31003/183/2/A/1 Besluit van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad, houdende vergunning aan B.V.B.A. BIO-ELECTRIC voor het veranderen van een inrichting gelegen te BEERNEM. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, van 12 december 1990, van 21 december 1990, van 22 december 1993, van 21 december 1994, van 8 juli 1996, van 21 oktober 1997, van 11 mei 1999, van 18 mei 1999, van 9 maart 2001, van 21 december 2001, van 18 december 2002, van 16 januari 2004, van 6 februari 2004, van 26 maart 2004, van 22 april 2005 en van 19 mei 2006; Gelet op het besluit d.d. 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Executieve van 27 februari 1992, bij besluit van 28 oktober 1992, bij besluit van 27 april 1994, bij besluit van 1 juni 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 22 oktober 1996, bij besluit van 12 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 29 september 2000, bij besluiten van 20 april 2001, besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 7 september 2001, bij besluit van 5 oktober 2001 en bij besluit van 31 mei 2002, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 12 december 2003, het besluit van 9 januari 2004, het besluit van 6 februari 2004 het besluit van 5 december 2003, het besluit van 14 mei 2004, het besluit van 14 juli 2004, bij besluit van 23 april 2004, bij besluit van 4 februari 2005, bij besluit van 29 april 2005 en bij besluit van 3 juni 2005 en het decreet van 18 mei 1999; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II, Belgisch Staatsblad d.d. 31 juli 1995), gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 3 juni 1997, bij besluiten van 17 december 1997, bij besluit van 24 maart 1998, bij besluit van 6 oktober 1998, bij besluit van 19 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 3 maart 2000, bij besluit van 17 maart 2000, bij besluit 17 juli 2000, bij besluit 13 oktober 2000, bij besluit 19 januari 2001, bij besluiten van 20 april 2001, bij besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 18 januari 2002, bij besluit van 25 januari 2002, bij besluit van 31 mei 2002, bij besluiten van 14 maart 2003, bij besluit van 21 maart 2003, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 5 december 2003, het besluit van 12 december 2003, het besluit van 9 januari 2004, het besluit van 6 februari 2004, het besluit van 2 april 2004, het besluit van 26 maart 2004, het besluit van 23 april 2004, bij besluit van 14 mei 2004, bij besluit van 4 februari 2005, bij besluit van 7 januari 2005, bij besluit van 22 juli 2005 en bij besluit van 27 januari 2006. Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen zoals gewijzigd tot op heden, inzonderheid art. 33 ter en de bijhorende uitvoeringsbesluiten (inzonderheid besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2005 en van 12 mei 2006 – Besluit tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2001 tot uitvoering van artikel 33 ter van het mestdecreet); Gelet op de volgende vergunning(en) en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de hierna vermelde inrichting werden getroffen, en op de datum van de indiening van de hierna vermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing waren;
1
Gelet op het besluit d.d. 23/09/2004 van de Bestendige Deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het exploiteren van een inrichting voor de productie van groene stroom en organisch bodemverbeterende middelen voor een termijn van 20 jaar en waarbij de vergunning geweigerd wordt voor de anaërobe vergisting van GFT-afval; Gelet op het MB. d.d. 20/04/2005 waarbij in beroep het besluit d.d. 23/09/2004 van de Bestendige Deputatie wordt gewijzigd mbt. de max. verwerkingscapaciteit en de beschrijving van het voorwerp en waarbij de vergunning ook geweigerd wordt voor bleekaarde, slib van waterzuivering van de olie- en vettensector dat gevaarlijke stoffen bevat, slachthuisafval, afval van de vlees- en visverwerking; Gelet op het MB. d.d. 31/08/2005 waarbij het MB. d.d. 20/04/2005 wordt bevestigd; Gelet op de melding overname d.d. 07/08/2006 door BVBA Bio-Electric tov. BVBA C&D Food; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 3/08/2006, ingediend door B.V.B.A. BIOELECTRIC, gevestigd te Wellingstraat 109 8730 Beernem, strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een inrichting gelegen te Wellingstraat 109 te Beernem, kadastraal bekend : Afdeling
Sectie
Perceelnummer
BEERNEM 1 AFD (BEERNEM)
G
0265/D2/dl
met als voorwerp : een inrichting voor de productie van groene stroom en organisch bodemverbeterende middelen uit te breiden en te wijzigen Rubriek
Omschrijving
2.2.3.c
Opslag en biologische 1 behandeling van: compostering of vergisting, met of zonder methaanwinning van andere niet gevaarlijke afvalstoffen (Totale eenheden: 14920 kubieke meter, 60000 Ton per Jaar)
2.3.4.1.a.1.1 Afvalstoffen: opslag en verbranding of meeverbranding: opslag en verbranding van: biomassa-afval: plantaardig afval, vezelachtig afval, kurkafval en onbehandeld houtafval, met een nominaal thermisch vermogen van: tot en met 5 MW (Totale eenheden: 50 kubieke meter, 1105 kilo watt)
Kl. Advies
2
Tijd.
