gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)
bijlage IIIa: toelichtingsnota tekst
1 Inhoudsopgave 1
Inhoudsopgave ...................................................................................................................................................... 3
2
Inleiding ................................................................................................................................................................. 5
3
Situering planningsinitiatief ................................................................................................................................. 6
4
Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan ............................................................................ 9 4.1 Aanleiding voor het project............................................................................................................................ 9 4.2 Ruimtelijke situering leidingstraat ...............................................................................................................11
5
Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan ........................................................................................................13 5.1 Het richtinggevend gedeelte .........................................................................................................................13
6
Bestaande feitelijke en juridische toestand .....................................................................................................15 6.1 Bestaande feitelijke toestand ........................................................................................................................15 6.2 Bestaande juridische toestand ......................................................................................................................16
7
Beoordelingen van het voorgenomen plan en de planonderdelen vanuit sectorale regelgeving............18 7.1 Onderzoek tot milieueffectrapportage .......................................................................................................18 7.1.1 Relevante elementen uit de MER-beoordeling en doorvertaling in het GRUP .........................18 7.2 Passende beoordeling ten aanzien van als speciale beschermingszones te beschouwen gebieden ...26 7.3 Watertoets .......................................................................................................................................................27 7.4 Veiligheidsaspecten – Sevesorichtlijn .........................................................................................................27 7.5 Archeologie .....................................................................................................................................................27
8
Gewenste ruimtelijke ontwikkeling ..................................................................................................................29 8.1 Tracé ................................................................................................................................................................29 8.2 Bundeling ........................................................................................................................................................29 8.3 Aanleg van leidingen niet hypothekeren ....................................................................................................29 8.4 Milderen van milieu-effecten door aangepaste technieken .....................................................................30 8.5 Bovengrondse aanhorigheden .....................................................................................................................31 8.6 Ruimtebalans ..................................................................................................................................................31 8.7 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften en op te heffen voorschriften .....32 8.8 Op te heffen bepalingen ...............................................................................................................................36 8.9 Register planbaten, planschade, kapitaalschade, gebruikersschade ........................................................36
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 3
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 4
2 Inleiding Voorliggend document is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in de zin van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat (Art. 2.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening): -
een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is;
-
de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichtingen en/of het beheer, en, desgevallend de normen, vermeld in artikel 4.1.12 en 4.1.13 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;
-
een weergave van de feitelijke en juridische toestand;
-
de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is;
-
in voorkomend geval, een zo limitatief mogelijke opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden;
-
in voorkomend geval, een overzicht van de conclusies van (a) het planmilieueffectenrapport, (b) de passende beoordeling, (c) het ruimtelijk veiligheidsrapport, (d) andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten;
-
in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid.
-
in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een gebruikerschadecompensatie vermeld in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut.
Het grafisch plan en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften hebben verordenende kracht. De teksten en grafische plannen van de toelichtingsnota hebben als dusdanig geen verordenende kracht, maar behouden hun waarde als inhoudelijk onderdeel van het geheel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De weergave van de voorschriften die opgeheven worden is opgenomen in hoofdstuk 8. Het voorliggend plan betreft evenwel het aanduiden van een leidingstraat. Dit gebeurt door een aanduiding in overdruk zonder dat de onderliggende bestemming wordt gewijzigd. De aanduiding van een zone voor gemeenschapsvoorzieningen, wat noodzakelijk is om een drukreduceerstation te kunnen bouwen, vormt hierop de enige uitzondering. Dit gebeurt op twee locaties. Dit grup bevat, met uitzondering van de zones die voorzien worden voor de bovengrondse aanhorigheden te Tessenderlo en Diest, geen bestemmingswijzigingen die aanleiding kunnen geven tot planschade, planbaten of een compensatie zoals vermeld in het grond- en pandendecreet. Dit grup bevat ook geen bestemmingswijzigingen, overdrukken of erfdienstbaarheden die aanleiding kunnen geven tot gebruikerschadecompensatie. Vermits voorliggend GRUP geen bestemmingswijziging bevat die aanleiding kunnen geven tot planschade, planbaten, gebruikersschade of kapitaalschade is geen register opgenomen in dit plan. De conclusies van de noodzakelijke effectrapporten: het goedgekeurde planmilieueffectenrapport, de passende beoordeling en de watertoets zijn opgenomen in een afzonderlijke bijlage.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 5
3 Situering planningsinitiatief Ten behoeve van het voornemen van Fluxys Belgium NV om een aardgasleiding tussen Tessenderlo en Diest aan te leggen werd er reeds een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP Leidingstraat Tessenderlo-Diest) opgemaakt en goedgekeurd. Dit GRUP werd definitief vastgesteld op 19 april 2013 door de Vlaamse Regering. Momenteel is er dus een leidingstraat aangeduid op de bestemmingsplannen, waardoor er een specifieke vergunningsbasis bestaat voor het aanleggen van een of meerdere leidingen tussen Tessenderlo en Diest. In het kader van deze eerder doorlopen procedure is tevens een plan-MER opgesteld en goedgekeurd (dossier PLIR0055, GK 25/05/2012). De milderende maatregelen uit het plan-MER werden toen ook doorvertaald in het GRUP. In de periode tussen de aanduiding van de leidingstraat in het goedgekeurde GRUP ‘leidingstraat Tessenderlo-Diest’ en de uitvoering van het project, heeft Fluxys enkele wijzingen met betrekking tot de aan te leggen aardgasleiding moeten doorvoeren door de gewijzigde omstandigheden. In het oorspronkelijke project bestond de aardgasleiding uit een diameter 250 mm. Bij het huidge tracé zal de aardgasleiding deels bestaan uit een diameter 250 mm en deels uit een diameter 600 mm. Dit laat Fluxys toe om te anticiperen op de bepaling van de Nederlandse overheid dat de uitvoer van Nederlands aardgas tegen 2030 wordt stopgezet. Grote delen van België worden vandaag immers bevoorraad met dat Nederlandse laag calorisch gas, ook een goot deel van de regio Limburg. Het zal in die context nodig zijn om de geplande leiding te bouwen met een grotere capaciteit (= een grotere diameter). O.a. ten gevolge van deze grotere diameter van de aardgasleiding, diende ook het tracé in beperkte mate aangepast te worden. Op onderstaande figuren zijn de aanpassingen geïllustreerd. De oranje lijn is het tracé dat in voorliggend GRUP wordt voorgesteld. Het tracé dat opgenomen is in het bestaande GRUP en dat zal opgeheven worden is aangeduid met een blauwe lijn. -
Een bijkomende bovengrondse installatie, nl een schraapkolfstation ter hoogte van de toegangsweg naar de EC T-Power aan de Fabrieksstraat te Tessenderlo.
Figuur 1: schraapkolfstation te Tessenderlo
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 6
-
Bij richtingsveranderingen op het tracé dienen er verder grotere bochtstralen gebruikt te worden. De belangrijkste wijzigingen ten gevolge hiervan situeren zich ter hoogte van de Kruisstraat te Lummen en Webbekomsbroek te Halen . Ter hoogte van de Kruisstraat te Lummen werd geopteerd voor een bocht met grotere kromtestraal ter vervanging van het voorgaande tracé dat 2 relatief scherpe bochten omvatte.
Figuur 2. Kruisstraat te Lummen Ter hoogte van Webbekomsbroek is het tracé door de iets grotere bochtstraal beperkt opgeschoven in noordelijke richting.
Figuur 3: gestuurde boring Webbekomsbroek
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 7
-
Ten zuiden van de E314, op het grondgebied van Halen, is het tracé door de grotere kromtestraal opgeschoven in zuidelijke richting voor het gedeelte tussen de horizontaal gestuurde boring met het gedeelte aangelegd in open sleuf.
Figuur 4: Zuidzijde E 314 te Halen Omwille van de aanwezigheid van windturbines ter hoogte van de Fabrieksstraat en de Industrieweg in Tessenderlo werd het tracé vanuit veiligheidsoverwegingen naar het oosten verschoven.
Figuur 5: tracéwijziging ter hoogte van de Fabrieksstraat en de Industrieweg ten gevolge van windturbines Bovendien is er ten gevolge van een beslissing van het Grondwettelijk Hof van 31 juli 2013 met betrekking tot het zogenaamde integratiespoor, juridische betwisting mogelijk over het bestaande GRUP met gevolgen voor de juridische zekerheid voor de vergunningverlening van het voorliggende aardgasleidingproject. Beide elementen hebben ertoe bijgedragen om over te gaan tot de opmaak van een nieuw GRUP, alsook het bijhorend plan-MER. Dit nieuwe plan–MER werd opgemaakt volgens het generieke spoor en goedgekeurd op 28 juli 2014 met referentie PLMER0172 – GK. De resultaten van die nieuwe plan-MER werden vertaald in voorliggend GRUP.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 8
4 Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan De doelstelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan is de aanleg van een hoge druk aardgasleiding tussen Tessenderlo en Diest mogelijk te maken. Gezien de doelstelling in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen om leidingen te bundelen wordt geopteerd voor een leidingstraat. Het bundelen van leidingen beperkt de ruimtelijke impact. Het plan legt de noodzakelijke bestemmingen en stedenbouwkundige voorschriften vast op perceelsniveau. Om de gebundelde aanleg van één of meer leidingen tussen Tessenderlo en Diest mogelijk te maken wordt een leidingstraat aangeduid ter hoogte van het ruimtelijk meest verantwoorde tracé. De aanduiding van een leidingstraat gebeurt in “overdruk” over de bestaande bestemmingen. De op vandaag bestaande bestemmingen blijven dus geldig. In zones waar het aangewezen is de impact op de omgeving te beperken wordt in de stedenbouwkundige voorschriften een verbod opgelegd op de aanleg door middel van een open sleuf. De aanleg zal hier gebeuren met toepassing van horizontaal gestuurde boring of persing zodat vergraving, bodemverstoring, direct biotoopverlies en bemaling vermeden wordt. Bovendien wordt in Tessenderlo en op het eindpunt van de verbinding in Webbekom (Diest) een gebied aangeduid om een schraapkolfstation respectievelijk drukreduceerstation te kunnen bouwen.
