing op a s b e s t in asbesthoudende p r o dukten, ad c) Ook a l s asbest wordt gebruikt voor het op zijn plaats houden van p r i m a i r e thermische isolatiemateriaal is e r sprake van een astbesthoudend produkt dat wordt gebruikt voor t h e r m i s c h e doeleinden en valt het dus in beginsel onder de bepaling 2 onder b van het ontwerp. ad d) Het noemen van de maximaal aanvaardbare concentratie van 2 v e z e l s / m l in het besluit zou tot een onaanvaardbare v e r s t a r r i n g van daze bepaling leiden en is daarom ongewenst. ad e) Uiteraard zullen vervangende produkten aan alle wettelijke eisen voor gezondheid en veiligheid moeten voldoen. ad f) Het feit dat asbestcementprodukten en frictiematerialen nuttige m a t e rialen zijn, impliceert niet dat hiervoor zonder meer vrijstelling moet w o r den gegeven. Afweging van het maatschappelijk nut tegenover alternatieve mogelijkheden en de gevaren van de gezondheid hebben ertoe geleid ook deze produkten in beginsel niet van de werkingssfeer van artikel 2 uit te zonderen. Met betrekking tot de brief van de Koninklijke Papierfabriek van Gelder N . V . dd. 23 april 1975 m a r k ik het volgende op. Het door V a n G e l d e r N.V, gefabriceerde vilt gebaseerd op rubber gecoate chrysotile-asbestvezels, dat wordt toegepast a l s drager van vloerbedekking, heeft diverse functies waarvan de voornaamste naar mijn mening wel zijn de conserverende en de acoustische. Op grond hiervan valt het vilt onder artikel 2b en is dus volgens het ontwerp Asbestbesluit verboden. Hoe het b e leid zal zijn met betrekking tot bestaande toepassingen staat nog niet geheel vast. Het ligt echter voor de hand dat er zich gevallen zullen voordoen w a a r in ontheffingen zullen worden gegeven in verband met gedane investeringen, werkgelegenheid en andere sociaal-economische aspecten. Voor wat nieuwe toepassingen betreft zullen in beginsel geen ontheffingen worden gegeven. Ten aanzien van de redactie van artikel 2b kan worden gesteld dat tot op heden de reacties van het bedrijfsleven geen aanleidlng geven hierin v e r a n dering te brengen,
IV/3
BIJLAGE V
Arbeidsinspectie
Werken met asbest
P no 116
INHQUDSOPGAVE 1. 2. 3. 4. 5. 6. 6.1 6.2 6.3 6.4
6.4.1 6.4.2 6.5
6.6 6.7 7. 7.1 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3
Inleiding Eigenschappen van asbest Waar kan zich asbeststof verspreiden? Inwerking van asbest op de mens Asbeststof: aanvaardbare concentraties onder verschillende omstandigheden Maatregelen ter voorkoming van de Inademing van asbeststof Inleiding; vervangingsmogelijkheden van asbest Algemene beschermende maatregelen Maatregelen te nemen bij het verwerken van asbesttextiel Maatregelen te nemen bij het verwerken van asbesthoudende produkten in de bouw, scheepsbouw, werktuigbouw, de elektro-technische Industrie en dergelijke Het verwerken in fabrieksruimten Het verwerken op de montageplaatsen Maatregelen te nemen bij het aanbrengen en verwijderen van asbesthoudende thermische isolatiematerialen Maatregelen te nemen bij het aanbrengen van asbestmengsels door middel van spuiten Het behandelen van asbestafval Werkvoorschrift voor bepaling van asbest in lucht Monsterneming Microscopisch onderzoek Benodigdheden Instellen van de microscoop Telling met phasecontrast
V/1
INLEIDING
2.
Door inademing van asbeststof kan een aantal ziekten van de longen en soms van andere organen ontstaan weike alle een voortschrijdend karakter vertonen.
Asbest is een verzamelnaam voor varieteiten van mineralen, die bij splijting vezels (vezelbundels) opieveren. De Griekse naam asbestos d u i d t in een van zijn oorspronkelijke betekenissen als bijvoeglijk naamwoord de onvergankelijkheid van de stof aan. Deze eigenschap maakt haar zeer aantrekkelijk voor vele technische toepassingen doch heeft daardoor tevens het grote nadeel dat de eenmaal gedolven hoeveelheid asbest in het cultuurmilieu aanwezig blijft. Dit stelt degenen die dienen te zorgen voor een werk- en leefmilieu dat onschadelijk is voor de gezondheid van de mens voor grote problemen. De naamgeving asbest is vrij algemeen. In de Latijnse landen treft men hiernaast de naam „ a m i a n t " aan, terwiji in Frankrijk eveneens de naam „pierre a c o t o n " voor een bepaald asbesttype in zwang is.
Er dient daarom naar gestreefd te worden de kans op inademing van dit stof zo gering mogelljk te maken. De me'est doeltreffende nnaatregel in dit opzicht is vervanging van asbest door andere, ongevaarlijke of minder gevaarlijke materialen. •Daar het echter o m verschillende redenen niet mogelijk is asbest voor alle toepassingen te vervangen doen zich nog een vrij groot aantal situaties voor waarin werknemers met asbest omgaan en blootgesteld kunnen zijn aan asbeststof. In deze publikatie w o r d t in hoofdstuk 6 een overzicht gegeven van de maatregelen weIke in dergelijke situaties noodzakelijk zijn om inademing van asbeststof te voorkomen of t o t het uiterste te beperken.
De belangrijkste asbestproducerende gebieden zijn Canada, Zuid-Afrika, Rhodesie, Rusland en West-Australie. De vier eerstgenoemde landen nemen ca. 8 5 % van de wereldproduktie (± 4 miljoen t o n per jaar) voor hun rekening. In geringe hoeveelheden wordt asbest verder o.a. gevonden in Finland, Noorwegen, italie en op Cyprus.
De aanbevelingen opgesteld door ,,The Asbestosis Research C o u n c i l " In Engeland hebben hierbij als richtlijn gediend. ' Vooraf wordt een overzicht gegeven van de eigenschappen en toepassingen van asbest. Tevens worden besproken de inwerking van asbest op de mens en de vervangingsmogelijkheden van asbest.
Provisional notes for guidance for asbestos textile products, asbestos millboard and CAF/asbestos beater jointings. Provisional notes for guidance in the use of asbestos-based materials for the building and shifibuilding industries and for electrical and engineering insulation. Provisional notes for guidance for stripping and fitting of asbestos containing thermal insulation materials. Provisional notes for the application of sprayed asbestos coatings. Provisional notes for guidance-recommendations for the handling and disposal of asbestos waste materials. Asbestos Regulations 1969.
