8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter
Marc De Buck, Alexander Vercamer, Ivan Verleyen, Frans Van Gaeveren, Jean-Pierre Van Der Meiren, Carina Van Cauter,
Besluit van de Bestendige Deputatie referte betreft verslaggever
082/41002/27/1/A/12/PW/KS TATE & LYLE EUROPE AALST mevrouw Carina Van Cauter
leden
Albert De Smet, provinciegriffier
Besluit van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad, houdende het verlenen van de vergunning aan de nv Tate & Lyle Europe, Burchtstraat 10, 9300 Aalst, voor het veranderen van een zetmeelfabriek door de uitbreiding met een bio-ethanolproductie-eenheid, gelegen op de percelen kadastraal bekend onder Aalst, afdeling 1, sectie A, nrs 1346/g en Sectie F, nr 976/e/3, aan de Burchtstraat 10, 9300 Aalst.
De Bestendige Deputatie, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering, houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I), met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Gelet op de volgende, lopende vergunningen in verband met het exploiteren van deze hinderlijke inrichting: Milieuvergunningen: - Besluit van de bestendige Deputatie van 8 januari 1998 (vanaf 1 augustus 1998 tot en met 31 juli 2018): verdere exploitatie van een zetmeelfabriek.
2
- Ministerieel Besluit van 10 juli 1998 (tot en met 31 juli 2018): wijzigen besluit BD van 1 augustus 1998, nl. het opleggen van dagvrachten voor N en P m.b.t. de lozing van bedrijfsafvalwater. - Ministerieel Besluit van 2 maart 1999 (tot en met 31 juli 2018): rechtzetting van een materiële vergissing in het MB van 10 juli 1998. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 29 juli 1999 (tot en met 31 juli 2018): wijziging voorwaarde inzake de meetmogelijkheid van het huishoudelijk afvalwater. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 25 oktober 1999 (tot en met 31 juli 2018): wijzigen voorwaarde inzake de temperatuur van het koelwater. - Ministerieel Besluit van 9 juli 2002 (tot en met 31 juli 2018): wijzigen bijzondere vergunningsvoorwaarden (P-norm en chloride-norm). - Besluit van de Bestendige Deputatie van 17 juli 2003 (tot en met 31 juli 2018): de uitbreiding met een UPS met een noodgroep. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 19 mei 2004 (vanaf 19 augustus 2005 voor een termijn van 3 jaar): een grondwaterwinning van maximaal 600 m³/dag en 200.000 m³/jaar uit een boorput van 204 m diep ((Paleozoïsche Sokkel HCOV-code: 1340). - Besluit van de Bestendige Deputatie van 7 april 2005 (tot en met 19 juli 2018): de uitbreiding met een verbrandingsinstallatie Meldingen: - Besluit van de Bestendige Deputatie van 27 augustus 1998 (tot en met 31 juli 2018): uitbreiding van de productie van kationische zetmelen en met een scrubberinstallatie. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 31 mei 2000 (tot en met 31 juli 2018): verhoging van de lijncapaciteit voor maltosestropen. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 13 september 2001 (tot en met 31 juli 2018): uitbreiding met airco's en een opslagdepot voor explosieven, de uitbreiding en de verplaatsing van de verfopslag en het verminderen van de opslag van lichte en zware fuel. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 31 oktober 2002 (tot en met 31 juli 2018): uitbreiding van de gasopslag, de dextrose- en de maldexproductie, uitbreiding met een pilootinstallatie voor de polyolenproductie en een additionele opslag van suikerstropen, een verbetering van de glutenafscheiding en een energiebesparing op de HM-voorverdamper. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 27 maart 2003 (tot en met 31 juli 2018): uitbreiding van de droge maldexproductie en de uitbreiding met een defosfateringsinstalllatie en een scheepslossing voor tarwe. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 22 april 2004 (tot en met 31 juli 2018): uitbreiding van koelgroepen, koelruimtes, airco's, polyol pilot process en uitdienstname opslag F-depot voor explosieven. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 24 juni 2004 (tot en met 31 juli 2018): wijziging en rechtzetting m.b.t. gasturbine. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 23 september 2004 (tot en met 31 juli 2018): de uitbreiding van de productielijn "hoog maltose stroop" en " F9stroop". - Besluit van de Bestendige Deputatie van 30 maart 2006 (tot en met 31 juli 2018): aktename van de CO2-uitstoot en een koelinstallatie. Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 19 januari 2006, ingediend door de nv Tate & Lyle Europe, Burchtstraat 10, 9300 Aalst, om een inrichting te veranderen, gelegen aan de Burchtstraat 10, 9300 Aalst, op de percelen kadastraal bekend onder Aalst, afdeling 1, sectie A, nr 1346/g en sectie F, nr
