8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter
Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman,
Besluit van de Deputatie referte betreft verslaggever
082/41002/107/4/A/1/SQ/KVW ELECTRABEL nv AALST de heer Jozef Dauwe
leden
Albert De Smet, provinciegriffier
Besluit van de Deputatie, houdende het verlenen van de vergunning aan de nv Electrabel, Regentlaan 8 te 1000 Brussel, voor het verder exploiteren en veranderen van een stoomcentrale, gelegen op het perceel, kadastraal bekend onder AALST 1 AFD, Sectie B, Nr 541/f/2, aan de Erembodegemstraat 4-6-8 te 9300 Aalst.
De Deputatie, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Gelet op artikel 57§2 van het Provinciedecreet van 9 december 2005; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering, houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I), met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), met latere wijzigingen;
2
Gelet op de volgende, lopende vergunningen in verband met het exploiteren van deze hinderlijke inrichting:
ARAB-vergunning: - Besluit van de Deputatie van 22 juni 1989 (tot en met 13 januari 2008) houdende het verder exploiteren van een elektriciteitscentrale;
Milieuvergunningen: - Besluit van de Deputatie van 21 september 1995 houdende het wijzigen van lozingsnormen; - Besluit van de Deputatie van 1 augustus 1996 (tot en met 13 januari 2008) houdende het uitbreiden van de inrichting met een bijkomende afvalwaterzuivering en gevaarlijke producten;
Meldingen: - Besluit van de Deputatie van 22 december 1994 (tot en met 13 januari 2008) houdende de aktename van de melding voor diverse transformatoren; - Besluit van de Deputatie van 17 oktober 1996 (tot en met 13 januari 2008) houdende de aktename van de uitbreiding met de opslag van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen; - Besluit van de Deputatie van 24 november 2005 (tot en met 13 januari 2008) houdende de aktename van de mededeling van kleine verandering houdende een broeikasgasvergunning voor CO2-emissies; - Besluit van de Deputatie van 28 juni 2007 (tot en met 13 januari 2008) houdende de aktename van de mededeling van kleine verandering voor het aanpassen van de rubriek 43.4. (BKG-inrichtingen);
Lozingsvergunningen: - Beslissing van de Vlaamse Maatschappij voor Waterzuivering (tot en met 31 augustus 2008) houdende het lozen van afvalwater van de demineralisatie;
Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 5 juli 2007 ingediend door de nv Electrabel, Regentlaan 8 te 1000 Brussel, voor het verder exploiteren en veranderen van een stoomcentrale, gelegen aan de Erembodegemstraat 4-6-8 te 9300 Aalst, op het perceel, kadastraal bekend onder AALST 1 AFD, Sectie B, Nr 541/f/2, met als voorwerp: 3.3, 3.6.2.2, 16.5, 17.3.6.1.b, 17.3.7.2, 17.4, 24.4, 39.1.3, 43.4, 43.4, 12.2.1, 12.2.2, 15.1.1, 16.3.1.2, 16.7.2, 16.8.1, 17.3.3.3, 29.5.2.1, 43.1.3; Gelet op de aangetekende brief van 3 augustus 2007, waarmee de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning;
3
Gelet op het proces-verbaal van 13 september 2007, houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen, waaruit blijkt dat er 2 bezwaarschriften werden ingediend, waarvan de argumenten als volgt kunnen samengevat worden: -
in tegenstelling tot andere dossiers werd spijtig genoeg geen informatievergadering georganiseerd, ondanks de aanvraag tot substantiële uitbreiding van de vergunning en de vrij intensieve bewoning in de onmiddellijke omgeving;
-
vrees voor de veiligheid door de bijkomende opslag van gevaarlijke producten, gassen en een ontspanningsstation voor aardgas in de onmiddellijke buurt van een vrij intensief bebouwde woonkern en in de omgeving van de brandstofhandel De Kegel; gelet op de ligging van het bedrijf bij een woonzone zal bij een ongeval of een lek in een opslagtank de buurt het eerste slachtoffer zijn; wat zegt het MER hieromtrent?;
-
opmerkingen met betrekking tot ruimtelijke ordening en verwijzingen naar het Gewestelijk RUP ‘Afbakening Regionaal Stedelijk Gebied Aalst', uitblijven van een RUP voor de omgeving Osbroek-Gerstjens, het Strategisch project Osbroek-Gersjens en het gewestplan; opmerkingen met de vraag of de industriële activiteit op deze locatie dient in stand te worden gehouden;
-
mobiliteitsproblematiek van de Erembodegemstraat en impact van deze aanvraag op de huidige situatie.
In een schrijven van 30 augustus 2007 van de nv ELIA ASSET wordt gevraagd om ter wille van de veiligheid van mensen, de continuïteit van de elektriciteitsvoorzieningen en de vrijwaring van alle betrokken installaties, enkele wettelijke bepalingen te eerbiedigen, gelet op de aanwezigheid van hoogspanningslijnen in de directe omgeving van opslagtanks; Gelet op het gedeeltelijk gunstig advies van 24 september 2007 van het College van Burgemeester en Schepenen van Aalst: ONGUNSTIG voor: -
de opslag van zware fuel in een bovengrondse houder van 205 m³ (rubriek 17.3.7.2);
-
de opslag van HCl in 3 bovengrondse houders van elk 30.000 liter en de opslag van NaOH in 3 bovengrondse houders, namelijk 2 van 14.700 liter en 1 van 14.300 liter (rubriek 17.3.3.3);
Opmerking: Vermits de totale capaciteit van het ontspanstation steeds 15.000 Nm³/u is, is rubriek 16.5 niet van toepassing en kan deze rubriek geschrapt worden. GUNSTIG voor het overige onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en de volgende bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden en aandachtspunten: Bijzondere voorwaarden: 1. De brandweervoorwaarden: 2. De exploitant dient in overleg met de plaatselijke Brandweer steeds de nodige brandvoorzorgsmaatregelen te treffen.
4
3. Alle constructies, inrichtingen en/of installaties dienen het voorwerp uit te maken van een geldige bouw- of stedenbouwkundige vergunning. 4. De voorwaarden van de stedenbouwkundige vergunning (2006/816) voor het ‘slopen van een stookolietank (5.000 m3) met bijhorende technische installaties en een pomplokaaltje’ van 12 februari 2007 dienen stipt te worden nageleefd. 5. In afwijking van de sectorale bepalingen kan de inrichting geëxploiteerd worden 24u/24u en 7 dagen op 7. De exploitant dient als normaal zorgvuldig persoon alle nodige maatregelen te treffen om de buurt niet te hinderen door geur, rook, stof, geluid, trillingen e.d.. 6. Niettegenstaande er reeds een groot gedeelte van het hemelwater infiltreert op het terrein of geloosd wordt in de Dender (oppervlaktewater), is het aangewezen om voor de 19.200 m³/jaar die nog in de riolering van de Erembodegemstraat wordt geloosd, na te gaan in hoeverre dit nietverontreinigd hemelwater kan opgevangen worden voor hergebruik en/of kan afgekoppeld worden. 7. M.b.t. het lozen van het bedrijfsafvalwater - In afwijking en/of ter aanvulling van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden mogen de volgende emissiegrenswaarden niet worden overschreden: BZV: 15 mg/l CZV: 90 mg/l totaal N: 80 mg/l totaal P: 2 mg/l SO42-: 1500 mg/l F-: 7 mg/l Cl-: 10.000 mg/l Cu: 0,3 mg/l Cd: 0,01 mg/l Hg: 0,005 mg/l - De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in lijst 2C, worden beperkt tot concentraties opgenomen in het kwaliteitsobjectief van het ontvangend oppervlaktewater of bij ontstentenis daarvan tot maximaal 10 maal de detectielimiet. - Controle-inrichting: al het bedrijfsafvalwater dient afgevoerd naar een toezichtsput die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen; langs voormelde toezichtsput mag geen normaal huisafvalwater noch koelwater, noch regenwater afgevoerd worden. 8. M.b.t. de opslag en verwerking van afvalstoffen - De constructie van de ruimten waar afvalstoffen tijdelijk zijn opgestapeld is zodanig dat accidenteel uit bepaalde recipiënten ontsnappende vloeistoffen, morsvloeistoffen en uitlogingen op een bevloering terechtkomen, die voorzien is van opvanggoten en vervolgens naar één of meerdere opvangputten kunnen geleid worden. - Het is verboden afvalstoffen in brand te steken of te verwijderen door lozing. - Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen anders dan door afvoer naar respectievelijk vergunde ophalers en verwerkers van afvalstoffen.
