directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen
vergadering van 01 juni 2011
Besluit van de Deputatie
aanwezig Vercamer Alexander,
kenmerk betreft
wnd. voorzitter
De Buck Marc Hertog Peter Dauwe Jozef Bruggeman Hilde
verslaggever
M03/44029/65/4/A/1/WV/KVW KNESSELARE - JANSSENS THIERRY VARKENSHOUDERIJ Aanvraag voor het verder exploiteren en veranderen van een varkenshouderij (K1) Jozef Dauwe
leden
De Deputatie, De Smet Albert, provinciegriffier
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, met latere wijzigingen;
dossiernummer: 1104161 zittingnummer: 256 termijn: 20 juli 2011
Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Gelet op artikel 57§2 van het Provinciedecreet van 9 december 2005; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering, houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I), met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 11 juni 2010 houdende wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning , wat betreft de invoering van maatregelen tot aanpak van de milieuvergunningenpiek, met bepalingen die de termijn van de oorspronkelijke ARAB-vergunning terugbrengen tot 30 jaar, in casu dus tot 20 april 2014;
68341824
p. 2/18
./... Gelet op de volgende, lopende vergunningen in verband met het exploiteren van deze hinderlijke inrichting:
ARAB-vergunningen: - Besluit van de Bestendige Deputatie van 20 april 1984 (tot 20 april 2014) houdende de exploitatie van een landbouwbedrijf met 1.500 varkens (op naam van Smessaert G.); - Besluit van de Bestendige Deputatie van 24 januari 1991 (tot 20 april 2014) houdende de uitbreiding met 700 vleesvarkens en 350 m³ mestopslag (op naam van Blomme J.); → tegen deze beslissing werd beroep ingesteld; - Besluit van de Minister van 31 mei 1995 (tot 20 april 2014) betreffende het weigeren in beroep van de vergunning van 24 januari 1991 (aantasting van de kwaliteit van bodem, grond- en oppervlaktewater);
Meldingen: - Besluit van de Bestendige Deputatie van 29 april 1993 (tot en met 28 april 2013) inzake de aktename van 705 m³ mestopslag (op naam van Blomme J.); - Besluit van de Bestendige Deputatie van 14 juni 2001 1995 (tot 20 april 2014, 28 april 2013 en 15 november 2019) inzake de overname door de heer Cornelis Johan; - Besluit van de Bestendige Deputatie van 6 december 2001 (tot 20 april 2014, 28 april 2013 en 15 november 2019) inzake de overname door de heer Janssens Thierry;
Grondwaterwinningen: - Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen van 16 november 1999 (tot en met 15 november 2019) inzake een grondwaterwinning van 3.000 m³/jaar (op naam van Blomme J.);
Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 24 december 2010 ingediend door de heer Janssens Thierry, Rozestraatje 2 te 9880 Aalter, voor het verder exploiteren en veranderen van een varkenshouderij, gelegen aan de Stekelhoek 15 te 9910 Knesselare, op de percelen, kadastraal bekend onder KNESSELARE 1 AFD/KNESSELARE, Sectie C, Nrs 711/h, 730/e, 711/k, met als voorwerp: 9.4.1.c.2, 9.4.1.d.1, 17.3.6.1.b, 28.2.c.1, 31.1.1.b, 53.8.2; Gelet op de aangetekende brief van 20 januari 2011, waarmee de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning; Gelet op het proces-verbaal van 27 februari 2011, houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen, waaruit blijkt dat er geen bezwaren werden ingediend;
68341824
p. 3/18
./... Gelet op het gunstig advies van 2 maart 2011 van het College van Burgemeester en Schepenen van Knesselare; Gelet op het gunstig advies van 21 maart 2011 van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst OostVlaanderen (afgekort LNE) voor een termijn van 20 jaar onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden (groenscherm, hemelwater, peilputten, ammoniakemissiearme varkensstallen, brandweer); Gelet op het gunstig advies van 28 maart 2011 van het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling Operationeel Waterbeheer (afgekort VMM-Afdeling Operationeel Waterbeheer) voor een grondwaterwinning met een debiet van 14,61 m³/dag en 5.333 m³/jaar uit één put met een diepte van 10 m (Ledo-Paniseliaan Aquifersysteem, HCOV-code 0600), voor een termijn van 20 jaar, onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden (peilbuis, debietmeter, hemelwater, analyse, stopzetten verlaten winningen); Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Agentschap Ruimte en Erfgoed, Afdeling Oost-Vlaanderen (afgekort IVA-RE); Gelet op het gunstig advies van 4 april 2011 van de provinciale milieudeskundige voor een termijn van 20 jaar, onder de gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden en met opheffing van de bestaande vergunningen, overwegende: de ligging in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied, bestemming waarmee de inrichting planologisch verenigbaar is; dat er tijdens het openbaar onderzoek geen bezwaren ingediend werden; dat het voorwerp van de aanvraag werd aangepast voor de rubriek 31.1.1.b; dat een hernieuwing van de vergunning voor 20 jaar voor de ganse inrichting, op basis van artikel 18, §3, 2° (belangrijke verandering, zijnde de bouw van een ammoniakemissiearme stal) van het milieuvergunningendecreet mogelijk is; dat mits het naleven van de opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden de kans op hinder voor mens en milieu tot een minimum beperkt is; Gelet op de volgende vaststellingen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie: "De voorzitter licht de adviezen en het openbaar onderzoek toe."; Gelet op het horen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie van de vertegenwoordiging van de exploitant die kennis neemt van de vaststellingen van de commissie en bij dit horen inzonderheid het volgende vermeldt: Er wordt verzocht om de bijzondere voorwaarde met betrekking tot de aanleg van peilputten ter controle van de waterdichtheid van de mestkelders te schrappen. In 2009 werden de mestkelders volledig heraangelegd, met 68341824