V/2
EIGENSCHAPPEN VAN ASBEST
Het verbruik in Nederland bedroeg in 1968 ca. 20.000 t o n ; Engeland en West-Duitsland verbruikten in hetzelfde jaar resp. 215.000 ton en 190.000 t o n . Deze verbruikscijfers zijn tamelijk onnauwkeurig, daar hierin de import van asbesthoudende materialen niet zijn begrepen. Het zou te ver voeren hier in te gaan op de ontstaanswijze van asbest. Volstaan moge worden met te vermelden, dat asbest voorkomt in aders in moedergesteente, hetwelk dezelfde chemische samenstelling heeft als het asbest, doch niet op dezelfde wijze is gekristalliseerd.
Afb. 1
Ruwe asbest zoals het gewonnen wordt uit.de mijnen
crocidoliet 2/u.
Er bestaan diverse typen asbest, weike mineralogisch t o t twee groepen behoren, te weten serpentijn en de groep der amfibolen. In tabel 1 is de samenhang tussen de verschillende namen voor de mineralen en de daarmee overeenkomende asbestnamen aangegeven.
Voorts bestaat er een kenmerkend verschil in elementaire vezelopbouw; chrysotiel heeft een holle vezel, terwiji de overige typen een massieve vezel bezitten. De diameters van in de techniek gebruikte vezelbundels varieren van 0,75^1 bij chrysotiel t o t 4^1 bij de amfibolen. In tabel 3 wordt een overzicht gegeven van enkele belangrijke fysische gegevens van de asbestvezels.
Tabel 1 Groepen asbest alsmede de namen voor de mineralen en de overeenkomende asbestnamen Silicaattype
MIneraalnaam
Asbestnaam
riebeckiet anthophylliet tremoliet aktinoliet
crocidoliet amosiet (montasiet) anthophylliet tremoliet aktinoliet
serpentijn
chrysotiel
griineriet amfibool
serpentijn
Tabel 3 Aantal fysische gegevens van de asbestvezels
(M) • Chrysotiel Amosiet Crocidoliet
Daze tabel laat zien, dat niet in alle gevallen de mineraalnaam gelijk is aan die van het asbest; amosiet is een fantasienaam, weIke is afgeleid van Asbestos Mines of South Africa. De belangrijkste typen asbest voor de techniek zijn chrysotiel, amosiet en crocidoliet; de andere soorten zijn van niet meer dan lokale betekenis. Ca. 8 4 % van alle gewonnen asbest is chrysotiel (witte asbest). Amosiet (bruine asbest) en crocidoliet (blauwe asbest) vertegenwoordigen resp. 12% en 4 % van de gehele produktie van asbest. De kleur van het asbest hangt samen met de chemische samenstelling; deze samenstelling is die van een silicaat met een ketenvormig kiezelgeraamte waaraan gebonden verschillende metalen kunnen voorkomen. Bij chrysotiel is dit magnesium, bij amosiet zijn dit ijzer en magnesium, en bij crocidoliet natrium en ijzer. Enige kenmerkende analyse-gegevens van de genoemde asbestsoorten zijn vermeld in tabel 2. Tabel 2 Asbestsoorten en hun chemische samenstelling in gew/ichtsprocenten Soortnaam Chrysotiel Amosiet Crocidoliet
Chemische samenstelling in gewichtsprocenten SiO-2 42 50 51
AI2O3
Fe203
1 8
-
IVIgO
FeO
Na20
41 4 2
-
-
32 36
3 7
Vezeldiameter
Soort
H2O
14 3 4
0,02 2,00 2,00
Specifiek vezeloppervlak (cm^/g)
Treksterkte (kgf/mm^)
220.10^ 130.10^ 130.10^
75 60 225
Ter vergelijking moge dienen, dat vezels van plantaardige en dierlijke oorsprong en van kunststof een diameter hebben die ongeveer duizendmaal groter is. Minerale w o l (kunstmatig vervaardigde siiicaatvezels) bestaat uit vezels met een diameter die ongeveer honderdmaal groter is. Een aantal eigenschappen maken asbest aantrekkelijk voor toepassingen op velerlei gebied. Zij worden onderscheiden in eigenschappen samenhangend met: a de chemische samenstelling zoals onbrandbaarheid; het bestand zijn tegen hoge temperaturen, agressieve chemische stoffen en microorganismen; grote elektrische weerstand en slijtvastheid. b de vezelstructuur; door de uitzonderlijk fijne vezels heeft asbest een zeer groot specifiek vezeloppervlak (zie tabel 3). Dit is van belang voor de mechanische eigenschappen van mengsels met andere materialen, de thermische isolatieeigenschappen, de geschiktheid voor acoustische doeleinden en als filtermateriaal. In vele toepassingen spelen zowel de chemische eigenschappen als die ontleend aan de vezelstructuur een rol; dit is bijv. het geval bij asbestcement, remvoeringen en materiaal voor thermische isolatie.
Het water komt in gebonden vorm voor als kristalwater. De getallen zijn gemiddelden; er treden, afhankelijk van de vindplaatsen, verschil len op. De lengte van de gewonnen asbestvezels kan sterk varieren en is afhankelijk van de vindplaats, het asbesttype en de verwerking van de delfstof t o t schone vezels. De diameter van de elementairvezel is afhankelijk van het asbesttype; bij chrysotiel bedraagt deze diameter ca. 0 , 0 2 M ^ , bij amosiet en bij
1/Ll (micron) = 0,001 m m .
V/3
GEOPENDEVEZELS
ZUIVER ASBEST*(1)
ASeESTTEXTIEL
MENGSELS VAN ASBESTVEZELS IGEBONDENI
LOSSE ASSESTVEZELMASSA'S
MENGSELS MET ANORG. STOF
MENGSELS MET ANORG. STOF
CALCIUMSILICAAT
CEMENT
DIVERSEN *
MENGSELS MET ORG. STOF
ELASTOMEREN
DROGENOE 0LIEN[12)
BITUMINA KOOLTEER (111
KOORD GEWEVEN « (151 PROD.
GEVLOCHTEN» PROD. (18)
GEBREIDE PROD. (19)
KUNSTSTOFFEN
Opmerkingen:
*
Cijfers verwijzen naar toepassingslijst (tabei 41 geeft aan, dat ook crocidoliet wordt toegepast; overigens is chrysotiel en amosiet en. In mindere mate, overige typen asbest gebruikelijk.