4.1
Aanleiding voor het project
De Federale minister van Energie heeft Fluxys aangesteld als enige netbeheerder in België die moet instaan voor de ontwikkeling van het hogedruknetwerk voor aardgas ( ministerieel besluit van 23 februari 2010 overeenkomstig artikel 8, §4 van de Federale Gaswet). De ontwikkeling van het net gebeurt onder meer in functie van het garanderen van de bevoorradingszekerheid. Het is van het grootste belang om vandaag en in de toekomst aandacht te hebben voor de bevoorradingszekerheid in aardgas en zeker in België, dat geen eigen bronnen heeft en dus alle aardgas moet invoeren. Het eerste aardgas dat België binnenkwam in 1965 kwam uit het noorden van Nederland. Niet alle aardgasvelden hebben echter eenzelfde samenstelling van het gas. Het Nederlandse aardgas, bijvoorbeeld, heeft een lagere calorische waarde en wordt L-gas genoemd. Bronnen uit de Noordzee, Noorwegen, Rusland, Algerije en Qatar produceren aardgas met een hogere calorische waarde, het H-gas. H- en L-gas kunnen niet zomaar gemengd worden. De instellingen van de gasbranders bij de eindverbruikers zijn bijvoorbeeld verschillend. Daarom heeft België twee gescheiden vervoersnetten: een voor L-gas en een voor H-gas. Aardgas blijft centrale factor in de energiemix van morgen In het primaire energieverbruik van België is aardgas vandaag goed voor ruim 25%, staan olieproducten in voor 39%, kernenergie voor ruim 21%, vaste fossiele brandstoffen voor 8% en hernieuwbare energiebronnen voor 5%. De regering heeft zich in het kader van het energie-klimaatpakket geëngageerd om de Europese verbintenissen na te komen en dat betekent dat België tegen 2020 streeft naar 20% minder broeikasgassen dan in 1990, een aandeel van 20% voor de hernieuwbare energiebronnen en een energieverbruik dat 20% lager ligt dan het verbruik bij ongewijzigd beleid. In de optiek om de uitstoot van broeikasgassen tegen een aanvaardbare prijs terug te dringen, zal aardgas dankzij zijn milieutroeven ook in de toekomst een centrale factor in de energiemix blijven. Zo is aardgas de fossiele brandstof met de laagste uitstoot van broeikasgassen en aardgastechnologie heeft belangrijke voordelen qua energie-efficiëntie. Bovendien heeft aardgas bijzondere troeven voor huishoudelijke verwarming, als brandstof voor voertuigen en als energiebron voor elektriciteitsproductie die als back-up moet dienen voor stroomopwekking met hernieuwbare energiebronnen zoals wind of zon, die niet constant beschikbaar zijn. Doel van het voorliggend project is het versterken van de aanvoer naar het net van de openbare distributie. In de streek tussen Leuven en Diest en tussen Tessenderlo en Halen raken de netten van de openbare distributie verzadigd. Voor de bevoorradingszekerheid van deze regio is het daarom nodig om het Fluxysnet te versterken. Dat resulteert in het leidingproject tussen Tessenderlo en Diest (L-gas-leiding) en het project voor de bouw van een nieuw injectiepunt in Diest voor de distributienetbeheerder (Iverlek). Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 9
De sterke groei in aansluitingen van huishoudens en KMO's bij de openbare distributie is een rechtstreeks gevolg van het Vlaamse Aardgasdecreet van 6/7/2001 van de Vlaamse Regering dat een maximale aansluitbaarheid van woongebieden beoogt (realisatie van een aansluitbaarheid van de woningen en gebouwen van 95% en 99% tegen respectievelijk 2015 en 2020). Uit het rapport van de VREG (Rapp2011-8) met betrekking tot de investeringsplannen 2012-2014 blijkt dat Iverlek in 2011 minder dan 60% aangesloten woningen had en Inter-Energa een goede 40%. Deze regio heeft dus nog een zeer duidelijke groeimarge. De voorziene leiding laat de distributienetbeheerders toe aan deze wettelijke verplichting tegemoet te komen. Concreet houdt de aanleg van de leiding Tessenderlo- Diest in dat de aanvoer naar het openbaar distributienet van IVERLEK Hageland rond de stad Diest en de omliggende gemeenten zal worden versterkt. Door deze verwezenlijking zal de te verwachten toename van het verbruik van de openbare distributie kunnen worden opgevangen. Tevens zorgt deze nieuwe aardgasvervoersleiding met afnamepunt in Diest ervoor dat het openbare distributienet van INTER-ENERGA (gasbevoorrading van aanpalende gemeenten in provincie Limburg) ontlast wordt en ook daar de bevoorradingszekerheid van aardgas blijvend kan gegarandeerd worden. Het rapport van de CREG (F)070913-CREG-691 met betrekking tot Investeringsstop L-gasmarkt en omschakeling op H-gas” stelt bovendien dat een versterking van het L-gasnet in de omgeving van Diest vereist is om de bevoorradingszekerheid ten minste op hetzelfde niveau te houden, gezien de groei van het aardgasverbruik in de regio. Fluxys heeft zijn project om een leiding te bouwen tussen Tessenderlo en Diest aangepast naar een diameter 600 mm. Ondertussen is de planning voor de omschakeling van Nederlands gas naar aardgas afkomstig uit andere bronnen concreter geworden. De Nederlandse overheid neemt zich voor om de uitvoer van Nederlands aardgas stelselmatig te verminderen om in 2030 helemaal geen L-gas meer uit te voeren. De recente aardbevingen in de streek van Groningen zouden eventueel tot een versnelde vermindering kunnen leiden. Grote delen van België worden vandaag immers bevoorraad met dat Nederlandse gas, zo ook in de Kempen en het Hageland. Dat de Nederlandse gasvoorraden steeds minder zullen produceren, is al langer gekend. Daarom is er sinds 2007 ook overleg tussen alle betrokken partijen: België moet zich immers voorbereiden op een omschakeling van het Nederlandse aardgas naar aardgas uit andere bronnen. En dat is geen eenvoudig verhaal: het aardgas uit Nederland heeft een andere samenstelling dan dat van andere bronnen en kan niet zomaar worden gemengd. Een stapsgewijze aanpak dringt zich op. Het is niet mogelijk om alle leidingen met Nederlands gas, met vandaag ongeveer 1,5 miljoen aansluitingen en dat aantal groeit nog steeds aan, tegelijk om te schakelen. In eerste instantie blijft de leiding Tessenderlo-Diest Nederlands aardgas vervoeren richting Diest, maar wanneer de omschakeling naar ander aardgas gebeurt, komen de aardgasstromen niet meer uit het noorden, maar worden afgetapt van de leiding tussen Eynatten aan de Belgisch-Duitse grens en Zeebrugge (VTN-leiding). Er zou dus een verbinding worden gemaakt tussen die VTN-leiding en de leiding Tessenderlo-Diest en dan stroomt het gas in de tegenovergestelde richting vanuit het zuiden naar het noorden door de leiding VTN-Tessenderlo-Diest. In die context volstaat het oorspronkelijk plan om tussen Tessenderlo en Diest een leiding van 250 mm diameter aan te leggen niet meer. Omdat na de omschakeling al snel een versterking van de leidingcapaciteit nodig zal zijn opteert Fluxys om de leiding Tessenderlo-Diest meteen aan te leggen met een grotere diameter vanaf het toekomstig schraapkolfstation voorzien in het industriepark Schoonhees ter hoogte van de EC T-Power (600 mm in plaats van 250 mm). Vervoer per pijpleiding: meest milieuverantwoorde manier van transport Het goederenvervoer door pijpleidingen behoort tot de meest duurzame vervoerswijzen. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is opgenomen dat het transport per pijpleiding vanuit ruimtelijk oogpunt daarom ondersteund en gestimuleerd moet worden in het kader van de huidige mobiliteitsproblemen. Daarenboven wordt gesteld dat deze vervoerswijze niet als structuurbepalend wordt beschouwd, maar slechts een meekoppelende functie heeft van zowel het stedelijk gebied als van de open ruimte. Deze thesis wordt overigens bevestigd door art. 11 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 10
gasachtige producten en andere door middel van leidingen, waarin wordt gesteld dat de vervoerinstallaties de bestemming van de door hen bezette terreinen moeten eerbiedigen en dus niet wijzigen. Van alle vervoersmodi vertegenwoordigen pijpleidingen verder de laagste kost voor de maatschappij. Pijpleidingen dragen bij tot het ontlasten van het verkeer en zijn veel veiliger dan welk ander vervoersmiddel ook. Het aantal ongevallen met een pijpleiding is zeer klein, in schril contrast met het aantal verkeersongelukken. Een ander voordeel is het efficiënte ruimtegebruik: pijpleidingen zijn zo goed als onzichtbaar in het landschap. Ze veroorzaken ook geen geluidsoverlast of luchtvervuiling in tegenstelling tot vrachtvervoer op de weg, via de lucht of met het spoor. Alleen de aanleg van leidingen brengt soms wat lawaai mee, maar dat is beperkt. Pijpleidingen zijn bovendien erg energiezuinig: het vervoer via pijpleidingen kost weinig energie en pijpleidingen brengen geen lege terugritten of lege kilometers mee, terwijl traditionele vervoerswijzen zoals vrachtwagens en schepen niet altijd hun volledige capaciteit benutten.