p. 4/18
./... betonnen muren van 20 cm dik. Er wordt een attest aan het dossier toegevoegd van de architect ten bewijze van de waterdichtheid. De commissie gaat akkoord met het schrappen van de bijzondere voorwaarde met betrekking tot de peilputten; Gelet op het gunstig advies van 12 april 2011 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (afgekort PMVC); Gelet op de beslissing van 3 maart 2011 van de Deputatie om de behandelingstermijn van de milieuvergunning te verlengen; Overwegende dat wat de aanvraag betreft het volgende kan gesteld worden: Het bedrijf van de heer Janssens is een landbouwbedrijf gespecialiseerd in het kweken van vleesvarkens. Op het exploitatie-adres Rozestraatje 2 te 9880 Aalter beschikt de exploitant over een vergunning voor 560 zeugen en 1.601 vleesvarkens; op deze terreinen kan men echter niet meer uitbreiden. Voor het afmesten van de biggen heeft de exploitant in 2001 een bedrijf overgenomen in Knesselare, niet zo ver van het bedrijf in het Rozestraatje. Met de voorliggende aanvraag beoogt de exploitant in hoofdzaak de hernieuwing, wijziging, uitbreiding en toevoeging van het bedrijf. Op de exploitatie zijn momenteel twee varkensstallen vergund, waarvan de tweede, verst van de straat wordt afgebroken. Er komt een nieuwe ammoniakemissiearme stal naast de eerste stal voor 1.824 varkens. Het totaal aantal varkens zal daardoor stijgen tot 2.469 dieren. Ook de mestopslag wordt uitgebreid tot 2.759 m³. Verder wordt een noodstroomgroep voorzien met een bijhorende mazoutopslag van 2.000 liter. Tenslotte is er ook een verhoging van het grondwaterdebiet. Na de verandering wordt de volgende toestand beoogd: Stalnummer 1 2 3 Totaal
Vergunde toestand 700 'andere' varkens en 492 m³ mestopslag 800 'andere' varkens en 213 m³ mestopslag 1.500 'andere' varkens en 705 m³ mestopslag
Gewenste toestand 645 'andere' varkens en 492 m³ mestopslag 1.824 'andere' varkens en 2.267 m³ mestopslag 2.469 'andere' varkens en 2.759 m³ mestopslag
Bij de overname beschikte het bedrijf over twee verouderde stallen voor 1.500 varkens. In 2010 werd de stal dichtst bij de straat volledig gerenoveerd: enkel de mestkelder werd behouden, de stal werd ammoniakemissiearm uitgevoerd volgens het systeem V-4.7. De buitenmuren, het dak, de ventilatoren en de binneninrichting werden nieuw uitgevoerd. Voor deze wijzigingen werd geen mededeling kleine verandering ingediend. De andere stal, verst van de straat, zal worden afgebroken maar is nu nog in gebruik. Er wordt een nieuwe stal voorzien, evenwijdig aan de eerste stal en met een tussenafstand van 10 meter. De stal met afmetingen 84 x 24 meter zal een capaciteit hebben van 1.824 'andere' varkens en wordt uitgerust met een biologische luchtwasser. 68341824
p. 5/18
./... Na ingebruikname van de twee stallen zal men voor de dieren over een gemiddelde staloppervlakte beschikken van 0,8 m²/vleesvarken waarbij voldaan wordt aan het Koninklijk Besluit van 15 mei 2003 inzake de bescherming van varkens in varkenshouderijen. Via deze aanvraag wordt de hernieuwing van de vergunning voor 20 jaar voor de ganse inrichting, op basis van artikel 18, §3, 2°(belangrijke verandering) van het milieuvergunningendecreet aangevraagd. De bouw van een nieuwe ammoniakemissiearme stal en de uitbreiding van de veestapel met 1.824 varkens kan in dit opzicht als een belangrijke verandering worden beschouwd. Overwegende dat door het aangevraagde aantal dieren (2.469 vleesvarkens) er steeds meer dan 2.000 varkens van meer dan 30 kg op het bedrijf aanwezig zullen zijn, dat hierdoor het bedrijf valt onder de GPBVbedrijven; dat de bijkomende gegevens die in de aanvraag verstrekt worden over het GPBV- bedrijf als volgt kunnen worden samengevat: a) De installatie en de aard en de omvang van de activiteiten. Het betreft een varkensbedrijf bestaande uit 2.469 varkens verdeeld over twee stallen nl. een oude, gerenoveerde stal voor 645 dieren met 46 hokken en een nieuwe stal voor 1.824 varkens met drie compartimenten telkens bestaande uit 32 hokken. b) Grondstoffen – hulpstoffen – afvalstoffen. Op jaarbasis worden 6.420 biggen aangevoerd, en 1.630 ton mengvoeders en 6.230 m³ water verbruikt. Ca. 6.220 vleesvarkens van 105 kg worden afgevoerd naar het slachthuis. De geproduceerde 2.200 ton varkensmest wordt deels afgezet via burenregeling, op eigen gronden en via mestverwerking. c) Emissiebronnen van de installatie. Belangrijkst is de uitstoot van ammoniak ontstaan uit het contact van urine met de verse mest en via de ventilatoren in de buitenlucht gebracht. Het stof in de ventilatielucht bestaat vooral uit kleine voederdeeltjes en huidschilfers van de dieren. d) Situatie van de plaats van de installatie. Het bedrijf is gelegen in het landschappelijk waardevol agrarisch gebied op grote afstand van hindergevoelige gebieden. e) Aard en omvang van de voorziene emissies. Er is geen lozing van bedrijfsafvalwater; het reinigingswater van de stallen wordt opgevangen in de mestkelders. In normale omstandigheden zijn de mestkelders waterdicht en kan er geen verontreiniging plaatsgrijpen van mest naar de bodem toe. De aanwezige mazouthouder zal dubbelwandig worden uitgevoerd. De beide stallen worden ammoniakemissiearm uitgevoerd; de gerenoveerde stal volgens het systeem V-4.7 en de nieuwe stal met behulp van een biologische luchtwasser. Hierdoor zal er een daling optreden zowel naar ammoniak als naar geur. Geluidsemissies zijn afkomstig van de ventilatoren, het vrachtwagentransport en het vullen van de voedersilo‟s.
