8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter
Alexander Vercamer, Frans Van Gaeveren, Carina Van Cauter, leden
Johan Beke, toegevoegd lid, Albert De Smet, provinciegriffier
Besluit van de Bestendige Deputatie referte betreft verslaggever
082/45017/145/1/A/1/WV/GG NV NOLLENS KRUISHOUTEM mevrouw Carina Van Cauter
Besluit van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad, houdende het verlenen van de vergunning aan de nv Nollens, Joannes Huyslaan, 5 te 8790 te Waregem voor het uitbreiden van een vleesuitsnijderij tot een pluimveeslachterij en aanhorigheden gelegen op de percelen kadastraal bekend onder KRUISHOUTEM, Afd. 1, Sectie C, perceelnrs. 685/d en 685e, aan de Industriezone, 5 te 9770 Kruishoutem.
De Bestendige Deputatie, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, 12 december 1990, 21 december 1990, 22 december 1993, 21 december 1994, 8 juli 1996, 21 oktober 1997, 11 mei 1999, 18 mei 1999, 3 maart 2000, 9 maart 2001, 21 december 2001, 18 december 2002, 16 januari 2003 en 6 februari 2004; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering, houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I), gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 februari 1992, 28 oktober 1992, 27 april 1994, 1 juni 1995, 26 juni 1996, 22 oktober 1996, 12 januari 1999, 15 juni 1999, 29 september 2000, 20 april 2001, 13 juli 2001, 7 september 2001, 5 oktober 2001, 31 mei 2002, 19 september 2003, 28 november 2003, 5 december 2003, 12 december 2003, 9 januari 2004, 6 februari 2004, 14 mei 2004, 14 juli 2004, 14 februari 2005 en 3 juni 2005; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 september 1995, 23 juni 1996, 3 juni 1997, 17 december 1997, 24 maart 1998, 6 oktober 1998, 19 januari 1999, 15 juni 1999, 3 maart 2000, 17 maart 2000, 17 juli 2000, 19 januari 2001, 20 april 2001, 13 juli 2001, 7 september 2001, 18 januari 2002, 25 januari 2002, 31 mei 2002, 14 maart 2003, 21 maart 2003, 19 septem
2
2
2
2
2 2
2
2
3
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l). 2 2
2 2
2
2
4
5
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l). 2 2
2
6
7
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l).
2
8
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l).
9
10
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l).
11
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l).
12
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l).
13
14
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l).
15
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l). -
-
16
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l). -
17
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l). -
18
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l). -
-
19
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l). -
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l).
20
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l).
2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l). Gelet op het gunstig advies van 19 mei 2005 van de Afdeling Water van de Administratie Milieu, Natuur, Land- en Waterbeheer van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur (afgekort AMINAL-WATER) voor een termijn tot en met 17 februari 2022, onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoor-waarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden (lozingsparameters: Ntot : 15 mg/l; Ptot : 2 mg/l; As : 0,005 mg/l; Ag : 0,001 mg/l; Cr : 0,005 mg/l; Zn : 1,2 mg/l; Cu: 0,1 mg/l; Cd : 0,001 mg/l; Pb: 0,3 mg/l; Hg : 0,001 mg/l; Ni : 0,05 mg/l). Gelet op het gunstig advies van 23 maart 2005 van de Afdeling voor Ruimtelijke Ordening van de Administratie voor Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg van het Departement van Leefmilieu en Infrastructuur (afgekort AROHM); dat de bedrijvigheid vanuit stedenbouwkundig oogpunt in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen (gebied voor milieubelastende industrieën) voor zover ze in vergund geachte gebouwen/constructies of op vergund geachte verhardingen gebeurt en ze niet gepaard gaat met zonevreemde uitbreidingen buiten het kader van deze omschreven in artikel 145 bis 4° 'n 5° van het decreet op de ruimtelijke ordening;
21
