8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter
Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman,
Besluit van de Deputatie referte betreft verslaggever
082/42011/13/1/A/3/WV/FC BARRY CALLEBAUT BELGIUM LEBBEKE de heer Jozef Dauwe
leden
Albert De Smet, provinciegriffier
Besluit van de Deputatie, houdende het verlenen van de vergunning aan de nv Barry Callebaut Belgium, Aalstersestraat 122 te 9280 Lebbeke voor het verder exploiteren en veranderen van een chocoladeproductiebedrijf, gelegen op het perceel, kadastraal bekend onder LEBBEKE AFD 3 (WIEZE), Sectie A, Nr. 958/l, aan de Aalstersestraat 122 9280 Lebbeke (Wieze).
De Deputatie, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Gelet op artikel 57§2 van het Provinciedecreet van 9 december 2005; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering, houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I), met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), met latere wijzigingen; Gelet op de volgende, lopende vergunningen in verband met het exploiteren van deze hinderlijke inrichting:
ARAB-vergunningen: - Besluit van de Bestendige Deputatie van 1 juni 1988 (tot en met 31 augustus 2008): exploiteren van een chocoladefabriek;
2
- Besluit van de Bestendige Deputatie van 20 januari 1988 (tot en met 31 augustus 2011): reactorautoclaaf (nr. 2582); - Besluit van de Bestendige Deputatie van 6 januari 1989 (tot en met 31 augustus 2011): stoomvat (nr. 2850); - Besluit van de Bestendige Deputatie van 29 juni 1989 (tot en met 31 augustus 2011): stoomketel (nr. 2580); - Besluit van de Bestendige Deputatie van 15 maart 1990 (tot en met 31 mei 2008): houder voor vloeibare stikstof (5.000 l); - Besluit van de Bestendige Deputatie van 25 mei 1992 (tot en met 31 augustus 2011): stoomvat (nr. 5761).
Milieuvergunningen: - Besluit van de Bestendige Deputatie van 14 december 1995 (tot en met 31 augustus 2008): uitbreiding met afvalwaterzuivering, lozing van afvalwater en opslag producten. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 14 augustus 2000 (tot en met 31 mei 2008): grondwaterwinning met een maximaal opgepompt debiet van 330 m³/dag en 90.000 m³/jaar uit acht putten: - 3 putten van 90 m (Formatie van Kortrijk, Lid van Moen) met een maximaal opgepompt debiet van 32.500 m³/jaar; - 5 putten van 24 m tot 35 m (Formatie van Tielt, Lid van Egem en Lid van Kortemark). weigering uitbreiding debiet tot 400 m³/dag en 120.000 m³/jaar. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 21 oktober 2004 (tot en met 31 augustus 2008): uitbreiding met een nieuwe chocoladelijnpoederinstallatie, glycolgroep en stikstoftank.
Meldingen: - Besluit van de Bestendige Deputatie van 13 juli 2006 (tot en met 31 augustus 2008): uitbreiding met een vormlijn en een transformator; wijziging door vervanging van compressoren;
Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 14 mei 2007 ingediend door de nv Barry Callebaut Belgium, Aalstersestraat 122 te 9280 Lebbeke voor het verder exploiteren en veranderen van een chocoladeproductiebedrijf, gelegen aan de Aalstersestraat 122 te 9280 Lebbeke (Wieze), op de percelen, kadastraal bekend onder LEBBEKE AFD 3 (WIEZE), Sectie A, Nr. 958l, met als voorwerp: 3.6.3.1, 17.3.5.1, 17.3.6.1.b, 17.3.7.1, 17.3.9.1, 17.4, 24.4, 33.4, 39.1.3, 39.2.2, 39.4.1, 45.8.3, 45.13.d.3, 53.8.3, 51.2.1, 12.2.1, 12.2.2, 12.3.2, 15.1.2, 16.3.1.2, 16.7.2, 16.8.3, 17.3.3.2, 17.3.4.1, 19.3.1, 19.6.1, 23.2.1, 23.3.1.a, 29.5.2.1, 29.5.7.1.a, 31.1.1, 43.1.3, 45.16.2; Gelet op de aangetekende brief van 5 juni 2007, waarmee de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning;
3
Gelet op het proces-verbaal van 15 juli 2007, houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen, waaruit blijkt dat er 2 bezwaren werden ingediend, die betrekking hebben ophet volgende: -
-
Geurhinder: "de geur van chocolade wordt doorgaans als aangenaam ervaren, dit is helemaal niet zo wanneer men dag en nacht deze geuren moet ondergaan"; geurhinder van de waterzuiveringsinstallatie Geluidsoverlast; Brandgevaar en risico's verbonden aan opslag van gevaarlijke producten; Met betrekking tot het gebruik van grondwater wordt gevraagd om een gesloten waterkringloop te voorzien; Vragen met betrekking tot de inrichting met ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde en/of pathogene organismen; Visuele hinder;
Gelet op het gunstig advies van 2 augustus 2007 van het College van Burgemeester en Schepenen van Lebbeke ; Gelet op het gedeeltelijk gunstig advies van 2 augustus 2007 van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst Oost-Vlaanderen (afgekort LNE; voorheen AMINAL-AMV), nl. ONGUNSTIG voor de uitbreiding van op te pompen volume grondwater tot 120.000 m³/jaar. GUNSTIG voor huidige vergunde volume tot 90.000 m³/jaar en het overige. voor een termijn van 20 jaar onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden (grondwaterwinning, werkuren, lozingsnormen, brandweer); Gelet op het gedeeltelijk gunstig advies van 2 juli 2007 van het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling Water (afgekort VMM-WATER; voorheen AMINAL-WATER), nl. voor een grondwaterwinning met een debiet van 292 m³/dag en 87.500 m³/jaar uit 7 putten (5 bestaande en 2 nieuwe) met een diepte van 24-35 m (Ieperiaan, HCOV-code 0800), voor een termijn van 5 jaar onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden (max. afpompingspeil, meterstanden, peilmetingen, peilbuizen). voor een grondwaterwinning met een debiet van 108 m³/dag en 32.500 m³/jaar uit 3 putten met een diepte van 90 m (Zand van Mons-en-Pévèle, HCOV-code 0923), voor een termijn van 5 jaar onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden (max. afpompingspeil, meterstanden, peilmetingen, peilbuizen); Gelet op het gunstig advies van 13 juni 2007 van het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Ordening OostVlaanderen (afgekort IVA-RO; voorheen AROHM);
4
Gelet op het gunstig advies van 26 juli 2007 van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid, Buitendienst Oost-Vlaanderen (afgekort TO.VO.; voorheen Gezondheidszorg), waarin het volgende wordt gesteld: Aangezien de gevraagde activiteiten verenigbaar zijn met de omgeving en de risico's voor mens en milieuaanvaardbaar zijn. Bijzondere voorwaarden: - de voorwaarden van de technisch deskundige van de sectie Bioveiligheid en Biotechnologie van het MIV; - er moet steeds met gesloten poorten gewerkt worden; - er moet onderzocht worden of er geurbeperkende maatregelen mogelijk zijn; Gelet op het gunstig advies van 7 juni 2007 van het Vlaams Energieagentschap (afgekort VEA; voorheen ANRE); Gelet op het gunstig advies van 25 juli 2007 van het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij (afgekort VMM), waarin het volgende wordt gesteld: Water gunstig voor de lozing van 120 m³/jaar huishoudelijk afvalwater in de riolering, mits voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor lozing van huishoudelijk afvalwater in de riolering. gunstig voor de lozing van 12 m²/jaar bedrijfsafvalwater zonder 2C stoffen via een KWS afscheider met coalescentiefilter op oppervlaktewater, mits voldaan wordt aan de algemene voorwaarden en sectorale 52 a voor lozing van bedrijfsafvalwater op oppervlaktewater. gunstig voor de lozing van 12 m³/uur, 288 m³/dag en 69.120 m³/jaar bedrijfsafvalwater met 2C stoffen via WZI op oppervlaktewater (gracht Hannaerdenstraat), mits voldaan wordt aan de algemene voorwaarden en sectorale voorwaarden 57 a zetmeel voor lozing in oppervlaktewater en een aantal bijzondere voorwaarden (lozingsnormen, controle inrichting, meetprogramma, noodaansluiting, hemelwateropvang, -buffering en –infiltratie, incidentplan. Lucht De milieuvergunningsaanvraag van het bedrijf Barry Callebaut Belgium te Lebbeke voor het hernieuwen en veranderen van de vergunning kan gunstig geadviseerd worden ; Gelet op het gunstig advies van 8 augustus 2007 van de provinciale grondwaterdeskundige voor een grondwaterwinning met een maximumdebiet van in totaal 400 m³/dag en 120.000 m³/jaar, met name maximum 87.500 m³/jaar uit 7 putten van 25 à 35 m diep die water onttrekken uit het Ieperiaan (HCOV 0800) en maximum 32.500 m³/jaar uit 3 putten van 90 m diep die water onttrekken uit het Lid van Moen van de Formatie van Kortrijk (HCOV 0922) voor een termijn van 5 jaar, onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden;
5
Gelet op het gunstig advies van 8 augustus 2007 van de provinciale milieudeskundige, waarin het volgende wordt gesteld: "De vergunning kan toegestaan worden voor een termijn van 20 jaar, met uitzondering van de grondwaterwinning, waarvoor wordt voorgesteld de termijn te beperken tot 5 jaar, onder de gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden; Gelet op de volgende vaststellingen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie: " De voorzitter licht de adviezen en het openbaar onderzoek toe. De provinciale milieudeskundige licht zijn advies toe. Hij geeft gunstig advies gegeven voor het totale aangevraagde debiet van 120.000 m³, evenwel voor een beperkte termijn van 5 jaar. Binnen die 5 jaar dient een studie te worden gemaakt m.b.t. het gebruik van het grondwater en de mogelijkheid tot gebruik van regenwater en dient alles geëvalueerd te worden. LNE merkt dat er al eens zo'n studie is opgelegd en dat er niets is uitgekomen. Volgens de VMM- Afd. Water was uit die studie gebleken dat het beter was om regenwater te gebruiken dan grondwater maar werd dit te duur bevonden. Ondertussen is evenwel de prijs van het grondwater hoger geworden zodat nu misschien een ander resultaat zou kunnen bekomen worden. De VMM merkt op dat er een vooroverleg is geweest met het bedrijf. Op dit overleg werd gesteld dat de studie moest worden geactualiseerd voor het indienen van de aanvraag. Dit is niet gebeurd. De provinciale milieudeskundige stelt dat de bedoeling van de voorgestelde voorwaarde is om de studie van 2001 te actualiseren aan de hand van de huidige exploitatie. Binnen 2 jaar zou dit moeten gebeuren en binnen de 5 jaar zou dan de evaluatie dienen te gebeuren. Op dat moment dient dan de hernieuwing van de grondwaterwinning aangevraagd. LNE merkt op dat er bij de milieu-inspectie geen klachten geweest zijn m.b.t. geurhinder van de chocolade. De commissie hoort de vertegenwoordiging van het bedrijf die de opmerkingen van de commissie aanhoort en die het volgende stelt: -
In de voorwaarden wordt gesteld dat de peilmetingen maandelijks dienen te gebeuren zowel "in werking" als "in rust". Er wordt evenwel continu gewerkt; 24 uur op 24 en 7 dagen op 7. Enkel op kerstdag en nieuwjaar wordt er niet gewerkt. Men vraagt om eventueel 1 maal per jaar een peilmeting te mogen doen "in rust".