Coörd
Audit
Jv. X
AGMOR
B
E
J
GO
B
2
12.1.1
Elektriciteit: 2 elektriciteitsproduktie: niet in 20.1.5, 20.1.6. en 43.2 bedoelde inrichtingen voor elektriciteitsproduktie, uitgezonderd de aspecten die betrekking hebben op de kernbrandstofcyclus, met een geïnst. tot. vermogen van: 100 tem 10.000 kW (Totale eenheden: 2200 kilo watt)
1
12.2.1
Elektriciteit: 3 tranformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: -800 kilo VoltAmpere)
0
12.2.1
Elektriciteit: 3 tranformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: -800 kilo VoltAmpere)
0
12.2.2
Elektriciteit: tranformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 2500 kilo Volt-Ampere)
2
1
12.2.2
Elektriciteit: tranformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 2500 kilo Volt-Ampere)
2
1
N
3
16.1.b.3
Gassen: installaties voor de productie (met inbegrip van de gasraffinage) of omzetting van gassen, cokesgas uitgezonderd,: overige, met een productiecapaciteit van: meer dan 100 Nm3/u (Totale eenheden: -500 kubieke meter per uur )
1
17.3.3.2
Gevaarl. stoffen: niet onder 17.2 en 17.4 vallende inricht. of opslagplaatsen: opslagplaatsen voor oxyderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, met uitz. van deze onder rubriek 48, met een tot. inhoudsvermogen van > 1.000 kg tem 50.000 kg (Totale eenheden: 10830 kilogram)
2
0
28.2.c.1
Mest of meststoffen: 3 opslagplaats van dierlijke mest in een agrarisch gebied: van 10 m3 tot en met 5.000 m3 (Totale eenheden: 1450 kubieke meter)
0
28.3.c
Mest of meststoffen: Inrichtingen waar dierlijke mest bewerkt of verwerkt wordt met uitzondering van deze bedoeld in rubrieken 9.3 t.e.m. 9.8 met een bewerkings of verwerkingscapaciteit op jaarbasis van meer dan 25000 ton mest (Totale eenheden: 60000 Ton per Jaar)
31.1.2
Motoren (machines) met 1 inwendige verbranding: vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van: meer dan 500 kW (Totale eenheden: 2057 kilo watt)
1
AR
0
A
ALR
B
AR
N
P
J
4
39.4.1
Stoomtoestellen en warm 3 watertoestellen (vastgeplaatste): warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met waterinhoud vd sec. ruimte van: 25 l tot en met 5.000 l (Totale eenheden: 4000 liter)
0
43.2.1
Verbrandingsinrichtingen 2 : verbrandingsinrichtingen met elektriciteitsproduktie (thermische centrales), met inbegrip van het ombouwen ervan op een andere brandstof, met een totaal warmtevermogen van: 300 kW tot en met 5.000 kW (Totale eenheden: 3513 kilo watt)
0
44.3
Vetten, wassen, oliën, paraffine, glycerine, stearine, harsen, etc. opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet eetbare vetstoffen met een capaciteit > 10 ton, uitgez. deze bedoeld onder rubriek 17 en 48 (Totale eenheden: 35 Ton)
1
2
Rubriek
Product
Hoeveelheid
2.2.3.c
vloeibaar organisch biologisch afval
100 kubieke meter
2.2.3.c
voormengsels
600 kubieke meter
2.2.3.c
vast organisch biologisch afval
600 kubieke meter
2.2.3.c
pasteurisatie Opslag: meter
20 kubieke meter
2.2.3.c
digestaatopslag kubieke meter
2.2.3.c
vloeibaar organisch biologisch afval
1000 kubieke meter
2.2.3.c
navergisters
6000 kubieke meter
2.2.3.c
vergisters
6000 kubieke meter
2.2.3.c
co-vergistinig
60000 Ton per Jaar
2 van 10 kubieke
Opslag:
2 van 300
600 kubieke meter
5
Rubriek
Product
Hoeveelheid
2.3.4.1.a.1.1
verbranding van plantaardige oliën
1105 kilo watt
2.3.4.1.a.1.1
plantaardige oliën
50 kubieke meter
12.1.1
electriciteitsproductie
1100 kilo watt
12.1.1
electriciteitsproductie
1000 kilo watt
12.2.1
transformatoren
-800 kilo Volt-Ampere
12.2.1
transformatoren
-800 kilo Volt-Ampere
12.2.2
transformatoren
2500 kilo Volt-Ampere
12.2.2
transformatoren
2500 kilo Volt-Ampere
16.1.b.3
biogas
-500 kubieke meter per uur
17.3.3.2
zwavelzuur
-12930 kilogram
17.3.3.2
natriumhydroxide
2100 kilogram
28.2.c.1
dikke fractie
250 kubieke meter
28.2.c.1
vaste mest
200 kubieke meter
28.2.c.1
vloeibare mest
1000 kubieke meter
28.3.c
organisch biologisch afval
24000 Ton per Jaar
28.3.c
landbouwgerelateerde afvalstromen
36000 Ton per Jaar
31.1.2
vast opgestelde motoren 728 kilo watt
31.1.2
vast opgestelde motoren
1413 kilo watt
31.1.2
vast opgestelde motoren
1100 kilo watt
31.1.2
vast opgestelde motoren
1000 kilo watt
39.4.1
pasteurisatie
4000 liter
43.2.1
warmtekrachtkoppelingen
1000 kilo watt
43.2.1
warmtekrachtkoppelingen
1100 kilo watt
43.2.1
warmtekrachtkoppelingen
1413 kilo watt
44.3
oliën
35 Ton
Opslag:
2 van -1456 kilo watt
Zodat deze voortaan zou omvatten: een inrichting voor de produktie van groene stroom en organisch bodemverbeterende middelen, met - een max. verwerkingcapaciteit van 60.000 ton/jaar - min. 60 % (36.000 ton) landbouwgerelateerde afvalstromen, nl. mest (18.000 - 36.000 ton) energiegewassen (0 - 18.000 ton) landbouwgerelateerde afvalstromen (0 - 18.000 ton). - max. 40 % (24.000 ton) OBA en secundaire grondstoffen - een max. productie van 6.000 ton organische meststof en een elektriciteitsproductie van 3.513 kW bestaande uit: 2 opslagtanken voor mest, elk 1.000 m³ 2 opslagtanken voor vloeibare organisch biologische afvalstoffen, 1.000 m³ en 100 m³
6
-
een loods voor de opslag van 600 m³ vaste mest 600 m³ vaste organisch biologische afvalstoffen 600 m³ energiegewassen 600 m³ landbouwgerelateerde afvalstoffen 250 m³ dikke fractie 2 x 300 m³ digestaat 2 x 10 m³ pasteurisatie 2 x 300 m³ voormengers 500 m³ eindproduct
- een pateurisatie-eenheid van 2*10 m³ met 2 warmtewisselaars, elk 2.000 l - 3 vergistingstanks en 3 navergistingstanks van elk 2.000 m³ voor 3*tweetrapsvergisting (1ste stap thermofiel, 2de stap mesofiel) met erboven gasopslag, 6*750 m³ en een productie van max. 500 m³ biogas/u - 2 biogas/aardgas motor met alternators, met een elektrisch vermogen van 1.413 kW en 1.100 kW - de verbranding van plantaardige oliën in een WKK-motor, met een thermische vermogen van 1.105 kWth en een elektrisch vermogen van 1.000 kW - de opslag van 35 ton plantaardig oliën in een bovengrondse houder van 50 m³ - 2 transfo’s, 2*2.500 kVA - een stoomgenerator, 300 l en 4 warmtewisselaars, 4*107 l - decanteercentrifuge (20 m³/u) voor scheiding van vaste fractie (7.500 ton) en vloeibare fractie (52.500 ton) - filtratie van vloeibare fractie door ultrafiltratie en 2-traps omgekeerde osmose en aktief kool filter tot loosbaar effluent en retentaat - het lozen van het effluent via een effluentbuffer van 400 m³ in de Bulskampveldbeek, met een max. debiet van 4,7 m³/h, 112 m³/dag en 40.500 m³/jaar - droging van vaste fractie en retentaten in 2 droogunits tot organische meststof, d.m.v. warme lucht afkomstig van de WKK met een chemische luchtwasser en biofilter - opslag eindproduct in loods, 750 m³ - de opslag van 9.150 kg (C ) in een bovengrondse tank van 5 m³ en 2.100 kg Natriumhydroxide (C )in een bovengrondse tank van 1.000 l - een stelplaats voor 4 voertuigen en 4 aanhangwagens - het wassen van max. 5 voertuigen/dag
Gelet op het feit dat op datum van 17/08/2006 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; Gelet op het verslag van de informatievergadering zoals bedoeld in artikel 18 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning;
7