Gelet op het gunstig advies van 28 april 2005 van de Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg van de Administratie Gezondheidszorg van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (afgekort Gezondheidszorg) voor een termijn tot einde milieuver-gunning: 18 februari 2022;; Gelet op het gunstig advies van 29 april 2005 van de Vlaamse Milieumaatschappij (afgekort VMM) voor voor de lozing van 40 m³/uur en 400 m³/dag bedrijfsafvalwater in de RWA-leiding van het gescheiden stelsel van Industriezone, mits voldaan is aan de algemene voorwaarden en de sectorale voorwaarden Slachthuizen (°37a) voor lozing in oppervlaktewater en een aantal bijzondere voorwaarden (lozingsparameters (BZV: 20 mg/l; CZV: 125 mg/l (BBT); ZS: 60 mg/l; Ntot: 15 mg/l; Ptot: 2 mg/l; Zn: 1.2 mg/l; Cu: 0.1 mg/l; Pb: 0.3 mg/l; Hg: 0.001 mg/l), controle-inrichting, analyseresultaten, RWAaansluiting, noodaansluiting); dat de VMM de ambtshalve schrapping van de aangevraagde rubrieken: 3.3 en 3.4.1 adviseert; Gelet op het gunstig advies van 20 mei 2005 van de provinciale grondwaterdeskundige voor een grondwaterwinning met een debiet van 400 m³/dag en 100.000 m³/jaar uit 10 putten van 10 m diep en 1 put van drainagewater van 3 m diep die water onttrekken uit het Kwartair (HCOV 0163), voor een termijn tot einde milieuvergunning, zijnde 17 februari 2022, onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden; Gelet op het gunstig advies van 24 mei 2005 van de provinciale milieudeskundige voor een termijn tot en met 17 februari 2022, dit is de vervaldatum van de basisvergunning, onder de door hem gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden; Gelet dat de Provinciale Milieuvergunningscommissie stelt dat met deze voorliggende aanvraag het uitbreiden van een vergunde vleesuitsnijderij tot een pluimveeslachterij en aanhorigheden en met een slachtcapaciteit van 120.000 dieren per dag beoogd wordt; dat de VMM in haar advies naar de BBT-EMIS-studie voor de slachthuissector verwijst; dat uit deze studie blijkt dat een CZV-concentratie van 125 mg/l haalbaar geacht wordt; dat de milieucoördinator bij het plaatsbezoek van de provinciale milieudeskundige meldde dat deze CZV norm moeilijk te halen zal zijn door het groot percentage aan recuperatiewater dat voorzien wordt én de vele waterbesparende maatregelen die het bedrijf reeds neemt (verbruik 3 l/kip t.o.v. 16,5l/kip volgens de BBT); dat hij daarom vraagt om vuilvrachten op te nemen in de voorwaarden; dat tijdens het openbaar onderzoek één bezwaar ingediend werd; dat de argumenten deels gegrond zijn en deels ze kunnen ondervangen worden door het opleggen van passende voorwaarden; dat het bedrijf gelegen is in een gebied voor milieubelastende industrie, bestemming waarmee de inrichting planologisch verenigbaar is; dat het bedrijf inspanningen doet om water te hergebruiken; dat daardoor bepaalde concentraties in het afvalwater verhogen, aldus de milieudeskundige;
22
dat de VMM opmerkt dat in een andere inrichting van de exploitant de normen wel gehaald worden; dat over de huidige inrichting tal van meldingen van illegale lozingen zijn; dat er geen bevestiging van het hergebruik van het water is; dat de commissie de vertegenwoordiging van het bedrijf hoort die kennis neemt van de vaststellingen van de commissie en die er niets aan toe te voegen heeft; dat mits het naleven van de opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden de kans op hinder voor mens en milieu tot een minimum beperktis; Gelet op het gunstig advies van 31 mei 2005 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (afgekort PMVC) voor een termijn tot en met 17 februari 2022, dit is de vervaldatum van de basisvergunning, onder de door de provinciale milieudeskundige gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden; Gelet op de beslissing van 21 april 2005 van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad om de behandelingstermijn van de milieuvergunning te verlengen; Overwegende dat de inrichting volgens het gewestplan ‘Oudenaarde‘ gelegen is in een gebied voor milieubelastende industrie, op een afstand van ca. 400 m van een natuurgebied en op ca. 1.000 m van een woongebied, ander dan woongebied met landelijk karakter; dat het bedrijf gesitueerd is in de Industriezone van Kruishoutem; dat het omringd is door andere bedrijven (o.a. Beaulieu) uit deze zone; dat met de voorliggende aanvraag de vestiging Nollens II betreft, een inrichting die in 2002 in gebruik genomen werd en tot op heden als hoofdactiviteit frigo- en diepvriesopslag van verpakt kippenvlees had, komende van de andere vestiging, Nollens I aan de Karreweg; dat Nollens II ook vergund is voor het versnijden van vlees en een aantal aanverwante inrichtingen, maar deze nog niet in gebruik genomen werden; dat met de voorliggende aanvraag beoogd wordt de inrichting uit te breiden tot een volwaardige pluimveeslachterij, vergelijkbaar met de vestiging in de Karreweg; dat de