3
976/e/3, met als voorwerp: uitbreiding met een nieuwe ethanol-plant (rubrieken: 7.1.3, 17.3.1.2, 17.3.4.3, 39.4.2, 45.7); Gelet op de aangetekende brief van 16 februari 2006, waarmee de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning; Gelet op het proces-verbaal van 27 maart 2006, houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen, waaruit blijkt dat er 1 bezwaarschrift werd ingediend, dat als volgt kan samengevat worden: De hierna beschreven reeds aanwezige overlast zal nog toenemen bij de gevraagde uitbreiding. - overlast (claxonneren om inrit te openen, laten draaien van motoren op de parking) en luchtverontreiniging van vrachtwagens zowel 's nachts als overdag; - resonerende nachthinder door elektrische motoren, pompen en stoomkleppen; - reukhinder. Er werd een schrijven ontvangen van de NMBS Holding op 24 maart 2006 met vermelding van verplichtingen die zijn vastgelegd bij wet van 25 juli 1891, het treffen van maatregelen tegen zwerfstromen en m.b.t. de ontlasting van verantwoordelijkheid. De stad Aalst organiseerde een facultatieve informatievergadering over voorliggende aanvraag op 14 maart 2006. Het verslag hiervan werd aan het dossier toegevoegd. Tijdens de vraagstelling van de aanwezigen kwam vooral de vrees voor de externe veiligheid tot uiting; Gelet op het gunstig advies van 10 april 2006 van het College van Burgemeester en Schepenen van Stadsbestuur Aalst voor een termijn eindigend op 1 augustus 2018 onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden (brandweervoorwaarden, verkrijgen stedenbouwkundige vergunning, m.b.t. het schrijven van de NMBS, opmaken beplantingsplan, verminderen CO2-uitstoot, kosten van de brandweer ingevolge project zijn ten laste van het bedrijf); Gelet op het gunstig advies van 7 april 2006 van de Afdeling Milieuvergunningen van de Administratie Milieu, Natuur, Land- en Waterbeheer van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur (afgekort AMINAL-AMV) voor een termijn die eindigt op 31 juli 2018 onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden (de brandweervoorwaarden, de randvoorwaarden in de QRA bio-ethanolfabriek van SGS van februari 2006); Gelet op het gunstig advies van 7 maart 2006 van de Afdeling voor Ruimtelijke Ordening van de Administratie voor Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg van het Departement van Leefmilieu en Infrastructuur (afgekort AROHM);
4
Gelet op het gunstig advies van 14 april 2006 van de Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg van de Administratie Gezondheidszorg van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (afgekort Gezondheidszorg) voor een termijn tot en met 31 juli 2018 onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden (de randvoorwaarden van de veiligheidsstudie, m.b.t. de locatie van de uitlaat van de gaswasser); Gelet op het gunstig advies van 5 april 2006 van de Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie (afgekort ANRE); Gelet op het gunstig advies van 19 april 2006 van de Vlaamse Milieumaatschappij (afgekort VMM); Gelet op het gunstig advies van 27 april 2006 van de provinciale milieudeskundige, voor een termijn tot en met 31 juli 2018, dit is de vervaldatum van de basisvergunning, onder de gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden; Gelet op de volgende vaststellingen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie: " De voorzitter licht de adviezen en het openbaar onderzoek toe. To.Vo (Toezicht Volksgezondheid, voorheen afdeling gezondheidszorg) wijst op de problematiek van de uitlaat van de gaswasser, dewelke zou emitteren tussen hogere gebouwen, hetgeen geen goede verspreiding en verdunning van de emissie geeft. In het advies van To.Vo. werd een bijzondere voorwaarde voorgesteld om hieraan te verhelpen, met name het emissiepunt optrekken