Gelet op het proces-verbaal houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen dd.4/10/2006 waaruit blijkt dat 4 schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen werden ingediend, die betrekking hebben op : het reeds aanvragen van een uitbreiding niettegenstaande een nietigverklaring van de vorige vergunning lopende is bij de Raad van State; ligging in agrarisch gebied van een industrieel complex; nieuwe inrichting ipv. een bestaande inrichting; het bekomen van een bouwvergunning op een misleidende manier; lozing van afvalwater in de Bulskampveldbeek; extra verkeersoverlast; het oppompen van grondwater; Gelet op het gunstig advies dd. 12/10/2006 van het College van Burgemeester en Schepenen mits - alle voorwaarden ivm. geur, geluid, afvalwaterlozing opgelegd in de vroegere besluiten van toepassing blijven - er minimum 60% mest vergist wordt - er duidelijke gegevens zijn over de aard van de bijgevoegde afvalstoffen en mits de toevoeging van afvalstoffen beantwoordt aan de bestaande regelgeving, mits er uitsluitend overige afvalstoffen worden toegevoegd met het oog op een goede mestvergisting en mits de vergisting van overige afvalstoffen geen doel op zich is - de aan- en afvoer uitsluitend gebeurt via de Wellingstraat - er een streekeigen groenscherm wordt aangeplant - er permanente communicatie is tussen het bedrijf en de omwonenden na het verlenen van de vergunning zodat alle voorwaarden en gegevens duidelijk zijn Gelet op het horen van de aanvrager door de Provinciale Milieuvergunningscommissie; Gelet op het gunstig advies dd. 30/10/2006 van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie - afdeling milieuvergunningen; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Vlaamse Overheid, Agentschap R-O Vlaanderen, ruimtelijke ordening; Gelet op het gunstig advies dd. 24/10/2006 van het Vlaamse Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid; Gelet op het gedeeltelijk gunstig advies dd. 17/10/2006 van de Vlaamse Landmaatschappij; Gelet op het gunstig advies dd. 10/10/2006 van de Vlaamse Milieumaatschappij; Gelet op het gunstig advies dd. 26/09/2006 van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij; Gelet op het gunstig advies dd. 6/11/2006 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie
8
Gelet op de ligging van de inrichting in een agrarisch gebied; dat in het verleden voor deze inrichting reeds een stedenbouwkundige- en milieuvergunning werd verleend; dat omwonenden dit vruchteloos in hoger beroep en bij de Raad van State hebben aangevochten; dat de in beide vergunningen vermelde stedenbouwkundige argumentatie onverkort hier kan worden bijgetreden; dat de huidige aanvraag thans op zich geen bijkomende ruimtelijke impact heeft, dat de aanvraag wel kadert in de aanpassingsmogelijkheden die mede voortvloeien uit de hierna vermelde nieuwe omzendbrief m.b.t. mestverwerking (zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 24/10/2006); van het gewestplan Brugge-Oostkust (d.d. 07/04/1977) waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : "de agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.
Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten) gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Gelet op het feit dat het om een bestaande reeds vergunde inrichting gaat mag aangenomen worden dat deze aanvraag (die dus op zich geen ruimtelijke impact heeft) geen mogelijks negatieve effecten kan hebben op de waterhuishouding; wat betreft de lozings- en afwateringsaspecten kan worden verwezen naar de overwegingen en voorwaarden in de eerder afgeleverde vergunningen; Momenteel is het bedrijf vergund voor een inrichting voor de productie van groene stroom en organisch bodemverbeterende middelen met - een maximale verwerkingscapaciteit van 60.000 ton/jaar (51.000 ton mest en 9.000 ton organisch biologisch afval) waarbij op dagbasis het aandeel van OBA steeds maximum 15 % van de verwerkte hoeveelheid mag bedragen, een maximale productie van 6.000 ton organische meststof en een elektriciteitsproductie van 1.413 kW.
9
Als OBA zijn enkel OBA toegelaten die het vergistingsprocédé bevorderen, inzonderheid: - para-agrarische restproducten gelinkt aan landbouw en tuinbouw: vlasstof, graanstof, tabaksafval (stengels, schroot) - groente- en fruitverwerkende industrie: slib van de waterzuivering, productie-uitval, schillen, pitten, loof en zetmeelkoek; - bierbrouwerijen: slib van waterzuivering, draf, gerstepellen en hopresten; - brood- en banketbakkerijsector: slib van waterzuivering, plantaardige grondstoffen, glycerineresidu; - chocolade-industrie: slib van de waterzuivering, cacaodoppen, cacaoafval, notenafval; - deegwarensector: slib van waterzuivering, productie-uitval; - gelatineproductie: slib van waterzuivering; - gistproductie: slib van waterzuivering; - zuivelindustrie: slib van waterzuivering; - koffie- en chicoreisector: koffievliezen, koffiepellen; - olie- en vettensector: slib van waterzuivering, plantenafval; - voedingsextracten en kruidensector: slib van waterzuivering, plantenafval; - suikerproductiesector: slib van waterzuivering; - soja-industrie: soja-afval Naar aanleiding van de nieuwe omzendbrief RO/2006/01 vraag de exploitant een uitbreiding aan voor het aandeel OBA (organisch biologisch afval), een uitbreiding naar energieteelten, landbouwgerelateerde afvalstromen en secundaire grondstoffen. De exploitant wil 40% OBA en secundaire grondstoffen verwerken en 60% landbouwgerelateerde stromen. De jaarlijkse verwerkingscapaciteit van 60.000 ton blijft behouden. Deze aanvraag tot uitbreiding van het aandeel te verwerken OBA komt er enerzijds om economische redenen en anderzijds om procesgerelateerde redenen. Om de economische rendabiliteit van de installatie te verhogen is het noodzakelijk een groter aandeel OBA te mogen verwerken. Ook om procestechnische redenen vraagt de exploitant een verhoging van het aandeel OBA. Meer OBA zou een betere C/N verhouding met zich meebrengen, waardoor de installatie een betere werking garandeert van het vergistingsproces. De exploitant benadrukt tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie dat enkel de OBA’s conform de lijst in bijlage 1 van de omzendbrief RO/2006/01 zullen verwerkt worden. Concreet: min. 60 % (36.000 ton) landbouwgerelateerde afvalstromen, nl. mest (18.000 - 36.000 ton) energiegewassen (0 - 18.000 ton) landbouwgerelateerde afvalstromen (0 - 18.000 ton). max. 40 % (24.000 ton) OBA en secundaire grondstoffen met aanvraag tot uitbreiding (conform de lijst in bijlage 1 van de omzendbrief RO/2006/01) op de lijst van toegelaten te verwerken OBA, nl. o.a. residuen van graanverwerking, groente- en fruitafval van markten, resten van de voedingsindustrie, over datum voedsel, resten van zetmeelproductie en organische resten van de productie van alcoholische dranken, frisdrank en vruchtensap,... Andere wijzigingen: - wijziging scheider: decanteercentrifuge wijzigen in een zeefbandpers - wijziging : biogasmotoren: 2 motoren van 706,5 kW worden gasmotoren 1.413 kW en 1.100 kW - uitbreiding: motor van 1.000 kW voor de verbranding van gezuiverde plantaardige afvaloliën: de warmte is nodig voor de droging van de dikke fractie. Naast PPO (pure plantaardige olie) zullen ook gezuiverde plantaardige afvaloliën worden gebruikt. Voor de opslag van de plantaardige oliën is er een opslagtank van 50 m³.