4.2
Ruimtelijke situering leidingstraat
De leidingstraat situeert zich in de provincies Limburg en Vlaams-Brabant, in de gemeenten Tessenderlo, Lummen, Halen, Beringen en Diest (Figuur 1). Het tracé voor de leidingstraat is gebaseerd op het concrete project voor een Fluxys-leiding zodat in de toekomst ruimte beschikbaar is op de verbinding TessenderloDiest. De door Fluxys geplande leiding start in de bocht van de Fabrieksstraat in de bufferzone van het industriegebied Schoonhees in Tessenderlo, naast de spoorweg. Hier wordt een nieuwe verbinding met de bestaande leiding Kwaadmechelen-Tessenderlo (Dorp) gemaakt en wordt een ondergronds afsluitersknooppunt voorzien. De leiding, in open sleuf aangelegd, loopt parallel met de Fabrieksstraat in de bufferzone en in landbouwgebied. De Fabrieksstraat wordt ten noorden van de toegangsweg naar de EC T-Power in open sleuf gekruist om vervolgens via de bufferzone het nieuw te bouwen schraapkolfstation te bereiken. Deze installatie is volledig gelegen in industriegebied en heeft een oppervlakte van ongeveer 4200 m². Dit deel van de aardgasleiding heeft een diameter van 250 mm. Van uit het toekomstige schraapkolfstation vertrekt het deel van de leiding met een diameter van 600 mm. Eveneens parallel aan en ten noorden van de toegangsweg naar de EC T-Power kruist de geplande leiding eerst de bufferzone en vervolgens de Fabrieksstraat om vervolgens in zuidelijke richting via landbouwgebied de Industrieweg (N724) te bereiken. Deze kruising zal gebeuren door middel van een persing. De leiding loopt eerst parallel met de Industrieweg om vervolgens in zuidelijke richting af te buigen doorheen landbouwgebied, waarbij verschillende kleinere wegen en waterlopen gekruist worden, tot aan de Beringenbaan (N29). Deze zal worden gekruist door middel van een persing, waarna de leiding in open sleuf verder door landbouwgebied en groengebied gaat. De leiding buigt dan ten oosten van Mellaar iets af naar het westen om de Dikke Eikstraat (N725) door middel van een persing te kruisen. De leiding loopt dan verder naar het zuiden tot aan de autosnelweg E314/A2. De leiding kruist de autosnelweg via een persing en volgt deze dan naar het westen. De spoorlijn Leuven-Diest-Hasselt wordt gekruist door middel van een horizontaal gestuurde boring (HGB). Verder naar het westen worden dan de Zwarte Beek, de E314 en de Demer gekruist door middel van een HGB. Op het eindpunt te Diest (Webbekom) wordt een nieuw drukreduceerstation gebouwd en wordt een verbinding gemaakt met het net van de openbare distributie IVERLEK Hageland. Het drukreduceerstation heeft een oppervlakte van ongeveer 3000 m². In het aardgasproject wordt een leiding met gedeeltelijk een diameter van 250 mm en diameter 600 mm voorzien. Die wordt aangelegd met een gronddekking van minstens 110 cm. De leiding zal ter hoogte van de ecologisch waardevolle zones (kwelzones en natuurreservaten) aangelegd worden door middel van een sleufloze techniek, met name een horizontaal gestuurde boring.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 11
Figuur 1: Situering gepland tracé leidingstraat
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 12
5 Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan
5.1
Het richtinggevend gedeelte Hoofdtransportleidingen voorzien in de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Het richtinggevend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen1 bepaalt dat hoofdtransportleidingen op Vlaams niveau worden geselecteerd en in ruimtelijke uitvoeringsplannen vastgelegd. Tot de hoofdtransportleidingen behoren: de internationale transitleidingen op het grondgebied van het Vlaams Gewest; de transportleidingen op het grondgebied van het Vlaams gewest die een rechtstreekse aansluiting vormen met de internationale transitleidingen; de transportleidingen die de poorten, de economische knooppunten en de economische netwerken onderling verbinden. De verbinding Tessenderlo – Diest is een hoofdtransportleiding omdat deze leiding de economische knooppunten en economische netwerken onderling verbindt. Deze leiding maakt een verbinding met de hoofdtransportleiding Kwaadmechelen – Tessenderlo (Dorp) en het openbaar distributienet van IVERLEK Hageland. De verbinding is noodzakelijk voor de versterking van het transportnetwerk in functie van de bevoorrading van de omgeving van Diest en delen van Limburg. Bundelingsprincipe
In functie van een efficiënt ruimtegebruik en om te verhinderen dat de toename van pijpleidingen en elektriciteitsleidingen de onbebouwde ruimte verder versnippert, de ruimtelijke kwaliteit vermindert en tot aantasting van het fysisch systeem en het ecologisch functioneren leidt, wordt voor de toekomstige ontwikkeling een maximale bundeling met lijninfrastructuren van Vlaams niveau vooropgesteld. Pijpleidingen worden zoveel mogelijk aangelegd in leidingstroken en gebundeld met lijninfrastructuren van Vlaams niveau (= hoofdwegen, primaire wegen, hoofdwaterwegen, bestaande hoofdtransportleidingen, ....). Volgende principes staan daarbij voorop: de aan te leggen leiding verhindert niet het functioneren en de ontwikkelingsmogelijkheden van de lijninfrastructuur waarmee gebundeld wordt; de bundeling verhindert het functioneren en de ontwikkelingsmogelijkheden van de pijpleiding zelf niet; bundeling houdt in dat de pijpleiding ‘zo dicht als mogelijk’ bij de lijninfrastructuur wordt aangelegd; voor de toepassing van de bundeling worden alle technische oplossingen in overweging genomen; de toepassing van het bundelingsprincipe gebeurt binnen de wettelijke voorschriften en veiligheidsnormen en binnen het BATNEEC-principe. In het licht van dit bundelingsprincipe werden tijdens de voorstudie alternatieve tracés onderzocht, waarbij leidingtracés gezocht worden die parallel liggen aan bestaande infrastructuren. Zo werd gezocht naar een tracé dat zo veel als mogelijk bestaande leidingen volgt (bvb. Hannut1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, Gewenste Ruimtelijke Structuur, Pijpleidingen en elektriciteitsleidingen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 13
Diest) en werd een tracé nagegaan waarbij zo veel als mogelijk de bestaande autosnelweg E314 wordt gevolgd (Leuven-Diest). Gezien de aanzienlijke meerlengte (bvb. Hannut-Diest) alsook respectievelijk de aanwezigheid van lintbebouwing in de streek rond Leuven (Leuven-Diest) werden deze tracé’s niet geschikt bevonden. Een tracé evenwijdig met de spoorlijn tussen Tessenderlo en Diest werd overwogen maar voor het veilig kruisen van de woonkernen Deurne en Schaffen is onvoldoende ruimte beschikbaar. Bovendien zouden verderop gebieden met belangrijke natuurwaarden gekruist moeten worden. Ook het tracé Tessenderlo-Diest ten noorden van de E314 bleek niet realiseerbaar hoofdzakelijk wegens plaatsgebrek voor de aanleg van een leiding door de aanwezige bebouwing te Lummen die zich tot tegen de voet van het talud van de E314 bevindt, alsook de aanwezige bebouwing ter hoogte van de spoorweg Leuven- Hasselt die te dicht tegen de autosnelweg gelegen zijn. Omdat er langsheen het voorgenomen tracé weinig infrastructuur van Vlaams niveau beschikbaar is, kan er niet overal gebundeld worden. Het voorgestelde tracé van de leidingstraat loopt op het grondgebied van Lummen en Halen over een afstand van ongeveer 4,3 km parallel met de hoofdtransportweg E314. Voor het bepalen van het tracé waar bundeling niet mogelijk is, werd er zo veel mogelijk rekening gehouden met de bestaande functies en gewestplanbestemmingen als wonen, bedrijvigheid en natuurwaarden. In toepassing van het bundelingsprincipe wordt het tracé van de aan te leggen leiding voorzien als een leidingstraat. Daardoor kan het tracé in de toekomst eventueel gebruikt worden voor bijkomende leidingen. Een leidingstraat is een symbolische aanduiding in overdruk die geldt als juridische basis voor de beoordeling van stedenbouwkundige vergunningen voor leidingen in parallellisme met de bestaande leiding(en). De aanduiding in overdruk houdt in dat de bestemmingen van de plannen van aanleg (de gewestplannen) van toepassing blijven. Een leidingstraat heeft geen specifiek bepaalde breedte en bepaalt ook niet het aantal leidingen dat gerealiseerd kan worden, of de tussenafstand tussen leidingen. Wel is bepaald dat de beschikbare ruimte optimaal gebruikt moet worden. Onnodige ruimteconsumptie moet dus vermeden worden. Bij de beoordeling van concrete aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen moet dus beoordeeld worden of de aanvraag verenigbaar is met deze bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan en eventuele andere juridische regels. Het aanduiden van een leidingstraat heft uiteraard ook geen andere juridische bepalingen op, zoals bijvoorbeeld uit de milieuwetgeving. In het plan-MER wordt de afbakening van de leidingstraat in enkele, vanuit milieuoogpunt waardevolle zones, als negatief beoordeeld en dit omwille van mogelijke negatieve effecten in de verschillende disciplines zoals o.a. bodem, water, fauna en flora. De negatieve effecten hebben o.a. betrekking op de mogelijke bodemverstoring, verstoring van de hydrologische eigenschappen (verstoring kwelgebieden) en biotoopverlies. Teneinde de negatieve effecten in te perken worden er in het plan-MER maatregelen voorgesteld die deze effecten milderen, zoals het voorzien van een leidingstrook of in de stedenbouwkundige voorschriften op te leggen dat de aanleg van leiding dient te gebeuren door middel van aangepaste technieken, met name het gebruik van sleufloze technieken, waardoor vergraving, direct biotoopverlies en bemaling vermeden worden. In hoofdstuk 6 wordt dieper ingegaan op de wijze waarop de resultaten van het milieuonderzoek en de milderende maatregelen worden vertaald in het GRUP. In het industriegebied Schoonhees te Tessenderlo en aan het eindpunt van de leiding in het industriegebied en bufferzone te Diest, worden specifieke zones voor gemeenschapsvoorzieningen ingetekend om de realisatie van een schraapkolfstation, respectievelijk drukreduceerstation toe te laten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 14
6 Bestaande feitelijke en juridische toestand
6.1
Bestaande feitelijke toestand De bestaande feitelijke toestand wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten. Kaart 0. Situering plangebied Kaart 1. Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen Opmerking: Het tracé is louter ter informatie weergegeven op de situering en op de luchtfoto omwille van de leesbaarheid. Enkel de aanduiding van het plangebied op de bijlage I, verordenend grafisch plan, heeft een verordenende waarde. Er wordt een tracé voor een leidingstraat voorzien tussen het bedrijventerrein ter hoogte van de Fabrieksstraat in Tessenderlo en Webbekom in Diest. Vanaf de kruising met de E314 verloopt het tracé parallel met de E314 tot aan het eindpunt in Webbekom. Het tracé is gelegen in een grotendeels onbebouwd gebied met een menging van landbouwgebruik en natuurwaarden. Het gaat om een gebied dat belangrijke waarde heeft voor de professionele landbouw, onderdeel van het Haspengouw. De natuurwaarden in het gebied zijn voornamelijk gekoppeld aan de riviervalleien van de Zwarte Beek, Kleine Beek, Grote Beek (bekken van de Winterbeek) en de Demer. De omgeving waarin de leidingstraat wordt voorzien heeft in het algemeen ook grote landschappelijke kwaliteit. Specifiek is de landschapswaarde erkend als traditioneel landschap ‘Demerland’ en het traditionele landschap ‘Dijle-, Demer, en Getevallei: subeenheden Vallei van de Herk en de Mombeek, vallei van de Zwarte Beek, Demervallei’.
