ONDERWIJSRAAD
Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. 's-GRAVENHAGE,
17 FEM986
Nassaulaan 6 2514 JS 's-Gravenhage Tel. 070 - 03 79 55
O.R., /570 S
Bericht op het schrijven van AAN
12 december 1 9 8 5 , de concept-beleidsnof.itie "Fries in het voortgezet onderwijs'
de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, mevrouw drs. N.J. Ginjaar-Maas, Postbus 25000, 2700 LZ ^oetermeer.
B/Rs/AK/b
Bij bovengenoemd schrijven ontving de Onderwijsraad van u om advies de concept-beleidsnotitie "Fries in het voortgezet onderwijs" (hierna te noemen: c.b.n.) met bijlagen. De bespreking van de onderhavige beleidsnotitie vond plaats in een daartoe ingestelde Centrale Commissie waarin leden van de Afdelingen Secundair Onderwijs (a.v.o. en b.o.), Tertiair Onderwijs (w.o.), Kwartair Onderwijs en Onderwijsondersteuning van de Raad vertegenwoordigd waren. Omtrent de uitkomsten van dit beraad bericht de Raad u als volgt. De c.b.n. houdt zich bezig met de vraag in welk beleidskader de rijksoverheid de door de Commissie Fries in het voortgezet onderwijs in haar eindrapport neergelegde voorstellen met betrekking tot de plaats van het Fries in het voortgezet onderwijs dient te plaatsen. In dit verband acht de Raad het van belang eerst de actuele taalsituatie in de provincie Friesland in ogenschouw te nemen. Als gevolg van het feit, dat in de provincie Friesland een actief cultuur- en taalbeleid wordt gevoerd valt er voor wat betreft het gebruik van de Friese taal in het maatschappelijk- en bestuurlijk verkeer in deze provincie een tendens waar te nemen zich in toenemende mate van het Fries als voertaal te bedienen. Daarbij ligt het accent op het Fries als spreektaal. Het is een gegeven, dat slechts een kleine groep Friezen in staat is zich ook schriftelijk in het Fries uit te drukken. Gelet op het vorenstaande is het Fries nog niet een officiële "Rijkstaal" geworden. In dat kader wijst de Raad erop, dat de grenzen van het Friese taalgebied niet samenvallen met die van de provincie Friesland. Binnen deze provincie zijn er enkele streken, zoals het Bildt, de Stellingwerfen en de eilanden, waar het gebruik van de Friese taal niet algemeen of zelfs geheel afwezig is. In deze gebieden bedient de bevolking zich van een eigen dialect. In een aantal Friese steden (Leeuwarden, Sneek, Franeker, Harlingen en Bolsward) wordt het zgn. Stadsfries, een mengvorm van Fries en Nederlands, gesproken. Op her. Friese platteland bedient men zich vooral van het Fries. Gesteld kan derhalve worden, dat de provincie Friesland zeker niet homogeen Friestalig is en dat het Fries meer verschijningsvormen kent.
Men gelieve bij har a n t w o o r d d a g t e k e n i n g en nummer van dit «chrllven te vermelden
In het licht van het vorenstaande zou de vraag kunnen worden gesteld in hoeverre het onderwijs op deze taalsituatie aansluit. Dienaangaande valt het volgende op te merken. De voormalige Lager-onderwijswet 1920 kende een bepaling (artikel 3, tweede lid) op grond waarvan de scholen voor lager onderwijs in Friesland gehouden waren, behoudens ontheffing door Gedeputeerde Staten, onderwijs in het vak Friese taal te verzorgen. De huidige Wet op het basisonderwijs kent een daaraan analoge regeling (artikel 9, vierde lid). D ren aanzien van de Interimwet Speciaal Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs voorgestelde wijziging op dit punt heeft naar de Raad begrijpt dezelfde strekking. In het voortgezet onderwijs behoren de vakken Friese taal en letterkunde en Friese taal tot de facultatieve vakken (artikel 36 van het Besluit dagscholen v.w.o.h.a.v.o.-m.a.v.o., juncto artikel 4 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.) en zijn derhalve niet opgenomen in de basistabellen (artikel 17 e.v. van het Besluit dagscholen v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.). Daarnaast bestaat de mogelijkheid om in het eerste leerjaar van v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. dagscholen één of meer lesuren Nederlandse taal te besteden aan de Friese taal (artikel 11 van de W.V.O.). Verplichting. Ten einde het Fries in het voortgezet onderwijs een steviger positie toe te kennen dan het thans heeft stelt de Commissie Fries in het voortgezet onderwijs (hierna te noemen: de