5
Aandachtspunten a) De houders voor de de opslag van zware fuel (205 m³) en deze voor de opslag van HCl (3x 30 m³) en van NaOH (2x 14,7 m³ en 1x 14,3 m³) dienen ofwel buiten dienst te worden gesteld, ofwel dienen de nodige aanpassingen onverwijld te worden uitgevoerd. b) De keuringsattesten van de bovengrondse propaangastank dienen eveneens op de site beschikbaar te zijn. c) De veiligheidsmaatregelen vermeld in het advies van Elia dienen in acht te worden genomen; Gelet op het gedeeltelijk gunstig advies van 28 september 2007 van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst Oost-Vlaanderen (afgekort LNE; voorheen AMINAL-AMV): ONGUNSTIG voor: -
de hervergunning van de volgende opslagtanks: - opslagtank voor P4–product met een inhoud van 205 m³; - opslagtanks nrs 1, 2 en 3 voor HCL met een inhoud van elk 30 m³; - opslagtanks nrs. 1, 2 en 3 voor NaOH met een inhoud van elk 14,7 m³;
omdat de nodige aanpassings- en verbeteringswerken dienen uitgevoerd aan de tanks die niet voldoen aan de voorwaarden van beperkte- en algemene onderzoeken. Na de uitvoering van de werken aan de tanks om de opmerkingen en de inbreuken weg te werken dient een herkeuring uitgevoerd, zodat de tanks over een definitief keuringrapport beschikken met een attest over de inkuiping en de vloeistofdichte tankpiste. -
en voor de ontheffing als de toevoer van aardgas wordt onderbroken en zal worden overgeschakeld op fuel als brandstof. De exploitant vraagt ontheffing van de procedure om de afdeling Milieu-inspectie van LNE te verwittigen bij de opstart van installaties met fuel brandstof.
GUNSTIG voor het overige voor een termijn van 20 jaar vanaf 13 januari 2008 onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en de volgende bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden: -
er dient overleg gepleegd met de brandweer voor het bepalen van de brandblusmiddelen;
-
controle verslagen van de opslagtanks: de nodige aanpassings- en verbeteringswerken dienen uitgevoerd aan de tanks die niet voldoen aan de voorwaarden van beperkte- en algemene onderzoeken. Na de uitvoering van de werken aan de tanks om de opmerkingen en de inbreuken weg te werken dient een herkeuring uitgevoerd, zodat de tanks over een definitief keuringrapport beschikken met een attest over de inkuiping en de vloeistofdichte tankpiste. De hervergunning van de tanks voor een nieuwe periode van 20 jaar wordt ongunstig geadviseerd en geweigerd voor de toestand waarin de tanks zich momenteel bevinden;
6
-
als brandstof voor de stookinstallaties wordt aardgas gebruikt. Als de toevoer van aardgas wordt onderbroken zal worden overgeschakeld op fuel als brandstof. De exploitant vraagt ontheffing van de procedure om de afdeling Milieu-inspectie van LNE te verwittigen bij de opstart van installaties met fuel brandstof. De ontheffing wordt niet toegestaan;
-
de installaties zijn 24 uur/24 uur in werking. Bij de afwezigheid van personeel wordt de installatie vanuit de centrale van Ruien bewaakt;
-
volgende lozingsnormen worden voorgesteld: Parameter BZV CZV Zwev. stof. Sulfaat Chloriden Kjeldahl-N NO2-NO3-N Totaal N Totaal P As Cd Cr Cu F Hg Pb Ni Ag Zn
Aangevraagde lozingsnormen In mg/liter 25 90 60 1500 10000 Geen Geen 80 2 geen 0,01 Geen 0,3 7 0,005 Geen Geen 0,025 Geen
Gelet op het gunstig advies van 16 augustus 2007 van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Lucht en Klimaat (afgekort LNEAfd. Lucht; voorheen AMINABEL-Cel Lucht); Gelet op het gunstig advies van 22 augustus 2007 van het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Ordening OostVlaanderen (afgekort IVA-RO; voorheen AROHM); Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid, Buitendienst OostVlaanderen (afgekort TO.VO.; voorheen Gezondheidszorg); Gelet op het gunstig advies van 21 augustus 2007 van het Vlaams Energieagentschap (afgekort VEA; voorheen ANRE);
7
Gelet op het gunstig advies van 3 oktober 2007 van het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij (afgekort VMM): -
het aspect lucht;
-
het lozen van 2 m³/dag, 1.500 m³/jaar huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering van de Erembodegemstraat via lozingspunten LP3a, LP3b, LP3c, mits voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor lozing van HA in de riolering;
-
het lozen van 60 m³/uur, 400 m³/dag en 60.000 m³/jaar bedrijfsafvalwater met 2C-stoffen via een waterzuiveringsinstallatie op oppervlaktewater via lozingspunt 1, mits voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor lozing van BA op oppervlaktewater. Volgende bijzondere voorwaarden dienen opgelegd te worden: Parameter CZV Nt Pt SO4 Fluoriden Chloriden Cu Cd Hg
aangevraagd 90 mg/l 80 mg/l 2 mg/l 1500 mg/l 7 mg/l 10000 mg/l 0.3 mg/l 0.01 mg/l 0.005 mg/l
-
De overige aangevraagde parameters worden beperkt tot de concentraties opgenomen in het kwaliteitsobjectief van het ontvangende oppervlaktewater of bij ontstentenis daarvan tot maximaal 10 maal de waarnemingsdrempel van de meetmethode.
-
De overige niet aangevraagde parameters mogen slechts geloosd worden in concentraties beneden de kwaliteitsdoelstelling van het ontvangende oppervlaktewater.
-
Het bedrijf dient te beschikken over een controle inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit en kwantiteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water; overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van Vlarem I.
-
Het bedrijf dient een meetprogramma uit te voeren overeenkomstig art. 4.2.5.3.1. van Vlarem II. De niet vermelde parameters in bijlage 4.2.5.2. van Vlarem II dienen driemaandelijks bepaald te worden.