68341824
p. 6/18
./... f) Technieken ter vermindering van de emissies naar het milieu. De preventieve maatregelen zijn o.a.: - streven naar een zo groot mogelijke graad van zuiverheid en hygiëne in de stallen; - toepassen van ammoniakemissiearme stalsystemen; - inspelen op de voedersamenstelling om de geur te beperken door o.a. vermijden van het morsen van voeders, betere benutting van het voeder, nauwkeurige afstemming van de voedersamenstelling op de behoeften van de dieren; g) nuttige toepassing van afvalstoffen. De voeders worden in bulk geleverd. De verpakkingen van ontsmettingsmiddelen worden verwijderd via de organisatie Phytofar – Recover. Bij het plaatsbezoek van de deskundige van de afdeling milieuvergunningen van LNE wordt ook de checklijst voor de veehouderijen overlopen met de exploitant. De belangrijkste conclusies zijn de volgende: -
-
-
-
-
68341824
opstellen van een waterbalansschema: wordt uitgevoerd; grof vuil verwijderen door droog reinigen: de vleesvarkensstallen worden één maal per jaar nat gereinigd en voor het overige droog; goed gebruik van de drinkwatervoorziening: wordt toegepast; gebruik maken van alternatieve waterbronnen: grondwater wordt enkel gebruikt voor hoogwaardige toepassingen en er wordt ondiep grondwater opgepompt; afvalwater dat mestdeeltjes bevat opvangen en uitrijden op het land: het reinigingswater van de stallen wordt opgevangen in de mestkelders en mee met de mest verwerkt; opstellen van een nutriëntenbalans: wordt opgelegd door de Mestbank en wordt strikt toegepast; toepassen van precisievoeding: het bedrijf maakt gebruik van meerfasenvoedering, de voeders zijn fosforarm en met een laag eiwitgehalte; vloerbevuiling zoveel mogelijk voorkomen: de nieuwe stal is uitgerust met een bolle vloer; voldoende mestopslagcapaciteit voorzien: het bedrijf voldoet ruim aan de vereiste opslagcapaciteit; mestaanwending afstemmen op de betrokken landbouwgrond, gewasbehoefte en klimatologische omstandigheden: dit wordt geregeld via het mestdecreet; mest emissiearm aanwenden, nauwkeurig doseren en gelijkmatig verspreiden: wordt eveneens bepaald in het mestdecreet; opstellen van een energiebalans: het bedrijf heeft nog geen energiebalans opgesteld; regelmatige controle en reiniging van leidingen en ventilatoren in mechanisch geventileerde stallen: wordt na elke ronde uitgevoerd; afvalstromen minimaliseren en volgens de meest aangewezen opties afvoeren: wordt bijgehouden en opgevolgd; optimaliseren van stallen en/of mestopslagplaatsen binnen de bedrijfslocatie: hiermede werd rekening gehouden bij de inplanting van de nieuwe stallen; optimaliseren van het ontwerp van het ventilatiesysteem in mechanisch geventileerde stallen: hiermede werd rekening gehouden bij het ontwerp van de nieuwe stallen;
p. 7/18
./... -
toepassen van ammoniakemissiearme stalsystemen bij nieuwbouw stallen: wordt toegepast; het afzuigen van de stallucht en het behandelen ervan met een gaswasser (dit is slechts BBT indien het mechanisch geventileerde nieuwbouwstallen betreft, voor deze diersoorten nog geen ammoniakemissiearme stalsystemen opgenomen zijn in bijlage I van het Ministerieel Besluit van 19 maart 2004, en indien naast de emissie van de stal nog bijkomende emissiebronnen moeten aangepakt worden): de nieuwe stal wordt uitgerust met een biologische luchtwasser;
Overwegende dat wat de rubrieken betreft het volgende kan opgemerkt worden: Het vermogen van de dieselmotor werd gehalveerd (i.f.v. de opmerkingen bij rubriek 31); Overwegende dat wat de planologische aspecten betreft het volgende kan gesteld worden: De inrichting is volgens het gewestplan „Eeklo – Aalter„ gelegen in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied, op een afstand van meer dan 1.000 m van de dichtstbijgelegen hindergevoelig gebieden, zoals woongebieden, ander dan woongebied met landelijk karakter, woonuitbreidingsgebieden, natuurreservaten en bosreservaten. Ook Habitat- en Vogelrichtlijngebieden bevinden zich op meer dan 1.000 meter afstand van het bedrijf. De onmiddellijke omgeving is schaars bebouwd, in een straal van 100 m rondom de perceelsgrenzen staan ca. 10 woningen. De ligging van de inrichting in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied is in overeenstemming met de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de gewestplannen; Overwegende dat wat de milieuhygiënische aspecten betreft het volgende kan gesteld worden: Afvalstoffen Naast de oprit van het bedrijf is er een krengenhuisje geplaatst op een volle betonplaat. De exploitant overweegt om het krengenhuisje over te brengen langs de Stekelhoek ter hoogte van het aan te planten groenscherm en de verbinding met de achtergevel van de nieuwe stal. Afvalwater De inrichting is volgens de zoneringsplannen niet gelegen in een afgebakende zone. Op de inrichting wordt geen huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater geloosd. Het reinigingswater van de stallen wordt opgevangen in de mestkelders. Bodem- en grondwater Om de werking van de dieselmotor bij de noodstroomgroep te verzekeren wordt een bovengrondse, dubbelwandige mazouthouder van 2.000 liter voorzien. Na de plaatsing zal er een keuring worden uitgevoerd.
