AANLEG VAN EEN AARDGASLEIDING Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom) Verzoek tot ontheffing van de MER-plicht
COLOFON Opdracht: Aanleg van een aardgasleiding Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom) Verzoek tot ontheffing van de MER-plicht
Opdrachtgever: Fluxys Belgium NV Kunstlaan 31 1040 Brussel
Opdrachthouder: Antea Belgium nv Posthofbrug 10 2600 Antwerpen T : +32(0)3 221 55 00 F : +32 (0)3 221 55 01 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001 Identificatienummer: 1284113032-V7/sdw Datum:
status / revisie:
Februari 2015
Definitief – V7
Vrijgave: Gert Pauwels, Account Manager Controle: Gert Pauwels, senior adviseur Projectmedewerkers: Gert Pauwels, MER-deskundige Bodem, Water en MERcoördinator
Cedric Vervaet, Mer-deskundige Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Jan Parys, MER-deskundige Mens Kristof Goemare, MER-deskundige Fauna en Flora Stefanie De Weser, Adviseur
INHOUD LIJST VAN AFKORTINGEN...............................................................................................11 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 3 3.1 3.2 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 5 5.1 5.2 5.3 5.4 6 7 8 9
INLEIDING .................................................................................................................13 AANLEIDING ........................................................................................................................13 TOETSING AAN DE MER-PLICHT .............................................................................................13 VERZOEK TOT ONTHEFFING: PROCEDURE EN DOELSTELLING .........................................................14 INITIATIEFNEMER .................................................................................................................14 DOEL EN VERANTWOORDING PROJECT .....................................................................................14 JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN ................................................................16 PROJECTBESCHRIJVING.................................................................................................36 RUIMTELIJKE SITUERING ........................................................................................................36 AARD EN OMVANG VAN DE AARDGASLEIDING ...........................................................................39 ADMINISTRATIEVE VOORGESCHIEDENIS................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. GEBRUIK NATUURLIJKE HULPBRONNEN ....................................................................................55 PRODUCTIE AFVALSTOFFEN ....................................................................................................56 VERONTREINIGING EN HINDER................................................................................................56 VEILIGHEID - RISICO OP ONGEVALLEN ......................................................................................56 OVERZICHT VAN MOGELIJKE EFFECTEN EN GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN ...........................58 ALGEMENE INGREEP-EFFECT RELATIES .....................................................................................58 GLOBALE VERKENNING VAN DE INGREEP-EFFECTEN ....................................................................58 BESCHRIJVING VAN DE BESTAANDE SITUATIE, EFFECTEN EN MAATREGELEN ................................65 BODEM ..............................................................................................................................65 GRONDWATER ....................................................................................................................83 OPPERVLAKTEWATER............................................................................................................97 FAUNA EN FLORA ...............................................................................................................114 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE ..........................................................161 MENS EN GELUID ...............................................................................................................177 BESCHIKBAARHEID EN ACTUALITEIT VAN DE GEGEVENS .......................................................209 INFORMATIE .....................................................................................................................209 VOORSPELLINGS- EN BEOORDELINGSMETHODE .......................................................................210 MONITORING ....................................................................................................................211 BESLUIT............................................................................................................................212 MAATSCHAPPELIJKE GEVOELIGHEID VAN HET PROJECT .......................................................213 EINDCONCLUSIE .......................................................................................................214 BRONNEN...............................................................................................................217 BIJLAGEN ...............................................................................................................219
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 3 van 240
TABELLEN Tabel 1-1: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het projectgebied 18 Tabel 2-1: Gewestplanbestemmingen gekruist door de aardgasleiding 37 Tabel 2-2: Onderverdeling aardgasleiding in functie van gewestplanbestemming
38
Tabel 3-1: Overzicht ingreep-effectmatrix (mogelijke en te onderzoeken effecten) – aanleg in open sleuf 60 Tabel 3-2
Ingreep-Effectmatrix (mogelijke en te onderzoeken effecten) aanleg door ‘horizontaal gestuurde boring’ 63
Tabel 4-1: Overzicht boringen
66
Tabel 4-2: Voorkomende bodemtypes langs de aardgasleiding
66
Tabel 4-3: Voorkomende profielen langsheen de aardgasleiding
69
Tabel 4-4: Indicatie risicozones verdichting en kwantificering. 73 Tabel 4-5: Risico op profielwijziging: kwantificering. 75 Tabel 4-6: Beoordeling van de mogelijke milieueffecten van de verschillende deelingrepen op de discipline bodem volgens effectgroepen 81 Tabel 4-7: Grondwaterpeilen boringen en meetnet DOV
83
Tabel 4-8: Grondwaterwinningen binnen 200 m langsheen het tracé (DOV)
85
Tabel 4-9: Overzicht van de gemiddelde k-waarden van enkele grondsoorten 88 Tabel 4-10: Berekening invloedstraal bemaling
90
Tabel 4-11: Beoordeling van de mogelijke milieueffecten van de verschillende deelingrepen op de discipline grondwater volgens effectgroepen 94 Tabel 4-12: Overzicht deelbekken 97 Tabel 4-13: Indeling Prati Index zuurstof (PIO, chemische kwaliteit)
98
Tabel 4-14: Indeling Belgische Biotische Index (biologische kwaliteit) 98 Tabel 4-15: Overzicht meetpunten waterkwaliteit
98
Tabel 4-16: Visindex waterlopen nabij aardgasleiding
99
Tabel 4-17: Triadeschaal 101 Tabel 4-18 Resultaten meetpunten waterbodemmeetnet nabij aardgasleiding bron VMM Tabel 4-19: Lozingsdebieten bemaling
101
103
Tabel 4-20: Elementen van de watertoets 107 Tabel 4-21: Beoordeling van de mogelijke milieueffecten van de verschillende deelingrepen op de discipline oppervlaktewater volgens effectgroepen 111 Tabel 4-22: Overzicht groene bestemming volgens gewestplan
114
Tabel 4-23: Voorkomende ecotopen in de buurt van de aardgasleiding
118
Tabel 4-24 Voorkomende vegetatietypes ter hoogte van de aardgasleiding in het natuurreservaat (naar Butaye et al., 2003) 121 Tabel 4-25 Procentuele weergave van de waardering van de door de aardgasleiding doorsneden percelen. 122
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 4 van 240
Tabel 4-26: Waardevolle biotooptypes met risico op rechtstreekse aantasting. 127 Tabel 4-27: Overzicht van het aantal hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna (diameter 250mm) 137 Tabel 4-28: Overzicht van het aantal hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna (diameter 600mm)) 138 Tabel 4-29: Vogelsoorten waarvoor het SBZ-V werd aangemeld
144
Tabel 4-30: Beschermde habitats waarvoor het SBZ-H werd aangemeld
145
Tabel 4-31: Beschermde soorten waarvoor het SBZ-H werd aangemeld
146
Tabel 4-32: Beoordeling van de mogelijke milieueffecten van de verschillende deelingrepen (m.i.v. toepassen HGB) op de discipline Fauna en Flora volgens effectgroepen 159 Tabel 4-33: Archeologische vondsten in de nabije omgeving van de aardgasleiding, bron CAI, Agentschap Onroerend Erfgoed. 161 Tabel 4-34: Bodemgebruik langsheen de aardgasleiding
169
Tabel 4-35: Wijziging landschapsbeeld wegens verwijderen vegetatie 172 Tabel 4-36: Beoordeling van de mogelijke milieueffecten van de verschillende deelingrepen op de discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie volgens effectgroepen 174 Tabel 4-37: Aantal woningen in nabijheid (< 200m ) van de aardgasleiding
177
Tabel 4-38: Teelten doorkruist door de leiding (2002, totale lengte ca. 11,5 km) Tabel 4-39: Milieukwaliteitsnormen voor geluid gedurende de dagperiode.
179
180
Tabel 4-40: Kwantificatie effecten landbouwgebied (opp, m²) 186 Tabel 4-41: Geluidsvermogen niveau per type bron 189 Tabel 4-42: Geluidsvermogenniveau per werffase
191
Tabel 4-43: Uurgemiddeld geluidsdrukniveau per werffase thv de beschouwde immissiepunten. 193 Tabel 4-44: Daggemiddeld geluidsdrukniveau per werffase thv de beschouwde immissiepunten. 194 Tabel 4-45: Overzicht maximale niveaus
195
Tabel 4-46: Overzicht van het aantal hinderdagen voor de mens en gevoelige fauna.
196
Tabel 4-47: Overzicht van het aantal hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna
197
Tabel 4-48: Vergelijking transportmodi
202
FIGUREN Figuur 2-1: Schematische weergave werkstrook
41
Figuur 2-2: Voorbeeldtekening gestuurde boring
50
Figuur 2-3: Persing
52
Figuur 2-4: Aantal arbeiders per week aanwezig op de werf 53 Figuur 4-1: Erosiegevoeligheid
71
Figuur 4-2 Stroomschema voor de bouwheer grondwaterhandelingen, Bron: Technische richtlijn grondwaterhandelingen: grondwater onttrekkingen- en bemalingen, OVAM. 77 Figuur 4-3: Kwelzones ter hoogte van de Vallei van de Drie Beken (situering gepland tracé: rode lijn) (Bron: Beheerplan Vallei van de Drie Beken) 87
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 5 van 240
BIJLAGEN Bijlage 1
Nota inzake de milieu-impact van aardgas
Bijlage 2
Nota beleid inzake veiligheid Fluxys
Bijlage 3
Veiligheidsfiches aardgas
Bijlage 4
Lijst toegelaten beplantingen in voorbehouden zone van de aardgasleidingen
Bijlage 5
Voorschriften en grafische plannen GRUP’s en BPA en inrichtingsplannen
Bijlage 6
Kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen + bijlagen
Bijlage 7
Kaartenbundel
Bijlage 8
Overzichtstabel inventarisatie veiligheid
Bijlage 9
Folder Fluxys: Werken in de nabijheid van Fluxysleidingen, richtlijnen voor graafmachinisten en grondwerkers
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 6 van 240
Verklarende woordenlijst Abiotisch milieu
De niet-levende materie
Ankerplaats
De meest landschappelijk waardevolle gebieden voor Vlaanderen. Ze bestaan uit complexen van gevarieerde erfgoedelementen die een geheel vormen. Ze zijn binnen de relictzone uitzonderlijk inzake gaafheid of representativiteit, ofwel ruimtelijk een plaats inneemt die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving, of ze zijn uniek.
Autonome ontwikkeling
De ontwikkeling die het studiegebied zou doormaken zonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf.
Avifauna
Vogelwereld
Bemaling
Afpomping van water om het grondwaterniveau plaatselijk te verlagen zodat werken in droge grond kunnen uitgevoerd worden
Biotisch
Van de levende natuur.
biotoop
Leefgebied van een soort (omgeving waarin alle voor die soort benodigde omstandigheden aanwezig zijn).
Bodemprofiel
Verticale bodemdoorsnede waarin de opbouw en de ontwikkeling van de bodem waarneembaar is
Bodemserie
De basiseenheid van de Belgische classificatiehiërarchie. De bodemserie wordt bepaald door de grondsoort, de natuurlijke drainering en de horizontenopvolging. Een bodemserie wordt verder ingedeeld in bodemtypen
Bodemverdichting
Samenpersen en dichter maken van de bodem
Compactie
Inklinking van een grondlaag door het gewicht van machines of constructies.
dB(A)-waarde
Afgeleide van de gewone decibel. Geeft de sterkte van het geluid gecorrigeerd voor de gevoeligheid van het (menselijk) oor weer.
Debiet
De hoeveelheid water die per tijdseenheid langs een bepaald punt stroomt
(Deel)ingreep
Ingreep: onderdeel van een activiteit Deelingreep: onderdeel van een ingreep, waarvoor afzonderlijke effecten kunnen aangegeven worden.
Direct effect
Een rechtstreeks milieueffect als gevolg van een deelingreep.
Discipline
Milieuaspect dat in het kader van milieueffectrapportage onderzocht wordt, door de regelgeving vastgelegd als de disciplines 'mens', 'Fauna en Flora', 'bodem', 'water', 'lucht', 'licht, warmte en straling', 'geluid en trillingen', 'klimaat', landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en materiële goederen'
Diversiteit
Het aantal soorten dat op een bepaald oppervlak voorkomt.
Ecosysteem
Samenhangend geheel van elkaar onderling beïnvloedende planten, dieren, mensen en omgeving in een bepaald gebied.
Ecotoop
Een ruimtelijk begrensde eenheid met een homogeniteit (vb. hakhoutbos, droge of natte heide)
Effect
Uitwerking op het milieu van de (deel)ingrepen van een voorgenomen activiteit.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
karakteristieke
pagina 7 van 240
Effectbeoordeling
Waardeoordeel van de effecten die optreden ten gevolge van een geplande situatie uitgedrukt in kwalitatieve of kwantitatieve termen, zodanig dat de besluitvormer en de bevolking zich objectief kunnen inlichten over de ernst van de effecten.
Eutrofiëring
Een uitzonderlijke hoge algenactiviteit als gevolg van een verhoogde beschikbaarheid van nutriënten (vnl. stikstof en fosfor) door menselijk handelen
Eutroof
Voedselrijk
Faunistisch
Met betrekking tot de dierenwereld
Floristisch
Met betrekking tot de plantenwereld
Geplande situatie
Toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het plan
Grondwaterkwetsbaarheid
De grondwaterkwetsbaarheid van een gebied is een code die het risico op verontreiniging van het grondwater in de bovenste watervoerende laag aangeeft (bron: dov)
Immisie
De bij de ontvanger aanwezige hoeveelheid geluid of stoffen
Ingreep-effectenschema
Schema of netwerk dat de relatie tussen de ingrepen van de voorgenomen activiteit en de mogelijke milieueffecten weergeeft
Integraal waterbeleid
Het beleid gericht op het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van watersystemen met het oog op het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van dit watersysteem als zodanig, en met het oog op het multifunctionele gebruik, waarbij de behoeften van de huidige en komende generaties in rekening wordt gebracht
Kwel
Kwelgebieden zijn plaatsen waar grondwater voortdurend aan de oppervlakte komt (opwaartse grondwaterstroming i.p.v. infiltratie)
LAeq,T
het A-gewogen continu equivalent geluidsniveau over periode T. Het discontinue geluidsniveau over de meetperiode T wordt omgerekend naar een continu niveau met dezelfde energetische waarde. Het equivalent geluidsniveau wordt in de meeste normen als maat voor de geluidsbelasting gebruikt.
LAi,T
het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende i % van de observatieperiode T wordt overschreden (i = 1, 10, 50, 95, ...).
LA1,T
is een maat voor de veelvuldig optredende pieken in het geluid.
LA10,T
het gemiddeld piekgeluid, vb. bij druk verkeersgeluid.
LA50,T
is representatief voor het gemiddelde niveau.
LA95,T
is representatief voor het achtergrondgeluidsniveau en wordt in VLAREM II bij een evaluatie periode van 1h gebruikt als beoordelingsparameter van het omgevingsgeluid.
Lsp
het specifiek geluid. Het is een component van het omgevingsgeluid die kan worden toegeschreven aan één of meer welbepaalde geluidsbronnen van een inrichting en die akoestisch gezien, kan geïdentificeerd worden.
LAmax,T
het maximaal geluidsdrukniveau geregistreerd in de periode T.
LW, LWA
het geluidsvermogenniveau (lineair of A-gewogen). Het is een maat voor het uitgestraalde geluidsvermogen. Het is een éénduidig cijfer
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 8 van 240
voor een bepaalde bron. Voor een puntbron geldt in het vrije veld volgende relatie tussen geluidsdrukniveau en geluidsvermogenniveau: LWA = LPA + 11 + 20 log r (r = afstand in m). Landschapsatlas
Verkorte naam voor ‘Atlas van de relicten van traditionele landschappen’. Deze atlas werd opgemaakt voor de vijf provincies.
Lijnrelicten
Lijnvormige landschapselementen die drager zijn van een cultuurhistorische betekenis. Het kunnen allerhande wegtracés zijn, dijken, militaire verdedigingslinies en ook natuurlijke verschijnselen wanneer die het bindend element zijn tussen erfgoedwaarden of landschappelijk structurerend zijn.
Lozingspunt
Plaats waar het afvalwater in het oppervlaktewater/riolering terechtkomt
MER-deskundige
Natuurlijke of rechtspersonen door de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu als deskundige voor het opstellen van een milieueffectrapport in een of meerdere disciplines 'mens', 'Fauna en Flora', 'bodem', 'water', 'lucht', 'licht, warmte en straling', 'geluid en trillingen', 'klimaat' en 'monumenten en landschappen en materiële goederen in het algemeen'
Omgevingsgeluid
Totaal geluid veroorzaakt door alle geluidsbronnen op een gegeven plaats en op een gegeven ogenblik; oorspronkelijk omgevingsgeluid = omgevingsgeluid dat aanwezig is vóór het exploiteren of veranderen van een inrichting
Ontwikkelingsscenario
Beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de autonome evolutie van het gebied en met de evolutie onder invloed van plannen en beleidsopties
Projectgebied
Het gebied waarin een voorgenomen activiteit gepland is.
Quartair
Behorende tot de vierde of jongste aardvorming, de uit water afgezette lagen.
Referentiesituatie
De toestand van het studiegebied, waarnaar gerefereerd wordt in functie van de effectvoorspelling, omvattende: de huidige, gewijzigde en de wenselijke situatie
Relict
Een relict is een overblijfsel uit vroegere tijd dat nog getuigt van de toestand die toenmaals was. Met betrekking tot landschappen kunnen relicten zeer divers in aard zijn en getuigen in vele gevallen van een wordingsgeschiedenis. In wezen zijn dit punt-, lijn- en vlakvormige relicten
Remediërende maatregel
Maatregelen die voorgesteld worden om nadelige milieueffecten van het plan te vermijden, te beperken en zoveel mogelijk te verhelpen
Rooien
Het verwijderen van bomen en houtachtige gewassen met inbegrip van hun wortelstelsel
Sondering
Een sondering is een proef waarbij een reeks sondeerbuizen, onderaan voorzien van een sondeerpunt, langzaam en gelijkmatig in de grond wordt gedrukt en waarbij met bepaalde diepte- of tijdsintervallen, de conusweerstand, de plaatselijke wrijvingsweerstand en/of de totale indringingsweerstand worden gemeten. Met de elektrische conus kan ook de waterspanning in de grond rond de conus worden vastgesteld. De statische discontinue sondering wordt uitgevoerd met de mechanische conus (CPT-M) en de statische continue sondering wordt uitgevoerd met de elektrische
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 9 van 240
conus (CPT-E of piëzoconus (CPT-U) (bron: dov) Studiegebied
Het gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van de milieueffecten en afhankelijk is van de invloedssfeer van de milieueffecten
Watertoets
Met de “watertoets” wordt nagegaan of een ingreep schade kan veroorzaken aan het watersysteem. Het watersysteem is het geheel van alle oppervlaktewater (gaande van water dat een helling afstroomt tot de rivieren), het grondwater en de natuur die daarbij hoort
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 10 van 240
LIJST VAN AFKORTINGEN ANB
Agentschap voor Natuur en Bos
BBI
Belgische Biotische Index; een systeem om via de bepaling van de aanwezigheid van een aantal groepen macro-invertebraten in een waterloop de biologische waterkwaliteit van deze waterloop te beoordelen
BPA
Gemeentelijk Bijzonder Plan van Aanleg beslaat een gedeelte van het grondgebied van één gemeente. Het is een zeer gedetailleerd plan dat verder gaat dan het aanduiden van een bestemming van de bodem, maar uitgebreide voorschriften inhoudt
BS
Belgisch Staatsblad
B.Vl.R.
Besluit van de Vlaamse Regering
BWK
Biologische waarderingskaart. De voorkomende vegetatie wordt, aan de hand van een uniforme lijst van karteringseenheden, geïnventariseerd en in kaart gebracht. Aan iedere ecotoop wordt een waarde toegekend
CREG
Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas
GNOP
Gemeentelijk NatuurOntwikkelingsPlan
GEN
Grote Eenheden Natuur (VEN)
GRS
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan
GRUP
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan
HGB
Horizontaal Gestuurde Boring
MB
Ministerieel besluit
MER
Milieueffectrapport (het rapport): milieueffectrapport over een plan of programma: een openbaar document waarin, van een voorgenomen plan of programma en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven, de te verwachten gevolgen voor mens en milieu in hun onderlinge samenhang op een systematische en wetenschappelijk verantwoorde wijze worden geanalyseerd en geëvalueerd, en aangegeven wordt op welke wijze de aanzienlijke milieueffecten vermeden, beperkt, verholpen of gecompenseerd kunnen worden (bron: nieuwe mer-decreet van 18/12/2002)
m.e.r.
Milieueffectrapportage (het proces): de procedure die al dan niet leidt tot het opstellen en goedkeuren van een milieueffectrapport over een voorgenomen actie en in voorkomend geval tot het gebruik ervan als hulpmiddel bij de besluitvorming omtrent deze actie (bron: nieuwe mer-decreet van 18/12/2002)
OHD
Ontheffingsdossier
OBO
Oriënterend bodemonderzoek
RSV
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
RUP
Ruimtelijk Uitvoeringsplan
RWO
Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend erfgoed
SBZ
Speciale Beschermingszone (V: in kader van de Vogelrichtlijn; H: in
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 11 van 240
kader van de Habitatrichtlijn) TAW
Tweede Algemene hoogtebepaling)
VMM
Vlaamse Milieu Maatschappij
Waterpassing
(referentieniveau
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
voor
de
pagina 12 van 240
1 1.1
Inleiding
Aanleiding 1
Fluxys Belgium NV plant de aanleg van een aardgasleiding tussen Tessenderlo (Schoonhees) en Diest (Webbekom). Te Diest wordt hiervoor een nieuw drukreduceerstation en te Tessenderlo een schraapkolfstation gebouwd. De aanleg van deze aardgasleiding kadert in de versterking van het openbaar distributienet van IVERLEK Hageland rond de stad Diest en de omliggende gemeenten om de bevoorradingszekerheid van aardgas via dit net te kunnen garanderen. Door deze verwezenlijking zal de te verwachten toename van het verbruik van de openbare distributie kunnen worden opgevangen. Tevens zorgt deze nieuwe aardgasleiding en afnamepunt in Diest ervoor dat het openbare distributienet van INTER-ENERGA (gasbevoorrading van aanpalende gemeenten in provincie Limburg) ontlast wordt en ook aldaar de bevoorradingszekerheid van aardgas blijvend kan verzekerd worden. De geplande aardgasleiding is 18.085 m lang en de aanleg is voorzien in 2016.
1.2
Toetsing aan de MER-plicht De lijst van MER-plichtige activiteiten is opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 (BS 17/02/2005) en wijziging van 1 maart 2013 (BS 29/04/2013). In dit besluit worden de projecten opgedeeld in Bijlage I-projecten (MER altijd vereist), Bijlage II-projecten (ontheffing van MER-plicht mogelijk na gemotiveerd verzoek) en Bijlage III-projecten (projecten waarvoor een project-MER of een project-m.e.r.-screeningsnota moet worden opgesteld). Volgens deze regelgeving moeten MER-plichtige inrichtingen en infrastructuurwerken (werken en handelingen) een m.e.r.-proces doorlopen dat resulteert in een kennisgeving, een ontwerp-MER en een definitief goedgekeurd MER. Pas nadat de goedkeuring door de Dienst Mer is toegekend kan de milieuvergunnings- of stedenbouwkundige vergunningsprocedure verder gezet worden. Volgens §3 van artikel 4.3.3 van het MER/VR-decreet van 18 december 2002 kan de initiatiefnemer evenwel in de gevallen bedoeld in artikel 4.3.2 van het decreet een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de rapportageverplichting indienen bij de administratie. Volgens de bepalingen van artikel 4.3.2 van het MER/VR-decreet en het uitvoeringsbesluit van 10/12/2004 valt voorliggend project onder de hiernavolgende categorie van projecten: Bijlage II 10 k) Aanleg in open sleuf van buisleidingen en aanleg van randvoorzieningen behorend bij die buisleidingen die niet gelegen zijn binnen de rooilijnen van een openbare weg, en waarbij een van de volgende voorwaarden vervuld is: 2
1) ten minste 2000 m van de randvoorzieningen ligt in een bijzonder beschermd gebied; 2) de buisleiding heeft een ononderbroken lengte van 1 km of meer in een bijzonder geschermd bebied; 3) de buisleiding heeft een lengte van 10 km of meer. Afhankelijk van het debiet van de bemalingen bij de aanleg kan volgende MER-rubriek ook van toepassing zijn. Bijlage II 10 o) Werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater: •
1
Onttrekken van grondwater, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, als het netto onttrokken debiet 2.500m3 per dag of meer bedraagt.
Fluxys Belgium NV wordt verder in dit ontheffingsdossier Fluxys genoemd
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 13 van 240
Kunstmatige aanvullingen van grondwater als het debiet 2.500m3 per dag of meer bedraagt; •
1.3
Onttrekken van grodnwater als het debiet 1.000m3 per dag of meer bedraagt en de activiteit gelegen is in of een aanzienlijke invloed kan hebben op een gebied zoals aangeduid in uitvoering van het decreet houdende maatregelen ter bescherming van de kustduinen van 14 juli 1993 of als de activiteit een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken.
Verzoek tot ontheffing: procedure en doelstelling De beslissing om dit project van de MER-plicht te ontheffen kan door de bevoegde administratie worden genomen wanneer zij, op basis van de informatie in dit verzoek tot ontheffing, besluit dat het voorgenomen project geen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het milieu en een projectMER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten. De bevoegde administratie neemt hierover een beslissing binnen de zestig dagen na indiening van het verzoek tot ontheffing. Er wordt verzocht dit project van de MER-plicht te ontheffen omwille van verschillende redenen, die verder in dit document nader zullen worden toegelicht:
1.4
•
er worden geen aanzienlijke milieueffecten verwacht,
•
de effecten op projectniveau werden reeds besproken in het plan-MER “GRUP Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo-Diest” dat goedgekeurd werd op 28 juli 2014,
•
het opstellen van een project-MER zal redelijkerwijs geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten, anders dan deze besproken in het dossier m.b.t. verzoek tot ontheffing van de MER-plicht, opleveren.
Initiatiefnemer De opdrachtgever voor dit ontheffingsdossier is: Fluxys Belgium NV (hierna Fluxys genoemd) Kunstlaan 31 1040 Brussel
1.5
Doel en verantwoording project De Federale minister van Energie heeft Fluxys aangesteld als enige netbeheerder in België die moet instaan voor de ontwikkeling van hogedruknetwerk voor aardgas ( ministerieel besluit van 23 februari 2010 overeenkomstig artikel 8, §4 van de Federale Gaswet). De ontwikkeling van het net gebeurt onder meer in functie van het garanderen van de bevoorradingszekerheid. Het is van het grootste belang om vandaag en in de toekomst aandacht te hebben voor de bevoorradingszekerheid in aardgas en zeker in België, dat geen eigen bronnen heeft en dus alle aardgas moet invoeren. Het eerste aardgas dat België binnenkwam in 1965 kwam uit het noorden van Nederland. Niet alle aardgasvelden hebben echter eenzelfde samenstelling van het gas. Het Nederlandse aardgas, bijvoorbeeld, heeft een lagere calorische waarde en wordt L-gas genoemd. Bronnen uit de Noordzee, Noorwegen, Rusland, Algerije en Qatar produceren aardgas met een hogere calorische waarde, het H-gas. H- en L-gas kunnen niet zomaar gemengd worden (de instellingen van de gasbranders bij de eindverbruikers zijn bijvoorbeeld verschillend). Daarom heeft België twee gescheiden vervoersnetten: een voor L-gas en een voor H-gas
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 14 van 240
Aardgas blijft centrale factor in de energiemix van morgen In het primaire energieverbruik van België is aardgas goed voor ruim 25%, staan olieproducten in voor 39%, kernenergie voor ruim 21%, vaste fossiele brandstoffen voor 8% en hernieuwbare energiebronnen voor 5%. De regering heeft zich in het kader van het energie-klimaatpakket geëngageerd om de Europese verbintenissen na te komen en dat betekent dat België tegen 2020 streeft naar 20% minder broeikasgassen dan in 1990, een aandeel van 20% voor de hernieuwbare energiebronnen en een energieverbruik dat 20% lager ligt dan het verbruik bij ongewijzigd beleid. In de optiek om de uitstoot van broeikasgassen tegen een aanvaardbare prijs terug te dringen, zal aardgas dankzij zijn milieutroeven ook in de toekomst een centrale factor in de energiemix blijven. Zo is aardgas de fossiele brandstof met de laagste uitstoot van broeikasgassen en aardgastechnologie heeft belangrijke voordelen qua energie-efficiëntie. Bovendien heeft aardgas bijzondere troeven voor huishoudelijke verwarming, als brandstof voor voertuigen en als energiebron voor elektriciteitsproductie die als back-up moet dienen voor stroomopwekking met hernieuwbare energiebronnen zoals wind of zon, die niet constant beschikbaar zijn. Doel van het voorliggend project is het versterken van de aanvoer naar het net van de openbare distributie. In de streek tussen Leuven en Diest en tussen Tessenderlo en Halen raken de netten van de openbare distributie verzadigd. Daarom is het nodig om het Fluxys-net te versterken. Dat resulteert in het leidingproject tussen Tessenderlo en Diest (L-gas-leiding) en het project voor de bouw van een nieuw injectiepunt in Diest voor de distributienetbeheerder (Iverlek). De sterke groei in aansluitingen van huishoudens en KMO's bij de openbare distributie is een rechtstreeks gevolg van het Vlaamse Aardgasdecreet van 6/7/2001 van de Vlaamse Regering dat een maximale aansluitbaarheid van woongebieden beoogt (realisatie van een aansluitbaarheid van de woningen en gebouwen van 95% en 99% tegen respectievelijk 2015 en 2020). Uit het rapport van de VREG (Rapp-2011-8) met betrekking tot de investeringsplannen 2012-2014 blijkt dat Iverlek in 2011 minder dan 60% aangesloten woningen had en Inter-Energa een goede 40%. Deze regio heeft dus nog een zeer duidelijke groeimarge. De voorziene leiding laat de distributienetbeheerders toe aan deze wettelijke verplichting tegemoet te komen. Concreet houdt de aanleg van de leiding Tessenderlo- Diest in dat de aanvoer naar het openbaar distributienet van IVERLEK Hageland rond de stad Diest en de omliggende gemeenten zal worden versterkt. Door deze verwezenlijking zal de te verwachten toename van het verbruik van de openbare distributie kunnen worden opgevangen. Tevens zorgt deze nieuwe aardgasvervoersleiding met afnamepunt in Diest ervoor dat het openbare distributienet van INTER-ENERGA (gasbevoorrading van aanpalende gemeenten in provincie Limburg) ontlast wordt en ook daar de bevoorradingszekerheid van aardgas blijvend kan gegarandeerd worden. Het rapport van de CREG (F)070913-CREG-691 met betrekking tot Investeringsstop L-gasmarkt en omschakeling op H-gas” stelt bovendien dat een versterking van het L-gasnet in de omgeving van Diest vereist is om de bevoorradingszekerheid ten minste op hetzelfde niveau te houden, gezien de groei van het aardgasverbruik in de regio. Fluxys heeft zijn project om een leiding te bouwen tussen Tessenderlo en Diest aangepast naar een diameter 600 mm. Ondertussen is immers de planning voor de omschakeling van Nederlands gas naar aardgas afkomstig uit andere bronnen concreter geworden. De Nederlandse overheid heeft beslist dat de uitvoer van Nederlands aardgas stelselmatig zal verminderen om in 2030 helemaal geen L-gas meer uit te voeren. De recente aardbevingen in de streek van Groningen zouden eventueel tot een versnelde vermindering kunnen leiden. Grote delen van België worden vandaag immers bevoorraad met dat Nederlandse gas, zo ook in de Kempen en het Hageland. Dat de Nederlandse gasvoorraden steeds minder zullen produceren, is al langer gekend. Daarom is er sinds 2007 ook overleg tussen alle betrokken partijen: België moet zich immers voorbereiden op een omschakeling van het Nederlandse aardgas naar aardgas uit andere bronnen. En dat is geen eenvoudig verhaal: het aardgas uit Nederland heeft een andere
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 15 van 240
samenstelling dan dat van andere bronnen en kan niet zomaar worden gemengd. Een stapsgewijze aanpak dringt zich op. Het is niet mogelijk om alle leidingen met Nederlands gas, met vandaag ongeveer 1,5 miljoen aansluitingen en dat aantal groeit nog steeds aan, tegelijk om te schakelen. In eerste instantie blijft de leiding Tessenderlo-Diest Nederlands aardgas vervoeren richting Diest, maar wanneer de omschakeling naar ander aardgas gebeurt, komen de aardgasstromen niet meer uit het noorden, maar worden afgetapt van de leiding tussen Eynatten aan de Belgisch-Duitse grens en Zeebrugge (VTN-leiding). Er zou dus een verbinding worden gemaakt tussen die VTN-leiding en de leiding Tessenderlo-Diest en dan stroomt het gas in de tegenovergestelde richting vanuit het zuiden naar het noorden door de leiding VTN - Tessenderlo-Diest. In die context volstond het oorspronkelijk plan om tussen Tessenderlo en Diest een leiding van 250 mm diameter aan te leggen niet. Omdat na de omschakeling al snel een versterking van de leidingcapaciteit nodig zal zijn heeft Fluxys beslist om de leiding Tessenderlo-Diest meteen aan te leggen met een grotere diameter (600 mm in plaats van 250 mm) vanaf het toekomstig schraapkolfstation voorzien in het industriepark Schoonhees ter hoogte van de EC T-Power te Tessenderlo. Vervoer per pijpleiding: meest milieuverantwoorde manier van transport Uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is gebleken dat het goederenvervoer door pijpleidingen tot de meest duurzame vervoerswijzen behoort en dus moet gestimuleerd worden in het kader van de huidige mobiliteitsproblemen. Daarenboven wordt gesteld dat deze vervoerswijze niet als structuurbepalend wordt beschouwd, maar slechts een meekoppelende functie heeft van zowel het stedelijk gebied als van de open ruimte. Deze thesis wordt overigens bevestigd door art. 11 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, waarin wordt gesteld dat de vervoerinstallaties de bestemming van de door hen bezette terreinen moeten eerbiedigen en dus niet wijzigen. Van alle vervoersmodi vertegenwoordigen pijpleidingen verder de laagste kost voor de maatschappij. Pijpleidingen dragen bij tot het ontlasten van het verkeer en zijn veel veiliger dan welk ander vervoersmiddel ook. Het aantal ongevallen met een pijpleiding is zeer klein, in schril contrast met het aantal verkeersongelukken. Een ander voordeel is het efficiënte ruimtegebruik: pijpleidingen zijn zo goed als onzichtbaar in het landschap. Ze veroorzaken ook geen geluidsoverlast of luchtvervuiling in tegenstelling tot vrachtvervoer op de weg, via de lucht of met het spoor. Alleen de aanleg van leidingen brengt soms wat lawaai mee, maar dat is beperkt. Pijpleidingen zijn bovendien erg energiezuinig: het vervoer via pijpleidingen kost weinig energie en pijpleidingen brengen geen lege terugritten of lege kilometers mee, terwijl traditionele vervoerswijzen zoals vrachtwagens en schepen niet altijd hun volledige capaciteit benutten. In bijlage 1 wordt een nota opgenomen met daarin een beknopte uitleg over het gebruik van aardgas en een vergelijking van het transport van aardgas via leidingen met andere vormen van energietransport.
1.6
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden In het juridisch en beleidsmatig kader worden de verschillende relevante aspecten inzake het milieubeleid voor het project- en studiegebied toegelicht. Dit gebeurt vanuit drie invalshoeken: •
een eerste deel omvat de (korte) beschrijving van de wetgeving in het kader van de ruimtelijke ordening;
•
het tweede deel bevat een opsomming van de wettelijke bepalingen op het vlak van de milieuhygiëne (recht dat ertoe strekt een aantal negatieve invloeden op het leefmilieu te voorkomen/beperken);
•
in een derde deel komen de bepalingen van het milieubeschermingsrecht aan bod (recht dat het behoud/herstel van positieve elementen beoogt);
•
in een laatste deel komen de beleidsmatige randvoorwaarden aan bod.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 16 van 240
In Tabel 1-1 worden de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden opgesomd, samen met hun relevantie voor dit project en een korte bespreking.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 17 van 240
Tabel 1-1: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het projectgebied Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk / discipline
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (een coördinatie van het decreet ruimtelijke ordening) voert vernieuwingen in op drie belangrijke punten: vergunningen, planologie en handhaving. Die vernieuwingen beogen vooral vereenvoudigde en transparantere procedures en een grotere rechtszekerheid voor burgers en lokale besturen.
Ja
Beschrijft de procedure en voorwaarden voor aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning. Een stedenbouwkundige vergunning is nodig voor de aardgasleiding. Bovendien is een MER/verzoek tot ontheffing van de MER-plicht (voorliggend document) vereist bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning.
Hoofdstuk 2 – situering
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)
Geeft de richtlijnen weer voor het toekomstig gebruik van de ruimte in Vlaanderen. De hoofddoelstelling is het behoud en waar mogelijk de versterking en de uitbreiding van de nog resterende open ruimte.
Ja
In het RSV wordt de bundeling van ondergrondse leidingen waar mogelijk met bestaande lijninfrastructuren, zoals o.a. het volgen van bestaande en/of ontworpen ondergrondse vervoerleidingen en lijninfrastructuren: primair wegennet I en II, spoorwegen, waterwegen en hoogspanningsleidingen als beleidsoptie vermeld.
Hoofdstuk 2 - situering
Ruimtelijke Ordening
Tessenderlo wordt geselecteerd als economisch knooppunt in het netwerk van het Albertkanaal. Diest is een goed uitgeruste kleine stad en behoort tot structuurondersteunend kleinstedelijk gebied. Beringen is geselecteerd als kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau. Halen en Lummen behoren tot het buitengebied. Verordenende plannen
Plannen die de bestemming van de gronden in Vlaanderen bepalen. Hieronder wordt verstaan •
Ja
gewestplan
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
De aardgasleiding doorkruist de volgende gewestplanbestemmingen: Natuurgebied, Agrarisch gebied (+ landschappelijk waardevol, + met ecologische waarde), Bosgebied, Buffergebied, Waterloop, Industriegebied en
pagina 18 van 240
Hoofdstuk 2 - situering
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
•
Bijzonder Plan van Aanleg (BPA)
Parkgebied.
•
Ruimtelijke Uitvoeringsplan (RUP)
De aardgasleiding kruist geen BPA’s of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.
Hoofdstuk / discipline
In het kader van de aanleg van deze leiding is een Gewestelijk RUP Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest momenteel in opmaak. In dit kader werd een plan-MER opgesteld en goedgekeurd (28 juli 2014). Het Gewestelijke RUP Leidingstraat Lommel-Ham-Tessenderlo bakent een leidingstraat af die ter hoogte van Tessenderlo aansluit op het GRUP leidingstraat Tessenderlo-Diest. Tevens worden er twee randvoorzieningen voorzien, m.n. een nieuw drukreduceerstation te Diest en een schraapkolfstation te Tessenderlo. Voor dit plan werd reeds van 2010 tot 2012 een plan-MERprocedure doorlopen volgens het zogenaamde integratiespoor. Fluxys koos ervoor om de plan-MERprocedure opnieuw op te starten volgens het generieke spoor. Gemeentelijke kapvergunning
Specifieke stedenbouwkundige vergunning
Ja
Voor het kappen van bomen niet in bosverband en waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning is vereist, dient onder bepaalde voorwaarden een kapvergunning te worden aangevraagd. De aanvraag wordt geïntegreerd in de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.
Vergunningsprocedure
Regelt de bodemsanering, potentiële verontreinigingsbronnen, historisch
Ja
Volgens de “digitale versie van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen, OVAM, Afdeling
Hoofdstuk 4 – discipline Bodem
Milieuhygiënerecht Bodemdecreet – VLAREBO (uitvoeringsbesluit)
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 19 van 240
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
verontreinigde gronden en grondverzet in Vlaanderen. Indien gronden worden overgedragen of onteigend dienen de bepalingen van het bodemdecreet gevolgd te worden.
Bespreking
Hoofdstuk / discipline
Bodemsanering en Attestering, toestand 03/12/2013” bevinden er zich op korte afstand (< 200 m) van het tracé 8 oriënterende bodemonderzoeken.
Er is geen onderzoek uitgevoerd naar uitgegraven grond.
Vlaamse milieuvergunningsdecreetVLAREM (uitvoeringsbesluit) Materialendecreet VLAREMA (uitvoeringsbesluit)
Wet op de bescherming van oppervlaktewateren
Het Vlaams reglement inzake milieuvergunningen bepaalt de milieuvoorwaarden inzake ingedeelde inrichtingen.
Ja
Een aardgasleiding is geen ingedeelde inrichting, een drukreduceerstation wel.
Vergunningsprocedure
Met het Materialendecreet en het VLAREMA (Vlaams reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen) evolueert het Vlaamse afvalstoffenbeleid naar een duurzaam materialenbeleid waar het sluiten van materiaalkringlopen en het verlagen van de milieudruk over de hele levenscyclus van een product centraal staan.
Ja
Bij de aanleg van een aardgasleiding kunnen mogelijk materialen vrijkomen die bij hergebruik onder de VLAREMA-reglementering vallen (b.v. gebruik van uitgegraven grond in bouwstof). Alle afvalstoffen worden conform de Vlaamse wetgeving terzake verwijderd.
Hoofdstuk 4 – discipline Bodem
Regelt de bescherming van oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net en de territoriale zee tegen verontreiniging en legt de kwaliteitsdoelstellingen vast voor alle
Ja
De aardgasleiding doorkruist verschillende waterlopen.
Hoofdstuk 4 – discipline Water
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
Alle waterlopen die door de aardgasleiding gekruist
pagina 20 van 240
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
oppervlaktewateren.
Hierin wordt vastgelegd dat buitengewone werken van wijziging van de waterlopen slechts kunnen uitgevoerd worden nadat hiervoor een machtiging verkregen is vanwege de bevoegde overheid.
Hoofdstuk / discipline
worden, dienen aan de basiskwaliteit te voldoen, met uitzondering van de Zwarte Beek, Zwartwater en Velpe, dewelke aan de kwaliteitsnormen voor viswater dienen te voldoen.
De milieukwaliteitsnormen waaraan de oppervlaktewateren en het geloosde bemalingswater moeten voldoen zijn opgenomen in VLAREM II. Wet op de onbevaarbare waterlopen
Bespreking
Ja
De aardgasleiding doorkruist verschillende onbevaarbare waterlopen.
Hoofdstuk 4 – discipline Water
Sinds 1/05/2012 worden de machtigingen afgeleverd via de stedenbouwkundige vergunning op voorwaarde dat de provincie (bij waterlopen van 2de en 3de categorie) of het bevoegde ministerie (bij waterlopen van 1ste categorie) gunstig advies gaf. Bevaarbare waterlopen
Voor de bevaarbare waterlopen geldt o.a. een besluit betreffende het toekennen van vergunningen, het vaststellen en innen van retributies voor het privatieve gebruik van het openbaar domein van de waterwegen en hun aanhorigheden.
Neen
Er worden door de geplande aardgasleiding geen bevaarbare waterlopen gekruist.
Grondwaterdecreet
Regelt de bescherming van het grondwater, het gebruik ervan en het voorkomen en vergoeden van schade.
Ja
In het kader van de werken nodig voor de aanleg van de aardgasleiding is het mogelijk dat bemaling noodzakelijk is. Details over de bemaling en de effecten zijn belangrijk omdat hieruit tevens zal blijken over welke hoeveelheden het zal gaan en of al dan niet een melding dient te
De procedure voor het aanvragen van een
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 21 van 240
Hoofdstuk 4 – discipline Water
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
vergunning voor de onttrekking van of de infiltratie naar het grondwater, evenals voor boringen naar grondwater, is geïntegreerd in VLAREM (rubrieken 52 tot en met 55).
Polders en Watering
Polders zijn openbare instellingen die werden/worden opgericht met het oog op de instandhouding, de drooglegging en de bevloeiing van de ingedijkte gronden die op de zee en de aan getij onderhevige waterlopen werden veroverd.
Hoofdstuk / discipline
gebeuren of een vergunning dient aangevraagd te worden.
In verband met de te volgen vergunningsprocedure worden de grondwaterwinningen in 3 categorieën onderverdeeld naargelang het opgepompte debiet (melding, vergunning klasse 1 en vergunning klasse 2). Specifieke voorwaarden voor hoger genoemde activiteiten zijn opgenomen in de hoofdstukken 5.52 tot en met 5.55 van VLAREM II. De afbakening van waterwingebieden en beschermingszones valt onder het besluit van 27 maart 1985.
Bespreking
De aardgasleiding doorkruist geen waterwingebieden of beschermingszones. Neen
Ja
Op een afstand kleiner dan 200 m van de aardgasleiding komen er negen vergunde grondwaterwinningen voor.
De aardgasleiding doorkruist de watering “De Middelbeek” en de watering “Het Schulensbroek”.
Wateringen zijn openbare instellingen die buiten de polderzones ingesteld zijn met het oog op het tot stand brengen en hethandhaven, binnen de grenzen van hun gebied, van een voor de landbouw en hygiëne gunstige bewatering en met het oog op de
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 22 van 240
Hoofdstuk 4 – discipline Water
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk / discipline
Ja
In dit ontheffingsdossier wordt nagegaan of het project interfereert met de bepalingen van dit decreet.
Hoofdstuk 4 – discipline Water
beveiliging van de grond tegen watersnood. Decreet Integraal Waterbeleid
Dit decreet is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water in de Vlaamse wetgeving en legt de doelstellingen, principes en structuren vast voor een vernieuwd duurzaam waterbeleid. In dit decreet wordt o.m. de watertoets als instrument voor een integraal waterbeleid opgenomen. Voor een activiteit die wordt onderworpen aan een milieueffectrapportage geschiedt de analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect op het watersysteem en de op te leggen voorwaarden om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren in dit rapport.
In paragraaf 4.3.4 wordt de watertoets behandeld.
Dit decreet houdt eveneens in dat de schade door overstromingen zo veel mogelijk wordt beperkt door oplossingen die aansluiten bij de natuur van het watersysteem (o.a. aanpak aan de bron en het voorzien van buffering voor overtollig water). Ook zorgt dit decreet ervoor dat de nodige ruimte voor water planmatig wordt vastgelegd. D.m.v. de watertoets (besluit van 20/06/2006) dient de overheid na te gaan hoe het watersysteem zal worden beïnvloed door het project. Het watersysteem is het geheel van alle oppervlaktewater (gaande van water dat
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 23 van 240
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
Neen
Er worden geen gewestgrensoverschrijdende effecten verwacht.
Hoofdstuk / discipline
een helling afstroomt tot de rivieren), het grondwater en de natuur die daarbij hoort. Gewestgrensoverschrijdende effecten
Verdrag van Espoo: Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (UNECE, 1991)
Milieubeheersrecht MER-decreet
Dit decreet en bijhorende besluiten regelen de milieueffectrapportage.
Ja
Het betreffende project is project-MER-plichtig. Voor het desbetreffende project kan een verzoek tot ontheffing van de MER-plicht ingediend worden. Daartoe wordt voorliggend ontheffingsdossier opgemaakt.
Alle disciplines
Natuurdecreet
Dit decreet regelt het beleid inzake natuurbehoud en vrijwaring van het natuurlijke milieu, inzake de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu, inzake de handhaving en het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit en inzake het scheppen van een zo breed mogelijk draagvlak. Het decreet regelt tevens de procedure van de afbakening van de Speciale Beschermingszones. Het gebiedsgericht beleid houdt ook de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en de Speciale
Ja
Algemene bepalingen uit het Natuurdecreet zijn uiteraard van toepassing.
Hoofdstuk 4 – discipline Fauna en Flora
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
De aardgasleiding bevindt zich net naast en gedeeltelijk in het VEN-gebied “Vallei van de Drie Beken”, in het VENgebied “Midden- en benedenloop van de Zwarte Beek” en in het VEN-gebied “Het Rot- , Gorenbroek en Diesters Broek”.
De aardgasleiding doorkruist het Habitatrichtlijngebied “De Demervallei” en het Vogelrichtlijngebied “de Demervallei”. Er wordt een passende beoordeling opgemaakt.
Het projectgebied bevindt zich niet in Ramsargebied.
pagina 24 van 240
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Beschermingszones vast. In het kader van het MER zijn volgende artikels belangrijk:
Bespreking Het voorkomen van beschermde soorten in het studiegebied wordt nader onderzocht en omschreven in het OHD.
art. 8, dat het stand-still-beginsel invoert: ‘De Vlaamse regering neemt alle nodige maatregelen ter aanvulling van de bestaande regelgeving om over het gehele grondgebied van het Vlaamse Gewest de milieukwaliteit te vrijwaren die vereist is voor het behoud van de natuur en om het stand-still-beginsel toe te passen zowel wat betreft de kwaliteit als de kwantiteit van de natuur en ongeacht de bestemming van het gebied’. art. 14, dat de natuurtoets invoert t.o.v. de initiatiefnemer: ‘Iedereen die handelingen verricht of hiertoe de opdracht verleent, en die weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat natuurelementen in de onmiddellijke omgeving daardoor kunnen worden vernietigd of ernstig geschaad, is verplicht om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijze van hem kunnen worden gevergd om de vernietiging of de schade te voorkomen, te beperken of te herstellen’. art. 16, dat een compensatie oplegt bij beschadigingen aan natuur, en in se dus de natuurtoets inhoudt t.o.v. de overheid: ‘Als voor een activiteit op grond van wetten, decreten of besluiten een vergunning of
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 25 van 240
Hoofdstuk / discipline
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
toestemming van de overheid, dan wel een kennisgeving of melding aan de overheid vereist is, draagt deze overheid er zorg voor door het opleggen van voorwaarden of het weigeren van de vergunning of toestemming dat er geen vermijdbare schade aan de natuur kan ontstaan’. Door toepassing van art. 16 kan de Vlaamse Regering vergunningen weigeren of toekennen onder bepaalde voorwaarden (herstel- of compensatiemaatregelen). art. 25, m.b.t. de voorschriften en geboden in VEN, zoals het gebruik van bestrijdingsmiddelen, wijzigen structuur van waterlopen, wijzigen bodemreliëf of werkzaamheden uit te voeren die het grondwaterpeil doen dalen of de bestaande ont- en afwatering versterken. art. 26bis waarin vermeld staat dat in VEN geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur mag toegebracht worden. Dit artikel geldt voor alle VEN-gebieden die een effect kunnen ondervinden van het project. Er kan enkel een afwijking door de ministers bekomen worden als kan aangetoond worden dat het project voor groot openbaar belang dient uitgevoerd te worden, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard.
Bespreking
Inzake de doorkruising van de VEN-gebieden kan een ontheffing (geen onvermijdbare en onherstelbare schade) bekomen worden overeenkomstig art. 28 van het Maatregelen besluit, indien de stedenbouwkundige vergunning afgeleverd werd na positief advies van ANB. Dit is eveneens zo voor het bekomen van een natuurvergunning voor het wijzigen van KLE en vegetatie.
art. 35 §2 waarin vermeld staat wat verboden is binnen de natuurreservaten,
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 26 van 240
Hoofdstuk / discipline
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk / discipline
Ja
De aardgasleiding doorkruist het natuurreservaat “De Vallei van de Zwarte Beek” en het natuurreservaat “Vallei van de Drie Beken”.
Hoofdstuk 4 – discipline Fauna en Flora
behoudens ontheffing in het goedgekeurd beheersplan. De Vlaamse regering kan om redenen van natuurbehoud bijkomende algemene maatregelen treffen voor natuurreservaten. art. 36ter §3: De aanwezigheid van een Speciale Beschermingszone houdt o.m. in dat een passende beoordeling dient te worden opgemaakt door de initiatiefnemer voor elke vergunningsplichtige activiteit. Bij een MERplichtig project geschiedt de passende beoordeling in het kader van de milieueffectrapportage. Art. 51: bescherming van planten- en dierensoorten en van hun levensgemeenschappen Natuurreservaten
Voor elk erkend natuurreservaat wordt een beheerplan opgesteld.
Normaliter mogen enkel ingrepen uitgevoerd worden betrekking hebbende op het beheer van het reservaat. Er dient een ontheffing verkregen te worden op basis van art. 35 §2 van het Natuurdecreet om hier ingrepen te mogen uitvoeren. Bosreservaten
De Vlaamse Regering stelt vast voor welke bossen of bosgedeelten bijzondere beschermings- en beheersmaatregelen worden
Neen
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
Er bevindt zich geen bosreservaat in het studiegebied
pagina 27 van 240
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk / discipline
Ja
T.g.v. de uitvoering van het project en de erfdienstbaarheid zullen een aantal bomen moeten worden gekapt binnen de voorbehouden zone. Dit zal volgens het decreet gecompenseerd worden.
Hoofdstuk 4 – discipline Fauna en Flora
genomen omdat ze een ecologische en wetenschappelijke functie te vervullen hebben. Deze bossen worden vanaf de aanwijzing of erkenning bosreservaten genoemd. Bosdecreet (zie ook bijkomende informatie achteraan hoofdstuk 3)
Heeft tot doel het behoud, de bescherming, de aanleg, het beheer en het herstel van de bossen en het natuurlijk milieu van de bossen te regelen. Het regelt o.a. compensatie van ontbossing: Art. 90bis §1 van het bosdecreet stelt dat ontbossing verboden is tenzij mits het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning in toepassing van de wetgeving op de ruimtelijke ordening. Deze kan niet worden verleend tenzij in een aantal gevallen (vb. bestemming woongebied). De stedenbouwkundige vergunning wordt verleend na voorafgaand advies van het Agentschap Natuur en Bos en op verzoek van de vergunningverlenende overheid. Art. 90bis §4 legt compensatieplicht op met het oog op het natuurbehoud van een gelijkwaardig bosareaal door de houder van de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing. De compensatie wordt gegeven in natura en/of door storting van een bosbehoudsbijdrage in het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 28 van 240
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk / discipline
Soortenbesluit (zie ook bijkomende informatie achteraan hoofdstuk 3)
Sinds 1 september 2009 is het Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (het Soortenbesluit) van kracht. Het is een allesomvattend besluit geworden dat de bescherming van zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, ongewervelde dieren, planten, korstmossen en zwammen regelt. Het voorziet in de gedeeltelijke omzetting van zowel de Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn. Door het in werking treden van dit besluit worden enkele, bestaande regelgevingen definitief opgeheven waaronder het Koninklijk Besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest, dat 28 jaar stand hield.
Ja
Het soortenbesluit dient gerespecteerd te worden.
Hoofdstuk 4 – discipline Fauna en Flora
Onroerenderfgoeddecreet (12/07/2013; B.S. 17/10/2013) en uitvoeringsbesluit (goedgekeurd door Vlaamse Regering op 16/05/2014)
Sinds 1 januari 2015 is het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet in werking. Vanaf dan geldt één overkoepelende regelgeving voor monumenten, stads- en dorpsgezichten, landschappen en archeologie.
Neen
De aardgasleiding doorkruist geen beschermde landschappen of monumenten.
Hoofdstuk 4 – discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Het nieuwe onroerend erfgoeddecreet vervangt drie voorgaande decreten (monumentendecreet van 1976, archeologiedecreet van 1993 en landschapsdecreet van 1996) en een wet uit 1931 op het behoud van monumenten en landschappen.
Ja
Ja
De aardgasleiding doorkruist de ankerplaats “Asdonkbeek, Grote Beek en Kleine Beek”.
Er zijn verschillende aanduidingen in de landschapsatlas en landschapskenmerkenkaart die overlappen met het projectgebied.
Ja
Met de definitieve goedkeuring van het nieuw
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
De Centrale Archeologische Inventaris zal geraadpleegd
pagina 29 van 240
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk / discipline
worden.
decreet onroerend erfgoed door de Vlaamse regering is ook de Conventie van Malta (ook wel het Verdrag van Valetta genoemd) in Vlaamse regelgeving omgezet. Om de Conventie van Malta verder te implementeren in de Vlaamse regelgeving is een volledig nieuw archeologisch traject nodig. Daarin spelen erkende archeologen een cruciale rol. Omdat zij de enigen zijn die een opgraving of een vooronderzoek met ingreep in de bodem mogen uitvoeren, kan het hoofdstuk Archeologie van het Onroerenderfgoeddecreet pas in werking treden wanneer er voldoende archeologen erkend zijn. Het is de verwachting dat dit aantal in de loop van 2015 zal bereikt zijn. Tot dan blijft het Archeologiedecreet van 1993 van kracht. Herbevestigd Agrarisch Gebied (HAG)
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wil het buitengebied vrijwaren voor de essentiële functies landbouw, natuur en bos. Om dat doel te bereiken werd agrarisch gebied via bestemmingsplannen herbevestigd.
Ja
Het tracé loopt doorheen HAG. Het betreft ‘Landbouwgebied Schaffen-Meldert-Paal’ en ‘ Landbouwgebied Mellaar-Genebos’ in de buitengebiedregio Hageland.
Hoofdstuk 4 – discipline mens
Beleidsmatige Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk / discipline
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan
Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijk beleid dat de provincies Limburg en VlaamsBrabant voeren.
Ja
Tessenderlo wordt geselecteerd als structuurondersteunend hoofddorp.
Gestuurde ontwikkeling
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
Halen (noordelijk deel), Beringen en Lummen behoren tot
pagina 30 van 240
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk / discipline
de regio West-Limburg. Het zuidelijk deel van Halen behoort tot de regio Zuid-Limburg (Haspengouw en Voerstreek). Diest behoort tot de Demervallei en wordt beschouwd als een kleine stad van provinciaal belang. Op het grondgebied van de betrokken gemeenten worden verschillende natuurverbindingen en gebieden met een ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang geselecteerd. Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS)
Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijk beleid dat de desbetreffende gemeenten willen voeren.
Ja
In het GRS van Tessenderlo werden geen relevante aspecten aangetroffen.
Gestuurde ontwikkeling
In het GRS van Lummen werden geen relevante aspecten aangetroffen. In het GRS van Diest werden geen relevante aspecten aangetroffen. Het GRS van Beringen en Halen was niet beschikbaar.
Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan (GNOP)
Beschrijft het natuurbeleid dat de desbetreffende gemeenten de komende jaren willen voeren.
Ja
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
Het GNOP van Halen dateert van 1996/1997 en wordt als niet meer relevant beschouwd. Uit het GNOP van Diest kunnen enkele relevante items worden opgenomen in het hoofdstuk Fauna en Flora. Het betreft algemene principes waar rekening mee gehouden moet worden, zoals: •
het maximaal vrijwaren van natuurgebieden;
•
het vrijwaren van ecologisch waardevolle percelen;
pagina 31 van 240
Discipline Fauna en flora
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking •
het behoud, bescherming en ontwikkeling van de aanwezige ecologisch en landschappelijk waardevolle gebieden;
•
het versterken van de natuurwaarden in de andere gebieden o.a. via de uitbouw van een ecologische infrastructuur;
•
het voeren van een ruimtelijk ordeningsbeleid waarbij de klemtoon ligt op het duurzaam in stand houden van de open ruimte en haar kwaliteiten;
•
het optimaal behoud, de bescherming en de ontwikkeling van de aanwezige N- en R-gebieden en het EG-Vogelrichtlijngebied door een zeer strikte toepassing van wetten, normen en voorwaarden inzake natuur en milieu.
Hoofdstuk / discipline
Er worden geen gebiedspecifieke acties voorzien voor de zone rond de aardgasleiding. Het GNOP van Lummen was niet beschikbaar. In de overige GNOPs werden geen relevante items aangetroffen. Gemeentelijk mobiliteitsplan
Beschrijft het mobiliteitsbeleid dat de desbetreffende gemeenten de komende jaren willen voeren.
Ja
In het mobiliteitsplan van Tessenderlo werden geen relevante aspecten aangetroffen. Het mobiliteitsplan van Lummen is momenteel niet beschikbaar. Het wordt geactualiseerd. In het mobiliteitsplan van Diest werden geen relevante aspecten aangetroffen.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 32 van 240
Gestuurde ontwikkeling
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk / discipline
Beringen heeft geen mobiliteitsplan. Het mobiliteitsplan van Halen was niet beschikbaar. Gewestelijk milieubeleidsplan 20112015
Het Milieubeleidsplan bepaalt de hoofdlijnen van het milieubeleid dat door het Vlaamse Gewest, en ook door de provincies en gemeenten in aangelegenheden van gewestelijk belang, dient te worden gevoerd. Naast een schets van de context, is in het plan een evenwaardige plaats toebedeeld aan de langetermijndoelstellingen, de overheidsinterne engagementen, de plandoelstellingen, de milieuthema’s en tenslotte de maatregelenpakketten.
Ja
Algemeen zijn de doelstellingen inzake luchtkwaliteit, biodiversiteit, kwaliteit van de watersystemen, milieudruk en bodembeleid van toepassing.
Gestuurde ontwikkeling
Provinciaal milieubeleidsplan
Beschrijft het milieubeleid dat de provincies Vlaams-Brabant en Limburg de komende jaren willen voeren.
Ja
In het Provinciaal milieubeleidsplan Limburg 2010-2013 en het Provinciaal Milieubeleidsplan Vlaams-Brabant wordt geen melding gemaakt van specifieke acties in het projectgebied.
Gestuurde ontwikkeling
Gemeentelijk milieubeleidsplan (MBP)
Beschrijft het milieubeleid dat de desbetreffende gemeenten de komende jaren willen voeren
Ja
Het milieubeleidsplan van Tessenderlo (2006-2010) is beschikbaar, maar bevat geen acties of doelstellingen met betrekking tot het projectgebied.
Gestuurde ontwikkeling
Het milieubeleidsplan van Lummen (2004) beschrijft verschillende actiepunten voor enkele thema’s. Enkele actiepunten voor het thema natuur zijn relevant voor het OHD. De actiepunten zijn er op gericht om de natuurwaarden te vrijwaren en verder te laten ontwikkelen.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 33 van 240
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
Hoofdstuk / discipline
Het milieubeleidsplan Beringen (2005-2013) beschrijft verschillende actiepunten voor enkele thema’s. Enkele actiepunten voor het thema natuur en water zijn relevant voor het OHD. Het milieubeleidsplan van Halen (2005-2009) bevat enkele actiepunten met betrekking tot de natuur. Gezien de bundeling van de leiding met de A2 zijn de actiepunten niet relevant. Het milieubeleidsplan van Diest bevat geen acties of doelstellingen met betrekking tot het studiegebied. Gemeentelijk erosiebestrijdingplan
Beschrijft de visie en maatregelen betreffende erosiebestrijding van de desbetreffende gemeente
Ja
De aardgasleiding doorkruist een landbouwzone die in het erosiebestrijdingsplan van Diest als knelpunt aangeduid is.
Ruilverkaveling
Een ruilverkaveling herschikt landbouwpercelen binnen een vooraf afgebakend gebied. Het instrument ruilverkaveling wordt ingezet om een gebied in al zijn facetten integraal en duurzaam te laten ontwikkelen.
Neen
Het projectgebied bevindt zich niet in een ruilverkaveling.
Landinrichting
Heeft tot doel de inrichting van landelijke gebieden te realiseren overeenkomstig de bestemmingen toegekend door de ruimtelijke ordening. Hierbij wordt kwaliteit, synergie en evenwicht in de ontwikkelingen van het ruimtegebruik van de open ruimte beoogd.
Ja
De aardgasleiding situeert zich in de onmiddellijke omgeving van het landinrichtingsproject ‘bufferzone Tessenderlo tussen Grote Beek/Laak en Winterbeek/Kleine Beek’, kaderend in het GLE-project ‘Levende natuurverbindingen van het Regionaal Landschap Lage Kempen’. Het deeltracé 6 situeert zich net ten oosten van het project.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 34 van 240
Discipline bodem
Gestuurd ontwikkeling Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Randvoorwaarde
Inhoud
Relevant
Bespreking
Natuurinrichting
Heeft tot doel een gebied optimaal in te richten in functie van het behoud van de bestaande natuur, voor het herstel en ontwikkeling van natuur en het beheer nadien.
Neen
Het projectgebied bevindt zich niet in een natuurinrichtingsproject.
Regionale landschappen
Hier kunnen openbare besturen, diensten en verenigingen elkaar ontmoeten en samenwerken aan de ontwikkeling van de streek.
Ja
De aardgasleiding doorkruist het regionaal landschap Noord-Hageland (te Diest) en het regionaal landschap Lage Kempen (Lummen, Beringen, Tessenderlo en Halen).
Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie
Bekkens en deelbekkens
Vlaanderen is ingedeeld in 103 deelbekkens, 11 rivierbekkens en 2 stroomgebieden. Per bekken is er een bekkenbeheerplan, waarin ook de acties uit de deelbekkens, gelegen binnen die bekkens, zijn opgenomen. Per stroomgebied is er ook een stroomgebiedbeheerplan.
Ja
Het projectgebied bevindt zich in het bekken van de Demer. De aardgasleiding doorkruist de deelbekkens van de Winterbeek/Ossebeek, het deelbekken van de Zwarte Beek en het deelbekken van de Velpe.
Discipline Water
Stiltegebieden
Een ‘stiltegebied’ wordt meestal gedefinieerd als een gebied waarin de natuurlijke geluiden, afkomstig van zowel fauna als flora, overheersen.
Neen
Het projectgebied is niet gelegen in een potentieel stiltegebied.
Federale Gaswet
De federale gaswet en de bijhorende uitvoeringsbesluiten regelen alle aspecten inzake het vervoer van aardgas via leidingen, inclusief de veiligheidsmaatregelen.
Ja
Er wordt met deze bepalingen rekening gehouden.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 35 van 240
Hoofdstuk / discipline
Vergunningsprocedure
2 2.1
Projectbeschrijving
Ruimtelijke situering Het tracé van de aardgasleiding is weergegeven op bijgevoegd situatieplan (kaart 1). Het projectgebied situeert zich op de topografische kaartbladen 25-1, 25-2, 25-5 en 25-6, schaal 1/10.000. Kaart 1a: Ruimtelijke situering Kaart 1b: Situering op orthofoto Het projectgebied situeert zich in de provincies Limburg en Vlaams-Brabant, in de gemeenten Tessenderlo en Lummen en de steden Halen, Beringen en Diest. Voor een meer gedetailleerde situering van het projectgebied wordt verwezen naar hoofdstuk 4, meer bepaald onder de hoofdstukken ‘Bestaande toestand’ bij de verschillende disciplines, en naar bijlage 8. Ligging t.o.v. de omgeving De geplande leiding start in de bocht van de Fabrieksstraat in de bufferzone van het industriegebied Schoonhees in Tessenderlo, naast de spoorweg. Hier wordt een nieuwe verbinding met de bestaande leiding Kwaadmechelen-Tessenderlo (Dorp) gemaakt en wordt een ondergronds afsluitersknooppunt voorzien. De leiding, in open sleuf aangelegd, loopt parallel met de Fabrieksstraat in de bufferzone en in landbouwgebied. De Fabrieksstraat wordt ten noorden van de toegangsweg naar de EC T-Power in open sleuf gekruist om vervolgens via de bufferzone het nieuw te bouwen schraapkolfstation te bereiken. Deze installatie is volledig gelegen in industriegebied en heeft een oppervlakte van ongeveer 4200 m². Dit deel van de aardgasleiding heeft een diameter van 250 mm. Van uit het toekomstige schraapkolfstation vertrekt het deel van de leiding met een diameter van 600 mm. Eveneens parallel aan en ten noorden van de toegangsweg naar de EC T-Power kruist de geplande leiding eerst de bufferzone en vervolgens de Fabrieksstraat om vervolgens in zuidelijke richting via landbouwgebied de Industrieweg (N724) te bereiken. Deze kruising zal gebeuren door middel van een persing. De leiding loopt eerst parallel met de Industrieweg om vervolgens in zuidelijke richting af te buigen doorheen landbouwgebied, waarbij verschillende kleinere wegen en waterlopen gekruist worden, tot aan de Beringenbaan (N29). Deze zal worden gekruist door middel van een persing, waarna de leiding in open sleuf verder door landbouwgebied en groengebied gaat. De leiding buigt dan ten oosten van Mellaar iets af naar het westen om de Dikke Eikstraat (N725) door middel van een persing te kruisen. De leiding loopt dan verder naar het zuiden tot aan de autosnelweg E314/A2. De leiding kruist de autosnelweg via een persing en volgt deze dan naar het westen. De spoorlijn Leuven-Diest-Hasselt wordt gekruist door middel van een horizontaal gestuurde boring (HGB). Verder naar het westen worden dan de Zwarte Beek, de E314 en de Demer gekruist door middel van een HGB. Op het eindpunt te Diest (Webbekom) wordt een nieuw drukreduceerstation gebouwd en wordt een verbinding gemaakt met het net van de openbare distributie IVERLEK Hageland. Het drukreduceerstation heeft een oppervlakte van ongeveer 3000 m². In het aardgasproject wordt een leiding met gedeeltelijk een diameter van 250 mm en diameter 600 mm voorzien. Die wordt aangelegd met een gronddekking van minstens 110 cm. De leiding zal ter hoogte van de ecologisch waardevolle zones (kwelzones en natuurreservaten) aangelegd worden door middel van een sleufloze techniek, met name een horizontaal gestuurde boring. Beschrijving volgens de plannen ruimtelijke ordening De aardgasleiding is weergegeven op een uittreksel uit het gewestplan (kaart 2). Kaart 2: Uittreksel uit het gewestplan Volgens de bestemmingen op het gewestplan doorkruist de aardgasleiding volgende gebieden:
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 36 van 240
Tabel 2-1: Gewestplanbestemmingen gekruist door de aardgasleiding Bestemming
Lengte aardgasleiding in m
% t.o.v. het totale tracé
Agrarisch gebied
7637
41,2
Agrarisch gebied (landschappelijk waardevol)
6.229
34,4
Agrarisch gebied met ecologische waarde
677
3,7
Groenzone (natuurgebied, bosgebied)
2.538
14,0
Buffergebied
777
4,3
Autosnelwegen
72
0,4
Industriegebied
154
0,9
Totaal
18.085
100
Ter hoogte van de aardgasleiding zijn er geen gemeentelijke of provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen van toepassing. Historiek Ten behoeve van het voornemen van Fluxys om een aardgasleiding tussen Tessenderlo en Diest aan te leggen werd er reeds een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP Leidingstraat Tessenderlo-Diest) opgemaakt om voorliggend project te kunnen realiseren. Dit GRUP werd definitief vastgesteld op 19 april 2013 door de Vlaamse Regering. Momenteel is deze leidingstraat dus reeds afgebakend. In het kader van deze eerdere procedure is tevens een plan-MER opgesteld en goedgekeurd (dossier PLIR0055, GK 25/05/2012). De milderende maatregelen uit het plan-MER werden doorvertaald in dit GRUP en worden toegepast voor desbetreffende aardgasleiding. Voor het project (de aanleg van de aardgasleiding) is vervolgens een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de Milieueffectenrapportageverplichting ingediend bij de administratie en goedgekeurd (OHPR0549, GK 31/01/2013). In de periode tussen de afbakening van de leidingstraat in het goedgekeurde GRUP ‘leidingstraat Tessenderlo-Diest’ en de uitvoering van het project, heeft Fluxys enkele wijzingen met betrekking tot de aan te leggen aardgasleiding doorgevoerd. In het oorspronkelijke project bestond de aardgasleiding uit een diameter 250 mm, bij het huidge tracé zal de aardgasleiding deels bestaan uit een diameter 250 mm en deels uit een diameter 600 mm. Dit laat Fluxys toe om te anticiperen op het voornemen van de Nederlandse overheid dat de uitvoer van Nederlands aardgas tegen 2030 wordt stopgezet. Grote delen van België worden vandaag immers bevoorraad met dat Nederlandse laag-calorisch aardgas, waaronder ook een goot deel van de regio Limburg. Het zal in die context nodig zijn om de geplande leiding te bouwen met een grotere capaciteit (= een grotere diameter). Ten gevolge van deze grotere diameter van de aardgasleiding, dient ook het tracé in beperkte mate aangepast te worden. 2
Bovendien biedt ten gevolge van een beslissing van het Grondwettelijk Hof , het bestaande GRUP onvoldoende juridische zekerheid voor de vergunningverlening van het voorliggende project. Beide elementen hebben ertoe bijgedragen om over te gaan tot de opmaak van een nieuw GRUP, alsook een bijhorend nieuw plan-MER. Het nieuwe plan–MER werd opgemaakt volgens het generieke
2
31 juli
‘13:
Grondwettelijk hof
vernietigt reparatiedecreet (artikel 7.4.1/2 van de Vlaamse
Codex Ruimtelijke Ordening (ongrondwettelijk verklaring integratiespoor).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 37 van 240
spoor en goedgekeurd op 28 juli 2014. De Vlaamse regering heeft het nieuwe GRUP “leidingsstraat Tessenderlo-Diest” op 19 december 2014 voorlopig vastgesteld. Hiervoor zal een openbaar onderzoek lopen van 3 februari 2015 tot 3 april 2015. Het voorliggend document betreft een nieuwe aanvraag voor ontheffing van de project-Mer–plicht aangepast aan het gedeelte van het tracé met een diameter 600 mm t.o.v. de ontheffing bekomen op 31 januari 2013 (OHPR0549, GK 31/01/2013). Wat is er nieuw ten opzichte van het vorige project ? In het kader van de vergunningverlening voor het leidingproject Tessenderlo-Diest was er dus al een leidingstraat afgebakend door middel van een GRUP en hierbij ook een plan-MER en ontheffing van de project-MER-rapportage toegekend, maar Fluxys legt nu dus een nieuwe versie voor van de vraag tot ontheffing van de project-MER –plicht . Wat is er dan nieuw ten opzichte van die vorige versie? •
Er wordt rekening gehouden met de nieuwe diameter van de leiding (600 mm in plaats van 250 mm);
•
Door de diameterwijziging komt er ook een bovengrondse installatie in Tessenderlo die in het oorspronkelijke plan niet was opgenomen
•
Er zijn lichte tracéwijzigingen, bijvoorbeeld daar waar ondertussen windmolens gekomen zijn in de gemeente Tessenderlo, en ten noorden van de Kruisstraat te Lummen.
De aanduiding van een leidingstraat gebeurt in “overdruk” over de bestaande bestemmingen. De op vandaag bestaande bestemmingen blijven dus geldig. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In zones waar het aangewezen is de impact op de omgeving te beperken wordt in de stedenbouwkundige voorschriften een verbod opgelegd op de aanleg door middel van een open sleuf. In deze gebieden geldt tevens een verbod op aanhorigheden. De Vlaamse regering heeft op 15 mei 2009 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Leidingstraat Lommel - Ham - Tessenderlo definitief vastgesteld. Ter hoogte van Tessenderlo loopt deze leidingstraat over een beperkte lengte (ong. 220 m) samen met de reeds goedgekeurde leidingstraat, waarbinnen de leiding in 2010 werd aangelegd. Om de effectbespreking efficiënt en in detail te kunnen uitvoeren, werd het tracé opgedeeld in deeltracés (zie kaart 1). De indeling werd uitgevoerd op basis van de gewestplanbestemmingen, waarbij elke overgang in bestemmingszone tot een onderverdeling in een deeltracé leidde. In onderstaande tabel wordt de aardgasleiding overlopen van Tessenderlo tot Diest en wordt de indeling in deeltracés aangegeven. Tabel 2-2: Onderverdeling aardgasleiding in functie van gewestplanbestemming Deeltracé
Lengte (m) 1 2 3a 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Bestemmingszone - Bufferzone Bufferzone (777 m)/agrarisch gebied (504 1394 m)/industriegebied (113 m) 9 Industriegebied 777 Agrarisch gebied/bufferzone 986 Landschappelijk waardevol agrarisch gebied 358 Agrarisch gebied 307 Landschappelijk waardevol agrarisch gebied 677 Ecologisch waardevol agrarisch gebied 583 Landschappelijk waardevol agrarisch gebied 381 Agrarisch gebied 391 Natuurgebied 584 Agrarisch gebied
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 38 van 240
Deeltracé 12 13 14 15 16 17 18
Lengte (m) 1.306 856 39 197 645 287 323
19
1677
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
37 940 67 522 381 901 671 180 1.542 72 387 470 110 28
Bestemmingszone Landschappelijk waardevol agrarisch gebied Agrarisch gebied/natuurgebied Natuurgebeid Agrarisch gebied Landschappelijk waardevol agrarisch gebied Agrarisch gebied Landschappelijk waardevol agrarisch gebied Agrarisch gebied/landschappelijk waardevol agrarisch gebied/bosgebied Bosgebied Agrarisch gebied/autosnelweg Landschappelijk waardevol agrarisch gebied Natuurgebied Bosgebied Agrarisch gebied Bosgebied Agrarisch gebied Landschappelijk waardevol agrarisch gebied Bestaande autoweg Natuurgebied Landschappelijk waardevol agrarisch gebied Natuurgebied Industriegebied
Ligging t.o.v. bijzondere gebieden De leiding doorkruist verschillende bijzondere gebieden zoals vogel- en habitatrichtlijngebieden, VENgebieden, relictzones… en grenst aan ankerplaatsen. In hoofdstuk 4 onder elke discipline staat een uitgebreide beschrijving van de ligging t.o.v. bijzondere gebieden.
2.2
Aard en omvang van de aardgasleiding
2.2.1
Criteria die gehanteerd worden om tot potentieel haalbare tracé’s te komen Constructief technische- en exploitatieaspecten: •
het begin- en eindpunt van de leiding;
•
minimale tussenafstand bij parallellisme en bij kruising van leidingen en kabels;
•
minimale veiligheidsafstanden ten opzichte van hoogspanningsleidingen.
Wettelijke aspecten: •
•
de federale gaswet en bijhorende uitvoeringsbesluiten in verband met de te nemen veiligheidsmaatregelen, in het bijzonder: o
bepaling van de voorbehouden zone (2 x 5 m);
o
bepaling van de beschermde zone (2 x 15 m);
o
maximale tussenafstand van 30 km tussen twee afsluitersknooppunten;
o
het vermijden van het kruisen van bebouwde en omheinde percelen.
in het kader van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen wordt de beleidsoptie nagestreefd om ondergrondse pijpleidingen te bundelen met bestaande infrastructuren, zoals o.a. het
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 39 van 240
volgen van bestaande pijpleidingen, van bestaande en ontworpen lijninfrastructuren, primair en secundair wegennet, spoorwegen, waterwegen en hoogspanningsleidingen; •
naleven van de bepalingen op gemeentelijk vlak m.b.t. bestaande beleidsplannen, BPA’s en RUP’s.
Sociaal-economische aspecten: •
het ontwijken van woongebieden, met de erbij horende problematiek van de lintbebouwingen en het respecteren van een minimum veilige afstand tot woningen en gebouwen;
•
specifiek voor landbouwgebieden wordt vermeden dat de inplanting van het tracé een hypotheek legt op de bestaande en toekomstige uitbatingen.
Ecologische aspecten •
het ontwijken van ecologisch waardevolle gebieden zoals natuur- en reservaatgebieden, VENen Natura 2000 gebieden.
Veiligheidsaspecten: Een screening van het leidingtracé inventariseert de aandachtspunten en evalueert of bijkomende veiligheidsmaatregelen nodig en haalbaar zijn.
Karakteristieken en layout Fluxys plant de aanleg van een nieuwe aardgasleiding tussen Tessenderlo (Schoonhees) en Diest (Webbekom). De aardgasleiding heeft een totale lengte van 18.085 m en bestaat uit twee delen: het eerste deel met een diameter 250 mm en een lengte van 1.393 m en een tweede deel met een diameter van 600 mm en een lengte van 16.692 m. De wettelijke gronddekking van de aardgasleiding bedraagt 80 cm maar Fluxys opteert voor minimum 110 cm. De werkstrookbreedte voor de aanleg van een leiding met voornoemde nominale diameter bedraagt 16 m (diameter 0,250 m) en 24 m (diameter 0,600 m) (zie Figuur 2-1). Te Diest zal er een nieuw drukreduceerstation en te Tessenderlo een schraapkolfstation gebouwd worden.
Afmetingen van de werkstrook DN 250 mm
16 m 8m
Teelaardelaag
MIN.1,10 m
0,50 m
8m
Zone impetranten
0,50m min.
0,50m min.
Teelaarde
Aanleg & Verkeer
Opslag
Rijstrook
5m
Leiding
2.2.2
Leiding derden
Min. diam + 2 x 0,1m
Grond “B” of “C”
Uitgegraven teelaarde
Sleuf Opslag Afgraven teelaarde
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 40 van 240
Figuur 2-1: Schematische weergave werkstrook (16 m breedte voor diameter 250 mm, 24 m breedte voor diameter 600 mm.
2.2.2.1 Technische beschrijving van het project In de technische beschrijving van de projectwerken wordt het project in detail beschreven (situering, dimensies, afbakening gebied, fasering van de werken, enz.). Er wordt een nauwkeurige beschrijving gegeven van het project met analyse van hoofdingrepen en deelingrepen, beschrijving van activiteiten tijdens de verschillende fasen van het project (voorbereidende fase, uitvoeringsfase incl. afwerking en exploitatiefase), exacte locatie van de ingrepen e.d.. Dit laat toe een gedetailleerd beeld te krijgen van de mogelijke toestand van het studiegebied na de uitvoering van het project. In volgende beschrijving wordt de methode voor de standaard aanleg van een leiding in open sleuf in detail beschreven. De hier beschreven methodiek is een algemene werkwijze, gebaseerd op bestaande projecten voor de aanleg van een aardgasleiding, dewelke kan worden aangepast aan de specifieke noden van het project.
2.2.2.2 Deelingrepen De aanleg van een aardgasleiding kan worden opgedeeld in verschillende deelingrepen. Deze worden hieronder opgelijst, waarna ze per deelingreep besproken worden.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 41 van 240
A. voorbereiding van de werkstrook B. maatregelen om machines toegang te verschaffen tot het tracé C. verwijdering van de teelaarde van de rijstrook en de bouwsleuf D. installeren bemalingspompen en bemalen E. aanleg aardgasleiding F. uitgraven sleuf+ plaatsen aardgasleiding G. afwerking bouwsleuf H. ontruiming van de werkstrook I. herstel van het terrein in zijn oorspronkelijke staat J. aanbrengen van bebakening K. bouw bovengrondse installatie
2.2.3
Voor de werken Tijdens de studiefase is met elke eigenaar/uitbater van zowel privé als openbaar domein contact opgenomen en wordt binnen de bepalingen van het koninklijk besluit van Verklaring van Openbaar Nut getracht met privé-eigenaars een doorgangsovereenkomst af te sluiten. De doorgangsovereenkomst verwijst naar de Verklaring Openbaar Nut en formaliseert de rechten voortvloeiend uit de verklaring openbaar nut. Het betreft het recht om enerzijds tijdens de werken de desbetreffende percelen tijdelijk te bezetten en anderzijds om de wettelijk verplichte inspecties en eventuele onderhoudswerken uit te voeren na aanleg. Ook worden de specifieke eisen van de beheerders van openbaar domein, van andere infrastructuren of kabel- en leidingeigenaars worden opgenomen in de vervoervergunning. Tevens worden topografische inplantingsplannen op schaal 1/500 opgemaakt die het tracé van de aardgasleiding weergeven en waarop de kadastrale gegevens van de percelen zijn aangebracht. De eisen die zowel de openbare besturen als privé-eigenaars kenbaar maken tijdens de onderhandelingen worden besproken en verwerkt in het Bijzonder Bestek. De aanlegwerken worden uitgevoerd door terzake ervaren contractanten en staan onder het permanent toezicht van Fluxys en van een door de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie erkend onafhankelijk controleorganisme. Dit controleorganisme voert ook de wettelijk voorziene controles uit op de gebruikte materialen (leidingelementen van hoogwaardig staal, afsluiters, hulpstukken, …). Twee maanden voordat de werf een aanvang neemt en na het verkrijgen van de “Verklaring Openbaar 3 Nut ”, worden alle betrokken eigenaars en besturen per aangetekend schrijven door Fluxys ingelicht. Voor de aanvang der werken wordt er voor alle privé terreinen, per betrokkene, door een door Fluxys aangestelde onderhandelaar, een voorafgaande tegensprekelijke plaatsbeschrijving opgesteld. De aangestelde contractant der werken verwittigt nogmaals alle betrokkenen ten minste vijftien dagen vóór de effectieve bezetting van de bouwplaatsen en hij stelt zelf voorafgaandelijk tegensprekelijke plaatsbeschrijvingen op van alle betrokken openbare domeinen. De aanlegwerken van de aardgasleiding worden, ingevolge decretale bepalingen, van nabij gevolgd door archeologische diensten. Deze is voor het Vlaamse Gewest de afdeling Ruimte en Onroerend Erfgoed.
3
Wanneer het onmogelijk is de aardgasleiding aan te leggen op het openbaar domein en het nodig is privégronden te doorkruisen wordt hiervoor met een verklaring van openbaar nut de toestemming toe gegeven.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 42 van 240
Tijdens de studiefase is reeds overleg gepleegd over de zones die in aanmerking komen voor interessante archeologische vondsten. Eventuele afspraken in dit verband zijn opgenomen in het Bijzonder Bestek. Aangezien de archeologen vrije toegang tot de werkstrook hebben om de nodige onderzoekingen te kunnen verrichten, heeft dit een zekere invloed op de werkmethode en fasering van de werken, o.m.: •
de teelaarde dient afgegraven door kranen met bakken zonder tanden;
•
na het afgraven van de teelaarde dienen de archeologen in de gelegenheid te worden gesteld ongestoord de nodige vaststellingen te kunnen doen gedurende een periode van minimum 5 werkdagen waarbinnen geen zwaar werfverkeer toegelaten is;
•
draineringswerken mogen slechts na de archeologische werkzaamheden worden uitgevoerd.
Per project wordt een terreinverkenningsrapport opgemaakt met betrekking tot het tracé, in samenspraak met het Agentschap Onroerend Erfgoed. Fluxys stelt hiervoor de vereiste archeologen ter beschikking, als assistentie van het Agentschap Onroerend Erfgoed en verleent zijn medewerking bij de opmaak van de archeologische prospectiegegevens.
2.2.4
Aanlegfase
2.2.4.1 Aanleg aardgasleiding in open sleuf Normaal wordt de aardgasleiding aangelegd in open sleuf. De wettelijke gronddekking van de aardgasleiding bedraagt 80cm. Fluxys opteert voor een gronddekking van minimum 1,10 m. Bij kruisingen in open sleuf van wegen, waterlopen en andere infrastructuren, de zogenaamde "Speciale Punten" en "Bijzondere Punten" (= belangrijke en omvangrijke kruisingen die bijzondere uitvoeringstechnieken vereisen) in open sleuf wordt de aardgasleiding dieper (120 cm of meer afhankelijk van de te kruisen infrastructuren) aangelegd. In voorkomend geval wordt boven de aardgasleiding een mechanische bescherming aangebracht d.m.v. betonplaten of wordt de leiding in betonnen mantelbuizen aangelegd. Bij kruising van ondergrondse infrastructuren zoals kabels en nutsleidingen wordt de aardgasleiding in de meeste gevallen eronderdoor gevoerd met een tussenafstand groter dan of gelijk aan de wettelijke voorziene 0,20 m. Bij parallelle aanleg met bestaande ondergrondse infrastructuren zoals kabels en andere nutsleidingen wordt de aardgasleiding aangelegd met een tussenafstand die groter of ten minste gelijk is aan de wettelijk voorziene 0,40m.