WAAR KAN ZICH ASBESTSTOF VER3PREIDEN
THERMOPLASTEN (91
Afb. 2
THERI^IOHARDERS (10)
Overzicht produkten waarin asbest is verwerkt
afdichtingen. A ( 2) Isolatiecement; spuitmengsels-isolatie; vioeren. Isolatiecement; isolatiemassa voor kleine apparatuur. A ( 4) Zie A (3). Isolatieschalen en -platen; brandwerenB ( 5) de panelen. Asbestcement platen, pijpen, kanalen B ( 6) e.d. ( „ e t e r n i t " ) . Asbestpapier en -karton; w o r d t geB ( 7) b r u i k t voor: thermische isolatie; brandbeveiliging; elektrische isolatie (ook gelamineerd met kunststoffen); afdichtingen; met bitumina voor antidreunvilt (auto's); dakvilt; pijpomwikkeling. A ( 3)
Tussen het winnen van asbest als belangrijke delfstof en het zich ontdoen ervan als afval liggen de volgende fasen: a Transport en opslag van grondstof en materialen b Fabrikage: — verwerken in produkten als bijv. asbestcement; — maken van gebruiksklare produkten weike bijna uitsluitend bestaan uit asbest, bijv. asbestschalen, dekens. c Gebruik van asbestbevattende produkten: — in de industriele sector, bijv. isolatie, remvoering; — in de prive-sector, bijv. asbestkookplaatjes. d Het slopen van asbestbevattende materialen. e Het vervoer van afval. Zowel bij het delven en het storten van afval als bij de meeste andere fasen kan een belangrijke verspreiding van asbeststof plaatsvinden. Teneinde een indruk te krijgen in weIke bedrijven bij de fabrikage en/of het gebruik asbeststof kan worden verwacht, is het noodzakelijk na te gaan in weIke produkten asbest wordt verwerkt en waar deze produkten worden toegepast. In afbeelding 2 wordt een overzicht gegeven van de verwerking van asbest in het eindprodukt. Het vinden van steeds nieuwe toepassingen maakt dat dit overzicht niet volledig kan zijn. Tabel 4 geeft een lijst van toepassingen waarbij de letters en cijfers verwijzen naar die van afbeelding 2. Tabel 4 Toepassingsgebieden van asbest (letters en cijfers verwijzen naar die van afbeelding 2) A ( 1) Vulling isolatiematrassen; voegvullingisolatie; vulling gas- en vioeistoffilters;
V/4
B ( 8) Afdichtingen (Klingerit-type); vloerplaat/tegels; kleef- en voegmassa's, accubakken. B ( 9) VIoertegels; vioeren; kleef- en voegmassa's; verven. B
(10) Remvoering e.d.; lagermateriaal; zuurvaste apparatuur; vioeren; tegen hitte bestand zijnd materiaal t.b.v. ruimtevaart.
B
(11) Anticorrosie-massa's (bitak); kleef- en voegmassa's; verven; tegen weersinvloeden bestand zijnde emulsies. (12) Kleef- en voegmassa's; verven. (13) Elektrische isolatie; afdichtingen; thermische isolatie. (14) Kunststoflaminaten voor elektrische isolatie; idem voor lagers e.d. (15) Thermische isolatie; elektrische isolatie; afdichtingen.
B C C C
C (16) Thermische isolatie; elektrische isolatie; kleding; kleden; dekens; gordijnen; afdichtingen (met rubber); elektrolysediafragma's; vioeistoffiltreerdoek; remvoering e.d. (met kunststoffen).
C (17) C (18) C (19)
Afdichtingen; thermische isolatie; elektrische isolatie. Afdichtingen; elektrische isolatie. Z i e C (18).
Losse v6zelmassa's zijn \?oor direkte toepassing minder geschikt. Deze Worden dan ook slechts •voor een klfein gedeelte als zodanig gebruikt voor de fabrikage van eindprodukten b.'v. filters t n thermische isolatiematerialen. Verreweg het grootste gedeelte wordt verder behandeld. Het grootste deel daarvan w o r d t gebruikt voor de fabrikage van produkten die worden verkregen door menging van losse vezelmassa's met andere materialen. Een ander deel wordt tot asbesttextiel verwerkt. Door bepaalde bewerkingen worden een reeks asbesttextielprodukten verkregen. De eindprodukten vormen een zeer heterogene groep die moeilljk valt in te delen. Indien men uitgaat van het asbestgehalte kunnen (naar afnefmend gehalte) als produkten o.a. worden genoemd: pakkingplaat, isolatieplaten/schalen, remvoering en asbestcement. De kans op verspreiding van asbeststof bestaat vooral daar: — waar gewerkt wordt met losse vezels; — waar snelle mechanische verwerking van asbestvezels plaatsvindt zoals bij het spinnen en weven; — waar asbestbevattende produkten mechanisch worden bewerkt b.v. het zagen en schuren van asbestcement, het zagen van isolatiepanelen, het boren of schuren van remvoering'en; — waar asbest wordt verspoten.
4.
waarvan de ontstaanswijze in voorgaande zinnen kort werd beschreven, de asbestose, kan worden beschouwd als een typische beroepsziekte, d.w.z. dat zij voorkomt bij personen die beroepshalve aan asbest blootstaan. Doorgaans duurt het lang voordat de ziekte zich openbaart. In zeldzame gevallen, en waarschijnlijk bij expositie aan zeer hoge stofconcentraties, kunnen zich reeds na korte t i j d verschijnselen van asbestose voordoen. Asbestose kan aanleiding geven t o t de vorming van kwaadaardige gezwellen in de longen. De frequentie van deze laatstgenoemde complicatie is hoger bij asbestwerkers dan bij andere bevolkingsgroepen. Hierbij dient nog aangetekend te worden, dat het roken van sigaretten ook bij asbestwerkers, deze frequentie nog sterker doet stijgen. De schadelijke werking van asbest kan zich ook uitstrekken t o t de pleura en het peritoneum. Het is sinds enige jaren bekend, dat contact met asbest kan leiden t o t een vroeger vrij zeldengeconstateerde afwijking, het mesothelioom, een langzaam en fataal verlopend ziekteproces, waarbij hoofdzakelijk het longvlies en/of het buikvlies worden aangetast. Het is een zelfstandig ziektebeeld, dus geen complicatie van de asbestose. Er is momenteel een intensief onderzoek gaande naar het optreden van deze aandoening en de samenhang ervan met de inademing van asbestvezels.