10
De warmte van de drie motoren zal deels gebruikt worden voor de pasteurisatie. Om te kunnen voldoen aan de EG-verordening 1774/2002 moeten bepaalde grondstoffen immers 1u aan 70°C verhit worden. Na deze pasteurisatie wordt het materiaal als rein (gehygiëniseerd) beschouwd en mag het geëxporteerd worden. De warmte afkomstig van de drie motoren zal ook gebruikt worden voor het op temperatuur houden van de vergistingstanks, voor het drogen van de dikke fractie. Aanvaarde producten: In de basisvergunning zijn een aantal beperkingen opgelegd voor wat betreft de toegelaten te verwerken producten. Daarom heeft de exploitant een voorbeeldlijst opgestuurd van mogelijke producten die kunnen worden verwerkt. De bedoeling is evenwel niet dit als een limitatieve lijst te beschouwen. Wel is de exploitant verplicht zich te houden aan de lijst zoals beschreven in bijlage 1 van de omzendbrief RO/2006/01. Hij verbindt er zich ook toe deze lijst te respecteren. Het is dus aangewezen de bijzondere voorwaarde i.v.m. de toegelaten te verwerken producten te schrappen. De toegelaten te verwerken producten zijn immers bepaald door bijlage 1 van de omzendbrief RO/2006/01. Er moet duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen landbouwgerelateerde afvalstoffen en producten. Het is niet duidelijk of preiloof, bietenkoppen, bietenstaartjes beschouwd worden als landbouwgerelateerde afvalstoffen. De exploitant deelt tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie mee dat deze stromen oogstresten zijn rechtstreeks afkomstig van de landbouwer. Indien ondubbelzinnig kan aangetoond wordt dat er voldaan is aan deze voorwaarden kan deze stroom beschouwd worden als landbouwgerelateerde stroom. Dit moet verduidelijkt worden in de ontvangstformulieren. Op de lijst worden ook dierlijke bijproducten vermeld. Wanneer deze meevergist worden is er een bijkomende erkenning vereist volgens de Europese Verordening 1774/2002 inzake dierlijke bijproducten. Voor de procesvoorwaarden is reeds een wijziging gepubliceerd. Vanaf 2007 gelden andere normen voor vergisting meer bepaald deze beschreven in de Verordening 208/2006. De vermelding “categore 3- niet voor menselijke consumptie” moet worden voorzien op de ontvangsdocumenten indien het dierlijke bijproducten van categorie 3 betreft. Er is een acceptatiebeleid opgenomen in de aanvraag. Naast documenten worden ook analyses opgevraagd. Vloeibare stromen worden via snelkoppelingen in de tanks geleid. Vaste stromen worden in de gecompartimenteerde hal opgeslagen. De lucht wordt afgezogen en gezuiverd via een chemische wasser en een biofilter. In de hal is er een tank voorzien voor categorie 3-materiaal.
11
Wijziging productieproces Het bedrijf wil overschakelen op een zeefbandpers voor de scheiding ipv. de huidige decanteercentrifuge. De zuivering van de dunne fractie zal gebeuren door ultrafiltratie, omgekeerde osmose en actieve koolfilter. De dikke fractie wordt gedroogd samen met het concentraat van de dunne fractie en het ammoniumsulfaat van de chemische gaswasser. Droge meststof en eventueel gedroogde output wordt gemengd met de dikke fractie. Er is nog niet bepaald of de pasteurisatie voor of na de vergisting zal plaatsvinden. De pasteurisatie inzake dierlijke bijproducten mag niet overgeslagen worden. hiervoor zijn eerst garanties vereist. Indien de output via de droging wordt gepasteuriseerd bestaat de kans dat het digestaat het bedrijf verlaat zonder gepasteuriseerd te worden. pasteurisatie kan niet geschieden na de scheiding van het digestaat aangezien de dunne fractie deze behandeling dan niet heeft ondergaan. Het biogas boven de tanks wordt bewaard onder het betondak. Het opborrelend biogas wordt gecirculeerd van boven naar onder in de tank om menging te bekomen. Er gebeurt een ontzwaveling. De verbranding gebeurt in 2 gasmotoren. Er is een fakkel voorzien. Het geproduceerde gas wordt opgeslagen boven de vergisters, zijnde telkens 100 m3 en in een aparte gasblaas met dubbel membraan. Het is aangewezen dat er maatregelen genomen worden om ongecontroleerde methaanemissies te voorkomen. De output is bestemd voor de export. De dunne fractie wordt gezuiverd tot loosbaar water en concentraat dat samen met de dikke fractie verwerkt wordt. Uitbreiding motor op basis van plantaardige afvaloliën. De exploitant wil een bijkomende motor plaatsen die draait op plantaardige oliën zodat voldoende warmte kan geproduceerd worden om bepaalde inputstromen te pasteuriseren en om de dikke fractie te drogen. In de bijkomende WKK motor zullen 2 soorten oliën gebruikt worden. Er wordt voornamelijk gebruik gemaakt van puur plantaardige olie. Deze fractie wordt niet als afval beschouwd. Er kan ook gebruik gemaakt worden van gezuiverde oliën. Deze fracties vallen onder de 40% niet landbouwgerelateerde stromen. Voor deze stroom dienen er kwaliteitsgaranties gegeven te worden anders is de levensduur van de motor minimaal. Er zal enkel gezuiverde olie ontvangen worden waarvoor de kwaliteit kan gegarandeerd worden. De emissies van de motor zullen voldoen aan de grenswaarden van art. 5.2.3.bis 4.9. van vlarem 2. De WKK-dieselmotor gebruikt ondermeer plantaardige oliën als brandstof. De exploitant voorziet geen rookgasreiniging op de rookgassen van de dieselmotor. De aangewende plantaardige oliën bevat een lager gehalte aan stikstof en andere verontreinigde bestanddelen. De emissies ervan zijn vergelijkbaar met deze van diesel. Hierop zijn de voorwaarden voor verbranding en meeverbranding van biomassa-afval, met uitzondering van niet verontreinigd behandeld houtafval van toepassing met volgende emissiegrenswaarden:
1. 2. 3. 4.