Deelingreep A: voorbereiding van de werkstrook Werfinstallatie en mobilisatie De aannemer start met de installatie van de werfburelen m.i.v. aansluitingen voor elektriciteit, water, sanitair, telecommunicatie,… Samen met de werfmobilisatie wordt al het nodige materiaal, de machines en de arbeidsmiddelen voor de aanleg van de aardgasleiding naar de werf gebracht. Op de terreinen waar materiaal wordt gestapeld, wordt de teelaarde afgegraven en voorlopig gestockeerd. De nodige verhardings- en nivelleringswerken worden uitgevoerd. Het volledige terrein van de werfinstallatie m.i.v. de materiaalopslagruimte, wordt omheind. De juiste locatie van de werfburelen is momenteel nog niet gekend. Topografische werkzaamheden De aslijn van de aardgasleiding wordt op het terrein uitgezet met behulp van paaltjes. De ondergrondse installaties (kabels en leidingen) worden gelokaliseerd op basis van informatie verstrekt door de diverse concessiehouders/nutsmaatschappijen. Naast detectie van deze installaties dient de exacte inplanting en diepteligging door de aannemer te worden bepaald d.m.v. manueel gegraven proefsleuven. Binnen de werkstrook worden alle aanwezige merkpalen, luchtbakens, eigendomspalen, omheiningen en de loop van de aanwezige grachten en waterlopen door de aannemer ingemeten teneinde deze op
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 43 van 240
dezelfde plaats terug te kunnen plaatsen of de loop van de grachten en/of waterlopen te kunnen herstellen. De werf wordt ook voorzien van signalisatie in overeenstemming met het verkeersreglement. Plaatselijk worden doorgangen voorzien voor het vee en voor de exploitanten van de belendende percelen. Ruimtebeslag De afbakening van de werkstrook gebeurt ten opzichte van de uitgezette as met behulp van houten palen. Het ruimtebeslag van de werkstrook omvat: •
een rijstrook voor het werfverkeer;
•
een zone waar de aardgasleiding bovengronds wordt gelast en de lasnaden bekleed;
•
de sleuf;
•
een zone waar de ondergrond en de teelaarde zo zorgvuldig mogelijk gescheiden gestockeerd worden.
Inrichten werkstrook Het inrichten van de werkstrook omvat: •
het tijdelijk verwijderen van obstakels (bebakening, afsluitingen, verlichtingspalen, …);
•
het gedeeltelijk en tijdelijk inbuizen van de gekruiste grachten en waterlopen;
•
het operationeel houden van in gebruik zijnde installaties (verplaatsing van kabels, nutsleidingen, …). Tijdens de gehele duur van de werf dient de waterbevoorrading (veedrinkputten, waterputten, waterbakken) en de elektriciteitsvoorziening in alle percelen te worden verzekerd;
•
de instandhouding van de drainering, de afloop van water van de terreinen die de werkstrook kruisen of die buiten de werkstrook vallen doch door de werken worden beïnvloed.
Deelingreep B: maatregelen om machines toegang te verschaffen tot het tracé De werkstrook wordt meestal betreden vanaf een openbare weg. In uitzonderlijke gevallen dienen voorlopige toegangswegen ingericht te worden om de werf te bereiken. De juiste locatie van deze toegangswegen zijn momenteel nog niet gekend. Deelingreep C: verwijdering van de teelaarde van de rijstrook, de bouwsleuf en de stapelzone ondergrond Bij de inrichting van de werkstrook worden volgende ingrepen uitgevoerd: •
nivelleringswerken van de grond;
•
het afgraven van de teelaarde over de volledige werkstrookbreedte, verminderd met de breedte van de opslagzone van de teelaarde;
•
in bos-, heide- en veengronden wordt de bovenste humuslaag afgegraven en behandeld zoals teelaarde in cultuur- en weilanden.
•
aanbrengen van zandbaan.
Deelingreep D: installeren bemalingspompen en bemalen Bij het inrichten van de werkstrook wordt een bronbemaling (horizontale of verticale bemaling) geïnstalleerd indien nodig voor het uitvoeren van de werken. Immers om de aardgasleiding in een droge sleuf aan te kunnen leggen, kan het in bepaalde omstandigheden nodig zijn de sleuf te bemalen. Het drooghouden van de sleuf kan gebeuren door het plaatsen van een horizontale drainage volgens de as van de aardgasleiding of door het plaatsen van verticale filters.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 44 van 240
Bemalingspompen worden geplaatst aan de buitenzijde van de werkstrook. Het bemalingswater wordt via een stelsel van afvoergrachten, greppels en leidingen geloosd bij voorkeur in een gracht of waterloop. Deelingreep E: aanleg aardgasleiding Laden, vervoer, lossen, opslag en verhandeling van materialen De leidingelementen worden zorgvuldig behandeld om deuken en schade aan de bekleding te voorkomen. Naargelang het geval worden de buizen hetzij rechtstreeks uitgereden langsheen het tracé, hetzij tussentijds opgeslagen op daartoe ingerichte stapelplaatsen. Bij het uitrijden van de buizen worden zij gelegd op houten blokken en in een richting parallel aan de aslijn van de aardgasleiding zodanig dat zij door eenvoudige manipulatie aan elkaar kunnen worden gelast. Richtingsveranderingen In functie van het tracé (horizontaal) en de terreinconfiguratie (vertikaal) zullen richtingsveranderingen van de buizen nodig zijn. Deze richtingsveranderingen kunnen als volgt worden uitgevoerd: •
door de elastische vervorming van de leiding;
•
door koudbuigen van de beklede buizen;
•
door warmbuigen van de onbeklede buizen in de fabriek.
Lassen De buizen worden bovengronds aan elkaar gelast tot strengen. Voor het lassen dienen alle lasnaden van de buizen zowel in- als extern gereinigd te zijn. Het lassen gebeurt volgens lasprocedures die vooraf op proefstukken zijn gekwalificeerd in overeenstemming met de Europese norm EN 288.3/A1, en goedgekeurd door het erkende controleorganisme. Het lassen wordt al dan niet (semi-) automatisch of manueel uitgevoerd door gekwalificeerde lassers. Laswerken voor hogedrukleidingen zijn wettelijk onderworpen aan controles die uitgevoerd worden door een erkend controleorganisme. Elke ondergrondse las wordt genummerd d.m.v. een aluminiumplaatje, welke op de las wordt aangebracht. Alle gegevens van de lassen worden opgetekend in het lasboek.
Bekleding van de aardgasleiding De buizen zijn in de fabriek bekleed met polyethyleen. De uiteinden van de buizen zijn steeds onbekleed om voldoende ruimte vrij te houden voor het lassen. Eens aan elkaar gelast, worden alle naakte delen op de werf bekleed. Het aanbrengen van de bekleding wordt uitgevoerd door gecertificeerd personeel. Over de gehele lengte van de leiding wordt de bekleding gecontroleerd door middel van een elektrische borstel, het zogenaamd afvonken. De controle gebeurt voordat de leiding in de sleuf wordt neergelaten. Deelingreep F: uitgraven sleuf + plaatsen leiding De sleuf wordt uitgegraven op basis van het lengteprofielontwerp en de uitgezette as van de aardgasleiding. Het graven gebeurt met graafmachines uitgerust met graafbakken afgestemd op de grondsoort waardoor de sleufwanden onder een welbepaalde hellingshoek komen te staan. Het uitgraven van de sleuf gebeurt bij voorkeur in talud onder een hoek die bepaald wordt i.f.v. de grondsoort. De diepte van de sleuf en de ligging van de aardgasleiding is derwijze dat de aardgasleiding in alle richtingen een minimum gronddekking heeft van 1,10 m (vooral van belang bij grachten en hellende
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 45 van 240
terreinen). Bij het uitgraven wordt rekening gehouden met de bochten, de specifieke vereisten in de buurt van wegen, spoorwegen, waterwegen, gedraineerde landbouwgronden en ondergrondse infrastructuren waardoor een diepere uitgraving nodig is. De breedte van de sleufbodem is minstens 0,20 m breder dan de diameter van de leiding + eventuele mechanische bescherming (0,10 m aan beide zijden). De bodem van de sleuf wordt zodanig genivelleerd dat de aardgasleiding over de volledige lengte op de grond steunt. Verder worden alle stenen en scherpe voorwerpen, die de bekleding van de leiding zouden kunnen beschadigen, verwijderd. De uitgegraven grond wordt op minstens 50 cm van de rand van de sleuf gestapeld. Er wordt geen fundering onder de aardgasleiding aangelegd, waardoor het grondverzet (uitgraving) beperkt blijft. Uitgravingen in de buurt van ondergrondse leidingen en kabels gebeuren begeleid, deels manueel en/of met graafmachines zonder tanden waarvan de krachtcapaciteit beperkt is. Na het vrijgraven worden alle ondergrondse installaties (nutsleidingen, kabels, drainage, …) zorgvuldig opgemeten door het topografiebureel van de aannemer. Indien de aard van het terrein het noodzaakt, wordt de sleuf gestut om een stabiele en veilige werkomgeving te creëren. Dit kan ook nodig zijn in de omgeving van gebouwen en andere kunstwerken. Neerlaten leiding in de sleuf Na het graven van de sleuf en nadat de aaneengelaste buizenstreng volledig is bekleed, gecontroleerd met het elektrisch afvonkapparaat en goedgekeurd, wordt de aardgasleiding in de sleuf neergelaten met behulp van aangepast materieel. Het opheffen en verhandelen van de buizenstrengen gebeurt met beugels of sledes om beschadiging van de bekleding te voorkomen. De aardgasleiding wordt, indien nodig, onmiddellijk na het neerlaten op gepaste wijze beveiligd om het opdrijven tengevolge van wateroverlast te voorkomen. Deelingreep G: afwerking bouwsleuf Vóór de aanaarding van de sleuf worden leiding en toebehoren opgemeten teneinde een as-built dossier te kunnen opstellen. De aanaarding van de sleuf verloopt in drie fasen: •
Kleine aanvul: aanaarding tot 0,30 m boven de aardgasleiding met losse aarde of zand. Na de kleine aanvul worden nog volgende werken uitgevoerd: o
in voorkomend geval plaatsen van een teletransmissiekabel en/of een HDPEmantelbuis voor een optische vezelkabel;
o
plaatsen van de mechanische bescherming bestaande uit gewapende betonplaten ter hoogte van grachten, onbevaarbare waterlopen, wegenis … - zoals bepaald in het Technisch en Bijzonder Bestek;
o
plaatsen van een waarschuwingsnet en -lint met daarop informatie over Fluxys over het gehele tracé.
•
Grote aanvul: hierna wordt de sleuf verder opgevuld met de uitgegraven grond, er zorg voor dragend dat de opeenvolgende lagen in dezelfde volgorde als de oorspronkelijke gelaagdheid worden teruggeplaatst. De aanvullingen gebeuren in lagen van max. 0,30 m en worden derwijze verdicht zodat de oorspronkelijke dichtheid van de grond wordt verkregen.
•
Verwerken van de zandbaan in de B-Horizont.
•
Tenslotte wordt de teelaarde teruggeplaatst en dit over de volledige werkstrook, sleuf incluis. Vooraf wordt de ondergrond t.p.v. de rijstrook losgewoeld om de natuurlijke waterdoorlatendheid van de bodem te herstellen.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 46 van 240
Tijdens de aanaardingswerkzaamheden worden ook de aanwezige draineersystemen weer in staat gesteld. De uitvoeringswijze en materiaalkeuze worden vooraf besproken met de landeigenaars en goedgekeurd door Fluxys. Bijzondere maatregelen dienen te worden getroffen bij aanaarding van sleuven in hellende terreinen om uitspoeling van de aanaarding tegen te gaan o.m. het plaatsen van kleistoppen in de sleuf en het onmiddellijk herinzaaien van het terrein.
Deelingreep H: ontruiming van de werkstrook De werkstrook wordt volledig ontruimd, de teelaarde bewerkt met aangepaste landbouwwerktuigen teneinde de structuur zo goed als mogelijk te herstellen en de grond zaaiklaar te maken. Het inzaaien wordt bij voorkeur overgelaten aan de landeigenaar/uitbater. Deelingreep I: herstel van het terrein in zijn oorspronkelijke staat Alle terreinen gebruikt voor de aanleg van de aardgasleiding worden in hun oorspronkelijke staat hersteld tot algehele voldoening van de landeigenaars en beherende overheden. Voor alle privéterreinen wordt, per betrokkene, een proces verbaal van vrijgave inclusief een schadevergoedingsformulier opgemaakt. De aannemer maakt samen met de betrokken overheden proces-verbaal van de weer in staat stelling op voor alle betrokken openbare domeinen. Deze werken moeten binnen de kortst mogelijke termijn worden uitgevoerd en er wordt naar gestreefd deze binnen een periode van 12 weken te beëindigen na het openen van de werkstrook. Deelingreep J: aanbrengen van bebakening Tot slot wordt het tracé van de leiding gevisualiseerd door merkpalen en luchtbakens. Deze bebakening vormt een belangrijke pijler in het veiligheidsbeleid. •
Betonnen merkpalen voorzien van signalisatieplaatjes worden geplaatst bij elke wegkruising en kruising van een waterloop en telkens zich een belangrijke richtingsverandering van de leiding voordoet.
•
Luchtbakens worden geplaatst bij belangrijke richtingsveranderingen om de aanwezigheid van een leiding te benadrukken en om het toezicht vanuit een helikopter mogelijk te maken.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 47 van 240
•
In specifieke gevallen kan een platte steen geplaatst worden, in plaats van de opgaande merkpalen en luchtbakens. Dit wordt bijvoorbeeld overwogen vanuit het oogpunt van toegankelijkheid of bewerkbaarheid van landbouwpercelen of om landschappelijke verstoring te beperken.
Het geheel van bebakening wordt nog aangevuld met de meetpunten voor kathodische bescherming. Na het plaatsherstel worden alle nieuw geplaatste of herplaatste merkpalen, luchtbakens, omheiningen, … en de verdwenen objecten (bvb gevelde bomen) in kaart gebracht, derwijze dat asbuilt-inplantingsplannen van de leiding kunnen worden opgesteld die de meest recente toestand van het terrein na beëindiging van de werken weergeven. Deelingreep K: bouw van bovengrondse installaties De stedenbouwkundige voorschriften laten de bouw van aanhorigheden binnen de leidingstraat toe. Specifiek voor deze aardgasleiding gaat het hier om een ondergronds afsluitersknooppunt, drukreduceerstation en schraapkolfstation. Er bestaan verschillende soorten afsluiters:
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 48 van 240
•
afsluiterknooppunt in lijn: deze afsluiters hebben tot doel bepaalde secties van het leidingennet te isoleren;
•
driehoeksafsluiterknooppunt: het driehoeksafsluiterknooppunt laat toe om zowel aan de ene kant als aan de andere kant van een afsluiter in lijn de gasbevoorrading te verzekeren. Wanneer de gastoevoer in de sectie opwaarts van de afsluiter in lijn onderbroken wordt, dan is het nog steeds mogelijk gas te leveren via de aftakking op de sectie afwaarts van de afsluiter in lijn en vice versa;
•
aftakking: deze afsluiters hebben tot doel eventueel een industriële klant, het openbaar distributienet of een elektrische centrale af te zonderen van de hoofdleiding. Wanneer de gastoevoer in de hoofdleiding onderbroken wordt, dan wordt de gastoevoer bij de klant eveneens onderbroken.
Afsluitersknooppunten worden als volgt ingericht: •
niet gemotoriseerde afsluitersknooppunten worden gekenmerkt door een beperkt aantal afsluiters. Er zijn geen gemotoriseerde activatoren aanwezig en er is geen elektrische bediening voorzien. Deze afsluitersknooppunten op het net bevinden zich meestal ondergronds. Alle bedieningselementen zijn toegankelijk via deksels, ook straatkappen genaamd. In specifieke gevallen worden deze afsluitersknooppunten eveneens omheind;
•
gemotoriseerde afsluitersknooppunten zijn uitgerust met gemotoriseerde activatoren voor de bediening van de afsluiters. Deze bediening kan lokaal of op afstand gebeuren. Hiertoe is er een elektrische installatie en kast voor telecommunicatie voorzien. Deze afsluitersknooppunten zijn omheind en soms ook omringd door aanplantingen.
Bouw van een drukreduceerstation en schraapkolfstation: De oppervlakte bedraagt ongeveer 3.000 m² voor het drukreduceerstation en 4.200 m² voor het schraapkolfstation. De bouw van het schraapkolfstation zal in 2 fasen gebeuren. In de eerste fase wordt een oppervlakte van ca. 2.000 m² voorzien. Bij de bouw van de beide stations wordt de nodige ruimte vrijgemaakt van vegetatie. De zone wordt voorzien van een omheining en de nodige randvoorzieningen worden binnen deze zone geplaatst. De bodem wordt voorzien van een permeabele grindlaag. Voor het plaatsen van de bovengrondse installaties zijn concreet volgende deelingrepen vereist: Verwijderen van vegetatie; Plaatsen van een omheining; Bemaling; Installatie van de ondergrondse nutsvoorzieningen (elektriciteitswerken, piping, …); Installatie van de bovengrondse voorzieningen; Aanbrengen van een permeabele grindlaag op de bodem; Aanplant van een groenscherm
2.2.4.2 Aanleg van de aardgasleiding gebruik makend van speciale uitvoeringstechnieken De speciale uitvoeringstechnieken, met name de persing en de horizontaal gestuurde boring, worden binnen een leidingaanlegproject gebruikt voor de kruising van belangrijke wegen en waterlopen. De deelingrepen die worden uitgevoerd bij aanleg van de aardgasleiding in open sleuf, zijn grotendeels gelijkaardig aan de standaardmethode “aanleg in open sleuf”. De ingrepen die afwijken van de standaardmethode worden in volgende paragrafen verduidelijkt. Horizontaal gestuurde boring Bij het horizontaal gestuurd boren wordt eerst over de totale lengte een gat geboord waarna de productbuis door dit gat wordt getrokken (Figuur 2-2).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 49 van 240
Vanaf een op het maaiveld opgestelde boorstelling wordt de pilotbuis onder een intredehoek in de grond gedrukt. Tijdens het boren wordt continu boorvloeistof (bentoniet) doorheen de holle boorbuizen onder hoge druk gepompt. Nadien wordt het boorgat in meerder fasen geruimd. Bentoniet is een natuurlijk product dat tijdens de boring volgende functies vervult: het instandhouden van het boorgat, het reduceren van de wrijving buis-boorgat en het transporteren van de losgewoelde grond. De boorspoeling wordt gerecycleerd, d.w.z. gereinigd en gezuiverd van de getransporteerde grond zodat naast gerecycleerd bentoniet nog hoofdzakelijk een steekvaste zandfractie overblijft. Bij een horizontaal gestuurde boring wordt enkel een werkzone ter hoogte van het in- en uittredepunt vrijgemaakt met respectievelijke afmetingen van 5.625 m² (75x75 m) en 2.500 m² (50x50 m).
Figuur 2-2: Voorbeeldtekening gestuurde boring
De initiatiefnemer voorziet horizontaal gestuurde boringen ter hoogte van (van noord naar zuid): •
Kruising Kleine beek en Grote Beek (621 m), deeltracé 4 (HGB A);
•
Kruising SBZ-H Demervallei (930 m), deeltracé 6-8 (HGB B);
•
Kruising van de Vallei van de Zwarte Beek (1.113 m), deeltracés 14-17 (HGB C)
•
Kruising van natuurgebied ter hoogte van Goeslaar (1.261 m), deeltracé 22 en 24 (HGB D);
•
Kruising van de Zwartwater, E314, Demer en Webbekomsbroek (1.269 m), deeltracé 28-32 (HGB E).
De zones waar deze speciale uitvoeringstechnieken gebruikt worden, bevinden zich ter hoogte van die zones waarvoor de voorschriften in het Gewestelijk RUP “Leidingstraat Tessenderlo-Diest” de aanleg via open sleuf niet toelaat volgens de stedenbouwkundige voorschriften. Het gebruik van deze speciale uitvoeringstechnieken werd als milderende maatregel voorgesteld in het bij het GRUP horende goedgekeurde plan-MER.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 50 van 240
Bij de techniek van de horizontaal gestuurde boring is het noodzakelijk dat de streng op voorhand wordt voorbereid. Deze moet zo worden aangelegd dat hij over de volledige lengte van de horizontaal gestuurde boring klaar ligt voor het boorgat waardoor hij zal worden getrokken. Deze leiding moet klaar liggen in de richting van de uit te voeren boring. Bijgevolg kan deze streng deels buiten de normale werkzone van het tracé komen te liggen. Tot slot wordt de gelaste streng in het geruimde boorgat getrokken. Op kaart 1 worden de verschillende strengzones aangegeven. De strengzones voor HGB B en HGB E liggen niet in het verlengde van de aardgasleiding, zodoende dient er hiervoor een bijkomende werkstrook (10 m breedte) afgebakend te worden.
Persingen Bij de sleufloze technieken voor leidingkruisingen met wegen en waterlopen wordt volgende techniek toegepast. •
Persingen van een mantelbuis onder de (spoor-)weg of waterloop met een beperkte breedte: Vooraf wordt een betonnen mantelbuis onder de hindernis geperst. De grond in de mantelbuis wordt stapsgewijze verwijderd en tenslotte wordt de leiding doorheen de mantelbuis getrokken.
Persingen vereisen twee putten, één aan elke zijde van de te kruisen hindernis. De afmeting hiervan zijn bij benadering: •
Persput (L x B x D) =
10 m x 5 m x (min.) 3 m
•
Ontvangstput (L x B x D) =
5 m x 3 m x (min.) 3 m
In de persput, ook werkput genoemd, wordt de persinstallatie (hydraulische vijzels) opgesteld, die de mantelbuis element per element onder de hindernis perst. Via deze put wordt ook de boorkop of boorschild aangebracht evenals alle andere benodigdheden. In de ontvangstput wordt de boorkop of het boorschild verwijderd. De beide putten worden degelijk beschoeid tot na de verbinding met de leiding in lijn. Na de aanleg van de leiding wordt de beschoeiing verwijderd. Het gedeelte dat zich onder de geboorde mantelbuis bevindt, wordt echter niet verwijderd aangezien dit technisch onmogelijk is. De leidingstreng omringd met centreerringen om de 2.50 m wordt d.m.v. een kabel in de mantelbuis getrokken. Op de leiding zijn ook een HDPE-koker voor optische vezelkabels en eventueel een teletransmissiekabel bevestigd evenals voorzieningen voor de kathodische bescherming. Tenslotte wordt de mantelbuis opgespoten met zand en de uiteinden afgedicht. Bij gebruik van deze methode blijft het ruimtebeslag beperkt tot de zone rond de werkputten. Plaatselijk wordt de werkstrook van 24 m verbreed naar 30 m voor een diameter 600 mm. De initiatiefnemer van de aardgasleiding voorziet persingen ter hoogte van: •
Industrieweg, deeltracé 3;
•
Deurnestraat, deeltracé 6;
•
Rothstraat, deeltracé 8 en 11;
•
Beringenbaan (N29), deeltracé 12;
•
Geeneindestraat, deeltracé 13;
•
Dikke Eikstraat (N725), deeltracé 19;
•
E314 en aardeweg, deeltracé 21;
•
Halensestraat, deeltracé 27-28.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 51 van 240
Figuur 2-3: Persing
2.2.4.3 Controles Reglementaire testen en proeven Conform de bepalingen van de gaswet worden de aardgasleiding en de afsluitersknooppunten onderworpen aan een hydraulische weerstandsproef op 1,4 maal de ontwerpdruk (84 bar) gedurende 24u en aan een pneumatische dichtheidsproef op 6 bar. Beide testen geschieden onder toezicht van een erkend controleorganisme. Dit organisme heeft eveneens alle bij wet of bij ministeriële omzendbrief en de in de geldende normen en Europese richtlijnen opgelegde testen en proeven van de geleverde materialen opgevolgd. Na het succesvol beëindigen van alle testen en het controleren van de materiaalcertificaten zal een eindattest afgeleverd worden. Controle en onderhoud van de aardgasleiding De frequenties van de patrouilles en de door Fluxys uitgevoerde controles bedragen: •
Per voertuig: minstens 1 keer om de 14 dagen;
•
Te voet: jaarlijks;
•
Per helicopter: minstens 1 keer om de 14 dagen.
Voor strategische leidingen gebeurt er dagelijks een fotoreportage per helicopter. Toezicht op kathodische bescherming: 2-maandelijks onderzoek van de beschermingstoestellen en ten minste 1 keer per jaar controle van de leidingsspanning t.o.v. de grond.
2.2.5
Fasering en werkgelegenheid Naast de werkgelegenheid die ontstaat ingevolge de studieopdrachten en de opmaak van de vereiste ontwerpen, wordt ook werkgelegenheid gecreëerd bij de uitvoering van de ingrepen. Het tewerkstellingsrapport omvat bijgevolg de totale tewerkstelling van de start tot de finale realisatie van het project.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 52 van 240
De werken zullen in het totaal ongeveer 4 à 5 maanden in beslag nemen en beginnen in 2016. Tijdens de aanleg zullen maximaal een 150 personen op de werf aanwezig zijn en gemiddeld 85. De totale tewerkstelling mag op ongeveer 8.500 mandagen begroot worden. Bij de exploitatie van de aardgasleiding is personeel voorzien voor het toezicht op deze leiding.
aantal arbeiders op de werf
aantal arbeiders per week aanwezig op de werf 160 140 120 100 80 60 40 20 0 1
2
3
4
5
6
7 8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
aantal werkweken Figuur 2-4: Aantal arbeiders per week aanwezig op de werf Tijdens de uitvoering van de werken zullen de nodige maatregelen worden opgelegd opdat tijdens de uitvoering van de werken minstens dezelfde veiligheidsgraad wordt behouden als voor de werken. De arbeidsveiligheid tijdens de werken valt onder de verantwoordelijkheid van de aannemer. Deze is gehouden de wettelijk voorziene maatregelen te treffen en te respecteren.
2.2.6
Milieu- en veiligheidsprocedures Arbeidsveiligheid tijdens de werken Vooraleer met de uitvoering wordt gestart, wordt het tijdens de studie opgemaakt dossier in het kader van de “Tijdelijke en Mobiele Bouwplaatsen” door de door Fluxys aangestelde veiligheidscoördinator ontwerp overgedragen aan de door Fluxys aangestelde veiligheidscoördinator verwezenlijking. Kick-off meetings, overlegvergaderingen, veiligheidsrondgangen gebeuren in aanwezigheid van zowel de veiligheidscoördinator van Fluxys, Contractant en zijn onderaannemers. Deze worden op regelmatige tijdstippen georganiseerd (zie ook bijlage 2: Nota beleid inzake veiligheid Fluxys en bijlage 3: Veiligheidsfiche aardgas).
2.3
Contacten administraties In de voorstudie van het project werden verschillende instanties gecontacteerd. Deze werden ingelicht over het voorgenomen plan en project, werden uitgenodigd tijdens verschillende vergaderingen waarop de leidingstraat werd voorgesteld, informatie werd verstrekt en opgevraagd en de tracés werden besproken. Volgende instanties werden in deze voorstudie betrokken: • • •
RWO – Afdeling Ruimtelijke Planning RWO – Afdeling Stedenbouwkundig Beleid RO Onroerend Erfgoed, Archeologie Limburg
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 53 van 240
• • • • • • • • • • • • • •
2.3.1
RO Onroerend Erfgoed, Archeologie Vlaams-Brabant Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant, district en regie 214 Aarschot Wegen en Verkeer Limburg Wegen en Verkeer Limburg, district en regie 711 Sint-Truiden Agentschap voor Natuur en Bos Vlaams-Brabant Agentschap voor Natuur en Bos Limburg Natuurlijke Rijkdommen Vlaams-Brabant Natuurlijke Rijkdommen Limburg Duurzame landbouwontwikkeling Limburg Duurzame landbouwontwikkeling Vlaams-Brabant LNE, dienst MER De bevoegde diensten van de doorkruiste steden en gemeenten Infrabel
Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo-Diest’ Dit GRUP is op 20 april 2013 goedgekeurd. Zoals eerder in dit document reeds beschreven is momenteel een nieuw GRUP in opmaak. In het GRUP (goedgekeurd op 20 april 2013) worden volgende verordenende stedenbouwkundige voorschriften weergegeven: Art. 1. Leidingstraat
(symbolische aanduiding in overdruk) In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van ondergrondse transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht. Art 2. Leidingstraat met verbod op opensleuftechniek
(symbolische aanduiding in overdruk) In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van ondergrondse transportleidingen, voor zover voor de aanleg gebruik gemaakt wordt van een sleufloze techniek. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. In het gebied zijn volgende werken, handelingen en wijzigingen niet toegelaten •
De aanleg van leiding met toepassing van een open sleuf techniek.
•
Vergraving van de bodem in functie van de aanleg van een leiding, met uitzondering van graafwerken noodzakelijk voor de in en uittrede voor sleufloze technieken.
•
De aanleg van aanhorigheden behorende bij een ondergrondse transportleiding.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 54 van 240
De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen niet in het gedrang worden gebracht. Art. 3. Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen
Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, meer bepaald voor boven- en ondergrondse constructies en installaties die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van ondergrondse leidingen. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van deze specifieke gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten. Voor de bovengrondse constructies en installaties moeten maatregelen genomen worden voor een ruimtelijke en visuele inpassing in de omgeving.
2.3.2
Plan-MER ‘GRUP Leidingstraat Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)’ Aangezien de afbakening van een leidingstraat in een GRUP voor de doorkruiste gebieden plan-MERplichtig is, werd een apart plan-MER opgemaakt voor deze leidingstraat, op initiatief van Fluxys, na overdracht van het initiatiefnemerschap. Fluxys koos voor de opmaak van een plan-MER volgens het generiek spoor zoals bepaald in het hoofdstuk II van titel IV van het DABM. In dit dossier werd een gebundelde kennisgeving/ontwerp-plan-MER voorzien. Het initiatief voor de opmaak van dit plan-MER werd conform het Besluit van 19 juni 2009 overgenomen door Fluxys nv, Kunstlaan 31, 1040 Brussel. De bevoegde overheid voor de opmaak van het RUP is de Vlaamse Overheid. De kennisgeving is door de dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 24 april 2014. De dienst Mer heeft de kennisgeving ter inzage gelegd door publicatie ervan op haar webstek (www.mervlaanderen.be) van 12 mei 2014 tot en met 10 juni 2014. Ook via de webstek van de initiatiefnemer van de plan-MER (www.fluxys.be), op de webstek van de initiatiefnemer van het RUP (www.ruimtelijkeordening.be) en op de stad- of gemeentehuizen van Tessenderlo, Lummen, Halen, Beringen en Diest was de kennisgeving raadpleegbaar in deze periode. In de richtlijnen van 3 juli 2014 zijn de ontvangen inspraakreacties en adviezen verwerkt. Het plan-MER voor het GRUP “Leidingstraat Tessenderlo (Schoonhees)- Diest (Webbekom)” werd goedgekeurd op 28 juli 2014. In dit plan-MER werden een basistracé en vier alternatieven onderzocht. Daarbij kwam het basistracé als beste traject naar voor in het plan-MER. De aardgasleiding in dit ontheffingsdossier volgt dit basistracé.
2.4
Gebruik natuurlijke hulpbronnen
2.4.1
Buismateriaal De buizen voor de aanleg van de aardgasleiding zijn vervaardigd uit staal. De buizen voor de aanleg in open sleuf hebben de volgende karakteristieken: • • • •
Nominale diameter Lengte: Wanddikte: Buitendiameter:
600 mm +/- 17m 9,0 mm 610,0 mm
en 250 mm 6,3 mm 273,0 mm
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 55 van 240
•
Staalkwaliteit:
L485 (X70)
L360 (X52)
De buizen voor het uitvoeren van de horizontaal gestuurde boringen zijn vervaardigd uit staal L415 (X60) en hebben de volgende karakteristieken : • Nominale diameter 600 mm • Lengte: +/- 17m • Wanddikte: 13,4 mm • Buitendiameter: 610,0 mm De totale lengte van de aardgasleiding bedraagt 18.085 m. Bij de aanleg hiervan zijn ongeveer 1.064 dergelijke buiselementen nodig.
2.4.2
Aardgas De betreffende aardgasleiding zal na de indienstname laagcalorisch aardgas transporteren.
2.5
Productie afvalstoffen Bij de aanleg van de aardgasleiding is er geen aanzienlijke productie van afvalstoffen. In de exploitatiefase worden er geen afvalstoffen geproduceerd.
2.6
Verontreiniging en hinder Door het lekken van stookolie, benzine, oplosmiddelen, e.d. kan tijdens de aanlegwerken een verontreiniging van de bodem optreden. Gezien de uitvoeringsmodaliteiten en de gevolgde veiligheidsvoorschriften, wordt het risico op lekken tot een minimum herleid. Bovendien betreft het hier geïsoleerde puntbronnen (van potentiële bodemverontreiniging) waardoor het areaal dat mogelijks wordt verontreinigd eerder gering zal zijn. Het getransporteerde aardgas is volgens de technische fiche's onoplosbaar in water. Bij een eventueel lek zijn bijgevolg weinig effecten te verwachten voor wat betreft de grondwaterkwaliteit. De bodemkwaliteit en dan meer bepaald de gashuishouding in de onverzadigde zone kan wel wijzigen. Vermits aardgasleidingen quasi onderhoudsvrij zijn, worden schade en hinder beperkt tot tijdelijke en eenmalige ongemakken. Wel bepaalt het K.B. van 24 januari 1991 (art. 1) dat binnen de beschermde zone die zich uitstrekt over 15 m aan weerszijden van de inplanting van de gasvervoerinstallaties een voorbehouden zone wordt ingericht. De voorbehouden zone houdt wel beperkingen inzake bebouwing en beplanting in. Boven de aardgasleidingen worden heesters en struikgewas maar geen diep wortelende bomen toegelaten. De breedte van deze voorbehouden zone bedraagt 2 x 5 m. Voor een verdere beschrijving van eventuele hinderaspecten wordt er verwezen naar §4.6.3.
2.7
Veiligheid - Risico op ongevallen Het concept, de constructie en de exploitatie van aardgasleidingen dienen aan de wettelijk vastgelegde veiligheidsvoorwaarden te voldoen. Deze voorwaarden zijn vastgesteld in het Koninklijk Besluit van 11 maart 1966 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen, zoals laatst gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 24 januari 1991, waarin meermaals verwezen wordt naar internationaal erkende normen. Het K.B. vermeldt o.a. de vereiste materiaalkeuzen, de dimensionering van de aardgasleiding, de controles tijdens constructie, de opleveringsproeven, enz. Tijdens studie- en constructiefase wordt door een Erkend controleorganisme hierop toezicht uitgeoefend. Dit toezicht resulteert in een attest waarin bevestigd wordt dat aan de heersende wettelijke voorschriften werd voldaan. Het K.B. vermeldt daarnaast tevens exploitatievoorschriften (o.a. kathodische bescherming en toezicht houden / bewaken van de leiding).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 56 van 240
Indien reeds andere leidingen of kabels (vb. hoogspanningskabels) aanwezig zijn in de werfzone, dient er voor gezorgd te worden dat bij de aanleg van een nieuwe leiding deze leidingen en kabels niet beschadigd worden (vb. door graafmachines). Hiervoor wordt ruime tijd voor het aanvatten van de graafwerken een inventarisatie gemaakt van de aanwezige leidingen en kabels, het zgn. impetrantenonderzoek. Met de exploitanten van deze leidingen en kabels worden de nodige veiligheidsmaatregelen afgesproken. De ervaring leert dat het overgrote deel van de incidenten met pijpleidingen veroorzaakt wordt door derden. Als reactie hierop heeft de wetgever op 21 september 1988 een Koninklijk Besluit uitgevaardigd waardoor alle werkzaamheden op minder dan 15 m afstand van een leiding aan de exploitant moeten gemeld worden. Deze meldingsplicht is een belangrijk hulpmiddel bij het waarborgen van de veiligheid van de pijpleidingen. Er wordt steeds bijzondere aandacht besteed aan de bebakening van de aardgasleidingen. Langsheen het tracé worden merkpalen in voldoende aantal geplaatst. Luchtbakens, vooral ten behoeve van inspectie vanuit de lucht, worden eveneens voorzien. Vervolgens wordt toezicht uitgeoefend op de aardgasleidingen, zowel te voet, per voertuig als vanuit de lucht. De goede werking van de kathodische bescherming wordt regelmatig nagegaan. Een wacht- en permanentiedienst voorziet personeel en materieel dat 24 uur op 24 uur in stand-by is voor eventuele interventies. Daarenboven staat een Centrale Dispatching in voor permanent (24 uur op 24 uur) toezicht op afstand op de gasvervoerinstallaties (automatische inlichtingen en besturing op afstand van sommige installaties). In de nota in bijlage 2 wordt het algemeen veiligheidsbeleid van Fluxys voor de aanleg, de exploitatie en het onderhoud van aardgasleidingen toegelicht. Als aanvulling bij de beschrijving van de voorzieningen op het vlak van veiligheid wordt in bijlage 3 de veiligheidsfiche en het volgens de Europese richtlijn 91/115/CEE opgestelde veiligheidsinformatieblad van Fluxys voor aardgas weergegeven. De veiligheidsaspecten worden behandeld in een algemene kwalitatieve risico-analyse die, naast een beschrijving van de oorzaken en gevolgen van een calamiteit, een overzicht omvat van mogelijke veiligheidsmaatregelen, zowel bij de oprichting als bij de exploitatie van een aardgastransportleiding. Aanvullend op de algemene kwalitatieve risicoanalyse gebeurt er een specifieke screening van de veiligheidsaspecten voor het traject van de geplande aardgasleiding. Hierbij worden de risico’s naar de omgeving en de risico’s van de omgeving op de ondergrondse hogedruk aardgasleiding beschouwd en wordt geëvalueerd of bijkomende specifieke veiligheidsmaatregelen nodig zijn.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 57 van 240
3
Overzicht van mogelijke effecten en grensoverschrijdende effecten
Gebaseerd op de algemene locatiekarakteristieken en de projectbeschrijving worden hieronder per discipline de voornaamste mogelijke effecten die t.g.v. het project redelijkerwijze kunnen verwacht worden in een overzicht weergegeven (zie Tabel 3-1.). Daarnaast wordt aangehaald dat er geen gewestgrensoverschrijdende effecten worden verwacht.
3.1
Algemene ingreep-effect relaties De ingreep-effect analyse omvat een globale analyse en afbakening van de te verwachten relevante milieueffecten. Hierin wordt de milieu-impact van het geplande project op (meestal) de huidige toestand beschreven. Het project omvat de aanleg van een aardgasleiding en kan in drie fasen opgedeeld worden: • • •
Aanlegfase: voorbereiding van de werken en de aanleg van de voorziene infrastructuren Exploitatie- en onderhoudsfase: exploitatie en onderhoud van de nieuwe infrastructuren Ontmantelingsfase
In dit ontheffingsdossier gaat de aandacht uit naar de effecten op: • • • • • •
bodem grondwater oppervlaktewater fauna en flora landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie mens en geluid
In de ingreep-effecttabel (Tabel 3-1) wordt een overzicht gegeven van de tijdelijke en permanente potentiële effecten op het biotisch en abiotisch milieu. In verdere paragrafen worden de effecten nader toegelicht, meer bepaald of ze voorkomen en in welke mate.
3.2
Globale verkenning van de ingreep-effecten
Op basis van gelijkaardige projecten die reeds eerder werden gerealiseerd, wordt in onderstaande tabel aangegeven welke de meest relevante effecten zijn om in dit dossier te onderzoeken. Zoals gezegd zal voor deze effecten, die de grootste impact hebben, onderzocht worden of het effect relevant is binnen de aandachtsgebieden door de ingrepen te combineren met de kwetsbaarheid van het gebied. Vóór de werken: voorbereidingsfase In de voorbereidende fase dient de signalisatie en de afbakening van het werkterrein te gebeuren. De vegetatie en bodemtoplaag in de werkzone worden verwijderd. Daarbij wordt rechtstreeks schade en verstoring toegebracht aan de bodem, de flora en fauna en het landschap. Op de door de aanleg van werk- en opslagzones eventueel gecompacteerde bodem zal een vegetatievernietiging en –wijziging optreden. Ook voor de discipline water worden effecten verwacht, daar men grachten en/of waterlopen zal overbruggen of inbuizen. Tijdens de werken: uitvoeringsfase De inzet van machinemateriaal en mensen gedurende de werken zal gevolgen hebben voor bodem, mens en fauna en flora (druk, lawaai). Het graven van sleuven en het plaatsen van de buizen heeft een permanente wijziging van de bodemkenmerken tot gevolg. De gedeelten van het tracé die door middel van een horizontaal gestuurde boring worden aangelegd zullen een veel beperkter milieueffect veroorzaken, aangezien hierbij over de lengte van de boring geen vegetatiewijziging- en vernietiging voorkomt (echter wel t.h.v. in- en uittredepunt), het bodemprofiel niet wordt uitgegraven en er geen kans op verdichting bestaat. Tevens dient niet bemaald te worden
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 58 van 240
indien de leiding wordt aangelegd m.b.v. een gestuurde boring. Uit eerdere ervaringen met horizontaal gestuurde boringen (bvb. tijdens de aanleg van de aardgasleiding tussen Dilsen en Lommel, waarbij onder andere de Abeek onderboord werd) kan gesteld worden dat door de boring het bovenliggende gebied niet verstoord wordt. Exploitatie en onderhoud De exploitatie van aardgasleidingen in open ruimte heeft geen invloed op de omringende ecosystemen. Wel wordt een strikte controle tijdens de exploitatie uitgevoerd, teneinde eventuele impacten op de leiding maximaal te voorkomen. Vermits aardgasleidingen quasi onderhoudsvrij zijn, worden schade en hinder beperkt tot tijdelijke en eenmalige ongemakken. Wel bepaalt het K.B. van 24 januari 1991 (art.1) dat binnen de beschermde zone die zich uitstrekt over 15 m aan weerszijden van de inplanting van de gasvervoerinstallaties een voorbehouden zone (5 m aan weerszijden van de leiding) wordt ingericht. In deze voorbehouden zone worden heesters en struikgewas, maar geen diepwortelende bomen toegelaten. In bijlage 4 bevindt zich een lijst met de mogelijke planten nabij de aardgasleiding. In geval van een calamiteit (lek/ breuk in de leiding) kan er een risico op een onveilige situatie ontstaan. Ontmantelingsfase De ontmantelingsfase wordt als niet relevant beschouwd voor dit project. Leidingen hebben een zeer lange levensduur (vergunning geldt telkens voor 50 jaar).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 59 van 240
Tabel 3-1: Overzicht ingreep-effectmatrix (mogelijke en te onderzoeken effecten) – aanleg in open sleuf Deelingrepen
Verwacht effect op … Bodem
Grondwater
Oppervlaktewater
Fauna / flora
Landschap, Bouwkundig Antropogeen milieu erfgoed en Archeologie (mens en geluid)
Verdichting
Wijziging infiltratieeigenschappen
Wijziging afvoereigenschappen
Biotoopverlies
Landschapsbeleving
Geluidshinder
Wortelschade
Landschapsstructuur
Visuele hinder
Rustverstoring
Cultuurhistorie
Bodemverstoring
Mogelijk verlies archeologische erfgoedwaarde
Beperking toegankelijkheid
Aanlegfase (aardgasleiding) A. Voorbereiding van de werkstrook B. Maatregelen om machines toegang te verschaffen tot het tracé
Versnippering
C. Verwijdering van de teelaarde van de rijstrook en de bouwsleuf
Verdichting Profielverstoring
Wijziging infiltratieeigenschappen
Mineralisatie
Biotoopverlies
Landschapsbeleving
Wortelschade
Landschapsstructuur
Rustverstoring
Cultuurhistorie
Bodemverstoring
Mogelijk verlies archeologische erfgoedwaarde
Versnippering
D. Installatie bemalingspompen en bemaling
Invloed op fysisch/chemische eigenschappen, inklinking
Wijziging grondwatersysteem
Wijziging waterkwantiteit Wijziging structuurkwaliteit
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 60 van 240
Biotoopwijziging door verdroging
Wijziging fauna/flora Mogelijk verlies archeologische erfgoedwaarde
Geluidshinder
Zettingen
Deelingrepen
E. Uitgraven van sleuf en werkputten
Verwacht effect op … Bodem
Grondwater
Oppervlaktewater
Fauna / flora
Landschap, Bouwkundig Antropogeen milieu erfgoed en Archeologie (mens en geluid)
Profielverstoring Verdichting
Wijziging infiltratieeigenschappen / grondwaterstroming
Verandering structuurkenmerken
Biotoopverlies
Landschapsbeleving
Geluidshinder
Wortelschade
Mogelijk verlies erfgoedwaarde
Visuele hinder
Bodemhygiëne
Rustverstoring Bodemverstoring
Cultuurhistorie
Barrièrewerking F. Aanleg aardgasleiding
Verdichting Verontreiniging door lekken van machines Inbrengen van bodemvreemde materialen, wijziging van bodemeigenschappen
G. Afwerking bouwsleuf
Verdichting Profielverstoring
Verontreiniging door lekken
Rustverstoring
Geluidshinder
Wijziging infiltratieeigenschappen
Wijziging infiltratieeigenschappen
Rustverstoring
H. Ontruiming werkstrook I. Herstellen van het terrein in de oorspronkelijke staat
Landschapsbeleving
Geluidshinder
Rustverstoring Verdichting
Wijziging infiltratieeigenschappen
Herstel hydrologische karakteristieken
Rustverstoring
Verlies aan erfgoedwaarde Landschapsbeleving
J. Bebakenen van de vervoerleiding
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
Landschapsbeleving
pagina 61 van 240
Visuele hinder
Deelingrepen
K. Bouw bovengrondse installatie
Verwacht effect op … Bodem
Grondwater
Oppervlaktewater
Fauna / flora
Landschap, Bouwkundig Antropogeen milieu erfgoed en Archeologie (mens en geluid)
Verdichting Profielverstoring
Wijziging infiltratiecapaciteit bodem
Wijziging afvoereigenschappen bodem
Biotoopverlies
Verlies aan erfgoedwaarde
Rustverstoring Versnippering
Geluidshinder Visuele hinder
Cultuurhistorisch Landschapsbeleving Landschapsstructuur
Exploitatiefase (aardgasleiding) Controle en onderhoud
Verdichting
Infiltratie
Biotoopverlies Rustverstoring
Calamiteiten (lek, scheur, explosiegevaar)
Ondergronds ruimtebeslag en erfdienstbaarheid
Onrechtstreeks bodemverontreiniging door blusmiddelen (secondaire branden)
Onrechtstreeks verontreiniging door blusmiddelen (secondaire branden)
Biotoopverlies
Wijziging fauna/flora
Hinder; gezondheidsrisico’s, onveiligheidsgevoel
Effect aanwezigheid leiding wijziging grondwaterstroming
Ecotoopwijziging (geen diepwortelende bomen)
Landschapsbeleving
Bouwverbod in de voorbehouden zone
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
Versnippering
pagina 62 van 240
Verlies erfgoedwaarde Landschapsstructuur
Tabel 3-2
Ingreep-Effectmatrix (mogelijke en te onderzoeken effecten) aanleg door ‘horizontaal gestuurde boring’
Deelingrepen
Verwacht effect op … Bodem
Grondwater
Oppervlaktewater
Fauna / flora
Landschap, Bouwkundig Antropogeen milieu Erfgoed en Archeologie
Aanlegfase Verdichting (door machines) Aanleg van de werkplaatsen (in- en uittredepunt)
Structuurwijziging
Biotoopverlies
Landschapsbeleving
Geluidshinder
Verontreiniging bij calamiteiten
Wortelschade
Landschapsstructuur
Beperking toegankelijkheid
Rustverstoring
Visuele hinder
Bodemverstoring
Afgraven van de teelaarde
Profielverstoring
Barrièrewerking
Mineralisatie
Biotoopverlies
Verhoogde afspoeling van bodemmateriaal
Wortelschade
Horizontaal gestuurde boring
Geluidshinder Visuele hinder
Rustverstoring
Verdichting Inbrengen van bodemvreemde materialen, wijziging bodem-
idem
Bodemverstoring
Landschapsbeleving
Beïnvloeding grondwaterstroming
Rustverstoring
Geluidshinder Effect op cultuurhistorie
eigenschappen Verdichting Aan- en afvoer van materialen
Verontreiniging door lekken
Verontreiniging door lekken
Rustverstoring
Stofhinder Geluidshinder Verkeershinder: Beperking toegankelijkheid
Aanvullen van de sleuf,
Rustverstoring
Terugplaatsen teelaarde
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
Landschapsbeleving
pagina 63 van 240
Landschapsbeleving
Geluidshinder
Deelingrepen
Verwacht effect op … Bodem
Grondwater
Oppervlaktewater
Bebakenen van de vervoerleiding Herstellen van het terrein in de oorspronkelijke staat
Wijziging bodemstructuur
Herstel normale grondwaterpeil
Herstel normale hydrologische karakteristieken
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 64 van 240
Fauna / flora
Landschap, Bouwkundig Antropogeen milieu Erfgoed en Archeologie
Rustverstoring
Landschapsbeleving
Rustverstoring
Landschapsbeleving
Visuele hinder
4
Beschrijving van de bestaande situatie, effecten en maatregelen
Onderstaande beschrijving geeft per discipline een afbakening van het studiegebied (op basis van de reeds beschikbare data), een bijkomende toelichting omtrent de juridische en beleidsmatige context (waar relevant), een beschrijving van de bestaande situatie, de toekomstige toestand, een beschrijving van de effecten die verwacht worden en een overzicht van de maatregelen die (waar nodig) genomen dienen te worden.
4.1
Bodem
4.1.1
Afbakening van het studiegebied Het projectgebied bestaat uit de werkstrook, met aandacht voor die zones waar grondwerken zullen plaatsvinden, waar mogelijk grond/materialen wordt gestockeerd of waar tijdens de exploitatie nog een invloed op de bodem te verwachten valt. Het studiegebied kan worden opengetrokken tot buiten het projectgebied wat bodemkwaliteit betreft en dan meer bepaald de mogelijke effecten van verontreinigingsbronnen in de nabije omgeving van de werkstrook. De geologische situatie wordt beschreven tot op de diepte waar eventuele horizontaal gestuurde boringen worden gerealiseerd. Effecten op het diepere grondwater worden besproken onder de discipline grondwater.
4.1.2
Beschrijving van de bestaande toestand Kaart 3: Referentiesituatie Bodem
4.1.2.1 Geologie en geomorfologie Het projectgebied bevindt zich in de Kempen en is langsheen de geplande aardgasleiding relatief vlak met lokaal enkele grotere terreinverschillen. Het desbetreffende terrein bevindt zich langs de leiding op een hoogte tussen de 21 en 52 m TAW. Ter hoogte van de aardgasleiding worden volgende tertiaire lagen teruggevonden: Formatie van Diest, Formatie van Boom en Formatie van Eigenbilzen. Over het gehele tracé worden volgende quartaire lagen teruggevonden (niet in volgorde): •
FLPw: Fluviatiele afzettingen van het Weichseliaan;
•
ELPw: Eolische afzettingen, zand tot zandleem;
•
HQ: hellingsafzettingen van het quartair;
•
EH: zandige eolische afzettingen van het Holoceen;
•
FH: fluviatiele afzettingen van het Holoceen.
Onder het Quartair verstaat men de jongste twee miljoen jaar van de aardgeschiedenis. De dikte van het Quartair varieert van 1,5 m in het noorden van het projectgebied tot 9 m in het zuiden van het projectgebied (bron: diktekaart van het Quartair - Belgische Geologische Dienst). De dikte is tevens af te leiden uit de boringen (bron: Databank Ondergrond Vlaanderen) in de hieronder weergegeven tabel en op kaart 3. De Quartaire afzettingen worden doorgaans als doorlatend beschouwd. Indien er veel sterk antropogene gronden zijn, kan de samenstelling van de bovenste meter(s) sterk verschillen ten gevolge van dempingen, ophogingen, verhardingen enz.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 65 van 240
Tabel 4-1: Overzicht boringen Boornr (zie kaart 3)
Jaar boring
Diepte Quartair
Bodemtype (o.b.v. beschrijving lithologie)
1
2004
9m
0.0 – 1,35 1,36 – 3,30 3,31 – 4,10 4,11 – 8,00 8,01 – 9,00 9,01 – 13,0
Fijn zand Leem Veen Leem Fijn zand Zand (Formatie van Diest – Tertiaire)
2
1895
3m
0,00 – 3,00 3,01 – 14,00
Leemhoudend zand Zand (Formatie van Diest – Tertiaire)
3
1933
1,5 m
0,00 – 1,50 1,51 – 12,0
Kwartsrijk zand Zand (Zand van Diest – Tertiaire)
4
1883
1,75 m
0,00 – 1,75 1,76 – 2,30
Wit zand Zand (Formatie van Diest – Tertiaire)
5
1896
0,90 m
0,00 – 0,90 0,91 – 1,50
Zandige klei Zand (Formatie van Diest – Tertiaire)
6
1896
0,20 m
0,00 – 0,20 0,21 – 1,70
Gestoorde grond Zand (Formatie van Diest – Tertiaire)
7
1896
1,8 m
0,00 – 1,80 1,81 – 2,40
Kwartsrijk zand Zand (Formatie van Diest – Tertiaire)
4.1.2.2 Bodemgesteldheid De beschrijving van de bodem op de bodemkaart betreft de bovenste 1,25 m grond vanaf het maaiveld. de
De aardgasleiding doorkruist voor ca. 2/3 van haar traject zandgronden (S en Z, ca. 13 km). Verder loopt de aardgasleiding over meer dan 1,5 km over kleigronden. Ze doorkruist ook nog antropogene gronden, veengrond, leemgronden en een landduin. De aardgasleiding loopt voornamelijk over vochtige en natte bodemtypes. Het grootste deel van de aardgasleiding doorkruist bodems waarin een profiel aanwezig is. De voornaamste aanwezige profielen zijn: •
gronden met diepe antropogene humus A horizont (plaggengronden) (m),
•
gronden met zwakke humus en/of ijzer aanrijkingshorizont (f),
•
gronden met duidelijke humus en/of ijzer aanrijkingshorizont (podzolen) (g).
In onderstaande tabel worden alle doorkruiste bodemtypes opgelijst. Tabel 4-2: Voorkomende bodemtypes langs de aardgasleiding Bodemtype
Lengte (m)
% tov totale lengte tracé
Omschrijving
Antropogeen
408
2,4
OB, OE
Landduin
128
0,7
X
Droog zand
2918
16,0
Zbf, Zafc, Zafe, Zbfc, Sbfc,Sbm(g), Sbmc
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 66 van 240
Bodemtype
Lengte (m)
% tov totale lengte tracé
Omschrijving
Vochtig zand
9236
51
Zdfc, Sdg, Scf, Zcf, Sdc, Zcg, Zdg, Zdp, Sdfc, Scm
Nat zand
954
5,3
w-Zef, Sep, Sfpm, Sfcz, Sefc, Sfp
Vochtig zandleem
266
1,5
sLdp,Pdm, Pdp, Pdf
Nat zandleem
629
3,5
Pepz, Pfpm, Pfpz
Vochtige leem
966
5,3
Adp
Natte leem
89
0,5
Afpb
Vochtige klei
41
0,2
Edx
Natte klei
1840
10,2
Efp, Eep
Kleicomplexen
78
0,4
E-Z
Veen
539
3,0
V
In de Databank Ondergrond Vlaanderen zijn verschillende boringen en sonderingen opgenomen die zich op of net naast het tracé bevinden. Deze boringen werden uitgevoerd tussen 1896 en 2004. De boringen, dewelke voldoende detail weergeven, bevestigen de gegevens van de bodemkaart (zie Tabel 4 4-1 en kaart 3). Er werd een grondonderzoek uitgevoerd door SGS (sonderingen) en een bijkomend 5 grondonderzoek door Geolab bvba (boringen).
4.1.2.3 Bodemkwaliteit en bodemhygiëne Volgens de “digitale versie van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen, OVAM, Afdeling Bodemsanering en Attestering, toestand 03/12/2013” bevinden er zich binnen een buffer van 200 m rond de aardgasleiding: •
•
Oriënterend bodemonderzoek (dossiernummer) o
Tessenderlo: 10839 (2011), 20058 (2005), 24819 (2004), 4431 (2002), 491 (2012), 5316 (2007), 6629 (2003), 35287 (2010), 35795 (2010), 51064 (2012), 8450 (2005);
o
Diest: 17332 (2011);
o
Halen: geen;
o
Beringen: geen;
o
Lummen: geen.
Beschrijvend bodemonderzoek: o
Beringen en Tessenderlo: 5099 (2009) .
Uit deze informatie wordt afgeleid dat op verschillende terreinen bodemonderzoeken hebben plaatsgevonden, maar dat er geen verontreinigingen werden aangetroffen die aanleiding gaven tot verder onderzoek en/of sanering.
4
SGS: Rapport betreffende een grondonderzoek te Tessenderlo – Diest van 20 mechanische sonderingen met een capaciteit van 200 kN i.o.v. Fluxys n.v. (data uitvoering: 21 en 29 mei 2012; data rapport: 11/06/2012)
5
Geolab b.v.b.a.: Verslag grondonderzoek aardgasvervoerleiding Tessenderlo – Diest over 30 uitgevoerde onderkenningsboringen i.o.v. Fluxys n.v. (20/08/2012)
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 67 van 240
De kans op het voorkomen van verontreiniging wordt verondersteld kleiner te zijn indien er geen VLAREBO-activiteiten hebben plaatsgevonden in het verleden of wanneer er geen plaatsvinden in de huidige toestand. Ongeveer 80% van het tracé loopt doorheen landbouwgebied (volgens gewestplanbestemming) en voor ongeveer 14% door bos- en natuurgebied, samen ca. 94%. Aangezien landbouwactiviteiten en natuurgebied niet aanzien worden als VLAREBO-plichtige activiteiten wordt de kans op bodemverontreiniging klein geacht. Op basis van het rapport ‘Vallei van de Drie Beken: watersysteem en ecologie’ (INBO, 2008), kunnen volgende vaststellingen worden gemaakt: •
de (oever)bodems in het overstromingsgebied van de Winterbeek zijn verontreinigd tot zeer verontreinigd met arseen;
•
de oeverbodems langsheen de Winterbeek zijn zwaar verontreinigd met cadmium;
•
de oeverbodems zijn verontreinigd met zink;
•
er is, gezien de bestemming als natuurgebied, een beperkt potentieel risico voor de mens omwille van de verontreiniging.
Ter hoogte van de Winterbeek wordt in de nabije toekomst een sanering voorzien van de waterloop (waterbodem) en omliggende vervuilde oevers en komgronden.
4.1.2.4 Bodemverdichting en –stabiliteit Verdichting van de bodem door betreding treedt op wanneer de druk van de gebruikte voertuigen groter wordt dan het draagvermogen van de bodem. De druk die door voertuigen wordt uitgeoefend, is vooral afhankelijk van de bandenspanning, en in 6 mindere mate van de bandbelasting . Het draagvermogen van de bodem wordt bepaald door de bodemtextuur, de bodemvochtigheid en het gehalte aan organisch materiaal in de bodem. Bodems met een fijne textuur (zoals leem) en een hoog vochtgehalte zijn zeer gevoelig voor verdichting. Algemeen kan gesteld worden dat de bodem een gemiddeld draagvermogen heeft van 1 bar. De gevoeligheid voor verdichting van de bodem kan afgeleid worden op basis van de bodemserie zoals aangegeven op de bodemkaart. Langsheen de aardgasleiding komen verschillende bodemtypes voor die gevoelig zijn aan verdichting zoals vochtige en natte klei, natte en vochtige leem, vochtige en natte zandleem en veen. Alhoewel het risico op bodemverdichting in eerste instantie dus gerelateerd wordt aan textuur en vochttoestand van de bodem, kan een specifieke profielontwikkeling het risico op, en meer bepaald de impact van verdichting ook beïnvloeden. Hierbij kan de dikte en samenstelling van de A-horizont zo de impact van de verdichting op de B-horizont beïnvloeden. Bodems met een profiel dat gevormd is door langdurig landbouwgebruik worden verondersteld minder gevoelig voor verdichting te zijn. Door de bodembewerkingen ontstaat er net onder de ploegvoor, op een diepte vanaf 25 à 35 cm-mv, een min of meer verharde, enigszins verdichte bodemlaag. Deze laag met dikte van ca. 5 à 10 cm heeft na lange jaren een juist voldoende precompressiesterkte gekregen om de drukken die door de landbouwmechanisatie op de bodem worden uitgeoefend op te vangen. In de meeste landbouwbodems ligt deze min of meer verharde laag in de B-horizont, of op de overgang met de Ahorizont. In de bodems met een typisch landbouwprofiel (bijvoorbeeld de plaggenbodems) is het risico en impact van de verdichting dus waarschijnlijk lager. Voorgaande neemt niet weg dat de verdichting (en effecten zoals verslemping, wijziging infiltratievermogen) in de bovenste laag van de bodem, het sterkst wordt bepaald door de textuur en
6
Dit hangt samen met het feit dat een luchtband bij constante spanning en toenemende belasting steeds verder afplat, waardoor het contactoppervlak bijna evenredig toeneemt, zodat de gemiddelde gronddruk vrijwel constant blijft. Een hoge bandenspanning zal sneller aanleiding geven tot verdichting.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 68 van 240
vochttoestand en deze aspecten dus in beschouwing genomen worden voor de beoordeling van de verdichtingsgevoeligheid van de doorkruiste bodems. De aardgasleiding doorkruist in het totaal 4.063 m voor verdichting gevoelige tot uiterst gevoelige bodem: •
matig gevoelig voor verdichting: nat zandleem en vochtige leem, over een lengte van 1.595 m (8,8%);
•
zeer gevoelig voor verdichting: natte leem en natte klei, over een lengte van 1.929 m (10,7%);
•
uiterst gevoelig voor verdichting: veen over een lengte van 539 m (3,0%).
Ter hoogte van de Demervallei (deeltracé 28-32) treffen we natte klei en vochtige en natte leem aan. Ter hoogte van de Vallei van de Drie Beken (deeltracé 4, 6, 7) treffen we vooral veen en natte klei aan. Ter hoogte van de vallei van de Zwarte Beek (deeltracé 16-17) treffen we nat zandleem aan. Het betreft dus de vochtigere valleigronden.
4.1.2.5 Profielontwikkeling Een bodemprofiel is het resultaat van een ontwikkelingsproces, waarbij horizonten worden gevormd in een moedermateriaal. De aan- of afwezigheid van het bodemprofiel en het type kan worden afgeleid uit de bodemkaart. In Tabel 4-3 worden de verschillende profielen beschreven die voorkomen langsheen de aardgasleiding. De aardgasleiding loopt in totaal over een lengte van 2.685 m doorheen bodems die uiterst tot zeer gevoelig zijn voor profielvernietiging. Tabel 4-3: Voorkomende profielen langsheen de aardgasleiding profiel
omschrijving gronden
Lengte (m)
% t.a.v. tracé
gevoelig
c
gronden met sterk gevlekte (of met verbrokkelde) textuur B horizont
45
0,3
matig
f
weinig duidelijke humus of/en ijzer B horizont (bruine Podzolachtige bodems)
9.484
52,5
matig
g
duidelijke humus en/of ijzeraanrijkingshorizont (podzolen)
1.041
5,8
zeer
m
diepe antropogene humus A horizont (plaggengrond)
1.684
9,3
uiterst
p
geen profielontwikkeling
4.635
25,7
niet
-
geen aanduiding
1.153
6,4
niet
De belangrijkste bodems hiervan zijn de bodems met profielontwikkeling m die wijzen op het voorkomen van een plaggenbodem en de bodems met profielontwikkeling g (duidelijke humus- en/of ijzer B-horizont) die de podzolen aanduiden. De plaggenbodem is gevormd tengevolge menselijke invloed. Gedurende eeuwen werd er door de boerenbevolking van de Zandstreek het tekort aan stro voor het strooien bij de dieren op stal, aangevuld door heideplaggen of gras- en onkruidplaggen. Vermengd met en doordrongen door de
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 69 van 240
uitwerpselen van de dieren werden ze als mest elk jaar op de akker gebracht en ingewerkt. Samen met de organische bestanddelen werd er dus elk jaar ook heel wat zand afkomstig van de braken, via de stal, op de akker gestrooid. Wanneer men nu elk jaar een ophoging van 1 mm aanneemt, kan men gemakkelijk de 50 tot 60 cm dikke zwart humeuze bovengrond uitleggen die veel voorkomt op de oude cultuurgronden. Een Podzol is een typische bodemontwikkeling waarbij het profiel gekenmerkt wordt door de opvolging van volgende bodemhorizonten: bovenaan zit er een uitgeloogde bleke laag, eronder treft men de bruin-zwarte humus-aanrijkingslaag. Onder de humuslaag zit er een ijzeraanrijkingslaag, gekenmerkt door een harde structuur en feloranje kleur. Dit profiel ontwikkelt zich onder heidevegetatie en is in de Vlaamse zandstreek ontstaan bij sterke vegetatiewijzigingen, vaak door ingrijpen van de mens (ontbossing). De bodems met een profielontwikkeling f zijn onduidelijke podzolbodems. Deze groep is samengesteld uit zwak ontwikkelde Podzolen, gestoorde zwakke Podzolen (magere Podzolen) en eveneens bodems met typische ijzer-humus accumulatiehorizont onder een bedekking van ruwe humus en met weinig uitlogingsverschijnselen. Losgekoppeld van enige gebruiksfunctie kan een bodem als waardevol beschouwd worden vanuit een wetenschappelijk of maatschappelijk oogpunt. De ontwikkeling van een bodemprofiel is immers doorgaans een proces van duizenden jaren onder specifieke omstandigheden zoals de invloed van het moedermateriaal, het substraat, het klimaat, de geomorfologie en hydrologie, de fauna en flora, en de mens. Op deze manier vormt een bodemprofiel een weerspiegeling van de natuurlijke en cultuurhistorische voorgeschiedenis van een bepaalde locatie. Het bewaren en beschermen van de bestaande waardevolle bodems in Vlaanderen is belangrijk voor het behoud van ons bodemkundig patrimonium. De waarde van de verschillende profielen langsheen de aardgasleiding werden afgetoetst aan de criteria voor de identificatie van waardevolle erfgoedbodems in Vlaanderen. De doorkruiste gronden zijn evenwel niet opgenomen in de databank ‘waardevolle erfgoedbodems in Vlaanderen’.
4.1.2.6 Erosie De aardgasleiding doorkruist voor 80% landbouwgronden. Volgens de erosiekaart (versie 2010) doorkruist de aardgasleiding een beperkt aantal percelen die onderhevig zijn aan erosie. Het betreft hier nagenoeg uitsluitend erosiegevoelige landbouwgrond.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 70 van 240
Figuur 4-1: Erosiegevoeligheid
4.1.2.7 Bodemgebruik en geschiktheid 80 % van het projectgebied bestaat, zoals eerder vermeld, uit agrarisch gebruik (deels landschappelijk en ecologisch waardevol). Het bodemgebruik langsheen de aardgasleiding komt aan bod in de discipline mens. De vegetatie die zich op de doorkruiste percelen bevindt, wordt besproken in de discipline fauna en flora.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 71 van 240
Op basis van de data beschikbaar in de bodemkaart werd ook een bodemgeschiktheidskaart voor de landbouw opgemaakt. De gebruikte bodemgeschiktheidskaarten zijn gebaseerd op de bodemserie en geven dus eigenlijk de intrinsieke natuurlijke vruchtbaarheid verbonden aan een bodemserie weer.
Op basis van de bodemgeschiktheidskaart wordt bepaald dat: •
de bodem weinig tot matig geschikt is voor akkerbouw;
•
de bodem als grasland matig tot geschikt is in de omgeving van Tessenderlo, matig tot geschikt is in de Vallei van de Drie Beken, geschikt tot zeer geschikt is ter hoogte van de Vloedgracht en Laarbeek en geschikt tot zeer geschikt ter hoogte van de Gorenbeek;
•
de bodem voor extensieve groententeelt weinig tot matig geschikt is, en beperkt geschikt is ter hoogte van de Gorenbeek en Demer;
•
de bodem geschikt is voor fruitteelt ter hoogte van Meldert en Lummen.
Er kan globaal worden geconcludeerd dat de gronden langsheen het geplande tracé beperkt geschikt zijn voor akkerbouw en eerder geschikt zijn als grasland. Het al dan niet geschikt zijn van een bepaalde bodem voor een bepaalde teelt is echter te wijten aan meerdere uiteenlopende factoren: •
bodemkenmerken van boven- en ondergrond (fysisch, scheikundig en biologisch);
•
klimaat: temperatuur, zonneschijn en neerslag;
•
hydrologie;
•
fytotechnische kenmerken: cultivar, zaaitijdstip, oogstdatum;
•
socio-economische situatie;
waardoor lokaal de bodem al dan niet wel geschikt kan zijn voor een bepaalde teelt.
4.1.3
Beschrijving van de toekomstige toestand en de verwachte effecten De effecten voor de discipline bodem zullen zich vooral voordoen in de aanlegfase van de aardgasleiding. Aangezien tijdens de exploitatie weinig effecten verwacht worden, worden beide fasen samen behandeld. Kaart 9: Effectenkaart Bodem.
4.1.3.1 Structuurwijziging Verdichting van de bodem veroorzaakt enkele secundaire effecten: door het lagere poriënvolume van de bodem kan er minder regenwater infiltreren, waardoor meer water afstroomt, de grondwatertafel minder gevoed wordt, de piekdebieten in de waterlopen stijgen, het erosierisico stijgt, wortelgroei bemoeilijkt wordt, enz. De daling van de structuurkwaliteit van de bodem door compactie, heeft bijgevolg ook secundaire effecten op de waterhuishouding en de vegetatie. De verdichtingsgevoelige bodems bevinden zich langsheen deeltracé 3a, 3, 4, 6, 7, 8, 16, 23, 28-33. Ruimtelijk gesitueerd, zijn dit de valleigebieden van de Drie Beken, de Zwarte Beek en de Demer. Veelvuldig bemalen ter hoogte van veengronden heeft als gevolg dat de veengrond uitdroogt en het bodempeil daalt. Dergelijke bodems komen voor ter hoogte van deeltracé 4, 6, 7 en 16, zijnde langsheen de Winterbeek en Schoestersvliet. Tijdens de aanleg zullen er binnen de werkzone materialen, grond en aanvullingszand aan- en afgevoerd worden. In deze zone bestaat het gevaar dat door veelvuldig berijden met vrachtwagens de grond in zekere mate zal gecompacteerd worden. Tevens kan verdichting optreden door het stockeren van de gronden en in mindere mate door betreding bij controle en onderhoud. In Tabel 4-4 wordt overlopen waar er risico op verdichting is en welke werken er gepland zijn in deze zones bij de aanleg van de aardgasleiding.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 72 van 240
Zones met lijninfrastructuren (sporen, autostrades…) worden geacht reeds verstoord te zijn waardoor het risico op verdichting door de aanleg van leidingen minimaal is. Deeltracé 28 is gelegen langsheen lijninfrastructuur waardoor de bodem hier als reeds verdicht kan worden beschouwd. De zone met veenbodems ter hoogte van de Winterbeek en Schoestersvliet wordt volledig onderboord door middel van een horizontaal gestuurde boring. Hierdoor kan gesteld worden dat er hier geen risico op verdichting optreedt voor de uiterst gevoelige veenbodems. Om deze HGB te kunnen uitvoeren, dienen er in- en uittredepunten voorzien te worden. Deze liggen evenwel (voor HGB A en B) in verdichtingsgevoelig gebied, zijnde natte klei en vochtig leem, met een totale oppervlakte van 16.250 m². De mogelijke verdichting van deze werkzones wordt matig negatief beoordeeld, maar zijn een rechtstreeks gevolg van de maatregel (HGB) om de uiterst gevoelige zones voor verdichting (veen) niet te verstoren. Gezien de randvoorwaarden (aanwezige infrastructuur, technische beperkingen) is het niet mogelijk om de in- en uittredepunten tot buiten de verdichtingsgevoelige zones te brengen. Ook de overige deeltracés met verdichtingsgevoelige bodems worden grotendeel gekruist door middel van een horizontaal gestuurde boring (deeltracés 16 (HGB C), 23 (HGB D) en 28-32 (HGB E)), waardoor ook hier geen effect inzake verdichting te verwachten is. Strengzone A is niet gelegen in een verdichtingsgevoelige zone. Strengzone B en E vallen volledig in een verdichtingsgevoelige zone (vochtig leem en natte klei) en buiten de werkzone. De strengzone B wijkt in beperkte mate af van de werkstrook ter hoogte van deeltracé 4-6. Er is daarbij een extra strengzone met een breedte van 10 m noodzakelijk in een verdichtingsgevoelige zone. Strengzone E valt niet samen met de aardgasleiding, maar situeert zich in verdichtingsgevoelig gebied. Het drukreduceerstation in Diest bevindt zich in een verdichtingsgevoelige zone.
Tabel 4-4: Indicatie risicozones verdichting en kwantificering. Deeltracé
Lengte (m)
Opp. risico op verdichting (m²)
Gevoeligheid voor verdichting
Geplande werken
2
25
400
Zeer gevoelig
Open sleuf
3
599
14376
Gevoelig tot zeer gevoelig
Open sleuf
3a
9
216
Zeer gevoelig
Open sleuf
4
564
-
Gevoelig tot uiterst gevoelig
HGB
6
52
-
Gevoelig tot uiterst gevoelig
HGB
7
285
-
Gevoelig tot uiterst gevoelig
HGB
8
79
1.896
Gevoelig tot zeer gevoelig
Open sleuf
16
404
-
Gevoelig tot uiterst gevoelig
HGB
17
9
-
Gevoelig
HGB
23
128
-
Gevoelig
HGB
28
930
22.320
Gevoelig tot zeer gevoelig
Open sleuf
29
43
-
Gevoelig
HGB
30
87
-
Gevoelig
HGB
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 73 van 240
Deeltracé
Lengte (m)
Opp. risico op verdichting (m²)
Gevoeligheid voor verdichting
Geplande werken
31
470
-
Gevoelig tot zeer gevoelig
HGB
32
110
-
Zeer gevoelig
HGB
33
28
-
Zeer gevoelig
HGB
33
-
2.725
Gevoelig
Drukreduceerstation
Strengzone B
420
4.200
Gevoelig
Voorbereiding Streng B (valt gedeeltelijk samen met deeltracé 4-6)
Strengzone E
1.100
11.000
Gevoelig tot zeer gevoelig
Voorbereiding streng E
Gezien de preventieve maatregelen die genomen worden tijdens de aanlegfase van de aardgasleiding nl. de aanleg van een zandbaan, en de uitvoeringsmodaliteiten (HGB’s onder een groot deel verdichtingsgevoelige zone’s) worden de uiteindelijke effecten op de structuur van de bodem als beperkt negatief ingeschat.
4.1.3.2 Profielwijziging De aardgasleiding loopt in totaal over een lengte van 12.254 m doorheen bodems die matig tot uiterst gevoelig zijn voor profielvernietiging: •
1.684 m hoofdzakelijk zandgronden met een profielontwikkeling ‘m’ d.w.z. plaggengrond (uiterst gevoelig);
•
1.041 m vooral nat, vochtig en droog zand. Het betreft podzolen (profielontwikkeling ‘g’) welke zeer gevoelig zijn;
•
9.529 m vooral vochtig en nat zand. Het betreft bodems met profielontwikkeling ‘f’ en ‘c’ welke matig gevoelig zijn.
Ter hoogte van de strengzones komen eveneens bodems voor die zeer tot uiterst gevoelig voor profielvernietiging zijn. Op kaart 9 worden de profielverstoringsgevoelige bodems g en m weergegeven. De aardgasleiding zal voor het grootste deel via de open sleufmethode aangelegd worden. De bodemlagen worden apart gestockeerd bij het uitgraven van de sleuf. Na aanleg van de aardgasleiding zullen de uitgegraven materialen in hun oorspronkelijke positie teruggeplaatst worden. Door het hanteren van deze werkwijze bij de aanleg van de aardgasleiding kan de oorspronkelijke opeenvolging van de sedimenten redelijk hersteld worden. De karakteristieke profielopbouw van de bodem gaat echter wel verloren, wat als negatief te beoordelen is. Ook het inwerken van de zandbaan (die werd voorzien ter beperking van de bodemverdichting) in verdichtingsgevoelige zones bij de methode van de aanleg van de aardgasleiding in de B-horizont betekent een wijziging van het oorspronkelijke bodemprofiel wat als negatief beschouwd wordt. Aangezien de diepe vergraving bij het uitgraven van de sleuf reeds heeft gezorgd voor de eerste en impactbepalende profielverstoring (in de zones met waardevolle profielen) wordt het onderbrengen van de zandbaan niet van die aard beschouwd dat hiervoor een andere maatregel (zoals bijvoorbeeld rijplaten) dient overwogen te worden. De beoordeling inzake profielvernieting wordt derhalve niet bepaald door de keuze inzake milderende maatregelen met betrekking tot bodemverdichting (zandbaan of rijplaten). Specifiek voor de delen van deeltracés 3 en 8 gaat het hier om een honderdtal m met profielontwikkeling m en profielontwikkeling g. Voor de aanleg van de aardgasleiding via een persing of horizontaal gestuurde boring is de verstoring gering. Ter hoogte van het in- en uittredepunt van de horizontaal gestuurde boring worden de profielen
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 74 van 240
wel gewijzigd, doch deze zijn niet gelegen in zones die gevoelig zijn voor profielverstoring. Er worden geen negatieve effecten voor profielverstoring verwacht in de strengzones aangezien hier niet dient gegraven te worden. Ter hoogte van een persing is de zone die wordt uitgegraven iets breder dan de normale werkstrook, waardoor de mogelijke profielverstoring hier ook iets groter is. Per persing (combinatie persput en ontvangstput) wordt een extra profielverstoring over een gebied van ca. 41 m² verwacht. Dit komt voor bij die persingen waar de leiding in een zone met een waardevol bodemprofiel aangelegd wordt. Dit zijn de persingen in deeltracés 11, 19, 21 en 27 (bodemprofiel f, matig waardevol). Voor de bodems met ontwikkelingstype p en x is er geen verstoring van bodemprofiel te verwachten, vermits er in deze bodems nog geen of slechts in zeer beperkte mate een bodemontwikkeling heeft plaatsgevonden. In volgende tabel wordt een inschatting gemaakt van de te verwachten oppervlakte aan zeer gevoelige en uiterst gevoelige bodemprofielen die zal verstoord worden bij aanleg van de aardgasleiding. Concreet betekent dit de aanleg van de aardgasleiding in open sleuf in podzolen of plaggenbodems. In de kwantificering wordt de oppervlakte profielwijziging berekend door de breedte van de sleuf (2m) te vermenigvuldigen met de lengte van de tracédelen die dit bodemprofiel doorkruisen door middel van een open sleuf. Tabel 4-5: Risico op profielwijziging: kwantificering. Doorkruiste profielen (matig tot uiterst gevoelig) g,m
Lengte profieldoorkruising (m) 2.725
Opp. Profielwijziging (m²) 5.450
De kwantificatie in bovenstaande tabel is een maximale benadering aangezien in verschillende van deze deeltrajecten kleinere en grotere wegen, spoorwegen en waterlopen worden gekruist. Op deze plaatsen kan gesteld worden dat het bodemprofiel reeds verstoord is door de aanleg en/of aanwezigheid van die infrastructuren. Hierdoor zal het aandeel profielwijziging iets minder zijn dan in bovenvermelde tabel. Het tracé doorkruist deels de uiterst gevoelige plaggenbodems en deels de zeer gevoelige podzolbodems. Tijdens de exploitatiefase wordt geen effect verwacht op het bodemprofiel. Het profiel is ter hoogte van de leiding wel blijvend verstoord door de aanwezigheid van de aardgasleiding. Aangezien over een lengte van ca. 2.725 m of 5.440 m² waardevolle profielen (g,m) doorsneden worden door het aanleggen van de aardgasleiding in open sleuf wordt de effectgroep profielwijziging als matig tot sterk negatief beoordeeld. In de zones met plaggenbodems en podzolen wordt een verdere scheiding van de uitgegraven bodemlagen doorgevoerd, dan enkel het onderscheid tussen teelaarde en rest van de grond. Het betreft deeltracé 2, 3, 8, 9, 26 en 27. Door deze maatregelen te treffen is het effect van profielvernietiging als beperkt negatief te beoordelen. De aanhorigheden bij begin- en eindpunt van de leiding, respectievelijk het knooppunt en het schraapkolfstation te Tessenderlo en het drukreduceerstation te Diest, bevinden zich niet ter hoogte van een zone gevoelig voor profielverstoring.
4.1.3.3 Wijziging bodemhygiëne Bij de aanleg van de aardgasleiding wordt er naar gestreefd om het uitgegraven materiaal volledig te gebruiken voor de heropvulling van de sleuf. Hierdoor wordt er dus geen “gebiedsvreemd” materiaal aangewend, waardoor de kans op een mogelijke wijziging van de bodemkwaliteit (o.a. op het vlak van textuur, milieuhygiënische kwaliteit, e.d.) bijna onbestaande is. Ook de tijdelijke stockage van de uitgegraven (niet verontreinigde) grond naast de sleuf zal geen aanleiding geven tot een wijziging van de bodemkwaliteit. Er wordt een beperkte hoeveelheid gebiedsvreemd materiaal toegevoegd, door lokaal t.h.v. specifieke gebieden, zoals verdichtingsgevoelige zones, gebruik te maken van een zandbaan tijdens de aanlegfase. Er dient evenwel aan de geldende wetgeving inzake grondverzet te worden voldaan, zodoende er geen effecten inzake verontreiniging verwacht worden.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 75 van 240
Op kaart 3 worden binnen een straal van 200 m de percelen weergegeven waar er een onderzoeksactiviteit is verricht (oriënterend of beschrijvend bodemonderzoek of bodemsaneringsproject). Als eventuele verontreiniging zich tot in de werkstrook heeft verspreid op deze locaties, kan bij de graafwerken en eventuele bemalingswerken verontreiniging uit de bodem worden verwijderd. De verwijdering van de verontreiniging wordt als positief beschouwd. Stockage van de verontreinigde grond ter plaatse kan echter tot verspreiding van de verontreiniging leiden, wat dan weer negatief wordt beoordeeld. Daar de uitgevoerde bodemonderzoeken niet geleid hebben tot een saneringsproject en de activiteiten hoofdzakelijk agrarisch zijn, is de kans op eventuele verontreinigingen gering. De zone van de Winterbeek (deeltracé 4), waar er zich verontreinigingen bevinden en in de nabije toekomst een bodemsanering wordt voorzien, zal gekruist worden met een horizontaal gestuurde boring. Om de sanering niet te hypothekeren dient minstens 2 m onder de huidige beekbodem gebleven te worden en dient deze diepte tot op een afstand van 30 m van de beek aangehouden te worden. De aanleg van de aardgasleiding wordt hier uitgevoerd voor middel van een horizontaal gestuurde boring, waarbij de leiding zich op een diepte van ongeveer 14 m onder de beekbodem bevindt en er pas bovengekomen wordt op een afstand van 50 m van de oevers. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat de aanleg van de leiding volgens deze methode de uitvoering van de bodemsanering niet beperkt. Effecten op de bodemhygiëne omwille van het verplaatsen van verontreinigingen, etc. zijn dan ook minder relevant dankzij de voorziene aanlegtechniek. Hiermee wordt ook rekening gehouden in het navolgen van de richtlijn grondwaterhandeling (zie volgend schema) De uitgegraven grond voor de boring kan evenwel ook sporen van verontreiniging bevatten. Gezien de diepte van de boring is de kans hierop eerder gering. De geldende regelgeving zal hiervoor gevolgd worden en mogelijke verontreinigde gronden zullen afzonderlijk gestockeerd worden. In de vallei van de Winterbeek is het grondwater vervuild. Deze zone wordt echter gekruist met een horizontaal gestuurde boring. Bemaling is evenwel niet noodzakelijk of slechts in beperkte mate bij deze aanlegtechniek. Effecten omwille van de aanzuiging van verontreinigd grondwater zijn dan ook minder relevant. Indien er bemaald wordt, dienen maatregelen genomen te worden om het bemalingswater te monitoren en eventueel verontreinigd grondwater te zuiveren alvorens het te lozen of te infiltreren en zodoende de verspreiding van verontreinigingen naar bodem en grondwater te voorkomen.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 76 van 240
Figuur 4-2 Stroomschema voor de bouwheer grondwaterhandelingen, Bron: Technische richtlijn grondwaterhandelingen: grondwater onttrekkingen- en bemalingen, OVAM. Tengevolge van de uitgravingswerken dient verder rekening gehouden te worden met een versnelde mineralisatie van het organisch materiaal. De zand- en zandleembodems onder landbouwgebruik in het projectgebied hebben een vrij hoog gehalte aan organisch materiaal, zodat de effecten van versnelde mineralisatie negatief te beoordelen zijn. De verstoring van de bodemprocessen blijft beperkt tot de onmiddellijke omgeving van de aardgasleiding (voor open sleuf tracés) of het in- en uittredepunt van de aardgasleiding (voor boringen en persingen). Na het herstel van de bodemfuncties zijn de gevolgen van de aanleg van een ondergrondse aardgasleiding zeer gering. Door het lekken van stookolie, benzine, oplosmiddelen, e.d. kan tijdens de aanlegwerken van de aardgasleiding, het drukreduceerstation en het schraapkolfstation een verontreiniging van de bodem optreden. Gezien de uitvoeringsmodaliteiten en de gevolgde veiligheidsvoorschriften, wordt het risico op lekken tot een minimum herleid. Bovendien betreft het hier geïsoleerde puntbronnen (van potentiële bodemverontreiniging) waardoor het areaal dat mogelijks wordt verontreinigd eerder gering zal zijn. Het getransporteerde aardgas is volgens de technische fiche onoplosbaar in water. Bij een eventueel lek zijn bijgevolg weinig effecten te verwachten voor wat betreft de grondwaterkwaliteit. De bodemkwaliteit en dan meer bepaald de gashuishouding in de onverzadigde zone kan wel wijzigen. Bij
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 77 van 240
calamiteiten waarbij bluswater dient ingezet te worden, kan het gebruikte bluswater, dat in contact kan geweest zijn met verschillende stoffen, de bodem verontreinigen. Het risico op een calamiteit is echter dermate klein, zodat de kans op een accidentele verontreiniging zeer beperkt is. Opslag producten in drukreduceerstation Aardgas is van nature reukloos. Ten behoeve van derden, voornamelijk de particuliere verbruikers wordt een geurmiddel (bijvoorbeeld Tetrahydrothiofeen) toegevoegd om het detecteren van eventuele gaslekken te vergemakkelijken. Het zeer geconcentreerd aromatisch product wordt druppelsgewijs aan de gasstroom toegevoegd via een doseerpomp. Fluxys voorziet op het drukreduceerstation te Diest een odorisatie-installatie. Een voorraad van het daarbij gebruikte geurmiddel Tetrahydrothiofeen wordt ter plaatse opgeslagen in vaten. Deze vaten bevinden zich in een afzonderlijke ruimte in het technisch gebouw van Fluxys op het station. Deze ruimte doet uitsluitend dienst als opslagplaats voor het geurmiddel en is voorzien van de nodige verluchting (natuurlijke ventilatie). Tetrahydrothiofeen wordt opgeslagen in verplaatsbare recipiënten in een afzonderlijke ruimte in een gebouw. Deze ruimte is voorzien van de nodige inkuipingen conform de geldende regelgeving, om bij een eventueel lek bodemverontreiniging te voorkomen. Het risico op mogelijke bodemverontreiniging wordt daarom als voldoende beheerst beschouwd Rekening houdende met bovenvermelde afwegingen wordt het risico op wijziging van de bodemhygiëne (bodemkwaliteit) door aanleg van de aardgasleiding als beperkt negatief beschouwd.