-
Binnen de termijn van 1 jaar na het verlenen van de vergunning dient het bedrijf een haalbaarheidsstudie uit te voeren inzake de afkoppeling van het niet verontreinigd hemelwater van de riolering en lozing op oppervlaktewater. Deze studie dient overgemaakt te worden aan de vergunningverlenende overheid en de VMM;
8
Gelet op het gedeeltelijk gunstig advies van 15 oktober 2007 van de provinciale milieudeskundige: ONGUNSTIG voor: -
de opslag van HCl in 3 bovengrondse houders van elk 30 m³ en de opslag van NaOH in 3 bovengrondse houders, namelijk 2x 14,7 m³ 1x 14,3 m³ (deel van rubriek 17.3.3.3);
overwegende dat uit de keuringsattesten van deze houders blijkt dat deze houders niet conform zijn met regelgeving; dat de exploitant ofwel de nodige aanpassingen dient te verrichten en de tanks opnieuw moet laten keuren ofwel de tanks buiten gebruik moet stellen; dat het tanks voor de opslag van zoutzuur en natriumhydroxide betreft; GUNSTIG voor het overige De vergunning kan toegestaan worden voor een termijn van 20 jaar, vanaf 14 januari 2008, dit is de vervaldatum van de basisvergunning, onder de gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden; Gelet op de volgende vaststellingen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie: "De voorzitter licht de adviezen en het openbaar onderzoek toe. De voorzitter merkt op dat het Vlaams Energieagentschap niet aanwezig is. Nochtans gaat het hier over een elektriciteitscentrale. Hij vraagt zich af of het wel zin heeft om deze instantie nog uit te nodigen; ze komen toch nooit. Het secretariaat van de commissie zal nakijken of zij moeten uitgenodigd worden. De provinciale milieudeskundige stelt dat zij ongunstig geadviseerd heeft voor de 6 houders ( 3 voor HCl en 3 voor NaOH) maar dat de exploitant momenteel bezig is om de houders aan te passen."; Gelet op het horen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie van de vertegenwoordiging van het bedrijf die kennis neemt van de vaststellingen van de commissie en bij dit horen inzonderheid het volgende stelt: Momenteel is men bezig met de aanpassingen uit te voeren aan de tanks. Men hoopt tegen begin december de nodige keuringsattesten te kunnen voorleggen. Daarnaast merkt men op dat er definitief zal gestopt worden met het gebruik van zware stookolie. De huidige opslag van 205 m³ zware stookolie dient dus niet meer hervergund te worden. Hierdoor dient ook de opslag van propaan niet meer hervergund te worden, aangezien dit uitsluitend als startbrandstof werd gebruikt bij de uitbating op zware stookolie. (Een brief hieromtrent wordt overhandigd). De provinciale milieudeskundige merkt op dat reeds rekening werd gehouden met deze opmerkingen in het gecoördineerd advies. LNE vraagt of het niet aangewezen is dat het dossier nog eens wordt besproken op de commissie als de keuringsattesten er zijn; dit voor het geval dat er nog opmerkingen zouden zijn. De voorzitter antwoordt dat dit niet nodig is. Indien er geen volledig keuringsattest (groene dop) is, blijft het advies ongunstig voor deze tanks;
9
Gelet op het gedeeltelijk gunstig advies van 23 oktober 2007 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (afgekort PMVC); Gelet op de beslissing van 20 september 2007 van de Deputatie om de behandelingstermijn van de milieuvergunning te verlengen; Overwegende dat wat de aanvraag betreft het volgende kan gesteld worden: Het betreft het verder exploiteren en veranderen van een lagedrukstoomcentrale. In deze centrale wordt geen elektriciteit meer geproduceerd. In 1922 werd deze van oorsprong kolengestookte elektriciteitscentrale gebouwd. In 1938 werd een eerste stoomleiding gelegd tussen de centrale en een industriële klant (Brouwerij Zeeberg). Gedurende meer dan een halve eeuw produceerde de centrale de stoom voor de verwarming van een groot aantal industriële gebouwen, gebouwen uit handel en diensten, appartementsgebouwen, een groot aantal eengezinswoningen in de stadskern, verschillende scholen, sociale woonwijken, ziekenhuizen en vele openbare gebouwen in (de deelgemeente) Aalst. Door het verdwijnen vanaf 2000 van diverse industriële stoomklanten, was het verder exploiteren van een ‘stoomnet’ energetisch (50 % warmteverliezen), ecologisch en economisch niet langer meer zinvol. Eind 2003 werd besloten deze stoomverdelingsactiviteiten op korte termijn af te bouwen; de laatste klant zal overeenkomstig de gemaakte afspraken, begin 2008 afgekoppeld zijn. Ondertussen zijn reeds de lagedrukketels 9 (in 1995) en 10 (in 1999) afgebroken en werd begin 2006 ketel 14 definitief uit dienst genomen. In 2006 waren nog 4 stoomketels (13, 15, 16 en 17) in werking; eind 2007 worden ook de ketels 13 en 15 uit dienst genomen. Thans wordt de centrale enkel nog als back-up gebruikt voor de stoomproductie van de WKK-installatie (warmtekrachtkoppeling) op de terreinen van Tate & Lyle. Deze klant is door zijn bijna constante warmtevraag over het gehele jaar steeds de grootste afnemer en draagt in feite nu het gehele stoomnet. Op de site van Electrabel staat men ook in voor de aanmaak van gedemineraliseerd water voor de eigen centrale en voor de aanmaak van stoom in de WKK-installatie van Tate & Lyle. De aanmaak van gedemineraliseerd water is een volcontinu proces, 24 uur op 24, 365 dagen per jaar. Recent werd door de nv Electrabel beslist dat ook de komende jaren de aanmaak en levering van gedemineraliseerd water en de stoomproductie in back-up moeten gehandhaafd blijven op de site van Aalst. Naast deze procesinstallaties ligt op hetzelfde perceel (Erembodegemstraat nr 8) het Electrabel ‘opleidingscentrum klassieke productie’. In dit centrum worden diverse opleidingen gegeven. Omdat dit centrum op hetzelfde perceel gelegen is, wordt het mee opgenomen in deze vergunningsaanvraag. De vergunningsplichtige inrichtingen in dit centrum beperken zich tot verwarmingsinstallaties, airco’s, sanitair afvalwater en 2 transformatoren.
10
De lopende vergunningen van de centrale vervallen op 14 januari 2008. Met voorliggend dossier wenst het bedrijf de hernieuwing van de milieuvergunning te bekomen en de rubrieken aan te passen aan de reële situatie. De uitbreidingen hebben betrekking op een reservelijn van het ontspanningsstation voor aardgas (regularisatie), 2 droge transformatoren in het opleidingscentrum, extra persluchtcompressoren en airco’s (170 kW 343 kW), de opslag van gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen en 3 verwarmingtoestellen. De wijzigingen hebben betrekking op de afbouw van 7 naar 2 stoomketels, het verminderen van het lozingsdebiet aan bedrijfsafvalwater (150 m³/uur 60 m³/uur, het aanpassen van het debiet van huishoudelijk afvalwater, het buiten gebruik stellen van de fueltanks T6 en T7, de reductie van de P4vloeistoffen (15.381 m³ 6,1 m³), het verminderen van aantal voertuigen (24 10 voertuigen), het reduceren van de gasflessenopslag (3.550 liter 1.551 liter), een actualisatie van de hulpstoffen voor de demineralisatie-eenheid (193.450 liter 182.790 liter), het reduceren van de P3-vloeistoffen (18.700 liter 3.135 liter), het buiten gebruik stellen van de werkplaats voor voertuigen (worden extern onderhouden) en het houtbewerkingsatelier, het verwijderen van de opslag aan P1- en P2-vloeistoffen en de propaangashouder en het reduceren van het vermogen aan metaalbewerkingstoestellen (30 kW 18 kW). Het project valt onder de bepalingen van BKG-inrichtingen (broeikasgas; voor rubriek 43.4). Bovendien dient het bedrijf omwille van het energieverbruik een energiestudie op te stellen. Er worden maximaal 20 werknemers tewerkgesteld. Het bedrijf heeft een interne milieucoördinator aangesteld. Op te merken is dat op de site van Electrabel momenteel zowel Elia met een hoogspanningsstation als Electrabel gevestigd is. De exploitatie van Elia op deze site werd afgebakend op het situatieplan dat bij voorliggende aanvraag werd gevoegd. Elia is beheerder van het hoogspanningsnet en staat in voor de transmissie van elektriciteit. De activiteiten van de nv Elia Asset werden op 16 april 2007 door het College van Burgemeester en Schepenen van Aalst vergund; Overwegende dat wat de rubrieken betreft het volgende kan opgemerkt worden: -
Rubriek 16.5. (1) wordt aangevraagd voor 2 ontspanningsstations voor aardgas (lijn 1 en lijn 2 (reserve)), met elk een maximumdebiet van 15.000 Nm³/u. Het College van Burgemeester en Schepenen merkt op dat deze rubriek kan geschrapt worden vermits ofwel lijn 1 in dienst is ofwel de reservelijn die aardgas van de netbeheerder van 15 bar ontspant naar 2 bar. Volgens de verantwoordelijke van de site laat de dimensionering van de leiding op het einde (diameter van de leiding) geen grotere capaciteit toe. Gezien er evenwel 2 lijnen zijn, dienen beide in rekening gebracht te worden en is deze rubriek van toepassing.