Het tracé ligt in een gebied met belangrijke landschappelijke en archeologische waarde door de aanwezigheid van ankerplaatsen en relictzones. Het landschap is relatief kleinschalig gebleven met talrijke kleine landschapselementen en waardevolle biotopen. Ter hoogte van de Venusberg wordt een van de laatste gebieden met rijke akkerflora doorsneden. Er komen ook verschillende gekende archeologische sites voor zodat aangepaste aanlegtechnieken noodzakelijk zijn om deze kwetsbare gebieden te kruisen. In het gebied komen woonkernen en verspreide bebouwing voor. Het startpunt van de leiding is gelegen aansluitend bij het bedrijventerrein ter hoogte van de Fabrieksstraat in Tessenderlo. Verder is er op het tracé voornamelijk verspreide bebouwing gelegen, meestal gaat het om woonstraten. Waar mogelijk is vermeden om woonstraten te kruisen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 15
6.2
Bestaande juridische toestand De bestaande juridische toestand wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten. Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen. Kaart 3: Bestaande juridische toestand: andere plannen Opmerking: Het tracé is louter ter informatie weergegeven op de kaarten juridische toestand omwille van de leesbaarheid. Enkel de aanduiding op de bijlage I, verordenend grafisch plan heeft een verordenende waarde. De relevante elementen van de bestaande juridische toestand worden tekstueel aangegeven in de onderstaande tabel. Tabel 1.
Bestaande juridische toestand
Type plan Gewestplan
Gewestplan Hasselt-Genk (KB 3.04.1977 en BVR 12/10/98) Gewestplan Aarschot-Diest (KB 7.11.1978 en BVR 7/4/98)
Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
GRUP “Leidingstraat Lommel-Ham-Tessenderlo” (BVR 15.05.2009)
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen.
Algemene of bijzondere plannen van aanleg / Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen
Verkavelingsvergunningen
Geen
Habitatrichtlijngebieden, vogelrichtlijngebieden
Vogelrichtlijngebied “De Demervallei” (BE2223316)
Beschermde dorpsgezichten, landschappen, monumenten en stadsgezichten
Geen
Overige erfgoedelementen
Ankerplaats “Asdonkbeek, Grote Beek en Kleine Beek”
Natuur- en bosreservaten
Habitatrichtlijngebied “De Demervallei” (BE2400014)
Natuurreservaat “De Vallei van de Zwarte Beek” (Lummen) Natuurreservaat “De Vallei van de Drie Beken” (Diest)
Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), decreet Natuurbehoud
VEN-gebied 553 “De Vallei van de Drie Beken” (Beringen) VEN-gebied 438 “De Midden- en benedenloop Zwarte Beek” (Lummen) VEN-gebied 437 “Het Rot- , Gorenbroek en Diesters Broek” (Halen)
Beschermingszones grondwater
Geen
Waterlopen
Goerebeek (gemeente Lummen, categorie 2) Waterloop (gemeente Lummen, categorie 2) Veldbeek (gemeente Lummen, categorie 2) Laarbeek (gemeente Lummen, categorie 3) Rijselsestraatvliet (gemeente Beringen, categorie 3) Schoestersvliet (gemeente Beringen, categorie 3) Kleinebeek (gemeente Tessenderlo, categorie 2) Tusvliet (gemeente Tessenderlo, categorie 3) Aartsstraatvliet (gemeente Tessenderlo, categorie 3)
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 16
In het gebied zijn géén provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, gemeentelijke plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen, verkavelingsvergunningen, beschermde landschappen, beschermde monumenten, ramsargebieden, beschermde duingebieden of voor de landbouw belangrijke duingebieden gelegen die relevant zijn voor dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Er wordt een Habitatrichtlijngebied en een Vogelrichtlijngebied doorkruist door de voorziene leidingstraat. Het betreft de SBZ-H BE 2400014 “De Demervallei” en SBZ-V BE2223316 “De Demervallei”. De in deze gebieden voorkomende en beschermde habitats zijn voedselrijke ruigten, oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten en overblijvende of relictbossen op alluviale grond met de bijbehorende plant- en diersoorten. De voorziene leidingstraat doorkruist waterlopen van categorie 2 en 3. Bij de uitvoering van werken van openbaar nut zal, in overeenstemming met de bestaande regelging, een machtiging tot kruising van de waterloop moeten worden bekomen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 17
7 Beoordelingen van het voorgenomen plan en de planonderdelen vanuit sectorale regelgeving
7.1
Onderzoek tot milieueffectrapportage In uitvoering van artikel 4.2.5 van het decreet van 27 april 2007 houdende de wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) is voorafgaand aan de opmaak van dit ruimtelijk uitvoeringsplan een plan-MER opgemaakt. Het planMER werd goedgekeurd door de dienst MER van LNE op 28 juli 2014. Het plan-MER en het goedkeuringsverslag is opgenomen als bijlage bij dit GRUP. Het dossier (goedkeuringsverslag, niet-technische samenvatting, plan-MER) is raadpleegbaar op www.ruimtelijkeordening.be en op de website van dienst MER. (http://www.lne.be/themas/milieueffectrapportage/raadplegenmilieueffectrapportages/dossierdatabank, dossier PLMER - 0172- GK) In het MER komt de vergelijking van alternatieven aan bod. Het MER behandelt en onderzoekt enkele kleine en grote tracéalternatieven. Voor de verschillende besproken disciplines wordt het basistracé en twee beperkte alternatieven (alt. 1 en 3) ten opzichte van elkaar afgewogen, alsook een afweging ten opzichte van een uitgebreid locatie-alternatief (alt. 2) en alternatief 2bis . Vanuit milieuoogpunt heeft het basistracé de voorkeur.