4.1.3.4 Wijziging bodemvochtregime De enige invloed van aanleg van de aardgasleiding op de waterhuishouding is de eventuele bemaling van het grondwater tijdens de uitvoeringsfase. Een tijdelijke daling van de grondwatertafel kan voor verdroging van de bodem zorgen, wat dan weer een impact heeft op de aanwezige vegetatie. Voor een meer gedetailleerde bespreking verwijzen we naar paragraaf 4.2.2 “effecten op het grondwater” (o.a. bespreking effecten van bemaling op bodemvochtregime en grondwaterwinningen). Aangezien bij de aanleg van een aardgasleiding geen stabiliserende onderlaag gebruikt wordt en dus geen vreemde grond wordt ingebracht, wordt hierdoor ook geen effect op het bodemvochtregime verwacht. Tijdens de aanlegfase wordt evenwel een zandbaan gebruikt in akkerlanden. Aangezien deze wordt ingewerkt, verhoogt het ingewerkte zand de doorlaatbaarheid van de bodem. Er treedt een beperkte wijziging op van het infiltratieregime.
4.1.3.5 Grondverzet Bij de aanleg van de aardgasleiding en de afwerking van de werkstrook wordt er naar gestreefd om geen grond uit het projectgebied te verwijderen. De bodem die door de leiding wordt ingenomen, wordt ook terug in de sleuf ingebracht, alvorens de teelaardelaag terug te plaatsen. Aangezien de uitgegraven bodem hierdoor gelijkmatig over de werkstrook wordt verdeeld, zal dit leiden tot een minimale verhoging van de werkstrook. Aangezien deze verhoging minimaal is, wordt dit effect als niet significant beschouwd. De persputten worden tot een diepte van minimum 3 m uitgegraven, over een oppervlakte van 50m². Dit wil zeggen dat per persput ongeveer 150 m³ grond wordt uitgegraven. Voor de ontvangput wordt 45m³ uitgegraven. Net zoals bij de aanleg van de leiding in open sleuf, wordt hier de uitgegraven grond terug in de put ingebracht. Ook hier betekent dit slechts een minieme verhoging, wat als niet significant beschouwd wordt. Er worden vermoedelijk 8 persingen voorzien. Er is geen verhogingseffect merkbaar bij de in- en uittredepunten van de gestuurde boringen. De horizontaal gestuurde boring geeft wel aanleiding tot het verwijderen van grond, dewelke niet terug gebruikt kan worden. De totale lengte van de vijf voorziene horizontale boringen bedraagt ca. 5.176 m. Met een leidingdiameter van ca. 600 mm (diameter boorgat is dan 1000 mm) geeft dit aanleiding tot 4.063 m³ grond die afgevoerd moet worden. De geldende wetgeving omtrent de afvoer van uitgegraven gronden wordt hier gevolgd. Het drukreduceerstation heeft een oppervlakte van ca. 3.000 m², het schraapkolfstation heeft een oppervlakte van 4.200 m². Het terrein voor het drukreduceerstation wordt vermoedelijk opgehoogd.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 78 van 240
Grondoverschot van de HGB kan hiervoor, mits er voldaan wordt aan de geldende wetgeving, herbruikt worden. Er wordt een permeabele grindlaag voorzien.
4.1.3.6 Wijziging bodemgebruik-bodemgeschiktheid Tijdens de aanlegfase zal het huidige bodemgebruik tijdelijk verstoord worden. Aangezien het grootste deel van de aardgasleiding in landbouwgebied wordt aangelegd, zal het voornamelijk het gebruik van de bodem als productiemiddel zijn dat tijdelijk wordt verstoord. Na de aanleg van de aardgasleiding wordt de oorspronkelijke toestand hersteld, waardoor de landbouwactiviteiten geen blijvende hinder ondervinden. Dit aspect wordt verder besproken onder de discipline Mens. Aangezien de samenstelling van de bodem niet substantieel gewijzigd wordt, blijft de bodem geschikt voor alle huidige mogelijke bodemgebruiken, met uitzondering van het oprichten van constructies of het aanplanten van diepwortelende bomen in de erfdienstbaarheidszone van de aardgasleiding. Dit wordt verder besproken bij de effectbespreking van de discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie. Ter hoogte van de horizontaal gestuurde boringen is er ook een erfdienstbaarheidszone, maar zijn er geen effecten op het bodemgebruik of bodemgeschiktheid te verwachten. Indien de bodem niet wordt afgedekt tijdens of na de werken, zijn er geen effecten te verwachten naar wijziging van infiltratieoppervlakte. Gezien de afwezigheid van waardevolle grondstoffen in het projectgebied zijn er geen effecten te verwachten naar eventuele latere ontginningen toe. De gronden langsheen het projectgebied worden niet als zeer geschikt gekarteerd voor akkerbouw. De bouw van het drukreduceerstation te Diest (Webbekom) met een oppervlakte van ca. 3.000 m² zorgt voor een wijziging van het bodemgebruik. De aanwezige natuur maakt plaats voor het drukreduceerstation. Gezien de ligging en de eerder beperkte oppervlakte, wordt het permanente effect beperkt tot matig negatief ingeschat. In het GRUP zal het drukreduceerstation binnen de bestemming ‘Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorziening’ liggen.
4.1.3.7 Wijziging erosiegevoeligheid De aardgasleiding doorkruist een beperkt aantal erosiegevoelige percelen. Het betreft nagenoeg uitsluitend erosiegevoelige landbouwpercelen. De aanleg van de ondergrondse aardgasleiding wijzigt het reliëf in het beperkt aantal erosiegevoelige landbouwpercelen niet. Er treedt geen wijziging op in het bodemgebruik, noch in de vegetatieopslag in deze zones. Er wordt dan ook geen bijkomende erosie verwacht. Ten noordoosten van ’s Hertogenkapel doorkruist de aardgasleiding een landbouwzone die in het erosiebestrijdingsplan van Diest als knelpunt is aangeduid (bron: dov.vlaanderen.be). Als erosiebestrijdingsmaatregel worden verscheidene van de landbouwpercelen hier aangeduid als strategisch gelegen grasland. Tijdens de aanleg van de aardgasleiding kan het grasland hier tijdelijk en lokaal (ter hoogte van de werfstrook) verwijderd worden. Na de aanleg van de aardgasleiding wordt de oorspronkelijke situatie terug hersteld en zal dit terug als strategisch gelegen grasland gebruikt kunnen worden. De aardgasleiding doorkruist geen lineaire erosiebestrijdingsmaatregelen. Er zijn derhalve geen significante erosiebestrijdingsmaatregelen.
effecten
te
verwachten
inzake
de
verstoring
van
4.1.3.8 Reliëfwijzigingen Tijdens de aanleg van de aardgasleiding wordt het reliëf van de werkzone binnen de werkstrookbreedte tijdelijk gewijzigd door het afgraven van de teelaarde, het graven van de sleuf en het stockeren van de uitgegraven aarde. Na de werken wordt de oorspronkelijke toestand hersteld, zodat er geen reliëfwijzigingen te verwachten zijn. Reliëfverstoring wordt als beperkt negatief beoordeeld.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 79 van 240
4.1.3.9 Diepere ondergrond De initiatiefnemer van de aardgasleiding voorziet horizontaal gestuurde boringen waar er tussen de 5 en de 15 meter diep geboord zal worden. Hierdoor wordt de Formatie van Diest en de Formatie van Boom doorboord. Tijdens het boren wordt er continu boorvloeistof (bentoniet) doorheen de holle boorbuizen onder hoge druk naar de boorkop gepompt zodanig dat de jetbit de grond hydraulisch loswoelt. Bentoniet is een thixotroop product dat tijdens de boring volgende functies vervult: het instandhouden van het boorgat door een “cakevorming” op de boorwand, het reduceren van de wrijving buis-boorgat, het transporteren van de losgewoelde grond naar het in- of uittredepunt in de ruimte tussen de boorbuis en het boorgat en eventueel het aandrijven van de boormotor (indien men er niet in slaagt de grond te jetten). De boorspoeling wordt gerecycleerd, d.w.z. gereinigd en gezuiverd van de getransporteerde grond zo dat naast gerecycleerd bentoniet nog hoofdzakelijk een steekvaste zandfractie overblijft. Het uiteindelijke boorgat is groter dan de ontworpen aardgasleiding (40” à 42”).. Door de boring worden de tertiaire lagen dus plaatselijk verstoord. Het effect wordt beperkt negatief ingeschat. Daar bentoniet een natuurlijk product is en na de boring terug wordt gerecyclerd, is er geen effect te verwachten op de kwaliteit van de ondergrond. Ten behoeve van de horizontaal gestuurde boringen worden telkens grondboringen en sonderingen uitgevoerd. Op basis van deze gegevens worden de specifieke uitvoeringseigenschappen (bvb. druk van bentoniet) aangepast. Op deze wijze wordt het risico op bvb. doorslag van bentoniet naar de oppervlakte, in de hand gehouden. Effecten op grondwaterstroming door het uitvoeren van horizontaal gestuurde boringen worden besproken in paragraaf 4.2.2.1.
4.1.4
Besluit Op kaart 9 worden de effecten in de discipline bodem weergegeven. Het bodemgebruik zal in de exploitatiefase nagenoeg niet wijzigen. De aardgasleiding wordt aangelegd in zones die deels gevoelig tot zeer gevoelig zijn voor profielverstoring. De mogelijke profielvernietiging wordt als beperkt negatief beschouwd, omdat de aardgasleiding toch voor een deel waardevolle bodemprofielen (ca. 2,7 km) doorkruist. Mits een oordeelkundige uitgraving, stockage en terugplaatsing van de verschillende bodemlagen wordt de impact globaal als beperkt negatief ingeschat. Op sommige plaatsen, o.a. daar waar het tracé langsheen de E314 gelegen is, kan aangenomen worden dat het profiel in het verleden reeds verstoord werd. Bodemverdichting wordt als beperkt negatief beoordeeld. Als maatregel hiertegen wordt gebruik gemaakt van een sleufloze techniek, zoals in deeltracés 4 en 7 waar de zeer verdichtingsgevoelige veenbodems gekruist worden. Ook ter hoogte van andere verdichtingsgevoelige zones (deeltracés 16, 23 en 28-32) wordt gebruik gemaakt van een horizontaal gestuurde boring. Het risico op de wijziging van de bodemkwaliteit wordt als beperkt negatief beschouwd. Het grondverzet en de bemaling beperken zich namelijk tot de effectieve werkstrook. Hierdoor is er slechts een beperkt risico op het verspreiden van mogelijke verontreinigingen. Indien er in open sleuf wordt gewerkt wordt de regelgeving omtrent grondverzet nauwgezet opgevolgd en wordt het bemalingswater gemonitord zodat indien vervuild, gezuiverd kan worden voor lozing of infiltratie. Er wordt geen verspreiding van verontreinigingen in de Vallei van de Drie Beken verwacht, daar er een horizontale gestuurde boring voorzien wordt onder de Winterbeek. Hierdoor zal de aanleg van de aardgasleiding op voldoende diepte en afstand van de beek gebeuren, zodat het toekomstige bodemsaneringsproject niet gehypothekeerd wordt. Als geschematiseerde samenvatting van de hiervoor beschreven effecten van de ingrepen op de discipline bodem wordt een beschrijvende tabel met beoordeling van de effecten op projectniveau
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 80 van 240
ingevoegd. Tevens wordt met letters het tijdelijke (T) of permanente (P) karakter van de effecten aangegeven (globaal). De effectbeoordeling houdt rekening met de milderende maatregelen. Tabel 4-6: Beoordeling van de mogelijke milieueffecten van de verschillende deelingrepen op de discipline bodem volgens effectgroepen DEELINGREEP
MOGELIJKE EFFECTEN OP BODEM (effectgroepen en tijdsindicatie)
Beoordeling
AANLEGFASE Open sleuf A1. Afbakening van de werkstrook
Profielverstoring
P
/
Wijziging bodemgebruik
T
/
Verdichting
T
-
A2. Overbruggen van waterlopen en grachten
Geen significante effecten
/
A3. Aanbrengen van signalisatieborden
Geen significante effecten
/
A4. Verwijdering opgaande vegetatie
Geen significante effecten
/
B. Verschaffing toegang tot werkstrook voor machines Geen significante effecten
/
C1. Afgraven van de teelaarde
Profielverstoring
P
-
Verdichting
T
-
C2. Stockage van de teelaarde
Verdichting
T
-
D1. Installatie bemalingspompen
Geen significant effect
/
D2. Bemaling
Zie discipline Water-Grondwater
/
D3. Lozen bemalingswater
Geen significant effect
/
E1. Uitgraven sleuf
Profielverstoring
P
-
Risico op wijziging bodemhygiëne
T
-
E2. Stockage van uitgegraven aarde aan de rand van de werkstrook, gescheiden volgens grondsoort
Verdichting
T
-
F1. Aanvoer van buiselementen
Verdichting
T
-
F2. Uitleggen buiselementen naast de sleuf
Verdichting
T
-
F3. Montage van de leiding
Geen significante effecten
F4. Neerlaten van leiding in de sleuf
Inbrengen van bodemvreemde materialen
P
-
G. Vullen sleuf, terugplaatsen teelaarde
Wijziging profiel
P
0
H1. Ontruiming van de werkstrook
Geen significante effecten
T
/
H2. Grondbewerking en herstel bodemstructuur
Wijziging bodemstructuur
P
0
I. Herstel terrein in oorspronkelijke staat
Geen significante effecten
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
/
/
pagina 81 van 240
DEELINGREEP
MOGELIJKE EFFECTEN OP BODEM (effectgroepen en tijdsindicatie)
Beoordeling
J. Aanbrengen van bebakening
Geen significante effecten
/
K. Bouw bovengrondse constructie
Wijziging bodemgebruik: zie discipline Landschap
/
AANLEGFASE horizontaal gestuurde boring F. Voorbereiding in- en uittredepunt, strengzone
Verdichting
T
F. Horizontaal gestuurde boring
Profielwijziging enkel bij in- en uittredepunt
P
Wijziging diepe ondergrond, inbrengen bodemvreemd materiaal
P
-
-
EXPLOITATIEFASE Werking leiding
Geen significant effect
/
Controle en onderhoud
Geen significant effect
/
Calamiteiten (lekken, scheuren)
(klein) risico op bodemverontreiniging
Ondergronds ruimtebeslag, erfdienstbaarheid
Wijziging bodemgebruik en bodemgeschiktheid
T
-
+++
sterk positief
–––
sterk negatief
n.v.t.
Niet van toepassing
++
matig positief
––
matig negatief
T
Tijdelijk effect
+
beperkt positief
–
beperkt negatief
P
Permanent effect
O
neutraal effect
/
geen significant effect
onb
onbekend
Voor de discipline Bodem wordt gesteld dat een MER-onderzoek geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de bespreking van de milieueffecten.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 82 van 240
4.2
Grondwater
4.2.1
Beschrijving van bestaande toestand Kaart 4: Referentiesituatie Water
4.2.1.1 Grondwaterstand De waterhuishouding van de gronden is afhankelijk van verschillende factoren: de diepte van de grondwatertafel, de permeabiliteit van de grond, de aard van het substraat en de topografische ligging. De grondwaterstand kan worden afgeleid uit de bodemkaart, de sonderingen en uitgevoerde oriënterende en beschrijvende bodemonderzoeken. De gronden beïnvloed door een permanente grondwatertafel, die gedurende een groot deel van het jaar op geringe diepte onder het maaiveld staat, vertonen wegens de reducerende invloed van het grondwater vanaf een zekere diepte die met de laagste stand van het grondwater overeenkomt, een grijze of blauwgrijze reductiehorizont. De reductiehorizont wijst dus op een permanente verzadiging met water. De bodemhorizonten die tijdelijk door het water beïnvloed worden, vertonen gleyverschijnselen gekenmerkt door grijze en grijsbruine vlekken en door talrijke bruinachtige roestvlekken. Hun bovengrens geeft de gemiddelde hoogste grondwaterstand (winter en voorjaar) weer. Op de bodemkaart wordt aan de hand van de draineringsklassen per grondsoort weergegeven op welke diepte er gleyverschijnselen voorkomen. Deze diepte geeft onrechtstreeks aan tot welke hoogte het grondwater kan voorkomen. Er dient opgemerkt te worden dat er met deze grondwaterstand niet hetzelfde bedoeld wordt als de permanente grondwaterstand weergegeven door de reductiehorizont. De aardgasleiding doorkruist volgende drainageklassen: •
a: droog, gleyverschijnselen dieper dan 120 cm
•
b: droog, gleyverschijnselen tussen 90 en 120 cm diepte
•
c: vochtig, gleyverschijnselen tussen 60 en 90 cm diepte
•
d: matig nat, gleyverschijnselen tussen 40 en 60 cm diepte
•
e: nat, gleyverschijnselen tussen 20 en 40 cm diepte
•
f: zeer nat: gleyverschijnselen tot aan het maaiveld
Het grootste deel van de aardgasleiding doorkruist vochtige tot natte gronden, waar kan worden verondersteld dat het grondwater tussen de 20 en 60 cm onder het maaiveld voorkomt (gemiddelde hoogste grondwaterstand). Databank Ondergrond Vlaanderen Op basis van de boringen, sonderingen en gegevens van het grondwatermeetnet uit de Databank Ondergrond Vlaanderen kan eveneens de grondwaterstand worden afgeleid. In onderstaande tabel worden de opgemeten peilen weergegeven. De locaties van deze punten wordt weergegeven op kaart 4. Tabel 4-7: Grondwaterpeilen boringen en meetnet DOV Nr
Situering
Meetgegevens
GW1
Tessenderlo
01/2004 tot 07/2010
Hoogte meetpunt (m TAW)
(Gemiddeld) waterpeil (m TAW)
Water onder maaiveld (m-mv)
23,56
Ca. 22,90- ca. 22,10
Ca. 0,6 – 1,4
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 83 van 240
Nr
Situering
Meetgegevens
Hoogte meetpunt (m TAW)
(Gemiddeld) waterpeil (m TAW)
Water onder maaiveld (m-mv)
GW2
Tessenderlo
03/2003 tot 01/2010
23,18
Ca. 22,5 – 21,8
Ca. 0,7 – ca. 1,4
GW3
Diest
07/2003 tot 11/2009
50,38
Ca. 27,34 – 26,05
Ca. 23,0 – 24,3
GW4
Lummen
07/2003 tot 12/2009
45,30
Ca. 27,40 – 26,60
Ca. 17,90 – ca. 18,65
GW5
Lummen
08/2003 tot 10/2009
29,84
Ca. 25,7 – ca. 24,9
Ca. 4,2 – ca. 4,9
GW6
Lummen
1992 tot 2010
23,51
Ca. 21 – ca. 18,5
Ca. 1,5 - 4
Uit de gegevens beschikbaar in de Databank Ondergrond Vlaanderen blijkt dat het grondwater toch iets dieper zit dan zoals aangegeven wordt door de bodemkaart. In de vlakke zones komen de gegevens nog overeen, maar vooral in de heuvelachtige zone (Busselberg, Venusberg, punten GW3, GW4 en GW5) blijkt dat de grondwatertafel erg diep onder het maaiveld zit. In deze zone treffen we dan ook voornamelijk vochtige en droge zandbodems aan, in de valleizones treffen we de vochtige en natte bodemtypen aan. Op basis van het rapport ‘Vallei van de Drie Beken: watersysteem en ecologie’ (INBO, 2008) wordt de stand van het grondwater bevestigd. Ter hoogte van de kruising met de Vallei van de Drie Beken situeert het grondwater zich op ca. 40 tot 80 cm onder het maaiveld. Een schommeling tussen 0,5 en 1 m doet zich voor tussen zomer- en winterpeil. Uit de grondwaterprofielen van de Grote Beek ter hoogte van de geplande leiding, blijkt dat de beek hier niet draineert, maar het grondwater infiltreert. Het water uit de Grote Beek infiltreert in het grondwater en stroomt vermoedelijk af naar het zuid/zuidoosten.
4.2.1.2 Grondwaterkwetsbaarheid Het risico van verontreiniging van grondwater hangt af van talrijke factoren, die samen de kwetsbaarheid van de ondergrond bepalen. De aard en de dikte van de deklagen, de dikte en de eigenschappen van de watervoerende lagen en de dikte van de onverzadigde zone (diepte van de grondwatertafel) bepalen de kwetsbaarheid van het grondwater. De kwetsbaarheid van (de kwaliteit van) het grondwater is voor Vlaanderen weergegeven in kwetsbaarheidskaarten, met een schaal van vijf eenheden (van uiterst tot weinig kwetsbaar). Het projectgebied voor de aardgasleiding is grotendeels gelegen in zeer kwetsbare gronden (Ca1); d.w.z. een zandige watervoerende laag met een zandige deklaag of deklaag ≤ 5 m. De onverzadigde zone is ≤ 10 m. De aardgasleiding doorkruist ook enkele zones, ter hoogte van de heuvelzones, die aangeduid worden als kwetsbaar (Ca2), d.w.z. een zandige watervoerende laag met een zandige deklaag of deklaag ≤5 m. De onverzadigde zone is > 10 m. Tevens wordt over een beperkte lengte een zone ter hoogte van de Demervallei, gekruist die wordt aangeduid als weinig kwetsbaar (Cc); een zandige watervoerende laag met een kleiige deklaag en een onverzadigde zone > 10 m.
4.2.1.3 Grondwaterwinningen Op een afstand kleiner dan 200 m van de aardgasleiding komen een tiental vergunde grondwaterwinningen voor.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 84 van 240
Tabel 4-8: Grondwaterwinningen binnen 200 m langsheen het tracé (DOV) Adres
Gemeente
Afstand tot leiding in m (deeltracé)
Klasse
Dagdebiet (m³)
Jaardebiet (m³)
Aquifercode
Diepte (m)
1
Donderbosstraat 30
Lummen
130 (25)
1
30
8000
0431
92
2
Mellaerstraat 3
Lummen
200 (19)
A
7
2500
0400
100
3
Heuvelstraat 1
Lummen
103 (19)
2
5
1800
0431
108
4
Mellaerstraat 20
Lummen
83 (17)
1
13,76
5023
0430
98
5
Geenrodestraat 7
Lummen
84 (15)
1
15,86
5790
0431
108
6
Deurnestraat 132
Beringen
100 (5)
2
3
1095
0253
13
7
Stationstraat
Tessenderlo
10 (2)
1
1200
380000
1100
425
8
Hofstraat 37
Tessenderlo
102 (2)
A
0
70
0253
13
De aardgasleiding doorkruist geen waterwingebieden of beschermingszones.
4.2.1.4 Grondwaterkwaliteit Volgens de “digitale versie van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen, OVAM, Afdeling Bodemsanering en Attestering, toestand 03/12/2013” bevinden er zich volgende bodemonderzoeken binnen een buffer van 200 m rond de aardgasleiding: •
•
Oriënterend bodemonderzoek (dossiernummer) o
Tessenderlo: 10839 (2011), 20058 (2005), 24819 (2004), 4431 (2002), 491 (2012), 5316 (2007), 6629 (2003), 35287 (2010), 35795 (2010), 51064 (2012), 8450 (2005);
o
Diest: 17332 (2011);
o
Halen: geen;
o
Beringen: geen;
o
Lummen: geen.
Beschrijvend bodemonderzoek: o
Beringen en Tessenderlo: 5099 (2009) .
Uit deze informatie wordt afgeleid dat op verschillende terreinen bodemonderzoeken hebben plaatsgevonden, maar dat er geen bodem- of grondwaterverontreinigingen werden aangetroffen die aanleiding gaven tot verder onderzoek en/of sanering. De resultaten van het grondwatermeetnet van DOV wijzen op enkele meetpunten langsheen het tracé op een verhoogde concentratie aan nitraten in het grondwater. Voor de Vallei van de Drie Beken (Winterbeek) werden uitgebreide studies opgemaakt, waarbij ook de grondwaterkwaliteit voor deze zone nader wordt beschreven. Hier wordt uit afgeleid dat: •
als gevolg van geïnfiltreerd verontreinigd oppervlaktewater van o.a. de Grote Beek, wordt in het grondwater een verontreiniging met zouten aangetroffen en in mindere mate met zware metalen. De zouten zijn hoofdzakelijk afkomstig van de lozingen van Tessenderlo Chemie te Ham;
•
het grondwater wordt mee gevoed door de aquifers van de Formatie van Diest en de Formatie van Brussel. Deze bezitten een verschillende chemische samenstelling, waardoor de oorsprong van de chemische samenstelling van het grondwater in de vallei moeilijk te duiden valt.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 85 van 240
4.2.1.5 Kwelgebieden Kwelgebieden zijn plaatsen waar grondwater voortdurend aan de oppervlakte komt (opwaartse grondwaterstroming i.p.v. infiltratie). Deze kwel is het gevolg van de bewegende grondwaterstroom die op een minder doordringbare basis botst (bijvoorbeeld klei), onder de grond verder loopt en in lager gelegen (vallei)gebieden tot aan het maaiveld wordt gestuwd. Enkele verschillen tussen infiltratiegebieden en kwelgebieden worden opgesomd: •
Schommelingen grondwatertafel: in infiltratiegebied is het grondwaterpeil sterk afhankelijk van de neerslag en de schommelingen zijn groot. Een kwelgebied wordt in principe continu gevoed met kwel.
•
Samenstelling grondwater: in infiltratiegebied wordt het grondwater vnl. gevoed met neerslagwater en de samenstelling is vergelijkbaar (zwak zuur en arm aan mineralen). Het kwelwater heeft een andere samenstelling die afhankelijk is van o.a. de verblijftijd in de bodem, de aard van de lagen waarmee het water in contact komt (oplossen, meevoeren of achterblijven van mineralen).
In een valleigebied kan de samenstelling van het grondwater sterk verschillen, hetgeen een invloed heeft op de levensgemeenschappen die er zullen voorkomen. Zo treft men in kwelgebieden kwelindicatoren aan, dit zijn planten die afhankelijk zijn van deze samenstelling van het grondwater. Ter hoogte van de Winterbeek in de Vallei van de Drie Beken treedt over het grootste deel van de vallei ijzerrijke kwel op (bron: De Winterbeek, naar een ecologisch herstel van waterloop en vallei, afd. Water, 2003). Ook in de Vallei van de Zwarte Beek zijn er kwelzones. Ter hoogte van Brelaar bevindt zich een belangrijke drassige kwelzone. Opkwellend grondwater is moeilijk rechtstreeks op het terrein te meten. Terreinonderzoek met betrekking tot kwelafhankelijke vegetatie (op basis van de biologische waarderingskaart/ecotopenkaart, BWK) verschaft evenwel indicatieve informatie over opkwellend grondwater. De indicatorwaarden voor kwel op basis van ecotopen zijn opgesteld door het Instituut voor Natuurbehoud (INBO). Deze indicatorwaarden zijn echter een ruwe benadering en dienen als een signaal, een relatieve vergelijking te worden beschouwd en niet als een absoluut vaststaand gegeven.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 86 van 240
Figuur 4-3: Kwelzones ter hoogte van de Vallei van de Drie Beken (situering gepland tracé: rode lijn) (Bron: Beheerplan Vallei van de Drie Beken)
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 87 van 240
4.2.1.6 Grondwaterstroming Grondwaterstroming is site afhankelijk. Ter hoogte van de waterlopen die door de aardgasleiding gekruist worden, kan er gesteld worden dat het grondwater in de richting van deze waterlopen stroomt. Uitzondering hierop vormt de Grote Beek dewelke water laat infilteren in het grondwater, zodat hier een omgekeerde stroming optreedt (hoofdzakelijk in de zomer). Voor de doorlatendheid van de gronden wordt er uitgegaan van de k-waarde per grondsoort. Deze k-waarde kan zowel afgeleid worden uit bodemonderzoek als uit literatuuronderzoek. In dit rapport wordt de k-waarde uit de literatuur gehaald en is dus slechts een indicatie van de waarde op het terrein. In Tabel 4-9 worden de k-waarden voor de in het studiegebied voorkomende texturen weergegeven. Tabel 4-9: Overzicht van de gemiddelde k-waarden van enkele grondsoorten Textuur
k-waarde (m/d)
Klei
10 – 10
Zandleem
10 - 10
Kleiig of lemig zand
10 – 10
Zand
10 – 10²
-7
-4
-1
1
-1
1
-1
-4
-9
Voor kleiige gronden zal dus een waarde van 10 m/d (± 10 m/s) gehanteerd worden, voor -1 -6 -5 gronden op zandleem 10 m/d (± 10 m/s) en voor zand 1 m/d (± 10 m/s). Alle doorkruiste valleigebieden (Drie Beken, Zwarte Beek, Goerebeek, Demer) worden als zeer grondwaterstromingsgevoelig aangeduid. De Vallei van de Drie Beken kent met de aanwezigheid van oeverwallen, donken, … een complex grondwaterstromingspatroon. Tevens ontstaan er densiteitsstromingen, waarbij zout water (afkomstig van industriële lozingen) in het zoete grondwater infiltreert.
4.2.2
Beschrijving van de toekomstige toestand en de verwachte effecten Kaart 10: Effectenkaart water
4.2.2.1 Grondwaterhuishouding Bij de aanleg van de aardgasleiding via het graven van open sleuven, kunnen er tijdens de aanlegfase bemalingen nodig zijn. Hierdoor zal het grondwaterpeil in de onmiddellijke omgeving van de sleuf tijdelijk dalen. Bemalingen beïnvloeden de stromingsrichting van het grondwater. Dit zal naar de sleuf of bouwput toestromen zodat er een bemalingskegel ontstaat. De grootte van de bemalingskegel is afhankelijk van de bemalingsdiepte en van de bodemsamenstelling: hoe grover het bodemmateriaal, hoe meer invloed de bemaling uitoefent op het grondwater in de omgeving (dus hoe groter de bemalingskegel). Volgende gebieden zijn kwetsbaar voor grondwaterdalingen ten gevolge van bemalingen (zie hiervoor kaart 10): •
Kwetsbare ecosystemen: langsheen deeltracés 3, 4, 5, 6, 7, 9, 16, 21, 22, 23, 26, 28 en 31 komen grondwaterafhankelijke vegetatietypen voor;
•
539 meter veengebieden ter hoogte van deeltracé 4, 6, 7 en 16, zijnde langsheen de Winterbeek en Schoesterstraatvliet. Bij ontwatering is inklinking van de bodem een risico;
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 88 van 240
•
Verdrogingsgevoelige zones zoals afgebakend op de ecosysteemkwetsbaarheidskaart: gedeelten van de Vallei van de Zwarte Beek zijn matig tot zeer kwetsbaar, langsheen de Schoestersvliet en Rijselsestraatvliet matig tot zeer kwetsbaar.
•
Kwelgebieden: een langdurige bemaling kan een grote invloed hebben op de kwelstromen die aanwezig zijn, waardoor over grotere afstand invloeden te verwachten zijn. Dit wordt permanent beïnvloed indien waterondoorlatende lagen zouden doorbroken worden en kwelstromen worden bemaald. Het betreft hier zones in de Vallei van de Drie Beken (deeltracés 4, 6, 7), in de Vallei van de Zwarte Beek (deeltracé 16) en ter hoogte van Brelaar (deeltracé 23, Rijselsestraatvliet).
•
Grondwaterwinningen kunnen tijdelijk droog komen te staan indien ze zich binnen de werkstrook van de geplande leiding bevinden. Er zijn slechts 8 grondwaterwinningen bekend binnen een bufferzone van 200 m van het tracé. Zes ervan bevinden zich op een grote diepte (+90 m) waardoor er geen effecten te verwachten zijn ten gevolge van een mogelijke bemaling. De zevende gekende grondwaterwinning bevindt zich op een diepte van -13 m en op een afstand van 100 m van het tracé (thv deeltracé 5). De achtste gekende grondwaterwinning bevindt zich op en een diepte van 13 m -mv en op een afstand van 102 m van het tracé (thv deeltracé 2).
Tijdens de aanlegfase van de werken voor een open sleuf wordt de bemaling ingesteld. Dit heeft gevolgen voor zowel het grondwater (verlaging grondwaterpeil) als het oppervlaktewater (tijdelijke verhoging van het debiet en mogelijke wijziging kwaliteit). Deze effecten worden hierna meer uitgebreid besproken en geëvalueerd. T.g.v. de bemaling zal het grondwaterpeil in de onmiddellijke omgeving van de sleuf dalen. Het freatisch oppervlak bevindt zich ter hoogte van het studiegebied tussen 0,4 m en 0,8 m onder het maaiveld (o.b.v. boringen). Er wordt bemaald tot 0,5 m onder de sleufdiepte. De grondwaterstanddaling is echter van beperkte duur (2 tot 5 weken), vermits bemaald wordt per vak van 400 m. Om de invloedsstraal van een bemaling rond een bouwput te schatten, wordt algemeen gebruik gemaakt van empirische formules, zoals de formule van Sichardt (methode zoals vermeld in het richtlijnenboek voor de discipline Water): R = 3000 D . √k Met
D = gewenste grondwaterstandsverlaging (in m) k = doorlaatbaarheidscoëfficiënt (in m/s) R = invloedsstraal van de bemaling (in m)
Voor sleufbemalingen geldt de formule van Sichardt niet volledig en wordt veelal onderstaande vergelijking gehanteerd: R = 2000 D . √k Het toepassen van bovenstaande formule geeft slechts een indicatieve waarde van de invloedsstraal van bemaling, die nodig is voor de aanleg van de leiding. Om de formule te kunnen toepassen, moeten dus de gewenste daling D en de doorlaatbaarheid k gekend zijn. Gewenste grondwaterstanddaling D: Aangezien bemaald wordt tot 0,5 m onder de sleufdiepte, wordt D als volgt berekend: D = sleufdiepte (m) + 0.5 m – grondwaterpeil (m) Het grondwaterpeil in een bepaald deel van het tracé werd overgenomen van het peil in het boorof sonderingspunt dat het dichtst bij het betrokken deel van het tracé was gesitueerd. Waar geen gegevens voorhanden zijn, wordt een berekening gemaakt door gebruik te maken van de gegevens van de bodemkaart, meer bepaald de diepte waarop gleyverschijnselen voorkomen. Er moet echter
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 89 van 240
rekening worden gehouden met het feit dat de op deze manier berekende bemalingsstralen maximale waarden zijn, die in veel van de gevallen niet gehaald zullen worden. Op basis van literatuur- en terreingegevens is per deel de doorlatendheid bepaald. Aangezien de werkelijke doorlaatbaarheid niet exact gekend is over gans het traject, kan ook de invloed van de bemaling slechts ruw geschat worden. Om een schatting voor de doorlaatbaarheid langsheen het traject te bekomen, wordt rekening gehouden met de bodemsoort van de bodemkaart. In Tabel 4-9 worden de k-waarden (doorlaatbaarheid) voor de verschillende grondsoorten gegeven. In Tabel 4-10 wordt de invloedsstraal voor de verschillende deeltrajecten berekend. De bestaande waterlopen kunnen echter als buffer optreden (wanneer hun debiet groot genoeg is) waardoor de bemalingsinvloed op de andere oever niet zo ver reikt. M.a.w. de hieronder bekomen waarden zijn een maximalistische inschatting van de invloedstraal van de bemaling. Tevens wordt in de berekening uitgegaan van de meest ongunstige stand van het grondwater.
0,6
1,90
Deels 3
0,40
0,6
1,90
Deels 3
0,20
0,7
2,10
4 5
Invloedstraal (m) (langs beide kanten van het tracé) op basis van grondonderzoek
0,40
-5
1,55
Invloedstraal (m) (langs beide kanten van het tracé) op basis van bodemkaart
3a
Doorlaatbaarheidcoëfficiënt (m/s)
0,40
Grondwaterstandsverlaging (m) op basis van grondonderzoek
Grondwaterstand (m-mv.) op basis van bodemkaart
2
Gemiddelde grondwaterstand (mmv.) op basis van grondonderzoek
Deeltracé
Grondwaterstandsverlaging (m) op basis van bodemkaart
Tabel 4-10: Berekening invloedstraal bemaling
10 m/s
9,80
1,70
10-6 m/s
3,80
3,40
1,70
10 m/s
-6
3,80
3,40
-9
0,13
0,10
-5
12,02
-5
12,02
-5
12,02
-5
12,02
-6
1,60
10 m/s
HGB 0,40
1,90
10 m/s
6
HGB
7
HGB
8
0,40
1,90
10 m/s
9
0,40
1,90
10 m/s
10
0,40
1,90
10 m/s
11
0,40
23
1,90
-
10 m/s
3,8
-
12
0,40
23
1,90
-
10-5 m/s
12,02
-
13
0,40
4,2
1,90
-
10 m/s
12,02
-
14
HGB
15
HGB
-5
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 90 van 240
Invloedstraal (m) (langs beide kanten van het tracé) op basis van grondonderzoek
Invloedstraal (m) (langs beide kanten van het tracé) op basis van bodemkaart
Doorlaatbaarheidcoëfficiënt (m/s)
Grondwaterstandsverlaging (m) op basis van grondonderzoek
Grondwaterstandsverlaging (m) op basis van bodemkaart
Gemiddelde grondwaterstand (mmv.) op basis van grondonderzoek
Grondwaterstand (m-mv.) op basis van bodemkaart
Deeltracé 16 17 18 Deels 19
0,40
1,90
0,40
-5
12,02
-5
12,02
-5
13,28
-5
10 m/s
1,90
10 m/s
Deels 19
0,20
2,10
10 m/s
Deels 19
0,90
1,40
10 m/s
8,85
20
0,90
1,40
10-5 m/s
8,85
-5
Deels 21
0,90
1,40
10 m/s
8,85
Deels 21
0,40
1,40
10-5 m/s
12,02
Deels 21
HGB
22
HGB
23
HGB
24
HGB
Deels 25
HGB
25
0,90
26
0,40
1,5
1,90
27
0,40
1,5
1,90
28 29-33
0,40
-5
1,40
10 m/s
8,85
0,7
10-5 m/s
12,02
4,4
0,7
10 m/s
-5
12,02
4,4
-5
12,02
1,90
10 m/s HGB
Uit de berekeningen op basis van de bodemkaart kan geconcludeerd worden dat bij uitvoering van de werken een bemaling dient ingesteld te worden. Bij deze bemaling zal de bemalingskegel tot tegen de rand van de werkstrook reiken. Voor een enkel deeltracé (deeltracé 19) reikt de bemaling tot net buiten de werkstrook. Ten opzichte van deze resultaten kan de bedenking gemaakt worden dat voorgaande effecten zich enkel zullen voordoen in de slechtst denkbare omstandigheden (worst-case scenario). Volgens de resultaten van de gegevens beschikbaar in de databank van DOV, bevindt de grondwatertafel zich dieper onder het maaiveld, dan theoretisch volgens de bodemkaart. Bijgevolg kan gesteld worden
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 91 van 240
dat een bemaling van de genoemde leidingdelen noodzakelijk zal zijn, maar dat de bemalingskegel zich meer dan waarschijnlijk niet zo ver zal uitstrekken als berekend in bovenstaande tabel. De bemalingskegel zal meer dan waarschijnlijk nagenoeg overal binnen de werkstrook blijven. De bemaling zal een beperkt negatief effect hebben op de disipline grondwater. In de discipline Fauna en Flora worden de effecten van een eventuele verlaging van de grondwatertafel besproken in het deel verdroging. De dichtste grondwaterwinningen in de omgeving van de aardgasleiding zullen niet beïnvloed worden, aangezien deze zich op ruime afstand van de berekende invloedstraal bevinden (in worstcase). De deeltrajecten (of delen ervan) 4, 6, 7, 14, 15, 16, 17, 21, 22, 23, 24 ,25 en 29 t.e.m. 32 worden aangelegd door middel van een horizontaal gestuurde boring (HGB) en hoeven niet bemaald te worden. Deze zones betreffen de verstoringsgevoelige kwelgebieden in de doorkruiste valleigebieden. Bij aanleg van de leiding in open sleuf zou, volgens de berekeningen op basis van de bodemkaart, een eventuele bemaling, hierop een negatief effect uitoefenen. Doordat deze zones echter met een HGB gekruist worden, zijn effecten hier dan ook niet te verwachten. Wel wordt er beperkt bemaald ter hoogte van de intrede- en de uittredepunten van de gestuurde boring, m.a.w. ter hoogte van de deeltrajecten voor en na de gestuurde boring, waar de aardgasleiding die wordt aangelegd in open sleuf wordt aangesloten op de aardgasleiding aangelegd via de gestuurde boringen. De bemalingsperiode zal minimaal gehouden worden. De punten, uitgezonderd het uittredepunt van HGB D, bevinden zich in vochtige tot natte klei en zandgrond. Om de invloedsstraal in de kwetsbare zones voor grondwater, zijnde ter hoogte van HGB A en B, te beperken kunnen hier maatregelen genomen worden om de bouwput af te schermen. Aangezien de beperkte omvang van deze bemaling zal er slechts een beperkt negatief effect optreden. Enkel in de buurt van het in- en uittredepunt van de gestuurde boringen en de boorkop (voorloop, geleidebuis en ruimer) heeft de boorvloeistof, die onder druk het grondwater en een deel van de bodem verdringt, een beperkte invloed. De beïnvloede zone is dermate gering (enkele meters) dat dit nagenoeg geen gevolgen heeft voor het grondwaterreservoir zowel wat betreft de kwaliteit als de kwantiteit (stijghoogte, diepte grondwatertafel, ...). Tijdens de uitvoering wordt rond de boorbuizen een zone met verhoogde druk gecreëerd door het onder druk verpompen van de boorvloeistof. Rondom het boorgat ontstaat alzo een quasi ondoorlatende zone. In geval van blokkering van de terugstroom langs de buis kan de verhoogde druk tot ongewenste effecten leiden zoals het openscheuren van de grond aan het maaiveld. Daarom dient de druk in de boorvloeistof strikt in de hand gehouden te worden. Daar bentoniet een natuurlijk product is zijn de gevolgen van de inbreng in de bodem ervan voor het grondwater niet relevant. Daar waar de aardgasleiding door middel van een persing onder wegen, spoorwegen of waterlopen wordt aangelegd, worden de pers- en ontvangstputten bemaald. Deze persputten worden uitgegraven tot een diepte van minimaal 3 m, waardoor er bemaald wordt tot een diepte van minimaal 3,5 m-mv. De reikwijdte hiervoor bedraagt: •
Persput in natte klei:
•
Persput in vochtig zand: 30 m;
•
Persput in droog zand:
0,3 m;
23 m;
In het geval van de zandbodems zal de bemalingstraal de werkstrookbreedte ter hoogte van de persputten overschrijden en is het aangewezen een eventuele bemaling aan te passen zodat de reikwijdte van de bemalingsstraal wordt beperkt. Voor de bovenvermelde zones (deeltracé’s 3, deels 6, 8, 12, en deels 21 en 28) waar de bemaling mogelijk een invloed uitoefent, wordt het nemen van milderende maatregelen vooropgesteld. De periode van bemaling dient zo kort als technisch mogelijk gehouden worden. Aangepaste uitvoeringstechnieken, zoals bevloeiing op aanpalend terrein, zullen toegepast worden om de
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 92 van 240
effecten te milderen langsheen de zones in open sleuf ter hoogte van de kwelsystemen, bij de persputten in zandige omgeving en voor de in- en uittredeputten van HGB A en B. In intensief landbouwgebied zijn er weinig permanente effecten te verwachten. Na de aanlegwerkzaamheden is de oorspronkelijke ondergrond in de sleuf, rond de aardgasleiding, gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke bodem. Een gevolg van het gewijzigde of gestoord profiel is dat de doorlatendheid ter hoogte van de heraangevulde sleuf veranderd kan zijn. Indien het bodemmateriaal op identieke wijze teruggeplaatst zal worden, is dit effect echter verwaarloosbaar. Verder zijn er in de exploitatiefase geen negatieve effecten te verwachten ten gevolge van grondwaterbemalingen. De aanwezigheid van de aardgasleiding in de bodem kan de grondwaterhuishouding verstoren. Hierin zijn voornamelijk de aanwezigheid van de dieper gelegen leidingdelen (aangelegd door middel van gestuurde boringen) en de leidingdelen gelegen in valleigebieden nabij waterlopen van belang. Voor de aanleg van een aardgasleiding maakt men geen gebruik van bodemvreemde materialen om de leiding te stabiliseren. Er wordt dan ook geen effect op het bodemvochtregime verwacht. De geplande aanhorigheden bij de leiding Tessenderlo-Diest, te Tessenderlo en te Diest, bevinden zich niet in een kwelzone. Horizontaal gestuurde boringen onder waterlopen Om het effect van de gestuurde boringen en de aanwezigheid van een aardgasleiding in de ondergrond op de grondwaterstroming te bepalen wordt er rekening gehouden met verschillende factoren. De omvang van de aardgasleiding ten opzichte van de watervoerende lagen die door de leiding worden gekruist is relatief klein. De leiding heeft een diameter van 600 mm en een maximale lengte van ca. 1.261 m (HGB E) in de ondergrond. De overige HGB’s zijn beperkter in lengte. De diameter van de aardgasleiding is te verwaarlozen in vergelijking met de doorboorde tertiaire lagen. De aardgasleiding wordt parallel aan de grondwaterstroming in de richting van de onderboorde waterlopen gelegd. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de gestuurde boring onder de waterlopen en de aanwezigheid van de aardgasleiding in de exploitatiefase geen effect zal hebben op de grondwaterhuishouding. Bij uitvoering van deze boringen wordt er voldoende diep onder de waterloop door geboord om te verhinderen dat de waterlopen zouden “doorslaan” naar de geboorde koker. Ook het gebruik van bentoniet werkt het doorslaan van de geboorde koker tegen. Aanwezigheid leiding in valleigebieden De aardgasleiding wordt in het valleigebied van de Zwarte Beek en in de Vallei van de Drie Beken aangelegd dwars op de waterlopen. De grondwaterstroming in deze zone is in de richting van de verschillende waterlopen, zodat de aardgasleiding zich hier parallel mee bevindt. Gezien de beperkte diameter van de aardgasleiding worden er geen effecten verwacht op de grondwaterstromingen. Gezien de gebruikte uitvoeringsmodaliteiten zijn er weinig of geen negatieve effecten te verwachten voor het doorboren van ondoorlaatbare lagen.
4.2.2.2 Grondwaterkwaliteit Het grondwater is voor het grootste deel van het projectgebied zeer kwetsbaar. Door het lekken van stookolie, benzine, oplosmiddelen, e.d. kan tijdens de aanleg van een leiding bodemverontreiniging optreden met kans op uitloging naar het grondwater. Indien de nodige veiligheidsvoorschriften worden gevolgd, wordt het risico op lekken tot een minimum herleid. Bovendien betreft het hier geïsoleerde puntbronnen (van potentiële bodemverontreiniging) waardoor het areaal dat mogelijks wordt verontreinigd eerder gering zal zijn. De aardgasleiding is niet gelegen in een beschermingszone voor grondwaterwinning. Potentiële verontreinigingen zijn dan ook niet te verwachten voor deze zones.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 93 van 240
Bij horizontaal gestuurde boringen wordt er ter hoogte van de in- en uittredepunten een ondiepe put gegraven teneinde de terugkerende boorvloeistof op te vangen alvorens het opnieuw (eventueel na ontzanding in een bentoniet-recyclageëenheid) via de boorkop in de ondergrond te brengen. Zolang geen verontreinigende substanties langs deze weg naar het grondwaterreservoir kunnen infiltreren (vb. morsen oliehoudende producten), heeft dit geen gevolgen voor de grondwaterkwaliteit. Het getransporteerde aardgas is volgens de technische fiche onoplosbaar in water. Bij een eventueel lek zijn bijgevolg weinig effecten te verwachten voor wat betreft de grondwaterkwaliteit. In het kader van eventuele aantrekkingen van verontreinigingen (ter hoogte van de uitgevoerde bodemonderzoeken – zie kaart 3) in de omgeving van het geplande tracé, wordt verwezen naar het hoofdstuk bodem (4.1.3.3).
4.2.3
Besluit Bemalingen beïnvloeden de stromingsrichting van het grondwater. De bemalingsstraal zal zich beperkt uitstrekken tot buiten de werkstrook in een worst case benadering. In de meest verstoringsgevoelige zones inzake grondwater wordt met een sleufloze techniek gewerkt, waarbij er geen bemaling noodzakelijk is. Voor de overige verstoringsgevoelige zones wordt dit mits het nemen van milderende maatregelen als beperkt negatief beoordeeld. Ter hoogte van de persputten en/of in- en uittredepunten in kwetsbare zones voor grondwater kan de bouwput afgeschermd worden om de mogelijke invloed maximaal te beperken. Na de aanlegwerkzaamheden is de oorspronkelijke ondergrond in de sleuf, rond de leiding, gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke bodem. Een gevolg van het gewijzigde of gestoord profiel is dat de doorlatendheid ter hoogte van de heraangevulde sleuf veranderd kan zijn. Indien het bodemmateriaal op identieke wijze teruggeplaatst zal worden, is dit effect echter verwaarloosbaar. Verder zijn er in de exploitatiefase geen negatieve effecten te verwachten ten gevolge van grondwaterbemalingen. Door het lekken van stookolie, benzine, oplosmiddelen, e.d. kan tijdens de aanleg van een leiding bodemverontreiniging optreden met kans op uitloging naar het grondwater. De nodige veiligheidsvoorschriften zullen gevolgd worden om het risico op lekken tot een minimum te herleiden. Bovendien betreft het hier geïsoleerde puntbronnen (van potentiële bodemverontreiniging) waardoor het areaal dat mogelijks wordt verontreinigd eerder gering zal zijn. Het getransporteerde aardgas is volgens de technische fiche onoplosbaar in water. Bij een eventueel lek zijn bijgevolg weinig effecten te verwachten voor wat betreft de grondwaterkwaliteit. Tabel 4-11: Beoordeling van de mogelijke milieueffecten van de verschillende deelingrepen op de discipline grondwater volgens effectgroepen DEELINGREEP
MOGELIJKE EFFECTEN OP WATER (effectgroepen en tijdsindicatie)
Beoordeling
AANLEGFASE Open sleuf A1. Afbakening van de werkstrook
Geen significante effecten
/
A2. Overbruggen van Waterlopen en grachten
Geen significante effecten
/
A3. Aanbrengen van signalisatieborden
Geen significante effecten
/
A4. Verwijdering opgaande vegetatie
Geen significante effecten
/
B. Verschaffing toegang tot werkstrook voor machines
Geen significante effecten
/
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 94 van 240
DEELINGREEP
MOGELIJKE EFFECTEN OP WATER (effectgroepen en tijdsindicatie)
Beoordeling
C1. Afgraven van de teelaarde
Geen significante effecten
/
C2. Stockage van de teelaarde
Geen significante effecten
/
D1. Installatie bemalingspompen
Geen significant effecten
/
D2. Bemaling
Wijziging grondwaterhuishouding
D3. Lozing bemalingswater
Geen significant effecten
E1. Stockage van uitgegraven aarde aan de rand van de werkstrook
Geen significante effecten
/
F1. Aanvoer van buiselementen
Geen significante effecten
/
F2. Uitleggen buiselementen naast de sleuf
Geen significante effecten
/
F3. Montage van de leiding
Geen significante effecten
/
F4. Neerlaten van leiding in de sleuf
Geen significante effecten
/
G. Vullen sleuf, terugplaatsen teelaarde
Wijziging structuurkwaliteit met als gevolg wijziging hydrologische eigenschappen
H1. Ontruiming van de werkstrook
Geen significant effect
/
H2. Grondbewerking en herstel bodemstructuur
Geen significant effect
/
I Herstel terrein in oorspronkelijke staat
Geen significant effect
/
J. Aanbrengen van bebakening
Geen significant effect
/
K. Bouw bovengrondse constructie
Geen significant effect
/
F. Voorbereiding in- en uittredepunt
Geen significante effecten
/ 0
F. Gestuurde boring
Wijziging structuurkwaliteit met als gevolg wijziging hydrologische eigenschappen
T
-
P
0
AANLEGFASE horizontaal gestuurde boring
P
Bemaling
T
0/-
EXPLOITATIEFASE Werking leiding
Geen significant effect
/
Controle en onderhoud
Geen significant effect
/
Risico op calamiteiten (lekken, scheuren)
Wijziging grondwaterkwaliteit
Ondergronds ruimtebeslag, erfdienstbaarheid,
Wijziging structuurkwaliteit met als
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
T
-
P
0
pagina 95 van 240
DEELINGREEP
MOGELIJKE EFFECTEN OP WATER (effectgroepen en tijdsindicatie)
aanwezigheid leiding
Beoordeling
gevolg wijziging hydrologische eigenschappen
Voor de discipline Grondwater wordt geconcludeerd dat een MER-onderzoek geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de bespreking van de milieueffecten.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 96 van 240
4.3
Oppervlaktewater Kaart 4: Referentiesituatie Water
4.3.1
Afbakening van het studiegebied Voor de discipline Water worden alle oppervlaktewateren bestudeerd die eventueel beïnvloed worden door de perimeter van het projectgebied, door eventuele lozingen van het bemalingswater of door het kruisen van de waterlopen.
4.3.2
Beschrijving van bestaande toestand Het studiegebied bevindt zich in het bekken van de Demer. De aardgasleiding bevindt zich in volgende deelbekkens: Tabel 4-12: Overzicht deelbekken Deelbekken
Deeltracé/strengzone
Gemeente
Winterbeek/Ossebeek
Basistracé 1-12, strengzone A, strengzone B
Diest, Beringen, Tessenderlo
Zwarte Beek
Basistracé 12-33, strengzone C, D en E
Lummen, Halen
Het studiegebied valt in het stroomgebied (VHA-zone) van: •
664: Demer van monding Zwarte Beek tot monding Hulpe;
•
663: Zwarte Beek van monding Gele Gracht tot monding in Demer.
Volgende waterlopen worden door de aardgasleiding gekruist: •
Aartsstraatvliet
3e categorie
deeltracé 3 en 4
•
Kleine beek/Tusvliet
2e categorie
deeltracé 4, HGB A
•
Grote Beek (Winterbeek)
2e categorie
deeltracé 4, HGB A
•
Schoestersvliet
3e categorie
deeltracé 5
•
Middelbeek
2e categorie
deeltracé 7 , HGB B
•
Kleine beek/Rijselsestraatvliet
2e categorie
deeltracé 7, HGB B
•
Veldbeek
2e categorie
deeltracé 12
•
Waterloop/Vloedgracht
2e categorie
deeltracé 16, HGB C
•
Zwarte Beek
1e categorie
deeltracé 16, HGB C
•
Laarbeek
3e categorie
deeltracé 16, HGB C
•
Goerebeek
3e categorie
deeltracé 23, HGB D
•
Zwartwater
1e categorie
deeltracé 29, HGB E
•
Demer
1e categorie
deeltracé 30, HGB E
•
Kleine Leigracht
3e categorie
deeltracé 30, HGB E
Volgens de Vlaamse Hydrografische Atlas bevindt de geplande leidingstraat zich vlak bij de bron van de Veldbeek (nabij de gemeentegrens Diest-Lummen) in deeltracé 12. Tijdens het terreinbezoek echter was deze bron niet waarneembaar en was de Veldbeek op deze locatie een droge greppel.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 97 van 240
De wet op de onbevaarbare waterlopen (28/12/1967, B.S. 15/02/1968) stelt dat ‘buitengewone werken van wijziging’ slechts kunnen uitgevoerd worden nadat hiervoor een machtiging gegeven is door de bevoegde overheid. Onder werken van wijziging verstaat men werken, die zonder de waterloop te schaden, er niet toe strekken deze te verbeteren. De niet-geklasseerde waterlopen vallen onder de bevoegdheid van de gemeente. De geklasseerde waterlopen van categorie 3 vallen onder de bevoegdheid van de gemeente. De geklasseerde waterlopen van categorie 2 vallen onder de bevoegdheid van de provincie. Er bevinden zich tal van afgesneden oude meanders in de Vallei van de Drie Beken, evenwel zuidelijk van de aardgasleiding. De aardgasleiding bevindt zich in de wateringen van ‘De Middelbeek’ (deeltracé 4 en 7) en van het ‘Schulensbroek’ (deeltracé 16, 22, 23, 28). De waterlopen in het projectgebied zijn nagenoeg allen in beheer van de wateringen.
4.3.2.1 Waterkwaliteit Een algemene beoordeling van de chemische en biologische kwaliteit van het oppervlaktewater wordt gegeven door de PIO (Prati-index zuurstof) en de BBI (Belgische Biotische Index). De Prati-Index zuurstof (PIO) wordt bepaald op basis van het percentage zuurstofverzadiging, het chemisch zuurstofverbruik en de ammoniumstikstof. De indeling van de index is gegeven in Tabel 4-13 Tabel 4-13: Indeling Prati Index zuurstof (PIO, chemische kwaliteit) Prati-index
Omschrijving
0-2 2-4 4-8 8-16 > 16
Aanvaardbaar Matig verontreinigd Verontreinigd Zwaar verontreinigd Zeer zwaar verontreinigd
Voor het bepalen van de biologische kwaliteit wordt gebruik gemaakt van de methode van de Belgische Biotische Index (B.B.I.). Hier wordt een waarde toegekend afhankelijk van het aantal macro-invertebraten. De indeling wordt weergegeven in Tabel 4-14. Tabel 4-14: Indeling Belgische Biotische Index (biologische kwaliteit) B.B.I.
Omschrijving
10-9 8-7 6-5 4-3 2-1 0
Niet verontreinigd, zeer goede kwaliteit Weinig verontreinigd, goede kwaliteit Verontreinigd, matige kwaliteit Zwaar verontreinigd, slechte kwaliteit Zeer zwaar verontreinigd, zeer slechte kwaliteit Idem, maar macro-invertebraten zijn nauwelijks aanwezig (max. 1 groep) of afwezig
Op verschillende waterlopen die door de aardgasleiding gekruist worden, bevinden zich meetpunten van de Vlaamse Milieumaatschappij voor de opvolging van de waterkwaliteit. Tabel 4-15: Overzicht meetpunten waterkwaliteit Meetpunt 7151 (Demer, Tessenderlo)
te
BBI-index
Prati-index
1998: zeer slechte kwaliteit
/
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 98 van 240
Meetpunt
BBI-index
Prati-index
7151 (Demer, te Lummen)
1990-1999: Matig tot zeer slechte kwaliteit 2000-2009: matige kwaliteit
1989-1997: verontreinigd 1998-2001: matig verontreinigd 2002-2008: aanvaardbaar
7151 (Demer, te Diest)
1990-1999: Matig tot zeer slechte kwaliteit 2000-2009: matige kwaliteit
1989-1996: verontreinigd 1997-2008: matig verontreinigd
7157 (Zwarte Beek)
1990-1997: goede kwaliteit 1998-2001: matige kwaliteit 2002-2009: goede kwaliteit
1989-2008: matig verontreinigd
7404 (Zwartwater)
1990-2009: zeer slechte kwaliteit
/
7517 (Middelbeek)
1990: zeer slechte kwaliteit 1999: slechte kwaliteit 2004: matige kwaliteit
/
7293 (Vloedgracht)
2003-2009: slechte kwaliteit
/
7479 (Goerebeek)
1994-2000: matige kwaliteit
/
De milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater worden opgelegd in VLAREM II, waarbij de waterlopen opgedeeld worden in verschillende klassen (basiskwaliteit, drinkwater-, zwemwater-, viswater- en schelpdierwaterkwaliteit) naargelang de doelstellingen. Elk van deze klassen heeft aparte normen. In de omgeving van de Vallei van de Drie Beken lozen nog heel wat bedrijven en huishoudens het afvalwater ongezuiverd op het oppervlaktewater.
4.3.2.2 Ecologische en structuurkwaliteit Visindex Door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) werd een Index voor Biotische Integriteit opgesteld (IBI), de zogenaamde Visindex (Smolders et al., 1998). Deze index moet niet gezien worden als een instrument dat de bestaande kwaliteitsindexen wil vervangen, maar als een bijkomend instrument dat ook andere verstoringsvormen meet (vooral m.b.t. structuurkwaliteit, stuwen, cfr. supra). De ontwikkelde methodologie getuigt van een brede en integrale aanpak daar ze de kwaliteit meet van de ecologische structuur van een associatie van eindgebruikers van een aquatisch ecosysteem, nl. vissen, die gevoelig beïnvloed wordt door verschillende verstoringsvormen. De visindex wordt uitgedrukt in EQR (ecologische kwaliteit ratio) die varieert van 0 (slecht) tot 1 (uitstekend). Tabel 4-16: Visindex waterlopen nabij aardgasleiding waterloop
datum
visindex
beoordeling
Kleine beek/Tusvliet
1995 en 2001
0,00-0,20
slechtontoereikend
Middelbeek
1995 en 2001
0,00 – 0,20
slechtontoereikend
Zwartwater
2001 - 2010
0,00 – 0,42
slecht - matig
Demer
1995-2006
0,20-0,45
slecht - matig
Velpe
1993 – 2004
0,37- 0,45
ontoereikend matig
Structuurkwaliteit
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 99 van 240
Binnen een ecotypologische studie (Bervoets et al, 1993) is tevens de structuurkwaliteit (parameters meandering, stroomkuilenpatroon, holle oevers) van de waterlopen onderzocht. Een goede structuurkwaliteit is van belang voor de ecologische waarde van de oever van de waterloop en bevordert het zelfreinigend vermogen. Het watersysteem van de Vallei van de Drie Beken is grotendeels ontstaan door ingrepen van de mens. De Kleine beek en tal van draineringsgrachtjes werden aangelegd om het van nature uitermate drassig valleigebied te ontwateren. Ter hoogte van de aardgasleiding komen er verscheidene drainagegrachten voor. Op verscheidene plaatsen langsheen het tracé zijn de waterlopen rechtgetrokken en gebetonneerd. De Grote Beek werd eveneens uitgediept om de stroom aan afvalwater te kunnen opvangen. De aardgasleiding doorkruist verschillende waterlopen. Deze hebben grotendeels een zwakke en over een beperkte lengte een matige structuurkwaliteit.
4.3.2.3 Overstromingsgebieden Er zijn door de Vlaamse overheid verschillende kaarten opgesteld die de situatie m.b.t. overstromingen weergeven. Het betreft de volgende: •
De van Nature Overstroombare Gebieden (NOG): zijn afgebakend op basis van de bestaande digitale bodemkaart. Daaruit kan worden afgeleid op welke gronden er zich in het verleden sedimenten hebben afgezet als gevolg van overstromingen.
•
Recent Overstroomde Gebieden (ROG) 2011: de geactualiseerde ROG-kaart is een weergave van de gekende overstromingen die zich daadwerkelijk hebben voorgedaan in de periode 1988–2011 (update van 2011).
•
De kaart met gemodelleerde overstromingsgebieden (MOG): kaart vanuit overstromingsgebieden die via modelleringsstudies in de periode 1995-2003 werden afgebakend.
De risicozones overstroming (2006) (Risicozone: Plaatsen die aan terugkerende en belangrijke overstromingen blootgesteld werden of kunnen blootgesteld worden) zijn een combinatie van zowel de gemodelleerde overstromingsgebieden (MOG) als de recent overstroomde gebieden gecorrigeerd aan de hand van het Digitaal Hoogte Model-Vlaanderen (DHM) en conform de criteria in het KB van 12 oktober 2005 op basis waarvan de gewesten hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones dienden te formuleren. Beide kaarten werden via een omhullende contour gecombineerd. De risicozones overstroming zijn een combinatie van zowel de ROG2003-kaart als de MOG-kaart omdat hierdoor het aantal gebieden zonder informatie geminimaliseerd wordt. Immers waar geen ROG-informatie is, kan wel MOG-informatie beschikbaar zijn en vice versa. (Ondertussen heeft de overheid een geüpdate versie van de ROG-kaart (2011), hoewel nog niet van de gecombineerde ‘risicozones overstromingen’). De risicozones zijn eerder indicatief en niet bruikbaar tot op perceelsniveau. De grenzen van de bekomen risicozones mogen dus niet als een scherpe, heel lokale grens beschouwd worden. Het projectgebied doorkruist: •
•
Natuurlijke overstromingszones van: o
De Velpe, Zwarte Beek, Kleine Leigracht en Demer, ter hoogte van deeltracé 29;
o
Zwartbeek, Laarbeek, ter hoogte van deeltracé 16;
o
Kleine beek en Middelbeek, ter hoogte van deeltracé’s 4 en 7.
Recent overstroomde zones van: o
De Velpe, Zwarte Beek, Kleine Leigracht en Demer, ter hoogte van deeltracé 29;
o
Goerebeek , ter hoogte van deeltracé’s 22 en 23;
o
Zwarte Beek, Laarbeek, ter hoogte van deeltracé 16;
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 100 van 240
•
o
De Veldbeek, ter hoogte van deeltracé 12;
o
Kleine beek, ter hoogte van deeltracé’s 4 en 7;
o
Aartsstraatvliet, ter hoogte van deeltracé 3.
Risicozones op overstromingen van: o
Demer, ter hoogte van deeltracé’s 27-32;
o
Goerebeek, ter hoogte van deeltracé’s 22 en 23.
Deze gebieden worden ook opgenomen in de watertoetskaart (versie 2014) inzake de overstromingsgevoelige gebieden. De doorkruiste overstromingsgevoelige gebieden zijn volgens deze kaart wel nog iets groter dan de risicozones voor overstroming zoals hierboven besproken.
4.3.2.4 Waterbodems De kwaliteit van de waterbodem wordt bepaald met de ‘triadebenadering’, waarbij men zowel de biologische, de fysisch-chemische als de ecotoxicologische kwaliteit opmeet en combineert. De biologische kwaliteit wordt opgemeten aan de hand van de Biologische Waterbodemindex of BWI, die net als de BBI steunt op de aanwezigheid van zoetwaterongewervelden. Voor de fysischchemische kwaliteit worden de onderzoeksresultaten van verontreinigde plaatsen vergeleken met referentiewaarden. De ecotoxicologische kwaliteit wordt opgemeten aan de hand van acute toxiciteitstesten met een wier en een schaaldier. Ze wordt uitgedrukt in effecteenheden. De Triadeschaal combineert de drie benaderingen tot een indeling van de kwaliteit van de waterbodems in vier klassen. Klasse 1 staat voor zeer zuiver: deze waterbodems voldoen aan zowel de fysisch-chemische, biologische als ecotoxicologische kwaliteit. Alle andere klassen zijn in mindere of meerdere mate beïnvloed. Tabel 4-17: Triadeschaal Globale klasse
Betekenis
1
Niet afwijkend t.o.v. de referentie
2
Licht afwijkend t.o.v. saneringsonderzoek
3
Afwijkend t.o.v. de referentie, tweede prioriteit voor verder saneringsonderzoek
4
Sterk afwijkend t.o.v. saneringsonderzoek
de
de
referentie,
referentie,
derde
eerste
prioriteit
prioriteit
voor
voor
verder
verder
De VMM beschikt over een waterbodemmeetnet die in de toekomst dient te bestaan uit in totaal zo’n 600 meetpunten. De verzamelde informatie kan dienen om het waterbodembeleid te evalueren en bij te sturen. Tabel 4-18 Resultaten meetpunten waterbodemmeetnet nabij aardgasleiding bron VMM waterloop
gemeente
meetpunt
datum
globale triade beoordeling
Grote Beek / Kleine beek / Winterbeek
Diest
412000
26/03/2001
4
Velpe
Halen
423000
08/11/2000
3
Demer
Halen
397000
27/05/2003
3
Zwarte Beek
Beringen
419800
24/04/2001
3
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 101 van 240
4.3.3
Beschrijving van de toekomstige toestand en de verwachte effecten
4.3.3.1 Oppervlaktewaterkwantiteit De bemaling voor de aanleg van aardgasleidingen kan een invloed hebben op de oppervlaktewaterkwantiteit. Indien het opgepompte bemalingswater geloosd wordt in de dichtstbijzijnde beek of gracht, kan er tijdelijk een significante verhoging van het debiet optreden. Bij voorkeur worden aangepaste uitvoeringstechnieken toegepast. Het bemalingswater kan men ook laten afvloeien in de omgeving, zodat het terug in de bodem kan infiltreren. Als ook dit niet mogelijk is, wordt de voorkeur gegeven aan het lozen van het bemalingswater in de aanwezige oppervlaktewateren. Indien het lozingsdebiet van het bemalingswater de capaciteit van de ontvangende waterloop overtreft, kan dit voor plaatselijke wateroverlast zorgen. Ook kan de bergingscapaciteit van de waterloop tijdelijk beïnvloed worden. Zeker in de gebieden die recent overstroomd zijn of die in een risicozone voor overstroming liggen, is er een vergroot risico (deeltracé 3, 4, 7, 12, 16, 22-23, 27-32). De lozing van bemalingswater dient op een oordeelkundige manier te gebeuren om negatieve effecten te vermijden. Voor het berekenen van het opgepompte (en dus te lozen) debiet bij bemaling, kan gebruik gemaakt worden van de formule voor horizontale bemaling. Deze formule geldt weliswaar niet exact voor een verticale bemaling, maar geeft toch een goede indicatie van het te verwachten debiet. Bij een volkomen kwelsleuf (d.w.z. een sleuf die reikt tot de ondoorlatende laag) bedraagt het afgevoerde debiet per meter sleuf: Q = k (H²-h²)/R Waarbij: Q = pompdebiet per meter sleuf (m³/s/m sleuf) k = doorlaatbaarheidscoëfficiënt H = dikte van het ongestoorde watervoerende pakket (m) = 10 – grondwaterstand (m onder het maaiveld) h = dikte van het watervoerende pakket na bemaling (m) (h = H- D, waarbij D = grondwaterstandsdaling) R = invloedsstraal van de bemaling (o.b.v. berekeningen aan de hand van de bodemkaart, m.a.w. rekening houdend met het grootste bemalingseffect Tabel 4-19) Indien de ondoorlatende laag dieper ligt dan tot waar bemaald zal worden (sleufdiepte + 0.5m) is de sleuf dus geen volkomen kwelsleuf, zodat er ook met wateraanvoer onderaan de sleuf rekening moet gehouden worden. De berekende debieten zullen dan een onderschatting zijn van het werkelijke af te pompen debiet. Als referentievlak voor de berekeningen wordt 10 m onder het maaiveld genomen. De berekeningen zijn uitgevoerd bij een verschillende doorlaatbaarheid per deeltraject.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 102 van 240
H (m)
D
h (m)
H²-h² (m²)
2
0,00001
9,80
9,6
1,55
8,1
27,36
Deeltracé
Invloedstraal (m) (langs beide kanten van het tracé) op basis van bodemkaart
Doorlaatbaarheidcoëfficiënt (m/s)
Tabel 4-19: Lozingsdebieten bemaling
Q (m³/s)
lozingsdebiet 1 (l/s)
2,7907E-05
11,2
3a
0,000001
3,80
9,6
1,9
7,9
29,75
7,8289E-06
3,1
Deels3
0,000001
3,80
9,6
1,9
7,9
28,80
2,1684E-07
2,4
Deels 3
1E-09
0,13
9,8
2,1
8,2
27,36
2,7907E-05
0,1
0,00001
12,02
9,6
1,9
7,7
32,87
2,7474E-05
8,2
4 5
HGB
6
HGB
7
HGB
8
0,00001
12,02
9,6
1,9
7,7
32,87
2,7354E-05
11,0
19
0,00001
12,02
9,6
1,9
7,7
32,87
2,7354E-05
11,0
10
0,00001
12,02
9,6
1,9
7,7
32,87
2,7354E-05
8,2
11
0,000001
3,80
9,6
1,9
7,7
32,87
8,6500E-06
3,5
12
0,00001
12,02
9,6
1,9
7,7
32,87
2,7354E-05
11,0
13
0,00001
12,02
9,6
1,9
7,7
32,87
2,7354E-05
11,0
14
HGB
15 HGB
16 17 18
0,00001
12,02
9,6
1,9
7,7
32,87
2,7354E-05
11,0
Deels 19
0,00001
12,02
9,6
1,9
7,7
32,87
2,7354E-05
11,0
Deels 19
0,00001
13,28
9,8
2,1
7,7
36,75
2,7670E-05
11,1
Deels 19
0,00001
8,85
9,1
1,4
7,7
23,52
2,6563E-05
10,7
20
0,00001
8,85
9,1
1,4
7,7
23,52
2,6563E-05
10,7
Deels 21
0,00001
8,85
9,1
1,4
7,7
23,52
2,6563E-05
10,7
Deels 21
0,00001
12,02
9,6
1,4
7,7
32,87
2,7354E-05
11,0
7,7
23,52
2,6563E-05
7,8
Deels 21
HGB
22
HGB
23
HGB
24
HGB
Deels 25
HGB
Deels 25
0,00001
8,85
9,1
1,4
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 103 van 240
Invloedstraal (m) (langs beide kanten van het tracé) op basis van bodemkaart
Doorlaatbaarheidcoëfficiënt (m/s)
D
h (m)
Q (m³/s)
lozingsdebiet 1 (l/s)
26
0,00001
12,02
9,6
1,9
8,8
14,72
1,2250E-05
4,0
27
0,00001
12,02
9,6
1,9
8,8
14,72
1,2250E-05
4,0
28
0,00001
12,02
9,6
1,9
7,7
32,87
2,7354E-05
8,0
Deeltracé
H (m)
H²-h² (m²)
29-33
HGB
1: de bemaling wordt uitgevoerd per 400m. Het berekende lozingsdebiet is dus beperkt tot een bemalingslengte van 400m.
De waarden berekend in voorgaande tabel zijn gebaseerd op theoretische grondwaterstanden volgens de bodemkaart. Net zoals bij de berekening van de bemalingkegel mag hier verondersteld worden dat het te lozen debiet kleiner zal zijn dan de hier vermelde waarden. Indien bij uitvoering blijkt dat de ontvangende waterloop het geloosde debiet niet aankan, is het aan te raden om de lengte en de diepte van de bemaling aan te passen zodat het lozingsdebiet ingeperkt wordt en sterk negatieve effecten uitgesloten worden. Doordat lozing op kleine droogvallende grachtjes tot een minimum beperkt wordt, kunnen de tijdelijke effecten, gezien de aanwezige waterlopen in het studiegebied, als beperkt negatief beoordeeld worden. Lozing van bemalingswater op de openbare riolering wordt vermeden. De aanleg van de aardgasleiding (horizontaal gestuurde boring E) ter hoogte van het Webbekoms Broek gebeurt volgens de afspraken die gemaakt zijn tussen AWV, VMM en Fluxys. Dit betekent o.a. dat volgens de vereisten van VMM: -
de mogelijkheid om het gebied onder water te zetten niet gehypothekeerd wordt,
-
het kwelscherm rond Webbekoms Broek (van 22,5 m TAW tot 19,5 m TAW) bestaande uit diepe ondergrondse damwanden tegen onderloopsheid niet doorboord wordt,
-
de uitvoering van een sifon onder de Demer om een verbinding met het Zwarte Water te realiseren steeds mogelijk blijft, en
-
de leiding de belasting van dijk en waterkolom (3 m) kan weerstaan.
Om aan deze eisen te voldoen: -
wordt de leiding op voldoende diepte aangelegd door middel van een horizontaal gestuurde boring (ca. 35 m diepte onder Webbekoms Broek en ca 18 m diepte onder dijken),
-
worden stalen buizen met een grotere wanddikte voorzien,
-
werd het tracé, in samenspraak met VMM, licht gewijzigd t.o.v. het initiële voorstel, zodat de Velpe niet gekruist wordt.
Door de diepte van de aardgasleiding worden er geen effecten verwacht op de werking van het overstromingsgebied. Ter hoogte van deeltracé 2 bevindt zich een poel dewelke zich op de rand van de invloedsstraal van de bemaling bevindt. Hier wordt de bemalingsinvloed beperkt door de bemaling in tijd te beperken
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 104 van 240
of aangepaste uitvoeringstechnieken (bevloeien van naastliggend terrein) te gebruiken om het mogelijke effect op de poel te minimaliseren. Het bemalingswater kan eventueel in de poel geloosd worden. Kaart 4 geeft aan waar er zich effectief overstromingsgevoelige zones en risicozones bevinden. Binnen deze zones dienen aanhorigheden zo veel als mogelijk vermeden te worden. Het drukreduceerstation wordt binnen de risicozone voor overstromingen voorzien. Het gebied is eveneens als effectief overstromingsgevoelig ingekleurd. De constructie van een drukreduceerstation wordt hier wel als haalbaar beoordeeld aangezien het nabij gelegen Webbekoms Broek fungeert als overstromingsbekken, waardoor het overstromingsrisico van de zone voor het drukreduceerstation beperkt wordt. Tussen het bekken en de locatie van het drukreduceerstation bevindt zich de afsluitende dijk voor het overstromingsgebied. De bouw van het drukreduceerstation gaat gepaard met een beperkte verhoging en de voorziening van een permeabele grindlaag. Hierdoor wordt er geen effect verwacht van bijkomende afstroming.
4.3.3.2 Oppervlaktewaterkwaliteit Als het lozingswater van een eventuele bemaling op de aanwezige oppervlaktewateren geloosd wordt, kan de kwaliteit van het oppervlaktewater worden aangetast indien er grondwatervervuilingen in de omgeving van het projectgebied aangetrokken worden door bemaling. De risicozones hiervoor zijn de percelen die zijn opgenomen in het grondeninformatieregister en waar een grondwaterverontreiniging is vastgesteld. Binnen een buffer van 200 m rondom het tracé zijn er verschillende dossiers bekend bij OVAM waar er een oriënterend bodemonderzoek is uitgevoerd. Dit heeft (nog) niet geleid tot het opmaken van een beschrijvend bodemonderzoek of tot het uitvoeren van een bodemsaneringsproject. In het rapport ‘Vallei van de Drie Beken: watersysteem en ecologie’ (INBO, 2008), worden volgende verontreinigingen gemeld: •
de (oever)bodems in het overstromingsgebied van de Winterbeek zijn verontreinigd tot zeer verontreinigd met arseen;
•
de oeverbodems langsheen de Winterbeek zijn zwaar verontreinigd met cadmium;
•
de oeverbodems zijn verontreinigd met zink.
Ook bij accidentele lozingen tijdens de aanleg van een aardgasleiding kan er een aantasting van de oppervlaktewaterkwaliteit zijn. Op basis van de afstand tussen de gekende OBO en de aardgasleiding (>100 m) en de verwachte invloedsstraal van de bemaling, wordt er geen aanzuiging van gekende verontreinigingen verwacht. Bemaling bij de aanleg van de aardgasleiding in de Vallei van de Drie Beken geeft mogelijks aanleiding tot het aanzuigen van verontreinigd grondwater. In deze zone dient het grondwater geanalyseerd te worden en indien verontreinigd, gezuiverd te worden alvorens het te lozen. Hiervoor is bij bemaling een analyse en toetsing van het grondwater aan de oppervlaktewaterkwaliteitsdoelstellingen nodig. Indien de lozing van het bemalingswater voor de verontreinigingselementen een concentratieverhoging van meer dan 20 % in het oppervlaktewater veroorzaakt, kan een zuivering aangewezen zijn. Deze zone wordt evenwel grotendeels gekruist met behulp van een HGB (deeltracé 4), waardoor het effect als beperkt negatief beoordeeld wordt. De milderende maatregel wordt evenwel toegepast op de bemaling die ter hoogte van de in- en uittredepunten van de HGB en de persing in deze zone. In de situaties waar ijzerrijk water wordt bemaald kan dit bij lozing in het oppervlaktewater oorzaak zijn van effecten op de zuurstofhuishouding en de troebelheid van het water en de slibkwaliteit. Indien er in deze gevallen een ontijzering wordt toegepast (bezinkingscontainer voor afscheiding van geoxideerd ijzer) vooraleer het bemalingswater wordt geloosd, zijn de effecten niet significant. Tijdens de exploitatiefase van de aardgasleiding zijn er geen significante effecten te verwachten op de kwaliteit van het oppervlaktewater gezien de lage kans op lekken in de aardgasleidingen en op voorwaarde dat de nodige voorzorgsmaatregelen in acht genomen worden in het geval er zich toch calamiteiten voordoen.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 105 van 240
Het getransporteerde aardgas is volgens de technische fiche onoplosbaar in water. Bij een eventueel lek zijn bijgevolg weinig effecten te verwachten voor wat betreft de oppervlaktewaterkwaliteit.
4.3.3.3 Structuurkwaliteit Indien de waterlopen gekruist worden in een open sleuf kunnen er tijdens de aanlegfase ingrepen gepland zijn die een effect kunnen hebben op de structuur van het oppervlaktewater. De effecten zijn echter zeer lokaal en tijdelijk. De geklasseerde waterlopen die gekruist worden door de aardgasleiding hebben hoofdzakelijk een zwakke tot matige structuurkwaliteit. Gezien de eerder beperkte structuurkwaliteit van de gekruiste waterlopen worden er weinig negatieve effecten verwacht. Tijdens het lozen van bemalingswater op de lokale waterlopen kan een effect optreden naar structuurkwaliteit toe, ten gevolge van bijkomende turbulentie en plaatselijk uitspoeling van de oever of de waterbodem. De structuurkenmerken van de waterloop kunnen wezenlijk wijzigen indien het bemalingswater rechtstreeks wordt geloosd op een bepaalde plaats in de waterloop. Bij onrechtstreeks lozen vermindert het negatieve effect. Dit effect is het sterkst bij kleine, droogvallende grachtjes in het studiegebied.
In de valleien bevinden zich kleine ontwateringsgrachtjes. Bij de werken zal het lozen van bemalingswater op deze kleine grachtjes zoveel mogelijk beperkt worden, zodat het risico op wijziging van de structuurkwaliteit door lozing als beperkt negatief beoordeeld kan worden. De kruising van volgende waterlopen gebeurt door middel van een open sleuf: •
Aartsstraatvliet;
•
Schoestersvliet;
•
Veldbeek
•
Verscheidene onbenoemde kleine grachten in de valleien.
Hierbij wordt de waterloop tijdelijk omgeleid of ingekokerd. Bij het inkokeren van een beek zal er een buis in de beek geplaatst worden teneinde de doorstroming van het water te voorzien. Op deze manier wordt de beek overbrugd teneinde de werkstrook te laten doorlopen. Wanneer de werken afgelopen zijn, wordt deze buis weer verwijderd en wordt de waterloop geherprofileerd. De structuur zal dus zo goed mogelijk hersteld worden, maar de oorspronkelijke (beperkte tot matige) structuur is verdwenen. Het effect op de structuurkwaliteit wordt hier als beperkt negatief beschouwd. De overige beken, o.a. Kleine beek, Winterbeek, Rijselsestraatvliet, Goerebeek, Zwartwater, Zwarte beek en Demer worden bij aanleg van de aardgasleiding gekruist door middel van een horizontaal gestuurde boring. Op deze wijze wordt de structuur van de waterlopen niet aangetast. De leidingen worden op een voldoende diepte onder de natuurlijke bedding aangelegd en voorzien van een betonnen beschermingsplaat. Tijdens de exploitatie ontstaat geen hindernis in het beekprofiel, zodat dit als neutraal te beoordelen is. Ook de aanleg van de leiding nabij de bron van de Veldbeek, wordt niet verwacht om een sterk significant negatief effect te veroorzaken, wanneer de aanleg (met tijdelijke inkokering of omleiding) oordeelkundig wordt uitgevoerd.
4.3.4
Elementen ten behoeve van de watertoets
4.3.4.1 Inleiding Met de “watertoets” dient te worden geëvalueerd of een ingreep schade kan veroorzaken aan het watersysteem. Het watersysteem is het geheel van alle oppervlaktewater (gaande van water dat een helling afstroomt tot de rivieren), het grondwater en de natuur die daarbij hoort. Sinds 24/11/2004 is – met het nieuwe decreet Integraal Waterbeleid – de watertoets in Vlaanderen in
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 106 van 240
voege getreden en sinds 1 maart 2012 is een aangepast uitvoeringsbesluit watertoets in werking. Bij elke beslissing over een plan, programma of vergunning moet de bevoegde overheid nagaan of er schade kan ontstaan aan het watersysteem. Zij mogen ingrepen met een schadelijk effect niet langer toestaan. Als de schade kan beperkt worden, moeten ze compenserende maatregelen opleggen. Alle elementen die voor de vergunningsverlenende overheid van nut kunnen zijn om deze ‘watertoets’ op te maken, worden in het OHD aangereikt, meer bepaald onder de disciplines Grondwater, Oppervlaktewater en Fauna en flora. In het kader van dit OHD wordt in de volgende paragrafen hiervan een korte synthese gegeven zodat dit een apart leesbaar deel vormt. Als algemene conclusie kan gesteld worden dat het watersysteem eventueel tijdelijk beïnvloed wordt door de werken, maar dat er geen permanente effecten met betrekking tot het watersysteem te verwachten zijn, de milderende maatregelen in acht nemende.