11
-
Tijdens het plaatsbezoek (12 oktober 2007) deelde de exploitant mee dat de aangevraagde propaangashouder van 2.500 liter en de bovengrondse, enkelwandige houder van 205 m³ buiten gebruik zullen gesteld worden. Hierdoor kan de aangevraagde rubriek 16.8.1° (propaangashouder) geschrapt worden. De aangevraagde rubriek 17.3.7.2° voor 211,065 m³ wordt met 205 m³ gereduceerd tot 6,065 m³; hierdoor is de meldingsplichtige rubriek 17.3.7.1° (3) van toepassing. Deze wijzigingen zullen nog schriftelijk bevestigd worden door de exploitant. Het voorwerp van de aanvraag wordt in die zin aangepast;
Overwegende dat wat de planologische aspecten betreft het volgende kan gesteld worden: De inrichting is volgens het gewestplan ‘Aalst-Ninove-GeraardbergenZottegem‘ gelegen in een industriegebied langsheen de Erembodegemstraat te Aalst. Volgens het bij Ministerieel Besluit van 11 april 1989 goedgekeurd BPA 'Stadspark' is de inrichting tevens gelegen in een zone voor industrie, bestemming waarmee de inrichting verenigbaar is. In een straal van 100 m rondom het bedrijfsterrein bevinden zich ca. 120 woningen, vooral langsheen de Erembodegemstraat, de Desiré De Wolfstraat, de Eugeen Bosteelstraat, de Frederic Van Der Nootstraat en de Vilanderstraat. Deze woningen situeren zich ten noorden en noordwesten van de site, in een woongebied volgens het gewestplan. Ten oosten wordt de site afgebakend door de Dender, met aan de overzijde van deze waterloop een park- en industriegebied. Ook ten westen van de site is een parkgebied gelegen. De ligging van de inrichting in een industriegebied is in overeenstemming met de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de gewestplannen; Overwegende dat wat de milieuhygiënische aspecten betreft het volgende kan gesteld worden: Afvalstoffen Volgende afvalstoffen worden gescheiden ingezameld, opgehaald en afgevoerd voor verdere verwerking: afvalstoffen van huishoudelijke aard, bedrijfsafvalstoffen, bouw- en sloopafval (wegens afbraak van stoomnet in 2006), ijzerschroot, papier en karton, kalkslib, oliehoudend afval, demineralisatieslib en gevaarlijk elektrisch/elektronisch afval (printplaten, hardware,..). Afvalwater Huishoudelijk afvalwater De inrichting is gelegen in een zuiveringszone A, met aansluiting op de RWZI Hofstade. Het huishoudelijk afvalwater (2 m³/dag) wordt via 3 lozingspunten in de openbare riolering van de Erembodegemstraat geloosd. Met voorliggend dossier werd het debiet aangepast aan de huidige personeelsbezetting (10 bedienden en 5 bezoekers) en het nieuw opleidingscentrum (10 bedienden en 20 bezoekers).
12
Het huishoudelijk afvalwater (2 m³/dag) is afkomstig van de sanitaire voorzieningen voor de werknemers. Het afvalwater van de sanitaire installaties van de centrale zelf wordt via de lozingspunten 3a (burelen) en 3b (onderhoudsdienst) geloosd; het huishoudelijk afvalwater van het opleidingscentrum via lozingspunt 3c. Gelet op de ligging in een zuiveringszone A wordt het afvalwater bij voorkeur rechtstreeks in de openbare riolering geloosd en niet via een septische put. De algemene normen voor lozen van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering zijn van toepassing. Bedrijfsafvalwater Voor de productie van stoom wordt stadswater gedemineraliseerd door middel van ionenwisselaars. Het bedrijfsafvalwater (60 m³/uur) is afkomstig van het regeneratiewater van de demineralisatie-eenheid en wordt via een waterzuiveringsinstallatie en via lozingspunt 1 in oppervlaktewater (Dender, bestemming viskwaliteit) geloosd. Deze lozing vindt plaats gedurende 150 à 200 dagen per jaar (batchlozing), via een meetgoot. In de eerder afgeleverde vergunningen werd een seizoensgebonden beperking van het dagdebiet opgelegd omdat in die periode de stoomproductie en ook de productie van gedemineraliseerd water in grote mate gebonden was aan de stoomproductie voor de verwarming van een groot aantal gebouwen van klanten. Vandaar dat er in de winterperiode een groter debiet vergund was dan in de zomerperiode. Deze schommelingen zijn nu niet meer van tel. Voorheen was het bedrijf vergund voor een debiet van 150 m³/uur; nu wordt 60 m³/uur gevraagd, te wijten aan de afgeslankte activiteiten van de centrale. De zouten aanwezig in het leidingwater worden 13,4 tot 16x opgeconcentreerd in het regeneratiewater. Daarnaast is er ook het gebruik van de verdunde reagentia (HCl en NaOH) tijdens het regenereren. De waterzuiveringsinstallatie bestaat uit een neutralisatie- en een flocculatie/decantatie-eenheid en omvat doseer- en slibpompen, een buffertank (1.000 m³) met roerwerk, een pH-correctietank (12 m³), een flocculatietank (12 m³) met roerwerk, een decanter (63 m³), een indikker (16 m³) en een centrifuge. Voor het lozen van het bedrijfsafvalwater zijn de algemene normen voor de lozing in oppervlaktewater van toepassing, aangevuld met bijzondere voorwaarden van de lozingsvergunning van 16 januari 1990 en de wijziging van 2 parameters met het besluit van 21 september 1995. In onderstaande tabel zijn de vergunde en de door Electrabel gevraagde normen opgenomen: Parameter vergund aangevraagd debiet 150 m³/u – 600 m³/dag 60 m³/u – 400 m³/dag BZV 15 mg/l 25 mg/l (algemene norm) CZV 90 mg/l Ammoniakale N 5 mg/l NO3 + NO2 100 mg/l NO2 ≤ dan in opgenomen water Ntotaal 80 mg/l Ptotaal 5 mg/l 2 mg/l SO4 2.000 mg/l 1.500 mg/l
13
Fluoriden Chloriden As Ag Cr Zn Cu Cd Pb Hg Ni Co Sb Mo Sn Se Mn
7 mg/l 14.000 mg/l 0,03 mg/l 0,025 mg/l 0,25 mg/l 0,5 mg/l 0,3 mg/l 0,02 mg/l 0,5 mg/l 0,005 mg/l 0,5 mg/l 0,1 mg/l 0,5 mg/l 0,5 mg/l 0,5 mg/l 0,1 mg/l 0,5 mg/l
7 mg/l 10.000 mg/l
0,3 mg/l 0,01 mg/l 0,005 mg/l
Voor stikstof werd de norm voor NO2 + NO3 in 1995 opgetrokken tot 100 mg N/l en werd opgelegd dat het nitrietgehalte van het geloosde water moest gelijk zijn aan dat van het inkomende water. In de huidige aanvraag vraagt de exploitant om af te stappen van de normering NO2/NO3 en wordt een norm voor Ntotaal gevraagd van 80 mg/l. Electrabel motiveert deze vraag als volgt: -
door Electrabel wordt geen stikstof aan het afvalwater toegevoegd, het betreft louter een indikking van het geleverde water; een gemiddelde (2007) Ntotaal van 3,9 mg/l in stadswater levert na opconcentratie een waarde van 62 mg/l in het afvalwater;
-
uit meetgegevens blijkt dat de Dender voor NO2 + NO3 voldoet aan de kwaliteitsdoelstelling;
-
gelet op het gemiddeld debiet van de Dender (3,6 m³/s), het gemiddelde Ngehalte (3,6 mg/l) van de Dender, de lozingsnorm van 80 mg N/l en het jaardebiet aan bedrijfsafvalwater (60.000 m³/jaar) van Electrabel, wordt een bijdrage van 1,2 % berekend op de Dender;
-
door toepassing van omgekeerde osmose als alternatieve techniek wordt een gelijkaardig concentraat bekomen; het toepassen van een denitrificatiestap is niet haalbaar.
Voor CZV vraagt de exploitant een norm van 90 mg/l, een waarde die lager ligt dan de concentratie die normaliter voor lozing van bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater wordt gehanteerd (125 mg/l, cfr. bijlage 5.3.1: normen voor het lozen van stedelijk afvalwater). Voor totaal fosfor wordt een norm van 2 mg/l aangevraagd, zijnde 2x het kwaliteitsobjectief. Voor de parameters cadmium, kwik en koper - als gevolg van de indikking van het stadswater - worden volgende normen gevraagd: -
Cd: 10x de kwaliteitsdoelstelling = 0,01 mg/l; Hg: 10x de kwaliteitsdoelstelling = 0,005 mg/l; Cu: 6x de kwaliteitsdoelstelling = 0,3 mg/l.