tot boven het niveau van de omliggende bebouwing. De vertegenwoordiger van de gemeente merkt op dat het via het fermentatieproces gaat om een vrij zuivere CO2-uitstoot van 113 ton per dag en maakt de bedenking dat deze vrij gemakkelijk kan gecapteerd worden en vloeibaar gemaakt (zoals bij brouwerijen het geval is voor de productie van frisdranken). Het gaat om de productie van een biobrandstof, maar hierbij wordt dan wel in belangrijke mate broeikasgas uitgestoten. Gezien de grote hoeveelheid van de uitstoot wenst de vertegenwoordiger van de gemeente dat hier de nodige aandacht aan besteed zou worden. In het advies van de gemeente werd hiertoe een bijzondere voorwaarde voorgesteld. De provinciale milieudeskundige merkt op dat het capteren van de CO2 momenteel economisch niet te valoriseren valt en stelt dat hij de voorwaarde van To.Vo. niet als bijzondere voorwaarde heeft weerhouden, omdat deze kadert in de wetgeving van de arbeidsveiligheid. Tevens vraagt hij zich af of het optrekken van het emissiepunt boven de omliggende bebouwing stedenbouwkundig wel mogelijk is. De voorzitter stelt voor om hieromtrent een aandachtspunt op te nemen.; Gelet op het horen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie van de vertegenwoordiging van de exploitant die kennis neemt van de vaststellingen van de commissie en bij dit horen inzonderheid het volgende vermeldt: "de hogere plaatsing van het emissiepunt is voor ons geen probleem. Het nut van de opname van het voorgestelde aandachtspunt kan betwijfeld worden aangezien het toch inherent is aan de wetgeving dat rekening wordt gehouden met de BBT, doch dit is evenmin een probleem voor ons.";
5
Gelet dat de commissie voorstelt om als bijzondere voorwaarde op te nemen dat het emissiepunt van de gaswasser minstens 1 meter boven de nok van het dak omringende productiegebouwen moet uitsteken en voorstelt om een aandachtspunt op te nemen m.b.t. de captatie van CO2, rekening houdend met de economische haalbaarheid hiervan; Gelet op het gunstig advies van 9 mei 2006 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (afgekort PMVC) voor een termijn tot en met 31 juli 2018, dit is de vervaldatum van de basisvergunning onder de gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden; Gelet op de beslissing van 20 april 2006 van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad om de behandelingstermijn van de milieuvergunning te verlengen; Gelet dat Tate & Lyle een zetmeelverwerkend bedrijf is, dat onder meer glucose siropen produceert die verschillende toepassingen vinden in o.a. de voeding- en drankenindustrie; dat het bedrijf een nieuwe eenheid wenst uit te bouwen voor de productie van bio-ethanol uit de zetmeelfractie ("derde fractie") die momenteel nog als varkensvoer wordt gecommercialiseerd; dat per dag ca. 1.350 hl bio-ethanol geproduceerd zal worden;
-
-
-
-
Gelet dat het nieuwe proces zal bestaan uit: een versuikeringproces van de zetmeelfractie door directe stoominjectie bij 10 bar; een fermentatieproces waarbij versuikerd zetmeel d.m.v. van bakkersgist wordt omgezet in 9 tot 10 % vol alcohol. Dit proces grijpt plaats in 2 stappen: pre-fermentatie en fermentatie (waarbij gebruik wordt gemaakt van 6 fermentatietanks met een totaal volume van 4.000 m³). Vermits het hier een exotherm proces betreft is koeling noodzakelijk. Een nieuwe koeltoren met een koelcapaciteit van 3 MW zal worden geïnstalleerd. De fermentatietanken zijn aangesloten op een gaswasser; een zuivering d.m.v. distillatie in 4 stappen (kolommen), nl. : ontgassing van het fermentatieproduct, distillatie naar ca. 30 vol%, concentratie naar 92-95 % en dehydratie d.m.v. moleculaire zeven naar 99,8 vol%. Bij deze processen bedraagt het stoomverbruik ca. 214 ton/dag. Voor de distillatieeenheid wordt tevens een nieuwe koeltoren voorzien (6,12 MW); de zogenaamde "bottom-stills" verwerking: dit houdt in dat het nietfermenteerbaar materiaal afkomstig van de distillatie-eenheid na indamping in de bestaande veevoeder-droger wordt gedroogd. Een nieuwe verdamper (70 m³) zal hiertoe worden geïnstalleerd; de opslag van het ethanol in functie van verdere distributie. De opslag zal plaatsgrijpen in 5 tanks: 2 x 150 m³ (kwaliteitskeuring), 2.000 m³ (eindstockage), 400 m³ (herwerkingstank), en 50 m³(fusel oil: bijproduct van de distillatie-eenheid). De belading zal in hoofdzaak gebeuren met schepen (sporadisch met vrachtwagens);
