MLWV/9900000025/MV/bd
OVER EEN VERZOEK TOT WIJZIGING VAN VERGUNNINGSVOORWAARDEN. De bestendige deputatie van de provincieraad van Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, 12 december 1990, 21 december 1990, 22 december 1993, 21 december 1994, 8 juli 1996, 11 mei 1999 en 18 mei 1999; Gelet op artikel 45 van het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij besluiten van 24 juli 1991, 27 februari 1992, 28 oktober 1992, 27 april 1994, 24 mei 1995, 1 juni 1995, 26 juni 1996, 12 januari 1999 en 15 juni 1999; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij besluiten van 6 september 1995, 26 juni 1996, 24 maart 1998, 19 januari 1999 en 15 juni 1999; Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van het hierna vermelde verzoek : - Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (VLAREM) dd. 23 november 1995 (MLAV1/95-307) vergunning afgeleverd door de bestendige deputatie voor het verder in bedrijf houden en veranderen van een chemisch bedrijf (vinylchloride) met een termijn verstrijkend op 23 november 2015; Gelet op het verzoek van de N.V. BASF Antwerpen, ingediend op 2 augustus 1999, strekkende tot het wijzigen van de bij voormeld vergunningsbesluit opgelegde voorwaarden, door het aanvullen in artikel 3 § 3 van de bijzondere voorwaarden : "de emissies van de schouw van de katalytische restgasreiniging dienen te voldoen aan de strengste emissienorm vervat in de volgende Vlarem-voorwaarden : V05 - V21 - V30 artikel 5.7.7.1." met : "met uitzondering van de emissies van 'totaal organische stoffen' (TOC) waarvoor aan de emissienorm vervat in de Vlarem-voorwaarde V05 dient te worden beantwoord"; Gelet op volgende motivering van het verzoek : Voor één parameter beantwoordt de emissie van deze schouw niet aan de strengste norm van de voormelde voorwaarden. Het betreft de parameter 'gas- en dampvormige organische stoffen' (TOC), vermeld
- 1 -
MLWV/9900000025 N.V. BASF Antwerpen
in Vlarem II artikel 5.2.3.2.4. De in voormeld artikel weergegeven emissiegrenswaarden gelden voor de verbrandingsinrichtingen voor gevaarlijke afvalstoffen. Het is echter zo dat de emissie van organische stoffen via de schouw van de katalytische restgasreiniging bijna uitsluitend afkomstig is van de productie van vinylchloride en niet van de verwerkingsinstallatie voor chloorkoolwaterstoffen waarop artikel 5.2.3.2.4., opgenomen in V21, slaat. Inderdaad, slechts voor 10% van de bedrijfstijd kent deze emissie een zeer beperkte bijdrage van de verwerkingsinstallatie voor chloorkoolwaterstoffen vermits het overgrote gedeelte van voormelde emissie afkomstig is van niet-gechloreerde organische verbindingen, voornamelijk etheen, waarvoor de algemene Vlarem II-normen, opgenomen in V05, gelden. Daarenboven beantwoordt de bijdrage van de verwerkingsinstallatie op zich aan de normen voor verbrandingsinrichtingen voor gevaarlijke stoffen. Vinylchloride (VC) wordt geproduceerd door het thermisch kraken van 1,2-dichloorethaan (DCE). DCE wordt via twee verschillende wegen geproduceerd : - via direct-chlorering waar etheen en chloorgas reageren tot droog DCE; - via oxychlorering waar etheen, zuurstof (uit lucht of zuiver) en waterstofchloride (HCl) reageren tot DCE en water. Het grootste aandeel van het DCE wordt geproduceerd via de oxychloreringsreactie. Op BASF Antwerpen zijn er twee oxychloreringsstraten aanwezig : lucht-oxychlorering waar de zuurstof uit de lucht als reagens onttrokken wordt en zuurstof-oxychlorering waar zuivere zuurstof als reagens ingezet wordt (na ombouw in dienst sinds mei 1997). Door de ombouw van één der straten van een lucht-zuurstofproces naar een zuiver zuurstofproces is de hoeveelheid te verwerken restgas (stikstof uit de lucht beladen met chloorhoudende organica) sterk gedaald. Het zuiver zuurstofprocédé heeft enkel een kleine spui dat terug ingezet wordt als grondstof in de lucht-oxychlorering zodat gesteld kan worden dat dit procédé géén emissies naar de lucht