68341824
p. 8/18
./... Volgens de exploitant werd de bestaande mengmestkelder van de eerste stal behouden maar werd aan de binnenzijde de wand verstevigd met een bakstenen muurtje en nadien bepleisterd. Om de waterdichtheid van deze oude mestkelder op te volgen, en gelet ook op het grote aantal dieren, wordt er voorgesteld om toch het plaatsen van peilputten op te leggen zoals voorzien in artikel 5.9.7.1 van Vlarem II. Voor zover de lekdichtheid van de mestkelders naar de toekomst toe gegarandeerd blijft, wordt de kans op bodem- en grondwaterverontreiniging tot het aanvaardbare beperkt. Geluidshinder Het belangrijkste geluid op het bedrijf is afkomstig van de 10 ventilatoren, het vullen van de voedersilo‟s, het transport van en naar het bedrijf met zowel biggen, voeders, afvoer van vleesvarkens en dierlijke mest. Deze vormen van eventuele geluidshinder zijn eigen aan het agrarisch gebied en blijven, gelet op de ligging van het bedrijf en de afstand naar de omliggende woningen, in normale omstandigheden beperkt tot aanvaardbare burenhinder. Geurhinder Op basis van de vergunde toestand(1.500 varkens in oude stallen) bedraagt de geuremissie 43.800 OUE/s. In de gewenste toestand, en rekening houdend met de emissiefactoren zoals vermeld in het richtlijnen handboek voor MER – landbouwdieren, zal de geuremissie verminderen tot (645 x 22,7) + (1.824 x 14,89)= 41.801 OUE/s of een daling met 2.000 OUE/s. De verluchting van de stal met systeem V-4.7 wordt gerealiseerd met ventilatoren door het dak, minder dan een halve meter boven de nok. Binnen de straal van 100 meter rondom de perceelgrenzen bevinden er zich vijf woningen waarvan de dichtste woning op ca. 110 meter staat en de overige op meer dan 150 meter afstand. Gelet op de grotere afstand van de stallen naar de dichtste woningen en de vermindering in totaliteit van de geuremissie zal de mogelijke hinder voor de omwonenden verminderen t.o.v. de huidige situatie. Bij het plaatsbezoek werd geen extreme geurhinder waargenomen en kon worden vastgesteld dat de inrichting op een nette manier wordt geëxploiteerd. Ook uit de resultaten van het openbaar onderzoek blijkt dat er geen opmerkingen zijn met betrekking tot geurhinder. Er kan dus worden aangenomen dat de bestaande inrichting zonder noemenswaardige hinder voor de onmiddellijke omgeving wordt uitgebaat. Grondwaterwinning De aanvraag betreft een hernieuwing van de vergunning voor de grondwaterwinning met een debietsuitbreiding met 2.333 m³/jaar tot 5.333 m³/jaar. Het aangevraagde dagdebiet is 14,61 m³. De hervergunning wordt aangevraagd voor dezelfde put als momenteel vergund, nl. een put van 10 m. Op deze diepte wordt grondwater onttrokken aan het Ledo-Paniseliaan Aquifersysteem (HCOV 0600). Het grondwater wordt volgens de aanvrager gebruikt als drinkwater voor de varkens. Er is geen woning verbonden aan het bedrijf. Er wordt geen leidingwater gebruikt. Regenwater zal opgevangen worden in een regenwaterbuffer van 200 m³ onder de nieuwe stal. Het regenwater zal gebruikt worden voor het 68341824
p. 9/18
./... reinigen van de stallen en voor de biologische luchtwasser. Op basis van de opgegeven veestapel kan het aangevraagde grondwaterdebiet aanvaard worden. De boorput onttrekt water aan het Ledo-Paniseliaan Aquifersysteem (HCOV 0600) en uit het grondwaterlichaam CVS_0600_gwl_1. Het Ledo-Paniseliaan is op deze locatie een freatische laag. Binnen een straal van 1 km rond het bedrijf zijn er 3 andere vergunningen afgeleverd voor maximaal ca. 4.300 m³/jaar op te pompen uit het freatische pakket. Door het aangevraagde debiet zal de capaciteit van deze watervoerende laag niet in het gedrang komen. Naar aanleiding van het plaatsbezoek van 1 april 2011 van de provinciale milieudeskundige kunnen volgende bijkomende opmerkingen worden gemaakt debietmeting: debietsmeter aanwezig (niet in de put) peilmeting: geen peilbuis, er werden nog geen peilmetingen uitgevoerd afwerking put(ten): betonnen constructie, afgesloten met een (gebroken) deksel waterbehandeling: geen De put is niet uitgerust met een peilbuis en een aftapkraantje na de debietmeter. De aanvrager wordt er op gewezen dat alle twee verplicht zijn conform Vlarem II art. 5.53.2.2 en 5.53.3.1. Hij dient zich dan ook dringend in regel te stellen. Gelet op de aangebrachte gegevens en mits de boorput goed is afgewerkt, wordt een verwaarloosbare impact op de kwaliteit van het grondwater verwacht. Er dient opgemerkt dat ingevolge de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, moet worden gekozen voor opvang en gebruik, infiltratie of vertraagde afvoer van het hemelwater van de nieuw te bouwen stallen, loods en de eventueel aansluitende verhardingen. Dit dient geregeld via de bouwvergunning. In het kader van het advies van de provinciale deskundige grondwater werd de waterbalans van het bedrijf nagezien, werd het effect beoordeeld van de aangevraagde grondwaterwinning op de watervoerende laag (kwantitatief en kwalitatief), alsook op de (natuurlijke) omgeving en op naburige winningen, werden de risico's op zettingen ingeschat, werd de hoogwaardigheid van de toepassingen geëvalueerd samen met de reeds geleverde inspanningen en verdere mogelijkheden inzake watersparende maatregelen en alternatieve waterbevoorrading. Deze beoordeling geeft aanleiding tot het opleggen van bijzondere vergunningsvoorwaarden bovenop de algemene en sectorale vergunningsvoorwaarden. Dit moet de aantasting van de watervoerende laag en de daaruit voortvloeiende hinder en risico's tot een aanvaardbaar niveau herleiden. Inplantingsregels De inrichting is een bestaande inrichting voor 1.500 varkens omdat op 20 april 1984 een ARAB-vergunning werd afgeleverd door de deputatie voor dit aantal dieren.