Gelet dat het bedrijf in totaliteit een GPBV- en een BKG-inrichting is; dat de voorliggende aanvraag echter geen betrekking heeft op beide aspecten (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging { EU-richtlijn 96/61/EEG} en broeikasgassen {artikel 1, 38° Vlarem I});
6
Gelet dat bij de aanvraag een energiestudie is gevoegd aangezien in 2004 het primair energieverbruik 2,2 PJ op jaarbasis bedroeg en het geschatte meerverbruik van de nieuwe installaties de grens van 10 TJ overschrijdt; Gelet dat er maximaal 546 werknemers tewerkgesteld worden; dat de nieuwe installatie voor een bijkomende tewerkstelling van 8 werknemers zorgt; dat er een interne milieucoördinator aangesteld is; Overwegende dat met betrekking tot de planologische aspecten het volgende kan gesteld worden: De aangevraagde installatie en de erbij horende opslag zijn volgens het gewestplan ‘Aalst-Ninove-Geraardsbergen-Zottegem‘ gelegen deels in een industriegebied en deel in een gebied voor ambachtelijke bedrijven en kmo's. Het tankenpark dat zich situeert op perceel 976/e/3 is gelegen in zone 6 van het BPA "Hoge Vesten" goedgekeurd bij MB op 6 november 1997 met als hoofdbestemming ambachtelijke bedrijven, kmo's, dienstverlenings- en distributiebedrijven en als nevenbestemmingen wonen en bergplaatsen; De inrichting is gelegen op de linker- en rechteroever van de Dender, in het centrum van Aalst. Op de linkeroever bevindt zich het grootste deel van het terrein waarop de productie-installaties gebouwd zijn. Op de rechteroever bevinden zich los- en laadinstallaties en opslagsilo's. Beide bedrijfsdelen zijn verbonden door transportinstallaties over de Dender; Langs de westelijke, noordelijke en zuidelijke kant is het industriegebied vrijwel volledig omgeven door woongebied. De onmiddellijke omgeving is er zeer dicht bewoond. Ten oosten van het bedrijfsterrein ligt voorbij de spoorlijn Gent-Brussel, een gebied waar afwisselend braakliggend terrein, bedrijfsterrein (o.a. slachthuis) en bewoning gelegen zijn; De fermentatie- en distillatie-eenheid wordt ingeplant op de plaats waar zich thans nog de gebouwen van de oude glucoserie bevinden (worden afgebroken). De distillatie-installatie paalt aan de Van Wambekekaai , die niet toegankelijk is voor het publiek; De alcoholopslag bevindt zich op dezelfde hoogte langs de andere kant van de Dender, meer bepaald op het vroegere terrein van Ziegler. Dit terrein sluit aan op het terrein van de spoorweg, de Hoge Vesten met aan de overkant de parking van Tate & Lyle; De ligging van de inrichting deels een industriegebied en deel in een gebied voor ambachtelijke bedrijven en kmo's is in overeenstemming met de bepalingen van het KB van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de gewestplannen; De locatie van het tankenpark is in overeenstemming met de hoofdbestemming zoals vastgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften van het BPA "Hoge Vesten" goedgekeurd bij MB op 6 november 1997; Overwegende dat met betrekking tot de milieuhygiënische aspecten het volgende kan gesteld worden:
7
Afvalstoffen Alle niet-fermenteerbaar materiaal dat tijdens de productie vrijkomt wordt volgens de aanvraag gevaloriseerd in de veevoeding; Bodem- en grondwater De opslag zal gebeuren in vlarem conforme dubbelwandig bovengrondse houders. Er worden inkuipingen voorzien aan de laadplaats van de vrachtwagens en onder de destillatie-eenheid; Gezien de omvang van de 5 houders en de totale opslagcapaciteit aan bio-ethanol is het aangewezen de exploitant te wijzen op een aantal specifieke geldende sectorale milieuvergunningsvoorwaarden, nl: - voor houders met een individueel waterinhoudsvermogen vanaf 50.000 liter dient een stabiliteitsstudie opgemaakt (artikel 5.17..3.6.§2) - vanaf een totale opslagcapaciteit van 1 miljoen liter P1-producten dient het toezicht voortdurend te worden uitgevoerd door speciale bewakers of een permanent detectiesysteem, uitgerust met een doeltreffende rook-, gas- of vlamdetectie die een alarm geeft bij een permanent bemande bewakingsdienst, in overleg met de bevoegde brandweer en een deskundige, erkend door de discipline externe veiligheid en risico's voor zware ongevallen (artikel 5.17.1.14.