-
Er wordt geen huishoudelijk afvalwater geloosd in de riolering.
De VMM merkt op dat de rubriek 3.3 dan dient te worden geschrapt. -
Op de tankpiste zal de aanpassing aan de coalescentiefilter worden uitgevoerd.
M.b.t. de vraag tot aanpassing van de voorwaarde voor het uitvoeren van de peilmetingen "in rust" merkt de VMM – Afd. Water op dat er wordt opgepompt
6
uit 2 verschillende lagen. Het is dan ook misschien aangewezen dat er geschrankt wordt opgepompt. Wanneer uit de ene laag wordt gepompt kan er bij de andere gemeten worden. De commissie gaat hiermee akkoord."; Gelet op het gunstig advies van 28 augustus 2007 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (afgekort PMVC), overwegende: de ligging deels in een in een industriegebied, deels ineen woongebied, bestemmingen waarmee de inrichting planologisch verenigbaar is; dat er tijdens het openbaar onderzoek twee bezwaarschriften ingediend werden; dat de argumenten deels ongegrond zijn en deels kunnen worden ondervangen door het opleggen van passende voorwaarden; dat de rubriek 3.1.1 (3) met betrekking tot de lozing bedrijfsafvalwater werd toegevoegd aan het voorwerp van de aanvraag; dat met het oog op de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel in de aanpalende straten de opvang, gebruik, buffering en infiltratie van hemelwater moeten worden doorgevoerd, teneinde wateroverlast in de lager gelegen zones te voorkomen; dat door het gebruik van hemelwater zal kunnen bespaard worden op het grondwaterverbruik; dat het bedrijf een aanzienlijke debietsuitbreiding vraagt van de grondwaterwinning; dat het beoogde debiet realistisch werd ingeschat; dat de capaciteit van de watervoerende lagen weliswaar beperkt is en de maximaal winbare hoeveelheden vrijwel bereikt zijn; dat er een aantal alternatieven (opvang hemelwater, gebruik effluentwater WZI) mogelijk zijn en verder dienen onderzocht; dat het daarom aangewezen is de vergunning voor de grondwaterwinning in tijd te beperken; dat mits het naleven van de opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden de kans op hinder voor mens en milieu tot een minimum beperkt is;; Gelet op de beslissing van 28 juni 2007 van de Deputatie om de behandelingstermijn van de milieuvergunning te verlengen; Overwegende dat wat de aanvraag betreft, het volgende kan gesteld worden: Met de voorliggende aanvraag beoogt de exploitant in hoofdzaak het hernieuwen en regulariseren van de bestaande vergunning voor een inrichting die gespecialiseerd is in de productie van chocolade en die vergund is tot en met 31 mei 2008. De actualisatie omvat de regularisatie van productielijnen en installaties die in de loop der jaren zijn vervangen en bijgeplaatst. Het gaat om installaties die reeds in gebruik zijn. Ook de opslag van goederen en gevaarlijke producten wordt geregulariseerd. Door de gerealiseerde en de verwachte toename van de chocoladeproductie wordt ook een aanzienlijke uitbreiding van het op te pompen vergunde debiet van het grondwater aangevraagd. Verder wordt voor het bestaande laboratorium een bijkomende vergunning aangevraagd om microbiologische activiteiten te mogen uitvoeren. Het uitvoeren van de controles hebben als doelstelling de voedselveiligheid en de kwaliteit van de geproduceerde chocolade te verzekeren.
7
Op basis van de vergunde rubriek 45.16.2 is het bedrijf ingedeeld als GPBVbedrijf aangezien de chocoladefabriek een productiecapaciteit heeft van meer dan 300 ton chocolades per dag. In een afzonderlijke confidentiële bijlage werd een op 26 mei 2005 (met medewerking van GfE energy management) opgesteld energieplan en energiestudie toegevoegd. Procesbeschrijving Het productieproces omvat meerdere stappen, zijnde: Mengen: Diverse cacaobonen worden gemengd voor het bekomen van een gewenste smaak en aroma. Reinigen en roosteren van de bonen: Na zeving en ventilatie worden de bonen geroosterd op een bepaalde temperatuur gedurende een tijdsduur die na het roosten moet toelaten dat de schalen en de kern van de bonen gescheiden worden. Behandeling bacteriën De aanwezige bacteriën in de bonen worden gedood door het gebruik van stoom. Breken en malen van de bonen: In een breekinstallatie worden de schalen en kiemen van de kernen verwijderd. De schalen of pellen dienen nauwkeurig verwijder om de kwaliteit van het eindproduct te kunnen garanderen. Door de verbrijzeling van de cacaodeeltjes wordt de aanwezige cacaoboter vrijgemaakt en ontstaat een vloeibare brij: cacaoboter (55 % vetstof). Fabricatie De cacaomassa’s worden gemengd met andere grondstoffen zoals suiker, melkpoeders en emulgatoren. Deze massa wordt gemengd en gekneed en daarna fijn gewalst in machines die zijn uitgerust met stalen cilinders. Conchering: Het “concheren” is een typisch proces uit de chocolade industrie en bestaat erin het fijn gemalen poeder vloeibaar te maken door het reeds aanwezige vet op te smelten en nog specifiek vetten toe te voegen. Bij deze behandeling (=concheren) kan men “droog concheren” of “vloeibaar concheren”, waarbij de chocolade zijn heerlijke eigenschappen verkrijgt. Opslag eindproduct: De chocolade wordt opgeslagen in verwarmde tanks. Vervoer chocolade: Het overgrote deel van de vloeibare chocolade wordt via tankwagens (voedingsindustrie) aan de klanten geleverd. De chocolade wordt ook in vaste vormen gegoten. Na het doorlopen van een koeltunnel komen de vaste blokken los van de vormen. De vaste blokken worden aan de klanten geleverd nadat ze zijn verpakt. De inrichting wordt continu geëxploiteerd in een werkregime van 24 uur op 24 uur en met diverse ploegenstelsels. Er worden 798 werknemers tewerkgesteld. Er is een interne milieucoördinator aangesteld.
