8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig Alexander Vercamer, wnd. voorzitter
Marc De Buck, Jozef Dauwe, Hilde Bruggeman, leden
Besluit van de Deputatie referte betreft verslaggever
082/42006/4/2/A/15/PW/LVDB OUDEGEM PAPIER DENDERMONDE de heer Jozef Dauwe
Ronny Coopman, wnd. provinciegriffier
Besluit van de Deputatie, houdende het verlenen van de vergunning aan de nv Oudegem Papier, Oude baan 120, 9200 Dendermonde voor het veranderen van een papierfabriek, gelegen op de percelen, kadastraal bekend onder DENDERMONDE AFD 6 (OUDEGEM), Sectie B, nrs. 865/t/2, 865/z/2, 629/g/2, 629/k/2, 864/g/2, 865/p/2, 865/r/2, 865/w/2, 865/y/2, 873/m/2, 873/n/2, 882/z/4, 894/z/2, 914/b, 914/c, aan de Oude baan 120, 9200 Dendermonde (Oudegem).
De Deputatie, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Gelet op artikel 57§2 van het Provinciedecreet van 9 december 2005; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering, houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I), met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), met latere wijzigingen;
2
Gelet op de volgende, lopende vergunningen in verband met het exploiteren van deze hinderlijke inrichting:
Milieuvergunningen: - besluit van 27 juli 1995 van de Bestendige Deputatie (tot en met 26 juli 2015) houdende enerzijds het verlenen van de vergunning tot de verdere exploitatie, het wijzigen en het uitbreiden van een papierfabriek en anderzijds het weigeren van de aanpassing van de lozingsnormen; - besluit van 8 februari 1996 van de Bestendige Deputatie (tot en met 26 juli 2015) houdende het verlenen van de vergunning tot het uitbreiden met 3 verbrandingsinstallaties voor elektriciteitsproductie en aanhorigheden; - besluit van 29 juli 1999 van de Bestendige Deputatie (tot en met 26 juli 2015) houdende het verlenen van de vergunning tot het uitbreiden met een anaërobe reactor t.b.v. de afvalwaterzuiveringsinstallatie; - besluit van 6 december 2001 van de Bestendige Deputatie (grondwaterwinning: tot en met 22 oktober 2002; overige rubrieken: tot en met 26 juli 2015) houdende het verlenen van de vergunning tot het uitbreiden met opslagruimte, de vernieuwing van de grondstofvoorbereiding en de regularisatie van een aantal rubrieken; - besluit van 3 januari 2003 van de Bestendige Deputatie (3 jaar voor de grondwaterwinning; t.e.m. 25 juli 2015 voor het overige) houdende het verlenen van de vergunning tot het uitbreiden en hernieuwen van de vergunning voor de grondwaterwinning en het uitbreiden van de opslag van P3- en P4-producten; - besluit van 11 november 2003 van de Bestendige Deputatie houdende het verlenen van de vergunning tot het wijzigen van de lozingsnormen voor chloriden; - besluit van 13 januari 2005 van de Bestendige Deputatie (tot en met 26 juli 2015) houdende het verlenen van de vergunning tot het uitbreiden met een biogasmotor en een transformator; - besluit van 13 oktober 2005 van de Bestendige Deputatie (tot en met 26 juli 2015) houdende het verlenen van de vergunning tot uitbreiding met de opslag, mechanische behandeling en verbranding van gevaarlijke en andere niet-gevaarlijke afvalstoffen; - besluit van 16 februari 2006 van de Bestendige Deputatie (tot en met 26 juli 2015) houdende hervergunning van de grondwaterwinning; - besluit van 28 september 2006 van de Bestendige Deputatie (tot en met 26 juli 2015) houdende het verlenen van de vergunning tot de uitbreiding van de waterzuiveringsinstallatie en het lozingsdebiet en de uitbreiding met een nieuwe gasketel;
Meldingen : - Melding van overname op 3 december 1997 waarbij de nv VPK Oudegem wordt gesplitst in de nv Oudegem Papier en de nv VPK Packaging.
3
- besluit van 20 oktober 2005 van de Bestendige Deputatie houdende aktename BKG-inrichting; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 26 februari 2007 ingediend door de nv Oudegem Papier, Oude baan 120, 9200 Dendermonde voor het veranderen van een papierfabriek, gelegen aan de Oude baan 120, 9200 Dendermonde (Oudegem), op de percelen, kadastraal bekend onder DENDERMONDE AFD 6 (OUDEGEM), Sectie B, nrs. 865/t/2, 865/z/2, 629/g/2, 629/k/2, 864/g/2, 865/p/2, 865/r/2, 865/w/2, 865/y/2, 873/m/2, 873/n/2, 882/z/4, 894/z/2, 914/b, 914/c, met als voorwerp: rubrieken 16.4.1, 33.2.c.3, 12.2.2, 33.2.e; Gelet op de aangetekende brief van 24 april 2007, waarmee de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning; Gelet op het proces-verbaal van 11 juni 2007, houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen, waaruit blijkt dat er 27 bezwaarschriften werden ingediend waarvan één ondertekend door 108 omwonenden; dat de argumenten als volgt kunnen samengevat worden: - het bedrijf treft onvoldoende maatregelen tegen de verspreiding van geurhinder als gevolg van de productie- en opslagprocessen; de oorzaak van de rottende stank zijn zwaveldampen die vrijkomen die de omwonenden verplicht zijn te ruiken in de tuin en alle vertrekken van het huis en dit met gesloten deuren en ramen; in de geurstudie van 2003 zijn geen sporen terug te vinden van H2S-metingen; de studie is achterhaald en voor de aangevraagde milieuvergunning dient een nieuwe studie gedaan te worden; het bedrijf stelt geen afdoende sanering van de geurhinder voor in de nieuwe vergunningsaanvraag; - enkel de inwoners binnen een straal van 100 m rondom het bedrijf worden op de hoogte gebracht; de geurhinder verbreidt zich verder dan slechts 100 m; - geluidsoverlast door het ventileren van stoom tijdens de nachtperiode; - gezondheidsklachten (verminderde longfunctie en hoofdpijn); - vanuit de NV Waterwegen en Zeekanaal wordt aangedrongen op een overeenkomst m.b.t. het gebruik van de waterweg als transportmodus omwille van de zorg voor een duurzame mobiliteit met maximaal respect voor het milieu, de verkeersleefbaarheid en de verkeersveiligheid er hierbij verwezen naar artikel 3.3.0.1.§1 van Vlarem II; Gelet op de op 30 mei 2007 georganiseerde informatievergadering waarbij een 30-tal inwoners aanwezig waren; dat het verslag van deze vergadering bij het dossier wordt gevoegd; dat de inwoners vooral bezorgd waren omtrent de reeds aanwezige geurproblematiek, de verkeershinder en de mogelijke geluidshinder;