commissie) in haar Eindrapport voor, de scholen met ingang van 1 augustus 1986 te verplichten in het eerste tot en met het derde leerjaar van het m.a.v.o., h.a.v.o. en l.b.o. en het eerste tot en met het vierde leerjaar van het v.w.o. ten minste twee lesuren per week onderwijs in de Friese taal te geven. Daarvoor zou de rijksoverheid structureel extra leraar- en leerlinglessen beschikbaar moeten stellen. Voorts zou naar het oordeel van de commissie volstaan kunnen worden met de mogelijkheid aan individuele leerlingen ontheffing te verlenen van de verplichting tot het volgen van onderwijs in het Fries. Hoewel de Raad van oordeel is dat er voldoende cultuurpolitieke en onderwijskundige motieven zijn om het Fries in het basisonderwijs verplicht te stellen, gaat het hem te ver om hieraan de conclusie te verbinden, dat ook scholen voor voortgezet onderwijs moeten worden verplicht onderwijs in het vak Fries te geven. Gezien ook het feit, dat van de zeventig v.w.o.h.a.v.o.-m.a.v.o. scholen slechts vier scholen van de mogelijkheid Fries als facultatief examenvak aan te bieden gebruik maken, twijfelt de Raad aan de noodzaak alle scholen voor v.o. in Friesland voor te schrijven onderwijs in het vak Fries te verzorgen. De Raad heeft gelet op de geringe belangstelling voor dit vak de indruk, dat Fries door de leerlingen als een moeilijk
OR/570 S
-3-
vak wordt beschouwd en de keuze daarvoor een verzwaring van het pakket inhoudt. Daarenboven vraagt de Raad zich af of een keuze voor Fries in het vakkenpakket geen consequenties heeft voor de doorstroming van deze leerlingen naar het vervolgonderwijs. Overigens betwijfelt de Raad ook of een van bovenaf opgelegde verplichte invoering van het Fries als vak in de gehele provincie positief ontvangen zal worden. Hij herinnert hierbij aan het advies van zijn voormalige Derde Afdeling van 16 juli 1979 (OR UI/92619 LO) met betrekking tot artikel II van het ontwerp-Besluit ontheffing Friese taal g.l.o., waarin de vrees werd uitgesproken, dat een dergelijk beleid tot veel verzet zou leiden bij bewoners van streken, die hun eigen (bijvoorbeeld van oorsprong Nedersaksische) cultuur wensen te handhaven. De Raad is van opvatting, dat het beleid van de rijksoverheid erop gericht dient te zijn, dat elk individu en elke bevolkingsgroep met behoud van de culturele eigenheid in gelijke mate in staat worden gesteld deel te nemen aan en gebruik te maken van onderwijs- en andere culturele voorzieningen. Hij is evenwel van mening, dat de overheid daarbij slechts de structurele kaders en de mogelijkheden dient te bieden, en het geven van een inhoud aan de cultuur voorts aan de bevolking zelf dient over te laten. Met inachtneming van de eenheid van het culturele beleid op het niveau van de Rijksoverheid en rekening houdend met de belangen van de Friese bevolking, zal zijns inziens hierbij een beleid dienen te worden voorgestaan erop gericht om in samenspel met de provinciale overheid en de gemeentelijke overheden de eigenheid van de Friese taal en taalcultuur te waarborgen. Op grond van het vorenstaande onderschrijft de Raad de conclusie van de c.b.n., dat de Rijksoverheid gegeven haar nationale taak er niet toe moet overgaan in de W.V.O. vast te leggen, dat leerlingen verplicht zijn onderwijs in het Fries te volgen. Hij is daarbij tevens van oordeel dat de beslissing over het al dan niet aanbieden van het Fries aan het bevoegd gezag, gehoord de medezeggenschapsraad, in eigen autonomie moet worden gelaten. Het beleidsvoornemen zoals geformuleerd op blz. 9 van de c.b.n. ontmoet bijgevolg bij de Raad bezwaren. Hij stelt zich op het standpunt, dat door het hanteren van een norm van 20 leerlingen per leerjaar of per twee aaneengesloten leerjaren de oorspronkelijke vrijheid van het bevoegd gezag weer wordt ingeperkt. Inmiddels begrijpt de Raad echter uit uw schrijven aan de leden van de C.C.0.0. van 5 september 1985, dat tot aan het moment dat over de kostenkwestie een beslissing is genomen het aan het bevoegd gezag zal zijn te beslissen of het vak Friese taal zal worden aangeboden. Hij constateert met instemming dat de huidige facultatieve regeling zal worden gecontinueerd. Vooralsnog meent de Raad, dat de W.V.O. en de diverse
-4-
OR/570 S