INWERKING VAN ASBEST OP DE MENS
ASBESTSTOF: AANVAARDBARE CONCENTRATIES ONDER VERSCHILLENDE OMSTANDIGHEDEN
Ingeademd asbeststof vormt een bedreiging voor de gezondheid van de mens. Ziekelijke afwijkingen veroorzaakt door asbest vindt men hoofdzakelijk in de longen, aan de pleura (longvlies) en aan het peritoneum (buikvlies). Door de geringe diameter van asbestvezels ( < 5/Li) kunnen lange zowel als korte vezels tot diep in de longen doordringen en daar na verloop van tijd een overmatige vorming van bindweefsel veroorzaken. Hierdoor wordt de normale gasuitwisseling (zuurstofopname en koolzuurafgifte) belemmerd. De vorming van bindweefsel blijft vaak doorgaan, ook indien verder contact met asbest wordt vermeden. De aandoening
De in het voorgaande hoofdstuk genoemde veranderingen in de longen zijn gedurende een onbekend lange t i j d aanwezig voor zij door rontgenologisch onderzoek kunnen worden vastgesteld. Dan spreekt men van asbestose, ook al heeft de ,,patient" geen enkele klacht. De preventie richt zich in principe op het voorkomen van deze bindweefselvorming doch men kan in de praktijk alleen afgaan op de vast te stellen afwijkingen. (In dit hoofdstuk dient verder onder asbestose te worden verstaan de beginnende, juist vast te stellen graad van deze aandoening die bij de betrokken persoon geen aanleiding geeft tot klachten).
V/5
Van de relatie tussen de totale expositie en het optreden van mesothelioom is thans nog te weinig beJcend o m daarop een preventiebeleid te baseren.
6.
MAATREGELENTER VOORKOMING VAN DE INADEMING VAN ASBESTSTOF
Het is een ervaringsfeit dat de Ions op het k r i j gen van asbestose ongeveer evenredig is met de geaccumuleerde dosis asbestvezels (= de hoeveelheid vezels weike in de longen achterblijft). Deze dosis is afhankelijk van de asbestvezelconcentratie en de expositieduur.
6.1
Inleiding; vervangingsmogelijkheden van asbest
De totale expositie wordt uitgedrukt in het produkt van: het aantal expositiejaren en ) de gemiddelde concentratie ^ = vezeljaren/cm'' in vezels/cm^ Uit onderzoekingen in Engeland is gebleken dat bij een totale expositie van 100 ^ vezeljaren/ cm^ de kans op het krijgen van asbestose zeer gering is. De conclusie van deze onderzoekingen is als uitgangspunt gekozen van de maximaal aanvaardbare concentratie (MAC). Daarbij is verondersteld dat een werknemer maximaal 50 jaar in een omgeving met asbeststof zai werken. De concentratie asbeststof waaraan hij bloot- gesteld is mag dus niet groter zijn dan 2 vezels/ cm^. De consequentie van het aanvaarden van deze MAC is dat bij het bepalen van stofconcentraties in de lucht dezelfde meetmethode w o r d t toegepast als bij het onderzoek in Engeland (zie hoofdstuk 7). Bij de concentratie tot 2 vezels/cm^ is_het dragen van persoonlijke beschuttingsmiddelen niet strikt noodzakelijk. Waar echter het dragen van dergelijke middelen mogelijk en niet hinderlijk is, verdient het aanbeveling om er zelfs bij deze lage concentraties toch gebruik van te maken. Indien de concentratie 2—12 vezels/cm^ bedraagt is de noodzaak tot het dragen van persoonlijke beschuttingsmiddelen afhankelijk van de expositieduur in jaren. Ongeacht de duur der expositie en de daaruit eventueel voortvloeiende noodzaak t o t het dragen van persoonlijke beschuttingsmiddelen is ook hier het gebruik aan te bevelen overal waar dit mogelijk en niet hinderlijk is. Expositie aan een concentratie van 12 of meer vezels/cm'' wordt ook bij een korte expositieduur ontoelaatbaar geacht. Bij een dergelijke concentratie is het dragen van persoonlijke beschuttingsmiddelen zonder meer vereist. (Bedacht dient te worden dat bovengenoemde waa.rden gebaseerd zijn op expositie aan chrysotielvezels).
^
100 vezeljaren/cm^ kan zijn bijv. 20 jaar blootstelling aan een concentratie van 5 vezels/cm of 10 jaar blootstelling aan 10 vezels/cm .
V/6
In Engeland werden in mei 1970 de ,.Asbestos Regulations" van kracht. Hierbij is de bescherming van personen tegen asbestose wettelijk geregeld. De hierna volgende paragrafen zijn in hoofdzaak ontleend aan de aanbevelingen, opgesteld door „ T h e Asbestosis Research Council", teneinde te voldoen aan de eisen gesteld in deze „Regulat i o n s " . In Nederland worden op grond van de Veiligheidswet en het Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen (o.a. art. 93 en 184 V.B.F.) maatregelen geeist tegen het ontstaan van schadelijke stofconcentraties of ter bescherming van arbeiders daartegen. Mocht er twijfel bestaan aan de uitvoering van bepaalde beschermende maatregelen of het gebruik van de juiste hulpmiddelen, dan is het van belang overleg te plegen met de Arbeidsinspectie. Het meest doeltreffende middel om een aandoening, ontstaan door een schadelijke stof, te voorkomen is vervanging van deze stof door een andere, zoals reeds in hoofdstuk 1 werd vermeld. Wettelijke voorschriften voor het vervangen van asbest in bepaalde toepassingsgebieden worden overwogen. In afwachting van dergelijke voorschriften kan reeds zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de gedane suggesties in het overzicht op biz. 9. Om de hierna genoemde redenen is het noodzakelijk, asbestprodukten, waar mogelijk, te vervangen door andere voor de gezondheid van de mens niet of minder schadelijke materialen. A Er zijn sterke aanwijzingen dat asbest mede een rol speelt bij het ontstaan van mesothelioom. Daar de relatie tussen het ontstaan van deze aan- • doening en de ingeademde hoeveelheid asbestvezels niet bekend is, is het niet mogelijk een maximaal aanvaardbare concentratie aan te geven waarbij het volkomen veilig zou zijn te werken. Volledige veiligheid zou alleen kunnen worden bereikt indien er zich in het geheel geen asbestvezels in de ruimte zouden bevinden. Een dergelijke situatie kan alleen worden bereikt als er geen asbest meer wordt verwerkt of gebruikt. Het geheel afstand doen van asbest, dat al zovele tientallen jaren ook een zeer nuttige rol heeft gespeeld in onze maatschappij (men denke alleen al aan de vele toepassingen van asbestcement en aan het gebruik van asbest in remvoeringen) zou leiden tot nog niet overzienbare sociaai schadelijke gevolgen. Daar k o m t bij dat de rol van de meest gebruikte asbestsoort (het chrysotiel) bij het ontstaan van mesotheliomen waarschijniijk ondergeschikt is. Voornamelijk
Verwerking
— -Tr-tf a
Toepassing
Geweven asbest Tegen hitte bestand zijnde kleding
Matrassen Pakklngen b
c
Afb. 3
Vervangingsmiddel Wollen kleding Glaswol kleding Kleding van andere vezels bedekt met een laagje aluminium Geweven glaswol Aluminium-silicaat
Gebonden met Pakkingen Vloerbedekrubber, kunsthars of bitumen king Dakkitten Plastic wapening
Aluminium-silicaat Glasvezel
Gebonden met cement
Gipsplaten
Asbestcementplaten Dakbedekklngsplaten
Glasvezel Glasvezel
Kunststof Plaatijzer
d
Gebonden met kalk
Thermische Gipsplaten Isolatie Brandweren- Gipsplaten de wanden Spaanderplaat bekleed met brandwerende kunststof of afgewerkt met brandwerende verf
e
Asbestpapler
Pakkingplaten
Aluminium-silicaat
f
Vermengd met cellulose
Filters
Glaswol Aluminium-silicaat
Isoleren van overhete stoomleiding met glaswol
het crocidoliet (blauwe asbest) wordt hiervoor aansprakelijk gesteld. Een ongenuanceerd verbod van het gebruik van asbest zou wel eens een te rigoureuze maatregel kunnen zijn. Wel heeft het zin om in het licht van de huidige kennis het gebruik van blauwe asbest tot het uiterste te beperken d.w.z. alleen daar te gebruiken waar het om technische redenen onvervangbaar is (bijv. in verband met het bestand zijrv tegen zuren).