4
Gelet op het gunstig advies van 18 juni 2007 van het College van Burgemeester en Schepenen van Dendermonde mits rekening wordt gehouden met het volgende: - de resultaten van de analyses van het geuronderzoek dat PRG uitgevoerd heeft in de periode januari-maart 2007 en van de op 15 en 30 mei 2007 door PRG genomen luchtmonsters uit de C6 dienen mee in overweging genomen bij de beoordeling van onderhavige milieuvergunningsaanvraag; - volgende engagementen van het bedrijf uit de brief van 1 juni 2007 aan de milieu-inspectie dienen opgenomen in de bijzondere voorwaarden van de milieuvergunning en uitgevoerd voorafgaand of minstens gelijktijdig met de gevraagde uitbreiding: o het afzuigen en behandelen van de afgezogen lucht van de C6 o afdekken en afzuigen Dorr; o afzuiging waterdamp via scrubbers; o afdekken, afzuigen en behandelen afgezogen lucht van de pulpvulwaterkuip; o meer openen van ons intern circuit door een verhoogde afvalwaterlozing; - een toetsingsnorm voor geur dient opgelegd zodat de impact van de gerealiseerde maatregelen op een zo objectief mogelijke manier kan geëvalueerd worden; - er dient een termijn opgelegd waarbinnen een nieuwe controle in de vorm van een geurstudie dient uitgevoerd; - de geluidsbronnen, zoals ze voorkomen op p. 138 van het MER, dienen gesaneerd; het is aangewezen om hiervoor concrete maatregelen met een strikte timing als bijzondere voorwaarde - na de uitvoering van de maatregelen wordt best een nieuw akoestisch onderzoek opgelegd waaruit blijkt dat voldaan worden aan de geluidsnormen; - er dient een studie te gebeuren om de norm voor CZV naar een niveau te brengen zodat de kwaliteitsdoelstelling van het ontvangend oppervlaktewater gegarandeerd wordt; deze parameter dient nader opgevolgd door middel van een wekelijks debietgebonden monsterneming, waarvan de resultaten halfjaarlijks bezorgd worden aan de VMM; - het bedrijf moet al het mogelijke doen om de overlast naar de buurt toe (nachtelijke geluidshinder afkomstig van toekomende/vertrekkende vrachtwagens en van het vullen van containers, sluikstorten, …) te voorkomen door zowel intern als extern (o.a. met de transportbedrijven en de chauffeurs) concrete afspraken te maken; - volgende algemene en specifiek geldende voorschriften, aandachtspunten en eerder gegeven adviezen uit het advies van 29 mei 2007 van de gewestelijke vrijwillige brandweerdienst (kenmerk: LC-dvdb-059-2007): o voor de elektrische installatie is titel III, hoofdstuk 1, afdeling 1 van het ARAB van toepassing. Het AREI en het technische reglement uitgegeven door de “Vereniging der elektriciteitsbedrijven in België” vullen deze artikelen aan; o art. 52 van het ARAB is van toepassing vanaf het ogenblik dat er één werknemer onder contract is tewerkgesteld;
5
o o o o o o o o o
het verslag van de brandweer met referentie BW/DS/144/04 van 13/10/2004; het verslag van de brandweer met referentie BW/VDB/074/2005 van 22/07/2005; het verslag van de brandweer met referentie LC-dvdb-074-2006 van 10/05/2006; het verslag van de brandweer met referentie LC-dvdb-074A-2006 van 17/05/2006; het verslag van de brandweer met referentie LC-dvdb-074B-2006 van 20/06/2006; het verslag van de brandweer met referentie LC-dvdb-074C-2006 van 09/06/2006; het verslag van de brandweer met referentie LC-dvdb-074D-2006 van 07/10/2006; het verslag van de brandweer met referentie LC-dvdb-114-2006 van 02/09/2006; bij eventuele wijzigingen van welke aard ook, welke achteraf zouden beslist worden, dient de brandweer opnieuw geraadpleegd te worden;
Gelet op het deels gunstig, deels ongunstig advies van 22 juni 2007 van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst Oost-Vlaanderen (afgekort LNE; voorheen AMINALAMV): ongunstig voor de LPG-houder van 9.500 liter met verdeelpomp. De nieuwe houder bevindt zich op een 5-tal meter van de perceelsgrens. Het meest nabijgelegen vreemd gebouw betreft een werkplaats en situeert zich op een 15-tal meter van deze houder. De meest nabij gelegen vreemde woning bevindt zich op naar schatting een 50-tal meter. Beide gebouwen bevinden zich op een perceel dat paalt aan de Oude Baan. Gelet op de nabije ligging van gebouwen (andere dan woningen) en bestaande woningen is het aangewezen dat door een erkend VR-deskundige een individuele veiligheidsstudie wordt uitgevoerd waarbij wordt aangetoond dat aan de geïndividualiseerde minimale veiligheidsafstand overeenstemmend met een individueel risico van 10-6, wordt voldaan. gunstig voor het overige, voor een termijn die eindigt op 26 juli 2015 onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunnings-voorwaarden en de volgende bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden: inzake geurhinder het actieplan met timing dat werd overgemaakt op 1 juni 2007 aan AMI dient strikt te worden nageleefd. Na realisatie van de werkzaamheden dient opnieuw een geurstudie te worden uitgevoerd waaruit moet blijken dat de geurbelasting in de woonomgeving lager ligt dan 98 percentiel van 5 OUE/m³. Inzake geluid de voorgestelde saneringen (milderende en compenserende maatregelen opgenomen in het project MER PRMER-0211-GK, of eventuele door AMI aanvaarde alternatieven) dienen gerealiseerd in overleg met AMI.