68341824
p. 10/18
./... Bij de hernieuwing van deze dieren zijn volgens artikel 3.2.1.1 van Vlarem II de verbods- en afstandsregels niet van toepassing. Voor de uitbreidingen tot minder dan 100 % zijn, volgens artikel 3.2.2.2 § 2 van Vlarem II, de voorschriften van toepassing voor nieuwe inrichtingen maar niet de verbods- en afstandsregels. Hoewel dus niet van toepassing, leert de toetsing van de afstands- en verbodsregels voor varkenshouderijen dat de vereiste afstanden voor nieuwe inrichtingen worden gerespecteerd. Gelet op het aantal dieren (2.469 mestvarkens) en het feit dat de varkensstallen van de inrichting gemiddeld 155 waarderingspunten behalen zou een afstand van 250 m moeten te worden gerespecteerd tot de hindergevoelige gebieden. Aangezien het dichtstbijgelegen hindergevoelig gebied op meer dan 1.000 m ligt wordt hieraan ruim voldaan. Luchtverontreiniging In de vergunde toestand bedraagt de ammoniakemissie 3.750 kg/jaar (op basis van de emissiefactoren uit het MER richtlijnen handboek voor landbouwdieren). In de gewenste situatie zal deze ammoniakemissie slechts 2.142 kg/jaar zijn (645 x 1,2) + (1.824 x 0,75). Niettegenstaande de forse uitbreiding van de veestapel wordt, door toepassing te maken van ammoniakemissiearme stalsystemen, gezorgd voor een grote daling aan NH3- emissie. Mestproductie – Mestafzet – Mestdecreet Sinds 1 januari 2008 is er een volledige loskoppeling van de milieuvergunning en het Mestdecreet (artikel 80, 2° van het decreet van 22 december 2006 (BS 29 december 2006). Bijgevolg zijn er voor het afleveren van een milieuvergunning geen limiterende bepalingen meer met betrekking tot de mestproductie, bewezen mestafzet, e.d. De exploitant dient er – overeenkomstig de bepalingen van het Mestdecreet – wel over te waken dat er beschikking is over voldoende nutriëntenemissierechten (NER-D) voor het aanhouden van de te vergunnen veestapel. De geplande uitbreiding gebeurt volgens de exploitant via mestverwerking. Momenteel wordt reeds een groot gedeelte van de dierlijke mest verwerkt in diverse mestverwerkingsinstallaties. Mestopslag Rekening houdend met de bepalingen aangaande mestopslag van bijlage 5.9 van Vlarem II is er een mengmestopslag vereist van 1.482 m³ (om 6 maanden te kunnen stockeren) en geen vaste mestopslagcapaciteit. Gezien de totale mengmestopslagcapaciteit 2.759 m³ (zodat de capaciteit van 2.222 m³ om 9 maanden te stockeren (vereist vanaf 31 december 2011) nu reeds gehaald wordt), wordt er voldaan aan resp. artikel 5.9.2.3. en artikel 5.9.2.2§5 van Vlarem II. Ammoniakemissiearme stallen Zoals reeds vermeld werd de eerste stal vernieuwd en ammoniakemissiearm gebouwd volgens het systeem V-4.7 “mestkelders met water- en mestkanaal, de laatste met schuine putwanden en met andere dan metalen driekantroosters”. Bij het plaatsbezoek werd het attest voorgelegd, afgeleverd 68341824
p. 11/18
./... op 1 juli 2010 en ondertekend door ir. F. Van Opstal waarbij wordt gesteld dat deze stal werd gebouwd volgens het systeem V-4.7. De nog te bouwen stal zal worden uitgerust met een biologische luchtwasser, dit is het systeem S-1 uit de lijst van technieken die de uitgaande stallucht zuiveren. Hiermee wordt er voldaan aan artikel 5.9.2.1.bis van Vlarem II inzake de bouw van ammoniakemissiearme stallen. Bij het plaatsbezoek worden de volgende bijkomende gegevens overgemaakt over deze luchtwasser: een luchtdebiet van 130.000 m³/uur, een doorstroomoppervlakte van 18 m², 16 ton biologische massa, een waterverbruik van 100 liter per uur en een spuidebiet van 12 liter per uur. Er is echter nog geen contract afgesloten met de leverancier. Brandveiligheid Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen dient te gebeuren in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. Visuele hinder Bij het afleveren van de bouwvergunning van 17 maart 2010 werd als bijzondere voorwaarde opgelegd om een groenscherm aan te planten tijdens het eerstvolgend plantseizoen. Tevens moet het plan ter goedkeuring vooraf worden voorgelegd. Deze beplantingswerken worden nu uitgesteld t.g.v. de geplande uitbreiding. Bij de huidige milieuvergunningsaanvraag werd wel een landschapsbedrijfsplan toegevoegd opgesteld door de provinciale landbouwkamer van Oost-Vlaanderen. Het groenscherm bestaat voornamelijk uit zomereiken (langs de oprit naar de stallen, langs de Stekelhoek en vanaf de Stekelhoek tot voorbij de achtergevel van de nieuwe stal) en een plantstrook langs de zijgevel van de oude stal met vooral zwarte els, veldesdoorn, hazelaar en liguster. Het voorgestelde groenscherm volstaat; Overwegende dat het voorwerp van de aanvraag een watertoets vereist: In deze passage wordt nagegaan of de inrichting gelegen is in een overstromingsgebied en of de inrichting nadelige effecten zou kunnen veroorzaken op het overstromingsrisico voor de omgeving. De watertoets beslaat evenwel een ruimer toepassingsgebied. De afweging van de overige effecten op het aquatisch milieu gebeurt afhankelijk van de noodzaak bij de bespreking van de andere milieuhygiënische aspecten in de daartoe bedoelde ondertitel, bijvoorbeeld afvalwater, grondwater, … . Deze specifieke afwegingen worden hier niet meer herhaald. De inrichting is gelegen in het 'Bekken Brugse Polders'. Volgens de overstromingsinformatie op www.geo-vlaanderen.gisvlaanderen.be is de inrichting niet gelegen in een overstromingsgebied of in een risicozone voor overstromingen.
68341824
p. 12/18
./... Er wordt een nieuwe stal gebouwd, maar door het opleggen van een hemelwaterberging conform de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, worden geen wijzigingen van de effecten van de inrichting op het overstromingsrisico voor de omgeving verwacht; Overwegende dat de exploitant, overeenkomstig artikel 43 §2. van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning steeds alle maatregelen dient te nemen om schade en hinder te voorkomen; Overwegende dat de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig artikel 20 van het milieuvergunningsdecreet, onverminderd de bepalingen van dezelfde wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten bij het verlenen van een vergunning bijzondere voorwaarden kan opleggen, met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu; Overwegende dat, wat voorafgaat in acht genomen, kan gesteld worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat de gevraagde exploitatie milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar is met de onmiddellijke omgeving; dat bijgevolg de gevraagde vergunning kan worden verleend; besluit: Artikel 1. Aan de heer Janssens Thierry, Rozestraatje 2 te 9880 Aalter, wordt de vergunning verleend voor het verder exploiteren en veranderen van een varkenshouderij aan de Stekelhoek 15 te 9910 Knesselare, op de percelen, kadastraal bekend onder KNESSELARE 1 AFD/KNESSELARE, Sectie C, Nrs 711/h, 730/e, 711/k, met als voorwerp:
de hernieuwing van de vergunning voor: - 9.4.1.c) 2° (1) stallen met plaatsen voor 1.500 'andere' varkens; - 28.2.c) 1° (3) de opslag van 705 m³ dierlijke mest; - 53.8.2 (2) een grondwaterwinning met een maximaal opgepompt debiet van 3.000 m³/jaar uit 1 put met een diepte van 10 m (Ledo-Paniseliaan Aquifersysteem, HCOV-code 0600);
de wijziging door: - 9.4.1.c) 2° (1) wijziging door verplaatsing van 855 'andere' varkens; - 28.2.c) 1° (3) vermindering met 213 m³ dierlijke mest;
68341824
p. 13/18
./...