4.3.4.2 Aardgasleiding Tessenderlo - Diest Het project betreft de aanleg van een aardgasleiding tussen Tessenderlo en Diest met een diameter van 250 mm (lengte 1.393 m) en 600 mm (lengte 16.692 m) over een totale afstand van 18.085 m. Er wordt ter hoogte van het eindpunt (Diest – Webbekom) van de aardgasleiding een drukreduceerstation voorzien, te Tessenderlo wordt een schraapkolfstation voorzien. Er worden een aantal waterlopen en overstromingsgevoelige zones gekruist, evenals kwetsbare gebieden voor grondwaterstandverlaging (waaronder onder andere enkele kwelgebieden). In de meest kwetsbare gebieden gebeurt de aanleg van de aardgasleidingen door middel van sleufloze technieken, zodat gesteld kan worden dat hier geen significant negatieve effecten verwacht worden. De geklasseerde waterlopen die gekruist worden door de aardgasleiding hebben hoofdzakelijk een zwakke tot matige structuurkwaliteit. Gezien deze beperkte structuurkwaliteit van de gekruiste waterlopen worden er weinig negatieve effecten verwacht. Ter hoogte van de kruisingen van de meeste wegen en enkele waterlopen wordt gekozen voor een persing of horizontaal gestuurde boring, enkele andere waterlopen zullen doorkruist worden in open sleuf. De aardgasleiding wordt aangelegd met een dekking van minimaal 110 cm. De werkstrookbreedte bedraagt 16 m (diameter 250 mm) en 24 m (diameter 600 mm) en tijdens de exploitatie wordt een voorbehouden zone vrijgehouden van diepwortelende begroeiing en bewoning, zoals wettelijk voorgeschreven is. Volgende deelingrepen hebben een potentiële invloed op het watersysteem: • • • • • • •
verwijderen bestaande vegetatie; bemalen van werkstrook, sleuf en persputten; lozen van bemalingswater; uitgraven van de sleuf met een kraan ter hoogte van de waterlopen (kruising waterloop in open sleuf); aanvulling sleuf met aarde; herstel van de waterlopen; realisatie van de persingen/HGB.
4.3.4.3 Elementen watertoets Tabel 4-20: Elementen van de watertoets Effectgroep
Milieueffect
Maatregelen
Ingreepgroep “aanleggen van gebouwen, wegen of constructies (verhardingen en ondergrondse constructies) Gewijzigd overstromingsregime
De aardgasleiding doorkruist op een aantal plaatsen valleigebieden.
Het drukreduceerstation te Diest kan worden
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 107 van 240
Effectgroep
Milieueffect
Maatregelen
Er heeft geen ophoging van het terrein plaats (behalve vermoedelijk ter hoogte van het drukreduceerstation). Het oorspronkelijke maaiveld en bodemgebruik ter hoogte van de leidingsleuf wordt na aanleg hersteld zodat er geen beïnvloeding is van het overstromingspotentieel van de waterlopen. De belangrijkste valleizone van de Drie Beken wordt grotendeels gekruist door middel van een horizontaal gestuurde boring, op zodanige wijze dat de vallei niet verstoord wordt.
gebouwd in de zone van openbaar nut, daar de effectieve overstromingsgevoeligheid wordt beperkt door de aanwezige dijk langsheen het overstromingsgebied ‘Webbekomsbroek’.
Gewijzigde infiltratie naar grondwater en afstroming
In het project wordt de bouw van een nieuw station te Diest voorzien, met een oppervlakte van ca. 3.000 m². Deze oppervlakte wordt voorzien van een permeabele grindlaag, zodat de afvoer en infiltratie van hemelwater geen significante wijzigingen ondergaat.
Geen bijkomende maatregelen noodzakelijk
Gewijzigde grondwaterkwaliteit
De aanleg en exploitatie van de aardgasleiding en het ontspanningsstation gebeurt volgens de veiligheidsvoorschriften zodat de kans op voorkomen van dergelijke calamiteiten beperkt wordt ingeschat.
Geen bijkomende maatregelen noodzakelijk
Gewijzigd grondwaterstromingspatroon
De aanleg van de ondergrondse aardgasleidingen gebeurt met een dekking van minimaal 110 cm. In natte gedeelten van het tracé is eventueel een bemaling noodzakelijk. De bemalingsstraal wordt geschat op een maximum van 12 meter en ter hoogte van de persputten. Ter hoogte van de inen uittredepunten van de gestuurde boringen wordt beperkt bemaald, daar een droge werkput voor de boring geen vereiste is. Om de horizontaal gestuurde boring en de aardgasleiding in open sleuf aan te koppelen, is tijdelijk een droge werkput nodig. De bemalingsstraal reikt tot aan de rand van de werkstrook en eventueel beperkt buiten deze
Bemaling van persputten worden in kwetsbare zones (zijnde hoofdzakelijk de kwelgebieden) met aangepaste technieken gedaan om de effecten maximaal te beperken. Aanhorigheden dienen zo veel als mogelijk vermeden te worden in kwelgebieden. Er worden geen aanhorigheden voorzien in dergelijke zones. (zie kaart 10).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 108 van 240
Effectgroep
Milieueffect
Maatregelen
zone. Door de beperkte duur en reikwijdte (bemalingskegel nagenoeg gelijk aan de werkstrook) zijn er geen significante effecten te verwachten op landbouw- of natuurvegetatie, andere dan dewelke reeds verstoord wordt door de aanwezigheid van de werkstrook. Ingreepgroep “Wijziging Bodemgebruik” Vegetatiewijziging
De wijziging van het bodemgebruik en de vegetatie heeft in hoofdzaak betrekking op de tijdelijke uitgebruikname van weiland en akkers ter hoogte van de werkstrook en het verwijderen van opgaande vegetatie in natuurzones. Gezien de terreineigenschappen (relatief vlak) worden er geen erosierisico’s verwacht.
Geen bijkomende maatregelen noodzakelijk
Wijziging afvoer door wijziging van het reliëf
Er wordt een zeer beperkte reliëfwijziging voorzien ter hoogte van het drukreduceerstation.
Geen bijkomende maatregelen noodzakelijk
Wijzigingen van het aantal punt- en/of diffuse bronnen
In natte gedeelten van de aardgasleiding is eventueel een bemaling noodzakelijk. Dit bemalingswater zal geloosd worden op de aanwezige oppervlaktewateren (beken en grachten). De lozing van het bemalingswater zal steeds op een oordeelkundige manier gebeuren, waarbij het lozen op kleine afwateringsgrachtjes beperkt wordt. Het bemalingswater kan verontreinigd zijn in de Vallei van de Drie Beken
Geen bijkomende maatregelen noodzakelijk
Ingreepgroep “Reliëfwijziging”
Analyse van bemalingswater en eventueel zuivering voor lozing
Ingreepgroep “Aanpassing aan bedding en structuur van de waterloop” Toename/bestendiging van vismigratieknelpunten in de waterloop
Er worden geen vismigratieknelpunten gecreëerd
Geen bijkomende maatregelen noodzakelijk
Wijziging van de structuurkwaliteit van de waterloop
Bij kruising van de waterlopen in open sleuf wordt de oorspronkelijke structuur gewijzigd. De doorkruiste waterlopen vertonen een zwakke
Geen bijkomende maatregelen noodzakelijk
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 109 van 240
Effectgroep
Milieueffect
Maatregelen
tot matige structuur. Enkele waterlopen worden gekruist door middel van een horizontaal gestuurde boring. Na uitvoering van de werken wordt de structuur hersteld. Deze wijziging wordt als beperkt negatief beschouwd.
4.3.4.4 Conclusie watertoets Bij een eventuele bemaling van de sleuf zal er zich een beperkte grondwaterstanddaling voordoen. De bemalingsstraal zal zich uitstrekken tot aan de rand van de werkstrook of beperkt buiten deze zone. Bij de aanleg van de aardgasleiding worden verscheidene waterlopen met een slechte tot matige structuurkwaliteit gekruist, die nadien terug hersteld zullen worden. Dit kan worden beschouwd als een lokaal en beperkt negatief effect. De aanleg, werking en aanwezigheid van de aardgasleiding en het drukreduceerstation veroorzaken geen significante bijkomende risico’s voor overstroming. Mits het oordeelkundig lozen en het nemen van de nodige maatregelen inzake de zuivering van het te lozen en eventueel verontreinigd bemalingswater worden geen effecten naar oppervlaktewaterkwaliteit verwacht. Er worden HGB’s voorzien in de verschillende kwetsbare zones inzake grondwaterstroming. Aanhorigheden dienen zoveel als mogelijk vermeden te worden in kwelgebieden en effectief overstromingsgevoelige zones en risicozones voor overstromingen. Het drukreduceerstation kan wel worden gebouwd in de zone van openbaar nut, daar de effectieve overstromingsgevoeligheid wordt beperkt door de aanwezige dijk langsheen het overstromingsgebied ‘Webbekomsbroek’.
4.3.5
Besluit De bemaling voor de aanleg van leidingen kan een invloed op de oppervlaktewaterkwantiteit hebben. Bij voorkeur worden aangepaste uitvoeringstechnieken toegepast. Het bemalingswater kan men ook laten afvloeien in de omgeving, zodat het terug in de bodem kan infiltreren. Als ook dit niet mogelijk is, wordt de voorkeur gegeven aan het lozen van het bemalingswater in de aanwezige oppervlaktewateren. Gezien het opgepompte bemalingswater geloosd wordt in de dichtstbijzijnde beek of gracht, kan er tijdelijk een verhoging van het debiet optreden. Indien lozing op kleine ontwateringsgrachtjes in de valleien tot een minimum beperkt wordt, kunnen de tijdelijke effecten als beperkt negatief beoordeeld worden. Lozing van bemalingswater op de openbare riolering moet worden vermeden. Ter hoogte van deeltracé 30-32 kruist de aardgasleiding het Webbekoms Broek. Dit gebied vervult een belangrijke functie in de bescherming tegen overstroming voor stroomafwaartse gebieden, aangezien die fungeert als overstromingsgebied. De aardgasleidingen in deze zone worden voldoende diep aangelegd en er wordt gezorgd dat het grondwaterscherm niet doorbroken wordt. De aanleg en exploitatie van de aardgasleiding en het drukreduceerstation gebeurt volgens de veiligheidsvoorschriften zodat de kans op voorkomen van dergelijke calamiteiten beperkt wordt ingeschat. Er wordt geen aanzuiging van gekende verontreinigingen verwacht. Bemaling bij de aanleg van de aardgasleiding in de Vallei van de Drie Beken geeft mogelijks aanleiding tot het aanzuigen van verontreinigd grondwater. In deze zone dient het grondwater geanalyseerd te worden en indien verontreinigd, gezuiverd te worden alvorens het te lozen. Deze zone wordt evenwel grotendeels gekruist met behulp van een HGB (deeltracé 4), waardoor het effect als beperkt negatief beoordeeld wordt. De milderende maatregel wordt evenwel toegepast op de bemaling die ter hoogte van de in- en uittredepunten van de HGB en de persing in deze zone.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 110 van 240
In de situaties waar ijzerrijk water wordt bemaald kan dit bij lozing in het oppervlaktewater oorzaak zijn van effecten op de zuurstofhuishouding en de troebelheid van het water en de slibkwaliteit. Indien er in deze gevallen een ontijzering wordt toegepast (bezinkingscontainer voor afscheiding van geoxideerd ijzer) vooraleer het bemalingswater wordt geloosd, zijn de effecten niet significant. Tijdens de exploitatiefase van de aardgasleiding zijn er geen significante effecten te verwachten op de kwaliteit van het oppervlaktewater gezien de lage kans op lekken in de aardgasleidingen en op voorwaarde dat de nodige voorzorgsmaatregelen in acht genomen worden in het geval er zich toch calamiteiten voordoen. Het getransporteerde aardgas is volgens de technische fiche onoplosbaar in water. Bij een eventueel lek zijn bijgevolg weinig effecten te verwachten voor wat betreft de oppervlaktewaterkwaliteit. Aangezien de meeste doorkruiste waterlopen een slechte tot matige structuurkwaliteit hebben of gekruist worden door middel van aangepaste technieken, wordt de aantasting van de structuurkwaliteit in het algemeen als beperkt negatief beoordeeld. De structuurkenmerken van de waterloop kunnen wezenlijk wijzigen indien het bemalingswater rechtstreeks wordt geloosd op een bepaalde plaats in de waterloop. Bij onrechtstreeks lozen vermindert het negatieve effect. Er zal aandacht besteed worden aan de wijze van lozing in de waterlopen om structuurwijzigingen te vermijden. De aardgasleidingen worden op een voldoende diepte onder de natuurlijke bedding aangelegd, zodat er tijdens de exploitatie geen hindernis in het beekprofiel ontstaat. Dit is als neutraal te beoordelen. In voorkomend geval is de zone voor het drukreduceerstation te Diest minder overstromingsgevoelig dan gekarteerd. Het Webbekomsbroek fungeert als overstromingsgebied en is via een dijk van de locatie afgesloten. Tabel 4-21: Beoordeling van de mogelijke milieueffecten van de verschillende deelingrepen op de discipline oppervlaktewater volgens effectgroepen DEELINGREEP
MOGELIJKE EFFECTEN OP WATER (effectgroepen en tijdsindicatie)
Beoordeling
AANLEGFASE Open sleuf A1. Afbakening van de werkstrook
Geen significante effecten
/
A2. Overbruggen van waterlopen en grachten
Wijziging structuurkwaliteit
A3. Aanbrengen van signalisatieborden
Geen significante effecten
/
A4. Verwijdering opgaande vegetatie
Geen significante effecten
/
B. Verschaffing toegang tot werkstrook voor machines
Geen significante effecten
C1. Afgraven van de teelaarde
Geen significante effecten
/
C2. Stockage van de teelaarde
Geen significante effecten
/
D1. Installatie bemalingspompen
Geen significant effecten
/
D2. Bemaling
Invloed op kwelzones
T
-
D3. Lozing bemalingswater
Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit
T
0/-
P
0/-
/
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 111 van 240
DEELINGREEP
MOGELIJKE EFFECTEN OP WATER (effectgroepen en tijdsindicatie)
Beoordeling
Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit T
0/-
Wijziging structuurkwaliteit
T
0
E1. Uitgraven sleuf – Kruising waterlopen
Wijziging structuurkwaliteit
P
0/-
E1. Stockage van uitgegraven aarde aan de rand van de werkstrook
Geen significante effecten
/
F1. Aanvoer van buiselementen
Geen significante effecten
/
F2. Uitleggen buiselementen naast de sleuf
Geen significante effecten
/
F3. Montage van de leiding
Geen significante effecten
/
F4. Neerlaten van leiding in de sleuf
Geen significante effecten
/
G. Vullen sleuf, terugplaatsen teelaarde
Wijziging structuurkwaliteit met als gevolg wijziging hydrologische eigenschappen
H1. Ontruiming van de werkstrook
Geen significant effect
/
H2. Grondbewerking en herstel bodemstructuur
Geen significant effect
/
I Herstel terrein in oorspronkelijke staat
Geen significant effect
/
J. Aanbrengen van bebakening
Geen significant effect
/
K. Bouw bovengrondse constructie
Geen significant effect
/
F. Voorbereiding in- en uittredepunt
Geen significante effecten
/
F. Gestuurde boring
Wijziging structuurkwaliteit met als gevolg wijziging hydrologische eigenschappen
P
0
AANLEGFASE horizontaal gestuurde boring
P
0
EXPLOITATIEFASE Werking leiding
Geen significant effect
/
Controle en onderhoud
Geen significant effect
/
Risico op calamiteiten (lekken, scheuren)
Geen significant effect
/
Ondergronds ruimtebeslag, erfdienstbaarheid, aanwezigheid leiding
Wijziging structuurkwaliteit met als gevolg wijziging hydrologische eigenschappen
P
0
Voor de discipline Oppervlaktewater wordt geconcludeerd dat een MER-onderzoek geen bijkomende informatie met betrekking tot de effectenanalyse zal opleveren.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 112 van 240
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 113 van 240
4.4
Fauna en Flora Kaart 5: Referentiesituatie Fauna en Flora
4.4.1
Afbakening van het studiegebied Door de inplanting van de aardgasleiding zijn er theoretisch gezien in en rondom de werkstrook (24m) gevolgen op fauna en flora mogelijk. Pragmatisch willen we stellen dat het studiegebied bestaat uit de diverse groenzones die binnen een straal van een 200-tal meter rondom de eigenlijke werkstrook (24 m rond aardgasleiding) gelegen zijn. Het studiegebied varieert naargelang de effectgroep die men bekijkt. Ecotoopverlies en ecotoopwijziging situeren zich veelal binnen het projectgebied (werkstrook) zelf. Het gaat immers om ecotopen die verdwijnen door ruimtebeslag. Het studiegebied in verband met verstoring dient ruimer opgevat te worden. Er kan immers over grotere oppervlakte verstoring optreden door bijvoorbeeld geluidsproductie tijdens de werken. Hier zullen voornamelijk verstoringseffecten besproken worden op fauna. Wat betreft versnippering zal het studiegebied eveneens ruimer zijn dan het projectgebied. Versnippering kan immers op grotere schaal een impact hebben op de ecologische structuur. Hier zal vooral aandacht uitgaan naar het functioneren van het gebied binnen de natuurwaarden in de ruimere omgeving en tevens naar interne versnippering van het gebied na de uitvoering van het project. Verdroging en vernatting hebben mogelijk een invloed op fauna en flora. Het studiegebied voor deze effectgroep wordt afgeleid uit de disciplines grondwater en oppervlaktewater. Daarnaast wordt ook aandacht geschonken aan het mogelijke effect van verdroging op groene elementen in de stedelijke omgeving. Op basis van genoemde afbakening van het studiegebied willen we de aandachtsgebieden voor deze studie afbakenen. Aandachtsgebieden worden (volgens het MER-richtlijnenboek) in principe afgebakend aan de hand van een summiere analyse van 3 afzonderlijke criteria. Deze 3 voorgestelde toetsstenen zijn: •
kwetsbare gebieden (met bv. zeldzame ecotopen, o.b.v. de oorspronkelijke BWK);
•
het voorkomen van rodelijstsoorten (m.a.w. zones met zeldzame planten en dieren, o.b.v. de huidige basisdocumenten inzake flora en avifauna die ter beschikking zijn);
•
bijzondere beschermingen (wetgeving en beleid, o.b.v. een summiere analyse van deze 2 elementen).
Volgens de biologische waarderingskaart bevindt de aardgasleiding zich voor ca. 40 % in biologisch waardevol gebied. De waardevolle ecotopen bestaan voornamelijk uit vochtige graslanden, ruigtes en bosjes. Er zijn geen meldingen van het eventuele voorkomen van rode lijstsoorten ter hoogte van het tracé. Soorten aangemeld in het kader van de habitatrichtlijn worden verderop in het dossier besproken. Wat beleid en wetgeving betreft, moet gezegd worden dat de aardgasleiding Tessenderlo-Diest over een afstand van 2.578 m doorheen groene gewestplanbestemmingen loopt, namelijk: Tabel 4-22: Overzicht groene bestemming volgens gewestplan Bestemming
Lengte aardgasleiding (m)
% t.o.v. het totale tracé
Natuurgebied
1.480
8,2
Bosgebied
1.098
6,1
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 114 van 240
De aardgasleiding loopt voor ca. 1.756 m doorheen het Habitatrichtlijngebied nr. BE2400014 “Demervallei” en voor ca. 3.302 m doorheen het Vogelrichtlijngebied nr. BE2223316 “De Demervallei”. De aardgasleiding loopt tevens doorheen het VEN-gebied nr. 553 “De Vallei van de Drie Beken” over een lengte van 336 m, door het VEN-gebied nr. 438 “De Midden- en benedenloop Zwarte Beek” (371 m) en VEN-gebied 437 (389 m) “Het Rot- , Gorenbroek en Diesters Broek”. Wanneer we een overlay maken van deze als aandachtspunt afgebakende elementen willen we stellen dat in functie van dit onderzoek naar de natuurwaarden:
4.4.2
•
het studiegebied bestaat uit de werkstrook van de aardgasleiding,
•
het aandachtsgebied bestaat uit het terrein waar de aardgasleiding wordt aangelegd en de zones met natuurwaarden die op de oost- en westzijde aanleunen bij het traject;
•
het projectgebied is de breedte van de werkstrook noodzakelijk om een aardgasleiding aan te leggen.
Beschrijving van bestaande toestand De beschrijving van het biotisch patroon gebeurt op basis van een gedetailleerde terreininventarisatie, uitgevoerd door Antea Group, op 15/03/2010 en 15/09/2010. Met deze informatie werd een eigen gedetailleerde en geactualiseerde Biologische Waarderingskaart (BWK) opgesteld. Dit is noodzakelijk vermits de BWK van de Vlaamse overheid een vrij gedetailleerde, maar in dit geval nog te beperkte informatie biedt. De faunaoverdruk die op de officiële waarderingskaart staat aangegeven werd niet geactualiseerd in functie van dit OHD. De geactualiseerde BWK werd opgesteld analoog aan de principes van de Biologische Waarderingskaart, versie 2.2, die tevens als basiskaart aangewend werd. Deze ecologische evaluatie is hoofdzakelijk gebaseerd op floristische gegevens. De landschapsecologische evaluatie gebeurt door de integratie van vier criteria. Door deze criteria op een correcte en logische wijze naast mekaar te plaatsen, kan men tot 7 verschillende waarderingsklassen komen: •
Biologisch minder waardevol (m)
•
Biologisch minder waardevol met waardevolle elementen (mw)
•
Biologisch minder waardevol met zeer waardevolle elementen (mz)
•
Biologisch waardevol (w)
•
Biologisch waardevol met zeer waardevolle elementen (wz)
•
Biologisch zeer waardevol (z)
•
Complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen (mwz)
De criteria die binnen deze studie gehanteerd worden, zijn: •
Zeldzaamheid
•
Natuurlijkheid
•
(Bio)diversiteit
•
Biologische potenties
Zeldzaamheid kan aangeduid worden als het meest objectieve criterium en is makkelijk te operationaliseren, vermits er in Vlaanderen voldoende standaardgegevens ter beschikking zijn waarop de zeldzaamheid van soorten is terug te vinden (o.a. Stieperaere en Fransen, Van Rompaey en Delvosalle, De Langhe et al.).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 115 van 240
Het criterium natuurlijkheid kan zonder veel problemen worden ingeschat en levert weinig interpretatieproblemen. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen hoog, matig en weinig natuurlijk. De biodiversiteit duidt op de veelheid van levensvormen. Dit kan slaan op soorten, ecosystemen of genen, en hangt samen met factoren als ouderdom, zeldzaamheid en ruimtelijke structuur. De biologische potentie is afhankelijk van terreinaspecten (zaadvoorraad, beheersmogelijkheden, geschiedenis, bodempatroon,...) en van beleidsmatige aspecten (GHS, VEN-waardig en dan wellicht GEN, vogelrichtlijngebied, N-, B-, R-zone,...). Het is duidelijk dat de verschillende waarderingscriteria elk op zich een eigen waardering hebben en elkaar sterk kunnen overlappen.
4.4.2.1 Vogel- en Habitatrichtlijngebied De Europese Vogelrichtlijn (VRL) (79/409/EEG) van 2/4/1979 inzake het behoud van de vogelstand verplicht de lidstaten voor de in bijlage bij deze richtlijn vermelde, bijzonder te beschermen vogelsoorten, alsook voor de geregeld voorkomende trekvogels, speciale beschermingsmaatregelen te treffen. •
Er wordt één Vogelrichtlijngebied aangesneden door de aardgasleiding. Het betreft de SBZ-V BE2223316 “De Demervallei”
De Europese Habitatrichtlijn (HRL) (92/43/EU) van 21/05/92 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en wilde flora en fauna beoogt het waarborgen van de biodiversiteit en streeft naar de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. Op Europees niveau is het de bedoeling tot een coherent ecologisch netwerk, 'Natura 2000', te komen dat bestaat uit speciale beschermingszones (Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijngebieden, Ramsar-gebieden). Volgend Habitatrichtlijngebied wordt aangesneden door de aardgasleiding: •
BE 2400014 “De Demervallei”.
Gezien de aardgasleiding gelegen is in Vogelrichtlijngebied en Habitatrichtlijngebied, is het opstellen van een passende beoordeling noodzakelijk. In de praktijk worden binnen de referentiesituatie met betrekking tot de Passende beoordeling, impliciet 3 uitgangssituaties geanalyseerd: •
de ‘staat van het studiegebied’ bij het van kracht worden van de richtlijn (of bij aanmelding indien de situatie bij het van kracht worden van de richtlijn niet zou gekend zijn)
•
de ‘beste uitgangssituatie’ die in de periode tussen de toestand van aanmelding en de huidige toestand werd bereikt (indien gekend). Overigens kan dit ook een slechtere toestand zijn dan bij in werking treden van de richtlijn.
•
de ‘gunstige staat van instandhouding’ voor de specifieke SBZ (o.b.v. Heutz G. & Paelinckx D., 2005).
4.4.2.2 VEN-gebieden e
Een deel van het projectgebied is in de 1 fase van de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk aangeduid als VEN-gebied (GEN= Grote Eenheid Natuur). Het gaat om de VEN-gebieden 553 “De Vallei van de Drie Beken”, 438 “De Midden- en benedenloop Zwarte Beek” en VEN-gebied 437 “Het Rot- , Gorenbroek en Diesters Broek”. Wanneer VEN-gebieden een eventuele invloed van werkzaamheden kunnen hebben, dient in een natuurtoets te worden afgewogen of: •
de werken inderdaad een effect (schade) genereren;
•
de schade herstelbaar is; en
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 116 van 240
•
er bij de werken groot openbaar belang aan de grondslag ligt.
4.4.2.3 Natuurreservaten Ter hoogte van het projectgebied bevinden zich verschillende natuurreservaten. Het eerste reservaat dat door de aardgasleiding gekruist wordt, is het Vlaams natuurreservaat ‘Vallei van de Drie Beken’. Het gebied is gelegen in het uiterste noordoosten van de provincie Vlaams-Brabant, in de grensstreek met de provincie Limburg, op het grondgebied van Diest, Beringen en Tessenderlo. Het gebied is grotendeels in eigendom van ANB. In het valleigebied wordt door ANB een actief aankoopbeleid gevoerd waardoor de oppervlakte reservaatgebied er nog steeds toeneemt. Begin 2005 was ca. 355 ha in eigendom bij ANB (Lambrechts et al., 2005). Het visiegebied voor het natuurreservaat beslaat een oppervlakte van 1.725 ha. Het gebied wordt gekenmerkt door zijn kleinschaligheid met nog onverharde wegen en vele kleine landschapselementen. De droge zanddonken en de natte valleigronden waren immers niet geschikt voor akkerbouw. Op de donken werden dennen geplant en de valleigronden deden dienst als hooi- of grasland. Tegenwoordig zijn er door verruiging van de nu verlaten hooilanden grote wilgenkoepels ontstaan, die deels teruggedrongen worden en deels behouden blijven. Schrale natte hooilanden ontstaan opnieuw door te maaien en door het water van de beken meer op te houden in het gebied. De drie beken zijn nog structuurrijk maar één van de drie heeft een slechte waterkwaliteit. Naast soorten van natte biotopen zoals allerlei zegges en libellen, Waterdrieblad, Wateraardbei en Moerassprinkhaan komen er ook soorten voor van drogere biotopen zoals Struikheide en Stekelbrem (Brochure De Winterbeek, 2003). Een ander natuurreservaat dat door de aardgasleiding gekruist wordt, is dat van de Vallei van de Zwarte Beek, al bevindt het zwaartepunt van dit reservaat zich wel meer stroomopwaarts in Limburg. De Zwarte Beek moet zich plooien en wringen om haar water voorbij de getuigenheuvels te loodsen want in de buurt van het projectgebied liggen deze heuvels immers erg dicht bij elkaar. Het zijn de overblijfselen van vroegere zandbanken, toen de zee tot hier kwam. Op sommige plaatsen is de vallei slechts enkele honderden meters breed. 's Winters overstromen de moerassen en beemden dikwijls (www.natuurpunt.be).
4.4.2.4 Soortniveau Flora Gezien de lengte van de aardgasleiding en de aard van de studie, werd er geen gedetailleerde soorteninventarisatie uitgevoerd. Algemeen kan gesteld worden dat de aardgasleiding door een agrarisch landschap gaat. De graad van beheer is variabel. De nattere valleien kennen veelal een extensief beheer en het merendeel van de percelen wordt dan ook gebruikt als graas- of hooiweide. Ter hoogte van het natuurgebied Vallei van de Drie Beken zijn veel van de oorspronkelijke hooilanden verlaten en komen meer ruigere vegetatietypes voor. Op de hoger gelegen ruggen komt er meer akkerbouw voor al blijft het aantal graslanden ook hier relatief hoog. Verschillende van de nattere graslandpercelen vertonen een relatief hoge soortenrijkdom, waarvan een deel van de soorten afhankelijk is van lokale kwel. De bosjes in de valleien worden vaak gedomineerd door Zwarte els, al komen er tevens populierenaanplanten en eikenbosjes voor. De percelen worden doorsneden door houtkanten, bomenrijen en beekjes. Op de drogere ruggen komen er naast de landbouwpercelen ook verschillende bossen voor. Het betreft hier in de eerste plaats Eiken-Berkenbossen en dennenbossen. Op sommige plaatsen zijn er in de ondergroei nog heiderelicten terug te vinden. In het beheerplan voor de Vallei van de Drie Beken wordt melding gemaakt van volgende bijzondere plantensoorten in de buurt van het tracé: Pijptorkruid, Wateraardbei en Klein glidkruid. In de iets ruimere omgeving worden ook Tormentil en Blauwe bosbes aangetroffen (Lambrechts et al., 2005). Binnen het natuurgebied bevinden zich twee houtkanten die gebruikt worden voor de oogst van autochtoon boomzaad. Het betreft een zaadbron voor Spork in het natuurreservaat Groot Asdonk, enkele kilometers ten westen van het projectgebied en een zaadbron van Zwarte els te Brelaar.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 117 van 240
Fauna Gezien het lijnvormige tracé en de grote lengte ervan is het weinig zinvol om voor het volledige gebied een soortenlijst op te stellen. Tijdens het terreinbezoek werden geen bijzondere faunaelementen aangetroffen. Een gerichte inventarisatie werd er in het kader van deze studie echter niet uitgevoerd. Er werden geen zoogdieren, amfibieën of vissen waargenomen en ook de waargenomen vogelsoorten beperkten zich tot algemene soorten. Er kan aangenomen worden dat in het gebied langsheen het tracé vele algemene diersoorten kunnen aangetroffen worden. Op de BWK versie 2.2. wordt de Vallei van de Drie Beken en de Vallei van de Zwarte Beek afgebakend als faunistisch voornaam gebied. Er kan verwacht worden dat deze valleigebieden met hun extensieve graslanden, moerasjes en broekbossen een relatief groot belang hebben voor allerlei soorten moeras- en watervogels. Volgens de Vogelatlas vormt de Vallei van de Zwarte Beek en de Demer een broedgebied van internationaal belang voor verschillende soorten zangvogels, eenden en roofvogels. Volgende “zeldzame” soorten worden als broedvogel aangeduid Roerdomp, Wouwaapje, Waterral, Wilde eend, Paapje, Blauwborst, Stormmeeuw, Bruine kiekendief, Kwartelkoning, Porseleinhoen, Zomertaling, Oeverzwaluw, IJsvogel, Cetti’s zanger en Grauwe gors. Vlak langsheen deeltracé 24 bevindt zich tevens een broedkolonie van Blauwe reiger. Bijzondere, in de buurt voorkomende, soorten die vermeld worden in het beheerplan van natuurreservaat Vallei van de Drie Beken zijn o.a. Graspieper, Roodborsttapuit, Nachtegaal, Groene specht, Kleine bonte specht, Krakeend, Wintertaling, Waterral, Blauwborst, Sprinkhaanzanger, Kleine karekiet, Rietgors, Wespendief, Vuurgoudhaantje, Ransuil en Wielewaal (Lambrechts et al., 2005). Bovenstaande opsomming is verre van volledig en er kan dan ook aangenomen worden dat er nog vele andere soorten binnen het projectgebied voorkomen. De belangrijkste waterlopen in het projectgebied zijn zo goed als volledig dood ten gevolge van de aanwezigheid van een industrieel lozingspunt stroomopwaarts het projectgebied. In de enkele zijbeekjes kunnen alleen de meest resistente soorten (doorgaans exoten) overleven. In de zuivere delen van onder meer de zuidelijke Kleine Beek lijkt een natuurlijk ecosysteem aanwezig te zijn. Zo zijn er onder meer bronlibellen waargenomen. Dat de hydrologie op kwantitatief vlak relatief ongestoord is, bewijst de aanwezigheid van verschillende insectensoorten. De in Vlaanderen uiterst zeldzame soorten zoals de zompsprinkhaan en moerassprinkhaan komen frequent voor in de natte ruigten (Brochure De Winterbeek, 2003). Ter hoogte van het tracé wordt echter enkel de kustsprinkhaan opgetekend (Lambrechts et al., 2005).
4.4.2.5 Ecotoop- en biotoopniveau Op het niveau van ecotopen (vegetatietypen in relatie met homogene milieuomstandigheden) en biotopen (leefgebied van levensgemeenschappen) komen verschillende vegetatietypes voor, waarvan enkele zeer waardevolle ecotopen voor het Vlaamse landsgedeelte. Volgende ecotopen kunnen worden aangetroffen binnen een straal van 50 m rondom de as van de aardgasleiding. Tabel 4-23: Voorkomende ecotopen in de buurt van de aardgasleiding Code
Verklaring
Waardering
ae
Eutrofe plas, vijver, meer, < 3m diep (Nymphaeion)
z
ae-
Eutrofe plas, vijver, meer, < 3m diep (Nymphaeion)
w
bl
Akker op lemige bodem
m
bs
Akker op zandige bodem
m
bs+
Akker op zandige bodem met ecologische waarde
w
cgb
Droge heide met opslag van houtige gewassen
z
ha-
Droog, zuur struisgras-grasland met opslag van houtigen
wz
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 118 van 240
Code
Verklaring
Waardering
hc
Dottergrasland (Calthion)
wz
hc-
Dottergrasland (Calthion)
z
hf
Moerasspirearuigte
wz
hfb
Moerasspirearuigte met opslag van houtigen
z
hj
Pitrusgrasland
w
hp
Regelmatig begraasde, permanente weide (Cynosurion) (ook hooilanden)
m
hp+
Regelmatig begraasde, permanente weide (Cynosurion) (ook hooilanden) (goed wz ontwikkeld)
hr
Geruderaliseerd mesofiel grasland
w
hrb
Geruderaliseerd mesofiel grasland met opslag van houtigen
wz
hu
Mesofiel, licht bemest hooiland (Arrhenatherion)
z
hu-
Mesofiel, licht bemest hooiland (Arrhenatherion)
w
hx
Dicotylen- en soortenarm, tijdelijk of permanent grasland
m
k(ae)
Sloot
z
k(cp)
Randbegroeiing met gedegradeerde heide
w
k(ha-)
Randbegroeiing met droog zuur struisgrasland
w
k(hab)
Randbegroeiing met droog zuur struisgrasland en opslag van houtigen
z
k(hp+)
Randbegroeiing met soortenrijk cultuurgrasland
w
k(hr)
Randbegroeiing met geruderaliseerd mesofiel grasland
w
k(hrb)
Randbegroeiing met geruderaliseerd mesofiel grasland en opslag van houtigen
w
k(hu-)
Randbegroeiing met mesofiel licht bemest hooiland
w
k(ku)
Randbegroeiing met ruderale vegetatie
wz
k(mr)
Randbegroeiing met riet
wz
kba
Bomenrij (a: Alnus, b: Betula, gml: gemengd loofhout, lar: Larix, P: Populus sp., q: Quercus w sp., qr: Quercus rubra, r: Robinia)
kd
Dijk
kh
Houtkant of oude heg (a: Alnus, gml: gemengd loofhout, pt: Platanus, q: Quercus sp., q: wz Quercus rubra, r: Robinia)
khwq
Houtwal met Eik
wz
kn
Veedrinkpoel, ondiepe kleine plas
z
ko
Stortterrein
mw
kp
Begraafplaats, park
mw
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
w
pagina 119 van 240
Code
Verklaring
Waardering
ks
Spoorweg
wz
kt
Talud (cp: gedegradeerd heide, ha-: droog, zuur struisgrasland
w
ku
Ruderale vegetatie (o.a. voormalige akkers, opgehoogde terreinen)
w
ku-
Ruderale vegetatie (o.a. voormalige akkers, opgehoogde terreinen)
mw
kub
Ruderale vegetatie (o.a. voormalige akkers, opgehoogde terreinen) met opslag van w houtigen
kw
Holle weg
z
kz
Opgespoten terrein of niet-bebouwd en –onderhouden industrieterrein
m
lh
Populierenaanplant op vochtige grond
z
lhb
Populierenaanplant op vochtige grond met elzen-ondergroei
w
lhi
Populierenaanplant op vochtige grond met ruigte-ondergroei
w
mr
Rietland, grote helofytenvegetatie (Phragmition)
z
n
Loofhoutaanplant (niet-populier)
w
pa
Adulte gesloten naaldhoutaanplant zonder ondergroei
w
pi
Zeer jonge naaldhoutaanplant
w
pmb
Oude naaldhoutaanplant met hoog struikgewas en bomen
w
pms
Oude naaldhoutaanplant met laag struikgewas
w
ppmb
Oude dennenaanplant met hoog struikgewas en bomen
wz
ppmh
Oude dennenaanplant met lage ondergroei (grassen, kruiden)
wz
ppms
Oude dennenaanplant met laag struikgewas
w
qb
Eiken-berkenbos
z
qb-
Eiken-berkenbos
z
qs-
Zuur, mesotrafent eikenbos
z
se
Kapvlaktestruweel
w
sp
Droog neutroclien doornstruweel
z
spoor
Spoorweg
m
sz
Opslag van allerlei aard
w
ua
Halfopen of open bebouwing met beplanting
m
ui
Industriële bebouwing
m
un
open bebouwing in omgeving met veel natuurlijke begroeiing
m
ur
Bebouwing in agrarische omgeving, losstaande hoeve (Urt: volkstuin)
m
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 120 van 240
Code
Verklaring
Waardering
uv
Zone voor verblijfsrecreatie
m
vm
Zeggenrijk mesotroof elzenbos
z
wat
Waterloop
mw
weg
Openbare weg
mw
De aardgasleiding en de directe omgeving ervan kennen onmiskenbaar een relatief groot aantal floristisch belangrijke gebieden. Het betreft hier het valleigebied van de Drie Beken, het valleigebied van de Zwarte Beek en de vallei van de Demer. De waardevolle habitattypes bestaan hier dan ook voornamelijk uit natte weilanden, broekbossen en natte ruigtes. Ter hoogte van de verschillende getuigenheuvels bevinden zich tevens waardevolle zones bestaande uit eikenbossen, heiderelicten, houtkanten en holle wegen. Voorts worden er een aantal bosbestanden aangesneden. Andere natuurwaarden binnen het gebied worden voornamelijk gevormd door lijnvormige elementen zoals bomenrijen, houtkanten, waterlopen en perceelsranden. Voor de percelen in het reservaatgebied van de Vallei van de Drie Beken zijn er gedetailleerde inventarisatiegegevens beschikbaar. Door Butaye et al. (2003) is er een gebiedsdekkende, perceelsgewijze inventarisatie van de vegetatie uitgevoerd. De meeste percelen binnen het reservaat die gekruist worden door de aardgasleiding bestaan uit maïsakkers en eerder soortenarme graslanden met Beemdgras en Raaigras als dominante soorten. Verder komen er nog enkele Zilverschoongraslanden voor met o.a. Grote vossenstaart, Mannagras en Rietgras en een beperkt gedeelte droog schraal hooiland. Verschillende van de graslandpercelen zijn sterk verruigd. Er worden ook een drietal bospercelen gekruist. Het betreft hier tweemaal Populieraanplant met o.a. Zomereik, Wilg en Zwarte els in de nevenetage en eenmaal een Berken-Eikenbossen in het uiterste zuiden van de kruising met het reservaatgebied. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de door de aardgasleiding gekruiste vegetatietypes. Deze worden tevens weergegeven op kaart. Kaart 6: Inventarisatiegegevens Vallei van de Drie Beken Tabel 4-24 Voorkomende vegetatietypes ter hoogte van de aardgasleiding in het natuurreservaat (naar Butaye et al., 2003) Code
Beschrijving
A1.2
Schraalgrasland met Klein vogelpootje en Muizenoor
Akker
Akker
B1
Glanshavergrasland met Grote vossestaart en Ridderzuring
B2.1
Beemdgras-Raaigrasgrasland met Grote vossestaart en Geknikte vossestaart
B2.2
Beemdgras-Raaigrasgrasland
Blanco
blanco
C1.1
Kamgrasgrasland met Engels raaigras en Madeliefje
C1.2
Kamgrasgrasland met Grote vossestaart en Rood zwenkgras
C2
Zilverschoongrasland met Pitrus en Zomprus
D1
Dottergrasland met Hazezegge en Pijpenstrootje
D2
Dottergrasland met Zwarte zegge en Holpijp
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 121 van 240
Code
Beschrijving
E
Verruigd grasland met Gestreepte witbol en Veldzuring
F1.2
Nitrofiele ruigte met Grote Brandnetel en Hondsdraf
F2
Nitrofiele ruigte met Grote brandnetel en Moerasspirea
Fijnspar
Fijnspar
G
Moerasspirearuigte met Hennegras en Melkeppe
Huis
Huis
I
Elzenzegge-Elzenbroekbossen met Gewone braam en Framboos
J
Aanplantingen met Gewone braam en Brede stekelvaren
L of M1 of M2
Berken-Eikenbos met Blauwe bosbes en Brede stekelvaren en/of Struikhei en/of Lelietje-van-dalen
Open water
Open water
Het tracé ligt voor bijna 40% van de totale lengte in biologisch waardevolle of zeer waardevolle gebieden. Tabel 4-25 Procentuele weergave van de waardering van de door de aardgasleiding doorsneden percelen. Waardering
Percentage
m
45,3
mw
11,7
mwz
1,7
mz
1,1
w
25,1
wz
11,4
z
3,8
Beschrijving van de deeltracés De tracés worden in onderstaande paragraaf afzonderlijk of gegroepeerd besproken afhankelijk van het al dan niet voorkomen van gelijkaardige habitats. •
Deeltracé 1: dit betreft het beginpunt van de aardgasleiding in de bufferzone van het industriegebied Schoonhees.
•
Deeltracés 2 en 3a: de aardgasleiding vertrekt in de bufferzone van het industriegebied Schoonhees tussen de bedrijventerreinen en loopt verder in relatief open agrarisch gebied met veel akkerbouw. De ecologische waarden situeren zich voornamelijk in enkele houtkanten en verruigde percelen.
•
Deeltracé 3: de aardgasleiding loopt hier parallel aan de Fabriekstraat. De bermen zijn hier relatief soortenrijk. Het akkerland maakt hier geleidelijk aan plaats voor soortenrijke
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 122 van 240
weilanden. Centraal, langsheen weerszijden van het tracé bevinden zich tevens 2 broekbosjes. •
Deeltracé 4: ter hoogte van dit deeltracé kruist de aardgasleiding een groot aantal soortenrijke graslanden die een mozaïek vormen met verschillende nattere bosjes en ruigtes. Ter hoogte van dit deeltracé worden tevens de Kleine beek en de Winterbeek gekruist. Dit deeltracé bevindt zich in het natuurgebied Vallei van de Drie Beken.
•
Deeltracé 5: Ter hoogte van dit deeltracé wisselen soortenrijke en soortenarme graslanden elkaar af. Dit deeltracé bevindt zich in het natuurgebied Vallei van de Drie Beken.
•
Deeltracés 6 en 7: ook ter hoogte van deze deeltracés bestaat de vegetatie uit soortenrijke graslanden, waarvan sommige aangeduid zijn als dotterbloemgrasland. Ook ter hoogte van deze deeltracés worden er verschillende beken, waaronder de Middelbeek gekruist. Naast de graslanden komen er tevens soortenrijke natte ruigten en broekbosjes voor in de buurt van het tracé. Deze deeltracés bevinden zich in het natuurgebied Vallei van de Drie Beken.
•
Deeltracés 8 en 9: de aardgasleiding ligt hier voornamelijk in akkerland en cultuurgraslanden. De aardgasleiding verlaat hier de Vallei van de Drie Beken.
•
Deeltracés 10 en 11: de aardgasleiding loopt hier voornamelijk doorheen akkerland en loopt over een getuigenheuvel. De top van de heuvel is bosrijk, met verschillende zeer waardevolle eikenbossen. Het tracé heeft hier een werkstrookbreedte van 19 m in plaats van 24 m. Deze worden over een beperkte lengte gekruist. Daarnaast komen er hier ook verschillende naaldbossen voor.
•
Deeltracé 12: ook hier bevindt de aardgasleiding zich voornamelijk ter hoogte van akkerpercelen. De omgeving is bosrijk met een afwisseling van naald- en loofbos.
•
Deeltracé 13: de aardgasleiding loopt hier door intensief agrarisch gebied.
•
Deeltracé 14: de aardgasleiding kruist hier een zeer waardevolle holle weg.
•
Deeltracé 15: de aardgasleiding loopt hier door intensief agrarisch gebied.
•
Deeltracé 16: de aardgasleiding bevindt zich hier in de vallei van de Laarbeek en wordt omgeven door natte weilanden met waardevolle relicten.
•
Deeltracés 17, 18 en 19 (deel): ter hoogte van deze deeltracés kruist de aardgasleiding relatief intensief agrarisch gebied. De natuurwaarden situeren zich hier dan ook voornamelijk in de kleine landschapselementen.
•
Deeltracés 19 (deel) en 20: het tracé loopt hier deels door en vlak langs verscheidene naaldhoutaanplanten. In enkele van deze aanplanten is Lork de dominante boomsoort.
•
Deeltracé 21: het gebied heeft hier een relatief gesloten karakter waarbij bosjes en soortenrijke weilanden elkaar afwisselen. Ter hoogte van dit tracé wordt de E314 gekruist.
•
Deeltracés 22 en 23: de aardgasleiding loopt vanaf hier parallel aan de E314. Ter hoogte deze deeltracés komen er voornamelijk natte percelen voor. Het betreft afwisselend waterpartijen, broekbosjes en natte ruigtes en graslanden.
•
Deeltracés 24 en 25: ter hoogte van deze deeltracés wisselen akkers en naaldbossen elkaar af.
•
Deeltracés 26 en 27: hier wisselen verschillende waardevolle vegetatietypes zich op relatief korte afstand met elkaar af. Bosjes, struweel, ruigte, verboste heide en soortenrijke graslanden komen hier voor.
•
Deeltracé 28-29: soortenrijke weilanden en akkers wisselen elkaar af. Ter hoogte van de beekvallei van het Zwartwater komt er moerasland voor. Verder naar het westen ligt het tracé in de vallei van de Demer. Het omringende landschap wordt er gekenmerkt door
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 123 van 240
populierenaanplanten, soortenrijke weiden en ruigten. Ter hoogte van dit deeltracé wordt de E314 opnieuw gekruist. •
Deeltracés 30-32: Ook ter hoogte van deze deeltracés is de aardgasleiding in de vallei van de Demer gelegen. De aardgasleiding bevindt zich hier in het Webbekomsbroek, ter hoogte van het op- en afrittencomplex nr. 25. De aardgasleiding loopt doorheen een vochtig tot nat gebied met een afwisseling van ruigtes, soortenrijke graslanden (met microreliëf) en populierenaanplant en beperkt eikenbos.
•
Deeltracé 33: dit betreft het eindpunt van de aardgasleiding, gelegen aanpalend aan een bedrijventerrein en het knooppunt van de autostrade. Er komt een verruigd grasland voor.
4.4.2.6 Ecosysteemniveau Dit organisatieniveau is in feite een integratie van de lagere organisatieniveaus. Hierbij kan gestreefd worden naar een integrale waardering op basis van specifieke criteria als versnippering, aanwezigheid van ecologische infrastructuur, landschapsecologische relaties, maar ook de eerder vernoemde algemene criteria kunnen hier van toepassing zijn. De aardgasleiding doorsnijdt verschillende valleigebieden, met name die van de Drie Beken, de Zwarte Beek en de Demer. Tussen de valleigebieden bevinden zich verschillende getuigenheuvels gevormd tijdens het Diestiaan. Ter hoogte van de aardgasleiding komen dan ook zowel natte als droge ecosysteemtypes voor. De valleigebieden worden gekenmerkt door natte vegetatietypes met als climaxvegetaties broekbossen. De huidige vegetatie wordt er echter voornamelijk gekenmerkt door soortenrijke natte graslanden en natte ruigtes. In de meeste beekvalleien is ijzerrijke kwel aanwezig. Er komen dan ook verscheidene grondwaterafhankelijke soorten voor in de vegetatie. Ter hoogte van de heuvelruggen vormen Eikenbossen de climaxvegetatie. Deze zijn op verschillende plaatsen nog aanwezig. Op andere plaatsen zijn ze echter verdwenen en vervangen door naaldhoutaanplant. Tot halverwege vorige eeuw bestond de vegetatie er vaak uit heide. Van dit vegetatietype komen er momenteel slechts enkele beperkte relicten meer voor.
4.4.2.7 Identificatie kwetsbare en waardevolle gebieden De ecologisch waardevolle gebieden worden aangegeven op de gedetailleerde en geactualiseerde biologische waarderingskaart die op basis van het terreinwerk werd opgemaakt. Op deze kaart staan ook de zones weergegeven die, op basis van de bestaande BWK en de terreininventarisatie, rechtstreeks gevoelig lijken voor allerlei vormen van terreinwerkzaamheden in het kader van de leidingaanleg (bvb. betreding, compactering, verdroging, …). Het betreft de zones waar op de BWK clusters van waardevolle (groene) en/of zeer waardevolle (donker groene) percelen voorkomen. Met deze waardebeoordeling kan ook worden aangegeven welke de kwetsbare gebieden zijn voor de verschillende verstoringsprocessen die volgens het plan van aanpak dienen plaats te vinden bij het aanleggen van een leiding (verdroging, verzuring, eutrofiëring en ecotoopverlies). Welke zones kwetsbaar zijn en welke zones dus een relevante impact zullen ondervinden van de eventuele werkzaamheden in de aardgasleiding, wordt in de effectenanalyse van dit ontheffingsdossier besproken. Volgende kwetsbare zones kunnen onderscheiden worden: •
(Delen van) Deeltracé 4, 6, 7, 10, 12, 14, 16, 21, 22, 23, 26, 27, 28, 29, 30 en 31. Het betreft hier deeltracés met voornamelijk waardevolle natte valleivegetaties, maar tevens drogere bossen en holle wegen ter hoogte van de getuigenheuvels. Ook ter hoogte van de andere deeltracés komen er nog waardevolle elementen voor, veelal onder de vorm van kleine landschapselementen.
4.4.2.8 Ecosysteemkwetsbaarheidskaarten Het INBO heeft voor Vlaanderen ecosysteemkwetsbaarheidskaarten opgesteld die aangeven welke de al dan niet kwetsbare gebieden zijn op vlak van fauna en flora ten gevolge van verschillende
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 124 van 240
verstoringsprocessen. De signaalkaarten voor ecotoopverlies, verdroging, verzuring, vermesting, barrière, ontsnippering geven het volgende mee:
4.4.3
•
Gezien het landelijke karakter van het onderzoeksgebied is het grotendeels kwetsbaar voor geluidsverstoring. Enkel ter hoogte van de E314 is het tracé weinig gevoelig voor geluidsverstoring.
•
Ter hoogte van de beekvalleien komen verdrogingsgevoelige zones voor. De tussenliggende ruggen zijn niet gevoelig.
•
De natte valleigebieden zijn gevoelig voor eutrofiëring.
•
Verschillende zones die door de aardgasleiding worden doorkruist zijn gevoelig voor ecotoopverlies. Het betreffen met name de biologisch zeer waardevolle percelen weergegeven op de BWK.
•
Het merendeel van het gebied is weinig kwetsbaar voor verzuring. Kwetsbare vegetaties zijn met name de droge bostypes.
Beschrijving van de toekomstige toestand en de verwachte effecten
4.4.3.1 Effectgroep ‘ecotoop- en biotoopverlies of –winst Effectieve oppervlakte-inname en het hieraan gekoppelde ecotoopverlies zal zich beperken tot de zone van de werkstrook, breedte van de werkstrook voor de aanleg van de aardgasleiding bedraagt 16 meter (bij diameter 250 mm) en 24 meter (bij diameter 600 mm). In Tabel 4-26 wordt aangegeven waar er langsheen het tracé waardevolle biotopen aanwezig zijn en over welke lengte ze doorsneden worden. Door het afgraven van de bodemtoplaag wordt ook de bestaande vegetatie die erop aanwezig is, vernietigd. Van de totale oppervlakte die door de aanleg tijdelijk of permanent zal verdwijnen is 40% aangeduid als biologisch waardevol tot biologisch zeer waardevol. Een negatieve impact geldt hier vooral in de vegetatietypes die reeds enige stabiliteit en dito soortensamenstelling hebben bereikt. Het betreft hier voornamelijk de biologisch zeer waardevolle vegetatietypes uit onderstaande tabel (ca. 3,5% van de totale oppervlakte). Ook voor de biologisch waardevolle graslanden en ruigtes, kan het ecotoopverlies als negatief beschouwd worden. Van deze vegetatietypes kan echter wel een sneller herstel verwacht worden dan van de zeer waardevolle bospercelen. Voor de bospercelen is volledig herstel onmogelijk omwille van veiligheidsredenen. Ter hoogte van de getuigenheuvels, gelegen binnen de perimeters van het natuurgebied, kan het kappen van het bos eventueel aangewend worden om het oorspronkelijke heidelandschap lokaal te herstellen. Naast de in de tabel aangegeven vegetatietypes worden er tevens een groot aantal houtkanten en bomenrijen doorsneden. Ook dit wordt als negatief beoordeeld. Zij hebben immers een belangrijke verbindingsfunctie binnen het landschap. De breedte van de werkstrook wordt tot een minimum herleid bij het kruisen van biologisch zeer waardevolle percelen en kleine landschapselementen. Zeker ter hoogte van bospercelen en bij het kruisen van kleine landschapselementen dient de oppervlakte-inname tot een minimum beperkt te blijven. Door het toepassen van een horizontaal gestuurde boring ter hoogte van de 4 meest waardevolle valleigebieden, wordt het ecotoopverlies ter hoogte van biologisch waardevolle percelen reeds sterk beperkt. De strengzones van deze boringen worden voorzien ter hoogte van noodzakelijke werkstrook voor de aanleg van andere delen van het tracé, uitgezonderd voor HGB E. Door het uitvoeren van deze horizontaal gestuurde boringen wordt schade aan biologisch waardevolle percelen over een lengte van zo’n 5,2 km vermeden. Hierdoor wordt de totale lengte van de te doorkruisen biologisch waardevolle percelen met ca. 60% verminderd. Ter hoogte van de in- en uittredepunten zal er plaatselijk wel een grotere oppervlakte-inname zijn. De oppervlaktes noodzakelijk voor de werkzone om de horizontaal gestuurde boringen uit te voeren betreffen respectievelijk 5.625 m² en 2.500 m². De keuze voor de locaties gebeurde zodanig dat schade aan ecologisch waardevolle habitats zoveel mogelijk beperkt blijft. Zo bevindt deeltracé 8 zich bijvoorbeeld wel nog gedeeltelijk binnen SBZ, maar bevindt de leiding zich hier specifiek ter hoogte van een perceel dat als biologisch minder waardevol wordt aangeduid, waardoor hier de inrichting
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 125 van 240
van een werfzone voor een sleufloze techniek (horizontaal gestuurde boring) wel haalbaar is vanuit milieu-oogpunt. De rest van dit deeltracé kan dan in open sleuf worden aangelegd. Hetzelfde kan gesteld worden voor deeltracé 4, waarbij de lengte waarover sleufloze technieken worden voorgesteld zo bepaald is dat een werfzone kan voorzien worden net buiten het SBZ, in een perceel dat wordt aanduid als biologisch minder waardevol. Gezien het veelvuldig voorkomen van soortenrijke weilanden en de technische beperkingen gebonden aan het uitvoeren van zulke boringen kan beperkte schade niet vermeden worden. De werkzones bevinden zich allen in grasland of akkers. Het merendeel van de graslanden heeft toch een zekere biologische waarde. Gezien het graslanden betreft wordt het herstel ervan na uitvoering van het project mogelijk geacht. De lokale afname van de biologische waarde ter hoogte van deze graslanden weegt niet op tegen de vermeden schade aan waardevolle en zeer waardevolle natuurtypes in de zones gekruist door middel van de horizontaal gestuurde boringen. Strengzone E valt buiten de voorziene werfstrook voor de aanleg van de aardgasleiding in open sleuf en leidt tot een tijdelijke bijkomende oppervlakte inname. Het betreft percelen met een eerder beperkte biologische waarde. Er wordt dan ook geen bijkomend effect van biotoopverlies verwacht. De benodigde breedte voor de strengzone bedraagt maximaal 10 m. Nieuwe aanhorigheden, zoals een knooppunt, schraapkolfstation en een drukreduceerstation, zorgen respectievelijk voor ca. 100 m², 4.200 m² en ca. 3.000 m² extra biotoopinname. Het ecotoopverlies omwille van de aanleg van een drukreduceerstation ter hoogte van een beboste ruigte aan het zuidelijke einde van de leiding, aansluitend bij een bedrijventerrein, wordt als beperkt negatief beoordeeld. Gezien bovenstaande zullen aandacht voor schadebeperkende maatregelen tijdens de uitvoering van de werken en een goed herstel van de percelen in hun oorspronkelijke staat zeker van belang zijn om de ecologische schade tot een minimum te beperken. Ook zal de werkzone afgebakend worden zodat ongecontroleerd werfverkeer in waardevolle zones vermeden wordt.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 126 van 240
Tabel 4-26: Waardevolle biotooptypes met risico op rechtstreekse aantasting. (Deel van) Deeltracé
Methodiek
Biotooptypes dewelke voorkomen op en onmiddellijk langs het leidingtracé
Doorkruiste totale lengte (m) ervan
2
open sleuf
hj
38
608 w
b
2
open sleuf
n
23
368 w
b
2
open sleuf
n
33
528 w
b
2
open sleuf
kt
3
48 w
b
2
open sleuf
kbq
5
80 w
m
2
Open sleuf
hr
46
736 w
b
(Deel van) Deeltracé
Methodiek
Biotooptypes dewelke Doorkruiste totale Van genoemde totaallengte de voorkomen op en lengte (m) ervan vermoedelijke oppervlakte die dient onmiddellijk langs het te worden verwijderd leidingtracé (werkstrookbreedte 24m)
3
open sleuf
hp+
424
3
open sleuf
hp+
61
1464 wz
b
3
open sleuf
hp+
128
3072 wz
b
4
HGB
hp+
49
wz
/
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
Van genoemde totaallengte de vermoedelijke oppervlakte die dient te worden verwijderd (werkstrookbreedte 16m)
BWK-evaluatie (versie 2.1) thv tracé (excl. m, mw, mwz en mz),
BWK-evaluatie (versie 2.1) thv tracé (excl. m, mw, mwz en mz),
10176 w
pagina 127 van 240
Aard negatieve impact bij projectuitvoering (B: beperkt; M: matig; S: sterk)
Aard negatieve impact bij projectuitvoering (B: beperkt; M: matig; S: sterk) b
(Deel van) Deeltracé
Methodiek
Biotooptypes dewelke Doorkruiste totale Van genoemde totaallengte de voorkomen op en lengte (m) ervan vermoedelijke oppervlakte die dient onmiddellijk langs het te worden verwijderd leidingtracé (werkstrookbreedte 24m)
BWK-evaluatie (versie 2.1) thv tracé (excl. m, mw, mwz en mz),
Aard negatieve impact bij projectuitvoering (B: beperkt; M: matig; S: sterk)
4
HGB
Hc
61
z
/
4
HGB
hp+
157
wz
/
4
HGB
hp+
107
wz
/
4
HGB
hp+
87
wz
/
4
HGB
hp+
60
wz
/
4
HGB
hp+
101
w
/
4
HGB
Hu
10
z
/
4
HGB
kbq
5
wz
/
5
open sleuf
hp+
125
5
open sleuf
kh-
17
6
open sleuf
hp+
49
6
HGB
kbq
6
HGB
6
3000 w 408 wz
b m
1176 w
b
6
w
/
hp+
127
wz
/
HGB
hp+
42
wz
/
6
HGB
hc
44
z
/
7
HGB
hc
12
z
/
7
HGB
kha-
39
w
/
7
HGB
hr
53
wz
/
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 128 van 240
(Deel van) Deeltracé
Methodiek
Biotooptypes dewelke Doorkruiste totale Van genoemde totaallengte de voorkomen op en lengte (m) ervan vermoedelijke oppervlakte die dient onmiddellijk langs het te worden verwijderd leidingtracé (werkstrookbreedte 24m)
BWK-evaluatie (versie 2.1) thv tracé (excl. m, mw, mwz en mz),
Aard negatieve impact bij projectuitvoering (B: beperkt; M: matig; S: sterk)
7
HGB
kha
7
wz
/
7
HGB
hp+
150
wz
/
7
HGB
hp+
95
w
/
7
HGB
n
6
w
/
7
HGB
kba
29
w
/
7
HGB
kbq
46
w
/
7
HGB
hr
90
w
/
7
HGB
kbq
1
wz
/
8
HGB
kbq
9
wz
/
8
open sleuf
khr
11
264 w
b
9
open sleuf
kt
4
96 w
b
9
open sleuf
hp+
87
2088 w
b
10
open sleuf
hp+
6
144 w
b
10
open sleuf
ppms
143
2717 w
m
open sleuf
qb
99
1881 z
m
7
10
7
Ter hoogte van de beboste percelen van dit deeltracé wordt de werkstrookbreedte beperkt tot 19 m
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 129 van 240
(Deel van) Deeltracé
Methodiek
Biotooptypes dewelke Doorkruiste totale Van genoemde totaallengte de voorkomen op en lengte (m) ervan vermoedelijke oppervlakte die dient onmiddellijk langs het te worden verwijderd leidingtracé (werkstrookbreedte 24m)
BWK-evaluatie (versie 2.1) thv tracé (excl. m, mw, mwz en mz),
Aard negatieve impact bij projectuitvoering (B: beperkt; M: matig; S: sterk)
11
open sleuf
qb
3
72 z
m
11
open sleuf
kt
2
48 w
b
12
open sleuf
kbq
5
120 w
b
12
open sleuf
Kbq
6
144 w
b
12
open sleuf
n
14
336 w
b
12
open sleuf
kt(cp)
4
96 w
b
14
aangepaste techniek
/ kw
25
600 z
15
HGB
kw
4
z
/
16
HGB
kbp
9
w
/
16
HGB
ae-
104
w
/
16
HGB
lhb
24
w
/
16
HGB
kt(cp)
7
w
/
17
HGB
kbq
6
w
/
18
open sleuf
kh(qs-)
16
384 z
b
19
open sleuf
hr
99
2376 w
b
19
open sleuf
hp+
64
1536 w
b
19
open sleuf
ppms
13
312 w
m
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 130 van 240
(Deel van) Deeltracé
Methodiek
Biotooptypes dewelke Doorkruiste totale Van genoemde totaallengte de voorkomen op en lengte (m) ervan vermoedelijke oppervlakte die dient onmiddellijk langs het te worden verwijderd leidingtracé (werkstrookbreedte 24m)
19
open sleuf
kbgml
27
648 w
b
19
open sleuf
pms
23
552 w
m
20
open sleuf
pms
6
144 w
m
20
open sleuf
kbq
31
744 wz
b
21
open sleuf
hr
72
1728 w
b
21
open sleuf
hr
62
1488 w
b
21
open sleuf
hp+
18
432 w
b
21
open sleuf
n
34
816 w
b
21
open sleuf
pi
3
72 w
m
21
open sleuf
hp+
1
24 w
b
21
open sleuf
n
35
840 w
b
21
open sleuf
hp+
108
2592 w
b
21
open sleuf
hp+
106
2544 w
b
21
open sleuf
kh(sp)
12
288 wz
b
21
open sleuf
n
15
360 w
b
21
open sleuf
n
12
288 w
b
21
open sleuf
k(hu-)
7
168 w
b
21
HGB
hrb
54
w
/
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 131 van 240
BWK-evaluatie (versie 2.1) thv tracé (excl. m, mw, mwz en mz),
Aard negatieve impact bij projectuitvoering (B: beperkt; M: matig; S: sterk)
(Deel van) Deeltracé
Methodiek
Biotooptypes dewelke Doorkruiste totale Van genoemde totaallengte de voorkomen op en lengte (m) ervan vermoedelijke oppervlakte die dient onmiddellijk langs het te worden verwijderd leidingtracé (werkstrookbreedte 24m)
BWK-evaluatie (versie 2.1) thv tracé (excl. m, mw, mwz en mz),
Aard negatieve impact bij projectuitvoering (B: beperkt; M: matig; S: sterk)
21
HGB
sp
8
z
/
21
HGB
sz
32
w
/
23
HGB
se
47
w
/
23
HGB
n
1
w
/
23
HGB
sz
49
w
/
23
HGB
ae-
76
wz
/
23
HGB
lhb
37
w
/
23
HGB
hp+
113
w
/
24
HGB
kbqr
9
w
/
24
HGB
ppmb
271
w
/
24
HGB
n
51
w
/
24
HGB
K(hab)
9
z
b
24
HGB
sz
5
w
b
25
open sleuf
pms
67
1608 w
m
25
open sleuf
pms
51
1224 w
m
25
open sleuf
n
38
912 w
b
25
open sleuf
pms
129
3096 w
m
26
open sleuf
sz
22
528 w
b
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 132 van 240
(Deel van) Deeltracé
Methodiek
Biotooptypes dewelke Doorkruiste totale Van genoemde totaallengte de voorkomen op en lengte (m) ervan vermoedelijke oppervlakte die dient onmiddellijk langs het te worden verwijderd leidingtracé (werkstrookbreedte 24m)
26
open sleuf
hr
103
2472 w
b
26
open sleuf
cgb
87
2088 z
m
26
open sleuf
sz
17
408 w
b
26
open sleuf
hp+
67
1608 wz
b
26
open sleuf
hr
50
1200 wz
b
26
open sleuf
kbqr
35
840 w
b
26
open sleuf
n
45
1080 w
b
26
open sleuf
hp+
74
1776 w
b
26
open sleuf
hp+
105
2520 wz
b
26
open sleuf
Khq
14
336 z
b
26
open sleuf
lhb
33
792 w
b
27
open sleuf
lhb
122
2928 w
b
27
open sleuf
pa
18
432 w
m
27
open sleuf
hrb
40
960 w
b
28
open sleuf
hp+
226
5424 w
b
28
open sleuf
ha-
82
1968 wz
b
28
open sleuf
hp+
46
1104 wz
b
28
open sleuf
mr
97
2328 z
b
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 133 van 240
BWK-evaluatie (versie 2.1) thv tracé (excl. m, mw, mwz en mz),
Aard negatieve impact bij projectuitvoering (B: beperkt; M: matig; S: sterk)
(Deel van) Deeltracé
Methodiek
Biotooptypes dewelke Doorkruiste totale Van genoemde totaallengte de voorkomen op en lengte (m) ervan vermoedelijke oppervlakte die dient onmiddellijk langs het te worden verwijderd leidingtracé (werkstrookbreedte 24m)
28
open sleuf
hr
42
1008 w
b
28
open sleuf
k(ae)
11
264 z
b
28
open sleuf
hp+
129
3096 wz
b
28
HGB
k(mr)
17
wz
/
28
HGB
n
42
w
/
29
HGB
n
22
w
/
29
HGB
qs
9
z
/
30
HGB
qs
78
z
/
30
HGB
hrb
100
w
/
30
HGB
kj
105
wz
/
30
HGB
ae-
18
wz
/
31
HGB
ae-
49
wz
/
31
HGB
hp+
163
wz
/
31
HGB
hj
201
w
/
31
HGB
ks
22
wz
/
31
HGB
lh
22
z
/
32
HGB
lh
75
z
/
32
HGB
kd
36
w
/
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 134 van 240
BWK-evaluatie (versie 2.1) thv tracé (excl. m, mw, mwz en mz),
Aard negatieve impact bij projectuitvoering (B: beperkt; M: matig; S: sterk)
(Deel van) Deeltracé
Methodiek
Biotooptypes dewelke Doorkruiste totale Van genoemde totaallengte de voorkomen op en lengte (m) ervan vermoedelijke oppervlakte die dient onmiddellijk langs het te worden verwijderd leidingtracé (werkstrookbreedte 24m)
BWK-evaluatie (versie 2.1) thv tracé (excl. m, mw, mwz en mz),
Aard negatieve impact bij projectuitvoering (B: beperkt; M: matig; S: sterk)
33
HGB
kd
8
w
/
33
HGB
hrb
20
wz
/
Verklaring BWK-evaluatie: •m: minder waardevol, mw: complex minder waardevol met waardevolle elementen, mwz: complex minder waardevol met waardevolle en zeer waardevolle elementen, mz: complex minder waardevol met zeer waardevolle elementen, w: waardevol, wz: waardevol met zeer waardevolle elementen, z: zeer waardevol. •B: beperkt; M: matig; S: sterk • BWK-codes: verklaring, zie bespreking referentiesituatie
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 135 van 240
Boscompensatie In het kader van het bosdecreet zal het noodzakelijk zijn om de oppervlakte aan bos, die door toedoen van de uitvoering van het project zal moeten verdwijnen, te compenseren. Enkel de voorbehouden zone (2 x 5 m) wordt permanent ontbost. De gerooide bosvegetatie, bomenrijen en houtkanten die buiten de voorbehouden zone vallen, zullen terug worden aangeplant door Fluxys met autochtoon plantgoed. De compensatie kan uitgevoerd worden via verschillende methoden: Compensatie in natura: De compensatie in natura houdt in dat u de ontbossing compenseert door nieuwe terreinen te bebossen of door een derde te laten bebossen. De beboste oppervlakte moet gelijk zijn aan de ontboste oppervlakte, vermenigvuldigd met een compensatiefactor. De compensatiefactor hangt af van de ecologische waarde van het bos, waarbij de samenstelling van de boomsoorten als criterium geldt. Het Bosbeheer kan mee de compensatiefactor helpen bepalen. •
Compensatiefactor 1: niet-inheems loofbos of naaldbos, waarvan het grondvlak uit minstens 80 % niet-inheems loofhout, naaldhout of een menging hiervan bestaat.
•
Compensatiefactor 1,5: gemengd bos (naaldhout en loofhout), waarvan het grondvlak inheems loofhout tussen 20 en 80 % ligt.
•
Compensatiefactor 2: inheems loofbos, waarvan het grondvlak uit minstens 80 % inheems loofhout bestaat.
Financiële compensatie: Het is ook mogelijk om in plaats van een compensatie in natura uit te voeren, een bosbehoudsbijdrage te betalen. De bijdrage wordt gestort in het Bossenfonds van de Vlaamse Gemeenschap. De financiële compensatie wordt als volgt berekend: de oppervlakte van de ontbossing in vierkante meter, vermenigvuldigd met de compensatiefactor en vermenigvuldigd met 1,98 euro per vierkante meter. Combinatiecompensatie: Ontbossing kan ook gecompenseerd worden via een combinatie van bebossing - al dan niet door een derde - en betaling van een bosbehoudsbijdrage. Voor het berekenen van de te compenseren oppervlakte wordt gebruik gemaakt van Tabel 4-26. Zowel bossen en struwelen werden in rekening gebracht en er wordt een onderscheid gemaakt tussen inheems loofbos en naaldbos om berekening aan de hand van de compensatiefactoren mogelijk te maken. De totale oppervlakte aan bos die ten gevolge van de leiding zal verdwijnen wordt geschat op ca. 2,5 ha. Bij deze inschatting werd er rekening gehouden met de geplande horizontaal gestuurde boringen en strengzones. Hiervan bestaat zo’n 1,6 ha uit inheems loofhout en struweel. Voor deze oppervlakte geldt dan ook een compensatiefactor 2. De overige 1 ha bestaan uit naaldhout en populieraanplant en zal met een compensatiefactor 1 gecompenseerd moeten worden. Volgens een recent goedgekeurd besluit van de Vlaamse Regering (24 april 2014, gepubliceerd op 07/07/2014) werd o.a. volgende aanpassing doorgevoerd aan het bosdecreet: vanaf een ontbossing van 3 ha dient alle compensatie in natura te gebeuren. Er kan dan met andere woorden niet meer voldaan worden door het storten van een financiële bijdrage. Verder bedraagt de compensatie voor de bossen die een bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen een drievoud van de ontboste oppervlakte.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 136 van 240
4.4.3.2 Effectgroep ‘rustverstoring’ De aanleg van de aardgasleiding genereert geluidseffecten die onderverdeeld kunnen worden in de verschillende fasen van uitvoering. De verstoringsgevoeligheid van een gebied voor geluidsverstoring is, wat betreft de discipline fauna en flora, in belangrijke mate afhankelijk van 2 factoren, namelijk de aanwezigheid van potentiële habitats voor verstoringsgevoelige soorten en de huidige verstoringsgraad van de gebieden. Het aanleggen van een aardgasleiding kan tijdelijk de rust verstoren. Dit heeft vooral een negatief effect tijdens de broedperiodes (i.c. van april tot juli). Gezien de uitvoering van het project gefaseerd zal verlopen wordt er verwacht dat er voor het merendeel van de soorten voldoende vluchtmogelijkheden zijn naar omliggende gebieden, met gelijkaardige habitatkarakteristieken. Tabel 4-27 geeft het aantal hinderdagen van geluid voor de zeer gevoelige fauna weer bij een buisdiameter van 250mm. Voor de berekening van deze getallen, zie onderdeel mens en geluid. De aanleg van een aardgasleiding in een open sleuf geeft voor een bepaald punt 15 hinderdagen op 50 m; 15 hinderdagen op 100 m, 10 hinderdagen op 200 m en 3 hinderdagen op 400 m. Voor afstanden groter dan 800 m wordt er geen hinder voor de zeer gevoelige fauna verwacht. Voor de aanleg van een HGB zijn er 5 hinderdagen tot op 200 m. Bij een horizontaal gestuurde boring kan er enkel hinder verwacht worden bij begin- en eindpunt. Voor afstanden groter dan 400 m wordt er geen hinder voor de zeer gevoelige fauna verwacht. De bemalingspompen zijn continu in werking bij aanleg in open sleuf gedurende de werffasen: graven sleuf, verbindingsfase, neerlaten in sleuf, kleine en grote aanvul en bij persing ter hoogte van de werkputten. In de veronderstelling dat bij aanleg in open sleuf deze werffasen elkaar opvolgen en telkens slechts 1 dag plaatsvinden, geven de bemalingspompen 5 hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna tot op 50 m. Voor afstanden groter dan 100 m wordt er, gedurende de dagperiode, geen hinder voor de zeer gevoelige fauna verwacht. De maximale geluidsdrukniveaus die gepaard gaan met het lassen in lijn en vervolgens bekleden in lijn kunnen, per activiteit, gedurende hooguit 1 dag een overschrijding van het hindercriterium veroorzaken tot op 400 m. Tabel 4-27: Overzicht van het aantal hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna (diameter 250mm)
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 137 van 240
Tabel 4-28: Overzicht van het aantal hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna (diameter 600mm))
Tabel 4-28 geeft het aantal hinderdagen van geluid voor de zeer gevoelige fauna weer bij een buisdiameter van 600mm. De aanleg van een leiding in een opensleuf geeft voor een bepaald punt 15 hinderdagen op 50m; 14 hinderdagen op 100m, 13 hinderdagen op 200m en 5 hinderdagen op 400m. Voor afstanden groter dan 800m wordt er geen hinder voor de zeer gevoelige fauna verwacht. Voor de aanleg van een persing zijn er 10 hinderdagen tot op 100m. Voor afstanden groter dan 200m wordt er geen hinder
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 138 van 240
voor de zeer gevoelige fauna verwacht. Voor de aanleg van een HGB zijn er 10 hinderdagen tot op 200m. Voor afstanden groter dan 400m wordt er geen hinder voor de zeer gevoelige fauna verwacht. De bemalingspompen zijn continu in werking bij aanleg in open sleuf gedurende de werffasen graven sleuf, verbindingsfase, neerlaten in sleuf, kleine en grote aanvul en bij persing ter hoogte van de werkputten. In de veronderstelling dat bij aanleg in open sleuf deze werffasen elkaar opvolgen en telkens slechts 1 dag plaatsvinden, geven de bemalingspompen 5 hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna tot op 50m. In het geval van een persing en in de veronderstelling dat de pompen continu in werking zijn gedurende de hele periode dat de persing plaatsvindt, geven de bemalingspompen 14 dagen hinder voor de zeer gevoelige fauna op 50m. Voor afstanden groter dan 100m wordt er, gedurende de dagperiode, geen hinder voor de zeer gevoelige fauna verwacht. De maximale geluidsdrukniveaus die gepaard gaan met het lassen in lijn en vervolgens bekleden in lijn kunnen, per activiteit, gedurende hooguit 1 dag een overschrijding van het hindercriterium veroorzaken tot op 400 m. De aanleg van de aardgasleiding leidt dus sowieso tot een intense, maar tijdelijke rustverstoring. De werkzaamheden worden uitgevoerd met relatief zwaar materieel (lichte kranen, vrachtwagens, …) en zullen met lawaai gepaard gaan. Er kan gesteld worden dat er langsheen beide zijden van de werkstrook verstoring kan optreden tot over een afstand van maximaal 400 m. De verstoringafstand zal echter meestal beperkt blijven tot 200 m langs weerszijden van de werkstrook en dit slechts voor een beperkt aantal dagen, gezien de fasering van de werken. Langsheen het tracé zijn tijdens de terreininventarisatie verschillende mogelijke broedlocaties voor vogels vastgesteld. Gezien de inventarisatie tijdens het najaar plaatsvond, werden er geen effectieve broedgevallen vastgesteld en was het niet mogelijk om een goed beeld te krijgen van de mogelijke soortensamenstelling van de voorkomende broedvogelsoorten. Het merendeel van de bosjes, houtkanten en bomenrijen vormen geschikte broedlocaties voor tal van (zang)vogels. Langsheen het volledige tracé komen, met uitzondering van de deeltracés gelegen in het industriegebied van Schoonhees verschillende mogelijke broedlocaties voor een divers aantal soorten voor. Ter hoogte van deeltracé 24, bevindt zich volgens de vogelatlas een relatief grote broedkolonie van Blauwe reigers. Deze soort is sterk gebonden aan vaste broedplaatsen. Deze kolonie bevindt zich in een naaldbosje dat grenst aan het tracé. Ter hoogte van deze locaties is er een horizontaal gestuurde boring voorzien. Het uittredepunt van de boring bevindt zich op meer dan 300 m van de broedkolonie, aan de andere kant van de spoorweg, waardoor er geen significant negatieve effecten ten opzichte van de kolonie verwacht worden. Ook ter hoogte van de andere gekende broedlocaties worden horizontaal gestuurde boringen voorzien, waardoor ook hier eerder beperkte verstoringseffecten verwacht worden. Voor de meeste andere soorten wordt er, gezien de aanwezigheid van voldoende uitwijkmogelijkheden, verwacht dat het broedsucces voor het merendeel van de soorten wellicht niet of amper gehypothekeerd (niet-significant) wordt. De meeste kleinere zoogdieren kunnen bij de aanleg van een leiding uitwijken naar omliggende percelen. Bij de aanleg van de leiding parallel aan de E314 kunnen zoogdieren mogelijk een vluchtreactie in de richting van de autosnelweg vertonen waardoor ze mogelijk gekneld geraken tussen de werken en de autosnelweg. Er wordt echter verwacht dat door de fasering van de werken er voldoende vluchtmogelijkheden behouden blijven. Het sterkste effect wordt verwacht in de valleigebieden van de Drie Beken, de Zwarte Beek en de Demer en de grotere bosgebieden op heuvelruggen. Gezien rustverstoring voornamelijk tijdens de broedperiode optreedt, wordt de opgaande vegetatie voor de broedperiode verwijderd zodat vestiging van broedgevallen ter hoogte van de werkstrook uitgesloten wordt. Ook in de exploitatiefase is rustverstoring mogelijk, met name op het moment van de controles (per voertuig of helikopter). Deze verstoring is echter heel beperkt en wordt dus als verwaarloosbaar aanzien. Indien er ook onderhoudswerken dienen te gebeuren (vb. vellen van hoogstammige bomen, onderhoud struikgewas,… in de reserveringsstrook) zal het verstoringseffect groter zijn. Dergelijke onderhoudswerken worden slechts sporadisch uitgevoerd, waardoor het effect ook beperkt negatief wordt ingeschat.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 139 van 240
4.4.3.3 Effectgroep ‘versnippering en barrière-effecten’ De aanleg van een aardgasleiding zorgt in de meeste gevallen niet voor permanente versnippering, maar veroorzaakt wel tijdelijke barrière-effecten. Na de aanleg van de aardgasleiding wordt de vegetatie immers zo veel mogelijk in haar oorspronkelijke staat hersteld. Enkel het herstel van hoge opgaande en diepwortelende vegetatie boven de aardgasleiding is niet mogelijk wegens veiligheidsoverwegingen. Ter hoogte van bosgebieden kan er dan ook wel versnippering optreden ten gevolge van de leidingaanleg. Op microschaal kunnen er, zoals bovenstaand reeds aangegeven, barrières ontstaan bij de aanleg van aardgasleiding dwars doorheen bosbestanden, houtkanten en bomenrijen. Het ruimtebeslag van de aanleg van een aardgasleiding zal op landschappelijke schaal vooral in het noord-zuid georiënteerde gedeelte van het tracé voor barrièrewerking zorgen. Het oost-west georiënteerde gedeelte van het tracé loopt immers parallel met de E314 die reeds een veel sterkere barrière vormt. De meest in het oog springende barrière wordt veroorzaakt door de sleuven zelf. Maar ook hier zal het effect relatief beperkt zijn omdat de meeste sleuven na enkele dagen alweer worden gedicht. Op langere termijn zal echter voornamelijk barrièrewerking optreden ter hoogte van door open sleuf gekruiste bospercelen (deeltracé 10, 14, 21, 25, 27) en gebieden met hoge densiteit aan kleine landschapselementen. Het herstel ervan wordt immers gehypothekeerd omwille van veiligheidsredenen. Mogelijk vormt het feit dat deze bomenrijen en houtkanten over beperkte lengte onderbroken zijn een barrière voor het verplaatsingsgedrag van de verschillende diersoorten. Met name voor vleermuizen en kleine zoogdieren kan het niet doorlopen van deze kleine landschapselementen een barrièrewerking genereren. Dit wordt dan ook als negatief beschouwd. Er wordt dan ook aangeraden om de oppervlakte-inname en het kappen van opgaande vegetatie zoveel als technisch mogelijk te vermijden en deze waar mogelijk her aan te planten. Het drukreduceerstation wordt landschappelijk ingekleed.
4.4.3.4 Effectgroep ‘bodemverstoring’ De bouw van een aardgasleiding brengt mogelijke bodemverstoring met zich mee. Het vervoeren en verplaatsen van grond door zware machines zal de bodem plaatselijk compacteren. Soorten van natte milieus zijn zeer gevoelig voor betreding en verdichting van de bodem. Deze vegetatietypes zijn immers afhankelijk van de lokale abiotiek en door vergraving kan dit milieu lokaal gewijzigd worden, waardoor het herstel van deze vegetatietypes gehypothekeerd wordt. Dit kan met name het geval zijn bij de soortenrijke graslanden waarbij na de aanleg van de aardgasleiding ter hoogte van de verstoorde zones de soortensamenstelling kan wijzigen. Ook de natte bostypes, ruigtes en moerasvegetaties zijn gevoelig voor bodemverstoring. De natte valleigebieden (deeltracés 4, 6, 7, 8, 16, 23, 28-32) kunnen als meest gevoelige zones beschouwd worden. Maar hier wordt de aardgasleiding aangelegd door middel van een horizontaal gestuurde boring, zodat hier geen sgnificante effecten verwacht worden. De aanhorigheden, zoals voorzien bij begin- en eindpunt, bevinden zich niet in dergelijke zone.
4.4.3.5 Effectgroep ‘verdroging / vernatting’ De effecten op fauna en flora van een eventuele daling van de (grond)waterstand zijn moeilijk te voorspellen en meestal niet vast te stellen tijdens de aanlegfase van een aardgasleiding, maar pas zichtbaar in de beheersfase, wanneer de aanleg reeds enige tijd is afgerond. In principe zorgt een abnormale daling van het grondwaterpeil voor het vrijkomen van voedingsstoffen in de bodem (mineralisatie), welke normaal gefixeerd blijven daar zij niet in contact komen met de luchtzuurstof. Naarmate de invloedstraal van de bemaling toeneemt, zullen de negatieve effecten groter zijn. De betere doorluchting van de bodem zorgt er voor dat bacteriën het aanwezige organische materiaal kunnen afbreken. Door deze mineralisatie komt ondermeer stikstof in nitraatvorm als voedingsstof vrij. Op deze wijze kan verdroging ook leiden tot vermesting en eutrofiëring. Een tweede probleem naast vermesting is verzuring; bij dalende grondwaterpeilen neemt de invloed van
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 140 van 240
het regenwater in de wortelzone toe, en omdat regenwater dikwijls verzurende stoffen bevat, leidt verdroging tot vergroting van het verzuringsprobleem. Voor de aanleg van aardgasleidingen zal er op verscheidene plaatsen bemaald dienen te worden. Bemaling zorgt voor een verlaging van de grondwatertafel, waardoor vochtminnende planten kunnen verdwijnen. Verstoringsgevoelige zones zijn zones met (grond)waterafhankelijke vegetatietypes en locaties waar er waterlopen gekruist zullen worden. Deze zones komen in grote mate overeen met de hierboven beschreven zones met een hoge gevoeligheid voor bodemverstoring. Mogelijke verstoring kan verwacht worden indien er bemaald wordt ter hoogte van deeltracés 3, 4, 5, 6, 7, 21, 23, 28 en 31. Hier komen immers verschillende (grond)waterafhankelijke vegetatietypes voor. Bemaling zou hier voor een tijdelijke daling van de grondwatertafel zorgen, waardoor het milieu voor bepaalde soorten te droog kan worden en deze soorten dan ook zullen verdwijnen. Indien er hier bemaald wordt, kunnen er negatieve effecten verwacht worden. In de valleigebieden komt duidelijk ijzerrijke kwel aan de oppervlakte. In de meeste waterlopen komt echter een zeer beperkte vegetatie voor. Dit is te wijten aan de aanwezigheid van zeer hoge gehalten industriële zouten ten gevolge van industriële lozingen en lozingen van huishoudelijk afvalwater. De structuurkwaliteit van de waterlopen is in de meeste gevallen zwak tot matig. De relatie tussen de waterlopen en hun vallei is in verschillende gebieden wel nog relatief intact. De waterlopen sluiten vaak aan op natte weilanden met kwelafhankelijke vegetaties, verschillende natte ruigtes en bossen. Ter hoogte van deeltracé 4, deeltracés 6 en 7 (Vallei van de Drie Beken) worden de kwetsbare gebieden gekruist door middel van een horizontaal gestuurde boring. Ook de vallei van de Demer wordt ter hoogte van deeltracé 29-32 via deze methodiek gekruist. Ook de Vallei van de Zwarte Beek (deeltracé 16 en deeltracé 23) wordt op deze wijze gekruist. Hier worden dan ook geen negatieve effecten verwacht met uitzondering van de zones waar de in- en uittredeputten gesitueerd zijn. Ter hoogte van de andere hoger vermelde deeltracés zijn er, daar de bemalingsinvloed tot aan de rand en beperkt buiten de werkstrook reikt, wel effecten te verwachten ten gevolge van de aanleg van de leiding in open sleuf. De werken hier kunnen dan ook best plaatsvinden tijdens de droogste periode van het jaar om de noodzakelijke bemaling tot een minimum te beperken. Er worden aangepaste uitvoeringstechnieken (bevloeiing over aanpalende percelen) toegepast om de effecten te milderen langsheen de zones in open sleuf ter hoogte van de kwelsystemen, bij de persputten in zandige omgeving en eventueel voor de in- en uittredeputten van HGB A en B. Negatieve effecten ten gevolge van vernatting worden er nergens verwacht, met eventuele uitzondering van de zones waar bemalingswater geloosd wordt. De lokale negatieve effecten ten gevolge van verdroging, worden als negatief beoordeeld. Wat de fauna betreft kan worden gesteld dat groepen als vogels en zoogdieren in deze omgeving vrijwel geen hinder zullen ondervinden van een eventuele bemaling. Verdroging kan in theorie wel een negatief effect genereren op amfibieën (en hun voortplanting). De meeste waterlopen zijn echter geheel levenloos door het hoge gehalte aan chloriden. De hoogste potenties zijn dan ook aanwezig in de poelen die zich in de weilanden bevinden. Enkel ter hoogte van deeltracé 2 bevindt zich een poel dewelke zich op de rand van de invloedsstraal van de bemaling bevindt. Hier dient de bemalingsinvloed beperkt te worden door de bemaling in tijd te beperken of aangepaste uitvoeringstechnieken te gebruiken om het mogelijke effect te minimaliseren. Het bemalingswater kan eventueel in de poel worden geloosd. De realisatie van het drukreduceerstation heeft geen invloed op deze effectgroep.