6
Inzake de verkeersproblematiek De milderende en compenserende maatregelen opgenomen in het project MER (PRMER-0211-GK) en die betrekking hebben op het uitvoeren van een studie i.v.m. de aan- en afvoer van bepaalde stromen via spoor of water, en de introductie van minder vervuilende vrachtwagens dienen te worden gerealiseerd. Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Lucht en Klimaat (afgekort LNE-Afd. Lucht; voorheen AMINABEL-Cel Lucht); Gelet op het gunstig advies van 15 mei 2007 van het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Ordening OostVlaanderen (afgekort IVA-RO; voorheen AROHM); Gelet op het gunstig advies van 14 juni 2007 van het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij (afgekort VMM); Gelet op het gunstig advies van 29 juni 2007 van de provinciale milieudeskundige voor een termijn tot en met 26 juli 2015, dit is de vervaldatum van de basisvergunning, onder de gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden; Gelet op de vaststellingen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie; dat de voorzitter de adviezen en het openbaar onderzoek toelicht; dat er tijdens het openbaar onderzoek meerdere bezwaren m.b.t. geluidshinder zijn ingediend; dat dit aspect enige aandacht vraagt; dat dit ook is gebleken tijdens de informatievergadering georganiseerd door het Schepencollege; dat de provinciale milieudeskundige m.b.t. de LPG-houder van 9500 l stelt dat hij de milieucoördinator gewezen heeft op het ontwerpvoorstel tot aanpassing van het Vlarem II, waarin nieuwe veiligheidsafstanden worden voorgesteld voor LPG-stations; dat hij verwijst naar de bijzondere voorwaarde die hij hieromtrent heeft opgelegd; dat de provinciale milieudeskundige inzake geur en geluid stelt dat dit knelpunten zijn die te wijten zijn aan reeds vergunde activiteiten; dat hij daarvoor ook verwijst naar de bijzondere voorwaarden en de maatregelen opgenomen in het project MER; dat LNE stelt het moeilijk te hebben met de LPG-houder en ook met de bijzondere voorwaarde daarover: een goedkeuring door de milieuinspectie, dat is in principe toch niet mogelijk ? dat de provinciale milieudeskundige antwoordt dat er plaats genoeg is op het bedrijfsterrein om te voldoen aan de afstandsregels; dat de voorzitter opmerkt dat er een nieuw plan zal worden ingediend en dat de voorwaarde n°13 wellicht zal mogen geschrapt worden; Gelet op het horen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie van de vertegenwoordiging van het bedrijf die kennis neemt van de vaststellingen van de commissie en bij dit horen inzonderheid de volgende elementen vermeldt: Wij leggen een nieuw plan neer. De locatie van de tank zal worden gewijzigd, zodat er voldaan wordt aan alle afstandsregels en er
7
zelfs geen tuinhuisje meer bereikt wordt binnen de straal van de afstandsregel. Tussen de tank en ons eigen bedrijfsgebouw zal er dan ook 7 m afstand zijn. dat LNE vraagt of er ook een actieplan is voor het geluid; dat de provinciale milieudeskundige dit bevestigt; dat de commissie besluit dat voorwaarde n° 13 in het verslag van de provinciale milieudeskundige mag geschrapt worden, nu er volgens het plan een nieuwe locatie voor de LPG-houder voorzien wordt; Gelet op het gunstig advies van 12 juli 2007 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (afgekort PMVC) voor een termijn tot en met 26 juli 2015, dit is de vervaldatum van de basisvergunning, onder de door de adviserende diensten voorgestelde en door de deskundige gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden met schrapping van de door de deskundige voorgestelde voorwaarde 13; Gelet op de beslissing van 14 juni 2007 van de Deputatie om de behandelingstermijn van de milieuvergunning te verlengen; Overwegende dat wat de aanvraag betreft, het volgende kan gesteld worden: Bij het bedrijf wordt papier geproduceerd op basis van 100 % oud papier voor de aanmaak van kartonnen verpakkingen (hulzen, massief karton, golfkarton). Voorliggende aanvraag betreft de uitbreiding van papiermachine 7 waardoor de productiecapaciteit stijgt van 360.000 ton/jaar naar 440.000 ton/jaar. Het betreft een X-bedrijf omwille van de vergunde rubriek 43.3. waardoor het bedrijf onder de toepassing valt van de bepalingen inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging als bedoeld in de EU-richtlijn 96/61/EEG van 24 september 1996. Het aanvraagdossier bevat onder bijlage 6 de GPBV-checklist voor papier en pulp. Hierin worden de toegepaste BBTtechnieken overlopen. Het betreft een BKG-inrichting (uitstoot van CO2) omwille van de vergunde rubriek 43.4. Het betreft een MER-plichtig bedrijf aangezien de productiecapaciteit van papier meer dan 200 ton/dag bedraagt. Deze verplichting werd destijds opgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 1998 houdende organisatie van de milieueffectbeoordeling van bepaalde categorieën van hinderlijke inrichtingen. De rubriek 33.2.e) (indeling op basis van de productiecapaciteit) werd door het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 1999 aan de indelingslijst toegevoegd en trad in voege vanaf 1 mei 1999. Aangezien het bedrijf reeds in 1995 de milieuvergunning verkreeg voor het vermogen om meer dan 200 ton/dag papier te produceren en er sindsdien geen uitbreiding meer werd gevraagd van dit vermogen of van de productiecapaciteit, werd tot deze aanvraag nog geen MER opgemaakt. Huidige aanvraag omvat een MER, dat werd goedgekeurd op 13 maart 2007 onder de referentie PRMER-0211-GK en onder de titel "Oudegem Papier: uitbreiding tot 440.000 ton/jaar" omdat de gevraagde capaciteitsuitbreiding valt onder rubriek 22b van bijlage I van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststellingen van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage met name: "de fabricage van papier en karton met een productiecapaciteit van meer dan 200 ton per dag" en dit in
8
combinatie met rubriek 26 van bijlage I van hetzelfde besluit met name: "wijziging of uitbreiding van in deze bijlage opgenomen projecten, wanneer die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot de overschrijding van de in deze bijlage genoemde drempelwaarden, voor zover deze bestaan". Er worden maximaal 280 werknemers tewerkgesteld. Er is een interne milieucoördinator aangesteld. De productiecapaciteit van Oudegem Papier op jaarbasis bedroeg in 2005, ca. 360.000 ton (1.000 ton/dag). In 1996 was dit nog maar 187.000 ton. Ingevolge de voorliggende aanvraag zal de jaarcapaciteit toenemen tot ca. 440.000 ton (ca. 1.200 ton/dag). In de loop van de volgende jaren worden tevens aanpassingen voorzien aan de andere papiermachines (1 en 6), waardoor de jaarcapaciteit zal oplopen tot 500.000 ton. Overwegende dat het bijgevoegde MER hierna wordt samengevat : De algemene conclusie van het MER is dat de impact van het project (uitbreiding van papiermachine 7) t.o.v. de vergunde situatie beperkt is, gezien enkel met een mogelijke toename van de geuremissie en geluidsemissie dient rekening te worden gehouden. Door het integreren van een aantal geluidsbeperkende maatregelen bij de realisatie van het project, kan de impact van het project op het geluidsklimaat in de omgeving van het bedrijf beperkt worden. Wanneer wordt geopteerd voor het scenario waarbij het verkeer wordt omgeleid via een nieuw aan te leggen weg rondom het bedrijf (langsheen de spoorlijn en de Dender), zullen de straten in de aanpalende woonwijken minder met vrachtverkeer worden belast, wat naast een daling van het subjectieve druktegevoel ook nog een vermindering van de blootstelling aan luchtpolluenten in de hand zal werken. Gezien de impact van de uitbreiding niet verder reikt dan 5 km van de terreingrens, worden geen grensoverschrijdende effecten verwacht. M.b.t. de vermelde milieucompartimenten worden in het MER volgende gegevens verstrekt (milderende- en compenserende maatregelen): Lucht Voor de meeste polluenten (NOx, SO2, CO, stof...) die als gevolg van de bijkomende activiteiten van Oudegem Papier worden uitgestoten, dringen zich niet direct milderende maatregelen op gezien de weinig significante impact op de luchtkwaliteit. Het verkeer als gevolg van de stijgende activiteiten levert wel een significante bijdrage (voor de parameter NO2) tot de kwaliteit van de omgevingslucht in de omliggende straten en op de N406 (Oudegemsebaan). Voor de geplande situatie is het scenario met omlegging van het verkeer via een ringweg (bij doortrekking van de N41) langsheen de Dender het te verkiezen scenario. Het bedrijf heeft hier niet direct impact op. Wel zijn volgende milderende maatregelen door het bedrijf te realiseren: - Uitvoeren van een studie m.b.t. de aan- en afvoer van relevante stromen via spoor of water; - Stimuleren van het gebruik van minder vervuilende vrachtwagens bij transportfirma’s die voor het bedrijf werken.