de uitbreiding met/van: - 9.4.1.c) 2°(1) stallen met plaatsen voor 969 'andere' varkens; - 9.4.1.d) 1° (1) stallen met plaatsen voor 2.469 andere varkens; - 17.3.6.1.b (3) de opslag van 2.000 liter mazout; - 28.2.c) 1° (3) de opslag van 2.267 m³ dierlijke mest; - 31.1.1) b° (3) een dieselmotor met een vermogen van 29 kW (50 % van 58 kW); - 53.8.2 (2) een grondwaterwinning met een maximaal opgepompt debiet van 2.333 m³/jaar uit 1 put met een diepte van 10 m (Ledo-Paniseliaan Aquifersysteem, HCOV-code 0600);
de toevoeging van de kadastrale percelen 1ste Afd. Sie. C nrs. 711/K en 730/E:
Na deze hernieuwing van de milieuvergunning, wijziging, uitbreiding en toevoeging is de globaal vergunde toestand: 9.4.1.c) 2°(1) stallen met plaatsen voor 2.469 'andere' varkens. 9.4.1.d) 1° (1) stallen met plaatsen voor 2.469 andere varkens. 17.3.6.1.b (3) de opslag van 2.000 liter mazout. 28.2.c) 1° (3) de opslag van 2.759 m³ dierlijke mest. 31.1.1) b° (3) een dieselmotor met een vermogen van 29 kW. 53.8.2 (2) een grondwaterwinning met een maximaal opgepompt debiet van 15 m³/dag en 5.333 m³/jaar uit 1 put met een diepte van 10 m (Ledo-Paniseliaan Aquifersysteem, HCOV-code 0600). Art. 2. De milieuvergunning wordt verleend vanaf de datum van de ondertekening van onderhavig besluit voor een termijn van 20 jaar. Art. 3. Deze milieuvergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende uitbatingsvoorwaarden: §1. Algemene milieuvoorwaarden 1. 2. 3. 4. 68341824
VLAREM.V01: Algemene milieuvoorwaarden - Algemeen VLAREM.V02: Algemene milieuvoorwaarden - Geluid VLAREM.V03: Algemene milieuvoorwaarden - Oppervlaktewater VLAREM.V04: Algemene milieuvoorwaarden - Grond en bodemwater
p. 14/18
./... 5. VLAREM.V05: Algemene milieuvoorwaarden - Lucht 6. VLAREM.V109: Algemene milieuvoorwaarden – Licht §2. Sectorale milieuvoorwaarden 7. VLAREM.V32 – Dieren 8. VLAREM.V46A – Opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen 9. VLAREM.V46C - Opslag van gevaarlijke producten – opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders 10. VLAREM.V47 – Beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) bij de opslag en verlading van benzine 11. VLAREM.V69 - Motoren met inwendige verbranding 12. VLAREM.V93 - Winning van grondwater §3. Bijzondere milieuvoorwaarden 13.Opvang en gebruik van het hemelwater Het hemelwater afkomstig van het dak van de bedrijfsgebouwen dient opgevangen te worden in (een) hemelwaterput(ten) van minstens 200.000 l. Het opgevangen hemelwater wordt maximaal aangewend en minstens gebruikt voor de toiletspoeling en/of andere laagwaardige toepassingen (reinigen lokalen, …), de reiniging van de stallen en voertuigen, als sproeiwater voor gewasbehandeling en andere laagwaardige toepassingen. 14.Brandveiligheid Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. 15.Opslag en verwerking van afvalstoffen a) De constructie van de ruimten waar afvalstoffen tijdelijk zijn opgestapeld is zodanig dat accidenteel uit bepaalde recipiënten ontsnappende vloeistoffen, morsvloeistoffen en uitlogingen op een bevloering terechtkomen, die voorzien is van opvanggoten en vervolgens naar één of meerdere opvangputten kunnen geleid worden. b) Het is verboden afvalstoffen in brand te steken of te verwijderen door lozing. c) Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen anders dan door afvoer naar erkende resp. vergunde ophalers en verwerkers van afvalstoffen. 16.Stationair draaien van motoren Om geluidshinder en luchtverontreiniging te voorkomen, moeten de motoren van de bedrijfsvoertuigen tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties stilgelegd worden, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d.. 17.Grondwaterwinning a) In afwijking van artikel 5.53.2.2 moet in de winningsput een rechte peilbuis worden voorzien, met een diameter van minstens 25 mm, waarin een peillood of logger kan neergelaten worden voor het meten van het grondwaterpeil. b) In afwijking van de artikels 5.53.3.1 en 5.53.3.3 van VLAREM II dient elke winningsput te worden uitgerust met een debietmeter, geplaatst voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater. Voor winningsputten voorzien van een dompelpomp wordt de debietmeter geplaatst in de toezichts68341824
p. 15/18
./... kamer van de pompput, voor winningsputten met een bovengrondse pomp onmiddellijk na de pomp. Maandelijks dient de tellerstand van elke debietmeter genoteerd te worden in een register. c) In afwijking van artikel 5.53.4.5 van VLAREM II moet de kwaliteit van het opgepompte ruwe grondwater (d.i. vóór de waterbehandeling) minstens 1 x per jaar worden geanalyseerd op de volgende parameters: zuurstofgehalte (in mg/l), pH, elektrische geleidbaarheid (in µS/cm), temperatuur, totale hardheid (in °F), tijdelijke hardheid (in °F), alkaliniteit t.o.v. methyloranje, alkaliniteit t.o.v. fenolftaleïne, en tevens minstens de volgende ionen (in mg/l): Anionen:
Kationen:
SO42-
NO3-
PO43-
OH-
NO2-
Cl-
CO32-
HCO3-
Ca2+
Na+
NH4+
Fe2+
K+
Mg2+
Mn2+
Fe3+
F-
De ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn; d.w.z. dat de fout op de ionenbalans maximum 5% mag bedragen. Deze fout kan als volgt berekend worden: (kationentotaal – anionentotaal) / (kationentotaal + anionentotaal) < 0,05. Deze analyses dienen bovendien aangevuld te worden met een onderzoek inzake de bacteriologische kwaliteit op volgende parameters: totale kiemen bij 37°C/ml, totale colibacteriën/100ml, fecale colibacteriën/100ml, fecale streptokokken/100ml. De resultaten van de grondwateranalyse moeten voor 15 maart van het volgende kalanderjaar overgemaakt worden aan VMM afdeling Operationeel Waterbeheer. Dit kan rechtstreeks gericht aan VMM AOW (VMM AOW Elfjulistraat 43, 9000 Gent) of via het Integraal Milieujaarverslag d) Om verontreiniging van de watervoerende laag te vermijden dienen de winningsputten bovenaan steeds goed te worden afgesloten. In het bijzonder dient vermeden te worden dat verontreiniging, insijpelend regenwater, oppervlaktewater of ondiep grondwater van bovenaf in de winningsputten terechtkomt. e) De exploitant is verplicht een buiten dienst gestelde grondwaterwinning op te vullen wanneer deze een potentieel gevaar betekent voor de kwaliteit van het grondwater. De opvulling dient te gebeuren overeenkomstig de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning opgenomen in bijlage 5.53.1 in Vlarem II. 18. Het groenscherm Tijdens het eerstvolgend plantseizoen wordt rond de inrichting een groenscherm aangeplant. Dit groenscherm bestaat uit streekeigen laag- en hoogstammige dichtgroeiende gewassen. Waar de aanleg wordt belemmerd door geplande bouwwerken, wordt gestart met het aanplanten zodra de bouwwerken dat toelaten en het plantseizoen is aangebroken. Waar de geplande bouwwerken de aanleg niet belemmeren, gebeurt het aanplanten in het eerstvolgend plantseizoen na het verlenen van de vergunning. De beplanting wordt doorlopend en op een vakkundige wijze onderhouden teneinde de inkleding in het landschap optimaal te behouden.