7.1.1
Relevante elementen uit de MER-beoordeling en doorvertaling in het GRUP Vanuit milieuoogpunt heeft het zogenaamde basistracé minder negatieve effecten dan de alternatieven en heeft het basistracé de voorkeur op die alternatieven. Algemeen leidt het milieuonderzoek tot de conclusie dat de realisatie van de voorgestelde aardgasverbinding geen aanleiding geeft tot significante effecten indien de milderende maatregelen worden uitgevoerd. Er worden specifieke maatregelen voorgesteld om de impact van de aanleg te verminderen: aanleg met sleufloze technieken (gestuurde boring en persing) en het versmallen van de breedte van de leidingstraat (werken met een leidingstrook met een juridisch vastgelegde breedte). In het plan-MER wordt de voorziene leidingstraat in enkele, vanuit milieuoogpunt waardevolle zones, als negatief beoordeeld en dit omwille van mogelijke negatieve effecten in de verschillende disciplines zoals o.a. bodem, water, fauna en flora. Deze zones betreffen de valleigebieden van de Drie Beken en de valleigebieden van de Zwarte Beek. Deze gebieden worden als zeer waardevol beschouwd en zijn ook deels als natuurreservaat aangeduid. De negatieve effecten hebben o.a. betrekking op de mogelijke bodemverstoring, verstoring van de hydrologische eigenschappen (verstoring kwelgebieden) en biotoopverlies. Teneinde de negatieve effecten in te perken worden er in het MER maatregelen voorgesteld die deze effecten zodanig milderen, dat de aanduiding van een leidingstraat in het GRUP en de aanleg van de aardgasleiding Tessenderlo-Diest vanuit milieuoogpunt mogelijk worden geacht zonder aanzienlijke milieueffecten. In het algemeen kan gesteld worden dat in een GRUP enkel bepalingen worden opgenomen die ruimtelijk van aard zijn en dat elementen die op kaart lokaliseerbaar zijn, en die met voldoende zekerheid kunnen worden vastgelegd, kunnen opgenomen worden in het grafisch plan. Overige maatregelen die tot de ruimtelijke ordening behoren kunnen verordenend worden vastgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften. In concreto komt het er op neer dat in het MER wordt voorgesteld om de afbakening van de leidingstraat in breedte te beperken of in de stedenbouwkundige voorschriften op te leggen dat de aanleg van leiding dient te gebeuren door middel van aangepaste technieken, met name het gebruik van sleufloze technieken, waardoor vergraving, direct biotoopverlies en bemaling vermeden worden.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 18
Om de milieuimpact te beperken is het op sommige plaatsen noodzakelijk de leiding aan te leggen door middel van een sleufloze techniek. Het betreft hier de delen waar de leidingstraat zeer verstoringsgevoelige kwelzones met waardevolle vegetatie doorkruist, met name de Vallei van de Drie Beken (Kleine Beek, Grote Beek/Winterbeek, Middelbeek, Rijselsestraatvliet), de vallei van het Zwarte Water en de vallei van de Demer met onder meer Webbekoms Broek. Deze gebieden krijgen een specifieke aanduiding op het grafisch plan. In de stedenbouwkundige voorschriften van het GRUP wordt opgenomen dat op die locaties een uitvoering door middel van open sleuf niet is toegelaten. Daar zal gebruik gemaakt worden van een (gestuurde) boring of persing om de leiding aan te leggen. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt voor deze gebieden eveneens de bouw van aanhorigheden (stations, controleputten) verboden. In de werfsituatie is het toegelaten om de in- en uittredepunten in te richten die noodzakelijk zijn voor de sleufloze techniek en de aansluiting met het opensleufgedeelte te realiseren. In de valleigebieden van de Drie Beken en van de Zwarte Beek zijn er, naast die uiterst kwetsbare zones zoals hierboven vermeld, ook nog kwetsbare zones die in natuurreservaat gelegen zijn (reeds afgebakend of visiegebied). In deze zones wordt het niet noodzakelijk geacht om de aanleg via sleufloze technieken te verplichten, maar wordt, aangezien deze wel in natuurreservaat gelegen zijn, aangeraden om de leidingstraat in breedte te beperken. Deze gebieden worden aangeduid op het grafisch plan als leidingstraat, waarbij in de stedenbouwkundige voorschriften een specifieke bijkomende bepaling wordt opgenomen die luidt als volgt: “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd (..) en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Dit houdt de garantie in dat de randvoorwaarden die in het plan-MER zijn geformuleerd inzake bebouwing, landschappelijke waarden, vegetatie ook in de praktijk zullen doorwerken. In het MER worden buiten de valleigebieden, lokaal nog meer zones aangeduid waar negatieve effecten verwacht worden ten gevolge van de aanduiding van een leidingstraat. Op niveau van het GRUP wordt in het MER ook in deze zones voorgesteld om de leidingstraat in breedte te beperken. De effecten in deze zones zijn echter ook te beperken door het nemen van maatregelen in de uitvoeringsfase, bij aanleg van de leiding. Hoewel deze maatregelen ruimtelijk relevant zijn, wordt dit niet opgenomen in het verordenend grafisch plan en in de stedenbouwkundige voorschriften. Deze maatregelen worden verder bepaald bij vergunningverlening. Deze maatregelen, dewelke de negatieve effecten van de aanleg van de leiding dienen te milderen, worden hier verder ter informatie weergegeven. In het plan-MER worden bijvoorbeeld volgende maatregelen vermeld die in de aanlegfase en het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning geconcretiseerd zullen worden: - Nemen van preventieve maatregelen zoals gebruik van een zandbaan of rupsvoertuigen om verdichting van de bodem te vermijden. - Scheiding van bodemhorizonten bij uitgraving van plaggenbodems en podzolen. - Gebruik van aangepaste uitvoeringstechnieken bij bemaling binnen gevoelige zones bij aanleg in open sleuf en bij persputten en ontvangstputten. - Analyse en eventuele zuivering van bemalingswater, strikt naleven van regelgeving inzake grondverzet in zones met gekende verontreiniging (zone rond Winterbeek). - Indien er werken plaatsvinden tijdens broedperiodes in de valleigebieden en aan bosvegetatie, moet de aanwezige opgaande vegetatie voorafgaandelijk aan het broedseizoen verwijderd worden en wordt het terrein voorafgaandelijk gefreesd. - Aanleg van leiding onder Webbekoms Broek op voldoende diepte om werking overstromingsgebied niet te hypothekeren. - Werkstrook en oppervlakte-inname beperken in zones met biologisch zeer waardevolle percelen, opgaande vegetatie (beeldbepalende bospercelen en bomenrijen), lineaire landschapselementen. - Herstel vegetatie en lineaire landschapselementen, heraanplant houtige elementen - Kruising holle weg (Holstraat) door middel van aangepaste technieken
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 19
- Landschappelijke inpassing aanhorigheden en geval-per-geval beoordeling van de effectieve impact. - Intensiteit bebakening afstemmen op landschappelijke belevingswaarde - Vastleggen werfroutes en omleidingsroutes in samenspraak met verantwoordelijke diensten - Beperken verstoring cultuurhistorisch relict “Schans” Tabel 1 Vertaling van de milderende maatregelen uit het plan-MER in het GRUP Nummer Deeltracé
Wenselijke beperkingen vanuit milieu Vertaling in GRUP op plan-niveau
2 Beperking in breedte omwille van waardevolle bodemprofielen
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het zo veel mogelijk behouden van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de waardevolle bodemprofielen.
3 Beperking in breedte omwille van nabije bewoning, nabije bouwkundig erfgoed en puntrelict, waardevolle vegetatie, risico structuurwijziging
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het zo veel mogelijk behouden van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de bewoning, bouwkundig erfgoed, relicten, waardevolle vegetatie en bodemprofielen.
4 Beperking in breedte en gepaste uitvoeringsmethode /sleufloze techniek (deels, bij kruising waterlopen) omwille van aanwezigheid kwelzone, waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie, verdichtingsgevoelig, risico wijziging bodem- en grondwaterkwaliteit, risico aantasting landschapsbeeld
Ter hoogte van de kruising van de waterloop wordt in de stedenbouwkundige voorschriften een verbod op aanleg via techniek open sleuf opgelegd. De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat voldoende rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van een kwelzone, waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie, verdichtingsgevoelige gebieden, bodem- en grondwaterkwaliteit, landschapsbeeld.
5 Beperking in breedte omwille van waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie en nabije bouwing.
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 20
Nummer Deeltracé
Wenselijke beperkingen vanuit milieu Vertaling in GRUP op plan-niveau wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de (waterafhankelijke) vegetatie en nabije bebouwing.
6 Beperking in breedte of gepaste uitvoeringsmethode /sleufloze techniek omwille van aanwezigheid kwelzone, waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie, risico structuurwijziging, risico aantasting landschapsbeeld
Ter hoogte van het gebied met kwelzone, waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie, risico structuurwijziging, risico aantasting landschapsbeeld wordt in de stedenbouwkundige voorschriften een verbod op aanleg via techniek open sleuf opgelegd. Voor het overige tracégedeelte wordt gebruik gemaakt van het stedenbouwkundig voorschrift leidingstraat waarbij de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving” garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat voldoende rekening wordt gehouden met de omgeving.
7 Gepaste uitvoeringsmethode /sleufloze techniek omwille van aanwezigheid waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie, kwelzone verdichtingsgevoelig, risico aantasting landschapsbeeld
Ter hoogte van het gebied met waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie, kwelzone verdichtingsgevoelig, risico aantasting landschapsbeeld wordt in de stedenbouwkundige voorschriften een verbod op aanleg via techniek open sleuf opgelegd.
8 Beperking in breedte omwille van de aanwezigheid waardevolle vegetatie, verdichtingsgevoelig, risico aantasting landschapsbeeld
Ter hoogte van de verdichtingsgevoelige bodems wordt een verbod op aanleg met techniek open sleuf opgelegd. Voor de overige tracédelen bevatten de stedenbouwkundige voorschriften (leidingstraat) de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van waardevolle vegetatie, verdichtingsgevoelige gebieden en het landschapsbeeld.
9 Beperking in breedte omwille van de aanwezigheid waardevolle vegetatie en risico aantasting landschapsbeeld
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van waardevolle vegetatie en het landschapsbeeld.
10 Beperking in breedte omwille van de aanwezigheid waardevolle vegetatie, risico aantasting landschapsbeeld
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 21
Nummer Deeltracé
Wenselijke beperkingen vanuit milieu Vertaling in GRUP op plan-niveau beperkt mogelijk wordt gehouden en dat waardevolle vegetatie en het landschapsbeeld zo weinig mogelijk verstoord wordt.
12 Beperking in breedte omwille van de aanwezigheid van waardevolle vegetatie, nabije bewoning, risico aantasting landschapsbeeld
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de waardevolle vegetatie, bewoning en het landschapsbeeld.
14 Beperking in breedte omwille van waardevolle vegetatie, risico aantasting landschapsbeeld, risico aantasting cultuurhistorische element (holle weg)
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de waardevolle vegetatie en het landschapsbeeld en de holle weg.
16 Beperking in breedte of gepaste uitvoeringsmethode /sleufloze techniek omwille van de aanwezigheid van een kwelzone, waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie, verdichtingsgevoelig
Ter hoogte van de kwelzone, het gebied met waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie en het verdichtingsgevoelig gebied wordt in de stedenbouwkundige voorschriften een verbod op aanleg via techniek open sleuf opgelegd.
19 Beperking in breedte omwille van waardevolle vegetatie, nabije bewoning, risico aantasting landschapsbeeld
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de waardevolle vegetatie, de bewoning en het landschapsbeeld.
20 Beperking in breedte omwille van waardevolle vegetatie, risico aantasting landschapsbeeld
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het zo veel mogelijk behouden van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de waardevolle vegetatie en het landschapsbeeld.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 22
Nummer Deeltracé
Wenselijke beperkingen vanuit milieu Vertaling in GRUP op plan-niveau
21 Beperking in breedte omwille van waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie, nabije bewoning, risico aantasting landschapsbeeld
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de waardevolle vegetatie, de bewoning en het landschapsbeeld.
22 Beperking in breedte omwille van waardevolle vegetatie
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de waardevolle vegetatie.
23 Beperking in breedte of gepaste uitvoeringsmethode /sleufloze techniek omwille van de aanwezigheid van waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie, verdichtingsgevoelig, risico aantasting landschapsbeeld
Ter hoogte van het gebied met waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie en het verdichtingsgevoelig gebied wordt in de stedenbouwkundige voorschriften een verbod op aanleg via techniek open sleuf opgelegd.
