Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB.
Onderwijsraad Aan de s t a a t s s e c r e t a r i s van onderwijs en wetenschappen, mevrouw d r s . N . J . Ginjaar-Maas, Postbus 25000, 2700 LZ Z o e t e r m e e r . -
Nassaulaan 6 2514JS 's-Gravenhage Tel. 070-63 79 55
Ons kenmerk OR 2B/1402 S RT/AK
's-Gravenhage, — /
Uw kenmerk VO/BO/MBO/3-765.070 d . d . 8 november 1988
f*tR
1989
Onderwerp
Voorstellen tot wijziging van diverse examenprogramma's m.e.a.o.
In antwoord op uw bovengenoemde verzoek om advies over de voorstellen tot wijziging c.q. aanpassing van de examenprogramma's maatschappijleer, moderne vreemde talen, machineschrijven, bedrijfseconomie en calculatie, commerciële economie en calculatie en bedrijfsadministratie voor het middelbaar economisch en administratief onderwijs berichten de Afdelingen secundair onderwijs (beroepsonderwijs) en kwartair onderwijs van de Onderwijsraad u het volgende. Algemeen. De Afdelingen hebben met veel waardering kennisgenomen van de voorstellen van de landelijke pedagogische centra met betrekking tot de modernernisering van de huidige eindexamenprogramma's van enkele vakken in het m.e.a.o. De voorstellen zijn in het algemeen gedegen onderbouwd en de voorgestelde programma's zijn meer gericht op de beroepenvelden, waarin de abituriënten uit het m.e.a.o. veelal terechtkomen, dan de huidige. De aansluiting op het bedrijfsleven is daarmee verbeterd. De Afdelingen verwijst wat dit betreft evenwel ook naar het algemeen gedeelte van het advies van 7 oktober jl. (OR 2B/1364 S) inzake de experimentele keuzevakken export, fiscale economie en bedrijfscommunicatie. De Afdelingen steramen in met het concept-eindexamenprogramma maatschappijleer en met uw voornemen dit op basis van artikel 2, tweede lid, van het Eindexamenbesluit m.e.a.o. opnieuw vast te stellen met inachtneming van hun opmerkingen, genoemd onder 2. Ook gaan zij akkoord met uw voornemen om scholen die met toepassing van artikel 29, zevende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs op de aangegeven wijze wensen af te wijken van de reguliere eindexamenprogramma's in de vakken moderne vreemde talen, machineschrijven en bedrijfsecono-
Vermeld bi) beantwoording van een brief kenmerk en datum
OR 2B/1402 S
-2-
mie en calculatie commerciële economie en calculatie en bedrijfsadministratie daartoe toestemming te verlenen mits rekening wordt gehouden met de hierna volgende kanttekeningen. Ten aanzien van de voorgenomen toepassing van artikel 29, zevende lid, voornoemd maken de Afdelingen uit uw adviesaanvrage op dat er dienaangaande sprake is van een tweedeling tussen de examens in moderne vreemde talen en machineschrijven en de andere drie genoemde vakken. Bij moderne vreemde talen en machineschrijven (het vernieuwde eindexamenprogramma wordt genoemd: tekstverwerking inclusief machineschrijven) betreft het scholen die eraan toe zijn om de vernieuwde examenprogramma's in te voeren. Het gaat erom of een school er "rijp" voor is (bij moderne vreemde talen) c.q. voldoende apparatuur in huis heeft (bij tekstverwerking inclusief machineschrijven). Integrale invoering van de programma's zal plaatshebben, zodra dit bij alle scholen het geval is. De toepassing van artikel 29, zevende lid, der wet is bij deze vakken dan ook uitdrukkelijk niet een experiment en ook niet gebonden aan een beperking van het aantal scholen. Bij het programma moderne vreemde talen vermoedt u dat alle scholen over vier jaar "rijp" ervoor zijn, bij tekstverwerking wordt geen termijn genoemd. Ten aanzien van moderne vreemde talen merken de Afdelingen op dat wellicht zal blijken dat alle scholen voor m.e.a.o. reeds eerder bij voorbeeld over twee of drie jaar "rijp" voor de invoering van het vernieuwde programma zullen zijn. Zij nemen aan dat u dan tot toepassing van artikel 2, tweede lid, van het Eindexamenbesluit m.e.a.o. zult overgaan en tot integrale invoering zult besluiten. Bij tekstverwerking inclusief machineschrijven is wat dit aangaat sprake van een andere situatie. Voor de scholen die niet aan de experimentele voorfase met het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum hebben deelgenomen is een zekere invoeringsstrategie aan te bevelen, althans er zullen - mede van uw kant - pogingen in het werk moeten worden gesteld het tekort aan apparatuur binnen afzienbare tijd op te heffen. Met betrekking tot de toepassing van artikel 29, zevende