14
Voor chloriden wordt een norm van 10.000 mg/l gevraagd, zijnde een vermindering ten opzichte van de huidige norm (14.000 mg/l). De chloriden in het afvalwater zijn afkomstig van de gebruikte reagentia (HCl regeneratie en neutralisatie). De VMM stelt dat gelet op het gemiddeld debiet van de Dender (3,6 m³/s), het gemiddelde chloridegehalte (92,17 mg/l) van de Dender, de lozingsnorm van 10.000 mg N/l en het jaardebiet van Electrabel, een bijdrage van 5,7 % wordt berekend op de Dender. Ook blijkt uit het advies van de VMM dat de voorbije jaren de kwaliteitsdoelstelling voor chloride van 200 mg/l op de Dender werd gerespecteerd en dat de toename aan chloriden stroomafwaarts t.o.v. stroomopwaarts 5 mg/l zou bedragen ten gevolge van de lozing van Electrabel; de hogere gemeten waarden stroomafwaarts wijzen er op dat de toename niet volledig is toe te schrijven aan Electrabel. Voor sulfaten wordt een norm van 1.500 mg/l aangevraagd, voor fluoriden 7 mg/l. De lozing van sulfaten en fluoriden is afkomstig van de gebruikte reagentia. Uit de adviezen van het College van Burgemeester en Schepenen van Aalst, de afdeling Milieuvergunningen van het Departement LNE en de VMM blijkt dat de aangevraagde normen aanvaardbaar zijn. Hemelwater Uit het aanvraagdossier blijkt dat ongeveer een derde van het terrein onverhard (ca. 24.000 m²) is, zodat het hemelwater kan infiltreren. Van de verharde gedeelten gaat ongeveer de helft naar de Dender (19.200 m³ hemelwater) en de helft naar de riolering van de Erembodegemstraat (19.200 m³ hemelwater). Om technische redenen (corrosie,…) moet het water voor de stoombereiding van zeer goede kwaliteit zijn en kan geen hemelwater worden aangewend. Voor andere doeleinden (bvb. spoelen toiletten, reinigen, …) wordt evenmin hemelwater aangewend. Zowel het College van Burgemeester en Schepenen als de VMM zijn van oordeel dat de mogelijkheid dient bekeken te worden om het hemelwater, dat op de riolering wordt geloosd, af te koppelen en te lozen op de Dender. Het College van Burgemeester en Schepenen verwijst ook naar artikel 4.2.1.3 §5 van Vlarem II dat stelt dat het verboden hemelwater te lozen in de openbare riolering wanneer het technisch mogelijk of noodzakelijk is dit hemelwater gescheiden van het afvalwater te lozen in een oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater. Bodem- en grondwater Voor de opslag van de gevaarlijke producten in verplaatsbare recipiënten zijn de nodige lekbakken of inkuipingen voorzien. De 3 bovengrondse, enkelwandige houders (3x 30 m³) voor de opslag van zoutzuur zijn binnen eenzelfde inkuiping geplaatst. Voor de opslag van natriumhydroxide zijn er 3 bovengrondse, enkelwandige houders van respectievelijk 2x 14,7 m³ en 1x 14,3 m³; deze houders zijn opgesteld in de kelderverdieping, in 2 inkuipingen.
15
Deze 6 houders werden op 5 januari 2006 aan een algemeen onderzoek onderworpen (AIB-Vinçotte). In de keuringsattesten van de 6 tanks werden opmerkingen geformuleerd omtrent artikel 5.17.3.19 §7 (o.m. het vloeistofdicht maken van de inkuiping) en artikel 5.17.3.19. §5 (m.b.t. het overvulwaarschuwings- en beveiligingssysteem). In de keuringsattesten wordt gesteld dat het huidige systeem tegen overvulbeveiliging bij de zoutzuurtanks niet veilig is opgebouwd om overvulling te voorkomen. Voor de NaOH-tanks dient het overvulsysteem eveneens te worden afgeregeld. De exploitant dient de aanpassingen door te voeren. Zware stookolie (P4-product) wordt opgeslagen in een enkelwandige, metalen houder, geplaatst in een betonnen inkuiping. In de aanvraag wordt gesteld dat dit nog steeds dezelfde tank is als de vergunde dagtank van 375 m³, het betreft enkel een correctie van de inhoud van de tank. Deze stookoliehouder werd op 24 april 2007 aan een beperkt onderzoek onderworpen (AIB-Vinçotte); ook hier werden opmerkingen gemaakt die betrekking hebben op de peilbuis in de inkuiping (ontbreken van afsluitdop), artikel 5.17.3.19 §4 (vóór 1 augustus 2000 diende een algemeen onderzoek uitgevoerd met inwendige inspectie van de houder) en artikel 5.17.3.19. §5 (ontbreken van overvulwaarschuwings- en beveiligingssysteem) van Vlarem II. Tijdens het plaatsbezoek (12 oktober 2007) deelde de vertegenwoordiger van het bedrijf evenwel mee deze tank buiten gebruik te stellen en te verwijderen. Het College van Burgemeester en Schepenen van Aalst merkt terecht op dat de deskundige in zijn attest weliswaar zijn opmerkingen heeft geformuleerd, doch dat een leverancier van de producten niet weet dat hij niet mag vullen omdat er geen zichtbare klever of plaat werd aangebracht. Luidens het collegeadvies blijkt dat de deskundige geen oranje dop kon geven (overgang van 6 maanden) omdat er een groot risico is bij het niet aanwezig zijn van een overvulbeveiliging en er geen 6 maanden mag gewacht worden. Concluderend stelt het College van Burgemeester en Schepenen dat gelet op het groot risico, de opmerkingen van de erkende deskundige in de 7 attesten en het niet beantwoorden aan de bepalingen van Vlarem II, het aangewezen is om de 7 houders ofwel buiten dienst te stellen ofwel onmiddellijk in orde te stellen met de vigerende regelgeving. Het College van Burgemeester en Schepenen formuleert dan ook een ongunstig advies voor deze 7 houders. Ook de afdeling Milieuvergunningen van het Departement LNE adviseert deze houders ongunstig en stelt dat de tanks technisch volledig in orde dienen gesteld en opnieuw gekeurd zodat een definitief keuringsattest kan afgeleverd worden. Tijdens het plaatsbezoek deelde de exploitant mee dat de nodige maatregelen getroffen worden opdat de overige 6 tanks aan de regelgeving zouden voldoen. Op 28 november 2007 werden de 6 bovengrondse houders voor de opslag van NaOH en HCl opnieuw aan een beperkt onderzoek onderworpen. Op 4 december 2007 werden de nieuwe keuringsattesten (28 november 2007, AIBVinçotte) overgemaakt. Uit deze keuringsattesten blijkt dat de houders na de nodige aanpassingen nu wel voldoen aan de vigerende regelgeving. Zoals hiervoor gesteld zal de tank met zware stookolie buiten gebruik gesteld worden. De 4 transformatoren zijn van het droge type.
