Onderwijsraad Advies niet-ambtelijke adviescommissie Aan d e m i n i s t e r v a n o n d e r w i j s wetenschappen, d r . i r . J.M.M. R i t z e n , Postbus 25000, 2 7 0 0 LZ Z o e t e r m e e r .
Ons kenmerk OR 9 2 0 0 0 1 1 2 / A l g .
en
Uw kenmerk 21 december 1 9 9 2 ; CFI/I/INS-92096809
Nassaulaan 6 2514JS 's-Gravenhage Telefoon 070-3637955 Telefax070-3561474
's-Gravenhaqe,
r r m 3 ptB.
B/CR
Onderwerp Concept-ontwerp Plannen van spreiding en situering v.a.v.o. en b.b.o.
Bij bovengenoemd schrijven zond u de Onderwijsraad om advies de concept-ontwerp Plannen van spreiding en situering v.a.v.o. en b.b.o. Na bespreking in de Afdelingen secundair onderwijs (beroepsonderwijs) en kwartair onderwijs (volwasseneneducatie) en mede na kennisneming van de hem rechtstreeks toegezonden adviezen van de provincies en de BVE-procescoördinatie ter zake bericht de Onderwijsraad u als volgt. Algemeen. De Plannen van spreiding en situering v.a.v.o. en b.b.o. zijn bedoeld om te komen tot een herschikking van de bestaande scholen voor avond- en dag-avondonderwijs en van de streekscholen, de instituten voor deeltijd k.m.b.o. en de cursussen b.b.o., verbonden aan scholen voor v.b.o. en m.b.o. De op grond van de V.a.v.o.-wet en de W.C.B. O., beide van 27 mei 1992, voorziene clustering van onderwijsvoorzieningen wordt geplaatst in het licht van de ontwikkeling in de richting van de vorming van regionale opleidingencentra (ROC's). De concept-ontwerp Plannen heeft de Raad beoordeeld aan de hand van de volgende criteria: 1. het bereiken van een evenwichtig gespreid netwerk van v.a.v.o.- en b.b.o.-voorzieningen, uitvoeringslocaties en nevenvestigingen. Bij het bereiken van dit evenwicht speelt het verlangde onderwijs (in de zin van onderwijs van de verlangde richting) in het betrokken gebied een belangrijke rol.
Vermeld bij beantwoording van een brief kenmerk en datum
*nni 1330
2. de aanwezigheid van een toereikend aanbod van openbaar onderwijs in de betreffende onderwijssectoren. 3. de bereikbaarheid c.q. toegankelijkheid van de betrokken onderwijsinstellingen in relatie tot de voedingsgebieden en het aspect openbaar vervoer. 4. de in de wetten opgenomen getalsnormen. Voor plaatsing op de desbetreffende plannen geldt wat het laatstgenoemde aspect betreft als uitgangspunt de door aanvragers opgegeven prognoses van 1 augustus 1996. De Raad constateert dat voor het vaststellen van prognoses voor 1996 geen methoden en standaardtechnieken, zoals gehanteerd bij het opstellen van het plan van scholen WVO, zijn gebruikt. Vanwege het feit dat vele leerlingen vanaf 1 augustus 1994 om allerlei redenen buiten de telling zullen blijven, zijn de prognoses van de scholen voor b.b.o. voor 1996 niet "waterdicht". Het louter uitgaan van de stand van zaken van 1991-1992, zoals uw ministerie doet, acht de Raad niet in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. Volgens de Raad zijn er zekere groeimogelijkheden voor het b.b.o., gezien de aansluiting bij het m.b.o. Hij overweegt hierbij dat het ontwerp-plan b.b.o. betrekking heeft op een overgangstijd. De scholen, die thans de prognoses hoog inschatten, zullen in eigen verantwoordelijkheid ervoor moeten zorgen dat voldaan wordt aan de eisen die in 1996 zullen gelden. In het gedeelte over het concept-ontwerp Plan van spreiding en situering b.b.o. gaat de Raad hierop verder in. Indien een aanvraag aan de in de V.a.v.o.-wet en de in de W.C.B.O. vastgelegde getalsnormen voldoet, vindt zonder meer toewijzing plaats. Tevens is voorzien in de mogelijkheid om in bijzondere gevallen van de wettelijke getalsnormen af te wijken (zie artikel IV, onderdeel B, vijfde lid V.a.v.o.wet en artikel F.4, achtste lid W.C.B.O.). In de brief van 12 mei 1992 over de Hoofdlijnennotitie ROC's aan de voorzitter van de vaste commissie voor onderwijs en wetenschappen van de Tweede Kamer is vervolgens het afwijkingskader nader geëxpliciteerd in de vorm van beleidsregels. De Raad heeft er in dit verband enige moeite mee dat hij destijds niet