veroorzaakt. De restgasstroom van het lucht-zuurstofproces ondergaat daarentegen wel tal van bewerkingen : - het restetheen wordt in twee nachloreringsreactoren met chloorgas verder omgezet tot DCE; - diepkoeling tot -31 °C om zoveel mogelijk condenseerbare organica uit de restgasstroom te verwijderen; - alkalische- en waterwassing om restchloorgas van de nachlorering uit te wassen; - actieve koolstoffilters waar een substantiële hoeveelheid chloorhoudende koolwaterstoffen (CKW) gerecupeeerd worden : door regeneratie van deze filters (emissievrij) worden de teruggenomen CKW's terug in het productieproces geleid; - als eindstap een katalytische restgasreiniging (KAR) waar de resthoeveelheid aan CKW's, etheen en koolstofmonoxide (CO) over een katalysator met lucht tot koolstofdioxide, water en HCl geoxideerd worden; het HCl wordt via een waterwassing van de gasstroom ontdaan; de gereinigde gasstroom, waarin nog
- 2 -
MLWV/9900000025 N.V. BASF Antwerpen
organische stoffen aanwezig kunnen zijn, wordt via de schouw van de KAR in de atmosfeer geleid; deze organische stoffen zijn voor het overgrote gedeelte samengesteld uit etheen, enkel afkomstig uit het oxychloreringsproces en niet van de verwerkingsinstallatie voor chloorkoolwaterstoffen; het is precies deze stroom die bepalend is voor de emissies van de schouw van de KAR welke niet kunnen beantwoorden aan de strengste norm voor de parameter 'gas- en dampvormige organische stoffen' (TOC), nl. de norm geldend voor de verbrandingsinrichtingen voor gevaarlijke afvalstoffen (V21), doch wel voldoen aan de algemene Vlarem II-voorwaarden voor organische stoffen (V05); Tijdens de productiefase tot DCE ontstaan er een aantal ongewenste nevenproducten. Deze worden tijdens de DCE-purificatie destillatief afgescheiden. De light-ends (LE : producten met een lager kookpunt dan DCE) en haevy-ends (HE : producten met een hoger kookpunt dan DCE) worden verder verwerkt in de CKW-verwerking, waarin tevens CKW's van derden (waaronder ook PCB's) kunnen verwerkt worden. Precies door dit feit dat er in deze installatie CKW's van derden kunnen verwerkt worden, dient deze verwerking als een afvalverwerkingsinstallatie beschouwd te worden. In deze installatie worden de vloeibare nevenproducten met zuivere zuurstof onder druk geoxideerd tot HCl, koolstofdioxide (CO2), water en resten chloor. Het water wordt door condensatie afgescheiden. De HCl/CO2 gasstroom (45/55 vol) wordt naar de oxychlorering op basis van het lucht-zuurstofproces geleid waar het HCl terug als grondstof ingezet wordt tot productie van DCE. Het CO2-gedeelte gedraagt zich inert. In ongeveer 90% van de bedrijfstijd veroorzaakt de CKW-verwerking géén emissies naar de lucht, omdat gedurende deze periode de restgassen van de verwerking integraal als grondstof voor de oxychlorering ingezet worden. De overige tijd (starten van de CKW-verwerking of uitval oxychlorering op basis van het lucht-zuurstofproces) gaat de HCl/CO2-stroom naar een afzonderlijke alkalische - en waterwassing waar het HCl en resten chloor uitgewassen worden. De gereinigde gasstroom wordt in deze omstandigheden geloosd via de schouw van de KAR. De gasstroom had in principe naar een aparte schouw kunnen afgeleid worden waarbij deze schouw zou beantwoorden aan de normen voor verbrandingsinrichtingen voor gevaarlijke afvalstoffen, terwijl de schouw van de KAR beantwoordt aan de algemene voorwaarden inzake luchtverontreiniging en de sectorale voorwaarden voor de productie van DCE en VC. Om praktische redenen werd hiervoor echter niet geopteerd en worden de beide stromen via één schouw geloosd. Twee meetcampagnes uitgevoerd door een onafhankelijk instituut hebben aangetoond dat de CKW-verwerking zeer effectief werkt : - vernietigingsefficiënties ten overstaan van CKW's van ongeveer 99,9999%; - vernietigingsefficiënties ten overstaan van PCB's van ongeveer 99,9999%; - in de HCl/CO2 stroom (in ongeveer 90% van de tijd naar de
- 3 -