Voor de thermische isolatie: 1e Poly sty reenschuim 2e Polyurethaanschuim 2acht 3e Polyurethaanschuim hard 4e Kurk 5e Glasschuim 6e Vlasvezel 7e Glaswol 8e Steenwol 9e Asbestvrl) calclum-silicaat 10e Geexpandeerd gesteente lie Aluminium-silicaat
6.2
Algemene beschermende maatregelen
6.2.1
Het aantal aan asbest bloot te stellen personen dient zo klein mogelijk te zijn.
6.2.2
Het verwerken van asbest en asbesthoudende produkten dient, indien enigszins mogelijk, te geschieden onder effectieve stofafzuiging. De hiervoor gebruikte apparatuur moet periodiek geinspecteerd worden. Elk jaar is een technische beproeving van de afzuigapparatuur noodzakelijk. Het is aan te bevelen van de inspectie- en beproevingsrapporten een register aan te houden voor controle.
6.2.3
Indien een effectieve stofafzuiging niet mogelijk is moet behalve de geschikte werkkleding ook een ademhalingbeschermingsapparaat worden gedragen dat voldoende bescherming biedt.''
B Bij een aantal verwerkingen van asbest en asbesthoudende produkten die met verspreiding van veel stof gepaard gaan, is het praktisch onmogelijk het stof goed af te zuigen of effectieve persoonlijke beschuttingsmiddelen te dragen, met als gevolg het inademen van een ontoelaatbare hoeveelheid asbeststof. In het bijzonder is in deze situaties vervanging van alle soorten asbest noodzakelijk. C De eenmaal geimporteerde hoeveelheid asbest verdwijnt nagenoeg niet meer uit het milieu. Alvorens debverige noodzakelijk te nemen maatregelen te behandelen wordt hiernaast een overzicht gegeven van de tot nu toe bekende vervangingsmogelijkheden van asbest.
Werktemperatuur: - 4 0 ° tot +' 50°C - 4 0 ° tot-H I I O ^ C - 2 0 0 ° tot-i- I I O ^ C - 2 5 0 ° t o t • ^ 130°C - 2 6 0 ° tot -^ 4 3 0 ° C 0 ° t o t + 100°C 0 ° tot + 5 5 0 ° C 0 ° tot + 7 5 0 ° C 0 ° tot + 6 5 0 ° C 0° t o t - H 000° C 0° tot-H260°C
Zle voor de keuze van een geschikt ademhalingbeschermingsapparaat publlkatieblad 112 van de Arbeidsinspectie.
V/7
Daze maatregelen zijn noodzakelijk op die plaatsen, waar de asbeststofconcentratie boven de MAC ligt (zie hoofdstuk 5). Ademhalingbescherming is niet te bescliouwen als een vervanging van stofafzuiging. 6.2.4
IVlen dient geschikte werkkleding te dragen. Het normale model overall is in de meeste gevallen bruikbaar. Het is eveneens aan te bevelen een strak passende hoofdbedekking te dragen. Beide dienen te zijn vervaardigd van onbrandbare kunststofvezel. Aandacht dient besteed te worden aan het stofvrij maken van de overall en hoofdbedekking na beeindiging van het werk met behulp van een daartoe geschikte stofzuiger. Dit mag bes/ist niet met persluch t. Besmetting van de gewone kleding met asbest"stof moet vermeden worden door de gewone kleding en de werkkleding elk in een aparte ruimte op te bergen, bij voorkeur gescheiden door een douche-gelegenheid. Alle personen moeten over een eigen masker beschikken en ieder is mede verantwoordelijk voor de inspectie en het onderhoud van zijn masker. Voor het schoonmaken van het ademhalingbeschermingsapparaat geldt wat in ditzelfde punt over de kleding is gezegd. De maskers dienen te worden opgeborgen in een goedsluitende bus. Personen voor wie deze bescherming noodzakelijk is, moeten volledig op de hoogte zijn van het gebruik ervan.
6.2.5
6.3
Maatregelen te nemen bij het verwerken van asbesttextiel
6.3.1
Het hanteren van asbestdoek dient tot een m i n i m u m beperkt te worden. Indien niet in bewerking, moet het asbestdoek in stofdichte verpakking zijn opgeslagen.
G.3.2
Het afrollen van asbestdoek dient door middel van een afwikkelinrichting te geschieden.
6.3.3
Het snijden, naaien of anderszins bewerken van het doek moet geschieden op een glad, slijtvast oppervlak. Asbestdoek mag nimmer met de hand worden gescheurd.
6.3.4
Indien niet voorzien van een deklaag, moet het doek voor en tijdens het bewerken zo vochtig mogelljk worden gemaakt met dien verstande dat verdere bewerkingen uitvoerbaar blijven.