8
Overwegende dat wat de planologische aspecten betreft, het volgende kan gesteld worden: De inrichting is volgens het gewestplan 'Dendermonde' grotendeels in een industriegebied, dat wordt begrensd door woongebied en agrarisch gebied. Een deel van het bedrijf (waterzuivering) bevindt zich in het woongebied. Het industriegebied wordt begrensd door woongebied en agrarisch gebied Het bedrijfsperceel paalt deels rechtstreeks aan de Wolvenstraat, de Aalstersestraat, de Hof Ter Geertstraat en de straat Hannaerden, en deels aan bebouwde percelen die eveneens grenzen aan voornoemde straten. De onmiddellijke omgeving is dicht bebouwd, in een straal van 100 m rondom de perceelsgrenzen staan ca. 95 woningen. De ligging van de inrichting deels in een industriegebied en deels in woongebied is in overeenstemming met de bepalingen van het KB van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de gewestplannen. Overwegende dat wat de milieuhygiënische aspecten betreft, het volgende kan gesteld worden: Afvalstoffen De afvalstoffen ontstaan bij de productie van chocolade, bij de verpakking van de chocolade en bij de waterzuiveringsinstallatie voor de zuivering van het geproduceerde bedrijfsafvalwater. Alle afvalstoffen worden afzonderlijk verzameld en opgeslagen in passende recipiënten. De ophaling en afvoer van de afvalstoffen gebeurt door erkende bedrijven. Het bedrijf tracht het ontstaan van afvalstoffen maximaal te beperken en zorgt ook voor een gescheiden inzameling met het oog op de nuttige toepassing van de afvalstoffen. In het kader van deze selectieve inzameling van de verschillende afvalstoffen wordt een centraal containerpark voorzien in de omgeving van de waterzuiveringsinstallatie. Containers worden geplaatst voor volgende afvalstoffen: Inox - ijzer – plastiek – restafval klasse2 – chocolade – bouwafval – zakken en blik. Vaten die leeg zijn worden afzonderlijk gestapeld van volle vaten met bijvoorbeeld plantaardige vetten. Voor de opslag van afvalolie wordt een afzonderlijke dubbelwandige tank geplaatst van 2.500 liter. Het containerpark wordt volledig uitgevoerd in beton om bodemverontreiniging te voorkomen. De hoeveelheden geproduceerde afvalstoffen voor 2006 zijn opgenomen in het dossier. Het betreft hier gegevens uit het milieujaarverslag van 2006. De grote hoeveelheden afvalstoffen zijn: restafval klasse 2: 362 ton – zakken: 326 ton – cacaodoppen: 4.753 ton – jutezakken: 286 ton – houten paletten: 454 ton – chocoladeafval: 971 ton – slib van de waterzuivering: 680 ton – septische afval: 108 ton. Afvalwater
huishoudelijk afvalwater
Er werd in de milieuvergunningsaanvraag geen lozing van huishoudelijk afvalwater aangevraagd. Ter zitting van de Provinciale
9
milieuvergunningscommissie werd bevestigd dat er geen huishoudelijk afvalwater wordt geloosd.
bedrijfsafvalwater
Er wordt een lozing aangevraagd van 12 m³/uur, 288 m³/dag en 69.120 m³/jaar bedrijfsafvalwater met 2C stoffen via een waterzuiveringsinstallatie (WZI) oppervlaktewater (gracht Hannaerdenstraat). Door Barry Callebaut wordt zowel grondwater (85%) als leidingwater (15%) aangewend. Het bedrijfsafvalwater bestaat uit: - proceswater; - reinigingswater; - afvalwater labo; - huishoudelijk afvalwater (totaal 798 personen); - spui koelwater. De biologische waterzuivering bestaat uit: - een fijnrooster; - centrale pompput; - een bioreactor; - de lamellenseparator. Volgende voorwaarden momenteel vergund zijn / worden aangevraagd : - Algemene voorwaarden voor lozing in oppervlaktewater - sectorale voorwaarden 57 a zetmeel voor lozing in oppervlaktewater - bijzondere : parameter BZV CZV Ntot Ptot ZS AOX Anionische detergenten
vergund 15 mg/l 125 mg/l 15 mg/l 2 mg/l 100 mg/l
Aangevraagd 25 mg/l (versoepeling) 125 mg/l 15 mg/l 2 mg/l 60 mg/l (verstrenging) 0.2 mg/l 0.5 mg/l
In het influent van de WZI wordt Zn gemeten in een concentratie > Milieukwaliteitsnorm (MKN). In het effluent liggen de waarden beneden de MKN, waardoor bijgevolg geen norm wordt aangevraagd. Het bedrijfsafvalwater wordt na zuivering via een meetgoot geloosd in de beek langs de Hannaerdenstraat. Deze laatste watert via de Pasbeek, Grote Beek naar de Dender. De Pasbeek en Grote Beek hebben als kwaliteitsdoelstellling basiskwaliteit. De Dender heeft als kwaliteitsdoelstelling viswaterkwaliteit. Uit analyses van 2006 blijkt dat er problemen waren met het halen van de CZV, Nt en Ptot norm. Tijdens het overleg van 16 april 2007 werd door het bedrijf gesteld dat er in 2006 problemen waren met de biobedreactor. De aanwezige beluchters werden na 15 jaar vervangen, waardoor sedert eind 2006 alle normen opnieuw vlot worden gehaald. Uit de influentgegevens van 2006 en de effluentresultaten van de meetcampagne 2006 blijkt dat het verwijderingsrendement voor Ntot (zijnde 80 %) niet steeds gehaald werd. In 2007 stellen uitgaande van dezelfde influentgegevens geen problemen meer. Aan het koelwater worden algiciden en stabilisator (merk Nalco en Benchem) toegevoegd. Dit gebeurt door de betrokken onderhoudsfirma’s. Mogelijks zijn
10
door het gebruik van deze producten 2C stoffen in de totale bedrijfsafvalwaterstroom aanwezig. Op het overleg werd overeengekomen dat dit zou worden nagezien. Uit het dossier valt niet af te leiden welke producten worden aangewend als algicide en of deze toegelaten zijn door de federale overheid. Gelet op het feit dat de inrichting een GPBV-installatie betreft waarvoor in toepassing van art. 43 ter van Vlarem I uitdrukkelijk geldt dat alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging dienen getroffen door toepassing van de beste beschikbare technieken zodat geen belangrijke verontreiniging veroorzaakt kan worden ‘noodaansluiting’ Het is aangewezen om een noodaansluiting te voorzien op de collector of riolering zodat in geval van calamiteit het afvalwater niet ongezuiverd in oppervlaktewater terechtkomt, waardoor de kwaliteit ernstig in gedrang zou gebracht worden. De concrete modaliteiten i.v.m. deze noodaansluiting moeten vastgelegd worden in een overeenkomst tussen het bedrijf en Aquafin (en de gemeente in geval het gaat om lozing in een gemeentelijke riolering). Hiervoor werd een type-overeenkomst uitgewerkt. Deze noodaansluiting op de riolering moet verzegeld zijn, zodat deze pas in werking kan gesteld worden, wanneer er zich een incident voordoet en na voorafgaande verwittiging van Aquafin en Milieu-inspectie (zie art. 4.1.3.4. van Vlarem II). De duur van de werking is beperkt tot de tijd die het bedrijf nodig heeft om op een ecologische en economische verantwoorde manier deze lozing stop te zetten. Barry Callebaut uitte op het overleg van 16 april 2007 de voorkeur voor een noodaansluiting op de riolering i.p.v. een 24 u bufferbekken bij problemen met de zuiveringsinstallatie. De gemeente deelde mee dat ook in de Hannaerdenstraat een gescheiden stelsel (2008) zal worden aangelegd, waardoor een noodaansluiting op de (Droogweerafvoer (DWA) gemakkelijk te realiseren zal zijn; Uit plaatsbezoek is gebleken dat de tankplaats slechts gedeeltelijk is overdekt. Hierdoor is er verontreiniging van de vloer mogelijk (ook waargenomen). Toen reeds is gesteld dat de lozing van dit afvalwater dient te gebeuren via een KWS-afscheider met coalescentiefilter (rubriek 3.1.1). Dit afvalwater kan vervolgens geloosd worden via de regenwaterafvoer. In voorliggend dossier werd noch de rubriek nog de KWS-afscheider met coalescentiefilter opgenomen. Deze rubriek wordt dan ook ambtshalve op genomen, met gelet op de oppervlakte van ongeveer 15 m² , een debiet van 12 m³/jaar.