68341824
p. 16/18
./... 19.Ammoniakemissiearme stallen a) De stal voor 645 dieren wordt uitgerust volgens het syteem V4.7”mestkelders met water- en mestkanaal, de laatste met schuine putwanden en met andere dan metalen driekantroosters”. b) De stal voor 1.824 dieren wordt voorzien van een biologisch luchtwassysteem (S-1). 20.Biologische luchtwasser a) Zolang de luchtwasser niet operationeel is, mogen geen varkens worden gehuisvest in de nieuwe stal. b) Er worden met de goedkeuring van een erkend deskundige lucht onderhoudsvoorschriften opgesteld voor de biologische luchtwasser. c) De erkend deskundige controleert jaarlijks het onderhoud van de biologische luchtwasser. d) De onderhoudshandelingen en controles worden bijgehouden in een onderhoudsboek. e) De biologische luchtwasser voldoet aan de vereisten m.b.t. uitvoering, werking, controle en onderhoud zoals vermeld op de lijst van toegelaten systemen voor ammoniakemissiereductie (BS 14 oktober 2004) met name Hoofdstuk S-lijst, lijst van technieken die de uitgaande stallucht zuiveren, systeem S-1, biologisch luchtwassysteem met 70% of hogere emissiereductie. f) I.v.m. de rapportage van de halfjaarlijkse analyse van het spuiwater overeenkomstig het monsternameprotocol, worden de analyseresultaten bijgehouden door de exploitant en overgemaakt aan de leverancier van het luchtwassysteem en aan het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie – Afdeling Milieu-inspectie dienst Oost-Vlaanderen. Art. 3bis. De exploitant wordt gewezen op de volgende aandachtspunten:
Ter bevordering van fauna en biodiversiteit rondom landbouwbedrijven is het aanbevolen dat de mogelijkheden onderzocht worden m.b.t. het plaatsen van nestgelegenheden voor o.a. boerenzwaluw, mus, uil, zangvogel, vleermuis, solitaire bijen, … ; hiertoe bestaan er o.a. speciale kasten die kunnen worden opgehangen en/of worden geïntegreerd in muurpanelen.
Ingevolge de voorliggende aanvraag wordt een nieuwe stal gebouwd. Hiervoor zal in het kader van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, moeten worden gekozen voor opvang en gebruik, infiltratie of vertraagde afvoer van het hemelwater van de stal en de eventueel aansluitende verhardingen. Dit dient geregeld via de bouwvergunning.
Art. 4. De besluiten van de Bestendige Deputatie van 20 april 1984, 24 januari 1991, 29 april 1993, 14 juni 2001 en 6 december 2001 en het besluit van het College van Burgemeester en Schepenen van 16 november 1999 worden hierbij opgeheven. Art. 5. §1. De vergunde inrichting moet in gebruik genomen worden binnen een termijn van 3 jaar vanaf de datum van de milieuvergunning. 68341824
p. 17/18
./... §2. Als voor de inrichting een stedenbouwkundige vergunning nodig is met toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wordt de milieuvergunning geschorst zolang de stedenbouwkundige vergunning niet is verleend. In dit geval vangt de termijn van ingebruikname vermeld in paragraaf 1 aan op de dag dat de stedenbouwkundige vergunning definitief verworven is. §3. Indien de stedenbouwkundige vergunning geweigerd wordt, vervalt de milieuvergunning vanaf de datum waarop in laatste administratieve aanleg beslist werd om de stedenbouwkundige vergunning niet af te leveren. Art. 6. Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Art. 7. §1. Een bijkomende vergunning moet worden aangevraagd voor elke verandering van de vergunde inrichting. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant, dient uiterlijk tien kalenderdagen voor de datum van overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, tussen de achttiende en de twaalfde maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Art. 8. Een eensluidend verklaard afschrift van deze beslissing zal, samen met het attest inzake de datum van de verzending, verzonden worden aan: - de exploitant; - het College van Burgemeester en Schepenen van Knesselare; - de Provinciale Milieuvergunningscommissie; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst Oost-Vlaanderen; - het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling Operationeel Waterbeheer; - het Agentschap Ruimte en Erfgoed, Afdeling Oost-Vlaanderen; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieu-inspectie dienst Oost-Vlaanderen; - de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; - het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij; - de Federale Overheidsdienst, Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; - de nv Aquafin; Een soortgelijk afschrift wordt verzonden aan de bevoegde Burgemeester met de opdracht de beslissing bekend te maken, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Art. 9. Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig de modaliteiten en de termijnen beschreven in het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (aangetekende brief binnen de 30 kalenderdagen na de betekening van deze beslissing), mits betaling van de voorgeschreven dossiertaks, beroep worden ingediend bij de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door de Vlaams
68341824
p. 18/18
./... Minister van Leefmilieu, p/a Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel.
Gent, 01 juni 2011 namens de Deputatie: de provinciegriffier, (get.) Albert De Smet
.
68341824
de wnd. voorzitter, (get.) Alexander Vercamer