uitvoeringsbesluiten voldoende mogelijkheden bieden om indien daaraan behoefte bestaat onderwijs in het Fries aan te bieden. Extra lesuren. Gelet op het bovenstaande onderschrijft de Raad uw voornemen om het voorstel van de commissie om structureel twee extra lesuren per week beschikbaar te stellen voor het verzorgen van onderwijs in het vak Fries niet over te nemen. De Raad tekent hierbij aan dat het stelsel van de W.V.O. zich ertegen verzet om een facultatief vak in financieel opzicht in een uitzonderingspositie te plaatsen. Het komt de Raad in dit verband juist voor de financiële consequenties van de tweetaligheid in een breder kader dan die van het onderwijs te bezien. Hij wijst erop dat ook in andere delen van Nederland op cultureel gebied soortgelijke wensen bestaan. Met name valt daarbij te denken aan het belang dat in bepaalde provincies wordt gehecht aan de levensbeschouwelijke vorming op de scholen, en wensen op het gebied van de ontwikkeling van creatieve vaardigheden, techniek of verzorging. Om dit te realiseren moeten de betrokken scholen eveneens prioriteiten stellen, omdat extra financiële middelen ontbreken. Bovendien spelen ten aanzien van de eerste fase van het voortgezet onderwijs de eisen die daarin aan de basisvorming moeten worden gesteld een rol. De discussies naar aanleiding van het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid hieromtrent moeten zijns inziens worden afgewacht. Ten einde de vakken meer ruimte hiertoe te bieden zou de Raad zich in navolging van her. advies van de inspectie VO/AV van 5 augustus 1985 kunnen voorstellen, dat het maximumaantal wekelijkse lessen voor de gehele cursus wordt verhoogd zonder hieraan overigens extra leraarlessen te verbinden. Deze oplossing zou de scholen voor voortgezet onderwijs in Friesland de gelegenheid bieden om, indien van een zekere behoefte daaraan is gebleken, een aantal lesuren aan het vak Friese taal te besteden. De overige scholen krijgen hierdoor de mogelijkheid om deze ruimte te benutten voor het aanbieden van andere vakken. Ter voorkoming van een al te grote belasting van leerlingen en docenten verdient het naar het oordeel van de Raad wel overweging de maximumnorm niet geheel los te laten, maar vooralsnog een bepaald maximum te hanteren, waarbij gedacht zou kunnen worden aan 32 lesuren per week. Hij heeft hierbij met name het oog op bepaalde vormen van het l.b.o. en het ra.b.o. L.b.o./m .b.o. In tegenstelling tot hetgeen de commissie heeft geadviseerd ziet de Raad geen aanleiding het vak Friese taal als zevende eindexamenvak bij het m.b.o. in te voeren. Hij vreest, dat het opnemen van extra examenvakken in de tabel ten koste zal
OR/570 S
-5-
gaan van een beroepsgericht vak. Het lijkt de Raad voldoende om naar analogie van het a.v.o./v.w.o. voor deze vorm van beroepsonderwijs een regeling te treffen die erin voorziet, dat leerlingen die dat wensen Fries als keuzevak kunnen kiezen. Op deze wijze kunnen leerlingen die opteren voor een functie bij het Friese bedrijfsleven of de Friese overheid zich in het Fries bekwamen. Voor wat betreft een eventuele invoering van Fries als eindexamenvak bij het m.b.o. meent de Raad, dat het h.a.v.o.eindexaraenprogramma hiervoor niet de juiste basis is. Gel op het karakter van het .n.b.o. acht hij een eigen inkleuring ;ewenst. Volwassenenonderwijs. In de opvatting van de Raad past de eventuele bevordering van het Fries vooral in het kader van de volwasseneneducatie. De Raad betreurt het dan ook, dat de c.b.n. in navolging van het rapport van de commissie geen passage heeft gewijd aan het volwassenenonderwijs. In het kader van een beleid, dat gericht is op het bevorderen van de Friese taal en cultuur, ziet hij daarin voor deze vorm van onderwijs een functie weggelegd, vooral gelet op de weinige voetangels en klemmen die een eventuele invoering met zich mee zou brengen. De Raad denkt hierbij overigens niet alleen aan volwassenen, maar ook aan bijvoorbeeld ia.b.o.