5.3.5
Het gerede produkt dient verpakt te worden in stofdichte verpakking.
6.3.6
Asbestmatrassen mogen alleen met een asbestvrije vezel worden gevuld, bijv. glaswol, steenw o l of aluminium-silicaat.
6.4
Maatregelen te nemen bij het verwerken van asbesthoudende produkten in de bouw, scheepsbouw, werktuigbouw, de elektrotechnische Industrie en dergelijke
6.4.1
Het verwerken in fabrieksruimten Stof dat bij de verwerking van asbesthoudende produkten vrijkomt moet worden afgezogen.
Het is noodzakelijk alle ruimten en machines waarin en waarmede asbest en asbesthoudende produkten worden verwerkt, vrij te houden van asbestafval en asbeststof. Dit wordt het beste bereikt door gebruik te maken van daartoe geschikte stofzuigers. Waar mogelijk is het aan te bevelen een centrale afzuigleiding aan te brengen. Een dagelijkse schoonmaakbeurt Is noodzakelijk en dient na de werktijd te geschieden. Het schoonhouden door bezems e.d. is niet toegestaan.
6.2.6
Asbest mag niet onverpakt worden opgeslagen. Asbestafval en gemorste asbest dienen in stofdichte verpakking te worden verzameld en bewaard totdat het wordt afgevoerd of (opnieuw) wordt verwerkt.
6.2.7
VIoeren en wanden van de ruimten waarin asbest of asbesthoudende produkten worden beof verwerkt moeten indien mogelljk naadloos zijn en dienen zodanig te zijn uitgevoerd dat asbeststof zich er zo weihig mogelljk aan kan vasthechten. Afb. 4
V/8
Filteiinstaliatie voor asbeststof
door middel van kunststofplaten of zeildoek van de overige ruimten te worden afgescheiden. Bij het aanbrengen van asbesthoudende schalen en platen dient het met te veel kracht monteren te worden vermeden daar anders grote hoeveelheden stof vrijkomen. Asbesthoudende isolatiematerialen en afval moeten altijd opgeslagen en vervoerd worden in een stofdichte verpakking. Het verwijderen van isolatiemateriaal geeft meestal aanleiding t o t hoge stofconcentratles. Het bevochtigen van het isolatiemateriaal voor het verwijderen ervan is noodzakelijk.Bevochtiging is echter door de aanwezige deklaag of door het soort gebruikte materiaal niet altijd mogelijk.
Indien de bewerking van asbesthoudende produkten niet te localiseren is en deze slechts een korte tijd vergt, is stofafzuiging door middel van verplaatsbare stofafzuigeenheden toe te passen. Bij geen der genoemde mogelijkheden mag de afgezogen lucht worden teruggevoerd in de fabrieksruimte doch moet via een stofafscheidingsinstailatie naar buiten worden gevoerd. De ruimten waar asbesthoudende produkten worden bewerkt dienen afgescheiden te zijn van de overige ruimten en mogen voor geen ander doel worden gebruikt. Naast plaatselijke stofafzuiging is een goede algemene ventilatie vereist, zonodig voorzien van een filterinstallatie teneinde verontreiniging van de buitenlucht te voorkomen. 6.4.2
Het machinaal bewerken van asbesthoudende produkten in een afgesloten ruimte, voorzien van goede afzuiging, is altijd te verkiezen boven het verrichten van deze handelingen op de montageplaats. Indien toch tijdens de montage enige bewerking nodig is, zai men dezelfde voorzorgen moeten treffen als omschreven in 6.4.1. Indien het niet mogelijk is stofafzuiging toe te passen, moeten persoonlijke beschermingsmiddelen worden toegepast (zie 6.2.4). Het materiaal dient voldoende vochtig te worden gehouden. Hierdoor wordt de verspreiding van asbeststof aanzienlijk verminderd. VIoeren moeten vrij van asbeststof en -afval worden gehouden. 6.5
Isolatiemateriaal dient verwijderd te worden door snijden en/of zagen. Het losse materiaal w o r d t direkt in stofdichte kunststofzakken verpakt; het mag zich niet kunnen verspreiden over de ruimte waar de werkzaamheden plaatsvinden.
Het verwerken op de montageplaatsen
Maatregelen te nemen bij het aanbrengen en verwijderen van asbesthoudende thermische jsolatiematerjalen Het mengen van asbesthoudende losse isolatiemengsels en losse asbestcementmengsels dient te geschieden in een gesloten toestel of installatie of in een ruimte weike van de overige ruimten is afgescheiden en is voorzien van stofafzuiging. Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn hierbij steeds noodzakelijk. Werkplaatsen, waar isolatiematerialen worden voorbewerkt, dienen doelmatig te zijn ingericht (zie 6.2.7). Het is noodzakelijk een stofafzuigsysteem in te bouwen. Voor de voorzieningen aan de opgestelde apparatuur, het schoonhouden van de ruimten, en de behandeling van de afval wordt verwezen naar 6.2, 6.4 en 6.7. Het is in het algemeen onmogelijk bij het aanbrengen en verwijderen van thermische isolatiematerialen een effectieve stofafzuiging toe te passen. Daarom is het bij deze werkzaamheden noodzakelijk persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen (zie 6.2). Dit geldt in het bijzonder voor het werken in besloten ruimten. Verder dient ook hier de ruimte, waar deze produkten worden aangebracht of verwijderd,
6.6
Maatregelen te nemen bij het verspuiten van asbestmengsels Alle handelingen die worden verricht bij het asbestspuiten, zoals het openen van de zakken, het vullen van de machine, het spuiten zelf en het aandrukken van gespoten lagen t o t de gewenste dikte, geven aanleiding t o t het verspreiden van veel asbeststof. Evenals het vei-spuiten veroorzaakt ook het verwijderen van gespoten mengsels, het schoonmaken van de ruimte en machines, het afzakken en het verwijderen van afval veel stof. Hiertegen dienen de volgende maatregelen te worden genomen: a De te verspuiten asbestmengsels moeten worden vervoerd in stofdichte zakken. Bij kleine beschadigingen dienen de zakken te worden dichtgeplakt met zelfklevende tape. Bij grotere beschadigingen dient deze zak rn z'n geheel in een onbeschadigde te worden gepakt. Na het vullen van de spuitmachine dienen de gedeeltelijk gevulde zakken zorgvuldig te worden dichtgebonden. Het is noodzakelijk de te verspuiten mengsels voor gebruik te bevochtigen met water Hierdoor wordt de stofverspreiding aanzienlijk minder. b Bij spuiten in een gesloten ruimte dient deze geheel afgescheiden te zijn van de overige ruimten. Het is noodzakelijk de spuitwerkzaamheden te verrichten op een tijdstip dat geen andere personen in de aangrenzende ruimten aanwezig zijn. Indien dit praktisch niet uitvoerbaar is dienen ook deze personen te zijn voorzien van persoonlijke beschermingsmiddelen. Bij spuiten in de open lucht moeten er schotten worden aange-
V/9
verdient het gebruik van doorzichtige kunststofzakken (bijv. polytheen), waarbij men het stof kan waarnemen en er zodoende geen gevaar bestaat dat de zak te ver gevuld wordt. De voile zakken moeten stofdicht worden gesloten. Het personeel belast met het aanbrengen en verwijderen van de zakken moet persoonlijke beschermingsmiddelen dragen (zie 6.2.1 en 6.2.3).