hoofdactiviteit van Nollens II zich dus eveneens zal toespitsen op het slachten, panklaar maken en versnijden van kippen en kippenvlees; dat gekoppeld aan deze hoofdactiviteit een aantal nevenactiviteiten voorzien worden zoals het oppompen van grondwater en de zuivering van de afvalwaters in een nieuwe zuiveringsinstallatie; dat wegens de uitbreiding Nollens een klasse 1 bedrijf én een GBPV-bedrijf wordt; dat er maximaal 60 werknemers tewerkgesteld worden en er een externe milieucoördinator aangesteld is; Overwegende dat de ligging van de inrichting in een gebied voor milieubelastende industrie in overeenstemming is met de bepalingen van het KB van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de gewestplannen; Overwegende dat als afvalstoffen onderscheiden worden: pluimen, bloed, slachtafval, hoogrisicomateriaal (HRM), slib en verpakkingsmateriaal;
23
dat de pluimen opgeslagen worden in een afgesloten ruimte en 2 maal per slachtdag opgehaald worden door de firma “Plumes”; dat het bloed opgeslagen wordt in een gekoelde bloedtank en regelmatig opgehaald wordt door de firma “Rendac”; dat het slachtafval en het HRM opgeslagen worden in een gekoelde ruimte en regelmatig opgehaald worden door de firma “Rendac”; dat poten en koppen droog getransporteerd worden; dat het slib van de waterzuivering opgehaald wordt door de firma “Sobry” en het verpakkingsmateriaal door de firma “Sonneville”; Overwegende dat op huidig ogenblik de lozing van hemelwater op oppervlaktewater nl. een aanpalende gracht, vergund is en de lozing van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater op de DWA-openbare riool van Industriezone; dat met de voorliggende aanvraag een lozing gevraagd wordt van 40 m³/uur en 400 m³/dag bedrijfsafvawater met 2C stoffen via een waterzuiveringsinstallatie (WZI); dat het huishoudelijk afvalwater samen met het bedrijfsafvalwater van de slachterij en versnijderij én het afvalwater van de bijhorende sanitaire ruimten in de WZI zal behandeld worden; dat bijgevolg overeenkomstig Art. 4.2.1.2. van Vlarem II de integrale afvalwaterstroom als bedrijfsafvalwater gecatalogeerd wordt; dat hierdoor de rubrieken 3.3, 3.4 ambtshalve uit de huidig geldende vergunning geschrapt kunnen worden; dat op basis van de verwachte zuiveringsresultaten volgende N-paramaters van de afvalwaterheffing berekend werden:N1: 271; N2: 872;N3: 212; dat op basis van deze karakteristieken het bedrijf vermoedelijk één of meer van de in de omzendbrief vermelde forfaitair vastgestelde N-drempel(s) - berekend op basis van de decretaal vastgestelde heffingenformule – zal overschrijden: N2 (indicator voor impact van zware metalen) > 200; en dus voor deze parameters als relevant bedrijf dient omschreven - hierna P-bedrijf genoemd - dat in beginsel zelf dient in te staan voor de zuivering van het geproduceerde afvalwater en de afvoer van het gezuiverde effluent naar een geschikt oppervlaktewater; dat de lozing voorzien wordt op de RWA-leiding van het gescheiden rioolstelsel op het industrieterrein; dat het water eerst voorgezuiverd wordt in een fysisch-chemische zuiveringsinstallatie; dat via een buffertank het afvalwater nadien naar de biologietank gepompt wordt; dat na beluchting en bezinking het gezuiverde water naar een buffer voor recuperatiewater gepompt wordt; dat de overloop verbonden is met de venturimeetgoot voor het lozingspunt; dat via het gescheiden rioleringsstelsel geloosd wordt in de Zaubeek, met als doelstelling basiskwaliteit; dat er een verbruik van 600 m³ per dag vooropgesteld wordt, waarvan 400 m³ te lozen en 200 m³ te hergebruiken; dat er voorzien wordt dat de sectorale lozingsvoorwaarden van bedrijfsafvalwater op oppervlaktewater voor de sector pluimveeslachterijen gehaald worden, nl. - BZV : 20 mg/l; - CZV : 200 mg/l; - ZS : 60 mg/l; dat de VMM in haar advies verwijst naar de BBT-EMIS-studie voor de slachthuissector; dat uit deze studie blijkt dat een CZV-concentratie van 125 mg/l haalbaar geacht wordt; dat dit ook uit de analyseresultaten van andere bedrijven uit de sector blijkt; dat zowel VLAREM als het Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen als uitgangspunten het toepassen van BBT en het halen van de milieukwaliteitsnormen voorschrijven; dat bij het plaatsbezoek van de provinciale milieudeskundige de milieucoördinator meldde dat de CZV norm moeilijk te halen zal zijn door het groot percentage aan recuperatiewater dat
24