hemelwater
Het hemelwater afkomstig van de verhardingen en daken wordt geloosd in de gemengde riolering van de Aalstersestraat. Op het terrein zelf is reeds een volledige scheiding tussen regenwater en afvalwater doorgevoerd. Dat de gemeente Lebbeke voorziet in 2008 een gescheiden stelsel in de Aalstersestraat. Het niet verontreinigd hemelwater zou hierop geloosd worden. Op het overleg van 16 april 2007 werd gesteld dat dit niet verontreinigd hemelwater op zijn minst dient gebufferd te worden voor lozing. Door het bedrijf werd een studie (15 juni 2000) uitgevoerd naar aanleiding van de laatste grondwatervergunning. Het besluit van deze studie was dat 13.000 m³ hemelwater (28.300 m² daken) kon aangewend worden als koelwater; dat
11
het toen economisch evenwel niet rendabel was. Uit de studie bleek ook dat het regenwater geschikter is dan het grondwater voor gebruik als suppletiewater voor de koeltorens. Het is dan ook aangewezen om de eerder uitgevoerde studie te actualiseren en rekening te houden met de nood aan infiltratie en vertraagde afvoer. De totale oppervlakte van het bedrijf bedraagt 90.428 m², waarvan 72.800 m² verhard is. Deze oppervlakte genereert een hoeveelheid regenwater van 58240 m³/jaar. Na aftrek van het dakoppervlak dat kan gebruikt worden als koelwater, is nog een oppervlakte van 44. 500 m² verharding aangesloten op de regenwaterafvoer. Aangezien het totale verharde oppervlakte meer dan 1000 m² bedraagt, kan volgens de Codes van goede praktijk in dat geval een verplichting tot buffering worden opgelegd. Deze buffering dient berekend te worden volgens 100 m³ opslagcapaciteit/ha verhard oppervlak met een ledigingsdebiet van maximaal 10L/s/ha en waarbij de lediging op de RWAleiding/oppervlaktewater is aangesloten. Verder is het belangrijk erop te wijzen dat het gebied ter hoogte van de Dender waarin het hemelwater wordt geloosd al staat aangeduid als overstromingsgevoelig gebied. Het bedrijf is zelf niet gelegen in overstromingsgebied maar afwaarts is dit dus wel het geval. De VMM stelt in haar advies dat een minimale buffer met vertraagde afvoer van 445 m³ nodig is. Een ander belangrijk aspect is, dat het hemelwater van de loskades bij calamiteit mogelijks kan verontreinigd zijn en dat er geen opvangsysteem is voorzien. Aan de werknemers wordt meegegeven dat de gemorste producten dienen opgezogen te worden en niet weggespoeld naar de riolering. De VMM is van oordeel dat een incident-plan dient opgesteld te worden en dat op zijn minst rioolafdekkingen of afdichtmatten dienen voorhanden te zijn, gelet op de vroegere chocoladelozingen in het regenwater. Bodem- en grondwater De afvalstoffen worden gesorteerd en regelmatig afgevoerd. De opslag van de afvalstoffen in de containers en andere recipiënten gebeurt op betonnen vloeren. De tanks worden gekeurd en de opslag van chemicaliën gebeurt op lekbakken. De opslag van gevaarlijke stoffen wordt opgevolgd via een databank en voor alle opgeslagen producten zijn er fiches aanwezig op het bedrijf. Het tanken gebeurt slecht op een deels overdekte tankpiste. Deze tankplaats dient te worden aangepast zodat eventueel vervuild hemelwater geloosd wordt via een KWS-afscheider met coalescentiefilter. Het is ook aangewezen om de nodige absorptiemiddelen te voorzien om eventuele morsvloeistoffen op te ruimen. Voor zover de tankplaats wordt aangepast, wordt de kans op bodem- en grondwaterverontreiniging tot het aanvaardbare beperkt. Energie Voor de productie heeft het bedrijf 0,71 PJ gebruikt in 2006. Het bedrijf heeft een energieplan opgesteld en een energiestudie uitgevoerd. Een gedeelte van het energieplan/energiestudie wordt als confidentieel beschouwd en is in een afzonderlijke bijlage gevoegd bij het dossier.
12
Als energie wordt elektriciteit gebruikt voor de aandrijving van de machines en aardgas voor de productie van stoom via 3 middelgrote stookinstallaties. Er is nog een kleine stookinstallatie op gasolie die niet is ingedeeld en gebruikt wordt voor de verwarming van een oud administratief gebouw. Het bedrijf heeft energiedoelstellingen vooropgesteld en dit heeft geleid tot een optimalisatie van het productieproces met een belangrijke globale daling van het energieverbruik. Er zijn specifieke onderzoeken uitgevoerd naar energieverbruik, warmteverliezen en naar het “conchproces” in de verwerking van de chocolade. De werkwijze van de onderzoeken is beschreven in de confidentiële studie. Uit de studie zijn een aantal maatregelen gekomen die reeds in uitvoering zijn sedert het 4° kwartaal van 2005. Tegen het 4° kwartaal van 2007 zullen alle weerhouden maatregelen uitgevoerd zijn. De uitgevoerde verbeteringswerken hebben betrekking op: - verbetering van de isolatie van leidingen en toestellen; - hergebruik van warmte door recuperatie; - aanpassing van de druk in het stoomnet en vernieuwing van condenspotten; - aanpassing van de sturing van machines. Geluidshinder Het bedrijf werkt continu: 24:00 uur op 24:00 uur. In 2007 zijn vanuit de omgeving geen klachten gekend die handelen over geluidshinder, ondanks de sterk bewoonde omgeving rond het bedrijf. Het bedrijf heeft wel preventieve maatregelen getroffen op gebied van infrastructuur en organisatorisch vlak: Laden en lossen van vrachtwagens: - lossen van vrachtwagen gebeurt met compressoren van de fabriek zelf. De compressoren staan opgesteld in de kelders voor beperking van de geluidshinder. De motoren van de vrachtwagens draaien enkel om de citerns te laten kippen ( maximum 2 minuten); - het lossen gebeurt tussen 7:00 uur en 19:00 uur, uitzonderlijk tot 22:00 uur; - zaterdag lossen tot 19:00 uur; - zon- en feestdagen lossen tussen 9:00 en 12:00 uur. Reductie van de geluidshinder van de bedrijfsinstallaties: - er zijn geluidsschermen geplaatst rond de koeltorens, de condensors en op 2 plaatsen op de perceelsgrens; - er is een groenscherm geplaatst rond de waterzuivering een sparrenscherm rond de wasplaats; - intern verkeer op het bedrijfsterrein is verboden langs de kant van de Aalstersestraat en de Wolvenstraat tijdens de nachtelijke uren; - alle poorten zijn gesloten tussen 19:00 uur en 7:00 uur langs de buitenkant van het gebouwencomplex; - ventilatoren worden voorzien van geluidsdemping langs de buitenkant van het gebouwencomplex; - de inplanting van het centraal containerpark is gekozen in functie van geluidsreductie. Uit de resultaten van het openbaar onderzoek blijkt dat er één opmerking is met betrekking tot geluidshinder, hetgeen gelet op de zeer dichte bebouwing
13
minimaal te noemen is. De klacht is afkomstig van een van de dichtste buren en heeft voornamelijk te maken met geluidshinder afkomstig van een wasplaat met een hogedrukreiniger, waarvan de deuren soms blijven open staan. Recent werd er op deze deur een contact geplaatst waardoor de hogedrukreiniger enkel kan worden gebruikt wanneer de deur gesloten is. Er is vanuit het bedrijf dus duidelijk goodwill om aan de ongemakken van de buur tegemoet te komen voor zover mogelijk. Er kan dus worden aangenomen dat de bestaande inrichting zonder noemenswaardige hinder voor de onmiddellijke omgeving wordt uitgebaat. Geurhinder De omgeving van het bedrijf is zeer sterk bewoond. De productie van chocolade geeft een typische geurhinder naar de omgeving toe. De chocolade geur wordt over het algemeen niet als hinderlijk ervaren. Volgens de exploitant is de belangrijkste geurbron in het productieproces het vermalen van de cacaobonen. De dampen die hier ontstaan worden ontvet in een wastoren. Bij navraag bij de afdeling Milieu-inspectie van LNE blijken er geen geurklachten te bestaan over de chocolade fabriek van Callebaut. Er zijn in het verleden nog geen specifieke maatregelen opgelegd om geurhinder van chocolade te beperken naar de omgeving toe. Bij het plaatsbezoek werd geen geurhinder waargenomen en kon worden vastgesteld dat de inrichting op een uiterst nette manier wordt geëxploiteerd. Uit de resultaten van het openbaar onderzoek blijkt dat er twee opmerkingen zijn met betrekking tot geurhinder, hetgeen gelet op de zeer dichte bebouwing minimaal te noemen is. Eén klacht was er over de specifieke chocoladegeur, afkomstig van de dichtste buur van de maalderij. Een andere klacht was er over mogelijke geurhinder van de WZI, van een eigenaars van een perceel in de omgeving, maar zelf woonachtig te Schoten en Anderlecht. Aangaande de WZI zijn er ook bij het bedrijf geen klachten bekend. Er kan dus worden aangenomen dat de bestaande inrichting zonder noemenswaardige hinder voor de onmiddellijke omgeving wordt uitgebaat. Grondwaterwinning Het betreft een aanvraag tot uitbreiding van een bestaande winning van 330 m³/dag en 90.000 m³/jaar naar 400 m³/dag en 120.000 m³/jaar uit 5 bestaande en 2 nog te boren putten in het Ieperiaan (max. 87.500 m³/jaar – HCOV 0800) en 3 putten in het zand van Mons-en-Pévèle (HCOV 0923) (max. 32.500 m³/jaar). Het aangevraagde debiet stemt overeen met de reële waterbehoefte van het bedrijf. Deze waterbehoefte is de laatste jaren toegenomen, ondermeer omwille van aanzienlijke productie-uitbreidingen, maar ook omwille van het feit dat de chocolade nu gekoeld wordt naar lagere temperaturen (50-55 °C i.p.v. 70-80 °C) De capaciteit van de watervoerende lagen waaruit gepompt wordt (Ieperiaan en Lid van Moen) is relatief beperkt en momenteel zit men met de huidige winningsdebieten per put al zowat aan de maximaal haalbare debieten. Uit de peilmetingen in het Ieperiaan blijkt immers dat het peil in werking nu en dan reeds daalt onder het dak van de laag (te situeren tussen 14 à 18 m-mv; maximum toelaatbaar afpompingspeil conform vorige vergunning: 15 m-mv). Uit de peilmetingen in het Lid van Moen blijkt voornamelijk dat het rustpeil sterk