4.4.3.6 Effectgroep ‘structuurwijziging waterlopen’ De te kruisen waterlopen zijn reeds opgesomd in het hoofdstuk oppervlaktewater. Ter hoogte van het tracé van de aardgasleiding vertonen alle geïnventariseerde waterlopen een zwakke tot matige structuurkwaliteit. Een tijdelijke daling van de structuurkwaliteit door het kruisen van waterlopen tijdens de aanleg van de aardgasleiding zal momenteel dan ook geen significant negatieve effecten genereren binnen de discipline fauna en flora.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 141 van 240
Het kruisen van de waterlopen in open sleuf leidt tot een (tijdelijke) afname van de structuurkwaliteit. De waterlopen in de Vallei van de Drie Beken worden bijna allemaal gekruist door middel van een horizontaal gestuurde boring, waardoor er hier geen negatieve effecten te verwachten zijn. De Zwarte Beek en, iets zuidelijker, de Vloedgracht en de Laarbeek worden eveneens via deze techniek gekruist, waardoor er hier geen negatieve effecten verwacht worden. Ook in de Demervallei worden er nog verschillende waterlopen gekruist. Het betreft achtereenvolgens Zwart Water en Demer. Deze waterlopen vertonen ter hoogte van de kruising met de aardgasleiding een slechte structuurkwaliteit. Ze zijn er rechtgetrokken en er is oeverversteviging aanwezig. Ook deze waterlopen worden gekruist door middel van horizontaal gestuurde boring waardoor er geen negatieve effecten verwacht worden. Het lozen van bemalingswater dient vermeden te worden in de kleine ontwateringsgrachtjes. Er wordt geloosd op de waterlopen in het projectgebied. De lozing dient zodanig te geschieden dat de structuur van de waterloop maximaal wordt gevrijwaard. Een plaat kan worden aangebracht onder het lozingspunt om afkalving door de lokale verhoogde input te voorkomen.
4.4.3.7 Effectgroep ‘eutrofiëring’ Gezien de aard van het project wordt er geen andere vorm van eutrofiëring verwacht, dan degene die als resultante van verdroging reeds hoger werd aangehaald.
4.4.3.8 Aftoetsing ten opzichte van de beheervisie voor de Vallei van de Drie Beken In het beheerplan voor de Vallei van de Drie Beken (Lambrechts et al., 2005). is er een perceelsgewijze toekomstvisie voor het gebied uitgewerkt, waarbij aangegeven wordt welke vegetatietypes er wenselijk ontwikkeld worden. Voor de omgeving van de aardgasleiding wordt de ontwikkeling van volgende vegetatietypes vooropgesteld: • •
•
Droge graslanden, droge heide en Eiken-berken/ Eiken-beukenbos: met name ter hoogte van de tertiaire heuvels en “landduinen”. Verlandingsvegetaties, Dottergraslanden, Schrale vochtige graslanden, Laagveenmoerassen met kleine zeggen, Gedegradeerde elzenbroeken: deze vegetaties kunnen in een groot deel van het natuurgebied ontwikkeld worden. Ter hoogte van de aardgasleiding wordt in de vallei van de Winterbeek maximaal ingezet op de ontwikkeling van verlandingsvegetaties. Ter hoogte van de Rijselsestraatvliet ligt de focus op natte (dotter)graslanden. Bosontwikkeling wordt ter hoogte van het projectgebied slechts in beperkte mate nagestreefd. Kamgraslanden, Glanshaverhooiland en alluviale rivierbegeleidende bossen. Deze vegetatietypes situeren zich eerder in de vochtige dan in de natte sfeer en zijn weinig afhankelijk van grondwater in tegenstelling tot bovenvernoemde vegetatietypes. Ze worden dan ook meestal ontwikkeld op de overgangszones tussen de twee bovenvernoemde vegetatiegroepen.
Het natuurgebied wordt grotendeels gekruist door middel van een horizontaal gestuurde boring. Verscheidene percelen blijven hierdoor dan ook gevrijwaard van enige impact. Er wordt immers verwacht dat de diepte van de boringen als dusdanig is dat er geen invloed zal zijn op de bovenste watervoerende laag en dus ook niet op de grondwaterafhankelijke vegetatietypes. Bij een horizontaal gestuurde boring wordt een zone ter hoogte van het in- en uittredepunt vrijgemaakt met afmetingen van respectievelijk 5.625 m² en 2.500 m². In deze zones zal de oppervlakte-inname dan ook aanzienlijk hoger zijn dan bij de uitvoering van leidingaanleg in open sleuf. Ter hoogte van de zones waar de in- en uittredepunten voorzien worden is de ontwikkeling van volgende habitattypes voorzien: Kamgraslanden, Droge graslanden en Alluviale rivierbegeleidende bossen. Beide graslandtypes zijn niet tot weinig grondwaterafhankelijk, al komen Kamgraslanden wel voor ter hoogte van vochtige percelen. Er wordt verwacht dat deze graslandtypes zich na de uitvoering van de horizontaal gestuurde boring zullen kunnen ontwikkelen ter hoogte van de locatie van de punten. In de zone waar alluviale rivierbegeleidende bossen nagestreefd worden, bevindt zich momenteel een sparrenbos. Het kappen van dit bos zal sowieso noodzakelijk zijn in het kader van de omvorming naar het gewenste bostype. Er wordt dan ook verwacht dat de uitvoering van het project geen
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 142 van 240
significante impact zal hebben op de ontwikkeling van het gewenste bostype op deze locatie. Waar de aardgasleiding toch in open sleuf wordt aangelegd ter hoogte van het natuurgebied worden tevens droge graslanden en kamgraslanden nagestreefd. Ook hier wordt de ontwikkeling van dit habitattype na de uitvoering van het project als haalbaar geacht.
4.4.4
Effectenbeoordeling i.f.v. Natura 2000 - regelgeving (Passende beoordeling)
4.4.4.1 Waarom een Passende Beoordeling? Naar vorm is de Passende Beoordeling een schriftelijk verslag dat, met redenen omkleed, argumenten aanlevert waarom de kwaliteit en/of de integriteit van een Speciale Beschermingszone (SBZ) al dan niet wordt aangetast. Op basis van deze Passende Beoordeling kan vervolgens door de daartoe bevoegde instantie (m.n. Agentschap voor Natuur en Bos) een gemotiveerde beslissing worden genomen over de voorgenomen activiteit. Daartoe dienen een aantal stappen aan bod te komen binnen dit hoofdstuk Passende Beoordeling. Naar opbouw en inhoud werd een volwaardige Passende Beoordeling uitgewerkt, conform de Vlaamse m.e.r.-procedure zoals die wordt geformuleerd in het Vlaamse MER-richtlijnenboek Fauna en Flora. In de nabije omgeving van de aardgasleiding liggen gebieden die beschermd zijn in het kader van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Het betreft de SBZ-V BE2223316 “De Demervallei” en de SBZ-H BE2400014 “De Demervallei”. Dit impliceert dat een zgn. Passende Beoordeling dient te worden opgesteld, indien er significant negatieve effecten op de natuur van een beschermd gebied verwacht kunnen worden. In deze ‘Passende Beoordeling’ worden het project getoetst aan de beheersvoorschriften van ‘NATURA 2000’-gebieden, meer bepaald aan de bepalingen van artikel 6 van de EU-habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) en aan artikel 4 van de EU-vogelrichtlijn (Richtlijn 74/409/EEG), en aan artikel 36 ter van het Vlaamse Natuurdecreet van 2003 waarin de bepalingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn geïmplementeerd. Het is immers belangrijk te weten of de geplande werkzaamheden beantwoorden aan genoemde beleidsaspecten. In Vlaanderen is het gebruikelijk de Passende Beoordeling-paragrafen stapsgewijs te doorlopen in het OHD, en wanneer blijkt dat geen significant effect optreedt, wordt het Passende Beoordelingshoofdstuk beëindigd met vermelding van niet-significantie.
4.4.4.2 Algemeen kader van de Passende Beoordeling Wettelijk kader De EU-Vogelrichtlijn maakt deel uit van de Europese regelgeving en is van kracht in alle Europese lidstaten. De Vogelrichtlijn (1979) heeft als doel alle in het wild levende vogelsoorten en hun leefgebied binnen het grondgebied van de Europese Unie te beschermen. In dit kader zijn in Vlaanderen gebieden aangewezen als Speciale Beschermingszones (Vogelrichtlijngebieden). De Habitatrichtlijn kent een gebiedbeschermings- en een soortenbeschermingscomponent. Om gebiedbescherming van de Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving te verankeren, werd Vlaanderen de regionale natuurwetgeving aangepast. Op Vlaams niveau zijn alle principes uit Habitatrichtlijn geïntegreerd in art. 36ter van het Natuurdecreet. Zowel de gebieds- als soortencomponent zitten in dit Natuurdecreet vervat.
de in de de
Het doel van de Habitatrichtlijn (1992) is het behoud van de totale biologische diversiteit van natuurlijke en halfnatuurlijke habitats en wilde flora en fauna (zonder de expliciete opname van vogels) op het grondgebied van de Europese Unie. In dit kader zijn in Vlaanderen op 4 mei 2001 aan de Europese Commissie gebieden aangemeld als Speciale Beschermingszones (Habitatrichtlijngebieden). Deze aangemelde gebieden genieten intussen in Vlaanderen de status alsof zij zijn aangewezen als Speciale Beschermingszones. Voor de definitieve aanwijzing van de Habitatrichtlijngebieden opteerde de Vlaamse regering ervoor om per gebied een apart besluit goed te keuren waarin ook de instandhoudingsdoelstellingen per gebied worden opgenomen.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 143 van 240
Uit hoofde van de Europese regelgeving dienen ingrepen in of nabij een Speciale Beschermingszone getoetst te worden op hun effecten op soorten en habitats op grond waarvan de beschermingszone is aangewezen. Voor het verlenen van toestemming/vergunning voor de uitvoering van ingrepen is het al dan niet optreden van significant negatieve effecten op aangemelde soorten en habitats van groot belang. Inzake de gebiedsbescherming heeft de Europese Commissie een afwegingskader geformuleerd waaraan voorgenomen activiteiten dienen te worden getoetst. Het voorkómen van kwaliteitsverslechtering/verstoring met significante effecten geldt ook voor activiteiten buiten een SBZ: de natuurwaarden in een SBZ kunnen immers ook door activiteiten daarbuiten (in Nederland spreekt men van de ‘externe werking’) aangetast worden.
4.4.4.3 Algemene Natura 2000-doelstellingen Reeds een aantal studies werden uitgevoerd en beleidsdocumenten werden opgesteld waarin staat aangegeven wat de doelstellingen zijn en wat in de verschillende Natura 2000-gebieden de gunstige staat van instandhouding van habitats en soorten is (bv. Van Vessem & Kuijken (1985)). O.a. op basis van deze studie werden de te beschermen habitats en soorten aangemeld bij Europa. De doelstellingen zijn overwegend geformuleerd in termen van behoud leefgebied in functie van behoud van de populatie.
4.4.4.4 Gebiedsspecifieke Natura 2000-doelstellingen Op 24 april 2014 keurde de Vlaamse Regering 34 besluiten goed, waaronder het Besluit tot aanwijzing van de speciale beschermingszone BE2300007 en tot definitieve vaststelling van de bijhorende IHD’s en prioriteiten. Art. 3 van dit besluit vermeldt de habitats van bijlage I van het Natuurdecreet en de soorten van bijlage II waarvoor de gebieden werden aangewezen. Deze worden onderstaand weergegeven. Het juridisch uitgangspunt voor deze Passende beoordeling is de aanmelding van de Vlaamse SBZ-V ‘De Demervallei’ en de SBZ-H ‘Demervallei’. Het gebied is gelegen in de SBZ-V ‘De Demervallei en in de SBZ-H ‘Demervallei’. Tabel 4-29: Vogelsoorten waarvoor het SBZ-V werd aangemeld Broedvogels Blauwborst
Porseleinhoen
Bruine kiekendief
Roerdomp
Grauwe klauwier
Wespendief
Ijsvogel
Woudaap
Kwartelkoning
Zwarte specht
Niet-broedvogels Aalscholver
Rode wouw
Blauwe kiekendief
Roodkeelduiker
Boomleeuwerik
Slechtvalk
Bosruiter
Smelleken
Kleine zwaan
Visarend
Kraanvogel
Wilde zwaan
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 144 van 240
Nachtzwaluw
Zwarte ooievaar
Ooievaar
Zwarte stern
Parelduiker
Zwarte wouw
De beschermde habitats en soorten waarvoor de SBZ-H is aangemeld, zijn opgenomen in onderstaande lijst. De prioritaire habitats (typen natuurlijke habitats die het gevaar lopen te verdwijnen en waarvoor de Gemeenschap bijgevolg een bijzondere verantwoordelijkheid draagt omdat een belangrijk deel van het natuurlijk verspreidingsgebied van die typen habitats op het grondgebied van de lidstaten is gelegen) zijn aangegeven in vet. Tabel 4-30: Beschermde habitats waarvoor het SBZ-H werd aangemeld N°
Habitattype van de Habitatrichtlijn (bijlage I)
2310
Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten
2330
Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen
3130
Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflorae en/of de Isoeto-Nanojuncetea
3150
Van nature eutrofe meren met vegetaties van het type Magnopotamion of Hydrocharition
3160
Dystrofe natuurlijke poelen en meren
3260
Submontane en laaglandrivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitanitis en het Callitricho-Batrachion
4010
Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix
4030
Droge heide (alle subtypen)
6230
Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems
6410
Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem
6430
Voedselrijke ruigten
6510
Laaggelegen schraal hooiland
7140
Overgangs- en trilveen
7150
Slenken in veengronden (Rhynchosporion)
7210
Kalkhoudende moerassen met Cladium Mariscus en soorten van het Caricion davallianae
9120
Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in d ondergroei
9160
Sub-Atlantische en Midden-Europese Wintereikenbossen of Eiken-Haagbeukenbossen behorend to het Carpinion betuli
9190
Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten
91E0
Overblijvende of relictbossen op alluviale grond (Alnion glutinoso-incanae)
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 145 van 240
Tabel 4-31: Beschermde soorten waarvoor het SBZ-H werd aangemeld N°
Soort van de Habitatrichtlijn (Bijlage II)
1134
Bittervoorn
1145
Grote modderkruiper
1166
Kamsalamander
1614
Kruipend moerasscherm
1831
Drijvende waterweegbree
1078
Spaanse vlag
Op 24 april 2014 keurde de Vlaamse Regering de instandhoudingsdoelstellingen voor de Demervallei goed. Deze worden opgesplitst per landschapstype. Onderstaand worden de belangrijkste IHD’s per landschapstype opgesomd: •
Waterlopen: verbetering van de kwaliteit van het leefgebied onder de vorm van een verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit, de verbetering van de structuurvariatie van de waterlopen en het herstel van de rivierdynamiek en de relatie rivier-vallei met oeverwallen en komgronden.
•
Vijver- en moeraslandschap: is zeer belangrijk voor een lange reeks van Europees te beschermen soorten en habitattypes. Er dient een geschikt leefgebied te zijn voor deze soorten. Kwaliteitsvolle open moerasgebieden en natte graslanden-zeggencomplexen kunnen alleen maar bereikt worden door een herstel van de natuurlijke waterhuishouding.
•
Natte graslanden en ruigten: naast een herstel van de natuurlijke waterhuishouding en de verbetering van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit, is er een toename nodig van geschikte, bloemrijke, vochtige tot natte graslanden onder extensief beheer van in toaal 370-450 ha. Voor natte ruigtes wordt een grote kwaliteitsverbetering voorzien.
•
Heidelandschap: de voornaamste werkpunten zijn gericht beheer om verbossing en vergrassing te voorkomen en herstel van de hydrologie.
•
Boslandschap: er is een oppervlaktetoename habitatwaardig bos voorzien van 1024 ha. Algemeen dient de horizontale en verticale structuur van de bossen verhoogd te worden. voor valleibossen is gedeeltelijk herstel van de natuurlijke waterhuishouding nodig.
Er vond reeds een potentieverkenning voor de ontwikkeling van de aangemelde habitattypes binnen de SBZ-H plaats. Deze gegevens werden dan ook mee aangewend bij de bespreking van de aanwezigheid van de habitats en soorten. Gezien de potenties niet gesitueerd zijn op kaart kan er geen gedetailleerde inschatting gemaakt worden of de uitvoering deze potenties hypothekeert.
4.4.4.5 Aanwezigheid van de aangemelde habitats en soorten In onderstaande paragraaf worden de aangemelde habitats en soorten in het kader van de Habitatrichtlijn besproken en wordt er aangegeven of ze al dan niet voorkomen in of in de buurt van de aardgasleiding. Bij het bepalen van de aanwezigheid wordt er gebruik gemaakt van de geactualiseerde BWK, de beschikbare soortenatlassen voor de verschillende diergroepen, ‘waarnemingen.be’ en de beschrijving van de aanwezige aangemelde Europese habitattypes en soorten uit het beheerplan van het Natuurreservaat “Vallei van de Drie Beken” Daarnaast wordt er voor de habitattypes tevens aangegeven wat de potenties ervan zijn in de toekomstige situatie binnen het beheerplan.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 146 van 240
4.4.4.6 Bijlage 1-habitats •
2310 Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten. Dit habitat ontwikkelt op extreem voedselarme, zure zandbodems op landduinen zonder uitgesproken profielontwikkeling. BWK: delen van cg en cgb). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt en vormt er tevens geen toekomstig habitat.
•
2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen. In het binnenland kunnen landduinen ontstaan op arme zandbodems als gevolg van zandverstuiving door allerlei verstoringen (overbegrazing, brand, overbetreding) of door sedimentatie van zand in de onmiddellijke omgeving van grote rivieren, waarbij rivierduinen ontstaan. (BWK: ha en hab). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt. Dit habitattype vormt wel een doelhabitat in de toekomstige situatie, zij het buiten de SBZ-H.
•
3130 Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflorae en/of de Isoeto-Nanojuncetea. Dit habitattype omvat overgangssituaties tussen land en water op voedselarme bodems: oligotrofe tot mesotrofe, stilstaande wateren op voedselarme bodems, met wisselende waterstanden. (BWK-code: aom, ao). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt en vormt tevens geen toekomstig habitattype.
•
3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamium of Hydrocharition. Dit habitat ontwikkelt in ondiepe, stilstaand waters op voedselrijke bodem, zoals meren, vijvers, sloten en vaarten. Het water is van nature rijk aan minerale voedingsstoffen door chemische uitwisseling met de bodem. Het zijn soortenrijke vegetaties van vrij drijvende planten zoals Kikkerbeet, Krabbescheer, Loos blaasjeskruid en Groot blaasjeskruid. (BWK: ae*, aev*, aev en aer*. Plassen, gekarteerd als ae (dus zonder toevoeging), kunnen habitat zijn. Dit habitattype komt, niet voor in de buurt van de aardgasleiding en vormt tevens geen toekomstig habitattype.
•
3160: Dystrofe natuurlijke poelen en meren: dit habitattype omvat permanente tot hooguit kortstondig droogvallende, grotere en kleine, plassen, waarvan het water een karakteristieke bruinkleuring (thee- tot lichte koffiekleur) vertoont door een hoog gehalte aan humusstoffen. Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt en vormt tevens geen toekomstig habitattype.
•
3260: Submontane en laaglandrivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitanitis en het Callitricho-Batrachion: dit habitattype omvat zwak gebufferd, matig tot voedselrijk en helder stromend water op verschillende bodemtypes (waterlopen worden niet gekarteerd op de BWK). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt en vormt tevens geen toekomstig habitattype.
•
4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix. Dit habitat ontwikkelt op natte, voedselarme zand- of zandleembodems. Natte heidevegetaties zijn uiterst zeldzaam. Bij een permanent hoge grondwatertafel is er nagenoeg geen beheer nodig omdat de successie bijzonder langzaam verloopt. (BWK: ce, ceb en sm). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt en vormt tevens geen toekomstig habitattype.
•
4030 Droge heide (alle subtypen). Dit habitat ontwikkelt op droge, zure voedselarme zandgronden met een goed ontwikkeld podzolprofiel, gekenmerkt door een donkere, sterk humeuze A1-horizont met daaronder een askleurige, uitgeloogde A2-horizont, gevolgd door een donker gekleurde, vaak verkitte inspoelingshorizont waarin ijzer, aluminium en/of organische stof zijn geaccumuleerd, soms ook op iets voedselrijkere bodems zoals lemige zanden. (BWK: cg, cgb, cv, en sg). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 147 van 240
waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt. Het habitattype vormt wel een doeltype voor de toekomstige situatie in de buurt van de aardgasleiding zij het buiten de SBZ-H •
6230 Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems. Heischrale graslanden zijn vegetaties op voedselarme, meestal zure lemige zandbodems waarin grassen domineren, maar kruiden en dwergstruiken eveneens talrijk aanwezig zijn. (BWK: hn, hmo, ce). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt. Het vormt wel een doeltype voor de toekomstige situatie, zij het buiten de SBZ-H.
•
6410: Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem: blauwgraslanden komen voor op zure vaak venige bodems met basenrijke kwel met een periodiek sterk wisselende waterstand (BWK hm, hmo, hc+hm). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt en vormt tevens geen toekomstig habitattype.
•
6430 Voedselrijke ruigten. Boszomen op voedselrijke, humeuze en vochtige grond, in de overgangszone tussen loofbos en lage grazige begroeiingen met een combinatie van getemperd licht en beschutting. Voedselrijke zomen en ruigten komen over heel Vlaanderen voor. Goed ontwikkelde vormen zijn echter zeldzaam. (BWK: hf of hfb, hfc en hft). Dit habitat komt voor in de buurt van de aardgasleiding. Binnen de SBZ-H bevindt de grootste oppervlakte van dit habitattype zich in het deelgebied 22 (t.h.v. Brelaar). In de visie voor de toekomstige situatie vermindert de oppervlakte van dit habitattype. Het blijft echter nog steeds aanwezig in de buurt van de aardgasleiding.
•
6510 Laaggelegen, schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis). Dit habitat ontwikkelt op matig vochtige tot droge, meestal kalkhoudende en basische, min of meer voedselrijke gronden, meestal op klei-, lemig zand- en leemgronden. Glanshaverhooilanden zijn grondwateronafhankelijk en overstroming komt zelden voor. (BWK: hu, hu-, hp+/hu). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt. Het vormt wel een doelhabitat voor de toekomstige situatie in de buurt van de aardgasleiding binnen de SBZ-H.
•
7140 Overgangs- en trilveen. Overgangs- en trilvenen groeperen de actieve verlandingsvegetaties van oligo- en mesotrofe ‘overgangsmilieus’. Dit habitat bevindt zich momenteel in een ongunstige staat van instandhouding. Natuurrapport 2007 spreekt van een zeer ongunstige staat van instandhouding op Vlaams niveau. (BWK-code: md, ms, ces, oa). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt. Relicten van dit habitattype zijn nog wel terug te vinden in deelgebied 22. In de toekomst vormt dit habitattype één van de belangrijkste doelhabitats ter hoogte van de kruising van de aardgasleiding met de SBZ-H.
•
7150 Slenken in veengronden. Veenslenken zijn vegetatietypes die voorkomen op plaatsen die abiotisch min of meer vergelijkbaar zijn met overgangsvenen, maar zich in een pioniersmilieu bevinden. In de buurt van de aardgasleiding wordt dit habitattype niet aangetroffen. Het vormt tevens geen doelhabitat in de toekomstige situatie. (BWK-code: ce, oa)
•
7210: Kalkhoudende moerassen met Cladium Mariscus en soorten van het Caricion davallianae: langs ondiepe stilstaande wateren van het laagland, onder andere rond meren, vijvers en afgesneden meanders (BWK: mm). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt en vormt tevens geen toekomstig habitattype.
•
9120 Atlantische zuurminnende beukenbossen van het type met Ilex- en Taxus-soorten, rijk aan epifyten (Ilici-Fagetum). Dit is het natuurlijke bostype van de voedselrijkere, iets lemige zandgronden. Het komt voor op voedselarme en zure, droge tot min of meer vochtige minerale bodems. Herstel van een meer natuurlijk bostype is mogelijk door
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 148 van 240
natuurlijke successie of actieve omvorming van exoten- en monotone beukenaanplantingen naar bossen met een natuurlijke boomsamenstelling. (BWK: qs, fs, fa, en qb). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt. Binnen het deelgebied 22 wordt dit habitattype nog aangetroffen ter hoogte van de Hooilandse berg, op geruime afstand van de aardgasleiding. Ter hoogte van de aardgasleiding vormt het tevens een doeltype voor de toekomstige situatie, zij het buiten de SBZ-H. •
9160 Sub-Atlantische en Midden-Europese Wintereikenbossen of EikenHaagbeukenbossen behorend to het Carpinion betuli. Dit habitat ontwikkelt op matig voedselrijke tot voedselrijke, meestal droge leemgronden met een belangrijke zandfractie. Dit type is vrij goed ontwikkeld in de hellingbossen in Voeren (enkele honderden ha). Dit bostype is uiterst gevoelig voor eutrofiëring en verzuring door atmosferische deposities (BWK: qa, fa; Vlaamse natuurtypen: ‘Subatlantisch’ Eiken-Haagbeukenbos, Arm EikenHaagbeukenbos). Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt en vormt er ook geen doeltype in de toekomstige situatie.
•
9190 Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten. Acidofiele oligotrofe eikenberkenbossen op zeer voedselarme, vaak gepodsoliseerde of hydromorfe quartaire dekzandgronden met Zomereik, Ruwe en Zachte berk, vaak gemengd met Lijsterbes en Ratelpopulier. De grote meerderheid van de bossen die volgens de Biologische Waarderingskaart tot dit type worden gerekend (qb) zijn vrij recente heideverbossingen met loofhout en actieve heidebebossingen, meestal met naaldhout, waarbij voldoende natuurlijke loofhoutopslag aanwezig is. (BWK: qb). Dit habitat komt verspreid voor langsheen het traject van de aardgasleiding, zij het buiten de SBZ-H. Het habitattype vormt tevens een doeltype in de toekomstige situatie, zij het buiten het SBZ.
•
91E0 Overblijvende of relictbossen op alluviale grond (Alnion glutinoso-incanae). Alle types komen voor op zware bodems, algemeen rijk aan alluviale afzettingen. Ze worden periodiek overstroomd door de jaarlijkse stijging van het waterniveau in rivier of moeras, maar bij laagwaterniveau worden ze goed gedraineerd en doorlucht. Actueel zijn in Vlaanderen slechts zeer weinig goed ontwikkelde voorbeelden van de verschillende vormen terug te vinden. (BWK: va, vo, vm, vc, vf, vn, en sf) Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de zones waarin de aardgasleiding het habitatrichtlijngebied doorsnijdt. Zowel oligotroof als mesotroof broekbos komen momenteel voor binnen deelgebied 22. Ook in de toekomstige situatie is dit habitattype aanwezig, zij het niet onmiddellijk in de zones die door de aardgasleiding doorsneden worden.
4.4.4.7 Bijlage 2-soorten •
Bittervoorn (1134). De Bittervoorn is een klein visje uit de karperfamilie en is gebonden aan wateren waar zoetwatermossels van het geslacht Unio of Anodonta voorkomen, zoals vijvers, plassen, sloten en afgesloten riviermeanders met goed ontwikkelde waterplantenvegetatie ( cf. Habitattype 3150) en oeverzones van traagstromende beken en rivieren met een goede tot matige waterkwaliteit (cf. habitattype 3260). De Bittervoorn komt voor in alle grote rivieren, waaronder de Demer. De soort werd in 2006 aangetroffen 3,5 km stroomafwaarts van de aardgasleiding en 4,5 km stroomopwaarts van de aardgasleiding. Er kan dan ook aangenomen worden dat deze soort ook aanwezig is op de Demer ter hoogte van de aardgasleiding.
•
Grote modderkruiper (1145). De Grote modderkruiper is een langgerekte cilindervormige vis die zowel in traag stromend als stilstaand, ondiep en plantenrijk water met een goede waterkwaliteit, een dikke modderlaag en veel plantenresten voorkomt. De Grote modderkruiper werd bij recente inventarisaties in Vlaanderen slechts zeer zelden aangetroffen en steeds in geringe aantallen. De soort wordt momenteel niet aangetroffen ter hoogte van de aardgasleiding.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 149 van 240
•
Kamsalamander (1166). Deze soort wordt in alle Vlaamse provincies aangetroffen. Voornamelijk aan de kust en Zuid-West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant, de Noorderkempen en het Hageland. De verspreiding is wel duidelijk discontinu en gefragmenteerd, waarbij er toch enkele belangrijke concentraties van vindplaatsen zijn. Volgens het naslagwerk “Verspreiding van amfibieën en reptielen in Vlaanderen (Bauwens en Claus, 1996) en volgens recentere kaarten van de Hylawerkgroep wordt deze soort niet aangetroffen in de buurt van de aardgasleiding. Op de verspreidingskaart, terug te vinden in Decleer et al., 2007, wordt aangegeven dat de soort mogelijk wel aangetroffen kan worden in de buurt van de aardgasleiding. Uit het beheerplan voor de Vallei van de Drie Beken blijkt dat de soort op één locatie binnen het natuurgebied aangetroffen wordt. Deze locatie bevindt zich echter niet in de buurt van de aardgasleiding.
•
Kruipend moerasscherm (1614). Kruipend moerasscherm is een overblijvende plant uit de Schermbloemigenfamilie. Het is een pioniersplant van open of lage vegetaties op (periodiek) natte, matig voedselrijke gronden. De soort is gebonden aan natte, extensief begraasde weilanden met open plekken in de vegetatie. In Vlaanderen is Kruipend moerasscherm uiterst zeldzaam. De soort wordt momenteel niet aangetroffen in de buurt van de aardgasleiding.
•
Drijvende waterweegbree (1831). Drijvende waterweegbree is een tenger water- en oeverplantje met drijvende en ondergedoken bladeren. De plant groeit in stromend of stilstaand water, zoals vijvers, sloten en plassen en op kortstondig droogvallende oevers daarvan. In Vlaanderen kwam Drijvende waterweegbree vroeger voor op een groot aantal plaatsen verspreid over de hele Kempen, met de Demer en de Beneden-Dijle als zuidgrens. Deze soort wordt niet aangetroffen ter hoogte van de aardgasleiding. Binnen het natuurgebied wordt deze soort slechts op één plaats teruggevonden in een soortenrijke waterplantenvegetatie in de Kleine Beek met ook Rijstgras, Waterlepeltje, Loos blaasjeskruid (Butaye et al., 2003);
•
Spaanse vlag (1078). Komt voor in vochtige bossen en struwelen in de directe omgeving van warme (kalk)graslanden. De soort wordt momenteel niet aangetroffen in de buurt van de aardgasleiding.
4.4.4.8 Bijlage 4-soorten Ook is het belangrijk een aantal specifieke soorten van nabij te bekijken, dewelke aangeduid zijn als Bijlage IV-soorten. Het Natuurdecreet bepaalt dat van deze soorten een beoordeling dient te gebeuren ongeacht of deze soorten nu in een Speciale Beschermingszone voorkomen. Volgende aspecten zijn belangrijk te vermelden: •
Van de amfibieën en reptielen die in de Bijlage IV zijn opgenomen komt enkel de Kamsalamander mogelijk voor ter hoogte van de aardgasleiding. (beschrijving zie §4.4.4.7)
•
Van de vissen van Bijlage IV wordt er geen enkele soort aangetroffen ter hoogte van de aardgasleiding.
•
Ook op vlak van libellen en vlinders werden geen vaststellingen gedaan van soorten die in de Bijlage IV bij de Habitatrichtlijn zijn opgenomen. De meeste van deze soorten worden in Vlaanderen als ‘uitgestorven’ beschouwd en ook de habitat van deze soorten zijn afwezig in de buurt van de aardgasleiding.
•
Wat de zoogdieren betreft werden, met uitzondering van de vleermuizen, in het recente verleden en tijdens het terreinonderzoek eveneens geen Bijlage IV-soorten aangetroffen. Iets stroomopwaarts te Lummen zijn er wel meldingen van het voorkomen van de Bever langsheen de Demer. Wat de vleermuizen betreft dient te worden gezegd dat door hun verborgen en vaak nachtelijke levenswijze, de ecologie en habitatvereisten slechts in beperkte mate bestudeerd zijn. Binnen een ‘redelijke’ afstand van het projectgebied (<2km) werden reeds volgende vleermuissoorten vastgesteld (zie Verkem et al, 2004): Laatvlieger,
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 150 van 240
Baardvleermuis sp., Watervleermuis, Rosse vleermuis, Gewone dwergvleermuis en Grootoorvleermuis. •
Laatvlieger. De laatvlieger is een cultuurvolger en bewoont het hele jaar door allerlei typen gebouwen. De soort jaagt in open tot halfopen landschappen, soms enkele kilometers van hun dagverblijf verwijderd. De aanwezigheid van aaneengesloten, lijnvormige elementen is niet per se vereist. Aan de habitatvereisten voor deze soort wordt vermoedelijk voldaan in de buurt van de aardgasleiding.
•
Baardvleermuis sp.: beide soorten overwinteren in ijskelders, forten en andere ondergrondse objecten. Als zomerverblijfplaats verkiezen ze kleine holtes in bomen en gebouwen. Beide soorten jagen overwegend in bosrijke gebieden. Verscheidene mogelijke habitats voor deze soorten zijn aanwezig ter hoogte van de aardgasleiding.
•
Watervleermuis: deze soort jaagt vooral op een hoogte van 20-50cm boven stilstaand en stromend water. Het foerageergebied bestaat o.a. uit grote vijvers en brede grachten. De soort heeft ’s zomers een grote voorkeur voor oude holen van de Grote bonte specht. Aan de habitatvereisten voor deze soort wordt vermoedelijk voldaan in de buurt van de aardgasleiding.
•
Rosse vleermuis: deze soort verblijft in de zomer bijna uitsluitend in boomholten. Ze verhuizen vaak en hebben dus een groot aantal geschikte locaties nodig. De rosse vleermuis jaagt voornamelijk boven moerassen en andere waterrijke gebieden. Aaneengesloten, lijnvormige landschapsstructuren zijn niet noodzakelijk voor de verplaatsing naar de foerageergebieden. Ook deze soort kan vermoedelijk aangetroffen worden in de buurt van de aardgasleiding.
•
Gewone dwergvleermuis: komt overal, en meestal zeer talrijk in Vlaanderen voor. Hierdoor is het dan ook aannemelijk dat deze soort aanwezig is ter hoogte van de aardgasleiding.
•
Grootoorvleermuis sp.: de Grijze en Gewone grootoorvleermuis zijn, qua foerageergedrag, echte bossoorten. Qua zomerverblijf kiest deze soort voor gebouwen en holle bomen, maar in die keuze zijn ze zeer honkvast, en een verplaatsing van de verblijfplaats tijdens het zomerhalfjaar werd nog niet eerder vastgesteld. De soort komt in en in de omgeving van het projectgebied voor, maar of het gaat om de Grijze of de Gewone grootoorvleermuis is onduidelijk. Qua foerageergedrag zijn het echte bossoorten, die slechts zeer sporadisch het bos verlaten of in zeer open bosgebied jagen. Ook het voorkomen van deze soort ter hoogte van de aardgasleiding kan niet uitgesloten worden.
4.4.4.9 Bijlage 1 soorten van de Vogelrichtlijn Broedvogels •
•
•
•
Blauwborst: is een soort die gebruik maakt van en broedt in kleinschalige gebiedjes met drassige vlekken en ruigtes en rietkragen. Blauwborst doet het de afgelopen jaren zeer goed in Vlaanderen. De soort komt mogelijk voor ter hoogte van de aardgasleiding. Het gewenste habitattype is op verschillende locaties aanwezig. Bruine kiekendief: deze soort is gebonden aan dichte, uitgestrekte, vochtige maar niet volledig geïnundeerde, rustige rietvelden. Binnen het studiegebied is deze soort niet als broedvogel aanwezig. Ook recente waarnemingen in de buurt van het studiegebied ontbreken. De toekomstige ontwikkeling van het gebied biedt wel potenties voor deze soort binnen dit gebied. Grauwe klauwier: de Grauwe klauwier is een broedvogel van ruige, halfopen gebieden met opslag van struweel of jong geboomte. De aanwezigheid van flink wat grote insecten als kevers, bijen en hommels is erg belangrijk. De soort staat op de Rode Lijst vanwege de sterke afname van zowel het aantal broedparen als de verspreiding in Vlaanderen. De soort is momenteel niet aanwezig in het studiegebied. IJsvogel: deze soort kent sterk fluctuerende broedaantallen, hoofdzakelijk omwille van strenge winters. De soort komt waarschijnlijk voor ter hoogte van de aardgasleiding.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 151 van 240
•
• •
•
•
•
Kwartelkoning: de Kwartelkoning is een karakteristieke vogel van kruidenrijke hooilanden en grootschalige akkergebieden. Voorheen herbergde de Demervallei één van de grootste concentraties aan broedparen van de Kwartelkoning, maar momenteel ontmoet men de soort slechts sporadisch. Ze wordt momenteel dan ook niet aangetroffen ter hoogte van het studiegebied. De meest nabije waarneming is afkomstig van het Schulensbroek, ten oosten van de aardgasleiding. Porseleinhoen: de broedaantallen van deze soort verlopen in Vlaanderen bijzonder onregelmatig. De soort werd recentelijk niet waargenomen in of in de buurt van het studiegebied. Roerdomp: deze soort is bijzonder gevoelig voor verstoring. Op basis van inventarisaties kan gesteld worden dat de soort nabij de aardgasleiding de afgelopen jaren niet tot broeden is gekomen. De soort werd in 2009, tijdens de wintermaanden wel waargenomen in de Vallei van de Drie Beken. Wespendief: grote insecten zoals bijen, wespen en hommels, maar ook hun larven vormen het belangrijkste voedsel van de Wespendief. Bij gebrek aan insecten jaagt de vogel ook op kleine dieren. De Wespendief is een erg schuwe vogel die zich maar zelden laat zien of horen. De vogel verraad zijn aanwezigheid in een gebied vaak door de restanten van uitgegraven wespennesten. Recentelijk zijn er geen broedgevallen van deze soort gemeld in de buurt van de aardgasleiding. De soort werd wel aangetroffen in de Vallei van de Drie Beken. Woudaapje: woudaapjes zijn moerasvogels die leven van visjes, amfibieën en insecten. Ze broeden in dichte rietkragen en ruigtes met wilgen en biezen. In Vlaanderen zijn ze alleen nog te vinden in uitgestrekte, rustige, rietrijke natuurzones. De soort komt niet voor in de buurt van de aardgasleiding. Zwarte specht: dit is een typische soort van uitgestrekte oudere bosgebieden. Deze soort komt tot broeden in het natuurgebied, maar niet ter hoogte van de aardgasleiding.
Niet-broedvogels •
•
• •
• •
Aalscholver: de Aalscholver broedt in bomen wanneer er roofdieren voorkomen. Op afgezonderde zones, wordt ook op de grond gebroed. De kolonies zijn altijd dicht bij water gelegen. De soort broedt niet ter hoogte van de aardgasleiding, maar komt er wel sporadisch foerageren. Blauwe kiekendief: de Vlaamse populatie is de laatste eeuw sterk in aantal achteruit gegaan, onder andere door het verdwijnen van geschikte leefgebieden, maar ook doordat de vogel vaak broedt in weiden, waarbij regelmatig eieren en jongen verloren gaan als het gras wordt gemaaid. De soort wordt niet waargenomen in de omgeving van de aardgasleiding. Tijdens de trek kan deze soort sporadisch in het gebied waargenomen worden. Boomleeuwerik: een typische vogel van heide en kleinschalige akkertjes en weilanden omboord met struiken en houtkanten. De waarnemingen beperken zich tot enkele sporadische vaststellingen tijdens de wintermaanden. Bosruiter: een steltloper die komt foerageren in moeras, hoogveen, moddervlakten en graslanden. Er zijn ter hoogte van het studiegebied geen waarnemingen bekend. De soort is evenwel een regelmatige doortrekker in Vlaanderen, die het gebied tijdens de trekperiode mogelijk wel aandoet. De dichtste regelmatige broedplaatsen bevinden zich op heden in Scandinavië. Kleine zwaan: de eerste Kleine zwanen arriveren meestal eind september, maar in België loopt het aantal exemplaren – zelfs tijdens strenge vorstperioden – niet op boven de 450 exemplaren. Deze soort wordt niet aangetroffen in de buurt van de aardgasleiding. Kraanvogel: wanneer deze soort in het broedgebied of in het winterverblijf foerageert, eet ze voornamelijk dierlijk voedsel zoals grote insecten, wormen en amfibieën. Wanneer de soort op doortrek neerstrijkt op de verlaten akkers eet ze eikels, overgebleven maïskorrels, granen, aardappelen, … Het broedbiotoop van de kraanvogel bestaat typisch uit uitgestrekte veen/hoogveengebieden alsook uit een mix van bos- en moerasgebieden. De
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 152 van 240
• •
• • • • •
•
• • •
•
soort werd het laatste decennium echter niet foeragerend waargenomen in de buurt van de aardgasleiding, maar wordt wel sporadisch overtrekkend waargenomen. Nachtzwaluw: een soort van heiden, naald- en loofhout, en struwelen. Een erg schuchtere, verstoringsgevoelige soort. De soort werd het afgelopen decennium niet vastgesteld ter hoogte van het plangebied. Ooievaar: ooievaars eten onder andere kikkers en zijn daarom vaak in de buurt van sloten te zien. Verder eten ooievaars graag muizen, jonge ratten, insecten en allerhande klein gedierte. De soort komt momenteel niet voor in de buurt van de aardgasleiding, al is sporadische passage tijdens de trek niet uit te sluiten. Parelduiker: 's winters gaat deze soort op trek langs de kusten, maar soms ook op binnenwateren, tot zelfs ter hoogte van de Demervallei. Het laatste decennium werd deze soort niet vastgesteld rond de aardgasleiding. Rode wouw: het belangrijkste voedsel van deze soort bestaat uit zoogdieren, vogels en aas. De Rode wouw komt als doortrekker soms door Vlaanderen, en is sporadisch dus mogelijk aanwezig ter hoogte van de aardgasleiding. Roodkeelduiker: 's winters gaat deze soort op trek langs de kusten, maar soms ook op binnenwateren, tot zelfs ter hoogte van de Demervallei. Het laatste decennium werd deze soort niet vastgesteld in of rond het studiegebied. Slechtvalk: de populatie van deze roofvogelsoort kent in Vlaanderen de laatste jaren een gestage stijging. Er zijn ons echter geen gegevens bekend waaruit blijkt dat deze soort in het studiegebied komt jagen, maar dit valt niet volledig uit te sluiten. Smelleken: het Smelleken is de kleinste roofvogel van Europa en is het makkelijkst te herkennen aan het vlieggedrag: de vogel vliegt erg snel en vlak boven de grond. Op deze manier overrompelt de vogel de kleine vogels waaruit het belangrijkste voedsel bestaat. Ook van deze soort werden het laatste decennium geen vaststellingen gedaan in en rond het studiegebied. Visarend: het voedsel van de Visarend bestaat vrijwel alleen uit vis en de vogel wordt meestal vliegend boven open water gezien. In Vlaanderen is de Visarend tegenwoordig een zeldzame doortrekker, die alleen in het voor- en najaar te zien is. Uit het studiegebied zijn geen waarnemingen bekend. Wilde zwaan: de Wilde zwaan is in Vlaanderen uitsluitend wintergast en doortrekker. Er zijn echter geen recente gegevens waaruit blijkt dat de soort zou voorkomen in het studiegebied. Zwarte ooievaar: de Zwarte ooievaar broedt in uitgestrekte boscomplexen nabij riviertjes en moerasgebieden. De soort komt niet voor in het studiegebied, al is de aanwezigheid tijdens de trekperiode niet volledig uit te sluiten. Zwarte stern: zwarte sterns zijn vogels van ondiepe, zoete tot brakke moerassen en wateren. Gebroed wordt in zompige weilanden en verlandingszones, bij voorkeur in velden van krabbescheer en op eilandjes van plantenresten. Ook deze soort komt niet voor ter hoogte van het studiegebied. Zwarte wouw: het belangrijkste voedsel bestaat uit zoogdieren, vogels en vis, maar ook aas wordt gegeten. Het voorkomen van de Zwarte wouw is vaak gerelateerd aan waterrijke gebieden, maar de soort broedt verder in zeer divers (bosrijk) landschap. De zwarte wouw is een regelmatige doortrekker in Vlaanderen en de aanwezigheid tijdens de trekperiode is dan ook niet volledig uit te sluiten. Uit het studiegebied zijn geen recente waarnemingen bekend.
4.4.4.10 Beoordelingscriteria Ontwikkeling criteriaset In de Passende Beoordeling dienen de effecten op aangemelde/aangewezen soorten en habitats te worden onderzocht. Van bijzonder belang is hierbij te onderzoeken in hoeverre de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten of habitats wordt aangetast. Hierbij wordt het begrip ‘significantie’ gehanteerd als te toetsen kader en daarnaast ook of de natuurlijke kenmerken van het gebied behouden blijven (zie de EU-brochure 'Beheer van Natura 2000-gebieden, criterium 4 voor
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 153 van 240
habitats en de in dit rapport gehanteerde criteria (bijlage 1 soorten)). De Habitat- en Vogelrichtlijnen geven echter geen specifieke criteria voor de beoordeling van deze significantie. Wat is significant? Het beoordelingskader van zowel de Vogel- als de Habitatrichtlijn is gebaseerd op het voorzorgsprincipe: 'nee, tenzij...'. In de Vogel- en Habitatrichtlijn spelen de begrippen 'significant effect op de instandhoudingsdoelstelling' en 'aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied' een hoofdrol. Daarom dienen we de term ‘significant’ nader te verduidelijken. Een significant effect kan in zijn algemeenheid als volgt worden omschreven: •
veranderingen in abiotische situatie en de ruimtelijke structuur, die de natuurlijke dynamiek te boven gaan en het leefmilieu van planten- en/of diersoorten zodanig beïnvloeden dat er letterlijk unieke situaties verloren dreigen te gaan of ecologische processen blijvend worden verstoord, of het voortbestaan van populaties van nationaal zeldzame soorten of voor dat systeem kenmerkende soorten op termijn niet meer op hetzelfde niveau verzekerd is, dan wel de betekenis van een gebied voor soorten aanmerkelijk afneemt (naar EU 2000).
Uitwerking criteriaset Is er betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de SBZ? Dat is de centrale vraag. Hierbij wordt nagegaan of er een aantasting plaatsgrijpt die meetbare en aantoonbare gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van de SBZ, in de mate dat er meetbare en aantoonbare gevolgen zijn voor de staat van instandhouding van de soort(en) of de habitat(s) waarvoor de betreffende SBZ is aangewezen of voor de staat van instandhouding van de soort(en) vermeld in bijlage III van het Decreet Natuurbehoud (= soorten van de Bijlage IV van de Habitatrichtlijn) die in de betreffende SBZ voorkomen. De ‘natuurlijke kenmerken van een SBZ’ is het geheel van biotische en abiotische elementen, samen met hun ruimtelijke en ecologische kenmerken en processen, die nodig zijn voor de instandhouding van: • de natuurlijke habitats en de habitats van de soorten waarvoor de betreffende SBZ is aangewezen (zijn per gebied opgelijst in de wetenschappelijke rapporten van de aanwijzing van de SBZ-V en de SBZ-H) • de soorten vermeld in bijlage III • de coherentie van het Natura 2000-netwerk De begrippen ‘instandhouding’, ‘staat van instandhouding van een soort’ en ‘staat van instandhouding van een habitat’ zijn gedefinieerd in art. 2 van het Decreet Natuurbehoud. Instandhouding: het geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. De staat van instandhouding van een habitat wordt als gunstig beschouwd wanneer: -
het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen; de nodige specifieke structuur en functies voor behoud op lange termijn bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan; de staat van instandhouding van de voor die habitat gunstige typische soorten gunstig is.
De staat van instandhouding van een soort wordt als gunstig beschouwd wanneer: -
-
uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog altijd een levensvatbare component is van de habitat waarin de soort voorkomt en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven; het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden;
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 154 van 240
-
er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden; Staat van instandhouding van een habitat: de som van de invloeden die op de betrokken habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of die van invloed kunnen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken typische soorten in het Vlaamse Gewest; Staat van instandhouding van een soort: het effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en de grootte van de populaties van die soort in het Vlaamse Gewest;
Het betekenisvolle karakter van een aantasting moet worden vastgesteld in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied zelf, en in het licht van de bijdrage die het gebied levert aan de ecologische samenhang van het Natura 2000-netwerk. Het is daarom niet mogelijk om per habitat of soort een overal geldende kwantificering te doen van die significantie. Het belang van een vermindering van de oppervlakte die door de habitats of de leefgebieden van soorten in kwestie in de SBZ ingenomen wordt, wordt (voor ieder SBZ afzonderlijk) geëvalueerd in het licht van de totale oppervlakte van deze SBZ en van de integriteit van het gebied. Teneinde te bepalen of een aantasting betekenisvol is in het licht van de doelstellingen van de richtlijn, wordt gebruik gemaakt van volgende factoren: • • • • •
de omvang van het natuurlijk verspreidingsgebied van het habitat (hierbij wordt ook gekeken naar de voor dat habitat typische soorten - zie habitatfiches) de omvang van het natuurlijk verspreidingsgebied van die soort (de voor die soort geschikte habitats - zie soortenfiches) de populatieomvang van de betrokken soort(en) het bestaan van een voldoende groot habitat om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden en het belang van het netwerk hierin.
4.4.4.11 Effecten op de SBZ-H Bijlage 1 habitats De lengte van de aardgasleiding dat doorheen de SBZ-H loopt, is beperkt. Toch zijn er ter hoogte van deze zone verscheidene aangemelde habitattypes aanwezig. De kruising van meer dan ¾ van deelgebied 22 (Brelaar) van de SBZ-H wordt uitgevoerd door middel van een horizontaal gestuurde boring, waarbij geen negatieve effecten ten opzichte van de hier aanwezige vegetatietypes verwacht wordt. Verder zuidwaarts, op de locatie waar de aardgasleiding terug boven komt en terug via open sleuf aangelegd wordt, bevinden zich geen aangemelde habitats. Hier worden dan ook geen rechtstreekse negatieve effecten verwacht. Ook in het uiterste zuiden van het projectgebied, waar de aardgasleiding op de grens van de SBZ-H gelegen is, worden geen rechtstreekse effecten verwacht. Indien er bemaald dient te worden kunnen er mogelijk wel onrechtstreekse negatieve effecten optreden ten opzichte van de (grond)waterafhankelijke vegetatietypes die er voorkomen. Hierdoor kan er een tijdelijk, beperkt negatief effect verwacht worden in de omgeving van het uittredepunt van de horizontaal gestuurde boring en ter hoogte van de ruige soortenrijke weilanden aan het einde van de aardgasleiding, op de grens met de SBZ-H. Ter hoogte van de in- en uittredepunten van de horizontaal gestuurde boringen zijn er op drie van de vier locaties voor de toekomstige situatie geen aangemelde habitattypes vooropgesteld. Enkel ter hoogte van het uittredepunt van de meest noordelijke HGB (HGB A), buiten de SBZ-H, zijn er gewenste vegetatietypes weergegeven. Het betreft de habitattypes 2330 en 6230. Dit zijn beide graslandtypes, waarvan het type 2330 niet grondwaterafhankelijk is en het type 6230, afhankelijk
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 155 van 240
van het subtype wel grondwaterafhankelijk is. Afhankelijk van welk type er lokaal, ter hoogte van het uittredepunt wenselijk is, kunnen er mogelijk beperkte negatieve effecten optreden die de toekomstige ontwikkeling in een zekere mate kunnen hypothekeren en dit met name indien het habitattype 6230 het gewenste type is. Bijlage 2 soorten van de habitatrichtlijn Er worden ten opzichte van de vissoorten geen effecten verwacht. Bij de aanleg van een aardgasleiding wordt er immers onder de belangrijkste waterlopen door geboord of geperst of gewerkt met zinkers. Gezien de Kamsalamander naar alle waarschijnlijkheid niet voorkomt in het gebied worden er ook ten opzichte van deze soort geen negatieve effecten verwacht. Bijlage 4 soorten van de habitatrichtlijn Het effectief voorkomen van de verschillende vleermuissoorten ter hoogte van de aardgasleiding is zeer moeilijk te voorspellen. De eerder vermelde soorten kunnen mogelijk ter hoogte van (een deel van) de aardgasleiding aangetroffen worden. Het landschapsbeeld vormt op vele plaatsen een geschikt habitat voor verschillende van de vleermuissoorten. Het merendeel van de genoemde vleermuissoorten maken vaak gebruik van lijnvormige elementen om zich te verplaatsen. Bij de aanleg van aardgasleidingen zullen deze lijnvormige elementen (deels) vernietigd worden. Hierdoor kan er voor de vleermuizen een barrière optreden ter hoogte van hun vliegroutes. Dit effect wordt als matig negatief beoordeeld.
4.4.4.12 Effecten op de SBZ-V Ten opzichte van de avifauna kan de aanleg van aardgasleidingen verschillende effecten genereren. Het kan gaan om effectief verlies van broedgebieden, foerageergebieden of rustgebieden en visuele of auditieve verstoring. Ter hoogte van de SBZ-V loopt de aardgasleiding parallel met de E314. De aanwezigheid van deze snelweg zorgt lokaal reeds voor een sterk verstoord geluidsklimaat, waardoor de auditieve verstoring, die optreedt bij leidingaanleg slechts beperkte verstoringseffecten genereert, ook de visuele verstoring wordt als eerder beperkt ingeschat. De kruising van het oostelijke deel van de SBZ-V wordt uitgevoerd via een horizontaal gestuurde boring, waardoor de geschikte (broed)habitats op deze locatie niet verstoord zullen worden. Ook visuele en auditieve hinder beperken zich hier tot de zones waar het in- en uittredepunt zich bevindt. De kruising van het westelijke deel van de SBZ-V wordt uitgevoerd d.m.v. open sleuf. Hier worden wel beperkt negatieve effecten verwacht door de vernietiging van biologisch waardevolle percelen met een belangrijke faunistische waarde. Het rechtstreeks biotoopverlies voor de aanwezige aangemelde vogelsoorten wordt als beperkt aanschouwd. Om mogelijke verstoring tijdens de broedperiode te vermijden worden deze vegetaties reeds verwijderd voor de broedperiode.
4.4.4.13 Conclusies effecten op de habitats en soorten van de SBZ-H en de SBZ-V Van alle hierboven besproken soorten en habitats uit de SBZ-H ‘Demervallei’ en de SBZ-V Demervallei zijn er in totaal een 3-tal habitats en een 10-tal soorten die potentieel een negatief effect zouden kunnen ondervinden van de geplande werkzaamheden, nl.: •
6430 Voedselrijke ruigten
•
9190 Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten
•
91E0 Overblijvende of relictbossen op alluviale grond (Alnion glutinoso-incanae)
•
Laatvlieger
•
Baardvleermuis sp.
•
Watervleermuis
•
Rosse vleermuis
•
Gewone dwergvleermuis
•
Grootoorvleermuis sp.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 156 van 240
•
Blauwborst
•
IJsvogel
•
Wespendief
•
Zwarte specht
Soorten die mogelijk zeer sporadisch tijdens de trekperiode ter hoogte van de aardgasleiding aanwezig kunnen zijn, worden hier niet opnieuw aangehaald, gezien de verwachte effecten ten opzichte van deze soorten als uiterst beperkt beschouwd worden. De passende beoordeling geeft voor het Habitatrichtlijngebied ‘De Demervallei” en Vogelrichtlijngebied ‘De Demervallei’ aan dat de effecten niet significant zijn mits uitvoering van het project zoals het nu voorgesteld wordt (dus met de toepassing van de horizontaal gestuurde boringen). Door uitvoering van het project zijn er geen significante effecten te verwachten op de vooropgestelde IHD’s voor de twee doorkruiste beschermde gebieden. Er wordt ter hoogte van de kruising van de SBZ-H zelf slechts een zeer beperkte oppervlakte-inname verwacht gezien op deze locatie de vallei gekruist wordt door middel van een horizontaal gestuurde boring. Hierdoor wordt de effectieve schade ten opzichte van de aangemelde habitats zeer sterk beperkt. Door bemaling bij het uittredepunt binnen de SBZ-H kan er mogelijk verdroging optreden ter hoogte van de aanwezige (grond)waterafhankelijke habitattypes. Dit effect kan beperkt worden door een doordachte keuze van de uitvoeringsperiode en –methodiek zoals belmaling en uitvloeien op aanpalende percelen. Zo worden de werken ter hoogte van deze kwetsbare zones voorzien tijdens de droogste periode van het jaar zodat de bemaling zoveel mogelijk beperkt kan worden of wordt gebruik gemaakt van aangepaste technieken. Voorts zal met name het permanent verdwijnen van verschillende lijnvormige elementen in het gebied een matig negatief effect genereren ten opzichte van verschillende van de mogelijk aanwezige vleermuissoorten. Ten opzichte van de aanwezige aangemelde vogelsoorten worden mogelijk beperkte negatieve effecten gegenereerd. De verstorende werken van de leidingaanleg worden als beperkt ingeschat aangezien de E314, die, ter hoogte van de SBZ-V, parallel loopt met de aardgasleiding, reeds voor een sterke verstoring in het gebied zorgt. Het rechtstreeks biotoopverlies voor de aanwezige aangemelde vogelsoorten wordt als beperkt aanschouwd. Het aandeel aan rietmoerassen en ruigten (Blauwborst), steile beekoevers (IJsvogel) en oude bossen (Wespendief en Zwarte specht) is in het gebied eerder beperkt. Om mogelijke verstoring tijdens de broedperiode te vermijden is het aan te raden deze vegetaties reeds te verwijderen voor de broedperiode.
4.4.5
VEN: analyse De aardgasleiding loopt doorheen de VEN-gebieden 553 “De Vallei van de Drie Beken”, 438 “De Midden- en benedenloop Zwarte Beek” en Het Rot- , Gorenbroek en Diesters Broek” 437). Wanneer VEN-gebieden een eventuele invloed van werkzaamheden kunnen hebben, dient een verscherpte natuurtoets opgesteld te worden. Volgende 4 essentiële vragen worden hieromtrent behandeld: •
Zijn er veranderingen aan de natuurwaarden?
•
Zijn de veranderingen voor de natuur nadelig?
•
Zijn deze veranderingen vermijdbaar?
•
Zijn deze veranderingen herstelbaar?
Is er verandering? De aanleg van de aardgasleiding op zich kan (tijdelijke) negatieve effecten t.o.v. het VEN-gebied genereren. Het VEN-gebied 438 wordt volledig gekruist via horizontaal gestuurde boring. Dit is tevens het geval voor de locatie waar de aardgasleiding het VEN-gebied 553 en het VEN-gebied 437 kruist. Effectieve oppervlakte-inname is er binnen de VEN-gebieden dan ook niet te verwachten. Onrechtstreekse effecten ten opzichte van het VEN-gebied, ter hoogte van de in- of uittredepunten
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 157 van 240
of op locaties waar de aardgasleiding vlak langsheen VEN-gebied doorgaat, zijn echter niet uit te sluiten. Het betreft steeds tijdelijke effecten die kunnen optreden bij het uitvoeren van de werken. Is de verandering nadelig? Ter hoogte van de kruising van de VEN-gebieden zelf wordt er geen rechtstreekse oppervlakteinname verwacht gezien deze gekruist zullen worden door middel van een horizontaal gestuurde boring. Indien er voor de aanleg van de aardgasleiding bemaald dient te worden in de buurt van de VEN-gebieden kan er mogelijk verdroging optreden ter hoogte van deze gebieden. Voornamelijk ter hoogte van de natte vegetatietypes kunnen er hierdoor negatieve effecten optreden. Verder zijn er tijdens de aanleg van een aardgasleiding nog tijdelijke effecten te verwachten die een beperkte negatieve impact zullen uitoefenen op het VEN. Het betreft dan voornamelijk geluidsverstoring ten aanzien van de aanwezige diersoorten. De werken kunnen tevens voor een tijdelijke barrièrewerking zorgen. Ter hoogte van het VEN-gebied 438 worden er geen barrière-effecten verwacht gezien de aardgasleiding hier parallel loopt met de E314. Is deze schade vermijdbaar en/of herstelbaar (bv. qua uitvoering, locatie)? Rechtstreekse vernietiging van waardevolle vegetaties gelegen binnen het VEN-gebied wordt zoveel mogelijk vermeden. Hierdoor wordt de effectieve schade ten opzichte van het VEN als zeer sterk beperkt. Tijdelijke effecten, voornamelijk ten aanzien van de fauna kunnen beperkt worden door de werken (zoals rooien bomen en freezen piste) in te plannen buiten de broedperiode. Indien bemaling noodzakelijk blijkt kunnen de werken best ingeplant worden op het einde van de zomer gezien de grondwaterstand zich op dit moment reeds op het laagste punt bevindt en de bemalingsdiepte dus beperkt kan blijven. Zijn schadebeperkende maatregelen noodzakelijk? Het kruisen van biologisch zeer waardevolle percelen door middel van open sleuf wordt zoveel mogelijk vermeden. Verder kan er hier nog gewezen worden op het feit dat de tijdelijke schade sterk beperkt kan worden door de keuze van de uitvoeringsperiode, zoals hierboven reeds gemeld.
4.4.6
Besluit Rechtstreeks ecotoopverlies treedt enkel op ter hoogte van de werkstrook voor de leidingaanleg en wordt als negatief aanschouwd ter hoogte van biologisch waardevolle, relatief stabiele vegetaties. De aanleg van de aardgasleiding gebeurt via sleufloze technieken in enkele van de meest waardevolle zones. Lokale beperking van de werkstrookbreedte bij het kruisen van zeer waardevolle percelen, evenals bij het kruisen van kleine landschapselementen kunnen deze negatieve effecten deels beperken. De gerooide bosvegetaties, bomenrijen en houtkanten die buiten de voorbehouden zone vallen, zullen terug worden aangeplant door Fluxys met autochtoon plantgoed. Rustverstoring treedt tijdelijk op tijdens de uitvoeringsperiode. Voor het merendeel van de soorten zijn er voldoende uitwijkmogelijkheden in de buurt. Door de werken ter hoogte van de meest verstoringsgevoelige zones uit te voeren buiten de broedperiode wordt het verstoringseffect nog verder gemilderd. Versnippering wordt ter hoogte van de meest gevoelige zones vermeden door het toepassen van horizontaal gestuurde boringen. Ter hoogte van de E314, waar de aardgasleiding met de bestaande lijnvormige infrastructuur gebundeld wordt, wordt er op landschapschaal geen bijkomende versnippering verwacht. Lokaal kan tijdelijke barrièrewerking optreden tijdens de werkzaamheden. Gezien de gefaseerde uitvoering van de leidingaanleg worden er hierdoor niet direct significante effecten verwacht. Permanente versnippering door de vernietiging van kleine landschapselementen kan deels gemilderd worden door het aanplanten van toegelaten autochtone plantensoorten. Bodemverstoring zal naar de discipline Fauna en Flora toe met name mogelijk optreden ter hoogte van de nattere zones, gezien verdichtingsverschijnselen hier kunnen leiden tot wijziging van de standplaatskarakteristieken en dus ook tot een wijziging van de soortensamenstelling. Ter hoogte van de nattere valleigebieden kunnen (grond)waterafhankelijke vegetatietypes mogelijk negatieve effecten ondervinden ten gevolge van bemaling. Verdroging kan immers zorgen tot een
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 158 van 240
wijziging van de abiotische situatie die gevolgen heeft voor een deel van de aanwezige flora. De meest kwetsbare zones zullen gekruist worden door middel van horizontaal gestuurde boring, waardoor er hier geen effecten verwacht worden. De effecten in de overige zones worden eerder als tijdelijk en beperkt ingeschat. Uitvoering van de werken ter hoogte van gevoelige vegetatietypes tijdens de droogste periode van het jaar (augustus-september) kan het effect nog verder beperken. Ter hoogte van deeltracé 2 wordt leidingaanleg in open sleuf voorzien vlak langs een poel. Om de verdrogingseffecten ten gevolge van bemaling te beperken is het aan te raden om hier aangepaste uitvoeringstechnieken te gebruiken en de bemaling in tijd te beperken. Gezien er geen structuurrijke waterlopen gekruist zullen worden, worden er geen significant negatieve effecten verwacht. Zoals bij de kruising van alle lijnvormige elementen wordt de werkstrookbreedte bij het kruisen van waterlopen zoveel mogelijk beperkt en worden de oevers in hun oorspronkelijke staat hersteld. Tabel 4-32: Beoordeling van de mogelijke milieueffecten van de verschillende deelingrepen (m.i.v. toepassen HGB) op de discipline Fauna en Flora volgens effectgroepen DEELINGREEP
MOGELIJKE EFFECTEN OP Fauna en Flora (effectgroepen en tijdsindicatie)
Beoordeling
AANLEGFASE Open sleuf A1. Afbakening van de werkstrook
Geen significante effecten
T
0
A2. Overbruggen van Waterlopen en grachten
Wijziging structuurkwaliteit
T
-
A3. Aanbrengen van signalisatieborden
Geen significante effecten
T
0
A4. Verwijdering opgaande vegetatie
Ecotoop-/ biotoopverlies
T/P
-/--
A4. Verwijdering opgaande vegetatie
Barrièrewerking
T/P
-/--
A4. Verwijdering opgaande vegetatie
Rustverstoring
T
-/--
B. Verschaffing toegang tot werkstrook voor machines
Rustverstoring/bodemverstoring
T
-
C1. Afgraven van de teelaarde
Ecotoop-/biotoopverlies
T/P
--
C1. Afgraven van de teelaarde
Rustverstoring
T
-/--
C2. Stockage van de teelaarde
Ecotoop-/biotoopverlies
T
-
D1. Installatie bemalingspompen
Rustverstoring
T
-/--
D2. Bemaling
Verdroging
T
-/--
Rustverstoring
T
-/--
Invloed op kwelzones
T
--
Vernatting
T
0/-
Wijziging structuurkwaliteit waterlopen
T
-
Rustverstoring
T
-/--
D3. Lozing bemalingswater
E1. Uitgraven sleuf
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 159 van 240
DEELINGREEP
MOGELIJKE EFFECTEN OP Fauna en Flora (effectgroepen en tijdsindicatie)
Beoordeling
E1. Stockage van uitgegraven aarde aan de rand van de werkstrook
Ecotoop-/ biotoopverlies
T
-/--
F1. Aanvoer van buiselementen
Rustverstoring
T
-/--
F2. Uitleggen buiselementen naast de sleuf
Rustverstoring
T
-/--
F3. Montage van de leiding
Rustverstoring
T
--
F4. Neerlaten van leiding in de sleuf
Rustverstoring
T
-
G. Vullen sleuf, terugplaatsen teelaarde
Rustverstoring
T
--
H1. Ontruiming van de werkstrook
Rustverstoring
T
-/--
H2. Grondbewerking en herstel bodemstructuur
Rustverstoring
T
-/--
I Herstel terrein in oorspronkelijke staat
Rustverstoring
T
-
J. Aanbrengen van bebakening
Rustverstoring
T
-
K. Bouw bovengrondse installatie
Rustverstoring
T/P
--
F. Voorbereiding in- en uittredepunt
Rustverstoring
T
-/--
F. Gestuurde boring
Rustverstoring
T
-/--
AANLEGFASE horizontaal gestuurde boring
EXPLOITATIEFASE Werking leiding
Geen significant effect
0
Controle en onderhoud
Rustverstoring
Risico op calamiteiten (lekken, scheuren)
Geen significant effect
0
Ondergronds ruimtebeslag, erfdienstbaarheid
Geen significant effect
0
T
-
Voor de discipline Fauna en flora wordt geconcludeerd dat een MER-onderzoek geen bijkomende informatie met betrekking tot de effectenanalyse zal opleveren.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 160 van 240
4.5
Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Kaart 7: Referentiesituatie Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie
4.5.1
Afbakening van het studiegebied In deze discipline wordt naast het bestuderen van het projectgebied, het studiegebied opengetrokken naar het omgevende landschap. Er zijn immers effecten te verwachten vanuit de nabije omgeving op landschapsbeleving en landschapsstructuur.
4.5.2
Beschrijving van bestaande toestand
4.5.2.1 Historiek van het studiegebied De Ferrariskaart de
Op het einde van de 18 eeuw werd het hele grondgebied van het huidige België voor de eerste maal op een homogene wijze in kaart gebracht door graaf J. De Ferraris. De Ferrariskaart schetst een beeld van het landschap in de 18de eeuw. Het studiegebied bestond in die tijd voornamelijk uit weilanden en deels uit akkers. In de omgeving van deeltracés 29-32, ter hoogte van de Demer, worden moerasachtige gronden ingetekend. Het gehucht Webbecom situeert zich net ten noorden hiervan. Momenteel betreft dit het Webbekoms broek. Overige bewoning treft men vooral aan in de gehuchten Linkhout, Goeslaer, Meldert, Geenrode, en Tessenderlo. De zone rondom de Goeselaerbeek wordt als bos gekarteerd, evenals het bos van Millekensberg en het Rot. De vallei van de Winterbeek is duidelijk terug te vinden op de Ferrariskaart. De Winterbeek heeft reeds haar actuele ligging ingenomen, doch kan vrij meanderen. De vallei bestaat verder uit moerassig weiland en kleine, met bomenrijen begrensde percelen. De hoger gelegen delen bestaan grotendeels uit heide met vennen. Vele plaatsnamen op de Ferrariskaart eindigen op ‘-broek’, verwijzend naar het zeer natte karakter van de omgeving. Ook de loop van de Middelbeek, Zwarte Beek en Kleine beek is reeds terug te vinden. Archeologische vondsten Het archeologisch patrimonium bevindt zich onder het maaiveld (of water) en is daardoor niet bepalend voor de zichtbare ruimtelijke structuur van het landschap. Toch is het belangrijk om dit cultureel erfgoed te bewaren. Daarom wordt het in de ruimtelijke planning betrokken waardoor het wel een structurerende betekenis kan hebben. Het belang van dit niet zichtbaar patrimonium is daarom niet enkel historisch maar ook actueel en toekomstgericht. Om een overzicht te krijgen van de reeds gekende archeologische sites, werd de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) geraadpleegd. Het spreekt voor zich dat deze databank enkel de reeds gekende erfgoedwaarden omvat, die slechts een zeer kleine fractie van ons bodemarchief vertegenwoordigen. Op basis van deze inventaris kan geen uitspraak gedaan worden over aan- of afwezigheid van andere archeologische vindplaatsen. De zone rondom de Venusberg en de Zwarte Beek worden als archeologisch waardevol aangeduid. Enkele tientallen vindplaatsen zijn opgenomen ter hoogte van Webbekom en Zelem en in de vallei van de Zwarte Beek, ter hoogte van Geenrode en Meldert en ter hoogte van de Venusberg. Volgende archeologische vondsten werden gedaan in de omgeving van het projectgebied: Tabel 4-33: Archeologische vondsten in de nabije omgeving van de aardgasleiding, bron CAI, Agentschap Onroerend Erfgoed. CAI nr.
Naam/Toponiem
Omschrijving
Locatie
150185
Waterburcht van Zelem
De waterburcht van Zelem lag in een bocht van de oude loop van de Demer, op ongeveer 400 meter van de eerste kerk van Zelem (Middeleeuwen).
Ter hoogte van Webbekoms broek (deeltracé 31-32)
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 161 van 240
CAI nr.
Naam/Toponiem
Omschrijving
Locatie
51974
Oude kerk Zelem
Gelegen aan de Demer, aan de voet van de Sint-Jansberg en het Zwart Water.
Ter hoogte van Webbekoms broek (deeltracé 28-30)
150187
Zelckermolen
Voormalige watermolen (reeds op Ferrariskaart aanwezig)
Ter hoogte van deeltracé 30
55308
Kampbergen
Vindplaats lithisch materiaal
Kampbergen 1 (deeltracé 26)
51927
Kampbergen
-
Linkhout (deeltracé 26)
55309
Goerenheuvel
Vindplaats lithisch materiaal
Linkhout (deeltracé 24)
52145
Geenrode Zuid
Vindplaats lithisch materiaal
Geenrode (deeltracé 15)
52336
Venusberg West 10/veld 1c (MO)
Vindplaats lithisch materiaal
Lang Heide veld 1c (deeltracé 12)
3169
Venusberg 1
De Venusberg of Veensberg of berg boven de vennen is een getuigenheuvel te Meldert, die in het noorden van de Demervallei ligt en een uitloper is van het Hageland, waar holle wegen en heuvels het landschap domineren. Getuigenheuvels zoals de Venusberg vinden hun oorsprong in het LaatMioceen.
Venusberg (deeltracé 12)
55291
Venusberg 2
Vindplaats lithisch materiaal
Venusberg (deeltracé 12)
2505
Busselenberg
Vindplaats aardewerk
deeltracé 8/9
52348
Oosterbergen
Vindplaats lithisch materiaal
deeltracé 3
51612
Hof van Goor
Site met walgracht
Tessenderlo (deeltracé 2)
700763
Schoonhezerschrans (TSA, Schans van Hulst)
Het projectgebied beslaat ca. 5 ha en is in het noorden en oosten omsloten door de Fabrieksstraat en in het zuiden door Schoonhees. Centraal binnen het projectgebied is een omgrachte rechthoek aanwezig met grote bomen aan de buitenrand van deze gracht.
Tessenderlo (deeltracé 2)
De verdwenen Kerk van Zelem, ter hoogte van deeltracés 28-30 nabij het Webbekoms Broek, werd recent aangeduid als een beschermde archeologische zone. (Besluit nr. 5350, 4.04/71020/101.1, dd. 06/11/2014, B.S. 19/11/2014).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 162 van 240
Figuur 4-4 Situering beschermde archeologische zone “Kerk van Zelem”, Bron: Onroerend erfgoed. Er is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd door Condor Archeological Research bvba (hierna Condor genoemd) voor de omgeving van de aardgasleiding. Naast het onderzoeken van de landschappelijke ontwikkeling van het gebied wordt ook de archeologische trefkans beschreven. Er kunnen patronen in locatiekeuzes herkend worden voor bijvoorbeeld nederzettingen en begraafplaatsen. Deze locatiekeuzes hangen af van de aanwezigheid van voedsel en drinkwater maar zijn vaak ook periodegebonden. Condor stelde de verwachting of trefkans van archeologische resten op o.b.v. geomorfologische en bodemkaarten samen met de gegevens uit o.a. de CAI. Per tijdsvak is op een kaart aangeduid waar er een hoge kans is om archeologische vondsten uit desbetreffend tijdperk aan te treffen. Er is ook telkens gemotiveerd waarom op deze plaats een hoge verwachting op aantreffen is. Condor geeft antwoord op enkele onderzoeksvragen die relevant zijn voor het project. Hieronder de vragen en een samenvatting van hun antwoord: •
Kunnen er zones worden afgebakend waar archeologisch erfgoed zeker afwezig is?: neen, er zijn wel zones waar een lage archeologische trefkans is maar er kan niet met zekerheid gezegd worden dat archeologie afwezig is;
•
Kunnen er zones worden afgebakend waar archeologisch erfgoed op een dieper niveau aanwezig is dan de werken reiken?: Eventueel, alluvium in beekdalen en colluvium in droogdalen kunnen archeologische resten bedekken maar hun dikte is ongekend. Beekdalen worden doorkruist door HGB dus daar blijven eventueel dieper gelegen resten gevrijwaard.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 163 van 240
•
Kunnen er zones worden afgebakend waar archeologisch erfgoed zeker aanwezig is en die vooraf kunnen worden opgegraven?: Eventueel maar daarvoor is eerst meer onderzoek nodig;
•
Kunnen er zones worden afgebakend waar enkel de vergraving van de A-grond dient archeologisch opgevolgd te worden?: Ja, uitgezonderd de droogdalen tussen Busselberg en Geeneindeberg;
•
Kunnen er zones worden afgebakend waar enkel de vergraving van de B-grond dient archeologisch opgevolgd te worden?: Niet van toepassing aangezien de beekdalen, waar eventuele aanwezige resten in de B-sleuf kunnen voorkomen, gekruist worden met een HGB;
•
Kunnen er zones worden afgebakend waar vanaf het afbakenen van de werkstrook archeologische boringen noodzakelijk zijn?: Ja, aan zuiden Fabriekstraat in Tessenderlo, nabij de toppen van de getuigenheuvels en nabij meldingen uit CAI;
•
Welke milderende maatregelen worden er voorgesteld in geval van de aanwezigheid van beschermde archeologische zones?: Niet van toepassing, aardgasleiding doorsnijdt nergens beschermde archeologische zone8.
Bouwkundig erfgoed Binnen een straal van 200 m van de aardgasleiding worden volgende gebouwen aangeduid als bouwkundig erfgoed (toestand mei 2013): •
De Zelker-molen (21801): ca. 390 m zuidelijk van deeltracé 30;
•
Neoclasistisch herenhuis (22599): ca.300 m westelijk van deeltracé 16;
•
Parochiekerk Sint-Pancratius (21798): ca. 633 m zuidelijk van deeltracé 28;
•
Sint-Annakapel (84278): ca. 250 m noordelijk van deeltracé 19;
•
Duizendjarige eik (200306): ca. 260 m zuidelijk van deeltracé 19.
4.5.2.2 Landschapsstructuur en landschapsbeeld Macroniveau Traditionele landschappen Aan de hand van gemeenschappelijke structuurkenmerken kunnen landschappelijk samenhangende gebieden worden afgebakend. Op basis van natuurlijke geografische streken en hun cultuurhistorische kenmerken is een opdeling door prof. M. Antrop (RUG) gemaakt in traditionele landschappen. De aardgasleiding doorkruist in oostelijke richting de volgende traditionele landschappen: • Demerland (deeltracé 1, deel 2, 9- deel 15, deel 17, 18-27, deel 28): Dit landschap is een bosrijk heuvellandschap met een golvende topografie dat versneden wordt door parallelle valleien met karakteriserend lineair groen in deze valleien.