afzonderlijk is gehoord op dit afwijkingskader. De Raad constateert dat het merendeel van de ingediende aanvragen voldoet aan de wettelijke criteria c.q. het afwijkingskader. In dit advies gaat de Raad dan ook met name in op bijzondere gevallen, waarop het afwijkingskader volgens het concept-ontwerp niet van toepassing is. Daarbij behandelt hij eerst de specifieke aanvragen die betrekking hebben op het concept-ontwerp Plan van spreiding en situering v.a.v.o. en vervolgens die ter zake van het concept-ontwerp Plan van spreiding en situering b.b.o. Concept-ontwerp Plan van spreiding en situering v.a.v.o. RBA-qebied 01: Groningen (aanvraag 228). De Raad is van oordeel dat in het algemeen nevenvestigingen
binnen één RBA-gebied moeten vallen. In specifieke situaties zouden zijns inziens uitzonderingen moeten worden toegestaan, zoals in de situatie met betrekking tot Roden/Eelde. De Raad overweegt hierbij de praktisch gegroeide relatie met de v.a.v.o.-school in het andere RBA-gebied, het belang van de leerling mede gelet op de openbaar vervoerssituatie, het evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen dat daardoor beter wordt gediend alsmede het aspect van de inhoudelijke samenwerking. Deze aspecten wegen zijns inziens zwaarder dan de de niet op deze bijzondere situatie toegesneden RBA-gebiedsindeling. Voorts bestaat bij de Raad vrees voor schadelijke neveneffecten op aantallen deelnemers die zich gaan richten op het naastliggende RBA-gebied (leegloop) , indien de nevenvestigingen Roden/Eelde thans niet bij aanvrager 228 worden ondergebracht . RBA-gebied 07: Harderwijk/Waqeninqen (233/234). De Raad adviseert u beide aanvragen voor onbepaalde tijd op het plan te plaatsen. Ten aanzien van Harderwijk acht hij het uit denominatief oogpunt wenselijk op de Noord-Veluwe een zelfstandige v.a.v.o.-instelling te situeren die samenwerkt met m.b.o. van dezelfde richting in de regio. Met betrekking tot Wageningen (o.p.) zou als voorwaarde de vorming van een federatief samenwerkingsverband, zoals ook door de BVE-procescoördinatie is geadviseerd, kunnen worden gesteld. RBA-gebied 09: Culemborq (224). De Raad geeft u in dit geval in overweging ook in te stemmen met een nevenvestiging in een ander RBA-gebied (11). RBA-gebied 14: Den Helder/Middenmeer (248). Naar het oordeel van de Raad dient het behoud van de v.a.v.o.-voorzieningen in de kop van Noord-Holland gewaarborgd te worden. Met de BVE-procescoördinatie adviseert hij u in dit geval ontheffing te verlenen en de school voor onbepaalde tijd op het plan te plaatsen. RBA-gebied 17: Gouda (206). De Raad heeft er geen bezwaar Woerden toe te wijzen aan het al valt deze binnen een ander onderbouwing verwijst hij naar van het RBA-gebied 01.
tegen de nevenvestiging te Gouwe College te Gouda, ook RBA-gebied. Wat betreft de zijn motivering ten aanzien
RBA-gebied 18: Delft f218/Zoetermeer f225). Wat betreft Zoetermeer staat de Raad positief tegenover plaatsing op het plan, ofschoon de aanvraag nog niet aan de
normen voldoet. Hij overweegt hierbij dat Zoetermeer een groeikern is hetgeen de verwachting rechtvaardigt dat op termijn het aantal leerlingen toereikend zal zijn. Ten aanzien van Delft geeft de Raad u eveneens in overweging tot plaatsing op het plan over te gaan op voorwaarde dat per 1 augustus 1994 samenwerking met het Tinbergen College en het Educatief Centrum geëffectueerd wordt. RBA-gebied 21: Terneuzen (213). Gelet op de geïsoleerde situatie van Terneuzen en mede gezien de ROC-vorming in Zeeuws-Vlaanderen geeft de Raad u in overweging tot plaatsing op het plan over te gaan voor onbepaalde tijd. Concept-ontwerp Plan van spreiding en situering b.b.o. Vanwege het feit dat vanaf 1 augustus 1993 scholen voor b.b.o. uitsluitend bij wet kunnen worden gesticht (artikel 3.2. W.C.B.O.) verdient het naar het oordeel van de Raad aanbeveling om in de situatie waarin scholengemeenschapsvorming op afzienbare termijn realiseerbaar blijkt en redelijkerwijs van een levensvatbare school kan worden