gebruikt wordt (400 m³/dag lozen – 200 m³/dag hergebruik) én de vele waterbesparende maatregelen die het bedrijf reeds neemt (verbruik 3 l/kip t.o.v. 16,5 l/kip volgens de BBT); dat hij daarom vraagt daarom om vuilvrachten op te nemen in de voorwaarden; dat verder volgende lozingsparameters als haalbaar vooropgesteld worden: - Ntot : 15 mg/l; - Ptot : 2 mg/l; - As : 0,005 mg/l; - Ag : 0,001 mg/l; - Cr : 0,005 mg/l; - Zn : 1,2 mg/l; - Cu: 0,1 mg/l; - Cd : 0,001 mg/l; - Pb: 0,3 mg/l; - Hg : 0,001 mg/l; - Ni : 0,05 mg/l; dat deze waarden aanvaardbaar zijn als emissiegrenswaarden; dat wat calamiteiten betreft er geen speciale voorzieningen ten aanzien van het afvalwater voorzien zijn; dat het wel noodzakelijk is om een noodaansluiting te voorzien op de collector of riolering zodat, in geval van calamiteit, het afvalwater niet ongezuiverd in oppervlaktewater terechtkomt, waardoor de kwaliteit ernstig in gedrang gebracht zou worden; dat het bedrijf ook kan kiezen voor het aanleggen van een bufferbekken (met een capaciteit van minimum 24 uur) i.p.v. deze noodaansluiting; Overwegende dat de reinigings- en waterbehandelingsproducten in een afzonderlijk lokaal opgeslagen worden en dit lokaal uitgevoerd wordt conform de Vlarem regelgeving; dat het tanken op een betonnen ondergrond gebeurt en de exploitant de nodige absorptiemiddelen dient te voorzien om eventuele morsvloeistoffen op te ruimen; dat het hele bedrijf voorzien is van een vloeistofdichte bevloering, waardoor de kans op bodem- en grondwaterverontreiniging tot het aanvaardbare beperkt wordt; Overwegende dat wegens de ligging in een industriezone, op aanzienlijke afstand van woonzones, dit aspect niet als potentieel problematisch aanzien wordt; dat het vervoer de inrichting kan bereiken vanaf de E 17 zonder woonkernen te doorkruisen; dat alle toestellen binnen geplaatst zijn op uitzondering van de condensors van de koelinstallatie; Overwegende dat aangezien het bedrijf als GPBV-inrichting ingedeeld wordt (meer dan 50 ton per dag geslachte dieren) ook dit aspect geëvalueerd wordt; dat om het energieverbruik te beperken er warmte zal gerecupereerd worden van de koelinstallatie; dat deze warmte via een warmtewisselaar zal, gebruikt worden in het productieproces: opwarmen van de broeibakken, voorverwarmen van het reinigingswater; dat voor de koelinstallatie als koelmiddel NH3 gebruikt wordt; dat deze koelcentrale een energetisch rendement heeft dat min. 20 % hoger ligt dan andere centrales op synthetisch koelmiddel en hierdoor er een vermindering van het elektriciteitsverbruik is; dat het koelsysteem ook voor een vermindering van de koeltijd en koeling door middel van minder diep gekoelde lucht zorgt; dat in de slachthuissector het energieverbruik ook gelinkt is aan het watergebruik; dat om het waterverbruik te verminderen volgende maatregelen voorzien worden:
25
-
bij de nieuwe slachtmachines komen de ingewanden niet meer in aanraking met de buitenkant van de kip, waardoor de hygiëne verhoogt en het waterverbruik daalt;
-
een deel van het gezuiverde water is herbruikbaar bij de activiteiten waar er geen contact is met de voedingsmiddelen; dit recuperatiewater levert een besparing van ca. 200 m³ per dag (op te pompen grondwater);
-
maximaal droog voorkuisen;
-
vacuümtransport van afvallen in plaats van met water;
-
krattenwas met recirculatie van waswater;
dat volgens het aanvraagdossier er nog slechts een 5-tal liter water per kip zou verbruikt worden (waarvan nog een deel (ca. 33 %) recuperatiewater is), dit is aanzienlijk minder dan het gemiddelde van 16,5 l die in de BBT-studie van het VITO vermeld wordt; Overwegende dat geurhinder in de slachthuissector afkomstig kan zijn van het productieproces, van de afvalwaterzuivering en van de opslag van slachtresten; dat om geurhinder van slachtresten tegen te gaan het dierlijk afval afgesloten en gekoeld opgeslagen wordt; dat het met hoge frequentie opgehaald wordt door erkende verwerkers; dat bij het productieproces de vorming van geurverbindingen voorkomen of beperkt wordt door regelmatig en grondig te reinigen; dat de aanvoer zo goed als mogelijk afgestemd wordt op de verwerkingscapaciteit; dat bij een goede werking van de afvalwaterzuivering, vooral de biologie, de geurhinder beperkt kan blijven; dat de verwarmingsinstallaties op aardgas zullen werken; dat er gebruik zal gemaakt worden van NH3 als koelmiddel; Overwegende dat het een hoogwaardige toepassing, met name productie- en reinigingswater in de voedingsindustrie betreft; dat het uitbreiden van een vergunning betreft voor een freatische grondwaterwinning met 96.950 m³/jaar tot 100.000 m³/jaar; dat de capaciteit van de watervoerende laag (Kwartair) voldoende is om het gevraagde debiet te leveren; dat