16
Het bedrijfsperceel (541/f2) werd op basis van een oriënterend bodemonderzoek (+aanvullingen) opgenomen in het register van verontreinigde gronden. Een historische verontreiniging met minerale olie werd op een aantal plaatsen vastgesteld. Het beschrijvend onderzoek wordt momenteel gefinaliseerd. Energie Volgens het besluit inzake energieplanning (14 mei 2004, BS 14 oktober 2004) is voor voorliggend dossier een energiestudie vereist. Bij de milieuvergunningsaanvraag werd de energiestudie 'Energieplan Electrabel-centrale te Aalst', opgemaakt door Laborelec (27 juni 2007) gevoegd. Het energieplan bevat een aantal voorstellen voor energiebesparing. Uit het advies van het Vlaams Energieagentschap blijkt dat er in het energieplan voldoende maatregelen geïdentificeerd en onderzocht werden op hun economische haalbaarheid; de rendabele maatregelen werden in een chronologisch stappenplan ter implementatie ondergebracht. Geluidshinder De installaties voor de aanmaak van gedemineraliseerd water werken 24 uur op 24 uur. Luidruchtige activiteiten gebeuren meestal in een lokaal (o.a. de centrifuge voor het slib in de waterzuivering). In afwijking van mogelijke sectorale bepalingen in Vlarem II vraagt de exploitant om 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 te mogen exploiteren, zoals momenteel opgenomen in de lopende milieuvergunningen. De omgeving van het bedrijf is zeer dicht bewoond. Uit het advies van de afdeling Milieuvergunningen blijkt dat er bij de afdeling Milieu-inspectie van het Departement LNE geen geluidsklachten gekend zijn. Tijdens het openbaar onderzoek werden geen geluidsklachten geuit, zodat er wordt vanuit gegaan dat het voortgebrachte geluidsniveau binnen de grenzen ligt van het aanvaardbare. De aangevraagde wijzigingen en uitbreidingen op zich zullen normaliter geen aanleiding geven tot een verhoogde geluidsemissie, te meer omdat de activiteiten op de site verder afgebouwd worden. Inplantingsregels De bedrijfssite paalt aan een woon- en parkgebied. Overeenkomstig artikel 5.17.1.2.§1 van Vlarem II moet de inrichting gelegen zijn in een industriegebied, op meer dan 100 m van een woon-, park- of recreatiegebied. Voornoemde afstandsregels zijn echter niet van toepassing voor bestaande inrichtingen of gedeelten ervan (cfr. artikel 5.17.1.2.§2 van Vlarem II). In de milieuvergunning van 22 juni 1989 werden de 3 HCl-houders (3x 30 m³) en de NaOH-tanks (14,3 m³ en 2x 14,7 m³) vergund; met voorliggend wordt ca. 183 ton aangevraagd; op 1 januari 1993 was reeds 173,55 ton vergund. De afstandsregels zijn aldus niet van toepassing. Luchtverontreiniging Vooreerst dient opgemerkt dat de centrale onder de bepalingen van BKGinrichting (BKG: broeikasgas) valt door de toepasselijke rubriek 43.4. voor verbrandingsmotoren met een totaal ingangsvermogen van meer dan 20 MWth. Het monitoringprotocol van CO2-emissies is van kracht vanaf 13 januari 2008 en werd op 9 januari 2007 door het Verificatiebureau Benchmarking
17
Vlaanderen goedgekeurd en toegevoegd aan deze milieuvergunningsaanvraag. Op 25 juni 2007 werd het rapport geactualiseerd voor de afgeslankte inrichting. De aardgasgestookte stookinstallaties voor het opleidingscentrum en de administratie zullen een vermogen van respectievelijk 2x 160 kW th en 80 kW th hebben. Mits een goede afstelling en een regelmatig onderhoud, zal de eventuele hinder van de branders minimaal zijn. Stoomketel 16 heeft een vermogen van 42,5 MW th en werd in 1979 gebouwd; stoomketel 17 heeft een vermogen van 41,5 MW th en dateert van 1983. Beide ketels worden aldus als bestaande, middelgrote stookinstallaties beschouwd. Zoals blijkt uit de tabel met het overzicht van de werkingsuren voor de verschillende ketels over de laatste jaren zijn de ketels 16 en 17 slechts 10 % van de tijd in dienst. Normaliter werken deze installaties op aardgas. Bij problemen met betrekking tot de aardgasvoorziening was er mogelijkheid tot overschakeling op stookolie; indien de ketel 16 of 17 op stookolie draaide, werd propaan als startbrandstof gebruikt. Tijdens het plaatsbezoek (12 oktober 2007) deelde de exploitant mee dat het gebruik van stookolie overbodig is gezien er met de aardgasleverancier afspraken gemaakt worden inzake een permanente aardgastoevoer. Vandaar ook het schrappen van de opslag van stookolie en propaan uit het voorwerp van de aanvraag. De rookgassen worden geloosd via een gezamenlijke schouw met een hoogte van ca 75 m. Elke ketel heeft ook een noodschouw, die enkel gebruikt wordt als er onderhoudswerken dienen uitgevoerd te worden aan de grote schouw én als de stoomketels als back-up in dienst moeten zijn. De ketels 16 en 17 kunnen elk in piek 50 ton stoom/uur leveren bij een bedrijfsdruk van 16 bar en 240 °C. Overeenkomstig de bepalingen van subafdeling 5.43.2.2. van Vlarem II dienen de stookinstallaties om de 3 maanden aan emissiemetingen onderworpen te worden. Uit de bijgevoegde analyseresultaten blijkt dat de emissiegrenswaarden gerespecteerd worden. Luidens het advies van de VMM is de uitstoot voor het jaar 2006 – NOx: 5,8 ton, SO2: 62 kg - vrij beperkt en ruim beneden de overeenkomstige Luchtdrempelwaarden uit het Milieujaarverslag. De VMM stelt dat rekening houdende met de vrij hoge schoorsteenhoogte de immissiebijdrage op de luchtkwaliteit in de omgeving weinig significant zal zijn. In het dossier wordt gevraagd dat de vergunningverlenende overheid een ontheffing zou verlenen volgens onderstaand artikel 5.43.2.2.2§2 van Vlarem II. “§ 2. De vergunningverlenende overheid mag een ontheffing verlenen van de verplichting te voldoen aan de in §1 van artikel 5.43.2.2.1 bedoelde emissiegrenswaarden, indien in een installatie waarin normaliter gasvormige brandstof gebruikt wordt, en die anders uitgerust zou moeten worden met een zuiveringsinstallatie voor rookgassen, bij wijze van uitzondering voor een korte periode andere brandstof moet worden gebruikt als gevolg van een plotselinge onderbreking in de gasvoorziening. De exploitant moet de afdeling Milieuinspectie van elk afzonderlijk geval op de hoogte brengen zodra het zich voordoet.”
18
Gezien de 2 stoomketels enkel nog met aardgas zullen gevoed worden, is de ontheffing van bovenstaand artikel overbodig. Veiligheid Voor het uitvoeren van laswerkzaamheden zijn er een aantal gassen aanwezig (zuurstof, argon,acetyleen, …). Stikstof wordt gebruikt voor het inertiseren van gas- en stookleidingen. De gasflessen staan per soort gegroepeerd. De afstandsregels van bijlage 5.16.2 van Vlarem II dienen te allen tijde te worden gerespecteerd. De centrale van Aalst kan vanuit de centrale Ruien bestuurd worden; in de toekomst zou de centrale van Aalst ook vanuit een andere site van de groep kunnen gecontroleerd worden. Dit gebeurt buiten de normale werkuren. Er staan camera’s opgesteld in de controlekamer aan de ketels en de waterbereiding. Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen dient in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer te gebeuren. Watertoets De vergunningsaanvraag heeft betrekking op de opslag van bodemvreemd materiaal (diverse gevaarlijke producten), op een lozing op het rioleringsstelsel en een lozing op een oppervlaktewater. De opslag van bodemvreemd materiaal moet voldoen aan de toepasselijke algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II waardoor bodem- en grondwaterverontreiniging zal voorkomen worden. De impact van de lozing werd besproken onder het aspect afvalwater bij de bespreking van de milieuhygiënische aspecten. De inrichting is gelegen in het 'Denderbekken. Volgens de overstromingsinformatie op www.geo-vlaanderen.gisvlaanderen.be is de inrichting niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied. Er worden geen wijzigingen aangebracht aan gebouwen of verhardingen, waardoor de effecten van de inrichting op het overstromingsrisico voor de omgeving niet zullen wijzigen; Overwegende dat de ingediende bezwaren als volgt kunnen besproken worden: -
ontbreken van een informatievergadering;
Overeenkomstig artikel 18 van Vlarem I is enkel een informatievergadering verplicht voor de inrichtingen van klasse 1 waarvoor een milieueffectrapport of een veiligheidsrapport verplicht is. De bedrijf is niet MER- of VR-plichtig, zodat ook geen informatievergadering diende georganiseerd te worden. Het bedrijf kan echter te allen tijde op vrijwillige basis de omgeving informeren. -
vrees voor de veiligheid in de nabijheid van een woonzone;
Zoals gesteld bij de situering en omschrijving van het aanvraagdossier wordt globaal genomen de site afgebouwd. Voor deze resterende activiteiten is geen MER vereist.
19
Met betrekking tot de gevaarlijke stoffen wordt een reductie van ca. 193,5 ton naar 182,8 ton corrosieve, irriterende en schadelijke producten aangevraagd, de opslag van P4-vloeistoffen wordt van 15.381 m³ gereduceerd tot 6,1 m³, de opslag van 18,7 m³ P3-vloeistoffen tot 3,135 m³. De opslag van 565 kg gevaarlijke producten in kleine verpakkingen wordt wel uitgebreid (tot 1.000 kg), maar deze uitbreiding is minimaal ten opzichte van de capaciteiten van de andere productgroepen. Bij de bespreking van de milieuhygiënische aspecten werd gesteld dat uit de keuringsattesten van de 7 bovengrondse houders voor de opslag van zware stookolie, zoutzuur en natriumhydroxide blijkt dat deze niet voldoen aan de vigerende regelgeving. De exploitant dient ofwel deze houders buiten gebruik te stellen ofwel deze houders aan te passen en opnieuw aan een keuring te onderwerpen. Voor de opslag van de gevaarlijke producten in verplaatsbare recipiënten zijn de nodige lekbakken of inkuipingen voorhanden. De opslag van de gasflessen is beperkt voor onderhoudswerkzaamheden. De houder voor propaan wordt, net als de houder voor zware stookolie, buiten gebruik gesteld. De inrichting beschikt over 2 ontspanningsstations voor aardgas, waarvan slechts 1 van de 2 in werking is; de tweede lijn wordt als reserve gebruikt. Inzake brandveiligheid dient er steeds overleg te zijn tussen de exploitant en de brandweer en dienen de nodige maatregelen te worden getroffen. Deze argumenten kunnen – met uitzondering voor de vaste houders – ondervangen worden door het opleggen en de strikte naleving van de milieuvergunnings- en brandweervoorwaarden. -
opmerkingen met betrekking tot ruimtelijke ordening en verwijzingen naar het Gewestelijk RUP ‘Afbakening Regionaal Stedelijk Gebied Aalst', uitblijven van een RUP voor de omgeving Osbroek-Gerstjens, het Strategisch project Osbroek-Gersjens en het gewestplan; opmerkingen met vraag of industriële activiteit op deze locatie dient in stand te worden gehouden.