totaal stof koolmonoxide (CO) stikstofoxiden (NOx) uitgedrukt als NO2 zwaveldioxide (SO2)
tot en met 5 MW 150 mg/Nm³ 250 mg/Nm³ 400 mg/Nm³ 300 mg/Nm³
12
De exploitant heeft geïnformeerd bij de leverancier, waarbij de leverancier garant staat dat deze emissiegrenswaarden zullen worden gehaald. De geproduceerde elektriciteit zal worden afgezet op het net. De warmte wordt aangewend voor pasteurisatie, het op temperatuur houden van de vergistingstanks, het indrogen van de dikke fractie en het retentaat van de vergisting. Het is onduidelijk of de geproduceerde warmte volledig kan worden benut door deze verbruiksposten. Het volledig benutten van de vrijkomende warmte is vereist om te kunnen spreken van een energie-efficiënt project. Door het ontbreken van een energiebalans voor de gehele inrichting kan geen duidelijk beeld verkregen worden van dit aspect van de installatie. Het is aangewezen dat er een energiebalans voor de gans oprichting wordt opgesteld. De exploitant moet de bepalingen naleven van art. 5.4.2. van het Vlarea. Hinder De geurhinder zal zeker niet toenemen tegenover de vergunde toestand. De hoeveelheid te verwerken mest vermindert, de totale hoeveelheid te verwerken producten blijft constant. De maatregelen ter beperking van de geurhinder blijven onveranderd tegenover de vergunde toestand. De biogasmotoren worden vervangen. De emissie van deze biogasmotoren zullen voldoen aan de voorwaarden van art. 5.31.1.2. van Vlarem II. Het aantal transporten wijzigt niet gezien de ongewijzigde capaciteit en wordt geschat op gemiddeld 11 transporten per week. Door de bijkomende verbrandingsmotor op basis van plantaardige olie is er bijkomende transport nodig, die geschat wordt op 1,5 transporten/week. Er is op dit vlak dus een beperkte toename van hinder. Er is een opslag van 9.150 kg zwavelzuur (C ) in een bovengrondse tank van 5 m³ en 2.100 kg Natriumhydroxide (C )in een bovengrondse tank van 1.000 l. De vigerende vlarem-voorwaarden kunnen nageleefd worden. Er wordt een vergunning gevraagd voor de lozing van bedrijfsafvalwater met een debiet van 4,7 m3/u, 115 m3/d en 42.000 m3/j. er wordt geloosd in de Bulskampveldbeek. Er is een buffer voorzien van 400 m3. vanuit deze buffer wordt slechts geloosd indien het bedrijfsafvalwater voldoet aan de algemene en sectorale voorwaarden voor mestverwerking. Er wordt een meetinstallatie voorzien voor het afvalwater dat wordt geloosd. De voorwaarde opgelegd in het besluit d.d. 23.9.2004 wordt aangepast (binnen 18 maanden na verlenen van de vergunning). Vermits de installatie nog niet werkzaam is, kan er niet voldaan worden aan deze voorwaarde. De meetresultaten dienen bezorgd te worden binnen de 18 maanden na opstart van de installatie. Afwijkingen Volgende afwijkingen worden aangevraagd: Art. 5.28.3.2.4: afwijking opstelling nauwkeurige nutriëntenbalans. Het is niet duidelijk waarom hiervoor een afwijking wordt gevraagd en wat deze precies inhoudt. Na het indienen van het meetprotocol kan hiervan een afwijking bekomen worden. Art. 5.28.3.2.: afwijking voor analyse van N en P2O5 van elke aangevoerde vracht mest en wekelijkse analyse van N en P2O5 van de afgevoerde eindproducten. Het is aangewezen dat de exploitant een analyseschema bepaalt in het meetprotocol in het kader van de nutriëntenbalans
13
Art. 5.28.3.4.1.: afwijking van het laden en lossen van mest in een afgesloten ruimte. Dit gebeurt met snelkoppelingen. Deze afwijking werd reeds toegestaan bij de vorige aanvraag.
Overwegende dat het gedeeltelijk gunstig advies van de Vlaamse Landmaatschappij luidende als volgt : “gunstig behalve voor de andere extra OBA dan degene die vermeld staan in de positieve lijst van de omzendbrief RO/2006/01 te verwerken in de installatie” Niet kan in aanmerking genomen worden voor wat betreft de andere extra OBA dan degene die vermeld staan in de positieve lijst van de omzendbrief RO/2006/01 te verwerken in de installatie En wordt weerlegd door bovenvermelde overwegingen;
Overwegende dat de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte bezwaren en opmerkingen als volgt kunnen worden geëvalueerd : er wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren door het opleggen van de nodige voorwaarden; Overwegende dat de elementen aangebracht door de aanvrager, gehoord door de Provinciale Milieuvergunningscommissie als volgt kunnen weergegeven worden: de bezwaren zijn veel verminderd tov. de oorspronkelijke aanvraag; de inhoud van de huidige klachten kunnen hoofdzakelijk weerlegd owrden met de omzendbrief; de bouwvergunning is niet aangevochten geweest; het gaat om 60% mest- en energieteelten of oogstresten en 40% OBA; er zullen geen andere afvalstromen verwerkt worden dan vermeld in de omzendbrief; in de aanvraag staan er inderdaad meer vermeld; dit is voor als de omzendbrief aangepast wordt; er zijn 2 soorten oliën voor de motoren; PPO is geen afval (90%); de gezuiverde oliën vallen mee onder de 40% van de omzendbrief; hiervoor moet ook een kwaliteitsgarantie gegeven owrden anders is de levensduur van de motor minimaal; we zullen enkel die olie aanvaarden waarvoor de kwaliteit gegarandeerd is; we willen rond de jaarwisseling opstarten; we hebben de bedoeling om 40.000 ton mest te verwerken; de contracten zijn rond; Fedotrans is de enige aanvoerder; Overwegende dat deze elementen niets afdoen aan de hierboven vermelde overwegingen en vaststellingen; Overwegende dat de exploitatie van het toelaatbare deel van de inrichting verenigbaar moet gemaakt worden met de omgeving, zowel wat betreft de risico’s voor de externe veiligheid als wat betreft de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting; Dat het daarom noodzakelijk is vergunningsvoorwaarden op te leggen die technisch haalbaar zijn en voldoen aan de vereiste van best beschikbare schone technologie zonder overmatig hoge kosten; dat de technische criteria en de van toepassing zijnde normen vanuit dit uitgangspunt gehanteerd worden; dat deze voorwaarden kunnen worden geconcretiseerd als omschreven in bijlage;
Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan;
14
Gelet op het verslag van de heer Gedeputeerde Bart Naeyaert, gegeven in zitting van heden; BESLUIT Artikel 1 Aan B.V.B.A. BIO-ELECTRIC, gevestigd te Wellingstraat 109 8730 Beernem wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend, om een inrichting gelegen te Wellingstraat 109 te Beernem, kadastraal bekend : Afdeling
Sectie
Perceelnummer
BEERNEM 1 AFD (BEERNEM)
G
0265/D2/dl
met als voorwerp : een inrichting voor de productie van groene stroom en organisch bodemverbeterende middelen uit te breiden en te wijzigen Rubriek
Omschrijving
2.2.3.c
Opslag en biologische 1 behandeling van: compostering of vergisting, met of zonder methaanwinning van andere niet gevaarlijke afvalstoffen (Totale eenheden: 14920 kubieke meter, 60000 Ton per Jaar)
2.3.4.1.a.1.1 Afvalstoffen: opslag en verbranding of meeverbranding: opslag en verbranding van: biomassa-afval: plantaardig afval, vezelachtig afval, kurkafval en onbehandeld houtafval, met een nominaal thermisch vermogen van: tot en met 5 MW (Totale eenheden: 50 kubieke meter, 1105 kilo watt)
Kl. Advies
2
Tijd.