8
Rapportage archeologische studie Condor dateert van 2012, voor het besluit inzake de bescherming van de archeologische zone “verdwenen Kerk van Zelem” (2014).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 164 van 240
Beleidswenselijkheden: gedifferentieerd ruimtelijk beleid gericht op het herstel van de verscheidenheid en herkenbaarheid (leesbaarheid) van het landschap; milieusanering; behoud van de moerassige valleigronden; herstel kleinschalig bocagelandschap; stoppen lintbebouwing. • Dijle-, Demer, en Getevallei: subeenheden Vallei van de Herk en de Mombeek (deeltracé deel2, 3a-8), vallei van de Zwarte Beek (deeltracé deel 15-16, deel 17), Demervallei (deeltracé deel 28, 29-33): onderdeel van het traditioneel landschap Dijle-, Demer-, Getevallei: Dit is een brede vallei met begrenzende wanden en vegetatiemassa’s. De aanwezige open ruimte is gekenmerkt door een sterk wisselende omvang. Beleidswenselijkheden: vrijwaren van de waterrijke valleigronden. Het is belangrijk dat de algemene kenmerken van de traditionele landschappen bewaard blijven binnen een steeds veranderende en evoluerende ruimte. Relicten zijn landschapselementen die nog duidelijk verwijzen naar of getuige zijn van de traditionele kenmerken van het landschap. Deze relicten kunnen zones zijn, maar ook lijnen of punten. Ze worden voorgesteld op kaart 7. Relictzones Relictzones worden gedefinieerd als gebieden met een grote dichtheid aan punt- en lijnrelicten, zichten en ankerplaatsen. Het verspreid voorkomen van deze ‘object’-relicten kan echter de gehele ruimte typeren en het belangrijkste kenmerk van het landschap gaan uitmaken. In dat geval is de connectiviteit tussen de waardevolle landschapselementen eveneens belangrijk voor de gehele landschappelijke waarde. De aardgasleiding doorkruist volgende relictzones: • Vallei van Zwart Water, Grote, Kleine en Middelbeek (R27001) (deeltracé deel2, 3a-5) : Wetenschappelijke waarde: Een broekgebied met talrijke vijvers/plassen die een hoge fauna en flora diversiteit garanderen. Historische waarde: In de beemden verschenen de populieraanplantingen pas op een nadrukkelijke wijze na Van der Maelen, voorheen waren het hoofdzakelijk natte weiden met perceelsrandbegroeiing en op de wat drogere plaatsen akkerland en hier en daar een perceel bos. Daar waar de weiden en akkers niet werden omgezet in populieraanplantingen is er vaak nog heel wat gebied op Ferrariskaart relatief goed herkenbaar met weilanden met historisch stabiele percelering in de vallei van de Winterbeek en de Wassevense Vliet en akkers op plaggen rondom het gehucht Hulst met oude hoeven (oude gehucht is gelegen ten zuiden van het huidige Hulst) en perceelrandbegroeiing te zien. De perceelsstructuur, bestaande uit rechthoekige percelen loodrecht op de beek, is zo goed als gaaf gebleven Op tal van plaatsen zijn er plassen/vijvers ontstaan (turfputten) tot na MGI, ze zijn meestal rechthoekig en loodrecht op de loop van de dichtstbijzijnde beek. Schans: een deel van het bos (westelijk) is historisch (van voor Ferraris). Schaubroek: reeds enkele percelen bos/populieraanplanting. Esthetische waarde: Een gebied met afwisselend bebossing, beemden met perceelrandbegroeiing met her en der plassen waar beken en grachten doorvlochten zijn. Verstoring: Sterke verstoring van de landschappelijke belevingswaarde door Tessenderlo Chemie. Beleidswenselijkheden: Herwaardering van de beemden ten nadele van de populieraanplantingen. Tegengaan industrialisering. • Diestiaanruggen ten noordoosten van Diest (R27002) (deeltracé 9-12): Wetenschappelijke waarde: De ruggen bepalen zeer nadrukkelijk het landschap van het Hageland. Het diestiaan speelde een belangrijke rol in de architectuur als leverancier van de donkere ijzerzandsteen. Ze is nog terug te vinden in heel wat oude gebouwen in de streek. De relictzone heeft een belangrijke geomorfologische waarde. Ze omvat immers twee evenwijdige, noordoost-zuidwest georiënteerde, rijen getuigenheuvels, voormalige zandbanken voor de kust van de Diestiaanzee.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 165 van 240
Historische waarde: Ten tijde van Ferraris waren de bossen op de toppen van de diestiaanruggen vaak reeds versnipperd. Vaak werden de bossen gerooid om akkers aan te leggen. Busselenberg: was steeds een kouter landschap geweest met her en der een paar percelen bos. De laatste 50 jaar wel enige lintbebouwing. Rauwberg-Kelbergen-Engelbeek-Veldbeek: de weinige percelen bos waren ten tijde van Ferraris reeds bos, zij het dat er toen meer bos was. De perceelsvormen zijn behouden gebleven, de perceelrandbegroeiing is wel verdwenen. Omwalde site "Wallehoeve". Het wegenpatroon is sinds Ferraris ongewijzigd, er liggen een aantal holle wegen. Esthetische waarde: De ruggen bepalen zeer nadrukkelijk het landschap van het Hageland. Vaak zijn het de meest groene plaatsen door hun bebossing, begroeide taluds en holle wegen. Zij zorgen dan ook voor heel wat diversiteit dat nog versterkt wordt door haar topografie. Verstoring: Bebouwing op de getuigenheuvels (villegiatuur en weekendhuisjes) vormen een probleem. Intensieve recreatie (mountainbike, …) Beleidswenselijkheden: Onderhoud van de KLE en eventueel heraanplanten. • Bocht van Laeren (R70044) (deeltracé 16, deel 17): Wetenschappelijke waarde: Zeer belangrijk natuurgebied, grote delen zijn in beheer van Natuurreservaten vzw. Ecologisch impulsgebied. Confluentiegebied van talrijke zijlopen van de Zwarte Beek en overstromingsgebied. Historische waarde: Brede vallei van de Zwarte Beek (goede waterkwaliteit) ter hoogte van de middenloop aan de samenvloeiing van verschillende meanderende zijbeken. Ook Bocht van Laeren genoemd. Historisch zeer stabiele percelering ter hoogte van de Bocht van Laren en Gestelse heide. Langs weerzijden van de vallei komt een landbouwstraatdorp voor: Laren en Geenrode. Verstoring: Intensieve veehouderij (varkens en melkvee) in de straatdorpen Laren en Geenrode met maïs- en mestproblematiek in de vallei. Beleidswenselijkheden: Bescherming van het gebied via behoud van kleinschalige landbouw en natuurbeheer. • Getuigenheuvel Willekensberg (R70051) (deeltracé deel 17, 18-19): Wetenschappelijke waarde: De Willekensberg is als getuigenheuvel glauconiethoudende zandsteen (Diestiaan) een belangrijk geomorfologisch relict. De Goerebeek is een fossiel deel van een vroegere Demer.
bestaande
uit
Historische waarde: De Willekensberg is volledig bezet met historisch stabiel bos. Sites met belangrijke cultuurhistorische waarde: • Duizendjarige eik met omgeving. • Kapel Onze-Lieve-Vrouw-van-Beukenboom en omgeving. • St. Annakapel te Mellaar Esthetische waarde: Plaatselijk zichten op het omringend landschap. Sociaal-culturele waarde: Toeristische waarde van duizendjarige eik en omgeving, Kapel van de Beukenboom en omgeving. Verstoring: doorsnijding door autosnelweg Beleidswenselijkheden: Tegengaan versnippering door infrastructuur en bebouwing. • Demervallei Vlaams-Brabant (R20064) (deeltracé 32-33): Wetenschappelijke waarde: Het is de meest oostelijke uitloper van de Vlaamse Vallei. De Demervallei heeft een uitgestrekt beemdenlandschap met heel wat biologische potenties mede door de afgesneden meanders (coupures- de oudste nog bestaande van circa 1750) en het patroon van fossiele meanders. De fossiele meanders met vaak rivierduinen in de buurt zorgen voor een grote
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 166 van 240
bodemkundige variatie (kleigronden, laagveen, zandige duinen) die zich vertaalt in een fauna en flora diversiteit (voedselrijke-, verlandings- en graslandvegetaties, struweel, droge heide en bosbiotopen). Er bevinden zich tevens halfnatuurlijke vegetatiecomplexen in de oude en steeds zeldzamer wordende hooilanden. Zeer belangrijke ecologische hoofdstructuur. De donken waren in de steentijd reeds in occupatie. In het landschap zijn er nog oude turfputten merkbaar in het landschap. Vondsten uit de steentijd. Historische waarde: Ten tijde van Ferraris was de vallei één uitgestrekte beemde met slechts aan de rand perceelrandbegroeiing. De opdeling van de grote beemden rond de Demer gebeurde pas na Van der Maelen. Na 1948 werden de beemden op grotere schaal omgezet in populieraanplantingen. Sommige delen langs de Demer bestaan uit 4/5 populieraanplantingen, struweel en opgaand struikgewas. Langsheen de Demer liggen er tal van afgesneden meanders. Esthetische waarde: Een uitgestrekt landschap met bomenrijen en natte bossen, meandercoupures, rivierduinen en fossiele meanders die voor variatie zorgen. Het alluvium ligt tussen relatief steile vallei hellingen. Beleidswenselijkheden: Verhogen van waterkwaliteit, geen vergravingen toelaten en de populieraanplantingen beperken door de hooilanden te bewaren. Waterbeheersingswerken meer afstemmen op de ecologische facetten van de vallei. Ankerplaatsen Ankerplaatsen zijn algemeen beschouwd de meest waardevolle landschappelijke relicten. Ze vormen representatieve plaatsen waar ideaaltypische kenmerken nog duidelijk herkenbaar zijn. Tenslotte kunnen ankerplaatsen een ruimtelijk structurerend element (bvb. als blikvanger) zijn in een al dan niet gave omgeving of een belangrijke (symbolische) voorbeeldfunctie vervullen De aardgasleiding doorkruist (op de rand) de volgende ankerplaatsen: • Asdonk, Grote Beek en Kleine Beek (A27001) (deeltracé deel 6, deel 7): Wetenschappelijke waarde: Het gaat om een broekgebied met vijvers, die interessant zijn voor fauna en flora. Historische waarde: Het landbouwlandschap rond Groot en Klein Asdonk met zijn grote blokpercelen gescheiden door rechte dreven is een typisch voorbeeld van een relatief recent (18de-19de-eeuws), bijna 'klassiek' ontginningslandschap. Het park van Groot Asdonk is een typische en voor de regio unieke 'jardin à l'anglaise', een bijna rococo-achtige wirwar van brede grachten en eilanden binnen een strakke omkadering, typisch voor de vroeg-landschappelijke tuinarchitectuur. Esthetische waarde: Het gebied heeft een hoge belevingswaarde dank zij de aanwezigheid van een vroege landschappelijke tuin met bruggetjes, eilanden, rododendrons, in contrast met de oudere straklijnige aanleg rond de hoeves. •
Vallei van de Zwarte Beek van Meldert tot Zelem (A27003) (deeltracé deel 30): Wetenschappelijke waarde: Het landschap strekt zich uit tussen de getuigenheuvels die hier als uitlopers van het Hageland aanwezig zijn, en ten zuiden van de vallei afwisselen met een aantal depressies. Het voorkomen van verschillende reliëfelementen en gradiënten (bodem, vochtigheid enz.) zijn de basis voor landschappelijke verscheidenheid met waardevolle kernen van hooi- en weilanden, ruigten, struwelen, moerassen, broekbossen, een aantal kleine landschapselementen, plassen enz. Historische waarde: Het landschap in de vallei wordt in grote lijnen bepaald door graasweiden met verspreid liggende hooilanden, ruigten, struwelen, moerassen, broekbossen en een aantal vijvers. Het bodemgebruik is grotendeels historisch stabiel. Gebruik van de beemden voor hooiproductie is ook hier wellicht blijven doorgaan tot na de tweede wereldoorlog. De waardevolle valleikern Leunen is wat rest van het ooit veel grotere en erg gerenommeerde Zelems Moeras, dat de Oude Schans herbergde.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 167 van 240
Opvallend is de samenhang met de akkers en bossen aan de valleiranden en het voorkomen van kleine landschapselementen, bouwkundig erfgoed en authentieke parkjes en tuinen. De dorpskern van Zelem aan de valleirand, het kasteel Lobos bij de Zwarte Beek, het hoog gelegen, voormalige kartuizerklooster Sint-Jansberg en de verspreide hoeven in de buurt vormen een sedert eeuwen vergroeid geheel van religieuze en wereldlijke elementen, landschappelijk en ruimtelijk met elkaar verbonden. Esthetische waarde: Het half-open landschap van de vallei biedt een hoge belevingswaarde. Het ligt ingesloten tussen heuveltoppen die ten zuiden van de vallei afwisselen met een aantal depressies. Rond het straatdorp Zelem is het landschap aantrekkelijk gevarieerd met prachtige vergezichten over de vallei en landschappelijk waardevolle elementen. Ook aan de valleirand te Meldert met kerk en vroegere pastorie zijn zichten mogelijk. Ruimtelijk structurerende waarde: De vallei van de Zwarte Beek, die zich hier tussen steeds hogere getuigenheuvels van het Diestiaan kronkelt, was bepalend voor de opbouw en organisatie van het landschap. Mesoniveau Landschapskenmerkenkaart Naast het historische aspect in de landschapszorg, zoals vermeld in de atlas van de relicten, zijn tevens de structurerende landschapselementen zonder relictwaarde van belang (bijvoorbeeld beekdalen, boscomplexen,…). De landschapskenmerkenkaart (aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal en Vlaams belang, afd. Monumenten en landschappen, 2002) wordt hiervoor geraadpleegd. Er wordt in de inventaris een onderscheid gemaakt tussen het fysische systeem, het botanisch systeem en de menselijke infrastructuur. In (de omgeving van) het studiegebied worden volgende landschapskenmerken teruggevonden: • •
•
Fysisch systeem o Rivierduinen en donken o Diestiaanheuvels in Midden-West-Limburg Mens o Verlaten spoorbeddingen o Autosnelwegen o Interstedelijke hoofdwegen o Straatdorpen o Hoogspanningslijnen o Spoorwegen Biologisch systeem o Beekdalbegeleidende en alluviale bossen
De aardgasleiding kruist de lijnrelicten “Grote Beek/Winterbeek” (deeltracé 4), “Zwarte Beek” (deeltracé 16), “Goerebeek” (deeltracé 23), “Demer + afgesneden meanders” (deeltracé 30) en “Oud spoorwegtracé Diest-Tienen” (deeltracé 31) en bevindt zich naast de puntrelicten “Schans van Hulst” (deeltracé 2) en “Schans van Oosterbergen” (deeltracé 3). Er wordt een zeer diep uitgesneden en (biologisch) zeer waardevolle holle weg gekruist ter hoogte van deeltracé 14. Het betreft de Hollestraat. Microniveau Het bodemgebruik binnen het projectgebied is overwegend agrarisch in de vorm van akkers en weilanden. Het bodemgebruik per deeltracé wordt in onderstaande tabel omschreven.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 168 van 240
Tabel 4-34: Bodemgebruik langsheen de aardgasleiding
4.5.3
(Deel van) Deeltracé Strengzones/HGB-zone
Landgebruik
2, 3a,3, deels 5, 8, deels 9, deels 10, deels 11, deels 12, deels 13, 14, 215, deels 19, deels 21, deels 25, deels 26, deels strengzone C en D, HGB C, deels 27, deels 28, deels strengzone E
Akkerbouw
2, 5, strengzone A, deels 9, deels 12, deels 13, deels 17, deels 18, 19, 22, deels 23, deels 26, deels strengzone D, HGB D, deels 28, strengzone HGB E
Weiland
4, HGB A, strengzone B, 6, deels 7, HGB B, deels 10, 16, deels 21, deels 28,
Alluviaal weiland
Deels 7, deels HGB B, deels 10, deels 11, deels 17, deels 18, deels 19, deels 20, deels 23, 24, deels strengzone D, HGB D, deels 25, deels 28, HGB E
Bos (loof- of naaldbos)
Deels 12
Gewestweg
Deels 29
Overstromingsgebied (Webbekoms broek)
Deels 29, deels 31
Overige bebouwing
Deels 21 en deels 28
Autosnelweg
Beschrijving van de toekomstige toestand en de verwachte effecten Kaart 11: Effectenkaart Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie
4.5.3.1 Effecten op cultuurhistorie Tijdens de aanlegfase van de aardgasleiding bestaat de kans dat door de geplande werkzaamheden (uitgraven en stockeren grond, plaatsen leiding) de eventueel aanwezige cultuurhistorische elementen tijdelijk verstoord worden, door enerzijds verstoring van het landschap en anderzijds vernietiging van archeologische resten. Volgende zones zijn kwetsbaar voor verstoring van cultuurhistorische elementen (de bijhorende deeltracé’s staan onder §4.5.2.2): •
•
Ongeveer 7.889 m van de aardgasleiding doorkruist relictzones: o Vallei van Zwart Water, Grote, Kleine en Middelbeek (R27001-2.558 m): Herwaardering van de beemden ten nadele van de populieraanplantingen. Tegengaan industrialisering; Binnen deze relictzone, gelegen langsheen deeltracé 2 en 3, situeert zich het inrichtingsplan Tessenderlo-Schoonhees. o Diestiaanruggen ten noordoosten van Diest (R27002 – 2.659 m): Onderhoud van de KLE en eventueel heraanplanten; o Bocht van Laeren (R70044 – 609 m): Bescherming van het gebied via behoud van kleinschalige landbouw en natuurbeheer; o Demervallei Vlaams-Brabant (R20064-136 m): Verhogen van waterkwaliteit, geen vergravingen toelaten en de populieraanplantingen beperken door de hooilanden te bewaren. Waterbeheersingswerken meer afstemmen op de ecologische facetten van de vallei; o Getuigenheuvel Willekensberg (R70051 – 1.927 m): Tegengaan versnippering door infrastructuur en bebouwing. De aardgasleiding doorkruist twee groepen traditionele landschappen: het ruimtelijk beleid is gericht op het herstel van de verscheidenheid en herkenbaarheid (leesbaarheid) van het
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 169 van 240
•
• • • •
landschap; milieusanering; behoud van de moerassige valleigronden; herstel kleinschalig bocagelandschap; stoppen lintbebouwing; De ankerplaats ‘Asdonk, Grote Beek en Kleine Beek (A27001)’ wordt over een lengte van 202 m doorkruist ter hoogte van deeltracé 6 en 7. De aardgasleiding wordt hier aangelegd met een HGB (HGB B). De ankerplaats ‘Vallei van de Zwarte Beek van Meldert tot Zelem’ situeert zich ten noorden van de E314 en wordt voor 303 m gekruist. Het tracé kruist de lijnrelicten “Grote Beek/Winterbeek”, “Zwarte Beek”, “Goerebeek”, “Demer + afgesneden meanders” en “Velpe”. Het tracé bevindt zich naast de puntrelicten “Schans van Hulst” en “Schans van Oosterbergen”. Binnen een straal van 200 m van de aardgasleiding worden vijf gebouwen aangeduid als bouwkundig erfgoed (toestand mei 2013). De aardgasleiding doorkruist een beschermde archeologische zone (verdwenen Kerk van Zelem, deeltracés 28-30).
Algemeen is het projectgebied waardevol vanuit landschappelijk oogpunt, gezien de nabijheid van twee ankerplaatsen en enkele relictzones (zie boven). Het doorkruisen van deze verschillende gebieden die kwetsbaar zijn voor verstoring kan leiden tot de aantasting van cultuurhistorische elementen. Langsheen deeltracé 2 en 3 dient bovendien rekening gehouden te worden met het lopende inrichtingsplan Tessenderlo-Schoonhees. In zijn totaliteit doorkruist de aardgasleiding Tessenderlo-Diest over een lengte van ongeveer 7.889 m verschillende relictzones. Bij de aanleg van de aardgasleiding via open sleuf (breedte 1,6 m) betekent dit dat er een mogelijke aantasting van de cultuurhistorische resten kan plaatsvinden over een oppervlakte van 12.623 m². Het nieuw te bouwen drukreduceerstation te Diest is eveneens in een relictzone gelegen, waardoor bijkomend 3.000 m² van deze relictzone zal ingenomen worden. Deze locatie bevindt zich echter aan de rand van deze relictzone en sluit aan bij de bebouwing langsheen de A2/E314 en het afrittencomplex, waardoor het effect als beperkt negatief beschouwd wordt. Het verwijderen van bosgebieden en bomenrijen in de traditionele landschappen dient als matig negatief beschouwd te worden. Aangezien de aardgasleiding ondergronds verloopt, zijn er verder geen significante negatieve effecten te verwachten (tijdens de exploitatiefase). Tijdens de aanlegfase kan het stockeren van aarde in de werkstrook voor een verstoring van de traditionele landschappen zorgen. Dit is echter tijdelijk en herstelbaar, waardoor het effect als beperkt negatief wordt beschouwd. Het nieuw te bouwen drukreduceerstation te Diest is relatief beperkt in omvang en hoogte. Gezien de ligging langsheen de A2/E314, aansluitend bij de bestaande bebouwing wordt de impact op het traditioneel landschap als beperkt negatief beschouwd. Een landschappelijke integratie is evenwel wenselijk, gezien de onmiddellijke nabijheid van het waardevolle Webbekoms Broek. Het tracé loopt zuidelijk van de ankerplaats ‘Vallei van de Zwarte Beek van Meldert tot Zelem’ en kruist deze maar over een relatief korte afstand van 303 m. De lijninfrastructuur van de autostrade E314 loopt tussen de aardgasleiding en de ankerplaats. Er wordt dan ook geen effect op deze ankerplaats verwacht. Ter hoogte van deeltracé 4-9 loopt de aardgasleiding net ten oosten van de ankerplaats ‘Asdonk, Grote Beek en Kleine Beek’. Ter hoogte van deeltracé 6-7 doorkruist de aardgasleiding over een afstand van 200 m de ankerplaats. Deze zone wordt echter volledig onderboord met een HGB. Er wordt dan ook geen effect op de ankerplaats verwacht. De lijnrelicten worden allemaal doorkruist door middel van een horizontaal gestuurde boring of persing. Hierdoor worden geen significant negatieve effecten op deze lijnrelicten verwacht. Bij kruising van de holle weg (Hollestraat) ter hoogte van deeltracé 14 in open sleuf kan er een impact verwacht worden. Om aanzienlijke effecten op de cultuurhistorie te vermijden zal de aanleg uitgevoerd worden door middel van aangepaste technieken (horizontaal gestuurde boring wordt voorzien als milderende maatregel). Ten behoeve van de plaatsing van de leidingstreng voor HGB C
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 170 van 240
dienen ook enkele bomen gekapt te worden op de bovenrand van de holle weg. Dit heeft tevens een negatief effect op de cultuurhistorie. Gezien de ligging van het bouwkundig erfgoed, hoofdzakelijk op meer dan 210 m van de aardgasleiding, wordt er geen effect verwacht. Het puntrelict Schans van ‘Hulst’ ter hoogte van deeltracé 2 bevindt zich op ca. 10 m van de aardgasleiding. Een effect wordt hierdoor evenwel niet verwacht. De doorkruising van de beschermde archeologische zone “verdwenen Kerk van Zelem” ter hoogte van het Webbekoms Broek (deeltracés 28-30) wordt gerealiseerd door middel van een horizontaal gestuurde boring. Gelet op het gebruik van deze speciale techniek zal er geen impact zijn op deze archeologische zone. Het spreekt voor zich dat in de nabije omgeving van de archeologische relicten, die zijn beschreven in de referentiesituatie de kans het grootst is om nieuwe relicten aan te treffen. Om het risico op de verstoring van de cultuurhistorische en archeologische resten te beperken, wordt door Fluxys nv per project een overeenkomst afgesloten met de administratie bevoegd voor archeologisch erfgoed waar er bepaalde afspraken gemaakt worden om zo omzichtig mogelijk om te springen met deze resten. Voor elke zone wordt duidelijk omschreven wat dient te gebeuren inzake archeologie. Bij uitvoering van de werken voor de aanleg van de aardgasleiding - volgens de afspraken in dit convenant - kan het risico op verstoring van de cultuurhistorische of archeologische resten uiteindelijk als matig negatief beoordeeld worden. Tijdens de exploitatiefase zijn geen bijkomende effecten op de cultuurhistorische situatie te verwachten.
4.5.3.2 Effecten op landschapsbeeld De aardgasleiding loopt voor het grootste deel door landbouwgebied met cultuurgraslanden en akkers. Daardoor zijn de effecten op het landschapsbeeld (door verwijderen van vegetatie) hier plaatselijk matig negatief tot beperkt in het grootste gedeelte van het tracé. Het tracé werd zo gekozen dat zo min mogelijk vegetatie gerooid dient te worden. Het effect op het landschapsbeeld wordt over het algemeen als beperkt beoordeeld. Plaatselijk, waar houtkanten of bossen niet volledig kunnen herstellen omwille van de voorbehouden zone, is het effect matig tot sterk negatief. Effecten hiervan zijn hoofdzakelijk langsheen deeltracés 4-10, 12 en 19-20 te verwachten. De overige deeltracés lopen door relatief open gebied, (weiland - hp), zodat er een zeer beperkt en tijdelijk effect optreedt tijdens de aanlegfase. In Tabel 4-35 wordt per deeltracé aangegeven welke landschapsbepalende vegetatie er gerooid dient te worden. Tabel 4-36 geeft de mogelijk te verwijderen opgaande vegetatie weer met een beschrijving van hun effect op het landschapsbeeld. Ter hoogte van de volgende deeltracés wordt de aardgasleiding echter aangelegd door middel van een boring of persing, waardoor ze niet aangesneden worden en het landschapsbeeld dus niet significant gestoord wordt: •
Deeltracé 4 door middel van HGB A: behoud Eikenbomenrijen;
•
Deeltracé 6-7 door middel van HGB B: behoud bomenrijen en houtkanten;
•
Deeltracé 15-17 door middel van HGB C: behoud vegetatie;
•
Deeltracé 23-24 door middel van HGB D: behoud zeer waardevol landschapsbeeld met moerasachtige vegetatie en bos van Grove Den;
•
Deeltracé 29-33 door middel van HGB E.
De voorziene strengzones liggen grotendeels parallel aan de aardgasleiding, zodat er geen bijkomend effect (tijdelijke strengzone tijdens de aanleg) van de HGB te verwachten is. Enkel strengzone E verloopt niet parallel aan de aardgasleiding.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 171 van 240
Tabel 4-35: Wijziging landschapsbeeld wegens verwijderen vegetatie Deeltracé
Vegetatie
Invloed op landschapsbeeld
2
Eikenbomenrij
Beperkte invloed, gezien de eerder industriële omgeving
3
Elzenbos
Het betreft een perceel met bos dat reeds door de Fabrieksstraat wordt doorsneden. De aanleg van de aardgasleiding zal de oppervlakte van het bos doen afnemen aan de rand. Gezien het eerder open karakter van deze zone en de verstoring van de weg, wordt de bijkomende verstoring beperkt ingeschat.
5
Houtkant
De houtkant wordt doormidden gesneden, hetwelk als matig negatief wordt aanzien.
7
Eikenbomenrij
De bomenrijen worden doormidden gesneden. Gezien de kenmerken van het omliggende landschap, zijnde bos en bomenrijen, wordt dit als matig tot sterk negatief ingeschat.
10
Bos Grove Den/ Eikenbos/ houtkant/ Opslag allerlei aard
Het doormidden snijden van deze vegetatierijke zone heeft een sterk negatief effect op het landschapsbeeld.
12
Eikenbomenrij
De bomenrij wordt aan het uiteinde doorsneden. Het effect is dan ook beperkt tot matig negatief.
13
Eikenbomenrij
De bomenrij wordt aan het uiteinde doorsneden. Het effect is dan ook beperkt tot matig negatief.
14
Eiken
Kruisen van een zeer waardevolle holle weg en kappen van enkele bomen wordt als negatief ingeschat.
18
Houtkant
De houtkant wordt doormidden gesneden. Gezien de kenmerken van het omliggende landschap, zijnde een aaneenschakeling van bomenrijen en houtkanten, wordt dit als matig tot sterk negatief ingeschat.
19
Bos Grove Den/ houtkant
De vegetatie die verdwijnt, heeft een negatief effect op het landschapsbeeld. Gezien de omliggende bosstructuren, bomenrijen en houtkanten blijft het effect op het landschapsbeeld weliswaar beperkt.
19
Gemengde bomenrij
De vegetatie die verdwijnt, heeft een negatief effect op het landschapsbeeld. Gezien de omliggende bosstructuren, bomenrijen en houtkanten blijft het effect op het landschapsbeeld weliswaar beperkt.
19
Gemengde bomenrij/ houtkant
De randen van de bospercelen worden gereduceerd om de aanleg van de aardgasleiding mogelijk te maken. De algemene bosstructuur en landschapsbeeld wordt echter behouden. Het effect wordt matig negatief ingeschat.
20
Eikenbomenrij/bos
De bosrijke zone ten westen van de aardgasleiding verliest de samenhang met de grotere bosstructuur op de getuigenheuvel Willekensberg. Dit heeft een negatief effect op het landschapsbeeld.
21
Bomenrij van berk/ houtkant
De bomenrij, dewelke de perceelsgrens aflijnt, wordt doormidden gekruist. Dit wordt als matig negatief beoordeeld.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 172 van 240
Deeltracé
Vegetatie
Invloed op landschapsbeeld
21
Doornstruweel/ Opslag allerlei aard
Het doormidden snijden van de opslag van allerlei aard en doornstruweel verstoort het landschap slechts in beperkte mate, gezien de aanwezigheid van bebouwing en infrastructuur (E314), dewelke zich in de onmiddellijke omgeving bevinden.
25
Naaldhoutbos
De aanleg van de aardgasleiding reduceert het bos aan de randen. Gezien de doorsnijding door de E314 wordt het bijkomende effect beperkt ingeschat.
26
Bos Grove Den/ Eikenbomenrij/ houtkant/ Opslag allerlei aard
De aanleg van de aardgasleiding reduceert het bos aan de randen. Gezien de doorsnijding door de E314 wordt het bijkomende effect beperkt ingeschat.
Bij het afbakenen van de werkzone en het plaatsen van de bebakening wordt het landschapsbeeld (tijdelijk en herstelbaar) geschaad. Het rooien van de vegetatie in de werkstrook heeft negatieve effecten voor het landschapsbeeld, doch wordt gedeeltelijk hersteld. In de voorbehouden zone van 10 m (5 m langs beide zijden aardgasleiding) voor de aardgasleiding wordt het landschapsbeeld evenwel permanent gewijzigd, indien hier bomen gerooid dienen te worden. In het geval van het verdwijnen van bomenrijen dient er eveneens op gelet te worden waar de onderbreking plaatsvindt. Het effect is immers groter bij het onderbreken van een bomenrij dan het verwijderen van bomen aan een van de uiteinden. In het geval van het doorkruisen van bos gaat de mogelijkheid tot behoud volledig verloren, wat een sterkere negatieve impact heeft. Het effectief doorkruisen van een bosgebied komt in het tracé niet voor. De innames beperken zich hoofdzakelijk tot de randen. Bij kruising van de holle weg (Hollestraat) ter hoogte van deeltracé 14 in open sleuf kan er een impact verwacht worden. Om aanzienlijke effecten op het landschapsbeeld te vermijden wordt als milderende maatregelen een kruising door middel van aangepaste technieken (persing of HGB) uitgevoerd op deze locatie. Ten behoeve van de plaatsing van de leidingstreng voor HGB C dienen ook enkele bomen gekapt te worden op de bovenrand van de holle weg. Dit heeft tevens een tijdelijk effect op het landschapsbeeld. De stockage van de uitgegraven aarde en de hele werf op zich zal het landschapsbeeld (tijdelijk en herstelbaar) schaden. Gezien het tijdelijke karakter van deze effecten wordt de verstoring van de landschapsbeleving tijdens deze fasen als beperkt negatief beschouwd. In eerste instantie wordt het rooien van opgaande begroeiing zoveel mogelijk vermeden, in het bijzonder van de biologisch zeer waardevolle zones (zie Fauna en Flora). Het is aangeraden om de werkstrook, voor bovenvermelde deeltracés waar het effect als matig tot sterk negatief beoordeeld wordt (deeltracés 4, 5, 6, 7, 8, 10, 12, 13, 14, 15, 17, 19, 20, 21, 23), zo smal mogelijk te maken waar bomenrijen of opgaande vegetaties doorkruist worden. Na de aanleg worden de gerooide zones herplant, rekening houdend met de restricties die gelden in de voorbehouden zone. Aangezien de aardgasleiding zich ondergronds bevindt, zijn er tijdens de exploitatiefase nagenoeg geen effecten op het landschapsbeeld te verwachten. Wat het landgebruik betreft, zijn de reglementaire beperkingen inzake landbouwgebruik en bebouwing in de erfdienstbaarheidszone van kracht. Op verschillende plaatsen zal er een blijvend effect zijn, daar waar vegetatie gerooid werd, die omwille van de voorwaarden geldend in de voorbehouden zone, niet terug aangeplant kan worden. Op die plaatsen waar de aardgasleiding een bomenrij of houtkant doormidden kruist of waar een bebost perceel doormidden gekruist wordt, wordt de wijziging van het landschapsbeeld negatief beoordeeld. Het landschapsbeeld wordt wel blijvend verstoord door de zichtbare bebakening, dewelke onontbeerlijk is in functie van de veiligheid. Op plaatsen waar er beplanting staat is de invloed beperkt. In open vergezichten langs plaatselijke landwegen wordt de beleving en het
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 173 van 240
landschapsbeeld blijvend geschaad. Maar dit wordt gezien de omvang van de bebakening als matig negatief beoordeeld. Door het nieuw te bouwen drukreduceerstation verdwijnt een deel van een perceel met ruigteopslag, gelegen langsheen het op- en afrittencomplex E314/A2. Door het landschappelijk integreren van het station en gezien de omliggende infrastructuur, wordt het effect beperkt negatief beoordeeld.
4.5.3.3 Effecten op functionele versnippering actueel landgebruik De aardgasleiding loopt voor het grootste deel door landbouwgebied met graslanden en akkers. Na de aanleg kan het huidig landgebruik in de meeste gevallen verder gezet worden. Er zijn enkel blijvende effecten daar waar opgaande vegetatie niet terug kan aangeplant worden of zich niet terug spontaan kan ontwikkelen omwille van de voorwaarden in de voorbehouden zone. Het aanleggen van een aardgasleiding creëert tijdelijk een zone waar men niet kan passeren. De versnippering treedt in werking wanneer de teelaarde wordt afgegraven en er aldus een fysieke barrière ontstaat. Hierdoor wordt het landgebruik van onder andere de vele landbouwpercelen, die doorkruist worden, versnipperd. Het vermindert tijdelijk de oorspronkelijke connectiviteit en wordt als beperkt negatief beoordeeld.
4.5.4
Besluit Er bestaat bij de aanleg van de sleuf het risico van verstoring van cultuurhistorische resten door de graafwerken. De aardgasleiding doorkruist verschillende relictzones en de voorkomende bodemprofielen wijzen erop dat het een archeologisch interessant gebied betreft. De beoordeling van de eventuele verstoring van de cultuurhistorie wordt toch beperkt tot matig negatief ingeschat, aangezien Fluxys een overeenkomst afsluit inzake de archeologische begeleiding van de werken. Gelet op de gebruikte techniek van de horizontaal gestuurde boring wordt er geen impact verwacht op de beschermde archeologische zone “verdwenen Kerk van Zelem” (deeltracés 28-30). De aanwezigheid van de werf op zich heeft een tijdelijk negatief effect op het landschapsbeeld en de landschapsbeleving, maar na de werken valt dit effect weg. Bij kruising van de holle weg (Hollestraat) ter hoogte van deeltracé 14 in open sleuf kan er een impact verwacht worden. Om aanzienlijke effecten op het landschapsbeeld te vermijden wordt als milderende maatregel een kruising door middel van aangepaste technieken (HGB) uitgevoerd op deze locatie. Ten behoeve van de plaatsing van de leidingstreng voor HGB C dienen ook enkele bomen gekapt te worden op de bovenrand van de holle weg. Dit heeft tevens een tijdelijk effect op het landschapsbeeld. Het rooien van de opgaande vegetatie in de voorbehouden zone boven de aardgasleiding veroorzaakt wel een permanente wijziging van het landschapsbeeld. Daar waar de aardgasleiding de aanwezige bomenrijen, houtkanten en beboste percelen doorkruist, kan na de werken geen diepwortelende vegetatie worden teruggeplaatst over een strook van 10 m, zodat het landschap hier een ander uitzicht krijgt. Inzake effecten op het landschapsbeeld wordt het verwijderen van deze opgaande begroeiing (bosvegetatie en bomenrijen) globaal als beperkt tot matig negatief beoordeeld en lokaal sterk negatieve effecten. Deze sterk negatieve effecten kunnen gemilderd worden door de maatregel inzake versmalling van de werkstrook. Ook de bouw van het nieuwe drukreduceerstation heeft een beperkte invloed op het landschap. Het station is echter beperkt in omvang en grootte en zal landschappelijk geïntegreerd/gebufferd worden.
Tabel 4-36: Beoordeling van de mogelijke milieueffecten van de verschillende deelingrepen op de discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie volgens effectgroepen
DEELINGREEP
MOGELIJKE EFFECTEN OP LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 174 van 240
MOGELIJKE EFFECTEN OP LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE (effectgroepen en tijdsindicatie)
Beoordeling
AANLEGFASE (open sleuf)
A1. Afbakenen werkstrook
Wijziging landschapsstructuur en landschapsbeeld
T
-
A2. Overbruggen van waterlopen en grachten
Wijziging landschapsstructuur en landschapsbeeld
T
-
A3. Aanbrengen van signalisatieborden
Wijziging landschapsbeeld
T
-
A4. Verwijdering opgaande vegetatie
Wijziging landschapsbeeld
P
Lokaal ---
Wijziging landschapsstructuur
P
-
B. Verschaffing toegang tot werkstrook voor vrachtwagens
Geen significante effecten
C1. Afgraven van de teelaarde
Risico op verstoring cultuurhistorie
P
-
C2. Stockage van de teelaarde
Wijziging landschapsbeeld
T
-
D1. Installatie bemalingspompen
Geen significant effect
/
D2. Bemaling
Geen significant effect
/
D3. Lozen bemalingswater
Geen significant effect
/
E1. Uitgraven sleuf
Risico op verstoring cultuurhistorie
P
-
E2. Stockage van uitgegraven aarde aan de rand van de werkstrook
Wijziging landschapsbeeld
T
-
F1. Aanvoer van buiselementen
Geen significant effect
F2. Uitleggen buiselementen naast de sleuf
Wijzigen landschapsbeeld
F3. Montage van de leiding
Geen significant effect
/
F4. Neerlaten van leiding in de sleuf
Geen significant effect
/
G. Vullen sleuf, terugplaatsen teelaarde
Geen significant effect
/
H1. Ontruiming van de werkstrook
Geen significant effect
/
H2. Grondbewerking en herstel bodemstructuur
Geen significant effect
/
I. Herstel terrein in oorspronkelijke staat
Wijziging landschapsbeeld
P
0
J. Aanbrengen van bebakening
Wijziging landschapsbeeld
P
-
K. Bouw bovengrondse installatie
Wijziging landschapsbeeld
P
-
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
/
/ T
-
pagina 175 van 240
MOGELIJKE EFFECTEN OP LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE AANLEGFASE (aspecten horizontaal gestuurde boringen) Voorbereiding in- en uittredepunt
Wijziging landschapsbeeld
T
-
Gestuurde boring
Geen significant effect
/
Werking leiding
Geen significant effect
/
Controle en onderhoud
Geen significant effect
/
Calamiteiten (lekken, scheuren)
Geen significant effect
/
Ondergronds ruimtebeslag, erfdienstbaarheid, aanwezigheid stations
Wijziging landschapsbeeld, wijziging landschapsstructuur
EXPLOITATIEFASE
P
Voor de discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie wordt geconcludeerd dat een MER-onderzoek geen bijkomende informatie met betrekking tot de effectenanalyse zal opleveren.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 176 van 240
4.6
Mens en geluid Kaart 8: Referentiesituatie Mens
4.6.1
Afbakening van het studiegebied In de discipline Mens gaat de aandacht voornamelijk uit naar de impact op de directe woonomgeving van het gebied, naar de verkeersafwikkeling, naar de geluidsimpact naar aanleiding van de uitvoering van de leidingwerken en naar de veiligheidsaspecten. Voor de veiligheidsaspecten betreft het hier de externe veiligheid, m.a.w. de impact op de directe omgeving van een mogelijk ongeval op een leiding in de leidingstraat. Afhankelijk van het onderzoeksthema wordt het studiegebied uitgebreid, bvb. tot de grens waar de geluids- en verkeersimpact nog een significante invloed hebben.
4.6.2
Beschrijving van bestaande toestand
4.6.2.1 Landgebruik Het bodemgebruik langs de aardgasleiding is overwegend agrarisch in de vorm van akkers en (alluviale) weilanden. Zie Tabel 4-34. Er kan worden geconcludeerd, op basis van de bodemgeschiktheidskaarten, dat de gronden langsheen het tracé beperkt geschikt zijn voor akkerbouw en eerder geschikt zijn als grasland.
4.6.2.2 Wonen en werken Bij de voorstudie ter bepaling van het tracé, werd rekening gehouden met de basiscriteria voor de aanleg van een aardgasleiding, namelijk het zoveel mogelijk vermijden van bewoond gebied. Op basis van het terreinbezoek en analyse van de kleurenorthofoto’s werd een inschatting gemaakt van het aantal woningen dat zich in de nabijheid (tot op 200 m) van het tracé bevindt. Het betreft een inschatting, beperkte afwijkingen in realiteit zijn mogelijk. De afstand van 200 m werd vooropgesteld daar dit ook de afstand is dewelke bij de veiligheidsanalyse wordt gehanteerd. De woonfunctie die het gebied vervult, is beperkt. Er worden geen woonkernen gekruist. Binnen een redelijke afstand (500 m) passeert de aardgasleiding de woonkernen en wijken van Geeneinde, Mellaar en Linkhout. Op sommige locaties worden wel straten met lintbebouwing gekruist. Het betreft het straatdorp langsheen de Rothstraat, bewoning langsheen de Kruisstraat en langsheen de Goeslaerstraat. Ter hoogte van de aardgasleiding betreft het ca. 115 woningen. De dichtst bebouwde gebieden die de aardgasleiding passeert zijn ter hoogte van Goeslaer en Mellaar, ten zuiden van Meldert. Tabel 4-37: Aantal woningen in nabijheid (< 200m ) van de aardgasleiding Deeltracé
Aantal woningen
Deeltracé
Aantal woningen
1
Bedrijfsgebouwen
18
bedrijfsgebouw
2
Bedrijfsgebouwen + 1 woning
19
18
3
5 woningen
20
4 + bedrijfsgebouwen
4
Bedrijfsgebouwen
21
24
5
7 woningen
22
bedrijfsgebouwen
6
-
23
2
7
Bedrijfsgebouw (RWZI)
24
3 + bedrijfsgebouw
8
2 + bedrijfsgebouwen
25
2
9
6 + bedrijfsgebouwen
26
6 + bedrijfsgebouwen
10
3
27
3
11
2
28
2
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 177 van 240
Deeltracé
Aantal woningen
Deeltracé
Aantal woningen
12
2
29
-
13
8
30
bedrijfsgebouwen
14
2
31
-
15
5
32
-
16
-
33
3
17
5
De aanwezige bedrijfsgebouwen zijn voornamelijk stallen, loodsen, … ifv de aanwezige agrarische activiteiten. In de onmiddellijke omgeving van de aardgasleiding bevinden er zich volgende bedrijventerreinen: • •
Industrieterrein Tessenderlo-Schoonhees (ter hoogte van deeltracé 1 tem 3); Industriepark Webbekombroek ten ZO van Diest (ter hoogte van deeltracé 32 en het op- en afrittencomplex van de E314/A2 te Webbekom).
Binnen een straal van 200 m bevinden zich twee Seveso-bedrijven, gelegen aan het beginpunt te Tessenderlo: •
Hoogdrempelig: o Chevron Phillips Chemicals International, op ca. 20 m ten zuiden van deeltracé 2 in het industrieterrein Schoonhees Oost; o
Tessenderlo Chemie op ca. 30 m ten ZW van deeltracé 1 in het industrieterrein Schoonhees West;
In de ruime omgeving van de aardgasleiding zijn reeds een aantal leidingen van Fluxys aanwezig: •
De leiding Ham-Tessenderlo (DN 350).
Ook worden volgende bestaande leidingen gekruist: • •
ter hoogte van de kruising van de Fabrieksstraat en de Industrieweg (deeltracé 3): Kruising met een 10” SABIC-leiding en een 4’’ MVC-leiding (MVC: monovinylchloride). De leidingen lopen van de E313 naar de Heilig Hartlaan, parallel aan de Industrieweg. Een H2-leiding DN150 om Chevron-Philips te verbinden met het Air-Liquide netwerk. Deze leiding loopt langs de Fabrieksstraat te Tessenderlo (Deeltracés 1-2)
Verder zijn er twee hoogspanningsleidingen aanwezig in de omgeving van de aardgasleiding: •
Een oost-west lopende leiding die het tracé kruist ter hoogte van deeltracé 2 (150 kV) en ter hoogte van deeltracé 9 (70 kV).
4.6.2.3 Landbouw Het grootste deel van de aardgasleiding wordt aangelegd in agrarisch gebied (landschappelijk waardevol/met ecologische waarde) zoals afgebakend volgens het gewestplan: 14,4 km of 80 % van de totale lengte. Om een accurater beeld te krijgen van het effectieve landbouwgebruik wordt de landbouwpercelenkaart van 2002 (op de mestbank aangifteplichtige percelen) geraadpleegd om een inschatting te maken van de verschillende teelten die door de aardgasleiding doorkruist worden9. 9
Hierbij wordt opgemerkt dat niet alle landbouwpercelen op het terrein opgenomen zijn in de landbouwpercelenkaart. De opgegeven lengtes zullen dus een benadering van de werkelijke situatie zijn.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 178 van 240
Volgens deze databank is er 11.467 lopende meter grond langsheen de aardgasleiding effectief in gebruik door de landbouw. Tabel 4-38: Teelten doorkruist door de leiding (2002, totale lengte ca. 11,5 km) Teelt
Lengte (m)
Grasland
5.075
Maïs
5.113
Graan
878
Andere
401
Totale doorkruiste lengte (m)
11.467
Voorgaande tabel is een opname van een welbepaald tijdstip. De specifieke teelt op een landbouwperceel kan uiteraard wijzigen. Uit raadpleging van de landbouwgebruikspercelenkaart versie 2013 (beschikbaar op www.geopunt.be) blijkt dat ten opzichte van voorgaande momentopname verschillende percelen met maïs (2002) nu als (tijdelijk) grasland worden aangemeld, terwijl ook andersom op verscheidene graslandprecelen (2002) nu de teelt van maïs wordt gemeld. Ook worden er ten opzichte van 2002 in zijn totaliteit meer percelen geregistreerd, waarbij deze ook als grasland worden aangemeld. Aangezien deze teeltinvulling jaarlijks wijzigt, maar uit een analyse blijkt dat in zijn globaliteit de teelten in deze streek voornamelijk maïs en grasland zijn, wordt geconcludeerd dat de beperkte perceels-specifieke wijziging van teelten geen invloed zal hebben op de beoordeling inzake landbouwgebruik. Deeltracé 3 situeert zich op de westelijke rand van het herbevestigde agrarisch gebied (HAG) van Hulst. Deeltracés 11, 13, 14 en 15 doorkruisen het HAG van ‘Schaffen-Meldert-Paal’. Het HAG van Mellaar-Genenbos wordt doorkruist door deeltracés 17 t.e.m. 19. In totaal wordt ca. 4.688 m HAG doorkruist.
4.6.2.4 Toerisme en recreatie De aardgasleiding doorkruist het recreatieve netwerk van het Natuurreservaat van de Vallei van de Drie Beken. Volgende wandel- en fietsroutes worden gekruist: •
functionele fietsroute langsheen de N29 (deeltracé 11);
•
mountainbike route ten zuiden van de Busselberg (deeltracé 11);
•
recreatieve fietsroute/drie provinciën fietsroute langsheen de Rothstraat (deeltracé 3, 5, 8, strengen A en B);
•
Ruiterpad via de Deurnestraat (ter hoogte van deeltracé 5 en strengen A en B).
Fietsnetwerk: •
Route 315 van Zelem naar Zelk, langsheen de Zelemstraat (deeltracé 28);
•
Route 314 langsheen de Kambergenstraat en Vinnenhoekstraat van Linkhout naar Zelem (deeltracé 26 en 27 en streng C);
•
Route 318 via de Goeselaerstraat, Kruisstraat en Struekenstraat (deeltracé 19 en 21);
•
Route 329 via de Rothstraat (deeltracé 8);
•
Route 330 via de Deurnestraat (deeltracé 5 en strengen A en B);
•
Route 336 via de Fabrieksstraat (deeltracé 3).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 179 van 240
4.6.2.5 Verkeer In het studiegebied komen enkele belangrijke verkeersassen voor, namelijk: •
Autosnelweg E314: deeltracé 21 t.e.m. 33;
•
N29 – Beringenbaan: kruising ter hoogte van deeltracé 11;
•
N725 – Dikke Eikstraat: kruising ter hoogte van deeltracé 19;
•
Spoorlijn Leuven-Diest-Hasselt: kruising ter hoogte van deeltracé 24 (HGB D).
Er worden door de aardgasleiding verschillende kleinere wegen, veldwegen en grindwegen gekruist. Deze worden meestal in open sleuf gekruist.
4.6.2.6 Geluid Aangezien bij de exploitatie van de aardgasleiding geen geluidsimpact verwacht wordt, zal enkel de situatie bij de aanleg van de aardgasleiding behandeld worden. Om een inschatting te maken van de geluidsimpact van de aanlegfase dient er vergeleken te worden met het voorkomende omgevingsgeluid in normale omstandigheden. Tijdens het terreinbezoek werd opgemerkt dat het in de landelijke en natuurgebieden stil is. Omgevingsgeluid wordt voornamelijk veroorzaakt door landbouwactiviteiten. Ter hoogte van de industrieterreinen en de verkeersaders bepaalt het aanwezige verkeer het omgevingsgeluid. In Tabel 4-39 wordt voor de verschillende zones die door de aardgasleiding gekruist worden, de respectievelijke milieukwaliteitsnorm waaraan voldaan moet worden, weergegeven. Tabel 4-39: Milieukwaliteitsnormen voor geluid gedurende de dagperiode. Gebied
Milieukwaliteitsnorm (dB(A))
Natuurgebied - Bosgebied
45
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
40
Agrarisch gebied met ecologische waarde
40
Agrarisch gebied
40
Woongebied
45
Bufferzones
55
Gezien de eigenschappen van het desbetreffende gebied valt te verwachten dat deze kwaliteitsnormen merendeels gerespecteerd worden in de agrarische gebieden. Op de geluidsbelastingskaarten van AWV komen de E314, die gekruist wordt door de aardgasleiding, en de N2 voor. De kaart geeft een gemiddeld geluidsniveau (tussen de 55 dB(A) en 75 dB(A), en > 75 dB(A)) van de dag- (Lden) en nachtwaarden (Lnight) weer van de belangrijkste wegen van Vlaanderen (> 6 miljoen voertuigpassages per jaar). Het is echter niet omdat bepaalde wegen er niet op staan, dat er van deze wegen geen hinder kan zijn. In de onmiddellijke omgeving van de E314 en de N2 werd een maximale Lden waarde bepaald tussen 70-74 dB(A), afnemend naar ca. 55 dB(A) op een afstand van ca. 700 m. Beide wegen hebben een maximale Lnight waarde tussen 60-64 dB(A) in de onmiddellijke omgeving. De kwaliteitsnorm in de onmiddellijke omgeving van beide verkeersassen wordt dus overschreden.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 180 van 240
4.6.2.7 Inventarisatie aandachtsgebieden Veiligheid Op project-niveau wordt volgende aanpak gevolgd voor de evaluatie van de veiligheidsaspecten: • • •
specifiek voor het project een kwalitatieve veiligheidsanalyse uitwerken binnen het studiegebied. inventarisatie van de aandachtsgebieden binnen de betrokken zone links en rechts van de concreet aan te leggen leiding. voor de aandachtspunten nagaan of en welke specifieke maatregelen vereist zijn.
Voor de veiligheidsaspecten op project-niveau wordt het studiegebied bepaald door: o o
De reikwijdte van de effecten van een mogelijk ongeval op de aardgasleiding naar de directe omgeving. De aanwezigheid van externe gevarenbronnen in de omgeving van de aardgasleiding de oorzaak kunnen vormen van een ongeval op de aardgasleiding.
Voor de bepaling van de effectafstand wordt verwezen naar de “Actiekaart 1: aardgas Interventies bij HD (>14.7 bar) ondergrondse aardgaspijpleidingen.” Deze werd opgesteld door FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid en wordt begeleid door een handleiding, nl. “Bestrijding van incidenten met pijpleidingen; Algemene actiekaarten en Actiekaart Aardgas”. De handleiding beschrijft in detail de opbouw van de actiekaart en de randvoorwaarden die gebruikt werden voor het opstellen van de actiekaart. De belangrijkste aannames worden hier herhaald:
• • • • • • • •
Temperatuur: temperatuur product in leiding: 280 K Druk: de begindruk in de leiding bedraagt 80 bar Uitstroming: steeds in open lucht, uit een krater Weertype: Conservatief wordt er weertype D, neutrale atmosfeer, zonder wind verondersteld. Dit resulteert in de ruimste effectenafstanden. Scenario: breuk van de leiding en lek ter grootte van 10% van de leidingdiameter. Lengte leiding en plaats lek: Er wordt uitgegaan van een leidingsectie van 30 km met een lek of breuk in het midden van de sectie, de afsluiters worden gesloten na 60 seconden. Dit geeft een realistisch beeld voor crosscountry leidingen. Uitstroomdebiet: Het uitstroomdebiet verandert in de tijd. Effectenduur: Effecten worden berekend rekening houdend met een maximale blootstelling van 15 min.
De actiekaart is opgebouwd volgens de effecten die zich kunnen voordoen bij een ontsnapping van aardgas uit een ondergrondse hoge druk aardgaspijpleiding met een diameter van 100 mm tot 1200 mm. De effecten worden gegeven per leidingdiameter en per scenario. De effectafstand die overeenkomt met de HBD (House Burning Distance) wordt bepaald door de integratie van de warmtestraling over 15 minuten. Deze thermische dosis komt overeen met een dosis die een beschermende houten structuur in brand kan steken. Voor de bepaling van de reikwijdte van de effecten van een mogelijk ongeval op een leiding wordt in dit ontheffingsdossier uitgegaan van een breuk van een ondergrondse hogedrukaardgastransportleiding met een nominale diameter van DN250 en DN 600. De actiekaart vermeldt een effectafstand (HBD) van respectievelijk 80 m en 140 mvoor het betreffende scenario. Externe gevarenbronnen: de afstand tot dewelke externe gevarenbronnen (t.o.v. een ondergrondse leiding) dienen geïdentificeerd te worden is afhankelijk van het waarschijnlijke effect van een ongeval gerelateerd aan deze externe gevarenbron op de leiding, rekening houdende met de karakteristieken eigen aan een leiding.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 181 van 240
Rekening houdende met de externe gevarenbronnen kan een zone van 200 m aan weerszijden van de as van de leidingstraat behouden worden als studiegebied voor de veiligheidsaspecten. In het kader van de bespreking van de veiligheidsaspecten, zullen de volgende aandachtsgebieden binnen het studiegebied van 2 maal 200 m besproken worden: a) gebied met woonfunctie: 1) woongebied, bepaald volgens artikel 5 en 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden vastgesteld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen met toepassing van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening; 2) groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen, in andere gebieden dan vermeld in 1); b) kwetsbare locaties: alle terreinen waarop zich scholen, ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen bevinden; c) door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden, waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1 000 personen aanwezig zijn; d) hoofdtransportwegen 1) wegverkeer: de wegen behorende tot de categorieën ’hoofdwegen’ en ’primaire wegen van categorie I’ uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; 2) spoorwegverkeer: de spoorwegen behorende tot de categorie ’hoofdspoorwegen voor het personenvervoer’ uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; 3) luchthavenverkeer in verband met het luchthaventerrein van Zaventem; e) externe gevarenbron: een element in de omgeving die de oorzaak kan vormen van een zwaar ongeval bij een Seveso-inrichting zoals pijpleidingen, windturbines, hoogspanningsleidingen, LPGtankstations, ...; De waardevolle en bijzonder kwetsbare natuurgebieden komen aan bod in andere disciplines van het ontheffingsdossier. Voor de inventarisatie van de aandachtsgebieden wordt o.a. een beroep gedaan op orthofoto’s, topografische kaarten, het gewestplan en informatie verkregen van de gemeentelijke en provinciale diensten. Vervolgens werd nog een controle op het terrein uitgevoerd. Voor een gedetailleerd overzicht van de relevante elementen binnen het studiegebied van 2 maal 200 m wordt verwezen naar de overzichtstabel (zie bijlage 8 en kaart 13 in bijlage 6). Volgende aandachtsgebieden worden aangetroffen: a) gebieden met woonfunctie: Voor de gebieden met woonfunctie wordt voor elk gebied de oppervlakte binnen het studiegebied vermeld. Voor een inschatting van het aantal huizen wordt verwezen naar 4.6.2.2). Volgende woongebieden bevinden zich binnen het studiegebied: Deeltracé 25: ter hoogte van Breedvenstraat en Houtsestraat (0,15 ha); Volgende woongebieden met landelijk karakter bevinden zich binnen het studiegebied: Deeltracé 2: Ter hoogte van Hofstraat (0,71 ha) en Hulsterweg (0,01 ha); Deeltracé 9: ter hoogte van Rothstraat (0,76 ha);
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 182 van 240
Deeltracé 13: ter hoogte van Geeneindestraat (0,39 ha); Deeltracé 19: Langsheen Sint-Annastraat (0,66 ha), Kruisstraat, Dikke Eikstraat (0,53 ha) en Haspengouwstraat; Deeltracé 21: ter hoogte van Goeslaerstraat (0,76 ha); Deeltracé 24: ter hoogte van Kapelstraat (0,27 ha); Deeltracé 27: ter hoogte van Vinnenhoekstraat (0,50 ha); Deeltracé 28: ter hoogte van Vinnenhoekstraat (1,11 ha); Volgende woonuitbreidingsgebieden bevinden zich binnen het studiegebied: Deeltracé 25: Tussen de Donderbosstraat en Breedvenstraat (0,11 ha). Volgende groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen, bevinden zich binnen het studiegebied: Deeltracé 21: 7 woningen ter hoogte van Goeslaarstraat (ruimtelijke samenhang); Deeltracé 21: 11 woningen ter hoogte van Goeslaarstraat (ruimtelijke samenhang); Deeltracé 21: 5 woningen ter hoogte van Sint-Hubertusstraat (ruimtelijke samenhang); Deeltracé 33: 3 woningen ter hoogte van Staatsbaan (ruimtelijke samenhang in bedrijvenzone); Langsheen het tracé bevinden zich verscheidene solitaire huizen. b) kwetsbare locaties: Volgende kwetsbare locaties bevinden zich binnen het studiegebied: Scholen: / Ziekenhuizen: / RVT: / c) door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden Bibliotheek: / Sporthal: / Zwembad: / Treinstation: / Festivalweide: / d) hoofdtransportwegen 1) wegverkeer: Volgende hoofdwegen’ en ‘primaire wegen van categorie I’ bevinden zich binnen het studiegebied: Deeltracé 21 t.e.m. 33: E314 - hoofdweg 2) spoorwegverkeer: Volgende hoofdspoorwegen voor het personenvervoer bevinden zich binnen het studiegebied: Spoorlijn 35 – Leuven-Hasselt: ter hoogte van deeltracé 24; 3) luchthavenverkeer in verband met het luchthaventerrein van Zaventem
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 183 van 240
Niet van toepassing. e) externe gevarenbronnen Volgende industriegebieden worden doorkruist: Deeltracé 33: Diest– industriepark Webbekomsbroek ter hoogte van Halensebaan; Volgende externe gevarenbronnen bevinden zich binnen het studiegebied: Seveso-inrichtingen - hoogdrempelig: Chevron Philips Chemicals: langsheen deeltracé 2; Tessenderlo Chemie: Ter hoogte van deeltracé 2. Binnen een afstand van 2 km van de leiding bevinden zich volgende sevesoinrichtingen: Chevron Philips Chemicals (20 m) Tessenderlo Chemie (30m) Limburgse Vinyl Maatschappij (ca. 700m) Windturbines: Er bevinden zich 2 windturbines met maximale tiphoogte van 175 m binnen het studiegebied. (ter hoogte van Deeltracé 3, Fabrieksstraat op 185 m, en bij deeltracé 4, industrieweg, op 183 m). . HS-masten Deeltracé 2 en 3: drie HS-masten (leiding 150 kV); Deeltracé 9: twee HS-masten (leiding 70 kV); LPG-tankstations Geen Pijpleidingen: Het betreft enkel bestaande hogedrukleidingen voor het transport van gevaarlijke producten; distributieleidingen van aardgas worden niet in beschouwing genomen. Volgende pijpleidingen bevinden zich binnen het studiegebied: Vinylchlorideleiding: ter hoogte van deeltracé 3 Ethyleenleiding: ter hoogte van deeltracé 3 Een H2-leiding DN150 om Chevron-Philips te verbinden met het AirLiquide netwerk. Deze leiding loopt langs de Fabrieksstraat te Tessenderlo (Deeltracés 1-2)
4.6.3
Beschrijving van de toekomstige toestand en de verwachte effecten
4.6.3.1 Wonen, werken en recreatie Tijdens de voorbereidende werken zijn er weinig effecten te verwachten naar de omliggende bewoning of bedrijven. Enkel het afgraven van de teelaarde, het rooien van de vegetatie en het installeren van de bemaling kan voor een beperkte, tijdelijke geluidshinder zorgen in de omgeving van het tracé (zie ook §4.6.3.4).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 184 van 240
Er worden geen woningen aangetroffen binnen de bemalingsstraal voor de aanleg van de aardgasleiding in open sleuf of voor de persputten en in- en uittredepunten voor de horizontaal gestuurde boringen. Binnen een perimeter van 200 m komen er ca. 115 woningen voor langsheen het tracé. Voor wat betreft wonen en werken zijn er een aantal aandachtszones (bewoning < 50 m) langs de aardgasleiding, met name deeltracés 3, 5, 12, 19, 21, 25 en 28. Net buiten de 50 m perimeter bevinden er zich ook nog woningen langsheen deeltracé 9, 15, 17, 19, 21. Tijdens de aanlegfase kunnen de werken hinder veroorzaken naar de recreanten in het studiegebied. Daar waar de aardgasleiding langs fietspaden van het fietsroutenetwerk wordt aangelegd of dit netwerk kruist, zullen de werken voor een tijdelijke hinder zorgen inzake geluid, doorgang en belevingswaarde van het landschap. Dit geldt eveneens voor de wandelaars in het gebied. Wat betreft de parallelle delen van het fietsroutenetwerk die niet meer toegankelijk zullen zijn tijdens de werken dient eventueel tijdelijk een omleiding voorzien te worden. Het onderbreken van de fietsroutes is slechts tijdelijk en herstelbaar, waardoor de effecten beperkt negatief worden beoordeeld. De toegang tot het beperkte aantal woning en bedrijven langsheen het tracé kan tijdelijk gehinderd worden. Aangezien er weinig woningen dicht tegen het tracé aanliggen wordt er weinig hinder inzake stofhinder of visuele hinder verwacht. Op basis van de duur van de werken per fase en locatie kan een inschatting gemaakt worden van het aantal dagen hinder dewelke de omwonenden en werkenden mogelijk kunnen ondervinden. Week
acties
mogelijk hinder voor de omgeving
(hinder)duur
Week 1 Week 2 Week 3 Week 4 Week 5
opening piste afgraven teelaarde afladen van de buizen koud-plooien van de buizen doorgang van de lastrein controles op de lassen bekleden van de lassen graven van de sleuf leggen van leiding in de sleuf maken van verbindingslassen aanvullen van de sleuf plaatsherstel van de werkpiste
plaatsen van piste-afbakening zware machines op de piste zware machines op de piste zware machines op de piste zware machines op de piste werken met RX-stralen werken met compressoren zware machines op de piste zware machines op de piste enkel machines op de werf zware machines op de piste zware machines op de piste
1 dag (veel handenarbeid) 1 dag 1 dag 1 dag 1 dag à 1,5 dag geen hinder naar omgeving 1 dag 1 dag 1 dag 1 dag 1 dag 1 dag
Week 6 Week 7 Week 8 Week 9 Week 10 Totaal
11 à 11,5 dagen
Per actie zullen de werken tussen de 600 en de 800 m opschuiven. Er dient wel vermeld te worden dat de hinder ter hoogte van de kruisingen met wegen door middel van persingen en ter hoogte van de in- en uittredepunten van de horizontaal gestuurde boringen langer zal duren, gezien de complexiteit en het aantal handelingen. Op deze locaties kan de hinder tussen de 4 (persingen) en 6 (horizontaal gestuurde boringen) dagen langer duren. Tijdens de weekends wordt er normaliter niet gewerkt. Per deel van 600 m à 800 m kunnen de omwonenden dus mogelijk 11 à 11,5 dagen hinder ondervinden. Ter hoogte van de tracés 3, 5 12, 19, 21, 25 en 28 zijn woningen in de directe omgeving (< 50 m) van de aardgasleiding aanwezig. Dit effect wordt beperkt negatief beoordeeld. Ter hoogte van de tracédelen waar er zich in de onmiddellijke omgeving woningen bevinden wordt de werkstrook in breedte beperkt. Eventuele geluidshinder die kan optreden bij de werken wordt in volgende paragrafen besproken. Na de aanleg van de aardgasleiding zijn er wel enkele beperkingen voor wat betreft diepwortelende aanplantingen en oprichting van constructies op de voorbehouden zone (2 x 5 m). In zones waar de aardgasleiding wordt aangelegd d.m.v. een gestuurde boring mogen diepwortelende bomen blijven staan. Bij het uittekenen van de aardgasleiding werd rekening gehouden met basiscriteria inzake veiligheid, ruimtegebruik, hinder en technische haalbaarheid. In bijlage 2 wordt het veiligheidsbeleid van Fluxys
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 185 van 240
beschreven. Er kan gesteld wordt dat de veiligheidsrisico’s maximaal beperkt worden (zie ook §4.6.3.5). Tijdens de beheer- en exploitatiefase zijn er geen rechtstreekse effecten te verwachten naar werken toe. De aanwezigheid van de aardgasleiding vormt geen belemmering voor de huidige aanwezige bedrijven. Het dichtstbijzijnd Seveso-bedrijf bevindt zich op ca. 20 m ten zuiden van deeltracé 2. Tijdens de beheer- en exploitatiefase zijn er geen rechtstreekse effecten te verwachten naar wonen, werken en recreatie toe. De aanwezigheid van de aardgasleiding vormt geen belemmering voor de huidige aanwezige woningen, bedrijven en recreatieve voorzieningen.
4.6.3.2 Landbouw Tijdens de aanlegfase wordt de werkstrook afgebakend en wordt de teelaarde afgeschraapt. Daar waar de aardgasleiding zich in landbouwgebied bevindt, wordt toegang voorzien tot de betrokken percelen. Omwille van deze werkzaamheden worden de landbouwactiviteiten tijdelijk verstoord. In dit verband werd een overeenkomstprotocol afgesproken tussen Fluxys en de landbouworganisaties dat vooral handelt over de afspraken die noodzakelijk zijn om tijdens de aanleg- en exploitatiefase de hinder naar de agrarische uitbating te minimaliseren. Voor de tijdelijke hinder wordt een vergoeding betaald aan de betrokken landbouwers. In onderstaande tabel wordt de oppervlakte aan verschillende teelten weergeven die door de werkstrook wordt ingenomen, rekening houdend met het feit dat bij horizontaal gestuurde boringen de akkers en weilanden boven de aardgasleiding niet worden beïnvloed. Strengzones die niet binnen de werkstrook voor de aardgasleiding in open sleuf kunnen worden gelegd, dienen evenwel toegevoegd te worden, daar deze tijdelijk de landbouwactiviteit onmogelijk maken. Het betreft een beperkt deel van strengzone A en het merendeel van strengzone B en D. Tabel 4-40: Kwantificatie effecten landbouwgebied (opp, m²) Teelten
Tracé
Grasland
121.800 m²
Maïs
122.712 m²
Graan
21.072 m²
Andere
9.624m²
Totale oppervlakte (m²)
275.208 m²
De hierboven vermelde resultaten zijn een schatting van de oppervlakte aan landbouwgebied dat beïnvloed wordt. Hierbij komen nog volgende oppervlakten: •
toegang tot de werkstrook: beperkte oppervlakte;
•
persputten: grasland: ca. 65 m² en maïs: ca. 65 m²;
•
uittredepunten gestuurde boringen: grasland: 10.000 m²;
•
intredepunten gestuurde boringen: maïs: 12.050 m²;
Ook hier dient vermeld te worden dat voorgaande kwantificatie een momentopname is op basis van vrij beschikbare gegevens. Uit een vergelijking met de landbouwgebruikspercelenkaart versie 2013 (beschikbaar op www.geopunt.be) blijkt dat dit in grootte-orde in de huidige situatie niet significant afwijkt ten opzichte van voorgaande momentopname (met een lichte verschuiving naar grasland). Voorgaande cijfers kunnen dan ook als indicatief beschouwd worden. Tevens dient gemeld te worden dat op het moment van de effectieve aanleg van de leiding de teelten op deze percelen reeds gewijzigd kunnen zijn, maar dat dit er niet verwacht wordt dat dit de effectbeoordeling wezenlijk zal wijzigen
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 186 van 240
Tijdens de beheer- en exploitatiefase zijn er in principe geen effecten te verwachten inzake het gebruik van de landbouwgronden boven de aardgasleiding. Na het aanleggen van de aardgasleiding wordt de oorspronkelijke toestand hersteld en kunnen de landbouwactiviteiten hervat worden. De werkstrook wordt volledig ontruimd, de teelaarde teruggeplaatst en bewerkt met aangepaste landbouwwerktuigen teneinde de structuur zo goed als mogelijk te herstellen en de grond zaaiklaar te maken. Het inzaaien wordt bij voorkeur overgelaten aan de landeigenaar/uitbater (mits vergoeding). De versnelde mineralisatie die kan optreden bij de vergraving van zandbodems onder landbouwgebruik kan voor een tijdelijk en zeer lokale toename van de beschikbare nutriënten voor de landbouwgewassen zorgen. Als Fluxys bij het klaarmaken van de werkstrook of het uitgraven van de werksleuf drainages vaststelt, dan maakt de onderhandelaar daarvoor met de exploitant een specifiek document op om de bestaande toestand te beschrijven. Bij het herstellen van de drainages na de aanleg van de leiding dient het document als basis om samen met de exploitant de goede herstelling en werking ervan vast te stellen. Verder werden ook de bestaande plannen inzake ligging van de drainage opgevraagd bij de VLM voor die zones waar reeds een ruilverkaveling heeft plaats gevonden. Indien er na de aanleg toch nog problemen zijn met de drainage die te wijten zijn aan de aanleg van de Fluxysleiding, zal Fluxys deze komen herstellen. Omwille van niet reguliere landbouwactiviteiten, zoals bijvoorbeeld diepploegen, kunnen conflicten optreden omwille van de aanwezigheid van de aardgasleiding. Bij diepploegen dient de landbouwer Fluxys op de hoogte te brengen van deze activiteiten. Omwille van de diepte van het ploegen wordt dit beschouwd als werkzaamheden boven de aardgasleiding en wordt een opzichter aangesteld om deze werken op te volgen. De gronden waarop de aanhorigheden bij begin- en eindpunt voorzien worden, worden niet als zeer geschikt gekarteerd voor akkerbouw en behoren ook niet tot de herbevestigde agrarische gebieden (HAG’s).
4.6.3.3 Verkeer Tijdens de voorbereidende werken wordt een kleine toename in verkeer verwacht. Het vervoer van de benodigde machines kan voor een tijdelijke en beperkte overlast zorgen. Er worden nog geen wegen onderbroken zodat de hinder beperkt blijft. Tijdens de aanlegfase zal er op de toegangswegen tot en de wegen in het studiegebied een toename zijn van zwaar verkeer. In het landbouwgebied zal dit verkeer hoofdzakelijk via kleinere wegen dienen te gebeuren, zodat dit wel voor enige hinder kan zorgen. Het effect hiervan is evenwel beperkt aangezien deze wegen niet druk bereden worden. In samenwerking met de gemeentelijke politiediensten worden de veiligste routes voor aan- of afvoer van materialen gekozen en worden signalisatieplannen opgesteld teneinde de veiligheid op de wegen in de onmiddellijke omgeving van de werf te garanderen, ook voor de zwakke weggebruiker. Bij aanleg van de aardgasleiding in open sleuf worden verscheidene (20-tal) kleinere wegen tijdelijk onderbroken, waardoor het plaatselijk verkeer dient te worden omgeleid. In overleg met de lokale politie worden de nodige omleggingen in casu voorzien. De grotere doorgangswegen, de spoorweg en de kanalen worden gekruist door middel van persingen of horizontaal gestuurde boringen, zodanig dat het verkeer hier geen hinder ondervindt van de aanleg. Er worden persingen voorzien voor: •
Industrieweg, deeltracé 3;
•
Deurnestraat, deeltracé 6;
•
Rothstraat, deeltracé 8;
•
Beringenbaan (N29), deeltracé 12;
•
Geeneindestraat, deeltracé 13;
•
Dikke Eikstraat (N725), deeltracé 19;
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 187 van 240
•
E314 en aardeweg, deeltracé 21;
•
Goeslaerstraat deeltracé 21;
•
Halensestraat, deeltracé 28.
Een horizontaal gestuurde boring wordt voorzien voor de kruising van de spoorlijn en de E314. De waardevolle valleigebieden worden gekruist door middel van een horizontaal gestuurde boring. Hierdoor dienen deze gebieden ook niet gekruist te worden door zwaar vervoer. Zo wordt de verstoring tot een minimum beperkt. Voor de uitvoering van de HGB A en B dienen de strengen voorbereid te worden in de hiervoor voorziene strengzones (binnen de bestaande werkstrook) ter hoogte van deeltracé 8. Daar de streng reeds in zijn volledige lengte klaar moet liggen (ifv controletests), doorkruisen de strengzone A en B de lokale Deurnestraat. Hierdoor ontstaat er tijdelijk overlast, daar het verkeer hier omgeleid moet worden. Het betreft echter geen functionele verbindingsweg. De overlast blijft dus beperkt. Afspraken met de gemeente en lokale politie worden hieromtrent gemaakt. Tijdens de exploitatiefase zijn er geen effecten te verwachten inzake verkeer.
4.6.3.4 Geluidsdruk De gevoelige zones voor mens zijn die zones waar er woningen in de nabije omgeving (< 200 m) van het tracé gelegen zijn, namelijk ter hoogte van deeltracé 2, 3, 5, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 19, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 28 en 33. De gevoelige zones voor fauna en flora worden vermeld in het hoofdstuk fauna en flora. Ter bepaling van het effect van geluid dient men eerst en vooral te stellen dat het hier enkel en alleen gaat over de tijdelijke aanlegfase van de aardgasleiding. Aangezien de aardgasleiding volledig in de grond ligt (minimum 1.10 m onder het maaiveld) is er geen enkele geluidsimpact te verwachten tijdens de exploitatiefase. Teneinde de geluidsimpact die gepaard gaat met de aanleg van een leiding te kunnen inschatten, worden de geluidsvermogens van de relevante werffasen voor de aanleg van een aardgasleiding berekend op basis van een analyse van de geluidsvermogens van de individuele bronnen die gepaard gaan met elke werffase; en dit in functie van het type en aantal bronnen en hun werkingsfrequentie. Voor de bepaling van de geluidsvermogenniveaus van de verschillende werffasen zijn volgende stappen gevolgd: 1.
Aan de hand van een kwalitatieve broninventarisatie zijn de relevante, individuele geluidsbronnen bepaald voor elke werffase. In deze stap is er ook aan elke werffase een specifieke werflengte toegekend en is er verondersteld dat er zich geen overlap tussen de verschillende werffasen voordoet.
2.
Bepaling van de geluidsvermogens van de individuele bronnen aan de hand van:
3.
a.
Geluidsmetingen “in situ” van machines in gebruik op lopende werven (uitgevoerd door Vinçotte Environment in de periode augustus 2008 – april 2009).
b.
De fiches met technische inlichtingen van de gebruikte werfmachines.
c.
De limietwaarden volgens de richtlijn 2000/14/EC voor het gebruik van materieel buitenshuis (omgezet in KB op datum van 6 maart 2002 en verschenen in het Belgisch Staatsblad van 12 maart 2002).
d.
De Europese richtlijn 70/157/EEG, gewijzigd op 27 maart 1996 (96/20/EEG), met betrekking tot de maximale geluidsdrukniveaus van motorvoertuigen.
Berekening van de geluidsvermogens van de werffasen op basis van de individuele geluidsvermogens en de broninventaris (aantal + type) per werffase. In totaal werden 17 relevante werffasen geïdentificeerd.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 188 van 240
Er dient te worden opgemerkt dat de broninventaris is opgemaakt op basis van een standaard werf. Het aantal machines en het type machine kunnen echter per werffase variëren in functie van de aannemer. Bijgevolg dienen de berekende vermogens beschouwd te worden als gemiddelde vermogens die een beste inschatting geven van de realiteit. 4.
Berekening van de akoestische impact op verschillende afstanden (50m, 100m, 200m, 400m en 800m) van de bron met behulp van een akoestisch overdrachtsmodel IMMI volgens de norm ISO 9613-2.
5.
Validatie van de berekende geluidsvermogens op basis van continue, onbemande immissiemetingen.
6.
Bepaling van de impact op de mens (menshinderdagen) en de natuur (rustverstoring van de fauna).
Geluidsvermogenniveau van de individuele bronnen De geluidsmetingen ter bepaling van het geluidsvermogenniveau van de individuele geluidsbronnen zijn uitgevoerd door Vinçotte Environment op de Fluxys-werven Brakel – Haaltert, Zandhoven – Ranst en Ranst – Lier in de periode augustus 2008 – april 2009. De bronnen werden op een zo representatief mogelijke wijze belast. In Tabel 4-41 worden de geluidsvermogenniveaus weergegeven van de individuele en relevante geluidsbronnen die op de werf kunnen voorkomen. Per bron is ook de informatiebron en het geluidskarakter weergegeven. Tabel 4-41: Geluidsvermogen niveau per type bron Geluids vermogen niveau
Informatiebron
Geluidskarakter
Kubota/ kleine graafmachine
100
Limietwaarde voor een kleine graafmachine van maximaal 36 kW op basis van Noise Database ER 2000/14/EC
fluctuerend
Minibus
100
ER 70/157/EEG gewijzigd door 96/20/EEG van 27 maart 1996
Omschrijving
10
A. Aanleg in open sleuf
10
stabiel
Ter verklaring worden hieronder nog enkele begrippen toegelicht: •
Buigmachine: wordt gebruikt om beklede stalen buizen koud te buigen (max 40x de buitendiameter).
•
Morooka: rupsvoertuig die het materieel voor het lassen vervoert (stroomaggregaat, lastent, slijp/borstelmolen,…).
•
Trilplaat: wordt aangewend om de eerste aanvul boven de leiding te verdichten dmv trillingen.
•
Kettingsleufmachine: wordt aangewend om drains te plaatsen in geval van een horizontale bronbemaling onder de toekomstige aardgasleiding.
•
Sideboom: hefwerktuig op rupsbanden typisch voor de aanleg van pijpleidingen.
•
HGB: Horizontaal Gestuurde Boring.
•
Intrillen van damplanken: het intrillen gebeurt op basis van hoogfrequente trillingen met een variabel excentrisch moment.
Zandstralen: vooraleer de lasnaden met PE of PP worden bekleed, wordt deze met olivinezand gestraald tot SA 2’/2 (blank staal).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 189 van 240
Omschrijving
10
Geluids vermogen niveau
Geluidskarakter
Informatiebron
Vrachtwagen/dumpers
106
ER 70/157/EEG gewijzigd door 96/20/EEG van 27 maart 1996
fluctuerend
Vrachtwagen stationair draaiend
97
Schatting op basis van werfmetingen van een tractor
stabiel
Graafmachine maximaal
105
Vermogenlabel Hitachi Zaxis 350
Graafmachine stationair draaiend
98
Werfmeting te Zandhoven
stabiel
Buigmachine
104
Werfmeting te Zandhoven
stabiel
Lassen /laspost
90
Werfmeting te Zandhoven
stabiel
115
Schatting op basis van Noise Database ER 2000/14/EC
stabiel
Morooka
98
Werfmeting te Haaltert
stabiel
Sideboom maximaal
106
Werfmeting te Haaltert
fluctuerend
Sideboom stationair draaiend
98
Werfmeting te Haaltert
stabiel
Slijpmolen
112
Werfmeting te Haaltert en Zandhoven
fluctuerend
Borstelmolen
104
Werfmeting te Haaltert en Zandhoven
fluctuerend
Stroomaggregaat
98
Schatting: gelijkgesteld aan Morooka
stabiel
Trilplaat
110
Werfmeting te Haaltert
stabiel
Kettingsleufmachine
fluctuerend
Straalinstallatie
115
Werfmeting te Haaltert en Zandhoven
Tractor
101
Werfmeting te Haaltert
fluctuerend
stabiel
Bulldozer
107
Werfmeting te Haaltert en Zandhoven
fluctuerend
Landbouwmachine
101
Schatting: gelijkgesteld aan tractor
fluctuerend
Minibus
100
ER 70/157/EEG gewijzigd door 96/20/EEG van 27 maart 1996
Graafmachine maximaal
105
Vermogenlabel Hitachi Zaxis 350
Graafmachine stationair draaiend
98
Werfmeting te Zandhoven
Intrillen damplanken
125
WTCB rapport 2004 en Epsilon rapport 2006
Hydraulische persinstallatie
97
Werfmeting te Boechout
stabiel
100
ER 70/157/EEG gewijzigd door 96/20/EEG van 27 maart 1996
stabiel
Stroomaggregaat
98
Schatting: gelijkgesteld aan Morooka
stabiel
HGB installatie
108
Werfmeting te Zandhoven
stabiel
84
Werfmeting te Haaltert en Zandhoven (1
stabiel
B. Persing stabiel fluctuerend stabiel fluctuerend
C. Horizontaal gestuurde boring Minibus
D. Bemalingspompen Bemalingspompen
11
11
Het geluidsvermogen omvat enkel bemalingspompen met dieselmotor. Indien het elektrisch gestuurde pompen zou betreffen, wordt de impact hiervan als verwaarloosbaar beschouwd.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 190 van 240
Omschrijving
10
Geluids vermogen niveau
Informatiebron
Geluidskarakter
pomp) Voor de berekening van de geluidsvermogens van de individuele bronnen op basis van de werfmetingen zijn eventuele tonaliteiten niet in rekening gebracht, omdat deze zullen gemaskeerd worden naar de omgeving toe. Aangezien de metingen werden uitgevoerd op reële werven is het uiteraard onmogelijk om de metingen uit te voeren in overeenstemming met de desbetreffende normen ter bepaling van het geluidsvermogenniveau van diverse machines. Deze normen vereisen een aangepast meetterrein, meerdere meetpunten op identieke afstanden van de bron en een constante belasting van de bron. Deze voorwaarden zijn niet te realiseren op een werf “in situ”. De in Tabel 4-42 berekende geluidsvermogens van de individuele bronnen geven evenwel een realistische weergave van de werkingsvoorwaarden die eigen zijn aan een werf voor het aanleggen van aardgasleidingen. Er dient nog te worden opgemerkt dat er zich, afhankelijk van werf tot werf en van aannemer tot aannemer, een variatie kan voordoen van het type machine en de bedieningswijze van de machines. Deze vermogens dienen bijgevolg beschouwd te worden als representatieve, gemiddelde vermogens. Geluidsvermogenniveau voor de verschillende fasen van de werf Aan de hand van de bepaalde geluidsvermogenniveaus voor de individuele bronnen wordt het gemiddeld geluidsvermogenniveau van de verschillende werffasen berekend. Hierbij dient men rekening te houden met het aantal bronnen per werffase en de tijd dat de verschillende geluidsbronnen in werking zijn per werffase. Immers, een individuele bron is meestal slechts gedurende korte perioden tijdens de werffase in werking. Zo is er voor de aanleg van de bemaling een gemiddeld geluidsvermogen berekend van 114.5 dB(A) op basis van onderstaande opstelling: •
één minibus 5% van de tijd actief;
•
één graafmachine 50% van de tijd maximaal in werking en 50% van de tijd stationair draaiend;
•
één kettingsleufmachine 80% van de tijd in werking;
•
één tractor 100% van de tijd actief.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het gemiddelde geluidsvermogenniveau per werffase. Er dient te worden opgemerkt dat het de gemiddelde geluidsvermogenniveaus betreft aangezien de tijd dat een bron in werking is in beschouwing werd genomen. Tabel 4-42: Geluidsvermogenniveau per werffase Werffase
Belangrijkste werfmachines
Geluidsvermogen in dB(A)
A. Aanleg in open sleuf
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 191 van 240
Werffase Proefsleuven Openen werkstrook Afgraven teelaarde Aanleg zandbaan Plaatsen bemaling Ontvangst & uitrijden buizen Buigen Lassen in lijn
Verbindingsfase
Bekleden Graven sleuf Neerlaten in sleuf Kleine aanvulling & kabel Grote aanvulling Plaatsherstel
Belangrijkste werfmachines Kleine graafmachine en minibus Minibus, graafmachine en tractors Minibus en graafmachines Minibus, vrachtwagens, graafmachines en tractors Minibus, graafmachine, kettingsleufmachine en tractor Minibus, vrachtwagens en graafmachine Minibus, graafmachine en buigmachine Minibus, graafmachine, lasposten, Morookas, slijpmolens, borstelmolens en stroomaggregaten Minibus, graafmachines, Morooka, stroomaggregaat en bemalingspompen Minibus, Morookas, stroomaggregaat, straalinstallatie en tractor Minibus, graafmachine en bemalingspompen Minibus, graafmachines, (sideboom) en bemalingspompen Minibus, graafmachines, bemalingspompen, trilplaat en tractor Minibus, graafmachines en bemalingspompen Minibus, graafmachines, tractors, bulldozer en landbouwmachines
Geluidsvermogen in dB(A) 98.8 106.5 106.9 110.1 114.5 107.7 101.9 108.6
104.8
112.8 105.6 105.2 111.2 107.0 111.3
B. Persing Minibus, graafmachine, bemalingspompen en een hydraulische persinstallatie C. Horizontaal gestuurde boring Horizontaal gestuurde Minibus, stroomaggregaat en een boring (HGB) HGB installatie D. Bemaling Bemalingspompen Ongeveer 18 pompen op een lengte Bemalingspompen van 600 m Persing
100.2
108.0
96.6
Berekening van het specifiek geluid van de werffasen op diverse afstanden Op basis van de berekende geluidsvermogenniveaus per werffase werd vervolgens met behulp van een akoestisch overdrachtsmodel het uurgemiddeld specifiek geluid en het daggemiddeld specifiek geluid van de werffasen berekend voor immissiepunten op een afstand van 50 m, 100 m, 200 m, 400 m en 800 m. Het is belangrijk te vermelden dat deze geluidsvermogenniveaus slechts tijdelijk op een bepaalde plaats aanwezig zullen zijn aangezien een werf voor de aanleg van een aardgasleiding voortdurend in
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 192 van 240
beweging is met een vooruitgang van ongeveer 600 m per dag. Dit betekent dat, met uitzondering van de werffasen persing en horizontaal gestuurde boring, de impact van een werffase op één specifiek punt beperkt zal blijven tot maximaal één dag. Vandaar dat bij de berekeningen van de impact van een werffase een onderscheid wordt gemaakt tussen een werffase die zich op een gegeven moment op een bepaalde afstand van een immissiepunt bevindt (uurgemiddelde) en de gemiddelde impact op een immissiepunt voor een volledige dag (daggemiddelde). Teneinde dit onderscheid te kunnen maken, werden er 2 verschillende overdrachtsberekeningen uitgevoerd. 1.
Voor het uurgemiddeld specifiek geluid van de werffasen ter hoogte van de verschillende immissiepunten wordt elke werffase beschouwd als een lijnbron welke het gemiddeld vermogen bevat, met een lengte gelijk aan de vooropgestelde lengte van de werffase, en welke zich recht tegenover het immissiepunt bevindt.
2.
Ter bepaling van het daggemiddeld specifiek geluid van de werffasen ter hoogte van de immissiepunten worden de werffasen beschouwd als lijnbronnen met een gemiddeld vermogen en een lengte overeenkomstig met de werfvordering per dag, nl. 600m per dag.
Bijgevolg zal de geluidsimpact ter hoogte van een immissiepunt veroorzaakt door een werffase die zich gedurende 1u op dezelfde locatie bevindt meer significant zijn dan de geluidsimpact van een werf die zich gedurende 8u over 600 m verplaatst. De geluidsoverdrachtberekeningen werden uitgevoerd volgens de norm ISO 9613-2 met behulp van het computerprogramma ‘IMMI’ voor een vlak spectrum met 1/3 octaafbanden tussen 25Hz en 10kHz. Verder werd er uitgegaan van de volgende veronderstellingen: •
Geen afscherming tussen bron en immissiepunten (worst case);
•
Meewind van de werf naar het immissiepunt (worst case);
•
Omgevingstemperatuur 10 °C en relatieve vochtigheid 70 %;
•
Bodemfactor 1 (bodem 100 % absorberend en 0 % reflecterend);
•
Bronhoogte 1 m;
•
Hoogte immissiepunten 4 m (niveau eerste verdieping).
In onderstaande tabellen worden de geluidsdrukniveaus ter hoogte van de beschouwde immissiepunten weergegeven. Tabel 4-43: Uurgemiddeld geluidsdrukniveau per werffase thv de beschouwde immissiepunten. Werffase A. Aanleg in een open sleuf Proefsleuven Openen werkstrook Afgraven teelaarde Aanleg zandbaan Plaatsen bemaling Ontvangst & uitrijden buizen Buigen Lassen in lijn Verbindingsfase Bekleden Graven sleuf Neerlaten in sleuf Kleine aanvulling & kabel
50 m
Berekende Lp (uurgemiddeld) in dB(A) 100 m 200 m 400 m 800 m
51.8 59.5 59.9 63.2 67.6
44.7 52.4 52.8 56.1 60.5
37.2 45.0 45.3 48.6 53.0
29.3 37.1 37.4 40.7 45.1
20.6 28.4 28.8 32.0 36.4
60.8
53.6
46.2
38.3
29.6
55.0 61.5 57.8 65.8 58.7 57.7 64.3
47.8 54.5 50.7 58.7 51.5 51.0 57.2
40.4 47.1 43.2 51.3 44.1 43.6 49.7
32.5 39.1 35.3 43.4 36.2 35.7 41.8
23.8 30.5 26.7 34.7 27.5 27.1 33.1
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 193 van 240
Werffase Grote aanvulling Plaatsherstel B. Persing Persing C. Horizontaal gestuurde boring Horizontaal gestuurde boring (HGB) D. Bemaling Bemalingspompen
50 m 60.1 63.9
Berekende Lp (uurgemiddeld) in dB(A) 100 m 200 m 400 m 800 m 52.9 45.5 37.6 28.9 57.1 49.8 41.9 33.2
53.3
46.1
38.7
30.8
22.1
61.0
53.9
46.5
38.6
29.9
42.6
38.0
32.8
26.3
18.2
Tabel 4-44: Daggemiddeld geluidsdrukniveau per werffase thv de beschouwde immissiepunten. Werffase A. Aanleg in een open sleuf Proefsleuven Openen werkstrook Afgraven teelaarde Aanleg zandbaan Plaatsen bemaling Ontvangst & uitrijden buizen Buigen Lassen in lijn Verbindingsfase Bekleden Graven sleuf Neerlaten in sleuf Kleine aanvulling & kabel Grote aanvulling Plaatsherstel B. Persing Persing C. Horizontaal gestuurde boring Horizontaal gestuurde boring (HGB) D. Bemaling Bemalingspompen
Berekende Lp (daggemiddeld) in dB(A) 50 m 100 m 200 m 400 m 800 m
44.8 52.5 52.9 56.2 60.6
40.2 48.0 48.3 51.6 56.0
35.0 42.7 43.1 46.4 50.8
28.5 36.2 36.6 39.9 44.3
20.4 28.2 28.5 31.8 36.2
53.7
49.2
43.9
37.5
29.4
47.9 54.6 57.8 58.8 51.7 51.2 57.3 53.1 57.3
43.4 50.1 50.7 54.3 47.1 46.6 52.7 48.5 52.8
38.1 44.8 43.2 49.0 41.9 41.4 47.5 43.3 47.5
31.7 38.3 35.3 42.5 35.4 34.9 41.0 36.8 41.0
23.6 30.2 26.7 34.5 27.3 26.8 32.9 28.7 33.0
53.3
46.1
38.7
30.8
22.1
61.0
53.9
46.5
38.6
29.9
42.6
38.0
32.8
26.3
18.2
Validatie op basis van immissiemetingen De berekende geluidsvermogens voor de verschillende werffasen zijn gevalideerd aan de hand van een vergelijkende studie tussen de geluidsdrukniveaus bepaald met behulp van het overdrachtsmodel voor het immissiepunt op 100 m voor open sleuf, respectievelijk 63 m voor een HGB boring, en de gemeten geluidsdrukniveaus bepaald door middel van continue immissiemetingen te Boechout (open sleuf, werf …), respectievelijk te Outer (HGB boring, werf …), en dit zowel voor het uurgemiddeld specifiek geluid als voor het daggemiddeld specifiek geluid.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 194 van 240
Uit de vergelijking van de gemeten met de berekende geluidsdrukniveaus is gebleken dat er een goede correlatie bestaat tussen de gemeten en de berekende geluidsdrukniveaus op de beschouwde afstanden. Op basis van deze vergelijking kan gesteld worden dat de berekende geluidsvermogenniveaus de realiteit met voldoende nauwkeurigheid benaderen teneinde deze te gebruiken ter bepaling van de geluidsimpact van een werf. Evaluatie van de maximale impact Bijkomend zijn er voor bepaalde werffasen periodes te verwachten waarvan het maximale geluidsvermogenniveau hoger kan liggen dan de gemiddelde geluidsvermogenniveaus op uur- of dagbasis zoals eerder weergegeven. Dit is het geval voor: 1. 2. 3.