MLWV/9900000025 N.V. BASF Antwerpen
lucht-oxychlorering) dioxineconcentraties van ongeveer 7 ng/Nm³ TEQ; dit betekent een factor 14 lager dan de maximale toegelaten waarde van 0,1 ng/Nm³ TEQ; Deze CKW-verwerking valt onder de noemer van "verbrandingsinrichting voor gevaarlijke afvalstoffen" en is hiervoor vergund. Gezien de excellente perfomantie van deze installatie werd door de OVAM het certificaat "pre-authorized facility" toegekend en kan deze installatie beschouwd worden als best available technologie (BAT) voor wat de verwerking van vloeibare chloorhoudende koolwaterstoffen betreft; Gelet op het gunstig advies dd. 29 september 1999 van het gemeentebestuur van Antwerpen; Gelet op het gunstig advies dd. 20 september 1999 (kenmerk AMV/2328/1028) van de Afdeling Milieuvergunningen (AMV) van de Administratie voor Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer; op volgende elementen uit dit advies : - de exploitant heeft bij zijn aanvraag een door de OVAM toegekend certificaat bijgevoegd waaruit kan besloten worden dat de installaties voor het verwerken van PCB-houdende afvalstoffen en vloeibare koolwaterstoffen door verbranding en voor terugwinning van HCl-gas volgens de Best Beschikbare Techniek (BBT) werken; - meetcampagnes uitgevoerd door een onafhankelijk instituut hebben aangetoond dat de verwerking van chloorhoudende koolwaterstoffen zeer effectief gebeurt en dat in de HCl/CO2-stroom dioxineconcentraties voorkomen, die een factor 14 lager zijn dan de maximum toegelaten waarde van 0,1 ng/Nm³ TEQ; - daarom kan aangenomen worden dat de verwerkingsinstallatie voor chloorkoolwaterstoffen voldoet aan de normen voor verbrandingsinrichtingen voor gevaarlijke afvalstoffen; - de gasstroom van de katalytische restgasreiniging van het vinylchloridebedrijf en deze van de verwerkingsinstallatie worden via dezelfde schouw geloosd; - de emissies van gas- en dampvormige organische stoffen (TOC) zijn nagenoeg volledig afkomstig van de vinylchlorideproductie; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Cel Ruimtelijke Ordening van de Afdeling ROHM van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (AROHM); Gelet op het gunstig advies dd. 16 september 1999 (kenmerk 648) van de Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg (APSG); op volgende elementen uit dit advies : - er zal voldaan worden aan de algemene Vlarem II-voorwaarden met betrekking tot de emissie van organische stoffen; - rekening houdend met de argumentatie van het bedrijf en met het volle vertrouwen in de deskundigheid van de diensten van de VMM, de OVAM en de AMV, wordt er een gunstig advies gegeven voor dit verzoek van wijziging van voorwaarden; Gelet op het laattijdig gunstig advies dd. 12 oktober 1999 (kenmerk FD/BDME/P(16119)/99/10905) van de VMM; op volgende
- 4 -
MLWV/9900000025 N.V. BASF Antwerpen
elementen uit dit advies : De te wijzigen vergunningsvoorwaarde betreft de emissieconcentratie totaal organische stoffen aan de uitlaat van de katalytische restgasreiniging KAR. Aan dit emissiepunt kan voor etheen de algemene emissiegrenswaarde - 150 mg/m³(o) vanaf een massastroom van 3 kg/uur - gerespecteerd. Volgens de voorwaarde in de huidige milieuvergunning dient, gezien ook de restgasstroom van de verwerking van gechloreerde koolwaterstoffen langs deze schouw wordt geëmmilleerd, voldaan aan de strengste grenswaarde - 20 of 10 mg/m³(o) naargelang het een halfuur- of daggemiddelde waarde betreft toepasselijk voor de verwerking van gevaarlijke afvalstoffen. In het MER '96 dat voor het gehele BASF bedrijf werd opgemaakt kon worden vastgesteld dat in de toemalige "huidige" situatie voor de Vinylchlorideafdeling de emissieconcentratie voor etheen 373 mg/m³(o) bedroeg hetgeen een overschrijding van de algemene emissiegrensvoorwaarde met ruim 50% betekende; ook voor vinylchloride en 1,2-dichloorethaan werden overschrijdingen genoteerd. Als milderende en pereventieve maatregel werd toen voorgesteld dat