14
gedaald is (> 13 m sinds de boring !). Het peil "in werking" is in deze laag constant gebleven maar komt ook slechts een 8-tal meter boven de filter uit. Peildalingen onder het dak van de laag en onder de top van de filters zijn ontoelaatbaar omwille van het risico op kwaliteitsdaling en achteruitgang van de winbare debieten. De gevraagde verhoging van het jaardebiet uit het Ieperiaan (+ 30.000 m³/j) is enkel realiseerbaar door het bijboren van een tweetal bijkomende putten (op zo groot mogelijke afstand van de reeds bestaande putten). Tevens dienen de grondwaterpeilen "in werking" en "in rust" goed opgevolgd te worden (bij voorkeur via continue automatische peilmetingen), om het peil "in werking" overal boven het dak van de laag te kunnen houden en om de debieten te kunnen verdelen over de verschillende winningsputten naargelang hun specifieke capaciteiten. Uit de peilmetingen en analyseresultaten blijkt ook dat put 2 (van 35 m diep) via de filter of een kapotte verbuizing meer dan waarschijnlijk zorgt voor een kortsluiting tussen het Kwartair/Formatie van Gent en het Ieperiaan. Deze put dient buiten gebruik gesteld te worden en afgedicht conform de code van goede praktijk. Het bedrijf leverde reeds heel wat inspanningen inzake watersparende maatregelen, zoals ondermeer: - optimalisatie waterbehandeling koeltoren en condensors - gebruik en optimalisatie van een demineralisatiesysteem voor de stoomketels; - installatie spaardouchekoppen. Extra watersparende maatregelen die reeds werden onderzocht maar nog niet geïmplementeerd zijn o.m.: - Plaatsen verzachtingsinstallatie op koeltorens en condensors; - het optimaliseren van de afstelling van de spui-installatie van de stoomketels; - mogelijk hergebruik en buffering effluent waterzuiveringsinstallatie. Ook het gebruik van regenwater werd onderzocht, cfr. "Studie naar de mogelijkheden van regenwaterrecuperatie" (Belconsulting dd. 15 juni 2001). In deze studie wordt besloten dat mits loskoppeling van de regenwaterafvoer van de daken van de rest van de regenwaterafvoer (verhardingen) en de aanleg van een regenwaterberging van 420 m³ er ca. 11.220 m³/jaar regenwater als koelwater zou kunnen gebruikt worden. Hiermee zou ca. 56.000 m³/jaar (!) grondwater bespaard kunnen worden, dit omwille van de veel hogere indikkingsfactor die mogelijk is bij regenwater t.o.v. grondwater. Met het toenmalige bedrag van de grondwaterheffing bleek de noodzakelijke investering evenwel economisch niet haalbaar te zijn. Een actualisatie van deze studie dringt zich op (cfr. invoering laag- en gebiedsfactor bij de grondwaterheffing). Ook dient gekeken of bepaalde voorgestelde investeringen niet goedkoper kunnen (b.v. de voorziene regenwaterberging in inox zou eventueel vervangen kunnen worden door een veel goedkopere berging in kunststof of in beton) en of de in rekening gebrachte baten niet hoger kunnen zijn dan ingeschat (cfr. gerekend met 5 keer hogere indikkingsfactor, terwijl dit 10 tot zelfs 29 keer zou kunnen zijn; quasi geen rekening gehouden met verminderd gebruik anti-kalkmiddel, enz.). Een andere mogelijke alternatieve bron voor het koelwater is het effluent van de WZI van het bedrijf. Bij een ander voedingsbedrijf in Oost-Vlaanderen blijkt
15
het effluent van de biologische zuiveringsinstallatie, bijkomend gezuiverd d.m.v. een zandfilter, immers perfect bruikbaar te zijn als suppletiewater voor de koeltorens (lamellenkoelers). Gelet op het feit dat de capaciteit van de aangesproken watervoerende lagen (Ieperiaan en Lid van Moen) op deze locatie beperkt is en het gebruik van gespannen grondwater als koelwater eerder als een laagwaardige toepassing dient aanzien te worden, dient het bedrijf de nodige inspanningen te leveren om het grondwaterdebiet te beperken. Dit kan door extra watersparende maatregelen te implementeren en door alternatieve waterbronnen aan te spreken (regenwater en/of gezuiverd effluent van de WZI). De vergunningstermijn wordt bij voorkeur beperkt tot 5 jaar. Dit moet het bedrijf toelaten om bijkomend studiewerk uit te voeren en economisch haalbare watersparende maatregelen door te voeren en alternatieve waterbronnen in te zetten. Tot slot dienen omwille van de kwetsbaarheid van de aangesproken watervoerende lagen zowel de opgepompte debieten, als de kwaliteit van het opgepompte grondwater, als de peilen "in rust" en "in werking" nauwlettend opgevolgd te worden. Naar aanleiding van het plaatsbezoek van 3 augustus 2007 van de provinciale milieudeskundige kunnen volgende bijkomende opmerkingen worden gemaakt debietmeting: per put; peilmeting: per put, deels met rechte peilbuis, deels met borrelbuis; afwerking put(ten): OK (staan telkens opgesteld in aparte pompgebouwtjes); waterbehandeling: In functie van gebruik als koelwater en stoom; andere: Het bedrijf overweegt om over te stappen op automatische peilmetingen. In het kader van het advies van de provinciale deskundige grondwater werd de waterbalans van het bedrijf nagezien, werd het effect beoordeeld van de aangevraagde grondwaterwinning op de watervoerende laag (kwantitatief en kwalitatief), alsook op de (natuurlijke) omgeving en op naburige winningen, werden de risico's op zettingen ingeschat, werd de hoogwaardigheid van de toepassingen geëvalueerd samen met de reeds geleverde inspanningen en verdere mogelijkheden inzake watersparende maatregelen en alternatieve waterbevoorrading. Deze beoordeling geeft aanleiding tot het opleggen van bijzondere vergunningsvoorwaarden bovenop de algemene en sectorale vergunningsvoorwaarden. Dit moet de aantasting van de watervoerende laag en de daaruit voortvloeiende hinder en risico's tot een aanvaardbaar niveau herleiden. Opmerking Ter zitting van de PMVC was door de exploitant gevraagd om af te wijken van de maandelijkse metingen in rust omdat ze, met uitzondering van Kerstdag, continu produceren. De buffer van het bedrijf zou niet voldoende zijn om 24u verder te kunnen zonder pompen. Aanvankelijk was door de commissie voorgesteld dat er geschrankt zou worden opgepompt aangezien er uit 2 verschillende lagen wordt opgepompt. Wanneer uit de ene laag wordt gepompt zou er bij de andere gemeten kunnen gemeten worden. Na de zitting van de commissie stelde de VMM- Afd. Water evenwel dat indien men van plan is om een datalogger te plaatsen het interessanter lijkt om over
16
een combinatie van peil-en debietsmetingen te kunnen beschikken dan over 12 metingen in rust. De commissie ging hiermee akkoord en de voorwaarde werd aldus aangepast. Luchtverontreiniging Het bedrijf beschikt over 3 middelgrote stookinstallatie op aardgas en 1 kleine niet ingedeelde stookinstallatie op gasolie. Op 3 middelgrote stookinstallaties zijn emissiemetingen uitgevoerd in 2006. Op de niet ingedeeld kleine stookinstallatie worden geen metingen uitgevoerd. Het betreft bestaande installaties. Uit de meetresultaten blijkt dat er wordt voldaan aan de huidige geldende emissiegrenswaarden tot 31 december 2007 en ook reeds aan de emissievoorwaarden vanaf 1 januari 2008. Mobiliteit
Personeel
Er is geen regelmatig openbaar vervoer naar het continu werkende bedrijf. Het overgrote deel van het personeel (74 %) woont op minder dan 15 km van het bedrijf, 58 % woont op minder dan 10 km en zelfs nog 30 % op minder dan 5 km. Hierdoor hebben veel personeelsleden de mogelijkheid om per fiets te komen werken. Het bedrijf tracht dat te stimuleren. Toch komen ook heel wat personeelsleden met de wagen naar het bedrijf (nachtarbeid). Er zijn 377 parkeerplaatsen voor het personeel aanwezig op het bedrijf. De parkeerplaats zal in de toekomst worden uitgebreid.
Vrachtvervoer
Tijdens de week, op werkdagen en zaterdagen zijn er ongeveer 160 transporten naar het bedrijf. Op zon- en feestdagen zijn er 50 per dag. Op het bedrijfsterrein is er voldoende ruimte voor wachtende- en geparkeerde vrachtwagens. Er zijn geen wachtrijen van vrachtwagens op de openbare weg. Veiligheid De brandblusmiddelen dienen bepaald in overleg met de brandweer en geactualiseerd volgens de huidige nieuwe te hervergunnen toestand. Jaarlijks is er een brandoefening met de brandweer. Het bedrijf heeft een dossier samengesteld waarbij mogelijke explosiegevaren zijn opgespoord. Hierbij is de opslag en het gebruik van gassen onderzocht en ook de opslag van bulkgoederen is onderzocht: suiker, suikervervangers en zetmelen. Er zijn ammoniak detectoren geplaatst in de machinekamers waar de ammoniakinstallaties zijn opgesteld. Er is een detectiesysteem met sirenes en drukknoppen geplaatst. In het aanvraagdossier is ook een bijlage gevoegd voor het bioveiligheidsdossier. De coördinaten van de bioveiligheidscoördinator zijn vermeld. Het laboratorium bevindt zich op de 3° verdieping en heeft een afzonderlijke ingang met sas. De chocolade wordt onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella. Het betreft analyses om de voedselveiligheid en de kwaliteit van de geproduceerde chocolade te controleren. De afvalstoffen worden afzonderlijk behandeld. Voor het laboratorium bestaat een afzonderlijke werkinstructie.