Met betrekking tot de ruimtelijke visie blijkt uit het advies van het College van Burgemeester en Schepenen van Aalst het volgende: "Op gebied van ruimtelijke ordening is er momenteel enkel het BPA 'Stadspark' waarin deze locatie bestemd is als zone voor industrie. Uit navraag bij de dienst Planning van de stad Aalst blijkt dat er reeds een bestek voor de opmaak van het RUP 'Uitbreiding Stadspark' werd goedgekeurd door de gemeenteraad op 28 juni 2005. In de inhoudelijke bepalingen van het bestek wordt opgenomen wat de intenties van de stad zijn op de terreinen van Electrabel en Elia. Deze visie wordt tot op vandaag gedragen, maar zal pas kunnen gerealiseerd worden in een 'nabestemming', op het moment dat Electrabel haar activiteiten afbouwt. Voorliggende aanvraag draagt bij aan deze 'afbouw'. Natuurlijk zal bij de opmaak van het RUP rekening dienen gehouden te worden met de bestaande situatie en de intenties van de grote (private) actoren binnen het plangebied. De toekomstvisie van Electrabel zal bepalend zijn voor de mogelijke (her)bestemmingen binnen het nog op te maken RUP. Door de aanwezigheid van de infrastructuren van Elia zal de visie die geponeerd
20
wordt in zowel de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van het gemeentelijk RUP als in het strategisch project "Osbroek-Gerstjens" niet idealiter kunnen gerealiseerd worden aangezien dit een te grote financiële weerslag zou betekenen. Er zal dus moeten gezocht worden naar compromissen en winwin situaties. Waar mogelijk zal zeker het groene karakter van de site versterkt worden zodat op langere termijn de groene link tussen het Stadspark en de Dender vorm krijgt. We moeten alleszins voor ogen houden dat het realiseren van deze vooropstelling een proces is op lange tot zeer lange termijn - vandaar ook de aanzet in het bestek om te werken met een 'nabestemming'. Momenteel kunnen de huidige activiteiten er perfect vergund worden - zoals onze schrijver verkeerdelijk aangeeft zijn de gronden niet volgens het gewestelijk RUP, maar wel volgens het gewestplan en het BPA 'Stadspark' gelegen in industriegebied - maar ook de korte termijnvisie van het in opmaak zijnde RUP zal rekening houden met de bestaande situatie en activiteiten (ook hier weer kan verwezen worden naar het gebruik van de term 'nabestemming' - waarbij kan verstaan worden dat de huidige zonering kan behouden blijven zolang de huidige activiteiten zich daar blijven afspelen). Het planningsproces hieromtrent is nog volop in evolutie." -
mobiliteitsproblematiek van de Erembodegemstraat en impact van deze aanvraag op de huidige situatie;
Voorliggend dossier zal normaliter geen toename van het verkeer ten gevolge van de exploitatie genereren. Zoals hiervoor gesteld worden de activiteiten op de site drastisch afgebouwd en zullen er nog slechts 2 van de 7 stoomketels geëxploiteerd worden. De inrichting beschikt daarenboven over een ruime parking zodat de parkeerdruk op de buurt door de activiteiten van Electrabel quasi nihil is; Overwegende dat de exploitant, overeenkomstig artikel 43 §2. van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning steeds alle maatregelen dient te nemen om schade en hinder te voorkomen; Overwegende dat de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig artikel 20 van het milieuvergunningsdecreet, onverminderd de bepalingen van dezelfde wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten bij het verlenen van een vergunning bijzondere voorwaarden kan opleggen, met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu; Overwegende dat, wat voorafgaat in acht genomen, kan gesteld worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat de gevraagde exploitatie milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar is met de onmiddellijke omgeving; dat bijgevolg de gevraagde vergunning kan worden verleend;
21
besluit: Artikel 1. Aan de nv Electrabel, Regentlaan 8 te 1000 Brussel, wordt de vergunning verleend voor het verder exploiteren en veranderen van een stoomcentrale aan de Erembodegemstraat 4-6-8 te 9300 Aalst, op het perceel, kadastraal bekend onder AALST 1 AFD, Sectie B, Nr 541/f/2, met als voorwerp: Rubrieken: 3.3. (3) Lozen van 2 m³/dag huishoudelijk afvalwater via 3 lozingspunten in de openbare riolering. 3.6.3.2° (1) Lozen van 60 m³/uur, 400 m³/dag en 60.000 m³/jaar bedrijfsafvalwater met lijst 2C-stoffen, zijnde het regeneratiewater van de demineralisatie-eenheid, via een waterzuiveringsinstallatie, in oppervlaktewater (Dender). 12.2.1° (3) 2 transformatoren met een vermogen van elk 400 kVA. 12.2.2° (2) 2 transformatoren met een vermogen van elk 3.000 kVA. 15.1.1° (3) Stallen van 10 voertuigen. 16.3.1.2° (2) Diverse luchtcompressoren (3x 75 kW) en airconditioningsinstallaties (totaal 118 kW) met een geïnstalleerde, totale drijfkracht van 343 kW. 16.5. (1) 2 ontspanningsstations voor aardgas (lijn 1 en lijn 2 (reserve)), met elk een maximumdebiet van 15.000 Nm³/u. 16.7.2° (2) Opslag van 1.551 liter diverse gassen in verplaatsbare recipiënten (o.m. acetyleen, argon, stikstof, zuurstof, methaan, propaan en butaan). 17.3.3.3° (1) Opslag van 182.790 kg corrosieve, irriterende en schadelijke stoffen, zijnde: - 660 kg ammoniak in vaten; - 108.000 kg zoutzuur 36% in 3 bovengrondse, enkelwandige houders van elk 30 m³; - 2.400 kg zoutzuur 30% in 2 multiboxen van elk 1 m³; - 44.100 kg natriumhydroxide 50% in 2 bovengrondse, enkelwandige houders van elk 14,7 m³; - 21.450 kg natriumhydroxide 50% in 1 bovengrondse, enkelwandige houder van 14,3 m³; - 3.000 kg natriumhydroxide 30% in 2 multiboxen van elk 1 m³; - 924 kg flocculant in vaten; - 300 kg trinatriumfosfaat in verpakkingen van 25 kg; - 1.455 kg smeerolie in vaten; - 334 kg ontvetter in vaten; - 167 kg ontvetter (afval) in een vat.
22
17.3.6.1° b) (3) Opslag van 3.135 liter P3-vloeistoffen, zijnde: - 2.508 liter afvalolie in vaten; - 418 liter ontvetter in vaten; - 209 liter ontvetter (afval) in een vat. 17.3.7.1° (3) Opslag van 6.065 liter P4-vloeistoffen, zijnde: - 840 liter flocculant in vaten; - 5.225 liter smeerolie in vaten. 17.4. (3) Opslag van 1.000 liter/kg diverse gevaarlijke producten in kleine verpakkingen. 24.4. (3) Een laboratorium. 29.5.2.1° a) (3) Diverse toestellen voor het mechanisch behandelen van metalen, met een geïnstalleerde, totale drijfkracht van 18 kW. 39.1.3° (1) 2 stoomketels met een totale waterinhoud van 63.400 liter: - stoomketel 16: 31.700 liter; - stoomketel 17: 31.700 liter. 43.1.3° (1) 4 stookinstallaties met een totaal vermogen van 84.400 kW th: - ketel 16: 42,5 MW th (aardgas); - ketel 17: 41,5 MW th (aardgas); - opleidingscentrum: 2x 160 kW th (aardgas); - administratie: 80 kW th (aardgas). 43.4. (1) Verbrandingsinstallaties met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, zijnde 84,4 MW th: - ketel 16: 42,5 MW th; - ketel 17: 41,5 MW th; - opleidingscentrum: 2x 160 kW th; - administratie: 80 kW th. Art. 2. De milieuvergunning wordt verleend voor een termijn van 20 jaar, vanaf 14 januari 2008, dit is de vervaldatum van de basisvergunning. Art. 3. Deze milieuvergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende uitbatingsvoorwaarden: §1. Algemene milieuvoorwaarden 1. 2. 3. 4. 5.