Coörd
Audit
Jv. X
AGMOR
B
E
J
GO
B
15
12.1.1
Elektriciteit: 2 elektriciteitsproduktie: niet in 20.1.5, 20.1.6. en 43.2 bedoelde inrichtingen voor elektriciteitsproduktie, uitgezonderd de aspecten die betrekking hebben op de kernbrandstofcyclus, met een geïnst. tot. vermogen van: 100 tem 10.000 kW (Totale eenheden: 2200 kilo watt)
1
12.2.1
Elektriciteit: 3 tranformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: -800 kilo VoltAmpere)
0
12.2.1
Elektriciteit: 3 tranformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: -800 kilo VoltAmpere)
0
12.2.2
Elektriciteit: tranformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 2500 kilo Volt-Ampere)
2
1
12.2.2
Elektriciteit: tranformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 2500 kilo Volt-Ampere)
2
1
N
16
16.1.b.3
Gassen: installaties voor de productie (met inbegrip van de gasraffinage) of omzetting van gassen, cokesgas uitgezonderd,: overige, met een productiecapaciteit van: meer dan 100 Nm3/u (Totale eenheden: -500 kubieke meter per uur )
1
17.3.3.2
Gevaarl. stoffen: niet onder 17.2 en 17.4 vallende inricht. of opslagplaatsen: opslagplaatsen voor oxyderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, met uitz. van deze onder rubriek 48, met een tot. inhoudsvermogen van > 1.000 kg tem 50.000 kg (Totale eenheden: 10830 kilogram)
2
0
28.2.c.1
Mest of meststoffen: 3 opslagplaats van dierlijke mest in een agrarisch gebied: van 10 m3 tot en met 5.000 m3 (Totale eenheden: 1450 kubieke meter)
0
28.3.c
Mest of meststoffen: Inrichtingen waar dierlijke mest bewerkt of verwerkt wordt met uitzondering van deze bedoeld in rubrieken 9.3 t.e.m. 9.8 met een bewerkings of verwerkingscapaciteit op jaarbasis van meer dan 25000 ton mest (Totale eenheden: 60000 Ton per Jaar)
31.1.2
Motoren (machines) met 1 inwendige verbranding: vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van: meer dan 500 kW (Totale eenheden: 2057 kilo watt)
1
AR
0
A
ALR
B
AR
N
P
J
17
39.4.1
Stoomtoestellen en warm 3 watertoestellen (vastgeplaatste): warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met waterinhoud vd sec. ruimte van: 25 l tot en met 5.000 l (Totale eenheden: 4000 liter)
0
43.2.1
Verbrandingsinrichtingen 2 : verbrandingsinrichtingen met elektriciteitsproduktie (thermische centrales), met inbegrip van het ombouwen ervan op een andere brandstof, met een totaal warmtevermogen van: 300 kW tot en met 5.000 kW (Totale eenheden: 3513 kilo watt)
0
44.3
Vetten, wassen, oliën, paraffine, glycerine, stearine, harsen, etc. opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet eetbare vetstoffen met een capaciteit > 10 ton, uitgez. deze bedoeld onder rubriek 17 en 48 (Totale eenheden: 35 Ton)
1
2
Rubriek
Product
Hoeveelheid
2.2.3.c
vloeibaar organisch biologisch afval
100 kubieke meter
2.2.3.c
voormengsels
600 kubieke meter
2.2.3.c
vast organisch biologisch afval
600 kubieke meter
2.2.3.c
pasteurisatie Opslag: meter
20 kubieke meter
2.2.3.c
digestaatopslag kubieke meter
2.2.3.c
vloeibaar organisch biologisch afval
1000 kubieke meter
2.2.3.c
navergisters
6000 kubieke meter
2.2.3.c
vergisters
6000 kubieke meter
2.2.3.c
co-vergistinig
60000 Ton per Jaar
2 van 10 kubieke
Opslag:
2 van 300
600 kubieke meter
18
Rubriek
Product
Hoeveelheid
2.3.4.1.a.1.1
verbranding van plantaardige oliën
1105 kilo watt
2.3.4.1.a.1.1
plantaardige oliën
50 kubieke meter
12.1.1
electriciteitsproductie
1100 kilo watt
12.1.1
electriciteitsproductie
1000 kilo watt
12.2.1
transformatoren
-800 kilo Volt-Ampere
12.2.1
transformatoren
-800 kilo Volt-Ampere
12.2.2
transformatoren
2500 kilo Volt-Ampere
12.2.2
transformatoren
2500 kilo Volt-Ampere
16.1.b.3
biogas
-500 kubieke meter per uur
17.3.3.2
zwavelzuur
-12930 kilogram
17.3.3.2
natriumhydroxide
2100 kilogram
28.2.c.1
dikke fractie
250 kubieke meter
28.2.c.1
vaste mest
200 kubieke meter
28.2.c.1
vloeibare mest
1000 kubieke meter
28.3.c
organisch biologisch afval
24000 Ton per Jaar
28.3.c
landbouwgerelateerde afvalstromen
36000 Ton per Jaar
31.1.2
vast opgestelde motoren 728 kilo watt
31.1.2
vast opgestelde motoren
1413 kilo watt
31.1.2
vast opgestelde motoren
1100 kilo watt
31.1.2
vast opgestelde motoren
1000 kilo watt
39.4.1
pasteurisatie
4000 liter
43.2.1
warmtekrachtkoppelingen
1000 kilo watt
43.2.1
warmtekrachtkoppelingen
1100 kilo watt