17
Visuele hinder De inrichting beschikt reeds gedeeltelijk over een groenscherm. De eventuele uitbreiding van het groenscherm dient te gebeuren op advies van en in samenspraak met de gemeentelijke milieudienst. Watertoets In deze passage wordt nagegaan of de inrichting gelegen is in een overstromingsgebied en of de inrichting nadelige effecten zou kunnen veroorzaken op het overstromingsrisico voor de omgeving. De watertoets beslaat evenwel een ruimer toepassingsgebied. De afweging van de overige effecten op het aquatisch milieu gebeurt afhankelijk van de noodzaak bij de bespreking van de andere milieuhygiënische aspecten in de daartoe bedoelde ondertitel, o.a. afvalwater, grondwater, bodemverontreiniging… . Deze specifieke afwegingen worden hier niet meer herhaald. De inrichting is gelegen in het 'Denderbekken'. Volgens de overstromingsinformatie op www.geo-vlaanderen.gisvlaanderen.be is de inrichting niet gelegen in een overstromingsgebied of in een risicozone voor overstromingen. Er worden geen wijzigingen aangebracht aan gebouwen, waardoor de effecten van de inrichting op het overstromingsrisico voor de omgeving niet zullen wijzigen. Afwaarts is evenwel wel een overstromingsgebied gelegen. Er wordt wel een nieuwe verharding aangelegd voor een containerpark, maar door het opleggen van een hemelwaterberging conform de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, worden geen wijzigingen van de effecten van de inrichting op het overstromingsrisico voor de omgeving verwacht. Overwegende dat m.b.t. de tijdens het openbaar onderzoek ingediende bezwaren, het volgende kan gesteld worden: De milieuvergunningsaanvraag dient beoordeeld op haar planologische en milieuhygiënische verenigbaarheid. Het al dan niet resulteren van de uitvoering van een milieuvergunningsaanvraag in een waardevermindering van een onroerend goed maakt daar geen onderdeel van uit. Gedurende het openbaar onderzoek werden twee bezwaarschriften ingediend. De argumenten kunnen als volgt samengevat worden: -
Geurhinder: "de geur van chocolade wordt doorgaans als aangenaam ervaren, dit is helemaal niet zo wanneer men dag en nacht deze geuren moet ondergaan"; geurhinder van de waterzuiveringsinstallatie; de éne klacht over de specifieke chocoladegeur is afkomstig van de dichtste buur van de maalderij, hetgeen gelet op de zeer dichte bebouwing minimaal te noemen is; een andere klacht was er over mogelijke geurhinder van de WZI, van een eigenaars van een perceel in de omgeving, maar zelf woonachtig te Schoten en Anderlecht. Aangaande de WZI zijn er ook bij het bedrijf geen klachten bekend; er kan dus worden aangenomen dat de bestaande inrichting zonder noemenswaardige hinder voor de onmiddellijke omgeving wordt uitgebaat;
18
-
Geluidsoverlast; deze klacht is afkomstig van één van de dichtste buren en heeft voornamelijk te maken met geluidshinder afkomstig van een wasplaat met een hogedrukreiniger, waarvan de deuren soms blijven open staan; recent werd er op deze deur een contact geplaatst waardoor de hogedrukreiniger enkel kan worden gebruikt wanneer de deur gesloten is; er is vanuit het bedrijf dus duidelijk goodwill en bereidheid tot overleg om een de ongemakken van de buur tegemoet te komen voor zover mogelijk;
-
Brandgevaar en risico's verbonden aan opslag van gevaarlijke producten; de opslag van gevaarlijke producten gebeurt conform Vlarem; verder wordt de brandweer steeds om advies gevraagd en worden dit advies als een bijzondere voorwaarde aan het vergunningsbesluit gevoegd;
-
Met betrekking tot het gebruik van grondwater wordt gevraagd om een gesloten waterkringloop te voorzien; dit is reeds het geval, het koelwater wordt maximaal hergebruikt, bovendien worden er bijkomend bijzondere voorwaarden in dit verband opgelegd;
-
Vragen met betrekking tot de inrichting met ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde (GGO's) en/of pathogene organismen; in dit dossier gaat het niet op GGO's, maar enkel om een labo dat pathogene organismen moet kunnen opsporen; een courante aangelegenheid in elk voedingsbedrijf, waaraan de nodige voorwaarden en erkenningen verbonden zijn; het labo van Barry Callebaut voldoet aan deze bepalingen;
-
Visuele hinder; ook hier wordt een bijzondere voorwaarde opgelegd om eventuele hinder tot een minimum te beperken;
Overwegende dat de exploitant, overeenkomstig artikel 43 §2. van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning steeds alle maatregelen dient te nemen om schade en hinder te voorkomen; Overwegende dat de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig artikel 20 van het milieuvergunningsdecreet, onverminderd de bepalingen van dezelfde wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten bij het verlenen van een vergunning bijzondere voorwaarden kan opleggen, met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu; Overwegende dat, wat voorafgaat in acht genomen, kan gesteld worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat de gevraagde exploitatie milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar is met de onmiddellijke omgeving; dat bijgevolg de gevraagde vergunning kan worden verleend;
19
besluit: Artikel 1. Aan de nv Barry Callebaut Belgium, Aalstersestraat 122 te 9280 Lebbeke wordt de vergunning verleend voor het verder exploiteren en veranderen van een chocoladeproductiebedrijf aan de Aalstersestraat 122 te 9280 Lebbeke (Wieze), op het perceel, kadastraal bekend onder LEBBEKE AFD 3 (WIEZE), Sectie A, Nr. 958/l, met als voorwerp: Rubrieken: 3.1.1 (3) Lozing bedrijfsafvalwater zonder 2C stoffen in oppervlaktewater, via een KWSafscheider met coalescentiefilter: 12 m³/jaar. 3.6.3.1 (2) Lozing bedrijfsafvalwater met 2C stoffen in oppervlaktewater, na behandeling in de waterzuiveringsinstallatie, < 50 m³/uur: 12 m³/uur – 288 m³/dag - 69.120 m³/jaar. 12.2.1 (3) 3 Hoogspanningstransformatoren: 2 x 800 kVA en 1 x 1.000 kVA. 12.2.2 (2) 8 Hoogspanningstransformatoren: 1 x 1.250 kVA, 3 x 1.600 kVA en 4 x 2.500 kVA. 12.3.2 (2) Vaste batterijen: 34 laders met een totaal vermogen van 67,42 kW. 15.1.2 (2) Standplaats voor 34 bedrijfsvoertuigen. 16.3.1 (2) Compressoren: 375 kW, koelinstallaties: 874 kW en airco’s: 172 kW, met een totaal vermogen van: 1.421 kW. 16.7.2 (2) Opslagplaatsen voor gassen in verplaatsbare recipiënten: 2.665 liter. 16.8.3 (1) Opslag van 66.200 liter stikstof (N2) in 2 vaste tanks van resp. 5.000 liter en 61.200 liter. 17.3.3.2.a (2) Opslag van 12.560 kg C/Xi/Xn/O-stoffen. 17.3.4.1a (3) Opslag van 100 liter P1-producten: aroma’s. 17.3.5.1 (3) Opslag van 300 liter P2-producten: aroma’s. 17.3.6.1.b (3) Opslag van 9.260 liter P3-producten: 8.000 l in tanks en 1.260 liter in recipiënten. 17.3.7.1 (3) Opslag van 15.360 liter P4-producten. 17.3.9.1 (3) Verdeelslang voor diesel voor motorvoertuigen: 1 slang.
20
17.4 (3) Klein verpakking gevaarlijke stoffen: 2.310 liter en 80 kg PMGE. 19.3.1.a (3) Houtbewerking schrijnwerkerij: met een totaal vermogen van 33,20 kW. 19.6.1.a (3) Houtopslag in een lokaal: 42,5 ton houten paletten. 23.2.1.a (3) Verpakkingsmachines – zakkenvormers met een totaalvermogen van 9,31 kW. 23.3.1.a (3) Opslag 17 ton kunststoffen verpakkingsmateriaal in een lokaal. 24.4 (3) 2 Laboratoria. 29.5.2.1.a (3) Onderhoudswerkplaats voor het behandelen van metalen met een totaal geïnstalleerd vermogen van 140,30 kW. 29.5.7.1.a.1 (3) Ontvettingsbad met een inhoud van 47 liter. 31.1.1a (3) Dieselgroep van 95 kW. 33.4 (2) Opslag 30 ton papier en karton in een lokaal. 39.1.3 (1) Stoomketels: 3 x 9.700 liter waterinhoud, totaal 29.100 liter. 39.2.2 (2) Stoomvaten: 1 x 500 liter en 1 x 5.000 liter, totaal 5.500 liter. 39.4.1 (3) Autoclaven: 2 x 99 liter en 1 x 19 liter. 43.1.3 (1) 4 Stookinstallaties op aardgas met een totaal vermogen van 8.323 kW th. 45.8.3 (1) Bereiding van voedingsproducten op basis van chocolade met een totaal geïnstalleerd vermogen van 21.535,64 kW. 45.13.d.3 (1) Cacao-, noten- en korrelafdeling met een totaal geïnstalleerd vermogen van 3.474 kW. 45.16.2 (1, X) Chocolade fabriek met een productiecapaciteit van 900 ton/dag. 51.2.1 (1) Bacteriologisch laboratorium: risico niveau 2.