9
Geur Het waarnemen van geur ter hoogte van de woonkern van Oudegem als gevolg van de activiteiten van Oudegem Papier in de referentie- en geplande situatie wordt als negatief beoordeeld. Volgens het MER zal het project wel geen aanleiding geven tot een stijging van de immissiebijdrage voor geur. De geur is hoogst waarschijnlijk afkomstig van zowel niet geleide- (4de put, Dorr en C6) als van geleide emissies (scrubbers). Voor de scrubbers is het niet met zekerheid geweten of de geur afkomstig is van het papierdeeg zelf (gerecycleerde vezel of recuperatiewater) of van het recuperatiewater dat wordt gebruikt in de scrubbers of van beide. In de geurstudie van PRG (Project Research Gent) van 2003 werden m.b.t. de niet-geleide bronnen volgende maatregelen voorgesteld: - de 4de put (verzamelput van het water dat onder de papiermachines vrijkomt vanwaar het naar de put C6 gaat) moet worden afgedekt en mag enkel worden geopend wanneer de onzuiverheden uit deze put moeten worden verwijderd (is volgens het Mer moeilijk haalbaar gezien het verwijderen van onzuiverheden een quasi continu proces is); - C6: moet worden afgedekt met een zeildoek met spankabels met afzuiging van een beperkt debiet onder deze afdekking (creëren lichte onderdruk) waarbij de afgezogen lucht moet worden behandeld; - C6: verminderen van de valhoogte van de waterstromen door de aanvoerpijpen te verlengen; - Bezinktank Dorr (bevat het mengsel van alle retourwater): moet worden afgedekt met ventilatie van de kopruimte en nabehandeling van de afgezogen debieten; (is volgens de MER technisch gezien niet realiseerbaar, gezien de aanwezigheid van een rakelbrug). Volgens het MER worden er gunstige resultaten op het vlak van geuruitstoot verwacht van: - de lozing van een hoger afvalwaterdebiet en de bijplaatsing van een ICreactor (de opconcentratie van organische verontreiniging in het watercircuit wordt hierdoor verminderd); - een verhoging van de productiecapaciteit, wat aanleiding zal geven tot een hoger debiet van het recyclagewater (lager risico op ongecontroleerde anaërobe reacties door de lagere verblijftijd); Het bedrijf is ook betrokken bij een (Europees) onderzoeksproject om de afzetting van kalk in de leidingen te verminderen. Algemeen wordt geconcludeerd dat wanneer geen significante vermindering van de geuruitstoot wordt verkregen, bijkomende milderende maatregelen noodzakelijk zijn. Geluid en trillingen Onderzoek wijst uit dat de voorziene uitbreiding van papiermachine PM7 geen significante impact heeft op de geluidsbelasting naar de omgeving op voorwaarde dat het ingeschatte geluidsvermogenniveau van de bronnen, gezamenlijk begroot op LW,A van 97 dB na demping en afscherming of inkapseling, gerespecteerd blijft bij de realisatie van de uitbreiding. Het voorzien transportsysteem bij de shredderinstallatie vraagt verder opvolging indien de vrijstaande motoraandrijving zich op minder dan 100 m van de dichtste woning bevindt. In dit geval moet volgens het MER demping en/of inkapseling van de bron voorzien worden. Het huidige omgevingsgeluid voldoet binnen een straal van 200 m niet aan de milieukwaliteitsnorm voor de nacht. Tijdens de nacht wordt de
10
milieukwaliteitsnorm enkel in het woongebied ten noorden van de spoorweg overschreden. Het specifieke geluid van Oudegem Papier voldoet in de woonzone ten noorden van de spoorweg, in de woonzone van Oudegem en aan de overzijde van de Oudegemse Baan (N406) en in beperkte mate in de woonzone aanpalend aan het bedrijfsterrein niet aan geluidsnormen. De bronnen werden geïdentificeerd, nl.: - de WKK (de twee lage schouwen) - de demineralisatie-afdeling (pompen en motoren), het waterzuiveringsbekken (bovenbeluchters), en een pompengroep die staat opgesteld nabij de demineralisatie; - PM6: de papiercycloon en twee scrubbers; - PM7: de ventilator De Raedt. Als gevolg van een aantal saneringen is de geluidsbijdrage van het bedrijf op alle meetpunten duidelijk gereduceerd en werden een aantal tonaliteiten in het specifieke geluid weggewerkt. De trillingen van het wegverkeer zijn laag en niet van dien aard om verstoringen teweeg te brengen. M.b.t. de overschrijding van de geluidsnormen moeten bijkomende saneringen gebeuren zodanig dat per bron er een reductie op het A-gewogen emissieniveau wordt verkregen van 10 tot 15 dB(A): - De lage schouwen van de WKK kunnen worden uitgerust met geluidsdempers; - Voor de waterzuivering zouden de bovenbeluchters kunnen worden vervangen door een systeem van “onderbeluchting”; - De sanering van de demineralisatie is complex gezien de veelheid van de installaties en de verspreide opstelling. Verder saneringsonderzoek moet hier uitkomst bieden; - De sanering van de pompengroep (een 5-tal zware pompen die staan opgesteld in de nabijheid van de demineralisatie, kant spoorweg) dient eveneens nog verder te worden onderzocht. Hier zou de nieuw te plaatsen transportbandinrichting die over de gehele lengte van het terrein de spoorweg volgt, eventueel als geluidsscherm kunnen worden ontworpen; - De papiercycloon (scheiding in de afvalstroom van het stof van de papiersnippers) zou bij uitwerking van een alternatieve oplossing (mouwenfilter) kunnen worden vervangen; - Voor het geluid van de ventilatoren in de scrubbers dient eveneens een oplossing te worden gevonden. Andere (relevante) milieucompartimenten: Bodem/grondwater De potentiële bodemverontreiniging wordt verder opgevolgd a.d.h.v. het verplichte periodiek bodemonderzoek. Accidentele verontreiniging tijdens werkzaamheden kan vermeden worden door het opstellen en opvolgen van werkprocedures. In geval van bodemverzet op het terrein is het Vlarebo van toepassing. M.b.t. de grondwatervergunning dienen de opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden nageleefd, waardoor er periodiek metingen moeten gebeuren en het afpompingsniveau in de winningputten van 50 m diep in geen geval onder het dak van de watervoerende laag (30m-mv of -25 m TAW) mag dalen.