24 Beperking in breedte omwille van waardevolle vegetatie
Ter hoogte van het gebied met waardevolle vegetatie wordt in de stedenbouwkundige voorschriften een verbod op aanleg via techniek open sleuf opgelegd.
25 Beperking in breedte omwille van nabije bewoning
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de bewoning.
26 Beperking in breedte omwille van waardevolle profielen en waardevolle vegetatie
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de waardevolle profielen en vegetatie.
27 Beperking in breedte omwille van waardevolle profielen en waardevolle vegetatie
De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 23
Nummer Deeltracé
Wenselijke beperkingen vanuit milieu Vertaling in GRUP op plan-niveau ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de waardevolle profielen en vegetatie.
28 Beperking in breedte omwille van De stedenbouwkundige voorschriften bevatten de waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie, bepaling “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in nabije bewoning verdichtingsgevoelig, functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving”. Deze bepaling garandeert dat de ruimteinname bij uitvoering zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat rekening wordt gehouden met het zo weinig mogelijk verstoren van de waardevolle vegetatie, de bewoning en het verdichtingsgevoelig gebied. 30 Gepaste uitvoeringsmethode /sleufloze techniek omwille van waardevolle waterafhankelijke vegetatie, functie overstromingsgebied
Ter hoogte van het gebied met waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie en het overstromingsgebied wordt in de stedenbouwkundige voorschriften een verbod op aanleg via techniek open sleuf opgelegd.
31 Gepaste uitvoeringsmethode /sleufloze techniek omwille van waardevolle waterafhankelijke vegetatie, kwelzone, functie overstromingsgebied
Ter hoogte van het gebied met waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie, kwelzone en het overstromingsgebied wordt in de stedenbouwkundige voorschriften een verbod op aanleg via techniek open sleuf opgelegd.
32 Gepaste uitvoeringsmethode /sleufloze techniek omwille van waardevolle vegetatie, functie overstromingsgebied
Ter hoogte van het gebied met waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie en het overstromingsgebied wordt in de stedenbouwkundige voorschriften een verbod op aanleg via techniek open sleuf opgelegd.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 24
Figuur 2: Voorgestelde maatregelen uit het plan-MER (Het betreft een weergave van de voorgestelde maatregelen. De wijze van doorvertaling verschilt hiervan en is opgenomen in tabel 1)
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 25
7.2
Passende beoordeling ten aanzien van als speciale beschermingszones te beschouwen gebieden Het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat - afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s - een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Er wordt een Habitatrichtlijngebied en een Vogelrichtlijngebied doorkruist door de voorziene leidingstraat. Het betreft de SBZ-H BE 2400014 “De Demervallei” en SBZ-V BE2223316 “De Demervallei”. Bij opmaak van het plan-MER werd tevens een Passende Beoordeling opgemaakt, die door ANB werd goedgekeurd op 19 juni en 23 juli 2014, respectievelijk voor het gedeelte Vlaams-Brabant en het gedeelte Limburg. De passende beoordeling geeft voor deze speciale beschermingszones volgende eindbeoordeling: Van alle besproken soorten en habitats uit de SBZ-H ‘Demervallei’ en de SBZ-V ‘Demervallei’ zijn er in totaal een 3-tal habitats en een 10-tal soorten die potentieel een negatief effect zouden kunnen ondervinden van de geplande werkzaamheden, nl.: 6430 Voedselrijke ruigten 9190 Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten 91E0 Overblijvende of relictbossen op alluviale grond (Alnion glutinoso-incanae) Laatvlieger Baardvleermuis sp. Watervleermuis Rosse vleermuis Gewone dwergvleermuis Grootoorvleermuis sp. Blauwborst IJsvogel Wespendief Zwarte specht Soorten die mogelijk zeer sporadisch tijdens de trekperiode ter hoogte van het plangebied aanwezig kunnen zijn worden hier niet opnieuw aangehaald, gezien de verwachte effecten ten opzichte van deze soorten als uiterst beperkt beschouwd worden. De aanduiding van de leidingstraat kan een aantasting van de lokale natuurwaarden mogelijk maken. De aanleg van leidingen ter hoogte van de leidingstraat brengt immers mogelijk nadelige effecten ten opzichte van de SBZ-H met zich mee. Om de verbinding tussen Tessenderlo en Diest te realiseren is het kruisen van de valleigebieden echter noodzakelijk. De valleigebieden zijn met uitzondering van de woonkernen bijna volledig aangeduid als Natura 2000-gebied. Om de mogelijke impact op de SBZ-H tot een minimum te beperken lijkt de locatiekeuze zeker te verantwoorden gezien de leidingstraat de SBZ’s veelal op hun smalste plaatsen snijdt. Tevens wordt de leidingstraat ter hoogte van de SBZ-V gebundeld met de E314. Beperking van de breedte van de leidingstraat of het verplichten van de aanleg van leidingen door middel van een sleufloze techniek ter hoogte van de aangemelde habitats zullen noodzakelijk zijn om significant negatieve effecten ten opzichte van de SBZ-H te vermijden. Deze beperkingen worden dan ook opgenomen in de milderende maatregelen van het plan-MER en worden doorvertaald in het GRUP. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt opgenomen dat de leidingaanleg dient te gebeuren door middel van een sleufloze techniek in deze zones ter hoogte
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 26
van de aangemelde habitats. Wel dient het mogelijk te blijven om in de SBZ’s de in- en uittredepunten (buiten de waardevolle habitats) in te richten om de aanleg via sleufloze technieken en de aansluitingswerken met het gedeelte in open sleuf mogelijk te maken. De passende beoordeling geeft voor het habitatrichtlijngebied ‘De Demervallei” en Vogelrichtlijngebied ‘De Demervallei’ dat de effecten niet significant zijn mits het nemen van de voorgestelde milderende maatregelen.
7.3
Watertoets Het decreet betreffende het integraal waterbeleid stelt dat de watertoets moet toegepast worden op alle overheidsbeslissingen inzake vergunningen, plannen of programma’s. Het plan betreft de afbakening van een leidingstraat tussen Tessenderlo (Schoonhees) en Diest (Webbekom). Er worden hierbij een aantal waterlopen en overstromingsgevoelige zones gekruist, evenals kwetsbare gebieden voor grondwaterstandsverlaging (waaronder onder andere enkele kwelgebieden). In het onderzoek tot milieueffectrapportage wordt besloten dat een significante impact op het watersysteem niet te verwachten is. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat de gewestelijke verordening inzake hemelwater van toepassing is en het feit dat aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen onderworpen blijven aan de bepalingen van de watertoets en indien nodig op dat niveau bijkomende remediërende of compenserende maatregelen opgelegd kunnen worden. In de meest kwetsbare gebieden wordt in het GRUP opgenomen dat de aanleg van de leidingen dient te gebeuren door middel van sleufloze technieken. Mits het respecteren van die randvoorwaarde kan gesteld kan worden dat hier geen significant negatieve effecten te verwachten zijn. De geklasseerde waterlopen die gekruist worden door de geplande leidingstraat hebben hoofdzakelijk een zwakke tot matige structuurkwaliteit. Gezien deze beperkte structuurkwaliteit van de gekruiste waterlopen worden er weinig negatieve effecten verwacht. Als algemene conclusie kan gesteld worden dat het watersysteem eventueel tijdelijk beïnvloed wordt door de geplande werken, maar dat er geen permanente effecten met betrekking tot het watersysteem te verwachten zijn, wanneer de milderende maatregelen (plaatselijk toepassen van sleufloze technieken) in acht worden genomen.
7.4
Veiligheidsaspecten – Sevesorichtlijn Veiligheidsaspecten komen aan bod in het MER. Leidingen behoren niet tot de Seveso-inrichtingen. In het MER worden de door Fluxys voorgestelde maatregelen en de door haar gevoerde veiligheidspolitiek voldoende beschouwd om het risico op calamiteiten tot een absoluut minimum te beperken.
7.5
Archeologie In het plan-MER wordt het aspect archeologie behandeld in de discpline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie. De zone rondom de Venusberg en de Zwarte Beek worden als archeologisch waardevol aangeduid. Enkele tientallen vindplaatsen zijn opgenomen ter hoogte van Webbekom en Zelem en in de vallei van de Zwarte Beek, ter hoogte van Geenrode en Meldert en ter hoogte van de Venusberg. In het kader van archeologische relicten is het evident dat de kans op vondsten groter is in de archeologisch waardevolle zones. Dit wil echter niet zeggen dat in de overige zones geen archeologisch potentieel aanwezig is. De geldende wetgeving inzake vondsten dient hieromtrent gevolgd te worden. Archeologisch vooronderzoek (inclusief een terreinverkenning) is wenselijk en dient, in toepassing van de toepasselijke regelgeving op project-
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 27
niveau ingevuld te worden. Het is dus niet noodzakelijk specifieke elementen over archeologie op te nemen in de stedenbouwkundige voorschriften.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 28
8 Gewenste ruimtelijke ontwikkeling
8.1
Tracé In functie van de te realiseren ondergrondse aardgasverbinding tussen de Fabrieksstraat in Tessenderlo en Webbekom in Diest werd een tracé bepaald met een zo beperkt mogelijk ruimtelijke impact en met een zo beperkt mogelijke milieu-impact. Om technische en financiële redenen wordt het tracé ook zo kort mogelijk gehouden. Tracé-alternatieven en varianten werden ruimtelijk onderzocht en werden ook afgewogen op hun milieu-effecten. Het gekozen tracé heeft de minste milieu-effecten en vanuit ruimtelijk oogpunt de voorkeur. Belangrijke natuurwaarden en concentraties van bebouwing zijn zoveel als mogelijk uit de weg gegaan.