een katalytische restgasreinging zou worden geïnstalleerd in de loop van '97 waardoor de emissies tengevolge van de vinylchlorideproductie conform zouden zijn aan de Vlarem II bepalingen en dat de etheen emissie voor de gehele BASF-vestiging met ongeveer 30% zou dalen. In de voorliggende aanvraag wordt gesteld dat de algemene etheennorm kan gerespecteerd; het ware echter niet overbodig geweest indien een meetresultaat bij de aanvraag was gevoegd ter staving van deze bewering. Evenmin kon in de emissiejaarverslagen voor de jaren '96, '97 en '98 enige emissieconcetentratie van etheen aan de KAR-uitlaat worden teruggevonden. Gezien de restgasstroom van de verwerking van de gechloreerde koolwaterstoffen afzonderlijk, die ook via de KAR-uitlaat geloosd wordt wel voldoet aan de emissiegrensvoorwaarde voor verwerking van gevaarlijke afvalstoffen, met andere woorden aan de strengste emissiegrensvoorwaarde; en gezien de etheenemissie afkomstig van de vinylchlorideprodductie na de katalytische restgasreiniging kan voldoen aan de algemene emissiegrensvoorwaarde kan het voorstel tot wijziging van vergunningsvoorwaarde voor de KAR-uitlaat betreffende de emissieconcentratie voor organische stoffen in zin als voorgesteld door het bedrijf worden aanvaard; Gelet op het horen van de heer Jan Remeysen, coördinator vergunningen, en Pascal Verhelst, bedrijfsleider vinylchloridebedrijf, door de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit hun betoog: Desgevraagd verklaren zij dat etheen de belangrijkste component is van TOC en hoofdzakelijk afkomstig is van het productieproces waarvoor hogere emissienormen gelden dan deze van de katalytische restgasverbranding; Gelet op het gunstig advies dd. 26 oktober 1999 van de PMVC; op volgende elementen uit dit advies :
- 5 -
MLWV/9900000025 N.V. BASF Antwerpen
De aangevraagde wijziging kan ingewilligd worden op voorwaarde dat "De emissie van de verwerkingsinstallatie voor de chloorkoolwaterstoffen blijvend moet voldoen aan de norm opgenomen in de V21"; Overwegende dat voor de evaluatie van de elementen die de exploitant/verzoeker heeft aangebracht tijdens het horen door de PMVC, verwezen wordt naar het advies van de PMVC; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde wijziging mits naleving van de opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde wijziging toe te staan; B E S L U I T : ARTIKEL 1. Ingevolge het verzoek van de N.V. BASF Antwerpen, worden de voorwaarden opgelegd bij het besluit van de bestendige deputatie dd. 23 november 1995 (MLAV1/95-307) voor de exploitatie van een chemisch bedrijf (vinylchloride) te 2040 Antwerpen, Haven 725 Scheldelaan 600, gewijzigd door het aanvullen in artikel 3 § 3 van de bijzondere voorwaarden : "de emissies van de schouw van de katalytische restgasreiniging dienen te voldoen aan de strengste emissienorm vervat in de volgende Vlarem-voorwaarden : V05 - V21 - V30 artikel 5.7.7.1." met : "met uitzondering van de emissies van 'totaal organische stoffen' (TOC) waarvoor aan de emissienorm vervat in de Vlarem-voorwaarde V05 dient te worden beantwoord". ARTIKEL 2. §1 Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2 Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. §3 Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.
- 6 -
MLWV/9900000025 N.V. BASF Antwerpen
ARTIKEL 3. Tegen elke wijziging of aanvulling van de voorwaarden kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Graaf de Ferraris-gebouw, Emile Jacqmainlaan 156 bus 1, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 54 van het Vlarem. Antwerpen, 25 november 1999. Aanwezig : de heer C. Paulus, Gouverneur-Voorzitter, de heren V. Van Eetvelt, J. Geuens, L. Helsen, Ch. De Weze, F. Geudens en A. Kockx, leden en de heer K. De Raedemaecker, Provinciegriffier. Verslaggever : L. Helsen In opdracht: De Provinciegriffier,
De Voorzitter,
K. De Raedemaecker
C. Paulus.
Besluit uitgevoerd op ............... De Directeur,
MINUUT.
- 7 -