§1). Energie In 2004 bedroeg het primair energieverbruik volgens het monitoringsverslag van Tate & Lyle 2,2 PJ. Het geschatte meerverbruik van de nieuwe installaties overschrijdt de grens van 10 TJ. Om deze reden werd aan de aanvraag een energiestudie toegevoegd aangaande de geplande uitbreiding met de bio-ethanolinstallatie; Uit de studie blijkt dat het basisconcept een goed concept is met geringe mogelijkheden tot verbetering; De belangrijkste optimalisatie is te vinden in het voorverwarmen van de zetmeelslurrystromen (C- en DZ-meel). Verder zijn er nog mogelijkheden aanwezig bij het verder voorverwarmen van de voedingsstroom naar de concentratiekolom; Het bedrijf engageert zich om de voorgestelde optimalisatie voor het opwarmen van het C- en DZ- meel te realiseren in zijn installatie. Tevens engageert het bedrijf zich om later, na de definitieve leverancierskeuze, het voorverwarmen van de voedingsstroom naar de concentratiekolom verder te evalueren; Geluidshinder De distillatie-eenheid dient volgens de aanvraag om veiligheidsredenen gebouwd te worden in een half open gebouw; Volgende geluidsbeperkende maatregelen worden ter hoogte van de distillatie-eenheid getroffen: het aanbrengen van een geluidsscherm langs de kant van de Dender; geluidsisolatie van de verdampers; de opstelling van de pompen in een gesloten gebouw;
8
het plaatsen van geluidsdempers op de veiligheidskleppen;
Inplantingsregels De verbodsbepalingen van artikel 5.17.1.2. van Vlarem II zijn niet van toepassing omdat de aanvraag enkel betrekking heeft op de opslag van een vloeibare brandstof die ingedeeld wordt als een P1-product; Luchtverontreiniging - geurhinder De fermentatietanken zijn aangesloten op een gaswasser (95 % reductie van de vluchtige organische componenten (VOC)). Bij het fermentatieproces komt 113 ton CO2/dag vrij (evenredig met de alcoholproductie) en 2,7 ton/jaar VOC (waarvan 99,9 % ethanol); De mogelijkheden tot captatie van CO2 werden onderzocht. De conclusies van een studie hieromtrent (SGS) geven aan dat de technische mogelijkheid bestaat om CO2 te capteren en vloeibaar te maken. Dit project is echter duur en economisch moeilijk te valoriseren omdat er in de Benelux reeds een overaanbod aan CO2 op de markt bestaat (aanbod van 1.000.000 ton/jaar, vraag van 400.000 ton/jaar). Tevens zouden er bijkomende verkeersstromen gegenereerd worden (afvoer van de gecapteerde CO2, ca. 2.000 vrachtwagens/jaar) wat voor de omgeving niet wenselijk is. Ook wordt gewezen op het CO2-neutraal karakter van deze bio-ethanol productie; M.b.t. de opslagtanks worden de vrijgekomen VOC’s door een actiefkoolstof-filter geleid (90 % VOC-reductie); De VOC’s die vrijkomen bij de belading zullen over de gaswasser van de destillatie-eenheid worden geleid (jaarlijkse VOC-productie: 0,05 ton/jaar); De totale vrijzetting inzake VOC’s op jaarbasis bedraagt 63 ton. De VOC-emissie na de zuivering via de gaswasser en de actiefkoolstoffilter wordt op 3,55 ton geraamd (reductie van 94,4 %); De gezondheidsinspectie merkt in haar advies op dat de gaswasser ingeplant staat tussen gebouwen en tanks die 2 tot 3 keer hoger zijn en dat deze opstelling niet bevorderlijk is voor een goede verspreiding en verdunning van de emissie met de wind. Op windstille dagen is het volgens de gezondheidsinspectie niet uit te sluiten dat de MAC-waarde op immissieniveau voor CO2 wordt overschreden zodat het aangewezen is om de gaswasser op een hoger niveau te construeren; Veiligheid De stockage van bio-ethanol bedraagt in totaal 2.200 ton (de “Sevesodrempel 1” bedraagt 5.000 m³). Aan de aanvraag werd een externe veiligheidsstudie toegevoegd (“Nota: QRA bio-ethanolfabriek” van SGS van februari 2006); Uit de studie blijkt dat m.b.t. externe veiligheid enkel de installaties relevant zijn waarbij het sterk geconcentreerd ethanol betrokken is, nl. de destillatiekolom en de opslagtanks met ethanol;
9