8.2
Bundeling Bij de tracékeuze wordt maximaal gebundeld met bestaande leidingen of infrastructuur. Het voorgestelde tracé van de leidingstraat loopt op het grondgebied van Lummen en Halen over een afstand van ongeveer 4,3 km parallel met de hoofdtransportweg E314. Op de verbinding tussen Tessenderlo en Diest is een bundeling over de volledige lengte niet mogelijk omdat er geen infrastructuur van Vlaams niveau beschikbaar is. Met het oog op bundeling van leidingen in de toekomst wordt het tracé aangeduid als een leidingstraat.
8.3
Aanleg van leidingen niet hypothekeren Om de aanleg van leidingen mogelijk te maken wordt een leidingstraat of –strook aangeduid. De aanduiding hiervan gebeurt in “overdruk” over de bestaande bestemmingen en stedenbouwkundige bepalingen. De op vandaag bestaande bestemmingen en stedenbouwkundige bepalingen blijven dus geldig. In de voorschriften wordt opgenomen dat de in grondkleur aangegeven bestemming van toepassing is, voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen niet in het gedrang worden gebracht. Op vergunningenniveau dient hiermee dus rekening te worden gehouden. Er kunnen enkel zaken vergund worden die de aanleg van leidingen niet hypothekeert. Specifiek voor aardgasleidingen, zoals deze die aanleiding vormt voor voorliggend plan, is steeds de gaswet van toepassing. De aanwezigheid van een leiding brengt overeenkomstig de gaswet en haar uitvoeringsbesluiten een wettelijke erfdienstbaarheid van openbaar nut met zich mee: het is verboden handelingen te stellen die de leiding kan schaden. Dit wordt verder uitgewerkt in 2 zones: in eerste instantie de zogenaamde voorbehouden zone. Deze is afhankelijk van de diameter van de leiding. In voorliggend project maakt dit voor de leiding met diameter 250: 6 meter (3 meter langs beide zijden te rekenen van de middellijn ervan) en voor de leiding in diameter 600: 10 meter (5 meter langs beide zijden te rekenen van de middellijn ervan). Voor parallelle leidingen worden de respectievelijke zones gecombineerd tot één zone, te rekenen vanaf de buitenste leiding. Binnen deze voorbehouden zone kunnen de activiteiten op en in de bovenste grondlaag voortgezet worden, zoals normale landbouwactiviteiten, voor zover er geen gebouwen of andere constructies geplaatst worden, er geen materialen gestapeld worden, er geen reliëfwijziging aan te pas komt en er geen bomen geplant worden. Deze voorbehouden zone bevindt zich verder in de beschermde zone. Deze bedraagt 15 meter langs beide zijden van de inplanting van de leiding (bij parallelle leidingen te rekenen vanaf de buitenste leiding). Binnen deze zone geldt een verplichting van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van de leidingen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 29
8.4
Milderen van milieu-effecten door aangepaste technieken Het gekozen tracé heeft ondanks het vermijden van bebouwing en landschaps- en natuurwaarden, plaatselijk toch een significante impact op het milieu. In het plan-MER worden specifieke milderende maatregelen aangegeven: het beperken van de breedte waar leidingen kunnen worden aangelegd (leidingstrook) en het plaatselijk opleggen van aangepaste technieken, concreet de toepassing van de gestuurde boring en persing. Dit zijn sleufloze technieken. In overeenstemming met het plan-MER wordt in de stedenbouwkundige voorschriften opgelegd dat ter hoogte van de meest waardevolle plaatsen de techniek van open sleuf niet kan worden toegepast. Het gaat om de tracédelen ter hoogte van de waardevolle valleien van Drie Beken (Kleine Beek, Grote Beek/Winterbeek, Middelbeek, Rijselsestraatvliet), Zwart Water en Demer ter hoogte van Webbekoms Broek. Ook voor enkele tracédelen waar in het plan-MER wordt voorgesteld om de breedte van de leidingstraat te beperken wordt geopteerd om gebruik te maken van sleufloze technieken. (deeltracé 4, 15 (deels), 17 (deels), 24 en 29). Naast de maatregelen voor de meest kwetsbare gebieden doorkruist het tracé ook gebieden met een belangrijke natuurwaarde, landschappelijke waarde, risico’s op profielverstoring en bebouwing. In het plan-MER wordt voorgesteld om lokaal de breedte van de leidingstraat te beperken en een leidingstrook aan te duiden ter bescherming van deze waarden. In het RUP wordt deze maatregel vertaald door in de stedenbouwkundige voorschriften een specifieke bepaling toe te voegen die luidt als volgt: “Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.”. Deze bepaling garandeert dat in de fase van de stedenbouwkundige vergunning nadrukkelijk rekening moet worden gehouden met de aandachtspunten die in het plan-MER zijn aangegeven. In de toelichtende kolom bij de stedenbouwkundige voorschriften wordt daarom ook nadrukkelijk verwezen naar de aandachtspunten die in het plan-MER zijn beschreven. Tabel 1 bevat bovendien een samenvatting in algemene termen van deze aandachtspunten. Er wordt niet geopteerd voor de toepassing van een leidingstrook over grote delen van het tracé. In het plan-MER worden de natuur- en landschapswaarden en de aandachtspunten op het vlak van bodemprofiel, waterbeheersing, erfgoed en bebouwing in algemene termen beschreven zodat het niet altijd mogelijk is op basis daarvan op perceelsniveau een leidingstraat in te tekenen. Het inschrijven van specifieke maatregelen in de stedenbouwkundige voorschriften kan daarentegen wel de vereiste garanties bieden dat in de fase van vergunningverlening rekening zal worden gehouden met de aandachtspunten zoals geformuleerd in het plan-MER. In die fase zal op basis van verder nauwkeurig terreinonderzoek een meer gedetailleerde afweging moeten gebeuren. Op die manier zullen op bepaalde plaatsen de natuur- en landschapswaarden behouden kunnen blijven en kan er bodemprofielverstoring vermeden worden door een gerichte keuze van de aanlegplaats. Bij een eventuele tweede leiding kan op basis van die aandachtspunten op sommige plaatsen ook effectief worden opgelegd dat minder breedte kan worden ingenomen. Om de impact van de aanleg te beperken in waardevolle gebieden voorziet het plan-MER tenslotte nog specifieke voorwaarden voor de aanleg. Het gaat bijvoorbeeld over gebruik van een zandbaan of rupsvoertuigen om verdichting van de bodem te vermijden, scheiding van bodemhorizonten bij uitgraving van plaggenbodems en podzolen, specifieke bemalingstechnieken, zuivering van bemalingswater, aanleg op grotere diepte, beperking van de werkstrook en vastleggen van werfroutes, herstel van vegetatie en lineaire landschapselementen, intensiteit van de bebakening in landschappelijk waardevolle zones en dergelijke. Deze maatregelen zullen verder bepaald worden in de uitvoeringsfase en worden vastgelegd bij de vergunningverlening. Ze worden niet vastgelegd op planniveau in het GRUP.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 30
8.5
Bovengrondse aanhorigheden Ter hoogte van EC T-power te Tessenderlo wordt een schraapkolfstation voorzien. Dit station is noodzakelijk ten gevolge van de diameterwijziging om de beide diameters te kunnen controleren. Er is een locatie gekozen in het bestaande industriegebied Schoonhees. Op het eindpunt van de verbinding wordt een drukreduceerstation gebouwd. Dit station is noodzakelijk om het gas dat op hogedruk wordt aangevoerd op de druk van het distributienet te kunnen brengen. Er is een locatie gekozen aansluitend bij de infrastructuur van de E314. De inplanting van deze stations op deze locaties vereisten, bovenop de gebruikelijke zorg voor landschappelijke inpassing, geen bijzondere maatregelen op het vlak van buffering of andere.
8.6
Ruimtebalans De invloed van de bestemmingswijzigingen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is weergegeven in volgende ruimtebalans. De ruimtebalans geeft de vergelijking tussen de oppervlakte per bestemming voor de inwerkingtreding van het GRUP en de oppervlakte die in het GRUP wordt vastgelegd. De impact is beperkt tot de bestemmingswijziging voor het schraapkolfstation te Tessenderlo en het drukreduceerstation te Diest. De aanduiding van leidingstraat gebeurt door middel van een overdruk en die heeft geen invloed op de ruimtebalans.
Tabel 2.
Ruimtebalans
Bestemmingscategorie
Voor
Na
Industriegebied
1 ha
0 ha
- 1 ha
Gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut
0 ha
1 ha
+ 1 ha
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Verschil
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 31
8.7
Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften en op te heffen voorschriften
Het verordenend grafisch plan wordt ingetekend op een kadasterplan als ondergrond. De meest recente ondergrond die beschikbaar is op het ogenblik van de opmaak van het ontwerp-GRUP wordt gehanteerd. Diezelfde ondergrond blijft behouden in het definitieve plan vermits het hanteren van een andere ondergrond tot beperkte aanpassingen van het plan zou kunnen leiden na het openbaar onderzoek. In dit geval gaat het om de zogenaamde GRB of grootschalig referentiebestand zoals het wordt aangeleverd door de FOD Financiën. Bij het intekenen van bestemmingen wordt in principe aan elk kadastraal perceel een bestemming gegeven. Enkel wanneer het om zeer grote percelen gaat wordt omwille van ruimtelijke opties uitzonder geopteerd om een perceel op te delen en er twee verschillende bestemmingen aan te geven. Vermits voorliggend plan een leidingstraat betreft is het bovenstaande in feite enkel relevant voor de delen die ingetekend worden als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nutsvoorzieninen in functie van de stations voor de leidingen. De inkleuring op een kadastrale ondergrond is dus verschillend van de gewestplannen die ingetekend zijn op een topografische kaart (schaal 1/10.000). Dit verschil in ondergrond vereist soms een interpretatie van het gewestplan, in de zin dat de bestemming van het gewestplan zo veel als mogelijk een vertaling naar de kadastrale ondergrond krijgt. Die gekozen interpretatie blijkt uit de inkleuring op het verordenend grafisch plan. De werkwijze garandeert ook dat er geen “snippers” overblijven waarvoor de bestemming onduidelijk blijft. De onderstaande stedenbouwkundige voorschriften zijn gebaseerd op de type stedenbouwkundige voorschriften zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering op 11 april 2008. Door het toepassen van type stedenbouwkundige voorschriften wordt een zo groot mogelijke eenduidigheid en rechtszekerheid beoogd. De type stedenbouwkundige voorschriften bestaan uit algemene bepalingen die worden aangevuld met gebiedspecifieke bepalingen waar de plaatselijke situatie dit vereist om tot een kwaliteitsvolle ruimtelijke inrichting van een gebied te komen. De stedenbouwkundige voorschriften in dit GRUP moeten samen gelezen worden met de beoordelingsgronden opgenomen in de VCRO. Die zijn algemeen geldig bij het beoordelen van alle aanvragen voor het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning. De inpasbaarheid in de omgeving, de mobiliteitsimpact, het rekening houden met de bestaande toestand in de omgeving of de veiligheid (als geheel is dit de overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening) worden dus niet herhaald in de stedenbouwkundige voorschriften van dit GRUP. Ze zijn natuurlijk wel van toepassing vermits ze rechtstreeks doorwerken vanuit de VCRO. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de gaswet of de regels die gelden voor het kruisen van waterlopen en wegen en de regels die gelden voor trage wegen en de afspraken en overeenkomsten gemaakt tussen Fluxys en de landbouwverenigingen. Die regels en afspraken blijven onverminderd van toepassing maar worden niet vermeld in de stedenbouwkundige voorschriften.