lid, der wet in verband met de wijziging van de eindexamenprogramma's bedrijfseconomie en calculatie, commerciële economie en calculatie en bedrijfsadministratie is in de toelichting bij uw aanbiedingsbrief uitdrukkelijk sprake van een experiment op een beperkt aantal scholen. De inspectie wenst de toestemming voor afwijking vooralsnog alleen te laten gelden voor het examen 1989, aangezien een meer uitgewerkt leerplan ontbreekt voor het daaropvolgende examen. Uit uw adviesaanvrage blijkt niet dat u van plan bent dit experiment vooralsnog te beperken tot het examen 1989. Is inmiddels aan de voorwaarde van de inspectie voldaan? In ieder geval is evaluatie van dit experiment na verloop van tijd noodzakelijk. De Afdelingen stemmen in met de toepassing van artikel 29, zevende lid, op genoemde vijf scholen. Zij nemen aan dat u de scholen die om de toepassing van artikel 29, zevende lid, in deze gevallen verzoeken toestemming daartoe wilt verlenen zonder de Onderwijsraad verder te horen. De Afdelingen stemmen daarmee in mits u hen op de hoogte houdt van de ontwikkelingen wat dit aangaat. Uw adviesaanvraag eindigt met de opmerking dat invoering van het schoolonderzoek bij het m.e.a.o. zal nopen tot aanpassing van het examenprogramma. De Afdelingen wijzen erop dat de inwerkingtreding van het Eindexa-
OR 2B/1402 S
-3-
raenbesluit m.b.o., waarbij de invoering van het schoolonderzoek bij het m.e.a.o. wordt geregeld volgens uw adviesaanvrage van 27 juni 1988, WJZ 88014171/3462, zal plaatsvinden op 1 augustus 1989. Aangezien onderhavige eindexamenprogramma's voor een deel ook per 1 augustus 1989 vastgesteld zullen worden vragen de Afdelingen zich af waarom beide aanpassingen in de tijd niet parallel lopen. Ook met ander in gang gezet beleid missen de Afdelingen de aansluiting. Zij noemen de modulaire aanpak in sommige projecten, waarvan zij de resultaten gaarne met de hier geformuleerde voorstellen zouden hebben vergeleken. Mede gelet op het binnen afzienbare tijd vaststellen van eindtermen op basis van de resultaten van het zogenaamde bedrijfstaksgewijze overleg is aansluiting op lopend beleid ook gewenst. Thans volgen enige nadere beschouwingen over de eindexamenprogramma's zelf. 2. Eindexamenprogramma maatschappijleer. Daar de Afdelingen niet de beschikking hebben over de interne uitwerkingen van het eindexamenprogramma, hetgeen noodzakelijk is om tot een afgewogen oordeel te komen, volstaan zij thans met de volgende opmerkingen. Zij verzoeken u haar deze uitwerkingen en eventueel het raamplan alsnog toe te zenden. De Afdelingen waarderen uw streven te komen tot bijstelling van het thans geldende verouderde examenprogramma. Door deze bijstelling wordt een grotere aansluiting met de maatschappelijke ontwikkelingen en de beroepspraktijk bereikt. Het vak maatschappijleer is een kernvak in de bestuurlijke richting van het m.e.a.o. Het is dan ook wenselijk dat, met name voor leerlingen uit deze richting, de bestuurlijk-juridische facetten ruim de aandacht krijgen. Dit blijkt niet uit de nieuw geformuleerde examenonderwerpen zelf; mogelijk wel uit de interne uitwerkingen. Het is de Afdelingen niet duidelijk wat precies het verschil is tussen de examenonderwerpen en de themavelden, zeker nu sommige benamingen exact gelijk zijn. Bij het schriftelijk examen is niet meer een minimumduur aangegeven, hetgeen problemen kan opleveren. De Afdelingen bevelen aan de huidige minimumduur te handhaven. Uit uw adviesaanvrage blijkt dat de integrale invoering met ingang van het examen 1990 plaats heeft, terwijl uit de bijlagen valt op te maken dat ook reeds bij het examen 1989 bepaalde onderwerpen worden ingevoerd. Vanwaar deze discrepantie? Bij het vak maatschappijleer zullen, dit brengt het vak met zich mee, maatschappelijke, levensbeschouwelijke en ethische aspecten van diverse onderwerpen aan bod komen, hetgeen dit vak tot een "identiteitsgevoelig" vak maakt. De Afdelingen nemen aan dat met betrekking tot de vraagstelling bij het centraal examen een zekere terughoudendheid zal worden betracht waar het gaat om het vragen naar waarde-oordelen. Als het schoolonderzoek in het m.e.a.o. is ingevoerd zouden de vragen zich bij het centraal examen, zoals u van plan bent bij de C- en D-examens biologie voor m.a.v.o. en l.b.o., kunnen beperken tot feitenkennis. Scholen kunnen dan in het schoolonderzoek vanuit hun eigen identiteit waarde-oordelen aan de orde laten komen.