43.2.1
warmtekrachtkoppelingen
1413 kilo watt
44.3
oliën
35 Ton
Opslag:
2 van -1456 kilo watt
Zodat deze voortaan zou omvatten: een inrichting voor de produktie van groene stroom en organisch bodemverbeterende middelen, met - een max. verwerkingcapaciteit van 60.000 ton/jaar - min. 60 % (36.000 ton) landbouwgerelateerde afvalstromen, nl. mest (18.000 - 36.000 ton) energiegewassen (0 - 18.000 ton) landbouwgerelateerde afvalstromen (0 - 18.000 ton). - max. 40 % (24.000 ton) OBA en secundaire grondstoffen - een max. productie van 6.000 ton organische meststof en een elektriciteitsproductie van 3.513 kW bestaande uit: 2 opslagtanken voor mest, elk 1.000 m³ 2 opslagtanken voor vloeibare organisch biologische afvalstoffen, 1.000 m³ en 100 m³
19
-
een loods voor de opslag van 600 m³ vaste mest 600 m³ vaste organisch biologische afvalstoffen 600 m³ energiegewassen 600 m³ landbouwgerelateerde afvalstoffen 250 m³ dikke fractie 2 x 300 m³ digestaat 2 x 10 m³ pasteurisatie 2 x 300 m³ voormengers 500 m³ eindproduct
- een pateurisatie-eenheid van 2*10 m³ met 2 warmtewisselaars, elk 2.000 l - 3 vergistingstanks en 3 navergistingstanks van elk 2.000 m³ voor 3*tweetrapsvergisting (1ste stap thermofiel, 2de stap mesofiel) met erboven gasopslag, 6*750 m³ en een productie van max. 500 m³ biogas/u - 2 biogas/aardgas motor met alternators, met een elektrisch vermogen van 1.413 kW en 1.100 kW - de verbranding van plantaardige oliën in een WKK-motor, met een thermische vermogen van 1.105 kWth en een elektrisch vermogen van 1.000 kW - de opslag van 35 ton plantaardig oliën in een bovengrondse houder van 50 m³ - 2 transfo’s, 2*2.500 kVA - een stoomgenerator, 300 l en 4 warmtewisselaars, 4*107 l - decanteercentrifuge (20 m³/u) voor scheiding van vaste fractie (7.500 ton) en vloeibare fractie (52.500 ton) - filtratie van vloeibare fractie door ultrafiltratie en 2-traps omgekeerde osmose en aktief kool filter tot loosbaar effluent en retentaat - het lozen van het effluent via een effluentbuffer van 400 m³ in de Bulskampveldbeek, met een max. debiet van 4,7 m³/h, 112 m³/dag en 40.500 m³/jaar - droging van vaste fractie en retentaten in 2 droogunits tot organische meststof, d.m.v. warme lucht afkomstig van de WKK met een chemische luchtwasser en biofilter - opslag eindproduct in loods, 750 m³ - de opslag van 9.150 kg (C ) in een bovengrondse tank van 5 m³ en 2.100 kg Natriumhydroxide (C )in een bovengrondse tank van 1.000 l - een stelplaats voor 4 voertuigen en 4 aanhangwagens - het wassen van max. 5 voertuigen/dag
Artikel 2 § 1. De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting dient in gebruik genomen binnen een termijn van 1095 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum bepaald in artikel 3,1. § 2. In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, een bouwvergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de bouwvergunning niet is verleend. In afwijking van het bepaalde § 1 wordt de aanvangsdatum van de milieuvergunning in dat geval verdaagd tot de dag dat deze bouwvergunning definitief is verworven.
20
§ 3. Wordt de in § 2 bedoelde bouwvergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de bouwvergunning in laatste aanleg.
Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn 1. die aanvangt op
07/12/2006
behoudens wanneer :
a) onderhavige milieuvergunning is geschorst omdat de bouwvergunning, vereist krachtens artikel 42 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, op datum van onderhavige milieuvergunning niet definitief is verleend; de exploitant dient de datum waarop de bouwvergunning werd verleend bij ter post aangetekend schrijven mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend; b) onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, § 3 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan; 2. die eindigt op 23/09/2024, samenvallend met de einddatum van de basisvergunning d.d. 23/09/2004, verleend door de Bestendige Deputatie, behoudens wanneer : -
de inrichting overeenkomstig het bepaalde in sub 1. a), later werd in gebruik genomen; in dat geval wordt de einddatum van onderhavige vergunning met een termijn overeenstemmend met deze latere in gebruikname naar later verschoven, behalve wanneer de einddatum samenvalt met de eerder verleende lopende vergunning(en).
Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden : De algemene en sectorale voorwaarden voor nieuwe/bestaande inrichtingen van titel II van het Vlarem. Ter informatie volgt hierna een niet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectorale bepalingen uit titel II van het Vlarem (waarvan, in voorkomend geval, enkel de aangeduide artikelen van toepassing zijn) : V01: V02: V03: V04: V05: V07:
V26 :
Algemene milieuvoorwaarden - algemeen: Hoofdstuk 4.1 en bijlage 4.1.8 Algemene milieuvoorwaarden - geluid: Hoofdstuk 4.5 en bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater: Hoofdstuk 4.2 en bijlagen 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4 Algemene milieuvoorwaarden - grond- en bodemwater: Hoofdstuk 4.3 en bijlage 4.2.5.1 Algemene milieuvoorwaarden - lucht: Hoofdstuk 4.4. en bijlagen 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4 en 4.4.5 Verwerking van afvalstoffen - algemeen: Afdeling 5.2.1 en subafdeling 5.2.3.1 Afdeling: 5.2.3bis: Verbranding- en meeverbrandingsinstallaties voor afvalstoffen Lozing van bedrijfsafvalwaters : afdeling 5.3.2 en bijlagen 5.3.2 bijlage 24 bis
21
V35: V46:
V66: V66A V69: V81:
Elektriciteit: Hoofdstuk 5.12 Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders: Afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3 en bijlagen 5.17.1, 5.17.2, 5.17.3, 5.17.4, 5.17.5, 5.17.6 en 5.17.7 Minerale meststoffen en dierlijke mest: Hoofdstuk 5.28 en 5.28.2 Verwerking van dierlijke mest: Afdeling 5.28.3 Motoren met inwendige verbranding: Hoofdstuk 5.31 Stoomtoestellen: Hoofdstuk 5.39
Bijzondere voorwaarden Grondstoffen en eindproducten - Indien de output wordt gebruikt als meststof of bodemverbeterend middel, dient voldaan te zijn aan de Vlarea-voorwaarden (elke inkomende afvalstof dient aan de Vlarea-normen voor bodemverbeterende middelen en meststof te voldoen in het kader van het niet verdunningsprincipe, een keuringsattest vereist) - Er mogen enkel dierlijke bijproducten worden vergist, indien de installatie erkend is overeenkomstig Verordening 1774/2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. - Aanpassing van acceptatieformulier moet gebeuren; correct categorisering van de inputstromen (mest-energieteelten –afvalstoffen) Preiloof, bietenkoppen, en bietenstaartjes, namelijk oogstresten ondubbelzinnig afkomstig van de landbouw, worden beschouwd als stromen direct afkomstig van de landbouw (zoals gedefinieerd in de omzendbrief RO/2003/01). - Binnen een termijn van 18 maanden na het definitief verlenen van de vergunning voor de WKK-dieselmotor, dient de exploitant een energiebalans op te stellen voor de gehele inrichting. Deze energiebalans geeft een overzicht van de warmteproductie en –afname binnen de inrichting. - Voor het gebruik van gezuiverde olie in de WKK-motor dienen de nodige garanties met betrekking tot de kwaliteit kunnen voorgelegd worden. - Conform Art. 5.28.3.2.4 1 §1 van Vlarem II wordt het gebruik van snelkoppeling voor het laden en lossen van de mest toegelaten, waardoor dit niet hoeft te gebeuren in een afgesloten ruimte - Conform art. 5.28.3.2.2.§2 kan worden afgeweken van de verplichting om van elke vracht (aangevoerde dierlijke mest) een N- en P2O5 analyse en om van elke afgevoerd eindproduct wekelijks een N- en P2O5 analyse te laten uitvoeren waarbij de exploitant het analyseschema bepaalt in het meetprotocol in het kader van de nutriëntenbalans voor de ganse installatie. - Binnen de 18 maanden na het opstarten van de activiteit moet met minstens 3 analyses voor de heffingsparameters uitgevoerd door een erkend labo, aangetoond worden dat aan de lozingsvoorwaarden voldaan wordt. De analyseresultaten van de bemonsteringen op het effluent en een evaluatie van de resultaten moeten overgemaakt worden binnen de 30 dagen na bemonstering.
22
Alle gevraagde gegevens dienen binnen de vooropgestelde termijn overgemaakt worden aan - Bestendige Deputatie (Provinciebestuur West-Vlaanderen, Dienst Vergunningen sectie Vlarem, Koning Leopold III-laan 41, 8200 Brugge (Sint-Andries)) - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen, (AMINAL), Koningin Astridlaan 29 bus 7, 8200 Brugge (Sint-Michiels)) - de Vlaamse Milieumaatschappij Zandvoordestraat 375, 8400 Oostende - het Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid, Toezicht Volksgezondheid WestVlaanderen, Spanjaardstraat 15 8000 Brugge - de OVAM, Stationsstraat 110, 2800 Mechelen - Vlaamse Landmaatschappij, Velodroomstraat 28, 8200 Brugge
Dit doet niets af van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II, Belgisch Staatsblad dd. 31 juli 1995), gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 3 juni 1997, bij besluiten van 17 december 1997, bij besluit van 24 maart 1998, bij besluit van 6 oktober 1998, bij besluit van 19 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 3 maart 2000, bij besluit van 17 maart 2000 , bij besluit van 17 juli 2000, bij besluit van 13 oktober 2000, bij besluit van 19 januari 2001 bij besluiten van 20 april 2001, bij besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 18 januari 2002, bij besluit van 25 januari 2002, bij besluit van 31 mei 2002, bij besluiten van 14 maart 2003, bij besluit van 21 maart 2003, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 5 december 2003, het besluit van 12 december 2003, het besluit van 9 januari 2004, het besluit van 6 februari 2004, het besluit van 2 april 2004, bij besluit van 26 maart 2004 en bij besluit van 23 april 2004, bij besluit van 14 mei 2004, bij besluit van 4 februari 2005, bij besluit van 7 januari 2005, bij besluit van 22 juli 2005 en bij besluit van 27 januari 2006. In het geval van verandering (uitbreiding) van een lopende vergunning gelden voor de tot op heden nog niet vergunde inrichtingen in principe steeds de voorwaarden voor nieuwe inrichtingen van titel II van het Vlarem (met uitzondering van de inplantingsregels indien vergroting minder dan 100 % bedraagt), en dit voor zover de sectorale voorwaarden geen afwijkende regeling bevatten. De in de vroegere vergunningen reeds opgelegde voorwaarden blijven eveneens van kracht.
Artikel 5 Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden.
Artikel 6 § 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III bis van titel I van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. § 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient voor de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunning verleende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning.
23
Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Brugge, de 07/12/2006 Waren aanwezig: de HH. Paul BREYNE, Gouverneur-voorzitter; de Heer Jan DURNEZ, de heer Patrick VAN GHELUWE, de heer Bart NAEYAERT, de heer Dirk DE FAUW, de heer Gunter PERTRY, mevrouw Marleen TITECA-DECRAENE, leden; de Heer Hilaire OST, Provinciegriffier
De provinciegriffier,
De voorzitter,
Hilaire Ost
Paul Breyne Gouverneur
AANDACHT ! Ingevolge de koppeling van de bouw- aan de milieuvergunning vervalt de krachtens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, verleende bouwvergunning in geval onderhavige milieuvergunning in beroep zou worden geweigerd, op de dag van de definitieve weigering van de milieuvergunning. Tegen onderhavige beslissing kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse Regering, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning. Dit beroep dient binnen de 30 kalenderdagen na verzending (voor de exploitant en de betrokken adviesinstanties en besturen) of aanplakking (derden) bij ter post aangetekend schrijven ingediend, gericht aan de Vlaamse Minister bevoegd voor het leefmilieu, op het adres van de Afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (Graaf de Ferrarisgebouw (4de + 6de verdieping), Koning Albert II-laan 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL) of van het Kabinet van de Vlaamse Minister. Tot staving van de ontvankelijkheid dient bij het beroepschrift een voor eensluidend verklaard afschrift van het attest van verzending resp. van aanplakking en een bewijs van betaling van de verschuldigde dossiertaks gevoegd te worden.
24