een vergelijking binnen de sector van de kippenslachterijen leert dat het specifiek grondwaterverbruik, bij bedrijven die gezuiverd afvalwater gebruiken voor de reiniging van vrachtwagens en voor de krattenwas (zoals Nollens), varieert tussen 4 en 4,5 l vers grondwater/kip; dat bij Nollens dit verbruik momenteel op 3,3 l/kip zou liggen; dat het effluent van de waterzuiveringsinstallatie na zuivering en ontsmetting bruikbaar is als proceswater voor een deel van de activiteiten, namelijk daar waar geen contact met de voedingsmiddelen gemaakt wordt; dat dit gebruik van recuperatiewater een besparing op van ca. 200 m³ grondwater per dag oplevert; dat gelet op de beschikbare dakoppervlakte (ca. 4.500 m²) ook regenwater nuttig gebruikt zou kunnen worden; dat er een beperkte regenwaterbuffer voorzien wordt, met name 2 x 20 m³; dat voor de laagwaardige toepassingen evenwel voldoende recuperatiewater ter beschikking is, zodat het regenwater wellicht niet zal gebruikt worden; dat de exploitant echter wel dient te voldoen aan (onder meer) de wettelijke verplichtingen in het kader van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater, die voorziet in nuttig gebruik, infiltratie en/of vertraagde afvoer van hemelwater; dat in het kader van dit advies van de provinciale deskundige grondwater de waterbalans van het bedrijf nagekeken werd, het effect beoordeeld werd van de aangevraagde
26
grondwaterwinning op de watervoerende laag (kwantitatief en kwalitatief), alsook op de (natuurlijke) omgeving en op naburige winningen de risico's op zettingen ingeschat werden, de hoogwaardigheid van de toepassingen geëvalueerd werden samen met de reeds geleverde inspanningen en verdere mogelijkheden inzake watersparende maatregelen en alternatieve waterbevoorrading; dat deze beoordeling mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere vergunningsvoorwaarden, aanleiding geeft tot een positieve uitspraak met betrekking tot de watertoets; Overwegende dat er voldaan wordt aan de inplantingsregels van artikel 5.45.1.2 van Vlarem II; Overwegende dat het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer dient te gebeuren; Overwegende dat de inrichting nog niet over een groenscherm beschikt, aangezien in de aan te planten zone nog werken dienen uitgevoerd (plaatsen nutsleidingen en boorputten); dat de aanleg van dit het groenscherm dient te gebeuren op advies van en in samenspraak met de gemeentelijke milieudienst; Overwegende dat het bezwaar kan ondervangen worden door het opleggen van passende milieuvoorwaarden; -
Men vraagt de bevestiging van afspraken gemaakt tussen Nollens en Beaulieu.; het getuigt van goed nabuurschap dat er tussen bedrijven onderling afspraken worden gemaakt; de milieuvergunningsaanvraag is evenwel niet het instrument waarbinnen deze afspraken worden geconsolideerd;
-
momenteel verloopt afvoer hemelwater van Beaulieu Fabrics naar de gemeentelijke riool voor hemelwater soms reeds moeilijk, de geplande lozing van Nollens van 750 m³ gezuiverd bedrijfsafvalwater/dag in de riolering voor hemelwater kan dit probleem nog verergeren (zowel voor Beaulieu als voor de aanvrager); navraag bij de gemeente leert dat er op het industrieterrein nogal wat bedrijven (waaronder heel waarschijnlijk ook Beaulieu) verkeerd zijn aangesloten op de gescheiden riolering; de gemeente onderzoek momenteel hoe dit kan worden opgelost; verder dient opgemerkt dat maximaal 400 m³/dag wordt geloosd en geen 750 m³;
-
in kader van de waternevel ontstaan door het wassen van voertuigen, al dan niet beladen met desinfecterende producten, wordt gevraagd dat Nollens vanaf het eerste seizoen de groenzone voorziet met hoogstammig sluitend groen ofwel voorlopig een alternatief met gelijkwaardige afdoende afscherming te plaatsen; de wasplaats is op meer dan 30 m gelegen van de terreinen van Beaulieu, waardoor de hinder reeds beperkt zal zijn. verder zal de nv Nollens een groenscherm voorzien;
Overwegende dat de vroeger in de klasse 2 vergunning vergunde rubrieken 3.3 en 3.4.1 niet meer van toepassing zijn en uit het voorwerp geschrapt worden; Overwegende dat de exploitant, overeenkomstig artikel 43 §2. van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning steeds alle maatregelen dient te nemen om schade en hinder te voorkomen;
27