-abituriënten die zich op deze wijze in het Fries kunnen scholen (zowel passief als actief), met het oog op het verwerven van een plaats op de arbeidsmarkt of, indien dit nodig blijkt, voor hun functioneren in de maatschappij. Voertaal. De Raad wijst het opnemen van een bepaling in de W.V.O., waardoor het mogelijk wordt Fries als voertaal bij de overige vakken te gebruiken, af. Hij ziet niet in, dat - zoals de commissie betoogt - het gebruik daarvan het onderwijs in de andere vakken ten goede zal kanen. Het gevaar is zijns inziens niet denkbeeldig, dat met name het vak Nederlandse taal minder accent zal krijgen hetgeen ten koste zal gaan van de beheersing daarvan. Hij merkt nog op, dat de invoering van het Fries als voertaal in de voormalige Lager-onderwijswet 1920 een andere achtergrond heeft. Het gebruik van Fries als voertaal is oorspronkelijk bedoeld om de overgang naar het Nederlands voor de Friestalige leerlingen soepeler te laten verlopen (zie M.v.T. bij de Wet van 20 mei 1955; Stb. nr. 225). Met de inspectie is de Raad van oordeel, dat na zes jaar basisonderwijs van deze leerlingen mag worden verwacht dat zij het Nederlands in voldoende mate beheersen om met goed resultaat de verschillende in het Nederlands gegeven vakken te volgen. Daar komt nog bij, dat een niet onaanzienlijk deel van deze leerlingen na het af-
CfR/570 S
-6-
ronden van hun studie buiten de provincie Friesland een vervolgopleiding zal volgen dan wel een functie zal aanvaarden. Voorts vraagt de Raad zich af of van een dergelijke maatregel voor leerlingen voor wie Fries niet de "thuistaal" is of die in één van de naburige provincies wonen en in Friesland op school gaan, geen extra belasting uitgaat. Hij wijst er vervolgens nog op, dat in het geval het bevoegd gezag van een school ertoe besluit om alle vakken in het Fries aan te bieden dit ten aa Len van de voorbereiding op het eindexamen tot problemen zou kunnen leiden aangezien de eindexamenopgaven in het Nederlands zijn gesteld. In het licht van het vorenstaande acht de Raad het treffen van een dergelijke voorziening in de W.V.O. beslist ongewenst. Docenten. De Raad deelt uw opvatting, dat eerst een inventarisatie gemaakt moet worden van de behoefte aan bevoegde docenten Fries alvorens een beslissing kan worden genomen omtrent het eventueel toevoegen van een tweedegraads dagopleiding Fries aan de NLO "Ubbo Emmius" te Leeuwarden. Indien van een reële behoefte blijk wordt gegeven zou zijns inziens het verbinden van een dergelijke opleiding aan voornoemde lerarenopleiding overwogen kunnen worden. De Raad begrijpt echter, dat de bestaande opleidingscapaciteit in deeltijdse vorm nog toereikend is. Hij tekent nog aan, dat de omstandigheid dar. de bestaande, onder meer door de Noordelijke Leergangen verzorgde part-time opleidingen Fries slechts een éénvakkige bevoegdheid opleveren van invloed is op de omvang van de instroom van nieuwe cursisten. Experimenten/projecten. De Raad sluit zich gezien het vorenstaande aan bij uw opvatting scholen voor voortgezet onderwijs in Friesland niet met het vak Friese taal te laten experimenteren, mede gezien het feit, dat van een verplichting voor scholen en voor leerlingen om onderwijs in het Fries aan te bieden, respectievelijk te volgen, naar zijn mening vooralsnog geen sprake behoort te zijn. In dit verband is het voor de Raad niet duidelijk, waar hij het "project Fries in het voortgezet onderwijs" moet plaatsen, waarbij een aantal scholen voor voortgezet onderwijs in Friesland in de gelegenheid wordt gesteld per groep van 20 leerlingen één lesuur Fries aan het rooster toe te voegen (zie Memorie van Toelichting bij de Begroting 1986, blz. 5 8 ) . Het lijkt erop, dat het voorstel van Gedeputeerde Staten van Friesland waarover u uw definitief standpunt hebt opgeschort (c.b.n. blz. 5) door middel van dit project toch gedeeltelijk wordt uitgevoerd. Hij begrijpt uit de c.b.n. dat daarnaast eenmalig voor het cursusjaar 1985/1986 een bedrag van maximaal f. 400.000,— beschikbaar wordt gesteld, welk bedrag zal worden besteed aan de verdere
.. OR/570 S
-7-
ontwikkeling van een leerplan en leermiddelen Fries in het voortgezet onderwijs en aan voorlichting en informatie over het Fries in het voortgezet onderwijs. Volgens een mededeling in het blad "Uitleg" van 15 januari jl. wordt voor 1986 echter slechts een bedrag van f. 200.000,— daarvoor uitgetrokken. Welke relatie bestaat hier met het "project Fries in het voortgezet onderwijs" voornoemd?
Namens de Onderwijsraad,
(prof. dr. I.A. Diepenhorst, voorzitter),
(mr. H. Drop, algemeen secretaris).