11
Oppervlaktewater/bedrijfsafvalwater De impact van de lozing op het oppervlaktewater (Dender) ingevolge de uitbreiding wordt globaal als niet significant voorgesteld. Enkel de parameters CZV en nitriet worden uit oogpunt van de kwaliteitsdoelstellingen van de ontvangende waterloop, de Dender (= viswater), als aandachtspunten weerhouden. Voor CZV is er lokaal (de mengzone ter hoogte van het lozingspunt) een probleem. De bijdrage voor nitriet is wel significant maar er wordt wel voldaan aan de somparameter (nitriet + nitraat) van de kwaliteitsdoelstelling. De lozingen van het gezuiverde bedrijfsafvalwater voldoen ruimschoots aan de in de BREF vooropgesteld BBT-niveaus (ook na uitbreiding). Ingevolge de plaatsing van de bijkomende IC-reactor in de interne kringloop en nabezinker valt te verwachten dat de CZV-waarde (bij gelijkblijvende efficiëntie van de afvalwaterwaterzuivering) nog verder zal dalen. Fauna en flora De impact van de activiteiten op fauna en flora situeert zich vooral op het vlak van rustverstoring in het Denderbellebroek en de lozing van afvalwater. Er wordt gewezen op zeer lokale invloed van de afvalwaterlozingen (m.b.t. de parameter CZV) op de waterloop. Inzake de nitrietlozingen worden niet direct negatieve effecten op aquatische organismen verwacht. Rustverstoring op de avifauna van het Denderbellebroek (binnen een afstand van 300 m) ingevolge de activiteiten van het bedrijf is niet uitgesloten. Omwille van de afstand tot de speciale beschermingszone (minstens 1.600 m) worden geen effecten verwacht vogel- of habitatrichtlijngebieden. Inzake mogelijke maatregelen wordt verwezen naar de compartimenten oppervlaktewater/bedrijfsafvalwater en geluid. Mens De impact van de puur bedrijfsgebonden emissies op de gezondheid van de mens wordt als gering voorgesteld. Er worden geen luchtkwaliteitsdoelstellingen overschreden als gevolg van de activiteiten. Inzake effectenbeschrijving en- beoordeling is er overlapping met de reeds vermelde milieucompartimenten. Onroerend erfgoed De realisatie van een aantal reeds vergunde projecten (rookgasreiniging op de kolenketel Lentjes en transportband van de waterzuivering naar de kolenketel Lentjes) zullen aanleiding geven tot bijkomende structuren, die in de omgeving (N406, woonwijk, overzijde spoorweg…) zichtbaar zijn. Ook hier wordt de impact als niet significant beoordeeld. Als milderende maatregelen wordt een groenscherm voorgesteld ten oosten van het terrein (Dender), langs de voorziene omleidingsweg. Dit groenscherm kan evenwel enkel in overleg met de eigenaar van het terrein (Vlaams Gewest) aangelegd worden. Langs de noordkant (kant spoorweg) is er volgens het MER te weinig ruimte om een groenscherm te voorzien. Overwegende dat wat de planologische aspecten betreft, het volgende kan gesteld worden: De inrichting is volgens het gewestplan 'Dendermonde' gelegen in een industriegebied palend aan een woongebied (nl. dorpskern van Oudegem). De
12
inrichting paalt aan de spoorweg, de Dender en woningen langsheen de Hunnenbergstraat en de Oude Baan. In een straal van 100 m rondom de bedrijfspercelen bevinden zich meer dan 100 woningen. De dichtste woningen staan langs de Hunnenbergstraat (10 woningen aanpalend) en de Oude Baan (meer dan 10 woningen aanpalend). De inrichting is tevens gelegen in een industriezone volgens het bij ministerieel besluit van 3 mei 2000 goedgekeurd BPA 'Hullenberg'. De ligging van de inrichting is in overeenstemming met de bepalingen van het KB van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de gewestplannen en met de stedenbouwkundige voorschriften van het betreffende BPA. Overwegende dat wat de milieuhygiënische aspecten betreft, het volgende kan gesteld worden: Bodem- en grondwater De 2 nieuwe transfo's van 2.000 kVA zullen in een afgesloten lokaal geplaatst worden in de uitbreiding van de fabricatiehall. De transfo's zijn van het droge type. Geluidshinder Uit het MER blijkt dat er sprake is van geluidshinder zowel tijdens de dagperiode als tijdens de nachtperiode afkomstig van de reeds vergunde activiteiten. In het MER wordt gesteld dat de voorziene uitbreiding geen relevante impact zal hebben op de geluidsbelasting naar de omgeving toe, doch dat saneringen hoe dan ook aan de orde zijn en er moeten op gericht zijn om per bron een reductie op het A-gewogen emissieniveau te bekomen van 10 tot 15 dB. Door het bedrijf wordt m.b.t. de sanering van de geïdentificeerde bronnen om redenen van technische uitvoerbaarheid, voorbehoud gemaakt voor de waterzuivering en de scrubbers. Gezien de geluidsproblematiek gekoppeld is aan de activiteiten van de bestaande inrichting (het totale specifieke geluid stijgt in beperkte mate als gevolg van het project; de omvang van de verhoging is van geen noemenswaardige betekenis op het totaal van de geluidsbelasting van de inrichting), wordt voorgesteld om de voorgestelde saneringen of eventuele alternatieven te laten plaatsgrijpen in overleg met de Afdeling Milieuinspectie van de administratie LNE. Geurhinder In de maand april werden, volgens het advies van de Afdeling Milieuvergunningen van LNE, niet minder dan 13 klachten geuit door omwonenden i.v.m. geurhinder. Volgens het MER zal het project zelf geen aanleiding geven tot een stijging van de immissiebijdrage voor geur. De geur is hoogst waarschijnlijk afkomstig van zowel niet geleide- (4de put, Dorr en C6) als van geleide emissies (scrubbers). Voor de scrubbers is het niet met zekerheid geweten of de geur afkomstig is van het papierdeeg zelf (gerecycleerde vezel of recuperatiewater) of van het recuperatiewater dat wordt gebruikt in de scrubbers of van beide.