Ruimtelijke opties
Stedenbouwkundig voorschrift
symbolische aanduiding in overdruk
Art. 1. Leidingstraat Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Een leidingstraat wordt symbolisch aangegeven In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn als een overdruk wat betekent dat de grenzen van alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten de leidingstraat niet vast liggen. voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van ondergrondse transportleidingen en hun Aanhorigheden van een leidingstraat zijn de aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn gerealiseerd in functie van het optimaal om de leidingen te kunnen exploiteren. De ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog aanhorigheden kunnen bovengronds of op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de ondergronds aangebracht zijn. omgeving. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden Voor welke stoffen de leidingen gebruikt zullen worden, wordt niet vastgelegd; dit is niet ruimtelijk beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. relevant. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt opgelegd dat bij de aanleg aandacht moet zijn van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In het plan-MER is per onderdeel concreet gemaakt welke kwaliteiten aandacht vereisen.
De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.
Tracédeel 2: waardevolle bodemprofielen
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 32
Ruimtelijke opties
Stedenbouwkundig voorschrift
Tracédeel 3: Bewoning, bouwkundig erfgoed en puntrelict, waardevolle vegetatie, risico structuurwijziging Tracédeel 5: waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie en nabije bebouwing Tracédeel 8: waardevolle vegetatie, verdichtingsgevoelig en landschapsbeeld Tracédeel 9: waardevolle vegetatie en landschapsbeeld Tracédeel 10: waardevolle vegetatie, landschapsbeeld Tracédeel 12: Waardevolle vegetatie, nabije bewoning, landschapsbeeld Tracédeel 14: waardevolle vegetatie, landschapsbeeld, cultuurhistorische element (holle weg) Tracédeel 19: waardevolle vegetatie, nabije bewoning, landschapsbeeld Tracédeel 20: waardevolle vegetatie, landschapsbeeld Tracédeel 21: waardevolle vegetatie, nabije bewoning, landschapsbeeld Tracédeel 22: waardevolle vegetatie Tracédeel 25: nabije bewoning Tracédeel 26: waardevolle profielen en waardevolle vegetatie Tracédeel 27: waardevolle profielen en waardevolle vegetatie Tracédeel 28: waardevolle (waterafhankelijke) vegetatie, nabije bewoning, verdichtingsgevoelig Voor een meer volledige omschrijving wordt verwezen naar het plan-MER (bijlage). Een leidingstraat wordt symbolisch aangegeven als een overdruk wat betekent dat de grenzen van de leidingstraat niet vast liggen.
symbolische aanduiding in overdruk
Art. 2 Leidingstraat met verbod op opensleuftechniek Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
In overeenstemming met de milderende maatregelen opgenomen in het plan-MER wordt voor bepaalde delen van het tracé een verbod opgelegd om de aanleg uit te voeren met toepassing van de techniek open sleuf. De open sleuf techniek (het uitgraven van een sleuf waarin
In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van ondergrondse transportleidingen, voor zover voor de aanleg gebruik gemaakt wordt van een sleufloze techniek. Nieuwe leidingen worden
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 33
Ruimtelijke opties
Stedenbouwkundig voorschrift
de leiding wordt gelegd en nadien terugbrengen van de uitgegraven bodem) is de meest gebruikelijke techniek voor de aanleg van leidingen. Op plaatsen met belangrijke natuur- en landschapswaarden wordt nu opgelegd dat enkel gebruik gemaakt kan worden van technieken die een veel beperktere impact hebben zoals de gestuurde boring of de persing. De stedenbouwkundige voorschriften laten ook andere technieken (die vandaag niet gebruikelijk of gekend zijn maar in de toekomst gebruikelijk kunnen worden) toe voor zover de impact op de omgeving beperkt is en voor zover er geen vergraving van de bodem voor nodig is (dit verwijst opnieuw naar de open sleuftechniek). Graafwerken die nodig zijn om de intrede en uittrede van de sleufleuze technieken mogelijk te maken en voor de aansluiting van sleufloze op sleuftechniek worden in de stedenbouwkundige voorschriften wel toegelaten.
gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat en met het oog op het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.
Bovengrondse en ondergrondse aanhorigheden, (zoals bijvoorbeeld afsluitersknooppunten, schraapkolfstations en drukreduceerstations) die in overeenstemming met het plan-MER niet toegelaten worden in sommige delen van het tracé, zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leidingen te kunnen exploiteren.
In het gebied zijn volgende werken, handelingen en wijzigingen niet toegelaten
De aanleg van een leiding met toepassing van een open sleuf techniek.
Vergraving van de bodem in functie van de aanleg van een leiding, met uitzondering van graafwerken noodzakelijk voor de in en uittrede voor sleufloze technieken.
De aanleg van aanhorigheden behorende bij een ondergrondse transportleiding.
De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen niet in het gedrang worden gebracht.
Voor welke stoffen de leidingen gebruikt zullen worden, wordt niet vastgelegd; dit is niet ruimtelijk relevant. Onder leiding wordt verstaan een ondergrondse aangelegde buis met de erbij horende installaties zoals een teletransmissiekabel en/of een HDPEmantelbuis voor een optische vezelkabel met bijhorende blaaskamers, meetpunten voor kathodische bescherming, luisterpunten voor schraping.
Art. 3. Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nutsvoorzieningen’
Het gebied wordt bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, concreet voor een station voor transport van aardgas.
Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, meer bepaald voor boven- en ondergrondse constructies en installaties die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van De betrokken werken, handelingen en wijzigingen ondergrondse leidingen. kunnen worden toegelaten ongeacht het publiekof privaatrechtelijk statuut van de initiatiefnemer of Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 34
Ruimtelijke opties
Stedenbouwkundig voorschrift
het al dan niet aanwezig zijn van winstoogmerk.
of nuttig zijn voor het aanbieden van deze specifieke gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten.
Indien ervoor wordt geopteerd om de visuele inpassing te realiseren door afscherming van de constructies en installaties, gebeurt dit bij voorkeur door het aanleggen van een groenscherm.
Voor de bovengrondse constructies en installaties moeten maatregelen genomen worden voor een ruimtelijke en visuele inpassing in de omgeving.
De bepalingen van het GRUP ‘leidingstraat Tessenderlo-Diest’, vastgelegd met het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2013 worden opgeheven. Dit omvat het geheel van alle bepalingen: –
Leidingstraat
–
Leidingstraat met verbod op opensleuftechniek
–
Gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen
Art. 4 Op te heffen bepalingen’
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00452_00001 “Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo – Diest (herneming)”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 35
8.8
Op te heffen bepalingen
De bestemming industriegebied te Tessenderlo en industriegebied en bufferzone te Diest wordt opgeheven in de zone voorzien voor de nieuw te bouwen stations . De andere bestemmingen van het gewestplan blijven geldig, de leidingstraat (artikel 1) en de leidingstraat met verbod op opensleuftechniek (artikel 2) zijn overdrukken. Het volledige GRUP ‘leidingstraat Tessenderlo-Diest’ definitief goedgekeurd met het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2013 wordt opgeheven. Het GRUP, goedgekeurd op 19 april 2013, dat deels bestaat uit een leidingsstraat, deels uit een leidingsstraat met een verbod op open sleuf en deels uit een zone voor een nieuw aardgasstation, wordt in zijn geheel opgeheven.
8.9
Register planbaten, planschade, kapitaalschade, gebruikersschade
Een nieuw plan dat een grond een nieuwe of aangepaste bestemming geeft, kan de waarde van die grond beïnvloeden. Planschade, kapitaalschade en gebruikersschade zijn financiële regelingen waarbij de overheid de waardevermindering van gronden als gevolg van een planwijziging vergoedt. Bij de planbatenregeling betaalt de burger een belasting op de meerwaarde die gronden krijgen door een planwijziging. Volgens artikel 2.2.2.,§1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening moet een ruimtelijk uitvoeringsplan een register bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd of een overdruk wordt aangebracht die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaal- of gebruikerssschadecompensatie. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Leidingstraat Tessenderlo-Diest” bevat een register waarin een mogelijke basis voor planschade werd opgenomen. Het gaat om de zones waar een herbestemming wordt doorgevoerd van zone voor gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorzieningen. De overige delen van het plan,, waarin een leidingsstraat wordt aangeduid, houden geen bestemmingswijzigingen in die mogelijk aanleiding geven tot planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade.
36