bracht en zodanig zijn geplaatst dat de verspreiding van asbeststof wordt beperkt. c De spuitapparatuur dient v66r plaatsing o p de piek waar gespoten w o r d t nauwkeurig te worden geinspecteerd op goede werking en afwezigheid van lekken en losse vezels. Na opstelling moet de inspectie worden herhaald. In de ruimte waarin gespoten wordt mogen zich geen voorwerpen bevinden die daar niet noodzakelijk zijn; hieronder dienen ook te worden begrepen afvalmaterialen.
ad b Het verzamelen van grover afval, vezels e.d. geschiedt het best met behulp van daarvoor geschikte stofzuigers. ad 0 Grotere afvalstukken, afgekeurde produkten e.d. moeten verzameld worden in vatfen die afgesloten kunnen worden. Het is aan te bevelen machines zodanig te construeren, dat de afvalstukken automatisch in een gesloten vat terechtkomen. Met betrekking t o t afvalvaten dient aandacht te worden geschonken aan de volgende punten:
d Tijdens het spuiten van deze mengsels treden dusdanige concentraties asbeststof op, dat een verseluchtkap moet worden gedragen. Slechts in gevallen waarin het dragen hiervan onmogelijk is kan worden volstaan met een f iltermasker. Het is dan noodzakelijk extra aandacht te besteden aan het tijdig aanbrengen van een nieuw filterlichaam.
— Het vat dient stofdicht aan te sluiten aan de machine waaruit de afval vrijkomt. — Indien stofdichte aansluiting niet mogelijk is moet zodanig worden afgezogen dat zich geen stof in de ruimte kan verspreiden.
e De watertoevoer naar de spuitrevolver moet geopend zijn alvorens het asbestmengsel hierin wordt toegelaten. Eveneens moet het asbestmengsel volledig de spuitrevolver hebben verlaten voor de watertoevoer mag worden afgezet. De personen die de spuitapparatuur bedienen, moeten volledig geinstrueerd zijn in een zodanig gebruik hiervan dat stofverspreiding zoveel mogelijk wordt voorkomen.
— Vaten dienen te zijn voorzien van een goed afsluitend deksel. — Vaten mogen niet overvuld raken, doch moeten tijdig worden verwisseld. ad d Gebruikt verpakkingsmateriaal moet worden verzameld in stofdichte zakken of afvalvaten. De met asbestafval gevulde zakken en vaten dienen onbeschadigd en ongeopend aan de vuilnisophaaldienst te worden aangeboden en in deze , staat door deze dienst te worden vervoerd en gestort.
f Het afval moet vochtig worden gehouden totdat het is verzameld door middel van stofzuigers of een andere methode waarbij geen stofverspreiding plaatsvindt. Het dient te worden afgevoerd in stofdichte zakken. De gehele werkruimte met alles wat zich daarin bevindt, zoals steigers, spuitapparatuur e.d., dient na eike spuitperiode te worden schoongemaakt voordat andere personen zich in de ruimte begeven en de hierin aanwezige voorwerpen naar elders worden gebracht. 6.7
Het behandelen van asbestafval In het algemeen is asbestafval in te delen in vier categorieen: a stof b grover afval, vioervuil e.d. c gebroken produkten, afgekeurde produkten e.d. d gebruikt verpakkingsmateriaal. ad a Asbeststof wordt veroorzaakt door het machinaal verwerken van asbesthoudende produkten. Het wordt normaal verwijderd door afzuigsystemen, die de lucht filtreren en het stof verzamelen in opvangbakken, waaraan zakken bevestigd kunnen worden. De bevestiging van de zakken dient zodanig te zijn, dat geen stof kan vrijkomen en de zakken gemakkelijk verwisseld kunnen worden. Aanbeveling
V/10
Het verdient aanbeveling asbestafval op de stortplaats af te dekken met een laag aarde.
7.
WERKVOORSCHRIFTVOORBEPALING VAN ASBEST IN LUCHT
7.1
Monsternemmg Kleine, lichtgewicht filterhouders worden met een elastieken band bevestigd op het voorhoofd van degene die aan de inademing van asbeststof is blootgesteld. In de filterhouders zijn kleine filters bevestigd van 25 mm diameter, waarvan een schijfje met een diameter van 19 mm vrij is om de lucht door te laten. Met behulp van een kleine membraanpomp, die in de zak kan worden . gedragen, wordt lucht door het filter geleid met een snelheid van 1,8 liter per minuut, waardoor de snelheid van de lucht hierin ongeveer 15 cm/sec. bedraagt. Een gemiddilde monsterneming duurt ongeveer 10 minuten, waarin 18
liter lucht wordt doorgeleid. Een met de pomp verbonden telwerk geeft het aantal minuten aan dat de pomp in werking is. Een 6 Volt nikkel-cadmium batterij, die gemakkelijk kan worden opgeladen, v o r m t de stroombron voor de aandrijving van de p o m p . Het geheel is ondergebracht in een kunststof kastje van 12,5 x 9,0 x 6,0 cm. Het totale gewicht bedraagt 600 gram.