Overwegende dat de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig artikel 20 van het milieuvergunningsdecreet, onverminderd de bepalingen van dezelfde wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten bij het verlenen van een vergunning bijzondere voorwaarden kan opleggen, met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu; Overwegende dat, wat voorafgaat in acht genomen, kan gesteld worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat de gevraagde exploitatie milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar is met de onmiddellijke omgeving; dat bijgevolg de gevraagde vergunning kan worden verleend; besluit: Artikel 1. Aan de nv Nollens, Joannes Huyslaan, 5 te 8790 Waregem wordt de vergunning verleend tot de uitbreiding van een vleesuitsnijderij tot een pluimveeslachterij en aanhorigheden gelegen op de percelen kadastraal bekend onder KRUISHOUTEM, Afd. 1, Sectie C, perceelnrs. 685/d en 685/e, aan de Industriezone, 5 te 9770 Kruishoutem; Rubrieken:
de uitbreiding met/van: -
3.6.3.1° (2) Afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, met een effluent van 40 m³/uur, 400 m³/dag en 100.000 m³/jaar in de RWAleiding (oppervlaktewater);
-
12.3.2 (2) Vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren: 3 x 3,6 kW;
-
15.4.2° (2) Inrichting voor het wassen van 20 voertuigen/dag;
-
16.3.1.2° (2) Luchtcompressoren en koelinstallaties met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 187 kW;
-
17.3.3.2° (2) Opslagplaatsen voor 11.100 kg oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, zijnde reinigings- en waterbehandelingsproducten;
-
19.6 (2) Opslagplaatsen voor hout: 15 ton paletten;
-
23.3 (2) Opslag van kunststoffen: 30 ton kratten en paletten;
-
24.4 (3) Labo’s;
28
-
33.4 (2) Opslagplaatsen voor 90 ton papier, karton en kartonwaren;
-
43.1.2° (2) Stookinstallaties op gas met een totaal warmtevermogen van 900 kW (2 x 450 kW);
-
45.1.b) 2° (1) Slachthuis voor pluimvee en konijnen met een slachtcapaciteit van maximaal 120.000 dieren per dag;
-
45.1.d) (1) Slachthuizen en private slachterijen met een slachtcapaciteit van maximaal 180 ton per dag;
-
53.8.3° (1) Grondwaterwinning met een maximaal opgepompt debiet van 96.950 m³/jaar;
Met deze uitbreiding is de globaal vergunde toestand: 3.6.3.1° (2) Afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van effluentwater voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, met een effluent van 40 m³/uur, 400 m³/dag en 100.000 m³/jaar in de RWA-leiding (oppervlaktewater). 12.2.2.2° (2) Transformator – 1.600 kVA. 12.3.2 (2) Vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren: 3 x 3,6 kW. 15.1.1° (3) Stalplaatsen voor 10 voertuigen. 15.4.2° (2) Inrichting voor het wassen van 20 voertuigen/dag. 16.3.1.2° (2) Luchtcompressoren en koelinstallaties met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 493 kW. 17.3.3.2° (2) Opslagplaatsen voor 12.700 kg oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, zijnde reinigings- en waterbehandelingsproducten. 17.3.6.1° b) (3) Opslagplaatsen voor 15.000 l diesel. 17.3.7.1° (3) Opslag voor P4-producten: 500 l olie. 17.3.9.1° (3) Brandstofverdeelinstallatie met 1 verdeelslang. 19.6 (2) Opslagplaatsen voor hout: 40 ton paletten. 23.3 (2) Opslag van kunststoffen: 60 ton kratten en paletten. 24.4 (3) Labo’s.
29
29.5.2.2° (2) Metaalbewerkingstoestellen met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 12 kW. 33.4 (2) Opslagplaatsen voor 150 ton papier, karton en kartonwaren. 43.1.2° (2) Stookinstallaties op gas met een totaal warmtevermogen van 900 kW (2 x 450 kW). 45.1.b) 2° (1) Slachthuis voor pluimvee en konijnen met een slachtcapaciteit van maximaal 120.000 dieren per dag. 45.1.d) (1) Slachthuizen en private slachterijen met een slachtcapaciteit van maximaal 180 ton per dag. 45.4.c) (2) Uitsnijderij met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 175 kW 45.4.e) (2) Opslagplaatsen voor 1.305 ton producten van dierlijke oorsprong. 53.8.3° (1) Grondwaterwinning met een maximaal opgepompt debiet van 400 m³/dag en 100.000 m³/jaar uit 10 boorputten van 10 m diep en 1 opvangput van drainagewater van 3 m diep die water onttrekken uit het Kwartair (HCOV 0163). Art. 2. De milieuvergunning wordt verleend vanaf de datum van ondertekening van dit besluit tot de vervaldatum van de basisvergunning nl. 17 februari 2022. Art. 3. Deze milieuvergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende uitbatingsvoorwaarden: §1. Algemene milieuvoorwaarden 1. 2. 3. 4. 5.
VLAREM.V01: Algemene milieuvoorwaarden - Algemeen (bijlage 1); VLAREM.V02: Algemene milieuvoorwaarden - Geluid (bijlage 2); VLAREM.V03: Algemene milieuvoorwaarden - Oppervlaktewater (bijlage 3); VLAREM.V04: Algemene milieuvoorwaarden - Grond en bodemwater (bijlage 4); VLAREM.V05: Algemene milieuvoorwaarden - Lucht (bijlage 5);
§2. Sectorale milieuvoorwaarden 6.