Rond de destillatie-eenheid is een betonnen opvangbak voorzien die minimaal het volume van één kolom kan bevatten (loopt af naar het laagste punt waar het product wordt opgevangen en verpompt). Ter hoogte van de destillatie-eenheid is tevens een gasdetectie aanwezig op de verschillende niveaus alsook een automatische schuimblusinstallatie. De wanden tussen de destillatie-eenheid en de bestaande gebouwen hebben en Rf-waarde van 60. De vijf opslagtanks voor ethanol betreffen atmosferische tanks met een beschermend buitenomhulsel. Gasdetectie, overvulbeveiliging en ademventielen zijn aanwezig. Een automatische schuimblusinstallatie wordt voorzien; Een bovengrondse leiding transporteert het ethanol van de destillatieeenheid naar de verschillende opslagtanks. Tevens is er een transport van de opslag naar de verlading; De leidingen zijn gelast en van inbloksystemen voorzien met een zeer korte sluitingstijd van de afsluitkleppen; Tussen de scheepsbelading en de destillatie-eenheid wordt een watergordijn voorzien. Ter hoogte van de vrachtwagenbelading is een automatische schuimblusinstallatie aanwezig; De blussystemen zijn conform de NFPA11-15; De conclusie van de veiligheidsstudie is dat rekening houdende met de voorziene veiligheidsmaatregelen en preventieve maatregelen, het externe veiligheidsrisico ten gevolge van de exploitatie van de bio-ethanolfabriek aanvaardbaar wordt geacht; Tijdens de berekeningen (individuele risico contouren en groepsrisico werden randvoorwaarden gesteld m.b.t. het beveiligingsniveau van het inbloksysteem (SIL2) op de ethanolleidingen en de maximale uitstroomduur, het beveiligingsniveau van het detectie- en sprinklersysteem (SIL1) ter hoogte van de tankwagenverlading, de destillatie en de opslag. Tevens wordt er van uitgegaan dat bij vrijstelling van ethanol in het tankenpark de ruimtelijke scheiding tussen de plasrand en de bedrijfsgrens in de richting van het woongebied steeds minimaal 10 meter dient te bedragen waarbij in dit verband wordt gewezen op de talud en de drempel t.h.v. de inrit die zullen worden aangelegd; In het kader van voorliggende aanvraag adviseert de plaatselijke brandweer in hun advies van 28 maart 2006 om een aantal specifieke bijkomende voorwaarden op te nemen in de milieuvergunning. Hierin wordt onder meer gesteld dat er een passende automatische blusinstallatie conform normering NFPA 11-15 voor het aanmaken en stockeren van ethanol dient te worden geplaatst. Ook dient er bijkomend overleg te zijn met de brandweer omtrent het type AFFF-schuim en de technische uitvoering van de mobiele voorraad aan AFFF-schuim;
10
Visuele hinder Volgens het advies van het College dient het perceel dat gelegen is binnen de contouren van het BPA 'Hoge Vesten', voorzien te worden van een groene buffer. Luidens de stedenbouwkundige voorschriften bedraagt de maximale bezetting van het perceel 75 % en mag de bouwvrije strook voor 2/3 verhard worden. Het resterend deel dient volgens het College beplant te worden met hoogstammig groen, struiken en/of bodembedekkers. Het College stelt daarom voor om een beplantingsplan ter goedkeuring voor te leggen vooraleer er tot de definitieve aanplanting wordt overgegaan; Overwegende dat met betrekking tot het ingediende bezwaarschrift uit de bespreking van de milieuhygiënische aspecten kan geconcludeerd worden dat door de exploitant de vereiste maatregelen voorzien worden om hinder naar de woonomgeving te vermijden; dat indien het project gerealiseerd kan worden, door de verwerking van de 3de fractie zetmeel het transport via vrachtwagens zal afnemen (1 per uur minder); Overwegende dat de aangevraagde rubriek 7.1.3° ambtshalve uit de aanvraag geschrapt werd omdat de aangevraagde activiteit ingedeeld is onder de rubriek 17.3.1. en in de indelingslijst van Vlarem I bij de beschrijving van de rubriek 7.1. uitdrukkelijk vermeld wordt: 'niet elders ingedeelde inrichtingen'; dat het elektrisch vermogen van de bio-ethanolinstallatie werd ondergebracht in de rubriek 45.7.met als omschrijving zetmeel- en zetmeelderivatenfabrieken; dat aangezien de bio-ethanol gemaakt wordt uit de 3de fractie zetmeel, de installatie geen betrekking heeft op de productie van zetmeel en de betreffende rubriek niet van toepassing is; dat de aangevraagde rubriek 45.7. daarom ambtshalve uit de aanvraag geschrapt werd; Overwegende dat de exploitant, overeenkomstig artikel 43 §2. van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning steeds alle maatregelen dient te nemen om schade en hinder te voorkomen; Overwegende dat de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig artikel 20 van het milieuvergunningsdecreet, onverminderd de bepalingen van dezelfde wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten bij het verlenen van een vergunning bijzondere voorwaarden kan opleggen, met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu; Overwegende dat, wat voorafgaat in acht genomen, kan gesteld worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat de gevraagde exploitatie milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar is met de onmiddellijke omgeving; dat bijgevolg de gevraagde vergunning kan worden verleend; besluit:
11
Artikel 1. Aan de nv Tate & Lyle Europe, Burchtstraat 10, 9300 Aalst, wordt de vergunning verleend om een inrichting te exploiteren, gelegen op de percelen kadastraal bekend onder Aalst, afdeling 1, sectie A, nrs 1346/g, sectie F, nr 976/e/3, aan de Burchtstraat 10, 9300 Aalst, met als voorwerp: het veranderen van een vergunde zetmeelfabriek door de uitbreiding met een bio-ethanolproductie-eenheid met als toepasselijke rubrieken: 17.3.1.2° (1) de industriële productie van bio-ethanol met een maximale jaarcapaciteit van 450.000 hl/jaar of 36.000 ton/jaar. 17.3.4.3° (1) de uitbreiding met de opslag van 2.750.000 liter ethanol in 5 bovengrondse dubbelwandige houders van respectievelijk 50 m³, 2 x 150 m³, 400 m³ en 2.000 m³. 39.4.2° (2) de uitbreiding met diverse warmtewisselaars met een gezamenlijke waterinhoud van 97.650 liter. Art. 2. De milieuvergunning wordt verleend vanaf ondertekening van onderhavig besluit en voor een termijn tot en met 31 juli 2018, dit is de vervaldatum van de basisvergunning. Art. 3. Deze milieuvergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende uitbatingsvoorwaarden: §1. Algemene milieuvoorwaarden 1. 2. 3.
VLAREM.V01: Algemene milieuvoorwaarden - Algemeen (bijlage 1) VLAREM.V02: Algemene milieuvoorwaarden - Geluid (bijlage 2) VLAREM.V05: Algemene milieuvoorwaarden - Lucht (bijlage 3)
§2. Sectorale milieuvoorwaarden 4. 5.
VLAREM.V46: Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders (bijlage 4) VLAREM.V81: Stoomtoestellen (bijlage 5)
§3. Bijzondere milieuvoorwaarden 6. De algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen in de vorige vergunningen blijven, voor zover niet in tegenspraak met de onderstaande voorwaarden, volledig en onverkort gelden voor de totaliteit van de inrichting. 7. M.b.t. visuele hinder Er dient een beplantingsplan te worden opgemaakt waarbij rekening gehouden wordt met de verschillende aspecten (visuele hinder, brandveiligheid, verplicht beplantingspercentage vastgesteld in het BPA).Volgens het BPA 'Hoge Vesten' ligt deze site in zone 6. Dit is in de zone met hoofdbestemming ambachtelijke bedrijven en als nevenbestemming wonen en bergplaatsen. De maximum bezetting van het perceel bedraagt 75 %. De bouwvrije strook mag voor 2/3 verhard worden. Het resterend deel dient beplant te worden met hoogstammig groen, struiken en/of bodembedekkers. De buffers dienen volledig beplant te worden met inheemse hoogstammige bomen en struiken. Het beplantingsplan dient ter goedkeuring voorgelegd worden aan het College van Burgemeester
12
en Schepenen vooraleer tot definitieve aanplanting wordt overgegaan. De aanplanting dient te gebeuren in het eerste plantseizoen na de oprichting van het tankenpark. 8. M.b.t. de brandveiligheid Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. In het bijzonder moeten de brandweervoorwaarden opgenomen in het advies van 28 maart 2006, met referentie BW/JB/06/ln.516S.75/2006/0594, nageleefd worden. (bijlage 6) 9. M.b.t. externe veiligheid a) Op de ethanolleidingen tussen de opslag en de productie en tussen de productie en de verlading wordt een inbloksysteem voorzien met beveiligingsniveau SIL2 (safety integrity level) en een maximale uitstroomduur van 2 minuten. b) Ter hoogte van de tankwagenverlading, de distillatie en de opslag wordt een detectie- en sprinklersysteem aangebracht met een beveiligingsniveau SIL1. c) Het tankenpark dient zodanig geconcipieerd dat bij vrijstelling van ethanol de ruimtelijke scheiding tussen de plasrand en de bedrijfsgrens in de richting van het woongebied steeds minimaal 10 meter bedraagt. 10. M.b.t. emissiepunt gaswasser Het emissiepunt van de gaswasser die ingezet wordt bij de zuivering van de emissie afkomstig van het fermentatieproces dient zich minstens 1 m hoger te bevinden dan de nok van de daken van de omringende productiegebouwen. Art. 3bis. De exploitant wordt gewezen op de volgende aandachtspunten:
Het schrijven van de NMBS Holding van 24 maart 2006 met vermelding van verplichtingen die zijn vastgelegd bij wet van 25 juli 1891, het treffen van maatregelen tegen zwerfstromen en m.b.t. de ontlasting van verantwoordelijkheid. (bijlage 7)
Het feit dat de captatie en het vloeibaar maken van de geëmitteerde CO2 thans niet werd weerhouden in onderhavig besluit, ontslaat de exploitant niet van het feit dat deze mogelijkheid in de toekomst wel wordt uitgevoerd indien de vraag naar vloeibaar CO2 merkelijk stijgt en de captatie en het vloeibaar maken van CO2 financieel wel haalbaar zou worden.
Art. 4. §1. De in artikel 1 vergunde inrichting dient uiterlijk in gebruik te worden genomen binnen een termijn van 3 jaar, te rekenen vanaf de datum van onderhavige milieuvergunning. §2. In de mate dat de inrichting, die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. De aanvangsdatum van de vergunningstermijn van onderstaande milieuvergunning wordt verdaagd tot de dag dat deze stedenbouwkundige vergunning definitief verleend is. De exploitant dient de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning werd verleend bij ter post aangetekende zending mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend.
13
§3. Wordt de in §2. bedoelde stedenbouwkundige vergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg. Art. 5. Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Art. 6. §1. Een bijkomende vergunning moet worden aangevraagd voor elke verandering van de vergunde inrichting. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant, dient uiterlijk tien kalenderdagen voor de datum van overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, tussen de achttiende en de twaalfde maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Art. 7. Een eensluidend verklaard afschrift van deze beslissing zal, samen met het attest inzake de datum van de verzending, verzonden worden aan: - de exploitant; - het College van Burgemeester en Schepenen van Stadsbestuur Aalst; - de Provinciale Milieuvergunningscommissie; - de Afdeling Milieuvergunningen van de Administratie Milieu, Natuur, Land- en Waterbeheer, van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur; - de Afdeling voor Ruimtelijke Ordening van de Administratie voor Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg van het Departement van Leefmilieu en Infrastructuur; - de Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg van de Administratie Gezondheidszorg van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur; - de Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie; - de Afdeling Milieu-inspectie van de Administratie Milieu, Natuur, Land- en Waterbeheer, van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur; - de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest; - de Vlaamse Milieumaatschappij; - de Technische Inspectie van de Administratie voor Arbeidsveiligheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid; - de nv Aquafin; - het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk; Een soortgelijk afschrift wordt verzonden aan de bevoegde Burgemeester met de opdracht de beslissing bekend te maken, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Art. 8. Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig de modaliteiten en de termijnen beschreven in het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (aangetekende brief binnen de 30 kalenderdagen na de betekening van deze beslissing), mits betaling van de voorgeschreven dossiertaks, beroep worden ingediend bij de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door de Vlaams minister van leefmilieu, p/a Administratie
14
Milieu, Natuur, Land- en Waterbeheer Bestuur Milieuvergunningen, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel. Gent, 15 juni 2006 namens de Bestendige Deputatie: de Provinciegriffier
de Gouverneur-Voorzitter
get. Albert De Smet
get. André Denys Voor eensluidend afschrift, Namens de Provinciegriffier, De gemachtigde Ambtenaar,
Raf Barzeele dienstchef