Het intrillen van damplanken voor de realisatie van een persput (persing); Het lassen in lijn wanneer er 2 slijpschijven met borstelmachine gelijktijdig in werking zijn (aanleg in open sleuf); Het bekleden wanneer de straalinstallatie continu in werking is (aanleg in open sleuf).
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de maximale geluidsvermogenniveaus en de te verwachten geluidsdrukniveaus ter hoogte van de beschouwde immissiepunten op 50 m, 100 m, 200 m, 400 m en 800 m van de activiteit. Het maximale geluidsvermogenniveau van de activiteiten tijdens het lassen in lijn en het bekleden is vergelijkbaar. Bijgevolg zijn deze activiteiten niet apart opgenomen in de tabel.
Tabel 4-45: Overzicht maximale niveaus
Activiteit
Intrillen damplanken Lassen in lijn/bekleden
Maximale Geluidsvermogenniveau in dB(A) (*) 125
Berekende Lp, max in dB(A) 50 m
100 m
200 m
400 m
800 m
78.0
70.9
63.5
55.6
46.9
116
69.0
61.9
54.5
46.6
37.9
De geluidsdrukniveaus zijn uitgedrukt in dB(A) re. 20µPa De geluidsvermogenniveaus zijn uitgedrukt in dB(A) re 10-12 W (*) Dit is een indicatief cijfer dat in hoge mate kan variëren in functie van de ingezette machines en van de aard van de ondergrond. Het specifiek geluid dat werd uitgerekend kan bijgevolg afwijken van de opgegeven waarden.
De maximale geluidsniveaus die gepaard gaan met deze activiteiten kunnen zich hoogstens gedurende de periode van 1 dag voordoen ter hoogte van een bepaald punt en dan nog met tussenpozen (geen continu geluid). Impact op de mens (menshinderdagen) en de natuur (rustverstoring van de fauna) Om de geluidsimpact van een werf voor de aanleg van een aardgasleiding op de mens en de natuur te evalueren, worden er hindercriteria vastgelegd op basis van literatuurgegevens en expert judgement. Voor elke werffase zullen de berekende daggemiddelde geluidsdrukniveaus op de beschouwde immissiepunten getoetst worden aan volgende criteria:
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 195 van 240
• •
Hindercriterium voor de mens: 45 dB(A); 12 Hindercriteria voor de natuur : o Gevoelige fauna: 45dB(A) o Zeer gevoelige fauna: 40 dB(A).
Er dient evenwel te worden opgemerkt dat de bemalingspompen continu in werking zijn, ook gedurende de nachtperiode, bij aanleg in open sleuf gedurende de werffasen: graven sleuf, verbindingsfase, neerlaten in sleuf, kleine en grote aanvul en bij persing ter hoogte van de werkputten. Voor gebieden waarvan het oorspronkelijk omgevingsgeluid veel lager ligt dan de gestelde hindercriteria, kan er bijgevolg ook hinder worden verwacht gedurende de nachtperiode. Teneinde de werfactiviteiten te kunnen vergelijken met de hindercriteria wordt er vooropgesteld dat alle werffasen slechts 1 dag plaatsvinden ter hoogte van een bepaald punt, met uitzondering van de persing en de horizontaal gestuurde boring. De gemiddelde duur van een persing, ongeacht de diameter van de leiding, is 2 weken. Een horizontaal gestuurde boring van een aardgasleiding met een diameter DN150 – DN300 neemt gemiddeld 4 weken in beslag. Een horizontaal gestuurde boring van een leiding met een diameter DN400 - DN600 neemt gemiddeld ook 2 weken in beslag.
In onderstaande tabellen wordt voor elke werffase en per immissiepunt het aantal dagen weergegeven dat het gestelde hindercriterium wordt overschreden door het daggemiddeld specifiek geluid. Indien het oorspronkelijk omgevingsgeluid reeds hoger ligt dan het hindercriterium zal de hinder voor de mens en de aanwezige fauna derhalve beduidend lager liggen dan het aantal dagen dat aangegeven is in deze tabellen. Tabel 4-46: Overzicht van het aantal hinderdagen voor de mens en gevoelige fauna. Werffase A. Aanleg in een open sleuf Proefsleuven Openen werkstrook Afgraven teelaarde Aanleg zandbaan Plaatsen bemaling Ontvangst & uitrijden buizen Buigen Lassen in lijn Verbindingsfase Bekleden Graven sleuf Neerlaten in sleuf
RW
Aantal hinderdagen voor de mens en gevoelige fauna 50 m 100 m 200 m 400 m 800 m
45 45 45 45 45
0 1 1 1 1
0 1 1 1 1
0 0 0 1 1
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
45
1
1
0
0
0
45 45 45 45 45 45
1 1 1 1 1 1
0 1 1 1 1 1
0 0 0 1 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
12
Uit de studie « Disturbance by traffic of breeding birds: evaluation of the effect and considerations in planning and managing road corridors » van Reijnen, M J.S.M. & R.F.B. Foppen is gebleken 45 dB(A) een richtwaarde is voor gevoelige broedvogels en dat 40 dB(A) ook dient te worden gehanteerd als mogelijke richtwaarde voor zeer gevoelige broedvogels. Er dient dan evenwel te worden opgemerkt dat deze studie is uitgevoerd in het kader van verkeerslawaai en dat er steeds bijzondere aandacht moet besteed worden aan het reeds aanwezige oorspronkelijke omgevingsgeluid.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 196 van 240
Werffase
RW
Kleine aanvulling & kabel Grote aanvulling Plaatsherstel Totaal B. Persing Persing C. Horizontaal gestuurde boring Horizontaal gestuurde boring D. Bemaling Bemalingspompen
45 45 45
Aantal hinderdagen voor de mens en gevoelige fauna 50 m 100 m 200 m 400 m 800 m 1 1 1 0 0 1 1 0 0 0 1 1 1 0 0 14 13 5 0 0
45
10
10
0
0
0
45
10
10
10
0
0
45
0
0
0
0
0
Tabel 4-47: Overzicht van het aantal hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna Werffase A. Aanleg in een open sleuf Proefsleuven Openen werkstrook Afgraven teelaarde Aanleg zandbaan Plaatsen bemaling Ontvangst & uitrijden buizen Buigen Lassen in lijn Verbindingsfase Bekleden Graven sleuf Neerlaten in sleuf Kleine aanvulling & kabel Grote aanvulling Plaatsherstel Totaal B. Persing Persing C. Horizontaal gestuurde boring Horizontaal gestuurde boring D. Bemaling Bemalingspompen
RW
Aantal hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna 50 m 100 m 200 m 400 m 800 m
40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 15
0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 14
0 1 1 1 1 1 0 1 1 1 1 1 1 1 1 13
0 0 0 0 1 0 0 0 0 1 0 0 1 0 1 4
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
40
10
10
0
0
0
40
10
10
10
0
0
40
5/14
0
0
0
0
De aanleg van een aardgasleiding in een open sleuf geeft voor een bepaald punt 15 hinderdagen op 50 m; 14 hinderdagen op 100 m, 13 hinderdagen op 200 m en 4 hinderdagen op 400 m. Voor afstanden groter dan 800 m wordt er geen hinder voor de zeer gevoelige fauna verwacht. Voor de aanleg van een persing zijn er 10 hinderdagen tot op 100 m. Voor afstanden groter dan 200 m wordt er geen hinder voor de zeer gevoelige fauna verwacht.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 197 van 240
Voor de aanleg van een HGB zijn er 10 hinderdagen tot op 200 m. Voor afstanden groter dan 400 m wordt er geen hinder voor de zeer gevoelige fauna verwacht. De bemalingspompen zijn continu in werking bij aanleg in open sleuf gedurende de werffasen graven sleuf, verbindingsfase, neerlaten in sleuf, kleine en grote aanvul en bij persing ter hoogte van de werkputten. In de veronderstelling dat bij aanleg in open sleuf deze werffasen elkaar opvolgen en telkens slechts 1 dag plaatsvinden, geven de bemalingspompen 7 hinderdagen voor de zeer gevoelige fauna tot op 50 m. In het geval van een persing en in de veronderstelling dat de pompen continu in werking zijn gedurende de hele periode dat de persing plaatsvindt, geven de bemalingspompen 14 dagen hinder voor de zeer gevoelige fauna op 50 m. Voor afstanden groter dan 100 m wordt er, gedurende de dagperiode, geen hinder voor de zeer gevoelige fauna verwacht. Voor de maximale geluidsdrukniveaus (discontinu geluid) geeft dit een overschrijding van het hindercriterium tot op 800 m voor het intrillen van damplanken gedurende hoogstens 1 dag. De maximale geluidsdrukniveaus die gepaard gaan met het lassen in lijn en vervolgens bekleden in lijn kunnen, per activiteit, gedurende hooguit 1 dag een overschrijding van het hindercriterium veroorzaken tot op 400 m. Er wordt geen bijkomende geluidsverstoring verwacht wegens de aanwezigheid van de aanhorigheden bij begin- en eindpunt van de aardgasleiding.
4.6.3.5 Veiligheid De veiligheidsaspecten zullen worden behandeld in een algemene kwalitatieve risico-analyse die, naast een beschrijving van de oorzaken en gevolgen van een calamiteit, een overzicht omvat van mogelijke veiligheidsmaatregelen, zowel bij de oprichting als bij de exploitatie van een aardgastransportleiding. Binnen het studiegebied van 2 maal 200 m en over de hele lengte van de leidingstraat wordt tevens een screening uitgevoerd. Het doel van deze screening is alle aandachtsgebieden te inventariseren (zie Deel 4.6.2.7) en specifieke aandachtspunten aan te duiden. Voor deze specifieke aandachtspunten zal op project-niveau, voor het specifieke tracé en de specifieke leiding dienen geëvalueerd te worden of bijkomende specifieke veiligheidsmaatregelen nodig zijn. Volgende bijzondere gebieden worden als aandachtspunt beschouwd: • • • • • • • •
Woonzones doorkruist door het leidingtracé Industriezones doorkruist door het leidingtracé Kwetsbare locaties binnen het studiegebied Door publiek bezochte plaatsten binnen het studiegebied Parallelle leidingen Seveso-inrichtingen binnen het studiegebied Ontginningsgebieden binnen het studiegebied Windturbines binnen de tiphoogte.”
Kwalitatieve risicoanalyse Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. bevat het document “Een Kwalitatieve Risico Analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen”. Deze nota omvat een algemene kwalitatieve analyse van het externe risico verbonden aan een ondergrondse hogedruk aardgasleiding. Ze bevat een evaluatie van de mogelijke oorzaken en gevolgen van een vrijzetting van aardgas. Bovendien beschrijft de nota zowel de preventieve maatregelen als de maatregelen die kunnen genomen worden om de gevolgen van zo’n vrijzetting te beperken.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 198 van 240
De risicoanalyse is toepasbaar op alle ondergrondse hogedruk aardgasleidingen. Tijdens de verschillende fasen van een project houdt Fluxys rekening met de specifieke omstandigheden en de omgeving om een correcte invulling te geven aan de maatregelen. De maatregelen die vermeld zijn in de Kwalitatieve Risico Analyse, zijn geborgd door het Safety Management System van Fluxys en beschreven in de Technische code. De in deze analyse gevolgde methodiek wordt als volwaardig alternatief beschouwd voor een kwantitatieve of semi-kwantitatieve risicoanalyse. Screening binnen het studiegebied Deze paragraaf vormt een aanvulling op de algemene kwalitatieve risicoanalyse door specifiek het traject van de geplande leiding Tessenderlo-Diest te onderzoeken. Hierbij worden de risico’s naar de omgeving en de risico’s van de omgeving op de ondergrondse hogedruk aardgasleiding beschouwd. Dit gebeurt aan de hand van de in de referentiesituatie geïnventariseerde aandachtsgebieden. Langsheen de leiding worden specifieke aandachtspunten aangeduid. De resultaten van de screening zijn verzameld in een overzichtstabel (zie Bijlage 8). In de tabel zijn 3 groepen van gegevens te vinden: 1.
Geografische locatie
2.
Aandachtsgebieden
3.
Aandachtspunten en mogelijke veiligheidsmaatregelen
1. Geografische locatie • •
Nummer: volgnummer van de zone binnen de overzichtstabel. Referentiepunt: herkenbare elementen die door het studiegebied worden gekruist: wegen, spoorwegen, bevaarbare en niet bevaarbare waterwegen,… Maar ook grachten, HS-lijnen…
•
Gewestplan: gebied dat doorkruist wordt volgens het gewestplan.
•
Lengte: lengte van het studiegebied in de besproken zone.
• •
Gecumuleerde lengte: de totale lengte van het studiegebied, van aan de start van het tracé tot en met de besproken zone. Gemeente: de gemeente(s) waarbinnen de besproken zone zich bevindt.
2. Aandachtsgebieden •
leidingen
13
De wetgeving vraagt om een minimale tussenafstand van 0,4 m te bewaren bij parallelle 14 leidingen. Fluxys hanteert grotere tussenafstanden om de kans op domino-effecten te reduceren. 13
Het groeperen van leidingen heeft meerdere voordelen. Het totale oppervlak dat blootgesteld wordt aan risico’s is kleiner dan wanneer de leidingen verspreid liggen. Het aantal eigenaars van terreinen die doorkruist worden is kleiner, hetgeen bijdraagt tot een betere beheersing van de risico’s.
14
Een domino effect is het effect waarbij de vrijzetting van een gevaarlijke stof uit een installatie (met een zwaar ongeval tot gevolg) rechtstreeks of onrechtstreeks de oorzaak is van de vrijzetting van een gevaarlijke stof uit een andere installatie (met een nieuw zwaar ongeval tot gevolg). (bron: definities LNE dienst VR, http://www.lne.be/themas/veiligheidsrapportage/varia/definities).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 199 van 240
De tabel met de door Fluxys berekende minimale en de door Fluxys aanbevolen tussenafstanden, is opgenomen in bijlage 5. De minimale tussenafstanden zijn zo bepaald dat de schokgolf die zich voortplant in de grond ten gevolge van breuk van de aardgasleiding met de grootste diameter, de parallelle leiding niet vernielt. De minimale tussenafstanden zijn bepaald op basis van een conservatieve “standaard” situatie. Wanneer de minimale tussenafstand niet kan gerespecteerd worden, dan worden bijkomende berekeningen uitgevoerd om een specifieke minimale tussenafstand te bepalen die de kans op domino-effecten beperkt. Hierbij wordt rekening gehouden met de diameter, de druk en de staalsoort van de aardgasleiding, evenals met de bodem waarin de aardgasleiding wordt geplaatst. De kolom “Parallelle leidingen” vermeldt de parallelle leidingen langs het tracé: een grijze zone tussen 2 “referentiepunten” toont de lengte van de parallelle ligging. Deze grijze zone geeft ook volgende informatie mee: het identificatienummer, de eigenaar, de druk en de diameter van de parallelle leiding. Bovenvermelde minimale en aanbevolen tussenafstanden zijn niet van toepassing op plaatsen waar leidingen elkaar kruisen. •
Gebieden met woonfunctie en door het publiek bezochte plaatsen De kolom “Woongebieden en door publiek bezochte plaatsen” van de tabel vermeldt de gebieden met woonfunctie die zich binnen het studiegebied bevinden. De door publiek bezochte gebouwen en gebieden, met een grote aanwezigheid van personen (luchthavens, winkelcentra, voetbalstadia, recreatieparken, …), die zich binnen het studiegebied bevinden, worden eveneens opgenomen in deze kolom. Aangezien in deze gebieden veel mensen aanwezig kunnen zijn, wordt bij de bepaling van het tracé getracht de kruisingen van deze gebieden zoveel mogelijk vermeden. Dit is echter niet steeds mogelijk. In die gevallen worden doorgaans bijkomende beschermingsmaatregelen genomen om de kans op ongevallen te beperken. De betrokken zone wordt als een aandachtspunt aangemerkt.
•
Industriezones De industriegebieden die doorkruist worden, evenals de Seveso bedrijven (hoge en lage drempel) die zich in het studiegebied bevinden, zijn opgelijst in de overzichtstabel in de kolom “Industriegebieden”. Om de Seveso bedrijven toe te laten de effecten op hun installaties te evalueren, in geval van een ongeval met de ondergrondse aardgasleiding, stelt Fluxys een veiligheidsstudie15 op betreffende de risico’s verbonden aan een ondergrondse hogedruk aardgasleiding. Deze studie zal de exploitant van het Seveso-bedrijf in staat stellen een evaluatie van de mogelijke impact op het Seveso-bedrijf te maken. Gezien de verscheidenheid aan installaties, constructiewijzen en aanwezige beschermingsmaatregelen binnen het Seveso-bedrijf, valt de evaluatie buiten het expertisegebied van Fluxys.
•
Hoofdtransportwegen Wanneer de aardgasleiding bevaarbare waterwegen, spoorwegen of autostrades kruist, dan worden doorgaans extra veiligheidsmaatregelen genomen. Deze elementen worden vermeld in de kolom “bijzondere kruisingen” van de overzichtstabel.
•
Kwetsbare locaties
15
Deze studie is gebaseerd op de informatienota ‘Aanbevelingen voor de beheersing van risico’s van pijpleidingen’ (Juni 2008) van de Belgische Seveso-inspectiediensten. Deze studie wordt opgesteld specifiek voor het project, van zodra de leidingkarakteristieken bepaald zijn (diameter, druk,….).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 200 van 240
Kwetsbare locaties zijn plaatsen waar veel mensen samen zijn waarvoor, in geval van een ernstig ongeval aan de leiding, de mogelijkheden om snel te evacueren beperkt zijn. Volgende elementen worden beschouwd als kwetsbare locaties: o
Hospitalen;
o
Rust- en verzorgingstehuizen (RVT’s);
o
Scholen;
Kwetsbare locaties die zich binnen het studiegebied bevinden, worden opgelijst in de overzichtstabel in de kolom “kwetsbare locaties”. •
Externe gevarenbronnen Onderstaande opsomming is een niet-limitatieve lijst, maar vermeldt de meest voorkomende externe gevarenbronnen. Andere elementen die de kans op een ongeval met de leiding kunnen verhogen, worden vermeld in de overzichtstabel in de kolom “Externe gevarenbronnen”. o
windturbines: Fluxys inventariseert de windturbines binnen het studiegebied. Wanneer de afstand tussen de voet van de windturbine en de leiding groter is dan de tiphoogte van de windturbine, dan moet geen enkele bijkomende maatregel genomen worden. Wanneer de tussenafstand kleiner is, wordt een bijkomende studie uitgevoerd door Fluxys om te bepalen of het falen van de windturbine een significante toename van de faalfrequentie van de leiding veroorzaakt. Bij een significante toename worden doorgaans bijkomende maatregelen genomen zoals bv. het plaatsen van betondallen boven de leiding. In de kolom “Externe gevarenbronnen” wordt voor elke windturbine binnen het studiegebied, de tiphoogte en de afstand tot de leiding vermeld.
o
hoogspanningsleidingen: Fluxys inventariseert hoogspanningspylonen binnen het studiegebied.
de
In de kolom “Externe gevarenbronnen” wordt voor elke hoogspanningspyloon binnen het studiegebied de afstand tot de leiding vermeld. o
grondwinningsgebieden: Fluxys inventariseert de grondwinningsgebieden binnen het studiegebied. Indien er zich een grondwinningsgebied16 binnen het studiegebied bevindt, moet een studie uitgevoerd worden door een expert ter zake. De studie moet uitmaken of de aanwezigheid van dit gebied een negatieve invloed heeft op de integriteit van de ondergrondse leiding. Deze gebieden worden vermeld in de kolom “Externe gevarenbronnen”.
o
LPG-stations: Fluxys inventariseert de LPG-stations binnen het studiegebied.
3. Aandachtspunten en veiligheidsmaatregelen
16
Steengroeve, mijn,…
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 201 van 240
De kolom “Aandachtspunten en mogelijke veiligheidsmaatregelen” in de overzichtstabel, vermeldt de aandachtspunten en mogelijke veiligheidsmaatregelen die genomen kunnen worden in functie van bijzondere elementen of zones nabij de geplande leiding. Aandachtspunten en mogelijke veiligheidsmaatregelen van Fluxys Wanneer het tracé (water-, spoor- of belangrijke verkeers-)wegen doorkruist, worden twee courante technieken gebruikt om de leiding te plaatsen: de gestuurde boring en de persing. Beide technieken plaatsen de leiding zonder het graven van een sleuf. Het grote verschil tussen de twee technieken is te vinden in het profiel: een persing kan enkel uitgevoerd worden in een rechte lijn, terwijl een gestuurde boring kan uitgevoerd worden met inbegrip van richtingsveranderingen. Bij aanleg met persing, ligt de leiding in een mantelbuis en/of heeft de leiding een grotere wanddikte. Een gestuurde boring plaatst de leiding op grotere diepte en maakt gebruik van leidingen met een grotere wanddikte. Bij dwarsing van niet bebouwde maar bebouwbare percelen in industriegebieden, plaatst Fluxys doorgaans betondallen boven de leiding om deze te beschermen tegen externe agressie (vb. door graafmachines) bij toekomstige werkzaamheden. Andere maatregelen zijn eveneens mogelijk. Wanneer de leiding geplaatst wordt door middel van een gestuurde boring, worden geen betondallen voorzien, aangezien de leiding op grotere diepte ligt. Bij uitvoering in open sleuf worden, telkens als Fluxys een straat, een gracht of een beek moet kruisen, betondallen geplaatst. Bij kruisingen van een straat worden betondallen geplaatst over een grotere afstand dan de straatbreedte om de leiding te beschermen tegen externe agressies tijdens de plaatsing of onderhoud van nutsvoorzieningen. Vergelijking met andere transportmodi Hoewel het niet de bedoeling is van deze nota om een vergelijkende studie te maken over de 17 veiligheid van de verschillende transportmodi, geeft onderstaande tabel aan dat het vervoer per leiding tot de veiligste transportmiddelen behoort.
Tabel 4-48: Vergelijking transportmodi Vervoersmiddelen
Aantal zware Vervoerde ongevallen per jaar per jaar
Mt
Aantal zware ongevallen vervoerde Mt per jaar
Wegen
19
27
0,70
Spoorwegen
3,5
8,5
0,41
Zee
1,2
6,1
0,19
Waterwegen
0,2
1,3
0,13
Leidingen
0,2
7,7
0,02
per
Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de veiligheidsaspecten zowel bij de aanleg en de exploitatie van de aardgasleiding. Het effect op de externe mensveiligheid wordt bijgevolg beperkt negatief beschouwd. Indien reeds andere leidingen of kabels (vb. hoogspanningskabels) aanwezig zijn in de werfzone, dient er voor gezorgd te worden dat bij de aanleg van een nieuwe leiding deze leidingen en kabels niet beschadigd worden (vb. door graafmachines). Hiervoor wordt ruime tijd voor het aanvatten van de graafwerken een inventarisatie gemaakt van de aanwezige leidingen en kabels, het zgn. impetrantenonderzoek. Met de exploitanten van deze leidingen en kabels worden de nodige veiligheidsmaatregelen afgesproken. 17
Bron: Union des Industries Chimiques françaises
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 202 van 240
4.6.3.6 Communicatie Bij de aanleg van een nieuwe aardgasleiding werkt Fluxys steeds een communicatieplan uit waarbij de betrokken actoren, waaronder buurtbewoners, overheden, brandweer en politie, aan bod komen. Fluxys streeft ernaar om alle betrokkenen op een transparante manier te informeren, al vanaf de voorbereidende fases. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar het openbaar belang van de Fluxys-aardgasinfrastructuur en naar de veiligheidsaanpak van de onderneming. Communicatie met gemeenten Het gemeentebestuur is voor Fluxys een belangrijke partner vanaf het opstarten van een project voor de bouw van een aardgasleiding of bovengrondse infrastructuur, gedurende de aanleg ervan, maar ook tijdens de hele levensduur nadien. Overleg vanaf de projectfase. Studie-ingenieurs van Fluxys nemen al in de projectfase contact op met alle betrokken overheden voor consultatie en tijdens de aanleg van de infrastructuur zijn er op geregelde tijdstippen overlegmomenten voorzien. In de loop van de werken kunnen voor de gemeentebesturen bezoeken worden georganiseerd aan de werf. Zo blijven de gemeenten op de hoogte van de vooruitgang van de werken en van de belangrijkste archeologische vondsten. Bij elk project werkt Fluxys immers al van in de beginfase samen met archeologen. Fluxys neemt ook contact op met de eigenaars en exploitanten van alle betrokken terreinen om hen in te lichten over het leidingproject en om alle inlichtingen in te winnen die nuttig kunnen zijn voor Fluxys (draineersystemen, uitbreiding van de exploitatie, …). Infosessies nieuwe leidingprojecten. In het kader van de vergunningsprocedures voor nieuwe aardgasleidingen biedt Fluxys de gemeenten sinds 2008 systematisch aan om in samenwerking met hen een informatievergadering te houden voor de buurtbewoners. Individuele informatievergaderingen per gemeente. Elke gemeente waarin Fluxys infrastructuur bezit, wordt binnen een rollend programma van 5 jaar individueel bezocht door zogenaamde opdrachthouders. Die medewerkers zijn hiervoor aangeduid binnen Fluxys. Op die informatievergaderingen worden naast het college van burgemeester en schepenen ook de verantwoordelijken van de technische en stedenbouwkundige dienst en de brandweer en politie uitgenodigd. Er wordt dan gesproken over de Fluxys-installaties en over de manier waarop werken in de buurt ervan moeten worden gemeld en welke de veiligheidsvoorschriften zijn. Fluxys gaat ook in op vragen van brandweer- of politiekorpsen naar een individuele informatievergadering. Verdeling leidingplannen aan gemeenten. Alle gemeenten krijgen om de 5 jaar een mailing met het volledige overzicht van alle Fluxys-leidingen op hun grondgebied (plannen op schaal 1/10.000). Als er binnen die periode van 5 jaar bijvoorbeeld nieuwe aardgasleidingen in gebruik worden genomen of bestaande aardgasleidingen worden verlegd, dan krijgen de betrokken gemeenten automatisch de geactualiseerde plannen toegestuurd. Ook de brandweerzones en politiezones krijgen dezelfde mailing rechtstreeks toegestuurd door Fluxys. Als lid van Fetrapi (Federatie van Transporteurs door middel van Pipeline) heeft Fluxys zijn leidinggegevens laten opnemen in de databanken van de Communicatie- en informatiecentra (CIC). Dat zijn de meldkamers “101” waar alle hulpvragen met betrekking tot politieondersteuning gecentraliseerd worden. Op die manier kunnen de CIC’s bij het behandelen van een oproep onmiddellijk plannen oproepen om te kijken of Fetrapi-leden betrokken kunnen zijn bij de oproep. Nood- en interventieplanning. De digitale leidingdatabank van Fetrapi, werd in samenwerking met de Algemene directies Crisiscentrum en Civiele Veiligheid (Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken) online toegankelijk gemaakt voor de brandweerkorpsen. In het kader van de noodplangids voor leidingen voor het vervoer van gassen en vloeistoffen is Fluxys steeds bereid informatie te verstrekken aan gemeenten en provincies bij het opstellen van interventieplannen. Communicatie met buurtbewoners
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 203 van 240
Door Fluxys worden verschillende folders en brochures verspreid om de omwonenden en mogelijke bedrijven op de hoogte te houden van de veiligheidseisen. De maatregelen inzake veiligheid tijdens de exploitatiefase en bijhorende folders en brochures worden gebundeld bij de kwalitatieve risicoanalyse voor ondergrondse hogedruk aardgasleidingen in bijlage 6. Bij omwonenden kan het onveiligheidsgevoel toenemen. Door correcte informatieverlening inzake de genomen veiligheidsmaatregelen kan deze indruk worden weggenomen. Door Fluxys wordt bij de aanleg van een aardgasleiding een communicatieplan ontwikkeld en uitgevoerd, teneinde de verschillende betrokken partijen op de juiste tijdstippen van correcte informatie te kunnen voorzien. Dit communicatieplan voorziet in communicatie met de gemeenten, buurtbewoners en natuurverenigingen. Zowel voor, tijdens en na de werken is er een gerichte informatieverstrekking naar de betrokkenen. Specifieke Fluxys-contactpersoon. Van bij de voorstudie van een tracé tot het plaatsherstel na de aanleg van een aardgasleiding hebben eigenaars en exploitanten van de betrokken terreinen hun eigen contactpersoon bij Fluxys. Op die manier kunnen ze overleggen met iemand die van bij het begin hun bezorgdheden en de karakteristieken van hun percelen kent. De Fluxys-contactpersonen maken deel uit van een ploeg zelfstandige onderhandelaars met een bijzondere opdracht van Fluxys: ze waken over de goede verstandhouding door bij Fluxys de belangen van eigenaars en exploitanten te verdedigen. Die onderhandelaars zijn ook de contactpersonen voor eigenaars en exploitanten voor de nazorg na de werken, bijvoorbeeld wanneer er exploitatiewerken op de privéterreinen worden uitgevoerd. Intensief contact. Fluxys onderhoudt op die manier een intensief contact: •
Tijdens de studiefase wordt contact opgenomen met de eigenaars en worden zogenaamde doorgangsovereenkomsten gesloten. Op basis van die overeenkomst kan Fluxys het perceel gebruiken voor de aanleg van de aardgasleiding en het naderhand ook betreden om inspecties en onderhoudswerken uit te voeren. De doorgangsovereenkomst bepaalt ook een doorgangsvergoeding die de eigenaar ontvangt vanaf de ondertekening van de overeenkomst.
•
Nog vóór het klaarmaken van de werkstrook maakt de onderhandelaar met de exploitant een tegensprekelijke plaatsbeschrijving op. Die plaatsbeschrijving inventariseert de eigenheden van het perceel waarmee Fluxys rekening dient te houden tijdens de werken en bij het plaatsherstel. De plaatsbeschrijving vormt ook de basis om mogelijke schade te berekenen en te vergoeden.
•
Als Fluxys bij het klaarmaken van de werkstrook of het uitgraven van de werksleuf drainages vaststelt, dan maakt de onderhandelaar daarvoor met de exploitant een specifiek document op om de bestaande toestand te beschrijven. Bij het herstellen van de drainages na de aanleg van de aardgasleiding dient het document als basis om samen met de exploitant de goede herstelling en werking ervan vast te stellen.
•
De onderhandelaar neemt opnieuw met de exploitant contact op als alle werken voor het plaatsherstel op het perceel zijn afgerond. Op basis van de oorspronkelijke plaatsbeschrijving maken de onderhandelaar en de exploitant dan samen een tegensprekelijke evaluatie op van het plaatsherstel en van de mogelijke schade en wordt de bijbehorende vergoeding bepaald.
Gerichte communicatie per project. Fluxys communiceert sinds 2007 over elk nieuw leidingproject al in de ontwerpfase met de buurtbewoners via een visueel aantrekkelijke brochure: waarom is de aardgasleiding nodig, hoe is het tracé bepaald, wie is hun aanspreekpunt bij Fluxys en hoe gaat de aanleg van een aardgasleiding in zijn werk? Geen verandering aan de inkleuring van het perceel op het gewestplan. De aanleg van een Fluxysleiding verandert niets aan het gewestplan: landbouwgrond blijft landbouwgrond en ook de andere inkleuringen blijven ongewijzigd. Na de aanleg kan het perceel worden gebruikt zoals voordien: een veld kan normaal worden bewerkt en ondiep geploegd.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 204 van 240
Aardgasleidingen van Fluxys worden zowel in openbaar als privaat domein aangelegd, maar het verandert de bestemming van de gronden volgens het gewestplan niet. Gronden worden ook niet onteigend maar er worden wel erfdienstbaarheden gecreëerd. De eigenaar van een doorkruist perceel heeft evenwel het recht om aan Fluxys te vragen de grondstrook bezet door de aardgasleiding aan te kopen. Voor de bouw van bovengrondse installaties tracht Fluxys tot een minnelijke aankoopovereenkomst met de betrokkenen te komen. Vergoeding structuur- en cultuurschade. Fluxys legt het overgrote deel van zijn aardgasleidingen aan in landbouwgebied. Goed nabuurschap tussen Fluxys en de landbouwgemeenschap is dan ook van groot belang. In die optiek hebben de Boerenbond, het Algemeen Boerensyndicaat en de Fédération Wallonne de l’Agriculture met Fluxys een hernieuwd overeenkomstprotocol gesloten. Bij de aanleg van een aardgasleiding kunnen landbouwers tijdelijk gedeelten van hun akkers en weiden niet gebruiken. Fluxys betaalt daarvoor vergoedingen en treft tijdens de werken voorzieningen voor onder meer doorgangen en de waterbevoorrading voor het vee. Bovendien streeft Fluxys naar een optimaal plaatsherstel na de aanleg van een aardgasleiding. Om al die facetten in goede verstandhouding te regelen, sluit Fluxys overeenkomstprotocollen af met de landbouworganisaties. Die aanpak heeft ook het voordeel dat iedereen op gelijke voet wordt behandeld. Het nieuwe overeenkomstprotocol van 2009 herbevestigt de bestaande samenwerking met de landbouwgemeenschap en legt tegelijk bijkomende accenten. Zo zijn in het licht van de evolutie van de marktprijzen nieuwe tarieven overeengekomen voor een billijke vergoeding van de inkomstenderving en andere tijdelijke schade die de aanleg van een aardgasleiding meebrengt. Voorts zijn bijkomende garanties ingebouwd om in goed nabuurschap eventuele andere schade te vergoeden en de terreinen volgens de beste praktijken in hun oorspronkelijke staat te herstellen. Sensibilisering. Fluxys werkt met een rollend programma waarbij over een periode van 5 jaar circa 70.000 eigenaars en exploitanten worden aangeschreven om hen te herinneren aan de nabijheid van een ondergrondse Fluxys-leiding ter hoogte van hun percelen. Sinds 2007 werkt Fluxys daarbij met een visueel aantrekkelijke mailing. In die brochure “Samen voor veiligheid” legt Fluxys bevattelijk uit wie ze is en hoe veilig om te gaan met de aardgasinfrastructuur in de buurt. Communicatie met natuurverenigingen Zowel op regionaal als op lokaal vlak worden relaties onderhouden met de natuurverenigingen. Wanneer bij een concreet project natuurgebieden moeten worden doorkruist, wordt contact opgenomen met de beheerders om na te gaan hoe dit op de minst schadelijke wijze kan gebeuren. Communicatie met Seveso-inrichtingen Tijdens de studiefase voorafgaand aan het plan-MER werd een eerste maal contact opgenomen met de exploitant van de Seveso-inrichting die zich binnen het studiegebied van 2 maal 250 m bevindt. De bedoeling van dit contact is om de exploitant op de hoogte te brengen van de plannen voor de mogelijke aanleg van een aardgasleiding. De risico’s van de aanwezigheid van een aardgasleiding worden toegelicht en er wordt afgesproken om in een latere fase de exploitant een veiligheidsnota te bezorgen. Tevens is het de bedoeling om van de exploitant informatie te krijgen over mogelijke risico’s van de Seveso-inrichting voor de aardgasleiding. Van zodra de leidingkarakteristieken (diameter, druk, tracé) vastgelegd zijn kan Fluxys een 18 veiligheidsnota opstellen en aan de Seveso-exploitant bezorgen, betreffende de specifieke risico’s verbonden aan de ondergrondse hogedruk aardgasleiding. Deze nota zal de exploitant van het Seveso-bedrijf in staat stellen een evaluatie van de mogelijke impact op het Seveso-bedrijf te maken en indien noodzakelijk de veiligheidsrapportage aan te passen. 18
Deze nota is gebaseerd op de informatienota ‘Aanbevelingen voor de beheersing van risico’s van pijpleidingen’ (Juni 2008) van de Belgische Seveso-inspectiediensten.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 205 van 240
Binnen een straal van 200 m van de geplande leiding bevinden zich twee Seveso-bedrijven. Fluxys heeft een veiligheidsnota overgemaakt aan beide exploitanten van de Seveso-bedrijven.
Communicatie met overheden en administraties Fluxys onderschrijft ook het belang van communicatie met overige overheden en administraties. Zo wordt er gerichte communicatie gevoerd met verschillende betrokken actoren afhankelijk van de doorkruiste gebieden. Een voorbeeld hiervan is de noodzakelijke communicatie met de beheerders van de gewestwegen die gekruist worden.
4.6.4
Besluit Na de aanleg van de aardgasleiding zijn er wel enkele beperkingen voor wat betreft diepwortelende aanplantingen en oprichting van constructies op de voorbehouden zone (2 x 5 m). In zones waar de aardgasleiding wordt aangelegd d.m.v. een gestuurde boring mogen diepwortelende bomen blijven staan. De aardgasleiding wordt aangelegd in zones waar lokaal momenteel bebouwing op korte afstand (<50m) gelegen is. Enkel voor deze deeltracés zijn de effecten tijdelijk en lokaal beperkt negatief te beoordelen. Bij uitvoering van het project zal er tijdens de aanleg een tijdelijke negatieve invloed op de recreatieve waarde van het gebied zijn. De aanwezigheid van de werf zal de landschapsbeleving voor wandelaars, fietsers en recreanten tijdelijk verminderen. Na de werken is er echter geen invloed meer van de aanwezigheid van de aardgasleiding op de recreatieve waarde van het gebied. Naar de omliggende woningen en bedrijven toe, kunnen de werken een tijdelijke geluidshinder veroorzaken. In de nabije omgeving bevinden zich echter een beperkt aantal woningen, zodat deze hinder tot een minimum beperkt wordt. Het verkeer kan tijdelijke hinder ondervinden door enerzijds de toename aan zwaar verkeer over kleine wegen en anderzijds de onderbreking van enkele wegen. De belangrijkste verkeersassen, onder meer de spoorweg en de E314, worden echter gekruist via een persing of HGB, zodat de hinder tot een minimum beperkt wordt. Ter hoogte van deeltracé 8 komt er tijdelijk hinder voor door de voorbereidende werken voor de horizontaal gestuurde boring A en B in de respectievelijke strengzones. Bij de aanleg van de aardgasleiding worden de landbouwactiviteiten tijdelijk verstoord. De landbouwers krijgen hiervoor een vergoeding. Na de werken wordt de bodemstructuur terug hersteld. De aanwezigheid van de aardgasleiding heeft geen verdere invloed op de landbouwactiviteiten. Er wordt aandacht besteed aan communicatie met alle betrokkenen, zoals de gemeenten en de buurtbewoners, om voornamelijk informatie te verschaffen inzake veiligheid. Het projectgebied heeft een screening ondergaan om de risico’s in kaart te brengen. Fluxys onderneemt ook voldoende maatregelen (zoals controle tracé) om de veiligheid zoveel mogelijk te garanderen.
MOGELIJKE EFFECTEN OP MENS DEELINGREEP
(effectgroepen en tijdsindicatie)
Beoordeling
AANLEGFASE (open sleuf) A1. Afbakenen werkstrook
A2. Overbruggen van waterlopen en grachten
Geluidshinder, beperking toegankelijkheid, visuele hinder Geen significante effecten
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
T
/
pagina 206 van 240
MOGELIJKE EFFECTEN OP MENS DEELINGREEP
(effectgroepen en tijdsindicatie)
A3. Aanbrengen van signalisatieborden
Geen significante effecten
A4. Verwijdering opgaande vegetatie
Geluidshinder
T
-
Verstoring landschapsbeleving
T
-
Beoordeling /
B. Verschaffing toegang tot werkstrook voor vrachtwagens
Geen significante effecten T
C1. Afgraven van de teelaarde
Geluidshinder, verstoring landschapsbeleving, beperking landbouwactiviteiten
C2. Stockage van de teelaarde
Verstoring landschapsbeleving
T
D1. Installatie bemalingspompen
Geen significant effect
D2. Bemaling
Geluidshinder
D3. Lozen bemalingswater
Geen significant effect
E1. Uitgraven sleuf
Geluidshinder
T
-
E2. Stockage van uitgegraven aarde aan de rand van de werkstrook
Wijziging landschapsbeleving
T
-
F1. Aanvoer van buiselementen
Verkeershinder
T
-
F2. Uitleggen buiselementen naast de sleuf
Wijzigen landschapsbeleving, geluidshinder
T
-
F3. Montage van de leiding
Geen significant effect
F4. Neerlaten van leiding in de sleuf
Geluidshinder
T
-
G. Vullen sleuf, terugplaatsen teelaarde
Geluidshinder
T
-
H1. Ontruiming van de werkstrook
Geen significant effect
H2. Grondbewerking en herstel bodemstructuur
Geluidshinder
T
-
Wijziging bodemgebruik
P
0
I. Herstel terrein in oorspronkelijke staat
Verstoring landschapsbeleving
T
0
J. Aanbrengen van bebakening
Verstoring landschapsbeleving
P
-
K. Bouw bovengrondse installatie
Verstoring landschapsbeleving
P
-
T
-
/
/ T
/
/
/
AANLEGFASE (aspecten horizontaal gestuurde boringen) Voorbereiding in- en uittredepunt
Geluidshinder
en
verstoring
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 207 van 240
MOGELIJKE EFFECTEN OP MENS DEELINGREEP
(effectgroepen en tijdsindicatie)
Beoordeling
landschapsbeleving Gestuurde boring
Geluidshinder
T
-
EXPLOITATIEFASE Werking leiding
Geen significant effect
/
Controle en onderhoud
Geen significant effect
/
Calamiteiten (lek, breuk, explosiegevaar)
Verhoging onveiligheidsgevoel
P
Onveiligheidsrisico’s wegens nabijheid P bedrijven Ondergronds ruimtebeslag, erfdienstbaarheid, aanwezigheid stations
Beperking gebruiksmogelijkheden
P
0/-
-
Voor de discipline Mens wordt geconcludeerd dat een MER-onderzoek geen bijkomende informatie met betrekking tot de effectenanalyse zal opleveren.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 208 van 240
5
Beschikbaarheid en actualiteit van de gegevens
In dit deel wordt er een woordje uitleg gegeven over de gegevens die gebruikt werden om dit verzoek tot ontheffing op te stellen. Er werd voor dit dossier m.b.t. verzoek tot ontheffing van de MER-plicht gebruik gemaakt van bestaande en vrij beschikbare gegevens omdat er wordt verondersteld dat op basis van de beschikbare gegevens een voldoende onderbouwd dossier kan worden opgesteld. Enige uitzondering hierop is de informatie verzameld tijdens terreinbezoek (15/03/2010 en 15/09/2010) en de daaruit vloeiende beschrijvingen en resultaten.
5.1
Informatie
5.1.1
Algemeen Bij de beschrijving van de effecten is er van uitgegaan dat de ingrepen worden uitgevoerd zoals ze werden beschreven. Indien bij uitvoering van de werken blijkt dat de actuele omstandigheden andere ingrepen noodzaakt, dan dienen deze in de mate van het mogelijke, geen nadeliger milieueffecten te veroorzaken dan de beschreven ingrepen.
5.1.2
Per discipline • •
•
•
•
•
•
De doorlatendheid van de grond is bepaald op basis van literatuurgegevens vermits geen exacte doorlatendheid is opgemeten langs het terrein. Voor de bespreking van de (avi-)faunistische gegevens werd voortgegaan op bestaande inventarisaties, aangevuld met gegevens uit de literatuur. Het ligt voor de hand dat het binnen het bestek van dit OHD niet mogelijk is om een volledige inventaris van de (avi)fauna op te stellen. Hoewel de CAI enkele indicaties geeft van de archeologische potentie van het gebied, dient de interpretatie hiervan met enige voorzichtigheid te gebeuren. Op basis van de inventaris kunnen wel een aantal (potentiële) sites geïnventariseerd worden, maar deze mogen zeker niet als definitieve inventaris worden beschouwd. Er mag immers geen misverstand bestaan rond het gebruik van de CAI: de blanco zones mogen zeker niet opgevat worden als zones waar geen archeologische sporen aanwezig zijn. Dergelijke zones vormen een leemte in de kennis doordat er nooit eerder werd geprospecteerd of die ontoegankelijk zijn voor veldkartering. De bepaling van de landbouwteelten die door de aardgasleiding gekruist werd, is gebaseerd op informatie uit 2002 (en update 2013). Gezien er een teeltrotatiesysteem in de landbouw wordt toegepast, kunnen de actuele teelten verschillen van deze die in dit OHD vermeld worden. De databank geeft evenwel een goede indicatie van de aanwezige teelten. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat niet alle landbouwpercelen opgenomen zijn in deze kaart. De verkregen gegevens zijn bijgevolg een onderschatting van de werkelijke situatie. De woningdichtheid binnen een bepaalde afstand van de aardgasleiding wordt bepaald bij benadering, aangezien het niet mogelijk is het exacte aantal te bepalen op basis van luchtfoto’s. Er werd evenwel een controle op het terrein uitgevoerd, in het kader van de afbakening van de aandachtsgebieden in functie van de veiligheidsevaluatie. Er werd een archeologisch bureauonderzoek en waarderend booronderzoek uitgevoerd door Condor Archeological Research bvba (hierna Condor genoemd) voor de omgeving van de aardgasleiding. Het opstellen van een kwantitatieve risicoanalyse voor een aardgasleiding vereist het beschikbaar zijn van faalkansgegevens van dergelijk type van installaties. Generieke faalkanscijfers voor ondergrondse aardgasleidingen zijn beschikbaar (cf. www.egig.nl) maar (nog) niet door de Vlaamse overheid aanvaard. Een kwantitatieve risicoanalyse voor een
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 209 van 240
aardgasleiding gebaseerd op de beschikbare generieke faalkansgegevens (casuïstiek) zou echter een onrealistisch en niet correct beeld geven van het huidige risiconiveau, indien niet systematisch en voor specifieke locaties rekening gehouden kan worden met de aanwezige risicoreducerende maatregelen, zoals betondallen, grotere gronddekking van de aardgasleiding, frequentere patrouilles, welke de laatste jaren een algemene praktijk zijn geworden binnen Fluxys en beheerders van transportleidingen in het algemeen. Het ontbreken van éénduidige risicoreductiefactoren van preventieve maatregelen kan als een leemte in de kennis worden beschouwd. Ervaringsgegevens van Fluxys vormen een te kleine statistische basis om hieruit conclusies te kunnen trekken over de grootte van de reductiefactoren. Het gebruik van de generieke faalkanscijfers in het kader van het opstellen van een omgevingsveiligheidsrapport van een hogedrempelinrichting is niet in contradictie met bovenstaande. Binnen dergelijke inrichtingen zijn de risicoreducerende maatregelen met betrekking tot ondergrondse aardgasleidingen beperkter en is het aandeel in het totale risicobeeld van deze inrichtingen meestal verwaarloosbaar.
5.2
Voorspellings- en beoordelingsmethode
5.2.1
Algemeen De beoordeling van de effecten is vaak de minst objectieve stap in het hele effectbeoordelingsproces. Vele van de gebruikte methodes beschikken niet over objectieve waardeschalen.
5.2.2
Per discipline •
•
• • •
Een aantal effecten in de discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie zijn moeilijk meetbaar of voorspelbaar. Ook in het toekennen van criteria en het beoordelen van effecten zit een mate van subjectiviteit. Vele van de gebruikte methoden beschikken immers niet over objectieve waardeschalen. De werken zullen een impact hebben op de toegankelijkheid van sommige wegen, hetgeen verkeersproblemen kan opleveren. De mate van verkeersdrukte en de invloed van eventuele omleidingen op het verkeer kan echter niet op voorhand ingeschat worden. De voorspellingsmethodiek inzake geluidshinder is gebaseerd op eerdere ervaringen en theoretische aannames. Er worden geen fundamentele leemten in de voorspellingsmethoden inzake fauna en flora of de technische discipline bodem en water vastgesteld. Een kwantitatieve risicoanalyse is niet mogelijk, omwille van de eerder aangehaalde leemten in de kennis. Een kwalitatieve risicoanalyse zoals deze werd opgenomen in de discipline Mens is hiervoor echter een volwaardig alternatief. o De procedure voor het beoordelen van risicocontouren omvat twee belangrijke delen:
o o
De methodiek of berekeningswijze, bestaande uit een set van te gebruiken regels (faalkansen, scenario’s, probitfuncties, meteocondities,…). De toetsingscriteria, op basis waarvan beoordeeld kan worden of het risico maatschappelijk aanvaardbaar is of niet. Beide delen vormen één coherent, ondeelbaar geheel. De Europese, federale en regionale (Vlaamse) wetgevingen voorzien niet dat voor pijpleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, gelegen buiten Seveso-sites, een kwantificering van de risico’s dient te gebeuren. Het decreet Algemeen Milieubeleid (DABM) legt alleen voor hogedrempelinrichtingen op dat de risico’s op een kwantitatieve manier bepaald worden. Het Richtlijnenboek voor veiligheidsrapportages voorziet hiervoor in een methodiek voor de kwantificering van de externe risico's voor de mens (kwantitatieve risicoanalyse) en een toetsing
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 210 van 240
o
o
o
5.3
van de externe mensrisico's aan de in Vlaanderen van toepassing zijnde risicocriteria. De in Vlaanderen gebruikte criteria voor hogedrempelinrichtingen hanteren voor pijpleidingen buiten Seveso-sites zou het toepassingsgebied van deze criteria overschrijden. Het ontbreken van toetsingscriteria voor aardgasleidingen, en algemener voor het transport van gevaarlijke producten door middel van pijpleidingen, kan als een leemte in de kennis worden beschouwd. In ons omringende landen, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, bestaan er momenteel geen verplichtingen vanuit de bestuurlijke overheid om risicocontouren te berekenen in het kader van de aanleg van een nieuwe aardgasleiding. Wel worden bebouwingsafstanden gehanteerd in functie van diameter en bedrijfsdruk van de aardgasleiding en de gebiedsklasse en wordt in de berekening van de wanddikte van de aardgasleiding rekening gehouden met de bevolkingsdichtheid binnen een gebied rond de aardgasleiding. In België worden eveneens bebouwingsafstanden gehanteerd, zoals volgt uit de beperkingen opgelegd binnen de voorbehouden 19 zone . Een kwantitatieve risicoanalyse, resulterend in isorisicocontouren, voor een aardgasleiding kan in Vlaanderen niet gestaafd worden omdat de Vlaamse overheid zich (nog) niet uitgesproken heeft over de te gebruiken cijfergegevens en methodieken. De in dit OHD vermelde kwalitatieve risicoanalyse is hiervoor een volwaardig alternatief. Fluxys, als lid van Fetrapi, nam actief deel aan verschillende TWOL-projecten i.v.m. Risicoanalysesystemen voor het transport van gevaarlijke stoffen, welke een methodiek beogen te ontwikkelen voor de bepaling van de externe mensrisico’s gerelateerd aan het transport van gevaarlijke stoffen door middel van o.a. pijpleidingen.
Monitoring Met betrekking tot de leemte inzake methode kan vermeld worden dat in opdracht van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie een TWOL-project genaamd “Veiligheid aangaande 20 transport van gevaarlijke stoffen” (waaronder transport door middel van pijpleidingen) afgerond werd. Met betrekking tot een kwantificering van het risico concludeert dit rapport onder meer dat hiervoor eerst een gedetailleerd faalkansenonderzoek moet gebeuren. Bovendien moeten eerst duidelijke krijtlijnen vastgelegd worden betreffende de maatschappelijke aanvaardbaarheid van het mensrisico, bijvoorbeeld d.m.v. realistische risicocriteria. De Dienst Veiligheidsrapportering heeft dan ook beslist om een vervolgonderzoek op te starten, genaamd “Berekeningsmethodieken en veiligheidsmaatregelen voor transport van gevaarlijke stoffen”. Dit project heeft tot doel methodieken voor de risicoanalyse op te stellen en na te gaan hoe veiligheidsmaatregelen kunnen gekwantificeerd worden en werd afgerond in oktober 2009. Het huidige resultaat van deze studie is een waardevolle methodiek, maar nog geen uitgewerkt rekenprogramma. Naar aanleiding hiervan is sinds december 2010 een nieuw project lopende, namelijk “Invoerdata voor transportmodi spoor, binnenvaart en pijpleidingen”. De doelstelling van deze opdracht is op te lijsten welke benodigde informatie (van de juiste nauwkeurigheid) waar te verkrijgen is en aan welke informatie het nog ontbreekt voor de transportmodi spoor, binnenvaart en pijpleidingen. Dit project werd in januari 2011 afgerond. Als vervolg hierop werd in maart 2013 een nieuwe onderzoeksopdracht gestart: “ Inventarisatie, validatie van aannames en parameters en leidraad voor toepassing van het risicoanalysesysteem. Dit project werd in juli 2014 afgerond. 19
zie. Art. 24 van het Koninklijk besluit van 11 maart 1966 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen (B.S. 16 maart 1966) + wijzigingen.
20
TWOL Veiligheid aangaande transport van gevaarlijke stoffen: eindrapport, 31 juli 2007, DNV Consulting
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 211 van 240
5.4
Besluit Om bovengenoemde reden stellen we dat inzake de in dit verzoek tot ontheffing van de MER-plicht, behandelde disciplines geen fundamenteel andere conclusies zullen worden getrokken dan bovenstaande, wanneer zou overgegaan worden tot een gedetailleerder analyse van het project in een MER-format.
In bijlage bevindt zich de literatuurlijst met een aanduiding van alle geraadpleegde werken en bronnen van informatie.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 212 van 240
6
Maatschappelijke gevoeligheid van het project
De aanwezigheid van een aardgasleiding kan een subjectief gevoel van onbehagen oproepen bij de omwonenden. We spreken hier van het NIMBY-effect (Not In My Back Yard of vertaald ‘niet in mijn achtertuin’). Er kan aangenomen worden dat de kans op lekken in een aardgasleiding gering is. Tevens is er weinig bewoning in de buurt van het traject. De maatschappelijke gevoeligheid van dit project is gering.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 213 van 240
7
Eindconclusie
Het project bestaat uit de aanleg van een aardgasleiding tussen Tessenderlo en Diest. Er is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Leidingstraat Tessenderlo-Diest” in opmaak om de aanleg van deze aardgasleiding te kunnen realiseren. Bij de aanleg van een aardgasleiding bestaan er verschillende potentiële effecten die deze ingreep met zich kan meebrengen. Hierbij werd een tracé uitgetekend waarbij het kruisen van bewoonde gebieden zoveel mogelijk vermeden wordt. Een aantal gevoelige zones zullen gekruist worden door middel van een horizontaal gestuurde boring of een persing. Door de voorliggende leiding maximaal te bundelen met bestaande infrastructuur, waterwegen te onderboren en de omgeving in de oorspronkelijke staat te herstellen, worden de mogelijke te verwachten effecten in grote mate beperkt. In dit Ontheffingsdossier worden de milieueffecten in de relevante milieudisciplines ten gevolge van de aanleg en werking van de aardgasleiding besproken. Voor een uitgebreide bespreking van de mogelijke milieueffecten wordt verwezen naar hoofdstuk 4. In onderstaande opsomming worden de belangrijkste effecten in de verschillende milieudisciplines kort aangehaald. Een overzicht van de belangrijkste maatregelen wordt voorgesteld op kaart 14.
Kaart 14: Synthesekaart maatregelen •
Bodem: De aardgasleiding kruist zones die deels gevoelig zijn voor verdichting en profielverstoring. De aanleg van de aardgasleiding in open sleuf zal tot gevolg hebben dat over een groot gedeelte van de aardgasleiding de aanwezige waardevolle bodemprofielen (plaggenbodems en podzolen) verstoord worden. Lokaal kan ook verdichting van de bodem verwacht worden. Ter hoogte van de meest gevoelige zones wordt de leidingaanleg uitgevoerd door middel van een sleufloze techniek. Het betreft hier voornamelijk de delen in de Vallei van de Drie Beken en de vallei van de Zwarte Beek. Door de wijze waarop de werken worden uitgevoerd, met inachtname van de voorgestelde milderende maatregelen, worden deze effecten beperkt gehouden. Hierdoor zal de aanleg van de aardgasleiding op voldoende diepte en afstand van de Winterbeek/Grote beek gebeuren, zodat het toekomstige bodemsaneringsproject niet gehypothekeerd wordt.
•
Water: Bij aanleg van de aardgasleiding in open sleuf dient er bemaald te worden. De wijziging van de grondwatertafel zal hierbij lokaal tot aan de rand van de werkstrook of er net buiten reiken. De belangrijkste waterlopen worden gekruist door middel van aangepaste technieken, waardoor de aantasting van de structuurkwaliteit beperkt blijft. Ter hoogte van de meest gevoelige gebieden (o.a. kwelgebieden) wordt de leiding aangelegd door middel van een horizontaal gestuurde boring. Deze delen (met uitzondering van in- en uitttredepunt) in de verdrogingsgevoelige kwelgebieden in de beekvalleien van o.a. De Drie Beken en de Zwarte Beek hoeven niet bemaald te worden, waardoor er hier dus geen verdrogingseffecten verwacht worden. Ter hoogte van deeltracé 2 worden aangepaste technieken gebruikt om de invloed van de bemaling op de aanwezige poel te voorkomen. Voor de zones (deeltracé’s 3, 6, 8, 12, 21 en 28) waar de bemaling mogelijk een invloed uitoefent, wordt het nemen van milderende maatregelen vooropgesteld. De periode van bemaling dient zo kort als technisch mogelijk gehouden te worden. Aangepaste uitvoeringstechnieken, zoals bevloeiing op aanpalend terrein, zullen toegepast worden om de effecten te milderen langsheen de zones in open sleuf ter hoogte van de kwelsystemen, bij de persputten in zandige omgeving en voor de in- en uittredeputten van HGB A en B. De bemaling in de zones met verontreinigd grondwater, zijnde de Vallei van Drie Beken en met name nabij de Winterbeek, dient geanalyseerd te worden om het geloosde water eventueel te zuiveren indien verontreinigd. Hiervoor is bij bemaling een analyse en toetsing
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 214 van 240
van het grondwater aan de oppervlaktewaterkwaliteitsdoelstellingen nodig. Indien de lozing van het bemalingswater voor de verontreinigingselementen een concentratieverhoging van meer dan 20 % in het oppervlaktewater veroorzaakt, kan een zuivering aangewezen zijn. Deze zone wordt evenwel grotendeels gekruist met behulp van een HGB (deeltracé 4), waardoor het effect als beperkt negatief beoordeeld wordt. De milderende maatregel wordt evenwel toegepast op de bemaling die voorzien wordt ter hoogte van de in- en uittredepunten van de HGB en de persing in deze zone. Om het risico op overstromingen zoveel mogelijk uit te sluiten, wordt aangeraden het lozen van bemalingswater in overstromingsgevoelige gebieden te beperken. Ter hoogte van het Webbekoms Broek wordt een voldoende diepe horizontale gestuurde boring voorzien zodat het kwelscherm niet doorbroken wordt en de werking van het overstromingsbekken niet beperkt wordt. •
Fauna en Flora: Omwille van de aanleg van de aardgasleiding zal een werkstrook worden vrijgemaakt van vegetatie. Hierbij worden lokaal waardevolle vegetaties aangetast. De gerooide bosvegetatie, bomenrijen en houtkanten die buiten de voorbehouden zone vallen, zullen terug worden aangeplant door Fluxys met autochtoon plantgoed. Ter hoogte van de meest waardevolle valleigebieden wordt gewerkt met een horizontaal gestuurde boring, waardoor de vegetatie niet aangetast zal worden. Aangezien de leiding in de zone van o.a. de vallei van de Drie Beken en de vallei van de Zwarte Beek door middel van die horizontaal gestuurde boringen wordt aangelegd, hoeven deze delen niet bemaald te worden en worden er hier dus geen verdrogingseffecten verwacht. Tijdens de werken treedt een tijdelijke rustverstoring op. Gezien deze rustverstoring voornamelijk tijdens de broedperiode optreedt, wordt de opgaande vegetatie voor de broedperiode verwijderd zodat vestiging van broedgevallen ter hoogte van de werkstrook uitgesloten wordt. Daar waar delen van bos en bomenrijen omwille veiligheidsredenen niet terug kunnen aangeplant worden, kan de barrièrewerking ook permanent zijn, en wordt daardoor ook negatief beschouwd. De werkzone zal afgebakend worden zodat ongecontroleerd werfverkeer in waardevolle zones vermeden wordt.
•
Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie: De aardgasleiding doorkruist verschillende gebieden die kwetsbaar zijn voor verstoring van cultuurhistorische elementen. Tijdens de werken zal de aanwezigheid van de werf en het verwijderen van de vegetatie het landschapsbeeld wijzigen. Aangezien na de werken geen diepwortelende vegetatie mag teruggeplant worden in de voorbehouden zone, is de verstoring van het landschapsbeeld door de aantasting van lijnelementen en bosjes permanent. Hoofdzakelijk het verdwijnen van kleine landschapselementen wordt inzake effecten op het landschapsbeeld lokaal als negatief beschouwd. Het betreft hoofdzakelijk bomenrijen en houtkanten. Ter hoogte van deeltracé 14 (Hollestraat) worden aangepaste technieken gebruikt voor de kruising van de holle weg.
•
Mens: De werken kunnen een tijdelijke geluidshinder en beperkte bereikbaarheid veroorzaken voor de bewoning en de bedrijven in de omgeving van het project. Langsheen de deeltracés 3, 5, 12, 19, 21, 25 en 28 zijn woningen in de onmiddellijke nabijheid gelegen. Ook de landbouwactiviteiten in de werkzone worden tijdelijk opgeschort. Inzake verkeer, kan de aanvoer van materiaal tijdelijk voor overlast zorgen op de kleinere wegen. Het fietsroutenetwerk zal op bepaalde plaatsen ook tijdelijk onderbroken worden. Na de werken zijn er geen effecten te verwachten ten gevolge van de aanwezigheid van de aardgasleiding naar de discipline mens toe.
In geval van een calamiteit (lek/ breuk in de leiding) kan er een onveilige situatie ontstaan. Gezien de beperkte kans op calamiteiten en het inachtnemen van de nodige voorzorgsmaatregelen indien er
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 215 van 240
zich toch een calamiteit voordoet, wordt het effect van de permanente aanwezigheid van een leiding op de externe mensveiligheid als beperkt negatief beschouwd.
Er wordt geconcludeerd dat de aanleg van de aardgasleiding zoals voorgesteld in dit dossier, met inbegrip van de voorgestelde maatregelen (o.a. de voorziene horizontaal gestuurde boringen) geen aanzienlijke milieueffecten met zich meebrengt. Het opstellen van een project-MER zal redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten, andere dan besproken in dit dossier m.b.t. verzoek tot ontheffing van de MER-plicht, opleveren.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 216 van 240
8
Bronnen
Literatuur •
Aminal, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid. Richtlijnenboeken voor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten. September 1997.
•
ANB, 2202, Brochure Regelgeving bij het ontbossen.
•
Wauwens, D., Claus, K. (1996). Verspreiding van amfibiën en reptielen in Vlaanderen. De Wielewaal Natuurvereniging: Turnhout: Belgium. 192pp.
•
Bervoets, L., Schneiders. A. & Wils, C. (1996), Onderzoek naar de verspreiding en de typologie van ecologisch waardevolle waterlopen in Vlaanderen.
•
Decleer, K., 2007. Europeese beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee. Habitattypen / Dier- en Plantensoorten. Meldingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INB.M.2007.01, Brussel, 584pp.
•
LNE, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid. Geactualiseerde richtlijnenboeken voor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten. 2004.
•
Antrop, M., Het landschap meervoudig bekeken, Monografieën Stichting Leefmilieu, nr. 30, Kapellen, 1989.
•
AROHM, 2001. Afdeling Monumenten en Landschappen, Vlaamse landschapsatlas
•
Bodemkaart van België en verklarende teksten, OC-GIS Vlaanderen
•
Deblust, G.; Froment, A.; Kuyken, E.; Nef, L.; Verheyen, R.; 1985. Algemene verklarende tekst Biologische Waarderingskaart van België. Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie. Coördinatiecentrum van de Biologische Waarderingskaart.
•
De Pue E., Laurysen L. & Stryckers P. - Milieuzakboekje. Kluwer Rechtswetenschappen België, 2003.
•
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, integrale versie, 594 p.
•
UIA (s.d.), Basisrichtlijnen per activiteitengroep: activiteitengroep ‘aanleg van transportleidingen’, UIA departement biologie, onderzoeksgroep natuurbeheer en ethologie, 45 p.
•
Van Ranst, E & Sys, C., Eenduidige legende voor de digitale bodemkaart van Vlaanderen, Universiteit Gent, laboratorium voor bodemkunde, 2000
•
Van Vessem J. & Kuijken E., 1995. Overzicht van de voorgestelde speciale beschermingszones in Vlaanderen voor het behoud van de vogelstand (EG-richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979). Rapport Instituut voor Natuurbehoud, Hasselt.
•
Vermeersch S., De Knijf G. & Decleer K., 2004. Exploring ecological vision for the Dender. Report of the Institute of Nature Conservation 2004.07. Brussels.
•
Vectoriële versie van de BWK, versie 2, Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO), AGIV, 2010.
•
Vallei van de Drie Beken: watersysteem en ecologie, W.Huybrechts, ANB,2008, 117pp.
•
Evaluatie van de fysico-chemische toestand van de vallei van de Winterbeek, deel 1 en deel 2, Aminal afdeling natuur (ANB), 2003, 99p.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 217 van 240
•
Beheerplan Vlaams Natuurreservaat ‘Vallei van de Drie Beken’, Lambrechts, J., Indeherberg, M. & B. Aubroeck (2005). AEOLUS in opdracht van Aminal afdeling Natuur. 126 pp. + Kaartenbundel.
•
Bodemgeschiktheidskaart, afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid, geconsulteerd via het Agiv geoloket.
•
Waardevolle erfgoedbodems in Vlaanderen, dienst Land en bodembescherming, geconsulteerd via DOV.
•
De Winterbeek, naar een ecologisch herstel van de waterloop en vallei, AMINAL afdeling water (VMM), 2004, 40pp.
•
De Winterbeek, computermodellering als methode, hoogwaterbeheer als doel, AMINAL afdeling water (VMM), 43pp.
•
Vinçotte Environment, 2008, 60224726-002. Geluidsstudie met betrekking tot de de geluidsvermogenniveaus van de verschillende werffases bij aanleg leidingen, 2 tussentijdsverslag.
•
Vinçotte Environment, 2009, 60224726-003. Geluidsstudie met betrekking tot de geluidsvermogenniveaus van de verschillende werffases bij aanleg leidingen, definitief verslag.
Internet Vlaamse Milieuadministratie
www.mina.be
(departement LNE)
www.milieubeleidsplan.be www.lne.be
Dienst Mer
www.mervlaanderen.be
Databank Ondergrond Vlaanderen
http:\\dov.vlaanderen.be
Administratie Ruimtelijke Ordening
www.Ruimtelijkeordening.be
Instituut voor natuur en bosonderzoek
www.Inbo.be
Vlaamse Milieumaatschappij
www.vmm.be
Natuurpunt
www.natuurpunt.be
Inventaris Bouwkundig Erfgoed
www.inventaris.vioe.be/dibe
Agentschap geografische informatie Vlaanderen
www.agiv.be
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 218 van 240
9
Bijlagen
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 219 van 240
Bijlage 1
Nota inzake de milieu-impact van aardgas
Van alle fossiele brandstoffen heeft aardgas de laagste impact op het milieu. Ook het vervoer ervan per pijpleiding heeft een zeer lage maatschappelijke kost in vergelijking met bijvoorbeeld het wegvervoer. Schone brandstof In de optiek om de uitstoot van broeikasgassen tegen een aanvaardbare prijs terug te dringen, zal aardgas dankzij zijn milieutroeven ook in de toekomst een centrale factor in de energiemix blijven. Zo is aardgas de fossiele brandstof met de laagste uitstoot van broeikasgassen en aardgastechnologie heeft belangrijke voordelen qua energie-efficiëntie. Bovendien heeft aardgas bijzondere troeven voor huishoudelijke verwarming, als brandstof voor voertuigen en als energiebron voor elektriciteitsproductie die als back-up moet dienen voor stroomopwekking met hernieuwbare energiebronnen zoals wind of zon, die niet constant beschikbaar zijn.
Aardgasvraag in België volgens verbruikersgroep
Elektriciteitscentrales
35% 45%
Residentiële eindverbruikers en KMO's
20% Industriële eindverbruikers Bron: CREG 05-2010 – aardgasverbruik België 2009
Het belangrijkste bestanddeel van aardgas is methaan (CH4), een molecule die bestaat uit één koolstofatoom en vier waterstofatomen. Dankzij die eenvoudige moleculaire structuur heeft aardgas bij volledige verbranding een veel lagere milieu-impact dan andere fossiele brandstoffen. Bij volledige verbranding van methaan komen alleen koolstofdioxide (CO2) en waterdamp (H2O) vrij. Andere fossiele brandstoffen hebben een lagere waterstof/koolstofverhouding dan aardgas en doen bij verbranding niet alleen meer zwavel- en stikstofverbindingen maar ook onverbrande stofdeeltjes in de atmosfeer terechtkomen. Daardoor heeft aardgas een veel kleinere invloed op het broeikaseffect, zure regen en troposferische ozon.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 220 van 240
Luchtemissies fossiele brandstoffen 800
50 50 50
700 40
35
30
500
60
20
300
78 73
50
56
40 30
200
10
20
100 0
91
70
g/GJ
g/GJ
80
640
500 400
90
kg/GJ
600
100
50
94
10 0
SO2
0
NOX Minder zure regen
Steenkool
Zware stookolie
CO2 Minder opwarming van de aarde
Stookolie
Aardgas
Bron: Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC)
Het broeikaseffect wordt veroorzaakt doordat bepaalde reststoffen van verbranding in de atmosfeer een ‘serre-effect’ creëren. De zonnewarmte die de aarde normaal naar de ruimte terugkaatst, wordt door die stoffen opgenomen. Daardoor warmt de aarde op, wat hoogstwaarschijnlijk ingrijpende klimatologische veranderingen tot gevolg zal hebben. Het belangrijkste broeikasgas is koolstofdioxide (CO2). Bij de verbranding van aardgas komt in vergelijking met andere fossiele brandstoffen tot 45% minder koolstofdioxide vrij. In vergelijking met andere fossiele brandstoffen draagt aardgas dus veel minder bij tot het broeikaseffect. Zure regen wordt veroorzaakt door de uitstoot van stikstofoxides (NOx) en zwaveldioxide (SO2) en zorgt er onder meer voor dat de kalksteen van (historische) gebouwen wordt aangetast. Zure regen beïnvloedt ook de plantengroei: aanhoudende zure regen kan hele bossen vernietigen. De verbranding van aardgas levert geen zwaveldioxide (SO2) op en in vergelijking met andere fossiele brandstoffen ook heel weinig stikstofoxides (NOx). Daardoor draagt de verbranding van aardgas maar in zeer beperkte mate bij tot het ontstaan van zure regen. Troposferische ozonvorming, ten slotte, komt tot uiting in de ‘ozonpieken’ in stedelijk gebied. Vooral bij warm weer loopt het ozongehalte in de lagere luchtlagen van de atmosfeer ongezond hoog op. Kinderen, senioren en personen met ademhalings- of hart- en vaatziekten blijven dan beter binnen. Troposferische ozon wordt vooral veroorzaakt door stikstofoxides (NOx) en vluchtige organische stoffen. De verbranding van aardgas levert veel minder van die stoffen op dan de verbranding van aardolie. Ruime reserves Eind 2009 bedroegen de bewezen wereldaardgasreserves 187.000 miljard kubieke meter, wat volstaat voor 63 jaar verbruik aan het huidige productiepeil. De bewezen reserves nemen bovendien nog toe, onder meer door de technologische vooruitgang bij de exploitatie van de velden en de ontginning van niet-conventionele aardgasbronnen zoals extractie van aardgas uit leisteenlagen.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 221 van 240
Aardgasreserves langer beschikbaar dan oliereserves miljard m3
jaar
200000
75 70 65 60
180000 160000
55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5
140000 120000 100000 80000 60000 40000
Oliereserves: beschikbaarheid circa 40 jaar
20000 0
0 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2009 Bewezen aardgasreserves
Ratio aardgasreserves/productie
BP S ta tis ti ca l R evi ew o f W orl d En er gy Fu ll R e po rt 20 10
Pijpleiding veruit de meest duurzame vervoersmodus
Mobiliteitsvoordeel pijpleidingvervoer
STEENKOOL
1518 wagons (69 treinen)
STOOKOLIE
1465 tankvrachtwagens
AARDGAS
+/- 3 treinen/u
+/- 60 tankwagens/u
1 ondergrondse pijpleiding
Vergelijking op basis van het vervoer van 2,3 miljoen GJ energie per dag
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 222 van 240
Aardgas wordt tot bij de afnemers gebracht via ondergrondse pijpleidingen. Ook dat is over de hele lijn een milieuverantwoorde keuze, zo blijkt uit de studie De strategische positionering van pijp- en buisleidingtransport in het vervoerbeleid van België*. Traditionele transportmodi zoals het wegvervoer, de scheepvaart of het spoor moeten het op alle vlakken afleggen tegenover ondergronds pijpleidingenvervoer. Van alle vervoermodi brengen pijpleidingen de kleinste werkelijke kost voor de samenleving mee. Ook in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt gesteld dat pijpleidingvervoer tot de meest duurzame vervoerswijzen behoort en dus moet worden gestimuleerd in het kader van de huidige mobiliteitsproblemen. Mobiliteit. Mobiliteit, of beter het gebrek aan mobiliteit, wordt een steeds groter probleem. Hoewel België het meest uitgebreide autowegennet van de wereld heeft, komt het verzadigingspunt snel dichterbij. Zo slibben de belangrijkste verkeersknooppunten en –aders alsmaar vroeger dicht en lossen de files alsmaar later op. Bovendien neemt het verkeer nog toe, onder meer door het succes van onze havens en omdat België in de Europese context een typisch transitland is. Pijpleidingen leveren een belangrijke bijdrage tegen het verkeersinfarct op onze wegen. Eén ondergrondse aardgaspijpleiding vervoert per uur evenveel energie als 60 tankwagens met stookolie of 3 kolentreinen in dezelfde tijdsspanne. Bovendien is de vervoerscapaciteit van pijpleidingen vele malen groter dan die van wegtransport. In Nederland wordt nu al meer dan de helft van alle goederen en grondstoffen door pijpleidingen vervoerd (rioolwater niet meegerekend). Daarnaast vergt pijpleidingtransport ook veel minder kosten aan de maatschappij. Ongevallen veroorzaakt door pijpleidingvervoer zijn uiterst zeldzaam en de maatschappelijke kost ervan is op lange termijn zeer laag. De maatschappelijke kost van ongevallen veroorzaakt door trucks wordt geschat op meer dan 20 miljard euro per jaar. Luchtvervuiling. Pijpleidingvervoer veroorzaakt zo goed als geen luchtvervuiling: een studie van de Europese Commissie** schat de maatschappelijke kost ervan op nul, terwijl wegvervoer de maatschappij jaarlijks meer dan 22 miljoen euro kost aan luchtvervuiling alleen. Ook de binnenscheepvaart en de trein hebben een belangrijk (zij het lager) aandeel in de luchtvervuiling.
Maatschappelijke kost luchtvervuiling per vervoersmodus €1000 25.000 22.862
20.000
15.000
10.000
5.000
3.295 448
664
Trein
Binnenvaart
0
0 Vrachtwagen
Luchtvaart
Pijpleiding
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 223 van 240
Geluidshinder. Een aantal installaties voor pijpleidingvervoer produceren geluid maar er worden systematisch inspanningen gedaan om via geluidsbeperkende maatregelen aan de bron het geluidsniveau van die installaties tot een minimum te beperken. Dat heeft als resultaat dat de geluidsproductie van pijpleidingvervoer geen maatschappelijke kost meebrengt, terwijl de maatschappelijke kost van geluidshinder door het wegvervoer wordt geschat op meer dan 12 miljoen euro**.
Maatschappelijke kost geluidhinder per vervoersmodus €1000 14.000 12.205
12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 710
1.168 0
0
Binnenvaart
Pijpleiding
0 Vrachtwagen
Luchtvaart
Trein
Visuele hinder. Pijpleidingen liggen ondergronds. De enige bovengrondse installaties zijn enkele drukstations, die zich dan nog dikwijls in industriezones bevinden. Voorts zitten alleen de paaltjes en ‘luchtmarkeerders’ die helikopters volgen om de pijpleiding te inspecteren, bovengronds. Pijpleidingtransport veroorzaakt dus nagenoeg geen visuele vervuiling. Andere transportmodi hebben een veel grotere impact. Wegen en treinsporen versnipperen het landschap. In die optiek stelt ook het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen dat pijpleidingvervoer niet als structuurbepalend wordt beschouwd maar alleen een meekoppelende functie heeft van zowel het stedelijk gebied als de open ruimte.
* Prof. dr. W. Winckelmans, De strategische positionering van pijp- en buisleidingtransport in het vervoerbeleid van België (2000, universiteit Antwerpen). ** Europese Commissie, Green paper towards Fair and Efficiënt Pricing in Transport, INFRAS (1996) en Rothengarten (1996).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 224 van 240
Bijlage 2
Nota beleid inzake veiligheid Fluxys ALGEMEEN VEILIGHEIDSBELEID VAN FLUXYS VOOR DE AARDGASLEIDINGEN
Fluxys geeft absolute voorrang aan de veiligheid, de betrouwbaarheid en de integriteit van zijn installaties. Het veiligheidsbeleid hangt nauw samen met de voorrang aan de bevoorradingscontinuïteit van de klanten op het net en evolueert in de loop der jaren volgens de opgedane ervaring. In deze context voert Fluxys een beleid dat kadert in een veiligheidsaanpak (Pipeline Integrity Management) die verder gaat dan de strikte wettelijke vereisten. Deze veiligheidsaanpak is opgebouwd rond verscheidene hefbomen zoals het ontwerp en de bouw, het toezicht op de installaties in dienst, de sensibilisering en de opvolging van derden die actief zijn in de nabijheid van Fluxys-leidingen. Indien zich ondanks de verscheidene bestaande maatregelen (vangnet) een afwijking voordoet, kan Fluxys terugvallen op een organisatie die 24u/24u en 7 dagen op 7 kan ingrijpen voor de opvolging zowel vanop afstand (centrale dispatching) als ter plaatse (sectoren per provincie) en op een wacht "constructie" voor dringende interventies. Deze volledige structuur wordt bijgestaan en geleid door een crisiscel die op ieder moment kan worden opgeroepen. Hieronder overlopen wij de belangrijkste aspecten van de verschillende hefbomen voor leidingen. ONTWERP - BOUW VAN NIEUWE AARDGASLEIDINGEN • Bij de keuze van een tracé, overlegt Fluxys met de gemeentelijke, provinciale, regionale en federale overheden om de vereisten op het vlak van veiligheid, respect voor het leefmilieu zo goed mogelijk te integreren in de activiteiten die eigen zijn aan de doorkruiste terreinen. In dit verband wordt o.a. rekening gehouden met de bewoonde of industriële gebieden van de lopende of geplande projecten, met de bescherming van zowel fauna en flora als archeologische sporen, met het respect voor landbouwgronden. Deze aspecten zijn eveneens opgenomen in de milieueffectenrapporten in geval een dergelijke studie wordt uitgevoerd. Voor elke ondergrondse leiding wordt een bouw- en gasvervoervergunning aangevraagd. In dit kader ontvangen alle overheden (met inbegrip van de gemeentelijke) de plans van het bouwwerk in kwestie, om hierover hun advies en opmerkingen te geven. • De aanwezigheid van de leiding in de ondergrond wordt op verschillende manieren aangegeven (waarschuwingslinten en -netten). Wanneer bijzondere risico's worden vastgesteld, worden - al naargelang het geval - betondallen op de leiding geplaatst of wordt de leiding in een mantelbuis aangelegd. In uitzonderlijke gevallen wordt een ander tracé gezocht of een boring uitgevoerd. • Leidingen in landbouwgronden liggen ook dieper dan het wettelijke minimum van 80 cm. Een juist evenwicht tussen enerzijds een diepte die volstaat voor de bescherming tegen zware landbouwwerken (drainage, verbetering van de ondergrond) en anderzijds de beperking van structuurschade door de noodzaak van bronbemaling en de wens van de overheden en de exploitanten van de landbouwgronden om de breedte van de piste bij de aanleg te beperken, hebben ertoe geleid dat in onze technische bestekken een minimumdiepte van 110 cm wordt vereist. • In overleg met alle transporteurs per pijpleiding in België, gaat Fluxys zo vaak mogelijk in op aanbevelingen voor een grotere afstand tussen de leidingen dan de wettelijke tussenafstand van 40 cm bij parallelle ligging.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 225 van 240
• Het gebruikte materieel beantwoordt aan de geldende Europese en internationale normen (EN 10208-2, API5L, EN1594, ...) en wordt aan een reeks laboratoriumtests onderworpen om de weerstand tegen inkervingen en de materiaaleigenschappen bij bedrijfsdruk te bepalen (België beschikt op dit vlak over een internationaal erkende knowhow). • Het door goedgekeurde en erkende leveranciers geleverde materiaal is voor de kleinere diameters dikker dan het wettelijke minimum, dat wordt berekend volgens onze standaardisatie. De ontvangst van dit materiaal gebeurt door een onafhankelijk erkend controleorganisme. De registratie van iedere buis gebeurt zodanig dat de naspeurbaarheid mogelijk blijft. • Elke las wordt uitgevoerd door gekwalificeerde lassers volgens goedgekeurde werkmethodes. • Elke las wordt ook onderworpen aan een radiografisch onderzoek en bepaalde lassen aan een ultrasoononderzoek. De goedkeuringen en proeven worden gecontroleerd door een onafhankelijk erkend controleorganisme. Bovendien worden lassen steekproefsgewijs onderworpen aan een destructieve labotest. Vóór de indienststelling wordt de leiding onderworpen aan een hydraulische weerstandsproef waarbij de druk 40% hoger ligt dan de ontwerpdruk. Bovendien wordt een gasdichtheidstest uitgevoerd. • De andere uitvoeringsfases gebeuren eveneens onder toezicht en zijn onderworpen aan de nodige testen, bijvoorbeeld controle van de kwaliteit van de bekleding met een elektrisch afvonkapparaat vóór de neerlating in de sleuf. Deze fases worden uitgevoerd door ondernemingen met veiligheidslabel en door personeel dat is opgeleid voor de aanvul- en bekledingstaken. • Een eindattest met vermelding van alle controles overeenkomstig het K.B. van 11/03/66 wordt door een onafhankelijk erkend controleorganisme opgesteld. • Bij de leiding horen ook waarschuwingsvoorzieningen (lint of net) en een gegevenstransmissiekabel. Hierdoor kunnen bepaalde onregelmatigheden of alarmsignalen op het net worden gesignaleerd. In voorkomend geval kunnen hierdoor ook instructies worden doorgegeven o.a. voor de sluiting van bepaalde blokafsluiters. • De leidingen zijn uitgerust met blokafsluiters waarvan de plaats afhangt van de terreinmogelijkheden maar waarvan de tussenafstand altijd kleiner is dan het wettelijke maximum. Op de grote assen zijn deze afsluiters gewoonlijk uitgerust om van op afstand te worden gesloten. • Fluxys beschikt over digitale "as built"-plans op een schaal van onder andere 1/10 000 en 1/500 in zijn centrale alfanumerieke database, deze kan snel (intern) worden geraadpleegd bij externe aanvragen voor inlichtingen. • Ten slotte worden de leidingen tegen corrosie beschermd aan de hand van een beschermende bekleding aangevuld met kathodische bescherming, die zorgt voor een juiste potentiaal zodat de leiding niet wordt aangetast. Deze maatregel versterkt het beschermende effect van de bekleding.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 226 van 240
TOEZICHT EN ONDERHOUD VAN DE INSTALLATIES Het toezicht over de installaties bestaat uit een periodieke observatie om de omgeving en de dichtheid te controleren en activiteiten te detecteren in de omgeving van de leidingen die de integriteit ervan kunnen beschadigen. 3 soorten patrouilles: • patrouille te voet, • patrouille per voertuig, • patrouille per helikopter. De patrouille te voet wordt één keer per jaar uitgevoerd. De patrouille per voertuig wordt minimaal éénmaal per veertien dagen uitgevoerd, afhankelijk van de druk en de plaats van de leiding (stedelijke omgeving, havengebied, ...). De patrouille per helikopter wordt minimaal éénmaal per veertien dagen uitgevoerd ter controle van de hogedrukleidingen (wekelijks voor de grote assen). Dankzij de patrouilles te voet kunnen de veranderingen van het terrein optimaal worden gedetecteerd (plantengroei, verzakkingen, ...). De keuze van de periodes wordt bij voorkeur bepaald afhankelijk van de observatievoorwaarden en -mogelijkheden zoals na de oogst of aan het eind van de winter wanneer de bodem nog onbegroeid is. Gasdetectiemetingen worden uitgevoerd op de aangegeven plaatsen (bv. bij wegen) en in eventueel gevoelige zones (bv. bij verandering van de plantengroei). De bovengrondse doorgangen van de leidingen ondergaan een specifieke controle om mogelijk beginnende corrosie te detecteren. Ook worden kleine onderhoudswerken uitgevoerd (onkruid bestrijden, merkpalen schilderen, ...) Naast de meer visuele patrouilles, momenteel opgevolgd via GPS, zijn er geregeld metingen ter plaatse (bij bepaalde merkpalen) om de potentiaal van de leiding op te volgen en zo de goede werking van de kathodische bescherming na te gaan. Het geheel van deze opvolgings- en toezichtactiviteiten wordt uitgevoerd door professioneel en getraind personeel. Dit personeel meldt de activiteiten rondom en in de omgeving van de leidingen en grijpt onmiddellijk in wanneer werken worden uitgevoerd zonder voorafgaande melding. De frequenties van de patrouilles en de door Fluxys uitgevoerde controles zijn veel strenger dan de wettelijke vereisten. Ook de toestand van het leidingennet wordt opgevolgd d.m.v. een inspectie met een geïnstrumenteerde schraper in het kader van een langetermijnvisie en voor zover dit technisch mogelijk is.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 227 van 240
INFORMATIEPLICHT Naast de nodige contacten voor het verkrijgen van de verscheidene vergunningen bij het ontwerp en de realisatie, waakt Fluxys er maximaal over dat alle betrokken partijen worden gesensibiliseerd betreffende de aanwezigheid van leidingen en de te nemen maatregelen om beschadiging te voorkomen. Ten opzichte van de Bevolking • De plaats waar de leiding loopt wordt aangegeven d.m.v. bakens voor luchttoezicht of betonnen merkpalen op de belangrijkste punten (wegkruising, richtingsverandering, grachten, enz.), of op een andere manier volgens de plaatselijke mogelijkheden. • Bovendien geeft een ondergronds waarschuwingslint en/of -net de aanwezigheid van het bouwwerk aan. •
Om de zichtbaarheid te verbeteren worden bomen verwijderd in de nabijheid van leidingen.