>
OR 2B/1402 S
-4-
3. Eindexamenprogramma moderne vreemde talen. De Afdelingen onderschrijven ook hier de noodzaak de examinering in de moderne vreemde talen dichter bij de beroepspraktijk te brengen. Uit uw adviesaanvrage blijkt dat er voor het schriftelijk examen "twee voorstellen tot wijziging één met en één zonder luistertoets" zijn. De Afdelingen treffen slechts één voorstel (die met de luistertoets) aan. Vooralsnog delen zij wat het schriftelijk aangaat de voorkeur van de inspectie. De nieuwe wijze van examineren zal extra voorzieningen in de vorm van woordenboeken, beschikbaarheid van methoden, weergave-apparatuur en dergelijke vragen. Helaas wordt hierover met geen woord in de stukken gerept, terwijl het een belangrijke randvoorwaarde is voor het welslagen van de invoering van het nieuwe eindexamenprogramma. De vraag is dan ook of deze toch vrij ingrijpende wijzigingen op korte termijn met dezelfde faciliteiten kunnen worden ingevoerd. 4. Eindexamenprogramma tekstverwerking inclusief machineschrijven. De Afdelingen achten dit een gedegen programma, dat goed aansluit bij de eisen die de samenleving aan abituriënten op dit niveau stelt. Zij ontkomen echter niet aan de indruk dat het te overladen is. Met name in het avondonderwijs zal de beschikbare tijd volstrekt te kort schieten. De beschikbare lestijd (en de bekostiging daarvan) zou bij integrale invoering te zijner tijd moeten worden uitgebreid tot zes lesuren ten behoeve van de gehele cursus. Hoewel de Afdelingen begrip hebben voor het feit dat u zoekt naar mogelijkheden om examinering in tekstverwerking mogelijk te maken, achten de Afdelingen het spijtig dat integrale invoering, die met het oog op het civiel effect van het m.e.a.o.-diploma en met het oog op de arbeidsmarkt wenselijk is, afstuit op een tekort aan apparatuur. Uit de stukken blijkt helaas niet in hoeverre de aanschaf van apparatuur reeds ter hand is genomen, zodat zo spoedig mogelijk tot integrale invoering van dit examenprogramma kan worden overgegaan. Afstemming van de apparatuuraanschaf op groepen van minimaal 20 cursisten op 20 machines achten de Afdelingen aan te bevelen. Ten slotte wensen de Afdelingen aan het programma te zien toegevoegd dat gewerkt wordt met briefpapier met gestandaardiseerd briefhoofd. 5. Eindexamenprogramma's bedrijfseconomie en calculatie, commerciële economie en calculatie en bedrijfsadministratie. De eindexamenprogramma's in deze vakken worden ten behoeve van enkele scholen aangevuld met een onderdeel automatische gegevensverwerking. De Afdelingen juichen dergelijke experimenten toe maar daar een uitgewerkt leerplan ontbreekt, is het ook hier niet goed mogelijk tot een afgewogen oordeel te komen. De Afdelingen hebben moeite met de gewijzigde opzet van de examinering. Door omzetting van het gebruikelijke tweetal schriftelijke examens in een schriftelijk en een mondeling examen wordt de examentijd drastisch bekort. Bij het mondeling examen dat 20 à 30 minuten duurt ligt het accent op het computergebruik. In zo'n kort tijdsbestek zal het moeilijk zijn enige diepgang te bereiken. Zij vragen zich dan ook af of het mondelinge examen dezelfde moeilijkheidsgraad zal hebben als het schriftelijke examen.
»
Oft 2B/1402 S
-5-
De Afdelingen achten de passages over het verloop van de examens te summier. De examens dienen volgens de voor het m.e.a.o. geldende regels te worden afgenomen. Bij het vak bedrijfsadministratie zijn niet alleen onderdelen toegevoegd maar ook verdwenen. De gemaakte keuzes worden echter niet toegelicht. Daar de waarde van het diploma mede wordt bepaald door de wijze van toetsing, geven de Afdelingen in overweging een wijze van examineren te kiezen die nauwer aansluit bij de reeds bestaande. Mogelijk kan het mondeling examen worden toegevoegd en kunnen de twee schriftelijke zittingen iets worden bekort. Alle drie de examens zouden dan dezelfde zwaartefactor moeten krijgen. De Afdelingen besluiten dit advies met de opmerking dat de invoering van de wijzigingen in voornoemde examenprogramma's gevolgen moet hebben voor de inhoud van het vak informatica. Verbeterde afstemming van dit vak op de andere m.e.a.o.-vakken achten zij dan ook gewenst.
Namens de Afdelingen voornoemd,
(A. de Wfrf voorzitter Afdeling 2B),
MJ (mr. W.J.E. van de Water, coördinerend secretaris).