VLAREM.V26: Lozing van bedrijfsafvalwaters Bijlage 5.3.2. – 37°, a: slachthuizen (bijlage 6); 7. VLAREM.V35: Elektriciteit (bijlage 7); 8. VLAREM.V37: Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen (bijlage 8); 9. VLAREM.V38: Gassen - Algemeen (bijlage 9); 10. VLAREM.V40: Gassen - Koelinrichtingen - Compressoren (bijlage 10); 11. VLAREM.V46: Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders (bijlage 11);
30
12. VLAREM.V57: Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen (bijlage 12); 13. VLAREM.V59: Hout - Algemeen (bijlage 13); 14. VLAREM.V61: Thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens (bijlage 14); 15. VLAREM.V63: Kunststoffen (bijlage 15); 16. VLAREM.V67: Metalen (bijlage 16); 17. VLAREM.V77: Papier (bijlage 17); 18. VLAREM.V83: Voedingsnijverheid en -handel - Algemeen (bijlage 18); 19. VLAREM.V84: Slachthuizen (bijlage 19); 20. VLAREM.V93: Winning van grondwater (bijlage 20); §3. Bijzondere milieuvoorwaarden 21. De algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen in de vorige vergunningen blijven, voor zover niet in tegenspraak met de onderstaande voorwaarden, volledig en onverkort gelden voor de totaliteit van de inrichting. 22. M.b.t. het lozen van het bedrijfsafvalwater a) In afwijking en/of ter aanvulling van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden mogen de volgende emissiegrenswaarden niet worden overschreden: BZV: 20 mg/l CZV: 125 mg/l (BBT) ZS: 60 mg/l Ntot: 15 mg/l Ptot: 2 mg/l Zn: 1.2 mg/l Cu: 0.1 mg/l Pb: 0.3 mg/l Hg: 0.001 mg/l b) De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in lijst 2C, worden beperkt tot concentraties opgenomen in het kwaliteitsobjectief van het ontvangend oppervlaktewater of bij ontstentenis daarvan tot maximaal 10 maal de detectielimiet. c) Controle-inrichting: al het bedrijfsafvalwater dient afgevoerd naar een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit en kwantiteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen; voormelde controle-inrichting dient te beantwoorden aan de in Afdeling 4.2.5 van Vlarem II gegeven omschrijving en gestelde eisen; langs voormelde controle-inrichting mag geen normaal huisafvalwater noch koelwater, noch regenwater afgevoerd worden. d) Uit te voeren metingen: in functie van het toegelaten maximumdebiet dienen de metingen uitgevoerd zoals voorgeschreven in Afdeling 4.2.5. van Vlarem II. De meetresultaten dienen ter inzage gehouden van de toezichthoudende ambtenaar. e) De analyseresultaten van de bemonsteringen moeten overgemaakt worden aan de VMM en dit binnen een periode van 30 dagen na bemonstering.
31
f)
Het bedrijf dient zich ervan te vergewissen dat wel degelijk op de RWAleiding wordt geloosd.
g) Een noodaansluiting moet worden gerealiseerd op de DWA-leiding zodat in geval van calamiteit of bij het optreden van een ernstige storing in de werking van de zuiveringsinstallatie het afvalwater niet of onvoldoende gezuiverd in de Zaubeek terecht komt. De noodaansluiting moet verzegeld zijn en kan pas in werking gesteld worden, wanneer er zich een incident voordoet en na voorafgaande verwittiging van Aquafin en Milieu-inspectie (conform art. 4.1.3.4. van Vlarem II). De duur van de werking is beperkt tot de tijd die het bedrijf nodig heeft om op een ecologische en economische verantwoorde manier deze lozing stop te zetten. 23. M.b.t. het gebruik van hemelwater bij bestaande gebouwen Bij de bedrijfsvoering wordt onderzocht in hoeverre mogelijk niet-verontreinigd hemelwater kan opgevangen worden en gebruikt. Daartoe wordt binnen een periode van 12 maanden na het verkrijgen van de milieuvergunning een voorstel uitgewerkt en voorgelegd aan het College van Burgemeester en Schepenen en ter kennisgeving aan de vergunningverlenende overheid, de AMINAL, afdeling Milieuvergunningen en de VMM. In samenspraak met dit College van Burgemeester en Schepenen wordt het voorstel binnen de door het College van Burgemeester en Schepenen gestelde termijn gerealiseerd. 24. M.b.t. de opvang van hemelwater bij nieuwe gebouwen Het hemelwater afkomstig van het dak van de bedrijfsgebouwen dient opgevangen te worden in een of meerdere regentanks met een gezamenlijke inhoud van minstens 40.000 l. Het opgevangen hemelwater wordt gebruikt in de sanitaire installaties en andere laagwaardige toepassingen. 25. M.b.t. visuele hinder Tijdens het eerstvolgende plantseizoen dient in overleg met en volgens de richtlijnen van het gemeentebestuur een winterharde en landschappelijk geïntegreerde groenaanleg gerealiseerd. Deze aanplant moet voldoende dicht zijn van structuur en bestaan uit streekeigen hoogstammige bomen, struiken en heesters. 26. M.b.t. de brandveiligheid Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. 27. M.b.t. de opslag en verwerking van afvalstoffen a) De constructie van de ruimten waar afvalstoffen tijdelijk zijn opgestapeld is zodanig dat accidenteel uit bepaalde recipiënten ontsnappende vloeistoffen, morsvloeistoffen en uitlogingen op een bevloering terechtkomen, die voorzien is van opvanggoten en vervolgens naar één of meerdere opvangputten kunnen geleid worden. b) Het is verboden afvalstoffen in brand te steken of te verwijderen door lozing. c) Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen anders dan door afvoer naar erkende resp. vergunde ophalers en verwerkers van afvalstoffen. 28. M.b.t stationair draaien van motoren Om geluidshinder en luchtverontreiniging te voorkomen, moeten de motoren van de bedrijfsvoertuigen tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties stilgelegd worden, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d..