Ten opzichte van Steden en Gemeenten Een bezoek wordt gebracht aan de gemeenten om de plaatselijke overheden in te lichten over de te nemen maatregelen en hen aan te sporen contact op te nemen met Fluxys in geval van een project in de nabijheid van een leiding. Vaak nodigen de gemeentelijke overheden de brandweerkorpsen uit bij dit bezoek. Tijdens deze bezoeken wordt de laatste versie van de plans op schaal 1/10.000 overhandigd aan de Gemeenten. Ten opzichte van eigenaars en exploitanten De eigenaars en de exploitanten krijgen een brief toegestuurd waarin zowel wordt gewezen op de aanwezigheid van een leiding in elk betrokken kadastraal perceel als op de wettelijke gevolgen van de erfdienstbaarheden en de beperkingen van het gebruik van de voorbehouden zones waarop o.a. elk bouwwerk verboden is. Ook de naam van de contactpersoon en het kenmerk dat moet worden medegedeeld bij werken in de beschermde zone (cf. K.B. 201/09/88), worden hen medegedeeld. Ten opzichte van de studiebureaus, de architecten en de aannemers • In het kader van de informatieplicht dienen de architecten, de bouwheren en de aannemers contact op te nemen met Fluxys om na te gaan of er al dan niet een leiding ligt op het terrein waar zij werken uitvoeren (beschermde zone van 15m aan weerszijden van de leiding).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 228 van 240
•
Per jaar antwoordt Fluxys op meer dan 40.000 brieven met informatieaanvragen
• Voor de werken in de buurt worden ondermeer de indicatieve plans en de veiligheidsvereisten doorgegeven en is Fluxys aanwezig op belangrijke werfvergaderingen waar de beste technische oplossing wordt besproken met de te nemen veiligheidsmaatregelen. • Bij de aankondiging van de werken geeft Fluxys de ligging van de leiding aan d.m.v. piketten of paaltjes (bebakening), na een plaatsbepaling ter plaatse. De aannemer controleert de ligging en de diepte van de leiding d.m.v. proefsleuven of een equivalente methode. • Bovendien is Fluxys gratis en op verzoek beschikbaar voor elke interventie in de onmiddellijke nabijheid van de leidingen. • Elke brief of tegensprekelijke vaststelling vermeldt een contactpersoon van Fluxys bij wie de architect of de aannemer terecht kan voor informatie of een verzoek iemand ter plaatse te ontmoeten. OPVOLGING VANOP AFSTAND Fluxys controleert en beheert het net d.m.v. een centrale dispatching die permanent is bemand. Bovendien is personeel lokaal aanwezig en in een wachtrol georganiseerd. Op elke merkpaal en elk baken staat het gratis telefoonnummer: 0800/ 90102 waarop onze dispatching te bereiken is in geval van nood. De dispatching volgt de ontwikkelingen op het net door middel van debiet- en drukmetingen en gemelde onregelmatigheden om nauwkeurig en snel in te grijpen en verwittigt ook de verschillende wachtrollen (lokaal, rol interventie/constructie en crisiscentrum). CRISISPLAN Naast het interne noodplan waarin de wachtrollen, de externe communicatie en de na te leven instructies in geval van een ongeluk worden vastgelegd, neemt Fluxys actief deel aan de externe noodplannen, zowel voor de Seveso-sites als voor de noodplannen "leidingen".
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 229 van 240
Bijlage 3
Veiligheidsfiche aardgas
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 230 van 240
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 231 van 240
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 232 van 240
Bijlage 4 Lijst toegelaten beplantingen in voorbehouden zone van de aardgasleidingen
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 233 van 240
Bijlage 5
Voorschriften en grafische plannen GRUP’s en BPA en inrichtingsplannen
A) GRUP Leidingstraat Lommel-Ham-Tessenderlo De Vlaamse regering heeft op 15 mei 2009 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Leidingstraat Lommel - Ham - Tessenderlo definitief vastgesteld. Ter hoogte van Tessenderlo loopt de geplande leidingstraat over een beperkte lengte (ong. 220 m) samen met de reeds goedgekeurde leidingstraat.
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 234 van 240
B) GRUP Grote Eenheden Natuur: Vallei van de Midden- en Benedenloop Zwarte Beek Ter hoogte van de te onderzoeken alternatieven (zie verder) is het GRUP “Grote Eenheden Natuur: Vallei van de Midden- en Benedenloop Zwarte Beek”, goedgekeurd op 20/02/2004 van toepassing. De alternatieve tracés kruisen hier een zone die de bestemming “Natuurgebied” krijgt, met overdruk Grote Eenheden Natuur (GEN).
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 235 van 240
C) Inrichtingsplan Schoonhees - Tessenderlo
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 236 van 240
Bijlage 6
Kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen + bijlagen
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 237 van 240
Bijlage 7
Kaartenbundel
Kaart 1a: Ruimtelijke situering Kaart 1b: Situering op orthofoto Kaart 2: Uittreksel uit het gewestplan Kaart 3: Referentiesituatie Bodem Kaart 4: Referentiesituatie Water Kaart 5: Referentiesituatie Fauna en Flora Kaart 6: Gedetailleerde inventarisatiegegevens voor de Vallei van de Drie Beken Kaart 7: Referentiesituatie Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Kaart 8: Referentiesituatie Mens Kaart 9: Effectenkaart Bodem Kaart 10: Effectenkaart Water Kaart 11: Effectenkaart Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie. Kaart 12: Effectenkaart Mens Kaart 13: Aandachtszones veiligheid Kaart 14: Synthesekaart maatregelen
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 238 van 240
Bijlage 8
Overzichtstabel inventarisatie veiligheid
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 239 van 240
Bijlage 9
Folder Fluxys: Werken in de nabijheid van Fluxysleidingen, richtlijnen voor graafmachinisten en grondwerkers
1284113032-V7/sdw - Aanleg van een aardgasleiding: Tessenderlo (Schoonhees) – Diest (Webbekom)
pagina 240 van 240
Provincie Limburg - Gemeente Lummen en Halen
gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur Onderdelen Grote Eenheid Natuur “Midden- en benedenloop Zwarte Beek”
Bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Provincie Limburg - Gemeente Lummen en Halen
gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur Onderdelen Grote Eenheid Natuur “Midden- en benedenloop Zwarte Beek”
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur: onderdelen van de grote eenheid natuur “Midden- en benedenloop Zwarte Beek”. de minister-president van de Vlaamse regering
de Vlaams minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie
Bart Somers
Dirk Van Mechelen
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00086_00001 Onderdelen Grote Eenheid Natuur “Midden- en benedenloop Zwarte Beek”
Bijlage II Stedenbouwkundige voorschriften 2/5
Provincie Limburg - Gemeente Lummen en Halen
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Artikel 1. Natuurgebied “Bakels broek/Galgenbeemd” 1.1 Algemene bepalingen Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van landschapswaarden. Het gebied heeft als hoofdfunctie natuur. Volgende werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen - waarvoor volgens artikel 99 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening een stedenbouwkundige vergunning vereist is - zijn vergunbaar: 1° alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden; 2° het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het natuurgebied voor het publiek; 3° het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op natuureducatie of recreatief medegebruik; 4° het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor recreatief verkeer; 5° het herstellen of heraanleggen van bestaande openbare wegenis en nutsleidingen. Bestaande openbare wegenis en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dit noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid. 1.2 Gebiedsspecifieke bepalingen Binnen dit natuurgebied zijn landbouw, bosbouw, landschapsontwikkeling, natuureducatie, recreatief medegebruik, waterbeheersing en wonen ondergeschikte functies voor zover de hoofdfunctie natuur niet in het gedrang wordt gebracht. Naast de werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen vermeld in artikel 1.1, zijn vergunbaar: 1° Werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden; 2° Het verbouwen van bestaande woningen binnen het vergunde volume, waarbij (1) de woning op het moment van de vergunningsaanvraag niet verkrot is (de woning wordt beschouwd als zijnde verkrot indien ze niet voldoen aan de elementaire eisen van stabiliteit op het moment van de eerste vergunningsaanvraag tot verbouwen); en (2) de woning hoofdzakelijk vergund is of geacht wordt vergund te zijn, ook wat de functie betreft. Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Het aantal woongelegenheden blijft beperkt tot het bestaande aantal. Herbouw binnen hetzelfde bouwvolume is enkel vergunbaar indien de woning geheel of gedeeltelijk vernield of beschadigd is door een plotse ramp, buiten de wil van de aanvrager en Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00086_00001 Onderdelen Grote Eenheid Natuur “Midden- en benedenloop Zwarte Beek”
Bijlage II Stedenbouwkundige voorschriften 3/5
Provincie Limburg - Gemeente Lummen en Halen
voor zover de woning (1) voor de vernieling of beschadiging niet verkrot was, (2) volgens het bevolkingsregister in de loop van het jaar voorafgaand aan de vernieling of beschadiging werd bewoond; (3) de aanvraag ten laatste binnen het jaar na het toekennen van het verzekeringsbedrag gebeurt. Indien het voor de vernieling of beschadiging bestaande bouwvolume meer bedraagt dan 1.000 m³, wordt de herbouwde woning beperkt tot 1.000 m³. 1.3 Bijkomende bepalingen De in artikel 1.1 en 1.2 genoemde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen zijn slechts toegelaten voor zover de uitvoering ervan geen betekenisvolle aantasting kan veroorzaken van de natuurlijke kenmerken van het gebied of van de als speciale beschermingszone te beschouwen gebieden zoals bedoeld in het decreet Natuurbehoud.
Artikel 2. Natuurgebied “De Leunen” en “Oude Schans” 2.1 Algemene bepalingen Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van landschapswaarden. Het gebied heeft als hoofdfunctie natuur. Volgende werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen - waarvoor volgens artikel 99 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening een stedenbouwkundige vergunning vereist is - zijn vergunbaar: 1° alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden; 2° het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het natuurgebied voor het publiek; 3° het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op natuureducatie of recreatief medegebruik; 4° het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor recreatief verkeer; 5° het herstellen of heraanleggen van bestaande openbare wegenis en nutsleidingen. Bestaande openbare wegenis en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dit noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid. 2.2 Gebiedsspecifieke bepalingen Binnen dit natuurgebied zijn landbouw, bosbouw, landschapsontwikkeling, natuureducatie, recreatief medegebruik en waterbeheersing ondergeschikte functies voor zover de hoofdfunctie natuur niet in het gedrang wordt gebracht. Naast de werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen vermeld in artikel 2.1, zijn vergunbaar: 1° Werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. 2.3 Bijkomende bepalingen De in artikel 2.1 en 2.2 genoemde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen zijn slechts toegelaten voor zover de uitvoering ervan geen betekenisvolle aantasting kan veroorzaken van de natuurlijke kenmerken van het gebied of van de als speciale beschermingszone te beschouwen gebieden zoals bedoeld in het decreet Natuurbehoud.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00086_00001 Onderdelen Grote Eenheid Natuur “Midden- en benedenloop Zwarte Beek”
Bijlage II Stedenbouwkundige voorschriften 4/5
Provincie Limburg - Gemeente Lummen en Halen
in overdruk Artikel 3 Grote eenheid natuur “Midden- en benedenloop Zwarte Beek” Dit gebied maakt deel uit van de grote eenheid natuur “Midden- en benedenloop Zwarte Beek” en is een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk, in de zin van het decreet Natuurbehoud. Alle verordenende stedenbouwkundige voorschriften van de onderliggende bestemmingen zijn onverminderd van kracht.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00086_00001 Onderdelen Grote Eenheid Natuur “Midden- en benedenloop Zwarte Beek”
Bijlage II Stedenbouwkundige voorschriften 5/5
Gebied 1 Bakels Broek / Galgenbeemd
Art. 3
N Art. 1
Achtergrond: Gescande kadastrale plans - Toestand 01.01.01 - Bron KADSCAN (OC GIS Vlaanderen-AKRED)
GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN Onderdelen Grote Eenheid Natuur: "Midden- en Benedenloop Zwarte Beek" Bijlage I Verordenend Grafisch Plan 1
Schaal 1/5000
0
100
200
300 Meters
Plancode - 2.12_00086_00001 Definitieve vaststelling
Ministerie van de Vlaamse gemeenschap Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen Afdeling Ruimtelijke Planning
Gebied 2a De Leunen
N Art. 1
Art. 3
Art. 3
Gebied 2b Oude Schans
N Art. 2
Achtergrond: Gescande kadastrale plans - Toestand 01.01.01 - Bron: KADSCAN (OC-GIS Vlaanderen-AKRED)
GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN Onderdelen Grote Eenheid Natuur: "Midden- en Benedenloop Zwarte Beek" Bijlage I Verordenend Grafisch Plan 2 Schaal 1/5000
0
100
200
300 Meters
Plancode - 2.12_00086_00001 Definitieve vaststelling
Ministerie van de Vlaamse gemeenschap Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen Afdeling Ruimtelijke Planning
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
(symbolische aanduiding in overdruk)
Art. 1. Leidingstraat In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van ondergrondse transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.
(symbolische aanduiding in overdruk)
Artikel 2. Leidingstrook In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van ondergrondse transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.
Art. 3. Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, meer bepaald voor boven- en ondergrondse constructies en installaties die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van ondergrondse leidingen. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van deze specifieke gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten. Voor de bovengrondse constructies en installaties moeten maatregelen genomen worden voor een ruimtelijke en visuele inpassing in de omgeving.
Artikel 4. Agrarisch gebied Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen zijn volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten: 1. het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer; 2. het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen; 3. de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden.
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :2/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
I. INLEIDING......................................................................................................................................................................... 3 II. MODEL.............................................................................................................................................................................. 3 III. GEVAAR .......................................................................................................................................................................... 4 IV. VRIJZETTING ................................................................................................................................................................ 4 V. GEVOLGEN ...................................................................................................................................................................... 5 V.1. ONTSTEKINGSKANS ....................................................................................................................................................... 5 V.2. OVERDRUKKEN ............................................................................................................................................................. 6 V.3. BRAND .......................................................................................................................................................................... 6 VI. OORZAKEN .................................................................................................................................................................... 7 VII. MAATREGELEN ........................................................................................................................................................ 10 VII.1. TYPES ....................................................................................................................................................................... 10 VII.2. MAATREGELEN ......................................................................................................................................................... 11 VIII. PARALLELLE AARDGASTRANSPORTLEIDINGEN ........................................................................................ 21 IX. BIJLAGEN ..................................................................................................................................................................... 22 IX.1. BIJLAGE 1: VEILIGHEIDSAFSTANDEN VOOR INTERVENTIE ........................................................................................... 22 IX.2. BIJLAGE 2: KWALITATIEVE RISICO-ANALYSE IN MATRIXVORM ................................................................................... 24 IX.3. BIJLAGE 3: “ALGEMENE VOORSCHRIFTEN EN VEILIGHEIDSMAATREGELEN NA TE LEVEN BIJ WERKEN UITGEVOERD IN DE NABIJHEID VAN DE VERVOERINSTALLATIES VAN FLUXYS NV” ..................................................................................... 26 IX.4. BIJLAGE 4: BROCHURE “WERKEN IN DE NABIJHEID VAN FLUXYS-LEIDINGEN” ........................................................... 30 IX.5. BIJLAGE 5: BROCHURE “SAMEN VOOR VEILIGHEID” ................................................................................................... 31
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :3/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
I. INLEIDING Deze nota beoogt een kwalitatieve analyse te geven van de risico’s voor de omgeving (zgn. extern risico) verbonden aan de aanwezigheid van hogedrukaardgasleidingen in de ondergrond. Dit gebeurt door enerzijds de mogelijke oorzaken van een vrijzetting van aardgas uit een leiding te beschouwen en anderzijds de maatregelen die zowel een preventief karakter kunnen hebben als de gevolgen van dergelijke vrijzetting kunnen beperken. Beide aspecten, oorzaken en maatregelen, worden in de tekst uitgewerkt. De in deze nota gevolgde methodiek dient als volwaardig alternatief beschouwd te worden voor een kwantitatieve of semikwantitatieve risicoanalyse.
II. MODEL In deze nota wordt de typische aanpak gevolgd van een kwalitatieve risicoanalyse, die kan voorgesteld worden door het vlinderdasmodel.
Figuur 1: Vlinderdasmodel
Links van de vrijzetting (de knoop) vinden we de verschillende oorzaken die aanleiding kunnen geven tot de vrijzetting. Rechts van de knoop vinden we de mogelijke gevolgen van de vrijzetting op de omgeving. Tussen de oorzaken en de vrijzetting en de gevolgen staan resp. de preventieve en de schadebeperkende maatregelen.
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :4/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
III. GEVAAR Een risicoanalyse vertrekt steeds van de eigenschappen van de stoffen aanwezig in de installatie. In geval van hogedrukaardgasleidingen zijn er twee factoren die een potentieel gevaar inhouden: de brandbaarheid van aardgas in een mengsel met zuurstof en de aanwezigheid van een gas op hoge druk. Aardgas (hoofdbestanddeel methaan) is een gas dat met lucht, binnen bepaalde verhoudingen, een brandbaar mengsel kan vormen. Effecten in de omgeving zijn alleen te verwachten indien het brandbare mengsel ontstoken wordt. De plotse vrijzetting van een gas op hoge druk geeft kortstondig aanleiding tot drukgolven in de omgeving. Dit noemt men de fysische explosie. Vermeld kan worden dat het door Fluxys vervoerde aardgas droog is en als dusdanig niet corrosief.
IV. VRIJZETTING In geval van een kleine perforatie (typisch tengevolge van uitwendige corrosie) in een ondergrondse leiding zal het aardgas eerder door de grond naar de oppervlakte diffunderen. Door het lage debiet aan aardgas dat ontsnapt en de turbulenties in de atmosfeer, zal er zich geen brandbaar mengsel vormen. Dit type van lekken wordt typisch opgemerkt door het verkleuren van de vegetatie in de omgeving. In geval van een omvangrijker lek of breuk in een ondergrondse leiding zal door de hoge druk van het aardgas een krater gevormd worden. De omvang van deze krater is sterk afhankelijk van het type ondergrond. Het aardgas dat ontsnapt, is, zelfs na expansie van 84 bar naar atmosferische druk, lichter dan lucht en zal, eveneens tengevolge van de hoge uitstroomsnelheid, een verticale pluim vormen en zich vermengen met de omgevingslucht, waardoor een brandbaar mengsel ontstaat. De omvang van dit brandbare mengsel is op grondniveau eerder beperkt en strekt zich vooral in de hoogte uit. In de meeste gevallen zal dit brandbare mengsel niet tot ontbranding komen omdat er in vele gevallen geen ontstekingsbronnen aanwezig zijn in of in de directe nabijheid van het volume begrensd door dit brandbare mengsel.
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :5/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
V. GEVOLGEN De mogelijke gevolgen van een perforatie van een ondergrondse aardgasleiding in een open veld worden weergegeven in figuur 2.
Figuur 2: Gevolgenboom
V.1. ONTSTEKINGSKANS Een ontsteking van het aardgas zal niet systematisch plaats vinden. In het EGIG-rapport [EGIG, 2011], vindt men dat in geval van ongewilde vrijzetting van aardgas naar de atmosfeer de globale ontstekingskans van het aardgas 4.5% bedraagt. De ontstekingskans is afhankelijk van de omvang van het lek, zie tabel 1.
Type
Ontstekingskans
Kleine perforatie
4%
Perforatie
2%
Breuk: ≤ 16’’
10 %
Breuk: > 16”
33 %
Tabel 1: Ontstekingskans [EGIG-database 2011]
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :6/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
V.2. OVERDRUKKEN Fysische explosie Dit fenomeen doet zich enkel voor bij een breuk van de leiding, niet in het geval van een lek. Bijna gelijktijdig met het optreden van de breuk wordt er kortstondig een overdruk gevormd. De afstand waarbinnen deze drukgolf schade kan aanrichten is zeer beperkt. In het geval van een breuk van een leiding met diameter 1200 mm, op 80 barg, bedraagt de afstand waarop de overdruk 0.1 bar bedraagt, 22 m. Een overdruk van 0.1 bar kan aanleiding geven tot het omverblazen van personen (geen blijvende beschadiging trommelvlies) en de vernieling van een bakstenen muur. Overdruk ten gevolge van ontsteking van de gaswolk Algemeen blijkt het zeer moeilijk te zijn methaanwolken tot explosie te brengen. Uit experimenten blijkt dat bij ontsteking van een vrije gaswolk van methaan geen vlamsnelheden bereikt worden die aanleiding kunnen geven tot gevaarlijke overdrukken. In geval van een aardgaslek in een niet-ingesloten ruimte moeten daarom bij een ontsteking geen belangrijke drukeffecten verwacht worden in de omgeving.
V.3. BRAND Wolkbrand In geval van ontsteking zal het brandbare deel van de gaswolk opbranden. Warmtestraling en vlamcontact zijn de belangrijkste effecten. Omvangrijke effecten in de omgeving zijn enkel te verwachten indien op het ogenblik van de ontsteking de gaswolk zich op grondniveau bevindt. Bij verticale uitstroming, zoals het geval bij lek of breuk in een ondergrondse leiding, zijn de te verwachten effecten ten gevolge van een wolkbrand dan ook niet relevant in vergelijking met de effecten van de daaropvolgende fakkelbrand. Fakkelbrand Na ontsteking zal een ongehinderde gasuitstroming resulteren in een fakkelbrand. Ten gevolge van de hiermee gepaard gaande warmtestraling zijn relevante effecten in de omgeving te verwachten. De belangrijkste te verwachten schadelijke effecten zijn een gevolg van de energie, onder de vorm van warmtestraling, die door de aardgasvlam wordt uitgezonden. De warmtestraling wordt gekarakteriseerd door een stralingsintensiteit, eenheid kW/m². Hoe groter de intensiteit hoe sneller de effecten van de warmtestraling zullen optreden. Deze warmtestraling kan zowel effecten hebben op personen (brandwonden) als op aangestraalde structuren (secundaire branden). Voor de veiligheidsafstanden wordt gerefereerd naar bijlage 1. Er dient opgemerkt te worden dat deze afstanden in overeenstemming zijn met de “Actiekaart 1: aardgas Interventies bij HD (> 14.7 bar) ondergrondse aardgaspijpleidingen” opgesteld door FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, in samenwerking met o.a. Fluxys. Deze afstanden mogen enkel gebruikt worden in het kader van een interventie door de hulpdiensten, niet voor preventieve doeleinden.
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement
Pagina :7/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
VI. OORZAKEN Voor ondergrondse gastransportleidingen bestaat er een databank met historische incidentengegevens. Deze databank wordt beheerd door EGIG (European Gas Pipeline Incident Data Group). De databank verzamelt gegevens over incidenten met vrijzetting van gas die zich sinds 1970 op het West-Europese gastransportnet hebben voorgedaan (deelnemende bedrijven: Bord Gais, DGC, Enagas, Fluxys, Gasum, GRT Gaz, National Grid, NET4GAS, Nederlandse Gasunie, OMV Gas, Open Grid Europe, Ren Gasodutos, SNAM Rete Gas, Swedegas, Swissgas). De opgenomen incidenten zijn deze: Waar het een ondergrondse aardgasleiding betreft die in dienst is op het moment van het incident Waar de ontwerpdruk van de leiding groter is dan 15 bar boven de atmosferische druk Die plaats vinden buiten de grenzen van een installatie (vb. compressiestation, ontspanstation) Die gepaard gaan met een ongewilde vrijzetting van aardgas naar de atmosfeer In het laatste EGIG rapport[EGIG, 2011], dat dateert van december 2011, worden de volgende incidentfrequenties gegeven:
Aantal incidenten [-]
Totale blootstelling [km.jaar]
Incidentfrequentie [/ m . jaar]
1970 – 2007
1173
3,15.10 6
3,72.10-7
1970 – 2010
1249
3,55.10 6
3,51.10-7
2001 – 2010
207
1,24.10 6
1,67.10-7
2006 – 2010
106
0,654.10 6
1,62.10-7
Tabel 2: [EGIG, 2011] De incidentfrequenties in tabel 2 zijn globale waarden, zonder onderscheid te maken naar de diameter van de leiding. De oorzaken van de incidenten die geleid hebben tot een niet-gewilde vrijzetting van aardgas, worden in 6 klassen onderverdeeld. Tabel 3 geeft de bijdrage van elke oorzaak tot het totale aantal incidenten.
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement
Pagina :8/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
Oorzaak
Bijdrage (%)
Externe agressie1
48,4
Constructie-/ materiaalfout
16,7
Corrosie
16,1
Grondverzakking
7,4
Foute ‘Hot-tapping’ 2
4,8
Andere
6,6 Tabel 3: Opdeling naar oorzaak van de incidenten
Naar gelang de omvang worden de incidenten in 3 gevolg- of vrijzettingstypes verdeeld: •
Kleine perforatie: de diameter van het lek is ≤ 2 cm
•
Perforatie: de diameter van het lek is > 2 cm, maar kleiner dan de leidingdiameter
•
Breuk
Figuur 3 is een grafiek uit [EGIG, 2011] die de verdeling van deze 3 types toont in functie van de oorzaak.
Figuur 3 : [EGIG, 2011]
1 Externe agressie: hieronder dient men beschadigingen van de leiding ten gevolge van werkzaamheden door derden te verstaan. Dit zijn o.a. graafwerken, inbrengen van heipalen, landbouwwerkzaamheden,…. 2 Hot tapping: operatie waarbij op de leiding (aftakking,…) gewerkt wordt zonder dat deze uit dienst gaat. Foute hot tapping: betekent dat een hot tapping op een hogedrukgasleiding gemaakt werd, terwijl deze op een andere leiding (lagedrukgasleiding of waterleiding) diende gemaakt te worden.
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement
Pagina :9/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen Hoewel het EGIG-rapport geen numerieke waarden geeft voor de incidentenfrequenties per gevolgtype, kan uit bovenstaande grafiek afgeleid worden dat: •
50% van alle incidenten kleine perforaties zijn
•
37% van alle incidenten perforaties zijn
• en 13% breuken De belangrijkste oorzaken van een breuk van een leiding zijn, volgens dezelfde grafiek: •
Externe agressie (71% van de gevallen)
•
Constructie-/ materiaalfouten
•
Grondverzakkingen
Deze percentages zijn globale waarden, zonder onderscheid te maken naar de diameter van de leiding. Figuur 4 toont de faalfrequentie per diameterklasse en per gevolgtype in het geval dat externe agressie de oorzaak is van de vrijzetting. Er is een duidelijke afname met toenemende leidingdiameter.
Figuur 4: [EGIG, 2011]
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :10/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
VII. MAATREGELEN VII.1. TYPES De maatregelen kunnen op verschillende manieren onderverdeeld worden. Vooreerst zijn er preventieve en schadebeperkende maatregelen. Preventieve maatregelen hebben tot doel het voorkomen van een bepaald vrijzettingstype (kleine perforatie, perforatie of breuk). De effectiviteit van deze maatregelen is, vooral in het geval van externe agressie als oorzaak, sterk afhankelijk van de “kracht” van de oorzaak. De maatregel zal in sommige gevallen geen vrijzetting kunnen voorkomen maar zal er voor zorgen dat de vrijzetting gelimiteerd blijft tot een lek in plaats van een breuk. Sommige preventieve maatregelen kunnen specifiek toegewezen worden aan één type oorzaak, anderen werken in op meerdere oorzaken. Sommige maatregelen hebben betrekking op de werking van Fluxys als organisatie en kunnen niet specifiek aan één oorzaak gelinkt worden. Schadebeperkende maatregelen worden “actief” nadat er een vrijzetting van aardgas is opgetreden. Ze kunnen er enerzijds voor zorgen dat de vrijzetting beperkt blijft, in de tijd of bijv. dat een lek niet evolueert naar een breuk, en anderzijds trachten ze de ernst van de gevolgen te beperken. Maatregelen kunnen uitgewerkt worden in de verschillende levensfases van een transportleiding. In de ontwerpfase worden belangrijke keuzes gemaakt met betrekking tot de intrinsieke veiligheid van de leiding (tracé, materiaalkeuze,..). In de constructiefase hebben de maatregelen vooral betrekking op de kwaliteit van de uitgevoerde werken en de controle hierop. Om de integriteit van de aardgastransportleiding in de exploitatiefase te garanderen worden andere maatregelen getroffen. De maatregelen kunnen hun oorsprong vinden in de wettelijke vereisten voor de aanleg en exploitatie van gastransportleidingen bepaald door volgende koninklijke besluiten en ministeriële instructies, genomen in uitvoering van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen (B.S. 7 mei 1965): −
11 MAART 1966.- Koninklijk besluit betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen (B.S. 16 maart 1966).
−
28 MAART 1974. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 maart 1966 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen (B.S. 18 april 1974).
−
21 SEPTEMBER 1988 - Koninklijk besluit betreffende de voorschriften en de verplichtingen van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van gasachtige en andere produkten door middel van leidingen (B.S. 8 oktober 1988).
−
24 JANUARI 1991. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 maart 1966 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen (B.S. 12 februari 1991; err. 19 april 1991).
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :11/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen −
18 JANUARI 2006. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de verplichtingen van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van gasachtige en andere produkten door middel van leidingen (B.S. 31 januari 2006).
−
3 DECEMBER 2006 Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 mei 2002 betreffende de vervoersvergunning voor gasachtige producten en andere door middel van leidingen (B.S. 11 december 2006).
−
20 JUNI 2007. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de verplichtingen van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van gasachtige en andere produkten door middel van leidingen (B.S. 10 juli 2007).
−
Onderrichting nr.1 van 14 april 1966 voor de erkende controle-organismen (niet gepubliceerd in het B.S.).
−
Onderrichting nr.2 van 15 juni 1966 voor de erkende controle-organismen (niet gepubliceerd in het B.S.).
−
Onderrichting nr.3 van 10 oktober 1966 voor de erkende controle-organismen (niet gepubliceerd in het B.S.).
−
Onderrichting nr.4 van 10 november 1970 voor de erkende controle-organismen (niet gepubliceerd in het B.S.).
−
Onderrichting nr.5 van 15 oktober 1981 aan de erkende controle-organismen, betreffende de invloed van de meetfout op de verhouding E/R voor de stalen met zeer hoge elasticiteitsgrens (niet gepubliceerd in het B.S.).
−
Instructie nr.6 van 11 maart 2002 voor de erkende controle-organismen (niet gepubliceerd in het B.S.).
Het geheel van deze wettelijke vereisten bepaalt het minimum van voorschriften, welke de houders van een gasvervoervergunning of -toelating, m.b.t. veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en de exploitatie van hun gasvervoerinstallaties moeten naleven, onverminderd de plicht deze installaties steeds in goede werkingsstaat te onderhouden. De tekst m.b.t. de regelgeving bevat hetzij een synthese, hetzij een uittreksel van deze. In geval van betwisting wordt verwezen naar de originele teksten van bovenvermelde KB’s en Ministeriële Onderrichtingen en Instructies. Naast alle vereisten opgelegd door de bestaande reglementering legt Fluxys zowel aan materiaalfabrikanten, aannemers en aan de uitbating van zijn installaties bijkomende of hogere eisen op dan deze beschreven in de reglementering. We zullen deze eenvoudigheidshalve “Fluxys-eisen” noemen.
VII.2. MAATREGELEN In de volgende hoofdstukken worden de verschillende maatregelen beschreven die kunnen genomen worden in de ontwerp-, constructie- en exploitatiefase van een geplande ondergrondse aardgasvervoerleiding. In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de maatregelen in matrixvorm. Hierbij zijn de maatregelen als volgt onderverdeeld: Preventieve maatregelen: dit wordt verder onderverdeeld naar oorzaaktype o Externe agressie o Materiaal- en constructiefouten o Externe corrosie o Grondverzakkingen o Foute ‘Hot-tapping’ o Algemene maatregelen (Fluxys als organisatie) Schadebeperkende maatregelen
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :12/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen Dit is telkens nog verdeeld in “wettelijke vereisten” en “Fluxys-eisen”. Aan de hand van de kleurcode wordt aangegeven voor welke “wettelijke eis”-maatregel de “Fluxys-eis”-maatregel een aanvulling is. In de linker kantlijn wordt het maatregelnummer uit de matrix vermeld en wordt aangeduid of het een preventieve (P) of schadebeperkende (S) maatregel betreft.
Controleorganismen
P
1
Specifiek voor België is de verplichting dat zowel voor het ontwerp van hogedrukleidingen, het beproeven van materialen, de testen tijdens constructie en de finale oplevering van de leiding de opvolging door een onafhankelijk erkend controleorganisme vereist is. Het erkend controleorganisme is belast met het toezicht over de proeven, controles en beproevingen, welke betrekking hebben op de te nemen veiligheidsmaatregelen bij het oprichten, veranderen of herstellen van gasvervoerinstallaties. Deze maatregel is een bijkomende garantie dat de gebruikte materialen en de constructie in overeenstemming zijn met de vooropgestelde kwaliteitseisen.
Materiaalvereisten P
2
De gebruikte materialen voldoen, met inachtneming van de hierna vermelde vereisten, aan de eisen omschreven in de geldende toepasselijke normen en/of, indien de noodzaak daartoe bestaat, in een door de Minister of zijn afgevaardigde aanvaarde code van goede praktijk.
P
2
Voor componenten die niet beschreven zijn in de voormelde geldende toepasselijke normen of code van goede praktijk zal een technisch dossier worden opgesteld waaruit blijkt dat deze componenten een evenwaardig veiligheidsniveau bieden. Dit dossier wordt voorgelegd aan het erkend controleorganisme. Buizen Voor het bouwen van de hogedrukleidingen worden in de regel stalen buizen gebruikt. Bij gelaste buizen moet de lasweerstand minimaal aan deze van het metaal van de volle buis gelijk zijn.
P
2
P
8
De buizen maken het voorwerp uit van technische specificaties en vermelden verplicht de rek, de elasticiteitsgrens en de overgangstemperatuur. De technische specificaties zijn gebaseerd op de laatste versies op het moment van ontwerp van de gangbare buizennorm. In praktijk betekent dit EN10208-2. De scheikundige samenstelling van het metaal en de vervaardigingswijze van de buizen moeten zodanig zijn, dat zij aan de buizen een goede lasbaarheid, alsook de nodige ductiliteit en kerfslagwaarde verzekeren.
Vormstukken en toebehoren P
2
De vormstukken zoals T-stukken, verloopstukken, worden in overeenstemming met een prototype vervaardigd. Het prototype moet in de fabriek een hydraulische beproeving doorstaan hebben.
P
8
De hulpinrichtingen zoals afsluiters, filters en de verbindingsstukken zoals vormstukken, flensverbindingen dienen op de werf gemakkelijk lasbaar te zijn. De flenzen moeten aan een beproefde norm beantwoorden. Bochten
P
2
De in de fabriek gevormde bochten maken het voorwerp uit van technische specificaties, waarin de aard en de eigenschappen van het materiaal de afmetingafwijkingen en de toegelaten fouten beschreven zijn.
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :13/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
P
23
P
24
Alle materiaalleveranciers van buizen, bochten, vormstukken en toebehoren worden op voorhand door Fluxys gekwalificeerd om na te gaan of zij deze kunnen aanmaken volgens het opgelegde kwaliteitsniveau. In de materiaalspecificaties van Fluxys worden extra vereisten boven deze vermeldt in normen en wetgeving vastgelegd. Deze specificaties worden ter goedkeuring voorgelegd aan het erkend controleorganisme. Deze eisen gesteld aan het materiaal zorgen ervoor dat de ondergrondse leiding een zekere intrinsieke mechanische sterkte heeft en een bepaald gedrag vertoont in geval de leiding zou beschadigd worden door een externe agressor (graafmachine,…)
Beproevingen en controles in de fabriek 1
De voorgeschreven beproevingen en controles in de fabriek gebeuren onder toezicht van een erkend controleorganisme.
P
3
Buizen Elke buis wordt gedurende tenminste vijftien seconden aan een hydraulische beproeving onderworpen. Op de buizen worden niet-destructieve controles uitgevoerd.
P
59
P
3
P
In de testspecificaties van Fluxys worden extra vereisten boven deze vermeld in normen vastgelegd o.a. per lot 2 kerfslagproeven bij -20°C. Vormstukken en toebehoren De hulpinrichtingen worden gedurende minstens vijftien minuten aan een hydraulische beproeving onderworpen. De gelijkvormigheid van de vormstukken met het prototype wordt gedurende de productie ervan nagegaan.
P
59
In de testspecificaties van Fluxys worden extra vereisten boven deze vermeld in normen vastgelegd. Deze testen laten toe om de voor de veiligheid schadelijke fouten op te sporen zoals inwendige metaalfouten, walsfouten of schadelijke lasfouten.
Beschermde en voorbehouden zones P
4
De beschermde zone strekt zich uit over 15 meter aan weerszijden van de inplanting van de aardgasvervoerleiding. In deze zone heeft elkeen die werken wenst uit te voeren of uitvoert een aantal verplichtingen en voorschriften te volgen (K.B. van 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de verplichtingen van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van gasachtige en andere producten door middel van leidingen en K.B. van 18 januari 2006 tot wijziging van voorgaand genoemd K.B.). Deze hebben tot doel de kans op beschadiging van de leidingen door externe agressie te verkleinen. Bijkomend verkleint dit de kans op grondverzakkingen door een onoordeelkundig weggraven van de grond in de buurt van de leiding. Door de informatie-uitwisseling bestaat er ook minder kans dat andere leidingbeheerders zich zouden vergissen van leiding wanneer zij werken wensen uit te voeren aan hun leidingen.
P
5
P
30
Binnen deze beschermde zone bestaat er ook een voorbehouden zone. Deze zone heeft een globale breedte in functie van de diameter van de leiding..Bij Fluxys wordt voor de voorbehouden zone in de praktijk waar mogelijk 2 x 5 m toegepast, ongeacht de diameter van de leiding. Binnen de voorbehouden zone is het verboden gebouwen op
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :14/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen te richten. Alle andere bouwwerkzaamheden, evenals het opstapelen van materialen, het wijzigen van het reliëf van de bodem en de aanwezigheid van bomen zijn eveneens verboden in deze zone. Evenwel mogen openbare nutsvoorzieningen, openbare of private infrastructuurwerken worden gerealiseerd en zullen omheiningen worden geduld in de voorbehouden zone, mits het nemen van de nodige veiligheidsmaatregelen.
P
58
Drukbeveiliging De leidingen worden uitgerust met inrichtingen die beletten dat de druk hoger dan de hoogst toelaatbare bedrijfsdruk wordt.
Veiligheidsfactoren en minimale wanddikten P
6
De veiligheidsfactoren in de berekeningsformule van de wanddikte beperken het gebruik van de volledige sterkte van de volle buis om rekening te houden met andere niet voorziene belastingsfactoren. In praktijk betekent dit dat t.o.v. de maximale inwendige gasdruk, naargelang de staalsoort, slechts 62% tot 67% van de sterkte t.o.v. de minimale genormaliseerde elasticiteitsgrens wordt gebruikt.
P
6
De wetgever vereist een minimale nominale wanddikte.
Tracébepaling Bij de keuze van een tracé, overlegt Fluxys met de gemeentelijke en regionale overheden om de vereisten op het vlak van veiligheid en respect voor het leefmilieu zo goed mogelijk te integreren in de activiteiten die eigen zijn aan de doorkruiste terreinen. Bij het opstellen van een tracé voor een nieuwe leiding wordt naast de bestaande reglementering, in het kader van de veiligheid ook maximaal met volgende punten rekening gehouden: S
25
•
Waar mogelijk het ontwijken van woongebieden (zowel bestaande als toekomstige). Bij het inplanten van afsluitersknooppunten en druk- en/of debietregelstations als toebehoren van een leiding, wordt ook rekening gehouden met het feit dat er op deze plaatsen belangrijke hoeveelheden gas kunnen afgeblazen worden. In geval van een onvrijwillige vrijzetting van aardgas kan deze maatregel er voor zorgen dat de gevolgen beperkt blijven.
P
26
•
Mijnverzakkings- en karstgebieden ontwijken
P
28
•
De bodemstructuur, nl. de draagkracht van de grond (bijv. veengebieden)
P
29
•
Doorkruisingen van stortplaatsen vermijden (OVAM – black points): bepaalde verontreinigingen in de bodem kunnen de uitwendige bekleding van de leiding aantasten.
P
27
•
Toekomstige infrastructuurprojecten (bijv. wegenaanleg)
S
56
Blokafsluiters De hoofdtransportleidingen worden ingedeeld in secties begrensd door blokafsluiters. De maximale lengte van één een dergelijk sectie mag de 30 km niet overschrijden. Elk vak van de leiding tussen twee afsluiters moet afzonderlijk kunnen ontgast worden. Aan weerzijden van dergelijke blokafsluiters wordt een spui-installatie of ontluchting ingebouwd, zo ontworpen dat de sectie snel en veilig drukloos kan worden gemaakt.
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :15/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen Lassen De verbinding van de buizen, verbindingsstukken, hulpinrichtingen en andere bestanddelen der leiding wordt bij voorkeur door stompe lassen volgens een elektrisch lasproces uitgevoerd. P
7
P
9
P P
10 63
De mechanische eigenschappen van de rondlas moeten tenminste gelijk zijn aan deze van het buismetaal. De lassers moeten voldaan hebben aan de aanvaardingsproeven, welke volgens een of meer door het erkend controleorganisme aangenomen werkwijzen gedaan werden. Een lijst van laswerkwijzen, welke door het erkend controleorganisme aanvaard zijn, wordt met het oog op het bouwen van de leiding opgemaakt, alsook een lijst van gekwalificeerde lassers. De lassen worden in de regel 100% radiografisch onderzocht. In de eerste 6 km worden aanvullend 200 lassen ultrasoon onderzocht. Dit geldt ook voor bijzondere vakken zoals tunnels en horizontaal gestuurde boringen.
Ingravingsdiepte P
11
De leidingen moeten op een ingravingsdiepte van tenminste 0,80 m gelegd worden. De ingravingsdiepte wordt tussen de bovenste beschrijvende van de leidingen en het maaiveld gemeten. Deze minimumdiepte bedraagt 1 m wanneer de leiding een weg kruist. Onder de railvoet van de spoorbanen en onder de wegen met druk verkeer bedraagt de ingravingsdiepte tenminste 1,20 m. Wanneer de leiding met een mantelbuis beschermd wordt, wordt de ingravingsdiepte vanaf de bovenkant van de mantelbuis gemeten.
P
32
In de technische bestekken van Fluxys wordt sinds 1976 een minimumdiepte van 1.10 m vereist. Onder de railvoet van de spoorbanen bedraagt dit 1.60 m. Bij het kruisen van een al dan niet verharde weg bedraagt de minimale ingravingsdiepte 1.2 m. Een grotere ingravingsdiepte beperkt de mogelijkheid om de leiding te beschadigen met bepaalde types van werktuigen.
Nabijheid van andere installaties/ werken
P
12
P
36
Wanneer de ondergrondse leiding in de nabijheid van andere ondergrondse werken gelegd is, moet tussen de dichtstbijzijnde delen der twee installaties een afstand van tenminste 0,20 m op de kruispunten en 0,40 m bij parallelle ligging bestaan. Fluxys beveelt tussenafstanden met andere ondergrondse leidingen en kabels aan die ruim groter zijn dan de wettelijke tussenafstand van 40 cm bij parallelle ligging (zie tabel).
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :16/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
De tussenafstand wordt bepaald in het horizontaal vlak tussen de buitenste omschrijvende van beide leidingen en dus niet as op as. Voor de bepaling van de tussenafstand is de grootste diameter bepalend. Een grotere tussenafstand kan vergissingen of beschadigingen tijdens aanleg-, onderhouds- en exploitatiewerken voorkomen.
P
34
Waarschuwingslint- en net Een 30-tal cm boven de leiding wordt een waarschuwingslint en –net met een opvallende kleur aangebracht om de aanwezigheid van de leiding te benadrukken. In geval van graafwerken wordt de bestuurder er zo op attent gemaakt dat er een leiding van Fluxys in zijn werkzone ligt. In geval van onderhoudswerken van andere leidingnetbeheerders worden deze er ook zo op attent gemaakt dat er nog andere leidingen in de werkzone liggen.
Extra maatregelen in bijzondere omstandigheden Indien de minimale tussenafstanden niet kunnen gegarandeerd worden of indien zich toch regelmatig bewoonde constructies (huizen, kantoren, industriële complexen, scholen, hospitalen, …) in de zone > 5m en < 15m afstand tot de leiding bevinden of indien er andere bijzondere risico’s worden vastgesteld (bijv. diepe grondbewerking, vervuilde ondergrond), dan zijn er een aantal bijkomende maatregelen beschikbaar die genomen kunnen worden om het risico te reduceren. De mogelijkheid bestaat om meerdere maatregelen te combineren. Mogelijke maatregelen zijn: grotere wanddikte dan gebruikelijk
P
31
P
32
een dekking groter dan 1,10 m
P
33
het plaatsen van een mechanische bescherming (betonplaten, mantelbuis)
P
34
bijkomende bebakening en waarschuwingsmiddelen
P
35
in sommige gevallen wordt een boring of persing uitgevoerd
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :17/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen Beproeving van de aangelegde leiding P
13
P
60
Vóór het in bedrijf nemen wordt de leiding aan een mechanische weerstandsproef onderworpen onder een druk die minstens 10 pct. hoger is dan de hoogste bedrijfsdruk. Deze proef duurt tenminste zes uur vanaf het ogenblik dat de beproevingsdruk bereikt is. Fluxys houdt een duurtijd aan van 24 uur.
P
13
Vóór het in bedrijf nemen wordt de leiding ook aan een dichtheidsproef onderworpen.
Bescherming en controle van de staat van de leiding De ondergrondse leidingen worden tegen uitwendige corrosie beschermd door middel van een ononderbroken bekleding, met voldoende eigenschappen op gebied van resistiviteit, hechting, plasticiteit en mechanische weerstand voor de temperatuur waaraan de leidingen gedurende het leggen en het exploiteren blootgesteld zijn. Indien er bijzondere risico’s worden vastgesteld (bijv. parallellisme met hoogspanningsleidingen, vervuilde ondergrond), kan er geopteerd worden voor een speciale of extra dikke coating.
P
14
P
61
P
15
Ondergrondse leidingen worden tegen uitwendige corrosie beschermd door middel van “kathodische bescherming”. Hierbij wordt de stalen leiding permanent op een negatieve spanning ten opzichte van de grond gebracht.
P
16
Gedurende het leggen en vóór de grondaanvulling wordt de leiding gecontroleerd om plaatselijke vervormingen, beschadigingen en andere fouten welke plaatselijke spanningsverhogingen kunnen veroorzaken, vast te stellen. De goede staat van de bekleding wordt gecontroleerd m.b.v. een vonktest.
P
17
Na de grondaanvulling wordt de goede staat der bekleding gecontroleerd d.m.v. een Pearson-test.
Bebakening P
18
Verkentekens voor het terugvinden van de gasvervoerleidingen worden in de nabijheid der weg- en spoorbaankruisingen aangebracht. Het tracé van de leiding wordt duidelijk gemerkt via bebakening en dit over geregelde afstanden die functie zijn van de plaatselijke omstandigheden. Er zijn verschillende types van bebakening (luchtbaken, merkpaal in beton, gietijzeren merkblok,…)
P
34
In de regel plaatst Fluxys waar mogelijk minstens een luchtbaken elke 750m of waar een richtingsverandering plaatsvindt die groter is dan 30°. Iedere kruising van de leiding met een verharde weg, een waterweg, een spoorweg, wordt ter hoogte van de leiding aangeduid met een bebakening.
S
44
Op elke merkpaal en elk baken staat het gratis telefoonnummer: 0800/ 90102 waarop de Fluxys-dispatching 24u/24u en 7 dagen op 7 te bereiken is in geval van nood.
Plannen en as-built gegevens P
19
As-built plannen worden opgesteld en bijgehouden gedurende de hele exploitatieperiode. Op deze plans komen voor: het tracé, de hoogtegetallen van het maaiveld en de ingravingsdiepte van de leiding, de vaste van buiten uit zichtbare punten ten opzichte waarvan de plaats der leiding bepaald is, de middellijn, de wanddikte en de materiaalsoort van de leiding en de aard van haar bekleding, de kathodische beschermingsinrichtingen, de plaats van de drukbeveiligingstoestellen en de blokafsluiters. Deze plannen worden ter beschikking gesteld van de administraties en betrokkenen en dienen als basis om correcte
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :18/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen informatie te kunnen verstrekken over de positie van de leiding.
P
62
Door een unieke nummering van alle gebruikte componenten (buizen, bochten,…) is naspoorbaarheid ook na de constructie mogelijk. Men weet dus welke component waar gemonteerd is geweest.
Periodiek toezicht S
20
Met het oog op de controle van de dichtheid van de leidingen wordt een periodiek toezicht van de vervoerinstallaties ingericht met het doel de toestand van de nabije bodemoppervlakte, de lekaanwijzigingen, namelijk door hun inwerking op de plantengroei en de nabijgelegen bouwwerken te controleren. De reglementering legt minimale inspectiefrequenties vast in functie van de bestemming van het gebied dat door de leiding doorkruist wordt.
S
37
De frequenties van de patrouilles en de door Fluxys uitgevoerde controles zijn veel strenger dan de wettelijke vereisten: Per voertuig: minimaal éénmaal per veertien dagen Te voet: jaarlijks Per helikopter: minimaal éénmaal per veertien dagen.
P
38
Boven het normale toezicht wordt voor strategische leidingen dagelijks een fotoreportage per helikopter georganiseerd. De meer frequente inspecties laten toe om sneller veranderingen in de omgeving van de leiding vast te stellen. De dagelijkse fotoreportage laat toe om zeer snel (nog de dag zelf) te reageren op niet-aangekondigde werken in de buurt van de Fluxys-leidingen. Aan de hand van de foto’s wordt nagegaan of er werken gestart of in voorbereiding zijn. Er wordt dan een persoon van de lokale dienst (sector) ter plaatse gestuurd om de nodige vaststellingen te doen en acties te nemen.
P
21
Het toezicht op de kathodische bescherming omvat tenminste een tweemaandelijks onderzoek der beschermingstoestellen en ten minste een jaarlijkse controle van de leidingspanning ten opzichte van de grond.
Inwendige inspectie P
39
Een leiding kan uitgerust worden met een aantal schraapkolfstations Deze installaties laten toe om een zogenaamde intelligente mol (geïnstrumenteerde schraper) in de aardgasleiding te sturen. Dit instrument onderzoekt de leiding op metaalverliezen en vervormingen (deuken).
Toezicht bij werken in de nabijheid van leidingen P
40
Naast het verstrekken van informatie zoals voorzien in het K.B. van 21 september 1988 voorziet Fluxys bijkomend algemene voorschriften en veiligheidsmaatregelen die dienen nageleefd te worden bij werken uitgevoerd in de nabijheid van haar installaties. . Zo wordt vereist dat de lokale verantwoordelijke van Fluxys ter plaatse komt om de locatie van de vervoerinstallatie in de zone van de werken aan te duiden en mogen de werken pas aanvangen wanneer de locatie van de leiding nauwkeurig werd bepaald aan de hand van een voldoende aantal manueel gegraven proefsleuven. In principe is het verboden mechanische werktuigen te gebruiken op minder dan 1 m afstand van de leiding. Indien het onmogelijk is op minder dan 1 m van de vervoerinstallaties de werken manueel uit te voeren, kunnen
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :19/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen mechanische werktuigen gebruikt worden, alleen na uitdrukkelijk en voorafgaandelijk akkoord van de NV Fluxys, en in elk geval wordt er voldaan minstens aan volgende voorwaarden: dagelijks bij de aanvang van de werken is een afgevaardigde van Fluxys aanwezig er vindt een manuele peiling plaats telkens een laag grond wordt weggenomen de graafmachine dient voorzien te zijn van een graafbak zonder tanden de grond rond de leiding wordt manueel uitgegraven De volledige lijst van de voorschriften en veiligheidsmaatregelen met de nodige contactreferenties zijn opgelijst in een brochure die aan de aannemer die werken zal uitvoeren wordt overhandigd (bijlage 3). P
53
Fluxys kan tijdelijk bijkomende maatregelen opleggen om haar installaties te beschermen, zoals bijv. het tijdelijk plaatsen van betondallen boven de leiding.
P
41
Er is ook een brochure beschikbaar die specifieke richtlijnen geeft voor graafmachinisten en grondwerkers. (bijlage 4).
P
50
Het aanmelden van de werken kan gebeuren via de KLIM-website.
S
42
Controle van op afstand Fluxys controleert en beheert haar aardgastransportnet d.m.v. een centrale dispatching te Brussel die permanent is bemand (24h/24, 7d/7). De dispatching volgt de ontwikkelingen op het net door middel van debiet- en drukmetingen en gemelde onregelmatigheden om nauwkeurig en snel in te grijpen. Hierbij beschikt de dispatching over een geografisch informatiesysteem waardoor ze snel gegevens kan oproepen en zich een beeld kan vormen van de omgeving waarin de transportleiding zich bevindt (stratenplan, gewestplan, orthofoto).
Sensibiliseringscampagnes P
45
Fluxys wil alle betrokken partijen sensibiliseren betreffende de aanwezigheid van leidingen en de te nemen maatregelen om beschadiging te voorkomen. Dit gebeurt aan de hand van mailings, bezoeken, opleidingsdagen, infosessies,…De volgende partijen worden betrokken: •
Eigenaars en uitbaters aanwezig in de nabijheid van een leiding. Zie ook brochure “Samen voor veiligheid” in bijlage 5.
•
Gemeenten
• •
Aannemers grondwerken. Contractanten of hun vertegenwoordigende organisaties
Interventies S
22
P
48
S
43
Fluxys beschikt over een interventiedienst om bij een incident dringend te kunnen optreden en de gebeurlijke herstellingen zo spoedig mogelijk uit te voeren. Deze dienst, ICMZ (InterventieCentrum Magazijn Zuun), bevindt zich te Zuun. ICMZ bezit het ISO 9001 certificaat. De kwaliteitsborging staat onder meer garant voor een correct magazijnbeheer (wisselstukken).Zowel het magazijn als de interventieploegen zijn in een wachtrol georganiseerd. Voor de lokale aanwezigheid op het terrein is België verdeeld in 8 sectoren. Per sector is personeel aanwezig dat instaat voor o.a. een snelle interventie. Dit personeel is in een wachtrol georganiseerd.
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :20/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
VCA P P
46 47
Van aannemers die voor Fluxys werken wordt het VCA certificaat of gelijkaardig vereist.
P
57
TMB
Fluxys heeft zelf het VCA**-certificaat behaald.
De aanleg- en onderhoudswerken van aardgasleidingen vallen onder het toepassingsgebied van het K.B. van 25/1/2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen. Dit betekent dat er een coördinator-ontwerp en een coördinator-verwezenlijking dient aangesteld te worden.
S
49
Crisismanagement In geval van een noodsituatie, zoals een ongewilde vrijzetting van aardgas ten gevolge van een lek of breuk in de aardgasleiding, beschikt Fluxys over de nodige crisisprocedures. Deze behelzen zowel de organisatie ter plaatse als van de centrale crisiscel. Een wachtrol is voorzien.
P
52
SMS Fluxys heeft een SMS (safety management system, veiligheidsbeheersysteem) met als doelstelling het voorkomen van zware ongevallen door middel van een efficiënt en geïntegreerd veiligheidsbeleid met een gestructureerde aanpak.
Beroepsorganisaties en onderzoek P
51
Fluxys is lid van verschillende nationale en internationale organisaties (o.a. EGIG, Marcogaz, GERG, IGU, Fetrapi) en neemt actief deel om ervaringen op o.a. het gebied van veiligheid en incidenten uit te wisselen
P
54
Fluxys ondersteunt en participeert in verschillende onderzoeksprogramma's die als doel hebben de verdere preventie en detectie van beschadigingen aan transportinstallaties
P
55
PIMT Fluxys werkt momenteel aan een software management tool die moet toelaten om meer veiligheidskritische leidingonderdelen te identificeren op basis van theoretische beschouwingen en ervaringsgegevens. Dit laat toe om voor deze delen meer specifieke maatregelen te definiëren.
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :21/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
VIII. PARALLELLE AARDGASTRANSPORTLEIDINGEN Bij de aanleg van een leiding parallel aan een andere aardgastransportleiding wordt tussen beide leidingen een afstand gerespecteerd zoals beschreven in maatregel 36 (zie hoger). De minimale afstanden in deze tabel werden zodanig bepaald dat de drukgolf die ontstaat bij een breuk van de leiding met de grootste diameter, en die zich voortplant in de grond, geen aanleiding zal geven tot het begeven van de parallelle leiding. In geval van een klein lek (meer dan 50% van de incidenten) zal er geen krater gevormd worden, zodat de parallelle leiding bedekt blijft met grond. In geval van ontsteking van het vrijkomende gas wordt de naburige transportleiding dus niet blootgesteld aan enige warmtestraling die aanleiding zou kunnen zijn tot het begeven van deze leiding. In geval van een omvangrijk lek of breuk in een ondergrondse leiding zal door de hoge druk van het aardgas een krater gevormd worden. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat de naburige transportleiding gedeeltelijk blootgelegd wordt en in geval van ontsteking van het vrijkomende gas blootgesteld wordt aan warmtestraling. De afvoer van warmte via de gasstroming in de parallelle leiding zal in vele gevallen voldoende zijn om het begeven van de leidingwand te voorkomen. Bij onvoldoende warmteafvoer kan de parallelle leiding begeven maar door de thermische inertie van de leidingwand zal dit gebeuren na een zekere tijd na het falen van de eerste leiding. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de effectafstanden voor parallelle leidingen vergelijkbaar zijn als voor de leiding met de grootste diameter welke deel uitmaakt van deze parallelle leidingen. Het groeperen van leidingen heeft bovendien voordelen, naast het beperkter ruimtegebruik, omdat de totale oppervlakte blootgesteld aan het risico kleiner is dan wanneer de 2 leidingen op grote afstand van elkaar liggen . Het beperken van het aantal betrokken landeigenaars zal ook tot een betere risicobeheersing leiden.
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :22/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
IX. BIJLAGEN IX.1. BIJLAGE 1: VEILIGHEIDSAFSTANDEN VOOR INTERVENTIE De berekeningen van de stralingshoeveelheden en veiligheidsafstanden werden uitgevoerd met behulp van Pipesafe versie 2.60. Deze software baseert zich op experimentele modellen. Twee veiligheidsperimeters werden bepaald: Veiligheidsperimeter 1: Dit is de veiligheidsperimeter voor mensen die zich buiten bevinden zonder persoonlijke beschermingsmiddelen. Buiten deze perimeter hebben de mensen een kans om zonder ernstige wonden te wijten aan de thermische radiatie te kunnen ontsnappen. Het criterium dat gekozen werd om deze perimeter te bepalen is de 3 kW/m²-grens 300 s na de breuk.
Veiligheidsperimeter 2: Dit is de veiligheidsperimeter voor mensen die zich in een schuilplaats bevinden (gebouwen). Vanaf deze afstand is het veiliger voor de mensen om in hun schuilplaats te blijven dan trachten te vluchten. Het criterium dat gekozen werd om deze perimeter te bepalen is de maximale afstand op dewelke een schuilplaats “gestuurd” vuur kan vatten (Piloted House Burning Distance: HBD). In praktijk gaat het hier om de afstand waarop er nog een voldoende grote dosis thermische straling vrijkomt om papier tot zelfontbranding te brengen. Om een volledig beeld te krijgen van de stralingshoeveelheden in functie van de afstand tot de plaats van accident werd er vertrokken van berekeningen op buizen van 100 mm, 400 mm en 1000 mm, elk aan drukken van 25 barg, 66 barg en 80 barg. Aangezien de invloed van de druk beperkt is en de nood om een eenvoudige en snelle communicatie te verwezenlijken bestaat, hebben wij perimeters die onafhankelijk zijn van de druk bepaald. Deze gelden voor leidingen onder hoge druk (tot en met 80 barg). Het scenario van het accident wordt als volgt aangenomen: Volledige breuk van een ondergrondse leiding Vlak terrein Verticale uitstroom Leidingsectie van 30 km, afgebakend door twee afsluiters Breuk in het midden van de sectie (15 km) Onmiddellijke ontsteking Sluiten van de afsluiters na 60s Geen wind
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :23/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen De resultaten: Onderstaande tabel geeft een overzicht van de numerieke waarden van de 3 kW/m²-grens en de HBD voor de betreffende buisdiameter(s). De waarden werden afgerond naar het bovenliggende tiental. Leidingdiameter [mm]
Perimeter 1 [m]
Perimeter 2 [m]
(Pmax = 80 barg)
(3 kW/m² na 300s)
(HBD)
100 mm
60
30
200 mm
140
60
300 mm
220
80
400 mm
290
110
500 mm
360
130
600 mm
430
140
700 mm
500
160
800 mm
570
180
900 mm
640
190
1000 mm
710
210
1100 mm
740
220
1200 mm
800
230
Deze afstanden mogen enkel gebruikt worden in het kader van een interventie door de hulpdiensten, niet voor preventieve doeleinden.
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :24/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
IX.2. BIJLAGE 2: KWALITATIEVE RISICO-ANALYSE IN MATRIXVORM
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :25/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :26/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
IX.3. BIJLAGE 3: “ALGEMENE VOORSCHRIFTEN EN VEILIGHEIDSMAATREGELEN NA TE LEVEN BIJ WERKEN UITGEVOERD IN DE NABIJHEID VAN DE VERVOERINSTALLATIES VAN FLUXYS BELGIUM NV”
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :27/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :28/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :29/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :30/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
IX.4. BIJLAGE 4: BROCHURE “WERKEN IN DE NABIJHEID VAN FLUXYS-LEIDINGEN”
Datum : 3/12/2013
HSEQ Departement Pagina :31/ 31
Een kwalitatieve risico-analyse voor ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen
IX.5. BIJLAGE 5: BROCHURE “SAMEN VOOR VEILIGHEID”
Evaluatie van het tracé - Tessenderlo - Diest : DN250 - MOP = 84 bar - HBD = 80 m (3.12428) en DN600 - MOP = 84 bar - HBD = 140 m (3.12430) Nr
Referentie punten
Gebied volgens gewestplan
Gecum. Lengte (m)
Lengte (m)
Leidingen
Gemeente
Woongebieden en door publiek bezochte plaatsen (afstand tot woongebied, m)
Industriezones
Hoofdtransportwegen
Kwetsbare locaties
Externe gevarenbronnen
Uitvoering
Aandachtspunten (AP) en veiligheidsmaatregelen
Tracé 1 - verbinding nieuwe DN250 (tussen 2 bestaande stoppels) met bestaande leiding
0
0
777
1394
Bufferzone (T)
Kwaadmechelen - Tessenderlo(Dorp) DN250 + ondergronds afsluiterknooppunt
Buffergebied 2 - kruisen van Fabrieksstraat
Woongebied landelijk Tessenderlo Chemie (30m) karakter (135m) en Chevron Philips Chemicals (20m): Seveso HD
Industriegebied - kruisen van Hofstraat - kruisen van Fabrieksstraat
113 Agrarisch gebied
504
(Afwisselend) 3a - verbinding DN250 met DN600 in schraapkolfstation (Codif. 4.12432)
3 - kruisen van Aardstraat
Agrarisch gebied
1, 4
HS 150 kV - 1 pyloon: 30m
2&3
HS 150 kV - 1 pyloon: 195m Windturbine - Maximale tiphoogte 175 m op 185m
Aandachtspunt : Parallelle leidingen
Tessenderlo 13
1407
777
2184
- kruisen van Industrieweg - kruisen van Aartsstraatvliet
4 - kruisen van Kleinebeek
AP : Informatienota
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
986
3170
Agrarisch gebied
358
3528
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
307
3835
Agrarisch gebied met ecologisch belang
677
4512
Windturbine - Maximale tiphoogte 175 m op 183m
Aandachtspunt : Kruisen parallelle leidingen Persing
Mantelbuis
HDD 621m dikwandige buis
- kruisen van Grotebeek - kruisen van Schoestersvliet (waterloop) 5
6 - kruisen van Deurnestraat 7 - kruisen van Kleinebeek-Rijselsestraatvliet
8 - kruisen van Willebroekstraat - kruisen van Rothstraat
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
Agrarisch gebied
9
Beringen
11 - kruisen van Rothstraat
12 - kruisen van Beringenbaan N29 - kruisen van Langeheidestraat 13 - kruisen van Geeneindestraat
583
381
5095
5476
391
5867
Agrarisch gebied
584
6451
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
1306
7757
Agrarisch gebied
856
8613
14 - kruisen van Holstraat
16 - kruisen van Vloedgracht - kruisen van Zwartebeek - kruisen van Laarbeek 17 - kruisen van Mellaerstraat
18 19 - kruisen van aardeweg - kruisen van Dikke Eikstraat N725 - kruisen van Kruisstraat
Woongebied landelijk karakter (80m)
Persing
Mantelbuis
Persing
Mantelbuis
Persing
Mantelbuis
HS 70 kV - 2 pylonen op 160m en 100m
Groengebied
- kruisen van Geenmeerstraat
15 - kruisen van Geenrodestraat
Mantelbuis
HDD 930m dikwandige buis
Diest 10 - kruisen van Kriekelswarande - kruisen van aardeweg
Persing
39
8652
Agrarisch gebied
197
8849
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
645
9494
Agrarisch gebied
287
9781
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
323
10104
Agrarisch gebied
1672
11776
Groengebied
Woongebied landelijk karakter (125m)
HDD 1113m dikwandige buis
Woongebied landelijk karakter (117m/180m)
Persing
Mantelbuis
Evaluatie van het tracé - Tessenderlo - Diest : DN250 - MOP = 84 bar - HBD = 80 m (3.12428) en DN600 - MOP = 84 bar - HBD = 140 m (3.12430) Nr
Referentie punten
20 - kruisen van Streukensstraat 21 - kruisen van Streukensstraat - kruisen van E314 - kruisen van aardeweg
Gebied volgens gewestplan
Bosgebied Agrarisch gebied
Gecum. Lengte (m)
Lengte (m)
37
11813
940
12753
Gemeente
E314 (kruising)
25 - kruisen van Donderbosstraat
67
12820
Kwetsbare locaties
Externe gevarenbronnen
Uitvoering
Aandachtspunten (AP) en veiligheidsmaatregelen
Persing
Mantelbuis
522
13342
381
13723
E314 (parallellisme) HDD 1261m dikwandige buis
Natuurgebied (N)
24 - kruisen van Goerenstraat - kruisen van spoorlijn 35 Leuven - Hasselt
Hoofdtransportwegen
Woongebied landelijk karakter (125m)
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
23 - kruisen van Goerenstraat - kruisen van Goerebeek
Industriezones
Lummen
- kruisen van Goeslaerstraat
22
Leidingen
Woongebieden en door publiek bezochte plaatsen (afstand tot woongebied, m)
Woongebied landelijk karakter (145m)
Groengebied Agrarisch gebied
901
14624
Spoorlijn 35 Leuven-Hasselt
Woongebied landelijk karakter (200m)
- kruisen van Kammestraat
Woon(uitbreidings) gebied (185m) 26 - kruisen van Kambergenstraat - kruisen van Kambergen 27 - kruisen van Halensestraat
28 - kruisen van Donderbosbeek
Bosgebied
Agrarisch gebied
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
671
15295
180
15475
1542
Persing
Woongebied landelijk karakter (135m)
E314 (parallellisme)
Woongebied landelijk karakter (110m)
17017
- kruisen van weg - kruisen van weg - kruisen van Zwartwater Halen
29 - kruisen van E314
Bestaande autoweg
30 - kruisen van Zwartwater - kruisen van Demer
Natuurgebied (N)
31 - kruisen van Zelemstraat
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
32 - kruisen van ringdijk - kruisen van Leigracht 33 - bouw van een drukreduceerstation 66,2bar/15bar met schraapkolf DN600 voor de verbinding met het net van de openbare distributie Iverlek Hageland (15bar)
Natuurgebied (N)
72
17089
387
17476
470
17946
110
18056
28
18084
E314 (kruising)
HDD 1269m dikwandige buis
6 woningen (180m) Diest
Industriegebied
18084
Industriezone Webbekomsbroek
Mantelbuis
Evaluatie van het tracé - Tessenderlo - Diest : DN250 - MOP = 84 bar - HBD = 80 m (3.12428) en DN600 - MOP = 84 bar - HBD = 140 m (3.12430) Nr
Referentie punten
Gebied volgens gewestplan
Lengte (m)
Gebied
Overzicht afstanden verschillende gebieden (m) 2538
Beschrijving volgens Gewestplan Groengebieden
% 14,03
154
Industriegebieden
0,85
7637
Agrarische gebieden
42,23
6229
Landschappelijk waardevolle agrarische gebieden
34,44
677
Agrarische gebieden met ecologisch belang
3,74
777
Bufferzones
4,30
0
Ambachtelijke bedrijven en KMO's
0,00
72
Bestaande autoweg
0,40
0
Recreatiegebieden
0,00
18084
Totaal
100,00
Gecum. Lengte (m)
Gemeente
Leidingen
n° 1 2 3 4
Woongebieden en door publiek bezochte plaatsen (afstand tot woongebied, m)
Industriezones
Hoofdtransportwegen
Kwetsbare locaties
Externe gevarenbronnen
3.xxxxx 12060 FETRAPI FETRAPI FETRAPI
Eigenaar Fluxys Sabic Pipelines Tessenderlo Chemie Nitraco
Druk [barg] 84 100 100 50
Diameter [DN] 350 250 100 150
Produkt Aardgas Etyleen C2H3Cl H2
Uitvoering
Aandachtspunten (AP) en veiligheidsmaatregelen
Werken in d e n abijh e i d va n F l u xy sleidin gen
RICHTLIJNEN VOOR GRAAFMACHINISTEN EN GRONDWERKERS
voordat u begint Voordat u met grondwerken begint, moet u zeker weten of er Fluxys-leidingen in de buurt liggen. Informeer u daartoe bij uw werfleider. Vraag ook of er geen andere leidingen of kabels liggen, bijvoorbeeld van een intercommunale voor waterdistributie, een rioleringsmaatschappij of een telefoniebedrijf.
UW WERFLEIDER HEEFT EEN DOCUMENT DAT AANGEEFT DAT ER GEEN FLUXYSPIJPLEIDINGEN IN DE BUURT LIGGEN OK!
Wat Fluxys Belgium betreft, hoeft u geen bijzondere voorschriften te volgen.
UW WERFLEIDER HEEFT EEN BRIEF WAARIN STAAT DAT ER WEL FLUXYS-PIJPLEIDINGEN IN DE BUURT LIGGEN egin nooit graafwerken voordat er een FluxysB patrouilleur is langs geweest om aan te duiden waar de leiding ligt en om samen met u of met uw werfleider de liggingsplannen van de leiding en de veiligheidsvoorschriften te overlopen: de werfleider is verplicht om die aan u te geven. De patrouilleur geeft aan waar en hoeveel proefsleuven er gegraven moeten worden. Volg de veiligheidsmaatregelen uit de brief en de regels in deze brochure. Volg ook de afspraken die op eventuele werfvergaderingen met Fluxys zijn gemaakt.
=
BESCHADIG GEEN FLUXYS-LEIDINGEN
Fluxys vervoert in zijn leidingen aardgas onder hoge druk. Als u werken uitvoert in de buurt van een Fluxysleiding, moet u daarom de bijzondere veiligheidsvoorschriften strikt volgen. Dat brengt soms meer werk mee dan normaal maar dat extra werk is nodig om de leiding niet te beschadigen. En dat is belangrijk, want de beschadiging van een Fluxys-leiding kan ernstige gevolgen hebben voor u, uw collega’s en de omgeving.
UW WERFLEIDER WEET NIET OF ER FLUXYSPIJPLEIDINGEN IN DE BUURT LIGGEN NIET BEGINNEN! Uzelf of uw werfleider moet contact opnemen met de regionale Fluxys-exploitatiesector. De telefoonnummers vindt u verderop in deze brochure. Als u in de buurt Fluxys-bakens opmerkt, is dat alvast een aanduiding dat er in de nabijheid Fluxys-leidingen aanwezig zijn. Het ontbreken van Fluxys-bakens wil niet zeggen dat er geen Fluxys-leiding in de buurt kan liggen. Verder zeggen de aanwezige bakens niets over de precieze ligging van de leiding: een patrouilleur komt gratis ter plaatse en in zjin aanwezigheid graaft u proefsleuven.
Fluxys Belgium duidt de aanwezigheid van zijn pijpleidingen aan met verschillende soorten bakens.
regel 1 WERKEN IN EEN ZONE VAN 15 METER AAN WEERSZIJDEN VAN EEN FLUXYS-LEIDING: NOOIT
DFX 46
6
FLUXYS KOMT DE LEIDINGEN AFPALEN Als er grondwerken moeten worden uitgevoerd in een zone van 15 meter aan weerszijden van een Fluxys-leiding, dan moet uzelf of uw werfleider de regionale Fluxysexploitatiesector bellen minstens 2 werkdagen voordat de werken beginnen. Het nummer vindt u verderop in deze brochure. Een Fluxys-patrouilleur komt gratis ter plaatse: De patrouilleur duidt de ligging van de leiding aan met verf of met merkpaaltjes. Hij of zij overloopt samen met uzelf of met uw werfleider de liggingsplannen van de leiding en de Fluxys-veiligheidsvoorschriften.
Samen bepalen jullie de maatregelen om de veiligheid van personen en goederen tijdens de werken te waarborgen. De patrouilleur stelt ook een verslag op met de afspraken die zijn gemaakt. Uzelf of uw werfleider moet het document ondertekenen, net zoals de patrouilleur. Zo is er voor beide partijen een bewijs dat er duidelijke afspraken rond de manier van werken en veiligheid werden gemaakt. Voorts helpt de patrouilleur bij de volgende stappen en bij delicate graafwerken in de directe nabijheid van de leiding.
BEGINNEN VOORDAT EEN FLUXYS-PATROUILLEUR IS LANGSGEKOMEN
HOU OOK ALTIJD REKENING MET DE VOLGENDE PUNTEN
• Verwijder in geen geval de merkpaaltjes of markeringen die de Fluxys-patrouilleur heeft aangebracht. • Respecteer altijd de veiligheidsafstanden die de Fluxys-patrouilleur in zijn verslag heeft vermeld. • Boven of naast een Fluxysleiding loopt meestal een telemeting-kabel. Ook die mag niet worden beschadigd.
Altijd proefsleuven graven De merkpaaltjes of markeringen die de patrouilleur aanbrengt, geven een aanduiding waar de leiding ligt. De ligging en de diepte van de leiding moeten echter altijd worden bevestigd door een voldoende aantal proefsleuven te graven in aanwezigheid van de patrouilleur. Bij een rechte leiding moet ten minste om de 50 meter een proefsleuf worden gegraven. Als de leiding een bocht maakt, moeten zoveel proefsleuven worden gegraven als nodig om zeker te zijn van de precieze ligging van de leiding.
Proefsleuven mogen alleen met spade of schop worden gegraven. In uitzonderlijke gevallen mag u een verharde bovenlaag (bijvoorbeeld een stuk wegdek) met de machine verwijderen, maar: De Fluxys-patrouilleur moet tijdens het afgraven van die toplaag aanwezig zijn. Er moet een grondwerker bij de machine staan om ze te begeleiden. Onder de toplaag moet alles met spade of schop worden uitgegraven.
regel 2 ER GELDEN BIJKOMENDE VEILIGHEIDSREGELS ALS U WERKEN IN DE DIRECTE NABIJHEID Als u werken in de directe nabijheid van een Fluxys-leiding moet uitvoeren, dan dient opnieuw een patrouilleur langs te komen, ook al is hij of zij de leiding al komen afpalen. Verwittig de regionale Fluxys-exploitatiesector minstens 2 werkdagen voordat de werken beginnen.
WERKEN OP MINDER DAN 5 METER U dient in de zone van 5 meter aan weerszijden van een leiding de volgende instructies te volgen, rekening houdend met bijkomende veiligheidsregels: Geen belastingen of gesloten constructies plaatsen (bijvoorbeeld: gestapelde grond of goederen, een vrachtwagen, een kraan, een werfkeet of werftoilet, etc.). Verkeer van zwaar rollend materieel mag alleen als de zone mechanisch is beschermd op een manier die door Fluxys Belgium is goedgekeurd.
ooit lopen of rijden over een onbeschermde leiding N of een leiding waarboven een laag is weggegraven. Gebruik loopbruggen of rijplaten. Het reliëf van de bodem niet wijzigen als er daartoe geen schriftelijke overeenkomst met Fluxys Belgium is.
VAN EEN FLUXYS-LEIDING MOET UITVOEREN
WERKEN OP MINDER DAN 1 METER MET SPADE of SCHOP Normaal mag u met een machine nooit op minder dan 1 meter van een Fluxys-leiding werken: in die zone moet alles met spade of schop worden uitgegraven. In heel uitzonderlijke gevallen mag u van die regel afwijken, maar alleen als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: U w werfleider heeft een brief van Fluxys Belgium waarin toestemming wordt gegeven om een machine te gebruiken bij werken op minder dan 1 meter van een leiding. Een Fluxys-patrouilleur moet bij het begin van de graafwerken aanwezig zijn en voor iedere bijkomende
dag van werken op minder dan 1 meter moet met de Fluxys-patrouilleur een nieuwe afspraak worden gemaakt. U gebruikt een machine met een bak zonder tanden. Er staat een grondwerker in de put die de graafwerken begeleidt en die telkens met spade of schop sondeert voordat u een volgende laag afgraaft. De grond rond de leiding wordt met spade of schop losgewoeld en verwijderd.
regel 3 ALS U TOCH EEN LEIDING RAAKT: STOP DAN ONMIDDELLIJK MET GRAVEN
1
Lichte beschadiging Bv. een kras in de bekleding van de leiding
BEL FLUXYS OP 0800
90 102 OF 02 282 70 03 Bel enkel vanop minstens 50 meter
2
Ernstige beschadiging Bv. een kras of deuk in het staal van de leiding
ZORG ERVOOR DAT IEDEREEN DE OMGEVING VAN DE BESCHADIGING VERLAAT TOT OP MINSTENS 50 METER. VERMIJD ELKE ONTSTEKING TOT OP MINSTENS 50 METER VAN DE BESCHADIGING.
VERBIED IEDEREEN OM TE ROKEN
LAAT ALLE VUURHAARDEN DOVEN
LAAT ALLE MOTOREN VAN VOERTUIGEN STILLEGGEN
LAAT ALLE ELEKTRISCHE TOESTELLEN, GSM’S, SEMAFOONS, ETC. UITSCHAKELEN
BEL VANOP MINSTENS 50 METER VAN DE BESCHADIGING NAAR FLUXYS BELGIUM:
0800 90 102 OF 02 282 70 03
50
3
Aardgaslek
IN AFWACHTING VAN DE INSTRUCTIES VAN DE HULPDIENSTEN: ZORG ERVOOR DAT IEDEREEN DE OMGEVING VAN HET LEK VERLAAT TOT OP MINSTENS 200 METER Én daar beschutting zoekt
200
VERMIJD ELKE ONTSTEKING TOT OP MINSTENS 50 METER VAN HET LEK
VERBIED IEDEREEN OM TE ROKEN
LAAT ALLE VUURHAARDEN DOVEN
LAAT ALLE MOTOREN VAN VOERTUIGEN STILLEGGEN
LAAT ALLE ELEKTRISCHE TOESTELLEN, GSM’S, SEMAFOONS, ETC. UITSCHAKELEN
BEL VANOP MINSTENS 50 METER VAN HET LEK NAAR DE HULPDIENSTEN EN FLUXYS BELGIUM DE HULPDIENSTEN OP 100 OF 112 FLUXYS BELGIUM OP 0800
90 102 OF 02 282 70 03
Bel in de volgende gevallen altijd de regionale Fluxys-exploitatiesector of de dispatching: ls de werken als gevolg hebben dat het reliëf van de A bodem gewijzigd wordt (waarvoor een schriftelijke overeenkomst met Fluxys Belgium nodig is). Als de werkzone in de buurt van een Fluxys-leiding moet worden uitgebreid, als u van werkmethode moet veranderen of als u vragen heeft.
eld altijd alle beschadigingen aan de FluxysM dispatching, zelfs al zijn ze heel klein en zelfs al hebt u alleen maar de bekleding van een leiding geraakt. Schade aan de bekleding kan immers op lange termijn schadelijke gevolgen hebben. Als lichte beschadigingen aan de bekleding correct worden gemeld, dan komt de patrouilleur gratis ter plaatse en voert hij de herstellingen kosteloos uit.
1 CGL 151
Fluxys Belgium - Zetel van de vennootschap Kunstlaan 31 B-1040 Brussel www.fluxys.com/belgium RPR Brussel 0402.954.628 D/2012/9484/7
Sector VIII
050 32 09 03
Sector VII
Sector I
09 369 79 63
03 640 38 31
BRUGGE
089 35 39 94
ANTWERPEN
SINT-NIKLAAS
OOSTENDE
Sector III
MECHELEN
GENT
HASSELT
AALST LEUVEN
KORTRIJK BRUSSEL
LIÈGE
TOURNAI
VERVIERS NAMUR
MONS CHARLEROI
DINANT
LIBRAMONT
ARLON
Sector VI
065 33 66 76
Sector V
071 34 94 50
Sector II
02 282 71 81
Sector IV
04 239 79 79
Samen voor meer veiligheid
in uw buurt ligt een aardgasvervoersleiding van Fluxys : uw gids
in uw buurt ligt een aardgasvervoersleiding van Fluxys: verwittig ons als u werken plant
01 A
Veiligheid is onze eerste opdracht
Meld uw werken VAN zodra u concrete plannen hebt
02 A
en meer dan 500 van onze medewerkers staan in voor de aanleg van veilige installaties en de veilige exploitatie ervan. B
Ook u heeft een rol en door ons te verwittigen als u werken plant, helpt u beschadigingen vermijden aan de Fluxys-leiding in uw buurt, onder uw terrein of aan de rand ervan.
Let op
We laten u snel weten of de werken zich al of niet in de directe nabijheid van onze infrastructuur bevinden. Is dat inderdaad het geval, dan bezorgen we tevens de indicatieve liggingsplannen van onze infrastructuur, samen met de nodige veiligheidsvoorschriften. In het uiterste geval kan dat 15 werkdagen nemen.
www.klim-cicc.be
[email protected] - 0800 94 144 B
start nooit met de werken voor u van Fluxys een antwoord op uw melding heeft ontvangen
Neem opnieuw contact vóór de start van de werken: dan komt een Fluxys-medewerker gratis ter plaatse om de indicatieve ligging van de leiding aan te duiden en om de veiligheidsvoorschriften te overlopen die gerespecteerd dienen te worden.
F L U X Y S
S a m e n
v o o r
m e e r
v e i l i g h e i d
F L U X Y S
S a m e n
v o o r
m e e r
v e i l i g h e i d
03
Wie is FluxyS ?
Waartoe dienen onze leidingen ?
In België beheren we de infrastructuur die nodig is voor het vervoer van aardgas op hoge druk.
Vervoer van aardgas vanaf de grens tot bij de distributienetbeheerders, elektriciteitscentrales en grote industriële afnemers. De distributienetbeheerders verdelen het aardgas verder tot bij de huishoudens en de KMO’s.
04
Onze infrastructuur in een oogopslag NOORWEGEN
NEDERLAND
NEDERLAND
LNG VERENIGD KONINKRIJK
Loenhout Antwerpen Sint-Niklaas Mechelen
Brugge
NOORWEGEN DUITSLAND
Gent
Genk Aalst
Kortrijk
België heeft geen eigen aardgasbronnen en moet dus aardgas invoeren. De ingangspunten op ons net zijn de aardgaspoorten waarlangs ons land in verbinding staat met de aanvoer uit het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Nederland, Duitsland, Rusland en wereldwijd uit alle landen die vloeibaar aardgas produceren.
Brussel RUSLAND DUITSLAND Luik
Doornik
Verviers Namen Charleroi Bergen
FRANKRIJK SPANJE ITALIË
Bastenaken Libramont
Aarlen GROOTHERTOGDOM LUxEMbURG
LNG-terminal in Zeebrugge voor het laden en lossen van schepen met vloeibaar aardgas F L U X Y S
S a m e n
v o o r
m e e r
Ondergrondse aardgasopslag in Loenhout v e i l i g h e i d
05
Wat te doen in geval van nood?
Onze veiligheidsaanpak? 24u/24 paraat!
geen GSM gebruiken
niet roken zoek beschutting, blijf binnen en sluit ramen & deuren
Fijnmazige inspectie Onze patrouilleurs opereren vanuit 8 regionale exploitatiesectoren verspreid over het land. Ze voeren hun inspecties uit met de wagen, per helikopter of te voet. Op hun rondes inspecteren ze de leidingtracés en begeleiden ze aannemers die werken uitvoeren in de nabijheid ervan. Ze houden ook scherp in het oog of er in de buurt van een leiding nergens onaangekondigde werken van start gaan. F L U X Y S
S a m e n
v o o r
m e e r
Permanente aansturing en controle op centrale dispatching Een dispatching is voor aardgasvervoer wat de verkeerstoren is voor een luchthaven. Hier besturen en controleren onze dispatchers 24 uur op 24 de aardgasstromen in het net.
v e i l i g h e i d
Interventiecentrum Onze technici en speciaal opgeleide lassers van het Interventiecentrum staan 24 uur op 24 paraat om onmiddellijk ter plaatse te gaan voor herstellingen als zich op het net een incident voordoet.
bel dan pas de hulpdiensten op 112 of Fluxys op 0800 90 102 wacht op de instructies van de hulpdiensten
Verwittig ons als u werken plant!
www.klim-cicc.be
[email protected] - 0800 94 144
Noodsituatie?
Hulpdiensten: 112 FLUXYS: 0800 90 102
Fluxys Belgium - Kunstlaan 31 - 1040 Brussel Tel 02 282 72 11 · Fax 02 230 02 39 · www.fluxys.com/belgium BTW BE 402.954.628 · RPR Brussel
Verantwoordelijke uitgever: Rudy Van Beurden · Kunstlaan 31 - 1040 Brussel · D/2012/9484/4
Vervoersleiding voor aardgas in de nabijheid :