13
De geurproblematiek wordt opgevolgd door de afdeling Milieuinspectie van LNE, wat inmiddels resulteerde in een actieplan met timing. Het actieplan dat ter kennisgeving op 7 juni 2007 werd overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid, omvat volgende punten: -
-
-
-
-
Afdekken productiewaterkuip C6 (reeds gerealiseerd in 2005); Afzuigen en behandelen van de afgezogen lucht van de C6 In functie van de offerte van de luchtbehandelingsinstallatie werden recentelijk 2 luchtmonsters genomen (bepaling van de chemische samenstelling). De plaatsing en de indienstname wordt voorzien in oktober 2007; Afdekken en afzuigen Dorr: streefdatum en bestelling: eind juni, waarna een luchtbehandelingsinstallatie moet worden geplaatst; Afzuigen waterdamp via scrubbers: er wordt geen (proces)water meer verneveld over de afgezogen lucht ; De bijkomende IC-reactor op het intern watercircuit (vermindering vuilvracht op het intern watercircuit) zal in 2007 worden geplaatst en begin 2008 in dienst worden genomen; De pulpvulwaterkuip (bevat zelfde water als C6) zal in juli 2007 worden afgedekt; een luchtbehandeling hierop zal in oktober 2007 worden geplaatst; De verhoging van het afvalwaterlozingsdebiet tot 180 m³/u zal gebeuren eind juni 2007; een verhoging tot 200 m³/u is voorzien voor begin 2008 (hiervoor moet een bijkomende nabezinker worden geplaatst en de bestaande meetgoot vervangen). Op regelmatige tijdstippen zullen geurwaarnemingen gebeuren om het effect van de genomen maatregelen na te gaan.
M.b.t. de “4de put” worden geen saneringen vooropgesteld. Nochtans wordt in de geurstudie van PRG gesteld dat deze put (gezien de ligging vlakbij de spoorweg op korte afstand van de woonomgeving) mogelijk een belangrijke geurbron vormt naar de omgeving toe. Wel wordt in de studie aangegeven dat deze put van minder belang is in vergelijking met de geuremissie van de Dorr en de C6 gezien het gering emissiedebiet. Door het bedrijf wordt evenwel gewezen op de praktische problemen bij overkapping gezien de grijparm die de onzuiverheden uit het water van deze put haalt en in een container deponeert, continu in beweging is. Op 19 maart 2007 werd door SGS een geurrapport opgemaakt met als titel “geuronderzoek VPK Packaging NV te Dendermonde”. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat ten gevolge van de geuremissies afkomstig van de papiermachines en de waterzuivering hinder te verwachten is, waarbij ook de toename voor de toekomstige situatie werden berekend. De scrubbers van de papiermachine en de waterzuivering worden als de belangrijkste geurbronnen aangeduid. De berekende geurbelasting is groter dan 98-percentiel van 5 OUE/m³ (OUe (odorunit) wordt gemeten door olfactometrische analyse van bemonsterde bronnen). Boven deze blootstelling is hinder te verwachten. Veiligheid In het nieuwe transfolokaal wordt rookdetectie voorzien. De nieuwe bovengrondse LPG-houder heeft een inhoud van 9.500 liter en volgens het KB van 21 oktober 1968 betreffende de opslagplaatsen voor vloeibaar gemaakte LPG moet de minimumafstand van de houder tot elke
14
opening van een woonlokaal, elke opening van een werklokaal zonder vuurverbod, elke openbare weg en elke naburige eigendom minstens 7,5 m bedragen. De voorziene locatie voldoet hieraan. In de studie van Febupro (laatste versie dateert van juni 2004) en het ontwerpvoorstel tot aanpassing van Vlarem II worden nieuwe veiligheidsafstanden vooropgesteld voor LPG-stations. In dit geval betreft het een bovengrondse houder van 9.500 liter en een jaaromzet van ca. 95 ton LPG/jaar. Voor een bovengrondse houder van 10.000 liter, een debietbegrenzer van 190 liter/min dient volgens de studie de minimale afstand tussen het vulpunt van het LPG-station en de meest nabijgelegen bestaande of potentiële woning en de gebouwen andere dan woningen met regelmatige bezetting door mensen, beiden niet behorend tot de te vergunnen inrichting, ca. 48 m te bedragen. Voor een bovengrondse houder van 10.000 liter, een debietbegrenzer van 190 liter/min dient volgens de studie de minimale afstand tussen de losplaats van de LPG-vrachtwagen en de meest nabijgelegen kwetsbare gebieden (scholen, ziekenhuizen, bejaardentehuizen), ca. 118 m te bedragen. De locatie op het bedrijfsterrein kan zo gekozen worden dat hieraan voldaan wordt. Verkeer Na de geplande uitbreiding zal het aantal zware vrachtwagens van en naar Oudegem papier toenemen van 270 tot 290 per dag. Het aantal lichte vrachtwagens/bestelwagens zal ongewijzigd blijven. Volgens het MER kan het bedrijf inspanningen leveren om een deel van de transporten van de weg te halen. In het mobiliteitsplan van Dendermonde wordt voorgesteld om te streven naar een modal shift, waarbij de verplaatsingen die thans per vrachtwagen plaatsvinden met minder hinderlijke transportmodi, zoals per spoor of over het water gebeuren. Volgens het MER zijn er momenteel zowel technische (aanleg van een spooraansluiting of een kade aan de Dender kan de realisatie van een ringweg langsheen de Dender onuitvoerbaar maken) als economische beperkingen (getransporteerde volumes per trein of schip liggen veel hoger dan per vrachtwagen wat bijkomende stockageruimte bij VPK Oudegem (aanvoer) of de klant (afvoer) noodzakelijk maakt), maar dat neemt niet weg dat een studie naar mogelijke verschuivingen in de modal shift noodzakelijk is. In het MER wordt vooral de nadruk gelegd op stromen die in grotere hoeveelheden worden aan- en afgevoerd (bvb. oud papier en steenkool). In het MER wordt tevens verwezen naar een driepartijenovereenkomst die in 2002 is ondertekend door VPK, de stad Dendermonde en de nv Zeekanaal. Deze overeenkomst houdt in dat door middel van een vijfjaarlijkse studie de mogelijkheden voor alternatieve vervoerswijzen op regelmatige basis worden bestudeerd. In het MER wordt verwezen naar een verbeterde ontsluiting van de bedrijfssite op korte termijn door de aanleg van een ontsluiting langsheen de Dender en de Hoogtestraat om de Hunnenbergstraat en de Varenbergstraat te ontlasten van zwaar vrachtverkeer. Volgens de laatste stand van zaken zouden de werkzaamheden i.v.m. de aanleg van de ontsluitingsweg langs de achterkant van het bedrijf (waarop het nieuwe rollenmagazijn wordt aangesloten) in 2008 aanvangen.