32
29. M.b.t. een grondwaterwinning a) In afwijking van de artikels 5.53.3.1 en 5.53.3.3 van VLAREM II dient de winning te worden uitgerust met de nodige debietmeters teneinde het opgepompte volume grondwater (per watervoerende laag) te kunnen totaliseren. Deze debietmeters dienen geplaatst voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater (d.w.z. vóór de waterbehandeling). Voor winningsputten voorzien van een dompelpomp wordt de debietmeter bij voorkeur geplaatst in de toezichtskamer van de pompput, voor winningsputten met een bovengrondse pomp onmiddellijk na de pomp. Maandelijks dient de tellerstand van elke debietmeter genoteerd te worden in een register. b) In afwijking van artikel 5.53.2.2 moet in elke winningsput een rechte peilbuis worden voorzien, met een diameter van minstens 32 mm, waarin een peillood of logger kan neergelaten worden voor het meten van het grondwaterpeil. c) In afwijking van artikel 5.53.4.6 dient in de meest centraal gelegen winningsput en in de wettelijk verplichte peilput minimum maandelijks het peil “in werking” en “in rust” te worden opgemeten en genoteerd in een register. Bij het peil “in werking” wordt ook het ogenblikkelijk debiet genoteerd en bij het peil “in rust” de duur van de voorafgaande rustperiode. d) In afwijking van artikel 5.53.4.5 van VLAREM II moet de kwaliteit van het opgepompte ruwe grondwater (d.i. een (meng)staal van het grondwater uit 1 of meerdere winningsputten in dezelfde laag, genomen vóór de waterbehandeling) minstens 2 x per jaar worden geanalyseerd op de volgende parameters: pH, elektrische geleidbaarheid (in µS/cm), temperatuur, totale hardheid (in °F), tijdelijke hardheid (in °F), alkaliniteit t.o.v. methyloranje, alkaliniteit t.o.v. fenolftaleïne, en tevens minstens de volgende ionen (in mg/l): Anionen :
Kationen :
SO42-
NO3-
PO43-
OH-
NO2-
Cl-
CO32-
HCO3-
Ca2+
Na+
NH4+
Fe2+
K+
Mg2+
Mn2+
Fe3+
F-
De ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn; d.w.z. dat de fout op de ionenbalans maximum 5% mag bedragen. Deze fout kan als volgt berekend worden: (kationentotaal – anionentotaal) / (kationentotaal + anionentotaal) < 0,05. Deze analyses dienen bovendien aangevuld te worden met een onderzoek inzake de bacteriologische kwaliteit op volgende parameters: totale kiemen bij 37°C/ml, totale colibacteriën/100ml, fecale colibacteriën/100ml, fecale streptokokken/100ml. Om verontreiniging van de watervoerende laag te vermijden dienen de winningsputten bovenaan steeds goed te worden afgesloten. In het bijzonder dient vermeden te worden dat verontreiniging, insijpelend regenwater of oppervlaktewater van bovenaf in de winningsputten terechtkomt.
33
Art. 4. §1. De in artikel 1 vergunde inrichting dient uiterlijk in gebruik te worden genomen binnen een termijn van 3 jaar, te rekenen vanaf de datum van onderhavige milieuvergunning. §2. In de mate dat de inrichting, die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. De aanvangsdatum van de vergunningstermijn van onderstaande milieuvergunning wordt verdaagd tot de dag dat deze stedenbouwkundige vergunning definitief verleend is. De exploitant dient de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning werd verleend bij ter post aangetekende zending mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend. §3. Wordt de in §2. bedoelde stedenbouwkundige vergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg. Art. 5. Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Art. 6. §1. Een bijkomende vergunning moet worden aangevraagd voor elke verandering van de vergunde inrichting. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant, dient uiterlijk tien kalenderdagen voor de datum van overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, tussen de achttiende en de twaalfde maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Art. 7. Een eensluidend verklaard afschrift van deze beslissing zal, samen met het attest inzake de datum van de verzending, verzonden worden aan: - de exploitant; - het College van Burgemeester en Schepenen van Kruishoutem; - de Provinciale Milieuvergunningscommissie; - de Afdeling Milieuvergunningen van de Administratie Milieu, Natuur, Land- en Waterbeheer, van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur; - de Afdeling Water van de Administratie Milieu, Natuur, Land- en Waterbeheer, van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur; - de Afdeling voor Ruimtelijke Ordening van de Administratie voor Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg van het Departement van Leefmilieu en Infrastructuur; - de Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg van de Administratie Gezondheidszorg van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur; - de Afdeling Milieu-inspectie van de Administratie Milieu, Natuur, Land- en Waterbeheer, van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur; - de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest; - de Vlaamse Milieumaatschappij;
34
- de Technische Inspectie van de Administratie voor Arbeidsveiligheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid; - de nv Aquafin; Een soortgelijk afschrift wordt verzonden aan de bevoegde Burgemeester met de opdracht de beslissing bekend te maken, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning.
35
Art. 8. Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig de modaliteiten en de termijnen beschreven in het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (aangetekende brief binnen de 30 kalenderdagen na de betekening van deze beslissing), mits betaling van de voorgeschreven dossiertaks, beroep worden ingediend bij de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door de Vlaams minister van leefmilieu, p/a Administratie Milieu, Natuur, Land- en Waterbeheer Bestuur Milieuvergunningen, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel. Gent, 30 juni 2005 namens de Bestendige Deputatie: de Provinciegriffier
de Gouverneur-Voorzitter
get. Albert De Smet
get. André Denys Voor eensluidend afschrift, Namens de Provinciegriffier, De gemachtigde Ambtenaar,
Raf Barzeele dienstchef