gesproken met toepassing van het gestelde in artikel F.4, achtste lid W.C.B.O. af te wijken van de wettelijke normen. Plaatsing op het plan voor bepaalde c.q. voor onbepaalde tijd verdient naar het oordeel van de Raad de voorkeur boven de toepassinq van artikel F.8 W.C.B.O. Hij verwijst in dit verband naar de adviezen van de Procescoördinatie B.V.E. en de provincies. De Raad qaat vervolgens in op de aanvragen die zijns inziens voor toepassing van artikel F. 4, achtste lid W.C.B.O. in aanmerking komen. Ten aanzien van de vakscholen (zie de aanvragen 407, 409, 416, 437 en 476) wijst de Raad erop dat in het kader van de SVM-operatie destijds is besloten enkele m.b.o.-instellingen voor vakonderwijs een speciale positie te geven. Hij pleit ervoor deze lijn door te trekken naar de verwante b.b.o.-opleidingen door toepassing van artikel F.4, achtste lid W.C.B.O. Tijdens het mondeling overleg met de vaste commissie voor onderwijs en wetenschappen over onder meer de Hoofdlijnennotitie ROC's d.d. 2 april en 7 mei 1992 heeft u op dit punt zelf aangegeven dat in de specifieke vakopleidingen een goede traditie is opgebouwd die moet worden gestimuleerd, los van de ROC's (zie TK. 1991-1992, 19790 en 22.300 VIII, nr. 48 blz. 28). RBA-gebied 01: Groningen (AA-college; nr. 444). De Raad gaat akkoord met plaatsing op het plan voor bepaalde tijd, gelet op de voorgenomen scholengemeenschapsvorming per 31 juli 1995.
RBA-gebied 02: Friesland (Leeuwarden/Sneek: nr. 435). De Raad adviseert tot plaatsing op het plan voor bepaalde tijd in het licht van fusie per 31 juli 1994. RBA-gebied 05: Almelo f448). Gezien de ontwikkeling in de richting van een ROC samenwerkingsverband en met inachtneming van het richtingsaspect (pc) adviseert de Raad tot plaatsing op het plan over te gaan. RBA-gebied 07: Ede f452). In aanmerking genomen de sterke groei die het technische college ter plaatse doormaakt en de prognose voor 1996 kan naar het oordeel van de Raad plaatsing op het plan plaatsvinden. RBA-gebied 07: Apeldoorn (453). Onder verwijzing naar het advies van de BVE-procescoördinatie en gelet op de plaatselijke ontwikkelingen geeft de Raad u in overweging de betrokken instelling op het plan te plaatsen. RBA-gebied 08: Rivierenland (nr. 439). Gelet op voorgenomen instellingenfusie per 31 juli 1994 kan tot plaatsing op het plan voor bepaalde tijd worden overgegaan. RBA-gebied 10: Lelystad f484). Uit een oogpunt van aantal leerlingen in zin zal ontwikkelen school in het plan op
spreiding en de verwachting dat het de komende periode zich in positieve adviseert de Raad u deze openbare te nemen.
RBA-gebied 18: Den Haag (nr. 429). De Raad gaat akkoord met plaatsing op het plan voor bepaalde tijd, gelet op ROC-perspectief per 31 juli 1994. RBA-gebied 20: Rotterdam (425). Volgens de Raad is aan deze instelling niet een afdeling HW, maar een afdeling TN verbonden. Deze afdeling dient in het plan te worden genoemd. Met betrekking tot de doveninstituten (nr. 441 en 486) en de justitiële vakinternaatschool (nr. 417) wordt volgens het concept-ontwerp plan een onderzoek ingesteld. De Raad hoopt dat dit erin resulteert dat deze scholen op het plan
worden opgenomen met toepassing van artikel F. 4, achtste lid W.C.B.O. Slotopmerkingen. Naar aanleiding van de gebruikte afkorting "BAT" die staat voor de afdeling bescherm- en afwerkingstechniek in de sector techniek gaat de Raad ervan uit dat de bestaande afdelingen schilderen/afwerkingstechnieken, industrie schilderen/metaalconserveren, stukadoren/afbouwen in het kader van het leerlingwezen nieronder vallen. Tot slot merkt de Raad op dat in het concept-ontwerp Plan van spreiding en situering b.b.o. afdelingen b.b.o. worden genoemd, terwijl het Uitvoeringsbesluit W.C.B.O. - dat dit regelt - pas per 1 augustus 1993 in werking treedt. De Raad vraagt zich af, of het plan wat dit betreft per 1 april 1993 kan worden vastgesteld.
Namens de Raad voornoemd,
(prof. dr. J.M.G. Leune, voorzitter),
(mr. W.J.E. van de Water, coördinerend secretaris).