15
Watertoets De vergunningsaanvraag heeft geen betrekking op de opslag of het storten van bodemvreemd materiaal (vbv. benzine, stookolie, diesel, motorolie, gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen), op een reliëfwijziging, op een lozing op het rioleringsstelsel of een oppervlaktewater of in grondwater en op een grondwaterwinning. De inrichting is gelegen in het 'Denderbekken'. Volgens de overstromingsinformatie op www.geo-vlaanderen.gisvlaanderen.be is de inrichting niet gelegen in een recent overstromingsgebied of in een risicozone voor overstromingen. De aanvraag gaat gepaard met infrastructuurwerken waarvoor een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag is vereist. De verenigbaarheid van deze stedenbouwkundige vergunningsplichtige activiteit met het watersysteem dient in het kader van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag beoordeeld te worden Overwegende dat wat de ingediende bezwaren betreft, het volgende kan gesteld worden:
het bedrijf treft onvoldoende maatregelen tegen de verspreiding van geurhinder als gevolg van de productie- en opslagprocessen; de oorzaak van de rottende stank zijn zwaveldampen die vrijkomen die de omwonenden verplicht zijn te ruiken in de tuin en alle vertrekken van het huis en dit met gesloten deuren en ramen; in de geurstudie van 2003 zijn geen sporen terug te vinden van H2S-metingen; de studie is achterhaald en voor de aangevraagde milieuvergunning dient een nieuwe studie gedaan te worden; het bedrijf stelt geen afdoende sanering van de geurhinder voor in de nieuwe vergunningsaanvraag; Volgens het MER zal het project zelf geen aanleiding geven tot een stijging van de immissiebijdrage voor geur. Op 1 juni 2007 werd door de exploitant een actieplan met timing aan de Afdeling Milieu-inspectie van de LNE overgemaakt. Op 19 maart 2007 werd door SGS een geurrapport opgemaakt met als titel “geuronderzoek VPK Packaging NV te Dendermonde”. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat ten gevolge van de geuremissies afkomstig van de papiermachines en de waterzuivering hinder te verwachten is. Het bedrijf heeft op basis van deze studie contractueel snuffelmetingen vastgelegd met PRG (onderzoeksbureau verbonden aan de universiteit van Gent) om de geurcontouren te bepalen en aldus de invloed van saneringsmaatregelen verder te kunnen opvolgen.
enkel de inwoners binnen een straal van 100 m rondom het bedrijf worden op de hoogte gebracht; de geurhinder verbreidt zich verder dan slechts 100 m; Dat is zo bepaald in de Vlarem-wetgeving. geluidsoverlast door het ventileren van stoom tijdens de nachtperiode; Volgens de milieucoördinator is dit een incidentiëel gegeven. Gezien de geluidsproblematiek gekoppeld is aan de activiteiten van de bestaande inrichting (het totale specifieke geluid stijgt in beperkte mate als gevolg van het project; de omvang van de verhoging is van geen noemenswaardige betekenis op het totaal van de geluidsbelasting van de inrichting), wordt voorgesteld om
16
de voorgestelde saneringen of eventuele alternatieven te laten plaatsgrijpen in overleg met de Afdeling Milieuinspectie van de administratie LNE. gezondheidsklachten (verminderde longfunctie en hoofdpijn); Er zijn onvoldoende gegevens voor handen om te kunnen stellen dat bepaalde gezondheidsklachten afkomstig zouden zijn van de emissies van de papierfabriek. In het bedrijf zelf worden 700 mensen tewerkgesteld die eveneens en vermoedelijk het meest intensief worden blootgesteld aan de emissies van het bedrijf. Deze werknemers worden gevolgd door een externe arbeidsgeneesheer. Tot op heden is er nog geen melding geweest van abnormale vaststellingen.
vanuit de NV Waterwegen en Zeekanaal wordt aangedrongen op een overeenkomst m.b.t. het gebruik van de waterweg als transportmodus omwille van de zorg voor een duurzame mobiliteit met maximaal respect voor het milieu, de verkeersleefbaarheid en de verkeersveiligheid er hierbij verwezen naar artikel 3.3.0.1.§1 van Vlarem II; Via een schrijven van 25 juni liet de betreffende instantie weten dat er op 3 februari 2002 een 3-partijenovereenkomst werd afgesloten tussen de stad Dendermonde, de nv VPK en W&Z anderzijds en aldus werd een gunstig advies uitgebracht voor de voorliggende milieuvergunningsaanvraag. Overwegende dat het voorwerp van de aanvraag dient gecorrigeerd : de LPG-installatie is ingedeeld onder de rubriek 16.4.1°; de erbij horende gastank is echter ingedeeld onder de rubriek 16.8.; de uitbreiding met deze houder wordt ambtshalve onder de rubriek 16.8.3° ondergebracht; Overwegende dat de exploitant, overeenkomstig artikel 43 §2. van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning steeds alle maatregelen dient te nemen om schade en hinder te voorkomen; Overwegende dat de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig artikel 20 van het milieuvergunningsdecreet, onverminderd de bepalingen van dezelfde wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten bij het verlenen van een vergunning bijzondere voorwaarden kan opleggen, met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu; Overwegende dat, wat voorafgaat in acht genomen, kan gesteld worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat de gevraagde exploitatie milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar is met de onmiddellijke omgeving; dat bijgevolg de gevraagde vergunning kan worden verleend;
17
besluit: Artikel 1. Aan de nv Oudegem Papier, Oude baan 120, 9200 Dendermonde wordt de vergunning verleend voor het veranderen van een papierfabriek aan de Oude baan 120, 9200 Dendermonde (Oudegem), op de percelen, kadastraal bekend onder DENDERMONDE AFD 6 (OUDEGEM), Sectie B, nrs. 865/t/2, 865/z/2, 629/g/2, 629/k/2, 864/g/2, 865/p/2, 865/r/2, 865/w/2, 865/y/2, 873/m/2, 873/n/2, 882/z/4, 894/z/2, 914/b, 914/c, met als voorwerp:
de vervanging van de vergunde LPG-tank van 4.500 liter door een van 9.500 liter;
de uitbreiding met/van: - 2 transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 2.000 kVA elk; - het vergunde totaal geïnstalleerde drijfkracht voor het vervaardigen van papier op basis van oud papier (meer dan 60 %) met 5 MW tot een totaal van 48,484 MW; - de vergunde papierproductiecapaciteit met 1.200 ton/dag tot maximaal 440.000 ton/jaar. Rubrieken:
12.2.2° (2) de uitbreiding met 2 transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 2.000 kVA elk. 16.4.1° (1) de vervanging van de vergunde verdeelinstallatie van LPG door een nieuwe. 16.8.3° (1) de vervanging van de bestaande LPG-tank (besluit 27 juli 1995: 5.000 liter onder rubriek 16.7.2°) van 4.500 liter door een van 9.500 liter 33.2.c) 3°(1) de uitbreiding van het vergunde totaal geïnstalleerde drijfkracht voor het vervaardigen van papier op basis van oud papier (meer dan 60 %) met 5 MW tot een totaal van 48,484 MW. 33.2.e) (1) de uitbreiding van de vergunde papierproductiecapaciteit met 1.200 ton/dag tot maximaal 440.000 ton/jaar. Art. 2. De milieuvergunning wordt met ingang van de ondertekening van onderhavig besluit verleend voor een termijn, verstrijkende op de vervaldag van de basisvergunning, nl. tot en met 26 juli 2015.