VLAREM.V01 – Algemene milieuvoorwaarden – algemeen (bijlage 1) VLAREM.V02 – Algemene milieuvoorwaarden – geluid (bijlage 2) VLAREM.V03 – Algemene milieuvoorwaarden – oppervlaktewater (bijlage 3) VLAREM.V05 – Algemene milieuvoorwaarden – lucht (bijlage 4) VLAREM.V109 – Algemene milieuvoorwaarden – licht (bijlage 5)
23
§2. Sectorale milieuvoorwaarden 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
19.
VLAREM.V26 – Bedrijfsafvalwaters en bijlage 5.3.2. nr. 59 voor lozing in oppervlaktewater (bijlage 6) VLAREM.V35 – Elektriciteit (bijlage 7) VLAREM.V37 – Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen (bijlage 8) VLAREM.V38 – Gassen – gemeenschappelijke bepalingen (bijlage 9) VLAREM.V40 – Gassen – installaties voor het fysisch behandelen van gassen onder andere koelinstallaties, compressoren (bijlage 10) VLAREM.V44 – Gassen – opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten (bijlage 11) VLAREM.V45 - Gassen – opslag in vaste reservoirs voor samengeperste vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen (bijlage 12) VLAREM.V46A – Opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen (bijlage 13) VLAREM.V46B - Opslag van gevaarlijke producten – opslag van gevaarlijke vloeistoffen in ondergrondse houders (bijlage 14) VLAREM.V46C - Opslag van gevaarlijke producten – opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders (bijlage 15) VLAREM.V67 – Metalen (bijlage 16) VLAREM.V81 – Stoomtoestellen (bijlage 17) VLAREM.V107A - Niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen - Algemene bepalingen en Immissiecontroleprocedures (bijlage 18) VLAREM.V107C - Niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen - Stookinstallaties, met uitzondering van gasturbines en stoomen gasturbine-installaties – Middelgrote stookinstallaties (bijlage 19)
§3. Bijzondere milieuvoorwaarden 20. M.b.t. het lozen van het bedrijfsafvalwater a) In afwijking en/of ter aanvulling van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden mogen de volgende emissiegrenswaarden niet worden overschreden: CZV: 90 mg/l; Ntotaal: 80 mg/l; Ptotaal: 2 mg/l; sulfaten: 1.500 mg/l; Fluoriden: 7 mg/l; Chloriden: 10.000 mg/l; Cu: 0,3 mg/l; Cd: 0,01 mg/l; Hg: 0,005 mg/l; b) De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in lijst 2C, worden beperkt tot concentraties opgenomen in het kwaliteitsobjectief van het ontvangend oppervlaktewater of bij ontstentenis daarvan tot maximaal 10 maal de detectielimiet. c) Controle-inrichting: al het bedrijfsafvalwater dient afgevoerd naar een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit en kwantiteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen; voormelde controle-inrichting dient te beantwoorden aan de in Afdeling 4.2.5 van
24
Vlarem II gegeven omschrijving en gestelde eisen; langs voormelde controle-inrichting mag geen normaal huisafvalwater noch koelwater, noch regenwater afgevoerd worden. d) Het bedrijf dient een meetprogramma uit te voeren overeenkomstig art. 4.2.5.3.1. van Vlarem II. De niet vermelde parameters in bijlage 4.2.5.2. van Vlarem II dienen driemaandelijks bepaald te worden. 21. M.b.t. het gebruik van hemelwater Bij de bedrijfsvoering wordt onderzocht in hoeverre mogelijk niet-verontreinigd hemelwater kan opgevangen en maximaal gebruikt worden en geloosd worden in oppervlaktewater in plaats van in de riolering. Het opgevangen hemelwater wordt minstens gebruikt voor de toiletspoeling en/of andere laagwaardige toepassingen (reinigen lokalen, reinigen voertuigen, …). Daartoe wordt binnen een periode van 12 maanden na het verkrijgen van de milieuvergunning een voorstel uitgewerkt en voorgelegd aan het College van Burgemeester en Schepenen en ter kennisgeving aan de vergunningverlenende overheid, de LNE, afdelingen Milieuvergunningen en Water en de VMM. In samenspraak met dit College van Burgemeester en Schepenen wordt het voorstel binnen de door het College van Burgemeester en Schepenen gestelde termijn gerealiseerd. 22. M.b.t. de werktijden In tegenstelling tot de mogelijke beperking van de exploitatie-uren in de sectorale voorwaarden mag de inrichting continu worden geëxploiteerd. Bij afwezigheid van personeel op de site te Aalst wordt de installatie vanuit één van de andere centrales van de groep gecontroleerd. 23. M.b.t. de brandveiligheid Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. In het bijzonder moeten de brandweervoorwaarden opgenomen in het advies van 30 augustus 2007 nageleefd worden. 24. M.b.t. de opslag en verwerking van afvalstoffen a) De constructie van de ruimten waar afvalstoffen tijdelijk zijn opgestapeld is zodanig dat accidenteel uit bepaalde recipiënten ontsnappende vloeistoffen, morsvloeistoffen en uitlogingen op een bevloering terechtkomen, die voorzien is van opvanggoten en vervolgens naar één of meerdere opvangputten kunnen geleid worden. b) Het is verboden afvalstoffen in brand te steken of te verwijderen door lozing. c) Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen anders dan door afvoer naar erkende resp. vergunde ophalers en verwerkers van afvalstoffen. 25. M.b.t. stationair draaien van motoren Om geluidshinder en luchtverontreiniging te voorkomen, moeten de motoren van de bedrijfsvoertuigen tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties stilgelegd worden, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d..
25
Art. 3bis. De exploitant wordt gewezen op de volgende aandachtspunten:
Gelet op het feit dat er geloosd wordt in een riolering gelegen in een zuiveringszone A dient het huishoudelijk afvalwater bij voorkeur rechtstreeks geloosd te worden op de openbare riolering en niet via een septische put.
De exploitant dient rekening te houden met de veiligheidsvoorschriften opgenomen in het schrijven van 30 augustus 2007 van de nv ELIA ASSET.
Art. 4. §1. De in artikel 1 vergunde inrichting dient uiterlijk in gebruik te worden genomen binnen een termijn van 3 jaar, te rekenen vanaf de datum van onderhavige milieuvergunning. §2. In de mate dat voor de inrichting, die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. De aanvangsdatum van de vergunningstermijn van onderstaande milieuvergunning wordt verdaagd tot de dag dat deze stedenbouwkundige vergunning definitief verleend is. De exploitant dient de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning werd verleend bij ter post aangetekende zending mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend. §3. Wordt de in §2. bedoelde stedenbouwkundige vergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg. Art. 5. Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Art. 6. §1. Een bijkomende vergunning moet worden aangevraagd voor elke verandering van de vergunde inrichting. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant, dient uiterlijk tien kalenderdagen voor de datum van overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, tussen de achttiende en de twaalfde maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Art. 7. Een eensluidend verklaard afschrift van deze beslissing zal, samen met het attest inzake de datum van de verzending, verzonden worden aan: - de exploitant; - het College van Burgemeester en Schepenen van Stadsbestuur Aalst; - de Provinciale Milieuvergunningscommissie; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst Oost-Vlaanderen;
26
- het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Lucht en Klimaat; - het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen; - het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid, Buitendienst Oost-Vlaanderen; - het Vlaams Energieagentschap; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieu-inspectie dienst Oost-Vlaanderen; - de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; - het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij; - de Federale Overheidsdienst, Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; - de nv Aquafin; - het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk; Een soortgelijk afschrift wordt verzonden aan de bevoegde Burgemeester met de opdracht de beslissing bekend te maken, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Art. 8. Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig de modaliteiten en de termijnen beschreven in het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (aangetekende brief binnen de 30 kalenderdagen na de betekening van deze beslissing), mits betaling van de voorgeschreven dossiertaks, beroep worden ingediend bij de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door de Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, p/a Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel. Gent, 20 december 2007 namens de Deputatie: de Provinciegriffier
de Gouverneur-Voorzitter
get. Albert De Smet
get. André Denys Voor eensluidend afschrift, Namens de Provinciegriffier, De gemachtigde Ambtenaar,
Raf Barzeele dienstchef