21
53.8.3 (1) Grondwaterwinning met een maximaal opgepompt debiet van 400 m³/dag en 120.000 m³/jaar uit 10 putten: - 87.500 m³/jaar 7 putten (5 bestaande en 2 nog te boren putten) met een diepte van ca. 24-35 m (Ieperiaan, HCOV-code 0800) - 32.500 m³/jaar 3 putten met een diepte van ca. 90 m (HCOV 0923-zand van Mons-en-Pévèle). Art. 2. - De milieuvergunning wordt verleend voor een termijn van 20 jaar, te rekenen vanaf de datum van onderhavig besluit. - De grondwaterwinning wordt vergund voor een termijn van 5 jaar, te rekenen vanaf de datum van onderhavig besluit. Art. 3. Deze milieuvergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende uitbatingsvoorwaarden: §1. Algemene milieuvoorwaarden 1. 2. 3. 4. 5.
VLAREM.V01: Algemene milieuvoorwaarden - Algemeen VLAREM.V02: Algemene milieuvoorwaarden - Geluid VLAREM.V03: Algemene milieuvoorwaarden - Oppervlaktewater VLAREM.V05: Algemene milieuvoorwaarden - Lucht VLAREM.V109 – Algemene milieuvoorwaarden – licht
§2. Sectorale milieuvoorwaarden 6.
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
VLAREM.V26 – Bedrijfsafvalwaters Bijlage 5.3.2. – 52°, a: vloeibare Kollwaterstoffen Bijlage 5.3.2. – 57°, a: zetmeel VLAREM.V35 – Elektriciteit VLAREM.V37 – Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen VLAREM.V38 – Gassen – gemeenschappelijke bepalingen VLAREM.V40 – Gassen – installaties voor het fysisch behandelen van gassen onder andere koelinstallaties, compressoren VLAREM.V44 – Gassen – opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten VLAREM.V45 - Gassen – opslag in vaste reservoirs voor samengeperste vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen VLAREM.V46A – Opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen VLAREM.V46B - Opslag van gevaarlijke producten – opslag van gevaarlijke vloeistoffen in ondergrondse houders VLAREM.V46C - Opslag van gevaarlijke producten – opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders VLAREM.V57 - Opslag van gevaarlijke producten – Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen VLAREM.V59 – Hout – algemene bepalingen VLAREM.V63 – Kunststoffen VLAREM.V67 – Metalen VLAREM.V69 - Motoren met inwendige verbranding VLAREM.V77 – Papier VLAREM.V81 – Stoomtoestellen VLAREM.V83 - Voedingsnijverheid en -handel – Algemene bepalingen VLAREM.V92 – Biotechnologie
22
25. VLAREM.V93 - Winning van grondwater 26. VLAREM.V107A - Niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen - Algemene bepalingen en Immissiecontroleprocedures 27. VLAREM.V107C - Niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen - Stookinstallaties, met uitzondering van gasturbines en stoom- en gasturbine-installaties – Middelgrote stookinstallaties §3. Bijzondere milieuvoorwaarden 28.M.b.t. het lozen van het bedrijfsafvalwater a) In afwijking en/of ter aanvulling van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden mogen de volgende emissiegrenswaarden niet worden overschreden: parameter BZV CZV Ntot Ptot ZS AOX Anionische detergenten CCl4 extraheerbare stoffen
norm 25 mg/l 125 mg/l 15 mg/l 2 mg/l 60 mg/l 0.2 mg/l 0.5 mg/l 5 mg/l
b) De overige aangevraagde parameters worden beperkt tot de concentraties opgenomen in het kwaliteitsobjectief van het ontvangende oppervlaktewater of bij ontstentenis daarvan tot maximaal 10 maal de waarnemingsdrempel van de meetmethode. c) De overige niet aangevraagde parameters mogen slechts geloosd worden in concentraties beneden de kwaliteitsdoelstelling van het ontvangende oppervlaktewater. d) Het bedrijf dient te beschikken over een controle inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit en kwantiteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water; overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van Vlarem I; e) Het bedrijf dient een meetprogramma uit te voeren overeenkomstig art. 4.2.5.3.1. van Vlarem II. De niet vermelde parameters in bijlage 4.2.5.2. van Vlarem II dienen driemaandelijks bepaald te worden. f) Het bedrijf dient te voorzien in een incident-plan om de verontreiniging van hemelwater te voorkomen. Rioolafdekkingen of afdichtmatten dienen minimaal voorzien te worden. 29.M.b.t. de noodaansluiting Een verzegelde noodaansluiting moet worden gerealiseerd op de riolering zodat in geval van calamiteit of bij het optreden van een ernstige storing in de werking van de zuiveringsinstallatie het afvalwater niet of onvoldoende gezuiverd in het oppervlaktewater (Oude Dender) terechtkomt. De noodaansluiting op de riolering moet verzegeld zijn en kan pas in werking gesteld worden, wanneer er zich een incident voordoet en na voorafgaande verwittiging van Aquafin en Milieuinspectie (conform art. 4.1.3.4. van Vlarem II). De duur van de werking is beperkt tot de tijd die het bedrijf nodig heeft om op een ecologische en economische verantwoorde manier deze lozing stop te zetten.
23
30.M.b.t. de opvang, gebruik, buffering en infiltratie van hemelwater a) Het niet verontreinigde hemelwater van de daken 28.300 m² dient aangewend te worden als koelwater (13.000 m³). Het overige niet-verontreinigde hemelwater dient gebufferd te worden binnen de inrichting, waarbij de capaciteit van de buffering minimaal 100 m³/ha verhard oppervlak is met een ledigingsdebiet van maximaal 10L/s/ha en waarbij de lediging op de RWA-leiding/oppervlaktewater is aangesloten. Een minimale buffer met vertraagde afvoer van 445 m³ dient voorzien te worden. b) De mogelijkheid tot infiltratie dient overwogen te worden. 31.M.b.t. het gebruik van een KWS-afscheider a) De KWS-afscheider dient regelmatig gereinigd te worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen dienen opgehaald door daartoe erkende ophaler. b) De KWS-afscheider dient voldoende gedimensioneerd en voorzien van een automatische afsluiter. 32.M.b.t. visuele hinder Tijdens het eerstvolgende plantseizoen dient in overleg met en volgens de richtlijnen van het gemeentebestuur een winterharde en landschappelijk geïntegreerde groenaanleg gerealiseerd. Deze aanplant moet voldoende dicht zijn van structuur en bestaan uit streekeigen hoogstammige bomen, struiken en heesters. 33. M.b.t. de werktijden In tegenstelling tot de mogelijke beperking van de exploitatie-uren in de sectorale voorwaarden mag de inrichting 24 uur op 24 uur worden geëxploiteerd. 34. M.b.t. de brandveiligheid Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. 35.M.b.t. de opslag en verwerking van afvalstoffen a) De constructie van de ruimten waar afvalstoffen tijdelijk zijn opgestapeld is zodanig dat accidenteel uit bepaalde recipiënten ontsnappende vloeistoffen, morsvloeistoffen en uitlogingen op een bevloering terechtkomen, die voorzien is van opvanggoten en vervolgens naar één of meerdere opvangputten kunnen geleid worden. b) Het is verboden afvalstoffen in brand te steken of te verwijderen door lozing. c) Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen anders dan door afvoer naar erkende resp. vergunde ophalers en verwerkers van afvalstoffen. 36.M.b.t stationair draaien van motoren Om geluidshinder en luchtverontreiniging te voorkomen, moeten de motoren van de bedrijfsvoertuigen tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties stilgelegd worden, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d.. 37.M.b.t. de tankbeurten Tijdens het tanken moeten de nodige voorzorgen worden getroffen om morsen te voorkomen waarbij de nodige absorptiemiddelen moeten voorradig zijn om gemorste vloeistoffen te neutraliseren zodat bodem- en grondwaterverontreiniging wordt vermeden.