18
Art. 3. Deze milieuvergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende uitbatingsvoorwaarden: §1. Algemene milieuvoorwaarden 1. 2. 3.
VLAREM.V01: Algemene milieuvoorwaarden - Algemeen (bijlage 1); VLAREM.V02: Algemene milieuvoorwaarden - Geluid (bijlage 2); VLAREM.V05: Algemene milieuvoorwaarden - Lucht (bijlage 3); §2. Sectorale milieuvoorwaarden
4. 5. 6. 7.
VLAREM.V35: Elektriciteit (bijlage 4); VLAREM.V38: Gassen - Algemeen (bijlage 5); VLAREM V45: Gassen - Opslag in vaste reservoirs voor samengeperste vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen (bijlage 6); VLAREM.V77: Papier (bijlage 7); §3. Bijzondere milieuvoorwaarden
8. De algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen in de vorige vergunningen blijven, voor zover niet in tegenspraak met de onderstaande voorwaarden, volledig en onverkort gelden voor de totaliteit van de inrichting. 9. M.b.t. de brandveiligheid Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. In het bijzonder moeten de brandweervoorwaarden opgenomen in het advies van 29 mei 2007, met referentie LC-dvdb-059-2007, nageleefd worden. 10. M.b.t. geur Het actieplan met timing dat werd overgemaakt op 1 juni 2007 aan de Afdeling Milieuinspectie van de LNE dient strikt te worden nageleefd. Binnen de termijn van 1 jaar na het definitief verkrijgen van de milieuvergunning wordt opnieuw een geurstudie uitgevoerd door een erkend deskundige in de discipline lucht, waaruit moet blijken dat de geurbelasting in de woonomgeving lager ligt dan 98-percentiel van 5 OUE/m³ of 2 se/m³ of dient aangetoond dat de behaalde waarde bereikt werd op basis van de toegepaste voortschrijdende BBT. 11. M.b.t. mobiliteit De milderende en compenserende maatregelen opgenomen in het project MER (PRMER-0211-GK) en die betrekking hebben op het uitvoeren van een studie i.v.m. de aan- en afvoer van bepaalde stromen via spoor of water, en de introductie van minder vervuilende vrachtwagens dienen te worden gerealiseerd. 12. M.b.t. geluid De voorgestelde saneringen, nl. de milderende en compenserende maatregelen opgenomen in het project MER PRMER-0211-GK, of eventuele door de toezichthoudende overheid aanvaarde alternatieven, dienen gerealiseerd in overleg met de Afdeling Milieuinspectie van de LNE. Binnen de door de Milieuinspectie vooropgestelde termijn dient na de realisatie van de voorgestelde milderende en compenserende maatregelen
19
een volledig akoestisch onderzoek uitgevoerd door een erkend deskundige in de discipline geluid en trillingen om na te gaan of het bedrijf voldoet aan de vigerende geluidsnormen. Art. 3bis. De exploitant wordt gewezen op de volgende aandachtspunten:
Het schrijven van de NMBS Holding van 7 juni 2007 met de verwijzing naar de wettelijke bepalingen inzake de aanwezigheid van een spoorweg.
Het bedrijf dient al het mogelijke doen om de overlast naar de buurt toe (nachtelijke geluidshinder afkomstig van toekomende/vertrekkende vrachtwagens en van het vullen van containers, sluikstorten, …) te voorkomen door zowel intern als extern (o.a. met de transportbedrijven en de chauffeurs) concrete afspraken te maken.
Art. 4. §1. De in artikel 1 vergunde inrichting dient uiterlijk in gebruik te worden genomen binnen een termijn van 3 jaar, te rekenen vanaf de datum van onderhavige milieuvergunning. §2. In de mate dat voor de inrichting, die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. De aanvangsdatum van de vergunningstermijn van onderstaande milieuvergunning wordt verdaagd tot de dag dat deze stedenbouwkundige vergunning definitief verleend is. De exploitant dient de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning werd verleend bij ter post aangetekende zending mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend. §3. Wordt de in §2. bedoelde stedenbouwkundige vergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg. Art. 5. Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Art. 6. §1. Een bijkomende vergunning moet worden aangevraagd voor elke verandering van de vergunde inrichting. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant, dient uiterlijk tien kalenderdagen voor de datum van overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, tussen de achttiende en de twaalfde maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Art. 7. Een eensluidend verklaard afschrift van deze beslissing zal, samen met het attest inzake de datum van de verzending, verzonden worden aan: - de exploitant; - het College van Burgemeester en Schepenen van Dendermonde;
20
- de Provinciale Milieuvergunningscommissie; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst Oost-Vlaanderen; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Lucht en Klimaat; - het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen; - het Vlaams Energieagentschap; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieu-inspectie dienst Oost-Vlaanderen; - de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; - het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij; - de Federale Overheidsdienst, Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; - de nv Aquafin; - het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk; Een soortgelijk afschrift wordt verzonden aan de bevoegde Burgemeester met de opdracht de beslissing bekend te maken, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Art. 8. Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig de modaliteiten en de termijnen beschreven in het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (aangetekende brief binnen de 30 kalenderdagen na de betekening van deze beslissing), mits betaling van de voorgeschreven dossiertaks, beroep worden ingediend bij de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door de Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, p/a Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel. Gent, 9 augustus 2007 namens de Deputatie: de wnd. Provinciegriffier
de wnd. Voorzitter
get. Ronny Coopman
get. Alexander Vercamer Voor eensluidend afschrift, Namens de Provinciegriffier, De gemachtigde Ambtenaar,
Raf Barzeele dienstchef