ten voordat het filter volledig transparant is. Met groen potlood de contouren van het filter op"het dekglaasje aangeven. 7.2.2
Phaco-objectieven in de revolver draaien en phaco-condensor aanbrengen. Monster onder het microscoop leggen en met kleine vergroting en normale belichting (H) scherp stellen op groene ruitjes. Dan telvergroting (500 x) instellen en weer scherp stellen. Hierna hulpmicroscoop in het linkeroculair plaatsen en belichting naar stand 2. Zichtbaar is nu een licht cirkeltje in het midden, een zwarte rand daaromheen en weer een lichte buitenrand. Nu condenser z6 stellen dat de zwarte rand zo dicht mogelijk bij de lichte buitenrand komt (wel scherp houden en indien nodig de stelschroefjes gebruiken). Dan de ringen concentrisch maken met behulp van de
Om het lekken te voorkomen wordt een extra afsluiting gemaakt met een rubberrlng. ledere „personal air sampler" (p.a.s.), compleet met slang, „ S m o o t h e r " en filterhouder + filter, moet men van tevoren ijken met behulp van een rotameter. De batterij in de p.a.s. gaat ± 8 uren mee en moet dan opnieuw geladen worden. Direct na de monsterneming dient het stof op het filter gefixeerd te worden. Hiertoe het filter voorzichtig bespuiten met een was-aerosol. De spuitbus moet op ± 30 cm afstand van het filter worden gehouden. Na het verwijderen van de rubberring, de filterkop sluiten met een dekseltje. Een andere methode van fixeren is het bevochtlgen van het filteroppervlak met een opiossing van perspex in chloroform waarna lucht wordt doorgeleid t o t de chloroform is verdampt. Een bezwaar van deze methode is echter dat dit doorleiden van lucht in een stofvrije ruimte moet plaatsvinden. Wanneer dit fixeren zou worden uitgevoerd in dezelfde ruimte waarin het monster is genomen zai het in de lucht aanwezige stof in het perspexlaagje worden opgenomen en de telling van de deeltjes ongunstig beJnvloeden. 7.2
Microscopisch onderzoek
7.2.1
Benodigdheden 1 Microscoopglaasjes 7,5 x 4 c m , dikte 0,8-1 mm 2 Dekglaasjes 0 van 28 mm (chance glass cover slips no. 0) 3 Chiffonettes 4 Tri-acetine-oplossing (Glycerol-tri-acetaat B.D.H. N D = 1.43) Aan 250 ml van deze opiossing w o r d t 5 ml azijnzuuranhydride toegevoegd. Opiossing bewaren in bruine fles. Microscoop- en dekglaasjes schoonmaken met een chiffonette. Met behulp van een injectiespuit in het midden van het microscoopglaasje 5 druppels tri-acetine-oplossing aanbrengen. Hierop voorzichtig het filter neerleggen (niet schuiven). Bovenop het filter nog 2 druppels tri-acetine-oplossing brengen en vervolgens het dekglaasje er overheen leggen (niet schuiven; eventueel aanwezige luchtbellen verwijderen door zeer licht met de pincet op het dekglaasje tedrukken). Het duurt ongeveer 10 a 15 minu-
Instellen van de microscoop
2 losse instelsleuteltjes. Vervolgens het diafragma zover sluiten, dat het lichte buitenrandje bijna gelijk valt met de zwarte ring; d i t als controle o m goed te kunnen zien of de ringen inderdaad geheel concentrisch zijn. Nu is de instelling gereed. Diafragma openen en hulpmicroscoop vervangen door het normale oculair. 7.2.3
Telling met phasecontrast Deze methode is vooral bij gemengd stof succesvol omdat er heel gemakkelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen asbeststof en andere stofsoorten. In phasecontrast is n.l. een deeltje met een hogere brekingsindex donkerder dan het milieu. Alleen katoenvezels kunnen moeilijkheden opleveren. Toch zijn ook deze vezels van asbest te onderscheiden, aangezien zij nooit over de gehele lengte scherp in beeld zijn te krijgen. Als de scherpstelling wordt veranderd, lijken de katoenvezels op te krullen. Andere vezels, zoals bijvoorbeeld kunstvezels, zijn in phasecontrast lichter en rechter dan asbestvezels. Omdat uitsluitend i-eze/s worden geteld, is het noodzakelijk een definitie te geven van een vezel. Deze luid als volgt: Een vezel is een deeltje, waarvan de lengte ten minste gelijk is aan 3 K de diameter. Er worden alleen vezels of vezelbundels geteld,die mihimaal 5/Li en maximaal lOOiilang zijn. Vezels breder dan 7n worden ongevaarlijk geacht en dus niet geteld. Wanneer op twee plaatsen vezels op de rand van het gezichtsveld liggen worden deze samen als een vezel geteld.
V/11
Per gezichtsveld wordt geteld: het totaal aantal vezels van 5—100/i of een verdeling als volgt: vezels 5 - 10M 1 0 - 20M 2 0 - 50M 50-100M
Totaal worden 100 gezichtsvelden bekeken, of Indien er meer dan 2 vezels per veld zijn, totaal 200 vezels geteld. Wat betreft de keuze der gezichtsvelden is het het beste om te werken volgens een vast schema.
Voorbeeld:
enz.
-<•
<
start
-
Er zijn 5 telapparaatjes nodig; vier voor bovengenoemde verdeling en een voor het aantal gezichtsvelden. De afmetlngen van de vezels worden bepaald met behulp van een micrometer in het rechteroculair. Deze micrometer, waarvan 2 schaaldeien ongeveer gelijk rnoeten zijn aan 5M, wordt van te voren geijkt op een micrometer van 300M lengte, verdeeld in 3 stukken ieder van 100M, waarbij het laatste gedeelte is onderverdeeld in 10 schaaldeien ieder van 10M. Met behulp van laatstgenoemde micrometer wordt ook de diameter van het gezichtsveld gemeten. Voorbeeld ijking micrometer 100M °° 43 schaaldeien te ijken micrometer 50M °° 21,5 20M °° 8,6 „ „ „ 10M °° 4,3 „ „ „ 5M
°° 2,1
Ook de diameter van het geexponeerde deel van het filter moet nauwkeurig bekend zijn. De beste manier is veel stof op het filter te zuigen en van het met stof bedekte deel van het filter de diameter met een schuifmaat te meten. Uit de diameter van het gezichtsveld en die van het geexponeerde deel van het filter, is het totaal aantal mogelijke gezichtsvelden te berekenen. Voorbeeld: Diameter gezichtsveld Diameter geexponeerde deel filter
280 M 19 mm
Totaal aantal mogelijke gezichtsvelden
9500 X 9500 X TT
^^„„ ^
,._ -rrz = 4604,6 gezichtsvelden. 140 X 140 X TT
De berekening van het aantal vezels/cm' volgt uit de volgende formule: N n^ _ W " V
V/12
vezels/cm
waarbij: N = totaal aantal mogelijke gezichtsvelden n = totaal aantal getelde vezels V = gemonsterdehoeveelheid lucht W = aantal getelde velden (om n te verkrijgen).