24
38.M.b.t. een grondwaterwinning a) In afwijking van artikel 5.53.2.2 moet in de winningsput een rechte peilbuis worden voorzien, met een diameter van minstens 25 mm, waarin een peillood of logger kan neergelaten worden voor het meten van het grondwaterpeil. b) In afwijking van artikel 5.53.4.6 dient elke winningsput en de wettelijk verplichte peilput uitgerust te worden met een datalogger die elke dag het peil en het debiet in de voorbije dag registreert. De debiets- en peilregistraties dienen op hetzelfde ogenblik plaats te vinden. De winningsputten dienen minstens één keer per jaar allemaal tegelijkertijd gedurende minstens 24u stilgelegd te worden. Er dient een peilmeting uitgevoerd te worden net voor de winning heropgestart wordt. Dit is de jaarlijks verplichte peilmeting "in rust". c) De peil- en debietsmetingen worden jaarlijks in digitale vorm toegevoegd aan de rapportering voor het Integraal Milieujaarverslag (IMJV).In toepassing van artikel 5.53.4.3. mag het grondwaterpeil in de winningsputten in geen geval dalen onder het dak van de laag/top van de filters. Het maximaal toelaatbaar afpompingsniveau in de winningsputten van 25 à 35 m bedraagt 15 m-mv (= 15 m onder het maaiveld of -5 mTAW) en het maximaal toelaatbaar afpompingsniveau in de winningsputten van 90 m bedraagt 60 m-mv (= 60 m onder het maaiveld of -50 mTAW); er dient vermeden te worden dat het peil in de put onder dit niveau daalt; daarvoor zijn er 3 mogelijkheden, nl: a) de pomp wordt boven voormeld niveau opgehangen; b) er wordt een afslagmechanisme voorzien dat de pomp stillegt wanneer voormeld niveau bereikt wordt; c) het debiet van de pomp wordt zo geregeld dat het peil "in werking" boven voormeld niveau blijft. d) In afwijking van artikel 5.53.4.5 van VLAREM II moet de kwaliteit van het opgepompte ruwe grondwater (d.i. vóór de waterbehandeling) minstens 1 x per jaar worden geanalyseerd op de volgende parameters: pH, elektrische geleidbaarheid (in µS/cm), temperatuur, totale hardheid (in °F), tijdelijke hardheid (in °F), alkaliniteit t.o.v. methyloranje, alkaliniteit t.o.v. fenolftaleïne, en tevens minstens de volgende ionen (in mg/l): Anionen :
Kationen :
SO42-
NO3-
PO43-
OH-
NO2-
Cl-
CO32-
HCO3-
Ca2+
Na+
NH4+
Fe2+
K+
Mg2+
Mn2+
Fe3+
F-
De ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn; d.w.z. dat de fout op de ionenbalans maximum 5% mag bedragen. Deze fout kan als volgt berekend worden: (kationentotaal – anionentotaal) / (kationentotaal + anionentotaal) < 0,05. Deze analyses dienen bovendien aangevuld te worden met een onderzoek inzake de bacteriologische kwaliteit op volgende parameters: totale kiemen bij 37°C/ml, totale colibacteriën/100ml, fecale colibacteriën/100ml, fecale streptokokken/100ml. e) Om te vermijden dat het peil in werking onder de top van de filters / onder het dak van de laag daalt moeten de opgepompte debieten voldoende gespreid worden over de verschillende winningsputten.
25
f)
Om verontreiniging van de watervoerende laag te vermijden dienen de winningsputten bovenaan steeds goed te worden afgesloten. In het bijzonder dient vermeden te worden dat verontreiniging, insijpelend regenwater, oppervlaktewater of ondiep grondwater van bovenaf in de winningsputten terechtkomt. g) Het bedrijf dient een studie uit te voeren inzake de beperking van het gebruik van grondwater; in deze studie dient te worden onderzocht welke waterbesparingen nog kunnen doorgevoerd worden, dient een actualisatie gemaakt te worden van de regenwaterstudie uit 2001 en dient onderzocht of het effluent van de WZI al dan niet mits bijkomende zuivering (b.v. zandfiltratie) kan gebruikt worden als suppletiewater voor de koeltorens; deze studie dient ten laatste 2 jaar na de vergunningsdatum te worden overgemaakt aan de VMM Afdeling Water te Gent en het provinciebestuur Oost-Vlaanderen. h) Winningsput 2 (van 35 m diep) dient buiten gebruik gesteld te worden omdat deze put wellicht via de filter een verbinding vormt tussen twee watervoerende lagen, namelijk tussen de lagen die gevormd worden door enerzijds het Kwartair/Formatie van Gent en anderzijds het Ieperiaan. Een dergelijke kortsluiting van watervoerende lagen is volgens VLAREM II uitdrukkelijk verboden (cfr. art. 5.53.2.1: “... Het is verboden om verschillende watervoerende lagen met elkaar in verbinding te brengen ...”). Deze winningsput dient te worden afgedekt en opgevuld conform de bepalingen van afdeling 5.53.5. van VLAREM II. i) Bij het boren of herboren van winningsputten van 25 à 35 m diep mag de pomp niet dieper hangen dan 15 m-mv en moet de top van de filter minstens 15 m diep zitten. Bij het boren of herboren van winningsputten van 90 m diep mag de pomp niet dieper hangen dan 60 m-mv en moet de top van de filter minstens 60 m diep zitten. Art. 4. De volgende lopende vergunning worden opgeheven:
ARAB-vergunningen: - Besluit van de Bestendige Deputatie van 1 juni 1988 (tot en met 31 augustus 2008): exploiteren van een chocoladefabriek; - Besluit van de Bestendige Deputatie van 20 januari 1988 (tot en met 31 augustus 2011): reactorautoclaaf (nr. 2582); - Besluit van de Bestendige Deputatie van 6 januari 1989 (tot en met 31 augustus 2011): stoomvat (nr. 2850); - Besluit van de Bestendige Deputatie van 29 juni 1989 (tot en met 31 augustus 2011): stoomketel (nr. 2580); - Besluit van de Bestendige Deputatie van 15 maart 1990 (tot en met 31 mei 2008): houder voor vloeibare stikstof (5.000 l); - Besluit van de Bestendige Deputatie van 25 mei 1992 (tot en met 31 augustus 2011): stoomvat (nr. 5761).
Milieuvergunningen: - Besluit van de Bestendige Deputatie van 14 december 1995 (tot en met 31 augustus 2008): uitbreiding met afvalwaterzuivering, lozing van afvalwater en opslag producten.
26
- Besluit van de Bestendige Deputatie van 14 augustus 2000 (tot en met 31 mei 2008): grondwaterwinning met een maximaal opgepompt debiet van 330 m³/dag en 90.000 m³/jaar uit acht putten: - 3 putten van 90 m (Formatie van Kortrijk, Lid van Moen) met een maximaal opgepompt debiet van 32.500 m³/jaar; - 5 putten van 24 m tot 35 m (Formatie van Tielt, Lid van Egem en Lid van Kortemark). weigering uitbreiding debiet tot 400 m³/dag en 120.000 m³/jaar. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 21 oktober 2004 (tot en met 31 augustus 2008): uitbreiding met een nieuwe chocoladelijnpoederinstallatie, glycolgroep en stikstoftank.
Meldingen: - Besluit van de Bestendige Deputatie van 13 juli 2006 (tot en met 31 augustus 2008): uitbreiding met een vormlijn en een transformator; wijziging door vervanging van compressoren;
Art. 5. §1. De in artikel 1 vergunde inrichting dient uiterlijk in gebruik te worden genomen binnen een termijn van 3 jaar, te rekenen vanaf de datum van onderhavige milieuvergunning. §2. In de mate dat voor de inrichting, die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. De aanvangsdatum van de vergunningstermijn van onderstaande milieuvergunning wordt verdaagd tot de dag dat deze stedenbouwkundige vergunning definitief verleend is. De exploitant dient de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning werd verleend bij ter post aangetekende zending mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend. §3. Wordt de in §2. bedoelde stedenbouwkundige vergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg. Art. 6. Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Art. 7. §1. Een bijkomende vergunning moet worden aangevraagd voor elke verandering van de vergunde inrichting. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant, dient uiterlijk tien kalenderdagen voor de datum van overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, tussen de achttiende en de twaalfde maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.
27
Art. 8. Een eensluidend verklaard afschrift van deze beslissing zal, samen met het attest inzake de datum van de verzending, verzonden worden aan: - de exploitant; - het College van Burgemeester en Schepenen van Lebbeke; - de Provinciale Milieuvergunningscommissie; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst Oost-Vlaanderen; - het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling Water; - het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen; - het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid, Buitendienst Oost-Vlaanderen; - het Vlaams Energieagentschap; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieu-inspectie dienst Oost-Vlaanderen; - de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; - het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij; - de Federale Overheidsdienst, Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; - de nv Aquafin; - het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk; Een soortgelijk afschrift wordt verzonden aan de bevoegde Burgemeester met de opdracht de beslissing bekend te maken, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Art. 9. Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig de modaliteiten en de termijnen beschreven in het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (aangetekende brief binnen de 30 kalenderdagen na de betekening van deze beslissing), mits betaling van de voorgeschreven dossiertaks, beroep worden ingediend bij de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door de Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, p/a Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel. Gent, 20 september 2007 namens de Deputatie: de Provinciegriffier
de Gouverneur-Voorzitter
get. Albert De Smet
get. André Denys Voor eensluidend afschrift, Namens de Provinciegriffier, De gemachtigde Ambtenaar,
Raf Barzeele dienstchef